-ocr page 1-

mwmwmmmmm

I UIFDE VAN JESUS Hi ONZE VERLOSSING,

gt; VERZAMjrfiD EN MET

%■; -

ë DE G E W ONE GEB E D E N VEREENIGD

4 ■quot; ,

5s * door

'h1*■ 'Z^.\ , .''i-; '

1?. J. HiUSSiH V JiiTiD 9 Si* K. Pr.

VIERDE DRUK.

herzien en vermeerderd

, door

P. VAN DER PLOEG, Pr

-v ■ i£._

5 '

te LEIDEN, m J. W. VAN LEEUWEN. 1871.

Vak 55

-ocr page 2-
-ocr page 3-

OVERWEGINGEN

OVER

DE LIEFDE VAN JESUS

IN

ONZE VERLOSSING.

3ibliotheek MINDERBROEDERS

WEERT.

-ocr page 4-

'I. lt;■ t f i

'lt; ff y

-ocr page 5-
-ocr page 6-
-ocr page 7-

OVERWEGINGEN

5T fquot;- ^ 5 '7

k \

OVER ' '

DE LIEFDE VM JEffl I OffiE VEEOfflff.

VERZAMELD EN MET DE GEWONE figBEDEN VGREENIGD

paters Xn

[ MïNDfiRBW., II

V B li { ■ i I I

'U.

DOOR

P J. HESSEVELD, R. K. Pr.

iJterbc Pruk.

herzxhjst HINT VBRMBERO

TE LEIDEN,

BIJ J. W. VAN LEEUWEN. 1871.

3lblfothook

-ocr page 8-

Kerkelijke Goedkeuring.

IMPRIMATUR.

H arlemi, dia 15 Augnsti , 1871.

H. VAN BEEK,

Vlo. Gan,


-ocr page 9-

BEEIGT VOOR DE TWEEDE UITGAVE.

Daar het Werkje : Overwegingen over de liefde van Jesus, om de menigvuldige aanvragen , een tweeden druk vorderde, heb ik gemeend, den wenk te moeten volgen, mij door het Tijdschrift De Katholiek gegeven, en bij iedere overweging de hoofdpunten afzonderlijk opgenoemd. Daarenboven heb ik bjj deze verbeterde uitgave eenige nieuwe overwegingen, voornamelijk over de K i n d s c h-heid van Jesus, en sommige andere Gebeden gevoegd; waarmede ik vertrouw aan de leden der Broederschap geene ondienst te hebben gedaan.

Moge deze tweede druk even welkom zjjn als de eerste , en bjjdragen om de liefde tot Jesus en zjjne H. Moeder meer en meer in de harten der lezers op te wekken.

P. J. H.

-ocr page 10-

BEKIGT VOOE DEN DERDEN DEUK.

Later clan ik zelf wenschte , verschijnt de voorlang gevraagde derde druk van dit werkje, dat, en niet onverdiend, zoo om den inhoud als om den vorm voortdurend gezocht blijft. Niet lang vóór zijnen dood, na het verschijnen der Godvruchtige Overwegingen en Gebeden van den Eerw. Thomas van Kempen'), verzocht mij de Eerw. Schrijver, of hij mij wegens zijne ziekelijkheid de nieuwe uitgave z ij n e r »0 v e r w e g i n g e n en G eb edenquot; mogt opdragen. Van harte gaarne heb ik mijnen geliefden leermeester van Hageveld beloofd, dat ik mij, zoodra doenlijk , van dien zoeten last zoude kwijten ; door velerlei oponthoud echter mogt ik eerst onlangs die taak ten einde brengen, en bied nu het boekje, met alle zorg herzien en aanmerkelijk, ook met een aantal Lofzangen , vermeerderd, als een Meimaandoffer aan onze Lieve Moeder Maria en hare trouwe kinderen aan. Moge op hare voorspraak de zegen van haren god-deljjken Zoon er op rusten, en Hij zelf door zijne genade de harten e'er vrome lezeren meer en meer in zijne liefde ontsteken.

Warmond, P. van dkb PLOEG, Pr.

den 1quot; dag der Maria-maand,

1861.

♦) Uit het Latijn vertaald door P. van der Ploeg, Pr. — Te 's Gravenhage, bij Gebr. J. en H. van Langenhnyscn. 1858.

-ocr page 11-

BERIGT BIJ DEZEN VIEEDEN DEUK.

üit liefde tot mijn ouden leermeester van Hageveld, heb ik mij gaarne met de bezorging van dezen vierden druk zijner Overwegingen belast. Wat vroeger de bescheidenheid mij verbood te melden, doeh menig oog alligt opmerkte, mag ik nu wel mededee-en: dat namelijk onze beroemde Professor Broere , jezegender gedachtenis , te zamen met zijnen vriend lesseveld aan menige Overweging gearbeid , en aan iet geheel, zoo voor de grondigheid vau gedachten ds voor de toepassing op het dagelijksche leven, niet reinig waarde bijgezet heeft. Schatten van geeste-jjke wijsheid liggen hier open voor onze oogen , en ene verwonderlijke kennis van het menschelijk hart preekt uit eene menigte van bladzijden , vooral uit [ezoo leerrijke «Voornemens en besluitenquot;, ir komt iu het gewone geestelijke leven weinig voor, rat hier niet degelijk en duidelijk naar aller behoef 3n uiteengezet is ; en telkens voelt men den harte-jken, den vaderlijken toon en trant van den goeden fesseveld, die u onwillekeurig medetroont, om het ens te beproeven en te beoefenen wat hij u zoo wel-emeend voorhoudt en aanraadt. Zoo gaarne had hij i der tijd openlijk zijne hulde gebragt aau de dien-;en , hem door zijnen vriend Broere bewezen, had hij lechts van diens zedigheid daartoe vergunning kunnen clangen ; maar wij dan nu danken beiden, waar zij oorlang , naar wij vertrouwen , het loon hunner weren genieten , voor al de onderrigtingen, bemoedigin-en en opwekkingen, waarin wij ons op nieuw, bij eze uitgave van hun gezamenlijken arbeid , mogten erheugen. Moge, beminde Lezer! hetzelfde genoegen ok uw deel zijn !

Warmond, P. van dub PLOEG , Pr.

(aria-Tenhemelopneming,

1871.

-ocr page 12-

Ik beu de Weg, en de Waarheid, en het Leven; niemand komt tot den Vader dan door Mij. Joan. XIV, 6.

-ocr page 13-

AAN DE LEDEN DER BROEDERSCHAP

VAN DEN

üwiaiia istiiMaat.

JTts, tot gcoue geringe vreugde voor mij, liet ten Q^rjvorigen jare [1845] uitgegeven boekje : Overwegingen bij het H. Sakrament u zoo welkom geweest, dat spoedig eene tweede, en vervolgens eene derde uitgave daarvan noodzakelijk werd , niet minder, vertrouw ik , zal dit werkje : Overwegingen over de liefde vanJesusin onze Verlossing u aangenaam zijn. Ik heb uit eenige godvruchtige werkjes, doch hoofdzakelijk uit den vromen schrijver Pinart, die met zooveel eenvoudigheid en zalving , en tevens met zooveel toepassing op het dagelijksche leven , zijn boekje : F 1 a m m es d e TA m o u r geschreven heeft, eenige hoofdstukken bijeengebragt, en tot eon kleiner geheel, dat in kortere overdenkingen vervat is, vereenigd.

Deze verzameling, waarde Leden! bied ik u aan.

1

-ocr page 14-

2

Leest er dagelijks eenige oogenblikken in , hetzij in het huis des Heeren, of in iiw eenzaamst woonvertrek ; maar leest met eenig nadenken, met ingekeerdheid des harten, en bovenal met bepaalde toepassing op u zeiven. Het is derhalve niet noodig en zelfs niet aan te radea , dat gij gedurende den tijd, dien gij dagelijks voor deze wijze van bidden zult trachten af te zonderen , juist telkens eene overweging achtereen uitleest; veel beter is het, langzaam voort te gaan en dikwerf stil te houden , vooral bij die plaatsen welke u het meest opwekken en aandoen. Zoo ook hebt gij zeiven te kiezen omtrent de V o o r n e m e n s en Besluiten, die achter elke Overweging volgen. Daarin worden soms verschillende en vele middelen en oefeningen — ter uitroeijing van deze of gene ondeugd , kwade gewoonte of onvolmaaktheid , en tot het verkrijgen van eene of andere deugd of bijzondere genade — u aangegeven : uw v o o r n e m en of b e s 1 u i t heeft zich niet over die allen uit te strekken; maar gij qepaalt u bij die oefening , bij dat gebed of middel , waartoe gij u het meest voelt opgewekt, of dat gij voor u in uwe omstandigheden het best geschikt bevindt.

Leest of liever overweegt gij op die wijze , dan zult gij er meer dan eene oogenblikkelijke opwekking in vinden en er eene duurzame vrucht uit trekken. Er zal, gelijk de H. Ligorio aanmerkt, uit de gestadige overweging van J e s u s' leven en lijden, voor u egt;ne drievoudige bron van genade ontspringen;

-ocr page 15-

3

in ' ceue bron van barmhartigheid, waarin gij

r- meer en meer van al uwe zonden en zwakheden zult

i* gezuiverd worden , zooals de H. Joannes zegt: H ij

equot; heeft ons bemind, en in zijn bloed ons

311 van onze zonden gereinigd (Apok. 1,5);

eene bron van liefde, die Hij ons van zijne ge-boorte af tot aan zijnen dood zoo overvloedig getoond

equot; heeft; die liefde moet noodzakelijk het vuur doen

111 ontbranden, dat Jesus kwam aanbrengen,

Hl om de harten der m e ns c h e n t e o n t s t e-

nquot; ken; eindelijk eene bron van vrede; de vrede zal

ie wonen in uw hart :die dorst, ko me tot M ij, zegt onze Verlosser , Ik ben de God des vredes; 1 k

irquot; geef umijnenv rede, nietzooals dew e-

er reld dien geeft, maar een waarachtigen, een

equot; volkomen vrede, die de ziel verzadigt; d i e v a n

1111 dit water zal gedronken hebben, dat

li Ik hem zal geven, z a 1 i n eeuwigheid

^ niet meer dorsten (Joan, rv, 13).

?ij

c^quot; Welligt zult gij mij vragen , waarom ik u niet

a,t volgens mijne belofte een boekje van Maria, of eenige

^ bepaalde overwegingen van de deugden der Moeder Gods aanbied ?

an Hiervan wil ik u de reden opgeven, beminde

ag Lezer! Gij zult Maria bij Jesus vinden; gij kuntu

m. in de meeste overwegingen van het leven en lijden

;e- onzes goddelijken Verlossers niet verdiepen, zonder

ior ' aan de Moeder van Jesus, zonder aan de H. Maagd

n : Maria te denken. De Moeder, zegt een godvruchtig

-ocr page 16-

en geleerd schrijver, is niet van den Zoon, en de Zoon niet van de Moeder te scheiden.

Wie kan aan het goddelijk Kindje van Bethlehem denken, zonder Maria indachtig te zijn? wie aan de opdragt van J e s u s in den tempel, aan zijne vlugt naar Egypte , zonder Maria ? wie aan het huisje van Nazareth, zonder Maria ? eindelijk , wie kan zijne blikken naar het kruishout wenden, zonder daar Maria te ontmoeten , gelijk zij in weedom en smarten, maar ook onderworpen en gelaten , aan J esus' voeten staat.

Maar eene andere reden nog heeft mij bewogen, om u een werkje over de liefde van onzen goddelijken Verlosser aan te bieden. Ik wilde u namelijk eerst den grondslag geven, waarop de vereering van de H. Maagd Maria gevestigd is ; en deze grondslag is geen ander dan de Menschwor-ding van Gods Zoon , dan Jesus Christus zelf, op wiens leven , lijden, sterven en verheerlijking de gansche vereering der Moeder rust. Zoo ziet gij, hoe verkeerd zij handelen diemeenen, dat wij , door onze vereering van Maria, de verdiensten van Jesus verkorten, of dat wij, gelijk zij spreken, Maria vergoden; neen, omdat wij weten dat Mariamenschis; dat zij hare grootheid aan haar moederschap ontleent; dat Maria alleen verheven en magtig is met en door haren Zoon Jesus Christus! zoo overwegen wij het leven van dien Zoon , die ons bemind en tot het einde toe liefgehad heeft, opdat wij, bij het overdenken van zijne groot e en liefdevolle daden, van zooveel pijn uit liefde tot den mensch verduurd,

-ocr page 17-

in de volheid des gemoeds met liet eenvoudige vrouwtje, van het evangelie zouden uitroepen; Zalig is de schoot, die U gedragen heeft, zalig de borsten, die Gij gezogen hebt; zalig, driewerf zalig de Moeder, die waardig bevonden is zoo groot een Zoon te bezitten !

Eindelijk heb ik de oefeningen van den dag, de Morgen- en Avondgebeden, de H. Mis, de gewone Litaniën hier bijgevoegd, opdat deze verzameling tevens tot een gebedenboek u zoude dienstig zijn.

P. J. H.

-ocr page 18-

er loochen u zeiven, neem uw kruis op en volg Mij (Mi. xvi, 24) ; zoo sprak de Heer, toen Petrus zijne groote afkeeriglieid te kennen gaf van het aanstaande lijden, dat onze goddeljike Verlosser met zooveel liefde voor het menschdom wilde ondergaan. Verloochen u zei ven, neem uw kruis op en v olg Mij: gewigtige vermaning! verhevene woorden ! zoo dikwijls herhaald , maar zoo diep , zoo uitgebreid van beteekenis!

Verloochen u zeiven; geef uwen eigen wil die zinnelijke voldoening niet, welke deze, door eigenliefde en hoogmoed bedorven, van u afvordert j verzaak dien trotschen wil, altijd in strijd met godsdienst en deugd. Leer u zeiven overwinnen , dat is : uwen eigen wil verlaten , om dien van anderen te volgen; leer u eerbiedig- onderwerpen aan den wil van Hem, tot wien gij dagelijks bidt : Uw wil geschiede op de a a r de als in den hemel.

Neem uw kruis op en volg Mij; dat is : verdraag alle moeijelijkheden en lasten des levens om Jesus Christus. Zijn ziekten of tegenspoed, droefheid of zielsangsten u ten deele gevallen, neem uw kruis geduldig op , en wil het niet met ontevredenheid en morrend van u afstooten; zijt gij inte-

-ocr page 19-

7

gendeel m et gezondheid , voorspoed en vreugde gezegend , zoek dan zelf eenig kruis op ; want gij kuut u niet ontslaan, gij moet liet kruis opnemen, en J e s u s navolgen. Maar hoe zal ik mij zeiven verloochenen? hoe mijn eigen wil kunnen verzaken; hoe zal ik mijn kruis opnemen, hoe die ziekte, dien tegenspoed met onderwerping verduren? hoe zal ik mij zeiven vrijwillig door opoffering en versterving kruisigen ?

Beminde Lezer! hierop zal ik u antwoorden: gij zult u zeiven kunnen verloochenen , uw kruis dragen, alles , alles zult gij vermogen, wanneer uw hart door liefde te treffen is, wanneer gij weettebeminnen; do liefde kent geen last, haar valt niets te zwaar , niets te moeijelijk; zij die weten wat het is te beminnen , die ooit in hun hart eenige liefde gevoeld hebben , zullen met mij instemmen, dat voor hen nooit eenige ontbering te groot, nooit eenige opoffering te zwaar is geweest. De H. Paulus zegt: de liefde is geduldig, weldoende, niet na^verig, niet opgeblazen, de liefde lijdt alles, gelooft alles, hoopt alles, verdraagt alles (1 Cor. xm, 4 vv.). En om deze liefde op te wekken, hebben wij slechts haar opperst voorwerp te beschouwen en het oog to vestigen op God , die ons oneindig bemind heeft, den eeuwigen Zoon des Vaders, onzen Verlosser, onzen Weldoener, die ons van eeuwigheid heeft liefgehad.

Wij moeten de geheimen van J e s u s' leven en lijden overwegen ; zijne geboorte te Bethlehem; zijn verborgen leven te Nazareth ; zijne weldoende togteu door Jndea; zijn lijden binnen de muren van Jerusa-

-ocr page 20-

8

lem; zijn lijden buiten de poort tot en op den kruisberg ; zijnen dood op Calvarie.

Deze overwegingen zullen ons hart door de liefde kwetsen , — en bemint men , dan kan men alles, dan kan men zich zei ven verloochenen , zijn kruis opnemen en Je sus navolgen. «Wilt gij, zegt de godvruchtige Thomas van Kempen, J e s u s uit geheel uw hart beminnen ; wilt gij uwe ziel van alle smetten zuiveren en met alle deugden verrijken; wilt gij schitterende overwinningen op de vijanden uwer zaligheid behalen en overvloedigen troost ontvangen in lijden en tegenspoed; wilt gij vorderingen maken in het gebed en al biddende de zoete tranen der liefde storten ; wilt gij volharden ten einde toe , heilig sterven en eeuwig in den hemel heersclien : oefen u dan gestadig in de overwegingen van J e s u s' leven en sterven.quot; Bidden, ja, bidden wij dikwerf met den H. Augustinus: «Schrijf, Heer! schrijf uwe wonden diep in mijn hart, opdat ik daarin smart en liefde leze : smart, om voor U alle andere smart te verdragen ; liefde, om voor U alle andere liefde te versmaden.quot; In een woord , beminde Lezer! hoe meer gij het lijden uws Verlossers zult overwegen, zooveel te meer zult gij vorderen in de deugd en in den geest des gebeds.

Aan den voet van het kruis, waaraan uw goddelijk toonbeeld hangt, zult gij zien wat er aan uw beeld ontbreekt, en hoe grootelijks gij verschilt van Hem , die uit den hemel nederkwam , opdat gij zijne voetstappen drukken en zijn voorbeeld navolgen zoudt. Aan den voet van het kruis zult gij uwe veelvoudige

-ocr page 21-

9

zwakheden en onvolmaaktheden leeren kennen, en op het gezigt van uwe behoefte en ellende, tot het gebed gedrongen worden ; aan den voet van het kruis zal J e s u s u zijne wonden laten zien , tot uw hart spreken en u overtuigen, dat aan zulk een bebloed hoofd geene weelderige leden passen, en gij zult, getroffen door zooveel goedheid en liefde. tot Hem spreken , en dan op het innigst gevoelen wat bidden is. En stort gij in de eenzaamheid uw hart dan voor uwen God uit, b i d t gij om een opregt berouw , om de goddelijke liefde , om volharding tot het laatste oogenblik, om een zalig sterven : gedenk dan ook hem eens , die u dit boekje met zooveel liefde aanbiedt, en aan het altaar ook u niet zal vergeten. 1)

1

De Eerw. Schrijver is in 1859, op den 7 Februari] , godvruchtig in den Heer ontslapen. Geliet nu zijne ziel in uwe gebeden gedachtig te zijn.

-ocr page 22-

EERSTE OVERWEGING.

GODS LIEFDE TOT ONS I.\ DE VERLOSSING.

Zoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijnen eenigen Zoon gegeven heeft. Joan, m , 1(5.

I.

GOD HEEFT OXS ZIJN ZOON GEGEVEN.

fod heeft den mensch bemind, naar zijn beeld-tenis geschapen en met onbegrijpelijke weldaden overladen, om van hem gekend, gediend en wederbemind te worden, en hem, ten loon daarvoor, de eeuwige zaligheid te schenken. Maar in plaats van zulk eene liefde met wederliefde te beantwoorden , maakte hij zich aan de snoodste ondankbaarheid schuldig, wilde hij God niet voor zijnen Heer erkennen, en boog hij zijne knieën voor houten en steenen afgoden. Slechts in een afgelegen hoekje der wereld, in het kleine Judea, werd Hij , die hemel en aarde had geschapen , vereerd en aangebeden. En ook daar werd Hij meer gevreesd dan bemind. God echter wil meer bemind dan gevreesd worden, hierom heeft Hij zijn eenigen Zoon gegeven....od heeft den mensch bemind, naar zijn beeld-tenis geschapen en met onbegrijpelijke weldaden overladen, om van hem gekend, gediend en wederbemind te worden, en hem, ten loon daarvoor, de eeuwige zaligheid te schenken. Maar in plaats van zulk eene liefde met wederliefde te beantwoorden , maakte hij zich aan de snoodste ondankbaarheid schuldig, wilde hij God niet voor zijnen Heer erkennen, en boog hij zijne knieën voor houten en steenen afgoden. Slechts in een afgelegen hoekje der wereld, in het kleine Judea, werd Hij , die hemel en aarde had geschapen , vereerd en aangebeden. En ook daar werd Hij meer gevreesd dan bemind. God echter wil meer bemind dan gevreesd worden, hierom heeft Hij zijn eenigen Zoon gegeven....

-ocr page 23-

11

Grod heeft zijn eenigeu Zoon gegeven! O wondervolle , onbegrijpelijke liefde van God ! om een slaaf vrij te koopen, geeft Hij zijnen eeuigen Zoon om een slaaf niet te straften, laat Hij zijnen Zoon geeselen; om een slaaf van den eeuwigen dood te bevrijden, laat Hij zijnen eenigen Zoon sterven!... Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven. Ach! wat ware er van mij geworden, indien Jesus Christus zich niet over ons had ontfermd, en door zijnen dood ons niet had verlost van de eeuwige verdoemenis. God heeft ons dan zijn eenigen Zoon gegeven. Met Hem en in Hem bezitten wij al de schatten der eeuwigheid. Helaas ! wij waarderen dat geschenk van God niet genoeg; wij denken niet aan het geluk en de voorregten, dooide Menschwording des Woords ons geworden ; en die voorregten zijn zoo groot, dat wij ons in zekeren zin om Adams schuld moeten verblijden ; want Jesus heeft ons meer gegeven dan Adam ons ontnomen heeft; en wij hebben bij de verlossing meer gewonnen dan wij verloren hadden door de zonde. Hierom zingt de Kerk in de vervoering harer liefde en erkentelijkheid : O gelukkige schuld, die een zoodanigen en zoo grooten Verlosser mogt hebben! O zeker wel noodige zonde van Adam, die door den dood van Christus is uit gedelgd!

Indien g ij, zoo zeide onze Verlosser aan de Sa-maritaansche vrouw, de gave van God kende t, en wie Hij is, die tot u zegt: Geef Mij te drinken (Joan, iv, 10). Mijne ziel! u worden

-ocr page 24-

12

die woorden toegesproken; indien gij J e s u s kendet, gij zoudt de uitgestrektheid der liefde begrijpen, die Ood u bewezen heeft. Indien gij Jezus kendet, indien gij wist, wat Hij voor n verdiend heeft door zijne Menschwording, gij zoudt begrijpen, welke liefde en dankbaarheid gij verschuldigd zijt aan Hem, die u dit geschenk heeft gedaan.

O God ! zoo sprak de H. Augustinus , die ondankbaar is voor de schepping, verdient de hel; maar eene nieuwe hel moest Gij scheppen voor hem, die ondankbaar is voor de Menschwording. Men verhaalt, dat pater Avila aan sommigen die, vol bewondering over Gods goedheid , hem van de genade spraken die zij ontvangen hadden , ten antwoord gaf: Verwondert u daar niet over, maar verwondert u, dat Godde wereld zóó heeft liefgehad, dat Hij zij-nen eenigen Zoon gegeven heeft.

O eeuwige Vader! ik dank U, dat Gij mij uwen Zoon gegeven hebt; ik zal niet meer ondankbaar zijn ; ik wil U uit geheel mijn hart beminnen. Duizendmaal verzaak ik de zonde en het is uit den grond van mijn hart mij leed, beminnelijke Verlosser ! U vergramd tü hebben ; ik bemin U , ik smeek U , o mijn J e s u s , help mij U beminnen.

II.

DE ZOOK HEEFT ONS ZICH ZELVBN GEGEVEN.

Jesus heeft ons liefgehad, en zich nelven voor ons overgegeven tot een

-ocr page 25-

13

offer (Eph. v, 2). Jesus, de Zoon van God , heeft onder ons een armoedig, werkzaam eu verborgen leven geleid : Hij heeft zich aan een wreeden en schandelijken dood willen overgeven. Waarom ? Om ons zijne oneindige liefde te toonen eu onze harten te winnen. Indien Hij ons ondankbaren aan de hel, die wij verdienden , ten prooi had overgelaten : Hij zoude daarom niet minder groot, niet minder volmaakt, niet minder eeuwig gelukkig zijn ; maar gedrongen door liefde , besloot Hij voor ons den hemel te openen: Hij wilde een klein kind worden , Hij wilde de zwaarste pijnen ondergaan, aan een kruis sterven , om te toonen , hoe Hij ons bemint, eu hoe Hij verlangt door ons bemind te worden. Hij heeft ons liefgehad, en zich zeiven voor ons overgegeven tot een offer: één gebed van J e s u s , één druppel van zijn bloed, één wensch was voldoende geweest , om ons zalig te maken. Ja , zegt de H. Chry-sostomus , één enkele traan was genoeg, om ons te verlossen : maar wat genoeg was voor onze verlossing ) was het niet voor zijne liefde. Om die liefde te toonen , en om ons te verpligten Hem te beminuen, stelde Hij, zegt de apostel, een armoedig leven en eenen dood vol pijnen boven een leven van rust en genoegen (Hebr. xii, 2). Zoo lief heeft God ons gehad !... hoe hebben wij aan die liefde beantwoord? Ondankbare! Jesns, Jesus geeft zich geheel aan ons , offert zich voor ons op, wordt uit liefde voor ons mensch! en wij beminnen Hem niet!... hoe ! wij beminnen een mensch, die ons eenige genegenheid bewijst; wij beminnen een kind , dat ons toelacht;

-ocr page 26-

14

ja , wij beminnen een dier , dat ons streelt, en wij weigeren een God te beminnen , die ons met zoovele weldaden overlaadt!... Om onze erkentelijkheid voor onzen evenmensoli op te wekken, is een vriendelijk woord, een blik van het oog genoegzaam : en God put in zijne oneindige liefde de schatten van zijne almagt en wijsheid uit, en wij willen aan. die teeder-heid niet beantwoorden!... en wij beleedigen Hem door onze zonden!...

O J e s u s ! ik dank U , dat Gij mij met zooveel liefde en voor den prijs van uw bloed hebt vrijgekocht. Ach, mijn J e s u s ! wat was er van mij , die aan zoo vele zonden schuldig ben, wat was er van mij geworden, indien Gij voor mij niet gestorven waart. Helaas, mijne zonden zijn vermenigvuldigd boven do haren mijns hoofds ! zoo lang , zoo voortdurend heb ik u beleedigd ! haddeik, nog kind zijnde , na het heilig doopsel, terstond den geest gegeven ! ware ik gestorven, voordat ik ü vergramde!... IJdele zuchten! onbegrijpelijk kwaad!... O mijn Verlosser! vorgiffenis voor een ongelukkigen zondaar» die U zoo grootelijks vergramd heeft. Mijne zonden zijn mij van harte loed , ik zal ze mijn gansche leven beweenen. Maar niet alleen vergiffenis , mijnJ es us! ook uwe liefde wil ik. Gij hebt mij bemind tot den dood , ik wil U ook tot den dood toe beminnen ; ik wil mijne ondankbaarheid herstellen. Gijzelt', oGod! moet mij daartoe helpen , en Gij zult mij helpen, Gij die het willen en het volbrengen geeft. Ach! doe ü beminnen door eenen zondaar , die U zoo menigma al beleedigd heeft. O mijn God! o mijn God! dat ik

-ocr page 27-

nooit meer van U gescheiden worde. 0 Maria! die mijne zwakheid kent, mijne hoop en mijne voorspraak zijt, help mij , bid voor mij, zoo dikwijls mij de be-koorder tot het kwaad wil verleiden.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

OVER HET BELANG ONZER ZALIGHEID.

Christen! wie gij ook zijt, die dit boekje leest, denk dezen dag ernstig aan de groote zaak uwer zaligheid. Uwe zaligheid! daaraan moet gij onophoudelijk arbeiden, omdat, volgens de woorden van J e s u s zeiven , dit het eeuige noodzak e-lijke is (Lc. x, 42). Beijver u vrij om een tijdelijk goed, tracht groote schatten te vergaderen , ik wensch ze u toe ; maar waartoe zullen zij u baten , als gij zult verloren gaan? Jaag de genoegens der wereld na, bekleed de eerste rangen en waardigheden, ontzeg niets aan uwe zinnen, niets aan uwe neigingen : ik benijde het u niet; maar welk genot zult gij daarna hebben, als gij zult verloren gaan ? nog eenige dagen , nog eenige maanden , en die rijkdommen , die vermaken, die waardigheden zullen voor u niet meer bestaan. Hoe zult gij dan over dat alles denken , indien gij eenmaal verloren zijt ?

Beminde Lezer ! ik bid u , treed in u zeiven , en zie wat gij voor het eenige groote werk, voor uwe zaligheid gedaan hebt. Indien gij tot nu toe niets, of bijna niets, voor den hemel hebt verrigt: o het is nog tijdd e hand aan het werk te slaan; haast u, onderzoek uw

-ocr page 28-

16

geweten. Hebt gij , door de barmhartigheid Gods, u geene zware zonden te verwijten, vrees ook de kleine zonden; want die het kleine veracht, zal allengs tot het groote vervallen. Maak u rijk in goede werken en in deugden. Begin heden. Herinner u de woorden van uwen goddelijken Meester : Wat zal het den mensch baten, dat hij de geheele wereld wint, indien hij schade lijdt aan zijn ziel (Mt. xvi, 26). Breng die woorden dikwerf voor uwen geest, grif ze in uw hart, en bid God , dat gij ze begrijpen moogt: wat baat het den mensch, dat gij de geheele wereld wint, indien hij schade lijdt aan zijne ziel.

Wanneer gij deze woorden goed begrijpt, dan zult gij zien, hoe nietig, hoe ijdel, hoe verachtelijk de wereld is; dan zult gij aan de toekomst denken en ijverig trachten een Heilige te worden. En welke vreugde zult gij uwen J e s u s geven , welken vrede in uw hart ontwaren , welk eene zoete hoop in uwe ziel gevoelen! De hand dan aan het werk! Jesus is met u. Hij zal u niet verlaten , Hij zal u krachten geven, uwe zwakheid ondersteunen. Vertrouw op Hem, Hij zal u zalig maken.

-ocr page 29-

17

TWEEDE OVERWEGING.

DE GROOTE PflIJS DER VERLOSSING.

Niet door bloed van bokken of kalveren, maar door zijn eigen bloed is Hij eenmaal ingegaan in liet Heilige, en heeft eene eeuwige verlossing verworven. Hebr. ix, 12.

I.

GEEN EIN'DTO SCHEPSEL KON ONS VERLOSSEN.

km ons met God te verzoenen , moest er , zegt ) de H. Paulus, bloed gestort worden. Zonder bloedstorting, geene vergiffenis van zonde (Hebr. ix, 22).

Gedurende veertig eeuwen is er bloed vergoten ; duizenden, ontelbare offers van schapen en runderen zijn geslagt. Doch het bloed van dieren kon ons niet zuiveren. Die offers, zegt de apostel, waren gebrekkige plegtigheden zonder kracht, en vermog-ten den scheidsmuur, dien de zonde had opgerigt tusschen God en den mensch, niet weg te nemen. Zal dan de mensch het offer zijn , groot genoeg om ons met den hemel te verzoenen ? Helaas! d e mensch is een kind van gramschap (Eph. n, 3 ; hij wordt in de vijandschap Gods geboren, en quot;kan onmogelijk in dien staat aan God een aangenaam offer zijn. Hierom zegt een profeet met zoo

2

-ocr page 30-

18

krachtige woorden ; Houwt om alle cederboomen van deu Libanon ; maakt ze tot een brandstapel, waarop het geheele menschelijk geslacht zich werpen zal; de zonde zal wel gestraft, maar niet vergeven zijn. Zal dan een engel ons komen verlossen ? maar een engel is ook slechts een schepsel, wiens verdiensten eindig en beperkt zjjn , terwijl de beleediging, öode door de zonden des menschen aangedaan, oneindig is. Zullen wij dan in eeuwigheid vruchteloo-ze tranen over onze zonden moeten storten? Neen, neen! de Zoon van God is mensch geworden, en heeft zijn bloed willen vergieten , J e s u s is opgeofferd , omdat Hij het wilde : Zie, zeide Hij , I k k o m!...

De hemelsche Vader, die ons door het Woord had geschapen, wilde ons wederom door het Woord, het eeuwige Woord vrijkoopen. Aan geen ander kou Hij de glorie der Verlossing afstaan. Ik ben de Heer, zegt Hij , door den mond van Isaias, en zal mijne glorie aan geen ander geven. Gaf God bij de schepping ons het eerste leven: door de menschwording van zijnen Zoon, heeft Hij ons het tweede leven geschonken , opdat onze liefde Hem alleen zoude toe-behooren. Deze gedachte is door den H. Augustinns volkomen uitgedrukt met de volgende woorden : God was onze Schepper, Hij wilde ook onze Verlosser zijn. opdat onze liefde tusschen den Schepper en den Verlosser niet zoude verdeeld wezen.

O mensch, roept de H. Bernardus uit, overweeg de waardigheid en den adel van uwe ziel! die ziel. die gij zoo weinig telt, en voor het ligchaam opof-

-ocr page 31-

10

fevt, weet gij, hoe hoog God haar geschat heeft V weet gij, dat zij meer waard is dan de geheele wereld? Hoor; uw God heeft zijn leven voor haar opgeofferd, hetgeen Hij niet zoude gedaan hebben voor de geheele wereld, en voor geen duizenden werelden. Bedenk dan, o niensch! hoe schuldig gij wordt, wanneer gij door de zonde die zoo duur gekochte ziel onteert en bezoedelt!

II.

ALLEEN JESUS KONDE VOOR ONS VOLDOEN.

Geen mensch , geen engel konde ons verlossen , noch aan de goddelijke regtvaardigheid voldoening geven. Je sus zelf, de Zoon van God, moest met zijn eigen bloed ingaan in het Heilige en eene eeuwige verzoening aanbrengen. Maar al hadde ook een engel ons kunnen vrijkoopen , God zoude het niet hebben toe-gelaien. Hij zelf wilde ons van de eeuwige verdoemenis bevrijden , om te doen zien, hoezeer Hij ons bemint. Ach, wie zal de liefde van een God voor ons, ongelukkige schepselen , kunnen begrijpen ? Uit liefde voor ons , daalde Hij uit den hemel op aarde neder , en heeft Hij onze menschheid aangenomen ; uit liefde voor ons wilde Hij in een stal geboren worden ; heeft Hij willen liggen op een handvol stroo; dertig jaren doorbrengen in de woonplaats van een armen werkman: een schamel stuk broods verdienen en dat in het zweet zijns aanschijns willen eten ; uit liefde voor ons heeft Hij zijn laatsten druppel bloeds willen

-ocr page 32-

20

storten, en sterven aan een kruis onder de ijselijkste smarten.

O ! hoe vele redenen hebben wij , om met den heiligen aartsvader Job hier uit te roepen: wat is de mensch dat Gij hem zoo hoogacht, of waarom stelt Gij uw hart op hem?... (Job vu, 17.) Die magtige Koning van het heelal, die God, wien niets ontbreekt en die in zich zeiven oneindig volmaakt is , zoekt onze liefde en tracht die te verdienen door zijn leven voor ons op te offeren! Hoe zullen wij ooit aan zulk eene oneindige liefde beantwoorden ? bemint Hem , bemint Hem; liefde is niet dan met liefde te betalen. Geven wij Hem ons hart, waarop Hij zoo naijverig is; zijn wij Hem getrouw en wijden wij Hem onverdeeld al onze genegenheid en liefde ; vergeten wij niet, dat, zoo wij door de weldaad der schepping Hem reeds geheel toebehooren , wij Hem nog meer verschuldigd zijn voor de weldaad der Verlossing ; want onze schepping kostte Hem slechts één woord: Hij heeft gesproken, en het is gemaakt; maar om ons te verlossen, ach! wat heeft Hij niet gedaan ? Wat heeft Hij niet geleden ?... O mijn J e s u s ! Zie mij hieraan uwe voeten I gewaardig U het offer van mijn arm hart aan te nemen; ik zoude het U niet durven aanbieden, maar Gjj hebt gezegd : M ij n kindlgeef mij uw hart. Welk eene ondankbaarheid, indien ik het tusschen TJ en het schepsel verdeelde; neen, mijn God! mijne liefde! ik geef het U geheel en onverdeeld , en indien ik het niet kan geven gelijk het behoort, neem Gij het, opdat ik in waarheid moge zeggen: Gij zijt de God van mijn hart.

-ocr page 33-

21

Ach, mijn Verlosser! door de verdiensten van uw vernederd en smartvol leven, geef mij de ware nederigheid , om de verachting en de versmading te beminnen. Ach, dat ik uit liefde voor U omhelze alle ziekten , alle zwakheden , alle beleedigingen, alle vervolgingen , inwendige droefheden, alle kruisen die mij van U worden toegezonden. O hart van J e s u s ! brandende van liefde tot mij, ontsteek mijn hart in liefde tot U en geef mij de genade, U vóór mijnen dood geheel toe te behooren; ik bemin U uit geheel mijn hart en uit al mijne krachten, vermeerder mijne liefde; geef dat ik , om U te behagen , mijne bedor-vene neigingen versterve, mij zeiven overwinne, en mijn wil verloochene. O zoete J e s u s ! ik smeek IJ met tranen in mijne oogen, geef mij dat alles, dewijl mij alles ontbreekt. Ik ben zoo arm in deugd, maar ik zal zoo rijk zijn, indien Gij een blik van barmhartigheid op my werpen wilt. O mijn J e s u s ! o zoete J e s u s! ontferm U mjjner. Heilige Maria! mijne lieve moeder, bid voor mij. Amen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

DE ZUIVEBE MEENING.

Gij hebt gezien, welke groote dingen God uit liefde voor u heeft gedaan: zult gij nu niets doen om aan die teedere liefde te beantwoorden ? Die goede Meester eiseht van u niets buitengewoons, maar wil alleen , dat gij uwe gewone handelingen zoo volmaakt mogelijk zult verrigten.

-ocr page 34-

De dag van een Christen bestaat in eene aaneenschakeling van werken, waarvan sommige heilig, andere onverschillig zijn : het ontwaken, het gebed, de H. Communie, het H. Misoffer , de bezoeken, de werkzaamheden, de wandeling , de uitspanningen, de slaap: ziedaar de voornaamste bezigheden, in welker afwisseling het menschelijk leven voortgaat.

Wilt gij nu heilig en aan het hart van J e s u s dierbaar worden , doe dan al uwe werken met eene zuivere m e e n i n g en alleen om aan God te behagen ; breng den raad van den H. Paulus in oefening : h e t z ij g ij eet, h e t z ij g ij drinkt, hetzij gij iets anders doet, doet alles tot glorie van God; en gij zult weldra tot eene hooge volmaaktheid opklimmen. Zoo men niet volmaakt konde worden, zegt Alphonsus Rodriguez, dan door groote daden, hooge beschouwingen en verheffingen des geestes, dan zoudt gij eenige verschooning kunnen iubrengen , namelijk onbekwaamheid en onvermogen tot eene zoo hooge vlugt. Zoo men van u vorderde, dat gij u dagelijks tot den bloede zoudt kastijden , dat gij zoudt vasten op water en brood, en altijd een haren kleed dragen; gij zoudt kunnen antwoorden, dat gij hiertoe geene krachten gevoelt; maar Jesus Christus vraagt u dat alles niet; Hij wil alleen, dat gij uw gewoon werk goed verrigt en tot eer van God. Onderzoek heden ernstig, welke meening uwe daden verzelt: handelt gij werktuigelijk zonder eenige meening, noch goede noch kwade, uwe werken zullen u niets voor den hemel baten; doet gij ze met de meening om

-ocr page 35-

23

aan de nienschen te behagen, uit ijdele glorie , dau worden uwe goede daden zelfs kwaad en strafschuldig ; hebt gij daarentegen alleen ten doel om God te behagen , dan zijt gij gelukkig , want gij zult vele verdiensten en schatten voor de eeuwigheid vergaderen. Zoo kan bijv. het geven van eene aalmoes eene onverschillige, eene strafschuldige, of eene verdienstelijke daad wezen. Geschiedt zij alleen uit een gevoel van medelijden, of om van een lastig vragen bevrijd te worden, dan is de aalmoes zonder verdiensten voor den hemel; wordt zij gegeven uit ijde-len roem, om van de menschen geprezen te worden, dan wordt zij zelfs strafwaardig ; maar geeft gij met het doel om God te behagen die gezegd heeft: Wat gij den minste diermijuen gedaan hebt, dat hebt gij aan M ij gedaan, dau heeft zij groote verdiensten. Maak dan van heden af aan het besluit: teu eerste , om al uwe daden alléén om en voor God te verrigten; ten tweede, om al wat gij doet, goed te doen. Hebt gij uwe gewone gebeden onachtzaam , oneerbiedig verrigt, hebt gij de pligten van uwen staat verwaarloosd, alles worde verbeterd, en met zuivere inzigten begonnen. Wacht u voor den ijdelen roem ; zeg dikwerf; Soli Deo gloria, aan God alleen zij de eer! Verberg uwe goede werken , zooveel gij kunt, en mogt onder het volbrengen daarvan de bekoorder n aanvallen , zeg dan met den H. Bernardus: non propter te coepi, non propter te desinam; omu ben ik niet begonnen , om u zal ik niet ophouden.

-ocr page 36-

DERDE OVERWEGING.

DE MENSCHWOBDING BES WOOKDS.

En het Woord is Vleesch geworden. Joan, i, 14.

I.

DE MENSCHWOKDING , EEN GEHEIM VAN LIEFDE VOOR ONS MKNSCHEN.

e tijd was eindeljjk gekomen, waarop God zijne liefde voor het menschelijk geslacht zou openbaren. De Verlosser, de zoo lang gewenschte , zoo vurig afgesmeekte Verlosser, zou op de wereld verschijnen. Alles werd voorbereid tot do menschwor-ding des Woords. De engel Gabriël werd door den Koning der koningen op aarde afgezonden. Snel als een lichtstraal spoedt hij zich naar Nazareth , eene kleine stad in Judea , en vertoont zich met diepen eerbied voor eene arme , aan de wereld onbekende Maagd : het was de zedige, de nederige, de kuische, de Onbevlekt Ontvangen Maagd Maria. Hij groet haar; brengt haar de blijde boodschap , eu vraagt hare toestemming om de Moeder te worden des Verlossers. De ootmoedige Maagd wordt ontsteld, en aarzelt; maar op de verzekering dos engels , dat zij de moeder van J e s u s worden , en nogtans den schat

-ocr page 37-

25

barer maagdelijke zuiverheid niet verliezen zou, noemt zij zich de dienstmaagd des Heeren, en geeft hare bewilliging te kennen.

Op datzelfde oogenblik nam het Woord Godï de menschelijke natuur aan, en door de werking des H. Geestes daalde Hij neder in den schoot van Maria. En het Woord is Vleesch geworden.

O wonder! dat hemel en aarde verbaasd doet staan : het Woord wordt Vleesch ! God wordt mensch !

Wanneer een vorst dezer aarde zich als eenen misdadigen slaaf ten beste gaf, om door zijn eigen dood het leven van schuldige onderdanen te redden, welke woorden zouden dan in staat zijn, om onze verbazing uit te drukken! En nogtans, wat heeft Je sus anders gedaan voor ons: Hij, de Opperheer van al wat bestaat, onze God en Schepper! Wat zeg ik? nog verder is zijne liefde gedaan; want hoe groot de afstand ook zij tusschen den verhevensten vorst der wereld en den laagste zijner onderdanen ; er bestaat evenwel tusschen hen eene verhouding en de afstand is niet oneindig; maar tusschen God en den mensch, God en een koning, God en het geschapen heelal is er geene verhouding te bedenken. En echter , o wonder ! God is mensch geworden, God is nog mensch en eeuwig zal God mensch blijven! Ja, indien wij wisten wie God is, indien wij zijne opperste majesteit bevatten konden , dan zouden wij, bij het verhaal der Menschwording, bij het noemen van den zoeten Naam J e s u s , bij het uitspreken der woorden; het Woordis Vleesch geworden, ons nederbnigen, tot iu het diepste der aarde

-ocr page 38-

26

ons willen vernederen, en wegzinken in den afgrond onzer nietigheid, om dat ondoorgrondelijk geheim naar behooren te vereeren. Het Woord is Vleesch geworden. O onmetelijke liefde van mijnen God ! O J e s u s ! hoe onuitsprekelijk hebt Gij ons bemind ! Als God, was U het sterven onmogelijk ; en daarom wildet Gij mensoh worden en aan den dood onderworpen zijn , opdat Gij uw leven voor ons ten beste zoudt kunnen geven. » Gij waart de Zoon van God,quot; roept de H. Augustinus uit, »en Gij zijt de Zoon »des menschen geworden, om ons, die zonen van »Adam waren, tot zonenquot;van God te verheffen!... »Wie was Hij'? Wat is Hij geworden? Wie waren »wij? Wat zijn wij geworden? O Jesus! Gij hebt »onze rampzalige natuur willen aannemen , om ons »uw eeuwig geluk mede te deelen.quot; Gezegend en eeuwig geloofd zijt Gij , o God! voor de oneindige barmhartigheid, die Gij ons bewezen hebt.

II.

DE MENSCHWOUDIUG , EEN GEHEIM VAN LIEFDE VOOE ONS ZONDARKN.

Maar de liefde van God blijkt nog duidelijker, en spoort ons nog meer tot dankbaarheid aan, wanneer wij bedenken , dat Jesus voor ons gestorven is, zelfs toen wij zondaars waren.

Wij waren zijne vijanden en Hij deed voor ons wat wjj als vrienden Hem niet zouden durven vragen. »Wie bewondert de barmhartigheid van onzen God

-ocr page 39-

27

»niet, vraagt de H. Paus Gregoriua , wij warenden »naam van zijne slaven onwaardig en Hij behandelt »ons als zijne vrienden!...quot; »Hij is van den hemel ge-»komen, voegt de heilige bisschop Maximus er bij, » om de bewoners dezer aarde naar het verblijf der «zaligheid over te brengen.quot;

Wie kan zulk eene liefde versmaden V Wie nog zijn hart ontzeggen aan eenen God die ons zoo teeder bemind heeft ? Neen ! Wij moeten in wederliefde ontvlammen op het gezigt van een God, die , ter liefde van ons die zijne bitterste vijanden waren , de men-schelijke natuur heeft aangenomen. »En indien J e-»s u s zoo goed is geweest voor zijne vijanden— merkt de vrome Thomas van Kempen aan, »wat »zal Hij dan voor zijne vrienden zijn?quot;

O J e s u s ! die U zeiven aan mij geschonken hebt, geef dat ik wederkeerig geheel aan U behoore. Vervul mij met uwe liefde, opdat ik smake , hoe zoet hut is , U te beminnen , en door uwe liefde verteerd te worden. Laat de liefde mij vervoeren en mij door de magt harer verrukking boven mij zeiven verheffen , dat het vuur mijner liefde uitstroome in lofgezang, dat al mijne krachten ü loven, en mijne ziel van vreugd en van liefde bezwijke.

O J e s u s ! geef dat ik U in dit tranendal uit geheel mijn hart liefhebbe, om U eens volmaaktelijk en voor altijd te beminnen in dien schoonen hemel , werwaarts uwe goedheid mij roept. Beminnen , Heer f ü beminnen, dat is de wensch van mijn hart.

-ocr page 40-

28

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

EENIGE BIJZONDERE MIDDELEN OM DE LIEFDE TOT GOD IN ONS OP TE WEKKEN.

In de verhevene woorden van den H. Joannes : h e t Woord is Vleesch geworden, hebben wij Gods oneindige goedheid en onbegrijpelijke liefde overwogen. Dezelfde apostel roept ons nu toe : Laat ons God liefhebben, want Hij heeft ons het eerst liefgehad (I Joan, iv. 19). Ja, Hij bemint ons nog, niettegenstaande onze ondankbaarheden en zonden ; Hij bemint ons nog , en wil van ons bemind worden. Gelukkig, duizendwerf gelukkig is hij die zeggen kan: Ik bemin God, Hij is de mijne en ik ben de zijne (Cant, n, 16). Ongelukkig daarentegen hij die niet bemint: vervloekt is hij, zegt de apostel , die Jesus Christus niet liefheeft.

Ik wil u , mijn kind! hier eenige bijzondere middelen geven, om die liefde tot God in uw hart op te wekken.

Het eerste middel bestaat in u van alle aard-sche genegenheden los te maken; want de liefde Gods kan niet wonen in een hart dat vol is van de wereld. Wilt gij u van die heilige liefde Gods doordringen , dan moet gij het voorbeeld van den H. Paulus volgen , die , om de liefde van Jesus Christus te winnen, de goederen dezer wereld als onreinheid beschouwde; dan moet gij dikwijls bidden, dat de H. Geest uw hart

-ocr page 41-

29

met eene heilige liefde ontsteke , opdat gij de rijkdommen , de grootheid en de vermaken dezer wereld als ijdelheid en slijk moogt aanzien en verachten ; dan moet geene liefde tot eenig schepsel uw hart innemen, maar gij moet veeleer aan de woorden van den H. Philippua Nereus denken : Zooveel liefde w ij aan het schepsel toestaan, zooveel liefde ontnemen wij aan God. Gevoelt gij u soms op eene Viijzondere wijze aangezet om dezen of genen persoon meer te beminnen , wend u dan tot J e s u s Christus en zeg: Mijn Jesus! Gij zijt mij genoeg; ik wil U alleen beminnen; o God van mijn hart, ik wil U, en ü alleen!

Het tweede middel, om tot de volmaaktheid van Gods liefde te geraken ,i3: zich in alles aan den goddel ij ken wil te onderwerpen; de volmaakte liefde wil alleen wat God wil. Mijn kind ! velen zeggen met den mond, dat zij tevreden zijn met den wil des Heeren; maar wanneer hun eenige onspoed, eenige ziekte, eenige smart of droefheid overkomt, dau worden zij ongeduldig en verliezen de rust huns harten. Zoo doen geene zielen die geheel aan Gods wil onderworpen zijn. Bewust dat er niets op aarde geschiedt buiten zijnen heiligen wil, buigen zij nederig het hoofd, en welke droefheid haar ook treffe, zij berusten in die woorden : God wil het. De H. ïeresia zegt, dat de hoogste volmaaktheid bestaat in Gods wil te volbrengen ; dat men hierom gestadig evenals David moet bidden : Heer, leer mij uwen wil volbrengen. Eene volmaakte oefening van liefde verwekte Paulus op het oogenblik zijner

-ocr page 42-

80

bekeering, toen hij zeide: Heer! wat wilt G ij dat ik doe? (Hand, ix , 6.) Zulle eene oefening, van harte verrigt, is meer waard dan duizend dagen vasten en gestrengheden. Gij moet ook dikwerf de H. Maagd, uwen H. Engelbewaarder en uwen Patroonheilige aanroepen , opdat zij voor u de genade verwerven , van Gods heiligen wil te volbrengen. Zeg dikwerfmet onzen goddelijken Verlosser : Ja, Vader! het geschiede, omdat het aldus uw welbehagen is (Mt. xi, 26); eji prent wel in uw geheugen wat de eerbiedwaardige Avila zeide: Een God zij gezegend! in tegenspoed uitgesproken, is van meer waarde dan duizend dankzeggingen in tijd van voorspoed.

Het derde middel, om de goddelijke liefde te verkrijgen , is het inwendig gebed. De groote, de eeuwige waarheden laten zich niet zien door de oogen des vleesches : wij moeten de oogen der ziel er op vestigen, dat is : ze rijpelijk overwegen ; dan loeren wij de wereldsche , en de grootheid der hemelsche goederen naar waarde schatten. In het gebed wordt ons hart tot liefde ontstoken , en deelt God groote en overvloedige genaden aan ons uit. Vele Christenen beklagen zich, dat zij in hunne gebeden God niet vinden; de reden hiervan is hunne gehechtheid aan het aard-sche; onttrek uw hart aan het schepsel, zegt de H. Teresia, zoek God en gij zult Hem vinden; ja gij zult Hem vinden, want God is vol goedheid voor degenen dieHemzoeken (Klaagl. in, 25).

Om God in hot gebed te vinden moet gij ledig zijn

-ocr page 43-

31

i ij van liet aardsclie ; Ik zal hem in de eenzaam-

g, heid leiden, endaartotzijnhartspi-e-

en ken (Osee n, 14). Eens zeide God aan de H. Teresia :

de Gaarne zoude Ik tot velezielenspre-

m- ken; maar de w e r e 1 d m a a k t zooveel g e-

;r- raas, datm^ne woorden niet kunnen

eg g e h o o r d w o r d e n.

r! Het gebeurt ook wel dikwijls , dat heilige zielen

1- door dorheid getroffen, en met vele onvrijwillige ver-

e- strooidheden geplaagd worden ; doch dit zijn beproe-

en vingen die eene vrome ziel niet afschrikken; in dien

n, staat wendt zij zich met meer nederigheid tot God

in en roept: Mijn God! ontferm U mijner, mijn God! ontferm U mijner. Neen, Jesus! ik

iv- ver dien uwe vertroosting niet; ik, die

e, ü zoo menigmaal vergramd heb; mijn

de Jesus! geef mij datikUnietmeerver-

er gramme, geef m ij u w e 1 i e f d e ! Doch over

en deze dorheid in het gebed zal ik u later spreken,

lie Het vierde middel om de goddelijke liefde te ver-

dt werven , is het overdenkên van het lijden

en onzeaHeeren. DeH. Bonaventura merkt aan ,

e- dat niets eene ziel meer heiligt dan het overden-

i; kenvan Jesus' lijden en dat wij hieraan

i- dagelijks denken moeten, zoo wg in de

3. liefde Gods willen vooruitgaan; een

i; enkele traan, zegt Augustinus , gestort nit

J- liefde voor Jesus' lijden, is Godaange-

;1. namer en veel verdienstelijker voor ons dan vele dagen vasten en vers te r-

jn vingen. Hierom waren de Heiligen altijd in over-

-ocr page 44-

32

denking van J e s u s' lijden ; hierdoor is Prancisous van Assisië een seraf geworden. Toen hij eens vele tranen stortte , vroeg hem iemand, waarom hij zoo weende : Helaas! antwoordde de Heilige, ik beween de smarten van m ij n e n Verlosser; m a a r wat mij het meest bedroeft, is, dat de menschen, voor wie Hij zooveel geleden heeft, er niet aan denken. Een anderen keer, toen hij ziek was, raadde men hem een godvruchtig boek te lezen : M ij n b o e k , antwoordde hij , is de gekruiste Jesus.

Mijn kind! dat het kruis ook uw boek zij , en weldra zult gij God uit al uwe krachten beminnen ; bid dikwijls met den H. Augustinus , gelijk ik u in de Inleiding zeide : Schrijf, Heer! schrijf uwe wonden diep in mijn hart, opdat ik daarin smart en liefde leze: smart, om voor U alle andere smart te verdragen ; liefde, om voor U alle andere liefde te versmaden. En dagelijks, wanneer gij u naar de kerk begeeft om het H. Misoffer bij te wonen, stel u dan voor, dat gij naar den Calvarieberg gaat, om met Maria en de godvruchtige vrouwen bij het kruis van Jesus te staan en deel te nemen in zijn heilig lijden.

-ocr page 45-

33

VIERDE OVERWEGING.

DE MENSCHWOHDING DES WOODDS.

En het Woord is Vleesch geworden. Joan, i, 14.

I.

DE MENSCmVORDISG VAN JESU3 , EEN GEHEIM VAN NEDERIGHEID.

^l^iet alleen is het geheim der Mensohwording een c«) geheim van liefde , maar het is tent weede ook een geheim van vernedering. Hij, wien millioenen van engelen in den hemel aanbiddend toezingen: Heilig, heilig, heilig is de Heer, de almagtige God, die was, en die is, en die komen zal (Apok. iv , 8); Hij, wien de aarde en de zee en het uitspansel loven; aan wien alles gehoorzaamt, en die alles beheerscht, Hij schuwt niet voor den schoot eener Maagd. O wonderbare vernedering ! want de afstand tusschen de goddelijke en de menschelijke natuur is oneindig. Roepen wij dan uit: O J e s u s ! waarlijk Gij zijt een verborgen God (Is. xi.v , 15). Niet genoeg is het, U een vernederden, een verscholenen, een vernietigden God te noemen; ev bestaan geene woorden , om dat wonder van vernedering naar waarheid uit te drukken. Eu wij, die stof en asch, die nietigheid en zonde zijn, wij zullen

3

-ocr page 46-

34

ons zeiven nog verheffen , wij zullen ons doen gelden , nog naar den voorrang dingen ; elkander eenige onderscheiding betwisten; wij zullen klagen , dat wij niet een hoogeren stand en meerdere vermogens , veelvuldiger talenten ontvangen hebben! Wij zullen niet dulden , dat anderen ons voor verachtelijk onwetend , onvoorzigtig , zondig houden, als Christus uit liefde tot ons zwak en als vernietigd op aarde verscheen.

Negen maanden rustte Hij in den schoot zijner Moeder Maria, en daar bleef de goddelijke Majesteiten AVijsheid verborgen en onbekend voor het heelal. Welk eene onderrigting voor ons! De goddelijke Verlosser wilde ons de aangeboren neiging naar eer en aanzien doen bedwingen , opdat wij gaarne ons leven zouden willen doorbrengen in den duisteren staat, en de onaanzienlijke betrekking , waar onze gaven door niemand schijnen opgemerkt te worden. Een God wilde zich zoo diep vernederen, opdat de hoovaardigc mensch het niet zijner onwaardig zou achten, de voetstappen van een God te drukken.

O J e s u s ! bewaar mij voor den geest van hoovaardigheid ; Gij hebt U zoo diep vernederd , en zou ik, nietige aardworm, mij willen verheffen, en alzoo aan eene onverdragelijke vermetelheid mij schuldig maken. Ik bid U, Heer! behoed mij voor zulk een ongeluk.

II.

HOE MOETEN WIJ DIE NEDERIGHEID NAVOLGEN ?

Mijn kind! luister naar de stem van eenen verne-

-ocr page 47-

derden God. Wanneer de hoogmoed opkomt in uw hart en u toeroept : Laat u zien aan de wereld gij zoudt veel meer goed stichten in dien staat, op die plaats, in die betrekking, in die verhevene waardigheid; daartoe bezit gij immers de bekwaamheden, — luister dan niet naar die woorden ; het is het gevlei van de helsc.he slang. Gij moet mij dienen zooals Ik het verlang. Als Ik van u eisch, dat gij evenals Ik de verachting en de verguizing der mensclien zult verduren; dat gij in uwen minder aanzienlijken kring geringe en verachtelijke werkzaamheden vervult; dat gij mijne eer moet zoeken door het verbergen uwer gaven, veeleer dan door er mede te pralen, — zult gij Mij dan durven toevoegen : Waarom verlangt g ij het zoo? Zegt een aarden vat wel ooit tot zijnen maker: waarom hebt gij mij aldus gemaakt (Rom. ix, 20). Heeft de aardwerker het regt niet, om uit hetzelfde leem een vat te vormen tot een verhevener gebruik , en een ander tot een gering en onedeler doel? Leef dan gaarne onbekend, en word gaarne voor niets waardig gerekend. Waan u zeiven nooit beter dan anderen, want misschien zijt gij slechter in de oogen van God , die den geheelen mensch doorziet. Daar zult gij niets bij wagen; maar het is u ongetwijfeld tot nadeel, wanneer gij u boven een enkele den voorrang toeeigent. De nederige mensch geniet eenen ongestoorden vrede; maar de gramschap en afgunst verbitteren het hart des hoovaardigeu. God beschermt en redt den nederige, Hij bemint en troost

-ocr page 48-

30

hem, laat zich tot hem af, overlaadt hem metgunsten en bekroont hem met heerlijkheid. Denk niet, dat gij vooruitgaat op den weg der volmaaktheid , zoolang gij u zeiven niet beneden allen stelt. O Heer ! verdrijf, bid ik U, uit mijn hart den hoogmoed, die er als een dwingeland heerscht, en schenk de nederigheid in deszelfs plaats, want gij gaaft in uwe Menschwording zulk een treffend voorbeeld van die verheven deugd.

Geef dan , dat ik gebruik make van die ontferming , en die heilzame les tot mijne zaligheid herdenken moge. Maak mij nederig, want zonder U kan ik het niet wezen, en schenk mij uwe heilige liefde. Ach! op het zien van al de gunsten, waarmede Gij mij overladen , en bij het herdenken der onbegrensde liefde , waarmede Gij mij bemind hebt, moest ik vergaan van smart en leedwezen over mijne ondankbaarheid. Om mij, arme en verlatene , op te zoeken , zijt Gij uit den hemel nedergedaald , en zoo dikwerf heb ik U uit mijn hart verdreven ! zoo me-nigwerf voor schandelijke vermaken opgeofferd ! Lieve J e s u s! dewijl Gij mij verlangt te bezitten , geef ik mij over; ik wil U toebehooren , en U alleen. Gij zult het eenig voorwerp mijner begeerte wezen; Gij denkt aan mij, ik wil alzoo gedurig aan U denken. Geef dat ik u altijd beminne en uwe liefde nimmermeer van mij afwijze. Als ik U slechts bemin, dan sta ik volgaarne alle zinnelijke vertroosting af, en dan ben ik bereid, alles voor U te ondergaan. Ik zie het, Heer, Gij wilt dat ik geheel voor U leve ; welaan! ik behoor U toe, geheel en al, zonder

-ocr page 49-

37

eenige terughouding. Alles toch wat op de wereld bestaat is leugen, bedrog , vervliegende rook, slijk en ijdelheid. Gij alleen zijt het ware, het eenigste goed ; daarom zijt Gij alleen mij voldoende. Ik begeer mijn God alleen, en ik wil geene andere begeerte hebben. O God! verhoor mij; kom , kom toch in mijne arme ziel; met U vrees ik niets ; met IJ smaak ik overvloed; met U ben ik sterk; met U ben ik hetgeen Gij verlangt dat ik beu. Kom dan, Heer Jesus! kom dan. Amen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

OVEE DE NEDERIGHEID.

Het Woord is Vleesch geworden. Ziedaar, beminde Lezer! een treffend voorbeeld van de diepste nederigheid. Zonder deze deugd bestaat geene Christelijke, geene bestendige of voor den hemel verdienstelijke deugd; zonder haar kan men onmogelijk den weg des heils blijven bewandelen. Wilt gij weten , zegt de H. Augustinus, wat de eerste en noodzakelijkste deugd is van eenen Christen die naar de volmaaktheid streeft ? De nederigheid; en de tweede, de nederigheid; en de derde ? wederom de nederigheid , en altijd de nederigheid. Zij is de grondslag en de bewaarster van al de andere deugden. Gelijk de hoogmoed het begin aller zonden is (Eceli. x, 15), zoo is de nederigheid de wortel der deugden. Wie zonder haar verdiensten wil verwerven, zegt de H. Gregorius, strooit asch in den wind; en waar de nederigheid aan het wankelen geraakt, zoo spreekt

-ocr page 50-

38

de H. Bernardus, daar vallen de overige deugden tot puinhoopen uit elkander. Met haar is men, naar het woord van den H. Augustinus, aan de engelen gelijk; terwijl de hoogmoed engelen in duivelea veranderd heeft. Ten einde die kostbare deugd te verkrijgen , moeten wij de volgende middelen aanwenden :

1. Vraag haar onophoudelijk aan God ; want Hij alleen kan deze groote gaaf verleenen.

2. Denk dikwijls aan uwe vorige misdrijven en uwe tegenwoordige ellende; gij zult reden genoeg vinden ter uwer vernedering.

3. Verdraag met geduld, dat men u veracht, be-leedigt en voorbijgaat; zonder vernedering, merkt de H. Bonaventura op, geraakt men niet tot de nederigheid. En de H. Bernardus verklaart evenzoo: de vernedering is de weg tot de nederigheid. Wilt gij derhalve ootmoedig worden , dan moet gij den weg van vernedering volgen; kunt gij niet met blijdschap lijden, lijd dan ten minste met geduld.

4. Zoek geene zelfverheffing ; want die waarlijk ootmoedig is blijft gaarne verborgen. Koester een geringen dunk van u zeiven, van uwe bekwaamheden , uwe meeningen en uwe inzigten; beschouw u als den minste van allen. Moeijelijk voorzeker zal het n wezen, maar houd moed , want J e s u s zal met u zijn. Verrigt heden al uwe werken met de meening om de nederigheid te verkrijgen. Bid voor allen die u vernederd hebben, en die welligt daartoe weder nieuwe gelegenheid zoeken. Bid voor hen, want zij bewijzen u eene groote dienst. Vooral moet

-ocr page 51-

39

gij niet in klagten tegen hen uitvaren, want gij zoudt de vrucht uwer vernedering verliezen ; verdraag, vergeet en vergeef. Uw ootmoed moet opregt wezen , eene geveinsde ootmoedigheid is een duivelsche hoogmoed. Niet om aan de menschen, maar om aan uwen goddelijkeu Meester te behagen, moet gij ootmoedig wezen. Ook moet gij niet voor vi zeiven pogen overtuigd te worden, dat gij nederig zijt. Hoewel het zeer troostend zou zijn van met waarheid te kunnen zeggen : eindelijk heb ik die deugd verkregen , moet gij tegen de eigenliefde waken, die overal binnendringt en u de deugd der ootmoedigheid zou ontnemen. Gij moet derhalve die kostbare gaaf niet slechts voor de menschen, maar voor uwe eigene oogen zorgvuldig verborgen houden. Kortom , doe alles om nederig te worden, en geef u dan met het volste vertrouwen aan de goedheid van J e s u s over.

-ocr page 52-

40

VIJFDE OVERWEGING.

DE GEBOORTE DES UEEREN.

Hij lieeft zich zeiven ontledigd, de gedaante van een dienstknecht aannemende, en den menschen gelijk geworden. Phil, n , 7.

I.

JESDS IN EEN STAL GEBOREN.

ene buitengewone gebeurtenis wordt er voorbereid ; een onbegrijpelijk wonder, waardoor gedurende de gansche eeuwigheid de engelen en zaligeu zullen worden opgetogen. De wereld zal een nieuw en ontzaggelijk geheim zien vervullen. Een mensch-geworden God moet op aarde geboren worden. Komt, engelen des hemels! en gij kinderen der menschen! komt; gij moet eene prachtige woning, eene kostbare rustplaats voor die verhevene Majesteit gereed maken.... Maar hoe!... o God! hoe wonderbaar zijn uwe wegen, hoe verschillen onze gedachten van de uwen! Onze Verlosser kwam in zijn eigendom, en de zijnen hebben Hem niet ontvangen (Joan, i, 11). Wel verre van een paleis gereed te vinden, was voor Hem geene plaats te verkrijgen in de herberg, welke door de grooten der aarde betrokken was. Niets blijft voor J e s u s over dan een afgelegen verlaten stal, en eene krib strekt Hem tot rustplaats. Is het mogelijk ? de Eenig-geboren Zoon

-ocr page 53-

41

van den almagtigen God, God gelijk zijn Vader, ligt hier als een klein kind op een weinig stroo in eene spelonk. Hij heeft zich van alle glorie ontledig d, zich als vernietigd: een God in een beestenstal!...

De wijsste der koningen, Salomon, besteedde zeven jaren om voor God eenen tempel te bouwen; goud, zilver en edel gesteente schitterden er aller-wege; nergens zag men zooveel luister en pracht, en evenwel die groote vorst riep bij de voltooijing van zijn werk uit: Wil God inderdaad in dezen tempel onder de menschen wonen! de hoogste der hemelen kunnen Hem niet bevatten, en zou deze tempel, het werk mijner handen, Hem omsluiten! (n Par, vi, 18.) Zoo sprak Salonion, Christenen! Onze God wordt geboren in den stal van Bethlehem, Hij ligt daar uitgestrekt in eene kribbe, moeten wij dan niet zeggen : Hoe! de Koning van hemel en aarde in een stal ! en dat uit liefde tot ons!...

O J e s u s! zou ik mij zeiven nog willen verheffen, nu Gij U zoo vernederd hebt ? O neen ! van ganscher harte wil ik ootmoedig worden, want Gij bemint de ootmoedigheid; ja , nog dezen dag wil ik er mede aanvangen. Help mij, goede Meester! ondersteun mijne zwakheid , stort in overvloed den balsem van uwe liefde in mijn gemoed. Uwe liefde alleen kan de diepe wouden genezen, die de hoogmoed en zoovele andere driften daar geslagen hebben ; ach ! weiger mij die gunst niet. Moge ik U beminnen, en mijne ziel zal genezen zijn.

-ocr page 54-

42

11.

jesus een arm en schketjend kind.

Verbeelden wij ous onbekend te zijn met het arme wichtje in den herderstal, en ondervragen wij het geloof. Dat geloof zegt ons : ziedaar den Zoon Gods, die zelf waarachtig God is. Ja , dat zwakke , dat arme en schijnbaar nietige kind is Hij zelf, die de grondslagen der aarde heeft gelegd; wien de aarde tot voetbank dient; hare bewoners zijn in zijn oog als nietige insekten; de hemelen spant Hij uit als eene tent (Is. XL, 22), en zij loven zijne grootheid; Hem verheer lijkt de v e r g a d e r i n g d e r heiligen; ontzaggelijk boven alles wat Hem omringt, heerscht Hij over de magt der zee en stilt hare ontsteldebaren (Ps. lxxxviii 6, 8,10) ; eindelijk Hij heeft zijnen zetel in den hemel gevestigd en gebiedt over alle vorsten der aarde (Ps. cu, 19). Hij kiest zijn verblijf in eene grot, en evenwel b e h o o-ren hemel en aardeHem toe (Ts. lxxxviii , 12). Hij ligt ter neder in eene enge krib, en evenwel vervult Hij het heelal (Ps. xlix, 12) ; dit jong geboren wicht is God van alle eeuwigheid (Ps. lxxiii , 12). Eenige verscheurde, armelijke doeken omwinden Hem, en Hij is degene die aan de bloemen haar sieraad, en aan de natuur al hare schoonheid heeft geschonken. En weet gij , o mensch ! wat Hem in dien onaanzienlijken en verlaagden toestand

-ocr page 55-

43

bragt ? De onbegrensde liefde die Hij ons toedraagt. O liefde! o liefde van eenen God voor ons men-schen, hoe weinig wordt gij erkend ! 0 God ! uwe liefde was al te groot, en zoo weinige Christenen betoonen U wederliefde.

Mijne ziel! het voorbeeld van uwen God, in eenen stal geboren, waar Hij aan alles wil gebrek lijden , moet u de armoede leeren beminnen en beoefenen 5 de koude , welke Hij zoo geduldig verduurt, wijst ii op versterving ; zijne tranen over uwe zonden zeggen duidelijk, hoe gij zelf ze beweenen moet. Om u uit het niet te scheppen, sprak Hij slechts een enkel woord; en ach! om u te verlossen, lijdt Hij , weent en zucht Hij , om daarna zijn bloed tot den laatsten druppel te vergieten; zwaar was het redmiddel , om u te doen beseifen, hoe diep en hoe doodelijk uwe wonden waren.

Bemin dan uit al uwe krachten den Zaligmaker , die u zoo vurig heeft liefgehad.

Mijn J e s u s! Gij zijt voor mij in de grootste armoede geboren iu een stal; uw gansche leven was eene aaneenschakeling van lijden, om mij uwe liefde te doen gevoelen; en ik ondankbare heb mijn leven doorgebragt met U te vergrammen en U te bedroeven. Leer mij, ik smeek het U, de grootheid mijner misdrijven, en tevens de grootheid dier liefde kennen die ik ü verschuldigd ben. En daar Gij mij tot heden voor uwe oogen verdragen hebt, zoo geef, dat ik zonder verder uitstel tot ü wederkeere , en laat niet toe , dat ik U ooit meer beleedige. Ontsteek mijn hart geheel in uwe liefde, opdat ik nimmer vergete wat

-ocr page 56-

44

Gij voor mij geleden hebt, opdat ik voortaan alle schepselen ter zijde stelle, om alleen op U en uw welbehagen te denken. Gij zijt op aarde versohenen, om door de liefde in onze harten teheerschen; welaan ! verdrijf, ruk uit het mijne al wat U weerhoudt het geheel te bezitten. Uw wil zij de mijne, en zij de eenige wet van mijne werken en begeerten. Ja , geef, o God! dat ik uwen wil in alles, overal en altijd volbrenge, en ik U den mijne, wat het mij ook moge kosten, grootmoedig ten offer brenge. Laat ik nimmer het verdienen, 'tgeen de profeet weleer aan de Joden toevoegde; Wat heb ik aan de menigte uwer slagtoffers ? zegt de Heer; Ik ben er van verzadigd. Draagt Mij niet langer vergeefsche offers op , Ik heb een afkeer van uw reukwerk (Is. i, 13). Uwe goede werken veracht Ik, omdat zij de vrucht zijn uwer eigenliefde (Is. lviii , 3). O God ! leer mij uwen wil volbrengen, opdat ik tot aan mijn laatste oogenblik niet leve voor mij, maar in U, en voor U alleen. Amen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

het beoefenen deu armoede.

Gelukkig zijn zij die rijkdommen bezitten; gelukkig die de versmading en de behoefte der armoede kan ontgaan: zoo spreekt de wereld. Maar hoe verschillend is de uitspraak van Christus: Wee u, gij rijken! (Lc. vi, 24.) Zalig zijn de armenvan geest, want hun behoort het rijk der he-

-ocr page 57-

45

melen (Mt. v , 3). Wie zegt hier de waarheid ? Aan welke zijde is hier het geluk te vinden ? Ach! er valt niet meer te twijfelen als J e s n s gesproken heeft.

Godminnende ziel! Gij bezit aardsohe goederen, of wel gij zijt arm. Hebt gij rijkdommen: draag zorg, uw hart daarvan los te maken , anders is het woord van Christus ook op u gezegd: Wee u, g ij r ij k e n! Gebruik uwe goederen , alsof gij ze niet gebruikt , bezit ze , alsof gij ze niet bezat. Stort in den schoot der armen uwe aalmoezen uit; troost de weduwen en weezen. Laat dezen dag niet voorbijgaan zonder eenig liefdewerk te verrigteu ; er zijn zoo vele armen en ongelukkigen! Ach, als de rijken van hunne schatten een goed gebruik maakten , hoeveel goeds zouden zij kunnen stichten!

Zijt gij misschien arm, mor dan niet tegen de Voorzienigheid ; vergeet niet, dat Jesus Christus eenen goddelijken luister over do armoede verspreid heeft, ook Hij was arm; Hij is arm geboren; Hij heeft arm geleefd , en Hij is arm gestorven. Benijd den rijken hunne uitgestrekte bezittingen niet, want deze maken hen niet gelukkig. Wees tevreden met liet weinige dat gij bezit, en hef uwe oogen ten hemel; daar zijn uwe goederen, uwe paleizen, uwe schatten. Wilt gij die eenmaal bezitten , verdraag dan met geduld de ontberingen, u door uwen staat opgelegd , en zeg niet alleen nu , maar altijd, in iedere omstandigheid : Mijn God ! Gij wilt dat ik arm zij en lijde, uw heilige Naam zij gezegend! Uw wil geschiede! Geef mij uwe liefde en ik ben rijk genoeg.

-ocr page 58-

40

ZESDE OVERWEGING.

DE AI.LEIUIEILIGSTK NAAM VAN JESÜS.

En z ij n n a a m w e r d J e s u s g e n o e m d.

Luc. ii, 21.

I.

DE NAAM VAN JESUS GEEFT ONS TROOST.

ÜSet goddelijk Kind in de diepste nederigheid , in de grootste armoede in een herderstal te Bethlehem geboren, werd op den achtsten dag, volgens de wet van Moses , besneden, en ontving den naam van J e s u s. Eene nieuwe vernedering , maar waarin ook het begin zijner verheerlijking gevonden wordt. De Zoon van God wil de gedaante van eenen zondaar aannemen; Hij wil, evenals alle andere kinderen , die in zonde geboren zijn , het merk der slavernij in zijn vleesch ontvangen , en met de zonden beladen, tot redding van het menschelijk geslacht , reeds dat dierbaar bloed storten , waarvan de laatste druppel op Golgotha zou vergoten worden. Maar ook om die diepe vernedering van slaaf, heeft zijn hemelsche Vader Hem verheven, en Hem eenen naam gegeven , die boven alle namen is, den naam van Je sus, dien wij bij den Vader slechts behoeven aan te roepen om verhoord te worden: Al wat g ij den Vader, zoo spreekt onze goddelijke Meester, in mijnen naam zult vragen, zal Hij u geven (Joan, xvi, 23). O zoete, o troostvolle

-ocr page 59-

47

woorden! o lieve J e s u s ! geef dat ik altijd den Vader in uwen naam bidden moge , en dat ik altijd uwen naam in den H. Geest uitspreke , om iets van zijne zoetheid te gevoelen en U meer en meer te beminnen.

De naam van Jesus is eene uitgestorte olie (Cant, i, 2). De H. Bernardus verklaart die woorden , en zegt: even gelijk de olie tot verlichting, tot voeding en tot geneesmiddel gebruikt wordt, zoo is de naam van J e s u s eene verlichting , eene voeding en een geneesmiddel. Waardoor is het licht des geloofs over de geheele aarde verspreid geworden? Waardoor hebben de Heidenen God leeren kennen? Waardoor is het licht in hun hart opgegaan? Dooiden naam van J e s u s , dien zij over hen hoorden aanroepen. Waardoor zijn de ware Christenen in de ellende van dit leven gevoed en bemoedigd? Waardoor in de vervolgingen der menschen op deze aarde getroost? Waardoor zijn de apostelen te midden van smaad en vervolging verheugd geworden ? Door den naam van J e s u s , die hen troostte en versterkte, Zij zijn vol vreugde van'de regtbanken gegaan, omdat zij waardig bevonden waren, iets voor den naam van Jesus te 1 ij d e n (Hand. v , 41). Maar ook die aanbiddelijke naam zalft en lenigt, zegt de H. Bernardus. Is uwe ziel bedroefd en beangst, roep Jesus aan, en terstond zal die nevel verdwijnen, en de vrede in het hart wederkeeren. Zijt gij in zonden gevallen, en gevoelt gij u onwaardig vergiffenis te verkrijgen, spreek den naam des levens uit, en de hoop op vergeving zal in uw hart terugkeeren.

-ocr page 60-

48

Als ik den naam van Je sus noem, clan noem ik den Verlosser, eenen Godmensoh , de menschlieid met alle goddelijke volmaaktheden; den Messias die heeft willen lijden en sterven, een God met de mensche-lijke natuur vereenigd, die ons oneindig bemind heeft, en nog bemint. Welk eene grootheid, welk eene liefde! Als ik den naam van J e s u s noem , dan noem ik den grootste der Koningen, den liefderijksten Vader, den getrouwsten vriend, den nederigste der menschen, den zachtsten meester, den minnelijksten bruidegom, den Zoon van God , die mij redden kan , die mij redden wil, die mij redden zal. Welk een troost in mijne droefheid, welk eene vreugde voor mijn hart !

Mijn kind ! ik zie, gij zijt nu eenigzins doordrongen van de grootheid van mijn naam. Ja, Ik ben uw God en uw Koning , dien gij vrees en eerbied verschuldigd zijt, uw God , dien gij aanbidden, uw Koning, wiens zachte wetten gij gehoorzamen moet. Ik ben uw Vader, die u als zijn kind bemint, die voor u zorgt, u onderhoudt en voedt, die u beschermt, en, zonder dat gij het weet, uit zoo vele gevaren heeft gered ; Ik ben uw Meester, wiens lessen gij slechts op te volgen hebt, om uw eeuwig geluk te verzekeren ; Ik ben uw broeder en vriend, die deel neemt in al uw kommer en droefheid , wien gij alles kunt toevertrouwen, en die de diepste smarten uws harten kan heelen. Ja, Ik ben uw Verlosser , uw Bruidegom , die Mij geheel voor u heb opgeofferd; die u nog zoo vurig bemin, en die, alleen om u te verlossen , weder allen smaad zou willen verduren en het kruishout beklimmen.

-ocr page 61-

49

Ach, mijn Mnd ! Ik bemin u zoo vurig en beklaag Mij alléén, dat Ik zoo weinig van u bemind word...

Lieve J e a u s ! dierbare Verlosser, ach ! ik ben schaamrood over mij zeiven! ik zal mijn gedrag veranderen; ik wil U vuriger liethebben; uwen H. naam zal ik aanroepen, ik zal met nederigheid en vertrouwen den Vader in uwen naam bidden; dan zal ik met vrees en eerbied voor U doordrongen worden ; dan zal ik op U vertrouwen , uwe lessen opvolgen , U meer en meer beminnen. Ach ! Gij zijt mijn Verlosser ; om mij aan den dood te ontrukken , hebt Gij voor mij uw bloed gestort. Ik bid U, grif toch uwen heiligen naam in mijn hart , opdat ik altijd aau U denke, en mijne lippen dien altijd met eerbied uitspreken. H. Maria! bid voor mij om de goddelijke liefde en zijne heilige genade.

II.

DE NAAM VAN JESDS GEEFT ONS KRACHT.

De naam van den Messias is ons aangeduid in de H Schrift door deze woorden: Emmanuel, God met ons (Is. vn, 14). Üe wijze man zegt in het boek der Spreuken (xvm , 10): uw naam is eene sterke vesting.

Jesus Christus, zegt Ambrosius , lieeft zich zoo diep mogelijk voor zijnen Vader vernederd , en hierop heeft de Vader op zijne beui t Hem zoo hoog mogelijk verheven ; hierom gaf de Vader Hem een naam, die boven alle namen is, groot en

4

-ocr page 62-

50

magtig, die in den hemel, op de aarde en in het diepst der hel geëerbiedigd wordt. In den hemel, omdat Hij voor ons alle genaden verkrijgt; op aarde, omdat Hij allen zalig maakt, die den Vader in dien naam zullen bidden; in de hel, omdat Hij den duivel op de vlugt drijft. Satan siddert op het hooren van dien naam; want Je sus heeft zijn rijk vernietigd , en den apostelen over hem magt gegeven : in mijnen naam zult gij duivelen uitdrijven (Mc. xvi, 17). Hij, die zich onder het schild van dien almagtigen naam plaatst, heeft niets van de aanvallen der hel te vreezen ; want in J e s u s zal hij al zijne kracht en sterkte vinden.

Hoevele Heidenen, door dien naam voorgelicht, geloofden niet alléén aan den eenigen God, maar verbraken ook de kluisters, waaraan zij zoo lang door satan gebonden waren ; hoevele zondaren zijn bekeerd; hoevele misbruiken zijn weggenomen; hoevele steden geheiligd, waar de volken met eerbied J e s u s noemden ; die den naam des Heer en aanroept, zal behouden zijn (Hand. ii, 21).

Mijn kind! wordt gij dan van den duivel bekoord, wordt gij van de menschen vervolgd , roep J e s u s aan, en gij zult overwinnaar zijn. Blijven de bekoringen u voortdurend vervolgen, blijf dan ook voortdurend J e s u s aanroepen en gij zult niet vallen ; de ondervinding heeft geleerd, dat zij die de godvruchtige gewoonte hebben, dien aanbiddelijken naam met eerbied uit te spreken , op den weg der deugd volhard, en altijd over satan gezegepraald hebben.

Nieuwe kracht en sterkte geeft de heilige naam

-ocr page 63-

51

van Jesus, wanneer Hij het liart in de liefde doet ontvlammen. Waarom toch heeft de hemelsche Vader gewild , dat boven het kruis in verschillende talen geschreven werd: Jesus van Nazareth, Koning der Joden? (Joan, xix , 19.) Om te toonen , dat J e s u s onze Koning en Verlosser is ; om ons, als wij knielen voor dat kruis, onophoudelijk te doen denken aan de liefde van zijnen eenigen welbeminden Zoon; aan 'tgeen Hij gedaan en geleden heeft, van zijne geboorte af tot op Golgotha, en om de vonk van wederliefde in ons hart te ontsteken; want het heeft Hem zoo véél gekost, uw J e s u s, dat is , uw Zaligmaker te zijn.

De Heiligen hebben dien naam van zaligheid en lielde altijd op hunne lippen gehad. Er is geene bladzijde in de brieven van Paulus, waar niet de naam van J e s u s verscheidene malen gevonden wordt, en de H. Joannes noemt dien naam niet minder dikwijls. De gelukzalige Erix Suson graveerde met een ijzeren stift den naam van J e s u s op zijn hart, en terwijl h et hevig bloedde, riep hij uit: o mogt ik nog dieper snijden ; ik kan niet meer, maar Gij die alles kunt, druk dien naam zoo diep in mijn hart, dat hij niet meer kan worden weggenomen. De gelukzalige Joanna de Chantal brandde ook met een gloeijend ijzer den naam van J e s u s op haar hart. Maar zooveel vordert Christus niet van ons; neen Hij is tevreden met onze liefde. Hij wil, dat wij Hem dikwijls aanroepen , en dat, evenals Hij tot doel van zijne gedachten en daden niets anders had dan liefde voor ons, zoo ook wij bij onze

-ocr page 64-

52

daden en gedachten geen ander doel hebben dan liefde tot Hem; al wat gij doet in woorden en daden,-doet dit alles in den naam van J e s u s (Col. in , 17).

Genadige J e s u s ! ik heb zoo dikwijls gezondigd, omdat ik U niet heb aangeroepen; van dit oogen-blik af zal uw heilige naam op mijne lippen zijn ; uw naam zal mijne eenige hoop, mijne toevlugt, mijn troost en liefde wezen. H. Maria, vraag voor mij de genade , om in al mijne behoeften den Vader in den naam van J e s u s , uwen Zoon , te bidden ; verwerf voor mij, dat ik altijd met vertrouwen en liefde dien naam aanroepe. Ach , konde ik zeggen als Alphonsus Rodriguez: Jesus, Maria , om ü zal ik lijden, om U zal ik sterven, ik ben geheel de uwe, ik behoor mij zeiven niet meer.

VOOENEMBNS EN BESLUITEN.

BIDDEN IN DEN NAAM VAN JESÜS.

■Ofschoon God alles weet, en al onze behoeften beter kent dan wij zeiven, heeft Hij evenwel om een naauwer band van vereeniging en van liefde tusschen Hem en zijn schepsel te hebben, gewild en zelfs geboden , dat wij bidden zouden ; ja , Hij heeft ons ter aanmoediging de vervulling onzer bede toegezegd en beloofd , dat zij die bidden verhoord zullen worden. Vraagt, en gij zult verkrijgen; al die vraagt, verkrijgt; en om te toonen, dat wij niet zelden, maar dikwijls en voortdurend moeten

-ocr page 65-

53

bidden, herhaalt onze goddelijke Verlosser die woorden op verschillende wijzen tot driemaal toe: Vraagt en gij zult verkrijgen, zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal worden opengedaan (Lc. xi, 9, 10). Gij moet altijd bidden en nooit ophouden (Lc. xvui, 1),

Maar onze goddelijke Zaligmaker wilde vooral, dat wij, om verhoord te worden, in zijnen naam zouden bidden; hierom zegt Hij aan zijne leerlingen en aan ons allen: Alwatgij den Va dei-in mijnen naam zult vragen zal Hij u geven; tot nu toehebtgijnietsinmij-nen naam gevraagd, vraagt en gij zult verkrijgen, o id dat uwe vreugde volkomen z ij (Joan, xvi, 24) ; als wilde Hij zeggen; ongelukkige kinderen der menschen, gij verdient niet van mijnen Vader verhoord te worden, maar wilt gij eenige genade , gaat naar den Vader in mijnen naam ; en om mijne verdiensten zal Hij u verhoeren ; Ik beloof, Ik bezweer het u; voorwaar, voorwaar, Ik zeg het u , dat gij alles van mijnen Vader zult verkrijgen, wat gij zult verzoeken. O hoe zoet, hoe troostvol zijn die woorden voor ieder Christen, maar vooral voor den zondaar , die met regt voor Gods oordeelen vreezen moet.

De H. Kerk, voorgelicht door den H. Geest, volgt in al hare gebeden het gebod van haren goddelijken Stichter , en besluit hierom altijd in het heilig Misoffer met deze woorden: Per Dominum nostrum Jesum Christum, door Jesus Christus, onzen Heer.

-ocr page 66-

54

Gij moet dan bidden; altijd bidden ; in den naam van Jesus bidden; er behoeft niets uit uw gebed te zijn uitgesloten ; al wat, staat er geschreven , zonder eenige uitzondering , a 1 w a t g ij den Vader in mijnen naam zult vragen, zal Hij u geven. Dit belet niet, dat gij in uwe gebeden eene zekere orde volgen moet; dat de geestelijke belangen boven de ligchamelijke, de eeuwige boven de tijdelijke moeten gesteld worden. Bid dus dagelijks om de goddelijke liefde. Geef m ij, zegt de H. Liguorio , uwe liefde en uwe genade, dan benik r ij k genoeg. Bid dikwijls in den naam van Jesus om vergiffenis uwer zonden , en verwek dan een zooveel mogelijk volmaakt berouw. Mogt dan ook vroeger iets aan uwe boetvaardigheid hebben ontbroken, dan zult gij door zulk een berouw, in den naam van Jesus den hemelschen Vader aangeboden, vergiffenis bekomen. Bid dikwijls om de genade van volharding. De volharding is eene aaneenschakeling van genaden , die wij niet kunnen verdienen, maar die wij door het gebed, in d en naam van Jesus uitgesproken , kunnen bekomen. Hebt gij , beminde Lezer, wel eens ernstig om de volharding gebeden? Waaraan moet uw gestadig hervallen in dezelfde gebreken worden toegeschreven ? Waarom gaan er velen, die zich reeds bekeerd hadden , toch verloren ? omdat zij niet volhard hebben , zij lieten zich weder verleiden door de bekoring, zij hebben niet gezien op de zwakheid van hun vleesch, zij hebben niet volhard, omdat zij niet gebeden hebben om de volharding.

-ocr page 67-

55

Bid dan met diepe nederigheid, met groot vertrouwen en met volharding voor de eeuwige belangen van u en de uwen in den naam van Jesus.

Gijmoogtom tijdel ij ke dingeu vragen, om gezondheid , om voorspoed. M ij n zoon, zegt de wijze man , word in uwe ziekte niet kleinmoedig, maar bid God en Hij zal u genezen (Eccli. xxxviii , 9); en David zegt: enzij riepen tot den Heer in hunne droefheid, en Hij heeft hen uit hunne bekommering gered (Pa. cvt, 6). De man van het H. Evangelie zeide slechts ; Heer, indien Gij wilt. Gij kunt mij reinigen, en Jesus zeide: Ik wil, word gereinigd (Lo. v, 12 v.). Petrus en Joannes zeiden tot den lamme : In den naam van Jesus, sta op en wandel, en hij stond spoedig op en wandelde (Hand. in , 6). En al verkrijgt gij uwe gezondheid niet, en al blijft de tegenspoed voortduren , denk niet dat God uw gebed onverhoord heeft gelaten ; neen. God verhoort u, door u niet te geven hetgeen met uw eeuwig geluk in strijd is. Hij bemint u, en handelt met u als een geneesheer , die zijne zieken bemint, en niet duldt, dat zij spijzen gebruiken , die voor hunne gezondheid nadeelig zijn. O hoe-vele ongelukkigen zonden niet gezondigd hebben , zouden niet eeuwig verloren zijn gegaan , indien zij altijd ziek of arm geweest waren. Ziekte en tegenspoed zijn de veiligste wegen naar den hemel; gezondheid en voorspoed, hoewel ook gaven des hemels, zijn dikwerf gevaarlijk en brengen ligt tot eeuwig ongeluk. — Besluit nu uit het voorgaande, dat gij om

-ocr page 68-

56

het tijdelijke moogt bidden, als het u zalig is, en volgt dus daarin het voorbeeld van Jesus Christus in den hof van Gethsemane : M ij n Vader, laat deze kelk van Mij voorbijgaan, nog-tans niet gelijkIkwil,maargelijkGij (Mt. xxvi, 39).

ZEVENDE OVERWEGING

DE WIJZEN DIT HET OOSTEN.

Wij hebben zijne ster gezien, en-zijn gekomen om Hem te aanbidden. Matth. ii, 2.

I.

ROEP DEB HEIDENEN TOT HET GELOOF.

od gaf een teeken, dat zijn eenige Zoon in het vleesch geboren was ; de engelen kwamen uit den hemel, erkenden in het armoedige en nederige kind den Zoon des eeuwigen Vaders, loofden hunnen God, en zongen het vreugdelied: Glorie zij God in den allerhoogste. Maar de Jood, die de belofte had ontvangen, voor wiens redding inzonderheid het eeuwige Woord was vleesch geworden , liet zijnen Verlosser in den kouden stal, van alles ontbloot , en in de grootste verlatenheid. In z ij n eigendom is Hij gekomen, en de zijnen hebben Hem niet ontvangen (Joan, i, 11). Slechts eenige arme herders , die de nachtwake hadden , waren

-ocr page 69-

57

op de blijde boodschap der engelen naar Bethlehem gegaan; zij vonden Maria enJosef, en het Kind liggende in eene kribbe, en loofden God, om hetgeen zij gehoord en gezien hadden.

Dan Gods barmhartigheid openbaarde zich nu door een ander teeken , om de Heidenen tot het licht des geloofs te roepen. Eenige Wijzen uit het Oosten zien eene buitengewone ster boven het land van Judea, herinneren zich de voorzegging van Balailm : Er zal eene ster uit Jakob oprijzen; worden inwendig bestraald door het heilig licht der genade , en dankbaar voor die onverdiende weldaad, ontzien zij geene moeijelljkheid, gaan naar Jerusalem en vragen: Waar is de Koning der Joden geboren? wij hebbamp;n zijne ster in het Oosten gezien, en zijn gekomen om Hem te aanbidden.

