-ocr page 1-

BIJDRAGE TOT DE' KENNIS DER

DIFFERENTIAAL-CALORIMETRIE
BIJ DEN MENSCH

H. HEYSTER

aiBLIC^Hu OL.R
RIJKSÜNIVEF iTCiT
UTRECHT.

-ocr page 2-
-ocr page 3- -ocr page 4-
-ocr page 5-

fMé^

iluSetititeäamp;L , L 'x .-ijfc^.^LÄ?quot;-. ,V

-ocr page 6-

j 'je

-ocr page 7-

BIIDRAGE TOT DE KENNIS DER
DIFFERENTIAAL-CALORIMETRIE
BIJ DEN MENSCH.

-ocr page 8-
-ocr page 9-

BIJDRAGE TOT DE KENNIS DER

DIFFERENTIAAL-CALORIMETRIE
BIJ DEN MENSCH

PROEFSCHRIFT

TER VKHKHIJdlNd VAX DEN (iHAAD VAN DOCTOR
IN DE (iENEF:SKrNDE AAN DE lU.IKS-UNIVEI^Sn EIT
TE UTRECHT, OP (lEZAC. VAN DEN RECTOR-MACNI-
EICUS Dr. C. (i. N. DE VOOYS, IIOOC.LEERAAR IN
DE FACULTEi r DER LE'ITEREN EN WI.ISRECEERTE,
VOLdENS RESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVER-
SITEIT TEdEN DE REDENKINdEN VAN DE FACUL-
TEIT DER dENEESKUNDE TE VERDEDKiEN OP
DINSDAd 27 JUNI Hm DES NAMIDDAC.S TE I UUR

DOOIl

HENDRIK HEYSTER

Airrs

C.KHOHKN TK T T H K C H T.

KKMINK EN ZOON X.V. — OVKH DKN DOM — ITHKCHT

aiBLIOTMfc r~K DER
RIJKSUNIVEr ITEIT
U T n F !
T.

-ocr page 10- -ocr page 11-

AAN MIJN OUDERS.

-ocr page 12- -ocr page 13-

De voltooiing van dit proefschrift biedt mij een wel-
kome gelegenheid om U, Hoogleeraren, Oiid-Hoogleera-
ren en Docenten der Medische en Philosophische Facul-
teiten der Utrechtsche Universiteit, dank te zeggen voor
de wetenschappelijke opleiding, die ik van U heb mogen
ontvangen. De nagedachtenis van den Hooggeleerden
Zwaarden! aker zal bij mij steeds in eerbiedige
herinnering blijven.

Hooggeleerde Xoyons, Hooggeachte Promotor; zeer
veel dank ben ik l' verschuldigd voor de hartelijke wyze,
Waarop U my bij de bewerking van dit proefschrift hebt
willen terzijde slaan en voor den grooten steun, dien ik,
dank zij Uw b■^jzondere kennis en groote ervaring op het
gebied der calorimelrie, van U heb mogen genieten. De
lijlt;l, dien ik als assistent onder Uw bezielende leiding in
Uw zoo .schitterend ingericht laboratorium heb nu)gen
werken, is voor my een bijzonder aangename geweest.

Aan Uw welwillendheid, Hooggeleerde de S n o o,
Hooggeachte Leermeester, heb ik het te danken, dat ik
thans tijdens m^n assistentschap aan Uw kliniek deze
dissertatie heb kunnen voltooien. Dat ik m\j onder Uw
leiding in de obstetrie en gynaecologie nuig bekwamen,
stemt u\'\] tot gn)ote dankbaarheid.

Hooggeleerde H o u m a n, ben ik zeer erkentelijk
voor den tij»!, gedurende welken ik in de Psvchiatrisch-
N'eurologische Kliniek werkzaau) heb mogen zijn, waar-
aan ik niet zeer veel genoegen terug denk.

Den goeden raad en de nuttige wenken, die ik van U,
Zeergeleerde .1 o n g b 1 o e d, mocht ontvangen, stel ik op
hoogen prijs.

-ocr page 14-

Ook U, zeer geachte Mejuffrouw G r u 11 e r i n k, ben
ik veel dank verschuldigd voor de groote medewerking,
die U mij hebt willen verleenen.

Voorts betuig ik mijn hartelijken dank aan het geheele
personeel van het Physiologisch Laboratorium voor zijn
zeer gewaardeerde en belangrijke hulp, mij in zoo ruime
mate betoond.

Aan mijn studiejaren en de vele vriendschap, die ik
daarin — mede door den band, dien het Utrechtsch Stu-
denten Corps vormt — heb mogen ondervinden, blijf ik
zeer aangename herinneringen bewaren.

-ocr page 15-

INHOUD.

BIz.

Inlkiding................ l

Hoofdstuk I.

Directe en indirecte calorinietrie....... 2

Algenieene beginselen van de gebezigtle differen-
tiaal methode............. 5

H(K)fusti k H.

Ligging der calorimeterkamer................9

Verwarming van de calorimeterkamer.....10

Beschrijving van den differentiaal-calorimeter . .nbsp;13

A. Het koelsysteem....................24

H, Het bolometerstelsel........31

U.. De menging....................34

1). De ventilatie...........35

K. De vochtmeting..........3lt;j

Hooi dsti k III.

U.onlróle van de meetinstrnmenten......rgt;()

U.ontrôle van den calorimeter........54

A. Gelijksoortige warmtebronnen in beide ka-
mertjes ...............

H. Ongelijksoortige warnUebronnen in beide ka-
mertjes .............5«)

Hooidsti k IV.

Het gebruik van den calorimeter.......

Hoofdsti k V.

Lnkele toe])assingen............78

Samknvaitincj..............5h)

hi-simf ........................5)2

Gi:kaai)pli:i:(;di: Lm-HArirn..........lt;)4

-ocr page 16- -ocr page 17-

INLEIDING.

In 1927 heeft N o y o n s te Leuven een boek het licht
doen zien getiteld: „The differential calorimeter witli
special reference to the determination of the human
basal metabolismquot;.

Hierin vindt men, naast een uitvoerig historisch over-
zicht van de ontwikkeling van het differentiaal beginsel
in de calorimetrie, een beschrijving van den differen-
tiaal-calorimeter, zooals die door den schrijver in de
ni(KMlijke na-oorlogsche jaren te Leuven is gebouwd.

In de inleiding leest men:

„The described ai)paratus is to be regarded as an
attcmj)!, which may be repeated and, as I hojje, done
betterquot;.

In de laatste alinea van de samenvatting van zyn
werk geeft N o y o n s in de vt)Igcn(le bewoording aan,
welke verbeteringen onder andere kunnen worden aan-
gebraciit:

„The described form of our instrumenl is susceptible
to be imi)roved still more, esjjecially by replacing the
lead walls by copper walls and by diminishing the
whole capacity of the apparatus, which may be easily
obtained by reducing its nuiss and by acconiplishing the
cooling of liu' chambers by air instead of by waterquot;.

Welnu, de toen geuite wenschen z\jn in vervulling
gegaan en in de hier volgende bladzijden vindt men «Ie
beschrijving van en eenige ervaringen met den nieuwen
lt;iifferenliaal-calorimeler voor den mensch, zooals die
thans onder leiding van N o y o n s in het Physiologisch
Laboratoriiun te Utrecht is geconstrueerd.

-ocr page 18-

HOOFDSTUK I.

Directe en indirecte calorimetrie.

De hoeveelheid warmte door den mensch per tijds-
eenheid afgegeven kan door middel van twee principieel
verschillende methoden bepaald worden, namelijk door
middel van:

a.nbsp;indirecte calorimetrie;

b.nbsp;directe calorimetrie.

Hij de indirecte calorimetrie wordt uit de hoeveelheid
opgenomen zuurstof en de hoeveelheid uitgescheiden
kool/uur via het respiratorisch (|uotiont berekend hoe-
veel warmte er in het lichaam wordt geproduceerd.

De directe cidorimeirie stelt zich ten doel het meten
van de hoeveellieid warmte door het lichaam afgegeven.

Aangezien de mensch, afgezien van de kleine dag-
schommelingen in zijn temperatuur, een homoiolherm
wezen i.s, moet de hoeveelheid per tijdseenheid in het
lichaam gci)ro(luceerde warmte gelijk zijn aan de hoe-
veelheid afgegeven warmte. De uitkomsten verkregen
met de indirecte en de directe calorimetrie moeten lt;lus
ook met elkaar overeenstenunen. Door de onderzoekin-
gen van H O s a, A t w a t e r, M e n e d i c t en
Hühner is deze overeenstemming ook experimenteel
aangetooml.

De directe calorimetrie heeft vele voordeden hoven de
indirecte. Zoo vervallen de tijdroovende en moeilijke gas-
analyses, die voor de indirecte calorimetrie vereischt wor-
den, afgezien dan van minder nauwkeurige methoden,
waarbij men zich tevreden stelt met het bepalen van de
hoeveelheid verbruikte zuurstof, door middel van wegen
of
Spirometrie.

-ocr page 19-

liij de directe calorimetrie kan men den patiënt in een
ruim kamertje brengen (de afmetingen van deze kamer-
tjes in den Utrechtschen calorimeter zijn: lengte 2.29 m.,
breedte 1.5.'J m., hoogte 2.,T2 m.), waarin men den jjatiënt
naar verkiezing kan laten liggen, zitten of staan.

Men kan de proefpersonen allerlei vormen van arbeilt;l
in gedoseerde hoeveelheid laten verrichten. Dit alles ter-
wijl zij niet gehinderd worden door helmen, maskers,
mondstukken met bijbehoorende neusklemmen, ventielen
en dergelijke. In hel bijzonder is dit laatste bij de bepaling
van (Ie zoogenaamde „grondstofwisselingquot; van groot be-
lang. Hierbij zijn toch — naast het gedurende lU) uur
houden van een eiwitarm diëet en het nuchter z\jn op lt;len
ochtend der bepaling — als punten van cardinaal belang
te beschouwen, dat de |)atiënl zoowel psychisch als licha-
melijk z(»oveel mogelijk in rust verkeert.

Ken ander voordeel van de directe calorimetrie is, dat
zij het mogelijk maakt, dal wij ons van o(»geni)lik tot
oogenblik »)p de hoogte stellen van de hoeveelheid warm-
te, die door een individu in vrijheid wordt gesteld. De
uidirecte- of gasanalytische methoden kunnen ons slei'hls
een gemiddelde over een zeker lijlt;lsverloop verschaffen.
Deze tijd moet langer genomen worden, naarnuUe een
grootere precisie wordt vereischl.

N'atuurlijk heeft de directe calorimetrie ook haar scha-
lt;luwzijden. Z(»oals gezegd, zal bij een mensch, vanwege
i'-i.jn constante lichaamstemperatuur, de hoeveelheid in het
lichaam gepnuluceerde warmte gelijk zijn aan de door
hel lichaam afgegeven warmte. Zocxlra de lichaamstempe-
ratuur zich echter wijzigt, krijgen we andere verhoudin-
gi'u. Stel, dal door een of andere oorzaak, b.v. tloor het
verrichten van arbeid, de lichaamstemperatuur stijgt, dan
IS de hoeveelheid warmte door hel lichaam afgegeven
kleiner dan de hoeveelheid daarin geproduceerd. Wel zou
uil de stijging van de temperatuur, hel lichaamsgewicht

-ocr page 20-

en de specifieke warmte deze opgestapelde hoeveelheid
warmte berekend kunnen worden.

Omgekeerd zal gedurende een daling van de lichaams-
temperatuur de warm te-af gif te de warmteproductie over-
treffen.

In beide gevallen moeten dus de uitkomsten verkregen
met de directe en indirecte calorimetrie verschillen.

Het is goed, hierbij even stil te staan, want zooals
algemeen bekend is, ondergaat zelfs de lichaamstempera-
tuur van den normalen mensch in rust in een etmaal vrij
aanzienlijke schommelingen.

Hij vergelijkende bepalingen van de warmte-afgifte langs
den weg der directe en indirecte calorimetrie, bij con-
trólebepalingen, bij de bepaling van de z.g. grondstof-
wisseling, is het dus gewenscht, hiervoor zooveel mogelijk
hetzelfde tijdstip te kiezen.

Ons doel, de directe calorimetrie, is het meten van de
hoeveelheid warmte door het menschelijk lichaam aan zijn
omgeving afgestaan. Hoe geeft een mensch zijn warmte
af? Deze warmte-afgifte heeft in ons geval practisch in
tweeërlei vorm ])laats:

. slraliiuj
I. directe warmte ' geleiding
I convectie

II. latente warmte.

(iewoonlijk neemt men aan, dat de directe warmte-
afgifte ± 75 % van de totale bedraagt. Hiervan komt hel
grootste deel voor rekening van de straling. (ïeleiding en
convectie spelen een ondergeschikte n)l, omdat de tempe-
ratuurverschillen van het bekleede lichaam en diens ongt;-
geving zoo betrekkelijk gering zijn en omdat de lucht-
strooming langs het lichaam ook zoo weinig intensief is.

De latente warmte zou ± 25 % bedragen. Wij vinden
haar terug bij de berekening van de h(»eveelhei(i water.

-ocr page 21-

(he in een bepaalden tijd omgezet wordt in waterdamp.
De verdamping van het water geschiedt voornamelijk aan
het oppervlak van de longen en luchtwegen, en dat der
huid. Hiervoor wordt verdampingswarmte aan het lichaam
onttrokken.

H u b n e r schat het warmte-verlies door straling bij
normale kamcrtemi)eratuur (15°—20°C.) op 80 % van
de totale hoeveelheid afgegeven energie. S o d e r s t r o m
en 1) u H O i s vonden, dat zoowel bij normale personen
van verschillenden leeftijd, als by zieken met uiteenloo-
pende kwalen, 21 % van de totale caloriecnafgifte ver-
bruikt werd voor de ver(lam|gt;ing van water, indien de
bepalingen geschiedden onder standaardvoorwaarden.

L e v i n e en Wils O n constateerden, dat bij nornude
en ondervoede kinderen het warmteverlies door verdam-
piug gemiddeld 2() 27 % van de totale caloriecnafgifte
bedraagt. Over het percentage van de latente warmte be-
staat dus i)ij de verschillende onderzoekers geen volkomen
overeenstenuning.

AlKfemeene beRlnselen van de gebezigde
differentiaal methode.

N O y O n s heeft als eerste met succes, te Leuven een
calorimeter voor den mensch ontworpen en geconstrueerd,
waarbü het differentiaal i)rincipe streng is doorgevoerd.

Heeds vroeger waren door D'Arsonval pogingen
lt;laart()e aangewend, zonder dat zulks tot een goed resultaat
had geleid.

Door den Leuvenschen calorimeter op te bouwen uit
twee volkomen gelijke kamertjes, die onder dezelfde con-
lt;lities werden gehouden, werd een nieuwe weg ingeslagen.

Ongeveer terzelfder t^jd heeft ook Henedict een
calorimeter voor kleine kinderen gebouwd, welke geba-
seerd was op het differentiaal beginsel. De andere in ge-
•gt;ruik zijnde calorimeters voor den mensch bestaan slechts

-ocr page 22-

uit één kamertje. Hierbij is het noodzakeHjk dit vertrekje
op absoluut constante temperatuur te houden, hetgeen
een haast onmogelijk uitvoerbare, technische opdracht is.
Dergelijke apparaten vragen zeer groote finantieele offers
en bij de bediening ervan zijn vele technisch goed onder-
legde personen noodig.

Door gebruik te maken van twee kamertjes, die als het
ware de schalen van een warmtebalans vormen, vervalt
de noodzakelijkheid van het op absoluut constante tem-
peratuur houden van het systeem. Uit den aard der zaak
brengt het op gelijke temperatuur houden van de onder-
deelen van het geheele systeem ook moeilijkheden met zich
mede, maar deze zijn gemakkelijker te overwinnen, zoo-
als uit de verdere beschrijving van den calorimeter zal
volgen.

Alvorens over te gaan tol liet uitvoerig bespreken van
den bouw en de toepassing van de gebruikte methode, is
het gewenscht in korte trekken de voornaamste beginselen
toe te lichten.

Ofschoon het op absoluut constante temperatuur hou-
lt;len van de kamertjes werd prijsgegeven, is het echter van
het grootste belang, dat de temperatuur en de warmte-
afgifte van de kamertjes volkomen dezelfde zijn. Dil werd
bereikt door de kamertjes op te stellen in een gelijkmatig
verwarmd vertrek, terwijl er naar gestreefd is, dat de
warmteontwikkeling in lt;le kamertjes door dc warmte-
bronnen beiderzijds even groot is. De hierbij ge|)roduceer-
de hoeveelheid warmte wordt door een differentiaal koel-
sysleem der beide kamertjes ae(|uivalenl weggevoerd. Ook
de ventilatie en de menging der lucht in de kamertjes
geschiedt op aeciuivalente wijze. Als warmtebron fungeert
in hel eene kamertje de te onderzoeken proefpersocm; in
het andere een kunstmatige warmtebron, waarvan de
lH)eveelhei(l afgegeven warmte gemakkelijk kan worden
geregeld en berekend.

De in beide kamertjes nagestreefde aetpiivalente tem-

-ocr page 23-

peratuur wordt gemeten door middel van een differentiaal
bolometerstelsel. Als controle daarop beschikken we over
gevoelige thermometers, die van hui ten af afleesbaar, door
den wand van den calorimeter, tot het inwendige van de
kamertjes reiken. Dat we hij onze bei)alingen ons niet
verlaten op de thermometers vindt zijn oorzaak in de
omstandigheid, dat de thermometers slechts de locale
warmteverhondingen aangeven, terwijl de bolometers de
summatie (1er warmteverhondingen in het geheele ver-
trekje doen kennen.

Door het wegvoeren der geproduceerde warmtehoeveel-
heden, na onderlinge vergelijking der warmte-verhouding,
wordt er naar gestreefd de kamertjes tot een adiabatisch
systeem te maken, waardoor de invloed van eventueelc
kleine verschillen in de warmte-capaciteit der kamertjes
lot een minimum wordt herleid.

Wat de bepaling van de latente warmte aangaat, zou
nien, zooals \ o y o n s hel heeft beproefd, kunnen uit-
gaan van de twee volgende metluxlen:

tl. hel langs differentieelen weg bepalen lt;ler latente
warmte, «loor in hel vertrekje, waarin de warmte produ-
ceerende weershuul is opgesteld, tevens een inrichting aan
te brengen, waarmede een overeenkomstige hoeveelheiil
latente waruïte wjirdt ontwikkeld. Hy ileze methode wordt
lt;le latente warmte verdisconteerd /onder eenige verdere
berekening.

/gt;. het absorbeeren geduremlc bepaalden t^d van de
door den mensch afgegeven waterboeveelbei«! en van deze
waterhoeveelheid lt;le caloriewaarde Ie berekenen.

NVy hebben den sub a. genoemden weg vaak gevolgd,
niaar hebben tenslotte de voorkeur gegeven aan een me-
thode, waarb\j w^j de waterhoeveelheid, per t^dseenheid
«loor een mensch afgegeven, op den voel hebben gevt)lgd
i'ii gemeten en daarna aan de hand der verkregen waarden
lt;lo daarmede overeenstemmende caloriewaarde in reke-
ning gebracht.

-ocr page 24-

Deze laatste methode geeft het voordeel, dat we de
latente warmte als een zelfstandige grootheid leeren ken-
nen en waardeeren, wat ontegenzeggelijk van groot belang
is, vooral nu men in den laats ten tijd voor de waterafgifte
van den mensch groote belangstelling heeft.

-ocr page 25-

HOOFDSTUK U.

Ligging van de calorimeterkamer.

Hij den bouw van het nieuwe Physiologisch Laborato-
rium te Utrecht is in ruime mate rekening gehouden met
de eischen, waaraan vertrekken voor stofwisselingsonder-
zoek moeten voldoen.

Hel laboratorium heeft drie verdiejjingen: kelder, be-
ganen grond en eerste verdieping.

