w:
DE
NEDERLANDSCHE
BENEVENS
EN EEN1GE ANDERE
WETTEN. BESLUITEN en REGLEMENTEN.
MET OPr.AVE DER SCHRIJVERS, WELKE OVER DEZE GEHANDELD IIEBIIEN, EN MET AANDUIDING VAN DE TOT IEDER ARTIKEL BETREKKELIJKE NEDEBLANDSCHE EN FRANSCHE WETSBEPALINGEN, VOORZIEN VAN
EEN BEREDENEERD ALPHABETISCH REGISTER.
ONDRR TOBZIGT VAn
VIERDE, HERZIENE EN VERMEERDERDE DRUK. \
LEIDEN, D. NOOTHOVEN VAN GOOR.
GRONDWET
voor bet Koninsrijlt der Nederlanden
van 1848. t.
Bladz.
I. Hoofdst. Van het Rijk en zgne Inwoners.....1.
II. » Van den Koning...........ï.
III. » Van de Staten-Generaal.......10.
IV. - Van de Provinciale Staten en de Gemeen
V. » Van de Justitie..........19.
VI. . Van de Godsdienst.........21.
VII. .. Van de Financiën.........22.
VIII. .. Van de Defensie..........23.
IX. » Van den Waterstaat........24.
X. gt;• Van het Onderwijs en het Armbestuur . . 24. XI. Van veranderingen.........2igt;.
Additionneie artikelen........25
WET
OP DE REGTERLIJKE ORGANISATIE EX HET BELEID DER JUSTITIE.
I. Atdeel. Algemecne bepalingen........31.
II. • Van de Kanton-geregten.......35.
III. - Van de Arrondissements-Regthanken ... 38.
IV. » Van de Provinciale Geregtshoven .... 40.
V. » Van den Hoogen Raad........42.
WET
van den 26stenMei 1841, omtrent de regterlijke organisatie van Zuid-Holland en Noord-Holland (.S/W. n». 16.) . . 5«
WETTEN
Tan den 20sten Mei 1841, omtrent de regteriyke organisatie in Limburg houdende de regteriyke indeelingen der prOTinciën (Stbl. n0. 17)...........57
BESLUIT
van den lOden April 1838, bepalende het tüdstipTan de in-Toering der Nederlandsche Welgeving (Stbl. n°. 12) . 78.
WET
van den 16den Mei 182» omtrent de afschafllngder nog in
ALGEMEENE INHOUD.
Bladz.
werking zijnde Wetboeken, op het tijdstip der invoering van de nationale Wetboeken (Stbl. n» 33.).....81.
WET
OP DEN OVERGANG VAN DE VROEGEUE TOT DE NIEUWE WETGEVING.
I. Hootdst. Algemeene bepalingen........82.
11. » Van meerderjarigheid, emancipatie en gc-
regteiyke adsistentie........83.
III. » Van de adoptie en otticieuse voogdij. ... 81.
IV. » Van de hypotheken en privilegiën .... 8i. V. » Van de regten der echtelieden, vóór de invoering van hel nieuwe Wetboek getrouwd 87.
VI. » Van echtscheiding, scheiding van tafel en
bed en ontbinding des huwelijks.....87.
VU. » Van den lijfsdwang..........88.
Vill. « Van het bewijs...........88.
IX. » Van mutuele en olographlsche testamenten,
XI » Van de toepassing der straffen.....80.
XII. » Van de aanhangige twistgedingen .... 8!).
XIII. » Van het beroeplncassatietegenarrestendoor
het hoog geregtshof te 's Gravenhage enz. . 90.
XIV. » Van de bemoeüenissen der kantonregters . 90.
WET,
houdende algemeene bepalingen der wetgeving van hel II. Koningrijk der Nederlanden..........I.
BURGERLIJK 'WETBOEK.
EERSTE KOEK.
v VAN PERSONEN.
I. Titel. Van het genot en het verlies der burgerlijke
II. » Van IVederlanders en vreemdelingen .... 4.
III. » Van de akten van den burgerlijken stand . . 5.
IV. » Van woonplaats of domicilie......13.
V. « Van het huwelijk..........1«.
VI » Van de regten en verpllgtlngen der etlitge-
VII. » Van de wettelijke gemeenschap van goederen
en derzelver beheer .........30.
VIII, » Van liuwelüksche voorwaarden.....33,
VI
Bladz.
XI. » Van de ontbinding des huwelijks .... 41.
XII. Van de scheiding van tafel en bed . . . . 4(i.
XIII. » Van bet vaderschap en de afstamming der
XIV. » Van bloedverwantschap en zwagerschap . 54.
XV. » Van de vaderlijke magt .......55.
XVI. » Van minderjarigheid en voogdij.....S'J.
XVII. » Van handligting..........15.
XVIII. » Van curatele...........quot;ü.
XIX. » Van afwezigheid..........8-2.
TWEEDE BOEK.
VAN ZAKEX.
1. Titel. Van de zaken en derzelver onderscheiding . 90,
II. « Van bezit en de regten die daaruit voort-
III. i Van eigendom...........99.
IV. » Van de regten en verpligtingen tusschen
eigenaars van naburige erven.....105.
V. ■gt; Van erfdienstbaarheden.......111.
VI. » Van bet regt van opstal.......llti.
VII. » Van be erfpachtsregt........117.
VIII. » Van grondrenten en tienden......119.
IX. » Van het vruchtgebruik........122-
X. •• Van het gebruik en de bewoning .... 131.
XI. » Van erfopvolging bij versterf......13-2.
XII. » Van uiterste willen.........138.
XIII. » Van uitvoerders van uiterste wilsbeschikkin
gen en van bewindvoerders......158.
XIV. » Van het regt van beraad eu het voorregtvan
boedelbeschrijving..........160.
XV. » Van bet aanvaarden en verwerpen van erfe
XVI. » Van boedelscheiding.........10«.
XVII. » Van onbeheerde nalatenschappen .... 1quot;5. XVIII. » Van bevoorregte schulden.......176.
XIX. '• Van pand............180.
XX. ■■ Van onderzetting of hypotheek 'gt;.....182.
t*
DERDE bOEK Wl.Zb ..........S voon DE
TEN, ARRONDISSEMEniï-REGTttANKEi
I. Titel. VSCIALE HOVEN EN DEN HOOGEN RAAD . . . 193.
II. » .....ofover-
et Bijzondere bepalingen betrekkeigk de v • • 204-
III. » V;van procederen voor den kantonregter .wet
S1 Van de manier van procederen, bijzonder r quot; '2u8'
ALUBMEENE INHOUD.
Bladz.
IV. Titel. Van het te niet gaan der verbindtenissen . 212.
V. » Van koop en verkoop........224.
VI. » Van ruiling............ 234.
VII. quot; Van huur en verhuur........ 235.
VIII. .. Van het regt van beklemming..... 244.
!X. » Van maatschap of vennootschap .... 245.
X. » Van zedeiyke ligchamen.......250
XI. ■. Van schenkingen.......... 253.
XII. •• Van bewaargeving........ 255.
XIII. » Van bruikleening..........2lt;)1.
XIV. Van verbruikleening........ 862.
XV. » Van gevestigde of altijddurende renten . . 264.
XVI. » Van kans-overeenkomsten....... 265.
XVII. » Van lastgeving...........26quot;.
XVIII. » Van borgtogt........... 270.
XIX. » Van dading............2quot;5.
VIERDE BOEK.
VAN BEWIJS EN VERJARING.
I. Titel. Van bewijs in het algemeen.....271.
II. - Van schriftelijk bewijs........ 277.
III. » Van bewys door getuigen.......281.
IV. •• Van vermoedens.......... 284.
V. - Van bekentenis........... 285.
VI. » Van den geregtelüken eed...... 286.
VU. .. Van verjaring........■ . . 288
WETBOEK VAN KOOPHANDEL.
ALGEMEEKE BEPALINGEN.
EERSTE BOEK.
VAN DEN KOOPHANDEL IN HET ALGEMEEN. V.
I. Titel. Van kooplieden en van daden van koophandel 1.
II. quot; Van koopmansboeken........2,
Hl. » Van vennootschap van koophandel .... 4. IV. quot; Van beurzen van koophandel, makelaars en
V. » Van commissionnairs, expediteurs, voerlie
den, in van schippers, rivieren en binnenwal ren bevarende....... J. . 12.
VI. » Va wisselbrieven......JB . . 17.
VIU
ALGEMEENE INHOUD
Bladz.
TWEEDE BOEK.
VAN DE REGTEN EN VERPLIGTINGEN UIT SCHEEPVAART VOORTSPRUITENDE.
I. Tilel. Van zeeschepen..........47.
II. quot; Van eigenaars, mede-reeders en van boek
houders van schepen........49.
III. quot; Van den schipper..........S2.
IV. .. Van het huren van scheepsoflicieren en
scheepsgezel ien, en derzei ver regten en piigten 00.
V. » Van bevrachting en verhuring van schepen,
van chertepartijen en cognoscementen, en van passagiers...........08.
VI. » Van schade door het overzeiien, aanzeilen,
aanvaren en aandrijven veroorzaakt ... 81.
VII. Van schipbreuk, stranding en zeevonden . 82.
VIII. » Van bodemerü...........8quot;.
IX. •• Van verzekering tegen de gevaren der zee
en die der slaverny.........90.
X. » Van verzekering tegen de gevaren van den
vervoer te lande en op rivieren en binnenwateren .............107.
XI. » Van avarüen...........108.
XII. quot; Van het te niet gaan der verbindtenissen in
XIII. » Van schepen en vaartuigen welke de rivieren
en binnenwateren bevaren ......118.
DERDE BOEK.
VAN DE VOORZIENINGEN IN GEVAL VAK ONVERMOGEN VAN KOOPLIEDEN.
I. Titel. Van laillissement..........122.
II. .• Van surséance van betaling......143.
WETBOEK VAN BURGERLIJKE REGTSVORDERING.
EERSTE BOEK.
Titel. Algemeene bepalingen........l.
Bijzondere bepalingen betrekkelijk de wijze van procederen voor den kantonregler . . 18. Van de manier van procederen, bijzonder be-
IX
ALGEMEENE 1XII0UD.
Bliidz,
IV. Titel. Van regtspleging in zaken van'koophandel . 52.
V. » Van het openbaar ministerie......33.
VI. '• Van prorogatie van regtspraak aan hot pro
vinciaal geregtshof.........öti.
VII. » Van het regtsgeding in hoogar heroep bü de
arrondissements-regtbanken,de provinciale hoven en den hoogen raad........36.
VIII. quot; Van revisie........................61-
IX.. » Van verzet door derden........f--
X. » Van requeste civiel.........,':i-
XI. » Van de wijze van procederen in cassatie . . 63.
TWEEDE BOEK.
\ AN DE TEN UITVOERLEGGING VAX VONNISSEN EN AUTHENTIEKE AKTEN.
I. Titel. Aigemeene regelen omtrent geregtelUke ten uitvoerlegging van vonnissen en authentieke
akten...............
II. » Van de geregtelijke ten uitvoerlegging op roerende goederen...........quot;1.
III. » Van de geregtelükeuitwinningvan onroerende
IV. » Van executoriaal beslag op en verkoop van
V. » Van lijfsdwang en van deszelts ten uitvoerlegging ...............^
VI. » Van het vereffenen van kosten, schaden en in
teressen, mitsgaders van de kosten van den
VII. quot; Van bet stellen van zekerheid.....103.
DERDE KOEK.
VAN REGTSPLEG1NG VAN ONDERSCHEIDEN AARD.
I. Titel. Van de uitspraken van scheidsmannen . . . 104. II. » Van procedures hetrekkelijk erfenissen . .110.
III. - Van hoedelafstand en de vormen van dien . 119.
IV. gt; Van middelen tot bewaring van zijn regt . . 122. V. » Van het doen van rekening cn verantwoording 129.
IV. » Van eenige hüzoiidcre regtsplegingen . . .132.
VII. » Van den staat van kennelijk onvermogen . . 143.
WETBOEK VAN STRAFVORDERING.
ALGEMEENE BEPALINGEN........1.
I. Titel. Van het opsporen der misdryven.....2.
X
AlGEMEENE INHOUD.
Bladz.
II. Titel. Van den regter-commlssaris en van de voor-
loopige iiiforraalien.........10.
III. » Van het \erleenen van reglsingang tegen
eenen Leklaagde en de verdere geregteiyke instructie............15.
IV. quot; Van het onderzoek der strafzaken, bij het
provinciaal geregtshof in raadkamer vergaderd ..............
V. quot; Van het regtsgedlng op de teregtzitting van
het provinciaal geregtshof.......i8.
VI. » Van het regtsgeding in correctionnele zaken ;i8. A'l!. » Van het regtsgeding wegens overtredingen van policie, zoo in eersten aanleg als in hoo-
VIII. » Van de vervolging en teregtsteiling van regterlijke ambtenaren, terzake van misdrijven door hen, gedurende den tüd hunner he-
diening, bedreven..........46.
IX. » Van beklaagden of beschuldigden, welke af-wezend zijn gebleven, niet hebben kunnen achterhaald worden, of ontvlugt zijn ... 47.
X. » Van de herkenning van veroordeelden, die
ontvlugt en weder achterhaald zijn . . . SO.
XI. » Van de regtspleging ter zake van valschheld 51.
XII. » Van de wgze van regtspleging jegens hen die
don eerbied schenden, aan do openbare magt verschuldigd...........53.
XIII. •• Van de wijze, op welke in strafzaken do ge
tuigenissen van do leden van het koninkiyk geslactit zullen worden ontvangen .... 54.
XIV. » Van het regtsgeding voor deii hoogen raad . 55. XV. •gt; Van de regeling van regtsgehied .... 57.
XVI. » Van de wraking en verschooning van reg-ters en de verzending van do zaak uit dien hoofde naar eenen anderen reglor .... 59.
XVII. « Van het ten uitvoer leggen van arresten en
XVIII. » Van bet beroep in cassatie......63.
XIX. » Van de opschorting en vernietiging van ar
resten on vonnissen, uit hoofde van bepaalde omstandigheden..........68.
XX. » Van gevangenissen.........69.
XXI. • Van de middelen om de persoonlijke vryheid
te verzekeren tegen onwettige gevangenhouding of andore wiliokourigo handelingen . 71.
XXII. » Van het bewijs der misdrijven.....71.
XXIII. • Van het ophouden en te niet gaan van vervolgingen en straffen........74.
XI
ALGEMEENE INHOUD.
Bladz.
WETBOEK VAN HET STRAFREGT
[CODE PÉNJL.) Vlll.
VOORLOOPIüE BEPALINGEN....... 1-
EERSTE BOEK.
VAK DE STRAFFEN IN ZAKE VAN MISDAAD EN WANBEDRIJF, EN DE GEVOLGEN DIER STRAFFEN. I. HooMst. Van dc straffen in zake van misdaad ... J. II. n Van de straffen in zake van wanbedrijf . . 0.
III. » Van de straffen en andere punten van veroor
deeling, die wegens misdaden of wanbedrijven gewezen mogen worden........7.
IV. « Van de straffen wegens herhaling van misdaad
of wanbedrijf............ 9.
TWEEDE ROEK.
VAN DE WEGENS MISDADEN OF WANBEDRIJVEN STRAFBARE, VERSCHOONBARE, OF AANSPRAKELIJKE PERSONEN.
Eenigste Hoofdstuk..............11
DERDE ROEK.
VAN DE MISDADEN EN WANBEDRIJVEN, EN VAN HET STRAFFEN DERZELVEN.
I. Titel, Van dc misdrijven en de wanbedrijven tegen
de algemeene zaak..........14.
I. Hoofdst. Van de misdaden en wanbedrijven tegen de
uitwendige veiligheid van den Staat ... 14.
II. » Van de misdaden en wanbedrijven tegen de
Staatsregeling of constitutie des Rijks ... 20. III. » Misdaden cn wanbedrijven tegen de openbare
rust............................24.
II. Titel. Misdaden en wanbedrijven tegen bijzondere
I. Hoofdst. Misdaden en wanbedrijven tegen personen . 50.
II. » Misdaden en wanbedrijven tegen de eigen
VIERDE BOEK. POLICIE-OVERTREDINGEN EN STRAFFEN.
I. Hoofdst. Van de straiTen...........80.
II. » Overtredingen en stralfcn.......81.
WET
IX.
van den 13den Augustus 1859, tot regeling der toelating en uitzetting van vreemdelingen. {Staatsblad n0. 39.) 1.
XII
ALGEMEENE INHOUD.
Bladz.
WET
Tan den S8sten Julij 1850, Ier uitvoering van arl. 7 der Grondwet. (Staatsblad n». 44.)........3.
WET
van den 26sten April 1852, houdende regeling der afkondiging van algemeene maatregelen van inwendig bestuur van den Staat. {Staatsblad nquot;. 92.)........8.
WÜT
van den 22sten April 18öö, tot regeling en beperking der uitoefening van het regt van vereenigingen vergadering. {Staatsblad nquot;. 32.).............9.
WET
van den29stenjunij 1834, houdende uitbreiding van deregts-magtder kantonregtersinstraf/.akcn. [Staalsbladno. 103.) 12.
WET
van den 29sten Mei 1849, houdende bepalingen omtrent]
eene veranderde zamenstelling der kamers van den Hoo-gen Raad en der provinciale geregtshoven, en niet aanvulling van eenige vacatures, zoo wel in laatslgenoemde regteriyke eollegiën. als in de arrondissements-regtban-ken. {Staatsblad n0. 21.)...........13.
WET
van den 26sten Mei 1841, houdende nadere bepalingen nopens de consignatie van effecten aan toonder, welke aan minderjarigen of aan onder curatele gestelde personen toebehooren. {Staatsblad n°. 14.).........13.
WET
van den 9den July 1835, houdende uitzondering op de artikelen 523, 320 en 349 van het Burgerlijk Wetboek, ten opzigte van vermiste personen by vermoedelijke of bekende scheepsrampen. {Staatsblad n0. 07.).....18.
BESLUIT
van den 21sten Junij 1830, waarbij de uilvoering geregeld wordt van de voorschriften, vervat in den eersten en laatsten titel van het tweede boek van het Wetboek van Koophandel. {Staatsblad n». 41.).........19.
BESLUIT
van den llden Maart 1840, waarbij, in verband met het tegenwoordige hypolhecair stelsel, maatregelen worden voorgeschreven omtrent de doorhaling van de overschrijvingen der processen-verbaal van inbeslagneming van onroerende goederen, alsmede van schepen en vaartuigen 23.
WET
van den lOden Mei 1829, houdende aanvulling van eenige gapingen in het Wetboek van Strafregt. (Staatsblad nquot;. 34.)..................25-
XIII
ALCEMEENE INHOOD.
WET
Tan den 3den Mei 1851, regelende de verjaring der straffen, uitgesproken wegens de misdrijven, vermeld in de Wetten van l(i Mei 1829 en 1 Junij 1830. {Staatsblad nquot;. 15) 27.
WHT
van den 21 April 183G, betrekkelijk de misdaden van val-scbe munt en muntscliennis.(S/00/s6/0fJ nquot;. 13.) . . . 27.
WET
van den 10 Mei 1837, houdende tijdelijke aanvulling der bepalingen omlrent dB enkele en bcdriegelijke bankbreuk. {Staatsblad nquot;. 21.).............29.
WET
van den 28sten 1851, tot invoering van het stelsel van eenzame opsluiting ten aanzien van enkele op te leggen straffen. {Staatsblad no. G8.)..........32.
WET
van don 29 Junij 1854, houdende eenige veranderingen in de straffen op misdrijven gesteld. {Staatsblad n». 102 ) . 34.
WET
van den 22sten April 18G4, houdende bepalingen voor het geval van wanbetaling van boeten in strafzaken. {Staatsblad n». 29.)................*0
BESLUIT
van den 6den Augustus 18G4, ter uitvoering van art. 5, eerste lid, der wet van den 22slen April 18(gt;4 {Staatsblad no. 29), houdende bepalingen voor het geval van wanbetaling van boeten in strafzaken. {Staatsblad n0. 89.) . 43.
WET
van den 17den September 1870, tol afschatTing der doodstraf. {Staatsblad n0. 162.)...........44
WET
van den 7den Mei 1856, houdende bepalingen omtrent de huishoudingen tucht op de koopvaardüschepen. {Staatsblad no. 32.)................45.
WET OP HET NOTARIS-AMBT.
I. Hoofdst. Van de ambtsbediening en het ressort der no
tarissen ..............
II. « Van de vereischten om tol notaris benoemd
te worden, en van de wijze van benoeming . 55.
III. • Van de akten en derzelver vorm, van de mi
nuten, grossen, afschriften en repertoria . . 57.
IV. * Van hel toezigt Over de notarissen, en van
derzelver honorarium.........65.
V. » Van het bewaren en overbrengen van minuten, registers en repertoria......67.
nv
ALCEMEENE INHOÜO.
Bladz.
BESLUIT
van den 18den January 1851, houdende nadere hepaling van het maximum van hel getal notarissen in ieder arrondissement. {Staalblad n0. 6.).........quot;2-
WET
van den 31 Maart 184quot;, houdende vaststelling van het.tarief tot bepaling van de hoegroolheid en van den vorm van taxatie van het honorarium der notarissen, gelijk mede van verschotten, welke aan hen in rekening zullen wor
den geleden. (Staatsblad nquot;. 12.).........quot;5.
WET
van den 3den OCTOr.eu 1SU, 01gt; met rec.t van zegel. [Staatsblad nn. 47.)
I. Titel. Algemeene bepaling..........80.
II. quot; Van den aard der belasting.......84.
III. » Van de vrijstellingen..............93.
IV. » Algemeene verpligtingen........102.
V. ■. Van de vervolgingen en verjaringen . . . .104.
WET
van den !) den April IS1!!), houdende afscbaDlng van het zegelregt op de gedrukte stukkon en op de advertentiën
in de nieuwspapieren. {Staatsblad n0. fiO.).....108
WET
van den 28sten augustus 1831, regelende de onteigening ten algemeenen nutte. {Staatsblad n». 12S.)
I. Titel. Over onteigening in gewone gevallen .... 109. II. lt;• Over de enteigening bij vestingbouw, den aanleg, hel. herstel of onderhoud van dyken, bij he-smetting of andere dringende omstandigheden . 121. III. quot; Over onteigening hy oorlog, hrandof watersnood 124.
WET
van den 13dcn mei 1839, or het regt van sur.cessie en van overgang. {Staatsblad nquot;. 3G.)
I. Titel. Algemeene hepalingen.........12fi.
II. » Van de aangifte en waardering van het geërfde
Ill » Van de hoegrootheid van het regt van successie en overgang; van de toepassing, de betaling en
de vrystellingen...........13S.
IV. - Van de vervolging en de verjaring.....142.
REGLEMENT betreffende de wijze van eeds-aflegging der onderscheidene regterujke ambtenaren, enz.
I. Hoofdst. Algemeene bepalingen.........145.
XV
ALUEMEENE INHOUD.
Bladz.
II. Hoofdst. Byzondere bepalingen.........155.
REGLEMENT
betreffende de titulature en het costuum der regterlgke ambtenaren, enz...............158.
REGLEMENT
.VAN ORDE EX DISCIPLINE, VOOR UE ADVOCATEN EX PROCUREURS.
I. Afdeel. Van de advocaten, de raden van discipline en
het bureau van consultatie.......161.
II. » Van de procureurs..........165.
REGLEMENT
op de organisatie en dc dienst der deurwaarders en verdere regtsbediendea.............1B8.
BESLUIT
vaB den Ssten April 183», houdende vaststelling van het getal procureurs en deurwaarders bü de verschillende
regteriyke collegiën. (Staatsblad nquot;. 10.)......110.
BESLUIT
van den 7den April 18'r2, houdende bepalingen betrekkeiyk het getal, de dienst enz., van de procureurs en deurwaarders bij het provinciaal geregtshof in Noord-Holland.
{Staatsblad n». 11.).............l74-
BESLUIT
van den 12den September 1839, omtrent het afleggen van den eed van zuivering door de procureurs bü de regteriyke collegiën. [Staatsblad no. li.).........174.
TARIEF
VAX JUSTITIE KOSTEN EX SALARISSEN, IN BURCiELUKE ZAKEN.
Algemeene bepaling.....• ... 175.
I. Titel. Van de kantonregters en hunne grlfflers . . . 175.
II. - Van de griDiers bg de arrondissemenls-regtban-
ken, de provinciale geregtshoven en den hoogcn
III. » Van de advocaten..........182.
IV. - Van de procureurs...........185-
V. quot; Van de deurwaarders.........l8#-
IV. » Van de bewaarders, deskundigen en getuigen . 191.
•WET
van den 28sten Augustus 1843, betrekkelijk de invoering der by onderscheidene wetten vastgestelde titels van hel tarief van justiliekosten en salarissen in burgeriyke
zaken. (Staatsblad n». 41.)...........I93-
BESLUIT
van den llden January 1850, houdende vaststelling van eea reglement wegens hot hooger beroep aan den Hoc-
XVI
ALGEMEENE ISHOUI).
XVI1
Blad7.
gen Raad van vonnissen in Iturgeriykc zaken, gewezen door het geregtshof in Suriname. {Staatsblad nquot;. 1.) . . 19J. REGLEMENT WEGENS HET HOOÜER IIEIIOEP AAN DEN UOOGEN KAAD VAN VONNISSEN IN ZAKEN, GEWEZEN DOOR HET GEREGTSHOF IN SURINAME.
I. Afdeel. Van de zaken aan liooger beroep onderworpen l'JK.
II. - Van de voortzetting van liet liooger beroep . 198.
III. - Van de regtspleging in hooger beroep en de
gevolgen van hetzelve . . Algemeene voorzieningen .
REGLEMENT
196. 201.
IV.
van den 28sten September 1830, houdende vaststelling van een reglement betreffende bet hooger beroep aan den Hoogen Raad der ISederlanden, van de arresten in bur-gerlüke zaken, in eersten aanleg gewezen door hot hoog
202. 209.
geregtshof in Nederl. Indie Alphabettsch register . .
G. heleekent: Grondwet.
R. O. » Wet op de Regteriyke Organisatie en het Beleid der Justitie.
0. - Wet op den overgang van de vroegere tot de
nieuwe wetgeving.
\. • Wet houdende Aigemeene Bepalingen.
B. » Burgeriyk Wetboek.
K. ■ Wetboek van Koophandel.
R. ' Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering.
Sv. » Wetboek van Strafvordering.
Sr. » Wetboek van Strafregt.
Sb. • Staatsblad.
C. • Code Civil.
Pr. - Code de Procédure Civile.
Co. - Code de Commerce.
1. • Code d'Instruction Criminelie. P. » Code Pénal.
v. • en volgende.
Achter de artikels der Grondwet dulden de cijfers in () de artikels der Grondwet van 1840 aan. Het • beteekent, dat hel artikel gewijzigd is.
VOOR HET
VOORDUIN, Geschiedenis en Bcyinsehn der Grondwet (Utr. 1853). — van keil, De Grondwet met nanteek. 2(le uil;;. (Amsl. 1830). — BOissEVAiN, Staatsregt van Nederland, Iste all. (Arnhcin 1831). — i,Éo.\', Be regtspraak ran den Hoogen Raad, I ('s Gravenh. 18S0). —seustaetteh, De Grondwet omschreven (Amsl 1830).
EERSTE HOOFDSTUK.
ran het Hyk en zyne Inwoners.
Artikel 1 dquot;).
Het konlngrük der Nederlanden bestaat in Europa uil de tegenwoordige provinciën :
Noordbrabant,
Gelderland,
Zuidbolland,
Noordholland,
Zeeland,
Utrecht,
Friesland,
Overgssel,
Groningen,
Drenthe en
liet Hertogdom I.imlmrg,
behoudens de betrekkingen van het Hertogdom Limburg, met uitzondering der vestingen Maastricht en Venlo en van hare kringen, tot bet Duitsche verbond. (Sb. 181!, nquot;. 83; 1839, nquot;. 20; 18i0, nquot;. 07. G. 118.)
2 De wet kan provinciën en gemeenten vereenigen en splitsen.
De grenzen van den Staat, van de provinciën en gemeenten
kunnen door de wet worden veranderd.
3 {iquot;). Allen die zich op bel grondgebied van het Kijk bevinden, belzy Ingezetenen of vreemdelingen, hebben gelijke aanspraak op bescherming van persoon en goederen. (G. 9, liquot;—13«, 104. 10quot;.)
De wet regelt de toelating en de uitzetting van vreemdelingen, en de algemeene voorwaarden, op welke ten aanzien van hunne uitlevering verdragen met vreemde mogendheden kunnen worden gesloten. (Sb. 1849, nu. 39.)
4 (3quot;). De uitoefening der burgerlijke regten wordt door de wet bepaald. (A. 9. B '2.)
5 (8'). Om eenig burgerschapsregt te hebben moet men Nederlander zijn.
'• 1
GBOXDWET VOOR HEÏ
6 (W). Ieder Nederlander is tot elke landsbediening benoembaar. (G. 1««.)
Geen vreemdeling is hiertoe benoembaar, dan volgens de bepalingen der wet.
7, De wet verklaart wie Nederlanders zyn. (Sb. 18ö0,nquot;. 44.)
Een vreemdeling wordt nietdan door eene wet genaturaliseerd.
8 (^ö-). Niemand hoeft voorafgaand verlof noodig, om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
9 (139quot;). leder ingezeten heeft het regt om verzoeken aan de bevoegde magt schriftelijk in te dienen, mits die persoonlijk en niet uit naam van meer worden onderteekend, welk laatste alleen kan geschieden door of van wege ligchamen, wettelijk za-mengesteld of als zoodanig erkend, en in dat geval niet anders dan over onderwerpen tol hunne bepaalde werkzaamheden bc-hoorende. (G. 134, 144.)
10. Hel regt der Ingezetenen tot vereeniging en vergadering wordt erkend.
De wet regelt en beperkt de uitoefening van dat regt in hot belang der openbare orde. (Sb. ISii.ï, nquot;. 32.)
TWEEDE HOOFDSTUK.
ran den Koning.
EERSTE AFDEELIXG.
fan de Troonopvolging.
11 (11). De Kroon der Nederlanden is en blijft opgedragen aan Zijne Majesteit wili.em fdeuerik, Prins van Oranje-Nassau, om door Hem en Zijne wettige nakomelingen te worden bezeten crfelük, overeenkomstig de navolgende bepalingen.
12 (12). De wettige nakomelingen van den legerenden Koning, zijn de kindeten reeds geboren, of die nog mogten geboren worden, uit zyn tegenwoordig huwelijk met Hare Majesteit frede-rika LOUISA vviLHELMi.XA, Prinses van Pruissen; en voorts in het algemeen alle afstammelingen, welke geboren zullen worden uit een buwelük door den Koning, met gemeen overleg der Sta-ten-Generaal aangegaan, of toegestemd.
13 (13quot;). De Kroon gaat over door regt van eerstgeboorte, des dat de oudste zoon van den Koning, of wel hel mannelijk oir van den oudsten zoon bij representatie, opvolgt, (li. 345 v., 888 v.)
14 (14quot;). Bij ontstentenis van mannelijk oir uit den oudsten zoon gesproten, gaat de Kroon over op diens broeders of hun mannelijk oir, insgelijks door regt van eerstgeboorte en representatie.
15 (ISquot;). Bij gelieele ontstentenis van mannelijk oir uit het Huis van Oranje-Nassau, gaat deKroon over op de dochters van den Koning door regt van eerstgeboorte.
16 (IC). Ook dochters van den Koning ontbrekende,brengt de oudste dochter van de oudste nedergaande mannelijke lyn uit den
koningrijk deb nederlanden.
luiitsten Koning,(lc Koninklijke waardigheid inbaar Huis over, en wordt bij voor-overlijden door bare afstammelingen gerepresenteerd.
17 (H). Zoo ergeene mannelijke nedergaande lijn uit den laat-sten Koning bestaat, erft de oudste nedergaande vrouwelijke lijn, des dat de mannelijke tak vóór den vrouwelijken tak, en de oudste vóór den jongeren, en in iederen tak mannen vóór vrouwen, en ouder vóór jonger den voorrang hebben.
18 (18). Wanneer de Koning zonder nakomelingscbap sterft, en er geen mannelijk oir uit tiet Huis van Oranje-Nassau overig is, volgt hem zijne naaste bloedverwante, mits van den Konink-lykon Huize zijnde, op, en wordt mede bij voor-overlijden, door bare afstammelingen gerepresenteerd.
19 (1!)). Wanneer eene vrouw de Kroon in een ander Huis heeft overgebragt, treedt dit Huisin alledereglen van bet oorspronkelijk Stamhuis, en de vorige artikelen zün op hetzelve toepasselijk, met dat gevolg, dat baar mannelijk oir vóór alle vrouwen of vrouwelijke afstammelingen erft, en geene andere lijn geroepen wordt, zoolang iemand van hare nakomelingen in leven is.
20 (20). Eene Prinses, builen toestemming der Staten-Gene-raal, een huwelijk hebbende aangegaan, beeft geen regt tot de Kroon.
Eene Koningin, buiten die toestemming een huwelijk aangaande, doet afstand van de Kroon. (G. 12.)
21 (21quot;). Hij ontstentenis van nakomelingschap uit den tegen-woordigen Koning willem frederik van Oranje-Nassau, gaat de Kroon over op deszelfs zuster. Prinses frederika loüisa wilhelmina van Oranje, douairière van wijlen carei. georüe august. Erfprins van Brunswijk-Lunenhurg, of hare wettige nakomelingen, uit zoodanig nader huwelijk, als door dezelve, overeenkomstig art. 12, mogt worden aangegaan. (G. 12 v., 23 v.)
22 (22quot;) Indien ook de wettige nakomelingschap van deze Vorstin ontbreekt, gaat hel erfregt over op het wettig mannelijk oir van Prinses Carolina van Oranje, zuster van w yien Prins willem den Vijfden, en gemalin van wijlen den Prins van Nassau-Weilhurg, insgelijks door regt van eerstgeboorte en representatie. (G. 12 v., 23 v.)
23 (23quot;). Wanneer bijzondere omstandigheden eenige veranderingen in de opvolging van den troon noodzakelijk maken, is de Koning bevoegd, daaromtrent eene voordragt te doen, te behandelen op de wijze, ten aanzien van verandering in de Grondwet, in artt. 190 en 197 voorgeschreven.
24 (24—26'). Hetzelfde vindt plaats, wanneer er geen bevoegde opvolger naar deze Grondwet bestaat.
Is de opvolger niet benoemd of ontbreekt hü bij overlijden des Konings, dan geschiedt de benoeming door de Staten-Generaal, daartoe in dubbelen getale bijeengeroepen, in vereenigde zitting. (G. 97.)
25 (27quot;). In de gevallen in artt. 11,22, 23 en 24 omschreven, wordt de troonopvolging geregeld naar de bepalingen van artt. 12, 13, U, 13, 18, 17, 18 en 19.
3
GnONnWET VOOR HET
26 (28quot;). De Koning kan geene vreemde Kroon dragen, met uitzondering van die van Luxemburg.
In geen geval kan de zetel der regering buiten hel Ryk worden verplaatst.
TWEEDE AFDEEL1NG.
fan hel inkomen der Kroon.
27 (29—30*). Behalve het inkomen uit de domeinen, door de wet van den ÏOsten Augustus 1822afgestaan en in 1848 doorden Koning tot kroondomeinen aan den Sta_at teruggegeven, geniet Koning WILLEM tl een jaarlljksch inkomen van één millioen gulden uil 's Lands kas. (Sb. 1822, nquot;. 40.)
Bg elke nieuwe troonsbeklimming wordt het inkomen der Kroon door de wel geregeld. (Sh. 1849, nu. 32.)
28 (31). Den Koning worden tol deszelfs gebruik, zomer- en wlnler-verblgven in gereedheid gebragt, voor welker onderhoud echter niet meer dan f 50,000 jaarlijks, ten laste van den Lande kunnen worden gebragt.
29 (32quot;). De Koningen de Prins van Oranje zijn vrij van alle personele lasten.
Geen vrijdom van eenlge andere belasting wordt door hen genoten. (G. 172.)
, 30 (33). De Koning rigl zijn Huis naar eigen goedvinden in.
31 (34*). Hel jaarlijkseb inkomen eener Koningin-weduwe, gedurende haren weduwelijken slaat, uit quot;s Lands kas is ƒ 150,000.
32 (33). De oudste van des Konings zonen, of verdere mannelijke nakomelingen, die de vermoedelijke erfgenaam is van de Kroon, is des Konings eerste onderdaan, en voert den titel van Prins ran Oranje. (G. 71.)
33 (30). De Prins van Oranje geniet als zoodanig uil's Lands kas een jaarlijkseb inkomen van /' 100,000, te rekenen van den tyd dat hg den ouderdom van achttien jaren zal hebben vervuld; dit inkomen wordt gebragt op f 200,000, na het voltrekken van een huwelijk, overeenkomstig art. 12 dezer Grondwet
DERDE AFDEELIXG.
Van ile voogdij des Konings.
34 (37). De Koning is meerderjarig als zijn achttiende jaar vervuld is.
35 (38quot;). Zoolang de Koning minderjarig is, staal hij onder de voogdü van eenlge leden van hel koninklijk Huis en eenige aanzienlijke Nederlanders.
36 (39'). De voogdij wordt geregeld en de voogden worden benoemd door eene wet.
Over hel ontwerp dier wet nemen de Stalen-Generaal hun besluit in eene vereenlgde zitting der beide Kamers. (G. 103.)
37 (40*). Deze wel wordt nog bij het teven van den Koning, voor het geval der minderjarigheid zijns opvolgers, gemaakt. Mogt dit niet zijn geschied, zoo worden, is het doenlijk, eenige
4
KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.
der naaste bloedverwanten van den minderjarigen Koning over de regeling der voogdg gehoord.
38 (41*). Alvorens de voogdij te aanvaarden, legt elk der voogden, in eene vereenigde zitting van de beide Kamers der Staten-Generaal, in handen van den voorzitter, den volgenden eed of belofte af:
»lk zweer (beloof) trouw aan den Koning; ik zweer (be-••loof) al de pligten, welke de voogdü mij oplegt, heilig te ver-quot;vullen, en er mij bijzonder op te zullen toeleggen, om den «Koning gehechtheid aan de Grondwet en liefde voor zijn volk »in te boezemen.
••Zoo waarlijk helpe mij God almagtig!quot; («Dat beloof ik!quot;)
39 (SBquot;). Ingeval de Koning buiten staat geraakt de regering waar te nemen, wordt in het noodige toezigt over z(jn persoon voorzien naar de voorschriften, omtrent de voogdij van een minderjarigen Koning in art. 3tgt; en volgende bepaald.
VIERDE AFDEELISG.
run het regetiisckap.
40 (42). Gedurende de minderjarigheid van den Koning wordt het koninklijk gezag waargenomen door eenen Regent. (G. 35.)
41 (42-). De Regent wordt benoemd door eene wet, die tevens de opvolging in het regentschap, tot 'sKonings meerderjarigheid toe, kan regelen. Over het ontwerp dier wet nemen de Staten-Generaal hun besluit in eene vereenigde zitting der beide Kamers.
De wet wordt nog by het leven van den Koning, voor hel geval der minderjarigheid zijns opvolgers, gemaakt. (Sb. 1830, n». 21).
42 (iüquot;). liet koninklijk gezag wordt mede aan eenen Regent opgedragen, ingeval de Koning huilen staat geraakt de regering waar te nemen.
Wanneer dit aan den Raad van State, verecnigd met de hoofden der ministeriele departementen, na een naauw keurig onderzoek, is gebleken, roept deze vergadering onverw ijld de Staten-Generaal in dubbelen getale bijeen, om hun van het voorhanden geval verslag te doen.
43 (43quot;). De Staten-Generaal onderzoeken het verslag, en, zoo zy in een besluit, in vereenigde zitting der belde Kamers in dubbelen getale genomen, er de juistheid van erkend hebben, wordt in den vorm eener plegtig af te kondigen wet verklaard, dat het geval, in het vorig artikel bedoeld, aanwezig is.
44 (48quot;). Wanneer de Prins van Oranje zyn achttiende jaar niet heeft vervuld, wordt in het regentschap, gelijk in art. 40en 41 is bepaald, voorzien voor zoolang de Koning tot het waarnemen der regering huiten staat blijft, en de prins van Oranjezijn achttiende jaar niet heeft vervuld.
45 (44quot;). De Regent legt, in eene vereenigde zitting van de beide Kamers der Staten-Generaal, in handen van den voorzitter den volgenden eed of belofte af:
■•Ik zweer (beloof) trouw aan den Koning; ik zweer (beloof),
GRONDWET VOOH HET
quot;dal ik in lt;lc waarneming van hel koninklük gezag, zoolang »(le Koning minderjarig is (zoolang de Koning Luiten staat quot;lilyft de regering waar te nemen), de Grondwet van het Ryk «steeds zal onderhouden en handhaven.
»lk zweer (heloof), dat ik de onafhankelijkheid enhetgrond-ngebied des Ryks met al mijn vermogen zal verdedigen en besvaren; dat ik de algemeene en liijzondere vrijheid, en de ••regten van alle des Konings onderdanen, en van elk hunner «zal beschermen, en tot instandhouding en bevordering van -de algemeene en bijzondere welvaart alle middelen aanwendden, welke de wetten ter mijner beschikking stellen, gelijk •een goed en getrouw Regent schuldig is te doen.
»Zoo waarlijk helpe mij God almagtig!quot; (quot;Dat beloof ik!quot;)
46 (47*). Wanneer de Prins van Oranje zijn achttiende jaar vervuld heeft, is hy, in het geval van art. 5-2, van regtswege Regent. (G. 3i, 71.)
47 (48*). Tol dat in het geval, in art. 42 aangewezen, de Prins van Oranje of de benoemde Regent het regentschap heeft aanvaard, wordt het koninklijk gezag waargenomen door de vergadering, zamengesteld als in art. 42 is voorgeschreven.
Hetzelfde vindt plaats, zoo, by overlijden des Konings, een Regent voor den minderjarigen opvolger of ook de bevoegde opvolger ontbreekt, tot dat de benoemde Regent of opvolger de regering heeft aanvaard. (G. 24, 4fl, 97.)
De leden van deze vergadering leggen in handen van den door hen gekozen voorzitter, en deze in eene vereenigde zitting van de beide Kamers der Staten-Generaul, den volgenden eed of belofte af;
quot;Ik zweer (beloof) dat Ik, als lid (voorzitter) van dezen «regeringsraad, in de waarneming van het koninkiyk gezag •de Grondwet zal helpen onderhouden en handhaven.
«Zoo waariyk helpe my God almagtig!quot; («Dat beloof ik!quot;)
48 (4»-). Eene wet bepaalt, bij de benoeming van den Regent of lig de aanvaarding van het Regentschap door den Prins van Oranje, de som, die op het jaariyksch inkomen van de Kroon zal worden genomen voor de kosten van het regentschap. (G. 27 Sb. 18H0, nquot;. 42.)
Deze bepaling kan gedurende het regentschap niet worden veranderd.
49. De Koning, op wien art. 43 is toegepast, herneemt zoodra mogciyk de waarneming der regering, krachtens eene wet, waarin die, welke in het genoemde artikel is bedoeld, wordt afgeschaft.
Tot asn deze afschatTing zyn de hoofden der ministeriële departementen, geiyk de voogden, persoonlyk gehouden, aan de Kamers der Staten-Generaal, zoo dikwerf het wordt gevraagd, van des Konings toestand verslag te doen. (G. 89).
VIJFDE AFDEELIXG.
Van de Inhuldiging des Konings.
50 (51'). De Koning, de regering aanvaard hebbende, wordt
c
KOMXGRIJK DEI1 NEIlERLANDEN.
zoüdra mogeiyk pleglig beëedigd en ingehuldigd binnen de stad Amslerdiim, in eene openbare en vereenigde zilling der beide Kamers van de Stalen-Generaal. (G. 103.)
51 (32quot;). In deze vergadering wordt door den Koning de volgende eed of belofte op de Grondwet afgelegd:
»Ik zweer (beloof) aan het Nedcrlandsche volk dat ik de quot;Grondwet van het Rijk steeds zal onderhouden en handhaven.
■ Ik zweer (beloof), dat ik de onafhankelijkheid en hetgrond--gebied des rijks met al myn vermogen zal verdedigen en be-quot;V\aren; dat ik de algemeenc en bijzondere vrijheid en de ■•regten van alle mijne onderdanen zal beschermen, en tot .■instandhouding en bevordering van de algemeenquot; en bü'nn-■dere welvaart allo middelen zal aanwenden, welke de wellen quot;ter mgner beschikking stellen, zoo als een goedKoningschul-»dig is te doen.
■•Zoo waarlijk helpe mij God almagtig!quot; (»I)at beloof ik!quot;)
52 (53quot;). Na het afleggen van dezen eed of belofte wordt de Koning in dezelfde vergadering gehuldigd door de Slaten-Gene-raal, wier voorzitter de volgende plegtige verklaring uitspreekt, die vervolgens door hem en elk der leden, hoofd voor hoofd, be-eedigd of bevestigd wordt;
• Wij ontvangen en huldigen, in naam van het Nederland-quot;Sche volk en krachtens de Grondwet, U als Koning; w ijzwe-quot;ren (beloven), dat wij uwe onschendbaarheid en de regten «uwer kroon zullen handhaven; wij zweren (beloven) alles te «zullen doen wat goede en getrouwe Stalen-Generaal schuldig quot;Zgu le doen.
quot;Zoo waarlyk helpe ons God almagtig!quot; (-Datbelovenwij!quot;) ZESIIE AFDEELIXG.
Fan Ue Munt des Konings.
OL'lNTrs, H'ul verslaan onze conslitulie's na 1711quot;. nmler uitvoerende mayt (Gron. 1863).—Over art «3: Opmerk, en Meied., VI, hlz -280— DE I1A.VITZ. Over art 68 der Grondwet (Gron. 1858). *
53. De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verant-woordeiyk. (G. 73).
54. De uitvoerende magt berust bij den Koning. (G. 73,130, 164).
55 (S5'). üe Koning beeft het opperbestuur der buitenland-sche betrekkingen.
56 (56quot;). De Koning verklaart oorlog. Hij geeft daarvan on-middeliyk kennis aan de heide Kamers der Stalen-Generaal, met bijvoeging van zoodanige mededeelingen, als hij met het belang en de zekerheid van het Kijk bestaanbaar acht. (G. 8!l).
57 (56—37quot;). De Koning maakt en bekrachtigt vredes- ea alle andere verdragen met vreemde mogendheden.
Hy deelt den inhoud dier verdragen mede aan de beide Kamers der Stalen-Generaal, zoodra hy oordeelt dat het belang en de zekerheid van hel Rijk zulks toelaten.
Verdragen, welke, hetzg afstand of ruiling van eenig grondge-
7
GRONDWET VOOR HET
bieil des Rijks in Europa of in andere werelddeelen, hetzijeeniiie andere bepaling of verandering, wettelijke regten belreffende, inhouden, worden door den Koning niet hekrachtigd, dan nadat de Staten-Generaal die bepaling of verandering hebben goedgekeurd. (G. 1, S9, 10'«.)
58 (58quot;). De Koning heeft het oppergezag over zee- en land-magt.
De militaire olTlcieren worden door hem benoemd. Zij worden door hem bevorderd, ontslagen of op pensioen gesteld, volgens de regels door de wet te bepalen.
De pensioenen worden door de wet geregeld. (G. 147 v. Sh. 1851, n». 137, 12'J; 1832, n». 212; 1833, 11°. 80, 88; 183'.. nquot;. 92).
59 (39quot;). De Koning heeft het opperbestuur der koloniën en bezittingen van hot Ryk in andere werelddeelen. (G. 72, 118.)
De reglementen op het beleid der regering aldaar worden door de wet vastgesteld. (Add. art 3. Sb. 1834, n». 129.)
Het muntstelsel wordt door de wet geregeld. (Sb. 183:1, nquot;. 12igt;; 1833, no. 12.)
Andere onderwerpen deze koloniën en bezittingen betreffende, worden door de wet geregeld, zoodra de behoefte daaraan blijkt te bestaan.
60 (39'). De Koning doet jaarlijks aan de Staten-Generaal een omstandig verslag geven van het beheer dier koloniën en hezitlingen en van den slaat waarin zü zich bevinden.
De wet regelt de wyze van beheer en verantwoording der ko-'loniale geldmiddelen.
61. («O')- De Koning heeft het opperbestuur van de alge-meene geldmiddelen. Hy regelt de bezoldiging van alle collegiën en ambtenaren, die uit 's Lands kas worden betaald.
De wet regelt de bezoldiging van de ambtenaren der regter-lijke magt. (G. 149, 17«. Add. art. 3. Sh. 1833, n°. 10).
De Koning brengt de bezoldigingen op de begrootingderstaals-behoeften. (G. 119.)
De pensioenen der ambtenaren worden door de wet geregeld. (Sh. 185«, n°. 24; 1831, n». 49.)
62 (tgt;l). De Koning heeft het regt van de munt. Hij vermag zijne beeldtenis op de muntspeciën te doen stellen. (G. 171, 175.)
63 («2quot;). De Koning verleent adeldom. (G. 1810, 127, 129.)
Vreemde adeldom kan door geen Nederlander worden aangenomen.
64 («3). Ridder-orden worden door eene wet op het voorstel des Konings ingesteld. (Sb. 1813, n0. 33, 17).
65 («4—65quot;). Vreemde orden, waaraan geene verpligtingen verbonden zün, mogen worden aangenomen door den Koning, en, met zijne toestemming, door de Prinsen van zijn Huis.
In geen geval mogen de onderdanen des Konings vreemde ordesteekenen, titels, rang of waardigheid aannemen, zonder zyn bijzonder verlof.
66 (««quot;)■ De Koning heeft het regt van gratie van straffen, door rëgterüjke vonnissen opgelegd. (Sv. 367, 3«9 v.)
8
KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.
Wanneer het veroordeelingen betreft tot ilric jaren gevangenis en daar lienedcn en tot geldboete, bctzg te zamen, lietzij af-zondcrlgk, oefent de Koning dat regt uit, na gehoord advgs van den regter die het vonnis heeft gewezen; in de overige zaken, na gehoord advgs van den Hoogen Raad.
Amnestie en aholitie worden niet dan dooreene wet toegestaan.
67 («■?quot;). Dispensatie wordt door den Koning slechts verleend van eene bepaalde wet, in do gevallen door de wet omschreven. (B. 88, 111, 134.)
68 (tgt;8quot;). De Koning beslist alle geschillen van bestuur, welke tusschen twee of meer provinciën ontstaan, wanneer hij dieniet in der minne kan doen bijleggen. (G. 132).
69 (B9quot;). De Koning draagt aan de Staten-Generaal ontwerpen van wet voor, en doet zoodanige andere voorstellen, als hij noodig oordeelt.
Mg heeft het regt om de voorstellen, hem door de Staten-Generaal gedaan, al of niet goed te keuren. {G. 10i, 110.)
70 De Koning heeft het regt, om de Kamers der Staten-Generaal, elke afzonderlijk of beide te zamen,te ontbinden.
Het besluit, waardoor die ontbinding wordt uitgesproken, houdt tevens den last in tot bet verkiezen van nieuwe Kamers binnen veertig dagen, en tot bet zamenkomen der nieuw verkozen Kamers binnen twee maanden. (G. it'.).)
ZEVENDE AFDEEUNG.
Fan den Rn ad van State en Ministeriele Departementen.
71 (70—71quot;). Er is een Raad van State, welks zamenstelling en bevoegdheid worden geregeld door de wet. (Sb. 1881,nquot;. 129).
De Koning is voorzitter van den Raad, en benoemt de leden.
De Prins van Oranje beeft echter, nadat zijn achttiende jaar is vervuld, zitting van regtswege en eene raadgevende stem. (G. 42, 47.)
72 (72quot;). De Koning brengt ter overweging hg den Raad van State alle voorstellen, door hem aan de Staten-Generaal tedoen, of door deze aan hem gedaan, alsmede alle algemeene maatregelen van inwendig bestuur van den Staat en van zyne koloniën en bezittingen in andere werelddeelen.
Aan het hoofd der uit te vaardigen wetten en bevelen wordt melding gemaakt, dat de Raad van State deswege gehoord is.
De Koning neemt wijders de gedachten van den Raad van State in over alle zaken van algemeen of bijzonder belang, waarin hü zulks noodig oordeelt.
De Koning alleen besluit, en geeft telkens van zijn genomen besluit kennis aan den Raad. (G. 10(gt;, 110, 11«, 117.)
73 (74 —76'). De Koning stelt ministeriële departementen in, benoemt er de hoofden van, en ontslaat die naar welgevallen.
De hoofden der ministeriële departementen zorgen voor de uitvoering der Grondwet en der andere wetten, voor zooverre die van de Kroon afhangt.
Hunne verantwoordelijkheid wordt geregeld door de wet.
9
GRONDWET VOOB HET
Alle Konintiyke besluiten en beschikkingen worden door ee» der hoofden van de ministeriële departementen mede-ondertee-kend. (G. ii. 47, 53, 3i, 72, 110, 117, 130, 159.)
DERDE HOOFDSTUK.
Tail de Staten-Generaal.
EERSTE AFUEEUXÜ.
ran lie Zamenstellimj der Slalen-Generanl.
74 (79). De Staten-Generaal vertegenwoordigen bet geheele Nederlandsche volk. (G. 7.)
75 (80quot;). De Staten-Generaal zijn verdeeld in eene Eerste en Tweede Kamer.
76 (81'). De leden der Tweede Kamer worden in de kiesdis-tricten, waarin liet RUk verdeeld wordt, gekozen door de meerderjarige ingezetenen, Nederlanders, in het volle genot der burgerlijke en burgerschapsregten, en betalende in de directe belastingen eene som, die overeenkomstig met de plaatselüke gesteldheid, doch niet beneden het bedrag van / 20, noch boven dat van /Mun, in de kieswet zal worden vereischt. (G. 79. Sb. 1830, no. 37.)
77 (81quot;.) Het getal van de leden der Tweede Kamer wordt bepaald naar de bevolking, voor ieder 43,000 één.
De verdere regels ten aanzien van het kiesregt stelt de kieswet.
78 (82*). De Eerste Kamer bestaat uit 39 leden.
Zij moeten behooren tol de hoogst aangeslagenen in de ryks-directe belastingen.
Het getal dezer hoogst aangeslagenen, waaruit zij worden gekozen, wordt in elke provincie zoo bepaald, dat op iedere drie duizend zielen één, die levens de overige vereischtcn bezit om lid dezer Kamer te zijn, verkiesbaar is.
Deze overige vereischten zgn dezelfde, welke voor de leden der Tweede Kamer worden gevorderd.
Zij worden verkozen door de Provinciale Staten indevolgende verhouding:
Noordlirabant .............. 3
Gelderland................................3
Zuidholland ..............................7
Noordholland..............................ti
Zeeland....................................2
Utrecht....................................2
Friesland..................................3
Overijssel..................................3
Groningen ................................2
Drenthe....................................1
Limburg....................................3
39
Ingeval van vereeniging of splitsing van provinciën, voorziet dezelfde wet, die dit beveelt, in de w ijziging, welke daardoor in deze verhouding noodig zal worden bevonden. (G. 2, 124.)
10
liÜM-NGIUJK DER XEDEHLA.NDE.X
TWEEDE AFDEELING.
Fan de Tweede Kamer der Slaten-Generaal.
79 (83quot;). Om tot lid der Tweede Kamer verkiesbaar te zijn, wordt alleen vereischt dat men Nederlander, in hel volle genot der Imrgerlijko en Bttrgerschapsregten zij en den ouderdom van dertig jaren lielibe vervuld.
80 Die te gelijk ofop meer dan ééne plaats totlidvan de Eerste of van de Tweede of van beide Kamers is gekozen, verklaart welke dier benoemingen bij aanneemt.- (G. 88.)
81 (84*). De leden der Tweede Kamer bebben zitting gedurende vier jaren.
De belft van hen valt om de twee jaren uit, volgens een daarvan te maken rooster. De uitvallende zijti dadelijk weder verkiesbaar.
82 (8ö*). De leden stemmen, elk volgens eed en geweten,zonder last van of ruggespraak met hen, die benoemen.
83 (80quot;). Hij hot aanvaarden hunner betrekking leggen zy, ieder op de wyze zijner godsdienstige gezindheid, den volgenden eed of belofte af;
■•Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Grondwet.
»Zoo waariyk helpe mij God almagtig! (»Dat beloof ik!quot;) Alvorens lot dien eed of belofte te worden toegelaten, leggen zij den volgenden eed (verklaring en belofte) van zuivering al ;
quot;Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot lid van de TweedeKa-»mer der Staten-Generaal te worden benoemd, directelijk of quot;indirectelijk, aan geene personen, hetzij in of buiten het be-«stuur, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of •gaven beloofd of gegeven heb, noch beloven of geven zal.
«Ik zweer (beloof), dat ik, om iels hoegenaamd in deze be-«betrekking le doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige quot;beloften of geschenken aannemen zal, directelijk of indirec-quot;telyk.
•■Zoo waarlijk helpe mij God almagtig! (»Dat verklaar en «beloof ik!quot;)
Deze eeden (beloften en verklaring) worden afgelegd in banden van den Koning, of in de vergadering der Tweede Kamer, in handen van den voorzitter, daartoe door den Koning gemag-tigd. (G. 86, 1-23.)
84 (81quot;). De voorzitter wordt door den Koninghenoemdvoor het tijdperk eener zitling. uit eene door de Kamer aangeboden opgave van drie leden. (G. 23.)
85 (88'). De leden genieten, tot vergoeding der reiskosten, eens, heen en terug, voor elke zitting, zoodanige som, als naar de afstanden door de wet zal worden geregeld. (Sb. 1859,nquot;. 17).
Als verdere schadeloosstelling wordt bun toegelegd eene som van f 2000 's jaars.
Deze schadeloosstelling wordt, voor den tijd der zitting, niet genoten door hen, die gedurende de geheele zitting afwezig bleven. (G. 95.)
11
grondwet voor het
derde afdeelixg.
ran de Eerste Kamer der Slaten-Generaal.
86 (00quot;). De loden der Eerste Kamer helibcn zitting gedurende negen jaren.
Een derde gedeelte treedt om de drie jaren af, volgens een daarvan te maken rooster. De uitvallende leden zyndadeiyw weder verkiesbaar. Art. Si is op lien van toepassing.
Zy leggen, liy het aanvaarden hunner betrekking, in handen van den Koning, geiyke eeden (beloften en verklaring) af, ais voor de leden der Tweedequot; Kamer zijn bepaald.
Zg genieten reis- en verblijfkosten volgens de wet. (G. 83. Sb. 18i9, n». 17.)
87 (01quot;). De voorzitter w ordt door den Koning benoemd, voor het tydperk eener zitting. (G. 93, 10:).)
vierde afdeei.1xg.
Beschikkinqen aan beide Kamers gemeen.
baart de la faille, /lescliouwiiigen over art. 89 der Grondwet (Gron. 180quot;). — van ovex, Beschouwini] naar aanleiding
van art. 91 al. 4 van de Grondwet (Leid. 1863.)
88 (92). Niemand kan te gelijk lid dor beide Kamers zyn. (G. 80.)
89 (93quot;). De hoofden dor ministeriele departementen hebben zitting in do beide Kamers. Zij hebben alleen ecno raadgevende stem, ten ware zü tol leden der vergadering mogten benoemd zyn.
Zy geven aan de Kamers, hetzij mondeling, hetzij schrifteiyk, de verlangde inlichtingen, waarvan bet verloenen niet strydig kan worden geoordeeld met het belang en de zekerheid van het Ryk, de koloniën en bezittingen van het Kijk in andere wereld-deelen.
Zy kunnen door elke der Kamers worden uitgenoodigd om te dien einde ter vergadering tegenw oordig te zijn. (G. 49, ili,5quot;,quot;3.)
90 De Tweede Kamer heeft het regt van onderzoek (enquête), te regelen door de wet. (Sb. 1850, n0. 53.)
91 (94.*). De leden der Staten-Generaal kunnen niet te geiyk zgn loden of procureur-generaal van den Hoogen Raad, noch loden van do Rekenkamer, noch commissaris des Konings in do provinciën, noch geestelijken, noch bedienaren van de godsdienst.
Krygslioden in workeiyko dienst, het lidmaatschap van oene der beide Kamers aanvaardende, zijn gedurende dat lidmaatschap van regtswcge op non-activiteit. Ophoudende lid te zijn, koeren zy tot de workeiyko dienst terug.
De ambtenaren, die tor verkiezing voorzitten, zijn binnen het district, waarin zy voorzitten, niet benoembaar.
Leden der Staten-Generaal een bezoldigd staats-ambt aannemende of bevordering in de staats-dienst verwervende, houden
IS
KOXIXÜKIJK DER NEDERLANDEN.
op leden der Kamers te zijn, maar zijn dadelijk weder verkiesbaar. (G. 1 '21.)
92 Be leden der Kamers zgn niet geregtelijk vervolgbaar wegens de advijzen, door hen In de vergadering ultgebragt. (G. 139).
93 (98quot;). Elke Kamer onderzoekt de geloofsbrieven barer nieuw inkomende leden, en beslist degesebillen,welkeaangaande die geloofsbrieven of de verkiezing zelve oprijzen.
94 I9T). Elke Kamer benoemt haren grillier huiten haar midden.
95 (99quot;). De Staten-Generaal vergaderen ten minste eenmaal 'sjaars.
Hunne gewone vergadering wordt geopend op den derden Maandag in September.
De Koning roept de buitengewone vergadering bijeen, zoo dikwijls hy zulks noodig oordeelt. (G. 98.)
96 (109quot;). De afzonderlijke zittingen der belde Kamers, en even zoo de vereenigde zittingen, worden in hel openhaar gehouden.
De deuren worden gesloten, wanneer een tiende gedeelte der aanwezige leden het vordert of de voorzitter hel noodig keurt.
De vergadering beslist, of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd.
Over de punten, in besloten vergadering behandeld,kan daarin ook een besluit worden genomen.
97 (100quot;). De Staten-Generaal bü overlijden des Konlngs of bij afstand van de Kroon niet vergaderd zijnde, vergaderen zonder voorafgaande oproeping.
Deze buitengewone vergadering wordt op den vijftienden dag na het overlijden of na den afstand geopend. Zijn de Kamers ontbonden, dan vangt deze termijn aan van den afloop der nieuw e verkiezingen. (G. H, 37, 41.)
98 (101quot;). De vergadering der Staten-Generaal w ordt, in vereenigde zitting der beide Kamers, door den Koning of door eene commissie van zijnentwege, geopend. Zij wordt op dezelfde vvyze gesloten, wanneer hij oordeelt, dat bet belang van het Rijk niet vordert de vergadering langer bijeen te houden.
De gewone jaarlyksche vergadering blijft ten minste twintig dagen bijeen, tenzg de Koning gebruik make van het regt in art. 70 omschreven. (G. 93.)
99- Hij ontbinding van eene der Kamers of van beide, sluit de Koning tevens de vergadering der Staten-Generaal. (G. 70, 97, 98.)
100 (10-2quot;). De Kamers mogen, noch afzonderiyk, noch in vereenigde zitting, beraadslagen of besluiten, zoo niet meer dan de helft der leden tegenwoordig is. (G. 1-28.)
101 (103'). Alle besluiten worden door volstrekte meerderheid der stemmende leden opgemaakt.
Bij staken van stemmen wordt het nemen van het besluit tot eene volgende vergadering uügesteld.
In deze, en evenzoo in eene voltallige vergadering, wordt, by
13
GRONDWET VOOR HET
staken van stemmen, tiet voorstel geacht niet te zyn aangenomen. (G. 128.)
102 (104). Over alle zaken wordt mondeling en 1)U lioofde-lyke oproeping gestemd, doch bij tiet doen van keuzen of voordragen van personen, bij besloten en ongclcekende briefjes. (G. 148.)
103 (lOS-). BU eene vereenigde zitting worden de beide Kamers als slechts ééne beschouwd en nemen hare leden, naar w illekeur, door elkander plaats.
De voorzitter der Eerste Kamer heeft de leiding der vergadering. (G. 2i, 30, 38, 39, il, i3, 'iö, 47, 30 V., 98.)
VIJFDE AFDEELIXt.
Van ilc Wetgevende Maal.
104 (108). De wetgevende magt wordt gezamenlijk door den Koning en de Staten-Generaal uitgeoefend.
105 (10quot;). De Koning zendt zijne voorstellen, betzg van wet, hetzij andere, aan de Tweede Kamer, bü eene schriftelijke boodschap, welke de redenen van het voorstel inhoudt, of door eene commissie.
106 (108quot;). Over eenig ingekomen voorstel des Konings wordt door de volle Kamer niet beraadslaagd, dan nadat het is overwogen in de onderscheidene afdeelingen, waarin al de leden der Kamer zich verdoelen en welke op gezette tijden bij loting vernieuwd worden. (Sv. 319.)
107 De Tweede Kamer heeft het regt wijzigingen in een voorstel des Konings te maken.
108 (HOquot;, UIquot;). Wanneer do Tweede Kamer tot aanneming van bet voorstel, hetzij onveranderd, hetzij gewijzigd, besluit, zendt zij het aan do Eerste Kamer met het volgende formulier;
quot;De Tweede Kamer der Staten-Generaal zendt aan deEer-quot;Ste Kamer het biernevensgaande voorstel des Konings, en is »van oordeel, dat het, zoo als het daar ligt, door de Staten-Generaal behoort te worden aangenomen.quot;
Wanneer do Tweede Kamer tot bet niet-aannemen van het voorstel besluit, geeft zij daarvan kennis aan den Koning met het volgende formulier;
••De Tweede Kamer der Staten-Generaal betuigt den Ko-»ning baren dank voor zijnen ijver in tiet bevorderen van quot;'s Rijks belangen, en verzoekt hem eerbiedig het gedane voor-•istel in nadere overweging te nemen.quot; (Sv. 321.)
109- (112quot;, 113'). De Eerste Kamer overweegt, met inachtneming van art. 100, het voorstel zoodanig als het dooi de Tweede Kamer is aangenomen.
Wanneer zij tot aanneming van het voorstel besluit, geeft zij daarvan kennis aan den Koning en aan de Tweede Kamer met de volgende formulieren:
»Jan den Koning.
»De Staten-Generaal betuigen den Koning hunnen dank ••voor zijnen ijver in het bevorderen van 's Rijks belangen, en quot;vereenigen zich met het voorstel, zoo als het daar ligt.quot;
11
KONINCBUK DER KEDEllLAXDEN.
«Aan ile Tweeile Kamer.
•De Eerslc Kiinier der Slaten-Geiieraal geeft aan de Tweede •■Kamer kennis, dat zü zich heeft vereenlgd met het voorstel
quot;hetrekkelük—, op den____aan haar door de Tweede Kamer
quot;toegezondenquot;
Wanneer de Eerste Kamer tot niet-aanneming van het voorstel besluit, geeft zij daarvan kennis aan den Koning en aan de Tweede Kamer met de volgende formulieren:
«Aan den Koning.
«De Eerste Kamer der Staten-Generaal betuigt den Koning •■haren dank voor zijnen ijver in het bevorderen van 's Kijks quot;belangen, en verzoekt hem eerbiedig tiet gedane voorstel in ••nadere overweging te nemen.quot;
«Aan ile Tui eed e Kamer.
-De Eerste Kamer der Staten-Generaal geeft aan do Tweede ••Kamer kennis, dat zij den Koning eerbiedig beeft verzocht
••het voorstel betrekkelijk...., op den____ aan baar door de
••Tweede Kamer toegezonden, in nadere overweging te ne-••men.quot; (Sv. 324).
110 (114'). De Staten-Generaal hebben hel regt voorstellen van wet aan den Koning te doen. (G. «!t, quot;-2.)
111 (US', 116quot;). De voordrag! daartoe behoort uitsluitend aan de Tweede Kamer, die het voorstel overweegt op gelijke wijze als zulk; ten aanzien van 's Konings voorstellen is bepaald, en, na aanneming, aan de Eerste Kamer verzendt men het volgende formulier:
••De Tweede Kamer der Staten-Generaal zendt aan de ••Eerste Kamer het biernevens gaande voorstel, en isvanoor-quot;deel,-dat de Staten-Generaal daarop 's Konings bewilliging quot;bebooren te verzoeken.quot;
112 (117quot;, 118quot;). 'Wanneer de Eerste Kamer, na daarover op de gew one wijze te hebben beraadslaagd, het voorstel goedkeurt, zendt zij het aan den Koning met het volgende formulier;
••De Staten-Generaal, oordeelende, dal liet nevensgaande ••voorstel zou kunnen strekken tot bevordering van 's Ryks ••belangen, verzoeken eerbiedig daarop's Konings bewilliging.quot; Voorts geeft zij daarvan kennis aan de Tweede Kamer met het volgende formulier:
••De Eerste Kamer der Staten-Generaal geeft kennis aan ••de Tweede Kamer, dat zy zich beeft vereenigd met het van
••haar op den— ontvangen voorstel betrekkelijk____, en
■■daarop namens de Staten-Generaal 's Konings bew illiging ••heeft verzocht.quot;
Wanneer do Eerste Kamer het voorstel niet goedkeurt, zoo geett zy daarvan kennis aan de Tweede Kamer met het volgende formulier:
»De Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft geene genoegzame reden gevonden om op het hiernevens teruggaande «voorstel 's Konings bewilliging te verzoeken.quot;
113 Andere voordragten, dan voorstellen van wet, kunnen door elke Kamer afzonderlijk aan den Koning worden gedaan.
IS
fcHOXDWET VOOR HET
114 (119quot;). De Koning doet de Stalcn-C.eneriiiil zoo spoedig mogelijk kennis dragen, of hü een voorstel van wet, door hen aangenomen, al dan niet goedkeurt. Die kennisgeving geschiedt met een der volgende formulieren;
quot;De Koning bewilligt in het voorstel.quot;
of
»De Koning houdt het voorstel in overweging.quot;
115 (120'). Alle voorstellen van wet, door den Koning en de heide Kamers der Staten-Generaalaangenomen,verkrijgen kraehl van w et en worden door den Koning afgekondigd.
De wetten zijn onschendbaar. (G. 33. A. I.)
116 (121). De wüze van afkondiging der wetten, en de tüd wanneer zij verbindende zijn, worden door de wet geregeld.
Het formulier van afkondiging is het volgende:
quot;Wij, enz..., Koning der Nederlanden, enz.... allen, die
»deze zullen zien of hooien lezen, salut! doen te weten:
quot;Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat enz.
(De beweegredenen der w et.)
»Zoo is het. Jat Wij, den Raad van State gehoord, en met
quot;gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
»en verstaan, geiyk Wij goedvinden en verstaan bij deze, enz.
(De inhoud der wet.)
«Gegeven,quot; enz. (A. 2).
117. T en aanzien der algemeene maatregelen van inwendig bestuur van den Staat, bepaalt de wet insgelijks de wijze van afkondigingen het tijdstip, waarna zü zullen werken.
118. De Grondwet en andere wetten zijn alleen voor bet Rijk in Europa verbindende, lenzij hel tegendeel daarin wordt uitgedrukt. (G. 1, 57, ö«, «0, li, 13!», 178.)
ZESDE AFDEELIXG.
Van de Begrooting.
119 (122, 12iquot;). Door de wet worden de begroolingen van alle uitgaven des Kyks vastgesteld, en de middelen tot dekking aangewezen. (G. 38, Gl, 129, 171 v.)
120 (123quot;). De ontwerpen der algemeene begrootingswetten worden jaarlijks van wege den Koning aan de Tweede Kamer aangeboden, dadelijk na hel openen der gew one vergadering van de Staten-Generaal, vóór den aanvang van het jaar waarvoorde begrootingen moeien dienen.
121 (123'). Geen hoofdstuk der begrooling van uitgaven kan meer dan die voor één departement van algemeen bestuur behelzen.
Ieder hoofdstuk wordt in een of meer ontwerpen van wet vervat.
Door zoodanige wet kan overschrijving worden toegestaan.
122 (120quot;). De verantwoording van destaats-uitgaven enont-vangslen over elk dienstjaar wordt, onder overlegging van de door de Rekenkamer goedgekeurde rekening, aan de wetgevende magt gedaan.
Het slot der rekening wordtdoor de wet vastgesteld. (G. 170.),
Ki
KONINGRIJK It Ell NEDERLANDEN.
VIERDE HOOFDSTUK.
fan de Provinciale Stalen en de. Gemeentebesturen.
EERSTE AFDEELINü.
l'an de zamenstellinu der Provinciale Staten.
123- De leden der Provinciale Slaten worden voor zes jaren onmiddellijk door de ingezetenen, bezitlende de vereisehlen in art. quot;(i vermeid, naar de bepalingen der wet gekozen.
De helft dier leden treedt om de drie jaren af.
124 (135*). Memand kan te gelijk zyn lid der Eerste Kamer van de Staten-Gcneraal en lid der Staten eener provincie, noch ook lid der Staten van meer dan éene provincie. {G. quot;8, 88, 91.)
125 (tltGquot;). De leden der Provinciale Staten leggen, hij liet aanvaarden hunner heirekking, ieder op de wijze zijner godsdienstige gezindheid, den volgenden eed of helofte af:
quot;Ik zweer (beloof) trouw aan de Grondwet en aan de vvet-
gt;'ten des Rüks
•■Zoo w aarlijk lieipe mij God almagtig!quot; (»Dat beloof Ik!quot;)
Zij worden lol dien eed (belofte) toegelaten na alvorens te hebben afgelegd den eed (verklaring en helofte) van zuivering, hierboven in art. 83 voor de leden der Staten-Gcneraal bepaald.
126 137*). Dc Staten vergaderen zoo dikwerf in het jaar als de wet bepaalt, en bovendien wanneer zy door den Koning buitengewoon worden byeengeroepen.
De vergaderingen zyn openhaar, met hetzelfde voorbehoud als ten aanzien van de vergadering der Kamers van de Staten-Ge-neraal is bepaald in art. !l(i. (G. 13igt;.;
127 138*). De leden der Staten stemmen, elk volgens eed en geweten, zonder last van of ruggespraak met hen die benoemen. (G. 8a.)
128 139quot;, liOquot;). Omtrent het beraadslagen en stemmen gelden de regels, in de aril, too, 101 en 103 ten aanzien van de Kamers der Staten-Gcneraal voorgeschreven.
TWEEDE AFDEELINC.
Van de mant der Provinciale Slaten. DE SAVORNiN LOUMAN, over art. 131 Grondwet (Gron. 18««).—
Over art. 133 Opmerk: en Meded. X. lilz. 38, «2, 241; XII,
blz. 120; XIII. blz. 23; Reglsfi. Jdr. V hlz. 19.
129 (lil*). De Staten dragen jaarlijks de kosten vin hun bestuur, voor zooveel het rijksbestuur is, aan den Koning voor, die ze, in gevat van goedkeuring, op de begrooting der staatshc-hoeften brengt.
De hegrooting der enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven, door de Staten mede jaarlyks opgemaakt, ver-eischt 's Konings goedkeuring.
Provinciale belastingen tot dekking dezer uilgaven, door de Stalen aan den Koning voorgedragen, vereischen bekrachtiging door dc wet.
130 (113quot;). De Stalen worden belast met dc uitvoering der i- 2
17
GRONDWET VOOR HET
wetten en koninklijke bevelen, betrekkelijk tot die takken van algemeen binnenlandsch bestuur, welke de wet zal aanwijzen, en zoodanige andere bovendien, welke de Koning goedvindt bun op te dragen. (G. 192, 193.)
131 (144*). Aan de Staten wordt de regeling en bet bestuur van het provinciaal huishouden door de wet overgelaten.
Behoudens de voorschriften in art. 129 moeten alle zoodanige reglementen en verordeningen, als zü voor het provinciaal belang noodig oordeelen te maken, aan de goedkeuring van den Koning worden onderworpen.
ZU zorgen dat de doorvoer, en de uitvoer naar en invoer uit andere provinciën geene belemmering ondergaan.
132 (146quot;). Zü trachten alle geschillen tusschen gemeentebesturen in der minne te doen bijleggen. Indien zü daarin niet slagen, dragen zü het geval, zoo het een geschil van bestuur betreft, aan den Koning ter beslissing voor. (G. 68.)
133 (147*). De Koning heeft het vermogen de besluiten der Staten, die met de wetten of het algemeen belang strijdig zijn, te schorsen of te vernietigen. De wet regelt de gevolgen. (G. 140.)
134 (149*). De Staten kunnen de belangen van hunne provinciën en van hare ingezetenen bij den Koning en bü de Staten-Generaal voorstaan. (G. 9, 144.)
135 (130*). De wüze waarop het gezag en de magt, aan de Provinciale Staten opgedragen, worden uitgeoefend, wordt door de wet geregeld, (Sb. 1830, n°. 31.)
136 (131*). De Staten benoemen uit hun midden een collegie van Gedeputeerde Staten, waaraan, volgens de regels door de wet te stellen, dedagelgksche leiding en uitvoering van zaken worden opgedragen, en zulks hetzij de Staten zijn vergaderd of niet.
137 (133). De Koning stelt in alle provinciën commissarissen aan, met de uitvoering züner bevelen en met het toezigt op de verrigtingen der Staten belast.
Deze commissarissen zitten voor In de vergadering der Staten, en in die der Gedeputeerde Stalen en hebben stem in laatstgenoemd collegie.
DERDE AFDEELIKG.
Van de Gemeente-Besturen.
138 De zamenstelling, inrigting en bevoegdheid der ge-meente-besturen worden, nadat de Provinciale Staten zün gehoord, door de wet geregeld, met inachtneming der voorschriften, in de volgende artikelen vervat. (Sb. 1831, n». 83.)
139. Aan bet hoofd der gemeente staat een raad, welks leden onmlddellük door de ingezetenen, op de wijze door de wet te regelen, voor een bepaald aantal Jaren worden verkozen.
De voorzitter wordt door den Koning ook buiten de leden van den raad benoemd, en ook door hem ontslagen.
Om kiezer in eene gemeente te zün, moet men de vereiscb-ten bezitten in art. 76 gevorderd; de belasting-som, daar bepaald, wordt echter op de helft gebragt.
140 (134*). Aan den raad wordt de regeling en het bestuur
18
KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.
van de huishouding der gemeente overgelaten. Op de verordeningen, welke hy te dien aanzien maakt en aan de Provinciale Staten moet mededeelen, is art. 133 van toepassing.
141 (154*). De besluiten der gemeentebesturen, rakende de beschikking over gemeente-eigendom en zoodanige andere burgerlijke regtshandelingen welke de wet aanwijst, alsmede de begrootingen van inkomsten en uitgaven, worden aan de goedkeuring der Provinciale Staten onderworpen.
142 (155, 156quot;). Het besluit van een gemeentebestuur tot het invoeren, wijzigen of afschatren eener plaatselijke belasting, wordt voorgedragen aan de Staten zyner provincie, die daarvan verslag doen aan den Koning, zonder wiens goedkeuring daaraan geen gevolg mag worden gegeven.
De wet geeft algemeene regels ten aanzien der plaatselijke belastingen.
Zy mogen den doorvoer, en den uitvoer naar en invoer uit andere gemeenten niet belemmeren.
143 (13T). De wet regelt ook bet opmaken der begrootingen en het opnemen en sluiten der plaatselijke rekeningen.
144 (158quot;). De gemelde besturen kunnen de belangen van hunne gemeenten en van bare ingezetenen voorstaan bij den Koning, bg de Staten-Generaal en by de Staten der provincie waartoe zy behooren. (G. 9, 144.)
VIJFDE HOOFDSTUK.
Van de Justitie.
EERSTE AFDEEUXG.
Algemeene Beschikkingen.
145 (IOC). Er wordt alom in de Nederlanden regt gesproken in naam des Konings. (Rv. 430.)
146 (101quot;). Er is een algemeen wetboek van burgeriyk regt. van koophandel, van strafregt, van burgeriyke regts- en van strafvordering, en van de zamenstelling der regteriyke magt.
De wet regelt insgelyks het regtsgebied over het krygsvolk en de schutteryen. (Sb. 1814, n». 83; 18ï7, n». 17.)
Zy regelt ook de regtspraak over geschillen en overtredingen in zake aller belastingen. (Sb. 18Si, n0. 38, art 240,247.)
147 (102*). Niemand kan van zyn eigendom worden ontzet, dan ten algemeenen nutte en tegen voorafgaande schadeloosstelling.
De wet verklaart vooraf dat het algemeen nut de onteigening vordert.
Eene algemeene wet regelt de uitzondering op het vereischte van zoodanige verklaring ten behoeve van vestingbouw en den aanleg, het herstel of onderhoud van dgken, by besmetting en andere dringende omstandigheden. (Sb. 1851, n». 123.)
De bovengenoemde vereischten van voorafgaande verklaring door eene wet, en van voorafgaande schadeloosstelling kunnen niet worden ingeroepen, wanneer oorlog, brand of watersnood eene onverwylde inbezitneming vorderen. Het regt van den
1»
GRONDWET VOOR HET
onteigende op schadeloosstelling wordt hierdoor echter niet verkort. (B. «43.)
148 (103*). Alle twistgedingen overeigendum of daaruit voortspruitende regten, ovev schuld vordering en andere burgerlijke reg-len, hehooren hij uitsluiting tot de kennis van de regterlUke magt.
Aan haar hehoort insgelijks, behoudens de uitzonderingen door de wet te hepalen,de beslissing over hurgerschapsregten. (G.ö.R. 0.2.)
149 (164quot;). De regterlüke magt wordt alleen uilgeoefend door regters, welke de wet aanwijst.
150 (163'). Niemand kan tegen zijnen wil worden afgetrokken van den regter, dien de wet hem toekent.
De wet regelt de wijze, waarop geschillen over bevoegdheid, tusschen de administrative en regterlijke magt ontstaan, worden beslist. (G. 2. Rv. Ti, 134 v.)
151 (ItiOquot;), Buiten de gevallen in de wet bepaald, mag niemand in hechtenis worden genomen, dan op een bevel van den regter, inhoudende de redenen der gedane aanhouding. Dit bevel moet bij, of zoo spoedig mogelijk na de aanhouding beteekend worden aan dengene, tegen wien het is gerigt.
De wet bepaalt den vorm van dit hevel, en den tijd binnen welken alle aangeklaagden moeten w orden verhoord. (G. 3. Sv. 3T v., 33, 90.)
152 (1B7quot;). Wanneer een ingezeten, inbuitengewoneomstan-digheden, door het politiek gezag is gearresteerd, is hü,op w iens bevel zoodanige arrestatie plaats heeft gehad, gehouden daarvan terstond kennis te geven aan den plaatselgken regter, en hem voorts den gearresteerde binnen den tijd van drie dagen over te leveren.
De criminele regtbanken zijn verpligt, elke in haar ressort te zorgen dat zulks stlpteluk worde nagekomen. (G. 3. Sv. 422.)
153 vtOSquot;). Niemand mag de woning eens ingezeten diens ondanks binnentreden, dan op last eener magt, door de wet bevoegd verklaard dien last te geven, en volgens de vormen in de wet bepaald. (G. 3. Rv. 444, 000. Sv. 45, 100, Sb. 1803,n0. 83.)
154. Het geheim der aan de post ofandereopenlmreinstelling van vervoer toevertrouwde brieven is onschendbaar,behalve optast des regters, in de gevallen in de wet omschreven. (Sv. 43, 107.)
155. (109quot;). Op geene misdaad mag als straf gesteld worden de verbeurdverklaring der goederen, den schuldige toehehoorende. (Sv. 10,11, 44.)
156 (170—172). Alle vonnissen moeten de gronden, waaropzij rusten, en in strafzaken de artikelen der wet, waarop de veroordeeling rust, vermelden, en met open deuren worden uitgesproken.
De teregtzittingen zijn openbaar, behoudens de uitzonderingen in het belang der openbare orde en zedelykheid,door de wet vast te stellen. (R. O. 20. Rv. 18, 48, 39, 02. Sv. 170, 211.)
TWEEDE AFDEEL1XG.
Van den Ilnoycn Raad en de Regterlyke Collegien.
157 (173quot;). Er bestaat voor het geheele Rijk een opperste ge-
KOXIXGIUJK DER XEDERLAXDEX.
reKtsliof, omler den naam van Hooge Raad der Nederlanden, waarvan de leden door den Koning, uit eene nominatie, volgens art. 138, worden benoemd.
158 Van eene voorgevallene vacature wordt door den Hoogen Raad aan de Tweede Kamer der Sinten-Generaal kennis gegeven, die, ter vervulling daarvan, eene nominatie van vijf personen aan den Koning aanbiedt, ten einde daaruit eenekeuze te doen. De Koning benoemt den president uit do leden van den Hoogen Raad en heeft de regtstreeksdie aanstelling van den procureur-generaal.
159 (175'). De leden der Staten-Generaal,de hoofden der ministeriële departementen, de gouverneurs-generaal of de hooge ambtenaren onder eencn anderen naam met gelijke magt bekleed in de koloniën of bezittingen des Kijks in andere wereld-deelen, de leden van den Raad van State en de commissarissen des Konings in de provinciën staan, wegens ambtsmisdrijven,ter vervolging hetzij van Koningswege, betzij van wege de Tweede Kamer, te regt voor den Hoogen Raad. (G. 13. Sv. 318 v.)
160 i l'tiquot;). De wet bepaalt welke andere ambtenaren en leden van hooge collegiën, wegens ambtsmisdrijven,voor den Hoogen Raad te regt staan. (R. O. 9i.)
161 dquot;quot;). De Hooge Raad oordeelt over alle actiën, waarin de Koning, de leden van het Koninklijk Huis, of den Staat als gedaagde worden aangesproken, met uitzonderingder reële actiën, die voor den gewonen regter worden behandeld. (G. U8. Rv. i, «, 300.)
162 'lquot;8quot;). De Hooge Raad heeft het toezigt op den geregel-den loop en de afdoening van regtsgedingen, alsmede op het nakomen der wetten bij alle regteriyke collegiën. Hij kan hunne handelingen, beschikkingen en vonnissen, wanneer die met de wetten strijdig zijn, vernietigen en buiten werking stellen, volgens de bepaling door de wet daaromtrent te maken. (R. O. 99, 108, 109.)
163 (184quot;). De leden en de procureur-generaal bij den Hoogen Raad, de leden van de geregtshoven, zoo die er zyn, en van de regtbanken van eersten aanleg, worden voor bun leven aangesteld.
Al dezen en de zoodanigen, die voor een bepaalden lijdzgnaan-gesteld, kunnen worden afgezet of ontslagen door regterlijke uitspraak, in de gevallen in de wet te bepalen. Zij kunnen,op eigen verzoek, door den Koning worden ontslagen.
ZESDE HOOFDSTUK.
Fan de Godsdienst.
164 (188quot;). Ieder beiydt zyne godsdienstige meeningen met volkomen vrijheid, behoudens de bescherming der maatschappij en barer leden tegen de overtreding der strafwet. (G. 43 v. B.83, 130, 1948. Rv. 10quot;, 874. Sv. 183.)
165 (189quot;). Aan alle kerkgenootschappen in het Rijk wordt gelijke bescherming verleend. (B. 923. Rv. li, «00. K. 134, 179, Sb. 1813, n». 21. 1833, nquot;. 102.)
21
GRONDWET VOOR HET
166 (ISO*). De belijders der onderscheidene godsdiensten genieten allen dezelfde burgerlijke en burgerschaps-regten, en hebben gelijke aanspraak op het bekleeden van waardigheden, ambten en bedieningen. (G. 8.)
167 (191). Alle openbare godsdienstoefening binnen gebouwen en besloten plaatsemvordt toegelaten, behoudens de noodige maatregelen ter verzekering der openbare orde en, rust.
Onder dezelfde bepaling blgft de openbare godsdienstoefening buiten de gebouwen en besloten plaatsen geoorloofd, waar zij thans naar de wetten en reglementen is toegelaten. (Sb. 18S3. n0. 102.)
168 (102). De traktementen, pensioenen en andere inkomsten van welken aard ook, thans door de onderscheidene godsdienstige gezindheden of derzelver leeraars genoten wordende, blijven aan dezelve gezindheden verzekerd.
Aan de leeraars, welke tot nog toe uit 's lands kas geen, of een niet toereikend traktement genieten, kan een traktement toegelegd, of het bestaande vermeerderd worden. (G. 1814, 136 —138; 1815, 194.)
169 (194'). De Koning waakt, dat alle kerkgenootschappen zich houden binnen de palen van gehoorzaamheid aan de wetten van den Staat.
170. De tusschenkomst der Regering wordt niet vereischt hü de briefwisseling met de hoofden der onderscheidene kerkgenootschappen, noch, behoudens verantwoordelijkheid volgens de wet, bij de afkondiging van kerkelijke voorschriften.
ZEVEMDE HOOFDSTUK.
Fan de Financien.
171 (193). Gecne belastingen kunnen ten behoeve van'«Lands kas worden geheven, dan uit krachte van eene wet. (G. 104,129, 142.)
172 (196). Geene privilegiën kunnen in het stuk van belastingen worden verleend. (G. 29.)
173 (197'). De verbindtenissen van den Staat jegens zijne schuldeischers worden gewaarborgd. De schuld wordt jaarlijks in overweging genomen ter bevordering der belangen van de schuldeischers van den Slaat.
174 (198'). Het gewigt, de gehalte en de waarde der muntspeciën worden door de wet geregeld.
175 (199'). Het toezigt en de zorg over de zaken van de Munt, en de beslissing der geschillen over het allooi, essai en wat dies meer zij, worden door de wet geregeld. (Sb. 1847, nquot;. 69.)
176 (100'). Er is eene AlgemeeneRekenkamer,welkerzamen-stelling en taak door de wet worden geregeld.
BU het openvallen eener plaats indezeKamerzendt de Tweede Kamer der Staten-Generaal eene opgave van drie personen aan den Koning, die daaruit kiest.
De leden der Rekenkamer worden voor hun leven aangesteld. Hunne bezoldiging wordt door de wet geregeld.
22
KONINGRIJK DER NEDERLANDEN'.
Het 2(le lid van art. 1«3 is op hen van toepassing. (G. 91,122. Sb. 18il, n-. 40.)
ACHTSTE HOOFDSTUK.
Tan de Defensie.
177 (201*). Het dragen der wapenen tot handhaving der onafhankelijkheid van den Staat en tot beveiliging van zijn grondgebied, blijft een der eerste pligten van alle ingezetenen. (G. 181.)
178 (202). De Koning zorgt, dat er ten allen tijde eene toereikende Zee- en Landmagt onderhouden worde, aangeworven uit vrijwilligers, hetzij inboorlingen of vreemdelingen,om te dienen in of buiten Europa, naar de omstandigheden.
179 (203'). Vreemde troepen worden niet dan met gemeen overleg des Koning en der Staten-Generaal in dienst genomen.
180 '201quot;). Er is steeds eene nationale militie, zooveel mogelijk zamen te stellen uit vrijwilligers, om te diencn,opde wijze in de wet bepaald. (Sb. 1801, nquot;. 72, 18B3, n». ii, 1801, nquot;. 22).
181 (205quot;). Bij gebrek aan genoegzame vrgwilligers, wordt de militie voltallig gemaakt door loling uit de ingezetenen, die op den eersten January van elk jaar hun twintigste jaar zijn ingetreden. De inschrijving geschiedt een jaar te voren.
182 '20iquot;). Zü, die aldus in de militie te land zgn ingelijfd, worden, in vredestijd, na eene vijfjarige dienst ontslagen.
Is de Staat In oorlog of in andere buitengewone omstandigheden, zoo kan eene wet, jaarlijks te vernieuwen, hen tot langere dienst verpligten.
183 (200*). De militie te land komt, in gewone tyden, jaarlijks eenmaal te zamen, om, gedurende niet langer dan zes weken, in den wapenhandel te worden geoefend, tenzij de Koning het raadzaam mogt oordeeien, dat zamenkomen geheel of gedeeltelijk achterwege te laten.
De Koning kan een deel der militie, door de wet te bepalen, doen zamenbiyven.
De llgting van het loopende jaar kan tot eerste oefening hoogstens twaalf maanden onder de wapenen gehouden worden.
184 (207quot;). In geval van oorlog of andere buitengewone omstandigheden, kan de Koning de militie te land, hetzij geheel hetzij ten deele, buitengewoon bijeenroepen.
Ten zelfden tijd roept de Koning de Staten-Generaal byeen, opdat eene wet het zamenbiyven der militie, zooveel noodig, be-pale.
185 (208quot;). De lotelingen by de militie te land mogen niet dan met hunne toestemming naar de koloniën en bezittingen van het Ryk in andere werelddeelen worden gezonden.
186- Een gedeelte der militie kan voor de dienst ter zee worden bestemd, op de wyze door de wet te bepalen.
Voor dat gedeelte wordt, behalve andere door de wet toe te kennen voordeelen, een korter diensttyd bepaald.
Het voorgaande artikel is op deze zeemilitie niet van toepassing.
23
21 GRONDWET VOOR HET
187 (210'). Al de kosten voor de legers van het Rijk worde» uit 's Lands kas voldaan.
De inkwartieringen en liet onderhoud van het krijgsvolk, de transporten en leverantien,van welken aard ook,voor'sKonings legers of vestingen gevorderd,kunnen niet dan tegen schadeloosstelling, op den voet in de reglementen hepaald, ten laste van één of meer inwoners of gemeenten worden gehragt.
De uitzondering voor tijden van oorlog regelt de wet. (Sb. ISiiG, n». 138.)
188 (211*). In de gemeenten worden schutterijen opgerigt.
Zij dienen in tyd van gevaar en oorlog lot verdediging des vaderlands, en ten allen tijde tot hehoud der inwendige rust. (Sh. 1827, nquot;. 17.)
189 (212quot;). Dc sterkte en inrigting der militie en der schut-terjjen worden geregeld door de wet.
NEGENDE HOOFDSTUK.
J'an den fValcrstaat.
190 (213quot;). De Koning heeft het oppertoezigt over alles wat hetreft den waterstaat, de wegen en bruggen daaronder begrepen, zonder onderscheid of de kosten daarvan worden betaald uit 's Lands kas of op eene andere wijze gevonden.
191- De wet regelt het algemeene en hel bijzondere bestuur van den waterstaat in den bovengemelden omvang.
192 (219quot;). De Provinciale Staten hebben binnen hunne provinciën het toezigt op alle wateren, bruggen, wegen, waterwerken en waterschappen; zij zijn bevoegd, onder goedkeuring des Konings,in de bestaande inrigtingen en reglementen der waterschappen, behoudens de bepalingen der twee voorgaande artikelen, veranderingen te maken en nieuwe vast te stellen. De besturen dezer waterschappen kunnen aan dc Staten daartoe voordragten doen. (Sb. 1811, nquot;. 12.)
193 ( 221*). De Staten hebben het toezigt over alle verveeningen, ontgrondingen, indijkingen, droogmakerijen, mijnwerken en steengroeven binnen hunne provincie, behoudens de bevoegdheid des Konings, om het onmiddellijk toezigt, daarover te voeren, aan anderen op te dragen.
TIENDE HOOFDSTUK.
run het Onderwijs en hel Armbestuur.
194 (221*). Het openbaar onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der Regering.
De inrigting van het openbaar onderwijs wordt, met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen, door de wet geregeld. (Sb. 183-, n°. 103, 18B3, no. 50.)
Er wordt overal in het ryk van overheidswege voldoend openbaar lager onderwijs gegeven.
Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezigt der overheid, en bovendien, voor zoover het middelbaar en lageron-derwüs betreft, behoudens het onderzoek naar de bekwaamheid
KOMXCiHUK I)EH NEDERLANDEN.
en zedelijkheid des onderwijzers; het een en ander door de wet te regelen.
De Koning doet van den staat der liooge-, middelbare en lagere scholen jaarlijks een uitvoerig verslag aan de Staten-Gene-raal geven.
195 (226quot;). Het armbestuur is een onderwerp van aanhou-lt;lendc zorg der Regering, en wordt door de wet geregeld. De Koning doet vandeverriglingen dienaangaande jaarlijks een uil-voerig verslag aan de Staten-Generaal geven. (Sh. 1801,11°. 100.)
ELFDE HOOFDSTUK.
Van veranderingen.
196 (2-2T). Elk voorstel lot verandering in de Grondwet wijst de voorgestelde verandering uitdrukkelijk aan. De wet ver-klaarl dat er grond bestaat om het voorstel, zoo als zij het vaststelt, in overweging te nemen.
197- Na de afkondiging dezer wetworden do Kamers ontbonden. De nieuwe Kamers overwegen dat voorstel en kunnen niet dan met twee derden der ultgebragte stemmen de aanhaarover-eenkomstig voornoemde w et voorgestelde veranderingaannemen.
198 (231). Geene verandering in de Grondwet of in de erfopvolging mag gedurende een Regentschap worden gemaakt.
199- Do veranderingen in de Grondwet, door den Koning en de Staten-Generaal vastgesteld, worden plegtig afgekondigd en bij de Grondwet gevoegd. {G. I Hi.';
ADDIÏIOINNELE ARTIKELEN.
Artikel 1.
Alle beslaande autoriteiten blijven voortduren, lot dat zij door andere, volgens deze Grondwet, zijn vervangen.
2 De wet regelt de schadevergoeding, toe te kennen aanhen, die door of Ion gevolge van de herziening der Grondwet betrekkingen verliezen, hun voor hun leven opgedragen.
3. Alle op het oogenblik der afkondiging van de veranderingen in de Grondwet verbindende wetten, reglementen en besluiten worden gehandhaafd, tot dat zij achtervolgens door andere worden vervangen. (G. 3, 3, 7, 10, 38, 39, «o, 0quot;, 71, 73, 77, 83, 80, 117, 123, 138, 15«, 157, 158, 159, 135, 103, 173, 180, 191, 195, 193. Add. art. 5.)
4- De heerlijke reglen, belrelTende voordrag! of aanstelling van personen tot openbare betrekkingen zijn afgeschaft.
De ophelfing der overige heerlijke reglen en de schadeloosstelling der eigenaren kunnen door do wet worden vastgesteld en geregeld.
5. De voorstellen:
l». der wet regelende het kiesregt en de benoeming van afgevaardigden ter Eerste en Tweede Kamer,
2o. van provinciale en gemeente-wet,
worden voorgedragen in de eerste zitting dor Staten-Generaal, volgende op de afkondiging der veranderingen in de Grondwet.
De ontwerpen van wet, betreffende de verantwoordelgkheid
23
GRONDWET VOOR HET
der ministers, de nieuw e regteriyke inrigting, het onderwijs en armbestuur, en tot uitoefening van het regt van vereeniging en vergadering, worden zoo mogeiyk in diezelfde zitting, en in allen geval niet later dan in de daarop volgende, voorgesteld.
De wetten op het beleid der regering in de koloniën en bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen worden binnen drie jaren nadeafkondigingdezer veranderingen in de Grondwet voorgedragen.
6- De eerste aftreding van een derde der leden van de Eerste Kamerder Staten-Generaal zal plaats hebben met den derden Maandag in September 1851; die van de helft der leden van de Tweede Kamer met den derden Maandag in September 1850; beide volgens een rooster, te regelen door de wet, In art. 5, no. 1 vermeld.
7. beval het voorloopig kiesreglement.
VOORLOOl'lG KIESREGLEMENT.
Artikel 1.
Na de afkondiging der veranderingen in de Grondwet houden de beide Kamers der Staten-Generaal van regtswege op te bestaan met den dag der opening der nieuwe Kamers.
De Koning bepaalt het tydstip dier opening.
Tot aan dien tijd blijven de eerstgenoemde Kamers bestaan en hare opening voor dit jaar bepaald op den derden Maandag in October.
De afkondiging wordt geacht te hebben plaats gehad op den dag der uitgifte van het Staatsblad, waarin deze veranderingen zijn opgenomen.
2. De leden der nieuwe Tweede Kamer worden gekozen ten getale van 68, door kiesvergaderingen, bestaande;
a. uit hen, die in de steden, volgens de reglementen voor het bestuur der steden, zoo als deze bü iedere plaats in werkingzijn, de vereischten bezitten, om tot kiezers te worden benoemd, met dien verstande, dat het vereischte belastings-bedrag te Amsterdam tot f 160 wordt verminderd, en te Hindelopen, Ylst, Sloten en Stavoren tot op f 20 wordt verhoogd;
b. uit hen, die ten platten lande, volgens de reglementen op de zamenstelling der Staten in de provinciën, zoo als deze op iedere plaats in werking zjjn, stemgeregtigd zijn, met dien verstande, dat het vereischte belastingsbedrag wordt verhoogd;
26
voor Noordbrabant............ |
tot op f 3-2 | ||
» |
Gelderland............. |
» |
- 32 |
» |
Zuidholland............. |
* |
- 40 |
» |
Noordholland............ |
» |
- 40 |
» |
Zeeland............... |
* |
- 40 |
» |
Utrecht............... |
* |
- 40 |
n |
Friesland, behalve de eilanden |
- 30 | |
Overijssel............. |
» |
- 32 | |
Groningen............. |
» |
- 32 | |
» |
Drenthe............... |
» |
- 20 |
Limburg.............. |
. |
- 20 | |
» |
de Friesche eilanden Ameland | ||
en Schiermonnikoog...... |
» |
- 20 |
KONINGRIJK DER NEDERLANDEN. 47
Geene redenen van uitsluiting komen in aanmerking, dan die in art. 3 der reglementen yoor het bestuur der steden en in art. 21 der reglementen omtrent de zamenstelling der Staten van de provinciën zijn vastgesteld. (Regl. v. d. i Jan. 1SS 1,30 Mei, 31 July 1823.)
3. Terstond na de in art. 1 vermelde afkondiging houden de hoofden der plaatselijke besturen zich bezig met het opmaken der lijsten van de in art. 4 omschreven kiesgeregtigden. Zijdoen die lijsten vóór den ISden dag na gezegde afkondiging terinzage van het publiek leggen.
4. Binnen acht dagen na de kennisgeving dat de lijsten ter inzage zijn gelogd, dienen de ingezetenen hunne liezwaren in geschrift, vrij van zegel, aan het plaatselijk bestuur in.
5- Over deze bezwaren en de juistheid der lijsten in het algemeen wordt door den stedeiyke'n of gemeenteraad ten spoedigste beslist. De lysten worden vóór den veertigsten dag na de afkondiging in art. 1 vermeld gesloten en op nieuw ter algemeene kennisneming gelegd, met bekendmaking daarvan.
6- Elke provincie w ordt door Gedeputeerde Staten verdeeld in zooveel hoofd-kiesdistricten, als de bevolking het getal van nagenoeg 45,000 malen bevat, te weten:
INoordhrabant................... 9
Gelderland...................... 8
Zuidholland.....................13
Jioordholland...................10
Zeeland........................ 4
Utrecht........................ 3
Friesland....................... ö
Overyssel.......................'ö
Groningen...................... i
Drenthe....................... i
Limburg....................... 3
«8
De Gedeputeerde Staten kunnen, ten gerieve der kiezers, onderkiesdistricten en derzelver hoofdplaats aanwyzen. Het openen der stembiljetten geschiedt echter alleen in de eveneens door Gedeputeerde Staten aan te wyzen hoofdplaatsen der hoofd-kiesdistricten.
7- De stedelyke en gemeentebesturen zenden binnen 24 uren afschrift der gesloten IUsten,zoo aan het bestuur der hoofdplaats van het hoofd-kiesdistrict, als aan dat der hoofdplaats van het onder-kiesdistrict, waarin hunne gemeenten gelegen zyn.
8- De kiezers-vergaderingen worden, na voorafgaande oproeping der kiezers, gehouden in de hoofdplaatsen der hoofd-kies-districten vóór den SOsten dag na de afkondiging in art. 1 vermeld, behoudens het bepaalde bg het 2de lid van art. 6.
9. Elk kiezer ontvangt, nevens zyn brief van oproeping, twee stembiljetten ter invulling, waarop het zegel van de hoofdplaats van het hoofd- of onder-kiesdistrict staat afgedrukt.
10. Het hoofd van het plaatseiyk bestuur,of die hem,volgens de reglementen, vervangt, is voorzitter der vergadering.
GRONDWET VOOR HET
De twee jongste leden van den stedelijken of gemeenteraad zgn stomopnemers; beiden teekenen de namen op van eiken kiezer die een stemliiljet in de lius komt doen. In de hoofd-kiesdistrie-ten teekenen zij bovendien by tiet ledigen der bus de uitgebragte stemmen op.
Re oorspronkelijke lijsten der kiezers die in de onder-kiesdistricten hunne stembiljetten in de bus hebben gedaan, worden door de hoofden der plaatselijke besturen onverwijld met de gesloten stembussen aan den voorzitter der vergadering In het hoofd-kiesdistrict opgezonden.
11. Er zijn twee stembussen, eene voor de verkiezing van leden der Tweede,de andere voor die van candidaten voor de Eerste Kamer.
12- Elk kiezer brengt zijne stem uit opeenafgevaardigde voor de Tweede, en twee candidaten voor de Eerste Kamer.
13. Om tot lid der Tweede Kamer verkiesbaar te zijn, wordt alleen vereischt dat men Nederlander, in bet volle genot der burgerlijke en burgerschapsreglen zij, eu deu ouderdom van dertig jaren hebbe vervuld.
14 Tot de verkiesbaarheid als lid der Eerste Kamer worden dezelfde verelsrhten gevorderd, die in het voorgaande artikel zijn opgenoemd, en daar te boven dat men beboore lot de hoogst aanslagenen in de rijks-directe belastingen.
Het getal dezer hoogstaangeslagenen, waaruit zij worden gekozen, wordt in elke provincie zóó bepaald, dat op iedere drie duizend zielen één, die tevens de voornoemde vereischten bezit om lid dezer Kamer te zp, verkiesbaar is.
15- De ambtenaar die in een hoofd-kiesdistrict ter verkiezing voorzit, is In dat district niet verkiesbaar.
16. In elke provincie houden de Gedeputeerde Staten zich, terstond na de afkondiging der veranderingen in de Grondwet, bezig met het opmaken van de lijst van hen, die,naar artikel li, tot afgevaardigden der Eerste Kamer verkiesbaar zijn.
17- De tyst wordt bij afschrift in alle steden en hoofdplaatsen van kiesdistricten der provincie gedurende acht dagen ter visie gelegd.
18. Bezwaren tegen de lijst moeten binnen acht dagen in geschrift, vrü van zegel, aan de Gedeputeerde Staten zijn ingediend.
19- De Gedeputeerde Staten, de lijst na onderzoek der bezw aren, zoo als zij zullen vinden te behooren, hebbende verbeterd, sluiten die voor den vijftienden dag na afloop van den termijn, in het vorige artikel bepaald.
Zy brengen de gesloten lyst terstond door middel van het provinciaal blad of een openbaar nieuwspapier ter kennis van het publiek.
Afschrift daarvan zenden zij onverwijld aan den Minister van Binnenlandsche Zaken, die dezelve in de Xederlandsche Staatscourant doet plaatsen.
20- Na afloop der stem-opening w orden de beide processen-verbaal, staande de vergadering, opgemaakt, en, na voorlezing door den voorzitter, met twee stemopnemers geteekend.
Zy behelzen:
28
KONINGRIJK DEB NEDERLANDEN.
1°. de namen der kiezers, die gestemd liclilicn;
2quot;. de namen der personen, op wie stemmen /ijn uitgeliragt en hel getal der op ieder uitgebragte stemmen.
De tegenwoordig zijnde kiezers kunnen besluiten dat alleen liet tweede gedeelte zal worden voorgelezen.
21. Afschrift van elk proces-verhaal wordt aanstonds ter inzage gelegd der Ingezetenen, en het oorspronkelijke, met de stembiljetten, verzegeld, binnen vier en twintig uren aan de Gedeputeerde Stalen der provincie gezonden.
22 De namen van hen, die in elk hoofd-kiesdistrict zijn gekozen en hel gelal stemmen op hen uitgeliragt, worden door de Gedeputeerde Stalen in een afzonderlijk proces-verbaal voor elke Kamer verzameld en zoo spoedig mogelijk openbaar gemaakt.
23- ^ oor de benoeming lot afgevaardigde of candidaat wordt de volstrekte meerderheid der uitgebragte stemmen gevorderd.
24- Bijaldien \oor het lidmaatschap der Tweede, of het can-didaatschap der Eerste Kamer, niemand bij de eerste stemming de volstrekte meerderheid heeft erlangd, wordt onmiddellijk voor iedere keuze een dulilieltal opgemaakt, bestaande uit de beide personen, die het grootste aantal stemmen hebben verworven.
Zijn bü de eerste stemming de beide plaatsen voor het candi-daatschap der Eerste Kamer onvervuld gebleven, zoo worden van de vier personen, die het grootste aantal stemmen hebben verworven, de eersle en derde op het eene, de tweede en vierde op het andere dubbeltal gebragt.
Tot de op de dubbeltallen gehragle personen bepaalt zich do keuze der aanwezige kiesgeregtigden.
li Ij gelijkheid van stemmen Is de oudsle in jaren benoemd.
25- quot;ij, die tol lid der Tweede Kamer is verkozen, ontvangt van de Gedeputeerde Staten een door den Voorzitter geteekend uittreksel van het in art. 20 bedoelde proces-verbaal, waaruit van zijne verkiezing biykt.
Dit uittreksel is de geloofsbrief van den afgevaardigde, waarnevens hy aan de kamer overlegt:
lquot;. een uittreksel uit de registers van geboorte, of, bij gemis, eene acte van bekendheid, waaruit tijd en plaats zijner geboorte blijken;
2''. eene door hem zeiven af te geven verklaring, vermeldende alle openbare betrekkingen die hij bekleedt.
26- De gekozene voor de Tweede Kamer, niet genegen om de benoeming aan te nemen, geeft daarvan ten spoedigste kennis aan de Gedeputeerde Staten, die de plaatselijke besturen van het hoofd-kiesdistrict gelasten, binnen den kortst mogelijken tijd eene nieuwe verkiezing le doen plaats hebben.
27 HU, die in meer dan één hoofd-kiesdistrict tot lid der Tweede Kamer is gekozen, verklaart, dadelijk na ontvangst van het in art. 2quot;gt; bedoelde uittreksel, schriftelijk aan de Gedeputeerde Staten, welke dier benoemingen hij aanneemt.
De Gedepuleerde Staten nemen hierop, voor de andere plaats of plaatsen, gelijken maatregel als in het geval van het voorgaande artikel.
29
GROXDWET VOOR ENZ.
28- De processen-verbaal der verkiezingen van de candidaten voor het lidmaatschap der Eerste Kamer worden onmiddellgk door de Gedeputeerde Staten aan den Minister van Binnenland-sche Zaken ingezonden, die dezeive den Koning aanbiedt.
De Koning kiest uit die candidaten 30 leden dèr Eerste Kamer.
29. De door den Koning gekozene leden der Eerste Kamer ontvangen van de Gedeputeerde Staten der provincie, in welke zg tot candidaten werden verkozen, ieder gelijk uittreksel als In het eerste gedeelte van art. 25 is vermeld, om, benevens het besluit des Konings, waarbü zg zgn gekozen, hun lot geloofsbrief te strekken.
Zü leggen daarbg aan de Eerste Kamer over gelgke stukken, als onder n0. 1 en i van het laatste gedeelte van datzelfde art. 25 worden gevorderd.
30. Indien een of meer gekozen leden der Eerste Kamer die benoeming niet aanvaarden of bevonden worden de wettelgke vereischten niet te bezitten, kiest de Koning andere in hunne plaats, uit dezelfde voordragt van candidaten, in het vorig artikel vermeld.
31. Vóór de opening der Eerste Kamer van de Slaten-Generaal benoemt de Koning haren voorzitter.
Bü het openen der Tweede Kamer bekleedt de oudste van jaren den voorzittersstoel.
In beide Kamers benoemen de voorzitters drie commissiën, elk van drie leden, tot onderzoek der geloofsbrieven. Na afloop van dat onderzoek in de Tweede Kamer, althans zooveel het zonder uitstel kan worden ten einde gehragt, maakt deze Kamer, uit de toegelatene afgevaardigden zamengesteld, eene Igst op van drie leden, aan den Koning ter benoeming van haren voorzitter aan te bieden.
Belde Kamers houden zich, tot dat zg nieuwe bepalingen hebben vastgesteld, aan de laatst vastgestelde reglementen van orde der vorige Kamers.
32- Aan Gedeputeerde Staten der onderscheidene provinciën wordt overgelaten alle zoodanige maatregelen te nemen, als tot de rlgtige uitvoering van dit voorloopig kies-reglementvereischt worden, en alle oprijzende geschillen of bezwaren te beslissen.
30
op de
ex het
{Wet van den 18 April 1S2quot; (SI), nquot;. 20),gewUzigddoordc Wel van den 48 April 1835 (Sb. nquot;. 10).)
uytwerf sterling. De fVet dan 18 April 1827 vergeleken mei hel Ontwerp, in Bydrar/en van dex tes en vax hall, IV, blz. 353—38i. — lagemans, Verslag van de handelingen der Slaten-Generaal over het ontiv. van herziening der Wet op de zamenstelling der regterl. magt ('s Grav. 1833). — fokker, de futura pnlestatis judiciariae ordinatione (L. B. 1836). — v. d, ho.neiit. Handboek der burgerl. Regtsvordering (Amst. 1839), hiz. 1—116. — de martixi, DeNederl. Wetgeving (Amst. 1839), blz. 1767—1802. — de plnto, Handt, tot de Wet op de regterl organisatie ('s Grav. 18'ii), 2 dln.
EERSTE AFDEELING.
Algemeene bepalingen.
Over art. 6 Opmerk, en Mededeel., III, blz. 270—288, over art. 27 Opmerk. VI, blz. 176 cn verv.
Artikel 1.
De reftlerlijke magt wordt, (onverminderdhet regtsgebied over bepaalde onderwerpen by de Grondwet of by andere vvettelyke bepalingen aan byzondere kollegiën toegekend) uitgeoefend door: 1°. De kantongeregten;
2°. De arrondissements-regtbanken;
3quot;. De provinciale geregtsboven;
4°. Den beogen raad. (G. 164, 173 v.)
2- De kennisneming en beslissing van alle geschillen over eigendom, of daaruit voortspruitende regten, over schuldvorderingen of burgeriyke regten, cn de toepassing van alle soort van wettig bepaalde straffen, zyn by uitsluiting opgedragen aan de regterlyke magt, volgens de verdeelingen van regtsgebied, de regteriyke bevoegdheid en de werkzaamheden bü deze wet geregeld. (G. 148. R. O. 30 v, 46 v., 60 v.)
3- Het openbaar ministerie wordt uitgeoefend;
Door den procureur-generaal, bij den hoogen raad;
Door de procureurs-generaal, by de provinciale hoven -,
Door de ofllcieren, by de arrondissements-regtbanken, en ein-
deiyk, by de kanton-geregten, door de ambtenaren in deze wet te dien einde aangewezen. (G. 163. R. O. 43. Sv. 22 v.)
ALGEMEENE BEPALINGEN.
4- Het openbaar ministerie is bijzonderlijk lielast met de handhaving der wetten, met de vervolging van alle misdrijven, en het doen uitvoeren van alle strafvonnissen.
Hetzelve moet worden gehoord in al de gevallen hij de wet voorzien. (R. 322 v. Sv. 3()3 v.)
5. De ambtenaren hy het openhaar ministerie zijn verpligt de bevelen na te komen, welke hun in hunne ambtsbetrekkingdoor de daartoe bevoegde magt, van wege den Koning, zullen worden gegeven. (R. O. öl, 72.)
6 In geval van afwezigheid, belet of ontstentenis van den procureur-generaal, of van den oHlcier hü de arrondissements-regt-bank. wordt de dienst waargenomen door eenen advokaat-gene-raal of substituut, volgens den rang hunner benoeming, en, bij afwezigheid, belet of ontstentenis van dezen, door een'der raads-heeren of regters, daartoe respectivelgk door de presidenten van den boogen raad, het geregtshof, of de regtbank van bet arrondissement, te benoemen. (R. ü. 53. Sv. 54.)
7- De presidenten van den boogen raad, van de hoven en regt-banken, worden, in geval van afwezigheid, belet of ontstentenis, vervangen door eenquot; vice-president, of, by gebreke van dezen, door den oudst benoemden raadsheer of regter. (R. 0.32,17,75.)
8 De leden van de regterlijke magt (met uitzondering van de regters-plaatsvervangers) kunnen niet tevens zyn advokaat, procureur, notaris of solliciteur, of eenig ambt hekleeden aan hetwelk eene vaste wedde is verbonden.
Zij zullen echter tevens mogen zijn, leden van de stedelijke-of gemeente raden, leden en secretarissen van hoog-beemraadschap-pen, dijk- en polderbesturen, curatoren van hoogc en andere scholen, leden van de commissien van openbaar onderwijs of van alle inrigtingen, welke niet als eigenlijk bezoldigde ambten kunnen worden beschouwd.
In geval van twijfel eenige openbare betrekking van laatstgenoemden aard met het lidmaatschap der regterlijke magt bestaanbaar zij, zal zulks door den Koning worden beslist.
9. De leden van den boogen raad zullen niet tevens mogen zyn leden van de Staten-Generaai.
De leden van de provinciale hoven zullen niet tevens mogen zijn leden van de provinciale staten. (G. 139.)
10. Bloedverwanten of aanverwanten lot den derden graad ingesloten, kunnen niet te zamen zijn raadsheeren, regters, ambtenaren van het openbaar ministerie en griffiers in den boogen raad, of in hetzelfde hof, of in dezelfde regtbank.
Indien de zwagerschap eerst mogt zijn ontstaan na de benoeming, zal degene, die dezelve heeft aangegaan, zyn ambt niet kunnen blijven behouden, zonder vergunning van den Koning.
Deze wetsbepaling is niet toepasselijk op de substituten-grif-liers. (R. O. 23. K. 345 v.)
H. In hel arrest, bij hetwelk eenig lid van de regterlijke magt, lot eene lijf- of onteerende straf wordt veroordeeld, zal tevens deszelfs afzetting worden uitgedrukt. (G. 103. Sv. 237 v.)
12- Kik raadsheer, regter of grittier die tot eene correction-
32
AI.GEJIEEXE BEPALINGEN.
nele gevangenisstraf mopt zijn veroordeeld, kan, op requisitoir van den procureur-generaal, door den hoogen raad worden ontzei, na in zijne belangen te zijn gehoord.
Oelyke ontzetting kan op dezelfde wijze worden gevorderd en uitgesproken wegens wangedrag, onzedelijkheid of niorkelijke achteloosheid.
Indien een ambtenaar van het openhaar ministerie zich ineen der gevallen van dit artikel mogt bevinden, zal deszeifs ontzetting, nadat de liooge raad daaromtrent zal z.yn gehoord, door den Koning kunnen gedaan worden. (G. 1«3. R. O. 31, (i'2, 72, 108.)
13. Elk lid van de regterlijke magt, tegen wien een bevel van gevangenneming verleend is, wordt daardoor voorloopig in zijne bediening geschorst (Sv. i'.\' v.)
14- De presidenten van den hoogen raad, van de hoven en regthanken, hebben ambtshalve, of ter requisilie van het openbaar ministerie, de bevoegdheid om aan elk raadsheer en regter in hunne kollegien, welke de waardigheid van hun karakter of hunne ambtsbezigheden mogten verwaarloozen, de noodige waarschuwing te geven. (R. O. quot;2, 108.)
15- Be leden van den hoogen raad, mitsgaders van de hoven en regthanken, de ambtenaren van het openhaar ministerie, de grifflers en hunne substituten, moeten hunne vaste woonplaats hebben in de gemeente, waar de hooge raad, het hof of de regt-liank gevestigd is. (R. O. 3i, iG, til v.gt;
16- De leden van de regterlijke magt kunnen buiten den tijd der vacantiën zich van de plaats, waar zy hunne bediening uitoefenen, niet verwijderen, zonder daartoe verlof te hebben bekomen.
Zij kunnen zelfs in den tijd der vacantiën niet buiten het koningrijk gaan, zonder hijzonder verlof van den Koning.
17. De jaarlijksche vacantiën van den hoogen raad, de hoven en arrondissements-regtbanken, zullen aanvangen met den eersten Julij en eindigen met den iaatsten Augustus ingesloten.
18- Gedurende de vacantiën zal er in den hoogen raad, gelijk mede in elk hof en in elke regthank, eene kamer zijn, belast met de afdoening der burgerlijke en handelszaken, welke spoed ver-eischen.
A'oor de behandeling van strafzaken heeft geene vacantie plaats.
19- Alles wat de wijze van eeds-atlegging, het colt;tuum dei' onderscheidene regterlijke ambtenaren, de afwezigheid, de afwisseling, en de orde van den inwendigen dienst van den hoogen raad, gelijk mede van de hoven en regthanken, de advokaten, procureurs en regtsbedienden aangaat, zal bepaald worden bij reglementen van openbaar bestuur. (Sb. 1838, nquot; 30.)
20. In strafzaken zal het regtsgeding op de teregtzittingeu in het openbaar worden gehouden, op straffe van nietigheid, ten zg bij de wet anders mogt zijn bepaald, of de hooge raad, het hof, de regthank, of hel kantongeregt, om gewigtige, by het proces-verbaal der zitting te vermelden redenen, mogt bevelen, l. 3
33
WET 01' DE REÜTERLUKE URÜAMSAT1E.
dat hel regtsgedlng, geheel of gedeeltelijk, mol gesloten deuren zal plaats hehben, (Sv. 170 v., i27, 253.)
Dezelfde liepallng is ook toepasselijk op de gedingen in liur-gerlijke zaken. {R. 18, -205, 822.)
In alle gevallen zullen de vonnissen en arresten, zoo in bur-gerlgke als in strafzaken, in liet openhaar worden uitgesproken, en moeten zijn ingerigt volgens de voorscliriften van art. 170 en 171 der Grondwet (*), alles op straffe van nietigheid.
21. Re vonnissen en arresten, gewezen nut een ander getal regters dan in deze wet is bepaald, zijn nietig. (R. O. 30, 57, 70 v., 100 v. R. 3!t.)
22. De hooge raad, hoven en regthanken, mitsgaders de ambtenaren van het openbaar ministerie, zijn verpligt, herigt en consideratien te geven, wanneer zulks hun van 'sKonings wege zal worden gevraagd. (R. O. 25.)
23- Geen lid van den hoogen raad, of van eenig hof of regt-bank, zal tot commissaris of rapporteur mogen worden benoemd in eene zaak, in welke een zijner bloed- of aanverwanten tol den derden graad ingesloten, als advokaat of procureur w erkzaam is, of geweest is. (R. O. 10. B. 345 v. R. 30 v.)
24. De icden van den hoogen raad, de hoven en regthanken, mogen zich niet directelük of indirectelijk over eenige voor hen aanhangige geschillen, of die zij weten of vermoeden, dat voor hen aanhangig zullen worden, in eenig büzonder onderhoud of gesprek inlaten met partijen of derzelver advokaten of procureurs, noch eenige bijzondere onderrigting, memorie of schrifturen aannemen. (B. 150'i, R. 30 v.)
25. De regterlijke kollcgiën en ambtenaren zijn onderling verpligt aan letteren requisitoriaai ten dienste der justitie wettig gevolg te geven. (R. O. 107. B. 1981. K. 12. B. 119,186, 210. Sv. 72 v.)
26 In alle zaken zal de president hoofdelijke omvraag doen, beginnende met den commissaris of rapporteur, en vervolgens aan de verdere leden, van den jongst benoemden tot den oudsten; de president brengt bet laatste zijn advüs uit.
Geen afwezend lid kan zijn advijs door een zijner medeleden doen voordragen, noch hetzelve schriftelijk indienen (R. 48.)
27- Wanneer er meer dan twee verschillende gevoelens zün uitgebragt, zal het besluit worden opgemaakt, op de wijze, die het meest overeenkomt met het gevoelen van de meerderheid.
28- De leden van de regterlgke magt zijn verpligt hot geheim te bewaren opzigtelgk de gevoelens die in de raadkamer over regtshanglge gedingen, door de raadsheeren of regters zijn geuit geworden.
29- Alle de leden van de regterlijke magt in deze wet opgenoemd, zullen, elk naar de wijze zijner godsdienstige gezindheid, alvorens in bediening te treden, den eed (belofte) afleggen;
Dat zij getrouw zullen zijn aan den Koning, en de grondwet zullen onderhouden en nakomen;
Dat zjj, middeliyk noch onmiddellijk, onder welken naam of
{•) Nu art. 156.
Si
vax i)e kaxton-cebegtex.
voorwendsel, tot het verkrijgen hunner aanstelling, aan iemand, wie hij ook zij, iets hehhen gegeven of beloofd, noch zullen geven of helooveti;
Dat zij nimmer cenige giften of geschenken hoegenaamd zullen aannemen of ontvangen van eenlg persoon, welken zij weten of vermoeden eenlg regtsgeding of zaak te hehhen, of te zullen krijgen, in welke hunne ambtsverrigtingen zouden kunnen te passé komen;
Dat zij voorts hunne posten met eerlijkheid, naauwgezetheid en onzijdigheid, zonder aanzien van personen, zullen waarnemen, en zich in de uitoefening hunner bediening gedragen, zoo als braven en eerlijken regterlijken ambtenaren betaaml. (G. 83, 123.)
TWEEDE AFDEELING.
rent de Kanton-Geregten.
v. ij. kemp, Onlwihkeling ran het recht betrekkelijk de K'in-tonger. 2de dr. (Rotterd. 1833, biz. 1—138). — de witt hamer, llnmlh. voor de Kantongererjten (Schoonh. 1818). — v. gorkcm. De bevoegdheid der Kanton-ejeregten, urrondisse-ments-regtbanken en provinciale gcregtshoven (Leyden 1844).
30 Het regtsgebied van elke arrondissements-regtbank wordt verdeeld in kanton-geregten, w ier omtrek bij eene bijzondere wel bepaald is. (Sb. 1833 nquot;. in. K. O. 112.)
31 Er zullen voor elk kanton-geregt zijn een regter, twee of ten hoogste vier plaatsvervangers, volgens de bepalingen daaromtrent door den Koning te maken voor ieder kanton, en een gritTier. (R. O. 8.)
32 Bü afwezigheid of belet van den kantonrégter, zal do oudst benoemde plaatsvervanger, en bü afwezigheid of belet van dezen de tweede plaatsvervanger, den kantonregter vervangen, en zoo vervolgens. (R. 41.)
33- Bü afwezigheid of belet van den griffler, worden züne ambtsverrigtingen waargenomen door eenen daartoe door den kantonregter te benoemen persoon, welke in handen van dien regter den eed zal moeten afleggen, waarvan proces-verhaal zal worden opgemaakt. (R. O. 29.)
34- De kantonregter en plaatsvervangers zullen hunne woonplaats moeten hebben in het kanton, en de teregtzittingen houden in de hoofdplaats van het regtsgebied; zünde de griflier ver-pligt aldaar te wonen. (R. O. 15.)
35. De kantonregters en plaatsvervangers moeten, onverminderd de vereischten bij de Grondwet voorgeschreven, den vollen ouderdom van 23 jaren bereikt hebben.
Zü worden uit de kundigste, bekwaamste, gegoedste en meest geachte ingezetenen, doch bij voorkeur uit meesters of licenclaten in de regten, gekozen. (G. 3. R. O. 48 v., 52.)
36 De traktementen van de kantonregters en hunne grifliers worden bepaald bü de tabel nevens deze wet gevoegd. De classificatie der kanton-geregten wordt by eene bijzondere wet geregeld. {Sb. 1830, nquot;. 12.)
33
WET OP DE REGTERLIJKE ORGANISATIE.
37. De kantonreglers, plaatsvervangers en grifllers worden door den Koning aangesteld voor vijf jaren. Zij zijn telkens weder benoemliaar.
38. Behalve de werkzaamheden aan de kantonregters bij de wet opgedragen, nemen zy kennis, zoo in burgerlijke als in handelszaken, zonder hooger beroep indien de vordering niet meer beloopt dan f 50, en behoudens hooger beroep indien dezelve niet meer beloopt dan /quot; 200; (R. 390 v., 403, 413 v., 422 v., 303 v., 1255. K. 380 v., quot;08 V. R. 658 V. Sv. 34 V.)
1quot;. Van alle louter personele regtsvorderingen; (R. ftquot; v., 12ft.)
2(', Van alle regtsvorderingen tot betaling van renten, huren en pachten, mitsgaders van interessen of gedeelten vaninsehulden, zelfs in geval de rente, de huur, de pacht of de hoofdsom der insehuld meer dan f 200 bedraagt, mits de regtstilel niet worde betwist,
39. Zij zullen, insgelijks zonder hooger beroep, indien de vordering niet meer dan f 50 beloopt, en behoudens hooger beroep, tot welke som de vordering zich mogt uitstrekken, kennis nemen;
1°. Van burgerlijke regtsvorderingen tot vergoeding van schaden, het zy door menschen, het zij door dieren, toe-gebragt aan land, houtgewas, boom-, tuin-, of veldvruchten; (B. HOI v. R. 98 1°,)
2°. Van zoodanig herstel aan huizen, woningen, gebouwen en pachthoeven, hetwelk volgens de wet ten laste van den huurder valt; (R. 1600 v. R. 98 20.)
3». Van betaling van arbeidsloonen aan werklieden, huren van dienstboden, en het volbrengen van wederzUdsche overeenkomsten van meesters en hunne dienstboden of arbeidslieden. (R. 1637 v.)
40- Zij nemen kennis van burgerlijke regtsvorderingen, ter zake van mondelingen hoon, zonder hooger beroep, indien de gevraagde betering zich blooteiyk bepaalt tot eene geldsom geen vijftig gulden te boven gaande, en behoudens hooger beroep, tot w elke hoogere som de gevraagde betering moge loo-pen, of ook in alle gevallen, waarin, nevens of in de plaats van eenige geldsom, een verdere eiscb tot betering mogt gedaan zün. (R. 1408 v. Sv. 253 4».)
41. Zü nemen insgelyks, behoudens hooger beroep, kennis van de regtsvorderingen tot ontruiming van huizen, gebouwen, woningen, pakhuizen, stallen, zolders en kelders, zonder onderscheid van het bedrag der huur, indien de huurder geen schriftelijk bew ijs van bestaande, vernieuwde of verlengde huur te berde brengt, en in gebreke biyft het perceel te ontruimen.
De bovenstaande bepaling is ook toepasseiyk op pachthoeven, landerijen, tuin- en andere gronden, mits de huur, over het jaar berekend, of de waarde van dien, niet meer dan f 200 bedrage.
In heide gevallen kunnen de vonnissen bij voorraad worden ten uitvoer gelegd, niettegenslaande verzet of hooger beroep, behouden? de bevoegdheid van den kantonregter, om bet stellen van borgtogt te bevelen. (R. 1606 v. R. 53 3°, 98 4°, 122 v.)
3«
VAX DE KA.VrOX-GEREGTE.N.
42 Zü nemen mede kennis van de regtsvorderingen tot ont-Linding van liuur van huizen, gebouwen, woningen, pakhuizen, stallen, zolders en kelders, mitsgaders van pachthoeven, landerijen, tuin- en andere gronden, en dien ten gevolge van derzelver ontruiming, ter zake van wanbetaling der huurpenningen, zonder hooger beroep, indien de huur, over het jaar berekend, niet meer dan f 50, en behoudens hooger beroep, indien dezelve niet meer dan f inn bedraagt.
De bepaling van het laatste lid des vorigen artikels is'lnsge-lUks te dezen toepasselijk. (B. l«(lü v. R. 38 v., 98 4».)
43. Inquot; alle geschillen, welke voor dading of compromis vatbaar zyn, en in welke partyen zich voor eenen kantonregter te hunner keuze, doch binnen het arrondissement, aanmelden, en zijne beslissing inroepen, zal deze van derzelver geschil moeten kennis nemen, welke ook de aard van het geschil en de waarde van het betwiste voorwerp zij.
In dat geval zal de kantonregter altijd wijzen in het hoogste ressort, ten ware partijen, in zaken aan hooger beroep onderworpen, dat beroep hadden voorbehouden. (B. 1888 v. R. 329, «20 v.)
44. De kantonregters vonnissen over alle overtredingen, op welke geene' hoogere straf is gesteld dan eene gevangenisstraf van zeven dagen, of eene geldboete van 73 gulden, te zaaien of afzonderlijk, zonder aanzien of die straf al dan niet gepaard gaat met de verbeurdverklaring van eenige voorwerpen.
Hunne vonnissen zijn aan hooger beroep onderworpen; met uitzondering van bet geval dat tegen de overtreding geene hoogere of andere straf is bedreigd dan eene geldboete, de som van / 20 niet te hoven gaande.
De bovenstaande bepalingen zijn niet toepasselijk op overtredingen ter zake van belastingen, welke alle door de arrondisse-ments-regtbanken worden beregt, voor zoo ver bij de wet niet een hooger regter is aangewezen.
Zij nemen insgeiyks kennis van de vordering tot vergoeding van kosten en schaden, ten behoeve der beleedigde party, wanneer die vordering geen f 30 te boven gaat. Wanneer die vordering f 30 te boven gaat, moet dezelve bij eene afzonderiyke actie bij den daartoe bevoegden burgerlijken regter vervolgd worden. (R. O. 38. Sv. 35 v., 232 v. Sb. 183i n°. 103.)
45 In de zaken bij het vorige artikel vermeld, wordt het openbaar ministerie waargenomen door het hoofd van het bestuur der gemeente, binnen welke het kantongeregt zijne zittingen houdt.
Indien in die gemeente een of meer commissarissen van policie zijn, kan het hoofd van voorschreven bestuur de werkzaamheden aan een' dier ambtenaren opdragen, en, indien er geen is, een lid van hel bestuur der gemeente, of eenen byzonderen, door den procureur-generaal bij het provinciaal geregtshof goed te keuren, persoon daartoe aanstellen. (R. O. 3. Sv. tu v.)
37
WET OP DE REGTERLUKE OÜUAXISATIE.
DERDE AFDEELING.
Fan de Arrondissements-Regthanken.
46- In iedere provincie bestaan een of meer arrondissements-regtbanken, volgens de tabel lig deze wet gevoegd.
liet getal van die regtbanken, dat van de regters en der ambtenaren van het openbaar ministerie, grilDers en substituut-griUlers in dezelve, en het bedrag van hunae bezoldiging zijn mede in de hiernevens gevoegde tabellen uitgedrukt. De omtrek der arrondissements-regtbanken en de klasse, tot 'welke elk derzelve zal behooren, zoo ten aanzien van bet personeel als van de Lezoldiging, wordt bu eene afzonderlijke wet geregeld. (Sb. 1830 nquot;. 12. It. O. 13, 112.)
47. In geval van ziekle of belet van eenen regter, wordt bij, by gebreke van eenen anderen regter, vervangen door eenen der regters-plaatsvervangers, welke ten hoogste vijf in getal zullen kunnen zyn voor elke regtbank. (R. O. 6, 8, IC. R. 30 v.)
48. De regters van do arrondissements-regtbanken, de offl-cleren van justitie, de grilliers en de regters-plaatsvervangers moeten, onverminderd do vereischten bij de Grondwet voorgeschreven, den graad van meester of licenciaat itfde regten bekomen hebben, op eene van 's Rüks hoogescholen, en den vollen ouderdom van 25 jaren hebben bereikt.
De substituut-otBciers en suhstituut-griHlers zullen insgelijks den graad van doctor of licenciaat in de regten moeten bezitten; zullende noglans de ouderdom van volle 23 jaren voldoende zgn. {G. 3. R. O. 33.)
49. De leden van de arrondissements-regtbanken cn van het openbaar ministerie, worden hij voorkeur gekozen uit de substi-tuut-oflicieren, grilliers en plaatsvervangers, of uit de in regten gegradueerde kantonregters, en derzelver plaatsvervangers, welke gedurende vyf jaren die werkzaamheden met ijver en lof hebben waargenomen. (R. O. 32.)
50- De arrondissements-regtbanken vonnissen in burgerlijke zaken in oneffen getal, doch ten minste metdrie regters. (R.O.21.)
51- De presidenten,vice-presldenten, regters en regters-plaatsvervangers worden door don Koning voor imn leven aangesteld.
De ambtenaren van bet openhaar ministerie, griffiers en derzelver suhslituten worden insgelüks door den Koningaangesteld, doch tot wederopzeggens loe. (G. 1«3. R. O. ö.)
52- Wanneer eene plaats van regter, plaatsvervanger of griffier of van kantonregter openvalt, zal de regtbank, de officier van justitie daaronder begrepen, met inachtneming van het bepaalde bij art. 49, aan den president en procureur-generaal van het provinciaal geregtshof eene lijst van aanbeveling inzenden van drie kandidaten, welke lijst aan den Koning zal worden aangeboden, om daarop zoodanig acht te slaan, als hij zal dienstig oordeelen.
53- De arrondissements-regtbanken zullen in eersten aanleg konnis nemen van allo persoonlijke, zakelijke en gemengde regts-
38
VAX IIE ARRONDISSEMENTS-UECiTBANKEN. 3«
vorderingen van iillerloi aard, uitgezonderd die, welke hg de wet verklaard zijn lol de bevoegdheid van de kanton-geregten, ofvan do provinciale hoven en den hoogen raad Ie hehoorcn. (R. O. 38 v., 03 v., 87 v.)
54. Zü nemen in het hoogste ressort kennis:
1quot;. Van alle jurisdictie-geschillen lusschen dekanlon-gereg-
ten van hun regtsgehied; (K. i'ü.)
iquot;. Van alle personele regtsvorderingen, de waarde van f ïoo in hoofdsom niet te hoven gaande; (R. 120, 129.) 3quot;. Van alle zakelijke regtsvorderingen, indien de waarde van het onderwerp, het zij in hoordsom, het zij in inkomsten, tegen vijf ten honderd berekend, niet meer beloopt dan f 400; (R. 12«, 129.)
iquot;. Van alle regtsgedingen betrekkelijk verplaatsing van seheldteekenen, aanmatiging van gronden, boomen, heggen, sioolen, van afleidingen en belemmering van wa-terloopen, alle binnen 'sjaars gepleegd, en van alle regtsvorderingen wegens hezitregt; (li. 013 v.)
;jJ, Van alle aan hooger beroep onderworpene vonnissen, door de kantonregters gewezen. (R. O. 38 v.)
55. Zij wijzen in het hoogste ressort in alle personele, zakelijke en gemengde regtsvorderingen aan hooger beroep onderworpen, iu gevalle partijen verklaard hebben van het hooger beroep af te zien.
Deze bepaling is niet toepasselijk in zaken, die niet voor dading of compromis vatbaar zijn. (B. 1888 v. R. 12« v., 020 v.)
56 Zij wijzen in correctionnele zaken; hunne vonnissen zijn aan hooger beroep onderworpen met uitzondering van het geval, dat tegen het misdrijf geene hoogere straf is bedreigd dan eene geldboete van f 200; zonder gevangenis of verbeurdverklaring van eenige voorwerpen, Ie zamen of afzonderlijk.
Zü nemen ook kennis van de vordering lot vergoeding van kosten en schaden ten behoeve van de heleedigde partü, wanneer do vorderingen geen f 130 Ie boven gaan. W anneer die vorderingen f 130 te boven gaan, moeten dezelve bij eene afzonderlijke burgerlijke actie vervolgd worden. R. O. 08. R. 1108 v.Sv. 222 v., 231.)
57- In correclionnele zaken vonnissen zij in onelfen getale, doch ten minste met drie regters. (R. O. 21, 30. Sv. 83.)
58. De arrondlssements-regtbanken nemen in hooger beroep kennis van de vonnissen, door de kanlonregters, in eersten aanleg ter zake van overtredingen gewezen.
De bepaling van het voorgaand artikel is ook van toepassing op de vonnissen in hooger beroep. (R. O. 54.)
59 De regtsmagt der arrondlssements-regtbanken, ten aanzien der eersle en voorloopige inslruclie van strafzaken, mitsgaders die der reglers-commissarissen, gelijk ook liet getal, de diensttijd van iaatstgeinelde, en de verdere daartoe betrekkelijke bepalingen, worden geregeld hij het wetboek van strafvordering. (Sv. 33 v., 83 v.)
WET OP DE REGTERL1.IKE ORGANISATIE
VIERDE AFDEELING.
ran de Provinciale Geregtshoven.
Is de aanbevelingslijst vermeld in art. Ki vervallen? Opmerk, en
Meil. XVII, lilz. 301. Over art. «3, 1°. Opmerk, en Meiled. XV
blz. «2. Over den strijd tusschen art. quot;0 R. O, en art.266 W.v.
Strafvord. Opmerk, cn Medeil. II. hlz. 98.
60 In iedere provincie bestaat een provinciaalgeregtshof. (R. O. 112.)
61- De provinciale geregtshoven zullen zijn te zamen gesteld, als volgt;
In Holland, uit één president, één vice-president, negen raads-heeren, een procureur-generaal, twee advokaten-generaal, één griflier cn twee substituur-griniers.
In Noord-Braband, Gelderland, Zeeland, Utrecht, Vriesland, Overijssel, Groningen en Drenthe, uit één president, één vice-president, zeven raadsheeren, één procureur-generaal, éénadvo-kaat-generaal. één grilUer, één of ten hoogste twee suhslituut-grilUers.
Derzelver bezoldiging wordt geregeld volgens de tabclle, bij deze wet gevoegd. (Sb. 1811, nquot;. 1«, 17.)
62 De Koning benoemt de leden en ministers der provinciale geregtshoven, mitsgaders de procureurs-generaal en advokaten-generaal, overeenkomstig de bepalingen van art. 18i (nu 103) der Grondwet, voor hun leven.
63 Wanneer eene plaats van raadsheer openvalt, geeft liet bof daarvan kennis aan dc Staten der provincie, en zendt tevens aan dezelve eene aanbevelings-lijst van zes kandidaten, bijbeslo-tene briefjes, door het bof, de procureur-generaal daaronder begrepen, bij meerderheid van stemmen gekozen, waarop de Staten in hunne nominatie zoodanig achl zullen slaan als zij dienstig zullen oordeelen.
De leden van de arrondissements-regtbanken en van hetopen-baar ministerie bij dezelve, welke deze hunne ambtsbetrekkingen met lof en ijver hebben waargenomen, zullen bij liet opmaken dier lijsten bijzonderlijk in aanmerking komen. (R. O. Ill v.)
64 Onverminderd de vereiscMcn bij de Grondwet gevorderd, zullen de raadsheeren, procureurs-generaal, advokaten-generaal en grilllers der provinciale geregtshoven, moeten;
1quot;. Sedert ton minste vijf jaren zijn meesters of licenciaten in de regten op eene van 's Rijks hoogescbolen;
2quot;. Den oudenlom van dertig jaren ten volle hebben bereikt.
De suhstltuut-grltllers moeien op gelijkewijzedenzelfdengraad verkregen hebben in de regten. en den ouderdom van vijf-en-twintig jaren ten volle hebben bereikt. (G. 3.)
65 De provinciale hoven oordeelen in eersten aanleg;
1quot;. Over alle regtsvorderlngen, waarin de provincie betrokken is, met uitzondering der zakelijke regten.
Indien de vordering geen vier honderd gulden in hoofdsom te boven gaat, wüzenzijdaarinzonderhoogerberoep;
2°. Over jurisdictie-geschillen tusschen arrondissements-
40
VAX DE PROVINCIALE ÜEREÜTSHOVEX.
regtbanken of tusschen kanlon-gcregten, in verschillende arrondissementen, binnen de provincie voorvallende; (R.
27G V.)
3quot;. Over alle correclionnele vervolgingen binnen het provinciaal regtsgebied, tegen kantonregters en hunne plaatsvervangers, reglers, plaatsvervangers en leden van het openbaar ministerie en gritBers, wegens misdrijven, ge-gedurende den Igd hunner bediening begaan, mitsgaders over de daaruit voorlspruilende vordering tot vergoeding van kosten, schaden en interessen, overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid van arl. 36 (R. O. quot;0. R. 8(iï. Sv. 23quot; v.)
66. Zij oordeelen in eersten aanleg en in het hoogste ressort, behoudens de voorziening in cassatie, over alle burgerlijke en aan hooger beroep aan het hof onderworpene geschillen, binnen het provinciaal regtsgehicd voorvallende, wanneer partgen de regtsmagt van het geregtshof raauweiyk te dien einde inroepen. (R. 21, 329 V.)
67. Zij oordeelen, mei uitzondering der zaken aan denhoogen raad opgedragen, in het eerste en laatste ressort, over alle misdrijven. waartegen eene lijf- of onteerende straf is bedreigd, en waarvan het regt van vervolging tot de bevoegdheid behoort van den olticier bij de arrondissements-regtbanken In hun provinciaal regisgebied-, overeenkomstig de bepalingen daaromtrent bij bet Wetboek van Strafvordering vastgesteld. (R. O. 92quot;. Sv. 170 v.)
68. Zij oordeelen in hooger beroep over de daarvoor vatbare vonnissen, in correclionnele zaken by de arrondissements-regtbanken, binnen hun provinciaal regtsgehicd in eersten aanleg gewezen. (R. O. öii.)
69 Zij oordeelen in hooger beroep van de daaraan onderworpene vonnissen, door de arrondissements-regtbanken, binnen het provinciaal regtsgehicd, in eersten aanleg, in burgerlijke zaken gewezen. (R. O. 33, quot;0, R. 293 v.)
70 In de zaken, vermeld bij art. 03, 156 en ti9 vonnissen de provinciale hoven niet vijf raadsheeren. (R. O. 21. Sv. 2(gt;(!)
71. In de zaken bij arl. (gt;quot; en «8 vermeld, zullen gcene vonnissen kunnen worden gewezen dan met zes raadsheeren, en geene veroordeeling worden uitgesproken dan met meerderheid van stemmen.
Bij het staken der stemmen, wordt het vonnis gewezen ten voordeele var. den beklaagde. (R. O. 21. Sb. 1849 n0. 21.)
72 Be provinciale geregtshoven kunnen, na verhoor van den procureur-generaal, of op diens requlsltle, de ambtenaren van het openbaar ministerie bij de arrondissements-regtbanken van hun ressort, mitsgaders de kantonregters en de ambtenaren van het openbaar ministerie hij dezelve, onder 's hofs regtsgebied behoorende, voor zich ontbieden, om zich te verantwoorden over onachtzaamheden of wangedragingen, welke te hunnen lasle mogten zijn ingehragt.
Zij zullen aan dezelve, daartoe termen zijnde, zoodanige vermaningen en waarschuwingen geven, als zij zullen gepast oor-
41
i-2 WET OP DE ItEGTERUJKE ORGANISATIE.
deelen, of de zaak aan den procureur-generaal verwijzen, Indien dezelve lilijken oplevert van misdrijf. (R- O. li, 108.)
73- De provinciale hoven zullen, indien dezelve doordeklagle der ljelangtiel)liende parlü, of op eene andere voldoende vvüze kennis dragen dat er verzuim heeft plaats gehad in het vervolgen van misdrijven, den procureur-generaal belasten, om te dien aanzien aan hen verslag te doen, en voorts kunnen hevelen dat te dier zake het verelschte gevolg worde gegeven, zoo daartoe termen zijn.
74—82 (hetrellende de Criminele Regthank in Holland) ingetrokken en huiten werking gesteld, hij de Wet van deniOMei ISil (Sb. n». 10).
VIJFDE AFOEELING.
I'an den lluoyen Raad.
83- De hooge raad is zamengesteld uil een president, een vice-president, ten minste twaalf en ten hoogste veertien raads-heeren, één procureur-generaal, twee advokaten-generaal, één grillier en twee of ten hoogsten drie substituut-gritHers. (G, 13quot;.) — [Bij de Wet van den 20 Mei 18il (Sb. n0. 18), is hot getal der advokaten-generaal bepaald op drie en dat der substituut-grilHers op twee.]
84. De Koning benoemt do leden en ministers van den hoo-gen raait, mitsgaders den procureur-generaal en advokaten-ge-neraal hij denzelven, overeenkomstig de bepalingen van art, 181 (nu 103) der Grondwet, voor hun leven.
85- Wanneer eene plaats van raadsheer in den beogen raad openvalt, zal de hooge raad daarvan kennis geven aan de tweede Kamer der Staten-Generaal, en daarbij inzenden eene door dien raad, de procureur-generaal daaronder begrepen, bij besloten briefjes en met meerderheid van stemmen opgemaakte aanbevelingslijst van zes kandidaten, waarop de tweede Kamer hij het maken van hare nominatie zoodanig acht zal slaan, als zij zal dienstig oovdeelen.
De leden der provinciale hoven en der arrondissements-regt-banken, mitsgaders de leden van het openbaar ministerie bü dezelve, welke deze hunne ambtsbedieningen met lof en ijver hebben waargenomen, zullen bij het opmaken dier lijst meer bijzonderlijk in aanmerking komen. (G. 138.)
86- De hoedanigheden, vereischt om raadsheer, procureur-ge-neraal, advokaat-generaal of grittier bij den boogen raad te zijn, behalve die bij de Grondwet gevorderd, zijn:
1quot;. Sedert den tijd van ten minste tien jaren den graad van meester of licenciaat in deregten,opeenevan'srijks. hoogescboien verkregen te hebben;
2quot;. De volle ouderdom van vijf-en-dertig jaren.
De substituut-grilïlers moeten gelijken graad van regten bezitten, op eene van 's rijks hoogescboien verkregen, en den ouderdom van vijf-en-twintig jaren ten volle bereikt hebben. (G. ö.)
87- De hooge raad oordeelt ter eerster instantie: (G. 101. R. O. «0. B. 474 v. R. 21.)
VAX HEX HOOG EX RAAD.
1°. Over allo regtsvonleringen, waarin de Koning, of de leden van het Koninklijk huls als gedaagden worden aangesproken; (R. i 1°, 200 2°.)
•2°. Over alle regtsvorderlngen in welke de Staat als gedaagde wordt aangesproken, uitgezonderd die, welke 's ryks belastingen betreffen.
Niettemin moeten de zakelijke regtsvorderlngen voor den gewonen regter worden gebragt. (R. 12!) v.)
88. De hooge raad oordeelt Insgelijks terecrsterinslantieover alle jurisdictie-geschillen:
1°. Tusschen alle regterlijke autoriteiten, welke nletbehoo-ren onder hetzelfde provinciaal geregtshof;
2°. Tusschen de provinciale geregtshoven;
3°. Tusschen eenig provinciaal geregtshoftereersterinstan-tie regt doende, en eenige regthank of geregt onder hetzelve ressorterende;
4quot;. Tusschen een provinciaal geregtshof of eene regthank ter eenre, en een der bijzondere kollcgien, bij art. 1 vermeld, Ier andere zyde. (R. 2quot;«.)
89 Do hooge raad neemt insgelijks ter eerster Instantie kennis van alle geschillen in zaken van prijzen en buit, die door de schepen van oorlog van den Staat, of door schepen bij particulieren uitgerust en van commissie of lettres de marf/Mcvoorzlen, worden achterhaald en opgebragt, mitsgaders van alle geschillen, welke tusschen de nemers onderling deswege zouden mogen ontstaan.
90. De arresten door den hoogen raad ter eerster instantie in burgerlijke zaken gewezen, zullen onderhevig zijn aan revisie, overeenkomstig de bepalingen van het welhoek van burgerlijke regtspleging. (R. O. 87. R. 3ö9 v.)
91. De hooge raad oordeelt bij wege van hooger beroep in burgerlijke zaken;
1». Over de aan hooger beroep onderworpen vonnissen dooide provinciale geregtshoven In eersten aanleg gewezen; (R. O. (iS.)
2°. Over de vonnissen gewezen bij de hoven van justitie in de koloniën of bezittingen van bet Rijk in andere we-relddeélen, overeenkomstig de bepalingen deswege door den Koning te maken. 'Sb. 1810. nquot;. I.)
92- De hooge raad neemt, met inachtneming van art. 173 (nu 139) van de Grondwel, in het eerste en laatste ressort kennis:
lu. Van alle misdrijven (de overtredingen, waartegen ge|ne straf van gevangenis is bedreigd, niet daaronder begrepen), gedurende den tijd hunner functien begaan door: De leden van de staten-generaal:
De hoofden der departementen van algemeen bestuur: De leden van den raad van slale:
De commissarissen van den Koning in de provinciën;
2°. Van aile misdrijven (de overtredingen, waarlegen geene straf van gevangenis is bedreigd, niet daaronder begrepen), gedurende den tijd hunner functien begaan door:
!3
WET 01' DE REÜTERUJKE ORGANISATIE.
De groot-officieren van het huis des Konings en van die der leden van het Koninklijk geslacht:
De kanseliers van de orden des rijks;
De ambassadeurs en andere gezanten by buiteniand-sclie mogenheden:
De gouverneurs en commissarissen des Konings in de koloniën en bezittingen van het rijk in andere wereld-deelen;
De grilliers van de beide kameis der staten-generaal en den secretaris van den raad van state;
De presidenten, raadsheeren, procureur-generaal, ad-vokaten-generaal, en de griflier en sibstituut-gritUcrs van den hoogen raad:
De leden en secretaris van de algemeenerekenkamer;
De raden en generaai-meesteren van de munt en der-zeiver secretaris;
De leden en den griflier van het hoogmilitairgeregts-hof, de ambtenaren van het openbaar ministerie bij hetzelve;
De presidenten, raadsheeren, ambtenaren van belopen-baar ministerie en grilliers van de provinciale geregts-hoven;
In correclionneie gedingen tegen de leden van voorschreven liooge koiiegiën cm ambtenaren gerigt, is de hooge raad bevoegd tevens kennis te nemen van de vordering lol vergoeding van kosten, schaden en interessen, volgens de bepalingen van liet tweede lid van art. SU. (G. 100. R. O. 6quot;, tot.)
93- De booge raad wijst ook in het eerste en hoogste ressort: lu. Over de misdaad van zee-rooverij;
iquot;. Over alle misdrijven gepleegd aangaande prijzen enbuit in art. 80 vermeld. (K. O. (iquot;, 102.)
94. Tegen de arresten van den hoogen raad wordt geene cassatie toegelaten.
95. De hooge raad neemt kennis van den eisch tot cassatie, gedaan tegen de handelingen der provinciale hoven, de arrondis-sements-regtbanken en kanton-geregten en tegen derzeiver arresten en vonnissen, in het hoogste ressort gewezen, behoudens de slotbepaling van het laatste lid van art. 99. (G. 102. K. O. 104.)
96- De eisch tot cassatie kan worden ingesteld, het zy door de .partijen, het zy ambtshalve door den procureur-generaal bij den hoogen raad, met inachtneming van de hiernavolgendevoor-schriften. {R. O. 98, 103.)
97. De wetboeken van burgerlijke regtspleging en van strafvordering bepalen de regelen, termijnen en vormen van de voorziening in cassatie. (R. 398 v. Sv. 388 v.)
98. De procureur-generaal by den hoogen raad zal zich in cassatie kunnen voorzien in het belamj der wel, na verloop der termijnen, aan de partyen toegestaan, zonder dat het te wijzen arrest eenig nadeel kan toebrengen aan de regten door partyen verkregen. (R. O. 90 2». Sv. 381.)
44
VAN DEX HOOGEX BAAD. IS
99. De hooge raail vernietigt de liandelingen, arresten en vonnissen:
1°. Wegens het verzuim der vormen, voorgeschreven cip straffe van nietigheid; (R. O. 20 v., 30, 37,quot;Ov.R.OOv.)
00. Wegens verkeerde toepassing of schending der wet;
3°. Wegens overschrijding der regtsmagt. (G. 10-2. R. O. 38 v., 33 v., 6ö v. R. 1Ö6.)
Niettemin kunnen de vonnissen in liurgeriyke zaken door de kantonregters in liet hoogste ressort gewezen, niet anders worden vernietigd, dan wegens onhevoegdheid of overschrijding van regtsmagt, of ter zake, dat dezelve de gronden niet inhouden, waarop zij zijn gewezen, of niet met opene deuren zijn uitgesproken; onverminderd de bevoegdheid van den procureur-generaal hij den hoogen raad, om zich, alleen in het belang der wet, tegen die vonnissen in cassatie te voorzien. (G. Kil R. O. 93, 98. R. li', Gi8.)
100- Behoudens de gevallen, waarin volgens de wet een ander getal raadsheeren vereischt wordt, vonnist de hooge raad in alle burgerlijke zaken, zoo in eersten aanleg als in hpoger beroep, mitsgaders in strafzaken en in cassatie, met zeven raadsheeren. (R. O. 21.)
101- In zaken, vermeld hij art. 92, vonnist de hooge raad ten gelale van tien raadsheeren.
BU liet staken der stemmen wordt het vonnis uitgesproken ten voordeele van den beklaagde. (R. O.
102- In zaken, bij art. 93 vermeld, vonnist de hooge raadmet zes raadsheeren.
BU het staken der stemmen wordt het vonnis uitgesproken ten voordeele van den beklaagde. (R. O. quot;1.)
103- Partijen zijn niet ontvankelijk om in cassatie te worden toegelaten, zoo lang de gewone wijze van procederen toereikende is om hare bezw aren te doen herstellen, het zy door denzelfden regter hy wien de zaak heeft gediend, het zij door middel van hoo-ger beroep.
104- Re hooge raad zal In alle zaken van cassatie de bepalingen der twee volgende artikelen in acht nemen.
105- Indien hel arrest of vonnis vernietigd wordt ter zake van verkeerde toepassing of schending der wet, of van overschrijding van magt, zal de hooge raad, zonder in een nieuw onderzoek naar hel al of niet bestaan van de daadzaken, in het beklaagde arrest of vonnis vermeld, te kunnen treden, ten principale regt doen; zullende 's hofs uitspraak in geen geval voor eenige nadere regterlgke voorziening vatbaar zyn. (R. 402, il9v.,423 v.)
106- Indien het arrest of vonnis vernietigd wordt ter zake van verzuim in de vormen, die op stralfevan nietigheidzynvoor-geschreven, zal de hooge raad eene nieuwe instructie der zaak bevelen, Ie beginnen van de oudste akte in welke de nietigheid begaan is, en zal in dat geval do zaak worden verwezen:
lo. Wanneer de vernietigde uitspraak gegeven was door een kanton-geregt, aan de arrondissements-regtbank lot welker ressort hetzelve behoort;
WET or DE REGTERLUKE ORGANISATIE.
2°. Wanneer hot vernietigd vonnis is gewezen door eeno arrondissements-regtlmnk, aan het provinciaal geregts-liof van liet ressort;
3quot;. Wanneer liet vonnis gewezen is door oen provinciaal gerogtsliof, aan een aangrenzend provinciaal geregtsliol'. (R. 402, 419).
107. Do hoogc raad zal van de gerogtslioven, regtbanken en kanton-geregten van het rijk de Ijoriglen en informatiën mogen vragen welke dezelve zal dienstig oordeolon. met ofzondervoort-bronging of opeisching der slukkon, betrekkelijk eone zaak, waarin de hooge raad moet oordeelen. (R. O. 23.)
108 De hoogo raad kan, na verhoor van den procureur-generaal, of op diens requisitoir, de ambtenaren van het openbaar ministerie bij de provinciale geregtshovon voor zich ontbieden om zich te verantwoorden wegens onachtzaamheid of wangedrag aan bon ton laste gelegd.
De hooge raad zal aan denzelven, daartoe termen zijnde, zoodanige vermaningen en waarschuwingen geven als dezelve zal gepast oordeelen, of de zaak aan den procureur-generaal verwijzen, indien zij blijken van misdrijf oplevert. (G. 102.R.0.1 i,quot;2.)
109- Do hooge raad zal, indien dezelve door do klagte der belanghebbende party, of op eenige andere voldoende wijze, konnis draagt, dat er verzuim heotl plaats gehad in bet vervolgen van misdrijven, aan de rogtsmagt van den hoogon raad onderworpen, den procureur-generaal belasten, om te dien aanzien verslag te doen, en voorts kunnen bevelen, dat te dier zake het verelschte gevolg worde gegeven, zoo daartoe gronden zjjn. (G.1G2.R.0.93.)
110. De jaarwedden van de ambtenaren in den hoogon raad worden bepaald volgens de tabolle bij deze wet gevoegd.
• Bijzondere voorzieningen.
111. De tegenwoordige ambtenaren van de regtorlijko magt, w elke niet bezitten do vereischten bü deze wet bepaald, kunnen nogtans benoemd worden lot gelijksoortige ambten, als zijlhans bekleeden.
De tegenwoordige commiesen-grifflor, welke don graad van meester of licenciaat in de regten niet bezitten, z(jn niettemin tot grilliers benoembaar.
Do te voren verleende dispensation wegens de graden van bloedverwantschap of aanhuwelijking blijven in stand. {R.O.33, 48, ti4.)
112. Nadat de zotels der onderscheidene rogterlijke koliegiön zijn bepaald, kunnen dezelve niet dan ton gevolge eener wet worden verplaatst. (R. O. 40, 00.)
iti
STAAT, belioorende tol urt. 3G der ff el op de Reij-'terlijke Organisatie, en behelzende de jaarwedden van de Kanlon-reoten en derzelver Griffiers
I
1ste, Me, 3dc en 4(le kanton van het 1ste arrondissement der provincie tlolluml {noordelijk gedeelte). Istc klasse. |
Kanlonregter f 1,200 Grifller...... - 000 00 00 |
By de speciale wet, in art. 3ti tie-doeid, wordt aangewezen welke AvmiOHS daarin zyn ! gerangschikt. |
Kanlonregter Grillier...... - 900 - 450 00 00 |
Kanlonregter - 800 Grifller....... - 400
Als liovcn.
00 00
Ais boven.
700 350
00 00
Kanlonregter Grifller......
Als hoven.
Kanlonregter Gritlier......
- coo oo
- 300 00
STAAT, bchoorende lot art. 16 der Wet op de Herjler-lyke Onjanisatie.
Aanwijzing der
voornaamste steden in ieder arrondissement begrepen.
PRO- ARRONDISSE-
31EXTENquot;.
KiXGEN.
Holland / (noordelijk \ !/ edeelte). |
Het ide arrondissement zal beslaan uit het liij de Wet van den 22December 18-28 (Staatsblad nc. 73), ingestelde 8ste kanton van het eerste arrondissement der provincie Holland (noordelijk qedeelte), en uit het, hij dezelfde i quot;Wet ingestelde, ' ide en 5de kanton van het 2de arrondissement van gezegde provincie. Zie art. 81 a der AVet van den 28 April 1835 {Staatshl. nquot;. 10). |
ifl
Aanwijzing der | |||
PRO |
ARRONDISSE |
voornaamste steden in ieder |
AANMER |
VINCIE. |
MENTEN. |
arrondissement begrepen. |
KINGEN. |
Holland {zuidelijk ^ fieileelle). \ Holland (zuidelijk Uedeelle). |
lc Arroridiss. 2e (lilo. 3* dito. dito. 8'! dilo. |
's Gravenhage, Delft. Leüilen. Woerden. Rotterdam. Schiedam. (iouda. Schoonhoven. Dordrecht. Gorinchem. Vianen. Leerdam. |
Het liij de Wet van ii December 1828 (Staatsblad no. 74), ingestelde 8^te kanton van het llde arrondissem. provincieHolland {Zuidelijk qedeel-le) is gevoegd iiij het 4de arrondissement vandezelfde provincie. Zieart. Sic der Wetvan 28 April 183.') (Sbl.no.10). Hel ide arrondissement zal, behalve de kan-toiis waaruit liet-zelve, volgens de Wet van 22 December 1828 (Staatsblad no. li), is zamenge-steld, mede bevallen iiel bij dezelfde Wet ingestelde 8ste kanton van het 3de arrondissement der provincie Holland [zuidelijk uedeelle). Ziearl.ülc dei-Wel van 28 April 1835 (Slil.no.10). Het Ude arrondissement zal bestaan uit het bij ilc Wet van 22 December 1828 (Staatsblad no. quot;4), ingestelde 4de, 5de en (ide kanton van het 4de aiToudisse-ment der provincie Holland j (zuidelijk fiedeel-\te). j Ziearl.Slhder ! Wetvan 28 April 1183» (Sill.no.10,. |
50
ARRONDISSEMENTEN. PROVINCIE. |
Aanwijzing der voornaamste sleden in ieder arrondissement begrepen. |
AANMERKINGEN. |
Holland {zuidelijk { gedeelte). Utrecht. Vriesland. 1« dito. Zeeland. '2e dito. 3« dito. ) te dito. I i' dito. i lquot; dito. 0 2P dito. 1 Squot; dito. j 6e Arondiss. |
Krieile. Middelburg. Viissingen. Vee re. Sluis. (loes. Zierikzec. Utrecht. Amersfoort. Leeuwarden. Heerenveen. Sneek. |
Het tide arrondissement zal bestaan uit bel bij deWetvan 22I)e-cember 1828(Sbl. no. 75) ingestelde 7de kanton van het.'ide arrondissement van de provincieHolland {zuidelijk nedeel-te), mitsgaders uit het by dezelfde Wet ingestel-de7dckanton van het4de arrondissement van die provincie. Zie art. Sidder Wet van '28 April 1833 (Sbl.no. 10). Het ie arrondissement zal be-taan uit hel by de Wet van -22 December t828(Slil. no.78), ingestelde quot;)de, tide en 7de kanton van het te arrondissement derprov.Utrecht. Zieart.Strfder Wet van 28April 1835 (Sbl. no. 10). Het 3de arrondissement zal bestaan uit de bij de Wet van 22 December 1828(Sbl. no. 79), ingestelde 8sle en «de kantonsvan het Iste arrondissem. der provincie Vriesland, mitsgaders uit de bij dezelfde Wet Ingestelde ide en 3de kantons van het 2de arrondissement van die provincie. Zieart.Sle der Wet van 28 April 18 35 (Sbl. no. 10). |
51
ARIIONDISSE-MEXTEN. pno- VIXCIE. |
Aanwijzing der voornaamste sleden in iedec arrondissement begrepen. |
AANMERKING E.\. |
' le Arrondiss.
Overys- )
sel. 2» dito.
ƒ 3- dito.
Zwolle.
Kampen.
Vollenhoven.
Deventer.
Almelo.
Groningen. Winschoten. Appingadam. 1« dito. 2quot; dito. 3» dito. Groningen. |
Het 3de arrondissement zal heslaan uit de hij de Wet van 22 I)e-eemher 1828(81)1. no. 81) ingestelde 'ide en 'iiit' kantons van het 1ste arrondissement der provincie Groningen. Zie art. 81 der Wet van 28 April 1833 (Staatsblad jno. IA). |
Een Arronil.
Drenthe.
Assen.
STAAT, bchonrende lot art. 46 der H'et np de llei/ler-lyke Organisatie, en behelzende hel (iclal regters en ambtenaren, uit welke hel personeel der arrondisse-ments-regtbanken zal zijn zamengesteld, alsmede de jaarwedden door dezelve te (jenietcn.
JAAR- |
AAX.MER- | ||
PERSONEEL. |
! WEUIIE. |
KINGEX. |
Am-sler-dnin. 's Ora-ven-liage. Rot-Icr-dam. |
|
Zie art. 83 A a oilfiller Wot van 28 April 18;i5 (Staatsbl. no.lfli. Zie art. 83 c eiw/der Wet van •28 April 183Ö (Staatsbl. no.10). Zie art. 83 A a enrf dor Wet van 28 April 1835 (Staatsbl. no.lfl). |
53
f 2,300.00 - 1,600.00
- -2,300.00
- 1,«00.00 - 1,200,00 - 800.00
Tot de 1ste klasse be-
booren : 's Hertogenboscb. Arnbem.
Middeli)urg.
lltrecbt.
Leeuwarden.
Zwolle.
Groningen.
Zie art. 83 K der Wet van 28 April 1833.
Tol de 2de klasse be-
booren :
Breda, art. 2 Wel 1 Juli ij 1830 Alkmaar, Ut supra. Hoorn, Ut supra.
Haarlem, art. 82 Wet
van 28 April 1833. Leüden, art. 2 Wet van
t Junü 1830. Dordrecht, Ut supra. Deventer, Ut supra. \ssen, art. 83 D Wet van 28 April 1833.
Tol de 3de klasse be-
booren.
Eindhoven, Wet van 1
Juny 1830, art. 2. Nijmegen, Ut supra. Zulpben, Ut supra. Tiel, Ut supra.
Gorincbem, Wet van 28
April 1833, art. 2. Krielle, Ut supra.
Zierikzee, Wet van 1
Junij 1830, arl. 2. Goes, Ut supra.
Amersfoort, Wet van -28
April 1833, art. 82. Heerenveen, Wet van I
Junij 1830, art. 2 Sneek, Wet van -28 April
1833, art. 82.
Almelo, Wet van 1 Junij
1830, art. 2. Winschoten, Ut supra. Appingadam. Wet van-28 April 1833, art. 82
1 President . . . ii 3 Leden, ieder Officier
- -2,000.00
- 1,300.00
- 2,000.00
- 1,300.00
- 1,200.00 - 800.00
ei ) 1
- 1,800.00
- 1,300.00
- 1,800.00
- 1,300.00
- 1,000.00 - «30.00
| ||||||||||||
, 1 (/iiiciüi..... 'i. ) 1 Subst.-Offlcier I 1 Oritller..... V 1 Suhst.-GrilTier |
Stt 1 President 3 Leden, ieder .
I Olliner.....
1 Subst.-Oltlcier
quot; I 1 Griffier.....
\ 1 Subst.-Griffier
1 President. . . . 3 Leden,ieder. .
Olllcier.....
i 1 Subst.-Ollicier
/ 1 Griffier.....
i 1 Subst-Griffier
STAAT, hehooremle tot art. «1 der JVel op de Regter-Ijke Organisatie en behelzende de jaarwedden van de reqterlijke ambtenaren, uil welke het personeel der provinciale yeregtshoven, volijens hetzelve KI sic artikel, zal zyn zumemjesteld.
PROVINCIALE ÜEREGTS-IIÜVEgt;.
AANMERKINGEN.
AMBTENAREN.
Holliiml. . N.-Braband Gelderland Zeeland. . . Utrecht. . . Vriesland . Overijssel. . Groningen . Drenthe . . |
/1 President....... 1 Vice-President . . . . !l Raadsheeren, ieder. . 1 Procureur-Generaal. 1 -2 Adv.-Generaal, ieder I 1 Griffier......... v 2 Suhst.-Grllliers, leder 1 President........ 1 Vice-President . . . . 7 Raadsheeren,leder . t Procureur-Generaal. j 1 Advokaat-Generaal . / 1 Griltler......... ' 1 a *2 Suijstit.-Grilllers, leder ........... /1 President........ / I Vice-President . . . . V quot; Raadsheeren, ieder . ' t Procureur-Generaal . 1 Advokaat-Generaal . 1 GrilHcr......... t a -2 Suhstlt.-Griniers, ieder ........... |
- ;t,500.0(1 - 3,000.00 - 4,000.00 - 3,000.00 - 3,400.00 - 1,500.00 - 3,300.00 - 2,800.00 - -2,200.00 - 3,300.00 - 2,200.00 - 1,800.00 - 1,000.00 - 2,300.00 - -2,200.00 - 2.000.00 - 2,300.00 - 800.00 |
Zie art. 83 i) a der Wet van 28 April 1833. Zleart.83 Dfcdpr Wet van 28 April 1833. Zie art. 83 D c der Wet van -28 April 1833. |
STAAT, hehoorendc tot art. 110 der Wet op de fteyter-lijke Crganisatie en behelzende de jaarwedden der ambtenaren, uit welke volgens art. 83 der wel, het personeel van den lloogen Raad zal zijn zamengesteld. | |||||||||
|
1 President .......... 1 Vice-President....... 12 a 14 Raadsheeren, ieder 1 Procureur-Generaal . . . 2 Advokaten-Generaal. . . . 1 Grillier ............ 2 a 3 Substituut-Grilliers . f 8,000.00 - 3,000.00 - 4,300.00 - 8,000.00 - 4,300.00 - 3,300.00 - -2,000.00 |
Zie art. 83 F der Wet van 28 April 1833. |
van den 20 Mei 18U, omtrent de regterlijke orqunisaUe van Zuid-Holland en \oord-Holland (Staalsbl. no. 16),
Wij Willem II, Iiij ile gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
/Vllen, die deze zullen zien of liooren lezen, salut! doen te weten;
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat volgens art. 1 en 2 der Grondwet, Zuid- en yoord-Holland twee afzonderlijke provinciën uitmaken.
Dat het mitsdien noodzakelijk is om de regterlijke instellingen voor de provinciën Zuid-Holland en Soord-HoUand in overeenstemming te brengen met de voorschreven bepalingen, in verhand met artikel 180 der Grondwet.
Zoo is het, dat Wy, den Raad van Stale gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze;
Artikel 1.
Het regtsgebied van het voor de voormalige provincie Holland ingestelde provinciaal geregtshof wordt beperkt lot de pro\incie Zuid-Hollund en zal het gemelde geregtshof voortaan den naam voeren van provinciaal geregtshof van Zuid-Holland.
2- De criminele regtbank in Holland, wordt afgeschaft. Alle bepalingen afzonderlijk tot die regtbank betrekkelijk, en voorkomende, het zü in de Wet op de zamenstelling der regteriyke magt en het beleid der justitie, hetzij in het Wetboek van Strafvordering of in andere wetten, worden ingetrokken en buiten werking gesteld.
3. In de provincie Koord-Holland wordt een pi r/inciaal geregtshof gevestigd.
Hetzelve zal zijnen zetel houden te Amsterdam, ea zal zijn zamengesteld uit één president, één vice-president, negen raads-heeren, één procureur-generaal, twee advokaten-generaal, één griftier en twee substituten-grilliers.
