'
BFL.1877- 3Zr.10.
'■ Jjrf
VAN
DE GESCHIEDENIS EN DE WERKZAAMHEDEN
DER
VERIEiGING TOT BEVORDERING VAN GENEESKONDIGE WETENSCHAPPEN
gedurende de eerste vijf-en-twintig jaren van haar bestaan.
uilgcgpi'oken in de Algcmeenc Vergadering viin lt;|en. 2(leii Maart 1877,
Igt;r. C. I.. VAIV DER BURG,
President der Vereeuifiing.
■ ........
|
,-
'
....
'' ii''l ' i f';''. ' ■: •v -n-nj.büt
wmiïfM*
■ .■ • |nH 1
,
1
;■ ■ ■■■
HET
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
/
_____
DE GESCHIEDENIS EN DE WERKZAAMHEDEN
di:u
VIÏIIEFJIGINC TOT BEVORDERING VAN GENEESKUNDIGE WETENSCHAPPEN
GEDURENDE
DE EERSTE VIJF-EX-TAVIXTIG JAREN VAN HAAR BESTAAN.
quot;W.
Batavia,
B n TJquot; I IsT I KT C3-.
1877.
■ • • ■
. ■ • •
■
- •
■
■-
:
.,.. ...V ::v,v ^
Inleiding................pag. 1
Geschiedenis...............// 2
Natuur- en geneeskundig archief voor Nederlandseh-Indië. » 3
Geneeskundig ïijdsclirift voor Nederlandseh-Indië ... »3
Stand der Vereeniging............// 6
Verbinding met andere vereenigingen........«7
Karakter van het Tijdschrift..........quot; 8
Pinantien................quot; 9
Werkzaamheden en uitgaven der Verceniging.....
Algemcene beschouwing.........//9
Geneeskundige topographie........»11
Voedingsmiddelen en drinkwater.......//IS
Invloed van het tropisch klimaat......//13
Openbare gebouwen..........//li
Hygicnische maatregelen bij expeditiën.....//15
Verbanddoek van Esmarch.........//17
Pathologie................//17
Zoogenaamde inlandsche geneesmiddelen.....«20
Handleiding voor niet-geneeskundigen......//26
Heelkunde en oogheelkunde..........//27
Militaire chirurgie..............//27
V
! ï
VergifÜcor................pag. 27
Verloskunde , .............»27
Minerale bronnen....... ...../'28
Veo-artsenijkunde.............»38
Slot..........................»28
Bijlage I Onderwerpen over pathologie en therapie behandeld in het Geneeskundig Tljdsehrift voor N. I, // :}1 Bijlage II. Onderwerpen over chirurgie en opthalinologie in
Bijlage III. Overzicht van de mededcelingen op militair geneeskundig gebied in idem......»35
Bijlage IV. Overzicht der niededeelingcn over vergiftleer in
Bijlage V. Mcdcdeclingen op verloskundig gebied aldaar . // 36 Bijlage VI. Scheikundig onderzoek van minerale wateren in N. I., opgenomen in het Gen. Tijdschrift voor N. I.............,'37
Mijne Heer en! Genoodigden en leden der Vereeaiging tot bevordering van (jeneeshundige wetenschappen in N. I.!
lu het algemeen mogen feestelijke bijeenkomsten van wetenschappelijke mannen als buitengewone gebeurtenissen worden aangemerkt. Een enkele maal wordt de geboortedatum of wel die van liet overlijden van groote geleerden als de dag bepaald, die ter hunner gedachtenis zal worden gevierd,-—dan wel de onthulling van een gedenkteeken, ter hunner eere opgericht , als reden gebruikt om genoegelijk to zamen te zijn. Herdenking van het langdurig bestaan eener wetenschappelijke vereeniging is reeds minder menigvuldig, terwijl de bijeenkomst van velen tot een dergelijk doel in Indië ouder de zeer ongewone verschijnselen mag worden gerekend.
En tot zulk een doel, M. H.! zijn wij thans te zamen gekomen! De Vereeniging tot bevordering van geneeskundige wetenschappen in N. I. werd op den 2lt;,,;u Maart 1852 bij Gouvernements besluit No. J.0 (Staatsblad 1870 No. 120) als zedelijk lichaam en rechtspersoon erkend.
NB. Do noten, waarin alleen cijfers voorkomen, hebben betrekking op het Geneeskundig ïijdsclirift voor Ncderlandseli-lndic, uitgegeven dooide Vereeniging tot bevordering van geneeskundige wetenschappen in N. T.
l)c Romcinsebc cijfers duiden het deel aan, de gewone cijfers de pagina.
N. en ü. Arch, beteekent Natuur- cn Geneeskundig Areliiof voor Neêr-lands Indic. Redactie: P. J. Godeproy, M. J. E. Muller, P. A. Eromm, P. Br.eekkr; Batavia, ter drukkerij van het Bataviaaseh Genootschap 1841—-IJ.
2
Toen ten vorigeu jare de aandacht werd gevestigd op het vijf-en-twintig jarig bestaan onzer Vereeuiging, werd besloten dat feit niet onopgemerkt te doen voorbijgaan en tevens bepaald, dat de herinnering daaraan plechtig en feestelijk herdacht zou worden op den dag, waarop door hare erkenning het bestaan dezer nuttige instelling voor goed was verzekerd.
Ik heet U allen welkom in deze bijeenkomst, die ik thans verklaar te zijn geopend.
Men droeg mij de eervolle taak op, heden avond voor U als spreker op te treden en U een blik te doen werpen in de geschiedenis der Vereeuiging, gedurende de eerste vijf-en-twintig jaren van haar bestaan.
Terwijl ik mij de moeielijkheden, die zich bij den daarvoor vereischten arbeid zouden voordoen, niet ontveinsde, was die opdracht eene onderscheiding, waardoor ik mij gedrongen voelde, zooveel mij mogelijk zou zijn, er aan te voldoen en zette ik mij met vooringenomenheid aan den arbeid.
quot;Volgt mij , M. H.! met uwe welwillende aandacht en vriendelijke toegevendheid nu ik dien taak aanvaard!
De mededeelingen op geneeskundig gebied over N. I., voor zooverre die niet onder het stof der verschillende archieven bewaard bleven, vonden geen afzonderlijk orgaan ter publiceering.
Vele der geneeskundigen, die sedert de oprichting der O. I. Compagnie, in' dit schoone land werkzaam waren en wier namen in den loop van deze verhandeling nog wel zullen genoemd worden, brachten hunne waarnemingen in afzonderlijk uitgegeven werken ter algemeene kennis; terwijl na de oprichting van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Weten-
3
schappen in de werken van die instelling verscheidene geneeskundige waarnemingen of daarmede verwante mededeelingen werden opgenomen.
Dat eerwaardige, bijna eene eeuw oude Genootschap, opgericht den 248tcl1 April 1778, was de eerste wetenschappelijke vereeniging in deze gewesten en vormde ongetwijfeld den grondslag , waarop vele andere zijn gebaseerd, vooral nadat het zich tot een meer omscheven deel der wetenschap in zijuc bemoeiingen bepaalde.
In het jaar 1844 verkregen de Heeren P. J. Godefjioy , M. J. E. Mullek , P. A. Piioiui en P. Bleeker de toestemming van dat Genootschap, om op zijne drukkerij onder hunne redactie te doen uitgeven een Natuur- en Geneeskundig Archief voor Ncêrland's Indië, dat gedurende ongeveer vier jaren regelmatig iu het licht verscheen.
Na het verschijnen der 2de aflevering van Deel IV in 1847 moesten die Heeren, onafhankelijk van hunnen wil, de uitgave staken.
Toen daardoor het publiceereu van kortere mededeelingen op het gebied, door dit Archief als liet hare ingenomen, in Indië met vele bezwaren gepaard ging en bijna alleen in Europa mogelijk was, ontstonden kort na elkander twee vereenigingen, die ieder iu hun eigen tijdschrift als het ware vervolgen leverden op genoemd periodiek werk.
Het eene dier gezelschappen was de Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch-lndië, die den 19eu Juli 1850 opgericht, later het praedicaat Koninklijke verwierf en de uitgave van liet belangrijke //Natuurkuifdig Tijdschrift voor N. 1.quot; sedert dien tijd bezorgde.
Het andere is de Vereeniging tot bevordering van geneeskundige wetenschappen in N. I., die als gevolg van hare bemoeiingen het «Geneeskundig Tijdschrift voor N. I.quot; het licht deed zien.
De zeventien verschenen deelen, benevens eenige afleveringen
4
van hot achttiende deel van dat Tijdschrift liggen hier ter tafel.