Wij Christenen, wij zijn ook van die Heidenen afkomstig. Wij waren ook van verre: onze voorouders knielden nog neder voor hout en steen , en aanbaden alles , uitgenomen den eenigen waren God. Doch ook ons verscheen die ster. Ook wij zijn tot het geloof in J e s u s , onzen Messias , geroepen , en die heilige genade brengt ons in de heilige Kerk, geleidt ons naar het ware Bethlehem, het huis des broods, waar wij J e s u s , Maria en Josef vinden zullen.

O lieve J e s u s ! welke dankbaarheid ben ik U niet verschuldigd voor de gave des geloofs 1 hoe gelukkig is mijn lot! Duizenden en duizenden wandelen nog in de schaduw des doods, terwijl ik, in het ware geloof gebo-

-ocr page 70-

58

ren en opgevoed, onverdiend eene zoo groote genade ontvangen heb. Ach , mijn God ! hoe zelden heb ik U voor die weldaad bedankt! O mijn lieve J e s u s! voortaan zal ik U meer beminnen; vermeerder mijn geloof, geef mij een geloof, levend door de werken ; geef dat ik meer en meer dankbaar zij voor die groote weldaad, en mijn leven regele volgens de voorschriften van dat heilig geloof. Lieve J e s u s ! lieve Verlosser! geef mij, dat ik in het ware geloof leve en sterve ; heilige Maria, heilige Josef, bid voor mij.

II.

BEANTWOORDING AAN DE GENADE DES GELOOFS.

De Wijzen kwamen uit het Oosten naar Jerusalem en vroegen : Waar is de Koning der Joden geboren? want wij hebben zijne ster gezien, en zijn gekomen om Hem te aanb id-d e n. Herodes en geheel Jerusalem ontstelden, toon zij dit hoorden. De schriftgeleerden en priesters werden vergaderd en gevraagd, waar de Christus moest geboren worden. Zij zeiden te Bethlehem in Juda, volgens de voorzegging van den Profeet: En gij, Bethlehem, land van Juda, gijzijt niet de minste in het land van Juda, want uit u zal de aanvoerder geboren worden, die mijn volk Israël zal besturen (Mt. ii , 6). Toen riep Herodes de Wijzen heimelijk bij zich, en onderzocht naauwkeurig naar den tijd waarop de ster hun verschenen was; hij zond hen

-ocr page 71-

59

naar Bethlehem, en zeide : gaat en onderzoekt zorgvuldig naar het kind , en als gij het gevonden hebt, boodschapt het mij, opdat ik koine en het aanbidde. De Wijzen vertrokken uit Jerusalem en zagen de ster weder, die hen ter plaatse geleidde , waai* het kind geboren was. Zij vonden het kind met zijne moeder; zij vonden eene arme dochter van Juda, met een arm kind, in armoedige doekeu gewonden !

In dat verblijf, eene rustplaats voor het vee , genieten die heilige reizigers eeue onuitsprekelijke vreugde , en gevoelen zij eene allerzoetste liefde voor onzen beminnelijken Verlosser; die stal, die armoede, de tranen van het goddelijk Kind , het strekt alles om hunne harten van liefde te kwetsen. Zij vallen neder en aanbidden Hem; het goddelijk Kind ziet lieftallig deze heilige reizigers aan , en toont, dat deze eerste overwinning zijuer genade, deze roep der Heidenen Hem zoo welgevallig is. Maria , de H. Maagd, zwijgt, maar haar gelaat zal haar vreugde hebben te kennen gegeven, toen zoovele eerbe-wijzingen aan haar goddelijk Kind werden toegebragt. De pelgrims openen nu hunne schatten, en bieden het hemelsch wicht hunne offers aan : goud, wierook en mirre, en belijden door die geschenken wat hun hart gevoelt; door het goud, dat zij Hem als Koning, door den wierook , dat zij Hem als God, en door de mirre, dat zij Hem als Mensch erkennen.

Beminnelijk Kind , lieve J e s u s ! ik zie IJ arm en diep vernederd op een handvol stroo !.... het geloof leert mij hier, dat Gij de Messias zijt, voor mijne zaligheid uit den hemel nedergedaald. Ik erken en

-ocr page 72-

60

Taelijde, dat Gij mijn Heer en mijn God zijt. Ik val met de Wijzen neder, ik aanbid ü !... Helaas ! ik heb niets om U aan te bieden. Ik heb het goud der liefde niet, daar ik tot heden het schepsel bemind heb , mijne eigene driften ; en, o bron der liefde , TJ heb ik niet bemind! Ik heb geen wierook van gebeden , daar ik tot heden toe in mijne gebeden zelfs te weinig aan U gedacht en U vergeten heb. Ik heb geen mirre der versterving, daar ik altijd de voldoe-lt;ling mijner zinnen en de vermaken heb gezocht. Wat zal ik TJ dan aanbieden?... Ik offer U op mijn arm en onvolmaakt hart; neem het aan , lieve J e-s u s! en gewaardig U het te veranderen. Gij zijt in de wereld gekomen, om de zonden uit te wissohen en de zondaars te bekeeren. Geel mij, bid ik U, dat goud , dien wierook en die mirre; geef mij het goud uwer heilige liefde; geef mij den geest des ge-beds; geef mij bet verlangen en de kracht om mijne bedorvene neigingen, die TJ zoo mishagen, te versterven; geef dat ik aan de verpligtingen van mijn geloof beantwoorde ; ik heb besloten TJ te gehoorzamen, TJ te beminnen; maar Gij kent mijne zwakheid. Ach, geef mij de genade van in mijne voornemens te volharden en TJ getrouw te blijven. H. Maria! H. Josef! die aan het goddelijk Kind de Wijzen uit het Oosten aangeboden en hen zoo getroost hebt, ach, biedt ook mij het goddelijk Kind aan, en troost mijn droevig hart. H. Maria! H. Josef! ik reken op uwe voorspraak, bidt voor mij nu en in het uur van mijnen dood.

-ocr page 73-

61

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

)

OVER HET GELOOP.

Gij die dit leest, en in het wave geloof aan J e s u s zijt geboren en opgevoed, hebt gij wel ooit met een dankbaar hart aan die onverdiende weldaad gedacht ? Hebt gij wel ooit overwogen, hoe groot een schat het geloof is ? Zoo niet, dat dan deze volgende opmerkingen strekken mogen, om n tot dankbaarheid voor de gave des geloofs op te wekken.

1. Het geloof vereenigt ons met de Kerk , maakt ons ledematen van het ligchaam , waarvan J e s u s het hoofd is , maakt ons kinderen Gods, broeders en medeërfgenamen van Jesus Christus. Het geloof is het begin onzer regtvaardiging,; is de noodzakelijke grondslag, waarop wij het gebo uw onzer zaligheid moeten optrekken; is de wortel van den boom, die vruchten van eeuwig leven dragen moet.

2. Het geloof ontneemt alle onzekerheid ; ontslaat ons van het angstig zoeken naar de waarheid, in welker bezit het ons stelt. Hebben wij in een of ander punt eenigen twijfel, wij worden dan niet heen en weder geslingerd; wij vragen slechts : hoe leert ons het geloof? wat zegt de Kerk? en met eene groote gerustheid laten wij alle verder onderzoek achter, en vertrouwen ons in het scheepje van Petrus, waarin wij weten dat Jesus zich bevindt.

3. Het geloof is een troost gedurende ons leven. Er zijn van die gebeurtenissen, van die buitengewone gevallen , waarbij alle menschelijke rede niet dan

-ocr page 74-

62

eene oppervlakkige hulp aanbrengt; men moge in de ijdelheicl der wereld verstrooijinsr zoeken , of de standvastigheid van den hardvochtigen wijze willen navolgen, of om troost gaan bij deelnemende en gevoelige vrienden, het zal ons niet baten; ons hart zal ledig blijven, en de prikkel der smart zich soms des te levendiger doen gevoelen. Maar het geloof veredelt ons lijden , verwijst ons naar het geluk dat daar eens uit zal voortkomen ; het leert ons, hoe wij tegenspoed , ziekte , en ieder ongeval kunnen ondergaan als boete voor onze zonden, en zelfs daardoor eene plaats onder de uitverkorenen verdienen. Het herinnert ons aan zoo vele Heiligen; het wijst ons op een God , lijdend en stervend aan een kruis; en neen, dan is onze smart niet bitter meer: met geduld en moed, bijna met vreugde nemen wij dan het kruis op om J e s n s te volgen.

Eindelijk is het geloof in het stervensuur onze grootste steun. Als alles ons verlaten zal, als onze bloedverwanten en vrienden ons in die laatste oogen-blikken met droefheid aanstaren , als wij, voor Gods regtvaardigheid bevreesd, van angst sidderen, en wij niet anders hebben dan ons geloof, en helaas! onze zonden: dan is dat heilig geloof onze eenige steun ; dan komt de priester in die laatste oogenblikken ons bijstaan en bidt die voortreffelijke gebeden, waarin de volgende woorden voorkomen :

Vertrek, Christelijke ziel! uit deze wereld in den naam des almagtigen Vaders, die u geschapen heeft; in den naam

-ocr page 75-

63

van Jesus Christus, den Zoon van den levenden God, die voor u geleden heeft; in den naam des Heiligen Geestes, die in u is uitgestort... Wij bidden TJ, o Heer! voor de ziel van uwen dienaar of uwe dienares.... Z ij t niet indachtig hare oude zonden en ongeregtigheden, die de driften en de hitte der kwade begeerte hebben opgewekt; WANT OPSCHOON ZIJ GEZONDIGD HEEFT , ZIJ HEEFT TOCH DEN VA-DEE, EN DEN ZOON, EN DEN H. GEEST NIET GELOOCHEND , MAAR ZIJ HEEFT GELOOFD , EN VOOR GOD GEIJVERD , EN GOD , DIE ALLES GEMAAKT HEEFT, GETROUWELIJK AANGEBEDEN.

Maar vergeet ook ten tweede niet, dat dit geloof van u onderwerping, liefde en werkzaamheid vordert. Aan de uitspraak der Kerk , aan hare leer, hare wetten en besluiten moet gij als een gehoorzaam kind u onderwerpen ; want hij die de Kerk niet hoort, hoort J e s u s niet, die de Kerk versmaadt , versmaadt Jesus Christus. Gij moet als kind beminnen en voor uw geloof alles willen lijden , alles verliezen , het leven zelfs opofferen om uw geloof te behouden.

Voor de godsdienstoefeningen, plegtigheden en andere goede werken, die door het Opperhoofd der Kerk zijn goedgekeurd, moet gij eenen liefdevollen ijver toonen, en u nooit door de mensohen, door vrees of verkeerde schaamte, laten verleiden. Maar vooral moet uw geloof uit de werken zigtbaar zijn; het ge-

-ocr page 76-

64

loof zonder de werken is dood; men kent den boom aan zijne vruchten, den Christen aan zijne werken. Men moet ons niet behoeven te vragen, welke godsdienst wij omhelzen; onze werken moeten het aan-toonen. Niet op uw voorhoofd moet geschreven staan, welk uw geloof is ; maar uwe zeden, uwe deugden, uwe werken moeten het zigtbaar maken. Liefde tot God, liefde tot uwen naaste , onderlinge stichting , beteugeling uwer driften, onthechting aan het aard-sche, onderwerping aan Gods wil, ziedaar kenteeke-nen van een levendig geloof.

Verwek dan dikwerf met een dankbaar hart de oefeningen van geloof; doe al uwe werken , zooveel gij kunt, in den geest de^ geloofs , gelijk de H. Kerk dit van u vordert; hernieuw van tijd tot tijd uwe ge-loofsverpligtingen en uwe beloften , in den H. Doop gedaan.

-ocr page 77-

05

ACHTSTE OVERWEGING.

HET VEEHORGEN LEVEN DES ZALIGMAKERS.

En Hij was hun onderdanig. Ltic. ii, 51.

I.

[christenen ! verplaatst u in het huisje te Nazareth ,

JESUS GEHOORZAAMT AAN JOSEF EN MARIA.

jSjj in de nederige woning van Maria en Josef. Daar wordt onze blik door een bewonderenswaardig schouwspel getroffen ; daar zien wij J e s u s , uit liefde tot ons, aan zijn schepsel onderdanig ; daar deed Hij ge -durende dertig jaren niets dan — gehoorzamen. E n H ij was hun onderdanig.

»lk ben buiten mij zeiven van verwondering op »dit woord , zegt Bossuet; is dit de gansche taak » van J e s u s Christus, den Zoon Gods ? Zijn ge-» heele werkkring, geheel zijn doen is — gehoorzaam »te wezen aan twee zijner schepselen. En waarin ge-»hoorzaam ? in de geringste bezigheden , in een on-» aanzienlijk handwerk. Wat beklaagt gij u dan , wat » mort gij , als uwe bekwaamheden , of liever uw hoog-» moed, eene meer verhevene betrekking eischen ? Aan-»schouw Je sus in de woning van Josef en Maria !... » O God I ik word al meer van bewondering getroffen ; »hoovaardij ! nader hier en sterf van schaamte. J e-» s u s ! de jdeegzoon van een handwerksman, beoefent » zelf een handwerk ; daaraan kent men Hem ; geeue

-ocr page 78-

66

»andere daden worden van Hem opgemerkt, geene » andere bezigheid.quot;

Zoo hebt Gij, o J e s u s ! tot redding mijner ziel, tot verdelging van mijnen hoogmoed , ü zeiven zoo lang verborgen en den glans uwer godheid aan het oog der menschen onttrokken. O geef, dat ik U van gansoher harte beminnen , en TJ voor die verhevene les mijne dankbaarheid bewijzen moge.

Mijn kind! Ik heb u door mijn voorbeeld willen leeren, wat er al ware en wezenlijke grootheid is in deugdzaam te zijn zonder gedruisoh , .zonder vertooning , en in het leiden van een verborgen en onderdanig leven. Terwijl Ik onopgemerkt te Nazareth verbleef, waren er te Rome en in het Romeinsche rijk vele beroemde redenaars, groote veldoversten, bekwame staatkundigen , schitterende dichters ; de gan-sche wereld sprak over hen ; overal werd hun lof verkondigd , en er was bijna niemand, die hun lot niet benijdde. Meent gij , dat God van uit den hemel zijne engelen op de slaven van ijdele glorie heeft gewezen en hun gezegd: ziet, welk eenen luisterrijken naam zij verworven hebben; ziet, hoe zij verheven worden onder de menschen! Neen, mijn kind! God wees hen op het huis te Nazareth en zeide: ziet daar mijn Zoon ! ziet hoe Hij gehoorzaam is, hoe Hij de menschen en Mij, zijnen Vader, bemint! geen praal alzoo of menschelijke glorie, geene rijkdommen of aardsche grootheid trekken de aandacht mijns Vaders. Wie verheven is naar de meening der wereld , kan verachtelijk wezen in het oog van Hem die alles naar waarde te schatten weet. Derhalve kan men in de minste en ge-

-ocr page 79-

67

ringste bezigheden evenzeer Gode behagelijk zijn als in de aanzienlijkste en eervolste bediening. Wees dan tevreden met den staat dien Ik u heb aangewezen; verlang niet naar eene andere betrekking om er minder onbekend , minder voorbijgezien of versmaad te wezen. Het is duizendmaal beter verborgen te leven en alleen door Mij gezien te worden, dan in de oogen van anderen u voor te doen. Is Hij , die zoo kinderlijk aan Maria en Josef gehoorzaamt, inderdaad niet die groote God, die als Opperheer over de natuur gebiedt ?

» Aan Hem , zegt de H. Bernardus , zijn alle engelen »onderworpen; Hem gehoorzamen de Magten en » echter luistert Hij naar de stem van Maria en vol-»voert hare bevelen. Met alleen aan Maria, maar » ook aan Josef is Hij onderworpen. Twee waarheden »moeten hier onze verwondering opwekken; de on-»begrijpelijke onderwerping des Zoons en de uitne-»mende waardigheid der Moeder. Een God gehoor-» zaamt aan eene vrouw : ziet daar eene voorbeelde-»looze nederigheid; eene vrouw beveelt aan eenen »God : ziet daar eene onvergelijkelijk waardigheid. »Leer dan gehoorzamen, o mensch!... stof en ascli! » onderwerp u en doe wat u geboden wordt; schaam »u, hoo vaardig slijk! God vernedert zich , en gij ver-» heft u ! God onderwerpt zich aan den mensch, en » gij verlangt niets heviger dan te gebieden ! Gij eischt » den voorrang boven anderen : zijt gij beter dan uw » Schepper'? Zoo menigwerf gy uwe broeders beheer-» schen wilt, zoo dikwijls acht gij u zeiven meer dan » God, en tracht gij zijne regten u toe te eigenen. » O Christen! indien gij, die mensch zijt, het uwer

-ocr page 80-

68

^ onwaardig acht, het voorbeeld eens mensohen te »volgen, het zal voorzeker niet beneden u zijn, u » naar het voorbeeld uws Scheppers te gedragen ; kunt »gij Hem niet volgen in zijne verheerlijking, volg :gt;Hein ten minste in zijne vernedering.quot;

n.

JESÜS EEN VOORBEELD VAN GEHOORZAAMHEID.

En J e s u s was hu u onderdanig.

Hoe noode onderwerpen wij ons aan de bevelen onzer overheden! Zalig hij die het voorbeeld van J e s u s ter harte neemt en den weg der gehoorzaamheid blijft bewandelen. »Diewegisquot;, volgens Thomas van Kempen , »de zekerste weg ten hemel; het is »veel veiliger, zegt hij, te gehoorzamen dan te ge-» bieden. Niemands leven is zoo kalm , niemands ster-»ven zoo gerust, als van hem die altoos heeft ge-»hoorzaamd.quot;

De gehoorzaamheid alleen doet alle deugden in onze ziel bloeijen ; zij alleen kweekt die aan en kan die bewaren. Zij is beter dan offeranden , zegt Salomon; want onze eigen wil, welken wij op die wijze God opdragen, is den Heer aangenamer en van meerdere waarde dan het bloed der offerdieren. Zij is eene overwinning op ons zeiven; geen roemrijker zegepraal bestaat er voor den mensch dan de onderwerping van zijnen wil aan dien van een ander. Laat u derhalve door uwe overheden besturen , zoo gij in de haven des heils verlangt aan te komen; laat u nooit in klagten of

-ocr page 81-

69

onvoegzame opmerkingen uit omtrent uwe oversten, en traclit u de overtuiging eigen te maken, dat gij de minste plaats verdient, omdat alle anderen deugdzamer zijn dan gij.

EnJesus was hun onderdanig.

Tot op den ouderdom van dertig jaren gehoorzaamde Hij aan Maria en Josef; tot op het oogenblik al-zoo , dat de hemelsche Vader Hem zond, om het Evangelie door Judea te prediken. Welke beschaming voor zoovele ondankbare en ontaarde kinderen, die met eene zondige haastigheid het heilzame juk afwerpen der gehoorzaamheid, welke zij hunnen ouders verschuldigd zijn.

En Jesns was hun onderdanig, en dat in alles. De minste werkzaamheden van het armoedig huishouden boezemden Hem geen tegenziu in; zoo vurig verlangde Hij op alle mogelijke wijzen ons zijne liefde te toonen.

Ootmoedige J e s u s ! welk eene vernedering hebt Gij voor mij zoo gewillig ondergaan! dertig jaren lang leefdet Gij voort als een gewoon mensch, om mij de afzondering van de wereld te doen hoogschatten en om mij te leeren , dat ik de van U ontvangene ge- ' naden in ootmoed en stilzwijgen moet verbergen. Dertig jaren bleeft Gij onbekend voor de wereld, om mij de ootmoedigheid in te prenten. Dertig jaren ge-hoorzaamdet Gij aan uwe eigene schepselen, om mijnen onverzettelijken hoogmoed te breken en mij gewillige onderwerping te leeren aan uwe plaatsvervangers, mijne overheden. Vergeef het mij, o God ! dat ik tot nu toe uw voorbeeld niet gevolgd heb, en help mij.

-ocr page 82-

70

om daarmede in het vervolg mijn voordeel te doen. Geef dat ik mijnen eigen wil verzaken en uwen wil in alles eerbiedigen moge. Laat ik de nederigheid zoeken te verwerven met nog grootere inspanning , dan waarmede de eerzuchtige naar het bereiken zijner oogmerken streeft. Gij zijt de God , de Opperheer van alles, de Koning der koningen , de Heer der heeren, en Gij wilt U vernederen! Ik, een verachtelijke aardworm , een niet, zou ik mij trachten te verheffen ?• O God! vergeef mijne vorige dwaasheden ; ik belijd voor ü mijne ellende ; ik beken , een kind van gramschap te zijn, ontvangen in ongeregtig-heid en voortgebragt in zonden (Ps. l, 7). O goede , barmhartige J e s u s ! ontferm U over mij. Mijne ziel is als eene onstuimige zee , heen en weder geslingerd door de stormen der driften en dei-ongeregelde neigingen.

Mijne zonden zijn vermenigvuldigd boven de haren mijnshoofds (Ps. xxxix . 13), en om het aantal mijner boosheden durf ik mijne oogen niet ten hemel slaan (i Esdr. ix , C). Heer! haast U om mij te verlossen, gedenk uwe ontferming en uwe eeuwige barmhartigheid (Ps. xxiv , 6). Ik ben arm, ik heb gebrek aan alles; mijne behoefte is zóó groot dat ik uit mij zeiven het goede niet kan begeeren, noch mijne goede voornemens volbrengen , zoo Gij mij niet bijstaat. En terwijl ik onder zulk eene zwakheid, onder zulk eene ellende gebukt ga, durf ik nog hoo-vaardig zijn ! ontferm U mijner , o God ! laat U door mijne zuchten en tranen bewegen ; aan het kruis heb i

-ocr page 83-

71

Gij voor mij willen sterven , waarom zoudt Gij mijn gebed dan niet verliooren ! Ik vraag om uwe liefde, om de vergiffenis mijner zonden , om de ootmoedigheid en den geest van onderwerping. Daal, o lieve J e s u s ! daal neder in mijn hart; vestig daar uw verblijf en heersch daar als Koning in eeuwigheid. Kom tot mij ; Gij zult mijn troost wezen , mijne kracht, mijn steun , mijn vriend, mijn broeder! mijn leven , mijn al! Kom tot mij; dan zal ik TJ meer en meer beminnen, en de schepselen uit mijn hart verdrijven ; kom tot mij, om door een goddelijk wonder een hoog-moedigen en vleeschgezinden zondaar in een ootmoe-digen en verstorven boeteling te veranderen. O God mijner ziel'. lieve J e s u s ! schenk mij deze onschatbare genade. Maria en Josef! helpt mij bidden. Amen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

OVER HET VERBOKGEN LEVEN EN DE GEHOORZAAMHEID.

Heden moet gij J e s u s trachten na te volgen in zijne liefde voor het verborgen leven en de gehoorzaamheid.

I. In zijne liefde tothet verborgen leven. Vermijd, zooveel uw staat dit gedoogt, het gewoel der wereld ; nergens is een dienaar Gods veiliger dan in de afzondering. Tracht uwe goede hoedanigheden zorgvuldig te bedekken. Zoek niet voor geleerd of aanzienlijk gehouden te worden; helaas ! wat is rijkdom, wat is alle aardsche wetenschap ?

-ocr page 84-

72

Wil gaarne onbekend zijn en voor niets gerekend worden. Hoe geinkkig, als gij zonder weerzin anderen met eer , waardigheden en onderscheiding overladen ziet, terwijl gij zelf voorbijgegaan, niet geteld of versmaad wordt. Verban vooral ieder eerzuchtig verlangen uit uwe gedachten : de eerzucht verwijdert eeue ziel van J e s u s, vervult haar met kwelling en onrust. Ach, indien de men-schen wisten, dat eer en voorrang slechts tot last verstrekken , zij zouden die zoo vurig niet najagen !... Beoog nimmer met uwe goede werken de goedkeuring der menschen te verkrijgen; maar neem God alleen en uw geweten als getuigen uwer handelingen. Eenmaal zult gij in het sterfuur geen geringen troost gevoelen bij de gedachte , dat gij ootmoedig, vergeten , onopgemerkt geleefd hebt, en dan zult gij al het voortreffelijke van een waarlijk verborgen leven inzien.

2. In zijne gehoorzaamheid. Onderwerp u gewillig en zonder tegenspraak aan ieder die boven u gesteld is , en beschouw hunne geboden als die van Jesns Christus zeiven. De ware gehoorzaamheid bestaat niet in het verrigten van datgene wat ons aanstaat, maar vooral in datgene te doen wat met onze geaardheid en met onzen wil in strijd is.

Hieromtrent spreekt de PI. Bernardus (over de Gehoorzaamheid) op deze wijze : » Een waar-» lijk gehoorzaam mensch tent geen uitstellen; wacht » niet tot den volgenden dag , schuwt alle traagheid » voorkomt zelfs de bevelen; gehoorzaamt eer men ge-» biedt, is altoos gereed om te zien, te hooren , te

-ocr page 85-

» spreken, te handelen wanneer en zóó als het hem » bevolen wordt.quot;

Herkent gij in deze beschrijving u zeiven ?... Maak dus heden het vast en grootmoedig besluit, om de heilige gehoorzaamheid zoo volmaakt te beoefenen als uwe betrekking het toelaat. Leeft gij in gemeenschappelijke vereeniging met anderen, gehoorzaam alsdan aan uwe oversten in alles waarbij gij geene zonde hebt te vreezen ; maar gehoorzaam gewillig, zonder tegenspreken, zonder naar de redenen van hun bevel te onderzoeken ; let op geene andere reden dan op het verlangen van onzen Heer die liet u gebiedt. Leeft gij in de wereld, gehoorzaam alsdan aan uweu zielbestuurder als aan God zeiven. Dienaars! gehoorzaamt u w o 11 meesters met ontzag, met eerbied en in eenvoudigheid des harten, als aan Christus z e 1 v e n (Eph. vi, 5); niet alleen aan zachtzinnige overheden, maar ook aan de gestrenge (i Petr. n, 18).

Ik weet hoeveel de zelfverloochening kost; ik weet hoe moeijelijk het valt, zijnen wil te bedwingen, te kluisteren aan den wil van een ander; ik weet dat men bij het ontwaren der moeijelijkheden somwijlen bekoord wordt, om zijn heilig voornemen te laten varen en naar onafhankelijkheid te zoeken : maar , brave Christen ! laat den moed niet zinken; hef de oogen op naar den hemel , dat verblijf van onvergankelijke glorie ; daar wacht God u met het heerlijkste loon voor uwe overwinningen; uit het Paradijs bemoedigt Hij u te midden van den kampstrijd, van

-ocr page 86-

74

daar roept Hij u toe : Mijn kind ! vergeet niet dat Jas us Christus, mijn Zoon en uw Verlosser, dertig jaren lang aan twee zijner schepselen is onderworpen geweest, en dat uit liefde tot u, en om u het verhevenste voorbeeld na te laten; H ij werd zelfs gehoorzaam tot den dood, ja tot deu dood des kruises (Phil, n, 8); de 1 e e r-

ling moet nietbeterzijndandeMees-ter (Joan, xni, Ifi) ; heeft uw Zaligmaker gedurende zijn gansche leven zijnen wil onderworpen , welnu ! dan is het immers billijk , dat ook gij onderdanig en gehoorzaam zijt. Houd moed! want in het hemelsoh vaderland zal Ik zelf uw overgroot loon wezen.

NEGENDE OVERWEGING.

JESDS IN rgt;E WOESTIJN BEKOORD.

Toen werd Jesus door den geest in de woest ij n geleid, om van den duivel bekoord te worden.

Matth. iv, 1.

I.

HOE WERD JESUS BEKOORD.

®adat Jesus door Joannes in den Jordaan ge-doopt was , ging Hij, om zich tot zijn openbaaradat Jesus door Joannes in den Jordaan ge-doopt was , ging Hij, om zich tot zijn openbaar

-ocr page 87-

75

leven voor te bereiden, en om ons ten voorbeeld te zijn , hoe ons bij gewigtige ondernemingen te gedragen, in de eenzaamheid, in de woestijn. Daar vastte Hij veertig dagen en veertig nachten, en toonde aan zijne Kerk de wijze van boetvaardigheid te plegen , die zij in volgende eeuwen aan hare kinderen zou voorschrijven. Eindelijk , zegt de Evangelist, kreeg Hij honger. Hij, het eeuwige Woord des Vaders, die alles onderhoudt wat geschapen is , die alles voedt en aan alles wasdom geeft, Hij wordt, gelijk ieder sterveling , door den honger gekweld! Doch dit was nog niet genoeg ; Hij wilde nog dieper vernederingen ondergaan , Hij wilde tot driemaal toe door den duivel bekoord worden.

De eerste bekoring was die der zinnelijkheid. Toen J e s u s alzoo honger had , naderde Hem de be-koorder en zeide : Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan dat deze steen en brood worden (Mt. iv, 3). Mijn God! een afgevallen engel , een booze geest, om zijnen hoogmoed uit den hemel gebannen , waagt het den Zoon Gods te beproeven, en wil dat Hij een wonder verrigte, ten einde aan de behoefte die Hem kwelde te voldoen , en aldus zijne godheid te bewijzen. Mijn lieve J e s u s ! hebt Gij ons niet genoeg bemind, met de ellende en droefheid onzer natuur aan te nemen ? Waarom wildet Gij nog op deze vernederende wijze van satan bekoord worden ?

— Mijn kind 1 Ik heb die bekoring willen ondergaan , om u de listen van satan te leeren kennen. Die booze geest is er op uit , uwe behoeften, uwe zwakheden, uwe neigingen, uwe hoofddrift te doorgronden en zal u aanzetten, om daaraan voldoening

-ocr page 88-

76

te geveu. Hij zal, als gij honger hebt, dat is , als gij in een zwak oogenblik verkeert, tot u komen en u het kwaad als iets noodzakelijks, of ten minste als iets passends doen voorkomen. Hij zal u zeggen, dat een verkeerd gezelschap een eerlijke omgang, dat eene zondige genegenheid eene kleine voldoening of eene zinnelijkheid is , die gij u zeiven niet weigeren moet. O mijn kind! duizenden en duizenden heeft hij aldus doen vallen; geene wijzen , geene sterken, geene godvruchtigen zijn uitgezonderd, gelijk wij in een Salomon, in een David, een Samson kunnen zien. Wees dus op uwe hoede en waak!

De tweede bekoring was die van hoogmoed en vermetelheid. Door toelating van J e s u s nam de duivel Hem op , voerde Hem door de lucht naar Jerusalem ; stelde Hem op de tiuue des tempels en zeide ; Indien Gij Gods Zoon zijt, werpü van boven neder; want er staat geschreven: Hij heeft zijnen engelen wegens IJ bevolen, en zij zullen Uopde handen dragen, datGij uwen voet niet zoudt stooteu aan eenen steen (Mt. iv , 6; Lc. iv, 10 v.). Deze tweede bekoring wilde J e s u s ondervinden, omdat wij door haar zeer dikwijls zouden worden aangevallen. Helaas ! hoevelen bezwijken er voor , die zich , zonder hunne eigene zwakheid te vreezen, blindelings in de gelegenheid van zonden als in een diepen afgrond nederwerpen.

De duivel houdt vooral twee strikken gespannen , waardoor hij vele zielen in het eeuwige ongeluk sleept : vermetelheid en w a n h o o p. Vóór den val stelt

-ocr page 89-

77

hij ons het kwaad voor als gering ; hij doet ons op eene deugd bouwen die wij niet bezitten; wij behoeven , dus fluistert hij , die gelegenheid niet te vlug-ten ; wij zullen niet zondigen, wij hebben krachten genoeg; maar zijn wij op die wijze door onze vermetelheid en onzen hoogmoed in de zonde gevallen, dan spant hij den anderen strik en tracht ons tot wanhoop te brengen. O goede J e s u s 1 ik bid ü , geef mij de deugd van nederigheid en vertrouwen, maar vooral uwe liefde; dan zal ik altijd vreezen en niet op mij zeiven steunen; en zou ik dan ooit zoo ongelukkig zijn van ü te beleedigen, dan zal ik aan uwe barmhartigheid niet wanhopen , maar op ü vertrouwen, die mij tot den dood hebt liefgehad.

De derde bekoring, waardoor J e s u s zich om on-zentwille liet aanvallen, was de bekoring van h e b-z u c h t. Tweemaal had nu satan te vergeefs Hem aangezocht. Daar hij echter den Zaligmaker , dien hij, evenals Moses en den Profeet Elias , veertig dagen had zien vasten, en dien hij als een buitengewoon mensch aanzag, gaarne ten val wilde brengen , wendde hij zijne laatste krachten aan; J e s u s liet zich andermaal opnemen, en de duivel bragt Hem op een zeer hoogen berg , toonde Hem al de koningrijken dei-wereld en hunne glorie, en zcide : Al die magt en g r o o th e i°d komt m ij toe en ik kan die geven aan wienikwil (Lc. iv, 6); dit alles zal ik U geven, indien g ij neder valt, en m ij aanbidt (Mt. iv, 9). Welk eene goddelooze lastering ! welk een gruwelijk voorstel! den Zoon van God,

-ocr page 90-

78

aan wien van den Vader alle magt is gegeven in den hemel en op aarde, worden magt en rijkdom aangeboden, wanneer Hij satan wil aanbidden !... Die vernederende bekoring heeft J e s u s voor ons willen lijden, omdat diezelfde geest van logentaal en bedrog nog rondgaat, valsche beloften geeft, ons op den berg brengt, ons rijkdom , grootheid , eer , aanzien , voldoening aller wenschen, ja een volmaakt geluk voor oogen stelt, en ons toeroept; Dit alles zal ik u geven, indien gij neder valt en mij aanbidt; indien gij het j ak van J e s u s afwerpt en n geheel aan mij overgeeft. Ach! hoevele ongelukkigen zijn bedrogen, die in plaats van al die grootheid te genieten, gebukt gaan onder het knellende juk der zonde. Ach' hoe nietig , hoe ydel zijn al die beloften ; dat h ij u dan niet misleide, roept ons de H. Paulus toe , gelijk hij Eva misleid heeft (n Cor.

xï, 3).

O lieve Jesus! leid ons niet in bekoring (Mt. vi, 13). Ach! hoe ben ik beducht, dat die booze geest mij verleiden zal; maar al te dikwerf heb ik tot mijne beschaming ondervonden, dat ik in de bekoringen van zinnelijkheid, vermetelheid en hoogmoed gevallen ben. Ach , lieve Jesus! ik wil U nooit weder vergrammen ; maar zeg mij wat ik | doen moet, wanneer satan weder aanvalt op mijne ziel. He er! wat wilt Gij , dat ik doen zal? (Hand. ix, 6.)

-ocr page 91-

79

II.

HOE LEEKT JESC3 ONS TEGEN DE BEKORING TE STRIJDEN.

Waakt 'en bidt, opdat gij niet ingaat in bekoring (Mt. xxvi, 41); want Satan g a at rond als een brieschende leeuw, zoekende w i e n h ij moge verslinden (i Petr. v, 8). Deze les heb ik mijnen leerlingen en ook u, mijn kind! gegeven. Bij dit waken en bidden kunt gij nog voegen: vasten, geestelijke afzonderingen, godvruchtige lezing, vooral het vlugten der gelegenheden , voortdurende bezigheid en het overdenken van mijn lijden en dood.

Indien gij meer in het bijzonder eenige middelen tegen de bekoringen wilt overwegen, kom dan in de woestijn, in de eenzaamheid , en leer daar van Mij, die om uwentwil heb willen bekoord worden , hoe gij bepaaldelijk tegen de zinnelijkheid, hoogmoed en hebzucht te strijden hebt. Wanneer de honger , of de begeerlijkheid u tot kwaad zoude brengen, vooral wanneer uwe drift en harts-togt uw hart doen ontgloeien, wanneer verkeerde neigingen voldoening vergen , verwijder dan satan , gelijk Ik gedaan heb, met de woorden uit de H. Schrift, en zeg: De mensch leeft niet b ij brood alleen, maar bij alle woord dat uit Gods mond voortkomt (Mt. iv, 4); want dat woord van God is een geestelijk , een heilig en hemelsoh brood ; dat woord is een versterkend brood, dat ziel en lichaam krachten geeft; dat woord kan

-ocr page 92-

80

alleen voldoening en leven aan uw hai-t schenken; door dat woord aan te hooren en op te volgen, kunt gij rust voor uwe ziel vinden: de mensch leeft niet bij brood alleen, maar bij alle woord dat uit Gods mond voortkomt.

Valt satan u aan door hoogmoed; leert hij u uwe waarde zien, even alsof gij zonder de goddelijke genade iets zoudt kunnen uitrigten; wordt gij bekoord, om u in groot gevaar van zonde te begeven , en komt de gedachte bij u op : ik lieb deugd en kracht genoeg , ik zal niet in die gelegenheid vallen , gelijk deze of gene; roept hij u toe : w e r p u van boven neder, want Hij heeft zijnen engelen wegens u bevolen: zeg dan tegen den bekoorder, gelijk Ik gezegd heb : Er staat geschreven: Gij zult den Heer uwen God niet tergen (Mt. iv, 7). Ja, waant gij soms eenige deugd te bezitten , en zijt gjj daardoor minder ijverig in het vervullen uwer pligten; zijt gij traag in het medewerken met de goddelijke genade : zeg dan tot den bekoorder : Er staat geschreven: Gij zult den Heer uwen God niet tergen.

Eindelijk wanneer de duivel u door hebzucht bekoort, u al de schatten der aarde aanbiedt, wanneer hij alle voldoening , alle bezittingen belooft, op voorwaarde dat gij wilt zondigen . dat is', hem aanbidden: o mijn kind! wees dan op uwe hoede, zeg dan met verontwaardiging, gelijk Ik gezegd heb, toen Hij Mij alle koningrijken aanbood: Ga van M ij, satan, want er staat geschreven:

-ocr page 93-

81

Gij zu 11 d e n He e r u w en Gr o d a anb i dd e n en Hem alleen dienen (Mt. iv, 10). Dit middel kunt gij bij alle bekoringen aanwenden, bij die tegen de zuiverheid, de nederigheid, het geloof en andere deugden; zeg dan : Ga van m ij satan, want er staat geschreve.n: Gij zult den Heer viwen God aanbidden en Hem alleen dienen.

— Maar , lieve J e s u s ! ik heb zooveel andere, zoo groote bekoringen ; mij dunkt , in het hart van een verworpene kunnen er geen snoodere opkomen. Ik vermijd de gelegenheid, ik tracht mij wel tegen die aanvallen te verzetten, maar zij blijven mij steeds verontrusten: hoe moet ik mij in die oogenblikken van inwendigen strijd gedragen?

— Mijn kind! uwe eerste poging moet zijn, om kalm en onverschrokken te blijven. Laat u nooit dooide bekoringen, hoe onrein, hoe geweldig ook, ontstellen ; maar verlaat u altijd met vertrouwen op mijne genade. Denk dat, wanneer gij de gelegenheden van zonde vermijdt, Mij getrouw wilt dienen en Mij bemint, zij middelen zijn om uwe ziel van vroegere vlekken te zuiveren en voor nieuwe te behoeden. Zij zijn voorbereidingen tot menigvuldiger genade ; die voor u kwellende toestand is eindelijk een tegengift voor den hoogmoed, waardoor gij herinnerd wordt aan uw eigen onvermogen. Vrees niet, Ik ben met u ; strijd met moed tegen de aanvallen van den duivel en laat u door niets verschrikken. Hij maakt veel gedruisch ; maar schaden kan hij niemand van degenen die op Mij betrouwen. Hoe meer hij n

6

-ocr page 94-

82

kwelt, hoe meer hij tegen u woedt, — hoe meer gelegenheid hij u verschaft, om uwe verdiensten te vermeerderen en uwe hemelkroon te vergrooten. Wees moedig en roep gedurig mijne hulp in. Ik heb hem den kop verplet door mijne magt, doe gij het nu door mijne hulp der genade, die Ik u nooit zal weigeren.

— Heer J e s u s ! ik dank U voor deze heilzame onderrigtingen. Mogt ik die in oefening brengen ! Het eenige wat ik U vraag is, met volle tevredenheid en zonder klagen op alle tijden , alle plaatsen en in alle omstandigheden getrouw uwen wil te volbrengen ; het eenige wat ik vraag is, niet in de bekoring te bezwijken en U te blijven beminnen; het eenige wat ik U vraag is : uwe liefde; en wat kan ik meer vragen ? want zoo ik U opregt bemin , dau zal ik nederig , geduldig , zachtmoedig , liefderijk en onderworpen zijn ; zoo ik U opregt bemin, dan zal ik zijn wat Gij wilt dat ik ben , een heilige ! ach ! door uwe barmhartigheid, o God! smeek ik U, geef mij uwe liefde , wond mijn hart met uwe liefde, dan zal ik noch duivel noch wereld noch hel behoeven te vreezen ; dan zal ik strijden, en strijdend overwinnen en uwe liefde in eeuwigheid bezitten. Heilige Maria, onder uwe bescherming neem ik mijne toe-vlugt; sta mij bij in alle bekoringen en bid voor mij. Amen.

-ocr page 95-

S3

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

OVEE HET EESTKIJDEN DEB BEKOKINGEN.

Vele brave en godvruchtige Christenen bekommeren zich grootelijks over den te voeren strijd met de bekoringen, en ofschoon zij alle gelegenheden vermijden , en al die middelen die de Christelijke voorzig-tigheid voorschrijft aanwenden, ofschoon zij God op -regt dienen en beminnen , •— kwellen en verontrusten zij zich altijd, meenen aan de bekoringen te hebben toegegeven, gelooven, dat zij onverschillig zijn voor het kwaad; geen afschrik hebben van de zonde; vreezen ^ of hunne biechten en communiën wel waardig verrigt zijn , en geraken alzoo in eene verwarring en in eene kleinmoedigheid , die hen , indien satan zijn doel kon bereiken, tot wanhoop zoude brengen.

Het is vooral ter bemoediging van deze Christenen, dat ik wil doen zien, hoe zij, in plaats van in de bekoring te hebben gezondigd , vele groote verdiensten door dezer bestrijding hebben ingezameld. Lees dan met aandacht hetgeen ons de H. Gregorius de Groote aangaande de bekoringen leert.

Deze Heilige zegt, dat er in de bekoringen drie graden zijn: de voorstelling; het n a t u u r 1 ij k behagen; en de toestemming. 1. De voorstelling geschiedt, wanneer eene kwade gedachte, een onrein beeld óf van zelve in den geest komt, óf door uitwendige voorwerpen wordt opgewekt. Deze laatste uiterlijke voorstelling heeft onze goddelijke Zaligmaker willen ondergaan; verder kon

-ocr page 96-

84

bij den Godmensch de bekoring niet doordringen; maar bij ons , arme en zwakke schepselen, verheft zij zich tot een tweeden graad; door onze bedorvene natuur wordt die verkeerde gedachte of dat onreine beeld behagelijk, en wekt in ons de zinnelijkheid op ; eindelijk lokt zij, en dit is de derde graad, de toestemming van onzen wil uit. Geeft nu onze wil zijne toestemming, dan zijn wij in de bekoring gevallen; want de wil brengt de zonde voort, en de zonde baart den dood, gelijk de H. Jacobus zegt.

Gij ziet hieruit, dat de eerste aanval der bekoring (die slechte gedachte, dat onreine beeld, het svelk zich voor onzen geest stelt,) geen zonde is; want de Zaligmaker zelf, die geene zonde heeft gekend, heeft dien aanval der uiterlijke bekoring willen ondervinden. Hoe hevig, hoe langdurig die aanval ook zijn moge, hij maakt ons niet schuldig voor God. Wanneer nu de bekoring zich behagelijk voordoet, zich in haar geheel aan den geest voorstelt; wanneer de neiging van onze bedorvene natuur reeds medewerkt en nu onzen wil tot t o e s t e m-ming uitlokt, dan is die toestand wel gevaarlijk , maar men heeft nog niet gezondigd ; alléén , en dit maakt de zonde, wanneer iemand, b ij v o 11 e bewustzijn van zich zeiven, in de neiging tot het kwaad met vrijen wil toestemt, dan js hij in de bekoring gevallen.

Dit is juist, zullen sommige lezers zeggen, mijne grootste zwarigheid. Ik meen altijd te hebben toegestemd ; ik kan moeijelijk die onderscheiding maken welke de H. Gregorius opgeeft, en wenschte liever

-ocr page 97-

85

eenige andere teekenen te hebben, -waardoor ik kan weten , dat ik niet in de bekoring heb gezondigd. — Ik zal dan aan dat verlangen voldoen en ik heb u de volgende teekenen op te geven.

1. Indien gij Christelijk, ingetogen en godvruchtig leeft; indien gij uwen God zelfs door geene voorbedachte dagelijksche zonden wilt vergrammen, — dan moogt gij, wanneer gij in twijfel zijt, of gij toegestemd hebt, ten uwen voordeele beslissen , en ge-looven , niet vrijwillig in de bekoring geweest te zijn ; want de staat van genade, zegt een godvruchtig schrijver, en de staat van doodzonde zijn twee uitersten die men zelden kan bereiken , zonder vooraf over het midden gegaan te zijn , dat is zonder zich aan vrijwillige dagelijksche zonden te hebben schuldig gemaakt.

2. Indien gij de gelegenheid tot zonde zorgvuldig vermijdt, bijv.: verkeerde of ligtzinnige gezelschappen ; het lezen van gevaarlijke romans; den zinnelij-ken omgang met dezen of genen persoon; en indien gij bij het begin der bekoring bidt, uw hart tot God opheft, of uwe gedachte op iets anders stelt, dan moogt gij besluiten , dat uw wil niet heeft toegestemd , en dat gij die menschelijke neiging , die be-dorvene, die zinnelijke genegenheid , welke als een gevolg , als eene straf van Adams zonde is overgebleven , verward hebt met uwen redelijken wil, die niet kan gedwongen worden , maar eenige toestemming moet gegeven hebben , wil de bekoring zondig zijn.

Eindelijk, indien uw biechtvader u geruststelt en

-ocr page 98-

86

verzekert, dat gij niet hebt gezondigd, dan moet gij niet wijzer willen zijn dan uw leidsman op den weg des levens; dan moet gij u niet het minste verontrusten en zelfs niet meer onderzoeken, maar u geheel en al in de hand van Gods barmhartigheid overgeven.

Bijzonderlijk in de bekoringen tegen de zuiverheid, en tegen het geloof, hoe hevig en langdurig zij ook wezen mogen , moet gij de grootste kalmte bewaren. Gij moet niet, gelijk sommigen, u door drifr , ontevredenheid of ongeduld laten vervoeren, en met uwe hand de bekoring als van uw hoofd willen verdrijven, of door hoofdknikkingen en handenwringen op eene pijnlijke wijze uwen afkeer willen te kennen geven ; dat is satan te veel eer bewijzen; gij moet den be-koorder niet willen opmerken, gij moet hem verachten , niet naar hem luisteren , gelijk wij doen , wanneer ons op openbare wegen smaadwoorden worden nageworpen. Wij gaan stil onzen weg, zonder er reden van te vragen aan de kwaadwilligen die ons aldus bejegenen. De leeraars van het geestelijke leven komen hierin overeen, dat de enkele verachting der bekoringen krachtiger middel is om ze te verdrijven, dan oefeningen der tegenovergestelde deugden te verwekken.

Vooral moet men , en deze raad is van groot ge-wigt, bij het begin der bekoring haar niet den minsten toegang verleenen; laat den vijand , zegt de H. Franciscus van Sales , aan de deur kloppen, roepen, smeeken om binnen te komen, geef hem niet den minsten toegang , en vraag hem niet eens wat hij wil;

-ocr page 99-

87

zien wij dikwerf, of alle vensters goed gesloten zijn, en dan liebben -wij niet te vreezen.

Nog wil ik u hier de opmerking van den H. Hie-ronymus bijvoegen : Dood uwen vijand , zegt hij , als hij klein is en verstik hem in zijne geboorte; want laat gij hem opgroeijen , dan zult gij veel te strijden hebben. Dezelfde Heilige legt in dien toepasselijken zin de woorden van den Psalmist uit; Gelukkig hij die uwejongeu neemt en ze tegen den steen verbrijzelt (Ps. cxxxvi, 9). — V erj aa g die kleine vossen, dioden wijngaard bederven (Cant, n , 15); met andere woorden, die kleine kwaadsprekendheid, die eigenliefde , die gehechtheid aan eenige personen , die zinnelijkheid , die in het begin nog teer en zwak is , — verbrijzel ze tegen den hoeksteen Jesus Christus! Verjaag ze vroegtijdig uit uw hart, opdat zij in u den wijngaard van Christus niet bederven.

Ik eindig met de woorden uit eenen brief van Pranciscus van Sales, die in zijnen jeugdigen leeftijd tegen de bekoring tot wanhoop zoozeer te strijden had, dat zijne gezondheid er door gekrenkt werd. »Schep moed, zegt hij, schep moed!quot; laat u door al dat geraas der bekoring niet misleiden; de afgevallene engelen , uwe vijanden , trachten u vrees aan te jagen , maar vermoei u niet, zij vermogen niets op u. Bespot, misken en belach hen ; keer hun den rug toe; zij hebben de Heiligen ook gekweld en veel geplaagd; maar zie, deze zijn nu in den hemel en hebben aldaar de plaats, die zij verloren, ingenomen; wees moedig en vrolijk op den weg des

-ocr page 100-

88

Heeren, maar ook nederig, zachtzinnig en niet uitgelaten.

Ik bied u hier nog eenige verzuchtingen aan, waarvan gij de eene of andere kunt uitkiezen en u eigen maken , om die tijdens de bekoring te bidden :

Heer! iklijdgeweld, antwoord voormij. Is.xxxvm, 14.

Uit de diepte mijns harten heb ik tot U geroepen. Ps. cxxix ,

Zijt mijn helper en mijn verlosser, Heer! vertoef niet. Ps. lxix , ü.

Heilige Maria! Heilige Josef! bidt voor mij.

Zal ik dit kwaad doen en zondigen tegen God ? Gen. xxxix , 9.

Neen, liever sterven , dan IJ vergrammen. J e s u s van Nazareth! Koning der Joden. Joan, xix, 19.

Weg satan ! er staat geschreven , gij zult den Heer uwen God aanbidden en Hem alleen dienen. Mt. iv, 10.

Lieve J e s u s ! laat niet toe , dat ik van U gescheiden worde.

J e s u s ! Davids Zoon, ontferm U mijner. Lc. xvm, 38.

Genees mij, Heer! want mijn gebeente is ontsteld en mijne ziel is diep bedroefd. Ps. vi, 3, 4.

Heer! wat wilt Gij dat ik doen zal ? Hand. ix, 6.

Verwerp mij niet van uw aanschijn en neem uwen Heiligen Geest van mij niet weg. Ps. l , 13.

O God ! kom mij te hulp ; Heer! haast ü om mij te helpen. Ps. lxix , 2.

Besproei mij met hyzoop , dat ik zuiver worde; wasch mij, dat ik witter worde dan sneeuw. Ps. l, 9.

Ontferm U mijner, o God 1 naar uwe groote barm-

-ocr page 101-

hartigheid, en naar de menigte uwer ontfermingen wisch mijne boosheid uit. Ps. l , 3.

Op U, o Heer ! heb ik gehoopt en in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden. Ps. xxx, 2.

Schep in mij een zuiver hart, o God! en vernieuw den regten geest in mijn binnenste. Ps. l , 12.

Heer! wees mij genadig , want ik ben zwak. Ps. vi, 3.

Mijn God! op U vertrouw ik, en ik zal niet beschaamd worden. Ps. xxiv , 2.

Doordring mijn vleesoh met uwe vreeze. Ps. oxviu, 120.

Leid ons niet in bekoring. Mt. vi, 13.

Jesus! Maria! Josef! in uwe handen stel ik mijn ligohaam en mijne ziel! nu en in het uur van mijnen dood. Amen.

TIENDE OVERWEGING.

DE BARMHARTIGHEID DES ZALIGMAKERS IN ZIJN OPENBAAR LEVEN.

Al weldoende trok Hij het land door. Hand. x, 38.

m al de blijken van goedheid, welke onze Zaligmaker gedurende zijn openbaar leven gegeven heelt, na te gaan, zou ik het gansche Evangelie moeten afschrijven. Laten wij ons bij eenige daar-

-ocr page 102-

90

van bepalen, wij zullen er stof voor drie overwegingen in vinden.

I.

HET GELOOVIO GEBED VAN DEN MELAATSCHE VEUHOOKD.

Ch ristus was den berg afgekomen, waar Hij zoovele sohoone lessen aan de scharen gegeven had. Eene groote menigte volgde Hem; daar verscheen eens-klaps een melaatsche , wierp zich aan zijne voeten en zeide: Heer! indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen (Mt. vm, 2). De Heer had medelijden met dezen ongelukkige, raakte hem aan en zeide: Ik wil, word gereinigd! en aanstonds verdween zijne melaatschheid.

Heer J e s u s ! niet de melaatsche van het Evangelie, maar een andere neemt thans tot U zijne toe-vlugt. Die melaatsche ben ik ; mijne melaatschheid is eene geestelijke kwaal, maar daarom des te af-zigtelijker, en ik schaam mij, U die te toonen. Zoovele zonden, zoovele onvolmaaktheden , dat gedurig hervallen in dagelijksche gebreken, die laauwheid in uwe dienst bevlekken mijne ziel. O J e s u s ! genees mij, opdat ik zuiver en onbevlekt voor uw aanschijn wandelen, en met steeds toenemenden ijver in uwe dienst volharden moge. Ach! als Gij door de H. Communie in mijn hart zult komen, laat mij dan die troostelijke woorden vernemen: Omijnkind! Ik wil, word gereinigd.

-ocr page 103-

91

11.

HET QELOOVia EN OOTMOEDIG GEBED VAN DEN HOOFDMAN VERHOORD.

Zeker hoofdman had een kuecht dien hij zeer beminde ; deze werd gevaarlijk ziek. Als nu zijn meester veel van J e s u s, en van de goedheid waarmede Hij de zieken genas, had hooren spreken , begaf hij zich tot Hem , op het oogenblik dat Hij te Ca-pharnaüm kwam en zeide : Heer! mijn knecht ligt te huis door eene beroerte aangetast en l^dt hevige smarten. Meer sprak hij niet, maar het was genoeg om medelijden op te wekken bij onzen goddelijken Meester , die hem terstond antwoordde : I k z a 1 h e m k o m e n g e n e-zen. Neen, Heer! hernam de nederige hoofdman , ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak komt, maar spreek slechts een woord en mijn knecht zal gezond worden. Die woorden vol van geloof, welke de Kerk nu nog bezigt als de uitdrukking van den diep-sten ootmoed, werden openlijk door J e s u s geprezen , en Hij zeide tot den hoofdman : Gr a, u geschiede, gelijk gij geloofd hebt! En terzelfder uur werd de knecht gezond (Mt. vin, 6 vv.).

Gij weet het, goede J e s u s ! mijne ziel is krank, zeer krank ; eene brandende koorts verteert en ondermijnt hare krachten; een heimelijk, onuitbluschbaar vuur blaakt in haar binnenste ; zij gevoelt de behoef-

-ocr page 104-

92

te om te beminnen, en in de liefde roor de schepselen vindt zij niets dan ellende en kwelling. Goe-dertierene Verlosser ! ontferm U mijner ; omdat Gij oneindig beminnenswaardig zijt, daarom zucht ik naar U van den morgen tot' den avond. Hoe onwaardig ik ook ben om het geluk uwer komst te smaken, vertrouw ik evenwel, dat Gij mij zult toeroepen : Ik zal tot u komen enu genezen,

O kom , Heer J e s u s ! kom , opdat ik uwe zoete tegenwoordigheid geniete; kom, opdat ik U bemin-ne zooveel het mij mogelijk is; kom , en ik zal U omhelzen, om nooit van U gescheiden te worden; kom dan, miju God! kom tot mij, want ik kan niet meer leven zonder TJ.

III.

HET GELOOVIG , OOTMOEDIG EN VOLHARDEND GEBED DER CHANANESCHE VROUW VERHOORD.

Toen Jesns zich in de nabijheid van Tyrus en Si-don bevond, riep eene Chananesche vrouw uit die landstreek: Heer! Davids Zoon, ontferm U mijner: mijne dochter wordt wreede-lijk door den duivel gekweld (Mt. xv, 22). Voorwaar een treffend gebed, dat wij zei ven dikwijls moeten herhalen: Ontferm ü mijner , Heer ! mijne ziel wordt wreedelijk gekweld. Maar Jesus antwoordde niets; zijne leerlingen naderden dan en baden Hem: stel haar tevreden , want zij roept ons na. Jesus schijnt ongevoelig voor zulk eene aandoenlijke bede : Hij antwoordt niet, wendt niet

-ocr page 105-

93

eens zijne oogen op haar, en tegenove haar vurig smeeken neemt Hij eene schijnbaar onverschillige houding aan, nog meer in staat haar af te schrikken , dan eene bepaalde weigering. En echter laat de bedroefde moeder den moed niet zinken; zij gaat voort met roepen en herhaalt zonder ophouden: Heer! Davids Zoon, ontferm U over mij en mijne dochter. Om een einde aan dit roepen te maken, of wel door hare standvastigheid en haren rampspoed bewogen , vervoegen zich de apostelen als voorsprekers bij J e s u s ; zij bidden, dat Hij toch hare begeerte vervulle; al ware het dan slechts om haar lastig aanhouden. Maar Hij antwoordde: Ik ben niet gezonden dan tot de verdoolde schapen van het huis van Israël.

Welke troostende hoop moest in het hart der Cha-nanesche vrouw niet opkomen, toen de apostelen hare bede ondersteunden ! hoe oplettend hoorde zij naar het antwoord des Zaligmakers! maar hoe groot was hare ontsteltenis bij het vernemen der verpletterende woorden: Ik ben enkel gezonden tot de verdoolde schapen van Israël. Ongelukkige moeder! hebt gij Jesus Christus thans verstaan? Neen! Hij bejegent u niet met een diep stilzwijgen; zijne meening is klaar en duidelijk, welke hoop kan u dus nog overblijven ? Vertrek alzoo , ga en beween uw rampzalig lot en dat uwer dochter gij hebt geen 'anderen troost meer dan uwe tranen en de wanhoop!... Ach, hoe spoedig zouden wij zulk een noodlottig besluit opvolgen!

-ocr page 106-

94

Maar deze vrouw oordeelde anders. Bij het vermeerderen der hinderpalen worden haar verlangen en geloof zooveel te levendiger ; zij snelt naar Hem toe; stort zich aan zijne voeten , en zij zal die niet verlaten voordat hare smeekingen den gewenamp;chten uitslag verkregen hebben. Met nog grooter aandrang bidt zij: Heer! G ij kent mijne smart, Grij ziet m ij n vertrouwen, ontzeg m ij uwe h u 1 p niet. O indien wij met zulk een vertrouwen, met zulk een geloof, met zulk een vuur , zulk eene volharding baden, wij zouden alles kunnen verwerven. Je sus antwoordde haar: Het is nietgoed, het brood der kinderen voor de honden te werpen. Welk een antwoord en dat van den teedersteu aller Vaders! Echter betoonde de Zaligmaker haar eene onschatbare gunst, Hij duldde, dat zij voor Hem geknield bleef, eu zij hield dit voor een zeker teeken, dat hare bede vervuld zou worden. Zij was ook door de vernederende toespraak des Zaligmakers volstrekt niet beleedigd. Zij keurde dit zelfs goed , want niets kan den waarlijk nederige vertoornen. Zij bekende, dat die woorden voor haar pasten, en zij wist die te gebruiken als een middel om verhoord te worden. In het geestelijke leven is niets blinder dan de hoogmoed , niets zoo scherpziend als de nederigheid. Welligt begreep zij , dat de Heer , onder de schijnbaar hardvochtige taal, haar met opzet op een middel wilde bedacht maken , waardoor zij Hem als het ware ontwapenen moest. En inderdaad de genade des Verlossers bragt zalving aan in een hart, dat Hij uiterlijk scheen te grieven. De vrouw nam die gele-

-ocr page 107-

95

genlieicl te baat ; Gij hebt gelijk. Heer! zoo sprak zij, het is niet goed, het brood der kinderen te nemen en voordehonden te werpen, maar toch ook de hondjes eten van de kruimels die van de tafels hunner meesters vallen; dit nu is mijn toestand , dit is al wat ik begeer; stort uwe gunsten in overvloed uit over de zonen van Abraham; ik smeek U slechts om de geringste genade....

Hoe moest zulk een antwoord aan J e s u s behagen ! Ach, zoo wij het eens regt kenden dat goddelijke Hart, hoe groot zoude onze liefde en ons vertrouwen wezen! En die kennis verkrijgen wij enkel door de nederigheid. Ik wil dan de voeten mijns Zaligmakers omhelzen, en daar het heil mijner ziel afsmeeken. Als Hij niet naar mij luistert, zal ik mijne stem verheffen ; ik zal volhouden, schoon Hij mij afwijst; mijne misdaden en ongetrouwheden moge Hij mij verwijten , ik zal die rouwmoedig bekennen ; en als Hij zeggen zal, dat zulke zondaars als ik ben op het Paradijs geen aanspraak hebben , dan zal ik antwoorden : Het is zoo , Heer! maar Gij zijt de zondaars komen roepen; Gij zijt gekomen om de zieken te genezen , de bezetenen te verlossen, om te redden en zalig te maken al die in U gelooven, die de noodzakelijkheid van uwe hulp erkennen, met eene vaste hoop bijstand en redding van U inroepen. Ziedaar mijn toestand dan , ziedaar wat ik verlang. Zij die door hunne getrouwheid zich uwe genade waardig maken , mogen in overvloed door U gezegend worden , voor mij , ik vraag U zulke groote gunsten niet; maar

-ocr page 108-

96

als Gij de kinderen des huizes verzadigd hebt, blijven er dan geene kruimelen over om ze mij toe te werpen ?...

Toen zeide Jesus haar: Vrouw! groot is uw geloof. 0 goddelijke Zaligmaker! hoe aangenaam was het voor uw hart, het geloof dier vrouw te kunnen prijzen , welke Gij zelf op eene zoo harde proef gesteld hadt. O vrouw ! hoe groot is uw geluk, geprezen te worden door Hem die het verborgenste der harten doorziet! Gij hebt Hem naar waarheid beoordeeld , toen gij u door niets liet afschrikken, en niet vreesdet van lastig of onbescheiden te zijn. Ach, ware het zoo met mij! Maar alles ontzet mij; ik word door de geringste moeijelijkheid overwonnen, en de minste dorheid die ik ondervind doet mij den moed verliezen.

U geschiede gelijk gij verlangt, en van dat uur af was hare dochter genezen. Zij bad om de bevrijding barer dochter , en op hetzelfde oogenblik was deze van hare kwelling ontslagen. God regelt gewoonlijk de gave zijner genade naar de opregtheid onzer begeerte. De eerste eigenschap van een heilig gebed, en die ons het meest ontbreekt, is: opregtelijk en inderdaad te willen verwerven hetgeen wij vragen.

Goedertierene Zaligmaker! mijn vriend en teedere broeder , kom , bid ik U, mijne diepe ellende te hulp. Ik brand van verlangen om U te beminnen, en ik gevoel dat ik zonder uwe genade U niet beminnen kan. Ach, Jesus ! boezem mij afkeer in voor rijkdommen en genoegens , voor achting en grootheid,

-ocr page 109-

97

voor alles wat Gij niet zijt. Helaas! al wat op aarde is moet vergaan; Gij alleen , o mijn God ! Gij blijft dezelfde en verandert niet. Verleen daarom, dat ik U eeuwig, eeuwig blijve beminnen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

dikwijls gods barmhartigheid gedenkkn.

Ik zal de barmhartigheden des He e-ren indachtig zijn, ik zal lofzangen zingen om alles wat Hij mij heeft gedaan; om al de weldaden waarmede Hij mijne ziel, volgens zijne goedheid en de menigte zijner barmhartigheden, begiftigd heeft (Is. lxiii ,7). L o o f, m ij n e ziel! den Heer, en al wat in mij is zijnen H. Naam. Loof, mijne ziel! den Heer, en wil nooit zijne barmhartigheden vergeten (Ps. en, 1 , 2).

Zoo moeten uwe gevoelens zijn bij het herdenken der weldaden van uwen Verlosser, die in zijne mensch-heid al weldoende door het land trok. Zoo zijn de gedachten van een Christen, voor wien de dankbaarheid geen ondragelijke last is. Maar, helaas ! waar zijn die Christenen die God voor de ontvangene weldaden lof zingen? Met groot geroep vragen wij God om hulp , wanneer wij in gevaat zijn; wij vragen gunsten, die Hij ons dagelijks verleent, en na het ontvangen er van vergeten wij zelfs deze enkele woorden te zeggen; Mijn God!ikbedankü. O mijn kind , wees niet ondankbaar aan een zoo goeden

7

-ocr page 110-

98

meester, want de ondankbaarheid alleen kan, gelijk de H. Bernardus zegt, de bron der genade voor altijd sluiten. Neen, herinner u dikwijls Gods goedheid zoo in het algemeen , als in het bijzonder jegens u.

Behalve de weldaden der schepping, de genade der verlossing, hebt gü zoovele bijzondere gunsten naar ziel en ligchaam ontvangen. Gij hadt gezondigd, en die goede Vader heeft met u niet volgens uwe misdaden gehandeld. Hij heeft uw ongeluk gezien , Hij is verteederd geworden , Hij heeft medelijden met u gehad en al uwe zonden vergeven , uwe wonden genezen, en altijd vol liefde en teederheid heeft Hij u het kleed der onschuld teruggegeven. Zeg dan dikwerf: .Wat zal ik den Hoer wedergeven voor al wat Hij mij geschonken heeft? Ps. cxv, 12.) Ik zal den PI eer ten allen tij-de loven, zijn lof zal altoos inmijn mond wezen (Ps. xxxm, 2). De barmhartigheden des Heer en zal ik in eeuwigheid zingen (Ps. lxxxviii, 2). O lieve J e s u s ! laat niet toe dat ik ooit het verwijt verdiene, dat Gij eertijds aan het Joodsche volk deedt: G ij hebt m ij n e weldaden vergeten, en zijt de menigte mijner barmhartigheden niet indachtig geweest (Ps. cv , 7).

-ocr page 111-

99

ELFDE OVERWEGING.

VERVOLG.

Al weldoende trok Hij het land door.

Hand. x, 88.

I.

DE OVERSPELIG13 VROUW VINDT ONTFERMING EN VERGIFFENIS.

te Schriftgeleerden en Fariseën bragten eene vrouw, op over spel' betrapt, tot Jesus en plaatsten haar in het midden en zeide tot Hem: Meester! deze vrouw is in overspel bevonden. In de wet nu heeftMoses ons bevolen, zoo iemand te steeuigen. Gij d au, wat zegt Gij van haar? Doch dit zeiden z ij om Hem te beproeven (Joan, vin , 3 vv.). Hierdoor, zegt de H. Augustinus , wilden zij den Zaligmaker een dubbelen strik spannen : Veroordeelde Hij die vrouw ter dood , dan , meenden zij , zou de roem zijner goedheid en zachtaardigheid ten eenen-maal verloren gaan; schonk Hij haar integendeel de vrijheid , dan zou er allezins gelegenheid zijn om Hem als een vijand der wet aan de algemeene verachting prijs te geven. Wat deed onze goede Meester? Hij zegt niet: Zij moet sterven; Hij zegt ook niet: Laat haar in vrijheid; maar omdat Hij de kwade bedoelingen zijner vijanden kende en evenwel hun niet wilde antwoorden, boog h ij zich en schreef met den vin ge r op den grond.e Schriftgeleerden en Fariseën bragten eene vrouw, op over spel' betrapt, tot Jesus en plaatsten haar in het midden en zeide tot Hem: Meester! deze vrouw is in overspel bevonden. In de wet nu heeftMoses ons bevolen, zoo iemand te steeuigen. Gij d au, wat zegt Gij van haar? Doch dit zeiden z ij om Hem te beproeven (Joan, vin , 3 vv.). Hierdoor, zegt de H. Augustinus , wilden zij den Zaligmaker een dubbelen strik spannen : Veroordeelde Hij die vrouw ter dood , dan , meenden zij , zou de roem zijner goedheid en zachtaardigheid ten eenen-maal verloren gaan; schonk Hij haar integendeel de vrijheid , dan zou er allezins gelegenheid zijn om Hem als een vijand der wet aan de algemeene verachting prijs te geven. Wat deed onze goede Meester? Hij zegt niet: Zij moet sterven; Hij zegt ook niet: Laat haar in vrijheid; maar omdat Hij de kwade bedoelingen zijner vijanden kende en evenwel hun niet wilde antwoorden, boog h ij zich en schreef met den vin ge r op den grond.

-ocr page 112-

100

Immers om eene ongepaste of listige vraag te verijdelen , slaat men er oogenscliijnliik geen acht op en neemt het voorkomen aan, als ware de geest op een ander voorwerp gevestigd. Hetzij nu dat zijne vijanden dit niet begrepen , of dat zij Hem tot een antwoord wilden dwingen hetwelk stof voor hunne lasteringen konde opleveren, zoo gingen zij voort met Hem gedurig te ondervragen. De Zaligmaker, die tot hiertoe hun de beschaming van een verdiend verwijt had willen besparen, rigtte zich op en zeide : Wie onder u zonder zonde is, werpe het eerst den steen op haar; en andermaal zich voorover buigende, schreef Hij op den grond. Deze woorden klonken den Fariseën en Schriftgeleerden als een donderslag in de ooren, en schenen hun al de misdaden van hun onzuiver geweten te openbaren. Dit hoo rende, gingen zij de eene na den andere heenj de oudsten het eerst, en Jesus bleef alleen met de vrouw die in het midden stond.

Deze ongelukkige bleef alleen bij Christus, dat is, zooals weder de H. Augustinus het uitlegt, de zieke bleef alleen bij den geneesheer, de diepsóe ellende bij den rijkdom der barmhartigheid. O hoe beschaamd en bevreesd zal zij geweest zijn! voorzeker wist zij niet, hoe medelijdend en barmhartig Degene was in wiens tegenwoordigheid zij zich bevond. Maar het duurde niet lang, of zij mogt het ondervinden; want haar aanziende, sprak Jesus- Vrouw: waar zijnzij die u be-

-ocr page 113-

101

schuldigden? Heeft iemand u veroordeeld! Zij antwoordde: Niemand, Heer! Jesus zeide dan: Ook Ik zal uniet ver-oordeelen. Ga, en wil voortaan niet meer zondigen. Goede Jesus, die mededoo-gen hebt met onze zwakheid , die zoo genadig onze schuld vergeeft, wie zou U niet beminnen ! Ik ten minste, ik wil U voor altoos liefhebben . ik wil U dienen en U uit al mijne krachten beminnen. Stel mij onder het getal dier getrouwe zielen welke Gij met uwe bijzondere genade begunstigt, en verleen, dat ik U getrouw blijve tot den laatsten adem mijns levens.

II.

DE BLINDE TE JERICHO ERLAXGT TROOST EN GENEZING.

Toen Jesus Jericho naderde , vroeg een blinde , die aan den weg zat te bedelen, naar de reden waarom eene zoo groote volksmenigte daar langs trok. Men antwoordde hem, dat Jesus van Nazareth voorbijging (Lc. xvm , 35 vv.).

Jesus was door het gansche land bekend; de armen en bedrukten wisten van zijne goedheid te spreken; niemand stelde zijne magt in twijfel, en zeker wist deze ongelukkige, dat Jesus reeds vele blinden genezen had. Met welk eene blijdschap vernam hij dus , dat Jesus van Nazareth daar voorbijging. Hij begreep , dat hij deze gelegenheid niet moest laten ontsnappen; daarom riep hij ook vol vertrouwen: Jesus! Davids Zoon, ontferm

-ocr page 114-

102

U m ij n e r. Dewijl hij liet juiste oogenblik uiet kon berekenen , waarop J e s u s hem zou voorbijgaan , herhaalde hij onophoudelijk zijne ootmoedige bede , en riep met luider stem de barmhartigheid iu van Hem op wien hij al zijne hoop had gevestigd. E n zij die vooruitgingen, berispten hem om hem te d o e n z w ij g e n ; m a a r h ij r i e p n'ogveel luider: Davids Zoon! ontferm U m ij n e r. Zij hadden noch de behoefte, noch het vertrouwen van een ongelukkige die om een wonder vraagt. Ook was de blinde doof voor hunne berispingen en verhief zijne stem des te meer.

Je s u s nu beval, dat men den blinde bij Hem zoude brengen en vroeg hem: Wat wilt gij dat Ik u doen zal?

Het verlangen vau dien ongelukkige was Jesus niet onbekend, maar met voordacht deed Hij deze vraag. Eene moeder kent zeer goed de behoefte van haar kind, zegt de vrome schrijver de Liguy, en nogtans verlangt zij, dat het die behoefte aan haar uiten zal: zij wil dit niet enkel om haar gezag erkend te zieu, maar veeleer is het haar een genoegen, dat het kind door het uitstamelen dier begeerten zijn vertrouwen te kennen geeft; zij wil door hare vaardigheid om het te voldoen, zijne dankbaarheid opwekken en vermeerderen; zij bemint en wil bemind worden; dit zijn de redenen waarom God het blootleggen onzer behoeften vordert, welke Hij beter kent dan wij zeiven. Heer !• antwoordde de blinde, dat ik zien moge. En met eene almagt, die de goedheid zijns harten met wonderen ten dienste stond ,

-ocr page 115-

103

kon zeide Jesus: Word ziende! uw geloof heeft

in, u behouden. Enterstondzaghijenvolgde

ie , H e m , G o d 1 o v e n d e.

ran

Sn m-

:111 JESUS REWEENT HET ZONDIGE JERUSALEM.

ngt;

xu ToenJesusJerusalem naderde endestad

iet weende Hij over haar (Lc. xix, 41). Tref-

er fend en plegtig oogenblik ! een Godmensch stort tra-

s- non ! De oorzaak vau dat weenen was zijn teeder hart wel waardig. Jerusalem zou vergaan , en ver-

ai gaan om deszelfs misdaden, die weldra door den

, t snoodsten gruwel zouden ten top gevoerd worden.

Na het bloed van haren Messias te hebben vergoten,

s zou de koningin der steden hare burgeren zien om-

e brengen, en zij nederstorten in asch en puinen. Bin-

q nen weinige dagen zou de gruweldaad gepleegd wor-

i den. Slechts eenige jaren was de straf uitgesteld ,

L- doch de zonde en de straf waren den Zaligmaker

even tegenwoordig, als geschiedde het reeds voor , zijne oogen. Welk een gedachte voor den Verlosser

der menschen! Van wat diepe smart getuigen de droeve en aandoenlijke woorden, aan de rampzalige stad toegesproken : O hadt ook gij tenminste op dezen uwen dag nog erkend wat u tot vrede strekt! maar nu is het voor uwe oogen verborgen. Want de dagen zullen over u komen, dat de v ij a n d e n u met een wal zullen omringen: zij zullen u insluiten en van alle kanten benaauwen. Zij zullen uwe

-ocr page 116-

104

kinderen ter aarde werpen, en den eenen steen niet op den anderen laten, omdat gij den tijd uwer bezoeking niet hebt gekend.

Nog eene andere reden deed J e s n s tranen storten. Hij dacht aan ieder van ons in het bijzonder ; en iu de aanstaande rampen van Jerusalem zag Hij het ongeluk der zielen die verloren gaan. De dagen zullen komen, riep Hij uic; en alles is letterlijk vervuld. De geschiedenis gewaagt van de ontzettende belegeringswerktuigen der Romeinen en den ringmuur, welken zij om de meer en meer ingeslotene stad heen trokken. En wien is de vreeselijke hongersnood onbekend, waarbij de moeders hare kinderen verslonden. Zoo zal ook het lot eener zondige ziel wezen; van alle kanten door hare kwade gewoonte ingesloten, laat zij geen toegang meer open voor de goddelijke genade; zij zal van honger omkomen en ouder den last van hare zonden begraven worden. Welk een ijselijke toestand ! Eene volslagene omkeering der inwendige vermogens : geen bestuur der rede of des geestes, maar alles verzinnelijkt, alles verdierlijkt en verlaagd; alles nedergedrukt en ter aarde. Waar is nu dat schoon gebouw, dat het merk droeg van Gods vinger ? het is verdwenen ; de eene steen blijft in die ziel niet op den anderen ; wat iu haar heerscht is zonder orde of zamenhang, is de verwarring der hel! Waarom ? Omdat het beginsel van alles verloren is: God en de vrees voor Hem, het geweten, het gevoel van onderdanigheid aan den Schepper: wanneer deze grondslag omvergeworpen is, wat kan dan nog in zijn geheel blijven ?

-ocr page 117-

105

Bij dit droevig tooneel kan Jesus zijne smart niet weerhouden: Zoo gij het wist, o ziel! zoo gij het wist!... ten minste op dezen dag, waarop God n met zijne genade wil bezoeken. Er is een dag bij God bekend, na welken aan de ziel geen middel ter redding meer overblijft, omdat gij, zegt Jesus, den tijd niet hebt gekend, waarop God u bezocht. Wanneer een inwendig licht u uwe misdaden vertoont, wanneer gij genoopt wordt om eer aan God te geven, en alles in uw binnenste zegt en roept, dat gij u toch aan God zult toewijden, gelijk bij de intrede te Jerusalem allen, ook de kinderen zelfs , hunne stem verhieven, luister dan , want zoo gij gehoor weigert, gaat het oogenblik voorbij , en deze levendige en krachtige genade keert nimmer terug. Doch dit alles is voor uwe oogen verborgen; uw hart wordt bezwaard; uwe oogen worden gesloten en verduisterd ; uwe driften verblinden u, en gij vervalt in een ijselijk1611 doodslaap. ' Luister heden naar zijr.e stem, wil r.w gemoed niet verharden ! O ziel! Jesus weent over u, en beweent gij u zelve niet? Ween ! ween! geestelijk Jerusalem! beween uwen val, ten minste thans nog, nu de Heer u zoo liefderijk bezoekt! Zijt gij tot heden toe ongevoelig geweest voor uw verderf, schrei dan op heden en gij zult leven. Laat geen oogenblik der genade verloren gaan ; want nooit weet gij, of dit het laatste niet is dat 11 zal gegeven worden.

-ocr page 118-

IOC

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

OVEIt DE ZUIVERHEID.

Ik wil u heden spreken over de schoone en verhevene deugd, die den mensch het meest aan God gelijk maakt, en bij welke alle rijkdommen , schatten en goederen der aarde niet te vergelijken zijn, namelijk over do zuiver h e i d. Zij is de deugd der engelen ; zij is zoo schoon, dat hare vijanden zeiven zich niet kunnen weerhouden haar te bewonderen. Onze goddelijke Zaligmaker heeft altijd deze deugd buitengewoon hooggeschat; en hoe reiner en zuiverder eene ziel is, des te meer vindt Hij behagen, om haar met bijzondere gunsten en genaden te verrijken. Maar zoo hoog van waarde deze deugd is, zoo moei-jelijk is het, haar ongeschonden te bewaren. Het vleesch en de duivel vereenigen hunne krachten tegen haar, en het is niet gemakkelijk, overwinnaar te blijven in dien verschrikkelijken strijd. Intuoschen , mijn kind ! vertrouw op God : Hij kent onze zwakheid en het leem waaruit wij gevormd zijn (Ps. en , 14). Hij zal zijne kinderen niet te midden van het gevaar verlaten. Vraag dikwijls aan Jesus en Maria de deugd van zuiverheid , want de hemel alleen kan u met een geschenk van eene zoo groote waarde begiftigen. En voor het overige wees getrouw aan de voorschriften die ik u zal geven, om niet in de magt uws vijands te vallen.

I. V e r m ij d de gelegenheid. In den strijd des vleesches overwint hij die den minsten moed heeft; dat wil zeggen, degene die de gelegenheid ontvlugtj

-ocr page 119-

107

indien gij liet gevaar bemint, zult gij er in vergaan (Eccli. m, 27). Hoevele braven , zeide de H. Hieronymus op zijn sterfbed, zijn in den poel der onzuiverheid gevallen, omdat zij zicli zeker waanden van hunne overwinning ! quot;Welke ondervinding gij hebt van uwe getrouwheid, wees altijd op uwe hoede en beducht voor de toekomst.

2. Waak over al uwe zinnen. Sla nooit uwe oogen op gevaarlijke voorwerpen, op schandelijke beelden of platen; lees nooit gevaarlijke boeken ; spreek nooit een woord hetwelk een kuisch oor zou kunnen kwetseu , enz.

3. V 1 u g t d e 1 e d i g h e i d. De H. Geest leert ons, dat zij vele zonden na zich sleept (Ecoli, xxxm, 29). Zij was do oorzaak der snoode misdaden in Sodom en Gomorrha , en zij maakt nog dagelijks nieuwe slagtoffers. Vlugt de ledigheid; dat Satan u al-t ij d i u bezigheid v i n d e , gelijk de H. Hieronymus zegt. Velen die in drukke werkzaamheden heilig leefden, zijn later door hunne ledigheid in het eeuwig ongeluk gestort. Ik herhaal liet dan: Vlugt de ledigheid!

4. Oefen de deugd van versterving. De versterving is het zout dat alle deugden bewaart, maar vooral de zuiverheid , die zonder haar niet lang stand houdt. Vermijd de onmatigheid, want alle overdaad , alle uitgezochte spijs en drank zijn der zuiverheid vijandig. Die onmatig wijn drinkt, wordt in zijne zinnen bedwelmd, voedt zijne drift, en zal naauwelijks met de grootste moeite de zuiverheid bewaren.

-ocr page 120-

108

5. W e e s n e d e r i g. De nederigheid bewaart de zuiverheid, terwijl de hoogmoed den aanstaanden val voorspelt. Ja, mijn kind ! God siraft dikwerf den hoogmoedige met toe te laten , dat hij in eene schandelijke zonde van onzuiverheid valle. Heb dan nooit eene groote gedachte van u zeiven, van uwe bekwaamheden of van uwe verdiensten , ten einde u de gramschap Gods niet over het hoofd te halen; houd gedurig de les van den H. Bernardus in de gedachte : Zonder nederigheid kunnen wij de zuiverheid noch verkrijgen noch bewaren.

6. Bid voortdurend. God alleen kan te midden van den s t r ij d tusschen den geest en het vleesch, onze zwakheid schragen en de overwinning verschaffen. Wanneer gij de eerste aanvechtingen van den vijand ontwaart, neem dan terstond uwe toevlugt tot J e s u s en zeg : Mijn goede Meester! kom mij te hulp of ik verga. Maak het teeken des kruises op uw hart en zeg de volgende woorden: Mijn God! kommij te hulp; Heer! haast U, mij te helpen. Ontferm ü mijner, Heer! ontferm U mijner. Wend u vervolgens tot de H. Maagd Maria en bid godvruchtiglijk het Wees gegroet. Indien gij kunt, neem dan het kruisbeeld in uwe hand , druk het aan uw hart en zeg: L i e v e Jesus! liever sterven dan aan die slechte gedachte of begeerte toegeven. Vergeet ook niet na de bekoring God te bedanken; zeg dan bijv.: O lieve Jesus! Z ij t gedankt en gezegend, omdat Gij m ij van de bekoring bevrijd hebt; laat mij nooit aaa

-ocr page 121-

loy

ekere Lazarus van Bethanië was

mijne zwakheid over; geef dat ik nooit door de zonde van U gescheiden wordet o Jesus en Maria! ik bemin U, ik wil 13 altijd beminnen. Amen.

TWAALFDE OVERWEGING.

VERVOLG.

Al weldoende trok Hij hetland dooiv Hand. X, 38.

LAZARUS.

1.

LAZARUS IN ZIJNE ZIEKTE.

ziek. Zijne zusters Martha en Maria

lieten den Heer boodschappen: Heer! hij dien Gij bemint is ziek (Joan, xi, 1). Ziedaar eene uitmuntende wijze van bidden , zegt Bos-suet met de heilige Vaders; zonder regtstreeks te vragen, stelt men dengene die bemint enkel de behoefte van zijnen vriend voor oogen. Zóó moeten wij bidden voor anderen en voor ons zeiven. Overtuigd dat Jesus ons bemint, moeten wij evenals zieken voor Hem verschijnen , zonder iets te zeggen of te dragen. Dikwijls lezen wij in het Evangelie : Kom, Heer! en genees; leg uwe handen op;;

-ocr page 122-

110

raak den zieke aan; maar hier is liet eenvoudig: Hij dien Gij bemint is ziek. Cliristus verstaat dat stilzwijgend verzoek; want dergelijke gebeden hebben iets teeders , en geven zekeren eerbied en onderwerping te kennen. Bijzonder bij geestelijke krankheden moet men dit uitnemend gebed aanwenden.

Als Jesus dit hoorde, zeide Hij haar: Deze ziekte is niet doodelijk, maar tot Gods glorie, opdat de Zoon Gods daardoor verheerlijkt worde. Lazarus stierf wel ten gevolge dier ziekte, maar de Zaligmaker bedoelde , dat de dood overwonnen , en de Zoon Gods door die overwinning zou verheerlijkt worden.

Jesus nu beminde Martha en hare zuster Maria en Lazarus. Een teeder en gevoelig hart als dat van Jesus kon het niet aan vrienden ontbreken; zij waren weinigen in getal, maar goed, deugdzaam en liefderijk. Jesus moest ons een voorbeeld zijn in de keuze en het behandelen onzer vrienden. Als God heeft Christus de men-schen van alle eeuwigheid bemind; als mensch heeft Hij hen in den tijd bemind, en van het oogen-blik zijner Ontvangenis af, droeg Hij hun die bovennatuurlijke liefde toe , welker beweeggrond en einddoel alleen God zelf is. Deze tweevoudige liefde koesterde Hij voor Martha, Maria en Lazarus , te gelijk met zekere voorkeur als voor heiligen en voorbeschikten. Maar als m e n s c h kon Hij, gelijk werkelijk geschied is, nog voor andere liefde vatbaar zijn, zooals eene natuurlijke liefde, voortkomend uit bloed-

-ocr page 123-

Ill

3u- verwantschap, omgang, overeenstemming van gevoel; ;us of eene liefde, gegrond op achting en welbehagen, tjke op edele gevoelens, deugdzamen wandel; of wel eene ier- liefde, ontstaan uit dankbaarheid voor de verkleefd-ses- heid aan zijnen persoon en voor bewezene diensten, bed Op de laatstgenoemde wijze beminde Hij niet alle menschen, omdat Hij in allen daartoe geene reden ir: vond, maar slechts eenigen, zooals Lazarus en diens iot zusters, welke door Jesus bemind werden uit wel-i r- behagen in hunne deugd en uit erkentenis voor hunne wel weldaden. lu dezen zin wordt hier door deu Evange-be- list van Jesus' liefde gesproken , als bestaande in ods eene bijzondere vriendschap. Dat de Zaligmaker zulk een vriendschappelijken omgang gehouden heeft, us- valt niet te betwijfelen, vermits het geen zonde was ; oe- en volgens het geloof heeft Jesus in alles de menen- schelijke natuur aangenomen behalve de zonde.

aar

ons II.

len

LAZAKUS GESTORVEN.

en-

ch Hij vertrok met zijne apostelen , en bij zijne aan-

en- komst bevond Hij, dat Lazarus reeds voor vier da-

en- gen gestorven was; en, dewijl Bethanië slechts on-

nd- geveer een half uur van Jerusalem was gelegen,

es- waren vele Joden Maria en Martha komen troosten

lijk over het overlijden haars broeders. Martha dan ho o-

be- rende, dat Jesus gekomen was, liep Hem

ke- te g e m o e t; doch Maria bleef te huis.

[jn, Mart ha zei de dan: Heer! indien Gij hi er

ed- geweest waart, zou mijn broeder niet

-ocr page 124-

112

gestorven zijn. Zoo spreekt eene vriendin tot een vriend, wiens magt en goedheid zij kent. Neen, Heer! indien Gij hier geweest waart, zou mijn broeder niet gestorven zijn; met een enkel woord zoudt Gij hem genezen hebben. Gij zijt zoo goed, dat Gij hem niet voor uw oog zoudt hebben zien sterven; Gij zijt zoo magtig, dat Gij hem van den dood zoudt gered hebben ; maar Gij hebt U van ons willen verwijderen ; ook toen nog was het in uwe magt hem te behouden ; Gij hebt het niet gewild, Gij zijt er meester over ; wij onderwerpen ons aan uwe besluiten , hoe smartelijk zij ons vallen, en nimmer zal daarom onze liefde , ons geloof, ons vertrouwen verminderen. Maar ik weet ook nu, dat God U alles zal geven wat Gij Hem vragen zult. Gij vermoogt alles ; niet alleen kunt Gij voor den dood behoeden; maar ook aan den dood zijn slagtoffer ontweldigen. J e s u s antwoordde haar; Uw broeder zal verrijzen. Ik weet, hernam Martha, dat hij bij de verrijzenis tenjongsten dage zal opstaan. Zij twijfelt niet, of J e s u s vóór dien tijd Lazarus kon opwekken , maar acht zich die gunst onwaardig. J e s u s zeide haar dan: Ik ben de verrijzenis en het leven, die in Mij gelooft zal leven, al zij hij reeds gestorven. En al wie leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven.

O troostvol gezegde! Ik geniet thans het leven nog, maar waarom zou ik den dood vreezen? want ik geloof uit geheel miju hart in Jesus Christus,

-ocr page 125-

113

en met dat geloof zal ik niet vergaan. Slechts dit zwak en krank ligchaam zal ik afleggen, om het eens onlijdelijk en verheerlijkt te hernemen; en in afwachting van dien grooten dag , en bij het verlaten van mijn aardschen kerker, zal ik niet ophouden te bestaan; ik zal slechts van verblijf veranderen, en in plaats van om te dwalen op eene misdadige wereld, ga ik bij Jesus Christus leven in de eeuwige heerlijkheid. De ondervinding leert , dat de aankondiging des doods den mensch zoodanig beangstigt, dat zijn verstand er door kan verbijsterd worden. Daarom is het zoo nuttig , de aangehaalde woorden des Verlossers wel te overwegen en de belofte van het Evangelie te herdenken, opdat een levendig geloof ons het toekomstige leven met blijdschap doe te gemoet zien.

Toen Martha dit gezegd had, ging z ij

heen en riep in stilte ha re zuster Ma-r i a : De Meester is hier en roept u. Dadelijk , als zij het hoorde , stond deze op , en begaf zich naar Hem henen. In kwelling en in lijden roept Jesus ons tot zich, en doet zich als onzen vertrooster kennen. Volgen wij den ijver en de vaardigheid van Maria ; verlaten wij de menschen om ons hart voor Jesus' voeten uit te storten. Heer! zegt ook Maria, waart G ij hier geweest, m ij n broeder zou niet gestorven zijn. Naau-welijks had zij deze woorden uitgebragt, of haar snikken en geween beletteden haar voort te spreken. Ween , teedere Maria! ween aan de voeten des Verlossers ; hoe troostend zijn uwe tranen , en hoe ver-

8

-ocr page 126-

114

schillen zij van die welke gij in stilte , of met uwe deelnemende vrienden, gestort liebt. Gij schreit, geknield aan de voeten van uwen Meester; daar hebt gij vroeger zijne lessen aangehoord, en daar hoort Hij thans uwe zuchten. Weleer vonden zijne woorden ingang in uw gemoed , en thans doordringt uwe

• • ••

smart het zijne. Ach ! wie geeft het mij, zóó mijne zonden en ellende voor mijn Zaligmaker te betreuren; want mijne kwelling wordt slechts te heviger , hoe meer ik haar in mijn gemoed-verberg , en de men-schen zullen, in plaats van mij verligting te bezorgen , door hunne vleitaal mijn lijden veeleer verzwaren. Gij alleen, o J e s u s ! zijt de vertrooster mijner ■ ziel; Gij roept, Gij noodigt mij, ik snel dus tot U; 1 Gij verbiedt mij het weenen niet, en de tranen , in uwe tegenwoordigheid en aan do voeten vau uw kruis gestort, zijn mij tot eene zoete verkwikking. -In alle omstandigheden mijns levens zult Gij mijne toevlagt, mijne hoop en eenige vertroosting wezen.

Als Jesus haar en de aanwezige Joden zag weenen, ontroerde Hij in zijnen geest en Hij ontstelde zich zeiven en' sprak: Waar hebt gij hem gelegd? Zij zeiden: Kom, Heer! en zie het. E n J e s u su weende. Waar zijn nu die valsche wijzen die willen , dat wij ongevoelig zullen zijn. Dit is de wijsheid niet van Jesus, die tranen stortte bij den dood zijns vriends. O mededoogende Verlosser! Gij weent om ons te leeren, dat wij in dergelijke omstandigheden wel onderworpen, maar niet gevoelloos moeten blijven; Gij weent om onze tranen te

-ocr page 127-

115

verligteu, te heiligen eu af te droogen; Gij weent over ons, dewijl van ons een zoo groot getal den eeuwigen dood zal sterven. Ach , goede J e s u s ! Gij beweent mijne zouden en ik ben ongevoelig ! Duld, o Heer! in mij zulk eene hardvochtigheid niet; pas op mij de verdienateu van uwe tranen too, opdat zij de mijnen doen vloeijen

De Joden zeiden dan: Zie eens, hoe H ij he m beminde. Zijt geloofd , Heer J e s u s ! dat Gij die teedere gehechtheid voor uwe vrienden hebt willen kenbaar maken; laten wij U navolgen en naar uw voorbeeld beminnen; want een hardvochtig en gevoelloos hart kan U niet behagen. Maar bestuur , heilig en geleid onze vriendschap ; laat zij nimmer in vleijerij ontaarden; maar verleen, dat wij daarin, op uw voorbeeld , alle onbedachtzame drift en andere gebreken verbeteren en , gelijk Gij, in onze vrienden het goede beminnen.