De voorgevel is nagenoeg op het Noorden gelegen
(X.X.W.). De localiteiten voor stofwisselingsonderzoek
bevinden zich alle aan den noordelijken kant. Hun ligging
op hel Noorden is met het oog op een zoo constant moge-
lijke kamertemperatuur gewenscht, aangezien onder deze
verhoudingen de temperatuurschommelingen gedurende
«len dag betrekkelijk gering zijn. Speciaal voor »len diffe-
rentiaal calorimeter is het van groot belang, dal het ver-
trek, waarin hij is opgebouwd, een constante gelijkmatige
temperatuur heeft. Om aan dezen eisch zoo goed mogelijk
te voldoen, bevindt de calorimeter zich op de eerste ver-
dieping in het midden van de noonizijde van hel gebouw.

Om temperatuurinvloeden van builen zoo veel moge-
lijk uit Ie sluiten, is tusschen het plafond en het platte dak
een dikke laag geperst slroo aangebracht. De drie ramen
van lt;lil vertrek en die van de aangrenzende kamers kun-
nen door middel van houten rolluiken worden afgesloten,
om een Ie sterke afkoeling tijdens den nacht legen te gaan.

Dank zij deze voorzorgen is gedurende den zomer een
Voldoende constant zijn van de kamertemperatuur ge-
waarborgd.

Oedurende den tijd dat hel laboratorium kunstmatig
verwarmd moet worden, zyn bijzondere voorzorgen ge-
boden.

-ocr page 26-

Verwarming van de calorimeterkamer.

Het gebouw wordt met warm water door middel van
het éénbuizenstelsel verwarmd. Het iKMioodigde warme
water wortit geleverd door een centrale, op eenigen af-
stand van het laboratorium gelegen, en wordt vanuit deze
centrale door het laboratorium gepompt. Pgt;n verdeeling
in groepen maakt het mogelijk om vanuit de machine-
zaal van het laboratorium ieder gedeelte van het gebouw
van de gewenschte warmte te voorzien en gedurende län-
geren tijd op min of meer constante temperatuur te
houden.

Na 's middags 5 uur wordt de centrale stookplaats niet
meer bediend. Fgt;n electrische pompiustallatie maakt het
dan mogelijk het nog in de ketels der centrale aanwezige
warme water door de „groep calorimeterquot; te laten cir-
cu leeren.

Tot de „groep calorimeterquot; behooren, behalve de calori-
meterkamer zelf, alle onmiddellijk hieraan grenzende ver-
trekken, zoowel op de eerste verdieping als op den be-
ganen grond.

In het voor- en najaar, wanneer de centrale niet meer,
of nog niet in werking is, levert de autonuitische oliestook-
inrichting van het laboratorium tevens warm water voor
verwarming, dat door milt;idel van een tegenstroomappa-
raat door de „groep calorimeterquot; geleid kan worden.

In de calorimeterkamer zijn een drietal radiatoren ontler
de ramen ge|)laalst (fig. 1). Het verwarmende oppervlak
van deze radiatoren is extra groot gemaakt; hierdoor
wordt verkregen, dat ium temperatuur naar verhouding
laag blijft, waardoor de afgegeven warmte voornamelijk
tot convectie wordt teruggebracht. Warmtebronnen van
hooge temperatuur, die veel stralende warmte geven, die-
nen vermeden te worden. Metingen aan deze drie radia-
toren hebben aangetoond, dat hun temperatuur gedurende

-ocr page 27-

Figuur 1. Plattegrond van de calorimeterkamer met de opstelling van den

calorimeter.

I ea II calorimelerkamertics; B bedieningstafel; K koelkast; Br brancard; 0| en Oj spiegelgalvanometers

R radiator; Rg regulator.

-ocr page 28-

den winter slechts zelden boven 50° C. stijgt, indien de
kamertemperatuur op 20° C. wordt gehouden.

De calorimeter is symmetrisch in het vertrek opge-
bouwd en bevat twee volkomen gelijke kamertjes. Nu is
het streven om alle uitwendige factoren, die deze kamer-
tjes kunnen beïnvloeden, zoo veel mogelijk gelijk te maken.

Om te voorkomen, dat het kamertje gelegen tegenover
het warmste gedeelte van den middelsten radiator, welke
tevens de grootste is, meer stralende warmte zou ontvan-
gen dan het andere, is voor genoemden radiator ter ver-
mindering van de directe straling en tevens ter gelijk-
matige distributie der warmte een scherm aangebracht
van triplexhout met binnenbekleeding van metaal.

De beide andere radiatoren zijn elkanders spiegelbeeld;
zij zijn zoo afgesteld, dat hun temperatuur onderling
gelijk is. Hun invloed op den calorimeter is dus beider-
zijds dezelfde. De ervaring leerde, dat op deze oogenschijn-
lijk weinig belangrijke factoren, met groote zorg dient ge-
let te worden, aangezien anders ongelijkheid in straling
en verwarming optreedt, die de warmtebepalingen zeer
sterk en hinderlijk beïnvloedt.

Ongeveer in het midden van de calorimeterkamer is een
Simson-regulator aangebracht, die dc
kamertemiH'ratuur
op gewenschte hoogte houdt. Stijgt deze boven het peil
waarop de regulator is afgesteld, dan wordt automatisch
dc retüurleiding van de drie radiatoren geknepen en daar-
mede het warmtedebiet vermiujlerd. (fig. 1).

De temperatuur van de twee aangrenzende vertrekken
kan men eveneens door middel van dergelijke regulatoren
op de gewenschte hoogte houden. Deze regulatoren z'un,
zooals uit fig. 1 blijkt, op den buitenkant der scheidings-
muren aangebracht, zoodat de vandaar naar de calori-
meterkamer toestroomende warmte, practisch beiderzijds
even groot is. (iewoonlijk zijn de drie regulatoren op de-
zelfde waarde afgesteld, waardoor de temi)eratuur in deze
drie kamers nagenoeg gelijk is. Dit heeft het voordeel, dat

-ocr page 29-

gedurende den winter, wanneer er een belangrijk tempe-
ratuurverschil bestaat tusschen de calorimeterkamer en
de gang, de aangrenzende vertrekken als sluizen bij het
betreden van de calorimeterkamer dienst doen.

De twee gelijke radiatoren, die in de gang symmetrisch
tegen den zuidelijken muur van de calorimeterkamer zyu
geplaatst, zijn zoo afgesteld, dat ook hun temperatuur
practisch gelijk is. De temperatuur van dezen nuuir aan
de kamerzijde, met behulp van thermometers gemeten,
bleek op overeenkomstige punten nagenoeg gelijk te zijn.

De temperatuur van de vertrekken onder de calorimeter-
kamer gelegen (weeg- en ijkkamer, vestibule en toiletten)
is door het afstellen van de radiatoren der verwarming
zoo geregeld, dat de invloed van deze vertrekken op (
Umi
calorimeter beiderzijds i)ractisch geUjk is. Hy het ge-
bruik van den cah)rimeter werd er op toegezien, dal het
venlileeren van genoemde vertrekken niet onevenwichtig
geschiedde.

lu (len loop van de experimenten z\jn deze voorzorgen
geleidelijk genonuMi, aangezien proefjindervindelijk bleek,
«lat speciaal gedurende den winter de temperatuur van de
aan de calorimeterkamer grenzende ruimten van bijzon-
der groot belang is voor het constant en gelijk zijn der
liMUperatuur in de twee kleine kanu'rtjes van den calori-
nieter.

Heschrijvinjf van den differentiaal-calorimeter.

De differcntiaal-cahgt;rimeter bestaat uit twee volkomen
gHijke vertrekjes, die symmetrisch in de gemeenschappe-
lijke ealorimeterkamer zijn opgesteld. De afmetingen van
gt;t'lt;lef kamertje zijn: lengte 2.2!gt; m., breedte 1.53 m.,
Iioogte 2..T2 m. Hun wanden zijn van dun rood koper
m.m.). Deze koperen kamertjes zijn, om hun de noo-
lt;lgt;ge stabiliteit te verschaffen, ingebouwd in een houten
K^raamte, gevormd door wn zwaar houten raamwerk.

-ocr page 30-

Figuur 2. Verticale doorsnede van den calorimeter.

B bolometernet; K koelhuizen; R roerinrlchtinR; T thermometer; Tr (onder) trechter voor
inkomende ventilatielucht; Tr (boven) trechter voor uitgaande ventilatielucht;
Ra radiator
voor luchtkoeiing; P pomp voor koellucht.

-ocr page 31-

;

-d
1

lotb

-d

1

d

Ji

. e

1

-q

S

É

1

1

-q

H

B

G

H

M

1

1

-a

t

d

g

Figuur 3. Horizontale doorsnkdk van den calorimeter.

« gevernljl asbestpapler; b koptrwand; c luchllmg; d celolex; e luchllnag; f hout;
B bolomctcrnct; O koperRaai; K koelbulien; R roerlnrlchtlnR; D deur; 1» pomp voor
KMIluclit; Tr (onder) trechlcr voor Inkomende ventilatielucht ; Tr (boven) trechter voor
uitgaande ventilatielucht; A ampdremcter; V vollmcter; S ichakelbord bolometersysteera.

-ocr page 32-

waarop ten belioeve van de zijwanden loodrechte en voor
de boven- en ondervlakte horizontale latten (4 c.m. X
2.5 c.m.) op een onderlingen afstand van 15 c.m. zijn
vastgeschroefd. Onder den vloer zijn ter versterking een
extra aantal draaglatten aangebracht. Aan dit latwerk zijn
de koperen wanden der kamertjes met koperen strippen
bevestigd, waardoor de kamertjes weinig punten van aan-
raking bezitten, om aldus de overdracht van warmte naar
de omgeving tegen te gaan.

Het houten geraamte van ieder kamertje is met 1 c.m.
dikke celotexplaten bekleed. De aldus gevormde omhulsels
van celotex bevinden zich op 15 c.m. afstand van den ko-
peren wand. Tusschen de beide calorimeterkamertjes is,
van celotex tot celotex gemeten, een gangetje vrijgelaten
van 50 c.m. breedte.

Ten slotte is om beide vertrekjes één groote houten kast
gebouwd, waarvan de wanddikte Ij^ c.m. bedraagt. Het
hout is 20 c.m. van het celotex verwijderd. De frontbreedte
van deze kast bedraagt 1.70 m., de diepte .'^.08 m. en de
hoogte 2.92 m. Op de houten bovenvlakte bevindt zich
daarenboven een laag dik vilti)apier ter betere isolatie.

Zooals uit fig. 2 blijkt is onder een groot deel van den
calorimeter de kamervloer ongeveer 85 c.m. verzonken.
De onderwand van het celotex der kamertjes komt zoo-
doende op gelijke hoogte met den kamervloer te liggen.
De aldus onder den calorimeter verkregen en afgeschutte
ruimte is geheel met dik viltpapier bekleed en bereikbaar
door een deurtje in de frontzijde van de houten kast tus-
schen de twee kamertjes.

Door het laten verzinken van den vloer is belangrijk
aan hoogte gewonnen en wordt het binnentreden der ka-
mertjes vergemakkelijkt.

De koperen kamertjes zijn van binnen met asbestpapier
beplakt, waarvan de dikte op de zijwanden 0.5 m.m., op
het plafond en den vloer 1 m.m. bedraagt. Het aanbrengen
van deze warmtewerende laag van asbestpapier was noo-

-ocr page 33-

dig, omdat de ervaring leerde, dat liet koelende vermogen
van het koelsysteem nadeelig beïnvloed werd door den
zich op korten afstand van de koelhuizen bevindenden
koperwand, waardoor warmte van buiten de kamertjes
naar de koelhuizen toevloeide, terwijl zooals uit de ver-
lt;lere beschrijving zal blijken, het koelsysteem alleen be-
stemd is om de in de kamertjes gei)roduceerde warmte
ae(piivalent weg te voeren.

Om vochtabsorptie door het ashestpapier te verhinde-
ren, is dit bestreken met een dun laagje vernis.

Van het centrum van de kamertjes naar huiten gerekend
krijgen we dus achtereenvolgens de onderstaande lagen:
(figuur 2 en .'{)

gevernist ashestpapier .nbsp;(()..'gt; m.m.)

/). koperwand.....(().;quot;) m.m.)

C' Incht.......(15 e.m.)

(I. celotex......(1 c.m.)

lucht.......(20 c.m.)

/• 1h)uI.......c.m.)

Kr is bij de constructie van het geheele apparaat nauw-
lottend op toegezien, dat voor ieder kamertje dezelfde
quot;laterialen in gelyke hoeveelheid werden gebruikt.

De beide dubbelwandige deuren, die toegang geven tot
de kamertjes van den calorimeter, bevinden zich in den
noordelijken wand. In fig. is om de constructie duidelijk
Ie doen uitkomen één deur ge«)pend, »Ie andere gesloten
geteekend. De deuren zyn 55 c.m. breed, IK) c.m. hoog
15 c.m. dik. Hun voor- en achterwand z^jn van glas,
waarlusschen zich een 15 c.ngt;. dikke luchtlaag bevindt. Het
geraanjte der deuren is van licht hoekijzer gemaakt, ter-
^vijl de zy wanden van rood koper (0.5 m.m.) z^jn.

Deze dikte der luchtlaag is zeer doelmatig; Ier wering
van warmteverlies door vensters laai men zich namelijk
leiden door de volgende formule:

Q = k.O. (Ti-T,).l

-ocr page 34-

waarin Q het warmteverlies voorstelt, k den transmissie-
coëfficient, O het warmteverliezend oppervlak, Tj de ka-
mertemperatuur, Tg de temperatuur van de buitenlucht
en t den tijd.

k = ^ , d.w.z. de transmissie-coëfficient (k) is afhan-
kelijk van de dikte (d) der diverse lagen en van hun warm-
tegeleidingseigenschappen (1). Bij dubbele vensters in
woonhuizen, waar het gaat om een temperatuurverschil
van meerdere graden, is de gunstigste dikte der luchtlaag
± 5 c.m.

In ons geval waar de temperatuurverschillen veel klei-
ner zijn en minder dan 1° C. bedragen, bereikt k zijn
minimumwaarde bij een dikte der luchtlaag van ± 15 c.m.

De deuren zijn aan een raamwerk opgehangen, dat door
middel van rolletjes loojKMid in horizontaal U-ijzer, ge-
makkelijk verplaatsbaar is in voor-, achter- en zijwaart-
sche richting. Bij het openen van den calorimeter W(»rden
eerst de deuren naar voren getrokken en daarna zijwaarts
weggeschoven. De nauwkeurige afsluiting van de deur
tegen den calorimeter wordt verkregen door middel van
zes beugels met klemschroeven en een caoutchouc band,
gemaakt uit een lt;likwanlt;lige vacuunïslang, waarin een
kern van dik ijzerdraad gelegd is, om den afsluitband zijn
vorm te doen belunulen.

Op den vloer van beide kamertjes is, even boven de nog
te bespreken koelhuizen, een houten raamwerk aange-
bracht, waardoor men, zonder hinder van de koelhuizen,
in de kamertjes kan loopen. liet raamwerk is afgedekt met'
een laag viltpapier. Deze afdekking met een, de warmte
slecht geleidende laag, werd noodig geoordeeld om te voor-
komen, dat een belangrijk deel ,ler door den mensch
respectievelijk «ioor den electris^-hen weerstand geprodu-
ceerde warmte zou verloren kunnen gaan zonder gemeten
te zijn. liet was namelijk om i)racti.sche redenen niet mo-

-ocr page 35- -ocr page 36-

gelijk, oni ook den vloer te hekleeden met een holometer-
net en zoodoende ook de langs dezen weg afvloeiende
warmte te vergelijken. Op het aldus bedekte raamwerk
is een onderstel van dunne stalen buizen aangebracht,
waarvan de bovenste tevens dienst doen als rails voor den
brancard. Voor ieder kamertje is eveneens uit dunne sta-
len buizen een brancard geconstrueerd, die aan de onder-
zijde voorzien is van wieltjes. Deze brancards zijn buiten
den calorimeter op rijdbare onderstellen geplaatst, terwijl
de bovenste buizen van deze onderstellen, die eveneens als
rails functionneeren, zich op dezelfde hoogte i)evinden als
de railbuizen in de kamertjes. Door de uiteinden van deze
twee stelsels van rails conisch in elkaar te laten sluiten, is
een glooiende overgang verkregen.

Op één van beide brancards is ten behoeve van de
proefpersoon een bed bevestigd. Oorspronkelijk was hier-
voor een spiraalveercn matras gekozen, die in een recht-
hoek van dun hoekijzer was opgespannen. Aangezien
echter de warmtecapaciteit van een dergelijk bed vrij
groot is en we in ons streven, om de calorische capaciteit
van alle onderdeelen zoo gering mogelijk te maken, steelt;ls
verder zijn gegaan, werd dit ijzeren raam vervangen door
een houten, en de stalen matras door een vlechtwerk van
singels. Het bed maakt een helling van ± 5 niet den
horizon. Heeds jaren geleden namelijk hebben Xoyons
en Du Ho is onafhankelijk van elkaar geconstateerd,
dat bij het bepalen van de grondstofwisseling het liggen'
op een bed, dat een geringe helling met den horizon maakt,
voordeden heeft boven het liggen op een horizontaal vlak.'
Onder de eerste omstandigheid toch ontspannen de spieren
van het lichaam zich vollediger, terwijl de invloed der
zwaartekracht op de vloeistofmassa's in het lichaam h\\
korte proefnemingen als deze van geen beteekenis kan
worden geacht.

Het hoofdeinde van het bed is verstelbaar gemaakt; hel

-ocr page 37-

hoofd rust op een hiehtkussen, hetwelk een geringe
warniteeapaciteit heeft.

Ter vermindering der directe straling van het hoofd op
de holonieterdraden, is om het hoofdeinde van het bed
een kap van dun papier aangebracht (fig. 1).

Op den anderen brancard zijn de warmteproduceerende
weerstand en de inrichting voor het voortbrengen van
latente warmte opgesteld.

Een geraamte, samengesteld uit dun ijzerband en hout,
geeft steun aan de buisjes van jjertinax, waarop de weer-
standsdraad is uitgespaimen. De weerstand bestaat uit een
groot mi(klenstuk en twee kleine uiteinden (fig. 20). Deze
vorm is gekozen, teneinde de warmteproductie van een
mensch in liggende houding eenigszins na te bootsen. Het
middenstuk komt daarbij overeen met romp plus armen,
de beide uiteinden met hoofd, respectievelijk beenen.

De weerstand heeft een kleinen teinperatuurc(ȑfficienl
voor hel electrisch geleidingsvermogen, doordat gebruik
gemaakt van nickeline draalt;l. De «likte van dezen draad
bedraagt 0.7 m.m., de lengte 15)5 m., lt;le lotale weerstand
Jgt;ii kamertemperaluur gemeten 12(5 fi. Het t«»tale ojiper-
vlak van lt;len draad is 0.i;{ mquot;-'.

Indien voor bepaalde experimenlen een veel gr(M)lere
lioeveelheid warmte geproduceenl moet wonlen dan onder
•gt;«nmale omslanlt;ligheden bij de bepaling van de grondstof-
wisseling hel geval is. kan, doordal de weerstaiul uit twee
J«fzonlt;lerlijke draden gewonden is, het Ohmage op een-
voudige wijze tf)l lt;le helft worden gereduceerd.

Vlak onder de deuren bevindt zich zoowel in als buiten
'eder kamertje een sllt;»|)conlacl, waarop de kunstmensch
«'oor middel van een snoer mei stekker kan worden aan-
«esloien. Dit heeft in de eerste |)laats het voonleel, dal
lt;lc kunstmensch in beide kamertjes gebruikt kan worden

1) Ht'nvondiHhfid.shiilve wonll lt;li-zigt; opsti'llin« in lu't Intmnito-
riiiiu Ki'wcMinlük „kunsliiu'iischquot; Kcnoeiini.

-ocr page 38-

en in de tweede plaats kan men, zooals ook is geschied,
bij de ijking van den calorimeter gebruik maken van twee
electrische warmtebronnen.

De stopcontacten buiten de kamertjes stellen ons in staat
om voor den aanvang der bepaling, als de calorimeter-
deuren nog gesloten zijn, en de brancard, waarop de proef-

r
u
in
z:
u
r

H
iD
T.
D

_AAWVpAAA/W

Figuur 5. Schema van de electrische schakeling van den

kunstmen5ch.