Eene opmerking nog vooraf. De handelingen onzer Veree-niging en het geregeld verschijnen van het Geneeskundig Tijdschrift hangen zoo innig samen, dat het mij niet mogelij k is, die beide zaken van elkander af te scheiden. De publi-catiën tocli zijn de hoofdzaak in de openbare handelingen der Vereeniging, waaraan zicli het gebeurde in de vergaderingen aansluit. Mochten mijne mededeelingen enkele malen den schijn op zich laden van een critischeu vorm te hebben aangenomen, vergeeft het mij dan, bid ik u, daar ik trachtte dien vorm zooveel mogelijk te vermijden.
Er was eene periode in de geschiedenis van N. L, die zich kenmerkte door een geest van vooruitgang. Zij viel in de jaren 1846 tot 1856 ongeveer. In dien tijd ontstonden verschillende maatschappijen, die ten doel hadden kunst en wetenschap te bevorderen, wat reeds zoolang het doel van liet Ba-taviaasch Genootschap geweest was.
Zoo vormden zich eene maatschappij van toonkunst, eene vereeniging voor letterkunde en poezie (thans Musis), eene Natuurkundige Vereeniging, eene andere voor taal-, land-en volkenkunde, eene maatschappij tot nut van't algemeen, eene Vereeniging tot bevordering der geneeskundige wetenschappen. (')
Die vereenigingen werden alle of erkend, of eerst opgericht onder het bestuur van Z. E. den Gouverneur-Generaal Mr. Albeutus Jacob Duijmaeh van Twist, die, als hulde aan zijne menigvuldige zorgen voor deze instellingen, door enkele der nog bestaande het honorair-beschermheerschap, na zijne aftreding als land voogd, werd aangeboden.
Ook onze Vereeniging heeft de onderscheiding dien Heer op zulk eene wijze aan zicli verbonden te zien.
Nadat sedert 1846 , in liet Groot Militair Hospitaal te Weltevreden geregeld alle veertien dagen een geneeskundig Conserva-
(') II, 6.
5
torium vergaderde, bleef toch do behoefte gevoeld aan eene vereeuiging van meer uitgebreide en algemeene strekking. Vroeger meermalen herhaalde pogingen van dien aard leden schipbreuk, vooral ook door de noodzakelijke, gedurige verandering van personeel.
In den avond van den 19cu Maart 1851 vereenigdeu zich ten huize van den Heer Dr. W. Bosch de volgende heeren:
Dr. W. Bosch.
D. Peereboom Voeler.
N. Lange.
Dr. G. Eisinger.
J. Görixg.
1'. Sohjiitï.
Br. A. J. D. Steenstra Toussaint.
Br. P. Bi.eeker,
J. P. de Eouveroy van Nieuwaai,.
B. W. Rost van Tonningen.
H. Eayenswaay.
S. van der Arend van Hoon.
S. L. Blankenburg.
H. A. schreudee.
J. G. X. Broekmeijer.
Br. Strauss.
P. Goring.
J. P. Gijsbers en
J. Munnich.
Terwijl de heeren G. Wassink-, G. P. Charmer en Br. M. J. E. Muller door omstandigheden verhinderd waren tegenwoordig te zijn.
Bie mannen, wier namen hier in de eerste plaats genoemd moeten worden, besloten op genoemden avond een (jeneeshnu-di(je. vereeniying in N. I. te stichten, en droegen aan eene kom-
6
missie op, voorloopig rlo zaak te regelen. Ook de namen dier zes heeren vinden liier hunne plaats; zij zijn:
P. J. Maieii.
Dr. A. J. D. Steenstra Toussaixt.
Dr. A. E. Waszklewicz.
I'1. Goring.
Dr. W. Bosch en
U. Peereboom Voller.
't Zou een vrij eentoonige mededeeling worden nu verder de personeele zaken van onze Vereeniging te vervolgen. Haar eerste president was Dr. W. Bosch ; haar eerste secretaris J. Munnich (').
Toen na ongeveer een jaar bleek dat de Vereeniging levensvatbaarheid bezat, werd hare erkenning van den Gouverneur-Generaal gevraagd en lieden voor 25 jaren verkregen. Zij had al spoedig na het vertrek van den Heer Bosch, gedurende vele jaren haar voortbestaan te danken aan de persoonlijke bemoeiingen van Dr. G. Wassink, die tot aan zijnen dood als haren voorzitter en als hoofdredacteur van het Geneeskundig Tijdschrift fungeerde.
Telde de Vereeniging bij hare oprichting een 25tal leden, die den lstei1 Mei 1851 hare eerste gewone vergadering bijwoonden, wij verheugen er ons thans in 320 gewone leden te bezitten , terwijl 8 honoraire leden, en 22 correspondeereude dat aantal nog vergrooten. Te betreuren is het, dat er nog altijd een groot honderdtal geneeskundigen in N. Indië is aan te wijzen, die geen lid onzer Vereeniging zijn.
Reeds spoedig werd eene bibliotheek opgericht, die voornamelijk vermeerderde door geschenken van de leden en door ruiling van tijdschriften met andere vereenigingen. Onze bibliotheek, hoewel niet buitengewoon uitgebreid, bezit een tal van kostbare plaatwerken en uüt de leemten aan in de
O 1. 23,
7
groote medische bibliotheek, die van wege het Gouvernemeut in liet Groot Militair hospitaal te Weltevreden wordt onderhouden en waarvan onze Vereeniging een catalogus uitgaf (').
Een interessante opmerking verdient hier eene plaats. Dewijl onze Vereeniging haar Tijdschrift sedert jaren in ruil zendt aan de Natuurkundige Afdeeling der Koninklijke Academie van Wetenschappen te Amsterdam en aan de Nederlandsche Maatschappij van Nijverheid te Haarlem, — dewijl vele schrijvers in haar Tijdschrift afdrukken van hunne opstellen zonden naar Nederlandsche geneeskundigen, mocht met recht worden verwacht, dat hare werkzaamheden in Nederland niet geheel onbekend waren.
Wetsnde, dat de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der geneeskunst een keurige en uitgebreide bibliotheek bezit , waarin ons Tijdschrift niet regelmatig vertegenwoordigd wordt, meenden wij die Maatschappij een dienst te bewijzen door haar eene ruiling der uitgegeven werken voor te stellen.
Maar ziet, ook hier bleek, dat Insulinde in Nederland niet wordt beoordeeld naar een maatstaf, waarop het recht heeft en in hoo^e mate wordt geneffeerd. Jlet antwoord dier Maat-
O o O
schappij luidde ongeveer: //Een Tijdschrift geven wij niet uit, maar wilt gij onze verslagen hebben, ge kunt ze immers koopen, zooals wij de uwe kunnen doen; of gij zoudt uwe Vereeniging nis eene afdeeling onzer Maatschappij kunnen doen inlijven, hoewel daartegen groote bezwaren bestaan.quot;
Vormt dit antwoord uit het moederland, waar men ondersteuning en waardeering bij vakgenooten zou mogen verwachten , niet een scherpe tegenstelling, M. H.! met het feit,
(') Catalogus der bibliotheek vau den militair-geueeskimdigeu dienst tc Batavia. Op last van den Chef over den geneeskundigen dienst opgemaakt door C. 1'', Michielsen, militair Apotheker der 2« klasse. Uitgegeven door de Arcr-eeuiging ter bevordering van geneeskundige Wetenschappen in Nederlandsch-Indië — Batavia, Bruinino amp; Wijt 1871 —cu XVI, 738. Supplement van den Catalogus der geneeskundige bibliotheek door G. C. de Groot, Mil. Apotheker 3c kl.
8
dat de Smithsonian Institution te Washington, de Académie de medicine de Eelgique cn de Academia IVedericiana te Kopenhagen aan onze Vcreeniging hare werken toezonden, met verzoek om ruiling? Is die minachtende toon niet een vreemde verschijning tegenover liet verzoek der Kaiserlich-Leopoldinisch-Oarolinisch Deutsche Akademie der Naturforscher in Dresden, m 1874 onze quot;Vcreeniging gedaan, om geregelde toezending in ruil van het Geneeskundig Tijdschrift voor N. I., dat in het schrijven dier Academie, //eine geschatzte Publication'quot; genoemd wordt, waarvan //leider nur wenige Biinderquot; in hare bibliotheek voorkwamen ?
Deze mededeelingen mogen voldoende zijn om aan te too-nen, dat ons Tijdschrift meermalen eene gunstige onderscheiding in liet buitenland ten deel viel.
Het bestuur zorgde er voor, dat liet vertegenwoordigd werd op de tentoonstelling van Tijdschriften ten vorigen jare te Praag gehouden.
Nog een paar opmerkingen omtrent liet Geneeskundig Tijdschrift voor N. I. mogen hier hare plaats vinden. Het ge-heele geneeskundige personeel in Indië bestond gemiddeld uit 800 personen, die niet allen geroepen zich gevoelen om mededeelingen ter openbaarmaking af te staan. Nu bevat het Tijdschrift niet anders dan oorspronkelijke mededeelingen, meestal van waarnemingen op het practische gebied der geneeskunde. Een zeer enkel vertaald, of uit eene andere taal bewerkt opstel bevestigt dezen regel.