4. De bezoldiging der ambtenaren van de provinciale geregts-hoven blijft in Zuid-Holl(tnd en wordtin Soord-Holland dezelfde als bg de tabelle, gevoegd by art. (it der Wet op de zamenstelling der regteriyke magt en het beleid der justitie, aan de ambtenaren van hel provinciaal geregtshof in Holland was toegekend.
5. Het lydstip, waarop de tegenwoordige wet zal aanvangen te werken, wordt door den Koning vastgesteld.
6- Ten aanzien der twistgedingen in burgerlijke en handelszaken, behoorende tot de competentie van bet provinciaal geregtshof van Noord-Holland, en welke op bet oogenblik der invoering van de tegenwoordige wet aanhangig zijn bij het voor de voormalige provincie Holland ingestelde, doch thans tot de pro-
WET VAX DEX 2« MEI 1841.
vincie Zuid-Holland Ijeperkte provinciaal seregtshof, zal gehnn-delil worden overeenkomstig art. 34 der Wet op den overgang van de vroegere lot de nieuwe wetgeving.
7. Ten opzigte der op het oogenlilik der invoering van de tegenwoordige wet onbesliste strafzaken, zal worden gehandeld volgens art.-33 der Wet op den overgang van de vroegere tot de nieuwe wetgeving.
Lasten en hevelen, dat deze in het Slnalsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriele departementen, autoriteiten,(,'ol-logiën en amhtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven Ie 's Gravenhage, den 26 Mei 1811.
((jdeehmd) WILLEM.
Van wage den Koning,
Dc Directeur van het Kabinet des Konings,
[fiel.) A. U. A. VAN RAPPARD.
l itgegeven den 3 .lunij 1841.
De Directeur ran het Kabinet des Konings, {get.) A. G. A. VAK RAPPARD.
30
van den 2(gt; Mei 18 il, omtrent de regterlijke orrjanisatie in Limburg. (Staatsbl. nu 1quot;.)
W ij Willem II, liij ilc Gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Gruot-IIcrlog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen die deze zullen zien of hooi en lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wü in overweging genomen hebben dat volgens art. 1 en 2 der Grondwet, het Hertogdom Limburg onder de provinciën is opgenomen;
Dat bet mitsdien noodzakelijk is dat de Nederiandscho regts-wetgeving in die provincie worde ingevoerd, en de regterlijke organisatie aldaar tot stand gebragt worde op gelijke grondslagen, als ten opzigte der overige provinciën aangenomen zijn.
Zoo is het, dat Wij den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, geiyk wy goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1.
In de provincie Limburg wordt een provinciaal geregtshof gevestigd. Hetzelve zal zijnen zetel houden te Maaslrichl, en zal bestaan uil een president, één vice-president, zeven faadslieeren, één procureur-generaal, één advocaat-generaal, éen grillier en één substituut-grifüer. De bezoldiging zal dezelfde zijn als in de lalielle, gevoegd bij art. i!l der Wet op de zamenstelling der regterlijke magt en hel beleid der justitie, voor de provinciale geregtsboven van Noord-Braband, en de daarmede gelijk gestelde provinciën, is bepaald.
2- In de provincie Limburg, zuilen twee arrondissements-regtbanken gevestigd zijn, de eene te Maaslrichl en de andere te Roermonde. De eerstgemeide zal zijn zamengesteld uit één president, vier a vijf leden, één ollicier, éen substiluut-ollicier, één grillier, en één suhstituut-grillier; — de laatstgcmelde uit één president, drie leden, één ollicier, één substituut-otlicier, eén grittier en één substituut-grillier.
Ten aanzien der bezoldiging wordt de arrondissemenls-rcgt-bank te Maastricht gerangschiki onder de eerste en die te Roer-monde onder de derde klasse, vermeld op de tabelle, beboorende hij art. 46 der wet op de zamenstelling der regterlijke magt en het beleid der justitie.
3. De verdeeling der gemeenten van de provincie Limburg in kantons, en de indeeling der kantons in dc beide voorschreven arrondissementen, wordt bü eene afzonderlijke wet bepaald.
4. De Nederlandsche wetboeken, de algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk, de wet op do zamenstelling der regterlijke magt en bet beleid der justitie, die op den overgang van de vroegere tot de nieuwe wetgeving, mitsgaders de tegenwoordige wet, zullen in de provincie Limburg van verbindende kracht zijn, cn aldaar zoo spoedig mogelijk worden ingevoerd. Het tijdstip dier invoering wordt nader door den Koning bepaald.
S8 WET VAX DEN SO MEI 1841.
5. Ten aanzien der twistgedingen in Lurgeriyke en handelszaken, betioorende tot de competentie van het provinciaal ge-regtshof in Limburg, cn welke op hel oogenblik der invoering van de tegenwoordige wet aanhangig zijn hy den Hoogen Raad, zal gehandeld worden overeenkomstig art. öi der wet op den overgang van de vroegere lot de nieuwe wetgeving.
6. Ten opzigte der op hel oogenblik der invoering van de tegenwoordige wet onbesliste strafzaken, zal worden gehandeld volgens art. 35 der wet op den overgang van de vroegere lot de nieuwe wetgeving.
Lasten cn bevelen, dal deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, collegiën cn ambtenaren, wien zulks aangaat, aan do naauw-keurige uitvoering de band zuücn houden.
Gegeven te 's Gravenhage, den SB Mei 1841.
Van wege den Koning.
De Directeur van het Kabinet des Koninqs, A. G. A. VAN RAPPARD.
Uitgegeven den derden .lunij 1811.
De Directeur van het Kabinet des Konimjs, A. G. A. VAN RAPPARD.
vastgesteld bij de Wet van den -22 December 1828 (Staatsblad no. U8, 71, 73, 7i, 73, 78, 79, 80, 81 en 82), en gewijzigd by art. 81 der Wet van den 28 April 1833 (Staatsblad no. 10) en voor de Provincie Limburg bij de fVet van den 18 September 1811 (Staatsblad no. 33).
Don Dungen. Berlicum cn Middelrode.
PROVINCIE NOORD-BRABAND. 1 ARRONDISSEMENT.
1 Kanton. 'sHertogenbosch. Engelen.
Rosmalen. Cromvoirl.
Empel en Meerwijk. Vugt.
-2 Kanton.
Oss. Lith. OefTen.
Bercbem. Lithoijen. Heesch.
Megen. Alem, Maren en Kes-Nistelrode.
Haren en Macharen. sel.
Ogen en Teeltelen. Nuland.
3 Kanton.
Schayk. Herpen. Huisseling loon. Velp. Ravenstein. Grave. Beers. Gasset. Escharen. Reek. Zeeland. |
Deursen cn Dennen-burg. en Neer-Dieden, Deinen cn Lange). Mil en St. Hubert. Linden. |
Kanton.
Heusdcn. Giessen.
Herpt en Bern. Rijswijk.
Oudbeusden, ElsboutVeen.
cn Huiten Almkerk en lit wijk
Hedikhuizen. Emmikhoven cn
Bokhoven. Waardhuizen.
■Werkendam. Woudrichem cn Ou-
De Werken en Sleeu- dendijk.
wijk. Wijk en Aalburg.
Op- cn Neér-Andel.
3 Kanton. Tilburg. Udenhout.
Bcrkel, Enschot cn Goirlc.
Hcukelom. Oislcrwijk.
Dussen, Munster cn Muilkerk.
Meeuwen, Hill en
Babilonicnbroek. Drongclen, Hagoorl, Gansoijcn en Docve-■ ren.
Hcesheen, Eethen en en Genderen.
Dongen.
REGTERLUKE INDEELINGEN
CO
Koxtel. Eseh. Haaren. Waalwijk. Baardwijk, Besoijen. Capelle. Vechel. St. Oedenroile. Erp. |
6 Kanton. Helvoirt. Liempdc. St. Michielsgestel. 7 Kanton. Drunen. Loon op Zand. Nieuwkuik en On-zenoord. 8 Kanton. Boekel. Uden. Hceswgk. |
Schyndel. Sprang. Vrühoeven Capelle. Vlijmen. Waspik. Dinther. |
!t Kanton.
Boxmeer. Vlerllngsbeek. Maashees en Over- Sambeek. loon. Wanrooij. |
Haps. Oefleit. Cuük en St. Agatha. |
Oploo, SI. Antonls en Ledeaeker. Eindhoven. Luijksgestel. Bergeijk. AVesterhovcn. Riethoven. Korkel en Schaft. Duizel en Steenzel. Valkenswaard. Asten. Budel. Soerendonk, Sterk-sel en Gastel. |
Beugen en Rijkevoort. 2 ARRONDISSEMENT. 1 Kanton. Eerzel. Aalst. Dommelen. Stratum. Veldhoven en Mere-Strijp. veldhoven. Oeile. Gestel en Blaarthem.Woensel en Eckart. Son en Breugel. Waalre. Zeelst. 2 Kanton. Maarheze. Leende. Heeze. Someren. Lierop. Vlierden. Deurne en Llessel. Bakel en Mllheezc. |
3 Kanton.
Helmond. Zesgehuchten. Geldrop. Mierlo. Oirschot. Hilvarenheek. Hooge en Lage-Mierde en Hulsel. Reusel. |
Lieshout. Tongelre. Nunen, Gerwen en Aarle-Rixtel. Nederwetten. Beek en Donk. Stiphout. Gemert. 4 Kanton. Bladel en Netersel. Diessen. Hoogeloon, Hapert Best. en Kastoren. Oostel, Westel Vessem, Wintelre Middelheers, en Knegsel. Moergestel. |
Breda. Prinsenhage. Ginneken en Bavcl. Cbaam. Gilze en Kijen. Oosterliout. Geert ruidenberg. |
DER PROVINCIËN. 3 ARRONDISSEMENT. 1 Kanton. Teteringen. Terheiden. •2 Kanton. Alplicn en Kiel. Zundert en Wern-hout. :i Kanton, Made en Drimme- len. |
Baarle-Nassau. Rgsbergen. Ul 's Gravemoer. Raamsdonk. |
Kanton.
Ouden bosch. Kosendjal en Nispen. Rucphen, Vorens- Zevenbergen. Fijnaart en Heünin-gen. Bergen op Zoom. Steenbergen en Kruisland. Nieuw Vosmeer. |
einde en Sprundel. Etten en Leur. De Hoeve en St. Maartens-Poider. 3 Kanton. Hooge en Lage Zwaiuwe. Kiundert. (i Kanton. Haisteren. Woensdrecbt, llo-gerbeiden en Hin-kelenoord. |
Oud- en Nieuw-Gas-tet. Dintetoord en Prinse-land. Stand daarbuiten. Wiliemstad. Ossendrecht. Putten. Muübergen. \\ (IU\V. |
PROVINCIE GELDERLAND. 1 ARRONDISSEMENT.
t Kanton.
Rbeede. Rozendaal.
•2 Kanton.
Arnbem.
Westervoort
Herwen. Pannerden.
3 Kanton.
Doorwertb.
Ede.
i Kanton. Hoevelaken.
ö Kanton. OUtebroek. Hatteni.
Zevenaar. Duiven.
Scberpenzeel.
Wageningen. Renkum.
Barneveld.
Ngkerk.
Heerde.
Etburg. Doornspijk.
BECTERLUKE INDEELINGEN.
li Kanton.
Brummen.
Epe.
^ Kanton.
Ermelo. Putten.
2 ARRONDISSEMENT,
1 Kanton.
Ubbergen.
Groesbeek.
2 Kanton.
Overasselt.
Balgoy.
3 Kanton.
Huissen.
Gent.
Hemmen.
4 Kanton.
D reumei.
Horssen.
Wamel.
3 ARRONDISSEMENT.
1 Kanton.
Warnsvcld.
2 Kanton.
Verwolde.
Kring van Dortb.
Borculo.
3 Kanton. Llcblenvoorde.
Eibergen.
4 Kanton. Winterswijk.
5 Kanton.
(Stad) Zelbein.
(Ambt) Hengelo.
C Kanton.
Hummelo.
Steenderen.
7 Kanton.
Gendringen.
Berg.
62
Voorst. Apeldoorn.
Harderwijk.
Mümegen. Millingen.
Wijchen. Heumen.
Keuningen. Burgbarcn.
Eist.
Valburg.
Heieren.
Loenen. Bemmel.
Bruten.
Batenburg.
Appeltern.
Ewijk.
Zutphen.
Gorssel.
Lochem. Ruurlo. Laren.
Vorden.
Groenlo. Neode.
Aalten.
Doetinchem. Doetincbem.
Dinxperlo.
Wehl.
Doesborgh. Angerlo.
Didam.
Terborg. Wiscb,
63
Ticl. Resteren. Lienilen. Geldermalsem. Deil. Vuren. |
DEK l'HOVIXCIEX. 4 ARROXIHSSEMEXT. 1 Kanton. Mauri k. Doodewaard. Uzendoorn. -2 Kanton. HerwUnen. Haaften. Waardenburg. 3 Kanton. |
Echteld. Zoelen. Wadenoijcn. Va rik. Opünen. Ophemert. |
Cuilenhurg. Kuuren.
Bommel.
Driel.
Amerzoden.
Nederhemert.
Poederoüen.
PROVINCIE HOLLAND (Noordelijk gedeelte). 1 ARRONDISSEMENT.
1 Kanton.
Uitmakende liet tegenwoordige kanton n0. l en 2 der stad Amsterdam, de Watergraafsmeer en oinringdijk.
i Kanton.
Uitmakende het tegenwoordige kanton n». 3 der stad Amsterdam.
3 Kanton.
Uitmakende het tegenwoordige kanton nu. 4 der stad Amsterdam.
4 Kanton.
Uitmakende het tegenwoordige kanion nu. » en ti der stad Amsterdam, met en henevens de gemeenten Slooten. Slooterdyk. Osdorp en de Vrije Geer.
5 Kanton.
Aalsmeer en Kudel- Kalslagen en Bilder-
staart. dam.
Leymuiden en Vrie- Thamen.
sekoop. Uithoorn.
(i Kanton.
Weesp. Ankeveen. Muiden en Muider-
Bgimermeer. JNederhorstden Berg, berg.
Weesperkarspel en Overmeer en Hin- Diemen en Diemer-Hoog Bijlmermeer, drdaui. dam.
Beesl.
Beusichem. Buurmalsem.
i Kanton. B rakel. Zuilichem. Gameren. Kerkwijk. Heerewaarden.
Hurwenen.
Iledel.
Rossum.
Nicuwer-Amstei. Ouder-Amstel. Rietwük en Riet-wijkeroord.
IIEC.ÏEnujKE INDEELINGEN
Gi
7 Kiinton.
Huizem. Blaricum. Laren. i ARRONDISSEMENT. 1 Kanton. Alkmaar. Egmond aan Zee. Akersloot en VVoude. Ileilo en Oesdom. Bergen. Wimmenum. St. Pancras. Ouddorp. Egmond liinnen op den Hoef Rinnegom. Schagen en Bui horn. St.Maarten, Eenigen Imrg en Valkoog. Warmenhuizen. Harcnkarspel en Dirkshorn. Oudkarspel. Groet. en Schoort, Harger en Kamp. Veenhuizen. 2 Kanton. Oude Ntedorp en Zijdewind. Nieuwe Niedorp. Winkel. Barsingerhorn. Colliorn en liarlng-huizen. 3 Kanton. Helder en Huisduinen. Texel. :i ARRONDISSEMENT. I Kanton. Hoorn. Berkhout en Baars- Avenhorn en Oost- dorp. myzen. Ooster- en Wester- Oroothulzen. blokker, v Schanvourte. Schellinkhout. Beets. Wydenes en Ooster- Oudendyk. leek. Schardam. 2 Kanton. Grootebroek en Lutjebroek. Hoogkarspel. 3 Kanton. Nibbixwoud en Hauwert. De eilanden Vlieland en Terschelling. Opdam. Enkhuizen. Urk (het eiland). Bovenkarspel. Medemblik. Ahbekerk en Lam- bertshage. Hoogwoud en Aartswoud. Midwoud en Oost- Hensbroek, woud. Opmeer. Hilversum. Kaarden. Busseni. |
's Graveland. Kortenlioef en üiet-lioven. Wieringerwaard. Zijpe en Hazepoder, Calandsoog. Petten. Wieringen. Wognum en Wad-walj. Zwaag,Hoogen Laag- Zwaagdyk. liustenimrg, ürsum en Braak. Oudyk, Westwoud en Binnenwyzend. Andijk. Werversboof. \ enhuizen en Hem. Spanbroek. Zybekarspel en Ben- ningbroek. Opperdoes. Twisk. Heer Hugowaard. Noord- en Zuidschar-Limmen. woude. Koedijk en Huiswaard.Broek op Langedijk. Oterleek. Zuid- en Noordscher-en nier. Schermerhorn. |
DER PROVINCIËN.
4 Kunlun.
IJpendam, Purmer-
land en den Up.
Jisp.
W'üde Wormer.
5 Kanton.
Schelllngwoude,
Nieuwendum en broek in Waterland. Zunderdorp.
Zuiderwoude en Buiksloot.
Uitdam. Kalwoude.
Kansdorp, llolijsloot Middeiie en Axwijk en Durgerdam.
i ARRONDISSEMENT.
I Kanton.
Haarlem. Zuid-Schalkwijk, Kloemendaai, Tette-
urmereiiü. Kwadijk. Warder. Keemster.
Wormer en Enge Wormer.
Landsmeer en Watergang.
Graft en de Kijp.
Monnikendam. Marken.
Oostliuizen en Hu brede.
Ëtcrshcim en Zuid-sehardam.
Edam en Vollendam.
lloutryk en Polanen. Vüfliuizcn enMeuw- rode, AalliertsLer'
kerk aan don 13recht, en de Vogelenzang. Spaarndam. Zandvoort.
Schooien en gehuch- Berkenrode.
ten.
Bennebroek. Heemstede.
Spaarnwoude. Haarlemmerliede, iNoord-Sclialkw ijk en Hofambacht.
Beverwyk. Velzen. Zandpoort. Breesaap. Janggzenwaart. |
•2 Kanton. Wjjk aan Zee. Wijk aan Ruin. Heemskerk. Castricum, Bakkum. |
Uitgeest. Marken liinnen. Crommenie en Crom-meniedijk. Assendelft. |
3 Kanton. Oost- en Westzaan- Wormerveer. dam. Zaandijk en Oost- Koog aan de Zaan. zaan. |
Westzaan en Knollendam. |
PKOVIKCIE HOLLAND (Zuidelijk gedeelte). 1 ARRONDISSEMENT.
1 Kanton.
Uitmakende de stad quot;s Gravenhage, Scheveningen daaronder begrepen, Wassenaar en Zuidwyk.
Biesland. Schipluiden. Hodenpgl.
't Hof van Delft S
•2 Kanton.
Delft wenregt.
Vryeban. Abtsregt.
Pijnaeker. Rugven.
Ackersdgek enVrou- Tempel.
B EGT EU 1.1 J KE IXUE E1,1XG EN
3 Kanton.
Voorhurg. Stompwijk, Wils- Zoetermeer.
HijfwijK. veen, zuidzijde van Nootdorp.
Veur 011 noordzijde den I.eydsehendam Nieuweveen. van den Leydschen- en ïedingerbroek. Hoogeveen. dam. Zegwaard.
Naaldwijk, Honds-Uolredijk, liet Hoenderland en do Oranje-polder, Loosduinen. |
i Kanton. Monster, Tertieijde, s Maartensregt en Poeldijk en Quints- Dorppolder. heul. Wateringen. De Lier. Hoog en liet Woud 's Gravezande en Harnaseh. Zand-AmliacM. Groeneveld. 2 ARRONDISSEMENT. |
Leyden. I.eyderdorp. Beide de Noordwü-ken, Langeveld en Otlem. Lisse. Hitlegom. Vennip. Noordwijkcrhout. quot;Wou brugge. Koudekerk. H oogmade. A Ikemade, lievat-lende de Oude en Nieuwe Wetering, Rijpwetering, Roe-lot-.Vrendsveen, Alptien en Rietveld. Oudshoorn en Gnephoek. Aarlanderveen. Woerden, met Geestdorp en Bree-velt. Snel en Middeland, Oudeland en Tournooisveld, |
2 Kanton. Zilk en de Boekhorst. De Lage Boekhorst. Oegstgeest en Poelgeest. Sassenheim. Voorhoul S Kanton. Oudcr-Aa en de Langer Aar en Kor-Kage, en dat ge- ter Aar, genaamd deelte der Vrouwe Ter Aar. Venne hetwelk Vrijboevcn. onder Rijnsburg Nieuwveen met de Hoogeveon. Benthorn. Benthuizen. Hazerswoude. Waarder. Rietveld en de Bree. Barwoutswaarder en Bekenes. Bodegraven. Uilerbuurl. Zevenhoven. heeft behoord. Rijnsaterwoude. 5 Kanton. Zwammerdam. Boskoop. Zuidwijk. Middelburg. S Kanton. Kromwijk en Bul-wijk. Achttienhoven en de Boseh. Nieuwkoop en Noorden. l Kanion. Zoeterwoude. Voorschoten. Hooge Warmond. Beide de Katwijken en liet Zand. Valkenlmrg. Rijnsburg. |
DER PROVINCIËN. Bquot;
Hekendorp. merliroek. Weiile.
Papekop en Die- l.nnsc en Kuise Oukoop.
3 AIIROXIHSSEMEXT.
1 Kanton.
Bevattende liet tegenwoordige 1 en 3 kanton der stad Rol-terdam.
i Kanton.
Bevattende het tegenwoordige 2 en i kanion der stad Rotterdam, mitsgaders Kraiingen.
3 Kanton. Vlaardingen. Zouteveen. Vlaardingers-Am- Maasland met Bur-liacht en Baliliers- gersdijk. polder. Maassluis. '■ Kanion. Scliieda m. iSieuw land, Korte- Kethet en Spaland. land en 's Gra-Oud- en Nieuw Ma- veland. ttienes. Delftshaven met |
Roscnbnrg en Blau-kenhurg met de Uuige en Lange Platen. Schoonderloo. Oversciiie en Hooge-ban. |
Hiliegcrsherg en Kotteban. Bergschenhoek. Bleiswijk. Gouda. , Broek, Thuil eji I het Weegje. j Bloemendaal, ' Broekhuizen. |
quot;gt; Kanton. Moerkapellc en de Nieuwerkerk op deti Wilde veenen. IJssel. Rcrkel en Rodenrijs. Capelle op den I.ls-Sehiebroek. set en het Slol. Zevenhuizen. lgt; Kanton. Kort Haarlem en regt. I Willes, benevens Zuidwaddinxveen. | Vryhoef, en Kalve- Moordrecht. ( renbroek. Reeuwük. ' Noordwaddinxveen Sluipwijk. |
liet land van Stein, en SI. Ilubertsge. Gouderak.
Kanton.
Berkoude of Ber- \'list en Bonrepas. kenwoude en Ach- Ouderkerk aan den terbroek. IJssel.
Zuidbroek. Stormpolder.
Stolw yk.
Schoonhoven.
Ammerstol.
's Heeraartsberg en Bergambacht.
Lekkerkerk.
Krimpen op de Lek. Haastrechl. Krimpen op den Oudewater. IJssel
Vliet of Batelsvliel.
REGTEKLIJKE INOEELINGEN
68
4 ARRONDISSEMENT.
Dordrecht en de Menvedde. Dubbeldam. Wieldrecht met I.ouisa-polder. De MUI, Krabbe en Nadort, Heer Jansdam. Kielne Lindt. |
mans-Kinderen Ambacht. Heer üudelands-Ambacht. Meerdervoort. Oroote Lindt en Dormondt. 1 Kanton. Hendrik-Ido, Oos- Sandelitij; of Adri-tendam en Schild- aan Pieters Ani- |
bach t. Rgsoort. Strevelfhoek. Zwijndrecht. Kijfhoek. |
•2 Kanton.
Strüen. Myn 's Heeren land St. Antonipolder.
Strijen Sas. van Moerkerken. Maasdam.
Puttershoek. 's Gravendeel en Cillaarshoek.
Westmaasen Groep. Leer-Ambacht.
Oud-Begerland. Zuid-Reijerland. Nreuw-Beijerland. lleinenoord. Ridderkerk. Oost- en West-IJs-selmonde. Oost-Ra rend recht. West-Barendrecht en Parnisse. Charlois. Katendrecht. |
3 Kanton. Goidschalksoord. Klaaswaal. Numansdorp of de Ruitensluis. i Kanton. Pernis, Smalland en Oost broek, met Lange bakkersoord en Deüffelshoek. 's Graven-Ambacht, Heijde en Roude-wijns-Horsland. Portugaal, Rozan- ö ARRONDISSEMENT. |
Goudswaard of Korendijk. Piershil. de Oud en Nieuw-Engeland. Hoogvliet. Albrandswaard en Kijvelanden. Rhoon, Oud- en Nieuw Pendrccht |
Gorinchem. Arkel en Rietveld. Meerkerk. Spük. Leerbroek, Reigers- Hoornaar, koopenMiddelkoop. Schelluinen. 1 Kanlun. Kedichem en Oos-terwyk. Ameide. Tienhoven. |
Hoog-Rlokland. Nieuwland. Giessen-Nieuwkerk en Moesenbröek. Hardinxveld. |
Sliedrecht en Naaldwijk met Niemandsvriend. Papendrecht en Matena. |
'2 Kanton. Alblasserdam. Oud-Alblas. Nieuw-Lekkerland. Bleskensgraaf. Hofwegen. |
Streefkerk. Rrandwyk en Gij-beland. Molenaarsgraaf. Wijngaarden en Ruigbroek. |
DEK I'ltOVINClEN
69
Giessendam en Gies- Noordeloos en Over- Gelkenes-A miners.
sen-Ouilkerk. Peursum. Ouil- en Nieuw Goudriaan. |
slingeland. Nederslinseliind. Olloland. Liiaglilokland. Groot-Ammers of |
's Graveland, Achterland en l'eul-wUk. Nieuwpoort. Langerak. |
3 Kanion.
Vianen. Everdingen en Zg- Leerdam.
Hagestein. derveld, benevens Schoonderwoerd.
Lexmond, Aebthoven Tienhoven. Asperen.
en Lakerveld. Heikop en Roeikop. Heukelom.
Kriolle. ! Ooslvoorn. •, i Rogge en Oos- j ' Ierland. ^ Oud en Nieuw- | 1 Kleiburg. / Hellevoelsluis. Oude en Nieuwe Struilen. Nieuw Hellevoet en do Quack. Nieuwenhoorn en Nieuwegole. Sommelsdijk en Kraaijestein. Middelbarnis. Stad aan 'I Haringvliet. Den Bommel. Ooltgensplaat. Oudc-Tonge. Nieuwe-Tonge en Klinkerland-6 AJIHOXDISSEMEXT. |
1 Kanton. Oudenhoorn Zuidland en Vel-gersdijk. Abbenbroek. Zwartewaal. Vierpolders of het Nieuwland. Rokkanje, Strüpe, Lodderland, Stuif-Akker, SI. Anna-polders en het Schapengors. ■2 Kanton. Oud- en Nieuw Her-kinge. Dirksland. Mellissant, Noorder-Schorren en Wellestrijpe. Onwaard, Oud- en Nieuw-Kraijers-polders en Kraaije-nisse. Naters en St. Panera sgors. Heenvliet en Kool-wijks-polder. Geervliet. Biert en Stompaard. Schuddebeurs en Sl-monshaven. Spijkenisse on Bra-band. Hekelingen en Vriesland. Hoxenisse. Goedereede. Ouddorp, Oudeland, Oude-Nieuw-land en Wcst-Nieuwland, Oosten Westdük Stellendam. |
PROVINCIE ZEELAND. 1 ARRONDISSEMENT.
Middelburg en Stads ambachten. Veere, do stad en Zandyk binnen. Arnemuiden met |
1 Kanton. Nieuwerkerk en Mortiére. Nieuw en St. .loost-land. Kleverskerke. |
Vrouwe polder, Zan-dijk buiten en Schellag. Gapinge. Serooskerkc, Rijns- |
IIEUTERLIJKE INÜEEL1XGEX
70
hurj.', Hondegcms- |
OrijiKkerke, Pop-pendamme, Bul-linge, Zandvoort Ooslkapelle. en Hoogelande. Aagtekerke. St, Laurens en Brig-Domburg binnen en damme. buiten. |
Vlissingcn. Ritlhem, Nieuw Erve en Welsinge. Oostzouburg. Weslzouburg. Koudckerke. |
•2 Kanion. Melis en Marie-kerke. Biggenkerke en Krommen hoekc. Zoutelande, Sinl-janskerke en iimi- 3 Kanion. |
dewynskerke. Weslkapelle binnen en buiten en Sir-poppekerke. |
Sluis. die gemeente be- Retranebement.
Sint Anna Ier Mui- boorends gedeelte /uidzande. den. van SI Margariel. Kadzand.
Aardenburg. ileille. Nieuwviiel.
SI. Kruis met bel bij Eede.
4 Kanton.
Ooslburg. bij die gemeente Biervliel.
(quot;.roede. beboorendegedeel- Hoofdplaal.
Breskens. te van Watervliet Seboondijke.
Uzendijke met het en Waterland. Waterlandkerkje. •2 AnnÖXDISSEMEXT.
I Kanton (I).
Krabbendijke en Kruinlngen.
NieuwlanJe. Schore en Vlake.
Rilland en Maire. Kappelle, Biezelin-Fort Batb en Batb. gen en Eversdijk. Waarde en Valke- Wolpbaarlsdijk. nisse.
Hoedekenskerke. 's Gravenpolder, Sintjanspolder, Oost- ei Middei-zwake Nisse.
Oudelande. Overzande.
1 Kanton, 's Heerenboek. Borssele.
Drlewege en Cou-dorpe,
Ellcwoulsdijk en Everlnge.
Baarland en Bakendorp.
3 Kanton.
Kortgene. Wissekerke, Geers- land.
Kolijnsplaat. dijk, 's Graven hoek
Goes.
Kloetinge. Kattendijke en Ooslbeveland. Wemeldinge. Verseke.
Helnkenszand. 's Heerhendrikskin-deren en Wis-sekerke.
's Heerarendskerke. s Heer Abtskerke, Sinoulerke en Baarsdorp.
Kats. en Campens Nieuw-
(1) Hij besli'it van den lldi'n November IS-lö, werden de for. ten Ij ill o on Licfkenslioek gehragt order de ipgtMmpgt van liet Arrondissement Goes, en wel onder het toenmalige vredegeregt in het Kanton K r u i n i n g e n.
IIKII I'KOVIXCIEX.
71
Axel. Neuzen. Sas van Geul liet l)ij die gc te liehoorènile deelte van Assene- l)ij die gemeente lie-hoorende gedeeil( van Waterdijk. Westdorpe. Zaamslag. 'i Kantun. de en Zclzatc. Hock, met Koewacht. Overslag. ge- Phitipiiine, met tiet Zuiddorpe. |
5 Kanton.
Graauw en Langen- Ossenlsse.
Hulst.
lloscli Cappelle. Clinge.
Sint Jansteeu. Stoppeldijk.
Hengstdijk. Honlenisse.
3 AIIROXDISSEMEXT.
1 Kanton.
Zierikzeo. Nieuw erkerk, Ka-pelle en Bolland. Brouwershaven. Bommeuede en 15looijf. Zonuemaire. Drcisclior. Noordgouw c. Kerkwerve, Nieu- Tholen. Oudvosmeer en Vry berge. Poortvliet en |
Ouwerkerk. Oosterlaud en jansland. 2 Kanton. vverkerk, Kengers-kerk en Zuidland. Serooskerke. Duivendüke, KUiaskinderenker-ke, Blijdorpc en Loopers Capclle. :t Kanton. Nlcuwstrgen. Sclierpenlsse en Westkerkc. Sint Aunalaud. |
Sir-liruinisse. Elkcrzcc. Ellemeet. Keuesse. Haamstede. Burgt en Westen schouwen. Noordwelle. Sint Maartensdijk. Stavenlsse. Sint Pliiiipslaud. |
l'ROVINCIli l TIUiCH 1'.
I Anilll.NUISSEMEXT.
I Kanton.
Utrecht met de Bildt.
IJsselstein. Ouden Rijn. Jutphaas. Vreeswijk ot de Vaart. Jaarsveld. Willige Langerak. |
■2 Kanton. Zevendcr. Cahauw. Lopik. Benschop. Polsbroek, Noord-Polsbroek, Zuid-Hocnroop. |
Willescop. Acht boven. Snelrewaard. l.inscboten. Wulverhor.-!. \ eldhulzen. Montfoorl. |
nECTElU.lJKE INDEELIN'üEN
72
Maarssen. Maarssenbroek. Zuilen. Aclitlienhoven. Westbroek. Maarssevcen. ïienhoven. Portensen. (iNoonl- Loenen. F.oosdrerlil. (De Oude en Nieuwe.) I-oeneislool. Vreeland. Nictitevecht. Amersfoort Hoogland. Stoutenburg. Dulls. Rbenen. Veenendaal. (Stlcbtsch.) \\ ijk bü Duurstede. Langbroek. (Over-en Neder-) Gotben. Scbalkwijk. Tuil en 'I Waal. |
3 Kanton, einde.) Lettes Geregt. Laag-Nleuwcoop. De Haar Zuilens. Vleuten. Maartensdijk. Harmeien. Gerverskop. 4 Kanion. Abcoude, Haam- brugge, Abcoude, Proosdij en Aasdom. Waverv;cn. Vinkevcen. Wil nis. 2 ARRONDISSEMENT 1 Kanton. Bunschoten. Eemnes. (Hinnen-en Buitendijks.) Baarn. 2 Kanton. Renswoude. Amerongen. Loersum. 3 Kanton. Houlen. Scbonaauwen. Oudwulven. Bunnik. Kijnaauwen. Odijk. |
Teccop. Kockengen. Kamerik Houtdij-ken. Kamerik Mijzijde. Zegveld, 's Gravesloot. Oudhuizen. Mijdrecht. Breukelen, SI. Pie-ters. Breukelen, Nijen-rodes. Ruwiel. De Vuursche. Soest. Leusden. Woudenberg Darlhulzen. Maarn. Werkhoven Sterken burg. Driebergen. RÜsenburg. Doorn. Zeist. |
PROVINCIE VRIESLAND.
I ARRONDISSEMENT. 1 Kanton.
Leeuwarden. Leeuwarderadeel.
•2 Kanton. Menaldumadeel. Het Bildt.
3 Kanton.
FerwerderadeeL Westdongeradeel. Ameland.
Dockum. Oostdongerarteel Tieljcrksteradecl. Irtaarderadeel. Harlingen. Franeker. Schoterland. Aengwirden. Smallingerland. Wcststellingweif, Sncek. Bolsward. Sloten. Lemsterland. Ilindelopon. Workuin. |
DER PROVINCIE*. I Kanton. KoIuniCTland en Nieuwkruisland. S Kanton. Actitkarspnlcn. ti Kanton. Rauwerderhem. quot; Kanton. Franekeradeel. Barradeel. ■2 ARRONDISSEMENT. 1 Kanton. Haskerland. Utlngeradeel. 2 Kanton. Opsterland. 3 Kanton. Ooststellingwerf. 3 ARRONDISSEMENT. 1 Kanton. IJlst. 2 Kanton. ■\VonzeradoeI. 3 Kanton. Doniawerstal. Gaasterland. i Kanton. Stavoren. Hemelumer Oldel- |
Danturaadeel. Srhiermonnlkoog Baarderadeol. Wijmbrltseradee]. Hennaarderadeel. phart en Noont-wolde. |
PROVINCIE OVERI.ISSEL. 1 ARRONDISSEMENT.
1 Kanton.
Zwolle. Staphorst. Hasselt.
Zwollerkers pc!. Nieuwleusen.
Dalfsen. Avercest.
2 Kanton.
Kampen. IJsseimuiden. Kamperveen.
74 II Zalk en Veecaten. Schokland. |
EÜTERLIJKE ISUEELINUE.V VVilsum. Genemuiden. Grafhorst. |
Vollenhuve. (stad) \ ollenliove. (ambt) lilokzijl. Steenwijk. Steenwijkerwoud. Deventer. Diepenveen. Ommen, (stad) Ommen, (amlit) |
:) Kanton Wanneperveen. Zwartsluis. Kuinre. I Kanton. Gietboorn. Oldemarkl. 2 ARUO.MUSSEMENT. 1 Kanton. Bathmen. Holten 2 Kanton. Den Ham. Gramshcreen. Blankenham. Olsl. 11 arden berg. (stad) Hardenberg. (iimbt) |
:gt; Kanton.
Heino.
Hrllendoorn.
i Kanton.
Diepenheini.
Kijssen.
:) ARRONDISSEMENT.
I Kanton.
Vriescnveen. Wierden.
i Kanton, liorne.
Hengelo.
3 Kanton. Lonneker.
i Kanton. Weerselo.
5 Kanton. Tubbergen.
Haatte. Wübc.
(loor. Markelo.
Almelo, (stad) Almelo. (amUl)
Delden. (stad) Dulden, (amlit)
Enscliede. Oldenzaal. Ootmarsum.
Haaksbergen.
Losser.
Denekamp.
PROVINCIK GKONINGEiN. 1 ARRONDISSEMENT.
1 Kanton.
Haren. Noorddgk.
Groningen.
IIEII I'HOVLNCIEN.
75
Moogcziind. Zuidliürn. .\iluard. Ezingc. Grijpskerk. Winschoten. Oude Pekel-A. Nieuwe Pekel-A. Wedde. Zuiilliroek. Muntendam. Veendam. Wildervank. |
2 Kanton. Sappemeer. 3 Kanton. Hoogkerk. Oldehove. Grootegast. I)c Leek. 2 A11 HON I) ISS E MEM. I Kanton. Onstweddoi Vtaglwedde. Heliingwolde. Nieuwe Schans. i Kanton. Meeden. Scheemda. Midwolde. Termunten. |
Sloctiteren. Marum. Otdekerk. Keerta. Finsterwolde. Nieuwoldc. Noordlirork |
:i ABIIOXDISSEJIE.NT.
1 Kanton.
Ten Boer. 't Zandt.
I.oppersum.
Steduni.
2 Kanton.
U it hu iste r-Meeden.
WarlTum.
Adorp.
Batlo.
Appingadani.
Delfzijl.
liierum.
Bedum.
Kanlens.
Middelstuni.
liithuizen.
Uskwert.
Ktousterburun Leens.
llrum. Winsum.
Eenrum.
PROVINCIE DRENTHE.
I AIinOMIlSSEMENT.
1 Kanton. Norgl).
Peizc.
Roden.
Rólde.
V ries.
Zuidlaren.
Borger.
Emmen.
Odoorn.
Anio. Eelde. Oasselle. Gieten.
Smilde.
•i Kanton.
Hoogcveen. Dalen. Coevorden. Oosterhesselen. Steen. Zweet o. Bellen. Ruinen. |
Westerhorli. Zuidwolde. |
BEGTERLUKE INDE ELINGEN
3 Kantun.
Meppel. Nycvcen. De Wük.
Diever. Ruinerwold. Dwingelo.
Til
Hayelte. Vledder.
PROVINCIE LIMBURG.
Maastricht. Oud Vroenhoven. Meersen. Amhy. Beek. Bemeten. Berg en Terlilyt. Borgharen. Bunde. Elsloo. Heerlen. Climmen. F^ygelshoven. Hoensbrook. |
I ARRONDISSEMENT. 1 Kanton. Sint Pieter. ■2 Kanton. Eysden. Geulie. Gronsveld. Heer. Houthem. Hulsberg. Itteren. Mcscli. 3 Kanton. Kerkradc. Nieuwenhagen. Nuth. Rimburg, Ryckholt. Schi miner Sint Geertruide. Stein. Utestraten. Valkenburg. Schaesberg. Ubach-over- Worms Voerendal. Wynandsrade. |
Sittard. Araslenrade. Bingelrade. Born. Broek-Sittard. Brunssum Geleen. |
4 Kanton. Grevenbicht. Jabeek. Limbricht. Merkelbeek. Munster-geleen. Nieuwstad. Oirsbeek. Schinnen. Schinveld. Spanbeek. Susteren. Urmond. Obbiclit en Papenhoven. |
Gulpen. Boekholtz. Keer en Cadier. Margraten. Mheer. Roermond. Beegden. Buggenum. |
3 Kanton. IN oorbeek. Oud-Valkenburg. Schin op Geulle. Simpelveld. Slenaken. 2 ARRONDISSEMENT. 1 Kanton. Herten. Horn. Linnen. Strucht. Vaals. Wittem. Wijl ré. Odllienberg. Obé en Laak. Posterholt. |
DER PROVINCIËN.
Echt.' Haelen. Heel en Panheel. Herkenbosch en Melik. Horst. Broekhuizen. Grubbenvorst. Venloo. Arcen en Velden. Belfeld. Weert. Baexem. O ral hem. Heylhuisen, Gennep. Bergen. |
Maasbracht. Maasniel. Montrort. INeer. Nunheim. 2 Kanion. Helden. Meerloo. Sevenum. 3 Kanion. Besel. Kessel. Maasbrée. i. Kanion. Hunsel. Ittervoort. Meijel. Nederweert. S Kanion Mook. Ottersum. |
Roosteren. Stevensweert. Swalmen. Vlodorp. Wessem. Venray. Wanssum Tegelen. Neerittcr. Roggel. Slamproy. Tliorn. |
van den 10 183S, houdende bepaUng van het tijdstip
waarop de invoering der nieuwe Nederlandsche irehjevimj en de instelling van den lloni/en Itaad zal plaats hebben (Staatsblad nquot;. 12).
Wü Willem, hij do frratie Gods, Koning dor Nederlanden, Prins van Oranjc-iVassau, Grool-Herto? Tiin Luxemburg, enz., enz., enz.
Gezien Ons iioslnil van don ö January IS,11 (Siil. nu. 1);
Gezien Ons liesluit van den 2'. Fel)ruarij ISlll (Si)l. nquot;. 0);
Overwegende dat de door Ons lievolene herziening der AVel-boeken van liurgerlijk Regt, van Koophandel, van Burgerlijke Regtsvordering en van Slratvordering. mitsgaders van de Wet van den IS April'1827 (Sbl. n0. 2«) op do zamensleiling der Regteriyke Magl en hoi beleid der Juslilie, Ihans volkomen lol stand is gebragl, en dal'mitsdien als nu tol derzelver invoering kan worden overgegaan;
Willende het lijdstip bepalen waarop de invoering zal plaats hebben, en tevens willende doen voorbereiden de reglementaire verordeningen, welker opstelling bij onderscheidene besluiten en verordeningen door Ons aan den lioogon lïnad der Nederlanden is opgeOragen;
Gezien de Wet van den IS Mei 182!» (Sbl. no. 33);
Herzien Ons besluit van don 'ï Juüj 1S30 (Sbl. no. 41);
Op de voordragt van Onzen Minister \ari .luslllie van den 2(1 Maart ISÜS, nquot;. 45;
Hebben besloten en besluiten :
Artikel 1.
Het liurgerlijk Wetboek, kei Wetboek van Koophandel, hel Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering, dat van Strafvordering, mitsgaders de Wet van den lö Mei 182!) (Sbl. nquot;. 28),houdende algemeene bepalingen der JVetgevlng van bel Koningrjk, en die van den 18 April 1827 (Sbl. nquot;. 21)), op de zamensleiling der Regteriyke Magt en het beleid der Justitie, benevens de wijzigingen en veranderingen in dezelve wetboeken en wetten gemaakt, en eindelijk de wet van den 10 Mei 1837 (Sbl. nquot;. 21 houdende tijdetyke aanvulling der bepalingen omtrent de enkele en bedriegeiyko bankbreuk, zullen worden ingevoerd op don 1 October 1831, en van verbindende kracht zijn mot den klokslagvan middernacht lusschendon 30 September en 1 Octobervan dit jaar.
2- De Hoogo Raad der Nederlanden zal worden ingesteld en hijoenkonien op Vrijdag don 1 Junij van dit loopende jaar, en zich in bet tusschenvak zijner installatie tol op liet tijdstip voor de invoering der nieuwe Nederlandsche Wetgeving bij hol vorig artikel bepaald, alleen en bij uitsluiting bezig houden mot do na te melden werkzaamheden, als :
o. Het ontwerpen der verordeningen voorlvloeijcnde uil hel bepaalde by art. 1!) dor wet op de zamonsteiling der Regteriyke Magl en hel beleid der .liistitie;
b. Het opstellen der tarieven, der voordragten en reglemen-
BEPALING VAN HET TIJDSTIP DER INVOERING ENZ. quot;!)
taire verordeningen bij Onze besluiten van den 8 Jnnij 182!) (Sl)l. nquot;. 42, 43 en 41), en liij dat van den Ki Junij 1S30 (Sbl. nquot;. 28) breeder omschreven; mitsgaders bet ontwerpen van reglementen van orde en discipline voor de advocaten en procureurs DU den lloogen Raad, de Provinciale Geregtshoven en de Arrondissements-Regtlmnken, en eindelijk van reglementen op de organisatie en de dienst der deurwaarders en regtsbedienden in bet algemeen;
c. Hot ontwerpen eener wet op de misdaad van zeerooverU, alsmede omtrent de civiele gescbillon cn misdrijven in zaken van prijzen en buil, bij art. Si) en »3 der Wet op de zamenstel-ling der Regterlijke Magi breeder vermeld;
(I. Het ontwerpen van een reglement ten opzigte van bet boo-ger beroep van vonnissen gewezen bij de Hoven van .lustilie in de Koloniën van den Slaal ;
e. Het advijseren op verzoeken om gratie cn dispensatie van wettelijke bepalingen, naar aanleiding van de arlikelen liquot; en 08 der Grondwet (1).
3. De Hooge Raad zal, in bet voormelde lusschenvak zijner installatie lot op don eersten October dozes jaars, geene regterlijke functiën hoe ook genaamd waarnemen, zullende het lloog-Oeregtshof te 's Gravenhage, zoodanig als bet nog is zamenge-sleld, de Kegtbanken van Eersten Aanleg, de Uegtbaniien van Koophandel en de Vredegeregten totop hetoogenblik van derzelver ontbinding, in hunne werkzaamheden voortgaan, volgens de nog bestaande w etboeken, wel len en verordeningen.
4.. Be wijze van installalie en beëediging van don President, de Leden en Ambtenaren -van den lloogen Raad, mitsgaders van de verdere Jusliciele Kollegiën en Amblenaren zal bij een afzonderlijk besluit, door Ons worden bepaald.
5- De Stalen der provinciën zullen in hunne eerstvolgende gewone vergadering raadplegen over bet Jaarlijksch bedrag, waarop, voor het vervolg, zullen moeten worden bepaald do sommen, uit do provinciale fondsen, voor kleine onkosten, aan do Provinciale Geregtshoven, Arrondissemonts-Regthanken en Kan-ton-Gereglen te voldoen, lluime daartoe bol rekkelijke voorstellen zullen aan Onzen Minister van .lustilie worden ingezonden, en door hem aan Onze beslissing ondenvnrpon worden.
Hangende Onze overwegingen dienaangaande, zal inmiddels aan de Arrondissoments-Regtbanken, mitsgaders aan de Kanton-Geregten w orden uitbetaald liet bedrag der sommen thans door de Rcgtbanken van Eersten Aanleg en de Vredegeregten en Policie-Geregten voor kleine onkosten genoten wordende; terwijl voorts de som voorloopig aan de Provinciale Geregtshoven uil de provinciale middelen lot gaande houding van de dienst voor kleine onkosten te verstrekken, in overeenstemming zal worden gebragt met don grondslag, volgens welken het thans bij do Regtbank van Eersten Aanleg in do hoofdplaats der provincie genoten wordende bedrag is geregeld en bepaald.
Art. 6(1 cn 67 «Ier tef?enw«ordise Grondwet.
80 bepaling van het tijdstip deil i.vvoehinu enz.
Onze Minister van Juslilie is belast met de uitvoering\aii liet tegenwoordig besluit, hetweik in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Gegeven te 's Gravenhage, den 10 April 1838, en van Onze regering tiet vyf en twintigste.
WILLEM.
Van wege den Koning, van Doorn.
Uitgegeven den ceer/iemlen April 1838.
He Secretaris van Slmil. van duohn.
van den IB Mei 182», omtrenl de afschaf find der «Of; in werking zijnde welhoeken, op het lydslip der invoerimj van de nuiionale wetboeken (Stualsliluü nquot;. 33).
VOORUUIS, Gesch en fleijins. der Sedert fVelyevina, I, '2ile st.,
hlz. 1—33. — de .martini, lilz. 113—11«.— Opmerk, en Mededeel., Hl, hlz. 03—91.
Wij Willem, hij de Gratie üods. Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groul-Herlog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen die deze zullen zien of hooren lezen, saiut! duen te weten ;
Alzoo Wij in overweging liehhen genomen, dat liet van lielang i# om, op het lijdsti|) der invoering van de nationale welhoeken en van de wet op de reglerlijke organisatie, de nog in werking zijnde wetboeken, en wel over dezelfde stollen handelende, uitdrukkelijk afteseluiHen;
Zoo is hel, dal Wij, den Raad van Si.ite gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaai,
Hebben goedgevonden en verstaan, geiyk Wij goedvinden en verstaan by deze te bepalen hetgeen \olgt;
Artikel 1.
Te rekenen van den dag der invoering van het burgerlijk wetboek der Nederlanden, wordt afgeschaft en zal ophouden kracht van wet Ie hebben, bel wetboek van Napoleon, mei al de daartoe beboorende besluiten en verordeningen.
Insgelijks zgn op hetzelfde tijdstip afgeschaft de algemeene en plaatselijke gebruiken in de sloffen welke by hel nieuwe welhoek worden behandeld. Het « ellelük gezag van het Romeinscbe regt is en hlüft afgeschaft.
2- Het tegenwoordige wetboek op de manier van procederen in burgerlijke zaken, mitsgaders de hesiuilen en verordeningen daartoe betrekkelijk, zijn afgeschaft op den dag der invoering van het nieuwe wetboek van burgerlijke regtsvordering.
3- Het tegenwoordige wetboek van koophandel, mitsgaders de besluiten en verordeningen daartoe hel rekkelijk, zijn afgeschaft opden dag der invoering van hel nieuwe wetboek van koophandel.
4- Het tegenwoordige wetboek op het strafregt, mitsgaders de besluiten en verordeningen daartoe betrekkelijk, zijn afgeschaft, op den dag der invoering van het wetboek op hel strafregt.
5. Het tegenwoordige welhoek van criminele instructie, mitsgaders de besluiten en verordeningen daartoe betrekkelijk, zijn afgeschaft op den dag der invoering van het nieuwe wetboek van strafvordering.
6- De tegenwoordige wetten op de zamenstelling der reglerlijke magt, mitsgaders de besluiten en verordeningen daartoe betrekkelijk, zijn afgeschaft op den dag der invoering van de wet van IS April 18-27.
li
84 afschaffing der xog in werking zijnde wetboeken.
1. Ieder wetboek yan het Koningrijk zal in eene doorloopendc reeks van artikelen worden vervat, met inachtneming der orde bg de vastgestelde titels aangenomen, en met zoodanige wijzigingen en verbeteringen, als bij eenige afzonderlijke wetten reeds zyn of nader zullen worden aangenomen, behoudens :
1°. Dat de 12de titel van liet 1ste boek van het burgerlijk wetboek, handelende van de uklen van den burgerlijken stand, onmiddellijk zal volgen op den iden titel van dal boek, handelende van Nederlanders en Vreemdelingen.
■20. Dat de 3de titel van het 3de boek, handelende van schenkingen, zal worden geplaatst dadelijk na den 9den titel van hetzelfde boek (quot;).
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, kollegiën en ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Brussel, den lli Mei des jaars 1829, en van Onze regering het zestiende.
WILLEM.
Van wege den Koning, j. g. de j1ev van streefkerk.
Uitgegeven den zeven en twintigsten Mei 1829.
Be Secretaris van Staat, j. g. de j1ey van streefkerk.
op den
OVERGANG VAN DE VROEGERE tot de NIEUWE WETGEVING.
voorduin, I, 2de St., hlz. 34—293. — de martini, blz. 181quot;--1838. — de ïinto, Handt, tot de Wet op den overgang enz. ('s Gravenh. 1830). Opmerk, en Mededeel., V(, bl. 190—203. Tydschr. v. h. Ned. Hegt. I, blz. 183 —208.
EERSTE HOOFDSTUK.
sllgemeene bepalingen.
Artikel 1.
De veranderingen, welke ten gevolge der nieuwe Wetboeken in de burgerlijke wetgeving zijn te weeg gebragt, hebben geen
van het a c h e n-
WET OP KEN OVERGANG
invloed op ile regten, welke onder vroegere wetgevingen waren verkregen. (A. i. B. 2030).
2 He geldigheid der handelingen, wat haren vorm betreft, wordt beoordeeld naar de Wetten welke van kracht waren op het tijdstip waarop die handelingen hebben plaats gehad. (0.4,48.)
3- He regten uit overeenkomsten voorlvlopyende, worden geregeld door de Wetten, welke in werking waren toen die overeenkomsten zijn gesloten. (O. 38, 47, B. 2030.)
4 De regten uit uiterste wilsbeschikkingen voortvloegende, welke voorde invoering van het nieuw burgerlijk Wetboek zijn gemaakt, worden naar dat Wetboek geregeld, indien na deszelfs n werking brenging de erflater is overleden. (O. i B. !)-21 v.)
TWEEDE HOOFDSTUK.
run meerderjarigheid, emancipatie en (lerefifelyke adsistentie, vóór de invoering van het nieuwe fVetbock verkregen
5 Alle personen, die vóór den dag der invoering van het nieuw burgerlijk Wetboek hunne meerderjarigheid hebben verkregen, blijven meerderjarig en zullen tot alle handelingen hoegenaamd dezelfde bekwaamheid hebben,alsof zü den vollen ouderdom van drie en twintig jaren hadden bereikt. (B. 38ö. C. 388.)
6- Jonge dochters, welke bü de invoering der Nederlandsche wetgeving den ouderdom van vljflien jaren hebben bereikt, blijven ook na die invoering de bevoegdheid behouden om een huwelijk aan te gaan. (B. 80. C. 144).
7. Minderjarigen, die vóór den dag der invoering van het nieuw burgerlijk Wetboek den ouderdom van zestien jaren hebben bereikt, blijven de bevoegdheid behouden hun bü artikel 904 van het Wetboek Napoleon gegeven. (B 9ii.)
8. Minderjarigen, vóór de invoering van bel nieuw burgerlijk Wetboek gehuwd, worden op den dag van die invoering meerderjarig. (B. 385, C. iquot;6.)
9. De regten van minderjarigen, die ingevolge de bepalingen van artikel 4quot;quot; en volgende van het Wetboek Napoleon geëmancipeerd zijn, worden geregeld naar dat Wetboek.
10- Meerderjarigen, aan welke, ingevolge de bepalingen van den elfden titel van het eerste boek van het Wetboek Napoleon, een geregtelijke raadsman is toegevoegd, blijven, ook na de invoering der nieuwe wetgeving, dien raadsman op denzelfden voet behouden.
Hel wordt echter aan den regter overgelalen om, daartoe gronden vindende, op daartoe gedane vordering, de geregtelijke adsistentie door het stellen onder curatele te vervangen. De vordering daartoe moet gedaan worden met inachtneming der voorschriften daartoe by het nieuwe Wetboek gegeven. (O. 11. B. 487 v. O. 499.)
11. Ten aanzien van personen, uit kracht van het besluit van den 12 February 1813 (Sbl. nquot;. 29) gecontineerd, doch welke niet onder voogdy zgn gesteld, of aan welke geen geregtaiyke
83
WET 01' DES OVERGANG VAgt;quot; TIK
raadsman is toegevoegd, zal na de invoering der ^ederiandsctie wetgeving nog éénmaal prolongatie van confinement mogen verleend worden, indien daartoe gronden zyn, zonder dat er vooraf in hunne curatele zal hehocven te worden voorzien; mils devor-dering daartoe gedaan worde tiinnen zes maanden na die invoering. (O. 10. B. SU.)
DERDE HOOFDSTUK.
Fan de adoptie en nfficieuse rnnpdy.
12. Allen, die op den dag der invoering van het nieuw hur-gerlijk Wetlioek en naar aanleiding van art. .'i!i3 van hel Welhoek van Napoleon, ten overstaan van den vrederegter eene akte van adoptie hetiben verleden, kunnen, gedurende den tijd van een jaar na die invoering, voortgaan met de akten, volgen? hel Wetboek Napoleon lol de adoptie vereischt; en zal alzoo, indien daartoe termen zijn, de adoptie plaats hehhen.
13 Indien vóór de invoering van het nieuw hurgeriyk Wetlioek, en naar aanleiding van art. IK! 1 en 303 van het Welhoek Napoleon, Iemand op eene wettige wijze ollicieuse voogd is geworden, zullen al de hepalingen, vervat hij het tweede Hoofdstuk van den Ssten titel van hetzelve Welhoek, toepasselijk zijn, zoo wel op den pupil als op den ofTlcieusen voogd.
VIERDE HOOFDSTUK.
Fan de hypn/heken en derzelver zuirmng, en van de privilegiën.
14- De wettelijke hypotheken ten hehoeve van getrouwde vrouwen, minderjarigen en andere onder voogdij gestelde personen, onafhankelijk van alle inschrijving onder de Fransche wetgeving ontstaan, heizij dezelve op de oude registers zijn ingeschreven of niet, zullen hinnen twee jaren na de invoering der Nederlandsehe wetgeving op de nieuwe registers worden ingeschreven. (O. 15 V., 20 V., 36, R. 1231 v.)
15 Deze inschrijving zal niet mogen zijn algemeen op de goederen hinnen den kring van het kantoor van den hvpotheek-he-waarder gelegen, maar zü zal de bijzondere aanduiding moeten bevatten van den aard en van de ligging der goederen, waarop de hypotheek is gevestigd.
('.eene andere goederen dan die, welke hij de inschrijving he-paaldeliik zijn aangewezen, zullen door de hypotheek worden getroffen. {O. 1« v., 29, 33. R. 1231 v. C. 2121 v.)
16 De borderellen zullen zijn ingerigl overeenkomstig het bepaalde bij art. 2153 van het Wetboek Napoleon, doch mei inachtneming levens van de voorschriften van artikel 1231, nquot;. 4, van het nieuw burgerlijk Wetboek; zij houden levensin ; den naam, den voornaam, en de qualileit van den persoon, door wien de inschrijving wordt gevraagd. (O. 17, 20, 33.)
17- Het bepaalde by artikel 1232 van het nieuw burgerlijk Welhoek is op de inschrijving dezer hypotheken van toepassing. (C. 2150.)
81
VHOECEKE TOT HE NIEUWE WETCEVl.HO. X5
18- Zy wordt genomen door de minis of door de voogden, wier goederen met deze tiypotheken zijn bezwaard.
De toeziende voogden zullen zorgen dat dezelve plaats liehlie, of des noods zelve inschrijving nemen, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, zoo daartoe gronden zun. (h. 390 v., 428. C. 2121, 2135 v.)
19 Zij kan insgelijks worden genomen door de hloedverwan-van de vrouw of van de minderjarigen of andere onder voogdü gestelden, en door de vrouw zelve, ook zonder dat deze daartoe door haren man is gemagtigd, en ook door den minderjarigen zeiven. (B. tl!3 v. C. 21quot;.)
20. Indien binnen den tijd, hij art. li bepaald, geeneinschrijving ten behoeve der minderjarigen of onder voogdij gestelden is genomen, zal zulks alsnog, met inachtneming der bepalingen van art. IS, l(i en 17, gedurende zes maanden van ambtswege kunnen geschieden door den officier bij de arrondissements-regtbank of door den kantonregtcr, zoo van de woonplaats van den voogd als van de ligging der goederen. (O. 21 v.)
21- Ten gevolge der inschrijving, op de bovengemelde wijze gedaan binnen den termijn bij art. li en 20 bepaald, blijft op de goederen, waarop dezelve is genomen, het regt van wettelijke hypotheken, benevens de rang bij de Fransche wetgeving toegekend, verzekerd. (O. 22. C. 2131 v.)
22- De hier hoven vermelde wettciyke hypotheken, welke niet binnen dien bepaalden tijd zijn ingeschreven, zullen van geene kracht zijn, dan te rekenen van den dag waarop die inschrijving later zal hebben plaatsgehad. (O. li.2fl v.,31.C.2133v.)
23. De bepalingen van art. 391 en 397 van hel nieuw burgerlijk Wetboek, zijn op de bier boven vermelde hypotheken ten behoeve van minderjarigen en andere onder voogdij gestelde personen van toepassing. (O. 21.)
24 Zoolang de inschrijving der hypotheken niet Is geschied, is de voogd insgelijks bevoegd om, overeenkomstig de voorschriften van art. 390 van het nieuw burgerlijk Wetboek, zekerheid te stellen door zijn beheer. Indien de voogd van die bevoegdheid gebruik maakt, zullen de artikelen 393, 39i en 395 van het nieuw burgerlijk Wetboek van toepassing zijn. {lt;). li, 20 v.)
25- Hel regt van wettelijke hypotheek der getrouwde vrouwen en der minderjarigen of andere onder voogdij gestelde personen, blijft, onafhankelijk van inschrijving, overeenkomstig (ie Fransche wetgeving stand houden, en wel dat der getrouwde vrouwen tot na den afloop van den termijn bij art. li, en dat der minderjarigen of andere onder voogdij gestelde personen tot na den attoop van dien bij art. 20 voorgeschreven.
Deze bepaling Is ook van toepassing op de goederen, die na de invoering van het nieuw burgerlijk Wetboek, doch vóór den afloop der hiervoren bepaalde termijnen, zijn verkregen. (O. •2«. C. 223Ö.)
26 De bepalingen van art. 2193, 2l9i en 2193 van hel Wetboek Napoleon, waarbij de wijze van zuivering dezer hypotheken is geregeld, blijven toepasselijk op de vervreemdingen, welkevan
WET OP DEN OVERÜAXO VAN DE
de zgdc der mans of voogden lol dien tüd toe zullen hebben plaats gehad. (O. iö.)
27- Be vóór de invoeiina der Nederlandsche wetgeving op de thans bestaande registers gedane inschrijvingen der wcttelüke hypotheken, aan den staat, de gemeenten en openbare stichtingen toegekend, mitsgaders die der geregtelijke hypotheken, zullen, ten gevolge dier inschrijving op de bestaande registers, van kracht bleven gedurende twee jaren, te rekenen van den dag dier invoering. (O. -28 v., 33. C. 21-23.)
28 Ieder belanghebbende zal, binnen voorschreven termijn, de inschrijving op de nieuwe registers kunnen vorderen van de in het vorig artikel vermelde hypotheken, welke vóór de invoering der Nederlandsche wetgeving op de bestaande registers zullen zyn ingeschreven. (O. 32, 3B. B. 1231 v.)
29. De bepalingen van art. 13 zijn toepasselijk op de inschrijving der hypotheken in art. 2quot; vermeld.
De borderellen voor de inschrijving der wettelijke hypotheken, in art. 27 bedoeld, moeten zijn ingerigt overeenkomstig de bepalingen van art. I(gt;.
Die voor de inschrijving der geregtelijke hypotheken moeten zijn ingerigt overeenkomstig de voorschriften van art. 1231 van hel nieuw burgerlijk Wetboek. (O. 36.)
30. Ten gevolge dor inschrijving, op de bovengemelde wijze, binnen den termijn bij art. 27 vermeld, gedaan, blijft op de goederen, waarop dezelve is genomen, bet regt van wettelijke ot geregtelijke hypotheek, benevens do rang by de Fransche wetgeving toegekend, verzekerd. (C. 2130 v.)
31. Wanneer de nieuwe inschrijving eerst na den termijn, in art. 27 vermeld, gedaan wordl, heeft de hypolheek slechts kracht en rang, van den dag, waarop die nieuwe inschrijving zal zijn geschied. (O. 22.)
32- Het bepaalde bij arl. 1232 van het nieuw burgerlijk Wetboek is op de nieuwe inschrijving van toepassing. (O. 28.)
33. De wettelijke hypotheken in art. 27 vermeld, waarvan het regt roods vroeger was geboren, doch welke vóór de invoering der Nederlandsche wolgeving nog niet zijn ingeschreven, zullen op do nieuwe registers, doch naar de voorschriften van hot Wetboek iNapoloon, worden ingeschreven, met inachtneming echter van het vastgestelde bij art. 13 en IB. (O. 30. C. 2133.)
34. De privilegiën en geregtelijke hvpolbeken, waarvan hel regt reeds vroeger w as geboren, doch die vóór de invoering der Nederlandsche wetgeving nog niet waren ingeschreven, mitsgaders de conventionele hypotheken reeds vroeger verleend, doch waarvan de inschrijving vóór die invoering nog niet was gedaan, zullen op de nieuwe registers, naar de voorschriften dier wetgeving nioeton worden ingeschreven. (O. 36. K. 1231 v.)
35. De inschrijvingen der hypotheken, welke volgens de Fransche wet voor inkorting vatbaar waren, kunnen, zon daartoe gronden zijn, n orden ingekort, overeenkomstig de bepalingen van art. 2161 en volgende van bet Wetboek Napoleon.(0.2113 v.)
36. De inschrijvingen der hypotheken bij de tegenwoordige
8(1
VROEGERE TOT DE XIEUWE WETUEVl.NC., S7
wet bedoeld, met uitzondering van die in art. ;t3 en Iti vermeid, zuilen geschieden zonder betaling van andere regten dan bet loon van den hypotheek-bewaarder.
De borderellen kunnen geschreven worden op ongezegeld papier. (ü. tii, 28, 37.)
37- He bewaarders van het kadaster zijn verpligt om de, voor de belanghebbenden, tot de uitvoering dezer wet noodige inzage hunner registers en andere stukken, aan hen kosteloos te verleenen, en bun tevens de inlichtingen te geven, welke zij zullen behoeven. (O. 30.)
VIJFDE HOOFDSTUK.
ran de realen der echtelieden, vóór de invoerimj ran hel nieuwe Wetioek (jelrouwd.
38- De regten van echtelieden, vóór de invoering van het nieuw burgerlijk Wetboek getrouwd, worden, ten opzigte van hunne goederen, geregeld volgens de Wetten, welke op bet oogenblik van bet huweiyk in werking waren, of volgens hunne niet bij dio VVetlen verboden huwelijkscbe voorwaarden, om hel even op welk tijdstip het huw elük is ontbonden. (0.1,3.C. 1387 v.)
ZESDE HOOFDSTUK.
Fan echtscheidimj, scheiiinq ran tafel en bed en onlbinding des huwelijks.
39. Echtgenooten, vóór de invoering van het nieuw burgerlijk Wetboek gehuwd, kunnen na die invoering niet meer bij onderlinge toestemming hun huweiyk doen ontbinden.
Indien niettemin de echtgenooten, uil krachte van bel vastgestelde bij artikel 281 van het Wetboek Napoleon, reeds voor den regter mogtcn zgn verschenen, kan die echtscheiding worden vervolgd en uitgesproken, overeenkomstig de voorschrirtcji van dat Wetboek, en met dezelfde gevolgen.
40 Daden, welke volgens het Wetboek Napoleon eene bepaalde oorzaak tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed opleveren, doch hij het nieuw burgerlijk Wetboek niet als zoodanig zijn aangemerkt, zullen, ofschoon zy vóór de invoering der Nederlandsche wetgeving mogten zijn gepleegd, echter na dat tijdstip geenen grond tot echtscheiding of tol scheiding van tafel en bed kunnen opleveren; ten ware te dier zake reeds onder de Fransche wetgeving, of zes maanden na de invoering der Nederlandsche, een regtsgeding ware aangevangen, of zelfs nog maar een verzoekschrift te dien einde aan den president der regtbank van eersten aanleg ware ingediend. (C. 229 v., 306 v.)
41. Daden, welke bij het nieuw burgerlijk Wetboek eene bepaalde oorzaak lot echtscheiding of lot scheiding van tafel en bed opleveren, doch als zoodanig in de Fransche wetgeving onbekend waren, zullen geene echtscheiding of scheiding van tafel en bed ten gevolge kunnen hebben, indien zij vóór de invoering der Nederlandsche w etgeving hebben plaats gehad. (B. 2«i v.,288 v.)
WET UI' UEX OVERGANG VAN DE
42 Niettemin kan de echtsclieiding, wegens kwaadwillige verlating welke onder de Franseüe wetgeving is aangevangen, dour den veriatenen echtgenoot worden gevorderd Ha verloop van vüf jaren na de invoering der Nederlandsche wetgeving. (O. li. K. 36i 2quot;,
43, Indien onder de werking van het Wetboek Napoleon, of ook onder die van de Nederlandsche wetgeving, doch ten gesolge van een reeds vóór hare invoering aangevangen regtsgeding, eene scheiding van tafel en hed is uitgesproken, zal aan den verweerder, ook onder de Nederlandsche wetgeving, de bevoegdheid blijven toekomen, in arlikel 310 van hel Wetboek Napoleon gegeven.
44 De bepalingen der artikelen 'i19, öSfl en 331 van het nieuw burgerlijke \\ etboek, betreffende de ontbinding des huwelijks len gevolge van afwezigheid, zyn toepasselijk ook op het geval dat de aldaar bedoelde afwezigheid reeds geheel of ten deele onder de werking van vroegere wetgevingen mogt hebben plaats gehad. (O. 42.)
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Fan den lyfxdivanij.
45. In al de gevallen, waarin de lijfsdwang bij do nieuwe wetgeving niei is bijbehouden, zal dezelve na de invoering \:in het nieuwe Wetboek van burgerlijke regtspleging niet kunnen worden ten uitvoer gelegd, dan alleen wanneer de lijfsdwang vóór die invoering door den regter uitgesproken of wettelijk door partijen bedongen mogt zijn. (R. 383.)
46 T en aanzien van het ontslag uit de gijzeling zijn van toepassing de wetten, welke van kracht waren op hel lijdslip, waarop de lijfsdwang is uilgesproken. (Pr. quot;!(8.)
ACHTSTE HOOFDSTUK.
Tan liet bewijs.
47- De bewijsmiddelen zullen worden aangenomen of niet toegelaten, naar male der bepalingen welke van kracht waren op het lijdslip dat de regten en verpliglingen zouden zyn ontslaan. (O. 3.)
NEGENDE HOOFDSTUK.
run muluBle en oloarapltischc lestuinenten, en van
erfstellingen over ile hand.
48- Testamenten eene vasle dagleekening hebbende en door twee of meerdere personen in dezelfde akte, welliglgk gemaakt vóór de invoering der wetten, waarbij die vorm van uiterste wilsbeschikkingen is verboden, en onder de Nederlandsche wetgeving met den dood bekrachtigd, blüven, ten aanzien van dien vorm van kracht. (O. 2. C. !Mi8).
49. Allen die, overeenkomstig de voorschriften van het Wel. boek Napoleon, olographische testamenten hebben gemaakt vóór de invoering van het burgerlijk Wetboek, en verlangen mogten dat dezelve van kracht biyven, zullen verpligt zijn dezelve binnen het jaar na die invoering, naar aanleiding van de bepalingen van het nieuw Burgerlijk Wetboek, aan een' notaris in bewa-
88
VROEGERE TOT UE NIEUWE WETGEVING. 89
ring tu geven, zullende, bij gebreke van dien, zoodanige lesta-menten alleen van kracht zijn, indien de erllaler overleden is liinnen het jaar na die invoering.
Olographische testamenten, welke onder hel wetboek Napoleon gemaakt, doch niet op de voorschreven wijze onder bewaring gesteld zijn, zullen nogtans daardoor niet krachteloos worden, wanneer de personen, door welke die testamenten zijn gemaakt, bij de invoering der nieuwe w etgeving, of binnen liet jaar na die invoering, door krankzinnigheid of andere overmagt, lol de vereischte bewaargeving builen slaat geraakt zijn.
Van deze bepalingen zijn uitgezonderd de beschikkingen vermeld hij art. !l8-2 van bot nieuw Burgerlijk Wetboek. (K. »79 v. C. 970 v.)
50- lgt;e bepaling van arl. 1 van het decreet van den ii Januari) 1812, betrekkelijk de erfstellingen over de hand, zal van kracht blijven in dal gedeelte van bel koningrijk, waar hetzelve is executoir verklaard.
TIENDE HOOFDSTUK. /'«« itc tenieldoeninu Ier znke van benadeel in fj.
50- De regtsvordering lol lenieldoening, ter zake eener benadeeling in eenen verkoop, welke voor de invoering van de !Ne-derlandsche wetgeving mogt hebben plaats gehad, zal worden beoordeeld overeenkomstig de welsbepalingen, welke van krachl waren op het lijdslip, waarop de koop geslolen is (C. 1074 v.)
ELFDE HOOFDSTUK.
I'un de toepassiny der slnijfen.
52- De hoven en regtbanken zullen de slralt'en loepassen, welke bij de wel legen hel misdrijf zijn bedreigd geweest op hel oogenblik, waarop helzelve is bedreven.
Indien echter de bij de nieuwe Strafwet bedreigde straf ligler mogt zijn, zal deze worden opgelegd
Indien bij de nieuwe Strafwet geene straf legen het gepleegde misdrijf is bedreigd, zal wegens helzelve ook geene straf kunnen worden uitgesproken.
T WA A LFDE H OO FDST U K. r«« de aanhamjiije Iwistgedinyen.
53. De twistgedingen, welke op het oogenblik der invoering van bet Wetboek op de Burgerlijke Reglspleging aanhangig zijn, zullen worden voortgezet volgens de vormen bij dat Wetboek voorgeschreven.
54. De burgerlijke twistgedingen, op het oogenblik der in stelling van de hoven en regtbanken aanhangig bij de afgeschafte hoven, regtbanken en vredegereglen, zullen, door middel van eene enkele akte, aan den persoon of ter zijner woonstede be-teekend, worden overgebragt by de reglers, welke, volgens de Wet op de regteriyke organisatie en bel beleid der juslilie, bevoegd zijn, daarvan kennis te nemen, om op de laatste dingtalen te worden voortgezel.
WET OP DEN OVEIUiANG ENZ.
NiellPiiiin zullen do zaken, welke liij de reRtbanken van eersten aanles of van koophandel aantiangic zijn, en volsens de aangehaalde wet lol de hevoegdhcid van den kanlonresler zouden hehoorcn, rtoov de arrondissemenls-reKlhanken worden lie-slisl. (li. O. 38 v., Si v., 6ö v., !)2 V.)
55. De op dal zelfde lljdsllp onheslisle criminele, eorreelion-nele en policie-zaken zuilen worden overgehragl hij den regter, welke daartoe hevocgd is naar aanleiding der Wet op do rog-terlijke organisatie en het lieleid der justitie (K.O. ii, Sti, Kgt;3
De itepaling van het laatste lid van hel voorgaand artikel i= ook op do reeds aanhangige corroctionnolp zaken toepasselijk.
56. Na de invoering van het nieuwe Wethoek van Strafvordering, zijn de voorschriften van dat Welhoek, ten aanzien van de wijze, waarop do holoodigde partij schadevergoeding mngt vorderen voor het nadeel haar door oen misdrijf toogohragl, ook loepasselijk op misdrijven, vóór die invoering gepleegd.
Indien echter reeds vóór dien lijd do heleedigdo party zich. ingevolge do voorschriften van het Franscho regt, civiele partij had gesteld, zal do reglsvordering over de schadevergoeding voor don regter in strafzaken worden voortgezet, om hot oven of deze ingevolge de liopalingon van hel nieuwe Welhoek al dan niet hovoegd is daarvan kennis te nonion. (Sv. :t v.. 231.2.13,203 2quot;.,37!!.)
57. Hot regt tot appèl on cassalie van hij do invoering dor rogtorlijke organisatie reeds aanhangige zaken wonll geregeld naar do vroegere wetten.
Do cassation zullen gohragt worden hij den hoogon raad.
DERTIENDE IIOOFDSTI K.
f'nn hel beroep in cassatie, tenen arresten dnnr het. hnnq iiereghhof te 's Grmentiaije en tenen vonnissen tlonr de regthnnken binnen het ressort van dnt hnf gewezen.
58. De arresten in Imrgerlijkc zaken, vóór de invoering van de Wet op do rogtorlijke organisatie gewezen door hot hoog gc-regtshof te 's Gravonhago, zijn, volgons hot hosiuit van don 11 Decomher IS13, voor geen heroep in cassatie vathaar.
59. Do vonnissen, in liet hoogste,, ressort gewezen door do regthankon van eersion aanlog en de vrederogtors in het ressort van dat hoog gorogtshof, en welke vallen in de termen van artikel 20 van voorschreven besluit, kunnen hij don hoogon raad worden ovorgohragt, indien do termijn niet is verstreken.
VEERTIENDE HOOFDSTUK.
Vnn de bemoeijenissen der kantonregters.
60 Onverminderd de werkzaamheden, bij de Wel op do rogtorlijke organisatie aan do kantonregters opgedragen, zullen zij ook waarnemen hetgeen hü liijzondero wetten en verordeningen op dit oogonhlik tot de werkzaamheden liehoort van de vrederogtors. (R. O. 38 v )
houdende
der
voorduin, I, 2(1« St., 111/.. 294—393. — I)e martini, blz 117 139. — de p1nto, Handleiding lol het li. TV. 3(le uil)?., ii, blz. li—28. — vernede. Handleiding tot de Xederl. Wetgeving, ii, blz. 3—10. — OPZOOHER, /lanteek. o/) de Wet houdende a/ff. bep. der weUj. (Leid. eti Amst. 18!S; 2(le uiig. 185quot;) v. hall. Handt, lot de beoef. v. h. Burg. Iteyl, (Amsl 18'il) i, blz. 2—30. — NiENHUis Akadem. voorl. over het yed. Burg. Regt (Gron. 18i9) I, blz. 143—19quot;. — diepiiuis, llandb.v.h. Died. Burg. Regt 1, blz. 8—34. Het yed. Burg. Regt (180S) blz.*2B—109. — Over art. 3 fruin, in iV'. ttijdr. 18t!i blz. 429 en v. - diephuis, 0]m. en Meded. XI. blz. 241—267. v. harencarspel. de art. 3 leg is contin. praeeepln ijenerul. legist. (Leid. 1833). — oldeneel, over art. 7 der Wet houdende (i. b. (Leid 1802). — 's JACOB, .ld art. 9 legis, quae ije-ncraliora exhibet praecepta (L. B. 1819). kruutiiokf, .M art. 14 legis generalia contin. praecepta (L. B. 1832).
Artikel 1.
Geene wet is verbindende, zoo hiii^ zij niet bebuoiiijk is afgekondigd.
2- De wellen zgn in het gebeele Koningrijk verbindende, uit krachte van derzelver afkondiging, door den Koning gedaan.
/U werken terstond, nadat derzelver afkondiging, in alle dee-len van het Koningrijk zal kunnen bekend zijn.
Wanneer bij de wet geen ander tijdstip is vastgesteld, wordt de afkondiging gerekend in het gebeele Koningrijk bekend te zijn, op den tvvinligstcn dag na dien der dagteekening van het Staatsblad, in hetwelk de wet geplaatst is (C. 1.)
3. Gewoonte geeft geen regt, dan alleen wanneer de wet daarop verwijst. (B. «90, 713, 1007, 1034.)
4. De wet verbindt alleen voor het toekomende, en heeft geene terugwerkende kracht. (O. 1 v. R. 2030. C. 2.)
5. Eene wel kan alleen door eene latere wet, voor hel geheel of gedeeltelijk, hare kracht verliezen.
6. De wetten, betreffende de regten, den staat en de bevoegdheid der personen, verbinden de Nederlanders, ook wanneer zy zich builen 's lands bevinden. (B. 138, 992. C. 3.)
7. Ten opzigle van onroerende goederen, geldt de wet van hel land of der plaats, alwaar die goederen gelegen zyn. (C. 3.)
8- De slrafwellen en de verordeningen van policie zijn ver-II. I
i ALGEMEENE BEPALINGEN, ENZ.
bindende, voor allen die zich op het grondgebied van het Koningrijk bevinden. (Sv. 8 v. C. 3.)
9 Het burgerlijk regt van het Koningrijk is hetzelfde voor vreemdelingen,alsvoordeNederlanders, zoo lang de wet niet bepaaldelijk het tegendeel vaststelt. (H. 8, ssi. 957).
10. De vorm van alle handelingen wordt beoordeeld naar de wetten van het land of de plaats, alwaar die handelingen zijn verrigt. (B. 9fl2. K. 310.)
11. De regter moet volgens de wet regt spreken; hij mag in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid der wet beoor-deelen.
12- Geen regter raag bij wege van algeraeene verordening, dispositie of reglement, uitspraak doen in zaken welke aan zijne beslissing onderworpen zijn. (C. S.)
13. De regter die weigert legt Ie spreken, onder voorwendsel van het stilzwijgen, de duisterheid of de onvolledigheid der wet, kan, uil hoofde van regtsweigering, vervolgd worden. (R. 8ii V. Sr. 18:;. C. i.)
14 Door geene handelingen of overeenkomsten kan aan de wetten, die op de publieke orde of goede zeden betrekking hebben, hare kracht ontnomen worden. (B. 113, 134, 38i, 93ö, 938, 1112, 1-290, 1373, 1090. K. «iO. Sv. 22. C. 0.)
VOORUUIX, Gesch. en bcfpiis. dei- yederl. Wetfj. II—V (L tr. 18Hquot;, 18;i8). — ASSElt, Het yeil. Burg. JVelh. vergel. mei hetfVclb. Napoleon. Me druk ('s Grav. en Amstenl. 18:18). — de mah-T1SI, De yederl Wetg. (Amsl. 18i0), lilz.S—823. — )gt;e 1'iXTü. Ilamll. lol hel Burg. H'elb. 3(le druk ('s Gruv. 181(1). — ver-kede, llandl. lol ile yederl. TVelg. (Burg. \\rctl).) en yulez. (ülr. 18ii, I8ÖI), lilz. 1«—18'. — v. ASSE.X, Leiddraad voor hel Cnllegie ov. hel Hurg. H'elb. 2de druk (Leid. I81t)).— DiEPllfls, Hel yed. Burg Megl, naar de volgorde van het Burg. H'elb. !l dln. (Groii.1844—1853)2dedruk, (1830 -1839). Handb. v. U. yed. Burg. liegt 3 dln. (Gron. 18C2—180Ï). Hel yed. Burg. Heijl (18U8) — SCHUI.LER, Hel Burg. IVetb. met aunt. 2de druk (l tr. 1831). — opzoümer. Het Burg. JVclb. Janl. op de artl. die thans nog verklaring behoeven. 3 dln. (Leid. en Amsl. 181!)—1832). — Het Burg. JFell). verklaard (Ainsl. 1863). léogt;'. De Begtapraak v. d. II. Baud. II, 2, 3 ('s Grav. 183(1 en 1832.)
vax i'ersoxex.
EERSTE TITEL.
ran hel genot en het verlies der burgerlijke regten.
v. n voort. Hel yed. Burg. Regt uit deszelfs begins, verkl, 1, 1, hlz. 1—10. — niexhu1s, Jkad. Voort., i, 1, blz. 198—210. v. hall. Handt. 1, blz. 102—108. — v. d. 1'I.üeg, In Tit. I en II C. Civ. yeerl. (Gron. 1843). — v. d. ploeg. Studiën van H'ellen en regt spraak in yederland ('s Grav. en Amsl. 184g), blz. 1—38.
Artikel 1.
Het genot der burgerlijke regten is onafliankelijk van de staatkundige regten. « elke alleen overeenkomstig de Grondwet worden verkregen (G. 4. v. G. quot;.)
2- Allen die zich op bet grondgebied van den staat bevinden zijn vry, en bevoegd lot bet genot der burgerlijke regten
Slavernij en alle andere persoonlijke dienstl............. van welken aard of onder welke benaming ook bekend, worden In bet rük niet geduld. (G. 1, 3.)
3. Hel kind, van betwelk eene vrouw zwanger is, wordt als reeds geboren aangemerkt, zoo dikwijls deszelfs belang zulks vordert. (15. 403, 343, 803, 883, 171«.)
Dood ter wereld komende, wordt bel geacht nooit te hebben bestaan. (G 723.)
4 Geenerlei straf heeft den burgerlijken dood of hel verlies van alle de burgerlijke regten ten gevolge. (C. ii v.)
2 AUIEMEENE BEPALIXGEK, ESZ.
bindende, voor allen die zich op hel jjroiidgchicil van hot Koningrijk bevinden. (Sv. 8 v. C. 3.)
9. Het burgerlijk regt van het Koningrijk is hetzelfde voor vreemdelingen, als voor de Nederlanders, zoo lang de wet niet bepaaldelijk het tegendeel vaststelt. {H. 8, 88i, Ml).
10 Be vorm van alle handelingen wordt beoordeeld naar de wetten van het land of de plaats, alwaar die handelingen zyn verrigt. {B. !)»2. K. 310.)
11. De regter moet volgens de wet regt spreken; hij mag in geen geval de innerlijke waarde of hiliykheid der wet beour-deelen.
12. Geen regter mag hij wege van algemeeue verordening, dispositie of reglement, uitspraak doen in zaken welke aan zijne beslissing onderworpen zijn. (C. 3.)
13. De regter die weigert regt te spreken, onder voorwendsel van het stilzwijgen, de duisterheid of de onvolledigheid dei-wet, kan, uil hoofde van regtsweigering, vervolgd worden. (R. 844 v. Sr. 18quot;.. C. i.)
14- Door geene handelingen of overeenkomsten kan aan do wetten, die op de publieke orde of goede zeden betrekking hebben, bare kracht ontnomen worden. (H, 113, tui, 381, 935, 938, 1112, 1490, 1373, 1«90. K. tiiO. Sv. 22. C. ti.)
vooniiuiN, Gesch. en iegms. der Ncdcrt. Wetg.W—V(L'lr. 183quot;, 1S38). — AssKii, Hel .Verf. Burn. Weth. vernel. mei hel lfrclli. napoleon. Me druk ('s Grav. en Amsterd. 1838). — de jiaii-Tixi, De Nederl. Wetg. (Amst. 1810), l)lz.3—823. —de eixTO, Uandl. lol het Kunj. IVelh. 3de druk ('s Grav. 18i!gt;). — veii-nede, llandl. tol de JSederl. Jl'clu. (Burg. W'ctli.) en Xalez. {Utr. 1815, 1831), lilz. 1()—187. — v. assex, Leiddraad voor hel Collegie ov. het Burg. Il'elb. 2de druk (Leid. 1856).— diephl'IS, Hel .\ed. Burn Itent, naar de volgorde ran hel Burg. fl'etb. !l dln. (Gron. l8i5—1855) 2de druk, (1836-1859). Handb. v. h. Ned. Burg. Begl 3 dln. (Gron. 1802-1885). Hel Ned. Burg. Uent (18ti8) — scilUl.LEIt, Hel Burg. Il'elb. melaanl. 2de druk (L'tr. 1835). — ül'ZOOMEn, Het Burg. It'elb. _lanl op de aril, die thans nog verklaring behoeven. 3 dln. (Leid. en Amst. 1849—1832). — Hel Burg. H'elb.verklaard I8Uöi. i.kox, De Regtspraak v. d. H. Itaad. II, 2, 3 ('s Grav. 183(1 en 1852.)
van personen.
EERSTE TITEL.
Fan hel genot en hel verlies der burgerlijke regten.
v. n voort. Het Ned. Burg. Itegt uit destelfs begins, verkl., I, 1, lllz. 1—10. — nienhl'is, slkaii. Voort., I, 1, l)lz. 198—210. v. hall. Handt. I, l)lz. 102—108. — v. d. ploeg, In rit. 1 en II c. Civ. Neert. {Gron. 1853). — v. d. ploeg. Studiën van fretten en regtspraak in Nederland ('s Grav. en Amst. 1846), lilz. 1—38.
Artikel 1.
Het genot der liurgeriyke regten is onafliankelijk van de staalkundige regten, welke alleen overeenkomstig de Grondwet worden verkregen (G. 5. v. C. '.)
2- Atlen die zicii op liet grondgeliied van den staat bevinden zijn M'U, en lievoegd tot liet genot der Lurgerlijko regten
Slavernij en alle andere persoonlüke diensthaarlieden, van welken aard ot onder welke lienaming ook liekend, worden in liet rijk niet geduld. (G. 1, 3.)
3- Het kind, van hetwelk eeno vrouw zwanger is, wordt als reeds gelioren aangemerkt, zoo dikvvüis deszelfs belang zulks vordert. (1$. 503. 543, 803, 883, 1716.)
Dood ter wereld komende, wordt bel geaebt nooit te hebben bestaan. (C. 723.)
4 Geenerlei straf beeft den burgerlijken dood of het verlies van alle de burgerlijke regten len gevolge. (O. 22 v.)
i. boek. Van personen.
TWEEDE TITEL.
Van Nederlanders en vreemdelingen.
v. i). VOORT, l)Iz. 10—19. — NIENHUls, !, 1, l)lz. 2S9—2B3. — v.
HALL I la 11(11. I, lilz. 8a—93. — V. u. PLOEG, Sludien, blz.
39 -ii.
5. Nederlanders zijn:
1°. Allen die liinnea het Koningrijk of deszeifs koloniën zijn geboren uit ouders, aldaar gevestigd;
2quot;. Kinderen, liuiten 's lands uit Nederlanders geboren,
3°. Allen die binnen bet Koningrijk zijn geboren, hoezeer uit ouders, aldaar niet gevestigd, mits zg zelve hunne woonplaats aldaar vestigen-,
iquot;. Kinderen, buiten 's lands geboren uit vreemde ouders, welke binnen het Koningrijk of deszeifs koloniën gevestigd, doch voor 's lands dienst afwezig, of anderzins op reis zijn;
üquot;. Allen, welke zün genaturaliseerd of het regt van inboorlingschap hebben verkregen. (A. (i, 10. C. 9, 10).
6- Eene vreemde vrouw, met eenen Nederlander getrouwd zijnde, volgt den staat van haren man. (K. 11. C. 12).
7. Vreemdelingen zijn alle degenen, die niet in de twee vorige artikelen begrepen zijn, of die de hoedanigheid van Nederlander hebben verloren. K 884, 937.)
8. Vreemdelingen worden met Nederlanders gelijk gesteld, in de twee volgende gevallen ; (A. 9.)
1°. Wanneer zij, ten gevolge der toestemming van den Koning, hunne woonplaats binnen het Koningrijk zullen hebben gevestigd, en van het bekomen dier toestemming aan het gemeentebestuur dier woonplaats hebben doen blijken;
2o. Wanneer zij, na hunne woonplaats binnen eene gemeente in het Koningrijk te hebben gevestigd, en gedurende zes jaren binnen dezelfde gemeente te hebben behouden, aan het plaatselijk bestuur van die woonplaats het voornemen zullen hebben te kennen gegeven om zich binnen het Koningrijk te blijven vestigen. (G. 3. 15. 3. C. 11, 13.)
9. De hoedanigheid van Nederlander wordt verloren :
1quot;. Door bet bekomen van naturalisatie in een vreemd land;
2o. Door, buiten toestemming desKonings, zich in vreemde krijgsdienst te begeven, of openbare bedieningen aan te nemen, welke door eene vreemde regering zijn opgedragen;
3quot;. Door het buiten 's lands vestigen zijner woonplaats, met het kennelijk oogmerk om niet in het Koningrijk terug te keeren.
Geene handels-lnrigting, op haar zelve beschouwd.
4
ui. titel. Van de akten van den burgerl. stand. 5
wordt Kcaclit dat oogmerk aan den dag te legsen. (B.
75, 76. C. 17, 21.)
10 Die de hoedanigheid van Nederlander, om eene der oorzaken, hij het vorige artikel vermeld, verloren heeft, kan dezelve niet terug hekomen, dan met inachtneming iter bepalingen van art. 8 hierboven. (C. 18, 21.)
11. Eene Nederlandsche vrouw, met eenen vreemdeling in het liuweiyk tredende, volgt den slaat van haren man.
Na ontbinding des huwelijks, bekomt zü do hoedanigheid van Nederlandsche vrouw terug, mits zij hare woonplaats binnenliet Koningrijk hebbe, of daarin vestige; en zij, in het laatste geval, uitdrukkelijk kennis van haar voornemen geve aan hel ge-meenteliestuur der plaats alwaar zij zich, na hare terugkomst, heeft gevestigd. (B. «, 73, 138, 139, l«l. C. 19, 20.)
12- Allen, die den staat van Nederlander hebben terugbeko-nien, kunnen daarvan alleen genot hebben met opzigt tot zoodanige regten, als zü na die terugbekoming verkrijgen. (A. i. C. 20.)
DERDE TITEL
Van de akten van den burgerlijken stand.
v. n. voort, blz. 80—55. — v. hall, llnndl., I, blz. 133—17!. uiephuls, i, blz. 53—172, ook afzonderlijk uitgegeven (Gron. 1844)..— v. heusdex. Handt, lot het houden der registers en opmaken der akten van den Hiirg. Stand ('s Hertogenb. 18361. vaii.laxt, Handh. voor den ambtenaar van den Burg. Stand, ('s Grav. en Amst. 1838) 2de uiig. (Amst. 1812). — v. n. wijn-PEitssE, Bedenkingen omtrent het houden der registers en het opmaken der akten van den Burg. Stand, in Xederl. Jna/b. v. It. en JVet. i, blz. 218—270. — vogelsang, llamlb. voor de plaatselijke besturen ten platlen lande (Donlr. 1813), I, blz. 557—589. — kvmjiell, Observationes' nonnullae ad locum juris patrii hod. ile actis statvs civtlis (Gron. 1811). — tex hoet. De labutis status civ. sec. art. 13 C. C. .V. (L. B. 1830).
eerste afdeelinti.
Van de registers van den burgerlijken stand in het algemeen.
sluiter. Over de uittreksels uit de registers v. d. burg. stand en hunne bewijskracht (Leid. 1864). Over art. 21 Opmerk, en Meded. VIII blz, 289—301.
13- Er bestaan in iedere gemeente registers van geboorten, van huwelijks-aangiften en afkondigingen, van huwelijken en echtscheidingen, en van overlijden.
Deze registers zullen afzonderlijk worden gehouden door eene of meer ambtenaren van den burgerlijken stand, welke daartoe door de plaatselijke besturen, en uil hun midden, zullen worden benoemd. (A. 10. B. 33, «0, 61.)
14 Van alle registers van don burgerlijken stand, dat der
i. boek. Van personen.
Imweiyks-aangiften en afkondigingen alleen uitgezonderd, zal een dubbel worden gehouden (B. 23. C. 40.)
15. De eerste en laatste bladzijde van de registers van den burgerlijken stand moeten door den voorzitter van de arron-dlssements-regthank.ofdoor een' regter, welke denzelven zal vervangen, gekant teekend, en voorts alle de bladen door denzelven gew aarmerkt zijn. (C. 41.)
16. De akten zullen aebter elkander in dB registers worden ingeschreven, zonder dat eenig wit vak tusschen heide zal mogen worden opengelaten. Al hetgeen mogt worden doorgehaald, tusschen heide of op den kant geschreven, zal moeten worden goedgekeurd en, even als de akte zelve, geteekend worden ; zullende niels liij verkorting of me; cgfers mogen worden uitgedrukt (C. 42.)
17. De ambtenaren van den burgerlijken stand zullen in de door hen op te maken akten niets mogen invoegen, hetzij bij aantee-kening, betzij door eenige inlasscbingen boe ook genaamd, huilen hetgeen door de verschijnende partijen, overeenkomstig de wet, moet worden verklaard. (C. 33.)
18. Bg de akten van den burgerlijken stand zullen worden uitgedrukt het jaar en de dag barer inschrijving, mitsgaders de voornamen, de namen, de ouderdom, het beroep en de woonplaats, zoowel der verschijnende partijen, als der getuigen. (B. 31, 40, 43, 48, 31, 34, 37, 31). «1. C. 34.)
19 In alle de gevallen, waarin de belanghebbende partijen niet verpligt zijn in persoon te verschijnen, zullen zij zich door eenen gemagtigde. Jaartoe hy authentieke akte aangesteld, mogen laten vertegenwoordigen. (B. 134, 1903 v. C. 36.)
20- De getuigen, van welke men by de akten van den bur-geriyken stand gebruik maakt, zullen daartoe door de belanghebbende personen w orden gekozen, en moeien zlj'i manspersonen, meerderjarig en binnen het Koningrijk hunne woonplaats hebbende.
Ook nabestaanden zullen als getuigen worden toegelaten. (B. 383, 1947. C 37.)
21. De ambtenaren van den burgerlijken stand zullen aan de verschijnende partyen, mitsgaders aan de getuigen, de akten voorlezen, en daarin vermelden dat aan die formaliteit is voldaan.
Iedere akte moet door den ambtenaar van den hurgeriyken stand, de verschynende partijen en de getuigen worden geteekend; wanneer de eene of andere der pariyen of der getuigen niet mogt kunnen teekenen, moet van de oorzaak des beletsels In de akte melding worden gemaakt. (C. 38, 39.)
22 De registers zullen door den ambtenaar van den burgerlijken stand op het einde van ieder jaar afgesloten; en zal, in de maand .lanuarlj daaraanvolgende, één der duhbolc worden over-gebragt in de archieven der gemeente, en het andere dubbel, mitsgaders het register der hnweiyks-aangiften en afkondigingen, ter gritlle van de aitondissements-regtbank. (B. 28, C. 43, 63.)
6
ui. titel. I'an de akten can den burgerl. stand.
23. De volmagten en andere stukken, welke bü de akten van den burgerlijken stand worden gevorderd, zullen aangehecht liiyven aan de registers, welke ter grlflie van de arrondisse-raents-regtliank moeten worden overgehragt. ((j. II.)
24- Een ieder is lievoegd om zich, door de bewaarders der registers van den burgerlijken stand, uittreksels uil die registers te doen afgeven. Die uittreksels, wanneer zij met de registers overeenstemmen, en door den voorzitter der arrondisse-ments-regthank, of door den regter die dezen vervangt, zijn gelegaliseerd, zullen geloof verdienen, lot op het oogenhlik dat de valschheid daarvan, met inachtneming der regelen, bij het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering voorgeschreven, zal zijn beweerd. (R. 1quot;0 v., 838. C. 43.)
25. Wanneer op den kant van eene reeds Ingeschrevene akte moet worden melding gemaakt van eene andere akte, tot den liurgerlijken stand betrekkelijk, wordt zulks gedaan door den ambtenaar van den burgerlijken stand in de looiionde onder hem berustende registers, of in die welke indearchieven dergemeente zijn overgebragt; en door den grillier der arrondissements-regt-bank, in die welke ter grillie berusten.
De zorg voor de eenvormige inschrijving is aan het openbaar ministerie opgedragen, aan hetwelk de ambtenaar van den burgerlijken stand, binnen tien dagen na de aanteekening, daarvan kennis geeft.
Geene uittreksels uit registers van den burgerlijken stand zullen mogen worden afgegeven, ten zij daarbij worden gevoegd de aanteekeningen, welke zich op den kant van de akte mogen bevinden. (K. 22, (i(i, quot;13. C. 49.)
26- Men kan, zoo wel door getuigen als door bescheiden, bewijzen dat registers van den burgerlijken stand nooit hebben beslaan, of verloren zijn geraakt, of wel dat eene ingeschrevene akte daaraan ontbreekt.
In geval van vervalsching, verandering, verscheuring, vernietiging of verdonkering eener akte van den burgerlijken stand, zal hel vonnis, waardoor van het misdrijf blijkt, de kracht hebben welke aan gewijsden in strafzaken ten aanzien van burgerlijke regtsgedingen bij dit Wetboek is toegekend. (K. 27, 28, i'J, «2, 70, 137, UWi, 15«, 310, 317, 319 v., 323, 1933. C. 4(i.)
27- Be ambtenaren van den burgerlijken stand, of andere bewaarders, zijn, ieder voor zooveel hem aangaat, aansprakelijk voor het rigtig houden en bewaren der registers.
Elke verandering, elke vervalsching in de akten, elke inschrijving op een los blad, mitsgaders alle overtreding, tegen de voorschriften van dezen titel begaan, kunnen aan de partijen grond opleveren om tegen die ambtenaren of bewaarders schadevergoeding te eischen.
In geval van overtreding, tegen de voorschriften van dezen Hiel begaan, kunnen die ambtenaren en bewaarders, voor zoo verre daartegen niet bij het Wetboek van Strafrcgt is voorzien, door de arrondissements-regtbank worden verwezen in eene geldboete, niet te boven gaande de som van honderd gulden.
1 boek. Fan personen.
BU het Wetlmek van Burgerlijke Regtsvordering wordt de proces orde op dat stuk voorgeschreven. (R. 854, Sr. 192 v. C. 50, 51, 52.)
28- Het openhaar ministerie is verpligt de ter gritlie van de arrondissements-regthank overgehragte registers en de daaraan gehechte stukken te onderzoeken, en van deszells bevinding proces-verhaal op te maken. Het is bevoegd om inzage te nemen van het dubbel der registers hetwelk hg de gemeentebesturen berust. (B. 14, i2, 23. C. 53.)
TWEEDE AFDEELING.
Van de akten van geboorten.
ci.evekixüa. Specimen exhibem qmesliones jur. civ. hod. (Gron.
I8U), p. 15—22. — boot, in Themis, VU.blz. 1—28. - - Opmer-
kinqenen Mededeel.,II,blz. 288 -301. XII, blz. 81—114; SELLE,
Onderzoek naar de regtsgeldifiheid en beleekenis der ff el. van
UOerm.anX, (Utr. 181)1). iV. liijilr. t. n.en H'. XIIblz.95env.
29- De aangiften van geboorten zullen binnen drie dagen na de bevalling moeten worden gedaan aan den plaatselüken ambtenaar van den burgerlijken stand, en in tegenwoordigheid van twee getuigen.
Die ambtenaar zal daarvan dadeiyk eene akte opmaken.
Hy is bevoegd om te vorderen dat liet kind aan hem worde vertoond. (A. 10. li. 20 v., 35. C. 55, 56.)
30 De aangifte der geboorte van een kind zal door den vader moeten worden gedaan, of, bü gebreke van dien, door de genees-heeren, heelmeesters, vroed meesters, vroedvrouwen of andere personen, welke hij de bevalling zijn tegenwoordig geweest; en wanneer de moeder builen hare woning bevallen is, zal de aangifte moeten geschieden door den persoon ten wiens huize zij bevallen is. (B. 20 C. 5«.)
31- De akte van geboorte zal vernielden:
1quot;. Het jaar, den dag, het uur en de plaats der geboorte;
2». De kunne van het kind en de voornamen welke aan hetzelve zullen worden gegeven;
3°. De voornamen, namen, bet beroep en de woonplaats der ouders;
40. De voornamen en namen, den ouderdom, het beroepen de woonplaats dei- aangevers en der getuigen. (B. 16, 18, 20, 35, 63, 68, 127. C. 57.)
32 Wanneer hel kind buiten echt geboren is, mag de naam des vaders niet bij do akte worden vermeld, ten ware deze het kind, het zij in persoon, het zü door eenen gemagtigde, bijzonderlijk daartoe bij authentieke akte aangesteld, erkenne. (B. 45, 327, 336, 312, 344.
33. Die een pas geboren kind gevonden heeft, is gehouden daarvan aangifte te doen aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der plaats, alwaar hetzelve is ontdekt; mitsgaders de kleederen en andere goederen aan le duiden en te vertoonen.
8
in. titel, ran de akten van den bttrqerl. stand. i)
welke nevens het kind mogten zyn gevonden, en eindelijk op Ie geven alle de omsliindigheden opzlgtelijk den tüd wanneer, en de plaats waar het kind ontdekt is.
Het daarvan op te maken proces-verhaal moet daarenboven vermeiden den vennoedeiyken ouderdom des kinds, zijne kunne, de hüzondere kenteekenen welke hetzelve mogt hehhen, de namen welke men aan hetzelve zal geven, mitsgaders het gesticht waarin, of den persoon hij wien hetzelve is verhieven. Dit pro-ces-verbaal moet in de registers van geboorten worden ingeschreven. (B. 18, ifl. C. rgt;8.)
34. Wanneer het kind dadelijk in een gesticht is opgenomen, zal de in tiet bovenstaande artikel vermelde verklaring moeten worden gedaan door het hoofd of een dor bedienden van dat gesticht.
35. Wanneer een kind gedurende eene zeereis geboren wordt, moet de akte van geboorte binnen vieren twintig uren doorden
■ scheepskapitein of gezagvoerder op het dagregister van bet schip worden ingeschreven, in tegenxvoordigbeid van den vader, wanneer deze aan boord is, en van twee getuigen zich op het schip bevindende. (1$. 18, 20, 31, «0, 991. C. 59).
36. In de eerste haven, welke bet schip zal aandoen, wanneer die binnen hel Koningrijk gelegen is, zal de scheepskapitein of gezagvoerder verpligt zijn aan bel departement voor de marine een uittreksel uil bel dagregister van bet schip, bevattende de aanteekening van de geboorte van bet kind op te zenden.
Wanneer het vaartuig is ingeloopen, bet zij in eene der over-zeesche bezittingen van den staat, bet zij in eene vreemde ba-ven, zal het bier-hoven vermelde uittreksel worden toegezonden, in het eerste geval, aan bet hoofd der Nedertandsche regering in die bezitting, en, in hel laatste geval aan den Neder-landscben consul, in die haven of in de naastgelegene plaats gevestigd; en zijn deze verpligt dal uittreksel in hunne archieven to bewaren, en oen door ben gelegaliseerd afschrift aan het departement voor de marine te doen toekomen. Dien onverminderd blijft de scheepskapitein of gezagvoerder gehouden, bij de terugkomst van hel vaartuig binnen het Koningrijk, te handelen zoo als bi) het eerste lid van dit artikel is bepaald. (C. 60.)
37- Het hoofd van bet departement voor do marine zal dat uittreksel, door hem gelegaliseerd, opzenden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der woonplaats van den vader des kinds, of van de moeder, indien de vader onbekend is.
De ambtenaar van den burgerlijken stand is verpligt hetzelve uittreksel dadelijk in de registers in te schrijven, en daaraan vast te hechten. (C. lt;gt;1.)
38 De akte van erkenning van een kind, door den ambtenaar van den buigerlijken stand opgemaakt, moet, volgens hare dag-teekening, in de registers worden ingeschreven, en van die erkenning moet worden melding gemaakt op den kant van de akte van geboorte, zoo die aanwezig is.
Indien de erkenning van het kind bij eene andere authentieke akte is gedaan, kan ieder belanghebbjnde vorderen dat daar-
1. BOEK. f 'dii personen.
van worde meUllns gemaakt O)) den kant der akte van fïelioorle.
In geen geval, kan liet verzuim der aanteekening van eene erkenning op den kant der gelioorte-akte aan het erkende kind worden tegengeworpen, ten einde zijnen verkregen staat te betwisten. (B. 33(i V., 1903. C. 02 )
DERDE AFDEEI.l.NC.
I 'au de huwclijks-nanijiften en afkon'Hqingen
39. De amlitenaren van den burgerlijken stand zullen in het daartoe hestemde register de iiuwciUks-aangiften inschrijven, welke overeenkomstig artikel 10S en 10« gedaan worden. {Sh. 183S, n». 44.)
40- Die aangifte zal vermelden de voornamen, namen, den ouderdom, het beroep en de woonplaats der aanstaande echtge-nooten, mitsgaders hun voornemen om met elkander in den echt te treden.
Wanneer die aangifte in geselmfle is gedaan, zal de ambtenaar van den hurgelUken stand dezelve overschrijven, alleen op het register teekenen, en het stuk daaraan vasthechten. (K. is, 23.)
41. Wanneer aan den ambtenaar van den burgerlijken stand, niet blijkt dat voor de aangevende personen eenig wettig beletsel bestaat om met elkander In den echt te treden, zal hij dadelijk de afkondigingen doen, welke fiü art. 10quot;, I0S en toil vermeld zijn. (U S'i v., 131 C. G3.)
42- De akten, waaruit zal moetenquot;hiyken dat de afkondigingen hebben plaats gehad, zullen in hel register, volgens de orde barer dagteekening, ingeschreven en door den ambtenaar van den burgerlijken stand onderteekend worden. (1! to. v., 108 v. 154.)
43. Van de akten van stuiting des huwelu'ks, welke aan den ambtenaar van den burgelijken stand beleekend zijn, zal op den kant der akte van afkondiging eene aanteekening worden gesteld. Hetzelfde zal plaats hebben ten opzigte van vonnissen of akten, waarbij de stuiting wordt opgeheven. (B. 12ii Gu, 137. C. 0«, 07.)
VIERDE AFDEELLXG.
I'an de akten van huwelijk en van eMscheidinq.
44. Nadat bij den ambtenaar van den burgerlijken stand zal zijn afgelegd de verklaring der partijen, waarvan bij artikel 135 gesproken wordt, zal hij in naam der wet verklaren dat dezelve door den echt aan elkander verbonden zijn, en daarvan dadelijk in het daartoe bestemde register eene akte opmaken. (K. 107, 131, 147, 154. C. 73.)
45- De huwelUks-akte zal vermelden:
lu. De voornamen, namen,denouderdom, de geboorteplaats, het Beroep en de woonplaats der echtgcnooten, en, wanneer zij te voren gehuwd waren, de voornamen en namen van de vroegere eehlgenooten;
2quot;. Hunnen staat %iin meerderjarigheid of minderjarigheid-
10
in. titel, fan de akten van den burqerl. stand. 11
3°. De voornamen, mimen, het beroep en de woonplaats
hunner ouders;
4°. De loestemining van de ouders, grootouders of voogden, of wel het verlof van den regter, in de gevallen waarin hetzelve gevorderd wordt;
Squot;. De tusschenspraak van den regter, zuo die heeft plaats gehad;
De gedane huwelijks-afkondigingen, ter plaatse alwaar die vereischt worden, en, in geval van stuiting de op-helling daarvan;
quot;u. De verklaring der paiiijen om elkander tot echtgenoolen te nemen, en de uitspraak van hunne eclitvereeniging door den openbaren ambtenaar;
8quot;. De voornamen, namen, den ouderdom, het beroep en de woonplaats der getuigen, mitsgaders de graden van bloedverwantschap of aanhuwelijking, welke tusschen hen en de partijen mogtcn bestaan;
!t0. De erkenning van naluurlijke kinderen, zoo die plaats heeft. (K. 92 v., 131, 132, 329. C. 7ti.)
46- Wanneer een huwelijk bij gevolmagtlgde, of wel in een bijzonder huis, voltrokken wordt, zal van die omstaRdighcid.uit-drukkeljike melding in de akte worden gemaakt. (B. 19,23, 132, 134.)
47 l'e overschrijving van de akten van huwelijk, in een vreemd land aangegaan, zal in de loopende registers van de woonplaats der echtgenoolen geschieden. (A. 10. H. 13, li, 139. C. 171.)
48- l'f akle van inschrijving eener echtscheiding zal bevallen: lu. De voornamen, namen, het beroep en de woonplaats der
gescheiden echtgenoolen;
2quot;. De vermelding van het vonnis waarbij de echtscheiding is uitgesproken, van hetwelk een afschrift aan bet register zal blijven gehecht;
3quot;. De vermelding van hel geluigschrlft van den grilUer, strekkende lot bew ijs dat tegen het vonnis door geen wettig middel kan worden opgekomen.
Die akle zal, volgens hare dagleekening, in de huwe-Igks-registers worden ingeschreven, en zal daarenboven de partij, die de ecblscbeiding heeft verkregen, verpligt zijn te zorgen, en de andere bevoegd zijn te vorderen, _dat daarvan aanteekening worde gedaan op den kant der huwelüks-akte. (B. 18, 23, 2ti0, 27«. R. 810 v.)
49- Wanneer het bewezen is dat de registers zijn verloren geraakt, zal de inschrijving eener echtscheiding, zoo wel door bescheiden als door geluigen, kunnen worden bewezen. (B. 2(i v., 1940.)
vijfde aküeelisg.
I'an de akten ran overlijden.
50- quot;e aklen van ouTlijden zuilen worden opgemaakt door
i. boek. I'an personen
don ambteniiiir van den Imrgeiiijken stand der plaats, alwaar de persoon overleden Is, en op de verkaring van twee getuigen.
Wanneer het lilijkt dat de overledene elders züno woonplaats heeft gehad, zal de ambtenaar van den hurgerlijken stand een uittreksel van de akte van overlijden does loekomen aan dien van de laatsthekende woonplaats van den overledene, ten einde insgelijks in de registers aldaar Ie worden ingeschreven. (B. 1(i v., 27 v.. Si, »ti v., 38 C. 78.)
51. ZÜ zullen bevatten;
1° De voornamen, den naam, den ouderdom, het beroep en de woonplaats van den overledene, mitsgaders den dag en hel uur des overiydens;
iquot;. De voornamen en den nat'm van den anderen echtgenoot, indien de overledene getrouwd of wel weduwenaar of weduwe was;
3U. De voornamen, den naam, den ouderdom, het beroep en de woonplaats der aangevers, en, wanneer zij bloedverwanten zijn, den graad van bloedverwantschap.
De akten van overlijden zullenHaarenhoven bevatten, voor zoo verre men zulks kan te weten komen, do voornamen, namen, het beroep en de w oonplaats der ouders van den overledene, mitsgaders deszelfs geboorteplaats. (K. 18, 27, üi v. C. 7».)
52- De ambtenaar van den burgerlijken stand zal geene akte van overlijden van een pas geboren kind mogen opmaken, dan voor zoo verre aan hem zal zijn gebleken, dat de geboorte van bei kind in hel daartoe bestemde register is ingeschreven.
Hij ontstentenis van dien, zal die ambtenaar niet vermogen uit te drukken dal het kind overleden is, maar alleen, dat hetzelve als levenloos is aangegeven. Mij kan, in zoodanig geval, hij twijfeling omtrent de deugdelijkheid der aangifte, vorderen dat het kind aan hem worde vertoond.
HU zal daarenboven de verklaring der getuigen ontvangen, opzigtelijk de voornamen, namen, het beroep en de woonplaats van de ouders van het kind, met aanduiding van hel jaar en de maand waarin, en den dag en hel uur waarop hel kind is Ier wereld gcbragl.
Die akte zal, overeenkomstig hare dagteekening, in de slerf-registers worden ingeschreven, zonder dat daardoor eenigermate zal zyn beslist of hel kind levend, dan wel dood, is ter wereld gekomen. (B 2!t, 31).)
53- Geene begraving mag geschieden zonder bel verlof, vrij van zegel en kosteloos door den ambtenaar van den burgerlijken stand af le geven.
Dat verlof zal door denzelven nlel w orden verleend, tenzü hy zich van bel overlijden hebbe verzekerd, en niet vroeger dan zes en dertig uren na het overlijden, behoudens do gevallen, hij de reglementen van policie voorzien. (B. 33. C. 77.)
54. Wanneer een sterfgeval beeft plaats gehad in burgerlijke of militaire gasthuizen, in gevangenhuizen of andere openbare gestichten, zullen de hoofden, gezagvoerders, bestuurders, cipiers
lil. titel. Van de akten van den burgert, stand. 13
ot opzigters van die gestichlen, verpligt zün daarvan binnen \ii;r en twintig uren aangifte Ie doen aan den ambtenaar van den burgerlijken stand, welke, na zich van het overlijden te hebben verzekerd, eene akte, overeenkomstig het bepaalde bü artikel 5t zal opmaken.
Er zullen bovendien in die gestichten bijzondere registers worden gehouden, waarin van het overlijden en de daartoe bolrek-keiyke omstandigheden zal worden melding gemaakt. (C. 80, 84.)
55- Wanneer er teekenen of aanduidingen van eenen geweldigen dood aanwezig zijn, of andere omstandigheden bestaan, die reden geven om dien te vermoeden, zal de begraving niet mogen geschieden, dan nadat het lijk geregtelgk zal zün geschouwd.
HIJ het verhaal der schouwing zullen, zoo veel mogelijk, worden opgegeven de voornamen, de naam, de ouderdom, de geboorteplaats, het beroep en de woonplaats van den overledene, (B. 53. Sb. 1818, nquot;. 3». C. 81.)
56- De ambtenaar, welke het verbaal van schouwing zal heb-ben opgemaakt, Is verpligt aan dien van den burgerlijken stand dadelijk opgave te doen van al hetgeen vereischt zal worden om de akte van overlijden op te maken.
De ambtenaar van den burgerlijken stand zal een afschrift van de akte van overlijden doen toekomen aan dien der bekende woonplaats van den overledene, len einde door dezen in de registers te worden ingeschreven. (C. 82.)
57- De grilliers der criminele hoven en regtbanken zijn verpligt, binnen vier en twintig uren na het len uitvoer leggen van doodvonnissen, aan den ambtenaar van den burgelijken stand van de plaats, alwaar het vonnis is ten uitvoer gelegd, te doen toekomen afschrift van het bij die gelegenheid opgemaakte proces-herbaal.
ZU zullen aan den voet van dat proces-verbaal alle aanduidingen opgeven, welke vereischt worden om de akten van overlijden, overeenkomstig artikel 51, Ie kunnen opmaken. (B. 50. C. 83.)
58- De ambtenaar van den burgerlijken stand, ter plaatse alwaar de veroordeelde is ter dood gebragt, zal afschrift van de akte van overlijden doen toekomen aan dien van de laalslbekende woonplaats van den veroordeelde, len einde door dien ambtenaar insgelijks in de registers le worden ingeschreven. {C. 83.)
59 In geval van eenen geweldigen dood, van het ter dood brengen van eenen veroordeelde, of van het overlijden in gevangenhuizen, zal van die omstandigheden in de registers geene melding worden gemaakt, en de akte van overlijden eenvoudig worden ingerlgt naar den vorm, by art. 51 voorgeschreven. (C. 85.)
60- Wanneer een sterfgeval gedurende eene zeereis heeft plaats gehad, moet de akte van overlijden binnen de vier en twintig uren, door den scheeps-kapitein of gezagvoerder, in bet dagregister van het schip worden ingeschreven, in tegenwoordigheid van twee getuigen, zich aan boord van het schip be vindende.
i. boek. I'nn personen.
Eon uittreksel van die akte zal aan liet departement voor de marine worden toegezonden, even en in dier voege als l)ij artikel Sti opzigtelük de akten van geboorten is bepaald.
Het boofd van liet departement voor de marine zal bet uittreksel van de akte van overlijden, door bem gelegaliseerd, aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der bekende woonplaats van den overledene doen toekomen. {B. 18, 3quot;i. C. 8(i, 87.)
61 Kij bijzondere reglementen wordt bepaald, op boedanige wijze hel overlijden van krijgslieden, welke te velde, in den slag of in 's rijks dienst buiten bet Koningrijk zijn gestorven, in de gewone registers van den burgerlijken sland zal worden inge-scbreven. (Sb. 1830, nquot;. S3. (;. mi v.)
62 Wanneer het bewezen Is dat de sterfregisters nooit hebben bestaan, dal die zijn verloren geraakt, dat eeae ingeschrevene akte daaraan ontbreekt, ol dal bijzondere omstandigheden de inschrijving der akte van overlijden hebben verhinderd, zal dat overlijden zoo wel door getuigen als door bescheiden kunnen worden bewezen. (B. 21!, 1940.)
zesde afiieelinc.
Fan naams-en voornaams-veranderinijen.
63. Niemand mag zijnen geslachtsnaam veranderen, of eeiien anderen bij den zijnen voegen, zonder toestemming des Konings. (B. 27, 31.)
64- Het verzoek daartoe kan niet worden toegestaan, dan na verloop van één Jaar, te rekenen van den dag, waarop van hetzelve in de olliciéle nieuw spapieren zal zijn melding gemaakt.
65- In dien tussclientijd, kunnen de belanghebbende partijen, bij een verzoekscbrifl, aan den Koning in te leveren, de gronden doen gelden, waarop zij vermeenen zich tegen bet verzoek te kunnen verzetten.
66 Indien bet verzoek wordl toegestaan, zal liet besluit worden overhandigd aan den ambtenaar van den burgerlijken stand van de geboorteplaals van Jen verzoeker, welke ambtenaar hetzelve In de '■oopende registers zal inschrijven, en daarvan aan-teekening doen op den kant der geboorte-akte. (B. 2igt;.)
67. De naams-verandering of naams-bijvoeging, door den Koning, overeenkomstig de bepalingen van deze afdeeling loege-staan, zal nimmer kunnen worden aangevoerd tol bewijs van vermaagscbapping. (li. 317.)
68- Niemand kan van voornaam veranderen, of voornamen bU de zijnen voegen, zonder toestemming van de arrondlssements-regtbank zijner woonplaats, op daartoe gedaan verzoek, na verhoor van het openbaarministerie, teverleenen. (B. 3t.R. 32i 2quot;.)
69 Wanneer de regibank de verandering of bijvoeging van voornamen toestaat, zal de uitspraak worden Ier hand gesteld aan den ambtenaar van den burgerlijken sland van de geboorteplaats van den verzoeker, ten einde door dien ambtenaar in do loopende registers ie worden ingeschreven, en daarvan mei ding tf worden gemaakt op den kant der geboorte-akte. (B. 23.)
1'.
iv titel, run woonplaats of domicilie.
zevende afdeelixg.
/'n« dc verbetering der akten van den burnerlyken stand, en, van derzeleer aanvulling.
blussé, Over de verbetering en aanvulling der registers van den b. sland (Leid. 181)2) Opmerk, en Meiled. I)lz. 181—li):!; I\ iilz. G9-8I.
70. Wanneer geene registers hebben bestaan, of dezelve zijn verloren geraakt, vcrvaiscbl, veranderd, verschenrd, vernietigd, verdonkerd of verminkt; wanneer akten daaraan ontbreken, of wanneer in de ingescbrevene akten dwalingen, uitlatingen of andere misslagen hebben plaats gehad, zal zulks grond opleveren tot aanvulling of tot verbetering der registers. {!?. i'i, 2(i v., löti C. 90.)
71. Het verzoek daartoe zal alleen kunnen w orden ingeleverd bij de arrondissements-regtbank, binnen welker regtsgebied dc registers zijn of hadden bebooren te worden gehouden, dewelke, behoudens hooger beroep, na verhoor van het openbaar mini-slerie, en, wanneer daartoe gronden zijn, van de belanghebbende partyen, deswege zal uitspraak doen. (R. .'iii 2quot;, 82!) v. C. 9!l.)
72. Doze uitspraak zal alleen geldig zijn tusschen de partijen w elke dezelve hebben verzocht, of te dier gelegenheid zijn opgeroepen. (C. 100.)
73. Alle uitspraken lot verbetering of lol aanvulling van akten, welke in kracht van gewijsde zijn gegaan, zullen door den ambtenaar van den burgerlijken stand, dadelijk na derzelver vertoon, in de loopende registers worden ingeschreven, en zal, in geval van verbetering, daarvan worden melding gemaakt op den kant der verbeterde akte, overeenkomstig het bepaalde bij arl. 23. (C. tol.)
VIKRDE TITEL.
I'an woonplaats of domicilie.
NIENHülS, 1, blz. 273—297. — v. hall, Hand!., I, blz. 174 -188
— v. i). voort, blz. 33—«7. — i'auw, de donücilio (L. li.
1811). — VEEC.KEfis, de domicilio ex jure Belgico (Amst. 1811.)
Themis XII, blz. 38«—398. Tyischr. v. h. Kederl. It. I, blz.
119—129.
74. Een ieder wordt geacht zijne woonplaats te hebben alwaar hij zijn hoofdverblijf heeft gevestigd.
Bij gebreke van zoodanige woonplaats, wordt de plaats des werkeiyken verblijfs daarvoor gehouden. (B. 3, 8 v. U. i 97,12«. C. 103.)
75. De verandering van woonplaats zal stand grijpen dooide werkelijke woning in eene andere plaats, gevoegd bij bet voornemen om aldaar zijn hoofdverblijf te vestigen, (li. tos, 109. C. 11«.;
76 Dal voornemen wordt bewezen door eene gedane verklaring, zoo we! bij het bestuur der gemeente welke men verlaat, als by dat der gemeente waar dc woonplaats wordt overgebragt.
tö
i. boek . Van personen.
BU gebreke van verklaring, zal liet liewüs van het voornemen uit de omstandigheden worden opgemaakt. (C. 104, 103.)
77. Die tot openbare bedieningen worden geroepen, behouden hunne woonplaats, indien zij het tegenovergestelde voornemen niet aan den dag hebben gelegd. (C. toe.)
78- Eene getrouwde vrouw, welke niet van tafel, bed, bijwoning en goederen is gescheiden, beeft geene andere woonplaats dan die van haren man; minderjarigen volgen de woonplaats van hunne ouders of voogden; meerderjarigen, die onder curatele zijn gesteld, die van hunne curators. (B. (i, 11, -iü-i, 2(i(i C. 108.)
79 Meerderjarige dienstboden of werklieden hebben hunne woonplaats in het huis van diegenen, bij welke zy dienen of werken, indien zij bij dezelve inwonen. (C. 109.)
80. Het sterfhuis van een overledene wordt geacht daar te zijn, alwaar de overledene zijne woonplaats gehad heeft. (B. 1070, 1118. R. 4, nquot;. «. C. 110.)
81. Het staat aan parlijen, of aan eene van haar, vrg bü eene akte, en tot eene bepaalde zaak, eene andere woonplaats dan hare werkelijke te kiezen.
Die keuze kan zijn algemeen, en strekt zich dan zelfs uit lol de executie; of worden beperkt in dier voege als de partyen, of eene van haar, zal goedvinden. In deze gevallen, kunnen de exploiten, dagvaardingen en vervolgingen, bij de akte uitgedrukt of bedoeld, geschieden aan de gekozene woonplaats, en voor den regter dier woonplaats. (B. 1231, 1238,1429, liil, 1448. R. 3, 33, 13Ü, 406, 439, 302, 3«5, 399, 00«, 011, O. 111.)
82 Indien het tegendeel niet bü beding.is overeengekomen, kan men de voor zich gekozene woonplaats veranderen, mits de nieuwe woonplaats in dezelfde gemeente zü gelegen, en de verandering aan de wederpartij worde beteekend.
VIJFDE TITEL.
Van het huwelijk.
v. I). voonx, blz. 68—131. — menhl'is, I, blz. 299—374. — van der mandeue, (lejusli mutrimoiiii conditionibus secundum Cod. Civ. Neerl. (Traj. 1839). — muller, de jure perso-narum ad juntas nuplias contrahendas secundum jus hod. (Gron. 1842). Over art. 87 en 88 Opmerk en Med. XVH, blz. 161—179 Over art. 89 Opmerk. XIV blz.l37en v.JV. II. Bijhl XI. blz. 639 's R. Adviezen VI blz. 33 en v.
.Ihjemeene bepaliny.
83. De wet beschouwt het huweiyk alleen in deszelfs burgerlijke betrekkingen. (B. 130).
eerste afdeeling.
I'un de hoedanigheden en voorwaarden, die vereischt worden om een huwelijk te kunnen aangaan.
84. De man kan te gelyker lijd slechts met ééne vrouw, de vrouw slechts met éenen man door het huweiyk verbonden zijn. (B. 113, 120, 12«, 138, lil, 130 v., 349 v. C. 117.)
10
v. titel. Van het huwelyk.
85- Tot hel wezen van het huwelijk wordt de vrge toestemming der aanstaande echtgenooten vereischt. (B. 116, 120, 138, 142, 150 V., 948 C. 146.)
86. Een jongman, den vollen ouderdom van achttien, en eene jonge dochter den vollen ouderdom van zestien jaren niet bereikt hehhende, mogen geen huwelijk aangaan.
De Koning kan echter, om gewigtige redenen, dit verbod door het verleenen van dispensatie opheffen. (G. 67. B. 40, 45, 120, 138, 144. C. 144, 145.)
87. Het huwelijk is verboden tusschen alle personen, die elkander bestaan in de opgaande en nederdalende linie, het zü door wettige, het zü door onwettige geboorte, of door aanhuwe-lüking; en in de züdlinie tusschen broederen zuster, wettige Of onwettige. (B. 120, 138, 145, 148, 150 V., 153, 350, 352. C. 161, 162.)
88. Ook is het huwelijk verboden:
1°. Tusschen schoonbroeder en schoonzuster, wettige of onwettige ;
2°. Tusschen oom of oud-oom en nicht of achter-nicht, mitsgaders tusschen moei of oud-moei en neef of achter-neef, wettige of onwettige.
De Koning kan, om gewigtige redenen, het verbod, in dit artikel vervat, door het verleenen van dispensatie opheffen. (G. 67. B. 86, 120, 138, 145, 148,150 v., 153, 350,352.0.162,163,164.)
89. Een persoon, die by regteriyk vonnis van overspel is overtuigd, mag nimmer met den medepligtige aan dat overspel in het huwelyk treden. (B. 120, 138, 155,148, 150, 151,153 264.C.298.)
90. Tusschen personen, wier huwelyk, om welke reden ook, door echtscheiding is ontbonden, mag nimmer een nieuw huwelyk plaats hebben. (B. 120, 138, 145, 148, 254, 262 v., 303, 549. C. 295.)
91. Eene vrouw kan geen nieuw huwelyk aangaan, dan na verloop van drie honderd dagen na do ontbinding van bet vorig huwelyk. (B. 119, 120, 138, 154, 550, 551. C. 228, 296.)
92- Echte kinderen kunnen, gedurende hunne minderjarig beid, geen huwelyk aangaan, zonder de toestemming van bunnen vader en hunne moeder te hebben verzocht en dezelve te hebben verkregen, het zy van beiden, het zy van den vader alleen, indien de moeder zich niet verklaart, of met den vader in gevoelen verschilt.
In het laatste geval, is de vader gehouden, het zy by de akte van toestemming, het zy ten overslaan van den ambtenaar van den burgerlyken stand, te verklaren dat de toestemming van de moeder is gevraagd geweest.
Wanneer de vader overleden is, of zich in de onmogeiykheid bevindt om zynen wil te verklaren, wordt de toeslemming van de moeder vereischt. (B. 45, 97 v., 116, 126, 138, 139, 146,354, 385, 478, 514, 552, 948. C. 148, 149.)
93- Indien de vader en moeder beiden overleden zyn, of zich in de onmogelykheid bevinden om hunnen wil te verklaren, vervult de grootvader van vaders zyde bunne plaats.
n
i. boek. Van personen
By gebreke van den grootvader van vaders züde, wordt de toestemming van den grootvader van moeders zgde vereischt. (B. 99, 117, 138, 139, 146, 478, S53. C. 130.)
94. Wanneer zoo wel de grootvader van vaders züde, a\s die van moeders züde ontbreken, wordt de toestemming vereischt van de grootmoeder van vaders zijde, en, bg gebreke van deze, van de grootmoeder van moeders züde. (B. 117, 138, 139, 146, 478. C. 130.)
95. Wanneer de vader en de moeder, mitsgaders de grootvaders en grootmoeders, ontbreken, of wanneer zij zich allen inde onmogelijkheid bevinden om hunnen wil te verklaren, kunnen echte kinderen, zoo lang zy minderjarig zün, geen huwelijk aangaan, zonder de toestemming van hunnen voogd en hunnen toe-zienden voogd.
In geval van weigering van heide,of van één hunner, is de kan-tonregter,op verzoek van den minderjarige, bevoegd het verlof tot het aangaan des huwelijks te verleenen,na verhoor of nabehoor-lyke oproeping van den voogd en den toezienden voogd,mitsgaders van vier uit de naaste, binnen het rijk woonachtige en meerderjarige bloedverwanten, tot den graad van vollen neef ingesloten, zoo veel mogeiyk in geiyk getal uit de twee linifin te verkiezen.
Bij gebreke van het genoegzaam getal bloedverwanten binnen het ryk, zal dit getal worden aangevuld door meerderjarige en binnen de Nederlanden wonende personen, welke den verzoeker door aanhuwelyking in den bovengemelden graad bestaan.
Indien er geene nabestaanden binnen bet Koningrykaanwezig zyn, of indien, na behooriyk gedane oproeping, geen der bloedverwanten of der aangehuwden, noch in persoon, noch by eenen byzonderen gevolmagtigde, verschijnt, zal de kantonregter het verlor toestaan of weigeren, nadat by den voogd en den toezien-den voogd zal hebben geraadpleegd of behooriyk opgeroepen. (B. 116, 118, 206, 413 v.. 421, 314. C. 160.)
96. In het geval hg het tweede lid van het vorige arlikel voorzien, zyn, zoo wel het kind als de voogd, de toeziende voogd en de opgekomen nabestaanden, bevoegd bg de arrondissements-regtbank, door middel van een verzoekschrift, tegen de uitspraak van den kantonregter op te komen. De regtbank zal op dit verzoek, na verhoor van de wederparty en van het openbaar ministerie, en zonder anderen vorm van geding, het verzochte verlof, by eindvonnis, toestaan of weigeren. (R. 324 O».)
97. Natuuriyke kinderen, wettiglgk door den vader erkend, kunnen, zoo lang zg minderjarig zyn, geen huwelgk aangaan, zonder dp toestemming van hunnen vader.
By gebreke van den vader, wordt de toestemming der moeder vereischt. (B. 92, 104, 116,146, 327, 336. C. 158.)
98- Natuuriyke doch niet erkende kinderen, of degene die, na de erkenning, hunnen vader en hunne moeder hebben verloren, of wier ouders buiten de raogeiykheid zyn hunnen wil te verklaren, kunnen, zoolang zg minderjarig zyn, geen huweiykaan-gaan, zonder toestemming van hunnen voogd en bunnen toezien-den voogd. In geval van weigering van beiden of van een'hunner.
IS
v. titel. Fan het huwelijk.
zal dekantonrcgtev liet verlof daartoe kunnen \crleencn,na verhoor of behoorlijke oproeping van den voogd en toezienden voogd, behoudens liet heroep, het zg van dekinderen,hetzy van hunnen voogd of toezienden voogd, op dezelfde wijze als bij artikel 96 Is voorgeschreven. (B. 116, 118, 146, ifl6, 411. C. 159.)
99. Echte kinderen, die meerderjarig zgn, doch den vollen ouderdom van dertig jaren nog niet hebben bereikt, zyn insge-lijks verpligt om tot het aangaan van een huwelijk de toestemming van hunnen vader en hunne moeder te verzoeken. Wanneer zü die toestemming niet hebben bekomen, kunnen zij de tusschenkomst Inroepen van den kantonregter, binnen wiens gebied de vader of de moeder met der woon gevestigd zijn, en zulks met inachtneming der bepalingen van de volgende artikelen. {B. 116 2», 137, löi. C. 151, 152.)
100 Binnen den tijd van drie weken, te rekenen van den dag waarop hel verzoek aan den kantonregter is gedaan, zal deze voor zich doen verschijnen den vader, of, bü gebreke van den vader, de moeder, mitsgaders het kind, ten einde hun alle zoodanige vertoogen te doen als hy in hun wederzijdsch belang zal oorbaar achten. De kantonregter zal een proces-verbaal van de verschijning der partijen opmaken, zonder daarhy de redenen op te geven welke door haar over en weder zyn aangevoerd. (C. 154, 155.)
101. Indien de vader, of, bü gebreke van dien, de moeder niet verschijnt, zal tot het huweiyk worden overgegaan, op de vertooning der akte, waaruit van die nietverschyning hiykt.
102 Indien het kind niet verschynt, kan het huwelijk niet worden voltrokken, zonder een hernieuwd verzoek tol tusschenkomst.
103- Indien, partyen verschenen zijnde, de vader, of, bij ge -broke van dien, de moeder bij de weigering volhardt, mag hel huweiyk niet worden voltrokken, dan na verloop van drie volle maanden, te rekenen van den dag der verschyning. (B. 154. C 152.)
104 De bepalingen der vijf laatste artikelen zijn insgelyks toepasselijk op natuurlijke kinderen, ten aanzien van de personen, wier toestemming lot het huweiyk hu artikel 9quot; vereischt wordt.
tweede afdeelixg.
Van de formaliteiten welke de voltrekking van het huweiyk moeten voorafgaan.
Over art. 111 engelenberg, in N. Bydr. XV blz. 222
105. Alle personen die met elkander een huweiyk willen aangaan, moeten daarvan aangifte doen bij den ambtenaar van den burgerlijken stand der woonplaats van eene der partyen. (B 39. v., 74.)
106- Deze aangifte zal, het zy in persoon, hetzy by zoodanige geschriften geschieden, waaruit van het voornemen der aanstaande echtgenoolen met genoegzame zekerheid kan blijken, waarvan eene akte door (den ambtenaar van den burgeriykeu stand zal worden opgemaakt. (B. 39 v., 133.)
1»
ÏO l. boek. Fan personen.
107. Vóór het voltrekken van het huweiyk, zal de amhtenaar yan den burgerlijken stand twee afkondigingen doen voor de deur van het huis der gemeente, en wel op twee volgende zondagen.
Deze huweiyks-afkondigingen, en de akte die daarvan moet worden openhaar gemaakt, zullen bevatten:
1quot;. De voornamen, namen, den ouderdom, het beroep en de woonplaats der aanstaande eebtgenooten, en, indien dezelve reeds vroeger getrouwd zijn geweest, de namen van hunne vorige echtgenooten;
2». De voornamen, namen, het beroepen de woonplaats van hunne ouders;
3°. Den dag, de plaats en het uur waarop de afkondigingen zijn geschied, met vermelding of zulks de eerste of de tweede zy. (B. 39 v., 70, 108, 111, lie, 130, 137, löi, C. 03.)
108 Wanneer de aanslaande echtgenooten hunne woonplaats niet in dezelfde gemeente hebben, zullen de beide afkondigingen moeten geschieden in de gemeenten, alwaar ieder der partijen gevestigd is. (B. 74, 131, 138. C. 160.)
109 Indien de aanstaande echtgenooten slechts zes maanden hunne woonplaats in eene gemeente hebben gehad, zullen de huweiyks-afkondigingen daarenboven moeten gedaan worden in de gemeente, alwaar zij laatstelijk zun gevestigd geweest. (C.107.)
110- Een uittreksel van de akte van afkondiging moet, gedurende den tyd die tusschen de eerste en tweede afkondiging verloopt, aangeplakt biyven aan de deur van het huis der gemeenten, alwaar die afkondigingen gedaan zijn. (C. 6i.)
111. De Koning of de ambtenaren welke hij daartoe zal aan-wyzen, zyn bevoegd om, uit hoofde van gewigtige redenen, dispensatie te verleenen van de tweede afkondiging. (G. 07. B. 8G. 88, 134. C. 109.)
112- Wanneer het huwelijk binnen een jaar, te rekenen van de eerste buweiyks-afkondiging, niet is voltrokken, zal hetzelve niet voltrokken mogen worden, dan nadat alvorens wederom nieuwe afkondigingen zullen gedaan zyn. (C. 03.)
113. Trouwbeloften geven geene regtsvordering tot het aangaan des huweiyks, noch tot vergoeding van kosten, schaden en interessen, uit hoofde der niet-vervulling van de beloften ; alle bedingen tot schadeloosstelling te dezer zake zyn nietig.
Wanneer echter de aangifte des huweiyks by den ambtenaar van den burgeriyken stand van eene afkondiging gevolgd is, kan zulks grond opleveren tot het vorderen van vergoeding van kosten, schaden en interessen, uit hoofde der werkelijke verliezen, welke de eene party, door de weigering der andere, in hare goederen mogt hebben geleden, zonder dat daarbij eenige winstderving zal kunnen in aanmerking komen
Deze regtsvordering verjaart door verloop van achttien maanden, te rekenen van de eerste huweiyks-afkondiging. (A. 14. B. 209, 1341, 1336, 1371, 1373.)
v. titel. Van het huwelijk.
DEKDE AFDEELIXr.
Van hel sluiten des huwelijks
114. Het regt om de voltrekking van een huwelijk te stuiten, komt alleeniyk toe aan de personen en in de gevallen, bg de volgende artikelen voorzien. (R. 801.)
115- Degene die met eene der partgen door het huwelgk alsnog verhonden is, mitsgaders de kinderen uit dat huwelgk voortgesproten, zgii bevoegd om het nieuw aan te gaan huwelijk te stuiten, doch alleeniyk op grond van het bestaande, (h. 8i, 119, 120, 123, 141. C. 172.)
116 De vader, of, hg gebreke van dien, de moeder, kan het huwelijk stuiten, in de volgende gevallen;
1°. Wanneer hun kind, nog minderjarig zgnde, de vereischte toestemming niet bekomen heeft; (B. 92, 97.)
2°. Wanneer hun meerderjarig kind. den vollen ouderdom van dertig jaren niet hebbende bereikt, verzuimd heeft hunne toestemming, en, hg weigering daarvan, de tus-schenkomst van den kantonregter te verzoeken, welke volgens artikel 99 vereischt wordt;
3°. Wanneer eene der partijen, uil hoofde van gebrek aan verstandelgke vermogens, onder curatele gesteld, of de curatele uit dien hoofde verzocht, en op dat verzoek nog niet is heslist;
io. Wanneer eene der partyen de vereischten niet bezit om overeenkomstig de bepalingen van de eerste afdeeling van dezen titel, een buweiyk te kunnen aangaan; (B. 81. v.)
5o. Wanneer degene, met wien hun kind in het huwelgk wil treden, uit hoofde van misdaad vervolgd wordt, of tot eene onteerende straf is veroordeeld; (B. 2»i.)
6°. Wanneer de vereischte huwelgks-afkondigingen geen plaats hebben gehad; (B. 107, 108.)
7°. Wanneer eene der partijen, uit hoofde van verkwisting, is onder curatele gesteld, en het voorgenomen huwelgk blgkbaar hel ongeluk van hun kind zoude te weeg brengen. (B. 120, 123. C. 173.)
117. Bg gebreke van beide ouders, zgn de grootvaders of grootmoeders bevoegd om het huw eiyk van hunne kleinkinderen te stuiten, om de redenen, lgt;y het 1, 3, 4, 5, 6 en 7de lid van hel vorige artikel uitgedrukt.
De stuiting kan, voor zoo veel de reden aangaat, welke bg bet eerste lid is vermeld, alleen plaats hebben met inachtneming der volgorde, welke hy artikel 93 en 94 is vastgesteld. (C. 173.)
118- By gebreke van grootouders, kunnen de broeders, zusters, ooms en moeijen, mitsgaders de voogd, toeziende voogd, curator en toeziende curator, een voorgenomen huwelgk stuiten ;
1quot;. Wanneer de voorschriften van artikel 93 en 98, omtrent het bekomen van verlof tot het aangaan van het huw e-Igk, niet zyn in acht genomen;
i. boek. Van personen.
2°. Om de redenen by het 3, 4, 5 en 6de lid van art. 116 uitgedrukt. (B. 123. C. 174, 173.)
119 De echtgenoot, wiens huwelijk door echtscheiding is onthouden, kan het huwelijk zijner voormalige echtgenoote stuiten, wanneer zü een nieuw huweiyk wil aangaan, vóór het ver-loopen van drie honderd dagen na het ontbinden van het vroegere. (B. 91, 113.)
120. Het openbaar ministerie is verpligt een voorgenomen huwelgk te stuiten, in de gevallen bij artikel 84 tot 91 ingesloten vermeld.
121 Van de stuiting des huwelijks wordt kennis genomen door de arrondissements-regtbank, binnen welker ressort de gemeente gelegen is, alwaar het huwelijk moet worden voltrokken. (R. 802. C. 177.)
122. In de akte van stuiting moeten alle de middelen worden uitgedrukt, waarop de stuiting gegrond is, en mogen geene nieuwe middelen worden voorgedragen, voor zoo verre dezelve niet na de stuiting mogten zyn opgekomen. (B. 43. C 176.)
123- By het Wetboek van Burgeriyke Regtsvordcring, is de wyze bepaald, waarop de stuiting des huwelijks zal moeten gedaan en derzelver ophelTlng gevraagd worden. (B. 43 R. 801 v.)
124. Wanneer de stuiting is afgewezen, zullen de opposanten, met uitzondering nogtans van bloedverwanten in de opgaande en nederdalende linie, en van het openbaar ministerie, tot vergoeding van kosten, schaden en interessen kunnen worden verwezen. (C. 179.)
125- Wanneer er stuiting van een huweiyk plaats heeft, zal het aan don anbtenaar van den burgeriyken stand niet geoorloofd zgn hetzelve te voltrekken, dan nadat aan hem zal zyn ter hand gesteld een vonnis in kracht van gewysde gegaan, ofeene authentieke akte, waarby de stuiting is opgeheven, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen.
Wanneer het huweiyk mogt zijn voltrekken, voor dat de stuiting is opgeheven, zal het geding ter zake dier sluiting kunnen worden voortgezet, en het huweiyk worden nietig verklaard, bijaldien de eisch aan den opposant is toegewezen. (B. 43, 126, 137. C. 68.)
vierde afdeelijig.
yan de voltrekking des huwelijks.
Opmerk, en Meded., I, blz. 70—74, 91—94; XVI. blz. 13—23; XVII blz. 211
126. Alvorens lot de voltrekking des huwelijks over te gaan, zal de ambtenaar van den burgeriyken stand zich doen ter hand stellen:
1°. De geboorte-akte van ieder der aanstaande echlgenooten;
2°. Eene authentieke akte, houdende de toestemming van den vader, de moeder, den grootvader of de grootmoeder, den voogd en den toezienden voogd, of wel het bij den regter verkregen verlof, in de gevallen waar hetzelve vereischt wordt;
v. titel. Van het huwelijk.
In geval van overlreding van artikel 131, voor zoo veel de hoedanigheid der getuigen betreft, is het huwelijk niet noodwendig nietig, maar zal de regter naar de omstandigheden beslissen.
Wanneer er uiteriyk bezit van den huwelijken slaat aanwezig is, en er eene akte van huwelijks-voltrekking, ten overstaan van eenen ambtenaar van den burgerlijken stand verleden, vertoond wordt, zijn de echlgenooten niet ontvankelijk om, ten gevolge van dit artikel, de nietigheid des huwelijks te vragen. (B. 131, 132, 138, 133. C. 191, 19«.)
148. In alle de gevallen waarin, overeenkomstig art. lil, 145 en 147, eene regtsvordering tot nietigverklaring kan worden aangevangen, door degenen die daarbij belang hebben, kan zulks niet gesehieden door de bloedverwanten in de zydlinio, door kinderen uit een ander huwelijk geboren, of door vreemden, zoo lang de echtgenooten beide in leven zijn, dofh alleenlijk wanneer zü daarbij een reeds verkregen en dadelijk belang hebben. (C. 187.)
149- Na de ontbinding van het huwelijk, is het openbaar ministerie niet ontvankelijk de nietigheid daarvan te Tragen. (C190.)
150. Een huwelijk, hetwelk nietig verklaard is, heeft niettemin alle deszelfs burgerlijke gevolgen, zoo wel ten opzigte der echtgenooten, als van de kinderen, wanneer hetzelve te goeder trouw door beide de echtgenooten is aangegaan. (B. 8i v., 141 v., 132. C. 201.)
151. Wanneer de goede trouw alleenlijk bestaat aan de zijde van een der echtgenooten, heeft bel huwelijk geene burgerlijke gevolgen, dan alleen ten voordeele van dien echtgenoot en van de kinderen, uil het huwelijk gesproten.
De echtgenoot die in de kwade trouw heeft verkeerd, kan tot vergoeding van kosten, schaden en interessen jegens den anderen verwezen worden. (B. 132. C. 202.)
152. In de gevallen van de twee voorgaande artikelen, houdt hel huwelijk op burgerlijke gevolgen te hebben, te rekenen van den dag waarop hetzelve by vonnis is nietig verklaard.
153- De nietigheid eens huwelijks kan aanderegtenvan derden geen nadeel toebrengen, wanneer deze te goeder trouw met de echtgenooten hebben gehandeld.
154. Geen huwetyk is nietig in geval van overlreding dor bepalingen van artikel 91, 99, 103, 107 en 13», of indien, buiten hetgeen by artikel 132 is voorgeschreven,het huweiyk niet open-lyk in hel huis der gemeente is voltrokken geworden.
In die gevallen, is de bepaling van artikel 137 op de ambtenaren van den burgerlyken stand loepasseiyk.
zevende afdeeling.
ran het bewijs van het beslaan des huwelijks.
155. Het bestaan van een huweiyk kan niet anders worden bewezen dan door de akte van deszelfs voltrekking, in de registers van den burgerlyken stand Ingeschreven, behoudens de gevallen bij de volgende artikelen voorzien. (B. 13, li, 43, 117 C. 19i.)
27
i. boek. Fan personen.
156 Wanneer het blijkt dat er seene registers hebben bestaan, of dat dezelve zgn verloren geraakt, of ook dat de huwelijks-akte daaraan ontbreekt, wordt de genoegzaamheid der bewijzen van het bestaan des huwelijks ter beoordeeling van den regter overgelaten, mits er een uiterlijk bezit van den huwelijken staat aanwezig zij. (B. 26, 70.)
157. De wettigheid van een kind kan, uit hoofde van het gebrek van het vertoonen der trouw-akte zijner overledene ouders niet worden betwist, indien hetzelve het uiterlijk bezit heeft van zijnen staat, overeenkomstig met zijne geboorte-akte, en de ouders openiyk als man en vrouw hebben geleefd. (R.305, 316, 317. C. 197.)
ZESDE TiTEL.
Van de reglen en verpligtitigen der echlgenooten. v. D. VOORT, blz. 132—246. — N1ENHUIS, I, blz. 374—401. —
dull, de conjugum juribus obligationibusque, eet. (Gron.
1840). — Pi OORDENDORP, ad Tit. VI. lib. I C.C. Neerl. ('s Gra-
venh, 1833.)
158. De echlgenooten zijn elkander wederkeerig getrouwheid, hulp en hystand verschuldigd. (R. 193, 280, 282. C. 212.)
159. De echlgenooten verbinden zich over en weder, door de enkele daad des huwelijks, hunne kinderen te onderhouden en op te voeden. (B. 164, 201, 248, 269, 283, 333, 373, 375 v., 961, 1143. C. 203.)
160 De man is het hoofd der echtvereeniging.
Als zoodanig verleent hij aan zijne vrouw bijstand in reglen, of verschijnt aldaar voor haar, hehoudens de uitzonderingen hierna omschreven.
HU bestuurt de goederen aan de vrouw persoonlijk toebehoo-rende, ten zij het tegendeel zij bedongen.
Hg moet die goederen als een goed huisvader beheeren, en is voor alle verzuim in dat beheer verantwoordelijk.
Hij vermag hare onroerende goederen, zonder hare medewerking, niet te vervreemden of te bezwaren. (B. 163, 16«, 179,193 241, 249, 268, 270, 299. C. 213.)
161- De vrouw is aan haren man gehoorzaamheid verschuldigd.
Zij is verpligt met den man zamen te w onen, en hem overal te volgen waar hü dienstig oordeelt zyn verbiyf te houden. {B.6, 11, 138, 193, 266, 267. C. 213, 214.)
162- De man is verpligt zijne vrouw bü zich te ontvangen in het huis hetwelk hij bewoont.
Hy is gehouden haar te beschermen, en haar al hetgeen noo-dig is, volgens zynen staat en zijn vermogen, te verschaffen. (B. 78, 248, 267 v., 280 v. C. 214.)
163 De vrouw, al is zij zelfs buiten gemeenschap van goederen getrouwd, of van goederen gesclieiden, kan, zonder bijstand van haren man in de akte, of zonder zijne sehrifteiyke toestemming, niets geven, vervreemden, verpanden, verkrygen, het zg voor niet, het zy onder eenen bezwarenden titel.
vi. titel. Van de regten en verpligt. der echtyen. 29
Indien de man zyne vrouw heeft gemagtigd om zekere akle of verbindlenis aan te gaan, is de vrouw daardoor niet geregtigd om, zonder uitdrukkelijke toestemming van den man, eenige betaling te ontvangen, of daarvoor kwijting te geven. (H. 164, 187, 1«8, 170, 171, 173, 180, 2i9, 9i3, 1053, 1092, 13««, 13«7, 1190, 1713, 1715, 1721, 1739, 1759, 1833. C. 217.)
164- Ten opzigte van handelingen of verhindlenissen, door de vrouw aangegaan, wegens alles wat de gewone en dagelgksche uitgaven der huishouding betreft, vooronderstelt de wet dat zij de bewilliging van haren man heeft bekomen. (B. 139, 1855.)
165- De vrouw kan niet in regten verschijnen zonder bijstand van haren man, al is zg buiten gemeenschap van goederen getrouwd, of van goederen gescheiden, of eene openbare koopvrouw. (B. 1«0, 168, 1«9, 19i, 249. R. 800. C. 215.)
166 De büstand van den man is niet nondig:
1°. Wanneer de vrouw in strafzaken vervolgd wordt;
2°. In eene regtsvordering tot echtscheiding, totscheiding van tafel en bed, of van goederen. (R. 804 v., 81« v. C. 216.)
167. Wanneer de man weigert zijne vrouw te magtigen om eene akte aan te gaan, of om in regten te verschijnen, kan zy van de arrondissements-regtbank van hunne gemeene woonplaats verzoeken daartoe gemagtigd te w orden. (B. 169. R.798V.C.218.)
168- Eene vrouw, met uitdrukkelijke of stilzwygende toestemming van haren man, openbare koopvrouw zynde, kan zich zonder zgnen bijstand verhinden, in en omtrent alles wat die koopmanschap betreft.
Wanneer zij met haren man in gemeenschap is getrouwd, is ook hg door die handelingen verbonden.
Zg wordt voor eene openbare koopvrouw gehouden, wanneer zy, afzonderlijk van haren man, koopmanschap drgft.
Indien de man zijne toestemming intrekt, is hij verpligt die intrekking openlijk hekend te maken. (B. 193, 185, 187, 13««, 1367, 1835. C. 220.)
169. Wanneer de man uit hoofde van afwezigheid of andere redenen wordt verhinderd om zijne vrouw hij te staan of te magtigen, of een tegenstrydig belang heeft, kan de arrondissements-regtbank van de woonplaats der echtgenooten haar de bevoegdheid verleenen om in regten te verschijnen, verhindlenissen aan te gaan, beheer te voeren, en alle andere akten te verrigteu. (B. 167, 180, 549. R. 798 V. C. 222.)
170. Eene algemeene magtiging, zelfs hg huweiyksche voorwaarden bedongen, is niet verder geldig dan met betrekking tot het beheer der goederen van de vrouw. (B. 1«3, 180, 193, 249, 1835. C. 223.)
171. De nietigheid der handeling, gegrond op het ontbreken der magtiging, kan alleen door de vrouw, den man of hunne erfgenamen worden ingeroepen! (B. 163, 1092, 1423, 1482, 1487, 1490. C. 223.)
172- Wanneer eene vrouw, na de ontbinding des huwelgks, eene overeenkomst of akte, in het geheel of ten deele, heeft ten uitvoer gelegd, welke zy zonder de vereischte magtiging had
i. boek. Fan personen.
aangegaan, is zy onbevoegd om de vernietiging dier overeenkomst of akte te vragen. (K. 149i.)
173. De vrouw kan zonder bewilliging van haren man uiterste wilsbeschikkingen maken. (B. 954 v. C. i26, 903.)
ZEVENDE TITEL.
Van de wettelijke gemeenschap van goederen en derzelver beheer.
v. D. VOOnT, blz. 147 -183. — n1exhu1s, blz. 401—ill, 4»ö— 488. — v. heeckerex VAX BRANDSENBüRG, de communione bon. leg. inter conjuges (Traj. 1837). —v. dam, dc legali bono-rum communione (L. B. 1839), —v. varick, de jure quod conjuges in bona communia habent (Traj. 1841.)
eerste afdeel1xg.
Van de wettelijke gemeenschap van goederen.
174. Van het oogenblik der voltrekking des huwelijks bestaat, van regtswege, algeheele gemeenschap van goederen tus-schen de echtgenooten, voor zoo verre daaromtrent bü huwelijk-scbe voorwaarden geene andere bepalingen gemaakt zijn.
Die gemeenschap kan, staande huwelijk, niet door onderlinge overeenkomst der echtgenooten worden opgeheven of gewijzigd. (B. 181, 194, 208, 233, 241. C. 1393, 1393, 1399.)
175. De gemeenschap omvat, wat hare baten betreft, alle do roerende en onroerende goederen der echtgenooten, zoo wel tegenwoordige als toekomende, ook die welke zg om niet verkrijgen, ten zy de erflater of de schenker uitdrukkeiyk het tegendeel mogt hebben bepaald. (B. 213, C. HOI—li08.)
176 Zü omvat, wat bare lasten betreft, alle de schulden, door ieder der echtgenooten, bet zy vóór, het zy staande huwe-lyk, gemaakt. (B. 183 v. C. 1109.)
177. Alle vruchten en inkomsten, mitsgaders winst en verlies, staande huwelijk, komen mede ten bate en schade der gemeenschap.
178- De doodschulden, na bet overlyden vallende, worden door des overledenens erfgenaam alleen gedragen. (B. 181 nquot;. 1, 183.)
tweede afdeeling.
Van het beheer der gemeenschap.
179- De man alleen beheert de goederen van de gemeenschap. Hy kan dezelve verkoopen, vervreemden en bezwaren, zonder
tusscbenkomst van de vrouw, behoudens bet geval, hy het derde lid van artikel 193 voorzien.
Hy kan, bij w ege van schenking onder de levenden, niet beschikken, noch over de onroerende goederen der gemeenschap, noch over het geheel, of over een bepaald gedeelte of hoeveelheid der roerende goederen, dan alleen om aan kinderen, uit hun huweiyk gesproten, eenen stand te bezorgen
30
vu titel. Van de weltelykc 'jemeenschap enz. 31
Hg mag zelfs niet, bij wege van schenking, over een bijzonder stuk roerend goed beschikken, indien hij zich het vruchtgebruik daarvan voorbehoudt. (B. 160, 17i. C. liïl, li22.)
180. Wanneer de man afwezig is, of zich in de onmogelijk-lieid bevindt om zijnen wil te verklaren, en er onverwijlde noodzakelijkheid bestaat, kan de vrouw de goederen van de gemeenschap verbinden of vervreemden, na daartoe door de arrondisse-ments-regtbank gemagtigd te zijn. (K 103, 1(gt;9 v., 5i9, Si)2. R. 798 v. C. 1427.)
derde afdeeuxg.
ran de ontbinding der gemeenschap, en van hel regt om daarvan afstand te doen.
de kleun, de gecontinueerde gemeenschap volgens Itedend. regt ('s Gravenh. 18t)3). — Regtsh onderzoek mar de gecontinueerde gemeenschap en hare gevolgen (Schoonh. 18«quot;gt;). — meixesz, over afstand engemeenschap (Gron. 1803.) — Opmerk, en Meded., I, blz. 256—262; II, blz. 23—29, 33—43, 181—184; VI, lllz.92, 93, 132 v.; VII, blz. 33—41; VIII, blz. 83.
181 De gemeenschap wordt van regtswege ontbonden; 1°. Door den dood ;
2°. Door het aangaan van een huwelijk, op verlof van den
regter, na afwezigheid van den echtgenoot;
3quot;. Door echtscheiding;
4°. Door scheiding van tafel en bed;
Squot;. Door scheiding van goederen.
De bijzondere gevolgen van de ontbinding, in de gevallen bij nu. 2, 3, 4 en 3 van dit artikel voorzien, zijn geregeld in de titels welke over die onderwerpen handelen. (B. 174, 211 v., 262 v. 277 v., 288 v., 349 V. C. 1441.)
182 Na het overlijden van een derechtgenooten, is de langstlevende verpligt, indien er minderjarige kinderen overblijven, binnen den tijd van drie maanden, eene boedelbeschrijving te doen opmaken van de goederen, welke de gemeenschap uitmaken. Die boedelbeschrijving kan onderhands, doch moet in tegenwoordigheid van den toezienden voogd, worden opgemaakt. Bij gebreke van zoodanige boedelbeschrijving,duurt de gemeenschap voort, ten voordeele van de minderjarigen, doch nimmer ten hunnen nadeele. (B. 306, 370, 427, 466. C. 1442.)
183. Na de ontbinding der gemeenschap, wordt de gemeene boedel hg helfte verdeeld tusschen den man en de vrouw, of hunne erfgenamen, zonder aanzien der zijde waarvan die goederen zijn voortgekomen.
De regelen, welke zijn vastgesteld in den zestienden titel van het tweede boek, handelende van boedelscheiding, zijn toepasselijk op de verdeeling der wettelijke gemeenschap. (B. 178, 211, 240, 298, 466, 930, 1112, 1U7 v. C. 1467, 1474, li7B, 1482.)
184. De kleedingstukken, de kleinooden en gereedschappen, beboerende tot het beroep van een der echtgenooten, mitsgaders de boekerijen en verzamelingen van voorwerpen van kunst cn
I. boek. Tan personen.
wetenschap, en eindelgk de papieren of gedenkstukken, bijzonder tot het geslacht -van een der echtgenooten betrekkelük, kunnen aan de zyde waarvan zy oorspronkelgk afkomstig waren, worden terug gevorderd, tegen den prüs waarop dezelve, indermin-ne, of door deskundigen, geschat worden. (B. 187.)
185- De man kan, na de ontbinding der gemeenschap, voor de schulden dier gemeenschap voor het geheel worden aangesproken, behoudens zijn verhaal tegen de vrouw of hare erfgenamen voorde helft. (B. 17«, 17». C. 1484.)
186 De eene echtgenoot kan, na de scheiding en deelingder algeheelc gemeenschap, niet door schuideischers worden vervolgd voor schulden, welke de andere echtgenoot, vóór het huwelijk, mogt hebben gemaakt, blijvende die schulden ten laste van dengenen der echtgenooten, die dezelve heeft aangegaan, of van zgne erfgenamen; behoudens het verhaal voor de wederhelft, tegen den anderen echtgenoot of diens erfgenamen. (B. 17«. 187.)
187 De vrouw heeft het regt van de gemeenschap afstand te doen-, alle overeenkomsten, daar legen strijdende, zijn nietig; afstand gedaan hebbende, kan zij uit de gemeenschap niets terug vorderen dan alleen het linnengoed en de kleederen tot haar lijf behoo rende.
Zij wordt door dezen afstand ontheven van de verptlgting om bü te dragen tot de schulden der gemeenschap, ten ware zij zich als openbare koopvrouw mogt hebben verbonden.
Onverminderd het regt der schuideischers op de gemeenschap, blijft de vrouw in de verpligtlng om te voldoen, zoo wel de schulden die zy als openbare koopvrouw heeft aangegaan, als degene die zy vóór haar huweiyk heeft gemaakt; behoudens, In het eene of andere geval, haar verhaal voor bet geheel op haren man, of diens erfgenamen. (B. 1«8, 17«, 184, 18«, 18», 1»3,208,53», 1070. C. 1433, 1492—1493.)
188- De vrouw, die van het voorregt, by het vorige artikel omschreven, wil gebruik maken, Is verpligt, binnen den tyd vau ééne maand na de ontbinding der gemeenschap ter griffie van de arrondissements-regtbank ter laatste gemeene woonplaats, eene akte van afstand uit te brengen, op verbeurte van dit voorregt.
Indien de gemeenschap door den dood van den man ontbonden wordt, begint de termyn van eene maand te loopen van den dag waarop de vrouw van dat overlijden heeft kennis gedragen. (B. 189, 193, 1071. C. 1437.)
189- Indien de vrouw binnen den voorzeiden termyn is overleden, zonder eene akte van afstand te hebben uitgebragt, zijn hare erfgenamen bevoegd, binnen den tyd van eene maand na haar overiyden, of nadat zy van dat overlyden hebben kennis gedragen, en op de wy/.e by het vorige artikel omschreven, van de gemeenschap afstand te doen.
De aanspraak der vrouw tot terugvordering van haar linnengoed en kleederen uit de gemeenschap, kan door hare erfgenamen niet worden gemaakt. (B. 187, 193, 930, 1071. C. 14«!.)
190. Indien de erfgenamen van de vrouw niet eenpariglijk
32
vu. titel. Van de wettelijke gemeenschap enz.
liehhen gehandeld, zoo dat de eene den gemeenschap aanvaard, en de andere daarvan afstand gedaan heeft, kan degene, die dezelve aanvaard heeft, niet meer genieten dan het erfdeel, hetwelk hem voor zyn hoofd toekomt in de goederen, die hij scheiding aan de vrouw zouden zgn te heurt gevallen.
Kei overschot blijft aan den man, of deszelfs erfgenamen, die daarentegen jegens den erfgenaam, die afstand gedaan heeft, belast zijn met de voldoening van al hetgeen de vrouw, in geval van gedanen afstand, zoude hebben kunnen vorderen,docballeen ten heloope van het erfdeel, hetwelk dengenen, die afstand gedaan heeft, voor zijn hoofd toekomt. (R. I8!t, 193, »r,0, 109i, 1107. C. liquot;».)
191. De vrouw, die zich de goederen der gemeenschap heeft aangetrokken, kan van die gemeenschap geenen afstand meer doen.
Daden van eenvoudig beheer, of het behoud der goederen be-treffende, brengen dat gevolg niet te weeg. (B. 192, Ö39, 109i v. C. liöi.)
192- De vrouw, die eenige goederen van de gemeenschap heeft weggemaakt of verduisterd, blijft in gemeenschap, niettegenstaande haren gedanen afstand; hetzelfde geldt ten aanzien van hare erfgenamen. (B. 191, 1077, 1110. C. liliO.)
193. In geval de gemeenschap door den dood van de vrouw ontbonden wordt, kunnen hare erfgenamen van de gemeenschap afstand doen, binnen den tijd. en in den vorm, ten aanzien der vrouw zelve voorgeschreven. (B. 187, 188, 190, 1070. C. U6«.)
ACHTSTE TITEL.
I'm huwelijksche voorwaarden.
V. n. VOORT, blz. 183—213. — MENIIOIS, I, blz. 412—'tii. —
Behund. v. verschilt, vrauyst. uit het B. ff'. (Sneek 18i(j). blz
17—20.
eerste afueeling.
Fan huwetüksche voorwaarden in hel algemeen.
194- De aanstaande echtgenooten kunnen door huwelijksche voorwaarden afwyken van de regelen, opzigtelljk de wettelijke gemeenschap vastgesteld, mits dezelve niet met de goede zeden of met de openbare orde strijdig zijn, en bovendien onder de navolgende bepalingen. (A. li. B. 163, 174, 208, 930,1290,1373. C. 1387, 1497, 1327.)
195- Zg vermogen niet af te wyken van de regten, welke uit de magt van den man, als zoodanig, en uit de vaderlijke magt voortspruiten, noch van de regten welke de wet aan de betrekking van langstlevenden echtgenoot heeft verbonden.
/U kunnen insgelyks niet afwyken van de regten, welke aan den man, als het hoofd der eebtverbindtenis, toekomen; behoudens echter bet vermogen der vrouw om voor zich te bedingen het beheer barer roerende en onroerende goederen mitsgaders het vrye genot barer inkomsten.
33
I. BOEK. fan personen.
Het staat hun ook vrij te licdingcn dat, nicitegenstaande de wettelijke gemeenschap, de onroerende goederen, de inschryvin-gen op het groothoek der nationale schuld, en de andere effecten en inschnlden, ten name der vrouw staande en door haar aan-gehragt, of die, staande huwelijk, van hare zijde in de gemeenschap mogten vallen, huiten hare medewerking, niet door haren echtgenoot zullen mogen worden vervreemd of bezwaard. (B. lUO, 161, 1«:gt;, 170, ISquot;, 3:gt;3, 3t)2, i(in v.. 409, iquot;3, iSO, lili. C 1388.)
196- De aanstaande echtgenooten kunnen hij huwelijksche voorwaarden geen afstand doen van hetgeen hun de wet In de nalatenschap hunner afkomelingen toekent, noch de nalatenschap dier afkomelingen regelen. (H. 8quot;!), SM v., 1103, tlO'J. C. 1389.)
197- Zij mogen niet bedingen dat de een tot een grooter aandeel in de schulden zal gehouden zijn dan deszelfs aandeel in de haten der gemeenschap beloopt.
198. ZU kunnen niet, in algemeene bewoordingen, bedingen dat hunne verblndtenis zal geregeld worden door huitenlandsche wetten, of door eenige gewoonten, wetten, wetboeken of plaatselijke keuren, welke te voren in de onderscheiden gedeelten des Koningrijks zijn van kracht geweest. {G. 1390.)
199. De uitsluiting der gemeenschap van goederen brengt geene uitsluiting van winst en verlies mede, ten ware ook deze uitdrukkelijk uitgesloten mogt zijn.
De gemeenschap van winst en verlies wordt geregeld door de bepalingen van de tweede afdeeling van dezen titel. (B. 210 v. K. 880 v. C. 1392, 1530, 133«.)
200- Ook kan, in geval van uilsluiling of beperking van kc-meenschap, de som worden bepaald, welke de vrouw jaarlijks tot de huishouding en de opvoeding der kinderen uit hare goederen zal moeten bijdragen. (B. 218.)
201. Bij gebreke van bedingen daaromtrent, zijn alle de vruchten en inkomsten uit de goederen van de vrouw ter beschikking van den man. (B. 100, 2i8.)
202 De huwelijksche voorwaarden moeten, op straffe van nietigheid, vóór het aangaan des huwelijks, bij notariële akte worden verleden.
Zü beginnen te werken van het oogenblik der voltrekking van het huwelijk; geen ander tydstip mag daarvoor worden bepaald. (B. 20i. C. 1394, 1399.)
203 De veranderingen die daarin, vóór het voltrekken des huwelijks, zouden mogen worden gemaakt, kunnen op geene andere wijze worden tot stand gebragt, dan door eene akte, in denzelfden vorm als de huwelijksche voorwaarden verleden.
Geene veranderingen zyn bovendien van waarde, zonder de tegenwoordigheid en de geiyktydige toestemming van alle de personen, die in de huweiykscbe voorwaarden partijen geweest zijn. (B. 1910. C. 1396 )
204 ÏNa de voltrekking des huwelijks, kunnen de huwelijksche voorwaarden op geenerlei w ijze worden veranderd. (B. 231 V., 292. G. 1393.)
3i
vin. titel. Van Imwelyksche voorwaarden. Si!
205 liÜ uilsluitinü der gemeenschap van goederen, kan de aanbrengst der roerende goederen, niet uitzondering van inschrijvingen op het groothoek der nationale schuld, en andere op naam staande effecten en inschu Iden, op gcene andere wijze worden hewezen, dan door derzeiver vermelding hij de huwelijksche voorwaarden, of door eene beschrijving, door den notaris en de partijen onderteekend. en vastgehecht aan de minuut van de huwelijksche voorwaarden, in welke daarvan melding moet worden gemaakt.
206 Minderjarigen die de vereischten bezitten om een huwelijk aan te gaan, zijn ook bekwaam om toe te stemmen in alle overeenkomsten welke de huwelijksche voorwaarden bevatten mogen, mits de minderjarigen, bij ,hcl maken daarvan, den hij stand hebben gehad van diegenen, wier toestemming tot bel aangaan van bet huwelijk noodzakelijk was.
Indien het huwelijk plaats heeft uil kracht van bet verlof waarvan bij artikel 93 en «S gesproken wordt, moet het ontw erp der huwelljkscbe voorwaarden bij bel verzoek om verlof worden gevoegd, ten einde daaromtrent gelijktijdig worde beschikt. (B. 92, 97 v., HOti, Jili, 1483. C. 1095, 1:198.)
207. Oeene bepalingen, in huwelijkscbe voorwaarden voorkomende, waarbij van de wettelijke gemeenschap geheel of ge-deeltelijk wordt afgeweken, zullen ten aanzien van derden vroeger kunnen werken, dan van den dag der overschrijving dier bepalingen in een openbaar register, hetwelk daarvan zal worden gebonden, ter griffie der regthank van bet arrondissement waarin het huwelijk is voltrokken, of de huwelijksakte is overgeschreven, bijaldien het huwelijk buiten 's lands is aangegaan. (H, 139, 300, 304. 1'r. 872. Co. 07.)
208- Be regelen welke opzigteiyk de wetteliikegemeenschap zijn voorgeschreven, zijn steeds van toepassing, voor zoo verre daarvan niet, bel zij uitdrukkelijk, het zij uit den aard der bedingen, by huwelijksche voorwaarden gemaakt, is afgeweken.
Hoedanig en op welke wijze gemeenschap van goederen zü bedongen, beeft de vrouw, of hebben hare erfgenamen, de bevoegdheid om daarvan afstand te doen, op de wijze en in de gevallen bij den vorlgen titel voorzien. (K. 174 v., 187 v., 194. C. 1393, 1453, 1528.)
209 De huwelijksche voorwaarden, mitsgaders schenkingen ter zake van huwelijk, vervallen, wanneer dezelve niet door een huwelijk zijn opgevolgd. (K. 113. C. 1088.)
tweede afdeeuxg.
Tan de gemeenschap van winst en verlies en ran die der vruchten en inkomsten.
gerlings, de communione bonorum ad acquaeslus limitata (Traj. 1840 ) -- iteuveii, de discrimine mier communionem conjugum lucra damnique et comm. frucluum alque reditnum (Amst. 1851); vorstmanx, Gemeenschap van winst en verlies volgens het Ned. It. IVetb. (Leid. 1858.)
210. Indien do jr de aanslaande echtgenooten slechts is be-
l. boek. I'an personen.
dongen, dal er zal bestaan gemeenschap van w insl en verlies, sluit dit beding de wettelijke algeheele gemeenschap van goederen uit, en bepaalt zich daartoe dat, bg de ontbinding dezer gemeenschap, tusschen de echtgenooten de winsten, bij hen, slaande huwelijk, verkregen, worden gedeeld, en de verliezen gedragen. (B. 1!)9. C. tlitS.)
211. Elk der echtgenooten deelt in de winsten, en draagt in de verliezen, voor de helft, indien daaromtrent geene andere bepaling by de huwelijkscbe voorwaarden gemaakt is. (li. 17:;, IS.t, 250.)