III.

LAZARUS DOOK JESÜ3 OPGEWEKT.

J e s u s ontroerde zich andermaal en kwam bij de grafspelonk, die met een steen overdekt was. En Hij gebood den steen weg te nemen, en Martha zeide nu : Heer! hij riekt reeds, want hg ligt daar al vierdagen. Hier verschijnt de dood in al zijne afgrijselijkheid. Lazarus is gestorven, in een lijkkleed gewikkeld , begraven en zijn ligchaam reeds tot ontbinding overgegaan; uit vrees van de

-ocr page 128-

116

lucht te besmetten, wil men den steen niet van zijn graf wentelen. Maar zie hier een nog treffender schouwspel: J e su s ontroert zich , J e s u s schreit! Hij denkt aan de oorspronkelijke onsterfelijkheid dei-natuur , die nu om de zoude tot bederf gedoemd is. Als vriend der menschheid, als haar redder begint Hij met het betreuren van den zondeval , over welks straf Hij zich inwendig met ontsteltenis vervult. Omdat de zonde den dood gebaard heeft, daarom komt de dood Hem zoo afschuwelijk voor; en het is niet zoozeer om den dood, als om de zonde, dat de Heer zich ontroert. Bij het ontwaren van de akelige spelonk, de begraafplaats des gestorvenen , zou men alle hoop tot verligting der smart opgeven; wat kan J e s u s hier anders doen dan treuren en zich ontstellen; maar ne^n , zijne vriendschap en almagt zullen hier uitschitteren , en aanstonds zal Lazarus vol blijdschap uit de schaduw des doods tot het leven wederkeeren!... Zij namen den steen weg, en Jesus de oogen ten hemel slaande, z e i d e : Vader! I k d a n k U , d e-w j 1 Gr ij m ij verhoord hebt. Ik wist wel dat Gij mij a 11 ij d verhoort, maar Ik zeg h e t o m het volk, d a t r o n d o m staat, opdat zij gelooven, datGij Mij gezonden hebt. Daarop riep Hij met luider stem: Lazarus! kom uit. En dadelijk kwam die gestorven was naar buiten.

Het verhaal van Lazarus' opwekking heb ik iets uitvoeriger behandeld , wijl onze goede Meester daarin voorkomt als een liefderijke en almagtige Helper zij-

-ocr page 129-

117

ner vrienden. Hoe zoet en opbeurend is het, dat een God onze rampen zoo ter harte neemt, en immer zich tot dier verligting gereed toont. Wanneer wij ernstig deze gebeurtenis overwegen, is het, dunkt mij, onmogelijk , niet in liefde te ontgloei] en voor zulk een medelijdenden en ontfermenden God. Ach! zoo wij J e s u s kenden , zoo wij over de kleinste omstandigheden van zyn leven nadachten, dan zouden wij verlangen, Hem uit al de krachten onzer ziel lief te hebben, ea wij zouden met den H. Paulus uitroepen; Gevloekt, ja gevloekt zij degene die J e-sus niet bemint! (i Cor. xvi, 22.)

Heer! mijn God , bij U zeiven en bij uwe glorie smeek ik U, ontsteek in mijn hart het vuur uwer liefde ; laat ik enkel leven om ü te beminnen, en om het ongeluk te beweenen van quot;ü zoo zwaar belee-digd en U zoo laat bemind te hebben. O mijn God ! ontferm U mijner , en verleen mij uwe liefde. Weg met rijkdommen en genot ! eer en ijdelen roem veracht ik; maar uwe liefde , o mijn Jesus! ja mijn hart zo§kt, verlangt, verzucht naar niets anders dan uwe liefde ; uwe liefde en lijden ; uwe liefde en moeije-lijkheden; uwe liefde en vernederingen; uwe liefde en de vervulling van uwen wil : ziedaar wat alleen hier op aarde mij gerustheid en tevredenheid schenken kan. Heer ! ontferm U mijner , en geef wat mij ontbreekt; Gij weet wat mij noodig is: ik verlaat mij op U voor altijd. Amen.

-ocr page 130-

118

VOORNEMENS EN BESLUITE N.

NIEMAND KAN TWHE HEEREK DIENEN.

Hoelang zult gij hinken aan beide kanten? (m Kon. xvm , 21.) Niemand kan twee li e e r e n dienen (Mt. vi, 24). Ieder weet, zegt Peneion , dat het noodzakelijk ia ter zaligheid, God te dienen en te beminnen ; maar uit die dienst en die liefde tracht men alles wat moeite kost te verwijderen, en alle'én het aangename te behouden. Men wil God dienen , maar in woorden en uiterlijkheden, die spoedig lastig en vervelend worden. Men wil J e s u s liefhebben, maar men bemint naast Hem en welligt boven Hem , al wat Hij niet bemint en wat Hij veroordeelt. Men wil God beminnen, zonder echter die blinde, soms waarlijk afgodische eigenliefde te wederstreven ; en in plaats dat wij ons naar God als naar ons laatst doeleinde regelen, willen wij integendeel God regelen naar ons zeiven, en alleen bij wijze van voorzorg, als de schepselen ons soms ontschieten mogten , Hem tot laatste toe-vlngt overhouden. Men wil God dienen en beminnen , mits het geoorloofd zij, zich over de liefde voor Hem te schamen en haar als eene zwakheid te verbergen; mits men over God mag blozen als over een meester, wiens dienst onteerend is ; mits het genoeg zij, Hem slechts ter vermijding van ergernis met een uiterlijken schijn van godsdienst te eoren, en tevens zoo naar den wil der wereld te leven, dat men niets voor God doet dan onder toestemming der

-ocr page 131-

119

wereld zelve. Welk eene dienst, welk eene liefde ! O liemel! neen, zóó heeft Jesus ons niet bemind; en zóó beminden Martha en Maria haren Meester niet.

Godvruchtige ziel! leer tooh eens uwen God beminnen zooals het behoort, en zooals Hij het wil. God beminnen, is de zonde schuwen ; de goddelijke wet getrouw onderhouden; geen anderen wil dan den zijne hebben. God beminnen, is beminnen wat Jesus Christus bemind heeft: de zuiverheid, de vernedering , het lijden; het is haten wat Jesus Christus gehaat heeft; de wereld, hare ijdelheid en onze driften. Hoe kunt gij meenen , dat gij God bemint, als gij Hem niet gelijken wilt ? God beminnen , is gaarne met Hem spreken , naar zijne tegenwoordigheid verlangen en verzuchten. Eene valsche liefde is het , wanneer men onverschillig is , of men zich in de nabijheid van het beminde voorwerp bevindt of niet. Vraag dan onophoudelijk, nu en altoos, de genade van Gods heilige liefde en zeg Hem : Heer ! geef dat ik ü beminnen en mijne liefde door werken toonen moge. Amen.

-ocr page 132-

120

DERTIENDE OVERWEGING.

MARIA MAGDALENA.

De vele zouden worden liaar vergeven, omdat zij veel bemind heeft.

Luo. vn, 47.

I.

DE MOEDIGE LIEFDE VAN MARIA VOOR JESUS IN HET HUIS VAN DEN PARISEE.

♦luTet is bijna niet mogelijk, de geschiedenis van Maria Magdalena te overwegen, zonder een vurig verlangen te gevoelen, om een God lief te hebben , die zoo vol medelijden en altijd gereed is, om eenen armen zondaar , welke rouwmoedig tot Hem komt, vergeving te schenken. Laten wij die geschiedenis hier in al hare eenvoudigheid mededeelen.

J e s u s , door eenen Farisee ter tafel genoodigd , nam dit vol goedheid aan, trad bij hem binnen en zette zich aan den disch. En zie , zoodra e e n e vrouw, als zondares in de stad bekend, vernomen had, dat Jesus bij dien Farisee ter tafel was, nam zij eene albasten vaas. met wel rieken den balsem gevuld, en zich achter Hem aan zijne voeten plaatsende, besproeide zij die met hare tranen, droogde ze met hare haren af,

-ocr page 133-

121

en kuste zijne voeten en zalfde ze met balsem.

Arme zondares! Zij ging gebukt ouder den last barer zonden , vau wroegingen werd zij verscheurd. Veelvuldige hartstogten, die zij langen tijd in haar hart had gevoed, deden daar een ijselijken storm ontstaan, en zij wist niet wat van haar geworden moest, toen zij vernam, dat J e s u s zich bij dien Farisee bevond. J e s u s! Hij, die zoo goed, zoo weldadig is ; Hij , die de zieken geneest, de bedroefden troost; Hij, die iedereen weldoet: o, zoo sprak die arme zondares, ik zal mij aan zijne voeten werpen. Aanstonds dan ging zij en weende. Mijn God ! wat is het zoet voor een zondaar , dus te weeuen aan de voeten van J e s u s ! Niets zegt hij, niets vraagt hij, het is hem genoeg te weeuen en door zijne tranen zijn ^berouw en zijne liefde uit te drukken. J e s u s ! mijn goede Meester, geef ook mij de genade om dus te schreijen , zoolang ik leve.

De Farisee die Jesus genoodigd had, dit ziende, sprak bij zich zeiven: Indien toch deze een profeet ware, zou Hij ongetwijfeld weten wie degene is die Hem aanraakt, en dji t zij eeue zondares is. De Farisee was weinig bekend met de goedheid en het medelijden van onzen goddelijken Verlosser. Deze dan zeide hem : Zeker schuld-e i s c h e r had twee schuldenaren, de eeue was hemvijfhouderdtienlingen schuldig, de andere vijftig. Daar zij niets hadden om te voldoen, schold hij

-ocr page 134-

122

aan beiden die som kwijt; v/ie dezer twee zal liem nu het meest beminnen? M ij d u n k t, d n s a n t w o o r d d e S i m o n , d e-gene wien hij het meest heeft kwijtgescholden. J e s li s hernam: Gij h e b t w é 1 geoordeeld. Vervolgens zich tot de vrouw omwendende, z e i d e H ij tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben uw huis binnengetreden, en gij hebt My geen water gegeven om mijne voeten te wasschen, zij daarentegen heeft ze bevochtigd met hare tranen en met haar hoofdhaar gedroogd; gij hebt Mij geen kus gegeven, maar zij heeft, van het oogenblik dat zij binnenkwam, niet opgehouden mijne voeten te kussen; g ij hebt g e e n e olie over m ij n hoofd uitgestort, en zij heeft mijne voeten met balsem gezalfd: daarom zeg Ik u, dat de vele zonden haar vergeven worden, omdat z ij veel heeft bemind, doch h ij wien minder wordt k w ij t g e s c h o 1 d e n , bemint ook minder.

O mijn Jesus! hoezeer moet ik U dan niet beminnen , ik arme zondaar, wien Gij zoo vele fouten vergeven, zoo vele ondankbaarheden kwijtgescholden hebt! Hoezeer moet ik ü niet liefhebben ?... Maar helaas , ik bemin U nog zoo weinig , ik dien U zoo achteloos , dat ik bloos van schaamte. Goede Jesus! ach , ik bid U, heb medelijden met mij ; schenk mij uwe liefde, o, schenk ze mij! Waarom blyf ik zoo

-ocr page 135-

123

lang gevoelloos, ik wil ü beminnen, ik gevoel dat ik U bemin , maar helaas , ik bemin U niet genoeg ;

Toen sprak Jes us tot die vrouw: Uwe zonden worden u vergeven. Gelukkige Mag-dalena! Zij had J e s u s' hart wel begrepen, zij had het gevoel van barmhartigheid, waardoor het bezield werd, wel geraden, en dus zonder twijfel dat antwoord verwacht: Uwe zonden worden u vergaven; wat is het zoet die woorden van Je s u s' lippen te hooren! Goede Meester! teedere Vriend mijner ziel, daar lig ook ik met Magdalena aan uwe voeten : werp een blik vol goedheid op mij , en zeg my wat Gij zeidet tot haar ; Uwe z o n d e n w o r-d e n u vergeven.

Verder sprak Jesus tot die vrouw U w g e 1 o o f h e e f t u b e h o u d e n, g a i n v r e-d e. De heilige boetelinge, ten uiterste dankbaar voor zooveel goedertierenheid en erbarming, sloot zich aau J e s u s aan en nam zich voor , Hem met andere heilige vrouwen overal te volgen, zooveel mogelijk zijnen kommer, zijne vermoeyenisseu te dealen en zorg te dragen voor zijn onderhoud. Ook verliet zij Hem niet meer; en vernomen hebbeude , dat Hij door de Joden was gevangen genomen , volgde zij Hem op den bloedigen weg des lijdens ! Welk een moed! bijna al de apostelen hadden hunnen Meester lafhartig verlaten ; Petrus had Hem driemalen verloochend, en zie eene vrouw trotseert de beschimpingen en bedreigingen der soldaten , de spotternijen des volks, om zich niet van haren Verlosser te scheiden; zij beklimt den Calvarieberg, plaatst zich

-ocr page 136-

124

onder het kruis van J e s u s, en stort dan overvloedige tranen van liefde en medelijden....

Mijn God! wie zal mij de genade schenken, te weenen als zij; de genade , om immer aan den voet van J e s u s' kruis te staan, ten einde Hem mijne liefde te toonen. Geliefde Zaligmaker! hoor mijne bede en geef mij uwe liefde ; rijkdommen, vermaken , eerbe-tooning , neen, die vraag ik U niet; ik wil uwe liefde alleen , ik smeek slechts de genade , van altijd met ü bij het kruis te blijven, en van liefde voor ü te sterven.

II.

DE TROUWE LIEFDE VAN MAMA VOCE JESÜS BIJ HET GRAF.

Toen J e s u s den geest had gegeven , jlegde men zijn ligchaam neder in een graf, dat in eene rots was uitgehouwen , en daarhenen trok daags na den sab-' batdag Maria Magdalena , door hare liefde geleid , om het ligchaam te balsemen (Joan. xx. 1). Zij naderde en werd spoedig gewaar, dat haar goddelijke Meester daar niet meer was. Welk een slag vóórhaar hart I In hare droefheid , ij 1 d e z ij w e g , o m Sim ou Petrus en den anderen leerling dien Jesus beminde te zoeken, en zij sprak tot hen: Zij hebben den Heer uit het graf weggenomen, en wij weten niet waar zij Hem gelegd hebben. Op dit berigt gingen de leerlingen met haar grafwaarts, en J e s u s daar niet vindende, keerden nij ten hunnent terug.

-ocr page 137-

125

Maar Magdalena kon het niet van zich verkrijgen hen te volgen ;zij bleef buiten aan het graf staan en weende. Helaas, zij was gekomen in de zoete hoop van haren Meester te vinden, en zij vindt Hem niet! Tot wien zal zij nu hare toevlugt nemen ? Alles begeeft haar; niets blijft haar over dan hare smart en hare tranen. Ach , hoe vele heeft zij er toen gestort! hoe dikwerf riep zij haren Jesus, hoo dikwerf herhaalde zij zijnen aaubiddelijken Naam !... Mijn God ! wat schoone les ligt daarin voor ons opgesloten ; zochten wij Jesus gelijk Maria Magdalena; gevoelden wij . na zijne .genade door de zonde, of de vertroostingen zijner liefde door onze laauw-heid verloren te hebben, dat zoo groot verlies gelijk zij; bleven ook wij in ons zoeken volharden , riepen wij Jesus door onze zuchten en tranen : dan zouden wij gelijk zij Hem wedervinden, en wel in eene overmaat van vreugde , die al onze verwaohtigen zou te boven gaan.

En t e r wij 1 z ij weende, boog z ij zich neder en zag iu het graf. En zij ziet twee Engelen, in het wit gekleed, en gezeten o p de plaats, waar het ligchaam van Jesus gelegd was; de eene aan het boveneinde, de ander aan de v o e t e n. Z ij spraken tot haar; Vrouw, waarom weent g ij ? En z ij antwoordde: Z ij h e b b e n m ij-nen Heer weggenomen en ik weet niet waar zij Hem gelegd hebben. Dit gezegd hebbende, keerde zij zich om, en zag Jesus staan, zonder echter te weten

-ocr page 138-

126

tl at li et Jesus was. Toen sprak Jesus tot haar: Vrouw, waarom weent gij ? W i e n zoekt g ij ? Z ij, m e e n e n cl e , dat het de hovenier was, zei de Hem: Indien Gij, Heer, Hem hebt weggenomen, zegmij dan, waar Gij Hem gelegd hebt, en ik zal Hem wegdragen.

Zie hoe groot de liefde dier vrouw voor haren goddelijken Meester is; zij heeft Hem verloren, en vraagt nu hemel en aarde af: Hebt gij niet gezien dien mijne ziel bemint? (Cant. in. 3.) Zij heeft geen rust, omdat zij haren J e s u s niet meer ziet, en Hem , door hare zorgen en eerbiedige oplettendheden, hare liefde niet langer kan toonen, zij moet Hem dan wedervinden.

O mijn welbeminde Verlosser! teedere Vriend , geef mij, bid ik U, een hart bekwaam om U te beminnen zooveel als Gij het van mij verdient. Wien zou ik op de aarde of in de hemelen beminnen , zoo ik ü niet liefhad ? Ja, mijn God ! ik bemin U , ik gevoel het, en ik ben bedroefd , ü niet méér te kunnen beminnen. Mijn God! mijn God! ik bemin U, en ik wil U altoos liefhebbeu.

J e s u s sprak tot haar: Maria! Aanstonds zag zij om en riep uit: Rabboni! dat is te zeggen: mijn Meester! Wie kan de vreugde van Magdaleua bij het herkennen van Je sus schetsen I Zij slaakt een kreet van verwondering en blijdschap, en werpt zich aau zijne voeten, meer kan zij niet; doch haar stilzwijgen en hare tranen zeggen aan het hart baars Meesters meer dan alle mogelijke woorden.

-ocr page 139-

127

Goede Jeaus! duld dat ik mijn hart vooi' IJ opene en verklare, hoezeer uwe goedheid jegens Maria Magdalena mij treft en troost. Ik zio in uw H. Evangelie, dat Gij ü, na uwe Verrijzenis, het eerst aan haar vertoont; Gij hebt dan vergeten, dat zij eertijds zondares was , en eene geheele stad door haar gedrag ergerde ?

Mijn kind! het is waar, dat Maria Magdalena mij beleedigde, maar zij wist hare zonden door eene standvastige en vurige liefde te herstellen. O mijn kind! hoe velen zijn er die eerst groote zondaars waren, maar vervolgens door hun berouw en den hoogen graad hunner liefde de uitstekendste gunsten hebben verdiend. Spoedig vergeet Ik de menigte der zonden van eene ziel die Mij bemint.

O mijn lieve J es us! hoe dikwerf heb ik U niet beleedigd, sedert ik op aarde leef; wie zou de menigte mijner zonden kunnen optellen, maar, o mijn teedere Vriend! mijn goede Meester, heb medelijden met mij; vergeet mijne beleedigingen ; want ik heb er groot berouw over en ik bemin ü; ja, ik bemin U , o God van mijn hart! en smeek U do genade . U tot aan mijn laatsten adem, ü gedurende geheel de eeuwigheid te beminnen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

GEEST VAN BOETVAAKDTGIIEID.

Eene enkele zonde , zegt Tertullianus, is stof genoeg tot eeuwige tranen: hoe dan, mijne ziel! zoudt

-ocr page 140-

128

gij niet droevig zijn, niet weenen , na zoo vele zonden te hebben bedreven. Breng dezen dag en al de dagen uws levens door in heilige oefeningen van droefheid eu boete; weiger u zelve die kleine voldoeningen , welke gij n zonder te zondigen zoudt kunnen veroorloven. Verdubbel uwen ijver in uwe godvruchtige oefeningen; leef in groote ingetogenheid ; herinner u aan den eenen kant uwe zonden, om ze te beweenen en om er een opregt berouw over te verkrijgen; en aan den anderen kant de ontelbare weldaden van Gods barmhartigheid, om u tot liefde en erkentelijkheid op te wekken. Zijt gij rijk of bemiddeld , geef heden eene milde aalmoes , vooral aan arme zieken; zijt gij zelf arm , wek dan uw hart op tot eene oefening van onderwerping aan Gods heiligen wil. Tracht in den geest van boete en versterving weinig te spreken; zachter , vriendelijker te zijn dan gewoonlijk. Verdraag, zonder u te beklagen , alle moeijelijkheden van uwen staat, ziekten, tegenspoeden , harde of slechte behandelingen , waarvan gij het voorwerp mogt zijn. Zeg om u aan te moedigen dikwijls tot u zeiven : W a t i s d i t 1 ij-d e n , in v e r g e 1 ij k i n g van de eeuwige p ij n e n der hel die ik verdiend h eb : a c h ! wat ben ik gelukkig met dit weinige den hemel te kunnen koop en!

Indien men u veracht en gij uwe eigenliefde belee-digd gevoelt, haast u dan om u in de tegenwoordigheid van God te stellen , en zeg Hem : M ij n God! ik neem deze beleedigingeu aan in den geest van boetvaardigheid en uit lief-

-ocr page 141-

129

de tot U; hierdoor zult gij een offer aanbrengen dat de Heer niet zal verwerpen ; E e n v e r m o r-z e 1 d e n v e r n e d e r d liartzult G ij, o God! niet versmaden (Ps. l, 19).

VEERTIENDE OVERWEGING.

J e s u s , de Man van smarten. Is. lui , 3.

a, Jesus was waarlijk een Man van smarten.

I.

jksus lijdt is zijn ligchaam.

Zijn geheele leven was eene aaneenschakeling van uitwendig en inwendig lijden, eene gedurige marteling, eene duizendmaal wreedere marteling dan wij ons met al de inspanning onzer verbeelding kunnen voorstellen.

Wat had Hij reeds niet in het ligchaam te lijden bij zijne komst op deze aarde ? Hij wordt geboren in een stal; Hij is blootgesteld aan het gure jaargetij ; Hij beeft van koude en Hij schreit! J e s u s , de Koning der aarde , ligt op een handvol stroo en schreit als een kind!... liet lijden vervolgt.J e s us overal, en laat geen oogenblik af: wordt Hij uit den stal van Bethlehem gebragt, het is om zijn eerste bloed door de besnijdenis te storten; een weinig later moeten Maria en Josef met Hem vlugten ; om de woede van een goddeloozen en bloeddorstigen

9

-ocr page 142-

130

koning te ontgaan; gedurende zijn geheele leven moet Hij al de ongemakken dev armoede verdragen, en dat smartelijk leven zal Hij met eenen wreeden dood eindigen. O mijn J e s n s ! Gij hebt uit liefde tot mij zooveel geleden ; het is niet meer dan billijk , dat ik ook iets uit liefde tot U lijde. Helaas! mijn hart is van het lijden zoo afkeerig; geef mij de genade, bid ik U , met geduld en onderwerping al de moeijelijkheden des levens te verduren en met de H. Teresia uit te roepen: Pati aut mori, lijden of sterven, o Heer! — H. Maria ! bid voor mij , dat ik uit liefde tot J e s u s mijn kruis drage.

Het geheele leven van Jesus was eene martel i n g. Hetgeen zijne smarten onbegrijpelijk vergrootte , was de volkomene kennis van de folteringen die Hij gedurende zijn lijden zou uitstaan. Van het eerste oogenblik zijns levens had Hij voor zijnen geest de geeselroeden , de doornenkroon, het kruis en al de werktuigen van dat toekomstig lijden. Hij had voor zijnen geest de versmadingen en bespottingen van het ondankbare Jerusalem , den berg Calvarië, waar Hij op een kruis zijn laatsten druppel bloed zou vergieten; en wanneer Hij aan zijne teedere Moeder dacht, welke droefheid doorboorde dau zijne ziel. Hij aanschouwde haar aan den voet van het kruis vol weeën en smarten, en zag reeds dat oogenblik, waarop Hij haar aan zijn beminden leerling zou aanbevelen. Al zijn lijden had J e s u s voor zijne oogen en die pijnigende gedachte vervulde Hem ieder oogenblik zijns levens.

-ocr page 143-

131

Ach, mijne ziel! zoo groot en langdurig was het lijden, zoo diep de smaad, dien een God uit liefde tot u heeft -willen ondergaan, en gij zoekt nieuwe vermaken, nieuw voedsel voor uwe ijdelheid en gij wilt, ofschoon u zelve van vele zonden bewust, het heilzame juk der boete van u afwerpen. O lieve J e-sus! verlicht mijn verstand. Maria! bid voor mij.

II.

JESUS LIJDT IN ZIJNE ZIEL DOOR ONZE ZONDEN.

Het g e h e e 1 e 1 e v en v a n J e s u s w a s e e n leven vol zieles mart. Wat bedroefde het hart van onzen goddelijken Zaligmaker het meest? Wat veroorzaakte Hem de grootste smarten? De zonden en de ondankbaarheden, waarmede wij aan zijn bitter lijden en sterven voor ons zouden beantwoorden ; het gezigt der zonde veroorzaakte Hem eene zoo innige en diepe smart, dat geen mensch hier op aarde dit ooit heeft ondervonden. De zonden der geheele wereld , van alle menschen, die er ooit geweest zijn, nog zijn, en wezen zullen, waren gestadig voor zijne oogen en drukten Hem, die de zonde oneindig haatte, met al haar gewigt op het hart. Ik, ook ik heb door mijne zonden een zoo goeden Meester bedroefd; ook ik heb medegewerkt, om zijne pijnen en smarten te vermeerderen; want hadde ik minder gezondigd , J e s u s had in dit opzigt minder geleden. Het is dan regtvaardig, dat ik zonder ophouden mijne vorige zonden beweene en de taal spreke van de H.

-ocr page 144-

132

Margareta van Cortoua , toen haai' bieclitvacler haar vermaande, zich gerust te stellen aangaande hare zaligheid en niet zoo bitter te weenen, wijl God hare zonden vergeven had : Ach vader, zeide zij, onder een vloed van tranen , hoe wilt gij dat ik niet meer zal weenen, daar mijne zonden de oorzaak zijn geweest van J e s u s' droefheid gedurende geheel zijn leven!

Mijne ziel! de zondaar leeft in weelde en de Eegt-vaardige hangt aan het kruis; welk een omkeer in de orde! maar hoe verschrikkelijk zal ook de verantwoording zyn ! Ach! haasten wij ons dan, die zoo vreeselijke gevolgen des oordeels door opregte boetdoening te voorkomen. Snellen wij in de armen van J e s u s , den Man van smarten , en vragen wij de genade om het vorige te herstellen, en in de toekomst te beantwoorden aan do teedere liefde die Hij voor ons gehad heeft; werpen wij ons voor zijne voeten en beloven wij voor altijd aan Hem te zullen toebehooren: Ja voor altijd, voor altijd! Bij de herinnering onzer zonden roepen wij onophoudelijk met den profeet Jeremias (ix, 1) : Ach! wie zal aan m ij n hoofd water en aan mijne oogen eene bron van tranen geven, om dag en nacht te weenen. Zeggen wij met David , of liever met de H. Kerk: Heer! handel ons niet naar onze zonden, en vergeld ons niet naar onze boosheden. — Heer! wil de zonde'n van onze jeugd niet meer gedenken, maar kom ons te hulp; maak ons zalig en vergeef ons onze zonden

-ocr page 145-

133

om uwen heiligennaam (Ps. en, 10 en Ps.

L XXVIII , 8—10).

O mijn J e s u s ! koude ik van droefheid sterven bij de treurige herinnering der smarten, die ik U door mijne laauwheid, en wel bijzonder door mijne vorige zoudeu , heb aangedaan. Helaas! hoe menigmaal heb ik U vergramd; hoe menigmaal, na vergiffenis verkregen te hebben , ü op nieuw verlaten; mijn onwaardig gedrag bedroeft mij! Het smart mij, ü vergramd te hebben : ach , mijn God ! wil mij vergeven.... Mijn Clod! in weerwil van mijne laauw-heid, in weerwil van mijne ellende en zwakheden, durf ik zeggen : ik bemin U; ik bemin U uit al mijne krachten; ik bemin U uit geheel mijne ziel; laat toch nooit weder toe , dat ik door de zonde van ü gescheiden worde. J e s u s ! mijn zoetste J e s u s ! laat niet toe, dat ik van U gescheiden worde; verhoor mij, bid ik TJ , o J e s u s ! Liever sterven dan U op nieuw verlaten. O Maria! Moeder der volharding , verkrijg voor mij de genade der volharding; voor zoovele anderen hebt Gij die verkregen: zoude ik dan alleen zijn uitgesloten? Neen, goede Moeder! gij zult voor mij de genade afbidden , om J e s u s te beminnen en U te beminnen in alle eeuwigheid. Ik vertrouw dit van uwe goedheid, die Gij altijd aan mij bewezen hebt. Amen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

UITWENDIGE VKItSTERVING.

Mijn kind ! is het voegelijk dat gij midden in de

-ocr page 146-

134

■vermaken en genoegens der wereld leeft, terwijl J e-b u s zijn geheele leven in lijden heeft doorgebragt ? Wilt gij zoo weinig op Hem gelijken die u tot voorbeeld gegeven is ? Neen, voorzeker niet; zoo wil u dan van heden af, uit liefde tot J e s u s toeleggen op de deugd der versterving. Laat u het woord versterving niet afschrikken; voor eene edelmoedige ziel die God bemint, is het zoet, zeer zoet, zich te versterven. Ja , mijn kind! ééne opoffering, ééne ontbering, die men zich oplegt uit liefde tot J e s u s , geeft meer vreugde dan al de genoegens der wereld; beproef het eens, en gij zult de waarheid van mijn gezegde erkennen.

Er zijn twee soorten van verstervingen; de i n-w e n d i g e , die de moeijelijkste en noodzakelijkste is, en de uitwendige, die veel hulp aanbiedt ter verkrijging van de inwendige; bepaal u heden om eenige oefeningen van uitwendige versterving te overwegen.

1. Versterving d e s 1 i g c h a a m s i n h e t algemeen. Weiger aan uw ligchaam die al te gemakkelijke en zinnelijke houdingen , vooral die eenige weekheid te kennen geven ; en indien uwe gezondheid het toelaat, bid knielend en zonder ergens op te steunen; sta des morgens terstond en met het voor u bepaalde oogenblik op.

2. Versterving in het gezigt; wend uwe oogen af, niet alleen van verbodene voorwerpen, maar ook van datgene wat gij zonder eenig gevaar kunt aanschouwen , althans wanneer bloote nieuwsgierigheid u aanspoort. O hoe aangenaam is het

-ocr page 147-

135

aan God, en hoe gemakkelijk voor u, Hem somwijlen in dien hoogeren geest van versterving het ge-zigt op te offeren van fraaije kleederen, van schoone schilderijen, beelden , enz.; de gelegenheid hiertoe doet zich dikwerf genoeg voor, zonder dat men er een ander hinderlijk of zelf zonderling door wordt.

3. Versterving in de tong; spreek nooit een woord, dat de eer van God of den goeden naam van uwen naaste eenigzins kan kwetsen. Hierin, helaas ! wordt zoo dikwijls , en nog wel door hen tekortgeschoten die voorgeven zich op godvruchtigheid toe te leggen. Wanneer de gelegenheid zich aanbiedt van uwe kennis te toonen en uw talent te laten schitteren, leer dan stil te zwijgen uit liefde tot J e s u s , tenzij de liefde of de welvoegelijkheid u gebiedt te spreken. Onthoud u van ijdele woorden , vooral van die welke eenigen lof kunnen uitlokken.

4. Versterving in het gehoor; luister nooit naar kwaadspreken , naar gemor , spotternij, dubbelzinnige woorden en in het geheel naar niets dat uw geweten kan kwetsen. Ontzeg u dikwijls het genoegen van nieuwstijdingen te vernemen enz., en verdraag het met geduld, wanneer gij een onaangenaam of droevig gesprek hooren moet.

5. Versterving in den reuk; ontzeg u gaarne uit liefde tot J e s u s alle reukwerken, zelfs die onschuldig zijn, hetzij voor een keer, of voor een tijd , of voor altoos ; en zoek ook in dat zintuig u in het aangename te versterven en het onaangename te verdragen.

0. Ver ster vin gin den smaak; hetzij gij

-ocr page 148-

186

eet of drinkt, doe dit nooit om daarin genoegen te vinden. Zoek nooit gezochte spijzen; zijn ze soms niet goed toebereid , maak van die gelegenheid gebruik , om u te versterven en beklaag er u niet over. Ontzeg u dikwijls eene spijs die aangenaam is, en gebruik van die waarin gij tegenzin hebt.

7. Versterving in het gevoel; verdraag met vreugde, ten minste met geduld , de ongemakken aan uwen staat verbonden; de koude, de hitte en andere onaangenaamheden der jaargetijden; onderwerp n in alle ziekten die u overkomen; want gij weet dat zij de middelen zijn, om u meer en meer te zuiveren , om te boeten en God opregte blijken uwer liefde te geven. Ziedaar, mijn kind! eenige eenvoudige middelen van uitwendige versterving; indien gij God opregt bemint, zult gij er nog vele andere vinden; doch neem in alles de voorzigtigheid in acht en volg steeds den raad van uwen biechtvader.

-ocr page 149-

137

VIJFTIENDE OVERWEGING.

HET BRANDEND VERLANGEN VAN JESÜS OM VOOR ONS TE LIJDEN.

Ik moet met een doopsel (mijusbloeds) g e-doopt worden, eu hoe word ik gedrongen, totdat li et volb ragt worde. Luc. xir, 50.

Met een vurig verlangen heb Ik verlangd, dit P a a s c h m a a 1 met u te eten, voordat Ik 1 ij d e.

Aki. xxir, 15.

I.

OM ONS VERLANGT .TESUS ZOO VURIG NAAK ZIJN LIJDEN.

elke krachtige uitdrukkingen! hoe schilderen zij het onbegrijpelijk verlangen van J e s u s naar zijn lijden en naar zijne opoffering! Men ontwaart , dat ze geweld zijn uit den overvloed des harlen van Hem die zeide: Vuur b e n I k op de wereld komen brengen, en wat wil Ik Pj n d e r s dan dat het ontstoken worde? O kinderen van Adam! hebt gij dit woord van uwen God gehoord ? Ik ben vuur op de wereld komen brengen, het vuur mijner liefde ; en mijn eenig verlangen is, het te ontsteken in de harten der men-schen. Beminnelijke .1 e s u s ! welk voordeel geeft u

-ocr page 150-

138

dan toch de liefde uwer schepselen, dat Gij voor hen hebt willen sterven, en zoo verlangend waart naar het oogenblik van uwen dood ? Ik moet gedoopt worden, in het doopsel mijns bloeds, zoo spreekt Gij; hoe vurig haak Ik naar deszelfa vervulling! Ik vraag nog eens, welk voordeel bragt onze liefde U aan ? Zoo alle menschen U beminden, zoudt Gij dan wel grooter, magtiger , gelukkiger zijn ?

Neen , mijn kind ! antwoordt mij J e s u s , Ik zou- . de er noch grooter , noch magtiger , noch gelukkiger door wezen; mijn geluk, mijne grootheid, mijne magt zijn niet afhankelijk van de liefde mijner schepselen; ook heb Ik Mij voor Mij zei ven niet vernederd met mensch te worden; voor Mij zeiven werd Ik in geen stal geboren; voor Mij zeiven heb Ik geene dertig jaren in eene arme werkplaats doorgebragt ; voor Mij zeiven eindelijk verlang Ik zoo vurig niet naar lijden en aan het kruis te sterven ; doch voor u, mijn kind! voor u alleen; Ik wil u gelukkig maken, door u mijne liefde te schenken.... Zult gij dan nog toeven een God te beminnen, die alleen uw geluk kan uitmaken; een God, die u overlaadt met weldaden, een God, die u met zooveel teederheid bemint?... Neen, lieve Je sus! neen; integendeel ik wil liefde voor liefde geven; Ik wil uit den grond van mijn hart U beminnen ; verwaardig u mijne zwakheid te schragen. Wanneer toch zal ik voor U kunnen doen, wat ik voor de wereld gedaan heb ? wanneer zal ik dan toch voor den hemel gaan werken , zooals ik gewerkt heb voor de aarde? wanneer zal ik overhebben voor deugd wat ik overhad voor de

-ocr page 151-

139

ondeugd? Verhoor, o God ! dat verlangen mijner ziel, en geef mij uwe liefde. Maria ! bid voor mij.

II.

WEDERKEEKIG MOETEN WIJ VURIG NAAK JESUS VERLANGEN.

Met groot verlangen heb Ik verlangd dit Paaschmaal met u te eten. Het was de avond vóór het smartelijk lijden van onzen goeden Meester, terwijl Hij het laatste avondmaal met zijne leerlingen hield, toen Hij hun deze woorden toesprak. Het was alsof Hij hun zeide : Mijne geliefde kinderen, en gij allen, die tot het einde der wereld zult leven! ziet het uur mijner opoffering nadert; mijue vijanden houden raad tegen Mij; zij maken een kruis voor Mjj gereed. Maar vóórdat Ik ga sterven, zal Ik nog dezen nacht eerst nieuwe bewijzen mijner liefde geven , met Mij te onderwerpen aan de wreedste folteringen , aan de grievendste bespotting en aan de onteerendste straffeu. Ach ! wist gij , hoe Ik naar dezen nacht heb gereikhalsd! Wist gij, hoe menigmaal Ik dien met al mijne verlangens heb afgebeden, dan zoudt gij begrijpen, hoe groot mijne liefde voor u , en hoe vurig mijn verlangen is om uw hart te bezitten.

Ik zie, o liefste J e s u s ! o beminnelijke Verlosser ! ik zie het, Gij wilt myn hart bezitten , het koste wat het wil; waarom zoude ik het U dan nog weigeren? Is het niet reeds eene te groote eer voor mij, dat Gij ü gewaardigt mij dit te vragen ? Ja, mijn

-ocr page 152-

-140

God I ik geef U mijn hart; neem het geheel en al aan , opdat het U, en niets dan U beminue. Mijn goede Meester! mijn broeder, mijn vriend, mijne hoop , mijn al, wanneer zal ik kunnen zeggen, dat ik U waarachtig uit geheel mijne ziel en nit al mijne krachten bemin ? wanneer zal ik mij geheel ontstoken voelen door de vlammen uwer zuivere liefde? Ik verkwijn vau verlangen om U te beminnen , en niemand komt mij te hulp. Heb medelijden met mij, o Heer! heb medelijden met uw arm schepsel en geef mij uwe liefde ; ik vraag U noch rijkdommen, noch eerambten, noch iets van al het geschapene ; dit alles is, zonder ü , niets dan ijdelheid, en niet in staat om mijn hart te vervullen. Het is uwe liefde, die ik wil; het is uwe liefde , waarom ik zucht, o Jesus! geef mij dan uwe liefde. Waarom toeft Gij zoo laug om mij die gunst te verleenen? Waarom moet Gij zoo lang getuige zijn van de smarten , die ik zonder hulp dag en nacht moot ondergaan ? Hoe lang, Heer! zult Gij mij nog vergeten'? Hoe lang zult Gij uwe blikken nog van mij afwenden ? Mijn God! ik herhaal het, en tot mijnen laat-sten snik toe, zal ik het blijven herhalen: Geef mij uwe liefde, geef mij uwe liefde ! O Maria ! Moeder der schoone liefde, verwerf mij de genade van Jesus te beminnen, en indien het mogelük is , Hem zoo te beminnen als Gij Hem zelve bemind hebt. Amen.

-ocr page 153-

141

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

OVUK DK INWENDIGE VERSTERVING.

Daar J e s u s Christus zoo vurig naar zijn lijden verlangde, om u zijne liefde te toonen , zoek daarom ook gij de gelegenheden op , om iets uit liefde voor Hem te ondergaan. Ik wil u derhalve spreken over de inwendige versterving. Zonder deze is het onmogelijk, op den weg der volmaaktheid eene enkele schrede vooruit te gaan, en kan men op zijn hoogst slechts eene gemaakte , en , om zoo te spreken, uitwendige heiligheid verkrijgen. De inwendige versterving bestaat in eene overwinning op zich zeiven , en hoe moet men niet strijden om tot dien gelukkigen uitslag te geraken!... Zie hielde voornaamste wijzen , om zich daarin te oefenen; doet gij dat getrouw , dan voorzeker zult gij groote vorderingen maken in de heiligheid en in de liefde tot onzen goeden Meester.

1. Versterving van onze natuurlijke neigingen. Doe nooit iets daarom alleen, omdat het u behaagt en met uw verlangen overeenkomt; daarentegen verzuim nooit een pligt of eenig goed werk, omdat gij er tegenzin in gevoelt. Voeg u naar den wil van anderen, zoo dikwerf hun verzoek niet zondig is. Ontzeg u menigmaal zelfs eene geoorloofde zaak, juist omdat gij er neiging toe gevoelt. Bid dikwerf den Heer om hulp tot het beoefenen dei-versterving in hetgeen u meer bijzonder behaagt; want deze wijze van zich te versterven , is wel de moeijelijkste van allen.

-ocr page 154-

142

2. Versterving van onzen eigen wil. Tracht niet uwen wil te doen, maar dien uwer overheid ; kies zelf de plaats en aard uwer bezigheden niet, maar laat de keuze daarvan aan hen over die u besturen. Wanneer gij u sterk tot iets voelt aangezet , ja met een zeker geweld daartoe getrokken, versterf u dan , of met die zaak niet te doen , of met haar eenigen tijd te verschuiven. Verzet steeds de gedachte van onafhankelijkheid, en wees verzekerd , dat het duizendmaal beter is te gehoorzamen dan te gebieden.

3. Versterving der eigenliefde. Hij die zijne eigenliefde niet versterft, is in zijn spreken en doen altijd met zich zeiven bezig. Hij vleit zich duizenden goede hoedanigheden te bezitten ; hij beschouwt zich zelven met welgevallen en verbeeldt zich waarlijk, dat iedereen aan hem denkt en zich met hem moet bezighouden. Hij acht zich even veel, ja meer dan anderen, en niets is er goed dan wat hij verrigt heeft. Hij mengt zich in alle zaken en wil ook over allen heer en meester zijn. Zich te onderwerpen , dit valt hem allerlastigst, voor hem is de gehoorzaamheid eene schoone deugd in anderen ; hij kan niet verdragen, dat men hem tegenspreekt; hij drijft alles wat hij wil halsstarrig door, en omdat hij zoo gaarne gebiedt, meent hij ook er eene bijzondere geschiktheid voor te bezitten. Als men hem eenigen lof geelt, is hij opgetogen , en hij verzuimt niets om dien te bejagen, ofschoon hij zorgvuldig dit verlangen tracht te verbergen. Ter naauwernood duldt hij, dat men anderen prijst: het is waar, somtijds

-ocr page 155-

143

prijst hij hen zelf, doch alleen uit vleijerij of eigenbelang. Daar hij ten uiterste bevreesd is veracht te worden, verbergt hij zorgvuldig zijne gebreken. Hij zoekt overal zijn eigen gemak, en denkt er niet genoeg aan, of hij anderen geen ongemak aandoet. Als hij zelf lijdt, o dan is hij zoo teederhartig en medelijdend, maar ten opzigte zijner broeders is hij hard en gevoelloos.

Overweeg , mijne ziel! welken voortgang gij in de versterving der eigenliefde gemaakt hebt, en neem het grootmoedig besluit om voortaan tegen haar ernstig te strijden.

4. Versterving der driften; uwe hoofddrift moet gij het eerste bestrijden; want is deze overwonnen , dan zullen de overige zich spoedig onderwerpen. Draag zorg van aan uwe driften niets toe te staan , hoe gering het u ook voorkome. Mistrouw ze immer en geloof nooit, dat zij in u zijn uitgedoofd ; want zoolang wij op aarde zijn, herleven zij, en als men ze dood waant, doen zij zich met grooter geweld gevoelen. Hoe dat alles te doen? zult gij mij welligt zeggen; welken hevigeu strijd te leveren! welke moeijelijkheden ! welk e kruis en !

Het is waar ; maar, mijn kind! denk dat het leven kort is; dat de dag der belooning nadert, en dat deugd niet dan met zorg en standvastige pogingen wordt verkregen. Maar het is toch veel moeije-lijker zijne gebreken en driften tegenstand te bieden, dan wel ligchamelijke vermoeijenissen te ondergaan. Dit is ook waar; maar weet dat, wanneer gij met ijver in dien moegelijken strijd volhardt, gij een zoeten vrede zult ontwaren en uwen arbeid veel lister

-ocr page 156-

144

■vinden door de genade Gods en liefde tot de deugd. Daarenboven, God en de hemel zijn wel eenig lijden waardig.

ZESTIENDE OVERWEGING.

DE INSTELLING VAN HET II. SAKRAMENT.

Jesus wetende, dat zijn uur gekomen was om van deze wereld tot zijnen Vader te gaan, daar Hij de zijnen die in de wereld waren bemind had, heeft Hy hen teneinde toe bemind.

Joan, xiii, 1.

I.

HE ONBEGRIJPELIJKE LIEFDE VAN JESUS IN HET H.

SAKRAMENT.

te gehechtheid van ware vrienden groeit aan ea verdubbelt in het uur des doods. Wanneer wij van het voorwerp onzer liefde moeten scheiden, trachten wij meer dan ooit blijken vau genegenheid te geven , en laten wij aan onze vrienden een onderpand van liefde na.e gehechtheid van ware vrienden groeit aan ea verdubbelt in het uur des doods. Wanneer wij van het voorwerp onzer liefde moeten scheiden, trachten wij meer dan ooit blijken vau genegenheid te geven , en laten wij aan onze vrienden een onderpand van liefde na.

Jesus had gedurende zijn sterfelijk leven verschillende bewijzen zijner liefde gegeven; maar toen het uur gekomen was, waarop Hij ons moest verlaten om tot zijnen Vader weder te keereu , was Hij nog

-ocr page 157-

145

niet tevreden met hetgeen Hij uit liefde tot ons, en om onze wederliefde te winnen , gedaan liad: het was hem niet ggnoeg, tot den laatsten druppel van zijn bloed voor ons te vergieten ; Hij wilde nog me'e'r doen, Hij wilde ons een nog sterker hewijs van zijne brandende liefde achterlaten. Een nog sterker bewijs !... Maar is het dan mogelijk , tot bewijs zijner liefde meer dan zijn leven te geven ? O, wat den mensch onmogelijk is , valt der teederheid van God gemakkelijk.

Het was de avond van eenen Donderdag, J e s u s had het laatste Paasohmaal met zijne apostelen gegeten , en zooeven hunne voeten gewasschen. Zij waren nog buiten zich zeiven van verwondering over dit nooit gehoorde bewijs van de nederigheid huns goeden Meestors. Ongetwijfeld bewaarden zij toen een plegtig stilzwijgen: ongetwijfeld zagen zij de voltrekking van eenig groot geheim te gemoet, en bemerkten zij, bij meer oplettendheid, op het gelaat des Zaligmakers iets, meer grootsoh, meer verheven en goddelijk dan naar gewoonte.

J e s u s nam het brood in zijne handen , sloeg zijne oogen naar den hemel en God zijnen Vader dankende , zegende Hij het, brak het en gaf het aan zijne leerlingen, zeggende: Neemt en eet, dit ismijnligchaam. O wonder ! naauwelijks waren deze woorden uitgesproken , of het brood was werkelijk veranderd , en neen het was geen brood meer, maar Jesus Christus Zelf, Je sus Christus, de wellust der uitverkorenen , de schrik der duivelen, de Zaligmaker der wereld : Je sus Chris-

10

-ocr page 158-

146

tus, die tot Regter gesteld is over levenden en dooden (Akt. x, 42); Hij eindelijk, voor wien alle knieën buigen van die in den hemel, op de aarde en onder de aarde zijn (Phil, n, 10). O geheimvol oogenblik ! nooit door den mensch. genoeg overdacht.

Mijn lieve Zaligmaker, veroorloof uw arm schepsel te vragen, welk doel Gij U toch voorstelt met uwe Godheid en Menschheid dus onder de geringe gedaante van brood te verbergen ? Hebt Gij U zeiven niet reeds genoeg vernederd, toen Gij bij uwe Mensohwording van het hoogste der hemelen neder-daaldet, om onze natuur aan te nemen en U, met uitzondering slechts der zonde, tevens te onderwerf pen aan al de ellenden die ons droevig erfdeel uitmaken. Ach! waarom moet Gij ü nog aldus vernietigen.

Mijn kind! de liefde die Ik allen menschen , die Ik u in het bijzonder toedraag , is zoo groot, dat Ik er niet toe kon besluiten , u op deze aarde als weezen achter te laten (Joan, xiv, 18). Daar bet u voordeelig was , dat Ik ten hemel wederkeerde, om u aldaar eene plaats te bereiden (Joan xiv, 2) , zoo heb Ik , alvorens n te verlaten, mijne almagfc te hulp geroepen voor mijne teederheid, en Ik vond dit middel uit, om bij u op aarde te wonen en tevens in de eeuwige glorie aan de regterzijde mijns Vaders te blijven. Ja, Ik zal voortdurend en tot de voleinding der eeuwen met u zijn, uwe hulp , uw troost, het voedsel uwer zielen wezen. Zoolang er nog een enkele nakomeling van Adam op aarde zal overblijven, zoolang zal de liefde

-ocr page 159-

147

mij daar geboeid houden, en Ik allen die Mij hoeren -willen toeroepen: Komt ,komt en eet brood dat Ik u heb toebereid, en drinkt den w ij n d i e n I k gemengd heb (Prov, ix, 5). Komt tot Mij , gij allen die hongert en dorst naar de regt-vaardigheid , gij allen die zoekt naar vrede en geluk, gij allen die behoefte hebt te beminnen ; komt en Ik zal ii verkwikken en verzadigen.

O mijn J e s u s ! uwe teederheid beschaamt mijne ondankbaarheid. Aoh, schenk mij de genade van niet meer ondankbaar jegens U te zijn ; ontsteek in mijn hart het vuur uwer goddelijke liefde ; maar doe het mee zóóveel kracht ontgloeijen , dat ik de wereld , ja mij zeiven vergete , om slechts te denken aan uwe liefde en uw welbehagen; ik wijd U mijn ligchaam, mijne ziel, mijnen wil, mijne vrijheid , geheel mij zelven. Indien ik vroeger mijne eigene voldoening gezocht heb , thans ben ik daarover ten uiterste bedroefd, voortaan wil ik niets zoeken dan U alleen. O mijn God! Gij zijt mij alles , mijn God en mijn Al; U wil ik, TJ alleen, en niets meer. Konde ik mij zelven geheel voor U ten beste geven, gelijk Gij TJ zelven geheel voor mij ten offer gegeven hebt! Ik bemin U mijn hoogste , mijn eenigste goed, mijn eenigste liefde! Ik bemin U en geef mij geheel aan uwen heiligen wil over; maak dat ik U immer beminne , meer en meer beminne tot den laat-sten adem mijns levens toe. H. Maria ! bid voor mij, dat ik zóó beminnen en ten einde toe beminnen moge.

-ocr page 160-

148

II.

HET GELUK DEB ZIEL WELKE AAN' DIÉ LIEFDE BEANTWOORDT.

En zie Ik ben met u tot aan de voleinding der eeuw (Mt. xxvm, 20); dus luidde de belofte onzes Zaligmakers, aan zijne leerlingen gedaan, toen Hij naar den hemel wederkeerde, en die belofte was niet ijdel.

Gedurende achttien eeuwen heeft de goede Herder zijne beminde schapen niet verlaten ; voor hen verbond Hij zich, om op het woord zijner priesters van den hemel te dalen ; voor hen onderwierp Hij zich aan de verachting, aan de verregaande oneerbiedigheid , aan den hoon der goddeloozen en aan de ver-getenheid der slechte Christenen.

Gedurende zijn sterfelijk leven verbleef J e s u s alleen in Judea , en het was slechts aan weinigen vergund, Hem te hooren spreken ; heden is het zoo niet meer: ik behoef slechts eene Katholieke kerk, eene eenvoudige kapel binnen te gaan, en ik zal daar mijnen God vinden. Hij is daar in een tabernakel besloten; Hij is daar alléén, verlaten ; niemand denkt er aan, Hem te bezoeken, niemand Hem voor zijne liefde te danken. Daar is Hij, daar wacht Hij mij, om eenen overvloed zijner genaden over mij uil te storten en mij zijne liefde te schenken.

O gelukkig de getrouwe ziel, die dezen goeden Meester in het heilig Geheim des Altaars dikwijls bezoekt; gelukkig de ziel, die Hem dikwerf hare ellenden gaat openbaren. O hoe zoet zijn de tranen

-ocr page 161-

149

die een arme zondaar , bij de herinnering aan zijne vroegere misslagen , voor de voeten van J e s u s weent! Ja, ik herhaal het en zal het zonder ophouden herhalen , gelukkig , duizendwerf gelukkig de ziel, die geen enkelen dag laat voorbijgaan , zonder dien God van liefde te bezoeken! Een kwartier uurs, in het gebed voor het Allerheiligste doorgebragt , zal haar meer voordeelig zijn dan al de geestelijke oefeningen van den ganschen dag.

O J e s u s ! wanneer ik de teedere liefde beschouw, ons in het H. Sakrament toegedragen, ten einde ons troost te schenken in dit land van smart en ballingschap , dan geraak ik als buiten mij zeiven; het ontbreekt mij aan uitdrukkingen om te zeggen wat ik dan gevoel; en ik word schaamrood , omdat ik IJ nog zoo weinig bemin en niet geheel van liefde voor XJ vertere; wanneer ik ook, des daags of des nachts, in eene kerk binnenga, altijd vind ik U daar gereed, om naar mijne gebeden te luisteren en die te verhoeren. Gij woont onder ons als waart Gij onzes gelijke; even gaarne verblijft Gij in het kleinste en armste gehucht, als in de meest bevolkte en rijkste steden. Bevindt zich iemand der geloovigen in droefheid, aanstonds haast Gij U hem te troosten; ligt een der uwen op het bed van smarten uitgestrekt , dan zoekt Gij zelf hem op , en deelt Gij in z^n lijden ; is hij op het punt van den geest te geven, dan gaat Gij aanstonds naar hem toe, moedigt hem aan, om zijn leven als een offer op te dragen, en verzacht door uwe tegenwoordigheid de verschrikkingen des doods. O J e s u s ! hoe onuitsprekelijk

-ocr page 162-

150

groot is uwe liefde voor de menschen ; wanneer toch zullen wij U met onzen dank betalen ; wanneer zullen wij ü beminnen, zooals Gij door ons behoort bemind te worden ! Verleen ons allen die genade , o liefelijke Zaligmaker ! en bijzonderlijk aan mij , die ze meer dan alle anderen noodig heb. Amen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Heden moet gij, beminde lezer! twee besluiten nemen welke van een groot gewigt zijn, en die voortaan getrouw opvolgen.

1. Gewen u van nu af aan, dikwijls geestelijk te communiceren. Deze Communie bestaat in het opwekken van eene vurige begeerte , om J e s u s in uw hart te ontvangen, en in een gemeenzaam onderhoud met Hem, alsof gij Hem werkelijk ontvangen hadt. Ten dien einde kunt gij eene of andere der oefeningen uitkiezen, welke in de volgende overweging voor de wezenlijke Communie worden opgegeven. Zeer vele en groote genaden zijn aan deze zoo buitengemeen eenvoudige oefening verbonden; zoo dikwijls als men verkiest kan men door den dag die geestelijke Communie herhalen. Echter is zij het meest gepast onder het bijwonen der H. Mis , wanneer zij maar al te veel verzuimd wordt.

2. Ga, voor zooverre het u mogelijk is , dagelijks onzen Heer in het H. Geheim zijner liefdebezoeken; maak een goed en voortdurend gebruik van de geestelijke voordeelen die gij daardoor zult verwerven , en welke zeker onberekenbaar zijn. Kunt gij niet ter

-ocr page 163-

151

kerk gaan . verplaats u dan in den geest vóór het H. Sakrament, en aanbid uwen J e s u s daar in het tabernakel, in vereeniging met allen die Hem op dat oogenblik, waar ter wereld ook, bezoeken en verheerlijken. Heeft God u met tijdelijke vermogens gezegend , en kimt gij eenige oogenblikken van den dag voor n zeiven afzonderen, dan zal ik u nog eene andere schoone oefening aanwijzen, die onzen goddelijken Verlosser hoogst aangenaam wezen zal. Er zijn in deze gewesten, en vooral in de overzeesche bezittingen, vele behoeftige kerken, alwaar , door gebrek aan lijnwaad en andere kerkelijke benoodigdheden , het goddelijke Sakrament niet met de gepaste waardigheid , maar slechts op eene zeer armoedige wijze kan behandeld worden. Hoe aangenaam zal het nu aan J e s u s, hoe voordeelig voor u zeiven zijn, wanneer gij een weinig van uwen tij-delijken overvloed afzondert, of met eigen hand werkzaam zijt, om de noodige sieraden te vervaardigen en de tafel tc bereiden waar Hij aanzit, en zich aan u ten beste geeft.

Doet, godvruchtige Christenen ! wat gij kunt doen , om uwen God in het Sakrament te aanbidden en te verheerlijken.

-ocr page 164-

152

ZEVENTIENDE OVERWEGING.

DE INSTELLING VAN HET H. SA.KRAMENT.

Neemt en eet. dit is m ij n 1 i g c h a a m.

Matth. xxvi, 26.

I.

JESUS IN HET H. SAKBAMMT DE SPIJS ONZER ZIEL.

oede J e s u s ! was liet dau om ons uwe liefde te tooneu niet voldoende , dat Gij ons uit het niet te voorsobijn geroepen , en naar uw evenbeeld geschapen hadt; dat Gij ons voor den prijs van al uw bloed hebt vrijgekocht ? Moest Gij ons dau nog U zeiven ten spijze geven ?

Maar hoe , roept de H. Bonaventura uit, mijn God is mij ten spijze geworden ! Het eeuwige Woord, de wijsheid des Vaders, wil de kostelijkste maaltijd zijn voor mijne ziel. Hij, dien de engelen niet dan bevend aanschouwen , Hij, wiens luister en majesteit zij niet kunnen verduren , Hij, Hij zelf daalt in mijn hart, om zich op de innigste wijze met mij te vereeni-gen! O wonder der wonderen! eeu arm, een nietig schepsel voedt zich met zijns Verlossers ligchaam! O liefdevolle J e s u s ! duld dat ik het U zegge , uwe liefde tot ons heeft U te ver gedreven; wat toch is de m e n s c h dat G ij z ij n e r gedeukt? (Ps. vin, 5.) Is de mensch die op aarde leeft iets anders dau ijdelheid, stof en asch'? En toch gewaardigt Gij U , o mijn God! liefdevolle blikken op hem neder te slaan hem aan uwe tafel te noodigen en te

-ocr page 165-

153

spijzen met uw aaubiddelijk ligchaam. Ach! laat ik het met velen uwer dienaren uitroepen: Gij hebt uwe liefde voor ons tot dwaasheid gedreven; waarlijk, Heer ! zulk eene overmaat van liefde kwam niet overeen met uwe majesteit.

Dit is zoo, mijn kind! maar de liefde vraagt niet wat passend is , wanneer zij tracht wél te doen , en zich aan het beminde voorwerp wil mededeelon. Zij gaat niet waar de rede haar roept, maar waar heur aandrift haar henen voert. Hierom heb Ik met achterstelling mijner eigene glorie , Mij onder de nederige gedaante van brood verborgen, om aldus het voedsel uwer ziel te wezen. Helaas! wat zou er van haar geworden zijn, die arme ziel , zoo zwak, zoo broos, zoozeer tot het kwaad geneigd , wat ware ervan haar geworden , zoo Ik haar minder bemind en in het H. Geheim mijner liefde Mij niet geheel aan haar geschonken had! — O mijn goede , mijn beminnelijke Meester! Ik zeg ü dan duizendmaal dank voor die overmaat uwer liefde.

Hij, zoo spreekt onze goddelij ke Zaligmaker, hij die mijn vleesch eet en mij n bloed drinkt, b 1 ij f fc in M ij en Ik in hem (Joan, vi, 57). Welk een geluk, zulk eenen Vriend in mijn hart te huisvesten! Welk een geluk voor eene ziel, die Hem in de H. Communie ontvangen heeft, hare behoeften , hare ellenden aan Hem bloot te leggen , hare vrees en hare verwachting aan Hem mede te deelen. Hem te zeggen, hoezeer zij Hem bemint! Welk een geluk, al hare wonden te ontdekken en niet vruchteloos om dier genezing te vragen! Dat geluk heb ik dikwerf

-ocr page 166-

154

gehad, clocli hoe maakte ik het mij ten nutte ? Was mijn geloof levendig? mijne liefde brandend, mijn ootmoed diep, toen ik tot mijnen God naderde in het H. Sakrament zijner liefde ? In welke gesteldheid heb ik mij aan de tafel des Heeren geplaatst? Wat vruchten van daar weggedragen? Bene enkele Communie, zoo zij goed werd gedaan, is genoeg om een grooten zondaar :.n een Heilige te veranderen : en heb ik mij iets verbeterd ? ben ik volmaakter geworden , ik die zoo menigmaal aan dien heiligen disch heb aangezeten ? welke gebreken heb ik uitgeroeid? welke nieuwe deugden heb ik mij eigen gemaakt, of in welke ben ik gevorderd ? Alle maanden , alle acht dagen welligt, en nog meermalen , heb ik het brood des Levens ontvangen, en altijd ben ik even onvolmaakt, even onverstorven, en altoos ben ik in dezelfde aardsche verstrooijingen voortgegaan ; o wat gegronde reden tot vrees. Zoo dikwerf dien God van nederigheid , die zich voor ons als vernietigd heeft, in mijn hart te ontvangen , en nog altijd vol hoogmoed en ijdelheid te leven : welke redenen tot beschaming!

Ach , Heer J e s u s ! ik smeek U , handel niet met mij naar mijne onwaardigheid. Helaas! indien Gij al mijne ongeregtigheden, mijne oneerbiedigheden tegen dit H. Geheim in het bijzonder wilt nagaan, hoe zal ik dan zulk een onderzoek kunnen doorstaan? Neen, mijn God ! neen, ik moet bekennen, het ware mij onmogelijk één woord te antwoorden. Ik zal ook geenszins mij van die laauwheid trachten vrij te spreken waarmede ik U in de H. Communie ont-

-ocr page 167-

155

vang; want, Heer ! ik weet, indien ik mijne on-schulcl wilde bewijzen, op dit oogenblik zelf zoudt Gij mij van logen en dwaasheid overtuigen; ik wil U dan liever mijne zonden bekennen en daarover voor U zuchten.

II.

MET EENK GOEDE VOORBEREIDING MOETEN WIJ DIE H. SPIJS ONTVANGEN.

Beminnel^ke Zaligmaker mijner ziel! ik ben onverschoonbaar : zoo menigmaal heb ik mij gevoed met het ligohaam van mijn God, en nog ben ik traag in zijne dienst, nog zoo weinig gevoelig voor zijne liefde ! Zoo dikwerf heb ik den God van zuiverheid, van alle heiligheid ontvangen, en ik blijf bedekt met de smetten van duizend zonden en onvolmaaktheden. O hemel! ik moest, volgens de uitdrukking van den H. Joannes Chrysostomus , bij het verlaten van de H. Tafel , eenen leeuvr gelijk zijn , slechts het vuur ademend der goddelijke liefde ; ik moest alle magten der hel schrik en angst aanjagen , en wat gebeurt ? Na mijne Communie ben ik meestal even koud, even onverstorven, even ongeduldig als van te voren!... O mijn God! wat zal ik U op den grooten dag van uw oordeel zeggen ? welke verontschuldiging kan ik bijbrengen , als Gij mij van de eene zijde de genade zult voor oogen stellen, die ik door eene enkele Communie had kunnen verwerven , en van den anderen kant de menigvuldige zonden zult optellen , waaraan ik mij onop-

-ocr page 168-

156

houilelijk lieb schuldig gemaakt ? Gij zult daar zijn, Gij zelf, mjju Jesus! Voor ü zal ik mij daar zien geplaatst; maar, helaas ! niet meer dan zult Gij de Bruidegom z;jn mijner ziel; niet meer dat Lam zoo vol zachtmoedigheid : maar een Regter, in regtvaar-dige gramschap ontstoken. Ach , welke verwijtingen zult Gij mij dan niet toevoegen!...

AVat zal ik dan doen'? wanhopen? de ïï. Communie achterlaten ? Neen , zeker niet; maar ik zal mij met meer zorg daartoe voorbereiden; eene grootere ingetogenheid , een d iepere ootmoed , een vuriger liefde zullen mij aan de tafel des Heeren vergezellen; ik zal mijn God til die offers brengen die Hij van mij vraagt, en voor het overige mij aan zijne barmhartigheid overgeven.

Ja, mijn lieve Jesus! in de armen uwer barmhartigheid wil ik mij werpen en eene schuilplaats zoeken in uw goddelijk hart. Sinds ik op de wereld ben, heb ik U beleedigd : maar al te dikwijls heb ik U grootelijks bedroefd; aan den verloren zoon gelyk, heb ik U vele tranen over mijne vlugt, over mijne afdwaling doen storten ; ondankbaar en ontaard heb ik TJ als mijnen wreedsten vijand behandeld : en nogtans wilt Gij mij gaarne onder uwe kinderen opnemen ; nogtans beveelt Gy mij aan uwe tafel aan te zitten. Helaas! ik heb misbruik van zulk eene uitstekende gunst gemaakt; welligt heb ik uwe eigene weldaden misbruikt om ü te beleedigen!... O goede Jesus! zoo 'ik het ongeluk mogt hebben van U zóó te bedroeven , neem dan genadig het berouw mijns harten aan, en wil mij alles vergeven;

-ocr page 169-

157

en daar Gij door eene overmaat van liefde mij toestaat , U zoo dikwerf in de ellendige woning van mijn liart te ontvangen , schenk mij dan toch de genade , van ü daar voortaan te ontvangen met eene brandende liefde en een opregt berouw over mijne zonden.

Konde ik, mijn goede Meester! mijn teedere broeder , mijn beste vriend, mijn eenigste hoop, konde ik in de toekomst door mijnen ijver al de smarten herstellen die ik U door mijne laamve Communiën heb aangedaan! Beminnelijke Zaligmaker! verhoor myn verlangen en heb medelijden met mij, ik bemin U en wil ü altijd en immer beminnen , ik bemin U, omdat Gij goed zijt, omdat Gij al mijne liefde verdient , ik bemin U om uwe oneindige volmaaktheden , om U zeiven. Ach Maria ! verwerf mij die genade , dat ik mijn J e s u s in de H. Communie met meer liefde ontvangen moge.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

DE H. COMMUNIE.

In het H. Sakrament des Altaars , waarin .] e s u s zich zeiven tot voedsel voor onze ziel geeft, zien wij vooraamelijk vier zijner goddelijke eigenschappen op eene bijzondere wijze uitschitteren : zijne W ij s h eid, zijne Heiligheid, zijne A1 m a g t en zijne Liefde.

Willen wij nu eenigzins waardig voor dit H. Sakrament verschijnen , en op eene heilige wijze met dit

-ocr page 170-

158

goddelijke brood gespijzigd worden , dan moet uwe innerlijke gesteldheid eenigermate aan de goddelijke eigenschappen beantwoorden. Zijne Wijsheid vordert uw geloof; zijne Heiligheid vraagt eene groote zuiverheid uws harten; zijne Almagt eischt uwen eerbied en aanbidding; zijne Liefde verlangt liefde van u.

i. God heeft in zijne oneindige wijsheid het middel uitgevonden om den mensch, die zich door eene aardsche spijs in het eeuwig ongeluk gestort had, 'door eene goddelijke spijze te behouden; om zich met hem op eene wezenlijke en waarachtige wijze te vereenigen. Ongetwijfeld vordert deze wijsheid een vast en levendig geloof; al onze zinnen moeten wij daarbij opofferen, en wel met regt wordt dit Sakrament het geheim des geloofs genoemd. Naderen wij tot Hem, naar het woord des apostels, met een opregt hart en in de volheid des geloofs, vast overtuigd , dat J e s u s met ziel en ligchaam, met Godheid en menschheid, en verheerlijkt als in den hemel , in de H. Hostie tegenwoordig is. Ja, met grooter zekerheid moeten wij aan zijne tegenwoordigheid gelooven, dan wanneer wij Hem zagen met onze eigene oogen , die ons zouden kunnen misleiden. Zulk een geloof had de H. Lodewijk; kort voor zijnen dood , toen men Hem de H. Communie bragt, antwoordde hij op de vraag, of hij wezenlijk geloofde aan de tegenwoordigheid des Heeren in het H. Sakrament: Ik geloof dit zoo zeker, alsof ik met de apostelen Hem ten hemel had zien klimmen. Zoo geloofde de H. Teresia, die niet begreep, hoe iemand verlangen kon , van tijdens J e s u s' verblijf op aarde

-ocr page 171-

159

te hebben mogen leven, omdat zij Hem even waarachtig in het H. Sakrament aanschouwde. •

Trachten wij met een zoo eenvoudig en vast geloof, op dit voorbeeld der Heiligen, tot dat verheven geheim te naderen, en zoeken wij niet te begrijpen, wat God in zijne oneindige wijsheid voor ons wil verborgen houden.

2. De Heiligheid Gods vraagt eene groots zuiverheid des harten. Eischte God in het Oude Verbond zoovele zuiveringen bij de verschillende offeranden, werd er eene zoo groote voorbereiding voor de Israëlieten gevraagd, wanneer Moses tot hen uit naam van God spreken zoude : hoeveel te meer dan wordt er zuiverheid en reinheid gevorderd, wanneer de God van oneindige majesteit zelfstandig en ligchamelijk in ons hart wil afdalen.

Noodzakelijk moet dus uw hart gezuiverd zijn van ■ alle doodzonden, want zonder dat zoudt gij u vergrijpen aan het heiligste wat ■ er is , en eene afschuwelijke heiligschennis begaan. Maar reinig u ook van alle dagelijksche zonden, van alle gehechtheden daaraan, om uwen God eene zuivere rustplaats te kunnen aanbieden; die dagelijksche zonden, die gehechtheid daaraan , dat gebrek aan godsvrucht, die laauwheid, die vrijwillige verstrooiingen beletten, dat de H. Communie in u heilrijke vruchten voort-brenge. Ach! hoe koint het, dat zoovele kloosterlingen , dat zoovele priesters, dat zoovele Christenen zoo weinig of geen nut hebben van de H. Communie ? Omdat zij in de gewoonte van dagelijksche zonden leven; omdat zij aardsche gehechtheden hebben, die

-ocr page 172-

160

zij niet willen verlaten ; omdat zij met flaauwlieid met geene genoegzame voorbereiding die heilige spijs ontvangen.

3. De A1 m a g t vau God vordert uwen eerbied en uwe aanbidding. — God komt tot u in zijne Almagt. — De werken der natuur zijn groot; de schepping der aarde en hare voortdurende instandhouding vereischen eene almagtige hand; de werken der genade, zooals de Menschwording, de Sakramenten, de Regtvaardiging zijn nog gï jter en volmaakter; maar nergens zien wij Gods Almagt meer uitschitteren dan in het H. Sakrament des Altaars. Eene kleine geconsacreerde Hostie is een groo-ter wonder, dan ooit God door zich zeiven, of door zijne profeten , of door zijne apostelen verrigt heeft. Hierom noemt de H. Thomas dit Sakrament het grootste der mirakelen, door Christus uitgewerkt. Die Almagt van God vordert van ons diepen eerbied en nederigheid. Van hier die menigvuldige aanbiddingen en kniebuigingen dos priesters bij het verrigten der H. Geheimen; van hier de drievoudige herhaling van de woorden des hoofdmans: Heer! ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak kom t. En niet zonder reden ; want beschouwde de H. Joannes de Dooper, die in den moederschoot reeds geheiligd was en als een engel op aarde leefde , zich niet waardig den schoenriem van J e s u s te ontbinden: in welk gevoel van eerbied, aanbidding en nederigheid moeten wij dan in het H. Sakrament onzen God in ons hart ontvangen! Vreest den Heer! zegt de Profeet, gij allen die zij-

-ocr page 173-

101

ne heiligen zijt; dat wil zeggen : die zijne wet volbrengt, die u met zijn Vleescli voedt, die in de deugd vorderen wilt.

4. Gods liefde verlangt liefde van u. Nergens, mijn kind! schittert in het rijk der genade die liefde van God sterker uit dan in het H. Sakrament des Altaars. Toen J e s u s de menschheid aannam , toen Hij aan een kruishout stierf, gaf Hij zich voor het menschelijke geslacht in het algemeen ten offer; maar in het H. Sakrament , in de H. Communie geeft Hij zich aan iedereen, ook aan u in het bijzonder, en vereenigt zich met u door zijne heilige liefde.

De liefde heeft drie voorname eigenschappen : zij wekt dengene die bemint op, om alles voor het beminde voorwerp te doen; zij haalt deu mensch over , om alles daaraan te geven, en zich zeiven te schenken, en vindt alzoo in vereeniging hare volmaking.

Deze drie eigenschappen zien wij duidelijk in het H. Sakrament des Altaars ; de God der liefde doet ten eerste voor haar de natuur stilstaan, verandert de zelfstandigheid van Brood en Wijn in de zelfstandigheid van zijn Ligchaam en Bloed , zoodat de gedaanten alleen overblijven; Hij verwaardigt, zich op bijna onnoemelijke plaatsen tegenwoordig te zijn, en is met zijn zigtbaar en tastbaar ligchaam onzigtbaar in het H. Sakrament tegenwoordig.

Hij geeft zich ten tweede geheel en al: zijn ligchaam, zijne ziel, zijne Godheid , zijne genade aan het beminde voorwerp.

En eindelijk, op eene wonderdadige wijze vereenigt

11

-ocr page 174-

162

zich Jesus met de ziel die Hij bemint. Wie kan begrijpen hetgeen Hij zelf ons daarvan verzekerd heeft; Die Mij eet blijft in Mij, en Ik in hem. Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft en Ik leef door den Vader, zoo zal hij die Mij eet ook door leven.

Welk eene wederliefde aischt de liefde van J e s u s ! Ach ! dat wij toch vol k'efde naderen, wanneer wij aan het Sakrament van Liefde deel nemen; alsdan gedachtig zijn , dat J e s n s alleen uit liefde in het H. Sakrament tegenwoordig is. Hij geeft zich geheel aan ons: geven wij Hem uit liefde bij iedere Communie ook iets van het onze , door onzen hoogmoed, onze eigenliefde of eenige andere drift te bedwingen, en telke reize eenige deugd te beoefenen.

Om aan een meermalen geuit verlangen van sommigen te voldoen, wil ik bij dit onderwerp uitvoeriger zijn en eenige oefeningen opgeven, die vóór, onder en na de Communie den godvruchtigen Christen veel kunnen helpen.

Den dag vóór uwe Communie zij uw gedrag stemmiger, ingetogener dan naar gewoonte ; hoed u, vooral den avond te voren, zooveel mogelijk voor verstrooijin-gen. Want gij moet u dan reeds voor een hoogfeest voorbereiden , uw hart met deugden trachten te verrijken en denken , dat gij genoodigd zijt op de Bruiloft van het Lam, dat gij door J e s u s geroepen zijt, om met Hem en zijne leerlingen tot het Avondmaal zijner liefde te naderen. Die gedachte vervulle u, als gij u ter ruste begeeft, kome u voor den geest , wanneer gij des nachts ontwaakt, en houde u bezig

-ocr page 175-

163

iu den morgenstond, wanneer gij u kleedt en naaide kerk begeeft.

Daar in aandaclit nedergekuield, moet gij die gevoelens opwekken die ik u reeds lieb opgegeven: een levendig geloof, een nederigen eerbied en aanbidding, een groot berouw over uwe zonden, eene vurige liefde , eene heilige begeerte om uwen J e s u s te ontvangen. Hiertoe kunt gü u van de gebeden bedienen, die ten gebruike vóór de H. Communie-door godvruchtige mannen geschreven, of die hierachter te vinden zijn.

Onmiddellijk vóór de H. Communie, wanneer gij de schuldbelijdenis (het Confiteor) hoort uitspreken , klopt gij op uwe borst, belijdt gij ook uwe schuld en verwekt gij nogmaals een opregt berouw. En wanneer de priester met de H. Hostie in de hand u toeroept: Zie het Lam Gods, hetwelk de zonden der wereld wegneemt, en driemaal herhaalt: Heer! ik b e n n i e t waardig, dat G ij onder m ij n dak komt, maar spreek slechts een woord en mijne ziel zal gezond worden, span dan nog eens al uwe krachten in. O ! wek dan nogmaals al uw geloof, uw vertrouwen , uwe liefde, uw verlangen op , en zeg dan ook, naderende tot de H. Tafel: Kom , lieve J e s u s ! kom; neen, Heer! ik ben niet waardig, dat Gij in mijn hart komt, maar spreek slechts één woord en mijne ziel zal gezond worden.

De H. Chrysostomus geeft ons eene teedere en godvruchtige gedachte op voor het oogenblik der H. Communie : wanneer gij den priester ziet, zegt die

-ocr page 176-

164

H. Vader, die u het ligchaam des Heeren geeft, geloof niet, dat het de hand des priesters is die zich tot u uitstrekt, maar Jesus Christus Zelf; want de tafel waaraan gij Hem ontvangt, is dezelfde als waaraan Hij aanzat, toen Hij het Sakrament instelde en zelf zich aan zijne leerlingen ten spijze gaf. Bij het ontvangen der H. Communie zegt gij met den priester : Het ligchaam van onzen Heer Jesus Christus beware m ij n e z i e 1 t e n e e u w i-g e n leven. Lieve Jesus! zijt welkom in de woning van mijne arme ziel. Ach, hoe lang heb ik naar dat oogeublik verlangd ! Ik kan U niet anders geven dan myne liefde. Hoe smart het mij , U geplaatst te zien in eene zoo armoedige woning. Mijn God! ik bemin ü; ik bemin U, ik bemin U !...

Op uwe plaats teruggekeerd, neemt gij niet terstond nw gebedenboek in de handen , maar in eerbiedige houding nedergeknield, zondert gij u , door het sluiten uwer oogen en het zwijgen uwer zinnen , van alle wereldsche zaken af, om in een heilig en geheimzinnig duister , in het diepste van uw hart, in die eenzaamheid der liefde , u alleen met uwen Jesus te onderhouden. Daar valt gij, met M aria Magdalena, aan de voeten van Hem neder die u zoo heeft liefgehad ; daar drukt gij Hem aan uw hart die n nog zoo bemint, en betuigt Hem xiwe innige wederliefde en dankbaarheid.

In die kostbare oogenblikken zal uwe godsvrucht u woOL-den genoeg in den mond leggen; evenwel wil ik u drie kleine oefeningen opgeven , welke na de H. Communie meest gepast zijn, te weten : oefenin-

-ocr page 177-

165

gen van dank, van op o f i e r i n g en van g e b e d, om te vragen wat wij noodig hebben.

1. Danken. Hier zult gij al de u bekende ver-zncbtingen en uitdrukkingen van liefde meermalen kunnen herhalen, en op eene hartelijke wijze tot J e s u s rigteu , als : Mijn J e s u s ! ik dank U , dat Gij in mijn hart zijt gekomen;... ik loof, ik aanbid U;... een God is in mij , een God is in mij;... Mijne' ziel maak groot den Heer! Heilig, heilig, heilig is de God der heerscharen!... Glorie zij den Vader en den Zoon en den H. Geest!... Geloofd zij Je sus Christus in het Allerheiligste Sakrament!... Eu herhaal deze drie laatste schietgebeden driemaal met al de kracht en dankbaarheid uwer ziel.

Heilige Maria, Heilige Josef, Heilige Patronen, mijn Engelbewaarder , Heilige Engelen, alle Heiligen , vereenigt u met mijne stem en helpt mij God loven en danken en beminnen!... Ja, Maria! help mij Jesus beminnen!... Ik bemin IJ, mijn Je sus! ik bemin TJ ; geef mij uwe goddelijke liefde!... Ach , laat niet toe , dat ik ooit door eenige zoude van U gescheiden worde. Zeg dit driemaal en zoo smeekend mogelijk: J e s u s ! verhoor mij ; geef mij uwe genade ; ach, laat mijne ziel tochniet verloren gaan !... Op ü, o Heer! heb ik gehoopt, en in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden ; de barmhartigheden des Heeren zal ik in eeuwigheid zingen;... wat zal ik den Heer wedergeven voor al hetgeen Hij mij geschonken heeft!...

2. Opoffering. Nadat gij dus uwen dank en uwe liefde aan J e s u s hebt betocnd , zult gij Hem

-ocr page 178-

166

ook uw offer brengen en zeggen bijv.: Mijn Beminde is de mijne, en ik ben de zijneja , mijn J e-s u s ! Gij hebt U geheel aan mij gegeven , ik wil mij ook geheel aan U geven ik offer ü op mijn verstand , om uwe grootheid onophoudelijk te overwegen ; mijn geheugen , om uwe weldaden te herinneren ; mijnen wil, om dien geheel aan den uwe te onderwerpen ; ik offer U op mijne ziel, mijn ligchaam, mijne gedachten, woorden en werken.

Spreek , Heer! uw dienaar hoort, wat wilt Gij dat ik doen zal! Lieve.Tesus! Gij spreekt. Gij vraagt mijn hart: Fili! praebe oor tuum mihi, mijn kind! geef Mij uw hart, ziedaar , lieve J e s u s! ziedaar mijn hart; hoe koud, hoe onvolmaakt het ook wezen moge , neem het toch aan, wil het meer en meer zuiveren en uwer liefde waardig maken; het zal voor ü alleen kloppen, ü alleen beminnen.

3. Vragen. Dit is een belangrijk puut; men kan veel verkrijgen , indien men goed en met vertrouwen vraagt. Gij moet aan J e s u s vragen alles wat noodig is voor u zeiven en voor uwen evennaaste, en hierbij niet ontzien, tot bijzonderheden en kleinigheden zelfs af te dalen. Gij begint met het grootste bijv. een levendig geloof te vragen, eenvast vertrouwen , eene vurige liefde , de kennis van God en van uwe eigene ellende. (N o v e r i m m e , no-, v e r i m T e.) Gij moet vragen om de goddelijke liefde , en volharding in het goede ten einde tóe. Gij moet vragen de overwinning van deze of gene drift; dan deze of gene deugd, als : de nederigheid , zuiverheid , gehoorzaamheid, liefde ;... gij moogt ook

-ocr page 179-

167

tijdelijke dingen vragen, in zooverre zij u nuttig cn aalig zjjn : gij moogt vragen bevrijd te worden van deze of gene droefheid of tegenspoed; gij kunt bijv. zeggen : Lieve J e s u s! laat den bitteren kelk van droefheid, die ziekte, die bekoringen, die tegenspoeden voorbijgaan jdoch niet mijn wil, maaide uwe geschiede. Dan vraagt gij ook voor andoren : voor uwe ouders, nabestaanden , vrienden , voor de H. Kerk , voor onzen H. Vader, voor onzen geliefden Bisschop , voor uwen Biechtvader, voor alle Priesters, voor alle zondaars, voor alle ongeloovigen in het algemeen of in het bijzonder.

Gij zult vooral ook de overledene zielen gedenken ; gij hebt dierbare bloedverwanten: uwen vader, uwe moeder , broeder of zuster te betreuren, die op uwe gebeden wachten en u toeroepen : O n t f e r m t u m ij-ner, ontfermt u mijner, ten minste gij, mijne vrienden! want de hand des Hee-ren heeft mij geraakt. Gedenk hnnner in die heilige oogenblikken , waarop gij zoovele gunsten voor hen kunt verkrijgen.

Hierna kunt gij u in eigene overweging aan het gevoel uws harten overgeven , of van een gebedenboek gebruik maken. Maar vergeet toch niet, na de Heilige Communie een oogenblik J e s u s' dierbaar lijden te overwegen, en zeg dan met den H. Augustiuus : Schrijf, o Heer ! uwe wonden diep in mijn hart, opdat ik daarin smart en liefde leze : smart, om voor U alle andere smart te verdragen; liefde, om voor ü alle andere liefde te versmaden. Doch wie gij ook zijt, o Christen ! wanneer J e s u s in uw hart ia ge-

-ocr page 180-

168

komen, verlaat clan niet terstond de kerk, gelijk zoovele flaauwe Christenen doen, die den tijd der genade verwaarloozen en daarvan geene geringe rekenschap zullen afleggen; bewijs uwen -Grod in het binnenste van uw hart, ten minste een kwartier uurs, uwen dank en uwe liefde. Is het u niet mogelijk, zelfs dien korten tijd in de kerk te blijven , blijf dan in 't heengaan en onder weg met uwen Gastvriend spreken , en draag Hem de u wachtende bezigheden als een offer op van aanbidding, van dank en liefde.

Nog eene vraag moet ik u beantwoorden. Gij zult misschien zeggen : die liefde, dat vertrouwen zoude ik zoo gaarne bij mijne H. Communie hebben, maar ik ben zoo dor , dikwijls zoo ongevoelig ; zoude het dan niet beter zijn, te wachten en de Communie uit te stellen'? Hierop antwoord ik u: vooreerst moet gij in dit gewigtige punt den raad van uwen biechtvader volgen; ten tweede moet ik u opmerken , dat de H. Franciscus van Sales zegt ; twee soorten van menschen moeten dikwijls communiceren; de volmaakten , om te blijven volharden , en de onvolmaak-ten, om volmaakt te worden. Ten derde, uwe dorheid en ongevoeligheid moet gij door uwen goeden en krachtigen wil zoeken te vergoeden, bij uwen J e s n s er over klagen , Hem het verlangen , de verdiensten , de liefde zijner H. Moeder en van alle Heiligen en godvruchtige zielen opofferen , gelijk gij lezen kunt in het veertiende hoofdstuk van het vierde boek der Navolging van Christu s. Deze uwe wil zal God niet weinig aangenaam zijn; gij znlt

-ocr page 181-

169

toonen, dat gij niet de vertroostingen van God , maaiden God der vertroosting gezocht hebt en al zoudt gij niet anders kunnen zeggen dan : J e s u s ! ik bemin U, ik wil ü meer en meer beminnen : die ver-zncliting zal God behagelijk zijn , en gij zult zoodoende liet voorbeeld navolgen van uwen Verlosser zeiven , die in den liof van Gethsemaue ook zijn zeilde gebed herhaalde. Gaan w ij d a u dikwerf met vertrouwen tot cl e n t r o o n v a n g e-n a d e , om barmhartigheid te verwerven en genade te vinden ten bekwamen t ij d e (Hebr. iv , 16).

ACHTTIENDE OVERWEGING.

DROEFHEID VAN JESDS IN DEN HOF VAN OLIJVEN.

Mijne ziel is bedroefd tot den dood. Matth. xxvi, 38.

I.

DB OORZAAK DIER DROEFHEID WAS DE ZONDE.

ier begint , overwegende ziel! de bloedige lijdensweg van uwen goddelijken Zaligmaker. Na de instelling van het heilige Sakrament der liefde, en na de laatste onderwijzingen aan zijne leerlingen te hebben gegaven , ging J e s u s , wien in deze wereld niets meer overbleef dan te lijden en te sterven , volgens zijne gewoonte over de beek Cedron.

-ocr page 182-

170

Nabij den berg van Olijven, in eene plaats genaamd Gethsemane was een hof, waar Hij met zijne leerlingen binnentrad. Dewijl het oogenblik van den strijd naderde , wilde J e s u s , tot onze onderrigting, door gebed en overweging zich daartoe voorbereiden. Hij zeide tot zijne leerlingen :Blijft hier, terwijl Ik derwaarts henen ga om te bidden; bidt, dat gij niet ingaat in bekoring (Mt. xxvi, 3G; Lc. xxii, 40).

Toen nam Hij met zich Petrus , Jacobus en Joannes. Doch naauwelijks was Hij een weinig verwijderd ,ofHij begon benaauwd en beangst te worden: eene onuitsprekelijke droefheid maakte zich van Hem meester, en die droefheid werd zoo hevig, dat Hij, die nooit ecue klagt uit zijnen mond had doen hooien en zoozeer naar het lijden verlangd had , aan de drie leerlingen zeide : Mijne ziel is bedroefd tot den dood (Mc. xiv 34).

Na deze woorden verliet Hij hen en ging andermaal bidden. Doch , helaas ! zijne droefheid , zijne angsten en benaauwdheden vermeerderen van uur tot uur; en de strijd dien Hij te strijden heeft wordt zoo geweldig , dat een bloedig zweet Hem van het ligchaam afdruppelt: en z ij n zweet werd als droppelen bloed dat neder liep op de aarde (Lc. xxn, 44).

Maar , Heer ! hebt Gij aan de martelaren , te midden hunner smarten, niet eene zoo groote blijdschap geschonken, dat zij de folteringen, ja den dood wisten te verachten ? De H. Agatha ging naar de gevangenis en naar den dood als naar een feestmaal;

-ocr page 183-

171

de H. Tiburtius wandelde op gloeijende kolen als op bloemen; de H. Andreas had nog naauwelijks zijn kruis , het werktuig zijner marteling, aanschouwd, of hij riep vervoerd en verrukt van vreugde uit: »0 » kostbaar kruis ! kruis , vereerd en geheiligd door »het aanbiddelijk ligchaam van mijnen Verlosser. » O zoo weldadig kruis ! dat. ik zoo vurig verlangd , » zoo innig bemind, zoo herhaaldelijk gezocht heb , »eindelijk vind ik u dan voor mijne vurige wens' schen gereed. Ik kom tot u, vol vreugde en met » vasten moed. Ach ! voer mij uit deze rampzalige »wereld, en geef mij aan mijnen goeden Meester »Jesus Christus terug, dat Hij van uwe armen »mij ontvange, want door u heeft Hij mij vrijge-» kocht.quot; — Als men na verloop van twee dagen hem nog levend van het kruis wilde nemen, riep hij uit: » Heer ! laat niet toe , dat men mij van het kruis » losmake, noch dat mij de vernedering geschiede , » ergens anders dan op uw kruis te sterven.quot; — De H. Vincentius werd gefolterd op eene pijnbank, zijn vleesch werd met ijzeren haken verscheurd , en met gloeijende platen geschroeid , en, volgens getuigenis van den E. Augastinus , sprak hij met zooveel moed tot den tiran, dat een andere Vincentius scheen te lijden en een andere Vincentius te spreken. Terwijl de H. Laurentius op den gloeijenden rooster lag uitgestrekt , was de inwendige brand der goddelijke liefde , die zijne ziel vertroostte , krachtiger dan de uitwendige vlam, die zijn ligchaam verteerde. ïgt;Zoo » gij mijn vleesch wilt etenriep hij den tiran toe, »zie, het is gebraden, neem en eet!quot;

-ocr page 184-

172

O mijn Jesus! zoo wist Gij dan de martelaren te midden van hunne folteringen door de zoetigheid der liefde te versterken, en voor U zelveu behoudt Gij niets dan zwakheid en angsten ! Als Gij dau aan uwe dienaars in hunne pijnen zoo groote vreugde schonkt, waarom is dan bij uw lijden eene zoo zware droefheid uw deel ?

Ach, mijn kind! zoo Ik in den hof van Olijven zuchtte , weende en klaagde, dan was het alleen uit liefde tot u en tot uwe vertroosting. Zoo het gezigt van den schandelijken dood , die Mij wachtte, Mij een zoo hevigen schrik heeft veroorzaakt, dan was het alleen om u te leeren , dat Ik de zwakheden van alle menschen op Mij had geladen , en dat de dood zoowel voor Mij als voor hen verschrikkingen had.

Maar ach ! er bestonden nog andere redenen, om Mij tot stervens toe bedroefd te maken: Ik zag Mij belast met de zonden van alle menschen. O, wie kan het getal dier zonden opnoemen! Ik zag alle afzonderlijk , niet eene enkele ontging mijn oog. Ik kende duidelijk hare boosheid; Ik wist welken smaad zij God aandoen, hoe Hy ze verafschuwt en haat. En met dien ontzettenden last aller misdaden , die ooit bedreven waren of nog bedreven zouden worden, verscheen Ik voor mijnen Vader. De schande, Mij door de zonde veroorzaakt, was zoo groot, en de smart die Mij aangreep zoo geweldig, dat Ik om niet te bezwijken een wonder mijner almagt moest inroepen. Mijn kind! zoo gij eenigzins de heiligheid Gods en de afschuwelijkheid der zonde begreept, gij zoudt niet meer verwonderd zijn over mijne droef-

-ocr page 185-

173

heid en het beseffen, waarom een bloedig zweet van alle kanten Mij van het ligchaam afdroop.

II.

DE OORZAAK Dl KR DROEFHEID WAREN OOK MIJNE ZONDEN.

Maar, Heer ! heb ik door mijne misdaden ook tot dien doodsangst medegewerkt ? hebt Gi] ook den last van mijne zonden getorscht ? — Ja, mijn kind ! Hot vermaak waarnaar gij zoo verlangdet, dat gij opzocht en ongelukkig in zoovele zonden van uw vorig leven ook gevonden hebt, heeft mijne ziel met eene doodelijke droefheid vervuld; heeft Mij dat bloedzweet veroorzaakt en in dien wreeden doodsangst Mij doen verkeeren. Mijn kind ! Ik , uw God en lijdende. Verlosser, Ik vraag het u, zult gij dat schuldig vermaak nog kunnen beminnen ? Zult gij dan nog mijne smarten willen verdubbelen? — Ach , Heer! schaamrood , vernederd en in het stof gebogen, werp ik mij aan uwe voeten ; ik beken mijne ondankbaarheid , mijne ontrouw ; vergeving , Heer ! vergeving. Helaas ! het zijn dan mijne zonden , die elk in het bijzonder uw goddelijk hart met droefheid en smart hebben vervuld. Heb ik zoo uwe liefde beantwoord , mij in uw sterven betoond ?... 0 mijn God ! geef mij deel aan de droefheid , die Gij in den hof van Olijven over mijne zonden leedt, opdat die smart mij geheel mijn leven in berouw doe doorbrengen. Zachtmoedige Verlosser ! kon ik U door mijne liefde voortaan evenzeer vertroosten , als ik tot nu toe door mijne zonden ü

-ocr page 186-

174

bedroefd heb ! Het doet mij leed.... Ach ! ik bemin U meer dan ooit.