A ampèremeter; V vollmcler; W Schulfweerstand.

persoon ligt, aan de eene zijde van den calorimeter is op-
gesteld, den kunstmensch, die aan de andere zijde svm-
metrisch is geplaatst, een hoeveelheid warmte te laten
ontwikkelen, die volgens schatting met die van den i)roef-
l)ersoün overeenkomt. De invloed van deze warmtebron-
nen op den calorimeter is zoodoende practisch dezelfde.

Op hel moment dat de deuren geoiKMid worden en pn)ef-
persoon en kunstmensch gelijktijdig naar biimen gescho-

-ocr page 39-

ven worden, moet de stekker in het stopcontact in de ka-
mer overgeplaatst worden.

De beide stopcontacten van ieder kamertje zijn ver-
bonden met een zich op de bedieningstafel bevindend
klemmenbord; hierop kan naar behoefte de 110 Volt of
220 Volt gelijkstroom van de accumulatorenbatterij van
het laboratorium worden aangesloten.

In den beginne werd de 220 Volt gelijkstroom van de
stad gebezigd; de spanning van dezen stroom schommelt
echter zoo sterk, dat van verder gebruik hiervan moest
worden afgezien.

De weerstand (W fig. 5), die oj) de bedieningstafel is
i,'eplaatst, regelt de stroomsterkte en stelt ons zoodoende
iu staat den kunstmensch iedere gewenschte hoeveelheid
warmte te laten afgeven. De stroomsterkte wordt afge-
lezen op een N.l.K.A.F. ampèremeter (A), de spanning op
een voltmeter (V), die door dezelfde fabriek gelevenl is.

De weerstand van de zware leidingen, die vanaf de
'ueters naar den kunstmensch gaan. is practisch nul.

De hoeveelheid warmte, lt;lie door een eleotrischen
«troom in een weerstanlt;l ontwikkeld wordt, is nauwkeurig
bekend uit de fornuile van .1 o u 1 e :

C = 0.000239 i-'. W. [

^vaarin C de hoeveelheid warmte in groote calorieën vlt;ngt;r-
slelt, i de stroomsterkte in ami)ères. H den weerstanti in
Ohms en t den t^jd in seconden.

Aanvankelijk maten we alleen lt;le stroomsterkte; voor
lt;len weerstand, die éénmaal met behulp van de brug van
Wheatstone was opgemeten, werd een vast bedrag in reke-
nmg gebracht. Aangezien de electrische weerstanil van
draad met zyn temi)eratuur varieert — het beginsel
Waarop de bolometer berust — is in ons geval eigenlijk
Kt'en constante waanie voor H aan te geven. Zelfs by den
lt;'lt;gt;or ons gebruikten nickelinen weerstaiul met kleinen

-ocr page 40-

teniperatuurcoëfficient voor het electriscli geleidhigsver-
mogen, geeft dit aanleiding tot onnauwkeurigheid.

Xu mogen we den factor i^ R (wattage) vervangen door
het product van stroomsterkte fampèrage) en spanning
(voltage); door dus naast het amperage tevens het voltage
van den gehezigden stroom te meten, wordt deze onnauw-
keurigheid vermeden, aangezien veranderingen in den
weerstand van den kunstmensch in het wattage zijn ver-
disconteerd.

Het zou een vereenvoudiging heteekenen, indien het
stroomverbruik op een wattmeter kon worden afgelezen.
Tot nu toe is het ons echter niet gelukt, een voor dit doel
voldoend nauwkeurigen wattmeter te verkrijgen. Hel
ideaal zou zijn een zelfregistreerende precisie-wattmeter.

Wij zijn gewend de grondstofwisseling uit te drukken in
calorieën per minuut. Door naast den tijd tevens het am-
perage en voltage in te voeren wordt de bovenstaande
formule dus:

Cal. per min. = ().(I()()2;J!) A.V. (gt;()
= (MH1.1I A.V

A. Het koelKyHtepin.

Zooals in hoofdstuk I reeds is aangegeven, heeft het
groote voordeden hel calorimetersysteem adiabatisch te
maken. Do(»r de temperatuur binnen en builen de kamer-
tjes nagenoeg gdijk te houden, wordt voorkomen dat door
eventueele kleine vensdiillen in de warmte-capacileit van
de kamertjes een met het temperatuurverschil aangroei-
ende ongelijke hoeveelheid warmte naar de omgeving zou
wegvloeien. Wanneer dus tijdens het experiment warmte
in de kamertjes wordt geproduceerd, moet deze lui ge-
meten te zijn, aecjuivalent worden weggevoerd.

In den Leuvenschen calorimeler werd hiertoe gd)ruik
gemaakt van een buizenstelsel waardoor koelwater

-ocr page 41-

stroomde. Nu lieeft water in de eerste plaats het voordeel
dat het gemakkelijk koud te verkrijgen is (waterleiding)
en in de tweede plaats heeft het, dank zij zijn groote
warniteeapaciteit, een groot koelend vermogen, liedenken

Tc

41w

A

mm

K

Ri

T?2

w

n

'lt;J

Wl

Figuur 6. Scmhma van met koelsystei-m.

P| luchtpomp; f radiator; » but met kooldraadlamp; w »chulfwecr«liiul; k koclbuUcn;
■^i en K, regclkrancn; R, en R, rotanieteni; IJ IJ
^bak; P, waterpomp; S «langklcm op

■hunt-veiblnding; A bak om radiator.

^vi.j echler, dat zich in hel koelsysleein van iedere kamer
een aanzienluke hoeveelheid waler hevindi dan is hel dui-
•'elijk, lt;lal de warmtecapacileit van hel geheele apparaat
•ïierdoor helangrijk verhotgt;gd is. Mei tvn vergrooting van
•'e wannlecapaciteil gaal een verlangzaamd reageereii
van het geheele toestel gepaard. Vandaar dat !)() den houw
van den calorimeter steeds hel streven heefi voorgezeten

-ocr page 42-

om de massa, en daarmede de warmtecapaciteit van alle
onderdeden, zoo klein mogelijk te maken.

Hoewel water als koelmiddel dus groote voordeelen
heeft, overwegen in ons geval de nadeelen sterk. Daarom
is bij de constructie van den Utrechtschen calorimeter
lucht als koelmiddel met een zeer geringe warmtecapa-
citeit gekozen. De geringe warmtecapaciteit van de lucht
maakt het, met het oog op een voldoende koeling, nood-
zakelijk een zeer groote hoeveelheid koude lucht door
de koelhuizen te zenden. Aanvankelijk werd getracht deze
koude lucht te verkrijgen door om een groot aantal even-
wijdige dunwandige koperen huizen leidingwater te laten
stroomen. De zoodoende verkregen afkoeling der lucht
werd echter onvoldoende bevonden. Een afdoende ver-
betering werd evenmin verkregen door hel leidingwater
te vervangen door ijswater. Eerst toen levens hel koelend
oppervlak aanzienlijk was vergroot _ door gebruik Ie ma-
ken van een aulomobielradiator — werd een bevredigende
()])Iossing gevonden.

Thans volgt hier, aan de hand van een schematisch over-
zicht (fig. ()) een beschrijving van hel differenliaal-koel-
sysleeni. (Zie ook fig. 2 en

Hoven in de beide kamertjes ontspringen uit een kope-
ren doos (middellijn .'{() c.m., hoogte 1 c.m.), lt;lie zich even
onder het plafond bevindt, zijdelings en stervormig een
:i2-tal koperen buizen (diameter uitwendig 10 m.m., in-
wendig X m.m.), die o|) ;{ c.m. afstand evenwijdig aan het
plafcmd loopen. Op li c.m. afstand van de zijwanden bui-
gen deze buizen om, en gaan verticaal langs de zij-
wanden naar lKgt;neden, om op een afstand van c.m. van
den bodem nog eens 00° om te buigen en zich stervormig
te vereenigen in een soortgelijk koperen reservoir op
eenigen afstand van den bodem. Hel zoo gevormde stelsel
van koelhuizen loopt dus parallel met de kamerwanden
en is daarvan overal .'{ c.m. verwijderd. Fgt;n houten raam
boven aan de zijwanden in de kamertjes bevestigd en een

-ocr page 43-

dergelijk raam op den bodem, waarin de buizen zijn inge-
laten, verschaffen dezen de noodige stabiliteit.

De reservoirs onder in de kamers bestaan eigenlijk uit
twee reservoirs, die ieder de helft van het aantal koel-
huizen ontvangen. Deze constructie is gekozen met het
doel om indien onverhoopt de luchtkoeling moest worden
prijsgegeven, dan toch met dezelfde apparatuur gebruik
te kunnen maken van een waterstroom, welke vanaf het
ééne reservoir onder in de kamer langs de helft der koel-
huizen omhoog gevoerd zou worden naar het reservoir
boven in de kamer, om van hier langs de andere helft der
koelhuizen het tweede reservoir beneden in de kamer te
bereiken, vanwaar het water voorgoed den calorimeter zou
kunnen verlaten. Dit systeem zou het voordeel hebben,
dat (Ie gemiddelde temperatuur van het koelwater in de
opstijgende en neerdalende buizen boven en onder nage-
noeg dezelfde zou zijn.

Om het koelend oppervlak te vergrooten z^jn op de ver-
ticaal verloopende deelen van de koelhuizen S c.m. breede
t'u ruim 2 m. lange strooken f^jnnuizig kopergaas gesol-
deerd. Deze strooken werden vastgehecht aan de nog te
bespreken kooi van kopergaas, die patiënt en weerstand
omhult. De horizontale koelhuizen in het plafond werden
eveneens aan dit gaaswerk vastgehecht.

Door het boven beschreven stelsel van koelhuizen wordt
hicht gepompt. De electrisch aangedreven luchtpomp
«lie in de ruimte lt;»nder den calorimeter is opgesteld,
zuigt door een wgde aanvoerbuis (diameter 19 c.m.) lucht
uit (Ie ealorimeterkamer aan. V(»or een goede warmte-
isolatie is het noodzakeUjk, dat de luchtlaag in de ruimte
oiuler den calorimeter zooveel mogelijk in rust blijft;
«laarom wordt de benoodigde hoeveelheid koellucht niet
uit deze ruimte betrokken, nuuu' uit de cahirimeterkamer.

De lucht, door deze pomp aangezogen wordt door een
Iniis, die in het gangetje tusschen beide kamers omhoog
loopt, gevoerd naar een radiator van een Ford-auto (F),

-ocr page 44-

die in het midden op den calorimeter is geplaatst. Xa het
inwendige van dezen radiator doorloojjen te hebben pas-
seert de luchtstroom de bus (H), waarin zicli een'kool-
draadlamp bevindt. Hierna vertakt de luchtstroom zich

i.) iwee gelijke deelen en hela.ult in .Ie koperen bussen
I .e onder hd p,aflt;,nlt;i in de kamertjes zijn'aangeb. !
)e bmzen. die de lucht van den radiator naar lt;le kamertjes
lgt;rengen, z.jn n,et kurklouw geïsoleerd. Ook de dolt;,rvoe-
nng van deze buizen door den koperen kanu-rwaiul is, om
d.recte oveniracht van kotule hierop zooveel
nu,gelijk u
e shnten van iso aliemateriaal voorzien. De ludit. in ie
lgt;ovenste koperen bus aangekomen, venleelt zich . ve Ie

-ocr page 45-

boven besclireven 1)2 koelhuizen en verlaat de kamer door
een gemeenschappelijke buis, die uit de onderste koperen
reservoirs ontspringt en eveneens geïsoleerd door den ka-
merwand gevoerd is. De afgevoerde koellucht komt, na
geleid te zijn door de beide rotameters (R, en H2), die op
de bedieningstafel.zijn opgesteld, weer vrij in de kamer
quot;it. De rotameters geven de hoeveelheid lucht aan, die per
tijdseenheid passeert. Het debiet van ieder bedraagt (iOOO
1«()()() liter per imr. Door het afstellen van de regelkranen
(K, en IV2), die in de leidingen voor de rotameters zijn
geplaatst, wonit zorg gedragen, dat de hoeveelheid koel-
lucht beiderzijds precies gelijk is. Ciewoonlijk bedraagt
lt;leze hoeveelheid voor iedere kamer LKMM) liter per uur.

Oui den Ford-radiator is een koperen bak (A) gesol-
deeni, waardoor \jswater wordt gepompt.

Op eenigen afstand van het midden van den noordely-
•lt;en calorimeterwand staat in de calorinuMerkamer een
•«»eikast (fig. 7) van de volgenlt;le afmetingen: lengte 1.(M)
quot;1.. breedte (K.IO m., hoogte 1.00 m. Deze kast heeft twee
verdiepingen; op de onderste staat de eleclromot«)r (M),
«■'e de as (A) in beweging brengt. Door middel van deze
«s wordt de waterpomp (1gt;.^) aangedreven, die op de bo-
venverdieping is opgesteld. Hovendien brengt deze as de
nehtpomp (P3) in beweging, die, zooals uit de verdere
'gt;esehrijving zal blpen, voor de ventilatie van de kamer-
tjes zorgt.

Het bovenste deel van de koelkast wordt vlt;M)r ruim de
ingenomen d(»or een koperen ysbak (I.I), die een
quot;'Ixuid van (u liter heeft en waarin zich water met ijs
'H'vindt. Iiy i.s lt;j(„,r mi«ldel van geteerde kurki)laten en
t'i'lotex geïsoleerd.

quot;et zich in den hak bevindende ijswater wonlt door de
^vaterpcnnp (|gt;^) „„ar den koelbak om den radiator ge-
pompt. Ter verkrijging van een gelijkmatige verdeeling
vau het koelwater over hel geheele oppervlak van den
radiator, w«)r(lt het koelwater langs twee geperforeerde

-ocr page 46-

buizen onder in dezen bak aangevoerd, terwijl het langs
één dergelijke buis, die in het midden boven op den bak
loopt, weer afstroomt, om vervolgens naar den ijsbak
terug te stroomen. Ter beveiliging van het koelsysteem is
aan de bovenzijde van den bak om den radiator een ont-
luchtingsbus (V) aangebracht (fig. 8).

O

OOOOOOOOOOO

Figuur 8. Radiator ter afkoeling van de koellucht.

a verticale doorsnede v. d. radl«(or In den koelbak
B horlzonlale , . . , ,
V ontluchtingshul».nbsp;quot;

Tusschen de aan- en afvoerleiding van hel koelwater
bevindt zich even boven de koelkast een shunt-verbinding,
die met behulp van een slangklem (S fig. (gt;) kan worden'
geregeld, zooclat het koelwater de.sgewenscht zonder het
bovenste koelsysteem te pa.sseeren, direct in den ijsbak
Kan worden teruggevoerd.

De hoeveelheid lucht, die door de beide koelsvstemen

-ocr page 47-

gaal, kan dus naar behoefte geregeld worden door mid-
del van de kranen K, en Ko, onder controle van de rota-
meters. De
temperatuur van de lucht is afhankelijk van
de circulatie van het ijswater om den radiator. liij geheel
geopend zijn van de shunt-verbinding, stroomt geen ijs-
water om den radiator; hoe verder deze shunt-verbinding
echter gesloten is, des te sterker wordt de doorstrooming.
Deze shunt-verbinding wordt pas gesloten op het moment,
dat de proefpersoon in den calorimeter wordt geschoven.
Voordien wordt reeds gedurende ongeveer een half uur
lucht van kamertemperaluur door het koelsysteem gebla-
zen. Dit helpt zoodoende mede om den geheelen calori-
meter op kamertemperatuur te stabiliseeren.

De kooldraadlami), die zich in de bus (H fig. (i) be-
vindt, doet omler nornude omstandigheden geen dienst,
hidien echler door een foutieve numipulatie — b.v. koelen
zonlt;ler lt;lat zich warmtebronnen in den calorimeter be-
viuden — hel temperatimrevenwicht lus.schen de beide
kamertjes onderling of lusschen de beitle kamertjes en
de omgeving verstoord i.s, kan, door het laten branden
van deze lamp, warme lucht door beide of één van beide
koelsystemen geblazen worden. De sterkte van den gloei-
^•i'oom wordt vanaf de bedieningslafel geregeld door mid-
«It'l van den weerstand (W).

]{. liet bolomrierNlolNel.

Door het toegepaste differenliaalbeginset is «Ie calori-
meter l«)t warmtebalans gemaakt. De beide calorimeter-
•lt;!unerljes vormen lt;le schalen van de balan.s. Wanneer in
l'tM ééno kamertje een »)nbekenlt;le hoeveelheid warmte
Wordt gepnMiuceerd door den Ie onlt;lerzoeken mensch,
moeien we in het an«lere kamertje door midflel van de
•^nnstmatige warmtebron zooveel warmte «Hilwikkelen, dal
•gt;ct temperaluurevenwicht lusschen de beide kamertjes
niel verstoord wordt. We dienen dus van oogenblik tol

-ocr page 48-

oogenblik de warmteverhoudingen in beide vertrekjes te
kunnen vergelijken. Hiertoe worden we in staat gestekl
door liet bolometersysteem.

. De bolonietrie berust op bet beginsel, dat de electriscbe
weerstand van een draad verandert met zijn temperatuur.
De temperatuurmeting wordt hierbij dus teruggebracht
tot een weerstandsmeting.

Op geringen afstand van de koelhuizen is in beide ka-
mertjes, zoowel langs de zijwanden als het plafond, fijn-
mazig kopergaas uitgespannen, dat als het ware een groote
kooi vormt (fig. li). Dit gaas is wat zijn functie betreft
te vergelijken met het kopergaas in de mijnlamp; ook hier
heeft het ten doel de warmte over een groot oppervlak te
verdeden en zoodoende tevens een snellen afvoer van de
warmte te bewerkstelligen. Aan dit kopergaas, dat beves-
tigd is op de buitenzijde van een gemakkelijk uitneembaar
raamwerk, samengesteld uit dunwandige koperen buizen,
zijn de strooken kopergaas van de koelhuizen vastgehecht.

Aan de binnenzijde van dit raamwerk is tusschen stroo-
ken isolatiemateriaal (pertinax), nikkeldraad van 0.1 ni.m.
dikte, zig-zaggewijze uitgespannen (fig. 2 en .'{). Voor de
bolometers werd nikkeldraad gebezigd, omdat dit een
hoogen teniperatuurcoëfficient heeft voor het electri.sdi
geleidingsverniogen. Het nikkeldraad, dat zich op ± 1 c.m.
afstand van het kopergaas bevindt, is zoodanig aange-
bracht, dat er in iedere kamer drie netten van ln)l()nieter-
draden zijn ontstaan. Hel eerste net bevindt zich onder
het plafond, hel tweede en derde strekken zich resp. langs
de bovenste en langs de onderste helft der vier zijwanden
uit. In ieder kamertje is zoo.loende 285 meter nikkddraad
uitgespannen. Om redenen van technischen aard was het
niet goed mogelijk om de deuren en de vloeren der ka-
mertjes met een bolonieternet te hekleeden.

De drie bolometernetten van ieder kamertje zijn met
een verdeelbord, dat zich op de bedieningstafd bevindt.

-ocr page 49-

verbonden op de wijze als in fig. 9 schematisch is aan-
gegeven.

Men ziet daaruit, dat de b()h)meternetten de armen vor-
men van de brug van Wheatstone. Als stroombron doet
bij deze weerstandsmeting een 2 volts accu dienst, terwijl

3=D O

WA«-

l'IOUUR 9. ScHKMA VAN HET HOLOMETERSYSTKEM, DIENENO TER VER-

QELIJKINO DER THERMISCHE VERHOUDINGEN IN DE

CALORIMETERKAMERTJES.

''i. »J en B, bolometcrnctlen linker kjincrlje; H,. H„ en H„, bolometernellcn reelUcr
kamcrije;
O galvanomcler; W,. W„ W, en W« draal weerstanden.

galvanometer (d) aangeeft wanneer de brug stro»gt;m-
•lt;gt;lt;gt;s is. Op dnt moment is dus de weerstaixl van het lHgt;h)-
'»eternet in de linkerkamer geiyk aan dien in de rechter-
•lt;amer, waaruit volgt dat »Ie lem|M'ratuur in beide kamer-
Ues gelijk is.