Theoretische studiën worden er zelden in aangetroffen. Het geheele karakter van het Tijdschrift draagt den stempel van den werkkring der geneeskundigen in Indië. Overstelpt in den regel door de werkzaamheden aan zieken-bebandeling en -verpleging verbonden, of door bureau-bezigheden, moeten de dokters in Indië zoeken naar een oogenblik om hunne waarnemingen voor publicatie geschikt te maken. Die werkzaamheden zijn dikwijls zoo verbazend van omvang, dat er geneesmethoden
9
bestaan, die hier iu de hospitalen niet kunnen worden toegepast uit gebrek aan tijd om ze aan te wenden (bijvT. liet Lis-tersclie verband).
Dikwijls zijn de mededeelingen dan ook volstrekt niets anders, dan ziektegeschiedenissen, visa-reperta, korte berichten, enz., die evenwel hare practische waarde bezitten—en in vele gevallen meer waarde hebben, dan uitgebreide theoretische beschouwingen , -— ten minste voor hen, die nog niet gewoon zijn aan de praktijk in deze heete gewsten, en die daarin een schat van waarnemingen vinden, welke als wegwijzers voor hunne handelingen kunnen strekken.
Op finantiëel gebied wordt onze Vereeniging krachtig dooide Regeering gesteund, een steun, die zij zoozeer behoeft en waarvan hier met dankbaarheid wordt melding gemaakt. Moge die hulp geregeld voortgaan!
Door zeer zuinige administratie der gelden, was de Vereeniging dan ook in staat prijsvragen uit te schrijven en op die wijze hare pogingen uit te breiden om de wetenschap dienstbaar te zijn.
In een tweede gedeelte dezer verhandeling hoop ik uwe aandacht te vestigen op de wetenschappelijke werkzaamheid der Vereeniging en haar invloed op den gang van sommige zaken in Indië.
II,
't Is van algemeene bekendheid, dat den geneesheer als eerste plicht wordt opgelegd te zorgen, dat hij in zijne omgeving, het aantal zieken zoo klein mogelijk doet blijven — met andere woorden, dat hij zich in de eerste plaats er op moet toeleggen, van alle middelen, die hem ten dienste staan, gebruik te maken om ziek worden te voorkomen.
De kennis van de omstandigheden en verrichtingen, die het hem mogelijk maken dien plicht op te volgen is de hygiëne, de leer om de gezondheid te bewaren.
10
De Indische geneesheeren hebben ten allen tijde dien plicht begrepen en behartigd, 'tls niet hunne schuld dat de regelen en voorschriften der hygiëne niet overal en altijd behoorlijk worden opgevolgd. Een niet te ontkennen feit is, dat het uitvoeren der wetten door de hygiëne voorgeschreven, dikwijls zeer duur is. Er ligt onbillijkheid in te beweeren, dat de doktoren hun plicht verzuimen, wanneer er geen geld wordt gegeven om de door hen voorgestelde verbeteringen te doen aanbrengen, of bouwkundigen meenen door hunne adviezen die van de lastige artsen in de schaduw te moeten stellen.
Hygiëne is een erkend zoo belangrijke wetenschap, dat zij bij alle beschaafde volkeren tal van beoefenaars vindt en wel in zoo voldoende mate, dat men met eén gerust geweten het overbodig noemen kan, zoo het eene werkelijk beschaafde volk meent bij een ander ter school te moeten gaan cn persoonlijke hulp te zoeken om te weten, wat in bepaalde gevallen in het belang der gezondheid moet worden verricht. (')
Dat Indië zeker in dit opzicht niet achter staat bij andere landen,—ik bedoel uitdrukkelijk, dat de kennis der Indische geneeskundigen op het gebied der gezondheidsleer met die van hygiënisten in andere landen gerust kan worden vergeleken , zonder dat zij in het nadeel der eersten zal uitvallen — hoop ik in het hier volgende aan te toonen.
Wat vroeger op dit gebied in Indië gedaan is wordt hier niet vermeld. Ik bepaal mij tot onze Vereeniging.
Een eerste vereischte is, dat nv.m woto onder welke omstandigheden de mensch hier leeft en daartoe wordt al dadelijk gevorderd een naauwkeurige kennis van het land, waarin hij
(1) Er wordt hier natuurlijk in algemeene bewoordingen gesproken, maar meer bepaald met de bedoeling om te wijzen op het hoogst bijzondere cn treffende feit, dat een Engelsch geneesheer in N. I. gebinikt werd tot het geven van advies in hygienisehe expeditie-zaken, die aan Indische off. v. gez, minstens evengoed bekend zijn.
11
woont. Worden van eene plaats meer bepttald die zaken beschreven, welke op 's menschen gezondheid invloed kunnen uitoefenen, dan noemen wij zulk eene beschrijving eene geneeskundige topographic.
Eene uitstekend geslaagde proeve daarvan vinden wij van de hand des Heeren P. Bleeker in zijne Bijdragen tot de geneeskundige topographic van Batavia, {l) welke arbeid werd gevolgd of gelijken tred hield met dergelijke beschrijvingen van Samarang (2), Kotta Generaal Cochins (3), Anboina (4) en andere, alle opgenomen in het reeds genoemde Natuur-en Geneeskundig Archief.
Die arbeid werd in het Geneeskundig Tijdschrift met ijver voortgezet en zoo vinden we, behalve de topographische beschrijvingen, voorkomende in de in het Tijdschrift afgedrukte jaarrapporten van den geneeskundigen dienst, afzonderlijke opstellen van dien aard over:
Ocnarang, (5)
Willem I, (c)
Lawaaijang, (7)
Amboina, (8)
Passaroean, (9)
Telok-Betong, (10)
Oranje-Nassau, (H)
Palembang, (n)
Muntok, (13)
Residentie Bantam, (14)
(') N. en G. Arch. Jaarg. I, 1, 169, 523; Jnarg. lij, 497; Jaarg. Ill, 195.
0 N. en G. Arch. Jaarg. III. 83, 257.
{') N. en G. Arch. Jaarg. III, 520.
C) N. en G. Arch. Jaarg. I, 285, 449.
O I, 47, 132, 301. C) IV, 1. r) IVgt; 753.
C) I. 165. (10) IV, 617. (13) V, 839.
(') II, 217. (quot;) IV, 718. n V) 9C7
(8) III, 243, 292.
12
Bouthain, (')
Zuid- en Oostkust van Borneo, (2)
Anjer, (3)
Residentie Again, (4)
Tana-Laut, (5)
Billiton , (6)
Mengatip, Scliong, (7)
Amandit, Negara, (8)
Margasarie, (!))
Ïameaiig-Layang, (10)
Sibogha, (n)
Ankola, Sipirok, ('2)
Pelatoengan, (13)
Pamanoekan, (14)
Door Dr. F. J. van Leent, correspond eerend lid onzer Vereeniging is van vele der genoemde geneeskundige plaatsbeschrijvingen gebruik gemaakt bij de samenstelling zijner //Contributions a la Géographie mudicale des Possessions Neêr-landaises aux Indes Orientales,quot; welke sedert circa 7 jaren liet licht zien in de afleveringen der Archives de Médecine navale, uitgegeven door liet Ministerie van Marine en Koloniën in Frankrijk.
De vermelding der bronnen waaruit bij putte deed ons streven op (Ui gebied ook in het buitenland bekend worden.
Verder vinden wc uitstekend geschreven medcdeelingen over het klimaat der Australische koloniën, door Dr. P. Kok Ax-KEiisiitT gedurende zijn verblijf wegens ziekte in die streken samengesteld. (15)
Moge men dergelijke plaatsbeschrijvingen als gewichtige bij-
(') VII, 205, C) VII, 321. (3) Vin, 417. C) IX, 1. (3) X, 224. (0) X, 518. (') X, 543. (quot;) X, 559. O XI, 87. O XI, «9. |
(quot;) XI, 105. (1!) XIII, 603. C3) XVI, 259. (quot;) XVII, 1. C5) XVIII, 1. |
13
dragen beschouwen voor de toepassing der hygiènische leerstellingen in een bepaald land, er behoort daartoe evenwel veel meer en ook in dit opzicht kan de Vereeniging met trots wijzen op hetgeen door haar werd verricht.
Behalve de opstellen van algemeenen aard over dit onderwerp als invloeden van het tropisch klimaat ('), consangnini-teit in huwelijken (2), hondsdolheid (3), vinden we speciaal over Batavia Billiton (5) en andere plaatsen opstellen in dezen geest. (6)
Ook voedingsmiddelen werden niet vergeten (7) en het drinkwater een ruime plaats verleend. Ik wijs hier op deti uitgebreiden arbeid van ons eerelid J. C. Beknet.oï Moens: «Het drinkwater te Bataviaquot; (8), een opstel, dat in Nederland als hoogst keurig bewerkt werd geroemd en ook in het buitenland niet onbekend is en op het onderzoek van het drinkwater te Tjilatjap door den heer J. B. Nagelvouuï (9).