Ja , ik bemin U uit geheel mijn hart, uit geheel mijne ziel; maar nog bemin ik U niet genoeg; schenk mij de liefde die Gij van mij verlangt. Trek mij alle dagen meer en meer tot U door de zoete ingevingen uwer genade, en maak dat ik tot mijnen laatsten zucht in uwe dienst blijve volharden.

Mijne ziel is bedroefd tot den dood. Die diepe droefheid van Jesus werd veroor-zaakt door de gedachte, dat al zijn arbeid, zijne smarten, ja zijn dood zelfs voor een zoo groot gedeelte der menschen zouden vruchteloos zijn. Een onnoemelijk getal zonk reeds in de vlammen der hel, ofschoon de vruchten van Jesus' dood, dien Hij besloten had te ondergaan , op hen reeds waren toegepast ; en Hij voorzag, dat nog duizenden , en Christenen zelfs , met schatten van genade begunstigd , zich voor dien eeuwigen ondergang niet zouden behoeden. Hij zag het gering getal der uitverkorenen; Hij zag, dat men Hem slechts uit slaafsche vrees zoude dienen; dat men na vele bewijzen van liefde Hem nog zoude beleedigen : dit alles zag Je sus, en verviel in de pijnigendste verslagenheid. O lieve Jesus! welk een strijd! welk een doodsangst! u w e droefheid, zegt de profeet, is grootals de zee (Klaagl. n, 13). Niet Gij, maar ik moest dien beker der zondagen drinken , dien bitteren wijn , door den toorn des Almagtigen gemengd!... Ach! ik wil dan ook op uw voorbeeld mij uit dien beker van rouw en droefheid laven; ik neem vrijwillig aan ar-

-ocr page 187-

175

moede , ziekte , angst , pijnen , al wat Gij mij wilt overzenden; ook den doodstrijd, dien ik toch eens moet ondergaan , vereenig ik met den uwe in den hof van Gethsemane, ik zal den beker des heils nemen en den Naam desHee ren aanroepen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

GEBED AAN JESDS IN ZIJNEN DOODSTRIJD , OM DE GENADE VAN EEN ZALIGEN DOOD TE VERWERVEN.

0 Jesus! mijn Verlosser, bij de bittere smart, die uwe ziel in den hof van Olijven beving , smeek ik U, mij'ter hulpe te komen. Wanneer mijne ziel, gereed van het ligchaam te scheiden, met vrees en angst voor uwe ontzettende oordeelen zal vervuld zijn, gewaardig TJ mij dan te versterken door de hoop op uwe barmhartigheid; zend mij uwen heiligen engel om mij tegen 's vijands aanvallen te beschermen; dat de kracht van uw lijden mij den moed geve , om de langdurigheid der ziekte en de hevigheid der smarten te verdragen , zonder den moed te verliezen, zonder ongeduld en zonder morren. Geef dat mijne ziel altijd volmaakt aan uwen heiligen wil onderworpen blijve, en ik uit liefde tot U gezondheid of ziekten, tegenspoed of voorspoed, den dood of het leven met gelijke bereidwilligheid aanneme; moge ik zonder ophouden herhalen : Mijn God ! uw wil geschiede en niet de mijne (Mc. xiv , 36). Ik vraag U niet. Heer! om een zachten dood, verdragelijke pijnen, noch ligte ziekte; ik laat dat alles aan uwe wijsheid over,

-ocr page 188-

176

opdat zij die uiet volgens mijn verlangen, maar volgens mijne behoeften besoliikke. Het eenige wat ik U vraag en bezweer mij te schenken , is de genade van in mijne laatste ziekte al de troostmiddelen onzer heilige godsdienst te ontvangen , en den geest te geven onder het uitroepen van deze woorden: J e s u s en M a r i a ! V a d e r! i n n w e h a n d e n beveel ik mij n en geest. J e s u s en Maria! ik bemin u uit den grond van mijn hart. J e s u s ! Maria! J o s e f! Amen.

NEGENTIENDE OVERWEGING.

HET GEBED VAK JESUS IN GETHSEMANE.

M ij n Vader! zoo het m o g e 1 ij k i s , 1 a a t 'deze kelk van M ij v o o r b ij g a a n; n o g-tans niet gel ij k ik wil, maar gelijk G ij. Matth. xxvi, 39.

I.

HOE BAD JESUS IN DKJJ HOF VAN OLIJVEN.

elk een kort , welk een verheven gebed ! hoezeer is het den Zoon Gods waardig, en hen allen die den Zoon Gods navolgen. Neen, niets is goddelijker , dan een zoo groote schrik voor het lijden , gepaard met eene zoo volmaakte onderwerping-Wanneer Jesus zich aan ons in minder hevigen strijd vertoond had , zouden wij gezegd hebben : ik kan Hem niet navolgen ; maar als wg ons nu in droef-

-ocr page 189-

177

lieid bevinden , dau kunnen wij zuchten en ons liart voor God ixitstorten , zoo wij ons sleclits aan Hem onderwerpen.

Het gebed van J e s u s was kort: M ij n Vader! zoo het mogelijk is, laat deze kelk van M ij voo rb ij gaan, nogtans niet gelijk Ik wil, m a a r g e lij k G ij. In welke smart, in welke droefheid wij ons mogen bevinden, al kwamen de wateren van bitterheid tot aan de lippen, wij kunnen niets beters zeggen.

J e s u s herhaalde dit zelfde gebed , zoo lang zijne benaauwdheid duurde, en wel tot de komst des engels om Hem te troosten; volgen wij zijn voorbeeld na; niets verkrijgen wij dan door volharding.

Zijn gebed was teeder: Mijn Vader!... Ja God is en blijft onze Vader, ofschoon Hij ons droefheden overzendt. Dat Hij dan naar zijn welgevallen han-dele ; ik vrees niet, dat de slagen van eenen vergramden regter mij treffen zullen, God is en blijft mijn Vader.

Zijn gebed was voorwaardelijk : verlos Mij zoo het zijn kan ; zoo Hij tot iemand anders dan tot eenen Vader had gesproken, Hij had uitsluitend gezegd : verlos Mij van den dood. Maar nu smeekt Hij op eene andere wijze, om ons te leer en , hoe wij bidden moeten: mijn Vader weet beter dan ik wat mij noodig is ; Hij kan alles, en Hij bemint mij; dat Hij sla zooveel Hij wil, Hij is, Hij blijft mijn Vader : S a e v i a t quantum vult: Pater est.

Hoe meuigmaal is het voor ons allen noodzakelijk,

12

-ocr page 190-

178

deze gewigtige les te beoefenen. Gaan wij dan in • droefheid tot God alléén; bij God vinden wij alles; ik herhaal het, gaan wij tot God alleen, en tot mensohen die ons tot God geleiden.

II.

BIDDEN WIJ MET ONDFKWERPING VAN ONZEN WIL.

Aan uwe voeten , o dierbare Verlosser! wil ik deze voornemens maken. Wanneer het U zal behagen , mij kruisen of droefheden over te zenden, dan zal ik tot U alleen mijne toevlugt nemen, bij U alleen troost zoeken. Gij zijt mijn Meester, mijn tee-derste Vriend; in alles kan ik mij dus veilig op U verlaten. Sla , o J e s u s! sla in dit leven dien schuldige , die zoo menigmaal de hel verdiend heeft, en handel met mij naar uw welbehagen ; mijn hart is bereid; het is bereid om zoowel tegenspoed als voorspoed ' van uwe hand aan te nemen. Zie mij hier voor ü, ■ ik geef mij aan uwe barmhartigheid over; ik stel mij in uwe handen; want ik weet, „dat mij bij U niets dan goed kan overkomen.

Wilt gij dat ik in de duisternissen zij, uw Naam zij gezegend ; wilt Gij dat ik in het licht wandel, | uw Naam zij gezegend; verwaardigt Gij U mij te troosten, uw Naam zij gezegend; wilt Gij mij kwel- \ lingen overzenden, uw Naam zij evenzeer en altijd gezegend. Gaarne zal ik lijden al wat Gij mij doet overkomen: goed en kwaad , zoetheid en bitterheden , vreugde en droefheid; alles, alles wil ik onverschillig van uwe hand aannemen en er ü zelfs

'

-ocr page 191-

179

hartelijk voor dank zeggen. Bewaar mij slechts altijd van zonde , en ik zal noch dood nog hel vreezen. Zoo Gij mij niet verwerpt en mijn naam niet uit het boek des levens uitwischt, kan mij geeu onheil schaden. Zoo ik U slechts bemin, is al het overige mij onverschillig.

O zoete J e s u s ! geef mij uwe liefde en de genade om stervende te zeggen : Mijn J e s u s! ik bemin U, en onderwerp mij aan uwen heiligen wil. Amen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

ONDERWERPING AAN GODS HEILIGEN WIL.

Gods wil te doen, ziedaar de heiligheid , ziedaar de volmaaktheid ; buiten dit is alles ijdelheid. Leer dus u altijd aan dien heiligen wil te onderwerpen:

1. In gezondheid of ziekte; zijt gij ziek, uitgestrekt op een bed van smarten, zeg: M ij n God wil het, ik wil het ook.

2. In geestelijke droefheid en dorheden ; dan moet gij overtuigd zijn , dat God beter weet dan gij, wat ii voordeelig is.

3. In armoede of in overvloed ; zijt gij rijk , dan moet gij weten, dat de rijkdommen verzeld gaan van kommer; dat veel tijdelijk vermogen dikwerf een ondragelijke last is, en aan menigvuldige gevaren blootstelt. Onderwerp u dus aan Gods wil, die het goed heeft geoordeeld , u geen heer en meester, maar alleen uitdeeler te maken van de schatten . die gij zoowel voor de armen als voor u zeiven hebt ontvangen. Zijt gij arm, onderwerp u dan aan al de

n

I !■ I j':'

-ocr page 192-

180

ontberingen van uwen staat, omdat God dit wil. Koude , hitte , honger, dorst, arbeid, vermoeijenis , verachting soms en miskenning van den kant der rijken , ziedaar het deel der armen; in het oog dei-wereld is dit een allerongelukkigst deel, doch niet in het oog des geloofs. Wat verdienste toch kan hij inzamelen die in den schoot der armoede , te midden van tallooze ontberingen, uit den grond des harten zegt: Heer! uw wil geschiede.

Eindelijk, onderwerp u aan den aanbiddelijken wil van God omtrent alles wat u betreft; vergenoeg u met hetgene God u gegeven heeft: hetzij gezondheid , verstand, talenten, tijdelijke of geestelijke weldaden; en zeg daarbij gelijk altijd: Heer! ik wil niets dan hetgeen Gij wilt.

TWINTIGSTE OVERWEGING.

HET VERIUAD VAX JUDAS.

En toen grepen zij Jesus en bonden Hem. Joan, xvm, 12.

I.

HET VERRAAD VAN JUDAS WAS VOOR JESUS EE NE GRIEVENDE SMART.

e trouwelooze Judas had besloten, zijnen Meester te verraden !... Vergezeld van eene bende lio-meinsche soldaten en eene menigte dienstknechten,

-ocr page 193-

181

met lantaamen en stokken voorzien, spoedde hij zich naar den hof van Olijven , waar hij wist dat zijn goddelijke Meester de gewoonte had des avonds te bidden.

De verrader nu had hun een teeken gegeven, zeggende : Wienik kussen zal, die is het, grijpt He m, en leidt Hem v o o r z i gt igl ij k (Mc. xiv, 44). Het teeken en de raadgeving waren Judas waardig.

Na het nemen dezer maatregelen gaat hij den hof binnen; hij laat de krijgsknechten op eenigen afstand wachten; herkent Je sus, zijnen Verlosser gaat Hem terstond te gemoet en zegt: Wees gegroet, Meester! hij omhelst J e s u s en kuste He m (Mt. xxvi, 49). De goede Verlosser weigerde dezen verraderlijken kus niet, die Hem misschien wreeder was dan al zijne overige smarten. Doch daar Hij het plan van dien ongelukkige kende, trachtte Hij hem nog te winnen en tot inkeer te brengen, en zeide hem met eene zachtheid , die den grootsten boosdoener zou bewogen hebben : Vriend! waartoe z ij t g ij gekomen? J u d a s ! v e r-raadt gij den Zoon des menschen met een kus? (Lc. xxii, 48.) Na deze woorden trad Je sus de krijgsknechten nader en vroeg hen: W i e n zoekt g ij ? J e s u s van Nazareth, was het antwoord. Ik ben het, hernam Je sus; zoo gij Mij zoekt, laat dan dezen gaan (Joan, xvin, 4r—8), wijzende op zijne leerlingen.

Allerbeminnelijkste Je sus! hoe toont Gij bij elke gelegenheid uwe liefde tot ons. Uwe vijanden

-ocr page 194-

182

komen U binden eu ter dood. slepen, en zonder aan vlugt of verdediging te denken, zijt Gij slechts be. zorgd voor uwe leerlingen. O Je sus! welk een geluk, zoo eenen goeden Meester als Gij zijt te dienen. Wat is het gelukkig , de zorg voor alles wat ons betreft zoo gerust aan uwe liefde te kunnen overlaten ; voortaan wil ik een onbepaald vertrouwen in ü stellen, en zonder eenig voorbehoud mij op U verlaten. Gij zijt mijn beschermer en waakt zonder ophouden over mij; wie kan mij doen beven , en waarvoor zoude ik vrees kunnen hebben ? Hoe ! een vorst, omringd van zijne lijfwachten , vreest niet; een sterveling, van andere stervelingen omgeven, acht zich in veiligheid : en zoude ik dan vreezen , als God over mij waakt. Neen , neen , o J e s u s ! altijd zal ik op U hopen. Al stond de geheele hel tegen mij op , nog zou ik op u betrouwen. Met U heb ik niets van hare woede te vreezen; zij kan mij niets ontrooven van hetgeen Gij geschonken hebt. Altijd leg ik kalm mijn hoofd in uwen schoot neder , en geniet daar eene zoete en veilige rust.

II.

DE GEBOEIDE JESUS LEERT MIJ MIJN WIL BUIGEN.

Intusschen sloegen de soldaten de handen aan J e s u s , boeiden Hem met koorden en voerden Hem weg.

Een God geboeid!... Engelen des hemels! wat ging er in u om, toen gij uwen Koning, de handen

-ocr page 195-

183

op den rug gebonden, te midden van krijgskneoli-ten, door de straten van Jerusalem zaagt rondsle-pen! en Gij, o J e s u s ! lioe kondet Gij het dulden , gekluisterd te worden door uwe scliepselen, over wie Gij zoovele weldaden hadt uitgestort ? Quid tibiet vineulis? roept de H. Bernardus ver-teederd uit: Wat hebben de boegen van een boosdoener gemeen met ü, de Goedheid zelve en de eeuwige Majesteit ? Aan ons be-hooren die boeijen, ons ondankbaren , aan ons , ter helle veroordeelde zondaars, en niet aan U, den Heilige der heiligen, de Onschuld zelve !...

Maar, o goede J e s u s! ik begrijp het; als een slaaf liet Gij ü aldus binden, alleen om ons een nieuw bewijs uwer liefde te schenken. Gij hebt die mishandelingen willen verduren, om ons een bewonderenswaardig voorbeeld van zashtmoedigheid te geven, en de voorzegging van den profeet Isaias te vervullen: Hij is opgeofferd, o m dat Hij het gewild heeft.

O mijne ziel! beschouw uwen God, met ketenen beladen, en door een lagen volkshoop van Annas naar Caiphas gesleurd. Zij maken zich van zijnen heiligen persoon meester, en Hij biedt geeu tegenstand ; zij binden Hem de handen, en Hij zwijgt; zij noodzaken Hem den weg naar Jerusalem in te slaan, en Hij gehoorzaamt; vol van ongeduld, dat niets ontziet, brengen de soldaten ruwe stooten toe , om Hem spoediger te doen voortgaan, en Hij klaagt niet en Hij uit geene enkele bedreiging. Hij blijft steeds even kalm, even zachtmoedig; het is een

-ocr page 196-

184

sclmldeloos lam , dat meu ter slagtbank leidt; Hij zwijgt en lijdt met nederigheid.

O J e s u s ! welk een treffend voorbeeld voor mij! kan het mij nog moeijelijk vallen , mijnen eigen wil te binden, om dien aan don wil mijner overheden te onderwerpen ? Zal het mij nog iets kosten, om hun stiptelijk te gehoorzamen ? om te doen, niet wat mij behaagt! maar wat zij dienstig oordeelen; om te gaan , niet waar ik wil, maar waarheen hunne bevelen mij zenden ? Zal ik mij nog onwillig toonen; misschien zelfs niet onderworpen zijn ; hen bedillen en tegen hen opstaan? Neen, mijn God! neen; om behagelijk te zijn in uwe oogen, wil ik voortaan meer volmaakt gehoorzamen ; gewaardig U mijne zwakheid te onderschragen. Ik kus , beminde J e-s u s! die koorden welke U binden ; zij zijn het die mijne eeuwige boeijen hebben geslaakt. Ach, mij ellendige! hoe menigmaal heb ik uwe vriendschap afgewezen door mijne zonden !... Ach ! het berouwt mij uit den grond mijns harten, U dien smaad te hebben aangedaan. O myn God ! toen ik U belee-digde , wilde ik mijnen wil boven den uwe doen gelden. Verderfelijke eigen wil! maak u van dien we-derspannigen wil meester, o J e s u s! ik geef U dien. geheel en al; houd hem neder aan uwe voeten dooide zachte banden uwer heilige liefde, opdat ik niets anders wille dan hetgeen Gij wilt. Ik bemin U, mijn opperste Goed! ik erken, dat Gij alleen mij waarlijk hebt bemind, en daarom wil ik ü alleen beminnen, ik verzaak alles , Gij alleen zijt mij genoeg. Ach, waarom bemin ik D zoo laat!... Geef

-ocr page 197-

] 85

mij de genade, om door de vurigheid mijner liefde den tijd te herwinnen, dien ik in de liefde tot het schepsel verloren heb. Geef mij de genade van U te beminnen , als eene H. Magdalena , als een H. Aloy-sius, als een H. Joannes.

O Maria ! die J e s u s zoo innig bemiudet, verwerf mij de gehade van Hem te beminnen , en tot mijn laatsten zucht in die liefde te volharden. Amen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

OVER DE ZACHTMOEDIGHEID.

De zachtmoedigheid is eene deugd die aan velen behaagt, maar die weinigen bezitten. Telen mee-nen zachtmoedig te zyn, maar zij bedriegen zich grootelijks. Zij zijn allerzaohtmoedigst en allerlijd-zaamst, zoolang niemand hun eenig leed doet; maar de minste , niet eens gemeende , verongelijking doet die voorgewende zachtmoedigheid verdwijnen, om plaats te maken voor gramschap en spijt. Doe uw best, mijn kind! om niet tot dezen te behooren. Dat uwe zachtmoedigheid altijd en in alle omstandigheden dezelfde zij; of men u minachte. of men u hone , of versmade, wacht u wel van tot toorn over te slaan , maar volg altijd den raad des apostels op : vergeld kwaad met goed (i Petr. ra, 9). Vermijd zorgvuldig alle tw:sten en geschillen: geef daarom gaarne aan de gevoelens van anderen toe, zonder ze tegen te spreken. Offer smaak , neigingen , alles op , liever dan te moeten twisten met uwe naasten.

-ocr page 198-

186

Gebiedt uw pligt of' de liefde u , anderen tegen te spreken, doe het dan met de meest mogelijke kiesch-heid en gematigdheid. Wees altijd bereidvaardig om hun die u beleedigen te vergeven , en voorkom hen niet een vrolijk , opregt en vriendelijk gelaat. Berisp nooit op een ruwen toon, en verwar vastheid van karakter niet met hardheid en verbittering. Wees niet een dier zonderlinge menschen, die om eene beuzeling, om eene ligte scherts , om eene nietswaardigheid zich vertoornen; maar gewen u, uit liefde tot J e s u s, alles ten goede uit te leggen , en met goedheid te glimlagchen , zelfs wanneer gij gewaar wordt, dat uwe gramschap gaande raakt en uwe ziel ontroert. In een woord , zijt altijd goedaardig , spraakzaam , beleefd , vriendelijk, gereed om liever zelf eenig ongemak te verduren dan het aan anderen te veroorzaken, en bereidvaardig om hen in alles bij te staan. O wat zoude het bezit dier schoone deugd van zachtmoedigheid u gelukkig maken! Zij was de deugd, welke onze goede Verlosser bijzonder beminde. Hij toonde , hoe lief Hij de zachtmoedigheid had, door wel te doen aan ondankbaren ; door met goedwilligheid hun die Hem tegenspraken te antwoorden; door zonder eenige klagt, kwaad en mishandelingen te verduren. Volg zijn voorbeeld na, en vergeet nooit, dat gij u zeiven meer nadeel toebrengt door u te laten verstoren, dan de beleedi-gingen zeiven in staat zijn te doen. Zijt dus altijd zacht omtrent anderen, doch wat meer is , zijt het geduldigst en zachtmoedigst jegens u zei ven. Zekere menschen, zegt de H. Pranciscus van Sales, worden

-ocr page 199-

187

toornig op zich zeiven, wanneer zij een misstap begaan ; zij kwellen zich en maken zicli daardoor aan duizend andere gebreken schuldig. De duivel, zegt de H. Aloysius , werpt altijd het net uit in troebel water. Wacht u wel, van op het gezigt uwer gebreken , ellenden en onvolmaaktheden u te verwarren ; want die verwarring kan niet anders zijn dan het gevolg van trotschheid en van den hoogen dunk, dien gij van uwe eigene deugd hebt opgevat; maar verneder u , veracht uwe gebreken zonder hartstogt, en neem aanstonds uwe toevlugt tot God, alleen van zijne goedheid de noodige hulp verwachtende, om niet weder te hervallen.

EEN EN TWINTIGSTE OVERWEGING.

JESUS ONTVANGT EEN KAAKSLAG VAN EEN DIENAAR DES HOOGEPRIESTERS.

Een der dienaars gaf' J e s u s een slag in het a an gezigt.

Joan, xviii, 22.

1.

DE VERNEDERING VAN JESDS DOOR DIEN KAAKSLAG.

esus werd gebragt voor Caiphas, die, als Hoo-gepriester van dat jaar , Hem naar zijne leer en leerlingen ondervroeg.

Ik heb openlijkgesp roken, antwoord-

-ocr page 200-

188

•de Jesus, Ik leerde alt ij d in de synagoog en in den tempel, waar alle Joden vergaderd waren, en niets heb Ik in het gèheim gezegd. AVaarom ondervraagt gij Mij? Ondervraag hen die gehoord hebben hetgeen Ik tot hen heb gesproken; zie zij weten wat Ik gezegd heb (Joan, xvin, 20 v.).

Dit antwoord was der wijsheid waardig van Hem die het gaf. Een dienaar echter des Hoogepriesters wendde zich naar J e s u s en zeide Hem op onbe-schaamden toon: Antwoordt G ij dus aan den H oogepriester? En te gelijk gaf h ij Hem een slag in het aangezig t.... Een slag in het aangezigt! Hemelsche Geesten! waar zijt gij? Wat zult gij doen, gelukzalige Engelen? Hoe kunt gij die onteering, uwen Koning toegebragt, verduren? Een slag in het aangezigt! Kan er iets onede-lers en lagers worden uitgedacht dan in de tegenwoordigheid der regters in het aangezigt geslagen te worden ?

Deze dienaar verdiende zekerlijk streng te worden gestraft, om de mishandeling welke hij J e s u s aandeed ; doch de Hoogepriester keurde, ten minste door zijn stilzwijgen, deze onbeschaamde daad goed. Helaas ! had de aarde niet moeten opensplijten, om dien rampzalige te verzwelgen ? had J e s u s aan dien schaamtelooze niet moeten doen gevoelen, dat Hij God was ? Neen, neen ! brandend van verlangen om ons heilzame voorbeelden ter navolging achter te laten, verdraagt Je sus dezen smaad met geduld, en

-ocr page 201-

189

antwoordt aan dien ellendige, die Hem geslagen heeft, alleen om te toonen , dat Hij aan den eerbied , den Hoogepriester verschuldigd, niet had te kort gedaan. Vervolgens vroeg Caiphas aan J e-s u s, of Hij waarlijk de Zoon van God was; I k ben het, sprak Jesus (Mo. xiv, 62). Toen scheurde de Hoogepriester zijne kleederen , zeggende : Hij heeft gelasterd; en allen begonnen als uit eenen mond te roepen: ja, Hij heeft gelasterd, Hij is des doods schuldig.

Toen de regters dit onregtvaardig vonnis hadden uitgesproken, werd Jesus ter bewaking overgelaten aan de dienaars en krijgsknechten. Die laaghar-tigen dachten hunne meesters slecht te zullen dienen , zoo zij zich tot enkele bewaking van Jesus hadden bepaald; zij achtten het hun pligt, Hem allerlei beleedigingen aan te doen. Zij begonnen Hem dan in het aangezigt te spuwen. Hem te bespotten en te slaan. Zij bonden Hem een doek voor de oogen, sloegen Hem in het aangezigt en zeiden: Profeteer, Christus! wie i s he t d i e U ge s 1 a-gen heeft? (Mt. xxvi, 68.) Dit schouwspel duurde den ganschen nacht, waarin Hij , dien de engelen aanbidden, de speelbal was van dat lage graauw. Welke eene vernedering, welk eene langmoedigheid!

H.

JESUS KLAAGT NIET OVEK DIE VEHNEDEKING.

Op al die vernederingen sprak Jesus geen enkel woord , uitte Hij geene enkele klagt. Mogen de evan-

-ocr page 202-

190

gelisten dit niet duidelijk verhaald hebben, de proleten zeggen het ons te nadrukkelijker: als een lam werd Hij ter slagtbank geleid, en deed zijnen mond niet open (Is. lui, 7). Voeg hierbij , dat ouze goddelijke Verlosser niets leed, waarvan Hij de smart niet op de hoogst mogelijke wijze gevoelde : w.y spreken niet slechts van ligohamelijke pijnen, waardoor de volmaakte gesteldheid van zijn ligchaam Hem zoo vatbaar en gevoelig maakte; neen, al wat de verachting vernederends , de bespotting honends, de onregtvaardig-heid beleedigends en de onedelste handelwijze stui-telijks heeft, gevoelde Hij tot in de diepte zijner ziel. Hij dronk den kelk der bitterheid tot verzadi-gens toe, zooals van Hem geschreven stond; H ij wordt met bespottingen vereadigd (Klaagl. in , 30). Oordeel hieruit, wat J e s u s gedurende dezen verschrikkelijken nacht heeft te verduren gehad ; een lijden , waarvan de enkele herinnering in eene godvruchtige ziel een levend mededoogeu verwekt , en haar zoo vele droeve tranen doet storten. Ook meent de H. Hieronymus, dat al de pijnen en smarten , die J e s u s in dien nacht onderging, slechts op den laatsteu oordeelsdag geheel zullen gekend worden.

O mijn J e s u s ! wanneer ik U zoo vele schandelijke mishandelingen, uit liefde tot mij, zie verduren, hoe moet ik dan over mij zeiven blozen, wanneer ik bij eene kleine beleediging of geringe miskenning, die ik voor U zou moeten verdragen , mij zoo zwak, zoo laf, zoo kleinhartig gevoel. Ik neem dan liet

-ocr page 203-

192

besluit, ik maali het voornemen om mij te verbetereu. Ach, op het minste ■woord dat mij hindert , word ik wrevelig , en ik bemerk , dat ik inderdaad zwakker beu dan ik mij verbeeldde.... Ach, goede Jesus! ik neem mijne toevlugt tot U; leer mij iedere beleedigiug, iedere tegenspraak , alle mishandelingen, die mij te beurt kunnen vallen, met kalmte en zelfs met vreugde aannemen. Geef dat ik mij nooit met scherpe of bittere woorden verdedige , maar de verkeerde handelwijze van anderen jegens mij altijd door mijn stilzwijgen te boven kome; of wel, mogt de liefde mij het spreken ten pligt maken , geef mij dan de genade , om mijne tegenstrevers mot zooveel zachtheid en minzaamheid te antwoorden , dat ik hen bevredige en hunne harten winne. O mijn Verlosser! geef mij geduld, nederigheid , en bovenal uwe liefde. Met uwe liefde, o mijn Jesus! bezit ik al het overige; weiger mij die dan niet, opdat ik in waarheid altijd kunne zeggen: Mijn God! ik bemin U. O Maria ! Moeder van smarten , bescherm mij , bid voor mij, dat ik nooit door eenige zonde mijnen Jesus beleedige. Amen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

OVEK DE ZACHTMOEDIGHEID.

Overdenken wij heden andermaal de deugd der zachtmoedigheid. Geduld in het verdragen van smaad en vernedering, is eene van hare eigenschappen. De meesten, zegt de H. Franciscus van Assisië, doen de

-ocr page 204-

192

heiligheid bestaan in het' opzeggen van een aantal lange gebeden , en in de versterving hunner zinnen ; maar zij kunnen geen enkel hard woord verdragen ; zij begrijpen niet dat zij meer verdiensten inoogsten met geduldig eene beleediging te ondergaan , dan met tien dagen op water en brood te vasten. Drie zaken , zegt de H. Bernardus , zijn er, welke een ieder die naar de volmaaktheid streeft , moet beoefenen : hij moet, ten eerste, niet zoeken te heerschen ; ten tweede, gaarne aan een ieder gehoorzameu; ten derde, geduldig alle beleedigiugen verdragen. Bij voorbeeld, men weigert u iets dat men anderen toestaat; men hoort hunne gesprekken aan , en de uwen houdt men voor belagohelijk ; anderen overlaadt men altijd met loftui-gingen, eerambten , gewigtige bedieningen , voor u is men onverschillig , men vergeet, men verongelijkt u en schertst met u; zijt gij nu waarlijk zachtmoedig en ootmoedig van harte , dan neemt gij al deze vernederingen met kalmte en onderwerping aan, ja, bedankt er God voor. Doe uw best , dat gij in de oogenblikken van inwendigen strijd niet toornig wordt, en alle beleedigiugen ontvangt als de billijke straf uwer zonde ; die God heeft beleedigd , verdient nog grooter straf. Word niet wrevelig, wanneer men u over een of auder gebrek berispt. Wanneer men de hoovaardigen vermaant, zegt vader Rodriguez , dan doen zij evenals de egels , die bij de minste aanraking hunne puntige en scherpe pennen opsteken ; dat is: zij stuiven in toorn op , klagen , verwijten , ja schelden dikwerf. De nederigen daarentegen ver-n ederen zie h nog meer , bekennen hunne zwakheden

-ocr page 205-

193

bedanken dengene die hen vermaande en worden niet gram. Helaas ! hij die nog geen enkel verwijt kan verdragen, zonder zich te ontroeren, toont dat hij nog door hoogmoed beheerscht wordt. Bid daarom dikwerf onzen Heer om de beide deugden van ootmoedigheid en zachtmoedigheid. O J e s n s ! zachtmoedig en ootmoedig van harte, maak mijn hart gelijk aan het uwe. Ach, dat ik nooit die groote les vergete: Leert van Mij.datlkzacht-moedig en nederig van harte ben (Mt. xi, 29).

TWEE EN TWINTIGSTE OVERWEGING.

JESUS VOOR HERODES.

H e r o d e s met z ij n hof bespotte Hem.

Luc. xxiii, 11.

I.

JESUS VERDRAAGT DE BESPOTTING VAN HBKODES MET STILZWIJGEN.

pze goede Meester had den ganschen nacht in het midden der dienaars des Hoogepriesters door-gebragt, en ten doel gestaan aan allerlei smaad en mishandeling. Hij leed dat alles stilzwijgend, zonder te klagen , daar Hij het aan zijnen hemelschen Vader opdroeg tot vergiiïenis van onze zonden.

Met het aanbreken van den dag leidden de Joden J e s u s naar Pilatus , om Hem door dezen ter dood

13

-ocr page 206-

194

te doen veroordeelen ; maar Pilatus verklaarde Hem onschuldig; en, om zich van liet lastig aanhouden der Joden , die J e s u s' dood eischten , te bevrijden, zond hij Hem naar Herodes. Eu deze was zeer verheugd , J e s u s te zien , dewijl hij hoopte , dat J e-s u s tot zijne eigene bevrijding wel eenige van die wonderen zou verrigten , waarvan hij reeds zooveel had hooren spreken. Hierom stelde hij Hem vele vragen voor. Maar daa:: onze Verlosser niet van den dood bevrijd wilde zijn, en deze booswicht ook geen antwoord waardig was, zweeg Hij stil en gaf geen antwoord: toen versmaadde en bespotte Hem die trotsche koning met zijn gansche hof, liet Hem een wit kleed aantrekken , om te toonen dat hij Hem als een onwetende en zinnelooze aanzag, en aldus zond hij Hem terug naar Pilatus (Lc. xxm, 11).

De H. Bonaventura verklaart deze woorden : Herodes bespotte Hem, aldus : hij verachtte Hem als een onmagtige , omdat Hij geen wonder verrigtte; als een onwetende, omdat Hij niet antwoordde; als een lafhartige , omdat Hij zich niet verdedigde.

O mijn Verlosser! waarom hebt Gij toegelaten, dat die goddelooze vorst U met zooveel verachting behandelde ? waarom zijne hoovaardigheid niet beschaamd ? waarom niet een legioen van engelen afgezonden , om hem en zijn hof naar verdiensten te kastijden ?

— Mijn kind ! het was mijne liefde , die den gee-sel van mijne geregtigheid terughield.... Toen Ik mij met dat witte kleed omhangen en aldus aan de bespotting der menigte blootgesteld zag, toen dacht

-ocr page 207-

195

Ik aan u , en Ik zeide tot Mi) zelven: (^t arm kind zal ook eens verachting , vernedering en mishandeling moeten ondergaan; dan zal ziine ziel beangst enbe-naauwd worden, welnu, om liet een voorbeeld van onderwerping te geven , en liet de genade te verdienen om met kalmte te lijden, wil Ik al deze versmadingen verdragen , zonder een enkel woord , eene enkele klagt te uiten.

O mijn goede J e s u s ! hoe meer ik ü leer kennen, hoe meer ik TJ leer beminnen. Daar Gij uit liefde tot mij al deze mishandelingen hebt geleden, zoo geef mij ook de genade van mij geheel aan uwen heiligen wil te onderwerpen, wanneer ik mij aan de verachting van anderen zie blootgesteld. Kom mijn onvermogen te hulp, want ach ! ik ben zoo zwak, wanneer het op lijden aankomt.

n.

DE BESPOTTING VERNEDERT ONS NIET BIJ GOD.

Schep moed , mijn kind ! en laat u door de moeije-lijklieden niet afschrikken. Ik weet dat het aan de natuur hard valt, aangezien en behandeld te worden als een schuldige : heden als een ijdele of hoovaar-dige , morgen als een trage of gulzige; op een anderen tijd wederom als een heerschzuchtige, vooral, wanneer uw geweten u daarvan niets verwijt. Ik weet dat het de eigenliefde pijnigt, voor een ondeugende en onwetende door te gaan; geloof mij , Ik weet dit; niettemin , mijn kind! en Ik herhaal het, laat u niet door de moeijelijkheid afschrikken.

-ocr page 208-

496

Gewen u de joordeelen der menschen , die een ijdelen rook gelijken, te veracliten; zoek Mij en Mij alleen te behagen, en vertreed dan grootmoedig onder uwen voet de meening van anderen , die u toch in mijne oogen noch beter noch slechter kan maken. Toen Ik bij Herodes met een spotkleed omhangen en als een dwaas behandeld werd, was Ik toen minder de Koning der heerlijkheid en de Schepper van hemel en aarde? was Ik toen minder het voorwerp van het welbehagen mijns hemelschen Vaders ? voorzeker neon. Evenzoo , mijn kind ! kunnen de menschen u vrij verachten en versmaden, gij zult niet minder mijne liefde waardig zijn, zoo gij slechts gezorgd hebt, uwe ziel zuiver en zonder zonde te bewareu. Gelukkig hij, die Mij bemint, en die, door zijne onderwerping te midden der vernederingen, eenen verachten en als dwaas bespotten God wil navolgen.

O eeuwige Wijsheid! o goddelijk Woord! die vernedering , van als een redelooze dwaas behandeld te worden, ontbrak er voor U nog aan! Het verlangen naar ons heil drong TJ dan zoo sterk , dat Gij uit liefde tot ons niet slechts aan versmadingen blootgesteld, maar er zelfs van verzadigd wildet worden, gelijk Jeremias voorzegd had : Hij zal aan hem die slaat, zijne wang aanbieden, Hij zal met versmadingen verzadigd worden (Klaagl. ui, 30). Hoe hebt G)j toch den mensch, van wien Gij niet dan ondankbaarheid en miskenning hebt ontvangen, zooveel liefde kunnen toedragen ? Helaas! ik ben een dergenen, die ü meer hebben vernederd dan Herodes. Ach , mijn J e s u s !

-ocr page 209-

197

straf mij niet als Herodes, met mij van uwe toespraak te berooven. Herodes kende TJ niet, maax ik keu U als mijn God ; Herodes beminde ü niet , ik bemin IJ meer dan mij zeiven. Acli! weiger, hoewel mijne zonden dit verdienden, weiger mij toch uw opbeurend woord niet. Zeg wat ik doen moet, want met uwe genade ben ik tot alles bereid. O mijn God! heb medelijden met mijne ellende , en werp op mij een blik uwer ontferming. Heilige Maria! bid voor mij. Amen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

OVER DE LIEFDE TOT VERNEDERING EN MISKENNING.

Maak thans het besluit om uwen voor Herodes vernederden en miskenden Verlosser na te volgen. Neem niet kwalijk dat men u beleedige. Nu eens zal men u met versmading aanzien om uwe armoede ; dan weder om eeu of ander in het oog loopend gebrek; hier om uwe weinige kennis, daar om uwe weinige verdiensten; doch verontrust u niet. Zeg dan aan J e s u s uit den grond uws harten : o J e-s u s! neem het offer aan der vernedering waarvan ik het voorwerp ben. Val niet in het gebrek van hen die , wanneer zij zich miskend zien, zeggen: zoo men wist wie ik ben, men zoude aldus niet handelen ; doe beter: spreek niet. Het is waar, het kost onze eigenliefde veel, zich miskend of versmaad te zien, zonder iets daartegen in te brengen of te antwoorden ; maar de verdiensten bestaan juist ia

-ocr page 210-

198

het geweld dat men z'cli aandoet. Maak u niet toornig , omdat men onvolmaaktheden in u ontdekt, en u minder godvruchtig vindt dan men aanstonds dacht; doch maak ii behendig deze schoone gelegenheid ten nutte, om grooten voortgang te maken in de deugd van nederigheid. Heb dit gebed van dsn H. Joannes van het Kruis dikwerf' in den mond en nog meermalen in het hart: Heer! schenk mij de genade van uit liefde tot IJ te lijden en versmaad te worden : Domino, pati etcontemnipro Te. Heer! 1 ij d e n en versmaad worden voor U !

Vernederingen, versmadingen, miskenningen, ziedaar waarover alle menschen zich beklagen en wat zij zooveel mogelijk ontwijken. Vernederd, veracht, bespot te worden, o dit is voor den wereldling de afgrond des oageluks. En toch, geloof mij , niets is zoo zoet als eene vernedering of verachting. Vraag het slechts aan die zielen welke J e s u s -waarlijk beminnen , en zij zullen u antwoorden , dat ik de waarheid zeg. Ik wil hiermede niet beweren, dat eene minnende ziel gevoelloos is voor mishandelingen; neen, voorzeker niet; maar de natuurlijke smart eener ondergane beleediging verandert voor haar in eene zoo zoete vreugde, dat men die moet ondervinden , om ze te kennen.

Herhaal dan dikwerf in de vreeze Gods : Heer! voor U wil ik lij den en ver smaad wor-d e^n. Amen.

-ocr page 211-

199

DRIE EN TWINTIGSTE OVERWEGING.

DE GEESELIKG.

Toen nam Pilatus Jesias en liet Hem geeselen.

Joan, xix , i.

1.

JESÜS DOOll DE QEESELING WREEDAARDIG MISHANDELD.

m cle veroordeeliug te ontwijken, had Pilatus den Zaligmaker eerst verwezen naar Herodes, vervolgens Hem met den moordenaar Barabbas aan de keuze des volks voorgesteld; doch het niet slagen dier beide pogingen deed hem nu besluiten, J e s u s eerst te doen kastijden en dan vrij te laten. Met dit voornemen riep hij de Joden en zeide hun : Gij hebt dezen mensch bij mij gebragt; en ziet, in uwe tegenwoordigheid heb ik Hem ondervraagd; maar ik vind geene schuld in Hem; en ook Herodes niet, ik zal Hem doen geeselen en vrij laten (Lc. xxm , 16).

Groote God! welk eene onregtvaardigheid. Pilatus verklaart den Zaligmaker geheel onschuldig , en nog-tans zal hij Hem laten geeselen. O zachtmoedige J e s u s ! Gij zijt onschuldig, en uit liefde voor mij onderwerpt Gij U aan de straf der slaven! Hoe hebt Gij zulk een laag en verachtelijk wezen als ik ben zoo kunnen beminnen ?

Pilatus leverde Jesus dan aan de soldaten over, om Hem te geeselen. Beschouw. mijne ziel ! hoe de

-ocr page 212-

200

beulen , ter uitvoering van dit onregtvaardige vonnis, als woedende dieren, dit lam vol zachtmoedigheid aanvallen; hoe zij Hem onder vreugdegeschreeuw naar het voorhof slepen en aan eene kolom vastbinden. En wat doet J e s u s ? altijd nederig en onderworpen ondergaat Hij voor onze zonden die smartelijke en vernederende foltering ; ziet de beulen met de geesels in hunne handen; op het gegeven teeken verheffen zij hunne armen , en beginnen te slaan op dit maagdelijk-reine ligchaam. Laat af, wreedaards! gij dwaalt; op wien vallen uwe slagen ? Hij dien zij treffen is onschuldig ! ik , ik alleen ben de schuldige.

Het heilig vleesch van J e s u s werd nu op eene zoo wreede wijze gegeeseld, dat het bloed van alle zijden begon te stroomen. De beulen hebben het reeds geheel verscheurd , en niettemin blijven zij op deze wonden mededoogenloos voortslaan, z ij voegen smarten bij smarten! (Ps. lxviii , 27.)

O mijne ziel! zult gij een dezer barbaren zijn, die met een onverschillig oog dien gepijnigden Godmensch aanschouwen; zie de smart van uwen Verlosser, maar nog meer zijne liefde waarmede Hij voor u die schandelijke foltering ondergaat. Ach ja, Jesus dacht onder die geeselstriemen aan u. Zoo Hij uit liefde tot u slechts één enkelen geeselslag had willen lijden, zoudt gij nog in liefde tot Hem moeten ontvlammen en uitroepen: een God wil voor mij geslagen worden !... Dan helaas 1 zij ^hebben zijn ligchaam verscheurd , zooals Isaias voorzegd had; de schoonste onder de kinderen der menschen, zoo klaagt die profeet , heeft zijne schoonheid verloren; de geeselsla-

-ocr page 213-

201

gen hebbeu Hem zoodanig misvormd , dat Hij niet meer kenbaar is ; zijn toestand is zoo beklagenswaardig, dat Hij een melaatsche schijnt te zijn, van het hoofd tot de voeten met wonden bedekt. Zoo is mijn J e s u s mishandeld, zoo is Hij vernederd; en waarom? Omdat Hij de smarten wilde lijden, die wij verdiend hadden.

Zachtmoedige J e s u s ! Gezegend zij voor altijd uwe goedheid, dat Gij zóó wildet gefolterd worden, om mij van de eeuwige foltering te bevrifden. O God van liefde 1 ongelukkig het hart, dat voor zooveel liefde ongevoelig is.

H.

JESUS ZOO BEMINNELIJK IN DIE SMAKTELIJKE VERNEDERING.

Wat doet onze Verlosser terwijl de beulen Hem zoo wreedelijk mishandelen ? Hij zwijgt; geen enkel woord, geen enkele klagt, geen enkele zucht ontglipt zijnen mond. Maar met het grootste geduld offert Hij alles aan God op , om diens regtvaardigheid te ontwapenen, en Hem tot ontferming over ons te nopen. Hij opent zijnen mond niet, gelijk een lam zijn mond niet opent voor dengene die het scheert. O J e s u s! uwe wreede beulen rukken met hunne puntige geesels U het vleesch van het ligchaajn. zoodat het als ééne groote wond gelijkt!... Ja, dat was het bloedige doopsel, waarnaar Gij zoo vurig verlangdet, toen Gij zeidet: Ik moet met een doopsel gedoopt wordeu) en hoezeer word Ik gedrongen, totdat het vervuld worde. Ga , mijne ziel! en reinig u in dat kostbaar bloed , waarmede deze gelukkige

-ocr page 214-

202

aarde besproeid is. Zou ik nog, o mijn Verlosser 1 aan uwe liefde kunnen twijfelen , wanneer ik U zoo bedekt zie met bloedige wonden ? Neen, neen! iedere kwetsuur is mij een zekere borg uwer liefde , iedere wond roept mij toe, U te beminnen. Een enkele druppel van uw bloed ware genoeg geweest om mij te redden , maar Gij hebt al uw bloed willen vergieten, opdat ik mij nu ook , zonder eenig voorbehoud, geheel aan U zoude overgeven. Het staat dan vast, ik geef mij geheel aan U, outvang mij, en geef mij de genade om U getrouw te blijven.

O J e s u s , met wonden bedekt! zie hier den toestand , waarin onze ongeregtigheden U gebragt hebben. Mijn goede J e s u s ! roept de H. Bernardus uit , wij zondigden en Gij wordt gestraft. Dat uwe grenzelooze liefde in eeuwigheid gezegend zij! Dat Gij van alle zondaren bemind wordet, maar bijzonder van mij, den grootsten van allen.

Eens verscheen J e s u s aan zuster Victoria Ange-lini; Hij toonde haar zijn doorwond ligchaam en zeide : Victoria ! al deze wonden vragen uwe liefde. Beminnen wij den Bruidegom, zoo zegt vol liefde de H. Augustinus, want hoe meer Hij misvormd schijnt, des te dierbaarder en te beminnelijker is Hij zijner bruid geworden. Ja , dierbare Verlosser ! ik zie U geheel doorwond, ik aanschouw uw schoon gelaat; maar ach ! het is onkenbaar en met bloecl en speeksel bezoedeld. Doch hoe meer ik ü misvormd zie , mijn J e s u s ! des te schooner en beminnelijker schijnt Gij my toe, want wat anders mismaakt U dan do bewijzen uwer liefde tot mij.

-ocr page 215-

203

Ik bemin U, Jesus! bedekt met wonden en voor mij gegeeseld. Ik -wenschte, gelijk zoovele martelaren , U thans bloedige wonden te kunnen aanbieden ! Ik offer U ten minste alle tegenheden op , die mij zullen overkomen; ik offer U mijn hart, ik wil ü beminnen, zoo goed, zoo innig als ik vermag. En wat zoude ik ook voortaan vuriger kunnen beminnen, dan eenen God die voor mij onder geesolslagen zijn bloed heeft uitgeput? Ik bemin U, o God van liefde ! Ik bemin U , en hier eu hierna wil ik altijd roepen: ik bemin U , ik bemin U ! Amen , Amen!

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

OVEE HET GEDULD IN LIJDEN EN BIJZONDER IN ZIEKTEN.

De aangenaamste bezigheid der Heiligen op aarde is, met geheel hun hart naar vermoeijenissen, verachting en smarten te verlangen, om aan God en aan J e s u s te behagen. Heden , en al de dagen uws levens, moet gij de gelegenheid opsporen, om iets te verrigten dat uwen goeden Meester aangenaam is, al moet het u eenige moeite, arbeid of kleine vernedering kosten. Lijd met geduld de duizenderlei geringe pijnen ^ die zelfs het gezondste gestel moet ondervinden ; draag alles uwen gegeeselden Verlosser op en beklaag u over niets. Behage het J e s u s , ii eene zware ziekte over te zenden; ontvang die van zijne hand met onderwerping en berust in zijnen heiligen wil. Ik zal meer zeggen : bedank uwen goeden Meester voor die toegezonden ziekte; als voor eene groote genade. Ja, gij moet

-ocr page 216-

205

zouden zijn , hadden zij lange en zware ziekten ondergaan ! Kus dan met liefde de hand van J e s u s , als zij u treft; hare slagen zijn bewijzen vr a zijne teederheid. Laat u uit liefde tot Hem door uwe ziekte niet tot ongeduld, verdriet en droefgeestigheid vervoeren; integendeel, doe uw best, uwe ziel in vrede en kalmte te bewaren, en zeg dikwerf: M ij n God, uw wil geschiede! Mijn God, ik bemin ü en wil uit liefde tot U 1 ij den! HeerJesus! geef mij een weinig van uw geduld; Maria! bid voor mij, en help mij bidden.

Gebruik met moed de u voovgesohrevehe geneesmiddelen , en overwin den tegenzin, dien hun wansmaak u soms doet ondervinden , door aan J e s u s te denken, die met gal en edik gelaafd is, en door het verlangen op te wekken , om met Hem den lijdenskelk te drinken. Vervolgens moet gij van den zegen des Heeren de goede werking der geneesmiddelen met een kalm gemoed afwachten , en u niet ontrusten, wanneer zij niet zoo spoedig als gij wel wenschtet uwe genezing uitwerken; Hij, die u de ziekte overzendt, bemint u te veel, dan dat Hij, wanneer het uwer zaligheid voordeelig is , u de gezondheid niet zoude teruggeven. Laat Gods heilige wil met u geschieden. Deze onderwerping is het eeni-ge middel, om de rust en kalmte des gemoeds te bewaren.

-ocr page 217-

204

er dank voor zeggen, herhaal ik met een godvruchtig schrijver, omdat ziekte vele redenen van vertroosting aanbiedt door de voordeelen die zij medebrengt ; zij is voordeelig: ten eerste voor allen die u verzorgen; zij zamelen door hun liefdewerk onme-telijko verdiensten in. O wat word ik getroost, zei-de de H. Francisous van Sales, wanneer ik de moeite zie, door die arme lieden rondom mij aangewend. Door hunne liefdediensten verdienen zij den hemel.

Ten tweede , zij is voordeelig ter uitwissching uwer zonden en onvolmaaktheden. Het is veel gemakkelijker en veel korter, zijne zonden op een ziekbed uit te wisschen dan in het vuur. Ach! wat zult gij u eenmaal verheugen, u bevrijd te zien van die schrikkelijke vlammen, waarin één enkel uur ondragelijker is dan vele jareu in de pijnlijkste ziekte.

Ten derde , zij is voordeelig tot verzekering uwer zaligheid. Er zijn weinige middelen, die tot zuivering en redding der ziel zooveel kracht hebben als eene langdurige ziekte. Vele Heiligen bragten hun leven lang in zwakte, pijn of ongesteldheid door. Vele konden geene gebeden noch andere godsdienstoefeningen verrigten; doch zij waren aan God onderworpen, zij leden uit liefde tot Hem en ziedaar al wat God ter hunner heiliging vorderde. De heilige kluizenaar Alypius bleef veertien jaren lang op eene geheel doorwonde zijde liggen. In dien folterenden toestand bad hij steeds: Ik aanbid uwen heiligen wil, o God ! Gij zijt regtvaardig en straft mij volgens uwe regtvaardigheid. Hoevelen liggen nu in de vlammen der hel, die voorzeker in den hemel

-ocr page 218-

206

VIER EN TWINTIGSTE OVERWEGING.

DE KROONING MET DOORNEN.

En als zij Hem eene kroon van doornen hadden gevlochten, zetteden zij die op z ij n hoofd.

Matth. xxvii, 20.

I.

.IESUS UIT WEEEDES SPOT MET DOOKNEK GEKROOND.

/ï\e straf der geeseling werd onmiddellijk door eene andere gevolgd, die of ingegeven was dooiden haat der Joden, of uitgevonden door den euvelmoed der soldaten. J e s u s namelijk wordt naar het voorhof geleid; daar schaart zich de bende soldaten rondom Hem ; zij trekken Hem zijne kleederen uit; hangen Hem een roodeu mantel om de sclionders , om het koninklijke purper aan te duiden; en geven Hem voor schepter een rietstok in de hand , en voor de kroon een van doornen gevlochten krans op het hoofd; en alsof deze doornen in het geheiligd hoofd van J e s u s , dat reeds gewond was door de gee-selslagen, niet diep genoeg indrongen , namen z ij, op Hem spuwende, den rietstok, en sloegen Hem daarmede op het hoofd (Mt. xxvn , 30). O doornen , o wreede doornen ! maar neen, zeg ik liever ; o zonden, o ongeregtigheden der men-schen! gij hebt het hoofd mijns Verlossers doorstoken ; ja , liefste J e s u s! ik heb door schuldige gedachten en verlangens U die doornen kroon gevloch-

-ocr page 219-

207

ten; nu verfoei ik ze; ik heb daarvan een grooter afschrik dan van alle andere onheilen, grooter dan van den dood zeiven. O doornen , geheiligd door het bloed van Gods Zoon! vermorzeld en vernederd wend ik mij tot U ; doorsteekt mijne ziel, en mogt zij altijd van droefheid doordrongen zijn, van een zoo goeden God beleedigd te hebben. Beminnelijke Verlosser! daar Gij zooveel hebt geleden , onthecht mij van de schepselen , ja van mij zeiven, opdat ik met ■waarheid moge zeggen , dat ik mij zeiven niet meer, maar U alleen en U geheel toebehoore.

O Koning der wereld ! in welken toestand zie ik U gebragt. Gij hebt dan kunnen toestemmen, om als een spotkoning te verschijnen en ten speelbal te strekken aan geheel Jerusalem ? Ach ! stroomend vloeit het bloed van uw hoofd op uw aangezigt, op uwe borst, en nog zijn de soldaten niet tevreden, met U van het hoofd tot de voeten verscheurd te zien; nieuwe folteringen , nieuwe verguizingen doen zij IJ aan. God ! hoe ver kan de wreedheid den mensch vervoeren!... Maar hoe moet ik nog uwe liefde, uwe zachtmoedigheid , uw geduld bewonderen , waarmede Gij al deze vernederingen aanneemt en verduurt. O J e s u s! geef mij een hart , bekwaam om U naar waarde te beminnen.

Toen de soldaten onzen zachtmoedigen Verlosser aldus gepijnigd hadden, vielen zij op hunne knieën en bespot teden Hem, zeggende: Wees gegroet. Koning der Joden! (Mt. xxvii, 29.) Vervolgens stonden zij op , zooals de H. Joannes (xix, 3) er bijvoegt, en gaven Hem

-ocr page 220-

208

kaakslagen. O God! dat heilig , dat met doornen doorstoken hoofd gevoelde bij de minste beweging de doodelijkste smarten, zoodat met iederen stoot, met iederen slag, de folteringen werden verdubbeld. Mijne ziel! beschouw uwen God in dezen toestand ; erken ten minste Hem voor den Opperheer van al het geschapene, zooals Hij het ook inderdaad is; vereer en bemin Hem als een Koning der smarten en der liefde, want Hij lijdt alleen om uw hart te bezitten en uwe liefde te winnen.

II.

ONZE ZONDEN KROOXEN JESUS MET DOORNEN.

En als zij Hem eene kroon van doornen hadden gevlochten, zette den zij die op zijn hoofd. Godminnende ziel! die deze woorden leest, ik vraag u; is het mogelijk uwe liefde te weigeren aan eenen God , die uit liefde tot ons zulk eene onwaardige behandeling verdraagt ? Is het mogelijk , Hem te vergrammen ? Helaas! de wreedste doornen , die zijn geheiligd hoofd konden doorsteken, waren onze zonden; en men kan in waarheid zeggen, dat een Christen , zoo dikwerf hij doodelijk zondigt, zoo menigmaal ook de smarten en verguizingen van de geeseling en doornenkrooning van onzen Heer vernieuwt. Vlugten wij dan niet alleen de doodzonden , maar ook de dagelijksche zonden , daar zij onzen goeden Meester beleedigen; ik zeg meer : vlugten, schuwen wij zelfs den schijn van zonde, en trachten wij geheel aan Jesus Chris-

-ocr page 221-

209

t u s toe te beliooren. Ack! zegt de H. Bernardus, hij die weigert voor Je sus Christus te leven, is het leven onwaardig , of liever, hij is reeds dood; hij wiens gevoelens niet gelijkvormig zijn aan die van J e s u s , is een onzinnige ; hij die niet voor Hem alleen in de wereld is, verdient niet er in te zijn. God heeft al wat bestaat om zich zeiven geschapen ; die dus niet voor God leeft, werkt aan zijne eigen vernietiging, en verliest den rang dien hij onder de wezens inneemt. Beminnen wij dus J e s u s; beminnen wij Hem , zooveel het aan nietige schepselen gegeven is; beminnen wij Hem tot onzen laat-sten zucht en in alle eeuwigheid.

O wonden van mijnen Verlosser Je sus Christus! roept de H. Augustinus uit, gij zijt vol van barmhartigheid, vol goedheid, vol zachtmoedigheid, vol liefde! De Joden hebben u met ongeloofelijke woede geopend, maar voor mij zijt gij eene schuilplaats geworden; door u is het mij vergund te smaken , hoe zoet' de Heer en hoe liefelijk de barmhartigheid is van God jegens hen die Hem aanroepen, die Hem met opregtheid zoeken , maar vooral voor diegenen die Hem het vurigste beminnen. Helaas ! wat zoude er van mij worden , zoo ik in u niet eene overvloedige verlossing vond, eene bron van vertroosting , eene zoete verzekering der genade van mijn J e s u s , eene gedurige aanmoediging tot voortgang op den weg der volmaking en der liefde Gods. Gezegend zijt Gij, o goede J e s s! voor die tee-dere liefde, die U vervoerde om al deze wonden voor mij te ontvangen, en om mij daarin eene schuilplaats te

14

-ocr page 222-

210

verleenen tegen de woedende aanvallen der vijanden mijner zaligheid; gezegend zijt Gij in alle eeuwigheid. Amen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

HET VERMIJDEN DER DAGELIJKSCHE ZONDEN.

Gij hebt gezien , dat de wreedste doornen, die J e-s u s' hoofd kunnen doorsteken , de zonden zijn. Zoo gij dus dien teederen vriend uwer zielen bemint, vermijd dan zorgvuldig , ik zeg niet alleen de doodzonde — helaas ! zij is een zoo schrikkelijk monster , dat de enkele gedachte daaraan u met afschuw moet vervullen... Eene doodzonde!.... O God behoede , dat gij er ooit eene enkele zoudt bedrijven ! — maar vermijd ook de dagelijksche zonde, hoe gering zij u ook toeschijne. Waak ijverig over u zei ven , opdat gij er nooit eene met voorbedachtzaamheid bedrijft; dit immers is met Gods genade mogelijk.

1. Waak over uwe tong: bij gevolg geene kleine leugens; geene woorden , die eenigzins tegen de eer van anderen strijden; geene onbedachte gesprekken j geene beleedigende scherts met den naaste ; geene ijdele of nuttelooze woorden; want er staat geschreven, dat er van ieder dezer rekenschap zal moeten gegeven worden.

2. Waak over uwe oogen: geene nuttelooze blikken op voorwerpen die ons omringen, vooral wanneer zij gevaarlijk kunnen worden.

J3. Waak over uwen geest: beoordeel niemand, tenzij uw pligt dit oplegt; heb niet ligt kwade

-ocr page 223-

211

vermoedens en toef niet bij een heimelijk welbehagen in u zeiven , of in iets dat gij verrigt.

4. W a a k over u w h a r t : geene al te levendige en al te menschelijbe genegenheden voor welke schepselen dan ook, geene kleine jaloezij of afgunst. In e'én woord , waak altijd , waak over alles ; veroorloof u zeiven noch ligte verstrooijingen, noch kleine ongeduldigheden , noch verlies van tijd, noch nut-telooze bezoeken ; noch kleine overdaad in eten, drinken , slapen of spelen. Zeg niet tot u zeiven : h e t zijn geringe gebreken waarop ik zoo naauwkeurig niet behoef te letten. Ach! dat zoude uwen goeden Meester verdriet aandoen , en dit ware ook geene erkenning voor al zijne liefde. Welaan! neem dan heden dit grootmoedig besluit; geene vrijwillige dagelijksche zouden meer! Bid den Heer om hulp, en zij zal u zeker geworden.

É

VIJF EN TWINTIGSTE OVERWEGING.

DE KRUISDRAGING.

Eu zijn kruis drageude, ging Hij naar eene plaats, genaamd Galvarië. Joan, xix, 17.

I.

JESÜS, ONKEGTVAARDIG TER DOOD VEROORDEELD , NEEMT ZIJN PIJNLIJK KRUIS OP.

a de geeseling van J e s u s meende Pilatus, dat het genoeg zoude zijn , onzen Verlosser iu dien

T

-ocr page 224-

212

jammerlijken toestand aan liet volk te vertoonen, om hun medelijden op te wekken en zijne vijanden met Hem te verzoenen. Hij bragt Hem dan op een uitstek te voorschijn, en Hem aan de Joden vertoo-nende, zeide hij: Ziet denmensch! Het volk zweeg : het scheen door medelijden getroffen ; doch de Opperpriesters en hunne dienaars riepen, zoodra zij Hem zagen: Weg met Hem! kruis Hem, kruis Hem! Pilatus, andermaal in zijne verwachting te leur gesteld, zeide hun met drift: Neemt g i) Hem dan en kruist Hem; ik voor mij vind in Hem geene schuld. De Joden antwoordden : W ij hebben e e n e w e t, e n v o 1-gens deze wet moet Hij sterven, omdat Hij zich Gods Zoon gemaakt heeft. Voor het overige, zoo gij Hem vrijlaat, zijt gij de vriend des keizers niet. Deze laatste woorden ontstelden Pilatus; hij had de lage zwakheid, toe te geven, en hij leverde hun J e s u s over om gekruist te worden (Mt. xsvii, 26).

Welke onregtvaardigheid! hoe is het nu mogelijk, mijn goede Verlosser ! dat men ü tot zoo een schandelijken en wreeden dood heeft kunnen veroordeelen. Wat kan daarvan de oorzaak zijn ? Ach, mijne zonden , mijne zonden hebben U dus doen lijden; mijne misdaden hebben XJ doen sterven. O nooit gehoord wonder, de Regtvaardige ondergaat de doodstraf, die de zondaar verdiend heeft. God sterft, om zijn schepsel, zijnen slaaf, te doen leven!... Wat zal ikü, o Jesus! voor eene zoo groote liefde wedergeven? Helaas! niets vind ik in mij dan een vurig

-ocr page 225-

213

verlangen om U te beminnen. Neem dit verlangen aan, o mijn God, en gewaardig U het teverhooren. Maak dat ik U alleen beminne; maak dat niets buiten U mij beliage; laat alles wat Gij niet zijt veeleer laag en verachtelijk worden in mijne oogen. Dat ik hate wat Gij haat , en dat mij niets behage wat U niet behaagt; dat het mij verblijde voor U iets te lijden; dat de glorie van uwen Naam mij bemoe-dige ; dat de gedachte aan TJ mij trooste; dat ik mijn brood met mijne tranen vermenge, en dat het mij tot vreugde zij, uwe regtvaardige en heilige wet te overwegen. Geef, o J e s u s ! dat ik U steeds vuriger en vuriger beminne ; ik weet wel dat ik uwe liefde onwaardig ben, maar ik smeek TJ , maak mij waardig van U bemind te worden; maak dat ik U beminne.

Zoodra de Joden door hun geschreeuw en hunne bedreigingen don regter het doodvonnis hadden afgeperst , waren zij er slechts op uit, om hot zoo spoedig mogelijk ten uitvoer te brengen. Zij lieten Pi-latus geen tijd tot eenig nadenken '. Het kruis was vooraf reeds in gereedheid gebragt; zij geven last, het zonder verwijl in het voorhof te brengen, en willen den Verlosser nog meer afmatten en beschamen , door Hem zei ven op zijne schouderen dat schandhout naar de strafplaats te doen slepen. Doch, als een spotkoning gekleed , zoude Hem welligt iemand voor eenen andere kunnen aanzien, daarom ontdoen zij Hem van den purperen mantel, en geven Hem zijn eigen kleed terug. Dit kleed zonder naad, mei, eene kleine opening , moest J e s u s over het hoofd worden aangetrokken ; dit kon niet dan met veel

-ocr page 226-

214

moeite; want telkens verwarde het (tot ongeduld der wreede soldaten) in de doornen , die om het hoofd gevlochten waren. Hierdoor werd nu de kroon hevig gedrukt, de smart der doornen vernieuwd en het bloed begon andermaal te vloeijen. O verschrikkelijke pijn!...

Daar neemt dan J e s u s het werktuig zijner straf op zijne doorwonde schouderen, en slaat den weg in naar den Calvarieberg.

O zoete J e s u s! hoe smart het mij, U met dat zwaar kruis beladen te zien. Ach, mijn Verlosser! geef mij dat kruis. Gij moet het niet dragen, het is het deel dei* misdadigers en niet der regtvaardigen. Ik moet daaraan geklonken worden.... O heilig kruis ! ik bemin u, ik kus u, ik wil u opnemen en mijn Meester volgen. Kom , mijne ziel! volg uw Koning, uw Veldheer; strijd en sterf met Jesus. Zeg met mond en hart: Ik zal U volgen. Heer, wer-waarts Gij ook henen gaat (sequar,Do-mine! quocumque i e r i s); tot op den berg Calvarië, om met U gekruist te worden.... O Maria, Moeder van smarten, die na uwen goddelijken Zoon het zwaarste kruis gedragen hebt, bid voor mij, opdat ik met liefde mijn kruis opneme en mijn Jesus na-volge.

II.

JESJS LEERT ONS HET KEUIS MET GEDULD EN LIEFDE DRAGEN.

Onze goede Verlosser, afgemat door de smarten

-ocr page 227-

215

vau den vorigen nacht, moest al zijne krachten inspannen , om dien zwaren kruisbalk te torschen. Hij zweet, Hij hijgt naar adem , en al zijne wonden gaan open door het geweld dat Hij zich moest geven , om het kruis te dragen en voort te gaan.

Aanschouw hier uwen Verlosser, den Koning dei-koningen , als een misdadiger , als een moordenaar, met het kruis op de sctouders met welk eene nederigheid, met welk een geduld, met wel eene zachtzinnigheid, gaat Hij hijgend door de straten van Jerusalem ! De geregtsdienaars en soldaten gaan vooruit om allen opstand te beletten ; twee roovers of moordenaars loopen er nevens , en J e s u s in hun midden, die als de ware Isaiik op zijne schouders het hout draagt voor de offerande.

Eindelijk bij het uitgaan der stad, daar bezwijkt Hij!... Hij kan niet meer, en valt op zijn aangezigt ter aarde!... en de soldaten slaan Hem en braken de ijselijkste lasteringen uit, om Hem tot opstaan te dwingen.... Verbeeld u, mijne ziel, dat Je sus in dien akeligen toestand zich tot u wendt, en zegt: Mijn zoon ! mijne dochter ! Ik kan niet meer ,... ach ! Ik bid u, help Mij het kruis dragen; het is voor uwe zaligheid, dat Ik er Mij mede beladen heb , draag het met Mij en gij zult Mij veel verkwikken: — zoudt gij die hulp aan J e s u s weigeren ? Zoudt gij er geene groote eer in stellen met den Zoon van God onder het kruis te gaan?.... Gij kunt dit nog heden , wanneer gij u van zonden onthoudt, en bij het leed, dat u in deze wereld overkomt, in Gods wil geduldig berust. Gelukkig hij die het kruis, hem van den

-ocr page 228-

216

hemel gezonden, geduldig draagt! hij is waarlijk de leerling van Jesus Christus! want slechts op deze voorwaarde kan men zijn leerling genoemd worden. Ja , een ieder van ons moet zjjn kruis dragen, hoe zwaar het ook zij; ook ik, moet het mijne dragen en mijn Meester volgen. O Jesus! leer mij met vreugde mijn kruis opnemen, alleen uit liefde voor U, ten minste zonder niorren, en overgegeven aan uwen heiligen wil.

Mijn kind! gij moet weten, dat een Christen, welke dien naam wil waardig zijn , op deze wereld een leven moet leiden van verloochening en opoffering. Hij moet dagelijks zijn kruis dragen, en hij eigene ondervinding leeren, dat er tot het leven en den waren vrede des harten geene andere weg openstaat dan de weg des kruises en der versterving. Zoo dan, mijn kind! is uw kruis altyd gereed; overal wacht het u; nergens kunt gij het outvlugten, waarheen gij u moogt wenden....

Heer! mij dunkt, ik voel mij bereid om alle kruisen te dragen die Gij mij zult overzenden ; ik zal er niet één weigeren; integendeel, reeds vooraf bedank ik U voor alle die my volgens uwe heilige beschikking nog wachten.

Die stemming uwer ziel is voortreffelijk, grootmoedig zijn die gevoelens; doch , mijn kind ! vertrouw niet te veel op uwe eigene kracht. Heden hebt gij een klein en gewoon kruis , en o dan schijnt u alles zoo gemakkelijk. Ach ! hoevelen die Mij prezen , zooals gij nu doet, bij het genieten mijner vertroostingen ; hoevelen die Mij zegenden , Mij beloften

-ocr page 229-

217

deden, van Mij getrouw te blijven , en die Mij echter verlaten hebben , of ten minste niet dan van verre zijn gevolgd , die gemord hebben tegen mijne voorzienigheid en vervallen zijn in te groote neerslagtig-hoid, alleen omdat Ik het voor hun heil voordeelig achtte, hun eenigen tegenspoed, eeue kleine vernedering , miskenning of ziekte over te zenden! En waartoe zij gekomen zijn , daartoe kunt gij ook komen ; mistrouw dus uwe kracht en steun alleen op mijne genade.

Eeuwige dank, o mijn God ! dat Gij mij met zooveel goedheid herinnert aan mijne zwakheid , die ik zoo spoedig vergeet; maar ik smeek ü, leer mij , hoe ik mijn kruis moet beschouwen, om het goed te dragen.

Alle kruisen eu kwellingen komen van den hemel ; zij zijn eene gave van mijne hand ; zij zijn het teeken der uitverkorenen. Geloof Mij, mijn kind'. hoemeer tegenspoed Ik eener/ziel overzend, hoemeer bewijzen mijner liefde zij ontvangt. Mijne grootste Heiligen zijn juist degenen die het meest op de aarde hebben geleden. Tracht u van deze waarheid wel te overtuigen en gij zult het geheim kennen, om tot uw voordeel te lijden. Ik 1 ij d: God wil het zoo, zijn Naam zij gezegend! Ziedaar de volmaaktheid.... O mijn kind! kendet gij het loon der kwellingen, zonder ophouden zoudt gij Mij toeroepen : Heer! sterven oflijden: lijden of sterven! dag en nacht zoudt gij Mij met den H. Joannes van het Kruis herhalen: Lijden, Heer' en uit liefde tot U versmaad wordenl — met den H. Augustinus zoudt gij zeggen: Nulla

-ocr page 230-

218

crux: cxuanta crux! geen kruis, welk een kruis! — elk oogenblik zoudt gij bidden: lieve J e s u s ! geef mij krachten en kruisen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

MEN MOET ZIJN KRUIS DRAGEN.

Zoo iemand M ij wil navolgen, zegt Jesus, h ij verloochene zich zeiven; neme zyn kruis op eu volge Mij (Lc. ix , 23). Wees oplettend op deze woorden van uwen goddelijken Meester. Zij schijnen ons hard toe en onze bedorvene natuur verzet zich op het hooren; evenwel is het noodzakelijk, wat het ons ook koste, dat wij ons kruis met geduld dragen; alleen aan dat kruis is ons heil, onze kracht verbonden. Ja, gij moet uw kruis dragen, niet gedwongen zooals de zondaars, zonder etaige verdienste , maar met onderwerping, uit liefde tot God. Er zijn er, die ten tijde der geestelijke vertroostingen zich bereid toonen, om alle folteringen der martelaren te ondergaan , maar naauwelijks een oogenblik na zulke schoone eu edele voornemens, of zij klagen over eene ligte hoofdpijn, over eene geringe ongesteldheid, over de koelheid van eenen vriend, over een enkel hard woord. Mijn kind, God wil niet , dat gij de pijnen eener bloedige marteling ondergaat, alleen wil Hij , dat gij die hoofdpijn , die ongesteldheid , die koelheid , dat harde woord met geduld verdraagt. Neem altijd , alle dagen uw kruis op , doch niet als zij, die het wel eenigen tijd willen dragen, maar op

-ocr page 231-

219

het voelen van den last liet spoedig van zich afwerpen , terwijl zij zich zeiven er een ander opleggen , dat veel zwaarder en moeijelijker is. Valt n het kruis lastig, en voelt gij u daaronder afgemat, neem aanstonds uwe toevlugt tot J e s n s in het gebed, vraag Hem de kracht om het met geduld en verdienste te dragen. Herinner u het gezegde van den H. Paulus, dat alle aardsche kwellingen, hoe moeijolijk ook, niet te vergelijken zijn met de heerlijkheid die God in den hemel bereid heeft (Rom. vm, 18), en gij zult u gesterkt en bemoedigd gevoelen. Velen, zegt de H. Alphonsus, beminnen Jesus Christus, zoolang zij de geestelijke zoetheden smaken; maar houden die op , overkomt hun eenige tegenspoed of troosteloosheid, waarin de Heer zich aan hen schijnt te quot; onttrekken ; berooft Jesus hen van die gewone vertroostingen om hen te beproeven, aanstonds verlaten zij het gebed, de H. Communie , het beoefenen dei-versterving , en geven zich over aan droevige neer-slagtigheid , die zij door eenige aardsche genoegens trachten te verzetten; dezen beminnen zich zeiven meer dan Jesus.

Geheel anders is het gesteld met die zielen, die God beminnen met eene zuivere liefde, alleen omdat Hij waardig is bemind te worden. Neen! welke droogheid en dorheid zij ondervinden, zij verlaten hunne gewone oefeningen van godsvrucht niet. God wil mij beproeven, die gedachte is genoeg, om naar zijnen wil die droefheden tot den dood toe te verduren. Zij weten, dat Jesus even beminnelijk is , of Hij ons zonder troost laat of opbeurt; en

-ocr page 232-

220

bedenken zij, dat zij dit uit liefde tot Hem verdragen , o dan vinden zij hun geluk en een innig genoegen in die smarten en roepen uit; Wat is het zoet, dierbare Verlosser! voor U te lij-den, wanneer meu U bemint. Jesus! die voor mij gestorven zijt, waarom kan ik ook niet voor U sterven! Eindelijk hoe weinig zegt het, eenige ligcliamelijke of geestelijke kwelling te moeten verdragen ! Zijn wij niet verpligt, een weinig te lijden voor J e s u s, die uit liefde tot ons het smartvolste leven en den wreedsten dood heeft verkozen, zonder zich de minste vertroosting te vergunnen, om ons te doen zien , dat indien wij naar zijne liefde verlangen , wij moeten beminnen gelijk Hij bemind heeft. O mijn kind ! hoe dierbaar is aan J e s u s eene ziel die lijdt en bemint. O goddelijk geschenk! o geschenk der geschenken! lijdend beminnen , en beminnend lijden ! bid hierom uwen goeden Meestert

ZES EN TWINTIGSTE OVERWEGING.

JESUS AAN HET KRÜIS GEHECHT.

Zij kruisigden Hem met nog twee anderen aan deze en aan gene zijdeen Jesus in het midden.

Joan, xix , 18.

I.

DE SMARTEN DEB RÜWE KRUISIGING.

anneer onze goddelijke Verlosser op den Calvarieberg gekomen was, waar Hij het verzoe-

-ocr page 233-

221

ningsoffer zou opdragen, en ons het grootste blijk zijner liefde zou geven, liet men Hem geen oogen-blik ter verademing. Zijne kleederen , die aan de wonden -waren vastgekleefd, werden Hem wreed van het ligchaam gescheurd, en hierdoor vernieuwde men andermaal al zijne smarten. Men gebood toen ongetwijfeld den Verlosser, zich op het kruis uit te strekken om Hem daaraan vast te nagelen. De goede J e s u s gehoorzaamde terstond zonder eenigen tegenstand ; Hij strekte zich uit op het bed der smarten, de Hem omgevloohten doornen waren zijn eenig hoofdsteunsel.

Als verwoede dieren wierpen zich zijne beulen op Hem ; volgens de overlevering grepen zij eerst zijne linkerhand, en klonken deze midden door hare zenuwen heen met een grooten nagel aan het hout vast; de regterhand kon, daar de pezen van smart waren opgetrokkon , het ander spijkergat van het kruis niet bereiken, en moest derhalve met touwen en koorden daarheen worden uitgerekt; zoo ook deed men met de voeten, al de ledematen werden uiteengerukt. Welke vreeselijke smarten !...

J e s u s , het onschuldig lam, zweeg en liet geeue klagt hooren; zijne oogen hield Hij naar den hemel en offerde voor ons heil zijne folteringen en zijn leven aan God op.... Wanneer Hij op die wijze was vastgenageld, sleurde men den kruisbalk naar den kuil, waarin dezelve moest geplant worden. Met koorden trok men het kruis omhoog, en op eeue ruwe wijze liet men het vallen in den kuil ! O God I wie kan begrijpen, welke pijnen die val aan onzen

-ocr page 234-

222

goeden Meester veroorzaakte. Voor mij ■wilde Jesus zoo lijden! voor mij, die Hem zoo weinig bemin en zoo trouweloos dien! voor mij, die Hem in mijn leven zoo duizendmaal heb beleedigd! voor mij, die Hem alle dagen door mijne onverschilliglieid nog bedroef! O mijn God! o mijn God! o mija Jesus! ik werp mij aan den voet van uw kruis en roep ü toe : barmhartigheid, barmhartigheid met eeuen armen zondaar! barmhartigheid met een ondankbare !

U.

DE SMARTEN VAN DEN GEKRÜISTEN JESUS , OP ZIJNE WONDEN HANGEND.

Mijne ziel! beschouw uwen Verlosser I beschouw «wen Jesus, aan een schandhout vastgehecht; zie Hem genageld aan het kruis, waar Hij geene houding kan vinden, om een oogenblik te rusten. Nu eens hangt Hij aan zijne handen , dan weder steunt Hij op zijne voeten; maar hoe vreeselijk verergeren de pijnen niet op die plaatsen? Hij wendt zijn goddelijk hoofd van den eenen naar den anderen kant. Laat Hij het op de borst rusten, dan scheurt de zwaarte des ligchaams nog meer de wouden van handen en voeten open; laat Hij het op de schouderen nedervallen, dan worden deze van de doornen doorstoken ; steunt het tegen het kruis, dan dringen zij nog dieper het hoofd in.

Jesus aan het kruis genageld ! !! 0 g ij die voorbijgaat, aanschouwt eu ziet of er eene smart is gelijkmijne smart, zoo roept

-ocr page 235-

223

Hij mij in zijn lijden toe. Ik werp mij neder voor uw kruis. Ik aanbid en bemin U , mijn God en Koning! Ja, ik vind uwen koninklijkeu titel in het op-bclirift, door Pilatus boven uw hoofd gehecht: J e-sus van Nazareth, Koning der Joden. O J e s u s ! Gij zyt waarlijk de zoon van god, de Koning van Israël j ik aanbid , ik bemin U op den troon van uwe smart en uwe bespotting.... Maar ach, lieve J e s u s ! hoe ijsclijk is de piin die Gij ondergaat ! ach, zeg mij wat U bewogen heeft, U aan zooveel wveede smarten te onderwerpen ?

— Mijne liefde, mijn kind ! mijne liefde tot u klonk Mij aan het kruis. Ik lijd, ach! Ik lijd onbegrijpelijke pijnen; maar al moest Ik voor uw heil tot het einde der wereld die x^Ü11611 ondergaan, gaarne, gaarne deed Ik het.... Zoo bemin Ik uwe ziel, zoo kostbaar is zij in mijne oogen !

— 0 mijn God ! uwe woorden verpletteren mij ; uw hart is geheel en al liefde voor mij, en het mijne !... Mijn J e s u s ! leer mij wat ik doen moet, om mij voor zulk eene teederheid erkentelijk te toonen.

— Mijn kind ! bemiu Mij , en het is genoeg ; bemin Mij en Ik zal Mij voor al mijne smarten betaald achten. Onthecht uw hart aan al het vergankelijke en gedenk Hem, die dit alles voor zondaars heeft willen ondergaan, opdat gij den moed niet zoudt verliezen.

Ja, mijn Je sus! ik zal gestadig aan uw kruis denken; ik zal mij dikwerf nederwerpen voor het kruis waaraan Gij gehangen zijt; ik zal met den

-ocr page 236-

224

Apostel, de breedte, de lengte, de li o o gte, de diepte van dat kruis meten; de b r e e d t e , dat is ; uwe menigvuldige smarten , uwe wijd-geo-pende wonden overwegen; de lengte, dat is : uw langdurig lijden voor oogen hebben, van de krib, van den armen stal, totdat Gij op het kruishout den geest geeft; de h o o g t e, dat is : nagaan, hoe eea God , die alles in zijne oneindige wijsheid heeft bestuurd , uit den hemel is afgedaald; en de diepte dat is: de onbegrijpelijke vernedering bewonderen van Hem , die de gedaante van een slaaf had willen aannemen , om ons te verlossen. Ach , mijn J e-s u s ! geef mij dat ik de kracht van het kruis be-grijpe. Maria! bedroefde moeder, die ook uit Jerusalem zijt gegaan naar Galvarië , ach ! welk eene smart moest uwe ziel ondervinden, toen gij uwen Zoon aan het kruis hoordet klinken. Ach! bid voor mij, opdat ik in uwe sijiart en in uwe liefde deele.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

LIEFDE TOT GOD ALLEEN.

Ter erkentenis der liefde, die J e s n s aan liet kruis hechtte, vraagt Hij van u, dat gij Hem uit geheel uw hart beminnen zult. Doorzoek dat hart en zie , of het God inderdaad toebehoort. Helaas ! het bemint het schepsel nog , het is daaraan nog als vastgehecht, en mogelijk wil het op dit o ogenblik er zich nog niet van losmaken. En toch is het zeker , dat niets onze vereeniging met God meer in den weg staat dan gehechtheid aan het aardsche.

-ocr page 237-

Ach! bemin God, bemin God alleen, en wil het schepsel alléén in en om God beminnen. De liefde tot het schepsel, die op de eene of andere wijze niet gegrond is op de liefde Gods, is gevaarlijk. Bid , bid den Heer om een zuiver hart, ledig van al wat niet om en voor Hem is. Arbeid ernstig om alle ongeregelde genegenheden, hoe gering ook, uit uwe ziel te roeijen. — Gij zegt mij misschien: kan ik dan mijne vrienden niet beminnen'? — Ik antwoord : bemin uwe vrienden, bemin hen zooveel gij wilt, maar altijd i n en o m God ; bemin hen , maar om hen tot God te brengen, om hunne zielen te winnen en niet enkel en alleen om het genoegen der vriendschap; bemin hen, maar vraag zonder ophouden van uwen goddelijken Meester de genade om hen Christelijk te beminnen; want God, en God alleen moet u genoeg zijn; buiten Hem is er niets dan ellende, zwakheid en ijdelheid. Zeg dikwerf uit het binneuste van uw hart: Mijn zoete Jesus! uit liefde voor mij aanhet kruis gehecht, geefmij de genade, van U boven alle schepselen te beminnen, en m ij n e vrienden alleen om U t e b e-m innen; onthechtmij aan alles wat G ij niet z ij t. Amen.

-ocr page 238-

226

ZEVEN EN TWINTIGSTE OVERWEGING.

eerste bede van jesus.

Vader! vergeef het hun, want z ij weten niet wat z ij doen.

Luo. xxiie, 34.

I.

jesus bidt vook zijne vijanden : welk een troost !

(£|Tesus was aan het kruis genageld.... Hij zag (^0 zijne aanklagers en zijne beulen om zich heen; Hij werpt een blik op hen en wendt vervolgens zijne oogen naar den hemel en bidt: M ij n Vader! Hij had niet gesproken, toen men Hem aau het kruis nagelde , maar nu Hij aan het kruis is opgeheven, breekt Hjj bet stilzwijgen af; hoor wat Hij aan zijnen Vader zal vragen. Zal Hij Hem zeggen ; Vader! Gij zijt getuige van mijne smarten; Gij zijt getuige van den smaad en de bespotting , Mij aangedaan , en Gij kent mijne onschuld; stort dan nu uwe regtvaardige wraak over dit goddelooze volk uit!... Neen, o neen! zoo bidt onze goddelijke Verlosser niet.

O ! gij die dit overweegt, wees oplettend en leerde oneindige barmhartigheid van J e s u s kennen : Vader! vergeef het hun, want zij weten niet wat z ij doen.

Welk eene liefdevlam die het hart van onzen Verlosser verteert! op het oogenblik . waarop de overmaat der folteringen Hem belet aan zich zelven te

-ocr page 239-

227

deuken, doet zijne liefde Hem voor zijne vijanden bidden : Vader! vergeef liet hu u.... Hij sprak aldus,, e'n om ons te toonen , hoe de liefde die Hij ons toedraagt zoo vurig is , dat zij door geene smart of foltering kan worden uitgedoofd; én om ons te leeren, hoe wij steeds gereed moeten zijn , aan onze vijanden te vergeven.

O mijn J e s u s ! hoe rijk zijt Gij in barmhartigheden. Waar is de zondaar' die , na dit voorbeeld van goedheid en zachtmoedigheid , aan de vergiffenis zijner zonden nog zal wanhopen ? Schep moed ! mijne ziel! en laat u niet ontstellen door de menigte uwer ongeregtigheden. Welligt wordt gij geslingerd door duizend verschillende hartstogten ; welligt wordt gij gekweld door duizenden bekoringen , bekommer u niet, schep moed: de wonden van J es us zijn nog eene veilige toevlugt voor u; spoed u daarheen ; want zij zijn de eeuwige bewijzen zijner liefde tot u; en gij die reeds uwe zonden beweent, met hoeveel grond kunt gij niet op uwen Verlosser hopen , daar gij weet, dat Hij vergiffenis heeft geschonken aan degenen die Hem kruisigden , en voor hen met zooveel goedheid heeft gebeden.

II.

JBSUS BIDT VOOR ZIJNE VIJANDEN : WELK EEN VOORBEELD !

Jesus bidt voor zijne vijanden. Hij bidt voor hen die Hem uit haat en nijd hebben overgeleverd ; Hij bidt voor Pilatus, Caiphas en Herodes , voor de priesters, regters en soldaten.... Vóórdat Hij

-ocr page 240-

228

zijne Moeder en zijnen leerling toespreekt, denkt Hij aan zijne vijanden; wil hunne solinld bedekken en hen versclioonen; Vader! vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.

O lieve Jesus! Gij hebt aan het kruis ook voor mij gebeden; Gij hebt voor mij, uw kind, bij den Vader vergiffenis gevraagd; mijn Jesus! ach! Gij hebt voor mij gebeden: Vader! vergeef het hem, want hij wist niet wat hij deed.

Christen ! wilt gij dat dit gebed voor u verhoord worde ; wilt gij de vergiffenis uwer zouden met zekerheid verkrijgen, dan moet gij het voorbeeld van uwen Meester volgen; vergeef dau eerst aan uwe vijanden, gelijk Jesus gedaan heeft; vergeef met alle opregtheid aan uwen broeder die u beleedigd heeft; vergeef hem kleine gebreken, om van God de kwijtschelding van grootere te verkrijgen. Bid voor zijn heil, zooals gij voor u zeiven bidt, en gij zult u Jesus waardig maken, die u beveelt uwe vijanden te beminnen en voor hen te bidden. O hoe groot zal op het sterfbed uw vertrouwen zijn, wanneer gij u zeiven de troostende getuigenis zult kunnen geven, van alle ongelijk, spot en verachting geduldig te hebben verdragen , van uwen vijanden altijd te hebben vergeven!

Gij, Heer! die gezegd hebt: Vergeeft en u zal vergeven worden, gewaardig u al mijne zonden te vergeven, gelijk ik van harte vergeef aan allen die mij ooit hebben beleedigd. Ja , ik vergeef hun; ik smeek TJ dat ook Gij hun vergeeft , en ik hen bereid om bij de naaste gelegenheid hun alle

-ocr page 241-

229

goed te bewijzen. Scheuk mij slechts uwe liefde, mijn Verlosser! met het bezit uwer liefde ontbreekt mij niets dan de aanschouwing uwer heerlijkheid in den hemel! met uwe liefde vrees ik op deze wereld noch beleediging, noch smaad, noch bespotting, noch tegenspraak; met uwe liefde worden mij arbeid en kommer, kruisen en vernederingen, alles wordt mij zoet en genoegelijk ; lawe liefde, o Je sus! doet armoede in rijkdom, droefheid in vreugde, kwellingen in geluk, ontberingen in genot veranderen ; gelukkig hij die TJ bemint! Moge ik U altijd beminnen , altijd , altijd !... Maria ! Moeder des Zaligmakers, verkrijg mij deze genade. Amen.

VOORNEMENS EN BESLUIT EN.

HET VERGEVEN VAN ONGELIJK.

Laat de zon over uwe gramschap niet ondergaan, zegt de H. Paulus (Eph. iv, 26); maar vergeef terstond aan al uwe vijanden die u hebben beleedigd , zoo gij wilt dat God n vergeve. Welk kwaad uw naaste u ook berokkend hebbe , voed tegen hem geen haat; integendeel vergeef hem van harte en bid voor hem. Wilt gij u niet aan menigvuldige gebreken blootstellen , dan moet gij alle begeerten tot wraak in hare geboorte versmoren.

— Maar welligt zegt gij: ik kan zoo spoedig aan mijn vijand niet vergeven ; hij heeft mij verraden gt; hij heeft mij gehoond , mij mijne eer ontnomen, hij

-ocr page 242-

230

heeft mij alle mogelijke kwaad gedaan, ik moet mij op hem wreken.

— [Moet gij u wreken ? welnu, werp u dan eerst neder aan den voet vau het kruis ; sla uw oog op den lijdenden J e s u s en hoor Hem roepen : Vadert vergeef het hun; en durf dan nog zeggen: ik, ik zal niet vergeven,... ik zal wraak nemeu!

— Zoo het een ander ware, gaarne zou ik hem vergeven , maar het is een ellendige, die mijne vriendschap niet verdient. — Och ! verschoon mij dat ik it vraag : Verdient gij na zoovele zonden de vriendschap van Jesus Christus? weet teu minste eene ligte beleediging te vergeven, om de kwijtschelding uwer grootere fouten te verkrijgen.

— Ben ik verpligt iemand te beminnen die mij niet bemint , en mij overal vervolgt? — Ja, gij zijt dat verpligt. Bemint uwe vijanden, zegt onze goede Meester, doet wel aan degenen die u haten: bidt-voor heu die u vervolgen en lasteren; want zoo gij slechts bemint die u beminnen, welk loon zult gij hebben? Doen ook de publikanen dit niet? (Mt. v , 44 , 46.)

— Welnu, ik vergeef dan op voorwaarde dat het niet meer gebeurt. — Mijn kind 1 niet ééns moet gij vergeven, maar zeventigmaal zevenmaal, dat is, altijd, zegt Jesus Christus. Gij hebt altijd behoefte aan Gods barmhartigheid , gij moet dus altijd barmhartigheid betoenen en jegens allen.

— Ik vergeef, maar ik heb een te goed geheugen , vergeten kan ik het niet. — Dit wil zeggen t

-ocr page 243-

231

dat gij verlangt, dat God uwe zonden niet vergete; want zooals gij met uwen naaste handelt, zoo zal God ook met U handelen.

— Ik vergeef Hem wel, maar ik wil hem met-meer zien. — Ach ! wat zegt gij daar ? gij wilt uwen vijand niet meer zien , gij wendt uwe oogen van hem af, wanneer gij hem ontmoet; en durft gij daarna nog den Heer bidden, dat Hij de blikken zijner barmhartigheid op u werpe ? Antwoord ! ...

— Ik wil hem geen kwaad doen. — Dit is niet genoeg; gij moet hem goed doen, hem beminnen als u zeiven ; bedroefd zijn , als hem eenig leed overkomt en het beletten waar gij kunt. Ruk met kracht alle bitterheid tegen uwen naaste uit uw hart, en bid voor die u vervolgen ; vergeef op het voorbeeld van onzen Heer J e s u s Christus; verschoon hen zelfs, want dikwijls hebben zij de bedoeling niet u te beleedigen. Wanneer gij altijd vergeeft, dan kunt gij ook altijd met zekerheid , zonder vrees voor afwijzing , tot God bidden: V a d e r ! v e r g e e f m ij mijne schulden, gel ij k ik vergeef aan m ij n e schuldenaren.

-ocr page 244-

232

ACHT EN TWINTIGSTE OVERWEGING.

DE GOEDE MOORDENAAR.

Heden zult g ij mot M ij z ij n in li e t p a rad ij s.