•)lt;gt;or ieder bolometernet uit drie onderdeelen .samen te
stellen, zijn we in staat om »Ie temperatuurverhoudingen
ni de verschillende deelen tier kamertjes te vergelijken. Dit

-ocr page 50-

is van belang, omdat wij door middel van koeling, ven-
tilatie en luchtmenging trachten te bereiken, dat de tempe-
ratuur op overeenkomstige plaatsen in beide kamertjes
overeenstemt. Gewoonlijk echter worden de beide bolo-
meternetten in hun geheel gebruikt, waarbij dus de som
van de warmteverhoudingen in beide vertrekjes vergeleken
wordt.

Natuurlijk bestaan er steeds kleine temperatuurverschil-
len tusschen beide kamertjes, dus ook de weerstand van
de beide bolometerstelsels zal van dag tot dag een weinig
varieeren. Deze kleine verschillen in weerstanlt;l wortlen
voor het begin van een bepaling bij geregeld met behulp
van den draaiweerstand W4, die correspondeert met het
volledige bolometerstelsel. Wij gaan dus bij ieder experi-
ment steeds uit van een milstand van den galvanometer en
trachten dien stand gedurende de geheele bepaling zooveel
mogelijk te bewaren lt;loor bet regelen van lt;le warmtepro-
ductie van den kunstmensch.

C. De mriiffinK.

Voor een nauwkeurige temi)eratuur- en vochtmeting is
het zeer gewenscht, dat de temiKTatuur en vochtigheids-
graad in de venschillende deelen van ieder kamertje zoo-
veel mogelijk gelijk zijn. Hiertoe is een menging van de
lucht in de kamertjes noodzakelijk. Deze wordt verkregen
door het ventileeren der kamertjes in diagonale richting
(zie ventilatie) en door een roerinrichting.

Onder hel plafond bevinden zich in ieder kamertje twee
stel roerders, ieder vier schoe
|K'n dragend van dun alu-
minium (fig. 2 en 3); alle roerders worden in beweging
gebracht door een motor, die op den calorimeter is opge-
steld en waarvan het aantal toeren regelbaar is met een
schuifweerstand.

De snelheid, waarmede de schoepen draaien, s|)eelt een
belangrijke rol. Het is namelijk uit een serie proefnemin-

-ocr page 51-

gen gebleken, dat de warnite-afgifte van den mensch sterk
toeneemt, indien de luchtstroomingen door de schoepen
verwekt te intensief zijn. Experimenteel werd bepaald,
met welke «nelheid de schoei)en mogen draaien zonder dat
zij de warmte-afgifte van de proefpersoon beïnvloeden.

I). De ventilatie.

Hoewel de inhoud van ieder kamerlje bijna 80(10 liter
bedraagt, is het vooral bij langdurige bepalingen nood-
zakelijk, dal het vertrekje, waarin zich de proefpersoon
bevindt, voldoende geventileerd wordt. Aangezien ook
l»ij de ventilatie hel differentiaal beginsel streng is door-
gevoerd, worden
heide kamertje.s, dus ook dat waarin
zich de warmteproduceerende weerstand bevindt, met
een volkomen gelijke hoeveelheid lucht geventileerd. De
voor de ventilatie benoodigde lucht wonll betn)kken uit
'let vertrek, waarin lt;le calorimeter is opgebouwd; ze
^vordt voor beide kamertjes vanaf hetzelfde punt aan-
Kezogen, om er zeker van te zijn, dat de vertrekjes mei
liuhl van dezelfde teniperatuur en van denzelfden voch-
•«gheidsgraad wonlen ververschl. Vanaf dit igt;unt wonll
«Ie lucht, zooals fig. 10 schematisch weergeeft, lt;loor twee
'»uizen naar de Irechters (Tr) gevoerd, die zich onder in
hoeken der kamertjes bevinden; de lucht strijkt lt;lia-
«onaalsgewijze door de kamertjes en verlaat deze weder
«loor s«.„rtgelijke Irechters ( Tr,) in de tegenovergestelde
bovenhoeken. Na i)assage do«)r het kranenslelsel (K) en
de electrische vochtmeters (V, en V^) gaal de luchl-
•'«»'«quot;nn d(M)r de beide n)tamelers (11, en 1^), waarblt;»ven
zich de regelkranen (Kr, en Kr..,) bevinlt;len. Van hier
^vordt de lucht lt;loor twee buizen, lt;lie over den calori-
'quot;H'ler loo|)en en zich daarna vereenigen, aangez»)gen
door een zuigpomp (P,), die onderin lt;le koelkast (fig. 7)
opgesteld en aangedreven wonll dt)or den motor (M).
De gnive regeling van de boeveelheid venlilatieluchl

-ocr page 52-

geschiedt met behulp van het lek (L fig. 7); door het
afstellen van de regelkranen (Kr^ en Krg fig. 10) boven
de rotameters wordt de fijne regeling verkregen en wordt
er tevens voor zorg gedragen, dat de hoeveelheden ven-
tilatielucht voor de beide kamertjes nauwkeurig gelijk
zijn.

E. De vochtnieting.

Aan de bespreking van de ventilatie sluit direct een
beschrijving van de vochtmeting aan, omdat bij de be-
paling van de hoeveelheid latente warmte gebruik ge-
maakt wordt van den luchtstroom, die noodig is voor dc
verversching der kamertjes.

De eerste methode, die toegepast is voor de bepaling
van de hoeveelheid latente warmte is van differentiaal
standpunt bezien de mooiste; hierbij toch wordt, naast
de aequivalentie van warmte, een aequivalente vochtig-
heid.sgraad nagestreefd, door in het kamertje, waarin
zich de kunstmatige warmtebron bevindt, een hoeveel-
heid waterdamp te produceeren gelijk aan die door den
mensch afgestaan.

Voor het verkrijgen van waterdam]) is gebruik ge-
maakt van een sproeiinrichting, die boven lt;len verwar-
mingsweerstand op «len brancard is aangebracht. De toe-
passing van een sproeier heeft het voordeel, dat een
systeem verkregen wordt met een zeer geringe warmte-
cai)aciteit en een zeer groot venhunpingsopjiervlak, na-
melijk het oppervlak van een zeer groot aantal uiterst
kleine waterdruppeltjes.

Onder in een kegelvormig reservoir (fig. 10) bcvinlt;lt
zich de sproeier (S). liet niet verdampte water wordt
in het fle.schje (P') verzameld. Een kegelvormig dun ko-
peren deksel boven den sproeier verhindert, dat er vloei-
stofdrui)peltjes wegsjiatten. Wanneer op een oogenblik
de vochti)rolt;luctie geheel stop gezet moet worden, kun-

-ocr page 53-

Figuur 10. Schematische voorstelling van het systeem der waterdampproductie en der
vergeujkende vochtmeting van de lucht der calorimeterkamertjes, waarbij de latente
warmte zonder berekening wordt verdisconteerd.

Tr trechter »oor inkomemle ventiUtieluchl; Tr, trechter voor uitgaande ventilatielucht; K kranenstelsel; v, en v» elec-
trische vochtmete»; R, en R, roUmeters; Kr, en Kr, regelkranen; Ma flesch van Mariotte; f, en f- fillers:
S sproeier; F reservoir voor Diet versproeid water; K,. K, en Kj regelkranen; M. manometer;
U galvanometer; P potentiometer.

-ocr page 54-

nen we van buiten het kamertje het kegelvormige deksel
laten zakken; het is niet voldoende dat alleen de sproei-
inrichting buiten werking gesteld wordt, want van de
natte binnenvlakte der koperen kegels zou nog geruimen
tijd water verdampen.

Het niveau van het te versproeien water wordt ge-
regeld met behuli) van een flesch van Mariotte (Ma). Dc
luchtdruk, die verkregen wordt uit de persleiding van
het laboratorium, is nauwkeurig regelbaar met een fijn-
regelkraan (Kj) en wordt afgelezen op den manometer
(M). Door het afstellen van kraantjes (K2 en K3) wordt
er zorg voor gedragen, dat er in het kamertje, waarin
de proefpersoon zich bevindt, een hoeveelheid lucht
wordt geblazen gelijk aan die, welke voor het versproeien
van water in het andere kamertje benoodigd is.

Vlak voor de sproeiinrichting is zoowel in de lucht-
als de waterleiding een filter (F, en F^) aangebracht,
om te voorkomen, dat de sproeier door verontreinigingen
verst()i)t wordt.

Door het regelen van den sproeidruk (luchtdruk) kun-
nen we iederen gewenschten vochtigheidsgraad in het
kamertje, waarin de kunstmensch geplaatst is, verkrij-
gen.

(Iewoonlijk wordt voor tal van doeleinden de vochtig-
heidsgraad van luclit bepaald volgens het principe van
den drogen en natten thermometer. In een siroont van de
te onderzoeken lucht is daartoe een droge en een natte
thermometer geplaatst. De droge therngt;ometer geeft de
temperatuur van de lucht aan; aan het oppervlak van
het vochtige kousje om het ondereinde van den anderen
thermometer vindt verdamping plaats; hiertoe wonit
verdampingswarmte aan de (»mgeving onttrokken, dus
ook aan het kwik van den thermometer.

Kr ontstaat zoodoende tu.sschen den drogen en den
natten thermometer een temperatuurver.schil, het zoo-
genaamde psychronietrisch verschil. Hoe vochtiger de

-ocr page 55-

lucht des te kleiner temperatuurverschil, hoe droger de
lucht des te grooter temperatuurverschil. Uit de verkre-
gen gegevens, n.1. de temperatuur van de lucht, d.i. de
temperatuur aangewezen door den drogen thermometer,
en het psychrometrisch verschil, kan de vochtigheidsgraad
van de lucht berekend worden.

Indien we voor ons geval deze methode toepassen,
moeten we om den vochtigheidsgraad van de lucht in
heide kamertjes te vergelijken en te volgen v
«K)rldurend
vier thernu)meters aflezen en daarnaar den sproeidruk
regelen. Hef nauwkeurig aflezen van vier thermometers
eischt veel tijd, zoodat het i)ractisch niet nu)gelijk is op
deze wijze het vochtgehalte van de lucht van heide ka-
niertjes doorloopend precies gelijk te houden.

Daarom werd gehruik gemaakt van een electrische
methode, waarh^j telkens slechts één aflezing noodig is.
IH' hiertoe vervaardigde electrische vochtmeters, waar-
van men er één afgebeeld vindt in fig. II, zijn als volgt
geconstrueerd.

Dm den dunnen wand van een rond glazen buisje,
Waarvan de uitwendige doorsnede 11 m.m. en de lengte
•'•gt; m.m. bedraagt, is in de lengterichting een tlraad ge-
wikkeld, «lie afwi.sselend be.staat uit constantaan en
'»iinganin; lt;leze 0.2 m.m. «likke draden zijn electrisch
a»u elkaar gelascht. De wikkeling is zoodanig, dat de
'quot;»nganin gedeelten alle op den buitenkant van hel
huisje liggen, terwijl de constantaan gedeelten zich over
den geheelen binnenwand en een gedeelte van den bui-
tenwand uitstrekken, met dien verstande, lt;lat lt;le lasch-
PUnten komen te liggen op twee cirkelomtrekken aan de
lgt;uitenzijde van het buisje op T) m.m. afstand van den
l»«gt;ven- en onderrand. Op lt;leze wijze is een thermo-
t'lectrisch .systeem verkregen bestaande uit 21 paar ther-
'gt;U)])unten. Ter beveiliging van «Ie lhernugt;punten is het
aldus omwikkelde glazen buisje aan lt;le b(»ven- en onder-
^Ult;le van uiterst dunne glazen kapjes voorzien. De bo-

-ocr page 56-

venste serie thermopiinlen (A) vervangt den drogen, de
onderste serie den voclitigen thermometer. De onderste
thermopunten (H) zijn door een dun kousje omgeven,
waarvan het ondereinde in een waterreservoirtje hangt.

Figuur 11. Geoetailleeroe teekening van den electrischen

vochtmeter.
A droge thermopunten; R vochtige thermopunten.

zo«)dat het kou.sje steeds door capilhure werking vochtig
hlijft.

Het i)otcntiaal verschil, dat tusschen de droge en natte
thermoi)unten ontstaat, is hij een gegeven temperatuur
de maat voor den vochtigheidsgraad van de lucht.

-ocr page 57-

In den luchtstroom uit ieder kamertje wordt, op de
wijze als fig. 10 schematisch aangeeft, een dergelijke
electrische vochtmeter geplaatst. De vochtmeters zijn
zoodanig geschakeld, dat de potentiaalverscliillen elkan-
der tegenwerken. Indien de s|)iegelgalvan()meter (G) oj)
nul staat, en de temperatuur in de twee vertrekjes de-
zelfde is, is dus de vochtigheidsgraad van de lucht, die
uit beide kamertjes komt gelijk. We mogen hieruit dan
concludeeren, dat door den kunstmensch evenveel wa-
ler(himp wordt geproduceerd als door den mensch en
dat dientengev«)lge aan beide kamertjes evenveel ver-
dampingswarmte wordt onttrokken.

Het kranenstelsel (K fig. 10 en fig. 12) is zoodanig
geconstrueerd, (hit we de lucht uit de twee kamertjes
afkomstig, afzonderlijk of intensief gemengd langs de
lieide vochtmeters kunnen doen gaan. Voor het begin
«Ier bepaling laten we gemenglt;le lucht langs de vocht-
quot;leters streken; zoodoende bevinden deze zich in hicht-
stroomen waarvan de vochtigheidsgraad gelijk is; nu
wor»len met behulp van den potenti«)nu'ler (P) eventueel
aanwezige kleine |)olentiaalverschillen tusschen beide
vochtmeters gecom|)enseerd. Ook tijdens de bepaling
kunnen we af en t(»e even gemengde lucht laten tloor-
stroomen ter contrôle van lt;le vochtmeters.

Deze electrische w^jze van vochtmeting bezit een
grooie mate van gevoeligheid, betgeen nuige blijken uit
luM feit, dat lt;le hoeveelheid vocht afkomstig van één
uitademing, in één van de kamertjes genuuikt.
t'i'U «luidelijken uitslag van den galvanometer tengevolge
heeft. Te meer spreekt dit feit als we belt;lenken, dat lt;le
quot;ihoud van ielt;ler kamertje bijna S m'', bedraagt.

Wij hebben deze methode van vochtmeting, waarbij
latente warmte zonlt;ler venlere berekening in het
totale calorieënbedrag verdisc«»nteerd i.s, vaak toegepast.
Joch biykt in de praktijk, dat deze methode bezwaren
'uet zich meebrengt. Gedurende «Ie bepaling van de

-ocr page 58-

totale warmteafgifte van een proefpersoon, moeten we
de temperatuur en den vochtigheidsgraad oj) indicatie
van de beide galvanometers zoo goed mogelijk gelijk
houden. Xu is de moeilijkheid, dat de temperatuur en
de vochtigheidsgraad ten nauwste met elkaar verband
houden. Op het moment namelijk, dat we den sproeidruk
verhoogen, dus meer waterdamp produceeren, daalt de
temperatuur in het kamertje, doordat hieraan meer ver-

O

J_C

a

. ug ■

T

ril

QPSCi-iAKEL^PAngn

Figuur 12. Schema van het kranenstelsel (K in fig. 10), hetwelk
de nul-instelling van de electrische vochtmeters
mogelijk maakt.

dampingswarmte onttrokken wonIt; tegelijkertijlt;l nu»e-
ten we dus de warmteproductie verhoogen. Het gevolg
van een en ander is, dat het zelfs bij meerdere nuitine
vrij lang duurt voor «Ie warmte- en vochtbalans in even-
wicht is en gehoiulen kan worden.

(lemiddehl is hiervoor ± (gt;0 min. noodig. Deze tijds-
duur kan belangrijk verkort worden door de bepaling
van de hoeveelheid latente warmte achterwege te laten.
Zooals in hoofdstuk V bij de beschrijving van enkele
toe|)a.ssingen zal blijken, zijn we hiertoe dan ook tijde-
lijk overgegaan en hebben voor de hoeveelheid latente
warmte een vast bedrag van 25 % der totale calorieën-
afgifte in rekening gebracht.

-ocr page 59-

In den laatsten tijd liebben we ecliter een methode toe-
gepast, waarbij van liet compensatiebeginsel is afgezien
en waarhij de hoeveelheid latente warmte afzonderlijk
berekend wordt. Hij deze methode wordt de tijdsduur
der bepaling niet verlengd; bovendien heeft zij het voor-
deel, dat we de hoeveelheid latente warmte als een zelf-
standige grootheid kunnen leeren kennen.

Wanneer een ruimte, waarin waterdamp wordt gepro-
duceerd, met een constante hoeveelheid lucht per tijds-
eenheid wordt doorstroomd, bestaat de volgende be-
trekking:

X = f, - (f, - fo 1') e - ^nbsp;lt;')

waarin:

f, = absolute vochtigheid (gr iii\) van de binnenko-
mende lucht.

fo = ab.solute vochtigheid van de lucht in de ruimte
bij het begin.

b = hoeveelheid afgegeven waterdamp (gr/min.)

a = doorstroomingssnelheid (m^./min.)

V == volume der ruimte (m\)

X = absolute vochtigheid van de uitstroomende lucht.

t tijd (min.)

e = grondtal der natuurlijke logarithmen.

Hij onze experimenten slaat uren voor het begin lt;ler
•gt;epaling de calorimeterruimte in ojien verbinding (t»pen
lt;leuren) met lt;le calorimeterkamer, waaruit de verver-
«t'lnugslucht wordt betrokken, zolt;nlat we fo = f| nuigen
stellen. Voor ons is b lt;le te bepalen (»nbekende, terwijl
X. «lie we verder 0 zullen ntfemen, d.i. de absolute voch-
tigheid der uitstroonuMule lucht na een tijlt;l t, wordt
«enieten.

^Ve kunnen dus voor (1) schrijven:

-ocr page 60-

- ^ e -nbsp;(2)

a a

h — - i
waaruit: f^ _ f^ — ^ (i _ e v )

b=

_ i t ^^
1 — e V

De waarde van f^ neemt met t toe; eerst na oneindig
langen tijd wordt ft en dus ook ft—f„ constant.

--t

De term 1—e v , die een waarde lieeft tusschen O

en 1 (immers voor t = o is e v =1, dus 1_c v

. -'t _it
= O en voor t = ^ is e v = o, dus 1—e v =: 1),

geeft aan welk deel van de waarde f — fo is hereikt
na een tijd t. Om dus de eindwaarde Ie krijgen moet

met -J- worden vermenigvuldigd.

1 —e V

Men kan dezen „i)recisiefacl«)rquot; ook in procenten uit-
drukken, als volgt:

Noem 1—e v = y %

_ ® t ^

100 100

-ocr page 61-

-t 100
v

dus e =100 — y

a , , 100

100-y

v , 100

t = 2. 3 ^ lo, Anbsp;(4)

Daar lui a, v en t hekentl zijn en f„ en U worden gc-
uieten, kan h berekend worden, rechtstreeks niet hehulp

van (3) of «loor a (ft—fo) te vermenigvuldigen niet-^^,

nadat y berekend is volgens ( I). Zooals hierboven is aan-
getoond zijn beide numieren eigenlijk volkomen dezelfde.

De be|)aling van f„ en O geschiedt volgens de methode
van den drogen en natten thermometer als volgt:

Is t de temperatuur in van den drogen en t' die
van den mUten thermonieter, dan is

e =nbsp;(t-f) ^^^^

Waarin

c = gezochte waterdampspanning in m.m. lig.
K' = spanning van den verzailiglt;len waterdamp bij

h:.

b = ban)melerstan«l.

Voor practi.sch gebruik is denbsp;gelijk 1 te stel-

lon, zoodat de formule wordt:

e = K'—«/^(t—t')nbsp;(5)

Tusschen e en f bestaat de volgende betrekking:

f=,'fVnbsp;(6)

1 -f- Itl

-ocr page 62-

Wlnbsp;W2

^V]

Figuur 13. Schematische voorstelling van het systeem der vochtmeting, waarbij de latente warmte

wordt gecontroleerd en voor ieder der kamertjes afzonderlijk berekend.

T, en T, droge thermomelers; T, en T, natie Ihermomeiers: V, en V, electrische vochtmeters; C commutator; W, en rolweerstanden

V vollmcler; R, en R, rotamelers.