Ten opzichte van den invloed, dien het tropisch klimaat op den Europeaan uitoefent en de mogelijkheid eener kolonisatie in Indië werd het advies onzer Vereeniging gevraagd door de Nedèrlandschc Maatschappij ter bevordering van Nijverheid ie Haarlem. Het daarop uitgebracht, uitgebreid rapport (10) werd ook in de Couranten alhier opgenomen; het eindigde met deze conclusie:
//1°. Kolonisatie van ongehuwde landbouwers naar de hooglanden van Java en de verdere eilanden van den Indischen Archipel is hygiënisch denkbaar; mits het bewerken van den grond zoo oppervlakkig mogelijk zij, zonder daarom de zaak-uit een maatschappelijk oogpunt eenigszins aanteprijzen.
(') VI, 735. XV, 519. (2) XII, 14. O XII, 421, 424. O VI, 715. XII, 147, 29U. O XIV, 1. (0) XII, 549. XIV, 898. |
(') Jleel VI, 253. Peulvruchten IX, 850. 51 elk XIII, 270. Kijst II, 429. O XV, 279. O XVI, 704. Cquot;) XVI, 757. |
14
3°. Kolonisatie van Europeesclie landbouwers naar alle laag gelegen landen van den Indischeu Archipel is onverantwoordelijk en als zoodanig streng te veroordeelen.quot;
Reeds meermalen was in de vergaderingen gewezen op vele gebreken, die uit eeu hygiënisch oogpunt bestonden in de openbare gebouwen, de afwatering, de voedingsmiddelen, enz. in de groote steden van dit land en had Dr. D. Doijeu dit speciaal gedaan voor Batavia in eene geimproviseerde redevoering den 19 en Juli 1865 uitgesproken ('), maar practische resultaten leverden die besprekingen niet. Men voelde, dat er veel geld zou noodig wezen en dat dit alleen te verkrijgen zou zijn door een krachtigen impuls.
Door verschillende leden was dc zaak buiten de vergaderingen overdacht en daarover gesproken, tot men eindelijk meende den waren weg te hebben gevonden. Twee genees-heeren Dr. C. Swaying en de offic. v. gez. Ie kl. G. Luchïmans werden uitgenoodigd hunne bekende, speciale kennis der gezondheidsleer wel te willen gebruiken tot het houden van eene voordracht over de meest in het oogloopende hygiènische fouten zoowel bij de burgerlijke als bij de militaire openbare gebouwen.
Zij gaven aan die uitnoodiging gehoor!
Door hunne welwillende medewerking kan de Vereeniging wijzen op den voor haar zoo belangrijken datum-—-28 October 1870. Toen toch waren een groot aantal hooggeplaatste personen uitgenoodigd de vergadering bij te wonen en werd verder aan allen, die er belang in stelden de voordrachten tehooren, gelegenheid gegeven tegenwoordig te zijn. (2)
Eeu vijftigtal mannen was daar bij elkaar, toen Dr. C. Swaying zijne verhandeling uitsprak, die later onder den titel: //Een woord over het bestaan en ontstaan van luchtbederf in de openbare gebouwenquot; (3) in ons Tijdschrift werd afgedrukt.
Daarna volgde een redevoering van den Heer G. Luciitmans
(') xii. 147. (') xiy, 903. o xiv, 007.
15
over de hygienische maatregelen, die voor het Nederlandsch-Indische leger behoorden te worden genomen.
Die verhandeling (waarin o. a. ook gewezen werd op liet nut, dat de Eegeering kan trekken van de door haar erkende Vereeniging als er adviezen op hygièniseh gebied noodig zijn) werd niet afgedrukt. Wellicht waren er voor den officier van gezondheid Luchtmans redenen om niet aan de drukpers toe te vertrouwen, wat Dr. Luchtmans zonder bezwaar zou uitgeven. De aandacht van vele machthebbenden was nu op de zaak gevestigd en in zooverre het doel bereikt, dat men beoogde. Bereikte men het ook verder?
't Zal U wel niet vreemd voorkomen, M. H.! dat er zich een glimlach vertoonde op het gelaat van hen, die na zoo langen tijd peinzens, eindelijk de bedoelde bijeenkomst hadden bewerkt, — toen ze korten tijd daarna vernamen, dat op de hoofdplaatsen een dirigeerend officier van gezondheid speciaal zou worden belast met het toezicht op te nemen maatregelen in het belang der gezondheidstoestand in de militaire kampementen — toen ze in het Groot Militair hospitaal de glazen ramen zagen verdwijnen, groote gaten in de muren maken, de vloeren veranderen enz. — toen ze het bovenste gedeelte der kazernemuren onder de daken zagen afbreken, de tonnen in de gevangenis zagen verbeteren en zoovele andere lang ge-wenschte zaken meer. Was het vreemd dat ze verband zagen tusschen die vergadering en hetgeen gebeurde? Neen zeker! Al moest de Geneeskundige Vereeniging het lot deelen van zoovele harer leden en hare verdiensten in dat opzicht niet zien erkend, maar zich tevreden stellen met de overtuiging dat ze, door haar plicht te doen, veel goeds had uitgewerkt. Zoo ziet men, quand on conspire, kan er wel eens wat goeds volgen; jammer maar, dat zij genoodzaakt was daartoe een conspiratie te gebruiken.
Vele hygiënische maatregelen vinden we ook vermeld in de verslagen over expeditiën uitgebracht door de daarbij fungee-
16
rende officieren van gezondheid en met een gevoel van trots wijst de Vereeniging daarbij op het door haar gepubliceerde verslag der eerste Atjeh-expeditie door de Heeren B. J. E. H. Becking en N. P. van der Stok ('), welk verslag door den uitstekenden Duitschen militairen geneesheer Dr. \V. Roth in het Duitsch bewerkt werd (2), terwijl Dr. van Leent van dat Yerslag gebruik maakte bij do samenstelling van zijne //Étude topographique, historique et médicale sur la guerre des Hollandais contre l'empire d'Atjehquot;, verschenen in de reeds vroeger genoemde Archives de médecine navale en in de Revue Coloniale et Maritime, beiden van 1875.
Wel is het treurig hierbij te moeten vermelden, dat de Ne-derlandsche geneeskundige bladen , met een enkele uitzondering, uittreksels van het bedoelde verslag publiceerden, die niet genomen waren uit het oorspronkelijke opstel, maar uit de Duitschc vertaling er van. Had ik ongelijk straks te beweren, dat ook wij geneeskundigen te klagen hebben over de behandeling, die wij bij collega's in 't moederland ondervinden?
Een kommissie uit de leden der Vereeniging deed onderzoek naar de publieke opinie omtrent lijkverbranding in Indië. Een 400tal personen (mannen vrouwen, en ook inlanders) die zich als voorstanders aanmeldden, bleek niet groot genoeg om aan de zaak gevolg te geven.
Als overgang van hygiènische voorzorgen tot de rechtstrcek-sche behandeling van zieken, mag wel beschouwd worden liet medegeven aan eiken soldaat te velde van die verbandstukken, welke voor eerste hulp noodig zijn en het onderricht, hoe hij zichzelven of zijne kameraden in geval van nood daar-
(quot;) XVI, 577.
(2) Die Thiitigkeit des Saniüitsdienstes im Kriege der Hollander gegen At-chin. Ein Beitrag zur Armee-Gesundheitspilege von Dr. w. Koth, Generalarzt I Cl. und Corpsarzt des XI f (Konigl. Sachs.) Armee-Corps. Separatabdruk aus der Deutschen militararztliehen Zeitschrift, Jahrgaug 1875. Berlin 1875. Ernst Siegfried Müller und Sohn. Königliehe Hofbuehhandlung.
17
mee kan verbinden. Toen Dr. P. Esmarch, hoogleeraar in de chirurgie te Kiel, daarover een werkje had uitgegeven, bewerkte Dr. H. Gueve dat voor ons Tijdschrift onder den titel: //Het eerste verband op het slagveldquot;. (') Met veel moeite kregen we de houtsneêfiguren hier gemaakt, maar de eischen van den graveur waren zoo hoog, dat we den eigenlijken verbanddoek uit Europa lieten komen. De generaal Dr. A. W. M. van Hasselt, correspondeerend lid onzer Vereeniging, en een der weinige Nederlandsche geneesheeren, die belang toonden te stellen in hare werkzaamheden, had de goedheid om het noodige aantal exemplaren van dien doek te bestellen.