Luc. xxin, 43.

I.

tgt;E GOEDÉ MOORDENAAR BIDT MET HEN GELOOVIÖ VERTROUWEN.

e d e n k m ij , Hoer, wanneer G ij zult gekomen z ij n in u '.v r ij k. Zoo was het korte gebed van den goeden moordenaar, die door zijn groot geloof en vertrouwen waardig werd uit J e s u s' mond te hooren : Heden zult gij met Mij zijn in het Paradij s. Hij had alleen gevraagd , dat J e s u s zijner gedenken zou, en de Heer beloofde hem zijn rijk. Zoo mild is die goede Meester ; zoo is Hij geneigd om altijd meer te geven dan wij vragen.

Maar wie is niet in verwondering opgetogen over de diepte van Gods raadsbesluiten? Op het oogenblik dat de goede moordenaar J e s u s toeriep ; Hoe r! gedenk mij, wanneer Gij zult gekomen z ij n i n uw r ij k , bevond de goddelijke Zaligmaker zich in een staat van de grootste droefheid en de diepste vernedering. Zijne leerlingen hadden Hem verlaten; door één van hen was Hij verraden en verkocht; door een ander driemaal verloochend; de Joden spraken de grootste las-

-ocr page 245-

233

teringen tegen Hem uit: door de heidenen werd Hij versmaad en bespot., en bijna niemand geloofde meer in Hem. En juist op dien stond , toon J e s u s bij de meesten van hen die vroeger met Hem verkeerd hadden , alle aanzien en gezag had verloren, erkent de goede moordenaar, verlicht door de genade, Hem als zijnen koning en zijn God.

De leerlingen van J e s u s hadden langen tijd met Hem omgegaan; zij hadden zijne wonderbare leer hoo-ren verkondigen; zij waren getuigen geweest van zyn leven en van zijne wonderen; en toch was hun geloof geweldig geschokt, toen zij zagen , dat hun Meester aan het kruis genageld was ; de goede moordenaar integendeel, die de stem van Je su s nooit hadgehoord, dan toen Hij bad voor zijne beulen; die noch zijne leering, noch zijne wonderwerken kende , hij overtreft de apostelen in standvastigheid en moed, en legt eene openbare belijdenis af van zijn geloof.

Welk een onderwerp voor ernstige overweging! hoe moet ons dit voorbeeld leeren , dat de minste mensch magtig is door de genade, en zonder haar, ook de grootste onvermogend is.

O mijn J e s u s ! sta mij toe , U met den goeden moordenaar te zeggen : Heer ! g e d e n k m ij, w a n-n e e r G ij z n 11 gekomen z ij n in uw r ij k. Gedenk dat ik een dier arme afgedwaalde schapen ben, voor wie Gij gevast, gebeden, uw gansche leven gezwoegd hebt, voor wie Gij in dit oogenblik sterft; gedenk dat ik het werk ben uwer handen , en dat Gij mijn voorhoofd met het licht van uw aanschijn hebt ge teekend; ge-

-ocr page 246-

234

denk mij, goede J e s u s ! versmaad mijne bede niet, en geef mij uwe liefde en de vergeving mijner zonden. — Mijn kind ! zooals Ik het gebed van den goeden moordenaar verhoord heb , zoo zal Ik ook het uwe verhooren, indien gij dat geloof, dat betrouwen, die liefde hebt, welke de goede moordenaar bezat.

II.

JESUS VEEHOOKT HET GEBED VAN DEN MOOKDENAAR.

Voorwaar, Ik zeg u , heden zult gij m e t M ij z ij n in het p a r a d ij s. Hoe zoet zijn die woorden in den mond van J e s u s ! Gelukkige moordenaar ! hoe moet uw hart eene onuitsprekelijke vertroosting hebben gevoeld ; hoe moet gij den dood met vreugde en heilige kalmte hebben zien naderen ! Mogt ik , uitgestrekt op mijn sterfbed , ook eens die eigene woorden hooren! Zulk eene belofte door J es us gedaan, doet in vrede sterven.

Mijn God ! hoeveel vertrouwen op uwe barmhartigheid boezemt de gedachte aan den zaligen dood des goeden moordenaars mij in. Niet omdat ik daarom geruster zal zondigen, of het oogenblik mijner bekeering zal uitstellen, verre van mij zulk eene vermetelheid ! maar die gedachte doet mij tot mij zeiven zeggen : daar God met zooveel goedheid aan dezen moordenaar vergeving geschonken en het paradijs beloofd heeft, waarom zoude ik, arme zondaar, dan vreezen verworpen te worden ? want , mijn J e s u s !

-ocr page 247-

235

het gezigt mijner zonden bedroeft mij , en ik beken het U , dat de menigte mijner misdaden mij tot wanhoop zou vervoeren, zoo ik den rijkdom uwer barmhartigheden niet kende, en zoovele voorbeelden vau berouwhebbende zondaars niet voor oogen had , die door U met goedheid ontvangen zijn. Maria Mag-dalena werpt zich aan uwe voeten, besproeit die met hare tranen , en aanstonds vergeeft Gij haar al hare zonden. Petrus verloochent ü driemaal; maar Petrus beweent zijne misdaad en op hetzelfde oogenblik schenkt Gij hem uwe genade. Men bragt eene overspelige vrouw voor U, en Gij wilt haar niet veroor-deelen, maar zachtmoedig zendt gij haar weg met de vermaning van niet meer te zondigen.

Miju allerzoetste J e s u s ! Mijne toevlugt, mijne bescherming , mijne liefde, mijn leven , mijn al, ontferm U mijner , vermits ik een groot zondaar ben. Gedenk mij, nu Gij in uw rijk zijt gekomen, en verlaat mij niet in het uur des doods! Als mijne krachten mij zullen begeven, en mijne stem zal verdoo-ven ; als mijne oogen zullen breken en mijne ooreu niet meer zullen verstaan: in dat verschrikkelijke oogenblik , waarvan de eeuwigheid afhangt: o barmhartige J e s u s ! kom dan mij ter hulpe. J e s u s t aan uwe zorg zij mijn laatste oogenblik bevolen. Amen.

-ocr page 248-

236

VOORNEMENS EN BESLUITE N.

ONBEPAALD VERTROUWEN OP DE GODDELIJKE BARMHARTIGHEID.

Gelukkig, duizenchverf gelukkig de getrouwe ziel, •die zonder ophouden de liefde 'Gods en de rijkdommen zijner barmhartigheid overweegt. Welke groo-te gedachten zoude ik u wel willen instorten van de teederheid , vaii de goedheid , van de zachtmoedigheid van onzen God! Met wolk vertrouwen op de barmhartigheid van J e s u s , onzen beminden Zaligmaker , zoude ik u willen bezielen ! Helaas! het is maar al te zeker, dat velen in de liefde tot J e s u s zoo weinig vooruitgaan , omdat zij in hun hart eene slaafsche vrees voeden , die hen den besten der vrienden doet beschouwen als een strengen Meestor, altoos gereed om te straften. Neen , neen ; J e s u s is geen gestrenge Meester; Hij is een teeder en medelijdend Vader; Hij is vol zachtmoedigheid en me-dedoogen; Hij is traag in gramschap , maar mild in barmhartigheid; Hij is go ed voor allen en zijne ontfermingen zijn over al zijne werken (Ps. cxliv, 9). Tracht dan een onbepaald vertrouwen te hebben op Gods barmhartigheid , en zijt verzekerd , dat gij dien goeden en teederen vriend geeno grootere vreugd kunt aandoen , dan met u zonder voorbehoud op zijne liefde te verlaten. — Ik vrees , zegt gij, ter oorzake van mijne vorige zonden. — Het is waar , gij moet die zonder ophouden beweenen; doch daar gij ze reeds beleden hebt en nog verfoeit, waarom dan aan de vergeving

-ocr page 249-

237

dier zonden getwijfeld? neen, als een kind in dear-men van zijn goeden vader, zoo moet gij u werpen in de armen van uwen Verlosser, en Hem zeggen : Mijn goede Meester! ik bemin U, en ik betrouw op uwe barmhartigheid.

Mijn God ! hoe vele godvruchtige zielen kwellen zich met ijdele angstvalligheden om hare gedane biechten , communiën, geestelijke oefeningen: hoe miskennen zij door dit gedurig mistrouwen de goedheid van onzen Heer; en hoe spoedig zouden zij door eene enkele oefening van vertrouwen op God in de deugd vooruitgaan! Mijn Je sus! altijd wil ik op U betrouwen , zelfs te midden der grootste inwendige droefheden , omdat ik weet dat Gij mij bemint, en mijn eeuwig geluk meer verlangt, dan ik zelf doen kan. Ja, goede J e s u s ! ik wil op U betrouwen, wat mij ook overkome ; ik verberg mij in uw hart; daar wil ik tot mijn laatsten zucht verblijven ; en daar heb ik niets te vreezen. Zoo moet in alle omstandigheden uwe bede zijn, vooral ten tijde van droefenis , van dorheid en bekoring.

GEBED TOT MARIA, 051 DOOR HARE VOORSPRAAK DB GENADE VAN' EEN ZALIGEN L JOU TE VERWERVEN.

Allerliefste Moeder! welk eenen dood heb ik, arme zondaar, te verwachten? Indien ik aan dat verschrikkelijk oogenblik denk, waarop ik voor Gods regter-stoel zal moeten verschijnen, en mij daarbij indachtig maak, hoe dikwijls ik zelf door mijne zonden het vonnis mijner veroordeeling heb onderschreven, dan

-ocr page 250-

.238

word ik door angst en vrees bevangen, dan zou ik wanhopen aan mijne eeuwige zaligheid; maar, Maria! in het bloed van Je sus Christus, eu op uwe voorspraak stel ik mijn vertrouwen. Gij zijt de Koningin des hemels, de Koningin der engelen, de Moeder van Je sus, de Moeder van God. O Maria! hoe hoog ook verheven, Gij deelt toch mededoogend in onze smarten. De vrienden in deze wereld mogen, zoo zij tot eenige waardigheid verheven worden, hunne oude en in het ongeluk gevallen vrienden niet meer aanzien en ontvlugten; uw teeder en edel hart handelt aldus niet met ons; hoe grooter onze ellenden zijn, hoe meer Gij IJ beijvert die te verligten.

Zoodra men nwe hulp vraagt, snelt gij toe ; zelfs voorkomt gij onze bede door uwe gunst; gij troost ons in onze kwellingen; gij weert onze rampen af; gij staat ons in alles bij. Geloofd zij in alle eeuwigheid de hand des Heeren, die zooveel majesteit en teederheid, zooveel grootheid en liefde in u vereenigd heeft; eeuwig zal ik den Heer daarvoor danken.

Troosteres der bedroefden! troost een bedroefde die uwen bijstand afsmeekt. Ik gevoel mij door de wroegingen mijns gewetens beangst, en ga ouder den last der zonden gebukt; ik weet niet ofik ze genoeg beweend heb. Al mijne werken schijnen mij onvolmaakt of bezoedeld te zijn; de helsche vijand wacht het uur mijns stervens af, om als aanklager tegen mij op te treden; de goddelijke regtvaardigheid, die ik beleedigde, eischt voldoening: Moeder! Moeder! wat zal er van mij worden; ach, zeg het mij, zult gij mij uwen bijstand dan niet weigeren?... Medelij-

-ocr page 251-

239

deude Maagd! troost mij; verwerf mij door uwe voorspraak de kracht om mij te verbetereu en voor altijd God getrouw te blijveu. En als ik mij in den laatsten doodstrijd zal bevinden, o Maria! mijne hoop, verlaat mij dan niet; versterk mij dan, opdat ik, bij het zien mijner menigvuldige fouten, niet iu wanhoop vervalle. Teedere Moeder! vergeef mij dit stoutmoedig verzoek; kom mij in dat gewigtig oogenblik te hulp, als mijn verstand wordt beneveld, mijne oogen verduisteren, en mijne tong niet meer kan spreken; als de bange doodsangsten mij omringen : Maria ! sta mij ongelukkige dan bij; bid voor mij, lieve Moeder! om vergiffenis en genade , nu en bijzonder in het uur des doods. Amen.

NEGEN EN TWINTIGSTE OVERWEGING.

MARIA ONZE MOEDER.

En als Jesus zijne Moeder zag ou den 1 eer ling, dien H ij beminde, daar b ij staande, z e i d e H ij tot z ij n o Moeder: Vrouw! zie uwen Zoon; daarna tot den leerling: Zie uwe M o e d e r.

Joan, xix , 20.

I.

JESUS HEEFT ONS MARIA TOT MOEDER GEGEVEN',

et oogenblik, waarop Jesus besloten had den laatsten zucht te geven, naderde. Onze goddelijke Verlosser ging uit liefde tot ons zijn leven op-

-ocr page 252-

240

offeren. Reeds had Hij zijne onderwijzingen, zijne

voorbeelden eu verdiensten oas nagelaten, ja zich I di

zeiven gegeven tot spijs onzer zielen. Niets, zoo het g d(

scheen, ontbrak ons meer, en Hij kende sterven met | e(

de overtuiging, van al de schatten zijner teederheid 1 hi

voor ons te hebben uitgeput. Maar het minnend | n

hart van dien goeden Meester begreep , dat Hij ons j vl

nog geene Moeder had geschonken. Zachtmoedige ; hl

Je sus! Gij, teedere, gevoelige Zoon, Gij wist wat | h'

het is, eene Moeder te bezitten! Gij wist hoe zoet et

het is, het door zorgen bezwaard hoofd in een moe- A]

derlijkeu schoot neder te leggen, Gij wist wat een ; zi kostbare schat eene teedere Moeder is, en Gij wildet

ons eene Moeder geven. zi

De H. Maagd en de H. Joannes stonden aan den di

voet van het kruis; de Heer sloeg zijne stervende vi

blikken op hen, en zeide eerst aan zijne Moeder : w

Vrouw! zie uwen Z o o n ; en daarna aan Jo- it

annes: Zie uwe Moeder. Doch niet uitsluitend g,

tot Joannes, tot alle Christenen, tot u die dit leest, d

tot mij die dit schreef, wendde zich J e s u s en ^

zeide: Zie uwe Moeder! Welk een geluk voor cl ons, zulk eene Moeder te bezitten! Maria is Moeder

van God; Maria is ouk mijne Moeder, Moeder van k

een armen zondaar. Hoe groot dan moet mijn ver- 1

trouwen op haar niet zijn, daar zij zooveel vermag E

bij haren goddelijken Zoon. Hare moederlijke beden w

voor ons zal Jesus niet onverhoord laten. Zij is d

mijne Moeder, zij bemint mij en wil niets dan mijn 13

geluk. O dat ik het herhale, hoe groot moet mijn ver- (|

trouwen niet op Maria zijn. o

-ocr page 253-

241

Maria is onze Moeder! Herhalen wij onophoudelijk die zoete en troostende woorden: Maria is onze Moeder ! Welk een geluk te leven onder de bescherming eener zoo teedere en vermogende Moeder! wie zou het durven wagen de kinderen van Maria te ontrukken aan haren moederlijken schoot, waar zij toe-vlugt zoeken tegen do woede hunner vijanden; welke hartstogt, welke bekoring zal heu overwinnen, die hun betrouwen stellen op de bescherming van zulk eene Moeder. Beminnelijke Moeder! medelijdende Moeder! wees voor altijd gezegend; en gezegend zij God, van wien ik u als Moeder heb ontvangen !

Verheugt u dau, kinderen van Maria! weet dat zy allen voor hare kinderen aanneemt, die hare kinderen willen worden. Verheugt u dan en zijt vol van vertrouwen. Hij die Maria bemint, hij moet zich opwekken en tot zich zei ven zeggen : Wat vreest gij, mijne ziel! het pleit uwer zaligheid kan niet dan eene gelukkige uitkomst hebben ; want Hij die uitspraak doen moet is J e s u s, uw Broeder, is de Zoon van Maria, die onder het kruis ook uwe Moeder geworden is.

Als deze gedachte den H. Anselmus voor den geest kwam, sprong hij op van blijdschap en riep uit: G e-lukkig vertrouwen en veilige toevlügt! De Moeder van God is ook de mijne! Met welk eene zekerheid moet ik niet hopen, daar mijn geluk van den bosten dei-Broeders en v a n d e teederste der Moeders afhangt. Lieve moeder Maria! gij bemint ons als uwe kinderen, en gij wilt dat wij als kinde-

10

-ocr page 254-

242

en ii aanroepen; Moeder! sta ous dan bij in alle gevaren; bid voor ons nu en in het uur van onzen dood.

II.

MARIA HEEFT OSS TOT KINDEREN AANGENOMEN.

Maria is de ster die ons geleidt op de onstuimige zee dezer wereld. »0 gijzoo spreekt de H. Bernar-dus, »die in deze voorbijgaande wereld ondervindt, » dat gij eer dobbert op eenen vloed, vol onweders eu » stormen, dan wandelt op een vasten grond, wend, » indien gij daarin niet wilt vergaan, uwe oogen van » het licht dezer sterre niet af. Als winden der beko-» ring opstijgen, als gij tusschen de klippen der be-» proevingen raakt, zie dan naar de sterre, roep Ma-» ria ! Als gij geslingerd wordt door de golven des hoog-» moeds, der eerzucht, der kwaadsprekendheid , der » j aioezij, zie naar de sterre , roep Maria ! Indien de » gramschap, de gierigheid, of de lust des vleesches j» het scheepje van uwen geest doet wankelen, zie naar » de sterre, roep Maria! Indien de zwaarte uwer mis-» daden u ontstelt, de onreinheid van uw bevlekt ge-» weten u beschaamt, de schrik van Gods oordeel u » beangstigt, en gij dreigt weg te zinken in een nacht » van droefheid, in den afgrond van wanhoop, denk » aan Maria, roep Maria! Haar naam wijke noch van » uwe lippen , noch uit uw hart. Wanneer gij haar » volgt, dwaalt gij niet af; wanneer gij haar bidt, valt » gij niet in wanhoop ; wanneer gij aan haar denkt, niet » in dwaling; ouder haren bijstand bezwijkt gij niet;

-ocr page 255-

243

» onder hare bescherming vreest gij niet; onder haar » geleide vermoeit gij n niet; ouder hare begunstiging » landt gij aan in de haven des heils.quot;

O Maria ! mijne teedere Moeder, altijd wil ik mijne toevlugt tot u nomen; altijd wil ik uwen heiligen naam aanroepen. Ach! mijne goede Moeder! kom mijne ziel te gemoet, wanneer zij deze wereld gaat verlaten, en ontvang haar in uwe moederlijke armen ; kom haar in dat bange uur met uwe zoete tegenwoordigheid troosten; bid voor mij om de geua-de van een opregt berouw eu de vergiffenis mijner zonden , bid voor mij , nu en in het uur van mijnen dood.

Maria is onze Moeder ! o , hoe aantrekkelijk is die naam vau Moeder! Hoe zoet is hij, hoe treffend! Ja, Maria is onze Moeder ; op Calvarië, ouder het kruis, heeft zij ons allen gebaard, toen het zwaard van weedom en droefheid hare ziel doorboorde, toen Jesus tot Joannes zeide; Ziedaar uwe Moeder! Ja, Maria is onze Moeder; niet naar het vleesch, maar door de liefde welke zij ons toedraagt. Welke moeder toch bemint hare kinderen, zooals Maria ons bemint! Wie kan hare teederheid voor ons, arme zondaren , begrijpen! In weerwil van onze zonden en laauwheden bemint zij ons. Den grootsten zondaar sluit zij van hare liefde niet uit : altijd is zij bereid hem te helpen.

En als Maria ons zoo vurig bemint, zullen wij dan voor hare liefde ongevoelig blijven ? Neen, dit is onmogelijk ; verre van ons die ondankbaarheid. Liefde voor Maria, liefde voor onze Moeder, ja onsterfe-

-ocr page 256-

244

lijke liefde! Liefde voor altijd! dewijl wij altijd zwak zullen wezen , altijd blootgesteld aan de listen dei liel en der wereld, en Maria altijd sterk is door Dengene die de hel en de wereld lieeft overwonnen. Liefde voor altijd ! omdat Maria altijd beminnelijk zal zijn, en zij ons, niettegenstaande onze onwaardigheid, steeds met bare moederlijke zorgen zal beschermen.

Laat ons nog beter doen: gaan wij tot Maria, opdat wij aan hare hand tot J e s u s gebragt worden. Geven wij onze harten ter bewaring aan hare teeder-heid , en achten wij ons gelukkig, zoo wij in leven en dood J e sus en Maria kunnen beminnen.

O J e s u s ! goddelijke Verlosser! wat kan ik U doen om uwe goedheid te vergelden , die mij Maria tot Moeder gegeven hebt. En gij , mijne Moeder ! hoe zal ik ooit de zoo menigvuldige bewijzen, die gij mij van uwe moederlijke teederheid hebt gegeven, kunnen erkennen. Ach! wat is de liefde van een arm en nietig schepsel als ik ! Is zij waardig om u te worden aangeboden? Ongetwijfeld niet, en toch, Maria ! zal ik u altijd beminnen, altijd steunende op uwe medelijdende goedheid, die niemand verstoot.

O J e s u s ! o Maria ! dat uwe zoete namen altijd in mijn hart en in aller harten blijven leven. Ach, J e s us! ik bid U, geef dat ik in het uur des doods en tot het laatste oogenblik, waarop mijne ziel uit dit leven zal scheiden, ach, geef mij om uwe verdiensten de genade , dat ik mijne laatste woorden moge heiligen , door dan te herhalen: Jesus en Maria! ik bemin ü, Jesus en Maria! ik geef U

m ij n e ziel! Jesus! Maria! Amen.

-ocr page 257-

245

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

De godsvrucht tot Maria is de godsvrucht der Heiligen. Zij dagteekent vau de eerste eeuwen der Kerk, ■en het is opmerkelijk , dat al degenen die zich van de ware Kerk hebben afgescheiden, zekere afkeerig-heid hebben , of ten minste onverschillig zijn voor de Moeder van Hem, die ons van de zonde is komen verlossen. In den lof van Maria wil ik hier niet uitweiden ; ik zal mij verg enoegen met u die oefeningen op te geven , welke het eenvoudigst en het nuttigst zijn.

1. De Rozenkrans. Zijt getrouw in dat gebed, en laat er nooit een dag voorbijgaan , zonder dat gij er ten minste een gedeelte van hebt gebeden.

2. Het Wees gegroet. Bid het alle dagen des morgens en des avonds, geknield voor uwe legerstede, ■driemaal en voeg er bij : Door uwe zuivere en. Onbevlekte Ontvangenis, o Maria' verwerf mij zuiver tezijn naar ligchaam en ziel. Bid het Wees gegroet bij al uwe ver-rigtingen , vóór en na ieder uwer bezigheden, bij elke bekoring, in elk gevaar, bij elke opwelling van ongeduld , enz. Beoefen dit eens en gij zult er de vruchten van ontwaren.

3. De Engel desHeeren of het Angelus. Verzuim nimmer bij het hooren der bedeklok, D e Engel des Heeren te bidden , en laat, uit schaamte voor de menschen, die oefening niet na. Eenmaal daags echter is voldoende om den maande-lijkschen vollen aflaat te verdienen.

-ocr page 258-

24(3

4. De Negen daagse he oefening of Novene. De navolging harer deugden is de voornaamste vereering voor Maria. Neem u bij iedere Novene vooi'7 ii eene byzondere deugd van Maria, en die liet meest met liet geheim dat wij van haar vieren overeenkomt, eigen te maken ; bijv. met het Feest harer Onbevlekte Ontvangenis, de zuiverheid uwer bedoelingen; bij dat harer Geboorte, eene hernieuwing van den geest; bij hare Opdragt in den tempel, onthechting van datgene w a a r-a a n g ij n het meeste gehecht voelt; by het Feest vanMaria-Boodschap , de nederigheid en het beminnen der vernedering; bij haar Bezoek , de liefde tot den naaste, en toon die liefde door het uitdeelen van eene aalmoes, of ten minste door te bidden voor de zondaars ; bij hare Zuivering, de gehoorzaamheid aan uwe overheden, eindelijk bij hare Hemelvaart, de onthechting van het aardse he en de voorbereiding tot d e n d o o d, u toeleggende om zoo te leven. alsof elke dag voor u de laatste ware. Op die wijze zal die oefening voor u rijke vruchten van heiligheid opleveren.

5. De versterving. Wordt het door uwen Biechtvader-toegestaan, vast dan volgens een oud gebruik alle zaturdagen ter eere van Maria; zoo niet, beoefen dan de eene of andere uit- of inwendige versterving naar zijnen raad.

6. Draag met eerbied, gelijk zoovele kinderen van Maria doen , het Scapulier, of de beeldtenis of m e-dalje van de Onbevlekte Maagd; die voorwerpen

-ocr page 259-

2! 7

zullen tl uwe Moeder eu hare deugden herinneren.

7. Gewen u, dikwerf uwe toevlugt tot de H. Maagd te aemen , en met liefde haren naam aan te roepen, •I e 3 u s en Maria! J e s u s en Maria! Deze twee heilige namen hebben zooveel kracht, dat zij alle bekoring doen wijken, zoodra zij met geloof en vertrouwen worden uitgesproken.

Merk wel op , geliefde Lezer ! dat deze u voorgestelde oefeningen geene voorschriften zijn, die op straf van zonde u verpligten ; het zijn slechts eenvoudige raadgevingen , en middelen , om op eene gemakkelijke wijze Maria te vereeren , en hare krachtige voorspraak waardig te worden. Mijne bedoeling is ook niet, u aan. te sporen , van n met al die godvruchtige oefeningen te overladen; neen , kies met voorzigtigheid diegenen uit, welke u het nuttigst voorkomen. Evenwel raad ik u bijzonder , aan de eene of andere Broederschap der H. Maagd deel te nemen , en er naauwkeurig de regels van te onderhouden ; bijv. het Aartsbroederschap , genaamd van het Heilige en Onbevlekte Hart van Maria, waardoor vele bekeeringen worden uitgewerkt; het Broederschap van den Levenden Rozenkrans, dat op menige plaats reeds veelvuldige vruchten hoeft voortgebragt. quot;Waarde Lezer! bemin Maria, bemin haar altijd als een kind zijne moeder. Verzuim niets, wat u aangenaam aan haar kan maken ; heb het volste vertrouwen op hare goedheid en barmhartigheid , en zij zal voor u de vergiffenis uwer zonden verwerven. Bemin Maria, eu zij zal u uit alle gevaren redden, die u in dit oord van balling-

-ocr page 260-

248

schap omgeven. Bemin Maria , en zij zal al de genaden , waaraan gij 'behoefte hebt, aan haren Zoon voor u vragen. — Bemin Maria , cn in uw stervensuur zal zij uw troost zijn te midden uwer benaauwd-heden, en u bijstaan tegen de aanvallen uwer vijanden, en de poorten des hemels zullen zich voor u openen.

GEBED TOT MARIA , ONZE MOEDEIt.

O Maria! heilige Moeder, hoe is het mogelijk, dat ik , die eene zoo heilige Moeder heb, zoo bedorven blijf! dat ik , die eene Moeder heb , altijd brandende van liefde tot God , slechts het schepsel bemin! dat ik, die eene Moeder heb , zoo rijk in deugden , daaraan zoo arm ben ! Mijne beminnelijke Moeder ! het is waar , dat ik niet verdien , uw zoon te wezen ; miju slecht gedrag heeft mij deze gunst geheel onwaardig gemaakt; ik vraag u slechts: mij goedgunstig als uwen geringsten dienaar aan te nemen. Verbied mij echter niet u mijne Moeder te noemen ; die naam vertroost, verteedert mij , en herinnert mij de verpligting die ik heb , van u te beminnen ; die naam moedigt mij aan om mijn vertrouwen op u te stellen. Wanneer ik het meest terugschrik op het zien van mijne zouden en de goddelijke ge-regtigheid, dan voel ik mij versterkt, als ik denk, dat gij mijne Moeder zijt. Ach, laat ik dan tot u zeggen : o mijne Moeder! zoo noem ik u, zóó zal ik u altijd noemen. Na uwen goddelijken Zoon , zult gij altijd mijne hoop , mijne toevlngt, mijne liefde zijn in

-ocr page 261-

249

dit dal van trauen. En steivende hoop ik u toe te roepen : Mijne goede Moeder ■' kom mij te hulp ; heb niedelijden met mij. Amen.

DERTIGSTE OVERWEGING.

JESÜS AAN HET KKÜIS VERLATEN.

M ij n God! m ij n God! waarom hebt Gij Mij verlaten?

Mare. xv , 34.

I.

DE ONNAGAANBARE ZIELESJIART VAN JESÜS IN DIE VERLATENHEID.

Cjaikke duisternissen bedekten het aardrijk. De ge-Ssly heele natuur -was op het zien van haren stervenden God in schrik en ontsteltenis... Drie uren lang bewaarde .1 e s u s een diep stilzwijgen; eensklaps roept Hij met luider stemme : M ij n G o d ! m ij n God! waarom hebt G ij M ij verlaten ?...

Lijdende J e s u s ! hoe vreeselijk moeten uwe smarten geweest zijn , daar zij ü , die zoo zachtmoedig , zoo overgegeven , zoo geduldig zijt, noodzaken , bij God uwen Vader als het ware te klagen! — Mijn kind, het is geene klagt die Ik door die woorden geuit, maar eene les die Ik u gegeven heb. Ik wilde u doen hooren wat het Mij gekost heeft, om uwe liefde te verkrijgen, en voor u eene plaats in mijn rijk te

-ocr page 262-

250

verdienen. De smarten welke Ik in al mijne leden moest lijden, zijn niet uit te drukken, en de geringste beweging mijns ligcliaams vermeerderde die bovenmate; maar wat waren die pijnen, vergeleken bij de folteringen mijner ziel! Ik zag mij van mijne leerlingen verlaten; van mijne eigene schepselen versmaad ; van hen zelfs die Ik met weldaden overladen had , verguisd en bespot, Ik zag in de toekomst zoovele duizenden Christenen, die de verdiensten van mijn lijden met voeten zouden treden ; ook gij , mijn kind ! ook gij waart Mij op dat oogenblik voor den geest. Ach ! of gij wist, hoevele tranen gij Mij hebt. doen storten, hoevele zuchten mijn hart om u slaakte! Ik zag n op het oogenblik, toen gij deze en die zonde bedreeft; Ik zag u wederstand bieden aan mijne ingevingen ; de bewijzen van teederheid, waarmede Ik u voorkwam, verstoeten, en dat hart, dat Ik u had gegeven alleen om Mij te beminnen , dat hart, welks wederbezit Ik zoo duur heb moeten koopen, geheel overgegeven aan de liefde tot het schepsel. Ik zag u , ver van Mij verwijderd , ronddwalen , zonder eens aan Mij te denken , en zeiven al lagchende in den eeuwigen afgrond nederstorten. Ik zag n, en mijne smarten werden verdubbeld.

Helaas , mijn J e s u s ! waarom kan ik uit het getal mijner dagen niet diegenen uitwisschen , die ik heb doorgebragt met U te beleedigen. Maar, ach mijn God ! dit is onmogelijk, en zoo zal het dus altij d waar zijn, dat ik vol vermetelheid tegen U ben opgestaan ; zoo zal het altijd waar zijn , dat ik door mijne zonden tot uwe smarten veel heb toegebragt gt;

-ocr page 263-

en dat ik de hel verdiend heb! Evenwel, mijn Verlosser i betrouw ik op uwe barmhartigheid, waaraan ik mij sinds lang heb overgegeven. Ik hoop, dat Gij mij mijne zonden, die ik uit geheel mijn hart verfoei, hebt kwijtgescholden; ik hoop dat zoovele pijnen, die Gij hebt uitgestaan , voor mij niet zullen verloren zijn. — Mijn kind ! gij hebt het einde nog niet vernomen, van hetgeen Ik uit liefde voor U te lijden had. Daar Ik had besloten, den kelk der smarten tot den bodem toe te ledigen, zoo stemde Ik er in toe , Mij aan eeue foltering te onderwerpen, door welke alle anderen werden ten top gevoerd: mijn hemelsohe Vader verliet Mij!... Ach , mijn dierbaar kind, de verschrikkelijkste pijnen te lijden, is zoo te spreken niets, wanneer men gesterkt is door de vertroostingen des Hemels; maar te lijden, en zonder vertroosting, in de uiterste verlatenheid te lijden : dit is eene marteling, die gij niet kunt beseffen!... Opdat gij niet eeuwig van God zendt verlaten worden , daarom heb Ik Mij zooveel mogelijk aan die straf onderworpen, daarom riep Ik zoo luid: M ij n G o d! m ij n God! waarom hebt G ij Mij verlaten ?...

Mijn kind ! om wijze redenen zal het gebeuren , dat gij ook van tijd tot tijd een klein deel krijgt in die smarten mijner verlatenheid ; in die oogenblikken zult gij geen smaak in mijne dienst, en niet dan verveling en derheden ondervinden. Gij zult u verbeelden , dat alles voor u verloren is; dat gij veroordeeld zijt; dat God u verlaten en zijne hand aan u onttrokken heeft: mijn kind! dan moet gij juist

-ocr page 264-

252

mijn voorbeeld volgen en met kalmte en liefde uitroepen: M ij n Grod! mijn God! waarom hebt Gij mij verlaten? Dan moet gij met nederigheid u onderwerpen aan alles wat God n overzendt. Weet, dat gij nooit zekerder en spoediger op den weg der volmaaktheid voortgaat, dan wanneer gij alles verloren waant; weet, dat Ik nooit digter bij n ben, dan als g ij denkt, dat Ik v e r v an u ben verwijderd; weet, dat gij Mij nooit a angenamer offer doen kunt, dan door u in die omstandigheden zonder eenig voorbehoud aan mijne Voorzienigheid over te geven, vrijwilligen afstand te doen van allen zinnelijken troost in mijne dienst, en niets anders te willen dan hetgeen Ik wil. Laat de zorg, om u vertroostingen of kruisen over te zenden, geheel aan Mij over, en hernieuw steeds de gedachte aan de inwendige verlatenheid, waarin Ik uit liefde tot u heb willen sterven. Die gesteldheid des harten zal u onbegrüpelijk sterken ter verduring uwer kwellingen , zoodat gij in de volmaaktste overgaaf altijd zult kunnen zeggen: M ij n God! dat u w w i I ge'schiede, en niet de m ij n e.

II.

HOE OKS IN ZIEI.EANGST TE GEDEAGEX.

Er is nog eenesmart, o mijn Jesus! waaraan ik mij zoo moeijelijk kan onderwerpen. Ofschoon U de verborgenheden van mijn liart niet onbekend zijn, zo o wil ik toch zeggen wat mij zoozeer kwelt. Het

-ocr page 265-

25o

is de ouzekei'heid, of ik mij wel in uwe genade b e-vind , of mijne zonden mij wol vergeven zijn , en of ik wel aangenaam ben in uwe oogen. 0 mijn J e a u s ! de gedachte, dat ik nog een verdoemde kan worden, en dat ik in eeuwigheid U zoude haten , U , mijn G od en mijn al! de gedachte — van eeuwig verworpen te worden — is zoo verschrikkelijk , dat, wanneer jk daar ernstig over nadenk , ik van angst buiten mij zeiven zou geraken. O mijn goede Meester ! mijn teedere Vader! vergeef mij de vrijmoedigheid van mijn hart, waarmede ik U dit verzoek doe: zondt Gij mij niet kunnen bevrijden van die angstige gewaarwording? het zoude mij zoo troosten, als ik zeker wist, dat ik U bemin en Gij mij bemint.

Mijn kind! uw verzoek is niet wijselijk; mijne Heiligen hebben dit te wel begrepen , om mij zulke vragen te doen, of die aan anderen toe te laten. Eene aanzienlijke vrouw zond eens een brief aan den heiligen Gregorius, waarin zij verzocht, van voor haar door eene openbaring dezelfde gunst te verkrijgen die gij daar verlangt; zij wilde ook verzekerd zijn, of hare zonden haar waarlijk waren vergeven. Zie hier het antwoord, dat de Heilige haar deed toekomen. » Gij vraagt mijquot;, zoo spreekt hij, »eene moeijelijke en » tegelijk nuttelooze zaak. Eene moeijelijke : omdat ik »onwaardig ben openbaringen te ontvangen; eene » nuttelooze : omdat gij niet eerder van de ongerust-» heden over uwe zonden moet bevrijd worden , dan » bij het eindigen van uw leven ; dat is : wanneer gij ze » niet meer kunt beweenen; altijd moet gij vreezen om » uwe zonden , en die dagelijks beweenen. De H. Pau-

W

-ocr page 266-

254

» lus was tot den derden hemel opgenomen ; daar had » hij geheimen vernomen, die geene menschelijke tong » vermag uit te spreken, en toch riep hij sidderend » uit: Ik k a s t ij d m ij n ligchaam en breng » h e t onder bedwang, opdat ik, na a ud e-» r e 11 gepredikt tehebben, niet zelf versleren ga. Paulus vreesde dus, en gij zoudt wen-» schen niet te vreezen. Verlang geene zekerheid die »u zoude schaden. Er staat geschreven: Gelukkig » d e m e n s c h d i e a 11 ij d v r e e s t. En op eene » andere plaats : Dient den Heer in vreeze; » aldus is het noodzakelijk, dat uwe ziel in vreeze is, » gedurende den korten tijd dien gij op de wereld moet » doorbrengen.quot;

Gij ziet uit dit antwoord, hoe voordeelig het voor u is, in twijfel en onzekerheid te blijven aangaande de vergiffenis uwer zonden. Indien gij eens de volle verzekering hadt der goddelijke liefde, zoudt gij Mij met veel minder ijver zoeken ; zoudt gij minder verlangen , Mij te behagen , veel minder de gelegenheid schuwen, en misschien eindigen met mijne dienst geheel vaarwel te zeggen... Wees dus voortaan geduldig en aan mijnen wil onderworpen, doe wel, wees getrouw aan uwe pligten en hoop. Uwe belooning is in mijne handen , Ik zal u die niet ontnemen.

Mijn God! ik moet dan in dit leven evenals Gij den weg des kruises bewandelen: »N e e m u w kruis op, en volg Mij, zijn uwe woorden; ik wil U dan volgen.

Het is billijk, dat ik iets verduur voor U, die zooveel verduurd hebt voor mij. Ik verdien ook uwen

-ocr page 267-

255

troost en uw bezoek niet, Gij handelt regtvaardig, wanneer Gij mij arm en ongetroost aan mij zeiven overlaat; niets is mij dienstiger dan de roede der kastijding , vermits ik ü zoo dikwerf en zoo zwaar heb beleedigd. Sla, Heer! sla; zie ik ben iu uwe handen, en ik buig mij onder de roede die mij heilzaam is ; want het is beter, hier dan in de eeuwigheid gestraft te worden. Gij weet het best, wat voor mijn geestelijken voortgang nuttig is, en hoezeer de beproeving dient om den roest der ondeugden weg te nemen. Sla mij dan , Heer! naar uw welbehagen ; beroof mijne ziel van alle vertroosting in deze wereld, maar laat niet toe, dat ik ooit van U gescheiden worde. Voortaan wil ik niet mij zeiven zoeken, integendeel ik omhels alle moeijelijk heden en droefheden, die Gij mij wilt overzenden. Ik, die om mijne zonden de pijnen der hel verdiend heb, ben niet waardig uwe zoetheden te smaken ; het is mij genoeg, U te beminnen en in uwe genade te leven. Dat alle menschen mij verlaten, welaan, ik onderwerp mij; maar Gij, o mijn God ! ik smeek het U, verlaat Gij mij niet! Helaas! hoe zoude ik ver van ü, eu zonder uwe liefde kunnen leven! Ik bemin U, o J e s u s, die voor mij in verlatenheid gestorven zijt; ik bemin U, mijn eenig goed, mijne eenige hoop, mijne eenige liefde! ik bemin U, en wil U beminnen, zooveel als een nietig schepsel ü kan beminnen. Amen.

die nwen

-ocr page 268-

256

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

ÜVEU DU GEESTELIJKE DliOEFHEID.

Onderzoek eens, beminde Lezer ! hoe gij u gedragen hebt in uwe inwendige droefheden, en vergelijk uwe wijze van handelen met de leasen, die J e s u s u met woorden en daden heeft gegeven. Leg uw hand eens op het hart. Is het niet gebeurd, dat, wanneer gij van geestelijke vertroostingen verstoken werdt, gij uwe godvruchtige oefeningen verliet, of ten minste, niet dan traag ze hebt vervuld ? Moe menigmaal zijt gij J e s u s slechts van verre en met weerzin gevolgd, omdat gij niet meer die gevoelige vertroostingen genoot, die Hij vooral aan diegenen schenkt die Hem eerst beginnen te dienen, om dezen te helpen en te bemoedigen. Verneder u dus over uwe laauwheid, en maak het grootmoedig besluit, van Je sus onveranderlijk te dienen.

Denk te midden van uwe geestelijke droefheid aan uwen goeden Verlosser, stervend aan het kruis inde verschrikkelijkste verlatenheid; en die gedachte zal u opbeuren; gij zult u verkwikt gevoelen en u gelukkig achten van uwe smarten met die van J e s u s te kunnen vereenigen. Schep moed, mijn kind! en dien uwen God, in dorheden, in verlatenheid, in verachting, in lijden, in vernedering. Schep moed! en hef de oogen ten hemel; daar wacht u eene schitterende gloriekroon. Schep moed! want al de moeijelijkheden des levens gaan spoedig voorbij, terwijl de genoegens des hemels eeuwig duren. Schep moed! want

-ocr page 269-

257

Jesus telt al nwe zucliten , en niet een enkele zal onbeloond blijven. Moed! Moed! En wat zult gij dan gelukkig zijn , wanneer gij zult zien, dat de tijd voor u eindigt, on gij de plaats uwer ballingschap gaat verlaten. Wat zult gij gelukkig zijn te kunnen donken , dat gij gedurende twintig, dertig, veertig jaren getrouw zijt geweest in de dienst van J e s u s , niettegenstaande zooveel tegenspoed , droefheid en dorheden die u kwelden! wat zult gij gelukkig zijn te gevoelen , dat de dag van arbeid en strijd geëindigd, en het uur der belooning eindelijk voor u aangekomen is! o wat zult gij gelukkig zijn!... De dood, zoo verschrikkelijk voor den zondaar en den wereldling, zal voor u zoet en aangenaam wezen; gij zult hem zien naderen zonder angst en schrik, met onderwerping, met kalmte en vreugde. Hij zal niet dan met zekeren eerbied durven toetreden, om u tot J e s u s Christus te brengen. Dan zal die goede Meester ti met zooveel goedheid ontvangen ; Hij zal u toevoegen : Mijn kind! veel hebt gij uit liefde tot Mij op aarde gearbeid, altijd waart gij aan mijn wil onderworpen ; altijd getrouw in mijne dienst: kom nu tot Mij, dat Ik u omhelze, en uw hoofd met e e n e h e e r 1 ij k e kroon s i e r e ; kom! m ij n p a r a-dijs met al deszelfs genoegens behoort u toe in alle eeuwigheid!

Vrome Christen, die dit leest! wat eene zoete ontvangst ! — Zóó zal eens de uwe, zóó zal eens de mijne zijn; ja , ja ! dat hopen wij van de oneindige barmhartigheid van onzen Uod. Bidden wij dan voor elkander , en moed dan , altoos moed, altoos moed

17

-ocr page 270-

'258

EEN m DERTIGSTE OVERWEGING.

DE DORST VAN JESUS.

Ik heb dorst.

Joan, xrx , 28.

I.

JESUS DOHST KAMI OSZE ZALIGHEID.

et laatste oogenblik van onzen goddelijkeu Ver

losser naderde. Hij zou weldra stervende op

eeu kruis liet werk onzer verlossing geheel volbrengen , toen Hij , smachtende van een hevigen dorst , veroorzaakt door bloedverlies en de uiterste smarten, die Hij uu bijna twintig uren had geleden, uitriep : Ik heb dorst.

Maar hoe, Heer! foltert U de dorst meer dan uwe overige smarten ? Over uwen dorst alleen hoor ik ü klagen , over uw kruis spreekt Gij niet.... Welk een dorst kwelt U dan zoo hevig ?... O lieve J e s u s ! ik begrijp het, de blik , dien Gij daar op mij slaat, doet mij alles verstaan. Die dorst was uw verlangen naar mijne zaligheid, naar mijn geestelijken voortgang. Gij roept mij zoo teeder toe : Mijn kind! Ik dorst naar uwe liefde; kom, o kom Mij toch laven!...

Wat antwoord , mijn J e s u s ! heb ik tot heden op die teedere uitnoodiging, op die zoete bede gegeven? Helaas! iu mijn gedrag verschil ik niet van die wree-

-ocr page 271-

2 no

de Jodeu, die met gal en edik uwe stervende lippen bevochtigden. In plaats van U uit geheel mijn hart te beminnen, heb ik U met wereldsohe senoegens willen drenken. Ten minste, o m^n God ! heb ik mijn hart, dat Gij geheel en al moest bezitten , verdeeld tusschen u en het schepsel; de kleinste opoffering voor U valt mij zwaar en mijn leven is een leven van gemak en zonder versterving. Heer! ik vraag vergiffenis voor het verledene, en smeek U genade voor de toekomst.

II.

' ONZE ZIEL MOET NAAR JESUS DORSTEN.

op

■u- Gelijk een hert smacht naar de wast, t e r b r o n n e n , zoo d o r s t m ij n e z i e 1 n a a r 3n, U, om ij n God! M ij ne ziel dorst naar God! p: den sterken God. Wanneer zal ik ingaan en voor Gods aangezigt versch ij-we n e n ? (Ps. xli , 1 , 2.) O mijn J e s u s ! bron des k II levens , wanneer zal het oogenblik aanbreken , waareen op mijn dorst zal gelescht worden door de verkwik-ik kende wateren uwer wijsheid? Mijn God, mijn God! Loet van den morgenstond af zocht ik U reeds , mijne aar ziel dorst naar ü ; naar U smacht mijn vleesch op de-Gij ze dorre , woeste en verlaten aarde. Zoo ben ik in het iaar heiligdom verschenen, opdat ik uwe magt en heerlijkheid aanschouwe! Uwe barmhartigheid is zoeter dan i op het leven; daarom zullen mijne lippen uwen lof verkenen? digen. En zoolang ik zal leven, zal ik U loven en in ree- uwen naam zal ik mijne handen naar U uitstrekken ; met

-ocr page 272-

200

vreugde zal ik nwen lof verkondigen , als ik op mijne legerstede en gedurende den nacht aan TJ denk ; want Gij waart mijn helper. Mijne ziel verlangt en zucht naar U ! (Ps. lxii.)

Heer J e s u s ! i k h e b dorst, en daar Gij de bron des levens zijt, zoo verwaardig U mij te laven. Ik dorst, ik dorst naar uwe liefde; ik heb een hevig verlangen om U te zien en te bezitten: wanneer zult Gij mijne wenschen vervullen ? Ach ! wanneer zal die schoone dag aanbreken , o mijn God ! waarop Gij mij zult toeroepen: M ij n kind! treed binnen in de vreugde u w s H e e r e n ; neem bezit van mijn rijk, en geniet eene onvergankelijke vreugde! daar zijn geene droefheden, geene smarten , geene pijnen meer, daar zijn alle tranen af-gewischt en alle verlangens voldaan.... Helaas , goede J e s u s! Gij wilt dat ik nog op deze droevige aarde blijve; Gij wilt dat ik die eeuwige vreugde , door verstervingen en kruis en gedurigen arbeid, zal verdienen. Uw wil geschiede; maar gewaar-dig U, o God ! mijne bede te verhooren: mijne ziel verlangt naar U; zij dorst naar U. Heb dan medelijden met haar, Gij alleen kunt haar verzadigen , ja Gij alleen, mijn God! Gij alleen kunt het. Rijkdommen , grootheid , genoegens , wereldsche voldoeningen kunnen deu dorst niet lesschen die haar verteert; Gij alleen, Gij kunt het!... Ach ! geef mij dan uwe liefde , en ik zal tevreden zijn. Laat mij U beminnen, uit geheel mijn hart, uit al mijne krachten , meer dan mij zeiven , meer dan alles , dan heb ik niets meer te verlangen. Geef mij dan iiwe liefde,

-ocr page 273-

261

iieye Jesus! ik smeek er U om ; maar geef' ze mij zoo zuiver, zoo levendig, zoo vurig, dat. liet op aarde mijn grootste geluk en mijne zoetste vertroosting zij, voor ü te werken en voor U geheel en al van liefde te verteren. Ja, mijn God, dat is mijn opregt en eenig verlangen: te leven voor U, te 1 ij de u voor U, te sterven voor U. Amen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

HET ONDERZOEK VAN HET GEWETEN.

Zooals gij ziet, vrome Christen ! heeft J e s u s ■een allervurigst verlangen naar uwe zaligheid en naar uw geestelijken voortgang, tiiliijk is het dus , met alle mogelijke krachten een dergelijk verlangen in u op te wekken, en;,aan de vervulling daarvan gestadig te arbeiden.

Een der krachtigste eu voornaamste middelen daartoe is , volgens een geleerden kloosterling, het o n-der zoek des gewetens.

Ik ging, zoo spreekt de wijze Man in het boek der Spreuken (xxiv , 30 v.), ik ging door den akker eens luijaardsendoordenwijn-berg van een dwaze. En zie, alles was met distelen bezet; de gansche vlakte was met doornen bewassen, en destee-n e n muur was omver gevalle n. Ziedaar juist het geweten geschetst van degenen die het nimmer onderzoeken. Het is een wijnberg , die vergroeit tot eene wildernis , met struiken en doornen bedekt. Helaas! onze bedorvene natuur is eene on-

-ocr page 274-

202

gelukkige aarde , die uit zich zelve allerlei onkruid voortbrengt; altijd moeten wij het snoeimes in de hand hebben , om het af te kappen en uit te roeijen, en dit doen wij door het onderzoek van het geweten. Dit onderzoekt snijdt het kwaad bij den stengel af , rukt de booze neigingen uit, zoodra zij ontspruiten, en belet de kwade gewoonten wortel te schieten.

Dit onderzoek is tweevoudig : het is b ij z o n d e r en a 1 g e m e e n. Ik zal u kortelijk met de beoefening van beiden bekend maken.

1, Het bijzonder onderzoek. Dit bestaat, in dagelijks zich zeiven af te vragen, of men in de beoefening van deze of gene deugd die men wil verkrijgen , in het bestrijden van deze of ^cne ondeugd die men wil tiitroeijen, eenigen voortgang gemaakt heeft of niet. Bijv. veronderstel eens , dat gij u op de nederigheid wilt toeleggen: zie hier nu den weg dien gij moet inslaan. Des morgens maakt gij een vast voornemen , van op dien dag niets te zeggen en niets te doen, dat, hoe weinig ook , uwen hoogmoed zou kunnen voeden, en over dit voornemen bidt gij den zegen des Heeren af. Op den middag onderzoekt gij , hoe dikwerf gij uw voornemen zijt ontrouw geweest. Alsdan teekent gij in uw geheugen naauwkeurig aan , hoe dikwerf gij in gebreke zijt gebleven; gij maakt nieuwe voornemens voor het overige van den dag en beveelt die andermaal den Heer aan. Des avonds doet gij hetzelfde onderzoek, herinnert u op nieuw het getal uwer feilen, sedert den middag begaan. Door dit gedurig herinneren of aanteekenen zijt gij in staat, om na verloop van

-ocr page 275-

eenigen tijd , dag bij dag , week bij week , maand bi' maand te vergelijken , en zoo kunt gij u zelveu oiatrent uwen voort- of achteruitgang in de deugd der nederigheid nooit misleiden. Dit onderzoek zet gij op deze wijze dagelijks voort, zoolang gy nog moeijelijklieid in u zeiven ontwaart, om eone vernedering, berisping of iets dergelijks te verdragen; en al moet gij ook verscheidene jaren daarmede bezig zijn, gij moet het niet opgeven voor en aleer gij uw doel habt bereikt.

Misschien zult gij mij opwerpen , dat, terwijl gij al uwe krachten zoo besteedt tot het beoefenen der nederigheid, gij die der andere deugden zult ver-waarloozen. O neen, godvruchtige Lezer! in het minst niet; want alle deugden omhelzen als het ware elkander; het zijn gezusters, kinderen van e'éne moeder , en met er eene te beminnen , bemint gij ze allen , en met er op eene u ernstig toe te leggen, beoefent gij te gelijk de anderen.

Verzuim dit bijzonder onderzoek niet, weldra zult gij er de rijkste voordellen van genieten.

2. Het algemeen onderzoek. Dit doet men des avonds , en bestaat in het opsporen van alle gebreken , door den dag begaan, en vooral in het opwekken van een berouw, en in het maken van goede voornemens.

Laat dit algemeen onderzoek nooit achter , evenmin als het bijzonder; maar. wat ik vooral moet opmerken : val niet in het gebrek van velen , die meenen reeds alles gedaan te hebben , wanneer zij naauwkeurig hun geweten hebben onderzocht, zonder een enkel

-ocr page 276-

2G4

oogeuljlik te besteden, om hinne zouden te bewee-nen, daarvoor vergiffenis aan God te vragen en te bidden om de genade van niet te h e r v a 11 e n. En dit is evenwel liet voornaamste deel van liet onderzoek, en dat uwe meeste zorg vereischt. Sta mij toe, godvrnolitige Lezer! hier eene schets van een dusdanig onderzoek op te geven. Zooals gij zult bemerken , ben ik niet getreden in bijzondere fouten van gedachten, woorden en werken ; mijn doel is alleen, om u eenvoudig den weg te toonen, dien gij te volgen hebt.

SCHETS VAN EEN ONDERZOEK DES GEWETENS.

Onze Vader; Wees gegroet; Kom, H.

Geest!

Welke was dezen morgen mijne eerste gedachte ?... Helaas! zij was uiet voor God; ik dacht aan het verrigten van die of die zaak, of aan het bezoeken van dien of' dien persoon. Mijn morgengebed?... Dit was geheel verstrooid. Heb ik door den dag nog gebeden ? Ja: Hoe ?... Neen , den ganschen dag was ik te onbedachtzaam, en maakte mij schuldig aan gebreken van allerlei aard. O mijn God! zóó dien ik U; altijd plaats ik de wereld, de schepselen en mij zelven boven U. Vergeving, Heer! vergeving; morgen zal het niet meer gebeuren , met de hulp uwer genade zal ik waakzamer wezen op mij zelven, en mijne eerste gedachte zal voor U zijn.

5

r1

-ocr page 277-

265

Heb ik vim daag mijne gewone gebeden verrigt ?...

Ja: mijn God! ik dank U voor deze genade. Neen : ziedaar nu wie ik ben: ik beloof altijd en volbreng mijne belofte nooit. Mijn God ! heb medelijden met mijne zwakheden, en sluit uw oog voor de menigte mijner ongetrouwheden. Over die en die zonde wil ik bijzonder mijn opregt berouw toonen , door morgen mijne overweging te verrigten vóór het verlaten van mijn slaapvertrek. Welke voornemens heb ik dezen morgen gemaakt ?

Heb ik ze door den dag nog vernieuwd ?

Ben ik er getrouw aan gebleven ? Ja : dankzegging; neen: vernedering; berouw en nieuwe voornemens.

Onderzoek u op gelijke wijze over het bijwonen der H. Mis, over uwe biechten en communiën.

Aan den maaltijd. —- Heb ik slechts de voldoening mijner zinnelijkheid gezocht ? Heb ik eene versterving geoefend? of ben ik misschien te kiesch of ontevreden geweest over de voorgestelde spijze ? Ik heb aan mijne tafel overvloed, en deuk er niet aan, U vooral die gaven te danken!... O mijn Vader! heb toch medelijden met de ellende van uw kind. — Wanneer ik het zonder opmerking van anderen doen kau, zal ik mij morgen, uit liefde tot U en om mij zeiven te straffen , van die of die spijzen , die ik gaarne gebruik, iets onthouden,

In mijne verkeering met anderen. — Heb ik mij hierin niets te verwijten ? Hier eene kleine leugen , eene kleine kwaadsprekendheid , bijtende scherts en ongepaste bedilzucht, welligt veroorzaakt door jaloe-

-ocr page 278-

266

zij; — daar eeu ijdel woord, een woord van wrevel, van ongeduld of eigenliefde. — In die en die om-standiglieden heb ilï zonder noodzakelijklieid over mij zeiven gesproken, en bij die gelegenheid ben ik te uitgelaten geweest; mijn geweten heeft het mij gezegd. — Ik heb mijn medemensch, dien dienstbode bits (toegesproken ; wat heb ik er mede gewonnen'? Zoo ik toen gezwegen , of bedaard met zachtmoedigheid gesproken had , dan ware God niet beleedigd geworden,... enz., enz.; oefening van b?rouw en goed voornemen. — Hoeveel ongeduld, opwellingen van drift in den omgang met mijne huisgenooten, personen die mij omringen.... O mijn God! en ik ga zoo dikwerf tot do Heilige Tafel. Ach ! ik wil mij, het koste wat het wil, verbeteren.

Hoe is het gesteld met de pligten van mijn staat? — en omtrent de nakoming der mij voorgesolirevene regels ? — en met mijne geestelijke oefeningen ? Ga dit met een enkelen oogslag na; oordeel u zeiven streng, om niet door God geoordeeld te worden; maak het besluit om in het bijzonder in die of die zaak beter te handelen. Eindig met een berouw over al uwe overtredingen te verwekken, en ga dan gerust, in den vrede des Heeren , slapen. Dit onderzoek mag niet langer dan vijf of zes minuten duren; want in het bovenstaande zijn verschillende voorbeelden ver-eenigd, die voor verschillende personen en niet voor een ieder van toepassing zijn.

-ocr page 279-

TWEE EN DERTIGSTE OVERWEGING.

En als Jesua van had, z e i d e H ij: Joan.

den edik genomen Het is vol Ij ragt! xix, 30.

I.


HOK WEr.D ALLES MET DEN DOOD VAN JESUS VOLBBAQT.

oen het gewigtig oogenblik van Je sus' sterven was aangebroken , riep Hij uit: H e t i s v o 1-b r a g t!

Bij het uitspreken dier woorden , kwam Hem zijn gcheele leven voor dec geest. Hij zag al de vermoeije-nissen die Hij ondergaan, de armoede, de smarten en versmaadheden die Hij geleden had, eu in eene nieuwe opdragt bood Hij dit alles , tot heil der wereld, zijnen Vader aan.

Het is vol b ragt; ook tot ons waren die woorden gerigt. O mensch ! het is volbragt; de afbeeldsels van het Oude Verbond zijn vervuld; de pro-fetiën zyn bewaarheid ; de schaduw is verdwenen : de waarheid aangekondigd ; het Evangelie gepredikt; het Nieuw Verbond met mijn bloed bezegeld.

II e t i s volbragt: de wil mijns Vaders is vervuld ; Ik ben Hem gehoorzaam geweest; Ik heb den bitteren kelk gedronken ; Ik heb het offer opgedragen.

Het is volbragt: alles is vervuld; uwe verlossing is voltooid; de goddelijke i-egtvaardigheid is

-ocr page 280-

268

voldaan; het Paradijs is geopend , en zie hier uwen tijd, den tijd van degenen die beminnen. Ja waarlijk , o mensoh! het is eindelijk tijd, dat gij er aan denkt om Mij te beminnen. Bemin Mij dan , bemin Mij; want Ik kan niets meer doen om Mij voor u beminnelijker te maken. Zie wat Ik gedaan heb om uwe liefde te winnen: voor u heb Ik een leven met allerlei kwellingen willen doorbrengen; voor u heb Ik vóór mijnen dood eerst mijn bloed willen vergieten , Mij in het aangezigl laten spuwen, mijn lig-chaam laten verscheuren, mijn hoofd met doornen laten kroonen, en eindelijk op het hout, waarop gij Mij ziet uitgestrekt, Mij aan de smarten van den doodsangst willen onderwerpen: wat schiet er Mij nog over te doen ?... Te sterven voor u !... Welnu , Ik wil sterven; kom, o dood! Ik sta het toe , voor het heil mijner schepselen; en gij , die Ik heb vrijgekocht! bemint Mij, bemint Mij! want Ik kan niet meer doen om Mij te doen beminnen. Alles is vol-bragt, zegt de vrome Tauler, al wat de geregtig-heid eischte, al wat de liefde vorderde , al wat noo-dig was om haar te doen uitschitteren.

II.

HOE ZULLEN WIJ STERVENDE ZEGGEN : HET IS VOLBKAGT.

De zondaars, voorgesteld in den kwaden moordenaar, zullen ook eens zeggen : Het is vol brag t! alles is geëindigd : onze vermaken houden op ; onze schoone dagen zijn voorbij, onze verwachting is verijdeld; onze hoop te leur gesteld; ons leven is

-ocr page 281-

209

verdwenen; wij moeten nu sterven , om rekenschap te geven en pijnen te lijden , die nooit zullen ophouden.

De braven en de boetvaardigen, in den goeden moordenaar voorgesteld , zullen ook bij hunnen dood zeggen : Het is volbragt! maar op eene geheel andere wijze dan de zondaars; want nederziende op het verledene : op hanne kruisen, boetdoeningen verstervingen , droefheden , vervolgingen , smarten , ziekten en zwakheden, zullen zij met vreugde uitroepen : Het is volbragt: al onze kwade dagen zijn voorbij , geene gevaren hebben wij meer te vreezen, geene boete meer te doen; nu zullen wij in eeuwigheid God in zijne barmhartigheid loven en danken. Welk eene vreugde voor een goeden Christen, op zijn sterfbed te kunnen zeggen : H e t is volbragt; de wetten van God en van zijne Kerk ben ik nagekomen ; de pligten van mijn staat heb ik vervuld; ik heb voor God geleefd en mijn eigen wil niet zoeken te volbrengen : ik sterf gerust, het is volbragt! Mijn beminde J e s u s ! ach , mogte ik ook in mijn sterfuur kunnen zeggen : Heer ! alles is volbragt; ik beb alles gedaan wat Gij bevolen hebt: ik heb mijn kruis met geduld gedragen , ik heb mij beijverd, om U in alles te behagen.

O mijn God! indien ik op dit oogenblik moest sterven , dan zoude ik zeer ontevreden over mij zeiven den geest geven , daar ik met waarheid niets van dat alles zou kunnen zeggen. Maar zal ik dan altijd zoo ondankbaar jegens U voortleven ? Ik bid en smeek U , verleen mij de genade van U in mijn nog

-ocr page 282-

27 Ü '

overig leven ineer te behagen, opdat ik, bij het naderen van den dood, moge zeggen, dat ik ten minste van dat oogenblik af begonnen ben, uwen heiligen wil te volbrengen.

Het is waar, in de verloopen dagen heb ik U be-leedigd ; maar ach , de gedachte , dat Gij voor mij gestorven zijt, troost mij, en in't vervolg wil ik U niet meer trouwloos zijn, ü niet meer verlaten. Doch van ü alleen verwacht ik de genade der volharding; door uwe verdiensten, o J e s u s ! bid ik U hierom , en hoop ik die genade te verkrijgen. Amen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

DIKWERF VliAGKN 051 DE V0L1IARDIXG TOT AAN HET EINDE.

De volharding, beminde Christen ! is de genade der genaden. Aan haar alleen is de kroon der glorie verleend.

Eet is eene genade die gij niet verdienen kunt, maar die God bereid is te geven aan die er Hem gedurig om vragen. Gewen u dus van heden af. dikwerf en dringend die groote gunst bij uwen goeden Verlosser , door tusschenkomst van zijne en uwe Moeder , af te smeeken. Zeker is het , dat een aanhoudend gebed verhooring vindt ; immers uitdrukkelijk is de belofte van Jesus Christus: Vraagt, en gij zult verkrijgen.

Maar met bidden alleen moet gij u niet tevreden stellen; gij moet er goede werken en een heilig leven bijvoegen. Een laanw Christen bijv., die altijd

-ocr page 283-

in die laauwheid voortleeft en over kleine gebreken zich niot bekommert, verdient liij wel verhoord te worden , wanneer hij om de volharding vraagt ? Ik herhaal het dus o Ghrisfceu! leef ijverig en heilig, en verwacht dan, in nederig vertrouwen, de genade der volharding ten einde toe , en J e s u s zal u die niet weigeren.

Vermjjd de gelegenheden tot zonde; nader dikwerf tot de H. Sakramenten ; bezoek J e s u s in zijn heilig Liefdegoheim ; wees getrouw in het stipte vervullen van al de pligten van uwen staat; draag uw kruis met geduld, en God zal het overige doen. Houd u uooit op in die troostelooze gedachte, dat gij misschien nog zult verloren gaan, dat gij vroeg of laat de dienst des Heeren kunt verlaten, enz. — Al die gedachten pijnigen het hart en kunnen tot niets goeds leiden. Vertrouw op God, ik zal niet ophouden dit te herhalen , vertrouw op God ! op den Heer heb ik ge hoopt, en ik zal in der eeuwigheid niet beschaamd w orde n (Ps. xxx , 2); dit is het vooral wat God van ons vraagt. Hij bemint ons meer dan wij ons zeiven kunnen beminnen; berusten wij in vrede op zijne liefde. Heb ook een groot vertrouwen op de Heilige Maagd Maria, en smeek haar dikwerf, dat zij voor u de genade der volharding vrage; door hare vermogende voorspraak verkrijgt zij zeker voor u die genade , welke haar in het eeuwig bezit stelt harer kinderen.

-ocr page 284-

272

DRIE EN DERTIGSTE OVERWEGING.

JESUS BEVEELT ZIJNE ZIEL AAN ZIJN HEMELSCHEN VADER.

Vader! i n n w e li a n d e n b e v e e 1 I k m ij n e n geest.

Luc. xxm, 4C.

I.

JESUS BEVEELT ZIJNE ZIEL 5IET VOLKOMEN BERÜSTINO AAN ZIJNEN VADEK.

1 wat de Heer gedurende zijn sterfelijk leven gezegd en verrigt heeft, sprak en deed Hij, niet alleen om ons zijne liefde te tocnen, maar ook om ons te leeren en een voorbeeld te geven. Hij beeft geen enkel woord gesproken , of het kan , wanneer wij het wel overwegen, ons tot hoogere volmaaktheid opleiden. Overtuigen wij ons hiervan door cle beschouwing dier laatste woorden, waarmede Hij aan het kruis zijnen hemelschen Vader toesprak: Va der! in uwe handen beveel Ik mijnen geest. Het was alsof Hij zeide: Mijn Vader I Ik geef Mij geheel aan U over. Ik heb op aarde uwen wil in alles volbragt, niets rest Mij dan te sterven, niettemin , zoo het uw wil is, dat mijne ziel nog vereenigd blijve met mijn ligchaam, om nog meer

-ocr page 285-

273

te lijden ; Vader! uw wil geschiede; wilt Gij echter, dat Ik dit leven verlate, om in de heerlijkheid dei-hemelen het loon van mijnen arbeid te gaan genieten : uw heilige wil geschiede ; zie Ik ben bereid te doen al wat u behagen zal.

Welk een schoon voorbeeld van onderwerping aan God , en van volkomene berusting in zijn heiligen wil. Welk eene heerlijke voorbereiding tot den dood. M ij n God! ik wil leven, indien het uw wil is; ik wil sterven, indien dit U meer behaagt! Heer J e s u s ! geef' mij de genade, van voor mijnen dood uit den grond van mijn hart dikwijls te kunnen uitroepen: Vader! in uwe handen beveel ik mijnen geest. Geef mij de genade, met die woorden op de lippen te sterven, en gelijk Gij te zeggen ; Vader! in u w e han-den beveel ik mijn en geest. Hoe gelukkig zouden wij zijn, roept de H. Franciscns van Sales nit, zoo wij bij het begin van onze toewijding aan God ons zonder eenig voorbehoud aan zijne goddelijke goedheid hadden overgegeven! want onze weinige voortgang op den weg der volmaaktheid ontstaat slechts daaruit, dat wij ons niet genoeg aan God hebben overgeven. Inderdaad , wilt gij in de volmaaktheid vorderen , dan moet gij beginnen, voortgaan en eindigen met de beoefening dezer deugd , en daarin uwen Verlosser navolgen , die haar altijd zoo wonderbaar en volmaakt heeft beoefend.

18

-ocr page 286-

II.

WIJ MOIOTKN OS= ONVOOnWAAliDELIJK AAN GOb OVEKOHVEX.

Mon treft soms Christeueu aan . die , als zy God beginnen te dienen, Hem wel toeroepen: Heer! in uwe handen beveel ik mjjnen geest, maar ouder voorwaarde, dat Gij mij altijd vertroostingen en nooit lijden zult overzenden ; dat Gij ook overheden zult geven naar mijne neigingen , die mij niets zullen opleggen wat mij mishaagt.... Maar wat doet gij ? Is dat uwen geest stellen in de handen van God , gelijk J e s u s gedaan heeft.

Weet gij niet, dat juist een dergelijk voorbehoud meestal oorzaak is van onze onrust, verwarringen en soortgelijke onvolmaaktheden? Want gebeurt alle.-niet zooals wij dit wel verwachtten, of ons voorstelden , ziedaar terstond de neerslagtigheid , die zich van o.jzen geest meester maakt. En van waai- komt dit'? van waar anders dan dat wij ons niet geheel en al aan God hebben overgegeven. O wal zouden wij gelukkig zijn, indien wij getrouw deze deugd beoefenden ! Zonder twijfel zonde zij ons tot een hoo-gen trap van heiligheid opvoeren.

Volgen wij een H. Ignatius, een Aloysins, eene H. Theresia hierin na, en zeggen wij ten allen tijde en in alle omstandigheden : Mijn God! ik stel mijnen gee.-t geheel en al in uwe handen. Wilt Gij , dat ik ben in dorheden of in vertroostingen? Wilt Gij, dat ik worde tegengewerkt, of dat ik tegenspraak en moeijelijkheden ondervinde? Wilt Gij,

-ocr page 287-

275

dat ik bemind worde, of niet? Dat ik gehoorzaam bon in kleine of groote, in gemakkelijke oi' moeije-lijke zaken ? In uwe handen beveel ik m ji -nen geest. Wilt gij, dat ik U diene in de wereld of in het klooster, in het werkzame of het be-schouwende leven ? In uwe handen beveel i Ir mijnen geest. Handelen wij aldus, dan kunnen wij op ons sterfbed met J e s u s zeggen : M ij n God! alles is v o 1 b r a g t. C o n s u m m a t u m est! In allo voorvallen , mij door uwe heilige voorzienigheid beschikt, heb ik uwen goddelijken wil vervuld: wat heb ik op den avond mijns levens nog anders dan mijnen geest aan te bevelen in uwe handen, gelijk ik van den beginne af gedaan heb. Ja, Heej mijnen geest, mij i hart, mijne ziel, mijn ligchaam , al wat ik ben en al wat ik bezit beveel ik in uwe handen, opdat Gij daarover gelie-vet te beschikken naar uw welbehagen. Dat men mij vernedcre of verheffe , verachte of prijze, verge-te of aan mij denke; dat ik in droefheid zij of in vreugde; het is mij onverschillig, Heer! zoo ik slechts uwen wil volbrengen , eu uwe liefde bezitten mag. 0 J e s n s ! ik bemin U en verlaat mij op uwe barmhartigheid voor den tijd en voor de eeuwigheid. Ja o ja! ik verlaat mij op ü; arme zondaar, ik verlaat mij op uwe barmhartigheid voor altoos , voor den tijd eu voor de eeuwigheid. Amen.

-ocr page 288-

27G

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

VOLKOMENS OVERGAAF VAN ONS ZELVEN AAN DE LIEFDE GODS.

Dikwijls hebt gij , beminde Lezer ! een kleiu kind gezien iu de armen zijner moeder; zonder twijfel hebt gij het blij vertrouwen bemerkt, waarmede het zich geheel op haar verlaat. In welk gevaar het zich bevinde , altijd is het gerust, en zijn slaap wordt er niet door gestoord. Indieu men het wakker maakt en bedreigt, slaat het aanstonds zijne teedere armpjes om den hals zijner moeder, en verbergt zijn hoofd aan haren boezem, en zie, daar acht het zich '_veilig. O het kind gevoelt, dat het bij zijne moeder is , en dat hare liefde het voor alle gevaren zal behoeden. Welaan, o Christen ! gij ziet hier het beeld van hetgeen gij zijn moet ten opzigte van uwen J e s u s. Geene moeder heeft voor een eenigen zoon ooit zooveel teederheid gehad als J e-sus voor u heeft. Werp u dan met vertrouwen in zijne armen; leg uwe zouden, uwe ellenden, uwe onvolmaaktheden , leg alles neêr in zijn medelijdend Hart, en wanneer de duivel u van Hem poogt af te trekken, sluit u meer en meer aan Hem vast, en roep te midden der bekoring : Mijn goede Mees-terl help mij, want ik lijd geweld (Is. xxxviii, 14). Gewen u in alle voorvallen des levens de magtige en besturende hand Gods te erkennen , en zeg dan altijd tot n zeiven: Zoo er geen haar van mijn hoofd valt zonder Gods toelating (Lc. xxr, 18): hoeveel minder kan mij dan deze of gene zaak

-ocr page 289-

277

zijn overgekomen zonder zijnen wil. Ik ben dan zijn 'kind, Hij bemint mij, Hij is de wijsheid zelve. Hij handelde dus met mij naar zijn -welbehagen. Op nieuw geef ik mij geheel aan Hem over, dewijl ik onder de schaduw zijner vleugelen niets te vreezen heb.

Hoevele Christenen zouden niet alleen van menig-vuldige smarten en kwellingen bevrijd zijn, maar ook veel minder zondigen, indien zij in alle om standigheden zich zeiven op die wijze aanmoedigden. Wat u betreft, zeg in uw leven en in het uur van uwen dood altijd met Je sus: Mijn God! in uwe handen beveel ik mijnen geest. Zeg ten tijde der bekoring en inwendige droefheid, niet zooals vroeger: de Heer heeft mij verlaten, de H e e r h e e ft m ij vergeten! maar breng u de woorden van uwen goeden en barmhartigen Verlosser te binnen: Kan eene moeder haar kind vergoten ? en kan zy ongevoelig blijven voor don zoon dien zij gedragen heeft ? En al zoude zij hem vergeten , Ik zal u nooit vergeten. In mijne handen staat gij geschreven en zonder ophouden waken mijne oogen over uwe ziel (Is. xlix , 16).

Wat u overkome, heb altijd betrouwen op Jesus; bevindt gij u in ziekte, tegenspoed of inwendige droefheid, nader tot Hem, betrouw op Hem, en Hij zal u den balsem zijner vertroosting en het licht zijner genade niet weigeren. Zijt gij afgemat door duizenden bekoringen , stel uw betrouwen op Jesus, Hij zal niet toelaten, dat gij boven uwe krachten beproefd wordt; Hij zai u ondersteunen , en gij zult de vrucht der overwinning inoogsten. Omringen u

-ocr page 290-

van alle kanteu uwe vijaudeu : de duivel , de wereld en uw eigen vleesch , betrouw op J e s u s , en weldra zullen er duizend uwer bestrijders valleu aan uwe linker-, en tienduizend aan uwe vegterhand (Ps. xc , 7). Ik heb het u gezegd , en zal het zonder ophouden zeggen: stel uw betrouwen op Jesu s; werp al uwe bekommeringen op Hem, want Hij is voor u bezorgd (i Petr. v, 7). En Hij bemint u. Nooit, nooit heeft er iemand beschaamd gestaan vau degenen die op Hem hebben gehoopt. Herhaal dan zonder ophouden , met mond en hart, deze en dergelijke verzuchtingen: Geloofd zij J e-s u s ! Hij is mijn Vader en mijn beste Vriend ! Hij kent mijne ellende en toch bemint Hij mij en wil niets dan mijn eeuwig geluk , geloofd zij J e s u s ! Ik wil Hem ook altijd beminnen en betrouwen op zijne barmhartigheid.

VIER EN DERTIGSTE OVERWEGING.

JESUS STERFT.

En als H ij z ij n hoofd had gebogen, gaf H ij den geest.

Joan, xix , 30.

I.

Dlï DOOD VAN JESUS GEEFT ONS KEN HEILIG VERTROUWEN',

uze goddelijke Verlosser had bijna al zijn bloed _ vergoten; Hij was bijna geheel afgemat door

-ocr page 291-

de folteringen die Hij quot;verduurde. Zijne borst was beklemd, zijne ademhaling werd moeijelijk, en, daar Hij niet op een bed nederlag , maar op ecu kruis, tusschen hemel eu aarde aan nagelen hing, die Hem landen eu voeten verscheurden, zoo waren zijne pijnen oneindig heviger dan die de men?chen gewoonlijk in den doodstrijd ondergaan ; want het gevoel der smarten wordt, bij het naderen van den dood, al langzaam by ons uitgedoofd, het lijdeu houdt op, naar mate wij onze kennis verliezen ; maar de Zaligmaker behield do klaarheid van zijnen geest tot het laatste oogenblik toe , en zijne smarten hadden dus geen einde , dan met het einde van zijn leven.

Eindelijk hief Hij het hoofd en de oogen voor de laatste maal ten hemel , gaf een luiden kreet, liet zijn hoofd weder op de borst vallen , en.... stierf!...

Mijne ziel! nader het kruis ; beschouw uwen J e-sus en uwen God; Hij sterft uit liefde tot u! Ga in u zelve, en overweeg; ga in u zelve en ween!... Heer Jos us! nu ik U aan het kruis voor mij heb zien sterven , nu durf ik alle genaden, ter zaligheid noodzakelijk , van U hopen ; nu meen ik die angsten die de duivel mij zoo dikwerf aanjaagt , van voor eeuwig verloren te gaan, te kunnen verachten. Eu toch , hoe verschvikkelyk is de gedachte , dat ik eons voor altijd van TJ zou kunnen gescheiden worden. Hoe afgrijselijk is het lot van een ongelukkigen zon -daar, die U vergramd heeft en die niet weet , of Gij hem barmhartig geweest zijt. Hij ziet de hel open onder zijne voeten, en hij weet niet, of hij moet hopen op

-ocr page 292-

280

uwe goedheid, of vreezen voor uwe geregtigheid.

iVlijn kind ! mijn dierbaar kind ! welke taal spreekt gij daar ? waardoor heb Ik verdiend, van u als een zoo strenge en harde Meester te worden aangezien V Zie , ik sterf uit liefde tot u , en gij durft u nog niet op mijne teederheid verlaten ! Gij hebt Mij be-leedigd , Ik weet het: maar kent gij dan mijn hart niet? Gij weet dan niet, hoe gemakkelijk, ja hoe gaarne Ik aan een quot;berouwhebbenden zondaar vergeef? 0! Ik bezweer u , mijn kind ! werp u met betrouwen in de armen mijner barmhartigheid.

Ja, Heer! ik begrijp, dat ik nooit meer vrede kan smaken, dan wanneer ik , in de zorg voor mijn eeuwig heil , volkomen op uwe barmhartigheid vertrouw ; verwijder dan dooi- uwe genade verre van mij die slaafsche vrees, die ü voorstelt als eenen God, altijd gereed om de geringste fout te straffen, hoewel Gij een Vader zijt, vol goedheid voor uwe kinderen, en vol medelijden voor hunne zwakheden.... Maar , mijn God ! goede J e s u s ! sta mij toe mijn hart gehee) en al voor U uit te storten.... Dikwerf ondervind ik in uwe dienst oogenblikken van inwendige duisternis , die mij zeer pijnlijk zijn ; dan wordt mijne ziel beangst; het is alsof ik U niet meer bemin , alsof ik geheel onverschillig ben, alsof ik ü ontrouw ben geworden , en mij heb schuldig gemaakt aan eene doodzonde, en ik ben in bekoring om mij over te geven aan neerslagtigheid , om te gelooven, dat ik verloren ben, en om uwe dienst te verlaten. Zeg mij, Heer ! wat moet ik toch in zulke omstandigheden doen V

-ocr page 293-

281

Mijn kind ! sla dan uwe oogon op mijn kruis , en begin met u van ganscher harte te onderwerpen aan mijnen wil; tracht vervolgens uw vertrouwen op mijne liefde in u op te wekken. Hoe , mijn kind ! meent gij, dat Ik , indien Ik u had willen laten verloren gaan , aan een kruis , te midden der wreedste lolteringeu, zoude gestorven zijn V Vrees niets , mijn dierbaar kind! vrees niets, Ik bemin u , Ik bemin n, zooveel Ik als God u beminnen kan. Indien Ik deze angsten en duisternis in uwe ziel toelaat, dan geschiedt dit tot uw welzijn ; vrees niets, want Ik bewaar u als den appel mijner oogen. O wist gij, met hoeveel teederheid Ik eene getrouwe ziel bemin, die, ondanks hare ellende en onvolmaaktheden, zich niet aan kleinmoe -digheid overgeeft, maar zonder ophouden Mij zegt Mijn goede Jesus! op U betrouw ik, en in ^eeuwigheid zal ik niet beschaamd w orden! Wist gij , met hoevele kostbare genaden ik die ziel verrijk: hoe zoudt gij uwe krachten inspannen om u in dat liefderijk vertrouwen op mijne goedheid te vestigen.

II.

DE DOOD VAN JESUS DOET ONS MET LIEFDE STERVEN.

Goede J e s u s ! Gij kent 'den grond mijns harten , Gij weet, hoe ik U bemin, en hoe ik verlang , U in den hemel te aanschouwen ; van waar komt het dan.

-ocr page 294-

282

chit ik zoo bevreesd voor den dood , eu zoo beducht voor uw oordeel'? — Mijn kind! zonder twijfel is mijn oordeel verschrikkelijk voor verharde en onboetvaardige zondaars, doch zacht en vol ontferming; voor hen die mij beminnen. Ik wil dat, wanneer die gedachte aan mijn oordeel u voor den geest komt, gij terstond u zeiven opwekt, om uw eeuwig lot aan mijne vaderlijke goedheid over te laten. Dit bewijs van vertrouwen zal Mij zeer aangenaam en u allervoordeeligst zijn ; want niemand heeft ooit op Mij betrouwd en is beschaamd geworden (Eccli. n , 11).

De vrees voor den dood is uwe natuur eigen ; Ik zelf heb die ondervonden , omdat Ik mensch was , en omdat Ik voor u de genade van onderwerping heb willen verdienen. Zij komt ook voort uit de gehechtheid aan de schepselen , welke gij nog altijd in u voedt; tracht u van alles los te maken , en de dood zal u verkieselijk toeschijnen. Ontdoe u van alle gehechtheid aan uwe goederen , aan uwe genoegens , aan uwe vrienden, uwe betrekkingen , ja zelfs uwe bloedverwanten en aan uwe kinderen ; laat aan Mij de zorg voor uwe belangen, en voor alle personen die u dierbaar zijn , en dan kunt gij zeggen : Heer! nu zal uw dienaar in vrede sterven, indien het U behaagt, hem tot U te roepen.

Heer J e s u s ! zie uw kind aan den voet van uw kruis , werp op mij een blik van barmhartigheid . eu zegen mij. Ik offer mijn leven aan U op, en bon bereid te sterven , zoodra het uwen goddclijken wil behaagt. Wilt C4ii mij nog eenigen tijd sparen, uw

-ocr page 295-

•28a

naam zij gezegend ; geef mij slechts de genade, van dien tijd te besteden met U te beminnen en te dienen. Wilt Gij dat ik spoedig sterve, uw heilige naam zij eveneens gezegend. Ik onderwerp mij aan den dood , omdat het mv wil is, dat ik sterve.

Ik wil sterven, om , door de angsten en smarten des doods, aan uwe goddelijke regtvaardigheid voldoening te geven voor al de zonden , waardoor ik de eeuwige straf der hel verdiend heb.

Ik wil sterven, om op te houden U te beleedigen, en om U in dit leven niet meer te mishagen.

Ik wil sterven , om U mijne erkentelijkheid te bewijzen voor de weldaden en zegeningen , waarmede Gij mij ondanks mijne onwaardigheid hebt overladen.

Ik wil .sterven, om U te toonen , dat ik liever nwen wil dan den mijne volbreng.

Ik wil 'sterven , om naar den hemel te gaan , en U daar eeuwig uit al mijne krachten te beminnen ; want eenmaal hoop ik te komen in dat oord van geluk , waar ik zeker ben, U gedurende de eeuwigheid en zonder ophouden te beminnen.

Ik saneek U , om die genade , o mijn Verlosser! mijne liefde , mijn eenig goed! Ik smeek U, bij uwe heilige wonden en bij de smarten van uwen dood , doe mij in uwe genade en liefde sterven. Gij hebt mij ten koste van uw bloed vrijgekocht, laat niet toe, o allerzoetste Je sus! dat ik verloren ga; laat niet toe, dat ik van U worde gescheiden. Wanneer mijne ziel dit ligchaam zal verlaten, ge waardig U dan haar te onl vangen uit de handen van Maria, mijne Moeder, die ik altijd heb trachten te eeren. Gewaardig

-ocr page 296-

ü dau , mij in goedheid te ontvangen en te zeggen . Mijn kind! al uwe zonden zijn n vergeven, kom met Mij in mijn paradijs , waar Ik n zal liefhebben, en gij Mij in eeuwigheid zult beminnen. O mijn welbeminde Verlosser ! o Gij , die voor mij hebt willen sterven , en mij, ondanks mijne misdaden, in genade hebt aangenomen , ik houd mij vast aan uw kruis , ik omhels uwe, met nagelen doorboorde, voeten. Ach! genade , lieve J e s u s! om uwe liefde tot mij, smeek ik ü, vereenig mij zoodanig met U, dat niets mij meer vau U kan verwijderen. Maak dat ik mij voortaan gedurig met U onderhoude; maak dat al mijne gedachten voor ü zijn; maak in één woord dat ik al de genegenheden mijns harten op ü stelle , en in alles U alleen zoeke. Geef mij de genade , van altijd in droefheid over mijne zonden te leven ; geef mij de genade , van altijd ontvlamd te zijn in liefde tot U , die uw leven voor mij ten beste hebt gegeven. O J e s u s ! ik bemin ü! ik bemin U ! U, die mij oneindig en ten einde toe bemind hebt! ik bemin U! ik bemin U! Maria! bid Jesus voor mij, en verkrijg voor mij, dat ik in zijne heilige genade sterve. Amen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

VOORBEREIDING TOT DEN DOOD.

Wij moeten allen sterven! Jesus is gestorven , de H, Maagd is gestorven , en ook gij zult sterven. Ik zeg dit niet om u te ontstellen , want ik weet dat de regtvaardige geduldig leeft en met vreugde sterft;

-ocr page 297-

285

ik spreek sleolits aldus , om n met J e s u s te kunnen zeggen ! Hond u bereid, want g ij w e e t n o cli dag noch uur (Mt. xxiv, 44). Voor den gewonen Christen is het, om bereid te zijn voor den dood , genoegzaam , niet in staat van doodzonde te verkeeren. Maar voor eene getrouwe ziel, die J e-s u s grootmoedig wil beminnen , is bereid zijn ; geene gehechtheid meer te hebben aan dagelijksohe gebreken ; niets op aarde te bezitten op eene mensche-lijke en ongeregelde wijze , of ten minste naar de volmaaktheid te trachten ; voor eene getrouwe ziel is bereid zijn; zich geheel overgeven aan Gods wil , in gezondheid of ziekte, in leven of dood. Antwoord mij , Christen! meent gij nu bereid tezijn ? Zegt uw geweten van ja : — bedank dan den Heer ; Hij heeft u eene groote en kostbare genade geschonken; integendeel antwoordt het geweten u van neen : — haast u dan de handen aan het werk te stellen; want, helaas ! de Meester kan komen, en inderdaad H ij zal komen op een uur, d a t g ij er het minst aan denkt (Le. xn, 40). Zie hier eeni-ge oefeningen, die u veel kunnen helpan , om uw doel te bereiken.

1. Onderzoek oplettend uw geweten, en zie of het ook eenig gegrond verwijt doet; zoo het u beangstigt , spreek dan met uwen biechtvader, verberg hem niets, doe eene goede algemeene biecht, en wees daarna gerust, en geef u geheel aan Gods barmhartigheid over.

2. Stel al uwe tijdelijke zaken in die geregelde orde , dat gij immer gereed zijt, eene naauwkeurige

-ocr page 298-

286

rekening te kunnen afleggen ar'u een ieder, die dat van u zoude kunnen vorderen.

Op die wijze zuit gij u vele beiommenngen besparen , zoo de dood u spoedig overviel.

3. Hebt gij schulden, voldoe ze; herstel ook, zoo dit noodig is , het ongelijk of het nadeel, dat gij uwen naasten misschien gedaan hebt.

4. Onderzoek aan welke parsouen of voorwerpen gij nog gehecht zijt, eu maak daar met grootmoedigheid uw hart vrij van. Eenmaal toch komt de dag waarop gij die rijkdommen , die goederen , die personen , die kinderen , die vrienden zult moeten vaarwel zeggen; maak van dat alles in tijds een offer aan God, en gij zult groote verdiensten hebben.

5. Overweeg wat gij gaarne in het uur van uwen dood zoudt wenschen verrigt te hebben, en doe dit nu zonder toeven ; overweeg te gelijker tijd , wat gij zoudt wenschen niet verrigt te hebben, en onthoud u er van.

6. Denk dikwerf aan den dood; die gedachte schijnt akelig; doch spoedig zal zij zoet eu troostvol worden , en daarenboven is zij bijzonder geschikt, om ons van het aardsche los te maken.

7. Wek n zeiven dikwerf op tot gevoelens van vrijwillige onderwerping aan den dood, zooals gij in deze overwegingen gelezen hebt: deze oefeningen behagen aan God , en maken ons geuieenzaam met de -gedachte aan onze laatste oogenblikken.

-ocr page 299-

VIJF EN DERTIGSTE OVERWEGING.

JESUS AAN HUT KRUIS TliEKT ALLES ÏOT ZICH.

Als Ik van do aarde zal opgeheven zijn , zal ik alles tot Mij trekken.

Joan, xii. 32.

I.

JESUS TKEKT ONS TOT ZICH DOOR ZIJNE TKKDE11E LIIiFDE.

tl s Ik va n cl o aarde zal opgeheven z ij ii, zal Ik alles tot M ij trekken. Dit zijn uwe woorden , mijn goddelijke Zaligmaker •' Gij hebt zo gesproken, toen Gij nog op aarde in het sterfelijke ligchaam omwandeldet; Gij hebt ons gezegd , dat, wanneer Gij aan het kruis zoudt opgeheven zijn , Gij de harten van alle meuscheu tot U zoudt trokken; Gij zijt do onfeilbare waarheid, ou ik Jcan aan de vervuiling van uw v/ioord niot twijfelen. Vergun mij dan U to vragen , waarom mijn anii hart, gedurende zoovele jaren, zoo ver van U verwijderd is geweest ?... Ach noen ! aan U heb ik dit niet te wijten. Dikwijls hebt Gij mij tot uwe liefde geroepen , en telkens heb ik geweigerd naar uwe stom te hooren. Hoe dikwijls hebt Gij mij mijne zonden vergeven ! Hoe dikwijls hebt Gij mij, dooide knaging van mijn geweten, op het liefderijkst aangemaand , U niet meer to beleedigon.'l s Ik va n cl o aarde zal opgeheven z ij ii, zal Ik alles tot M ij trekken. Dit zijn uwe woorden , mijn goddelijke Zaligmaker •' Gij hebt zo gesproken, toen Gij nog op aarde in het sterfelijke ligchaam omwandeldet; Gij hebt ons gezegd , dat, wanneer Gij aan het kruis zoudt opgeheven zijn , Gij de harten van alle meuscheu tot U zoudt trokken; Gij zijt do onfeilbare waarheid, ou ik Jcan aan de vervuiling van uw v/ioord niot twijfelen. Vergun mij dan U to vragen , waarom mijn anii hart, gedurende zoovele jaren, zoo ver van U verwijderd is geweest ?... Ach noen ! aan U heb ik dit niet te wijten. Dikwijls hebt Gij mij tot uwe liefde geroepen , en telkens heb ik geweigerd naar uwe stom te hooren. Hoe dikwijls hebt Gij mij mijne zonden vergeven ! Hoe dikwijls hebt Gij mij, dooide knaging van mijn geweten, op het liefderijkst aangemaand , U niet meer to beleedigon.'

En ik, — hoe dikwijl- beu ik niet, ondanks zoovele genaden , tot mijn zondig leven téruggekeerd! ü mijn J o s u s! stort mij niet neder in de hel , ge ■

-ocr page 300-

288

lijk ik het verdiende , dewijl ik in de hel al die genaden, welke Gij mij zoo rijkelijk hebt geschonken, zou moeten vervloeken. Ja , al die genaden , al die inwendige verlichtingen welke Gij mij hebt verleend; al die teedere uitnoodigingen om geheel voor ü te leven ; dat geduld, waarmede Gij mij verdragen hebt; dat bloed, dat Gij hebt gestort, om mij te behouden : dat alles zoude mij eene veel verschrikkelijker en wreeder kwelling zijn , dan al de andere pijnen der hel.

Ik gevoel het, mijn God! Gij roept mij nog heden tot U , met eene zoo teedere en zoo dringende liefde, alsof ik U nooit boleedigd had, en Gij zegt mij : Gij zult den Heer uwen God beminnen uit geheel uw hart. Daar Gij het mij gebiedt. Heer! bemin ik U, uit geheel mijn hart. Ja , ik bemin U, omdat Gy eene oneindige liefde waardig zijt; ik bemin U , en mijn vurigst verlangen is U te beminnen, gelijk mijne grootste vrees is van U gescheiden te worden , en te leven zonder uwe liefde. Ik bid ü , mijn gekruiste J e s u s ! niet toe te laten , dat ik een enkel oogenblik ophoude IJ te beminnen. Herinner mij gestadig aan den dood welken Gij voor mij hebt geleden; herinner mij al de blijken van liefde die (jij mij gegeven hebt, en maak dat de gedachte daaraan mijn verlangen meer en meer opwekke, om U te beminnen en verteerd te worden van liefde tot U , die U zeiven hebt opgeofferd uit liefde tot mij.