-ocr page 63-

Uit (5) en (6) volgt:
1.060
1 nt

K' wordt in een tabel gevonden, t en t^ zijn de droge
en natte tbernionieterstanden; deze 3 waarden, bepaald
bij het begin van de proef, geven f„; bei)aal(i na een
tijd I geven zij f/. De waarden van t, fc en f/ ingevuld in
formule (3) geven de gezochte waarde d.i. het aantal
grammen water, dat »Ie i)roefpersoon per minuut heeft
afgegeven gedurende het verblijf in den calorimeter.

In fig. 13 vindt men de opstelling voor de vochtmeting,
zooals deze thans in gebruik i.s, schematisch weergege-
ven. De luchtstroom uit ieder kamertje verdeelt zich
Kt'Iukelijk, en wel zoo, dat de ééne helft van de lucht
Ijuigs den drogen en den natten thermometer gaat, ter-
^vijl de andere helft langs den electrischen hygrometer

strijkt.

De vier thermometers worden met behulp van een
op een slede verplaatsbaren kijker afgelezen.

Zooals uil hel voorgaande blijkt, behoeven we voor de
'gt;orekening van lt;le hoeveelheid vocht door de proef-
persojin afgegeven, slechts de droge en natte thermo-
'»elers bij hel begin en het einde «Ier bepaling af
Ie lezen;

hoeveelheid lucht, die passeert, W(»rdt door de n)la-
'»elers (H, en in liters per uur aangegeven. De elec-
trische vochtmeters zijn zoodoende niet absoluut nood-
'-«kelijk. Indien we echler hel verloop van lt;le vocht-
Ilt;ronnne willen leeren kennen, kunnen deze electrische
''vgrometers ons goede diensten bewijzen, aangezien deze
een veel grooler gevoeligheid bezitten en veel sneller
reageeren lt;lan de thermometers.

i =

of

-ocr page 64-

Figuur 14. Sghema van de bedieningstafel voor de regeling van de ventilatie, de koeling, df.
menging en de warmteafgifte van den kunstmensch, alsmede voor de vergelijking van de

temperatuur- en vgchtigheidsverhoudingen.

r, rolamelen In koelsysteem: r« rotameters in ventilatiesysteem; Sr schakelaar voor de roerinrichting; S, galvanometerschaal voor de
contrAle der temperatuurverhouding; S, idem voor de contrôle der vochtisheidsverhoudlng; A en V ampère- en voltmeter ter berekening
der warrotealgllte; W schuifweerstand ter regeling der warmteafgifte van den kunstmensch; S schakelbord bolometersysteem; T gevoelige

thermometers, die tot het inwendige der kamertjes reiken.

-ocr page 65-

De beide hygrometers zijn afzonderlijk geschakeld. Het
potentiaal verschil, dat tusschen de droge en natte ther-
mopunten ontstaat, wordt door middel van een potentio-
meter en een galvanometer ((1) gecompenseerd. De rol-
weerstand (Wj) doet voor den linker hygrometer dienst
en de rolweerstand (Wa) voor den rechter. Doordat ge-
bruik gemaakt is van een commutator (C) kunnen we
den potentiometer en den galvan.nneter vt)or de com-
pensatie van beide vochtmeters bezigen.

We kunnen uit het aldus verkregen potentiaalverschil
onnn'ddellijk het psychronietrisch verschil afleiden, in-
dien we slechts ons thermo-eicctrisch .systeem ijken. Dit
gebeurt feitelijk regelmatig, wanneer we zoo nu en dan
voor dezelfde lucht het iisychrometriscli verschil afle-
zen oj) den drogen en natten thermometer en tegelijker-
tijd lt;le elecrische waarde opteekenen.

De ervaring heeft ons geleenl, dal de bovenbedoelde
igt;etrekking lu.sscheii electriscbe waar.len en het psycliro-
'iietrisch temperatuurverschil gemeten door midlt;lel van
thermometers tevens afhankelijk is van de absolute tem-
pora tuur.

-ocr page 66-

HOOFDSTUK III.

Controle van de meetinstrumenten.

Alvorens over te gaan tot het controleeren van den
calorimeter, was het noodzakelijk eerst enkele zeer be-
langrijke onderdeelen hiervan, n.1. de meetinstrumenten,
te ijken.

Figuur 15. Schema van de gpstellinq voor de

ijkino van de ampf:remeters.

In de eerste plaats kwamen hiervoor in aanmerking
de electrische meetinstrumenten — lt;le voltmeler en de
ampèremeter — aangezien we bij de berekening der
calorische waarden hierop volkomen moeten kunnen ver-
trouwen. De ijking van deze instrumenten vond plaats
in het IMiysisch Laboratorium te Utrecht. Voor lt;len
ampèremeter werd hiertoe gebruik geniaakt van het
compensatiebeginsel, waarbij een normaal-element als
standaard-voltage wordt gebezigd.

-ocr page 67-

In het kort volgt hier een heschrijving van de gevolgde
methodiek (figuur 15).

Ro is een normaal weerstand van bijvoorbeeld 0.1
Ohm (internationale Ohm), A de te ijken ampèremeter,
H een regelbare weerstand en x de sterkte van den
stroom, die door A gaat. De si)anning tusschen a en b
wordt Vo genoemd. Wc mogen dus schrijven: Vo =
X Ho.

In den rechter kring loopt een stroom, waarvan de
sterkte i bedraagt, die regelbaar is mei H,. De spanning
tusschen c en d = i X ; r, is een onderdeel van de
weerslandsbank r en af te lezen tol in 10-' Ohm.

Deze weerslandsbank is zoodanig geconstrueerd, dat
lt;le totale weerstand in de rechter keten niet verandert,
indien r, gewijzigd wordt; zoodoende blyfl tle str«)om-
slerkte i constant.

Schakel hel normaal-element N in dtgt;or middel van
den commulalor De spanning van hel normaal-ele-
'»ent is nauwkeurig hekend en bedraagt 1.0183 Volt b^j
'-iO^ C. Maak b.v. r, = 10.183 Ohm en regel de stroouj-
sterkte in de rechter kelen lt;loor middel van H, zoo-
lt;lanig, dat de galvanometer (i geen uitslag geeft. Aan-
Kezien i X r, = 1.0183 Volt en r, = 10.183 Ohm, weten
We dus dat i = 0.1 Amp.

Schakel nu door middel van den connnulalor de linker
•lt;eten in en bepaal hoe groot r ujoct zijn, «ipdal «Ie gal-
vanometer geen uilslag geeft. Dan is:
Vo = i r V(»lt i = 0.1 Amp. dus Vo = 0.1 X r Volt.

V Vo . 0.1 X r ,
^ = of X = .. .\mp.
Ronbsp;Ro '

Ho en r zijn bekenlt;l, dus x, de stroonjsterkte in «Ie
Ilt;eten, waarin de Ie ijken ampèremeier is opgenomen, is
nauwkeurig bekend. De stand van den
ami)èremeter
Wordt genoleerd en daarachter lt;le bcpoolt;ligde correctie.
Igt;oür middel van den schuifweerstand H kunnen we nu
«Ie stroomslerkte (x) varieeren en zoodoende den am-

-ocr page 68-

pèremeter over zijn gelieele meetbereik controleeren.
Hiertoe moeten we bij elke nieuwe x op de bovenbe-
schreven manier r wederom bepalen, en hieruit de
stroomsterkte in de linker keten berekenen.

T.\BKL I.
IJking van de ampère-meters.

Aanwyzing meter
X.I.E.A.F.
Xo. 42308

Aanwüzing meter
X.I.E.A.F.
Xo. 42307

Werkelijke waarde

Schaal 1 op /.

0.101
0.2(n

0.300
0.100
0..5(M)
0.()(Kgt;
0.700
0.800
0.000
0.050

Schaal / op

0.201

0.;MKI5

O.KH)

0.500

0.550

0.7.50

0.771

0.101
0.202
0.301
0.103
0.501
0.()03'
0.7015
0.802
(MMMI
0.igt;51

0.1(K)03
0.20002
0..3000.3
O.KMMM
0.50003
0.()(KHI3
0.7(KM)3
0.80002
(MKKHIO
0.0.5(MI0

0.203
0.3015
0.102
0.503
0.551
0.7.55
0.777

O.IO(K)
O.ütHH)

0.80(M)

1.(MHM)
1.100

1.515

Op deze wijze werden twee N.l.K.A.F. ampèremeters
geijkt. De tweede ampèremeter heeft dienst gedaan bü

i

-ocr page 69-

de contrôle van den calorimeter met gelijksoortige
warmtebronnen. Tabel No. I geeft een overzicht van de
aan te brengen correcties.

TABKL II.
IJkinK van den voltmeter.

Aanwüzinfi nieter

---

-------------------

N.I.K.A.F.
No. 3731«

Werkelijke waarde

Correctie

Schaal m Volt.

10.0

10.0

0

20.0

20.0

0

30.0

30.0

0

10.0

30.0

— 0.1

50.0

(!).(gt;

— 0.1

70.0

00.5

— 0.5

KO.0

70.5

— 0.5

00.0

«0.5

— 0.5

100.0

00.7

— 0.3

IIO.O

100.1

— 0.(»

120.0

110.1
Schaal %')() Volt.

— 0.0

30.0

lt;gt;0.0

0

50.0

00.0

j - 0.1

00.0

110.0

- 0.1

7tl.0

130.0

- 1.0

XO.0

150.«

— 0.1

00.0

170.8

— 0.2

KHM)

100.8

— 0.2

110.0

220.0

0

De voltmeter is geijkt met l)ehnl|) van een standaard
Voltmeter van het Phy.sisch Laborat«)rium (tabel II). Deze

-ocr page 70-

kon niet met de compensatiemetliode geijkt worden, om-
dat de spanningen te hoog waren.

Vervolgens was het van belang om de luchtrotameters,
die — zooals in hoofdstuk II is besclireven — een belang-
rijk onderdeel uitmaken van het koel- en ventilatie-
systeem, aan een onderzoek te onderwerpen.

E^erst werden de beide rotameters van het koelsysteem
O]) hun onderlinge gelijkheid beproefd, door ze achter
elkaar gekoppeld in een luchtstroom te plaatsen. De hoe-
veelheid lucht, die jier tijdseenheid door de rotameters
ging, was regelbaar door middel van een lek. Zoodoende
werden de meters over hun geheele debiet vergeleken.
Deze zelfde controle werd toegepast op de twee rota-
meters van het ventilatiesysteem. Het bleek dat de rota-
meters, die betrokken werden van de Hota Werke te
Aken, onderling volkomen overeenstemden, zoodat hier-
voor geen correctie behoeft te w(»rden ingevoerd.

Ten slotte zij vermeld, dat de vier thermometers, die
bij de vochtmeting in gebruik zijn, vergeleken werden
met een door de IMiysikali.sch-Technische Heichsanstalt
geijkten thermometer.

Controle van den calorimeter.

A. (ieiykHoorliKe warmtebronni-n in beide kamerljcH.

Het lag voor de hand om als eerste controle de proef-
persoon als onbekende warmtebron te vervangen door
een bekende warmtebron.

Te dien einde werden op den voor de proefperstion
bestennien brancard twee achter elkaar geschakelde
vaste weerstanden van booglampen geplaatst. Na het in
bedrijf stellen van »len calorimeter werden de beilt;le deu-
ren geopend en de beide kunstmenschen naar binnen
geschoven. Op lt;leze wijze bevatten dus de beide kamer-
tjes elk een electrische warmtebron.

-ocr page 71-

De schakeling der electrische warmtebronnen was als
volgt:

Door lt;len kunstmensch I wenl de stroom (110 Volt)
uit de accumulatlt;»renbatterü van het laboratorium ge-
leid. Door milt;ldel van den .schuifweerstand \V, en den
innpèremeter AI »)p de bedieniiigstafel opgestehl, werd
«Ie stroomsterkte op 1 Amp. gebracht. Het voltage wer«l
lt;Mgt; lt;len voltmeter afgelezen.

Zooals uil fig. Ki biykt, werd voor den kunstmensch
II dezelfde .schakeling ti»egepast. In lt;lezen stroomkring
^verd de stroomslerkte van lt;len ampèremeter A.j afge-
lezen. De voltmeler V deed door lt;len «nn.schakelaar O
lt;lienst v(»or beide stroomkelens.

Terwijl dus de kunstmensch I een constante hoeveel-

-ocr page 72-

heid warmte afgaf, doordat de stroomsterkte in deze
keten op 1 Amp. geliandhaafd bleef, werd met behulp
van den schuifweerstand W2 de stroomsterkte in de
keten van den kunstmensch II zoodanig geregeld, dat
de galvanometer van het bolometersysteeni, welke de
aequivalentie van warmte in de beide kamers aangeeft,
op nul stond.

Hiervoor was volgens aflezing op den voltmeter V en
den ampèremeter A2 een stroom henoodigd van 0,78
Amp. bij 1(K) Volt,

In de keten van den kunstmensch II, waarin de stroom-
sterkte 1 Amp, was, bedroeg de .spanning 78 Vlt;»lt, even-
tens afgelezen op den voltmeter V, In deze waarden zijn
duidelijkheidshalve de correcties voor de ampèremeters
en den voltmeter ingevoerd.

Schrijven we nu naast elkaar op de hoeveelheid
warmte in Calorieën (C), die door ieder der genoemde
warmtebronnen jier minuut werden ontwikkeld, dan
zien we, dat deze volkomen »)vereenstennnen,

Kiinslmensch /.nbsp;Kiinslnicnsch II.

c = o.oi m X a X V c = o.oi i:n x a x v

C = 0,0M:{1 X 1 X 78 C = O.Oi ni X 0.78 X 100
C= 1.11852nbsp;C= 1.118.52

(ledurende twee uur werd de proef voortgezet en bleef
(leze toestand stationnair. V«)ortdurend .schommehie de
galvanometer (mi zijn nulstand.

Hij de aansluitende contnMeproef, waarbij de beide
kunstmenschen met de bijbehoorende meetinstrimienten
en weerstanden verwisseld werden, werd hetzelfde gun-
stige resultaat verkregen.

Uit een en ander blijkt, dat onder deze omstandigheden
bij een gelijke warmteiiroductie in de beide kamers, de
bolometernetten ook gelijkelijk verwarmd worden en dat
dus in de beide kamertjes dezelfde temperatuur heerscht.

-ocr page 73-

De oppervlakte van den gehezigden weerstandsdraad
der heide kunstnienschen liep weinig uiteen; zij was van
dezelfde orde als de oi)pcrvlakte van den mensch.

Het leek ons van belang om na te gaan of de grootte
van het stralend oppervlak, bij een zelfde warmte|)ro-
ductie, bij deze metingen een belangrijke rol speelt.

Wanneer we door middel van een clectrischen stroom
in een weerstand een bepaalde hoeveelheid warmte wil-
len ontwikkelen, kunnen we een korten draad met hoo-
gen si)ecifieken weerstand (dus gering oppervlak) ne-
men, of een langen draad met geringen specifieken
weerstand (dus grooter t)i)pervlak), zoodanig dat de
totale weerstand van den korten draalt;l kleiner is (hm
lt;lie van den langen. Door nu de stroomsterkte z»)o te
kiezen, dat hel wattage in beide gevallen gelijk is, wordt
dus door beilt;le draden eenzelfde hoeveelheid warmte
afgegeven.

In het eerste geval is de temperatuur van den dnuid
natuurlijk belangrijk hooger dan in hel Iweede, want
volgens de wet van S I e f a n-H «gt; I t z m a n n wordt de
Nvarmte-afgifte (h»)r straling van een voorwerp bepaald
'loor «ie stralende «»ppervlakle te vermenigvuldigen met
•gt;el verschil van lt;le vierde nuK-hlen van de lem|)eratuur
van het stralend voorwerp en van de temperatuur van
lt;le omgeving, heide uitgedrukt in absolute tem|)eratuur-
^'»arden.

De proef werd nu zoo ingericht, dat in de ééne kamer
lt;gt;lgt; den brancard, die normaliter voor «Ie proefpersoon
•»estemd is, een korte weerstandsdraad van ± m.
lengte werd uitgesjiannen, terwijl zich in de andere ka-
iner de normale kunstmensch met den langen weer-
slandsdraad bevond.

Hel bleek, dat indien de beide warmtebronnen volgens
Jgt;erekening met de formule van .1 o u I e eenzelf«le hoe-
veelheid warmte produceerden, de bolometernetten in
'Ie beide kamers ook gelijkelijk verwarmd werden, dus

-ocr page 74-

Figuur 17. Opstelling van een door warm water gevoede warmtebron ter

bestudeering der aequivalentie van warmteafgifte door
heterogene warmtebronnen.

-ocr page 75-

(lat ook de temperatuur in de kamertjes practisch onder-
ling gelijk bleef. We mogen hieruit coneludeeren, dat de
grootte en de temperatuur van het stralende oppervlak,
binnen zekere grenzen, practisch geen rol spelen bij den
invloed, dien de door ons benutte warmtebronnen op de
bolometernet ten uitoefenen.

B. OfiKeiyksoortiKe warmtebronnen in beide kamertjes.

Het was van belang om na deze proeven met gelijk-
soortige warmtebronnen in «Ie beide kamers, hetzelfde
te herhalen mei ongelijksoortige. De vraag was nu, welke
warmtebron, l)ehalve de electrische, kunnen we een nauw-
keurig bekende hoeveelhei«! warmte laten ontwikkelen.
Hij tic ijking van den I.euvenschen calorimeter werd hier-
voor gebruik gemaakt van een alcoholvlam.

Wy hebben de voorkeur gegeven aan warm water; dil
vertMjrloofde ons een systeent Ie gebruiken met een be-
trekkelijk groole massa, waarmede we «Ie normale ver-
houdingen meer benalt;leren.

Hiervoor werd de volgende, in fig. 19 schematisch aan-
gegeven, proefopstelling gemaakt.

Op den voor den mensch bestemden brancard werd
in een houten standaard een spiraalvormig koperen bui-
zenstelsel geplaatst.

/tM)als uit de jiholo (fig. 17) blijkt, is «Ie «loorsncile der
windingen van de spiraal in het mithlen grooler dan
»Jin de beide uileinden. De buis, waaruil het middenstuk
•s samengeslehl, heeft een grooteren «liameler (uilwen-
•'ig 10 nj.m.) dan de buizen voor de uiteinden van de
spiraal gebruikl (uitw. X m.m.); de lotale bm'slengle he-
«iraagt ruim 15 meter. Door tie spiraal ahlus te con-
strueeren werd beotigd, den vorm en hel oppervlak van
'»et menschelijk lichaam (ho«gt;fd-romp-beenen) eenig.s-
zins na Ie Ixtolsen. De oppervlakte (± l.ó m^) komt
overeen mei die van een kleinen mensch.

-ocr page 76-

Fioul'r 18. Photo der inrichting voor warmtelevering en voor meting van het

warmteverlies der gebruikte met warmwater gevoede warmtebron.

-ocr page 77-

Oin een jfelijkmatigc verdeeling van de warmte te
verkrijgen, werd — in nabootsing van het circulatiestel-
sel bij den mensch — het warme water in het midden
van dc groote spiraal binnengeleid en hier over de beide
helften van de spiraal gelijkelijk verdeeld. De beide uit-
einden van de si)iraal werden in een gemeenschappe-
lijke afvoerbuis vcreenigd.

Aangezien het technisch niet wel mogelijk was om de
aan- en afvoerleiding door de dubbelwandige glazen
deur te voeren, werden — om het differentiaal i)rincipe
getrouw te blijven —
beide glazen deuren tijdelijk door
houten (triplex platen) vervangen.

Door het onlt;lereinde van één dezer houten deuren
scharnierend te maken. klt;»n deze blijvend aan den bran-
card bevestigd worden. De o|)stelling verkreeg hierdoor
een grootere stabiliteit en tevens werd het mogelijk de
thernunneters. die de temiieratuur van het in en uit de
kamer stroomende water aangeven, zoo dicht nu)gelijk
i)Ü de deur te plaatsen. On» warmteverlies hier ter
plaatse tegen te gaan. werden de buizen
ouj lt;le Ihermt»-
meters met watten ingepakt. Ook een gelt;leelte van de
aan- en afvoerbuis in »ie kangt;er werd over een afstand,
gelijk aan dien van de houten deur in de andere kamer
lot den clectrischen kunstmensch. met watten geïsoleerd.
Z»»nder deze voorzorg zou, »»nulat zich op de »leuren geen
l)olomelernet bevindt, (h)or de eene deur nieer warmte
ongemeten kunnen wegvloeien lt;lan door de andere.