2.12- Voor winst wordt by deze gemeenschap gehouden de vermeerdering van beider bezittingen, slaande huwelijk, opgekomen uit de vruchten en opbrengsten van elks goederen,arbeid en viyt, en uil den opleg van onverteerde inkomsten; voor verlies, de vermindering dier bezittingen, door uitgaven boven de inkomsten'veroorzaakt. (B. 173. C. 1198.)
213. Onder winst is niet begrepen al belgecn een der echtgenooten, staande huwelijk, bij erfenis, making of schenking ver-krygt, onverschillig of dit van nabestaanden, of van vreemden, afkomslig zij; behoudens de bepalingen van art. 221 (B. 173, 221.)
214. Onroerende goederen en effecten, staande hmveiyk aangekocht, op wiens naam dit ook geschied zy, worden voor winst gehouden, trn zij het tegendeel daarvan biyke.
215- Bijzing of daling van de waarde der goederen aan een der echtgenooten toekomende, wordt voor geen winst of verlies gerekend.
216. Verbetering van onroerende goederen, dooraanwas aanspoeling, vertimmering of op eenige andere wijze ontstaan, wordt mede niet als winst beschouwd, maar bevoordeelt alleen den eigenaar dier onroerende goederen. (B. 031 v.)
217. Schade of vermindering, door brand, watersnood, afspoeling of anderzins veroorzaakt,behoort niet onder de gemeene verliezen, maar komt tot last van den eigenaar, wiens goederen beschadigd of verminderd zgn.
218. Alle schulden, de echtgenooten te zamen betrelfenJe, en staande huwelijk gemaakt, moeten als verlies tot deze gemeenschap gebragt worden.
Wat een der echtgenooten door misdrijf verbeurt, is niet daaronder begrepen. {R. 17«, 183 v., 187.)
219. Het beding dat tusschen de echtgenooten slechts eeno gemeenschap van vruchten en inkomsten zal bestaan, houdt eene stilzwijgende uitsluiting in, zoo van de wettelijke geheele gemeenschap van goederen, als van die van winst en verlies.
220 Zoo wel bü de bedongene gemeenschap van w inst en verlies, als by die van vruchten en inkomsten alleen, in de artikelen 210 en 219 omschreven, moeten de roerende goederen, aan ieder der echtgenooten bg het aangaan des huwelijks toebe-hoorende, uitdrukkelijk worden opgegeven in de huwelgksche voorwaarden zelve, of wel in eene beschrijving, door den notaris en de partgen onderteekend, en vastgehecht aan de minuut
:tti
vin. titel, ran hmoeljksche voorwaarden.
van de huwelgksche voorwaarden, in welke daarvan melding moet zijn gemaakt; zonder dit hewijs, worden de roerende goederen voor winst gehouden. (B. 5ti7, 309. G. Ii99, 15S2.)
221. Van de roerende goederen, staande huwelijk, hij erfenis, legaat of schenking, aan ieder der echtgenooten opkomende, moet door beschrijving Mijkcn.
Bij gebreke van heschrgving, bevattende de roerende goederen welke, slaande huwelijk, aan den man zijn opgekomen, of hg gebreke van bescheiden, waaruit daarvan kan htyken, is de man onbevoegd om zoodanige goederen als de zyne terug te nemen.
Indien geene beschrijving aanwezig is van de roerende goederen welke, staande huwelijk, aan de vrouw zgn opgekomen, of hij gebreke van bescheiden, waaruit kan blijken waarin die goederen hebben bestaan, en welke derzelver waarde is, is deze, of zijn hare erfgenamen bevoegd om van hei bestaan en de waarde dier goederen door getuigen, en des noods door de algemeenebekendheid Ic doen blijken. (B. .quot;gt;«7, öii9. C. tlidi.)
222 Onder vruchten en inkomsten worden mede gerekend jaarlijksche, maandetyksche, wekelgksche, en andere dergelijke makingen, schenkingen of uilkeeringen, gelijk ook lijfrenten; en zijn mitsdien in heide de bedingen van gemeenschap begrepen, van welke in deze afdeeling wordt gehandeld. (B. 173, 213.)
DEIIDE AFDEEUXG.
ran ile (liften lusschen de aanslaande echlgenoolen bedongen.
's GRAVESAXliE Gb'tcilERiT, ile parte bonoium de qua in faro-
rem conjugis disponere licitum esl (L. B. 183S.)
223 De aanstaande echtgenooten mogen bg huwelgksche voorwaarden aan elkander, wederkeerig, of een van beiden aim den anderen, zoodanige gitten doen, als zij voegzaam zullen oor-deelen,quot;behoudens de inkorting dier giften, voor zoo verre daardoor de regten zouden zgn benadeeld van degenen aan wie een wettelijk aandeel toekomt. (B, 237, 277, 900 v., 900 v, 1703 v., 1713, 1730. C. 1090, 1091.)
224 Die giften kunnen betrekkelijk zijn, het zjj tot tegenwoordige en hg de akte bepaaldelijk omschreven goederen, het zij tot de geheele of gedeeltelijke nalatenschap van den schenker. (B. 230, 234, 277, 279, 1370, 1701.)
226. (liften van dien aard zijn van waarde, zonder de uitdrukkelijke aanneming van dengenen aan wien dezelve gemaakt zijn. (B. 1703, 1720. C. 1087.)
226- Die giflen kunnen plaats hebben onder voorwaarden, welker uitvoering van den wil des schenkers afhangt. B. 235, 1292, 1703. C. 1080.)
227. Alle giften van tegenwoordige en bepaalde goederen zijn onherroepelijk, behalve in het geval van nict-voldoening aan de voorwaarden onder welke zij gemaakt zijn. (B. 23i, 1289 v., 1291, 1723. C. 933, 935.)
228 De giften van de geheele of gedeeltelijke nalatenschap
37
i. boek. Van personen.
van den schcnkcr zijn onherroepelijk; met dien verstande, dat hij niet meer over de goederen, in die gift begrepen, om niet mag beschikken, behalve over geringe sommen lot lielooning, of om andere redenen, door den regler te heoordeelen.
Uit hoofde der niet-voldoening aan de voorwaarden, kunnen die giften worden herroepen. (B. i33 v. C. 1082, 1083, 1093.)
229 Geene giften van tegenwoordige en bepaaldelijk omschreven goederen, tusschen de echtgenooten liij huwelijksche voorwaarden gemaakt, worden geacht Ie zijn onderworpen aan de voorwaarde van overleving van den begiftigde, ten ware die voorwaarde uitdrukkelijk mogt zijn gemaakt. (B 1703. C. 10!I2.)
230- Geene jiift van de geheele of gedeeltelijke nalatenschap des schenkers bij huwelijksche voorwaarden, hel zij door den eenen echlgenoot aan den anderen, het zij over en weder, gemaakt, zal aan de kinderen, uit het huwelijk gesproten, overgaan, wanneer de begiftigde echlgenoot vóór den schenker mogt komen te overlijden. (B. 233. 28«. C. 1093.)
vierde afdeel1ng.
Van giften welke uun de aanslaande echtgenooten, of aan kinderen uit hun huwelijk, gedaan zijn.
231. Zoo wel by huweiyksche voorwaarden, ais bij afzonderlijke nolariele akte, vóór het aangaan des huwelijks, en terzake van hetzelve verleden, kunnen derden aan de aanslaande echtgenooten, ol aan een hunner, zoodanige giften doen als zij voegzaam oordeelen, behoudens de inkorling dier giften, voor zuo verre daardoor de regten zijn benadeeld van degenen aan w ie een wettelijk aandeel toekomt. (B. 283, 9(10 v., 9B« v., 113«, 1370. C. 1082, 1090.)
232- Indien die giften bü huwelijksche voorwaarden zijn gedaan, wordt lol derzelver geldigheid niet gevorderd de uitdrukkelijke aanneming door den begiftigde, wanneer daarentegen de gift bij afzonderlijke aklc heeft plaats gehad, heeft dezelve geen gevolg dan na de uitdrukkelijke aanneming. (B. 1703, 1720. C. 1087.)
233. Bene gift van het geheel of van een gedeelte der nalatenschap van den schenker, hoezeer alleen ten behoeve der echtgenooten, of van een hunner, gedaan, wordt echter altijd geacht ten behoeve van de kinderen en afkomelingen, uTt het huwelijk geboren, te hebben plaats gehad, in het geval dat de schenker den begiftigde overleeft, en het tegendeel niet uildrukkeiyk bij de akte is bepaald.
Die giften vervallen, indien de schenker den begiftigde, en de kinderen en afkomelingen uit het huwelijk geboren, overleeft. (B. 228, 283, 28«, 1370. C. 1082, 1089.)
234. De bepalingen van art. iii, 22«, 227 en 228 zijn insgelijks toepasselijk op de giften, waarvan in deze afdeeling gesproken wordt. (C. 1083, 1092.)
ix. titel, ran qemeenschap by tweede huwelijk. 39
NEGENDE TITEL.
Van qemeenschap of huwelyksche voorwaarden, bij tweede of verder huwelijk.
v. i). voort, blz. 214—219.—xlenhuis, 1, l)lz. 142—45ö. — Onderzoek nopens eemtje punten betr. de welgevinu in tweede en verder huwelijk (Hult. 1S11). — Behandeling van ver.ichill. vraagstukken uit hel II. IV. (Sneok I8i(gt; en 1848), I, lilz. 7— Iquot;. — v. bell, in JSed. Jaarb., Vlll, blz. 213—231, en Themis IX., blz. 19 en v. — hooft Hasselaar, de portwne, quam vonjus binubis dare potest conjugi secundo (Traj. 1839). — trierels, de cninmunione legali in secuniis nuptiis (L. B. 18i3), en Xed. Jaarb., IX, blz. 7« en v. — übreex. In Themis, VII, blz. 329 en v. — kist, De bepalingen der Xederl. wet omtrent tweede en verdere huwelijken (Leid.en .Vmst. 1830).— Upm. en Meded., IV, blz. 183—191.
235. Ook in Iweedé en verder huwelijk bestaat van regls-wege algeheele gemeenschap van goederen lusschen de echtge-nooten, voor zoo verre daaromtrent bij huwelükschevoorwaarden geene andere bepalingen zijn gemaakt, (li. 171. C. 119«.)
236. Bij tweede of verder huwelijk kan-eehler, indien er kinderen ot arkomellngen uit het vroeger huwelijk aanwezig zijn, aan den nieuwen echtgenoot, door de vermenging van goederen en schulden bij eenige gemeenschap, geen meerder voordeel opkomen, dan ten beloope van het minste gedeelte hetwelk een dier kinderen, ol bij voor-overlijden deszelfs alkomclingen, bij plaatsvervulling, genieten, en zonder dat dit voordeel immer hel een vierde des boedels van deu hertrouwden echtgenoot mi:g te boven gaan.
De voorkinderen ot derzelver alkomclingen hebben, ten tyde van hel openvallen der nalatenschap van den hertrouwden echtgenoot, eene regtsvordering lot inkorting of vermindering; en hetgeen bet geoorloofd gedeelte te boven gaat, valt ten voordeele van die nalatenschap. (B. 280, 371, 949, 9lifl v., 9G7. C. 1098, 1490.)
237- lgt;e man of de vrouw, kinderen of afkomelingen hebbende uit hel vroeger bed, een tweede of volgend huwelijk aangaande, mag aan den tweeden of verderen echtgenoot, ook bij huwelüksche voorwaarden, gcene meerdere voordeelen hespreken, dan hetgeen hij het vorige artikel breeder is omschreven. (B. 223, 280. C. 1098.)
238- Igt;e echtgenooten mogen elkander door zijdelingsche wegen niet meer geven, dan hun hij de bier-hoven gemaakte bepalingen is toegestaan.
Alle.giften onder eenen verdichten Hiel, of aan lusschen beide komende personen gedaan, zijn nietig. (K. 938. C. 1099)
239 Voor giften aan lusschen beide komende personen gedaan, zullen gehouden worden de zoodanige, welke door een der echtgenooten aan de kinderen, of aan een der kinderen van den mede-echtgenoot, uit een vroeger huwelijk gesproten, gedaan
19 l. BOEK. I'an personen.
worden, alsmede de giften welke door den schenker zijn gedaan aan bloedverwanten, van wie de andere echtgenoot, ten lyde der gift, de vermoedelijke erfgenaam zal zijn; al ware het ook dat de laatstgemelde den begiftigden bloedverwant niet hadde overleefd (B. «08, 193;). C. 1100.)
240 Ook in tiet geval waarin kinderen zijn uil een vroeger huwelijk, worden winst en verlies gelijkelijk tussehen de echt-genooten gedeeld, ten zij de gemeenschap daarvan hij huweiyk-sche voorwaarden zij uitgesloten of gew ijzigd. (15. 183, 211.)
TIENDE TITEL.
I'an de scheiding van goederen.
ME.VHUS, I, blz. l'.tO—öOB. — V. I). VOORT, blz. 219 -220. —
pijpers, dc separatinne bonoruin (L. B. I8;t9.)
241 De vrouw kan, staande huwelijk, bij den regter scheiding van goederen vragen, doch alleen in de volgende gevallen;
1quot;. Wanneer de man, door een kennelijk wangedrag, de goederen der gemeenschap verspilt, en het huisgezin aan ondergang blootstelt;
2quot;. Wanneer, door de wanorde en het slecht beheer zUner zaken, dc ivaarborg voor het huwelijksgoed der vrouw, en voor heigeen haar naar regten toekomt, zoude verloren gaan, of ook door grof verzuim in het beheer van het huwelijksgoed, hetzelve zoude worden in gevaar gebragt.
Scheiding van goederen by onderlinge toestemming is nietig. (B. 174. R. 801 v. C. li'iS.)
242 De eisch tol scheiding van goederen moet openlijk norden heker.'l gemaakt. (K. 807.)
243 De schuldeischers van den man kunnen in het geding tussehen beide komen, om den eisch lol scheiding van goederen Ie betwisten. (B. 2i7. C 1457.)
244- De scheiding van goederen moet, voor het ten uitvoer-leggen daarvan, openlijk worden bekend gemaakt, op straffe van meligheid der tenuitvoerlegging.
Het vonnis, waarhij de scheiding van goederen is toegewezen, heeft, wat deszelfs gevolgen betreft, eene achteruitwerkende kracht, te rekenen van den dag der regtsvordering. (C. lliö.)
245 De vrouw kan gedurende het geding, met bewilliging \an den regter, behoedmiddelen in het werk stellen, len einde te voorkomen dal de goederen w orden weggemaakt en verspild. (R. 808 v. C. 270.)
246- Hel vonnis, waarbij de scheiding van goederen is toegestaan, vervalt van regtswege, indien hetzelve niel, blijkens eene daarvan op te maken authentieke akte, vrijw illig is ten uitvoer gelegd door de werkelijke verdeeling der goederen; of wanneer, binnen den tijd van eéne maand nadat het vonnis kracht van gewijsde heeft bekomen, geeue regferiyke vervolgingen daartoe door de vrouw zijn begonnen en regelmatig worden voortgezet. (O. li44.)
247- De schuldeischers van den man die niet in hel geding
x. titel. I'an de scheidinq van goederen.
2ijn lussclicn beide gekomen, kunnen zich legen de scheiding verzetten, ui ware dezelve reeds ten uilvoergelegd, indien hunne reglen daardoor opzetlelük mogten verkort zyn. (K. 223. C. 1447.)
248- Niettegenstaande de scheiding van goederen, is de vrouw verpligt om, naar evenredigheid van haar vermogen en dat van haren man, hij te dragen tot de kosten der huishouding en der opvoeding der kinderen, door haren man hij haar verwekt.
Bij onvermogen van den man, komen die kosten ten laste van de vrouw alleen, (h. lö!», 200 v., 3Ö3. C. 1448-)
249 De vrouw, welke van goederen gescheiden is, bekomt de vrije beheering daarvan terug, en kan, niettegenstaande ile bepalingen van art. Itgt;3, van den regter eene algemeene bewilliging bekomen, om over hare roerende goederen te beschikken. (B. IM, IBS, 170. C. 145», 1338.)
250. De man is niet verantwoordelijk aan de vrouw, indien zij van goederen gescheiden zijnde, nalatig is geweest om den koopprijs van een onroerend goed, hetwelk zij op bekomen bewilliging van den regter vervreemd heeft, te gebruiken of weder te beleggen, ten ware hij het contract mede hebbe helpen tot stand brengen, of bewezen zij dat de penningen door hem ontvangen zijn, of ten zijnen voordeele gestrekt hebben. (C. 1430.)
251 De gemeenschap, door scheiding van goederen ontbonden zijnde, kan, met toestemming der echtgenooten, worden hersteld.
Zulks kan niet anders geschieden dan bg eene authentieke akte. (B. 20i, K. 811, 813. C. Ii31.)
252- Wanneer de gemeenschap hersteld is, worden de zaken in denzelfden staat terug gebragt als of er geene scheiding had plaats gehad, onverminderd de nakoming der handelingen, welke, gedurende het tusschenvak sedert de scheiding tot op het herstel der gemeenschap, door de vrouw verrigt zün.
Alle overeenkomsten waardoor de echtgenooten de gemeenschap zouden herstellen, op andere voorwaarden dan waarop zij bevorens geregeld was, zijn nietig. (C. 1431.)
253 De echtgenooten zijn verpligt het herstel der gemeenschap openlijk bekend te maken.
Zoo lang die openlijke bekendmaking geen plaats heeft gehad, kunnen do echtgenooten de gevolgen der herstelde gemeenschap niet aan derden tegenwerpen (R. 813, 813. C. tiöl.)
ELFDE TITEL.
ran ile ontbinding des huwelijks.
v. D. VOORT. blz. 227—21!). — EEKIIOUT, de malrimonii disso-
lutioue (Gron. 1839.)
EERSTE AFDEEUXÜ.
i'an de onlhindinq des huwelyks in het algemeen.
254. Het huwelijk wordt ontbonden:
1quot;. Door den dood; {B. i, 140 v., 273, 332.)
2quot;. Door afwezigheid van een der echtgenooten gedurende
il
i. boek. I'an personen.
tien jaren, en een daarop gevolgd nieuw huwelijk van den anderen echlgenoot, overeenkomstig de hepalingen van de vijfde afdeeling des negentienden titels; (B. 23S, 2«2, quot;)i9 v.)
3quot;. Door rcgterlijk vonnis, na scheiding van lafei en bed uitgesproken, in de gevallen, en overeenkomstig de hepalingen van de tweede afdeeling van dezen titel; (B. 258.)
4°. Door echtscheiding, overeenkomstig de hepalingen van de derde afdeeling van dezen titel. (B. 2Ci v. C. 227.)
tweede afdeeling.
ran de ontbinding des huwelijks, na de scheiding van tafel en bed.
255. Wanneer echtgenooten van tafel en hed zyn gescheiden, het zij uit hoofde van eene der redenen hij artikel 2S8 vermeld, het zij op heider verzoek, en de scheiding gedurende vijf volle jaren, zonder verzoening der partyen heeft stand gehouden, zal het aan ieder hunner vrijstaan om den anderen in regten op te roepen, en te eischen dat het huwelijk worde onthonden. (B.288, 291, 297, 303. C. 310.)
256. Die eisch zal dadelijk worden ontzegd, indien de verwerende partij, na drie malen, van maand tot maand, in regten te zijn opgeroepen, niet verschijnt, of, opkomende,zich legenden eisch verzet, of eindelijk, van hare zijde verklaart bereid te zijn zich met de wederparty te verzoenen. (C. 310.)
257- Indien de gedaagde partij in den eisch toestemt, zal de regttank de echtgenooten hevelen om te zamen, en in persoon, voor een of meer harer leden te verschijnen, die hen tot eene verzoening trachten over te halen.
Indien de poging daartoe niet mogt gelukken, zal de regter eene nieuw e verschijning bevelen, ten minste drie, en ten hoogste zes maanden na de eerste, en zullen daarbij worden opgeroepen de naaste bloedverwanten in de opgaande linie der heide echtgenooten. (B. 203, 291 )
258. Wanneer ook deze verschijning vruchteloos mogt atloo-pen, het zij de bloedverwanten, hij het vorige artikel vermeld, al of niet verschenen zijn, zal de regthank,op bet rapport van commissarissen, en na verhoor van het openbaar ministerie, uitspraak doen^en zat de eisch w orden toegewezen, indien behoorlijk aan atte de formatiteiteu, hierboven omschreven, is voldaan.
Het slaat niettemin aan de regtbank vrij hare uitspraak, gedurende deti tijd van zes maanden na het voldingen der zaak, aan te houden. Indien bet haar mogt zijn gebleken dal er nog waarscbyntijkbeid van verzoening beslaat. IB. 254, 2B3, 295.)
259. Tegen de uitspraak der regtbank wordt, uiterlijk gedurende ééne maand, beroep bij den hoogeren regter toegelaten. (B. 29«.)
260- Het vonnis waarbü de ontbinding is uitgesproken, moet in de registers van den burgerlijken stand worden ingeschreven.
xi. titel, ran de ontbindimj des huwelijks.
op dezelfde wijze en op dezelfde straffen als, ten aanzien der eeht-scheidin}.', bij artikel -270 is bepaald. (K. i8, 300.)
261 Door de ontbinding des huwelijks wordt geen inbreuk gemaakt op de w.ettelijkc gevolgen der scheiding van tafel en bed, by artikel 301 opgegeven, noch op de voorwaarden welke, in geval van minnelijke scheiding, naar aanleiding van art. 292, door partijen zijn geregeld; blijvende deze gevolgen en voorwaarden in hunne volle kracht.
uëiiue afhelling.
Fan echtscheiding.
v. goudoever, de divorlio sec. C. Cii'. .Veer/. (Traj. 1839). —
Opm. en Meded.ll, blz. 132—143.
262. De vordering tot echtscheiding kan alleen in reglen worden aangevangen, bü de arrondissements-regtbank der woonplaats van den man, behoudens het geval bij art iBO voorzien. (B. Ti, 77, 78, 90, 180 K. 810 v. C. 23'..)
263- Echtscheiding kan nimmer door onderlinge toestemming plaats hebben. (B. 237 v., 291. lt;J. 233.)
264 De gronden, w elke eene echtscheiding kunnen ten gevolge hebben, bestaan alleen in de navolgende;
1quot;. Overspel;
2quot;. Kwaadwillige verlating;
3quot;. Veroordeeling lot eene onteerende straf, na hel huwelijk uitgesproken;
'iquot;. Zware verwondingen of zoodanige mishandelingen, door den eenen echtgenoot jegens den anderen gepleegd, waardoor diens leven wordt in gevaar gebragt, óf waardoor hem gevaarlijke verwondingen zijn toegebragt. (B. llü, *203 v., 288, 290. C. 229—232.)
265- Wanneer een der echtgenooten tot eenige straf is verwezen, bij een vonnis, waaruit van een begaan overspel blijkt, zal men tot bel bekomen van echtscheiding geene andere formaliteiten behoeven in acht te nemen, dan dat aan de arrondissements-regtbank een afschrift van dat vonnis worde aangeboden mei bijvoeging van het bewijsschrift dat hetzelve vonnis door geene wettige regtsmiddelen aan eenig beroep onderworpen is.
Deze bepaling is insgelijks toepasselijk, wanneer de echlschei-ding gevraagd wordt uil hoofde van de veroordeeling van één der echtgenooten tot eene onteerende straf. (B. 274, 288, 289, 930, 1933. C. 201.)
266. De eiscli lot echtscheiding, uil hoofde van kwaadwillige verlating, zal worden gedaan by den regter der laatste gemeene woonplaals, welke de echtgenooten ten tijde der verlating hebben gehad, en kan alleen w orden toegestaan, w anneer degene der echtgenooten die de gemeene woonplaats, zonder wettige oorzaak, beeft verlaten, in zijne weigering volhardt om tol zynen echtgenoot terug te keeren.
De iiegtsvordering daartoe kan niet vroeger worden aangevangen, dan na verloop van vijf jaren, Ie rekeneH van het tyd-
!3
1. BOEK. I'an personen.
slip waarop de eclilfjenool ilo gemeene woning verlaten hcefl.
Wanneer de verwijdering eene wettige oorzaak lieert lol grond gehad, zal de termijn van vüf jaren beginnen te loopen van het oogenhlik waarop die oorzaak heeft opgehouden. (B. quot;8,158, IBI. 255, 273, 288 V.,
267- Do vrouw, het zij eisclieresse lot eihtseheiding, het zij vcrweerderesse, kan, niet bewilliging van den regter, gedurende den loop van hel geding, de woning van den man verlaten.
De regtbank zal het huif aanwijzen, alwaar de vrouw ver-pligt zal zijn haar verblijf Ie houden. (K. Kil, 2(gt;», 2quot;t. R. 820. C. 2«8.)
268 De vrouw is bevoegd eene uitkeering tot onderhoud te \orderen, welke door den regter bepaald zynde, de man verpligt is aan haar, gedurende hel regtsgeding, te voldoen.
Wanneer de vrouw, zonder verlof van den regter, liet aan haar aangewezen verblijf verlaat, kan zg, naar omstandigheden, worden versloken van alle aanspraak op die uitkeering, en zelfs, wanneer zij eischeresse is, niet ontvankelijk worden verklaard om hare reglsvordering voort Ie zetten. (B. 1(i0, 272. U. 82i. C. 268, 209.)
269 De regtbank, aan de vrouw een verblijf aanwyzende, kan levens, op het daartoe gedaan verzoek, bepalen aan wien der echtgenoolen, hangende het geding, de kinderen zullen worden toevertrouwd. (B. 159, 2(i7, 28i. R. 82i. C. 207.)
270 De regten van den man, opzigtelijk hel beheer der goederen van de vrouw, worden, gedurende hel geding, niet geschorst; behoudens de bevoegdheid der vrouw om, Ier bewaring van haar regt, gebruik te maken van de behoedmiddelen, welke hij het Wetboek van Burgerlijke Hegtsvordering op dal stuk zijn aangewezen.
Alle akten van den man, waardoor de reglen van de vrouw Opzettelijk verkort worden, zijn nietig. (B. l«n. R.825.lt;;. 270,271 )
271 Het regt om echtscheiding te vorderen vervalt door de verzoening der echtgenoolen, om het even of die verzoening hebhe plaats gehad, nadat de eene echtgenoot had kennis gedragen van de daadzaken, welke grond lol de reglsvordering hadden kunnen opleveren, dan wel, nadat de eisch tol echtscheiding in regten gedi an is.
De wet voon nderstelt die verzoening, wanneer man en vrouw w eder zamen wonen, nadat laatslgemelde de gemeenschappelijke woning, op verlof van den regter, had verlaten. (B. 2ii7 v., 272. R. 816 V. C. 272.)
272. De echtgenoot, welke eene nieuwe reglsvordering aanvangt, op grond van eene nieuwe oorzaak, na de verzoening opgekomen, mag, Ier slaving van zijnen eisch, van de oude redenen gebruik maken. (B. 268. C. 273.)
273- De reglsvordering lot echtscheiding, uit hoofde van kwaadwillige verlating, vervalt, indien de echtgenoot, vóór het uitspreken der echtscheiding, in de gein eene woonplaats terugkeert. Wanneer echter na de lerugkeering, de echtgenoot andermaal, zonder wettige oorzaak, de gemeene woonplaats verlaat.
xi titel. tail de ontbinding des huwelyks. iö
zul de andere eehlgenoot cenc nieuwe regtsvordering lot echtscheiding kunnen aanvangen, zes maanden na de verlating, en van de oude redenen tot staving van zijnen eisch gebruik maken.
In dal geval, zal de reglsvordering tot echtscheiding,doorcene opgevolgde terugkeering van den echtgenoot, niet vervallen. (K. 2««.)
274. Indien in helde gevallen, liij artikel 30quot;i voorzien, do echtgenoot zes maanden heeft laten verloopen, te rekenen van den dag, waarop het vonnis kracht van gewijsde heko nen heeft, is hij niet meer ontvankelijk om eene reglsvordering tot echtscheiding aan te vangen.
Indien de eene echtgenoot zich huilen het Koningrijk hevindt, op het tijdstip der veroordeeling van den anderen, zal de voorschreven termijn van zes maanden aanvang nemen, te rekenen van den dag der terugkeering.
275. De reglsvordering lol echtscheiding vervalt, indien een der heide eehtgenooten vóór de uitspraak is overleden. (K. 231.)
276 Het vonnis, waarhy de echtscheiding is uitgesproken, moet, ten verzoeke van heide partijen, of van écne derzelve, Ir] de registers van den liurgerlijkcn stand hunner woonplaats worden ingeschreven, uiterlijk Ijlnnen den lijd van zes maanden, te rekenen van den dag waarop dat vonnis voor geen wettelijk lic-roep vathaar is.
Indien de inschrijving Ijlnnen dien termijn niet is geschied, vervalt daardoor de kracht van het vonnis, waarhij de echtscheiding is uitgesproken, en kan die om dezelfde redenen niet op nieuw worden geëischt. (B. i8, 3M, :in». R. 82S. C. 2ü'i—2B«.)
277 De eehlgenoot aan vvien de eisch tot echtscheiding is toegewezen, liehoudt alle de voordeden, hem door den anderen echtgenoot ter zake des huwelijks loegezegd, al ware het dal deze voordeelen wederkeerig bedongen moglen zijn. (K. 181,22.'!, .172. C. 300.)
278- Daarentegen verliest de echtgenoot, tegen w ien deechl-scheiding uitgesproken is, alle de voordeelen, welke de andere echtgenoot ter zake des hu» elijks aan hem had toegezegd. (B. 223. C. 299.)
279- Door echtscheiding worden niet dadelijk opvorderhaar de bedongen voordeelen, welke eerst na den dood van een der eehtgenooten gevolg moesten hebben; maar hy, aan wien de eisch tot echtscheiding is toegewezen, kan zijn regt totdicvoor-deelen eerst na het overlijden van de wederpartij doen gelden. (B. 225, 228, 230. C. 1452.)
280 Indien de echtgenoot, op wiens verzoek deechtscheiding is uitgesproken, geene genoegzame inkomsten heeft tot zijn le-u'nsonderhoud, zal de regtbank hem uit de goederen van den anderen echtgenoot eene ullkeering tot onderhoud mogen toeleggen. (B. 158, 282. C. 301.)
281. Die ullkeering zal «orden bepaald volgens den slaal en het fortuin van dengenen der eehtgenooten welke dezelve verschuldigd is.
In geval van merkelijke vermindering van deszelfs forluin, zal
i6 I. hoek. I'an personen.
do uitkecring kunnen worden ingekort, en zij zal zelfs leneenen-miile ophouden, zoo dra de andere party dezelve niet verder lie-hoeft. (C. -209, 301.)
282- De verptigting tot liet verschaffen van levensonderhoud houdt op door den dood van een der eehlgenooten. (B. 158.)
283- Re uitkecringen, welke door derden liU een huwelijks-conlracl zün hesproken, lilijven liy voortduring verschuldigd aan dengenen der gescheiden eehlgenooten, ten wiens behoeve dezelve heloofd waren. (K. -231, 235. C. 1082, 1088.)
284- Be kinderen zullen verblijven by dengenen der èchtge-nooten, op wiens verzoek de echtscheiding is uitgesproken.
Niettemin zal de regtbank, bij liet uitspreken der echtscheiding, het zij ten verzoeke van bloedverwanten, het zy op de vordering van het openbaar ministerie, het zij ambtshalve, in het belang der kinderen kunnen bevelen, dat alle of eenigen hunner aan den anderen echtgenoot, of aan een' derden persoon, zullen worden toevertrouwd.
In geval van overtyden van dengenen aan wien de kinderen waren toevertrouwd, zal de regtbank daartoe, op de wijze hierboven omschreven, eeneii anderen persoon kunnen benoemen; onverminderd de bevoegdheid der regtbank om, bij veranderde omstandigheden, die beschikking, op verzoek van den lielangheh-henden echtgenoot, in te trekken of te wijzigen, (li. lö((, 2B9, 353, 400. C. 302.)
285- Onverminderd de bepaling van het eerste lid van het vorige artikel, behouden de vader en demoederde regten, welke uit de ouderlijke magt of de voogdij voortspruiten.
Wie ook de persoon zij aan wien de kinderen zijn toevertrouwd, behouden de beide ouders de bevoegdheid om voor hun onderhoud en hunne opvoeding te waken, en zullen daartoe, naar evenredigheid van bun vermogen, moeten bijdragen. (B. 109,353, 35-, 385. C. 303.)
286 De ontbinding des huwelijks door echtscheiding zal de kinderen, uit dat buwelijk geboren, van geene der voordeden versteken, die hun door de w'etten, of door de huwelijks-bedingen van hunne ouders, verzekerd waren.
lichter zullen de kinderen daarop geene aanspraak hehlien,dan op dezelfde manier en in dezelfde omstandigheden, als of er geene echtscheiding had plaats gehad. (li. 230, '233, 23C v. C. 30i.)
287- Indien de gescheiden eehlgenooten in gemeenschap van goederen getrouwd waren, zal de verdeeling der goederen plaats hebben, op den voet en de w ijze als bij den zevenden titel is bepaald. (B. 181, 183, 1119 v.)
TWAALFDE TITEL.
f'an de scheiding van tafel en bed.
v. i). voort, biz. 230—259. — quixtüs, de separalione thon ac
mensne (Gron. 1810). — Opm. en Meded. II, blz. tlO—114;
ill, blz. 97—10quot;; VI, blz. 312-315.
288. In de gevallen, welke grond tol echtscheiding opleveren.
xii. titel. I'an de scheiding van tafel en bed. 47
ïal het aan ile cchl^cnooton vrijstaan om dv scheiding van tafel cn heil in regten te vragen.
Die regtsvordering zal ook kunnen worden aangevangen, ter zake van huitensporigheden, mishandelingen en grove heleedi-gingen, door den eenen echtgenoot jegens den anderen begaan. (B. 1(17, 181, ar.ö, -2«!, -26quot;), 2««. li. 820. C. 231, SOIi.)
289- Zij wordt op dezelfde w ijze als die tot echtscheiding aangelegd, voortgezet en uitgewezen.(15.2«2 v., 271 v. R. Sltiv.C. 301.)
290. Be echtgenoot, welke eene regtsvordering lot scheiding van lafel en hed heeft aangevangen, is niet ontvankelijk om uit hoofde van dezelfde oorzaak echtscheiding te vragen. (B. 2«i.)
291. Scheiding van tafel en hed kan ook door den regter worden uitgesproken, op het verzoek, door de heide echtgenooten te Kamen gedaan, zonder dat deze gehouden zijn eene hepaalde oorzaak op te geven.
Zoodanige scheiding zal niet kunnen worden toegestaan, ten zij de echtgenooten gedurende den lijd van twee jaren zyn getrouwd geweest. (B, »33, 237, 263. (',. 273, 27«, 307.)
292. Alvorens scheiding van lafel en hed te vragen, zijn de echtgenooten verpligt, hij eene authentieke akle, alle de voorwaarden dier scheiding te regelen, zoo wel te hunnen opzigte, als met hetrekking tot hunne kinderen.
De schikkingen tusschen hen heraamd, om plaats te hchhcn gedurende het regterlijk onderzoek, moeien aan dehekrachliging van de regthank worden onderworpen, om, des noods,door haar geregeld te worden. (B. 170, 187, 20i, 201, 207 v., 302. C. 27i), •280.)
293. De aanvrage der heide echtgenooten geschiedt hij verzoekschrift aan de arrondissemenls-regthank van hunne woonplaats; en moet daarhij w orden overgelegd, zoo wel afschrift der huwelijks-akte, als van de overeenkomst waarvan hij het eerste lid van het vorige artikel wordt gesproken, (li. 810 v.)
294. De regthank zal daarop aan de heide echtgenooten hevelen om te zamen en in persoon te vorschUnen voor een of meer harer leden, welke aan hen de noodige vertoogen zuilen doen.
Indien de echtgenooten hij hun voornemen volharden, zal de regler eene nieuw e verschijning na verloop van zes maanden, hevelen. (R. »17, 811). C. 281, 282.)
295 De regthank zal zes maanden na de tw eede verschijning uitspraak doen, na verhoor of openlijke oproeping der naaste hloedverwanten van de echtgenooten in de opgaande linie, en op de condusiën van hel openhaar ministerie. (B. 238.)
296. Bij weigering van de gedane aanvrage, kunnen de cchl-genooten te zamen, uiterlijk hinnen eene maand na de uitspraak, daartegen hij verzoekschrift aan den hoogeren regter opkomen. (B. 239. C. 291.)
297. Door scheiding van lafel en hed w ordt hel huwelijk niet onthonden, maar zijn de echtgenooten daardoor van de verplig-ling tot zamenwonlng ontheven. (B. 233. C. 227.)
298 Scheiding van tafel cn hed heefl allgd de scheiding van goederen ten gevolge, en zal grond opleveren tot de verdeeling
i. boek. Van personen.
der semepnschap, even als of hel huwclgk geheel ontbonden1 ware. (B. 183, 287. C. 311.)
299- Door de scheiding van tafel en bed wordt het beheer van den man over dc goederen zijner vrouw opgeschort.
De vrouw liekomt het vrije beheer harer goederen terug, en kan, niettegenstaande de bepalingen van artikel 103, van den regter eene algemeene magtiging erlangen om over hare roerende goederen te heschikken. (B. ICO.)
300. De vonnissen tot scheiding van tafel en bed zullen openlijk worden bekend gemaakt.
Zoo lang deze openiyke bekendmaking niet heeft plaatsgehad, zal het vonnis tot scheiding van tafel en bed niet tegen derden kunnen werken. (B. 207, 200, 27«, 3ff'.. K. 811, 828.)
301- De bepalingen van artikel 203, 2ü(i, 2G7, 2ti8, 20!(, 270,. 271, 272, 273, 27'., 27quot;., 277, 278, 279, 280, 281, 282,283,28i, 283 en 28« zijn insgelijks toepasselük op de scheiding van tafel en bed, door den eenen jegens den anderen echtgenoot gevraagd.
Indien de scheiding heeft plaats gehad om eene der redenen welke grond tot echtscheiding zouden hebben kunnen opleveren,, is ook artikel 372 te dezen toepasselijk. (K. 2C1.)
302. Wanneer de regter, na de overeenkomst te hebben overwogen, waarvan in het eerste lid van artikel 2!t2 gesproken tfordt, de scheiding van tafel en bed op verzoek der beide echt-genooten toestaat, zal die scheidhg alle de gevolgen hebben,, welke bij de overeenkomst zijn bedongen.
303. De scheiding van tafel en bed gaat, van regtswege, te niet door de verzoening der echtgenooten, en doet alle de gevolgen van tiet huwelijk herleven, behoudens nogtans jegens derden de voortdurende kracht van de handelingen, welke gedurende het tüdvak tusschen de scheiding en de verzoening mogten hebben plaats gehad.
Alle hiermede strijdende bedingen tusschen de echtgenooten. zijn nietig. (B. 235, 292.)
304. Wanneer het vonnis, waarhij de echtgenooten van tafel en bed worden gescheiden, openlijk is bekend gemaakt, zullen de echtgenooten de gevolgen hunner verzoening niet tegen derden kunnen doen werken, wanneer zg niet insgeiijks en op dezelfde manier openlijk hebben doen bekend maken dat de scheiding heeft opgehouden Ie beslaan. (B. 207, 300.)
DURTIENDK TITEL.
I'an het vaderschap en de afstamming der hinderen. v. d. voort, blz.2G0—288.— Opmerk.enMeded. I, blz.208—212;
V, blz. 277—285; XIll, blz. 211—231. — Ileijtsiiel. Adv., VII,
hl. 49. — v. KERCKHOFF, de liberorum legitimorum filiationis
probalionihus (L. B. 1851).
eerste afueeling.
Van wettige kinderen
305- Hel kind, hetwelk slaande huwelijk is geboren of verwekt, heeft den man tol vader. (B. 137. C. 312.)
{8
mil. titel. fan het Daderschap en de afslunming. 1!»
306. De wettigheid van een kind, hetwelk vóór den honderd tachtigsten dag des huwelijk geboren Is, kan door den man n orden ontkend. Nogtans zal de ontkenning geen plaats kunnen hebhen In dc navolgende gevallen:
1quot;. Wanneer de man, vóór het huwelijk, van dc zwangerschap heeft kennis gedragen;
üquot;. Wanneer hij bij het opmaken van dc akte van geboorte is tegenwoordig geweest, en deze akte door hem Isonder-tcckend, of ccnc door hem gegevene verklaring inhoudt dat hy niet kan teekenen;
3quot;. Wanneer het kind niet levend Is ter wereld gekomen (C. :tli, 314.)
307- Oc man kan dc wettigheid des kinds ontkennen, indien by hcwüst dat hij sedert den drie honderdsten tol den honderd tachtigsten dag vóór de geboorte van het kind, bet zij uithoofde van verwijdering, bet zy door de gevolgen van ecnig toeval, In de natuurlijke onmogelijkheid geweest is met zijne vrouw gemeenschap te hebben.
De man kan, door zich op zijne natuurlijke onmagt te beroepen, niet ontkennen dat bet kind het zijne Is. (C. .'112, :113.)
308- Oe man kan de vvcttigheld des kinds niet ontkennen op grond van overspel, ten ware de geboorte voor hem zij verborgen gehouden; in welk geval, hij zal worden toegelaten om bet bewüs dat bij de vader des kinds niet is tot volkomenheid te brengen. (C. 313.)
309- tlij kan de wettigheid ontkennen van een kind,hetwelk geboren is drie honderd dagen na dien, waarop een vonnis to! scheiding van tafel en bed kracht van gewijsde beeft verkregen, onverminderd het vermogen van de vrouw om alle zoodanige daadzaken aan te voeren, welke geschikt mogten zijn tot bewijs dat haar man dc vader des kinds is.
Wanneer de ontkenning is geldig verklaard, zal door de verzoening der echtgenooten het kind geenen wettigen staat kunnen verkrygen. (B. •i'ti. C. 313.)
310. Hel kind, hetwelk drie honderd dagen na de ontbinding des buwelyks wordt geboren, Is onwettig. (C. 313.)
311. In de gevallen by artikel 3110, 307, 308 en 30» voorzien, zal de man de wettigheid des kinds moeten ontkennen, binnen eene maand, indien bij zich bevindt op de geboorteplaats van het kind, ot binnen den omtrek daarvan;
Binnen twee maanden na zijne terugkomst, indien bij afwezig is;
Binnen twee maanden na de ontdekking van bet bedrog, indien men de geboorte van bet kind voor hem bad verborgen gehouden.
Alle buiten regten verleden akten, inhoudende de ontkenning van den man, zijn krachteloos, zoo zij niet binnen twee maanden van eene regtsvordering zyn achtervolgd.
Indien de man, na de ontkenning, bij eene buiten regten verleden akte, te hebben gedaan, komt te overlijden binnen den voorschreven termyn, zal aan zijne erfgenamen een nieuwe termijn
II.
i. boek. fan personen.
van twee maunden geopend zijn. Ion einde hunne regtsvordering aan te vangen. (B. 312 v., 401«. C. 31«, 318.)
312- De regtsvordering, door den man aangevangen, vervalt, indien de erfgenamen dezelve niet voortzetten binnen twee maanden, te rekenen van het overlijden van den man. (B. 880,201«.)
313 Wanneer de man is overleden, voordat hij zijn regt te dezen opzigte heeft doen gelden, maar terwijl de tijd daartoe nog loopende was, zulten de erfgenamen de wettigheid deskindsniet kunnen ontkennen, dan alleen in het geval van artikel 307.
De regtsvordering tot het hetwisten van de wettigheid van het kind, zal moeten worden aangevangen hinnen den tijd van twee maanden, te rekenen van het tijdstip waarop tiet kind zich zal hehhen in het bezit gesteld van de goederen van den man, of van het tijdstip waarop do erfgenamen in dat bezit door hel kind gestoord zijn. (B. 311, 3U, 325. C. 317)
314. In de gevallen waarin de erfgenamen, naar aanleiding van artikel 311, 312 en 313, bevoegd zün om eene regtsvordering tot het hetwisten der wettigheid van een kind aan te vangen of te vervolgen, zulten zij een' termijn bobbon van zes maanden, indien een of moor hunner buiten het Koningrijk woonachtig zijn.
Indien een of moor hunner buiten Europa woonachtig zün, zulten zy oen termijn van oen jaar hebben.
In gevat van oorlog ter zee, zullen de termijnen van zes maanden en van oen jaar worden verdubbeld. (Co. 1««.)
315 Allo regtsvordering tot tiet ontkennen van de wettigheid van een kind zal gerigt moeten worden togen oenen bijzon-doren aan hot kind toe te voegen voogd, en zal de moeder behoorlijk in bel geding moeten worden opgeroepen. (IS. 1.quot;gt;7, 413. C. 318.)
316. He afstamming van wettige kinderen wordt bewezen door de akten van gehoorton, in de registers van don burgerlijken stand ingeschreven.
Bij gebreke van zoodanige akten, is het ongestoord bezit van den staat van wettig kind voldoende. {B. 29, 70, 137, 341, C. 319, 320.)
317. Hel bezit van dien staat wordt bewezen door daadzaken, welke, tiel zij te zamon, tiet zij afzonderlijk, de betrekking van afstamming en verwantschap tusschen oenen bepaalden por soon on hel geslacht, lol heiwolk tiU beweert te bohooren, aan toonen.
De voornaamste van deze daadzaken zün, onder andoren:
Dat die persoon altijd den naam heeft gedragen van den vader, van wien by beweert af te stammen;
Dat de vader hom als zyn kind beeft bohandeld, en als zoodanig in zijne opvoeding, zün onderhoud en zijne kostwinning heeft voorzien;
^ Dat hij aanhoudend als zoodanig in de maatschappij erkend is;
Dat de nabestaanden hem als zoodanig erkend bobben. (K. 157. C. 321.)
318. Niemand kan zich op eenen staat beroepen die strijdig
xiii. titel, ran het vaderschap en de afstamming. 31
i# met dien, welke zijne akte van geboorte cn het bezit, met die akte overeenstemmende, liem geven, en wederkecrig kan niemand don staat betwisten van dengenen die een bezit heeft, overeenkomstig zijne akte van geboorte. (B. 1Ö7. C. :i22.)
319- Hij gebreke van zoodanige akte en onafgebroken bezit van staat, of wanneer liet kind onder valsche namen of als geboren uit eenen vader en eene moeder die onbekend zijn, in de registers is ingeschreven, kan de afstamming door getuigen bewezen worden.
Dit bewijs kan nogtans niet worden toegelaten, dan wanneer er een begin is van bewijs door geschrifte ; of wanneer de vermoedens of aanwijzingen, voortvloeijende uit daadzaken die reeds onbetwistbaar zijn, als genoegzaam zwaarwigtig kunnen worden beschouwd om zoodanig middel van bewijs toe te laten. (B. 21), llilt. C. 32».)
320- Het begin van bewijs bij geschrifte vloeit voort uit familie-bescheiden, uit registers cn buisselijke papieren van den vader of de moeder, of ook wel uit openbare of onderliamlsche akten, voortkomende van iemand die in het geschil betrokken is, of, nog in leven zijnde, daarbij belang zoude hebben gehad. (B. 20, 323, 193». C. 324.)
321. Het tegenbew ijs kan bestaan in alle zoodanige middelen als geschikt zün om aan te toonen, dat degene die zich op züne afstamming beroept het kind niet is van de moeder welke hij voorgeeft te hebben; of ook, liet moederschap bewezen zijnde, dat hij liet kind niet is van den man van die moeder. (B.351 v. C. 323.)
322. Be burgerlijke regtbanken alleen zijn bevoegd om kennis te nemen van regtsvorderingen, waarbij men zicbop eenigen slaat beroept. (B. quot;O, 323. C. 320.)
323- De lijfstrallelijke regtsvordering wegens hel misdrijf van verduistering van staat kan niet worden aangevangen, voor dat het eindvonnis over het geschil van dien staat is uitgesproken.
liet staat evenwel aan het openbaar ministerie vrij om, wanneer de belanghebbende partijen slilzilten, eene lyfslralïeiijke regtsvordering uit hoofde van verduistering van staal aan te vangen, mits er een begin van bewijs by geschrifte, overeenkomstig artikel 320, aanwezig zij, en over het aanwezen van dat begin van bewijs aanvankelijk zij beslist.
In het laatste geval, zal de voorzetting der openbare regtsvordering door geen burgerlijk geding kunnen worden geschorst. (B. 20, 27, 322. C. 327.)
324. De regtsvordering tot inroeping van den slaat is, ten opzigte van het kind, aan geene verjaringonderworpen. {B. 2001. C. 328.)
325 Deze regtsvordering kan door de erfgenamen van het kind, hetwelk zijnen staat niet beeft ingeroepen, niet worden aangevangen, ten ware het kind minderjarig, of binnen drie jaren na zijne meerderjarigheid mogt overleden zijn. (B. 313, 880. C. 329.)
l. boek. ran personen.
326 Dc erfgenamen kunnen echter zoodanige regtsvordering voortzetten, wanneer zij door het kind is aangelegd, ten zij hetzelve het geding drie jaren na de laatste proces-akte hehhe on-vcrvolgd gelaten. (B. 880. K. 279. C. ;t30.)
TWEEDE AFDEEL1NG.
I'an de wetliginrj van natuurlijke kinderen.
oester, de legilimatione ex jure Hela. nm- (Traj. 1838). —
gockixga, de legitimalione per rescript urn l'rincipis (Gron.
1812). — v. limbl'RG stirum, ocer erliennim/ en wetlUjhig
can natuurt, kinderen (Utr. 1802) Opm. en Meded VII.
hiz. 130.
327- Kinderen huiten huwelijk verwekt, met uitzondering van degenen die in overspel of in hloedschande zgn geteeld,worden door het opvolgend huwelijk van hunnen vader en hunne moeder gewettigd, wanneer deze hen, vóór het aangaan des huwelijks, wettiglgk hehhen erkend,ofwanneerdieerkenningplaats heeft hij de akte van voltrekking zeive. (B. 1)2, 97, 330, 332, 335 v., «09, 91 i. C. 331.)
328- Kinderen, uit ouders geboren, tusschen welke, zonder hekomene dispensatie van den Koning, geen huwelijk mogt bestaan, kunnen op geene andere wijze worden gewettigd, dan door derzelver erkenning iiij de huwelijks-akte (B. 8«, 88, 335, 338.)
329- Indien dc ouders, vóór of lig het aangaan des huwelijks, mogten hebben verzuimd hunne natuurlijke kinderen te erkennen, kan dit verzuim worden hersteld door brieven van wettiging, hij den Koning, na ingewonnen advijs van den hoogenraad, verleend. (B. 45, 331.)
330- lt;gt;P gelijke w ijze als hg het vorige artikel is bepaald, kunnen ook worden gewettigd natuurlijke en wettlglijk erkende kinderen, uit ouders geboren die, uit hoofde van het overigden van een hunner, bun voorgenomen huwelijk niet hebben kunnen lot stand brengen. (B. 327, 331, S33.)
331. In de beide gevallen, bij de twee laatstvoorgaande artikelen uitgedrukt, zal de hooge raad, alvorens zgn advies uil te brengen, de bloedverwanten der verzoekers booren of doen hoo-ren, en zelfs kunnen bevelen dat het verzoek ter wettiging,door middel van aan te w ijzen openbare nieuwspapieren, worde bekend gemaakt.
332. Wettiging, het zij door het opvolgend huwelijk der ouders, het zg, in het geval van artikel 329, bg brieven van wettiging verleend, heeft ten gevolge dat de kinderen dezelfde regien genieten als of zij sedert het huwelijk waren geboren. (B. 899. C. 333.)
333. In het geval bg artikel 330 voorzien, heeft de wettiging slechts kracht, van den dag waarop de brieven door den Koning zijn verleend: zg kan alzoo, len aanzien der erfopvolging, niet strekken ten nadeele van wettige voorkinderen, gelgk zg ook niet werkt in de erfopvolging van andere bloedverwanten, dan
r,i
xui. titel. /'«« hel vaderschap en de afslamming. 53
voor zoo verre dezelve in het verleenen der brieven van wettiging hebben toegestemd.
334- Op geigke wijze, en onder dezelfde bepalingen als hij de vorige artikelen is vermeld, kunnen ook reeds overledene kinderen, welke nakomelingen hebben nagelaten, gewettigd worden; in welk geval, de wettiging ten voordeele van die afkome-lingen strekt. (K. 33quot;, 32», 899. C. 332.)
DERDE AFDEEJ.IXÜ.
Van de erkennimj van natuurlijke kinderen.
Proeve van onderzoek naar den echten zin en hedoelinn ran art.
3i2 Burij. H'etb. ('s Gravenh. en Amsl. 1813). — Over art.
333: Opmerk, en Meded., VI, blz. 3i v. — Over art. 339 aid.
IX, blz. 293.
335. Door hel erkennen van een natuurlijk kind w orden burgerlijke betrekkingen geboren tussehen dat kind en zijnen vader of zijne moeder. (K. 327 v., 3BI, 3Tlt;, 3S3, i08, 420, 9n».)
336. Het erkennen van een natuurlijk kind kan door alle authentieke akten geschieden, wanneer zulks niet reeds hij de akte van geboorte, of ter gelegenheid van hel aangaan des huwelijks, gedaan is.
Zoodanige erkenning kan ook plaats hebben door eene akle, hij den ambtenaar van den burgerlijken stand opgemaakt, en in de registers ingeschreven, op de wijze als by artikel 38 is bepaald. (B. 32, 38, 97, 327, 909, 933. C. «2, 334.)
337- De erkenning van oen natuurlijk kind, door cenen minderjarige gedaan, zal niet van waarde zijn, ten zij de minderjarige den vollen ouderdom van negentien jaren heblie bereikt, en de erkenning niet het gevolg zg van dwang, dwaling, bedrog of verleiding.
Eene minderjarige dochter nogtans zal die erkenning kunnen doen, voor dat zü den ouderdom van negentien jaren vervuld heeft. (K. 1582, 1583.)
338- Kinderen in overspel of bloedschande geteeld kunnen niet worden erkend, behoudens, ten opzigte van laatstgemelde, de bepaling van artikel 32S. (B. 98, 327, 354, 914. C. 333.)
339 Oeene erkenning van een natuurlijk kind zal, gedurende het leven van de moeder, worden aangenomen, wanneer zij niet in die erkenning heeft toegestemd.
Wanneer zoodanig kind, na het overlijden der moeder,erkend is, heefl de erkenning geen ander gevolg, dan alleen met op-zigt tot den vader. (B. 353. C. 330.)
340- De erkenning, staande huwelijk, door een der eebtge-nooten gedaan, ten voordeele van een natuurlijk kind, hetwelk hij, vóór zijn huw elijk, bij eenen anderen persoon dan zijn echtgenoot verwekt heeft, kan noch aan dien echtgenoot, noch ook aan de kinderen uit dat huwelijk geboren, schade toebrengen.
Niettemin zal die erkenning hare gevolgen hebben, na deont-binding van dat huwelijk, wanneer daaruit geene afkomelingen overblijven. (B. 235. C. 337.)
i. boek. Van personen.
341 Alle erkenning door den vader ot de moeder gedaan, gelijk mede alle inroeping van staat van de zijde van liet kind, kan betwist worden door alle degenen die daarliij belang hebben. (K. 310 v. C. 339.)
342 Het onderzoek naar het vaderschap is verboden.
In geval echter van verkrachting of schaking, wanneer het tijdsllp, waarop het misdrijf begaan is, met dat der zwangerschap overeenstemt, kan de schuldige, op de daartoegedanevordering der belanghebbende»partijen, verklaard worden vadervan het kind le zijn. (B. 31». C. 340.)
343. Het onderzoek, wie moeder van liet kind Is, wordt toegelaten.
In zoodanig geval, is het kind verpligt te bewijzen dat hel is hetzelfde kind van hetwelk de moeder is bevallen.
Tot geen bewijs door getuigen wordt het kind toegelaten, ten ware reeds een begin van bewijs bij geschrifte mogt beslaan. (B. 319, 320 v., 339, 1939, 1951. C. 311.)
344 (leen kind zal worden toegelaten om te onderzoeken wie zijn vader of zijne moeder is, in de gevallen, in welke, volgens artikel 33S, de erkenning niet kan plaats hebben. (O. 3i2.)
VEERTIENDE TITEL.
Van bloedoerwanlschup en zwagerschap. v. D. VOORT, blz. 289—291.
345- Bloedverwantschap beslaat in de betrekking lusschen personen, welke de een van den anderen afslaminen, of eenen gemeenen stamvader hebben.
De betrekking van bloedverwantschap wordt berekend door het getal der gcboorlen; elke geboorte wordteen oraarfgenoemd. (B. 919, 924. C. 733.)
346- De opvolging van graden maakt de linie.
Men noemt esne rente linie de opvolging van graden tusschen personen, die de een van den anderen afstammen; zydlinie, de opvolging van graden tusschen personen, die niet van elkander afstammen, maar die oenen gemeenen stamvader hebben. (C. 730.)
347. De regie linie wordt onderscheiden in regte nederdalende, en regie opgaande linie.
De eerste maakt het verband tusschen den stamvader en die van hem afstammen; de laatste verbindt eenen persoon met diengenen van welken hij afstamt. (C. 730.)
348. In de regte linie rekent men, dat er tusschen de personen zoo vele graden zijn als er geboorten bestaan: zoo staat, in de nederdalende linie, de zoon, met betrekking tot den vader, in den eersten graad; de kleinzoon in den tweeden, en zoo voorts; en wederkeerig staan, in de opgaande-linie, de vader en grootvader met betrekking lol den zoon en kleinzoon, in den eersten of tweeden graad, en zoo vervolgens. (C. 737.)
349- In de zydlinie worden de graden berekend door hel getal der geboorten, eerst tusschen den eenen bloedverwant en
xiv. titel. Van bloedverwantschap en zwTtgerschap. 55
den naasten geineenen stamvader, en vervolgens tusschen dezen en den anderen bloedverwant; zon bestaan twee broederselkander In den tweeden graad, ooms en neven in den derden, volle neven in den vierden, en zoo vervolgens. (C. 1:18.)
350 Zwagerschap bestaat in de betrekking welke dooraan-liuweiyklng geboren wordt lusschen den eenen der echtgenoo-ten en de bloedverwanten van den anderen.
Er bestaat geene zwagerschap tusschen de wederzpsche bloedverwanten der echtgenooten. (li. 8quot; v.)
351. De graden van zwagerschap worden op dezelfde manier als die der bloedverwantschap berekend.
352. Door de ontbinding des huvvelyks wordt de zwagerschap tusschen den eenen der echtgenooten en de bloedverw anten van den anderen niet opgeheven. (B. 87 v., 2ni.)
\ 1JFT1ENDE TITEL.
f'an lie vaderlijke munt.
v. i). voonr, blz. ani—31quot;). — turk, de patria potestate (Traj.
1838.)
eerste afdeel1x11.
J'an de (jevolgen iler vaderlijke mant, ten opziiite van den persoon des kinds.
353- Een kind, van welken ouderdom ook, s eerbied en ontzag aan zijne ouders verschuldigd
De ouders zijn verpligt hunne minderjarige kinderen te onderhouden en op te voeden; ten aanzien van de meerderjarige, gelden de bepalingen in de derde ardeeling van dezen titel voorkomende (K 159, l!lquot;gt;, 2i8, •28rgt;, 37;; v., 383. C. 2(13, 371.)
354 Het kind blijft onder hunne magt tol aan zijne meerderjarigheid. (B. «2, 139, 573, 178, '.80, i8i, 1103. C. 372.)
355- De vader alleen oefenl, gedurende het huwelijk, deze magt uit.
Indien de vader daartoe buiten de mogelijkheid is, wordt hij door de moeder Vervangen. (B. 28 i v., li O li, 332. 373.)
356. Een minderjarig kind mag zonder toestemming van zijnen vader bet ouderlijk huis niet verlaten (B. 383. 374.)
357 W anneer de vader gewigtige redenen van misnoegen heeft over het gedrag van zijn kind, kan de arrondissernents-regthank, op zyn verzoek en te zgnen kosle, dat kind in verzekerde bewaring doen stellen, op zoodanige plaatsalsdc regtbank op voordragt des vaders, zal oordeelen te behooren.
De regtbank, na verboor van hel openbaar ministerie, zal dat verzoek kunnen toestaan, doch niet langer dan voorden tijd van drie maanden, Indien het kind den vollen ouderdom van vijftien jaren niet heeft bereikt, of voor den tyd van één jaar, nadat bel kind zijn zestiende jaar is ingetreden, tol op deszelfs meerderjarigheid.
Er zal te dezen opzigte geene geregtelijke formaliteit worden in acht genomen, behalve het bevel lot vastzetting, waarin ech-
I. nOEK. fan personen
ter de redenen niet zullen « orden uitgedrukt. (K. '281 v., S'JJ, 'li2. C. 3quot;5, STO, 3:7, 378.)
358- Wanneer de moeder de langstlevende en niet hertrouwd is, en de vastzetting van het kind verzoekt, zal de regtbank, na verhoor van twee uil de naaste vaderlijke bloedverwanten, het verlof daartoe kunnen verleenen. (C. 3St.)
359 De vader, en bij gebreke van dien de moeder, blijft altijd meester om den tijd der verzochte vastzetting te verkorten. «;. 37«.)
360 Het kind kan, na zijne vastzetting, daartegen opkomen, door middel van een verzoekschrift bij don boogeren regter, welke, na verhoor van den vader of van de moeder, mitsgaders van het openbaar ministerie, onverwijld zoodanig zal beslissen als bij zal vermeenen Ie behooren. (C. 382.)
361. Alle de bepalingen van deze afdeeling, met uitzondering alleen van de hg artikel 3S8 voorgeschreven verpligting tot verboor van de vaderlijke liloedverwanten, zijn ook toepasselijk op natuurlijke en wettelijk erkende kinderen en hunne ouders. (K. 333 V. C. 383.)
TWEEDE AFDEELIXG.
fan ilc gevolgen der vaderlijke magt, ten opugle van de goederen van het kind.
CHEMET, de juribus quae parentihus compeiunt circa bona liberorum minorum (Hagae 1839.)
362 De vader beeft, gedurende het huwelijk, het bewind over de goederen aan zijne minderjarige kinderen toebcboorende.
Deze bepaling is echter niet toepasselijk op zoodanige goederen, welke, bet zü by akte onder de levenden, het zij bg eene uiterste wilsbeschikking, aan de kinderen zgn geschonken of gemaakt, onder bepaling dat het bewind daarover aan een of meerdere daartoe aangestelde bew indvoerders, buiten den vader, zal worden opgedragen.
Wanneer zoodanig gesteld bewind, om welke redenen ook, mogt vervallen, gaan de bedoelde goederen over onder hel beheer van den vader.
iNiettegenstaande de aanstelling van bijzondere bewindvoerders, invoege voorschreven, heeft de vader het regt om, gedurende de minderjarigheid van zijn kind, van eerstgemelden rekening en verantwoording Ie vragen. (K. 193, 308, 37«, 443, 473, '18O, 333, lfl«7. C. 389.)
363 De vader als bewindvoerder over de goederen van zgne kinderen, is verantwoordelijk, zoo voor den eigendom, als voor de vruchten van zoodanige goederen waarvan hij bet genot niet heeft.
Wat de goederen betreft, waarvan de wet hem het vruchtgenot toekent, is hij alleen verantwoordelijk voorderzelvereigen-dom. (K. 3Mi v., 887. C. 389, 1057.)
364 De vader kan over de goederen zyner minderjarige kin-jleren niet beschikken, dan met inachtneming der regelen, welke
üfl
xv. titel. I'an de vaderlijke magl.
ten opziglc van het vervreemden van goederen, aan minderjarigen toehohoorende, bij den titel van de minderjarigheid, voogdij, enz., zijn voorgeschreven. (B. iquot;gt;l v.)
365 In alle gevallen, waarin de vader een tegenstrijdig belang met dat zijner minderjarige kinderen mogt hebben, zullen laatstgemclde worden vertegenwoordigd door eenen bijzonderen curator, daartoe door de arrondissements-regtbank te benoemen. (C. 1003.)
366 Gedurende het huwelijk, lieofi de vader, en, na dcszelfs ontbinding, heeft de langstlevende vader of moeder, j het vruchtgenot van de goederen, welke aan liunne kinderen toebehooren, lot dal deze den vollen ouderdom van tv\ intig jaren hebben bereikt, of eerder mogten zijn gehuwd. (H. 18J, ;i(i3, 3(iS, 37«, li8, 473, i80, 851), 887. C. 3Si.)
367- Met dat vruchtgenot zijn de volgende lastenverbonden:
1'. De zoodanige, waartoe de vruchlgebruikers verpligt
zijn;
2quot;. liet onderhoud en de opvoeding der kinderen, overeenkomstig het vermogen van laatstgemelden;
3quot;. De betaling van renten en van interessen van hoofd-sommen;
4quot;. De begrafeniskosten van het kind. (li. 182, 820 v., 832. C. 3Sö.)
368- Het vruchtgenot beeft geen plaats:
1quot;. Ten opzigte van zoodanige goederen, w elke do kinderen door afzonderlijken arbeid en vlijt mogten hebben verkregen;
2°. Ten opzigte van de goederen, welke aan hen bij akte onder de levenden of bij uiterste wilsbeschikking zijn geschonken of gemaakt, onder de uildrnkkelijke voorwaarde dat de ouders daarvan hel vruchtgenot niet zouden bekomen. (B. 3«2, 373. C. 387.)
369- Het vruchtgenot houdt op door het overlijden der kinderen. (B. 8öi.)
370- De langstlevende der echtgenooten, welke mogt verzuimd hebben om, overeenkomstig artikel 182, eenen inventaris te doen opmaken, zal door dal verzuim hel vruchtgenot verliezen van alle de goederen, welke aan de minderjarige kinderen toebehooren. (B. 373. C. 1552.)
371. Insgelijks houdt bet vruchtgenot op ten aanzien \aii de moeder, welke een tweede huwelijk mogt hebben aangegaan. (B. 230, 373. C. 38G.)
372 Wanneer een huwelijk door echtscheiding is onlbonden, zal degene der echlgenooten, tegen w ien de echtscheiding is uitgesproken, het vruchtgenot verliezen
Indien de echtscheiding legen den vaderis uitgesproken, treedt de moeder niet vroeger in bet vruchtgenot dan na het overlijden van den vader. (B. 277, 373. C. 386.)
373. In alle de gevallen waarin bel vruchlgenol ophoudl of verloren wordl, heeft de arrondissemenls-regtbank de bevoegdheid om aan de ouders, uil de inkomsten der kinderen, eene
i. boek. Van personen.
jiiarlüksche mlkeering too Ie leggen, ten einde, gedurende hunne ininderjariglicid, lot Ijevordering hunner oiyocding Ie worden besteed. (B. 1S9, SliS, ito'.i, 316.)
374 De vader of de moeder van natuurlijke en weltelüfc erkende kinderen hebben geen vrueblgenot van de goederen, aan die kinderen loebelioorende. (P.. 383.)
DERDE AFDEELlXfl.
/■«« de weilenydsche verpl'mlinnen lusxehen de ouders of voorouders en de kinderen en verdere aftinmelinyen.
i.ac.UN'a, an ohlifinlio praeslandi aliment» parentibus in solidum
sit et individua? (L. B. 18igt;0.)
375- Een kind heeft geene regtsvordering legen zijne ouders lot het bekomen van eencn gevesligden stand door liuwelijks-uilzet, of op eene andere wijze. (B 139, 333. C. 2(li.)
376- De kinderen zijn verpligt hunne ouders en andere bioed-verwanlen in de opgaande Unie, wanneer zy behoeftig zijn, Ie onderhouden. (B. 3B0, 3quot;8 v., 381. C. ■203.)
377- Schoonzoons en schoondocliters moeten insgelijks, en in dezelfde gevallen, aan hunne schoonouders onderhoud verschaffen, doch deze verpligting houdt op:
tquot;. Wanneer de schoon moeder tot een tweede huwelijk is overgegaan
■2quot;. Wanneer diegene der echtgenooten, door wien de zwagerschap bestond, en de kinderen, uit deszelfs buwe-lijks-vereeniging met den anderen echtgenootgesprolen, overleden zijrj. It. 3quot;S. lt;;. 200.)
378- De verpliglingcn, welke uit de bepalingen der twee voorgaande artikelen voortvloeüen, zijn wederkeerig. B. 38i. C. *207.)
379 Het onderhoud zal worden geregeld naar evenredigheid der behoeften van dengenen, die hetzelve vordert, en bet vermogen van dengenen, die lot dat onderhoud verpligt is. B. 913. C. 208.)
380 Wanneer hij die onderhoud geeft of ontvangt lot zoo-danigen slaat geraakt, dal de een hclzelve niet meer kan geven, of de andere hetzelve niet meer nnodig heeft, het zij geheel of gedcelteiyk, zal de onlhelfliig of vermindering daarvan kunnen gevorderd worden. (C. 209.)
381- Wanneer degene, die lot het geven van onderhoud verpligt is, bewijst buiten slaat Ie zijn het geld, daarloe verelscbl, op te brengen, kan de reglbank, na onderzoek van zaken, bevelen dat bij dengenen, aan w ien hy onderhoud verschuldigd is, bij zich in huis zal nemen en aldaar van het noodige voorzien. (C. 210.)
382. Wanneer de vader of de moeder aanbiedt om hel kind, aan hetwelk zij onderhoud verschuldigd zijn, bij zich in huis tc voeden en Ie onderhouden, zijn zij daardoor vrygesleld van de gehoudenis om aan die verpligting op eene andere w ijze Ie voldoen. ;B. 139 v. C. 211.)
58
xv. titel. Van de vailerlijhe mant
383- Natuurlijke en wettelijk erkende kinderen zijn onderhoud aan hunne ouders verschuldigd.
Deze verpligting is wederkeerlg. (15. 374.)
384- Alle overeenkomsten, waarhij zoude worden afgezien van het regt om onderhoud te genieten, zijn nietig en van onwaarde. (A. tl. K. 37«, 378, 383, !(H.)
ZESTIENDE TITEL.
fan mmderjarigheid en voogdij.
v. U. voort, I, 2, hlZ. 1—102, — v. koetsveld vax ankeren, llandl. voor voogden en toez. voogden volgens het Ned. H'elb. (Assen 1839). — strtik, de cura leg. Civ. v. ul xalva sit res [am. minorum (Dord. 1810). — smit, Ifanill. voor foogden cn loez. voogden (Amst. 1848). —v. l'ue l'ieterse, Ferpliglingen omlrenl voogden en loez. voogden voorgeschreven by hel Hurg. H'elb. (Middelh 18:gt;0).— vos de wael, de hypolheca minorum in bonis lutorum jure Franc, nlgue Neerl. (Leid. 1843). — stinstra, de Fr. juris tegalium hyito-thecarum systemalc comparalo cum Neerl. juris remediis (Oron. ISIS.)
eerste afdeei.ixg.
Fan de minderjarigheid.
385- Minderjarigen zijn de zoodanigen die den vollen ouderdom van drie en twintig jaren niet hehhen hereikt, en niet vroeger in den echt zijn getreden.
Wanneer het huwelijk voor hunnen vollen ouderdom van drie en twintig jaren is ontbonden, kceron zij niel tot den staat van minderjarigheid terug.
Minderjarigen welker ouders heiden, of een van heiden, zün overleden, staan onder voogdij, op den \oel en de wijze als hij de derde, vierde en vijfde afdeelingen van dezen titel is voorgeschreven. (15. 20, 45, 78, 8«, 'M, lt(i, -iS'i, 333 v., 3Ö6, 3(11, 43«, 473, 475, 478, 481 v., 518, 944, 951 v., 1053, 109-2, 1119, 148-2, 1484, 1711, 1835, 1949, -2010, -2024. O. 7. C. 388, 47«.)
tweede afdeel1ng.
Fan de voogdij in het algemeen.
386. In iedere voogdij is slechts eén voogd, behoudens de bepalingen van artikel 401, 406 en 118.
387. Een ieder die niet, naar aanleiding van de achtste en van de negende afdceling van dezen titel, van de voogdij is uilgesloten ot verschoond, is verpligt dezelve aan te nemen.
Wanneer de benoemde voogd weigerachtig of in gebreke is de voogdij uil te oefenen, zal daarin door de arrondissements-regtbank worden voorzien door de benoeming van eenen bewindvoerder, in de plaats en ten koste van den voogd.
In dat geval, is de voogd verantwoordelijk voor de verrigtin-gen van den bewindvoerder, behoudens zijn verhaal jegens laatst-gemelden. (K. 124, 425, 433, 13«, 1«9.)
i. boek. ran personen.
388- Wanneer, naar aanleiding iler bepalingen van dezen titel, de tussehenkomst van bloedverwanten of aangetiuwden van den minderjarise verelscht wordt, zullen deze steeds ten ge-talie van vier worden opgeroepen, en uit de naaste, en zooveel mogelijk in de beide linien, worden gekozen.
Die bloedverwanten of aangehuwden moeten zyn manspersonen, meerderjarig en binnen liet Koningrijk woonachtig.
Wanneer zich geen genoegzaam getal bloedverwanten of aangehuwden binnen het Koningrijk bevindt,'Is de regter slechts gehouden zoodanige te hooren, die binnen hetzelve woonachtig zyn. (li. 38», 414, 416, 431, 434, 438, 4«1, i0«, 47«, 481, 492, 1833. C. 407, 40!).)
389. ï eiken reize, wanneer de tsgenwoordigheid, het zij van den toezienden voogd, het zij van bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige, gevorderd wordt, zullen zij zich door eenen bljzouderen gevolmagtigde kunnen laten vertegenw oordigen.
De gevolmagtigde zal slechts in den naam van één persoon kunnen optreden.
Zij die, zonder voldoende redenen van verschooning, noch in persoon, noch door tussehenkomst vaneenen gevolmagtigde,verschijnen, zullen lot eene geldboete worden verwezen, waarvan het beloop de som van vijf en twintig gulden niet zal kunnen te boven gaan. (B. 1830, 1833. C. 412, 413.)
390 Alle voogden zijn verpllgt lot zekerheid van hun beheer hypotheek Ie geven tot beloop eener aan het beheer der voogdü geevenredigde geldsom.
Tot dat einde zal de kantonregler onverwijld, na verhoor van den voogd, den toezienden voogd en de bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige, de hoegroolheid dier som bepalen, en daarbij acht slaan op den aard der goederen, den minderjarige loebehoorende, op derzelver opbrengst en op de verantwoordelijkheid, welke ten laste van den voogd uit het beheer dier goederen zoude kunnen vnortvloeijen.
De kantonregler zal, bij het daarvan op te maken proces-ver-haal, summiere opgaven doen van de onderscheidene geuilte mee-ningen, en de redenen zijner beslissing vermelden.
De uitspraak van den kantonregler zal door de zorg van den toezienden voogd, en op deszelfs verantwoordelijkheid, bij voorraad worden ten uitvoer gelegd, niettegenstaande het beroep, waarvan in artikel 393 wordt gesproken. (B. 391, 398 v., 421, 428, 30«, 1193 7quot;, 122i, 1239. C. 2121, 2133 v., 2141.)
391. De kantonregler zal, ten verzoeke van den voogd, en na verhoor van de bier-hoven aangeduide personen, kunnen bevelen dat de effecten aan toonder, aan den minderjarige loebehoorende, in de consignatie-kas in bewaring worden gegeven; in welk geval, de waarde dier effecten, by het bepalen der hoegrootheid van de hypotheek zal niet in aanmerking worden genomen. (B. 429 v., 430. Sb. 1841, 11°. li. C. 21i3.)
392. Indien de voogd, op het oogenblik waarop hij verpllgt is hypotheek te geven, geene of geene genoegzame goederen bezit, welke voor zoodanig verband vatbaar zijn, is hij gehouden
CO
xvi titel, fan minderjarigheid en vooydij. fil
aan zijne verpligting, voor het geheel of voor hel onthrekende, te voldoen, zoodra hij goederen van dien aard verkregen heeft. (C. il22.)
393- quot;e voogd, de toeziende voogd en de bloedverwanten of aangehuwden, die tol het uiten van hun gevoelen gehoord zijn, kunnen tegen de uitspraak van den kanlonregter, hij verzoekschrift, In beroep komen hij de arrondissemenls-reglbank, welke, na verhoor van het openhaar ministerie, en, des noods, van den voogd, den toezienden voogd en de bloedverwanten of aangehuw den, zonder verderen vorm van proces, bij uilerlük gewijsde, de som zal bepalen, lot welker beloop de hypotheek zal moeien worden gegeven. (B. 481. C. 2113, -iltil.)
394. Wanneer gedurende de voogdij de gegoedheid van den minderjarige merkelijk toeneemt, zal de kanlonregter, na verhoor van de personen, bij artikel HilO vermeld, bevelen dat de hypotheek worde vergroot met eene door hem te bepalen som; behoudens het beroep, waarvan in het vorige artikel gesproken wordt.
De voogd zal vermindering van de hypotheek mogen vragen, indien bulten zijne schuld, gedurende zijn beheer, de gegoedheid van den minderjarige eene aanmcrkelgke vermindering heeft ondergaan. (H. 399, 1-222. C. 2143, 21«2.;
395- Alle geschillen over de waarde der lol hypotheek aangeboden goederen, zullen door den kanlonregter worden beslist, na verhoor dor by artikel HM vermelde personen, en behoudens het beroep aan de arrondissemenls-reglbank, welke zal handelen zoo als by art. Is voorgeschreven.
396- De hypotheek zal worden gesteld, het zij bij de akte der benoeming van den voogd of bij zijne eedsallegglng, bet zij bij elke andore authentieke akte. (B. 414. C. 2136.)
397. De voogd zal het vermogen hebben om de hypotheek, waartoe bij verpllgt Is, of welke hij reeds mogt hebben gesteld, te vervangen, hel zij door hel stellen van hypotheek opdegoede-ren van eenen derden daarin toeslemmenden persoon, het züdoor middel van, ten behoeve van den minderjarige, verbonden Inschrijvingen op het grootboek der nationale schuld, berekend naar den koers van den dag.
398. He waarborg houdt op, en de hypothecaire inschrijvingen of verhanden op bet, grootboek zullen, ten koste van den minderjarige, worden doorgehaald of opgeheven, zoodra bel beheer van den voogd geëindigd en, door hel afleggen der rekening, de overgifte der bescheiden en de betaling der slotsom, de ver-anlwoordeiykbeid is opgehouden. (B. 390, 4«7, 471, O. 2180.)
399. De akten lol het vestigen der Inschrijvingen en derdoorhalingen van de hypotheek, welke uil krachle dezer afdeeling zullen plaats hebben, zijn aan geene reglen van registratie en hypotheek onderworpen, behoudens bet salaris van den bewaarder, hetwelk ten laste van den minderjarige valt.
i. «oek, l'nn personen.
derde afdeel1ng.
fan de vooudij can den vader en de moeder.
TONG kens, de curalore ventris (Gron. 1841). —westekwoüdt,
de matre, palre superslile, liberorum iulelam, recusante {Amst
18iii). — Over arl. iOquot;. Opm. en Meded. IV, l)lz. 282—284.
400- Na de ontliindlng van liot huwelijk, door den dood van pen der uchtgenoolen veroorzaakt, liehoorl de voogdij der minderjarige kinderen, van reglswege, aan den langstlevende der ouders. (B. 1»Ö, 28'|, lOi, i2:t. C.:m.)
401- l'e vader kan desniettemin aan de langstlevende moeder eenen hijzonderen raadsman toevoegen, zonder wiens toestemming zij geene daad, de voogdij betrelFende, zal kunnen verrigten, hehoudens haar heklag aan de arrondissements-regthank, wanneer zij vermeent dat de weigering van den raadsman de belangen der minderjarigen benadeelt.
Indien de vader bijzonderlijk de handelingen beeft vermeld, w aartoe de raadsman benoemd is, zal de voogdesse het vermogen hebben om de verdere handelingen zonder zijnen bijstand te verrigten. (K. 19:;, 380. C. 391.)
402 De benoeming van den raadsman geschiedt, het zij hij uiterste wilsbeschikking, het zij bij alle andere authentieke en bijzonderlijk daartoe ingerigte akten. (C. 3i)2.)
403 Indien, na het overlijden van den man, de vrouw verklaart of, daartoe wettig opgeroepen, erkent zwanger te zijn, zal door den kantonregter een curator over de ongeboren vrucht worden benoemd, op de wjjze als ten opzlgte der benoeming van voogden is voorgeschreven.
Deze curator is verpligt alle noodige en dringende maatregelen in het werk te stellen, welke tot het behoud en beheer der goederen vereischt worden, en zulks zoo wel ten hate van het kind, indien hetzelve levend ter wereld komt, als vanallcandere belanghebbende personen.
Wanneer het kind levend ter wereld komt, wordt die curator van reglswege deszelfs toeziende voogd, ten ware reeds voor de andere kinderen een zoodanige toeziende voogd mogt beslaan. (K. 3, 413. C. 393.)
404- De moeder is niet verpligt de voogdij aan te nemen; echter moet zij, in geval van weigering, de pligten van voogdesse waarnemen, en eenen anderen voogd doen benoemen; zU blijft verantwoordelijk tot op het tijdstip dat iaatslgemelde de voogdg zal hebben aanvaard. (B. 400, 417, 422. C. 394.)
405 Indien de moeder, voogdesse zijnde, tot een volgend huwelijk wil overgaan, zal zg, vóór het aangaan van dal huwelijk, zich tot den kantonregter moeten wenden, welke, na de bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige te hebben gehoord of behoorlijk opgeroepen, en behoudens beroep aan den hoogeren regter, zal heslissen of de moeder de voogdij zat kunnen behouden.
Wanneer zij in gebreke blijft aan dit voorschrift te voldoen,
6-2
xvi. titel, ran minderjarigheid en vnoodij. u:i
vetiiesl zij van regiswepe de voogdij, cn haar man is hoofdeiyk voor liet geheel aansprakelijk wegens alle gevolgen der voogdij, welke zijne vrouw onhevoegdelijk hehouden hoeft.
liet verlies der voogdij, in voege voorschreven, belet niet dat de moeder, zoo daartoe gronden zijn, door den kantonregtor als voogdesse kan worden aangesteld, met inachtneming van de voorschriften der vijfde afdeeiing van dezen titel. (B. :tS6, iOi;, 411, 413. C. 390.)
406- Wanneer de moeder in de voogdij hevestigd.ofopnieuw als voogdesse benoemd is, wordt haar man van regtswegemedevoogd, en henevens zijne vrouw hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk wegens alle handelingen, na bet aangaan des huwelijks verrigt; alles behoudens ile bepalingen van artikel 101.
De mede-voogdij van den man vervalt, zoodra de vrouw ophoudt voogdesse te zijn.
De voogdij van de vrouw vervalt, indien de mede-voogd tot de voogdij onbevoegd is, of daarvan ontzet wordt, ten ware de ontzetting geschied zij ter zake van onnoozelbeid, krankzinnigheid of razernij.
By ontbinding van het tweede huwelijk treedt de moeder in de voogdij terug. (B. 103, 512, 'tii, i3tgt; v., Kiquot;, i70, iquot;3. C.396.)
407 De vader of de moeder, alvorens een nieuw huwelijk aan te gaan, is verpligt aan den toezienden voogd der minderjarigen aan te bieden eenen behoorlijken staal der goederen, welke het vermogen van den minderjarige uitmaken.
Wanneer de vader of de moeder in gebreke blijft om, vóór bet aangaan van hel huwelijk, aan dit voorschrift te voldoen, verliest dezelve de voogdy, cn znl er een andere voogd benoemd worden. (B. ill.)
408. De vader, of, hij gebreke van dien, de moeder, beeft de voogdij zijner, of harer natuurlijke welleiyke erkende kinderen.
Bij minderjarigheid van den vader of de moeder, wordt inmiddels door den kautonregter in de voogdij voorzien. (B. 33a.)
VlERbE AFUEEliING.
I'an de voogdy, vader of de moeder opgedragen.
409- De langstlevende der ouders alleen heefl bel regl om cenen voogd over zijne minderjarige kinderen te benoemen.
HU zal zelfs verscheidene personen kunnen benoemen, ten einde, bü ontstentenis, elkander in de voogdij op te volgen. (B 193, 412, 123. C. 397.)
410- De benoeming van den voogd geschiedt bij uiterste wilsbeschikking, of hg elke andere authentieke en bijzonderlijk daartoe ingerigte akte. (B. 169, 978, 190ö. C. 392, 398.)
411. Wanneer de moeder hertrouwd zijnde niet in de voogdij is gehandhaafd, of niet op nieuw als voogdesse is benoemd; of. wanneer de vader of de moeder, naar aanleiding van artikel 407, van de voogdij 'S uitgesloten, zijn zij onbevoegd om eenen voogd over hunne minderjarige kinderen te benoemen. (B. 403. C. 399.)
I. boek. Van personen.
412. Wanneer de moeder hertrouwd is, en, in de voogdij ge-tiieven zijnde, eenen voogd over de kinderen van haar eerder huwelijk benoemd heeft, zal die benoeming niet van waardezijn, voordal die door den kantonreglcr, na verhoor of behoorlijke oproeping der bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige, zal zijn bekrachtigd. (B. ift.'i v., 10». C. 100.)
VIJFDE AFDEELING.
Van de voogdij 'foor den kanlonreqier opgedragen.
lewe QUINTUS, de polesldle man isl rul us in lalnris dulione
(Gron. 1838.)
413. Indien? een minderjarig kind overblijft, zonder vader, moeder, of voogd door den vader of de moeder benoemd, gelijk ook wanneer de voogd, eene der opgenoemde betrekkingen hebbende, zich in het geval van uilsluiting of vrijstelling bevindt, zal in de voogdy door den kanlonregter worden voorzien. (B.iiquot;), lltö, i()0, 103, 509, ilii, US, 'i3i, i3C v., .iOquot;, :ir)3 V. C. iOÖ, 40«, 116.)
414- De kanlonregter zal te dien einde doen oproepen de bloedverwanten uf aangehuwden van den minderjarige, ten einde te zamen te worden geraadpleegd over den persoon, wiens benoeming het meest met de belangen van den minderjarige zoude strooken.
Hij zal daarvan een proces-verhaal opmaken, bevallende de verschillende gevoelens der verschijnende personen, en voorts dadelijk den voogd benoemen. (B. 3K8 v., lii. C. iOfi.)
415- Wanneer de kanlonregter den persoon benoemt, w elke door de meerderheid der leden van de familie is aangeduid, zal de benoeming dadelijk van kracht zijn.
Indien daarentegen de keus op eenen anderen persoon valt dan die door do meerderheid is opgegeven, zal de kanlonregter, wanneer de eene of andere der tegenwoordig zijnde bloedverwanten of aangehuwden zulks vordert, verpligl zijn bet procesverbaal onverwijld aan de arrondissemenls-reglbank in te zenden, welke, na verboor of behoorlijke oproeping van dezelfde nabestaanden, de benoeming zal moeten goedkeuren, of wel de-tlnitievelük eenen voogd aanstellen. (B. 390, 413.)
416- Wanneer geene bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige binnen het Koningrijk aanwezig zijn, of ook wel, wanneer geen der nabestaanden, behoorlijk opgeroepen, verschijnt, zal de kanlonregter alleen lol de keus van den voogd overgaan.
Indien de opgeroepen nabeslaanden slechts gedeelteluk zijn opgekomen, zal de benoeming plaats hebben, na verboor der tegenwoordig zijnde bloedverwanten of aangehuwden. (B. 388 v. C. 409, 415.)
417. De benoeming van eenen voogd geschiedt op het verzoek van de bloedverwanten van den minderjarige, van zijne schuldeischers, of andere belanghebbende partüen,ofzelfsambls-
fii
xvi. titel. Van minderjarigheid en voogdij. tgt;'gt;
halve door den kantonregter der woonplaats van den minderjarige.
De ambtenaar van den Imrgerlyken stand zal verpligt zijn den kantonregter kennis te geven van het overlijden van alle personen, welke minderjarigen mogten nalaten; en van alle tweede en volgende huwelijken van ouders, die minderjarige kinderen hebhen. (B. 78, 40i, 419, 431, 45«. C. 40ü.)
418. Indien de minderjarige, hinnen het Koningrijk gevestigd zynde, goederen in eene of meerdere koloniën hezit, zal het beheer over die goederen aan eenen bewindvoerder in iedere kolonie, op verzoek van den voogd, kunnen worden toevertrouwd. In dat geval, is de voogd wegens de verrlgtingen van dien bewindvoerder niet verantwoordelijk.
De bewindvoerder wordt op dezelfde w ijze als de voogd gekozen. (B. 38«, 513, 519, 456. C. 517.)
419. De voogd zal de voogdij moeten aanvaarden op den dag zijner benoeming, wanneer die in zijne tegenwoordigheid heeft plaats gehad, of anderzins op den dag waarop de benoeming aan hem zal zyn beteekend geworden.
Hy is verpligt, vóór het aanvaarden der voogdij, in handen van den kantonregter den eed af te leggen, dat hy de aan hem toevertrouwde voogdij naar behooren en getrouwelgk zal waarnemen. (B. 425, 520, 533. C. 518.)
420 In de voogdij over natuurlijke kinderen wordt door den kantonregter, zonder eenig voorafgaand verhoor, voorzien. (B. 333, 334.)
ZESDE AFDEELING.
Fan de voogdij van kinderen, welke in eenig geslicht zijn opgenomen.
421. Minderjarigen, die in eenig geslicht van weldadigheid zyn opgenomen, verblijven, zoo lang zij zich daarin bevinden, of daartoe behooren, onder de voogdij van de regenten van dat gesticht.
Deze zyn van het stellen van zekerheid vrijgesteld. (B. 93, 98, 39«, 422. Wet van den IS Pluvióse Xllle jaar.)
ZEVENDE AFDEELING.
Van den toezienden voogd.
hoekwater, de tutore honorario eUuloresuhrogato {l. li. 1832).
422. In elke voogdij, met uitzondering van degene waarover by het vorige artikel wordt gehandeld, zal een toeziende voogd door den kantonregter w orden benoemd, op de w ijze als bij de vyfde afdeeling van dezen titel is voorgeschreven. (B. 5flfi, 413, 421, 436. C. 420.)
423 De voogden, welke in de derde en vierde afdeeling van dezen titel zyn aangeduid, zyn verpligt, alvorens de voogdij te aanvaarden, eenen toezienden voogd te doen benoemen; bij gebreke van dien, kunnen zy uit de voogdy worden ontzet, onver-
l. boek. run personen.
minderd de scliadeversoedinseii aan den miiiderjarige toekomende. (B. 400, 400, 413, 422, 437, 538. C. 421.)
424. Wanneer de \oogdy door den kantonregter is opgedragen, zal de benoeming van den toezienden voogd onmiddellijk na dien van den voogd plaats hebben, en bij eene en dezelfde akte geschieden. (B. 387,415, 419. C. 522.)
425 Indien de toeziende voogd, niet van de voogdy zijnde uitgesloten, of wettig verschoond, mogt in gebreke blgven zjjne betrekking te aanvaarden, zal hy ten zijnen koste, en onverminderd zijne gehoudenis tot vergoeding van kosten, schaden en Interessen jegens den minderjarige, door eenen anderen persoon, op de wijze hy artikel 387 voorgeschreven, worden vervangen; onverlet zijn verbaal op laatstgemelden. (B. 535 v., 536 v.)
426. De lueziende voogd zal, alvorens zijne werkzaamheden aan te vangen, in handen van den kantonregter den eed moeten aDeggen, dat hij zünen pligt deugdelijk en getrouwelijk zal waarnemen. (B. 419.)
427. De verpligtingen van den toezienden voogd bestaan in bet waarnemen der belangen van den minderjarige,vvanneerdezelve met die van den voogd In tweestrijd zyn. (B. 182, 393, 438 v., 444, 430, 433, 466. C. 420.)
428 HU is, op straffe van vergoeding van kosten,schaden en interessen, verpligt toe te zien dat de voogd aan zijne verplig-ling voldoe door hel stellen van hypotheek, of door dezelve, zoo daartoe termen zp, aan te vullen overeenkomstig artikel 390 en volgende van dezen titel, mitsgaders dat de hypotheek he-lioorlijk worde ingeschreven.
Hij is Insgeiyks, en op dezelfde straffe, gehouden den voogd le noodzaken lot het maken van inventaris of boedelbeschrijving, in alle de nalatenschappen, welke aan den minderjarige zijn opgekomen. (B. 539, 444, 439, 1070, 1224 v. C. 431, 2137.)
429. Hij zal van den voogd (behalve vader en moeder) om de twee jaren eene summiere rekening en verantwoording vorderen, en zich doen vcrloonen de effecten en bescheiden, aan den minderjarige tocbeboorende.
Deze summiere rekening zal worden opgemaakt opongezegeld papier, en overgegeven zonder eenige kosten, noch geregtelyken vorm. (B. 391, 437 3°, 430, 4«7. C. 470.)
430. Wanneer de voogd weigerachtig is om aan bet voorschrift van het vorige artikel te voldoen, of wanneer de toeziende voogd in die summiere rekening sporen van ontrouw of grove nalatigheid ontdekt, zal hg de afzetting van den voogd moeten vorderen.
Hg zal die afzetting insgelijks moeten verzoeken in alle andere gevallen hg de wet bepaald. (B. 437 v. C. 446.)
431. Wanneer de voogdg opengevallen of door de afwezigheid van den voogd verlaten is, zal de toeziende voogd, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, de benoeming van eenen nieuwen voogd moeten doen bewerkstelligen, en verpligt zijn inmiddels alle zoodanige daden van voogdij te verrig-ten. welke geen uitstel kunnen lijden. (B. 417, 319. C. 424.)
6tgt;
xvi. titel. Fan minderjarigheid en voogdy. 61
432. De bediening van toezienden voogd eindigt op hetzelfde tydstip als de voogdy. (B. 383, 4B8, 473. C. 43».)
achtste afdeelisg.
Van de redenen die van de voogdij en de toeziende voogdy verschoonen.
433. Geen persoon, welke den minderjarige niet als liloedvef-want or aangehuwde hostaal, kan genoodzaakt w orden de voogdy of toeziende voogdij te aanvaarden, wanneer zich hlnnen het ressort van de arrondissements-regtbank alwaar dezelve is opgedragen, bloedverwanten of aangehuwden bevinden, welke in staat zjjn de voogdij of toeziende voogdij uit te oefenen, (li. 38quot;, 42S. C. 432.)
434 Van de voogdij en de toeziende voogdy kunnen zich verschoonen;
1quot;. Zy, die zich in dienst van den slaat buiten 's lands bevinden;
2°. Krijgslieden in werkelijken land- of zeedienst;
3°. Zij, die buiten hunne provincie met openbare ambten bekleed zijn, of ook wel dezulken, die ter oorzake van die ambten verpligt zyn zich op bepaalde tydstippen buiten de provincie te begeven ;
De personen, by de drie vorige nommers vermeld, kun-zicli van de voogdy of toeziende voogdij doen ontslaan, indien de daarbij vermelde redenen van verschooning na bunne benoeming zyn ontstaan;
4°. Zy, die den vollen ouderdom van zestig jaren hebben be reikt; wanneer zy vroeger benoemd zijn, kunnen zy zich op hun vyfenzestigste jaar van de voogdy of toeziende voogdij doen ontslaan;
3U. Zij, die door eene zware en behoorlijk bewezen ziekelijk-beid of ongemak gekweld zyn;
Deze kunnen hun ontslag verzoeken, wanneer de zie-kclijklieid of het ongemak, na hunne benoeming als voogd of toeziende voogd, is ontstaan;
6°. Zy, die. kinderloos zynde, met twee voogdyen of toeziende voogdijen belast zijn;
7°. Zy, die, een of meer kinderen hebbende, met ééne voogdy of toeziende voogdij zyn belast;
8°. Zy, die op den dag hunner benoeming vijf wettige kinderen hebben, daaronder begrepen die, welke in den krygs-dlenst van het Koningrgk gestorven zyn.
De vader kan, om geene der redenen bierhoven vermeld, zich van de voogdy over zyne eigene kinderen doen ontslaan. (B. 314. 433, 313. C. 427, 428, 431, 433, 434, 433, 436.)
435. Hy die van eene voogdy of toeziende voogdy wenscht ontslagen te worden, is, op straffe van het verlies zgner bevoegdheid daartoe, verpligt zich by verzoekschrift, en ten zynen koste, tot de arrondissements-regtbank te wenden, en zulks binnen den tyd van acht dagen, te rekenen van den dag zijner he-
l. boek. Van personen.
noeming, wanneer hij daarlig is tegenwoordig geweest, of wel van de gedane lieleekening, en zal de regthank, zonder vorm van proces, en behoudens beroep aan den hoogeren regter, de voor-gedragene redenen van verschooning aannemelijk verklaren of wel verwerpen.
Niettegenstaande het aanvoeren van redenen tot verschooning, Is de voogd of de toeziende voogd verpligt hü voorraad de voogdü of toeziende voogdü waar te nemen, tol dat deswege delinitie-velyk zal zün beslist. (B. '.19, 423. C. i38, 439, 440.)
neuende afdeeling.
Fan de bevoegdheid tot, en uitsluiting en afzetting van de voogdij of toeziende voogdij.
Opm. en Meded. 11, hlz. 1 en 11; \ II, blz. 183—191.
436- Tot de voogdU of toeziende voogdü zijn onbevoegd:
lquot;. Minderjarigen;
2°. Zü, die onder curatele zün gesteld;
3U. Vrouwen, behalve de moeder;
4quot;. Allen, die in persoon, of wier vader, moeder, echtgenoot of kinderen, tegen den minderjarige een regtsgeding voeren, waarin de staat van den minderjarige, zp fortuin of een aanmerkelijk gedeelte züner goederen betrokken is. (B, 383, 413. C. 442.)
437. Van de voogdü of toeziende voogdü zün uitgesloten, en kunnen zelfs worden ontzet, wanneer zij reeds werkzaam zijn: (B. 413, 423, 130, 438, 440.)
1quot;. Zü, die tot eene onteerende straf zün veroordeeld;
2°. Zg, die een bekend slecht levensgedrag houden;
3quot;. Zü, die in de waarneming der voogdü of toeziendevoogdü onbekwaamheid of ontrouw aan den dag leggen;
4U. Zü, die van eene andere voogdü of toeziende voogdij zün ontzet geworden;
3Ö. Zü, die in staat van faillissement of kennelgk onvermogen verkeeren. (K. 764 v. R. 882 v. C. 413, 444, 443.)
438- De afzetting van ecnen voogd geschiedt, behoudenshoo-ger beroep, door de arrondissements-regtbank, op verzoek van den toezienden voogd, of van een der bloedverwanten of aange-buwden van den minderjarige tot den vierden graad ingesloten, en zelfs op aanvrage van het openbaar ministerie.
De regthank, alvorens uitspraak te doen, is in alle gevallen verpligt den voogd en den toezienden voogd te hooien, wanneer laatstgemelde niet zelf de afzetting heeft verzocht.
In het vonnis, waarby de voogd wordt afgezet, zal hü tevens worden veroordeeld om rekening en verantwoording van zünbe-heer aan zünen opvolger te doen. (B. 427, 430, 467. C. 446, 447, 448.)
439- De afzetting van den toezienden voogd geschiedt door dezelfde regthank, en behoudens hetzelfde beroep, op verzoek van den voogd, of van een der bloedverwanten of aangehuwden, bg het vorige artikel omschreven, en zelfs op aanvrage van het
68
xvi. titel. Van minderjarigheid en voogdij. 69
openbaar ministerie-, in allen gevalle, na verhoor van den toe-zienden voogd. (B. 427 v. C. 436.)
440- Het staat aan de arrondissements-regthank vrij om, wanneer daartoe dringende reden mogten bestaan, hangende het geding, den voogd, of den toezienden voogd, in de uitoefening zijner werkzaamheden te schorsen, en in het beheer der voogdij of der toeziende voogdy voorlooplg te voorzien.
tiende afdeeling.
Fan het toezigt van den voogd over den persoon des minderjarigen.
441- De voogd zal voor den persoon van den minderjarige zorg dragen,en denzelven in alle burgerlyke handelingen vertegenwoordigen.
De minderjarige is aan zgncn voogd eerbied verschuldigd. (B. 418, 446, 437, 931, 1388. C. 430 )
442. Wanneer de voogd zwaarwigtlee redenen van misnoegen heeft over het gedrag van den minderjarige, zal hij diens opsluiting kunnen verzoeken, met Inachtneming van hetgeen te dien opzigte bg den vorigen titel Is vastgesteld.
De regtbank kan In de opsluiting niet bewilligen dan na verhoor of behoorlijke oproeping van den toezienden voogd, en de bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige. (B. 337. C. 468.)
elfde afdeeling.
Van het bestuur van den voogd.
willinge cbatama, ad art. 431, 433, 1112 et 1119 C.C (Gron
1851). — v. d. beug. Proeve over het beheer van den voogd.
(Utr. 1849).
443- De voogd moet de goederen van den minderjarige als een goed huisvader besturen, en is verantwoordelijk voor de kosten, schaden en interessen, die uit zijn slecht beheer zouden kunnen voortvloegen.
Indien aan den minderjarige, het zij bij akte onder de levenden, het zij by eene uiterste wilsbeschikking, goederen zyn geschonken of gemaakt, en het bewind daarover aan een of meerder daartoe aangestelde bewindvoerders is opgedragen, zyn de bepalingen omtrent den vader, in artikel 362 voorkomende, op den voogd toepasselyk. (B. 449, 438, 472, 1388. C. 430.)
444. De voogd zal, binnen tien dagen nadat hy de voogdy heeft aanvaard, de ontzegeling vorderen, indien de verzegeling heeft plaats gehad; en dadeiyk, in tegenwoordigheid van den toezienden voogd, overgaan of doen overgaan tot het inventariseren der goederen van den minderjarige.
De inventaris of boedelbeschryving zal ook onderhands kunnen worden opgemaakt, en door den voogd en toezienden voogd moeten worden onderteekend; in alle gevallen, zal de deugde-lykheid daarvan door den voogd onder eede, ten overstaan van
i. boek. Tan personen.
den kanlonregter, moeten bevestigd worden; wanneer de inventaris onderhands is opgemaakt, zal dezelve ter gritnie van den kantonregter moeten worden overgebragt. (B. 427 v. R. 6B9 v., U78 v. C. 451.)
445. Indien de minderjarige iets aan den voogd verschuldigd is, zal deze zulks bü den inventaris moeten opgeven; bü gebreke van die opgave, kan de voogd hetgeen aan hem mogt verschuldigd zijn niet vorderen, voordat de minderjarige meerderjarig geworden zal zgn; hü zal bovendien verliezen de achterstallige renten en interessen der hoofdsom, vervallen sedert het opmaken van den inventaris tot op het tUdstip dat de minderjarige zal zyn meerderjarig geworden; behoudens echter dat gedurende dat tusschenvak de verjaring tegen den voogd niet zal loopen. (C. 431.)
446. Bü het aanvaarden van elke voogdij, met uitzondering van die, welke door den vader of de moeder gevoerd wordt, zal de kantonregter na verhoor van den toezienden voogd, en na oproeping der bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige, bü raming, en naar gelang der goederen die bestuurd moeten worden, het beloop der som bepalen, welke de minderjarige jaartyks zal kunnen verteren, geiyk mede de kosten welke op het beheer der goederen kunnen vallen; alles behoudens het beroep aan de arrondissements-regtbank, indien de kantonregter zich niet met de meening van het mcerendeel der verschenen nabestaanden vereenigd heeft.
Bü dezelfde akte zal ook worden bepaald, of de voogd gemag-tigd is om zich in zün beheer te bedienen van eenen of meer bijzondere loontrekkende bew indvoerders, onder zgne verant-woordeiykheid de zaken waarnemende. (B. 418, 441. C. 434.)
447- De voogd is verpligt alle de meubelen of huisraad, die den minderjarige bij de opening der voogdij, of gedurende der-zelver loop, te beurt vallen, mitsgaders de roerende goederen welke geene vruchten, inkomsten of voordeelen opleveren, te doen verkoopen, met uitzondering van de zoodanige welke, met bewilliging van den kantonregter, en na verhoor of behoorlyke oproeping van den toezienden voogd, mitsgaders van de bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige, in natura mogen bewaard blyven.
Die verkoop moet geschieden in het openbaar en door eenen bevoegden ambtenaar, met inachtneming der plaatselüke gebruiken, ten ware de arrondissements-regtbank, na verhoor of oproeping als voren, mogt bevelen dat deze of gene bepaaldelük aan te wüzen voorwerpen, in het belang van den minderjarige, onder de hand worden verkocht, voor of bovenden prüs,waarop dezelve door daartoe te benoemen deskundigen mogten geschat zgn.
De regtbank kan ook, na hetzelfde verhoor, den openbaren of onderhandschen verkoop toestaan van roerende goederen, welke, naar aanleiding van het eerste lid van dit artikel, in natura bewaard zün. indien het belang van den minderjarige zulks vordert.
Koopmanschappen kunnen door den voogd onder de hand, door middel van makelaars, tegen den koers, en vruchten van
78
xyi. titel, ran minderjarigheid en iioof;rfy. 71
landgoederen, ter markle of anderzins, legen den marktprijs worden verkocht. (B. 448, 1107, ö«9, 571. 103«, 1039. R. «84 v.
C. 432.)
448 De vader en de moeder, voor zoo verre zij het wettelijk vruchtgenot hebben van de goederen aan den minderjarige toebehoorende, zijn vrijgesteld van de verpligting om de meubelen of andere roerende goederen te verkoopen, zoo zij verkiezen dezelve te bewaren, ten einde die naderhand in natura terug te geven.
In dat geval, zullen zij, ten hunnen koste, die goederen naar derzelver opregte waarde doen schatten door eenen deskundige, die door den loezienden voogd zal worden benoemd, en liij den kantonregter den eed zal afleggen. Zij zullen de begroete waarde van zoodanige goederen moeten opleggen, welke zij niel in natura mogten kunnen opleveren. (B. H««, 447. C. 4S3.)
449 De voogden zün verpligt hetgeen van de inkomsten, na aftrek der verteering overschiet, te beleggen, zoo dra het batig slot het vierde gedeelte der gewone inkomsten van den minderjarige te boven gaat.
Zij mogen de penningen van den minderjarige op geene andere wijze beieggen, dan door den aankoop van inschrijvingen op het grootboek der werkelijke schuld van dit Koningrijk, van onroerende goederen of in rentegeven ie schuldbrieven, gehypothekeerd op vaste goederen, welker onbezwaarde waarde ten minste een derde boven de te beleggen som bedraagt.
Wanneer de voogden gedurende den tyd van één Jaar zyn in gebreke gebleven om eenige geldsommen, overeenkomstig het voorschrift van dit artikel, te beleggen, zijn zij daarvan de wettelijke interessen verschuldigd. (B. ii3, 128«. C. 433, 430.)
450. Indien zich onder de goederen van den minderjarige bevinden certiflcaten van de nationale schuld, zijn de voogden verpligt de overschrüving daarvan op bet groothoek, ten name van den minderjarige, te doen bewerkstelligen.
De toeziende voogd zal voor de uitvoering van dezen maatregel moeten zorg dragen, op stratle van vergoeding van kosten, schaden en interessen. (B. 391, 427, 429.)
451. De voogd zal ten behoeve van den minderjarige geen geld mogen opnemen, noch diens onroerende goederen vervreemden of verpanden, noch deszelfs eiïecten, schuldvorderingen en actiën verkoopen of overdragen, zonder daartoe door de arron-dissements-regtbank tezijn gemagtigd. De arrondissements-regt-bank zal deze magt niel verleenen, dan uit hoofde eener volstrekte noodzakelijkheid of van een klaarblijkelijk voordeel, en na verhoor of na behoorlijke oproeping van den loezienden voogd en van de bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige, mitsgaders op de condusién van het openbaar ministerie, (B. 3«4, 388, 429, 453 v., 479, 121«, 13«« v., 1484. R. «90 v. C. 457.)
452- In geval van verkoop van onroerende goederen, zal de voogd by zyn verzoekschrift moeten overleggen eenen staat yan allo de goederen van den minderjarige, met opgave van de zoodanige welke by zoude wenschen te vervreemden.
i. boek. Fan personen.
De regtbank is bevoegd om den verkoop toe te staan, het zij van de aangewezen goederen, het zy van zoodanige andere, wier vervreemding aan haar min bezwarend in het belang des minderjarigen mogt toeschynen. (B. 479 C. 437, 438)
453- De verkoop moet geschieden in het openbaar, ten overstaan van den toczienden voogd, door middel van eenen bevoegden ambtenaar, cn volgens de plaatselyke gebruiken. (B. 388, 427, 434. K. «90 v. C. 439.)
454 De regtbank is bevoegd om, in buitengewone gevallen, en wanneer het belang van eenen minderjarige zulks vordert, verlof te verleeneu tot den onderhandschen verkoop van een onroerend goed.
Dat verlof zal echter niet worden toegestaan, dan op een met redenen bekleed verzoek van den voogd, en met eenparig goedvinden van den toezienden voogd, en van de bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige.
Indien de opgeroepen bloedverwanten of aangehuwden niet allen verschynen, zal het eenparig goedvinden van degenen die opkomen voldoende zyn.
Hel onroerend goed zal voor geenen lageren prijs mogen worden verkocht, dan waarop hetzelve, vóór het verleend verlof, zal zyn geschat geworden door drie deskundigen, door de regtbank te benoemen. (B. 388, 433, v. R. 691.)
455. De formaliteiten, by artikel 431 voorgeschreven, zyn niet toepasselyk, wanneer by een vonnis, op verzoek van een der mede-eigenaars van een onverdeeld stuk goed, de verkoop bevolen mogt zyn, behoudens echter dat die verkoop steeds in het openbaar zal moeten geschieden. (R. 090 v. C. 400.)
456- Indien de regter, naar aanleiding van artikel 431, verlof verleent tot den verkoop van effecten, aan den minderjarige toe-behoorende, kan by tevens bepalen dat die verkoop onder de hand, door middel van makelaars, geschiede, mits de effecten van dien aard zyn dat derzelver w aarde, op den dagdes verkoops, door gewone pryscouranten kan worden aangetoond. (B. 434. K. 63.)
457- De voogd vermag geen onroerend goed van den minderjarige op eene andere wyze dan in de openbareveilingtekoopen.
In dat geval, zal de koop echter niet van kracht zyn, dan ten gevolge der goedkeuring van de arrondissements-regtbank, verleend overeenkomstig de voorschriften en onder de bepalingen van het tweede, derde en vierde lid van artikel 434. (B. 1306 C. 430, t390 n». 1.)
458- De voogd vermag de goederen van den minderjarige niet voor zich zeiven te huren of in pacht te nemen, ten zü de voorwaarden door den kantonregter, na verhoor of behoorlyke oproeping van de bloedverw anten of aangehuwden van den minderjarige, mitsgaders van den toezienden voogd, zullen zyn goedgekeurd; in welk geval, laatstgemelde bevoegd is om de overeenkomst met den voogd te sluiten.
Hü vermag, zonder dezelfde goedkeuring, geene opdragt aan te nemen van regten of schuldvorderingen jegens den on-
xvi. titel, /'an minderjarifiheid en voogdij.
der zyne voogilij staanden persoon. (B. 388, 443, 1369, 1584. C. 430.)
459- De voogd vermag eene erfenis, aan den minderjarige opgekomen, niet anders te aanvaarden dan onder het voorregt van boedelheschrijving.
Hu vermag geene erfenis te verwerpen, zonder daartoe, op de wijze bij artikel 431 vermeld, verlof bekomen te hebben. (B. 4S8, 444, 484, 1070, 1103, 1484. C. 461.)
460. Hetzelfde verlof w ordt vereischt tot het aannemen eener gift aan eenen minderjarige gedaan; zü zal ten opzigte van den minderjarige dezelfde gevolgen hebben als ten opzigte van een meerderjarig persoon. {B. 484, 1714, 17JJ. C. 4«3.)
461- Alvorens eene regtsvordering voor den minderjarige in te stellen, of zich op eene regtsvordering tegen denzelven ingesteld, te verdedigen, kan de voogd, te zijner verantwoording, zich daartoe doen magtigen door den kanlonregler, die daarop het gevoelen der bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige, en van den toezienden voogd. Inneemt.
De voogd die, niet voorzien van dit verlof, eene regtsvordering heeft ingesteld, of zich daartegen verdedigt, kan door den regter tot de betaling der proces-kosten uit eigene beurs worden verwezen, indien wordt bevonden dat hg zonder redelijken grond het regtsgeding aangevangen of volgehouden heeft; onverminderd zijne gehoudenheid tot verdere vergoeding van kosten, schaden en interessen, zoo daartoe gronden zgn.
Hetzelfde kan plaats hebben, indien mogt blijken dat de voogd door valsche voorgevens, of verberging der waarheid, zoodanig verlof mogt hebben verkregen. (B. 388, 402 v., 1484. C. 464.)
462- Het staat aan den voogd niet vrg in eene regtsvordering, legen den minderjarige ingesteld, tc berusten, zonder daartoe gemagtigd te zgn door den kantonregler op de wgze als in den aanvang van het vorige artikel is vermeld. (li. 461. C. 464.)
463- Hetzelfde verlof wordt vereischt, w anneer de voogd eene scheiding of verdeeling wil vragen; doch kan hg, zonder dat verlof, antwoorden op eenen eisch lot scheiding of verdeeling tegen den minderjarige gedaan. (B. 461, 1112. O. 463.)
464. De regelen, welke ten opzigle der scheiding en verdeeling van goederen, waarbij minderjarigen belang hebben, zullen moeten worden in acht genomen, zgn bepaald bg den zestienden titel van het tweede boek handelende van boedelscheiding. (B. 439, 1115, 1118 v., 1484. C. 466.)
465 De voogd kan, zonder het verlof waarvan bg artikel 431 wordt gesproken, in den naam van den minderjarige geene dading aangaan, noch de beslissing van eene zaak aan scheidsmannen opdragen. (B. 1484, 1888. C. 467.)
466 Indien de vader of de moeder met den vooroverleden echtgenoot in algeheele of in beperkte gemeenschap is getrouw d geweest, kan dezelve, na verhoor of behoorlijke oproeping van de bloedverwanten of aangehuwden, mitsgaders van den toezien-den voogd, en op de conclusiën van het openbaar ministerie, door de arrondissements-regtbank worden gemagtigd om degoe-
73
i. boek. Van personen.
deren, de nering, het bedrgf, den handel, de fahrgk or dergelijke, gedurende ecnen bepaalden tyd, en zelfs tot de meerderjarigheid, in gemeenschap met de minderjarigen, te mogen aanhouden.
Dit verlof kan niet worden toegestaan, ten zij aanderegthank, na inzage van de hocdclheschrijving, zij gebleken van het aanmerkelijk belang der minderjarigen, en van den waarborg, dien de voogd of de voogdesse o])levert. Hetzelfde zal, op verzoek van den \oogd, of van den toezienden voogd, na verhoor als voren, kunnen worden ingetrokken.
Het openbaar ministerie kan zelfs ambtshalve de intrekking vorderen. (B. 182, 210, 388, 427.)
twaalfde afdeelixc.
ran ile rekeninq en verantwoordinij der vunydy.
467. Elke voogd is, bij het eindigen van zijn beheer, verpligt tot het doen van eene slotrekening en verantwoording. (B. 308, i92, 'lt;38. C. SCO.)
468. Die rekening en verantwoording zal gedaan worden ten kosle van den minderjarige, zoo dra deze zijne meerderjarigheid beefl bereikt, of aan zijne erfgenamen, zoo dra de minderjarige is overleden.
De voogd zal de kosten daartoe voorschieten.
Men zal daarin aan den voogd goeddoen alle noodzakelgke, betamelijke en behoorlijk gereglvaardigde uilgaven. (B. 173. R. 771 v. C. 471.)
469 De voogd vermag ten zijnen eigen bate geene som als loon in rekening te brengen.
liy mag nogtans het loon ontvangen, hetwelk hem bij uiterste wilsbeschikking, of bij de in artikel 410 vermelde authentieke akte, raogt zijn toegelegd. (B. 387.)
470. Elke overeenkomst, rakende de voogdij of de voogdü-rekening, welke tusschen den voogd en den minderjarige, meerderjarig geworden zynde, mogt plaats hebben, is nietig en van onwaarde, wanneer dezelve niet is voorafgegaan van eene behoorlijke rekening en verantwoording, met overlegging der noo-dige bewijsstukken; van welk alles zal moeten biyken door eene schriftelijke erkentenis van dengenen aan w ien de rekening gedaan is, ten minste tien dagen vóór de overeenkomst afgegeven. (B. 931, 188«, 1953. C. 472.)
471. Het slot van rekening, door den voogd verschuldigd,zal, zonder dat zulks geëischt worde, renten dragen van den dag af dat de rekening gesloten is.
De renten van hetgeen de minderjarige aan den voogd schuldig bluft zullen niet loopen, dan van den dag der aanmaning tot betaling, na het sluiten van de rekening en verantwoording gedaan. (B. 390 v., 1193, 128«. C. 474.)
472. A lie regtsvordering van den minderjarige tegen zijnen voogd, betrekkelijk de verrigtingen der voogdij, verjaart met tien jaren, te rekenen van den dag del meerderjarigheid. (B. 1983. C. 473.)
74
xvil. titel. Pan handlisting.
ZEVENTIENDE TITEL.
Tan handliglïng.
v. d. voort, i, 2, lilz. 1«3—193. — menalda, de emancipalione (Gron. 1833). — v. d. bhandeleb, ad locum C C. Fr. et Neerl. de emancipalione et veniu aelutis (L. B. 1s33). —zeoeus veeckens, de emancipalione ex princ. potissimum jurisXeerl. ex antiquis patriae moribus explicati (L. H. 183!)). — v. srr-teiit, de emancipalione (L. B, 1339). — stienstra, deeinan-cipatione (Traj. 1839). — v. weel, de emmcipationepleniore sive veniu aelalis (L. B. 1819). — ottex, Over handlisting wegens nering of handel, In y. Jaurb., XII, hlz. 333—345.
473. Door handllgting kan de minderjarige meerderjarig worden verklaard, of kunnen aan hem bepaalde regten van meerderjarigheid worden toegekend. (B. 195, 351, 3(12, 30«, 385. O. 9. C. 470 v.)
474. De handligting, door welke de minderjarige meerderjarig w ordt, wordt verkregen door venia aelalis of brieven van meerderjarigverklaring, te verleenen hü den boogen raad, die echter niet van kracht zyn, dan nadat dezelve door den Koning zullen, zjjn goedgekeurd, en te dien einde aan hem door den boogen raad opgezonden.
475. Het verzoek om brieven van meerderjarigverklaring, kan aan den boogen raad worden gedaan door den minderjarige, wanneer deze den vollen ouderdom van twintig Jaren heeft bereikt.
Bij het verzoekschrift moet eene akte van geboorte, of wanneer die niet geleverd kan worden, een ander deugdelijk blijk van den vereischten ouderdom worden overgelegd. (B. 385.)
476. De hooge raad, alvorens op bet verzoek te heslissen, boort den vader, en bU gebreke van dezen, de moeder van den minderjarige; wanneer de vader en de moeder des minderjarigen overleden zijn, of zich in de onmogelijkheid mogten bevinden om hunnen wil te kennen te geven, moeten de voogd, de toeziende voogd, mitsgaders de bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige, worden gehoord of hehooriykopgeroepen. (B. 388.)
477. De hooge raad zal aan de arrondissements-regtbank van de woonplaats des minderjarigen, of ook wel, bij te grooten afstand van deze, aan den kantonregter kunnen opdragen om de hier-boven vermelde personen te hooien.
Het verbaal van dit verhoor zal alsdan aan den boogen raad worden ingezonden, met bijvoeging van alle de inlichtingen en aanmerkingen, welke de regtbank of de kantonregter zal noodig oordeelen.
478. De meerderjarigverklaarde staat in alles met den meerderjarige gelgk.
Ten opzigte van het aangaan van een huwelijk, blijft hü echter in de verpligting om, achtervolgens de bepalingen van de artikelen 92, 93 en 94, de toestemming zgner ouders of groot-
73
i. boek. ran personen.
ouders tc verkrügcn, tot dat hij den vollen ouderdom van drie en twintig jaren znl hebben bereikt. (B. 3SS, Ï8b. C. 181 v.)
479. Het staat aan den hoogen raad vrg, om, in het belang des minderjarigen, in de brieven van meerderjarigverklaring de bepaling te voegen, dat hij, aan wlen dezelve verleend worden, desniettegenstaande, tot dat hij don vollen ouderdom van drie en twintig jaren hebbe bereikt, zgne onroerende goederen niet anders zal mogen vervreemden of bezwaren, dan met toestemming van de arrondissements-regtbank zijner woonplaats, na verhoor of behoorlijke oproeping van den vader, of, deze ontbrekende, van de bloedverwanten of aangehuwden.
In geval van verkoop, mag de regtbank ook toestaan dat dezelve onderhands geschiede. (B. 151.)
480. Handligting, waarbü aan eenen minderjarige bepaalde regten van meerderjarigheid wor.len toegekend, kan, wanneer de minderjarige don vollen ouderdom van achttien jaren bereikt heeft, verleend worden door den vader, en bij gebreke van den-zelven, door de moeder, by eene enkele verklaring, voor den kantonregter hunner woonplaats af te leggen. (B. 195, 355, 362, 366, 484 v. C. 477.)
481- Gelgke handligting kan, na het overlijden van den vader en de moeder, of wanneer deze zich in de onmogelijkheid mogten bevinden om hunnen wil te kennen te geven, op verzoek van den minderjarige, worden verleend door den kantonregter, na verhoor of behoorlijke oproeping van den voogd en den toezienden voogd, mitsgaders van de bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige.
De voogd en de toeziende voogd, mitsgaders de bloedverwanten of aangehuwden, welke zyn verschenen, zijn bevoegd tegen de beslissing van den kantonregter bü de arrondissements-regtbank op te komen.
Op dit beroep moet het openbaar ministerie worden gehoord. (B. 385, 388, 393, 482. C. 478, 479.)
482- Bü de in de twee vorige artikelen vermelde verklaring, moet uitdrukkelijk worden bepaald en omschreven, welke regten van meerderjarigheid aan den minderjarige worden toegekend. (C. 481 v.)
483- De minderjarige, die dusdanige handligting heeft bekomen, wordt als meerderjarig beschouwd, alleen opzigtelijk de daden en verrigtingen, uitdrukkelijk, in voege voormeld, aan hem opgedragen, en kan daartegen, op grond van minderjarigheid, niet in zijn geheel worden hersteld. Voor het overige, biyft hg in den volstreksten toestand van minderjarigheid. (B. 1486.)
484- De bevoegdheid en de regten, uit krachte der artikelen 480, 481 en 482, aan den minderjarige toe te kennen, mogen zich niet verder uitstrekken dan tot de gedeelteiyke of de ge-heele ontvangst, de uitgave van, en de beschikking over zgne inkomsten, het sluiten van huringen, het bouwen zgner lande-rgen, en het uitoefenen van zoodanige bcdrgven, als daartoe noodzakelijk zyn, het uitoefenen van eenig handwerk, het oprig-
76
xvii. titel. Tan handligling.
ten van, of deelnemen in eenige fabrük, en eindelgk lot het dryven van nering en handel.
In de heide laatste gevallen, is de minderjarige hevoegd om, even als een meerderjarige, alle verhindtenissen te sluiten, tot die fahrijk, nering en handel hetrekkeiyk, met uitzondering allee;! van de vervreemding en hezwaring zyner vaste goederen. (K. 3öi, 459 v., 48«, 1421, 1482, 1484, 1714 C. Ü81, 484, 487.)
485- Indien de minderjarige van de handllgting, hü de vyr vorige artikelen omschreven, misbruik maakt, of indien daarvoor hiilgke vrees mogt hestaan, kan dezelve, op een daartoe ingeleverd verzoekschrift van den vader of de moeder, of hy onl-hreken van deze, of wel, indien zij zich in de onmogelijkheid he-vinden om hunnen wil te verklaren, van den voogd, den toezien-den voogd, of de bloedverwanten of aangehuwden, na verhoor van het openbaar ministerie, door de arrondissements-regtbank worden ingetrokken. Deze beslissing is aan geen hooger beroep onderworpen.
Door deze intrekking keert de minderjarige weder geheel terug onder de magt van zijnen vader,zijne moeder,ofzynenvoogd. (C. 485, 48Ü.)
486. Alle handllgting in dezen titel vermeld, gelijk ook de intrekking volgens liet voorgaande artikel, moet openbaar bekend worden gemaakt, by behoorlijke afkondiging en plaatsing in het otliciële dagblad en in dat van de woonplaats des minderjarigen, of, by gebreke daarvan, in het dagblad eener naastgelegene plaats.
In de afkondiging der handllgting móet naauwkeurig worden vermeld hoedanig, en tot welk einde, dezelve is verleend. Vóór deze afkondiging, werkt zoo min de handllgting als de intrekking van dezelve tegen derden. (B. 484.)
ACHTTIENDE TITEL.
Fan curatele.
v. D. voort, 1, 2, blz. 193—202. — weuers, tie cura Jure Fr. et. hod. (Traj. 1839). — schlichienbree, Amolaliones ad tit. C. Civ. de cura (L. li. 18il). — lisman, over curatelenop eigen verzoek (Leyd 18(10) Opm. en Meded. I, blz. 2()2 volg. 282 volg. VIII, blz. 189—19i; XV, blz. 234 -240. jV, Bijdr v. R. en H'. XIII blz. 539 en v. Themis II, blz. l--lti.
487- De meerderjarige, die zich in een gedurigen slaat van onnoozelheld, krankzinnigheid of razerny bevindt, moei onder curatele worden gesteld, al is het dal by by tusschenpozing het gebruik zyner verstandeiyke vermogens bezit.
Een meerderjarig persoon kan ook uit hoofde van verkwisting onder curatele gesteld worden. (B. 511, 51C, 518, 942, 1033, 1300. C 489, 513.)
488- Elk bloedverwant is bevoegd om, uithoofde van onnoo-zelheid, krankzinnigheid of razerng van zgnen bloedverwant, diens curatele te verzoeken.
Ter oorzake van verkwisting, kan de curatele alleen worden
77
i. boek. Van personen.
verzocht door de hloedverwanten in de regie linie, en door die in de zydiinie tot den vierden graad ingesloten.
In het eene cn andere geval, kan de eene echtgenoot verzoeken dat de andere onder curatele worde gesteld.
Hü die gevoelt door zwakheid van vermogens niet in staat te zijn om zijne eigene belangen behoorlijk waar te nemen, kan zelf vragen om onder curatele te worden gesteld. (B. 353 v., 49ft C. iftft, 514.)
489- Indien, in geval van razernij, de curatele niet is verzocht door de personen, in hel vorige artikel omschreven, is het openhaar ministerie daartoe Verpllgt.
In geval van onnoozelheid of krankzinnigheid, kan decuratele insgelyks door het openhaar ministerie worden gevorderd tegen iemand, die noch echtgenoot, noch bekende bloedverwanten binnen het Koningrijk heeft. (G. 491.)
490- Alle verzoeken tot curatele moeten worden Ingediend bg de regtbank van het arrondissement der woonplaats van dengenen, tegen wien het verzoek gerigt is. (C. 492.)
491. De daadzaken, waaruit van de onnoozelheid, krankzinnigheid, razernij of verkwisting kan biyken, moeten bij het verzoekschrift bepaaldelijk worden opgegeven, en daarbij worden gevoegd zoo wel de bewijsstukken, als eene opgave dergetulgen. (B. 494, Sll, 1831. C. 493.)
492- Indien de regtbank van oordeel is dat die daadzaken genoegzaam gewigtig zijn, om tot curatele te kunnen aanleiding geven, zal zy de bloedverwanten of aangehuwden moeten hoo-ren. (B. 343, 388, 308 C. 494.)
493- De regtbank zal, na verhoor of behooriyke oproeping van de personen, by het vorige artikel aangeduid, dengenen, wiens curatele verzocht is, moeten ondervragen; wanneer deze buiten staat mogt zyn om zich te kunnen verplaatsen, zal de ondervraging in zijne woning moeten geschieden, door een of meer daartoe benoemde regters, door den grifTler vergezeld, en, in alle gevallen, in tegenwoordigheid van het openbaar ministerie.
De ondervraging zal niet vroeger plaats kunnen hebben, dan nadat zoo wel het verzoekschrift, als het verslag, bevattende de door de bloedverwanten geuitte gevoelens, aan dengenen, wiens curatele verzocht is, zullen zijn beteekend geworden. (B. 495, 497, 309. C. 496.)
494- Indien de regtbank, na verhoor of behooriykeoproeping van de bloedverwanten of aangehuwden, en na verhoor van dengenen wiens curatele verzocht is, oordeelt genoegzaam te zyn ingelicht, zal zy, zonder eenlge verdere formaliteiten, op het verzoekschrift kunnen beschikken; in het tegenovergestelde geval, zal zij het hooren van getuigen bevelen, ten einde de aangevoerde daadzaken tot klaarheid te brengen. (B. 491, Pr. 893.)
495- Na de ondervraging in artikel 493 vermeld, zal de regtbank, zoo daartoe gronden zijn, eenen provisionelen bewindvoerder benoemen, om voor den persoon en de goederen van dengenen, wiens curatele verzocht is, zorg te dragen. (B. 300, 303. C. 497.)
78
xviii. titel, run curatele.
496 Het vonnis op een verzoek om curatele zal niet anders dan in eene openbare teregtzitling kunnen worden uitgesproken, na verhoor of behoorlijke oproeping der partyen, en op de eon-clusiën van het openhaar ministerie.
(R. 324 2U. C. 498, 315.)
497- In geval van beroep, kan de hoogere regter, zoo daartoe gronden zgn, dengenen wiens curat Ie is verzocht, op nieuw ondervragen of doen ondervragen. (B. 493. C. 300.)
498- Alle vonnissen of arresten, waarbij curatele verleend wordt, zullen van wege de verzoekers, binnen de tien dagen, aan de wederpartij moeten beteekend en openbaar gemaakt worden, door derzelver plaatsing in de oliiciële dagbladen, mitsgaders in een nieuwspapier der provincie, indien helzelve bestaat, alles op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, zoo daartoe gronden zyn. (K. 300. C. 301.)
499- Wanneer de curatele gevraagd wordt, naar aanleiding van hot vierde lid van artikel 488, hoort de regtbank de bloedverwanten of aangetiuwden, en den echtgenoot des verzoekers, en zullen gevolgd worden de bepalingen, in de artikelen 493, 494, 493 en 4fiB vervat. Het openbaar ministerie zorgt, in dat geval, voor de bekendmaking van de uitspraak, op de wijze in artikel 498 voorgeschreven.
500- Be curatele zal aanvangen te werken, te rekenen van den dag dat het vonnis of het arrest zal zyn uitgesproken.
Alle handelingen, die daarna door den onder curatele gestelde zgn verrigt, zün van regtswege nietig.
Nogtans behoudt degene, die uit hoofde van verkwisting is onder curatele gesteld, het vermogen om uiterste wilsbeschikkingen te maken (R. 493, 498, 303, 9i2, 13««, 1830. C. 302.)
501. Alle handelingen, welke mogten hebben plaats gehad vóór het verleenen der curatele, op grond van onnoozelheid, krankzinnigheid of razernij uitgesproken, zullen kunnen worden vernietigd, indien de oorzaak der curatele blijkbaar bestond, op het tydstip waarop die handelingen verrigt zyn. (R, 143, 13G«. C. 303.)
502- Na iemands dood, kunnen de door hem verrigte handelingen, de uiterste wilsbeschikkingen alleen uitgezonderd, op grond van onnoozelheid, krankzinnigheid of razerny, niet worden bestreden, dan in geval de curatele vóór zyn overlijden mogt zyn verleend of verzocht geworden, ten ware het bewys der kwaal uit de bestredene handeling zelve voorvloeide. (B. 942, 1336, 1337. C. 505.)
503- Zoo dra de uitspraak tot curatele kracht van gewysde bekomen heeft, zullen door dea kantonregter een curator en een toeziende curator over den onder curatele gestelde worden benoemd, met inachtneming der bepalingen, by de vijfde afdeeling van den zestienden titel van dit boek voorgeschreven.
In dat geval, houden de bemoeyenissen van den provisionelen bewindvoerder op, en is deze verpligt aan den curator rekening en verantwoording van zyn beheer af te leggen; wanneer hy zelf tot curator benoemd wordt, zal de aflegging dier rekening aan
79
80 l. boek. Fan personen.
den loezienden curator geschieden. (B. U3 v., 43i, 436 v., 49S, S00. C. 303.)
504. De man wordt van regtswege curator over zyne onder curatele gestelde vrouw. (B. ItiO. C. 30«.)
505- De vrouw kan lot curatrice over haren man worden henoemd. In dat geval, zal de kantonregter, na verhoor of oproeping van de bloedverwanten of aangehuwden van den onder curatele gestelde, eenen loezienden curator aanstellen, mitsgaders den vorm en de voorwaarden der besturing regelen; behoudens het beroep van de vrouw aan dearrondissements-regtbank, zoo zy vermeent door de beschikkingen van den kantonregter bezwaard te zyn. (B. 333, 413, 434, 43(i, 437, 308. C. 30quot;.)
506- De onder curatele gestelde staat gelgk met eenen minderjarige.
Wanneer hy, die uit hoofde van verkwisting onder curatele gesteld is, zich ten huweiyk wil begeven, zyn daarop toepasselijk de bepalingen der artikelen 'Jö en 20G.
De wetsbepalingen omtrent de voogdy over minderjarigen, by artikel 380 tot en met 390, by artikel 424 tot en met 443, by artikel 444, 443, 440, 410 en volgende van de elfde en twaalfde af-deelingen van den zestienden titel voorkomende, gelden insgelgks by de curatele. (B. 393, 1103 7°. C. 309.)
507. Indien de onder curatele gestelde persoon minderjarige kinderen heeft, en de andere echtgenoot overleden is, of zich huiten de mogeiykheid bevindt om de voogdy te kunnen waarnemen, zal de curator van den onder curatele gestelden insge-lyks voogd van die minderjarigen zyn, (K, 413, 314.)
508- De inkomsten van dengenen die, uit hoofde van onnoo-zelheid, krankzinnigheid of razerny, onder curatefe is gesteld, moeten byzonderiyk besteed worden om diens lot te verzachten en zyne genezing te bevorderen. (B. 440, 303, 309. C. 310, 313.)
509. Naar den aard der ziekte en de gegoedheid van den onder curatele gestelden persoon, kan dearrondissements-regtbank, op verzoek van den curator, en na verhoor of behooriyke oproeping van den loezienden curator, en van de bloedverwanten of aangehuwden, bevelen dal hg zal worden verzorgd in zgne woning, of in een ziekenhuis, of ook wel, indien zyn toestand en de openbare veiligheid zulks vorderen, dal hy voor den tijd van écn jaar, of zoo veel korter als zgn toestand dit zal toelaten, in een geslicht zal worden geplaatst.
Het slaat aan de arrondissements-regtbank vrg om, zoo zij daartoe gronden vindt, in hel belang van hem wiens curatele gevraagd wordt, of in dat der openbare veiligheid, reedsdadelgk na de ondervraging in artikel 493 vermeld, deze plaatsing ineen gesticht voorloopig le bepalen.
In alle deze gevallen, zijn lol hooger beroep, by een eenvoudig verzoekschrift in te stellen, bevoegd de curator en opgekomen bloedverw anten en aangehuwden; met dien verstande echter, dat het aan de regtbank vryslaat om, daartoe billgke gronden zgnde, derzelver bevelen by voorraad uitvoerbaar le verklaren
Het openbaar ministerie moei op dit verzoek van vastzetting.
XV11I. TITEL. Van curatele.
zoo in eersten als in tweeden aanleg, worden gehoord. (B. 308. 510. Sb. 1841, n«. 20, 41.)
510. De arrondissements-regtbank is bevoegd, op verzoek van den curator, en na bet openbaar ministerie te hebben gehoord, de plaatsing in een gesticht, by voortduring der daartoe geleid hebbende omstandigheden, telkens uiterlijk voor één jaar te verlengen.
511 De arrondissements-regtbank heeft mede het vermogen om den persoon die, volgens de laatste zinsnede van artikel 487, uit hoofde van verkwisting onder curatele is gesteld, het zg te gelük met deze voorziening, het zü daarna, uiterlyk voor één Jaar, doch, zoo noodig, telkens uiterlijk voor één jaar te verlengen, in een verbeterhuis te doen plaatsen, wanneer blijkt dat züne eigene veiligheid of de openbare zedelykheid dit vordert, en dat hy door een buitensporig en slecht gedrag voor de za-menleving gevaariyk is. Indien er onverwyide noodzakelijkheid bestaat, en de vertraging tot den afloop van het regteriyk onderzoek zoude kunnen gevaariyk zijn, is de regtbank bevoegd om, hangende dat onderzoek, zoodanige voorloopige behoedmiddelen, en, des noods, de vastzetting te bevelen, als de omstandigheden vorderen. (B. 4»0, 491, 312, S13.)
512 Het verzoek tot vastzetting kan aan de regtbank worden gedaan door den echtgenoot van den onder curatele te stel' len of gestelden persoon, door zijne bloedverwanten in de regte linie, en door die in de zijdlinie, tot den derden graad ingesloten, door zynen curator, en door het openbaar ministerie, dal altyd op zoodanig verzoek zal moeten worden gehoord.
Aan alle dezen staat de weg van hooger beroep open. (B. 343 v., 513.)
513- Het gedaan verzoek tot zoodanige vastzetting, of tot de verlenging van deze, (moet beteekend worden aan hem tegen wien het is gerigt.
Hg is bevoegd om daartegen zijne bezwaren bij de regtbank, en zelfs, door beroep, by den hoogeren regter in te brengen, ter-wyi hel echter aan den regter vryslaat om, daartoe billyke gronden zgnde, zyn bevel bg voorraad uitvoerbaar te verklaren.
De ophefllng der vastzetting kan mede door hem gevraagd worden, en de arrondissements-regtbank moei, alvorens deze te verleenen, daarop hooren allen die, volgens het vorige artikel, de bevoegdheid zouden hebben om de vastzetting te verzoeken.
De beslissing daarop is aan beroep onderworpen.
514 Een minderjarig kind van eenen onder curatele gestelden persoon kan geen huwelgk aangaan, noch bedingen deswege maken, dan met inachtneming der voorschriften van de artikelen 93 en 206. (B. 307. C. 311.)
515. Miemand, uitgezonderd echtgenooten en bloedverwanten in de opgaande of nederdalende linie, is verpligt eene curatele of toeziende curatele langer dan acht jaren te behouden; na verloop van dien tyd, kan de curator of de toeziende curator zyn ontslag vorderen, en moet hem dit worden verleend. (B. 343 v., 434. C. 508.)
81
i. boek. Fan persoven.
516 De curatele eindigt, wanneer de oorzaken ophouden die daartoe hebben aanleiding gegeven; nogtans zai de opheflingvan dezelve niet worden verleend dan met inachtneming der formaliteiten, by de wet voorgeschreven om curatele te bekomen, en zal degene, die onder curatele gesteld is, de uitoefening zijner reglen niet kunnen hervatten, voordat het vonnis lot ophefflng der curatele kracht van gew ijsde zal hebben verkregen. (B. Uit, 487 v. C. 512.)
517. De ophelllngvan curatele moei worden bekend gemaakt, op de wijze bü artikel 498 voorgeschreven.
Slntbepaliny.
518 De minderjarige die zich in staat van onnoozelheid, krankzinnigheid of razernij bevindt, wordt niet onder curatele gesteld, maar blijft onder hel loczigt van deszelfs vader, moeder of voogd.
Niettemin mag hü in geen gesticht worden opgesloten, ten zij de arrondissements-regtbank, na onderzoek van den slaat des minderjarigen, het daartoe vereischt provisioneel of derinitief verlof hebbe verleend, met inachtneming der voorschriften van dezen titel, voor zoo verre dezelve op dat geval kunnen worden toegepast. (B. 38o, '18quot;, 30!) v.)
NEGENTIENDE TITEL.
Tan afwezigheicl.
v. D. voort, i, -2, blz. 2(i-2—338. — huvser, de absentium juris dijferentia inter Codd. Fr. et Neerl. noc. (L. B. 1833). — roessjngh, de absentibux sec. C. C. Bat. fut. (Gron. 183«). kepveu, de praecipuis jur. nor. Belu. di/ferentiis ratiune absentium (Traj. 1838). — wiersma, Quaest. jur. civ. ex titulo de absentia (Gron. 1841.)
eerste afdeelikg.
Fan voortonpiqe voorzieningen.
519. Indien iemand zijne woonplaats verlaten heeft,- zonder volmagt tot het waarnemen zijner zaken en belangen, of orde op hel beheer derzelve gesteld te hebben, of wet indien de door hem gegeven volmagt is vervallen, en Indien er noodzakelijkheid is om in dat beheer, geheel of gedeeltelijk te voorzien, of hem te doen vertegenwoordigen, zal, op verzoek van belanghebbenden, of ook van het openbaar ministerie, door de regtbank van de woonplaats des afwezigen, een bewindvoerder worden benoemd om zgne goederen en belangen, geheel of gedeeltelük, te heheeren en waar te nemen, voor zyne regten op te komen, en hem daarbü te vertegenwoordigen.
Alles onverminderd de bijzondere wetsbepalingen, voor het geval van faillissement, of van kennelijk onvermogen. (B. 431, S-26, 1123, 1829, 1830. K. 7«4 v. R. 882 v. C. 112.)
520- De bewindvoerder is verpligt om, des noods na verzegeling, te maken behooriyke beschrijving van de goederen, waar-
8-2
xix. TiTEr,. ran afweziuhcid.
over hem het heheer is toevertrouwd. Hij zai het gereede geld, daarbij gevonden, of hetwelk naderhand door hem mogt worden geïnd, storten in de kas der geregtelijke consignatiën, en verder zich regelen naar de voorschriften omtrent het beheer van goederen aan minderjarigen toehehoorendc, voor zoo verre die op zijn bewind van toepassing kunnen worden gemaakt, ten ware omtrent dit een of ander door de regthank anders mogt zijn bepaald. (B. 443 v., 321 v. C. 113.)
521- Re bewindvoerder is verpiigt jaariyks aan het openbaar ministerie bü de regthank die hem benoemd heeft, te doen summiere rekening en verantwoording, en te vertoonen de effecten en bescheiden lot zijn heheer beboerende. Deze rekening zal worden opgemaakt op ongezegeld papier, en overgegeven zonder eenigen geregtelüken vorm Het openhaar ministerie kan daarop zoodanige voordrag! aan de regthank doen, als hetzelve in het belang van den afwezige zal noodig oordeelen.
De goedkeuring dezer rekening brengt geen nadeel toe aan het regt,helwelk de afwezige, of andere belanghebbenden, tegen dezelve mogten kunnen doen gelden. (B. 32(1, 32S, 339.838,850. C.Ui.)
522 De bewindvoerder is bevoegd als belooning te berekenen, bij het doen van zijne jaarlüksebe rekening, twee en een half ten honderd der ontvangst, en een en een half len honderd der uitgaven. (B. 32!l v., 830, 1023, 1008.)
TWEEDE AFÏIEELINO.
ran de verklaring van vermoeilelyk overlijden.
Opmerk, en Meded. VII, blz. 146.
523 Indien iemand zijne woonplaats heeft verlaten, zonder volmagt tot het waarnemen van zijne zaken gegeven, of orde op het beheer van dezelve gesteld te hebben, en wanneer vyr jaren zijn verloopen na zijn vertrek, of na de laatste tijding, waaruit kon blijken dat hij in leven was, zonder dat in die vijf jaren bewijs is ingekomen van zijn aanwezen of van zgn overlijden, om het even of er voorloopige voorzieningen zUn bevolen dan niet, zal zoodanige afwezige, ten verzoeke van belanghebbenden, op daartoe bekomen verlof van de regthank züner verlatene woonplaats, voor diezeltde regthank kunnen worden opgeroepen, bij eene openbare dagvaarding, loopende op eenen termijn van drie maanden, of zoo veel langer als door de regthank mogt worden bevolen.
Wanneer op die dagvaarding noch de afwezige, noch iemand voor hem, opkomt, die van zijn aanwezen doet blijken, zal verlof tot eene tweede dergelijke dagvaarding, en op deze tweede in het geval als voren, verlof tot eene derde dergelijke dagvaarding worden verleend.
Deze dagvaardingen moeten telkens worden geplaatst in zoodanige nieuwspapieren ais de regthank by het verleenen van het eerste verlof,uitdrukkelük zal aanwijzen,en ook telkens worden aangeplakt aan de voorname deur der vergaderplaats van de regthank, en aan het buis der gemeente, binnen welke de afwe-
i. boek. Van personen.
zige zyne woonplaats had. (B. 519, 523 v., 5'i9. R. 4 v., SI). 1855, n°. 67. C. 115.)
524. Indien op de derde dagvaarding, noch de afwezige, noch iemand voor hem is opgekomen, die behoorlijk van zijn aanwezen doet blijken, kan door de regtbank,opdaartoegedaneneisch, na verhoor van het openbaar ministerie, worden verklaard, dat er regtsvermoeden van overlijden bestaat, sedert den dag nadat de afwezige kan worden gerekend zijne woonplaats te hebben verlaten, of na de laatste tijding van zijn leven, en welke dag bepaaldelijk in het vonnis moet worden uitgedrukt. {B. 519, 525, 527, 538. C. 119.)
525. Be regtbank zal, alvorens op den eisch uitspraak te doen, des noods na een daartoe bevolen getuigenverhoor, te houden in tegenwoordigheid van het openbaar ministerie, letten op de beweegredenen der afwezigheid, op de oorzaken die het ontvangen van tijdingen van den afwezige hebben kunnen verhinderen, en op alle andere omstandigheden, tot het vermoeden van overlijden betrekkelijk.
Zij kan, naar aanleiding van dit alles, het doen van uitspraak uitstellen lot nog uiterlijk vijf jaren boven den tijd, in artikel 523 vermeld, en zoodanige nadere oproepingen en plaatsing daarvan in de nieuwspapieren bevelen, als zij in het belang des afwezigen mogt noodig oordeelen. (B. 330. C. 117, 119.)
526. Indien iemand bü het verlaten zijner woonplaats eene volmagt tot het waarnemen van zijne zaken gegeven, of orde op het beheer derzclve heeft gesteld, en er tien jaren zün verloo-pen na zijn vertrek, of na de laatste tijding van zijn leven, zonder dat in die tien jaren bewijs van zijn aanwezen of van zijn overlijden zal zijn ingekomen, kan zoodanige afwezige, ten verzoeke van belanghebbenden, worden opgeroepen, en kan worden verklaard, dat er regtsvermoeden van overlijden bestaat, op de wijze en volgens de voorschriften in de drie voorgaande artikelen vermeld. Dit verloop van tien jaren wordt gevorderd, al ware het ook dat de gegeven volmagt of gestelde orde van den afwezige vroeger mogten zün geëindigd.
In hel laatste geval echter, zal in hel beheer worden voorzien op de wijze als in de eerste afdeeling van dezen titel is vermeld. (B 519, 523, Sb. 1853, nquot;. 67. C. 121, 122.)
527 De verklaring van vermoedelijk overlijden moet algemeen worden bekend gemaakt door middel van dezelfde nieuwspapieren, in welke de openbare oproepingen zijn geplaatst geweest. (B. 324. C. 118.)
derde afdeeling.
Van de regten en verpligtingen van vermoedelijke erfgenamen en andere belanghebbenden, na de verklaring van vermoedelijk overlijden.
528. De vermoedelijke erfgenamen van den afwezige, welke, het zü volgens versterfregt, het zy volgens uiterste wilsbeschikking, tot zijne nalatenschap geregtigd zouden zyn geweest op
84
é
xix. titel. Van afwezigheid.
85
den dag, in het vonnis uitgedrukt, zijn bevoegd van den bewindvoerder, indien deze bestaat, rekening, verantwoording en afgifte te vorderen, en om de goederen van den afwezige in bezit te nemen; alles tegen het stellen van persoonlijke of zakelijke, geregteljjk goedgekeurde zekerheid dat die goederen zullen worden gebruikt, zonder dezelve te verslimmeren of te verwaarloo-zen, mitsgaders voor de teruggave der goederen of van derzelver waarde, indien de aard der goederen dit mogt medebrengen, en zulks ten behoeve van den afwezige, wanneer hij terug mogt komen, of van andere erfgenamen, van wier beter regt daarna mogt biyken.
De vermoedelijke erfgenamen, mitsgaders alle belanghebbenden zUn dienvolgens bevoegd om de opening der uiterste wilsbeschikkingen, zoo die bestaan, te vorderen. (B. 519, 521, 524, 529, 531 v., 539, 831, 879, 1208, 1857. R. 01« v. C. 120, 123.)
529. Bü gebreke van het stellen der zekerheid in het voorgaande artikel vermeld, zullen de goederen onder bet beheer van eenen derde worden gesteld, en kan ten opzigte van roerende goederen, verkoop worden bevolen, met inachtneming der voorschriften, in artikel 833 en 83i van dit Wetboek voorkomende. (B. 522, 834 v., 836, 839, 850. C. 126, 602.)
530. De vermoedelijke erfgenamen hebben, ten opzigte van het genot van de goederen van den afwezige, dezelfde regten,en zün aan dezelfde verpligtingen onderworpen, welke ten aanzien van vruchtgebruikers zijn voorgeschreven, voor zoo verre de bepalingen, op dat onderwerp gemaakt, toepasselijk zün, en daaromtrent hierna niet anders is voorzien. (B. 808, 829.)
531. Op denzelfden voet als dit in de drie voorgaande artikelen omtrent de vermoedelijke erfgenamen des afwezigen is bepaald, kunnen de legatarissen, en alle anderen die op de goederen van den afwezige, na zijn overlijden, eenig regt zouden gehad hebben, hetzelve bij voorraad uitoefenen. (B. 528. C. 123.)
532- Zij die eenige goederen van den afwezige onder hun bezit of beheer hebben verkregen, zijn, ieder voor zoo veel hem aangaat, daarvan aan den afwezige, wanneer bü terug mogt komen, of aan andere erfgenamen, of regibebbenden, welkemog-ten opkomen, en van hun beter regt doen hiyken, rekening, verantwoording en afgifte schuldig. (B. 528. C. 125, 130.)
533. De vermoedelijke erfgenamen zijn dadeiyk bij het inbe-zitnemen verpligt tot eene behoorlijke beschrijving van alle de goederen, door den afwezige achtergelaten. Aan hen wordt het voorregt van boedelbeschrijving toegekend. Bij gebreke van zoodanige boedelbeschrgving, en in de gevallen bij artikel 1077 voorzien, verliezen zü hel hier boven toegekend voorregt, onverminderd de verpligtingen in het vorige artikel omschreven. (B. 1070. C. 126.)
534. Behoudens de voorgaande l)epalingen, en voor zoo verre dien ten gevolge niet anders is bevolen,kunnen de vermoedelgke erfgenamen de goederen van den afwezige, in welker bezit zy zyn getreden, by voorraad onder elkander verdeden, met inachtneming der voorschriften, omtrent boedelscheiding gemaakt.
i. boek. I'an personen.
De vaste goederen mogen nogtans, om tot de verdccling te geraken, niet worden verkocht, maar zullen, in het geval dat zij niet kunnen worden verdeeld, of in eene of andere kaveling begrepen, onder sequcstratie worden gesteld, en de Inkomsten daarvan uitgekeerd, zoo als l)ij de verdeeling zal worden overeengekomen.
Van alles moet eene akte worden opgemaakt en geteekend, waaruit levens blijkt wat aan legatarissen of andere geregtigden is uitgekeerd. (B. 336, 540, 1112, 1767. C. 130.)
535. De beschrijving en de akte, in het voorgaande artikel vermeld, mitsgaders de akte waarbü zekerheid is gesteld, moeten worden gebragt en bewaard ter grillie van de regtbank, die het vonnis van vermoedelijk overlijden heeft gew ezen. (H. 336. R. 617 v.)
536. Zij die, ten gevolge van de voorgaande bepalingen,vaste goederen in bun aandeel hebben gekregen, of met bet beheer daarvan zijn belast, kunnen tot hunne zekerheid vorderen, dat die goederen worden opgenomen door deskundigen, daartoe te benoemen door de regtbank van bet arrondissement waarin zij gelegen zijn, en zal van derzelver gesteldheid beschrijving worden gemaakt. Nadat de deskundigen verslag aan de regtbank gedaan, en deze hetzelve zal hebben goedgekeurd, het openbaar ministerie daarop gehoord zijnde, moet de beschrijving met het verslag op de grillie worden bewaard. (H. 33i. C. 126.)
537. De vaste goederen van den afwezige, die aan iemand der vermoedelijke erfgenamen zijn toebedeeld of onder deszelfs beheer zijn gesteld, mogen vervolgens niet worden vervreemd, noch bezwaard, voordat de tijd, hierna in artikel 310 bepaald, zal zijn verloopen, ten zy om gewigtige redenen, en met verlof van de arrondissements-regtbank (B. 1214, 1216. C. 128.)
538- Indien de afwezige, na de verklaring van vermoedelijk overlijden, terugkeert, of er bewijs inkomt dat by nog in leven is, zijn zy, welke vruchten en inkomsten van zyne goederen hebben getrokken, verpllgt dezelve terug te geven, te weten, de helft wanneer de terugkomst plaats heeft, of het bewys van leven inkomt, binnen vyftlen jaren na den dag van het vermoedelijk overlijden, in bet vonnis uitgedrukt, of wel een vierde, wanneer zulks later, doch vóór het verloop van dertig jaren na dat tydstip, plaats heeft.
Alles echter met die bepaling, dat de regtbank die het vonnis van vermoedeiyk overlijden heeft uilgesproken, uit aanmerking van de geringheid der achtergelatene goederen, de teruggave van vruchten en inkomsten anders mag regelen, of wel daarvan ge-heele onthelting kan verleenen. (B. 524, 312, 318. C. 1-27,131.)
539. Indien de afwezige in gemeenschap van goederen, of slechts van winst en verlies, of van vruchten en inkomsten, is getrouwd, en zijn echtgenoot verkiest de bestaande gemeenschap te laten voortduren, kan dezelve de provisionele inbezitneming der vermoedelyke erfgenamen, en de uitoefening der regten, die eerst door den dood van den afwezige zouden worden geboren, tegenhouden, en,, onder de verpligting der beschrijving in arti-
86
xix. titel, ran ufwezUjheid.
kei 533 vermeld, hot beheer der goederen, vóór alle anderen, op zich nemen of hehouden.
Doch kan de opschorting dier inhezitneming en de verdere gevolgen daarvan niet langer plaats grijpen, dan gedurende tien volle jaren, te rekenen van den dag hu het vonnis uitgedrukt, waarbU het vermoedeiyk overlijden is verklaard.
Indien echter de echtgenoot zich niet tegen de inbezitneming der vermoedelijke erfgenamen verzet, zal hij zijn aandeel in de gemeenschap, of eigene goederen, en al hetgeen waartoe tiij o\e-rigens mogt geregtigd zijn, naar zich nemen, mits zekerheid stellende voor zoodanige goederen die voor teruggave vatbaar zyn.
De vrouw, de voortduring der gemeenschap verkiezende, behoudt het regt om, tiij vervolg van tijd, van die gemeenschap afstand te doen. (B. 1««, 171, ISO, 187, lilt, 52!, 521, 528, 510. C. 121.)
540 Wanneer dertig jaren zijn verloopen na den dag van het vermoedelijk overlijden, in het vonnis uitgedrukt,ofookwanneer vroeger honderd volle jaren zijn verstreken sedert de geboorte van den afwezige, zijn de borgen ontslagen, en blijft de verdeeling der achtergelaten goederen, voor zoo verre dezelve bereids heeft plaats gehad, stand houden, of kan anders door de vermoedelijke erfgenamen tot eene delinitieve verdeeling worden overgegaan, en kunnen alle andere regten op die nalatenschap dednitievelijk worden uitgeoefend. Het voorregt van boedelbeschrijving houdt alsdan op, en kunnen de vermoedeUlke erfgenamen tot aanvaarding of tot verwerping worden verpligt, volgens de voorschriften op dat onderwerp bestaande. (B. 528, 531, 512 v , 1075. C. 12».)
541- Indien vóór den tijd, in hel voorgaande artikel uitgedrukt, tijding inkomt van het overlijden van den afwezige, kunnen zg, die op het tijdstip van dat overlijden, uit krachte der wet, of uit beschikkingen van den afwezige, regten op zijne nalatenschap hebben verkregen, of in die regten zijn opgevolgd, rekening, verantwoording en afgifte vorderen, op den voet van artikel 532 en 538 (C. 130.)
542- Indien de afwezige mogt terug komen, of van zijn leven doen blijken, nadat dertig jaren zijn verloopen, sedert den dag van zijn vermoedelijk overlijden, hij het vonnis uitgedrukt, heeft hij alleen regt om zijne goederen terug te vorderen, in den staat waarin zij zich alsdan bevinden, mitsgaders den prys van die goederen welke vervreemd zijn, of wel de zoodanige welke uit de opbrengst zijner vervreemde goederen zijn aangekocht, alles echter zonder eenige vruchten of inkomsten. (B. 521, 538, 510. C. 134.)
543- Eveneens zullen de kinderen en verdere afkomelingen van den afwezige zyne goederen terug ontvangen,voor zoo verre zy mogten opkomen binnen dertig jaren na het tydsverloop by artikel S40 vastgesteld. (C. 133.)
544. Wanneer hy vonnis regtsvermoeden van overlyden is verklaard, moeten alle regtsvorderingen ten laste van den af-
S7
I. boek. Van personen.
wezige worden ingesteld tegen de vermoedelijke erfgenamen, welke zijne goederen hebben in bezit genomen; behoudens het vermogen van deze laatsten om het voorregt van boedelbeschrijving te doen gelden. (B. 524, 53». C. 134.)
vierde afdeel1ng.
fan de regten, opgekomen aan eenen afwezige, wiens beslaan onzeker is.
»e bas, over de regten, opgekomen aan een afwezige ('s Hage 1863.)
545- HU die aanspraak maakt op een regt, hetwelk van eenen afwezige op hem overgegaan zoude zijn, doch hetwelk eerst aan den afwezige is opgekomen nadat :.ijn bestaan onzeker is geworden, is verpligt te bewijzen dat de afwezige heeft geleefd op het tijdstip dat het regt aan dezen is opgekomen; zoo lang hg zulks niet bewijst, zal hij verklaard worden in zijnen eisch niet ontvankelijk te Zijn. (B. 3, 524, 883, 894, 946. C. 135.)
546. Indien uun eenen afwezige, wiens bestaanonzekeris,eene nalatenschap of een legaat opkomt, waartoe, indien by niet in leven ware, anderen zouden geregtlgd zijn, of waarin anderen met hem zoudeti moeten deelen, kan zoodanige nalatenschap of legaat, of het gedeelte daarvan, door die anderen in bezit worden genomen, even als of zoodanig iemand overleden ware, zonder dat zü verpligt zijn deszelfs overlijden te bewijzen; zü moeten echter daartoe vooraf vergunning verkrijgen van de regtbank waar het sterfhuis gevallen is, welke, des noods, openbare oproepingen kan bevelen, en, in dal geval, ten behoeve der belanghebbenden de noodige behoedmiddelen voorschrijven. (B. 523, 883, 894, 946, 1125. C. 13«.)
547. De bepalingen van de twee voorgaande artikelen sluiten de bevoegdheid niet uit tot het opvorderen van erfenissen en alle andere regten, die aan den afwezige of aan zijne regt-bebbenden nader mogten blijken toe te komen. Die bevoegdheid en die regten gaan alleen te niet door het tijdsverloop, tot verjaring vereischt. (C. 137.)
548. Indien daarna de afwezige terugkomt, of zijn regt op zijnen naam wordt vervolgd, kan de teruggave van vruchten en inkomsten worden gevorderd, te rekenen van don dag dat aan den afwezige het regt is opgekomen, op den voet en onder de bepalingen van artikel 538. (B. 604 v. C. 131, 138.)
vijfde afdeel1ng.
Fan de gevolgen der afwezigheid, met betrekking tot het huwelijk en de kinderen.
$mallenburg, de dissolutione matrimonii absentiae alterutrius ronjugis causa (L. B. 1844). — Opm. en Meded. XI. blz. 180 —211. — i,e jolle, de ffet v. d. 9 July 185S in verb, met den titel van het B. TV. over afwezigheid (Utr. 1862.)
549- Indien, buiten het geval van kwaadwillige verlating,
88
xix. titel. Van afweziijhexl.
een der echtgenooten gedurende tien volle jaren, van zijne woonplaats afwezig Is, zonder dat eenige tijding van deszelfs leven of dood is ingekomen, is de achtergebleven echtgenoot bevoegd, op daartoe bekomen verlof van de arrondlssements-regthankder gemeene woonplaats, zoodanigen afwezige bü drie opeenvolgende openbare dagvaardingen op te roepen, op de wijze in artikel 523 en 5Si omschreven. (B. 8i. 90, 141, 189, 181, 205, 266, Sb« 1855, n°. 67. C. 139, 227.)
550. Indien, op de derde dagvaarding, noch de afwezige, noch iemand voor hem is opgekomen,die beiioorlijk vanzyn aanwezen doet blüken,kan de regtbank aan den achtergebleven echtgenoot vergunnen een ander huwelijk aan te gaan. De bepalingen van artikel 325 zyn te dezen toepasselijk.
551- Indien, na de verleende vergunning, doch vóór bet aangaan van een ander huweigk, de afwezige mogt opkomen, of iemand het behoorlijk bewijs van deszelfs leven inhragt, vervalt de verleende vergunning van regtswege.
Na het aangaan van een ander huwelijk, heeft de afwezige regt om ook van zijne zijde een ander huwelijk aan te gaan.
552. Indien de vader zijne woonplaats verlaat, met achterlating van minderjarige kinderen, zonder orde op zijne zaken gesteld te hebben, zal de moeder alle regten van den man uitoefenen, zoo wel met betrekking tot de opvoeding der kinderen, als tot het beheer van hunne goederen. De bloedverwanten of aangehuwden van den afwezigen vader kunnen zich daartegen bü den kanton-regter verzetten, die alsdan, behoudens beroep aan de arrondissements-regtbank, uitspraak doel. (B. 92, 180, 355 V., 362 v. C. 141.)
553. Indien een der echtgenooten, minderjarige kinderen uit een vroeger huwelijk hebbende, of ook vader of moeder, weduwenaar of weduwe zijnde, hunne woonplaats verlaten, zonder voor hunne minderjarige kinderen te hebben gezorgd, voorziet de kanton-regter bij voorraad in de voogdij, met inachtneming der voorschriften, vervat in de vijfde afdeeling van den zestienden titel van dit boek. (B. 413 v. C. Ii3.)
554 Hetzelfde moet plaats hebben. Indien vader en moeder afwezig zijn, 'of indien een der echtgenooten komt te overlijden, nadat de andere zijne woonplaats heeft verlaten, zonder voor hunne minderjarige kinderen te hebben gezorgd, geiyk mede in het geval dal minderjarige natuurlijke kinderen onverzorgd zijn achtergebleven. (B. 413 v., 420. C. 142.)
89
VAN ZAKEN.
EERSTE TITEL.
Tan de zaken en derzelcer onderscheiding.
homan, de rei, in jure nnstra nnlinne rerumque dislinclione
(Gron. 184*2.)
EEI1STE AFDEEL1NG.
Van zaken in hel algemeen.
De wel verstaal door zake» alle goederen en regten welke liet voorwerp van eigendom kunnen zün.
556. VI hetgeen door regt van natrekking tol eene zaak behoort, daaronder begrepen de vruchten zoo wel natuurlijke als die door nijverheid worden verkregen, zoo lang dezelve lak- of wortelvast, of aan den grond gehecht zijn, maakt een gedeelte der zaak uit. (B. !iquot;)8. C. 3(10, 322, 347.)
557- De hurgerlijke vruchten worden alleen geacht een gedeelte der zaak uit te maken, zoo lang dezelve niet opeischhaar zün; behoudens de bijzondere wetsbepalingen en overeenkomsten. (B. 808 v. C. 348.)
558. Natuurlijke vruchten zijn;
1quot;. Degene welke de aarde uit haar zelve voortbrengt;
4U. Al hetgeen de beesten opleveren of uit de beesten geboren wordt.
Vruchten van nijverheid, die uit den grond getrokken w orden, zün al hetgeen door bebouwing verkregen wordt.
Burgerlijke vruchten zijn buur- en pachtpenningen, interessen van geldsommen en verschuldigde renten. (B. 8(1» v. C. 3quot;3, 584.)
TWEEDE AFDEELING.
ran de nndemcheidinii der zaken.
559- Zaken zijn Hgchumelyk of nnligchamelyk. (C. 1007 2073.)
560- Zaken zijn merend of onroerend, volgens de bepalingen der twee volgende afdeelingen. (C. 310.)
561- Boerende zaken zijn verbruikbaar of onverbruikbaar; verbruikhaar zijn de zoodanige die door gebruik verloren gaan. (C 387, 389.)
OEIIDE AFDEELING.
Tan onroerende zuken.
VAN MEEUWEN, Beschouwingen over de artl. 302—361 B. W.
(Leid. 1807.)
562. Onroerende zaken zijn: (B. 1210 v.)
1. titel, ran de zuken en derzelver onderscheidiny. 91
lu. Gronderven en hetgeen daarop gebouwd is;
iquot;. Molens, met uitzondering van zoodanige waarvan in artikel ötiü wordt gehandeld;
3quot;. Hoornen en veldgewassen, die met hunne wortels in den grond vast zyn, onafgeplukte Ijoomvruchten, mitsgaders delfstoffen, als: steenkolen, veen en dergelijke, zoo lang deze voorwerpen nog niet van den grond gescheiden en uilgedolven zijn; (B. tl8(gt;.)
4quot;. Schaarhout van kapbosschen en hout van hoogstammige hoornen, zoo lang hetzelve niet gekapt is;
5quot;. Buizen of gooten, die tot waterleiding in een huis of op een erf dienen;
En, in het algemeen, alles wat aan een erf of aan een gebouw aard- of nagelvast is. (C. 317, 318, ötft, 320,323.)
563. Door hestemming worden onder onroerende zaken begrepen ;
1quot;. Bij fabrjken, tratijken, molens, smederijen en dergelijke onroerende zaken, de persen, disteleerketels, ovens, kuipen, vaten, en verdere gereedschappen, bepaaldelijk tot derzelver wezen hehoorende, al waren die voorwerpen niet aard- of nagelvast;
Squot;. By woonhuizen, de spiegels, schilderyen en andere sieraden, wanneer het hout of muurwerk waarop dezelve zijn vastgemaakt, een gedeelte is van het beschot, den muur of het pleisterwerk van het vertrek, al waren die voorwerpen overigens niet nagelvast;
3°. By landelijke eigendommen, de mesthoop of mestvaalt tot bemesting der landen bestemd;
De duiven tot eene duivenvlugt hehoorende; De konijnen in de konijnen-warande;
De visschen die zich in de vijvers bevinden;
4'. De bouwstoffen, welke van de afbraak van een gebouw voortkomen. Indien zij bestemd zyn om het gebouw weder op te trekken;
En, in het algemeen, alle zoodanige voorwerpen welke de eigenaar tot een blijvend gebruik aan zijne onroerende goederen verbonden heeft.
De eigenaar wordt geacht zoodanige voorwerpen tot een blijvend gebruik aan zyne onroerende zaak verbonden te hebben, wanneer dezelve daaraan zijn vastgehecht door aard-, timmer-of metselwerk, of wanneer zij daarvan niet kunnen worden losgemaakt, zonder dezelve te breken of te beschadigen, of zonder liet gedeelte van het onroerend voorwerp, waaraan zij zyn vastgehecht, te breken of te beschadigen. (B. 573, 041, 1210 v. C. 524, 523, 332.)
664- Zijn almede onroerende zaken de navolgende regiem
1°. Het vruchtgebruik en gebruik van onroerende zaken;
2°. De erfdienstbaarheden;
3o. Het regt van opstal;
4°. Hel erfpachtsregt-
5°. Grondrenten, hel zij in geld of in nalura verschuldigd;
11. boek. Fan zaken.
6°. Het tiendregt;
7°. Het regt van heklemming;
8o. De regtsvorderingen, dienende om onroerende zaken terug te eisehen of tc doen leveren. (B. 141, 138, 161, 184, UlO v. C. 346, 330.)
vierde afdeel1ng.
fan roerende zaken.
565- Roerende zaken uit haren aard zijn de zoodanige die zich zelve kunnen verplaatsen, of die verplaatst kunnen worden. (B. 369 v. C. 328.)
566. Schepen, schuiten, ponten, op vaartuigen geplaatste of andere losse molens en haden, en dergelijke voorwerpen, zijn roerende zaken. (B. S62, 369 v. K 309. C. 331.)
567- Als roerende zaken door wetsbepaling worden beschouwd :
lo Het vruchtgehruik en gebruik van roerende zaken;
4°. Gevestigde renten, het zy altijddurende of lijfrenten;
3°. Verhindtenissen en vorderingen, die opeischbare geldsommen of roerende goederen tot onderwerp hebben;
4». Actiën of aandeelen in maatschappijen van geldhandel, koophandel of nijverheid; zelfs wanneer onroerende goederen, tot die ondernemingen hetrekkeiyk, aan die maatschappijen toehehooren. Deze actiën of aandeelen worden geacht roerende zaken te zijn, doch ten opzigte van ieder der deelgenooten alleenlijk zoolangdegemeenschapduurt;
S». Aandeelen in 's ryks schuld, het zij dezelve bestaan in inschryvingen op het groothoek, het zy in certificaten, schuldbekentenissen, obligatiën of andere effecten, met de daartoe hehoorende coupons of rentebewyzen;
6°. Actiën in of coupons van obligatiën van alle andere geld-leeningen, daaronder begrepen die welke door vreemde mogendheden zyn aangegaan. (B. 363, 369 v. C. 5i9.)
568 Indien by de wet, of in eenige hurgeriyke handeling, de uitdrukking wordt gebezigd van roerende qnederen, inboedel, meubelen of huisraad, sto/ferinq, of een huis met al hetfjeen zich daarin bevindt, zonder eenige hyvoeging, uitlegging, uitbreiding of beperking, worden de voorzcide uitdrukkingen geacht de voorwerpen te bevatten, welke by de volgende artikelen zyn aangeduid.
569. De uitdrukking werende qoederen bevat, zonder uitzondering, alles wat, volgens de bier-boven vastgestelde regelen, voor roerend wordt gehouden. (B. 363 v. C. 333, 334, 335.)
570. De uitdrukking inboedel bevat alles wat in voege voorschreven voor roerend wordt gehouden, met uitzondering van het gereed geld, van actiën, schuldvorderingen en andere regten, by artikel 361 vermeld, van koopmanschappen en grondstoffen, van werktuigen tot fabryken, trafijken, of den landbouw behoo-rende, mitsgaders van bouwstoffen tot het opbouwen bestemd, of van afbraak afkomstig. (C. 533.)
i. titel, fan de zaken en derzelver onderscheiding. 93
571 De uitdrukking meubelen of huisraad beval ul hetgeen, wat volgens het voorzeide artikel, tot den inboedel behoort, met uilzondering van paaiden en levende have, van rijtuigen met hun toebehooren, van edelgesteenten, boeken en handschriften, tee-keningen, prenten, schilderijen, beelden, gedenkpenningen, natuurkundige en wetenschappelijke werktuigen, en andere kostbaarheden en zeldzaamheden, van Hjflinnen, wapens, granen, wjjnen, en andere levensmiddelen. (B. 5G7. C. 333.)
572- De uitdrukking een huis met al hehjeen zich daarin bevindt bevat alles wat, volgens artikel 509, voor roerende goederen wordt gehouden, en in hel huis gevonden, met uitzondering van het gereed geld en van de inschulden en andere reglen, waarvan de bescheiden zich in het huis moglen bevinden. (B. 363 v. C. 536.)
573- De uitdrukking sto/feriny bevat alleen die meubelen, welke tot gebruik en versiering der vertrekken dienen, als; behangsels en tapijten, bedden, stoelen, spiegels, pendules, tafels, porseleinen, en andere voorwerpen van dien aard.
Schilderyen en beelden, welke een gedeelte van de meubelen eens vertreks uitmaken, zijn daaronder insgelijks begrepen, doch geenszins de verzamelingen van schilderijen, prenten en beelden, die op galerijen en bijzondere vertrekken geplaatst zijn.
Hetzelfde geldt omtrent porseleinen; alle de zoodanige dieeen gedeelte uitmaken van de sieraden eens vertreks, zijn onder de uitdrukking van stafferimj begrepen. (B. öt)3. C. 334.)
574. De uitdrukking een gemeubileerd huis of een huis met zyne meubelen, bevat alleen de stoffering. (B. 473. C. 333.)
VIJFDE AFDEELIXG.
Van zaken, met betrekking tot derzelver bezitters.
575. Er zjjn zaken die aan niemand toebehooren; de overige zijn het eigendom of van den staat, of van gemeenschappen, of van bijzondere personen. (B. 376, 382 v., «23, «40. C. 337, 342, 713, 714.)
576. Gronderven en andere onroerende zaken die onbeheerd zijn en geenen eigenaar hebben, gelijk mede de zaken van dengenen die zonder erfgenaam overleden is, of wiens erfenis is verlaten, behooren aan den staat. (B. 640, 879, 920, 1172, 1173. C. 539.)
577. Insgelijks behooren aan den staat de wegen en straten, welke te zijnen laste zijn, de stranden der zee, de bevaarbare en vlotbare stroomen en rivieren met hunne oevers, de groote en kleine eilanden en de platen welke in die wateren opkomen, gelijk ook de havens en reeden; onverminderd de door titel of bezit verkregen regten van bijzondere personen of gemeenschappen. (B. 578, 610, 641, 646, 676, 727, 1990 V. C. 338, 360.)