Nauwelijks was dit opstel in het licht verschenen, of de Vereeniging ontving van het Militair Departement het verzoek, om de gebruikte houtsneêvormen ter leen af te staan. Het geheele stuk werd nu door dat Departement afgedrukt, de verbanddoek met hare figuren (waarvan de uniformen werden veranderd en een paar inlanders er bijgevoegd) afgedrukt, en aan het kader van het Indische leger verstrekt, terwijl officieren van gezondheid belast werden onderricht in liet gebruik van dien doek te geven. (2) In dit opzicht dus was onze quot;Vereeniging ook nuttig werkzaam. Gelukkig bleek het bij de expeditiën naar Atjeh, dat'de ijver en onvermoeide werkzaamheid der officieren van gezondheid het gebruik van dien doek overtollig maakten. (3)
Op het gebied der ziektekunde en genezingsleer bleef onze quot;Vereeniging niet achterlijk.
Op de vergaderingen, die gedurende eenigen tijd alleen door de bestuursleden werden gehouden, maar sedert 1865 steeds ook door de gewone leden werden bezocht, behoorden mede-deelingen op dit gebied tot den gewonen arbeid. Dat daarbij
(') XIV, 648.
O Aljjemeene order no, 221 van 1870, (3) XVI, 489,
18
in deu regel Indische ziekten op den voorgrond traden behoeft wel geen betoog. Oiuler Indische ziekten wensch ik hier verstaan tc zien die vormen van ziekzijn welke hier meer worden waargenomen dan in andere landeu.
Bij die besprekingen werd dikwijls in het oog gebonden, dat de behandelingswijze door de andere omstandigheden, waaronder de lijders hier verkeeren, wijzigingen behoort te ondergaan en waarnemingen in dien geest werden medegedeeld of beschreven. AVe beleefden zelfs gedurende eenigen tijd eene periode, waarin alle mogelijke discussiën dreigden op té gaan in dysenterie, cholera en leverabcessen! Ten einde een denkbeeld te verkrijgen in welke ruime mate de ziekte-vormen en hunne behandeling ook in ons Tijdschrift zijn behandeld voeg ik hierbij een kort alphabetisch overzicht van hetgeen op dit gebied daarin voorkomt als, bijlage. (')
We zien daaruit, dat o. a. aan de studie van berri-berri, angina diphterina, cholera, dysenterie, hartziekten, blaas- en nieraandoeningen een ruime plaats is ingeruimd, terwijl bijzondere verhandelingen worden aangetroffen over Indische spruw, patek, guinea-worm, huidklei of cascade, over oen huidziekte der Dajaks, over mata glap, en andere meer bepaald bij inlanders voorkomende ziekten.
Daaronder vinden we slechts hoogst zelden aandoeningen, die niet ook t^ij andere volkeren worden waargenomen en misschien mogen alleen huidziekten als specifiek Indisch worden beschouwd, wanneer zij door een elders niet voorkomende parariet (zooals Trombidium borneënse) (2) zijn veroorzaakt of wel door venvaarloozing en inwerking der eigenaardige omgeving een karakter hebben aangenomen, dat in andere landen niet gezien wordt.
Wat therapie aanbelangt, geeft ons het overzicht vooral
(') Zie bijlage I. O IX, 811.
19
resiütfitcn van proefnemingen met nog niet algemeen bekende of met geheel nieuwe geneesmiddelen, dikwijls ter constatec-ring van feiten, in andere landen waargenomen.
Nimmer heeft de geneeskunde op hoogen toon geweigerd gebruik te maken van de ervaring, die door niet-geneeskundigen was verkregen op liet gebied dat haar speciaal toebehoort. We behoeven maar een boek over geneesmiddelleer op te slaan om te zien, dat het bedoelde feit meermalen plaats vond.
quot;t is zeker geen gewaagde stelling te meenen , dat in den regel in de vroegste tijden en zelfs in latere eeuwen het vinden van geneesmiddelen op een toeval berustte. Eerst aan den lat eren tijd was liet voorbehouden middelen toe te passen, vooraf te bereiden zelfs , waarvan a priori met eenige zekerheid kon worden beweerd dat ze tegen bepaalde ziekteverschijnselen met gunstig gevolg konden worden toegepast. Voorzichtige beproeving moest dan de geuite stelling tot waarheid verheffen.
Die laatste reeks van geneesmiddelen omvat zeker slechts een gering getal. De groote massa, thans bekende middelen tot herstel der gezondheid, is empirisch gevonden en wel in den regel door het volk, door niet-geneeskundigen. Hoe dikwijls ook charlatans (want dit woord drukt het best uit, wat ik hier bedoel) middelen aanprezen, die den toets der kritiek niet konden doorstaan, zoo heeft de geneeskunde, als wetenschap, niets te gering geacht voor een nauwkeurig onderzoek om, waar het nut der aanbevolen middelen bleek, er in het belang der lijdende menschheid gretig gebruik van te maken.
Ik wijs hier bijvoorbeeld op de behandeling tot verwijdering van den lintworm door de weduwe Nuffeu, op het brandmiddel van frère Cosmes en zoovele anderen.
Indien dan de geneeskunde zoovele middelen te danken heeft aan leeken, laat het zich begrijpen , dat de meer dan twee honderd jaren, gedurende welke Indie in het bezit der Nederlanders is, niet zijn voorbij gegaan zonder dat door deskundigen hunne aandacht is gevestigd op de geneesmiddelen, die bij de oor-
20
sproukelijke bewoners dezer gewesten in gebruik waren en nog zijn.
Geen geneesheer in ludië, die ook buiten de ziekengestich-ten lijders behandelde (vooral zoo zij buiklijders waren), heeft niet te kampen gehad met de aanbeveling, dan wel met de geheime of openlijke toepassing van zoogenaamde inlandsche geneesmiddelen.
De over de gelukkige toediening daarvan opgedischte verhalen grenzen dikwijls aan het fabelachtige! Ontegenzeggelijk zijn er gevallen van genezing door of na het gebruik van inlandsche geneesmiddelen en de geschiedenis daarvan wordt dan gewoonlijk met eenigen ophef verhaald.
Maar ieder practiserend geneesheer kan daartegenover plaatsen een grooter aantal verhalen, waarin de toepassing der bedoelde middelen door onbevoegde handen alleen nadeel te weeg bracht. Hoe dikwijls evenwel wordt hem geheimhouding van die mislukte pogingen gevraagd, omdat men zich schaamt deze proeven te hebben genomen.
Daar de toediening meestal door vrouwen op meer gevorderden leeftijd plaats vindt, noemde Dr. G. quot;Wassink die dames niet onaardig extract-receptenboeken in perkamenten banden ('). Een mislukte poging tot herstel weten ook zij te verantwoorden door ongeveer de woorden van Herr Schneller uit de Jobsiade tot de hare te maken :
/'Je nun, mein lieber Christ!quot;
Fiir'n Tod kein Krüutlein gewachsen ist.
Reeds spoedig na de inbezitneming van Indië door Europeanen , werd de aandacht op de, zoo men meende, specifiek inlandsche geneesmiddelen gevestigd. De meening, dat elk land bijzondere geneesmiddelen zou opleveren tegen de daar voorkomende ziekten, is onder het publiek nog niet geheel verdwenen.
(') X, 202. noot.
21
'tis hier niet de plaats een geschiedkundig overzicht te geven van wat omtrent dit onderwerp is onderzocht. Reeds Dr. Andries Ci.eyek, Chh. A. Costa , Gahcias ab IIoiiïos , Dr. Büxtius en later Ds. Valektijx, Van IIheede tot Dra-kensteix, Rumphius, de beide Burmann, Horsfield, Beume, Waitz en Beeekek kenden vele inlandsche geneesmiddelen. Later vervolgden \elen dat onderzoek en in 1845 gaf J. K. Hasskaut, in zijne; //Aanteekeningen over het nut, door de bewoners van Java aan eeuige planten van dat eiland toegeschreven , uit berigten der inlanders zamengesteldquot; — zeer be-langri j ke mededeelingeii.
't Is zeker wèl de plaats er hier op te wijzen hoe belangrijke en hoe vele onderzoekingen aangaande deze zaak door de leden der Vereeniging tot bevordering van geneeskundige wetenschappen in N. I. zijn iu het werk gesteld — al zal het niet mogelijk zijn al het geleverde hier te bespreken.
Reeds spoedig na de oprichting der Vereeniging en in het eerste deel \ an het Geneeskundig Tijdschrift (') vinden we eene bijdrage tot de kennis der geneeskunde onder de Javanen, waarin de lieer Haueoff, offic. v. gez. le kl. de verschillende samenstellingen mededeelt van een gezondheidsdrank, djamoe genaamd, en verder geneesmiddelen (soms zeer samengestelde) opsomt tegen gonnorrhoea, chronische dysenterie, asthma, ka-tarrhalen hoest, indische spruw, enz. en zijne mededeelingen eindigt met eenige opmerkingen omtrent inlandsche verloskunde en de daarbij gebruikelijke geneesmiddelen.