Aan de hand van het schema (fig. 19) volgt hier nog in
het kort een beschrijving van de verdere o|»stelling. Ter
verduidelijking is ook een photo van deze i)roef«)pstel-
ling opgenonuMi (fig. 18).

Het waterbad (\V), gevuld met gedistilleerd water,
Wordt tydens ecu proef voortlt;lurend verwarmd door de
«Irie kooldraadlampen (L). De zich in het bad bevin-
dende toluol-kwik thermoregulalor (He) sluit «»f ver-
•»reekt den slrt)om van «len l-volls accu (A), die dient

-ocr page 78-

FIOLLR 19. SCHE-MATISCHE VOORSTELLING VAN DE OPSTELLING IN FIG. 18.

W waterbad; L 3 kooidraa^mpen; Re toJool-kwik thermoreRulator; A Accii; R rehls; E verwjrmingselement; M, motor: P
pomp: Ro W4terroUmeter: T trechter: S. slangklem: Sh shunt; M, motor; O roerinrichting;
Th.thermometers in instroomend en uitstroomend water.

water-

-ocr page 79-

voor (Ie voeding van liet relais (R). Dit relais regelt het
sluiten of verbreken van den wisselstroom (125 Volt),
welke geleid wordt door hel zich eveneens in het water-
bad bevindende verwarmingselement (E), dat naar be-
hoefte een aanvullende hoeveelheid warmte levert.

De door den motor (Ml) aangedreven waterpomp (P)
pomi)t het water uit het bad door de spiraal. Met terug-
stroomende water komt, na j)assage door den water-
rotameler (Ro), die het volume in c.c. per min. aangeeft,
via den trechter (T) terug in het bad. Met behulp van de
slangklem (S) op den shunt (Sb) kan iedere gewenschte
snelheid van doorstrooming verkregen worden. De motor
(Mo) brengt de roerinrichling ((t) in werking.

Het waterbad is oj) 2 meier afstand midden voor den
iioordelüken calorinieterwand geplaatst, zoodat de in-
vloed van deze warmtebron op beide kamertjes gelyk is.

Door middel van twee kijkers worden de thermometers
«fgelezen.

Hekend zyn dus de hoeveelheid water, »lie per tüd.s-
eenheid door de spiraal stroomt, en hel temiieratuur-
verschil van het in- en uilstroomende water; hieruit is
de hoeveelheid warmte door de spiraal afgegeven in
ealorieën te berekenen.

HU de met dit ap|)araal verrichte ijkingen werd als
volgt te werk gegaan:

De beide brancards (fig. 2(1) — op den een de eleclri-
sehe kunstmensch, op den ander hel walerapparaat —
^verden .symmelrisch terzijde van den calorimeter opge-
steld. Nadat hel water in het waterbad op lemperaluur
Was gekomen, werd de circulatie in gang gebracht. Te-
«elijkerlijd werd de stroom (110 Volt batler\j) voor den
'iiinslniensch ingeschakeld; zijn sterkte werd zoodanig
geregeld, dal .schatlenderwijze de warmteproductie van
•»eide warmtebronnen overeenkwam. Tevens werd de
ealorimeler in werking gesteld.

Als na ± .30 minuten de temperatuur van het uit-

-ocr page 80-

Figuur 20. Photo van den gebruikten kunstmensch en van de ter contrôle gebezigde buisvormige

met warm water gevoede warmtebron.

-ocr page 81-

stroomende water constant was geworden, werden de
glazen deuren geopend en terzijde geschoven, de heide
brancards naar binnen gereden en door de triplex deu-
ren der kamertjes afgesloten.

Van dit oogenblik af werd de verwarmingsstroom voor
lt;len kunstmensch zoodanig geregeld, dat de galvano-
meter, die de aequivalentie van warmte in de beide
kamers aangeeft, op nul stond. Zoodra de met water
verwarmde spiraal in den calorimeter geschoven werd,
lt;laalde de temjieratimr van het uitstrooniende water; de
luchtstroomingen, door dc draaiende schoei)en onder het
plafon«l verwekt, veroorzaakten in het begin een ver-
uieerderde warmteafgifte van de spiraal.

Als na ongeveer 20 minuten de temperatuur van het
iiilstroomenlt;le water weer constant was geworden, werd
luet het regelmatig noteeren der waarden beginmen.

Door dengene, die den verwarmingsstroom voor lt;len
kunstmensch aan de bedieningstafel regelde, werd lu»
afloop van iedere minuut de stand van ampère- en volt-
nieter opge.schreven.

l)lt;M»r den waarnemer aan de andere z^jtle van den
calorimeter gezeten, werd eveneens om de minuut de
stand van »ie bei«Ie thernnnneters en die van den water-
rotameter genoteerd.

Hier volgt Ihans een protocol van een der ijkingen, die
'u't laatst verricht wenlen (Tabel III).

l it deze tabel blijkt, dat waimeer men de waterwaanle
1(H) % stelt, dat dan de electriscbe waarde bedraagt

T^76 ^nbsp;weinig.

-ocr page 82-

TABEL III.

24.93

24.93
24.95
24.95
24.95
24.95

24.94

24.94

24.93
24 94

24.95
24.95
24.95
24.95
24.95
24.95

24.94

24.95
24 94
24.94
24.94

24.94

24.95

24.95

24.96
24.96
24.96
24.96
24.96
24.96
24%
24.%
24.96
24.96

24.96

24.97
24.97
24.96
24.96
24.%

59.037
1.476

58.469
1.462

Totaal warmte bedrag gedurende

40 min..........

Per minuut......

H 45

11.46

11.47

11.48
M.49

11.50

11.51

11.52

11.53

11.54

11.55

11.56

11.57

11nbsp;58
11.59
12.00
12.01

12nbsp;02
12 03

12.04

12.05

12.06

12.07

12.08
12.09
12 10
12.11
12.12

12.13

12.14

12.15

12.16
12.17
12 18

12.19

12.20
12.21
12.22

12.23

12.24

420
420

420

421
420
420
420
420
420
420

420
424

422

422

421

422
424

423

424
424

423

424
424

424

423

425

426
425
422
422
421
42!

424
424
424
421

419

420
419
419

21.40

21.41
21.41
21.41
21.40
21.40
21.40
21.40
21.49
21.40

21.40

21.41

21.42

21.43

21.44
21.44
21.44
21.44

21.46

21.47

21.46
21.44
21.44
21.44

21.47

21.48

21.49

21.50
21.50
21.50
21.50
21.50
21.50
21.50

21.50
21 50

21.51
21.51
21.50
21.50

3.53

3.52

3.54

3.54

3.55
3.55
3.54
354

3.53

3.54

3.55
3.54
3.53
3.52
3.51
3.51

3.50

3.51

3.48
347
3 48

3.50

3.51
3.51

3.49
3 48
3.47
3.46
3 46
3.46
3.46
3.46
3.46
3.46

3.46

3.47
3.46

3.45

3.46
3.46

1.483
1.478
1.487

1.490

1.491
1.491
1.487
1.487

1.483

1.487
1.491
I.50I
1.490
1.485

1.478
1.481

1.484

1.485
1.476

1.471

1.472
1.484

1.488
1.488
1.476

1.479
1.478
1.471
1.460

1.460
1.457
I 457
1.467
1.467
1.467

1.461
1.450
[.449
1.450
1.450

0.90

0.90

0.90

0.90

0.90

0.90

0.90

0.90

0.90

0.90

0.90

0.90

0.90

0.90

0.90

0.90

0.895

0 895

0.895

0.895

0.89

0.89

0.89

0.89

0.89

0.89

0.89

0.89

0.89

0.89

0.89

0 89

0.89

0.89

0.89

0.885

0.885

0.885

0.885

0.885

1.480

1.480

I 480

1.480

1.480

1.480

1.480

1.480

1.480

1.480

1.480

1.480

1.480

'.480

1.480

I 480

1.466

1.466

1.466

1.466

1.450

1.450

1.450

1.450

1.450

1.450

1.450

1.450

1.450

1.450

1.450

1.450

I 450

1.450

1.450

1.435

1.435

1.435

1.435

1.435

-ocr page 83-

He ijkingen, niet liet waterapparaat uitgevoerd, heb-
ben geruimen tijd in beslag genomen. Ze zijn echter van
groot nut geweest. Door de vele moeilijkheden, die erbij
te overwinnen waren, hebben we geleerd welke verande-
ringen en verbeteringen er in de methodiek der warnite-
ineting konden en moesten worden aangebracht. De re-
sultaten van de eerste ijkingsproeven waren dan ook
onvoldoende. Eerst geleidelijk aan hebben we, na het
aanbrengen der verbeteringen, beiialingen verkregen, die
den toets der kritiek konden doorstaan. Hoe wel het niet
de gunstigste resultaten zijn, die verkregen werden, heb-
ben we, om selectie te vermijden, in tabel IV lt;le waarden
vereenigd, die de
huUslc acht ijkingen hebben opgele-
verd. Hij de ex|)erimenten (50 tot en met 6;{ bevond het
waterapparaat zich in het rechter kamertje, bij de laatste
vier proeven werd de geheele opstelling verwisseld, zoo-
lt;i»t hierbij liet waterapparaat in het linker kamertje
Ki'lilaatst werd.

T.MiKI. IV.
VerReiykend overzicht van ükinRKwaarden.

W.terwmirde Elecln.che Ver»chilnbsp;Verachil

^•'»quot;nnbsp;'nnbsp;wanrde innbsp;innbsp;in */,

C«l. per min. Cal. per min. Cal. per min. v d waterwaarde

Exp.
N'

1.538

1.510

- 0.028

- I.8V.

1.138

1 119

' - 0.019

- 1.7 •/.

1 131

1.144

f 0 013

! i.i %

1.243

1.217

i 0.026 ,

- 2.1 •/.

1 246

1.239

1 - 0.007

- 0.6' .

1.378

1.312

, - 0.066

- 4.8 'U

1.427

1.396

- 0.031 ;

- 2.2 •/.

1.476

1.462

- 0.014 1

- 0.9 V.

1.322

1.300

- 0.022

- 1.6 •/.

60
61
62

63

64

65

66
67

28.8--3I
2.9.'3I
3-9.-3I
4.9.-3I
I0.9.-3I
II-9.-3I
I8.9.'3I
I9.9.'3I

Gemiddeld:

-ocr page 84-

We mogen deze uitkomsten l)evredigend achten, vooral
wanneer we in aanmerking nemen, dat hij het aflezen
van minuut tot minuut van twee thermometers en van
één rotameter kleine fouten natuurlijk onvermijdelijk
zijn. Hovendien zou men redelijkerwijze hel kleine te-
kort, dat de waterwaarde aanwijst ten opzichte van de
electrische waarde, terug mogen brengen lol hel kleine
ongecorrigeerde warmteverlies, dat optreedt bij het
voeren van de warmwaterbuizen door de houten aifsluit-
deur. De conclusie dat ongelijksoortige warmtebronnen
de bolometernetten in beide kamertjes nagenoeg gelijke-
lijk verwarmen, lijkt ons dan ook gewettigd.

-ocr page 85-

HOOFDSTUK IV.

Het i^ebruik van den calorimeter.

In het voorgaande is de constructie van den calori-
meter toegelicht; thans moge hier een korte heschrijving
volgen van de wijze, waarop bepalingen met den calori-
meter verricht worden.

Zooals reeds in hoofdstuk 1 is vermeld, laten wy voor
de bepaling van de grondstofwisseling de personen
uur eiwitarm dieet houden; den avond voorafgaantle aan
den ochtend der bepaling hebben /.[] hun laatsten nuial-
tijd genuttigd. Naast deze «liëet-voorzorgen is het van
groot belang, dat de patiënten ten tijde van de bepaling
zo»»veel mogelijk geestelijk en lichamelijk in rust zijn.

De psychische rust van de proefpersonen kunnen we
Igt;evorderen door hun even in het kort mede te deelen,
lu)e het verlo(»p van de bei)aling zal zijn. Dat dit zeer
«ewenscht is, blijkt uit het feit. dat de meeste patiënten
zieh kennelijk opgelucht gevoelen als ze hooren, dat er
quot;iets anclers van hen verlangd wordt dan dat ze gelt;lu-
rende eenigen tijil zoo stil nmgelijk liggen, en dat er geen
enkel gevaar aan de bepaling verbonden is. Verder nmet
er rust heerschen in het vertrek waar de bejialing plaats
vindt, (l.w.z. geluiden, die lt;le patiënten kunnen veront-
rusten, zooals b.v. het hanihandig sluiten van »Ie calori-
nieter-lt;leuren dienen vernu'den te worden. Het monotone
gezoen» van motoren en pompen achten wij niet nadeelig;
•gt;et verwekt eerder neiging t«gt;t slaap dan onrust.

Wat lt;le lichamelijke rust betreft hel volgende: Als
regel Worden de patiënten, wier grondstofwisseling be-
pJiuld moet wortlen, per ziekenauto naar het laborato-
rium gebracht. De brancard van deze auto wordt in de
'ift ge.schoven en zlt;»gt; belandt de patiënt op de eerste

-ocr page 86-

verdieping, waar de calorinieterkamer gelegen is. Hier
wordt de proefpersoon overgetild op den calorimeter-
brancard, waarna deze terzijde van den calorimeter ge-
plaatst wordt. Op die wijze worden actieve bewegingen
van den patiënt tot een minimum beperkt.

Zoodra de brancard, waarop zicb de proefpersoon be-
vindt, aan de eene zijde van den calorimeter is geplaatst,
wordt de stroom voor den kunstmensch, die symmetrisch
aan de andere zijde is o])gesteld, ingeschakeld. De sterkte
van den stroom wordt zoodanig geregeld, dat naar schat-
ting de warmte-afgifte van den kunstmensch overeen-
komt met die van de proefpersoon. Zoodoende zal de
invloed van beide warmtebronnen op den calorimeter
van den beginne af nagenoeg gelijk zijn.

Aangezien zelfs een transjiort met een ziekenauto
altijd eenige vermoeienis van den patiënt tengevolge
heeft, laten we hem minstens een half uur rust houden,
alvorens we met de bei)aling beginnen. Deze tijd wordt
benut om den calorimeler in werking te stellen.

De kamertemperatuur, die zooals in hoofdstuk II is
beschreven ongeveer op 20® C. wordt gehouden, wordt
oi)genomen. De thermometer.s, die de temperatuur in de
calorimeterkamertjes tot in honderdsten van 1° C. aan-
geven wonlen afgelezen (T fig. I I). De temperatuur in
de calorimeterkaniertjes is steeds iets lager dan de ka-
mertemperatuur. Doorgaans verschillen lt;le kamertjes
onderling weinig in temperatuur.

Indien er door een foutieve handeling een belangrijk
temperatuurverschil tus.schen beitle kamertjes z(ui z(jn
ontstaan, kunnen we, zooals in hoofdstuk II aan het slot
van de beschrijving van het koelsysteem is uiteengezet,
betrekkelijk gemakkelijk het temperatuurevenwicht
tusschen beide kamertjes herstellen door öf koude öf
warme lucht door de buizen van het koelsysteem van
één der kamertjes te zenden.

De calorimeterdeuren worden gesloten. De nulstand

-ocr page 87-

van den spiegelgalvanonieter van het holonietersysleeni
wordt bepaald, waarna dit stelsel in werking wordt ge-
bracht. Door middel van den ondersten der vier draai-
weerstanden, die zich op het verdeelbord van het bolo-
metersysteem bevinden, wordt de galvanometer even-
tueel op zijn nulstand teruggebracht (fig. 9).

De motoren, die de pompen voor de koellucht, de ven-
tilatielucht en het ijswater aandrijven, worden aangezet;
evenzoo de motor, die de roerinrichtingen in de kamer-
tjes in beweging brengt.

Door een blik te werpen op de vier rotameters over-
tuigen wy ons ervan, dat de hoeveelheid koelluclit bei-
derzijds even groot is en de beide kamertjes gelijkelijk
geventileerd worden. Ken eventueele ongelijkheid in
koeling of ventilatie wordt door het verstellen van de
betrokken regelkranen opgeheven, leder kamertje wordt
met X(I(Mgt; liter lucht per uur geventileerd, terwijl de h(»e-
veelhei«! lucht, die {h)or elk kiielsysteen» gaat, gewoon-
lijk l.l(HM) liter per uur bedraagt.

Voor de komst van den patiënt is de ijsbak in de
koelkast met fijn gehakt ijs en water gevuld. I''r moet aan
gedacht worden, dal een circulatie van ijswater om den
radiator alleen mogelijk is, indien in den ijsbak iets meer
water aanwezig is dan de bak om den radiator kan be-
vatten. Ken merkleeken in den ijsbak geeft het hiertoe
vereischte niveau van het water aan. De shunt tusschen
Han- en afvoerleiding van hel koelwater blijft geopend
tol het tijdstip, waarop het experiment begint, zoodal
voordien lucht van kamertemperatuur door het koel-
systeem geperst wordt.

Wanneer de rusttijd van den patiënt verstreken is,
W(»r(lcn de beilt;le calorimeterdeuren gelijktijdig geopenlt;l,
de beide brancards voor de kamertjes geplaatst en daar-
na de mensch en de kimslmensch tegelijkertijd naar bin-
nen geschoven. Nu wordt «Ie shmd tus.schen de aan-
cn afvoerleiding van het koelwater gesloten.

-ocr page 88-

TABEL V.
Protocol van een stofwisselingsbepaling.

19.48

19.48
19.54

19.60

19.60

19.65

19.68

19.70

19.70

19.72

19.73
19.76

19.76

19.77
19.80
19.80
19.80
19.80

12.95

13.00
12.98

13.00

13.00

13.00

13.00

13.00

13.00

13.00

13.00

13.00

13.00

13.00

13.00

13.00

13.00

13.00

Directe warmte

Latente

Tijd

Kamer met mensch

Amp.

Volt.

Galv.

Therm. I

Therm. 2

1 nat

droog

10.57

1 12.85

19.40

10.58

Begin der bepahng-

0.60

77.0

10.59

0.60

77.0

7 R

13.05

19.40

11.00

0.59

75.9

13.16

19.48

n.01

0.59

75.9

0

11.02

0.59

75.9

13.30

19.52

11.03

0.60

77.0

I L

11.04

0.62

79.8

13.40

19.55

11.05

0.64

82.2

11 06

0.66

84.8

6 L

13.48

19.58

11.07

0.70

89.9

11.08

0.72

92.4

3 R

13.56

19.60

11.09

0 70

89.9

11.10

0.70

89.9

13.62

19.64

1.11

0.70

89.9

2 R

n.12

0.70

89.9

0

13.70

19.68

11.13

0.70

89.9

i R

11.14

0.70

89.9

0

13.76

19.70

11.15

0.70

89.9

11.16

0.70

89.9

13.80

19.71

11.17

0.70

89.9

H L

11.18

0.71

91.1

13.84

19.71

11.19

0.72

92.4

11.20

0.72

92.4

13.86

19.71

11.21

0.72

92.4

è R

11.22

0.72

92.4

0

13.90

19.71

11.23

0.72

92.4

0

11.24

0.72

92.4

1 R

13.92

19.72

11.25

0.72

92.4

0

11.26

0.72

92.4

13.95

19.73

11.27

0.72

92.4

1 L

11.28

0.72

92.4

0

13.97

19.73

11.29

0.72

92.4

i R

11.30 1

0.72

92.4

0

13.98

19.73

warmte

Kamer met
kunstmensch

Therm. 3 Therm. 4
droognbsp;nat

-ocr page 89-

Vanaf het oogenhlik dat de calorinieterdeuren geslo-
ten zijn, wordt de hoeveelheid warmte, die de kunst-
mensch afgeeft zoodanig geregeld, dat de galvanometer,
lt;lie de aequivalentie van warmte in beide kamertjes aan-
geeft, zooveel mogelijk op nul staat. De stand van den
amjicre- en voltmeter wordt van minuut tot minuut ge-
noteerd. Meestal wordt na verloop van 20—25 minuten
een stationnaire toestand bereikt, hetgeen blijkt uit het
feit, dat de galvanometer om zijn nulstaiui blijft schom-
melen, zonder dal de warmtepnuluclie van den kunst-
mensch ge\vijziglt;l behoeft te w«)rden. Wanneer deze toe-
stand ruim 5 minuten heeft bestaan, wordt de bepaling
geëindigd. H^j lt;le berekening van de calori.sche waarde
Wordt het amperage en voltage, zooals die gedurende de
laatste vyf nnnuten waren, gebezigd.