578. Door oevers worden, in het vorige artikel, verstaan de boorden van rivieren, meeren of stroomen, welke bij gewone tijden, als het water op het hoogste is, door dat water overdekt worden, en niet hetgeen door watervloeden overstroomd is.
n. boek. fan zaken.
579. Als eigendom van den staat worden insgelgks aangemerkt alle gronden en getimmerten welke tot 's lands vestingwerken behooren, en gevolgelijk alle gronden waarop eenige werken van verdediging zijn aangelegd geworden, als: wallen, borstweringen, grachten, bedekte wegen, glaeien of vooruitspringende werken, pleinen waarop krügsgebouwen gesticht zün, tiniën, posten, verschansingen, redouten, dijken, sluizen, kanalen en hunne boorden; insgelijks onverminderd de door litel of bezit verkregen régten van bijzondere personen of gemeenschappen (B. i)80 V., 1990 V. C. oifl, 541.)
580. In alle vestingen van den staat, wordt als militaire landsgrond aangemerkt de geheele oppervlakte, begrepen;
1°. In vestingen van bedekte wegen en glacis voorzien, tus-schen den voel van de glooiing van den hoofdwal en den teen van den bedekten weg, en zoo deze van eene voorgracht is voorzien, tot en met den buitenlword van deze gracht. Do walgang der bolwerken is bier-onder begrepen, volgens eene getrokkene lün door de keelen van de eene gordijn tot de andere;
2°. In vestingen zonder bedekte wegen of glacis van den binnenteen des hoofdwals tot en met den overboord der grachten van de enveloppen of buitenwerken;
3°. In vestingen zonder eenige buitenwerken, van den bin-nenvoet des walgangs tot aan en mei den overboord der daarom gelegene grachten;
4o. Eindelük, indien er zich achter den binnenvoet der walgangen, scheidslooten, bermen enz. mogten bevinden, zullen ook deze strooken gronds, met hunne boomgewassen en andere opstallen, gerekend worden, tot de militaire landsgronden te behooren.
581. Alle onbewoonde forten, mitsgaders redouten, vooruil- ■ springende posten, verschansingen, liniën en batterijen, zijn geheel militaire landsgronden, met alle de zoo achterwaarts als voorwaarts en ter zijde gelegene gronden, bij derzelver aanleg door het gouvernement aangekocht.
Op alle de bewoonde forten zijn de bepalingen toepasselijk, in het voorgaande artikel vermeld. (B. 579 v. Sb. 18S3, n0. 128.)
582. Zaken aan eene gemeenschap toebehoorende zijn de zoodanige die het gezamenlijk eigendom zijn van een zedelijk lig-Chaam. (B. 375, 1690 v. C. 542.)
583- Zaken aan bijzondere personen toebehoorende zijn de zoodanige die het afzonderlijk eigendom zijn van een of meer enkele personen. (B. G25. C. 337.)
584. Men kan op zaken hebben, het zy een regt van bezit, het zy een regt van eigendom, het zij een regt van erfgenaam-schap, het zij een vruchtgenot, het zij een regt van erfdienstbaarheid, het zy een regt van pand of hypotheek. (B. 564, 585, 625, 721, 803, 877. 1196, 1208. C. 543.)
94
ij. titel. Van bezit en de regten em.
TWEEDE TITEL.
Van bezit en de reijten die daaruit vonrlvloeyen. f. a. van hall, 3fl omtrent bezit en bezitregt, volgens hel
nieuwe Nederl. li. W. in Hijdr. tot II. en tv., III. blz. 118—
Ui. — c.ehtsex, de jure pass. sec. C. Civ. regn. Belg. (L. K.
1830). — buse, Annntationes ad C. Civ. Belg. lib. II. tit. II,sectiones duaspriores (L. b. 1812). - fabeb, Annotatio in C.C.
B. lib. II, til. II (L. b. 1815). —coxixck liefst1ng, Algem.
Begins, van het bezilrecht en de Nedert. bezitactiiin ('Leid. I8G9.) eehste afdeelixg.
Van den aard van bet bezit, en de voorwerpen die daarvoor vatbaw zyn.
585. Door hezit wordt verstaan liet houden of genieten eener zaak, welke iemand, of in persoon, of door een ander, in zgne maKt heeft, als of zij hem toebehoorde. (B. 504, 590. C. 2228.)
586. Bezit is of Ie goeder trouw, of te kwader trouw.
587- Hel liezit is te goeder trouw, wanneer de bezitler de
zaak bezit uit kracht eener wijze van eigendomsverkriiging, waarvan de gebreken aan hem onbekend zijn. (K. 389 v., «30 v., 038, 1396, 1399, 2000 v., 2003. C. 550.)
588. Hlt;'I bezit is te kwader trouw, wanneer de bezitter kennis draagt dat de zaak, welke bij bezit, aan hem niet in eigendom toebehoort.
De bezitter wordt geacht te kwader trouw te zyn, van het oogenblik dat eene regtsvordering tegen hem te dier zake is Ingesteld, indien het geding te zijnen nadeele beslist wordt. (B. 591, 635, «36, 1398. C. 530.)
589. De goede trouw van den bezitter wordt steeds voorondersteld; hij die kwade trouw beweert, moet dezelve bewijzen. (B. 587, 1933, 2002 v. C. 2268.)
590 Men wordt steeds geacht voor zich zeiven te bezitten, zoo lang het niet bewezen is dat men heeft aangevangen voor een ander te bezitten. (B. 1994. C. 2230.)
591. Wanneer men heeft aangevangen voor een ander te be-zilten, wordt men altijd voorondersteld het bezit onder denzelfden titel voort te zetten, zoo niet het tegendeel bewezen is. (B. 596, 1994, 199«. C. 2231.)
592 Men kan niet uit eigen wille, noch door enkel tijdsverloop, voor zich zeiven de oorzaak en het beginsel van zijn bezit veranderen. (B. 39«. C. 2240.)
593. Zaken welke niet in den handel zyn, kunnen geen voorwerp van bezit opleveren.
Hetzelfde geldt zoo wel ten opzigte van niet voortdurende als van niet zigtbare erfdienstbaarheden, behoudens de bepalingen van artikel «09. (B. lil v., 13«8, 1990. C. 691.)
tweede afdeelixg.
Van de wyze waarop het bezit wordt verkregen, wordt behouden, en verloren gaat.
594- Bezit wordt verkregen door de daad van eene zaak
95
li. BOEK. Van zaken.
onder zijne magt te brengen, met het oogmerk om dezelve voor zich te behouden. (B. 585, 599.)
595 Zinneloozen kunnen door zich zelve geen bezit verkrijgen. (B. 596.)
Minderjarigen en gehuwde vrouwen kunnen, door de daad, bet bezit eener zaak verkrijgen.
596- Men kan het bezit eener zaak verkrijgen, of door zich zeiven, of door een ander, die in onzen naam heeft aangevangen te bezitten.
In het laatste geval, verkrijgt men het bezit, zelfs alvorens men |Van het in bezit nemen der zaak kennis heeft bekomen. (B. 591 V., 612. C. 2228.)
597. Het bezit van alles wat een overledene heeft bezeten gaat, van het oogenblik van zijn overlijden, over tot zijne erfgenamen, met alle hoedanigheden en gebreken van hetzelve. (B. 880. C. 724, 1004, 1006.)
598 Men behoudt het bezit, zoo lang hetzelve niet aan een ander is overgegaan, of kennelijk is verlaten geworden. (B. 599 v.)
599. Men verliest hel bezit vrgwillig, zoo dra men hetzelve aan een ander overdraagt. (B. 585, 594, 620.)
600. Men verliest het bezit, zelfs zonder den wil om de zaak aan een ander over te dragen, wanneer men die kennelijk verlaat. (B. 585.)
601. Men verliest, tegen zynen wil, het bezit van een stuk lands, erf of gebouw;
1quot;. Wanneer een ander zich daarvan, tegen wil en dank van den bezitter, in het bezit stelt, en gerusteiyk het genot, gedurende den tijd van één jaar, behoudt;
2U. Wanneer een erf door een buitengewoon toeval verdronken is.
Het bezit gaat door eene tijdelijke overstrooming niet verloren.
Men verliest bet bezit van eene algemeenheid van roerende zaken, op de wijze bij het eerste lid van dit artikel omschreven. (B. 648. C. 2243.) „a£
602- Het bezit eener roerende zaak wordt tegen den wil van den bezitter verloren;
1». Wanneer de zaak is weggenomen of gestolen;
2°. Wanneer dezelve is verloren, en men niet weet op welke plaats zy zich bevindt. (B. 606, 611, 637. C. 2279, 2280.)
603. Men verliest het bezit van onligchamelgke zaken, wanneer, gedurende een jaar, een ander daarvan het rustig genot heeft gehad. (B. 742, 744, 746, 754. C. 2243.)
DERDE AFDEELING.
Fan de regten die uit hel bezit voortvloeüen.
604. Hel bezit te goeder trouw geeft, ten opzigte der zaak, aan den bezitter het regt;
96
ii. titel, fan bezit en de realen enz.
1quot;. Dat hy by voffrraad, en tot het tijdstip der gerefrlelgke
terugvordering, als eigenaar wordt aangemerkt; ïquot;. Dat hij den eigendom der zaak, door middel van verjaring, verkrygt;
3°. Dat hy op de gereglelgke terugvordering de vruchten
geniet, welke de zaak oplevert;
iquot;. Dat hu in het hezit der zaak moet worden gehandhaafd wanneer hij daarin gestoord wordt; of in het hezit moet worden hersteld, wanneer hu hetzelve verloren heeft. (B. quot;gt;i8, 387, 606, 013, 618 v., «23, 030, 635, 639, 13«» v., 2000. C. 549, 2233.)
605- Het hezit ter kwader trouw geeft aan den bezitter, te» opzlgte der zaak, het regt:
1quot;. Om hy voorraad, en tol op bet tijdstip der geregtelijke
terugvordering, als eigenaar te worden aangemerkt; 2quot;. Om de vruchten der zaak te genieten, doch onder gehoudenis om die aan den reglhebhende terug te geven; 3quot; , Om in het bezit te worden gehandhaafd of hersteld, zoo als in hel vierde lid van hel vorige artikel gezegd is. (K. 388, 606, 613, 618 v., 023, 63i, 658, 1398, liO». C. 2-233.)
606 De regtsvordering tot handhaving in het bezit heefl plaats, indien iemand is gestoord in het hezit van een stuk lands of erf, van een huis of gebouw, van een zakelijk regt ofvaneene algemeenheid van roerende zaken. (B. 601 v., 911, 623. H. O. 54 40.)
607 Deze regtsvordering wordt ook toegelaten, al ware het bezit bekomen van iemand die onbekwaam was om te kunnen vervreemden. (B. 393, 1306.)
608 Zij heeft geen plaats tegen dengenen die het regt tot eene erfdienstbaarheid betwist, ten zij het geschil eene voortdurende en zigthare erfdienstbaarheid mogt gelden. (B.724v.,739 )
609 Indien er geschil ontstaat over de geldigheid van den regtstitel tot eene niet voortdurende, of tot eene niet zigtbare erfdienstbaarheid, kan de regter bevelen dat de party, die bij het ontstaan van het geschil het genot daarvan heeft, dat genot gedurende het geding behoude. (B. 593, 721 v., 746.)
610 Er kan geene regtsvordering tot handhaving in het bezit plaats hebben opzlgteiyk voorwerpen welke de bezitter niet wettigiyk kan bezitten. (B. 377 v.)
611 Roerende ligehameiyke zaken kunnen geen onderwerp uitmaken van eene regtsvordering tot handhaving in derzelver bezit, behoudens de slotbepaling van artikel 000. (B. 002, 2914. C. 2279.)
612 Huurders, pachters en anderen die houders van eene zaak voor een ander zijn, kunnen geene regtsvorderingtot handhaving in het bezit aanvangen. (B. 390, 828, 1996.)
613 De regtsvordering om in het bezit te worden gehandhaafd kan worden aangevangen, tegen elk en een iegeiyk die den bezitter in zyn bezit stoort, zelfs tegen den eigenaar,behoudens de regtsvordering van dezen ten petitoire.
97
ij. boek. Van zaken.
Indien niettemin lt;iat hezil ter bede, heimelijk of door newelri verkregen is, kan de iie/.itter de regtsvordering om in het bezit te worden gehandhaafd niet aanvangen tegen dengenen van wien het bezit in diervoege is verkregen, of aan wien hetzelve is ontnomen. (R. 591, 60i v., IIH, (i33, 1993.)
614 De regtsvordering tot handhaving in het bezit moet worden aangevangen binnen het jaar, te rekenen van den dag waarop de bezitter in zijn bezit gestoord is geworden. (B. «Si, 2016, 2019. R. O. Si. Pr. 23.)
615 Deze regtsvordering strekt om de stoornis te doen ophouden en den bezitter In zijn bezit te handhaven, met vergoeding van kosten, schaden cn interessen.
616 Het bezil wordt gerekend steeds bü hem geweest ie zijn die, het regt van bezit niet verloren hebbende, daarin door den regter is gehandhaafd geworden, behoudens heigeen nader omtrent de vruchten is gepaald. (B. 022, 1991.)
617 Indien Ier gelegenheid eener regtsvordering tot handhaving in een bezil, hetgeen van wederzijde gevorderd wordt, de regter vermeent dat hetzelve niet behoorlgk bewezen is, zal hy, zonder over het bezitregt uitspraak ledoen, kunnen bevelen, of dat het voorwerp onder geregtelijke bewaring worde gesteld, of dat de partijen ten pelitoire zullen procederen, of hij zal aan eene der partijen het bezit bij voorraad toestaan.
Dat bezit geeft alleen het regt om het genot der betwistezaak te hebben gedurende het geding over den eigendom, en onderge-houdenis om van de genotene vruchten rekening te doen. (R. 585, 605, 615, 634, 1773 V.)
618. Indien de bezitter van een erf of van een gebouw daarvan het bezit zonder geweld verloren heeft, kan hU tegen den houder eene regtsvordering aanvangen, strekkende om in het bezit hersteld en gehandhaafd te worden. (B. 601 v., 620 v., 624.)
619 In geval van gewelddadige ontzetting, heeft de regtsvordering tot herstelling in het bezit plaats, zoowel tegen degenen, die de gewelddadigheid hebben gepleegd, als die dezelve hebben bevolen.
Zij zijn allen hoofdelijk voor het geheel verantwoordelijk.
Om in die regtsvordering ontvankelijk te zijn, behoeft de aanlegger slechts de daad der gewelddadige ontzetting te bewijzen. (B. 620, 1401, 1403.)
620 Diezelfde regtsvordering kan worden aangevangen tegen alle degenen die zich te kwader trouw van het bezit hebben ontdaan. (B. 399.)
621. De regtsvordering tot herstelling en handhaving, waarvan in artikel 618 gesproken wordt, moet worden aangevangen binnen het jaar, te rek inen van den dag waarop het bezit is gestoord geworden; en In geval van gewelddadige ontzetting,moet de regtsvordering tot herstelling in het bezit worden aangevangen binnen denzelfden termijn, te rekenen van den dag waarop het geweld heeft opgehouden.
Men Is in die regtsvordering niet meer ontvankelijk, zoo dra
1)8
in. titel, ran eigendom.
men een geding ten petitoire heeft aangevangen. (B. K19, «25. K. 0. 54, Pr. 23.)
622 De regtsvordeiing tot teruggave en herstelling in het bezit strekt altijd om den vorigen bezitter in zijn bezit te handhaven of te herstellen, en hem te doen beschouwen even als of hij het bezit nimmer verloren had. (B. «1«, 1904.)
623 Bg deze regtsvorderingen zullen ten aanzien der bezitters, zoo te goeder als te kwader trouw, omtrent hunne regten aangaande het genot der vruchten en de gemaakte kosten gedurende bet bezit, de regelen gelden, welke hierna in den derden titel op dat stuk voor de opvordering van eigendom zyn voorgeschreven. (B. BOi v., «30, «31, 1500.)
624 Ook na verloop van hol jaar, hetwelk de wet toekent om de reglsvordering tot herstelling in het bezit aan te vangen, heeft degene, die op ecne gewelddadige wijze van zyn bezit is beroofd, het regt om, hij wege eener gewone reglsvordering, dengenen, die hef, geweld beeft gepleegd, te doen veroordeclen tot de teruggave van alles wat hem ontnomen is, en tot de vergoeding der kosten, schaden en interessen, door die feitelijkheden veroorzaakt. (B. «ti, «18, «21, 1401. R. O. 54.)
DERDE TITEL.
Van eigendom.
tak, Animadversiones ad lib. II, lit. Ill, el lib. Ill, lit. Ill Cod.
Civ. Neerl. (L. B. 1841).
eerste afdeel1ng.
Algemeene bepalingen.
ultenhoven, tie impcnsis a possessore factis (L. B. 1815.) Upm.
en Meded. VI. hlz. 29«.
625- Eigendom is bet regt om van eene zaak het vrij genot te hebben en daarover op de volstrekste wijze te beschikken, mits men er geen gebruik van make, strijdende tegen de wetten of de openbare verordeningen, daargesteld door zoodanige magt, die daartoe, volgens de Grondwet, de bevoegdheid heeft, en mits men aan de regten van anderen geen hinder toebrenge-, alles behoudens de onteigening ten aigemeenen nutte tegen behoorlijke schadeloosstelling, ingevolge de Grondwet. (G. 102. B. 583,039, «49, «74, «78 v., 711 v. Sb. 1851, 11°. 49. C. 537, 555, 555.)
626- De eigendom van den grond bevat in zich den eigendom van hetgeen op en in den grond is.
De eigenaar kan op den grond alle beplantingen doen en gebouwen stellen, welke bij goedvindt; behoudens de uilzonderingen in den vierden en vijfden titel van dit bock gemaakt.
Onder den grond mag hij naar goedvinden bouwen en graven, en uit dat graven alle vruchten trekken, welke hetzelve kan opleveren; behoudens de wyzigingen, uit de wetten en verordeningen van politie op het stuk der mgnen, uitveening en andere dergelyke voorwerpen voortvloeyende. (B. 050, «72 v., 721 v., 1211, 1517 v. C. 54«, 552.)
»»
li. boek. Fan zaken.
627- leder eigendom wordt vermoed vrij te zijn.
HU die beweert cenig regt op eens anders zaak te hebben, moet dat regt bewijzen.
628- Be verdeeling van eene zaak, welke aan meer dan een persoon toebehoort, geschiedt overeenkomstig de regelen, ten opzigte van de scheiding en verdeeling der nalatenschappen voorgeschreven. (B. 1112 v. C. 1872.)
629- De eigenaar heeft het regt om de aan hem toebehoo-rende zaak van iederen houder terug te vorderen, in den staat waarin zij zich bevindt. {B. 03quot;, 2014. Rv. 721.)
630- De bezitter te goeder trouw heeft het regt om alle de vruchten, welke hij van de teruggevorderde zaak tot op den dag der regtsvordering genoten heeft, voor zich te behouden. HU is verpligt tot teruggave van alle de vruchten sedert den aanvang dier regtsvordering genoten, onder aftrek van de kosten, tot de ver-kryging dier vruchten, voor het bebouwen, bezaaüen en bearbeiden van den grond, besteed.
Hij heeft wijders regt tot terugvordering der noodzakelijke uitgaven, tot het behoud en ten nutte der zaak aangewend, gelijk ook om de opgeëischte zaak onder zich te houden, zoo lang de kosten en uitgaven, in dit artikel opgenoemd, niet aan hem zgn vergoed. (B. 587, «Oi, 023, 632 v., 039, 118S, 1398 v.C. 548,349.)
631. Met hetzelfde regt, en op dezelfde wijze, kan de bezitter te goeder trouw, bU de teruggave van de opgeëischte zaak, terug vorderen de door hem in voege als voren bestede kosten lot het verkrijgen dier vruchten welke, op het oogenblik der teruggave, nog niet van den grond zUn gescheiden. (B. 1185. C. 548.)
632. HU heeft daarentegen geene aanspraak op de teruggave van zoodanige kosten, als door hem gemaakt zgn terverkrUging van de vruchten die hij ten gevolge van zijn bezit houdt. (B. «04, 630.)
633. HU heeft evenmin regt om, bij de teruggave der zaak, de kosten en uitgaven in rekening te brengen,doorbemgemaakt tot onderhoud der zaak, als welke onder de uitgaven totbehoud en ten nutte der zaak, hier-boven in artikel 030 vermeld, niet worden verstaan.
Wanneer er geschil ontstaat over hetgeen als kosten tot onderhoud moet worden beschouwd, zullen de voorschriften omtrent het vruchtgebruik te dien aanzien gevolgd worden. (B. 840 V.)
634. De bezitter te kwader trouw is verpligt;
lo. Om alle de vruchten der opgeëischte zaak met dezelve terug te geven, zelfs dezoodanige die niet genoten zUn, indien de eigenaar die had kunnen genieten; hij kan echter, zoo als dit in artikel 630 is bepaald, de kosten aftrekken of terug vorderen, welke door hem gedurende zUn bezit tot behoud der zaak zijn gemaakt, en ook de-zoodanige die, tot de verkrgging der vruchten, voor het bebouwen. bezaaUen en bearbeiden van den grond, zUn besteed;
2lt;i Om alle kosten, schaden en interessen te vergoeden;
100
in. titel, ran eigendom.
3J. Om, in geval hü het goed niet mogt kunnen terug geven, daarvan de waarde te voldoen, zelfs wanneer dat goed huiten zijne schuld, of hij toeval, is verloren gegaan, ten zü hij mogt kunnen bewijzen dat de zaak evenzeer zoude vergaan zijn, indien de eigenaar die had hezeten. (B. 388. «03, «17, 623, 658, 1185, li«0. C. 549.)
635- Hij, die zich op eene gewelddadige wijze heeft in het hezit gesteld, kan de door hem gedane uitgaven niet terug vorderen, al waren dezelve ook tot behoud van het goed noodzakelijk geweest. (B. 60i, 613, 1185, liOO.)
636- De uitgaven tot nut en verfraaying blijven ten laste van dengenen, die te goeder of te kwader trouw bezeten heeft, doch hü heeft het regt om de door hem aangebragte voorwerpen van nut en verfraaying tot zich te nemen, indien zulks kan geschieden zonder het goed te beschadigen.
637. Hij, die de teruggave van eene gestolene of verlorene zaak vorder!, is niet verpligt aan den houder den door dezen besteden koopprys terug te geven, ten ware de houder de zaak op eene jaar- of eene andere markt, op eene openbare veiling, of van eenen koopman gekocht heeft, die hekend staat in dergelijke voorwerpen gewoonlijk handel te dryven. (B. 602, 1507, 1757, 2014. C. 2279, 2280.)
638 In zee geworpene en door de zee opgeworpene goederen kunnen door den eigenaar worden terug gevorderd, met inachtneming der wettelijke voorschriften op dal stuk bestaande. (K. 556. Sb. 1814, nquot;. 97. C. 717.)
tweede afdeel1nc.
fan de wijze waarop eigendom verkregen wordl.
philips, de dominio rei mobilis (L. B. 1847). — bubceb, de
thesauris (L. B. 1847).
639. Eigendom van zaken kan op gesyie andere wyze worden verkregen, dan door toeëigening, door natrekking,doorverjaring, door wettelijke of testamentaire erfopvolging, en door opdragt of levering ten gevolge van eenen regtstitel vaneigendoms-over-gang, afkomstig van dengenen die geregligd was over den eigendom te beschikken. (B. 625, 640 v., 643, 667, 877 v., 921 v., 1983, 2000. C. 711, 712.)
640- Roerende zaken, welke aan niemand toebehooren, worden het eigendom van dengenen die zich dezelve het eerst toeeigent. ;B. 565, 567 v., 575 v. C. 713.)
641 Het regt om zich het wild of de vlsschen toeteeigenen behoort, by uitsluiting, aan den eigenaar van den grond waarop zich bet wild, of van het water waarin zich de visschen bevinden; behoudens de regten door derden verkregen, waarvan zy tegenwoordig het genot hebben, en onverminderd de wetten en verordeningen op dat stuk aanwezig. (B. 563, 577,821.Sb. 1852, no. 47. C. 546, 551, 715.)
642. De eigendom van eenen schat behoort aan dengenen.
101
li. boek. Fan zaken.
die (lenzelvcn op zün eigen grond gevonden heeft. Indien de schat op den grond van een ander gevonden wordt, behoort de eene helft aan den vinder, en de wederhelft aan den grondeigenaar.
Men verstaat door eenen schat alzoodanige verborgene of be-gravene zaak, waarop niemand zijn regt van eigendom kan bewijzen, en die door een louter toeval ontdekt is. (B.825.C.71().)
643 Al hetgeen met eene zaak vereenigd is, of met dezelve een ligchaam uitmaakt, behoort aan den eigenaar, volgens de regelen bij de volgende artikelen vastgesteld. (B. (gt;26, 1318. C. 551.)
644. Groote en kleine eilanden, en door aanslijking droog gewordene platen, die zich in onbevaarbare en onvlotbare rivieren nederzetten, behooren aan de eigenaars der oevers aan de züde waar zij zich gevormd hebben. Indien het eiland zich niet aan éénen kant heeft opgeworpen, behoort hetzelve aan de eigenaars der beide oevers, te rekenen van de lijn die men vooronderstelt in het midden van de rivier getrokken te zijn. (B. 3quot;', üiti. C. 556, 561.)
645. Indien een stroom of eene rivier, door eenen nieuwen arm te maken, het aan den oever liggend land van eenen eigenaar doorsnijdt en tot een eiland maakt, behoudt de eigenaar den eigendom van zijn land, zelfs wanneer dat eiland zich in eenen stroom of in eene bevaarbare en vlotbare rivier gevormd had. (C. 562.)
646- De eigendom van stroomen en rivieren brengt mede den eigendom vnn den grond, waarover het water loopt. (B. 577,644, 676. C. 558.)
647 Indien een stroom of eene rivier eenen nieuwen loop aanneemt en zijne oude beddingen verlaat, nemen'de eigenaars van de gronden, welke zij bierdoor verloren hebben, bezit van de verlatene beddingen om zich schadeloos te stellen, een iegelijk naar evenredigheid van den grond dien hij verloren heeft. (C. 563.)
648. De tijdelijke overstrooming van eenen stroom of eene rivier doet den eigendom noch verkrijgen noch verloren gaan. (B 601.)
649 Verdronken landen blijven aan den eigenaar toebehooren.
Niettemin, indien derzelver bepoldering of droogmaking, door den Koning, voor hel algemeen belang, of lot beveiliging van nabij gelegen eigendommen, noodzakelijk wordt geacht, en door deskundigen bewezen wordl dat die verdronken landen voor bepoldering of droogmaking vatbaar zijn, zullen derzelver eigenaars aangemaand worden om dezelve te bewerkstelligen of daaraan deel te nemen en, bij weigering of ontstentenis daarvan, van hunnen eigendom ten behoeve van den staat kunnen worden onteigend, tegen gelijktijdige voldoening van de waarde, waarop die gronden, als verdronken land, zullen worden geschat. (B. 625, 801, 858. Sb. 1841, n°. 19.)
650- De eigenaar van een zeeduin is van regtswege eigenaar van den grond, waarop hel zeeduin rust.
102
ui. titel, l'un eigendom.
Indien een aan liet zeeduin aangrenzend stuk lands door den wind met zand zoodanig wordt overstoven, dat het land met hel zeeduin vereenigd wordt, en daarvan niet kan worden onderscheiden, wordt het land de eigendom van dengenen aan wien het zeeduin toebehoort, ten ware hetzelve, binnen vijfjaren na de overstuiving, door eene afhelning of grenspalen zü afgescheiden. (B. 026.)
651- De aansiykingen en aanwassen, welke natuurlijk, langzamerhand en ongemerkt, aan de landen, bij een loopend water gelegen, aangroeien, worden aanspuelingen genaamd.
De aanspoeling komt ten voordeele van de eigenaars van den oever, zonder onderscheid of in den titel van eigendom al ol niet melding worde gemaakt van de hoegrootheid der landen; behoudens de wetten en verordeningen opzigtelijk voel-en jaagpaden. (B. 821. C. iiöü.)
652- De bij het tweede lid van het vorige artikel gemaakte bepaling is ook toepasselijk op aanspoelingen, welke aan de oevers van bevaarbare meeren plaats hebben.
Dezelfde bepaling is eindelijk ook toepasselijk op aanwassen, gorsingen en schorren, door de zee aan de stranden en aan de oevers der rivieren, alwaar ebbe en vloed gaat, aangespoeld, bet zy de oever aan den slaat, of wel aan byzondere personen of gemeenschappen, toebehoort. (C. »5quot;, 358.)
653- Aanspoeling heeft geen plaats ten aanzien van vijvers.
De eigenaars derzelve behouden steeds den grond die door het
water bedekt wordt, wanneer het tot die hoogte gekomen is dal de vjjver zich daarvan ontlast, ofschoon ook de hoeveelheid van het water naderhand weder afneme.
Zoo ook, omgekeerd, verkrijgt de eigenaar van den vijver geen regt op de landen aan den oever gelegen, die door zijn water, bg buitengewone hoogte van hetzelve, overdekt worden. (C. 538.)
654 Het wordt als geene aanspoeling aangemerkt, indien een stuk lands door het geweld van den stroom in eens van het eene land afgescheurd en aan bet andere aangeworpen wordt, mits de eigenaar zijn regt binnen drie jaren na die gebeurtenis doe gelden. Na dit tijdsverloop, wordt ook dal afgescheurde en niet gevorderde stuk gronds de eigendom van dengenen, aan wiens land hetzelve aangeworpen is. (B. IM!». C. 539.)
655. Al hetgeen op een erf geplant of gezaaid is, behoort aan den eigenaar des gronds. (B. ««0, 758, 1933, 1938. C. 533.)
656 Al hetgeen op een erf gebouwd is, behoort aan degrond-eigenaars, mits het gebouwde met den grond vereenigd zü; behoudens de wyzigingen in artikel G58 en 059 voorkomende. (B. quot;58, 1953, 1958. C. 553.)
657. De eigenaar van den grond, die met bouwstoffen, welke aan hem niet toehehooren, gebouwd heeft, moet daarvan de waarde voldoen; bij kan lot vergoeding van kosten, schaden en interessen worden veroordeeld, indien daartoe gronden zün,doch heeft de eigenaar der bouwstoffen geen regt om dezelve weg te nemen. (B. 000, 1402 v. C. 551.)
658- Indien iemand met zijne eigene bouwstoffen ojden grond
103
u. boek. ran zaken.
van een iiniler werken heeft aangelegd, kan de grondeisenaar het gebouwde voor zich behouden, of den anderen noodzaken om hetzelve weg te nemen.
Indien de grondeigenaar vordert dat het gebouwde worde weggenomen, zal het afbreken moeten geschieden ten koste van dengenen die de werken gemaakt heeft, en deze laatste kan zelfs tot vergoeding van kosten, schaden en interessen worden veroordeeld.
Indien daarentegen de grondeigenaar het gebouwde wil aan zich behouden, moet hij de waarde van de bouwstoffen, mitsgaders bet werkloon, betalen, zonder dat echter de meerdere waarde van het erf daarbij in aanschouw zal kunnen worden genomen. (B. Mquot;), 534, G39 v., 764, Hi v., 82G. C. SöS.)
659 Indien bet houwen door eenen bezitter te goeder trouw is verrigt, kan de eigenaar niet vorderen dat het gebeuwde worde w eggenomen, maar hij heeft de keus om, of de waarde der bouwstoffen en het werkloon te voldoen, «f eene geldsom te betalen, evenredig aan de meerdere waarde van het erf. (B. 604, 630, 660. C. 555.)
660 De drie bovenstaande artikelen zyn ook toepasselijk op de beplantingen en bezaaijingen. (B. 655. C. 533.)
661 Hu, die van eene niet aan hem toebehoorende slof een voorwerp van eene nieuwe soort maakt, wordt eigenaar van dat voorwerp, mits hij den prijs der stof betale, en, zoo daartoe gronden zijn, de kosten, schaden en interessen vergoede. (C. 570.)
662 Wanneer het nieuwe voorwerp zonder toedoen van den mensch en door de toevallige vereeniging van onderscheidene stoffen, aan verschillende eigenaars toebehoorende, is voortge-bragt, alsdan wordt het nieuwe voorwerp eene tusschen alle de eigenaars gemeene zaak, naar evenredigheid van de w aarde der stoffen, welke oorspronkelük aan ieder hunner hebben toebehoord. (C. 573.)
663 Indien het nieuwe voorwerp is voortgebragt door de vereeniging van onderscheidene stoffen, aan verschillende eigenaars toebehoorende, en door de daad van een dier eigenaars, zoo bekomt laatstgemelde daarvan den eigendom, onder gehoudenis om aan den anderen de waarde der stoffen te voldoen,met vergoeding van kosten, schaden en interessen, indien daartoe gronden zijn. (C. 372.)
664. Wanneer, in de gevallen bij de twee bovenstaande artikelen voorzien, de stoffen gevoegelijk kunnen worden gescheiden, zal een ieder kunnen terug vorderen hetgeen hem toebehoort. (B. 827. C. 366, 572, S73.)
665- Eigendom wordt verkregen door verjaring, nadat men eene zaak heeft bezeten, gedurende den tijd welke de wet bepaalt, en overeenkomstig de voorwaarden en onderscheidingen, welke by den zevenden titel van het vierde boek van dit wetboek zijn vastgesteld. (B. 1983 v., 2000. C. 2219.)
666 De wijze waarop eigendom door middel van wettelijke erfopvolging of testamentaire erfstelling verkregen wordt, is by den elfden en twaalfden titel van dithoekbehandeld. (B.877,921.)
lil. titel. Van eigendom.
667- De levering van roerende zaken, onligchamelüke uitgezonderd, geschiedt door de enkele overgave, welke door den eigenaar of in zijnen naam is vcrrigt, of door de sleutels van het gebouw, waarin zich die zaken hevinden, over te geven.
De levering wordt niet vereischt, indien de verkrijger de zaak reeds, uit kraehte van cencn anderen titel, in zijne magt heeft. (B. 559, 5(15 v., 1271 v., 1493. K. 309. C. ItiOti.)
668. De levering van schuldvorderingen die niet aan toonder luiden, en andere onligchainelijke zaken, geschiedt door middel van eene authentieke of onderhandsche akte, waarhy de regten op die voorwerpen aan een ander worden overgedragen.
lie overdragt heeft ten aanzien van den schuldenaar geen gevolg dan van het oogenblik dat dezelve aan hem is betcekend geworden, of dat hg de overdragt schriftelijk heeft aangenomen of erkend.
Ten opzigte van effecten en schuldvorderingen aan toonder wordt de overgave voor levering gehouden. (B. 1198,1193,1376. C. 1607, 1(189., 1090.)
669. De levering van inschrijvingen op het grootboek der nationale schuld gcscbiedt ingevolge de voorschriften en verordeningen op dat stuk bestaande. (Sb. 1814, n». 113.)
De levering van op naam staande aandeelen in maatschappijen geschiedt overeenkomstig derzelver statuten, en, bij gebreke van bepalingen daaromtrent, op de wijze als bü het Wetboek van Koophandel op dat stuk is voorgeschreven. (K. 40 v.)
670. De bepalingen der twee voorgaande artikelen maken geen inbreuk op de wetten en gebruiken in zaken van koophandel. (K. 40 v.)
671. De levering of opdragt van onroerende zaken geschiedt door de overschrijving van de akte in de daartoe bestemde openbare registers.
Indien de akte onderwerpen of handelingen inhoudt, welke niet tot de geleverde zaak betrekkelijk zijn, is het voldoende om bij authentiek uittreksel slechts te doen overschrijven al hetgeen die zaak betreft, mits in dat geval de partijen, het zij by het opmaken van hel uittreksel voor den notaris en getuigen, het zij bij eene onderhandsche verklaring, op bet uittreksel te stellen, hare toestemming geven dat de overschrijving der akte overeenkomstig dat uittreksel geschiede. (B. 743, 700, 707, 807, 1493, 1727. K. 309. C. 1383, 1603.)
VIERDE TITEL.
fan de regten en verpliqtingen tusschen eigenaars van naburige erven.
SLicilTENBREE, de muris, de fossis et sepihus intermediis (L. B.
1838.) waardenbuug, de vicinorum dominorum circa aquam
juribus el officiis (Utr. 1836) ■,over art. 702 levvssohn in Themis Fill. blz. 483—491 ; over art. 719 v. i). linden in T/iemis;
VI. blz. 329- 343.
672. Er bestaan tusschen de eigenaars van naburige erven
105
li. boek. Van zaken.
rcglen en verpligtingen, welke voortvlooUen, het zij uit de natuurlijke ligging der erven, liet zy uit de bepalingen dor wet. (B G2G-. C. C3n.)
673. Erven die lager liggen zijn, len belioeve van degene die hooger gelegen zijn, verpligt liet water te ontvangen, hetwelk daarvan natuurlijk afloopt, zonder dat zulks door menpclipn toedoen bevorderd worde.
De eigenaar van hel erf dat lager ligt mag geenen dijk of dam opwerpen, waardoor deze uitwatering belet wordt; daarentegen mag de eigenaar van het liooger gelegen erf niets in het werk stellen, waardoor de toestand van hetgene dat lager ligt verzwaard wordt, (B 07(gt; v., 700, 72i, 7:t:i, -'li v, O. 010.)
674- Die eene waterbron op zijn erf heeft magdaarvan, naar goeddunken, gebruik maken, behoudens hot regt hetwelk do eigenaars van lager gelegene erven, het zij door eenigen titel, het zy door verjaring, overeenkomstig artikel 7i5, mogten verkregen hebben. (B. C2D,C7rgt;, 7-2!, 733. C. 041.)
675- De eigenaar van de waterbron mag den loop der bron niet veranderen, indien dezelve aan de inwoners van eene stad, een dorp of gehucht, hel voor hen noodzakelijke waterverschaft.
In dal geval, heeft de eigenaar aanspraak op eene door deskundigen to regelen schadeloosstolling, ten ware het gebruik des waters wettig verkregen of verjaard mogt zijn. (B. 7.,tquot;gt;, 741 v. C. ei3.)
676- Hij wiens eigendom gelegen Is aan don oever van oen stroomend water, heiwolk niet tot hol openbaar domein behoort, mag van dat voorbyioopend water tot bospoeling van zun erf gebruik maken.
Degene wiens erf door dat water doorsneden wordt, mag daarvan zelfs in do tusschonruimlo, welke hel water doorloopt, gebruik maken, mits hg, ter plaatse waar zijn erf eindigt, aan het water deszelfs natuurlijken loop wedergeve. {B. 377, Cifi. C. 044.)
677- Wanneer er tusschen eigenaars, aan welke die wateren eenlg nut kunnen verschaffen, geschil ontstaat, moeten do rogt-banken, bij de beslissing daarvan, hol belang van den landbouw mol do onschondhaarhoid van hot rogl van eigendom trachten overeen Ie brengen, on zich, in allen gevalle, gedragen naar de bijzondere en plaatseiyko verordeningen, opziglelijk den loop,de hoogte en het gebruik der wateren. (O. 043.)
678. leder eigenaar kan zijnen nabuur noodzaken hunne aan elkander grenzende eigendommen af te scheiden.
De afscheiding moet ton gemeenon koste gedaan worden. (B. 023, 683, 000, 7U.C. 050.)
679 Ieder eigenaar mag zijn erf afsluiten, behoudens de uilzonderingen bij artikel 7ts gemaakt. (B. «23 v., 683, 000, 712 C. 647.)
680 De eigenaar die zün erf hooft afgesloten, verliest bot regt van klaauwengang en stoppelwoide, naar evenredigheid van den grond, welke hy door de afsluiting aan de gemoene welding onttrekt. {C. «i8.)
IOC
iv. titel, ran de rerjten tusschen eigenaars enz. 107
681- Vlle muren dienende tot afscheiding tusschen gebouwen, landergen, hoven en tuinen, worden gerekend gemeene muren te zijn, ten ware er een titel of teeken, hel tegendeel aanduidende, mogt bestaan.
Indien de gebouwen niet even hoog zijn, wordt de scheidsmuur slechts voorondersteld gemeen te zijn, tol de hoogte van het minst verhevene gebouw. (B. G83, 683,688,C91,1953. C. «33.)
682 Het teeken dat een scheidsmuur niet gemeen is bestaat onder anderen daarin;
lu. Dat het bovenste van den muur aan eenen kant opstaande en loodregt met deszelfs voetstuk is, en aan den anderen kant schuins alloopt;
•2quot;. Dat de muur een geliouw of eene terras steunt of schraagt, zonder dat er van den anderen kant een gebouw of ander werk aanwezig zij;
3quot;. Dat bg het bouwen van den muur slechts aan de eene zijde, het zij een kap, het zij steenen Igslen en vooruitstekende steenen zijn geplaatst geworden.
In die gevallen, wordt de muur gerekend bij uilsluiting toe te behooren aan den eigenaar, aan wiens kant het gebouw, de terras, de Igsten en vooruitstekende steenen, of de goot van zoodanige kappen, gevonden worden. (B. 6!I3. C. 63i.)
683- De reparation en wederopbouwing van den gemeenen scheidsmuur komen ten laste van alle degenen die op den muur regt hebben, en zulks naar evenredigheid van ieders regt.
Niettemin kan elke mede-eigenaar zich bevrijden om tol de kosten van reparatie en wederopbouwing bü te dragen, door zijn regt van mede-eigendom op den weder op te bouwen of te herstellen muur te laten varen, mits de scheidsmuur geen aan hem toebehoorend gebouw schrage of sleune, of in de steden en aaneengebouwde voorsteden en dorpen niet tot afscheiding ver-slrekke van aan elkander grenzende huizen, opene plaatsen en tuinen. (B. 678, 685, «91 v., 702, 726, 736. C. «33, «36.)
684 Klke mede-eigenaar mag tegen den gemeenen muur aanbouwen, en in denzelven, tot op de helft der dikte, balken, ribben, ankers of andere ijzer- of houtwerken doen plaatsen, mits de muur zelf daardoor geene schade lijde. (B. «89, 703, 731. C. 637.)
685. Ieder mede-eigenaar mag den gemeenen scheidsmuur hooger doen optrekken, maar hij moet alleen de kosten van ver-liooging dragen, mitsgaders de reparatiën lot onderhoud van hetgeen zich boven de hoogte der gemeene scheiding bevindt, en bovendien de vergoeding der schade, die door de zwaarte veroorzaakt wordt, naar evenredigheid van den last, en volgens de waarde.
Indien de gemeene scheidsmuur niel in staal is om de verhooging te dragen, moet degene die den muur wil optrekken denzelven voor zijne kosten geheel op nieuw doen opbouwen, en de meerdere dikte moet van den grond aan zijnen kant afgenomen worden. (B. «81, 683, 687, «89, 728 C. 658, 639.)
li. boek. Van zaken.
686 Ieder mede-eigenaar van eenen gemeenen scheidsmuur mag op het gedeelte hetwelk hem toebehoort eene goot leggen, en het water doen uitloopen, het zij op zün erf, het zij op den openharen weg, indien zulks niet hij de wetten ofverordeningen verboden is. (B. 700.)
687. Be mede-eigenaar des muurs, welke niet tot de verhooging heeft bggedragen, kan den mede-eigendom dier verhooging verkrijgen, mits betalende de helft van de gemaakte onkosten, mitsgaders de helft der waarde van den grond, indien daarvan tot verbreeding is gebruik gemaakt. (B. 683. 685. C. 6B0.)
688- Oeen muur kan zonder den wil van deszelfs eigenaar worden gemeen gemaakt. (B. 083. C. 661.)
689- Oeen der mede-eigenaars mag, zonder toestemming van den anderen, in den gemeenen muur eenige diepte of holte maken, noch tegen denzelven eenig werk aanbrengen of doen steunen
In de gevallen, bij artikel 68i en 685 voorzien, kan de mede-eigenaar vorderen, dat vooraf door deskundigen de noodige middelen worden beraamd, ten einde het nieuwe werk aan zijne regten geen nadeel toebrenge.
Indien het nieuwe werk aan den eigendom van den nabuur nadeel veroorzaakt heeft, moet hü daarvoor schadeloos worden gesteld; zullende echter de schade, toegebragt aan hetgeen tot verfraaijing van den scheidsmuur heeft verstrek!, hy het opmaken der schadeloosstelling, niet in aanmerking komen. (B. 692. C. 662.)
690. Een ieder kan in de steden en aaneengebouwde voorsteden en dorpen zünen nabuur noodzaken om bij te dragen tot hel maken of het stellen van afsluiting, dienende tot afscheiding van hunne huizen, opene plaatsen en tuinen.
De wüzc en de hoogte van afsluiting zullen geregeld worden volgens de bijzondere verordeningen en plaatselijke gebruiken. (B. «IS. C. 663.)
691. Elk der naburen mag te zgnen koste in de plaats van eene gemeene heining eenen gemeenen muur zetten, maargeens-zins eene heining in plaats van eenen muur. (B. 683, 098)
692 Geen der naburen mag, zonder de toestemming van den anderen, in den gemeenen scheidsmuur eenig venster of andere opening maken, op welke wyze bet ook zijn moge. Hij mag dit echter doen in dat gedeelte van den muur, hetwelk hü te zijnen koste optrekt, mits zulks dadelijk bü de optrekking geschiede, op de wijze bü de twee volgende artikelen omschreven. (B. 685, 687, 689. C. 675.)
693. De eigenaar van eenen muur die niet gemeen is, en waartegen het erf van eenen andere onmiddelijk aanligt, mag in dien muur lichten of vensters maken van digte üzeren traliën voorzien, en met vaststaande ramen.
De traliën zullen, ten hoogste, eén palm tusschenruimte de eene van de andere mogen hebben. (B. 082, 695 v. C. 676)
694. Deze vensters of openingen mogen niet lager gemaakt worden dan vüf en twintig palmen boven den vloer of grond der
108
iv. titel. Van de reglen tusschen eigenaars enz. 109
kamer, welke men verlichten wil, indien dezelve mei de straat gelijkvloers is, en niet lager dan twintig palmen boven den vloer, voor lioogere verdiepingen. (C. 677.)
695- Men mag over het afgesloten of onafgesloten erf van zijne naburen geene regtstreeksche uitzigten hebben, noch vensters waardoor men op eens anders erf ziet, noch balkons of andere dergelijke vooruitspringende werken, ten zy er een afstand van twintig palmen worde gelaten, tusschen den muur waarin men zoodanige werken maakt, en het erf. (B. 025, «93, 097. C. 678.)
696 Ter zyde of in de schuinte mag men op het erf van zijnen nabuur geene uitzigten hebben, ten zü op eenen afstand van vjjf palmen. (B. 025, 093, 095, 097. C. 079.)
697. De afstand, waarvan in de twee voorgaande artikelen gesproken is, wordt gerekend van den buitenkant van den muur in welken de opening gemaakt wordt, en indien er balkons of soortgelijke uitstekende werken zgn, van derzeiver buitensten rand tot aan de scheidslinie der beide erven. (C. 080.)
698- De bepalingen in artikel 681 tot en met artikel 097 vervat, zgn toepasselijk op iedere afsluiting van hout, dienende tot scheiding tusschen gebouwen, opene plaatsen en tuinen. (C. 053.)
699. Wanneer.het tot reparatie van eenig gebouw noodzakelijk is om op den grond van den nabuur eenig steigerwerk te plaatsen, of daarover te gaan, om bouwstoffen aan te brengen, is Ue eigenaar van dien grond verpligt zulks te dulden, behoudens schadeloosstelling, indien daartoe gronden zgn.
700. Elk eigenaar is verpligt zgne daken zoodanig in te rig-ten, dat het regenwateropzgnerfof opdenopenbarenwegafloope, indien dit laatste niet bij de wetten of bij verordeningen is verboden; bij mag het water niet op den grond van zijnen nabuur doen uitloopen. (B. 073, 080, 72i, 729. C. 681.)
701 Niemand vermag water of vuilnis door de goten van eens anders erf te laten loopen, ten ware hij daartoe het re^t mogt hebben verkregen. (B. 72j, 730, 'li.)
702- Alle gebouwen, muren, heiningen of andere scheidingen, welke, het zg door ouderdom, bet zg uit anderen hoofde,dreigen in te storten, en die het naburige erf in gevaar brengen, of over hetzelve heen hangen, moeten afgebroken, opgebouwdofhersteld worden, op de eerste aanmaning van den eigenaar des naburi-gen erfs. (B. 683, 099.)
703 Hij, die, in de nabijheid van eenen gemeenen of nietge-meenen muur, eenen put, een riool, of een sekreet laat graven; die aldaar eenen schoorsteen of eene stookplaats, een oven of fornuis wil metselen; er eenen stal of mestbak tegen aan wil bouwen, of tegen dien muur een magazgn of pakhuis van zout, of eene verzamelplaats van bijtende stollen, wil aanleggen, of daartegen andere schadelijke of gevaarlijke werken wil maken, is verpligt de tusschenruimte te laten of te maken, welke bij de byzondere verordeningen of gebruiken te dien opzigte is voorgeschreven, of al zoodanige werken aan te leggen alsdie reglemen-
u. boek fan zaken.
ten en gebruiken voorschrijven, ten einde alle schaden voor de naburige erven te voorkomen. (B. S25, 68i, 089. C. 67i.)
704 Regenbakken, putten, sekreten, riolen, goten en dergelijke, tusschen naburige erven gemeen, moeten ten koste der eigenaars ondêrhouden, geruimd of gereinigd worden. {B. 70ö.)
705 De ruiming van gemeene sekreten moet beurtelings, dan over het eene, en dan over het andere erf geschieden.
706 Alle grachten of sloolen tusschen twee erven worden voorondersteld gemeen te zijn. indien er geen titel of teeken van het tegendeel aanwezig is. (B. 1933. C. 000.)
707. Het wordt, onder anderen, als een teeken dat de gracht of sloot niet gemeen is, beschouwd, wanneer de kade of opge-worpene aarde alleenlijk aan de eene zyde van de gracht of sloot gevonden wordt.
!n dat geval, wordt de gracht of sloot gerekend voor het geheel aan dengenen toe te behooren, aan wiens kant deopgewor-pene aarde zich bevindt. (B. 1933. C. 007, 008.)
708 De gemeene grachten of sloolen moeten op gezamenlijke kosten worden onderhouden. (C. 009.)
709 leder der aangrenzende eigenaars mag in de gemeene gracht of sloot visschen, varen, zijne heesten drenken, en daaruit tot zijn gebruik water scheppen. (B. 732. C. 544.)
710 Iedere hegge, welke twee erven van elkander scheidt, wordt voorondersteld gemeen te zijn, ten ware er titel, bezit of teeken van het tegendeel mogt bestaan.
De hoornen die zich in de gemeene hegge bevinden zijn gemeen, gelijk de hegge zelve, en ieder der eigenaars heeft het regt om te vorderen dat die boomen omgehakt worden. (B. 1933. C. 070, 073.)
711 De eene nabuur kan den anderen noodzaken tot het planten van nieuwe heggen, ten gemeenen koste, indien de vorige, gemeen zijnde geweest, tot aanw ijzing der scheidslinie tusschen de beide erven hebben verstrekt. (B. 023, 078. C. 003.)
712 Het wordt, onder anderen, als een teeken dat de hegge niet gemeen is, aangemerkt, w anneer slechts een der erven afgesloten is. (B. 079, 1933 C. 670.)
713. Het is niet geoorloofd hoog opschietende boomen of heggen te planten, dan op den afstand welke bü de tegenwoordig bestaande bijzondere reglementen, of ten gevolge van vaste en erkende gebruiken, bepaald is, en bü ontstentenis van reglementen of gebruiken, op den afstand van twintig palmen van de scheidslinie der beide erven, voor zoo verre de hoogopschietende boomen betreft, en op den afstand van vijf palmen, ten aanzien der heggen. (B. 025. C. 071.)
714 De nabuur heeft het regt om te vorderen dat de boomen en heggen, op een korteren afstand geplant, worden uitgeroeid.
Hy op wiens erf de takken der boomen van zijnen nabuur overhangen, kan den laatstgenoemden noodzaken die takken af te snyden.
Indien de wortels der boomen op zijn erf doorschieten, heeft
110
iv, titel, ran de reglen iusschen eigenaars enz. 111
hü het regt om die aldaar zelf weg te hakken; ook de takken mag hij zelfs afsnijden, indien de nabuur op zijne eerste aanmaning geweigerd heeft zulks te doen, en mits hy niet op den eigendom van den nabuur trede. (C. 672.)
715- De eigenaar van een stuk lands of erf, hetwelk tusschen andere landen zoodanig ligt ingesloten dat hetzelve geenen toegang heeft tot den gemeenen weg of de gemeene vaart, is bevoegd om van de eigenaars der naastgelegene landen te vorderen, dat zij hem eenen uitweg, ten dienste van zijn land of erf, aanwijzen, onder verpligting eener vergoeding, geëvenredigd aan de schade daardoor te veroorzaken. (B. Bquot;9, quot;li v., 737. C. 082.)
716 Deze uitweg moet gemeenlijk genomen worden aan de zijde waar de toegang van dit stuk lands of erf tot den gemeenen weg of de gemeene vaart de kortste is, zoo echter dat altijd bij voorkeur die rigting genomen worde, welke de minste schade veroorzaakt aan het land, waarover die uitweg is verleend. (B. 738. C. 683, 684.)
717 Indien het regt tot schadevergoeding, aan het slot van artikel 71n vermeld, door verjaring is te niet gegaan, blijft niettemin de uitweg voortduren. (C. 683.)
718. De verleende uitweg houdt op, van het oogenblik dat dezelve door bet ophouden der omstandigheden, bij artikel 71igt; vermeld, niet meer noodzakelijk is, en men kan zich op geene verjaring beroepen, hoe lang de uitweg ook moge hebben bestaan. (B. 737, 739.)
719. Voetpaden, dreven of wegen, aan verscheiden geburen gemeen, en welke hun tot eenen uitweg dienen, kunnen niet dan met gemeene toestemming worden verlegd, vernietigd of tot een ander gebruik gebezigd, dan waartoe dezelve zyn bestemd geweest. {B. 733.)
720. De regten en verpligtingen ten openbaren of gemeentelijken nutte daargesteld, ten onderwerp hebbende de voet- en jaagpaden langs bevaarbare of vlotbare rivieren, het maken of het herstellen van wegen, dijken en andere openbare of gemeentelijke werken, zijn bij bijzondere wetten en verordeningen geregeld. (B. 377. C. 630.)
VIJFDE TITEL.
Tan erfdienstbaarheden.
novAARDS, de servilutibus (Traj. 18i0). — v. bell. De ondeelbaarheid der erfdienstbaarheden volgens het Kom. en hedend.
regt (Leid. en Amst. 1830.)
eerste afdeel1ng.
Van den aard en de onderscheidene soorten van erfdienstbaarheden.
721- Erfdienstbaarheid is een last waarmedo een erf bezwaard is, tot gebruik en ten nutte van een erf, hetwelk aan eenen anderen eigenaar toebehoort
ii. boek. Kan zaken.
Dezelve mag, noch ten laste, noch ten behoeve van eenen persoon, rtaargesteld worden. (B. 564, 625,1250. C. 637, 686.)
722 Alle erfdienstbaarheden bestaan in de verpligtlng om iets te dulden, of iets niet te doen.
723- Erfdienstbaarheid geeft geenen voorrang aan het eene erf boven hel andere. (C. 638.)
724. De erfdienstbaarheden zijn voortdurende of niet voortdurende.
Voortdurende erfdienstbaarheden zijn dezoodanige welker gebruik voortduurt of kan voortduren, zonder dat daartoe des men-schen toedoen noodig zij; van dien aard zün de waterloopen, het gootregt, het uitzigt en andere dergelijke.
Niet voortdurende erfdienstbaarheden zyn dezulke welke tot derzelver uitoefening 's menschen toedoen noodig hebben, als daar zyn ; het regt van overgang, van water te halen, beesten te weiden en andere soortgelijke. (B. 593, 608, 673 v., 700, v., 727, 734, 744, 746. C. 688.)
725. De erfdienstbaarheden zyn zigtbaar of onzigtbaar,
Zigtbare erfdienstbaarheden zyn dezoodanige waarvan door
uitwendige werken blijkt, geiyk eene deur, een venster, eene waterleiding en soortgelyke.
Onzigtbare zyn dezulke welke geen uitwendig teeken van hun bestaan hebben, gelijk het verbod om op een erf te bouwen, of om niet dan tot op eene bepaalde hoogte te mogen bouwen, het regt om beesten te weiden, en andere waartoe 's menschen toedoen noodig is. (B. 594, 608, 727, 734, 744, 746. C. 089.)
726- Wanneer men eenen muur of een gebouw op nieuw optrekt, biyven de heerschende en lydende dienstbaarheden tenop-zigte van den nieuwen muur of van het nieuwe gebouw voortduren, zonder dat dezelve evenwel kunnen verzwaard worden, en mits de wederopbouwing geschiede voordat de verjaring der dienstbaarheden plaats hebbe gehad. (B. 738 v., 750, 752, 754. C. 665, 704.)
727. Hy die hel regt van erfdienstbaarheid van uitzij of van licht heeft, mag zoo vele vensters of lichten maken als bij goedvindt; maar hy mag, na te hebben gebouwd of van zyn regl gebruik gemaakt, derzelver getal in het vervolg niet vermeerderen.
Door licht, wordt alleen het noodige licht, zonder uitzigt,\tr-staan. (B. 693, 595 v., 738.)
728 Een ieder is bevoegd om zoo hoog te bouwen als hem goeddunkt, mits de verhooging van een gebouw niet ten behoeve van een ander erf verboden zy. In dat geval, heeft de eigenaar van hel heerschende erf het regl om alle timmering of verbooging, by den titel verboden, te beletten of le doen wegnemen. (B; 685.)
729 Onder de erfdienstbaarheid van waterloop en drop verstaat men slechts het regt om schoon water, maar niet om vuilnis te doen uitloopen. (B. 700.)
730- De dienstbaarheid van (jootregt is het regl om water en vuilnis le kunnen doen uitloopen. (B. 701.)
112
v. titel. Fan erfdienxtbairrfieden. 113
731- De eigenaar van een erf die het rcgt heeft van inbalking of inankcring in eens anders muur, is bevoegd um nieuwe halken en ankers iti de plaats der vergane te leggen, maar hij mag derzelver getal niet vermeerderen, noch de plaatsing veranderen. (B. 08i.)
732- Hg die het rcgt heeft om op het water van een naburig erf te varen, moet bijdragen tot de onkosten welke noodzakelijk zijn om het water steeds vaarbaar te houden, ten ware hij mogt verkiezen van zijn regt af te zien. (15. 709.)
733. De erfdienstbaarheid van voetpad Is het regt om te voet over eens anders land te mogen gaan;
Die van rypad of dreef is het regt om daarover te paard te rijden, of beesten te drijven;
Die van wen is het regt om er met een wagen, een rijtuig, enz., over te j ijden.
Indien de breedte van het voetpad, van de dreef of van den weg, niet hy den titel is bepaald, wordt die breedte geregeld overeenkomstig de bijzondere verordeningen ol plaatselijke gebruiken.
Onder de erfdienstbaarheid van rijpad of dreef is die van Md-lgt;ud; onder de erfdienstbaarheid van wen, die van rijpad, dreef en voetpad stilzwijgend begrepen. (B. quot;ligt;.)
734 De erfdienstbaarheid van waterteidimj is het regt om water uit of over eenig naburig erf naar het zijne heen te leiden. (B. (i7;i v.)
735. Hü aan wien eene erfdienstbaarheid verschuldigd is, heeft bet regt om al zoodanige werken te maken, welke lol hel gebruik en behoud dier erfdienstbaarheid noodzakelijk zijn.
Die werken komen te zijnen koste, en niet ten kostt! van den eigenaar van liet dienstbaar erf. (B. (113,73-gt;. C. «17, ti»8.)
736- In geval de eigenaar van het dienstbaar erf bij den titel belast is om te zijnen koste de lot gebruik en behoud der erfdienstbaarheid noodzakelijke werken te maken, kan hij zich ten allen tyde van dien last bevrijden, door aan den eigenaar van het goed, aan hetwelk de erfdienstbaarheid verschuldigd is, zoodanig gedeelte van het dienstbaar erf af te staan, als lol bet genot der erfdienstbaarheid noodzakelijk is. (B. «83. C. 0»'J.)
737- Indien hel heerschende erf mogt worden verdeeld, blijft de erfdienstbaarheid voor ieder gedeelte verschuldigd, zonder dat evenwel de toestand van het dienstbaar erf moge verzwaard worden.
Indien bet alzoo een regt van oeergang geldt, zijn alle de mede-eigenaars van het verdeelde erf verpligt dat regt langs denzelfden weg als voor de verdeeling uit te oefenen. (B. 71quot;, v., 741, 7i8. C. 700.)
738. Hü die een regt van erfdienstbaarheid heeft, mag daarvan slechts gebruik maken volgens zijnen titel, en, bij gebreke van titel, volgens de verordeningen of plaatselijke gebruiken,en in allen gevalle op de minst bezwarende wijze.
HÜ mag, noch op het dienstbare, noch op het hel heerschende erf, eenige verandering maken, waardoor de. toestand
il. «oek. Fan zaken.
van het eerslgemelde zoude verzwaard worden. (H. 716, 741. C. 702.)
739. De eigenaar van het dienstbare erf mag niets verrigten hetgeen strekken mogt om hel gebruik der erfdiensthaarheid te verminderen of hetzelve ongemakkelijker Ie maken.
HU mag noch der gesteldheid der plaats veranderen, noch de uitoefening der erfdiensthaarheid verleggen naar eene plaats, verschillende van die waarop de erfdienstbaarheid oorspronkelijk gevestigd is, ten ware de verandering mogt kunnen geschieden zonder den eigenaar van de heerschcnde erfdienstbaarheid te henadeelen. (B. BOS. C. 7(tl.)
740 Die een regt van erfdienstbaarheid heeft wordt geacht al datgene te hebben hetgeen noodzakelijk is om daarvan, op de minst bezwarende wijze voor den eigenaar van het dienstbare erf, gebruik te maken. Alzoo omvat het regt om uil eens anders bron water te halen noodzakelijk het regt van toegang tot de bron over het dienstbare erf. (C. «%.)
741. Indien het dienstbare erf verdeeld wordt, blijft ieder gedeelte met de erfdienstbaarheid bezwaard, voor zoo veel tol derzelver uitoefening noodzakelük is. (B. 737 v., 748. C. 700.)
TWEEDE AFDEELIXU.
Op hoerianiye wyze erfdienslhnarheilen worden duarijesleld.
742. Erfdienstbaarheden worden daargesteld of door eenen titel, of door verjaring. (B. «Oll, 759, 771, 1002 v., iOOO, 2030 C. 090.)
743. De titel van aankomst van eene erfdienstbaarheid moet in de daartoe bestemde openbare registers worden overgeschreven. (B. 671.)
744- De voortdurende en zigtbare erfdienstbaarheden kunnen, zoo wel door verjaring, als door titel, verkregen worden. (B, 603, 608, 724 V., 747, 754, I»!^ v., 2000, 2030. C. 690.)
745. Voor den eigenaar van een lager gelegen erf, die van de bron van een hooger liggend erf gebruik maakt, begint de verjaring niet te loopen dan van hetoogenbllk waarop hij zoodanige uiterlijke werken heeft gemaakt en voleind, welke tot bevordering van den val, of van den loop des waters op zgn eigendom, bestemd zün. (B. 674. C. 642.)
746. De voortdurende en te gelijker tüdonzigtbare erfdienstbaarheden, zoo als ook de niet voortdurende, het zij dezelve zigtbaar of onzigtbaar zün, kunnen slechts by eenen titel worden daargesteld. Het genot, zelfs sedert onheugelijke jaren, is niet voldoende om dezelve te verkrijgen. (B. 609, 724 v. C. 69t.)
747. Wanneer het bewezen is dat tegenwoordig van elkander gescheiden erven voorheen aan denzelfden eigenaar hebben toebehoord, en dat deze dezelve in zoodanig eenen toestand gesteld heeft, waaruit eene voortdurende en zigtbare erfdienstbaarheid zoude zijn ontslaan, geldt deze beslemming in plaats van eenen titel van erfdienstbaarheid. (B. 724 v., 744, 753. C. «92, 693.)
iii
v. titel. Van erfdienstbaarheden. its
748- Indien de eigenaar van twee erven tusschen welke, vóór de verkrijging daarvan, een zigtbaar teeken van erfdienstbaarheid bestond, over één dezer erven beschikt, zonder dat de overeenkomst eenige bepaling omtrent deze erfdienstbaarheid be-hclze, zal dezelve, bet zij heerschende, het zy lijdende, ten behoeve of ten laste van hel vervreemde erf blijven bestaan. (K. 737, 741, 733. C. 095.)
749. Een der mede-eigenaars van een erf kan, door zijn toedoen alleen, buiten weten der andere, het regt van erfdienstbaarheid voor hunne gezamenlijke bezittingen verkrijgen. (B. 709.)
dende afdeeuxg.
Op hoedanige wijze erfdienstbaarheden Ie niet r/aan.
750- Erfdienstbaarheden gaan te niet, wanneer de zaken zich in zoodanigen staat bevinden dat men van dezelve geen gebruik meer kan maken. (B. 720. C. 703.)
751- Indien het dienstbare of hel heerschende erf niet geheel en al te niet gegaan of vernield is, blijft de erfdienstbaarheid voortduren, naar mate de gesteldheid der erven zulks toelaat. (B. 732.)
752. Erfdienstbaarheden, w elke te niet zijn gegaan uit hoofde der oorzaak in artikel 750 vermeld, herleven, indien de zaken in zoodanigen staat hersteld zijn, dat men daarvan gebruik kan. maken, ten ware er een voldoende tijd verloopen zy, waardoor, volgens artikel 734, de verjaring zoude plaats hebben. (B. 72ü. C. 704.)
753. Alle erfdienstbaarheden gaan te niet, wanneer hel heerschende en het dienstbare erf in dezelfde hand vereenigd zyn; behoudens de bepaling van artikel 748. (B. 747, 1572 v. C. 703.)
754- Erfdienstbaarheid gaat ook te niet, wanneer daarvan in dertig achtereenvolgende jaren geen gebruik is gemaakt.
Deze dertig jaren beginnen niet te loopen dan van den dag waarop men eene blijkbare en met de erfdienitbaarheid slrydige daad heeft verrigt. (B. 003, 747, 732, 737. C. 700.)
755- Indien niettemin hel heerschende erf in zoodanig eenen toestand is gesteld geweest, waardoor de uitoefening der erfdienstbaarheid onmogelijk is geworden, heeft de verjaring plaats door hel enkele verloop van dertig jaren, te rekenen van het oogenbiik waarop hel erf in dier voege heeft kunnen hersteld zyn, dat de uitoefening der erfdjenslbaarheid daardoor wederom zoude zgn mogelijk geworden. (B. 747.)
756- De wgze waarop men van eene erfdienstbaarheid kan gebruik maken, verjaart even als de erfdienstbaarheid zelve, en op geiyke manier. (C. 708.)
757. Indien hel heerschende erf aan verscheiden eigenaars onverdeeld toebehoort, belel hel genot van één dier eigenaars de verjaring ten opzigte van alle de overige. (C. 709.)
ii. boek. Fan zaken.
ZESDE TITEL.
ran hel regt van opstal.
tul, de jure superficiei, praes. sec. Ier/, nov. (Gron. 18-27). — sol'ry, lie jure superficiei, inprimis sec nov. Cod. Civ. Belg. (Lov. 1830). — vogelvanger, de jure superficiei (L.B. 1837).— vermeer, de jure superficiei (Traj. 1837). — Regtskundig tijdschrift voor het Notarisambt, IV, blz. 82—87.
758. Hot regt van opstal is eon zakelijk regt om gehouwen, werken ot boplantingen op eens anders grond te hebben. (B. 3«i, «39, 633 v., «71.)
759. Hij, die het regt van opstal heeft kan hetzelve vervreemden en met hypotheek belasten.
HU kan de goederen, aan het regt van opstal onderworpen, met erfdienstbaarheden bezwaren, doch alleen voor het tijdvak gedurende hetwelk hij het genot van dat regt bezit. (h. 742.)
760. De titel van aankomst van het regt van opstal moet in de daartoe bestemde openbare registers worden overgeschreven. (B. «71.)
761- Zoo lang het regt van opstal duurt, kan de grondeigenaar dengenen die dat regt heeft niet beletten de gebouwen en andere werken te sloopen, of de beplantingen te rooyen, en een en ander weg te nemen, mits laatstgemelde den prijs daarvan tüdens het verkrijgen van het regt van opstal, hebbe voldaan, of wel de gebouwen, werken en beplantingen door hem zeiven gesteld of gemaakt zijn, en voorbehoudens dat de grond zal moeten worden hersteld in den staat waarin dezelve zich vóór het opbouwen of beplanten bevond. (B. «33 v.)
762. Bij het eindigen van het regt van opstal treedt de grondeigenaar in den eigendom van de gebouwen, werken en beplantingen, onder gehoudenis om de waarde daarvan op dien tijd te betalen aan dengenen die het regt van opstal had, welke laatste regt van terughouding zal hebben, tot dat die betaling zal voldaan zgn. (B. «38, 783, C. 333.)
763. Indien het regt van opstal gevestigd is op eenen grond waarop zich reeds gebouwen, werken en beplantingen bevonden, welker waarde door den verkrijger van dat regt niet voldaan is, zal de grondeigenaar, hij het eindigen van bet regt van opstal, alle die voorwerpen terug nemen, zonder daarvoor tot eenige schadeloosstelling gehouden te zijn. (B. 76-2.)
764- De verordeningen van dezen titel zullen alleen van kracht zijn, voor zoo verre daarvan door de overeenkomsten der partgen niet is afgeweken.
765. Het regt van opstal gaat, onder anderen, verloren: l». Door vermenging;
2quot;. Door het te niet gaan van den grond;
3quot;. Door de verjaring van dertig jaren;
iquot;. Na verloop van den tijd, welke by de vestiging van het regt bedongen of bepaald is. (B. 76«, 783, 1472, 1480, 1983, 2004 v.)
lie
vi. titel. I'an hel regl van opstal
766 Indien gcene liijzondere bedingen of liepalingen omtrent hel eindigen van het regt van opstal gemaakt zijn, zal de eigenaar van den grond hetzelve kunnen doen ophouden, doch niet vroeger dan na verloop van dertig jaren, mits ten minste een jaar te voren, aan dengenen die liet regt van opstal heeft, bij hehooriyk exploit aanzegging doende. (K. 763, 783.)
ZEVENDE TITEL.
ran hel erfpachlsreijt.
huïc.ens, de emphyteusi (l. b. 1830). — tollens, de emphy-
leusi (L. B. 1835.) — vehlorex, de jure emphyfeuseos {Traj.
1836). — Retjlsh. lydschrifl voor het Notarisambt, IV, hl.
49—76.
767- Erfpachlsregt is een zakelijk regt om het vol genot te hebben van een aan een ander toebeboorend onroerend goed, onder geboudenls om aan laatstgemelilen als eene erkentenis van deszelfs eigendom, eene jaariyksehe pacht te voldoen, het zij.In geld, het zij in voortbrengselen of vruchten.
De titel van aankomst van het erfpaebtsregt moet indeopen-hare daartoe bestemde registers worden overgeschreven. (B. 565, 639, 671.)
768. Ue erfpachter oefent alle de regten uit, welke aan het eigendom van bet erf verknocht zijn, doch bij vermag niets te verrigten, waardoor de waarde van den grond zoude worden verminderd.
Hg mag alzoo, onder anderen, geene af- of uitgravingen doen van steen, steenkolen, turf, klei of andere soortgelijke tolhcterf beboerende grondspeciën, ten ware de ontginning reeds mogt zijn aangevangen, toen zgn regt is geboren. (B. 649, 6St, 774. C. 598.)
769- De boomen welke gedurende bet erfpaebtsregt sterven, of door een toeval worden omgeworpen, komen ten voordcele van den erfpachter, mits bij andere in derzelver plaats stelle.
HU heeft Insgelijks de vrüe beschikking over alle beplantingen, door hem zeiven aangelegd. (B 633 v. C 394.)
770- De grondeigenaar is tot geenerlei reparatie gehouden.
Daarentegen is dp erfpachter verpligt bet in erfpacht uitgegeven goed te onderhouden, en daaraan de gewone reparatiën te doen.
Hg mag door bet stellen van gebouwen, of door het ontginnen of beplanten van gronden, het erf verbeteren. (B 778,780 v.)
771 Hij is lievoegd om zün regt te vervreemden, met hypotheek te belasten, en den grond, in erfpacht uitgegeven, met erfdienstbaarheden te bezwaren, voor bet tijdvak van zyn genot. (B. 742, 777 v.)
772. Bij het eindigen van zijn regl, kan hg .wegnemen alle zoodanige door hem gestelde gebouwen of gemaakte beplantingen, waartoe hij, uit kracht der overeenkomst, niet gehouden was; doch hg is verpligt de schade te vergoeden welke door dat wegnemen aan den grond mogt veroorzaakt zgn.
117
li. boek. Van zaken.
Niettemin heett de grondeigenaar regt van terughouding op die voorwerpen, tot dat de erfpachter hem het verschuldigde volledig voldaan heeft. (B. 608.)
773. De erfpachter Is onbevoegd om van den grondeigenaar te vorderen dat hjj de waarde hetale van de gebouwen, werken, betimmeringen en beplantingen,hoegenaamd, welkeeerstgemelde heeft gemaakt, en die zich bü het eindigen der erfpacht op den grond bevinden. (B. 058.)
774. HU draagt alle belastingen, welke op het erf zijn gelegd, het zU gewone, het zg buitengewone, het zg jaarlgksche, het zü dezulke die slechts eenmaal moeten worden betaald. (B. 7(18. C. B08.)
775. üe verpligting om de erfpacht te voldoen is onsplitsbaar, blijvende ieder gedeelte van den in erfpacht uitgegeven grond voor de geheele pacht aansprakelijk.
776. De erfpachter kan geenerlei vrgstelling van betaling der pacht vorderen, noch uit hoofde van vermindering, noch van het geheel ophouden des genots.
Zoo niettemin de erfpachter gedurende vijf achtereenvolgende jaren van bet geheel genol is beroofd geweest, zal hem kwijtschelding verschuldigd zgn voor dim tgd van zgn gemis. (B. quot;80.)
777. Ter zake van eiken overgang van het erfpachtsregt of van yerdeeling eener gemeenschap, is geene buitengewone uit-keering daarvoor verschuldigd. (B. 771.)
778. Bij het eindigen van het erfpachtsregt, heelt de eigenaar tegen den erfpachter eene personele regtsvordering tot vergoeding der kosten, schaden en interessen, veroorzaakt door nalatigheid en gebrek van onderhoud van het erf, en voor de regten die de erfpachter door zijne schuld mogt hebben laten verjaren. (B. 770. C. 014.)
779. Wanneer hel erfpachtsregt door bet verloop des tijds is geëindigd, wordt hetzelve niet stilzwijgend vernieuwd, doch kan hetzelve bg voortduring blijven bestaan tot wederopzegging toe.
780. De erfpachter kan van zgn regt worden vervallen verklaard, ter zake van merkelijke aan het goed toegebragte schade, of van het grovelijk misbruiken daarvan; onverminderd de regtsvordering tot vergoeding van kosten, schaden en Interessen.
De vervallenverklaring kan ook worden uitgesproken ter zake van wanbetaling der erfpacht, gedurende vgf op elkander volgende jaren, en nadat de erfpachter vruchteloos tot de betaling bg behoorlijk exploit zal zijn aangemaand, ten minste zes weken vóór het aanvangen der regtsvordering. (B. 770, 776, 781.)
781. De erfpachter zal de vervallenverklaring, uit hoofde van aan het goed toegebragte schade of misbruik van genol, kunnen verhinderen, wanneer hg de zaken in haren vorlgen slaat herstelt, en voor het vervolg voldoende zekerheid geeft.
782. Alle de bg dezen titel vastgestelde verordeningen zullen
118
vu, titel. Van het erfpuchlsregl.
alleen plaats grijpen, voor zoo verre daarvan door de overeenkomsten der partijen niet is afgeweken.
783- Erfpaclitsregt gaat op dezelfde wijze te niet, als by artikel 76S en quot;(ili opzigtelijk het regt van opstal is hepaald.
ACHTSTE TITEL.
I'an (jromlrenten en tienden.
schrasseut, de jure decimandi in Gelna (Harderov. 1713). — v. D. schelling, Hollands tiendregt (Rotterd. 172quot;). — vos-maer, de decimis et jure decimandi (l.b. 1821). —v. d. bosgh, de decimis nocaliurn (Traj. 182ï). — .martini v, geffen, de jur. decim in Brabant septent. (Traj. 182.1). - uutmaek v. twist, in Bydr. t. H. en W. ix. Iilz. 323 en v. — v. hall, in Xed. Jaarb. IV hlz. 382 en v. m. ganderhevden, Pleitr. over het domaniaal tiendregt ('s Hertogent). 1813). — mey-llnck, Pleitmemoriün over het tiendregt ('sGravenh. 18ö0.) — v. d. graft. De wetgeving op de tienden hier te lande (.Middelt). 185c). — v. d. jagt, Kan tiendregt naar hel N. Burg. H. door verjaring verkregen worden? (Leid. ISSti). — pringle, Pleitr over het tiendregt in de Haarlemmermeer (Arnh. 1863). — bergmann, Oorsprong van het tiendr. in Sedert, ('s Herto-genb. 1865).
784. Door grondrenten wordt verstaan eene scbuldpligtig-beid, bet zy in geld, bet zij in voortbrengselen of vruchten, welke de eigenaar van een stuk onroerend goed daarop vestigt, of by de vervreemding of vermaking van hetzelve ten zynen voordeele, of leu voordeele van eenen derde, voorbehoudt.
De titel van aankomst zal in de daartoe bestemde openbare registers worden overgeschreven. (B. 36i, 671, 786,797 v.C. 530.)
785. Indien eene grondrente op een stuk goed is gevestigd, heeft de vorige eigenaar, aan wien de rente verschuldigd is, geen regt om dat goed, uit hoofde van wanbetaling der rente, terug te vorderen. (B. 797.)
786. De scbuldpligtlgheid der grondrente rust bij uitsluiting op het goed zelf, en blijft, ingeval van deeling, ieder deel voor de geheele rente verbonden, zonder dat, in eenig geval, de persoon van den bezitter in zyne overige goederen daarvoor aansprakelijk zy.
De bovenstaande bepaling is niet toepasseiyk op de schuld-pligtigheid van een zeker evenredig aandeel der vruchten, waarvan in de volgende artikelen gehandeld wordt.
787- De schuldpligtigheid van tienden, of van eenige andere evenredige boeveelheid van vruchten, moet, over elke inzameling van vruchten, aan de schuldpligtigheid onderworpen, voldaan w orden. (B. 789, 791, 798.)
788. Indien by de vestiging, of by het voorbehoud van tienden, geen uitdrukkelijk beding wordt gemaakt, bet zy ten aanzien der soorten van vruchten daaraan onderworpen, bet zü ten aanzien van derzelver evenredige hoeveelheid, wordt daardoor verstaan een tiende gedeelte van zoodanige vruchten, welke.
11»
li. boek. ran zaken.
volgens het gebruik der plaats, aan tiendpligtigheid onderworpen zijn ; of zoodanige uitkeering in geld als, volgens dat gebruik, wegens sommige vruchten, In plaats van tiendon in na-tura, voldaan wordt. (B. 79(i.)
789 Er is niets verschuldigd indien het land braak of onbebouwd is blgven liggen, of gebezigd is tot het kweeken van vruchten welke niet aan de schuldpligtigheid onderworpen zün.
790 Insgelijks is niets verschuldigd van de graanvruchten die onrijp zijn afgesneden.
791- De schuldpligtigen van w elke in artikel 787 en volgende gesproken wordt, zijn gehouden om, ten tgde van het inzamelen der vruchten, dezelve aan hoepen of schoven van dezelfdegrootte, in rijen te stellen.
De hoopen of schoven moeten onuitgezocht worden geplaatst, naar mate de vruchten worden ingezameld. (B. 791 v.)
792. Zy zijn vorpligt de hoopen of schoven gedurende vier cn twintig uren op hunne akkers te laten staan, na vooraf den tiendhetfer, volgens plaatselijk gebruik, te hebben doen verwittigen.
793- Gedurende dien tgd, kan degene, aan wien de uitkeering verschuldigd Is, de hoopen of schoven aanwijzen welke hem toekomen; liü zal de telling mogen beginnen waar hg verkiest, maar wijders moeten volgen de orde waarin de hoopen of schoven gesteld zijn. (B. 794, 796.)
794 Indien degene, aan wien de uitkeering verschuldigd Is, In gebreke blijft die aanwijzing te doen, zal de schuldpligtige het vermogen hebben om aan denzelven zijn aandeel aan tewij-zen, en de hoopen of schoven ter beschikking van den daartoe geregtigde moeten laten.
795 De schuldpligtige die de vruchten heeft weggevoerd zonder aan zijne verpligting te hebben voldaan, zal de dubbele ■waarde moeten betalen van de uitkeering waartoe hg verpligt was. (B. 788 v.)
796 Indien de schuldpligtigheid op jongen van heesten of op bijen-zwermen gevestigd Is, zal de schuldpligtige aan den geregtigde zijn aandeel kunnen uitleveren, of hem de waarde daarvan in geld voldoen, berekend naar den hoogsten prijs, gedurende den tijd van zes weken nadat de uitkeering kan worden gevorderd.
De schuldpligtigheid waarover dit artikel handelt, wordt nimmer onder de algemeene benaming van tienden begrepen, maar moet uitdrukkelijk zgn gevestigd of voorbehouden.
Die tienden worden gekweten zoo als die uit de hand vallen, zonder dat de tlendhetler de beste kiezen, of de tiendpligllge de slechtste geven mag. (B. 788, 793.)
797 De verschenen en niet voldane schuldpligtigheden, waarover bij artikel 787 en volgende gesproken wordt, verjaren door het tijdsverloop van één jaar, te rekenen van den dag waarop de uitkeering kon gevorderd worden.
Die van de overige grondrenten verjaren door een tijdsverloop van vgf jaren {B. iOOü, 2009, 2010.)
120
vin. titel, ran grondrenten en tienden.
798. De grondrenten, mitsgaders de tienden en andereschuld-pligtigheden, in cene zekere evenredige tioeveelheid van vruchten bestaande, kunnen altijd worden afgekocht, al ware het tegendeel uitdrukkelijk bedongen.
Het is echter geoorloofd de voorwaarden van den afkoop te bepalen, en zelfs te bedingen dat de rente niet kan worden afgekocht dan na een bepaald tijdsverloop, mits den tijd van dertig jaren niet te boven gaande. (H. C. 330.)
799. Indien de afkoopprijs van grondrenten, tienden of andere evenredige schuldpligtigheden niet bepaald is hij de vestiging, noch daaromtrent bij den afkoop tusschen partijen wordt overeengekomen, zal dezelve geregeld worden op de n milgende wijze:
Bij eene grondrente in geld, kan de schuldpligtige volstaan met de oplegging van het twintigvoudig bedrag derzelve.
Indien de schuldpligtigheid niet in geld, maar in andere voorwerpen, verschuldigd is, bestaat de afkoopprijs evenzeer uit het twintigvoud van de jaarlyksche opbrengst, en w ordl de waarde daarvan geregeld volgens de landelijke marktprijzen der laatst-verloopene tien jaren, door elkander gerekend, en bu gebreke van dezelve, bepaald by deskundigen, door partijen of door den regter te benoemen.
Bij tienden en andere evenredige en jaarlyksche uitkeeringen, strekt de zuivere opbrengst der vyftien laatste jaren, door elkander, tol maatstaf der hoeveelheid van de jaarlyksche opbrengst, na voorafgaanden aftrek der twee voordeeligste en der twee nadeeligste jaren. De verpachtingen der vyftien laatste jaren, onder aftrek als hier-boven, leveren het bewgs op van die opbrengst, en alleen bij gebreke van zoodanige verpachtingen worden de gewone en hier-boven gemelde regelen bij de waardering gevolgd.
800 Indien het goed, gedurende de laatste vijftien jaren, geene zoodanige vruchten heefl opgebragt die aan tienden en andere evenredige en jaarlyksche uitkeeringen onderworpen zijn, zal het beloop van den afkoop, door den regter, na verhoor van deskundigen, worden geregeld. (B. quot;89 v.)
801. Het regt van grondrenten en van alle andere schuldpligtigheden, waarvan in dezen titel wordt gehandeld, gaat verloren :
1quot;. Door vermenging, wanneer de renten of schuldpligtigheid en de eigendom van den grond in dezelfde hand komen ;
•gt;u. Door onderlinge overeenkomst;
:iquot;. Door afkoop, op de wijze hier-boven omschreven;
iquot;. Door verjaring, 'wanneer hij, aan wien de grondrente of schuldpligtigheid verschuldigd was, dertig jaren heeft laten verloopen, zonder van zijn regt gebruik te maken;
Squot;. Door het te niet gaan van den grond.
Echter gaat door overstrooming, vergraving of ultveening het regt niet verloren, wanneer de grond daarna door de natuur of door den arbeid weder droog wordt. (B. 649, 798,1474, 1480, 1983, 2004 v.)
121
li. boek. Van zaken.
802 De bepalingen, in dezen titel voorkomende, zijn alleen toepasselijk op grondrenten, tienden en andere sebuldpligtigbc-den, welke na de invoering van dit Wetboek zullen worden gevestigd of voorbehouden. ZU strekken dus geenszins om zoodanige tienden, of andere scbuldpligtigbeden, als by vorige wetten zy» afgescbaft, te doen herleven, noch ook ora de bestaande te regelen, te wijzigen of te vernietigen. (O. 1. B. 4.)
NEGENDE TITEL.
Van hel vruchtgebruik.
de wit, de usufructu sec. jus nov. Neerl. (L B. 1835). —
roelvink, de juribus ususfructuarii (Traj.1840). —abehson,
Quaest. duae de usufructu (L. B. 18il).
eerste afdeelixg.
Van den aard des vruchtijebruiks en de w\jze om hetzelve Te verkrijgen.
803. Vruchtgebruik is een zakelijk regt om van eens anders goed de vruchten te trekken, als of men zelf eigenaar daarvan was, mits zorgende dat de zaak zelve in stand blyve. (B. 804, 807, 81i, 82«. C. 578.)
804- Indien echter onder het vruchtgebruik verbruikbare zaken zyn begrepen, kan de vruchtgebruiker volstaan met, by het eindigen van het vruchtgebruik, eene gelyke hoeveelheid, boedanigheid en waarde terug te geven, of den prgs te betalen, op welken de zaken by den aanvang des vruchtgebruiks mog-ten geschat zyn, of volgens de waarde van dat tydstip mogten geschat worden. (B. 803, 808, 829, 833, 851 v., 80«. C. 587.)
805. Vruchtgebruik kan gevestigd worden ten behoeve van een of meerdere bepaalde personen, ten einde daarvan betgenot te hebben, bet zy gezameniyk, het zy bij opvolging.
In geval van genot by opvolging, zal het vruchtgebruik alleen genoten worden door de personen welke in leven zyn op het oogenblik dat bet regt van den eersten vruchtgebruiker zynen aanvang neemt. (B. 3.)
806- Vruchtgebruik wordt verkregen door de wet, of door den wil des eigenaars. (B. 300 v., 530, 965, 1017. C. 579.)
807. De titel van vruchtgebruik van een onroerend goed moet in de openbare daartoe bestemde registers worden overgeschreven.
Wanneer bet een roerend goed geldt, wordt door de levering het zakeiyk regt geboren. (B. (iti7, 671.)
tweede afüeelixg.
Van de regten van den vruchtgebruiker.
808. De vruchtgebruiker heeft het regt om alle soorten van vruchten te genieten, die van het goed, waarvan hy het vruchtgebruik heeft, kunnen voortkomen, om het even of de voortbrengselen beslaan in natuurlyke vruchten, in vruchten
ix. titel, fan hel vruchtgebruik. 143
van nijverheid, of in burgerlijke vruchten. (B, 55#, 558, 824, 833. C. 584.)
809- De natuurlijke vruchten en de vruchten van nijverheid, die hü den aanvang van het vruchtgebruik nog aan hoornen of wortels vast zijn, behooren aan den vruchtgebruiker.
Degene die zich in denzelfden staat bevinden op het oogen-blik dat het vruchtgebruik eindigt, behooren aan den eigenaar, zonder vergoeding, van de eene of andere zijde, der kosten van bearbeiding en bezaaying, maar onverminderd dat gedeelte der vruchten, hetwelk aan eenen deelhebbenden pachter, het zü hg het begin, het zg bij het eindigen des vruchtgebruiks, mogt toekomen. (B. 538, 364 3quot;, 04«. C. 583.)
810. De burgerlijke vruchten worden gerekend van dag tot dag verkregen te worden, en behooren aan den vruchtgebruiker, naar male zijn vruchtgebruik duurt, welk ook bet tijdstip moge wezen waarop dezelve betaalbaar zyn gesteld. (B 557 v., 811. C. 38«.)
811 Het vruchtgebruik van eene lijfrente geeft ook aan den vruchtgebruiker, gedurende het vruchtgebruik, het regt om de loopende renten te ontvangen.
Indien de voldoening der lijfrente hg vooruitbetaling moet plaats hebben, is de vruchtgebruiker geregtigd lot den geheelen termijn, welke gedurende het vruchtgebruik heeft moeten voldaan worden.
Die het vruchtgebruik eener lijfrente heeft zal nimmer tot eenige teruggave verpligt zgn. (B. 53«, 338, 8«8, 1814 v, 1844. C. 388.)
812- Indien het vruchtgebruik zaken bevat die zonder dadelijk te niet te gaan, echter langzamerhand door het gebruik verminderen, zoo als kleederen, linnen, huisraad en andere soortgelgke, heeft de vruchtgebruiker het regt om zich daarvan te bedienen tot het gebruik, waartoe die zaken bestemd zgn, zonder evenwel verpligt te zyn om, by het eindigen des vruchtgebruiks, die zaken in eenen anderen staal terug te geven, dan in dien waarin zy zich alsdan bevinden, voor zoo verre zg niet door de kwade trouw of schuld van den vruchtgebruiker mogten zyn slechter geworden. (B. 808, 810, 834. C. 589.)
813. Indien het vruchtgebruik kaphout bezat, zal de vruchtgebruiker daarvan het genot hebben, mits in acht nemende de orde en de hoeveelheid van het kappen, overeenkomstig het doorgaand gebruik der eigenaars, zonder dal devruchtgebruiker of zgne erfgenamen eenige schadeloosstelling kunnen vorderen, ter zake dat de gewoonlgke kapping, het zg van kaphout, rys-hout, of hoogslammige hoornen, gedurende het vruchtgebruik, door hem mogt nagelaten zyn. (C. 500.)
814. De vruchtgebruiker, mits in acht nemende de vaste tydstippen, en de gewoonten der vorige eigenaars, heeft ook hel genot van die partgen hout van opgaande boomen, welke regelmatig gehakt worden, het zg dit hakken geschiede op gezette tgden over eene zekere uitgestrektheid lands, hel zij hetzelve besta in eene zekere hoeveelheid boomen, zonder onderscheid
11. boek. rati zaken.
over de seheele uitgestrektheid van liet land genomen. (B. 81«. C. 591.)
815- In alle andere gevallen, vermag de vruchtgebruiker zich geene opgaande boomen toe te eigenen.
Niettemin kun hij de door toeval uit den grond gerukte of af-gehrokene hoornen gebruiken tol het doen der reparatiën, tot welke hij gehouden is.
HU kan zelfs, te dien einde, indien het noodigls, boomen doen omhakken, mits hij van de noodzakelijkheid der reparatiën, ten overstaan van den eigenaar, doe blijken. (B. Sifl. C. 592.)
816 De vruchtgebruiker kan uit de bosschen slaken nemen voor de wijngaarden, cn hetgeen noodig is om de vruchtboomen te stutten en de tuinen te onderhouden en te heteelen.
Hij heeft geen regt om hoornen tot brandhout te kappen, maar hij heeft het genot van helpeen jaarlijks, of op andere gezette tijden, van de boomen afkomt; alles echter met inachtneming van het gebruik der plaats, of van de gewoonte des eigenaars. (B. 8U v. C. 593.)
817. De boomen, welke uit eene kweekerij, zonder die te beschadigen, kunnen getrokken worden, behooren insgelijks tot het vruchtgebruik, mits de vruchtgebruiker zich omtrent de weder-aanvulling gedrage naar het plaatselijk gebruik en de gewoonte der eigenaars. (C. 590.)
818- Doode vruchtboomen, gelük ook die bij toeval zün uit den grond gerukt of afgebroken, behooren aan den vruchtgebruiker, mits hij andere in derzelver plaats stelle. (C. 59i.)
819. De vruchtgebruiker kan in persoon bet regt van zijn vruchtgebruik uitoefenen, of het goed verhuren, of verpachten, of zelfs het vruchtgenot verkoopen, bezwaren, of om niet afstaan. Hij moet zicb echter, hel zg bij eigen genot, het zij in geval van verhuring, verpachting of afstand, ten aanzien van dat genol, gedragen naar bet plaatselijk gebruik en de gewoonte der eigenaars, zonder de bestemming van bel goed ten nadeele des eigenaars te veranderen.
Ten aanzien van den tyd der verhuring of verpachting, moet hij zich, volgens den verschillenden aard en de bestemming der zaken, mede gedragen naar de plaatselijke gebruiken cn de gewoonte der eigenaars.
By gebreke van zoodanige gebruiken of gewoonte, mogen buizen voor geen langeren tyd dan voor vier, en landerijen dan voor zeven jaren worden verhuurd. (B. 86i, lïtfl. 1593 v., 1583 v. C. 595.)
820 Alle verhuringen of verpachtingen van in vruchtgebruik bezeten onroerende goederen, aangegaan meer dan twee jaren vóór het ingaan van de huur of de pacht, zullen ten verzoeke van den eigenaar kunnen worden vernietigd, indien bet regt van den vruchtgebruiker binnen dien tyd ophoudt. (B. 861. C. 1130.)
821. De vruchtgebruiker heeft het genot van de vermeerdering, welke aan het goed, waarvan hij het vruchtgebruik heeft, door aanspoeling is aangekomen.
ix. titel. Van hel vruchtgebruik. k. 123
HÜ heeft, even als of hü zelf eigenaar was, hel genot van (le erfdienslbaarlieden, en, in het algemeen, van alle andere regten, waarvan de eigenaar hel genot kan hehhen. HU heeft alzoo hel genot der jagt en visscherij. (B. 641, «31. 121 v. C. 390, SiH.)
822. Hij heeft, op dezelfde wijze als de eigenaars, ook het genot van de mynen, sleen- of kolengroeven en veenderijen, die hy den aanvang van het vruchtgebruik reeds ontgonnen waren. (K. 808. C. 5»8.)
823 De vruchtgehruiker heeft geen regt, hoe ook genaamd, op mynen, sleen- of kolengroeven en veenderyen, die nog niet ontgonnen zijn; en vermag derhalve geen steenkolen, turf of andere delfslolfen uit te graven, wanneer de ontginning of verveening nog niet begonnen is, len zij het tegendeel uit zijnen titel blyke. (B. 808. C. öfl8.)
824- De vruchtgebruiker heeft geen regt op den schal, die, gedurende hel vruchtgebruik, op het erf waarvan hij het genot heeft, door een ander mogt gevonden worden.
Indien hij zelf den schat vindt, vermag hij zijn deel daarvan le vorderen, overeenkomstig artikel «42. (B. 33«, 338, 808. C. 398.) '
825. De eigenaar is gehouden denvruchtgebruikerhetvruchl-gebruik le laten genieten, zonder hem daarin eenige belemmering toe te brengen. {C. 399.)
826- De vruchtgebruiker kan by het eindigen van het vruchtgebruik geene schadeloosstelling vorderen, wegens verbeteringen die hu mogt beweren gemaakt te hebben, al ware het dal de waarde van hel goed daardoor mogt zyn vermeerderd.
Desniettegenstaande kunnen die verbeteringen in aanmerking worden genomen, bij de waardering der schaden welke aan het goed mogten zijn aangebragt. (B. «38 v„ 8«;t, 829, 83i. C. 399.)
827- De spiegels, schilderijen en andere sieraden, welke de vruchtgebruiker heeft aangebragt, kunnen door hem of zijne erfgenamen worden terug genomen, mits de plaatsen in haren vorigen staat worden hersteld. (B. 664, 829. C. 39«.)
828. De vruchtgebruiker mag alle zakelijke regtsvorderin-gen ulloefenen, welke de wel aan den eigenaar toekent. B. «12.)
derde afdeel1ng.
*■«;! tie verpligtingen des vruchtgebruikers.
Over art. 843. Opmerk, en Meded. VI blz. 234—241.
829- De vruchtgebruiker neemt de zaken over in den staal waarin zij zich bij den aanvang des vruchlgebruiks bevinden.
Hij moet dezelve bü hel einde des vruchlgebruiks teruggeven in den slaat waarin zij zich opdat tydstip bevinden, behoudens de bepalingen van artikel 826 en 827, en de schadeloosstellingen, welke aan den eigenaar, wegens aangebragle schade verschuldigd zyn. (B. 367, 804, 812. C. «00, «14.)
830 De vruchtgebruiker moet te zynen koste, en in tegenwoordigheid van den eigenaar, of deze ten minste beboorlgkop-
ll. boek. Van zaken.
geroepen zijnde, eene beschrijving der roerende en ccnen staat der onroerende goederen, welke aan het vruchtgebruik onderworpen zyn, laten opmaken.
Niemand kan van deze verpligting, hg de akte waarhij het vruchtgebruik wordt daargesteld, worden ontheven.
De beschrijving en staat kunnen onderhands worden opgemaakt, indien de eigenaar tegenwoordig is. (B. 367, 370, 803 v., 866. R. 681. C. 600.)
831- De vruchtgebruiker moet persoonlijke of zakelijke, ge-regtelük goedgekeurde, zekerheid stellen, dat hij van de zaak, waarvan hij het vruchtgebruik heeft, als een goed huisvader zal gebruik maken, zonder dezelve te verslimmeren, of te ver-waarloozen, mitsgaders dat de goederen zullen worden terug gegeven, of derzelver waarde, indien het goederen geldt waarvan bij artikel 80i wordt gehandeld. (B. S28 v., 832, 831 v., 86«, 1208 v., 1857, 1865. R. 616 v. C. 601.)
832- De vruchtgebruiker kan, bij de akte waarbij hetvrucht-gebruik wordt daargesteld, van de verpligting om zekerheid te stellen worden ontheven.
Ouders die het wettelijk vruchtgenot hebben van de goederen hunner kinderen, zoo als ook diegenen, welke hun goed onder voorbehoud van vruchtgebruik hebben verkocht.of ten geschenke gegeven, zijn daartoe niet gehouden
Hetzelfde geldt ook omtrent den vruchtgebruiker van zaken, die onder het beheer van andere personen gesteld zyn,behoudens, voor zoo veel deze aangaat, de bepaling van artikel 836. (B. 367, 52!) v., 866. C, 601.)
833. Zoo lang de vruchtgebruiker geene zekerheidstelt,heeft de eigenaar hel regt om het aan vruchtgebruik onderworpen goed zelf te besturen, mits van zijne zijde zekerheid stellende. By gebreke van dit laatste, zullen de onroerende goederen verhuurd, verpacht, of onder het beheer van eenen derde gesteld worden; de geldsommen, onder het vruchtgebruik begrepen, zullen worden belegd, en de eetwaren en andere zaken,waarvan men geen gebruik kan maken, zonder die te verteren, worden verkocht, ten einde de prijs, welke zij opbrengen, insgelijks belegd worde.
De renten dezer geldsommen, mitsgaders de huur en pachl-penningen, behooren aan den vruchtgebruiker. (B. 529,804,808, 83i, 837. C. 602 )
834. Indien het vruchtgebruik, voor het geheel of gedeeltelijk, in roerende goederen bestaat, welke door het gebruik verminderen, verliest de vruchtgebruiker, bü gebreke van het stellen van zekerheid, het genot dier goederen niet, mits hü onder eede verklare dat hy geene zekerheid heeft kunnen vinden, en belove dat hü de goederen, bü het einde des vruchtgebruiks, zal terug leveren.
Niettemin mag de eigenaar vorderen dat aan den vruchtgebruiker slechts dat gedeelte der roerende goederen worde overgelaten, hetwelk voor deszelfs gebruik noodzakelük is, en dat hot overschot worde verkocht en de prijs daarvan be-
126
IX. T1TE!.. f'an het vruchUjehruik.
legd, gelgk in het voorgaande artikel gezegd is. {B. 81ï, 831. C. 003.)
835. Door de vertraging in het stellen van zekerheid wordt de vruchtgebruiker niet verstoken van de vruchten waarop hy aanspraak kan maken, als welke hem verschuldigd zijn van het oogenhlik waarop het vruchtgebruik zijnen aanvang heeft genomen. (R. 831. C. liOi.)
836. Zij, die benoemd zijn om de aan vruchtgebruik onderworpen goederen te besturen, zgn gehouden, alvorens bun bewind te aanvaarden, persooniyke of zakelijke geregteiyk goedgekeurde, zekerheid te stellen. (B. 329, 832, 839, 850.)
837- De bewindvoerders zijn verpligt ieder jaar aan den truchtgehruiker rekening en verantwoording te doen, mitsgaders het slot van rekening uit te keeren.
By bet eindigen van hun beheer moeien zij zoo wel aan den eigenaar, als aan den vruchtgebruiker, rekening en verantwoording afleggen.
De eigenaar die, naar aanleiding van bet eerste lid van artikel 833, het bestuur der goederen heeft, is gehouden, opdezeifde wijze, aan den vruchtgebruiker rekening en verantwoording af te leggen. (B. 321, 838. K. 771 v.)
830. De bewindvoerders kunnen worden afgezet om dezelfde redenen als de voogden; mitsgaders, uil hoofde van nalatigheid in de voldoening der verpligling, aan hen bij het eerste lid van het vorige artikel opgelegd. (B. 438 v., 837.)
839. Indien, om welke redenen ook, het bewind ophoudt, treedt de vruchtgebruiker in alle zijne regten terug. (B. 539.)
840. De vruchtgebruiker is alleen verpligt de reparatiën tot onderhoud te doen.
De grove reparation blijven ten laste van den eigenaar, ten ware dezelve veroorzaakt mogten zijn door verzuim van gewoon onderhoud, sedert den aanvang van het vruchtgebruik; in welk geval, de vruchtgebruiker ook daartoe gehouden is. (B. «33,810. 873. C. «03.)
841 Als grove reparatiën worden aangemerkt:
Die van zware muren en gewelven;
De herstelling van balken en geheele daken;
De geheele herstelling van dijken, van winterkaden. gemetselde waterwerken, mitsgaders die van steun- en scheidsmuren.
Alle andere reparatiën worden als gewoon onderhoud gerekend. (B. «90. C. 60«.)
842. Noch de eigenaar, noch de vruchtgebruiker, is gehou den te doen opbouwen hetgeen door ouderdom ingestort, of door toeval vernield is. (B. 1402. C. «07.)
843. De vruchtgebruiker is gehouden, gedurende zgn genot, voor zgne rekening te nemen alle jaarlijksche en gewone lasten van het erf, geiyk grondrenten, belastingen en andere, die ge-wooniyk als lasten der vruchten worden beschouwd. (C. «08.)
844. Wat de buitengewone lasten betreft, waarmede het goed, gedurende het vruchtgebruik, mogt worden bezwaard, is de eigenaar verpligt dezelve te betalen, doch de vruchtgebrui-
ll. boek. Vati zaken.
Wer is gehouden hem de interessen daarvan, gedurende het vruchtgebruik, te vergoeden.
Indien de vruchtgebruiker die lasten voorgeschoten heeft, vermag hij dezelve, bü het eindigen van het vruchtgebruik, terug te eischen. doch zonder eenige interessen. (C. 60i(.)
845 Die een algemeen vruchtgebruik of een vruchtgebruik onder algemeenen titel heeft, moet met en benevens den eigenaar de schulden betalen, op de wijze als volgt :
Men begroot de waarde van het goed, hetwelk aan hetvrucht-gebruik is onderworpen; men bepaalt vervolgens, naar evenredigheid van die waarde, hetgeen tot de betaling der schulden door het goed moet worden opgebragt.
Indien de vruchtgebruiker de som welke van het goed moet worden opgebragt wil voorschieten, moet de hoofdsom, hg het eindigen des vruchtgebruiks, zonder eenige renten, aan hem worden terug gegeven.
Zoo de vruchtgebruiker dit voorschot niet wil doen, heeft de eigenaar de keus, of om deze som te betalen; in welk geval, de vruchtgebruiker de interessen daarvan, gedurende hel vruchtgebruik, aan hem schuldig wordt; of om een gedeelte der goederen, aan het vruchtgebruik onderworpen, lol hel beloop der som die opgebragt moet worden, te doen bezwaren of verkoopen. (B. 8i7, 1001. C. 012.)
846- Hg die onder eenen bijzonderen titel een vruchtgebruik heeft, is niet gehouden de schulden te voldoen, waarvoor hel aan vruchtgebruik onderworpen erf verhypothekeerd is.
Indien hij dezelve betaalt om de gedwongene onteigening van het erf te voorkomen, heelt hy zijn verhaal op den eigenaar. (B. lOOi, 1012, 1151. C. 011.)
847. Eene lyfrente, of jaarwedde tol onderhoud, welke door eenen erflater is gemaakt, moet door dengenen aan wien hel geheele vruchtgebruik is gemaakt, voor hel geheel worden voldaan, en door hem, aan wien slechts een gedeelte van het vruchtgebruik is nagelaten, naar evenredigheid van zgn genot, zonder dat door een van beiden eenige terugvordering mag worden gedaan. (B. 1812 v. C. 010.)
848- De vruchtgebruiker is alleen gehouden tot de kosten van regtsgedingen welke zijn vruchtgebruik betretfen, en tot alle overige veroordeelingen, waartoe die gedingen kunnen aanleiding geven.
Indien het geschil Is gelgker Igd den eigenaar eu den vruchtgebruiker aangaat, en zg beiden in het geding betrokken zijn, zullen zg tot de kosten bijdragen, in evenredigheid hunner we-derzgdsche belaneen, door den regter te bepalen. (B.850.C. 013.)
849. Indien, gedurende het vruchtgebruik, een derde persoon zich eenige onwettige aanmatiging op het erf veroorlooft, of anderszins de regten van den eigenaar tracht te verkorten, is de vru chlgebruiker gehouden daarvan aan den eigenaar kennis te geven; bg gebreke hiervan, is hg veranlwoordelgk voor alle sch aden, welke daardoor voor den laatstgenoemden zouden mogen ontstaan, op dezelfde wgze als hg zoude moeten vergoeden
148
ix. titel. Van het vruchtgebruik.
het nadeel, door hem of door degenen, voor w ie hij moet instaan, toegebragt. (B. 862 v., ri02. C. BU.)
850- Indien de goederen onder beheer van derden gebragt zgn, zijn de bewindvoerders, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, gehouden voor de regten des eigenaars en voor die van den vruchtgebruiker te waken.
Zij kunnen, voor den eigenaar of voor den vruchtgebruiker noch eischende, noch verwerende, in regten optreden, zonder daartoe door dengenen dien de zaak aangaat genagtigd te zijn. (B. 521, 522, 529, 83B, 858.)
851 Indien eene kudde beesten, waarvan het vruchtgebruik is gegeven, door toeval of door ziekte, en buiten de schuld des vruchtgebruikers, geheel verloren gaat, is deze alleenlijk ver-pligt aan den eigenaar verantwoording te doen van de huiden, of van derzelver waarde.
Indien de kudde niet geheel is verloren gegaan, is de vruchtgebruiker gehouden het getal der gestorven beesten uit de jongen aan te vullen. (B. 80i, 858. C. 018.)
852- Indien het vruchtgebruik niet op eene geheele kudde, maar op een of meer beesten is gelegd, en een of meer derzelve, buiten de schuld des vruchtgebruikers, zgn komen te sterven,is deze niet verpligt dezelve aan te vullen, of de waarde daarvan uit te keeren, maar hg moet alleen de huiden of de waarde daarvan teruggeven. (B. 8fli, 871. C. 015.)
853- De vruchtgebruiker van een schip is verpligt om hei-zelve, in geval eener buitenlandsche reis, te laten verzekeren. Bij gebreke hiervan, is hg verantwoordelijk voor alle schade, welke daardoor voor den eigenaar zoude mogen ontstaan. (B. 8ti0. K. 592 v.)
VlEnDE AFDEELING.
Hoe hel vruchtgebruik eindigt.
854. Vruchtgebruik eindigt;
1quot;. Door den dood van den vruchtgebruiker;
2 '. Wanneer de tijd tot welken, of de voorwaarden waaron
der hetzelve is toegestaan, verloopen of vervuld zgn;
3quot;. Door vermenging, wanneer de bloote eigendom en het vruchtgebruik zgn gekomen in dezelfde hand;
iquot;. Door afstand van den vruchtgebruiker, ten behoeve van den eigenaar;
3 '. Door verjaring, wanneer de vruchtgebruiker gedurende
dertig jaren van zgn regt geen gebruik beeft gemaakt;
O '. Door den gebeelen ondergang derzaak,waarophet vruchtgebruik is gevestigd. (B. 3«9, 85ü, 838, 800, 802 v., Ii72 v., 1480 v., 1983, 200ï. v. C. «17.)
855- Vruchtgebruik ten voordeele van verscheiden personen gezamenlijk gegeven, houdt eerst op door den dood van den laatsten.
Vruchtgebruik ten voordeele van een zedelgk ligchaam houill op door ontbinding van hetzelve. (B. 837, 1(190.)
II. 9
12!)
li. boek. I'an zaken
856- Het vruchtgebruik, hetwelk gegeven is tol dat eenderde persoon eenen zekeren ouderdom zal hereikt hehhen, blijft lot dat tijdstip voortduren, al ware het dat deze persoon vóór den vastgestelden ouderdom mogt overleden zijn; behoudens het-seen, bij den vijftienden titel van het eerste boek van dit Wetboek, aangaande het wettelijk genot van de ouders bepaald is. (B. 3««, 36». C. 620.)
857- Geen vruchtgebruik kan aan een zedelijk ligehaam langer dan voor dertig jaren worden toegestaan. (IV Siia, l6!)n C. 610.)
858- Indien slechts een gedeelte der aan vruchtgebruik onderworpene zaak is te niet gegaan, blijft liet vruchtgebruik voor hetgeen overig is beslaan.
Overstrooming van den grond doet liet vruchtgebruik geenszins te niet gaan, voor zoo verre de vruchtgebruiker, naar den aard der zaak, in staat is zijn regt ui', te oefenen.
Het vruchtgebruik herleeft in zijn geheel, nadat de grond dooide natuur of door den arbeid weder zal zijn droog geworden, behoudens de bepaling van artikel 6i'.t. (B. 851. C. 623.)
859. Indien het vruchtgebruik alleen op een gebouw gevestigd is, en dit gebouw door brand of een ander toeval vernield, of door ouderdom is ingestort, heeft de vruchtgebruiker geen regt van genot, noch op den grond, noch op de bouwstoffen.
Indien het vruchtgebruik gevestigd is op een stuk goed, waarvan het gebouw een gedeelte uitmaakt, blijft devruchtgebrnikcr in hel genot van den grond, en mag zich van de bouwstoffen bedienen, het zü om hetgeen vernield is weder op te bouwen, het zij om andere gebouwen te herstellen, welke een gedeelte van het goed uitmaken (C. 621.)
860- Het vruchtgebruik van een vaartuig gaat te niet, wanneer dit zich buif.n staat bevindt om hersteld te worden.
De vruchtgebruiker heeft geen regt op het wrak of de overblijfselen. (B. 853.)
861 Het vruchtgebruik van eene rente, inschuld of verbind-tenis, houdt niet op door de aflossing der hoofdsom.
De vruchtgebruiker heeft het regt om de wederbelcgging daarvan te zijnen voordeele te vorderen.
862- Het vruchtgebruik kan ook eindigen door het misbruik hetwelk de vruchtgebruiker van zijn genot maakt, het zij door het goed Ie beschadigen, het zy door hetzelve, bü gebreke van genoegzame herstelling en onderhoud, te laten vervallen. (B. 8i9. C. 618.)
863- De regter kan, in die gevallen, en naar gelang der omstandigheden, het zij de geheele vernietiging van het vruchtgebruik uitspreken, het zij de goederen onder het beheer van eenen derde stellen, of wel dezelve aan den eigenaar doen overgeven, met last om jaarlflks aan den vruchtgebruiker eene bepaalde som te betalen, tot op het oogenblik toe, waarop het vruchtgebruik zoude hebben moeten ophouden.
Indien evenwel de vruchtgebruiker of deszelfs schuldeischers aanbieden om het gepleegde misbruik dadelijk te herstellen, en
130
ix. titel. Van hel vruchtgebruik.
voor het vervolg voliloeiule zekerheid te geven, zal de regter den vruchtgebruiker in het genot van zijne regten kunnen hiiiul-liaven. (B. 849. C. «18.)
864. Het te niet gaan van het vruchtgebruik doel de huurcontracten, volgens artikel 81!) aangegaan, niet ophouden. (K. 820. C. quot;gt;95, 1492.)
TIENDE TITEL.
I'an het gebruik en de bewoning.
boogaert, de usu ct hnhitutione ex principiis jurisFr.etNeerl.
(L. K. 1838).
865. Het regt van gebruik en dat van bewoning zijn zakelijke regten, welke verkregen worden en te niet gaan op dezelfde wijze als het vruchtgebruik. (K. 801!, 854. C. ti25.)
866- De verpligting aan den vruchtgebruiker opgelegd om zekerheid te stellen, slaat en beschrijving te maken, als een goed huisvader te genieten en de zaak terug te geven, is ook op hem die hel regt van gebruik of bewoning heeft, toepasselijk. (B. 829, 830 v C. «26, «27.)
867 Het regt van gebruik en dat van bewoning worden geregeld naar den titel, waarbij dezelve zijn daargeslelil; indien bg den titel geene bepalingen omtrent de uitgeslreklheid dier regten gemaakt zijn, worden dezelve overeenkomstig de volgende artikelen geregeld. (B. 873. C. «28, «29.)
868. HU, die het regt van gebruik op een erf heeft, vermag daarvan slechts zoo vele vruchten te trekken, als hg voor zich en zijn huisgezin noodig beeft. (B. 872. C. 630.)
869. Zaken welke door het gebruik verloren gaan, kunnen geen onderwerp uitmaken van het regt van gebruik, doch indien dat regt op soortgelgke zaken is toegestaan, wordt hetzelve als vruchtgebruik beschouwd. (B. 804.)
870. De gebruiker mag zijn regt aan geen ander afstaan of verhuren. (C. B3I.)
871. Ten aanzien van beeslen, heeft de gebruiker bet regl om daarmede zgn werk te doen, en de melk, voor zoo verre de behoefte van hem en zgn huisgezin vordert, alsmede de mest, Ie gebruiken, doch hij beeft geenszins het genot van de wol of de jongen der beesten. (B. 852.)
872- Het regt van gebruik, op een erf gevestigd, bevat noch de jagt, noch de visscherg, maar de gebruiker heeft het genot der erfdienstbaarheden. (B. 8B8.)
873. Ten opzigte van een huis, bestaat er geen onderscheid tusschen het regt van gebruik en dat van bewoning.
Hg die het regt van bewoning in een huis heeft, mag daarin met zijn huisgezin wonen, zelfs indien hg op het tijdstip, waarop hem dat regt werd toegestaan, mogt zgn ongehuwd geweest.
Dat regt bepaalt zich tot hetgeen noodzakelijk is ter bewoning van den gebruiker en van deszelfs huisgezin. (C. «32, 633.)
874. Het regt van bewoning mag niet worden afgestaan, noch verhuurd. (C 634.)
1:11
li. boek. Fan zaken.
875. Indien de gebruiker alle de vruchten van het erf geniet, of het geheele huls liewoont, is hy even als een vruchtgebruiker verpllgt de kosten van bebouw ing en de herstellingen tot onderhoud, mitsgaders de belastingen en andere lasten, te dragen.
Indien hg slechts een gedeelte der vruchten geniet, of een deel van het huls bewoont, moet hu tot die kosten en lasten bijdragen, naar evenredigheid van zijn genot. (B. 840, 8i3 v. C. 635.)
876 Het gebruik van bosschen en beplantingen, aan eencn bijzonderen persoon toegestaan, geeft aan den gebruiker alleen het regt om zich van het doode hout te bedienen, en om van bel hakhout te nemen hetgeen voor hem en zp huisgezin noodig is. (C. 630.)
ELFDE TITEL.
Tan erfopvolging by versterf.
levyssohn, Ve leer der opvolging by versierf,In Themis, Regtsk.
Tydschnft, III, blz. 49—66, 108—173. — rouw. Verzameling
van voorstellen betreffende het versterfregt (Amst. 1839). —
verwoert, de requisltis succed. sec. jus Fr. et nov. jus Belg.
(L. B. 1831). — v. d. plaat, de herede indigno (Traj. 1840).
eerste afdeel1ng.
Algemeene bepalingen.
877. Erfopvolging heeft alleen door den dood plaats. (B. 5iS. C. 118, 719.)
878. Indien verscheiden personen, van welke de een tot des anderen erfenis geroepen is, door een en hetzelfde ongeval, of op denzelfden dag, omkomen, zonder dat men weten kunne wie het eerst overleden zij, worden zü vermoed op hetzelfde oogenblik gestorven te zUn, en er heeft geen overgang van erfenis van den eenen ten behoeve van den anderen plaats. {B. 941, 1953. C. 729, 721, 722.)
879- Tot de erfenis worden door de wet geroepen:
Iquot;. De wettige en de natuurlijke bloedverwanten, volgens de hierna vastgestelde regelen;
2quot;. Bg gebreke van deze, de langstlevende eebtgenoot.
Bg gebreke van bloedverwanten en van eenen overblüvenden echtgenoot, vervallen de goederen aan den staat, onder den last om de schulden te voldoen, voor zoo ver de waarde dier goederen toereikende is. (B. 196, 576, 920 v., 924, 1105, 1172.0.723.)
880 De erfgenamen treden van regtswege in het bezit der goederen, regten en regtsvorderingen van den overledene.
Indien er geschil ontstaat wie erfgenaam, en alzoo tot dat bezit bevoegd is, kan de regter bevelen dat de goederen onder ge-regteiyke bewaring zullen worden gesteld.
De staat moet zich door den regter doen in het bezit stellen, en is, op straffe van vergoeding van kosten, schade en interessen, gehouden de nalatenschap te laten verzegelen, en eene boedelbeschrijving te doen opmaken, in den vorm, voor de aanvaarding
132
xi. titel. Van de erfopvolging bij versterf. 133
van nalatenschappen onder het voorregt van boedelheschryving vastgesteld. (B. 313 v., 335 v., 597, 899 v., 913, 931 v., 1070 v. 1090 v., 1097, 1173 v., 135S, 1564, 175i, 1767 v., 1780, 1836. C. 734.)
881. De erfgenaam heeft eene regtsvordering tol verkrijging der erfenis tegen alle degenen die, het zij onder dien titel of zonder titel, in het bezit zijn van de geheele nalatenschap, of van een gedeelte daarvan, mitsgaders legen degenen, die met arglist hebben opgehouden te bezitten.
Hg kan deze regtsvordering instellen voor bet geheel, indien hg alleen erfgenaam is, en voor zijn aandeel, zoo er meerdere erfgenamen zyn.
Die regtsvordering strekt tot afgifte van al hetgeen zich,onder welken titel ook, in de nalatenschap bevindt, met de vruchten, inkomsten en schadeloosstelling, volgens de regelen welke in den derden titel van dit boek ten aanzien van de opvordering van eigendom zijn voorgeschreven. (B. 639 v., 1003.)
882- Die regtsvordering verjaart door een tijdsverloop van dertig jaren, te rekenen van den dag waarop de erfenis is opengevallen. (B. 1003, 3004.)
883 Ten einde als erfgenamen te kunnen optreden, moet men bestaan op het oogenhlik dat de erfenis is opengevallen, met inachtneming van den regel, hij artikel 3 van dit Wetboek vastgesteld. (B. 545 v C. 735.)
884. Bij de Wet v. d. 7 April 1869, (Sb. no. 56,) is dit art. afgeschaft en voorts bepaald;
Indien eene nalatenschap, waartoe zoo wel goederen in Nederland als buiten 's lands behooren, gedeeld wordt tusschen vreemdelingen en Nederlanders, nemen de laatstgenoemden eene waarde vooruit, evenredig naar de mate van hun erfdeel met de waarde der goederen, van welker eigendomsverkrüging zij door buitenlandsche wetten of gewoonten zyn uitgesloten.
De waarde wordt vooruit genomen op de goederen der nalatenschap ten aanzien waarvan de uitsluiting niet bestaat.
885- Vis onwaardig om erfgenamen te zyn, worden beschouwd en als zoodanig van de erfenis uitgesloten:
1°. Hij, ilie veroordeeld is, ter zake dat hij den overledene heeft omgebragt of getracht heeft om te brengen;
3°. Hij, die by regteriyke uitspraak overtuigd is tegen den erflater lasteriyk te hebben Ingebragt eene beschuldiging van een misdryf waartegen eene onteerende straf is bedreigd;
3». Hg, die den overledene door geweld of feiteiykheid belet heeft zynen uitersten wil te maken of te herroepen;
4°. Hy, die den uitersten wil van den overledene heeft verduisterd, vernietigd of vervalseht. (C. 737.)
886. De erfgenaam, die uit hoofde van onwaardigheid van de erfenis is uitgesloten, is gehouden tot de teruggave van alle vruchten en inkomsten, waarvan hij sedert het openvallen der erfenis genot heeft gehad. (C. 739.)
887. Kinderen van eenen onwaardig verklaarden persoon,
ii. boek Van zaken.
uit eigen hoofde tot de erfenis komende, zijn niet uitgesloten door de schuld van hunne ouders; doch deze zgn in geeii ge\;il Iievoegd om van de goederen dier nalatenschap het vruchtgenot Ie vorderen, hetwelk de wet aan ouders op de goederen van hunne kinderen toekent. (B. 303, 3(i(gt;, 89i, HOB. C. 730.)
888. Plaatsvervulling geeft aan den vertegenwoordigenden persoon het regt om te treden in de plaats, in den graad en in de regten van dengenen die vertegenwoordigd wordt. (B. 913. C. 739.)
889. Plaatsvervulling heeft in de regte nedergaande wettige linie in het oneindige plaats.
Dezelve wordt in alle gevallen loegelaten, het zij de kinderen van den overledene te zamen tot de erfenis komen met de nakomelingen van een vooroverleden kind, het zy, alle de kinderen van den overledene vóór hem gestoren zijnde, de nakomelingen dier vooroverledene kinderen zich onderling in gelijke of ongelijke graden bestaan. (B. 913. C. 740.)
890. Er bestaat geene plaatsvervulling ten opzigte van naasl-bestaanden in de opgaande linie. De naaste in ieder der beide linlën sluit ten allen tijde dengenen uit, die in eenen verderen graad is. (B. 900. C. 711.)
891. In de zijdlinie wordt de plaatsvervulling toegelaten ten voordeele van kinderen en nakomelingen van des ovcrledcnens broeders en zusters, het zg die gezamenlijk met hunne ooms of moeijen tot de nalatenschap komen, het zy dat, na het voor-overlUden der broeders en zusters van den overledene, de erfenis overga tot derzelver nakomelingen, aan elkander in gelijke of in ongelijke graden bestaande. (15. 89J, 902 v. C. 713.)
892. Plaatsvervulling wordt ook toegelaten in iedere erfopvolging van zijdmagen, wanneer nevens dengenen die den erflater het naast in den bloede bestaat, er nog kinderen of afko mellngén aanwezig zgn van vooroverleden broeders of zusters van eerstgemelden; in welk geval, deze bij plaatsvervulling met hunne ooms of moegen, oudooms of oudmoegen, tot de erfenis geregtigd zijn. (B. 891.)
893. In alle de gevallen, waarin plaatsvervulling wordt toegelaten, heeft de verdeeling bij staken plaats; indien dezelfde staak verscheidene takken heeft vborlgebragt, geschiedt de onderverdeeling in iederen tak wederom hg staken, en onder de personen in denzelfden tak geschiedt de verdeeliug bij hoofden. (C. 743.)
894- Niemand kan voor eenen levenden persoon bg plaatsvervulling optreden. (B. öiï v., 887, 1100. C. 7ii.)
895- Een kind ontleent niet van zijne ouders hel regt om hen te vertegenwoordigen, en men kan zelfs dengenen vertegenwoordigen wiens boedel men niet heeft willen aanvaarden. (B. 1(0«. C. 744.)
896- De wet slaat geen acht, noch op den aard, noch op den oorsprong der goederen, om de erfopvolging in dezelve te regelen. (B. 899. C. 73-2.)
897. /Vlle erfenissen welke, het zg geheellyk, het zij voor
m
xi. titel. Van erfojivoltiiiui bij versterf. us
een gedeelte, aan bloedverwanten in de opgaande of zydlinie te lieurl vallen, worden in twee gelijke dealen gekloofd, waarvan liet eene aan de'nabestaanden in de vaderlijke, en liet andere aan die in de moederiyke linie, te beurt valt, beboudens de bepalingen in artikel 901, 902 en 90(! voorkomende.
Oe erfenis kan nimmer van de eene linie tot de andere overgaan, dan wanneer er in eene der beide linien, nocli bloedverwant in de opgaande linie, nocb zijdmaag gevondenjvordl. (B. 900, 90S. C. 733.)
898- Deze eerste verdeeling tussehen de vaderlijke en de moederiyke linien daargesteld zijnde, heeft er geene verdere kloving tusscben de onderscheidene lakken plaats -, maar de helft, aan iedere linie te beurt gevallen, behoort aan den erfgenaam, of de
'erfgenamen, welke den overledene het naast in graad bestaan, behoudens bet geval van plaatsvervulling. (B. X8S. G. 734.)
TWEEDE AFDEELING.
ran de erfopvolging in de wettige nederdalende, o/tgaande en zijdlinie.
899- De kinderen of hunne afstammelingen erven van hunne ouders, grootouders, of verdere bloedverwanten in de opgaande linie, zonder onderscheid van kunne of eerstgeboorte, en zelf# wanneer zy uit verschillende huwelijken verwekt zijn.
Zij erven voor gelijke deelen bij hoofden, wanneer zij allen in den eersten graad zijn en uit eigen hoofde geroepen worden; zij erven bij staken, wanneer zij allen, of een tedeeile hunner, by plaatsvervulling opkomen. (B. 19«, 332 v., 887, 888 v., 911,110«. C. 745.)
900. Indien de overledene noeh nakomelingen, nocb broeders of zusters achtergelaten heeft, wordt de nalatenschap in twee gelijke deelen tusscben de bloedverwanten In de vaderiyke, en die in de moederiyke opgaande linie verdeeld, behoudens de bepaling van artikel 90(i.
De naaste in graad in de opgaande linie bekomt de helft aan zijne linie heboorende, met uitsluiting van alle anderen.
Bloedverwanten in de opgaande linie, van denzelfden graad, erven bij hoofde. (B. 19«, 890, 897, 917. C. 7i«.)
901. Wanneer de vader en de moeder van eenen persoon, welke zonder nakomelingen overleden is, hem overleven, bekomt ieder hunner een derde gedeelte der nalatenschap, indien de verstorvene slechts éénen broeder, of ééne zuster heeft achtergelaten, welke het overige derde gedeelte bekomt.
De vader en de moeder erven ieder voor een vierde gedeelte, indien de overledene meerdere broeders of zusters heeft achtergelaten, en in dat geval vallen aan deze laatslgemelde de twö' overige vierde gedeelten te beurt. (B. 897. C. 718.)
902. Wanneer de vader of de moeder van iemand, zonder nakomelingen overleden, vóór hem gestorven Is, zal de langstlevende de helft der nalatenschap bekomen, indien de overledene slechts éénen broeder of ééne zuster achterlaat; een derde, in-
li. BOEK. ran zaken.
dien hij er twee achtergelaten heeft; en een vierde gedeelte, indien er meerdere broeders of zusters achtergebleven zyn. De overige deelen vallen aan de broeders en zusters te beurt. (B. 897. C. 74», 751.)
903- Indien vader en moeder van ecnen persoon, welke zonder nakomelingschap gestorven is, vooroverleden zijn, worden de broeders en zusters tot de geheele erfenis geroepen, met uitsluiting der bloedverw anten in de opgaande linie, en der overige zydmagen. (B. 918. C. 750.)
904. De verdeeling van al hetgeen, volgens de bepalingen der hier-bovenstaande artikelen, aan de broeders en de zusters toekomt, geschiedt onder hen in gelijke deelen, indien zü allen van hetzelfde bed zijn; doch indien zy uit verschillende huwelyken zijn voortgesproten, wordt hetgeen zij erven in twee gelyke deelen tusschen de vaderiyke en de moederlijke linie des overledenen verdeeld; de volle broeders en zusters bekomen hun deel in beide de liniën, en die van halven bedde slechts in de linie tot welke zy behooren. Indien er niet dan halve broeders of zusters, van eénen kant slechts, zyn achtergebleven, bekomen zij de geheele nalatenschap, met uitsluiting van alle andere hlnedverwanlen in de andere linie. (B. 897. C. 733, 752.)
905- Bij gebreke van broeders en zusters, en tevens van na bestaanden in eene der heide opgaande linien, komt de nalatenschap voor de eene helft aan de in leven zynde bloedverwanten in de opgaande linie, en voor de wederhelft aan de zydmagen in de andere linie, met uitzondering van het geval by het volgende artikel vermeld.
By gebreke van broeders en zusters en van nabestaanden in de beide opgaande liniën, worden in iedere zijdlinie de naaste bloedverwanten, ieder voor de helft, tot de erfenis geroepen.
Indien er in dezelfde zydlinie bloedverwanten van denzelfden graad gevonden worden, deelen zy onder elkander bij hoofden, behoudens de bepaling van artikel 892. (B. 897. C. 753.)
906 De langstlevende vader of moeder erft alleen de geheele nalatenschap van zyn kind,betwelk zonder afkomelingenen zonder broeders of zusters na te laten, overleden is. (B. 897, 900. C. 751, 754.)
907. Onder de benaming van broeders en zusters, in deze af-deeling voorkomenJe, norden steeds de wettige afstammelingen van ieder hunner begrepen. (O. 914.)
908 Bloedverwanten welke den overledene verderdan inden twaalfden graad bestaan erven niet.
Indien in de eene linie geene bloedverwanten van den graad, waarin men erven kan, gevonden worden, bekomende bloedverwanten in de andere linie de geheele erfenis. (B. 345 v. O. 755.)
1.16
xi. titel. Van erfopvolgitig bij versterf.
derde afoeelo'g.
ran erfopvolging wanneer er natuurlijke kinderen aanwezig zijn.
v. valkenburg, de successione liberorum naturalium ab inles-tuto (L. li. 18119). — vos, de successione ab inteslato cogna-torum naturalium (Oron. 18il). — tollens, de successione ab inteslato, quando liberi naturales legitime agniti adsunt (l. b. 1843). — nijpels, de Uberorum naturalium juribus in bonis parentum (l. B, 1816). — burger, de successione in bonis liberorum naturalium agnitorum sec. art. 018 C. C. Belg. (l. B. 1857.)
909- Indien de overledene wettelijk erkende natuurlijke kin-ileren heeft achtergelaten, wordt de nalatenschap gebeurd op de wijze als bij de drie volgende artikelen bepaald is. (B. 337, 335, «79. C. 756.)
910- Indien (ie overledene wettige afstammelingen heeft achtergelaten, erven de natuurlijke kinderen een derde van het aandeel, hetwelk zij zouden gehad hebben, indien zij wettig waren geweest; zij erven de helft der nalatenschap, indien de overledene geene afstammelingen, maar wel bloedverwanten in de opgaande linie, of broeders en zusters of derzelver afstammelingen heeft achtergelaten; en drie vierden,indien er slechts nabestaanden in eenen verderen graad zijn overgebleven.
Indien de wettige erfgenamen den overledene in ongelijke gratiën bestaan, bepaalt de naaste in de eene linie, zelfs ten aanzien dergenen welke zich in de andere linie bevinden, de hoegrootheid van het aandeel, hetwelk aan het natuurlijk kind verschuldigd is. (C. 757.)
911- In alle de gevallen, bij het vorigeartikel voorzien, wordt tiet overschot der nalatenschap, op de wijze als bij de tweede afdeeling van dezen titel bepaald is, onder de wettelijke erfgenamen verdeeld. (11. 899 v.)
912- Indien de overledene geenen bloedverwant in den graad, waarin men erven mag, achtergelaten heeft, bekomen de natuurlijke kinderen de geheele nalatenschap. (B. 879,908.C.758.)
913- In geval een natuurlijk kind vooroverleden is, zijn des-zelfs wettige kinderen en afstammelingen bevoegd de by artikel 910 en 912 aan hen toegekende voordeelen te vorderen. (B. 8S«. C. 759.)
914. De bier-bovenstaande bepalingen zijn niet op in overspel of in bloedschande verwekte kinderen toepasselijk.
De wet verleent hun alleenlijk het noodige levensonderhoud. (B. 327, 328, 338, 384. C. 762.)
915. Dat onderhoud wordt geregeld overeenkomstig de gegoedheid des vaders of der moeder, en naar het getal en de hoedanigheid der wettelijke erfgenamen. (B. 379. C. 763.)
916. Indien de vader of de moeder, bij hun leven, aan een in overspel of bloedschande verwekt kind hel noodige levensonderhoud heeft verzekerd, kan dat kind geene verdere aanspraak hoe-
137
li. boek. I'an zaken.
Kcmiamd op de nalatenschap van deszelfs vader of moeder maken. (C. 161.)
917. De nalatenschap van een natuurlijk kind, zonder nakomelingschap overleden, vervalt aan den vader of aan de moeder,, die hetzelve erkend heeft, of aan ieder hunner voor de helft, indien het door heide is erkend geweest. (B. »00. C. 7(15.)
918- In geval van vooroverlijden der ouders van een natuurlijk kind, hetwelk geene nakomelingschap heeft nagelaten, kee-ren de goederen, welke hetzelve uit de nalatenschap der ouders verkregen heeft, 'indien die goederen nog in nulura in den hoedel aanwezig zijn, tot de wettige afstammelingen van zünen vader of zijne moeder terug; hetzelfde geldt ten aanzien van actiën tot terugvordering, indien er zoodanige bestaan, en van den koopprijs der goederen, zoo dezelve vervreemd zyn, en die koopprijs nog verschuldigd is.
Alle de overige goederen gaan over tot de natuurlijke broeders of zusters, of tot hunne wettige nakomelingen. (15. 903. C. 760.)
919. De wet kent aan een natuurlijk kind geen regt hoege-naam toe op de goederen der bloedverwanten van zyne ouders,, behalve in het geval bij het volgende artikel vermeld. (B. 313 v. lt;:. 730.)
920- Indien een dier bloedverwanten kwam teoverlgden,zonder nabestaanden in den 'crfelijken graad, noch langstlevenden echtgenoot achter te laten, is het natuurlijk erkend kind gereg-tigd om de nalatenschap te vorderen, met uitsluiting van den staat.
En indien bet natuurlijk kind sterft, zonder afstammelingen, noch ouders, noch natuurlijke broeders of zusters of nakomelingen van deze, noch langstlevenden echtgenoot achter te laten, behoort deszelfs nalatenschap insgelijks, en met uitsluiting van den staat, aan de naaste bloedverwanten van zijnen vader of van zijne moeder, welke hem erkend heeft; en indien hij door beide erkend is, behoort de eene helft zijner nalatenschap aande naaste bloedverwanten van vaders kant, en de wederhelft aan die van, moeders zijde.
De verdeeling in beide linien geschiedt volgens de regelen, omtrent gewone erfopvolging voorgeschreven. (B. i33 v,, 879, 903,. 908.)
TWAALFDE TITEL.
Fan uiterste willen.
i.EvvssOHN, Over de leer der uiterste willen, naar het Sedert, regt, in Themis, VI, blz. 309—383; 327—341. — SI.OET, de di/fereutiis jus. Fr. et novi Belg. ralione teslamentorum (L.B. 1830). — v. hoorn tot bukgh, (Ic testamentis (Traj. 1839). — rohl Beschikhingen ten behoeve der armen, eene aant. op urt. 923 D. W. (Rotterd. 1803.))
eerste afdeeuxg.
yllgetneene bepalingen.
Over art. 9-28-. Hreekblad van het Begt, n0. 229, 239, 233, 331.
XU. titel. Tan uiterste witten.
921 De goederen welke iemand hij zijn overlijden nalaat, liehooren aan züne weltelüke erfgenamen, voor zoo verre liij daarover niet bij uitersten wil wettiglijk mogt hehlien liescliikt. (O. i. K. 87!). C. 718, 893.)
922 Een testament of uilerste wil is eene akte, houdende de verklaring van helgeen iemand w il dat na zijnen dood zal geschieden, en welke akle door hem kan worden herroepen. (lt;;. 895.)
923- Uiterste wilsbeschikkingen ten aanzien van goederen zijn, of algemeen, of onder eenen atgemeenen titet, of ondereenen bijznnderen titet.
Elke dezer beschikkingen, het zij dezelve gedaan zij onder de benaming van erfstelling , het zij onder de benaming van legaut, of onder elke andere benaming, zal kracht hebben, volgens de regelen bg dezen titel voorgeschreven. (B. 1001 v., 1004. C. 967, 1002.)
924. Eene uiterste wilsbeschikking ten voordeele van de naaste btnedverwanten, of het naaste bloeit van den erflater, zou-der verdere aanduiding, wordt geacht te zyn gemaakt ten voordeelt' van zyne door de wel geroepen erfgenamen. (B. 3iöv.,879.)
925. De uiterste wilsbeschikking ten voordeele van tie urmen, zonder andere aanduiding, wordt geaebt gemaakt te zyn ten behoeve van alle de noodlijdenden, zonder onderscheid van godsdienst, welke in de plaats alwaar de erfenis is opengevallen, door armen-inrigtingen bedeeld worden.
926- De erfstellingen over de band of fldei-commissaire sub-stituliën zijn verboden.
Dienvolgens is, zelfs ten aanzien van den benoemden erfgenaam of legataris, nietig en van onwaarde elke beschikking, w aarbij dezelve belast wordt de erfenis of het legaat te bewaren, en aan eenen derde, voor het geheel, of voor een gedeelle uit Ie keeren. (B. 931. C. 8»«.)
927. Van de by het vorige arlikel verboden erfstellingen over de hand zgn uitgezonderd die welke hij de zevende en achtste afdeellngen van dezen titel zijn toegelaten. (B. 1012 v., 103(1 v. C. 8»7.)
928. De bepaling waarbü een derde, of, bij diens vooroverlijden, alle deszelfs wettige kinderen, reeds geboren of die nog zullen worden geboren, zgn geroepen tot het geheel of lot een gedeelte van hetgeen de (erfgenaam of legataris, bg zgn overlijden, van de erfenis of van hel legaat onvervreemd of onverteerd zal overlaten, is geene verbodene erfstelling over de hand.
Door zoodanige erfstelling of legaat mag de erllater zgne erfgenamen, aan welke een wettelijk .erfdeel loekoml, niet bena-deelen. (B. »G0 v., 1036 v. C. 896.)
929- De beschikking, waardoor een derde tot eene erfenis of een legaat geroepen wordl, in ;liel geval dat de geroepen erfgenaam of legataris dezelve niet geniet, is van waarde. (C. 898.)
930. Hetzelfde heeft plaais omtrenl eene uiterste wilsbeschikking, waarbü het vruchtgebruik aan den eenen,en debloote eigendom aan den anderen gegeven wordt. (B. 1706. C 899.)
13»
li. doek. fan zaken.
931. De bepaling waarliij de nalatenschap of het legaat, of wel een gedeelte van dezelve, onvervreemdbaar is verklaard, wordt voor niet geschreven gehouden. (B. 926.)
932- Indien de bewoordingen eener uiterste wilsbeschikking duidelijk zyn, mag men daarvan door uitlegging niet afwijken.
933- Indien daarentegen de bewoordingen eener uiterste wilsbeschikking voor onderscheidene opvattingen vatbaar zijn, moet men veeleer nagaan welke de bedoeling des erflaters geweest /•U, dan zich, tegen die bedoeling, aan den letieriyken zin der woorden houden. (B. 1379. C. 1156.)
934. In zoodanig geval, moeten ook de bewoordingen worden opgevat in den zin die met den aard der beschiking en der-zelver onderwerp het meest overeenkomt, en bij voorkeur in dier voege dat de beschikking eenige ui twerking of gevolg hebbe. (B. 1380 C. 1157, 1158.)
935. In alle uiterste w ilsbeschikkingen worden de voorwaarden, die onverstaanbaar of omnogelgk zijn, of die met de w etten en goede zeden strijden, voor niet geschreven gehouden. (A. li. B. 1*290. C. 900.)
936- Be voorwaarde wordt gehouden voor vervuld, wanneer hij, die bü de niet-vervulling daarvan belang mogt hebben, de vervulling heeft belet. (B. 1296. C. 1178.)
937- De vermelding van een valsche beweegreden wordt voor niet geschreven gehouden, ten zjj uit den uitersten wil biyken mogt dat de erflater de beschikking niet zoude hebben gemaakt, indien hij van de valschheid der beweegreden kennis had gedragen. (B. 1371.)
938 De vermelding van eene, het zij ware, het zij valsche bew eegreden, die echter met de wetten of de goede zeden strijdt, maakt de erfstelling of het legaat nietig. (A. li. B. 1372 v.)
939- Indien een ondeelbare last aan verscheidene erfgenamen of legatarissen is opgelegd geworden, en een of meerder hunner van de erfenis of het legaat afzien, of wel onbekwaam zijn om het gemaakte te beuren, zal hü die zich voor het geheel van den last wil kwijten, het hem .nagelaten gedeelte kunnen vorderen, en zijn verhaal hebben op de nalatenschap, voor hetgeen by voor de andere mogt hebben betaald.
940- Uiterste willen, gemaakt ten gevolge van dwang, bedrog of arglist, zyn nietig. (B. 1356 v. C. 1109.)
941- Indien door een en hetzelfde ongeval, of op denzelfden dag, mogten omkomen de erflater en ue erfgenaam of de legataris, of degene, die bij eene geoorloofde onder-erfstelling in plaats van dezen lautsten zoude zijn opgetreden, zonder dat men weten kunne, wie van de alzoo omgekomene het eerst overleden zü, worden zij vermoed op hetzelfde oogenblik gestorven te zyn, en er heeft geen overgang van regten ten gevolge van den uitersten w il plaats. (B. 878, 1953.)
tin
xii. titel. Van uiterste willen.
tweede afdeelixg.
Van de bekwaamheid om bij uitersten wil te beschikken of daarvan voordeel te (jenieten.
Over art, 919 ; }Veekb. v. h. R., n». 179, Ïl7,2(i2,301.— Hecjtsk.
Tyilschr. v. h. Notarisambt, V, blz. 173—185. — v. d. curgh,
Welke is de ware zin van art. 930? in Themis, III. blz. 173—
180. — Over art. 953 ; Opmerk, en Medal, II, blz. 162—l(i8.
— Over [art. 9öa ; Itegtsrjel. Bijblad, II, blz. 316 v. — Over
art. 919 en 963. schook, in N. B\jdr. at, blz. 338.
942. Tot bet maken of herroepen van eenen uitersten wil moet men zijne verstandelijke vermogens bezitten. (B. 487 v., 300, 923. C. 901.)
943. Alle personen kunnen bg .uitersten wil beschikken, en daaruit voordeel genieten, uitgezonderd de zoodanige die daartoe, volgens de bepalingen van deze atdeeling, zijn onbekwaam verklaard. (B. 3, 163, 228, 487 v., 300, 302, 883. C. 902.)
944 Minderjarigen, die den vollen ouderdom van achttien jaren niet hebben bereikt, mogen geen uitersten wil maken. (B. 206, 224, 383, 931 v. C. 903, 90i.)
945. De bekwaamheid van den erliaterwordtbeoordeeidnaar den staat waarin liy zich bevond op het oogenhlik dat de uiterste wil gemaakt is. (B. 9i2.)
946- Om uit kracht van eenen uitersten gt;11 iets te kunnen genieten, moet men bestaan op het oogenblik van den dood des erflaters, met inachtneming van den regel bg art. 3 van dit Wetboek vastgesteld.
Deze bepaling is niet toepasselijk op personen, die geroepen zyn om uil stichtingen genot te trekken. (B. 343 v., 883,1018 v. C. 906.)
947- Makingen bg uiterste wilsbeschikking ten behoeve van openbare instellingen,godsdienstige gestichten, kerken of armen-inrigtingen, hebben geen gevolg, dan voor zoo ver deKoningaan de bewindvoerders dier gestichten de magt zal hebben verleend om die aan te nemen. {B. 1092, 1717. C. 910.)
948- Een echtgenoot kan geen voordeel genieten door de uiterste wilsbeschikkingen van zgnen mede-echtgenoot, indien het buwelgk zonder behoorlijke toestemming mogt zgn aangegaan, en de erflater gestorven is op een tgdstip, waarop de wettigheid van dit buwelgk ter dier oorzake nog in regten kon wor den betwist. (B. 83, 92 v., 142, 140.)
949. De man of de vrouw, die kinderen uit een vroeger bed hebbende, een tweede of volgend buwelgk aangaat, zal bij uitersten wil aan zgnen lateren echtgenoot niet meer mogen geven dan het minste gedeelte hetwelk één der wettige kinderen geniet, en zonder dat, in eenig geval, de beschikking het vierde deel van zijne goederen mag te boven gaan. {B. 236 v. C. 1098.)
950. Echtjenooten kunnen, ten opzigtevan de goederen welke in gemeenschap zijn, niet verder beschikken dan over het aandeel dat ieder hunner in de gemeenschap heeft. Indien echter
lit
ii. koek. Fan zaken.
cenig goed uil de gemeenschap is gemaakt, kan de icgalarishet-zelve niet in na/ura vorderen, indien dat goed niet aan do erfgenamen van den erflater is aanbedeeid. In dat geval, wordt de legataris schadeloos gesteld uit het aandeel in de gemeenschap, aan de erfgenamen van den erflater aangekomen, en, hij ongenoegzaamheid, uit de goederen aan die erfgenamen persoonlijk loehehoorende. (1!. 183 v., 18». 190, 193, 1013. C. Ii23.)
951. Een minderjarige, ofschoon den ouderdom van achttien jaren bereikt hebbende, kan hg uitersten wil ten voordeele van zijnen voogd geene beschikking maken.
Meerderjarig geworden zijnde, kan hij zijnen gewezen voogd niet by uitersten wil bevoordeelen, dan na het afleggen en sluiten der voogdy-rekening.
Van de twee hier-hoven gemelde gevallen zün uitgezonderd bloedverwanten van den minderjarige in de opgaande linie, die zijne voogden zijn, of geweest zijn. (B. 383, itgt;8,170, 911, 952, »38, 1718. C. 907.)
952. Minderjarigen kunnen niet bU uitersten wil beschikken ten voordeele van hunne leermeesters, gouverneurs of gouver-nanten, welke met hen te zamen wonen, noch ton voordeele van hunne onderwijzers of onderwyzeressen, bij welke de minderjarigen in de kost besteed zyn.
Hiervan zyn uitgezonderd de beschikkingen tot vergelding van gedane diensten, bij w yze van legaat gemaakt, met inachtneming cchter zoo wel van de gegoedheid van den maker, als van do diensten die aan denzelven zyn bewezen. (B. 911, 931, 938.)
953 De geneosheeren, heelmeesters, apothekers en andere personen de geneeskunde uitoefenende, welke iemand gedurendo de ziekte, waaraan hy overleden Is, bediend hebben, alsmede do bedienaars van de godsdienst, welke hem gedurende die ziekte hebben bijgestaan, kunnen geen voordeel trekken uit de uiterste wilsbeschikkingen, welke zoodanig persoon, gedurende don loop dier ziekte, te hunnen behoeve mogt hebben gemaakt.
Hiervan zyn uitgezonderd;
1quot;. De beschikkingen tot vergelding van gedane diensten, bij wijze van legaat gemaakt, even als by het vorige artikel is vastgesteld;
2quot;. De beschikkingen ten voordeele van den echtgenoot van den erflater;
3quot;. De beschikkingen, zelfs algemeene, gemaakt ten voordeele van bloedverwanten lot den vierden graad ingesloten, indien de overledene geene erfgenamen in de regio linie mogt hebben nagelaten; ten ware degene, te wiens voordeele de beschikking gemaakt is, zelfs onder het getal dier erfgenamen mogt behooron. (B. 938, 1718. C. 909.)
954. De notaris, die eenen uitersten wil bij openbare akte heeft verleden, en de getuigen die daarbij zyn tegenwoordig geweest, kunnen niets genieten van hetgeen aan hen by dien uitersten wil mogt zijn gemaakt. (B. 938, 991, 1718.)
955. Indien ouders wettige en ook natujriyke, doch weltig-lyk erkende, kinderen nalaten, zullen deze laatste uit de uiter-
xii. titel. I'an uiterste willen.
tste wilsbeschikkingen hunner ouders niet meer mogen genieten, iliin hetgeen aan hen liij den elfden titel van dit Boek is toegekend. (B, 730 v., 90» v„ 958, 9(!3, 1718. C. 908.)
956- Overspelers of overspeelsters en hunne medepligtigen kunnen uit elkanders uilersten wil geen voordeel genieten,mits van het overspel, voor liet overlijden van den erllater, door een regteriyk gewijsde gebleken zg. (B. »08, 1718.)
957. Afgeschaft hij de Wet v. d. 7 April 1809, (Sh. n». 5C.
958. Een uiterste wilsheschikking, gemaakt ten voordeelt' van iemand die onbekwaam is om te erven, is nietig, zelfs wanneer de beschikking mogt zijn gemaakt op den naam van eenen tusschenhciden komenden persoon.
Voor tusschenheiden komende personen worden gehouden, de vader en de moeder, de kinderen en afstammelingen, en de echtgenoot van dengenen die onbekwaam is om te erven. (B. ilt8 v., 1718, 1953. C. »11.)
959. HU, die veroordeeld is omdat hij den erflater beeft om-gebragt; hü, die den uitersten wil des erflaters heeft verdonkerd, vernietigd of vervalscht; of die den erflater door geweld of dadelijkheden heeft belet zijnen uitersten wil te herroepen of te veranderen, zal, evenmin als zyn mede-echtgenoot en zijne kinderen, uil den uilersten wil eenig voordeel kunnen genieten.
i)erigt;e afdeelixg.
I'an de legitime portie of hel wettelijk erfdeel, en van de inkorting der giften, welke die portie zouden verminderen.
v. i». haak, de portwne legitima (L. B. 1845). — Over art. 9t(7
v. manen in N. Bijdr. XVI, blz. 722. - - Over art. »70 ; tres-
i.ixg, in H. Bijblad, i, hlz. 120.
980. De legitime portie of het wettelijk erfdeel is een ge-ileelte der goederen, hetwelk aan de by de wet geroepene erfgenamen in de regie linie wordt toegekend, en waarover de overledene, noch hg gifte onder de levenden, noch by uitersten wil heeft mogen beschikken. (B. 223, 231, 236, 9i9, 1703 v. C. 913.)
961- In de nederdalende linie, indien de erflater slechts één wettig kind nalaat,'bestaat dat wetteiyk erfdeel in de helft van de goederen, welke het kind hij versterf zoude hebben geërfd.
Indien er twee kinderen overblyven, is het wetteiyk erfdeel voor ieder kind twee derde gedeelten van hetgeen hetzelve hij versterf zoude erven.
In geval de overledene drie of meer kinderen nalaat, zal het wetteiyk erfdeel drie vierde gedeelte 'bedragen van hetgeen elk kind by versterf zoude gehad hebben.
Onder den naam van kinderen worden begrepen de afstammelingen, in welken graad zy ook zgn; echter worden deze alleen gerekend in plaats van het kind, hetwelk zy in de nalatenschap van den erllater verlegenwoordigen. (B. 15», »4» y., »07 v., 1132 v. C. »13, »14.)
tï'i
11, BOEK. fan zaken.
962. 1« de opgaande linie bedraagt het wettclgk erfdeel al-lij d de helft van hetgeen, volgens de wet, aan eiken bloedverwant in die Unie hg versterf toekomt. (B. 901. C. 913).
963- Het wettelijk erfdeel van een natuurlgk, doch wettig-lijk erkend kind, bestaat uit de helft van dat gedeelte, hetwelk de wet aan hetzelve in de nalatenschap hg versterf toekent. (B. 009 V., 955. C. 791, 908.)
964. Bg gebreke van bloedverwanten in de opgaande en de nederdalende linie, en van natuurlijke, wettiglük erkende kinderen, mogen de giften, bij akte onder de levenden of bij uitersten wil gedaan, het gebeele beloop der goederen van de nalatenschap bevatten. (C. 916.)
965- Wanneer de beschikking, hg akte onder de levenden of bij uitersten wil gedaan, bestaat in een vruchtgebruik of incene lijfrente, waarvan het beloop het wettelijk erfdeel benadeelt^ hebben de erfgenamen, aan welke dat erfdeel is toegekend, de keus of om deze beschikking uit te voeren, of wel om aan de begiftigden of legatarissen den eigendom van 'het beschikbaar gedeelte af te staan. (C. 917.)
966- Het aandeel, waarover men beschikken mag, kan, bel zg in het geheel of gedeeltelijk, hg akte onder de levenden of bij uitersten wil, aan vreemden, of wel aan kinderen of andere personen die tot eene erfenis geregtigd zijn, worden weggeschonken, behoudens de gevallen waarin deze laatste, naar aanleiding van den zestienden titel van dit boek, tot inbreng gehouden zijn. (B. 323, 231, 1132. C. 919.)
967- De giften of schenkingen, het zg onder de levenden, bel zg bg uitersten w il gemaakt, welke aan het wettelijk erfdeel mogten te kort doen, zullen hg bet openvallen der nalatenschap worden verminderd, doch alleen op de vordering van de legitimarissen en van derzelver erfgenamen of regthebbenden.
Desniettegenstaande zullen de legitimarissen van die vermindering niets kunnen genieten ten nadeele van de schuldeischers van den overledene. (B. 223, 236, 960 v. C. 920, 921.)
968- Om de hoegrootheid van het wettelijk erfdeel te bepalen, maakt men eene opsomming van alle de goederen, die op het tijdstip van het overigden van den gever of erflater aanwezig waren; men voegt daarbij het beloop der goederen, waarover bij giften onder de levenden beschikt is, berekend naar den staal, waarin zg zich op het tijdstip der gift bevonden hebben,en hunne waarde op het oogenhlik van het overigden van den gever; men berekent over alle die goederen, na de schulden daarvan te hebben afgetrokken, hoeveel, naar mate van de betrekking der legitimarissen, het erfdeel is hetwelk zij kunnen vorderen, en men trekt daarvan af hetgeen deze, zelfs met vrijstelling van inbreng, van den overledene hebben ontvangen. (B. 1132 v. C. 8iS, 922.)
969- Alle vervreemding van eenig goed, het zg onder den last eener lijfrente, het zij met voorbehoud van vruchtgebruik, aan een der erfgenamen in de regte linie gedaan, wordt beschouwd als eene gift. (B. 1132. C. 918.)
970- Indien de gegevene zaak vóór het overlijden van den
114
xii. titel. Tan uiterste willen.
schenker, buiten schuld van den begiftigde, is verloren gegaan, zal zü niet worden begrepen onder de massa der goederen over welke het wettelijk erfdeel moet worden berekend.
De gegevene zaak zal lOnder de massa worden begrepen, indien zü ter oorzaak van het onvermogen van den begiftigde niet kan worden terug verkregen. (B. 1143. C. 83S, 8«7.)
971 De giften onder de levenden zullen nimmer mogen worden verminderd, dan nadat alle de goederen, welke bij uitersten wil zün weggemaakt, zullen bevonden worden niet genoegzaam te zyn om het wettelijk aandeel te verzekeren. Wanneer alsdan eene vermindering van de giften onder de levenden moet plaats hebben, zal men dezelve aanvangen met de gift welke het laatst gedaan is, en alzoo verder van deze tot de vroegere opklimmen. (C. 923.)
972- De teruggave van de Onroerende goederen, welke naar aanleiding van het voorgaande artikel moet plaats hebben, geschiedt in natura, niettegenstaande alle tegenstrijdige bepalingen.
Indien echter de vermindering moet worden toegepast op een erf, hetwelk niet gevoegelijk kan worden verdeeld, zal de begiftigde, zelfs w anneer het een vreemde is, de bevoegdheid hebben om in gereed geld op te leggen hetgeen den legitimaris toekomt. (B. 1130. C. 839, 8««.)
973- De vermindering der bij uitersten wil gedane makingen zal geschieden zonder onderscheid te maken tusscben de erfstellingen en legaten, ten zü de erflater uitdrukkeiyk mogt hebben bevolen dat deze of gene erfstelling of legaat by voorkeur moest worden voldaan; in welk geval, zoodanige erfstelling of legaat niet zal worden verminderd, dan in geval de waarde van de andere makingen niet mogt toereikend zün om het wettelgk erfdeel op te leveren. (B. 9ti0 v. C. 92(1, 927.)
974- De begiftigde zal de vruchten van hetgeen de gift meer bedraagt dan het gedeelte waarover beschikt kan w orden terug geven, te rekenen van den dag dat de ge\er overleden is, indien de eisch lot vermindering is gedaan binnen het jaar, en anderzins van den dag dat die eisch gedaan is. (B. llü. C. 928.)
975. De onroerende goederen, die uit krachte van vermindering in den boedel moeten terug keeren, worden daardoor vrij van de schulden of hypolheken, door den begiftigde daarop gelegd. (B. 1139, 1213. C. 929.)
976 De regtsvordering tot vermindering of teruggave kan door de erfgenamen vervolgd worden tegen derde bezitters van de onroerende goederen, welke feen gedeelte van het gegevene uitmaken en door de begiftigden vervreemd zün,op dezelfdewyze en in dezelfde rangschikking als tegen de gevers zelve.
Deze regtsvordering moet aangelegd worden volgens de orde van de dagteekeningen dier vervreemdingen, te beginnen met die gift, welke het laatst gedaan is.
Desniettemin zal de regtsvordering lot vermindering of teruggave tegen derde verkrygers geen plaats hebben, dan voor zoo verre de begiftigde geene andere goederen mogt hebben overgehouden, w elke in de gift begrepen waren, en deze niet genoeg-II. 10
li. boek. Van zaken.
zaam zyn om het wettelijk erfileel in zijn geheel te voldoen, of indien de waarde der vervreemde goederen niet op zijne persoonlijke goederen raogt kunnen worden verhaald.
Die regtsvordering zal, in allen gevalle, verloren gaan door het tijdsverloop van drie jaren, te rekenen van den dag, waarop de legitimaris de erfenis heeft aanvaard. {B. 9«7. C. 9110.)
v1eiide afdeel1nü.
ran ilen vorm der uiterste willen.
v. d. gronden, rle Juris Fr. et nor. Itelu. (lifferenliis ratione formae teslamentorum (Traj. 18:18). — v. igt;. BEnc.Fi. de testa-mento liolnqraiilio jure Gall, el jure Neerl. (L B, 1838). — nvcKEYORSEL, ori'r tie olographisrhe testamenten (Leid. 185quot;). — |)VKgt;ieester, O ver den uitersten wil bij openb. akte (Tiel 183!).) — Over art. 9!)1 : Opmerk, en Me/led. II, hlz. iö—57, IV, hlz. 33—iti. — HiDDlNG, de iis, quae requiruntur in leste testam. ad art. 991 C. C. II. (Gron. 1810). — veen-hoven, de testam. privilegiatis sec. C. C. Neert. (Gron. 18iï.)
977- Geen uiterste wil kan hij dezelfde akle door twee of meer personen gemaakt worden, het zij ten voordeele van eenen derde, het zij onder den titel van eene wederkeerige of onderlinge hescliikking. (B. 1000. C. 9t!8.)
978- Eene uiterste wil kan alleen worden gemaakt, of hij eene oiographiescbe of eigenhandig geschreven akte, of hü eene openbare akte, of hy eene geheime of geslotene beschikking. (B. 992, 998. C. 9U9.)
979 Een olographiesche uiterste wil moet met de hand des erflaters geheel geschreven en geteekend zijn.
Dezelve moet door den erflater hij eenen notaris in bewaring worden gesteld.
De notaris, bijgestaan door twee getuigen, zal daarvan onmiddellijk eene door hem met den erflater en dc getuigen getee-kende akte van bewaargeving opmaken, het zij aan den voet van den irttersten wil, indien dezelve open aan hem is ter hand gesteld, het zij afzonderlijk, indien het sluk verzegeld aan hem mogt zijn aangeboden; in welk laatste geval, de erflater, in tegenwoordigheid van den notaris en de getuigen, op den omslag moet aanteekenen en door zijne onderteekening bekrachtigen,dat hetzelve zynen uitersten wil bevat.
In geval de erflater door eenige verhindering, die na de onderteekening van den uitersten wil of van den omslag is opgekomen. den omslag of de akte van bewaargeving, of wel beiden, niet kan teekenen, moet do notaris daarvan, even als van de oorzaak des beletsels melding maken. (B. 980, 985, 991, 998 v G. 970.)
980 Zoodanige olographiesche uiterste wil, overeenkomstig het voorgaande artikel, door den notaris zynde in bewaring genomen, heeft dezelfde kracht als een bij openbare akte gemaakte uiterste wil, en wordt gerekend gemaakt te zijn op den dag der akte van bewaargeving, zonder aanzien der dagteekening, welke
xii. titel. Van uiterste willen.
7,ich in den uitersten wil zeiven mogt bevinden. (B. 979, 98quot;gt;, 990.)
981- De erflater kan ten allen tgde zün olographiesch testament terug vorderen, mits hij, ter verantwoording van den notaris, van de teruggave by eene authentieke akte doe blijken.
Door de teruggave wordt het olographiesch testament als herroepen beschouwd. (B. 1039.)
982. Bij een enkel onderhandsch, door den erflater geheel geschreven, gedagteekend en onderteekend stuk, kunnen, zonder verdere formaliteiten, beschikkingen na doode worden gemaakt, doch alleen en bU uitsluiting, ter aanstelling van executeuren, ter bestelling van begrafenis, tot het maken van legaten van kleederen, van lijfstoebehooren, van bepaalde lijfsieraden en van bijzondere meubelen.
De herroeping van zoodanig stuk kan op dezelfde wijze onder de band geschieden. (O. li. B. 979, 983, 992, 998 v., 1039. B. C(i2. C. 970.)
983. Indien zoodanig stuk, als waarvan in hel vorige artikel is gesproken, na het overlijden van den erflater gevonden wordt, moet hetzelve worden aangeboden aan den regter van liet kanton alwaar de erfenis is opengevallen; deze zal, Indien het stuk verzegeld is, hetzelve openen, en in allen gevalle, een proces-verbaal van den staat waarin hetzelve [zich bevindt, opmaken ; hij zal eindelijk dat stuk aan eenen notaris ter hand stellen, ten einde hetzelve onder zijne minuten te bewaren. (B. 984. R. «62. C. 1007.)
984. Een olographiesche uiterste wil, welke gesloten aan den notaris is ter hand gesteld, zal, na den dood des erflaters, aan den kantonregter worden aangeboden, welke zal handelen zoo als hij artikel 989, ten aanzien van beslotene uiterste willen is voorgeschreven. (C. 1007.)
985. Eene uiterste wil bij openbare akte moet ten overstaan van eenen notaris, en in tegenwoordigheid van twee getuigen, worden verleden. (B. 990 v., 1000. C. 971.)
986- De notaris moet den wil des erflaters, zoo als die zakelijk aan hem door den erflater is opgegeven, in duidelijke bewoordingen schrijven of doen schrijven.
Indien de opgave buiten de tegenwoordigheid der getuigen is gedaan, en het opstel door den notaris is gereed gemaakt, moet de erflater, alvorens de voorlezing daarvan geschiede, zijnen wil nader zakelijk, in tegenwoordigheid der getuigen, opgeven.
Daarna zal, in tegenwoordigheid der getuigen, de uiterste w il door den notaris worden voorgelezen, en na die voorlezing door hem aan den erflater worden afgevraagd of het voorgelezene zijnen uitersten wil bevat.
Indien de uiterste wil in tegenwoordigheid der getuigen is opgegeven, en terstond is in geschrift gebragt, zal .gelijke voorlezing en afvraging in tegenwoordigheiddergetuigengeschieden.
De akte moet vervolgens door den erflater, den notaris en de getuigen worden onderteekend.
Indien de erflater verklaart dat hij niet kan onderteekenen, of
147
11. BOEK. Van zaken.
indien hg daarin verhinderd wordt, moet ook die verklaring en de oorzaak der verhindering in de akte worden vermeld.
Van de nakoming van alle deze formaliteiten moet uitdrukkelijk worden melding gemaakt in de akte van uitersten wil. (B. «90 v., 1000. C. 972, 973. 97i.)
987. Wanneer de erflater een besloten of geheim testament wil maken, zal hg verpligt zgn zgne beschikkingen te onderteekenen, het zg hij die zelf geschreven hehbe, het zg hg die door eenen anderen hebbe laten schrgven; het papier hetwelk zgne beschikkingen bevat, of het papier hetwelk tot een omslag dient, indien er een omslag gebruikt wordt, zal gesloten en verzegeld worden.
De erflater zal hetzelve alzoo gesloten en verzegeld aan den notaris, in tegenwoordigheid van vier getuigen aanbieden, of hg zal het in hunne tegenwoordigheid moeten doen sluiten en verzegelen, en moeten verklaren dat in bet gemelde papier zijn uiterste wil begrepen is, en dat die uiterste wil, het zij door hem zeiven geschreven en door |hem geteekend is of door een ander geschreven en door hem geteekend is. De notaris zal daarvan eene akte van superscriptie opmaken, die op dat papier, of op het papier tot omslag dienende, zal geschreven worden; deze akte zal zoo wel door den erflater, als door den notaris, benevens de getuigen, onderteekend worden, en in geval de erflater door eenige verhindering, die nadeonderteekeningvanden uitersten wil is opgekomen, de akte van superscriptie niet kan onderteekenen, zal van de oorzaak van het beletsel melding gemaakt worden.
Alle de in tegenwoordigheid van den notaris en de getuigen in acht te nomen formaliteiten moeten worden vervuld, zonder intusschen tot eenige andere akte over te gaan.
De besloten of geheime uiterste wil moet onder de minuten van den notaris blijven berusten, die dat stuk ontvangen heeft. (B 989 v., 1000. R. 604. O. 978.)
988- In geval de erflater niet kan spreken, maar wel schrijven, zal hy een besloten uitersten wil kunnen maken, mits dezelve met zgne hand geheel geschreven, gedagteekend en onderteekend worde; hij denzelven aan den notaris en de getuigen aanbiede, en boven de akte van superscriptie in hunne tegenwoordigheid scbrgve en onderteekene, dat het papier hetwelk hg hun aanbiedt zgn uiterste wil is; waarna de notaris de akte van superscriptie zal schrijven en daarin melding maken dat de erflater die verklaring, in tegenwoordigheid van den notaris en de getuigen, geschreven heeft, en zal bovendien worden in acht genomen al hetgeen bij het voorgaande artikel is bepaald. (K. 1000. C. 979.)
989- Na den dood van den erflater, moet de besloten of geheime uiterste wil worden aangeboden aan den regter van het kanton alwaar de erfenis is opengevallen; deze regter zal dien uitersten wil openen en proces-verbaal opmaken van de aanbieding en de opening van den uitersten wil, alsmede van den staat waarin zich dezelve bevindt, en dit stuk daarna aan den nota-
Ii8
xu. titel, ran uiterste willen.
ris, die de aanbieding heeft gedaan, terug geven. (B »87, !t90. R. Mi, C. 1007.)
990- De notaris, die onder zjjnc minuten ecnen uitersten wil, van welken aard ook, heeft, moet daarvan, na den dood van den erflater, aan de lieianglicbbendt personen kennis geven.
991. De getuigen, die bü hel maken van uiterste willen tegenwoordig zjjn, moeten zijn van het mannelijk geslacht, meerderjarig, en ingezetenen van het Koningrijk. Zy moeten de taal verslaan, waarin de uiterste wil is opgesteld, of die waarin de akte van superscriptie of van bewaargeving is geschreven.
Tot getuigen van ecnen uitersten wil, bü openbare akte op te maken, kunnen niet genomen worden de erfgenamen of de legatarissen, noch derzeiver bloedverwanten of aangebuwden, tot in den vierden graad ingesloten, noch de zoons of kleinzoons, of bloedverwanten in denzelfden graad, noch de huisbedienden der notarissen voor welke de uiterste wil verleden wordt, noch eindelijk de zoodanigen die tot eene lijf-of onteerende straf zijn veroordeeld. (B. 3iü v., 93i, 985, 1000, 1903 3quot;, 4». C. 973,980.)
992- Een Nederlander, die zich in een vreemd land bevindt, zal geenen anderen uitersten wil kunnen maken, dan by authentieke akte en met inachtneming van do formaliteiten welke in het land, alwaar de akte verleden wordt, gebruikeiyk zgn.
Hij is echter bevoegd om by een onderhandsch stuk Ie beschikken, op den voet en de wyze als hierboven by artikel 982 is omschreven. (A. (i, 10. B. 983. C. 999, 1000.)
993. In tyd van oorlog, kunnen de krygslieden en andere personen tot de legers behoorende, en zich in het veld of wel in eene belegerde plaats bevindende, hunnen uitersten wil maken ten overstaan van eenen ofllcier, welke ten minste den graad van luitenant heeft, en in tegenwoordigheid van twee getuigen. (B. 991, 990 v., 1009 C. 981 v.)
994- De uiterste wil van personen die zich, gedurende den loop eener reis, op zee bevinden, kan verleden worden ten overstaan van den kapitein of den stuurman van het vaartuig, of, by gebreke van dezelve, voor dengenen die hunne plaats vervult, in tegenwoordigheid van twee getuigen. {B. 33, 00, 991, 99« v., 1000. C. 988.)
995. In plaatsen met welke alle gemeenschap, uit hoofde van de pest of andere besmetteiyke ziekte, verboden is, kunnen de uiterste willen gemaakt worden voor elk openbaar ambtenaar, in tegenwoordigheid van twee getuigen. (B. 991, 990 v., 1000. C. »85, 988.)
996- De uiterste willen, in de drie voorgaande artikelen vermeld, zullen door de erflaters, alsmede door degenen voor wie zy verleden zijn, en ten minste door een der getuigen, onderteekend moeten worden.
Indien de erflater of een der getuigen verklaart dat hy niet schrgven kan of belet wordt te teekenen, zal van die verklaring, alsmede van de oorzaak van het beletsel, in de akte uitdrukke-lyk worden melding gemaakt. (C. 998.)
997- Deze uiterste willen zullen krachteloos zyn, indien de
U»
li. boek. Van zaken.
erflater komt te sterven zes maanden nadat de oorzaak, waarom dezelve in dien vorm zyn gemaakt, heeft opgehouden. (C. 984, 987, 99«.)
998- In de gevallen bij artikel 993, 991 en 995 voorzien, kunnen de daarbU vermelde personen beschikken bü een onderhandsch stuk, mits hetzelve geheel door de hand des erflaters zij geschreven, gedagteekend en onderteekend. (H, 979,982,999C.970,999.)
999. Zoodanige uiterste wil zal krachteloos zijn, indien de erflater is overleden drie maanden nadat de oorzaak, in voorzeide drie artikelen vermeld, heeft opgehouden, ten ware dat stuk by eenen notaris inogt zyn in bewaring gegeven, op de wgze als bg artikel 979 is voorgeschreven. (B. 993 v. C. 99(i.)
1000 De formaliteiten, waaraan de onderscheidene uiterste willen, volgens de bepalingen van deze afdeeling, onderworpen zyn, moeten worden in acht genomen, op straffe van nietigheid. (B. lOiO. C. 1001.)
vijfde afdeeling.
Fan de erfslellinuen.
1001- Erfstelling is eene uiterste wilsbeschikking, waarby de erflater aan een of meer personen de goederen geeft, welke hy bg zyn overlyden zal nalaten, het zij in het geheel, het zy voor een gedeelte, zoo als de helft, een derde. (B. 943, 1002. C. 1002, 1003, 1010.)
1002- By het overlyden van den erflater, treden van regts-wege in het bezit van de nagelatene goederen, zoo wel de bü uitersten wil benoemde erfgenamen, als degenen aan wie de wet een gedeelte in de nalatenschap toekent.
De artikelen 881 en 882 zyn op hen toepasselijk. (B. 9tgt;0 v.. lOOB, 105!, lölii. C. 1001 v., 1011 v.)
1003- Indien er geschil ontstaat wie erfgenaam, en atzoo tot het bezit bevoegd is, kan de regter bevelen dat de goederen onder geregteiyke bewaring zullen worden gesteld. (B. 17G7 v.)
zesde afdeeling.
Fan legaten.
Bedenkingen nopens de natuur van hel leyaat volgens het Burg.
fVetb. (Middelb. 1851). — Opmerk, en Meded., VI. biz. 0«;
VII. blz. 123 v., 133 v. — du PUI, Comparatio loei de legatis
jur. hod. cum specimine C. C. anni 1820 et Cod. Ludov. anni
1809 (L. B. 1855.)