-ocr page 301-

257

Jesus telt al uwe zuchten , en niet een enkele zal onbeloond blijven. Moed! Moed! En wat zult gij dan gelukkig zijn , wanneer gij zult zien, dat de tijd voov u eindigt, on gij de plaats uwer ballingschap gaat verlaten. Wat zult gij gelukkig zijn te kunnen denken , dat gij gedurende twintig, dertig, veertig jaren getrouw zijt geweest in de dienst van J e s u s , niettegenstaande zooveel tegenspoed , droefheid en dorheden die u kwelden! wat zult gij gelukkig zijn te gevoelen , dat de dag van arbeid en strijd geëindigd, en het uur der belooning eindelijk voor u aangekomen is! o wat zult gij gelukkig zijn!... De dood, zoo verschrikkelijk voor den zondaar en den wereldling, zal voor u zoet en aangenaam wezen; gij zult hem zien naderen zonder angst en schrik, met onderwerping , met kalmte en vreugde. Hij zal niet dan met zekeren eerbied durven toetreden, om u tot J e s u s Christus te brengen. Dan zal die goede Meester u met zooveel goedheid ontvangen ; Hij zal u toevoegen : Mijn kind ! veel hebt gij uit liefde tot Mij op aarde gearbeid, altijd waart gij aan mijn wil onderworpen ; altijd getrouw in mijne dienst: kom nu tot Mij , dat Ik u omhelze , en uw hoofd met e e n e h e e r 1 ij k e kroon s i e r e ; kom! m ij n p a r a-dijs met al deszei fs genoegens behoort u toe in alle eeuwigheid!

Vrome Christen, die dit leest! wat eene zoete ontvangst! — Zóó zal eens de uwe, zóó zal eens de mijne zijn; ja , ja ! dat hopen wij van de oneindige barmhartigheid van onzen God. Bidden wij dan voor elkander , en moed dan , altoos moed, altoos moed

17

-ocr page 302-

258

EEN EN DERTIGSTE OVERWEGING.

DE DORST Y\N JESÜS.

Ik li e 1) dors t.

Joan, xix , 28.

I.

JESUS DORST KAAR ONZE ZALIGHEID.

et laatste oogeublik van onzen goddelijken Ver

losser naderde. Hij zou weldra stervende op

een kruis het werk onzer verlossing geheel volbrengen , toen Hij, smachtende van een hevigen dorst , veroorzaakt door bloedverlies en de uiterste smarten, die Hij nu bijna twintig uren had geleden , uitriep : Ik heb dorst.

Maar hoe, Heer! foltert U de dorst meer dan uwe overige smarten? Over uwen dorst alleen hoor ik U klagen , over uw kruis spreekt Gij niet.... Welk een dorst kwelt U dan zoo hevig ?... 0 lieve J e s u s ! ik begrijp het, de blik , dien Gij daar op mij slaat, doet mij alles verstaan. Die dorst was uw verlangen naar mijne zaligheid, naar mijn geestelijken voortgang. Gij roept mij zoo teeder toe : Mijn kind '• Ik dorst naar uwe liefde ; kom, o kom Mij toch laven !...

Wat antwoord , mijn J e s u s ! heb ik tot heden op die teedere uitnoodiging, op die zoete bede gegeven? Helaas '• in mijn gedrag verschil ik niet van die wree-

-ocr page 303-

250

de Joden, die met gal en edik uwe stervende lippen bevoclitigden. In plaats van U uit gebeel mijn hart te beminnen, heb ik U met wereldsolie genoegens willen drenken. Ten minste, o mijn God ! heb ik mijn hart, dat Gij geheel en al moest bezitten, verdeeld tusschen u en het schepsel; de kleinste opoffering voor U valt mij zwaar en mijn leven is een leven van gemak en zonder versterving. Heer! ik vraag vergiffenis voor het verledene, en smeek TJ genade voorde toekomst.

II.

ONZE ZIEL MOET NAAR JESUS DORSTEN.

G e 1 ij k een hert smacht naar de waterbronnen, zoo d o r s t m ij n e z i e 1 n a a r ü, o m ij n God! M ij n e ziel dorst naar God! den sterken God. Wanneer zal ik ingaan en voor Gods aangezigt verschenen? (Ps. xli, 1, 2.) O mijn Jesus! bron des levens , wanneer zal het oogenblik aanbreken , waarop mijn dorst zal gelescht worden door de verkwikkende wateren uwer wijsheid? Mijn God, mijn God ! van den morgenstond af zocht ik U reeds, mijne ziel dorst naar ü ; naar D smacht mijn vleescli op deze dorre , woeste en verlaten aarde. Zoo ben ik in het heiligdom verschenen, opdat ik uwe magt en heerlijkheid aanschouwe 1 Uwe barmhartigheid is zoeter dan het leven; daarom zullen mijne lippen uwen lof verkondigen. En zoolang ik zal leven , zal ik ü loven en in uwen naam zal ik mijne handen naar IT uitstrekken ; met

-ocr page 304-

'260

vreugde zal ik iiwen lof verkondigen , als ik op mijne legerstede en gedurende den nacht aan U denk ; want Gij waart mijn helper. Mijne ziel verlangt en zucht naar U ! (Ts. lxii.)

Heer J e s u s ! i k h e b dorst, en daar Gij de hron des levens zijt, zoo verwaardig U mij te laven. Ik dorst, ik dorst naar uwe liefde; ik heb een hevig verlangen om ü te zien en te bezitten: wanneer zult Gij mijne wenschen vervullen ? Ach ! wanneer zal die schoone dag aanbreken , o mijn God ! waarop Gij mij zult toeroepen: Mijn kind! treed binnen in de vreugde u w s H e e r e n ; neem bezit van mijn rijk, en geniet eene onvergankelijke vreugde! daar zijn geene droefheden, geene smarten , geene pijnen meer, daar zijn alle tranen af-gewiseht en alle verlangens voldaan.... Helaas , goede J e s u s! Gij wilt dat ik nog op deze droevige aarde blijve; Gij wilt dat ik die eeuwige vreugde , door verstervingen en kruis en gedurig en arbeid , zal verdienen. Uw wil geschiede; maar gewaar-dig U, o God ! mijne bede te verhooren: mijne ziel verlangt naar U; zij dorst naar IJ. Heb dan medelijden met haar, Gij alleen kunt haar verzadigen , ja Gij alleen, mijn God! Gij alleen kunt het. Rijkdommen , grootheid , genoegens , woreldsche voldoeningen kunnen den dorst niet lesschen die haar verteert; Gij alleen, Gij kunt het!... Ach ! geef mij dan uwe liefde , en ik zal tevreden zijn. Laat mij U beminnen, uit geheel mijn hart, uit al mijne krachten, meer dan mij zeiven, meer dan alles , dan heb ik niets meer te verlangen. Geef mij dan uwe liefde.

-ocr page 305-

261

lieve Jesus! ik smeek er ü om ; maar geef ze mij zoo zuiver, zoo levendig, zoo vurig, dat liet op aarde mijn grootste geluk eu mijne zoetste vertroosting zij, voor U te werken eu voor U geheel en al van liefde te verteren. Ja, mijn God, dat is mijn opregt en eenig verlangen: televen voor U, te lijdenvoorU, te sterven voor U. Ameu.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

HET OSDERZOKK VAN HET GEWETEN.

Zooal.3 gij ziet, vrome Christen ! heeft J e s u s een allervurigst verlangen naar uwe zaligheid en naar uw geestelijken voortgang. Uillijk is het dus , met alle mogelijke krachten een dergelijk verlangen in u op te wekken, enjfaan de vervulling daarvan gestadig te arbeiden.

Een der krachtigste en voornaamste middelen daartoe is , volgens een geleerden kloosterling, het o n-d er zoek des gewetens.

Ik ging, zoo spreekt de wijze Man in het boek ■der Spreuken (xxiv , 30 v.), ik ging door den akker eens 1 u ij a a r d s e n d o o r d e n w ij n-berg van een dwaze. En zie, alles was met distelen bezet; de ganse he vlakte was met doornen bewassen, en d c s t e e-n e n muur was omver gevalle u. Ziedaar juist het geweten geschetst van degenen die het nimmer onderzoeken. Het is eeu wijnberg , die vergroeit tot eeue wildernis , met struiken en doornen be dekt. Helaas! onze bedorvene natuur is eene on-

-ocr page 306-

262

gelukkige aarde, die uit zich zel'/e allerlei onkruid voortbrengt; altijd moeten wij het snoeimes in de hand hebben , om het af' te kappen en uit te roeden, en dit doen wij door het onderzoek van het geweten. Dit onderzoekt snijdt het kwaad bjj den stengel af , rukt de booze neigingen uit, zoodra zij ontspruiten, en belet de kwade gewoonten wortel te schieten.

Dit onderzoek is tweevoudig; het is bijzonder on a 1 g e m e e n. Ik zal u kortelijk met de beoefening van beiden bekend maken.

1. Het bijzon der onderzoek. Dit bestaat, in dagelijks zich zeiven af te vragen, of men in de beoefening van deze of gene deugd die men wil verkrijgen , in het bestrijden van deze of gene ondeugd die men wil uitroeijen, eenigen voortgang gemaakt heeft of niet. Bijv. veronderstel eens , dat gij u op de nederigheid wilt toeleggen: zie hier nu den weg dien gij moet inslaan. Des morgens maakt gij een vast voornemen , van op dien dag niets te zeggen en niets te doen, dat, hoe weinig ook , uwen hoogmoed zou kunnen voeden, en over dit voornemen bidt gij den zegen des Heeren af. Op den middag-onderzoekt gij , hoe dikwerf gij uw voornemen zijt ontrouw geweest. Alsdan teekent gij in uw geheugen naauwkeurig aan, hoe dikwerf gij in gebreke zijt gebleven ; gij maakt nieuwe voornemens voor het overige van don dag en beveelt die andermaal den Heer aan. Dos avonds doet gij hetzelfde onderzoek, herinnert u op nieuw het getal uwer feilen, sedert den middag begaan. Door dit gedurig herinneren of aauteekenen zijt gij in staat, om na verloop van.

-ocr page 307-

eenigen tijd, dag bij dag , week bij week , maand 'tiij maand te vergelijken , en zoo kunt gij n zeiven omtrent uwen voort- of achteruitgang in de deugd der nederigheid nooit misleiden. Dit onderzoek zet gij oxo deze wijze dagelijks voort, zoolang gij nog moeijelijkheid in u zeiven ontwaart, om eene vernedering, berisping of iets dergelijks te verdragen; en al aio et gij ook verscheidene jaren daarmede bezig zijn, gij moet het niet opgeven voor en aleer gij uw doel hebt bereikt.

Misschien zult gij mij opwerpen, dat, terwijl gij al uwe krachten zoo besteedt tot het beoefenen der nederigheid, gy die der andere deugden zult ver-waarloozen. O neen, godvruchtige Lezer! in het minst niet; want alle deugden omhelzen als het ware elkander; het zijn gezusters, kinderen van ééne moeder , en met er eene te beminnen , bemint gij ze allen , en met er op eene u ernstig toe te leggen, beoefent gij te gelijk de anderen.

Verzuim dit bijzonder onderzoek niet, weldra zult gij er de rijkste voordeelen van genieten.

2. Het algemeen o n d e r z o e k. Dit doet men des avonds , en bestaat in het opsporen van alle gebreken , door den dag begaan, en vooral in het opwekken van een berouw, en in het maken van goede voornemens,

Laat dit algemeen onderzoek nooit achter , evenmin als het bijzonder; maar, wat ik vooral moet opmerken : val niet in het gebrek van velen , die meeneu reeds alles gedaan te hebben , wanneer zij naauwkeurig hun geweten hebben onderzocht, zonder een enkel

-ocr page 308-

204

oogenblik te besteden, om hmue zonden te bewee-nen , daarvoor vergiffenis aan God te vragen en te bidden om de genade van niet te hervallen. En dit is evenwel liet voornaamste deel van liet onderzoek, en dat uwe meeste zorg vereisclit. Sta mij toe, godvruchtige Lezer! hier eene schets van een dusdanig onderzoek op te geven. Zooals gij zult bemar-ken, ben ik niet getreden in bijzondere fouten van gedachten, woorden en werken : mijn doe. is alleen, om u eenvoudig den weg te toonen, die:i gij te volgen hebt.

SCHETS VAN EEN ONDERZOEK DES GEWETENS.

OnzeVader; Wees gegroet; Kom, H.

Geest!

Welke was dezeu morgen mijne eerste gedachte ?... Helaas! zij was uiet voor God; ik dacht aan het verrigten van die of die zaak, of aan het bezoeken van dien of dien persoon. Mijn morgengebed?... Dit was geheel verstrooid. Heb ik door den dag nog gebeden? Ja: Hoe?... Neen, den ganschen dag was ik te onbedachtzaam, en maakte mij schuldig aan gebreken van allerlei aard. O mijn God! zóó dien ik U; altijd plaats ik de wereld, de schepselen en mij zeiven boven U. Vergeving, Heer! vergeving; morgen zal het niet meer gebeuren , met de hulp uwer genade zal ik waakzamer wezen op mij zeiven, en mijne eerste gedachte zal voor U zijn.

-ocr page 309-

265

Heb ik van daag mijne gewone gebeden verrigt ?...

Ja : mijii God! ik dank U voor deze genade. Neen : ziedaar nu wie ik ben: ik beloof altijd en volbreng mijne belofte nooit. Mijn God ! heb medelijden met mijne zwakheden, en sluit uw oog voor de menigte mijner ongetrouwheden. Over die en die zoude wil ik bijzonder mijn opregt berouw toonen , door morgen mijne overweging te verrigten vóór het verlaten van mijn slaapvertrek. Welke voornemens heb ik dezen morgen gemaakt?

Heb ik ze door den dag nog vernieuwd ?

Ben ik er getrouw aan gebleven ? Ja : dankzegging; neen; vernedering; berouw en nieuwe voornemens.

Onderzoek u op gelijke wijze over het bijwonen der H. Mis, over uwe biechten en communiën.

Aan den maaltijd. ■— Heb ik slechts de voldoening mijner zinnelijkheid gezocht ? Heb ik eene versterving geoefend'? of ben ik misschien te kiesch of ontevreden geweest over de voorgestelde spijze ? Ik heb aan mijne tafel overvloed , en denk er niet aan, ü voor al die gaven te danken!... O mijn Vader! heb toch medelijden met de ellende van uw kind. — Wanneer ik het zonder opmerking van anderen doen kan, zal ik mij morgen, uit liefde tot U en om mij zeiven te straffen , van die of die spijzen , die ik gaarne gebruik, iets onthouden,

Jn mijne verkeering met anderen. — Heb ik mij hierin niets te verwijten ? Hier eene kleine leugen , eene kleine kwaadsprekendheid, bijtende scherts en ongepaste bedilzucht, welligt veroorzaakt door jaloe-

-ocr page 310-

'26G

zij; — daar een ijdel woord, een woord van wrevel, van ongeduld of eigenliefde. — In die en die om-standiglieden heb ik zonder, noodzakelijkheid over mij zeiven gesproken, en bij die gelegenheid ben ik te uitgelaten geweest; mijn geweten, heeft het mij gezegd. — Ik heb mijn medemensch , dien dienstbode bits toegesproken; wat heb ik er mede gewonnen? Zoo ik toen gezwegen , of bedaard met zachtmoedigheid gesproken had, dan ware God niet beleedigd geworden,... enz., enz.: oefening van berouw en goed voornemen. — Hoeveel ongeduld, opwellingen van drift in don omgang met mijne huisgeuooten, personen die mij omringen.... O mijn God! en ik ga zoo dikwerf tot de Heilige Tafel. Ach! ik wil mij, het koste wat het wil, verbeteren.

Hoe is het gesteld niet de pligten van mijn staat? — en omtrent de nakoming der mij voorgeschrevene regels ? — en met mijne geestelijke oefeningen ? Ga dit met een enkelen oogslag na; oordeel u zelveu streng, om niet door God geoordeeld te worden; maak het besluit om in het bijzonder in die of die zaak beter te handelen. Eindig met een berouw over al uwe overtredingen te verwekken, en ga dan gerust, in den vrede des Heeren , slapen. Dit onderzoek mag niet langer dan vijf of zes minuten duren ; want in het bovenstaande zijn verschillende voorbeelden ver-eenigd, die voor verschillende personen en niet voor een ieder van toepassing zijn.

-ocr page 311-

2G7

TWEE EN DERTIGSTE OVERWEGING.

En als Jesus van had, z e i cl e H ij ;

Joan.

den edik genomen Het is v o 1 b r a g t!

xix, 30.

I.


HOE WERD ALLES MET DEX DOOD VAN JESUS VOLBBAUT,.

oen liet gewigtig oogenblik van Je sus' sterven was aangebroken , riep Hij uit: Het is v o 1-b r a g t!

Bij het uitspreken dier woorden , kwam Hem zijn geheele leven voor den geest. Hij zag al de vermoeije-nissen die Hij ondergaan, de armoede, de smarten en versmaadheden die Hij geleden had, en ia eene nieuwe opdragt bood Hij dit alles , tot heil der wereld, zijnen Vader aan.

Het is vol b ragt; ook tot ons waren die woorden gerigt. O meusch ! h e t i s volbragt; de afbeeldsels van het Oude Verbond zijn vervuld ; de pro-fetiën zijn bewaarheid ; de schaduw is verdwenen ; de waarheid aangekondigd ; het Evangelie gepredikt het Nieuw Verbond met mijn bloed bezegeld.

Het is volbragt: de wil mijns Vaders is vervuld ; Ik ben Hem gehoorzaam geweest; Ik heb den bitteren kelk gedronken ; Ik heb het offer opgedragen.

Het is volbragt: alles is vervuld ; uwe verlossing is voltooid: de goddelijke regtvaardigheid is

-ocr page 312-

2G8

voldaan; liet Paradijs is geopend , en zie hier uwen tijd, den tijd van degenen die beminnen. Ja waarlijk , o mensch ! liet is eindelijk tijd, dat gij er aan denkt om Mij te beminnen. Bemin Mij dan , bemin Mij; want Ik kan niets meer doen om Mij voor u beminnelijker te maken. Zie wat Ik gedaan heb om uwe liefde te winnen : voor u heb Ik een leven met allerlei kwellingen willen doorbrengen; voor u heb Ik vóór mijnen dood eerst mijn bloed willen vergieten , Mij in het aangezigc laten spuwen, mijn lig-chaam laten verscheuren, mijn hoofd met doornen laten kroonen , en eindelijk op het hout, waarop gij Mij ziet uitgestrekt, Mij aan de smarten van den doodsangst willen onderworpen: wat schiet er Mjj nog over te doen?... Te sterven voor u!... Welnu, Ik wil sterven; kom , o dood! Ik sta het toe, voor het heil mijner schepselen ; en gij , die Ik heb vrijgekocht! bemint Mij, bemint Mij! want Ik kan niet meer doen om Mij te doen beminnen. Alles is vol-bragt, zegt de vrome Tauler, al wat de geregtig-lieid eischte, al wat do liefde vorderde , al wat noo-dig was om haar te doen uitschitteren.

II.

HOE ZULLEN WIJ STERVENDE ZEGGEN : HET IS V0LBRAGT.

De zondaars , voorgesteld in den kwaden moordenaar, zullen ook eens zeggen : Het is vol b ragt! alles is geëindigd: onze vermaken houden op ; onze schoone dagen zijn voorbij, onze verwachting is verijdeld; onze hoop te leur gesteld; ons leven is

-ocr page 313-

209

verdwenen; wij moeten nu sterven , om rekenschap te geven en pijnen te lijden, die nooit zullen ophouden.

De braven en de boetvaardigen, in den goeden moordenaar voorgesteld , zullen ook bij hunmen dood zeggen : Het is volbragt! maar op eene geheel andere wijze dan de zondaars; want nederziende op het verledene : op hunne kruisen, boetdoeningen verstervingen , droefheden , vervolgingen , smarten , ziekten en zwakheden, zullen zij met vreugde uitroepen : Het is volbragt: al onze kwade dagen zijn voorbij , geene gevaren hebben wij meer te vreezen, geene boete meer te doen; nu zullen wij in eeuwigheid God in zijne barmhartigheid loven en danken. Welk eene vreugde voor een goeden Christen, op zijn sterfbed te kannen zeggen : H e t is volbragt; de wetten van God en van zijne Kerk ben ik nagekomen ; de pligten van mijn staat heb ik vervuld; ik héb voor God geleefd en mijn eigen wil niet zoeken te volbrengen : ik sterf gerust, het is volbragt! Mijn beminde J e s u s ! ach , mogte ik ook in mijn sterfuur kunnen zeggen : Heer ! alles is volbragt; ik heb alles gedaan wat Gij bevolen hebt: ik heb mijn kruis met geduld gedragen , ik heb mij beijverd, om U in alles te behagen.

O mijn God! indien ik op dit pogeublik moest sterven , dan zoude ik zeer ontevreden over mij zeiven den geest geven , daar ik met waarheid niets van dat alles zou kunnen zeggen. Maar zal ik dan altijd zoo ondankbaar jegens U voortleven? Ik bid en smeek U , verleen mij de genade van U in mijn nog

-ocr page 314-

27U

overig leven meer te behagen, opdat ik, bij het naderen van den dood, moge zeggen, dat ik ten minste van dat oogenblik af begonnen ben, uwen heiligen wil te volbrengen.

Het is waar, iu de verloopen dagen heb ik ü be-leedigd ; maar ach, de gedachte , dat Gij voor mij gestorven zijt, troost mij, en in't veiwolg wil ik IJ uiet meer trouwloos zijn, U niet meer verlaten. Doch van U alleen verwacht ik de genade der volharding; door uwe verdiensten, o J e s u s ! bid ik U hierom , en hoop ik die genade te verkrijgen. Amen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

DIKWERF VRAGEN 051 UK VOLHARDING TOT AAN HET EINDE.

De volharding, beminde Christen! is de genade der genaden. Aan haar alleen is de kroon der glorie verleend.

Het is eene genade die gij niet verdienen kunt, maar die God bereid is te geven aan die er Hem gedurig om vragen. Gewen u dus van heden af. dikwerf en dringend die groote gunst bij uwen goeden Verlosser , door tusschenkomst van zijne en uwe Moeder , af te smeek en. Zeker is het , dat een aanhoudend gebed verhooring vindt ; immers uitdrukkelijk is de belofte van Jesus Christus: Vraagt, en g ij zult v e r k r ij g e n.

Maar met bidden alleen moet gij u niet tevreden stollen; gij moet er goede werken en een heilig leven bijvoegen. Een laauw Christen bijv., die altijd

-ocr page 315-

in die laauwheid voortleeft on over kleine gebreken zich niet bekommert, verdient bij wel verhoord te worden , wanneer bij om de volharding vraagt ? Ik herhaal het dus o Christen! ;leef ijverig en heilig, en verwacht dan, in nederig vertrouwen, de genade der volharding ten einde toe , en J e s u s zal u die niet weigeren.

Vermjjd de gelegenheden tot zonde ; nader dikwerf tot de H. Sakramenten; bezoek Je sus in zijn heilig Liefdegeheim ; wees getrouw iu bet stipte vervallen van al de pligten van uwen staat; draag uw kruis met geduld, en God zal bet overige doen. Houd u nooit op in die troostelooze gedachte, dat gij misschien nog zult verloren gaan , dat gij vroeg of laat de dienst des Heeren kunt verlaten, enz. — Al die gedachten pijnigen bet hart en kunnen tot niets goeds leiden. Vertrouw op God, ik zal niet ophouden dit te herhalen , vertrouw op God ! op den Heer heb ik gehoopt, en ik zal in der eeuwigheid niet beschaamd worden (Ps. xxx , 2); dit is bet vooral wat God van ons vraagt. Hij bemint ons meer dan wij ons zeiven kunnen beminnen; berusten wij in vrede op zijne liefde. Heb ook een groot vertrouwen op de Heilige Maagd Maria , en smeek baar dikwerf, dat zij voor u do genade der volharding vrage ; door bare vermogende voorspraak verkrijgt zij zeker voor u die genade , welke baar in het eeuwig bezit stelt barer kinderen.

-ocr page 316-

DB IE EN DEETIGSTE OVERWEGING.

JESUS'BEVEELT ZIJNE ZIEL AAN ZIJN HEMELSCHEN VADER.

V ader! i n u w e h a n cl e n b e v e e 1 Ik mij neu geest.

Luc. xxiii, 40.

I.

JESUS BEVEELT ZIJNE ZIEL MEÏ VOLKOMEN BERUSTING AAN ZIJNEN VADER.

tl wat de Heer gedurende zijn sterfelijk leven gezegd en verrigt heeft, sprak en deed Hij, niet alleen om ons zijne liefde te tocnen , maar ook om ons te leeran en een voorbeeld te geven. Hij heeft geen enkel woord gesproken , of het kan, wanneer wij het wel overwegen, ons tot hoogere volmaaktheid opleiden. Overtuigen wij ons hiervan door de beschouwing dier laatste woorden, waarmede Hij aan het kruis zijnen hemelschen Vader toesprak: Va der! in uwe handen beveel Ik mijnen geest. Het was alsof Hij zeide: Mijn Vader! Ik geef Mij geheel aan U over. Ik heb op aarde uwen wil in alles volbragt, niets rest Mij clan te sterven, niettemin, zoo het uw wil is, dat mijne ziel nol wat de Heer gedurende zijn sterfelijk leven gezegd en verrigt heeft, sprak en deed Hij, niet alleen om ons zijne liefde te tocnen , maar ook om ons te leeran en een voorbeeld te geven. Hij heeft geen enkel woord gesproken , of het kan, wanneer wij het wel overwegen, ons tot hoogere volmaaktheid opleiden. Overtuigen wij ons hiervan door de beschouwing dier laatste woorden, waarmede Hij aan het kruis zijnen hemelschen Vader toesprak: Va der! in uwe handen beveel Ik mijnen geest. Het was alsof Hij zeide: Mijn Vader! Ik geef Mij geheel aan U over. Ik heb op aarde uwen wil in alles volbragt, niets rest Mij clan te sterven, niettemin, zoo het uw wil is, dat mijne ziel no0 vereenigd bliive met mijn ligchaam , om nog meer

-ocr page 317-

305

II.

CHRISTUS , EENS VERREZEN , STERFT NIET MEER.

Overweeg, hoe niet enkel de afgewentelde steen , liet geopende graf, de afgeworpen doeken voor de vrouwen en de apostelen de blijken zijn van J e s u s' opstanding: maar hoe Hij zelf, in persoon , zich in zijn verrezen leven aan hen vertoont , met hen verkeert , en het openlijk bewijs geeft, dat het graf niet meer over Hem heerscht. Wie met het Paasch-feest, of op wat tijd ook, met J e s u s in waarheid verrezen is, zal dit ook in zijn vernieuwden wandel doen uitschijnen; naar de mate der hem geworden genade zal hij God in zich verheerlijken; naar gelang der vroeger gegeven ontstichting of ergernis, den naaste, wien hij eene altoos beweenlijke schade naar de ziel toebragt, stichting en herstel geven ; naar de mate zijner eigene zwakheid zal hij vlugten , wat hij vlugten kan, gedurig zijne goede voornemens hernieuwen, en kracht zoeken in het getrouw verkeer met zijnen Verlosser, die hem tot zijne vertroosting en versterking de genaderijke wonden zijner hauden en voeten zal laten zien. Want God heeft den Heer uit de dood en opgewekt en Hem glorie gegeven, opdat ons geloof en onze hoop op Hem zouden zijn (i Petr. i, 21) ; en wij, door goede werken onzen roep verzekerend, niet meer zondigen (n Petr. i, 10), en in de nieuwheid des levens wandelen.

Niet meer zondigen! want Christus uit do

20

-ocr page 318-

acm

dooden opgestaan, roept ons de apostel toe, sterft niet meer, en de dood zal niet meer over Hem heer schen (R o m vi, 9). Ziedaar ons goddelijk toonbeeld: Christus is ééns gestorven voor onze zonden ; en opgestaan , leeft Hij nu in eeuwigheid; zoo moeten wij, eens opgewekt door de genade, der zoude niet meer dienen en weder sterven, maar voor God leven ter geregtig-heid. Want, zegt de apostel verder ,wat Jesus der zonde gestorven is , is Hij slechts ééns gestorven, en wat Hij leeft, leeft Hij voor God; zoo ook Gij, beschouw u als dood voor de zonde, maar voor God levend in Christus Jesus onzen Heer. Ter volharding alzoo wordt ons hier op het harte gedrukt, dat wij ons voor altoos van alle zonden gescheiden moeten houden, en ten andere in gedurige genieenschap met den verrezen Christus verkeeren en ons leven aan het zijne pogen gelijkvormig te maken.

Zoodanig was het leven der Heiligen , die door de genade opgewekt, en Christus ingeplant door gelijkenis aan zijnen dood, het ook werden door gelijkenis aan zijne verrijzenis; zij, die aan de zonden gestorven, niet voor zich , maar voor God leefden , zoodat hun verkeer reeds hier in de hemelen was. Indien gij dan me t Christus m e de v e rr e z en z ijt, zoekt wat van boven is, smaakt wat van boven is; en ook over u zal de dood niet meer h e e r s c h e n.

-ocr page 319-

307

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

DE GODSVRUCHT TOT DE H. WONDEN.

Onze lieve Zaligmaker heeft in zijne verrijzenis de lidteekenen zijner heilige -wonden willen behouden , vooreerst, gelijk de H. Bernardus zegt, opdat zij zouden strekken tot z ij n c glorie. Het zijn de roemrijke teekeaen van de overwinning, welke Hij op de zonde, den dood en de hel heeft behaald. Laat ons dan die wondteekenen, weleer zoo bebloed, thans van glorie stralend , eerbiedig en dankbaar vereeren , om den Verwinnaar die ze draagt met zijne zegepraal geluk te wenschen; doch smeeken wij Hem tegelijk, dat Hij ook ons door die zoo magtige wonden diezelfde vijanden; de zonde, de dood , en de hel, belpe overwinnen.

Want ten tweede, daartoe heeft Je sus die wonden behouden, dat zij ons tot bronnen zouden zijn van zegen e n g e n a d e. In 't beschouwen en vereeren dier genaderijke wonden zult gij troost vinden in uwe droefenissen, opbeuring in uwe bedruktheden, kracht in uwe bekoringen, opwekking bij alle traagheid en verflaauwing, gedurige aanwakkering en opvlamming uwer liefde. Zeggen wij dikwerf met een oud godvruchtig schrijver tot J es us : In uwe wonden, verberg m ij ! — of wel:

0 Je sus! door uw wooden.

Vergeef oos onze zonden

Maar ten derde heeft Jesus zijne wonden behou-

-ocr page 320-

308

den, om zijne vijanden te beschamen, vooral op den grooten dag zijner openbare zegepraal. Beschaamd zullen de Joden dan Hem zien dien zij doornageld hebben; beschaamd de ongeloovigen Hem dien zij verworpen hebben; beschaamd de zondaars, dien zij op nieuw door hunne zonden hebben gekruist! Welk eene beschaming op dien grooten dag des oordeels voor allen welke die wonden der liefde niet geëerd , maar ondankbaar versmaad hebben !

Dat wij zo dan dankbaar voor den geest hebben en vereeren; kussen wij ze menigmaal met veel vertrouwen en liefde , die zoo sprekende bewijzen van Je-s u s' liefde tot ons; zij zullen ons hier bronnen van kracht en genade, in ons stervensuur tot vertroosting , in het oordeel tot blijde heilteekenen ook onzer verwinning, en eeuwig ons ter verblijding en verheerlijking zjjn.

-ocr page 321-

309

ACHT EN DERTIGSTE OVERWEGING,

hristus is de vorst des vredes, en vrede vooral

DE VKEUE VAN CHRISTUS,

J e s u s stond in het midden vau hen, en zeide hun: Vrede zij u! Luc. xxiv, BC.

I,

ZELFZUCHT VERSTOORT DEN VREDE,

is de vrucht van zijnen dood en zijue verrijzenis. Meermalen sprak Hij na zijne verrijzenis tot zijne apostelen, en in hen tot de Kerk: Vrede z ij u! — Vrede bragt Hij vooreerst met God, metwien Hij ons is komen verzoenen; vrede met God, naar wiens wil wij ten dien einde onzen wil in ootmoedige gehoorzaamheid hebben te rigten. — Vrede met •de naasten om den wille van God , wiens schepselen en kinderen zij en wij zijn ; vrede met hen, ter liefde van Jesus, die aller broeder en Verlosser is geworden , en heu met ons tot ééne glorie heeft geroepen. Vrede met ons en inous :z e 1 v e n door onze vriendschap met God; door de gerustheid van een goed geweten ; door de vertroostingen welke de genade des H. Geestes ons doet smaken. Zulk een kostbare drievoudige vrede is door

-ocr page 322-

310

Christus ons verdiend , ons gegeven, ons toegevoegd i Vrede z ij u !

Doch van waar dan nu , dat ik zoo dikwerf dien imvendigen vrede met mij zeiven , en zelfs den nit-wendigen vrede met den naaste derf, dat ik zoo weinig in vrede en tevreden ben ?

Het zal vooreerst zeker wel zijn, omdat gij te vol zijt van uw eigen i k; te veel hecht aan eigen meening , eigen oordeel, eigen liefde , eigen wil, kortom te veel gehecht zyt aan u zeiven; — omdat gij u dien ten gevolge niet gaarne onderwerpt noch gehoorzaamt aan degenen die over u gesteld zijn ; — omdat gij niet ligt te vervullen wenschen en begeerten kweekt, die u gejaagd, opgewonden , gespannen houden, eene koortsachtige, zeer ligt geraakte stemming in u te weeg brengen, welke u ieder oogenblik ook den vrede met anderen doet verbreken ; — omdat gij helaas! nog vol zijt van lioovaardij, eerzucht, jaloezij, ijdele nieuwsgierigheid , en omdat gij in alles hartstogteljjk u en het uwe najaagt, en uw eigen kring ten koste van anderen rusteloos ! poogt uit te breiden. O halen we ons in dien toestand de rustige , vredige gestalte van den verrezen J e s u s voor den geest, en hooren we Hem ons in zijne goddelijke minzaamheid en zachte majesteit den liefelijken groet toevoegen: Vrede zij u!

-ocr page 323-

311

II.

verzet ïegen gods wil verstoort den vrede.

Gij hebt geeu vrede, klaagt gij ! Maar gij weet, dat Gods lieilige wil ons in alles ten wet en ten regel moet zijn ; dat wij, door ons altoos naar dien wil te rigten , eenigermate in de bestendigheid en rustigheid van dien onverstoorbaren wil zullen deelen. Onderzoek dan u zeiven , of het niet uw verzet, uw aankanten tegen zijnen wil is, die gedurig den vrede uws harten verstoren. Ik denk hier niet aan groote zonden : voor de goddeloozen ze kei-is er geen vrede, maar aan die gedurige innerlijke of uiterlijke weerstreving van hetgeen God van u verlangt, u toezendt, over u toelaat: aan die beproevingen en wederwaardigheden, die lastige verbeeldingen en voorstellingen, bekoringen en vernederingen. Wilt gij daarbij wel nltoos wat God wil? en zóó als IIij het wil? Hebt gij bij hetgeen gij te doen, te laten, of te lijden hebt, nog een' eigen oordeel, of wil, in strijd met dien van God , hoe kunt gy dan den zoeten vrede smaken ? Verzaak dan eerst uwen eigen wil, en «ril enkel en alleen, wil onvoorwaardelijk hetzij die plaats, die betrekking, die werkzaamheid, waarin God u heeft gesteld , of die beproeving, bekoring, welke Hij over u toelaat: wil kortom alles wat god wil , en de zoete vrede zal welhaast weder u deel zijn.

O mijne ziel ! gedenk het wel: zijt gij tegen God' God zal tegen u wezen; verbreekt gij zijnen vrede , Hij zal uwe rust verbreken; bewaart gij zijne orde ,

-ocr page 324-

312

zijne orde zal u bewaren; verstoort gij sijne orde gt; xijne orde zal u verstoren. Geef aan God wat Hij van u verlangt, en Hij zal uwe verlangens bevredigen. Zeg dikwerf met Jesns; Vader! niet mijn, maar uw wil geschiede; verzucht, menigmalen: Dat Gods heilige en aanbiddelijke wil ïn alles en vóór alles geschiede, geloofd en ver heer lijkt worde! en spreek in het Onze Vader met bijzondere aandacht en welgemeendheid die door u zoo dikwerf herhaalde bede: Uw wil geschiede op de aarde als in den hemel! — Weldra zult gij het ondervinden, dat een vrede, welke alle gevoel te boven gaat, uw al te gejaagd hart weder zal verkwikken en vertroosten.

VOORNEMENS EN BES LUITEN.

OVER DE DROEFGEESTIGHEID.

De hier bedoelde ongeregelde bedroefdheid , welke niet uit of om God is, die stemming van nooit of zelden onderbroken zwaarmoedigheid , vooral bij de minste ongevallen of tegenheden, heeft voor ons, behalve dat zij ons allen vrede ontrooft, zeer schadelijke gevolgen.

De droefgeestige mensch doet oneer aan God. Hij geeft daarmede blijk , dat hij zoo goed als niet gelooft aan de Voorzienigheid, of althans op haar niet betrouwt, en haar beschuldigt van onwetendheid en onregtvaardigheid. — O neen! zegt gij, zoo iets heb ik nooit tegen God gesproken! — Ik wil

-ocr page 325-

313

m

het gelooven, maar in uw hart denkt, vraagt gij toch , -waarom juist gij dien tegenspoed , dat verlies, die ziekte moet lijden , en gij zijt altoos even bedroefd , nooit berustend, veel minder opgeruimd. v Met der daad derhalve houdt gij God voor on-regtvaardig ; klaagt gij, dat Hij u vergeet, u verlaat , niet bemint, en gij gispt zijn bestuur; met der daad verzet gij u en mort gij tegen God, wien gij hiermede alle reden geeft, om op u verstoord en vergramd te worden , en u geheel aan uwe eigene zwarte naargeestigheid over te laten.

Een droefgeestig mensch, vooral die den naam of schijn heeft van godvruchtig te zijn, ontsticht of ergert z ij n e n naaste. Hij verwekt bij hem minachting en afkeer voor de deugd ; hij trekt hem af van de dienst Gods , dien hij zooveel hij kan voor een slecht meester doet doorgaan. Hij stoort de gezinnen door zijne verdrietigheid en kwade luim. Hij is gewoonlijk ligt geraakt en vliegt spoedig op; hij is zijnen oversten tot last, voor zijne gelijken eene kwelling, en onverdragelijk voor zijne minderen. Hij verbittert het verkeer en neemt er al het zoete van weg. Wat men ook doe, men kan hem nooit bevredigen ; men maakt hem driftig, als men lacht ; men bedroeft hem, als men weent; men hindert hem,

als men hem bezoekt; men minacht hem, als men niet tot hem komt. 't Is of het gezond verstand verdwijnt, naarmate bij iemand die kwade droefgeestigheid toeneemt en heerscht.

Een droefgeestig mensch eindelijk is tot g r o o-ten last en schade voor zich zei ven. Hij

-ocr page 326-

314

verkwijnt van verdriet en zwaarmoedigheid, benadeelt zijne gezondheid, verkort zijn tijdelijk , en belemmert, verwart, ja verwoest menigmaal zijn geestelijk leven. Wat al goeds -wordt er in die gedrukte en altoos drukkender stemming geheel verzuimd of achteloos gedaan! aan wat onvolmaaktheden en da-gelijksche fouten wordt er voedsel gegeven ! tot wat al grootere overtredingen wordt aldus de weg gebaand ! wat al verdiensten mist en verspeelt men! tfelaas ! in wat zonde vervalt men allengs, om die droefgeestigheid te verzetten; en gelukt dit niet — wat volslagen moedeloosheid, hopeloosheid, wat zwarte wanhoop in het eind ! Een hel in het hart reeds hier: ach, dat het geen jammerlijk voorteeken zij van de hel ïn het hart hierna!...

GEBED VOOK DliOEFGEESÏIGEN.

Goede J e s u s , Gij, de vreugde der menschen en der engelen, die uwe leerlingen berispt hebt, omdat zij droefgeestig waren, ofschoon zjj bij uw gemis door den dood wel reden hadden om diep bedroefd te zijn : — ach , kom mij te hulp in de zwaarmoedigheid en droefgeestigheid die mij zoo dikwerf nederdrukt, en, ik voel het, zoo schadelijk is voor mijn geestelijk leven. Ach, dat een straal van uw minnelijk oog licht en vreugde wekke in mijn somber hart; dat ik opgebeurd dan spreke : W a ar om zijt gij bedroefd, mijne ziel? en waarom ontroert gij mij ?... Is uw Jesus , uw heil en uwe vreugde, niet met u? — Wat reden ik somwijlen

-ocr page 327-

315

ook moge hebben van iiiij te bedroeven, ik wil tocb. onderworpen , gelaten en tevreden van harte zijn; ik weet immers , o J e s u s , dat Gij al wat mij overkomt ten mijnen beste beschikt. Verre zij voortaan van mij, aan gewaande of ingebeelde droefgeestigheid toe te geven , ik wil in alles uwe wijze Voorzienigheid erkennen en eeren; ik wil mijnen naaste stichten door den vrede mijns harten en de rustigheid van mijn voorkomen; ik wil aan allen toonen , welk een goeden Meester ik dien, en hoezeer ik bij alles , in ramp en kwelling , in leven en dood, op U, mijn goede Meester, vertrouw. Op U, Hoer! — zoo zal ik zeggen — li ebikge hoopt, en ik zal in eeuwigheid niet beschaamd gemaakt worden. O dat uw vrede, de vrede die alle gevoel te boven gaat, mij reeds hier een voorsmaak van uwen hemelschen vrede geve , en in uwe glorie mij eens oneindig en voor eeuwig gelukkig make. Amen.

-ocr page 328-

316

NEGEN EN DERTIGSTE OVERWEGING.

de hemelvaart van jesüs.

En de Heer Jesus is op gen ome n ten hemel, en zit aan de regter-hand Gods.

Mare. xvi, 19.

I.

jesus' hemelvaart is een feestgeheim van vreugde.

s dexe dag, waarop de herder heengaat van zijne schapen, de kinderen hunnen vader, de leerlingen hunnen meester missen, is deze dag wel een feest van vreugde, en niet veeleer een geheim van droefenis en rouw ?

Zoo wij onzen Verlosser beminnen, godvruchtig Christen! moeten wij ons verheugen , dat Hij , naar hetgeen Hij herhaaldelijk aan zijne leerlingen zeide, tot den Vader gaat, om zijne overwinning te voltrekken, om zijnen zegetogt te vieren: want o p k 1 i ni-m end in d en ho o g e he e f t Hij d e ge v a u-genschap gevankelijk opgevoerd, dat is, wat in boeijen was heeft Hij tot z ij n e gevangenen, ouder zijne heerschappij gebragt, ,of vrij gemaakt, en gaven aan de menschen geschonken (Eph. iv. 8). Met zijne hemelvaart ging Hij ^zetelen aan de regterzijde zijns Vaders, in de hoogste magt

-ocr page 329-

317

en glorie, en het loon ontvangen van een leven vol arbeid en lijden, gekroond door den smartelijksten en smadelijksten dood.

Zoo -wij belang stellen in ons eigen geluk, moeten ■wij ons in dit feestgeheim verheugen; want Christus gaat den hemel, die meer dan vier duizend jaren gesloten was, voor ons openen ; Hij gaat ons daar eene plaats bereiden, voor ons bidden, onze blijvende tusschenspreker bij den Vader zijn; Hij gaat ons verrijken met zijne gaven, den H. Geest deelachtig maken, dien Hij eerst dan van den Vader konde zenden als Hij ten hemel opgevaren en verheerlijkt zoude zijn (Joan, vu, 39). II et is u goed, dat Ik ga, sprak de Heer tot de zijnen ; want zoo Ik niet heenga, zal de Trooster tot u niet komen; maarzoo Ik heenga, zal IkHem tot u zenden(Joan. xvi, 7).

Ter liefde van Jesus alzoo, en in ons eigen belang hebben wij ons op dezen dag, waarop Hij tot den Vader gaat, van ganscher harte te verblijden; in die stemming willen wij, met het jubelen aller hemelen ons vereenigend, den zegevierenden Verlosser een blijden heilgroet toebrengen.

II.

HEILGROET AAN JESUS.

Ga dan, roepen wij dankbaar onzen Verlosser toe, ga dan en klim op, onze Welbeminde! verlaat eene

-ocr page 330-

318

aarde ; waar Gij zoo mishandeld werdt. Ben onsterfelijk ligchaam als liet uwe moet niet blijven in het land der ballingschap en des doods. Een onlijdelijk lig-chaam als het uwe moet niet blijven in eene plaats van lijden en droefenis. Het zuiverste aller ligchamen moet ook boven al het geschapene verheven worden. Wijl Gij U zoo diep hebt afgelaten, afgedaald zij t ter helle, wijl uw ligchaam in .den sshoot der aarde, in de duisternissen eener grafspelonk heeft gerust, moet Gij nu ook tot in het hoogste der hemelen verheven en verheerlijkt wordeu.

Gij dan , groote Ver winnaar 1 en klim ten hemel, dien Gij voor ons door zulk een zwareu strijd hebt verdiend; neem bezit van het rijk , dat U op zooveel titels toebehoort. Voer in triumf die glorierijke gevangenen mede, dien kostbaren buit, op zooveel verwonnen vijanden behaald. Vaar op en plaats U op den gloriezetel, die Ü wacht. Het is billijk, J e s u s ! ja! dat Gij rust na zooveel arbeid; het is billijk , dat Gij, die met smaadheden werdt overladen , nu met eeuwige glorie wordt gekroond.

Ga dan, ons goddelijk Hoofd! en trek, naar uw woord, ook alles tot U; Gij hebt de poorten des doods verbrijzeld, ga nu de poorten des hemels, door Adam gesloten, voor ons openen, en trek ons tot U! Ga ons eene plaats bereiden; ga ons voorstellen bij uwen Vader, en Hem uwe wonden toonen ; ga bij Hem onze Voorspreker, onze Middelaar zijn; ga ons den H. Geest zenden , dat Hij ons onderrigte , ons trooste, ons bescherme en sterke, in uwe plaats ons geleide en besture. Ga en voltooi uwe zegepraal;

-ocr page 331-

31 'j

ontvang den naam die boven alle namen is: dat in den naam van Jesus alle knie zich b u i g e van w at i n den hemel, op de aarde en onder de aarde is, en alle tong b e 1 ij d e , d a t d e H e e r J e s u s C h r i s-t ns in de g 1 o r i e i s v a n G od d en V a d e r! (Phil, ii, 10 v.)

Maar goede Jesus! eer Gij de eeuwige poorten , die daar. opengaan voor uwe schreden, binnentreedt, ach sla nog een ontfermenden blik op de aarde, op uwe welbeminde Bruid , onze Moeder, de Kerk !... — een blik op haar zigtbaar Hoofd, uwen plaatsbeklee-der; een blik op ons vaderland , op onze overheden en herders; ach, ook een blik op mij, in mijne ellende en verlatenheid; strek uwe hand met hare zegenrijke wond over die allen en over mij, armen zondaar, uit; geef, geef ons eerst uwen goddelijken zegen. Ik zal dan , gesterkt, hier in mijne ballingschap nog verwijlen; mijne ziel wil anders het ligchaam dezes doods verlaten , ü op uwen zegetogt verzeilen , de glorie zien van uw rijk , uw minnelijk aanschijn zien , het zaligend genot van uw verheerlijkt bijzijn smaken ! Heer! ach ! tot hoe lang ?... Vervul toch spoedig uwe belofte : trek alles , alles , trek ook mij tot U!.... Doe het toch haastelijk, Heer! want als ik uwe glorie ge-deuk , word ik moede te leven, verkwijn en sterf ik weg van verlangen en liefde.... Verwinnaar! voltooi uwe zegepraal ook in mij, dat ik sterve , sterve aan mij zeiven , om eeuwig te leven met U!...

-ocr page 332-

320

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

OVER DE GEESTELIJKE VliEUQDE.

De geestelijke verheuging is het deel alleen van hen die voor God leven; zij toch hebben een goed en gerust geweten, hetwelk , gelijk de Wijze man zegt, een gedurig feestgetij is ; zij hebben God altoos ,in hun hart, die eene onuitputtelijke bron is van vertroostingen ; zij leven in zijne tegenwoordigheid , welke het paradijs is van den hemel en van de aarde ; zij leven onder zijne bescherming, welke hunne vrede en gerustheid uitmaakt; zij ontvangen gedurige blijken van zijne goedheden door de liefkozingen die Hij hun doet: zij hebben duidelijke teekenen hunnen-voorbestemming en hierin het allertroostendste wat er op aarde is. Waarom dan toch, zoo uw geweten u niets verwijt, waarom zijt gij zoo dikwerf, wel verre van verheugd, zoo somber en droefgeestig ? Twijfelt gij aan de goedheid van God ? twijfelt gij aan den prijs en de waardij van het voor u gestorte bloed zijns Zoons ? Meent gij , dat Hij denge-ne wil veroordeelen, wiens verlossing Hem zooveel gekost en voor wien Hij zijnen eenigen Zoon gegeven heeft ? Is J e s u s zelf niet in den hemel, om voor u te pleiten , en zijne wonden aan den Vader te toonen ?

Ook bij smart en beproeving verlaat die geestelijke blijdschap de waarachtig godvruchtigen met-God geeft hun dan blijkbare teekenen zijner bijzondere liefde, en zij geven Hem te sterker bewijzen van hunne trouw. Zij weten , zij ondervinden het , dat naar mate zij God meer behoeven , Hij ook te

-ocr page 333-

321

iligter bij hen is. Hij beproeft de zijnen, hunnen moed, hun geduld, hunne liefde en trouw; ;doch ook te zijnen tijde vervult, ja overstelpt Hij hen met zijne vertroostingen en vreugde , zoodat zij, als een Franoisous Xaverius, gedrongen worden uit te roepen ; G e n o eg, o m ij n God! g e n o e g. i

Doch blijf altoos wel indachtig , wat er voor die geestelijke vreugd gevorderd wordt: allereerst een zuiver en gerust geweten; quot;onthechting aan alle schepselen; want hun verlies ontstelt en bedroeft hen die ze bemint; algeheele overgave aan Gods vaderlijke voorzienigheid en berusting in al wat Hij met ons doet. Verder moet men niets met gejaagdheid begeeren, maar voor alles eene heilige onverschilligheid hebben. Men moet het lijden leeren beminnen , niets willen dan hetgeen God wil, en aan Hem alleen in alles willen behagen. Men moet de verstrooijin-gen der wereld vlugten en den troost .der zinnen niet zoeken, want do zinnelijke vreugde dooft de geestelijke uit. Eindelijk , men moet gedurig aan God denken, aan de goederen- die Hij ons heeft geschonken en aan het heil dat Hij ons bereidt.

/

21

-ocr page 334-

322

VEERTIGSTE OVERWEGING.

DE ZENDING VAN DEN' H. GEEST.

En z ij werden allen vervult! van den H. Gees t

Akt. ii, 4.

I.

WAT DE HEILIGE GEEST IS EN WEKKT.

e H. Geest is een geest van leven , die levend maakt en ons met liooger kracht bezielt; het is een geest van genade , die ons lieiligi; een geest van wijsheid , die ons verlicht en onderrigt; een geest van liefde , die ons vereenigt zoowel onderling als met God.

De H. Geest is een geest van vrede, die onze harts-togten bedaart ; het is een geest van reinheid, die ons reinigt en zuiver maakt van hart; het is een geest van vrijheid, die ons aan alles onthecht, om ons van zich te vervullen ; een geest van blijdschap, die ons vertroost en verheugt; een geest van ootmoed , die ons geringe gedachten van ons zeiven geeft. Het is een geest van gehoorzaamheid , die ons onderwerping leert en schenkt; het is een geest van liefde en mededoogen, die ons verteedert en vol-vaardig maakt tot de werken van barmhartigheid. Wij zijn geene ledematen van Christus, zoo wij niet leven door dien Geest van Christus.

-ocr page 335-

323

En gij nu, zijt gij van dien Geest bezield ? Leeft gij , werkt gij door dien Geest? Een drievoudige geest is met den Geest van Christus in strijd: de geest der wereld , de geest des vleesohes , en de geest van satan. De geest der wereld blaast ijdellieden in ; de geest des vleesclies wekt zinnelijkheden op ; de geest van satan vervult u met spijt, toorn en wraak. De Geest Gods daarentegen leert en werkt niet dan nederigheid , dan versterving der zinnen, dan liefde tot den naaste, zachtmoedigheid en geduldigheid. O zie dan en onderzoek, wat geest u beheerseht en drijft: de Geest Gods, of de geest van satan ; de Geest van J e s u s , of de geest der wereld en van het vleesch! Al wie door den Geest Gods gedreven worden, die, en geen anderen, zijn kinderen Gods (Rom. vm, 14).

II.

DIT FEEST WEKKE VOORAL ONZEN IJVEIt OP.

Naauw was de H. Geest op de apostelen nedergedaald , of dadelijk zijn zij in den vurigsten ijver ontstoken , en van flaauwhartig en bevreesd als zij te voren waren , zien we hen thans vol moed en onverschrokkenheid. Zij verheffen zich boven alle mensche-lijk opzigt; zij zwichten voor geene bedreigingen ; zij duchten geen regtbank , geen dood of kerker meer.

Zoo is de ziet, die eenmaal vervuld is van den H, Geest: zij vindt niets moeijelijk of zwaar in cl a

-ocr page 336-

324

dienst van God. Zij snelt altoos voort; zij arbeidt onvermoeid; zij zwoegt en zingt; 't onmogelijke schier onderstaat zij, wijl zij met dien sterken Geest niets boven hare krachten vindt. Dit is haar lust, óf' veel voor God te doen, óf veel voor Hem te lijden; want niet ledig en werkeloos kan de H. Geest in eene ziel zijn : Hij doet haar handelen, of Hij onttrekt zich aan haar. Want ons geestelijk leven bestaat niet in bloote beschouwing, maar tevens in handeling en daad. Eene ziel die geene werkdadigheid toont, is zoo goed als geestelijkerwijze gestorven ; zij is niet vervuld van den H. Geest.

Overweeg nu, hoe ellendig eene ziel is, die in wezenlijke laauwheid verkeert! Zij heeft den smaak dei-geestelijke dingen verloren ; zij is beroofd van de goddelijke vertroostingen ; zij wijkt van de wegen der Voorzienigheid af, en begint zonder vrees of wroeging te zondigen ; zij is altoos uitgestort en treedt niet in zich zelve terug; zij is ziek en kent hare kwaal niet; zij is vol gebreken en wil ze niet erkennen ; zij is slavin en waant zich in vrijheid ; zij misbruikt de haar aangeboden geneesmiddelen, verwerpt alle goede ingevingen ; zij is ongevoelig voor de inspraken en indrukken der genade ; zij is de deugd tot oneer en brengt de godsvrucht in minachting; zij ergert, of ontsticht ten minste , den evenmensch ; is in de zamenleving met anderen tot last en groote schade, wijl zij ligtelijk ook hunnen ijver verkoelt; want wezenlijke laauwheid is zeer besmettelijk. Zij bedroeft den H. Geest, grieft het hart van haren Verlosser en doet het eindelijk van haar walgen ; wee haar ! zoo

-ocr page 337-

325

Hij begint, met haar uit te spuwen uit zijnen mond !... Wanneer keert zij in zijne gunst clan weder !...

Vragen wij ernstig aan ons zelven , of wij soms in dien jammerlijken staat verkeeren ; doch verwar gee-ne do r li e i d met de hier geschetste 1 a a u w h ei d : vroeger heb ik u het kennelijk onderscheid opgegeven.

— Wat, vragen wij dan, ben ik eigenlijk ? vurig?... laauw'?... koel en koud?... onverscliillig?... Dien ik God geheel of ten halve ?... Ben ik in mijne pligtbetrach-ting naauwgezet of achteloos ?... Ben ik lafhartig of vol moed en vertrouwen?... ijverig of traag in het gebed ?... bemin ik de versterving of de verstrooijing ?... bewaak ik mijne oogen, mijne lippen ?... of zweeft mijn blik zoo niet openlijk, toch heimelijk rond?... en spreek ik achteloos uit, wat er rijst voor den geest of opkomt in het hart ?... Wie, wat ben ik toch voor ü, o mijn God ! die harten en nieren doorgrondt ?...

O J e s u s ! geef, geef mij den geest van ijver , dat ik toch geen walg zij of worde voor U; ontvlam mij meer en meer in uwe liefde , dat ik met het toenemen mijner jaren , by het naderen der verantwoording en der eeuwigheid, te vuriger ü diene.

— Nu kunt gij , o mijne ziel , nog herstellen wat gij door laauwheid hebt misdreven en verzuimd; welhaast zal er voor u geen tijd meer zijn; nu is het nog dag voor u, haast komt de nacht, waarin niemand meer werken kan. Denk, hoe Jesus u ieder oogenblik met zijne gunsten overlaadt, bemin, bemin Hem dan vurig met iederen ademtogt, met el-keu harteklop ! Goede, genadige J e s u s ! wil mijne schromelijke laauwheid en onverschilligheid niet ge-

-ocr page 338-

326

deuken; maar Gij die mij het eerst en ten einde toe hebt bemind, oneindig bemind, ach ontsteek, ontgloei mijn te flaauw hart in dankbare wederliefde, dat ik: geheel de uwe zij nu, altoos , in alle eeuwigheid. Amen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

DE OORZAKEN ONZEU VEBPLAAUWIKGEN.

De eerste oorzaak ligt in de bedorvenheid onzer natuur , welke , ingevolge de erfzonde , altoos eene neiging en overhelliug heeft ten kwade, 't Is met onze bedorven natuur als met het gewigt eener klok, dat altoos naar omlaag streeft en gedurig opgehaald moet worden. — De kiem des kwaads is in ons , en wil telkens weder opschieten , al is het ook dat wij gedurig en vlijtig arbeiden om haar te onderdrukken en uit te roeijen. Wat zal het zijn , zoo men begint, met aan die neiging , en die magt des kwaads toe te geven ?

Eene tweede oorzaak van verslapping zijn de ons eigen gemaakte hebbelijkheden en gewoonten van ondeugden en gebreken , die de neiging onzer natuur ten kwade merkelijk vermeerderen, 't Is of we dan onder een z w a r e n, ons nederdrukkenden last gebukt gaan; naar de aarde gebogen, gelijk de psalmist zegt, treden we v o o r t, en ter naauwernood, kunnen we ons hoofc1. ten hemel verheffen. We voelen ons als die arme vrouw van het

-ocr page 339-

327

Evangelie, die achttien jaren lang naar de aarde gekromd. ging en volstrekt niet omhoog kon zien. Leg , Heer ! uwe hand op ons , dat ook wij genezen worden van onze krankte en ü met haar mogen verheerlijken. (Lc. xui, 11 vv.)

Eene derde oorzaak onzer verflaauwing is de duivel, die ons ten allen tijde en op alle plaatsen achtervolgt en bekoort. Willen we iets goeds gaan doen, hij weet ons altoos een of ander voor te stellen , om het te verdagen of te vertragen; het is of hij soms midden in don weg en vóór ons gaat staan, om ons tegen te houden, inzonderheid als het de biecht geldt; met feestgelegenheden vooral poogt hij verwarring , onsenigheid , drift te wekken , om de zielen van den zegen dier genaderijke tijden of dagen te berooven. — Verder doet hij, zooveel hij kan, duisterheden ontstaan in onzen geest, verveling in ons hart, oproer in onze zinnen en driften, krankte en kwijning in al onze vermogens. God laat dit toe , ter beproeving onzer trouw; tot herstel onzer vorige fouten; ter vermeerdering onzer verdiensten; en ook opdat wij onze zwakheden gevoelen en belijden , en te meer tot Hem onze toevlugt nemen. O mijn God ! Gij kent mijne ontelbare ellenden , heb medelijden met mij, en gedoog niet, dat ik door al die aanvechtingen tot eenige verflaauwing vervalle, maar te vuriger er tegen in worstele, om U te behouden en U uit heel mijn hart en uifr al mijne krachten te dienen.

De vierde oorzaak is een zeker vermetel vertrouwen , dat wij heimelijk in ons zeiven koesteren, een«

-ocr page 340-

328

te groote gerustheid , dat wij in geene groote zonden meer zullen vallen. Daardoor verflaauwt iemand in zijne werken van boetvaardigheid , vermindert allengs de vroegere waakzaamheid, en heeft hij van den Heer het verwijt te duchten, d at hij zijne eerste 1 i e f d}e verlaten h e e'f t (Apok. n, 4). Hoe weet gij, die zoo durft doen, hoe weet gij toch zoo stellig, dat gij in de genade van God zijt ? Wie heeft u verzekerd, dat gij zult volharden ? Is stilstaan niet reeds achteruitgaan ? met niet beter te worden, is men in het oogenblikkelijk gevaar van minder goed en slechter te worden. En moet hij die regt-vaardig is , niet nog meer geheiligd worden? Ach! zoo spoedig is hij verloren , die niet meer vreest verloren te gaan!

Nog eene groote oorzaak van verslapping, verflaau-wing of vertraging is eene groote ligtzinnigheid van geest, eene gedurige verstrooidheid vau hart, eene ingewilligde genegenheid en liefde voor een gemak-4 kelijk leven, een onbestreden afkeer voor al wat der natuur lastig is. Dit maakt, dat men van lieverlede zijne goede besluiten en oefeningen van godsvrucht jaat varen; dat men geen boete, of althans geene genoegzame boete meer doet, het gebed vermindert, of het zonder gevoel van behoefte, zonder drang en aanhouding doet. Bevindt gij u niet in zulk een staat ? Zeg het opregt:, waart gij te voren in alles niet vuriger dan thans? Waarom versterft gij n niet meer zooals vroeger ? ongelukkige ziel, die elders dan bij God voldoening zoekt, en deze in verflaauwing, in verstrooiingen, in de schepselen deukt te vinden!

-ocr page 341-

329

Niemand, zoo spreekt de Heer , die z ij n e hand aan den ploeg slaat, en achterwaarts ziet, is geschikt voor het r ij k Gods (Lc ix, 62). Doch zalig zij die hongeren en dorsten naar de r eg t va ardig heid, want zij zullen verzadigd worden (Mt. v, 6).

EEN EN VEERTIGSTE OVERWEGING.

HET JUK DES HEEREN IS ZOET.

Komt allen tot M ij, die afgemat en beladen zijt. Ik zal u verkwikken; neemt m ij n j u k op u en g ij zult rust vooruwe zielen vinden;

want mijn juk is zoet, en mijn last is ligt.

Matth. xi, 28—30.

BUITEN JESUS IS ER GELUK NOCH RUST.

et is den mensch van nature eigen, zijn geluk te zoeken! Om het te vinden, offert hij zijne rust, zijne gezondheid op, en stelt hij zich aan de grootste gevaren bloot. En, helaas! hoe weinigen ziju er, die hst ware geluk vinden.

-ocr page 342-

330

Wat is hiervan de reden?

Zij zoeken liet geluk niet waar zij het zoeken moeten , en zij willen niet gaan waar het wezenlijke , het eeuwige geluk te vinden is.

Beschouw eens dien rijke; geheel zijn leven heeft .hij gewerkt om schatten te verzamelen. De gedachte, dat dezen hem gelukkig konden maken, ondersteunde hem in al zijne werken, in zijne vermoeidheid, in zijn waken. Nu is hij in den schoot des overvloeds, en leeft te midden zijner schatten; alles schijnt hem toe te lagchen.... Is Hij gelukkig en tevreden ? Ach neen; hij bespeurt , dat zijne rijkdommen , in plaats van geluk, onrust en bekommering aanbrengen. Hij heeft voortdurend nieuwe begeerten , heeft nooit genoeg , bezit hot verkregene met vrees , en verliest hetgeen hij bezit met smart.

De wellusteling geeft zich over aan de schandelijkste driften; hij weigert niets aan zijne onreine begeerten. In het zingenot zoekt hij het geluk , waarnaar hij hijgt. Wreed bedrog ! Hij voelt niets dan scherpe doornen , on meende rozen te plukken. Zijne drift vraagt voortdurend voedsel, roept altijd : n o g meer! nog meer! en de ongelukkige ziet, dat hij zijne begeerte nooit genoeg kan verzadigen, en het genot van eenige oogenblikken hem slechts bittere wroegingen nalaat. Het geluk is dan niet in de zinnelijke vermaken.

De eerzuchtige heeft en hemel en aarde bewogen , om tot eenige grootheid en aanzien te komen. Hij heeft zijn doel bereikt, en is er van verzadigd. De geheele wereld juicht zijn geluk toe , en benijdt zijn

-ocr page 343-

331

lot. Hij alleen is ongelukkig, en bemerkt te laat , dat hij zich bedrogen heeft en niet dan den ijdeleu rook heeft opgevangen.

De geleerde voegt dagelijks nieuwe kennissen bij die welke hy reeds bezit; ontdekt dagelijks nieuwe waarheden; maar met dat alles, is hij gelukkig?... Helaas ! maar al te dikwerf blijft zijn hart ledig , en hij eindigt met te begrijpen , dat alle wetenschap niets is en onvermogend, om hem waarlijk gelukkig te maken.

O mijn God! waar is dan het geluk te vinden. waar op aarde zal ik het gaan zoeken? In de paleizen der koningen en der grooten ? Maar zij zijn het verblijf van verdriet, van knagende zorgen , die zich des te scherper doen gevoelen , omdat zij met den schijn van vreugde omgeven zijn. — In de huizen der rijken ? Daar zie ik slechts tranen. — In de teuten der zondaren ? Daar zie ik niets dan wreede wroegingen. — Waar zal ik dan, o mijn God ! het geluk vinden, waarnaar ik zoo haak?... Waar zal ik den last mijner ellende nederleggen ? waar zal mijn hart kunnen rusten ?... Goede J e s u s ! ik hoor uw antwoord : Kom , roept Gij mij toe , k o m tot M ij, Ik zal u verkwikken! kom onder mijn kruis _ daar zult gij kalmte , tevredenheid en rust voor uwe ziel vinden. Ja , lieve J e s u s! Gij alleen kunt mij het geluk geven, dat ik verlang , en zonder hetwelk ik niet leven kan; te vergeefs zal ik het in rijkdom , eer, aanzien of in eenig schepsel zoeken, nooit zal ik mijn doel bereiken; mijn hart zal gewond en ontevreden blijven; want het is voor een

-ocr page 344-

332

eeuwig geluk , het is voor U geschapen, Gij alleen kunt mij gelukkig maken. Moeder Maria ! breng mij onder het kruis van J e s u s, opdat ik daar een eeuwig geluk moge vinden.

II.

HET WAKE GELUK IS ALLEEN BIJ JESÜS TE VINDEN.

Neem mijn juk op u. Ongelukkige kinderen van Adam ! ziedaar het eenige middel, waardoor gij gelukkig kunt zijn. Beteugelt uwe driften, treedt met den voet dat onedel menschelijk opzigt, die ondeugd van lafhartige en zwakke zielen; versmaadt de oordeelen van eene verachtelijke wereld en neemt op u het juk van J e s u s Christus.

Laat het woord juk u niet afschrikken; het juk van J e s n s is veel ligter dan hetgeen de duivel of de wereld oplegt: het is een allerzoetst en allerligtst juk.... Duizend- en duizendmaal gelukkig die dat heilige juk draagt, gelukkig die Jesus bemint!

De groote H. Paulus had naauwelijks de zoetheid van het juk van Jesus gesmaakt, of hij roept uit: Ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch prinsdommen, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen,... noch een schepsel ons zal kunnen afscheiden van de 1 iefde Gods, die is in Christus Jesus, onzen Heer (Rom. vm , 38 v.). In het midden zijner bekommeringen en gevaren, genoot hij

-ocr page 345-

333

eeue zoo groote vreugde, Jat hij aan de Corinthers schreef: Ik vloei over van vreugde in al onze verdrukking (u Cor. vu, 4). Wanneer heeft een wereldling zoo gesproken ? wanneer heeft hy in het midden van al zijn genot gezegd : ik ben gelukkig ? Nooit, nooit. Integendeel heeft de droeve ondervinding hem de waarheid der woorden van den magtigsten en rijksten der koningen doen zien: I k heb in alles ij delheid en zieles mart gevonden (Eccl. ii, 11). IJ d e 1 h e i d der ij d e 1-heden, en alles is ijdelheid! (Aid. i , 2.)

Men zocht den H. Polycarpus aan , om de dienst van J e s u s te verlaten , en men bedreigde hem met den dood, zoo hij niet gehoorzaamde : »Hoe ! zeide »hij , zes en tachtig jaren heb ik Hem gediend, en »Hij heeft mij nooit kwaad gedaan: hoe zal ik Hem »verachten, die mij heeft gelukkig gemaakt.quot;

De H. Augustinus had vóór zijne bekeering zijn leven in wellust doorgebragt; vele jaren had hij God vergeten, eu zijne driften gevolgd, Eindelijk tot de deugd teruggeroepen, en door eene heilige vreugde vervoerd, daar hij zijne banden verbroken zag, stortte hij het gevoel zijner dankbaarheid aldus uit: »0 »mijn God! Gij hebt mijne bandon verbroken, dat »mjjn hart en mijne tong U altijd love, omdat Gij »mij het zoo beminnelijk juk en den zoo ligten last » van uwe wet hebt opgelegd.quot;.

»Wat ben ik laat begonnen U te beminnen,quot; zeide hij dikwijls, »Gij hebt mij uwe zoetheid doen »smaken, eu zij doet mij naar U hongeren en dor-»sten.quot;

-ocr page 346-

334

De H. rranciscus Xaveriiis rond een zoo groot geluk in de dienst van J e s u s , dat hij, niet meer in staat den overvloed ziener inwendige blijdschap te verdragen , uitriep : »Heer ! Heer ! het is genoeg , ik »kan niet meer!quot; Verdere voorbeelden zal ik niet aanhalen. Zij ciie God beminnen verstaan mij, en weten hoe zoet het is Hem te dienen. Ja , ik zeg gt; ik herhaal het, en mogten alle menschen deze woorden hooren: Gelukkig, duizendmaal gelukkig die onzen goeden Meester Jesus Christus dient en bemint; een stoorlooze vrede zal zijn deel wezer. Hij zal in deze wereld de kalmte en gerustheid van een goed geweten hebben; zijn hart zal de zuiverste vermaken, de onnitsprekelijkste vertroostingen in overvloed genieten; hij zal met eene heilige onderwerping al de rampen dezes levens verdragen, en hij zal den dood z'en naderen zonder angst en zonder vrees , omdat zijne gezuiverde ziel geene wroeging zal gevoelen. Ja, mijn Jesus! de vrede is het deel van degenen die IJ beminnen. Laat anderen rijkdom en aanzien , vermaken en grootheid najagen , ik , ik , o Jesus! kies U voor den God van mijn hart, Gij zijt mijn erfdeel, mijn geluk, mijn leven , mijn al; Gij zijt mij genoeg.quot;

Ik gevoel het, zonder Jesus kan ik niet leven; ik moet dan, wat het mij ook koste, aan dien goeden Meester toebehooren. Hoe gelukkig, als men zich zeiven niets meer te verwijten heeft! hoe gelukkig, als men zijne oogen naar den hemel heffen en zeggen kan : die sohoone hemel, waaraan zoovele millioenen sterren schitteren, is het paleis van mijnen God,

■\l

-ocr page 347-

335

van mijnen broeder , van den besten mijner vrienden, van Jesus Christus. Hij bemint mij en ik bemin Hem. Welk een geluk! wereldsch en zinnelijk mensch ! gjj begrijpt dit niet; maar zuiver uw hart , en spoedig zult gij de grootheid van dat geluk lee-ren kennen.

Mijn goddelijke Verlosser! neem mij aan onder het getal uwer geliefde kinderen. Ik weet het, om de zonden van mijn vroeger leven verdien ik die gunsten niet; ik ben ondankbaar geweest, ik heb U schandelijk verlaten : Vader! ik ben niet waardig uw zoon genaamd te worden (Lo. xv , 21); maar toch wil ik op uwe barmhartigheid hopen; neem mij aan onder het getal uwer minste dienaars, en geef mij uwe liefde, opdat ik U niet meer verlate. O mijn Jesus! konde ik U evenzoo beminnen als Gij waardig zijt bemind te worden. Ik bemin ü uit geheel mijn hart 1 meer dan mij zeiven, eu ik verlang naar den hemel , om U eeuwig te beminnen , en nimmer te verliezen. Want wat kan ik in den hemel, wat kan ik op de aarde verlangen dan U, o God van mijn hart! U, mijn erfdeel in alle eeuwigheid. O Jesus! mijn eenige liefde , Gij alleen zijt mij genoeg. O Maria! mijne hoop en mijn steun na Jesus, trek mij door uw gebed geheel tot God, en verwerf mij de genade der volharding.

-ocr page 348-

336

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

MEN MOET NIET UITSTELLEN , ZICH GEHEEL OVER TE GEVEN AAN GOD.

Ziedaar, waarde Lezers! ons bijkans aan bet einde genaderd onzer overwegingen, die met nog ééne overweging, over den hemel, zullen gesloten worden. Ik hel) getracht, u de liefde van J e s u s in het werk der Verlossing te doen begrijpen ; ik heb getracht eon kinderlijk vertrouwen en verschuldigde wederliefde voor een zoo goeden Meester in uw hart op te wekken: o, heb ik dat doel bereikt ? Kunt gij nu zeggen : ik bemin God uit geheel mijn hart, en ik heb thans een onbegrensd vertrouwen op zijne oneindige barmhartigheid ? Ach, ik hoop het. Ik hoop dat J e s u s mijne pogingen zal gezegend , en uw hart door zijne genade, door zijne liefde zal ge-troften hebben. Leeft dan gelukkig en in vrede; bemint meer eu meer dien goeden Meester, totdat de dood u tot Hem voere, om de onsterfelijke kroon der glorie en de eeuwige belooning te ontvangen , die Hij aan zijne getrouwe dienaars heeft toegezegd. Maar welk eene droeve gedachte komt mij voor den geest! Helaas ! misschien zal er de eene of andere zijn, die de moeite heeft genomen om dit boekje te lezen, en die er geene vrucht mede zal doen; die, hoe ook overtuigd van de noodzakelijkheid om aan zijn eeuwig geluk te arbeiden, en ,T e s u s' liefde met liefde te beantwoorden, in den grond van zijn

I

i /

x y

-ocr page 349-

837

hart zegt: Morgen, morgen zal ik mij beteren! m o r g e r. z a 1 i k o p li o u cl e n ondankbaar te zijn, morgen zal ik Jesns gaan beminnen!

Wie gy ook zijn moogt, die zoo spreekt, ik bid u, wilt, indien gij heden de stem des Heeren hoort, wilt uwe harten niet verharden (Ps. xciv , 8) ; het geldt uw geluk in dit en in het ander leven. Ja , beken het, ongelukkige z;el! met zoo laauw en traag voort te leven, in verwijdering van uwen God, moet en kunt gij geen vrede , geen geluk genieten. Twee getuigen hebt gij met u, wier gedurige verwijtingen gij niet kunt ontgaan; — God en nw geweten ! — Ga , waar gü wilt: in den hemel , aan de verste uiteinden der aarde , en onder de aarde , verberg u in de dikste duisternissen, die twee getuigen , God en uw geweten , zullen onophoudelijk u toeroepen: het leven is kort, de dood nadert en de afgrond opent zich reeds onder uwe voeten !... In het midden der vermaken en gezelschappen zullen zij u vragen: Ongelukkige! zijt g ij d a n daarom op de wereld? werkt gij aldus aan uwe zaligheid? waarom dan uitgesteld u geheel aan God over te geven ? waarom morgen ?

Maar , zult gij zeggen , ik zoude mij gaarne geheel bekeeren; doch ik vrees de beoordeelingen der wereld. Laat de wereld oordeelen, maar doe gij uw pligt. Wanneer er eene handvol gouds te verdienen , een vermaak te genieten valt, dan spreekt gij zoo niet; dan bekreunt gij u om niemand, en wanneer het

22

-ocr page 350-

338

om den hemel te doen is, dan durft gij niet, uit :l I vrees van aan deze of gene te mishagen. Wan- |

neer gij toonen moet Christen te zijn , dan zijt gij .1 een slaaf van anderen. O laagheid ! onwaardig Christen ! tot alles hebt gij moed genoeg, behalve om God te dienen. Spreek, wanneer gij u zeiven de verdoemenis berokkent, om den mensohcu te behagen,

zullen zij u dan uit don afgrond der hel verlossen ?

— Wat moet ik dan doen?

■— Gij moet alle menschelijk opzigt met voeten treden : gij moet voor het aangezigt van hemol en aarde durven toonen, wie gij zijt, namelijk een echt Christen ; een ' Christen, dien naam waardig, een braaf Katholiek, die zijn pligt naauwkeurig weet te volbrengen.

— Maar dan zal men over mij spreken?

— Ja, men zal zeggen , dat gij moed hebt en u aan de menschen niet stoort; en is er één die uw gedrag afkeurt, er zullen er honderd zijn, die u tot voorbeeld zullen nemen. Maar onderstel, dat men over u spreke , is J o s u s dan een Heer , wiens dienst tot schande verstrekt ? Ligt er eenige oneer in . te bekennen zijn leerling te zijn ?

— De biecht schrikt mij af.

— Dit komt, omdat gij die niet kont; gij weet niet, hoeveel onuitsprekelijke vertroostingen zij eener z-el verschaft, die door wroeging verscheurd wordt;

gij weet niet, wat een zoeten vrede zij in het droevig hart uitstort! Miju broeder! mijne zuster! geloof mij, ik zeg u de waarheid. Ik ben priester, de dienaar van den God der waarheid, en ik heb geen

t

-ocr page 351-

belaug u te misleiden; ik begeer daarentegen uw geluk, gelijk ik liet mijne wenscla. Welnu, ik verzeker u, dat niets op de wereld te vergelijken is bij liet geluk, dat eene ziel ondervindt, die zicli opregt door eene heilige biecht tot God heeft bekeerd , en uit den mond des priesters deze troostvolle woorden hoort: Ga in vrede! ik verzeker het li, inden n a a m v a n God; u w e zonden zijn vergeven; ga en zondig niet meer! — Ik weet, het kost onze eerzucht iets , al onze ellenden aan een mensoli te openbaren : maar die vernedering weegt niet op tegen de heilzame vruchten, die zij voortbrengt; daarenboven wilt gy u niet door eene ootmoedige biecht vernederen, dan zal God u eenmaal vernederen en beschamen. En zult gij zijn oog kunnen ontvlngten, zijne magtige hand, die u verpletten zal, wederstaan? Mijn waarde broeder! ga naar den priester des Heeren, en werp u aan de voeten van J e s u s in het H. Sakra-ment; openbaar al de wouden uwer ziel, en God zal u genezen; houd moed ! doe gij nw best. God zal het overige doen. Neem uwe toevlugt tot J e s u s en Maria, en leer hoe zoet het is Hem te dienen. Houd moed! Het leven is kort, het gaat voorbij gelijk een droom, en spoedig komt de dood. O hoe getroost zult gij in uwe laatste oogenblikken zijn, bijaldien gij in de dagen uwer gezondheid eene goede biecht hebt gesproken ; lioe gelukkig, een gerust geweten te hebben! Geef u dan aan God, niet morgen, maar heden! niet morgen maar op het oogenblik! het koste wat het koste, word

-ocr page 352-

340

een kind van God; dien Hem , bemin Hem tot uw laatste oogenblik , en de hemel zal uwe belooning zijn.

0 mijn God! hoeveel ongelukkige zondaren zijn er, tot wie men honderdmaal heeft gezegd: Bekeert u, doet eene goede biecht! en die door immer tot morgen uit te stellen , door don dood zijn verrast. Waar bevinden zij zich nu? Helaas! in de hel!... zij zijn verdoemd, en betreuren in eeuwigheid hunne zonden en hunne lafhartigheid. O broeder ! o zuster! indien uw geweten u met grond aanklaagt, leer van die ongelnkkigén, uwe bekeering niet uit te stellen. Valt het n heden moeijelijk, dit gezelschap te verlaten, dien omgang te vermijden, eene goede biecht te spreken ; morgen zal het u nog moeijelijker zijn. Kom dan tot God zonder vertoeven ; werp u in de armen van J e s u s uwen Verlosser , die voor u gekruist is. Hij is de barmhartigheid , de goedheid zelve , en nooit heeft Hij een berouwhebbend zondaar verstoeten. Gelukkig de mensch die Hem gevonden heeft, en duizendmaal gelukkiger hij, die Hem bemint! Hij heeft een geluk , dat eene menschelijke tong niet kan uitspreken.

Jesu! spes poenitentibus, quam plus es petentibus, quam bonus Te q u a e-rentibus, s e d quid invenientibus. Nee lingua valet dice re, nee lite ra exp rimer e; expertus potest credere, quid sit Jesum diligere! Zoo roept vol teeder gevoel de H. Bernardus uit: O J e s u s ! hoop voor rouwmoedigen, hoe minlijk zijt Gij voor wie U vragen, hoe goed voor wie U zoeken, maar wat voor

-ocr page 353-

341

die ü vinden! Geen tong kan het zeggen, geen letter het uitdrukken: die 't ondervindt kan't gelooven, wat het is : JESUS TE BEMINNEN!

TWEE EN VEERTIGSTE OVERWEGING.

OVEIl DES IIE5IEL.

Geen oog heeft het gezien, geen ooi-hoeft het gehoord en het is in 's m e n-s o h e n hart niet opgekomen, wat God bereid heeft voor diegenen die Hem beminnen.

i Cor. ii, 9.

I.

HOE ONDITSPKEKELIJK SCHOON DE HEMEL IS.

Ach , mijn God ! alleen

schoon verblijf, stroomt

mijne ziel over van vertroostingen, bezwijkt mijn hart van vreugde en liefde, en veranderen mijne oogen in twee bronnen van tranen.

Bij de gedachte aan den hemel begrijp ik, hoe zoet het is den Heer te dienen ; begrijp ik , dat er geene evenredigheid bestaat tusschen de inoeijelijkheden van dit leven , en de belooning die in het andere bereid is.

Bij de gedachte aan den hemel, veranderen mijne smarten in genoegens, hebben de vernedering en de verachting voor mij iets bekoorlijks , en schijnt het zwaarste kruis mij gemakkelijk te dragen.

-ocr page 354-

342

Hemelsoli Paradijs ! wie der menschen zal ons zeggen wat gij zijt?... David roept uit; Heerlijke dingen worden van u gezegd, o s t a d v a n C4 o d! (Ps. lxxxvi , 3.) Hoe b e m i n n e 1 ij k z ij n u w e Avoontenten, o Heer dor heerkrachten! (Ps. Lxxxni, 2.) Meer zegt hij niet... De H. Paulus is tot den derden hemel opgenomen ; zal hij ons geene prachtige beschrijving geven van hetgeen hij gezien heeft ? neen: wat ik gezien heb, zegt hij, laat zich niet beschrijven; geen mensch kan de schoonheid des liemels uitspreken; al wat ik kan zeggen is: geen oog heeft het gezien,geen oor heeft het gehoord, en het is in'smen-s c li e n hart niet opgekomen wat God bereid heeft v o o r di e H e m b e m i n n e n. Zoo spreekt de groote apostel. Ben ik dan niet vermotel, wanneer ik het waag over de schoonheid en de wellusten des hemels te spreken ? Ben ik niet gelijk aan eon kind , dat in de woeste bosschen leeft, en dat, om een denkbeeld van onze koninklijke paleizen te geven, ze vergelijkt bij de ellendige hut waarin hij geboren is ?... Ja, mijn God ! ik erken mijne vermetelheid en mijne onmagt, en toch wil ik spreken. Een ongelukkige balling spreekt zoo gaarne van zijn vaderland, ofschoon hij wel weet, dat alles wat hij zegt op verre na aan de wezenlijkheid niet reikt.

O hemelsch Jerusalem ! verblijf van zoete vreugde ! Eeuwige stad van God ! Uwe muren zijn gebouwd van edelen jaspissteen, uwe straten zijn van zuiver goud, gelijk aan doorschijnend kristal, en uwe grond-

-ocr page 355-

zuilen schitteren van kostbare gesteenten. Gij belioeft geene zon of maan om u te bescliijnen; want liet Lam is uw licht. God zelf zal met de menschen zijn , en Hij zal alle tranen afwisschen van hunne oogen , en er zal geen dood, geene vrees, geen rouw, geen geween, geen verdriet meer wezen. Daar hoerscht een ongestoorde vrede , eene eeuwige rust, een voortdurend geluk, eene onuitsprekelijke zaligheid. Daar zullen de regtvaardigen blinken als de zon, daar zullen zij Iieersclien als koningen, en heel de eeuwigheid door zullen zij zonder ophouden met de gelukzalige geesten het eeuwig alleluja zingen, en blijde lofzangen aanheffen. 0 welk een voorregt, zich bij die heilige koren der engelen te voegen , om voor altijd in hot gezelschap te zijn der patriarchen, der profeten, der apostelen, der martelaren, der belijders , der maagden, vooral van de H. Maagd Maria , de Moeder van God!...

Maar welk een overvloed van genot, welk eene menigte van zoetheden, welk eene overmaat van blijdschap zal hot zijn , de schoonheid en deu luister te aanschouwen der Heilige Drieënheid! dat oneindig Wezen, dat wij niet kunnen begrijpen , dat zacht en verrukkelijk licht, dat wij niet genoeg kunnen beminnen, in liet eeuwige Siou onzen God, den Heer der Heeren, te zien, niet in een spiegel of in een raadsel, maar van aangezigt tot aaugezigt; eindelijk, de heilige menschheid van J e s u s C h r i s-t u s in den staat zijner eeuwige glorie te aanschouwen en te verheerlijken.

Indien wij op de.'ie aarde reeds een zoo groot ge-

-ocr page 356-

344

uoegen hebben, wanneer wij aan het firmament den glans en de heldere stralen der zon , de schitterende blankheid der maan, de klaarheid der duizenden sterren aanschouwen; wanneer wij de verscheidenheid en de schakeringen der vogelen, bloemen en velden zien; wanneer wij de zoetklinkende toonen van verrukkende stemman en het welluidend spel der muziekinstrumenten hooren ; wanneer wij onzen reuk en smaak op de aangenaamste en keurigste wijze streelen; indien dit alles ons hart inneemt en met vreugde vervult: welke zal alsdan de wellust zijn, waarvan onze ziel zal overstroomd worden , wanneer zij Hem zal kunnen zien , hooren , smaken , volkomen bezitten , die de Schoonheid en Goedheid zelve is ; die het beginsel ia , waaruit al wat goed en schoon is ontspringt, en bij wien niets kan vergeleken worden.

Hoe bekoorlijk is niet het verblijf in dat hemelsch Jerusalem: want al wat wij verlangen is daar in overvloed, al wat ons kan bedroeven is van daar verwijderd. Daar zullen wij den almagtigen God door alle eeuwen heen loven en beminnen.

O zalige woning! schitterende van luister, hoe bemin ik uwe schoonheid, hoe bemin ik u , gelukkig verblijf van de glorie van mijn Heer en mijn God. Mijn hart verlangt en zucht onophoudelijk naar u.

Heilig Jerusalem! mijn grootste geluk is aan u te denken, omdat gij alleen in staat zijt, mijnon God te doen zien van aangezigt tot aangezigt, zooals Hij , is. Ach, konde ik uwe muren binnengaan, om daar mijn dierbaren Verlosser uit al mijne krachten te

-ocr page 357-

345

beminnen !... wanneer toch zal mijne vreemdelingschap geëindigd zijn , wanneer zal ik niet langer in ballingschap verwijderd blijvea van mijn Heer ca mijnen God?

0 J e s u s ! als een verdoold schaap ben ik ver van TJ afgedwaald geweest; maar Gij hebt medelijden met mij gehad en mij naar de kudde terugge-bragt. Ik smeek U om uwe barmhartigheid, heb medelijden met mijne tranen , en geef mij uw Paradijs , opdat ik U naar waarde moge beminnen. Helaas, ik wil ü vurig beminnen, en ik beu bedroefd , ik sterf van verdriet, dat ik U zoo weinig en onvolmaakt bemin.

Mijne ziel! heb geduld; hoor naar de woorden van J e s u s; Hij. zegt ous , dat onze ballingschap niet altijd zal duren, dat onze vreemdelingschap eindelijk zal ophouden : verdragen wij met moed de lasten van dit leven; vervullen wij getrouw onze pligten: oefenen wij ons onophoudelijk in de deugd , en dragen wij moedig ons kruis tot aan het einde van ons leven; daar wacht ons de belooning, en welk eene groote belooning!... daar staat onze goede J e s u s met de gloriekroon gereed ! O hoe zoet, hoe verrukkelijk zal die ontmoeting niet zijn !

II.

DK GELUKZALIGE ZIEL IX DEN HEMEL.

Deuren des hemels! opent u. Laat mij slechts eenige oogenblikken zien; wat in het binnenste van

-ocr page 358-

340

Siou omgaat, ik wil getuige wezen van de zegepralende intrede eener geloovige ziel; ik wil bij hare krooning tegenwoordig zijn! Deuren des hemels! opent u....

Daar nadert eene zuivere ziel, gekleed met liet kleed der onschuld; zij draagt de roemvolle teekenen, die van haren moed in den strijd getuigen; zij schittert uit io gloriestralen, die als de glans zijn dei-verdiensten , welke zij op aarde door haar lijden, door hare onderwerping aan den goddelijken wil , door hare getrouwheid aan al hare pligten verkregen heeft; de zonden die zij beging , maar welke zij door hare boetvaardigheid grootmoedig heeft hersteld , brengen nu zelfs toe, om den glans harer schoonheid te vergrooten. Zij komt, geleid door haren Engelbewaarder; treed binnen , zegt hij haar, treed binnen, o ziel ! van onzen goddelijken Meester bemind ; hier is de plaats van uwe eeuwige rust.

O God! hoe zal de aandoening niet zijn van die ziel, wanneer zij in dat gelukkig vaderland zal bia-uenkomeu, en er voor het eerst hare oogen rondslaan. Welk een rijkdom! welk een luister! welk eene grootheid !

De Engelen en Heiligen komen haar te gemoet en zeggen haar ! wees welkom ! welkom ! Spoedig ziet zij zich omgeven van hare bloedverwanten, van hare vrienden, van hare bekenden, die haar gelukwen-schen. Zij erkent eenen vader, eene moeder, eeue zuster, eenen echtgenoot, een kind, eenen vriend , die haar naar deze gelukkige stad zijn vooruitgegaan. Zij erkent de Huiligen , wier namen zij heeft gedra-

-ocr page 359-

347

gen, en die haar Inmne hulp verleend hebben , toert zij op aarde verkeerde ; zij erkent de Heiligen, voor wie zij eene bijzondere godsvrucht had, den H. Josef , do H. Anna, den H. Aloysius en anderen. Zij erkent hen en geniet eene blijdschap, die geene men-schelijke tong kan uitspreken. Terwijl zij alzoo onder die menigte van gelukzaligen henen gaat, altijd door haren Engelbewaarder vergezeld, komt zij bij de H. Moedermaagd. O wie zal de verwondering, de vreugde , de blijdschap kunnen uitspreken, welke die gelukkige ziel ondervindt, wanneer zij voor de eerste maal de Moeder Gods, die goede Moedor zien zal, die zij op aarde zoo heeft bemind , die zij zoo dikwijls heeft aangeroepen , en die zij hare lieve Moeder , hare Patrones, hare Voorspreekster genoemd heeft; wie zal de vervoering harer erkentelijkheid kunnen uitdrukken, wanneer Maria haar al de genade zal opnoemen, welke zij voor haar verkregen heeft, en haar aan Je sus zal aanbieden.

J e s u s is gezeten op een schitterenden glorietroon. Naauwelijks is de zaligo ziel tot Hem genaderd, of Hij spreekt haar toe met de woorden zijner liefde; Kom tot Mij, mijne welbeminde! mijne vriendin, uwe schoonheid bekoort Mij. Zie de winter is voorbij , de slagregen is over, en komt niet weêr; de bloemen vertoonen zich, de tijd der gezangen is genaderd, en de stem der tortel wordt gehoord. Sta op , mijne vriendin ! mijne schoone , mijne duive, verscholen in de kloven der rotsen cn steilten; laat Mij zien uw gelaat; laat Mij hooren uwe stem : want uwe stem is zoo zoet, uw gelaat zoo bekoorlijk ; kom dan.

-ocr page 360-

o48

myne duive ! u heb Ik tot m^ne bruid gekozen; kom, geniet het hoogste geluk, dat Ik u beloofd heb ; kom , na zoovele gevaren , na zoovele vermoeije-nissen , na zoovele rampen en opofferingen, kom met mijne engelen de hemelsche wellusten deelen, kom eindelijk uwen God zonder sluijer aanschouwen , en Hem in alle eeuwigheid beminnen.

De Engelen en Heiligen juichen haren triomf toe, en roepen: zoo moet hij gekroond worden, die tot in den dood toe Je sus is getrouw gebleven! (Apok. ii, 10.) Amen! De lof, en de glorie, en de wijsheid , en de dankzegging, en de eer , en do kracht , en de sterkte zij onzen God in de eeuwen der eeuwen. Amen! (Aid. vu , 12.)