In 1855 werd door onze Vereeniging een afzonderlijk werkje uitgegeven, onder den titel; quot;De planten in den bo-tanischen tuin van het Groot Militair Hospitaal te Weltevreden enz. door G. J. Filet, offlc. v. Gez. 2 kl.quot; — In dat boekje vinden we een schat van mededeelingen op geneeskundig gebied en wel speciaal over planten die bij de bereiding van
(') I, 379.
inlandsche geneesmiddelen te pas komen. Latere deeleu van het Geneeskundig Tijdschrift geven opstellen te over omtrent liet gebruik van en proeven genomen met do toediening van die middelen. Was reeds langen tijd liet gebruik van akar de-lima (radix granatorum) (') en van gambir (katechu) bekend en het succes in de daarvoor aangewezen gevallen bijna onfeilbaar, wij verkregen nu ook kennis van extractum un-cariae (Nauclca ferruginea, Blume) (2), teleoen-bast (Termi-nnlia molluccana) (3), miujak lagam ('') extractum coc-culi aquosum, bretowalie (Menispermum cocculi) (5), karoein-gom, (in plaats van balsamum copaivae) (quot;j, boea rarak, lerak (Sapindus) barak (7), treba djapan, (Rhinocanthus communis) (8), dawon gatal (urtica), kateppeng (Cassia alata), patjar koekoe (Lawsonia alba), loentas (Pluchen alba), kajoe maas (Nauclea orientalis) (0), kajoe en dawon bitjetah of kibatjitah (Cookia punctata) (10), dawon semboeng aweweh (Blumea balsami, fera) (quot;), dawon aroy kelikep (Piper Malamiri) (12), djagong, Turksche tarwe (Zea maïs) (l3), rawoo bekoebang (Hymeno-stachys zeylonica) (u), poelé-bast (Alstonia spectabilis) (15), kambodja (Plumiera acutifolia) (l(l), Makasaarsche pitjes, tambara mariedja (Brucea Sumatrana) (17) eu vele anderen, waaronder bijv. het recept van Mevrouw Baukjieijeh tegen spruw (18).
Daar de bedoeling dezer mededeelingeu niet is het leveren van een register op de opstellen voorkomende in het Geneeskundig Tijdschrift, bepaal ik mij tot de hier medegedeelde middelen.
(■) |
XVI, 797. |
(.0) |
VI, 394. |
VII, 004. | ||
(') |
III, 225. |
IV, 985, 996. |
V, 813. |
(quot;) |
VII, 333. | |
O |
II, 433. |
(■•) |
VII, 333. | |||
0 |
II, 438. |
III, 530. |
(quot;) |
VIII, 641. |
XIV, 637 | |
C) |
III, 331. |
IV, 569, 749. |
VII, 613. |
(quot;) |
VIII, 603. | |
O |
III, 336. |
(.5) |
X, 309. | |||
0 |
IV, 574, |
VIII, 462 |
(18) |
X, 183. | ||
(quot;) |
IV, 750. |
(quot;) |
XVI. 370. | |||
C) |
VI, 366. |
VII, 231, OU, |
(quot;) |
XII, 398. |
23
Deze en vele andere in N. I. voorkomende plantaardige geneesmiddelen werden niet alleen in dc daarvoor geschikte gevallen beproefd, maar ook liiinuo afkomst bepaald, dc moederplanten gedetermineerd, de scheikundige samenstelling onderzocht en deze uitvoerig beschreven, terwijl somtijds de planten werden geteeld of het materiaal in groote hoeveelheid aangevoerd.
Heb ik mij beijverd om de namen op to zoeken der inlandsche geneesmiddelen waarvan do toediening ten minste eenige resultaten gaf en die door publiciteit aan dc vergetelheid zijn ontrukt, zeker is het aantal daarvan gemakkelijk te vermeerderen door de opsomming van algemeen bekende middelen. Ik laat deze echter achterwege met het oog op de bedoeling van dit verslag, evenzeer als ik mij beperk tot de opmerking dat Bleekeii's bijdragen tot de geneeskundige topographic van Batavia (') en vele andere opstellen (2) in het Natuur- en Geneeskundig archief mededeelingeu op dit gebied bevatten.
Een iets meer uitgebreide opsomming achtte ik evenwel niet misplaatst om te doen zien, dat de inlandsche geneesmiddelen door deskundigen in India niet worden genegeerd, maar integendeel de studie daarvan belangrijk geilcht wordt. Juist die studie heeft de overtuiging gevestigd, dat, nog daar gelaten de gevallen alleen berustende op bijgeloof, veelal inlandsche geneesmiddelen worden toegediend in hoeveelheden , zoo onbepaald aangegeven, dat reeds daardoor gevaar ontstaat.
Wio bijv. kan eenige nauwkeurigheid vinden in de hoeveelheid van vier of vijf bladeren van een boom, welke onderling zoo zeer in grootte verschillen; of in de toediening van een stukje hout, zoo groot als een vinger en dergelijke meer.
(') t. a. p.
C) Inlandsche verloskunde door F. Epp. — G. en N. Arch. Jaarg. II, bladz. 317.
24
Hot oudenrerp werd ook dikwijls besproken iu de maaude-lijksche vergaderingen en de mededeeliugen, zelfs uit in deu liandel verspreide boekjes, gaven meermalen aanleiding lot liilariteit, die evenwel gedempt werd bij bet lezen van boogst-gevaarlijke bereidingen of van de toediening der middelen tot een misdadig doel (').
Bij een bevolking, die uit zoo vele en zoo uiteeuloopende elementen bestaat als in de Indische maatschappij, beschouwd uit een ethnographisch oogpunt, is het niet te verwonderen, dat ook de meest verschillende soorten van bijgeloof op geneeskundig gebied door elkaar worden gevonden.
Alle volken van Europa, Amerikanen, Negers, Chineezeu, Maleijers, Javanen , Arabieren, Persen, Papoea's en hunne afstammelingen in de meest samengestelde vermengingen leven hier onder elkaar en ieder hunner bracht uit zijn geboorteland denkbeelden en voorschriften mede, die, soms op godsdienstige overtuiging gegrond, soms door overlevering voortgeplant, een eigenaardig mengelmoes van meeningen vormen, zooals ze wellicht in geen ander deel der aarde bestaan. Bedenkt men daarbij, dat in Indië velen gevonden worden, die een oppervlakkige kennis der geneeskunde voor zichzelven noodzakelijk achten, omdat ze verblijf moesten houden op plaatsen waar geneeskundige hulp hun ontbrak en daardoor eene groote neiging geboren is om ieder te doen meenen, dat hij er wel over mag meepraten, dan begrijpt men gemakkelijk, welke eigenaardige moeielijkheden de geneeskundige praktijk in Indië medebrengt. Zoo geneest cholera zeker en altijd bij de toediening van ammonia liquida met pepermuntwater en suiker, behalve als er een dokter in de nabijheid is om zich te overtuigen , dat men werkelijk met cholera te doen heeft. Zijne nabijheid schijnt op de krachtige werking van 't middel ecu zeer
(') Zie: Boekoe obat-obat voor ornng toewa dan anak-anak tertinggalanuja njonja E. van Gent, Detehe. (H. Buning, Djoodja 1875); bijv. recept No. 20, 40, enz.
25
nadccligeu invloed te hebben. Een arts moet op allerlei vragen antwoorden, allerlei vreemde begrippen bestrijden en hem is zelfs verboden een glimlach te vertoonen, als een beschaafd man hem de vraag doet of kippenvleesch te eten niet nadeelig inwerkt op het verloop van een beenzweer. Hij moet hot aanhooren, hoe een dame den raad opvolgde om zieke oogen (van welken aard doet er niet toe) met hare eigene urine te wasschen; of geen walging doen blijken, als eene moeder meent wel baat te hebben gevonden in de opvolging van Ma Mina's raad, om de bezwaren in het ontwikkelingstijdperk eener jongere dochter te verlichten door het inwendig gebruik van de periodieke uitscheiding eener oudere zustor.
Met een bloedend hart moet hij het soms aanzien, dat geneesmiddelen worden toegediend, die niet anders dan nadeel doen kunnen, terwijl hij gevaar loopt later van onwetendheid of onverschilligheid te worden beschuldigd, als hij geen kans ziet het gedane kwaad te verhelpen.'
Gelukkig mag hij zich nog achten, als de voorliefde voor kwakzalverij niet zoover wordt gedreven , om hem een formeel consult voor te stellen met iemand , die in de verste verte geen begrip heeft van de ziekelijke veranderingen in, of zelfs van den ontleedkundigen bouw van 's menschen lichaam!
Toch wordt aan zulke personen dikwijls een onbepaald vertrouwen geschonken. Bij doodelijken atloop en geheimhouding der knoeierij krijgt de geneesheer de schuld; want geen lid der Europeesche maatschappij sterft hier in Indië, zonder dat in den regel den dokter een verwijt daarvan wordt gemaakt, tenzij cholera of een opvallend toeval in 't spel is!