1004. Een legaat is eene byzondere beschikking, waarbg de erflater aan een of meer personen zekere bepaalde goederen geeft, of wel alle zyne goederen van eene zekere soort; als, by voorbeeld alle zyne roerende of onroerende goederen, of het vruchtgebruik van alle of van een gedeelte zijner goederen. (B. 1049. C. 1010.)
1005- Alle zuivere en onvoorwaardelyke legaten geven, van den dag van het overlyden van den erflater af, aan den legataris
150
xii. titel, ran uiterste willen.
liet regl om de gelegateerde zaak te vorderen, welk regtopzUne erfgenamen of regtverkrggenden overgaat. (B. 1010, 1043, lOiO. C. 1014.)
1006. De legataris zal de afgifte van de gelegateerde zaak aan de erfgenamen of legatarissen, die daarmede belast zijn, moeten vragen.
Hü heeft liet regt op de vruchten of interessen, van den dag van liet overiyden van den erflater af, indien de eisch tot afgifte liinnen liet jaar is gedaan, of indien die afgifte binnen hetzelfde lydvak vrijwillig heeft plaats gehad. Indien die eisch later geschiedt, heeft hy slechts regt op de vruchten en de interessen, te rekenen van den dag dat de eisch gedaan is. (B. 1002, 100quot;, 1010. B. lOOS, 1011, 1015.)
1007 De interessen of vruchten van de gelegateerde zaak loopen ten voordeelen van den legataris, van den dag van het overlijden, welk ook het tijdstip zij waarop liü de afgifte heeft geëischt;
1quot;. Wanneer de erflater zijne begeerie daaromtrent in den uitersten wil verklaard heeft;
iquot;. Wanneer eene lijfrente of een jaar-, maand-of weekgeld, onder den titel van levensonderhoud, is gelegateerd. (C. 1013.)
1008 De belastingen w elke, onder welke benaming ook, op legaten ten behoeve van den staat gelegd zijn, komen ten laste van den legataris, ten zij de erflater het tegendeel heblie bevolen. (C. 1010.)
1009- Indien de erflater aan onderscheidene legatarissen de voldoening van eenen last heeft opgelegd, zgn zij daartoe gehouden, elk in evenredigheid van de hoegrootheid van zijn legaat, ten zy de erflater daaromtrent anders mogt hehlien beschikt. (C. 1017.)
1010. De gelegateerde zaak zal worden uitgekeerd met al hetgeen daartoe behoort, en In den staat waarin zij zich op den dag van het overlijden van den erflater bevindt. {B. 0i3 v., 1005 v., 1527. C. 1018.)
1011. Hetgeen echter de erflater, na bet legateren van eenig onroerend goed, tot vergrooting van hetzelve aangekocht of verkregen heeft; is, al ware liet ook daaraan grenzende niet in hel legaat begrepen, ten zy de erflater anders hadde bevolen.
De verbeteringen, verfraayingen of nieuwe opliouwingen, op den gelegateerden grond door den erflater gemaakt, of de vergrooting van den omtrek van eenen ingesloten grond, zullen zonder nieuwe beschikking gerekend worden een gedeelte van het legaat uit te maken. (B. 05« v., «79 v. C. 1019.)
1012. Indien vóór of na het maken van den uitersten wil, de gelegateerde zaak voor eene schuld van de nalatenschap, of ook voor de schuld van eenen derde, by hypotheek verbonden of met een vruchtgebruik belast is, is degene die het legaat moet uit-keeren niet gehouden om het goed van dat verband te ontheffen, ten ware hy by eene uitdrukkeiyke beschikking van denerflater belast zy zulks te doen.
151
ii. boek. Van zaken.
Indien echter de legataris de gehypothekeerde sctjuld mogl hebben voldaan, zal hij deswege een verhaal hebben op de erfgenamen, overeenkomstig artikel 1131. (B. 847, 1132. C. 87i, 1020,102i.)
1013. Wanneer de erflater eenig bepaald goed van een ander gelegateerd heeft, zal dit legaat nietig zün, het zü de erflater al dan niet geweten hebbe dat dit goed hem niet toebehoorde. (K. 930, 1015. C. 1021.)
1014. De bepaling van het vorige artikel belet echter niet dat aan den erfgenaam of legataris, als voorwaarde, de verplig-ting kan worden opgelegd om aan derden zekere uitkeeringen uit zyne eigene goederen te doen, of schulden kwijt te schelden.
1015- Legaten van onbepaalde zaken, doch van een zeker geslacht, zijn bestaanbaar, het zij de erlhiter zoodanige zaken hebbe nagelaten of niet. (C. 1022.)
1016. Wanneer het legaat in ecne onbepaalde zaak bestaat, is de erfgenaam niet verpligt de beste soort te geven, maar hü kan ook mcl afgeven der slechtste niet volstaan. (K. 1528.C. 1022.)
1017 Indien bloolelijk de vruchten of inkomsten zün gelegateerd, zonder dat de crllaler het woord vruchtgebruik of f/ehruik heeft gebezigd, blijft het goed onder het beheer van den erfgenaam, die verpligt is de vruchten en inkomsten aan den legataris uit te keeren. (B. 80:) v., 883 v.)
1018- Een legaat, aan cenen schuldeischer gemaakt, wordt niet gerekend tot afdoening der schuld te zijn nagelaten, zoo min als een legaat, aan dienstboden gemaakt, kan geacht worden tot betaling van verdiend loon gegeven tezijn. (B. litit v. C. 1023.)
1019. Wanneer de nalatenschap niet voor het geheel of een gedeelte is aanvaard, of wanneer dezelve is aanvaard onder het voorregt van boedelbeschrijving, en de nagelatene goederen niet voldoende zgn om de legaten in bun geheel te voldoen, zullen al de legaten, in evenredigheid van hunne hoegrootheid, worden verminderd, ten ware de erflater daaromtrent anders mogt hebben beschikt. (B. 1070 v., lion v. C. 92«, 927.)
ZEVENDE AFDEEL1XG.
Fan lie ucoorloofile erfstellinoen over tic hand, len behoeve van
kleinkinderen cn afstammelingen ran broeders en zusters.
de raadt, over erfstellingen cn schenkingen over de hand, ten
behoeve van kleinkinderen enz. (Leid. 1802 )
1020 De goederen waarover ouders het regt van beschikking hebben, kunnen door hen, by uitersten wil, geheel of gedeeltelijk, worden gegeven aan een of meer hunner kinderen, met last om die goederen uit te keeren, zoowel aan derzelver kinderen die reeds geboren zijn, als aan die welke nog geboren zullen worden.
In geval van vooroverlijden van een kind, zal dezelfde beschikking kunnen worden gemaakt ten voordeele van een of meer kleinkinderen, met last om de goederen aan hunne kinderen, welke reeds geboren zijn, en nog geboren zullen worden, uit te keeren. (B. 927, 961, 1023 v., 1712. C. 1048.)
Xii. titel. Fan uiterste willen.
1021. Insgelijks zal de uiterste wilsbescbikking bestaanbaar 7.ijn ten voordeele van een of meer broeders of zusters van den erflater, voor bet gebeel of een gedeelte der goederen, die bij de wet niet buiten beschikking gehouden zyn, onder den last om de goederen uit te keeren, zoo wel aan de kinderen van zijne voor-zeide broeders en zusters, welke reeds geboren zgn, als aan die welke nog geboren zullen worden.
Dezelfde beschikking kan worden gemaakt ten voordeele van een of meer kinderen van vooroverleden broeders of zusters, onder den last om de goederen uit te keeren, zoo wel aan derzel-ver kinderen die reeds geboren zijn, als aan die welke nog geboren zullen worden. (B. !»(!! v., 1023. C. 1049.)
1022 Indien de bezwaarde erfgenaam sterft, met acbterla-ting van kinderen in den eersten graad, en afkomelingen van een vooroverleden kind, zullen deze laatste, bg plaatsvervulling, het aandeel van hel vooroverleden kind genieten.
Hetzelfde zal plaats hebben, indien, alle de kinderen in den eersten graad vooroverleden zijnde, degene die met de overgave belast is niet dan kleinkinderen nalaat. (B. 888 v. C. 1031.)
1023. De beschikkingen, bij art. 1020 en 1021 toegelaten, zullen niet anders gelden dan voor zoo verre de erfstelling over de hand slechts zal zijn gemaakt voor eénen graad, en ten voordeele van alle de kinderen van den bezwaarden persoon,die reeds geboren zijn en nog geboren zullen worden, zonder uitzondering, of voorrang van ouderdom of kunne. (C. 1050.)
1024 De reglen van de hij erfstelling over de hand geroepene erfgenamen nemen aanvang op bel tijdstip dal het genot van den bezwaarde ophoudt.
De vrijwillige afstand van het genot, ten voordeele van de verwachters gedaan, zal geen nadeel kunnen toebrengen aan de scbuldeischers van den bezwaarden persoon, wiens schuldvorderingen ouder dan deze afstand zijn, noch aan de kinderen die na dien afstand mogten geboren worden. (B. 110quot;, 1377.0. 1053.)
1025. Hy die de, volgens de voorgaande artikelen, geoorloofde beschikkingen maakt, mag bij uitersten wil, of by eene latere notariële akte, het goed zelf, gedurende den tijd van het bezwaar, onder bet beheer stellen van een of meer bewindvoerders.
In dat geval, zijn de bepalingen van artikel 830, van bet eerste en tweede lid van artikel 83quot; en artikel 838 op de bewindvoerders toepasselijk. Zij mogen loon voor hunne moeite in rekening brengen, in de gevallen en op de wijze als ten aanzien der uilvoerders van uiterste willen by den volgenden titel is bepaald. lt;B 322, 1020, 1020, 1033, 1064, 1008. C. 1033.)
1026- Bij overlijden, of bij gebreke van den gestelden bewindvoerder, benoemt de regtbank, op verzoek van de bezwaarden of van andere belanghebbenden, of ook op vordering van het openbaar ministerie, eenen anderen in de plaats van den ontbreken-den. (B. 1029. C 1030, 1037.)
1027. Binnen eene maand na bel overiyden van dengenen die, onder den last van uitkeering, over de goederen beschikt heeft, zal, op verzoek van den gestelden bewindvoerder, manden
153
ii. boek. I'an taken.
belanghebbende, of van bet openbaar ministerie, eene boedelbe-schrüving worden gemaakt van alle de goederen die de nalatenschap uitmaken.
Indien het gemaakte slechts in een legaat bestaat, zal er eene bijzondere lust worden gemaakt van alle de daaronder begrepene voorwerpen.
Deze boedelbeschrijving of lüst zal de begrooting der roerende goederen bevatten. (B. 1028, R. 378 v. C. 1058.)
1028- De hoedelbeschryving of lijst zal gemaakt worden in tegenwoordigheid van den;benoemden bewindvoerder en andere belanghebbenden, of deze behoorlijk zijnde opgeroepen.
Indien deze by de hoedelbeschryving tegenwoordig zün, kan dezelve onder de band geschieden; in welk geval, dat stuk, binnen den tüd van veertien dagen na hat voleindigen van de boedelbeschrijving, ter griflie van de arroidissements-regtbank moet worden overgebragt.
De kosten, daarop vallende, komen ten laste der goederen, in de beschikking over de hand begrepen. (R. «78 v. C. 1059, lOSO, 1001.)
1029 Indie;i de erflater geenen bewindvoerder heeft benoemd, worden de goederen door den bezwaarden erfgenaam beheerd, en is deze verpiigt zekerheid te stellen voor de bewaring, het behoorlijk gebruik en de wederoplevcriiig der goederen, ten ware de erflater hem uitdrukkelijk van alle verpligting tot het stellen van zekerheid badde vrijgesteld. (B. 1023, 10Ï1, 1033. C. 103«.)
1030 De bezwaarde erfgenaam die, in bet geval van het vorige artikel, geene zekerheid kan stellen, moet gedoogen dat de goederen, op verzoek van belanghebbenden, of op de vordering van het openbaar ministerie, worden gesteld onder het beheer van eenen bewindvoerder, door de regtbank te benoemen, te w iens aanzien zullen gelden alle de regten en verpligtingen, ten opzigte van voogden over minderjarigen vastgesteld. De «lotbepaling van artikel 1025 hierboven is ook op deze bewindvoerders toepasselijk (B. 443 v. C. 1030.)
1031- De bezwaarde erfgenaam, die zelf het beheer heeft, moet het bezwaarde goed als een goed huisvader gebruiken, en staat daaromtrent, alsmede ten aanzien van het dragen van kosten en lasten, en het doen van reparatien, gelijk met eenen vruchtgebruiker. (B. 808 v., 840 v., 1029. C. 1003, 1004.)
1032- De onroerende goederen, alsmede de renten en schuldvorderingen mogen niet worden vervreemd of bezwaard dan op verlof van de arrondissements-regtbank, na verhoor van den verwachter en van het openbaar ministerie.
Dat verlof kan alleen verleend worden, in geval van volstrekte noodzakelijkheid, of van blijkbaar voordeel, zoo wel van den verwachter als van de bezwaarde erfgenamen, en, in geval van vervreemding, tegen zekerheid van wederbelegging onder het lideicommissair verband, indien de bezwaarde hel goed zelf beheert.
Indien de goederen onder bewind zijn gesteld, zgn de bewind-
154
xii. titel. Van uiterste willen.
voerders verpligt de opbrengst te beleggen op den voet als ten aanzien van voogden is voorgeschreven. (B. 149,1214 v.C. 10«5v.)
1033 De erfstellingen over de hand, welke bü deze afdeeling zijn geoorloofd, kunnen zelfs door geene minderjarigen aan derden worden tegengeworpen, indien zij nielzynopenbaargemaakt, te weten: wat de onroerende goederen betreft, door overschrijving In de daartoe bestemde registers: en, voor zoo veel gehypothekeerde schuldvorderingen aangaat, door eene Inschrijving op de goederen welke voor die schuldvorderingen verbonden zyn, of door eene te doene vermelding ter zgde der reeds bestaande inschrijvingen. (C. 10«9 v.)
1034. De wettelijke of hg uitersten w il geroepen erfgenamen van dengenen die de erfstelling over de hand heeft gemaakt, zullen, in geen geval, aan de verwachters het gebrek van overschrijving, inschrijving of vermelding, by het vorige artikel bevolen, kunnen tegonwerpen. (C. 1070, 1072.)
1035. De bewindvoerders zijn verpligt voor de overschrijving. Inschrijving of vermelding bij artikel 10311 bevolen, te waken,op stralfe van vergoeding van kosten, schade en interessen.
Alle belanghebbenden hebben het regt te vorderen dat aan de gezegde voorschriften worde voldaan. (C. 1073.)
ACHTSTE AFDEELING.
I'an de erfslellimjen over de hand t» hetgeen de erfgenaam of iegalaris onvenreemd en onverteerd zal nalaten.
1036- In geval van erfstelling, of van legaat, op den voet als bü artikel 928 is vermeld, Is de bezwaarde erfgenaam of legataris bevoegd om het aan hem gemaakte te vervreemden en te verleren, en zelfs bij schenking onder de levenden daarvoor te beschikken, ten zij dit laatste door den erflater, voor bet geheel of ien deele, mogt zgn verboden (B. 447, «27, 1712.)
1037. De verpllgling tot het maken eener boedelbeschrijving of lyst, na het overlijden van den erflater, en tot het overbrengen van die stukken ter grime van de arrondissements-regtbank, bü artikel 1027 en 1028 voorgeschreven, is ook toepasselijk op den bezwaarden erfgenaam of legataris, van welken hij deze afdeeling wordt gehandeld, doch bü is niet gehouden om eenige zekerheid te stellen. (R. «78 v.)
1038. Na het overlijden van den bezwaarden erfgenaam of legataris, heeft de verwachter het regt om de dadelgke afgifte te vorderen van hetgeen van de erfenis of van het legaat in na-lura mogt zgn overgebleven.
Ten aanzien van de gereede penningen of van de opbrengst der vervreemde voorwerpen, kan uit aanteekeningen van den bezwaarden erfgenaam of legataris, uit huiselijke papieren, of door alle andere bewijsmiddelen w orden opgemaakt, of, en in hoeverre, er iets van de erfenis of van het legaat Is overgebleven.
155
li, boek. Tan zaken.
NEGENDE AFDEEUNG.
Tan het herroepen van uiterste wilsbeschikkingen en het vervallen van dezelve.
Over art. 10i3. Opmerk, en Meded. IX, blz. 81—87.
1039 Een uiterste wil kan, noch in zijn geheel, noch ten deele, herroepen worden dan 1)U eene latere uiterste wilsbeschikking, of bü eene hyzondere notariële akte, waarbg de erflaterde geheele of gedeeltelijke intrekking van zijnen vroegeren uitersten wil te kennen geeft, onverminderd de bepaling van artikel 981. (B. 977 v., 982, lOii. C. 1033.)
1040- Indien een latere uiterste wil, welke de uitdrukkelijke herroeping van den vorigen bevat, niet is voorzien van de formaliteiten welke tot de deugdelijkheid van eenen uitersten wil worden vereischt, maar wel van die welke gevorderd worden tot de deugdelijkheid van eene notariele akte, zullen de vroegere beschikkingen, welke in de latere akte mogten zijn herhaald, niet als herroepen worden beschouwd. (B. 1000, 1041.)
1041 Een latere uiterste wil, waarbij de voorgaande niet op eene uitdrukkelijke wijze herroepen wordt, vernietigt alleen de beschikkingen, in dien vroegeren uitersten wil vervat, welke met de nieuwe heschikkingen niet zijn overeen te brengen, of daarmede strijden.
De bepaling van dit artikel is niet toepasselijk, wanneer de de latere uiterste wil nietig is, uit hoofde van gebrek in den vorm, al ware dezelve ook geldig als notariële akte. (B 1000, lOiO. C. 103tgt;.)
1042 De herroeping, het zg uitdrukkelijk, het zij stilzwijgende, by eenen laatsten uitersten wil gedaan, zal volkomen van kracht zijn, ofschoon die nieuwe akte buiten gevolg bljve, door de onbevoegdheid van den gestelden erfgenaam of legataris, of door hunne weigering om de erfenis te aanvaarden. (B. 9i0 v. 1103 V., C. 1037.)
1043. Alle vervreemding, zelfs bü verkoop, met vermogen van weder-inkoop, of bij verruiling, welke de erflater van het gelegateerde goed, geheel of gedeeltelijk, doel, zal de herroeping van het legaat, ten aanzien van al wat vervreemd of verruild is, met zich brengen; ten ware bet vervreemde goed in des erflaters boedel inogt zyn terug gekeerd. (B. 1005, loio. C. 1038.)
1044 Alle beschikking hU uitersten wil gedaan, onder eene voorwaarde, van eene onzekere gebeurtenis afhangende, en van zoodanigen aard dat de erflater gerekend moet worden aan het al of niet voorvallen diergebeurtenis de uitvoering zijner beschikking verbonden te hebben, zal vervallen, indien de gestelde erfgenaam of legataris vóór de vervulling der voorwaarde komt te overlijden. (B. 933 v., 1301. C. lOiO.)
1045- Wanneer de voorwaarde, volgens de bedoeling van den erflater, alleen de uitvoering der beschikking opschort, belet zulks niet dat de gestelde erfgenaam of legataris een verkregen
15«
xil. titel. Van uiterste willen.
regt hehhe, hetwelk hy aan zijne erfgenamen overdraagt. (B. 929, 1299. C. lOil.)
1046 Een legaat vervalt, wanneer het gelegateerde goed, bij het leven van den erflater, geheel is te niet gegaan.
Hetzelfde heeft ook plaats, indien het goed, na zünen dood, zonder toedoen of schuld van den erfgenaam of van andere personen, door welke het legaat versclmldigd is, te niet is gegaan, ofschoon deze mogten hebben verzuimd dat goed op zün tijd uit te keeren, wanneer hel, in handen van den legataris geweest zgnde, eveneens zoude zyn te niet gegaan. (B. 100S. Ii80 v. C. 1042.)
1047 Een legaat van eene rente, inschuld of andere schuldvordering op ecnen derde, vervalt ten aanzien van hetgeen gedurende het leven van den erflater daarop mogt zün betaald.
1048. Eene beschikking, bij uitersten wil gedaan, vervalt, wanneer de gestelde erfgenaam of legataris de erfenis of het legaat verwerpt, of onbekwaam bevonden wordt om dezelve te genieten.
Indien by de beschikkingen voordeden aan derden waren gemaakt, zullen dezelve, in dat geval, niet vervallen, maar zal degene aan wien de erfenis of het legaat opkomt daarmede belast biyven, behoudens echter de bevoegdheid van dezen, om van de erfenis of van het legaat gaaf en onvoorwaardelijk afstand te doen, ten behoeve van degenen aan wien de voordeelen waren besproken. (B. 913 v., 1103 v. C. 1013.)
1049. Er zal aanwas plaats hebben ten voordeele van de gestelde erfgenamen of legatarissen, in geval de erfstelling of het legaat aan verscheidene personen gezamenlyk gemaakt is, en de beschikking ten opzigte van eenlgen der mede-erfgenamen of mede-legatarissen geen gevolg kan hebben.
De erfstelling of het legaat zal geacht worden gezamenlyk gemaakt te zyn, wanneer het gemaakt is hy eene en dezelfde be-beschikking, en de erflater niet aan elk der mede-erfgenamen of mede-legatarissen zyn bepaald aandeel in het goed heeft aangewezen, zoo als de helft, een derde deel, enz.
De uitdrukking voor ijelyhe aandeelen of gedeelten wordt niet geacht eene aanwyzing te zijn van een zoodanig bepaald aandeel, als waarvan in dit artikel gesproken wordt. (B. 1103. C. 1054.)
1050. Voorts zal de erflater mede geacht worden gezamenlyk gelegateerd te hebben, wanneer eene zaak, die zonder schade te lyden niet voor verdeeling vatbaar is, hy dezelfde akte aan onderscheidene personen, al ware het ook afzonderiyk, is gemaakt geworden. (C. 1015.)
1051. De vervallen-verklaring van uiterste wilsbeschikkingen kan, na den dood des erflaters, worden gevraagd, ter zake van het niet ten uitvoer brengen der voorwaarden,
In dit geval, zullen zy te wier behoeve de vervallen-verklaring zal zyn gedaan, de goederen terug nemen, vry van alle lasten en hypotheken, welke de vervallen verklaarde erfgenaam of legataris daarop mogt hebben gelegd
Zy zullen zelfs tegen derde houders der onroerende goederen
1S7
li. BOEK. fran zaken.
dezelfde regten als tegen den benoemden erfgenaam of legataris kunnen uitoefenen. (B. 1393. C. 1046.)
DERTIE1VDE TITEL.
I'an uitvoerders van uiterste wilsleschikkingen en van bewindvoerders.
FEHF, de executoribus testamentariis (L. B. 1849), — kolff,
over de uitvoerders van uiterste willen (Utr. 18(i2). — Over
art. 1060: Opmerk, en Meded., Ill, biz. 210—420.; VI. blz, 301
X, blz. 31—72.
1052. Een erflater mag, liet zü by uitersten wil, liet zij bü zoodanige onderhandsche akte als bü artikel 982 vermeld is, bet zU bü eene verscbeiden notariële i'kte, een of meer uitvoerders van züne uiterste wilsbeschikkingen aanstellen.
Hij kan ook bgzondere personen benoemen, ten einde bü ontstentenis elkander als uitvoerders op te volgen. (B. 10B3, 10BS, 11quot;3. C. 102.quot;.)
1053 Oetrouwde vrouwen, minderjarigen, zelfs wanneer deze bandiigling hebben bekomen, onder curatele gestelde personen, en alle degenen die onbevoegd zgn om verbindtenissen aan te gaan, mogen geenc uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen zün. (B. 1«3, 383, 487, 1383 V. O. 1028, 1029, 1030.)
1054 Aan de uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen kan door den erflater de bezitneming van alle de goederen der nalatenschap, of van een bepaald gedeelte daarvan, worden gegeven,
In het eerste geval strekt zich die bezitneming uit zoo wel tot de onroerende, als lot de roerende zaken.
Het bezit zal van regtswege niet langer duren dan één jaar, te rekenen van den dag waarop de uitvoerders zich in liet bezit hebben kunnen stellen, (B, 1002, I0(!0, C, 1020,)
1055 Indien alle de erfgenamen het daaromtrent eens zün, kunnen zij het bezit doen ophouden, mits zü de uitvoerders der uiterste wilsbeschikking in staat stellen tol de betaling of afgifte der zuivere en onvoorwaardelüke legaten, of doen blüken dat die legaten reeds zün voldaan, (B, 1039, C, 102quot;,)
1056. De uitvoerders eener uiterste wilsbeschikking moeten de nalatenschap doen verzegelen, indien er minderjarigen of onder curatele gestelde erfgenamen zün, welke op het overlüden van den erflater van geene voogden of curators zün voorzien, of zoodanige erfgenamen welke noch in persoon, noch bij gemag-tigden, tegenwoordig zün. (B. 1119 v. R, 638 v, C. 1031.)
1057. Zü moeten eene boedelbeschrijving doen opmaken van de goederen der nalatenschap, in tegenwoordigheid, of na bij behoorlük exploit gedane oproeping der erfgenamen welke zich binnen het Koningrük bevinden. (B. 1063. R. 678 v. C. 1031.)
1058. zy dragen zorg dat des overledenens uiterste wil worde ten uitvoer gelegd, en z'ü kunnen in geval van geschil, in regten optreden, om de geldigheid van den uitersten wil staande te houden (C. 1031.)
158
xiii. titel. I'an uitvoerd. van uiterste wilsbesch. enz. 15'.»
1059. Inillcn de vereischle penningen niet voorhanden zijn lot hel uilkeeren der legaten, hebben de uitvoerders de bevoegdheid om de roerende goederen des boedels en, des noods ook ecu of meer der vaste goederen, doch dc laatstgemelde niet anders dan met toestemming der erfgenamen, of by gebreke daarvan, met verlof van de arrondissemenls-regtbank, in het openbaar en volgens de gebruiken der plaats, te doen verkoopen; alles ten ware de erfgenamen mogten goedvinden om hel noodige voorschot van penningen te doen.
Die verkoop zal ook onder de hand kunnen geschieden, indien alle de erfgenamen het daaromtrent zijn eens geworden, hehou-(lens de bepalingen ten opzigte van minderjarigen en onder curatele gestelde personen. (B. 447, 431 v., SOii, 105S, toot. C 1031.)
1060 De uitvoerders die hel bezit van de nalatenschap hebben zijn bevoegd om, zelfs in regten, de schulden in te vorderen welke, gedurende dat bezit, vervallen en opeischbaar zijn. (K. lOöi.)
1061. Zü hebben geenc bevoegdheid om de goederen der nalatenschap te verkoopen, ten einde dezelve in staat van scheiding en deeling te brengen, maar zijn verpligt om, hg het eindigen van bun beheer, aan de belanghebbenden rekening en verantwoording te doen, met uitkeering van alle de goederen en effecten des boedels, benevens hel slot der rekening, len einde lusschen de erfgenamen gescheiden en gedeeld te worden. In het maken der scheiding moeten zy dc erfgenamen behulpzaam zijn, indien deze zulks vorderen. (B. 1059, 10(iS. C. lO.'U.)
1062 De magt van den uitvoerder eens uitersten wils gaat niet lot zijne erfgenamen over. (B. 185G. C. 1032.)
1063 Indien er verscheidene uitvoerders van eene uiterste wilsbeschikking zijn, die dezen last aangenomen hebben, kan écn hunner, by gebreke van de andere, alleen werkzaam zyn, en zij zyn ieder voor het geheel ter zake van bun beheer aan-sprakeiyk, ten ware de erflater hunne werkzaamheden mogt verdeeld hebben, en dat ieder hunner zich binnen den kring der hem opgedragene bemoeijenissen hebhe gehouden. (B.lOöï, 10CB C. 1033.)
1064 De onkosten, door den uitvoerder eener uiterste w ilsbeschikking gemaakt, voor de verzegeling, de boedelbescbryving, de rekening en verantwoording, en de overige tot zijne werkzaamheden betrekkeiyke zaken, komen ten laste der nalatenschap. (C. 1034).
1065- Elke bepaling, waarbij de erflater bevolen hecfl dat de uitvoerder eens uitersten wils van het opmaken eener boc-delbeschryving, of van het afleggen van rekening en verantwoording, zal zyn ontheven, isvanrcgtswegc nietig. (B. 1037,1001.).
1066. Onverminderd het reeds bepaalde voor het geval van vruchtgebruik, van erfstellingen over de hand, en van minderjarigen en onder curatele gestelden, mag de erflater bij uitersten wil, of by eene byzondere notariële akte, een of meer bewindvoerders aanstellen, ten einde de goederen, aan zgne erfgenamen
li. boek. Fan zaken.
of legatarissen nagelalen, gedurende derzelver leven, of gedurende eenen bepaalden tyd te beheeren, mits hierdoor geene inbreuk worde gemaakt op de vrye uitkeering van het wettelijk aandeel der erfgenamen.
De bepalingen van artikel IOCS zijn op dit geval toepasselijk. (B. 443 V., 493 v., S20 v., 83-2 v., 1023 v., 10B7.)
1067 Indien de erflater geene personen heeft aangewezen welke in de plaats van de ontbrekende bewindvoerders zullen optreden, wordt daarop door de arrondissernents-regtbank, op verhoor van het openbaar ministerie voorzien. (B. 302.).
1068. Niemand is gehouden den last van uitvoerder eener uiterste wilsbeschikking, of van bewindvoerder eener erfenis of eens legaals, aan te nemen, doch by, die zoodanigen last beeft aanvaard is verpligt denzelven te voleindigen.
Indien de erflater aan den uitvoerder voor de waarneming zyner werkzaamheden geene bepaalde belooning heeft toegekend, of geen bijzonder legaat daarvoor aan denzelven gemaakt heeft, is laatstgemelde voor zich of, meer dan één uitvoerder benoemd zijnde, zgn zü bevoegd voor hen te zamen bet loon in rekening te brengen, hetwelk bij artikel 322 aan bewindvoerders van goederen van afwezigen is toegekend. (B. 1032. 1837.)
1069 De uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen, mitsgaders de bewindvoerders, by artikel lOtiO vermeld, kunnen om dezelfde redenen als de voogden worden afgezet. (B. 437 v.)
VEERTIENDE TITEL.
Van het regl van beraad en het voorregt van boedelbeschrijving.
Opmerk, en Meded. IX, blz. 162—123.
1070. Alle personen, aan welke eene erfenis is opgekomen en die verkiezen mogten om de gesteldheid der nalatenschap te onderzoeken, ten einde te kunnen beoordeelen of het van hun belang is dezelve, het zü zuiver, hel zy onder het voorregt van lioedelheschrijving, te aanvaarden, of wel te verwerpen, zullen het regt hebben om zich te beraden, en daarvan eene verklaring moeten afleggen ter griffie van de reglbank van het arrondissement, binnen hetwelk de erfenis is opengevallen; zullende die verklaring in het daartoe bestemde register worden ingeschreven. (B. 80, 187, 193, 459, 333, 880, 1094. R. 700, C. '793, 794.)
1071. Aan den erfgenaam wordt, te rekenen van den dag der afgelegde verklaring, een tüdvak van vier maanden vergund ten einde den boedel te doen beschrijven en zich te beraden.
Niettemin is de arrondissernents-regtbank bevoegd om, wanneer de erfgenaam in regten vervolgd wordt, uit hoofde van dringende redenen, den hier-boven bepaalden termijn te verlengen. (B. 189, 1073, 1076, 1094. R. 678 V., 700 v. C. 793, 798.)
1072 Gedurende den voorschreven termyn, kan de erfgenaam, die zich beraadt, niet worden genoodzaakt de hoedanigheid van erfgenaam aan le nemen. Geene regterlgke veroordee-
160
xni. titel. Van uilvoerd. van uiterste wilbesrh. enz. 1U1
ling kan tegen hem worden verkregen, en de uitvoering van de vonnissen, die ten laste van den overledene zün uitgesproken, blgft opgeschort.
Hg is verpligt, even als een goed huisvader, voor het behoud der goederen van de nalatenschap zorg te dragen. (C. 7!n.)
1073 De erfgenaam die zich beraadt is bevoegd om aan den regter verlof te vragen, ten einde alzoodanige voorwerpen te verkoopen welke niet behoeven of niet kunnen worden bewaard, mitsgaders om alzulke daden te verrigten diegeen uitstel dulden.
De wijze van verkoop zal bij het regterlgk verlof worden bepaald. (B. 1080, 109a. R. 700 V. C. 700.)
1074. regter kan, op verzoek der belanghebbende partijen, alzoodanige maatregelen voorschrijven, welke bij mogt noodig achten, zoowel tot behoud van de goederen der nalatenschap, als van de belangen van derden.
1075. a verloop van den termijn bij artikel 1071 bepaald, kan de erfgenaam worden genoodzaakt de nalatenschap teverwerpen of dezelve te aanvaarden, bet zü zuiver, het zy onder bet voor-regt van boedelbeschrijving. In het laatste geval, moet daarvan
Ieene verklaring worden afgelegd, op dezelfde wyze als by artikel 1070 is vastgesteld. (B. 5i0, 107«, 1088, 1090. C. 793 v., 798.)eene verklaring worden afgelegd, op dezelfde wyze als by artikel 1070 is vastgesteld. (B. 5i0, 107«, 1088, 1090. C. 793 v., 798.)
1076- Zelfs na verloop van den termyn, behoudt de erfgenaam het vermogen om den boedel te doen beschrijven, en den-zelven onder het voorrregt van boedelbescbryving te aanvaarden, ten zu hy zich als zuiver erfgenaam hebbe gedragen. (B. 1094 V. C. 800.)
1077. De erfgenaam verliest het voorregt van boedelbeschrijving, en wordt als zuiver erfgenaam beschouwd:
1°. Indien hij willens en wetens, en te kwader trouw, eenige goederen, tot de nalatenschap beboerende, niet op deboe-delbeschryving heeft gebragt;
2quot;. Indien hij zich aan verduistering van goederen, tot de erfenis behoorende, heelt schuldig gemaakt. (B. 192,1110. C. 801.)
1078 Het voorregt van boedelbescbryving beeft ten gevolge;
1°. Dat de erfgenaam niet verder tot de betaling der schulden en lasten der nalatenschap gehouden is, dan ten be-loope der waarde van de goederen welke dezelve beval, en zelfs dat by'zich van die betaling kan ontslaan, door alle de goederen, tot de nalatenschap behoorende, aan do beschikkingder schuldeischers en legatarissen overte laten;
2o. Dat de eigen goederen van den erfgenaam niet met die der nalatenschap worden vermengd, en dat bij het regt behoudt om zijne eigene Inschulden tegen de nalatenschap te doen gelden. (B. IliO v., 1438, 2028. C. 802.)
1079. erfgenaam, die de nalatenschap onder het voorregt van.boedelbeschryving heeft aanvaard, is verpligt de daartoe behoorende goederen als een goed huisvader te besturen, en de nalatenschap, zoo dra mogeiyk, tot effenheid te brengen; hij is aan de schuldeischers en legaiarissen verantwoording verschuldigd. (B. 1082. C. 803, 801.)
li. boek. Tan zaken.
1080. Hg vermag de roerende en onroerende goederen der nalatensthap op geene andere wijze te verkoopen dan In liet openbaar, en volgens de gebruiken der plaats, of door makelaars, indien er koopmansgoederen in den boedel aanwezig zijn.
HU is gehouden om, in geval van verkoop van onroerende goederen welke met hypotheek belast zijn, de opgekomen liypotlie-kaire schuldeisehers te voldoen, door middel van eene overwij-zing op den kooper van het onroerend goed, ten bedrage van hetgeen die schuldeisehers te vorderen hebben. (15. 1073. R. 101. C. 80S, 80(1.)
1081. Hu is verpligt, indien de schuldeisehers of andere he-langhebbenden zulks vorderen, voldoende zekerheid te stellen voor de waarde der roerende goederen in de boedelbeschrijving begrepen, en voor dat gedeelte van de waarde der onroerende goederen, hetwelk niet aan de In pothekaire schuldeisehers is overgewezen.
Indien hU in gebreke blgft deze zekerheid te stellen, zullen de roerende goederen worden te gelde gemaakt, en zoo wel de opbrengst daarvan, als het niet overgewezen gedeelte der onroerende goederen,in handen vaneenen daartoedoordenregterte benoemen persoon worden gesteld, om daaruitdeschulden en lasten der nalatenschap te voldoen, voorzoo verre het bedragderzelve nalatenschap toereikende zal zijn. (B. 580 v., 18tii. R. 702. C. 80quot;.)
1082 Binnen den tijd van drie maanden, te rekenen van het verloop des termUns bU artikel 1071 bepaald, zal de erfgenaam verpligt zUn om, door middel van eene aankondiging in eene der olliciële dagbladen, mitsgaders in een nieuwspapier van de provincie, indien hetzelve bestaat, de onbekende schuldeisehers op te roepen, ten einde zoo wel aan deze als aan degene die bekend zijn, en aan de legatarissen, dadelUk rekeningen verantwoording van zijn beheer af te leggen, en hunne schuldvorderingen en legaten te voldoen, voor zoo verre het bedrag der nalatenschap toereikend zal zUn. (B. 1070 v., 1083. C. 808, 80!(.)
1083 iNa het aanzuiveren der rekening en verantwoording, zal de erfgenaam aan de schuldeisehers, welke op dat tUdstip mogten bekend zyn, hunne vorderingen, het zU in het geheel, het zU in evenredigheid van het beloop der nalatenschap, moeten voldoen. .
De schuldeisehers, die na de uitdeeling opkomen, zullen, naar mate dat zU zich aanmelden, alleen uil de onverkochte goederen en het overschot worden betaald. (B. 1086. C. 808, 809.)
1084- Indien er eenig verzet plaats heeft, kunnen de schuldeisehers niet worden voldaan, dan ten gevolge eener rangsehik-kind, door den regter te regelen. (R. i81 v., 331 v. C. 808.)
1085. De legatarissen kunnen de voldoening van hunne legaten niet eisehen, dan na verloop van den bij artikel 1082 bepaalden termUn, en na de uitbetaling, waarvan bU artikel 1083 gesproken wordt.
De schuldeisehers, die na de voldoening der legaten opkomen, hebben alleen bun verhaal legen de legatarissen.
Dat verhaal verjaart door een verloop van drie jaren, na den
Ui 2
xiv. TITUL. Fan het retjl ran beraad em.
dag op welken de uitbetaling aan den legataris heeft plaats gehad. (B. 1131. C. 808, 809.)
1086 De erfgenaam, die de nalatenschap onder het voorregt van boedelbeschrijving beeft aanvaard; kan niet vroeger in zijne eigene goederen worden aangesproken, dan nadat hij, tot het afleggen zijner rekening zijnde aangemaand, mogt zgn in gebreke gebleven aan die vepligting te voldoen.
Na het aanzuiveren der rekening, zijn zijne eigen goederen alleen aansprakelijk voor de voldoening der geldsommen, welke, van de nalatenschap afkomstig, in zijne handen zijn gekomen. (B. 1083, 1UC V, C. 803.)
1087. De kosten van verzegeling,van boedelbeschrijving, van het opmaken der rekening, mitsgaders alle andere, die op eene wettige wijze gemaakt zijn, komen ten laste der nalatenschap. (C. 810.)
1088 De bepalingen van artikel 1071, 1077 en volgende zijn insgelijks toepasselijk op erfgenamen, die, zonder zich van het regt van beraad bediend te hebben, eene erfenis onder het voorregt van boedelbeschrijving aanvaard hebben, door de verklaring af te leggen, bij het slot van artikel 107S vermeld. (C. 703.)
1089 Eene bepaling, waarbij de erllater zoude hebben verboden om van bet regt van beraad en van het voorregt van boedelbeschrijving gebruik te maken, is nietig en van onwaarde.
VIJFTIENDE TITEL.
Iran het aanvaarden en verwerpen van erfenissen.
EEKSTE AFDEELIXG.
Fan het aanvaarden van erfenissen.
1090 Eene erfenis kan of zuiver, of onder het voorregt van boedelbeschrijving, worden aanvaard. (B. 1073. C. 774.)
1091 Niemand is gehouden eene hem opgekomene erfenis te aanvaarden. (C. 773.)
1092 Erfenissen, aan getrouwde vrouwen, minderjarige en onder curatele gestelde personen opgekomen, kunnen niet wet-tiglijk worden aanvaard, dan met inachtneming der wetsbepalingen welke die personen betreffen.
Erfstellingen, bij artikel 9i7 vermeld, endoorden Koninggoed-gekeurd, kunnen alleen worden aangenomen onder het voorregt van boedelbeschrijving. (B. 103, lüö, 170, 171, 2i9, 583, 439. R. 700 v. C. 776.)
1093- Het aanvaarden eener erfenis heeft eene terugwerkende kracht tot op den dag waarop dezelve Isopengevallen. (B, 880, 921, 1104. C. 777.)
1094 De aanvaarding eener erfenis geschiedt uitdrukkelyk 'of stilzwijgend; dezelve geschiedt uitdrukkelijk, wanneer men in een authentiek of onderhandsch geschrift den titel of de hoedanigheid van erfgenaam aanneemt; de aanvaarding geschiedt stilzwijgend, wanneer de erfgenaam eene daad verrigt, welke zijne meening om de erfenis te aanvaarden noodzakelijk aan den dag
163
li. boek. Van zaken.
legt, en waartoe hg slechts in zijne hoedanigheid als erfgenaam zoude zyn hevoegd geweest. (B. 190, 19'1, 107«, 1373. C. 778, 780.)
1095- Al hetgeen lot de begrafenis betrekking heeft, de daden dienende alleen tot bewaring, als ook die welke strekken om op de nalatenschap toezigt te hebben, of dezelve bü voorraad te beheeren, worden niet gerekend daden te zjjn, welke destilzwy-gende aanvaarding eener erfenis kenschetsen. (B. 1073. C. 779.)
1096. Indien erfgenamen verschillen omtrent het al of niet aanvaarden eener erfenis, kan de een dezelve aanvaarden, en de andere die verwerpen.
Indien de e rfgenamen verschillen omtrent de wijze van aanvaarding eener erfenis, wordt dezelve onder voorregt van boedelbeschrijving aanvaard. (B. 190, 1075. C. 781, 782.)
1097. Wanneer iemand aan wien eene erfenis is opgekomen overleden is, zonder die verworpen of aanvaard te hebben, zijn deszelfs erfgenamen bevoegd de erfenis in zijne plaats te aanvaarden of te verwerpen, en de bepaling van het voorgaande artikel is op hen toepasselijk. (B. 880. C. 781, 782.)
1098- Hg, die voor zgn erfdeel eene erfenis heeft aanvaard, vermag het aandeel niet te verwerpen, hetwelk hem door regt van aanwas is opgekomen, behalve in het geval bij artikel 1100 voorzien. (B. 1103.)
1099. Een meerderjarige kan tegen eene door hem gedane aanvaarding eener erfenis niet in zgn geheel worden hersteld, dan alleen in het geval dat die aanvaarding mogt geschied zgn ten gevolge van dwang of van een te zijnen opzigte gepleegd bedrog.
Hg kan niet tegen zijne aanvaarding opkomen, onder voorgeven van daardoor benadeeld te zijn, dan alleen in geval de erfenis meer dan de helft is verminderd, ten gevolge der ontdekking van eene op het oogenbllk der aanvaarding onbekende uiterste wilsbeschikking. (B. 1111, 1338 v. C. 783.)
1100. Het aandeel eens erfgenaams, die tegen zgne aanvaarding is in zgn geheel hersteld, behoort niet door aanwas aan zij ne mede-erfgenamen, dan voor zoo verre zij hetzelve aanvaarden.
1101. De bevoegdheid om eene erfenis te aanvaarden verjaart door het verloop van dertig jaren, te rekenen van den dag waarop dezelve is opengevallen, mits vóór of na het verloop van dat tijdvak de nalatenschap aanvaard zg door een van degenen die door de wet,of door eenen uitersten wil,daartoegeroepen zgn, onverminderd echter de regten van derden op de nalatenschapgt; door eenigen wettigen titel verkregen. (B. 1102, 200i. C. 789.)
1102. De ergenaam die de erfenis verworpen heeft, kan dezelve nog aanvaarden, zoo lang zg nog niet door degenen welke door de wet of door eenen uitersten w il geroepen worden aanvaard is, behoudens de regten van derden, zoo als hg het voor. gaande artikel gezegd is. (C. 790.)
161
xv. titel. Fan hel aanvaard, en verwerp, van erfen. 183
tweede afdeel1ng.
Van het verwerpen van erfenissen.
v. HETTiJTGA tromp, over de verwerping eener erfenis ten na-
deele der schu/deisc/iers (Leid. 1801.)
1103- Het verwerpen eener erfenis moet uitdrukkelijk geschieden, en moet plaats liebtien door middel eener verklaring, afgelegd ter gritlie van de arrondissements-regtbank,onder welks ressort de erfenis opengevallen is. (B. 19«, 439, 1148. C. 784.)
1104 De erfgenaam die de nalatenschap verwerpt wordt geacht nooit erfgenaam geweest te zyn. (R. 10113, 1102. C. 785.)
1105 Het erfdeel van degenen die de erfenis verworpen heeft, wordt door regt van aanwas door zijne mede-erfgenamen verkregen. Indien hy alleen erfgenaam is, vervalt hetzelve aan de nabestaanden in den volgenden graad, of, indien er geejie bloedverwanten in den graad, waarin men erven kan, aanwezig zijn, aan den overgebleven echtgenoot.
Indien deze allen de nalatenschap verwerpen, kan de staat dezelve vorderen. (B. 870, 1098, 1172. C. 707, 708, 780.)
1106- Hij die eene erfenis verworpen heeft kan nimmer liij plaatsvervulling vertegenwoordigd worden; indien hij de eenige erfgenaam in zgnen graad is, of indien alle de erfgenamen de erfenis verwerpen, komen de kinderen uit eigen hoofde en erven hü gelgke deelen. (B. 887, 89i. C. 787.)
1107 De schuldeischers van dengenen die ten nadeele hunner regten eene erfenis heeft verworpen, kunnen zich door den regter doen magtigen om de nalatenschap in naam van hunnen schuldenaar, in zyne plaats en voor hem te aanvaarden.
In dat geval, wordt de verwerping der erfenis niet verder dan ten voordeele der schuldeischers, en ten heloope van hunne schuldvorderingen, vernietigd; dezelve is geenszins nietig ten voordeele van den erfgenaam die de erfenis heeft verworpen. (B. 190,1377. C. 788.)
1108- De bevoegdheid om eene erfenis te verw erpen kan door geene verjaring verloren gaan (C. 789.)
1109- Men kan, zelfs hy huwelijksche voorwaarden, geenen afstand doen van de erfenis van iemand, die nog inleven is, noch de regten vervreemden, welke men hy vervolg van tijd, op zoodanige erfenis mogt kunnen verkrijgen. (B. 196,1290,1370,1373. C. 791.)
1110 Erfgenamen welke goederen, tot eene nalatenschap be-hoorende, hebben te zoek gemaakt of verborgen gehouden, verliezen de bevoegdheid om de erfenis te verwerpen; zy hlyven zuivere erfgenamen, niettegestaande hunne verwerping, zonder dat zij eenig deel in het te zoek gemaakte of verborgene mogen vorderen. (B. 192, 1077. C. 792.)
1111- Niemand kan tegen de verwerping eener nalatenschap worden in zijn geheel hersteld, dan ingeval die verwerping heeft plaats gehad ten gevolge van bedrog of dwang, {B. 1099,1338 v.)
ii. boek. fan zaken.
ZESTIENDE TITEL.
Pan boedelscheiding.
(Wet van den 31 Mei 1843. Staatsblad n0. 22.)
weiland los, Heetten op het stuk van boedelscheiding (Dordr.
1843). — v. d. honert, Geschiedenis en begins, der Wetten
B. d. 31 Mei 1853 ('s Graven!). 1845 )
tweede afdeelixg.
l'an boedelscheiding en hare gevolgen.
1112. Niemand is genoodzaakt in eenen onverdeeldcn boedel te blijven.
De boedelscheiding kan, niettegenstaande eenig daarmede stru-dig verbod, ten allen tyde worden gevorderd.
Er mag echter overeengekomen worden, om de boedelscheiding gedurende eenen bepaalden tijd niet te doen plaats grUpen.
Zoodanige overeenkomst is slechts voor vyt jaren verbindend, maar kan telkens na alloop van den termijn vernieuwd worden. (A. 14. B. 463, «28. R. «9ö. C. 810.)
1113. De schuldeischers van den erflater, mitsgaders de legatarissen, zijn bevoegd, om zich tegen de boedelscheiding te verzetten.
De akte van boedelscheiding, verleden na zoodanig verzet, en voor dat voldaan is hetgeen tydens het verzet ten behoeve van den schuldeischer of legataris verschenen en opvorderbaar was, is nietig ten opzigte van zoodanigen schuldeisclier of legataris. (C. 882.)
1114. Tegen de regtsvordering tot de boedelscheiding kan de verjaring alleen 'worden ingeroepen door den erfgenaam of den mede-erfgenaam, die afzonderlijk, gedurende den tyd tot de verjaring givorderd, het bezit heeft gehad van goederen, tot den boedel behoorende, edoch niet verder dan ten aanzien van die goederen. (B. 2000, 2004. C. 810.)
1115. Indien al de erfgenamen het vrue beheer over hunne goederen hebben, en tegenwoordig zyn, kan de boedelscheiding plaats hebben op de wijze en door middel van zoodanige akte als zy goedvinden. (B. S46. C. 819.)
1116- Namens hen, die het vrye beheer over hunne goederen niet bezitten, kan de boedelscheiding niet gevorderd worden, dan met inachtneming der omtrent zoodanige personen by de wet vastgestelde voorschriften.
De man kan, zonder medewerking zyner vrouw, de boedelscheiding vorderen, of mede tot stand brengen, van al de goederen, welke in de gemeenschap vallen.
Ten aanzien van goederen, welke aan de vronw zyn opgekomen en niet tot de gemeenschap behooren, geiyk mede, indien er tussehen de echtgenooten scheiding van goederen plaatsheeft, is de vrouw bevoegd de boedelscheiding te vorderen of mede tot stand te brengen, mits zij daartoe door den man bygestaan of
IGti
xvi. titel. Van hoedelscheuliwj.
gemagtigd, of door den regter gemagtigd zü. (B. ICO, IG.'l, lquot;i, 1SÖ, 210, ïil, 459, 4Bi. C. 817, 818, lii9.)
1117 Indien een of meer der liclanghelilienden weigeren of nalatig blijven lot de boedelscheiding mede te werken, nadat die liU regterlijk vonnis lievolen is geworden, lienoemt de arrondis-sements-regtbank, indien deze benoeming niet reeds bij liet vonnis heeft plaats gehad, op het verzoekschrift der meest gereede belanghebbenden, voor de weigerachtigen of nalatigen, of, voor zoo verre zij tegenstrüdige belangen hebben, voor ieder hunner, een onzüdigen persoon, ten einde als bewindvoerder, opdenvoet van art. 319 tot 322, zoodanige erfgenamen by de boedelscheiding te vertegenwoordigen, en hetgeen zjj ontvangen Ie be-heeren.
In dat geval, gelgk mede indien zich onder de erfgenamen personen bevinden, welke het vrije beheer over lninne goederen niet bezitten, kan de boedelscheiding niet plaats hebben, dan niet inachtneming der bepalingen, vervat in de volgende artikelen, en zulks op straffe van nietigheid, in geval van overtreding van eenige der voorschriften, vervat in de artikelen 1118, Iste lid en 1120. (B. 319, 34«. O. 113, 819, 823.)
1118- Hy de boedelscheiding moeten de toeziende voogden en toeziende curators tegenwoordig zijn.
Indien de kantonregter van oordeel is, dat de voogd en de toeziende voogd beiden, of de curator en dc toeziende curator beiden, of de bewindvoerder, een met dc door hen vertegenwoordigde erfgenamen tegenstrydig belang hebben, worden door hem ambtshalve een of meer ileelvoogden benoemd, om bij de scheiding te waken voor het belang van die erfgenamen. (B. 383,427, 300.)
1119- Indien er nog geene boedelbeschrijving bestaat, zal die, het zij vooraf bij eene afzonderlijke, het zij Ie gelijk met de boedelscheiding, en by eene en dezelfde akte, worden opgemaakt, overeenkomstig de voorschriften van dc wet.
Indien echter al do erfgenamen, tijdens het overlyden van den erflater tegenwoordig zynde, en het vrye beheer over hunne goederen hebbende, geene boedelbeschrijving hebben opgemaakt, en later voorgevallen veranderingen in den slaat des boedels de naleving der wetsbepalingen omtrent dc boedelbeschrijving on-mogeiyk maken, vangt de boedelscheiding aan met eene zoo naauwkeurig mogeiyke opgave van den boedel, zoodanig als die door den erflater is nagelaten, van de daarin sedert voorgevallen veranderingen en van deszelfs tegenwoordigen staat. De deugdelijkheid van die opgave wordt daarbij beeedigd door dengenen of door diegenen, die in het bezit der onverdeelde nalatenschap is of zijn gebleven. (R. «39 v., «78 v., «81. C. 821,82i, 823.)
1120. De boedelscheiding wordt verleden by akte, ten overstaan van eenen door partijen verkozen, of, in geval van verschil, door de arrondissements-regtbank, op bet verzoekschrift van de meest gereede belanghebbenden, benoemden notaris, in tegenwoordigheid en onder goedkeuring van den kantonregter.
1(17
ii. boek. fran zaken.
die, tot bewijs daarvan, de akte mede onderteekenl, zonder daarvan echter een proces-verbaal op te maken. (C. 834.)
1121 Indien de kantonregter zijne goedkeuring aan de ont-worpene boedelscheiding weigert, en de gezamenlijke erfgenamen en hunne vertegenwoordigers mogten vermeenen, dat die weigering niet gegrond is, geeft de kantonregter de redenen zijner weigering op, en worden dezelve opgenomen in een dooiden notaris op te maken proces-verbaal.
De ontworpene boedelscheiding, door den kantonregter en den notaris gewaarmerkt, wordt, met ?een afschrift van dit procesverbaal, door den notaris ter grime gebragt.
Het proces-verbaal van den notaris en de ontworpen boedelscheiding zijn vrij van zegel en registratie.
De erfgenamen, of de meest gereede hunner, kunnen hunne bezwaren, bij een met redenen bok'eed verzoekschrift, inbrengen bij de arrondissements-regtbank. Deze doet daarop, desnoods na verboor van den kantonregter en van partijen, en in allen gevalle van het openbaar ministerie, uitspraak in het hoogste ressort.
In geval van goedkeuring, wordt daarna de boedelscheiding, ten overstaan van den notaris, in tegenwoordigheid van den kantonregter verleden, overeenkomstig het ontwerp, hetwelk, na door den president en grillier gewaarmerkt te zyn, wordt terug gegeven aan den notaris en door dezen aan de minute vastgehecht.
1122. Indien de erfgenamen, of een of meer hunner, van oordeel zün, dat de onroerende goederen des boedels, of sommige daarvan, bet zU in het belang van den boedel, tot betaling van schulden als anderzins, het zy om eene behoorlijke verdeeling te kunnen daarstellen, verkocht behooren te worden, kan de regt-bank, na verhoor der andere belanghebbenden, of deze behoorlijk opgeroepen zijnde, den verkoop bevelen, overeenkomstig de voorschriften van de artikelen 890 tot 694 van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering, des echter, dat, indien de verkoop in het openhaar geschiedt, de tegenwoordigheid, immers de behooriyke oproeping, van toeziende voogden en toeziende curators wordt gevorderd.
Indien een der mede-erfgenamen een stuk onroerend goed koopt, heeft zulks ten zynen opzigte hetzelfde gevolg, als of hy het bij scheiding verkregen had.
1123. De waardering der op het tijdstip der boedelscheiding in den boedel aanwezige goederen, geschiedt als volgt:
Schuldvorderingen en aandeden in maatschappijen, welke in prijs-couranten, op openbaar gezag daargesteld en uitgegeven, vermeld zyn, worden volgens die prys-couranten gewaardeerd.
Andere roerende goederen, tegen de w aarden op welke zy bij de boedelbeschrijving geschat zijn, ten ware een of meer erfgenamen eene nadere schatting door eenen deskundigen mogten verlangen.
Onroerende goederen, tegen den prijs, door drie deskundigen te bepalen.
I6S
xvi. titel. Fan boeitelscheidinij.
1124- De deskundigen worden benoemd door de belanghebbenden, of, in geval van verschil, door den kantonregter, binnen wiens kanton de erfenis is opengevallen, of, voor zoo ver het de waardering van onroerende goederen betreft, door den kantonregter, binnen wiens kanton die goederen gelegen zyn.
Makelaars doen de w aardering op den eed, bg den aanvang hunner bediening afgelegd.
Andere deskundigen worden vóór de waardering beëedigd door Jen kantonregter, binnen w iens kanton de erfenis is opengevallen, of, voor zoo verre het de waardering van onroerende goederen betreft, door den kantonregter, binnen wiens kanton die goederen gelegen zijn.
Indien partijen, ten aanzien van onroerende goederen, buiten het Koningrijk gelegen, omtrent de deskundigen niet kunnen overeenkomen, bepaalt de kantonregter van het kanton, waar do erfenis is opengevallen, hoe die deskundigen benoemd en beledigd worden en is ook zelf tot die benoeming en beëediging bevoegd. (R. 2-23, iU.)
1125. Na de regeling van den inbreng en van hetgeen door «Jen boedel aan een of meer der erfgenamen, uit welken hoofde ook, verschuldigd is, wordt het overschot van den boedel en het aandeel van lederen erfgenaam of staak bepaald.
Vervolgens wordt, niet onderling goedvinden der belanghebbenden, bij toescheiding aangewezen, welke goederen in ieders aandeel vallen, en, zoo daartoe gronden zyn, welke geldsom wegens een of meer aandeelen ter gelgkmaking moet uitbetaald worden. Zoo de belanghebbenden zich wegens zoodanige toescheiding niet kunnen verstaan, worden er zoo vele kavelingen gemaakt, als er erfgenamen of staken zgn, en bepaalt het lot de toedeeling der kavelingen.
De ondorverdeellng van de aan eenen slaak toebedeelde goederen, geschiedt op geiyke wijze.
1126 Na de loting zijn do erfgenamen bevoegd tot de ruiling van de hun bij het lot toebedeelde kavelingen, mits zulks geschiede vóór het sluiten der akte van scheiding, en daarin worde opgenomen.
Deze ruiling heeft hetzelfde gevolg, als of de over en weder geruilde goederen waren toegescheiden.
Eene dergelijke ruiling kan, op dezelfde wijze en met betzelfde gevolg, ook omtrent een gedeelte der toegescheiden goederen plaats hebben tusschen erfgenamen welke het vrije beheer over hunne goederen bezitten. (C. 831.)
1127- De papieren en bewijzen van eigendom, tol de toebedeelde goederen behoorende, worden overgegeven aan hem aan wien de goederen zijn toebedeeld.
Indien die stukken betrekking hebben op een aan meer dan één erfgenaam toebedeeld goed, verblijven zij bij dengenen, aan w ien het voornaamste gedeelte van zoodanig goed is loegeschei-den, onder verpllgtlng, om daarvan aan de mede-erfgenamen inzage, en, zoo iemand hunner zulks begeert, afschriften of uit-Ireksels tot diens koste te geven.
169
ii. boek. Van zaken.
1128. De algemeene boedelpapieren lilgven in bewaring van hem, dien de meerderheid der erfgenamen, of, in geval van verschil, de kanlonregter daartoe benoemd heeft, onder getykever-pligting, om inzage en uittreksels of afschriften te geven, als bij het vorige artikel is bepaald. (C. 842.)
1129. leder erfgenaam wordt geacht onmiddellijk te zijn opgevolgd in de hem toebedeelde, of in de door hem bij aankoop, krachtens art. 1122 verkregene goederen.
Geen der erfgenamen wordt alzoo gerekend immer den eigendom van de andere goederen der nalatenschap gehad te hebben. (B. 1212. C. 883.)
1130- De mede-erfgenamen zyn verpligt, ieder in evenredigheid van zijn aandeel, elkander over en weder te vrijwaren tegen alle stoornis en uitwinning, welke uit eene oorzaak, vóór de verdeeling ontstaan, voortkomen, mitsgaders voor de gegoedheid van schuldenaren van renten of andere schuldvorderingen.
De vrijwaring heeft geen plaats, wanneer die bepaaldelijk bij een bijzonder en uitdrukkelijk beding in de akte van boedelscheiding is uitgesloten, zy houdt op wanneer de mede-erfgenaam door zijne schuld de uitwinning ondergaat.
De vrijwaring voor gegoedheid van schuldenaren van eene rente of andere schuldvordering des boedels, is alleen dan verschuldigd, wanneer de schuldvordering aan een der erfgenamen voor het volle bedrag is toebedeeld, en indien door zoodanigen erfgenaam wordt bewezen, dat de schuldenaar reeds tijdens het verlijden der akte van boedelscheiding onvermogend was.
De vordering tot vrijwaring in het voorgaande lid bedoeld,, kan niet worden ingesteld nu verloop van drie jaren sedert de boedelscheiding. (B. 1328, 1373. C. 881, 88«.)
1131. Indien een of meer der erfgenamen zich buiten staal bevinden om hun aandeel in de ter zake van eenige vrijwaring aan hunnen mede-erfgenaam verschuldigde schadeloosstelling te voldoen, wordt het door hem of hen verschuldigde aandeel, naar evenredigheid van ieders erfdeel, omgeslagen over den ge-waarborgden en de mede-erfgenamen, die in staat zijn te betalen. (B. 1147. C. 883.)
tweede afdeeling.
Van inbreng.
v. west, in Regtsgel. Bijblad, 11, blz. «3—71. — s.NOUCK HUR-
GiiO.vje, de collalione bonorum (ïraj. 1839). — van andel,
over inbreng (Leid. 1802.)
1132. Onverminderd de verpligting van alle erfgenamen lot voldoening aan, of verrekening mei hunne mede-erfgenamen, van alles wal zü aan de nalatenschap schuldig zyn, moeten alle schenkingen onder de levenden, welke zy van den erflater hebben genoten, worden ingebragt;
1°. Door de erfgenamen in de nederdalende linie, wettige of natuurlijke, het zy dezelve de nalatenschap zuiver, of onder het voorregt van boedelbescbryving, hebben aan-
170
xvi. titel, ran boedelscheiding.
vaard, cn het zy dezelve slechts tot het wettelijk erfdeel of tot meerder zijn geroepen, ten ware de giften met uit-drukkeiyke vrijstelling van inlireng zgn gedaan, of de begiftigden bi) eene authentieke akte, of bü uitersten wil, van de verpligting tot inbreng zyn ontheven ;
2o. Door alle andere erfgenamen, het zy bü versterf, het zy bg uitersten wil, doch alleen In liet geval dat de erflater schenker den inbreng uitdrukkelgk heeft bevolen of bedongen. (B. 961, 91)9, 1133, 1U2 v. C. 813.)
1133. De erfgenaam die de erfenis verwerpt is niet gehouden in te brengen hetgeen aan hem geschonken is, dan ter aanvulling van zoodanig gedeelte als waardoor het wetteiykerfdeel zijner mede-erfgenamen mogt verkort zgn. (B. 901 v., HU3 v., 1134. C. 843.)
1134- Indien de inbreng meer bedraagt dan het erfdeel, behoeft dat meerdere niet te worden ingebragt, onverminderd het bepaalde by het vorige artikel.
1135. De ouders behoeven de giften niet in te brengen die aan hun kind door deszelfs grootouders gedaan zgn.
Op gelgke wijze behoeft een kind, dat uit eigen hoofde de erfenis zgner grootouders beurt, niet in te brengen de door deze aan zgne ouders gedane gift.
Daarentegen moet het kind, dat slechts by plaatsvervulling die erfenis beurt, de giften inbrengen, welke aan zijne ouders gedaan zijn, zelfs indien bet kind de nalatenschap zyner ouders mogt hebben verworpen.
Hel kind is echter, in geval van zoodanige verwerping, niet jegens zijne mede-erfgenamen in de grootouderiyke nalatenschap aansprakelijk voor de schulden zijner ouders. (B. 888, 1104. C-847, 848.)
1136. Giften, welke aan den eenen echtgenoot door een der ouders van den anderen echtgenoot gedaan zyn, zyn zelfs voor de helft niet aan inbreng onderworpen, al ware het ook dat de geschonken voorwerpen in de gemeensehap vielen. M
Indien de giften gezameniyk aan de beide echtgenooten dooiden vader of de moeder van een hunner gedaan zgn, moet do inbreng voor de helft plaats hebben.
Wanneer de giften aan den echtgenoot door zgnen eigen vader of zyne eigene moeder gedaan zijn, moet hij dezelve voor het geheel inbrengen. (B. 231 v. C. 849.)
1137- De inbreng geschiedt alleen in de nalatenschap des schenkers; dezelve is slechts door den eenen erfgenaam ten behoeve van den anderen verschuldigd.
Ten behoeve van legatarissen, of van schuldeischers van den boedel, heeft geen inbreng plaats. (B. 9lt;i7. C. 850, 857.)
1138- Inbreng geschiedt, het. zg door het genotene in nalnra in den boedel terug te brengen, het zg door zooveel minder dan de andere deelgenooten te ontvangen. (C. 858.)
1139. De inbreng van onroerende goederen kan geschieden ter keuze des inbrengers, het zy door dezelve in nalura terug te geven zoo als zij zich op het oogenblik van den inbreng be-
171
li. boek. Van zaketi.
vonden, het zg door het inbrengen der waarde, welke z(j ten tjjde der gifte hadden.
In het eerste geval, is de inbrenger verantwoordelijk voor de vermindering, welke de goederen door züne schuld hebben ondergaan, en verpligt om dezelve te zuiveren van de lasten en de hypotheken, daarop door hem gelegd.
Alle noodzakelijke uitgaven, tot behoud van het goed gedaan, en de kosten van onderhoud, moeien, in hetzelfde geval, aan den inbrenger worden vergoed, met inachtneming der regelen bij den titel van vruchtgebruik voorgeschreven. (B. 030, 840 v., 972, 975, 1225. C. 859, 861, 882, 863, 865.)
1140- De inbreng van gereed geld geschiedt ter keuze des inbrengers door de betaling van deszelfs bedrag, of door zich dat bedrag in mindering van zyn erfdeel te doen aanbedeelen. (C. 869.)
1141- De inbreng van roerende goederen geschiedt ter keuze des inbrengers door de teruggave der waarde zoo als die ten tjjde der schenking geweest is, of door de goederen in mtura terug te geven. (C. 868.)
1142. Behalve de schenkingen in artikel 1132 aan inbreng onderworpen, moet ook worden ingebragt al hetgeen is verstrekt om aan den erfgenaam eenen stand, een beroep of bedrijf Ie ver-schallen, of ter betaling van deszelfs schulden, en al hetgeen ten huwelijk is gegeven. (B. 375. G. 8öl.)
1143. Aan inbreng zijn niet onderworpen;
De kosten van onderhoud en opvoeding;
De uitkeeringen lot noodzakelijk levensonderhoud;
De uitgaven lot hel aanleeren van eenigen tak van koophandel, kunst, handwerk of bedrijf;
De kosten van studie;
De kosten tot plaatsvervanging of nummerverwisseling in 's lands gewapenden dienst;
De bruiloftskosten, kleederen en klelnoodjen tot huwelijksuitzet gegeven. (B. 159, 367, 375 v. C. 852.)
1144. De interessen en vruchten van hetgeen aan inbreng is onderworpen, worden eerst verschuldigd van den dag dat eene erfenis is opengevallen. (C. 856.)
1145. Al heigeen door toeval en zonder schuld van den begiftigde Is verloren gegaan, behoeft niet te worden ingebragt. (B. 970, 1480. C. 855.)J
derde afdeelixg.
Fan de betaling der schulden.
v. D. kemp, over de separatio honorum voUjens artl. 1153—1157
ƒ). jr. in JV. Ilijdr. XVII, blz. 639.
1146 De erfgenamen die eene erfenis hebben aanvaard moeten in de betaling der schulden, legaten en andere lasten, zoo veel dragen als in evenredigheid slaat met hetgeen ieder uit de nalatenschap ontvangt. (B. 1078, 1086, 1335 v., 1346 v. C 870.
1147. ZU zijn tot die betaling persoonlijk, en leder naar ma-
172
xvi. titel. Van hoedelscheidimj. na
te van de hoegrootheid van zijn erfdeel, gehouden, onverminderd de region der schuldelschers op de geheelc nalatenschap, zoo lang die nog is onverdeeld, mitsgaders die der hypothekaire schuidei-schers. (15. 1130,1133. C. 873.)
1148. Indien onroerenJe en tot de nalatenschap behoorende goederen met hypotheken bezwaard zijn, heeft ieder der medeerfgenamen liet regt om te vorderen dat die lasten uit dén boedel worden gekweten, en de goederen van het verband bevrijd, alvorens er tot het vormen der kavelingen worde overgegaan.
Wanneer deerfgenamende nalatenschap verdoelen inden staat waarin zy zich bevindt, moet het bezwaarde onroerende goed worden geschat op dezelfden voet als de overige onroerende goederen; alsdan wordt de hoofdsom der lasten van den gebeden prys des goeds afgetrokken, en de erfgenaam, aan wien het onroerend goed te beurt is gevallen, biytt alsdan alleen ten aanzien zijner mede-erfgenamen met de voldoening der schuld belast, en moet hen daarvoor vrijwaren.
Indien do lasten alleen op het onroerende goed gevestigd zijn,, zonder dat daarbij een personeel verband bestaat, kan geen der mede-erfgonamen vorderen dat de last worde afbetaald, en alsdan wordt het onroerende goed onder de verdooling begrepen, onder aftrok van de hoofdsom dier lasten. (B. quot;58 v., quot;«7 v., 784 v., 133«, 1338. C. 872.)
1149- Een erfgenaam die, ten gevolge van oene hypotheek,, meer dan zijn aandeel in do gemoone schuld betaald beeft, kan van zijne mede-erfgenamen terug vorderen hetgeen ieder hunner persoonlijk in do schuld had moeten bijdragen. (B. 1078, 1129 v. 114«. C. 873, 873.)
1150 Indien een der mede-erfgenamen in verval van zaken geraakt, wordt zyn aandeel in de hypothekaire schuld over de overige omgeslagen, naar evenredigheid van eens ieders erfdeel. (C. 87«.)
1151. Een legataris is niet voor do schulden en lasten dor nalatenschap verbondon, onverminderd het verhaal van den hy-pothekairon schuldeischer op het gelegateerde onroerend goed. (B. 1012. C. 871, 1024.)
1152- Indien de legataris do schuld heeft gekweten, waarmode het gelegateerde onroerend goed bezwaard was, treedt hy daardoor van rogtswege in de region van den schuldeischer ten laste der erfgenamen. (B. 1012. C. 874.)
1163. De schuldelschers en de legatarissen van don overledene mogen van de schuldelschers van den erfgenaam vorderen, dat de boedel van den overledene w orde afgescheiden van dien dos erfgenaams. (B. 114«, 1147. C. 878.)
1154. Indien de schuldelschers of legatarissen hunne regts-vordering tol afscheiding hebben aangevangen binnen den tyd van zes maanden nadat de nalatenschap is opengevallen, hebben zii de bevoegdheid om hunnen eisch in do daartoe bestemde openbare registers, ter zyde van ieder stuk onroerend goed, tot de nalatenschap behooronde, te doen aanteekonen, met dat gevolg, dut de erfgenaam, na die aanteekening, het goed niet mag ver-
u. boek. Van zaken.
vreemden of bezwaren, ten nadeele van de regten dier eischers ten laste der nalatenschap. (B. 1J33. C. 2111.)
1155. Dat regt kan echter niet meer worden uitgeoefend, zoo dra er schuldvernieuwing in de schuldvordering tegen den overledene plaats heeft, door den erfgenaam als schuldenaar aan te nemen. (K. 1449. C. 879.)
1156- Hetzelve regt verjaart door het tijdsverloop van drie jaren. (C. 880.)
1157- De schuldelschers van den erfgenaam hehhengeene bevoegdheid om die afscheiding des boedels tegen de schuldelschers der nalatenschap te vorderen. (C. 881.)
vierde afpeelixo.
J'an de vernietiging ran aangegane boedelscheiding.
1158- Boedelscheidingen kunnen worden te niet gedaan:
1°. Ter zake van dwang;
2°. Ter zake van bedrog, door een of meer deelgenooten gepleegd ;
3°. Ter zake van benadeeling, meer dan een vierde gedeelte bedragende.
Het enkel overslaan van een of meer voorwerpen, tot den boedel behoorende, geeft alleen regt om deswege eene nadere scheiding te vorderen. (B. 1122, 1101, 1106, 1108, 1337 v. C. 887.)
1159. Om te beoordeelen of er benadeeling plaats beeft, moeten de goederen naar derzelver waarde op het tydstip der scheiding worden geschal. (C. 890.)
1160- Degene tegen wien, ter zake van bcnadeeling, eisch tot vernietiging gedaan is, kan de herscheiding beletten, door aan den elscher, het zy In gereed geld, het zg in natura, op te leggen hetgeen aan (liens erfdeel onthreekt. (C. 891. )
1161. De mede-erfgenaam, die het aan hem toebedeelde geheel of gedeelteiyk heeft vervreemd, kan geene vernietiging der boedelscheiding, ter zake van dwang of bedrog, vragen, indien de vervreemdfng beeft plaats gehad na het ophouden van den dwang of het ontdekken des bedrogs. (B. 1303. C. 892.)
1162. De regtsvordering tot vernietiging verjaart door het tydsverloop van drie jaren, te rekenen van den dag der hoedel-scheiding.
1163. De regtsvordering tot vernietiging heeft plaats opzig-teiyk elke akte welke ten oogmerk heeft om den onverdeelden staat tusschen mede-erfgenamen te doen ophouden, om het even of de akte onder den naam van koop en verkoop, ruiling, dading of anderzins, mogt verleden zün.
Doch wanneer de boedelscheiding,ofeenedaarmede geiykstaan-de akte, is voltrokken, kan er geene vernietiging worden gevraagd van eene dading, welke mogt gemaakt zyn om de we-zeniyke zwarigheden, in de eerste akte voorkomende, uit den weg te ruimen. (B. 1357 v., 1888 v., 1895. C. 888.)
1164. De regtsvordering tot vernietiging der boedelscheiding wordt niet toegelaten tegen den verkoop van erfregt, zonder
174
xvi. titel. Tan boedelscheidinq
liedrog aan een of meerder mede-erfgenamen te hunnen liate of schade door de mede-erfgenamen of door een hunner gedaan. lt;C. 889.)
1165 Geene herscheiding, na de vernietiging der boedelscheiding gedaan, kan nadeel toebrengen aan de regten bevorens wettelijk door derden verkregen.
1166 Alle afstand van het regt om vernietiging eener scheiding te vragen is van onwaarde.
vijfde afdeel1ng
Fan boeilelvenleeling door den vader, de moeder of andere bloedverwanlen in de opf/aande linief.tusschen hunne afkomelinrien yemaaht.
de bas, de boedelverdeeling door de bloedverwanlen in de opgaande linie (Leid. 1801.)
1167. De vader, de moeder en andere bloedverwanten in de opgaande linie mogen bij uiterste wilsbeschikking, of bij notariële akte, tusschen hunne kinderen en afkomelingen de verdeeling en scheiding hunner goederen maken. (C. 1075, 10quot;igt;.)
1168 Indien alle de goederen, welke de bloedverwant in de ■opgaande linie op den dag van zijn overlijden nalaat, niet in de verdeeling begrepen zijn.geweest, zullen die niet verdeelde goederen volgens de w et worden verdeeld. (B. 1112 v., 1153. C_ 1077.)
1169- Indien de verdeeling niet gemaakt is tusschen alle de kinderen, die ten tijde van het overlijden in leven zgn, en de af-komelingen der vooroverledene, zal-de verdeeling geheel en al nietig zijn. Er kan eene nieuwe verdeeling in den wettelijken vorm worden gevorderd, het zy door de kinderen of afkomelin-gen die daarbij geen aandeel gekregen hebben, het zij zelfs door degenen tusschen welke de verdeeling gemaakt is. (C. 1078.)
1170 De verdeeling, door eenen bloedverwant in de opgaande linie gedaan, kan worden betwist uit hoofde van benadeeling, meer dan een vierde bedragende. Zij kan almede worden betwist, indien de verdeeling, en hetgeen met vrijstelling van inbreng is vooruit gemaakt, het wettelijk erfdeel van den een of ander der afkomelingen mogt hebben verkort.
De regtsvordering, hg dit artikel toegelaten, verjaart dooreen tijdsverloop van drie jaren, te rekenen van den dag waarop de ■erflater is overleden. (B. 900 v., 1132 v., 1158, 1160 v. C. 1079.)
1171. De afkomelingen welke, om eene der redenen in hel voorgaande artikel uitgedrukt, de verdeeling betwisten, zullen de kosten, tot de schatting der goederen vereischt, moeten vooruitschieten, en die kosten zullen te hunnen laste blijven, indien hunne vordering ongegrond bevonden wordt. (C. 1080.)
ZEVENTIENDE TITEL.
Fan onbeheerde nalatenschappen.
Opmerk, en Meded., VI, blz. 163—167.
1172. Wanneer, by het openvallen eener nalatenschap, zich
1quot;3
li. boek. Fan zaken.
niemand opdoet die daarop aanspraak maakt, of wanneer de bekende erfgenamen dezelve verwerpen, wordt de nalatenschap als onbeheerd beschouwd. (B. 376, llOö, anas. C. 811.)
1173. De arrondissements-regtbank, onder welker ressort de nalatenschap opengevallen is, moet op verzoek der belanghebbende personen, of op de voordrag! van het openbaar ministerie, eenen curator benoemen.
Indien de curatele verleend wordt ter zake 'lat zich niemand opdoet, die als erfgenaam aanspraak op de nalatenschap maakt, benoemt de regtbank hg voorkeur tot curator den gestelden uitvoerder van den uitersten lwil, ten ware deze mogt verlangen door een ander wvangen te worden. (B. 1032 v., 1176. C. 812.)
1174. De curator is gehouden de nalatenschap te doen verzegelen, en door eenen notaris eeue boedelbeschrijving te doen opmaken, mitsgaders de nalatenschap te beheeren en lot etTen-heid te brengen.
Hij. is verpligt door oproepingen in de openbare nieuwspapieren of andere doelmatige middelen, de erfgenamen op te sporen.
Hij moet in regten optreden ten aanzien der regtsvorderin-gen, die tegen de nalatenschap zijn aangevangen, en alle regten, die den overledene toebehoorden uitoefenen en voortzetten. Hij is verpligt het gereed geld, hetwelk zich in de nalatenschap bevindt, mitsgaders de opbrengst der verkochte roerende en onroerende goederen, in de kas der geregtelijke consignatien testorten, ten einde te strekken tot behoud der regten van de belanghebbende partijen, en daarvan, aan wien zulks zal behooren, rekening te doen. (R. 638 v., 678, 681, 68i v., 690, 770, 813.)
1175. Indien zich, na verloop van drie jaren, te rekenen van het openvallen der nalatenschap, geen erfgenaam opdoet, zal do slotrekening moeten worden gedaan aan den staat, welke bevoegd zal zyn om zich hg voorraad in het bezit der nagelaten goederen te doen stellen. (B. 376, 879, 882. C. 770, 771.)
1176. De bepalingen voorkomende in art. 322, mitsgaders in art. 1082, 1083, 108i, 1083 en 1087, zjjn ook op de curators van onbeheerde nalatenschappen toepasselijk. (C. 81 i.)
ACHTTIENDE TITEL.
I'an bevoorregte schulden.
eerste afdeelixg.
Van bevoorregte schulden in het algemeen.
1177. Alle de roerende en on roerende goederen van den schuldenaar, zoo wel tegenwoordige als toekomstige, zijn voor des-zelfs persoonlijke verbindtenissen aansprakelijk. (C. 2092.)
1178 De goederen strekken tot gemeenschappelijken waarborg voor zijne schuldeischers; derzelver opbrengst wordt onder hen, ponds ponds gelijke, naar evenredigheid van eens ieders in-schuld, verdeeld, ten ware er tusschen de schuldeischers wettige redenen van voorrang mogten bestaan. (R. i80 v., 331 v. C. 2093.)
176
xvil. titel. fan onbeheerde nalalenschappen. 177
1179 De voorrang tusschen schuldeischers spruit voort uit privilegie, uit pand, en uit onderzetting of hypotheek.
Van pand en onderzetting wordt bü den negentienden en twin-tigsten titel van dit boek gehandeld. (B. 1190 v., 1208 v.K. 313, 750 2quot;. C. 2094.)
1180- Privilegie is een regt door de wet toegekend aan den eenen schuldeischer boven den anderen, alleen uit hoofde van den aard der schuld.
Pand en hypotheek gaan boven privilegie, behalve in de gevallen, waarin de wet uitdrukkelijk het tegendeel bepaalt. (B. 1183, 1195. C. 2093.)
1181. Tusschen bevoorregte schuldeischefs wordt de rang geregeld naar den verschillenden aard der voorregten. (B. 118i v., 1193, 1195, C. 2096.)
1182. Bevoorregte schuldeischers, die in denzelfden rangzyn, worden ponds ponds gelijke betaald. (G. 2097.)
1183. De voorrang van 's rjjks schatkist, de orde waarin dezelve wordt uitgeoefend, en de tijd van deszelfs duur, worden geregeld door de bijzondere wetten daartoe betrekkelijk.
Die van de besturen der gewesten, gemeenten, dijken, polders, wateringen, en andere dergelijke gemeenschappen, wegens de door hen te heffen lasten, worden geregeld door de wetten en de wettige op dat stuk daargestelde verordeningen. (Wet v. 5 Sept. 1807. Wet v. 12 Nov. 1808. Sb. 1817, nquot;. 37, art. 3; 1822, n». 38, art. 290. C. 2098.)
1184. De privilegiën hebben tot onderwerp, of zekere bepaalde goederen, of alle de roerende en onroerende goederen in het algemeen. De eerste hebben den voorrang boven laatstge-melde. (C, 2099, 2100.)
tweede afdeeling.
Fan de voorregten gevestigd op zekere bepaalde goederen.
vlielander hein. Over de voorregten behandeld in art. 1185
B. W. (Leid. 1861) — Over art. 1189 Opm. en Meded. IV,
blz. 240
1185 De bevoorregte schulden op zekere bepaalde goederen Zijn; (B. 1180, 1184. K. 313.)
1°. De geregtskosteji uitsluitend veroorzaakt door deuitwin-ning van eene roerende of onroerende zaak. Deze worden uit de opbrengst van het uitgewonnen goed boven alle andere bevoorregte schulden, en zelfs boven pand en hypotheek, gekweten;
2°. De huur-penningen van onroerende goederen, de kosten van reparatie waartoe de huurder verpligt is, mitsgaders alles wat tot de nakoming van de huur-overeenkomst betrekking heeft; (B. 1186 v.)
3°. De nog onbetaalde koopprijs van roerende goederen; (B. 1187, 1190, 1192.)
4°. De kosten tot behoud eener zaak gemaakt; (B. 635, 1193 v., 1190, 1400, 1765.) il. 12
ii. boek. Iran zaken.
5°. De kosten lot liearbeidins eener zaak aan den werkman verschuldigd; (B. 030 v., 1193, 1052.)
0°. Hetgeen door eenen herhergier, als zoodanig, aan eenen reiziger is geleverd; (B. 1103.)
7°. De vrachtioonen en bijkomende onkosten; (B. 1193.K.80.)
8°. Hetgeen aan metselaars, timmerlieden en andere werkbazen is verschuldigd wegens den opbouw, aanbouw en de reparatiën van onroerende goederen, mits de schuldvordering niet ouder zy dan drie jaren, en de eigendom van hel perceel aan den schuldenaar zü verbleven; (B; 1193.)
9quot;. De vergoedingen en betalingen waartoe openbare ambtenaren, uit hoofde van verzuim, misslagen en misdrijven, in de uitoefening hunner bediening gepleegd, gehouden zyn. (B. 1193. C. -2101, 2102, 2103.)
1186- De verhuurder kan zijn veorregt doen gelden op de vruchten welke door takken aan de boomen, of door wortels aan den grond, nog zijn vastgehecht; voorts op de ingeöogste en nog niet ingeöogste vruchten die zich op den bodem bevinden, en op al hetgeen op den bodem is, zoo lot stoffering van het gehuurde huis of der landhoeve, als tot bebouwing of gebruik van het land, zoo als het vee, de bouw gereedschappen en dergelgken; onverschillig of de hier boven ïcmelde voorwerpen al dan niet aan den huurder toebebooren.
Indien de huurder een gedeelte van het verhuurde goed aan een ander wettig in huur heeft afgestaan, kan de verhuurder zün voorregt op de voorwerpen, die zich in of op dat gedeelte bevinden niet verder doen gelden, dan alleen in evenredigheid van het door den tweeden huurder overgenomen gedeelte, en voor zoo verre de laatstgemelde niet mogt kunnen aantoonen zijne huur-penningen volgens de overeenkomst te hebben voldaan. (B. 562 30, 1595, 1018. C. 1753, 2102 1°.)
1187 Niettemin worden de nog verschuldigde koopprijs van gekochte zaden en de nog verschuldigde kosten van het toepende jaar, bjj voorrang boven den verhuurder, betaald uit de opbrengst van den oogst, en de nog niet betaalde koopprijs van gereedschappen uit de opbrengst van die gereedschappen. (B. 1190, 1192. C. 2102 1°.)
1188. De verhuurder kan de roerende goederen, waarop hem 1)U artikel 1180 voorregt is toegestaan, in beslag nemen, indien dezelve buiten zijne toestemming vervoerd zijn; en hü behoudt daarop zijn voorregt, al waren dezelve ook aan eenen derde, door inpandgeving, of op eene andere wijze, verbonden, mits hij die voorwerpen geregteiük hehbe opgeëischt binnen den tijd van veertig dagen na het vervoeren der roerende goederen tot eene landhoeve behoorende, en binnen den tüd van veertien dageni indien het zaken betreft welke tot stoffering van een huis hebben verstrekt. (C. 2102 l».)
1189- Het voorregt van den verhuurder strekt zich uit tot de vervallen huur- en pachtpenningen, gedurende de laatstedrie jaren en het loopende jaar. (C. 2102 1°.)
178
xviii. titel. Van hevoorregte schulden. 179
1190- De verkooper van roerende en nog onbetaalde goederen kan zijn voorregt doen gelden op den koopprijs van die goederen, indien zij zich nog in handen van den schuldenaar bevinden, zonder onderscheid of hij die goederen op tjjd of zonder tijdsbepaling verkocht heeft. (B. 1187. C. 2102 4»)
1191. Indien de verkoop zonder tijdsbepaling gedaan is, heeft de vcrkooper zelfs de bevoegdheid om goederen terug te eischen, zoo lang deze zich in handen van den kooper bevinden, en het weder-verkoopen daarvan te beletten, mits de terug-eisching geschiede binnen dertig dagen na de aflevering, en de goederen zich nog bevinden in denzelfden staat waarin zU zgn geleverd geworden. (B. 529. K. 2ii. C. 2102 4°.)
1192- De verkooper kan evenwel zijn regt niet uitoefenen dan na den verhuurder van het huis of van de landhoeve, ten ware bewezen zij dat de verhuurder kennis droeg dat de meubelen en verdere goederen, voor hel huis of de landhoeve dienen-do, door den huurder niet waren betaald. (B. 1187. C. 2102 io.)
1193- De voorregten vermeld bü artikel 1183, n°. i, 3, 0, 7, 8 en 9, worden uilgeoefend als volgt:
Die van n». I, op de zaak tot welker behoud de kosten zijn gemaakt;
Die van n0. 3, op de zaak die bearbeid is;
Die van n0. 6. op de goederen die door den reiziger in de herberg zijn gebragt;
Die van nquot;. 7, op het vervoerde goed;
Die van nquot;. 8, op de opbrengst van het opgebouwde, aangebouwde of herstelde perceel;
Die van n». 9, op het bedrag van de door de ambtenaren gestelde zekerheid, en de daarop verschuldigde renten. (B. 1191. C. 2102 3quot;—7quot;.)
1194 Indien onderscheiden bevoorregte schuldeischers, van welke in deze afdeeling wordt melding gemaakt, mogten te za-men loopen, hebben de onkosten, die gemaakt zjjn tot behoud van het goed, den voorrang, indien dezelve gemaakt zijn na het tijdstip waarop de overige bevoorregte schulden zijn geboren. (B. 1183 40. 1783.)
derde afdeeling.
Fan de voorregten op alle de roerende en onroerende goederen in het algemeen
des amobie v. d. hoeven, de privilegiis Jure Need, credilori-
ius nonnullis in universas res debitoris eompetentibus (L. B.
1830). — Opmerk, en Meded. VIII, blz. 171.
1195. De bevoorregte inschulden op alle de roerende en onroerende goederen in het algemeen zgn de hierna vermelde, en worden in de volgende orde verhaald: (B. 1184 v.)
1°. De geregtskosten, uitsluitend veroorzaakt door uitwinning en boedelredding: deze hebben voorrang boven pand of hypotheek; (B. 1183 lo, lOCi. R. SÏ7.)
ll. boek. Fan zaken.
i0. De begrafeniskosten, behoudens de bevoegdheid des reg-ters om dezelve tejvenninderen, indien zjj bovenmatig zijn;
3°. Alle kosten van de laatste ziekte; {B. iOOG.)
4°. Het loon van dienst- en werkboden over het verschenen jaar, en hetgeen over het loopende jaar verschuldigd is; (B. 4005 v.)
5°. De schuldvordering wegens levering van levensmiddelen, gedaan aan den schuldenaar en deszelfs huisgezin, gedurende de laatste zes maanden ;
«» De schuldvorderingen van kostschoolhouders voor het laatste jaar;
Tgt;. De schuldvordering van minderjarigen of onder curatele gestelden ten laste van hunne voogden en curators, ter zake van derzelver beheer; voor zoo verre dezelve niet kunnen worden verhaald uit de hypotheken of andere zekerheid, welke, naar aanleiding van den zestienden titel van het eerste boek van dit Wetboek, mogt gesteld zijn. (B. 390 V., 471, 50«. O. ilOl, 2104.)
NEGENTIENDE TITEL,
Van pand.
DE KUTi'ER, de pignore sec. jus Aeerl. (L. B. 1841). — land.
Over het pandregt op inscfitilden (Leid. 1881.)
1196. Pand Is een regt hetwelk de schuldeischer verkrijgt op eene roerende zaak, die hem door den schuldenaar, of door een' ander in deszelfs naam, tot zekerheid der schuld, is ter hand gesteld, en aan den schuldeischer de bevoegdheid geeft om zich bü voorkeur boven de andere schuldeischers uit die zaak te doen betalen, met uitzondering van de kosten van uitwinning en van de onkosten die, na de inpandgeving, tot behoud van de zaak gemaakt zijn, en welke den voorrang zullen hebben. (B. 1179 v., 1185 1°, 4°, 1194, 1195 1°, 1203, 18B7. K. 315. C. 2071, 2073.)
1197. Ten opzigte van schulden, meer dan honderd gulden bedragende, heeft geen pandregt plaats, ten zij daarvan zij opgemaakt eene schriftelijke akte, van eene zekere dagteekening voorzien,en bevattende de opgaveder verschuldigdesom,alsraede die der in pand gegeven voorwerpen. (B. 1933. K. 315. C. 2074.)
1198- Pandregt op inschulden, welke op naam zijn gesteld, kan niet bestaan, dan ten gevolge eener akte, van eene zekere dagteekening voorzien, en aan den schuldenaar der in pand gegeven inschulden beteekend. (B. 668, 1204. C. 2075.)
1199. In alle gevallen kan het pandregt slechts stand grijpen voor zoo verre het verpande goed gesteld en gebleven is in het bezit van den schuldeischer, of van eenen derde omtrent wien partijen zijn overeengekomen. (B. 1477. C. £076.)
1200 De schuldeischer mag, bü met-voldoening des schuldenaars aan zijne verpligtingen, zich het pand niet toeëigenen; alle hiermede strijdige bepalingen zijn nietig. H\j heeft het vermogen om in regten te vorderen dat bet pand hem in betaling zal verblijven tot het belooit der schuld, volgens eene door des-
180
xix titel. Van pand. 181
kundigen te doene begrooting, of dat hetzelve bij openbare veiling zal worden verkocht. (B. 1201 v., 1S43. C. 2078.)
1201. Het staat aan de partijen vrü om, liij een uitdrukke-lijk beding, overeen te komen dat, bü gebreke van voldoening der schuld, de pandhouder onherroepelijk zal zijn gemagtigd om, na eene aan den schuldenaar gedane sommatie tot voldoening, het pand, in het openbaar, naar plaatselijke gewoonten, en op de gebruikelijke voorwaarden, te doen verkoopen, ten einde uit de opbrengst te verhalen het beloop der op het pand geschoten penningen, met de renten en de kosten. (B. 1223.)
1202. BU beleening of inpandgeving van effecten of obllga-tien, kunnen de partijen, insgelijks bü uitdrukkelijk beding, overeenkomen dat, hij nalatigheid des schuldenaars om aanallezijne verpligtingen, uit de akte van beleeningof verpandingvoortvloei-jende, te voldoen, de beleener of pandhouder onherroepelijk zal zün gemagtigd om, na voorafgaande sommatie, de beleende of verpande voorwerpen te doen verkoopen, en uit derzelver opbrengst alles te verhalen waartoe de beleener of pandgever zich beeft verbonden.
Courante ellecten of obligatiën kunnen, in dit geval, daags na de gedane sommatie, ter beurze door twee in dat vak aangestelde makelaars worden verkocht; tèrwül de verkoop vannietcou-rante effecten of obligatiën in het openbaar zal moeten geschieden met inachtneming der plaatselijke gewoonten, en op de gebruikelijke voorwaarden. {B. 120i. K. 62 v.)
1203. De schuldeischer is verantwoordelijk voor het verlies of de vermindering van het pand, voor zoo verre zulks doorzgne nalatigheid mogt hebben plaats gehad.
De schuldenaar is aan zijne zyde verpligt aan den schuldeischer te vergoeden de nuttige en noodzakelijke onkosten die de laatstgemelde tot het behoud van het pand gemaakt heeft. (B. 1196,1271 v., 1279 v., 1427, 1477, 1480 v. C. 2080.)
1204. Indien eene inschuld in pand gegeven is, en deze in-schuld interessen opbrengt, verrekent de schuldeischer die interessen met degene welke hem moglen verschuldigd zijn.
Indien de schuld, tot welker zekerheid eene inschuld in pand gegeven is, geene interessen opbrengt, worden de interessen, die de pandhouder ontvangt, op de hoofdsom gekort. (B. 1198, 1202. C. 2081.)
1205- Zoo lang de houder het in pand gegeven goed niet misbruikt, is de schuldenaar onbevoegd om daarvan de teruggave te vorderen, voordat hij ten volle betaald hebbe, zoo wel de hoofdsom, als de interessen en onkosten der schuld, voor welker zekerheid het pand gegeven is, alsmede de onkosten die tot behoud van het pand gedaan zijn.
Indien er tusschen t'enzelfden ■ichuldenanr en denzelfden schuldeischer eene tweede schuld mogt bestaan, tusschen ben zelve aangegaan na het tijdstip der pandgeving, en opeischhaar vóór de betaling, of op den dag zeiven van de betaling, der eerste schuld, is de schuldeischer niet gehouden zich van het pand te ontdoen, voordat hem beide schulden ten volle zijn voldaan, al
li. boek. fan zaken.
mogt er zelfs geen beding gemaakt zijn om het pand voor de betaling der tweede schuld te verbinden. (C. 2«82.)
1206. Het pand is ondeelbaar, niettegenstaande de schuld onder de erfgenamen van den schuldenaar of onder die van den schuldeischer mogt deelbaar zyn.
De erfgenaam van den schuldenaar die zyn gedeelte in de schuld betaald heeft, kan de teruggave van zün aandeel in het pand niet vorderen, zoo lang de schuldniet ten volle Is gekweten.
Wederkeerlg mag de erfgenaam van den schuldeischer die zijn aandeel in de schuld ontvangen heeft, het pand niet terug geven ten nadeele van diegenen zijner mede-erfgenamen die niet betaald zijn. (B. 1334 v. C. 2083.)
1207. De hler-boven gemaakte 'oepalingen zijn niet toepasselijk op zaken van koophandel, of op banken van leening welke bü openbaar gezag zijn gevestigd, voor zoo verre by het Wetboek van Koophandel, of bij de verordeningen omtrent die instellingen, bijzondere bepalingen zyn gemaakt. (K.313.Sb. 181i, n°. iO; 1838, n° 29; Bijv. Sb. XUI, 1, 70 v. C. 208i.)
TWINTIGSTE TITEL.
Fan onderzelting of hypotheek.
verspelt, Tit. de lujpoth. sec. nor. jus BeUj. expositio (L. B. 1828). — lobman, de principiis, quae cum Gutt. turn Belg. legislator secutus est in loco de jure hypotti. (Gron. 1830). — Over het grootc gevaar om geld onder hypotheek te plaatsen ('s Gravenh. 1812). — v. puïtkammer, Advies over de vraag.-hoe kan zonder gevaar geld op hypotheek geplaatst worden? Leeuw. 1813). — pliester, Bedenkingen op dit advies (Arnhem 1843). — Regt en Wet, I, blz. 406- 417, 371—383, II, 34—70.
eerste afdeeling.
.■llgemeene bepalingen.
DORHOüT mees, Over de regtskracht van het beding volgens art. 1223, al. 2, B. W., tusschen den schuldenaar en den hypotheekhouder aan te gaan (ütr. 183(gt;). — van kleffens. Over de bedingen bij hypotheek (Gron. 1801). — k. zegwaard, Over de bedingen bij hypotheek (Leid. 18(gt;2.)
1208. Onderzetting of hypotheek is een zakelijk regt op onroerende goederen, strekkende om daaraan de voldoening eener verbindtenls te verhalen. (C. 2114.)
1209. Dat regt is uit deszelfs aard ondeelbaar en gevestigd op alle de verbondene onroerende goederen in hun geheel, op elk van die goederen en op leder gedeelte van dezelve.
De goederen blijven daarmede belast, in welke handen dezelve ook overgaan. (B. 1242 v., 1233 v., 1332 v. K. 297 v. C. 2114.) 1210 Voor hypotheek zijn alleen vatbaar:
1°. Onroerende goederen welke in den handel zgn, met der-zelver toebehooren, voor zoo verre dat laatste als onroerend goed beschouwd wordt; (B. 3U2 v.)
182
XX. titel. Van onderzeltinfi of hijpotheek. 183
2° Het vruchtgebruik derzelve goederen en hun toebehoo-ren; (B. 803 v.)
3°. De regten van opstal en erfpacht; (B. 758 v., 7«7 v.)
4°. De grondrenten, het zij in geld, het zij in nalura verschuldigd; (B. 784.)
3°. Het tiendregl; (B. 784 v.)
0» Het regt van beklemming. (B. 1634 v. C. 2118.)
1211 De hypotheken strekken zich uit tot alle de latere verbeteringen van het bezwaarde goed, ook lot hetgeen, door aanwas of opbouw, met hetzelve vereenigd is. (B. 020 v.. 043 v. C. 2133.)
1212. Het onverdeeld aandeel in een gemeen onroerend goed kan met hypotheek worden bezwaard.Ka de verdeelingvan hetzelve, blgft de hypotheek alleen gevestigd op hel deel dat aan den schuldenaar, die de onderzetting heeft verleend, is toebedeeld, behoudens de bepaling van artikel 1377. (B. 1128.)
1213- Roerende goederen zijn voor geene hypotheek vatbaar. (B. 303 v. C. 2119.)
1214- Hypotheek kan niet worden gevestigd dan door hem die de bevoegdheid heeft het bezwaarde goed te vervreemden. (B. I9ö, 451, 337, 1032. C. 2124.)
1215. Zü die op een onroerend goed slechts een zoodanig regt.hebben, hetwelk door eene voorwaarde is opgeschort, of in zekere gevallen kan worden ;ontbonden of te niet gedaan, kunnen geene hypotheek toestaan, dan die aan dezelfde voorwaarden, ontbinding of te niet doening onderworpen is. (B, 973,1032, 1139, 129» v., 1301 V., 1355. C. 2125.)
1216. G oederen van minderjarigen, van degenen die onder curatele staan, en van afwezigen, zoo lang derzelver bezit slechts bü voorraad verleend is, kunnen niet anders met hypotheek w orden bezwaard, dan om de redenen, en overeenkomstig de formaliteiten, welke tiü de wet zun vastgesteld. {B. 451 v., 537 v. C. 2120.)
1217- Hypotheek kan alleen bij notariële akte worden verleend, uitgezonderd in de gevallen bij de wet uitdrukkelijk aangewezen.
De volmagt lot het verleenen van hypotheek moet bij authentieke akte worden verleden.
De voogd, de curator, de getrouwde man, of elk ander die, uit kracht der wet of eencr overeenkomst, verpligt is hypotheek te geven, kan daartoe bij vonnis worden genoodzaakt, hetwelk dezelfde kracht zal hebben als of bij in de hypotheek hadde toegestemd, en bepaaldelijk zal aanduiden de goederen op welke de inschrijving zal geschieden.
De getrouwde vrouw welke bg huwelijksche voorwaarden hypotheek heeft bedongen, kan zonderden bijstand van haren man, of de magtiging van den regter, de hypothekaire inschrijvingen bewerkstelligen, en de vereischte reglsvorderingen daartoe aanleggen. (B. 390, 428, 1830. C. 2127.)
1218. Uit kracht van eene overeenkomst in een vreemd land verleden, kan geen hypotheek worden ingeschreven op goederen
li. BOEK. Van zaken.
binnen het Koningrijk gelegen, ten ware het tegendeel by traktaten mogt zijn bepaald. (A. 10. C. SU8.)
1219. De akte waarbij hypotheek wordt gevestigd moet be-Tatten eene bijzondere opgave van hel bezwaarde goed, en van deszelfs aard en ligging, naar aanleidingderkadastrale indeeling.
Ten aanzien van tienden en grondrenten, waaromtrent niet , bepaaldelijk kan worden opgegeven welke bijzondere perceelen daarmede belast zyn,zal men met de juisteo.nscliryving en aanwijzing der schuldpligtige streek, gemeente of polder in de akte kunnen volstaan. (B. Ii31. Sb. 1842, n0. 20, art. 37. C. 2129.)
1220. Hypotheek kan alleen op tegenwoordige goederen worden gevestigd. Eene hypotheek op toekomstige goederen is nietig.
Indien echter de vrouw by huweiyksche voorwaarden het vestigen van hypotheek heeft bedongen, of, in het algemeen,een schuldenaar zich heeft verpligt aan den schuldeischerhypotheek te geven, kan de man of de schuldenaar worden genoodzaakt aan zyne verpligting te voldoen, door aanwyzing ook van goederen welke hy, na het ontstaan der verblndtenis, mogt hebben verkregen. (B. 1231. C. 2129, 2130.)
1221 Eene hypotheek is slechts van waarde, in zoo verre de som, waarvoor dezelve is toegestaan, zeker en by de akte bepaald is.
Indien de schuld voorwaardelijk of derzelver hoegrootheid onbepaald is, zal de vestiging der hypotheek slechts kracht hebben lot het beloop der geschatte waarde, welke partyen gehouden zyn in de akte op te geven. (B. 1231. C. 2132)
1222 De schuldeischer kan, in geen geval, eene vermeerdering van hypotheek vorderen, ten ware liet tegendeel bedongen of by de wet bepaald zy. (B. 394. C. 2122, 2131.)
1223 Alle bedingen, by welke de schuldeischer gemagligd zoude worden om zich hel gehypothekeerde goed toe te eigenen, zyn nietig.
Het staat echter den eersten bypothekairen schuldeischervry om, by hel vestigen der hypotheek, uitdrukkeiyk te bedingen dal, by gebreke van hehooriyke voldoening der hoofdsom, of van de betaling der verschuldigde renten, by onberroepeiyk zal zijn gemagligd het verbonden perceel in het openbaar te doen ver-koopen, ten einde uit de opbrengst te verhalen zoo wel de hoofdsom als de renten en de kosten. Dat beding zal op de openbare registers moeten worden aangeteekend, en zal de veiling moeten plaats hebben op de w yze als by artikel 1235 is voorgeschreven, met uitzondering alleen dat de tegenwoordigheid van den kantonregler niet vereischt wordt. (B. 1200. R. 508 v. C. 2088.)
TWEEDE AFDEELlXfi.
Van de inschrijving der hypotheken en van den vorm der inschrijving.
1224. De inschryving der hypothekaire verbanden moet geschieden in de daartoe bestemde openbare registers.
By gebreke van die inschryving, heeft de hypotheek geene
184
xx. titel. Fan onderzetting of hypotheek.
kracht hoegenaamd, zelfs niet ten opzlgte van schuldeischers, die geen hypothekair verband hebben. (B. 428, 123B, 1217. C. 2134, 214«.)
1225 De inschrijving van eene hypotheek is van onwaarde, indien dezelve gedaan is op eenen tyd, waarop de eigendom van het goed aan eenen derde zijnde overgegaan, de schuldenaar daarop zijn eigendomsregt reeds verloren had. (B. 639, 071,1227 Y. C. 2166. Pr. 835, 833.)
1226. De rang der hypothekaire schuldeischers wordt bepaald naar de dagtcekening hunner inschrijving, behoudens de uitzonderingen bü de twee volgende artikels vermeld.
Zjj die op denzelfden dag zijn ingeschreven, hebben gezamen-lijk eene hypotheek van dezelfde dagteekening, zonder onderscheid op welk uur de inschrijving gedaan is, al ware het ook dal het uur door den bewaarder mogt zyn aangeteekend. (B. 1266. C. 2134, 2147.)
1227 Indien bü ds koop-akle, lot waarborg van onbetaalde kooppenningen, hypotheek op het verkochte goed is bedongen, en de inschrijving is geschied binnen acht vrije dagen na de overschryving dier koop-akte op de daarloe bestemde openbare registers, zal deze bypolheek den voorrang hebben boven de hypotheken welke de kooper, binnen dat tydsverloop, op het .goed mogt hebben toegestaan. (B. 1223. C. 2103 1°, 2108.)
1228. Dezelfde bepaling Is toepasseiyk, indien bij akte van scheiding hypotheek is bedongen tot waarborg van hetgeen de eene deelgenoot aan den anderen, ten gevolge eener scheiding, schuldig hiyft, of tol vrijwaring van het aanbedeelde goed. Ook in dat geval geven de inschrUvingen, binnen acht vrye dagen na de overschrijving der akte van scheiding, voor zoo veel dit beding betreft, door den deelgenoot bewerkstelligd, den voorrang boven de hypotheken welke de verkrijger, binnen dal tydsverloop, op het goed mogt hebben toegestaan. (C. 2103 3°, 2109.)
1229. De schuldeischer die ingeschreven is voor eene hoofdsom welke interessen of renten voortbrengt, is geregtigd om, uiteriyk voor twee jaren en voor het loopende jaar, wegens interessen of renten in denzelfden rang van hypotheek geplaatst te worden als voor zyne hoofdsom-, onverminderd zijn regt om, ten aanzien van andere renten dan by de eerste inscbrijving verzekerd waren, byzondere inschryvingen te nemen, welke sedert derzelver dagteekening hypotheek zullen te weeg brengen. (C. 2131.)
1230- Indien de akte, waarhij de hypotheek Is gevestigd, een uitdrukkeiyk beding bevat, waarbg de schuldenaar in zyne bevoegdheid is beperkt, het zij om het bezwaarde goed buiten toestemming der schuldeischers te mogen verhuren, hel zy ten aanzien van de wyze waarop, of van den tyd gedurende welken hetzelve zal kunnen worden verhuurd, het zy ten aanzien van de vooruitbetaling der huurpenningen, zal zoodanig beding niet alleen verbindende zyn tusschen de partyen, maar ook legen don huurder kunnen worden ingeroepen door den schuldeischer
185
li. boek. fan zaken.
die zoodanig beding op de openlmre registers zal heblien doen aantcekenen.
.vlies onverminderd de bepalingen \an artikel 1377, welke,, zoo daartoe gronden zUquot;, door alle de schuldeischer zullen kunnen worden ingeroepen, om het even of er al dan niet eenig beperkend beding op het stuk der verhuring of vooruitbetaling gemaakt zü. ',B. 12U6, Ia8i.)
1231. Om de inschrgving te bewerkstelligen,stelt de schuldeischer, het /.y in persoon, liet zij door eenen derde, aan den bewaarder der hypotheken, van den kring waarin de goederen gelegen zijn, ter hand twee, door den schuldeischer of den derde onderteekende borderellen, waarvan het eene op het uitgegeven afschrift van den titel kan gesteld worden.
Die borderellen bevatten;
1°. Eene bepaalde aanduiding van den schuldeischer en van den schuldenaar, en de opgave der woonplaats, dooreerst-gemeldcn gekozen binnen den kring van het kantoor des bewaarders. (B. 81.)
De inschrijving op de goederen van eenen overledene kan gedaan worden ten name van den overledene;
■2quot;. De dagteekening en den aard van den regtstitel, met opgave van den ambtenaar door of ten overstaan van welken de akte is .verleden, of van den regter die de te bezwaren goederen, naar aanleiding van het voorlaatste lid van artikel 1217, heeft aangeduid;
3°. Het beloop der inschuld, of de begrooting der voorwaar-deiyke en onbepaalde regten welke verzekerd moeten worden, mitsgaders den tijd waarop de schuld opeisch-baar is;
4°. De aanduiding van den aard en de ligging der goederen waarop de hypotheek is gevestigd, naar aanleiding der kadastrale indeeling, onverminderd het bepaalde by het tweede lid van artikel 121H, ten aanzien van tienden en grondrenten;
Squot;. De bedingen welke, naar aanleiding van het vorige artikel, mitsgaders van hel Iweede lid van art. 1223 en van hel tweede lid van art. 12öi, tusschen den schuldeischer en den schuldenaar mogten gemaakt zgn. (B. 1233, 1238, 1257, 1206, 12(18. C. 21 i8, 2149.)
1232. De bewaarder behoudt een der borderellen, ten einde hetzelve in zijn register in te schrijven onder de dagteekening van de opgave. Hij geeft onmiddeliyk aan dengenen die de in-schrgving verzocht heeft het andere borderel terug, aan den voet van hetwelk hij den dag der overgave vermeldt. Hy is ein-delgk verpligt, indien zulks gevorderd wordl, uiteriyk binnen vier en twintig uren op.dat borderel naderhand bij te voegen het nommer waaronder de inschryving in zijne registers heeft plaats gehad. Beide deze verklaringen zullen door hem worden onderteekend. (B. 12(gt;0. C. 2130.)
1233- By het vorderen der aanteekening, waarvan in artikel 1155 gesproken wordt, zgn de schuldeischers of de legatarissen
18«
xx. titel. Van onderzetting of hypotheek 187
verpligt aati den bewaarder der hypolheken ter hand te stellen:
1°. Een authentiek afschrift van den eisch tot afscheidingder goederen;
2°. De dood-akte van den overledene, of een ander deugdelijk hewgs dat de regtsvordering is aangevangen binnen de zes maanden na het openvallen der nalatenschap;
3°. Twee borderellen houdende, naar het voorschrift van artikel 1231, n0. 4, de aanduiding van den aard en de ligging der goederen, ter zijde van welke de aanteekening wordt gevorderd; en zyn de bepalingen van art. 1232 op deze borderellen toepasselijk. (B. 1153, 12««. K. 2111.)
1234. Het is aan dengenen die eene inschrijving heeft laten doen, alsmede aan zijne vertegenwoordigers, of die uit kracht eener authentieke akte deszelfs regt verkregen hebben, geoorloofd om in het register der hypotheken de door hem gekozene woonplaats te veranderen, mits bij eene andere in denzelfden kring kieze en aanwüze. (B, 1238. G. 2132.)
1235. De inschrijving kan ter zake van verzuim der hierboven voorgeschrevene formaliteiten, niet worden vernietigd, dan alleenlijk in geval zy den schuldelscher, den schuldenaar, de schuld, of het bezwaarde goed, niet up eene voldoende wijze kenbaar maken. (B. 1231. C. 214«.)
1236. De Inschrijving doet ,de hypotheek stand houden zonder vernieuw ing. (B. 1221. B. 2154.)
1237- De kosten der inschrijving zijn voor rekening van den schuldenaar, indien het tegendeel niet bedongen is. (B. 1233. C. 2133.}
1238. De regtsvorderingen tegen de schuldeischers, waartoe de inschrijvingen aanleiding kunnen geven, moeten aangelegd worden voor de bevoegde regtbank, door middel van dagvaardingen, gedaan aan hunnen persoon, of aan de laatste woonplaats, die blijkens het register gekozen is; en zulks niettegenstaande het overlijden, het zij van de schuldeischers, het zy van degenen by wienzy domicilie hebben gekozen. (B. 81,1231,1234,1241.0.213«.)
derde afüeel1ng.
I'an de doorhaling der inschrijvingen.
1239. De inschryvingen worden len koste van den schuldenaar doorgehaald, met toestemming der daartoe bevoegde belanghebbende partyen, of ten gevolge van een vonnis, het zy in het hoogste ressort gewezen, het zy In kracht van gewijsde gegaan. (B. 12 41, 1247, 12«8, 13«« V. K. 301. C. 2137.)
1240. In heide gevallen, leggen degenen die de doorhaling verzoeken ten kantore van den bew aarder over eene authentieke akte, waarby tot de doorhaling wordt gemagtigd, of een authen-liek afschrift van zoodanige akte of van het vonnis, daartoe strekkende. (B. 12«« 3quot;. R. 3«1. C. 2138.)
1241. Indien in eene doorhaling niet wordt toegestemd, moet dezelve gevraagd worden voor de regtbank, onder welker regts-gebied de inschryving gedaan is, ten ware die vordering ondergeschikt zy aan een geschil, hangende voor eene andere regt-
li boek Fan zaken.
bank; in welk geval, de eisch tot dooi haling zal verwezen worden naar de regtliank, voor welke het hoofdgeschil aanhangig is.
Echter zal de overeenkomst, tusschen de schuldeischers en den schuldenaar aangegaan, om, in geval van geschil, de vordering voor eene door hem bepaalde regthank te brengen, tusschen henlieden moeten nagekomen worden. (B. 1238. C. 2139.)
vierde afdeel1xg.
Van de gevolgen der hypotheken tegen derde bezitters.
1242 De schuldeischer die eene ingeschrevene hypotheek heeft, vervolgt zün regt op het verbonden onroerend goed, in welke handen zich dat ook bevinde, om gerangschikt en betaald te worden volgens de orde van inschrijving. (B. 1209. R. 493, 531 v. C. 21C0 Pr. 607 v.)
1243 De schuldeischer heeft het regt om, na gedaan bevel aan den schuldenaar, bet verbonden onroerende goed onder den derden bezitter in beslag te nemen en te doen verkoopen. Hierbij, en bü de rangschikking op de opbrengst daarvan, tusschen de onderscheidene schuldeischers, moeten de formaliteiten worden in acht genomen ten opzigte van geregtelüke uitwinningen en rangschikking, in het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering voorgeschreven. (R. 593 v., 302 v., 344 v., C. 2189.)
1244. De derde bezitter kan zich tegen den verkoop verzetten, indien hU kan aanwijzen dat zich alsnog in het bezit van den oorspronkelüken schuldenaar bevinden een of meer onroerende goederen, mede hypothekair voor dezelfde schuld verbonden, en klaarblijkelijk voldoende om daaraan die schuld te verhaten. In zoodanig geval kan hg, met schorsing der uitwinning van zijn eigendom, de voorafgaande uitwinning van het medeverbonden goed onder den oorspronkciyken schuldenaar vorderen. (C. 1870. C. 2170.)
1245. In geval een hypotheek is gevestigd op een onroerend goed, en een of meerder gedeelten daarvan tot derde bezitters mogten zijn overgegaan, behoudt de schuldeischer de bevoegdheid om zijn regt op het verbonden goed, of op zoodanig gedeelte daarvan, als by raadzaam of voldoende acht, voor het geheel te doen gelden, even als of het verbondene zich nog onverdeeld in bet bezit van den schuldenaar bevond.
1246. De derde bezitter die, het zg bg uitwinning, bet zg vrijwillig, de schuld heeft gekweten, is bevoegd, als daardoor, uit kracht der wet, in de regten des schuldeischers zijnde getreden, om, na aftrek van zijn aandeel in evenredigheid tot de gezamenlijke waarde van de verbondene goederen, de verdere hy-pothekaire regten voor deze inschuld op de mede-verbondene goederen, of gedeelten van dezelve, te doen gelden. (B. 1229,1232, 1438 3quot;. C. 2178.)
1247. In de gevallen hg de twee vorige artikelen vermeld zal de inschrijving van de hypotheek alleen op dat goed of gedeelte van hetzelve worden doorgehaald, waarop de schuldvordering is verhaald, of waarvan de derde bezitter de schuld heeft
188
xx. titel. Fan onderzetting of hypotheek. 189
gekweten, en op het verder verbondene niet eer dan nadat de betaald hebbende of uitgewonnen derde bezitter zijn regt, volgens het laatstvoorgaande artikel, zal hebben doen gelden, of In de doorhaling zal hebben toegestemd. Tot verzekering van zyn regt, is de gesubrogeerde schuldeischer verpligt daarvan aantee-kening te laten doen op de gewone registers. (B. U2i, 1231, 1Ï39, v., 120«.)
1248. De derde bezitter heeft altijd het regt, tot op hel tijdstip der toewyzing toe, om de uitwinning van het by hem bezeten verbonden goed te doen ophouden, door de kwüting van de ingeschrevene schuld met de renten overeenkomstig artikel 1229, mitsgaders de kosten. (B. 1538. C. 2173.)
1249. Hetgeen het verbonden goed bij uitwinning meer opbrengt dan de hypothekaire lasten en kosten bedragen, wordt uitgekeerd aan den derden bezitter. (K. 877.)
1250. De erfdienstbaarheden en andere zakelyke rcgten, zoo wel ten laste als ten bate van het uitgewonnen goed, die door den overgang aan den derden bezitter waren te niet gegaan, herleven, nadat hetzelve aan een ander is toegewezen. (B. 721. C. 2177.)
1251 De verminderingen welke, door schuld of onachtzaamheid van denderden bezitter,ten nadeelederbvpothekaireschuld-eischers, aan het goed zyn veroorzaakt, leveren tegen denzelven eene regtsvordering tot schadeloosstelling op; hy kan de door hem gemaakte onkosten en verbeteringen niet terug vorderen, dan ten beloope van hetgeen het goed, door de verbeteringen, in waarde vermeerderd is. (B. 1300, 1S02, 1533, v. C. 2175.)
1252. De derde bezitter die de hypothekaire schuld betaald, of de geregtelyke uitwinning daarvoor heeft ondergaan, heeft zijn verhaal tot vrywaring tegen den schuldenaar. (B. 12JC, 1527 v. C. 2178.)
VIJFDE AFDEEL1NG.
Fan het te niet gaan der hypotheken.
1253. De hypotheken gaan te niet;
1quot;. Door het te niet gaan der hoofd-verbindtenis;
(B. 975, 1417 v., 1710, 1726.)
2°. Door des schuldeischers afstand van de hypotheek;
(B. 1239 v.)
3°. Door geregtelyke rangschikking. (B. 1239. R. 551 quot;v. C.
2180.)
1254- Degene die het bezwaarde goed heeft gekocht, hel zy bg geregtelyke uitwinning, het zy ten gevolge eener willige verkooping vooreenen in geld bepaalden prijs, kan vorderendat hel gekochte perceel worde ontlast van alle hypothekaire lasten, die den koopprys te boven gaan, met inachtneming der voorschriften bü de volgende artikelen gegeven.
De zuivering zal echter by willige verkooping geene plaats hebben, indien de partyen by hel vestigen der hypotheek zulks uitdrukkelyk zyn overeengekomen, en dal beding op de openbare registers Is aangeteekend;
ii. boek. Van zaken.
Zoodiinig hcding kan slechts door den eersten hypothekairen schuldeiscber gemaakt worden. (B. 12öö v.. 125», 126i. R. 491 v C 2188.)
1255. Iquot; geval van willige verkooplng, zal de vordering tot ontlasting niet kunnen worden gedaan, ten zü de verkooplng hehlie plaats gehad in het openhaar, volgens plaatseiykegehrui-ken, ten overstaan van eenen openbaren ambtenaar, cn in tegenwoordigheid van den regter van het kanton.ahvaar alle of het meerendeel der goederen gelegen zgn; cn voorts de ingeschrevene scbuidcischers daarvan zijn verwittigd geworden, ten minste dertig dagen voor de toewijzing, bij een exploit, hetwelk zal moeien worden beteekend aan de woonsteden die do scbuidcischers bü de inschrijving hebben gekozen. (C. 3183, 2183.)
1256. Dc kooper die het genot wil hebben van het voorregt, bij artikel 123i vermeld, is gehouden om, binnen een maand na de toewijzing, eene geregtelijke rangschikking tot verdeeling van den koopprys le doen openen, overeenkomstig de regelen bü het Wetb.van Burg. Regtsv. voorgeschreven. (R. ööl—362. C. 2185.)
1257. BÜ de rangschikking zal de doorhaling worden bevolen van de inschrijvingen die niet batig zün gerangschikt.
Zoodanige inschrijvingen die slecbls voor een gedeelte batig In aanmerking komen, zullen slechts voor dat gedeelte in stand blüven, tol op de betaling toe, welke de schuldeiscber dadelgk zal kunnen vorderen, zonder aanzien of de inschulden opelsch-baar of niet opeischbaar zyn.
Ten opzigle van inschulden welker geheel bedrag batig is ge-rangscbikl, zuilen de inscbryvingen gehandhaafd blijven, en de kooper tot dezelfde verpligtingen zijn verbonden, endezelfde tyds-bcpallngen en uitstellen genieten, als de oorspronkelüke schuldenaar.
1258- Bijbel opmaken der hoegrootheid van bypolhckaire in-schrgvingen, zal de allljd durende rente worden berekend tegen de hoofdsom, in de akte vermeld, en, by gebreke daarvan, tegen het twintlgvoudder rente; en zullen lijfrenten of levenslange pensioenen worden berekend, en tot hoofdsom gebragt, naar gelang van den ouderdom des genieters, of van dengenen op wiens lijf de lyfrcnte is gevestigd, of naar den tyd gedurende welke het genot moet duren; alles overeenkomstig de gewone waarde der Igfrenten, naar begrooting van deskundigen. (B. 1807, 1812.)
1259. Inscbryvingen op de goederen van voogden, curators en mans, ten behoevevan minderjarigen, onder curatele gestelden, of getrouwde vrouwen, en, in het algemeen, alle inscbryvingen voor schulden,voortspruitende uit verbindtenissen die voorwaardelijk zgn, of welker hoegrootheid onbepaald is, biyven, in zoo verre zy voor hel geheel, of voor een gedeelte, batig zün gerangschikt, ten laste van bet verkochte perceel gehandhaafd, tot op het tydslip waarop, na het vervallen der voogdy of der curatele, de ontbinding des huweiyks, of de uitkomst van de voor-waardelüke of onbepaalde verbindlenis, zal biyken of, en lol welk beloop, de hypotbckaire schuldeischers op de kooppenningen ge-regtlgd zyn. (R. 390, 306. 1217, li61 v. K. 783.)
190
xx. titel. Van onderzetting of hypotheek 191
1260- De koopor houdt de kooppenningen onder zich lot hel lieloop der som waarmede hel perceel, naar aanleiding van hot vorig artikel, belast blijft; indien daaromtrent bij de veilcondili-cn niets anders is bepaald, is hij verpligt aan den verkooper of andere geregtigden de wettelijke rente dier som uit keeren tot op het tijdstip der eindeiyke uitbetaling van den koopschat. (B. 12(11.)
1261- Indien echter de kooper, of zijne opvolgers, het perceel zoodanig verslimmeren of venvaarloozen, dat daardoor de zekerheid der geregtigden zoude kunnen verminderen of verloren gaan, hebben deze de bevoegdheid om in regten te eischen dat de onbetaalde kooppenningen dadeiyk zullen worden afgelost, en belegd, het zü in hvpothekaire inschrijvingen op andere onroerende goederen, het zij in inschrijvingen op het grootboek der nationale werkeiyke schuld; in beide gevallen, onder hetzelfde verband, en onder dezelfde bepalingen, als of de kooppenningen onder den kooper, of diens opvolgers, waren verbleven; alles onverminderd de vergoeding van kosten, schaden en interessen, zoo daartoe gronden zijn.
in geval de eisch tot dadelijke aflossing, bij hel vorige lid bedoeld, wordt toegewezen, zal de regter levens eenen bekwamen persoon benoemen, die met de ontvangst der kooppenningen en de belegging zal belast zijn. {B. 1301)
1262. Indien, in het geval van art, 123!), by uitkomst blijkl dat degene te wiens behoeve de inschryving is geschied niets te vorderen heeft, of minder dan de oorspronkelijke ingeschrevene som, wordt het verhand opgeheven, en worden de onvoldane kooppenningen uitgekeerd, hel zij ten behoeve van do hypolhekai-re schuldeischers, wier inschryvingen geheel of gedeellelijk niet batig waren gerangschikt, en zulks met inachtneming van den rang waarin zy waren geplaatst,het zij ten behoeve van den oor-spronkeiyken eigenaar des perceels, of andere regthebbenden.
1263. Indien ter zake van inschrijvingen, bij hetzelfde artikel 1259 vermeld, latere geheel of gedeelleiyk niet batig zijn gerangschikt, en alzoo moeien worden doorgehaald, zal de regter bij hel vonnis van rangschikking bevelen dat door den hypo-theek-bewaarder, ambtshalve, nevens de doorhaling,op de registers worde aangeteekend dat de schuldeischers hun regt behouden op hetgeen bij uilkomst van de onbetaalde kooppenningen mogt overschieten. (B. 1231, 1233, 1233, 12B().)
1264. In geval, by regterlijke uitwinning, één perceel,bevattende onderscheidene onroerende goederen, waarvan een of meer onbelast, en andere met hypotheek bezwaard zyn, inzijngeheel voor éénen prys is verkocht, zal de prys van elk onroerend goed naar evenredigheid van den geheelen koopprys, ten behoeve van de op elk stuk goed ingeschreven schuldeischers, door den regter, na verhoor van deskundigen, worden bepaald. (R. 197. C. 2192.)
ii. boek. Van zaken.
zesde afdeeling
Van de openbare bekendheid der registers, en van de verantwoordelijkheid van de bewaarders der hypotheken. De nieuwe wetgeving aangaande de bewaring der hypotheken
('s Gravenhage 1838).
1265. De bewaarders der hypotheken zyn gehouden om aan alle degenen die zulks verlangen inzage te geven van hunne registers, en een afschrift uit te leveren van de akten welke op' hunne registers zgn overgeschreven, en van de bestaande inschrijvingen en aanteekeningen, of wel een getuigschrift dat er geen bestaan.
In alle gevalle, zyn zü vcrpligt, bijaldien bevorens inschrijvingen op het goed hebben beslaan die naderhand zijn doorgehaald,, van die daadzaak, zonder verdere bijzondere aanduiding, melding te maken op het door hem te geven afschrift of getuigschrift. (B. 12(1C. C. 2196.)
1266. ZÜ zijn verantwoordelijk voor de nadeelen spruitende;.
1°. Uit hunne nalatigheid in bet doen van tydige en naauw-
keurige overschryvingen, inschrijvingen, melding van beperkende bedingen en van aanteekeningen, welke te hunnen kantore gevorderd zijn;
2°. Uit het verzuim om in hunne getuigschriften melding te maken van eene of meer bestaande inschryvingen, ten ware, in het laatste geval, de misslag voortkwame uit onvoldoende opgave, die hun niet zoude kunnen worden ten laste gelegd;
3°. Uit doorhalingen, gedaan zonder dat de stukken, by artikel 1250 vermeld, aan hen zgn overgelegd;
4°. Uit hel verzuim der opgave, by het tweede lid van het vorige artikel vermeld. (B. 1154, 1226, 1233, 1247. C.
2197.)
1267- Het onroerende goed, te welks aanzien de bewaarder, in zgn getuigschrift, één of meerdere ingeschrevene lasten mogt verzuimd hebben op te geven, is van die lasten niet ontheven;, behoudens de verantwoordeiykheid van den bewaarder jegens dengenen die het getuigschrift, waarin de misslag heeft plaats gehad, verlangd heeft, en onverminderd het verhaal van den bewaarder op de schuldeischers die onverschuldigde betaling hebben genoten. (B. 1396. C. 2198.)
1268- In geen geval mogen de bewaarders der hypotheken weigeren of vertragen om akten, waarbg de eigendom wordt overgedragen, over te schrgven, hypothekaire regtenin te schrijven, inzage van hunne registers te geven, of verzochte getuigschriften af te geven, op straffe van vergoeding van kosten schaden en interessen jegens de partyen; te welken einde, op verzoek van hen die zulks begeeren, door eenen notaris of deurwaarder, met twee getuigen, een verslag van des bewaarders weigering of vertraging zal worden opgemaakt. (B. 671, 1224. C. 1299.)
192
VAN VERB INDIEN ISSEN.
EERSTE TITEL.
Van verbindlenissen in het algemeen.
EERSTE AFDEEL1NG.
Algemeene bepalingen.
Artikel 1269-
Alle verbindtenlssen ontstaan of uit overeenkomst, of uit de wet. (B. 13i9, 1388. R. 129. C. 1370.)
1270. Zij strekken om iets te geven, te doen, of niet te doen (B. 1271 V., 1275 V., 1330. C. llfll, 112G.)
TWEEDE AFDEELING.
Van verbindlenissen om iets te geven.
1271- In de verbindtenis om iets te geven is begrepen dever-[iligting om de zaak te leveren, en voor derzelver behoud, tot op liet tijdstip der levering, als een goed huisvader te zorgen.
Deze laatste verpligting is meer of minder uitgestrekt ten aanzien van zekere overeenkomsten, waarvan de gevolgen te dezen opzigte in de titels daartoe hetrekkeiyk aangewezen worden. (B. 007 v., 1203, 1392, 1580 v., 1318, 17Ö2, 1781. C. 113(!, 1137.)
1272. De schuldenaar Is jegens den schutdeischer tot vergoeding van kosten, schaden en interessen gehouden, indien hij zich in de onmogelijkheid heeft gesteld om de zaak te leveren, of voor derzelver behoud niet behoorlijk beeft gewaakt. (B. 1279 V., 1300, 1311, «27, 1429, 1480, 1SIG. C. 113«, lli«, 1147.)
1273. Bü eene verbindtenis om eene bepaalde zaak te geven, is deze voor rekening van den schuldeischer, van het oogen-hlikder verbindtenis. By nalatigheid van den schuldenaar om de zaak te leveren, is dezelve, van het oogenblik dier nalatigheid, voor zyne rekening. (B. 1311, 1379 v., 1480, 149«, 1311 v., 1317 v., 1581, 1641. C. 1138.)
1274 De schuldenaar wordt in gebreke gesteld, het zg door «en bevel of andere soortgelijke akte, het zij uit krachte der verbindtenis zelve, wanneer deze medebrengt datdeschuldenaar in gebreke zal zyn, door het enkel verloop van den bepaalden lermijn (B. 471, 1303, 1344, 1743, 17«i. (]. 1139.)
DERDE AFDEELING.
Fan verbindlenissen om iets te doen, o( niet le doen.
1275. Alle verbindtenlssen om iets te doen, of niet te doen lil. 13
iii. boek. Fan rerbinrltenissen.
worden opgelost in vergoeding van kosten, schaden en interessen, in geval de schuldenaar niet aan zijne verpligting voldoet. (K. 1279 v., 1313, 1401 v., 1419. C. 1142.)
1276. Niettemin heeft de schuldeischer het rcgt om de vernietiging te vorderen van hetgeen strgdig met de verhindtenis verrigt is, en hy kan zich door den regter doen magtigen om, ten koste van den schuldenaar, het gedane te doen vernietigen; onverminderd de vergoeding van kosten, schaden en interessen, indien daartoe gronden bestaan. (B. 1279,1401 v. O. 1143.)
1277 De schuldeischer kan ook, in gevalle de verhindtenis niet ten uitvoer wordt gehragt, gemagtigd worden om zelf die verhindtenis te doen uitvoeren ten koste van den schuldenaar. (B. 078, 702, 714. C. 1144.)
1278. Indien de verhindtenis bestaat in iets niet te doen, is degene die daartegen handelt, uit hoofde van die overtreding alleen, gehouden tot vergoeding van kosten, schaden en interessen. (B. 689. C. 1145.)
vierde afdeel1xg.
Van de vergoeding van kosten, schaden en interessen, voortspruitende uit het niet nakomen eener verhindtenis.
FEiTH, Over deleer der culpa in de verbindtenissen (Amst 1859).
— v. HARIXXMA thoe slootem, Over het strafbeding bij verbindtenissen naar het Neder I. It. R. (Leid 1863). — kkotte-
bei.t, de mora van den schuldenaar naar het Pfederl. B.
R. (Leid 186i.)
1279. Vergoeding van kosten, schaden en interessen, voortspruitende uit het niet nakomen eener verhindtenis, is dan eerst verschuldigd, wanneer de schuldenaar, na in gebreke te zyn gesteld, nalatig bljft om die verhindtenis te vervullen, of indien hetgeen de schuldenaar verpligt was te geven of te doen,slechts kon gegeven of gedaan worden binnen zekeren tijd, welken hij heeft laten voorbü gaan. (B. 1275, 1282 v., 1340, 1343, 1402 v., 140« v., 1516. R. 612 v. C. 1146.)
1280- De schuldenaar moet, indien daartoe gronden bestaan, veroordeeld worden tot vergoeding van kosten, schaden en interessen, zoo dikwgls hy niet hew-yzen kan dat het niet uitvoeren of het niet tydig uitvoeren der verhindtenis voortkomt uit eene vreemde oorzaak, die hem niet kan worden toegerekend, al heeft er ook geene kwade trouw aan zgnezyde plaatsgehad. (C. 1147.)
1281. Geene vergoeding van kosten, schaden en interessen heeft plaats, indien de schuldenaar door overmagt of door toeval verhinderd is geworden om iets te geven of te doen, waartoe hü verpligt was, of iets gedaan heeft hetwelk hem verboden was. (B. 1145, 1480 v., 1783. C. 1148.)
1282. De vergoeding van kosten, schaden en interessen, welke de schuldeischer regt heeft te vorderen, bestaat, in het algemeen, in het verlies hetwelk hy heeft geleden, en in de winst welke hu heeft moeten derven, behoudens de hierna vermelde uitzonderingen en wyzigingen (C. 1149.)
m
i. titel. Fan verbindtenissen in het algemeen. 195
1283- De schuldenaar is slechts gehouden tot vergoedinir der kosten, schaden en interessen, welke men voorzien heeft of heeft kunnen voorzien, ten tüde van het aangaan derverbindtenis, ten ware het aan zijne arglist te wijten zü dat de verbindlenis niet is nagekomen. (B. 1365. C. 1150.)
1284 Zelfs indien het niet nakomen der verbindtenis te wijten is aan de arglist van den schuldenaar, moet de vergoeding van kosten, schaden en interessen, ten opzigte van de door den schuldeischer geledene schade en de winstderving.alleenlgkdatgene bevatten, hetwelk een onmiildellük en dadelijk gevolg is van het niet nakomen der verbindlenis. (C. 1151.)
1285. Indien bij de verbindtenis bepaald is dat degene die in gebreke biyft om dezelve na te komen, bij wege van schadevergoeding, eene zekere som zal betalen, kan aan de andere partij geene meerdere noch mindere som worden toegewezen. (B. 1343 v. C. 115ï.)
1286. In verbindtenissen dieallecn betrekkelijk zijn tot de betaling van eene zekere geldsom, bestaat de vergoeding van kosten, schaden en interessen, uit vertraging in deultvoeringvoort-komende, alleenlijk in de by de wet bepaalde interessen, behoudens de bijzondere regelen op den koophandel en op borgtoglen betrekkciyk.
Die vergoeding van kosten, schaden en interessen is verschuldigd, zonder dat de schuldeischer eenig verlies behoeve te bewijzen.
/•Ü is alleeniyk verschuldigd van den dag dat dezelve in reg-ten gevorderd is, uitgezonderd de gevallen waarin de wet die van regtswege doet loopen. (B. 449, 471, 844, 8i5, 1144, 132Ï, 1063, 1793,1870, 1880. K 195 v., 080. C. 1153.)
1287. Vervallene interessen van hoofdsommen kunnen wederom interessen opbrengen, hetzy ten gevolge eener geregte-lyke aanvraag, het zy krachtens eene bijzondere overeenkomst, mits de aanvraag of de overeenkomst loope over interessen, ten minste voor een geheel jaar verschuldigd. (C. 1154.)
1288. Niettemin brengen vervallen inkomsten, als pachten huurpenningen, altyddurende of lyfrenten, interessen voort, van den dag dat de eisch gedaan, of de overeenkomst gesloten is.
Dezelfde regel is toepasseiyk op teruggaven van vruchten en op interessen, die door éenen derde aan den schuldeischer tol ontlasting van den schuldenaar betaald zgn. (G. 1155.)
vijfde afdeeunc.
Fan voorwaardelijke verbindtenissen.
de koning,rfe verbindtenis onder eene opschortende voorwaarde
(Leid. 1850.) — v. d. lek de clero, Over art. 130i en 1303
B. Hr. (Leid. 1862.)
1289. Eene verbindtenis is voorwaardeiyk, wanneer men dezelve doet afhangen van eene toekomstige en onzekere gebeurtenis, hetzy door de verbindlenis op te schorten, tot zoodanige gebeurtenis plaats hebbe, het zy door de verbindlenis te doen
Hl. boek. ran verbindtenissen.
vervallen, naar mate de gebeurtenis al of nietvoorvalt. (B. 1215, 1299, 1301 V., 1304 V., 2027. C. 1168.)
1290. Alle voorwaarden om iets te doen dat onmogelijk, met de goede zedeti strijdig, of by de wet verboden is, zijn nietig, en maken de overeenkomst, die men daarvan heeft doen afhangen, van onwaarde. (A. 14. K. 19i, 935, 1370, 1373, 1690. C. 1172.)
1291. De voorwaarde om iets niet te doen hetwelk onmogelijk is, maakt de verbindtenis, onder die voorwaarde aangegaan, niet van onwaarde. (C 1173.)
1292. Alle verbindtenissen zijn nietig, indien derzelver vervulling alleenlijk afhangt van den wil van dengenen die verbonden is. Indien echter de verbindtenis afhangt van eenedaad, waarvan de vervuiling in zijne magt staat, en die daad heeft plaats gehad, is de verbindtenis van kracht. (B. 226, 1703. C. 1174.)
1293. Alle voorwaarden moeten vervuld worden op zoodanige wijze als partijen waarschijnlijk gewild en verstaan hebben. (B. 1379 V. C. 1173.)
1294- Indien eene verbindtenis afhangt van de voorwaarde dat zekere gebeurtenis binnen eenen bepaalden tyd zal plaats hebben, wordt de voorwaarde gehouden te ontbreken, indien de tijd verioopen is, zonder dat de gebeurtenis hebbe plaats gehad.
Bijaldien de tyd niet bepaald is, kan de voorwaarde altijd vervuld worden, en wordt dezelve niet gehouden te ontbreken, voordat het zeker is dat de gebeurtenis geen plaats zal hebben. (B. 1044, 1299 v. C. 1176.)
1295. Indien eene verbindtenis afhangt van de voorwaarde dat zekere zaak binnen eenen bepaalden tijd niet zal gebeuren, is die voorwaarde vervuld, indien de tijd verioopen i?,zonderdat de bedoelde zaak gebeurd zij. De voorwaarde is insgelijks vervuld, indien het, vóór het verloop van dien tgd, zeker is dat de gebeurtenis geen plaats zal hebben; doch wanneer er geen tyd is bepaald, is de voorwaarde niet vervuld voordat het zeker is dat de bedoelde zaak niet zal gebeuren. (C. 1177.)
1296 De voorwaarde wordt gehouden voor vervuld, indien de schuldenaar, die zich onder dezelve verbonden heeft, de vervulling der voorwaarde heeft verhinderd. (B. 93«. C. 1178.)
1297. Indien de voorwaarde vervuld is, werkt zij achteruit, lot den tyd, waarop de verbindtenis is geboren.
By overlijden van den schuldeischer vóór de vervulling van de voorwaarde, gaan mitsdien deszelfs regten over op zyne erfgenamen. (B. 1003. 1043. C. 1179.)
1298 De schuldeischer kan, vóór de vervulling der voorwaarde, alle middelen in het werk stellen welke tot bewaring van zyn regt noodzakelijk zyn. (C. 1180.)
1299- Eene verbindtenis onder eeneopschortendevoorvvaarde is dezoodnnlge welke afhangt, of van eene loekomstige en onzekere gebeurtenis, of van eene reeds gebeurde, doch aan partijen nog onbekende zaak.
In het eerste geval, kan de verbindtenis niet worden ten uitvoer gebragt, dan nadat de gebeurtenis heeft plaats gehad; in liet tweede geval, is de verbindtenis van kracht van den dag af
19G
I. titel, ran rerbindtenissen in het algemeen. 197
dat dezelve is ontslaan. (B. 1043, Ulö, li94 v., 1499, 2027. C. 1181.)
1300 Indien de verbindtenis van eene opschortende voorwaarde afhangt, hiyrt de zaak die het onderwerp derverbindtenis uitmaakt voor rekening van den schuldenaar, die slechts verbonden is om dezelve te leveren, wanneer devoorwaarde vervuld is.
Indien de zaak geheel en al is verloren gegaan buiten toedoen van den schuldenaar, blyrt er noch van de eene, noch van de andere zijde, eenige verbindtcnis beslaan.
Indien de zaak buiten toedoen van den schuldenaar in waarde is verminderd, heeft de schuldeischer de keus om of de verbindtcnis te verbreken, of de zaak te eischen in den staat waarin dezelve zich bevindt, zonder eenige vermindering van den uitgeloofden prüs.
Indien de zaak door toedoen van den-schuldenaar in waarde is verminderd, is de schuldeischer geregligd om, of de verbindtcnis te verbreken, of de zaak te eischen in den staat waarin de zelve zich bevindt, met vergoeding van kosten, schaden en interessen. (K. 1273, 1279 V., 1480. C. 1182.)
1301. Eene ontbindende voorwaarde is de zoodanige welke, na hare vervulling, de verbindtcnis doet ophouden, en de zaken weder tot den vorlgen stand doet terug keeren, even als of er geene verbindtcnis bestaan had.
Deze voorwaarde schort de nakoming der verbindlenis niet op; alleenlgk verpligt zü den schuldeischer om het geen hü ontvangen heeft terug te geven, in geval de bij de voorwaardebedoelde gebeurtenis stand grijpt. (B. 1044, 121S, 1294 v., 1417, lööö v. C. 1183.)
1302 De onthindende voorwaardewordtallijdvoorondersteld in wederkeerige overeenkomsten plaats te grypen, in geval eene der partijen aan hare verpligting niet voldoet.
In dat geval, is de overeenkomst niet van regtswege ontbonden, maar moet de ontbinding in regten gevraagd worden.
Deze aanvraag moet ook plaats hebben, zelfs indien deontbin-dende voorwaarde wegens het niet nakomen der verpligting in de overeenkomst mogt zün uitgedrukt.
Indien de ontbindende voorwaarde niet in do overeenkomst is uitgedrukt, staat het den regter vrg om, naar gelang der omstandigheden, aan d n verweerder, op deszelfs verzoek, eenen termijn te gunnen om alsnog aan zyne verpligling te voldoen, welke termijn echter den tijd van ééne maand niet raag te boven gaan. (B. 1516, 1333. C. 1184.)
1303. Diegene te wiens opzigte de verbindtcnis niet is nagekomen, heeft de keus om of de andere partij, indien zulks mogelijk is, tot de nakoming der overeenkomst te noodzaken, of derzelver ontbinding Ie vorderen, met vergoeding van kosten, schaden en interessen. (B. 1279 v., 1316, 1533. C. 1184.)
lil. boek. Van verbtndlenissen.
zesde afdeel1ng.
Fan eerbindtenis mei tijdsbepaling.
(ireebe, Over verbindtenis met tydsbepaUng (Utrecht 1864.)
1304. Eene tgdsbcpaling schort de verbindtenis niet op, maar slechts hare uitvoering. (B. 1289, 13li, 1787, 1796, 1800, Ï0J7. C. 118Ö.)
1305. Hetgeen slechts op tijd verschuldigd is, kan niet ge-ëischt worden, voordat de vervaltyd verschenen is; maar hetgeen vooraf betaald is kan niet worden terug gevorderd. (B. 1374, 1762, 1796, 1186.)
1306. Eene tijdsbepaling wordt altijd voorondersteld bepaald te zijn ten voordeele van den schuldenaar, ten ware uit den aard van de verbindtenis zelve, of uit de omstandigheden, mogt blijken dat de tijdsbepaling ten voordeele van den schuldeischer Is geschied. (B. 1141, 1464, 1808. K. 156, 159. C. 1187.)
1307- De schuldenaar kan het voorregt eener bijgevoegde tijdsbepaling niet meer inroepen, wanneer hü in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen verklaard is, of door zijn toedoen de door hem ten behoeve van den schuluelscher gestelde zekerheid is verminderd. (B. 1515, 1809, 1880. K. 155, 778. R. 882. C. 1188.)
zevende afdeel1xg.
Van alternatieve verbindlenissen, of van verbindtenissen die ter keuze van eene der partijen staan.
1308. In alternatieve verbindlenissen wordt de schuldenaar bevrijd door de levering van eene der beide zaken, welke in de verbindtenis vervat zijn, maar hy kan den schuldeischer niet noodzaken om een gedeelte van de eene, en een gedeelte van de andere te ontvangen. (C. 1189, 1191)
1309. De keus behoort aan den schuldenaar, indien dezelve niet uitdrukkelgk aan den schuldeischer is toegestaan. (B. 804, 1313, 1385, 1509. C. 1190.)
1310 Eene verbindtenis is zuiver en eenvoudig, schoon dezelve ter keuze of op een alternatieve wijze is aangegaan, indien eene der beide beloofde zaken geen onderwerp van verbindtenis kon uitmaken. (C. 1192)
1311. Eene alternatieve verbindtenis is zuiver en eenvoudig, Indien eene der beloofde zaken verloren gaat, of zelfs door toedoen van den schuldenaar niet meer kan geleverd worden. De waarde dier zaak kan niet in derzelver plaats worden aangeboden. Indien beide zaken zijn verloren gegaan, en de schuldenaar oorzaak is van het vergaan van eene van beide, moet hg de waarde betalen van die zaak, welke het laatst is te niet gegaan. (B. 1272, 1480 v. C. 1193.)
1312. Indien in de gevallen, hg het voorgaande artikel vermeld, de keus aan den schuldeischer isgelaten,eneenederzaken slechts verloren is gegaan, moet de schuldeischer, indien zulks buiten toedoen van den schuldenaar geschied is, de zaak hebben.
198
i. titel. Fan verhindtenissen in hel algemeen. 199
die overgebleven is; indien het door toedoen van den schuldenaar geschied is, kan de schuldeischer of de overgebleven zaak vorderen, ot de waarde van die welke verloren is gegaan.
In geval beide zaken zijn vergaan, kan de schuldeischer, indien zulks ten aanzien van beide, of zelfs van eene derzeive, aan de schuld van den schuldenaar is toe te schrijven, de waarde van de eene of andere vorderen, naar zyne keus. (C. 1194.)
1313. Dezelfde beginselen gelden zoo wel in het geval dat meer dan twee zaken in de verbindtenis zijn begrepen,als datde verbindtenis bestaat in iets te doen ot niet te doen. (B. 127S v. C. 1190.)
ACHTSTE AFDEELIXü.
Van solidaire of hoofdelijke verbindlenissen.
CORXEUS, de obligationibus in solidum (L B 1848.)
1314. Eene hoofdelijke of solidaire verbindtenis heeft tus-schen verscheidene schuldeischers plaats, wanneer de titel uit-drukkelgk aan ieder van hen het regt geeft om de voldoening der geheele schuld te eischen, in dier voege dat de betaling, aan een hunner gedaan, den schuldenaar bevrydt, ofschoon ook de verbindtenis uit haren aard tusschen de onderscheidene schuldeischers splitsbaar en deelbaar mogt zyn. (B. 1334 v., 1339. C. 1197.)
1315. Het staat aan de keus van den schuldenaar om den eenen of anderen der schuldeischers te voldoen, zoo lang hy niet door een van hen in regten is aangesproken.
Niettemin bevrydt de kwyischelding, door een der hoofdelyke schuldeischers gedaan, den schuldenaar niet verder dan voor het aandeel van dien schuldeischer. (B. 1475, 1975. C. 1198.)
1316. Er heeft hoofdelyke verbindtenis vandezydeder schuldenaren plaats, wanneer zy allen verpllgt zyn tot eene en dezelfde zaak, zoo dat elk hunner voor het geheel kan worden aangesproken, en de voldoening, door een van hen geschied, de overige schuldenaars ten aanzien van den schuldeischer bevrydt. (B. 1475 v., 1970. C. 120».)
13.17. Eene verbindtenis kan hoofdelijk zijn, alhoewel een der schuldenaren op eene andere wijze, dan de overige, tot voldoening derzelfde zaak mogt verpligt zijn, by voorbeeld, indien de eene slechts voorwaardeiyk verbonden is, terwgl de verbindtenis van den anderen zjiiver en eenvoudig is, of indien de een eene tydsbepaling heeft bedongen, welke aan den anderen niet is toegestaan. (C. 1201.)
1318. Oeene verbindtenis wordt voorondersteld hoofdelijk te zyn, ten zy zulks uitdrukkeiyk bepaald zy.
Deze regel Igdt alleenlyk uitzondering in de gevallen, waarin eene verbindtenis uit kracht eener wetsbepaling voor hoofdeiyk gehouden wordt. (B. 1063, 1337, 1780, 1848. K. 18, 140, 180, 209. C. 1202.)
1319. De schuldeischer eener hoofdelyke verbindtenis kan diengenen der schuldenaren aanspreken, welken hij verkiest.
in. boek. ran verbindtenissen.
zonder üat deze hem hel voorregt van schuldsplitsing kunne tegenwerpen. (B. 1869 2quot;, 1873. C. 1-203.)
1320- De vervolgingen, legen éénen der schuldenaren gerigt, beletten den schuldeiscticr niet om ook tegen de overige zün regt te doen gelden. (C. 1204.)
1321. Indien de verschuldigde zaak mogt vergaan door toedoen van een of meer der hoofdelijke schuldenaren, of nadat deze in gebreke waren gesteld, zijn de overige medeschuldenaren niet ontheven van de verpligting om de waarde der zai.k te hetalen, doch zyn dezelve niet gehouden tot vergoedingvan kosten, schaden en interessen.
De schuldeischer kan alleenlijk de vergoeding van kosten, schaden en interessen verhalen, zoo wel op de schuldenaren, door wier toedoen de zaak is verloren gegaan, als op degenen die in de voldoening nalatig zijn geweest. (B. Hquot;9, 1300, 1346, 1!S0. C. 1203.)
1322. De eisch tot betaling van interessen, tegen een der hoofdelijke schuldenaren gedaan, maakt dat de interessen ook loopen ten aanzien van alle de overige. (C. 1207.)
1323. Eon hoofdeiyke mede-schuldenaar, in regten door den schuldeischer aangesproken zijnde, kan zich bedienen van alle exceptién die uit den aard der verbindtenis voortvloeüen, en van alle die hem persoonlijk eigen zijn, mitsgaders van alle dezoo-dunige welke aan alle de mede-schuldenaren gemeen zijn.
Hij kan zich niet bedienen van zoodanige excepticn die enkel aan de personen van sommige der overige mede-schuldenaren eigen Zijn. (B. 1139 v., 1466, 1473 v., 2020. C. 1208.)
1324. Indien een der schuldenaren deeenige erfgenaam wordt van den schuldeischer, of indien de schuldeischer de eenige erfgenaam wordt van een' der schuldenaren, doel deze schuldvermenging de hoofdelijke schuld niet vervallen, dan alleenlijk voor zoo veel het aandeel van dien schuldenaar of schuldeischer betreft. (B. 1472. C. 1209.)
1325 De schuldeischer in de verdeeling der schuld ten aanzien van een der mede-schuldenaren toegestemd hebbende, behoudt zijne hoofdelijke vordering legen de overige, doch onder aftrek van hel aandeel van den schuldenaar, welken hü van de hoofdelijke verbindtenis ontslagen heeft. (B. 133». C. 1210.)
1326. Een schuldeischer die hel aandeel van een der schuldenaren afzonderlijk ontvangt, zonder bj) de kwijting zijn hoofdelijk regt, of zijne regten in het algemeen, voor te behouden, doet geencn afstand van zijn hoofdelijk regt, dan alleen met betrekking tol dezen schuldenaar.
Een schuldeischer wordt niet geacht den schuldenaarvan zijne hoofdelijke verbindtenis te hebben ontslagen, indien hij van den-zelven eene gelijke som ontvangt als zijn aandeel in de schuld bedraagt, indien de kwijting niet met zoo vele woorden inhoudt dal hel ontvangene voor zyn aandeel strekken zal.
Hetzelfde geldt ook omtrent den eisch tegen een der mede-schuldenaren enkel voor zijn aandeel gedaan, zoo lang deze
I. the I,. Fan verbindlcnissen in hel algemeen. 201
schuldenaar in den cisch niet heeft toegestemd, of daarop geene regterlgke voroordeeting gevolgd Is. (C. 1211.)
1327- Een schutdeischer die afzonderlek en zonder voorbehouding het aandeel van een der mede-schuldenaren in achterstallige renten of interessen eener schuld ontvangt, verliest zyn hoofdelijk regt slechts ten aanzien der vervallene renten of interessen, en niet ten opzigte van degene welke nog vervallen moeten, of van de hoofdsom, ten ware de afzonderlijke betaling gedurende tien achtereenvolgende jaren mogt hebben plaats gehad. (B. 1430, 2020 V. C. 1212.)
1328. Eene verbindtenis, schoon hoofdelijk zijnde ten aanzien van den schutdeischer, is nogtans van regtswege deelbaar tusschen de schuldenaren, welke onder elkander niet verder dan ieder voor zijn aandeel verbonden zün. (B. 1146v.,2020. C. 1213.)
1329- De mede-schuldenaar eener hoofdelijke verbindtenis die de geheele schuld voldaan heeft, kan van de overige niet meer terugvorderen dan het aandeel van leder hunner bedraagt.
Indien een van hen onvermogend is om te betalen, wordt het verlies, door zijn onvermogen veroorzaakt, ponds ponds gelijk verdeeld tusschen de overige schuldenaren die betalen kunnen en dengenen die de schuld voldaan beeft. (B. Ili9v., 1873,1878. C. 1214.)
1330- In geval de schuldeischer een der schuldenaren van deszelfs hoofdelijke verbindtenis heeft ontslagen, en een of meer der overige schuldenaren onvermogend zijn geworden, wordt het aandeel der onvermogende ponds ponds gelgk omgeslagen over alle de schuldenaren, zelfs over degenen die bevorens van de hoofdelijke verbindtenis zün ontslagen. (C. 1215.)
1331- Indien de zaak, waarvoor verscheidene personen zich als hoofdelijke mede-schuldenaren hebben verbonden, slechts een van hen aangaat, zijn zij wel ieder voor het geheel aan den schuldeischer verbonden, maar onder elkander worden zij beschouwd als borgen voor dengenen wlen de zaak betreft, en moeten dienvolgens door denzelven worden schadeloos gesteld. (B. 1873, 187« V. C. 1216.)
NEGENDE AFDEELIXli.
ran deelbare en ondeelbare verbindtenissen.
1332. Eene verbindtenis is deelbaar of ondeelbaar naar mate dezelve tot onderwerp heeft of eene zaak die in de levering, of eene daad die in de uitvoering al of niet vatbaar is, het zü voor ligchamelljke, het zij voor onligchamelüke verdeeling. (B. 773, 1206, 1335, 1363 V. C. 1217.)
1333. Eene verbindtenis is ondeelbaar, ofschoon de zaak of daad welke zij tot onderwerp heeft uit haren aard deelbaar zü, indien de strekking der verbindtenis dezelve niet vatbaar maakt voor eene gedeeltelijke uitvoering. {B. 939, 1337 v., 2020. C. 1218.)
1334. Het hoofdelüke eener verbindtenis geeft aan dezelve geenszins hel kenmerk van ondeelbaarheid. (B. 1316, 1337. C. 1219.)
ï»2 ui. boek. Tan verbindtemssen.
1335. De verbindtenls die voor verdeeling vatbaar is moet tusschen den schuldenaar en den schuldeischer worden ten uitvoer gebragt, even als of dezelve ondeelbaar was; de deelbaarheid is slechts van toepassing ten opzigte van hunne erfgenamen, die de schuld niet kunnen vorderen, of die niet verpligt zyn dezelve te voldoen, dan alleenlijk voor het aandeel waarvan zU erfgenamen zün, of waartoe zg gehouden zyn, als vertegenwoordigende den schuldeischer of don schuldenaar. (R. 1146 v., 1357, 1426, 1563 v., 1758. C. 1-220.)
1336. Het beginsel, in het vorige artikel vastgesteld, Igdt uitzondering opzigteiyk de erfgenamen van den schuldenaar;
1°. Ingeval het eene hypothekaire schuld betreft; (B lliSv.)
2°. Wanneer de schuld in cene bepaalde zaak bestaat; (B. 1427.)
3°. Ten opzigte van eene alternatieve schuld van zaken, ter keuze van den schuldeischer, indien eene dier zaken ondeelbaar is; (B. 1308 v)
4°. Indien by den titel een der erfgenamen alleen met de uitvoering der verbindtenis belast is; (B. 847, 1012.)
5°. Indien, het zy uit den aard der verbindtenis, het zy van de zaak die daarvan het onderwerp uitmaakt, het zij uit het oogmerk hetwelk men zich in de overeenkomst heeft voorgesteld, blykbaar is dat het de bedoeling der handelende pariyen geweest is, dat de schuld niet bg gedeelten zoude kunnen voldaan worden.
In de drie eerste gevallen, kan dc erfgenaam die in het bezit is van de verschuldigde zaak, of van het goed dat voor de schuld met hypotheek belast Is, voor het geheel vervolgd worden op de verschuldigde zaak, of op het met hypotheek bezwaarde goed, behoudens zyn verhaal op zyne mede-erfgenamen.
In het vierde geval, kan de erfgenaam die alleen met deschuld belast is, en in hel vyfde geval kan ook ieder erfgenaam voor het geheel, worden vervolgd, behoudens het verhaal van laatst-gemelden op zgne mede-erfgenamen. (C. 1221.)
1337. Een iegeiyk dergenen die gezamenlijk tot eene ondeelbare schuld verpligt zgn, is voor het geheel derzelve aanspra-keiyk, al ware het ook dal de verbindtenis niet hoofdciyk mogt zgn aangegaan. (B. 1206, 1209, 1314 v., 1333, 1346, 1303. C. 1222.)
1338. Hetzelfde geldt ook omtrent de erfgenamen van dengenen die tol eene zoodanige verbindtenis gehouden is. (B. 1148 V., 1758. C. 1223.)
1339 Ieder erfgenaam van den schuldeischer kan de uitvoering eener ondeelbare verbindtenis in derzelver geheel vorderen.
Geen hunner alleen mag de geheele schuld kwytschelden, noch de waarde ontvangen, in plaatse van de zaak.
Indien slechts een der erfgenamen de schuld heeft kwijtgescholden, of de waarde der zaak ontvangen, mag zyn medeerfgenaam de ondeelbare zaak niet vorderen, ten zij in rekening brengende het aandeel van den mede-erfgenaam die de schuld
i. titel. Fan verbindtenissen in het algemeen. 203
kwijtgescholden of de waarde ontvangen heeft. (B. 13i5, 1141, 1427, 1565, 1-58. C. 1224.)
TIENDE AFDEELING.
Van verbindtenissen onder beding van straf of poenaUteit.
1340- Hel beding van straf is zoodanige bepaling waarbij iemand tot zekerheid van de uitvoering eener verbindtenis tot iets bepaalds verpligt is, in geval dezelve niet nagekomen wordt. (B. 1279, 1285. C. 1226.)
1341- De nietigheid der hoofdverbindtenis maakt ook het beding van straf nietig.
De nietigheid van het beding van straf heeft geenszins die der hoofdverbindtenis ten gevolge. (C. 1227.)
1342- De schuldeischer kan, in plaats van de straf te vorderen tegen den schuldenaar die in gebreke is, de nakoming der hoofdverbindtenis eischen. (C. 1228.)
1343- De bepaling van straf strekt in plaats van vergoeding van kosten, schaden en interessen, welke de schuldeischer lydl, uit hoofde van het niet nakomen der hoofdverbindtenis.
Hij kan niet te geiyk de hoofdschuld en de straf vorderen, ten ware de laatstgenoemde enkel op de eenvoudige vertraging mogt gesteld zijn. (B. 1279, 1285, 1348, 1401. C. 1229.)
1344- Het zij de oorspronkelijke verbindtenis al of niet eene tijdsbepaling bevatte, binnen welke dezelve moest uitgevoerd zijn, is de straf niet verbeurd dan wanneer degene die verbonden is om iels te geven, of ora iels te ontvangen, of wel om iels te doen, daarin nalatig gebleven is. (B. 1271, 1274, 1286, 1304. C. 1230.)
1345. De straf kan door den regter gewijzigd worden, indien de hoofdverbindtenis voor een gedeelte is vervuld. (C. 1231.)
1346. Indien de oorspronkelijke verbindtenis, met bepaling van straf, eene ondeelbare zaak betreft, is de straf verschuldigd door de overtreding van een' enkelen der erfgenamen van den schuldenaar; en dezelve kan gevorderd worden, het zü voor het geheel van dengenen die tegen de verbindtenis gehandeld heeft, het zü van ieder der mede-erfgenamen voor zijn aandeel, behoudens derzelver verhaal op dengenen die veroorzaakt heeft dat de straf verbeurd is-, alles onverminderd de reglen der hypothekaire schuldeiscbers. (B. 1321, 1337. C. 1232.)
1347- indien de oorspronkelijke verbindtenis, onder bepaling van straf, deelbaar is, wordt de straf slechts verbeurd doorden-genen der erfgenamen van den schuldenaar, die legen dezelve verbindtenis handelt, en alleen voor zoo verre zijn aandeel in de hoofdverbindtenis betreft, zonder dat er eenige regtsvordering kunne bestaan tegen degenen die de verbindtenis hebben nagekomen.
Deze regel lijdt uilzondering, wanneer hel beding van straf bijgevoegd is met hel oogmerk dal de voldoening niet by gedeelten zoude kunnen geschieden, en een der mede-erfgenamen de nakoming der verbindtenis in derzelver geheel verhinderd beeft;
in. boek. Ton Kerhiniilenissen.
in dit geval, kan de straf van dezen laatstgemelden voor liet geheel geéischt worden, en van de overige mede-erfgenamen slechts voor hun aandeel, behoudens hun regt van verhaal. (B. 133S v. C. 1233.)
1348- Indien eene deelbare hoofdverhindtenis, onder bepaling eener ondeelbare straf, slechts ten deele is nagekomen, wordt de straf, ten aanzien der erfgenamen van den schuldenaar, vervangen door eene vergoeding van kosten, schaden en interessen. (B. 1332 v., 1353.)
TWEEDE TITEL.
ran verbindtenissen die uit contract of overeenkomst geboren worden.
hengelaar, de comentionibus earumque requisilis et effec-
tibus {Traj. 1839.)
eerste afdeeling.
Atgemeene bepalinqen.
1349- Eene overeenkomst is eene handeling waarbij een of meer personen zich jegens een of meer andere verbinden. (B. 126!) v. C. 1101.)
1350. Eene overeenkomst wordt aangegaan om niet, of onder eenen bezwarenden titel.
De overeenkomst om niet is de zoodanige waarbij de eene party aan de andere, zonder eenige baat, een voordeel toekent.
Eene overeenkomst ondy eenen bezwarenden titel is zoodanig eene welke ieder der partijen in de verpligting brengt om iets te geven, te doen, of niet te doen. (B. 1200 v.C. 1103,1106.)
1351. In het algemeen, kan niemand zich op zynen eigen naam verbinden, of iets bedingen, dan voor zich zelven. (B. 1376, 1418 v., 1910. C. 1119.)
1352. Niettemin kan men zich voor eenen derde sterk maken of instaan, door te beloven dat dezelve iets doen zal, behoudens de vordering tot schadevergoeding tegen dengenen die voor eenen derde ingestaan of beloofd heeft denzelven iets te doen bekrachtigen, indien deze derde weigert om de verbindtenis na te komen. (B. 1374, 1682, 1860, 1910. C. 1120.)
1353- Men kan ook ten behoeve van eenen derde iets bedingen, wanneer een beding, hetwelk men voor zich zelven maakt, of eene gift die men aan een ander doet, zulk eene voorwaarde bevat.
Die zoodanig een beding gemaakt heeft, kan hetzelve niet meer herroepen, indien die derde verklaard heeft daarvan te willen gebruik maken. (B. 13ö9, 1374, 181S, 1860. C. 1121.)
1354- Men wordt voorondersteld bedongen te hebben voor zich zelven, en voor zijne erfgenamen en regtverkrygenden, ten ware bet tegendeel uitdrukkeiyk bepaald zij, of uit den aard der overeenkomst mogt voortvloeijen. (B. 880, 1780, 18S0. C. 1122.)
1355 Alle overeenkomsten, het zy dezelve eene eigene benaming hebben, het zy dezelve onder geene byzondere benaming
20i
li. titel. Van verbindtemssen in het algemeen. 20igt;
bekend zün, zgn onderworpen aan algemeene regelen, welke het onderwerp van dezen en van den vorigen titel uitmaken.
De bijzondere regelen ten aanzien van bepaalde overeenkomsten worden opgegeven in de titels welke over ieder dezer overeenkomsten handelen, en de bijzondere regelen omtrent liandelf-zaken zijn vastgesteld bü de wetten lol den koophandel betrekkelijk. (C. 1107.)
tweede afdeeunü.
Fan de voorwaarden welke vereischt worden tot de bestaanbaarheid der overeenkomsten.
1356. Tot de bestaanbaarheid der overeenkomsten worden vier voorwaarden vereischt. (B ; 103.)
1°. De toestemming van degenen die zich verbinden; (B. 83,
13S7 v.)
ïquot;. De bekwaamheid om eene verhindtenis aan te gaan; (B.
1306 v.)
3°. Een bepaald onderwerp; (B. 1368 v.)
4». Eene geoorloofde oorzaak. (B. 1371 v. C. 1108.)
1357. Geene toestemming is van waarde, indien dezelvedoor dwaling is gegeven, door geweld afgeperst, of door bedrog \ er-kregen. (B. 939, 1103, 1103, 1890, 1903. C. 1109.)
1358- Dwaling maakt geene overeenkomst nietig, dan wanneer dezelve plaats beeft omtrent de zelfstandigheid der zaak welke het onderwerp der overeenkomst uitmaakt.
Dwaling is geene oorzaak van nietigheid, indien zij alleenlijk plaats heeft omtrent den persoon met wien men voornemens is Ie handelen, ten zij de overeenkomst voornamelijk uit aanmerking van dezen persoon zü aangegaan. (B. 1893, 1890. C. 1110.)
1359. Geweld, gepleegd tegen dengenen die eene verbindte-nis heeft aangegaan, levert grond op tot nietigheid der overeenkomst, ook dan, wanneer hetzelve gepleegd is door eenen derde, ten wiens behoeve de overeenkomst niet gemaakt is. (B. 9i0. C. 1111.)
1360. Geweld heeft plaats, wanneer hetzelve van zoodani-gen aard is om op een redeiyk mensch indruk te maken, en wanneer het hem de vrees kan inboezemen dat hij zünen persoon of zün vermogen aan een aanmerkelijk en dadelijk aanwe-zend nadeel zoude blootstellen.
in het beoordeelen daarvan, moet men acht slaan op den ouderdom, de kunne en den stand der personen. (C. 1112.)
1361- Geweld maakt eene overeenkomst nietig, niet alleen wanneer hetzelve gepleegd is jegens eene der handelende p'ar-lijen, maar ook jegens derzelver echtgenoot of bloedverwanten in de opgaande of de nederdalende linie. (B. 3i3 v. C. 1113.)
1362. De vrees alleen uit eerbied jegens vader, moeder of andere bloedverwanten in de opgaande linie voorlkomende, zonder bijkomend geweld, is onvoldoende tot vernietiging der overeenkomst. (C. 1114.)
1363. Men kan niet meer tegen eeneovereenkomst, uil hoofde
job iii. boek. Fan verbindtenissen.
van geweld, opkomen, indien na bet ophouden van het geweld die overeenkomst is goedgekeurd, het zij uitdrukkelük, het zij stilzwijgende, het zü dat men den tüd, bü de wet bepaald om in zijn geheel hersteld te worden, behbe laten voorbijgaan. (B. 1161, 1485 v., 1490, 1929. C. 1115.)
1364. Bedrog levert eenen grond op tot vernietiging der overeenkomst, wanneer de kunstgrepen, door eene der partijen gebezigd, van dien aard zijn dat het klaarblijkelijk is dat de andere party zonder die kunstgrepen de verbindtenis niet zoude hebben aangegaan.
Bedrog wordt niet voorondersteld, maar moet bewezen worden. (B. 1099, Uil. C. 1116.)
1365. Een ieder is bevoegd om verbindtenissen aan te gaan, indien by daartoe door de wet niet onbekwaam is verklaard. (B. 1503, 1677. K. 333. C. 1123.)
1366- Onbekwaam om overeenkomsten te treffen zijn; (B. 163. 151, 607.)
1». Minderjarigen; (B. 385, 443 v., 1053.)
ï0. Die onder curatele gesteld zijn; (B. 4?7, 500 v.)
3°. Getrouwde vrouwen, in de gevallen bij de wet voorzien, en, in het algemeen, alle degenen aan w ie de wet het aangaan van zekere overeenkomsten verboden beeft. (B. 174, 1677, 1503 v. K. 280, 770. R. 888. C. 112i.)
1367. De bü bet vorige artikel onbekwaam verklaarde personen kunnen mitsdien tegen bunne verbindtenissen opkomen in alle gevallen, waarin dal vermogen niet bü de wet is uitgesloten.
De personen die bekwaam zün om zieb te verbinden kunnen zich geenszins beroepen op de onbekwaamheid der minderjarigen, onder curatele gestelden, en getrouwdevrouwcn,metwelke Zü gehandeld hebben. (B. 168, 1739, 1929. C. 1125.)
1368. De zaken welke in den handel zün kunnen alleenlijk het onderwerp van overeenkomsten uitmaken. (B. 575 v., 593, 1210, 1990. K. 599. C. 1128.)
1369. Eene overeonkomsl moet tot onderwerp hebben eene zaak welke ten minste ten aanzien van hare soort bepaald is.
De hoeveelheid der zaak kan onzeker zün, mits die hoeveelheid naderhand kunne worden bepaald of uitgemaakt. {C. 1129.)
1370- Toekomstige zaken kunnen het onderwerp eener overeenkomst uitmaken.
Men kan echter geenen afstand doen van eene erfenis die nog niet opengevallen is, noch over zoodanigeene nalatenschapeenig beding aangaan, zelfs niet met toestemming van dengenen over wiens nalatenschap gehandeld wordt; behoudens de bepalingen van artikel 224, 231 en 233. (B. 1109, 1290. C. 1130.)
1371. Eene overeenkomst zoi.der oorzaak, of uit eene valsche of ongeoorloofde oorzaak, aangegaan, is krachteloos. (C. 1131.)
1372- Indien er geene oorzaak is uitgedrukt, en er echter eene geoorloofde aanwezig is, of ook indien er eene andere geoorloofde oorzaak dan de uitgedrukte bestaat, is niettemin de overeenkomst van kracht. (C. 1132.)
ii titel. Van verbindt, uit contr. of overeenk. geboren. 207
1373- Ecne oorzaak is ongeoorloofd, wanneer dezelve slrydig is met de goede zeden, of met openbare orde. (A. B. 14. h. 194, 938, 1290, 1656. C. 1133.)
derde afdeeliüg.
Van het Qevolg der overeenkomsten.
1374- Alle wettiglük gemaakte overeenkomsten strekken dengenen die dezelve hebben aangegaan tot wet.
ZU kunnen niet herroepen worden, dan met wcderzydsche.toe-stemming, of uit hoofde der redenen welke do wel daartoe voldoende verklaart.
Zg moeten te goeder Irouw worden ten uitvoer gebragt (B. 1279 v., 1302 v., 1399, 172». C. 1134.)
1375. Overeenkomsten verbinden niet alleen tol datgene hetwelk uitdrukkeiyk by dezelve bepaald is, maar ook lol al heigeen dal, naar den aard van dezelve overeenkomsten, door de billijkheid, hel gebruik, of de wet, wordt gevorderd. (B. 1383, 1388 v., 1837 v., 1856. C. 1135.)
1376- Overeenkomsten zyn alleen van kracht tusschen de handelende partijen.