Gaat van mij , ijdele zegepralen der aarde, valsche eer en bedriegelijke droomen van dit oord der ballingschap! gaat van mij. Nooit zult gij het voorwerp zijn mijner verlangens; dit hoop ik van de barmhartigheid van J e s u s , nooit zult gij de minste plaats in mijn hart bezitten. Gaat van mij! sedert ik de wezenlijke, waarachtige en eeuwige glorie , die voor my in den hemel is weggelegd, heb leerea kennen, zijt gij mij een last geworden. Gaat van mij! uwe bekoorlijkheden zijn bedriegelijk, uwe genoegens met bitterheden gemengd. Ik wil alleen den hemel , den schoonen hemel; want daar zal ik met mijn J e s u s zijn; want daar zal ik mijn J e s u s beminnen , want daar zal ik door mijn J e s u s gekroond worden.

Ach! hoe genoegelijk is het in het Paradijs te zijn bij J e 3 u s en Maria ! daar is het hart geheel tevre-

-ocr page 361-

849

clen ; daar zijn al zijne verlangens vervuld, daar zijn geenc tranen, geeue smarten, geene droefheid, geen verdriet moer; daar is geene ziekte, geen dood meer te vreezen , Ct o d zelf zal al hunne tranen a f-droogen (Apok. xxi, 4). Daar zal ik in het gezelschap der Engelen en der Heiligen leven. O hemel ! schoone hemel ! indien het zoo zoet is, hiei-op aarde zich met eenige ware vrienden over God te onderhouden; indien liet zoo zoet is , te kunnen spreken over de blijde hoop van Hem eeuwig in het Paradijs te kunnen beminnen ; indien het zoo zoet is elkander de vreugde te kunnen mededeelen, die wij in de dienst van .T e s u s ondervinden , elkander meer en meer te kunnen aanmoedigen om Hem te beminnen : wat zal hot dan zijn, zich in het midden van dat glorierijke gezelschap der Heiligen te bevinden , met ieder van hen vertrouwelijk om te gaan , van God te spreken, in de tegenwoordigheid van God zelven elkander te herinneren aan de gevaren die wy ondergaan, aan de genaden die wij ontvangen hebben, en uit te roepen; wij zijn voor eeuwig gelukkig ! Indien het zoo zoet is, zijne ouders , bloedverwanten en vrienden na eene lange afwezigheid weder te zien: wat zal het zijn, hen dan terug te vinden , zonder eenige vrees van ooit weder gescheiden te worden. Indien het zoo zoet is , op aarde zijne bekommeringen aan eenen vriend mede te dee-len; wat zal het dan zijn, de genoegens des levens met hem te smaken, ü verrukkelijk gezelschap der Heiligen, wanneer zal ik tot u worden toegelaten!...

Daar zal ik God zien gel^k Hij is (iJoan.

-ocr page 362-

350

ïii , 2). Is er iets bij dat geluk te vergelijken ? O mijn God! leer mij U kennen. en ik zal begrijpen, welk geluk het is, nwe schoonheid te aanschouwen.

O mijn God ! indien , gelijk de profeet (Ps. cm , 24) uitroept, uwe werken zoo schoon z ij n , hoe moet Gij zelf dan niet wezen! Indien wij zooveel zuivere vreugde ondervinden, wanneer wij de wonderen der natuur opmerken, waarin Gij ons slechts eene schaduw toont van uwe grootheid en van uwe volmaaktheden: wat zal het dan zijn, als wij üvan aangezigt tot aangezigt zullen aanschouwen. Ik houd op;... ik ben niet in staat, het geluk te beschrijven van hen die U zien en beminnen.

O gelukkig verblijf! hemelsch Jerusalem ! schitterende dag der eeuwigheid, welke door geen nacht verduisterd, en door do stralen der eeuwige waarheid onophoudelijk verheerlijkt wordt! Onbewegelijke dag van vrede en rust! dien geene verwisseling stoort, wanneer zult gij voor mij aanbreken ? wanneer zal het einde mijner rampen komen ? wanneer zal ik bevrijd zijn van mijne ellenden ? O goede J e-s u s! wanneer , zal ik U zien en de glorie van uw huis aanschouwen ? .wanneer zal ik met U zijn in het Koningrijk, dat Gij van alle eeuwigheid voor uwe uitverkorenen hebt toebereid?

Ik ben verlaten, arm, verbannen in een vijandig land, waar gestadig strijd is, en groote onheilen en gevaren mij omgeven; troost mij in mijne ballingschap ; verzacht de kwellingen mijns harten , want ik zucht en verlang zoo vurig uaar U. Al wat de aarde mij tot troost aanbiedt, is mij tot last. O

-ocr page 363-

351

Jesus! ik wil U alleen. Geef mij uwen hemel, uwen sclioonen liemel, opdat ik u daar volmaakt en in alle eeuwigheid kunne beminnen. Geef bem ook aan mijne ouders , bloedverwanten en vrienden ; geef hem aan al uwe dienaars , zoo geestelijke als wereldlijke , aan allen met wie wij , in vereeniging van het Broederschap ter eere van uwe Moeder, bidden; geef den hemel aan die ongelukkige zondaars, die op het punt zijn van in de hel te storten; en wij allea zullen IJ loven, danken en beminnen, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

OVER HET VERLASGEN NAAK DEN HE5IEL.

M ij n zoon! i k b i d u , w e n d u w e o o g e n naar den hemel, zoo sprak de moeder derMa-chabeën tot den jougsten barer zeven zonen, om hem tot het lijden aan te moedigen, dat hem te wachten stond (u Mach. vn , 28). Deze woorden kunnen wij als ook ons gezegd beschouwen. Naar den hemel ! naar den schooneu hemel! daarheen moeten al onze verlangens, al onze gedachten, al onze begeerten gerigt zijn.

De reiziger, die van verre de torens van zijn vaderland ontdekt, grijpt nieuwen moed , om zijne moeije-lijke reis voort te zetten. De krijgsman, die in een hevig gevecht aan de lauweren denkt, die zijne overwinningen, bekroonen moeten , wordt door een nieuw vuur bezield.

Wij, vreemdelingen op deze ongelukkige aarde ,

-ocr page 364-

355

moeten onze oogen en gedachten opheffen naar dat vaderland dat ons wacht, naar die kroon die ons bereid is... O roepen wij, evenals de kinderen van Israël, die, in de Babylonische gevangenschap weggevoerd , zonder ophouden hun vaderland voor den geest hadden : Jerusalem! hemelsch Jerusalem! nooit zal ik u vergeten ; eer zal mijne regterhand verdorren , eer zal mijne tong aan mijn gehemelte vastkleven , vóórdat ik ophoude aan u te denken , en u tot het hoogste voorwerp mijner blijdschap te maken (Ps. cxxxvi, 5 v.).

Wanneer David aan den hemel dacht, klaagde hij over zijne lange vreemdelingschap, en de H. Paulus verlangde bij deze gedachte, ontbonden te worden en met J e s u s te zijn.

Maar de hemel is niet voor laf hartigen. Neen, mijn waarde Lezer ! met moed moeten wij werken, om den hemel te verdienen. Het rijk der hemelen lijdt geweld , en hij alleen wordt gekroond, die tot het einde toe zal gestreden hebben. Zijt gij door de barmhartigheid Gods in staat van genade, dat wil zeggen, is uwe ziel met geeue doodzonde bezoedeld , — en dit moogt gij vertrouwen, indien uw biechtvader het u verzekert, — welaan, gij zijt op den weg naar den hemel; ga voort! vermijd de vrijwillige dagelijksche zonden; lijd met geduld en onderwerping de moeije-lijkheden , tegenspoeden, ontberingen van dit ellendige leven. Bied wederstand aan de vijanden uwer zaligheid, doe n sv best om in nederigheid, geduld en versterving toe te nemen, en uwe ellenden zullen spoedig voorbijgaan, en uwe belooning zal eeuwig

-ocr page 365-

353

duren. ludien de duivel u bekoort, zie naar den hemel, en liij zal overwonnen -worden. Indien de wereld u door liare bekoorlijkheden tracht te verleiden, zie naar den hemel, den schoonen hemel, en zij zullen u niet schaden ; houd slechts moed, heb geduld ; uwe tegenspoeden, uwe r;marten zullen eens ophouden; schrijf, werk, lees, zing, bid, en lijd grootmoedig voor öod ; het eeuwige leven is al deze dingen, en nogquot; veel grootere waardig. Onthecht u aan alius, onthecht u aan u zelven, en bid met vertrouwen inhetjebed des Heeren: Uw r ij k t o e k o m e !

Vaartwel, waardige Leden der Broederschap ! vaarwel , godvruchtige Lezer ! matu- niet voor altijd ! Ofschoon ik ook onder de lasten mijner tallooze ellenden zucht, vertrouw ik op de barmhartigheid van mijnen J e s u s , en hoop dat zijne goedheid mij den hemel zal scheuken, .dien Hij voor mij, zondaar, verdiend heeft. Daar zullen wij to zamen komen, daar zullen wij elkauder wederzien. Intusschen bidden wij nu voor elkander, ik voor u, gij voor mij. Beveelt mij onzen goddeiijken Verlosser aan , opdat Hij ons zegene , en ook mij de eeuwige belooning geve , die ik zoo weinig verdien. Vaart dan wel! totdat wij in het Paradijs r an de voeten van J e s u s en Maria, de barmhartigheid des Heeren in alle eeuwigheid mogen zingen.

fje godvruchtige Lezer iveet, dat hij die dit schreef, hem reeds tuu r den hemel, gelijh wij vertrouwen, is voorgegaan.

23

-ocr page 366-
-ocr page 367-
-ocr page 368-
-ocr page 369-

V

MORGENGEBED.

.-eif a deu naam des Vaders, en des Zoons, en des Qy® H. Geestes. Amen.

v. De engel des Heeren heeft Maria geboodschapt. k. En zij heeft ontvangen van den H. Geest.

Wees gegroet, enz.

v. Zie de dienstmaagd des Heeren.

r. Mij geschiede naar uw voord.

Wees gegroet, enz.

v. En Het Woord is Vleesch geworden.

r. En Het heeft onder ons gewoond.

Wees gegroet, enz.

v. Bid voor ons, H. Moeder Gods.

h. Opdat wij de beloften van Christus waardig worden.

laat oss bidden.

Wij bidden U , Heer, stort uwe genade in onze harten, oxxlat wij, die door de boodschap des engels de menschwording van Christus, uwen Zoon, leerden kennen, door zijn lijden en kruis tot de

-ocr page 370-

358

glorie der Verrijzenis mogen gebragt worden. Door denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.

v. Zend uwen Geest uit, en zij zullen herboren worden.

k. En Gij zult het aanschijn der aardejhernieuwen.

LAAT ONS BIDDEN.

God, die de harten der geloovigen door de verlichting des H. Geestes hebt geleerd; geef ons in denzelfden Geest opregt wijs te zijn en ons altijd in'zijne vertroosting te verheugen. Door Christus, onzen Heer. Amen.

Laten wij ons voor Gods majesteit allerdiepst verootmoedigen, en Hem de hulde onzer aanbidding Heden.

Allerheiligste en allerhoogwaardigste Drievuldigheid , één God in drie Personen, wij gelooven en belijden , dat Gij hier waarachtig tegenwoordig zijt; wij aanbidden U met de allerdiepste gevoelens van ootmoedigheid, en geven U met al ons hart de eer» die men aan uwe opperste majesteit verschuldigd is.

Laat ons God voor alle ontvangene weldaden bedanken, en wijden wij ons geheel aan xijne heilige dienst toe.

Mijn God, wij bedanken TJ zeer ootmoedig voor al de genade, die Gij ons tot heden toe, in uwe allergrootste barmhartigheid, verleend hebt , en wel bijzonder, dat Gij ons alle middelen ter hand ge-

-ocr page 371-

859

steld hebt , om U ijverig te kunnen dienen. Is het niet evenzoo wederom door eene uitwerking uwer goedheid dat wij dezen dag aanschouwen? Ook willen wij dien alleenlijk tot uwe heilige dienst besteden ; wij dragen U al de gedachten, woorden en werken van dezen dag op ; zegen ze , o Heer , opdat er geene moge wezen , die niet bezield zij door uwe liefde, eu die niet strekke tot uwe meerdere eer.

Laat ons een vast voornemen malcen, omt de son-clen te vlugten en de deugd te oefenen.

Aanbiddelijke J e s u s , goddelijk voorbeeld dei-volmaaktheid , naar hetwelk wij moeten leven , wij gaan alles aanwenden om ons gelijkvormig aan U te maken : ootmoedig , gehoorzaam , zuiver, geduldig , ijverig in het gebed en in het vervallen der pligten van onzen staat; verdraagzaam en liefderijk jegens elkander, en onderworpen aan Gods heiligen wil ; en wij zullen ons bevlijtigen , niet meer in die zonden te hervallen, welke wij zoo dikwijls bedreven hebben, en die wij opregtelijk begeeren te verbeteren.

Laat ons God om den hijstand zijner genade smeeken.

Mijn God, Gij kent onze zwakheid , wij vermogen niets zonder den bijstand uwer genade ; weiger ons die toch niet, schenk ze, o mijn God, naar onze behoeften; geef ons krachten genoeg om te vlugten al het kwaad, dat Gij ons verbiedt; te oefenen al het goed dat Gij van ons verwacht, en om geduldig te

-ocr page 372-

360

lijden alle tegenspoeden , die het U zal believen ons over te zenden. Ameu.

Onze Vader, die in de hemelen zijt; geheiligd zij uw Naam. Uw rijk toekome. Uw wil geschiede op de ' aarde als in den hemel. Geef ons heden ons da-gelijkscli brood. En vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. En leid ons niet in bekoring; maar verlos ons van den kwade. Amen.

Wees gegroet, Marip,, vol van genade; do Heer is met ü; gezegend zijt gij boven alle vrouwen; en gezegend is de Vrucht uws ligchaams Je sus. Heilige Maria , Moeder Gods , bid voor ons , zondaars , nu en in het uur van onzen dood. Amen.

Ik geloof in God, den almagtigonVader, Schepper des hemels en der aarde; en in J e s u s Christus, zijnen oenigen Zoon, onzen Heer; die ontvangen is van den H. Geest; geboren uit de Maagd Maria; die geleden heeft onder Pontius Pilatus; die gekruist, gestorven en begraven is ; die nedergedaald is ter helle; ten derden dage verrezen van de doo-den; opgeklommen ten hemel: zit aan de regterhand van God, den almagtigen Vader; van daar zal Hij komen oordeelen de levenden en de dooden. Ik geloof in den H. Geest; eene Heilige Katholieke Kerk; de gemeenschap der Heiligen; de vergiffenis der zonden ; de verrijzenis des vleesches, en het eeuwige leven. Amen.

-ocr page 373-

361

Hier maakt men een goed voornemen voor den dag, van die of die fout naarstig te vermijden,... of die en die deugd hijsonder te beoefenen.

O Maria, ouze Moeder, en naast God onze eenige hoop , wij werpen ons met het volkomenste betrouwen in den schoot uwer barmhartigheid. Zie, o minzame Maagd, met eeu meêdoogend oog op deze kleine schaar , die zich aan uwe dienst heeft toegewijd ; beveel ons aan uwen aanbiddel ijken Zoon, opdat er rreen van ons verloren ga, maar dat wij allen door uwe voorspraak tot hot geluk mogen komen van Hem met U eeuwig te beminnen en te aanschouwen. Amen.

Engel des hemels , mijn liefdadige leidsman, verwerf mij zóó gehoorzaam te zijn aan uwe ingevingen , dat ik in niets afdale van den weg der geboden van mijneu God.

Heilige Josef, groote vriend Gods , wees onze raadsman , onze hulp en voorspraak, opdat wij, in gehoorzaamheid , eendragt, liefde en opregte godsvrucht onder elkander verkeerende , door u aan J e s u s en Maria dagelijks meer en meer mogen behagen.

H. Willibrordus, Patroon van ons vaderland , bid voor ons, dat wij in het ware geloof, hetwelk gij hier gepredikt hebt, mogen volharden , en de afge-dwaalden er toe mogen wederkeeren.

-ocr page 374-

362

Groote Heiligen, wier namen wij de eer hebben te dragen, beschermt ons, bidt voor ons , opdat wij God , gelijk gij, mogen dienen op de aarde , eu Hem met u eenwig verheerlijken in den hemel. Amen.

{Men leze hier de Litanie van den Zoeten Naam J e s n s.)

Laat ons uit geheel ons hart de oefeningen van Geloof, Hoop en Liefde verwélcken-

Mijn Heer en mijn God, ik geloof vastelijk, da?. Gij één God zijt in drie goddelijke Personen ; dat de tweede Persoon voor ons mensch geworden en gestorven is, dat Gij do looner van het goed en de straffer van het kwaad zijt. Dit en al wat Gij , o God , in de H. Schrift en door de overlevering geopenbaard hebt, en mij door de onfeilbare Heiligo Kerk te gu-looven voorstelt, neem ik vastelijk aan , omdat Gij de opperste Waarheid zijt, die noch bedriegen kunt, noch bedrogen kunt worden. In voor dit geloof wil ik leven en sterven.

Heer, vermeerder mijn geloof.

Mijn Heer en mijn God, ik hoop met een vast betrouwen door de verdiensten van J e s n s Christus het eeuwige leven, en de noodige middelen om er toe te komen; omdat Gij, die mijn liefste Vader zijt, oneindig goed en magtig, ons dit beloofd hebt, en Gij getrouw zijt in uwe beloften. In deze hoop wensch ik te leven en te sterven.

Heer, vermeerder mijne hoop.

-ocr page 375-

363

Mijn Heer en myn üod , ik bemin U uit geheel mijn hart en bovenal, omdat Gij oneindig volmaakt en de bron van alle goed zijt. Ik vergeef van harte aan allen die mij beleedigd hebben , en bemin mijne evennaasten gelijk mij zeiven uit liefde tot U. In deze liefde wensch ik te leven en te sterven.

Heer, vermeerder mijne liefde.

Geloofd zij onze Heer J e s u s Christus.

TSTu en in alle eeuwigheid, Amen.

O Jesus, door uw wonden : quot;Vergeef ons onxe zonden.

Heer, geef aan de geloovige zielen de eeuwige rust. En het eeuwig licht verlichte haar. Amen.

-ocr page 376-

304

AVONDGEBED.

n den naam des Vaders, en des Zoons, eu des H. Geestes. Amen.

Kom, H. Geest, vervul de harten uwer geloovi-,gen en ontsteel;: in lien liet vuur uwer liefde. Amen.

Laat ons God voor al zijne weldaden bedanken.

Hemelsclie Vader, welken dank zullen wij TJ bewijzen voor al het goede, dat wij van U genoten hebben : Gij hebt ons geschapen, met het dierbaar bloed van uwen eenigen Zoon verlost, met zoovele onwaardeerbare genaden begunstigd , en nog heden hebt Gij ons volgens ziel en ligchaam zoo milddadig gespijzigd. O Heer, geef dat wij aan zoovele weldaden met een dankbaar hart mogen beantwoorden, U opregt dienen en beminnen en nooit ophouden U te loven. Amen.

Onze Vader; Wees gegroet; Ik geloof in God, den almagtigen Vader. (Zie het Morgengebed.)

Laten loij ons Gods Geboden indachtig maken.

I. Ik beu de Heer , uw God. Gij zult geene vreemde geboden voor mijue oogen hebben. Gij zult u geen gesneden beeld of gelijkenis maken. Gij zult die niet aanbidden of godsdienst aandoen.

II. Gij zult den Naam van den Heer, uwen God, niet ijdellijk gebruiken.

III. quot;Wees indachtig dat gij den Sabbatdag heiligt.

-ocr page 377-

365

IV. Eert uwen vader en uwe moeder, opdat gij lang moogt leven op aarde.

V. Gij zult niet doodslaan.

VI. Gij zult geen overspel bedreven.

VIL Gij zult niet stelen.

VIII. Gij zult tegen uwen naaste geene valsohe getuigenis geven.

IX. Gij zult uws naasten huisvrouw niet begeeren.

X. Gij zult zijn huis niet begeeren, noch zijn land, noch zijnen dienstknecht, noch zijne dienstmaagd , noch zijn os, noch zijn ezel, .noch iets van al wat hem toebehoort.

De yéboclen der II. Kerk.

I. De geboden H. dagen zult gij vieren.

II. Dan ook Mis hooren met goede manieren.

III. Geen geboden vastedagen zult gij breken.

IV. Gij zult uwen priester ten minste ééns 'sjaars uwe biecht spreken.

V. En nuttigen , omtrent Paschen, het Ligchaam des Heerem

Laat ons God om de kennis onzer zonden bidden.

Heilige Geest, oorsprong des lichts , doe ons nagaan , in de droefheid onzer harten, het kwaad dat wij heden gedaan, en het goed dat wij verzuimd hebben.

Laat ons ons geweten onderzoeken.

Laat ons ook nar/aan, of wij (jetromo zijn yéble-ven aan de yoede voornemens , die wij dezen morgen gemaakt hébben....

-ocr page 378-

3fi6

Héb ik die fout, die gelegenheid naarstig vermeden ?... die drift bestreden ?... die deugd bijzonder geoefend F... dat voorgenomen goed werlc gedaan ?... onder den arbeid nu en dan aan God gedacht?...

Plaatsen wij ons in die zielsgesteldheid, waarin wij gaarne zouden bevonden worden, indien wij dezen nacht voor den regterstoel van God moesten verschijnen....

OEFENING VAN DEKOUW.

Mijn Heer en mijn God , het is ons leed uit den grond van ons ha,rt, dat wij tegen U gezondigd hebben , omdat Gij het hoogste goed en bovenal beminnelijk zijt en Gij de zonden oneindig verfoeit. Wij bidden ü ootmoediglijk om vergiffenis , door de verdiensten van onzen Heer Jesus Christus , en nemen ons vastelijk voor , met de hulp uwer genade, boetvaardigheid te doen , en U nooit meer te vergrammen. Amen.

Laat ons bidden voor de levende en overledene géloovigen.

Stort, Heer, uwe zegening uit over onze ouders, weldoeners , vrienden en vijanden ; bescherm al onze overheden, zoo geestelijke als wereldlijke- Help de armen , de gevangenen , de bedroefden , de reizigers , de zieken en de stervenden. Bekeer de zondaars en onze dwalende broeders, en verlicht de on-geloovigen.

God van goedheid en genade, heb ook medelijdeii met de zielen, die in het vagevuur lijden, maak

-ocr page 379-

S67

een einde aan hare pijnen en verleen aan allen de eeuwige rust. Amen.

Laten wij ons aan de H. Maagd, aan onze I1H. Engelen en onze IIU. Martelaren aanbevelen.

Wij stellen ons onder uwe bescherming, H. Moeder Gods, verstoot onze gebeden in onzen nood niet, maar verwerf ons van alle gevaren altijd bevrijd te zijn, o Maagd, vol heerlijkheid en zegen; Amen.

AVij bidden ü , o Heer , bezoek deze woning , en weer verre vai^ haar alle listen des vijands, dat uwe HH. Engelen daarin wonen, om ons in vrede te bewaren , en dat uw zegen altijd over ons blijve door J e s u s Christus, onzen Heer. Amen.

Heilige Martelaren van Gorkum, die zooveel avonden en nachten de gruwzaamste mishandelingen en smaadheden hebt uitgestaan: bidt voor ons , dat wij dezen nacht voor alle onheil naar ligchaam en ziel behoed blijven. Amen.

{Men leze hier de Litanie der H. Moeder Gods.)

Bescherm ons, o Heer, terwijl wij waken, bewaar ons , terwijl wij slapen, opdat wij met Christus gewaakt hebbende, in vrede mogen rusten. Amen.

Geloofd zij onze Heer J e s u s Christus.

Nu en in alle eeuwigheid. Amen.

Jesus, Maria, Josef,

Ik geef U mijn ligchaam en mijne ziel.

-ocr page 380-

Jesus, Maria, Josef,

Staat mi] bij in mijnen doodstrijd.

Jesus, Maria, Josef,

Laat mijne ziel met U in vrede rusten. Amen.

Wend u tot het H. Sakrament (in denaasteTcerlc) en zeg aller eerbiedig st:

Geloofd , aangebeden en gedankt zij onze Heer J e s u s Christus in liet Allerheiligste Sakrament.

Hier, en op alle plaatsen der aarde, waar mijn J e s u s rust. Amen.

GEBEDEN BIJ DE H. MIS.

VOOR DE H. MIS.

fod , hemelsche Vader, Gij , die mij naar uw beeld geschapen hebt; o God, de Zoon, Gij, die om mij te verlossen de menschelijke natuur hebt aangenomen , uw H. bloed voor mij vergoten en den bitteren dood geleden hebt; o God , H. Geest, Gij die mij in den H. Doop geheiligd en tot het ware geloof geleid hebt; o Gij , allerheiligste Drievuldigheid , geef mij uwe genade, dat ik dit H. Misoffer aandachtig bijwone en het met den priester aan uwe goddelijke majesteit ten offer brenge:od , hemelsche Vader, Gij , die mij naar uw beeld geschapen hebt; o God, de Zoon, Gij, die om mij te verlossen de menschelijke natuur hebt aangenomen , uw H. bloed voor mij vergoten en den bitteren dood geleden hebt; o God , H. Geest, Gij die mij in den H. Doop geheiligd en tot het ware geloof geleid hebt; o Gij , allerheiligste Drievuldigheid , geef mij uwe genade, dat ik dit H. Misoffer aandachtig bijwone en het met den priester aan uwe goddelijke majesteit ten offer brenge:

-ocr page 381-

309

1. Tot roem en eer van uwen H. Naam , om te i belijden, dat Gij de eenige hoogste God en Heer over

ons mensclien en alle schepselen zijt, wien alléén dit offer toekomt.

2. Tot gedachtenis, o J e s u s, van uw bitter lijden en sterven, tot welk einde Gij dit H. Offer hebt ingesteld.

8. Tot dankzegging voor alle mij bewezen genaden ea weldaden.

4. Tot voldoening voor al mijne zonden en misdaden.

5. Tot verwerving der goddelijke hulp en bijstand in al mijnen nood.

6. Voor mijne geliefde ouders, bloedverwanten en vrienden, voor mijne geestelijke en wereldlijke overheden en al m^ne weldoeners, bepaaldelijk voor....

7. Voor de [zielen van alle in Christus afgestorvenen , bepaaldelijk voor....

Neem , o barmhartige God en Heer, dit offer genadig aan, laat dit mijn voornemen U welgevallig zijn en verhoor mijn gebed , door onzen Heer Jesus Christus, uwen Zoon , die met U leeft en regeert, in de eenheid des H. Geestes , God van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.

BIJ DH BELIJDENIS (CONFITEOIl).

O Jesus, hoe groot is uwe goedheid en barmhartigheid jegens mij! Het is U niet genoeg geweest , voor mij mensch te worden ; te lijden en te sterven ; maar Gij hebt ook bij u w verscheiden uit deze wereld dit H. Offer ingesteld, waarin Gij U zeiven

24

-ocr page 382-

370

aan uwen hemelschen Vader voor mij opdraagt. Hoe zal il?, o allergoedertierenste J e s u s , die liefde genoegzaam erkennen en zoeken te vergelden ? A.0I1, in plaats van U te danken, hond ik niet op met U dagelijks te vergrammen. Daarom beschuldig ik mij zeiven en spreek : ik , arme zondaar , belijde voor God , den Almagtige, voor de lieilige Maria altijd r.Iaagdj vooi den H. Aartsengel Micliaël, voor den H. Joannes den Dooper, voor de HEL Apostelenquot;. Petrus en Paulus,

voor alle Heiligen en voor u, mijne Broeders, dat ik zeer gezondigd liel) met gedachte, woorden en | werken , door mijne schuld , mijne schuld, mijne allergrootste schuld ; daarom bid ik de heilige Maria | altijd Maagd, den H. Aartsengel Michael, den H. Joannes den Dooper, de HH. Apostelen Petrus en Paulus, alle Heiligen en 11, mijne Broeders, den Heer, onzen God , voor mij te willen bidden.

Bij het Kyrie eleison gegge men met dan priester: ^ Heer , ontferm U onzer {driemaal). Christus, ontferm U onzer (driemaal). Heer, ontferm U onzer (driemaal).

btj het gt.0111a (wanneer het (jeheden wot dt).

Glorie aan God in den allerhoogste, en vrede op aarde den menschen, van goeden wille. Wij loven TJ ; wij prijzen U; wij aanbidden B : wij verheerlijken O; wij danken U om uwe groote glorie. Heer God, hemelsche Koning. God. Almagtige Vader. Hoer : Jesus Christus, Eengeboren Zoon. Heer God , ■ Lam Gods, Zoon des Vaders. Die wegneemt de zon- ^ den dor wereld, ontferm U onzer. Die wegneemt

-ocr page 383-

371

de zonden der wereld, neem onze smeekiag aan. Die aan de regfcerhand des Vaders gezeten zijt, ontferm TJ onzer. Want Clii zijt alleen de Heilige , gij alleen de Heer, gij alleen de Allerhoogste : J e s n s Christus, mot den H. Geest, in de glorie van God den Vader. Amen

BIJ DE COLLECTE , HET EPISTEL ES HET GRADUALE.

Hoor, o hemelsche Vader, naar liet gebed uwer H. Kerk, waarmee zij uwe goddelijke majesteit in den Naam van onzen Heer .les us Christus ootmoedig toespreekt, en uwe hulp en bijstand in allen nood voor hare geliefde kinderen nederig inroept. Wend uw vaderlijk aanschijn niet van ons af, maa'r zie met genadigen blik op ons neder, opdat wij, van allen ramp bevrijd , U welbehagelijk leven , zalig sterven, en uw rijk en heerlijkheid verwerven mogen. Door Christus, onzen Heer. Amen.

Venvck hier uit geheel uio hart de oefeningen van Geloof, Hoop en Liefde. {Zie het Morgengebed.)

BIJ HST EVANGELIE.

Hart en ziel heffen zich , o Christus J e s u s , in uw H. Evangelie, tot U op ; o H. Geest, zend uw licht van omhoog, opdat ik de blijde boodschap des hemelsohen Vaders en zijn heilig woord , door ü , o Je sus, zijn Eeniggeboren Zoon, verkondigd, wel versta, en er de genade van erkennen moge. Ontsteek mijnen wil , o Gij eeuwig vuur, opdat ik het nieuwe gebod der liefde met lust en begeerte out-

-ocr page 384-

372

■vange en volbrenge. Voer ook mijn liart tot de vol-maaktheid der cvatigelisohe vermaningen , opdat ik met de kudde uwer uitverkoren schapen, die uwe herderlijke stem hooren, in dit leven zoo vereenigd ■worde , dat ik eenmaal, op den jongsten dag, met hen aan uwe regterhand staande, de troostvolle woorden verneme: Komt, gezegenden mijns Vaders, en bezit het rijk, dat voor u bereid is van den beginne der wereld. Amen.

BIJ DE GELOOFSBELIJDENIS (CRETIo).

Ik geloof in eenen God, den almagtigen Vader, Schepper van hemel en van aarde , van alle zigtbare en onzigtbare dingen.

En in éénen Heer J e s n s Christus, Gods Eengeboren Zoon , en uit den Vader vóór alle eeuwen geboren , God van God, licht van Mclit, waarachtig God van waarachtig God ; voortgebragt en niet gemaakt, van ééne zelfstandigheid met den Vader, door wien alles gemaakt is. Die om ons menschen en om onze 'zaligheid is nedergedaald van den hemel. P.n is vleesch gexvorden door den Heiligen Geest, uit de Maagd Maria, en is mensch geworden. Hij is ook gekruist voor ons, onder Pontius Pilatus , Hij heeft geleden en is begraven; en Hij is ten derden dage, volgens de Schriften, verrezen; en Hij is opgeklommen ten hemel, zit aan de regterhand des Vaders; en zal wederkomen in glorie om te oordeelen de levenden en de dooden; wiens rijk geen einde zal hebben.

-ocr page 385-

Ik geloof in den H. Geest, den Heere en levendmakende, die uit den Vader en den Zoon voortkomt; die met den Vader en den Zoon te zamen aangebeden en medeverlieerlijkt wordt; die door de Profeten gesproken heeft.

En ééne Heilige, Katholieke en Apostolische Kerk. Ik belijde één doopsel ter vergeving van de zonden. En ik verwacht de verrijzenis der dooden, en het leven der toekomende eeuw. Amen.

BIJ DE OFFERANDE (OFFERTOIÏIE).

O God, hemelsche Vader, Gij die deze allerheiligste offerande des Nieuwen Verbonds door J e s u s Christus, uwen Eengeboren Zoon , hebt ingesteld , die zich daarin zelf door de handen uws priesters voor ons opdraagt; evenzeer breng ik mij zeiven hiermede ten offer aan uwe goddelijke majesteit. Neem deze onbloedige offeraude genadig aan ; ik wijd ü daarbij miju ligchaam en mijne ziel, ja, alles wat ik ben en bezit. Laat dit al te zamen vereenigd zijn met de bloedige offerande, welke J e s u s eens aan het kruishout voor geheel het menschelijk geslacht ü, o almagtige God, heeft opgedragen. Met J e s u s en zijne eindelooze verdiensten begeer ik mij in al mijn doen en laten eeuwig te verbinden; in Hem en in zijn bitter lijden en sterven berust mijne hoop en mijn vertrouwen; op Hem is mijn geloof gegrond en gevestigd, Hy is de bron mijner liefde en mijn heil in eeuwigheid.

Ik breng U hiermede, o hemelsche Vader, ook

-ocr page 386-

374

al mijn lijden en geluk, mijne ouders en verwanten,, mijne naasten en mijne beminde vrienden op aarde, ootmoedig ten ofl'er. Laat mij en al de mijnen U een welgevallig offer zijn, en neem ons allen op in nw rijk, waar wij TJ en uwen Zoon, onzen Heer, tegelijk met den H. Geest, altijd en eeuwig zullen loven en prijzen. Amen.

BIJ DE PBAEFATIE.

Tot U, o God, verheffen wij onze harten en zeggen uwe goddelijke majesteit dank. In waarheid, het is waardig en regtvaardig, billijk en heilzaam , dat wij U altijd en overal dankzeggen; heilige Heer, almagtige Vader, eeuwige God , door Christus onzen Heer; door wien de engelen uwe majesteit loven, de heerschappijen U aanbidden, de magten voor U beven, de hemelen en de krachten der hemelen , gelijk ook de gelukzalige serafijnen, U in eenparig gejuich verheerlijken. Vergun, bidden wij XJ , dat ook onze lofzangen met dezen worden toegelaten , terwijl wij smeekend belijden en spreken: Heilig, heilig , heilig, is de Heer , de God der legerscharen. Hemel en aarde zijn vol van uwe glorie. Hosanna in den hooge ! Gezegend Hij die komt in den naam des Heeren! Hosanna in den hooge.

BIJ HET MEMENTO (l)E GEDACHTENIS) DHR LEVENDEN.

Barmhartige God en Heer, sie op mij en allen . die tot glorie van uwen grooten Naam bij deze hei-

-ocr page 387-

lige offerande tegenwoordig zijn, genadig neder; en opdat mijn gebed te krachtiger zij, zoo wil ik het srereenigen met de voorbede van de allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria, van de Heilige Apostelen , Martelaars en Belijders, Maagden en van alle Heiligen. Laat, o hemelsche Vader, deze offerande, waarin uw Eengeboren Zoon zich op eene onbloedige wijze opdraagt, mijner ziel ten eeuwigen leven verstrekken. Ik bid U, o Heer, dat Gij uwen dienaar onzen Paus , onzen Bisschop , on alle Bisschoppen , herders en zielzorgers verlichten en besturen wilt; opdat degenen , die hun aanbevolen zijn, door hunne leer en hun voorbeeld niet uwe uitverkorenen mogen vereenigd worden.

Dat Gij de vorsten der aarde , de Christen mogendheden en Prinsen, die de eer van uwen goddelijken Naam tegen alle boosaardig vergrijp beschermen en bevorderen, in hunne magt gelieft te versterken, en in genade, vrede en eenigheid, welke de wereld niet geven kan , te bewaren.

Dat Gij mijne geliefde ouders , bloedverwanten, vrienden, weldoeners, en allen die hier op aarde nog omwandelen , voor wie ik verschuldigd ben te bidden, tydelijke en eeuwige welvaart wilt verleenen. Geef hun , o Heer , door uwe milde goedheid , wat zij be-geeren , wanneer het met uwe eer niet strijdig en hun heilzaam is.

Verder bid ik U, dat gij alle zondaren tot ware boetvaardigheid brengen en allen die in zware bekoring zijn , met uwe krachtige genade sterken en voor den val behoeden wilt.

-ocr page 388-

370

Dat Gij alle in liet geloof ^dwalenden, inzonderheid in ons vaderland, dat Gij-Heidenen en Joden tot de kennis van het ware geloof wilt roepen en brengen. Gedenk, o hemelsohe Vader , dat uw Eengeboreu Zoon Jesus Christus ook voor deze allen den bitteren dood heeft geleden , en vooral om de zondaren in deze wereld gekomen is; leid ze allen tot de gemeenschap der geloovigen, opdat zij uwe vaderlijke genade en goedheid deelachtig worden , en uw Naam te meer in eeuwigheid zij geprezen. Dodi-denzelfden onzen Heer Jesus Christus, uwen Zoon, die met IJ en den H. Geest leeft en regeer:, God van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.

bij de opheffing van de ii. hostie.

Zijt gegroet, o Gij mijn Verlosser en Zaligmaker Jesus Christus, mijne hoop en toevlugt, Gij zijt hot eeuwig woord des Vaders, Gy mijn God en mijn al. O Jesus, Gij die aan het heilig kruishout U Kolven aan uwen hemelschen Vader hebt opgedragen, geef mij deel aan uw heilig lijden, aan uw waarachtig ligohaam en bloed in dit H. Sakrament, nu en in het uur van mijnen dood. Amen.

bij de opheffing van den h. kelk.

Zijt gegroet, o Gij waarachtig en levend bloed, dat uit de H. Wonden mijns Heeren Jesus C h r-i s-t u s gevloten en me t zijn H. Ligchaam in dit H. Sa« krament vereenigd is. O dierbare schat, o edele bad-

-ocr page 389-

377

stroom vau het kostbaarste en zuiverste bloed , wasch en reinig mij van al mijne zonden, genees en versterk mijne ziel ten eeuwigen leven. Amen.

GEBED NA DE COSSECHATIE .

O allerbeminnelijkste Jesus , met een onwrikbaar geloof belijd, vereer en aanbid ik U, onder de hier tegenwoordige gedaante van brood en van wijn. Ik smeek ootmoedig, laat mij op donjongsten dag U onverhuld met een vrolijk oog aanschouwen , bij hot aantal uwer uitverkorenen medegeteld worden, en in de hoogste vreugde uwe liefelijke stem hooren : Kom , gij gezegende! Ontferm U mijner , o J e s u s, en laat uw bitter lijden en sterven voor mij niet verloren zijn; laat uw kostelijk bloed voor mij niet te vergeefs vergoten wezen , maar laat het mij , gelijk al uwe uitverkorenen, tot eeuwige vreugde en zaligheid verstrekken. Amen.

DE GEDACHTENIS DER OVEKLEDENEN.

Gedenk ook, genaderijke Je sus, allen diejinhet ware geloof uit dit leven zijn verscheiden , vooral de ziel van {onsen Bisschop , onze biechtvaders , enz....). Laat de kracht en uitwerking dezer allerheiligste offerande en de voorbidding uwer H. Kerk hun te hulp komen; geef hun deel aan uwe eindelooze verdiensten , stort den milden zegen der genade van uw kostbaar bloed overvloedig op hen neder. Neem ze op uit de tijdelijke strafplaats in de eeuwige rnst en

-ocr page 390-

378

zaligheid , opdat zij met alle Heiligen (en na mijn ■verscheiden ook ik met hen) in iuv rijk ü loven en prijzen mogen. Gij, die met den Vader en den H. Geest leeft en regeert, God van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.

BIJ HET PATER KOSTER.

Bid hier aandachtig het Onze Vader en sey daarna:

Verlos ons , bidden wij U, o Heer, van alle kwaad dat verleden, dat tegenwoordig , dat nog aanstaande is ; en verleen ons , door de voorbede van de zalige en roemwaardige Moeder Gods Maria, altijd Maagd , van de Heilige Apostelen Petrus en Paulus en Andreas en alle Heiligen, genadig vrede in onze dagen , opdat wij door den bijstand uwer barmhartigheid geholpen , ten allen tijde vrij mogen blijven van zonden en gerust zijn van alle kwellingen. Door denzelfden Jesus Christus, onzen Heer, uwen Zoon, die met U en den H. Geest leeft en regeert in de eeuwen der eeuwen. Amen.

quot;De vrede des Heeren zij en blijve altijd met ons. Amen.

BIJ HET AGNUS DEI.

Lam Gods, dat de zouden der wereld wegneemt, ontferm U onzer.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt , ontferm U onzer.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, geef ons den vrede.

-ocr page 391-

379

VOOEBIiKEIDIUÖ ÏOT DE GEESTELIJKB COMMUNIE.

Zachtmoedigste en allergrooimoedigste Jesus, daar Gij ons bij U roept met de woorden: Komt allen tot mij, die vermoeid ea beladen zijt, Ik val u verkwikken! zoo treed ik met een rouwmoedig kart, maar vol vertrouwen U nader , begeerig om zooveel mogelijk aan uw H. Ligcliaam en Bloed bij dit H. Offer en Sakrament deelachtig te worden, en deze engelenspijs geestelijkerwijze te kunnen genieten. Kom, o Jesus, kom binnen in mijn hart, verkwik en vervul het met uwen geest en uwe genade. O Gij, zoete vreugd mijns harten , o Gij leven mijner ziel, schenk mij de vergiffenis van al mijue zonden en gebreken; neem alles van mij weg, wat mij afkeerig van U maakt. O dierbare Jesus, leid mij tot IJ en regeer over mij, bereid U eene aangename woning in mijn binnenste, zoodat Gij steeds blijven moogt in mij en ik in TJ, die leeft en regeert met den Vader en den II. Geest van eeuwigheid tot eeuwigheid. Ameu.

Heer, ik ben niet waardig, dat Gij ingaat onder mijn dak, maar spreek slechts een woord, en mijne ziel zal gezond worden. {Driemaal)

Denk hier, dat gij met den priester communiceert cn zey:

Het Ligchaam onzes Heeren Jesus Christus beware mijne ziel ten eeuwigen leven. Amen.

-ocr page 392-

380

DANKZEGGING KA DE GEESTELIJKE COMMUNIE.

O J e s u s , licht mijns harten , vreugde en blijdschap van mijne ziel, D zeg ik dank in eeuwigheid, TJ loof ik uit al mijn vermogen, dewijl Gij mij, uw onwaardig schepsel, met uw H. Ligchaam eu Bloed geestelijkerwijze hebt gespijzigd. O Gij, mijn Zaligmaker , mijn God en mijn al, neem door deze uwe onbegrensde liefde alles van mij weg wat U mishagen kan; vernieuw mijnen geest in mijn binnenste, en vervul mijne ziel met uwe genade ; ontsteek mijnen wil met het vuur uwer liefde , en maak dien geheel en al gelijkvormig en ondergeschikt aan den uwe , opdat ik voortaan zeggen moge : ik leef, doch niet meer ik , maar Christus leeft in mij.

BIJ DE LAATSTE COLLECTEN.

Hoe zal ik ü , o beminde J e s u s, voor de groote weldaad danken, dat Gij mij deelachtig hebt gemaakt aan dit allerheiligste Offer , waarbij ik de gedachtenis van uw bitter lijden eu sterven vernieuwd heb. O J e s u s , alles wat in mij is , zal uwen H. Naam in eeuwigheid loven en prijzen. Ach, mogt ik steeds de kracht en werking van dit allerheiligste Sakrament ontwaren! Verleen mij genadiglijk, o J e s u s , dat ik aan het einde mijns levens, met dit en de andere Heilige Sakramenten voorzien eu gesterkt, in het ware Geloof, in de troostvolle Hoop en in de volmaakte Liefde deze wereld verlate, en

-ocr page 393-

381

U, mijnen Heer, te zamen met den Vader en den H. Geest, eeuwig loven, prijzen en dankzeggen moge. Amen.

BIJ DEN ZEGEN (BENEDICTIE).

Ons zegene de almagtige God, de Vader, de Zoon en de H. Geest. Amen.

EVANGELIE VAN DEN H. JOANNES.

In den beginne was het Woord , en het Woord was bij God , en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alles is door het Woo);d gemaakt ; en zonder Hem is niets gemaakt wat-gemaakt is : in Hem was het leven, en het leven was het licht der menschen; en het licht schijnt in de duisternissen , en de duisternissen hebben het niet aangenomen. Er was een mensch van God gezonden , wiens naam was Joannes. Deze kwam tot getuigenis . om getuigenis te geven van het licht; opdat allen door hem gelooven zouden.

Hij was het licht niet, maar om getuigenis te geven van het licht. Het ware licht was dat allen mensch verlicht, die in deze wereld komt. Hij was in de wereld en de wereld is door Hem gemaakt, en de wereld heeft Hem niet gekend. In zijn eigendom kwam Hij, en de zijnen namen Hem niet aan. Doch zoovelen Hem aannamen , hun gaf Hij magt om kinderen Gods te worden, hun , die in zijnen naam ge-: looven , die niet uit den bloede, noch uit den wil des vleesches, noch uit den wil des mans, maaruit

-ocr page 394-

382

God geboren zijn. En het Woord is v I e e s cb g e w o r den, en lieoft oader ons gewoond. En wi] bebbe'i ziine glorie, gezien, eene glorie alrf des Eengeborenen van den Vader, vol genade eu -waarheid.

SA DE H. MIS.

O hemelsobe Vader, neem van mij dit U verschuldigd dienstoffer aan , dat ik TJ door de bijwoning dezer H. Mis' heb toegebragt, en vergeef mij alle daarbij bedreven zonden, verstrooijing en nalatigheid. Ik beveel mij U aan , nu en ten allen tijde , terwijl ik mij in de hand uwer goddelijke barmhartigheid geheel en al overgeef. Laat uw heilige wil steeds aan mij voltrokken worden, en moge ik eenmaal, na een zaligen dood, uw eeuwig rijk en eindelooze heerlijkheid verwerven. Dit bid ik voor mij en al de mijnen door de verdiensten van uwen Kéngeboren Zoon gt;T e s u s Christus, en door de voorspraak der zaligste Maagd Maria, zijne allerliefste Moeder. Amen.

BIECHTGEBEDEN.

♦ï.jk et is van net grootste oeiang , ziuu goeu vuol te bereiden tot het H. Sakratnent der Biecht. .Om eene goede biecht te spreken , moet men zich

zooveel mogelijk eenigen tijd afzonderen, hetzij in de kerk , hetzij in een eenzaam woonvertrek , om in den

-ocr page 395-

3 S3

geest des geloofs ernstig na te denken wat men ver-i'igten gaat.

Men verwekke met de meeste godsvrucht de oefeningen van geloof, hoop en liefde' (zie het Morgengebed) , en bidden de Litanie van den H. Geest.

GEBED VÓÓK H1!T ONDERZOEK DES GEWETENS,

Heilige Geest, Vader der lichten, die allen mensch verlicht welke in deze wereld komt, zend in mijn hart een straal van uw hemelsch licht, om te keuken , te verfoeijen en te biechten al de zonden , waardoor ik uwe oneindige goedheid vergramd heb. O J e s u s , mijn Verlosser en mijn God , ik offer U het onderzoek op , hetwelk ik ga doen, om uwe godde-Igke regtvaardigheid te verheerlijken ; ik hoop dat uwe oneindige goedheid mij de genade zal geveu, om mij heilig voor te bereiden en U dan in de toekomst niet meer te vergrammen. Ik wil deze biecht spreken, alsof het de laat te van mijn leven ware. O J e s u s , ondersteun mijne zwakheid. H. Maria , H. Josef, H. Anna, heilige patronen, vraagt voor mij deze genade. Amen.

HET ONDERZOEK VAN HET GEWETEN.

Bij godvreezende Christenen, die dikwerf, of ten minste maandelijks , tot de H. Sakramenten naderen, moet het onderzoek niet langer dan een kwartier uurs duren. Het is genoeg, wanneer zij slechts een blik werpen op hun hoofdgebrek , en op die fout waarin zij gewoonlijk vallen. Zij moeten veeleer

-ocr page 396-

384

eene oefening van liefde en berouw verwekken, dan toegeven aan de angstvalligheden die alleen strekken om hen te verwarren, en hunne ziel in onrust te brengen. Die Christenen daarentegen , die niet dikwerf, maar slechts zelden tot de H. Sakramenten naderen , moeten langer bij het onderzoek stilstaan. Zij moeten zooveel mogelijk de soort en het getal hunner zonden zich trachten te herinneren; hierom moeter. zij nagaan: de Tien geboden Gods; de Vijf geboden der Heilige Kerk, de zeven hoofdzonden, de vreemde zonden, de pligten van hunnen staat; en in dit alles onderzoeken, wat zij gezondigd hebben door gedachten, woorden en werken. Kan soms iemand het juiste getal der zonden zich niet herinneren , dan overdenke hij, hoe dikwerf hij gewoonlijk op een dag , in de week, of maand in die zonde herviel, opdat de biechtvader in staat gesteld worde , over den toestand des biechtelings te oordeelen.

li I I

Na het onderzoek worde zooveel mogelijk het amp;e-rouw opgewekt, door de gedachte aan Gods reyt-vaardigheid, die de zonde streng moet straffen, en aan zijne barmhartigheid, ^die den opregt-boetdoen-den zondaar alle zonden wil vergeven , en men make een vast voornemen, de zonde niet meer te bedrijven. Dit gedeelte der Biecht is het noodzakelijkste , want zonder berouw worden de zonden niet vergeven. (Zie de XIIIcle Overweging bladz. 120.)

OEFENING VAN BEEOL'W.

O mijn God , ik beken dat ik vele en groote zon-

-ocr page 397-

385

den bedreven heb ; maar al had ik slechts eene zonde bedreven, ik zou uwe oneindige volmaaktheid hebben beleedigd. Ach! waarom ben ik niet bedroefd! Ik heb gezondigd tegen uwe oneindige goedheid ; en heb een laag schepsel, een ijdel gewin , een oogen-blik vermaak boven U den voorrang gegeven. O God der barmhartigheid , vergeef mij mijne zonden ; zij zijn mij leed uit den grond van mijn hart: leed niet alleen omdat ik den hemel heb verloren en de hel verdiend , maar omdat ik U , die zoo goed , zoo beminnelijk zijt, heb beleedigd. O mijn God , heb medelijden met mij, uw arm kind. Verwerp mij niet van uw aanschijn , en zend mij niet van U weg; ik haat, ik verfoei de zonden uit geheel mijn hart, on wil liever sterven dan U ^ooit weder vergrammen.

Men leze hier Ps. 50 en 129 (den IVn en Vin der Zeven Boetpsalmen); en gij kunt, om u nog meer tot liefde en berouw op te wekken , er bijvoegen de verzuchtingen tot .1 e s u s aan het kruis , op bladz. 233 en 234.

GEBED VAN DANKZEGGING.

Loof, mijne ziel, den Heer, en al wat in mij is, zijn heiligen Naam.

Loof mijne ziel, den Heer , en vergeet zijne weldaden niet.

Die al uwe schuld vergeeft, die al uwe krankheden geneest.

Die uw leven verlost van het bederf, die u kroont met goedheid en barmhartigheid.

20

-ocr page 398-

386

Barmhartig eu genadig is de Heer, langmoedig eu groot is zijne goedertierenheid.

Hij doet ons niet volgens onze zonden, en Hij vergeldt ons niet naar onze ongeregtigheden.

Zoo ver het Oosten verwijderd is van het Westen, zoo ver doet Hij de zonde van ons weg.

Gelijk een vader zich ontfermt over zijne kinderen, zoo ontfermt zich de Heer over hen die Hem vreezen.

Looft den Heer , gij, zijne engelen, looit den Heer, gij , zijne dienaars , die wat Hem behaagt volvoert.

Looft den Heer , al zijne werken , op alle plaatsen zijner heerschappij: loof, mijne ziel, den Heer. Amen.

GEBED 031 DE ÖENADE DEK VOLHAKDING-

Welken dank ben ik ü , o mijn God, niet verschuldigd. Niet alleen hebt Gij mij geschapen en verlost , maar nu wederom hebt Gij mij al mijne zonden vergeven, waardoor ik uwe goedheid zoo be-leedigde. Ach, ik zal ü niet meer vergrammen, maar ondersteun mijne zwakte, want de vijanden mijner zaligheid zullen mij op nieuw willen verleiden. Verleen mij, o God, de genade der volharding. O Vader der barmhartigheid, door de verdiensten van uwen goddelijken Zoon , verleen mij deze genade der genaden : dat ik niet meer van U gescheiden worde Ik vraag ü die gunst voor mij en voor allen die het geluk hebben in uwe heilige liefde te leven. Het geloof verzekert mij, o God, dat ik, indien ik U aanhoudend om deze gunst blijf vragen , het geluk zal

-ocr page 399-

387

hebben die te verkrijgeu, omdat Gij beloofd hebt hen te verhoeren die U zullen aanroepen.

Ik bid U dan nog in den naam van J e s u s, en om de voorspraak van Maria en Josef, geef mij de genade des gebeds. Geef mij , dat ik in alle gelegenheden van zonde mijne toevlugt tot ü neme, door de zoete namen van J e s u s, Maria, Josef, met eerbied uit te spreken. Onder hunne bescherming hoop ik te leven en te sterven in uwe genade, en deelachtig te worden aan uwe heerlijkheid in alle eeuwen. Amen.

DE H. COMMUNIE.

e kardinaal Bona vraagt, waarom zoovele Christenen weinig voordeel doen met hun menigvuldig te Communie gaan , en voortdurend iu dezelfde fouten hervallen: het ligt niet aan de bracht der spijze, antwoordt hij, maar aan de gesteldheid van dengene die eet. De weinig goede gesteldheid, de slechte voorbereiding doen ons de kracht der H. Communie missen. De H. Franciscus van Borgia besteedde hierom drie dagen vóór de Communie tot voorbereiding, en drie dagen daarna tot dankzegging.

Wenscht gij derhalve met veel vrucht het H. Sa-krament te ontvangen, onthecht u dan ten eerste aan al het aardsche , en ban al wat God niet is , uit uw hart. Bereid u ten tweede reeds den dag

-ocr page 400-

388

te voven tot dat verheven vrerk, en lees de overweging over de H. Commnnie (bladz. 152).

GEBEDEN VOOR DE H. COMMUNIE.

OEFENING VAN GELOOP.

SlJcSfiin J e s u s , Gij zijt hier op het altaar tegen-pOLlwoordig; mijne zinnen zien wel niets dan de gedaanten van brood en wijn, maar ik geloof niettemin , dat Gij wezenlijk en waarachtig in het H. Sakrament tegenwoordig zijt. O J e s u s , waarlijk God en waarlijk mensch ; Jeans, Koning van hemel en aarde ; J e s u s , Zoon van den levenden God ; J e s u s , Zoon van de Maagd Maria : ik werp mij voor nwe voeten neder, en aanbid U uit den grond mijns harten. Gij zijt mijn Heer en mijn God , en ik ben uw schepsel. Gij zijt mijn Verlosser, mijn Vader , mijn beste Vriend, en ik ben uw kind. Neem, o God , mijne hulde aan en vermeerder mijn geloof.

OEFENING VAN VERTROUWEN.

Mijn Heer en mijn God , Gij zult mij komen bezoeken, Gij zult in mijn hart nederdalen. Ja, nog eenige oogenblikken, en Gij zult zoo waarachtig in mij zijn als Gij in den hemel zijt. Moet uw bezoek , o Jesus, mij vrees aanjagen? moet ik, als Gij nadert, moet ik bij uwe tegenwoordigheid beven?...

-ocr page 401-

389

Neen, neeu; ik wil mij met betrouwen aan uwe liefde overgeven , ik wil mij in uwe armen werpen, gelijk een kind zich werpt in de armen zijner moeder. Goede J e s u s, indien Gij in mijn hart komt, dan is het niet, om mij mijne vorige ondankbaarheid te verwijten, om mij te oordeeleu en te verwerpen ; neen, Gij komt als een teedere vriend . om mij te troosten in mijn kommer, te helpen in mijne zwakheid, te verrijken met uwe genade en om mij heilig te maken. Kom dan , o J e s u s , kom; ik ben arm , ik ben krank, ik ben vol behoeften en ellenden, en toch zal ik op uwe barmhartigheid hopen ; kom dan, o J e s u s , en vermeerder mijn vertrouwen.

OEFENING VAN LIEFDE.

Goede J e s u s , wanneer ik denk aan al de blijken uwer liefde, dan word ik rood van schaamte, omdat ik U zoo weinig bemin. Voor mij zijt Gij mensch geworden ; voor mij zijt Gij in een stal geboren! voor mij hebt Gij in armoede, in kommer en vermoeidheid , in ontberingen van allerlei aard geleefd; voor mij zijt gij in droefheid en in doodelijken zieleangst in den hof van Olijven geweest; voor mij zijt Gij beschimpt , bespot, bespuwd , geslagen, gegeeseld en met doornen gekroond; voor mij hebt Gij het zware kruis willen dragen; zijt Gij daaraan vastgenageld , en na drie smartelijke uren gestorven. Eindelijk, voor mij hebt Gij dit aanbiddelijk Sakrament ingesteld; om ü geheel aan mij te schenken, om de steun, de troost, het voedsel mijner ziel te zijn, zoo dikwerf ik tot U wil komen. Goede Je sus, ik bemin ü. Hoor

-ocr page 402-

390

de verzucliting mijns harten aan; ik bemin U meer dan mij zeiven; ik bemin U meer dan de geheele wereld ; ja , ik bemin IJ , maar helaas , Gij weet dat ik U nog te weinig bemin; ,zuiver en ontsteek dan meer en meer mijne liefde. ^

OEFENING VAN BEROUW.

Mijn God , mijn God, ik durf mijne oogen niet tot U opheffen, omdat ik tegen U gezondigd heb. Om de liefde van J e s u s, bid ik U, mijn God , vergeef mij mijne doodzonden , dagelijksche zonden , al mijne ongeduldigheden , onopregtheden, verstrooidheden ; mijne onverstorvenheid en onmatigheid, al mijne verzuimenissen omtrent mijne pligten en uwe geboden.

Oneindige goedheid , het smart mij, dat ik ü vergramd heb; ik haat, ik verzaak de zonde uit geheelmijn hart; ik beloof, dat ik eer wil sterven dan met voorbedachtheid eene zonde te begaan. Ach , geef mij de genade U getrouw te blijven , en U uit geheel mijn hart te beminnen.

H. Maria, H. Josef, helpt mij, bidt voor mij, op liet oogenblik dat ik J e s u s in mijn hart zal ontvangen.

OEFENING VAN VERLANGEN.

(Uit het XVII Hoofclstulc van het IV Boek der Navolging van Christus.)

Met de meeste godsvrucht en vurige liefde, met al de genegenheid en den gloed des harten , wenscli

-ocr page 403-

391

ik U, Heer, te ontvangen, zooals vele heilige on godvreezende personen bij de H. Communie naar U verlangd hebben, die U door de heiligheid van hun leven hoogst behagelijk tn in de vurigste godsvrucht waren.

O mijn God, eeuwige liefde, mijn eenig goed , nimmer eindigend geluk, ik begeer U met het levendigste verlangen en zoo diepen eerbied te ontvangen, als ooit een Heilige gehad heeft of gevoelen konde.

En ofschoon ik onwaardig ben al die gevoelens van godsvrucht te hebben, offer ik ü daarmede geheel mijn hart. Niets wil ik mij voorbehouden, maar mij en al het mijne gewillig en gaarne opdragen.

Heer, mijn God , mijn Schepper , mijn Verlosser, met zulk een zoet gevoel , met zulk een eerbied , dankbaarheid , geloof , hoop en zuiverheid verlang ik U heden te ontvangen , zooals uwe lieve Moeder Maria U ontvangen en verlangd heeft. Zie , arm en behoeftig sta ik voor U, smeekende om genade en uwe barmhartigheid inroepende.

Ach, goede Jesus , toef niet langer; kom, mijn -les us, kom, o kom!

S M E E K L 1E D.

Jesus! Menschgeworden God ,

Die niet in uw woord kunt falen ,

Gij rust hier in 't Sakrament;

-ocr page 404-

392

Kan 't miju geest niet achterhalen , God der waarheid! 'k tuig het nu : J e s u s ! ik geloof in U.

God van almagt, liefde en trouw !

'k Ben beschaamd om al miju zonden ,

Maar Gij , Heer! hebt ze uitgewischt In het bloed van zóóveel wonden : Vol betrouwen kom ik nu ,

Goede J e s u s ! 'k hoop in TI.

God van liefde en opperst Goed! Gij wilt spijzen ons en drenken , In 't Geheim der hoogste min Heel U-zelven aan ons schenken ,

Liefste J e s u s ! kom , kom nu ,

Ach mijn ziel verzucht naar U.

'k Ben niet waardig, groote God !

Dat Gij ingaat in mijn harte;

Spreek, Heer! spreek een enkel woord, En , doorwond van liefdesmarte ,

Schrei ik: .1 e s u s! kom toch nu , Kom, o kom! ik smacht naar U.

'k Zal dan aan den heil'gen Disch U, mijn J e s u s ! gaan ontvangen,

U, mijn' God , mijn' grooten God, Aan mijn zalig harte prangen,

Goede J e s u s ! kom toch nu Kom, o kom ! i k s n e 1 tot U.

\

-ocr page 405-

393

Lj«..aj

GEBEDEN NA DE H. COMMUNIE.

UIT DEN LOFZANG DER DRIE JONGELINGEN.

Laat ons het gezang der drie jongelingen zingen, dat zij zongen in den gloeijenden oven ,

lovende den Heer.

Jfooft den Heer, al de werken des Heeren ; ziugt ^Tfl^en verheft zijn lof tot in eeuwigheid.

Engelen des Heeren, looft den Heer; zingt en verheft zijn lof tot in eeuwigheid.

Hemelen, looft den Heer; zingt en verheft zijn lof tot in eeuwigheid.

Wateren, en al wat hoven den hemel is, looft den Heer ;

Alle heirkrachten des Heeren, looft den Heer; N Zon en maan , looft den Heer;

Sterren des hemels , looft den Heer;

Regen en dauw, looft den Heer;

Alle gij winden, looft den Heer;

Vuur en hitte , looft den Heer;

Koude en hitte , looft den Heer;

Dauw en rijp , looft den Heer ;

Vorst en koude , looft den Heer ;

IJs en sneeuw, looft den Heer;

Nachten en dagen, looft den Heer;

Licht en duisternissen , looft den Heer;

Bliksemen en wolken, looft den Heer;

Aarde, loof den Heer; zing en verhef ziju lof tot in eeuwigheid.

ö 09

li

o ca:

s: 3

-ocr page 406-

394

Bergen en heuvels, looft den Heer; zingt en verheft zijn lof tot in eeuwigheid.

Alle gewassen des aardrijks , looft den Heer ; zingt en verheft zijn lof tot in eeuwigheid.

Waterbronnen , looft den Heer ; zingt en verheft zijn lof tot in eeuwigheid.

Zeeën en rivier, looft den Heer ; zingt en verheft zijn lof tot in eeuwigheid.

Zeedieren, en al wat iu de wateren zich beweegt, looft den Heer; zingt en verheft zijn lof tot in eeuwigheid.

Alle vogelen des hemels , looft den Heer; zingt en verheft zijn lof tot in eeuwigheid.

Wilde en tamme dieren, looft den Heer; zingt en verheft zijn lof tot in eeuwigheid.

Kinderen der menschen, looft den Heer; zingt en verheft zijn lof tot in eeuwigheid.

O Israël, loof den Heer ; zing en verhef zijn lof tot in eeuwigheid.

Priesters des Heeren ! looft den Heer;

Dienaars des Heeren, looft den Heer;

Geesten, en zielen der regtvaardigen, looft den Heer;

Heiligen en nederigen van harte , looft den Heer; zingt en verheft zijn lof tot in eeuwigheid.

Ananias , Azarias , Misaël, looft den Heer ; zingt en verheft zijn lof tot in eeuwigheid.

Laat ons loven den Vader en den Zoon met den H. Geest.

Prijzen en verheffen wij Hem tot in eeuwigheid.

Geloofd zijt Gij, Heer, in het uitspansel des hemels.

Geprezen en geloofd en hoog verheven in eeuwigheid. Amen.

-ocr page 407-

395

LOFZANG VAX MARIA.

Mijne ziel verheft deu Heer , en gejuicht heeft mijn geest in God mijnen Zaligmaker.

Omdat Hij nederzag op de geringheid zijner dienstmaagd ; want zio van nu af zullen alle geslachten mij zalig noemen.

Omdat Hij groote dingen aan mij heeft gedaan die magtig is, en heilig is zijn naam.

En zijne barmhartigheid is van geslachte tot geslacht , voor degenen die Hem vreezen.

Hij heeft kracht gedaan door zijnen arm; verstrooid heeft Hij de hoogmoedigen in de gedachte huns harten.

Magtigen heeft Hij van den troon gezet , en geringen verheven.

Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld , en rijken ledig weggezonden.

Hij heeft Israël, zijnen dienstknecht, aangenomen, indachtig zijner barmhartigheid.

Gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, aan Abraham en zijn nageslacht in eeuwigheid.

Glorie zij den Vader, en den Zoon , en den H. Geest.

Gelijk het was in den beginne, en nu, en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

TEEDEKE VERZUCHTINGEN TOT JESDS.

Ziel van Christus, heilig mij.

Ligchaam van Christus, maak mij zalig.

Bloed van Christus, maak mij dronken.

-ocr page 408-

396

Water der zijde van Christus, wasch mij.

Lijden van Christus, versterk mij.

O goede J e s u s , verhoor mij.

In uwe Heilige Wonden , verberg mij.

En laat niet toe , dat ik van U gescheiden worde.

{Dit verzucht men driemaal met eene vurige liefde.)

Voor den boozen vijand , bescherm mij.

In het uur van mijnen dood , roep mij.

En laat mij tot U komen;

Opdat ik U met uwe Heiligen love ,

In de eeuwen der eeuwen. Amen.

SCHIETGEBED.

Geloofd, aangebeden en gedankt zij, ten allen tijde , het allerheiligste Sakrament des Altaars. Amen.

(Uit het IX Hoofdstuk van het IV Boelc der Navolging van Oh r is t u s.)

Heer, al wat in den hemel en op aarde is, is het uwe.

Ik verlang mij zeiven als een vrijwillig oft'er aan U op te dragen , en voor altoos de uwe te blijven.

Heer, in de eenvoudigheid mijns harten, oft'er ik U heden mij zeiven op, om voor altijd U alleen te dienen , U te gehoorzamen en een offer te zijn van altijddurenden lof.

Neem mij aan met dit heilig offer van uw dierbaar Ligchaam , hetwelk ik U heden opdraag in het bijzijn der engelen , die onzigtbaar U omringen , opdat het mij en geheel uw volk tot heil verstrekke.

Heer, ik leg op uw zoenaltaar neder alle zonden

-ocr page 409-

897

en overtredingen , die ik voor U en voor uwe heilige engelen heb begaan; van den dag af dat ik voor het eerst heb kunnen zondigen, tot op dit uur toe; opdat Gij ze allen in het vuur uwer liefde moogt aansteken en verbranden , al de vlekken mijner zonden uitwisschen; mijn geweten van alle misdrijf zuiveren , en mij in uwe genade, die ik door mijne zonden verloor , moogt herstellen , door mij alles ten volle kwijt te schelden en mij tot den kus des vre-des aau te nemen.

Wat anders kan ik voor mijne zonden doen. dan ze nederig te belijden, te beweenen en gestadig uwe ontferming in te roepen.

Ik bid U dan, verhoor mij geuadig, waar ik hier voor U sta, o mijn God ; al mijne zondeu zijn mij ten hoogste leed, nooit wil ik ze weder bedrijven; ik beween ze en zal ze beweeneu zoolang ik leef ; ik ben bereid , boete te doen en voldoening te geven zooveel ik kan.

Vergeef mij, o God, vergeef mij mijne zonden; om uwen heiligen naam, red mijne ziel , die Gij met uw dierbaar bloed hebt vrijgekocht.

Zie ik beveel mij aan uwe barmhartigheid, en geef mij over in uwe handen.

Handel met mij volgens uwe goedheid, en niet naar mijne zonde en ongeregtigheid.

Ook offer ik U op al het goede dat in mij is, hoewel het zeer weinig is en onvolmaakt; opdat Gij het moogt verbeteren en heiligen, het met welgevallen aannemen , U behagelijk maken , gedurig tot het meer volmaakte trekken, en mij, tragen en onnut-

i

-ocr page 410-

398

ten knecht, tot een gelukkig en lofwaardig einde brengen moogt.

Ik offer U ook op al de vrome wenschen der godvruchtige zielen, de belangen van mijne ouders, vrienden, broeders, zusters, van allen die mij dierbaar zijn; van degenen die mij of anderen uit liefde voor TJ hebben welgedaan, en dio van mij gebeden verzocht hebben, hetzij zij nog in het leven of reeds overleden zijn , opdat zij allen ondervinden de hulp uwer genade, de kracht uwer vertroosting, behoeding voor gevaren, bevrijding van straf, opdat zij, aan alle kwaad ontrukt, ü blijmoedig den grootsten dank toebrengen.

altijc dere Ame

t i \*

n ii

' li

Ook draag ik U de gebeden en zoenoffers op , bijzonder voor hen die mij in eenig opzigt beleedigd, bedroefd, veracht, of eenig nadeel, of last hebben aangedaan.

; i !

MEMOUAUK.

Gedenk, o goedertierenste Maagd Maria, hoe het nooit is gehoord, dat iemand die tot uzijnetoevlugt nam , uwen bijstand verzocht of uwe voorspraak inriep , door u verlaten is. Bemoedigd door dit vertrouwen , vlugt ik, spoed ik tot u, o Maagd dei-maagden , Maria, Moeder van Jesus Christus, en sta ik, zondaar, zuchtend en bevend voor uw aangezigt. O Moeder van het eeuwig Woord, wil mijne bede niet versmaden, maar mij, ongelukkige, die uit dit tranendal tot u roep , spoedig verhooren; sta mij bij, ik smeek het u, in allen uood, nu en

-ocr page 411-

39li

altijd en vooral in het uur van mijnen dood , o tee-dere, o beminnelijke, o liefdevolle Maagd Maria. Amen.

D A N K L IE D.

Nu heeft mijn lieve J e s u s dan Zich mij tot spijs gegeven,

Die mijn verkwikte ziel bewaar' In 't eindelooze leven;

Ach , goede God ! U smeeken wij :

Blijf' ons nu eeuwig bij.

Zoo is dan waarlijk 's Vaders Zoon Tot mijne ziel gekomen,

En heeft zijn zetel in mijn hart,

Mijn zondig hart genomen;

Ach God ! ach God! ü smeeken wij: Blijf ons nu eeuwig bij.

O dat ik al de stemmen had , Die opgaan van deze aarde,

En 't niuuner-zwijgend hcmelkoor Zich aan mijn loflied paarde;

U , God! ü, God ! aanbidden wij;

Blijf ons nu eeuwig bij.

'k Aanbid, ik loof, ik dank (J, God! Ach, zie mijn tranen beven;

Wat zal ik, goede J e s u s ! U Voor zóóveel liefde geven V

; einde ^

I

Ji'godaders , dier-liefde beden 'reeds ' hulp iehoe-

it zij,

)tsteu

gt; m-1 ligd, | bbeu f

! het rlugt ; .in- , ver- f der | us, | uw wil ge, •en;

en

-ocr page 412-

400

U, God ! U , God ! U danken wij, Blijf ons nu eeuwig bij.

Ik wil, mijn J e s u s! wat ik beu , Mijn hart, miju vreugd en lijden,

Mijn leven en mijn stervensuur Ten offerand U wijden ;

U , God! ü , God ! beminnen wij ,

Blijf ons nu eeuwig bij.

Maar zwak is onze ziel, o Heer! Als 't ligt-bewoge» riet;

Almagtig God! wij smeeken ü : Verlaat, verlaat ons niet;

Nog eens, nog eens dan smeeken wij Blijf ons tocli eeuwig bij!

eer , ontferm ü onzer

LITANIE VOOR DEN ZONDAG.

TOT DE II. DRIEVULDIGHEID,

Christus, ontferm ü onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God , hemelsche Vader , ontferm ü onzer. God , Zoon , Verlosser der wereld , ontferm God, Heilige Geest, ontferm U onzer.

-ocr page 413-

401

Heilige en ondeelbare Drievuldigheid, één God, Onbegrijpelijke Majesteit,

Onveranderlijke Magt, g

Oneindige Wijsheid, SF

Grondelooze Goedheid , B

Heer der heerschappijen , lt;3

Eeuwige Wet, g

Eeuwige Waarheid, »

God , Almagtig Koning,

Die alleen God, en één God zijt,

In wien wij leven, ons ^ewegen en zijn, ontferm U onzer.

Wiens majesteit de aarde vervult,

Aan wien alleen men alle eer en glorie schuldig is ,

Die ons troost in onze kwellingen ,

Die alleen groote wonderen doet, g-

Die zijt, die waart, en die wezen zult, §

Regtvaardig en schrikkelijk in het oordeel.

Heerlijk en wonderbaar in uwe werken ,

Ongeboren Vader, g

Èengeboren Zoon, ?

H. Geest, van Beiden voortkomende ,

H. Drievuldigheid , één God,

Wees genadig, spaar ons, Heer.

Wees genadig, verhoor ons, Heer.

Van alle kwaad, verlos ons. Heer.

Van alle zonden, verlos ons, Heer.

Van alle ongeloovigheid , verlos ons. Heer.

Van het overtreden uwer geboden, verlos ons, Heer.

Van het versmaden uwer gaven , verlos ons, Heer.

Van het verzuimen uwer heilige dienst, verlos ons. Heer.

26

-ocr page 414-

402

Van den eeuwigen dood , verlos ons, Heer.

Door uwe almagt, verlos ons , Heer.

Door uwe wijsheid , verlos ons , Heer.

Door uwe oneindige goedheid, verlos ons, Heer.

Door uwe groote barmhartigheid , verlos ons , Heer. Door uw geduld en uwe langmoedigheid, verlos ons , Heer.

Wij zondaren, wij bidden U, verhoor ons.

Dat Gij ons de genade wilt verleenen , om altijd en overal te belijden, dat Gij de ware God zijt, wij bidden U, verhoor ons.

Dat Gij ons de genade wiltf^verleenen, om U te eeren als ée'n God in Drievuldigheid van Personen , en de H. Drievuldigheid in de éénheid der natuur te aanbidden, wij bidden IJ, verhoor ons.

Dat Gij ons de genade wilt verleenen, U uit ge- a heel ons hart te beminnen, ^

Dat Gij het volk , hetwelk uwen heiligen naam £ toegeheiligd is , wilt bewaren en zalig maken , g Dat Gij aan de dwalenden genade wilt verleenen, clt; om tot den weg der regtvaardigheid terug te keeren, g.

Dat Gij U gewaardigt aan de overledene geloovi- g

gen de eeuwige rust te geven ,

Dat Gij U gewaardigt ons te verhooren, S

O H. Drievuldigheid, verlos ons. O H. Drievuldigheid , maak ons zalig. O H. Drievuldigheid, maak ons levend.

Heer , ontferm ü onzer.

Christus, ontferm ü onzer.

Heer, ontferm U onzer.

-ocr page 415-

403

Ome Vader, ens-

Laat ons loven deu Vader, en den Zoon , met den H. Geest.

Laat ons Hen loven en verheerlijken in alle eeuwen. Geloofd zijt Gij, Heer, in het uitspansel des hemels. En alle eer, glorie en lof waardig in alle eeuwen. Dat God ons zegene , onze God, dat God ons zegene. Dat geheel de aarde Hem vreeze.

Heer, verhoor mijn gebed.

En mijn geroep kome tot U.

*

LAAT (51JS BIDDEN.

Almagtige, eeuwige God, die uwen dienaars, in de belijdenis van het ware geloof, de glorie der eeuwige Drievuldigheid deedt kennen, en in de magt dei-Majesteit de Eenheid aanbidden; wij bidden U, dat wij door de vastheid van hetzelfde geloof voor alle tegenspoeden mogen beveiligd worden. Door Christus , onzen Heer. Amen.

LITANIE VOOR DEN MAANDAG.

TOT DEN HEILIGEN GEEST.

eer , ontferm TJ onzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

-ocr page 416-

404

God, hemelsclie Vader, ontferm U onzer. God, Zoon, Verlosser der wereld.

God, Heilige Geest.

H. Drievuldigheid , één God ,

H. Geest, die van den Vader en den Zoon voortkomt. Geest des Heeren, God van Israël,

H. Geest, die de heerschappij over het menschdom hebt,

H. Geest, die de geheele aarde vervult,

Die alle krachten bezit,

Die all# goed werkt en alles voorziet,

Die de hemelen versiert,

Geest der waarheid, die alle waarheid leert, alle

gaven uitdeelt,

Geest van wijsheid en verstand,

Geest van raad , sterkte, wetenschap en godvruchtigheid ,

Geest van de vreeze des Heeren en van voorzig-tigheid,

H. Geest, door wiens ingeving de heilige mannen

Gods gesproken hebben,

H. Geest, die de toekomende dingen verkondigt, H. Geest, gave en belofte des Vaders,

H. Geest, Vertrooster, die de wereld overtuigt, H. Geest, door wien de duivelen uitgeworpen worden,

H. Geest, uit wien wij herboren worden, H. Geest, door wien de liefde Gods in onze harten uitgestort is,

Geest der aanneming tot kinderen Gods,

Geest van genade en barmhartigheid,

-ocr page 417-

405

Geest, die ons in onze krankheid te hulp komt, en aan onzen geest getuigt, dat wij kinderen Gods zijn , ontferm U onzer ,

Goedgunstige Geest, die zoeter dan honig zijt, H. Geest, onderpand onzer erfenis, die ons op den

regten weg leidt,

Oppergeest, die levend maakt en versterkt,

Geest van zaligheid, oordeel en blijdschap,

Geest van geloof, vrede en vurigheid, §

Geest van ootmoedigheid, liefde en zuiverheid, S3 Geest van goedertierenheid , goedheid en langmoe- B digheid, d

Geest van zachtmoedigheid , waarheid, eenheid en § vertroosting, £5

Geest van vermorzeling des harten, van belofte ,

vernieuwing en heiligmaking,

Geest van leven, verduldigheid, onthouding en

zedigheid,

Geest van alle genade,

Wees genadig, spaar ons, H. Geest.

Wees genadig, verhoor ons, H. Geest.

Van den geest der dwaling, verlos ons, H. Geest. Van den geest der onzuiverheid,

Van den geest der godslastering , ^

Van alle verhardheid in het kwaad en van wan- S hoop, g

Van alle vermetelheid en tegenspraak van de be-

kende waarheid , W

Van alle boosheid en kwade gewoonte, o

Van het benijden der broederlijke liefde , ®

Van onboetvaardigheid in ons uiterste ,

-ocr page 418-

40C

Door uwe eeuwige voortkomst van den Vader en den

Zoon , verlos ons,, H. Geest.

Door uwe onzigtbare zalving ,

Door de volheid der genade, waarmede Gij de H.

Maagd Maria begunstigd hebt,

Door die overvloeijende heiligheid , waarmede Gij S, de Moeder des Heeren in de Ontvangenis des S Woords overstort hebt, §

CC

Door uwe heilige verschijning bij het Doopsel van -

Christus, ®

Door uwe heilrijke komst over de Apostelen , ® Door de onuitsprekelijke goedheid , waarmede Gij de H. Kerk bestuurt, de Opperhoofden veree-nigt, de Martelaars versterkt, de Leeraars verlicht en de geestelijke Orden instelt, Wij zondaars, wij bidden U, verhoor ons.

Dat wij naar den geest mogen wandelen , en de ^ begeerten des vleesches niet volbrengen , —;

Dat wij U nooit bedroeven , gt

Dat Gij alle Kerkelijke Orden in de heilige gods- ~ dienst en den waren geest wilt bewaren, c Dat Gij aan alle Christenen één hart en ééne ziel 5quot; wilt geven , ^

Dat Gij ons de volharding, de vervulling aller g* deugden , wilt verleenen, §

Dat Gij U gewaardigt ons te verhooren ,

Geest Gods ,

Lam Gods , dat de zonden der wereld wegneemt, stort

uwen Geest over ons uit.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, zend ons den beloofden Geest des Vaders.

-ocr page 419-

407

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, geef ons den Goeden Geest.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm ü onzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm IJ onzer.

Onze Vader, enz.

Schep in mij, o God , een zuiver hart. En vernieuw den regten geest in mijn binnenste. Verwerp mij niet van uw aanschijn.

En neem uwen heiligen geest van mij niet weg. Geef mij weder de vreugde van uw heil. Eu versterk mij met eenen kloeken geest. De genade van den Heiligen Geest,

Verlichte onze zinnen en harten.

Heer, verhoor mijn gebed.

En mijn geroep kome tot ü.

LAAT OSS BIDDEN.

God , die de harten der geloovigen door de verlich ting des H. Geestes hebt geleerd: geef ons, in den zelfden Geest opregt wijs te zijn, en ons altijd in zij ne vertroosting te verheugen. Door Christus, on zen Heer. Amen.

-ocr page 420-

408

LITANIE VOOR DEN DINGSDAG.

VAN DEN ZOETEN NAAM JESUS.

eer, ontferm U onzer.

Chris tus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

C h r i s t u a , hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm U onzer. God, Zoon, Verlosser der wereld.

God, Heilige Geest,

Heilige Drievuldigheid , ée'n God ,

J e s u s , glans des Vaders ,

J e s u s , klaarheid van het eeuwige licht,

J e s u s, koning der glorie ,

J e s u s, zon der regtvaardigheid ,

J e s u s, Zoon der Maagd Maria , §

Beminnelijke J e s u s ,

Wonderbare Je sus, 3

J e s u s , sterke God , c3

J e s u s , Vader der toekomende eeuw , §

J e s u s , Verkondiger van het groote raadsbesluit, 1 Allermagtigste J e s u s ,

Allergeduldigste J e s u s ,

Allergehoorzaamste J e s u s ,

J e s u s, zachtmoedig en ootmoedig van harte , J e s u s , minnaar der zuiverheid J esus, onze minnaar,

J e s u s, God des vredes ,

-ocr page 421-

409

Jesus, oorsprong des levens, ontferm U onzer.

J e s u s , toonbeeld aller deugden ,

J e s u s , IJveraar der zielen,

J e s u s, onze toevlugt,

J e s u s, vader der armen ,

J e s u s , schat der geloovigen ,

J e s u s , goede herder,

J e s u s , waarachtig licht,

J e s u s , eeuwige wijsheid ,

J e s u s, oneindige goedheid ,

J e s u s , onze weg en ons leven ,

J e s u s , vreugde der Engelen,

J e s u s , koning der Aartsvaders ,

J e s u s , Meester der Apostelen ,

J e s u s , Leeraar der Evangelisten ,

J e s u s , sterkte der Martelaren ,

J e s u s, licht der Belijders ,

J e s u s , zuiverheid der Maagden ,

J e s u s , kroon van alle Heiligen ,

Wees ons genadig, spaar ons, Jesus.

Wees ons genadig, verhoor ons, Jesus.

Van alle zonde verlos ons, Jesus.

Van uwe gramschap ,

Van de lagen des duivels,

Van den geest der onkuischheid ,

Van den eeuwigen dood,

Van de verwaarloozing uwer inspraken ,

Door het geheim uwer H. Menschwording,

Door uwe geboorte ,

Door uwe kindschheid ,

Door uw goddelijk leven,

-ocr page 422-

410

Door uwen arbeid, verlos ons , Jesus.

Door uw doodstrijd en lijden, lt;j

Door uw kruis en uwe verlatenlieid, S-

O

Door uwe smarten, 1J'

Door uwen dood en uwe begrafenis, c

Door uwe verrijzenis,

Door uwe hemelvaart, m

Door uwe vreugden, c

Door uwe glorie, •

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, spaar ons, J e s u s.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, verhoor ons , Jesus.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm U onzer , Jesus.

Jesus, hoor ons.

Jesus, verhoor ons.

GEBED.

Heer Jesus Christus die gezegd hebt: Vraagt en gij zult verkrijgen , zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal worden opengedaan : wij smeeken ü , geef ons , op ons bidden, het vuur uwer goddelijke liefde , opdat wij ü met geheel ons hart, onzen mond en onze werken beminnen , en nimmer ophouden U te loven.

Geef, Heer, dat wij eene gedurige vrees en liefde hebben voor uwen Heiligen Naam; want nooit berooft Gij hen van uwe leiding, die Gij in de hechtheid uwer liefde vestigt. Door onzen Heer J. C., uwen Zoon, die met ü leeft en regeert in de eenheid

-ocr page 423-

411

des H. Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen Amen.

LITANIE VOOR DEN WOENSDAG.

TEU EERE VAN DE HH. ENGELEN-

Heer , ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God, hemelsohe Vader, ontferm U onzer.

God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer.

God , H. Geest, ontferm ü onzer.

H. Drievuldigheid , één God , ontferm U onzer.

H. Maria , bid voor ons.

H. Moeder Gods ,

H. Maagd der maagden ,

H. Michael, die altijd de beschermer van Gods

volk geweest zijt,

H. Michael, die Lucifer en zijnen wederspannigen gquot;

aanhang uit den hemel verdreven hebt, ^

H. Michael, die den betigter onzer broeders in den § ' o t-i

afgrond der hel geworpen hebt, o

H. Gabriël, die aan Daniël een goddelijk gezigt S

vertoond hebt,

H. Gabriël, die aan Zacharias de geboorte en bediening van zijnen zoon Joannes voorzegd hebt, H. Gabriël, die van God tot Maria in Nazareth,

eer, ontferm U onzer. Christus, ontferm U onzer.

-ocr page 424-

412

om de Menschwordiug des Woords aan te kondigen , gezonden zijt, bid voor ons.

H. Rafaël, die den jongen Tobias op zijne reize

zoo getrouwelijt geleid hebt,

H. Bafaël, die van Sara den duivel verdreven hebt, H. Rafaël, die aan den ouden Tobias het gezigt

hebt wedergegeven,

Heilige Engelen ,

Die aan Gods hoogen en verhevenen troon staat, Die God gedurig : Heilig ! Heilig! Heilig ! toezingt, Die, de duisternissen verdrijvende, ons verstand verlicht,

Die de goddelijke dingen aan de menschen bekend maakt,

Die van God tot bewaarders der menschen gesteld zijt,

Die altijd ziet het aanschijn des Vaders , die in de hemelen is ,

Die u verheugt over eenen zondaar, die boetvaardigheid doet,

Die het volk van Sodoma met blindheid geslagen hebt,

Die Loth uit Sodoma uit het midden der godde-

loozen geleid hebt.

Die langs de ladder van Jakob op- en afgeklommen zijt,

Die op den berg Sinaï aan Moses Gods wet beschikt hebt,

Die aan de herders de geboorte van Christus

verkondigd hebt,

Die Christus in de woestijn gediend hebt,

-ocr page 425-

413

Die Lazarus in den schoot van Abraham gedragen

hebt, bidt voor ons.

Die in witte kleederen aan het graf van C h r i s-

t u s gezeten hebt,

Die aan de apostelen verschenen zijt, toen C li r i s-

t li s ten hemel opklom ,

Die Christus, als Hij zal komen om te oordeelen,

met den standaard des kruises zult voorgaan , Die op het einde der eeuwen de uitverkorenen

zult bijeenvergaderen ,

Die de boozen van de regtvaardigen zult scheiden, g] Die aan God de gebeden van die Hem bidden op-

lt;5

draagt, §

Die de stervenden bijstaat, ^

Die door Gods kracht wonderen werkt, §

Die afgezonden wordt ten dienste dergenen, die

de erfenis der zaligheid zullen bekomen,

Die tot beschermers van keizer-, koningrijken en

landen gesteld zijt,

Die de legers der vijanden menigmaal verstrooid hebt, Die Gods dienaars menigmaal uit de kerkers en

andere gevaren verlost hebt,

Die de martelaars in hunne folteringen menigmaal

vertroost hebt.

Alle heilige Orden der zalige Geesten,

Van alle gevaren, verlos ons, Heer, door uwe heilige Engelen.

Van alle ketterijen en scheuringen, verlos ons. Heer,

door uwe heilige Engelen.

Van pest, oorlog en hongersnood, verlos ons, Heer, door uwe heilige Engelen.

-ocr page 426-

414

Van een haastigen en onvoorzienen dood, verlos ons, Heer, door uwe heilige Engelen.

Wij zondaars, wij bidden ü , verhoor ons.

Door uwe heilige Engelen, wij bidden U , verhoor ons.

Dat Gij ons wilt sparen , wij bidden U, verhoor ons.

Dat Gij ons wilt genadig zijn, wij bidden U , verhoor ons.

Dat Gij ons onze zonden wilt vergeven, wij bidden U, verhoor ons.

Dat Gij uwe Heilige Kerk wilt besturen en bewaren, wij bidden U , verhoor ons.

Dat Gij aan de Christen koningen en vorsten vrede en eendragt wilt verleenen, wij bidden U, verhoor ons.

Dat Gij de vruchten der aarde wilt geven en bewaren , wij bidden U , verhoor ons.

Dat Gij aan alle overledene geloovigen de eeuwige rust wilt geven, wij bidden U, verhoor ons.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, spaar ons , Hoer.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, verhoor ons, Heer.

Lam Gods , dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, ontferm ü onzer.

Heer, ontferm ü onzer.

Onze Vader, ens.

-ocr page 427-

415

LAAT ONS BIDDEN.

0 God, die door eene onuitsprekelijke voorzienigheid uwe H. Engelen tot onze bewaring gewaardigt te zenden: verleen ons op ons smeeken, dat wij door hunne hulp altijd beschermd worden, en hun gezelschap eeuwiglijk mo'gen genieten. Door Christus, onzen Heer. Amen.

LITANIE VOOR DEN DONDERDAG.

TOT JKSÜS IN HET ALLERHEILIGSTE SAKRAMBNT.

eer, ontferm U onzer.

.Christus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm U onzer.

God, Zoon , Verlosser der wereld.

God, H. Geest.

H. Drievuldigheid, één God,

Levend Brood, dat uit den hemel gedaald zijt, o Eeuwig Woord Gods, mensch gewordeu en ouder ££ ons wonende, g

Verborgen God, schuilende onder zienlijke ge- c) daanten, g

Wonderbaar geheim van ons geloof, |

Zeer hoogwaardig en levendmakend Sakrament, quot; Voortreffelijk gedenkteeken der goddelijke liefde. Geestelijke spijs onzer ziel.

-ocr page 428-

416

Krachtig voedsel, door hetwelk wij in deugden

opgroeijen , ontferm U onzer.

Allerkrachtigst hulpmiddel , waardoor onze verlorene krachten en genaden hernieuwd worden, Sterk schild tegen alle bekoringen,

Geestelijk hulpmiddel voor alle zonden en krankheden ,

Onuitspreekbare schat van genaden , H. Sakrament, door hetwelk de Geest van .T e s u s

ons medegedeeld wordt,

Lam zonder vlek,

Goede Herder, die uw leven voor uwe schapen

gegeven hebt.

Goedhartige Vader, die uwe kinderen spijst met

uw heilig Ligchaam en Bloed ,

Opperpriester , die U zeiven dagelijks in de offerande der Mis opdraagt aan uwen hemelschen Vader,

Goddelijke offerande , door welker opdragt wij dagelijks belijden , dat wij U in alles willen onderdanig zijn,

Waardige offerande, waardoor wij God voor al

zijne weldaden bedanken,

Welbehagelijke offerande , waardoor wij Gods genade verzoeken en overvloediglijk verkrijgen , Offerande van verzoening voor levenden en doo-den ,

Allerheiligste gedachtenis van het lijden des Hee-ren,

Teerspijs en versterking dergenen die inden Heer sterven ,

-ocr page 429-

417

Onderpand der toekomende glorie, ontferm U onzer.

Wees genadig, spaar ons, Heer.

Wees genadig, verhoor ons. Heer.

Van de begeerlijkheid der oogen, verlos ons, Heer.

Van de begeerlijkheid des vleesohes ,

Van de hoovaardij des levens,

Van het onwaardig nuttigen.van uw Ligohaam en

Bloed, lt;

Van alle ketterij , dwaling en ongeloovigheid des ü harten, m

Van alle oneerbiedigheid en misbruik van dit hei- g

lig Sakrament,

Van alle krankheden en zonden , die de vruchten

van dit heilig Sakrament verminderen en beletten, ^ Door de onschatbare liefde, waarmede Gij dit heilig Sakrament hebt ingesteld,

Door de onuitsprekelijke liefde en goedheid, waarmede Gij ons tot het nuttigen van uw heilig Lig-chaam en Bloed opwekt, verlos ons, Heer.

Door uw dierbaar Bloed , dat Gij ons op het altaar

hebt nagelaten, verlos ons , Heer.

Wij zondaars, wij bidden U, verhoor ons.