De behandelingswijze door Chineezen gevolgd werd ook enkele malen aan een nauwkeuriger onderzoek onderworpen. Zoo vinden we een zeer uitgebreid opstel van Dr. P. Bleeker in het Natuur- en Geneeskundig Archief voor Neêrlandsch-Indië,
26
over de anatomische, pathologische en therapeutische kennis der Chineezeu te Batavia; (') later in ons Tijdschrift eene be-laugrijke mededeeling der proeven genomen onder leiding van den fleer J. H. t.e Pique ter behandeling van melaatschheid door Chineesche medicijnen. ('2) Het resultaat was hoogst treurig, maar we leerden er door dat de Chineesche behandeling op gissingen steunt, waarin groote verwarring heerscht eu waaraan allen wetenschappelijken grond ontbreekt. Aantee-kening verdient hier, dat het Gouvernement de onkosten dezer proefening, circa ƒ 1400,— voor zijne rekening nam.
De Heer E. F. Meijer raadde het gebruik aan van Chineesche tandmiddelen en gaf de voorschriften daartoe in de Chineesche taal (3), terwijl de Heer J. R. A. Bauee deze voor-schriften in het Nederlandsch en Latijn vertaalde en van de bedoelde geneesmiddelen de afkomst bepaalde. (4)
Ook de zoo dikwijls besproken en hooggeroemde Chineesche behandeling der diphteritische keelontsteking ontging de aandacht der Vereeniging niet. Evenwel blijkt uit de gedane me-dedeelingen nog van geen enkel, geneeskundig goed geconstateerd geval van genezing.
De geneeskundige kennis der Japanners werd een paar malen besproken (5)
In 1871 werd door de Vereeniging uitgegeven een keurig bewerkt boek, waarvan het groote debiet en de snelle uitverkoop wel als de beste bewijzen kunnen gelden van zijne bruikbaarheid. Ik bedoel de door den officier van gezondheid N. P. vax der Stok aan het Nederlandsch-Indische Leger opgedragen quot;Handleiding voor Niet-geneeskundigen tot het verleenen van eerste hulp in dringende ziektegevallen, verwondingen en ver-
(') n. ca G. A. jaarg. I, pag. 257.
O VI, 350. O IX. 173.
(3) VI, 269. 0 I, 98, 325.
27
giftigiugeu — ten gebruike op plaatsen, waar zich geen geneesheer bevindt, op patrouilles enz.quot; (')
Het zij genoeg op deze uitgave eu haar succes gewezen te hebben.
Wat op het gebied der heelkunde en oogheelkunde vermeld werd, heb ik in een tweede bijlage (2) bij dit overzicht medegedeeld. Daarbij verdienen vooral de studieën over lepra eene bijzondere herinnering. Pogingen der Vereeniging om van Mauritius of uit Britsch-Indië woodoil te krijgen (een geneesmiddel tegen die ziekte aanbevolen) leden schipbreuk. Later was het Gouvernement gelukkiger. Op oogheelkundig gebied werden in Indië meer veelvuldig voorkomende of door bijzondere invloeden gewijzigde ziektevormen beschreven en eenige malen verhandelingen gehouden.
Militaire chirurgie is voornamelijk vertegenwoordigd door de verslagen, uitgebracht door de officieren van gezondheid, die de expedities vergezelden; terwijl de militair-geneeskundige dienst evenzeer besproken werd. Op de vergaderingen werden meermalen de inrichting van tandoes, draagbaren, en de verwondingen op het slagveld besproken. In bijlage III vindt men een overzicht dezer opstellen (3)
De beoefenaars der vergiftleer vindén zeer belangrijke studiën over minder bekende vergiften, waaronder vermeld verdienen te worden slangenbeet, kemirie, Cicca disticha, coccu-lus, jatropha, datura, en vele anderen. (4)
Medicina forensis is bij verschillende gelegenheden in de reeds genoemde opstellen ter sprake gebracht en een enkele maal afzonderlijk behandeld. (5)
Bij uitzondering wordt de geneesheer in Indië geroepen om verloskundige hul}) te verleenen. Gewone verlossingen, ook bij Europeesche vrouwen, worden in den regel door Europee-
(') Uitgegeven bij Bkuinin'o amp; Wijt te Batavia.
C) Zie bijlage II. C) Zie bijlage IV.
O Zie bijlage III. (5) IV, 998.
28
sclie of hilaudsche vroedvrouwen (doeKon) verricht. Juist floor deze omstandigheden vinden de verloskundigen in Indië gewoonlijk moeilijke gevallen ter behandeling en doen daarvan dikwijls mededeelingen. Wij vinden daarvan zeer belangrijke in ons Tijdschrift, (') waarbij ook de hilandsche verloskunde herdacht is.
Indië is zeer rijk aan minerale bronnen. Vele daarvan zijn scheikundig onderzocht. De meeste dier onderzoekingen zijn opgenomen in het Natuurkundig Tijdschrift voor N. I. Een negental ook in het Geneeskundig Tijdschrift. (2)
Een paar mededeelingen over koolschiefereters behooren zeker tot het gebied der Indische wetenschap. (3)
We vinden nog de beschrijving van eenige epizöotiën (4) en een keurige scheikundige analyse van het paardenvoed-sel (5). Vele platen helderen de geleverde bijdragen op.
Ziedaar, M. H.! een overzicht van hetgeen door de Vereeni-ging tot bevordering van geneeskundige wetenschappen in N. I. gedurende de afgeloopen vijf-en-twintig jaren is gedaan en gepubliceerd.
Dat overzicht is natuurlijk verre van volledig. Ik had rekening te houden met uw geduld en den mij toegestanen tijd !
Zien we terug op het verrichte dan moeten we erkennen, dat de Vereeniging tevreden kan zijn met hare werkzaamheden maar niet geheel voldaan! Veel is er nog te doen! Groot is het veld, dat daar nog braak ligt ter bearbeiding! Een aantal belangrijke onderwerpen wachten op toelichting en bestudeering! Het worde der Vereeniging niet ten kwade geduid , zoo zij op nieuw den wensch uit, dat bij belangrijke aangelegenheden op geneeskundig gebied ook haar oordeel eenig gewicht in de schaal moge leggen!
(') Zie bijlage V. (') Zie bijlage VI. O III, 183, 187. V, 808. |
O n, 207. VIII, 499. IX, 801. O XI, 373. |
29
Was bij de oprichting der Vereeuiging en gedurende de eerste jaren van haar bestaan een groot bezwaar voor hare uitbreiding en voor hare ontwikkeling de bepaling, dat de leden moesten worden benoemd en het feit, dat de presidentale hamer zich steeds, als bij stilzwijgende overeenkomst, bevond in handen van den Chef over den geneeskundige dienst — meer liberale opvattingen deden haar een groote schrede voorwaarts maken. Ieder, die zich geroepen acht, kan lid zijn der Vereeuiging en hot praesidium wisselt jaarlijks af.
Deze beide bepalingen brachten veel tot den bloei der Vereeuiging bij en deden haar herleven uit den slaap, waarin ze eenige jaren geleden gevallen was. Gaat zij voort in die richting zich te ontwikkelen dan kan ze, door het uitbrengen van adviezen, van haar geheel neutraal standpunt uit, zeker nog uitstekende diensten bewijzen. Er zullen helaas! nog wel een groot aantal jaren moeten verloopcn, eer zij zicli sterk genoeg zal voelen zelve het initiatief te nemen, om met open visier te strijden voor wat zij goed en nuttig acht!
De mij opgedragen taak heb ik volbracht. Moge de wijze waarop ik dat deed uwe goedkeuring wegdragen!
Nog een enkel woord!
Ik zeide straks die taak met vooringenomenheid begonnen te zijn en geen wonder !
Terwijl ik mij gedrongen gevoel, U, M. H. Leden der Vereeniging tot bevordering van geneeskundige wetenschappen in N. I., mijne oprechten dank te betuigen dat Gij mij gedurende meer dan 15 jaren als lid van uw bestuur deed zitting nemen, mij 12 jaren daarvan het vertrouwen schonkt als uwen secretaris en als lid der commissie van redactie van liet Tijdschrift te fungeeren en nu laatstelijk mij tot uwen voorzitter tc verkiezen, — sluit die dankbetuiging tevens de verklaring in, waarom ik gaarne de bedoelde opdracht aannam.
Moge onze Vereeniging steeds in bloei toenemen; steeds hare leden zich geroepen gevoelen, om de waarnemingen op
30
medisch gebied in dezen archipel door middel van ons Tijdschrift publiek eigendom te maken; hare vergaderingen voortdurend in belangrijkheid winnen en moge daardoor een volgende verslaggever ,ua een andere kwarteeuw nog grooter moeielijkheden ondervinden, dan met mij het geval was, toen ik de stof regelde en uitzocht voor dit overzicht!