Dezelve kunnen aan derden niet len nadeele verstrekken; zy kunnen aan derden geen voordeel aanbrengen, dan alleen in hel geval voorzien by artikel 1353. (B. 1852, 1855, 1894. K. 777. C. 1165.)
1377. Niettemin kunnen de schuldeischers in hun eigen naam opkomen tegen de handelingen, welke door den schuldenaar ter hedriegeiyke verkorling hunner regten gedaan zyn, mits zy zich overigens gedragen naar de voorschriften der wel, overeenkomstig den aard der handelingen waarlegenzy willen opkomen
Indien de handeling onder eencn bezwarenden titel is aange--gaan, moeten de schuldeischers bewijzen dal er, van den kant der beide partyen, bedrog heeft plaats gehad.
Indien de handeling om niet heeft plaats gehad,is hel voldoende dal er bedrog aanwezig zy van den kant van den schuldenaar alleen. {B. 1024, 1107, 1212, 1230, 1490, 1989. K. 777. C. 1166, 1167.)
vierde afdeeling.
Fan de uitlegging der overeenkomsten.
1378- Indien de bewoordingen eener overeenkomst duideiyk zyn, mag men daarvan door uillegging niet afwyken. (B. 932.)
1379. Indien de bewoordingen eener overeenkomst voor onderscheiden uitleggingen vatbaar zyn, moet men veeleer nagaan welke de bedoeling der handelende partyen geweest zij,dan zich aan den letterlgken zin der woorden binden. (B. 933, 1293,1509, 1892. C. 1156.)
1380. Indien een beding voor tweederlei zin valbaaris,moet men het veeleer opvallen in den zin waarin hetzelve van eenige uilwerking kan zyn, dan in dien waarin het geen het minste gevolg zoude kunnen hebben. (B. 934. C. 1157.)
in. BOEK. Fan verbindtenissen.
1381- De bewoordingen voor tweederlei zin vatbaar, moeten opgevat worden in den zin die met den aard van de overeenkomst het meest overeenstemt. (C. 1138.)
1382. Hetgeen dubbelzinnig is moet uitgelegd worden naar hetgeen gebruikelijk is in het land of op de plaats, alwaar de overeenkomst is aangegaan. (C. 1159.)
1383. Bestendig gebruikelijke bedingen worden geacht stilzwijgend in de overeenkomst te zijn begrepen, schoon dezelve daarby niet zgn uitgedrukt. (B. 127S. C. 1160.)
1384- Alle bedingen, in eene overeenkomst gemaakt, moeten in derzelver verband genomen, en het eene door het andere uil-gelegd worden; ieder derzelve moet in den zin worden opgevat welken het geheel beloop der overeenkomst medebrengt. (C. 11G1.)
1385. In geval van twijfel, wordt eene overeenkomst uitgelegd ten nadeele van dengenen die iets bedongen, en ten voor-deele van hem die zich verbonden heeft. (B. 1309, 1509. C. 1102.)
1386- Hoe algemeen ook de bewoordingen zyn waarin eene overeenkomst aangegaan is, omvat dezelve echter alleen die zaken waaromtrent het til ij kt dat partijen voornemens waren te handelen. (B. 1891. C. 11«3.)
1387. Indien men in eene overeenkomst een geval beeft uit gedrukt,om de verblndtenis duidelijk te maken,wordt men niet geacht daardoor te hebben willen inkorten en beperkende naar regten verbindende kracht, welke de overeenkomst in de n iet-uitgedrukte gevallen heeft. (C. 1104.)
DERDE TITEL.
I'an verbimltenissen die uit kracht der wet qeboren ivorden.
tak, .Jnimndcersiones ad lib. II, til. 3 el lib. Ill, tit. 3 C'. t'. -V. (L. B. 1841). — V. r.IGCH, de negotiis qestis (H. C. 18quot;gt;1). — Over condictio indebiti exgelexberg m N. Hijilr. XVI blz. 180.— JV. Jaarb. v. R. en JV., VI, blz. 130—149. — Opmerk, en Meded. V, blz. 151—105. — Over art. 1401 VAN' ITTEBSLM in iV. Ilijdr. XVI blz. 101.— kist. Over de verbindtenissen coluens art 1401 en 1402 (Leid. 1801.) — TiioiiBECKE, Over de verbindtenis lot schadeveraoediny wetjens onregtmatige daad (Leid. 1807.)
1388. De verbindtenissen, dieuitkrachtderwetgeborenwor-den, spruiten voort of uit de wet alleen, of uit de wet tengevolge van 'smenschen toedoen. (B. 302 v., 375 v., 441, 443, 500, «72 v., 1052 V. K. 321. C. 1370.)
1389- De verbindtenissen, welke uit kracht der wet geboren worden ten gevolge van 'smenschen toedoen, vloeijen voort of uit eene regtmatige, of uit eene onregtmatige, daad. (C. 1370.)
1390 Wanneer iemand vrijwillig, zonder daartoe last te hebben bekomen, eens anders zaak met of zonder deszelfs weten waarneemt, verbindt hij zich daardoor stilzwijgend om de waar-
■208
lil. titel. Van verbindt, uit kracht der wet geboren. 209
neming voort te zetten en te voltooij cn, toldat degene wiens belangen bij waarneemt instaatzijum in die zaak zelf te voorzien.
Hij moet zieb ingelijks belasten met al hetgeen tot die zaak behoort.
Hg onderw erpt zich aan alle de verpligtingen welke hü zoude hebben moeten nakomen, in geval by b(j eene uitdrukkelyke lastgeving was gemagtigd geworden. (B. 431, 1U8S, 183», 183quot; V. C. 1372.)
1391. Hg is verpligt met zgn beheer voort te gaan, al ware bet ook dat degene wiens belangen hij waarneemt mogt komen te overlijden voor dat de zaak is ten einde gebragt, tot lijd cn wüle de erfgenaam dit beheer oplzich kan nemen. (K. 1836 C 1373.)
1392. Hg is gehouden opzigtelgk dat beheer de pligten van ecu goed huisvader te vervullen.
Niettemin is de regter bevoegd om de vergoeding der kosten, schaden en interessen, welke door schuld of nalatigheid des waarnemers mogten veroorzaakt zgn, te matigen, naar gelang der omstandigheden die bom tot de waarneming der zaak bewogen hebben. (B. 1271, 127». C. 1374.)
1393. Degene wiens belangen door een ander behoorlijk zijn waargenomen, is gehouden de verbindtenissen, door den waarnemer in zynen naam aangegaan, na ie komen, denzelven schadeloos te stellen wegens alle persoonlijke door hem aangegane verbindtenissen, en aan hem alle nuttige of noodzakelijke gedane uitgaven te vergoeden. (B. 1844 v. C. 1375.)
1394. Hg die eens anders zaak zonder lastgeving heeft waargenomen, is tot geen loon geregtigd. (B. 1831. C. l»8(i.)
1395- Iedere betaling doet eene schuld vooronderstellen; betgeen zonder verschuldigd te zgn betaald is, kan terug gevorderd worden.
Ten opzigte van natuurlijke verbindtenissen, waaraan men vrijw illig voldaan beeft, kan geene terugvordering vallen (B 1371, 1803; 1828. B. 161. C. 123Ö.)
1396. O ie bij vergissing, of met zgn weten, iels ontvangen heeft dat hem niet verschuldigd was, is verpligt het niet verschuldigde terug te geven aan dengenen van wien by hetzelve ontvangen heeft. (B. 387, 1357. C. 1376.)
1397. Wanneer iemand die hij vergissing meent schuldenaar te zijn eene schuld betaald heeft, is hij geregtigd om het betaalde van den schuldeischer terug te vorderen.
Niettemin houdt dit regt op, in geval de schuldeischer ten gevolge van die betaling, de schuldbekentenis vernietigd heeft, behoudens bet verhaal van dengenen die betaald heeft op den wezenlijken schuldenaar. (B. 1803, 1828. C. 1377.)
1398. Degene die, te kwader trouw, iets ontvangen beeft hetgeen hem niet verschuldigd was, moet hetzelve terug geven met de interessen en vruchten, |te rekenen van den dag der betaling, en zulks onverminderd de vergoeding van kosten, schaden en interessen, indien de zaak eenige vermindering heeft ondergaan.
ui. boek. ran verhindlenissen.
Indien de zaak vergaan is, al had zulks ook door toeval plaats gehad, is hij verpligt de waarde te hetalen, met vergoeding van kosten, schaden en interessen, ten ware hij konde bewijzen dat de zaak insgelijks zoude vergaan zijn, indien zij gebleven was onder dengenen aan wien dezelve had moeten terug gegeven ■norden. (B. 588, «05, «30, 1580, 2001. C. 1378 v.)
1399. Die iets, hetwelk onverschuldigd te goeder trouw door hem ontvangen was, verkocht heeft, kan volstaan met den koopprijs terug le geven.
Indien hy de zaak te goeder trouw om niet heeft vervreemd, behoeft hü niets uit te keeren. (R. 587, 604, 1754. C. 1380.)
1400 quot;Ü aan wien de zaak is terug gegeven, is gehouden zelfs aan dengenen die dezelve te kwader trouw bezeten heeft alle noodzakelijke uitgaven te vergoeden, welke tol behoud der zaak zün aangewend.
De bezitter is gcregtigd om de zaak zoo lang in zijn bezit te houden, tot dat die uitgaven vergoed zyn. (B. «05, «23, «29,«30, 1185 4°, 1194. C. 1381.)
1401. Elke onregtmatigedaad, waardooraaneenanderschade wordt toegehragt, stelt dengenen door wiens schuld die sthade veroorzaakt is in de verpligting om dezelve te vergoeden. (B. «19, «24, 1282, 1483, 1935. C. 1382.)
1402. Een ieder is verantwoordelijk, niet alleen voor de schade welke hij door zijne daad, maar ook voor die welke hij door zijne nalatigheid of onvoomgtigheid veroorzaakt heeft. (B. «57, 849, 1251. K. 931. C. 1383.)
1403. Men is niet alleen verantwoordelijk voor de schade, welke men door zijne eigene daad veroorzaakt,maarook voordie welke veroorzaakt is door de daad van personen voorwelkeinen aansprakelijk is,of door zaken welke men onder zijn opzigt heeft.
De vader en, bü gebreke van dien, de moeder zijn verantwoordelijk voor de schade, veroorzaakt door hunne minderjarige kinderen, die by hen inwonen.
De meesters en degenen die anderen aanstellen tot de waarneming hunner zaken zijn verantwoordelijk voor deschade, door hunne dienstboden en ondergeschikten veroorzaakt in de werkzaamheden waartoe zü dezelve gebruikt hebben.
De schoolonderwijzers en werkmeesters zijn verantwoordelijk voor de schade door hunne leerlingen en knechts veroorzaakt, gedurende den tijd dat dezelve onder hun toezigt staan.
De hier-boven vermelde verantwoordelijkheid houdt op, indien de vader en de moeder, de schoolonderwijzers en werkmeesters bewijzen dat zij de daad, voor welke zij aansprakelijk zouden zijn, niet hebben kunnen beletten. (B. 354, 019,1B02,1«49,1747, 1840. K. 321 v., 452. C. 1384.)
1404. De eigenaar van een dier, of degene die zich van hetzelve bedient, Is, zoo lang hetzelve tot zijn gebruik verstrekt, aansprakelijk wegens de schade welke het dier heeft veroorzaakt, het zü hetzelve onder zün toezigt en bewaring, dan wel verdwaald of ontsnapt zü. (C. 1385.)
1405. De eigenaar van een gebouw is verantwoordeiyk voor
in titel. Van verbindt, uit kracht der wet (jeioren. 211
dc schade door deszelfs geheele of gedeeltelijke instorting veroorzaakt, indien deze door verzuim van onderhoud, of door een gebrek in de bouwing of inrigting, is te weeg gebragt. (B.1I02. C. 1386,)
1406 In geval van moedwilligen of onvoorzigtigen doodslag, hebben de overblijvende echtgenoot, de kinderen of de ouders van den nedergeslagene, die door zijnen arbeid plegen te worden onderhouden, eene regtsvordering tot schadevergoeding, te waardeeren naar gelang van den wederzijdschen stand en de fortuin der personen, en naar de omstandigheden. (B. 1270,1401, 1416, 1055 v.)
1407. Moedwillige of onvoorzigtige kwetsing of verminking van eenig deel des ligchaams geeft aan den gewonde het regt om, behalve de vergoeding der kosten van herstel, ook die der schade, door de kwetsing of de verminking veroorzaakt, te vorderen.
Ook deze worden gewaardeerd naar gelang van den wederzijdschen stand en de fortuin der personen, en naar de omstandigheden.
Deze laatste bepaling is in het algemeen toepasselijk htf de waardering der schade, ontstaan uit elk misdrijf tegen den persoon gepleegd. (B. 1401 v., 1416.)
1408- De burgerlijke regtsvordering ter zake van laster, hoon of beleediging strekt tot vergoeding der schade, en tot betering van het nadeel, in eer en goeden naam geleden.
De regter zal, by de waardering daarvan, letten op het min of meer grove van den laster, den hoon of de beleediging, benevens op de hoedanigheid, den stand en de fortuin der wederzyd-sche partijen, en op de omstandigheden. (B. 1410 v., 1800.)
1409. De beleedigde kan bovendien eischen dat bij hetzelfde vonnis worde verklaard, dat de gepleegde daad is lasterlijk, honend of beleedigend.
Het vonnis zal, indien de beleedigde zulks vordert, ten koste des veroordeelden, openbaar worden aangeplakt, bi) zoo vele exemplaren als, en daar waar de regter zulks zal bevelen.
1410. Onverminderd hare gehoudenheid tot schadevergoeding, kan de verwerende party de toewyzing van de vordering, by het voorgaande artikel vermeld, voorkomen, door het aanbod en de werkeiyke atlegging van eene openbare verklaring voor den regter, houdende dat haar de gepleegde daad leed doet; dat zü deswege verschooniug vraagt, en den beleedigde houdt voor een persoon van eer. (B. 1414.)
1411. De regtsvorderingen in de drie voorgaande artikelen vermeld, komen ook toe aan echtgenooten, ouders, groot-ouders, kinderen en kleinkinderen, wegens laster, hoon of beleediging hunner echtgenooten, kinderen, kleinkinderen, ouders en grootouders, na derzelver overlijden, aangedaan. (B. 959.)
1412. De burgeriyke regtsvordering ter zake van laster, hoon of beleediging kan niet worden toegewezen, indien niet blijkt van het oogmerk om te beleedigen, maar inlegendeei noodzake-lyke verdediging, regtmatige aanklagte, verpligting om getuige-
IK. boek. Fan verbindtenissen.
nis der waarheid te geven, piiglen van ambt, post, bediening of eenige wettige betrekking, of ook andere regtmatigc of geoorloofde inzigten, tot de daad, weike anders hoonend of beleedi-gend zoude zyn, billijken grond en aanleiding hebben gegeven.
1413. Ook kan de burgerlijke regtsvordcring niet worden toegewezen indien door regteriyk gewijsde, of uit eene authentieke akte, blijkt van de waarheid der gedane aantijging.
Hy echter die kennelijk met het eenige doel van beleediging, ook dan wanneer de waarheid der aantijging uit een gewijsde, of ecne authentieke akte, blykt, iemand deswege met beleedi-gingen vervolgt, is verpligt aan denzelven de schade te vergoeden, welke deze daardoor lijdt. (B. 1'Jöö.)
1414;. Alle regtsv orderingen, waaromtrent liij de voorgaande zes artikelen is gehandeld, vervallen door uitdrukkelgke kwyt-schelding, of door stilzwygende, Indien, na de gedane en aan den beleedigde bekend gewordene beleediging, door hem zoodanige biyken van verzoening of van vergiffenis zyn gegeven, die met het voornemen om schadevergoeding of betering van eer te vorderen niet kunnen worden overeengebragt. (B. 1890.)
1415. De regtsvordering tot schadevergoeding, bij artikel 1 SOS vermeld, gaat niet verloren noch door den dood van den beleediger, noch door dien van den beleedigde.
1416. De burgeriyke regtsvordering ter zake van laster, hoon of beleediging vervalt door verloop van een jaar, te rekenen van den dag dat de daad gepleegd en aan den aanlegger bekend was.
Alle overige burgeriyke regtsvorderingen tot schadevergoeding wegens daden welke lot strafvordering kunnen aanleiding geven, gaan te niet door de verjaring die ten opzigtedezerstraf-vordering is vastgesteld.
VIERDE TITEL.
J'an het te niet gaan der verbindtenissen.
1417- Verbindtenissen gaan te niet:
Door betaling; (B. 1418 v.)
Door aanbod van gereede betaling, gevolgd van consignatie of bewaargeving; (B. 1 i 10 v.)
Door schuldvernieuwing; (B. 1419 v.)
Door vergeiyking of compensatie; (B. 1401 v.)
Door schuldvermenging; (B. li'i v.
Door kwytschelding der schuld; (B. 1174 v.)
Door het vergaan der verschuldigde zaak; (B. 1180 v.)
Door de nietigheid of de tenietdoening; (B. 1182 v.)
Door de werking eener ontbindende voorwaarde, waarvan in den eersten titel van dit boek gehandeld is; en
Door verjaring, welke het onderwerp van eenen afzonderlijken titel uitmaakt. (B. 1301, 2004. C. 1234.)
EERSTE AFUEEHSG ran betaling.
v. bell. De subrogatie volgens het Xederl. liegt (Leid. en Amst.
1852.)
212
iv. titel. Van het te niet gaan der verbindtenissen. 213
1418 Eene verbindtenis kan gekweten worden dooreen ieder die daarbij belang heeft, gelijk eenmede-scbuldenaarofeenborg.
Eene verbindtenis kan zelfs gekweten worden door eenen derde, die daarbg geen belang heeft, mits die derde handcle in naam en tot kwyting van den schuldenaar, of, indien by in zyn eigen naam handelt, hij niet in de regten van den schuldeiscber gesteld worde. (B. 164, 1331 v., 13(iö v., 143« v., 18G0. K. 70, 171 v. C. 123B.)
1419- Eene verbindtenis om iets te doen kan dooreenen derde niet gekweten worden in weerwil van den schuldeiscber, indien deze belang heeft dat dc daad door den schuldenaar zelve ver-rigt worde. (B. 1273, 1393, l(i48. G. 1237.)
1420 Men moet eigenaar zyn van de zaak die in betaling gegeven wordt en bevoegd zijn om die te vervreemden zal de betaling geldig wezen.
Niettemin kan de voldoening van eene geldsom, of van eenige andere verbruikbare zaak, niet terug gevorderd worden van dengenen die dat in betaling gegevene Ie goeder trouw verbruikt heeft,alhoewel die voldoening geschied zij door iemand die daarvan geen eigenaar of onbekwaam was om de zaak te vervreemden. (B. 561, 1363 v., 1422, 1307. C. 1238.)
1421- Be betaling moet gedaan worden aan den schuldeiscber, of aan iemand die volmagt van hem heeft, of die door den reg-ter of door dc wet gümagtigd is om voordenzelven teontvangen-
De betaling, gedaan aan iemand die geene magt had om voor den schuldeiscber Ie ontvangen, is van waarde,voor zooverre de schuldeiscber dezelve goedkeurt of daardoor werkeiyk is gebaat geworden. (B. 484, 133ft, 1736, 1833. R. 800. R. 893. C. 1239 )
1422- De betaling te goeder trouw gedaan aan iemand die in bet bezit is der inschuld, is van waarde, ook dan wanneer die bezitter naderhand by uitwinning uit dat bezit gestooten is. (B. 1397 v. C. 12i0.)
1423. De betaling, aan den schuldeiscber gedaan, is niet van waarde, indien by niet bekwaam was om dezelve te ontvangen, dan voor zoo verre de schuldenaar mogt bewgzen, dat de schuldeiscber door de betaling werkelijk is gebaat geworden. (B. 163, 171, 309, 1366, 1487, 1739, 1833. C. 1241.)
1424- De betaling, gedaan door eenen schuldenaar aan zijnen schuldeiscber, in weerwil van eene inbeslagneming of oppositie, is niet van waarde ten aanzien der schuldeischers die de inbeslagneming of oppositie gedaan hebben; dezelve kunnen, naar aanleiding van bun regt, dcnschuldenaarnoodzakenomopnieuw te betalen, behoudens, in dat geval, deszelfs verhaal op den schuldeiscber. (B. 1470. R. 736 v. C. 1242.)
1425- Oeen schuldeiscber kan genoodzaakt worden eene andere zaak in betaling te nemen, dan die hem verschuldigd is, ofschoon oik de aangebodene zaak van geiyke of zelfs van meerdere waarde zy. (B. 1777, 1793, 179i. K. 136. C. 1243.)
1426. Geen schuldenaar kan zijnen schuldeiscber vcrpligten om betaling van eene schuld bij gedeelten te ontvangen, al mogt die schuld ook deelbaar zyn. (B. 1332 v., 1797. G. 1244.)
in. boek. Tan verbindtenissen.
1427- De schuldenaar van eene zekere en bepaalde zaak is Levrud door de afgifte der zaak, in den staat waarin dezelve zich ten tijde der levering bevond, mitsdeverminderingen,welke die zaak mogt ondergaan hebben, niet door zijn toedoen of verzuim veroorzaakt zijn, noch ook door de schuld of het verzuim van zoodanige personen voor welke hij verantwoordelijk is,noch ook door dat hij, vóór het opkomen dier verminderingen, in de levering achterlijk gebleven is. (li. 1010, H03, 1337, 1752, 1784. C. 1245.)
1428. Indien de zaak welke verschuldigd is alleenlijk is bepaald ten aanzien van bare soort, is de schuldenaar, om zich van do schuld te ontheffen, niet verpligt om van de beste soort, maar hij kan ook niet volstaan met van de slechtste te geven. (B. 101C. C. 12iG.)
1429. De betaling moet gedaan worden ter plaatse welke hg de overeenkomst bepaald is; indien geene plaats daarbij vastgesteld is, moet de betaling, ten aanzien van eene zekere bepaalde zaak, geschieden ter plaatse alwaar, tydens het aangaan der ver-bindtenis, de zaak die daarvan het onderwerp uitmaakt zich bevond.
Buiten deze twee gevallen, moet do betaling geschieden ter woonplaats van den schuldeischer, zoo lang deze bij voortduring blijft wonen in de gemeente alwaar hij, ten tijde van het aangaan der verbindtenis, woonachtig was, en anderzins ter woon-plaatse van den schuldenaar. (B. 81, 1441,1448,1468,1513,1550, 1761, 1801. R. 314. C. 1247.)
1430. Ten opzigte van huren, pachten, jaarwedden lot onderhoud, altijddurende renten of lijfrenten, interessen van geleende geldsommen, en, in het algemeen, van al wat bij het jaar of by kortere geregelde termijnen betaalbaar is, wordt door-drie kwijtingen, waaruit van de betaling van drie aclitereenvolgvnde termijnen blijkt, hel vermoeden geboren dat ook do vroegere ter-mgnen voldaan zijn, ten ware het tegendeel mogt bewezen worden. (B. 1953.)
1431. De kosten, op de betaling vallende, komen ten laste van den schuldenaar. (B. 1443, 1512. C. 1248.)
. 1432 De schuldenaar van verscheidene schulden heeft het regt, bü het doen der betaling, te verklaren tot voldoening van welke dier schulden hij de betaalde som wil doen verstrekken. (B. 1BB5 v. C. 1233.)
1433. De schuldenaar van eene schuld die op interessen loopt kan, buiten de toestemming van den schuldeischer, de betaling, welke hij doet, niet doen verstrekken tol aflossing van de hoofdsom bij voorkeur van voldoening der interessen.
De betaling die gedaan is op de hoofdsom en op do interessen, maar waarmede de gcheele schuld niet is afgedaan, strekt in do eerste plaats tot voldoening der interessen. (B. 180B. C. 1254.)
1434. Wanneer hy die verscheiden sommen schuldig is eene kwijting heeft aangenomen, waarbij de schuldeischer verklaard heeft dat hetgeen hy ontvangen heeft in het bijzonder tot vol-
iv. titel, fan het te niet gaan der verbindtenissen. ^lö
doening vun eene dezer schulden verstrekt, kun die schuldenaar niet meer vorderen dat de Letaling gerekend worde tot de kwü-ting van eene andere schuld gedaan te zijn, ten zg er van de zijde van den schuldeischer bedrog ol verrassing hehhe plaats gehad. (C. 12S5.)
1435. Indien de kwijting niet inhoudt voor welke schuld de betaling gedaan is, moet de betaling gerekend worden gedaan te zijn in voldoening van die schuld, welke de schuldenaar, onder de te gelgk vervallene schulden, destyds het meeste belang had te voldoen; doch indien alle de schulden niet mogten vervallen zijn, wordt de betaling geacht gedaan te zijn in voldoening der schuld die vervallen was, boven de nog nietvervallene,ofschoon deze eerste minder bezwarende zijn mogt, dan de andere.
Indien de schulden van gelijken aard zijn, moet de toerekening op de oudste gedaan worden; doch alles gelijkstaande,geschiedt de toerekening op elke schuld naar evenredigheid.
Indien geene der schulden vervallen is, wordt de toerekening gedaan even als omtrent de vervallene schulden. (C. I Kid, C. 1230.)
1436. Be subrogatie, of indeplaatsstelling in de regten van den schuldeischer ten behoeve van eenen derden persoon, die denzelvon betaalt, geschiedt of bij overeenkomst, of uit kracht der wet (C.
1437- Ueze indeplaatsstelling geschiedt bij overeenkomst:
1°. Wanneer de schuldeischer de betaling van eenen derden persoon ontvangende, denzelven doet treden in de regten, regtsvorderingen, voorregten en hypotheken, welke hij ten laste van den schuldenaar heeft.
Deze subrogatie moet uitdrukkeiyk, en gelijktijdig niet de betaling, geschieden;
4°. Wanneer de schuldenaar eene som gelds ter leen opneemt, ten einde zijne schuld te betalen, en den geldschieter in de regten van den schuldeischer te doen treden, moeten om deze subrogatie van waarde te doen zijn, zoo wel de akte van geldopneming als de kwijting bij authentieke akte verleden worden, en moet in de akte van geldopneming verklaard worden dat de som geleend is om daarmede de betaling te doen; terwijl voorts de kwijting moet inhouden dat de betaling gedaan is uit penningen die tot dat einde door den nieuwen schuldeischer zyn voorgeschoten.
Deze subrogatie wordt zonder de medewerking van den schuldeischer bewerkstelligd. (B, (los, lias, 1U8, 1883. C. 1230.)
1438. Subrogatie heeft plaats uit kracht der wet: (K. 101, 591.)
1°. Ten behoeve van dengenen die, zelf schuldeischer zijnde, eenen anderen schuldeischer, die, uit hoofde van deszelfs bevoorregte schuld of hypotheek, een beter regt heeft, voldoet;
2». Ten behoeve van den kooper van eenlg onroerend goed.
in BOEK. ran verhindtenissen.
die den koopprijs daarvan liesteedt tot hetalingderschuld-eischers, aan welke dat goed door hypotheek verbonden was;
3». Ten hehoeve van dengenen die, met anderen, of voor anderen, gehouden zijnde tot voldoening van eene schuld, helang had om dezelve te voldoen; (B. 1246, 12i8,)
i». Ten behoeve van den erfgenaam die, eenen boedel onder het voorregt van boedelbeschrijving aanvaard hebbende, de schulden der nalatenschap met zijne eigene penningen betaald heeft. (B. 1078. C. 12rgt;l.)
1439. De subrogatie, bg de voorgaande artikelen bepaald, heeft plaats zoo wel tegen de borgen als tegen de schuldenaren; dezelve kan den schuldeischer in zijne regten niet verkorten, indien hü slechts gedeeltelijk betaald is; in dit geval, kan by zgne regten, ten aanzien van hetgeen hem nog verschuldigd blijft, uitoefenen, by voorkeur boven dengenen van wien hij slechts eene gedeeltelijke voldoening bekomen heeft. (B. 1877. C. 1232.)
TWEEDE AFDEELINCf.
fan aanlod van gereede betaliuq, gevolgd van consignatie of bewaargeving.
1440. Indien de schuldeischer weigert zijne betaling te ontvangen, kan de schuldenaar hem aanbod van gereede betaling van het verschuldigde doen, en, bü weigering van den schuldeischer om hetzelve aan te nemen, de geldsom of zaak in gereg-teiyke bewaring stellen.
Zoodanig aanbod, gevolgd van bewaargeving, bevrijdt den schuldenaar, en strekt te zijnen opzigte tot betaling, mits hetzelve op eene wettige wijze gedaan zij; blijvende het alzoo in bewaring gebragte voor rekening van den schuldeischer. (R. 794 v. C. 1237.)
1441. Om zoodanig aanbod van waarde te doen zijn, is het noodig. (B. 81, 82.)
1°. Dat hetzelve gedaan worde aan eenen schuldeischer die bevoegd is om te ontvangen, of aan dengenen die de magt heeft om voor hem te ontvangen; (B. 1363, 1421.)
2°. Dat het gedaan worde door iemand die bevoegd is om te betalen; (B. 1418 v.)
30. Dat het loope over de geheele opeischbare som en de interessen, mitsgaders over de kosten die vereffend zijn, en over eene som gelds voor de kosten die nog nietverelfend zijn, onder voorbehoud van nadere vereffening;
1» Dat de tijdsbepaling verschenen zij, indien dezelve ten behoeve van den schuldeischer bedongen is; (B. 1306 v. K. 131).)
5°. Dat de voorwaarde waaronder de schuld is aangegaan vervuld zij; (B. 1299 v.)
6». Dat het aanbod gedaan worde op de plaats alwaar de betaling, volgens de overeenkomst, zoude moeten geschieden, en indien er geene bijzondere overeenkomst deswege
21B
iv. titel, ran het te niet gaan der verhindtenissen. 21quot;
bestaat, het zjj aan den persoon van den schuldeischer, liet zü te zijner werkelyke of gekozene woonplaats-, (B. 1429, 1448.)
7o. Dat het aanbod gedaan worde door eenen notaris of door eenen deurwaarder, beide met twee getuigen. (R. 705. C. 1258.)
1442. Om eene. consignatie van waarde te doen zijn, wordt geene magtiging van den regter vereischt; hot is genoegzaam: (R. 795.)
1°. Dat dezelve zij voorafgegaan van eene aan den schuldeischer beteekende kennisgeving, houdende aanwijzing van den dag, bet uur en de plaats, waarop do aangebodene zaak in bewaring zal gesteld worden;
2°. Dat de schuldenaar zich van de aangebodene zaak ontdaan hebbe, door dezelve in bewaringtestellen ter plaatse door de wel tot het ontvangen van consignatiën aangewezen, met de interessen tot den dagder bewaarslelling toe;
3o. Dat er door den notaris, of door den deurwaarder, beide met twee getuigen, een proces-verbaal w orde opgemaakt, behelzende den aard der aangebodene muntspecien, de weigering van den schuldeischer om dezelve te ontvangen, of dat hij tot die ontvangst niet verschenen is, en eindelijk het doen van de consignatie zelve;
4°. Dat bijaldien de schuldeischer tot de ontvangst niet verschenen is; het proces-verbaal der consignatiehem betee-kend zy, met aanmaning om het in bewaring gebragte te ligten. (C. 1259.)
1443- De onkosten, gevallen op het aanbod vangereede betaling en op de consignatie, zijn voor rekening van den schuldeischer, indien dezelve wettigiyk zijn geschied. (B li3I. C. 1260.)
1444- Zoo lang het in bewaring gebragte niet door den schuldeischer is aangenomen, kan de schuldenaar hetzelve terug nemen; in dat geval, zijn deszelfs mede-schuldenaren en horgen niet bevrijd. (B. 1882 v. C. 1261.)
1445- Wanneer de schuldenaar zelf een vonnis verkregen heeft, hetwelk in kracht van gewijsde gegaan is, en waarbij zijn gedaan aanbod goed en van waarde verklaard is, kan by, zelfs met toestemming van den schuldeischer,het in bewarlnggehragte niet meer terug nemen ten nadeele zyner mede-schuldenaren en borgen. (B. 195i. C. 1262.)
1446- De mede-scbuldenaren en borgen zijn insgelijks bevrijd, indien de schuldeischer, na den dag van de beteekenlng der consignatie, een jaar heeft laten voorbijgaan, zonder derzelver .bestaanbaarheid te betwisten.
1447. De schuldeischer die zyne toestemming gegeven heeft dat de schuldenaar het in bewaring gebragte terug neme, nadat de consignatie by een regterlijk vonnis, dat kracht van gewijsde bekomen had, was verklaard van waarde te zyn, kan niet meer, om betaling van zyne schuld te hekomen, gebruik maken van de voorregten of hypotheken welke daaraan verknocht waren. (B. 1449, 1457, 1954. C. 1263.)
lil. doek. Van verbtndtenissen.
1448. In geval liet verschuldigde bestaat ineenezekcrezaak, welke geleverd moet worden op de plaats alwaar dezelve zlcli bevindt, moet de schuldenaar den schuldeischer geregtelyk doen aanmanen om dezelve naar zich te nemen bij eene akte, welke aan deszelfs persoon of woonplaats, of aan de woonplaats die tot de volbrenging der overeenkomst gekozen is, moet heteekend worden. Indien deze aanmaning gedaan is, en de schuldeischer de zaak niet lol zich neemt, kan de schuldenaar van den regler verlof bekomen om dezelve op eene andere piaats in bewaring te stellen. (B. 81, U29, 1313. C. 1264.)
DEliUE AFDEELIXO.
fan schuldvernieuwing.
im.mink, in iV. Janrb., V, biz. 2S3—2quot;i. Opmerk, en Meeled., V., blz. 214 -222; VIII, «2-97; IX, 133—137.
1449- Schuldvcrnieuw ing wordt op driederlei wijze te weeg gebragt;
1°. Wanneer een schuldenaar ten behoeve van zgnenschuldeischer eene nieuwe scbuldverbindtenis aangaat, welke in de plaats gesteld wordt van de oude, die daardoor vernietigd wordt;
2.i Wanneer een nieuwe schuldenaar wordt gesteld in de plaats van den vorigen, die door den schuldeischer van zijne verhindtenis ontslagen wordt;
3°. Wanneer, ten gevolge eener nieuwe overeenkomst, een nieuwe schuldeischer gesteld wordt in de plaats van den vorisen, te w iens opzigte de schuldenaar van züne verhindtenis ontslagen wordt. (B. 1437, 1827. C. 1271.)
1450 Schuldvernieuwing kan slechts plaats hebben tusschen personen die hekwaam zijn om verbindtenissen aan te gaan. (B. 1363. C. 1272.)
1451. Schuldvernieuwing wordt niet voorondersteld; de wil om dezelve daar te stellen, moet duidelijk uit de akte blüken. (C. 1273.)
1452- Schuldvernieuw ing, door het in de plaats stellen van oenen nieuw en schuldenaar, kan geschieden zonder medew erking van den eersten schuldenaar. (C 127i.)
1453- Delegatie of overzetting, waarby een schuldenaar aan zynen schuldeischer eenen anderen schuldenaar geeft, die zich ten behoeve van den schuldeischerverbindl,brengtgeeneschuld-vernieuwlng te weeg, indien de schuldeischer niet uitdrukkelijk verklaard heeft dal hy van meening was om zijnen schuldenaar, die de overzetting gedaan heeft, van deszelfs verhindtenis teont slaan. (B. 1431, 1436, 1467. C 1273.)
1454 De schuldeischer zynen schuldenaar, door wien de overzetting geschied Is, van zijne verpllgting ontslagen hebbende, beeft op denzelven geen verhaal, indien de in de plaats gestelde in staat van faillissement of van kenneiyk onvermogen is geraakt, ten ware zulks bij de overeenkomst uitdrukkeiyk mogt zyn voorbehouden, of de in de plaats gestelde schuldenaar reeds
218
iv. titel. Fan het te niet gaan der verbindtenissen. 219
op het oogenblik der overzetting oiieniyk bankbreukig mogtwe-zen, of in verval van zaken mogt zijn geraakt. (B. 1372. Sb. 1837, n°. 21. C. 127G.)
1455- De schuldenaar die zich, bij overzetting, aan eenen nieuwen schuldeischer verbonden beeft, en daardoor ten aanzien van zijnen vorigen schuldeischer ontslagen is, kan aan den nieuwen schuldeischer niet tegenwerpen de exceptien, welke hg tegen den eersten zoude hebben kunnen doen gelden, al ware het dat dezelve hem bü bet aangaan der nieuwe verbindtenis niet bekend zyn geweest, behoudens echter, in het laatste geval, des-zelfs verhaal op den oorspronkeiijken schuldeischer.
1456- Enkele aanwijzing, door den schuldenaar gedaan, van iemand die voor hem betalen moet, brengt geene schuldvernieuwing te weeg.
Hetzelfde geldt ook omtrent eene enkele aanwijzing, door den schuldeischer gedaan, van iemand die voor hem moet ontvangen (K. 1133. C. 1277.)
1457. De voorregten en hypotheken, aan de oude schuldvordering verbonden, gaan niet over tot die welke in derzelver plaats is gesteld, ten ware de scbuldeischer zich zulks uitdrukkelijk bebbe voorbehouden. (B. 1447, 1471. C. 1278.)
1458- Wanneer de schuldvernieuwing wordt te weeg gebragt door eenen nieuwen schuldenaar in de plaats van den vorigen te stellen, gaan de voorregten en hypotheken die oorspronkelijk aan de schuldvordering verbonden waren niet over op de goederen van den nieuwen schuldenaar. (C. 1279.)
1459- Wanneer de schuldvernieuwing plaats vindt tusschen den schuldeischer en een der hoofdelijke schuldenaren, kunnen de voorregten en hypotheken niet voorbehouden worden, dan alleenlijk op de goederen van dengenen die de nieuwe schuld-verbindtenis aangaat, (li. 1323. C. 1280.)
1460- Door do schuldvernieuwing, tusschen den schuldeischer en een der hoofdelijke schuldenaren gemaakt, worden de overige mede-schuldenaren van bunne verbindtenis ontslagen.
Schuldvernieuwing, ten aanzien van den hoofdschuldenaar te weeg gebragt, ontslaat de borgen.
Indien evenwel de schuldenaar, in het eerste geval, de toetreding der mede-schuldenaren, en, in het tweede, die der borgen gevorderd heeft, en de mede-schuldenaren of borgen weigeren om lot de nieuwe schikking toe te treden, blijft de oude schuld-verbindtenis voortduren. (B. 1323 v., 1479, 1882 v. C. 1281.)
vierde afdeeling.
Kan compensatie of vergelijking van schuld.
dickers, de compensalwne (Traj. 1810). — sciilesixger, de
schuldvergelijking ('s Hertogenb. 18G0); Opmerk, en Medcd.
X blz. 100—111.
1461- Twee personen wederkeerig elkanders schuldenaren zijnde, heeft tusschen dezelve vergelijking plaats, door welke de wederzijdsche schulden worden vernietigd, op de w ijze en in de gevallen hierna vermeld. (B. 1018, 1463 v. B. 1289.)
III. KOEK. Fan verbindlenissen.
1462. VergelUking heeft van regtswesre plaats, zelfs buiten weten der schuldenaren, en de heide schulden vernietigen elkander over en weder, op het oogenhlik dat zij te geiyk hestaan, ten heloope van der/.elver wederkeerig hedrag. (C. 1290.)
1463- Vergelijking heeft alleen plaats tusschen twee schulden die heide lot onderwerp hebben eene geldsom, of eene zekere hoeveelheid van zaken die door hel gebruik te niet gaan, van dezelfde soort, en die wederzijds voor eene dadeiyke vereffening en opeisching vatbaar zijn.
Leveringen van granen en levensmiddelen welke niet betwist worden, en waarvan de waarde hij prijscouranlen bepaald is, kunnen in vergelijking gebragt worden legen vereffende en op-eischhare geldsommen. (B. 130ö. C. 1291.)
1464. Bekomen uitstel van betaling verhindert geenevergelijking. (B. 1306. C. 1292 )
1465- De vergelijking heeft plaats uit welke oorzaak ook de wederzijdsche schulden voortspruiten, uitgezonderd:
l». Wanneer de teruggave gefcischt wordt van eene zaak, waarvan de eigenaar wederregteiyk ontzet is;
2°. Wanneer geëischt wordt de teruggave van Iets hetwelk in bewaring of ter bruikleen gegeven is; (B. 1quot;31 v., 1777 v.)
3°. Ten aanzien eener schuld, spruitende uit hoofde van le-vens-onderhoud hetwelk verklaard is niet in beslag te kunnen worden genomen. (C. 1293.)
1466 Een horg kan in vergelijking brengen hetgeen de schuld-eischer aan den hoofdschuldenaar verschuldigd is, maarde hoofdschuldenaar kan niet in vergelijking brengen hetgeen deschuld-eischer aan den borg verschuldigd is.
De hoofdelijke schuldenaar mag insgeiyks niet in vergeiyking brengen, belgeen door den schuldeischer aan zynen mede-schul-denaar verschuldigd is. (B. 1323, 188i. C. 1291.)
1467- Een schuldenaar die zuiver en eenvoudig heeft toegestemd in de overdragt van regten, door den schuldeischer aan eenen derde gedaan, kan zich niet meer tegen dengenen te wiens hehoeve die overdragt gedaan is hedienen van de vergelyking, welke by, vóór dezelve, aan zijnen schuldeischer had kunnen tegenwerpen.
De overdragt van regten, waarin de schuldenaar niet heeft toegestemd, maar die aan denzelven is beteekend geworden, verhindert slechts de vergelyking der schulden welke na de gedane heteekening zijn aangegaan. (B. 008, 1533, 1509 v. C. 129ü.)
1468. Indien de wederzydsche schulden nietlerzelfdeplaatse betaalbaar zyn, kunnen dezelve niet in vergelyking gebragt worden, dan met vergoeding van de kosten der overmaking. (B. 1429, 1441, 1448. C. 1296.)
1469 Indien er verscheiden voor vergelijking vatbare en van denzelfden persoon vorderbare schulden beslaan, moet men, ten aanzien der vergelyking, de regelen volgen welke by artikel 1433 zijn voorgeschreven. (C. 1297.)
220
iv. titel, fan het te niet gaan der verbimltenissen. 421
1470. Vergelijking heeft geene plaats ten nadeele der ver-kregene regten van eenen derde.
Aldus kan hij die, schuldenaar zijnde, schuldeischer geworden is, nadat op het door hem verschuldigde door eenen derde is beslag gelegd, zich niet, ten nadeele van den inheslagnemer, van de schuldvergelyking bedienen. (15. 1424. R. 135 v., quot;42 C. 1298.)
1471. Hü, die eene schuld hetaald heeft welke van regts-wege door vergelijking vernietigd was, kan zich, hij het imor-deren der inschuld welke hij niet in vergelijking gehragt heeft, niet meer, ten nadeele van derden, bedienen van de voorregten en hypotheken welke aan die inschuld verbonden waren, ten ware hij eene wettige reden van onkunde mogt gehad hebben omtrent het bestaan der inschuld met welke zijne schuld had moeten worden in vergelijking gebragt. (b. 1449. C. 1299.)
vijfde afdeel1ng.
Pan schuldvermenging.
1472- Wanneer de hoedanigheden van schuldeischer en schuldenaar zich in denzelfden persoon vereenigen, heeft van regtswege eene schuldvermenging plaats, waardoor de schuldvordering vernietigd wordt. (B. 753, 1704. C. 1300.)
1473. Schuldvermenging welke in den persoon van den hoofdschuldenaar plaats vindt, strekt ook ten voordeele van deszelfs borgen.
Die welke in den persoon van den borg plaats vindt, heeft geenszins de vernietiging der hoofdverbindtenis ten gevolge.
Die welke in den persoon van een der hoofdelijke schuldenaren plaats heeft, strekt niet verder tot voordeel zijner hoofdelijke mede-schuldenaren, dan voor het aandeel in de schuld waarvoor hij zelf schuldenaar was. (B. 1324, 1883. C. 1301.)
zesde afdeelixg.
Pan kwijlscheldimj van schuld.
1474. De kwijtschelding eener schuld wordt niet voorondersteld, maar moet bewezen worden. (B. 1800. C. 1313.)
1475. De vrijwillige teruggave van een oorspronkelijk onder-handsch schuldbewijs, door den schuldeischer aan den schuldenaar gedaan, bewijst de kwijtschelding der schuld, zelfs ten aanzien der hoofdelijke mede-schuldenaren. (B. 1310, 1902, 1911 v., 1953. C. 1282.)
1476. De kwijtschelding eener schuld, of liet ontslag liij overeenkomst, ten behoeve van éénen der hoofdelijke mede-schuldenaren gegeven, bevrijdt alle de overige, ten ware zich de schuid-eischer uitdrukkelijk zijne regten tegen de laatstgemelden mogt hebben voorbehouden.
In welk laatste geval, hij de schuld niet verder kan invorderen, dan na aftrek van het aandeel van dengenen aan wien luj de schuld heeft kwijtgescholden. (B. 1323. C. 1285.)
1477- De teruggave van eene in pand gegevene zaak is niet
ii. boek. Van verbindtenissen.
voldoende om de vrijstelling der schuld te doen vermoeden. (B. 11»B v. C. 1286.)
1478. De kwytschelding eener schuld, of het ontslagl)ü overeenkomst, aan den hoofdschuldenaar toegestaan, bevrijdt de borgen.
De kwijtschelding, aan den horg toegestaan, bevrijdt den hoofdschuldenaar niet.
De kwijtschelding, aan eenen der horgen toegestaan, ontslaat de overigen niet. (B. 1873, 1975. C. 1287.)
1470. Hetgeen de schuldeischer van eenen borg heeft ontvangen tot afdoening van deszeifs horgtogt, moet gerekend worden in mindering der schuld betaald te zijn, en moet verstrekken tot ontlasting van den hoofdschuldenaar en van de overige borgen. (B. 1432. C. 1288.)
zevende afdeeling.
Van het vergaan der verschuldigde zaak.
1480- In geval de zekere en bepaalde zaak, welke het onderwerp der overeenkomst uitmaakte, vergaat, buiten den handel der menschen geraakt, of verloren gaat, zoodanig dat men van derzelver bestaan te eenenmale onkundig is, vervalt de verbind-tenis, mits de zaak vergaan of verloren zij buiten de schuld van den schuldenaar, en voordat hij in de levering daarvan nalatig gebleven was.
Zelfs dan wanneer de schuldenaar in gebreke is om eenezaak te leveren, en hij voor geene onvoorziene toevallen heeft ingestaan, is de verhindtenis vernietigd, indien de zaak op gelijke wijze bij den schuldeischer zoude vergaan zijn, in geval dezelve aan hem ware geleverd geweest.
De schuldenaar is gehouden het onvoorziene toeval, waarop hij zich beroept, te bewijzen.
Op welke wijze ook eene gestolene zaak vergaan of verloren zy, ontslaat dit verlies dengenen die deze zaak ontvreemd heeft geenszins van de verpligting om de waarde te vergoeden. (B. 842, 104«, 1145, 1203, 1271, 1273, 1311, 1303, 1S08, 1546, 1782. K. 388. C. 1302.)
1481. Indien de verschuldigde zaak zonder toedoen van den schuldenaar vergaan, buiten den handel der menschen geraakt of verloren is, is de schuldenaar gehouden, in geval hy eenige regten of vorderingen tot schadevergoeding hetrekkeiyk deze zaak heeft, die aan zynen schuldeischer af te staan. (B. 1753. C. 1308.)
achste afdeeling.
Fan de nietigheid en van de vernietiging der verbindtenissen. emants, de restitutione in integrum jure Neerl. (L. B. 1843.)
1482. Alle verbindtenissen door minderjarige of onder curatele gestelde personen aangegaan zün van regtswege nietig, en moeten, op eene door hen of van hunnentwege daartoe gedane
iv. titel. Van het te niet (/aan der verhindlenissen. 223
■vordering, worden nieliK verklaard, op den enkelen grond der minderjarigheid of der curatele.
De verhindlenissen, aangegaan door getrouwde vrouwen en door minderjarigen die handligting hebben bekomen, zijn slechts van regtswege nietig, voor zoo verre die verhindlenissen hunne bevoegdheid te boven gaan. {B. 171, 337, 384 v., 13«6, 1489. C. 1304, 1303.)
1483- De bepaling van het vorige artikel is niet toepasselijk op verhindtenissen, voortvloeijende uit een begaan misdrüf, of uit eene daad welke aan een ander schade heeft veroorzaakt.
Ook kan de minderjarigheid niet worden ingeroepen tegen verhindtenissen door minderjarigen, bij huwelüksche voorwaarden, met inachtneming vau artikel 20B, aangegaan. (B. 1401 v. C. 130», 1310.)
1484- Indien de formaliteiten ten voordeele der minderjarigen en onder curatele gestelden, lot de bestaanbaarheid van zekere akten voorgeschreven, zijn vervuld, of de vader, de voogd of de curator, handelingen heeft verrigt die de grenzen van zijne bevoegdheid niet te buiten gaan, worden de minderjarigen en onder curatele gestelden, met opzigt tot die handelingen, beschouwd als of zy dezelve na hunne meerderjarigheid, of huiten curatele, hadden verrigt, onverminderd hun verhaal op den vader, den voogd, of den curator, zoo daartoe gronden zgn. (B.38Ö, 431, 43», 401, i63, 484, 300. C. 1314.)
1485. Verhindtenissen door geweld, dwaling of bedrog aangegaan, leveren eene regtsvordering op tot derzelver vernietiging. (B. 1337 v., 1488 v. C. 1117.)
1486- Uit hoofde van benadeeling kunnen meerderjarigen en ook minderjarigen, wanneer zij als meerderjarig worden aangemerkt, alleen de vernietiging der verhindtenissen vorderen, in de bijzondere gevallen bij de wet voorzien. (B. 483,1138 3quot;, 1139 V., 1893. C. 1118, 1313.)
1487- De nietigverklaring van verhindtenissen,op grond der onbekwaamheid van de personen, bij artikel 1300 vermeld,heeft ten gevolge dat de zaak en de partijen worden hersteld in den staat waarin zij zich vóór het aangaan der verbindtenis bevonden, met dien verstande dat al hetgeen aan de onbevoegden, ten gevolge der verbindtenis, is uitgekeerd of betaald, slechts kan worden terug gevorderd, voor zoo verre hetzelve nog onder den onbevoegde berust, of voor zoo verre mogt blijken dat deze door het uitgekeerde of betaalde werkelijk is gebaat, of dat het geno-tene te zijnen nutte is aangewend of gestrekt heeft. (B. 171, 1423, 1482, 1739. C. 1312.)
1488. De nietigverklaring, op grond van geweld, dwaling of bedrog, heeft insgelijks ten gevolge dat de zaak en de partijen worden hersteld in den staat waarin zy zich vóór het aangaan der verbindtenis bevonden. (C. 1117.)
1489. In de gevallen, bü de artikelen 1482 en 1483 voorzien is degene tegen wien de regtsvordering tol nietigverklaring is toegewezen daarenboven lol vergoeding van kosten, schaden en jnleressen verbonden, indien daartoe gronden zgn. (B. 1279 v.)
111. boek. Van verbindlemssen.
1490- In alle gevallen waarin eene regtsvordering lot nietigverklaring eener verbindtenis (daaronder begrepen die waarvan liij artikel 1311 wordt gehandeld) niet bij eene bijzondere wetsbepaling tot eenen korteren tijd is beperkt, duurt dezelve vgf jaren.
Die tyd begint te ioopen;
In geval vanminderjarigbeid,vandendagdermeerderjarigbeid;
In geval van curatele, van den dag van derzelver opbelling ;
In geval van geweld, van den dag waarop hetzelve beeft opgehouden ;
In geval van dwaling of bedrog, van den dag der ontdekking
In geval van handelingen eener getrouwde vrouw, zonder magtiging van den man aangegaan, van den dag der ontbinding des huwelijks;
De hier-boven vermelde tijd voor het aanleggen der regtsvor-derlng is niet toepasselijk op de nietigheid, bij wege van verdediging of exceptie voorgedragen, welke men steeds zal kunnen doen gelden. (B. 103, 170, 171, 1727. C. 1304.)
1491- Hij die vermeent de nietigverklaring eener verbindtenis op onderscheidene gronden te kunnen vorderen, is verpligt alle die gronden te gelijk aan te voeren, op straffe van verstek der zoodanige die later mogten zijn aangevoerd, ten ware de laatstgemelde door het toedoen der wederparty niet vroeger hadden kunnen bekend worden. (R. 37, 100.)
1492. De regtsvordering tot nietigverklaring vervalt, indien de minderjarige, de onder curatele gestelde, de gelrouwdevrouw die zonder bijstand van huren man heeft gehandeld, of by die zich op geweld, dwaling of bedrog kan beroepen, de verbindtenis uitdrukkelijk of stilzwygend heeft bekrachtigd, na den dag van de meerderjarigheid, de opbelling der curatele, de ontbinding des huweiyks, het ophouden van het geweld, of de ontdekking van de dwaling of des bedrogs. (B. 172, 1303,1929. C. 1311.)
VIJFDE TITEL.
Van koop en verhoop.
Opmerk, en Med. II, blz. 223—2S1, III, blz. 220—204, 309—310
V, 72- 82, VII, blz. 141—135.— tiLüïMAUTS, de venditione
rei alienae jure hodierno (L. B. 1841). — van hamel, de nietigheid van den verkoop van eens anders goed (Leid. 180j.)
eerste afdeel1ng.
Jlgemeene bepalingen.
1493. Ivoop en verkoop is eene overeenkomst, waarby de eene zich verbindt om eene zaak te leveren, en de andere om daarvoor den bedongen prys te betalen. (B. 1271 v. K. 309. C. 1582.)
1494. zy wordt gehouden tussehen de partyen voltrokken te zyn, zoodra deze bet eens zyn geworden over de zaak en den prys, hoew el ook de zaak nog niet mogt geleverd, noch de prijs betaald zyn. (B. 1370. C. 1583.)
224
v. titel. Van koop en verkoop.
1495. De eigendom van het verkochte goed gaat niet eer tot den kooper over, dan nadat de levering daarvan geschied is, overeenkomstig artikel #67, ««8 en 671. (B. 1311.)
1496. Indien de verkochte zaak in een zeker en hepaald voorwerp bestaat, is dezelve, van het oogenhlik van den koop af, voor rekening van den kooper, hoewel de levering nog niet hehhe plaats gehad, en heeft de verkooper het regt om den prijs te vorderen. (B. 1273, 1480, 1317. C. 1138,1624.)
1497 In geval goederen niet LU den hoop, maar hü het ge-wigt, het getal of dc maat, verkocht zyn, blijven dezelve voor rekening van den verkooper, tot dat dezelve gewogen, geteld of gemeten zgn. (C. 1383.)
1498- Indien, daarentegen, dc goederen by den hoop verkocht zyn, z(jn dezelve voor rekening van den kooper, alhoewel dezelve nog niet gewogen, geteld of gemeten mogten zgn. (C. 1386.)
1499- Koop en verkoop op de proef aangegaan, of van goederen die men gewoon is vooraf te proeven, wordt altyd voorondersteld onder eene opschortende voorwaarde te hebben plaat? gehad. (B. 129» v. C. 1387, 1388.)
1500. Indien de koop met het geven van eene handgift of eenen godspenning is gesloten, kan geene der pariyen vau dien koop afzien, het zy door het laten behouden, het zij door het terug geven, van de handgift of den godspenning. (C 1390 )
1501. De koopprys moet door de partyen bepaald worden.
Dezelve kan echter aan de begroeting van eenen derde worden overgelaten.
Indien die derde de begrooting niet wil of niet kan doen,heeri er geen koop plaats. (C. 1391, 1392.)
1502. De kosten der akten van koop en verkoop, en andere bykomende onkosten, komen ten laste van den kooper, indien het tegendeel niet bedongen is. (C. 1393.)
1503. Tusschen echtgenooten kan geen koop of verkoop plaats heliben dan in de drie volgende gevallen:
1». Wanneer een der echtgenooten aan den anderen vanwien hij gereglelijk gescheiden is goederen overdraagt, tot voldoening van hetgeen aan denzelven naar regten toekomt;
2o. Wanneer de overdragt die de man doel aan zijne vrouw, zelfs van welke hy niet gescheiden is, eenige wettige oorzaak heeft, als daar is tot wederheiegging van hare vervreemde goederen, of van penningen die haar toebehooren, indien nameiyk die goederen of die penningen van de gemeenschap zyn uitgesloten;
3». In geval de vrouw aan haren man goederen overdraagt tot betaling eener som, welke zg hem als huweiyksgoed heeft beloofd, voor zoo ver die goederen van de gemeenschap zyn uitgesloten.
Behoudens echter, in dezo drie gevallen, de regten der erfgenamen van de handelende partyen, wanneer eene van laatstge-melde alzoo eenig zydelingsch voordeel mogt hebben bekomen. (B. 199 v., 210 v., 238, 241 v., 948 v. C. 1393.)
1504. Regters, leden van het openbaar ministerie, griltlers,
in. 13
325
ui. boek. ran verbindlenissen.
advocaten, procureurs, deurwaarders en notarissen mogen door overdragt geene eigenaars worden van reglen en regtsvorderin-gen, waarover gedingen aanbangig zijn voor de regtbank, onder welker rcgtsgebied zij bunne bedieningen uitoefenen, op straffe van nietigheid, en vergoeding van kosten, scbaden en interessen. (B. 1279 V., «90. C. 1S97.)
1505- Openbare ambtenaren mogen op dezelfde straf, door hen zeiven of door tusschenkomende personen, geene zaken koo-pen die door hen of te hunnen overslaan verkocht worden. (B. 938 v., 1490. C. 1396.)
1506. Insgelijks mogen, op dezelfde straffen, door henzelven of door tusschenkomende personen, bij onderhandschen verkoop geene koopers worden:
Lasthebbers van zaken met welker verkoop zü belast waren;
Bewindvoerders van zaken, aan het ruk, de gewesten, de gemeenten, of aan andere openbare instellingen, toebehoorende, welke aan hunne zorg en beheer zUn toevertrouwd.
Hef blüft echter aan den Koning voorbehouden om aan openbare bewindvoerders vrijstelling van dit verbod te verleenen.
De voogden kunnen de onroerende goederen, aan hunne pupillen toebehoorende, koopen, op de wijze bü artikel 537 bepaald. (B. 1837. C. 1396.)
1507- Koop en verkoop van eens anders goed is nietig, en kan tegen den verkooper grond opleveren tot vergoeding van kosten, schaden en interessen, indien de kooper niet geweten heeft dat de zaak aan een ander toebehoorde. (B. 637, 1013, 1335, 1339, 1734, 1883. C. 1399.)
1508. Indien, op het oogenblik der verknoping, het verkochte goed geheellijk mogt vergaan zijn, is de koop nietig.
Bijaldien slechts een gedeelte daarvan vergaan is, staat het aan den kooper vry om of den koop te laten varen, of het behouden gebleven gedeelte te vorderen, enden koopprijs daarvoor bü vergelijkende waardering te doen bepalen. (B. 1311, 1480. C. 1601.)
tweede afdeel1ng.
Van de verpliqtinncn der verkoopers.
van sasse van usselt, over de verpligting des verkoopers tol
vrywarincj wegens verborgen gebreken (Leid. 1862).
1509. De verkooper is gehouden om duidelijk uit te drukken waartoe hg zich verbindt; alle duistere en dubbelzinnige bedingen worden te zynen nadeele u'tgelegd. (B. 1379 v. C. 1602.)
1510. Hij heeft twee hoofdverpligtingen, namelijk, om de verkochte zaak te leveren, en dezelve te vrijwaren. (B. 1271, 1537. C. 1603.)
1511 De levering is eene overdragt van het verkochte goed in de magt en het bezit van den kooper. (B. 667 v. C. 1604.)
1512. De kosten der levering zijn ten laste van den verkooper, en die der weghaling ten laste van den kooper, zoo niet het tegendeel bedongen is. (B. 1431. C. 1608.)
226
v. titel. Van koop en verkoop. iil
1513. De levering moet geschieden ter plaatse waar liet verkochte goed zich op het tydstip der verkooping bevond, indien daaromtrent geene andere overeenkomst getroilen is. (B. 1274, li29, 1448. C. 1009.)
1514. De verkooper is niet verpügt het goed te leveren, indien de kooper den koopprijs niet betaalt, en de verkooper hem geen uitstel van I«'taling heeft toegestaan. (C. 1612.)
1515. Insgelijks is hij niet tot de levering gehouden, al ware het ook dat hy een uitstel van betaling had toegestaan, indien de kooper, na den koop, in staat van faillissement of van kenne-lp onvermogen is geraakt, ten ware hij een borg stelde om op den bepaalden tgd te betalen. (B. 1307. R. 882 v. K. 230 v., 764 v. C. 1613.)
1516 Indien de levering door de nalatigheid des verkoopers achterwege blijft, kan de kooper vernietiging van den koop vorderen, overeenkomstig de bepalingen van .artikel 1302 en 1303. (B, 1272. C. 1.610.)
1517- Het goed moet geleverd worden in den staat waarin hetzelve zich op het oogenblik van den verkoop bevindt.
Van dien dag af aan, hehooren alle vruchten aan den kooper. (B. 626, 1010, 1273. C. 1614.)
1518. De verpligting om eene zaak te leveren bevat al wat daartoe behoort en tol derzelver bestendig gebruik bestemd is, mitsgaders de bewijzen van eigendom, indien die aanwezig zyn. (B. 643, 667 v., 1271 v., 1569. C. 161S.)
1519- De verkooper is verpligt het verkochte te leveren in deszelfs geheelen omvang, zoo als het in de overeenkomst uitgedrukt wordt, onder de navolgende wyzlgingen. (C. 1616.)
1520. Indien de verkoop van een onroerend goed geschied is met vermelding van deszelfs uitgestrektheid of inhoud, tegen bepaling van eenen zekeren prijs voor de maat, is de verkooper gehouden om de hoeveelheid, by de overeenkomst uitgedrukt, te leveren; en indien hem dit onmogeiyk is, of de kooper zulks niet vordert, is de verkooper verpligt zich met eene evenredige vermindering van prys te vergenoegen. (B. 152S, 1624. C. 1617.)
1521. Indien, daarentegen, in het geval by het vorige artikel vermeld, het onroerend goed eenen grooieren omvang bevat, dan in de overeenkomst uitgedrukt is, heeft de kooper de keus om of den prys in evenredigheid te verhoogen, of van den koop af te zien, indien nameiyk het meerdere een twintigste gedeelte beloopt boven den omvang, bij de overeenkomst uitgedrukt. (B. 1525. C. 1618.)
1522. In alle andere gevallen, het zy een zeker bepaald voorwerp verkocht zy, het zy de verkoop afgescheidene en afzonder-Igke erven tot onderwerp hebbe, het zy dezelve beginne met de opgave der maat, of met de aanduiding van.het verkochte goed, gevolgd van de opgave der maat, levert de vermelding dezer maat ten behoeve van den verkooper geen grond op tot eenige vermeerdering van prys voor het meerdere der maat, noch ten behoeve van den kooper tot eenige vermindering van prys voor het mindere der maat, dan voor zoo verre het onderscheid tus-
III. BOEK. Fan verbindtenissen.
schen de werkelijke niiiat, en die welke in de overeenkomst is uitgedrukt, een twintigste meer of minder bedraagt, berekend naar de waarde van liet geheel der verkochte voorwerpen, ten zij het tegendeel mogt bedongen zyn. (C. 1619.)
1523- Indien er, volgens het voorgaande artikel, grond bestaat tot verhooging van den koopprijs voor het meerdere der maat, heeft de kooper de keus om of van den koop af te zien, of den verhoogden koopprijs te betalen, en zulks met de interessen, ingeval hij het onroerend goed gehouden heeft. (C. 1620.)
1524- In alle gevallen waarin de kooper het regt heeft om van den koop af te zien, is de verkooper gehouden hem, behalve den koopprijs, indien hij denzeiven ontvangen heeft, de kosten, op den koop en de levering gevallen, terug te geven, voor zoo verre hij die volgens overeenkomst mogt hebben betaald. (B. 1303, 1316. C. 1621.)
1525. De regtsvordering tot aanvulling van den koopprijs, van de zijde des verkoopers, en die tot vermindering van den prijs, of tot vernietiging van den koop, van den kant des koo-pers, moeten aangelegd worden binnen den tijd van een jaar, te rekenen van den dag waarop de levering is geschied; zullende, bü gebreke van dien, deze regtsvorderingen vervallen zijn. {B. 1Ö20. C. 1622.)
1526 Indien twee erven bij dezelfde overeenkomst en gezamenlijk voor éénen prijs verkocht zijn, met opgave van de hoegrootheid van ieder, en er bevonden wordt dat het eene meer en het andere minder omvang heeft, wordt dit verschil tot het vereischte beloop bij wege van vergelijking vereifend, en heeft de vordering, het zij tot aanvulling, het zij lot vermindering van den koopprijs, niet verder plaats, dan overeenkomstig de hierboven vastgestelde regelen. (C. 1G23.)
1527. De vrijwaring, waartoe de verkooper jegens den kooper gehouden is, heeft twee strekkingen, namelijk, voor eerst, het rustig en vreedzaam bezit van de verkochte zaak; ten tweede, de verborgene gebreken dier zaak, of dezoodanige die aanleiding geven tot vernietiging van den koop. (B. 1129, 1252, 1328 v., 1340 V., 2027. C. 1623.)
1528. Hoezeer bij den verkoop geen beding omtrent de vrijwaring gemaakt zü, is de verkooper van régtswege verpligt den kooper te waarborgen voor de uitwinning, welke deze op het geheel verkochte goed, of op een gedeelte daarvan, komt te lijden, of wegens de lasten welke men beweert op dat goed te hebben, en die bij het aangaan van den koop niet opgegeven zijn. (B. 1129, 1232, 1332 v., 1336 v., 1380. C. 1626.)
1529- Partijen kunnen, by bijzondere overeenkomsten, deze door de wet opgelegde verpligling uitbreiden of inkorten; zg kunnen zelfs overeenkomen dal de verkooper tot geene vrijwaring hoegenaamd zal gehouden zyn. (B. 1283, 1374, 1342. C. 1627.)
1530- Alhoewel bedongen moge zijn dat de verkooper tot geene vrijwaring zal gehouden zyn, blijft hij nogtansaansprake-lijk voor dezoodanige, welke uit eene daad, door hem zeiven
228
v. titel. Van koop en verkoop.
■verrigt, voortspruit; alle hiermede strijdende overeenkomsten zjjn nietig. (A. 14. B. 1570. C. 1628.)
1531. De verkooper is, bij hetzelfde heding, in gevut van uitwinning, gehouden den koopprijs terug te geven, ten ware de kooper, ten tyde van den koop, het gevaar van uitwinningen mogt gekend hebben, of de zaak op eigen bate en schade mogt hebben gekocht. (B. 1341. C. 1829.)
1532. Indien vrijwaring beloofd, of dienaangaande niets is bedongen geworden, beeft de kooper, in geval van uitwinning. Let regt om van den verkooper te vorderen:
1quot;. De teruggave van den koopprijs;
2°. De teruggave der vruchten, in geval hij verpligt is die aan den uitwinnenden eigenaar uit te keeren;
3°. De kosten op den eisch van den kooper tot vrijwaring gevallen, alsmede de kosten door den oorspronkelijken eischer gemaakt;
4°. De vergoeding van kosten, schaden en interessen, mitsgaders de geregtelijke kosten op den koop en de levering gevallen, voor zoo verre de kooper die mogt hebben betaald. (B. 1252, 1279, 1324 V., 1343. R. 70. C. l«3n.)
1533. Indien op hel oogenblik der uitwinning het verkochte goed bevonden wordt in waarde verminderd, of aanmerkelijk vervallen te zijn, het zij door de nalatigheid van den kooper,het zij door overmagt, is de verkooper niettemin gehouden den geileden koopprijs terug te geven.
Doch indien de kooper voordeel heeft genoten van de door hem toegebragte schaden, heefl de verkooper de bevoegdheid om eene mei dat voordeel gelijk staande som van den koopprijs af te trekken. (B. 1231. C. 1631, 1632.)
1534 Indien het verkochte goed bevonden wordt, op bet tijdstip der uitwinning, in waarde te zijn vermeerderd, zelfs zonder toedoen van den kooper, is de verkooper verpligt aan dezen te betalen hetgeen tiet verkochte goed boven den koopprijs waardig is. (B. 1231. C. 1633.)
1535- De verkooper is verpligt aan den kooper terug te geven, of door dengenen die de uitwinning gedaan heeft te doen terug geven, al hetgene hü wegens reparatiën en nuttige verbeteringen aan het goed heeft uitgeschoten.
Indien de verkooper te kwader trouw eens anders goed verkocht heeft, is li ij gehouden aan den kooper alle gemaakte onkosten terug te geven, zelfs dezoodanige welke alleen totsieraad of vermaak aan bet goed besteed zijn. (B. 1231, 1307, 13ii. C. 1634, 1633.)
1536- Indien slechts een gedeelte van het goed uitgewonnen is, en dat gedeelte, met betrekking lot hel geheel, zoo aanmerkelijk is, dat de kooper zonder het uitgewonnen gedeelte den koop niet zoude hebben aangegaan, kan hy den koop doen vernietigen, mits hij de regtsvordering daartoe aanlegge binnen een Jaar na den dag waarop het vonnis va# uilwinning in kracht van gewijsde is gegaan. (C. 1636.)
1537. Wanneer, in geval van uitwinning van een gedeelte
229
III. BOEK. Van verbmdtenissen.
van het verkochte goed, de koop niet vernietigd is, moet de koo-per voor het uitgewonnen gedeelte worden schadeloos gesteld, volgens de geschatte waarde welke het goed ten tüde der uitwinning gehad heeft, doch niet naar evenredigheid van den ge-heelen koopprijs, het zij het verkochte goed in waarde moge zijn vermeerderd of verminderd. (B. 1520. C. 1837.)
1538. Indien het verkochte goed bevonden wordt bezwaard te zyn met erfdienstbaarheden, zonder dat die aan den koopor zijn bekend gemaakt, of dat deze daarvan kennis kon dragen, en die erfdienstbaarheden van zoo groot belang zp, dat men reden heeft om te vermoeden dat de kooper den koop niet zoude hebben gesloten, indien hij daarvan ware onderrigt geweest, kan hij de vernietiging van den koop vorderen, ten ware hü liever verkoos zich met eene schadeloosstelling te vergenoegen. (B. 1302, 1541 v. C. 1038.)
1539. De vrijwaring ter zake van uitwinning houdt op, indien de kooper zich by een vonnis, hetwelk in kracht van gewijsde is gegaan, beeft laten veroordeolen, zonder den verkooper te roepen, en deze bewijst dat er genoegzame gronden aanwezig waren om den eisch Ie doen ontzeggen. (C. 1640.)
1540. De verkooper is gehouden tot vrijwaring wegens verborgene gebreken van het verkochte goed, die hetzelve ongeschikt maken tot het gebruik waartoe het bestemd is, of die dat gebruik in dier voege verminderen, dat, bijaldien de kooper de gebreken gekend had, hy het goed, of in het geheel niet, of niet dan voor eenen minderen prijs, zoude gekocht hebben. (B. 15i7, 1790. C. 1641.)
1541- De verkooper is niet gehouden in te staan voor zigt-bare gebreken, welke de kooper zelf had kunnen ontdekken. (C. 1652.)
1542. Hü moet voor de verborgene gebreken instaan, al ware hij daarvan ook zelf onkundig geweest, ten zü hij, in dat geval, bedongen had dat hij lot geene vrijwaring hoegenaamd zoude gehouden zijn. (B. 152!) v. C. 16i3.)
1543- tn de gevallen bü artikel 1510 en 1542 vermeld, heeft de kooper de keus om het goed terug te geven en den koopprijs terug te vorderen, of het goed te behouden, en zich zoodanig gedeelte van den koopprijs te doen terug geven, als de regter, na deskundigen hierop te hebben gehoord, zal bepalen. (C. 1644)
1544. Indien de verkooper de gebreken van het goed gekend heeft, is hü, behalve tot teruggave van den daarvoor ontvangen koopprijs, nog jegens den kooper lot vergoeding van alle kosten, schaden en interessen gehouden. (B. 127!), 1532, 1535. C. 16S5.)
1545. Indien de verkooper de gebreken van het goed niet gekend heeft, is hij slechts gehouden tot de teruggave van den koopprüs, alsmede om aan den kooper de kosten op den koop en de levering gevallen, te vergoeden, voor zoo verre bij die mogt hebben betaald. (B. 1532. C. 1646.)
1546- Indien de verkochte zaak die verborgen gebreken had, len gevolge van dezelve, vergaan is, valt het verlies voor rekening van den verkooper, die jegens den kooper gehouden zal
230
v. titel, ran koop en verkoop.
zijn lot teruggave van den koopprüs, en tot de overige schadevergoedingen, waarvan in de twee voorgaande artikelen is melding gemaakt.
Doch het verlies, door toeval veroorzaakt, is voor rekening van den kooper. (B. 1480 v., 1532. C. I«i7.)
1547- Be regtsvordering, voortspruitende uit gebreken die de vernietiging van den koop ten gevolge hebben, moetdoorden kooper aangelegd worden binnen eenen korten tijd,overeenkomstig den aard dier gebreken, en met inachtnemingdergebruiken van de plaats alwaar de koop gesloten is. (C. Ilgt;i8.)
1548- Deze regtsvordering heeft geene plaats bij verkoopin-gen die op regterlijk gezag geschieden. (R. 489. C. l(!i!gt;.)
derde afdeei.ixg.
fan de verplujlingen van den kooper.
paets, over art. 1354 B. W. (Leid. IHOO.) — Oynnerk. en Meiled..
V, blz 200—203.
1549. De hoordverpligting van den kooper bestaat in hel betalen van den koopprys, ten tijde en ter plaatse bij de overeenkomst bepaald. (K. 1185, 1221, 1418 v., li'.IU, 1314, 1332. K. «9. C. 1030.)
1550- Indien er bij het aangaan van den koop niets daaromtrent bepaald is, moet de kooper betalen ter plaatse alwaar, en op den tijd waarop de leveringgeschiedenmoet. (B. 1429. C. IBSl.)
1551 De kooper is, zelfs zonder uitdrukkelijk beding, tot het betalen van interessen van den koopprijs verpligt, indien de verkochte en geleverde zaak vruchten of andere inkomsten oplevert. (C. 1032.)
1552. Indien de kooper door eene hypothekaire regtsvordering, of door eene regtsvordering tot reclame, in zün bezit gestoord is, of gegronde reden heeft om te vreezen dat hij daarin zal gestoord worden, kan hü de betaling van den koopprijs opschorten, tot dat de verkooper de stoornis heeft doen ophouden, ten ware deze liever verkoos zekerheid te stellen, of er bedongen mogt zgn, dat de kooper, niettegenstaande alle stoornis, tot de betaling verpligt is. (K. 1314. 1328 v., 13quot;9. C. 1033.)
1553 Indien de kooper den koopprijs niet betaalt, kan de verkooper de vernietiging van den koop vorderen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 1302 en 1303. (K. 230 v. C 1034 v.)
1554. Niettemin zal, in geval van verkoop van waren en meubelen, de vernietiging van den koop, ten behoeve van den verkooper, van regtswege en zonder aanmaning plaats hebben, na het verloopen van den tijd, tot afhaling van hel verkochte bepaald. (C. 1037.)
vierde afdeelixg.
Van het reqt van wederinkoop.
mulder, de clausula adjecta emtioni venditioni, quae dicitur
pactum de retrovendendo (L. B. 1848.)
1555. Het vermogen om bel verkochte weder in te koopen
231
in. boek. Fan verbindtenissen.
spruit voort uit een beding, waarbij de verkooper zich het regt voorbehoudt om het verkochte terug te nemen, tegen teruggave van den oorspronkeiyken koopprijs, en de vergoeding waarvan in artikel löBS gesproken wordt. (B. 1215, lö«0. C. ICbO.)
1556- Het regt van wederinkoop mag voor geenen iangeren tijd dan voor vijf jaren worden bedongen.
Indien hetzelve voor een langer tydvak bedongen is, wordtdie tijd tot de gemelde vijf jaren ingekort. (C. KUifl.)
1557. Het bepaalde tijdvak moet naar scherpheid van regten worden opgevat, hetzelve mag door den regter niet verlengd worden, en wanneer de verkooper verzuimt om zijne regtsvor-dering tot wederinkoop binnen den voorschreven termijn tedoen gelden, blijft de kooper onherroepelijk eigenaar van het gekochte. (B. 137S. C. 1661, 1662.)
1558- Dit tijd loopt ten nadeele van een ieder, zelfs van minderjarigen, behoudens hun verhaal op die bet aangaat, indien daartoe gronden bestaan. (B. 443. C. 1663.)
1559. De verkooper van een onroerend goed, die zich het vermogen om het verkochte weder in te koopen heeft voorbehouden, kan tegen eenen tweeden kooper zijn regt doen gelden, al ware ook bü de tweede overeenkomst van dat beding geene melding gemaakt. (B. 1S07, 1613. C. 166i.)
1560- HU die gekocht heeft onder beding van wederinkoop treedt in alle de reglen van zijnen verkooper; hij kan zich van de verjaring bedienen, zoo wel tegen den waren eigenaar, als tegen dengenen die eenige hyputbekaire of andere regten op de verkochte zaak mogten vermeenen te hebben. (B. 1613, 168!l. C. 1665.)
1561- Hij kan tegen de scbuldelscbers van den verkooper het voorregt van uitwinning doen gelden. (B. 1244, 1870. C. 1666.)
1562 Indien hü die onder beding van wederinkoop eenonver-deeld aandeel in een onroerend goed gekocht heeft, na eene tegen hem gerigte regtsvordering tot scheiding en deeling, kooper van het geheel is geworden, kan by den verkooper verpliglcn het geheel over te nemen, in geval deze van het gemelde beding w il gebruik maken. (C. 1667.)
1563 Indien verscheidene personen eenig goed, tusschen hen gemeen, gezamenlijk en by eene en dezelfde overeenkomst verkocht hebben, kan ieder hunner bet regt van wederinkoopslechts doen gelden voor zoo verre zyn aandeel bedroeg. (B. 1332, 1363. C. 1668.)
1564 Hetzelfde beeft ook plaats wanneer iemand die alleen eenig goed heeft verkocht verscheidene erfgenamen nalaat.
Ieder van deze mede-erfgenamen kan slechts van het vermogen van wederinkoop gebruik maken, voor zoo veel zyn aandeel in de nalatenschap bedraagt. (B. 1128, 1333, 1363. C. 1669.)
1565. Doch, in de gevallen der twee voorgaande artikelen, kan de kooper vorderen dat alle de mede-verkoopers, of mede-erfgenamen, worden opgeroepen, ten einde zich onderling nopens den w ederinkoop van het geheele goed te verstaan; en in-
232
v. titel. Fan koop en verkoop.
dien zU het niet eens worden zal de eisch lot wederinkoop worden ontzegd. (C. 1(170.)
1566. Indien de verkoop eener zaak, aan verscheidene personen toeliehoorende, niet door alle gezamenlijk en voor hot geheel geschied is maar ieder van dezelve afzonderlijk dal gedeelte verkocht heefl,hetwelk hem daarin toebehoorde,kan ieder liun-ner het regt van wederinkoop afzonderlük, ten aanzien van hel deel dat hem daarin toekwam, uitoefenen, en de kooper kan dengenen die op deze wijze van zijn regt gebruik maakt niet dwingen om het geheel over te nemen. (C. 1671.)
1567. Indien de kooper verscheidene erfgenamen heeft nagelaten, kan van het regt van wederinkoop legen ieder van dezelve niet verder worden gebruik gemaakt, dan voor zoo veel zijn aandeel betreft,zoo wel in het geval dal de hoedel nog niet gescheiden is, als in hel geval dat hel verkochte goed onder de erfgenamen is verdeeld.
Maar indien de boedel gescheiden is, en het verkochte goed aan eender erfgenamen is le heurl gevallen, kan de regstvorde-ring lot wederinkoop voor hel geheel legen dezen worden aangelegd. (B. 1332 v. C. 11)72.)
1568. De verkooper die van hel beding van wederinkoop gebruik maakt is niet alleen verpligl den geheelen oorspronkelü-ken koopprijs terug te geven, maar ook le vergoeden alle regt-malige kosten op en ter zake van den koop en de levering gevallen, mitsgaders de noodzakelijke kosten van reparation, en die waardoor hel verkochte goed in waarde vermeerderd is, ten beloope van deze vermeerdering.
Hij kan niet in hel bezit van hel weder-ingekochle treden, dan na aan alle deze verpliglingen te hebben voldaan.
Wanneer de verkooper. ten gevolge van hel bedingvan wederinkoop, zijn goed terug bekomt,moel hetzelve vrij van alle lasten en hypotheken, door den kooper daarop gelegd, lot hem overgaan; hU is echter verpligl de huurovereenkomsten,welkedekooperte goeder trouw mogt hebben aangegaan,gestand ledoen. (C. 1073.)
VIJFDE AFDEELIXG.
Bijzomlere bepalingen betrekkelijk den koop en verknop van inschuhlen en andere onhgchamelyke regten. de ras. Koop en verkoop van inschulden en andere onligchame-
lijke renten. (Maaslr. 1850.)
1569 Re verkoop van eene Inschuld bevat al wat daartoe behoort, als borgtoglen, voorreglen en hypotheken. (B. 138, «88, 1010, 1108, 1318, K. 139. C. 1692.)
1570. Hij die eene inschuld of een ander onligchamelijkregl verkoopt moet inslaan voor het aanwezen daarvan ten tyde van de levering, hoewel ook de verkoop zonder belofte van vrijwaring geschied zy. (B. 1S27 v. C. 1603.)
1571 Hü is voor de genoegzame gegoedheid van den schuldenaar niel verantwoordelijk, ten zij hij zich daarloe verbonden hebbe, en slechts ten beloope van den koopprijs, welken hij voor de inschuld ontvangen heefl. (C. 1691.)
233
ui. hoek. Van verbinillenissen.
1572- Indien hü beloofd heeft te zullen instaan voor genoegzame gegoedheid van den schuldenaar, moet deze helofte verstaan worden van deszelfs tegenwoordige gegoedheid, en strekt zich niet uit tot het toekomstige, ten ware het tegendeel uitdrukkelijk bedongen zy. (C. 1U95.)
1573. Die eene erfenis verkoopt, zonder dat hij, sluk voor stuk, opgeeft waarin dezelve bestaat, is niet verder gehouden, dan lot vrijwaring van zijne hoedanigheid van erfgenaam. (B. 1094, 112», C. 1096.)
1574- Indien hij reeds de vruchten van eenig stuk goed genoten, of het beloop van eenige inschuld, tot die erfenis behuo-rende, ontvangen, of eenige goederen uit die nalatenschap verkocht mogt hebben, is hij verpligt dezelve aan den kooper te vergoeden,indien niet uitdrukkelijk anders is bedongen, (h. 1318 C. 1097.)
1575- De kooper is van zynen kant verpligt aan denverkoo-per te vergoeden al hetgeen deze wegens de schulden en lasten der nalatenschap mogt hebben betaald, en datgene te voldoen hetwelk de verkooper, als schuldeischer van de erfenis, te vorderen had, ten ware het tegendeel mogt bedongen zijn. (C. 1098.)
1576- Indien voor de levering van eene verkochte inschuld of van eenig ander onligchamelijk regt, de schuldenaar aan den verkooper de schuld voldaan heeft is hy op eene voldoende wijze bevrijd. (B. 008, 1407. C. 1091.)
ZESDE TITEL.
Van ruiling.
1577- Kuiling is eene overeenkomst, waarbij partyen zich verbinden om aan elkander wederkeerig eene zaak in de plaats van eene andere te geven. (K. 1124, C. 1702 v.)
1578. Al hetgeen voor verkoop vatbaar is, kan ook het onderwerp van ruiling uitmaken. (B. 1307.)
1579 Indien de eene partij de zaak, welke haar in ruiling gegeven wordt, reeds ontvangen heefl, en naderhand bewijst dat de andere daarvan geen eigenaar was, kan zij niet genoodzaakt worden tot levering van de zaak, welke zy van haren kant heeft beloofd, doch alleenlyk om die welke zij ontvangen heeft terug te geven. (B. 1507, 1314. C. 170i.)
1580- Hy, die door .uitwinning gesteld is uit het bezit der zaak, welke by in ruiling heeft ontvangen, heeft de keusom van de wederpartij vergoeding van kosten, schaden en interessen, of de teruggave der door hetn gegevene zaak te vorderen. {B. 1279, 1302, v , 1310, 1328, v., 1330 v., 1333. C. 1703.)
1581- Indien eene zekere en bepaalde zaak, welke men beloofd had in ruiling te geven, buiten schuld van den eigenaar is verloren gegaan, wordt de overeenkomst voor vervallen gehouden, en kan degene die van zijne zijde aan de overeenkomst voldaan heeft de teruggave van het in ruiling gegeven goed vorde-deren. (C. 1138, 1024.)
1582. Voor het overige zijn de regelen van de overeenkomst van koo/) en verkoop op die van ruiliwi toepasselyk. (C. 1707.)
234
vu titel. Van huur en verhuur.
ZEVENDE TITEL.
Van huur en verhuur.
Volkshandboek voor huunlers en verhuurders (Arnh. 1839). eerste afdeel1ng.
Jlijcmeene bepalingen.
1583- Er bestaan twecderlei soorten van overeenkomsten van huur en verhuur; huur van goederen, en huur van diensten, werk en nijverheid. (l'OS.)
1584- Huur van goederen is eene overeenkomst, waarbij 'le eene party zich verbindt om der andere het genot eener zaak te doen hebben, gedurende eenen bepaalden tijd en tegen eenen bepaalden prijs, welken de laatstgemelde aanneemt te betalen.
Men kan allerlei soort van goederen, het zij onroerende, bet zij roerende, verhuren. (B. 458, 612, 820, 1230, 199«, v. C. 1709, 1713.)
1585- Huur van diensten, van werk en van nijverheid is eene overeenkomst, waarbij de eene partij zich verbindt om iets voor de andere, tegen betaling van eenen tusschen haar bepaalden prijs of loon, teverrigten. (B. IC37 v. C. 1710.)
tweede afdeel1ng.
Van de regelen ivelke gemeen zijn aan verhuringen van huizen en van landen.
van lexxei'. Over de leerder npzegging en stilzwijgende weder-
huring van woningen en landerijen (Amst. 1857).
1586- De verhuurder is, door den aard van de overeenkomst en zonder dat daartoe ecnig bijzonder beding vereischt wordt, verpligl:
lo. Om het verhuurde aan den huurder te leveren;
2°. Om hetzelve te onderhouden in zoodanigen staat, dat het tot het gebruik waartoe bet verhuurd is dienen kan;
3°. Om den huurder hel rustig genot daarvan te doen hebben zoo lang de huur duurt. (B. 1511 v. 1719)
1587- De verhuurder is gehouden het verhuurde goed in alle opzigten in goeden staat van onderhoud te leveren.
Hij moet daaraan, gedurende den huurtgd, alle reparatiën laten doen welke noodzakelijk mogten worden, met uitzondering van degene tot welke de huurder verpiigt is. (B. 1391,1C19. R. 53. C. 1720.)
1588 De verhuurder moet den huurder instaan voor alle gebreken van het verhuurde goed, welke bet gebruik daarvan verhinderen, al mogt ook de verhuurder dezelve tijdens het doen der verhuring niet gekend hebben.
Indien door die gebreken,eenig nadeel voorden huurder ontstaat, is de verhuurder gehouden hem deswege schadeloos te stellen .(B. 158«. C. 1721.)
1589. Indien, gedurende den huurtyd, het verhuurde goed
235
in. BOEK. Fan verbindlenissen.
door eenig toeval geheel en al vergaan is,vervalt de Imur-over-ecnkomst van regtswege. Indien het goed slechts ten deele vergaan is, heeft de huurder de keus om, naar gelang der omstandigheden,of eene vermindering van den huurprijs, of zelfs de vernietiging van de huur-overeenkomst, te vorderen -, doch h|j kan In geen dier heide gevallen, aanspraak op schadevergoeding maken. (C. 1722.)
1590- De verhuurder mag, gedurende den huurtgd, de gedaante of inrigting van het verhuurde goed niet veranderen. (B 1586. C. 1723.)
1591- Indien, gedurende den huurtijd, het verhuurde goed dringende reparation noodig heeft, w elke niet tot na het eindigen der huur kunnen worden uitgesteld, moet de huurder dezelve gedoogen, welke ongemakken hem ook hierdoor worden veroorzaakt, en hoewel hy ook, gedurende het doen dier repara-tien van een gedeelte van het verhuurde goed verstoken zy.
Doch indien deze reparation langer dan veertig dagen duren, zal de huurprys verminderd worden naar evenredigheid van den tijd en van het gedeelte van het verhuurde goed, waarvan de huurder zal zyn verstoken geweest.
Indien de reparallen van dien aard zijn dat daardoor het gehuurde, hetgeen den huurder en zyn huisgezin ter bewoning noodzakelijk is, onbewoonbaar wordt, kan dezelve de huur doen verbreken. (B. 1587. 1«19. C. 172i.)
1592 Deverhuurder is niet verpiigt den huurder te waarborgen tegen de belemmeringen welke hem derden, door feitelijkheden, in zijn genot toebrengen, zonder overigens eenig regt op het gehuurde Ie beweren; behoudens het regt van den huurder om dezelve uil eigen hoofde te vervolgen. (B. «12. C. 1723.)
1593. Indien, daarentegen, de huurder in deszelfs genol Isge-stoord geworden, ten gevolge eener regstvordering welke tol. den eigendom van het goed betrekking heeft, heeft hy het regt om eene geëvenredigde vermindering van den huurprys Ie vorderen, mits van die stoornis of belemmering aan den eigenaar behooriyk kennis gegeven zy. (B. 1827 C. 172«.)
1594. Indien degenen die de feitelijkheden gepleegd hebben eenig regt op het verhuurde goed beweren te hebben, of indien de huurder zelf in regten gedagvaard is om lot ontruiming van hel geheel of van een geJeelte van bet goed verwezen te worden, of om de uiloefening van eenige erfdienstbaarheid Ie gedoogen, moet hy den verhuurder daarvan beteekening doen, en hij kan denzelven tot vrywaring oproepen.
Hy kan zelfs vorderen buiten het geding Ie worden gesteld mils hy dengenen opgeve voor wien hy in het bezil is. {B. 8i!l, 1«27. R. «8V. C. 1727.)
1595. De huurder mag, indien hem dit vermogen niet is toe-geslaan, het goed niet weder verhuren, noch zyne huur aaneen ander afstaan, op straf van vernietiging der huur-overeenkomst en vergoedin; van kosten, schaden en Interessen, zonder dat de verhuurder, na die vernietiging, verpiigt zy de onderbuur gestand te doen.
23«
vil. titel. Van huur en verhuur.
Indien het gehuurde in een huis of in eene woning bestaat, welke de huurder zelf bewoont, kan hg een gedeelte daarvan, onder zijne verantwoordeiykheid, aan een ander verhuren, indien hem dat vermogen niet b(j de overeenkomst is ontzegd geworden. (C. 1717.)
1596- De huurder is tot twee hoofdverpligtingen gehouden:
1°. Om het gehuurde als een goed huisvader te gebruiken, en overeenkomstig de bestemming welke daaraan bü de huur-overeenkomst gegeven is, of volgens die welke, by gebreke van overeenkomst daaromtrent, naar gelang dei-omstandigheden voorondersteld wordt; (B. 1390, 1003.)
2». Om den huurprijs op de bepaalde termijnen te voldoen, {B. 1183, 112«. v., 1430, 1017, 2012. C. 1728.)
1597. Indien de huurder het gehuurde tot een andergebruik bezigt dan waartoe het bestemd is, of lol een zoodanig gebruik waardoor aan den verhuurder eenig nadeel kan veroorzaakt worden, kan deze, naar gelang der omstandigheden, de huur doen vernietigen. (B. 1302, 1023. C. 1720.)
1598. Indien tussehen den verbuurder en den huurder eene beschryving van het verhuurde is opgemaakt, is laatstgemelde gehouden bet goed in dien staat weder op te leveren, waarin hij hetzelve, volgens die beschryving, heeft aanvaard, met uitzondering van hetgeen door ouderdom of door onvermydeiyke toevallen vergaan of van waarde verminderd is. (B.liSO, 1019. C. 1730.)
1599- Indien geene beschryving is opgemaakt, wordt de huurder, ten aanzien van het onderhoud, hetwelk ten laste van huurders koml, behoudens tegenbewijs, voorondersteld het gehuurde in goeden staat Ie hebben aanvaard, en moet hij hetzelve in dien staat terug geven. (B. 1019. C. 1731.)
1600 De huurder is aansprakeiyk voor alle schaden, gedurende den huurtijd aan het verhuurde toegebragt, ten ware bij bewees dat dezelve builen zyne schuld hebben plaats gehad. (B. 1183 2quot;, 1273, 1281, 1019. R. 98. C, 1732.)
1601- Hy is echter niet verantwoordeiyk voor brand, ten zy de verhuurder mogt bewyzen dat de brand door de schuld van den huurder is veroorzaakt. (B. 1281, 1401. O. 1733.)
1602. De huurder is verantwoordeiyk voor alle schaden of verliezen door zyne huisgenooten, of door degenen aan wie hy de huur mogt hebben overgedaan, aan hetgehuurde toegebragt. (B. 849, 1403. C. 1733.)
1603- De huurder mag, by ontruiming van het gehuurde goed, afbreken en naar zich nemen al hetgeen bij daaraan, op zyne kosten, heeft doen maken,mits zulks gedaan worde zonder beschadiging van het goed. {B. 772. 1390.)
1604- Indien de huur, zonder geschrift aangegaan, nog op geenerlei wyze is ten uitvoer gehragt, en eene der pariyen dezelve ontkent, kan geen bewys door getuigen worden aangenomen, hoe geringde huurprys ook zy, en ofschoon men zich ook op het geven van eenen godspenning mogt beroepen -.alleeniyk kandebe-slissefcde eed worden gevorderd van dengenen die het aangaan der huur ontkent. (B. 1007, 1022, 1033, 1932.v., 1900 R. 33. C. 1713.)
237
lil boek. fan verbiniltenissen.
1605- Waaneer cr geschil ontstaat over den pi'Us eener verhuring, by monde aangegaan, waarvan de uitvoering begonnen is, en er geene kwijting aanwezig is, moet de verhuurder op zünen eed geloofd worden, ten ware de huurder mogt verkiezen den huurprijs door deskundigen te doen begrooten. (B. 1604, 191)6. G. 1H6.)
1606. Indien de huur bij gesehrirt |is aangegaan, houdt dezelve van regtswege op, wanneer de bepaalde tüd verstreken is, zonder dal daartoe eene opzegging vereischt worde. (B. 1609. C. 1737.)
1607- Indien de huur zonder geschrift is aangegaan, houdt dezeiva op den bepaalden tijd niet op, dan voor zoo verre de eene party aan de andere de huur heeft opgezegd, met inachtneming der termijnen, welke het plaatselijk gebruik medebrengt. (A. 3. R. 1604, C. 1736.)
1608 Wanneer de eene party aan de andere eene opzegging van huur heeft beteekend, kan de huurder, hoewel in het genot blijvende, zich niet beroepen op eene stilzwijgende wederinhu-ring. (R. O. 41 v. R. 1274. C. 1739.)
1609. Indien, na het eindigen van eene verhuring bij geschrifte aangegaan, de huurder in het bezit is gebleven en gelaten, ontstaat daardoor eene nieuwe huur, waarvan de gevolgen geregeld worden by de artikelen, tot mondelinge verhuringen betrekkelyk. (R. 1607 v., 1623, 1634. C. 1738.)
1610. In het geval der twee voorgaande artikelen, strekt zich de borgtogt, voor de huur gesteld, niet uit tot de verplig-tingen die uit de verlenging der huur ontstaan. (R. 1861. C. 1740.)
1611- De huur-overeenkomst gaat geenszins te niet door den dood van den verhuurder, noch door dien van den huurder. (R. 1648. C. 1742.)
1612 Door verkoop van het verhuurde wordt eene te voren aangegane huur niet verbroken, ten ware dit by de verhuring mogt voorbehouden zijn.
Ry zoodanig voorbehoud, kan de huurder, zonder uitdrukkelyk beding geene aanspraak op vergoeding maken, maar met dat laatste beding, is hy niet tol ontruiming van het gehuurde ver-pligt, zoo lang de verschuldigde vergoeding niet is gekweten. (R. 1614 v. R. S05. C. 1743.)
1613. De kooper, met beding van wederinkoop, kan geen gebruik maken van de bevoegdheid om den huurder tot ontruiming van het gehuurde te noodzaken, voordat hy, door hetver-stryken van den termyn, voor den wederinkoop bepaald, onher-roepeiyk eigenaar is geworden. (B. 1560 C. 1751.)
1614. Een kooper die gebruik wil maken van de bevoegdheid bij de huur-overeenkomst voorbehouden om, ingeval van verkoop, den huurder tot de ontruiming van het gehuurde te noodzaken, is verpligt den huurder zoodanigen tyd te voren te waarschuwen, als het plaatselyk gebruik tot het doen van opzeggingen medebrengt.
Ry huur van landeryen moet de waarschuwing ten minste een
238
vu. titel ran huur en verhuur.
jaar aan de ontruiming voorafgaan. (R. O. 41. B 1012, R. 122. C. 1758.)
1615. De verhuurder kan de huur niet doen ophouden door tc verklaren dat hij liet verhuurde goed zelf wil betrekken, ten ware het tegendeel mogl bedongen zyn. (B. Kil2. C 1701.)
1616. Indien men by de huur-overeenkomst is overeengeko men dat de verhuurder de bevoegdheid zoude hebben om het verhuurde huis of land zelf te betrekken, is hü verpligt vooraf eene opzegging te doen beteekenen, zoo veel tgdte voren,als bü artikel 1614 is vastgesteld. (C. 1702.)
derde afdeel1ng.
Fan de rer/elen welke bijzonder helrekhelyk zyn tot huur van huizen en huisraad.
1617. De huurder die een verhuurd buis niet van genoegzaam huisraad \oorziel, kan tot de ontruiming daarvan worden genoodzaakt, ten zij hij voldoende zekerheid geve voor de betaling der huurpenningen. (B. 1183v.. 1013 C. 1732.)
1618- Een tweede huurder is, ten aanzien van den eigenaar, niet verder gehouden dan tot hel beloop van den huurprijs der tweede huur, welke hü, op het oogenblik van een gedaan beslag, aan den eersten huurder zoude moge schuldig zijn, en zonder dat hij zich op betalingen, bij voorraad gedaan, beroepen kan, ten ware die betalingen mogten zyn geschied uit krachte van een beding, bU zijne huur-overeenkomst uitgedrukt, of ten gevolge van plaatselijke gebruiken. (B. 1188 v. R. 739 C. 1733.)
1619 Geringe en diigelijksche reparatien zgn voor rekening van den huurder.
BU gebreke van overeenkomst, worden als zoodanig aangemerkt reparatien aan winkelkasten, de sluiting der luiken of blinden, de binnensloten, de vensterglazen, zoo binnen als huiten 's huis en al hetgeen verder door het plaatseiyk gebruik daaronder begrepen wordt.
Niettemin komen die reparatien ten laste van den verhuurder indien zy door den vervallen toestand van het verhuurdeofdoor overmagt zijn noodzakeiyk geworden. (B. 1183 2o, 1387,1591. C. 1735, 1733.)
1620. Het schoonhouden van putten, regenbakken en sekreten komt ten laste van den verhuurder, indien het tegendeel niet bedongen is.
Het schoonhouden der schoorsteenen komt, by gebreke van beding, ten laste van den huurder. (B. 705. C. 1730.)
1621. De huur van meubelen, om een geheel huis, eene ge-heele woning, oen winkel, of eenig ander vertrek, daarmede te stofferen, wordt gehouden voor zoo lang te zyn aangegaan, als de huizen, woningen, winkels of vertrekken, volgens plaatselijk gebruik, doorgaans verhuurd worden. (C. 1727.)
1622. De huur van gestoffeerde kamers wordt gehouden by het jaar te zyn aangegaan, wanneer dezelve is aangegaan voor eene zekere som in hel jaar
239
in. boek. fan verbindtenissen.
Bjj de maand, wanneer dezelve is aangegaan tegen eene bepaalde som inde maand;
Bij den dag, wanneer dezelve is aangegaan tegen eene bepaalde som voor iederen dag.
Indien niet blijkt dat de huur voor eene zekere som bü bet jaar, bij de maand, of voor iederen dag, is aangegaan, wordt dezelve geacht volgens plaatselijk gebruik te zyn gesloten. (B. 1004 1007. C. 1738.)
1623. Indien de huurder van een huis of vertrek, nahetein-digen van den huurtijd, by schriftelijke overeenkomst bepaald, in het bezit van bet gehuurde blijft, zonder dat zich de verhuurder daartegen verzet, wordt hy geacht het verhuurde op dezelfde voorwaarden te blyven behouden, voorden lijd welken het plaat-seiyk gebruik medebrengt, en kan hij het verhuurde niet verlaten, noch daaruit gezet worden, dan na eene tydlgeopzegging, overeenkomstig bet plaatselijk gebruik gedaan. (B. 1007, 1009. C. 1759.)
VIERDE AFDEELIXG.
Fan de regelen welke bijzonder betrekkelijk zijn tot huur van landerijen.
Over art. 1033 O/im. en Meded. X.11 blz. 50—00.
1624- Indien by eene huur-overeenkomst van landergeneene kleinere of grootere uitgestrektheid wordt opgegeven, dan dezelve werkeiyk hebben, geeft zulks geen grond tot vermeerdering of vermindering van den huurprys, dan alleen in de gevallen en volgens de bepalingen by den vyfden titel van dit boek vastgesteld. (B. 13-20. 1323. C. 1703.)
1625. Indien de huurder van landeryen dezelve niet van de tot beweidingof bebouwing noodzakelyke beesten en bouwgereedschappen voorziet : indien hy met de beweiding of bebouwing ophoudt, of te dien opzigte niet als een goed huisvader handelt; indien hy het gehuurde goed tot een ander einde gebruikt, dan waartoe hetzelve bestemd is ; of indien hy, in het algemeen de bedingen, by de huur-overeenkomst gemaakt, niet nakomt, en daardoor eenig nadeel voor den verhuurder ontstaat, is deze bevoegd om, naar gelang der omstandigheden, de vernietiging van de huur, met vergoeding van kosten, schaden en interessen te vorderen. (B. 1183 2°, 1279 v., 1301 v., 1390 v., 1017. C. 1700.)
1626. Alle huurders van landeryen zyn gehouden de vruchten in de daartoe bestemde bergplaatsen te bergen. {B. 1033 v. C. 1707.)
1627- De huurder van landeryen is, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, gehouden den eigenaar van alle feiteiykheden te doen kennis dragen, welke op de gehuurde erven mogten gepleegd worden.
Deze kennisgeving moet gedaan worden binnen denzelfden ter-myn, welke tusschen den tyd der dagvaardingen en den dag der verschyning, naar mate van den afstand der plaatsen, bepaald is. (B 849. 1393 V. R. 7. v. C 1708.)
2i0
vu. titel. Van huur en verhuur.
1628. Indien l)g eene huur voor verscheiden jaren, gedurende den huurtyd, de geheele of de halve oogst van een jaar, door onvermydeluke toevallen, is verloren gegaan, kan de huurder eene vermindering der huurpenningen vorderen, ten ware hg door den oogst der vorige jaren reeds mogt zijn schadeloos gesteld.
Indien hij niet schadeloos gesteld is, kan de begrooting der vermindering van de huurpenningen niet geschieden, dan op het einde van de huur, wanneer het genot van alle de jaren tegen elkander wordt in vergelijking gebragt.
De regter kan niettemin den huurder toestaan om voorloopig, naar mate van het geleden verlies, een gedeelte der buurpen-ningen in te houden. (C. 1769.)
1629- Indien de huur slechts voor één jaar is aangegaan, en de oogst voor het geheel of voorde helft is verloren, is de huurder ontheven van de betaling van den geheelen huurprgs of van een evenredig gedeelte van denzelvcn.
Wanneer hel verlies minder dan de helft bedraagt, heeft hg geene aanspraak op eenige korting. (B. 77«. C. 1770.)
1630- De huurder kan geene korting erlangen, indien het verlies der vruchten geleden is nadat dezelve van den grond zgn afgescheiden, ten ware bg de huur-overeenkomst een zeker gedeelte van den oogst in natura voor den eigenaar bedongen zg; in welk geval de eigenaar zgn aandeel in het verlies moet dragen, mits de huurder niet achterlijk geweest zg om aan den eigenaar deszelfs aandeel in den oogst te leveren.
De huurder kan evenmin eenige korting vorderen, indien de oorzaak der schade, tgdens het aangaan der huur, reeds bestond en bekend was. (C. 177!.)
1631 De huurder kan, bg een uitdrukkelijk beding, voor de onvoorziene toevallen worden aansprakelijk gesteld. (C. 1772.)
1632. Zoodanig beding wordt echter alleen verstaan gemaakt te zgn ten aanzien van de gewone onvoorziene toevallen, als daar zijn: hagel, bliksem, vorst, of het ontgdig afvallen der bloesems van den boom of wijngaard.
Hetzelve strekt zich niet uit lot huilengewone toevallen, als daar zgn: verwoestingen van den oorlog, of overstroomingen, waaraan het land niet gewoonlijk onderworpen is; ten ware de huurder alle, zoo wel voorziene als onvoorziene, toevallen hebhe op zich genomen. (B. 1503. C. 1773.)
1633 De huur van la nden.zomlergesctiri ft aangegaan, wordt gerekend aangegaan te zijn voor zoodanigen Igd als de huurder noodig heeft tol het inzamelen van alle de vruchten van bet verhuurde erf.
Aldus wordt de huur van eene weide, van eenen boomgaard, wijngaard, en van alle andere gronden, waarvan de vruchten binnen den loop van een jaar geheel worden ingezameld, gerekend voor een jaar Ie zgn aangegaan.
De huur van bouwlanden, welke bg afwisselende zaaibeurlen bebouwd worden, wordt gerekend te zgn aangegaan voor zoo vele jaren, als er beurten van dien aard zgn. (B. IfiOi.C. 1775.) in. 10
251
iii. boek. Van verbindtenissen.
1634- Indien, na het eindigen van eene schriflelüke aangegane verhuring, de huurder in het bezit van het goed biyft eh daarin gelalen wordt, worden de gevolgen van de nieuwe huur door het voorgaande artikel geregeld. (B. lliO». C. 1776.)
1635. De huurder wiens huur eindigt en hü welke hem in de huur opvolgt zijn verpligt elkander over en weder met al dat gene te gerijven, dat vereischt wordt om het verlaten en het betrekken van hel goed gemakkelijk te maken, zoo wat betreft de bebouwing voor het volgende jaar, het inoogslen der nog te velde slaande vruchten, als anderzins ; alles overeenkomstig hel plaal-seiük gebruik. (C. 1777.)
1636. Be huurder moet insgelijks, bij zijn vertrek, hel stroo en de mest van hel afgeloopen jaar achterlaten, indien hij dezelve bü den aanvang van zgne huur ontvangen beeft; en al had hg die zelfs niet ontvangen, kan de eigenaar dezelve, volgens eene te maken begrooting, aan zich houden. (B. 3ti3. C. 1778.)
VIJFDE AFDEELGIG.
Fan huur ran dienslboden en werklieden.
SCHL'LL, in Bijdr. t. R. en IV., VII, biz. 67—8i. — DE l'INTO,
Or er het dienslbodenregl, in Themis, I, bi. '271—291. —
v. D. buandeler, de localione eonduclione famulorum (L. B.
1839). — wittert, or er het Xederl. dienstbodenref/t (Leid.
1860). — Opmerk, en Meded., IV, bl. Ii2—1') 1; V, hl. 40—6ö,
1637 Men kan zijne diensten slechts voor eenen lijd, of voor eene bepaalde onderneming, verbinden. {B. 79, 1639. K. 39i v., 73i. C. 1780.)
1638- De meester wordt op zijn woord, des gevorderd met eede gesterkt, geloofd;
Ten aanzien van de hoegrootheid van het bedongen loon;
Ten aanzien van de betaling van het loon over het verschenen jaar;
Ten opzigte van helgeen op rekening gegeven is van het loon over het loopende jaar; en
Ten opzigte der tijdsbepaling, voor welke de huur is aangegaan. {B. 1933 4°, 1966, 2005 v. C. 1781.)
1639- Dienst- en werkboden mogen, indien zy voor eenen bepaalden lijd gehuurd zijn, zonder wellige redenen hunnen dienst niet verlaten, noch uit denzelven worden weggezonden, voordat de lijd verstreken zij.
Indien zü binnen den bepaalden of gewonen buurlijd den dienst, zonder weltige redenen, verlaten, verbeuren zü het verdiende loon.
De meester is echter bevoegd om hen te allen tyde, zonder het aanvoeren van redenen, weg te zenden, doch hg is, in dal geval, verpligt aan hen, behalve het verschenen loon, tot schadeloosstelling te betalen zes weken, te rekenen van den dag waarop zij uit den dienst zgn weggezonden.
Indien de huur voor eenen korteren tgd dan zes weken is aangegaan, of minder dan zes weken te loopen beeft, hebben zij, in dat geval, regt op het volle loon. (B. 1647. K. 436.)
vu. titel. Van huur en verhuur. 343
zesde afdeel1xg.
I'an aanneming van werk.
ü ander he v den, de localione coniluclione operarum (I,. li. 181 ij
1640- Bij hel laten maken van werk, kan men overeenkomen dat de werkman alleen zynen arbeid of zijne njjverheld, ut wel dat hy ook de stof leveren zal. (B. 2008. C. 1787.)
1641- In geval de werkman de stof moet leveren, en hel werk, op welke wijze ook, vergaat, alvorens hel geleverd is, komt het verlies voor zyne rekening, ten ware hü die hel werk besteld heeft nalatig zy geweest om hetzelve te ontvangen. (K. 1-273, 1279 v., 1480. v. G. 1788.)
1642- Indien de werkman alleen zijnen arbeid of zyne nyver-heid moet leveren, en het werk vergaat, is hy slechts voor zyne schuld aansprakeiyk. (B. 1401. C. 1789.)
1643. Indien het werk, in het geval bij het voorgaande artikel vermeld, buiten eenig pllgtverzulm van den werkman is verloren gegaan, voordat de levering geschied is, en zonder dat hy die het werk besteld heeft nalatig is geweest om hetzelve op te nemen en goed te keuren, heeft do werkman geene aanspraak op zijn loon, ten ware de zaak door een gebrek In de stof zelve verloren ware gegaan. (C. 1790.)
1644. indien een werk bij het stuk of by de maat bearbeid wordt, kan hetzelve bij gedeelten worden opgenomen; die opneming wordt geacht geschied te zyn voor alle de betaalde gedeelten, wanneer de aanbesteder den werkman telkens betaalt naar evenredigheid van hetgeen afgewerkt is. (C. 1791.)
1645- Indien een gebouw, voor een bepaalden prijs aangenomen en afgemaakt, geheel of gedeeltelijk vergaat door een gebrek in de zamenstelllng, of zelfs uit hoofde van de ongeschiktheid van den grond, zyn de bouwmeesters en aannemers daarvoor, gedurende tien jaren, aansprakeiyk. (C. 1792.)
1646. Indien een bouwmeester of aannemer op zich genomen heeft om een gebouw bij aanneming te maken, volgens een bestek, met den eigenaar van den grond beraamd en vastgesteld, kan hy geene vermeerdering van den prys vorderen, noch onder voorwendsel van vermeerdering der dagloonen of bouwstoffen, noch onder dat van gemaakte veranderingen of bgvoegselen die niet in het bestek begrepen zgn, indien die veranderingen of hegrootlngen niet schrifteiyk zyn ingewilligd, en over derzelver prys met den eigenaar geene overeenkomst is getroffen. (B. 118.gt;. C. 1793.)
1647- De aanbesteder kan, des goedvindende, de aanneming opzeggen, ofschoon het werk reeds begonnen zy, mits hy den aannemer, wegens alle deszelfs gemaaktekosten,arbeiden winstderving volkomen schadeloos stelle. (C. 1794.)
1648. Huur van werk houdt op door den dood van den werkman, bouwmeester of aannemer.
Maar de eigenaar is gehouden aan de erfgenamen, naar evenredigheid van den by de overeenkomst bedongen prys, te betalen
11. boek. Fan verhindtenissen.
de waarde van hel gedane werk en die der in gereedheid sebragte hoiiwstolTen, mits dat werk of die bouwstoffen hem toteenig nut kunnen verstrekken. (B. 1419, 1G11. C. 1795, 1796.)
1849- De aannemer is verantwoordelijk voor de daden van degenen die hU in het werk stelt. (K. 1403 v. C. 1797.)
1650 Metselaars, timmerlieden, smids en andere ambachtslieden, welke tot het zetten van een gebouw of het maken van eenig ander aangenomen werk gebezigd zijn, hebben geene regts-vordering tegen dengenen te wiens behoeve de werken gemaakt zgn, dan ten beloope van hetgene deze aan den aannemer schuldig is op het oogenblik waarop zü hunne regtsvorderingaanleg-gen. (C. 1798.)
1651. Metselaars, timmerlieden, smids en andere ambachtslieden, die zelven onmiddeiluk en voor eenen bepaalden prijs een w erk op zich nemen, zijn gehouden aan de regelen in deze af-deeling voorgeschreven.
ZU zijn aannemers in het vak waarin zy werkzaam zgn. (C. 1799.)
1652. Arbeidslieden die eenig goed van een ander onder zich hebben, om daaraan eenig werk te verrigten, zu'n geregtigd om dat goed onder zich te houden, lot de volle voldoening van de kosten en arbeidsloonen daaraan besteed, ten zy de eigenaar voor die kosten en arbeidsloonen genoegzame zekerheid hebhe gesteld. (B. 1183 5°.)
1653. De regten en verpligtingen van voerlieden en schippers zyn in het Wetboek van Koophandel vastgesteld, (K. 91 v., 394 v., 734.)
ACHTSTE TITEL.
Van het regt van beklemming.
v. swinderen. Rechtskundige aanmerkingen en bedenkingen over het contract van beklemminge, in Werken van het Ge-nootsch. Pro Eml. Jure Pnirin, lilde deel, 1ste st. treslinü, Over het recht van beklemming (Oron. 1803). — nniESSE.v, f'erhand. over het regt v. beklemming (Gron. 1824). — feith. Hel Groninger beklemregt, II dln. (Gron.1848,1837).— feith. Memorie van regte, over eenen eisclt tot afscheiding van een deel eener beklemming (Gron. 18-24).— treslincenxiexhuis Memorie van regte over de ontzetting van eigendom bij beslag op eene beklemde plaats (Gron. 1823). — feith e. a.. Memorie over het erfpachtsregt met betrekking tot de Gron. vaste beklemming (Gron. 1831). — v. H0DTE5, Verhand, over den titel des liurg. iretb. van het regt van beklemming (Amst. 1838). — GOCKINCA, Brieven over het regt van beklemming, in Sedert. Jaarb., VII, hlz. 3—102 en nieuwe uitgave (Amst. 1861). — feith. Handboekje over hel beklemregt. 1de druk (Gron. 1831). — OUDEMAN, Regterl. uitspraken over het Gron. beklemregt (2de dr. Gron. 1861).
1654. Het regt van beklemming en van altgddurende beklemming, geboren uit overeenkomst, of door andere wettige midde-
ix. titel. Van maatschap of vennootschap. 24 5
len ingesteld, wordt door de aan hetzelve eigene bepalingen en beilongene voorwaarden, en, bij gebreke van deze. door de plaatselijke gewoonten, geregeerd. (B. 564. R. 4!»1.)
NEGENDE TITEL.
Van maatschap of vennootschap.
v. merop. De leer der regtspersonen toegepast op maatschappen,
in Ned. Jaarb., VIII, blz. 297—321. — Maatschap of vennootschap volgens wettel bepalingen en wettel, uitspraken verklaard
(ütr. 1850).
eerste afdeel1ng.
Jhjemeene bepalingen.
1655. Maatschap is eene overeenkomst, waarbij 'wee of meerdere personen zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen, met het oogmerk om het daaruit ontstaande voordeel met elkander te deelen. (B. 1Cquot;0, 1072, 1090 v K. 14v.C.1832.)
1656. AUe maatschap moet een geoorloofd onderwerp hebben, en tot het gemeenschappelijk belang der partijen aangegaan worden.
leder der vennooten moet of geld, of andere goederen, of zgne nijverheid, in de maatschap inbrengen. (B. 1308 v. C. 1833.)
1657. Maatschappen zyn of algeheel, of bijzonder. (C. 1835.)
1658. De wet kent slechts de algeheele maatschap van winst. Zij verbiedt alle maatschappen, het zg van alle de goederen, het zy van een bepaald gedeelte van dezelve, onder eenen alge-meenen titel; onverminderd de bepalingen, vastgesteld in den zevenden en achtsten titel van het eerste boek van dit Wetboek. (B. 174 V., 194 v. C. 1830, 1837.)
1659. De algeheele maatschap van winst bevat slechts hetgeen partgen, onder welke benaming ook, gedurende den loop der maatschap door hare vlijt zullen verkrijgen. (C. 1838.)
1660. De bijzondere maatschap is de zoodanige welke slechts betrekking heeft tot zekere bepaalde zaken, of tot derzelver gebruik, of tot de vruchten die daarvan zullen getrokken worden, of tot eene bepaalde onderneming, of tot de uitoefening van eenig bedryf of beroep. (K. 57 v C. 1841, 1842.)
tweede afdeel1xg.
Van de verbindtenissen der vennooten onderling.
1661- De maatschap begint van het oogenblik der overeenkomst, indien daarby geen ander tydstip bepaald is. (C. 1843.)
1662. Ieder vennoot is aan de maatschap verschuldigd al hetgeen by beloofd heeft daarin te zullen brengen; en, indien deze inbrengst in een bepaald voorwerp bestaat, is hy tot vry-waring gehouden, op gelyke wüze als bij koop en verkoop plaats vindt. (B. 1527 v., 1008,1685. C. 1845.)
1663. De vennoot die eeae som gelds in de maatschap moest inbrengen, en zulks niet gedaan heeft, wordt van regtswege, en
111. doek. Van rerbindlenissen.
zonder daartoe aangesproken te worden, schuldenaar der interessen van deze som, te rekenen van den dag waarop dezelve had hehooren ingebragt te worden.
Hetzelfde geldt omtrent de geldsommen, welke hij uit de ge-meene kas genomen heeft, te rekenen van den dag waarop hü dezelve tot zijn hyzonder voordeel daaruit getrokken heeft.
Alles onverminderd de vergoeding van meerdere kosten, schaden en interessen, indien daartoe gronden zün. (B. 1279, 1286, 1852. C. 1846.)
1664- Dc vennooten die zich verbonden hebben om bunnen arbeid en hunne vlijt in de maatschap aan te brengen, zgn aan dezelve rekenschap verschuldigd van alle winsten, welke zü, door zoodanige soort van nijverheid als welke het onderwerp der maatschap uitmaakt, verkregen hebben. {B. 1670. C. 1857.)
1665. Wanneer een der vennooten,voorzgneeigene rekening, eene opeischhare som te vorderen heeft van iemand die mede eene insgelijks opeischhare som verschuldigd is aan de maatschap, moet de betaling, welke hij ontvangt, op de inschuld der maatschap en op die van hemzelven, naar evenredigheid van beide die vorderingen, toegerekend worden, al ware het ook dat hij, by de kwijting, alles in mindering of voldoening van zijne eigene inschuld inogt gehragt hebben; maar indien by bü de kwijting bepaald heeft dat de geheele betaling zoude strekken voor de inschuld der maatschap, zal deze bepaling worden nagekomen. (B 1432, 1462. C. 1848.)
1666- Indien een der vennooten zijn geheel aandeel in eene gemeene inschuld der maatschap ontvangen heeft, en de schuldenaar naderhand onvermogend is geworden, is die vennoot gehouden het ontvangene in de gemeene kas in te brengen, al had hij ook voor zijn aandeel kwijting gegeven. (C. 1859.)
1667. Ieder vennoot is jegens de maatschap gehouden tot vergoeding der schaden, welke hü aan dezelve door zijne schuld heeft veroorzaakt, zonder dat hg die schaden kan in vergelijking brengen met de voordeden, welke hg door zgnen arbeiden zijne vlijt in andere zaken aan de maatschap mogt hebbenaangehragt. (B. 1279. C. 1830.)
1668- Indien de zaken, waarvan slechts het genot in de maatschap is ingebragt, in zekere en bepaalde voorwerpen bestaan, welke niet door het gebruik te niet gaan, zijn dezelve voor rekening van den vennoot, aan wien zg in eigendoni toehehooren.
Indien die zaken door het gebruik vergaan; indien zg in waarde verminderen door dezelve te behouden; indien zij bestemd geweest zgn om verkocht te worden, of indien zg in de maatschap zijn aangehragt volgens eene begrooting, hg eene beschrijving of inventaris bepaald, zgn zg voor rekening der maatschap.
Indien het goed geschat is, kan de vennoot niets meer vorderen dan het beloop van die schatting. (B. 1580 v., 1662.C. 1831.)
1669- Een vennoot heeft aanspraak op de maatschap, niet alleen wegens de gelden welke hü voor dezelve heeft uitgeschoten, maar ook wegens de verhindtenissen welke hg, te goeder
246
ix. titel. Van maatschap of vennootschap. 217
trouw, ten behoeve der maatschap heeft aangegaan, en wegens de schaden welke onafscheidbaar zijn van zün beheer. (0.1832.)
1070. Indien bij de overeenkomst van maatschap het aandeel van ieder vennoot in de winsten en de verliezen niet is bepaald, is elks aandeel geëvenredigd aan betgeen hü in de maatschap heeft ingebragt.
Ten aanzien van degenen die slechts zyne ngverheid beeft ingebragt, wordt het aandeel in de winsten en de verliezen berekend gelük le staan met het aandeel van dengenen der vennoo-ten die het minst heeft ingebragt. (B. lliöö, KiSO. C. 1833.)
1671 De vennooten kunnen niet bedingen dat zy de regeling der begrooting van hun aandeel aan een' hunner of aan cenen derde zullen overlaten.
Een zoodanig beding wordt voorondersteld niet geschreven te zün, en zullen alzoo de verordeningen van het voorgaande artikel worden in acht genomen. (C. 18ai.)
1672. Het beding, waarbij aan een' der vennooten alle de voordeden mogten toegezegd zijn, is nietig.
Maar het is geoorloofd te bedingen dat alle de verliezen by uitsluiting door een' of meer der vennooten zullen godragen worden, (B. 1055. C. 1833.)
1673- De vennoot die by een byzonder beding van de overeenkomst van maatschap met het beheer belast is, kan, zelfs in weerwil der overige vennooten, alle daden verrigten, welke tot zijn beheer betrekkelijk zijn, mits hierin ter goeder trouw te werk gaande.
Deze magt kan, zoo lang de maatschap duurt, niet zonder wettige redenen herroepen worden ; maar indien dezelve niet by de overeenkomst der maatschap, maar by eene latere akte, is gegeven, is zy, even als eene eenvoudige lastgeving, herroepelijk. (B. 1Ü70, 1079, 1682, 1837 v., 1830. C. 183G.)
1674. Indien verscheidene vennooten met het beheer belast zyn, zonder dat hunne byzondere werkzaamheden bepaald zyn, of zonder beding dat de een buiten den anderen niets zoude moge verrigten, is ieder van hen afzonderlijk tot alle handelingen, dat beheer betreffende, bevoegd. (B. 1841. G. 1837.)
1675- Indien er bedongen is dat een der beheerders niets buiten den anderen zoude mogen verrigten, vermag de eene, zonder eene nieuwe overeenkomst, niet te handelen zonder medewerking van den anderen, al mogt deze zich ook voor bet oogenblik in de onmogelykheid bevinden om aan de daden van het beheer deel te nemen. (C. 1838.)
1676. By gebreke van byzondere bedingen omtrent de wyze van beheer, moeten de volgende regelen worden in acht genomen:
1°. De vennooten worden geacht zich over en weder de magt te hebben verleend om, de een voor den anderen, te be-heeren.
Hetgeen ieder van hen verrigt is ook verbindende voor het aandeel der overige vennooten, zonder dat by hunne toestemming hebbe bekomen; onverminderd het regt van
ui. boek. Van verbindlenissen.
deze laatstgemelden, of van een' hunner, om zich tegen de handeling, zoo lang die nog niet gesloten is, te verzetten; (B. IBW, 1C79, l«8ï.)
8°. Ieder der vennooten mag gebruik maken van de zaken aan de maatschap toebehoorende, mits hy dezelve tot zoodanige einden gebruike, als waartoe zjj gewoonlijk bestemd zgn, en mits hy zich van dezelve niet bediene tegen het belang der maatschap, of op zoodanige wyze dat de overige vennooten daardoor verhinderd worden om van die zaken, volgens hun regt, mede gebruik te maken;
3°. Ieder vennoot heeft de bevoegdheid om de overige vennooten te verpligten in de onkosten te dragen, welke tot behoud der aan de maatschap behoorende zaken noodza-kelyk zyn;
4». Geen der vennooten kan, zonder toestemming deroverige, eenige nieuwigheden daarstellen ten aanzien der onroerende goederen, welke tot de maatschap behooren, al beweerde hg ook dat dezelve voor de maatschap voordeelis; waren. (C. 1859.)
1677. De vennooten die geen beheer hebben, mogen zelfs de roerende goederen, tot de maatschap behoorende, noch vervreemden, noch verpanden, noch bezwaren. (B. 133«. C. 18ü0.)
1678. Elk der vennooten mag, zelfs zonder toestemming der overige, eenen derden persoon aannemen als deelgenoot in het aandeel hetwelk hy in de maatschap heeft; doch hy kan denzel-ven, zonder zoodanige toestemming, niet als medelid der maatschap toelaten, al mogt hy ook met het beheer der zaken van de maatschap belast zyn. (C. 18«1.)
derde afdeeling.
Van de verbindtenissen der vennooten ten aanzien van derden.
1679 De vennooten zyn niet ieder voor het geheel voor de schulden der maatschap verbonden ; en een der vennooten kan de overige niet verbinden, indien deze hem daartoe geene vol-magt gegeven hebben. (B. 167«. K. 17 v. C. 18«2.)
1680. De vennooten kunnen door den schuldeischer, met wien zy gehandeld hebben, aangesproken worden, ieder voor gelyke som en gelyk aandeel, al ware bet dat het aandeel in de maatschap van den eenen minder dan dat van den anderen bedroeg; ten zy, by het aangaan der schuld, derzelververpligting, om in evenredigheid van het aandeel in de maatschap van elk vennoot te dragen, uitdrukkeiyk zy bepaald. (C. 1833.)
1681 Het beding dat eene handeling voor rekening dei-maatschap is aangegaan, verbindt slechts den vennoot die dezelve aangegaan heeft, maar niet de overige, ten zy de laatstgenoemde hem daartoe volmagt hadden gegeven, of de zaak ten voordeele der maatschap gestrekt hebbe. (B. 1673, 1676. K. 38. C. 1864.)
1682. Indien een der vennooten in naam der maatschap eene
248
ix. titel. Fan maatschap of vennootschap. ii9
overeenkomst heett aangegaan, kan de maatschap de uitvoering daarvan vorderen. (B. 1352, 1390 v.)
vierde afdeeling.
' Van de verschillende wyze waarop de maatschap eindigt.
1683. Maatschap eindigt:
1°. Door verloop van den tyd voor welken dezelve is aangegaan; (B. 1304, 1084.)
2°. Door de vernietiging der zaak of de volbrenging der handeling, die het onderwerp der maatschap uitmaakt; (B. 1480 v.)
3°. Door den onkelen wil van eenlge of van slechts eenen der vennooten; (B. 1086.)
1°. Door den dood of de curatele van één hunner, of indien hy In staat van faillissement of van kenneiyk onvermogen is verklaard. (B. 487, 1688. K. 704. R. 882. C. I860.)
1684. De ontbinding van de maatschappen, voor eenen bepaalden tijd aangegaan, kan door eenen der vennooten, vóór den afloop van dien tyd, niet anders gevorderd worden dan om wettige redenen; zoo als, indien een ander vennoot niet aan zyne verpligtingen voldoet, of eene aanhoudende ongesteldheid hem onbekwaam maakt om de zaken der maatschap waar te nemen; of andere soorfgeiyke gevallen, waarvan de wettigheid en het gewigt aan de heoordeeling des regters worden overgelaten. (B. 1683. C. 1871.)
1685. Indien een der vennooten beloofd heeft den eigendom eener zaak in gemeenschap te zullen brengen, en deze zaak, voordat zulks geschied is, vergaat, wordt de maatschap daardoor, ten opzigte van alle de vennooten, ontbonden.
De maatschap is insgelyks, in alle gevallen, ontbonden door het vergaan der zaak, wanneer alleen derzelver genot in gemeenschap is gesteld, en de eigendom aan den vennoot is verbleven.
Maar de maatschap wordt niet verbroken door het vergaan der zaak, waarvan de eigendom reeds in de maatschap is inge-hragt. (B. 1480 v., 1662, 1008, 1683. C. 1807.)
1686- Maatschap kan slechts door den wil van eenige of van slechts eenen der vennooten worden ontbonden, in geval dezelve voor geenen bepaalden tyd is aangegaan.
De ontbinding geschiedt, in dat geval, door eene opzegging aan alle de overige vennooten gedaan, mits die opzegging te goeder trouw en niet ontydig plaats hebbe. (B. 1083. C. 180'J.)
1687. De opzegging wordt geacht niet te goeder trouw te zgn geschied, wanneer een vennoot de maatschap opzegt, met oogmerk om zich alleen een voordeel toe te eigenen, hetwelk de vennooten zich hadden voorgesteld gemeenschappelijk te zullen genieten.
De opzegging geschiedt ontydig, wanneer de zaken niet meer in haar geheel zijn, en het belang der maatschap vordert dat derzelver ontbinding uitgesteld worde. (C. 1870.)
1688. Indien bedongen is, dat, in geval van overlgden van
lil. boek. ran verbindlenissen.
sen der vennootcn, de maatschap met deszelfs erfgenaam, of alleen tusschen de overblijvende vennooten, zouden voortduren, moet dat beding worden nagekomen.
In tiet tweede geval, heeft de erfgenaam des overledenen geen verder regt dan op de verdeeling der maatschap,overeenkomstig de gesteldheid waarin dezelve zich ten tyde van dat overlijden bevond; doch hij deelt in de voordeelen en draagt in de verliezen, die de noodzakelyke gevolgen zijn van verrigtlngen, welke vóór het overlijden van den vennoot, wiens erfgenaam hü is, hebben plaats gehad. (B. 1683. C. 1808.)
1689- De regelen omtrent de verdeeling der nalatenschappen, de wijze dier verdeeling en de verpligtingen die daaruit tusschen de mede-erfgenamen voortspruiten, zijn ook toepasselijk op de verdeeling tusschen vennooten. (B. 1112 v. K. 32. C. 1872.1
TIENDE TITEL.
Fan zedelijke Uqchamen.
GRAHAM V. uorki'M, de corpor. moral. (L. B. 1839). — v. GORKU.M,
Over hel burg. regt ten aanzien van zedel. Ixgchamen, in Sed.
Jaarb., VII, blz. 381—«07. - Themis, 1, blz. 143 —104. —
pols, de corporibus moralibus (L. B. 1849).
1690. Behalve de eigenlijke maatschap, erkent de wet ook vereenlgingen van personen als zedelijke ligchamen, het zij dezelve op openbaar gezag als zoodanig zijn ingesteld of erkend, het zij zij als geoorloofd zijn toegelaten, of alleen tot een bepaald oogmerk, niet strijdig met de wetten of met de goede zeden, zijn zamengesteld (A. 14. B. r)82, 8ö7, 940 v., 1290, 1633 v., 1690, 1700.)
1691- Alle wettig bestaande zedelijke ligchamen zijn, even als particuliere personen, bevoegd tot het aangaan van burgerlijke handelingen, behoudens de openbare verordeningen, waarbij die bevoegdheid mogt zijn gewijzigd, beperkt of aan zekere formaliteiten onderworpen. (B. 947.)
1692. De bestuurders van een zedelijk ligchaam zijn, voor zoo verre daaromtrent niets anders by de instellingen, de overeenkomsten en de reglementen is bepaald, geregtigd om in naam •van het ligchaam te handelen, hetzelve aan derden en derden aan hetzelve te verbinden, mitsgaders, zoo eischende als verwerende, in regten op te treden. (B. 947, 1073, 1094 v., 1829 v.)
1693. Alle handelingen, waartoe de bestuurders onbevoegd w aren, verbinden het zedeiyk ligchaam slechts in zoo verre hetzelve daardoor werkeiyk is gebaat, of de handelingen naderhand behooriyk zyn goedgekeurd geworden. (B. 1681, 1094 v.)
1694 Indien de instellingen, de overeenkomsten en de reglementen niets bepalen nopens het bestuur van het zedeiyk ligchaam, is niemand der leden bevoegd in naam van hetzelve te handelen, of het ligchaam op eene andere wyze te verbinden, dan by het slot des vorigen artikels is bepaald.
1695- Voor zoo verre daaromtrent niet by de instellingen,de
250
x. titel. Van zedelijke ligcliamen. 2Ö1
overeenkomsten cn de reglementen op eenc andere wijze is voorzien, zijn dc bestuurders verpligt om aan de gezamenlijke leden van het zedelijk ligchaam rekening en verantwoording af te leggen, waartoe elk lid bevoegd is hen in regten op te roepen. (R. 771 V.)
1696. Indien by de instellingen, de overeenkomsten en de reglementen geene bepalingen opzigtelijk het stemregt zijn gemaakt, heeft ieder lid van een zedeiyk ligchaam gelijk regtzUne stem uit te brengen, cn wordt het besluit hy meerderheid van stemmen opgemaakt. (K. öi.)
1697- De regten en verpllgtingen der leden van zoodanige vereeniging worden geregeld naar de verordeningen, waarop zy door het openbaar gezag zijn ingesteld of erkend, of naar hare eigene instellingen, overeenkomsten en reglementen, en, voor zoo verre die ontbreken, naar de bepalingen van dezen titel. (B. 1701.)
1698- De leden van een zedeiyk ligchaam zijn niet persoonlijk aansprakeiyk voor de verbindtenissen van hetzelve.
Dc schulden kunnen alleen verhaald worden op de goederen van dat ligchaam. (B. 1()92, 1702.)
1699. Het zedeiyk ligchaam op openbaar gezag ingesteld wordt niet vernietigd door den dood of den afstand van het lidmaatschap van alle de leden, maar blyft als zoodanig bestaan, tot zoo lang hetzelve wettiglijk is ontbonden.
Indien alle de leden in voege voorschreven ontbreken, is dc arrondissements-regtbank, onder welker gebied bel ligchaam is gevestigd, bevoegd om, op verzoek van den belanghebbende, cn na verboor en zelfs op requisitoir van het openbaar ministerie, de maatregelen voor te schryven, welke tusschentyds, in het belang van het zedeiyk ligchaam mogten worden vereischt. (B, 1701.)
1700. Alle andere zedelyke ligchamen biyven bestaan totdat zy uitdrukkelyk zijn ontbonden, volgens hunne instellingen, reglementen of overeenkomsten, of tot dat het doel of bet voorwerp der vereeniging ophoudt. (B. lli'JO.)
ITOl- Indien de verordeningen van het zedeiyk ligchaam, of deszelfs instellingen, reglementen en overeenkomsten, deswege geene andere bepalingen inhouden, is het regt der leden van hetzelve persooniyk, en gaat niet over op hunne erfgenamen. (B. 1099.)
1702. Bij de ontbinding van zoodanig zedeiyk ligchaam, zijn de overblijvende leden, of wel het laatst overblyvend lid, ver-pligl de schulden van het ligchaam te voldoen, ten bedrage der baten, en kunnen zy alleen het voordeelig slot onderlingverdee-len, of zich persooniyk toeëigenen, en alzoo op hunne erfgenamen overdragen.
Zg zyn ten opzigte van de oproeping der schuldeischers, het aanzuiveren der rekening en verantwoording, en het uitbetalen der schulden, aan dezelfde verpllgtingen onderworpen als erfgenamen die eene erfenis onder het voorregt van boedelbeschry-ving hebben aanvaard.
in. boek. Fan verbindtenissen.
Bü gebreke van voldoening aan die verpligtingen, zgn z(j persoonlijk, elk voor het geheel, aansprakelijk voor de schulden, en dragen zy den last daarvan op hunne erfgenamen over. (B.
1073 v.)
ELFDE TITEL.
Fan schenkingen.
eerste afdeeling.
Altjemeene bepalingen.
1703- Schenking is eene overeenkomst, waarbü de schenker, bü zgn leven, om niet en onherroepelijk eenig goed afslaat ten behoeve van den begiftigde die hetzelve aanneemt.
De wet erkent geene andere schenkingen dan schenkingen onder de levenden. (B. iJ3, »58, S60 v., 1330 v., 1712, 1723,1745 C. 893 v.)
1704- Schenking vermag alleen de tegenwoordige goederen van den schenker te bevatten.
Indien dezelve toekomstige goederen bevat, is zij te dien op-zigte nietig. (B. 224, 1220. C. 9i3.)
1705. De schenker mag zich niet voorbehouden de bevoegdheid om over een voorwerp, in de schenking begrepen, te beschikken ; zoodanige schenking wordt voor zoo veel dat voorwerp aangaat als nietig beschouwd. (B. 22G, 1292. C. 944, 946.)
1706. Het is aan den schenker geoorloofd zich het genot of vruchtgebruik van geschonkene, roerende of onroerende goederen, te zynen eigen voordeele voor te behouden, of daarover ten behoeve van een ander te beschikken; in welke gevallen, de bepalingen van den negenden titel van het tweede boek van dit Wetboek zullen moeten worden in acht genomen. (B. 803 v., 832, 930. C. 949.)
1707 Eene schenking is nietig, indien zij gemaakt is onder voorwaarden om andere schulden of lasten te voldoen dan die welke uitgedrukt staan in deaktevan schenkingzelve,ofineenen staat welke daaraan zal moeten zijn vastgehecht. (B. 1292. C. 945.)
1708. De schenker mag zich voorbehouden om over eene bepaalde geldsom uit de geschonkene goederen te beschikken.
Indien hij overlijdt zonder over die geldsom beschikt te hebben, blgft het geschonkene in het geheel aan den begiftigde. (C.946.)
1709. De schenker vermag zich het regt voor te behouden om de gegevene goederen tot zich te doen terug keeren, het zg in geval de begiftigde alleen, of deze en zgne afkomelingen, vóélden schenker kwamen te overlijden, maar dit kan niet anders bedongen worden dan ten behoeve van den schenker alleen. (B. 333. C. 951.)
1710 Het gevolg van het regt van terugkeering zal daarin bestaan dat alle vervreemdingen der geschonkene goederen worden vernietigd, en die goederen tot den schenker terug keeren, vrij en ontheven van alle lasten en hypotheken welke daarop sedert het tijdstip der schenking mogten gelegd zgn. (B. 975, 1139, 1253. C. 952.)
952
xi. titel. Fan schenkingen.
1711. De schenker is in geval van uitwinning tot geene vrijwaring gehouden. (B. 1328.)
1712- De bepalingen van artikel 926, 921, 928, 929 en 931, die van art. 9il, en eindelijk de zevende en achtste afdeelingen van den twaalfden titel van het tweede boek, zijn op schenkingen toepasselijk. (B. 1020 v., 103G v.)
tweede afdeel1xc.
fan de bekwaamheid om by tvege van schenking Ie beschikken, en voordeel te genieten.
1713. Alle personen mogen liij wege van schenking beschikken en genieten, uitgezonderd dezoodanige welke dewetdaartoe onbekwaam verklaart. (B. 163, 1336, 1366 v. C. 902.)
1714- Minderjarigen mogen niet hg wege van schenking beschikken, behoudens hetgeen bij den achtsten titel van het eerste boek van dit Wetboek is vastgesteld. (B. 19i, 206, 223 v., 385, 159 v., 484, 944, 931 v. C. 903.)
1715 Schenkingen tusschen echtgenooten, staande huwelijk gedaan, zijn verboden.
Deze bepaling is echter niet toepasseiyk op geschenken of handgiften van roerende, ligchamelijke voorwerpen, waarvan de waarde niet bovenmatig is, in aanmerking van de gegoedheid des schenkers. (B. 163, 223 v. C. 1096.)
1716. Ten einde bekwaam te zijn om hij wege van schenking voordeel te genieten, moet de begiftigde, op het tijdstip waarop de schenking heeft plaats gehad, bestaan, met in achtneming van den regel bij artikel 3 vastgesteld. (B. 229 v., 883, 916,10i4. C. 906.)
1717. Schenkingen aan openbare of godsdienstige gestichten gedaan, hebben geen gevolg, dan voor zoo verre de Koning aan de bewindvoerders dier gestichten de magt zal hebben verleend om die giften aan te nemen. (B. 910, 911. G. 910, 937.)
1718 De bepalingen van het tweede en van het laatste lid van artikel 931, mitsgaders artikel 933, 934, 933, 936, 937 en 938, zijn op schenkingen toepasselijk.
deude afdeeuxg.
Pan den vorm der schenkingen.
1719 Geene schenking, uitgezonderd degene waarvan bij artikel 1724 wordt gehandeld, kan op straffe van nietigheid anders gedaan worden dan by eene notariële akte, waarvan do minuut onder den notaris is verbleven. (B. 1904 v., 1930. Sb. 1842, no. 20, art. 38. G. 931.)
1720 Geene schenking is voor den schenker verbindende, of brengt eenig gevolg hoegenaamd te weeg, dan van den dag waarop dezelve in uitdrukkelijke bewoordingen zal zijn aangenomen, het zy door den begiftigde zeiven, het zy door eenen persoon, aan wien door dezen, by eene authentieke akte, de volmagt is verleend om schenkingen aan te nemen, welke aan
253
234 ui. boek. Van verbindlenissen.
den begiftigde gedaan zün, ot in het vervolg mogten gedaan worden.
Indien de aanneming niet b'u de akte van schenking zelve gedaan is, zal zulks kunnen geschieden bij eene latere authentieke akte, waarvan eene minute zal worden gehouden, mits dit plaats hehbe gedurende het leven van den schenker; in welk geval, de schenking, ten opzigte van dezen laatstgenoemde, slechts van kracht zal zün van den dag, waarop de aanneming aan dezen zal zgn beteekend geworden. (B. 223, 231, 232. C 932.)
1721 Schenkingen aan eene getrouwde vrouw gedaan, kunnen niet anders worden aangenomen dan overeenkomstig de bepalingen van den zesden titel van het eerste boek van dit Wetboek. (B. IGS v., 222. C. 935.)
1722- Schenking aan minderjarigen gedaan kan, gedurende het leven der beide ouders, door den vader worden aangenomen.
Schenking aan onder voogdy slaande minderjarigen, of onder curatele gesteiden, gedaan, wordt door den voogd of den curator, daartoe door de arrondissement-regtbank gemagtigd, aangenomen.
Indien de regtbank de magtiging verleent, blijft de schenking van kracht, al mogt de schenker vóór het verieenen der magtiging Zün overleden. (B. 3«2, 364, 383 v., 443, 4«0,13(iü. C. 933.)
1723- De eigendom der in de schenking begrepene goederen wordt, zelfs wanneer die schenking behoorlijk is aangenomen, niet door den begiftigde verkregen, dan door middel vandeover-dragt, gedaan overeenkomstig art. G(i7, fi«8 en 671. (B. 1493, 1703. C. 938.)
1724. De giften van hand tot hand, van roerende, ligchame-lijke voorwerpen, of van schuldvorderingen aan toonder, verei-schen geene akte, en zijn van kracht door de enkele overlevering aan den begiftigde, of aan eenen derde, die het gegevene voor hem aanneemt. (B. 807, 1719.)
VlERbE AFDEELIXG.
Van het herroepen en te niet doen van schenkingen.
1725. Eene schenking kan niet worden herroepen, noch dien ton gevolge te niet gedaan, ten zy in de volgende gevallen; (B. 227, 1703.)
1». Uit hoofde der niet-vervulling der voorwaarden, waaronder zij gedaan is; (B. 1726.)
2°. Indien de begiftigde zich schuldig of medepiigtig heeft gemaakt aan eenen aanslag op het leven van den schenker, of aan een ander misdryfjegensdenzelven; (B.1727.) 3°. Indien hy weigert aan den schenker, nadat deze in armoede is vervallen, levens-onderhoud te verschaffen. (B. 1727. C. 933, 933.)
1726- In het eerste geval, blijft het geschonkene aan den schenker, of hy kan hetzelve terug vorderen, vrij van alle lasten en hypotheken welke daarop door den begiftigde mogten gelegd zün, met de vruchten en inkomsten bg denzelven sedert zijne nalatigheid genoten.
in. titel. Van bewaargeving. 4'15
De schenker kan, in dat geval, tegen den derden houder vim eene geschonkenc onroerende zaak dezelfde regten uitoefenen nis tegen den begiftigde zeiven. (B. 973,1139,1833,1710. C. 934.)
1727- In de twee laaiste gevallen hg artikel 1723 uitgedrukt, wordt geen hinder toegehragt aan de vervreemding van de geschonkenc zaak, of aan de hypotheken of andere zakelijke lasten welke de begiftigde op dezelve mogt gelegd hebben, voordat de ' cisch tot tenietdoening der gift was ingeschreven naast de bij artikel «71 vermelde overschrijving. Alle vervreemdingen, hypotheken, of andere zakeiyke lasten, welke later dan de voorz. inschrijving door den begiftigde mogten zijn gedaan, zyn nietig, indien de eisch ten gevolge der herroeping wordl toegewezen. (B. 1 i»0. C. 938.)
1728. De begiftigde moet, in het geval van het vorige artikel, de geschonkene zaak terug geven, met de vruchten en inkomsten, te rekenen van den dag der regtsvorderlng, of, in geval de zaak vervreemd mogt zijn, de waarde van dezelve, op het lüd-stip der regtsvorderlng, mede met de vruchten en inkomsten sedert dat tijdstip.
HÜ is daarenboven verpligt den schenker schadeloos te stellen voor de hypotheken en andere lasten, waarmede onroerende zaken, ook vóór de regtsvorderlng, door hem mogten zijn bezwaard. (B. 1427 v. C. 938.)
1729. De regtsvorderlng, in het vorige artikel uitgedrukt, vervalt na verloop van een jaar, te rekenen van den dag waarop de daadzaak die grond tot dezelve geeft heeft plaats gehad, en aan den schenker heeft kunnen bekend zijn.
Die regtsvordering kan niet worden aangelegd door den schenker tegen de erfgenamen van den begiftigde, noch door do erfgenamen van den schenker tegen den begiftigde, ten ware, in dat laaiste geval, de regtsvordering reeds door den schenker ware aangevangen, of deze binnen het jaar van de ten laste gelegde daad mogt zijn overleden. (C. 957.)
1730. Door de bepalingen van dezen titel wordt geen hinder toegehragt aan hetgeen bij den achtsten titel van het eersle boek van dit Wetboek is vastgesteld. (B. 4S3 v. C. 939.)
TWAALFDE TITEL.
Van bewaargeving.
SI'lEniXü, de deposito (Traj. 1840.)
EERSTE AFDEEL1XG.
Van bewaargeving in het algemeen, en van derzelver verschillende soorten.
1731- Bewaargeving heeft plaats, wanneer men het goed van een ander aanneemt, onder de voorwaarde van hetzelve te bewaren en in natura terug te geven. (C. 1913.)
1732- Er zyn twee soorten van bewaargeving: de eigenlijh gezegde en de sequestratie. (B. 1733 v., 17G7 v. C. 1910.)
lil boek. Fan verbindtemssen.
tweede afdeel1ng.
Van eigenlijk gezegde bewaargeving.
1733. Eigenlijk gezegde hewaargeving wordt geacht om niet te zijn aangegaan, zoo niet het tegendeel is bedongen.
Dezelve kan slechts roerende goederen tot onderwerp hebben. (B. 1733, n«9, mi. C. 1917, 1018.)
1734- Deze overeenkomst is niet voltrokken dan door de w ezenlijke of vooronderstelde overgave der zaak. (B. «67 v., Ii73. C. 1919.)
1735. Bewaargeving geschiedt, of vrijwillig, of uit noodzaak. (B. 1736 V., 1740 v. C. 1020.)
1736. Vrijwillige bewaargeving beeft plaats, ten gevolge van de wederkeerige toestemming van den bewaargever en den bewaarnemer. (B. 1330 v., 1366, 1734, 1763. C. 1021.)
1737- Indien men zich zonder schriftelijk bewijs, of zonder begin van schriftelijk bewijs, mogt beroepen op eene vrijwillige bewaargeving, welker beslaan niet voor bewijs bU getuigen vatbaar is, wordt degene, die als bewaarnemeraangesproken wordt, geloofd, bet zij omtrent de daadzaak zelve der bewaargeving, het zU omtrent de zaak die bet onderwerp der bewaring uitmaakt, hel zU omtrent de teruggave daarvan; alles onverminderd betgeen, in bet vierde boek, opzigtelijk den beslissenden eed bepaald is. (B. 1002, 1032, 1966 v. C. 1923, 1024.)
1738- Vrijwillige bewaargeving kan slechts plaats hebben tusschen personen die de bekwaamheid hebben om verbindte-nissen aan te gaan.
Indien evenwel iemand die bekwaam is om verbindtenissen aan te gaan iels in bewaring aanneemt van eenen daartoe on-bekwamcn persoon, is hij aan alle de verpligtingen van eenen wezenlijken bewaarnemer onderworpen. (B. 13B3 v. C. 1023.)
1739- Indien de bewaargeving door eenen bevoegden persoon gedaan is aan iemand die niet bekwaam is om verbindtenissen aan te gaan, heeft de bewaargever legen den bewaarnemer slechts eene reglsvordering tol teruggave der in bewaring ge-gevene zaak, zoo lang de iaatsgemelde nog in bel bezit van dezelve is; of, indien de zaak niet meer bij den bewaarnemer berust, eene reglsvordering tol vergoeding, voor zoo verredezedaardoor Sebaat is. (B. 163, 629, 1366, 1523, 1487. C. 1926.)
1740- Bewaargeving uit noodzaak is dezoodanige welke men door eenig toeval gedwongen wordt te doen, zoo als door brand, instorting van gebouwen, plundering,scbipbreuk,overslrooming, of andere onvoorziene toevallen. (C. 1742, 1740 v., 1040 2°. C. 1949.)
1741. Het bewijs door getuigen wordt omtrent de bewaargeving uil noodzaak toegelaten, al mogt de waarde van hetgeen in bewaring gegeven is ook de som te boven gaan, welke, naarden regel, niel voor bewijs by getuigen vatbaar is. (B. 1032 v.C. 1030.)
1742. Voor hel overige wordt de bewaargeving uil noodzaak geregeld overeenkomstig de bepalingen op vrijwillige bewaargeving toepasselijk. (C. 1931.)
xu. titel. Van bewaargeeing.
1743. De bewaarnemer moet omtrent de bewaring der aa» hem toevertrouwde zaak dezelfde zorg aanwenden, welke liij omtrent de bewaring zyner eigene zaken aanwendt. (B. 1571 v. C. 19-27.)
1744. De bepaling van het voorgaandeartikelmoetmet meerdere strengheid worden toegepast;
1°. Indien de bewaarnemer zich zeiven lol de bewaring heeft aangeboden;
-2quot;. Indien hij eenig loon voor de bewaring bedongen heeft
;io. Indien de bewaargeving eeniglljk in het belang van den bewaarnemer geschied is;
4quot;. Indien uitdrukkelijk bedongen isdatdebewaarnemervoor alle soort van verzuim zoude aansprakelijk zijn, (C. tft2S.)
1745- In geen geval, is de bewaarnemer aansprakelijk wegens onvermgdelgke toevallen, ten ware by in dc teruggave der in bewaring gegevene zaak mogt zijn nalatig geweest.
Zelfs in dat laatste geval, is hg niet aansprakelijk, indien het goed bij den bewaargever insgelijks zoude vergaan zijn. (R. 1271, liSI, 1733. C. 1929.)
1746. Herbergiers en logementhouders zgn als bewaarnemers verantwoordelijk voor de goederen welke de reizigers, die bij dezelven hunnen intrek nemen, medebrengen. De bewaargeving van zoodanige soort van goederen wordt als eene bewaargeving uit noodzaak aangemerkt. (B. 1741, 1940 2°. 2005. C. 1932.)
1747- ZU zijn verantwoordelijk wegens diefslal of beschadiging van dc goederen der reizigers, het zü de diefstal begaan, of de schade veroorzaakt zij door de dienslboden of andere bedienden der herberg, hel zij door ieder ander persoon. (B.1403,1953. C. 1953.)
1748- Zij zijn niet verantwoordelijk voor gewelddadige diefstallen, of die begaan zijn door personen welke de reiziger zelf bij zich toegelaten heeft. (C. 1934.)
1749 De bewaarnemer mag zich van het in bewaring gegeven goed niet bedienen, zonder het uitdrukkelijk of voorondersteld verlof van den bewaargever, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, indien daartoe gronden zijn. (B. 1279 v. C. 1930.)
1750. Hg mag niet onderzoeken waarin de zaken bestaan die hem in bewaring zijn gegeven. Indien hem dezelve in eene geslotene kist, of onder eenen verzegelden omslag zijn loever-tiouwd geworden. (C. 1931.)
1751- De bewaarnemer moet dezelfde zaak welke hij ontvangen heeft teruggeven.
Aldus moeten geldsommen in dezelfde stukken geld worden terug gegeven, welke in bewaring zijn gegeven, het zij die muntspeciën in waarde vermeerderd of verminderd zijn. (B. 1463, 1996. C. 1932.)
1752. De bewaarnemer behoeft de in bewaringgegevenezaak slechts terug te geven in den slaat, w aarin dezelve zich bevindt op het tijdstip der teruggave.
De verminderingen, die dezelve buiten zijne schuld heeft on-ut. 17
lil. boek. ran verbindlenissen.
dergaan, komen voor rekening van (ton liewaargever. (B. lol», 1127, 1180. C. 1!I33.)
1753. De bewaarnemer aan wien het goed door eene over-inagl ontnomen Is, en die de waarde daarvan of iets anders in de plaats ontvangen heeft moet dit ontvangene aan den liewaargever teruggeven. (B. 1181. C. 1!»34.)
1754. De erfgenaam van den he waarnemer, die, niel w etende dat eene zaak in bewaringontvangen was, dezelve te goeder trouw verkocht heeft, is alleenlijk gehouden den door hem ontvangen koopprijs lerug Ie geven, of, indien hij denzetven nog niet ontvangen heeft, züne regtsvordering tegen den kooper af te slaan. (B. 8S0, 1399, 150quot;. C. 1933.)
1755 Indien het in hewaring gegeven goed vruchten heeft opgeleverd, die door den bewaarnemer geind of ontvangen zijn, is bi) verpligt dezelve terug te geven.
Hij is geene interessen van de aan hem toevertrouwde geldsommen verschuldigd, dan van den dag dat hij, daartoe aangemaand, in de teruggave daarvan nalatig is geweest. (B. 419, 1006, HOi, 127S, 1733, 1801, 1812. R. 4S3. C. 1936.)
1756- Be bewaarnemer mag het bewaarde goed niel teruggeven dan aan dengenen die hem hetzelve heeft toevertrouwd, of aan hem in wiens naam de bewaring gedaan is, of die aangewezen is om hetzetve lerug te ontvangen. (B. 1521. C. 1937.)
1757 Hü kun van dengenen die de zaak in bewaringgegeven heeft geen bewijs vorderen dat deze de eigenaar van dezelve was.
Indien hij niettemin onldekl dat bet goed is gestolen, en wie daarvan de wezenlijke eigenaar is, moet bij dezen kennis geven dat hetzelve goed bij hem in bewaring gesteld is, met aanzegging om hetzelve binnen eenen bepaalden en genoegzamen tijd op te eischen. Indien degene aan vvien de aanzegging gedaan is verzuimt bet in hewaring gestelde goed lerug Ie eischen, Is de he-vvaarnemer wetliglijk ontslagen door de overgave van hetzelve goed aan dengenen van wien hij zulks ontvangen beeft. {B. «37. »014. C. 1938.)
1758- In geval van overlijden van den bewaargever, kan hel goed alleenlijk aan deszelfs erfgenaam worden terug gegeven.
Indien er meerdere erfgenamen zijn, moet hetzelve terug gegeven worden aan alle gezamenlijk, of aan elk van hen, voor zijn aandeel.
Indien de in bewaring gestelde zaak ondeelbaar is, moeten de erfgenamen zich onderling omtrent de overneming van dezelve verstaan. (B. 1333, 1330, 1563. C. 1939.^
1759 Indien degene die de zaak in bewaring gegeven beeft van staat veranderd is, bij voorbeeld indien eene op hel tijdstip der bewaargeving niet gehuwde vrouw naderhand getrouwd is, en zich alzoo onder de raagt van haren man bevindt; indien een meerderjarige bewaargever onder curatele is gesteld; in alle deze en soortgelijke gevallen, mag het in bewaring gegeven goed niet terug gegeven worden, dan aan dengenen die het beheer heeft over de regten en goederen van den bewaargever, ten ware
xii. titel. Pan bewauryemmi. i5»
dé bewaarneiner wettige gronden mogt hebben om de veiandn-ring van staal niet te weten. (B. l«il v., 536 v. C. 19i0.)
1760. Indien de bewaargeving door eenen voogd, curator, echtgenoot of bewindvoerder gedaan is, en bun beheer geëindigd is, kan het goed alleenlijk teruggegeven worden aan den persoon die door dezen voogd, curator, echtgenoot, of bewindvoerder, vertegenwoordigd werd. (C. 1941.)
1761 De teruggave der in bewaring gegevene zaak moei geschieden ter plaatse bU de overeenkomst aangewezen.
Indien de overeenkomst de plaats lol de teruggave niel aanwijst, moet dezelve gedaan worden op de plaats zelve waar dc bewaargeving geschied is.
De kosten, deswege Ie vallen, /,yn vuir rekening van den bewaargever. (B. 1429. C. 1942, 1943.)
1762 in bewaring gegevene zaak moet aan den bewaargever terug gegeven worden, zoo dra by zulks vordert, al ware bet ook dat bij de overeenkomst een bepaalde iyd voordelerug-gave mogt zijn vastgesteld, ten zij onder de banden van den be waarnemer beslag mogt gelegd zijn. (B. 127i, 1305, 1753, 1735, 1772. C 1944.)
1763- De bewaarnemer die wettige redenen mogt hebben om zich van het in bewaring gegevene goed te ontlasten, kan hetzelve ook, vóór het tijdstip bij de overeenkomst bepaald, aan den bew aargever teruggeven, of, by deszelfs weigering, van den regter verlof hekomen om hetzelve op eene andere plaats in bewaring Ie stellen. (B. 1772 v.)
1764 Alle verpllgtingen van den bewaarnemer houden op, indien hij mogt ontdekken en bewijzen dat hij zelf eigenaar is van bel in bewaring gestelde goed. (B. 1472. C. 1946.)
1765- De bewaargever is verpligl aan den bewaarnemer te vergoeden aiie onkosten welke hij mogt gemaakt hebben tol behoud van het in bewaring gestelde goed, en hem schadeloos te stellen wegens alle de schaden welke hem door de bewaring mogten zijn veroorzaakt. (B. 118S i», 1194, 1271 v., 1279 v., liOfl v., 1789. C. 1947.)
1766 De bewaarnemer is geregtigd om bel goed onder zich Ie houden, lol de volle voldoening van hetgeen hem, ter zake der bewaring, verschuldigd is. (B. 1196,1293,1193,1849.C. 1948.)
DEBDE AFDEELING.
run sequeslnitie en derzelver verschillende soorten.
1767. Sequestralie is de bewaargeving van eene zaak, waarover geschil is, in de handen van eenen derde, die zich verbindt om dezelve, nadat het geschil zal zun uitgemaakt, met de vruchten terug te geven aan dengenen die daartoe zal w orden geregtigd verklaard.
Deze bewaargeving heeft plaats, of door overeenkomsl of op regterlijk bevel. (B. 534, 880, 1003, 1768 v., 1773 v. C. 1955, 1956.)
1768. De sequestralie heeft bg overeenkomst plaats, wanneer
in. noEK. ran verbindtenissen
hel betwiste goed door een of meer personen vrijwillig in handen van eenen derde is gesteld. (C. 1906.)
1769- Het is geen noodzakeiyt vereischte dat sequestratie om niet geschiede. (C. 1733. C. 1937.)
1770- Sequestratie is aan dezelfde regelen onderworpen, als de eigenlijk gezegde bewaargeving, behoudensdehiernavolgende uitzonderingen. (B. 1733. v. C. 1939.)
1771, Zij kan roerende en onroerende zaken tot onderwerp hebben. (B. 1733. C. 1939.)
1772 De bewaarnemer, die met de sequestratie belast is, kan niet van de bewaring der zaak worden ontslagen voordat het geschil uitgemaakt is, ten ware alle de belanghebbende partyen daarin mogten toestemmen, of er eene andere wettige reden mogt bestaan. (B. 17G2. C. 19(iO,)
1773. Sequestratie op regterlp bevel heeft plaats, wanneer de regter gelast dat eene zaak waarover geschil is in bewaring gesteld worde. (B. «17, 17(i3, 1922. K. 487. C. 1961.)
1774 Geregtelijke sequestratie wordt opgedragen, het zij aan iemand omtrent wien de belanghebbende partijen onderling zijn overeengekomen, het zu aan iemand die door den regter van ambtswege daartoe benoemd is.
In beide gevallen, is degene aan wien de zaak is toevertrouw d aan allo de verpligtingen onderworpen, welke de sequestratie bij overeenkomst medebrengt, en daarenboven gehouden om jaarlijks aan de arrondissements-regtbank, op de vordering van het openbaar ministerie, eene summiere rekening van zgn beheer af Ie leggen, met vertooning of aanwijzing der aan hem toevertrouwde goederen, zonder dat echter de goedkeuring der rekening aan de belanghebbende partijen zal kunnen worden tegengeworpen. (B. 1770 v. K. 9i, 489. C. 19(i3.)
1775. Be regter kan sequestratie bevelen:
|o van roerende zaken, welke onder eenen schuldenaar zijn in beslag genomen; (R. 430, 721, 727.)
2quot;. Van eene roerende of onroerende zaak, waarvan de eigendom of het bezit tusschen twee of meer personen in geschil is; (C. 617. K. 318.)
3». Van zaken, welke een schuldenaar tot kwijting zijner schuld aanbiedt. (B. 1440 v. R. 794 v. C. 1961.)
1776 De aanstelling van eenen gcregteluken bewaarder brengt tusschen den inbeslagnemer en den bewaarder wederkeerige verpligtingen voort.
De bewaarder moet voor het behoud der inbeslag genomene zaken de zorg dragen van een goed huisvader.
Hij moet dezelve overgeven, het zü ten verkoop om daaruit den inbeslagnemer te voldoen, het zü aan de party legen welke de inbeslagneming heeft plaats gehad, indien deze inbeslagneming is opgeheven.
De verpiigting van den inbeslagnemer bestaat in het betalen van bet bü de wet bepaalde loon aan den bewaarder. (R. 450, 434 v. C. 1962.)
211(1
xru. titel. Van bruikleening.
DERTIENDE TITEI..
Van bruikleeninij.
eerste afdeelinc.
Algemeene bepalingen.
1777- Bruikleening is eene overeenkomst, waarby de eene parlü aan de andere eene zaak om niet ten geljruike geeft, onder voorwaarde dal degene die deze zaak ontvangt, dezelve, na daarvan gebruik te hebben gemaakt, of na eenen bepaalden tyd, zal teruggeven. {B. 1425, 1405. C. 1875, 1871).)
1778- De uitleener blijft eigenaar van de geleende zaak. (B. 1783, 1780, 1792. C. 1877.)
1779. Al hetgeen lol den handel der mensehen behoort, en niet door het gebruik verloren gaal, kan hel onderwerp dezer overeenkomst zyn. (B. 593. C. 1878.)
1780 De verbindtenissen, welke uil de bruikleening voorl-spruilen, gaan over tot de erfgenamen van dengenen die Ier leen geeft, en van hem die ter leen ontvangt.
Maar indien men de uilleening gedaan heeft alleen uit aanmerking van dengenen die Ier leen ontvangt, en aan deszelfs persoon in het bijzonder, kunnen deszelfs erfgenamen het verder genot van het geleende goed niet blijven behouden. (8.880,1002, 1351. O. 187!».)
tweeue afdeelinc..
Van Ue rerpliglxngen van dengenen die iets Ier bruikleening ontvangt
1781- Die iets ter leen ontvangt is gehouden, als een goed huisvader, voor de bewaring en hel behoud van het geleende goed te zorgen.
Hij mag daarvan geen ander gebruik maken dan hetwelk de aard der zaak medebrengt, of bg de overeenkomst bepaald is; alles op stralle van vergoeding van kosten, schaden en interessen, indien daartoe gronden zyn.
Indien hy het geleende goed gebruikt tol een ander einde, of gedurende eenen langeren lyd, dan hy zulks behoorde te doen, is hy daarenboven aansprakelijk voor het verlies van dat goed, al bad dit verlies ook door een bloot toeval plaats. (B. 1271 v., 1281 v., 1427, 1480 v., 1783 C. 1880, 1881.)
1782. Indien de geleende zaak verloren gaal door een toeval, hetwelk degene die dezelve ter leen ontvangen heeft, door zijne eigene zaak te gebruiken, had kunnen voorkomen, of indien hy, slechts een van beide kunnende behouden, aan de zyne eenen voorrang heeft gegeven, is hij voor het verlies der andere zaak aansprakeiyk. (B. 127*2,1281, 1480. C. 1882.)
1783 Indien de zaak by het ter leen geven geschat is, komt het verlies van dezelve, al ontstond dat ook door toeval, ten laste van dengenen die d) zaak ter leen ontvangen heeft, ten ware het tegendeel mogt bedongen zijn. (K. 1281. C. 1883.)
2(ii lil. roek. Pan eerhindtenissen.
1784. Indien de zaak alleen ten gevolge van liet gebruik waartoe dezelve geleend is, en buiten schuld van den gebruiker, in waarde vermindert, is deze wegens die vermindering niet aansprakelijk. (B. 1127. C. 1884.)
1785- Indien de gebruiker, om van de geleende zaak gebruik te kunnen maken, eenige onkosten gemaakt beeft, kan bü dezelve niet terug vorderen. (B. 178«. C. 188G.)
1786 Indien versebeidene personen gezamenlijk dezelfde zaak ter leen hebben ontvangen, zyn zij, ieder voor be» geheel,jegens den nitleener daarvoor aansprakelijk. (B, 1318. C. 188quot;.
UERIIE AFDEEL1NU.
ran lt;le verpligtingen van tien uilleener.
1787- De nitleener kan de geleende zaak niet terug vorderen dan na verloop van den bepaalden tijd, of, by gebreke eener dusdanige bepaling, nadat dezelve tot het gebruik waartoe zij was uitgeleend gediend beeft, of beeft kunnen dienen. (B. HOi v. C. 1888.)
1788- Indien evenwel de uilleener, gedurende dat tgdSMM'loop, of voor dal de behoefte van den gebruiker opgehouden beeft, de geleende zaak, om dringende en onverwachts opkomende redenen, zelf benoodigd heeft, kan de regter, naar gelang der om-slandigheden den gebruiker noodzaken bet geleende aan den nitleener terug te geven. (B. 1303, tutö. (]. 188«.)
1789. Indien de gebruiker, gedurende de bruikleenlng lot behoud der zaak eenige buitengewone noodzakelyke onkosten beeft moeten maken, welke zoo dringende waren dat by daarvan Ie voren aan den nitleener gecne kennis heeft kunnen geven, is deze verpligt hem dezelve te vergoeden. (B. 1183 iquot;, 119i, 14(10, 17«ö, 1778, 1783. C. 1890.)
1790- Indien de ter leen gegevene zaak zoodanige gebreken heeft, dat daardoor aan dengene die zich van dezelve bedient nadeel zoude kunnen worden toegebragl, is de nitleener, zoo by die gebreken gekend, en daarvan aan den gebruiker geene kennis gegeven heeft, voor de gevolgen verantwoordelijk. {K. HOI T., 1510, 1799. C. 1891.)
VEERTIENDE TITEL.
ran verbruikleeniny.
EERSTE AFDEELIXG.
Ahjemcene bepalingen.
1791- Verbrnikleening is eene overeenkomst, waarbij deeene parly aan de andere eene zekere hoeveelheid van verbruikbare zaken afgeeft, onder voorwaarde dat de laatstgemelde baar even zoo veel, van gelyke soort en hoedanigheid, terug geve. (B. 14S8, 1800. Cs 1892.)
1792- Uit krachte dezer verbruikleenlng, wordt degene die Ier leen ontvangt eigenaar van het geleende goed, en indien bet-zelve, op welke wyze ook, vergaal, komt dat verlies voor zijne rekening. (B. 1778, 1800. C. 1893.)
xiv. titel. I'un verbruikleening. 2(i3
1793- De schuld, uil leening van geld voorispruilendc, lie-slaat iilleen in de geldsom die bg de overeenkomst is uitgedrukt Indien er, voor het tydstip der vol.loening, vermeerdering of vermindering van de waarde der geldspecie, of verandering in de Igangbaarheid, plaats heeft, geschiedt de teruggave der geleende som in zoodanige specie als ten tyde der voldoening gang-haar is, berekend naar derzelver gangbare waardeopdatlijdsllp. (B. 128«, 1425. K. 15quot;. C. 1895.)
1794. De regel, hy hel vorige artikel vastgesteld, is van geene toepassing, indien, ten opzigte der leening van een zeker getal stukken van eene bepaalde munt, de partgen uitdrukkelgk zijn overeengekomen, dal hetzelfde getal en dezelfde soort van stukken zullen worden terug gegeven, in dit geval, moet degene die ter leen ontvangen heeft het juiste getal stukken van denzelfden aard, en niet meer noch minder, terug geven.
Indien dezelfde soort van stukken niet meer in voldoende lioeveelbeid bestaat, moet het ontbrekende worden vergoed met munt \ uil hetzelfde metaal, zoo na mogelijk van hetzelfde gehalte, en te zamen inhoudende even veel metaal fijn, als de ontbrekende hoeveelheid der verschuldigde stukken metaal fijn inhielden. (B. 1425. C. IS'Jli.i
1795 Indien staven goud of zilver, of wei andere waren, zijn ter leen gegeven, moet de schuldenaar, hoezeerderzelver waarde ook moge vermeerderd of verminderd zyn, altgd eene gelgke boeveelheid en hoedanigheid terug geven, en is tot niets meerder gehouden. (B. 1128. (quot;.. 189quot; )
tweede afdeeling.
I'un tie cerpliqlingen den uitleeners.
1796- De uitlcener kan het ter leen gegevene niet terug eischen, voordat de tgd, bij de overeenkomst bepaald, verstreken is. (B. I30ï, 1800. G. 1899.)
1797. Geene tgdsbepaling gemaakt zijnde, kan de regter, wanneer de uitleener de teruggave vordert, naar gelang der omstandigheden, aan dengenen die de zaak ter leen ontvangen heeft eenig uitstel toestaan. (B. 130quot;, 142«. C. 1900.)
1798- Indien men is overeengekomen dat hij die eene zaak of geldsom ter leen heeft ontvangen dezelve zal terug geven, wanneer bij daartoe in staat zal zgn, zal de regter, naar gelang dei-omstandigheden, den tgd der teruggave bepalen. (B. 130i, 142«. G. 1901.)
1799- De bepaling van art. n90 is op verbruikleening toe-passelgk. (G. 1898.)
derde afdeeling.
Fan de verpligtintien des leeners.
1800 Die iets ter leen ontvangt is verpligt hetzelve in ge-lyke hoeveelheid en hoedanigheid, en op den bepaalden lyd, terug te geven. (B. 1304, 1428, 1791, 179«. C. 1902.)
1801. Indien hg zich In de onmogelijkheid bevindt om hieraan
ui. boek. Van verbindlenissen.
te voldoen, is hg gehouden de waarde van het geleende Ie betalen, waarby zal moeten in aanmerking genomen worden de tijd en de plaats, waarop het goed, ten gevolge der overeenkomst, had moeten worden teruggegeven.
Indien deze lijd en plaats niet bepaald zijn, moet de voldoening geschieden overeenkomstig de waarde welke de geleende zaak, ten tüde waarop en ter plaatse alwaar de leeninggeschied , gehad heeft, (B. 128«, 1429. C. 1903.)
vierde afdeelixü.
ran het Ier leen r/even op interessen.
1802 Het is geoorloofd, voor leening van geld of andere ver-bruikhare zaken, interessen te bedingen. (K. 1286, 180S, 2012 K. 348. C. 1903.)
1803 HU die ter leen ontvangen, en interessen betaald heeft die niet bedongen waren, kan dezelve niet terug eischen, noch in vermindering der hoofdsom doen verstrekken, ten ware dezelve de wettelyke interessen te boven gingen; in welk geval, het te veel betaalde kan worden terug geëischl, of in mindering van de hoofdsom verstrekken.
De betaling van onbedongen interessen verpligt den schuldenaar niet dezelve In het vervolg te betalen; maar hedongene interessen zyn verschuldigd tot de teruggave of consignatie der hoofdsom toe, zelfs indien de eene of andere na den vervaltijd mogt hebben plaats gehad. (B. 130«. 1393. C. 190«.)