Indien we naast de hoeveelheid directe warmte tevens
lt;le hoeveelheid latente warmte willen bepalen, moeten
We vo»)r het begin en hel einde lt;ler bepaling den stand
van de vier thermonu'ters aflezen. Hoewel we voor de
lgt;erekening van lt;le totale vochtafgifte aan deze « tem-
peraluurwaanlen genoeg hebben, worden tusschentijds
loch nog meerdere aflezingen gedaan, om een inzicht Ie
•irijgen (nnirent het verlooj) van den vochligheidsgraad
van «ie lucht in de beilt;le kamertjes. Als voorbeeld geeft
• abel V hel jirotocol van een bepaling.

De berekening wor.lt nu als volgt:
lUrn-te umrmte:

De sterkte van lt;len verwarming.sstroom is 0.72 Anip.,
«•o spanning, na invoering van de c»)rrectie ( O.l Volt)
voor den voltmeter 02.0 Volt. Volgens de formule van
O u I e bedraagt de warmtepntductie dus

(wd. per min. = (MKM)230 X A X V X 00
— 0.0M31 X 0.72 X 02
= 0.0100

-ocr page 90-

Laiente wannte:

De in het protocol aangegeven waarden der droge en
natte thermometers stellen ons in staat de absolute voch-
tigheid van de lucht in grammen water per kubieken
meter lucht te berekenen.

Wij maken hiertoe gebruik van de in hoofdstuk II
beschreven formule:

, 289.38nbsp;,,

^ E^ is de spanning van den verzadigden waterdamp bij
t^ °C en wordt in een tabel gevonden. Eerst berekenen
we de absolute vochtigheid van de lucht in beide kamers
voor het begin der bepaling (fo, en fon).

Stand van de thermometers voor het begin der bepa-
ling met toegepaste correctie:

Therm. 1 Therm. 2 Therm. 3 Therm. 4
I2.«5nbsp;in.lOnbsp;19.48nbsp;12.95

corr. — 0.02nbsp;0.03 O.Ol __ o.o;}

12.83nbsp;1J).43 quot;19.4!)

r 289.38 lnbsp;1

292.43nbsp;72(19.43-12.83){

, 289.38 lnbsp;1

= 292.49 111.174 - (19.49 - 12.92) j

fo, = 7.7295 gr /m« fo„ = 7.8049 gr./m»

Vervolgens wordt berekend de ab.solute vochtigheid
van de lucht in beide kamers aan het einde der bepaling
(ft, en ft,,).

Stand van de thermometers bij bet einde van de be-
paling:

Therm. 1 Therm. 2 Thenn. 3 Therm 4

19.73nbsp;19.80nbsp;13.IK)

corr. -^(M)l (W2 -f ().(H _

13.97nbsp;19.75nbsp;l!).xr 72.97

-ocr page 91-

quot;quot;nbsp;I quot; -966 - Vo (19.75 - 13.97) \

280 38 (nbsp;I

ftn = 292 81 1'quot; -209 - (19.81 - 12.97) |

fti = 8.9714 gr /m3 ft„ = 7.6977 gr./m3

Wc zien hieruit, dat de hicht in de kamer, waarin zich
de mensch bevond, 8.!)711 — 7.729.') = 1.2119 gr'nr\ voch-
tiger geworden is.

De lucht in de kamer met den kunstmensch is 7.8019
— 7.0977 = (1.1072 gr nrquot;'. droger geworden.

In totaal is dus de lucht in de kamer met den mensch
gedurende de 32 min., die de proef duurde, 1.211!» I
0.1072 = 1.3191 gr in\ vochtiger geworden.

We kunnen dus nu schrijven:

— f„ = 1.31!n gr/nr\

Volgens de beschrijving op blz. 15 vinden we nu de
totale hoeveelheilt;l vocht per minuut door de proefper-
soon afgegeven uit:

V = a (fa, - f„) X

y

(ledurende de proef werd doorstroomd met 8 m\ lucht

O

per uur, dus is a in bovenstaande formule^,, ; ons rest
nu nog (I
quot;Hile (1):

100

»n nlt;»g de facllt;»r - te bepalen met beludi) van f»»r-

100

Hierin is t nu 32; V stelt voor het vrije kamervolume,
«i.w.z. den inhoud van de kamer verminderd met het
volunu' van de pn)efper.soon enz. Dit vrije volume heb-
l»en we bepaald op 7.()8 nr\

-ocr page 92-

Wanneer we de bekenden in formule (4) invullen krij-
gen we

32 = 2.3 X log -^JOO-
8 ^ 100 -y

60

. 100 _ 32

of

60

=0.24155

dusnbsp;100 ^ —

100—

= 2.344

Hel is duidelijk, dat deze waarde voor eenzelfde j,roef-
duur slechts eenmaal berekend behoeft te worden.

Van de formule V = a (f;,., — f„) X die de totale

hoeveelheid vocht per minuut afgegeven weergeeft, zijn
nu alle factoren bekenlt;l.
We vinden dus:

Vnbsp;= X 1.3101 X 2.311 gr.

Vnbsp;= 0.1216 gr.

Uit de formule van Smit h is het aantal calorieën
bekend, dat voor de verdamping van 1 gram water bij
een temperatuur t benoodigd is.

L, = 0.r)!gt;72 — (0.0(M).quot;)8 X t) Cal.

-ocr page 93-

De kaiiierteniperatuiir tijdens de proef was 19.75° C,
deriialve:

L,9 75 = (1.5972 — (().(K)058 X 19.75) Cal.

19.75 = 0.5857 Cal.

Voor de verdamping van ().121() gram water per mi-
nuut is dus henoodigd:

0.121(gt; X 0.5857 = (».21(59 Cal.

Directe warmte 0.9199 C.almin.

Latente warmte 0.21()9 ('al min.

Totale warmleafgifte 1.19(58 C.ahnin.

De proefpersoon, waaroj) deze bepaling heirekking
heeft, was van het mannelijk geslacht, 22 jaar en 11
maanden oud, woog (55.1 K.(l. en was 1.75 meier lang.

Volgens de tabellen van Harris en Hen edict is
zijn normaalwaarde 1.1(588 (^al min., zoodal wij de grond-
stofwi.sseling 2.1 % verhoogd bevinden.

-ocr page 94-

HOOFDSTUK V.

Enkele toepassingen.

De voornaamste toepassing, die de calorimeter tot nu
gevonden heeft, betreft wel de bepaling der grondstof-
wisseling van een aantal normale personen en patienten,
waarbij de verkregen uitkomsten vergeleken werden met
de waarden, die een geheel andere methode, n.1. een
gasanalytische, ojileverde. We maakten hiertoe gebruik
van de gaskamer van N o y o n s.

Wat de normale i)roefi)ersonen aangaat, zij hier ver-
meld, dat een aantal medische stu«lenten zoo bereidwil-
lig was, zich voor deze slofwisselingsproeven beschik-
baar te stellen. De bejialingen werden zoodanig inge-
richt, dat op één ochtend driemaal »Ie grondstofwisse-
ling van dezelfde persoon bepaald werd, en wel eerst
calorimetrisch, dan gasanalytisch en tenslotte nognuuds
calorimetrisch.

De dimr van iedere calorimetrische bepaling bedroeg
± ;«) min., die der gasanalyti.sche (iO min. De voorzorgen,
die wij gewend zyn te nemen aangaande hel diëet en lt;le
rust van de proefpersoon, zijn in hoofdstuk IV beschre-
ven. Ter bekorting van den proeftluur wer«l bij lt;le calo-
rimetrische bepalingen alleen de hoeveelheid directe
warmte bei)aallt;l, voor de latente warmte werd 25 van
het totale calorieënbedrag in rekening gebracht. Als
standaardwaarden werden de waarden van Harris
en H e n e d i c t gebezigd. Tabel VI geeft een overzicht
van de uitkomsten verkregen bij normale proefpersonen.

Deze tabel geeft tot enkele o|gt;merkingen aanleiding. Al-
lereerst valt het op, dat de waarden van de tweede calo-
rimetrische bepaling in het meerendeel der gevallen
lager zijn dan die van de eerste calorimetrische bepa-

-ocr page 95-

ling. Dit zal voornamelijk een gevolg zijn van het feit,
dat de jiroefpersonen door vermeerderde rust een lagere
stofwisseling verkregen hehhen. Men verlieze hij de
waardeering der verkregen resultaten niet uit het oog,
dat deze proefpersonen op eigen gelegenheid, per tram
of per rijwiel naar het laboratorium kwamen, waardoor
het niveau van hun stofwisseling misschien niet even
laag kwam te liggen als dat, wat wy steeds nastreefden
bij de patienten. Hovendien zijn de proefpersonen bij de
tweede be])aling meer aan de omgeving gewend, hetgeen
ook zeker van invloed geacht moet worden. Ter ver-
gelijking met de uitkomsten der gasanalytische methode
hebben we lt;le gemitldelde waarden van de eerste en
tweede calorimetri.sche bepaling genomen. Het blijkt, dat
we bij het middelen van de gasanalytische waarden een
verlaging van (1.9 % ten opzichte van de nornuuil waar-
den van H e n e d i c t verkrijgen, terwijl hetzelfde ge-
«laan voor alle calorimetrische bepalingen een gemid-
delde verlaging van 2.1 % oplevert, alz«)o een ver.schil
van 1.2%.

Men zou zich kunnen afvragen, of lt;le ietwat kleinere
waarden, die wij by «)nze gasanalytische en calorimetri-
sche bepalingen over het algemeen boekten, in vergelij-
king met de standaardwaarden lt;loor Harris en H e-
n e (liet aangegeven, niet terug te voeren zijn tot de
onistandigheid, dat lt;le genoemde Amerikaansche onlt;ler-
zoekers bij het vaststellen hunner standaarlt;lwaarden
liebben gebruik gemaakt van methoden, waarbij geen
rekening werlt;l gelu)ult;len met de ga.swisseling door de
'uiid. Stofwi.sselingsbepalingen waarbij hiermede wel
rekening wordt gelH)uden wijzen toch waarden aan, die
1 ä 2 % hooger liggen.

In experiment no. 171 werd nuuir één calorimetri.sche
'gt;epaling verricht. H«gt;ewel in experiment n«». 11(gt; twee
ealorimetrische bepalingen gedaan werden, is in «leze
tJil)el alleen de 2e bepaling vermeld, omdat de jiroef-

-ocr page 96-

TABEL VI. Vergelijkende stofwisseiingS' Waarden bij normale personen.

-c

C
V

lt;0

; E
Ü

1 d
1 ^
c

Normaal

Gasanalytische

bepaling__^

No.

Datum

Naam

u

JS

V

o

c
V

C

£

'S)

c
u
_J

Je

u

i
u

u

waarde
Harris-
Benedict

in Cal.
per min.

Procentu-

, eele vct-
Ihooging®'
1 verlagi^

96

2-XI-'31

H. P. B.

?

19,9^

162

66.8

1.0438

1.2665

21.4°'»

97

4-XI-'31

P. F. X. T.

^

26,'V

17H

67.0

1.1550

1.0860

99

9-XI-'31

W. G. K.

c?

178

69.5

1.2333

1.1400

101

12-XI-31

W B.

cT

21

190

79.3

1.3650

1.2514

102

h3-Xl--31

H. B.

1 ^

25

184

70.0

1.2486

1.2366

: -1.0^/.

103

j 14-XI-'31

H. O. v.d.Z.

c?

19

192

90.0

1.4769

1.4103

105

Il8-Xl-'31

!

M.A.K.

1_ ____

c?

211i

180

64.5

1.1840

1.0623

_ 10.3'/.

108

24-Xl-'31

H. S.

cf

20,«a

177i

68.3

1.2188

1.2597

110

30.XI- 31

A.W. G.

! dquot;

i

175

65.9

1.1784

1.1339

112

3-XII-'31

M. W. T.

20

161

50.4

0.9306

0.9369

-(- 0.7° .

113

4-XII-'31

G.S.v.d.W.

c^

22

174

64.3

1.1618

1.2236

116

1

9-XII-'31

P. C. P.

cT

22.V

176,i

72.6

1.2483

1.1940

118

11-XII-'31

D.B.

Ti

23A

190

72.5

1.2892

1.2827

.-o.rgt;°/. i

119

12-X1I--31 J. A.V.B.

dquot; !

21,\

181

69.0

1.2326

1.0755

120

14-Xil.-31|

1

E.O.K.v.H.

175i

60.0

1.1340

1.1578

174

9-XII-'321

W.S.

^ 1

22

175

65.1

1.1688

1.2999

Jste Calorimetrische bepaling

0.8043
0.9360

0.8434

0.7176
0.8891

0.8456
0.9099
0.«59ü

Gemiddelde procentueele afwijking van de waarden van Harris-Benedict

II.

2de Calorimetrische bepaling

Procentu-
eele ver-
hooging of
verlaging

in Cal.
per min.

zonder ' 25°/,nbsp;I Procen-

latente ,nbsp;, [quot;quot;'f

latentenbsp;| hooging of

Gemiddelde van I en II
(totale waarde*

warmtenbsp;I verlaging

0.9498

1.2664
1.0836
1.1449
1.2080
1.1275
1.2759
0.9854
1.2696
1.0998
0.9034
1.1854
1.1885

1.3140
1.1338
1.1918
1.2593

20.9°,,

0.8127

- 1.8°/.

0.8587

0.9060 '

0.8456

0.9569

0.7391

0.9522

0.8248

0.6776

—nbsp;3. °/.

-nbsp;7.H7.

—nbsp;6.57.

—nbsp;11.57.

—nbsp;1.'M7.

8.!r/.

—nbsp;5.77.

—nbsp;o.r'.

1.1678

1.3076
1.0289
1.2588
1.1122

0.9301
1.1854
1.1885
1.1468
1.1546
1.1203
0.9499

2.0°/.

0.8891
0.8914

—nbsp;* H°/.

—nbsp;11.0° ,
- «.4» „

0.3746

1.1661
1.0959
1.0953
1.2665

0.8219

- 1.2° .
«.4»/.

0.8215
0.9499

^ O.'J /» Ce .

quot;nbsp;'ddelde procentueele afwijking van de waarden van Harris-Benedict —2.17.

warmte

21.37o

j -6.27.

-7.27o

-n.57o

-9.77.

-13.67.

-16.87.

-I 4.17.
-6.77.
i -2.97.
i 2.07.
-4.8V.
- 9.57.
-11.17.
-3.47,
8.4'/.

I.

257o j Procentu-
voor eele ver-
latente
j hooging of
warmte
j verlaging

fonder
'aiente
Warmte

'.0211
0.8879
0.9289
0.9829
0.9060
1.0044

1.3615
1.1839
1.2386
1.3106
1.2080
1.3393
1.0724

30.4»/.
2.57«

0.47c

-4.17o
-3.27o
-9.37o
— 9.47.

1.2480 2.47o

1.1245 -4.67.
0.9568 i 2.87,
1.1854 ; 2.07.

1.1275 —12.57.
1.2132 -1.67.

1.1453 1.07.

-ocr page 97-

1 ^ 1

i

i

1 u»
OD

; OJ

ë

ÖB

vO

y

lt;

1

1

lt;
1

lt;

lt;

i lt;

N)

w

N)

ts)

Vji
N)

hJ

vgt;ï
to

p

rn

O.

v-

quot;T-

lt;

lt;

P

W)

P

CL

lt;

lt;

lt;

VM

1
1

m 1

mquot;quot;

1

UI
OD

cr

O

»J

ugt;

y

UI

—•

p

ugt;

Ol

ÓJ

'o

lu

OJ

— 1

—■

—•

O

O

O

O

_

.

Ln 1

OJ

•va 1

O
N)

b
^ 1
U« 1

'vO

00
OJ

b
ugt;

■VI

bo
vO

OJ

»vi

OJ

i

OD

b
UI
NJ
OD

i

UI

O

ugt;

O

ho

OJ

3

—gt;

__

ÓJ

*__

Ugt;

kl

ts)

O

00

GD

tsj

OJ

UI

NJ

-j-

-f

1 :

iC

Cilt;

O

©

lO

4'

Ci i

O

^ *

O

O 1

quot; ' 1

O

■gt; 1

—1—1

1

r _

.u

ogt;

VJ

OJ
tv)

® 1

tv)

\0

00 i

tv)
^

-

1*

X

1 ^

1

1

OJ

OJ

OJ

OJ

Tquot;

tv)

NJ

tv)

pa

Z

71

s

C/5

lt;

X

r

CXjj I o

s

0

■VJ

8

tv)

tv)

-

VJ

—*

X

X

X

OJ

OJ

3
EI

O.

O
■O

igt;

D

c

O
O

H
I

P
O

w

0 ; (X^

.i i ^

ijl

O

s

_

O

_

OJ

■VI

Ov

vj

ugt;

OJ

00

00

VJ

laJ I §

4-

'

1 1

r*

tO •

if

■ft^

'os

j

0

vO

:

1 1

-r

at

O

Oi

«c

O

O

O

4-

to

1 «P

'lt;Si

ce

i

1

O

-O
OD

O
'vO

O
^

\0
O
NJ

O
'vO
.u

OD
OD

N)
O
09

O

00
O

O.
O

3

OJ

tv)

0

UI

14 c

-1
mquot;

, gt;

2 cs

ult;

ugt;

c^

UI

00

to

ugt;

00

OJ

po

OJ

b

UI

UI

b

0

iv)

b

tv)

Ov

ugt;

00

vO

vO

u\

3

VJ

tv)

_

0

__

1 __

tv)

'0

tv)

; tv)

Ui

O)

(7gt;

! OJ

00

tv)

VJ

O)

OJ

•VJ

ugt;

Ui

-L

4-

j 1

m

äs

1

! w

0

0

0

! quot;

nO
00
00

1

___

0

_

s

Jgt;-

a

0

tv)
V4
00

ugt;
OJ

0
0

ugt;

to
ult;

3

VJ

vO

quot;vO
ON
vo

Kj
-u

ts)

®
0

ui

0

J^

0

0

O-

«c

0

0
w

ÏC
^

1

-U

: e

i ^

1 0

I 1

0
0

!

'

bi
i 0


0

-f

ts
as
«0

Z

O

H
gt;

DO

m
r

D
gt;

H
C
S

Z
gt;

gt;
2

lt;

ft)
-t

orq

O)

TT
n
3
D.
rc

O

(n
ft»

^ I

Q- 0)
(t O)

Geslacht

Leeftijd in jaren

Lengte in c.m.

Gewicht in K.G.

2 I

O- 3.
ö- ?

I

0nbsp;i

01

i'f
sr

orq

- co
^

(U
CU

Q.

fD
3

■O
SU
i-f-

2*

ftl

n
2-
5quot;

o-

n

quot;O

SL

5'

Cal.
per min.

Procentueele
verhooging
of verlaging

Zonder
latente
warmte

25 °;o voor
latente
warmte

Procentueele
verhooging
of verlaging

Kgt;

O

O
bo

UI
00

O
^

K)
NJ
■U

O

ÓD
§

OD

OD
K)
O

O
O-
-u

I
\0

O

■U

l^j

vj

■lt;0

ugt;

00

O

VJ

§

2
O

-
ia

•r

CC

M

___^

0

0 1

28

C8

-ocr page 98-

persoon gedurende de eerste bepaling vast geslapen
beeft. We vonden bij deze bepaling een verlaging van
18.9 hetgeen met de tweede bepaling, waarbij een
verlaging van 4.8 % gevonden werd, een verschil maakt
van 14.1 Tijdens den vasten slaap bleek de stofwis-
seling dus ruim 14 % gedaald, hetgeen met de waarnemin-
gen van H e n e d i c t overeenkomt.

Hij de grondstofwisselingsbepalingen van patienten,
waarvan tabel VH een overzicht geeft, werd oj) dezelfde
wijze als bij de bepalingen van de proefpersonen te werk
gegaan, met dit ver.schil echter dat slechts één calorime-
trische bepaling werd verricht, die als regel na de gas-
analytische bepaling ])laats vond. Ook bij deze experi-
menten hebben we calorimetrisch alleen lt;le hoeveelheid
directe warmte bejiaald en 25 % van het totale calorieën-
bedrag voor de latente warmte in rekening gebracht.