In die hoop, en met de verwachting, dat ook de Eegeering haren steun zal blijven verleenen, roep ik van harte uit:
Leve onze Vereeniging!
Onderwerpen over pathologie en therapie behandeld in het Geneeskundig Tijdschrift voor N. I. met uitzondering van de verslagen van den geneeskundigen dienst.
Abscessus hepatis. III, 501. V, 747. VIII, 252.
Aegle marmelos. IV, 550.
Aneurisma. I, 126. XVII, 275.
Angina diphterina. IX, 785, 792. XII, 245, 351.
Angina pectoris. IX, 790.
Aphasie. XIII, 1.
Aphthae tropicae. VI, 315.
Arachnoidea (zwart pigment in de). III, 496. IX, 650, 059.
Arsenic bij febr. int. III, 200.
Band worm in Malang. XII, 387.
Berberis als febrifugum. XII, 207.
Berri-berri. VII, 192, 300. VIII, 354, 472, 470, 490. IX, 817. X, 510. XI, 1, 16, 325. XII, 58. XIV, 49. XV, 88. XVII, 61, 239, 265.
Bismuth (dosering van). IV, 061.
Cancer ventriculi. I, 60.
32
Chloroform bij manie. I, 320.
Chinidine. VI, 747.
Chloralhydraat. XVI, 147, S09.
Cholera. XII, 74. XIII, 7. XVII, 43.
Commotio cerebri et medullae spinalis. Ill, 511.
Contusio abdominalium organum. Ill, 315.
Diabetes mellitus. XIII, 269. XIV, 277, 295. XV, 627.
Dysenteria. II, 293. IV, 702. V, 1092. VII, 469. X,
153. XVII, 246.
Empyema. VI, 241.
Encephalitis. IV, 67.
Enterolith. XII, 376.
Epidemiëu. Ill, 204. IV, 666. V, 901. IX, 823.
XIII, 262. XVII, 1, 285, 311.
Ergotine bij darmbloeding. VIII, 349.
Eucalyptus. XVII, 57, 103.
Eebris intermittens convulsiva. XII, 108.
Febris puerperalis. IV, 61.
Eebris typhoidea. XIV, 30.
Eramboesia (patek). II, 244 V, 781.
Gangraena senilis. Ill, 322.
Gezwel in den buik. V, 749.
Guinea-worm. IX, 632,
Ilaemoptoë (Simulatie van). V, 1232.
Hartzielcten. ill, 168. VIII, 488. X, 165,271. XIII,
57, 233.
Huidklei of cascado. IX, 604.
Huid verdikking. XIII, 259.
Huidziekte der Dajaks. IX, 803.
Hydrophobic. IV, 522.
Hypodermatischc injectie. XIII, 27. XVII, 215. Kinabast. XIV, 193, 321, 444, 659. XV, 70, 81. XVI,
815. XVII, 93.
Kinovazuur. VIII, 408.
33
Maliasmus humaimm. II, 286. VI, 410.
Marasmus. VIII, 289.
Moeraskoliek. VIII, 483.
Naucleazuur. VIII, 400.
Nier- en blaasziekten. III, 285. IV, 52. V, 741, 809. XVII, 236.
Nitras argeuti bij febr. intermittens. XIII, 421.
Nux vomica bij prosopalgic. I, 1.
Peritonitis. III, 339.
Phthisis pulmonalis bij een kind. X, 501.
Pityriasis. XII, 118.
Psoriasis (onderzoek van bloed bij). I, 44.
Purpura rheumatica. XVI, 721.
Radix rhei indie. XVII, 98.
Ruggemergsaandoening. XVII, 154.
Tetanus. XII, 277. XVII, 264.
Ulcus perforans intestini. X, 158.
Vaccine. II, 55.
Warburg's tinctuur. XVIII, 134.
Zelfmoord in verband mét afwijkingen in het darmkanaal. V, 761.
Zielsziekten. I, 487. II, 95. IV, 593. VIII, 274,667. XII, 397, 405. XVII, 183. XVIII, 47, 70. NB. Voor de studie van inlandsche en Chineeschc geneesmiddelen wordt verwezen naar den tekst.
Onderwerpen op chirurgisch en ophthalmologisch gebied behandeld in het Geneeskundig Tijdschrift voor N. I.
Aetherisatie en clioroformisatie. I, 469, 499. II, 212. Amputatio cruris. XI, 299.
Atresia ani. XVII, 356.
Balkanker. III, 274. V, 732. VI, 669. XI, 288.
XVII, 170.
Balzakswond. XII, 181,
Beengezwellen. I, 405.
Beklemde breuk. I 315 VII. 431.
Blaassteen. I, 390. II, 114. V, 896. XII, 287. Bloedzuiger in den neus. VI, 251.
Buikwond. IV, 715. XIII, 413.
Druiper. VI, 266.
Elephantiasis. Ill, 160. IV, 516. VIII, 340, 487. IX,
222. XII, 192, 539. XVI, 755. XVIII, 141. Epitheliaalkanker. VI, 680.
Exarticulatio humeri. X, 273.
Exstipatio tumoris fibrin. XIII, 345.
l'istula ani. XVII, 356.
Foment at ioncs (koude). XVII, 344.
Gezwellen aan de schaamlippen. VI, 335.
Kysten. III, 197.
Lipoma. XIII, 169.
Nicoliana bij tetanus traumaticus. III, 280.
Ontwrichting van de knieschijf. XV] I, 80.
Operaties te Gheribon. XIII, 422.
Ovaria-kysten. XIV, 673.
Orang wandoe (hermapliroditen). XVI, 117.
Polypus antliri Highmori. XIV, 895 XVI, Slfi. Ruggegraat-ontwrichting. XV, 065.
Speekselsteen. IV, 531.
Strictura urethrae. IV, 929. IX, 510. XVIII, 99. Syphilis. I, 24. IV, 512, 532. XII, 264. XIV, 24. Tenotomie bij pes equinus. I, 362.
Venvoudingen. I, 145. IV, 72. VI, 677. VII, 175. IX, 213. XVII, 254.
Oogheelkunde: UI, 127. IX, 828. X, 63, 140. XII, 33, 63, 129, 142, 159, 230, 291, 309, 384-XIII, 20, 145, 406, 400. XIV. 17, 400, 882, 883, 892, 897, 905. XVII, 101,248
BIJLAGE III.
Overzicht van de me ledeelingen op militair-geneeskundig gebied, in liet Geneeskundig Tijdschrift voor N. T.
Tabellarisch overzicht van het personeel van den militair-geneeskundigen dienst iii N, I. sedert 1816. Vil, 237.
Militaire geneeskunde. VIII, 322. XV, 1.
Verslag der expeditieën:
Naar Ampat La wang. IX, 187.
Ceram. IX, 581.
Latoentoe. IX, 838.
Karramv-landeu. X, 1.
36
Koetoy. X, 53. Pengaron. XI, 23. Tougka. XI, 350. Cerara. XIII, 66, 176. Bali. XIV. 30.
Deli. XV, 547.
Aljeh. XVI, 433.
Overzicht der mededeeliiigen op het gebied der ver-gifdeer in het Geneeskundig Tijdschrift voor N. I.
Arsenik. III, 520.
Blauwzuur. XVIII, 125.
Cerbera odollam. X, 505.
Cicca disticlia. VI, 320, 337.
Cocculus crispus. Vil, 613. VIII, 662.
Heteropteryx Mulleri. IX, 861.
Jatroplia curcas. X, 196.
Ketjoeboeug. VIII, 378. XVII, 250.
Kemiri (Aleurites moluccana). VI, 273.
Lood en ziuk (mijnarbeiders). II, 202.
Opium. III, 501. VI, 260. VIII, 371.
Opium en arsenik. I, 110.
Slangenbeet. V, 956. IX, 565. XI, 121.
Sublimaat. XIII, 249.
Stryclmine. XIII, 251.
37
Vischvergiftiging. XIII, 44lt;1.
Scheikundig onderzoek van vergiftige of verdachte stoffen. II, 417. Vil, 157.
BIJLAGE V.
Overzicht der medecleelingen op verloskundig gebied in het Geneeskundig Tijdschrift voor N. 1.
quot;Verloskunde. IV, 744. VIII, 650.
Prolapsus uteri. XII, 99.
Ruptura perinaei. XIII, IS, 61.
Tangverlossing. XIV, 867.
Trombus vaginae, XXI, 788.
BIJLAGE VI
Scheikundig onderzoek van mineraal-wateren in N. I., opgenomen in het Geneeskundig Tijdschrift voor N. ï.
Blora. II, 414.
Goenoeng Gending. VII, 640.
Natih. XII, 9.
!• rcfcl S v. (gt;. sfaat: die, In's.• wicii.