1804- Interessen zyn of wetteluke, of by overeenkomst bedongen. De wettelijke interessen zijn bü de wet bepaald. De bij overeenkomst bedongene interessen mogen de wettelijke te boven gaan, in alle de gevallen waarin de wet zulks niet verhiedl
De hoegrootheid der bij overeenkomst bedongene interessen moet in geschrift worden bepaald. (B. 449, 471, 844 v., 1144, 128«, 1322, 1842, 187«, 2012. C. 1907.)
1805. Indien de uitleener interessen bedongen heeft, zonder dat het beloop daarvan bepaald zij, is degene die ter leen oni-vangen heeft gehouden liet beloop der wettelijke interessen te voldoen.
1806. Het bewijs van de betaling der hoofdsom zonder voorbehoud van interessen gegeven zijnde, doet de voldoening der interessen vooronderstellen, en de schuldenaar wordt daarvan bevrijd. (B. 1 133, 1 174, 1933. C. 1908.)
VIJFTIENDE TITEL.
Van uevestigrie of allyddurende renten
1807. Het vestigen eener altyddurende rente is eene overeenkomst, waarby de uitleener interessen bedingt, tegen betaling eener hoofdsom welke hy aanneemt niet terug te zullen vorderen. (B. ö«7, 1430. 1909.)
1808. Deze rente is uit haren aard aflosbaar.
l'arlijen kunnen alleeniyk overeenkomen dal de aflossing niet , i 11 n na afloop van eenen zekeren tijd, welke niet
xv. titel. Van gevestigde of altydilurende renten, iijli
langer dan voor tien jaren raag gesteld worden, of zonder dat zg den schuldeischer vooraf verwittigd hebben op eenenzekeren, lt;loor hen bevorens vastgestelde!) termijn, welke echter den tijd van een jaar niet zal mogen te boven gaan (h. 1303, lHflii .C, 1911.)
1809 De schuldenaar eener altgddurende rente kan lot de aflossing genoodzaakt worden:
1°. Indien hij niets betaald heeft op de gedurende twee achtereenvolgende jaren verschuldigde renten;
2°. Indien bü verzuimt aan den geldschieter de hg de overeenkomst beloofde zekerheid te bezorgen:
.'1°. Indien hij in slaat van faillissement of van kennelijk onvermogen is verklaard. (B. 130!, 1307, 181», 18S0. K 764 v. R. 88-2 v. C. 1012, 1013.)
1810 In de twee eerste gevallen, bij hel vorige artikel vermeld, kan de schuldenaar zich van de verpligting lot aflossing onthelfen, indien hij binnen de twinti - dagen, te rekenen van de geregtelijke aaiimaning, alle de verschenen termijnen betaalt of de beloofde zekerheid stelt. (B. 127i.)
ZESTIENDE TITEL.
ran kans-overeenkomsten.
eerste afdeelinc.
Alqemeene bepaling.
1811 Eene kans-overeenkomst is eene handeling, waarvan de uitkomslcn, met heirekking lot voordeel en nadeel, het zij voor alle de partgên, het zg voor eenige derzelve, van eene onzekere gebeurlenis afhangen.
Van dien aard zgn :
De overeenkomst van verzekering; (K. 21(1 v., 3»2 v.)
Bodemerg; (K. SB» v.)
Lijfrenten; (B. 1812 v.)
Spel en weddingschap; (B. 1823 v.)
De heide eerste worden hij bet Wetboek van koophandel geregeld. ((;. 1964.)
tweede afüeei.isg.
Van de overeenkomst van lijfrenten en ilerzetver gevolgen.
de nerée, de conlr. redit. vit. ex jure nor. (Traj. 1837). —
korte weg, ile reclitihux vitalitiis eorumgue vnlore (l. b.
1844.)
1812- Lglrenle kan bij eenen bezwarenden titel, of bij akte. van schenking, worden gevestigd
7.ii kan ook worden verkregen hg uiterste wilsbeschikking. (B. 811, 963, 1817, 2012. C. 1968, 1969.)
1813- Lijfrente kan worden gevestigd, helzg op hel lijf des geldschieters, of van hem wien men daarvan het genol geeft,het zg op dat van eenen derde, ofschoon deze daarvan geen genol hebbe. (C. 1971.)
in. boek. Tan oerbindtenissen.
1814. Dezelve kan gevestigd worden op het lüf van een of meer personen. (C. I91i.)
1815. ZU kan gevestigd worden ten behoeve van een derde, hoewel het geld door een' ander persoon geschoten zij.
In dat geval, is zij echter niet onderworpen aan dc formaliteiten welke tot schenkingen vereischt worden. (B. 1333. C.ltns.)
1816 Alle lüfrente, gevestigd op hel lyr van iemand die overleden was op den dag waarop de overeenkomst is aangegaan, is krachteloos. (K. 1371. (;. lim.)
1817. Lijfrente kan tot zoodanig beloop van renten gesteld worden, als partyen goedvinden te bepalen. 1). 1801. C. 1U7«.)
1818. Degene te wiens behoeve eene lijfrente by bezwaren-den titel is gevestigd, kan de vernietiging van de overeenkomst vorderen, Indien de schuldenaar hem de bedongene zekerheid voor derzelver nakoming niet bezorgt.
In geval van vernietiging, is de schuldenaar gehouden deach-ierstallige bedongene renten te betalen, lot den dag toe waarop de hoofdsom zal zijn afgelost. (B. 1303, ISO!) iquot;. C. 1977.)
1819. Wanbetaling der verschenen lijfrente geeft den rent-lieller geen regt om aflossing van de hoofdsom, of teruggave \an het door hem daarvoor afgestane goed, te vorderen; hg heeft alleen het regt om zijnen schuldenaar voor dc verschuldigde renten aan te spreken en uit te winnen en om zekerheid te vragen voor de te vervallene renten. (B. 1430. C. 1978.)
1820- Ingeval de schuldenaar in staat van faillissement of kennelijk onvermogen Is verklaard, zal de lijfrente verminderd worden naar evenredigheid der overige schulden, en is de boedel verpligt aan den renthelfer het genot der alzoo verminderde lijfrente te verzekeren. (K. quot;tii v. K. 882 v.)
1821 De schuldenaar kan zich niet van de betaling der lijfrente ontheffen door de teruggave der hoofdsom aan te bieden, en door af te zien van de terugvordering der betaalde renten; hij is gehouden met de betaling der lijfrente voort te gaan, gedurende het geheele leven van den persoon of der personen op wier lijf de rente gevestigd is, hoe bezw arend ook de betaling dier rente voor hem worden moge. (C. 1979.)
1822. De eigenaar eener lijfrente heeft slechts een verkregen regt op de lijfrente, naar evenredigheid van het getal der dagen welke degene geleefd heeft, op wiens lyr de rente is gevestigd.
Indien echter de overeenkomst medebrengt dat de rente vooruit moet worden betaald, is liet regt op den termijn die betaald had behooren te zijn verkregen van den dag waarop de betaling had moeten geschieden. (B. 558, 811. C. 1980.)
1823. Men kan niet bedingen dat eene lijfrente aan geene inbeslagneming zal onderworpen zijn, ten ware dezelve om niet gevestigd zy. (C. 1981.)
1824 De renthelfer kan de verschenen rente niet vorderen, dan door te doen blijken van het leven van hem op wlen de lyf-rentp gevestigd is. (B. 2012. C. 1983.)
xvi. titel, run kuHs-overeenkomslen. M'
derde afdeel1ng.
Fan spel en weildingschap.
v. iikin'se, lie ludis et sponsionibus (L. B. 18:19).
1825. De wel staat geene regtsvordeiing toe; Ier zake van eene sctiuld uitspel of uit weddingschap voortgesproten. (C. 1 !)«quot;gt;.
1826. Onder de hier-lioven staande bepaling zijn echter niet tiegrepen die spelen welke geschikt zyn tot ligchaamsoefening, als het schermen, wedloopen en dergelijke.
Niettemin kan de regter den eisch ontzeggen of verminderen, wanneer hem de som overmatig toeschijnt. (C. 1906.)
1827 Men mag de bepalingen der twee voorgaande artikelen door geene schuldvernieuwing ontwijken. (B. 1449 v.)
1828- In geen geval, kan hij die het verlorene vrijwillig lie-taald heeft hetzelve terug eischen, ten ware, van den kant van dengenen die gewonnen heeft, hedrog, list nf opligling helilie plaats gehad. (B. 1395. C. 19tn.)
ZEVENTIENDE TITEL.
fan lashjeving.
eerste afdeelixu.
ran den aard der lastjevimj.
1829. Lastgeving is eene overeenkomst, waarhg iemand aan eenen anderen de magt geeft, en deze aanneemt, om eene zaak voor den lastgever, in deszelfs naam, Ie verrigten. (B. v. K. 79. C. 1984.)
1830. I .ast kan worden gegeven en aangenomen hy opeuhare akte, hy onderhandsch geschrift, zelfs hij eenen brief en ook by monde.
De aanneming van eenen last kan ook stilzwijgende geschieden, en afgeleid worden uit de volvoering van den last door den lasthebber. (B. 151quot;, 1933 v., 1982. C. 1983.)
1831 Lastgeving geschiedt om niet, ten «are het tegendeel bedongen zij. (B. in«8, 1394, 1838. C. 198«.)
1832- Lastgeving is of bijzonder, en slechts lot eene of meerdere bepaalde zaken, of algemeen en lot alle de zaken van den lastgever betrekkelijk. (C. 1987.)
1833- Lastgeving, in algemeene bewoordingen vervat, strekt zich alleen uil tot daden van beheer.
Om goederen te vervreemden, of met hypotheek Ie bezwaren, «m eene dading aan te gaan, of om eenige andere daad van eigendom te verrigten, wordt eene uitdrukkelijke lastgevingvereischt. (B. 1217, 1421, 1441 1°, 1720, 1971. 0. 1988.)
1834. De lasthebber mag niets doen hetwelk zijnen last te huiten gaat; de magt om eene zaak hij wege van dading af te doen bevat geenszins de bevoegdheid om dezelve aan de beslissing van scheidsmannen te onderwerpen. (B. 1332, 1843. R. 020. C. 1988.)
1835. Vrouwen en minderjarigen kunnen lot zaakgelastigden
in. boek. ran verbindtenissen.
gekozen worden, maar de lastgever tieefl geene andere regtsvor-dering legen minderjarigen, dan overeenkomsllg de algemeene bepalingen, die tot de verbindtenissen der minderjarigen betrekkelijk zijn, en tegen getrouwde vrouwen, die zonder magtiglog barer mans den last hebben op zich genomen, dan volgens de regelen, bü den zesden en achtsten tilel van het eerste boek van dit Wetboek voorgeschreven. (B. 1«3 v., IliO, 170, 194 v., 38quot;i, 388, 143 v., 1033, 130« v., 1423, 1482. R. «22. C. 199(1.)
1836 Be lastgever kan dengenen met wien de zaakgelastigde in die hoedanigheid gehandeld heeft onmiddellijk in regten betrekken en de voldoening der overeenkomst vorderen. (B. 1829, 1840. K. quot;8.)
tweede afdeeling.
I'an de verpliglingen van den lasthebber.
1837 De lasthebber is gehouden den last, zoo lang hij daarvan niet ontheven is, te volvoeren, en is verantwoordelijk voor de kosten, schaden en interessen, die door het niel ten uitvoer brengen van dien last zouden kunnen ontstaan.
Insgelljk? is hU gehouden de zaak, waarmede hg ten töde van het overlijden van den lastgever eenen aanvang heeft gemaakt, ten einde te brengen, indien er, doorbel niet onmiddellijk afdoen van de zaak, eenig nadeel zoude kunnen ontstaan. (B. 1279 v., 1373, 1380 v., 130«, 183i. C. 1991.)
183fe De lasthebber is met alleen aansprakelijk wegens kwaad opzet, maar ook wegens verzuimen welke bü bij het volvoeren van zijnen last mogt hebben gepleegd.
Niettemin wordt de verantwoordelijkheid wegens verzuimen minder streng toegepast ten aanzien van dengenen die eenen last om niet op zich neemt, dan van hem die daarvoor eenige belooning ontvangt. (B. 1304, 1392, 1744, 1831. C. 1992.)
1839. De lasthebber is verpligt rekenschap te geven van hetgeen hü verrigl heeft, en aan den lastgever verantwoording le doen van al hetgeen hij uit kraebte van zijne volmagt ontvangen beefl, al ware het ook dat het ontvangene niet aan den lastgever mogt zijn verschuldigd geweest. (B. 1842. C 1993.)
1840 De lasthebber is verantwoordelijk voor dengenen dien hij tot de uitvoering van dien last in zijne plaats gesteld heeft:
1°. Indien hij geene magt heeft bekomen om eenquot; ander in zijne plaats te stellen;
2o. Indien hem die magt verleend is zonder aanduiding van eenen bepaalden persoon, en degene dien hij daartoe gekozen heeft blijkbaar onbekwaam of onvermogend is.
De lastgever wordt steeds voorondersteld aan den lasthebber het vermogen le hebben gegeven om een' ander in zijne plaats te stellen tot het beheer van goederen welke buiten het grondgebied des Koningrijks gelegen zijn.
In allen gevalle kan de lastgever den persoon, welken de lasthebber in zijne plaats heeft gesteld, onmiddellijk aanspreken. (B. 1403, 183«. K. 89 C. 1994.)
1841- Indien, bü dezelfde akte, verscheidene gevolmagtigden
xvii. titel. Kan lustijevmci.
uf ziiiikgelastigden zijn aangesteld, heeft tc hunnen aanzien peene hoofdelijke verbindtenls plaats, dan voor zoo verre zulks uitdrukkeiyk bepaald is. (B. 131«, 1318, 1GT., 1830. C. 1993.)
1842. De lasthebber is de interessen der hoofdsommen, welke hy tot zyn eigen gebruik besteed heeft, verschuldigd, te rekenen van het tijdstip waarop hg daarvan gebruik heeft gemaakt; en van de sommen die hy bij slot van rekening moet uitkeeren,van den dag af, waarop hü in verzuim gesteld is. (B. 1CG3, 1753, 1847. C. 199«.)
1843 De lasthebber die aan dengenen met w ien hij in die hoedanigheid handelt behoorlijk kennis gegeven heeft van zijne volmagt, is niet aansprakelgk ten aanzien van hetgeen boven zijnen last geschied is, ten ware hij zich daartoe persoonlijk had verbonden. (B. 1833 v. C. 1997.)
derde afdeelinü.
Fan, de verpliglingen van den lastgever.
1844- De lastgever is vcrpligt na te komen de verbindtenis-sen, door den lasthebber, overeenkomstig de magt welke hg hem heeft verleend, aangegaan.
Hg is niet gehouden lot hetgeen bovendien mogt geschied zijn, dan voor zoo verre hg zulks uitdrukkelijk of stilzwggend bekrachtigd heeft. (B. 1393 v. 1929. K. GS«. C. 1998.)
1845. De lastgever is verpligt aan den lasthebber terug te geven de voorscholten en onkoslen, welke deze tot uitvoering van den last gedaan heeft, en hem zgn loon te betalen, indien zulks bedongen is.
Indien aan den lasthebber geen verzuim te wijlen is, kan de lastgever zich aan deze teruggave en betaling niet onttrekken, al mogt de zaak ook mislukt zijn. (C. 1393. C. 1999.)
1846. Ook moet de lastgever den lasthebber schadeloos stellen wegens de verliezen welke deze, ter gelegenheid der uitvoering van zgnen last, mogt geleden hebben, mits hem te dien opzigle geene onvoorzigligheld te wijten zg. (C. 2000.)
1847- De lastgever is aan den lasthebber interessen voorgedane voorschotten verschuldigd, te rekenen van den dag waarop de voorschotten gedaan zgn. (B. 1280, 1842. C. 2001.)
1848- Indien een lasthebber door verscheidene personen is aangesteld lot het waarnemen eener zaak, die aan hen allen gemeen is, is elk hunner jegens hem, voor hel geheel aansprakelgk voor alle de gevolgen van de lastgeving. (B. 1318. C. 2002.)
1849. Do lasthebber heeft het regt om hetgeen hij van den lastgever in handen heeft zoo lang terug te houden, tot dat hem alles betaald is hetwelk hg ten gevolge der lastgeving te vorderen heeft. (B. 118Ö 3°, 1193. K. 82, 84.)
vierde afdeel1ng.
Over de verschillende wijzen waarop de lastgeving eindigt. schouten. Onderzoek of de lastgever wettig afstand kan doen
van het vermogen, dat art. 1851 hem toekent (Amsl. 1844). —
Regtsgel. Adviezen I, blz. 114 v.
1850- Lastgeving eindigt; (b. 500, s26.)
in. boek. run oerbindtenissen.
Door herroeping der volmagt van ilen laslhebber; (B. 1673, isrn.)
Door de opzegging van ilen lasl door den lasthebber; door den dood, de curatele, den staat van faillissement of van kennelijk omermogen, het zU van den lastgever, bet zg van den lasthebber;
Door het huwelijk der vrouw die den last gegeven of ontvangen beeft. (C. -2003.)
1851. De lastgever kan den last herroepen wanneer hem zulks goeddunkt, en indien daartoe gronden bestaan, den lasthebber noodzaken hem de volmagt, welke hij in handen beeft, terug te geven. (B. 1241. C. 2001.)
1852. De herroeping, alleen aan den lasthebber kenbaar gemaakt zijnde, kan aan derden, die, daarvan onkundig, met hem gehandeld hebben, niet worden tegengeworpen, behoudens het verhaal van den lastgever op den lasthebber. (B. 1370. C.200Ö.)
1853. De aanstelling van eenen nieuwen lasthebber, tot het Nerrigten van dezelfde zaak, brengt de herroeping van den eersten mede, te rekenen van den dag waarop die aanstelling aan den laalstgemeide is kenbaar gemaakt. (C. 200G.)
1854. De lasthebber kan zich van den last ontslaan door opzegging aan den lastgever.
Indien evenwel deze opzegging door hare ontijdigheid, of uit eenigen anderen hoofde, door de schuld van den lasthebber aan den lastgever tol nadeel verstrekt, moet hü deswege door den lasthebber schadeloos worden gesleld; ten ware delaatstgemelde zich in de onmogelijkheid bevond om den last verder tevolbren-gen,.zonder daardoor zelf eene aanmerkelijke schade te lyden. (B. 1279 v., 1390, 1837 C. 2007.)
1855 Indien de lasthebber onbewust is van den dood des lastgevers, of van hel bestaan van eenige andere oorzaak die den last doet eindigen, is betgeen bij in die onwetendheid ver-rigt beeft van waarde.
In dat geval, moeien de verbindtenissen, door den lasthebber aangegaan, nagekomen worden ten aanzien van derden die inde goede trouw zgn. (C. 2008, 2009.)
1856 Ingeval de lasthebber overlijdt, moeten deszelfs erfgenamen daarvan aan den lastgever kennis geven, indien hun de lastgeving hekend is, en inmiddels zorg dragen voor hetgeen de omstandigheden in bel belang van den lastgever mogten verei-schen; op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, indien daartoe gronden zijn. (B. 880, 10(i2, 1279 v. fl.2810.)
ACHTTIENDE TITEL.
Fan borqlogl.
eerste afdeeling.
Fan den aard der bnrijinijl.
1857- Borgtogt is eene overeenkomst, waarbij een derde zich, ten behoeve van den schuldelscher, verbindt om aan de verbind-
2711
xvia. titel, ran borgtoql.
(enis van den schuldenaar te voldoen, indien deze nietzcirdaar-aan voldoet. (B. 1808. C. -2011.)
1858- Geen borgtogl kan bestaan, of er moei eene « ettise hoofdverbindtenis zijn.
Men kan zich niettemin borg stellen voor eene vcrbindtenis, al mogl die ook kunnen vernietigd worden door eene exceptie, w elke alleen den verbondene in persoon betreft, hij voorbeeld in geval van minderjarigheid, (h. I3li6, ISlift 3°, 188i. C. 2012.)
J859. Een borg kan zich tot niets meerder, noch onder meer bezwarende voorwaarden, verbinden, dan waartoe de hoofdschuldenaar verbonden is.
Borglogt kan ook worden aangegaan voor slechts een gedeelte der schuld of onder minder bezwarende voorwaarden. Indien de horgtogt voor meerder dan de schuld, of onder meer bezwarende voorwaarden, is aangegaan, is hij niet geheel van onwaarde, maar bepaalt zich slechts tot datgene hetwelk in de hoofdver-bindtenis is begrepen. (B. ISlil. C. 2013.)
1860 Men kan zich borgstellen zonder daartoe aangezocht Ie zijn door dengenen voor wien men zich verbindt, en zelfs buiten zijn weten. (K. 1354.)
Men kan zich ook borg stellen, niet alleen voor den hoofdschuldenaar, maar ook voor deszelfs reeds gestelden borg. (K 1303, 1S16, 1884. C. 2014.)
1861- Borgtogt wordt niet voorondersteld, maar moet uit-ilrukkelijk worden aangegaan; men kan die niet verder uitstrekken dan de bepalingen, onder welke dezelve is aangegaan. (B. IlilO, 18quot;gt;9. C. 2013.)
1862- Onbepaalde borgtogl voor eenehoofdverbindtenissirekl zich uit lol alle de gevolgen der schuld, zelfs lol de kosten der tegen den hoofdschuldenaar gedane reglsvordering, en tol alle zoodanige welke gemaakt zijn nadal de borg deswege is aangemaand. {C. 201ti.)
1863- Be verbindlenissen der borgen gaan over op hunne erfgenamen. (B. 1002, 1334 C. 2017.)
1864. De schuldenaar die verpligl is borg te stellen moei daartoe zoodanigen persoon aanbieden die de bekwaamheid heeft om zich te verbinden, die genoegzaam gegoed is om aan de ver-bindlenis te kunnen voldoen, en binnen het Koningrijk woonachtig is. {B. 1806 v. R. «19. C. 2018.)
1865. De gegoedheid van eenen borg wordt alleen beoordeeld naar deszelfs vaste goederen of inschrijvingen op het grootboek der nationale werkelijke schuld, uitgezonderd in zaken van koophandel, en wanneer de schuld eene geringe som bedraagl. Men kan geen acht slaan op onroerende goederen, waarover geschil in regten bestaat, of waarvan de uitwinning, wegens der-zelver verren afstand, te moeUeliik zoude zijn. (B. 1871. B. fiis v. C. 2019.)
1866- Wanneer de borg, die door den schuldeischer vrijwillig of op regterlijke uitspraak, is aangenomen, naderhand onvermogend is geworden, moei er een nieuwe borg gesteld worden. (B. 1864.)
271
in. boek. Van verbindtenissen.
Deze regel lijdl alleenlijk uitzonilerlng, in geval de borg gesteld is ten gevolge eener overeenkomst, waarbüdeschuldeischer eenen bepaalden persoon tot borg gevorderd heeft. (G. 5020.)
1867- II y, die door de wet, of ten gevolge van een regterl (jk gewijsde, verpligt is eenen borg te stellen, en dien niet mogt kunnen vladen, kan volstaan met, in deszelfs plaats, een pand of hypotheek te geven. (B. 1196 v., 180i, 1809 3°. C. 2011.)
TWEEDE AFUEELINU.
Van de (jewUien van borgtogl lusschen den schuldeischer en den iorq.
1868 De borg is jegens den schuldeischer niet lot betaling gehouden, dan bü gebreke van den schuldenaar, wiens goederen vooraf moeten uitgewonnen worden. (B. 1319, 1837, 1870 C. 2021.)
1869- De borg kan niet vorderen dat des schuldenaars goederen vooraf uitgewonnen worden;
1°. Wanneer hü van het voorregt van uitwinning heeft afstand gedaan;
2°. Wanneer hij zich hoofdelijk met den hoofdschuldenaar verbonden heeft; in welk geval de gevolgen van deszelfs verbindtenis geregeld worden naar de beginselen welke ten opzlgte van hoofdelijke schulden zyn vastgesteld; (B. 1197, 1319.)
3°. Indien de schuldenaar eene exceptie kan in hel midden brengen, welke hem alleen en persoonlijk betrett; (B. 1838.)
i». Indien de schuldenaar zich In slaat van faillissement of van kennelijk onvermogen bevindt;
3°. In geval van geregtelgke borgtogt. (B. 1864, 1867.C.2021, 2042.)
1870. De schuldeischer is niet verpligt den hoofdschuldenaar eerst uit te winnen, dan wanneer de borg, op de eerste gereg-tclijke tegen hem gerigte aanspraak, zulks vordert. (B. 1868. (l. 2021.)
1871. De borg die de uitwinning van den hoofdschuldenaar vordert moet aan den schuldeischer de goederen van denzelven aanwijzen, en de noodlge penningen voorschieten om de uitwin ning te bewerkstelligen.
Hij kan geene aanwijzing doen van goederen, waarovergeschil in regten bestaat, noch van de zoodanige welke voor de schuld zijn gehypothekeerd, en waarvan de schuldenaar niet meer in het bezit is; noch eindelijk van goederen buiten hel Koningrijk gelegen. (B. 1863 C. 2023.)
1872. Wanneer de borg, overeenkomstig hel voorgaande artikel, eene aanwijzing van goederen gedaan en de noodigc penningen tot de uilwinning geschotun heeft, is de schuldeischer, ten beloope der aangewezene goederen, met opzigt tot den borg, verantwoordelijk voor hel onvermogen van den hoofdschuldenaar, hetwelk bij gebreke van vervolgingen daafna ontstaan is. (C. 2024.)
1873. Wanneer verscheiden personen zich tot borgen hebben
272
xviil. titel. Van torgtogt.
gesteld Yoor denzelfden schuldenaar en voor dezelfde schuld, is leder van hen voor de geheele schuld verhonden. (B. 131«, lJ3i v., 1857. C. 2023.)
1874- Niettemin kan elk hunner, zoo hy geen afstand heeft gedaan van het voorregt van schuldsplitsing, op de eerste ge-regtelijke aanspraak, vorderen dat de schuldeischerzgne schuldvordering alvorens verdeele, en dezelve vermindere tot het aandeel van eiken deugdelgk verbonden horg.
Indien, ten tyde dat een der borgen de schuldsplitsing heeft doen uitspreken, een of meerder medeborgen onvermogend zijn, is die horg, naar evenredigheid van zijn aandeel, gehouden voor de onvermogenden te voldoen; maar hü is niet aansprakeiyk, indien derzelver onvermogen na de schuldsplitsingisopgekomen. (B. 1319. C. 2020.)
1875. Indien de schuldeischer zelf, en vrywillig, zyne regts-vordering verdeeld heeft, kan hy tegen die schuldsplitsing niet weder opkomen, al waren zelfs eenige der borgen onvermogend, vóór den tyd dal. hij de schuld verdeeld heeft. (B. 132;;.C. 2027.)
derde afdeelixg.
fan de gevolgen van borglogt lusschen den schuUlenuar en den borg, en tusschen de borgen onderling.
Opmerk, en Meded., VII, hlz. 300— 30«.
1876 De borg, die betaald heeft, heef! zyn verhaal op den hoofdschuldenaar, het zij de borglogt met of zonder deszelfs medeweten gesteld zy. Dit verhaal heeft plaats, zoo wel ten aanzien van de hoofdsom, als van de interessen en de kosten.
Ten aanzien dier kosten heeft de borg slechts zijn verhaal, voor zoo verre by tydig aan den hoofdschuldenaar heeft kennis gegeven van de tegen hem gerigle vervolgingen.
De borg heeft ook verhaal tot vergoeding van kosten,schaden en interessen, indien daartoe gronden zijn.
(B. 127», 1800, 1802, 1879 V. C. 2028.)
1877. De borg die de schuld betaald heeft treedt van regts-wege in alle de reglen welke de schuldeischer tegen den schuldenaar gehad heeft. (B. 143«, 1139. C. 2029.)
1878 Indien verscheiden hoofdschuldenaars van dezelfde schuld ieder voor het geheel verhonden waren, heeft degene die zich voor alle tot horg gesteld heeft op een ieder hunner zyn verhaal tot terugvordering van al hetgeen hy betaald heeft. {B. 1329, 1881. C. 3030.)
1879- De borg die eenmaal de schuld betaald heeft, heeft geen verhaal op den hoofdschuldenaar die voor de tw eede maal betaald heeft, indien hij denzelven van de door hem gedane betaling geene kennis heeft gegeven; behoudens zyne actie lol terugvordering tegen den schuldeischer.
Indien de borg betaald beeft, zonder daartoe in regten te zyn aangesproken, en zonder den hoofdschuldenaar daarvan te hebben verwittigd, heeft hg op dezen geen verhaal, in geval die schuldenaar, op hot oogenblik der betaling, gronden mogt heb-111. 18
»73
in. boek. Fan verbinitenissen.
lie li gehad om de schuld Ie doen vervallen verklaren; onverminderd de regtsvorderlng van den liorg lol terugvordering, tegen den scliuldelsclier. (H. 1307, 18quot;«. C. 2031.)
1880. De borg kan, zelfs voordat liy betaald heeft, den schuldenaar aanspreken, om door denzelven schadeloos gesteld, of van zijne verbindtenis ontheven te worden:
1°. Indien hij lot betaling in regten vervolgd wordt;
2° Indien de schuldenaar is verklaard in staal van faillisse-ment of van kennelijk onvermogen; (B. 1307.)
3quot;. Indien de schuldenaar zich verbonden heeft om hem binnen zekeren lijd het ontslag van zgne borgtogt Ie bezorgen;
1°. Indien de schuld opeischbaar is geworden, door hel verschijnen van den termgn oji welken zij betaalbaar was gesteld; (B. 1887.)
ü». gt;a verloop van tien jaren, indien de hoofd\erbindtenis geenen bepaalden vervaltijd heeft, ten ware de hoofdver-hindtenls van dien aard zij, dat zij niet voor cenen bepaalden tijd kan vervallen, zoo als eene voogdij. (B. 474. C. 2032.)
1881 Indien verscheiden personen zich tol borgen hebben gesteld voor denzelfden schuldenaar en ter zake van dezelfde schuld, heeft de borg die de schuld voldaan heeft, in degevallen by nquot;. 1 en i van hel vorige artikel voorzien, zün verbaal op de overige borgen, ieder voor zijn aandeel. (B. 1873.)
De bepaling van het tweede lid van arlikel 1329 is ten dezen toepasselijk. (C. 2033.)
vierde afdeel1xg.
ran hel le niet gaan van borqlonl.
1memoxt, over art. 1883 /!. ff'. (Leid. 18(50).
1882- De verbindtenis, uil borgtogt voortspruitende, gaat te niet door dezelfde oorzaken, waardoordeoverlgeverhindtenissen eindigen. (B. 1417, lii» v., 1473, 1478 v. C. 2034.)
1883 De schuldvermenging, welke plaats heeft tusschenden persoon van den hoofdschuldenaar en dien van den borg, wanneer de een erfgenaam wordt van den anderen, vernietigt geenszins de regtsvordering van den schuldeischer tegen dengenendie zich lot borg gesteld heeft van den borg. (B. 1473. C. 2033.)
1884. De borg kan zich tegen den schuldeischer van alle exccptlën bedienen, die aan den hoofdschuldenaar toekomen, en
ot de schuld zelve behooren.
Maar hg kan geene exceplien in het midden brengen, welke alleen den persoon van den schuldenaar helreffen. (B. 13S3, 1400, 1478 v., 1838, 1975. C. 2030.)
1885. De borg Is ontslagen, wanneer hij, door toedoen van den schuldeischer, niet meer treden kan in de regten,hypotheken en voorregten van dien schuldeischer. (B. 1438 v. C. Ï037.)
1886. De vrgwillige aanneming van eenig onroerend ofander goed, door den schuldeischer in betaling der hoofdschuldgedaan,
svm. titel. Van borglnnt.
onlslaal den Ijorg, al ware liet ook dal hetzelve goed naderhand van den schuldeischer wierd uitgewonnen. (C. 2038.)
1887 Een eenvoudig uitstel van betaling, door den schuldeischer aan den hoofdschuldenaar toegestaan, ontslaat den borg niet; doch deze kan, in dat geval, den schuldenaar vervolgen, om hem tot betaling te noodzaken, of om hem het ontslag van zijne borgtogt te bezorgen. (K. 1444, 1010, 1880. C. 203».)
NEGENTIENDE TITEL.
Van dading.
v. d. bank, de Iransadionibus (Traj. 183!»). — dibrits,iletrans-
aclione, (L. B. 18n). — haakman, de Iransaclie of dadinij,
(ütr. 18«0).
1888. Dading is eene overeenkomst «aarbij partijen, legen overgave, belofte of terughouding eener zaak, een aanhangig geding ten einde brengen, of een te voeren geding voorkomen.
Deze overeenkomst is slechts van waarde. Indien zij schriftc-telük is aangegaan, al mogt zij ook eene zaak betreffen waaromtrent het bewijs door getuigen zoude kunnen worden toegelaten. (B. 405, 1103, 1833. C. 2044.)
1889- Om eene dading te treffen, moet men de bevoegdheid hebben om over de onderwerpen, in de dading begrepen, tekun-nen beschikken. ,
Voogden en curators kunnen geene dading treilen dan zich gedragende overeenkomstig de bepalingen van den zestienden en achttienden titel des eersten hoeks van dit Wetboek.
De gemeenten en openbare instellingen kunnen geene dading treffen, dan met inachtneming der formalileiten, voorgeschreven by de wetten die haar betreffen. (B. 470,300. Sb. 18Ö1, n». 85. C. 2045.)
1890 Men kan over de burgerlijke belangen, die uiteen misdrijf ontstaan, dading treffen.
De dading belet geenszins de vervolging van het openbaar ministerie. (A. 8, 14. B. 1414. Sv. 3. C. 2040.)
1891. Dadingen bepalen zich lot derzelver onderwerp; de daarbij gedane afstand van alle regten, actiën en vorderingen moet slechts verstaan worden, voor zoo verre die betrekking hebben tot het verschil hetwelk tot de dading heeft aanleiding gegeven. (B. 1380. C. 2048.)
1892. Dadingen maken slechts een einde aan die verschillen welke daarin begrepen zijn, het zij partyen derzelver bedoeling in byzondere of algemeene bewoordingen bevat hebben, het zy men die bedoeling afleide als een noodzakelijk gevolg van hetgeen uitgedrukt is. (B. 1293, 1379. C. 2049.)
1893- Indien degene die eene dading getroffen heeft over een regt hetwelk hem uit eigen hoofde toekwam, vervolgens een dergeiyk regt van een' ander' verkrygt, is hij, met betrekking tot het nieuw bekomen regt, aan de bevorens aangegane dading niet gehouden. (C. 2030.)
1894. Dadingen, door een' der belanghebbenden aangegaan.
in. BOEK. Van verbindlenissen.
verbinden de overige belanghebbenden niet, en kunnen door hen niet worden ingeroepen (C. 2051.)
1895. Dadingen hebben tusschen de partyen kracht van geijsde in het hoogste ressort.
Men kan tegen dezelve niet opkomen, het zy uit hoofde van dwaling in het regt, het zg uit hoofde van benadeeling. (B. 1163, 1934 V. C. 4052.)
1896. Niettemin kan eene dading vernietigd worden, wanneer er dwaling heeft plaats gehad omtrent den persoon, of omtrent het onderwerp van bet geschil.
Zy kan vernietigd worden in alle de gevallen waarin bedrog of geweld heeft plaats gehad. (B. 1337 v. C. 2053.)
1897- Insgeiyks kan men de vernietigingeenerdadingvragen, wanneer dezelve, ten gevolge eener dwaling in feiten, is aangegaan ten aanzien van eenen titel die nietig was, behalve in het geval dat partyen uitdrukkeiyk over die nietigheid eene dading gesloten hebben. (B. 19-29, 1931. C. 2054.)
1898. Eene dading, aangegaan op grond van stukken die naderhand zyn bevonden valsch te zyn, is ten eenenmale nietig. (C. 2033.)
1899- Eene dading over een geschil, waaraan reeds een einde is gemaakt door een vonnis hetwelk in kracht van gewysde is gegaan, doch waarvan partyen, of eene derzelve, geene kennis droegen, is nietig.
Indien het vonnis, waarvan partyen geene kennis droegen, aan eenig beroep onderhevig was, is de dading van waarde. (C. 2036.)
1900 Indien partyen, in het algemeen, eene dading hebben aangegaan over alle zaken welke zy met elkander uitstaande hebben, leveren de bescheiden, die hun toen onbekend waren, doch naderhand ontdekt zyn, geenen grond op lot vernietiging der dading, ten ware dezelve door toedoen van eene der partyen mogten zijn achtergehouden.
Maar de dading is nietig, indien dezelve slechts eene enkele zaak tot onderwerp had, waarop door de naderhand ontdekte bescheiden gebleken mogt zyn dat eene der partyen geen het minste regt bad. (C. 2037.)
1901- Een misslag van berekening, bij eene dading begaan moet hersteld worden. (C. S058.)
876
VAX bewijs en vERJAnm;
EERSTE TITEL.
Von bewijs in het algemeen.
v. d. BOSCH, de probationihus jure Fr. et Neerl. (L. K. 183»), p. 2—9. v. bell. Het bewys volgens het burgert, regt (Dordr. 1866).
Een iegelijk die lieweert eenig regt te hebben, of zichopeenig feit tot staving van zijn regt, of tot tegenspraak van eens anders regt, beroept, moet het bestaan van dat regt, of van dat feit. bewijzen. (C. 1313.)
1903 bewijsmiddelen bestaan in:
Het schriftelijk bewijs-, (B. 1903 v.)
Het bewijs door getuigen; (B. 1932 v.)
De vermoedens; (B. 1932 v.)
De bekentenis; (B. 1960 v.)
' Den eed, (B. 196« v.)
Alles met inachtneming der regelen bij de volgende titels voorgeschreven. {C. 1316.)
TWEEDE TITEL.
Van schriftelijk bewijs.
v. d. BOSCH, p. 10 — 38. — Byleveld, de fide iristrumentorum publicorum (L. B. 1842). —v. weel. over schriftel. bewys naar aanl. van art. 1909 B. W. (Leid 1863). — Opmerk, en Meded. VIII, blz. 211 — 217; X, blz 181 — 195.
1904. Schriftelijk bewijs geschiedt door authentieke, of door onderhandsche geschriften. {C. 1320.)
1905- Eene authentieke akte is de zoodanige welke in den wettelijken vorm is verleden, door of ten overstaan van openbare ambtenaren die daartoe hevoegd zijn ter plaatse alwaar zulks is geschied. (A. 10 B. 410, 1912, 1926. C. 1317.)
1906. Eene akte welke, uit hoofde van onbevoegdheid of onbekwaamheid van den ambtenaar, uit hoofde van een gebrek in den vorm, niet voor authentiek kan gehouden worden, heeft ► echter kracht van een onderhandsch geschrift, indien dezelve
door partijen onderteekend is. (B. 1911 v. C. 1318.)
1907- Eene authentieke akte levert tusschen partijen en der-zelver erfgenamen of regtverkrügenden een volledig bewijs op van hetgeen daarin vermeld staat (B. 1934. C. 1319.)
iv. boek. ran bewijs en verjaring.
1908 lietie authentieke akte levert echter geen vul ledig lie-wüs op omtrent hetgeen daarin als een hloot te kennen geven voorkomt, dan voor zoo verre het te kennen gegevene in een dadelijk verband staat met het onderwerp der akte.
Indien heigeen daarbij als een bloot te kennen geven voorkomt, niet in een dadelijk verband staat met het onderwerp der akte, kan hetzelve alleen dienen tot begin van schrillelijk bewijs. (K. 1(112, 1935, lUS'J C. 1320.)
1909 Indien eene authentieke akte, van welken aard ook, van valschheid beticht wordt, kan derzelvcr uitvoering worden geschorst, overeenkomstig de bepalingen van bet Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering. (R. HG v. C. 1319.)
1910. Nadere overeenkomsten, aangegaan bij eene afzonderlijke akte, in strijd met de oorspronkelijke, leveren alleen bewijs op tusschen de partijen die tot zoodanige akte zijn toegetreden, en hunne ergenamen of regthebbenden, doch zy kunnen niet tegen derden werken. (K. 203, 1331. C. 1321.)
1911 Als onderhandsche geschriften worden aangemerkt onderhands geteekende akten, brieven, registers, huisselljke papieren en andere schriften welke zonder tusschen komst van eenen openbaren ambtenaar zijn opgemaakt. (B. lilö, 1917, 1939.)
1912- Een onderhandsch geschrift, hetwelk erkend is door dengenen tegen wien men zich daarop beroept, of hetwelk op eene wettige wijze voor erkend wordt gehouden, levert, ten aanzien van de onderteekenaars, en derzetver erfgenamen en regt-verkrygenden, betzelfde volledig bewys op als eene iiutbentieke akte, en de bepaling van artikel 1908 is op gelyke wijze daarop loepasseiyk. (B. 13öi, 1917. C. 1322.)
1913. Hg, tegen w ien men zich op een onderhandsch geschrift beroept, is verpligt zyn schrift of zyne liandteekening stellig te erkennen of te ontkennen; doch zijne erfgenamen of regtverkrygenden kunnen volstaan met te verklaren dat zy hetzelve niet erkennen als het schrift of de handteekening van dengenen wien zij vertegenwoordigen. (C. 1323.)
1914. In geval iemand zyn schrift of zyne handteekening ontkent, of indien deszelfs erfgenamen of regtverkrygenden verklaren dezelve niet te erkennen, moet de regter bevelen, dat de echtheid daarvan geregtelijk onderzocht worde. (R. 17B v. O. 1324.)
1915. Onderhandsche eenzijdige schuldverbindtenissen tot voldoening van gereed geld, of van eene zaak welke op eene bepaalde waarde kan worden gesteld, moeten geheel geschreven worden met de hand van dengenen die dezelve onderteekend heeft, of ten minste moet daaronder, behalve de handleekening, met de hand des onderteekenaars geschreven worden eene goedkeuring, houdende in voluitgeschrevene letters de som of de hoegrootheid, of de hoeveelheid der verschuldigde zaak.
Bg gebreke hiervan, kan de geteekende akte, indien de ver-bindtenis wordt ontkend, slechts als een begin van schriftelijk bewys worden aangenomen. (B. 1939.)
li. titel. Van schrifleiak bewys. 21!)
De bepalingen van dit artikel zijn niet toepasselijk op zaken van kuophandel. (C. I32U.)
1916 Indien de som welke tnj de akte zelve vermeld is, verschilt van die welke bij de goedkeuring uitgedrukt staat, wordt de verbindlenis gerekend voor de minste som te zijn aangegaan, zelfs dan ook wanneer de akte, mitsgaders de goedkeuring, geheel en al door de hand van dengenen die zich verbonden heeft geschreven zijn; ten ware men kunne bewijzen in welk van beide gedeelten van het stuk de misslag heefl plaats gehad. {O, 13*27.)
1917 Onderhandsche akten hebben ten aanzien barer dag-teekening, legen derden geene kracht, dan van den dag dat dezelve zijn geregistreerd; of van den dag waarop degenen, of een van degenen, die dezelve onderteekend hebben overleden zijn; of van dien waarop derzelver bestaan bewezen wordl bij akten, door openbare ambtenaren opgemaakt; of wei van den dag waarop de derde, tegen wien men zich van de akte bedient, derzelver bestaan schriftelijk heeft erkend (G. 1328.)
1918- Registers en buiselUke papleren leveren geen bewijs op ten voordeele van dengenen die dezelve geschreven heeft;zij strekken tot bewys tegen hem:
1'. in alle de gevallen waarin die stukken stellig melding
maken van eene ontvangene betaling;
2 ■. Wanneer z.y uitdrukkelijke melding maken dat de aan-ieekening geschiedt is om een gebrek in den titel aan te vullen, ten behoeve van dengenen te wiens voordeele zij eene verbindtenis aanduiden.
In alle andere gevallen, zal de regter daarop zoodanig acht slaan als hü zal verineenen te behooren. (B 1303 v. C. 1331.)
1919- Koopmansboeken leveren een bewijs op tegen personen die geen handel drijven, ten aanzien der hoedanigheid en der hoeveelheid van de leverancien welke daarop gebragt zijn; mits het van elders bewezen zij dat de koopman gewoon was aan de tegenpartij dergelijke leveringen op credlet te doen, mitsgaders dat de hoeken overeenkomstig de bij het Wetboek van Koophandel voorgeschrevene formaliteiten gehouden zijn, en eindelijk, dat de koopman de echtheid zijner vordering onder eede hevestlge.
Indien de koopman overleden is, moeten zijne erfgenamen onder eede verklaren dat zü te goeder trouw gelooven dat de schuld bestaat en onvoldaan is.
koopmansboeken, niet riglig gehouden, kunnen echter tot bewys strekken tegen den koopman. (B. tlHiquot; v., lim v. K O, 10. C. 132«, 1330.)
1920. Aanteekeningen, door eenen schuldeischer gesteld op eenen titel die altijd in deszelfs bezit is gebleven, verdienen geloof, alhoewel dezelve door hem noch onderteekend, noch ge-dagteekend zijn, wanneer het geschrevene strekt tol bevrijding van den schuldenaar.
Hetzelfde geldt omtrent aanteekeningen welke de schuldeischer op het dubbel van eenen titel of op eene kwijting gesteld
280 iv. boek. Fan bewijs en verjaring.
heeft, mits dit dubbel of deze kwüting in het bezit van den schuldenaar zij. (B. 1953. C. 1332.)
1921 De eigenaar van eenen titel kan daarvan, te zünen koste, de vernieuwing vorderen, indien het schrift wegens ouderdom of eenige andere reden onleesbaar wordt. (B. 2004. C. 2263.)
1922 Indien een titel gemeen is tusschen verscheidene personen, is ieder derzelve bevoegd te vorderen dat die op eene derde plaats in bewaring worde gebragt, mitsgaders om daarvan te zjjnen koste een afschrift of uittreksel te laten maken. (B. 1773 v., 1923.)
1923. In eiken stand van een regtsgeding kan eene partg van den regter verzoeken dat hare wederparty bevolen worde om de stukken over te leggen die aan beide partijen gemeen zijn, de zaak in geschil betreffen, en zich onder hare berusting bevinden. (R. 149.)
1924. Kerfstokken, met hun dubbel overeenkomende, verdienen geloof tusschen degenen die gewoon zün om de leveran-ciën, welke zy in het klein doen, of ontvangen, op dusdanige manier te bewijzen. (C. 1333.)
1925- De kracht van een schriftelijk bewijs is in de oorspronkelijke akte gelegen.
Wanneer de oorspronkelijke akte bestaat, verdienen de afschriften en de uittreksels slechts geloof, voor zoo verre die overeenstemmen met het oorspronkelijk stuk, welks vertooning steeds kan gevorderd worden. (B. 1922, 1928. C. 1334.)
1926- Wanneer de oorspronkelijke titel niet meer aanwezig is, leveren de afschriften bewijs op, met inachtneming der navolgende bepalingen:
1quot;. De grossen of eerst uitgegevene afschriften leveren hetzelfde' bewijs op als de oorspronkelijke akte; hetzelfde geldt omtrent afschriften welke op regterlijk gezag, in tegenwoordigheid van partijen, of deze partijen behoorlijk opgeroepen zynde, zijn opgemaakt, geiyk mede omtrent de zoodanige welke opgemaakt zyn in tegenwoordigheid der partgen, en met derzelver wederzydsche goedkeuring;
2°. De afschriften welke zonder tusscbenkomst van den regter, of bulten toestemming van partyen, en na de uitgifte der grossen of eerste afschriften, volgens de minuut van de akte gemaakt zgn, door den notaris voor wien die akte is verleden of door een van zgne opvolgers, of door ambtenaren welke, in deze hunne betrekking, de minuten in bewaring hebben en tot de uitgifte van afschriften bevoegd zgn, kunnen, in geval de oorspronkeiyke akte verloren is geraakt, door den regter als volledig bewgs worden aangenomen;
3quot;. Wanneer de afschriften die naar de minuut eener akte gemaakt zgn niet vervaardigd zün door den notaris voor wien die akte verleden is, of door een zyner opvolgers, of door openbare ambtenaren die als zoodanig de minu-
u. TITEL. Ton schriftelijk bewijs. 281
ten onder hunne berusting hebben, kunnen dezelve nimmer anders dan tot een begin van bewgs door geschrift verstrekken;
4quot;. Authentieke afschriften van authentieke afschriften, of van onderhandsche akten, kunnen, naar omstandiglieden, een begin van schriftelijk bewüs opleveren. (B. 1939. C. 1335.)
1927 De overschrijving van eene akte in de openbare registers kan alleenlijk tot een begin van bewüs door geschrift verstrekken. (B. 319 v., 1939. C. 1336.)
1928 Akten van erkentenis ontslaan van de verpligting om den oorspronkelijken titel te berde te brengen, mits daaruit genoegzaam van den inhoud des titels blijke. (B. 1923. C. 1337.)
1929. Eene akte waarbij eene verbindtenis, tegen welke de wet eene vordering tot nietigverklaring of tenietdoening toelaat bevestigd of bekrachtigd wordt, is slechts van waarde, indien zij melding maakt van den hoofdinhoud dezer verbindtenis, alsmede van de redenen waarom de tenietdoening zoude kunnen gevraagd worden, en van het oogmerk om het gebrek, waarop die vordering zoude berusten, te verbeteren.
Bij gebreke van eene akte van bevestiging of bekrachtiging, is het voldoende dat de verbindtenis vrijwillig is ten uitvoer ge-bragt na het tijdstip waarop dezelve, op een bestaanbare wijze, had kunnen bevestigd of bekrachtigd worden.
De bevestiging, bekrachtiging of vrijwillige nakoming eener verbindtenis, in den vorm en op het tijdstip, door de wet ver-eischt, gedaan, wordt gerekend voor eenen afstand der middelen en exceptien, welke men anders tegen die akte zou hebben kunnen in het midden brengen; onverminderd nogtans het regt van derden. (B. 1303, 1421, 14a2, 1844. C. 1338.)
1930- Een schenker kan door geene akte van bevestiging de gebreken verhelpen eener schenking die nietig in den vorm is-, dezelve schenking moet om geldig te zijn, op nieuw in den wettigen vorm worden gebragt. (B. 231 v., 1119. C. 1339.)
1931 De bevestiging, bekrachtiging of vrijwillige nakoming eener schenking, door de erfgenamen of regtverkrügenden van den schenker, na deszelfs overlijden, gedaan, versteekt dezelve van de bevoegdheid om zich op eenig gebrek in den vorm te beroepen. (B. 1897. C. 1340.)
DERDE TITEL.
ran bewjjs door getuigen.
v. D. bos, p. 39—46. — busterbos, de probatione per testes
in causis civ. (Traj. 1840). — Opmerk, en Meded., III, hlz. 137
—143; VIII, hlz. 86—92.
1932. Het bewijs door getuigen wordt toegelaten in alle de gevallen waarin hetzelve niet door de wet wordt uitgesloten. (B. 1604, 1741, 1964 K. 1. R. 103 v., 177 v,. 199 V.)
1933. Dit bewijs wordt niet toegelaten om het aanwezen aan te toonen van eenige akte o( overeenkomst welke, het zij eeno
282 iv. boek. Fan bewijs en verjaring.
verbindlenis, hel zij cene ontbefling van schuld, bevat, wanneer het onderwerp de som of de waarde van driehonderd gulden te boven gaat. (B. 1197, l«0i, 1830, I9i0 i». C. 1341.)
1934. Oeen bewys door getuigen wordt toegelaten nopens hetgeen tegen of boven den inhoud der schriftelijke akte gevorderd wordt, noch ook omtrent hetgeen men mogt beweren dat vóór, ten tijde, of na het opmaken van zoodanige akte zoude zijn gezegd, al mogt ook de som of waarde, waarover het geschil is, minder dan drie honderd gulden bedragen. (H. 190quot;. C. 13il.)
1935- De bepalingen der twee bovenstaande artikelen zijn geenszins op zaken van koophandel toepasseiyk. (K. 1. C.13il.)
1936. De bepaling van artikel 1933 is van toepassing, wanneer bij de regtsvordering, buiten en behalve de hoofdsom, ook interessen gevorderd worden welke, met de hoofdsom vereenigd, de som van drie honderd gulden te boven gaan. (C. 1342.)
1937. Die eenen eisch gedaan beeft, drie hondenl gulden te boven gaande, kan niet meer tol bel bewijs door getuigen worden toegelaten, al mogt hü ook züne oorspronkelijke vordering tot die som verminderen. (R. 13i. C. 1343.)
1938- Hel bewgs door getuigen wordt niet toegelaten in een geding, waarin minder dan drie honderd gulden geeischt wordt, wanneer de gevorderde som bel overschot of een gedeelte uitmaakt van cene grootere inschuld welke niet bü geschrifte bewezen is. (C. 1344.)
1939- De hier-boven gestelde regelen lüden uilzondering, wanneer er een begin van bewijs door geschrift aanwezig is.
Men noemt aldus alle geschrevene akten welke voortgekomen zijn van dengenen tegen wien de vordering gedaan wordt, of van dengenen dien hy vertegenwoordigt, en welke de daadzaak, waarop men zich beroept waarschynlijk maken. (B. 320, Ï43 1737, 1908, 1911, V., 1915, 192C 4quot;, 1927. K. 258. C. 1347.)
1940- Dezelfde regelen lyden insgelijks uitzondering in alle de gevallen waarin het uit den aard der zaak niet mogeiyU is geweest zich een schrifleiyk bewys te verschaffen
Deze uilzondering is onder anderen toepasselijk:
1quot;. Op verbindtenissen die uit kracht der wet, len gevolge van 's menschen toedoen, geboren worden; (B. 1389 v.)
4quot;. Op bewaargevingen uit noodzaak, en op de zoodanige welke gedaan zijn door reizigers in de herberg waar zy bunnen intrek hebben genomen; alles naar mate van de hoedanigheid der personen, en naar gelang van de omstandigheden der zaak; (B. 1740, 1741, 174« v.)
3quot;. Op verbindtenissen welke by onvoorziene toevallen, waarbij men geene schrifleiyke akte heeft kunnen opmaken, aangegaan zyn;
4U. In geval de titel w elke lol schriftelijk bew ysdienen moest, door eene. toevallige, onvoorziene en door overmagt te weeg gebragle gebeurtenis, is verloren geraakt. (C. 1348.)
1941- In de gevallen waarin bewys door getuigen wordt toe-gelalen, moeten de volgende bepalingen worden in acht genomen. (R. 103 v., 199 v.)
lil. TITEL. Fan bewys door ueluigen. i83
1942 De verklaring van eenen enkelen getuige, zonder eenig ander middel van bewgs, verdient in regten geen geloof. (Sv. 433.)
1943- Indien de atzonderiyke en op zich zelve slaande getuigenissen van verscheidene personen, omtrent verschillende feiten, door haren zamenloop en verband strekken lot staving eener bepaalde daadzaak, wordt hel aan het oordeel des reg-ters overgelaten om aan die afzonderlijke getuigenissen zoodanige kracht toe te kennen als de omstandïjheden dit mogtcn vereischen. (B. 1'Jiö, l'Jj'.l.)
1944- Iedere getuigenis moet met reden van wetenschap bekleed zUn.
Bijzondere meeningen of gissingen, bü redenering opgemaakt, zijn geene getuigenissen. (Sv. 434.)
1945- In de beoordeeling der waarde van de getuigenis moet de regter bijzonder acht geven op de onderlinge overeenkomst der getuigen, op de overeenstemming der getuigenissen met hetgeen van elders aangaande de zaak in het geding bekend is, op de beweegredenen welke de getuigen kunnen hebben gehad om de zaak op deze of gene wijze voor te dragen, op de levenswijze, de zeden en den stand der getuigen, en, in het algemeen, op alles wat op dezelver meerdere of mindere geloofwaardigheid invloed zoude kunnen hebben. (B. 19i3. Sv. 433.)
1946- Alle personen, bekwaam om getuigen te zijn, zyn ver-pligt getuigenis in regten af te leggen.
Niettemin kunnen zich van het uileggen van getuigenis ver-schoonen: (R. 30, 11«. Sv. (iö.)
K t)ie aan eene der partijen in de zijdlinie bestaan in den tweeden graad van bloedverwantschap of zwagerschap; (B. 1930 v.)
•1°. Die den echtgenoot van eene der partijen beslaan in de regte linie onbeperkt, en in de zijdlinie in den tweeden graad; (B. 1930 v.)
3°. Alle degenen die, uithoofde van hunnen stand, beroep of wettige betrekking, tot geheimhouding verpligt zijn, doch alleen en by uitsluiting nopens hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zoodanig is toevertrouwd.
1947. Als onbekwaam om getuigen te zyn worden beschouw d en mogen niet worden gehoord, de bloed- en aanverwanten van eene der partijen in de regte linie, en de echtgenoot, zelfs na eene plaats gehad hebbende echtscheiding. (B. -20, 194(i, 1930 v. Sv. 188 v., 432. Pr. 2«8.)
1948- De getuigen moeten, volgens de wijze hunner godsdienstige gezindheid, zweren, of beloven dat zy de waarheid zullen zeggen. (K. 107. Sv. 183. Pr. 2U2,)
1949- Zij die den vollen ouderdom van 13 jaren niet hebben bereikt, mitsgaders zy die ter zake van onnoozelheid, krankzinnigheid of razernij zijn onder curatele gesteld, of hangende het geding, op bevel des regters, zich bij voorraad in verzekerde bewaring bevinden, kunnen niet als getuigen worden toegelaten.
S8i iv. hoek. Fan betcgs en verjaring.
Het slaat echter aan den regter vrij om zoodanige minderjarigen, of ook onder curatele gestelden, die bg tusschenpoozen het genot hunner verstandelijke vermogens bezitten, zonder eedsaflegging te hooren, doch derzelver verklaringen zullen slechts als toelichting mogen worden aangemerkt.
De regter zal alzoo geen geloof mogen slaan op hetgeen die onbevoegde personen verklaren te hebben gehoord, gezien, bijgewoond en ondervonden, al ware zulks met redenen van wetenschap bekleed, maar hunne verklaringen alleen doen strekken om bekend te worden met, en op het spoor te geraken van daadzaken, welke door de gewone middelen nader kunnen worden bewezen. (Sv. 190. Pr. i85.)
1950. Als getuigen kunnen gewraakt worden: (B. 583. R. 30. Sv. 351.)
1°. Die in de zijdlinie bloed- of aanverwant is van eene der partyen, tot den vierden graad ingesloten; (B. 1916 v., 1951.)
2°. De aanverwant van den echtgenoot van een der partyen, in de regte linie onbeperkt, en in de zijdlinie lot in den vierden graad ingesloten; (R. 191B v., 1951.)
3°. De vermoedeiyke erfgenaam, de begiftigde, de dienstboden of bedienden van eene der partijen, of hy die een dadeiyk of zydelingsch belang by het geding heeft; (B. 991.)
4°. Die Jet eene Igf- of onteerende straf, of zelfs ter zake van diefstal, opligting, valschheid, of misbruik van vertrouwen, tot eene niet onteerende straf is veroordeeld. (B. 991. Pr. 283.)
1951. Jiogtans zullen bloed- en aanverwanten, mitsgaders dienstboden of bedienden, in twistgedingen betrekkiyk tot den burgerlgken staat der partijen, als zoodanig noch onbekwaam zyn, noch kunnen gewraakt worden. (B. 15G, 20i, 309, 317, 319, 343, 491, 1946 v., 1950. R. 827. C. 251.) _
VIERDE TITEL.
Van vermoedens.
v. d. bosch, p. 47—58. — mulder, de civ. el crimin. causae
praejudicio (Amst. 1842). — Over art. 1954 Themis vi. biz. 27
—39. — Opm. en Meded. XIV. blz. 62—66.
1952. Vermoedens zyn gevolgtrekkingen, welke de wet of do regter uit eene bekende tot eene onbekende daadzaak afleidt.
zy zyn van tweederiei aard;
Wetteiyke,
En de zoodanige welke niet op de wet zelve zyn gegrond. (C. 1349 v.)
1953. Wettelgke vermoedens zyn dezoodanige welke, uit krachte eener byzondere wetsbepaling, met zekere handelingen of met zekere daadzaken verbonden zyn. (B. 580.)
Van dien aard zyn onder andere:
1°. De handelingen welke de wet nietig verklaart, omdat zij.
iv. titel. Van vermoedens.
door baren aard en bare hoedanigbeid alleen, vermoed worden gepleegd te zgn om eene wetsbepaling te ontduiken ; (B. 384.)
2quot;. De gevallen waarin de wet verklaart dat de eigendom, of de bevrgding van scbuld, uit zekere bepaalde omstandig-beden wordt afgeleid; (B. 951, 1130,'1473. K. 13.)
3quot;. Het gezag betwelk de wet aan een regterlijk gewijsde toekent; {B. 1239.)
io. De kraebt welke de wet aan de bekentenis van eene der partyen of aan derzelver eed toekent (B. 239, 470, Oööv., 881, 878, 938. C. 1330.)
1954. Het gezag van een geregtelgk gewijsde strekt zicb niet verder uit dan lot bet onderwerp van bet vonnis.
Om dat gezag te kunnen inroepen, wordt vereisebt dat de eiscb op dezelfde oorzaak beruste, en door en tegen dezelfde betrekking gedaan zij. (B. 1443. 1893, 1899. R. ICO. C. 1331.)
1955. Een arrest of vonnis in kraebt van gewijsde gegaan, waarbij iemand uit hoofde van misdrijf tot straf is verwezen, zal in een burgerlijk gescbil als een bewijs der gepleegde daad worden aangenomen, beboudeus tegenbewijs. (B. 1401, 140(i v., 1413.)
1956- Indien iemand van een aan bem ten laste gelegd misdrijf is vrijgesproken, kan die vrijspraak bij den burgerlijken regter niet worden ingeroepen om eenen eiscb lot schadevergoeding af te weren. (B. 1400 v. Sv. 3v.)
1957- Vonnissen betrekkelijk den staat van personen, gewezen tegen dengenen die weltiglijk bevoegd.was om den eiscb tegen te spreken, zijn van kraebt tegen elk en een iegelijk. (B. 72.)
1958 Een wettelijk vermoeden ontslaat dengenen, in wiens voordeel betzelve bestaat, van alle verdere bewijzen.
Geen bewgs wordt tegen een wettelijk vermoeden toegelaten, in geval de w et, op grond van dit vermoeden, zekere bepaalde bandelingen nietig verklaart, of den regtsingang weigert;ten zij de wet zelve bel tegenbewijs mogt hebben vrijgelaten, eu onverminderd hetgeen omtrent de gereglelgke bekentenis vastgesteld is. (B. 1430, 1482, 1900 v. C. 1332.)
1959- Vermoedens welke niet op de W'et zelve gegrond zijn worden overgelaten aan het oordeel en aan de voorzigtigheid van den regter, die echter op geene andere letten mag dan op die welke gewigtig, naauwkeurig, bepaald en met elkander in overeenstemming zijn. Zoodanige vermoedens kunnen alleenlijk in aanmerking komen in de gevallen waarin de wel bet bew ijs door getuigen toelaat, en ook bijaldien, uithoofde van kwade trouw of bedrog, tegen eene handeling of akte wordt opgekomen. (B. 1384, 1749, 1943. C. 1333.)
VIJFDE TITEL.
Van bekentenis.
v. D. bOSGH, blz. 59—6«. ter hazeborg in K. Jaarb. VI, blz.
429 —v. bell, in Themis VI, blz. 223. —kist, in Themis VII,
385
iv. boek. Fan bewijs en verjaring.
lilz. 37, —v. riemsdijk, in N. liydr. XI, lilz. 73.—V. VOORT-huysen in Tydschr. v. h. A'erf. li 1, lilz. 97,— henny, de bekentenis volgens de Nederl. Wetgevinq (Zutph. 1857). 1960 De bekentenis welke aan eene partij wordt tegengeworpen, is, of geregleiyk, of Imiten reglen afgelegd. (B. 2019 C. 133i.)
1961. Eene bekentenis mag niet gesplitst worden tennadeele van dengenen die dezelve heeft afgelegd.
Het staat ecbter aan den regter vrü om de nekentemstesplit-sen, indien de schuldenaar daarbij, tot zijne bevrijding, daadzaken beeft aangevoerd, welker valscbbeid wordt bewezen. (lt;;. 1336.)
1962. De geregtelijke bekentenis levert een volledig bewijs op tegen dengenen die dezelve, bet zij in persoon, het zij bil eenen byzonderen daartoe gevolmagtigde, beeft afgelegd. (B. 1933, 1938. R. -283 v. C. 133«.)
1963. De geregtelijke bekentenis kan niet herroepen worden, ten ware bewezen wierd dat dezelve een gevolg is geweest van eene dwaling omtrent daadzaken.
Onder voorwendsel van eene dwaling omtrent hel regt, kan dezelve niet herroepen worden. (B. 1337. C. 133«.)
1964 Eene mondelinge bekentenis, buiten regten gedaan, kan niet w:orden ingeroepen, dan in de gevallen waarin het bewijs door getuigen is toegelaten. (B. 1932 v. C. 1333.)
1965 In het geval bij het slot van het vorige artikel voorzien, blijft het aan des reglers oordeel overgelaten welke kracht aan eene mondelinge bekentenis, buiten reglen gedaan, moei worden toegekend. (Sv. 413.)
ZESDE TITEL.
Van den geregtelyken eed.
v. i). bosch, p. «7- 77. v. d. R RUG Gil EN, in iVerf. Jaarb., II, blz. 3«9—535; III, blz. 203—289; (183«), blz. 113—124.— pit, de jure juranrio sec. C. C. Fr. el Neerl (L. B. 18i2.) — post uiterweer, de jure jurando decisorio (L. B. 1847). — Opmerk en Meded., V, blz. 132, 228—233; X, blz. SOI— 211.
1966. De gereglelUke eed is van tweederlei aard; 1quot;. Die welke door eene party aan de andere wordt opgedragen om de beslissing der zaak daarvan te doen afhangen ; deze wordt genaamd beslissende eed;
2°. Die welke door den regter, ambtshalve, aan eene der beide partijen wordt opgelegd. (B. 13«« y., 1«03.C. 1337.) 1967 De beslissende eed kan worden opgedragen omtrent alle geschillen, van welken aard ook, behalve degene waarover partijen geene dading zouden mogen IrelTen, of waarin bare bekentenis niet zoude kunnen worden in aanmerking genomen.
Dezelve kan in eiken stand van het regtsgeding worden opgedragen, zelfs dan wanneer geen ander middel hoegenaamd
28B
vi. titel. Van den gereglelyken eed.
aanwezig is om ile vordering of de exceptie, ten aanzien van welke de eed gevorderd wordt, te bewijzen. (B. 1737,188!),2010 C. 1358, 13«0.)
1968- Die eed kan nlieen worden opgedragen omtrent eeae daadzaak weiko persoonlijk zoude zijn verrigt, door dengenen aan wiens eed de beslissing wordt overgelaten. (B. 1970. C.
1309.)
1969 Hij aan wien de eed is opgedragen, en die weigert denzeiven af te leggen of terug te wijzen, of ook hij die den eed heefl opgedragen, doch aan wien dezelve is terug gewezen, en die weigert den eed af te leggen, moet in zijne vordering of exieplio in hel ongelijk worden gesteld. (B. 1933, 1980. R. 50. C. 1301.)
1970 Indien de daad omtrent welke de eed wordt opgedragen niet is de daad van beide partijen; maar alleen van degene aan welker eed de beslissing wordt overgelaten, mag de eed niet worden terug gewezen. (B. I'.IOS. C. 1382.)
1971. Geen eed kan opgedragen, terug gewezen of aangenomen worden dan door de partij zelve, of door eenen daartoe bijzonder gevolmagtigden persoon.
1972- Die den eed heeft opgedragen of terug gewezen, kan die daad niet weder intrekken, indien de wederpartij zich bereid heeft verklaard dien eed af te leggen. (G. 13G4.)
1973 Wanneer hij aan wien de beslissende eed is opgedragen, of hij aan wiens eed de beslissing is terug gewezen,den eed heeft afgelegd, is de tegenpartij niet ontvankelijk om de valsch-heid daarvan te beweren. (B. 1953, 1938. C. 1363.)
1974 De afgelegde eed levert geen bewijs op dan alleen ten voordeele of ten nadeele van dengenen die denzeiven opgedragen of terug gewezen heeft, en van zijne erfgenamen of regthebben-den. (C. 13«3.)
1975- Niettemin wordt een schuldenaar, aan wien de eed door eenen der hoofdelijke schuldeischers is opgedragen, en die denzeiven heeft afgelegd, daardoor niet verder bevrijd dan voor het aandeel van dien schuldeischer.
Do eed, door den hoofdschuldenaar afgelegd, bevrijdt de borgen. (B. 1313 v., r.78. C. 1303.)
1976- De eed, door een derhoordschuldenarenatgelegd,strekt ten voordeele der mede-schuldenaren, en die welke door den borg is afgelegd strekt ten voordeele van den hoofdschuldenaar, indien namelijk, in deze beide gevallen, de eed is opgedragen of terug gewezen geworden omtrent de schuld zelve, en niet omtrent het boofaeiüke der verhindtenis, of van de horgtogt. {B.
1310, 1323, 1884. C. 1303.)
1977- De regter kan ambtshalve aan eene der partijen den eed opleggen, bet zij om daarvan de beslissing der zaak te doen afhangen, het zy om daardoor een toe te wijzen bedrag te bepalen. (B. 1003, 1838, 1919, 1979. K. 13. C. 1308.)
1978- Hy kan dat slechts doen in de twee volgende gevallen:
1quot;. Indien de vordering of exceptie niet volledig bewezen is-,
28T
Ï88 IV. BOEK, Van bewijs en verjaring.
iquot;. Indien dezelve ook niet geheel van bewijs onthloot is.
(C. 1367.)
1979- De eed omtrent de waarde der gevorderde zaak kan door den regter aan den eischer niet worden opgelegd,dan wanneer liet onmogelijk is om die waarde op eene andere wijze te bepalen.
Zelfs moet de regter, in dat geval, de som bepalen tot welker beloop de eischer op zijnen eed zal geloofd worden. (C. 1369.)
1980- De eed, door den regter aan eene der partijen opge-gelegd, kan door deze niet aan de wederpartij worden terug gewezen. (B. 1969. C. 1368.)
1981 De eed moet worden afgelegd voor de regtbankdievan het regtsgeding kennis neemt.
Indien een wettig beletsel dit onuitvoeriyk- maakt, kan de regtbank tot het afnemen van den eed een barer leden magtigen, die zich alsdan naar de woning of bet verblijf zal begeven van hem die den eed afleggen moet.
Indien, in dat geval, die. woning of dat verblijf te ver mogt zyn verwijderd, of buiten het regtsgehied van de regtbank gelegen, kan zü hel afnemen van den eed opdragen aan den regter der woonplaats of des verbiyfsvan dengenen die tot de eedsaflegging verpligt is.
1982. De eed moet persoonlijk worden afgelegd.
Om gewigtige redenen is bet den regter geoorloofd aan eene party toe te staan om den eed door een büzonderen bij authentieke akte daartoe gemagtigde te doen afleggen.
De volmagt moet, in zoodanig geval, den af te leggen eed omstandig en naauwkeurig inhouden.
Geen eed mag worden afgenomen dan in tegenwoordigheid der wederparty, of deze daartoe behooriyk zynde opgeroepen. (B. 1830. K. 823.)
ZEVENDE TITEL.
Van verjaring.
Opmerk, en Meded., IV, blz. 108—112; IX, blz. 222—224,
XI, blz. 31; Xlll blz. 97—115. V D. VEN, de praescript. sec.
jur. civ. nov. Neerl. {L. B. 1838). — V. BONEVAL FAURE, Ob-
servat. ad tit VII, lib. IV. C C. capita IV (Gron. 1848).
EERSTE AFDEEUUG.
Fan verjaring in het algemeen.
1983- Verjaring is een middel om, door het verloop van ee-nen zekeren bepaalden tyd, en onder de voorwaarden by de wet bepaald, iets te verkrygen of van eene verbindtenis bevryd te worden. (B. 2000 v., 2004 v. C. 2219.)
1984- Men kan vooraf geen afstand doen van de verjaring, maar men kan wel afstand doen van eene verjaring welke reeds verkregen is. (B. 1109. C. 2220.)
1985. De afstand van verjaring geschiedt uitdrukkeiyk of slilzwygende. De stilzwygendeafstand wordt afgeleid uit eene
VII. TltEI- ''an verjarinfi.
daad welke doel vooronderstellen dal men z(in verkregen regl heeft laten varen. (C. 2221.)
1986 HU, die niet mag vervreemden, mag geen afstand doen van eene verkregene verjaring. (B. 1380. C. 2222.)
1987. De regler mag ambsthalve het middel van verjaring niet toepassen. (R. is. C. 2233.)
1988 'n eiken staat van het geding kan men zich op verjaring beroepen, zelfs in hooger hcroep. (C. •2221.)
1989- Schuldelschers of andere helanghehhenden kunnen opkomen tegen den afstand van verjaring door den schuldenaar, ter hedriegelUke verkorting hunner reglen gedaan. (B. 1377, tüCn. C. 2225.)quot;
1990 Men kan door verjaring den eigendom niet veikry-gen van zaken die hnilen den handel zün. (B. S77 v., 593. C. 2226.)
1991 De staal, de gemeenten en andere openbare gestichten zijn aan dezelfde verjaringen onderworpen als bijzondere personen, en kunnen daarvan op gelüke wüze gebruik maken. (B. 577, 570, 582. C. 2227.)
1992 Om door middel van verjaring den eigendom eener zaak te verkrijgen, wordt verelscht een voortdurend en onafgebroken, ongestoord, openbaar en niet dubbelzinnig bezit, als eigenaar. (B. 59» v., «05, «16. C. 2229.)
1993. Daden van geweld, van zuivere willekeur, of van eenvoudig gedoogen, kunnen geen bezit te weeg brengen, dat de kracht heeft om eene verjaring le doen geboren worden. (B 613, 1359 v, C. 2232, 2233,)
1994- De tegenwoordige bezitter die bewijst van ouds bezeten te bebben wordt voorondersteld mede bet bezll te hebben gehad gedurende den tyd die tusscben beide verloopen is onverminderd het tegenbewijs, (B. 590 v., 6t6. 622, C, 2231,)
1995- Om den tot verjaring vereischten tijd te vervullen, kan men bü zijn eigen bezit dal van den vorigen bezitter, van wien men de zaak verkregen heefl, voegen, op welke wijze men dezen ook zij opgevolgd, het zü onder eenen algemeenen of bijzonderen titel, het zij om niet, bet zü onder oenen hezwarenden titel, (B. 880, 1350, 135i, 1997. C. 2235.1
1996 Zü, die voor een ander bezitten,mitsgaders hunne erfgenamen, kunnen nimmer iels door verjaring verkrijgen, door welk tijdsverloop zulks ook zoude mogen wezen,
Alzoo kan een huurder, bewaarder, vruchtgebruiker, en alle anderen die het gced van den eigenaar ter bede onder zich bebben, hetzelve niet door verjaring verkrijgen, (B. 591. 596. 612. 1585, 1751. C, 2236.)
1997- De personen, bü bet voorgaande artikel vermeld, kun tien den eigendom door verjaring verkrügen, indien de titel van hun bezit veranderd is, het zij uit eene oorzaak, die van eenen derde afkomt, het zü door hunne tegenspraak tegen het regt van den eigenaar. (B. 592, 1998. C. 2237,)
1998- Zij, aan wien de huurders, bewaarders en andere be zitters ter bede het goed hebben overgedragen, by eenen tite
iv. 19
4Sn
tv. boek fan beuiys en iierjarinu.
lot overgang van eigendom geschikt, kunnen rial goed door verjaring verkrijgen. (C. 2239.)
1999 De verjaring wordt gerekend bü dagen, en niet btj uren.
Zy is verkregen wanneer de laatste dag van den vereiscUten Hid verloopen Is. (B. 941, 122c. C. 226igt;. iaci.
TWEEDE AKUEËL1NU.
Van tie cerjurimj, beschouwd uls een middel om iels Ie verkrijgen.
2000- lgt;ie te goeder trouw, en uit kractit van eenen welli-gen titel, een onroerend goed, eene rente of eenige andere, aan toonder niet betaalbare, inschuld verkrggl, tiekomt daarvan den eigendom, bij wege van verjaring, door een liezil van Iwinlig jaren.
Die te goeder trouw hel bezit beeft gedurende dertig jaren, verkrijgt den eigendom, zonder dat bu kan worden genoodzaakl zijnen titel te toonen. (IV 587, 0(14, OHO, ««5, 1396, 1399. C. 4B65.)
2001- Een regtstilel die nietig is uit hoofde van een gebrek in den vorm kan niet tot grondslag eener twintigjarige verjaring verstrekken. (C. 220quot;.)
2002- De goede trouw wordt steeds voorondersteld, en degene die zich op kwade trouw beroept moet dezelve bewijzen. 'B. 589, 1653. C. 2208.)
2003. Het is voldoende dal op het oogenblik der verkrijging de goede trouw bestond. (B. 587. C. 2269.)
DERDE AFDEËLIÜU.
fan de verjaruuj, beschouwd uls een middel om can eene verplifllinfi bevryd te worden.
2004. Alle regtsvorderingen, zoo wel zakelijke als persoonlijke, verjaren door dertig jaren, zonder dal hij die zich op de verjaring beroept verpiigt zij eenigen titel aan te toonen, of dat men hem eenige exceptie, uit zijne kwade trouw ontleend, kunne tegenwerpen. {B. 32i, 472, 882, 1921, 2030 K .200 v., 220, 229. 742 v. C. 2262.)
2005- De regtsvordering van meesters en onderwyzers in kunsten en wetenschappen, wegens de lessen welke zy by de maand, of voor korter tyd, geven; (B. 797, 1193, 1652, 1746, 1999.)
Die van herbergiers en tafelhouders, wegens hel verschaffen van woning en kost; (B. 1185 6°)
Die van arbeiders en handwerkslieden, wegens bun loon;
Verjaren door verloop van een jaar. (K. 741. C. 2271.)
2006 De regtsvordering der artsen, heelmeesters en apothekers, wegens hunne bezoeken, heelkundige diensten en geneesmiddelen ;
Die van deurwaarders, wegens hun loon voor hel beteekenen
19quot;
vu. titel. /'(/;( verjaritui. 491
van likten en liet ten uitvoer Inenten vun de tiun op^edruK^ne werkzaamherteiii
Die der kostschoollionders, wegens het kost- en schoolgeld voor derzelver leerlingen, en van andere meesters, voor hel loon van hun onderwijs;
Die der dienstboden, wegens de betaling van hun loon;
Verjaren door verloop van twee Jaren. (B. II9S, 1038 K 754 4272.)
2007 De reglsvordering der advnkaten tot de betaling hunner verdiensten, die der procureurs tot de betaling van hunne voorschotten en loon, verjaren door verloop van twee jaren, te rekenen van den dag dat het geding is uitgewezen, of dal de partijen eene schikking hebben gelrotren, of de volmagt op die procureurs is ingetrokken.
Ten aanzien van onafgedane zaken kunnen zij geene voldoening vorderen, van voorschotten en verdiensten die meer dan tien jaren mogten ton achteren zijn.
De regslvordering der notarissen lol betaling hunner voor-scholten en loon verjaart insgelijks door verloop van twee jaren Ie rekenen van den dag waarop de akten zUn verleden. (B. 2011 K. 743. C. 2273.)
2008- De regtsvorderingen;
Van timmerlieden, metselaars en andere «erk-bazen. lol betalingen hunner leverancien en toonen:
Van kooplieden, voorde koopwaren, aan bijzondere,geenehan-deldrüvende personen, of aan kooplieden die denzelfden handel niet drijven, geleverd;
Verjaren door verloop van vijfjaren. (B. 7S7. 1185. 1640 v. K 742. C. 2271, 2272.1
2009. De verjaring, in de vier voorgaande artikelen vermeld, heeft plaats, ofschoon men met hel doen van leverancign, diensten en arbeid zij voortgegaan.
Dezelve hmidl slechts dan op tc loopen wanneereene schriftelijke schuldbekentenis opgemaakt, of de verjaring, volgens art. 2016 en 2017, gestuil Is. (f,. 2274.)
2010 Niettemin kunnen degenen aan wie de verjaring, bü art. 2005, 2006, 2007 en 2008 vermeld, wordl tegengeworpen, van hen die zich daarvan bedienen den eed vorderen dal de schuld werkelijk is betaald geworden.
I)e eed kan afgelegd worden aan de weduwen en de erfgenamen, of aan de voogden van laalslgemelden, indien zij minderjarig zijn, ten einde Ie verklaren dal zij niet weten dat de zaak verschuldigd Is. (B. 385, 461, 1919. 1967, 2013. K. 206, 747. C. 2275.)
2011 De regters en procureurs zijn niet meer aansprakelijk wegens de afgifte der stukken na verloop van vijfjaren, na de uitwijzing der gedingen.
Insgelijks z(jn de deurwaarders ontheven van alle aansprakelijkheid dienaangaande na verloop van twee jaren, te rekenen sedert het uitvoeren van den last, of het heleekenen der akten, waarmede zij belast waren. (B. 2007. C. 2276.1
iv. boek. fan hewys en «erjariwj.
2012- De interessen van altUddurende renten of van lUfrenten; Die van jaarwedden, tot onderhoud verstrekkende; De bnurpryzen van huizen en van landgoederen ;
De interessen van geleende geldsommen, en, in het algemeen, al hetgeen betaalbaar is hü hel Jaar, of hu kortere vastgestelde termijnen;
Verjaren na verloop van vijfjaren. ;B. 139B, 1802. C 2277.)
2013. De verjaringen, waarvan in artikel 200rgt; en volgende van deze afdeeling gehandeld wordt, loopen tegen de minderjarigen en tegen degenen die onder curatele staan; onverminderd hun verhaal op hunne voogden of curators. (K. 2024. C. 2278.)
2014. Met betrekking lot roerende goederen die noch in renten bestaan, noch in inscbulden welke niet aan toonder betaalbaar zün, geldl bet bezil als volkomen titel.
Niettemin kan degene die iels verloren heeft of aan wien iets ontstolen is, gedurende drie jaren, Ie rekenen van den dag waarop het verlies of de diefstal beeft plaats gehad, het verlorene of gestolene als zijn eigendom terugvorderen van dengenen in wiens handen by hetzelve vindt, behoudens het verhaal van den laatst-gemelde op dengenen van wien bij het bezil bekomen beeft, en onverminderd de bepaling van art KS7. (B. iiRSv.,(ill.UB5,t739. C. 2279.)
VIERDE AFDEELING.
fan rie oorzaken die de verjaring stuiten.
2015 De verjaring is gestuit wanneer de bezitter gedurende meer dan een jaar van hel genol der zaak beroofd is, het zü door den vorigen eigenaar, hel zij zelfs door eenen derde. (C. 2213.)
2016. Zü wordt mede gestuit dooraanmaning,dagvaarding en elke daad van reglsvervolging, alle in den vereischlen vorm be-teekenddoor eenen daartoe bevoegden ambtenaar, uit naam van den regthebbende aan dengenen die men beletten wil de verjaring te verkrijgen. (B. 2020. R. 281. C. 2214.)
2017- Ook de dagvaarding voor eenen onbevoegden regter stuit de verjaring. (C. 2240.)
2018 Verjaring is echter niet gestuit indien het zü de aanmaning of dagvaarding wordt ingetrokken of nietig verklaard, het zü de aanlegger van zünen eisch afstand doet, of dezelve wordt ontzegd; het zü de aanleg, uit hoofde van het tijdverloop, is vervallen verklaard. (R. 278. C. 2247.)
2019 De erkentenis, door woorden of door daden, van het regt van dengenen tegen wien de verjaring loopt, door den bezitter of den schuldenaar gedaan, stuit almede de verjaring. (B. 1928. C. 8248.)
2020. De beteekening, overeenkomstig artikel 201«, aan een der hoofdelüke schuldenaars gedaan, of diens erkentenis, stuit de verjaring legen alle de overige, zelfs tegen hunne erfgenamen.
De beteekening aan een der erfgenamen van eenen boofde-Iijken schuldenaar gedaan, of de erkentenis van dit^i erfgenaam
49S
vu. titel. Fan verjaring.
sluit de verjaring niet ten aanzien van de overige mede-erfgenamen, zelfs niet in het geval van eene üypothekaire schuld ; ten ware do verliindtenis ondeelbaar mogt zjjii.
Door deze beteekenis of erkentenis wordt de verjaring ten uauzien van de andere mede-schuldenaren niet verder gestuit dan voor zoo veel liet aandeel van dien erfgenaam betreft.
Om de verjaring der geheele schuld ten aanzien van de andere mede-schuldenaren te sluiten, wordt vereischt eene beteekening aan alle de erfgenamen van den overleden schuldenaar, of eene erkentenis door alle die erfgenamen gedaan. (B. 88«, 120«, i:t33. C. 2249.)
2021. De beteekening aan den hoofdschuldenaar gedaan, of deszetfs erkentenis, sluit de verjaring tegen den borg. (c. -2230.)
2022- De sluiting derverjaringdooreendcrhoofdelükeschuld-eischers geldt voor alle hoofdelijkemede-schuldcischers. (C.1199, 1200.)
vijfde afdeel1xg.
Fan de oorzaken die den loop der verjaring schorsen.
2023- Do verjaring loopl legen allo personen, behalve diegenen te wier behoeve de wel eene uitzondering maakt. (B. 206. 444, 718, 737, C. 2231.)
2024- Verjaring kan niet beginnen noch voortgaan legen minderjarigen en legen degenen die onder curatele geslelil zijn, uitgezonderd in de gevallen bg do wet bepaald. (B. 383, 73«, 2013. R. 280, 340. C. 2232.)
2025 Verjaring heeft geen plaats lusschen echtgenooten, (O. 2233.)
2026' Verjaring loopl niet tegen eene vrouw gedurende haar huweiyk:
1°. In geval de regstvorderlng der vrouw nlel zoude kunnen vervolgd worden dan na het doen eener keus omtrent de aanvaarding of den afstand der gemeenschap;
2°' In geval de man, het eigen goed der vrouw zonder hare toeslemming verkocht hebbende, den verkoop moet vry-waren, en in alle andere gevallen waarin de actie van de vrouw op den man zoude terugkomen. (C. 223! v.)
2027- Verjaring loopl niet:
Met betrekking lol eene inschuld welke van eene voorwaarde afhangt, zoo lang die voorwaarde niet vervuld is-, (B. 1299.)
Met betrekking tot een regtsgeding tol vrijwaring, zoo lang de uitwinning geen plaats heeft gehad; (B. 1327 v.)
Met betrekking tol eene inschuld welke op eenon bepaalden dag vervalt, zoo lang die dag niet verschenen is. (B. 1289 v.. 1304 v. C. 2237.)
202S' Verjaring loopl niet legen eenen erfgenaam die eene nalatenschap onder hetvoorreglvan boedelbeschrijvlngaanvaard heeft, ten opzlgle zijner inschulden, ten laste dier nalatenschap.
Verjaring loopl tegen eene onbeheerde nalatenschap, ofschoon
i94 iv. boek. Fan hewys en verjaring.
dezelve van geenen curator voorzien zg. (B. 1078,1172, v. R. 341. C. 2258.)
2029- Zi) loopt insgelijks gedurende den tyd datde erfgenaam zich beraadt. (B. 1070 v. C.22S9.)
Algemeene bepaling.
2030- De verjaringen welke reeds vóór de afkondiging van dit 'Wetboek eenen aanvang genomen hebben, zullen overeenkomstig de bepalingen van het vorige Wetboek worden geregeld. (A. 4. O. 1, 8. C. 2281.)
voORDlIlN, Geschied, en Begins., VIII, IX en X. — parker de rüyter roceier van rexaïs, Dijilr. tot beschouwiiKj van hel Sedert fFetb. V. Kooph. (Amst. en Zaand. 1838). — de pin-to, Handl. lol hel IVetb. v. Kooph. i dl. ('s Gravenh. ISil, ■gt;dc uitg.l85i). — de wal. Hel Nederl. Handelsregt 3 il. (Leid.' 18«1). — DiEPHUis, Haiulb. v. h. yederl. Handelsregt. 3 ill. (Gron. 18«;i—18(17). — asser. c. s. W etb v. Kooph. met uun-leeh. (Amsl. 1841, 2de uitg. 18«i). holtiüS. Voorlez. over llan-dels- en Zeeregl. 3 dl. (L'tr. 1831). levy liet ahjem. Duilsrh. Handels wetb. veryel. met het Nederl. Jfelb. v. Kooph. (Leid. 18«!). —de .martini, biz. 873 -120«. —vernede, Haridleid. lol de Nederl. fFelyev. 3de all. — lipman, liet tVcib. r. A renjel. schüller en waller, ff. u. K. met aant. (Kir. 1837). — leon, Hegstsp. v. d. IJ. II. 2de Dl. 4de aflevering.,
ALGEMEENE BEPALINGEN.
donker cüRTU's, Opinions énoncées uux Etal.i Générauj' lors de la discussion sur Ie projet du Code de Commerce (Dordr. 18-29), p. 17, iO, 41. — Bijdr. tol It en TV., IV, Idz. «I v., 117 v.; X, biz. «1 v.
Artikel 1.
Hel Burgerlijk Wetboek Is, voor zoo verre daarvan bij dit Wetboek niet bijzonderlijk is afgeweken, ook op zaken van koo[)-bandel toepasselijk. (K. 13.)
Behalve de bewijsmiddelen, by dit en bij hel Burgerlijk Wetboek aangewezen, zal, in zaken van koophandel, het bcwgsdoor getuigen, in alle gevallen, en zonder aanzien van den aard uf hel bedrag des onderwerps, worden toegelaten, ten ware, bij dit Wetboek, een bepaald middel van bewijs bij uitsluiting is voorgeschreven. (B. 1902-1932, 1933, 1943—1982. K. 10, 309. 385.)
van den koophandel in het algemeen.
EERSTE TITEL.
Van kooplieden en van daden van koophandel.
donker cuHTlus, p. 17—20. — hooft, Verzameling van adv ijzen overhel fVelb.v. Kooph. (Amst. 182«), hlz. 3-8, — tsijdr. IV, blz. 62—67 ; X, hlz. 62.
2 Kooplieden zijn diegenen welke daden van koophandel uil-oefenen en daarvan hun gewoon beroep maken. (K 4 « 7«i K. 386. Co. 1.)
I .
2 i. boek. Fan rien koophandel in het algemeen.
3. Door daden van koophandel verstaat de wet, in liet algemeen, hel koopen van waren, om dezelve weder tc vcrkoopen, in het groot ot in het klein, het zü ruw, het zü bewerkt, of om alleen het gebruik daarvan te verhuren. (B.1384. R.S8C. Co.tiiti.)
4. Onder daden van koophandel begrypt de wet insgelijks;
1°. Den commissiehandel; (K. 18 v.)
2». Alles wat tot den wisselhandel betrekking heeft, zonder onderscheid welke personen zulks ook moge aangaan, en hetgeen orderbriefjes betreft, alleenlijk ten opzigte van kooplieden; (K. ton v., iOS. R. 58B.)
1°. De handelingen van kooplieden, bankiers, kassiers, makelaars, houders van administratie-kantoren van publieke fondsen, zoo ten laste van het Koningrijk als van vreemde mogendheden, allen in hunne betrekking als zoodanig; (K. 62 v., 74 v., 76 v., (!8t v.)
i». Alles wat betrekking heeft tot aannemingen, tot het houwen, herstellen cn uitrusten van schepen, alsmede het koopen en verkoopen van schepen voor de vaart, zoo binnen als buiten 's lands; (K. 309 v.)
Vtquot;. Alle expediticn en vervoer van koopmanschappen; (K.8t) v., 91 v.)
6°. Het koopen cn verkoopen van scheepstuigagieen scheeps-mondbehoeften;
7°. Alle reederyen, verhuringen of bevrachtingen van schepen, mitsgaders bodemerijen en andere overeenkomsten betrelïende den zeehandel; (K. 320 v., 433 v. 369 v.)
8''. Het aangaan van huur van schippers, stuurlieden en scheepsgezellen en derzelver verbindtenissen, ten dienste van koopmanschappen; (K. 394 v.)
9quot;. De handelingen van factoors, cargadoors, convooiloopcrs, boekhouders en andere bedienden van kooplieden, terzake van den handel van den koopman, in wiens dienst zü werkzaam zijn;
10°. Alle assurantiën. (K. 246 v., 392 v., 686 v. Co. 632 v.)
5. De verpligtingen ontstaande uit bet aanzeilen, overzeilen, aanvaren of aandrijven, — uit hulp of redding cn berging bij schipbreuk, stranding of zeevonden, — uit werping en uit avarij, __zijn zaken van koophandel. (K. 334 v., 343 v., 696 v.)
TWEEDE TITEL.
Fan koopmansboeken.
DONKER CUBTIUS, p. 21-26. - HOOFT, blz. 9-14. - Bpr.,
IV blz. 67—71; X, blz. 62—64. - V. PEI.LECOM, Amotatio
ai tit. II Cod. Mercat. (L. B. 1842). - SMIT KRUISINGA, de
mercatorum Ubris (L. B. 1846). — Opmerk, cn Meded., I,blz.
78- 80.
6. Elk koopman is verpligt dagboek te houden, waarin, van dag tot dag, naar orde des tijds, zonder witte vakken, tusschen-regels of kantteekeningen, moeten worden aangeteekend zgne inschiilden en schulden, de ondernemingen in zijnen handel, de
ii. titel. Van koopmansboeken.
trekkingen, acceplatiën, of endossementen vim wissels en andere handelpapieren, zijne verbindtenissen, en, in het algemeen, alles wat hy ontvangt en uitgeeft, van welken aard hot ook zü; alles onverminderd zoodanige verdere hoeken als in den koophandel gehruikelUk zijn, doch waarvan het houden door de wet niet geboden wordt. (B. 1!U9. K. 8 v., «ti, 8«. Co. 8, 10.)
7- Hij is verpligt de brieven, welke hij ontvangt, te bewaren, en van diegene, welke bij afzendt, een kopijboek te houden. (K. 10. Co. 8.)
8- Hij is verpligt alle jaren, binnen de zes eerste maanden van elk jaar, eenen staat en balans op te maken, in een afzon-dcrlijk daartoe bestemd register in te schrijven en eigenhandig te onderteekenen. (K. 11, 801 v., 900. Co. 9.)
9 De kooplieden zijn gehouden hunne hoeken dertig jaren lang te bewaren. (B. 2001. K. 6. Co. 1!.)
10 Indien dc handeling niet geheel ontkend, of bet bestaan derzelve in het algemeen bewezen wordl. leveren rigtig gehouden koopmansboeken, dos gevorderd met cede gesterkl of door den dood bevestigd, het bewijs op tusschen kooplieden wegens zaken bunnen handel betreffende, ten aanzien van den tijd der handeling en der levering, de hoedanigheid, de hoeveelheid en den prys der goederen, behoudens tegenbewijs; ook de kopijboe-ken van brieven, rigtig gehouden, kunnen door den regter als middel van hcwüs worden aangenomen. (B. 1919, 197quot;. K. 12, «8. Co. 12, 13, 109.)
11. Men kan niemand noodzaken om zijne boeken, balansen, en verdere daartoe betrekkelüke papieren, open te leggen, dan alleen ten behoeve van hem die als erfgenaam, als helangheb-hende in eene gemeenschap, als vennoot, als aansteller van fac-toors of bewindvoerders, daarbij een regelregt belang heeft, en eindelijk id geval van faillissement. (K. 12, 23, 07, 799, 80i. Co. li.)
12 In den loop van een regtsgeding kan de regter, op verzoek van eene der parlijen, of zelfs van ambtswege, de openlegging der boeken bevelen, ten einde daarvan inzage of een uittreksel te doen nemen voor zoo veel bet punt in geschil betreft. (K. 10, 07.)
In geval die boeken zicb bevinden op eene andere plaats dan die waar de regtbank, voor welke de zaak hangt, gevestigd is, staat bet 'haar vrij, den plaatselijken regter op te dragen om van dezelve boeken inzage te nemen, en van zijne bevinding een verbaal op te maken en over te zenden. (Co. 15, 10.)
13. Hy, die nalaat aan het regterlyk bevel te voldoen tot het openleggen zyner boeken, of wel, die weigert dezelve open te leggen indien de legenparty zich aan dezelve wil gedragen, doet daardoor een vermoeden in zyn nadeel ontslaan.
In heide gevallen, kan de re tter aan de tegenparty den eed opleggen, al ware er geen ander biwys aanwezig. (B. 1933,1977. Go. 17.)
4 i. boek. Van den koophandel in hel algemeen.
DERDE TITEL.
ran vennootschap van koophandel.
donker ci'rtius, p. 27—32. — By dr., IV, biz. 71—93; X, biz.
8i—67. — v. sierop, De leer der reglspersnnen toegepast op
maatschappen, in N. Jaarb., VIII, biz. -297—320. Overall. 22;
Opmerk, en Meded., VIII, biz. 39—47.
eerste afdeeu.vg.
Algemeene bepalingen.
14. De wet erkent drie soorten van vennootschappen van koophandel:
De vennootschap onder eene firma;
De vennootschap bij wijze van geldschieting, anders compagnieschap en commandite genaamd;
De naamlooze vennootschap. (K. 37, 390. Co. 19.)
15- De verbindtenissen van vennootschappen van koophandel worden geregeerd door de overeenkomsten der partijen, door de bijzondere wetten van den koophandel, en door het burgerlijk regt. (B. 1053 v. K. 1. Co. 18.)
tweede akdeeuxg.
I'an de vennootschap onder eene firma en van die bij wijze van geldschieting of en commandite genaamd.
16 De vennootschap onder eene firma is diegene, welke twee of meer personen aangaan, ten einde onder eenen gemeenschap-pelijkcn naam koophandel te drijven. (K. 3, 19,22 v.,29 v. Co. 20.)
17. Elk der vennooten, die daarvan niet Is uitgesloten, is bevoegd ten name der vennootschap te handelen, gelden uit te geven en te ontvangen, en de vennootschap aan derden, onderden aan de vennootschap te verbinden. (B. 16G9, 1(17«, 1()79. K. 2(i, 29, 32.)
Handelingen welke niet tot de vennootschap betrekkelijk zijn, of tot welke de vennooten volgens de overeenkomst onbevoegd zijn, worden onder deze bepaling niet begrepen. (K 13, 20, 2B. Co. 22.)
18 In vennootschappen onder eene firma is elk der vennoo-len, wegens de verbindlenissen der vennootschap,hootdelijk voor het geheel aansprakelijk. (B. 1318, 1679. Co. 22.)
19. De vennootschap bi) wijze van geldschieting, anders en commandite genaamd, wordt aangegaan tusschen eenen persoon, ui tusschen meerdere hoofdelijk voor het geheel aansprakelijke vennooten, en eenen of meer andere personen als geldschieters.
Eene vennootschap kan alzoo te geiyker tijd zijn eene vennootschap onder eene firma, ten aanzien van de vennooten onder de firma, en eene vennootschap bü wijze van geldschieting, tenaan-zien van den geldschieter. (K. 16, 23 v. Co. S3, 24.)
20 Behoudens de uitzondering, in het tweede lid van art. 3« \oorkomende, mag de naam van den vennoot by wijze van geld-chieting in de firma niet worden gebezigd.
lil. titel. Van vennootschap van koophandel. quot;gt;
Deze vennoot mag geene daad van beheer verrigtcn of In de zaken van de vennootschap werkzaam zün, zelfs niet uit kracht eener voimagt. (K. 17, 21, 32.)
Hij draagt niet verder in de schade dan ten beioope der gelden, welke hy in de vennootschap heeft ingebragl of heeft moeten inbrengen, zonder dat hy immer lot teruggave van genotene winsten verpligt zy. (K. 1079 v. Co. 23, 2G, 27.)
21. De vennoot bü wyze van geldschieting, die de bepalingen van het eerste of van het tweede lid van het vorige artikel overtreedt, is wegens alle de schulden en verbindtenissen van de vennootschap hoofdelijk voor het geheel aansprakclyk. (Co. 28.)
22 De vennootschappen onder eene firma moeten worden aangegaan by authentieke of bij onderhandsche akte, zonder dat het gemis eener akte aan derden kan worden tegengeworpen. (K. 10, 18. Co. 39, 42.)
23. De vennooten onder eene firma zijn verpligt de akte in de daartoe bestemde registers, te doen inscliryven, ter griffie van de arrondissements-regtbank, in de plaats of plaatsen waar de vennootschap is gevestigd, of bij ontstentenis van dien, tergritlic van den kantonregter. (B. 1905, 1911, 1935. K. 28, 30, 38, 38. Co. 42.)
24- Het staat echter aan de vennooten onder eene firma vrij. om de akte slechts by uittreksel te doen inscbrgven, mits dal uittreksel in authentieken vorm vervat of door alle de vennooten onderteekend zy. (K. 29. Co. 42.)
25- Een iegeiyk kan de ingeschrevene akte of derzelver uil-treksels inzien en daarvan, te zynen koste, afschrift bekomen (K. 38. Co. 42.)
26 Het uittreksel by art. 21 vermeld, moet inhouden;
1quot;. Den naam, voornaam, het beroep en de woonplaats der vennooten onder de firma;
2°. De opgave der firma, met aanduiding of de vennootschap is algemeen, dan wel, of zü zich tot eenigen byzonderen tak van koophandel bepaalt, en in het laatste geval, met aanduiding van dien byzonderen tak;
:tquot;. De aanwijzing der vennooten, die van de teekening der firma zyn uitgeslolen ; (K. 17.)
4°. Het tijdstip waarop de vennootschap begint en zal eindigen ;
3°. En voorts, in het algemeen, zoodanige gedeelten der overeenkomst, w elke ter bepaling van de regten van derden, omtrent de vennooten moeten dienen. (K. 17,19,27,28.Co. 43.)
27- De inschryving zal moeten worden gedagleekend op den dag op welken de akte of het uittreksel ter grittle gebragt is,
28 De vennooten zijn daarenboven verpligt om een uittreksel der akte, overeenkomstig het voorschrift van art. 20, te doen bekend maken, zoo wel in het ollicieel dagblad, als in een der nieuwspapieren der plaats of plaatsen alwaar de vennootschap gevestigd is, en by gebreke van zoodanig nieuwspapier, in dal eener naburige plaats. (K. 29.)
i. boek. Van den koophandel in het algemeen.
29.Zoolangdieinschrgvingende bekendmaking niet is geschied, zal de vonnootscliap onder eene firma, ten aanzien van dorden, worden aangemerkt als algemeen voor alie handelszaken, als aangegaan voor eenen onbepaalden tyd, en als geenen der ven-nooten uitsluitende van liet regt om voor de firma te handelen en te teekeneu
In geval van verschil tussclien het ingeschrevene en het bekend gemaakte, werken alleen tegen derden zoodanige bepalingen, welke, naar aanleiding van bet vorigearlikel, in betolllcieel dagblad en in de nieuwspapieren zijn vermeld. (K. 1903. K. 30 v. Co. 52.)
30- De firma van eene ontbondene vennootschap kan, bel zg uil kracht der overeenkomst, het zij indien de gewezen vennoot, wiens naam in de firma voorkwam, daarin uildrukkeiyk toestemt, of, bü overlijden, deszelfs erfgenamen zicb niet daartegen verzetten, door eenen of meer personen worden aangehouden, welke, ten biyke daarvan, eene akte moeten uitbrengen, en dezelve doen inscbrüven en in de nieuwspapieren doen bekend maken, op den voet en wijze als bij art. 23 en volgende is bepaald en op de straffe bij art. 29 vermeld.
De bepaling van bet eerste lid van art. 20 is niet toepasselijk, indien de afgetredene, van vennoot onder eene firma, vennoot bU wijze van geldschieting is geworden.
31. De ontbinding eener vennootschap onder eene firma vóór den tijd bü de overeenkomsl bepaald, of door afstand of opzegging tot stand gebragt, derzelver verlenging na verloop van het bepaalde tijdstip, mitsgaders alle veranderingen in de oorspronkelijke overeenkomst gemaakt, welke derden aangaan, zijn aan de voormelde inschrijving en bekendmaking in de openbare nieuwspapieren onderworpen.
Het nalaten daarvan beeft len gevolge dat de ontbinding, afstand, opzegging of verandering niet tegen derden werken.
BU verzuim van inschrijving en bekendmaking, in geval van verlenging der vennootschap, zijn de bepalingen van art. 29 loe-passelgk. (K. 30. Co. iti.)
32- Hij de ontbinding der vennootschap zullen de vennooten, die het regt van beheer hebben gehad, de zaken der gewezen vennootschap moeten vereffenen in naam van dezelfde firma, len zij bg de overeenkomst anders ware bepaald, of degezamen-lijke vennooten (die bij wijze van geldschieting niet daaronder begrepen), hoofdelijk en bij meerderheid van stemmen, eenen anderen vereffenaar hadden benoemd.
Indien de stemmen staken beschikt de arrondissemenls-regl-liank, zoodanig als zg in het belang derontbondenevennootschap meest geraden zal achten. (B. 1(gt;89. K. 17, 20. R. 4.)
33. Indien de staat der kas van de ontbondene vennootschap niet toereikt om de opeisebbare schulden te betalen, zullen zg, die met de vereffening belast zgn, de benoodigde penningen kunnen vorderen, welke door elk der vennooten, voor zijn aandeel in de vennootschap, zullen moeten worden ingebragl.
34. De gelden die gedurende de vereffening uit dekasderven-
G
ui. titel. Van vennootschap van koophandel. '
noolsdiap kunnen gemist worden, zullen voorloopig worden verdeeld.
35. Na de vereffening en schelding, zullen, indien daaromtrent niets is overeengekomen, de boeken en papieren tot de gescheiden e vennootschap behoord hebbende, blijven berusten onder dien vennoot, welke daartoe bij meerderheid van stemmen, of, bij staking, door Jen arrondissements-regter verkozen wordt; behoudens aan dj vennooten of hunne regtverkrijgeiiden den vrijen toegang tot dezelve, (li. 112quot;, 1839. K. 11, iili.)
DEItbE AFDEELiXG.
I'an de naamlooze vennootschap van koophandel.
v 11.Manui STlRUll, leis over de naamlooze maatschappijen
('s Gravenhage 1829). — v. hassei.t, Verzameling der Besluiten, met betrekking tol naamlooze maatschappijen (Amst.
1850). — de lange, de sociclale anonyma (L. li. 1844).
36- De naamlooze vennootschap heeft geene firma, noch draagt den naam van een of meer der vennooten, maar zij ontleent hare benaming alleen van het voorwerp barer handels-onderneming.
Alvorens dezelve tot stand kan worden gebragt, moet de akte barer oprigting, of een ontwerp daarvan, aan den Koning worden ingezonden, ten einde daarop zijne Jiewilliging te erlangen.
Bij elke verandering in de voorwaarden en de verlenging der vennootschap, wordt gelijke Koninklijke bewilliging vereischt. (K. 38, 51. K. 12«. Co, 29, 30, 37.)
37. Indien de vennootschap niet strijdt met de goede zeden of de openbare orde, en do akte geene bepalingen bevat tegen al hetgeen bij art. 38 tot en met art. Sü is voorgeschreven, wordt de Koninklijke bewilliging verleend. (B. 1090.)
Bij weigering der Koninklijke bewilliging, wordt de reden daarvan aan de verzoekers, tot hun narigt, medegedeeld. (K.iiO.)
Geene, door den Koning bewilligde, naamlooze vennootschap, wordt door Hem ontbonden, ter zake dat de bestuurders aan de bepalingen en voorwaarden der akte niet hebben voldaan.
38- De akte van vennootschap moet notarieel worden verleden, op straffe van nietigheid. (K. 42, 49, 32 v., 30, 38.)
De vennooten zün verpligt de akte, in baar geheel, mitsgaders de Koninklijke bewilliging te doen inschrgven op de daartoe bestemde openbare registers, en dezelve openbaar te maken door middel van het olltcieel dagblad, welk laatste kosteloos geschiedt. (K. 23.)
Daarenboven moet door hen in de nieuwspapieren, in het slot van art. *28 vermeld, eene aankondiging w orden gedaan,houdende berigt van bet bestaan der naamlooze vennootschap, met aanduiding van de dagteekening en het nommer van het otlicieel dagblad, in hetwelk de akte is geplaatst.
Al het bovenstaande geldt ten aanzien van veranderingen in de voorwaarden, of bij verlenging der vennootschap.
De bepaling van art. 23 is ook te dezen toepasselyk. (Co. 40, 43, 40.)
h i. boek. Van den koophandel in het algemeen.
39 Zoo lans de bü het vorige artikel vermelde inschrijving en hekendmaking niet hebben plaats gehad, zijn de bestuurders voor hunne handelingen, persoonlijk en elk voor het geheel, aan dorden verbonden. (K. 4b, 47.)
40- Het kapitaal der vennootschap wordt verdeeld in action of aandeden op naam of in blanco.
De vennooten of houders dier actiën of aandeden zgnnietver-der aansprakelijk dan voor hel volle beloop derzelve. (K 42. Co. 33, 34, 35.)
41- Geene actiën of aandeden kunnen in blanco worden uil-gogeven, zoo lang derzelver volle bedrag niet in de kas der vennootschap is gestort. (K. 43. R. 4.)
42- Bü de akte wordt bepaald op welke wijze de overdragt geschiedt van actiën of aandeden, op naam staande; zij kan plaats hebben, door eene verklaring van den vennoot en denver-krijger aan de bestuurders heteekerid, of door eene gelijke verklaring, in de boeken der vennootschap ingeschreven en door of van wege bolden geteekend. {B. 869. Co. 35, 36.)
43. Indien bet vol bedrag van zoodanige actie of aandeel niet is gestort, blijft de oorspronkelijke vennoot, of diens erven of regthebbenden, tot de storting van het verschuldigde, aan do vennootschap verhonden, ten ware de bestuurders, en de oom missarissen, zoo die bestaan, zich uitdrukkelijk melden nieuwen verkrijger hadden tevreden gesteld, en eerstgemelde van allo veranlwoorddükheid ontslagen. (B. 880, 1002. K. 41.)
44. De vennootschap wordt beheerd door daartoe, door de vennooten, aangestelde bestuurders, deelgenooten of anderen, al dan niet loontrekkende, met of zondertoezigt van commissarissen.
De bestuurders mogen niet onherroepelijk worden aangesteld. (B. 1851. K. 52, 54. V. Co. 31.)
45- De bestuurders zijn niet verder verantwoordelijk, dan ter zake van de behoorlijke uitvoering van den aan hen opgedragen last; zij zijn, uit kracht der verbindtenissen van devennootschap, aan derden niet persoonlijk verbonden. (B. 1837 v. K. 47.)
Indien zij echter eene of andere der bepalingen van de akte of van de nadere veranderingen in de voorwaarden overtreden, zijn zg jegens derden ieder hoofdelijk en voor het geheel aansprakelijk, voor de schade, welke die derden daardoor hebben geloden. (K. 30, 55. Co. 32.)
46. Do naamlooze vennootschap moet voor eenen bepaalden tyd worden aangegaan, behoudens derzelver verlenging, telken reize, na het verloopen van dien tijd.
47. Zoodra hel aan dc bestuurders is gebleken, dat het maatschappelijk kapitaal, een verlies van vijftig ten honderd heeft ondergaan, zijn dezelve verpligt daarvan aankondiging te doen in een daartoe ter grilDc van dc arrondissements-regtbank aan te leggen register, mitsgaders in de nieuwspapieren bü art. -28 vermeld.
Indien het verlies vijf en zeventig ten honderd beloopt, is do vennootschap van regtswege ontbonden en zijn de bestuurders persoonlijk en hoofdelijk voor hel geheel jegens derden verant-
in. titel, ran vennootschap van koophandel. »
woordelijk voor alle verbindlenissen, welke zij, nadat het l.e-slaan van die vermindering aan hen bekend was of moest bekend zijn, hebben aangegaan.
48 Ten einde de ontbinding in voege voorschreven, te voorkomen, zal de akte bepalingen kunnen bevatten, tot het oprig-ten eener reserve-kas, waaruit de ontbrekende penningen geheel of gedeeltelijk kunnen worden aangevuld. (K. 39.)
49. Bij de akte mogen geene vaste renten worden bedongen. De uitdeellngen geschieden uil de inkomsten, na aftrek van alle de uitgaven.
Hr kan echter worden overeengekomen, dat die uildeelingen niet meer, dan zekere hoeveelheid, zullen bedragen.
50 De Koninklgke bewilliging zal niet worden verleend, ten zij blükc dat de eerste oprigters te zamen ten minste oen vijfde van hel maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen-, er zal voorts een termijn worden bepaald, binnen welken het overige gedeelte der actiën of aandeden zal moeten geplaatst zijn. Die termijn kan steeds door den Koning, op verzoek der oprigters. worden verlengd. (K. 37.)
51. De vennootschap zal haren aanvang niet kunnen nemen, ten ware ten minste tien ten honderd van het gemeenschappelijk kapitaal gestort zij. {K. 41.)
52- Indien de werkzaamheden der commissarissen zich blon-teiyk tot een toezigt over de bestuurders bepalen, en zü alzoo. In geen geval, deel nemen aan eenig beheer, kunnen zij by de akte worden gemagtigd om de rekening en verantwoording der bestuurders, namens de vennooten, op te nemen en goed te keuren. (K. II, 34.)
In het tegenovergesteld geval moet die opneming en goedkeuring door de vennooten, of daartoe bij de akte aangewezen personen, geschieden,
53 I5Ü vennootschappen van verzekering op bepaalde voorwerpen, zal bü de akte een maximum worden bepaald, boven hetwelk, op een en hetzelfde voorwerp, niel zal mogen worden verzekerd; ten ware de vennooten, bij een uitdrukkelijk beding, zulks aan de beschikking der bestuurders, met of zonderdecommissarissen, hadden overgelaten.
54 HU de akte zal worden bepaald op welke wijze hetslem-regt door de vennooten zal worden uitgeoefend. Echter zal dezelfde persoon niet meer dan zes stemmen voor zich zeiven kunnen uitbrengen. Indien de vennootschap uit honderd of meer actiën of aandeden bestaat; en niel meer dan drie stemmen, indien dezelve minder beloopt.
Geen bestuurder noch commissaris zal als gemagtigde bij de stemming optreden. (K. 44.)
55. De bestuurders zün verpligt eenmaal 's jaars aan de vennooten opgave te doen van de winsten en verliezen door de vennootschap in het afgeloopen jaar gehad of geleden.
Die opgave kan geschieden, het zij in eene algemeene vergadering, het zg door de toezending van eenen staat aan lederen vennoot, het zü door eene aan de vennooten aangekondigde ter
i. boek. Van den koophandel in hel algemeen.
visie ligging der rekening, gedurende zekeren bü de akle bepaalden tyd.
56- Eene ontbondene ïennoolschap wordt door de bestuurders vereffend, ten ware deswege bü de akle eene andere manier ware voorgeschreven. (R. 12U.)
De bepaling van art. 33 is te dezen toepasselijk,
vierde afdeelixg.
Fan de handelincen voor gemeene rekening.
de üraaf, Adnolaliones ad C. M. Belg., libri I, lit. UI, secl. II'
(L. B. 1847). — Opmerk, en Meded., III» blz. 123—128,
Itil—l(i3.
57. Behalve de drie soorten van vennootschap hierboven gemeld, erkent de wet ook handelingen voor gemeene rekening. (K. li, 320. Co. 47.)
58. Deze handelingen zijn betrekkelijk tot eene of meer bijzondere of bepaalde handels-ondernemingen; zij hebben plaats omtrent zulke voorwerpen eii onder zoodanige voorwaarden, als tusschen de deelgenooten is overeengekomen.
Zij vereischen geene schriftelijke akte, en zijn niet onderworpen aan de verdere formaliteiten en bepalingen ten aanzien van vennootschap voorgeschreven.
Zy geven aan derden geene regtsvorderin'g, dan tegen dengenen der deelgenooten met wien die derden gehandeld hebben. (B. 16110, K. 1, 22, 38. Co. 48, 49, 30.)
VIERDE TITEL.
I'an beurzen can koophandel, makelaars en kassiers. DONKER CURTIUS, p. 33—40, — hooft, blz. 18—21. — liijdr.,
IV, blz. 93- 101; X, blz. «7.
eerste afdeelixg.
ran beurzen van koophandel.
59. De beurs van koophandel is de zamenkomst van kooplieden, schippers, makelaars, kassiers en andere personen tot den koophandel in betrekking staande. Zij heeft plaats op gezag van liet plaatseiyk bestuur. (K. 61. Co. 71.)
60. Uit de handelingen en afspraken, ter beurze gesloten, worden opgemaakt de bepaling van den wisselkoers, de prijs der koopmanschappen, der assurantiën, der zeevrachten, der kosten van vervoer te water en te lande, der binnen- en buiten-landsche obligation, fondsen en andere papieren, die voor bepaling van koers vatbaar zijn.
Deze onderscheidene koersen of pryzen worden volgens plaat-seiyke reglementen of gebruiken opgemaakt. (B. 1123, 1202. K. 188 v. Co. 72, 73.)
61 Het uur van het aangaan en alloopen der beurs, en alles wat de goede orde aldaar betreft, wordt door plaatselyke reglementen bepaald.
10
iv. titel. I'an beurzen van koophandel, mulcelaurs enz. ij
tweede afdeelikc.
Tan makelaars.
HE I'INTO, Iels over de inrigting der Makelaardij, in Thenus,\l,
l)lz. 132 v., .'tO'.l v. — XUST, de munere proxenelarum (L. K.
I8i6.) — de r.usELAAit, de proxenelarum monopolio (L. B
1835). — stheeman, de Makelaardij (Gron. IStiü).
62 Makelaars zyn door liet plaatselijk bestuur aangestelde tusschenhandelaars.
Alvorens tot de uitoefening van hun beroep te worden toegelaten, moeten zij bij de arrondissements-regtbank den eed afleggen, dat zij de aan ben opgelegde pliglen getrouwelijk zuilen waarnemen. (K. 71 v., (iSl. Co. li, 73.)
63- De handelingen van niet alzoo aangestelde tusschenhandelaars hebben geen verder gevolg, dan belgeen uit de overeenkomst van lastgeving voortspruit. (B. 182!) v. K. (gt;7.)
64 De werkzaamheden der makelaars bestaan in het, voor hunne meesters, koopen en verkoopen van waren en koopmansschappen, schepen, openbare fondsen en andere effecten en ohii-gatiën, wisselbrieven, orderbriefjes en andere handelspapieren, het bezorgen van discomptcn, assurantiën, boiJemerijen en bevrachtingen van schepen, van gelden op beleening, of anderszins. (K. 192. 681. Co. 7(i v.)
65- De aanstelling van de makelaars is algemeen, dat is in alle vakken, of in de akte van aanstelling wordt uitgedrukt in welk vak of vakken zg de makelaardij mogen uitoefenen.
In het vak of in de vakken waarin zij makelaars zijn, mogen zü voor eigen rekening, noch zelve, noch door tusschenkomst van anderen, noch gemeenschappelyk met anderen, noch in commissie, handel drijven, noch zich tot borg stellen voor de handelingen door hunne tusschenkomst gesloten. {K. 61, 71 v Co. 81.)
66 De makelaarszijn gehouden, onmiddeliyk na het sluiten van eike handeling, dezelve in bun zakboekje op te teekenen, en vervolgens dagelijks in hun dagboek over te brengen, zonder witte vakken, tusschenregels of kantteekeningen, met duidelijke vermelding van de namen der partijen, den tgd der handeling en der levering, de boedanigheid, hoeveelheid en den prijs der goederen, en alle de voorwaarden der geslotene handeling, (k. 6, U. Co. 84.)
67 De makelaars zijn verpligt aan de partgen ten allen tijde en zoodra deze zulks begeeren, uittreksels uit bun boek te geven, bevattende al hetgeen zg daarin, betrekkelijk de handeling die ben aangaat, hebben aangeteekend. (K. 11.)
De regter kan aan makelaars de openlegging hunner boeken in reglen bevelen, ten einde de afgegevene uittreksels met de oorspronkelijke aanteekeningen te vergclgkon, en hij kan daaromtrent hunne toeiichling vorderen. (K. 12.)
68. Indien do handeling niet geheel ontkend wordt, leveren de aanteekeningen, door den makelaar uit zijn zakboekje in zgn
is i. boek. Fan den koophandel in hel algemeen.
dagboek overgebragt, bewgs op tusschen de partijen, ten aanzien van den lijd van de handeling en dien van de levering, van dc liocdanigheid en hoeveelheid van het goed, van den prgs waarvoor en de voorwaarden waarop de handeling is aangegaan. (K. 10. Co. 109.)
69 De makelaars moeten, indien zü daarvan door partijen niet zgn ontslagen, van elke, door hunne tusschenkomst, op monster verkochte partij goederen, het monster tot den lijd der volhragtc levering bewaren, voorzien van eene behoorlijke aan-teekening ter herkenning van hetzelve.
70. De makelaar die, den koop en verkoop van eenen wisselbrief of van een ander dergelijk verhandelbaar ctTect gesloten hebbende, hetzelve aan den kooper ter hand stelt, is verantwoordelijk voor de echtheid der zich daarop bevindende hand-teekening van den verkooper. (K. 102, 13quot;, 192.)
71. Dc makelaars, welke zich schuldig maken aan overtreding van cenig punt, bij deze afdeeling te hunnen opzigte voorgeschreven, zullen door het publiek gezag hetwelk hen heeft aangesteld, naar mate der omstandigheden, in derzelver bedieningen geschorst, of daarvan vervallen verklaard worden, onverminderd zoodanige straffen als bü het Wetboek van Straf-regt zijn bepaald; alsmede onverminderd de vergoeding van kosten, schaden en interessen, waartoe zij als lastaannemers gehouden zijn. {B. 1838, 18i0. K. (12, G5 v., 09. Co. 8quot;,)
72. Door den staat van faillissement eens makelaars, wordl bij in zijne bediening geschorst en kan daarvan vervolgens door den regter worden vervallen verklaard.
In geval van overtreding van hetverbod, vervat hij het tweede lid van art. 0quot;gt;, moet een gefailleerd makelaar van zijne bediening ontzet worden. (K. 62, quot;1, 704 v., 893. Co. 81. 89.)
73. Een makelaar, die van zijne bediening is vervallen verklaard, kan in geen geval daarin worden hersteld. (K. quot;1 v., 893. Co. 88.)
rterde afdeeling.
Van kassiers.
frets. Over kassiers en kassierderij, inzonderheid volgens hel aanslaande Welb. van h'ooph., in Bydr., blz. 301—519.
74. Kassiers zijn personen aan wie, tegen genot van zeker loon of provisie, gelden ter bewaring en uitbetaling worden toevertrouwd. {B. 1731—1767. K. 221.)
75. Een kassier zijne betaling opschortende of faillerende, wordt vermoed het verval zijner zaken door eigen schuld Ie hebben veroorzaakt. (K. 764 v., 893.)
VIJFDE TITEL.
Fan commissionnairs, expedileurs, voerlieden, en van schippers, rivieren en binnemvaleren bevarende.
Bij dr., IV. blz. 101—117; X, 68—72.
iv. titel, ran beunen can koophandel, makelaars enz. 13
ËEItSTE AFDEEL1NG. ran commissionnairs.
heets, Annotatie ad Cod. Jur. Mercat. Keert., lib. 1, tit. I', sect. I, quae est de commissionarits (L. H. 1843)). —seklage, de commissionariorum privileoiis jure nostro (L. 15. 18i8). 76- Een commissionnair is iemand, die op zijnen eigennaam (if lirma, en tege:i liet genot van zeker loon of provisie.op order en voor rekening van eenen ander, zaken van koopiiandel ver-rigl. (Co. 91.)
77. De commissionnair is jegens dengenen, met vvien hü handelt, niet gehouden den persoon op te geven, voor wiens rekening hij de bundeling verrigt heeft.
Hij is, even als ware liet zijne eigene zuak, regtstreeks jegens zijnen mede-contractant verhonden. (K. ■2(i2.)
78- De commissiegever heeft geen regt van vordering tegen hem, met vvien de commissionnair gehandeld heeft, evenmin als hy, die met den commissionnair heeft gehandeld, den com-missiegever kan aanspreken. (H. 183«.)
79 Indien echter een commissionnair in den naam van zijnen lastgever heeft gehandeld, worden zijne regten en verpliglin-gen, ook len aanzien van derden, geregeld door de hepalingen van het Burgerlyk Welhoek, onderden titel van tastqècimj. (B. 182» v. K. 82. Co. 92.)
80 Een commissionnair is voor de vorderingen, welke hij als zoodanig ten laste van den commissiegever heeft, zoo ter zake zijner voorgeschoten geiden, interessen en kosten, als van de nog loopende verbindlenissen, welke hij voor denzeiven heeft aangegaan, bevoorregt op de waarde der goederen of eITecten, die de commissiegever hem, van builen 's lands, heeft toegezonden om voor deszelfs rekening te worden verkocht, indien zij in zgne pakhuizen, of in eene openbare bewaarplaats, ie zijner beschikking liggen, of zich op eenige andere wijze in zijn bezit bevinden, of indien hü, vóór derzelver aankomst, door een cognossement of vrachtbrief de aan hem gedane afzending kan bewijzen. (K. 118S. K. 83 v., 90. Co. 93.)
81. Een gelijk voorregt komt den commissionnair toe, aan vvien goederen of effecten lot lielzelfde einde van eene andere, doch binnen 's lands gelegene, plaats zijn toegezonden, doch alleen, en bij uitsluiting, voor de penningen die hij heeft voor-gescholen, de interessen en kosten die verschuldigd zijn, of de verbindlenissen die hij heeft aangegaan, ten aanzien der goederen of effecten,'waarop bij zijn voorregt wil uitoefenen. (K, 85. Co. 93.)
82- Indien de goederen of effecten voor rekening van den com-inissiegevcr verkocht en geleverd zijn, betaalt decommissionnair aan zich zeiven, uit de opbrengst van den verkoop, het beloop zijner voorgeschoten gelden, interessen en kosten, en zulks bij voorrang boven de andere schuldeischers van den commissie-gever. (B. 1849. K. quot;9, S20, 821. Co. 94.)
l i I toEK. Van den koophandel in het algemeen.
83- Indien de commissiegever aan den commissionnair van liuilen 's lands goederen of effecten heeff toegezonden, met last om die tot nadere beschikking onder zich te houden, of hem heeft heperkt in het vermogen om dezelve te verkoopen, en eerstgemelde in gebreke is gebleven om te voldoen aan de vorderingen, welke de commissionnair ten laste van denzelven heeft, en waarvoor hij art. 80 voorregt is toegekend, kan de commissionnair, met overlegging van de noodige bewijsstukken, en op een eenvoudig verzoekschrift, bij de arrondissements-regtbank züner woonplaats, verlof bekomen om de goederen of etfecten, waarop hij, uit voormelden hoofde, bevoorregt is, in het open-baar, of door twee door de regtbank benoemde makelaars, volgens beurs- of marktprijs te doen verkoopen, en wel, het zyalle de goederen of ellecten, het zij zoodanig gedeelte als dc regter, naargelang van het verschuldigde, zal bepalen. (K. GO, 240)
84. Een commissionnair, die voor rekening van eenen buiten-landschen commissiegever goederen of .eITecten heeft gekocht, en zich in het bezit van dezelve bevindt, kan, behalve het regt van terughouding hom bij art. 1819 van het Burgerlijk Welhoek toegekend, indien de commissiegever in gebreke blijft aan hem te voldoen de ter zake van dien inkoop voorgeschoten penningen, met de interessen en kosten, door de arrondissements-regtbank zijner woonplaats, op gelijke w(jze_ wijze en ten zelfden einde tot verkoop dezer goederen of effecten worden gemagtigd, als in het vorige artikel is bepaald.
85. Ter leengeving, voorschot of betaling, door eenen commissionnair of geconsigneerde gedaan op goederen of effecten, aan hem in bewaring of in consignatie gegeven, door iemand die met hem op dezelfde plaats woonachtig is, geven aan den commissionnair of geconsigneerde geenen voorrang boven andere schuldeischers, ten ware hem die goederen of effecten bij behoorlijke akte in onderpand waren gegeven, overeenkomstig de beschikkingen van bet Burgerlijk Wetboek. (B. 11% v. K. 81. Co.
TWEEDE AFDEELINC.
Fan expediteurs.
86 De expediteur is iemand die zich met het doen van vervoeren van koopmanschappen en goederen te land of te water bezig houdt.
Hy is verpligt in een dagregister onderscheideniyk aan te teekenen den aard en de hoeveelheid der te vervoeren goederen of koopmanschappen, alsmede, zulks gevorderd wordende, der-zelver waarde. (B. 17i3, 18'29 v. K. 6, 90, 93. Co. 96.)
87. Hy moet instaan voor de behoorlijke zoo spoedig moge-iyke verzending van de bij hem tot dat einde ontvangen koopmanschappen en goederen, met inachtneming van alle die middelen van zekerheid, welke hy tot eene goede bezorging kan bij de hand nemen. (B. 1280, 1837, K. 92. Co. 97.)
88. Hy moet ook na de verzending inslaan voor de bescha-
v. titel. Van commissionmirs, expediteurs, enz. 15
diging ol voor hel verlies van koopmanschappen en goederen, welke aan züne schuld of onvoorzigligheid kunnen worden toegeschreven. (Co. 98.)
89- HU staat ook in voor de tusschen-expediteurs door hem gebruikt. (B. 18i0. Co.!)».)
90- De vrachtbrief maakt de overeenkomst uit lusschen den afzender of den expediteur en den voerman of den schipper, en behelst, behalve hetgeen lusschen partyen mogt zijn overeengekomen, zoo omtrent den lijd binnen welken de vervoering moet volbragt zijn, en de schadeloosstelling, in geval van vertraging, als anderzins:
1°. De benaming en het gewigt of de maat der te vervoeren goederen, benevens derzelver merken en getallen;
2quot;. Den naam van dengenen aan wlen het goed gezonden wordt;
3°. Den naam en de woonplaats van den voerman of den schipper;
4°. Het bedrag van het vrachtloon;
3°. De dagteekening;
6quot;. De onderteekening van den afzender of van den expediteur.
De vrachtbrief moei door den expediteur in zijn dagregister worden ingeschreven. (K, 80. Co. 101, 102.)
DERDE AFDEEL1XG.
l'an voerlieden en van schippers, rivieren en binnen-waleren bevarende.
91. De voerlieden en schippers moeten instaan voor alle schaden aan de ter vervoering overgenoniene koopmanschappen of goederen overgekomen, uitgezonderd dezulke die uit een gebrek van het goed zelf, door overmagt, of door schuld of nalatigheid van den afzender of expediteur, veroorzaakt zijn. (B. 1633. K. 93, 03 v., 98, 3i3 v., 893, 733. Co. 103.)
92- De voerman of de schipper is niet ter zake van vertraging aansprakeluk, indien dezelve door overmagt is veroorzaakt (K. 87. Co. 104.)
93- De vervoerde koopmanschappen of goederen besteld en aangenomen, en jhet vrachtloon betaald zgnde, is daardoor alle regtsvordering ter zake van beschadiging of vermindering tegen den voerman of den schipper vernietigd, indien het gebrek uiterlijk zigtbaar was.
De beschadiging of vermindering niet uiterlijk zigtbaar zijnde, kan de geregtelijke bezigtiging gedaan worden nadat de poederen zijn aangenomen, om het even of de vracht al dan niet voldaan zy, mits die bezigtiging gevraagd worde binnen tweemaal vier en twintig uren na de ontvangst, en van de eenzelvigheid der goederen blüke. (K. 494. Co. 103.)
94 Indien de aanneming der koopmanschappen of goederen wordt geweigerd, of daarover geschil valt, doet de president van de arrondissements-regtbank, of. ter plaatse waar deze niet
Hi i. boek. Van den koophandel in het algemeen.
sicvesligd is, de kanlonregter, op ecu eenvoudig verzoekschrift, waarop de wederpartij, zoo zjj zich daar ter plaatse bevindt, zal worden gehoord, de noodige voorziening lot het opnemen van liet goed door deskundigen, en zal hij insgelijks kunnen bevelen, dal de goederen in eene behoorlijke bewaarplaats worden opgeslagen, om daaruit aan den voerman of den schipper hot beloop van zijn vrachtloon en onkosten te voldoen.
De arrondisscmonts-regtbank is bevoegd om, op gelijke wijze als hier-boven is bepaald, magtiging te verleenen tot den openbaren verkoop van bederfelijke waren, of van zoodanig gedeelte der goederen als lot voldoening van vrachtloon en kosten zal verelscht worden. (K. 80, 48», 333. C. 10«.)
95- Alle regtsvordering tegen den expediteur, voerman of schipper, uit hoofde van een geheel verlies, vertraging der bezorging, of geledene schade aan koopmanschappen of goederen, verjaart met den tijd van zes maanden, ten aanzien van verzendingen, binnen 's lands gedaan, en met het verloop van een jaar, ten aanzien van verzendingen naar buiten 's land, te rekenen, in het gevat van verlies, van den dag dat de vervoering der koopmanschappen of goederen had moeten volbragt zijn, en, in het geval van beschadiging of te late bezorging, van den dag dat hot goed ter plaatse van deszclfs bestemming zal zijn aangekomen.
Deze verjaring is niet toepasselijk in geval van bedrog of ontrouw. fK. 91, 'J3. Co. 103, 108.)
96- Onverminderd hetgeen bij bijzondere reglementen mogt zijn voorgeschreven, zijn de bepalingen van deze afdeeling ook toepasselijk op de ondernemers van openbare rijtuigen en vaartuigen. Zjj zijn verpiigt een register te houden van de door hen aangenomen voorwerpen.
Indien dezelve bestaan in geld, goud, zilver, jnweelen, paarlen, edelgesteenten, kleinooden, effecten, coupons of andere papieren van dien aard, geldswaarde hebbende, is de afzender verpiigt om de waarde daarvan op te geven, en liü kan vorderen, dat daarvan aanteekening in het register worde gehouden.
Bij gebreke dier overgave zal hij, in geval van vermissing of schade, alleen tot het bewijs der waarde, naar het uiterlijk aanzien van het verzondene, worden toegelaten.
In geval van opgave der waarde, kan dezelve dcor alle bewijsmiddelen worden gestaafd, en heeft de regter zelfs de bevoegdheid, om aan de opgave van den afzender, met cede gesterkt, volkomen geloof te hechten, en daarnaar de schadevergoeding te schatten en toe te wijzen. (K. 91 v. Sb. 18-29, n0. 73; 1831. n». 14. Co. 107.)
97- De heurtvaart en alle andere middelen van vervoer blijven onderworpen aan de weltiglijk op dit stuk bestaande verordeningen en reglementen voor zoo verre dezelve niet met de liepalingen van dezen titel strijden. (Sb. 1818, n°. 9, 33; 1819, nquot;. i(i.)
98- De regten en verpllgtingen omtrent de scheepvaart, bij het tweede boek van dit Wetboek voorgeschreven, zijn ook loc-
v. titel. Tan commissionnairs, expediteurs, enz. 1quot;
passelijk op de vaart op de rivieren, stroomen en kanalen, voor zoo verre dit uitdrukkelijk bg den iaatsten titel van dat lioek is bepaald. (K. quot;48 v.)
99 De bepalingen van dezen titel zyn niet toepasselijk op de regten en verpligtingen tusschen den kooper en verkooper. (B. 1509 v., 1549 v.)
ZESDE TITEL.
Van wmelbrieven.
DONKER CURT1US, p. 42—53, 55—59. — HOOFT, blz. 21—.lquot;. -
Rydr., Ill, blz. 208—225; IV, blz. 123—Kit; X,blz. 12- 79. -
zubli. Het Nederl. Wisselregt (Amst. 1850), — kist, Ber/in-
selen van wisselregt volgens het fVelb. v. Kooph. (Amst. 1852).
eerste afdeell.vg.
Fan den aard en den vorm van wisse/brieven.
100 Een wisselbrief is een geschrift, uit eene plaats gedag-teekend, waarbij de onderteekeiiaar iemand last geeft om eene daarin uitgedrukte geldsom, in eene andere plaats, op of na zigt, of op eenen bepaalden tijd, aan eenen aangewezen persoon of aan deszelfs order Ie betalen, met erkenning van ontvangene waarde of van waarde in rekening. (K. 111, 149 v., 208, 508. Co. 110.)
101- Een wisselbrief kan ook worden getrokken:
a. Aan de order van don trekker;
b. Op zekeren persoon, en betaalbaar aan de woonplaats van eenen derde;
c. Voor rekening van eenen derde. (B. 1429. K. 106, 143,200. Co. 110, 111.)
102. Wisselbrieven behelzende verdichte opgave van naam of van woonplaats, of van de plaats der trekking of derbetaling, hebben enkel kracht van gew one schuldbekentenis, indien daartoe overigens de vereischten aanwezig zijn.
De verdichting kan echter door hen, die daarvan kennis hebben gedragen, niet worden tegengeworpen aan derden, die daarvan zijn onbewust geweest. (K. 70, 210. Co. 112.)
103- Een w isselbrief kan bg prima, secunda, tertia, enz., getrokken worden. (K. lOi, too v. Co. 110.)
tweede afdeel1xg.
fan de verbindlenis tusschen den trekker en den nemer van eenen wisselbrief.
104. Indien niets anders is bedongen, is de trekker verpligt aan den nemer die dit vordert, den wisselbrief te leveren in prima, secunda en tertia, waarvan in ieder der wisselbrieven melding moet gemaakt w orden en welke alle voor eenen, en eea voor allen gelden. (K. 103, 13i, 160 v. Co. 110, 147.)
105- De trekker is verpligt, ter keuze van den nemer, den w isselbrief te stellen betaalbaar aan deu nemer zeiven, of aan
18 i, boek. Van den koophandel m het algemeen.
eenigen anderen persoon, in beide gevallen aan order of zonder bijvoeging van order. (Co. 110.)
106. De Irekker of degene voor wiens rekening de wisselbrief is gelrokken, is verpligt zorg te dragen dal de betrokkene, len vervaldage, in handen bebbe bel noodig fonds tol belalinï, zelfs indien de wisselbrief by eenen derde is betaalbaar gesteld, mei dien verstande eebter dal de Irekker zelf, in allo gevallen, aan den houder en de vroegere endossanten iiersooniyk vcranl-woordelUk blijft. (B. I8ii. K. 110,113, li-2, 148. Co. 115.)
107 De betrokkene wordt geacht het noodig fonds in handen te hebben, indien hü, bü hel vervallen des wisselbriefs, of op hel tijdstip waarop dezelve, naar aanleiding van artikel 1!)quot;gt; voor vervallen wordt gehouden, aan den Irekker, of aan dengenen voor wiens rekening is getrokken, eene opeischbare som schuldig is, ten minste gelijk slaande met bet beloop van den wisselbrief. (B. 1300 v. k. 109,113. Co. 116.)
108- De wisselbrief van non-acceptatie of van non-betaling zünde geprotesteerd, is de trekker tol vrijwaring gehouden, al ware hel protest niet in tyds gedaan. Indien hg echter, in hel laatste geval, bewees, dal de betrokkene op den vervaldag bet noodig fonds tot betaling des wisselbriefs in banden had, is bij daarvan bevrijd.
Indien, in dal geval, hel vereiscble fonds slechts gedeeltelijk aanwezig was, is de trekker voor hel ontbrekende gehouden. (K. 1«8, 201. Co, 111, l'O.)
109. Indien de betrokkene den wisselbrief niet beeft geaccepteerd, en do houder verzuimd heeft denzelvon tijdig te laten protesteren, is de Irekker niet te min verpligt aan laatstgemelde af Ie slaan en over te dragen de vordering op hel fonds, dal de belrokkene van hem ten vervaldage heeft in handen gehad, en zulks lot het beloop van den wisselbrief; en hü moet aan den houder, ten diens koste, de noodige bewijzen verschaffen om die vordering te doen gelden. Indien de trekker in staat van faillissement is verklaard, zijn de curatoren in zynen hoedel lol dezelfde verpligtingen gehouden, ten ware deze moglen verkiezen den houder als schuldeischer, voor bet beloop van den wisselbrief, toe te laten. (K. 107, 118, 201, 22i, 814.)
110. De houder van eenen geprotesleerden wisselbrief heeft in geen geval eenig regl op hel fonds, dal de betrokkene van den trekker in handen heeft.
Indien de wisselbrief niet is geaccepteerd, behooren die penningen, hü faillissement van den Irekker, aan diens boedel.
In geval van acceptatie, blijft het fonds, tol hel beloop van den wisselbrief, aan den betrokkene, behoudens de verpligling van dezen om jegens den houder aan züne acceptatie te voldoen. (K. 100.)
111. De wisselbrief getrokken zijnde aan de order van eenen derde, alleen ten einde daarvan de betaling te vorderen, zoo is zulks, tusschen den trekker, of dengenen voor wiens rekening is getrokken, en den nemer, eene enkele lastgeving, waarin echter de bevoegdheid ligt opgesloten om den eigendom des wissel-
vi. titel, ran wisselbrieven.
briefs door endossement over te dragen. (B. 18i!t. K. 100, 133.)
dehde afdeeuxc.
I'an hel accepteren van wisselbrieven en van den horgtoijt ar al r/enaamil.
wennickex, de litlerarum cambialium acceptaiione ii.. k.
18'iG). — Opmerk, en MedeA. Ill, l)lz. 115—120.
112- Een wisselbrief moet hij de vertooning, immers uiterlijk binnen vier en twintig uren daarna, zonder onderscheid van zon- en andere dagen, worden geaccepteerd.
Indien de wisselbrief na dien termijn niet, met of zonder acceptatie, is terug gegeven, is degene, die denzelven heeft terug gehouden, jegens den houder verpligt tot vergoeding van kosten, schaden en interessen. (B. 1279. K. 114, 11U, MO. Co. 125.)
113- Hij die het noodig fonds in handen heeft, hüzonderlük bestemd lot de betaling van eenen getrokken wisselbrief, is, op straf van vergoeding van kosten, schaden en interessen jegens den trekker, tot de acceptatie verpligt. (B. 127!t. K. 107, 158.)
114- Belofte om eenen wisselbrief te zullen accepteren geldt niet als aceeptatie, maar geeft aan den trekker eene regtsvor-dering tot schadevergoeding tegen den betover, die weigert zijne belofte gestand te doen.
Deze schade bestaat in de kosten van protest en herwissel wanneer de wisselbrief voor des trekkers eigene rekening was getrokken.
Wanneer de trekking voor rekening van eenen derde was gedaan, beslaan de schaden en interessen in de kosten van protest en herwissel, en in het beloop van betgene de trekker, uit hoofde van de bekomene toezegging van den betover, aan dien derde, op hel crediet van den wisselbrief, lieefl voorgeschoten. (K. 187.)
115- Oe acceptatie moet door den betrokkene duidelijk op den vertoonden wisselbrief gesteld en door hem onderteekend worden.
De acceptatie moet gedagteekend zijn, indien de wisselbrief np eenigen tijd na zigt is getrokken.
By gebreke van dagteekening, kan de houder de betaling vorderen op den termün daarbij uitgedrukt, te rekenen van den dag der trekking. (K. 117, 1-20, li» v. Co 122.)
116. De houder van eenen wisselbrief gelrokken op plaatsen binnen bet Koningrijk der Nederlanden, het zij op zigt, of op eenigen tyd na zigt, moet daarvan de acceptatie of de betaling vorderen binnen de na te melden termijnen na de dagteekening van den wisselbrief, en zulks op straf van zyn verhaal te verliezen op de endossanten en op den trekker, indien deze fondsen lot de betaling bezorgd had.
Die termijnen worden bepaald als volgt;
Voor wisselbrieven getrokken van het vaste land en vun de eilanden in Europa, op zes maanden;
I!»
I. boek fan den koophandel in het aUjemeen.
Voor wisselbrieven getrokken uit de Levant en van de noordelijke kusten vun Afrika, op acht maanden;
Voor wisselbrieven getrokken van de westelijke kusten van Afrika lot aan de Kaap de Goede Hoop, en deze daaronder begrepen, mitsgaders van liet vaste land van Noord- en Zuid-Amerika (met uitzondering van het hierna gemelde gedeelte), en van de eilanden in de West lndlën, op één jaar;
Voor wisselbrieven getrokken van de kusten van Noord- en Zuid-Amerika, gelegen aan de Oroote Zuidzee, to rekenen van de andere zijde van Kaap Hoorn, en van de in die zee gelegene eilanden, mitsgaders van het vaste land van Azië en de eilanden in de Oost-Indien, op twee jaren;
De termijnen worden in tijden van oorlog ter zee verdubbeld, voor zoo veel betreft wisselbrieven, getrokken van de eilanden in Europa en van de plaatsen vermeld bij het vierde, vijfde en zesde lid van dit artikel.
Alle de bepalingen hierboven gemeld, zijn wederkeeriglijk van toepassing op wisselbrieven op zigt, of op eenigen tgd na zigt gelrokken uit het Koningrijk der Nederlanden op de plaatsen hierboven aangeduid.
De termijn is van drie maanden voor blnnenlandsche wisselbrieven. (K. 113, 12«, lü2. Co. I«n.)
117 De acceptatie van eenen wisselbrief, betaalbaar opeene andere plaats dan die waar de acceptant zich ophoudt, moet de woonplaats aanwijzen w aar de betaling ontvangen, of het protest gedaan moet worden. (K. 120, 17«. Co. 123.)
118 Indien de gedomicilieerde, na verloop van den vervaldag, failleert, en de houder verzuimd heeft het protest tijdig te talen opmaken, is de acceptant ontslagen, indien, en voor zoo verre, bij bewijst fonds aan de aangewezene woonplaats te hebben bezorgd; behoudens de verpligling vermeld by art. 109. (Ilo. 170.)
119. Hij die eenen wisselbrief heeft geaccepteerd, Is tot des-zelfs beialing verpligt.
Hij mag de eens op den wisselbrief gestelde acceptatie, ook vóór deszeifs teruggave, niet herroepen, vernietigen, doorhalen of onleesbaar maken, en blijft desniettegenstaande tot de voldoening verpligt.
Hy Is onbevoegd om, door beslag op den wisselbrief onder den houder te leggen, deszelfs verderen loop te beletten.
Hy kan tegen zyne acceptatie niet in zijn geheel worden hersteld, al hadde de trekker geen fonds bezorgd, of al ware deze, buiten zijn weten, vóór de acceptatie gefailleerd, ten zy de houder bedrlegeiyke middelen hadde in het werk gesteld om de acceptatie te verkrygen. (K. HO, 144, 148, 161 v. li. 475. Co. 121.)
120 De acceptatie mag niet onder eene voorwaarde gedaan worden, maar wel met eenlge bepaling ten aanzien van de som. In het eerste geval, moet de wisselbrief van non-acceptatie worden geprotesteerd; in het laatste geval, Isde bouderverpligt de gedeeltelgke acceptatie aan te nemen en voor het meerdere tc laten protesteren. (B. 1289 v. K. 117. Co. 124.)
•20
fun wisselbrieven.
121. Indien een wisselbrief van non-acceptatie geprotesteerii wordt, kan dezelve geaccepteerd worden door eenen ander, ter eere van den trekker, of van eenen der endossanten, het zy dezelve hem daartoe gelast hebhen dan niet. (B. 1390. v. K. 12i v., 12quot;, in. Co. 120.)
122- Indien zich onderscheidene personen tot deze acceptatie ter eere opdoen, zijn daartoe, hu voorkeur, in de volgende orde geregtigd:
1°. Zjj die den wissel accepteren ter eere van den trekker, of van dengenen voor wiens rekeningdezelve getrokken is;
2°. Zij die zulks willen doen ter eere Tan den nemer;
:t0. Zij die zulks willen doen ter eere van vroegere endossanten. (k. 127. Co. 159.)
123- Indien verscheidene personen, allen van last voorzien, ■zich aanhieden om den wisselhrlef ter eere van denzelfden persoon te accepteren, verblijft de keuze aan den houder.
Hetzelfde geldt indien meer dan een persoon zich, zonder last, tot acceptatie ter eere van denzelfden persoon aanbiedt. (K. 123, 173.)
124- Die, tot het doen van zoodanige acceptatie ter eere, met lasl zgn voorzien van dengenen, voor wiens rekening zü dezelve aanbieden, hebben altüd den voorrang boven anderen, die zonder last zoodanige acceptatie ter eere van denzelfden persoon aanbieden.
125. De houder zelf, tot zoodanige vereering gelast of bereidvaardig zynde, heeft daarop eene even gelijke aanspraak als elk ander, en vermag dus, in gelijke omstandigheden, zich zei-ven de voorkeur te geven. (K. 123, 175.)
126. De acceptatie ter eere moet op den wisselbrief gesteld worden; In de akte van protest, of achter dezelve, wordt van die acceptatie melding gemaakt. (K. 182. Co. 12«.)
127- Die eenen wisselbrief ter eere accepteert, is gehouden daarvan onverwijld kennis te geven aan dengenen ter wiens eere hij geaccepteerd heeft, op stralfe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, zoo daartoe termen zgn. (B, 127». K. 122 v., 171. Co. 127.)
128- Niettegenstaande alle acceptatiën door eenen ander ter cere gedaan, behoudt de houder van den wisselbrief al zijn regt tegen den trekker en de endossanten, uit hoofde der non-accep-tatie van dengenen, op wien de w isselbrief getrokken was. (K. 15li, 177, 184. Co. 128.)
129. Zoodanig een ter eere geaccepteerde wisselbrief moet, hij gebreke van betaling ten vervaltijde, tegen den betrokkene geprotesteerd worden.
Bij gebreke van zoodanig protest tegen den betrokkene, is de acceptant ter eere tot de voldoening des wissels ongehouden; en wanneer hü zonder dit protest den wissel betaald heefl,verliest hij zyn verhaal tegen diegenen, die er belang bg zouden mogen hebben, dat de wissel behoorlgk tegen den oorspronkelijk betrokkene geprotesteerd was. (K. 147, 179 v.)
130- De betaling van eenen wisselbrief kan, onverminderd
VI. TITEL
22 I. boek. Von den koophandel in hel algemeen.
de acceptatie van den betrokkene, bovendien verzekerd worden door eenen borgtogt aval genaamd. (Co. 141.)
131. Deze borgtogt wordt gesteld op den wisselbrief zeiven, of bü een afzonderlijk geschrift, zelfs bü eenen brief. (B. 1801. Co. 142.)
132- Dusdanige borg is (zoo geene andere overeenkomsten tusscben partijen gemaakt zijn) voor het geheel verbonden op dezelfde wyze, en kan tot de betaling genoodzaakt worden door dezelfde middelen, als de trekker en de endossanten. (K. 1SC. v. Co. 142.)
VIERDE AFDEEM.NG.
Fan het endosseren van wisselbrieven.
leuebüer, de literarum camtialium indossamenlo (L. li. ls:i!l:.
— müiiukiimax, de literarum cambialium indossamenlo, juris
imprimis Weert, habila ratione (Gron. 184i).
133. De eigendom van wisselbrieven, betaalbaar aan order, kan, zoo lang dezelve niet vervallen zijn, aan anderen door middel van endossement worden overgedragen. (B. mo. K. 131 v., 165, 212, 242, quot;gt;08, 573. Co. 13B.)
134. Het endossement wordt op den wisselbrief, of deszelfs secunda, tertia, enz., gesteld, en moet zgn gedagteekend en on-derteekend. Hetzelve behelst den naam van deti persoon aan wien, of aan wiens order, de betaling moet geschieden, met bijvoeging van; -genotene waardequot; of van: «waarde in rekening.quot;
Indien de waarde van eenen derde afkomstig was, wordt daarvan, met aanduiding van dien derde, melding gemaakt, (k. 14«. Co. 137.)
135. Het endossement de vereischten missende, bij het vorige artikel voorgeschreven, wordt tusschen den endossant en dengenen aan wien hy den wisselbrief heeft geëndosseerd vooreene volmagt gehouden, strekkende om den inhoud des wisselbriefs, zelfs in regten, in te vorderen.
Indien het endossement aan de order van deti geëndosseerde is gesteld, heeft deze de bevoegdheid om den eigendom des wisselbriefs bü endossement over te dragen, behoudens zijne verantwoordelijkheid jegens zijnen lastgever. (B. 1829 v. K. 111, 136, 165, 242. Co. 138.)
136. Het endossement kan ook in blanco geschieden, door de bloote naamteekening van den endossant, op den wisselbrief gesteld. Zoodanig endossement wordt gerekend de erkenning van genotene waarde te bevatten, en draagt den eigendom des wisselbriefs aan den houder over. (K. 134.)
137- Een valsch endossement doet den eigendom van den wisselbrief niet overgaan, maar alle latere endossementen vervallen, onverminderd de regtsvordering van den houder tegen alle de teekenaars dier endossementen.
De endossementen, ouder dan het valsche, behouden derzel-ver kracht en waarde. (K. 70, 145, 166.)
138- Het is verboden bg de endossementen eene vroegere
vi. titel. r«n wisselbriecen.
dagteekening, dan die waarop men dezelve werkelijk onderlee-kent, uit te drukken, op stralfe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, en onverminderd de openhare actie, indien daartoe gronden zijn. (Co. 13«.)
139. Wisselbrieven waarvan de vervaldag is verstreken, of die niet betaalbaar zijn gesteld aan order, zijn niet vatbaar voor endossement, maar de eigendom moet bij eene afzonderlijke akte van cessie, overeenkomstig de voorschriften van hel Kurgerlijk Wetboek, worden overgedragen. (B. BUS, 1369. Co. 130.)
vijfde afdeeling.
fan de verbindlenis tusschen den trekker en den accrptanl, lusschen den houder en den acceptant, en tusschen den houder en de endossanten.
140- Tusschen den trekker en den acceptant ontstaat uit den wisselbrief eene handeling van lastgeving, waarbij laatsl-gemelde zich verbindt denzelven op den vervaltijd aan den houder te voldoen. (B. 1829. K. 11», 139.)
141. Indien de wisselbrief voor rekening van eenen derde is getrokken, is deze alleen daarvoor aan den acceptant verbonden. (K. 101, 10«, 143.)
142. De trekker is verpligt aan den betrokkene tijdig kennis of advies te geven van den door hem getrokken wisselbrief, en, bij nalatigheid daarvan, gehouden tot vergoeding van de kosten, door weigering van acceptatie of betaling uit dien hoofde gevallen. (K. 10(i.)
143 De trekker wordt geacht voor zijne eigene rekening te hebben getrokken, Indien uit den wisselbrief, of uit den adviesbrief, niet biykt voor wiens rekening zulks is geschied, (k. 101.)
144. De acceptatie geeft aan den houder liet regt om de betaling des wisselbriefs van den acceptant te vorderen. (K. 10quot;, 119, 199. Co. 121.)
145. De acceplalie valsch zijnde, heeft elke houder verhaal op den trekker en de endossanten. (K. quot;0, 137.)
146 Allen, die eenen wisselbrief geteekend, geaccepteerd of geëndosseerd hebben, zijn ieder voor het geheel verpligt den houder te waarborgen. (B. 1318. K. 119, 128, 133 v., 150, 100, 180. Co. 118, 140.)
147. De bepalingen omtrent de gehoudenheid van den acceptant zijn ook toepasselijk op dengenen, die den wissel ter eere, voor rekening van den trekker, nemer of endossant, beeft geaccepteerd; behoudens hetgeen bg art. 129 is bepaald. (K. 119, 121 v.)
148. Indien, na de acceptatie van eenen wisselbrief, de trekker, uit hoofde van de wanbetaling des acceplants, verpligt was denzelven in te trekken, heeft hü tegen dezen eene regtsvorde-ring, zoo wel tot de verantwoording van het aan hem tot die betaling verstrekte fonds, als tot vergoeding der schade uit het niet volvoeren van den aangenomen last ontstaan. (K. 107, 113, 119.)
quot; l boek. fan den koophandel in hel algemeen.
zesde afdeeliüg.
t'an den vervaltijd en de betahmi van wisselbrieven.
149. De wisselbrief, op lyd getrokken, is betaalbaar op den vervaldag. (K. 115 v., 139. Co. 190, 131.)
150- De wisselbrief, op zigt getrokken, is betaalbaar op des-zelfs vertooning. (K. 113 v., 179 v. Co. 130.)
151. De termijn in eenen wisselbrief uitgedrukt, welke op cenen of meer dagen, maanden of uso's na zigt getrokken is, begint te loopen op den eersten dag na dien waarop de acceptatie of het protest van non-acceptatie gedaan is. (K. llö v. Co. 131.)
152. Door maanden verstaat men, zoo wel bij wisselbrieven op zigt of op tyd getrokken, die der Gregoriaansche tijdrekening.
Door uso's worden, ten aanzien van alle binnen het Koningrijk betaalbare wisselbrieven, verstaan dertig dagen, welke ten aanzien van wisselbrieven, niet op zigt getrokken, beginnen te loopen daags na derzelver dagteekening. (Co. 132.)
153- Een wisselbrief betaalbaar op eene jaarmarkt, moei voldaan worden daags voor het eindigen van de jaarmarkt,doch indien deze niet langer dan eenen dag duurt, vervalt de wisselbrief op dien dag zeiven. (K. 179. Co. 133.)
154. Indien de betaaldag van eenen op tijd getrokken'wissel-brief op eenen zondag invalt, is dezelve des anderen daags betaalbaar. (K. 179, 928, 986. Co. 13i.)
155. Wisselbrieven worden gehouden voor vervallen, zoodra de betrokkene is gefailleerd, en kunnen door den houder, des verkiezende, dadelijk van non-betaling worden geprotesteerd.
In dat geval, kunnen de trekker of endossanten,aangesproken wordende, de betaling uitstellen tol den vervaldag in den wissel uitgedrukt, mits inmiddels borg stellende, volgens het bepaalde in art. 177. (B. 1307. Co. 1«3, 448.)
156. Een wisselbrief moet betaald worden in het geld, daarbij uitgedrukt.
Indien nogtans dat geld geenen wettelgken koers in het Koningrijk had, zal, wanneer de koers niet hu den wisselbrief is geregeld, de betaling geschieden in Nederlandsch geld, volgens den wisselkoers van den vervaltijd en van de plaats der betaling, en zoo daar geen wisselkoers bestaat, alsdan volgens dien van de handelplaats, het naast gelegen bü die waar de wisselbrief moet worden betaald. (B. 1423. Co. 143.)
157- Waitneer gedurende den looptyd des wisselbrief?, de daarin uitgedrukte geldmunt, op hoog gezag, ter plaatse van de betaling, in waarde was vermeerderd of verminderd, zal de betaling, of zullen, in geval van wanbetaling, de respectieve terugvorderingen tegen trekker en endossanten geregeld worden naar de bepalingen van artikel 1793 en 1794 van het Burgerlijk Wetboek.
Dezelfde verordeningen gelden, wanneer de waarde der geldmunt vermeerderd of verminderd mogt zijn vóór de trekking, zonder dat de trekker had kunnen kennis dragen van de verandering der waarde.
vi. titel, fan wisselbrieven.
158- Be betrokkene, den wisselbrief vóór den vervaltijd betalende of in disconto nemende, is verantwoordelijk voor de geldigheid der betaling. (K. 773. Co. 115.)
159. De houder van eenen wisselbrief kan niet genoodzaakt worden de betaling vóór den vervaltijd te ontvangen, (li. Dflii, 1441 i». K. Ii9. Co. Ii6.)
160. De betaling van eenen wisselbrief op eenen sccunda, tertia, quaria, enz. gedaan, is bestaanbaar, wanneer de tweede, derde, vierde, enz. inhoudt, dat deze betaling de kracht der overige te niet doet. (K. 103. Co. Ii7.) -
161. Die op eenen secunda, tertia, quarta wisselbrief, enz. betaalt, zonder tevens in te trekken den wisselbrief, waarop zijne acceptatie staat, wordt daardoor niet ontslagen met opzigt tot eenen ander, die houder van zgne acceptatie is; behoudens zijn verhaal op dengenen aan wien hij onverschuldigd heeft betaald. (K. ll!t, 163. Co. 158.)
162- Van eenen en denzelfden wisselbrief een prima, secunda, terlia, enz. gemaakt zijnde, en de betrokkene op meer dan eenen derzelve eene acceptatie gesteld hebbende, is deze verpligt alle de geaccepteerde wisselbrieven te betalen, w anneer onderscheidene houders daarmede ten vervaltyde opkomen; behoudens zijn verhaal op dengenen, die meer dan eenmaal gebruik van den wisselbrief gemaakt heeft. (K. 119.)
163- De acceptant is niet anders verpligt eenen vermisten wisselbrief te betalen, dan op voldoend bewijs van het regt van dengenen die de betaling vraagt, mitsgaders tegen diensverbind-tenis tot vrijwaring voor alle namaning, en onder bijgevoegden borgtogt. (B. 1857, l8Bi. K. 119, 107, 403. Co. 131.)
164 Die eenen vervallen wisselbrief op den vervaltijd betaalt, zonder dat er verzet tegen zij gedaan, wordt vermoed deugdelijk gekweten te zyn. (H. 1424. Co. 143.)
165. De vertooner van eenen wisselbrief, welke aan hem niet is geëndosseerd, doch die schriftelijk kan bewijzen, dat dezelve hem door den regthebbende ter invordering is toegezonden, kan de betaling onder borgtogt vorderen, en, by gebreke van betaling, denzelven laten protesteren. (K. 1807. K. 133.)
166- De houder van eenen wisselbrief, die de betaling ontvangt, en alle de vroegere endossanten, zijn aan dengenen, die den wisselbrief betaald heeft, verantwoordelgk voor de wettigheid van alle vroegere endossementen. (IC. 137.)
167- Buiten het geval, in art. 103 gemeld, is de acceptant ongehouden tot betaling van den wisselbrief, ten zy hem de geaccepteerde wisselbrief, met behoorlijke quitantie van den houder voorzien, worde uitgeleverd. (B. 1421, 1473.)
168. 'Je betrokkene bereid zijnde tot eene gedeeltelgke betaling van den inhoud van den wisselbrief, is de houder verpligt, die gedeelteiyke betaling, waardoor de trekker en de endossanten in zoo verre ontlast worden, aan te nemen,en wegens het overige, protest te laten doen. (B. 1490. K. 170, 182. Co. lali.)
169. In het geval van het vorige artikel, kan de betaler ech-
iii
2(1 I. BOEK. Ton den koophandel in hel algemeen.
ter de uitlevering van zoodanigen wisselbrief niet vorderen, maar moet zich vergenoegen met eene afschrijving van de gedane gedeeltelijke betaling op den wisselbrief zeiven, en met eene door den houder onderteekende (lultantie. (K. 168.)
170. Een geprotesteerde wisselbrief kan betaald worden door een leder ter eere van den trekker of van eenenderendossanten.
Van die betaling, ter eere gedaan, wordt het bewijs ingelascht in de akte van protest, of achter dezelve gesteld. (B. HI8. K. 121, 179, 182. Co. 138.)
171. Die eenen wisselbrief ter eere van eenen ander betaalt, treedt door die betaling zelve in de regten van den houder, en is aan'dezelfde verpllgtingen onderworpen.
HU is daarenboven gehouden van de gedane betaling onverwijld kennis te geven aan dengenen ter wiens eere hü betaald heeft, op straf van vergoeding van kosten, schaden en interessen, zoo daartoe gronden zijn. (B. Iil8 v. K. 173. Co. 139.)
172. Indien de betaling ter eere gedaan is voor rekening van den trekker, zijn alle de endossanten bevrijd.
Indien zij gedaan is ter eere van eene der endossanten, zijn alle de op hem volgende endossanten bevrijd. (Co. 139.)
173- Indien verscheidene personen zich tot de betaling van eenen wisselbrief ter eere aanbieden, worden de regelen gevolgd, hier-boven ten aanzien van acceptatiën ter eere voorgeschreven. (K. 121. y. Co. 139.)
174. Indien degene, op wien de wisselbrief oorspronkelijk getrokken was, en tegen wien dezelve van non-acceptatie was geprotesteerd, willig is de betaling te doen, wordt aan hem boven allen de voorrang gegeven. (K. 123. Co. 139.)
ZEVENDE AFDEEL1NG.
t'an de regten en verpliglingen van den houder, bij non-acceptatie of non-betaling van den wisselbrief.
Over art. 202: Opm. en Meded., VI, blz. 38—B3.
175. De houder van eenen wisselbrief, de acceptatie van den-zelven van den betrokkene hebbende afgevraagd, en die niet bekomende, is verpligt een protest te laten opmaken. (K. 112 v., 179, 182. Co. 119.)
176. De acceptatie van wisselbrieven moet gevraagd worden aan den betrokkene te zijner woonplaatse, en niet ter plaatse alwaar de wisselbrief betaalbaar is gesteld. (K. 112 v., 117,18» Co. 123.)
177- Op vertooning van het protest van non-acceptatie, zijn de endossanten en de trekker respectievelijk verpligt borg te stellen, dat de wisselbrief ten vervaldage zal worden voldaan, of denzelven dadelijk, met de protestkosten en herwissel, in le trekken.
De borg, het zij van den trekker, het zij van den endossant, is alleen hoofdelijk met dengenen verbonden, ten wiens behoeve hy zich als borg beeft gesteld. (B. 1318, 18K9. K. 128, 133. Co. 120.)
vi. titel. Fare wisselbrieven.
178. In Kcval dc acceptant vóór den vervaldag is gefailleerdquot; kan dc houder protest doen opmaken, en als hier-boven borgtogt «f voldoening vorderen. (Co. 103.)
179 KU gebreke van betaling op den vervaldag, is de bouder, zonder aanzien of de wisselbrief al dan niet geaccepteerd zg, verpligt denzelven op den volgenden dag te laten protesteren.
Indien die dag op eenen zondag invalt, moet bet protest op don volgenden dag geschieden. (K, 129 v., 149 v., 153 v., no, 201 v., 213. R. 14. v. Co. 1«! v.)
180- De betaling van eenen wisselbrief moet gevraagd en bet daarop volgend protest gedaan w orden ter w oon plaatse van den betrokkene.
Indien de wisselbrief getrokken is om in eene andere aangewezene woonplaats, of door eenen anderen aangewezen persoon, het zij, in dezelfde, het zg in eene andere gemeente, te worden betaald, moet de betaling gevraagd en het protest opgemaakt worden ter aangewezene woonplaats of aan den aangewezen persoon.
Wanneer degene die den wisselbrief moet betalen geheel onbekend of niet te vinden is, moet bet protest gedaan worden aan het postkantoor van de ter betaling aangewezene woonplaats, en indien aldaar geen postkantoor is, aan het hoofd van het plaatselijk bestuur. Hetzelfde moet plaats hebben, indien een wisselbrief is getrokken opi in eene andere gemeente te worden betaald dan die waar de betrokkene woont, en dc woonplaats waar de betaling moet geschieden niet is aangewezen. (K. Ii2«. K. m, m Co. 173.)
181 De houder is, bg weigering van den betrokkene, gt;er-pligt de betaling af te vragen aan dengenen, die den wisselbrief ter eere heeft geaccepteerd, of aan wien dezelve, volgens bet daarin vermelde, in geval van nood, ter acceptatie of ter betaling is aanbevolen.
Tegen ieder hunner die de betaling weigert zal protest worden opgemaakt, hetgeen zal kunnen geschieden bg eene en dezelfde akte. (K. 121, 120, 129, 170. Co. 173, 174.)
182. De protesten, zoo van non-acceptatie als van non-betaling, worden gedaan door eenen notaris of den griflier van den kanton-regter, of door eenen deurwaarder. Zg moeten vergezeld zijn van twee getuigen.
De protesten behelzen:
1quot;. Een letterlijk afschrift van den wisselbrief, van de acceptatie, van de endossementen, van den borgtogt, genaamd aval, en van de adressen daarop gesteld;
2quot; De vermelding dat zg de acceptatie of betaling aan de personen, of ter plaatse in de twee voorgaande artikelen gemeld, afgevraagd, en niet bekomen hebben;
3°. De vermelding van de opgegevene reden van non-acceptatie of non-betaling;
iquot;. De aanmaning om bet protest te teekenen, en de redenen van weigering;
5quot;. De vermelding, dat bg notaris, gritller of deurwaarder.
i. boek, Fan ilen koophandel in hel algemeen.
wegens die non-acceptatie of non-betaling heeft geprotet-teeid. (K. ISO, 1quot;0. SI). 18ii, n0. -20, art. 38. Co. 173,174.)
183- De notarissen, gritllers of deurwaarders zyn verpligt, «ip straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, afschrift van het protest te laten, en hiervan melding in het afschrift te maken, en hetzelve, naar orde des tüds, in te schrü-ven in een bijzonder register, genommerd en gewaarmerkt dooiden kantonregter van hunne woonplaats, en om wyders zulks begeerd wordende, een of meer afschriftei» van het protest aan de belanghebbenden te leveren. (H. 1279. R. 17. Co. 176.)
184 De houder van eenon wisselbrief van non-acceptatie of van non-betaling geprotesteerd, is verpligt, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, uiterlijk binnen vijf dagen na het gedaan protest, hetzelve te doen heteekenen aan dengenen van wien by den wisselbrief heeft bekomen, indien heiden in dezelfde gemeente woonachtig zijn.
Indien heiden niet in dezelfde gemeente woonachtig zijn, zal de houder, op gelijke straf, verpligt zijn een afschrift van hel protest, voor waar geteekend, door dengenen die hetzelve heeft opgemaakt, toe te zenden aan hem van wien hij den wisselbrief heeft bekomen, en zulks uiteriyk op den eersten gewonen postdag na bovengemelde vyf dagen, of, zoo er geen regelmatige post bestaat, met de eerste openlijk bekende gelegenheid ter verzending, na gezegde vijf dagen. (K. '210. Co. 164, 163.)
185. leder endossant is onder geiyke verantwoordeiykheid, verpligt, uiteriyk binnen denzelfden termijn, te rekenen van den dag van bet ontvangen protest, hetzelve te doen heteekenen of toe te zenden aan dengenen van wien hy den wisselbrief hekomen beeft, en zulks op gelijke wyze als by het vorige artikel is bepaald. (Co. 169.)
186. De houder van eenen wisselbrief, die van non-betaling is geprotesteerd, is geregtigd de vergoeding van denzelven te vorderen van den acceptant, van den trekker en van alle de en-dossanten, als ieder voor het geheel verhonden zijnde.
HU beeft de keus hen gezamenlijk of afzonderlijk in regten aan te spreken.
Indien bij den trekker alleen aanspreekt, zyn alle de endos-santen bevrijd.
Indien bij eenen der endossantcn aanspreekt, zijn de latere endossanten bcvryd. (B. 1318, 1478. K. 132, 146, 199. 206 v. I!. 303 V. Co. 118, 140, 164.)
187 De houder van eenen wisselbrief, wegens non-betaling geprotesteerd, kan insgelyks zich de vergoeding bezorgen door middel van herwissel.
Herwissel Is eene hertrekking van den houder eens wissel-hriefs op den trekker, of op eenen der endossanten, wegens de hoofdsom van den geprotesteerden wisselbrief en de kosten, volgens den wisselkoers ten tyde der hertrekking.
Deze hertrekking doel, in geval van niet-voldoening het regt Ier vervolging tegen geen der mede-schuldenaren verloren gaai». (K. 146,191 V. Co. 177, 178.)
vi. titel, yan wisselbrieven.
188- De herwissel wordt, ten aanzien van den trekker, geregeld naar den wisselkoers van de plaats waar de wisselbrief had moeten worden betaald, op de plaats waaruit dezelve getrokken is.
In geen geval, is hij tot eenen hoogeren w isselkoers gehouden. (K. KiO, 192. Co. 179.)
189- Ten aanzien van de endossanten, wordt de herwissel geregeld naar den wisselkoers der plaats, werwaarts de wisselbrief door hen verzonden of verhandeld is geworden, op de plaats waar de terugbetaling gedaan wordt. (K. tiO. Co. 179.
190. Wanneer tusschen de onderscheidene plaatsen geen onmiddellijke w isselkoers bestaat, wordt de herwissel geregeld naar den wisselkoers der twee meest nabij gelegene plaatsen.
191. De hertrekking gaat vergezeld met de retourrekening. (Co. 189.)
192- De retour-rekening bevat de hoofdsom van den gepro-lesteerden wisselbrief, de protestkosten en alle andere wettige onkosten, als de provisie van den bankier en makelaar, dezegels en briefporten.
Zij maakt melding van den naam van dengenen op wien de hertrekking gedaan is, en van den wisselkoers voor welken dezelve vernegotieerd is.
Derzelver juistheiil wordt door eene verklaring van eenen makelaar in wissels, of, waar geene makelaars in wissels zijn, van twee kooplieden bevestigd.
ZU gaat vergezeld van den geprotesteerden wisselbrief en van hel protest, of een voor waar geteekend afschrift van bet-zelve.
In geval de hertrekking op eenen der endossanten gedaan is, gaat zy bovendien vergezeld van eene verklaring tot bewijs van den wisselkoers der plaats w aar de w isselbrief betaalbaar gesteld was, op de plaats van waar de w isselbrief getrokken is geweest, of waar de terugbetaling gedaan wordt. (K. tii, 7ft. 197. Co. 181.)
193- Over eenen en denzelfden wisselbrief kan men niet meer ilan ééne retour-rekening maken.
Deze retour-rekening wordt betaald door deneenen endossant aan den anderen respectievelijk, en eindelijk door den trekker. (Co. 182.)
194- Men kan geene herwissels op elkander stapelen; ieder endossant draagt er slechts één, gelyk ook de trekker. (Co. 18:)..
195- De interessen van de hoofdsom'van den van non-betaling geprotesteerden wisselbrief zijn verschuldigd van de» dag van bet protest af. (B. 128«. K. 179, 182. Co. 18i.)