Dat het U believe, het geloof, den eerbied en =3 de begeerte tot dit wonderbaar Sakrament in quot;er; ons te vermeerderen en te bewaren , g;

Dat het U believe , ons, door eene ware belijde- c nis onzer zonden, tot het dikwijls nuttigen dezer geestelijke spijs te bereiden , S

Dat het ü believe , ons mildelijk deelachtig te ma- oquot; ken aan al de geestelijke vruchten van dit hei- ° lig Sakrament, §

■f

27

-ocr page 430-

418

Dat wij door het nuttigen van uw heiligLigchaam en Bloed mogen blijven in U en Gij in ons, wij bid- ^ den U, verhoor ons. ^

Dat wij U mogen navolgen in ootmoedigheid, zacht-

moedigheid en in alle andere deugden, g'

Dat wij, alle hoosheid en wereldsche genegenheden d verlatende, altijd in matigheid, regtvaardig- g heid en godsvrucht mogen leven, gquot;

Dat het ü believe , ons in het uur des doods met S. deze hemelsche spijs te versterken en te besoher- g

CO

men,

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt ,

spaar ons, Heer.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

verhoor ons , Heer.

Lam Gods , dat de zonden der wereld wegneemt , ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer , ontferm U onzer.

Onze Vader , enz.

Heer, verhoor mijn gebed.

En mijn geroep kome tot U.

LAAT ONS BIDDEN.

God, die ons onder het wonderbare Sakrament do gedachtenis van uw lijden hebt nagelaten : verleen ons, bidden wij U, de heilige geheimen van uw ligchaam. en bloed zóó te vereeren , dat wij de vrucht uwer

-ocr page 431-

419

verlossing gedurig in ons mogen gevoelen. Die leeft en regeert met God den Vader in de eenheid des H. Geestes , God , door alle eeuwen der eeuwen. Amen.

LITANIE VOOK DEN VRIJDAG.

OP HET LIJDEN VAN ONZEN HEER JESUS CHRISTUS.

Heer , ontferm U onzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer , ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm U onzer.

God , Zoon , Verlosser der wereld ,

God , Heilige Geest,

Heilige Drievuldigheid , één God ,

Jesus, die, nadat Gij den lofzang gezegd hadt, uitgegaan zijt naar den Oljjfberg om te bidden. § J e s u s , die door de levendige voorstelling van §gt; uw lijden benaauwd , bedroefd en zeer beangst 3 werdt,

Jesus, die , tot het lijden bereidvaardig, U aan g den wil van uwen hemelschen Vader onderwor- S pen hebt,

J e s u s, die in uw gebed ter aarde gevallen zijt, J e s u s , die , in uwen doodstrijd water en bloed

zweetende , door eenen Engel versterkt zijt, Jesus, die aan den verrader Judas den kus niet geweigerd hebt.

-ocr page 432-

420

Jesus, die U zelven vrijwillig in de handen der

zondaars overgeleverd hebt, ontferm U onzer. J e s u s , die van uwe leerlingen verlaten werdt, J e s u s, die wreedelijk gebonden, tot Annas en

Caïphas gebragt zijt,

J e s u 3, die van eenen dienaar een kaakslag ontvangen hebt,

J e s u s , die door valsche getuigen beschuldigd zijt, J e s u s , die , getuigenis der waarheid gevende ,

als een godslasteraar ter dood verwezen zijt, J e s u s, die Petrus , toen hij U verloochend had, wederom genadiglijk aangezien en bekeerd hebt, J e s u s, wiens aangezigt bespuwd, en met vuisten geslagen is,

Je s us, die gebonden voor Pilatus gebragt zijt, § J e s u s , die tot koning Herodes gezonden, en S3 van hem en zijn volk bespot zijt, B

J e s u s, die achter Barabbas gesteld zijt, ^

J e s u s, die wreedelijk gegeeseld zijt, §

J e s u s, die met doornen gekroond zijt, J?

J e s u s, die , uit spot, met een purperen mantel

omhangen zijt,

J e s u s , wien een riet tot schepter in de hand

gegeven werd,

J e s u s, die met een groot geroep tot den kruisdood veroordeeld werdt,

J e B u s , die van Pilatus, schoon hij uwe onschulc? erkende, aan de Joden overgeleverd zijt, om gekruist te worden,

J e s u s, die, met uw kruis beladen, naar den berg Calvarië gegaan zijt,

-ocr page 433-

421

Jesus, die door Simon van Cyrene iu liet dragen

van uw kruis geholpen zijt, ontferm U onzer. J e s u s , die de vrouwen, als zij over U weenden , geboodt, dat zij over zich zeiven en hare kinderen zouden weenen,

J e s u s , wien men wijn , met gal gemengd, heeft

te drinken gegeven ,

J e s u s, die tusschen twee moordenaars aan het

kruis gehangen hebt,

J e s u s, wiens kleederen de soldaten gedeeld hebben ,

J e s u s , die, aan het kruis hangende , voor hen die U lasterden eu kruisten, uwen Vader gebeden hebt, 0 J e s u s , die den boetvaardigen moordenaar in ge- ^ nade ontvangen en hem het Paradijs beloofd | hebt, ^ J e s u s , die uwe Moeder aan den heiligen Joan- 0 nes bevolen hebt, g J e s u s , die aan het kruis geroepen hebt: Mijn ^

God! mijn God! waarom hebt Gij Mij verlaten? J es us, die aan het kruis dorst hebbende, met

edik gelaafd zijt,

J e s u s, die al wat van TJ geschreven was volbragt hebt,

Je sus, die stervende uwen geest in de handen

uws Vaders bevolen hebt,

J e s u s, die , uw hoofd buigende en met luider

stemme roepende, den geest gegeven hebt,

J e s u s , door -wiens dood de honderdman en velen van het volk bekeerd zijn,

-ocr page 434-

422

Jesus, wiens zijde met eene lans doorstoken is,

ontferm U onzer.

J esus, uit wiens zijde water en bloed gevloeid is,

ontferm IJ onzer.

J e s u s , die van het kruis afgenomen , in een zuiver kleed gewonden en in een nieuw graf gelegd zijt, ontferm U onzer.

Wees genadig, spaar ons, J esus.

Wees genadig , verhoor ons, J e s u s.

Van alle kwaad, verlos ons , J esus.

Van alle zonden,

lt;;

Van een haastigen dood, o

Door uwen doodstrijd en uw bloedig zweet, |f Door uwe geledene kaakslagen en geeseling , o Door uwe doornen kroon, f

Door uw kruis en lijden, ^

Door uwen dorst, uwe tranen en uwe naaktheid, Door uwe allerheiligste Vijf Wonden, ?

Door uwen dood en uwe begrafenis ,

Wij zondaars , wij bidden U, verhoor ons.

Dat Gij ons de vruchten van uw lijden wilt mede- ^ deelen ,

Dat wij eene groote genegenheid mogen hebben, St om uw lijden en uwen dood dikwijls met dank-baarheid te overdenken, ^

Dat wij de dwaasheid van het kruis hooger ach- -ten dan alle wetenschap der wereld, o

Dat wij, eens gereinigd zijnde van de doodelijke werken, quot;D , o Zoon Gods , niet wederom krui- ^ sigen, en IJ dus op nieuw ten spot en schande § ïtellen ,

-ocr page 435-

423

Dat wij al ons betrouwen altijd stellen op uw lijden en kruis, waardoor wij de zaligheid , het leven en de verlossing bekomen hebben , wij bidden TJ , verhoor ons.

Dat wij aan de liefde , die U voor ons , toen wij zondaars waren, heeft doen sterven, met dankbaarheid mogen beantwoorden ,

Dat wij het voorbeeld van uw lijden, dat Gij ons hebt nagelaten, altijd zóó voor oogen hebben, dat wij uwe voetstappen drukken,

Dat wij dagelijks ons kruis opnemen en U navol- „ gen,

Dat wij, naar uw voorbeeld , als wij gescholden -• worden, niet wederschelden, als wij lijden, niet g' dreigen, maar onze zaak overgeven aan U, die ^ regtvaardig oordeelt ,

Dat de wereld aan ons gekruist zij, en wij aan ro de wereld , §quot;

Dat wij het vleesch met zijne driften en begeer- ^ lijkheden kruisigen , g

Dat het verre van ons zij, in iets anders te roemen , dan in het kruis van onzen Heer J e s u s Christus,

Dat wij in al onze benaauwdheden en in allen nood ons tot U keeren, en in uwe Heilige Wonden onzen troost mogen vinden ,

Dat wij in uw Eloed van alle zonden mogen gereinigd worden ,

Dat uw heilig lijden ons leere, hoe zwaar en schrikkelijk de zoude is, om welke Gij een zoo bitteren dood gestorven zijt,

-ocr page 436-

424

Dat wij door de kracht van uw kruis den duivel, de wereld en het vleesoh overwinnen, wij bidden U, verhoor ons.

Dat , als uw lijden in ons overvloedig is, dan ook uwe vertroostingen in ons, door U , overvloedig mogen zijn, wij bidden IJ, verhoor ons.

Dat wij, dagelijks gedenkende, dat Gij voor ons gestorven zijt, in wederliefde ontstoken worden, om niet voor ons zeiven maar voor uwe dienst te leven, wij bidden U, verhoor ons.

Dat gij ons in het uur vau onzen dood door uwen kruisdood wilt vertroosten , wij bidden TJ, verhoor ons.

Dat Gij ons door uw kruis in uwe glorie wilt brengen , wij bidden U, verhoor ons.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, spaar ons, J e s u s.

Lam Gods , dat de zonden der wereld wegneemt, verhoor ons , J e s u s.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm ü onzer , J e s u s.

Heer , ontferm U onzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Onze Vader, enz.

Heer , verhoor mijn gebed.

En mijn geroep kome tot U.

-ocr page 437-

425

LAAT ONS BIDDEN.

Almagtige, eeuwige God, die onzen Zaligmaker het vleescli hebt doen aannemen , en den dood des kruises doen lijden, opdat de mensoli het voorbeeld van zijne ootmoedigheid zon navolgen: geef genadiglijk , dat wij leven naar de lessen zijner lijdzaamheid , en deel verkrijgen in zijne Verrijzenis. Door denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.

LITANIE VOOR DEÏST ZATÜRDAG.

TRR EERE DER ALLERHEILIGSTE MAAGD MARIA.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm ü onzer.

God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer.

God, H. Geest, ontferm ü onzer.

H. Drievuldigheid, één God, ontferm ü onzer.

H. Maria, bid voor ons.

H. Moeder Gods,

H. Maagd der maagden.

Moeder van Christus, o-.

Moeder der goddelijke genade,

Allerreinste Moeder, §

Allerzuiverste Moeder, 0

Ongeschondene Moeder , S

Onbevlekte Moeder ,

-ocr page 438-

Beminnelijke Moeder,

Wonderbare Moeder , bid voor o

Moeder des Scheppers ,

Moeder des Zaligmakers,

Allervoorzigtigste Maagd,

Eerwaardige Maagd,

Lofwaardige Maagd,

Magtige Maagd,

Goedertierene Maagd ,

Getrouwe Maagd,

Spiegel der regtvaardigheid ,

Zetel der wijsheid,

Oorzaak onzer blijdschap ,

Geestelijk vat,

Eerwaardig vat,

Uitmuntend vat van godsvrucht,

Geheimzinnige roos,

Toren van David ,

Ivoren toren ,

Gulden huis ,

Ark des verbonds,

Deur des hemels,

Morgenster ,

Behoud der kranken,

Toevlugt der zondaars ,

Troosteres der bedrukten ,

Hulp der Christenen,

Koningin der Engelen ,

Koningin der Aartsvaderen

Koningin der Profeten ,

Koningin der Apostelen,

-ocr page 439-

427

Koningin der Martelaars,

Koningin der Belijders, bid voor ons.

Koningin der Maagden , bid voor ons.

Koningin van alle Heiligen , bid voor ons.

Koningin, zonder vlek ontvangen , bid voor ons.

Lam Gods , dat de zonden der wereld wegneemt,

spaar ons. Heer.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

verhoor ons , Heer.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt , ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Onze Vader, ens.

LAAT ONS BIDDEN.

Heer J e s u s , die stervende al uwe leerlingen , in den persoon van den H. Joannes , als zonen aan uwe beminnelijke. Moeder hebt aanbevolen: wij bidden U, geef ons een kinderlijk hart, om haar, geheel ons leven lang, opregtelijk te eeren , te beminnen en te dienen, opdat wij door hare voorspraak eens tot het geluk mogen komen van U met haar eeuwig te aanschouwen. Amen.

LAAT ONS BIDDEN.

Onder uwe bescherming nomen wij onze toevlugt, H. Moeder Gods, verstoot onze gebeden niet in onzen nood; maar verlos ons altijd van alle gevaren, o glorierijke en gezegende Maagd, onze vrouw, onze middelares, onze voorspreekster , verzoen ons met uwen Zoon, vertoon ons aan uwen Zoon, beveel ons aan uwen Zoon.

-ocr page 440-

428

Bid voor ons H. Moeder Gods.

Opdat wij de beloften van Christus waardig worden.

laat oss bidden.

Wij bidden U, Heer , stort uwe genade in onze harten , opdat wij, die door de boodschap des Engels de Menschwording van Christus, uwen Zoon, leerden kennen, door zijn lijden en kruis tot de glorie der Verrijzenis mogen gebragt worden. Door denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.

JUBELLIED

aan maria , onbevlekt ontvangen.

Lieve Moeder van den Heer!

Laat ons om uw zetel dringen ,

Laat uw kind'ren u ter eer 't Zielverrukkend feestlied zingen ,

't Moet weerklinken luid en blij:

Moeder, Onbevlekt zijt gij!

't Heeft reeds 't wijde wereldrond En herscheppend overklonkeu ,

't Woord door Piüs' mond verkond ;

En uw kind'ren vreugdedronken Jub'len op uw feestgetij:

Moeder , Onbevlekt zijt gij !

Neen dat loflied zwijgt niet meer:

Tot aan 's werelds verste palen ,

Zullen met het hemelsoh heer Al uw kind'ren 't luid herhalen

-ocr page 441-

429

't Woord van 't zalig jubeltij: Moeder , Onbevlekt zijt gij 1

En we voegen dank en beê Aan de blijde feestgezangen;

Wie, wie dankt niet met ons meê, Voor al 't heil door u ontvangen In het zalig Jubeltij !

Moeder , Onbevlekt zijt gij !

Zonnezuiv're Moedermaagd!

Om de glorie u gegeven,

Hoor ook wat ons hart u vraagt: Dat we na een schuld'loos leven Eeuwig jub'len aan uw zij:

Moeder , Onbevlekt zijt gij I

LITANIE

der zeven droefheden van maria.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, ontferm ü onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons,

God, hemelsche Vader, ontferm U onzer. God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer. God, Heilige Geest, ontferm U onzer. H Drievuldigheid, één God, ontferm U onzer. Diepbedroefde Moeder, bid voor ons.

Die te Bethlehem in de herberg geene plaats hebt gevonden, bid voor ons.

-ocr page 442-

430

Die in eon stal uw verblijf hebt moeten nemen

bid voor ons.

Die uwen eerstgeboren Zoon in eene kribbe hebt neergelegd,

Die de besnijdenis uws Zoons in uw moederhart

hebt gevoeld,

Die gehoord hebt, dat uw Zoon tot een teeken gesteld was, hetwelk velen zouden tegenspreken , Die van den grijzen Simeon vernomen hebt, dat uw hart met een zwaard zou doorgriefd worden , Die met uwen Zoon behoettig naar Egypte zijt gevlugt,

Die den moord der Onnoozele Kinderen hebt beweend, Die uwen verloren Zoon drie dagen gezocht, en

in den Tempel weêrgevonden hebt,

Die treurdet over den haat en nijd der Joden tegen uwen Zoon,

Die, na het laatste Avondmaal, van uwen Zoon

een droevig afscheid hebt genomen,

Die uwen Zoon door Judas verraden, en door de

Joden gevangen genomen zaagt,

Die vernomen hebt, dat uw Zoon als een misdadiger aan den Hoogepriester overgeleverd was , Die gehoord hebt, dat uw Zoon valschelijk was

aangeklaagd,

Die uwen Zoon door de Joden hebt hooren ter

dood eischen,

Die het gezegend aangezigt uws Zoons met vreese-

lijke vuistslagen hebt zien schenden ,

Die uwen Zoon door Joden en krijgsknechten wree-delijk zaagt mishandelen,

-ocr page 443-

431

Die Barabbas boven uwen Zoon zaagt kiezen , Die uwen Zoon gegeeseld en met doornen gekroond

hebt aanschouwd,

Die het onregtvaardigste vonnis tegen uwen Zoon

hebt hooren uitspreken,

Die uwen met het kruis beladen Zoon te gemoet zijt gegaan ,

Die de gezegende handen en voeten van uwen lieven Zoon met folterende nagelen hebt zien

O*

doorboren , 5;

Die de laatste woorden uws Zoons van het kruis lt;

O

hebt opgevangen, 9

Die uwen Zoon in den doodstrijd zijt bijgebleven , 2 Die het ligchaam van uwen Zoon in uwen moeder- quot;

lijken schoot ontvangen hebt.

Die van liet graf uws Zoons , diep bedroefd, naar

huis zijt weergekeerd,

O spiegel aller bedroefden ,

O bijstand der kranken,

O steun der kleinmoedigen ,

O toevlugt der zondaren,

O Koningin dèr Martelaren ,

Door het bittere lijden en den dood van uwen Zoon,

bevrijd ons , Koningin der Martelaren.

Door de folteringen van uw hart, '-S. gquot;

Door uwe overgroote droefenis en zielesmart, ^.2. Door uw mateloos zielelijden ,

Door uw zuchten en geween, S

Door uwe moederlijke meêwarigheid, 3-^

Door uwe vermogende bescherming, % §

Van overmatige droefheid ,

i 0

-ocr page 444-

432

Van kleinmoedigheid

Bi? cr1

Van alle gelegenheid en gevaar van te zondigen»

Van de listen des duivels, Van versteendheid des harten , Van onboetvaardigheid, Van een onvoorzienen dood ,

2L W p 2

Van de eeuwige verdoemenis, p ?

Wij, zondaren , wij bidden u , verhoor ons.

Dat gij ons in het ware geloof, in eene vaste hoop en in eene brandende liefde, door uwe voorbede, ^

Cquot;1

wilt bewaren ,

Dat gij ons bij uwen Zoon eene volmaakte droe- g' fenis en een opregt berouw over onze zonden ^ wilt verwerven,

Dat gij ons, die u aanroepen , steeds troost en o hulp wilt verleenen , g

Dat gij 'ons in het uur des doods wilt bijstaan, ^ Dat gij ons een gelukkig levenseinde wilt verwerven, § Moeder Gods,

Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt,

spaar ons, Heer.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, verhoor ons, Heer.

Lam Gods , dat de zonden der wereld wegneemt, ont-fevm U onzer , Heer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Onze Vader , enz. Wees gegroet, enz-

-ocr page 445-

433

In alle bekommernis, angst en nood.

Kom gij ons te hulp, allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria.

GEBED.

Verleen ons genadig, Heer Jesus Christus, dat de H. Maagd en Moeder Gods Maria bij uwe goddelijke Majesteit in het uur onzes doods eene vriendelijke voorspreekster moge wezen; zij, wier allerheiligste ziel in het uur uws lijdens met het zwaard der droefheid is doorgriefd; door U, Jesus Christus, V erlosser der wereld, die met den Vader en den H. Geest leeft en regeert, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

STABAT MATER.

Naast het kruis, met sohreijende oogen Stond de Moeder , diep bewogen,

Daar de Zoon te sterven hing ,

En haar door het zuchtend harte,

Overstelpt van wee en smarte ,

't Zevenvoudig slagzwaard ging.

O hoe droef, hoe vol van rouwe,

Was die zegenrijkste vrouwe Om Gods Èengeboren Zoon.

Ach, hoe streed zij ! ach , hoe kreet zij, En wat folteringen leed zij

Bij 't aanschouwen van dien hoon!

Wie, die hier niet schreijen zoude,

Die het grievend leed aanschouwde , Dat Maria's ziel verscheurt?

■PW

28

-ocr page 446-

434

Wie kan, zonder mee te weenen Christus' Moeder hoeren stenen, Daar zij met haar Zoon hier treurt ?

Voor de zonden van de zijnen Zag zij J e s u s zoo in pijnen En in wreede geeselstraf;

Zag haar lieven Zoon zoo lijden,

Heel alleen den doodkamp strijden, Tot Hij zijnen geest hergaf.

Geef, o Moeder! bron van liefde. Dat ik voele wat u griefde,

Dat ik met u medeklaag ;

Dat mij 't hart ontgloei' van bmnen In mijn God en Heer te minnen.

Dat ik Hem alleen behaag.

Heil'ge Moeder! wil mij hooren !

Met de wonden mij doorboren.

Die Hij aan het kruishout leed ;

Ach, dat ik de pijn gevoelde,

Die uw lieven Zoon doorwoelde,

Toen Hij stervend voor mij streed.

Mogt ik klagen al mijn dagen ,

En zijn plagen waarlijk dragen

Tot mijn jongste stervenssmart. Met u onder 't kruis te weenen, Met uw rouwe mij vereenen,

Dat verlangt mijn weenend hart. Maagd der maagden! nooit volprezen,

-ocr page 447-

435

Wil nu niet mij tegen wezen,

Laat mij treuren aan uw zij';

Laat mij al de wreede plagen En den dood van Christus dragen,

Laat mij sterven zoo als Hij.

Laat mij, in zijn kruis verslonden,

Laat zijn wonden mij doorwonden Om de liefde van uw Zoon.

Dan in wederliefde ontstoken,

Worde ik door u voorgesproken,

Moeder ! voor zijn regtertroon.

Maak, dat mij liet kruis beware,

Dat dan Christus' dood mij spare,

Dat Hij mij gena bewijz'.

En als 't ligchaam eens zal sterven,

Doe mij dan de glorie erven Van het hemelsch Paradijs.

LITANIE VA.N DEN H. JOSEP ,

PATKOON DEE H. KERK.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, hoor ons-

Christus, verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm ü onzer.

God, Zoon, Verlosser der wereld , ontferm U onzer.

God, Heilige Geest, ontferm ü onzer.

-ocr page 448-

436

Heilige Drievuldigheid , één God , ontferm U onzer. H. Maria, bid voor ons.

H. Moeder Gods,

H. Maagd der maagden ,

H. Josef,

Bruidegom van Maria ,

Voedstervader van J e s u s ,

Man naar Gods hart,

Getrouwe en wijze dienaar ,

Bewaarder der zuiverheid van Maria ,

Medehulp van Maria ,

Die om Maria met bijzondere genade begunstigd zijtr

Gij zoo zuiver in maagdelijkheid,

Gij zoo diep in ootmoedigheid,

Gij zoo vurig in liefde,

Gij zoo hoog ir. beschouwing,

Die door den Heiligen Geest regtvaardig zijt ver- g klaard.

Die in de goddelijke verborgenheden boven an- S

deren verlicht zijt geweest,

Die door den Engel in het geheim der Mensch-

wording onderwezen zijt,

Die met Maria, uwe bruid, welke bevrucht was ,

naar Bethlehem gereisd zijt,

Die , in de herberg geene plaats vindende, in een

stal zijt gaan vernachten ,

Die waardig geacht zijt, bij C h r i s t u s te wezen, toen Hij bij zijne geboorte in eene krib gelegd werd,

Die, toen Christus besneden werd, zijnen naam J e s u s hebt hooren noemen ,

-ocr page 449-

437

Die met Maria liet Kind Jesus in den tempel

hebt opgedragen, bid voor ons.

Die , op het woord van den Engel, met J e s u s

en Maria naar Egypte gevlugt zijt,

Die , na Herodes' dood , met het Kind en zijne Moeder naar het land van Israël zijt wedergekeerd, Die , toen het Kind J e s u s te Jerusalem gebleven was , Het vol droefheid , met Maria zijne Moe- s-der, gezocht hebt, g

Die Hem , zittende in het midden der leeraren, ° na drie dagen met blijdschap gevonden hebt, 2 Aan wien de Heer der Heeren op aarde is onder- '

danig geweest,

Wiens lof in het Evangelie vermeld wordt,

Man van Maria, uit wie Jesus geboren is ,

Patroon der H. Kerk ,

Onze voorspreker , hoor ons , H. Josef.

Onze beschermer, verhoor ons , H. Josef.

In onzen nood, help ons , H. Josef.

In al onze benaauwdheden , g,

In het uur van onzen dood , ^

' O

Door uwe vaderlijke zorg en teederheid , S

Door al uw arbeid en zwoegen, K

Door al uwe deugden ,

Door al uwe verdiensten , S,

Wij, die u als beschermer aanroepen, wij bidden

u, verhoor ons.

Dat gij van Jesus vergiffenis onzer zonden wilt

verkrijgen, wij bidden u, verhoor ons.

Dat gij ons steeds aan Jesus en Maria gelieft aan te bevelen, wij bidden u, verhoor ons.

-ocr page 450-

438

Dat gij voor alle maagden en ongehumlcn de gaat van zuiverheid gelieft te verwerven , wij bidden u, verhoor ons.

Dat gij voor de gehuwden eene onbevlekte getrouwheid en heilige eendragt wilt verkrijgen, ^ Dat gij voor alle vergaderingen eene volmaakte

liefde en overeenstemming wilt verwerven , ^ g Dat gij de vaders der huisgezinnen in het Chris- ^ telijk opvoeden hunner kinderen wilt behulp- c

zaam zijn, .

Dat gij alle vergaderingen, die u bijzonder zijn | toegedaan , wilt begunstigen , o

Dat gij allen die op uwe hulp betrouwen, altijd ^ 6ii overal , wilt beschermen, ^

Dat gij alle geloovigen | en dej gansche H. Kerk

door uwe voorbede wilt helpen,

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, spaar

ons, Heer.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ver-

hoor ons , Heer.

Lam Gods, dat de zouden derowereld wegneemt, ont-

ferm U onzer.

Je sus Christus, hoor ons.

J e s u s Christus, verhoor ons.

Heer , ontferm ü onzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer , ontferm U onzer.

Onze Vader, enz.

Bid voor ons, H. Josef.

Opdat wij de beloften van Christus waard ig ■worden.

W van der zijne zelv in (

J

ligc nen

-ocr page 451-

439

LAAT ONS BIDDEN.

Wij bidden U, Heer, dat wij door de verdiensten van den Bruidegom der allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria geholpen worden, opdat ons door zijne voorspraak worde gegeven, wat wij door ons zeiven niet kunnen verkrijgen. Die leeft en regeert in de eeuwen der eeuwen. Amen.

SCHIETGEBED.

J e s u s, Maria , Josef, in uwe handen stel ik mijn ligchaam en mijne ziel, nu en in het uur van mijnen dood. Amen.

BEDE AAN DEN H. JOSEP.

Heil'ge Josef! trouwe hoeder

Van uw god'lijk Voedsterkind ,

Die uw' J e s u s heel uw leven Onuitspreeklijk hebt bemind :

Heil'ge Josef! vraag dat wij Hem beminnen zoo als gij.

Heil'ge Josef! die uw' Jesu s In uw stulpje met u /'•adt,

Vaak van d' arbeid tot Hem opziend,

Stil en innig Hem aanbadt:

Heil'ge Josef! vraag dat wij J e s u s dienen zoo als gij.

Heil'ge Josef! door Gods Zone In uw ned'rig werk verligt,

Daar Maria 't oog vol liefde Op haar Kind en Bruigom rigt:

-ocr page 452-

440

Vraag, dat in hun aanschijn wij Ons verblijden zoo als gij.

Heil'ge Josef! die in de armen

Van uw Bruid en Pleegkind stierft, En voor uw getrouwe liefde

't Loon der eeuwigheid verwierft: Heil'ge Josef! vraag dat wij Zalig sterven zoo als gij.

DE ZEVEN BOETPSALMEN.

tot heilzaam gebruik voou en na de biecht.

I. Boetpsalm.

Ps. VI. Ootmoedig gebed van ccnen zondaar die Gods oordeel vreest-

Heer, straf mij niet in uwe verbolgenheid, en kastijd mij niet in uwe gramschap.

Ontferm U mijner , Heer , want ik ben krank; genees mij . Heer, want mijne gebeenten zijn ontsteld.

En mijne ziel is zeer ontroerd, maar Gij , Heer , tot hoe lang ?

Keer U tot mij , Heer, red mijne ziel; maak mij zalig om uwe barmhartigheid.

Want in den dood is er niemand die U gedachtig is, en wie zal in de hel U loven ?

Ik ben vermoeid van al mijn zuchten ; ik zal alle nachten mijn bed wasschen (door mijn geween) , met mijne tranen zal ik myne legerstede besproeien.

Mijn oog is van de verbolgenheid ontroerd; ik ben verouderd onder al mijne vijanden.

-ocr page 453-

441

Wijkt weg van mij, gij allen die boosheid pleegt, want de Heer heeft de stem van mijn weenen verhoord.

Ja de Heer heeft mijne smeeking verhoord, de Heer heeft mijn gebed aangenomen.

Dat al mijne vijanden beschaamd en zeer ontsteld worden ; dat zij zeer haastig omkeeren , en beschaamd worden.

Glorie zij den Vader , en den Zoon , en den H. Geest.

Gelijk het was in den beginne , en nu, en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

11. Boetpsalm.

Ps. XXXI. Zalig lot des hoetvaardiyen , rampzaligheid van den verstokten zondaar.

Zalig zy , wier ongeregtigheden vergeven en wier zonden bedekt zijn.

Zalig do man , wien de Heer de zonde niet heeft toegerekend , en in wiens geest geen bedrog is.

Omdat ik zweeg, zijn mijne gebeenten verouderd , terwijl ik den ganschen dag luide riep.

Want dag en nacht is uwe hand op mij verzwaard ; in mijne ellende heb ik mij tot U gekeerd, terwijl ik met doornen doorstoken werd.

Mijn misdrijf heb ik ü bekend gemaakt, en mijne ougeregtigheid niet verborgen.

Ik sprak: Ik zal tegen mij aan den Heer mijue ongeregtiglieid belijden , en Gij hebt de boosheid mijner zonde vergeven.

Daarvoor zal alle Heilige tot U bidden , ten bekwamen tijde-

-ocr page 454-

442

Voorwaar, bij den zondvloed van vele wateren , zullen zij tot hem niet genaken.

Gij zijt mijne toevlngt in de verdrukking, die mij omgeeft; Gij, mijne blijdschap, verlos mij van degenen die mij omringen.

Ik zal ii verstand geven , en u onderrigten op dien weg, dien gij bewandelen zult; Ik zal mijne oogen op u gevestigd houden.

Wilt niet worden als een paard en muilezel, die geen verstand hebben.

Bedwing met breidel en toom de kinnebakken van hen , die tot U niet naderen.

Vele zijn de geesels der zondaars, maar hem die op den Heer hoopt, zal barmhartigheid omgeven.

Verblijdt ;u in den Heer en juicht, regtvaardigen, en roemt gij allen die opregt van harte zijt.

Glorie zij den Vader , enz.

III. Boktpsalm.

Ps. XXXVII. Lijden des zondaars en rouwmoedige ondenverping.

Heer, straf mij niet iu uwe verbolgenheid , en kastijd mij niet in uwe gramschap.

Want uwe schichten steken reeds in mij, en gij hebt uwe hand zwaar over mij uitgestrekt.

Er is niets gezonds aan mijn vleesch uit hoofde van uwe gramschap , er is geen vrede in mijn gebeente, uit hoofde van mijne zonden.

Want ik ben tot over mijn hoofd in ongeregtig-heden verzonken, en als een zware last houden zij mij ter neder gedrukt.

-ocr page 455-

443

Mijne wonden zijn vol bederf en ongeneesbaar geworden , uit hoofde van mijne dwaasheid.

Ik ben ellendig geworden en diep ter aarde gekromd ; den ganschen dag ging ik in droefheid heen.

Want verachting is mijn deel geworden, en in mijn vleesch is niets gezonds.

Ik ben verdrukt en bovenmate vernederd , en luide schrei ik van het gezucht mijns harten.

Heer, al mijn verlangen is voor uw oog, en mijn zuchten is voor U niet verborgen.

Mijn hart is ontroerd, mijne kracht heeft mij verlaten, en zelfs liet licht mijner oogen, het is mij niet meer.

Mijne vrienden en naastbestaanden zijn vijandig mij genaderd, en stonden tegen mij.

En die nabij mij waren, stonden van verre , en geweld deden zij, die mijne ziel zochten.

En die kwaad tegen mij smeedden, spraken ijdel-heden , en bedrog beraamden zij den ganschen dag.

Doch ik als een doove hoorde niet, en ik was als een stomme die zijn mond niet opent.

En ik ben geworden als een mensch, die niet hoort, en die geene wederspraak in zijnen mond heeft.

Want op U, Heer, heb ik gehoopt; Gij, Heer, mijn God , zult mij verhooren.

Want ik sprak: Laat mijne vijanden zich eens niet al te zeer over mij verheugen ; zoo dikwerf toch mijne voeten wankelden, spraken zij trotschelijk over mij.

Want ik ben tot de geeselen bereid, en mijne smart is altijd voor mijn oog.

Want ik zal mijne ongeregtigheid verkondigen, en denken aan mijne zonde.

-ocr page 456-

444

Maar mijne vijanden leven, en zijn magtig boven mij ; en vermenigvuldigd zijn zij die mij onregtvaar-dig haten.

Die kwaad voor goed vergelden, lasterden mij, wijl ik het goede volgde.

Verlaat mij niet, Heer , mijn God , en wijk Gij niet van mij.

Denk op mijne hulp, Heer, God mijns heils.

Glorie zij den Vader, enz.

IV. Boetpsalm.

Ps. L. Ootmoedige hede des hoetv aardig en zondaars om vergeving en geestelijke ivedergeboorte.

Ontferm U mijner, o God, volgens uwe groote barmhartigheid ;

En naar de menigte uwer ontfermingen delg mijne boosheid uit.

Wasch mij meer en meer van mijne ongeregtig-heid, en reinig mij van mijne zonde.

Want ik ken mijne ongeregtigheid , en mijne zonde is gestadig voor mij.

Tegen ü alleen heb ik gezondigd , en kwaad voor uwe oogen gedaan; opdat Gij geregtvaardigd wordt in uwe woorden , en bij het oordeelen verwint.

Want zie , in ongeregtigheden ben ik geboren , en in zonden heeft mijne moeder mij ontvangen.

Want zie, Gij hebt de waarheid bemind, en mij de cuzekere en verborgen geheimen uwer wijsheid geopenbaard.

Gij zult mij besproeien met hysoop , en ik zal ge-

- ■- - - — - ...... ■ ^ -

-ocr page 457-

445

zuiverd worden; Gij zult mij wasschen, en ik zal ■witter worden dan sneeuw.

Gij zult aan mijn gehoor vreugde en blijdschap geven, en mijne vernederde gebeenten zullen juichen.

quot;Wend uw aangezigt af van mijne zonden , en delg al mijne ongeregtigheden uit.

Schep in mij een zuiver hart, o God , en vernieuw in mijn binnenste den opregten geest.

Verwerp mij niet van uw aangezigt, en neem uwen heiligen geest van mij niet weg.

Geef mij de vreugde uws heils weder, en versterk mij met den verwinnenden geest.

Ik zal de ongeregtigen uwe wegen leeren , en de goddeloozen zullen tot TJ bekeerd worden.

Bevrijd mij van de bloedschuld , o God , God mijns heils, en mijne tong zal uwe regtvaardigheid verheffen.

Gij zult, Heer , mijne lippen openen, en mijn mond zal uwen lof verkondigen.

Want hadt Gij een offer gewild, ik zou het U gegeven hebben; in brandoffers zult Gij geen behagen vinden.

Een verbroken geest is een offer voor God; een vermorzeld en verootmoedigd hart zult Gij, o God , niet versmaden.

Doe , Heer , naar uwen goeden wil, aan Sion we'1, opdat de muren van Jerusalem opgebouwd worden.

Dan zult Gij het offer der regtvaardigheid aannemen , offeranden en brandoffers ; dan zullen zij varren op uw altaar leggen.

Glorie zij den Vader , enz.

-ocr page 458-

446

V. Boktpsalm.

Ps. CL Bede om afwending der straffen voor de zonden.

Heer, verhoor mijn gebed, en mijn geroep kome tot U.

Keer uw aangezigt van mij niet af; op wat dag ik verdrukt worde , neig uw oor tot mij.

Op wat dag ik U zal aanroepen , verhoor mij liaas-telijk.

Want mijne dagen zijn als een rook verdwenen , en mijne gebeenten als een verdroogd hout verdord.

Ik ben verslagen als hooi, en mijn hart is verdord, wijl ik vergeten heb mijn brood te eten.

Van het geluid mijner zuchten, is mijn gebeente aan mijn vleesch gekleefd.

Ik ben gelijk geworden aan den pelikaan der woestijn ; ik ben geworden als een nachtuil in het huis.

Ik heb gewaakt, en ben geworden als eene eenzame musch op het dak.

Den ganschen dag beschimpten mij mijne vijanden, en die mij prezen , zwoeren tegen mij.

Omdat ik asch als brood at, en mijnen drank met tranen mengde.

Uit hoofde van uwe gramschap en verontwaardiging , wijl Grij mij opgeheven en nedergeworpen hebt.

Mijne dagen zijn als eene schaduwe heengeweken , en ik , als hooi ben ik verdord.

Maar Gij, Heer, blijft in eeuwigheid, en uwe gedachtenis van geslachte tot geslacht.

Gij zult U verheffen en U over Sion ontfermen ;

-ocr page 459-

447

want de tijd is daar , om U er over te outfermen , die tijd is gekomen.

Want uwe dienaars hebben welbehagen in zijne steenen, en zijnen grond zullen zij zich aantrekken.

En dan zullen de volken uwen Naam vreezen, Heer, en alle koningen der aarde uwe glorie.

Want de Heer heeft Sion opgebouwd , en Hij zal in zijne glorie gezien worden.

Hij heeft op het gebed der geringen nedergezien, en hunne smeeking niet versmaad.

Men schrijve dit voor het volgende geslacht, en het volk , dat geschapen zal worden, zal den Heer loven.

Want Hij heeft van zijn heiligen troon nedergezien , de Heer zag van den hemel op de aarde neder.

Om de zuchten der gevangenen te hooren, om de kinderen der verslagenen te verlossen.

Opdat zij den Naam des Heeren in Sion verkondigen, en zijnen lof in Jerusalem.

Als de volken te zamen komen, en de koningen om den Heer te dienen.

Hij heeft Hem op den weg zijner sterkte geantwoord : Verkondig mij het luttele mijner dagen.

Neem mij toch niet weg in het midden mijner dagen; uwe jaren zijn van geslachte tot geslacht

In den beginne hebt Gij , Heer , de aarde gegrondvest; en de hemelen zijn de werken uwer handen.

Zij zullen vergaan, maar Gij blijft altijd; zij allen zullen als een kleed verouderen.

Gij zult ze veranderen als een dekgewaad , en zij zullen veranderd worden; maar Gij zijt altijd dezelfde , en uwe jaren zullen niet bezwijken.

-ocr page 460-

448

De kinderen uwer dienaren zullen woonplaatsen hebben, en hun zaad zal zich uitstrekken tot in eeuwigheid.

Glorie zij den Vader, enz.

VI. Boetpsalm.

Ps. CXXIX. Bede om vergiffenis der zonden.

Uit de diepten heb ik tot U geroepen, Heer! — Heer, verhoor mijne stem.

Laat uwe ooren luisteren, naar de stem mijner smeeking.

Zoo Gij de ongeregtigheden gadeslaat, Heer! — Heer , wie zal bestaan ?

Omdat er bij TJ verzoening is , en om uwe wet, Heer, heb ik U verbeid.

Mijne ziel heeft op zijn woord verbeid, mijne ziel heeft op den Heer gehoopt.

Van de morgenwake tot den nacht, hope Israël op den Heer.

Want bij den Heer is barmhartigheid , en bij Hem is overvloedige verlossing.

En Hij zal Israël verlossen , uit al zijne ongeregtigheden.

Glorie zij den Vader, enz.

VIL Boetpsalm.

Ps. CXLII. Ernstig verlangen om van het pad der zonde terug te keer en.

Heer , verhoor mijn gebed , verneem mijne smeeking om uwe waarheid; verhoor mij in uwe regtvaardig-heid.

-ocr page 461-

449

En treed nietj- in het gerigt met uwen dienaar; want geen levend mensch zal voor uw aanschijn ge-regtvaardigd bevonden worden.

Want de vijand heeft mijne ziel vervolgd , hij heeft mijn leven ter aarde toe vernederd.

Hij heeft mij in het duister gesteld, gelijk dedoo-den der aarde ; mijn geest is over mij beangst, en mijn hart is ontroerd in mij.

Ik ben de oude dagen indachtig geweest, ik heb al uwe werken overdacht; ik overdacht wat uwe handen deden.

Ik heb mijne handen naar U uitgestrekt, mijne ziel is voor U, als eene aarde zonder water.

Verhoor mij toch haastelijk , Heer , mijn geest is bezweken.

Keer uw aangezigt van mij niet af: opdat ik niet gelijk worde aan degenen die in het graf dalen.

Laat mij vroeg uwe barmhartigheid vernemen, want op ü heb ik gehoopt.

Maak mij den weg bekend, waarop ik wandelen moet, want tot U heb ik mijne ziel verheven.

Red mij van mijne vijanden, Heer, tot ü heb ik mijne toevlugt genomen; leer mij uwen wil doen, want G|j zijt mijn God.

Uw goede geest zal mij op den regten weg geleiden : om uwen Naam , Heer , zult Gij mij levend maken in uwe geregtigheid.

Gij zult mijne ziel uit de verdrukking leiden, en in uwe barmhartigheid mijne vijanden verstrooien.

Gij zult ze allen ten ondergang voeren, die mijne ziel kwellen , want ik ben uw dienaar.

Glorie zij den Vader , enz. 29

;

-ocr page 462-

450

LITANIE VAN ALLE HEILIGEN.

Heer , ontferm U ouzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm U onzer.

God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer.

God, Heilige Geest, ontferm U onzer.

H. Drievuldigheid, één God, ontferm U onzer.

H. Maria, bid voor ons.

H. Moeder Gods,

H. Maagd der Maagden,

H. Michael ,

H. Gabriël,

H. Raphael ,

Alle HH. Engelen en Aartsengelen,

Alle HH. Koren der zalige Geesten ,

H. Joannes de Dooper,

H. Josef.

Alle HH. Aartsvaders en Profeten,

H. Petrus,

H. Paulus,

H. Andreas ,

H. Jacobus ,

H. Joannes,

H. Thomas,

H. Jacobus ,

H. Philippus,

H. Bartholomaeus,

-ocr page 463-

451

H. Matthaeus ,

H. Simon, bid voor ous. H. Thaddaeus,

H. Mathias,

H. Bavnabas,

H. Lucas ,

H. Marcus ,

Alle HH. Apostelen en Evangelisten , Alle HH. Leerlingen des Heeren,

Alle HH. Unuoozele Kinderen , H. Stephanus,

H. Laurentius,

H. Vincentius,

HH. Pabianus en Sebastianus, HH. Joannes en Paulus , HH. Gervasius en Protasius,

Alle HH. Martelaars,

H. Silvester,

H. Gregorius,

H. Ambrosius,

H. Augustinus,

H. Hieronymus ,

H. Martinus,

H. Nicolaus,

Alle HH. Bisschoppen en Belijders,

Alle HH. Leeraars,

H. Antonius,

H. Benedictus ,

H. Bemardus,

H. Dominicus,

H. Pranciscns ,

-ocr page 464-

452

Alle HH. Priesters en Levieten,

Alle HH. Monniken en Kluizenaars ,

H. Maria Magdalena, bid voor ons. H. Agatha,

H. Lucia,

H. Agnes ,

H. Caecilia,

H. Catharina ,

H. Anastasia ,

Alle HH. Maagden en Weduwen,

Alle Gods lieve Heiligen,

Wees genadig , spaar ons , Heer.

Wees genadig, verhoor ons, Heer.

Van alle kwaad, verlos ons. Heer.

Van alle zonde,

Van uwe gramschap,

Van een haastigen en onvoorzienen dood ,

Van de lagen des duivels.

Van gramschap , haat en allen kwaden wil,

Van den geest der onzuiverheid,

Van bliksemden onweder,

Van den geesel der aardbeving.

Van pest, hongersnood en oorlog,

Van den eeuwigen dood,

Door het geheim uwer menschwording',.

Door uwe komst.

Door uwe geboorte,

Door uw doopsel enfiheilig vasten,

Door uw kruis en lijden ,

Door uweni:dood en uwe begrafenis.

Door uwe heilige verrijzenis,

-ocr page 465-

453

Door uwe wonderbare hemelvaart,

Door de komst van den H. Geest, den Trooster,

In den dag des oordeels,

Wij zondaars, wij bidden U, verhoor ons.

Dat Gij ons wilt sparen ,

Dat Gij onze zonden kwijtscheldt,

Dat Gij ons tot ware boetvaardigheid wilt brengen,

Dat Gij uwe H. Kerk wilt besturen en bewaren ,

Dat Gij den Paus en alle Kerkelijke Orden in de

H. godsdienst wilt bewaren ,

Dat Gij de vijanden der H. Kerk wilt vernederen, Dat Gij den Christen koningen en vorsten vrede

en ware eendragt wilt geven, -S;

Dat Gij aan geheel het Christen volk vrede en gquot;. eenheid wilt verleenen , è

CD

Dat Gij ons in uwe heilige dienst wilt versterken e en bewaren, J-quot;

Dat Gij onze harten tot hemelsche begeerten wilt g opwekken, g*

Dat Gij al onze weldoeners met de eeuwige goede- ° ren wilt vergelden, g

Dat Gij onze zielen en de zielen van onze broe- ?! ders, vrienden en weldoeners voor de eeuwige verdoeming wilt behoeden,

Dat Gij de vruchten der aarde wilt geven en bewaren, Dat Gij aan alle geloovige overledenen de eeuwige rust wilt geven,

Dat Gij ons gebed wilt verhoeren,

Zoon Gods,

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, spaar ons , Heer.

-ocr page 466-

454

Lam Gods , dat de zonden der wereld wegneemt, verhoor ons , Heer.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer , ontferm ü onzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer , ontferm ü onzer.

Ome Vader, enz.

En leid ons niet in bekoring.

Maar verlos ons van den kwade.

Psalm 69.

God, kom mij te hulp; Heer, haast U, mij te helpen.

Dat zij beschaamd en bevreesd worden, die mijne ziel zoeken.

Kat zij terugwijken en zich schamen, die mij kwaad willen.

Dat zij dadelijk met schaamte terugwijken, die tot mij zeggen : Goed zoo ! goed zoo !

Laat allen, die ü zoeken, zich in U verheugen en verblijden; en dat zij , die uw heil beminnen, altijd zeggen : Hooggeprezen zij de lieer !

Doch ik ben behoeftig en arm , o God , help mij.

Gij zijt mijn helper en mijn Verlosser; Heer, toef niet.

Glorie zij den Vader , enz.

Gelijk het was, enz.

Maak uwe dienaars zalig.

-ocr page 467-

Mijn God , die in U hopen.

Wees ons, Heer, een sterke toren.

Tegen onzen vijand.

Laat de vijand niets tegen ons vermogen ;

En dat de zoon der ongeregtigheid zich niet verstoute , ons te schaden.

Heer, handel niet met ons naar onze zonden;

En vergeld ons niet naar onze ongeregtigheden.

Laat ons bidden voor onzen Fans N....

De Heer beware hem, en spare hem in het leven, make hom zalig op aarde , en levere hem niet over aan den wil zijner vijanden.

Laat ons bidden voor onze weldoeners.

Gewaardig U; Heer , allen , die ons weldoen, om uwen Naam, met het eeuwige leven te vergelden. Amen.

Laat ons bidden voor de geloovigen , die overleden zijn.

Heer, geef hun de eeuwige rust; en het eeuwig licht verlichte hen.

Bat zij rusten in vrede.

Amen.

Voor onze broeders , die afwezig zijn.

Mijn God, maak zalig uwe dienaars . die op U hopen.

Zend hun hulp uit uw heiligdom.

En bescherm hen uit Sion.

Heer, verhoor mijn gebed.

En mijn geroep kome tot ü.

LAAT ONS BIDDEN.

God , wien het eigen is , U altijd te ontfermen en

-ocr page 468-

456

te sparen; ontvang onze smeeking , opdat de ontferming uwer goedertierenheid ons en al awe dienaren, die met de ketenen der zonden gebonden zijn, genadiglijk ontbinde.

Verhoor, bidden wij U , Heer , de gebeden der ootmoedig smeekenden, en spaar de zonden van hen die U schuld belijden; opdat Gfij ons goedgunstig kwijtschelding tevens en vrede verleent.

Toon ons genadiglijk, Heer, uwe onuitsprekelijke barmhartigheid , dat Gij ons tegelijk én van alle zonden bevrijdt, én aan de straffen , die wij er voor verdienen, ontrukt.

God, die door de zonde beleedigd, en door de boetvaardigheid Jverzoend wordt: zie genadig neder op de gebeden van het U smeekende volk; en wend de geesels uwer gramschap , welke wij door onze zonden verdienen, van ons af. •• i.-jJUM Almagtige en eeuwige God, ontferm U over uwen

dienaar , onzen Paus N..... en bestuur hem volgens

uwe goedertierenheid op den weg van het eeuwig heil; opdat hij door uwe hulp begeere wat U behaagt , en het met alle kracht volbrenge.

God, van wien de heilige begeerten, de goede besluiten en de regtvaardige werken voortkomen: geef aan uwe dienaren dien vrede, welken de wereld uiet geven kan ; opdat onze harten aan uwe geboden mogen onderworpen zijn, en de tijden, zonder vrees voor vijanden, onder uwe bescherming rustig mogen wezen. rJkai

Ontsteek , Heer, onze nieren en ons hart door het vuur van den H. Geest, opdat wij U met een zuiver

-ocr page 469-

457

ligchaam mogen dienen , en met een rein hart behagen.

God, Schepper en Verlosser van alle geloovigen , verleen aan de zielen van uwe dienaars en dienaressen vergiffenis van alle zonden , opdat zij de kwijtschelding , waarnaar zij altijd verlangd hebben, door onze godvruchtige smeekingen mogen verwerven.

Wij bidden U, Heer, voorkom onze werken met den invloed uwer genade , en voltrek ze door uwe medewerking, opdat al ons gebed en werk altijd van U beginne , en , begonnen , door U voltrokken worde.

Alraagtige, eeuwige God , die over levenden en dooden heerscht, en U ontfermt over allen, welke Gij te voren weet, dat zij door geloof en werk de uwen aullen zijn ; wij smeeken U ootmoedig , dat degenen voor wie wij ons voorgenomen hebben, onze gebeden te storten, hetzij hen nog de tegenwoordige eeuw in het vleesch weerhoudt, of de toekomende hen reeds, van het ligchaam ontdaan , heeft opgenomen , op de voorspraak van al uwe Heiligen , door uwe genadige barmhartigheid vergiffenis van al hunne zonden mogen verkrijgen. Door onzen Heer J e s u s Christus, uwen Zoon, die met U leeft en regeert in de éénheid des Heiligen Geestes , God, door alle eeuwen der eeuwen. Amen.

Heer, verhoor mijn gebed.

En mijn geroep kome tot U.

De almagtige en barmhartige Heer verhoore ons.

Amen.

En dat de zielen der geloovigen , door Gods barmhartigheid , in vrede rusten.

Amen.

-ocr page 470-

5B=

458

LITANIE VOOR DE GELOOVIGE ZIELEN.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, ontferm D onzer.

Heer , ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God , hemelsche Vader , ontferm U over de overledene geloovigen.

God , Zoon , Verlosser der wereld , ontferm CJ over

de overledene geloovigen.

God , H. Geest, ontferm U over de overledene geloovigen.

H. Maria, bid voor hen.

H. Moeder Gods ,

H. Maagd der Maagden ,

Alle HH. Engelen en Aartsengelen,

Alle HH. Koren der zalige Geesten,

H. Josef,

Alle HH. Aartsvaders en Profeten, ^

Alle HH. Apostelen en Evangelisten ,

Alle HH. Leerlingen des Heeren , —'

Alle HH. Onnoozele Kinderen, o

Alle HH. Martelaren , ^

H. Martinus, 2

Alle HH. Bisschoppen en Belijders,

Alle HH. Leeraren der Kerk ,

Alle HH. Priesters en Levieten ,

Alle HH. Monniken en Kluizenaars,

Alle HH. Maagden en Weduwen ,

Alle Heiligen Gods ,

£

-ocr page 471-

459

Weeri genadig', vergeef hun, Heer.

Wees genadig, verhoor ons, Heer.

Door uwe oneindige barmhartigheid, verhoor ons. Heer.

Door uw allersmartelijkst lijden, verhoor ons. Heer.

Door uwe Heilige Wonden, verhoor ons, Heer.

Door uwe luisterrijke opstanding, verhoor ons. Heer.

Door u-we heerlijke hemelvaart, verhoor ons , Heer.

Wij, zondaars, wij bidden ü, verhoor ons.

Die aan de zondares vergiffenis verleend en den

goeden moordenaar verhoord hebt,

Die uit genade zalig maakt,

Die de sleutels hebt van dood en hel,

Dat gy de zielen van de leden onzer Broederschap. die in de pijnen des vagevuurs zuchten, wilt ge- Squot;. nadig zijn , f-

Dat gij onze overledene ouders , vrienden en wel-doeners uit hunne vreeselijke pijnen wilt ver- - ' lossen, ra

Dat gij alle overledene geloovigen van hunne straf- gquot; fen wilt vrijspreken, °

Dat gij U over hen , die geene bijzondere voorbid- °

ders op deze wereld hebben, wilt ontfermen , Dat gij hun verlangen wilt vervullen ,

Dat gij hen tot het getal der uitverkorenen wilt

aannemen ,

Koning der ontzaggelijke Majesteit,

Zoon Gods,

Lam Gods , dat de zonden der wereld wegneemt, geef hun rust.

Lam Gods , dat de zonden der wereld wegneemt, geef hun rust.

-ocr page 472-

460

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

geef hun de eeuwige rust.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer , ontferm TJ onzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm. U onzer.

Ome Vader, enz.

En leid ons niet in bekoring.

Maar verlos ons van den kwade. Amen.

Van de poort der hel.

Verlos, Heer, hunne zielen.

Heer, verhoor mijn gebed.

En mijn geroep kome tot U.

LAAT ONS BIDDEN.

O God , voor wiens aanschijn het menschelijke leven, hoe roemwaardig ook, niet onschuldig bevonden wordt, wanneer Gy het, met terzijdestelling uwer goedheid, beoordeelt: wil toch de ongeregtigheden van uwe dienaren en dienaressen, welke wjj U aanbevelen, niet gadeslaan ; maar verleen aan hunne zielen, gelijk wij met betrouwen van uwe barmhartigheid smeeken, kwijtschelding van alle straffen.

Ootmoedig, Heer, storten wij onze gebeden voorde zielen van uwe dienaren en dienaressen, en smeeken U, dat Gij hun alle smet, die zij door het menschelijk verkeer hebben beloopen , genadiglijk kwijtscheldt en hen in het verblijf uwer juichende verlosten opneemt. Door Christus, onzen Heer. Amen.

-ocr page 473-

461

GEBED OP OF BIJ EEN KERKHOF.

O God , licht der geloovige zielen , hoor goedgunstig onze smeekingen, en geef aan uwe dienaren en dienaressen , wier ligchamen alhier , of waar ook ter aarde, in Christus i asten, de plaats der verkwikking , de zaligheid der rust en de klaarheid van het licht. Door denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.

DAG VAN GRAMSCHAP.

Dag van gramschap , dag des Heeren , Die heel de aarde in asch zal keeren, Naar Sibyl en David leeren.

V/at een schrik zal elk ontwaren , Als de Regter neêr zal varen, 't Al ten streng verhoor vergaren.

Een bazuinschal, vreemd van toone , Dreunt er door der dooden wone , Daagt hen allen voor zijn troone.

Dood, natuur verslaan en heven, Als het schepsel zal herleven, Om Hem rekenschap te geven.

't Schuldboek wordt er aangedragen , Dat van alles zal gewagen ,

Waarom 't vonnis wordt geslagen.

Is de Regter dan gezeten,

-ocr page 474-

462

Wat er scliuilt wordt klaar geweten ,

Niets blijft strafloos of vergeten.

Wat zal ik , rampzaal'ge , spreken V Wien mij clan ten voorspraak smeeken, Als regtvaardigen verbleeken?

üij die , sclirikb're Gloriekoning !

Zaligt uit genabetooning,

Heilbron! geef me uw zaal'ge woning.

'oroede J e s u s , wil gedenken ,

Dat Ge om mij U zelv' kwaamt schenken,

Wil mij dan ter hel niet wenken.

Moê zat Gij van me op te sporen ,

't Kruis ook hebt Ge om mij verkoren : Zóóveel werk zij niet verloren.

Kegter der geregte wrake!

Ach dat ik uw gnnstwoord smake ,

Eer de dag der reek'ning nake.

'k Zucht als een der schuldenaren , 't Schaamrood op 't gelaat gevaren , Wil toch , God ! een' smeekling sparen.

Die Maria hebt ontheven,

Rn een' moordenaar deedt leven ,

Mij ook hebt Gij hoop gegeven

Ze is onwaard wat bede ik slake ,

-ocr page 475-

403

Maar Gij Goede ! uw liefde make,

Dat ik niet in 'thelvuur blake.

Wil mij bij de schapen leiden ,

En mij van de bokken scheiden ,

Aan uw regter plaats bereiden.

Bij 't verdoemen der verloornen .

't Vuur ten prooi van quot;t eeuwig toornen. Hoep mij met uwe. uitverkoornen.

'k Smeek ü, diep ter aard gebogen , 't Hart verbrijzeld voor uwe oogen , Heb tooli met mijn eind' meêdoogen.

O die dag van jammerklagen,

Die den mensch voor 't oordeel dagen, Uit het stof zal op doen rijzen,

God ! wil hem gena bewijzen ;

Goede J e s u s! boor mijn beê :

Geef hun , Heer ! uw eeuw'gen vreê. Amen.

GEBEDEN OM DEN AFLAAT TE VERDIENEN.

VOORBEREIDEND GEBED.

Almagtige en eeuwige God , ik betrouw, dat mijne zonden mij in het Sakrament van boetvaardigheid ;ijn vergeven, wat de schuld en de eeuwige verdoemenis betreft. Maar daar ik aan uwe regtvaar-digheid welligt uog door tijdelijke straffen moet vol-

-ocr page 476-

464

doen, neem ik mijne toevlugt tot den schat der overvloedige voldoeningen van onzen Heer J e s u s Christus, de H. Maagd en de Heiligen. Uwe Kerk, die daarvan de uitdeelster is , veroorlooft mij heden uit die onuitputtelijke bron te genieten, om aan te vullen wat aan mijne werken ontbreekt. Laat my deelen , o barhartige God , in dien kostbaren aflaat, welken ik afsmeek. Ik verfoei op nieuw mijne zonden , en ik neem mij vast voor, met de hulp uwer genade daarin niet meer te vervallen.

GEBED TOT GOD DEN VADER , VOOB DE VERHEFFING DER H. KERK.

Gedenk, o eeuwige Vader, uwe Kerk, welke Gjj van den beginne hebt bezeten. Verheerlijk haar als de Bruid van Jesus Christus, uwen eenigen Zoon, die al zijn Bloed voor haar heeft gestort. Wil, bid ik U , haar verheffen , met zulk een glans van heiligheid doen schitteren , en met zulk een overvloed van genado vervullen, dat zij in haar lijden en streden steeds overwinne, en meer en meer haren godde-lijken Bruidegom gelijkvormig worde. Geef, dat al hare kinderen U door een levendig geloof kennen, U met een vast betrouwen aanroepen, en met eene volmaakte liefde beminnen. Ome Vader; Wees gegroet ; Glorie zij den Vader , enz.

GEBED TOT GOD DEN ZOON , VOOR DE ÜITROEIJING DEE KETTERIJEN.

O Jesus, waarachtig Licht, dat allen mensch verlicht die in deze wereld komt ; ik smeek U de

-ocr page 477-

465

duisternis en sclieuring te doen verdwijnen. Geef, allen het licht der waarheid volgen en zich haasten, om in den schoot der ware Kerk terug te keeren. O goede Herder, breng de verdwaalde schapen tot den schaapstal terug, opdat er slechts ééne kudde en één Herder zij. Onze Vader; Wees gegroet; Glorie zij den Vader, enz.

GEBED TOT GOD DEN H. GEEST , VOOR DEN VEEDE TUSSCHEN DE CHRISTEN VORSTEN.

O goddelijke Geest, Geest van liefde en vrede, die zoovele volken in de éénheid des geloofs hebt ver-eenigd; stort de volheid uwer genade uit over de vorsten en hunne dienaren. Vervul hunne harten met dien geest van liefde, welken Gij op deze aarde hebt gebragt. Geef, dat zij zich nooit door eenigen harts-togt laten vervoeren; dat zij nimmer iets ondernemen tegen uwe glorie en de eensgezindheid uwer Kerk; maar integendeel al hunne krachten inspannen, om de volken, welke Gij hun hebt toevertrouwd , naar de vreugde des eeuwigen levens te geleiden. Onze Vader ; Wees gegroet; Glorie zij den Vader , enz.

GEBED TOT DE H. DRIKCENHEID VOOR DE VERBREIDING VAN HET GELOOF.

Heilige Drieëenheid , Vader, Zoon, en H. Geest, gedenk dat de zielen der ongeloovigen het werk uwer handen zijn, en Gij hen naar uw beeld hebt geschapen. Dat uw regtmatige toom bevredigd worde door de gebeden der heilige zielen en der H. Kerk. Maak

30

-ocr page 478-

466

een einde aan hunne blindheid; zend tot die barbaar-sche volken echt Apostolische mannen , die al hunne pogingen aanwenden, om het geloof onder hen te verbreiden, en schenk hun eindelijk de genade van U te kennen , te aanbidden, en te beminnen en te dienen» Onze Vader ; Wees gegroet; Glorie zij den Vader, enz.

GEBED VOOK ONZEN H. VADER DEN PAUS.

O God, Herder en Bestuurder aller geloovigen, zie op uwen dienaar N...., dien Gij tot Opperherder uwer Kerk hebt gesteld, genadiglijk neder. Geef hem, bidden wij U , dengenen over wie hij gesteld is , door woord en voorbeeld tot heil te zijn, dat hij, te zamen met de hem toevertrouwde kudde, tot het eeuwige leven moge geraken. Door onzen Heer Jesus Chris-t u s. Amen. Onze Vader; Wees gegroet; Glorie zij den Vader , enz.

GEBED MET VOLLEN AFLAAT.

Onze H. Vader Pius IX heeft den 31 Julij 1858 den aflaat bekrachtigd , reeds door de Pausen Clemens VIII en Bededictus XIV verleend, en later door Pius VII en Leo XII bevestigd.

Al wie namelijk met een rouwmoedig hart, na gebiecht en gecommuniceerd te hebben, het onderstaande gebed godvruchtig voor eenig kruisbeeld leest, en daarenboven eenigen tijd naar de meening van Zijne Heiligheid vromelijk bidt (waartoe men de gewone aflaatgebeden kan gebruiken), verdient een vollen aflaat, welke ook aan de zielen in het vagevuur kan toegevoegd worden.

-ocr page 479-

467

GEBED.

Zie , o goede en allerzoetste J e s u s ! ik werp mij voor uw aangezigt op mijne knieën neder, en bid en smeek U met al den gloed mijner ziel, dat gij levendige gevoelens van geloof, hoop en liefde, een waar berouw over mijne zonden en een vasten wil om ze te verbeteren, in mijn hart wilt drukken : terwijl ik met groote aandoening en smart uwe vijf wonden bij mij zeiven overdenk en in den geest beschouw, voor oogen hebbende wat reeds de profeet David van TJ, o goede J e s u s ! in den mond nam : Z ij hebben mijne handen en mijne voeten doorboord, en mijne beenderen geteld. (Psalm XXI, 17, 18.)

SMEEKLIED.

AAN DEN

H. WILLIBEOEDÜS ,

APOSTEL EN PATROON DEE NEDERLANDEN.

O Willibrord! die van omhoog Ons gaslaat met beschermend oog , Hoor 't nageslacht der vad'ren aan , Met wie gij zelf hebt omgegaan.

Zie Neêrland aan, uw roem en kroon, Gij onze Apostel en Patroon!

Hier hebt gij, moedig Godsgezant, Hier J e s u s' heilbanier geplant;

-ocr page 480-

468

Hier half een eeuw zijn naam verbreid, Zijn bruid een zetel toebereid ,

Hier door uw ijver en gebed Mijn vad'ren uit den dood gered.

Ach! elfmaal ging een eeuwkring voud , Sinds gij hier Satans rijk verwent , En nu' ach meer dan 't half geslacht — Het zonk terug in 's vijands magt.

Geliefde Vader en Patroon!

Zie Neerland aan, uw roem en kroon: Bid, Willibrord! bid bij den Heer , Dat al wie doolt eens wederkeer'.

Ach voer hen met uw trouw gezin, Ach voer ook hen uw glorie in:

O gij die 't Kruis hier hebt geplant, Bid voor uw dierbaar Nederland !

LITANIE.

VAPT DE

HH. XIX MARTELAREN TAN GORKDM.

Heer , ontferm TT onzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm U onzer.

God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer.

-ocr page 481-

469

God, Heilige Geest, ontferm ü onzer.

Heilige Drievuldigheid , één God, ontferm U onzer. Heilige Maria, Onbevlekt Ontvangen, bid voor ons^ Heilige Moeder Gods, Koningin der Martelaren , Heilige Josef, Bruidegom van Maria en Voedstervader van Jesus,

Heilige Apostelen Petrus en Paulus,

H. Willibrordus , Apostel en Patroon van ons Vaderland,

H. Augustinus,

H. Norbertus,

H. Pranciscus,

H. Dominicus,

HH. Negentien Martelaren van Gorkum, H. Nioolaus,

H. Hieronymus,

H. Tbeodorus,

H. Nicasius, g-

H. Wilhadus, 3

H. Godefridus , lt;

H. Antonius, °

H. Antonius, g

H. Franoiscus, 50

H. Petrus,

H. Cornelius,

H. Leonardus,

H. Nicolaus,

H. Godefridus,

H. Joannes,

H. Joannes,

H. Adrianus,

1

-ocr page 482-

470

H. Jacobus, bid voor ons.

H. Andreas, bid voor ons.

Glorierijke Martelaren van ons Vaderland, Onbezweken strijders voor de Katholieke Kerk , Die wederregtelijk, uit haat tegen het geloof,

in den kerker geworpen zijt, Die aanhoudend beschimpt, en gedurig met den

dood bedreigd zijt,

Die nacht aan nacht allergruwzaamst mishandeld zijt,

Die met vuisten in het aangezigt geslagen en

op allerlei wijze gepijnigd zijt.

Die »den ganachen dag gedood J werdt, en als slagtschapen ge-Ja rekendzij t,quot;

-gDie »door geen honger of naakt-g heid, door geen vervolging of ® z wja ard, van Christus' liefde te

SE

3 scheiden waart,quot;

O . .

W Die allerlei moedwil »en slagen, en boei-jen en kerkers verduurd heb t,quot; Die, hoe ook gefolterd , bespot, en ten toon

gesteld , voor uwe vijanden gebeden hebt, Die zoo dikwerf en vooral bij uwe langzame terdoodbrenging, uwe ziel aan God hebt aanbevolen.

Gij inzonderheid, die in het folterkoord zoo

lang gezieltoogd hebt,

Die allen bij uwen dood, in verheerlijkte gedaante , aan godvruchtige geloovigen verschenen zijt,

-ocr page 483-

471

Die, »uit groote vervolging gekomen, God nuvoorzijnen troon dag en nacht moogt dienen,quot; bidt voor ons.

Wees genadig , spaar ons , Heer.

Wees genadig, verhoor ons, Heer.

Van alle kwaad , verlos ons, Heer.

Van ongeloof en dwaling, verlos ons, Heer. Van onverschilligheid in het geloof,

Van alle lafhartigheid en menschelijk opzigt, Van alle overtreding of minachting der goddelijke en kerkelijke geboden.

Van alle verzuim der pligten van onzen staat, Van een haastigen en onvoorzienen dood,

Om de verdiensten en voorspraak onzer Gorkum- S sche Martelaren , g

Om hunne kloekmoedige verdediging van uwe waar- o achtige tegenwoordigheid in het H. Sakrament, J Om hunne standvastige vereering van uwe H. Moe- K der Maria, £■

Om hunne trouwe liefde jegens uwen H. Stedehouder op aarde,

Om hunne onverschrokken belijdenis der leer van

uwe Bruid, onze Moeder de H. Kerk,

Om de lange smarten en doodsangsten, door hen

uitgestaan,

Wij zondaren , wij bidden U , verhoor ons.

Dat wij de standvastigheid en al de deugden onzer Heilige Martelaars mogen navolgen , wij bidden U, verhoor ons.

Dat wij altijd iu geloof en godsvrucht tot het H. Sakrament mogen toenemen, wij bidden U, verhoor ons*

-ocr page 484-

472

Dat wij uwe en onze lieve Moeder Maria altijd kinderlijk mogen vereeren, beminnen en aanroepen. Dat wij in gehoorzaamheid en liefde jegens onzen

H. Vader den Paus mogen volharden ,

Dat wij als getrouwe kinderen van onze Moeder

de H. Kerk mogen leven en sterven ,

Dat Gij U gewaardigt, onzen H. Vader den Paus, en al onze Geestelijke Overheden te zegenen en te ^ bewaren, öï

Dat Gij U gewaardigt, alle afgedwaalden in ons ![• midden tot de H. Kerk terug te brengen , Squot; Dat Gij U gewaardigt, ons en ons Vaderland voor ^

alle besmettelijke ziekte te behoeden ,

Dat Gij de armen , de bedroefden, de lijdenden , § de zieken en de nu stervenden wilt vertroosten o~ en versterken, |--

Dat Gij ons een zalig sterfuur wilt verleenen, e Dat Gij ons wilt geven, wat wij U door de voorspraak

onzer verheerlijkte Martelaren afsmeeken,

Zoon Gods!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

spaar ons, Heer.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

verhoor ons, Heer.

Lam Gods , dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons. Onze Vader.

Bidt voor ons , Heilige Martelaren van Gorkum. Opdat wij de beloften van Christus waardig quot;worden.

-ocr page 485-

473

LAAT ONS BIDDEN.

God, die uwe Heilige Martelaren, Leonardus en zijne Gezellen, om hunnen glorierijken strijd voor uw geloof, met de zegekroon der eeuwigheid hebt versierdr Terleen genadiglijk, dat wij, door hunne verdiensten en navolging strijdende op aarde, met hen verdienen ge-kroond te worden in den hemel. Door onzen Heer J. C., uwen Zoon. Amen.

JUBELLIED

AAN DE

HH. XIX MARTELAARS YAN GORRUM.

Tot u, o Gorkums Heldental!

Weerklinke luid mijn lofgeschal;

Tot u, door wie mijn ziel ontgloeit, Van dankb'ren jubel overvloeit.

Gedenk ik, hoe ge op onzen grond Uwe onverwelkb're kroonen wont,

Dan juich ik bij uw heldenmoed:

Ook ik ben van uw Neêrlandsch bloed!

Ik juich, als ge in den dood niet buigt.

Maar trouw voor 't Hoofd der Kerk getuigt. Dat Pius, die u heilig roemt.

Ook ons zijn dierb're kind'ren noemt.

Ik juich, als gij zoo onversnagd Maria Moeder prijst en Maagd,

-ocr page 486-

474

En onze en 's hemels Koningin ;

Verrukt stemt heel mijn ziel het in!

Maar sterft gij voor 't Geheimenis, Waar Jesds zelf ons voedsel is: Dan, naamloos is mijn ziel verblijd, Dat ik het ook met u belijd.

Dat ik met u één God, één Heer, Één Geest, één ligchaam, doop en leer In de ééne Moederkerk beken, En onverdiend haar kind ook ben.

Drie eeuwen vloden sedert heen,

En ons en uw geloof is één:

O voer' het, bij één hoop, één min, Ook ons uw Kerk der glorie in !

-ocr page 487-

INHOUD.

Kerkelijke Goedkeuring.

Berigt voor de tweede uitgave.

Berigt voor den derden druk. . . . vi Berigt voor dezen vierden druk. . . .vu Voorrede. ....... 1

Inleiding. ....... 6

OVERWEGINGEN MET VOORNEMENS

EN BESLUITEN.

EERSTE OVERWEGING.

OODS LIEFDE TOT ONS IN DE VEBLOSSINO.

L God heeft ons zijn Zoon gegeven. . .10 Dankgebed lol God den Vader (O eeuwige

Vader!).......12

IL De Zoon heeft ons zich.zeiven gegeven. . 12 Dankgebed tot God den Zoon. (OJesus!) . 14

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Over het belang onzer zaligheid. ..

15

-ocr page 488-

IKHOUD.

TWEEDE OVERWEGING.

DE GROOTE PKIJS DER VERLOSSING.

I. Geen eindig schepsel kon ons verlossen. . 17

II. Alleen Je sus konde voor ons voldoen. . 19

Opdragt aan Jesus. (O m ij n J e s u s!). . . 20 Gebed aan onzen Verlosser. (Ach, mijn

Verlosser)......21

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

De zuivere meening......21

DERDE OVERWEGING.. DB MENSCHWORDING DES WOORDS.

I. De Menschwording , een geheim van liefde

voor ons mensehen. . ... 24 II. De Menschwording , een geheim van liefde

voor ons zondaren. .v ... 26 Gebed tot Jesus om zijne iiefde. (O Je sus I die U).......27

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Middelen om de liefde tot God in ons op te wekken.

1. Zich aan alle aardsche genegenheden ont

hechten. S . . . . .28

2. Zich in alles aan den goddelijken wil

onderwerpen......29

3. Het inwendig gebed.....30

4. Het overdenken van het Lijden des Heeren. 31

476

-ocr page 489-

INHOUD.

VIERDE OVERWEGING. DE MENSCHWORDING DES WOORDS.

I. De Menschwording van J e s u s , een ge

heim van nederigheid. ... 33

II. Hoe moeten wij die nederigheid navolgen ? 34 Gebed om nederigheid. (O Heer! v e r-

drijf). . . . . . . 36

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Over de nederigheid.

1. Haar onophoudelijk vragen. ... 38

2. Zijne vorige zonden gedenken. . . 38

3. Vernederingen geduldig verdragen. . 38

4. Geene zelfverheffing zoeken. . . 38

VIJFDE OVERWEGING.

DE GEBOORTE DES HEEREN.

I. J e s u s in een stal geboren. ... 40 Gebed tegen onze drHlen. (0 J e s u s! zou ik). ...... 41

II. J e s u s een arm en schreijend kind. . 42 Gebed om Gods H. wil getrouw te volbrengen.

(Mijn Jesus!). . . . . 43

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Het beoefenen der armoede. ... 44 ZESDE OVERWEGING. DE ALLERHEILIGSTE NA.AM VAN JESUS.

477

I. De Naam van Jesus geeft ons troost. 46

■ssae

-ocr page 490-

INHOUD.

Gabed om vuriger liefde. (Lieve Jesus!). 49 11. De naam van Jesus geeft ons kracht. 49 Gebed tot Jesus en Maria. (Genadige

Jesus!) . . . . . . 52

VOOKNEMENS EN BESLUITEN.

Bidden in den naam van Jesus. . . 52

ZEVENDE OVERWEGING.

DE WIJZEN UIT HET OOSTEN.

I. Eoep der heidenen tot het geloof. . 56 Dankgebed voor de genade des geioofs. (O

1 i e v e J e s us!). . . . . 57

II. Beantwoording aan de genade des geioofs. 58 Aanbidding van het goddelijk Kind. (Bemin-

n e 1 ij k K i n d !). . . . . 59

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Over het geloof.

1. Welk eene groote gaaf het geloof is. . 61

2. Het geloof vordert van ons onderwer

ping , liefde en werkzaamheid. . . 63

ACHTSTE OVERWEGING. HET VERBORGEN LEVEN DES ZALIGMAKERS.

I. Jesus gehoorzaamt aan Josef en Maria. 65 II. Jesus een voorbeeld van gehoorzaamheid. ....... 68

Gebed om ootmoedigheid. (Ootmoedige

Jesus!). . . . . . . 69 Smeekgebed tot Jesus om hulp in onze

478

-ocr page 491-

INHOUD.

ellenden. (Mijne zonden). . . . 70

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Over het verborgen leven ea de gehoorzaamheid. . . ......71

NEGENDE OVERWEGING.

JESUS IN DE WOESTIJN BEKOORD.

1. Hoe werd J e s u s bekoord. . . .74 11. Hoe leert J e s u s ons tegen de bekoring te

strijden. ...... 79

Gebed om hulp tegen de bekoring. (Heer J e-sus!)........82

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Over het bestrijden der bekoringen.

Onderrigt van den H. Gregorius den Groote. 83 Teekenen , dat men in de bekoring niet gevallen is. ........ 85

Verzuchtingen voor het oogenbiik der bekoring. 88

TIENDE OVERWEGING. DE BARMHARTIGHEID DES ZALIGMAKERS IN ZIJN OPENEAAR LEVEN.

I. Het geloovig gebed van den melaatsche

verhoord. ....... 90

II. Het geloovig en ootmoedig gebed van den

hoofdman verhoord. . . . .91 Gebed om genezing van onze ellenden. (Gij

weet het, goede Jesus!). . 91 Hl. Het geloovig, ootmoedig en volhardend gebed der Chananesche vrouw verhoord. . 92

479-

-ocr page 492-

I N H OUD.

Gebed om J e s u s' liefde. (G o e d e r t i erene Zaligmaker!)......96

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Dikwijls Gods barmliartigheid gedenken. . 97 ELFDE OVERWEGING.

ANDERE VOORBEELDEN VAN JESUS' BARMHARTIGHEID.

I. De overspelige vrouw vindt ontferming en

vergiffenis. . . .... 99 II. De blinde te Jericho erlangt troost en genezing. . . . . . . . 101 UI. J e s u s beweent het zondige Jerusalem. . 103

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Over de zuiverheid. . . . . .106 Middelen om die deugd te bewaren. . .106

480

TWAALFDE OVERWEGING. LAZARUS.

I. Lazarus in zijne ziekte.

11. Lazarus gestorven.

UI. Lazarus door J e s u s opgewekt.

Smeekgebed om meer liefde tot J e s u s (H e e r ! m ij n G o d ,). .

. 109 . 111 . 115

. 117

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Niemand kan twee heeren dienen. . . 118 DERTIENDE OVERWEGING.

MARIA MAGDALENA.

I. De moedige liefde van Maria voor J e s u s

-ocr page 493-

INHOUD.

in het huis van den Farisee. . . 120 II. De trouwe liefde van Maria voor J e s u s

bij het graf......124

Gebed om vergiffenis onzer zonden. (O m ij n

lieveJesus!). . . . . 127

VOORïJEMENS EN BESLUITEN.

Geest van boetvaardigheid. . . . 127 VEERTIENDE OVERWEGING.

JUSUS , DE MAN VAN SMARTEN.

I. Jas us.lijdt in zijn ligohaam. . . 129 TI. Je.sns lijdt in zijne ziel door onze zonden. 131

Akte van berouw en liefde. (O mijn Jesus!). 133

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Uitwendige versterving. .... 133 Verschillende beoefeningen er van. . . 134 VIJFTIENDE OVERWEGING.

HET BRANDEND VERLANGEN VAN JESUS OM VOOR ONS TE LIJDEN.

I, Om ons verlangt Jesus zoo vurig naar

zijn lijden. ...... 137

II. Wederkeerig moeten wij vurig naar Jesus

verlangen. . . . . . .139 Zielsverlangen naar Jesus. (Ik z i e, o liefste Jesus!). . . . . 139

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Over de inwendige versterving. . . . I4i Verskillende wijzen om die te beoefenen. 141

31

481

-ocr page 494-

I N H O DD.

ZESTIENDE OVERWEGING.

DE INSTELLING VAN HET H. SAKRAMENT.

I. De onbegrijpelijke liefde van J e s u s in het

H. Sakrament......144

Toewijding aan J e s u s. (0 m ij n J e s u s!). 147 11. Het geluk der ziel welke aan die liefde

beantwoordt. . . . . .148 Hulde aan J e s u s' liefde in het H. Sakrament.

(O J e s u s !)• . • . • 1^9

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

1. Over de geestelijke Communie. , , 150

2. Over het bezoeken van bet H. Sakrament. 150

ZEVENTIENDE OVERWEGING. DE INSTELLING „VAN HET H. SAKRAMENT.

I. J e s u s in het H. Sakrament de Spijs onzer ziel. ... , . 152 II. Met eene goede voorbereiding moeten wij

die H. Spijs ontvangen. . . . 155 Gebed voor de H. Communie^ (Ja, m ij n

li e v e J e s u s !•). . . . . 156

VOOKKEMENS EN BESLUITEN.

DeH. Communie.

Vier goddelijke eigenschappen vooral schitteren in het H. Sakrament uit: Gods Wijsheid, Heiligheid, Almagt en Liefde:

1. die Wijsheid vordert ons geloof. 158

2. die He iligheid vraagt groote zui

verheid des harten. . . 159

482

-ocr page 495-

INHOUD.

3. die A1 m a g t vordert eerbied en

aanbidding. .... 160

4. die Liefde verlangt liefde. . . 161 Wat men vóór de Communie te doen

heeft........162

Wat onder de Communie. . . 163 Oefeningen na de Communie. , 164

1. Danken. — Gebed van dankzegging.

(MijnJesiislikdankU,). . 165

2. Opoffering. — Gebed van opoffering.

(Mijn Beminde). . . . . 166

3. Vragen. — Bede aan J e s u s. (L i e-

veJesusilaat). . . . 167 Wat bij dorheid te doen.....168

ACHTTIENDE OVERWEGING.

DROEFHEID VA.N JESÜS IN DEN HOF VAN OLIJVEN.

I. De oorzaak dier droefheid was de zonde. 169 II. De oorzaak dier droefheid waren ook mijne

zonden.......173

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Gebed tot J e s u s in zijnen doodstrijd,

om de genade van een zaligen dood te verwerven........175

NEGENTIENDE OVERWEGING.

HET GEBED VAN JESUS IN GETHSEMANE.

I. Hoe bad Je sus in den hof van Olijven. 176 11. Bidden wij met onderwerping van onzen

wil.........178

483

-ocr page 496-

INHOUD.

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Onderwerping aan Gods heiligen wil. . 179 TWINTIGSTE OVERWEGING.

HET VERRAAD VAN JUDAS.

I. Het verraad van Judas was voor Je sus

eene grievende smart. .... 180 Gebed van vertrouwen. (A 11 e r b e m i n n e-

lijksteJesus!).....181

II. De geboeide J e s u s leert mij mijn wil

buigen. . . . • • .182 Gebed ter onderwerping van onze« eigen wil. (O Jesus! welk een treffend voorbeeld). . . . . . 184

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Over de zachtmoedigheid.....185

EEN EN TWINTIGSTE OVERWEGING.

JESUS ONTVANGT EEN KAAKSLAG.

I. De vernedering van Jesus door dien kaakslag.........187

II. J'esus klaagt niet over die vernedering. . 189 Gebed om langmoedigheid. (O mijn Jesus!). 190

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Over de zachtmoedigheid. .... 191

Oefeningen om tot die deugd te komen. . 192

TWEE EN TWINTIGSTE OVERWEGING.

JESUS VOOR HERODES.

I. Jesus verdraagt de bespotting van Hero-

484

-ocr page 497-

INHOUD.

des met stilzwijgen. . . . .193 II. De bespotting vernedert ons niet bij God. 195 Gebed om ontferming. (O eeuwige W ij s-heid!)........196

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Over de liefde tot vernedering en miskenning. 197 DRIE EN TWINTIGSTE OVERWEGING. DE GEESELING.

I. Je sus door de geeseling wreedaardig mishandeld. ....... 199

II. J e s n s zoo beminnelijk in die smartelijke

vernedering.......201

Liefdeoffer aan J e s u s. (Ik bemin U ,). 203

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Over bet geduld in lijden en bijzonder in ziekten..........203

VIER EN TWINTIGSTE OVERWEGING.

DE KROONING MET DOORNEN*.

I. J e s u s uit wreeden spot met doornen gekroond. ....... 206

II. Onze zonden kroonen J e s u s met doornen. 208 Gebed lol den doorwonden J e s u s. (O w o n-

d e n)........209

VOORNEMENS ES BESLUITEN.

Het vermijden der dagelij ksobe zonden , vooral door waakzaamheid......210

485

-ocr page 498-

I N H O ÜD.

VIJF EN TWINTIGSTE OVERWEGING. DE KRUISDRAGING.

I. J e s u s, onregtvaardig ter dood veroordeeld,

neemt zijn pijnlijk kruis op. . . ,211 II. J e s u s leert ons het kruis met geduld en

liefde dragen. ..... 214

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Men moet zijn kruis dragen.....218-

ZES EN TWINTIGSTE OVERWEGING.

JESU3 AAN HET KRUIS GEHECHT.

I. De smarten der ruwe kruisiging. . . 220

II. De smarten van den gekruisten J e s u s,

op zijne wonden hangend. . . . 222 Gebed tot den gekruisten Jesus. (Ja, m ij u

J e s u s!). . . . . 223

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Liefde tot God alleen. .... 224 ZEVEN EN TWINTIGSTE OVERWEGING.

EERSTE BEDE VAN JESUS.

I. Jesus bidt voor zijne vijanden: welk

een troost!...... 226'-

II. Jesus bidt voor zijne vijanden: welk

een voorbeeld !......227

Gebed om de liefde van Je s u s. (Gij, Heer!). 228

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Het vergeven van ongelijk. . . . 22amp;

486

-ocr page 499-

INHOUD.

ACHT |EN TWINTIGSTE OVERWEGING. DE GOEDE MOORDENAAR.

I. De goede moordenaar bidt met een geloo-

vig vertrouwen. ..... 232 II. J e s u s verhoort dat gebed van den moordenaar, J 234 Gebed om?een zalig sterfuur. (Mij n alle r-

zoetsteJesns!). . . , ■ 285

VOORNEMENS EX BESLUITEN.

Onbepaald vertrouwen op de goddelijke barmhartigheid. . . . • i . 236 Gebed toi Maria, om door hare]voorspraak de

genade van een zaligen dood te verwerven. 237

NEGEN EN TWINTIGSTE OVERWEGING.

MARIA ONZE MOEDER.

I. J e s u s heeft ons Mariaftot Moeder gegeven........ 239

II. Maria heeft ons tot kinderen aangenomen. 242 Gebed tot Jesus enf,Maria. (O Jesus! o

Maria!). ......244

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Verschillende oefeningen van godsvrucht tot

de II. Moeder Gods. . i . . 245 Gebed [tot Maria, onze Moeder. . . 248

DERTIGSTE OVERWEGING.

JESUS AAN HET KRUIS VERLATEN. 1. De onnagaanbare zieksmart van Jesus

in die verlatenheid.....249

487

-ocr page 500-

Uh'

I N H O U U.

II. Hoe ons iu zieleangst te gedragen. . 252 Gebed van onderwerping aan alle beproeving.

(MijnGodlikmoet). . . . 254

VOORNEMENS EK BESLUITEN.

Over^de geestelijke droefheid. . . . 256 EEN EN DERTIGSTE O VEI-WEGING.

• r •

DE DORST VAN JESUS.

I. J e s u s dorst naar onze zaligheid. . 258 11. On^e ziel moet n^ar J,esus dorsten. . 259 Zielsverlangst naar Jesus. (Heer Jesus!). 260

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Het onderzoek van het geweten.

Het bijzonder onderzoek. .... 262 Het algemeen onderzoek. ... . . 203 Schets van een onderzoek des gewetens. . 264

TWEE EN DERTIGSTE OVERWEGING.

HET IS VOLBRAGT.

I. Hoe werd alles met den dood van Jesus

volbragt. . . . . . . 267

11. Hoe zullen wij stervende zeggen : Het is

volbragt.......268

VOOIiNEMESS EN BESLUITEN.

Dikwerf vragen om de volharding tot aan

het einde.......270

488

-ocr page 501-

INHOUD.

DRIE EN' DERTIGSTE OVERWEGING.

•JESUS BEVEELT ZIJNE ZIEL AAN ZIJN HEMELSCHEN VADER.

I. Jesus beveelt zijne ziel met volkomen

■berusting aan zijnen Vader. . . 272 11. Wij moeten ons onvoorwaardelijk aan God

overgeven. . . . . .274

VOÓRNEMENS EN BESLUITEN

Volkomenè overgaaf van ons zeiven aan de

liefde Gods.......276

VIER EX DERTIGSTE OVERWEGING.

JESUS STERFT.

I. De dood van Jesus geeft ons een heilig

vertrouwen. . . . . .278

II. De dood van Jesus doet ons met liefde

sterven. . . . . . .281 Zielsverzuchtingen om een zaligen dood.

j(Kee,r Jesus!). .... 282

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Voorbereiding tot den dood. . . . 284 VIJF EN DERTIGSTE OVERWEGING.

JESUS. AAN HET KRUIS TREKT ALLES TOT ZICH.

I. Jesus trekt ons tot zich door zijne teedere

liefde. .......287

II. De minnende ziel verzucht om tot Jesus

te komen. ..... . 280 Verlangen naar Jesus. (Jesus! glans der

48!)

-ocr page 502-

INHOUD.

eeuwigeglorie).. . . . 290

VOORNEMEND EN BESLUITEN.

Over dorheid en laauwheid. . . . 291

ZES EN DERTIGSTE OVERWEGING,

DE BEGRAFENIS VAN JESUS.

I. Christus' ligchaarn wordt naar het graf

gedragen.......296

II. Het graf van J e s u s. . J , . 298

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Het beteugelen der tong.....300

ZEVEN EN DERTIGSTE OVERWEGING.

DE VERRIJZENIS VAN JESDS.

I. Christus is waarlijk verrezent . . 302 11. Ch ri st u s, eensverrezen, sterft nietmeer. 305

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

De godsvrucht tot de H. Wonden. . . 307 ACHT EN DERTIGSTE OVERWEGING. DE VREDE VAN CHRISTUS.

I. Zelfzucht verstoort den vrede. . . 309 II. Verzet tegen Gods wil verstoort den vrede. 311

VOORNEMENS EN BESLUITEN»

Over de ongeregelde droefgeestigheid. . 312 Gebed voor droefgeestigen. . . . 314

490

-ocr page 503-

I N H O ¥ D.

NEGEN EN DERTIGSTE OVERWEGING;

DE HEMELVAART VAN JESUS.

I. J e s u s' hemelvaart is een feestgeheim

van vreugde. . . . . .316 11. Heilgroet aan Jesus. . . . . 317 Gebed om den zegen van Jesus. (Maar,

go e d e J e s u s!). . . , . 319

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Over de geestelijke vreugde. . . . 320 VEERTIGSTE OVERWEGING.

DE ZESD1NG VAN DEN H. GEEST.

I. Wat de H. Geest is en werkt. . . 322 II. Dit feest wekke vooral onzen ijver op. . 323 Gebed om ijver. (O Jesus! geef,). 325

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

De oorzaken onzer verfiaauwingen. . . 326

EEN EN VEERTIGSTE OVERWEGING.

HET JDK DES HEEREN IS ZOET.

I. Buiten Jesus is er geluk noch rust. . 329 II. Het -ware geluk is alleen bij Jesus te vinden.........332

Toewijding aan Jesus. (M ij n g o d d e 1 ij k e Verlosser).. . . . . . 335

VOORNEMENS EN BESLUITEN.

Men moet niet uitstellen, zich geheel over te geven aan Ged.......336

491

-ocr page 504-

INHOUD.

TWEE EN VEERTIGSTE OVERWEGING.

over ij en hemel.

I. Hoe onuitsprekelijk schoon de hemel is. . 34-1 II. De gelukzalige ziel in den hemel. . -345 Verlangen tiaar den hemel. (O gelukkig v e rb 1 ij f!).......

VOOKNEMENS EN BESLUITEN.

Over het verlangen naar den hemel. . • 351

357 364 368 382

387

388 391 393

399

400 403

408

411

GEBEDEN.

Morgengebed.....

Avondgebed.....

Gebeden bij de H. Mis. .

Biechtgebeden.

De H. Communie. .

Gebeden vóór de H. Communie.

Smeeklied.....

Gebeden na de H. Communie.

Danklied. ....

Litanie voor den Zondag. Tot de H. Drievuldigheid. ...•••• Litanie voor den Maandag. Tot den H. Geest. Litanie voor den Dingsdag. Van den Zoeten

Naam J e s u s. .

Litanie voor den Woensdag. Ter eere van de

HH, Engelen......

Litanie voor den Donderdag. Tot J e s n s in het Allerheiligste Sakrament.

492

415

-ocr page 505-

INHOUD.

Litanie voor den Vrijdag. Op het Lijden van onzen Heer Jas us Christus.

Litanie voor den Zaturdag. Ter eere der Al-1 erheiligste Maagd Maria .

Jub ellied aan Maria, Onbevlekt Ontvangen

Litanie der Zeven Droefheden van Maria

S t a b a t M a t e r.

Litanie van den H. Josef.

Bede aan den H. Josef. .

De Zeven Boetpsalmen. .

Litanie van alle Heiligen.

Litanie voor de Geloovige zielen.

Gebed op of bij een kerkhof.

Dag van gramschap.

Gebeden om den aflaat te verdienen.

Gebed met vollen aflaat.

Smeeklied aan den H. Willibrordus , Aposte en Patroon der Nederlanden. .

Litanie van de HH. XIX Martelaren van Gor kum. ........

•Libellied aan de HH. XIX Martelaars van Gorkum.

493

419'

425

428

429 433 485

439

440 450 458 461 461 463

466

467

468 473

Men zie verder de vele gebeden, welke hierboven In den 1 nhoud der Overwegingen aangegeven zijn.

-ocr page 506-
-ocr page 507-
-ocr page 508-