Het viel ons bij de bestult;leering van lt;leze cijfers oj),
dat bij afwijkingen in «Ie stofwisseling lt;le verschillen
tusschen de uitkomsten van de gasanalytische en de calori-
metrische metholt;le grooter werden. Waar kon dit ver-
.schil door veroorzaakt worden?

Het lag voor de hand om hier als oorzaak van dit ver-
schil aan de hoeveelheid latente warmte Ie lt;lenken, aan-
gezien deze niet gemeten werd. We kunnen nu ook als
volgt een indruk krijgen van lt;le hoeveelheid latente
warmte: bij de gasanalytische methode be])alen we uit
de gaswisseling na omrekening in calorieën de totale
hoeveelheid afgegeven warmte; bij de calorimetrische
echter slechts de hoeveelheid lt;lirecte warmte; hel ver-
schil tu.s.schen beide moet dus de lu)eveelheilt;l latente
warmte zijn. We kunnen dit verschil hel duidelijkst pro-
centueel uitdrukken, en wel in % van de gasanalyti.sche
waarde.

In label VIII hebben we (lezelf«le experimenten ge-
rangschikt volgens de afwijkingen, die de langs gas-

-ocr page 99-

TABEL VIII.

No.

Geconatateerde verhooging of
verlaging van het metabolisme
volgens de gasanalytiache
methode

Vereischte procentueeie
toevoeging voor de
latente warmte

146

V.
17.6

'U
16.1

141

9.3

16.6

145

: —

6.0

19.0

163

3.6

18.3

129

1 —

1.2

23.7

130

1.3

27A

142

1.4

24.0

160

1

8.3

26.2

159

4.

9.9

24.1

164

13.0

27.1

107

14.3

28.4

144

147

26.7

151

!

17.2

28.2

109

19.6

28.2

153

25.0

27.9

158

25.7

30.6

100

29.4

26.5

152

30.2

28.3

137

31.3

26.0

147

35.6

27.9

132

41.4

30.7

150

82.5

29.2

-ocr page 100-

analytischen weg verkregen waarden met de normaal-
waarden van Harris en Benedict vertoonden en
de procentueele toevoeging voor de latente warmte aan
de calorimetrische waarden daarachter vermeld.

Deze rij getallen geeft aanleiding tot de volgende nog
nader te verifieeren opmerking. We krijgen n.1. den in-
druk, dat hij een verhooging van de stofwisseling het
procentueele bedrag van de latente warmte grooter wordt
en dat bij een verlaging van de stofwisseling dit bedrag
afneemt.

Natuurlijk is het aantal waarnemingen te gering om
hieruit thans definitieve conclusies te trekken. Nader
onderzoek, dat naar aanleiding van deze bevindingen
reeds is ingesteld, zal hopelijk meer licht doen schijnen.

Het calorimetrisch onderzoek leerde ons, dat het zeer
wenschelijk is, dat de stofwi.sselingsbepalingen niet ge-
schieden bij een te lage temperatuur der omgeving.

Dit is van des te grooter belang wanneer men de stof-
wisseling moet vaststellen uit het bedrag lt;ler directe
warmte, vermeerdenl met dat der latente warmte. Indien
de temperatuur van de omgeving te laag wordt, zal daar-
door de afgifte van warmte dolt;»r straling worden bevor-
derd en zal tevens de hoeveelheid latente warmte een
vermimlering oujlergaan door geringere verdampings-
mogelijkheden. (levolg hiervan zal zijn, dat de latente
warmte niet meer een onveranderlijk bedrag van 25 %
der totale stofwisseling zal uitwijzen.

We waren in de gelegenheid «)m bij eenige ]gt;atienten
de specifiek dynamische werking te bepalen. Waar het
hierbij in de allereerste plaats gaat om de relatieve ver-
aufleringen, welke de stofwisseling in het verloop van
vlen lijd onder invloed van hel gebruikte voed.sel onder-
gaal, was de calorimetrische methode bijzonder geschikl
om dit verschijnsel te volgen.

-ocr page 101-

Men zou, terwijl de te onderzoeken patiënt zich in den
calorimeter bevindt en nadat men zijn grondstofwisse-
ling bij nüchteren toestand heeft bepaald, hem voedsel,
bijvoorbeeld in vloeibaren vorm, tot zich kunnen laten
nemen. Onnn'ddellijk daarop ware voort te gaan met de
calorimetrische metingen. Aldus zou een min of meer
doorloopende kromme verkregen kunnen worden der
warmteafgifte. Tegen deze wijze van handelen zijn even-
wel bezwaren aan te voeren. Het optreden van de speci-
fiek dynamische werking vraagt eenige uren; het zal
daarenboven ook uren duren, vooraleer de stofwisseling
na het optreden der verhooging lot zijn aanvangswaarde
is teruggekeerd. Het is ondoenlijk voor een jiatient om
al dien tijd volkomen rustig te blijven. Men zou hierb\j
het gevaar loo|)en eventueele wijzigingen in het stof-
wi.sselingsbedrag niet op de juiste wyze te verklaren,
aangezien het mogelijk z(»u zijn een opgetreden verhoo-
ging op rekening te stellen der specifiek dynamische
werking, welke verhooging echter afkomstig zou kunnen
zijn van onwillekeurige bewegingen, voortkoniende uit
ontstane vermoeienis.

Wij volgden bij onze bepalingen der specifiek dyna-
nn.sche werking dan «)ok een andere nu'tluxliek en ver-
deelden den onderzoekingstermijn in verschillende pe-
rioden van onderzoek. De eerste bei)aling geschiedde
vóór het nuttigen van het voedsel, de tweede ruim een
nur daarna en daarop lieten we nog eenige andere be-
palingen volgen met lu.sschenp»)ozen van eenige uren. In
•Ie pauzen tusschen «Ie bepalingen werd de patiënt uit
«ien calorimeter naar buiten gebracht. We zijn aldus
'uindelend in staat een kromme te ontwerpen van het
verloop van de stofwisseling, waaruit het geoorloofd is
te besluiten of en tot welke intensiteit de specifiek dyna-
nu'scbe werking aanwezig is.

Het proefdiëet, dat wij den patienten in navolging van

-ocr page 102-

TABEL IX.

Stofwisselingswaarden bij specifiek dynamische werking.

Gevonden stofwisselings-
waardc in Cal. p. min. na
voedselopname

nanbsp;na

2' j uur 3',j uur

Gevonden
grondstof-
wisselings-
waarde in
Cal. p. min.

No. Datum

Naam

na
1 uur

133 29-1-'32 H.nbsp;1.1623 1.3210 1.2665 • 1.2665

138 13-2-'32 Ha. 1.2638 I.4I24 1.3738 ■ 1.3385

149 21.3-'32 V. d. S. 0.6680 0.7068 0.6617 i 0.6849

inbsp;I

162 i 1-6--32 B i 0. 1.0966 1.0651 ! 1.0402

TABEL X.

Stofwisselingswaarden bij specifiek dynamische werking
van tabel IX uitgedrukt in procentueele verandering
ten opzichte der grondstofwisseling.

Stofwiaaeling na voedsel-
opname

nanbsp;nanbsp;na

1 uur 2'', uur 3'', uur

Gevonden
grondatof-
wiateling

No. Datum Naam

H. 100 7, 114 7. 109 7, ; 109 7.

133nbsp;29-1-'32

13«nbsp;13-2--32

149nbsp;21.3.-32

162nbsp;1-6-'32

Ha.

V. d. S.

B.

107 7.

100 7. 112 7. 109 7, I 106 7,

100 7, i 106 7, I 99 •/. 103 7.

100 7. j 113 7. I 110'/.

-ocr page 103-

K n i p p i n g gaven, bestond uit 200 gram mager vleescb,
100 gram brood, 50 gram boter en twee kopjes tbee.

De in tabellen IX en X vermelde waarden, geven een
beeld van bet verloop en de intensiteit der specifiek
dynamische werking, zooals die bij eenige patienten be-
paald werd. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat de
aangegeven waarden betrekking hebben op de directe
warmteafgifte. Het kwam ons niet noodzakelijk voor in
deze gevallen de latente warmte te bepalen, aangezien
we geen grond hebben te veronderstellen, dat de latente
warmteafgifte een ander verloop zou hebben dan de
directe. De calorimeter veroorlooft evenwel beide waar-
den te bepalen, hetgeen vooral in dit s|)eciale geval veel
meer inspanning en arbeid van den onderzoeker en meer
ojioffering van rust by den [latient zou vorderen.

-ocr page 104-

SAMENVATTING.

1°. De differentiaal-calorimeter, zooals deze in de laat-
ste jaren in het Physiologisch Laboratorium te
Utrecht tot ontwikkeling werd gebracht, veroorlooft
nauwkeurige calorimetrische bepalingen te verrich-
ten bij den gezonden en zieken mensch,

2°. De toegei)aste wijze van koeling der calorinieterka-
mers door middel van afgekoelde lucht werd moge-
lijk gemaakt door een groote hoeveelheid lucht door
een parallel buizenstelsel te leiden, waarbij practisch
de adiabatie van lt;len calorimeter werd bewaard.

30, De ijking van den calorimeter geschiedlt;le door mid-
del van electrische warmtebronnen van verschillen-
den vorm en dcjor middel van een met warm water
gevoede warmtebron,

1°. De latente warmte door lt;le proefpersoon afgegeven
werd op verschillende wijzen bepaald; eensdeels
wenl de latente warmte van den mensch vergeleken
met die van een kunstnuitige v«)chtbron, iwidenleels
werd de latente warmte van den mensch bepaald uit
de hoeveelheid vocht door hern in den calorimeter
afgegeven, welke vochtwaanie door mi»|lt;lel van dro-
ge en natte thermometers of door middel van ther-
mo-electrische vochtmeters werd gecontroleerd en
berekend.

r»o

Hij een aantal normale personen en patiënten wer-
den vergelijkende stofwisselingsbepalingen verricht

-ocr page 105-

door middel van de gaskamer en met den differen-
tiaal-calorimeter .

(gt;°. De specifiek dynamische werking der voedingsstof-
fen bij eenige patienten werd door middel van den
differentiaal-calorimeter onderzocht.

-ocr page 106-

RÉSUMÉ.

1.nbsp;Le calorimètre-différentiel, tel qu'il a été développé
les dernières années au Laboratoire de Physiologie à
Utrecht, permet d'exécuter des déterminations calo-
rimétriques précises chez l'homme sain ou malade.

2.nbsp;Le principe appliqué de refroidir l'intérieur des
chambres calorimétriques au moyen de l'air refroidi
jusqu'à concurrence de la chaleur développée est
rendu possible en faisant passer une grande quantité
d'air par un système refroidisseur à tubes parallèles;
l'installation permet de maintenir practiquement in-
variable l'adiabatisme du calorimètre.

3.nbsp;Le jaugeage du calorimètre est réalisé au moyen des
sources de chaleur électriques de formes différentes
et au moyen d'une source d'eau chaude, dont on con-
naît exactement la déperdition de chaleur.

4.nbsp;La chaleur latente produite par la personne en expé-
rience est déterminée selon différentes nuinières:
d'une part la chaleur latente dégagée par l'homme est
comparée à celle produite par ime source artificielle
d'humitlité, d'autre |)art la chaleur latente de l'homme
est calculée d'après l'accroissement d'humidité dans
la cluunbre calorimétricjue où l'homme se trouve; à
cette fin le degré d'humidité existante est contrôlé
au moyen des thermomètres secs et humilt;les (»u au
nu)yen des psychnjmètres thermo-électri(iues.

5.nbsp;Des déterminations com|)aratives du métabolisme de
base ont été faites sur une série de personnes norma-
les et nuilades. I.es valeurs calorimétri(|ues obtenues

-ocr page 107-

sont comparées à celles établies au moyen d'une mé-
thode gazo-analytique.

6. L'action dynamique spécifique de la nourriture a été
examinée chez quehiues malades au moyen du calo-
rimètre-différentiel.

-ocr page 108-

GERAADPLEEGDE LITERATUUR.

A t w a t e r, W. 0, and F. G. e n e d i c t, A respiration
calorimeter with appliances for the (hrect determi-
nation of oxygen.

Washington, D.C., Published by the Carnegie In-
stitution of Wasliington, 1905.

Benedict, F. G., Methoden zur Bestimmung des Gas-
wech.sels bei Tieren und Menschen.
Handbuch der Biologischen Arbeitsmethoden von
E. Abderhalden. Abt. IV. Teil 10.

- and C o r n e 1 i a G. B e n e d i c t, Body jiosture and

minor muscular movements as affecting beat jiro-
duction.

Proc. Nat. Acad. Sc. Vol. 10. pag. 19«. 1921.

- and Elizabeth E. C r o f t s. Is prolonged bed

rest a prerequisite for the measurement of basal
metabolism?

Amer. .lourn. of Physiol. Vol. 71. pag. .'{()9. 1925.

- Etudes récentes sur le métabolisme hunuiin et ani-
mal.

Bull. Soc. Se. d'Hyg. Aliment. Vol. 1.5. V.Yll.

Du Bois, Eugene F., Basal metabolism in health
and disease.

Philadelphia and New York, Lea amp; Febiger, 1Î)2I.

-, Recent advances in the study (»f basal metabolism.

Cornell University Med. Bull. Vol. 20. pag. 217. 19:11.

a p s t i c k, .1. W., A calorimeter for use with large
animals.

.lourn. of Agricult. Sc. Vol. 11. pag. 10«. 1921.

G 1 i k i n, W., Kalorimetri.sche Metlnidik.
Berlin, Gebrüder B(»rntraeger, 1911.

-ocr page 109-

Gräfe, H, Die Kranklieilen des Stoffwechsels und ihre
Behandlung.

Berlin, Julius Springer, 1931.
G r ö h e r, H., Wärmeübertragung. 1926.
Haw k, P. B. and (). B e r g e i m. Practical physiological
chemistry.

London,quot;.!. amp; A. Churchill, 192(gt;.
H e 11 m a n n, (i., Asi)irations-Psychrometer-Tafeln. Her-
au.sgegeben v(»n Königlich Preu.ssischen Meteorolo-
gischen Institut.

Braunschweig, Friedr. Vieweg amp; Sohn, 191 1.
Henning, F., Die (irundlagen, Methoden und Ergeb-
nisse der Temi)eraturmessung.
Braunschweig, Friedr. Vieweg amp; Sohn, 1915.
K n i p p i n g, H. W. und II. L. K o w i t z, Klinische Gas-
stoffwechseltechnik.
Berlin, .lulius Springer, 192S.
Knoblauch, (). und K. H e n c k y, Anleitung zu ge-
nauen technischen Temperaturme.ssungen mit Flüs-
sigkeits- und elektrischen Thermometern.
München und Berlin, B. Oldenbourg, 1919.
L a b 1) é, M. et H. S t é v e n i n , Le métabolisme basai.

Paris, Ma.sson et C.ie, 1929.
L a n i e z. G., Les fondements physi(iues et physiologi-
(|ues du métabolisme de base.
Pari.s, .I.-B. Baillière et Fils, 1932.
Lefèvre, .1., C.haleur aninuile et bioénergéti(iue.

Paris. Mas.son et C.ie, 1911,
L u s k. G., Ernährung und Stoffwechsel.
Wiesbaden. .1. F. Bergmann, 1910.

-, The specific dynamic acticm.

.lourn. of Nutrition. Vol. 3. pag. 519. 1931.
I- e V i n e. S. Z. and .F. B. Wils o n.

Amer. .lourn. Di.s. G.hild. Vol. :J5. pag. 51. 192X.

-ocr page 110-

M c C a n n, \V. S., Calorinietry in medicine.

Baltimore, Williams amp; Wilkins Company, 1924.

Novo n s, A. K., Toepassing van de tliermozuil ter ver-
krijging van kleine potentialen.
Ned. fijds. v. Gen. Bd. 1. pag. 2142. 192lt;).

-, Méthode gazo-analytique à voie ouverte servant

chez l'animal et chez l'homme à la détermination
du métabolisme et du quotient respiratoire.
Abstracts of communications to the XlIth Inter-
national Physiological Congress at Stockholm 192().
Skandinavisches Archiv. 1926.

-, The differential calorimeter with special reference

to the determination of the human basal metabo-
lism.

Lou vain, Hené Fonteyn, 1927.

-, (ire|)en nit de ontwikkeling onzer kennis over het

metabolisme.

Inaugureele rede. Utrecht, 1928.

-»Démonstration d'un psychromètre électri(|ue.

Acta Brevia Neerl. Vol. 11. pag. 99. 19.T2.

H i c h e t, h.. La chaleur animale.
Paris, Felix Alcan, 1889.

H O n a, P. und II. W. K n i p p i n g, Praktikum der Phy-
siologischen Chemie; dritter Teil: Stoffwechsel und
Knergiewech.sel.
Berlin, .lulius Springer, 1928.

B ub n e r, M., Die (lesetze des Knergieverbrauches bei
der Krniihrung. 1ÏM)2.

Siegen beek van lleukelom, A., De gnnnl-
stofwisseling in de kliniek.
Dissertatie. Utrecht, 192L

Söders trom, (1. F., A. L. Meyer and K. F. Du

-ocr page 111-

B o i s, A comparison of tlie metabolism of men
flat in bed and sitting in a steamer chair.
Arch. Int. Med. Vol. 17. pag. 872. 1916.

- and E. F. I) ii H o i s.

Arch. Int. Med. Vol. 19. pag. 823. 1917.

T e r r o i n e, E. F. et E. Z u n z, Le metabolisme de base.
Paris, Les presses universitaires de France, 192,1.

T h a n n h a u s e r, S. .1., Stoffwechsel und Stoffwechsel-
Krankheiten,

München, .1. F. Bergmann, 1929.

-ocr page 112-

i,':. » ■ ^ lit

-ocr page 113-

■t

-ocr page 114-

■ 'Sr

^jafir'' '

liiiîÉiifeaiÉifnbsp;quot;quot; quot; ^nbsp;.

-ocr page 115-

STELLINGEN.

I

Hij de constructie van tlicrmische nieetinslrunienten is
liet noodzakelijk de massa en daarmede de warmte-capaci-
teil van alle onderdeelen zoo gering mogelijk te maken.

II

Kr bestaan gronden om aan te nemen, dat de hoeveel-
heid latente warmte geen vast percentage uitmaakt van lt;le
llt;»tale warmteafgifte van den mensch.

III

Het afbreken van de zwangerschap in gevallen van per-
nicieuse zwangerschapsanaemie is slechts in uitzontierings-
gevallen aangewezen; in het algemeen beginne men met
liet toepassen van een behandeling met lever.

IV

de operatieve behaiuleling van fractura c(»IIi femoris
volge men de methode van Sven .lohansson.

(Zbi. L Ch. iî):i2 No. ;n.)

Het is niet waarsclujnlijk, dat er naast de sinus-car«gt;ticus
zenuwen en de aorta zenuwen nog andere s|)ecifiek bhied-
drukregelende zenuwen bestaan.

-ocr page 116- -ocr page 117-

Het gebruik van germanine bij de behandeling van den
morbus Dubring is aan te bevelen.

VII

Het op verscbillende plaatsen voorkomen van op cbo-
rionepitlielioom gelijkende tumoren maakt bet waar-
schijnlijk, dat deze gezwellen niet uit chorionepitheel. maar
uit onontwikkeld me.senchymweefsel ontstaan.

(Mololkoff, Virch. Arch. Hd. 288 igt;ag. 317.)

VIII

(leblazen contact glazen (Müller) zijn te verkiezen bo-
ven geslepen contact glazen (Zeiss).

IX

Hij de malaria behandeling van dementia paralytica ver-
dient hel de voorkeur de plasmodia lt;loor muggen en niet
lt;l«)or infectieus bloed over le brengen.

X

Krnstige etierentle longaandoeningen, welke voor heel-
kundig ingrijpen niet in aanmerking komen, behandelc
men met intraveneuse alcohol toediening.

-ocr page 118-
-ocr page 119-
-ocr page 120-

ïsri-jr -ai^. „v/--. v-.-^-;

-ocr page 121-

■Jsf

-ocr page 122-