196 De interessen van do protestkosten, van den herwissel en andere wettige onkosten, zyn verschuldigd van den dag af, d at de gerogteiyke dagvaarding is gedaan. (K. 128ti. Co. 185.)
197- Er is geen herwissel verschuldigd, indien bi) de retourrekening niet gevoegd zijn Je verklaringen, volgens het voorschrift van art. 192 hierboven. (Co. 180.)
198- De houder van eenen geprotesteerden wisselbrief is, l ij
30 i. boek. ran den koophandel in hel algemeen.
fiiillissemcnt dergenen, welke volgens de wisselverlmidtenis aansprakelijk zijn, l)evoegd om in alle dcrzelver boedels op te komen, met het volle beloop der vergoeding door ieder van hen onderscheidenlijk en voor het geheel aan hem verschuldigd.
Wanneer hij uit eenen der boedels, eenige uitdeeling ontvangen heeft, zijn de andere boedels, zoowel als de niet gefailleerde medeverbondenen, niet verder ontlast dan voor het beloop van die uitdeeling. (K. 140. Co. 334.)
199, Wanneer echter de houder, hetzij met den trekker, hel zy met den acceptant, een vrijwillig accoord aangaat, verliest hü zijn verhaal tegen alle de endossanten.
Indien dat accoord is aangegaan met oenen der endossanten, verliest hij zijn verhaal tegen alle de volgende, maar geenszins tegen vorige endossanten, noch tegen den Irekker, noch tegen den acceptant.
Wanneer hetzelve is aangegaan met den trekker, wordt de acceptant, welke geen fonds ontvangen heeft, van alle verdere aanspraak bevrijd; in het tegenovergeslelde geval bluft hij verantwoordelijk.
Eindelijk, wanneer het accoord vrijwillig is aangegaan met eenen acceptant, welke fonds in handen beeft, wordt daardoor alle verder verhaal tegen den trekker verloren. (B. 132«, rlt;«quot;. K. ts':; »oi.)
200 f)e houder van eenen geprotesteerden wisselbrief bee mede eene regtsvordering lot vergoeding tegen derden, voor wier rekening de wisselbrief getrokken is, indien dezelve de waarde daarvoor genoten hebben. (K. 101, 10«, 143. Co. 11«, U«.)
201 De houder van eenen wisselbrief die denzelven te laai heeft doen protesteren, beeft geen regt van vergoeding tegen de endossanten, en moei zich met zijne aanspraak legen den acceptant te vreden stellen; behoudens de verpligting van den trekker, hierboven in art. 108 en 10!» bepaald. (K. n8, 184. Co 1«8, 170.)
202- Indien een wisselbrief zoo tydig is verzonden dat bij wel vóór den vervaldag had kunnen aankomen In handen van dengenen aan wien dezelve luidt, en door dezen ter betaling had kunnen worden aangeboden, doch niet te min, door onvoorzien toeval of door bvermagt, eerst na den vervaldag aankomt, moet dezelve daags na de ontvangst worden aangeboden en hij niet-voldoening geprotesteerd, indien de betrokkene indezelfde plaats als de houder woonachtig is.
Indien hij elders woont, of de wisselbrief op eene andere plaats Is gedomicilieerd, of betaalbaar gesteld, moet het aanbod en het protest geschieden binnen acht dagen na de ontvangst.
Indien de posten gestremd zijn, moet de wisselbrief worden verzonden langs den meest zekeren buitengewonen weg, en de houder behoudt zijn regt, indien de wisselbrief, in voege voorschreven, ter betaling is aangeboden, en bg non-belaling geprotesteerd. (K. 179.)
203- De houder van eenen geprotesteerden en vermisten
vi titel, ran wisselbrieven.
wisselbrief heeft regt van den trekker de vergoeding te vorderen, tegen Lewijs van zijn rcgt en het stellen van liorgtogt. (K. 1(»3. Co. 153.)
ACHTSTE AFLEEL1NC.
I'an hel le niet qaan van wisselschuld.
204 üehoudens de hepalingen der drie volgende artikelen, gaat wisselschuld le niet door alle middelen van schuldbevrijding, bij het Burgerlijk Wetboek aangewezen, en daarenboven door het vrijwillig accoord, bij art. lil» van dit Wetboek vermeld. {K. 1417.)
205. De schuldenaar eens gefailleerden boedels, die eenen vervallen wisselbrief met eene andere schuld w il vergelijken, is gehouden te bewijzen, dat by voor hot faillissement, le goeder trouw, eigenaar van den wisselbrief is geworden. (B. H6I, 1468.)
206 Met uitzondering van hetgeen bij bet volgend artikel is bepaald, verjaart wisselschuld door een tijdsverloop van tien jaren, le rekenen van den vervaldag des wisselbriefs.
Niet te min zullen zij die deze verjaring inroepen gehouden zgn, des gevorderd, onder cede te verklaren, dat zij, ter zake van den wisselbrief, niets meer schuldig zijn, en derzelver erl-genamen of regherkrijgenden, dat zij te goeder trouw vermee-nen, dat er uit dien hoofde niets moer verschuldigd is. (B.2010 h. 220. Co. 180.)
207- 1'e regtsvordering tegen de endossanten, en tegen den trekker van eenen van non-betaling geprolesteerden wisselbrief, de laatsgenoemde wanneer, en voor zoo verre, by bewijst fonds te hebben bezorgd, verjaart door na te melden tijdsverloop:
Ten aanzien van wisselbrieven getrokken uit dit Koningrijk betaalbaar:
Op plaatsen in de Levant en aan de noordelijke kusten van Afrika, met vyftien maanden;
Op plaatsen aan de westelijke kusten van Afrika, tot aan de Kaap de Goede Hoop, deze daaronder begrepen; op bet vaste land van Moord- en Zuid-Amerika (met uitzondering van het bier-onder gemelde gedeelte) en op de eilanden in de West-Indien, met achttien maanden;
Op plaatsen aan de kusten van Zuid- en Noord-Amerika, gelegen aan de Groote Zuidzee, te rekenen van de andere zijde van kaap Hoorn, en op de in dis zee gelegene eilanden, mitsgaders op het vaste land van Azië en de eilanden in de Oost-Indi-en, met twee jaren;
Op alle andere plaatsen met een jaar.
De bier-bovengemelde tijdsbepalingen van vijftien en achttien maanden en van twee jaren, «orden in tijd van oorlog ter zee verdubbeld.
De verjaring begint te loepen tegen den houder des wisselbriefs te rekenen van deszelfs vervaldag, en tegen ieder der endossanten van den dag dat hy tot betaling in regten is aange-
31
32 i. boek. Van den koophandel in hel algemeen.
sproken, of, indien cr geenc reglsvoniering heeft plaats gehad van den dag dat hij vrijwillig heeft betaald. (Co. ICC, 167.)
ZEVENDE TITEL.
fan orderbriefjes of promessen aan order; van assignatiün, en van kassiers- en ander pupier aan toonder.
donker curt1us, p. 53, 3i. - Bydr. IV, hiz. 154 — löti; X,
blz. 79—82.
eerste afdeel1ng.
Van orderbriefjes of promessen aan order.
van noRSSE.v/e cambio proprw, vulgo het orderbriefje {I..B.
I83!t). — Opmerk, en Meile('. III, l)lz. 31.
208 Een orderbriefje, of promesse aan order, is een gedag-teekcnd of onderteekend geschrift 1)0 hetwelk iemand zich ver-liindt om, ter zijner woonpiaatse, of ter woon plaatse van een ander hinnen dezelfde gemeenle of elders, en met of zonder tijds-hepaling, de daarhij uitgedrukte gei.lsom aan de order van den nemer te voldoen, met erkenning van genotene waarde of van waardein rekening. (K. too, 210. Co 188.)
209- Alle wetsbepalingen omtrent wisselbrieven, bij den vo-rigen titel vastgesteld en betreilende
Den vervaldag; (K. 116, li9 v.)
Het endossement; (K. 133 v.)
De hoofdelijke verpligting voor het geheel; (B. 1318. K. 116, 186.)
Den borgtogt genaamd aval; (K. 100. v.)
Het protest; (K. 17!) v.)
De regten en verpligtingen van den houder; (K. 175v. R.301.)
Den herwissel en de interessen en kosten; (K. 187 v.)
De betaling, en die ter eere; (K. 13(gt; v.)
De verjaringen andere wijze van scbuldvernietiglng; (K. l!l!( 204.)
Zijn op orderbriefjes of promessen aan order toepasselijk. (K. 4. 2quot;. Co. 187, 189.)
tweede afdeelixg.
Van assignaliSn.
Upmerk. en Meded., VI, blz. 213—217.
210- Eene assignatie is een gedagteekend en onderteekend geschrift, waarbij door den uitgever een bepaald persoon wordt aangewezen en om de daarbij uitgedrukte geldsom aan eenen anderen bepaalden persoon, ofdeszelfs order, te voldoen in dezelfde gemeente, waar het geschrift is uiigegeven; — zonder onderscheid of daarbij al dan niet de erkenning van genotene waarde, of van waarde in rekening, is uitgedrukt. (K. 100, 182, 206.)
211. 'n geval het geschrift betaalbaar is gesteld op eene andere plaats, dan waar het is uitgegeven, wordt het insgelijks
vu titel. Van orderbriefjes, enz.
voor eene assignatie gehouden, bijaldien daarbij geene erkenning van genotene waarde, of van waarde in rekening, is uitgedrukt. {K. 100.J
212. Assignatiën aan order kunnen op dezelfde wijze als wisselbrieven worden geëndosseerd. (K. 133 v.. -2 l i, 2l!i.)
213. De betaling eener assignatie, zonder tijdsbepaling, moet gevraagd, en, by ontstentenis, het protest van nonbetalingopgemaakt worden, uiterlijk binnen den tijd van eene maand na de dagteekening, indien de tot voldoening aangewezen persoon binnen dezelfde gemeente woont waar de assignatie is uitgegeven, en uiterlijk binnen den tijd van drie maanden, indien dezelve elders woonachtig is. (K. 11«, 179 v., ®ti, 218.)
214. De assignatie betaalbaar op eenigen tyd na zigt, moet, met inachtneming der onderscheiding bij artikel 213 omtrent de woonplaats, uiterlijk binnen den tijd van eene maand, of van drie maanden, aan den aangewezen persoon worden aangeboden, ten einde door dezen, met bijvoeging der dagteekening, voor gezien te worden geteekend.
Zoodanige aanteekening op haar zelve, zonder uitdrukkelijk bijgevoegde acceptatie, wordt voor geene acceptatie gehouden.
Bij weigering om die aanteekening te doen, wordt de assignatie geprotesteerd, als of de betaling ware geweigerd, zonder dat er verder protest van non-betaling behoeft gedaan te worden. (K. 116 v., 179 v., 218.)
215. De assignatie, die, ten gevolge der aanteekening bij bet vorige artikel vermeld, of, volgens baren inhoud, op eenen bepaalden tijd vervalt, is betaalbaar op dezelfde wijze als wisselbrieven van dien aard, en moet bü wanbetaling bet protest op gelijke wijze worden opgemaakt. (K. 148 v., 15« v., ItiS v., 17» v., 179 v., 182, 218.)
216. De houder eener geprotesteerde assignatie moet daarvan uiterlijk binnen vijf dagen, na dien van het protest, kennis geven aan dengenen, van wien hij dezelve heeft in betaling genomen. (K. 18ï, 218.)
217- Hij is insgelijks, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, verpligt, voor zoo ver de assignatie aan order luidt, en geendosseerd is, van het protest aan den oor-spronkeiyken uitgever kennis te geven.
218, De houder, die verzuimd heeft de voorschriften van art. 213, 214, 215 en 21« hierboven na te komen, verliest, indien hy de waarde'heeft voldaan, zijn verhaal op dengenen van wien by de assignatie heeft ontvangen, en, zoo die voldoening geene plaats heeft gehad, is hg tot de betaling van den inhoud der assignatie verpligt.
In het een en ander geval, moet de uitgever aan den houder afstaan en overdragen de vordering, welke hij ten laste van den ter betaling aangewezen persoon heeft, tut het beloop der assignatie toe, en tevens aan denzelven, ten diens koste, de noodige bewysstukken verschaffen om die vordering te doen gelden.
Indien de persoon, die tot betaling is aangewezen, aan den uitgever niets, of niet zoo veel verschuldigd was als de assi-V. 3
33
34 l. boek. Van den koophandel in het algemeen.
gnatie bedraagt, is de uitgever jegens den houder tot schadevergoeding verpligt. (B. 1219. K. 109.)
219. Behalve het verhaal op den uitgever der assignatie, heeft ieder houder slechts zijn 'verhaal op den onmiddellp voor-afgaanden endoss.mt, zonder den vroegeren te mogen aanspreken.
220- De regtsvordering uit hoofde eener assignatie verjaart op dezelfde wüze als ten aanzien van wisselbrieven is bepaald. (K. 20G, *207.)
derde afdeel1ng.
Van kassiers-papier en ander papier aan toonder.
221- Het kassiers-papier en ander papier aan toonder moet de juiste dagteekening der oorspronkelijke uitgifte bevatten. (K. 74 v., 227.)
222- De oorspronkelijke uitgever van kassiers-papier of ander papier aan toonder, door eenen derde betaalbaar het zij hetzelve in den vorm van assignatie of van quitantie is vervat, is jegens lederen houder voor de voldoening aansprakelijk, gedurende tien dagen na de dagteekening, die dag niet daaronder begrepen. (K. -224 v., 229.)
223. De verantwoordelijkheid van den oorspronkelijken uitgever blijft echter voortduren, indien hij niet bewijst dat hij, gedurende don by het vorige artikel bepaalden tijd, gereede penningen, ten beloope van het uitgegeven papier, hij den persoon op wien hetzelve is afgegeven, heeft gehad, en dat hij die penningen sedert bij denzelven heeft gelaten. (K. 108.)
224- De oorspronkelijke uitgever die, ten gevolge van de vorenstaande bepalingen, van alle verantwoordelijkheid is bevrijd, is niettemin verpligt aan den houder, ten diens koste, de noo-dlge bewijsstukken te verschalfen, ten einde zün regt Ie doen gelden tegen dengenen op wien het papier is afgegeven. (K. 109.)
225- Buiten den oorspronkelijken uilgever, blijft een ieder die het voormeld papier in betaling heeft gegeven, gedurende den tijd van drie dagen daarna, de dag der uitgifte niet daaronder begrepen, aansprakelijk jegens dengenen die het van hem heeft ontvangen. (K. 222 v.)
226. Indien hij, die een of meerdere briefjes of quitantiën op zijnen kassier heeft afgegeven, later in staat van faillissement is verklaard, is de kassier desniettemin bevoegd, uit de daartoe voorhanden zijnde gelden, met de betaling van zoodanige briefjes of quitantiën voort te gaan tot op het tijdstip dat daartegen, het zü door eenen of meer houders van andere briefjes of quitantiën, het zij door de curatoren in den boedel, of eenig ander belanghebbende, zal zijn verzet gedaan.
In geval van verzet, of indien de kassier niet met de betaling is voortgegaan, moeten de penningen, welke de kassier van den failliet in handen heeft, afgezonderd blijven, ten einde daaruit de houders van vóór het faillissement deugdelijk afgegevene briefjes of quitantiën bij voorrang boven andere schuldeischers worden voldaan, het zg in het geheel of pond-ponds geiyk zon-
vu. titel. Van orderbriefjes, enz.
der onderscheid van de dagleekcning der quitantiên. (K. 764 v., 821.)
227. De houder van een promesse aan toonder is verpligt voldoening te vorderen binnen den tyd van drie dagen, na den dag, op welken hy dat papier heeft in betaling genomen, die daj niet daaronder gerekend, en hg moet, bg wanbetaling, binnen eenen gelijken termijn daarna, de promesse ter intrekking aanbieden aan dengenen die hem dezelve heeft in betaling gegeven, alles op verbeurte van zijn verhaal tegen denzeiven, doch onverminderd zyn regt tegen dengenen die de promesse heeft ge-teekend.
Indien bij de promesse de dag is uitgedrukt op welken dezelve betaalbaar is, begint de termijn van drie dagen eerst te loopen daags na den uitgedrukten betaaldag. (K. 221.)
228- Indien de laatste dag van eenigen lermün, waaromtrent in dezen titel eenige bepaling voorkomt, op eenen zondag invalt, blijft de verpligling en verantwoordelijkheid voortduren lot en met den volgenden dag. (K. 154.)
229. Alle reglsvordering tegen de uilgevers van papier, in deze afdeeling vermeld, verjaart door tijdsverloop van tien jaren, te rekenen van den dag der oorspronkelijke uitgifte.
Niettemin zullen zy, die deze verjaring inroepen, gehouden zijn, des gevorderd, onder eede te verklaren, dat zij, ter zake van gemeld papier, niets meer schuldig zijn; en derzelver erfgenamen of regtverkrygenden, dat zij te goeder trouw vermeenen dal er uit dien hoofde niet meer verschuldigd is.
De oorspronkeiyke uitgever van het by art. 222 vermeld papier is, des gevorderd, verpligt onder eede te varklaren, dat hg gedurende den by het voorschreven artikel bepaalden termijn gereede penningen, ten beloope van bet uitgegeven papier, hg den persoon, op wien hetzelve is uitgegeven, heeft gehad, en dat hij die penningen sedert by denzeiven heeft gelaten, en zgne erfgenamen of regtverkrijgenden, dat zy zulks ter goeder trouw vermeenen. {B. 2010. K. 206, 220.)
ACHTSTE TITEL.
Fan reclame of terugvordering in zaken van koophandel.
DOXKEK CURTIUS, p. 60—67. — HOOFT, blz. 38—il. — Bydr.,
X, blz. 82, 83. — v. LEEUWEN, de rei vindicatione secundum
Cod. Mercat. Neerl. (L. B. 1841). — KALFF, de rei vindicatione
tn rebus mercatoriis (Traj. 1843).
230- In geval koopmanschappen zgn verkocht en geleverd, en de koopprijs niet ten volle is gekweten, is de verkooper, by faillissement van den kooper, geregtigd om de koopmanschappen terug te vorderen, onder de volgende bepalingen. (B. B29, 1185, 1191, 1302 v., 1515, 1553 v. K. 244, 764, 771. R. 721 v. Co. 576.)
231. Tot de uitoefening van het regt van terugvordering wordt vereischt dat de koopmanschappen, zonder vermenging met andere, dezelfde zyn welke zgn verkocht en geleverd.
35
36 i. BOEK. Van den koophandel in hel algemeen.
Hel bewijs daarvan wordt toegelaten, al waren zy ook uitgepakt, verpakt of verminderd. (K. 1, 99, 244. Co. S80.)
232. Koopmanschappen, het zij op tyd, het zij zonder tijdsbepaling, verkocht, kunnen worden terug gevorderd, indien dezelve nog onder weg zijn, het zy te land, het zy te water, of indien dezelve zich nog in nalurü bevinden onder den failliet, of onder eencn derde, die üe koopmanschappen voor hem bezit of bewaart.
In beide gevallen, kan deze terugvordering slechts worden gedaan binnen den tijd van dertig dagen, te rekenen van den dag, waarop de koopmanschappen onder den failliet of onder den derde zijn opgeslagen. (K. 80 v., 80 v., 238. Co. 377.)
233. Indien de kooper do kooppenningen gedeelteiyk heeft voldaan, Is de verkooper, bü de terugvordering van het geheel, verpligt om de reeds ontvangen penningen aan den boedel terug te geven. (K. -230, 244.)
234- In geval de verkochte koopmanschappen slechts gedeel-teiyk in den boedel worden gevonden, geschiedt de teruggave naar evenredigheid en in verhouding met den koopprijs van liet geheel. (Co. K80.)
235- De verkooper die zyne koopmanschappen terugontvangt, is verpligt den boedel des gefailleerden schadeloos te houden voor ai hel reeds betaalde of nog verschuldigde wegens regten, vracht, commissie, verzekering, avarij-grosse en al hetgeen verder tot behoud der koopmanschappen is aangewend. (K. 83,240. Co 379.)
236. Indien de kooper bij eenen wisselbrief of ander handelspapier heeft geaccepteerd voor het volle bedrag der verkochte en geleverde koopmanschappen, heeft er geene terugvordering plaats.
Bijaldien de acceptatie slechts voor een gedeelte van de verschuldigde kooppenningen is geschied, kan de terugvordering plaats hebben, mits ten behoeve van den boedel des failliets worde zekerheid gesteld, voor hetgeen van denzelven, ten gevolge der acceplatie, mogt kunnen gevorderd worden. (K. 230,233,244.)
237. Indiende teruggevorderde koopmanschappen door eenen derde, te goeder trouw, zyn in beleening genomen, behoudt de verkooper zijn regt van terugvordering, maar is, daarentegen, verpligt aan den geldschieter te voldoen het bedrag van het daarop geschoten geld, met de verschuldigde interessen en kosten. (B. 037. K. 83, 241, 247. Co. 377.)
238. De terugvordering der koopmanschappen vervalt, indien dezelve, gedurende de reis, op facturen en op cognoscementen of vrachtbrieven te goeder trouw door eenen derde zyn gekocht.
Niettemin is de oorspronkelyke verkooper, in dat geval, bevoegd den koopprys, zoo lang dezelve nog niet is gekweten, tot het beloop zgner inschuld, by den kooper in te vorderen, en hy is bevoorregt op die penningen, zonder dat dezelve met den boedel van den failliet mogen worden vermengd.
De bepalingen van het vorige lid zyn ook toepasseiyk op het geval dal de koopmanschappen, na zich in hel bezit van den
vin. titel. Van reclame of terugvordering enz.
failliet, of van Iemand van zijnentwege teliebben bevonden,door koop en levering, te goeder trouw, de eigendom van eencn derde 2Üquot; geworden. (K. S3-2, 307, 8Ï1. Co. 378.)
239. De bewindvoerders in eenen gefailleerden boedel hebben liet vermogen om de teruggevorderde koopmansebappen voor den boedel te behouden; mits aan den verkooper voldoende lt;len koopprijs, w elken deze van den failliet bad bedongen. (Co. 382.)
240- Zoo lang in commissie gegeven koopmanschappen zich nog in natura bevinden onder den gefailleerden commissionair, of onder eenen derde, die dezelve voor laatstgenoemden bezit of bewaart, kunnen dezelve door den commissie-gever worden teruggevorderd, onder gehoudenheid als bij art. 233 is uitgedrukt.
Hetzelfde regt van terugvordering beeft plaats, ten aanzien ■van den koopprijs van in commissie gegeven en door den com-missionnair verkochte cn geleverde goederen, voor zoo ver de koopprijs niet vóór diens faillissement mogt zijn gekweten, al ■ware het dal d3 coramissionnair eenigvoordeel had berekend als waarborg voor den kooper of voor hel zoogenaamd del credere (K. 76 v. Co. 381.)
241. In geval de in commissie gegeven koopmanscbappendoor eenen derde te goeder trouw zijn in beleening genomen, gelden de voorschriften van art. 237.
242- Indien in eenen gefailleerden boedel worden gevonden nog niet vervallen, of vervallen cn nog niet betaalde wisselbrieven, bandels- en ander papier, aan den failliet ter hand gesteld, alleenlijk mei last om dezelve in te vorderen en het beloop daarvan ter beschikking van den zender te houden, of om daaruit bepaaldelijk aangewezene betalingen te doen; — of, indien zij bijzonderlijk bestemd waren om daarmede tc dekken wisselbrieven, op den failliet getrokken en door dezen geaccepteerd, of biljetten aan zijne woonplaats betaalbaar, kunnen die wisselbrieven, dat bandels- en ander papier, worden teruggevorderd, zoo lang dezelve zich in natura bevinden onder den failliet, of onder eenen derde, die dezelve voor dezen bezit of bewaart; alles echter behoudens het regt van den boedel om daartegen zekerheid te vragen voor hetgeen van denzelven, ten gevolge der acceptation van den failliet, mogt kunnen gevorderd worden. (K. 133. Co. 383.)
243- Ook builen het geval van bestemming of acceptatie, by bet vorige artikel vermeld, kunnen de aan den failliet overgemaakte w isselbrieven, of het bandels- of ander papier, w orden teruggevorderd, al ware een of ander op eene rekening-courant gehragt, mits de zender, ten tijde der overmaking, of daarna, voor geenerlei som hoegenaamd schuldenaar van den failliet zij geweest, daaronder niet begrepen de onkosten w elke op de overmaking gevallen zijn. (Co. 38i.)
244- Ruiten bet geval van faillissement, kunnen zonder tijdsbepaling verkochte cn onbetaalde koopmanschappen worden teruggevorderd, overeenkomstig de voorscbriflen van art. 1191 van bet Kurgerlgk Wetboek, en met inachtneming der bepalingen van art. 231, 233, 234, 236 en 237 van dit Wetboek.
37
38 i. boek. tan den koophandel in hel algemeen.
245- De terugvordering van die koopmanschappen vervalt, indien dezelve, na zich in het bezit van den oorspronkelüken kooper, of van iemand van zijnentwege, te hebben bevonden, door eenen derde te goeder trouw zijn gekocht en aandenzeiven afgeleverd.
In geval echter de koopprijs nog niet door dien derde betaald is, kan de oorspronkelijke verkooper de gelden tot aan het beloop zijner rekening, voor zich vorderen, mits de vordering geschiede binnen den t(jd van dertig dagen, na de oorspronkelijke levering. (B. 1191. K. 238.)
NEGENDE TITEL.
fan assurantie of verzekering in het algemeen.
DONKER CURTIUS, p. 85—101. — HOOFT, blz. 77—99. — Bijdr.,
X, bif. 83—87. — faber, Aanteekeningen op den negenden
Titel van het Iste Boek van het W. v. Kooph. (Leid. en Amst.
1855). — Bepalingen van het JV. v. Kooph. omtrent Bodemerij
en die omtrent Assurantiën (Rotterd. 1850).
246. Assurantie ofverzekering is eene overeenkomst by welke de verzekeraar zich aan den verzekerde, tegen genot eener premie, verbindt om denzelven schadeloos te stellen wegens een verlies, schade, of gemis van verwacht voordeel, welke dezelve, door een onzeker voorval, zoude kunnen lijden. (B. 1813. K. 4, 149, 252.)
247- De verzekeringen kunnen, onder anderen, ten onderwerp hebben;
De gevaren van brand; (K. 287 v.)
De gevaren waaraan de voortbrengselen van den landbouw te Telde onderhevig zyn; (K. 299 v.)
Het leven van één of méér personen; (K. 302 v.)
De gevaren der zee, en die der slavernij; (K. 592 v.)
De gevaren van vervoer te lande en op rivieren en binnenwateren. (K. U86 v.)
Van de twee laatsten wordt in het volgend bock gehandeld. (Co. 334, 335.)
248- Op alle verzekeringen, waarover zoo in dit als in het tweede boek van dit Wetboek, wordt gehandeld, zijn toepasselijk de bepalingen bij de volgende artikelen vervat.
249- Voor schade of verlies uit eenig gebrek, eigen bederf, of uit den aard en de natuur van de verzekerde zaak zelve onmiddellijk voortspruitende, is de verzekeraar nimmer gehouden, ten ware ook daarvoor uitdrukkelijk zij verzekerd. (B 1508, 1540 v. K. 270, 294, 637. Co. 352.)
250. Indien hij, die voor zich zeiven heeft laten verzekeren, of hy, voor wiens rekening door eenen ander is verzekerd, ten tijde der verzekering geen belang in het verzekerd voorwerp heeft, is de verzekeraar niet tot schadeloosstelling gehouden. (K. 266.)
251. Alle verkeerde of onwaarachtige opgave, of alle verzwijging van aan den verzekerde bekende omstandigheden, hoezeer
ix. titel. Fan assurantie of verzekering in het algemeen. 39
te goeder trouw aan diens zjjde hebbende plaats gehad, welke van dien aard zijn, dat de overeenkomst niet, of niet onder derelfde voorwaarden zoude zijn gesloten, indien de verzekeraar van den waren staat der zaak had kennis gedragen, maakt do verzekering nietig. (K. 2(i9 v., 30«, 597 v. Co. 348.)
252- Uitgezonderd de gevallen bü de wet bepaald, maggeene tweede verzekering gedaan worden, voor denzelfden tijden voor hetzelfde gevaar, op voorwerpen, welke reeds voor derzelver volle waarde verzekerd zyn, en zulks op straffe van nietigheid der tweede verzekering. (K. 25i, 206, 271 v., 277, 280, 009 v. Co. 339.)
253- Verzekering, welke het beloop van de waarde of het wezenlijk belang te boven gaat, is alleen geldig tot het beloop van hetzelve.
Indien de volle waarde van het voorwerp niet is verzekerd, is de verzekeraar, in geval van schade, slechts verbonden, in evenredigheid van het verzekerd tot het niet verzekerd gedeelte.
Het slaat echter aan partyen vrU uitdrukkelijk te bedingen, dat, onaangezien de meerdere waarde van het verzekerd voorwerp, de aan hetzelve overgekomene schade, tot hel vol beloop der verzekerde som, zal worden vergoed. (K. 289. Co. 357,358.)
254. Afstand, bij het aangaan der verzekering, of gedurende derzelver loop, gedaan van hetgeen hij de wet lol het wezen der overeenkomst wordt vereischl, of van hetgeen uildrukkeiyk is verboden, is nietig. (K. 252, 250, 2(i(i, 287, 299, 304. Co. 300.)
255. De verzekering moet schriftelijk worden aangegaan hg eene akte, welke den naam van polis draagt.
256- Alle polissen, met uitzondering van die der levensverzekeringen, moeten uitdrukken;
1°. Den dag waarop de verzekering Is gesloten;
2°. Den naam van dengenen die de verzekering voor eigen rekening of voor die van eenen derde sluit;
3°. Eene genoegzaam duidelüke omschrijving van het verzekerde voorwerp;
4°. Het bedrag der som, waarvoor verzekerd wordt;
5o. Do gevaren welke de verzekeraar voor zgne rekening neemt;
6°. Den tijd, op welken het gevaar voor rekening van den verzekeraar begint te loopen en eindigt;
7quot;gt;. De premie van verzekering, en
8°. In het algemeen, alle omstandigheden, welker kennis van wezenlijk belang voor den verzekeraar kan zijn, en alle andere tusschen de partijen gemaakte bedingen.
De polis moet door eiken verzekeraar worden onderteekend. (K. 247, 254, 238, 264, 287, 29«, 299, 301, 304, 592, 59«, «25 V. 880, 710. Co. 332.)
257. De overeenkomst van verzekering bestaal, zoodra dezelve is gesloten; de wederzydsche regten en verpligtingen van den verzekeraar en van den verzekerde nemen van dat oogen-blik hunnen aanvang, zelfs vóór dat de polis is onderteekend. Het sluiten der overeenkomst brengt de verpllgtlng van den
40 i. boek. Van den koophandel in het algemeen.
verzekeraar mede, om de polis binnen den bepaalden tijd te teekenen en aan den verzekerde uit televeren. (K.-203,681.Co. 332.)
258- Om van het sluiten dier overeenkomst te doen blijken, wordt bewijs bü geschrifte vereischt; echter zullen ook alle andere bewijsmiddelen worden toegelaten, indien er een begin van schriltelijk bewijs aanwezig is.
Niettemin kunnen de bijzondere bedingen en voorwaarden, indien over dezelve geschil ontstaat, in den tusschentijd van het sluiten van de overeenkomst en de uitlevering van de polis, bewezen worden door alle bewijsmiddelen in zaken van koophandel toegelaten; met dien verstande echter, dat van de vereisch-ten, welker uitdrukkelijke vermelding hy de polis opstraffevan nietigheid, in sommige verzekeringen door de wet gevorderd wordt, schriftelijk moet blijken. (B. 1939. K. 1, «81.)
259- Indien de verzekering onmiddellijk wordt gesloten tus-schen den verzekerde, of die daarloe last of bevoegdheid heeft, en den verzekeraar, moet de polis binnen 24 uren na de aanbieding, door laatstgemelden worden onderteekend en uitgeleverd, ten ware bij de wet, in eenig hijzonder geval, een langer termijn bepaald zij. (K. 200, 081.)
260- Indien de verzekering door tusschenkomst van eenen makelaar in assurantie gesloten is, moet de geteekende polis, binnen acht dagen na het sluiten van de overeenkomst, worden uitgeleverd. (K. Oi, 081.)
261- Bü nalatigheid, in do gevallen by de beide voorgaande artikelen bepaald, is de verzekeraar, of de makelaar ten behoeve van den verzekerde, gehouden tot vergoeding van de schade, welke uit dat verzuim zoude kunnen ontstaan. (K. 081.)
262 Hij die, van eenen ander order ontvangende tol het laten doen van verzekering, dezelve voor zgne eigene rekening houdt, wordt verstaan verzekeraar te zyn op de aan hem opge-gevene voorwaarden, en, bij gebreke van die opgave, op zoodanige voorwaarden als waarop de verzekering had kunnen worden gesloten ter plaatse, alwaar hij den last had moeten uitvoeren en, indien deze plaats niet is aangeduid, te zijner woon-plaalse of op de naast gelegen beurs. (K, 59, 20i.)
263- Bij verkoop en allen eigendoms-overgang van verzekerde voorwerpen, loopt de verzekering ten voordeele van den kooper of nieuwen eigenaar, zelfs zonder overdragt, voor zoo verre schaden betreft, opgekomen, nadat het voorwerp ten bate of schade des koopers of nieuwen verki-ygcrs is gekomen, alles ten zij het tegendeel tusschen den verzekeraar en den oorspronke-lyken verzekerde ware bedongen.
Indien, ten tgde van den verkoop of van den eigendoms over-gang, de kooper of nieuwe eigenaar weigert deverzekeringover te nemen, en de oorspronkeiyk verzekerde nog belang in het verzekerd voorwerp behoudt, blijft de verzekering, in zooverre, in zijn voordeel loopen. (B. 039, l'i90.)
264 Verzekering kan niet alleen voor eigen rekening, maar ook voor die van eenen derde worden gesloten, het zij uit krachte van eenen algemeenen of van eenen byzonderen last, het zy
ix. titel. Van assurantie of verzekering in het algemeen. 41
zelfs buiten welen van den belanghebbende, en zulk? mei in-achlneming der volgende bepalingen. (K. 202, «98. Co. 332.)
265. Bji verzekering len behoeve van eenen derde, moet uit-drukkeliik in de polis worden melding gemaakt, of zulks uit krachte eener lastgeving, of buiten weten van den belanghebbende plaats heeft.
266. De verzekering zonder lastgeving, en buiten weten van den belanghebbende gedaan, is nietig, indien en voor zoo verro hetzelfde voorwerp door den belanghebbende, of door eenen derde, op zünen last, was verzekerd vóór het tijdstip waarop hij kennis droeg der builen zijn weten, geslolene verzekering. (K. 232, 234, 333, 378, 598.)
267. Indien bij de polis geene melding is gemaakt dat de verzekering voor rekening van eenen derde is geschied wordt de verzekerde geacht die voor zich zeiven te hebben gesloten. (K. «02. Co. 332.)
268. De verzekering kan tot voorwerp hebben alle belang, hetwelk op geld waardeerbaar, aan gevaar onderhevig en bü de wet niet is uitgezonderd. (K. 247.)
269. Alle verzekering gedaan op eenig belang hoegenaamd, waarvan de schade, tegen welke verzekerd is, reeds op hellUd-stip van het sluiten der overeenkomst bestond, is nietig, indien de verzekerde, of hg die met of zonder last heeft doen verzekeren, van het aanwezen der schade heeft kennis gedragen. (K. 231, 281, 300, 597, 398, OOi, «0«. Co. 303.)
270. Kr bestaat vermoeden, dat men van het aanwezen dier schade heeft kennis gedragen, indien de regler, met inachtneming der omstandigheden, oordeelt dat er sedert hel aanwezen der schade zoo veel lijds is verloopen, dat de verzekerde daarvan had kunnen kennis dragen.
In geval van twijfel, slaat het den regler vrij om aan verzekerden en derzelver lasthebbers den eed op te leggen, dal zij, ten tijde van bel sluiten der overeenkomst, van hel aanwezen der schade geene kennis hebben gedragen.
Indien die eed door de partij aan hare wederpartij wordt opgedragen, moet dezelve in allen gevalle door den regler worden opgelegd. (B. 1977 v. K. 282, 598. Co. 300.)
271. De verzekeraar kan altijd hetgeen hij verzekerd heeft wederom laten verzekeren. (K. 232, !79. Co. 312.)
272 Indien de verzekerde den verzekeraar, hij eene geregle-lijke opzegging, van zijne verpligtingen voor hel toekomende ontslaat, kan hü zijn belang voor denzelfden tijd en hetzelfde gevaar andermaal doen verzekeren.
In dat geval moet, op straffe van nietigheid, in de nieuwe polis worden melding gemaakt, zoo wel van de vroegere verzekering als van de gereglelijke opzegging. (K. 272, 279, 282. Co. 359.)
273- Indien de waarde der verzekerde voorwerpen niet door partijen in de polls is uitgedrukt, kan dezelve door alle bewijsmiddelen worden geslaafd. (K. 1903. K. I, 293, «21 v. Co. 339.)
274. Indien die waarde in de polis is uitgedrukt, heeft de
42 i. boek. Van den koophandel in het algemeen.
regler aiettemin de bevoegdheid om aan den verzekerde de nadere regtvaardiging der uitgedrukte waarde op te leggen, voor zoo verre door den verzekeraar redenen worden aangevoerd, waaruit gegrond vermoeden wegens het bovenmatige dier opgave geboren wordt.
De verzekeraar heeft in allen gevalle het vermogen om de bovenmatigheid der uitgedrukte waarde in regten te bewyzen. (B. 1939. K. 27S, 293, 619. Co. 336.)
275. Indien echter het verzekerd voorwerp voorat is gewaardeerd door deskundigen, bg partijen daartoe bestemd, en, des gevorderd, door den regter beëedigd, kan de verzekeraar niet daartegen opkomen, ten zü in geval van bedrog; alles behoudens de bijzondere uitzonderingen bü de wet gemaakt. (B. 1365,1585. K. 282, 293, 619. Co 336.)
276. Geene verliezen of schade, door eigen schuld van eenen verzekerde veroorzaakt, komen ten laste van den verzekeraar. Hij vermag zelfs de premie te behouden of te vorderen, indien hü reeds begonnen had eenig gevaar te loopen. (K. 249. Co. 352.)
277. Indien verscheidene verzekeringen, te goeder trouw, ten aanzien van hetzelfde voorwerp zijn aangegaan, en bij de eerste de volle waarde is verzekerd, houdt dezelve alléén stand, en de volgende verzekeraars zyn ontslagen.
Indien bü de eerste verzekering de volle waarde niet is verzekerd, zgn de volgende verzekeraars aansprakelijk voor de meerdere waarde, volgens de orde des tijds, waarop de volgende verzekeringen zyn gesloten. (K. 352. Co. 359.)
278- Bijaldien op eene en dezelfde polis, door onderscheidene verzekeraars, al ware het op onderscheidene dagen, meer dan de waarde verzekerd is, dragen zij allen te zamen naar evenredigheid van de som voor welke zy geteekend hebben, alleen de juiste verzekerde waarde.
Dezelfde bepaling geldt, wanneer ten zelfde dage, ten opzigte van hetzelfde voorwerp, onderscheidene verzekeringen gesloten zyn. (K. 273 v., 280. Co. 358.)
279. De verzekerde mag, in de gevallen bij de twee voorgaande artikelen vermeld, de oudste verzekeringen niet vernietigen om daardoor de latere verzekeraars te verbinden.
Indien de verzekerde de eerste verzekeraars ontslaat, wordt hg geacht zich, voor dezelfde som en in dezelfde orde, in hunne plaats als verzekeraar gesteld te hebben.
Indien hy zich laat herverzekeren, treden de herverzekeraars in dezelfde orde in zyne plaats op. (K. 271 v.)
280. Het wordt als geene ongeoorloofde overeenkomst beschouwd, indien, na de verzekering van een voorwerp voordes-zelfs volle waarde, de belanghebbende hetzelve vervolgens geheel of gedeelteiyk laat verzekeren, onder de uitdrukkeiyke bepaling, dat hy zgn regt tegen de verzekeraars alleen zal kunnen doen gelden, indien en voor zoo verre hg de schade op de vroegere niet zal kunnen verhalen.
In het geval van zoodanige overeenkomst moeten, op straffe Tan nietigheid, de vroeger geslotene overeenkomsten duidelgk
ix titel. Van assurantie of verzekering in hel algemeen. 43
worden omschreven, en zullen de bepalingen van art. 277 en 278 Insgeluks daarop toepasselijk zijn. (K. 252.)
281. In alle gevallen in welke de overeenkomst van verzekering voor het geheel of ten deele vervalt, of nietig wordt, en mits de verzekerde te goeder trouw hehbe gehandeld, moet de verzekeraar de premie terug geven, het zij voor het geheel, bet zij voor zoodanig gedeelte, waarvoor hg geen gevaar beeft ge-loopen. (K. 2«», 272, 283, 032, «00, 002.)
282- Bijaldien de nietigheid van de overeenkomst, uit hoofde van list, bedrog of schelmerij van den verzekerde ontstaat, geniet de verzekeraar de premie, onverminderd de openbare regts-vordering, zoo daartoe gronden zyn. (K. 1304. K. 270.)
283. Behoudens de bijzondere bepalingen ten aanzien van deze of gene soort van verzekering gemaakt, is de verzekerde verpligt om alle vlijt en naarstigheid in het werk te stellen, ten einde de schade te voorkomen of te verniiRdercn, en bij moet, dadelijk na derzelver ontstaan, daarvan aan den verzekeraar kennis geven; alles op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, zoo daartoe gronden zijn.
De onkosten door den verzekerde gemaakt, ten einde de schade te voorkomen of te verminderen, zijn ten laste van den verzekeraar, al ware het dat dezelve, gevoegd bij de geledene schade, het beloop der verzekerde som te boven gingen, of de aangewende pogingen vruchteloos zijn geweest. (K. 249, 288, 654.)
284. De verzekeraar, die de schade van een verzekerd voorwerp betaald heeft, treedt in alle de regten welke de verzekerde, ter zake van die schade, legen derden mogt hebben; en de verzekerde is verantwoordelijk voor elke daad welke het regt van verzekeraar tegen die derden mogt benadeelen. (K. 290.)
285. Indien, gedurende den loop eener verzekering, de verzekeraar in staat van faillissement is verklaard, heeft de verzekerde de bevoegdheid om, het zü de vernietiging der overeenkomst, het zü voldoende zekerheid te vorderen, dat door den boedel aan alle de verpligtingen van den verzekeraar ten volle zal worden voldaan. (K. 281, 704. Co. 340.)
286- De wederkeerige verzekerings- of waarborgmaatschappijen worden door hare overeenkomsten en reglementen geregeerd, en bij onvolledigheid naar de beginselen van het regt. Het verbod in het laatste lid van art. 289 vervat, is in het bijzonder ook op deze maatschappijen toepasselijk. (K. 308.)
TIENDE TITEL.
Fan verzekering legen de gevaren van brand, legen die waaraan de voorlbrengselen van den landbouw te velde onderhevig zyn, en van levensverzekering.
Bydr., X, blz. 87—92.
herste afdeel1ng.
Van verzekering tegen gevaren van brand.
287. De brandpolis moet, behalve de vereischten bg art. 256 vermeld, uitdrukken:
ii l. boek. Fan den koophandel in het algemeen.
1°. De ligging en belending der verzekerde vaste goederen;
2quot;, Derzelver gebruik;
3°. Den aard en hel gebruik der belendende gebouwen, voor zoo verre zulks invloed op de verzekering kan hebben;
4°. De waarde der verzekerde goederen ;
5o. De ligging cn belending der gebouwen en plaatsen, waar verzekerde roerende goederen zich bevinden, zijn geborgen of opgeslagen. (K. 248 v., 254, 238, 2«3, 2quot;2, 293.)
288. Bg verzekering van gebouwde eigendommen wordt bedongen, of dat de schade aan het perceel overgekomen zal worden vergoed, of dat hetzelve, uiterlijk ten beloope der verzekerde som, zal worden weder opgebouwd of hersteld.
In het eerste geval wordt de schade opgemaakt door de vergelijking der w aarde van liet perceel vóór de ramp, met hetgeen het overbiüvende, dadelijk na den brand, waard is;en de schade wordt alsdan in gereed geld voldaan.
In het tweede geval is de verzekerde tot de wederopbouwing of het herstel verpllgl. De verzekeraar heeft het regt om toe te zien, dat de door hem te betalen penningen, binnen eenen, des noods door den regler, te bepalen tijd, werkelijk lot dat einde worden besteed, en kan de regter zelfs aan den verzekerde, op de vordering van den verzekeraar, opleggen om, zoo daartoe gronden zyn, daarvoor Toldoende zekerheid te stellen. (K. 283, 290 v.)
289. De verzekering kan gedaan worden voor de volle waarde der verzekerde goederen.
In geval van beding van weder-opbouwing, wordt door den verzekerde bedongen, dat de kosten, tot den wederopbouw ver-eischt, door den verzekeraar zullen worden vergoed.
Bü dal beding zal echter de verzekering nimmer drie vierden dier kosten mogen te boven gaan. (K. 233, 28«.)
290. Voor rekening van den verzekeraar zijn alle verliezen en schaden, die aan de verzekerde voorwerpen overkomen door brand, veroorzaakt door onweder of eenig ander toeval, eigen vuur, onachtzaamheid, schuld of schelmerij van eigene bedienden, buren, vijanden, roovers en alle anderen hoe ook genaamd, op welke wijze de brand ook zoude moge ontstaan, bedacht of onbedacht, gewoon of ongewoon, geene uitgezonderd. (K. 284.)
291- Met schade, door brand veroorzaakt, wordt gelük gesteld die, welke als een gevolg van ontstanen brand wordt aangemerkt, ook wanneer die voorkomt uit brand In de naburige gebouwen, als daar zijn, bederf of vermindering van hel verzekerde voorwerp door hel water, en andere middelen lol sluiting of tot blussching van den brand gebruikt, of hel vermissen van iels van hetzelve door dieverij of op eenige andere wijze gedurende de brandblussching of beredding, alsmede de schade welke veroorzaakt wordt door de geheele of gedeeltelijke vernieling van hel verzekerde, op last van hoogerhand geschied, ten einde den voortgang van den ontstanen brand le sluiten. (G. 147. Sb. 18S1 ho 125.)
292- Met schade door brand veroorzaakt, zal insgelijks wor-
x. titel. Fan verzeker, tegen de gevaren v. brand, enz. 4S
den gelük gesteld die welke ontstaat door ontplofling van buskruid, door het springen van eenen stoomketel, door het inslaan van den bliksem, of dergelijke, al had dan ook die ontplolling, dat springen, of dat inslaan, geen brand ten gevolge gehad.
293. Indien een verzekerd gebouw eene andere bestemming verkrijgt en daardoor aan meerder brandgevaar wordt blootgesteld, zoodat de verzekeraar, indien zulks voor de verzekering had bestaan, hetzelve of in 't geheel niet, of niet op dezelfde voorwaarden, zoude hebben verzekerd, houdt deszelfs verplig-tingop. (K. 287.)
294- De verzekeraar is ontslagen van de verpligting tot voldoening der schade, indien hg bewijst dat de brand door merkelijke schuld of nalatigheid van Jen verzekerde zolven, veroorzaakt is. (B. 140-2. K. 249.)
295. Bij verzekering op roerende goederen en koopmanschappen in een buis, pakhuis of andere bergplaats, kan de regterbg gebreke of onvolledigheid van de bewijsmiddelen bij art. -273, 274 en 275 uitgedrukt, den eed aan den verzekerde opleggen.
De schade wordt berekend naar de waarde welke de goederen, ten tijde van den brand, hebben gehad. (B. 1977.)
296. Indien by de polis deswege geene bijzondere bedingen zijn gemaakt, worden de uitdrukkingen van: roerende goederen, inboedel, meubelen of huisraad en stoffering verstaan, zoodanig als dezelve bij de vierde afdeeling van den eersten titel des2den hoeks van het Burgerlijk Wetboek zijn omschreven. (B. 368 v. K. 256.)
297- Indien, bü eene onderzetting tusscben den schuldenaar en zijnen schuldelscher, is bedongen dal, in geval van schade aan het verzekerd of te verzekeren bezwaard perceel overgekomen, de assurantie-penningen tot het beloop der inschuld en der verschuldigde renten, in de plaats van de onderzetting zullen treden, is de verzekeraar, aan wien dat beding is heteekend verpligt, de verschuldigde schadevergoeding met den hypothe-kairen schuldelscher te verrekenen (B. 1208 v.)
298- Het beding bij het vorige artikel vermeld, heeft geen gevolg, dan indien en voor zoo verre de hypothekaire schuldelscher batig zoude zijn gerangschikt geweest, indien de schade niet was voorgevallen. (B. 1185, 1195.)
tweede afdeeling.
Fan verzekering legen de gevaren waaraan de voortbrengselen van den landbouw te velde onderhevig zijn.
299. Behalve de vereischten bij art. 256 vermeld, moet de polis uitdrukken
1°. Dc liggingen belending der landerijen welkervoortbrengselen zijn verzekerd;
2°. Derzelver gebruik. (K. 247 v., 254, 258, 263, 272.)
300- De verzekering kan voor één of meerdere jaren worden gesloten.
Bü gebreke van tijdsbepaling wordt de verzekering voorondersteld voor een jaar te zijn gesloten. (B. 1953.)
46 I. boek. Tan den koophandel in hel algemeen.
301. Bij het opmaken der schade wordt berekend hoevsel de vruchten, zonder het ontstaan van de ramp, ten tijde van der-zelver inoogstlng of genot, zouden zyn waard geweest en derzel-ver waarde na de ramp. De verzekeraar betaalt als schadevergoeding hel verschil. (K. 273 v., 288.)
DERDE AFREELING.
Van levensverzekering.
302- Het leven van iemand kan ten behoeve vaneenen daarbij belanghebbende verzekerd worden, gedurende den tijd bU de overeenkomst, op straffe van nietigheid, te bepalen. (K. 247, 248 v.)
303. De belanghebbende kan de vezekering sluiten, zelfs buiten kennis of toestemming van dengenen, wiens leven wordt verzekerd.
304. De polis bevat:
1°. Den dag waarop de verzekering is gesloten ;
2°. Den naam van den verzekerde-,
3». Den naam van den persoon wiens levens is verzekerd;
4°. Den tüd waarop het gevaar voor den verzekeraar begint
te loopen en eindigt;
5°. De som waarvoor is verzekerd;
6». De premie der verzekering. (K. 254, 236, 238.)
305. De begrooting van de som en de bepaling der voorwaarden van de verzekering staan geheel aan het goedvinden der partyen (B. 1817.)
306. Indien de persoon wiens leven verzekerd is, op het oogenblik van het sluiten der verzekering, reeds was overleden vervalt de overeenkomst, al had de verzekerde van het overlijden geene kennis kunnen dragen, ten zü anders ware bedongen. (B. 1817. K. 231 v., 269.)
307- Indien hü, die zijn leven heeft laten verzekeren, zich van het leven berooft, of met den dood wordt gestraft, vervalt de verzekering. (K. 976?)
308- Onder deze afdeeling zün niet begrepen weduwenfond-sten, tontines, maatschappijen vin onderlinge levensverzekering en andere dergelijke overeenkomsten op levens- en sterfte-kan-sen gegrond, waartoe eene inlage of eene bepaalde bijdrage, of beide, gevorderd wordt.
VAN DE REGTEJf ES VERPLIGTINGEN UIT SCHEEPVAART VOORTSPRUITENDE.
EERSTE TITEL.
Fan zeeschepen.
DONKER .CURT1US, p. 08—71. — HOOFT, b!z. 42—48. — Bijdr.,
V, blz. 8(i—90; XI, blz. 86—89, — 'S JACOB, Over schepenen
derzelver regtsyevolg, volgens het Nederl. Handelsregt, ia N.
Jaarb. XH, blz. 267—290, 517—577. — Opmerk, en Meded..
VI, blz. 185-193, 267—270; VIII, blz. 5—23.
Artikel 309.
Schepen zyn roerende goederen.
Echter kan de levering van zeeschepen, hetzij geheel of bij gedeelten, niet anders geschieden, dan by akte overgeschreven in de daartoe bijzonderlijk bestemde openbare registers. (B. 566 667, 670, 671, 14S5, 1927. K. 315, 370, 748, 750 lo. Co. 190.)
310- Indien schepen aan ingezetenen van dit Koningrijk toe-behoorende, zich buiten 'stands bevinden en aldaar aan vreemdelingen worden geleverd, geschiedt de levering volgens de wetten en gebruiken der plaats alwaar dezelve gedaan wordt. (A. 10. K. 416, 376.)
311. BU geregteiyken verkoop van schepen, moeten de regelen gevolgd worden, by het Wetboek van Burgerlyke Kegtsvor-dering voorgeschreven. (R. 503 v. Co. 193.)
312- De eigindom van zeeschepen gaat by verkoop, het zy binnen 's lands hetzy buiten 's lands gesloten, niet over dan onder de lasten cn behoudens de voorregten en regten, welke by art. 313, 314 en 315 zgn vermeld. (K. 316, 440 4°, 750 lo. Co. 190.)
313- De bevoorregte schulden w elke, in het geval des vorigen artikels, op de opbrengst der zeeschepen kunnen worden verhaald zyn de na te meldene: — Zy zyn in de navolgende orde bevoorregt; (B. 1185 v. K. 314, 316 v., 75» ï». R. 580 v.)
1°. De berg-, hulp- en loods-loonen; (K. 547, 561, 562.)
2°. De tonnen-, baken-, quarantaine en andere haven-gelden;
3°. De legger-, bewaarder- en sjouwer-loonen;
4°. De huur van pakhuizen of van bergplaatsen, om het scbeepstoebehooren en de gereedschappen te plaatsen ;
5°. De gagiën van den schipper en het scheepsvolk; (K. 391, 394 V.)
8°. De levering van zeilen, touwen en andere scheepsbenoo-
i8 li. boek. Van de regt. en verpl. uit scheepv. voortspruit.
digdheden, en de kosten van onderhoud of Tan reparatiën Tan het schip en deszelfs toebehooren;
De penningen aan den schipper voorgeschoten, geleend of voor hem hetaald, ten nutte en dienste van het schip; gelyk mede de penningen verschuldigd, ter vergoedingvan goederen, welke, om de voormelde schulden te voldoen, door den schipper hebben moeten worden verkocht, en indien, voor het geheel of een gedeelte dier schulden, een bodemerijbrief Is verleden, alsdan het beloop van denzel-ven, de bodemerg premie daarbg gerekend. (B. 5(i9 v.)
De schulden hierboven, onder no, 1, 2, 5 en ii vermeld, genieten het voorregt, indien zij ter zake van de laatste reis zijn gemaakt, en zulks;
Die welke voorkomen in n». 1 en 4, benevens in het laatste lid van n0. 0, voor zoo verre zy gemaakt zijn gedurende de reis;
Die welke voorkomen in n°. S, en in het eerste lid van n0. 6, voor zoo verre zü gemaakt zijn, van den tüd af dat het schip tot het doen der reis in gereedheid is gebragt tot op dien dat de reis wordt gehouden te zijn geëindigd;
De reis wordt geacht te zijn geëindigd één en twintig dagen nadat het schip ter bestemde plaats is aangekomen, of zooveel korter als de laatste koopmanschappen of goederen gelost zyn;
De schulden welke voorkomen in n». 3 en i genieten het voorregt, voor zoo verre zij gemaakt zyn van den dag dat het schip In de haven is binnengeloopen tot op dien van den verkoop van hetzelve;
70. De noodige levering en reparatie aan het schip en des-zelfs gereedschappen gedaan, niet behoorende tot die in nquot;. 6 hier- hoven gemeld, gedurende de drie laatste jaren, te rekenen van den dag dat de reparatie is volbragt; (K. 322, 374.)
8°. De schuldvordering wegens den aanbouw va n het schip benevens de renten van de drie laatste jaren;
9°. Bodemery op het schip, deszelfs staand en loopend want en verder toebehooren tot het victualiëren en in orde brengen van het schip, geteekend of verleden voordeszelfs vertrek; — de bodemerg-premie niet daaronder begrepen; (K. 509 v., 745.)
10°. De schaden en interessen van inladers wegens het niet, of niet beboorlgk uitleveren van de door hen ingeladene koopmanschappen, en die welke door ontrouw of schuld van den schipper en het scheepsvolk aan de goederen veroorzaakt zyn. (K. 312, 313, 332, 349. Co. 191.)
314. De schulden, in het voorgaande artikel vermeld en welke onder een en hetzelfde nommer behooren, en in eene en dezelfde haven gemaakt zgn, hebben onderling een gelyk regt, doch wanneer gelgke schulden, by het vervolgen der reis, in andere havens of ook wel in dezelfde haven, wanneer het schip ie eens verlaten had, en dezelve naderhand op nieuw had moe-
i. titel, fan zeeschepen.
ten aandoen, wederom uit nood gemaakt worden, zün de latere schulden boven de eersle bevoorregt. (K 312, S81.)
315- Na de schulden in art. 313 vermeld, zijn nog op de daarbij bedoelde schepen, bevoorregt: (K. 318 v.)
1°. Het bedrag van de nog onbetaalde kooppenningen, benevens de renten over de laatste twee jaren;
iquot;. De Inhoud van pand- of verbandbrleven op het schip voor gewone schulden met gelijke renten, en zulks om bet even of het schip al dan niet In hel bezit van den schuld-eischer of van eenen derde gesteld zij; (B. tlftti v., 1207.)
De schulden in dit artikel vermeid, zullen niet bevoorregt.zyn, dan voor zooverre dezelve zijn bedongen bij akte eene zekere dagteekening hebbende eu Ingeschreven in het register, in art. 309 vermeld;
De rang van deze bevoorregte schulden wordt geregeld door den dag der Inschrijving. (B. 12'20. K. 312, 730 4o. Co. 191, 192.)
316. Het voorregt bij de voorgaande artikelen toegekend gaat verloren, indien het schip, aan eenen ander zijnde overgegaan, zonder protest van bevoorregte schuldeischers, ten name en voor rekening van den nieuwen eigenaar heeft gevaren gedurende zestig dagen nadat het schip is in zee uitgeloopen;
Zoodanig protest baat alleen den schuldeischer uit wiens naam hetzelve is gedaan;
De vorenstaande bepalingen zijn niet toepasselijk op den buitenlandsehen verkoop bij art. 310 vermeld, in welk geval de lasten, voorregten en regten blijven bestaan. (K. 311 v., 730 S». Go. 193, 19i, 196.)
317. By geregtelijken verkoop zijn de geregtskosten boven alle andere schulden bevoorregt. (B. 1183 v. Co. 191.)
318- Ingeval van faillissement of van kennelijk onvermogen van den eigenaar van een schip, zijn alle vorderingen en schulden, ten laste van het schiploopende,bevoorregtopdeopbreMgst van hel schip boven de overige schuldeischers van den boedel, zonder dat de voorrang zich uilslrekl lol de assurantie-penningen. (K. 297, 764 v. R. 880 v.)
319- De verkooper van een schip is gehouden, bij eene door hem geteekende lyst, aan den kooper opgave te doen van alle bevoorregte schulden. (K. 313, 313.)
TWEEDE TITEL.
Fan eigenaars, metle-reeders en van boekhouders van schepen.
DONKER CUKTIUS, p. 72—74. — HOOFT, blz. 49-31.- Byitr, XI,
blz. 89- 92. — v. i). feen, de socielatis exercitoriae actore
(L B. 1849).
320- Wanneer twee of meer personen een schip, onder hen gemeen zynde, tot gemeene baat gebruiken, ontstaat daaruit eene reederij, welker belangen lusscben degezamenlykereeders worden geregeld by meerderheid van stemmen, naar evenredigheid van ieders aandeel.
v. 4
50 u. BOEK. Van de regl. en verpl. uil scheepv. voortspruit
Het kleinste aandeel wordt voor eene stem gerekend, zoo vervolgens het getal van ieders steramen naar de vermenigvuldiging van het kleinste aandeel bepaald. (K. 3Ï4 v., 350, 3fi0. R. K83. Co. 2-20.)
321. Oe eigenaar van een schip of de mcile-reeders, elk naar evenredigheid van zün aandeel, zijn voor de handelingen en verhindtenissen van den schipper aansprakelijk, in alles wat tol het schip en de onderneming betrekking heeft.
Deze aansprakeiykheid houdt op door den afstand van het schip en van de met hetzelve verdiende en nog te verdienen vrachtpenningen voor de onderneming, waartoe de handelingen en verhindtenissen betrekkelijk zijn.
Die afstand geschiedt door eene verklaring bij notariële akte.
Elk mede-reeder wordt van de aansprakelijkheid ontslagen door gelüken afstand van zijn aandeel in den hovcngeraelden vorm vervat.
Indien de eigenaar of de mede-reeders hun belang in het schip of in de vrachtpenningen hebben doen verzekeren, is hunne aanspraak op den verzekeraar onder dezen afstand niet begrepen. (B. 1103 v. K. 333, 443, 453 v., 580, S93, 033, 663, •331. Co. 216.)
322- De eigenaar van een schip of elk mede-reeder, in evenredigheid van zijn aandeel, is niettemin persoonlijk verhonden voor alle reparation en andere uitgaven, welke ten behoeve van het schip op zijnen byzonderen last, of opdie van de reederij gemaakt zyn. (K. 336, 3'.2, 392, 580. Co. 234, 236.)
323- Kik mede-reeder is verpligt naar evenredigheid van zijn aandeel, hetwelk daarvoor verhonden en aansprakelijk is, bij te dragen tot de uitrusting van het schip. (K. 312.)
324 Wanneer een schip in eene noodhaven ligt, om gerepareerd te worden, en de meerderheid der mede-reeders voor de reparatie is, is de minderheid gehouden daarin toe te stemmen, of hare aandeden aan de meerderheid af te staan, en deze gehouden die aandeelen aan te nemen, tegen zoodanigen prijs als deskundigen dezelve zullen waardig achten. (K. 320, 731.)
325- Indien de meerderheid der reederij tot hare ontbinding en den verkoop van hel schip besluit, is de minderheid daardoor verhonden. De verkoop moet in het openbaar geschieden, ten zij eenpariglijk door de reeders anders is bepaald. (K 54, 320.)
Geene reederij kan echter worden ontbonden gedurende eene ondernomene reis.
326- Niemand dan een mede-reeder kan lot boekhouder der reederij worden benoemd, ten zij rael gemeene toeslemming van alle de reeders.
De boekhouder kan naar welgevallen ontslagen worden. (B. 1850. K. 320.)
327. De boekhouder vertegenwoordigt de geheele reederij,en kan voor dezelve handelen, zoo in als buiten reglen, voor zooverre die raagt by dit Wetboek of by bijzondere en uildrukke-lyke voorwaarden in het contract van reedery of zoogenaamde
II TITEL, fan eigenaars, mede-reeilers enz.
recdcr-cedel onder geene bepaling is gebragt. (B. 1829 v.,K. 328, 320 v., 335 v., 352, 377, 387 v., liO ijo.)
328- Hij steil den schipper aan, en ontslaat denzelven naar welgevallen.
Indien de scbipper om wettige redenen is ontslagen, heeft deze geen regt tot schadevergoeding.
Indien het ontslag zonder wettige redenen heeft plaats gehad vóór het begin der reize, beeft de schipper aanspraak op daggelden gedurende den tü'd van zijnen dienst, doch het ontslag gedurende de reis voorvallende, is hel volle loon verschuldigd mei de kosten der terugreis, alles tenzij hij schriftelijke overeenkomst anders ware bedongen.
Dezelfde bepalingen zijn toepasselükop den eigenaar en de ree-derij van het schip. (B. 1Ö8Ö, 1037. K. 341 v., 332,300. Co. 218.)
329. De ontslagen schipper, die mede-reeder van hel schip is, beeft bel regt om aan de reederü afstand te doen van zijn aandeel in het schip legen betaling der waarde Joor deskundigen te bepalen. (Co. 219.)
330. De boekhouder heeft hel volkomen bestuur over alles wal tot onderhoud van het schip, de uilrusting en hel viclu-aliëren of hevrachten van hetzelve vereischt wordt.
331- Bij elke nieuwe reis of nieuwe bevrachting, heeft de boekhouder de goedkeuring der mede-reeders, of van de meerderheid derzelve, noodig, ten ware hem uitdrukkelgk hü de reeder-cedel eene uitgebreidere magt te dezen opzigle verleend zü. (K. 330.)
332- Hij is aan de mede-reeders verantwoordelijk vooralle kosten, schaden en interessen, die dezelve door züne schuld of ontrouw zouden mogen lijden. Voor de vergoeding daarvan is zijn aandeel in het schip bij voorregt verbonden.
333- Zonder uitdrukkeiijken last van alle de mede-reeders, is hij onbevoegd om hel schip te doen verzekeren. {B. 1578 K. 204, 592 v.)
334. Hij is verpligt zoodanige reparatie-kosten als gedurende de reis mogten gemaakt zijn te doen verzekeren, voor zoo verre de schipper voor het beloop dier reparatiekosten geen geld op bodemerij mogt hebben opgenomen. {K. 372 v., 579.)
335. Hij verbindt door zijne handelingen en verhindtenissen alle mede-reeders, naar evenredigheid hunner aandeeien; doch deze zijn bevoegd hun aandeel in bel schip en in de verdiende en nog te verdienen vrachlpenningen voor de onderneming, waartoe de handelingen en verhindienissen betrekkelijk zijn, in voege als bij art. 321 vermeld is, af te staan, zonder lol iets verder gehouden te zijn. (K. 322.)
336. Indien de boekhouder, op hyzondcren last, of met voorkennis der reederg, eenige reparalien laat doen, of eenige han-lingen verrigt, zijn alle de reeders daarvoor persoonlijk verlion-den, naar evenredigheid hunner aandeeien.
Algemeene bewoordingen in de reeder-cedel vervat, worden niet als een bijzondere last of als voorkennis aangemerkt. (6. 1833. K. 322.)
SI
52 li. boek. Van de regt. en verpl. uil scheepv. voortspruit.
337. Hij is verpligl aan elk der mede-reeders, op dezelfsvor-derin!?, kennis en opening le geven van alle zaken en omstandigheden, hel schip, de reis en de uitrusling helreiïende, mitsgaders inzage van alle boeken, brieven en papieren, en al hetgeen tot zyn heheer behoort. (B. 1837 v.)
338. Hu is verpligt, na het eindigen van elke reis, aan alle de mede-reeders, ook op vordering van ieder vandezêlve,tedoen behooriyke rekening en verantwoording van zün gehouden bewind, zoo omtrent den geheelen staat van het schip en de ree-derij, als omtrent de geëindigde reis, met overlegging van alle bewijsstukken tot dit alles betrekking hebbende, en dadelijk ult-keering en betaling te doen van hetgeen dezelve toekomt (B. 1838 V. K. 732.)
339. Elk mede-reeder is daarentegen verpligt deze rekening te helpen opnemen en sluiten, en deszelfs aandeel in hetgeen bevonden wordt aan den boekhouder verschuldigd te zün, le betalen. (K. 1847 v.)
340. De goedkeuring van deze rekening en verantwoording door de meerderheid, belet de minderheid niet hare regten te doen gelden. (K. 320,32i.)
DERDE TITEL.
fan den schipper.
DOXKEn CURÏIUS, p. 73—77. — HOOFT, blz. 32—39. — Bijdr.
XI, blz. 02 -9«.
341- De schipper is belast met het voeren van het schip, het zü tegen een bedongen loon, het zü voor een aandeel in de winst of in de vracht. (K. 328, 333, 39o.)
342. Indien een of meer van de mede-reeders in gebreke blijven, na behoorlijk te zyn aangemaand, hun aandeel aan de noodige kosten ter uitrusting by te dragen, is de schipper bevoegd om, vier en twintig uren na gedane aanmaning, mitsgaders na hekomene autorisatie van dearrondissements-regtbank, voor hunne rekening, geld op te nemen op derzelver aandeel in het schip, zelfs by wege van bodemery. (K. 323, 3G9, 380. Co. 233.)
343. De schipper stelt de equipage te zamen en verkiest de scheeps-otQcieren en scheepsgezellen, met overleg van den eigenaar of van den boekhouder der reedery, wanneer by zich op hunne woonplaats bevindt. (K. 328, 393. Co. 223.)
344 Zonder wettige oorzaken vermag de schipper, gedurende de reis, geene ofDcieren of scheepsgezellen uit den dienst te ontslaan. (K. 338 8quot;. Co. 270.)
345- Hy is verpligt alle mogeiyke naarstigheid, toezigt en zeemanschap te gebruiken, en aan den eigenaar of de reederg te vergoeden alle kosten, schaden en interessen, in de uitoefening van zyn beroep door ontrouw of schuld veroorzaakt.
Hy moet instaan voor alle schaden die aan de te vervoeren goederen overkomen, uitgezonderd dezulke die uit een gebrek aan het goed zelf, door overmagt, of door de schuld of nalatig-
UI. ïlïEL. Fan den schipper.
heid van den afzender veroorzaakt zijn. (B. 1103. K. 91 v., 321, 333, 302 v., 371, 375, 449, 493 v., 534 v., 707, 7i«.Co. 2-21, -222 229.)
346. Hy is veranlwoordlegk voor alle de gevolgen \an verkeerde of onbehoorlijke sluwaadje en plaatsing van de goederen in liet schip. (K. 348, 397 13o.)
347- De schipper, alvorens lot eene reis naar buiten's lands lading in te nemen, is, ten verzoeke van ieder belanghebbende, gehouden, op diens kosten, zijn schip door deskundige beëedijde personen, daartoe aangesteld, of door de arrondissements-regt-bank, en zoo deze ter plaatse van de ligging des schips niet is gevestigd, door den kantonregter te benoemen, te laten nazien, of hetzelve van al het noodige is voorzien, en in staat geoordeeld wordt de reis te kunnen ondernemen. (K. 479, 700. C. 225.)
348- Re schipper is verantwoordelijk voor alle schaden, welke aan de goederen door hem, zonder scbnflelijke toestemming van den inlader, op den overloop van zijn schip geladen, zouden mogen overkomen. {K. 91 v., 3i«, 733. Co. 229.)
349- Onverminderd de personele verantwoordelijkheid van den schipper jegens de inlader?, is, in geval van schade aan de lading door deszelfs ontrouw of schuld veroorzaakt, het schip, met de voor de reis verdiende vrachtpenningen, aan deinladers verbonden; de eigenaar of de reeders hebben, te dien opzlgle, hun regt van aanspraak op den schipper. (K. 91 v., 313 10», 475.)
350- De schipper is gehouden van alle goederen, welke in het schip geladen worden, recieven te teekenen, of door den stuurman te doen leokcnen, met speclheke opgave van getallen merken en nommers, ten einde tegen de cognosceinenlen ingewisseld Ie worden. {K. 507. Co. 2S2.)
351- Hij laadt geene goederen waarvan de wanheid, beschadiging of slechte gesteldheid der emballagie zigtbaar biykt, dan met aanteekeningen van den slechten of wannen staal van dezelve in de recieven en cognoscementen; wordende het zonder deze aanteekening daarvoor gehouden, dat de goederen in eenen uiterlijk zigtbaar goeden en wel gecondilioneerden slaat geladen geweest zijn.
352. De schipper vermag in het schip geene koopmanschappen voor zijne eigene rekening te laden, zonder daarvoor vracht te betalen, en daartoe van den eigenaar of boekhouder en, indien het geheeie schip bevracht Is, van de bevrachters verlof te hebben hekomen, ten ware hij daartoe, in het eerste geval, bij het nemen van dienst of, in hel laatste geval, bij het aangaan van de cherteparty, gemagtlgd ware. (K. 32U v., 353, 410, 450. Co. 251.)
353- De schipper die voor gemcene winst op lading vaart, mag voor zijne byzondere rekening geene koopmanschappen in het schip laden, ton ware het tegendeel bedongen zy. (K. 352.)
In geval van overtreding van dit verbod, worden de koopmanschappen, welke door den schipper voor zyne byzondero reke-
54 II. BOEK. Van de rerjt. en verpl. uit schcepv. voorl.iprutl.
ning zijn ingeladen, len voordoele der andere belanghebbenden bij de lading verbeurd verklaard, onverminderd de vergoeding der meerdere kosten, schaden en interessen daardoor veroorzaakt. (O. 171. Co. 23», 240.)
354- HU is verpllgt, wanneer by van al hetnoodlgevoorzien en gereed is om te kunnen vertrekken, onverwijld by de eerste gunstige gelegenheid, de reis, waartoe hy zich heeft verbonden, te ondernemen en te volbrengen. (K. •1(1 i. Co. 238.)
355- Hij vermag ook de reis niet uit te stellen wegensziekte van eenige der olTicieren of scheepsgezellen, maar is gehouden dadelijk andere in derzelver plaats te stellen. (K. 423, 423.)
356. Be schipper, op het oogenhlik dat het schip zoude kunnen en bebooren te vertrekken, zoodanig ziek zijnde, dat hij bet schip niet kan voeren, is gehouden eencn anderen schipper in zijne plaats te stellen, of den stuurman in zgne plaats te laten opvolgen, indien het laatste zonder gevaar voor schip en lading kan geschieden. Indien de eigenaar of de boekhouder zich ter plaatse van het vertrek bevindt, zal de vervanging niet anders kunnen geschieden dan met zijne toestemming.
357. De schipper moet aan boord van het schip voorzien zyn van;
1quot;. Den brief van opdragt of bewijs van eigendom van bet schip, of wel een gelegaliseerd authentiek afschrift van dien; (K. 30», 312.)
2°. Den zeebrief;
3°. Den turkschen pas, in geval de strekkingvandereiszulks vordert;
4'. De monsterrol; (K. 397.)
Squot;. Het manifest; (K. 383, 732.)
0quot;. De cognoscementen en de cherlepartyen; (K. 434 v., 307 v.)
7quot;. Het Wetboek van Koophandel. (Co. 22(1.)
358- De schipper is verpllgt een dagregister of journaal te houden, hetwelk moet bevatten:
1quot;. De dagelijkscho gesteldheid van weer en wind;
2°. De dagelijksche vorderingen of vertragingen van bet schip;
3°. De lengte en de breedte, waar hetzelve dagelyks is;
4Uquot; Alle de rampen welke aan schip en lading overkomen en de oorzaken daarvan;
5°. De gesteldheid zoo veel mogelijk van het geene doorrampen of kappen, snijden en kerven is verloren gegaan;
6°. De koersen die hy gehouden heeft, mei de redenen van afwijking van dezelve, het zij vrijwillig, het zy uit nood-zakeiykbeid;
7°. Alle de besluiten, welke in den scheepsraad genomen w orden;
8°. De afdanking van scheepsollicieren of andere scheepsgezellen en de redenen daarvan;
9°. De ontvangst en uitgaaf betrekkelijk het schip en de lading, en, in het algemeen, alles wat schip en lading he-
1H. TITEL, Van dm schipper.
treft, en lot het doen van rekening en verantwoording, of tot het maken of afweren van eenige vordering aanleiding zoude kunnen geven. (K. 344, SUS, 379, 381, 387, 422, «38. Co. 224.)
359. Dit dagregister of journaal zal, voor zooveel de gelegenheid van weer en wind zulks toelaat, dagelijks worden by-geschreven, gedagteekend en door den schipper en den stuurman moeten onderteekend worden.
360. De schipper is verpligt gedurende de reis, zoo dikw ijls zich de gelegenheid opdoet, kennis aan den eigenaar of aan den boekhouder van zgn en des schips wedervaren te geven. (K. 327.)
361. Hij is verpligt zich persoonlijk op zijn schip te bevinden, van het oogenblik dat hij de reis begint, totdat hij met bet-zelve ter goede reede, of in behouden haven, zal zün aangekomen (K. 362. Co. 257.)
362. Bij welk gevaar ook, mag dc schipper, gedurende de reis, het schip niet verlaten zonder den raad te hebben ingenomen van de voornaamsten van het scheepsvolk. Hij is, in dat geval verpligt voor het behoud van zijn journaal en verdere scheepspapieren, van het geld, en zooveel mogelijk van de kostbaarste goederen van de lading te zorgen, op stralfe van daarvoor persoonlijk verantwoordelijk te zijn.
Indien de geredde of de aan boord gebleven goederen, door eenig onvoorzien toeval, buiten zijne schuld, verloren of geroofd zijn, is hij voor dezelve niet aansprakeiyk. (K. 34.'!, iitiü. Co. 241.)
363. Hü is verpligt, alom waar de wet, de gewoonte of de voorzigtigheid zulks gebieden, zich van de noodige loodsen te bedienen. (Sb. 183!), nu. 28, 31.)
364. De schipper dc reis ondernomen bobbende en onder-rigt wordende dat de vlag onvrij is geworden, is gehouden in de eerste onzijdige haven binnen te loopen, en aldaar te blijven liggen tol dal het beletsel is opgeheven, of lol dal hij met konvooi, of op eene andere veilige wijze, zal kunnen vertrekken, of stellige orders van vertrek, zoo van den eigenaar of van den boekhouder van hel schip, als van de belanghebbenden bij de lading zal ontvangen hebben. (K. 334, 502.)
365. In geval van opbrenging, aanhoudingen ophouding van het schip, is hij verpligt hetzelve benevens de ladingte reclameren; en by is gehouden dadelijk en op alle gevoegolyke wijze, zoowel aan den eigenaar of aan den boekhouder, als aan de in-laders of geconsigneerden van zijne inhebbende lading, kennis te geven van den staal van zyn schip en zyne lading.
Hij is inmiddels verpligt lot behoud van schip en lading, die voorloopige en allernoodzakelijkste beschikkingen Ie maken, welke geen uitstel kunnen lijden. (K. 370, li«3. Co. J87, 388.)
366. In het geval by het vorige artikel vermeld, is het besluit van de meerderheid der reedery beslissende en voor de minderheid verbindende.
In geval echter de metrderhoid besiuilen mogl de zaak niet
55
5c li, boek. Van de regt. en verpl. uil sc/ieepv. voortspruit.
Ie vervolgen, blyrt het aan de minderheid vrü voor eigen rekening haar regt te doen gelden; behoudens de verpligling der meerderheid om in de kosten hg te dragen, voor zoo verre dezelve door den goeden uitslag der reclame zoude gehaat zijn. (k. 320. Co 220.)
367. In alle voorvallen van aanbelang, het zij In onderzeil gaan, kappen van ankers of masten, werpen van goederen, aannemen van helpers of ligters, het inloopen in eene noodhaven, het op strand zetten van het schip en wat dies meer zy, is de schipper gehouden zich te beraden met zijne reeders, inladers of derzelver gemagtigden, zoo die tegenwoordig zijn, en in alle gevalle met zijne ofllcieren en de Toornaamsten zyner scheepsgezellen.
Ky verschil van gevoelen, wordt dat vandenschippergevolgd. (Co. 410.) ,
368- Indien eenige goederen moeten worden geworpen, is de schipper verpligt daarloe, voor zoo verre hij die kan bereiken, by voorkeur zoodanige te nemen, die hel meest ontheerlyk, hel zwaarst in gewigt en het minst in waarde zyn, en vervolgens de koopmanschappen van het eerste verdek, ter zijner keuze, en na beraad met de voornaamste van het scheepsvolk.
De schipper is verpligt de beraadslaging, deswege gehouden, in geschrift te brengen, zoodra daartoe gelegenheid zal zyn.
Dit geschrift moet behelzen;
De redenen waarom men tot het over boord werpen besloten heeft;
De opgave der geworpene of beschadigde goederen;
De onderteekening dergenen die geraadpleegd zijn, of de reden door hen aangevoerd tegen de onderteekening.
Hetzelve wordt in het scheepsjournaal overgebragt. (K. 358, 739 v. Co. UO, ill, 412.)
369- De schipper is gehouden, zoodra mogelyk na zgne aan-komst in de eerste haven, in welke het schip inloopt, de waarheid van het gebeurde, in het voorschreven geschrift vervat, nadat hetzelve in hei journaal is overgebragt,met eede te bevestigen, ten overstaan der magt by art. 380 aangewezen. (Co. 413.)
370. De schipper is gehouden in geval de haven, werwaarts het schip bestemd is, geblokkeerd wordt, zoo bij geenen last tot het tegendeel heeft, zich naar eene der naaste havens van dezelfde mogendheid te begeven, alwaar het hem geoorloofd mag zyn in te loopen.
De bepaling van art. 3(i5, met uitzondering van de verpligling lot het doen van reclame, is te dezen loepasselgk. (Co. 279.)
371. De schipper zich ter woonplaalse van den eigenaar, of van de mede-reeders van hel schip, derzelver gemagtigden of correspondenten bevindende mag, zonder hunne bijzondere toestemming, het schip niet laten vertimmeren, geene zeilen, touwen of andere voorwerpen voor het schip koopen, noch lot dat einde geld op het schip opnemen, noch hetzelve vervrachten of verhuren. (K. 345, 375, 579. Co. 232.)
m. titel. Van den schipper.
372. Indien er gedurende de reis noodzakelijkheid hestaat om te vertimmeren, zeilen, touwen, of ander sctieepsloelielioo-ren of levensmiddelen aan te koopen, of in andere dringende behoeften te voorzien, en de omstandigheden of de afstand der woonplaats van de eigenaars van hel schip of de lading niet gedoogen om deswege dcrzelver order af te wachten, vermag de schipper na, tot bewgs van die noodzakelijkheid, eene verklaring door de voonaamsten van het scheepsvolk te hébben doen teekenenen na bekomeneaulorlsatievan denNedorlandschenconsul, of, deze ontbrekende, van de plaatselijke overheid, zoodanige vertimmering, aankoop of uitgaven te doen.
Indien hem daartoe de noodige fondsen ontbreken, en hg zich buiten staat bevindt om dezelve te erlangen, door middel van wisselbrieven op den boekhouder of de eigenaars van het schip af te geven, is het hem geoorloofd om, me! autorisatie als hier boven gemeld, hg wege van bodemerij, geld op het schip en toe-behooren en, des noods, op de lading op te nemen of, in geval deze opneming geheel of gedeeltelijk ondoenlijk wierd bevonden, alsdan koopmanschappen, ten beloope van de benoodigdc som, te verkoopen. (K. ;tquot;5, 317, 480, ö7i), 389, «99. Co. -235.)
373. Hg behoudene aankomst van het schip ter bestemder plaatse, zullen de verkochte koopmanschappen worden berekend volgens den marklprijs, welken goederen, van gelüken aard en gelijke hoedanigheid, op de plaats der bestemmingvan het schip ten tyde van deszelfs aankomst hebben zullen.
Indien die marktprijs minder was dan de prgs, voor weiken de koopmanschappen zgn verkocht, zal het voordeel voor de eigenaars der koopmanschappen zgn.
liet schip ter bestemder plaatse niet kunnende aankomen, zal de prgs, voor welken de goederen verkocht zgn, tot grondslag genomen worden.
374. Hg gebrek aan levensmiddelen gedurende de reis, mag de schipper, na het oordeel van de voornaamsten van bet scheepsvolk go-raagd te hebben, diegenen, welk nog van levensvoor-
voorzien zijn, noodzaken denzelven, tegen betaling van de gt; «.rde, ten algemeenen beste te geven. (G. 101. K. 372, 530. Co. -219.)
375. De schipper, die builen noodzakelijkheid geld heeft opgenomen op het schip, deszelfs toehehooren, of op de victua-lie;die koopmanschappen of victualie verkocht of verpand heeft; of die verdichte schaden of uitgaven in rekening heeft gebrast, is deswege aan de belanghebbenden verantwoordelijk.
Hij is persoonlijk gehouden bet opgenomen geld terug te geven, of de waarde der goederen op Ie leggen, onverminderd de vervolging lot straf, zoo daartoe gronden zgn. (C. 313, 371 V., 480, 581. Co. '23«.)
376. Alle verkoop van bet schip door den schipper, zonder eene bijzondere volmagt van den eigenaarofdemede-reeders, hutten het geval van wettelijk bewezene onhevaarbaarheid, is nietig en van onwaarde, en de schipper daarenboven persoonlijk gehouden lot schadevergoeding; onverminderd de vervolging tot
57
S8 li. bgek. fan de reijl. en verpl. uit scheepv. voortspruit.
straf, zoo daartoe termen zyn. (B. 1485, 1488,1490. Co. 237.)
377- Vóór het vertrek uit eene noodhaven, of vóór het aannemen van de terugreis naar dit land, is de schipper gehouden aan den eigenaar of boekhouder der reederij, of derzeiver ge-magtigden, eene door hem onderteekende rekening te zenden, behelzende eene opgave van de iading en den prys der door hem voor rekening der reederü ingeiadene koopmanschappen, wyders van het beloop' der gedane timmering en van de som door hem ter leen opgenomen, benevens de namen en woonplaatsen der geldschieters. (K. 324, 373, «38. Co. '233.)
378- 'ly is bevoegd om, alvorens de reis bij het voorgaande artikel vermeld te ondernemen, zich voor hel beloop van de in zgn schip voor scheeps-rekening geladene goederen, of de vordering wegens uitschotten die hg voor rekening van het schip gedaan heeft, te laten verzekeren, mits hg daarvan, bg het verzenden van de rekening, aan den eigenaar of den boekhouder kennis geve. (K. 327.)
379. lilke schipper is gehouden, uiterigk binnen driemaal vierentwintig uren na zijne aankomst in eene haven, zgn journaal te vertoonen en eene verklaring van zgnc reis af te leggen, inhoudende:
1° De plaats en de Igd van zgn vertrek;
•2'. Den koers dien hg genomen heeft;
3°. De gevaren welke hg geloopen heeft, de ongeregeldheden welke aan boord hebben plaats gehad, en de andere merkwaardige omstandigheden van zijne reis. (K. 338, 383, 440, 430. Co. 242.)
380 Die vertooning geschiedt en de verklaring wordt afgelegd:
in eene vreemde haven buiten dit land, ten overslaan van den Nederlandschen consul, of, zoodanige aldaar niet zgnde, ten overstaan van het daartoe bevoegd gezag;
In eene haven van het Koningrijk der Nederlanden of van de koloniën van den Staat, ten overstaan, in het eerste geval, van den kanton-regter, en in het tweede geval, van het daartoe bevoegd gezag. (K 3G9, 3S3. Co. 243, 244, 243.)
381- De schipper is gehouden, hg het alleggen van deze verklaring, waar zulks ook gedaan worde, doordiengenen, ten wiens overstaan de verklaring verleden is, het exhibitum op zijn dagregister of journaal te doen stellen, welk dagregister of journaal hg gehouden is aan de belanghebbenden ten allen tijde te vertoonen en aan hen daarvan afschrift of uittreksel te laten nemen. (K. 1922. K. 338. Co. 243, 244.)
382. In alle gevallen waarin de schipper voor getal, maat of gewigt aansprakelijk is, of anderzins daarbg belang heeft, kan hij vorderen dat de lelling, meting of weging hij de lossing gedaan worde. (K. 491, 733.)
383- De schipper is, in geval van schipbreuk, van het inloo-pen in eene noodhaven of van schade, gehouden daarvan, met alle tegenwoordig zgnde ollicieren en scheepsgezellen, binnen 24 uren, verklaring af te leggen op de eerste plaats hunner aan-
in. titel. Fan den schipper.
komst, en ten overstaan van de openbare magten l)ü art. 380 aangewezen. (Co. 2Jö, 246.)
384. ilie verklaringen, welke tot tjewys van geledene verliezen, rampen, schaden of van eenige vordering, hoe ook genaamd, moeten strekken, moeten door hen, welke dezelve hebben afgelegd, met eede bevestigd zijn of worden voor de daartoe bevoegde magt, welke den schipper, de otlicieren en scheepsge-gezelleti, en zelfs de passagiers, betrekkelijk de daadzaken en omstandigheden, kan ondervragen.
Het tegenbewijs wordt aan alle belanghebbenden vrijgelaten. (K. 1. 446, 450. Co. 447.)
385. t)c bepalingen van art. 411, van het eerste lid van art. 41-2, van art. 415 en 416, zijn ook op den schipper toepasselijk, voor zoo verre de daarbü vermelde voorvallen buiten zijn toedoen hebben plaats gehad. (Co. 272.)
386. De bepalingen van art. 413, 414, 418, 419, mitsgaders die van art. 423, tot en met art. 435, zijn insgelijks op den schipper toepasselijk.
387. Na het alloopen van iedere reis is de schipper gehouden, aan den eigenaar of den boekhouder der reederij van bet schip, te doen behoorlijke rekening en verantwoording van zijn gedrag en bewind met en over het schip en de lading gehouden, en daarbij, tegen een schriftelijk blijk, over Ie leveren alle de journalen, boeken, papieren en penningen welke tot de rekening eenigzins betrekkelijk zijn. (B. 1837. K. 327, 733.)
388- De eigenaar of de boekhouder der reederij is verpligt, die rekening en verantwoording dadelijk op te nemen, dezelve behoorlijk bevindende, af te sluiten, en aan den schipper onverwijld te betalen zoodanig batig slot als hem, volgens dezelve, zal bevonden worden toe te komen. (K. 392.)
389. Geschil over deze rekening ontstaande, is de eigenaar of boekhouder gehouden, de bedongen huur of gagie van den schipper aan denzelven bij provisie te voldoen, onder borgtogt voor de teruggave, en de overgeleverde dagregisters of journalen, boeken en papieren, ten gebruike van alle de partijen, ter grillie van de arrondissements-regtbank te brengen. (K. 1867.)
390. Indien de schipper aandeel in de winst heeft bedongen, moet hij zich, omtrent de voldoening van hetzelve, regelen naar de voorschriften van het regt omtrent handelvennootscbappen plaats hebbende. (K. 14 v.)
391. Hel schip, met deszelfs tuigaadje en toebehooren en verdiende vrachtpenningen is aan den schipper voor zijne huur, gagie en maandgelden, gelijk mede voor zijne schadeloosstelling en reisgeld, bij voorregt verbonden. ;K. 313, 753. Co. 27t, 272.)
392. In geval de schipper medeëigenaar of mede-reeder is van het schip, zijn deszelfs aandeelen, benevens het gedeelte van de winst bij die aandeelen behoorende, voor de voldoening van het door hem verschuldigde aan de reederij bij voorregt verbonden.
393. De schipper, alleen eigenaar van liet schip zijnde, is ten opzigte van de inladers of bevrachters gehouden aan alle de
59
60 ii. boek. Van de regl. en verpl uit scheepv. voortspruit.
verpligtingen, welke aan de schippers en scheepseigenaars zyn ■voorgeschreven. (K. 322, 348 v., 533 v., 640, 733.)
VIERDE TITEL.
fan het huren van scheepsolficieren en scheepsciezellen, en derzelver regten en pligten.
DOXKER CüRTIüS, p. 78, 79. — Bijdr. XI. bl. 96 -98. — Over
art. 488: Opmerk, en Meded., IX, bl. 32—64.
394- Hel contract tusschen den schipper en de scheepsolli-cicren en scheepsgezellen bestaat, aan de zijde van de olluieren, matrozen of gezellen, in de verhuring van hunnen dienst tot het doen van eene of meer zeereizen, ieder in züne betrekking, voor een bedongen loon, en van de zijde van denschipper,in eenever-bindtenis tot voldoening van hetgeen voor dezen dienst, uit krachte van het beding of van de wet, verschuldigd is. (B. 1637 V. K. 4 8quot;, 313, 343, 754.)
395. De voorwaarden der verbindtenissen, tusschen denschipper en de otTlcieren cn het scheepsvolk worden bewezen door de monsterrol.
Bij gebreke van monsterrol worden alleiindere wettige bewijsmiddelen aangenomen. (K. 1, 337, 397. Co. 230.)
396 De monstering geschiedt ten overstaan van den ambtenaar daartoe door do bevoegde raagt gesteld. Hij regelt zich in het opmaken der monsterrol naar hetgeen in liet volgende artikel wordt voorgeschreven, en geniet zoodanige belooning als hem by de reglementen wordt toegekend. (K. 399.)
397 De monsterrol moet bevatten:
1°. De namen van hetschip, van den schipper, van descheeps-ollicieren en van bet scheepsvolk;
2°. De plaats waar de reis haren aanvang neemt, die wer-waarts het schip bestemd is, cn die waar hetzelve moet terug komen;
3°. De bedongene gagie, en of dezelve by de reis of by de maand verdiend wordt;
i». Het beloofd of ontvangen handgeld;
3°. De verpligting van ieder lid der equipagie om met zijn goed aan boord te komen, op den tijd door den schipper bepaald, en wyders, om zoo wel binnen alsbuiten'stands niet builen het schip te vernachten zonder verlof van den schipper, mitsgaders om zyn goed niet weder van boord te mogen brengen, zonder visitatie van den schipper of den stuurman; (K. 400 v.)
6°. De verklaring van den stuurman, dat hy al of niet bevorens naar de plaats der bestemming als olticier heeft gevaren ; (K. 401» v., 409.)
70. Het vermogen van den schipper om af te danken en zonder gagie, vóór zijn vertrek aan land te zetten ieder lid der equipagie, welke zich in eene qualiteit heeft verhuurd, waartoe hij onbekwaam is; en in geval die onbe. kwaamhetd eerst na het vertrek van het schip ontdekt
iv. titel. Van huren v. scheepsoffic. en scheepsgez. 81
wordt, aan zoodanigen personen de qualiteit en gagieloe te leggen, die de schipper voegzaam zal oordeelen; (K. 403.)
8°. De omschrijving van het voedsel of zoogenaamd rantsoen, hetwelk in gewone omstandigheden aan ieder man wekelijks moet worden gegeven; (K. i03.)
9° De verpligting om, zonder tegenspreken, den schipper en de otDcieren, ieder in zijne qualiteit, te gehoorzamen en zich van dronkenschap en vechterijen te onthouden; (K. 437, 440.)
10°. De letterlijke invoeging van den inhoud van artikel 404, 423, 442, 443, 444 en 44« van dit Wetboek;
11°. De bepaling dat degene, die deserteert en het schip vóór de afdanking verlaat, zyn te goed zijnde loon verbeurt; (K. 401 v.)
ISquot;. De verpligting van den stuurman om te zorgen voor de behoorlijke stuwing cn plaatsing der in te ladene goederen, op stralTd van schadevergoeding; (K. 346.)
13°. De verpligting van den stuurman, om dag en nacht aan boord te blijven, wanneer liet schip koopmansgoederen in heeft en om voor de sluiting, vooral des nachts, zorg te dragen;
14°. De verpligting van de oflicieren en scheepsgezellen om zich betamelgk en overeenkomstig de regelen van goede orde, zoo met opzigt tot de openbare godsdienstoefening, als bü alle andere gelegenheden te gedragen. (K. 437.)
lö0. De algemeene verpligting om bovendien na te komen hetgeen verder bij het Wetboek van Koophandel is voorgeschreven ;
1«°. Eindelük, al hetgeen tusschen partyen verder mogt zijn overeengekomen. (K. 337.)
398- Ken schipper, die met zijn schip vertrokken is, zonder dat in de gevallen, waarin zulks wordt vereischt, bevorens de monsterrol opgemaakt en geteekend is, zal, ten behoeve van den eigenaar of van de reederü, verbeuren f 100, de stuurman f 30 en de verdere scheepsgezellen eene maand der gagie.
399- De wederzydsche verpligtingen tusschen den schipper en de oflicieren en scheepsgezellen beginnen van het oogenblik dat de monstering gedaan is. (K. 396.)
400- De monstering gedaan zgnde, zijn de scheepsotlicieren en gezellen gehouden, op bevel van den schipper, aan boord te komen, het schip in orde te brengen en te beladen. (K. 397 3°.)
401- Niemand van het scheepsvolk mag zich van boord verwijderen, zonder verlof van den schipper of deszelfs plaatsvervangende. (K. 397 Ilo, 428, 437.)
402- De schipper of die hem vervangt, kan de sterke hand inroepen tegen diegenen, welke weigeren aan boord te komen, hetzelve zonder verlof verlaten en weigerig zyn den verhuurden dienst ten uiteinde toe te volvoeren.
De kosten, daarop vallende, kunnen op de gagiën der overtreders gekort worden, onverminderd derzelver verpligting tot ver-
62 li. boek. fran de regt. en verpl. uit sclteepv. voortspruit.
goeding van kosten, schaden en interessen, zoo daartoe gronden zgn.
403- Behalve het bedongen loon van zeevarende persenen is aan dezelve, gedurende den tyd dat zu in dienst zijn, hehoor-lyk levensonderhoud verschuldigd. (K. 397 8°, 444.)
404- Alle scheepsolTicieren en scheepsgezellen zijn gehouden den schipper hij te staan, in alle gevallen van aanranding en rampen, het schip en de lading overkomende. (K. 3i)7 10°.)
405- Alle scheepsolTicieren of scheepsgezellen, die zich als bevaren aangeven, zijn uit dien hoofde aansprakelijk tot vergoeding van alle schaden, welke zelfs door onkunde in het uitvoeren van hunnen dienst ontstaan. (K. 397 7quot;.)
406 De stuurman, die zich verhuurt naar ecne haven, wer-waarts hij nimmer als otlicier gevaren heeft, zonder zulks bij de monstering te verklaren, of die valscheiyk verklaard heeft, derwaarts in die hoedanigheid te hebben gevaren, verbeurt zijne volle gagie, en is in geval van schaden, aan schip of lading door zijne onkunde veroorzaakt, deswege tot vergoeding gehouden, onverminderd de vordering tot straffe, zoo daartoe gronden zijn. (K. 397 Bquot;, 407 v.)
407- Wanneer de schipper buiten 's lands verkiezen mogt naar eene andere haven te zeilen, is de stuurman gehouden wederom verklaring te doen, vóór dat die reis door hem wordt ondernomen, op poene van dezelfde verbeurte, vergoeding en straffe, als in het voorgaande artikel is bepaald.
408. De stuurman, in het geval by het voorgaande artikel voorzien, verklarende nimmer naar zoodanige plaats als otlicier gevaren te hebben, zal niettemin tegen zijn bedongen loon, of, zoo hij by de reis is aangenomen, tegen een loon, verhoogd naar evenredigheid van de verlenging en den aard der reis, moeten in dienst blijven.
409- De schipper vermag in zoodanig geval, dien stuurman niet uit den dienst te ontslaan, dan tegen betaling van het volle bedongen loon, en by de maand gehuurd zijnde, tot den tijd op welken de reis waarschijniyk had kunnen alloopen.
Hij is daarenboven gehouden aan den stuurman te vergelden de kosten van zijne reis naar de plaats waar hij is aangenomen.
(lij is lot deze betaling en vergoeding ongehouden indien de stuurman, hij zijne aanmaning, aan den schipper valschelijk had opgegeven, zoodanige reis bevorens als olUcier te hebben gedaan. (K. 397 Ou.)
410 De scheepsofficieren of scheepsgezellen mogen, zonder vracht te betalen en zonder toestemming van de eigenaars van het schip, of (zoo het geheele scalp bevracht is), van de bevrachters, geene koopmanschappen laden voor hunne rekening, ten zij hg het nemen van dienst of by de cberteparty anders zy bepaald. (K. 35-2, 436. Co. 231.)
411. Indien de reis, door toedoen van den eigenaar,den schip-pe of den bevrachter, in het geheel geenen voortgang heeft, hebben de officieren en de scheepsgezellen de keuze, of, om tot schadeloosstelling te behouden al hetgeen zy op hand ontvangen
IV, titel. Fan het huren v. scheepso/fic. en tcheepsgez. 63
hebhen, of, onder aftrek daarvan, te vorderen ééne maand huur of, indien zg hij de reis zyn aangenomen, een vierde van hel bedongen loon.
Op hoedanige wijze zy ook mogten gehuurd zijn, blijven zij geregtigd lot de vordering van hun loon voor die dagen, gedurende welke zij sedert de monstering in den dienst zijn geweest, berekend in evenredigheid van de hedongene tiuur. (K. 383,438, Co. 232,)
412- He schorsing der reis voorvallende nadat dezelve is begonnen, bekomen zij, boven en behalve bet reeds verdiende loon, tol sclladeloosslelling, het dubbel van heigeen hij hel vorige artikel is bepaald, en het noodige reisgeld tot naar deplaatsvan waar het schip is uitgevaren, zoo echter, dat bet verdiende loon en de schadeloosstelling, in geen geval, kan te boven gaan hetgeen zij genoten zouden hebben, indien de reis geheel ware volvoerd geweest. (K. 383, 438, 577.)
Het beloop van het reisgeld wordt berekend, voor ollicieren en het scheepsvolk, in evenredigheid van derzelver bedongen loon, en, in geval van verschil over de begrooting, overgelaten aan den Nederlandschen consul, of, daar er geen is, aan de uitspraak van hel daartoe bevoegde gezag, op de plaats waar het schip is liggende, (K, 411. Co. 232.)
413- Wanneer, vóór het begin der reis, de handel met de plaats werwaarts het schip bestemd is, of de uilvoerder waren, waarvoor bot bijzonder bevracht is, verboden wordt,ofhetschip, vóór het begin der reis, door hooger hand is in beslag genomen, is de huur alleen verschuldigd voor den tijd, gedurende welken de ollicieren en hel scheepsvolk in dienst zijn geweest, onder korting van belgeen dezelve op hand hebben ontvangen. (K. 38«, 499 V. Co. 233.)
414- Zoodanig verbod of in beslagneming voorvallende nadat de reis begonnen is, behouden zij hunne volle gagie lol de afdanking en bekomen lot reisgeld zoo veel als by art. 412 is bepaald. (K. 38«, 377. Co. 234.)
415. Indien de reis door toedoen des schippers, of der bevrachters, of door hel liggen in eene noodhaven, of wederregle lyke opbrenging, of aanhouding, of uil andere oorzaken, ten besle en tol behoud van schip en lading verlengd wordt, moeide huur der ollicieren en scheepsgezellen, die voor de reis aangenomen zijn, vermeerderd worden naar evenredigheid van de verlenging. (K. 383, 420. Co. 233.)
416 Indien de olTicieren en scheepsgezellen op aandeel in de winst of in vrachl zijn aangenomen, is aan dezelve geene vergoeding of daggelden verschuldigd, wegens hel afbreken, uil-slcilen of verlengen der reis, door overmagt veroorzaakt.
Als bet afbreken, uilstellen of verlengen der reize door toedoen van de inladers gebeurt, geniel hel scheepsvolk een aandeel in de vergoeding, die aan hel schip toegewezen wordt.
Deze vergoeding wordl lusschen de eigenaars van bel schip en hel scheepsvolk verdeeld, in dezelfde evenredigheid als ten aanzien van de vracht zoude hebben plaals gehad.
84 li boek. Van de regl. en verpl. uit scheepv. voortspruit.
Indien het afbreken, uilstellen of verlengen van de reis ontstaat door toedoen van den schipper, of van de eigenaars van het schip, zijn zij tot gelijke evenredige vergoeding aan het scheepsvolk aansprakelijk. (K. 38S. Co. 231.)
417. Wanneer de oHlcieren en het scheepsvolk voor meer dan eene reis zijn aangenomen, hebben zij, na alloop van iedere reis, het regt om- hun volle loon van de reeds afgeloopene reis te vorderen.
418. De scheepsoDicieren en scheepsgezellen kunnen geen huur of loon vorderen, wegens de reis waarop het schip genomen en voor goeden prys verklaard wordt, of zoodanig strandt en breekt, dat het schip en goederen geheel en al vergaan.
ZÜ zyn echter ongehouden terug te geven hetgeen hun op hand is voorgeschoten. (K. 380,533. Co. 253.)|
419. De omeieren en scheepsgezellen zyn geregtigd, wanneer eenig gedeelte van het schip behouden is gebleven, om de betaling van de vervallene buren te vorderen uit de opbrengst van het geborgene wrak of overschot van het schip.
Zulks niet toereikend zijnde, of indien alleen koopmanschappen geborgen zijn, is de verdiende vracht voor die buren aansprakelijk. (K. 313 3u, 38«. Co. 239.)
420- De offleieren en scheepsgezellen, die op aandeel in de vracht ztjn aangenomen, hebben alleen aanspraak op de vracht, naar evenredigheid van het beloop, hetwelk de schipper of bevrachter ontvangt. iCo. 260.)
421. Op welken voet de otTicieren en scheepsgezellen ook gehuurd zyn mogen, worden dezelve altyd betaald voor de dagen, gedurende welke dezelve tot berging van het verongelukte schip en goed zijn werkzaam geweest.
Byzondere vlyt, met goed gevolg bekroond, wordt in ditgeval buitengewoon op den voet van bergloon beloond. (Co. 231.)
422- Buitengewone scheepsdienst wordt in het dagboek of journaal opgeteekend, en kan regt geven tot buitengewone belooning. (K. 338.)
423- leder schepeling, die gedurende de reis ziek,of indienst van het schip, of in gevecht tegen vijanden of zeeroovers, gewond of verminkt wordt, biyrt zijne huur behouden, is geregtigd tot oppassing en genezing, en in geval van verminking, tot schadeloosstelling, op zoodanigen voet en op zoodanige wyze, als de regter, in geval van verschil, zal oordeelen te behooren. (K. 333, 380, 39quot;.)
424- De kosten, welke voor oppassing en genezing moeten besteed worden, en de schadeloosstelling, komen ten laste van het schip en van de verdiende vraebtpenningen, indien de ziekte, verwonding of verminking in scheepsdienst ontstaan of gebeurd is.
Zy worden hg wijze van avarij-grosse over het schip met de verdiende vrachtpenningen, en over de lading omgeslagen; wanneer een gevecht tot verdediging van het schip daartoe aanleiding heeft gegeven. (K. 380, 09». Co. 262, 263.)
425. Wanneer de zieke, gekwetste of verminkte schepeling.
iv. titel. Van het huren v. scheepsoffic. en scheepsyez. gs
ten tu'de van hot vertrek van het schip, nog niet zoo ver hersteM is, dat hij zonder gevaar mede kan vervoerd worden, zal de voormelde oppassing en genezing tot zijne herstelling voortduren. (K. 353, 380.)
De schipper is, voor zijn vertrek, gehouden tot helaling van gemelde kosten, en in het onderhoud van de zieken of gekwetsten voorziening te doen.
426- De zieke, gekwetste of verminkte, hlijft niet alleen ge-regtigd tot zijn loon, gedurende de genezing, maar ook lot den dag toe, waarop hij zal terug gekomen zijn op de plaats, van waar hij met het schip vertrokken is, en tot eene redelijke vergoeding van zijne reiskosten tot de laatslgemelde plaats toe. (K. 386.)
427. In de gevallen hij artikel 42i, 525 en 120 vermeld, heeft hij geene verdere aanspraak, dan op het schip en de verdiende vrachtpenningen, of op het schip en de verdiende vraelitpennln-gen en op de lading. (K. 380.)
428- Een scheepsoflïcler, of ander scheepsgezel, zonder verlof van boord gegaan zijnde, en aan land ziek, gekwetst of verminkt wordende, hlijven do kosten van oppassing en genezing ten zijnen laste. (K. 38«, ifll, i37. Co. 20i.)
429. Het lijk van eenen, gedurende de reis, overledenen schepeling, moet volgens de beslissing van don schipper, en ten koste van het schip, of begraven of over hoord gezet worden. (K. 00. K. 380, 331.)
430. De schipper is gehouden, voor des overledenens aan boord van het schip nagelatene goederen zorg te dragen, en van dezelve, in bijzijn en ten overstaan van twee schepelingen eene hehooriljke beschrijving te maken, welke door den schipper en de gemelde twee schepelingen moet onderteekend worden. (K. 380.)
431. De soldij of huur is aan des overledenens nalatenschap verschuldigd, volgens de na te meldene onderscheidingen:
Indien hij hij de maand is aangenomen, tol het einde van de loopende maand;
Voor eene reis uit en t huis, de helft. Indien hij op de heenreis sterft;
Geheel, indien by op de terugreis sterft.
Indien de overledene op aandeel van winst of vracht was aangenomen, is zijn aandeel geheel verschuldigd, wanneer bij sterft nadat de reis begonnen is.
Het loon van schepelingen, welke bij de verdediging van het schip gesneuveld zijn, is ten volle verschuldigd voor de geheele reis, indien het schip in behouden haven aankomt. (K. 380, 545. Co. 203.)
432- Losprijs tot bevrijding van eenen op het schip genomen en slaaf gemaakten schepeling kan van den schipper, de eigenaars of de bevrachters, niet gevorderd worden. (K. 380.)
HU heeft aanspraak op de soldij lot den dag dat by genomen en slaaf gemaakt is. {Co. 200.)
433. De schepeling die genomen en slaaf gemaakt wordt.
cs ii. boek. Fan de regt. en vcrpl. uit scheept, voortspruit.
terwül hg in zee or naar land ten dienste van het schip gezonden was, heeft regt om de betaling van zijne geheeie soldü te eischen op het schip en de vracht, volgens de voorschriften van art. 418 cn 419 hier-boven.
Hg heeft ook regt op eenc schadeloosstelling voor zyne lossing, indien het schip zijn reis behouden volbrengt. (K. 386, 593. Co. 207.)
434. De eigenaars van het schip zijn lot deze schadeloosstelling verpligt, indien de schepeling, in scheepsdienst, in zee of naar land is gezonden.
Deze schadeloosstelling komt ten laste van de eigenaars van schip en lading, indien zulks ten dienste van schip en lading is geschied. (K. 38li. Co. 2C8.)
435. De hoegrootheid van deze schadeloosstelling, de wüze van betaling cn van het gebruik van het geld, worden hü een door den Koning vastgesteld reglement bepaald. (K. 38«. Sb. 1829, n». 01. Co. 209.)
436. Wanneer de schipper de ofTicieren of scheepsgezellen om wettige redenen ontslaat, moet hij hun de verdiende huren betalen, berekend naar evenredigheid van de afgelegde reis, lot den dag van de afdanking toe, en zoo hel ontslag gegeven is voor dat de reis is begonnen, naar de dagen, welke zü in dienst geweest zjjn.
437. Voor wettige redenen worden gehouden de volgende;
1quot;. Ongehoorzaamheid;
2°. Gewoonte van dronkenschap;
3quot;. Vechten aan boord;
4«. Eene door de wet veroorloofde of verpligte staking dei-reis, mits voldoende aan hetgeen de wet in dat geval bepaalt ;
5°. Verwijdering van boord zonder verlof. (K. 365, 397, 401, «28, 440. Co. 264.)
488. Elk scheepsomcier of scheepsgezel, die bewijst, dat hij na de monstering, zonder wettige redenen, is afgedankt, heeft regt tot vergoeding van schade, ten laste van den schipper. (Co. 270.)
439. De schadeloosstelling wordt bepaald:
Indien de afdanking vóór het begin der reis plaats heeft, op een derde van de gagie die de afgedankte bij de reis waarschyn-Igk had kunnen verdienen;
Gedurende den loop der reis gedaan wordende, op de volle soldü w elke hü zoude verdiend hebben van het oogenhlik der afdanking tot de volbrenging van de reis cn de kosten der terugreis.
De schipper kan, In geen dezer gevallen, het beloop der schadeloosstelling van den eigenaar of de reederü terug vorderen, ten ware hg door dezelve tot de afdanking ware gemagtigd geweest. (Co. 270.)
440. De officieren en het scheepsvolk kunnen weigeren den dienst gestand te doen, in de volgende gevallen;
1». Indien de schipper de reis, waarvoor zü zich verbonden
iv. titel. Van het huren v. scheepsoffic. en scheepsgez. 07
lieblien, alvorens die te ondernemen, wil veranderen; (K. 327, 393, 397.)
2°. Indien, vóór het begin der reis, de Staat in eenigen zeeoorlog gewikkeld wordt, of, liet schip in eene noodhaven zgnde ingeloopen, een oorlog opkomt met dezen Staat en eene der Karharysehe mogendheden, waardoor het schip in een wezenlijk gevaar kon gerekend worden te zün ge-hragt;
3quot;. Indien er, vóór het begin der reis, of het schip in eene noodhaven zijnde ingeloopen, zekere berigten waren dat, ter plaatse werwaarts het schip was bestemd, de pest, de gele koorts of andere soortgelijke besmettelijke ziekten heerschten;
4°. Indien het schip, vóór het begin der reis, geheel van eigenaar verandert;
5quot;. Indien de schipper, vóór het begin der reis, sterft of door de eigenaars of door den boekhouder wordt afgedankt;
6°. Indien er aangenomen was, om met konvooi te zullen vertrekken, en er geen konvooi verleend wordt.
441. Wanneer de schipper, builen 'slands zijnde, mogt goedvinden naar eene andere vrije haven te zeilen, en het schip te lossen of to herladen, zal, al wierd ook de reis daardoor verlengd, het scheepsvolk in dienst moeten blijven.
In dat geval, bekomen zij, die bü de reis zijn aangenomen, naar evenredigheid meerder loon. (K. 397, Co. 255.)
442- Gedurende de reis, vermag de schipperaan het scheepsvolk niet meer dan een derde van hun verdiend loon op rekening te betalen. (K. 397.)
443- Bij afdanking buiten 'slands, is hü verpligt aan ieder hunner het aan hem verschuldigde te betalen.
Hg kan zulks doen doormiddel eener aanwijzing, op den eigenaar of den boekhouder van het schip af te geven.
De bepaling van het tweede lid van art. 321 is hierop niet toepasselijk. (K. 327, 397. Co. 270.)
444- De officieren noch het scheepsvolk vermogen, onder eenig voorwendsel hoegenaamd, den schipper of het schip, vóór den afloop der reis, met procedures, van welken aard ook, aanvallen of belemmeren, op verbeurte van hun volle loon.
Echter kunnen de ofBcieren of het scheepsvolk, wanneer het schip zich in eene haven bevindt, bij den Nederlandschen consul, of, wanneer deze ontbreekt, bij de overheid der plaats, ontslag van hunne verbindtenis vragen, indien de schipper hen mishandeld of hun spijs en drank mogt onthouden hebben. (K. 397, 403, 436 V., 440.)
445. By het eindigen der reis is de schipper, eigenaar of boekhouder verpligt, de nageiatene geederen, gelden en verdiende gagiën van zoodanige schepelingen als, gedurende de reis, overleden of achtergebleven zijn, aan hunne erfgenamen of regtheb-benden uit te keeren, en wanneer dezelve niet dadelijk te vinden zijn, daarmede zoodanig te handelen als bg de reglementen deswege is bepaald. (K. 327, 431. Sb. 1827, n0. 51.)
68 li. BOEK. Van de regt. en verpl. uit scheepsv. voortspruit.
446. Na het eimligen der reis, waarvoor bet scüeepsvolk was aangenomen, is hetzelve, op verlangen van den schipper of de eigenaars van hetschip, gehouden het schip te lossen, watervast te maken, te onttakelen, op de ligplaats te hrengen en vast te maken, en wijders, binnen drie dagen na de lossing of ontlading van het schip, eene verklaring, het zü alleen of met den schipper at te leggen en met eede te bekrachtigen. (K. 379, 307, 430.)
447. Nadat aan alle de bij bet vorige artikel vermelde ver-eischten door de offlcieren en het scheepsvolk zal zyn voldaan, moeten dezelve dadelijk worden afgedankt en hun verdiende loon, binnen vier en twintig uren, worden betaald. (K. 741 1°.)
448- Voor lederen dag, dat de offlcieren en scheepsgezellen door den schipper, boekhouder of eigenaar, zonder wettige redenen, worden opgehouden in het verkrijgen van hun loon, verbeuren deze ten behoeve van eenen offleier drie gulden, en ten behoeve van eenen anderen scheepsgezel een gulden vüftig centen. (K. 327.)
449. Wanneer de schipper of boekhouder oorzaak is van de in het laatstvoorgaande artikel gemelde ophouding, worden de vermeerderde betalingen, welke uit dien hoofde door hen hebben moeten gedaan worden, in hunne respectieve scheeps- of reederg-rekeningen niet geleden. (K. 343.)
450- Wanneer een schip vergaat, of genomen en voor goeden prijs verklaard is, zonder dat zelfs de vracht verdiend of iets gered zg, zyn echter diegenen van de schepelingen, welke terug keeren, gehouden de verklaringen van den schipper te bekrachtigen, of zelve hunne verklaringen in gemoede af teleggen en te beëedigen, tegen betaling van een redelyk daggeld voor hunne ophouding. (K. 379, 44«. Co. 246.)
451. Het schip en de vracht zijn voor het loon, de schadeloosstellingen en het reisgeld der schepelingen bijzonder verbonden. (k. 313 3°, 432, 734. Co. 271.)
452- Scbeepsoflicieren en scheepsgezellen verbinden door hunne ontrouw of schuld, in den dienst gepleegd, het schip en de vracht ten behoeve van den daardoor schadeiydenden eigenaar der lading, behoudens het verhaal der scheepseigenaars op den schipper, en het verhaal van dezen op de schepelingen, alles met in achtneming van het voorschrift des laatslen lids van artikel 1403 van het Burgerlijk Wetboek.
Het loon van den schipper en de huur der offlcieren en scheepsgezellen zijn voor dit verbaal bijzonder verbonden. (B. 1384. K. 734, Co. 280.)
VIJFDE TITEL.
Fan bevrachting en verhuring van schepen, van chertepartijen
en cognoscementen, en vau passagiers.
DONKER CURTIUS, p. 80, 81. — HOOFT, blz, 00—08. — Bijdr., XI, blz. 98-101.
IV. titel, ran bevrachting en vcrhur. van schepen enz. 60
eerste apdeelixg.
Fan den vorm en het voorwerp der contracten van bevrachting en verhuring vuil schepen.
453- Dc bevrachtingen worden gedaan :
lo. Voor het geheel of een gedeelte van een schip, tot het doen van eene of meerdere reizen;
2°. Bij aanleg op stukgoederen, wanneer een schipper, van een ieder die zich daartoe aanbiedt, zoo veie goederen als hem goeddunkt, ter inlading en vervoering aanneemt. (K. 47», SOU. Co. 28«.)
454. Wanneer een schip, voor het geheel of voor een gedeelte, tot eene zeereis bevracht wordt, moet er een schriftelijk contract van bevrachting gemaakt worden, hetwelk genaamd wordt Chertepartij. (Co. 273.)
455. Dit contract behelst;
1». Den naam en grootte van het schip; (K. 4ö9.)
2°. Den naam van den schipper;
3°. De namen van den vervrachter en bevrachter of inlader;
4o. De plaats en den tyd, welke lot lading en lossing bepaald worden; (K. iüT v., 570.)
3o. De bedongen vracht; (K HiO.)
6°. De bepaling, of de bevrachting is voor het geheele schip of voor een gedeelte; (K. 409.)
1°. De bedongene schadeloosstelling ter zake van vertraging. (Co. 273.)
456- Een schip voor het geheel vervracht zijnde, is de kajuit daaronder niet begrepen. Het is echter aan den schipper niet geoorloofd in de kajuit, noch voor zich, noch voor anderen,zonder toestemming van den bevrachter, koopmansgoederen te laden, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en Interessen. (K. 332, 410.)
457. De tijd van lading of lossing bü de chertepartij niet bepaald zijnde, moet dezelve, binnen het Koningrijk en de koloniën van den Slaat, zijn afgeioopen binnen vijftien achtereenvolgende werkdagen, nadat de schipper zal verklaard hebben tot laden of lossen gereed te zijn.
Voor de ligterschepen wordt die tijd bepaald op drie werkdagen na de aankomst.
De nalatigen zullen in de-betaling van ligdagen jegens den schipper of ligter-schipper gehouden zijn.
Wanneer een gedeelte der lading van het schip op eene, en een ander gedeelte der lading op eene andere plaats moet worden ingenomen of gelost, wordt de tijd voor de inlading of lossing door de reis van het schip van de eene tot dc andere plaats geschorst, zonder dat dit lusschen beide komend tijdsverloop in berekening kan komen. (K. 464, 483. Co. 274.)
458. Buiten 'slands wordt de tijd voor lading en lossing, wanneer dezelve bij de chertepartij niet bepaald is, geregeld naar de wet of het gebruik van de plaats. (Co. 271.)
459. De vervrachter of de schipper, die bet schip als grooter
70 u. boek. Fan de regl. en verpl. uit scheepv. voortspruit.
heeft opgegeven dan het is, is gehouden tot eene evenredige vermindering der vrachtpenningen, mitsgaders lot vergoeding der kosten, schade cn interessen jegens den bevrachter.
Wanneer de gedane opgaaf niet meer dan een veertigste gedeelte van den wezenlijken inhoud vanhetschipverschilt,wordt het verschil in gcene aanmerking genomen. (B. 128-2, 1283. K. 433 t°. Co. -280, 290.)
460- De tüd en de wyze van betaling der vracht hij decher-teparty niet bepaald zgnde, kan dezelve, tegen uitlevering der ingeladene goederen, dadelijk gevorderd worden.
461- De schepen kunnen bij de reis, of bij de maand, of op zoodanige andere wgze verhuurd worden, als de pariyen zullen overeenkomen. (Co. 273.)
462. De reis wordt geacht begonnen te zijn, zoodra het schip is vertrokken uit de plaats, alwaar de inlading is begonnen, of in ballast zijnde vertrokken, bet de ballast heeft ingenomen. (Co. 201, 290.)
463- Indien een schip bij de maand is verhuurd, en er geene overeenkomst van het tegendeel gemaakt is, loopt de vracht van den dag af, dat het schip, volgens het voorgaande artikel, vertrokken is. (K. 303. Co. 273.)
tweede akdeelixg.
Fan de regten en plinten van vervrachter en bevrachter.
464. Wanneer de bevrachter in het geheel geen gebruik heeft gemaakt van den tyd, die aan hem om te laden, hetzij bij de chertepai ty, of by de wet is toegestaan, is de vervrachter ter zijner keuze geregtigd:
Of, tot de by de chertepartij bepaalde schadeloosstelling, gedurende den tyd dat hy langer blijft liggen; of, zulks niet bepaald zijnde, tot het vorderen van schadeloosstelling, by begrooting van deskundigen;
Of, om het contract van bevrachtingen vervrachtingte houden voor verbroken, en van den bevrachter te vorderen de halve bedongene vracht, avarij en kaplaken;
Of om, driemaal vier cn twintig uren na gedane sommatie, zonder lading de reis, waarvoor Bet schip vervracht is, te ondernemen, en nadat dezelve volhragt is, van den bevrachter te vorderen zyne volle verdiende vracht en overligdagen; zoo die mogten hebben plaats gehad. (K. 437. Co. 287, 288.)
465- Wanneer de bevrachter slechts gedeelteiyk van den tijd om te laden heeft gebruik gemaakt, heeft de vervrachter de keus;
Of, tot de schadeloosstellingen in het voorgaande artikel gemeld;
Of, tot de reis met het gedeelte der lading, op den voet van het laatste lid van hetzelfde artikel. (K. i«(i. Co. 287, 288.)
466. Wanneer bet schip, het zy met een gedeelte der lading, of ook wel geheel zonder lading, de reis ondernomen heeft, is de vervrachter geregtigd, om, wanneer gedurende de reis aan het schip eenig ongeval mogt overkomen, waardoor onkosten
v. titel. Van bevrachliny en verhur. van schepen enz. quot;1
veroorzaakt worden, welke bij een volgeladen schip, lig «(jze van avarjj-grosse, zouden moeten gedragen worden, tweederden van liet heloop dier kosten van den bevrachter te vorderen over het niet geladene. (K. ifiö, (198 v. Co. 2SS.)
467. De vervrachter of de schipper is geregtigd tot de helft van de vracht bij de chertepartij bedongen, wanneer de bevrachter, vóór dat de overligdagen een begin genomen hebben,zonder iets te hebben ingeladen, de reis opzegt. (K. iü7.)
468. De vervrachter vermag, in de gevallen, waarin hij het regt heeft met een gedeelte der lading of zonder lading te vertrekken, tot zekerheid van de vracht en van de avarü-grossc, andere koopmanschappen door den schipper te doen innemen, zonder toestemming van den bevrachter.
In dit geval, wordt de bevrachter geregtigd tot het voordeel van de vracht van die andere koopmanschappen, en ontslagen van het dragen ia de avarij van dezelve. (K. 4(U v. Co. 287.)
469- Wanneer de bevrachter meer goederen inlaadt dan bij de chertepartij bepaald is, is de vervrachter geregtigd tot de vracht van het meer geladene, in evenredigheid van den bij het contract bedongen prüs. (Co. 288.)
470- De vervrachter, ten tijde bg het contract bepaald, het schip niet in gereedheid hebbende, of niet dadelijk ter inlading in orde leverende, is aan den bevrachter gehouden tot vergoeding van kosten, schaden en interessen. (B. 1272. K. 433 4°. Co. 295.)
471. De bevrachter is gehouden aan den vervrachter of den schipper alle papleren en documenten te leveren, bij de wet tot het vervoeren van goederen verelscht en zulks binnen tweemaal vier en twintig uren na de Inlading, indien deswege niet anders is overeengekomen.
Bg gebreke hiervan is de bevrachter tot vergoeding van kosten, schaden en interessen gehouden; en kan de vervrachter of de schipper bovendien, door den regter, naar omstandigheden, worden gemagtigd, om die goederen te mogen lossen. (Co. 292.)
472- Bij het aanleggen van een schip op stukgoederen, staat het den vervrachter of schipper vrij te bepalen, hoe lang hij in lading zal liggen.
Deze tijd verstreken zijnde, is de schipper verpllgt met den eersten goeden wind, getij en gelegenheid te vertrekken, ten zg hij zicli omtrent het verder vertoeven met de inladers konde verstaan. (K. 433 2o, 473, 300. Co. 291.)
473- Een schip op stukgoederen zijnde aangelegd, zonder dat de tgd van in lading liggen is bepaald, staat het eiken inlader vrg, zonder betaling van de vracht, doch legen teruggave van de door den schipper geteekende cognoscemenlen en tegen voldoende borgtogt voor alle namaning, bgaldien een of meer van dezelve mogten verzonden zijn, en tegen voldoeningderonkosten op de lading en lossing gevallen of te vallen, zijn goed wederom te lossen.
Indien echter het schip reeds over de helft beladen was, is de schipper gehouden om, acht dagen na aan hem gedane sommatie.
T2 li. boek. I'an de regt. en verpl. uil scheepv. voortspruit.
l)ij den eersten goeden wind, getij en gelegenheid, te vertrekken, indien de meerderheid der inladers zulks begeert, zonder diitin het laatste geval, eenig inlader zijne koopmanschappen kan terug nemen. (K. 437. Co. -291.)
474. Wanneer een schip, hij deszelfs vertrek, gedurende de reis, ol op dc plaats der ontlading, door schuld of nalatigheid van den hevrachter of eenen der inladers opgehouden wordt, is de herrachter of zoodanige inlader gehouden te vergoeden de kosten, schaden en interessen, zoo aan den vervrachter en schipper, als aan do verdereinladers,daardoorveroorzaakt, waarvoor de ingeladene koopmanschappen verhonden zijn. (B. 1279. Co. S94.)
475. De vervrachter of schipper is gehouden tot vergoeding van kosten, schaden en Interesser. aan den bevrachter of aan de inladers, indien het schip door schuld of nalatigheid der eerst-gemelde gearresteerd of opgehouden is, hü het vertrek, gedurende de reis, of op de plaats der ontlading. (K. 3'i9. Co. 293.)
476. Indien de vervrachter door schuld of nalatigheid van den schipper te dien opzigte schade lijdt, verhaalt hij zich op denzelven. (15. 1402. K. 313 10», 343. Co. 221.)
477. Een hevrachter of inlader, huiten kennis en toestemming van den schipper, goederen ladende, waarvan de invoerof uitvoer verboden is, of anderzins, hulton weten en toedoen van den schipper, hij hel laden of lossen der goederen, op eene ongeoorloofde wijze te werk gaande, is verpligt het schip en den schipper en alle verdere belanghebbenden deswege schadeloos te houden, en, al wierden de goederen verbeurd verklaard, de volle hedongene vracht en avarij-grosse te betalen. (K. «98 v. Co. 292.)
478. De bevrachter of inlader is, in geval de schipper genoodzaakt is gedurende de reis het schip te laten vertimmeren, gehouden de vertimmering af te wachten, of (des verkiezende) de lading, tegen voldoening van de geheele vracht en de verschuldigde avarij-grosse, en onder de bepalingen bij artikel 311 voorgeschreven, naar zich te nemen.
HU Is, gedurende den tyd der vertimmering, geene vracht verschuldigd, indien het schip hü de maand vervracht is, noch vermeerdering van vracht, indien de vervrachting voor dc reis geschied is.
AVanneer bet schip niet mogt kunnen worden vertimmerd, is de schipper gehouden, voor züne rekening en zonder verhooging van vracht te mogen elschen, een ander schip of anderescbepen te huren, om de lading naar de bestemmingsplaats te vervoeren.
Indien de schipper geen ander schip of schepen, op de plaats of nahy gelegene plaats, heeft kunnen hekomen, Is hem de vracht niet verder verschuldigd dan in evenredigheid van de reeds afgelegde reis.
In dit laatste geval blijft dc zorg voor de verdere vervoering der goederen aan elk der inladers overgelaten; onverminderd de verpligting van den schipper, om hen niet alleen van den staat der zaken te doen kennis dragen, maar ook om alle tusschen
v. titel. Van hevrachling en verhur. van schepen enz. '3
tijds vereisclit wordende maatregelen, tot behoud der lading, In liet werk Ie stellen.
Alles, ten zij door partijen anders mogt zijn bedongen. (K.3öi 3Ü2, S-2G, 701 (i-. Co. 200, 300.)
479. De bevrachter Is geene vracht verschuldigd, en heeft, regt tot schadevergoeding, wanneer het blijkt, dal het schil), ten tijde van het ondernemen der reis, huiten slaat was om dezelve te kunnen doen.
Zoodanig bewijs wordt toegelaten, niettegenstaande en tegen lt;le cerlificaten van onderzoek vóór het vertrek. (K.3iquot;. Co. -MT.)
480- Indien de schipper zich, naar aanleiding van art. 3quot;2, in de noodzakelijkheid heeft bevonden, goederen te verkoopen, is de vracht van die goederen verschuldigd, bij behoudene aankomst van hel schip, geheel, en bij verongelukkingvan hetzelve, naar evenredigheid der afgelegde reis. (K. 3quot;ö. Co. 298.)
481. De vracht is mede verschuldigd van de goederen, die tot algemeen behoud over boord zijn geworpen, in zoo verre de verdeeling lol het dragen der schade, door de werping veroorzaakt, volgens dit Wetboek plaats moet hebben. (K. (i9a 2°, 730 v.. 739 v. Co. 301.)
482- Van goederen door schipbreuk, stranding ofdoorandere overmagl vergaan, of door zeeroovers of vijanden genomen, is geene vracht verschuldigd.
De bevrachter kan zelfs de teruggave vorderen van heigeen op rekening is betaald, indien hel tegendeel niet is bedongen. (K. SI8. Co. 302.)
483- Schip en lading gerantsoeneerd of vrijgekocht, of goederen. na schipbreuk, geborgen zijnde, is, voor zoo verre de reis niet kan worden ten einde gehragt, de vracht verschuldigd tol de plaats, waar het schip genomen of de schipbreuk geleden is, in evenredigheid der hedongene vracht.
De vrijgekochte of gerantsoeneerde goederen, ler plaatse der bestemming door den schipper bezorgd wordende, heeft de vervrachter of de schipper regt tot de geheels vracht.
In de gevallen bij hel eerste en tweede lidvan ditarlikel voorzien, draagt de vervrachter of de schipper in den losprysof in het bergloon, bij wijze van avarij-grosse. (K. 739. Co. 303, 30i.)
484- Van goederen, tot de lading van een schip behoord hebbende, die, builen eenig toedoen van den schipper, het zü in zee of langs stranden, worden opgevischt en geborgen, en vervolgens aan de belanghebbenden ullgeleverd, is geene vracht verschuldigd. (K. 5iö v.)
485. De vervrachter of de schipper is geregligd om den bevrachter, of den geconsigneerde der lading tot lossing te noodzaken, tegen de betaling der aan hem verschuldigde vracht en avarij, wanneer de lijd om te lossen, bij de chertepartij of bij de wet bepaald, verloopen is. (K. iquot;)7. Co. 303.)
486- Indien de ligdagen verstreken zijn, of er verschil over de lossing ontslaat, is de vervrachter of de schipper bevoegd, na bekoraene gereglelgke autorisatie, de lading te lossen, en die
Ti II. BOEK. Van de regt. en verpl. uil scheepv. voortspruit.
onverminderd züquot; regt op dezelve, onder bewaring van eenen daartoe benoemden persoon te stellen. {Co. 305.)
487- Dc vervrachter of schipper vermag, voor de vracht, onkosten en avary-grosse, de goederen niet aan hoord te houden.
Hy heeft regt om den opslag en de bewaring onder eenen derde te vorderen, tot dat de vracht, onkosten en avary-grosse zyn voldaan, en indien de goederen bederfeiyk zijn, kan hy der-zelver verkoop vorderen.
Indien de avarü-grosse niet spoedig kan begroot worden, heeft h'u regt om te vorderen, dat eene hillyke som, ter bepaling van den regter, daarvoor Inmiddels onder geregtelijke bewaring gesteld worde. (B. 1773. Co. 3««, 308 )
488- Indien de schipper de goederen heeft gelost, zonderzich de vracht, avarij- en andere kosten te laten voldoen, of zonder te hebben gebruik gemaakt van de behoedmiddelen, by de wetten van de losplaats veroorloofd, verliest hij zijne aanspraak op den bevrachter of inlader, indien deze doet blyken, dat by het beloop daarvan met den ontvanger der goederen heeft verrekend, of dat hy, uit hoofde van het faillissement van laatstgemelden, hetzelve niet zoude kunnen terug erlangen.
489- De geconsigneerde weigerig zijnde om de goederen te ontvangen, is de vervrachter o de schipper bevoegd, op autorisatie van den regler, de goederen, ten beloope van devracht,onkosten en avarij, gedeeltelijk of, zulks noodlg zynde, geheel te verkoopen; mits hij het overige brenge onder geregtelyke bewaring, en behoudens zijn verhaal, voor het te kort komende, op den bevrachter of inlader. (Co. 30ö.)
490- De vervrachter of de schipper is voor devracht,onkosten en avary, bevoorregt op de ingeladene goederen vóór alle andere schuldeischers, gedurende twintig dagen na de aflevering wanneer dezelve in geene derde band zyn overgegaan. (B. 1185, 1103. K. 451. Co. 307.)
491- In alle gevallen, waarin de vracht voor getal, maat of gewigt bedongen is, heeft de vervrachter het regt om de telling, meting ol weging, dadelijk bij de lossing, te vorderen. (K. 513.)
492. Wanneer, in het geval bij het voorgaande artikel vermeld, de goederen ongeteld, ongemeten of ongewogen van boonl worden geleverd, is de ontvanger van dezelve bevoegd, om zelfs door het getuigenis van de personen, welke hij tot afhaling en opslag heeft in het werk gesteld, van de eenzelvigheid van het goed, het getal, de maat of het gewigt te doen blijken. (K.513.)
493- Beschadiging, bederf, roof of vermindering van het ingeladene goed vermoed wordende, is de schipper en de gccon-signeerden of de belanghebbenden, ieder voor zich, bevoegd om een geregteiyk onderzoek, bezigtlglng en de begrooting van schade, vóór of bij de lossing, te vorderen.
Deze vordering door den schipper gedaan wordende,benadeelt zulks hem niet in zijne middelen van verdediging. (K. 345, 740.)
494. De goederen door den schipper van boord geleverd zijnde, op eene quitantie of afgeteekend cognoscement, waarbij vermeld wordt, dat dezelve in eenen beschadigden, bedorven.
v. titel. Van bevrachting en verhur. van schepen enz. 73
hcroofden of verminderden staat zijn gelost, is de geconsigneerde geregtigd om van de gesteidiieid door eene geregteiijke bezigli-ging te doen blüken, mits de bezigtiging gevraagd worde binnen tweemaal vier en twintig uren nadeaflevering. (K.93,71i,7U.)
495. Dc beschadiging of vermindering uilerlijk niet zigtbaar zijnde, kan de geregteiijke bezigtiging met wettiggevolg gedaan worden, nadat de goederen onder beheer van don ontvanger of geconsigneerde zijn gebragt; mits zulks mede geschiede binnen twee maal vier en twintig uren na de lossing, en dat van de eenzelvigheid van het goed, volgens het voorschrift van art. 102 van dezen titel, of op eenige andere in regten voldoende wijze, kunne biyken. (K. 1.)
496. De vervrachter en de schipper van hunne zjjde aanhet contract van bevrachting voldaan hebbende, kan de bevrachter nimmer vermindering van de bedongene vracht vorderen. (Co. 309.)
497. Do inlader kan, in geen geval, de goederen voor de vracht abandonneren.
Echter kunnen vaten, met vloeibare sloifcn gevuld geweest en gedurende de reis geheel of bgna ledig geloopeu zijnde, voor de vracht, avarö en onkosten, geabandonneerd worden. (Co. 1)10.)
498- Vreemde schepen hier te lande bevracht wordende,zijn zoo wel de schippers als de schepen, en, de bevrachting vande-zelve huiten 'slands gedaan zgnde, de schippers, met betrekking tot de lossing, in alles, waarvan de uitvoering hier te lande gedaan moet worden, aan dit Wetboek onderworpen. (A. 0.)
deude afdeeli.vg.
Fan de onlbiiiding der contracten van bevrachting.
499- De overeenkomst van bevrachting is van regtswege ontbonden zonder dat de partgen eenige vracht of schadevergoeding van elkander te vorderen hebben, indien vóór het begin der reis eene der volgende omstandigheden plaats heeft:
1°. Dat het uitloopen van het schip door overmagt belet wordt, om het even of hetzelve bevracht zij, ten einde eene lading uit dit Koningrijk te vervoeren, of dat het buiten 'slands liggende, door Nederlanders, hier te lande gevestigd, bevracht en vervracht zij;
2». Dat er verbod van uitvoer bestaat, uit de plaats van het vertrek van het schip, of verbod van invoer op de plaats van deszelfs bestemming, het zy van alle, het zij van een gedeelte der goederen, bij eene en dezelfde chertepartij vermeld;
In geval he verbod slechls een gedeelte der lading betreft, zal het den inlader vrijstaan de overeenkomst te doen voortduren, mits den vervrachter schadeloos stellende;
3°. Dat de handel is verboden met het land werwaarts het schip bestemd is;
In alle deze gevallen zijn de kosten van laden en lossen voor rekening van den bevrachter. (B. 1302, U80. K 501, 525. Co. 270.)
16 ii. boek. Fan de regt. en verpl. uit scheept' voortspruit.
500. Het contract van lievracliting kan, op de vorderingvan eene der partijen, vernietigd w orden, wanneer voorliet begin der reis een oorlog ontslaat, waardoor schip en lading, of een van helde, niet meer als onzijdig eigendom kunnen beschouwd worden.
Schip en lading heide even onvrij zijnde, kunnen de hcvrach-ter en vervrachter gecne vergoeding van elkander vorderen; en de onkosten, op het laden en lossen gevallen, zijn voor rekening van den hevrachter.
De lading alleen onvrij zijnde, hetaall de hevrachter aan den vervrachter alle onkosten, die noodzakelijk gevorderd worden om het schip lot het doen der reis in gereedheid Ie brengen, mitsgaders de door hem betaalde soldijen en het kostgeld van hot scheepsvolk, tot den dag Ice van de vordering der vernietiging, of van de lossing der reeds geladene goederen.
Het schip alleen onvrü zijnde, belaalt de vervrachter of de schipper alle de onkosten op het laden en lossen gevallen. (K. 501. Co. 276.)
501. In de gevallen hij de twee voorgaande artikelen vermeld, behoudt de vervrachter of de schipper zijne vordering lot overligdagen, zoo die plaats mogten hebben, gelijk mede het regt tot de vordering van avarij-grosse wegens schade, vóór de ont-hinding of de vernietiging der overeenkomst geleden.
502- Wanneer een schip vervracht is voor meer dan eéne hes temming, en zich, na het volbrengen van ééne reis, in de haven bevindt, van waar de andere zoudemoeten beginnen,doch, vóór dat dezelve wordt begonnen, een oorlog ontstaat, moeten de volgende bepalingen worden achtervolgd;
1». Schip en lading heide onvrij zijnde, moet het schip tot aan den vrede of lot dat hetzelve met konvooi, of opeene andere veilige wgze, kan vertrekken, of lol dat de noo-digc orders van de eigenaars van het schip en de lading hij den schipper zijn ingekomen, en langer niet, aldaar blijven liggen.
Hel schip beladen zijnde, vermag de schipper de lading in pakhuizen of andere veilige bergplaatsen te doen opslaan, tol dat de reis kan vervorderd of andere bestellingen gemaakt worden.
De kost- en maandgelden van het scheepsvolk, dc huur der pakhuizen en verdere onkosten, door de ophouding veroorzaakt, worden door den bevrachter en vervrachter gedragen hy wgze van avarij-grosse.
Indien het schip nog onbeladen is, komen twee derden van die kosten voor rekening der hevrachlers;
2°. Indien hel schip alleen onvrij is, wordt het contractvoor de nog niet afgelegde reis, op de vordering dervervrach-lers, vernietigd.
Het schip beladen zijnde, betaalt de vervrachter of de schipper de kosten op hel laden en lossen gevallen, en heeft alleen hel regt tol de vracht der bereids afgelegde reis, de overligdagen en avary-grosse;
v. titel. Fan bevrachting en verhur. van schepen enz. 77
3°. Indien, in tegendeel, het schip vry en de lading alleen onvrU is, en de bevrachter het schip niet verkiest te beladen, vermag de schipper zonder lading te vertrekken en de verdere reis, waartoe het schip vervracht is, te vervorderen; na afloop van de reis zal aan hem of aan den vervrachter de volle bedongen vracht betaald worden.
Ten opzigte van de schade en onkosten, lot het innemen van eene andere lading, en het voordeel van de vracht daaruit voortkomende, zijn de bepalingen van artikel 40G en i68 toepasselijk. {K. Iilt;ii, 370. Co. -295.)
503- Een schip binnen dit land of elders liggende en bevracht zynde om met ballast naar eene andere plaats te stevenen, ten einde aldaar voor eene reis beladen Ie worden, ter ladingsplaats aangekomen zijnde, en door oorlog belet wordende de reis te volbrengen, wordt, bijaldien liet schip, of schip cn lading beide, on-vry zgn, het contract voor vernietigd gehouden, zonder dat de wederzijdsche partijen eenige aanspraak op elkander hebben.
De lading alleen onvrij zünde, worden de contractantenvan elkander ontslagen, door betaling van de halve bedongen vracht.
504- Indien de handel verboden wordt met het land, wer-waarts het schip onder zeil was, en hetzelve dus genoodzaakt wordt met de lading terug te keeren, Is niets meerverschuldigd dan de vracht van de heenreis, schoon het schip voor uit- en t huis-varen vervracht was. (K. 413 v., 599. Co. -299.)
505. Indien de reis van een schip, bet zij vóór den aanvang, bet zij gedurende dezelve, door embargo of door eenen anderen maatregel van hooger hand, buiten schuld van den schipper, eigenaar ot bevrachter of door andere overmagt, tydelijk wordt belet, blijven de overeenkomsten stand houden, zonder dat er over en weder eenige schadevergoeding verschuldigd is.
De bevrachter is voor den lijd, dal hel schip daardoor wordt opgehouden, gcene vracht verschuldigd, indien hetzelve bij de maand is vervracht, noch vermeerdering van vracht, indien de vervrachting vóór de reis heeft plaats gehad. (K. 403.)
De inlader vermag, gedurende dit beletsel, zyne koopmanschappen, op zijne eigene kosten, doen ontladen, mits dezelve wederom inladende, of den vervrachter of schipper schadeloos stellende. (Co. -277, -278, 300.)
506. Alle bepalingen van deze afdeeling zijn ook toepasselijk op bevrachting met stukgoederen.
vierde afdeeling.
Fan cognoscementen.
I10LTIUS in Dydr. t. It. en Hr. VIII. blz. 181—253.—siewertz
van resem A, jn., ie Dt cognoscemenli in mercium possessionem (L. B. 1813).
507- Hel cognoscement houdt in:
lu. Den naam van den bevrachter of van den inlader;
2°. De opgaaf van dengenen, aan vvlen de goederen verzonden worden;
30. Den naam cn de woonplaats van don schipper;
78 ll. boek. Van de rec/t. en verpl. uil scheepv. voorlspruil.
4°. Den niiam cn de soort van hel schip, mitsgaders de plaats waar hetzelve te huis behoort;
5quot;. Den aard, de hoeveelheid, de merken en de getallen der te vervoeren goederen; (K. 350.)
6°. De plaats van het vertrek en die der bestemming;
7°. Het bepaalde wegens de vracht; (K. 433 v.)
8°. De onderteekening van den schipper en van den inlader, of van dengenen die voor hem de expeditie bezorgt. (K. 583. Co. 281, 28-2.)
508- Het cognoscement kan houden aan order, aan toonder, of aan eenen bepaalden persoon.
Dat aan order kan worden overgedragen door middel van endossement. (K. ISO, 133 v., »10 v. Co. 281, 287.)
509. Van elk cognoscement worden ten minste vieroorspron-kelijkc gemaakt;
Eén voor den bevrachter of inlader;
Eén voor dengenen, aan wien de koopmansgoederen verzonden worden;
Eén voor den schipper; (K. 57 0°.)
Eén voor den scheepseigenaar of de reeders.
Deze vier oorspronkelijke cognoscementen moeten, binnen vier cn twintig uren na de inlading, onderteekend en, tegen intrekking van de afgegevene recievcn, worden uitgewisseld. (K. 350. Co. 282.)
510. De schipper is niettemin gehouden aan den bevrachter of aan den inlader zoo vele eensluidende cognoscementen te geven, als deze zal begeeren. (Co. 282.)
511. De hevrachters of inladers kunnen de ingeladene goederen niet wederom lossen, dan tegen teruggave van alle de deswege door den schipper aan hen afgegeven cognoscementcn.
Wanneer een of meer der cognoscementen verzonden zün, mag de lossing niet gedaan worden dan op eene regterlyke niag-liging, na onderzoek van zaken, en onder behoorlijke borgstelling van den inlader wegens alle namaning der verzondene cognoscementen; in alle gevallen, tegen betaling van de volle vracht der goederen door hem ingeladen, en de onkosten op de lossing cn het wederstuwen van de overige lading te vallen; alles behoudens hetgeen in art. 473 is bepaald. (K. 518. Co. 291, 293.)
512. Hel cognoscement, in den voorschreven vorm opgemaakt, heeft kracht van bewijs lusschen alle de, by de inlading belanghebbende, partijen, en lusschen hen, die aandeel in de lading hebben en de verzekeraars, behoudens aan laalstgemelden bel bewijs van hel tegendeel. (K. 1, 556, 023, 051, 732. Co. 283.)
513. De schipper beeft het regt, om, wanneer de ingeladene goederen niet loegeleld, loegewogen of toegemeten zyn, op het cognoscement aan te teekenen, dat hem de soort, het getal, het gewigt of de maat onbekend zijn. (K. 491 )
514- Indien de schipper kan bewijzen, dat de hoeveelheid goederen, in hel cognoscement vermeld, niet in het schip heeft kunnen worden geladen, geldt dat bewijs wel tegen den aflader, doch hy is niettemin gehouden den geconsigneerde schadeloos te
v. titel, fan bevrachting en verhur. van schepen enz. 79
stellen, bgaldien deze, op grond van het cognoscement, aan den aflader meer heeft betaald of voorgeschoten, dan het schip heeft ingehouden; behoudens des schippers verhaal op den aflader.
515. In geval van verschil van cognoscementen van eene en dezelfde lading, heeft het regclmatigste de voorkeur. (Co. 2S4.)
516- Wanneer onderscheidene personen ieder houders zijn van een cognoscement van hetzelfde goed, is hy tot den voorloo-pigen opslag by voorkeur geregligd, die houder is van een cognoscement, hetwelk direct op zijnen naam staal boven dengenen, die slechts een cognoscement aan order of aan toonder be zit. (K. 508, 318.)
517. Alle de cognoscementen van hetzelfde goed respectievelijk op de namen van derzelver onderscheidene houders staande, of alle aan order of toonder zijnde, moet de uitspraak van den regter beslissen, wie van hen tot den voorloopigen opslag ge-regtigd is. (K. igt;08.)
518- Indien de schipper kennis draagt, dat er meer dan één houder van een cognoscement van hetzelfde goed is, of dat er beslag op het goed is gelegd, vermag hij niet te lossen, zonder magtiglng van de arrondlssements-regtbank.
HU is bevoegd, ih die gevallen, autorisatie van den regter te vragen, om, onverminderd eens ieders regt, het goed opteslaan, onder zoodanige bewaring als de regter zal bepalen. (B. 1773. K. 511, 510 v.)
519. Alle belanghebbenden, en ook de benoemde bewaarder, hebben het regt, indien de goederen, het zij uit hunnen aard, het zy uit hoofde van den staat waarin zü zich bevinden, aan bederf onderhevig zijn, van den regter den verkoop van dezelve te vorderen. De opbrengst van dien vervangt, na aftrek van de onkosten, de plaats van het goed, en moet in geregteiyke bewaring worden gebragt. (B. 1774.)
520 Geen arrest of verzet van derden, die geene houders van cognoscementen zijn, kan den houder van een cognoscement beletten, dat hy den opslag en verkoop geregteiyk vordere, behoudens het regt van den arrestant, of die het verzet gedaan heeft, op de opbrengst van den verkoop. (K. 556.)
vijfde afdeel1ng.
Fan passagiers op builenlandsche zeereizen.
nebrexs steiling, de vectoribns in itineribus Iransmannis
(L. B. 1851),
521 Indien wegens het bedrag van het vervoer-geld van eenen passagier geene overeenkomst mogt zijn gemaakt, zal hetzelve door den regter, des noods, na verhoor van deskundigen, ■worden bepaald. (K. 523, 741 4U.)
522. Indien, terwyi het schip zeilree ligt, de passagier zich niet aan boord begeeft of zich daarvan, zonder de toestemming des schippers, verwydert, is deze bevoegd om weg te zeilen, en desniettemin het volle vervoergeld te vorderen. (K. 404.)
523. De passagier mag, zonder toestemming van den schip-
80 II. BOEK. Van de rajt. en verpl. uit scheepv. voortspruit.
per, zijn regl, uit de geslolene overeenkomst voortspruitende, niet aan ecnen derde overdoen. (K. S21.)
524- Indien de passagier, vóór den aanvang der reis, mogt zijn overleden, is slechts de helft van het vervoerloon verschuldigd.
Indien, onder het bedongen vervoer-geld, de kosten van onderhoud begrepen zijn, wordt in dat geval, door den regter, des noods na verhoor van deskundigen, het bedrag van het vervoerloon bepaald. (K. S-27.)
525. Indien, het zij vóór het vertrek van het schip, het zij gedurende de reize, door overmagt of uit oorzake buiten toedoen van den schipper of de reederij, de reize van het schip verbroken of gestaakt wordt, zijn de passagiers en schipper, zonder eenige vergoeding, van elkander ontslagen.
Bij staking eener aangevangene reis zijn de passagiers tot. betaling van het vervoergeld, naar gelang der afgelegde reize, gehouden. (K. i09, S02, 327.)
526- Indien in het geval van artikel 178 de passagierde ver-timmering wil afwachten, is hij geene vermeerdering van vervoer-geld verschuldigd, doch hij is verpligt inlusschen voor zyn eigen onderhoud te zorgen, of zich deswege met den schipperte verstaan.
527. In de gevallen waarin de overeenkomst, het zij vóórden aanvang der reis, het zij gedurende dezelve, wordt verbroken, heeft de schipper liet regt om te vorderen, hetgeen hij aan de passagiers reeds verstrekt, of voor dezelve heeft uitgeschoten. (K. 524 v.)
528- De passagiers zyn verpligt zich naar de bevelen des schippers te gedragen, voor zoo verre die strekken tot bewaring der goede orde aan boord.
529. De schipper is niet verpligt, noch zelfs bevoegd, om gedurende de reize op de vordering of in bet belang van den passagier eene haven aan te doen, of zich op te houden.
530. Indien het tegendeel niet is bedongen, zorgt de passagier voor züne eigene behoeften.
In geval van opgekomen nood, is de schipper echter gehouden hem de vereischte levensmiddelen tegen redelijken prys te ver-schalfen.
De bepaling van art. 374 is op den passagier toepasselijk.
531. lüj overigden van eenen passagier, gedurende de reis, verblijft aan den schipper de beschikking om het lijk tedoen begraven, of over boord te zetten.
De schipper draagt zorg voor de bewaring der goederen van den overleden passagier, welke zich aan boord bevinden. (B. 1740. K. 429.)
532- De passagier wordt, ten aanzien van de goederen welke hg aan boord heeft, als inlader beschouwd; voor deschadeover-gekomen aan goederen van den passagier, welke deze onder zijne eigene bewaring gehouden heeft, is de schipper alleen verantwoordelijk, indien dezelve veroorzaakt is door zijn toedoen, of dat der equipagie. (B. 1403.)
533- Voor het aan den schipper verschuldigde wegens ver-
v. titel. Van bevrachting en verhur. van schepen enz. 81
voer-geld of kosten van onderhoud, heeft hij regt van terughouding en van voorrang op de goederen, door den passagier aan hoord gehragt. (B. 1183. K. 9i.)
ZESDE TITEL.
Van schade door het overzeilen, aanzeilen, aanvaren en aandrijven veroorzaakt.
BOEKER CüRTIUS, p. 82—8i. — Bijdr., XI, blz. 101. — Themis
XI,bIz.i'2v.— BOU.MAX,Over collisie van schepen (Leid.1835).
534- Indien een schip, door schuld van den schipper of van zijn scheepsvolk, een ander schip overzeilt, of tegen hetzelve aanzeilt, aanvaart of aandrijft, en alzoo beschadigt, moet de ge-heele schade, aan het schip en aan de goederen toegehragt, worden vergoed door den schipper wiens schip de schade heeft veroorzaakt. (B. 1502 v. K. 313, 338 V., 7'd, 73«. Co. 407.)
535- Bijaldien dit een of ander dooi' schuld van wederzijde veroorzaakt is, draagt elk zijne eigene schade.
De schippers zijn, zoo in dit, als in het hü het voorgaande artikel bepaalde geval, aan de eigenaars van de schepen en koopmanschappen lol vergoeding gehouden, onverminderd hun verhaal op de ollicieren en het scheepsvolk, indien daartoe gronden zgn. (K. 313, 338.)
536- Indien dit overzeilen, aanzeilen, aanvaren of aandrijven door een louter toeval veroorzaakt is, dragen elk schip en lading deszeifs eigene schade; behoudens hetgeen bij artikel 310 bepaald is. (K. 338, 342. Co. 407.)
537. De bepaling van het vorige artikel is ook toepasselijk op het geval dat een der beide schepen unbeladen moquot;t zijn (Co. 407 ) quot;
538- Indien noch de schuld, noch het toeval kan worden bewezen, en alzoo de oorzaak van het overzeilen, aanzeilen, aanvaren of aandrijven twijfelachtig is, zal de schade, aan do'schepen of goederen toegehragt, zamengevoegd en door ieder, in evenredigheid der respectieve waarde van de onderscheidene schepen en ladingen, gedragen worden.
Het bedrag van hetgeen elk schip en lading in de algemeene
schade dragen moet, wordtin evenredigheid van derzelver waarde
over elk bijzonder schip en lading omgeslagen. (K. 730. Co. 407.)
539- Indien, na het aanzeilen, overzeilen, aanvaren of aandrijven, een schip vergaat op de streek of den koers weiken het genoodzaakt is geworden te nemen,'om, tot herstelling van schade, eene noodhaven te bereiken, bestaat bet vermoeden dat bet vergaan door het aanzeilen, overzeilen, aanvaren of aandrijven is veroorzaakt. (B. 1933.)
540- Indien een zeilend of drijvend schip een ander schip, hetwelk te bekwamer plaatse ten anker ligt of vastgemaakt is', door het aanzeilen, aandryven of aanvaren beschadigt, en zulks' geschiedt Imiten schuld van den schipper of het scheepsvolk van bet aanzeilend, aandrijvend of aanvarend schip, zal hetzelve de helft van do schade dragen, welke het aan het vastliggende
8ï II. BOEK. Fan de regt. en verpl. uit scheept', voortspruit.
schip en deszelfs lading toegebragt heeft, zonder dat liet vastliggende schip iets drage in de schade van het aanzeilende of aandrijvende schip, of deszelfs lading.
Deze schadevergoeding wordt hij wijze van avarü-grosse over het schip en de lading omgeslagen.
Deze vordering tot halve schadevergoeding heeft geene plaats, wanneer de schipper van het vastliggende schip, door het liot-vieren der kabels of het kappen der touwen, buiten eigen gevaar, de schade had kunnen voorkomen of verminderen, en, door of van wege den aanzeilende!) of aandrijvenden schipper in tijds daartoe vermaand zijnde, zulks niet heeft gedaan. (K. 33(5, 544, 699, 7S0.)
541. Indien, een schip driftig geworden, en op de touwen van een daarbij ten anker liggend schip, gedreven zijnde, de schipper van het eerstgemelde schip de louwen van bet laatste heeft gekapt, waardoor hetzelve van zijne ankers geraakt is, en schade heeft bekomen of wel dadelijk schipbreuk heeft geleden, is het driftig geworden schip, tot vergoeding van de geheele schade, aan het andere schip en deszelfs lading gehouden.
542. Schepen, in eene haven voor hunne ankers of vast in eene laag liggende, en, zonder van de ankers te slaan, of drü-vende te worden, door een wassend of hol water, of door storm of ander toeval van hooger hand, de naastbij liggende schepen door aanstooting of aanwrijving beschadigende, wordt die schade als eene bijzondere ramp door het beschadigde schip gedragen. (K. S3G.)
543. Een schip aan don grond zittende en niet kunnende wijken, heeft de schipper het regt om, in tyd van gevaar, van een digtbij liggend schip te vorderen dat hetzelve zijne ankers ligte of, des noods, kappe en wijke, mits dat het bijliggend schip, zonder zich zelf aan gevaar bloot te stellen, zulks doen kunne, en aan hetzelve vergoed worde de schade door dat wijken of kappen veroorzaakt.
De schipper van het bijliggend schip die, in dit geval, weigerachtig of nalatig is geweest aan de vordering te voldoen, moet de schade, daardoor veroorzaakt, vergoeden.
544. Alle schippers, wier schepen voor anker liggen, zün aansprakelijk voor de geheele schade, welke veroorzaakt wordt door het verzuim van eenen boei of eenen dobber op hunne ankers te hebben, ten ware zü bewezen datdezelvebuiten hunne schuld daaraf geraakt waren, zonder dat zü dezelvebadden kunnen herstellen.
ZEVENDE TITEL.
Kan schipbreuk, stranding en zeevonden.
Bijdr., XI, blz. 101, 102.
545. Het is aan niemand geoorloofd, zonder uitdrukkelijke toestemming van den schipper of van hem die in zUne plaats bevel voert, ofschoon ook onder het voorwendsel van te willen helpen of bergen, aan boord van een schip te komen. (B. 1401. K. 301. 401, 591, 655, 663, 757.)
vu titel. Van schipbreuk, stranding en zeevonden. 83
546- Schepen strandende of brekende op Iiuitengronden, en goederen opgevischt wordende in zee of op de liuilengronden, zullen door niemand mogen worden geborgen en gered, ten zü daartoe verlof hebbende van den schipper, of van dengenen, die in zijne plaats het bevel voert, zoo die daarbij tegenwoordig is. (K. 348 v.)
547. Indien de schipper, bevelhebber, eigenaar der lading, of geconsigneerde aanwezig is, moeten do voormelde schepen en goederen aan de beschikking van deze worden overgelaten, en door de bergers dadelijk en tegen genoegzame zekerheid voor hunne bergloonen, worden overgegeven. (K. 313, 3Gn v.)
548. Die de gestrande, geborgene of geredde schepen of goederen ophouden, of aan de vordering van den schipper of van dengenen, die in zijne plaats, het bevel voert, van de geconsi-gneerden of de eigenaars der lading, om de goederen aan hen tegen genoegzame zekerheid over te geven, niel dadelijk voldoen, verliezen alle aanspraak op berg- of bulploon,enzijndaar-enboven gehouden alle schade te vergoeden, die door zoodanige opbouding veroorzaakt wordt.
549- De onkosten en vrachten, welke de vervoering der goederen van de bergplaats naar de plaats der bestemming, in het geval by de voorgaande artikelen vermeld, veroorzaakt, worden betaald door diegenen, die dezelve ontvangen: behoudens bun verhaal, indien daartoe gronden zijn.;
550. Indien schepen of goederen in zee of op de buitengronden gered, geborgen of gevischt worden, zonder dat de schipper, andere bevelhebber, eigenaar der lading of geconsigneerde, daarby aanwezig of bij de berger? bekend zyn, zullen dezelve, zoo spoedig mogeiyk, ter naaste plaatse, alwaar de berging geschied is, worden overgebragt en gesteld in .handen van zooda-nigen ambtenaar, als op openbaar gezag met het beheer van dezelve belast is, en zoodanig persoon daar niet zijnde, alsdan in handen van bet bestuur der plaats.
Bij overtreding, verliezen de bergers hun berg- of hulploon en zyn tot schadeloosstelling gehouden, onverminderd de regts-vordering tot straf, zoo daartoe gronden zyn. (K. 485, 332 v., 336.)
551. Schepen strandende 'en brekende, of goederen gevischt wordende aan of op vaste stranden, zullen by afwezigheid van den schipper, bevelhebber, eigenaar der lading of geconsigneerde, of indien deze gcene andere beschikking hebben gemaakt, bij uitsluiting van alle anderen, moeten gered en geborgen worden, door of ten overstaan van den daartoe gestelden ambtenaar, of, bij ontstentenis van dien, van hel plaatselijk bestuur, onder welks ressort de stranding en vissching is geschied
Indien echter, in het geval van dit artikel, het zij door de vermenging der goederen of op eenige andere wyze niet stellig biykt, aan wien de geborgene of opgevlschte goederen toebe-hooren, of deswege verschil bestaat, zal de beredding en berging by uitsluiting door voorschreven ambtenaar of plaatselijk bestuur moeten geschieden. (K. 332 v.)
84 li. BOEK. Van de regt. en verpl. uit scheepv. voortspruit.
552. In de gevallen waarin de genoemde ambtenaar, of het bestuur ter plaatse waar eerstgemelde niet aanwezig is, de be-voegdbeid hebben om gestrande, geredde o[ opgevisehtc voorwerpen te beboeren, zjjn zij verpiigt daarvan eenen behoorlijken inventaris op te maken, en staan zij ten aanzien der uitlevering der voorwerpen in dezelfde verpligling als de bergers, die do schepen ot goederen in zee of op de buitengronden hebben geborgen. Zij genieten, voor hun beheer zoodanig loon als by de reglementen is vastgesteld. (K. Besl. v. d. 9 Nov. 1838, n0. 83. Byv. Sb. n0. 232.)
Wederkeerig staan de schippers of eigenaars der schepen of goederen jegens de gemelde ambtenaren of het bestuur, ten aanzien van de bergloonen, in dezelfde verpligting als Jegens andere bergers. (K. öiiO v., 334 v. Sb. 1839, n». 1.)
553- De voormelde ambtenaren zijn verpiigt, van alle de gevallen bier-hoven gemeld, in bun ressort hebbende plaatsgehad, en van het door hen daaromtrent verrigte, uiterlijk binnen twee maal vier en twintig uren, aan den gouverneur der provincie verslag te doen. (K. 334 v.)
554- Zij moeten zoodanige goederen, welke niet gereclameerd worden, en welke of door beschadiging, of uit derzelver aard, aan een spoedig bederf onderhevig zijn, of welker bewaring ontwijfelbaar strgdig is met bet belang van den eigenaar, na bekomen kostelooze autorisatie van de gedeputeerde staten der provincie, onverwijld in het openbaar en naar de plaatselijke gebruiken doen verkoopen.
555- Zü zullen binnen acht dagen, in een der nieuwspapieren van de provincie, met opgave van alle merken en kenteeke-nen, van de gedane berging kennis geven, tevens ter reclame oproepende elk en een iegelijk, die tot het geborgene vermeent geregtigd te zijn.
De oproepingen zullen vier malen herhaald worden, en wel van maand tot maand.
In de gevallen nogtans, waarin de weinige belangrijkheid der goederen dit raadzaam maakt, zullen de oproepingen, met toestemming van den gouverneur der provincie, voorloopig mogen worden uitgesteld, ten einde dezelve naderhand met die van andere goederen in ééne oproeping zamen te voegen. (K. 337.)
556. Indien iemand, door cosnogcementen of andere deugdelijke bescheiden, zijn regt op het geborgene bewijst, zullen zy hetzelve, na bekomene kostelooze autorisatie van de gedeputeerde staten, tegen betaling van het bergloon en de kosten, aan denzelven afgeven.
In geval van twijfel over het regt van den reclamant, of van tegenspraak van derden, of van verschil over de bergloonen en onkosten, moeten partyen naar den gewonen weg van regten worden verwezen; kunnende, in het laatste geval, de regter de uitlevering der goederen tegen voldoende zekerheid bevelen.
quot;Wanneer de berging en de beredding door het plaatseiyk bestuur gedaan is, is hetzelve gehouden alles na te komen het-gene ten aanzien der bovengemelde ambtenaren by dit en
vu. titel. Van schipbreuk, stranding en zeevonden. 85
de voorgaande artikelen is bepaald. (15. 18«1. K. 507, 512, 520.)
557. Indien zich, na de vier oproepingen, niemand opdoet om het gehorgene of opgevischte te reclameren, zal hetzelve, na hekomene kostelooze autorisatie van de gedeputeerde staten, publiek verkocht worden, en de opbrengst van dien, na aftrek der bergloonen en onkosten, aan voornoemde gedeputeerde staten worden verantwoord, en provisioneel bü |de amortisatiekas worden geconsigneerd.
De goedkeuring dezer verantwoording door de gedeputeerde staten benadeelt het regt van de belanghebbenden niet, dat zij tegen die verantwoording mogteh willen doen gelden. (K. 555, 558.)
558- Wanneer, binnen den tijd van tien jaren, iemand kan doen blijken eigenaar van het geborgene te zyn geweest, zal de opbrengst aan hem worden afgegeven.
Binnen dien tijd niemand opgekomen zynde, zal die opbrengst als vacerend goed beschouwd worden.
Vijandelijke verbeurd verklaarde goederen kunnen nimmer worden terug gevorderd. (B. CiS, 1173.)
559. Nimmer zal eenlg strandregt van gestrande of geredde schepen of goederen, het zg Nederlandsche, het zü vreemde, geheven worden.
Deze bepaling verhindert niet het regt tot verbeurdverklaring van gestrande vijandelijke schepen of goederen.
560- Voor de hulp, aan de uit den nood geredde schepen of goederen toegebragt, wordt betaald hulploon of bergloon. (K. 564 Co. 327.)
561. Hulploon wordt toegestaan, wanneer doordchügebragte bulp en bijstand de schepen en ladingen, het zij te zamen, of na gedane lossing en llgtlng, wederom in eene veilige plaats in zee, of in eene behouden haven worden gebragt.
Hulploon wordt begroot naar den spoed waarmede men by ontdekking van het eerste gevaar, is te hulpe geschoten; naar den tijd waarin de dienst is geschied; naar het getal der personen, die daartoe noodzakelijk zijn werkzaam geweest; naar den aard van den dienst, die daartoe is verrigt, en eindelijk naar het gevaar, dat daarmede gepaard was. (K. 503.)
562- De gevallen, waarin bergloon wordt toegestaan, zijn;
Wanneer schepen of goederen, het zij uit zee of op de stranden onbeheerd en als zeevonden worden gevischt, gevonden of geborgen;
Wanneer goederen geborgen worden uit schepen, die in de branding of op strand zitten, en in zoodanig gevaar zUn,dat dezelve niet meer tot eene veilige bergplaats der goederen of tot lüfsberging van het scheepsvolk kunnen dienen;
Wanneer goederen uit werkelijk verbrgzelde schepen worden geborgen;
Eindelijk, wanneer schepen, welke uit hoofde van het gevaar, waarin dezelve zgn, of door het gemis van lijfsberging op dezelve, door hel scheepsvolk verlaten worden, of dat de schepen, nadat hel volk lot behoud van hel leven er van gehaald en ge-
86 li. BOEK. Van de regt. en verpl. uit scheepv. voortspruit.
borgen is, door bergers bezet worden, en vervolgens scbip en lading, in het geheel of stukswijze, in behouden haven worden gebragt. (K. 357.)
563. HU de begrooting van bergloon wordt in aanmerking genomen, niet alleen al hetgene in het tweede lid van artikel 5G1 hierboven is bepaald, maar ook het gevaar, waaruit het geborgene is gered, mitsgaders de waarde van hetzelve, door deskundigen te begrooten.
564- De hegrooting der hulploonen of bergloonen en de benoeming van deskundigen geschieden, in geval van verschil, door den bevoegden regter. (K. S(iO, 3U7 v.)
565- Wanneer een schip door den schipper en het scheepsvolk wordt verlaten en door bergers wordt aanvaard, zal het evenwel den schipper ot bevelbebber ten allen tyde vrijstaan naar zyn schip terug te keeren en het besluur over hetzelve te hernemen; in welk geval, de bergers dadelijk, op verbeurte van hun bergloon, en gehoudenis tot schadevergoeding, het besluur aan den schipper zullen moeten overgeven, onverminderd hun reeds verkregen regt tot bet bergloon. (K. 3(i2.)
566- Bijaldien geborgene schepen ot goederen, die op de bergplaats .tegen gestelde zekerheid zijn overgegeven, tusschen de bergplaats en die der bestemming vergaan, zonder dat derzelver waarde ter bepaling van hel bergloon zü begroot geworden, zal de berekening door deskundigen gedaan worden naar hetgeen de geborgene schepen of goederen, volgens eene billijke begrooting, vermoedelijk op de plaats, alwaar de overgaaf gedaan is, zjjn waardig geweest.
567- De geschillen over hulploon en bergloon worden beregt als volgt:
Indien het schip naar dit Koningrijk is bestemd, door den regter der plaats van de bestemming;
Indien het schip uit dit koningrijk naar buiten 's lands is bestemd, door den regter der plaats, alwaar het schip de eerste goederen heeft Ingenomen, of van waar het schip in ballast is vertrokken; of door den regter der woonplaats van den schuldenaar, ter keuze van den aanlegger;
Indien het schip, zonder naar dit land bestemd te zijn, naar herwaarts is gekomen, door den regter der plaats waar het schip hier te lande is gestrand of binnengebragt, of indien het schip verloren is, waar de goederen zyn gered;
Indien de bestemming van zoodanig schip door den schipper is veranderd naar eenige haven of plaats binnen dit land, is de bepaling hierboven, omtrent schepen naar herwaarts bestemd, toepasselijk. (K. ötiO. R. 314, 433.)
568- Alle bedingen of accoorden wegens hulp-ofbergloonen, het zü op zee, bet zü bij stranding, met schippers, bevelhebbers of eigenaars, ten opzigte van in nood zijnde schepen of goederen gemaakt, kunnen door den regter gewijzigd ofvernietigdworden.
Nogtans zal het aan een ieder vrijstaan, nadat het gevaar voorbij is, over het bergloon of hulploon in der minne te handelen en overeen te komen. Zoodanige overeenkomsten zün ech-
vin. titel. Van bodemerij.
ter niet verliindende voor eigenaars, geconsigneerden or assuradeurs, zoo zü tot dezelve geene toestemming gegeven bebben. (K.
ACHSTE TITEL.
Van bodemery.
Bydr. XI, blz. 102, 103, — SCHUURMAN, de nalura pignons,
quod creditor habet ex contractu Bndetneriae (Traj. 1838).
569. Bodenerü is eene overeenkomst lusschen eenen geldschieter en eenen geldopnemer, waarbij eene som gelds wordt opgeschoten, met beding van premie en onder verband van schip of goed, of van beide, met dat gevolg, dat indien het verbondene, geheel of gedeeltelijk, door toevallen op zee, vergaat of vermindert, de geldschieter zijn regt op de opgeschotene penningen en op de premie verliest, voor zoo verre dit een en ander niet op hetgeen overblijft kan worden verhaald, maar indien het verbondene behouden ter plaatse zijner bestemming aankomt, de hoofdsom, benevens de premie moet betaald worden. (B. 1207. K. 313, 589 V.)
570- De overeenkomst van bodemerij moet schrifteiyk worden opgemaakt.
Dezelve bevat: (K. 372.)
Den naam van den geldschieter en van den geldopnemer;
De ter leen verstrekte hoofdsom, en de premie, die men overeenkomt om voor bet gevaar van de zee te betalen ;
De voorwerpen, die voor de geldleening bijzonderlijkverbon-den zyn ; (K. 374, 377 v.)
De namen van het schip en den schipper; (K. 382.)
Of de geldleening plaats heeft voor ééne of meerdere reizen; voor welke reis en voor welken tijd; (K. 381, 38« v.)
Don tijd der teruggave van het opgenomen geld; (K. 7i3.)
De plaats en den dag, op welken de bodemerü is aangegaan. (Co. 311.)
571- Alle bodemeryen binnen dit Koningrijk aangegaan,moeten binnen acht dagen, na derzeiver onderteekening, worden ingeschreven ter griille van de arrondissements-regtbank der plaats van de uitrusting des sehips.
Indien de bodemerij binnen dit Koningrijk is aangegaan op een vreemd schip, hetwelk niet alhier is uitgerust, geschiedt de in-schryving ter gr I die der arrondissements-regtbank der plaats, alwaar de akte is verleden, (K. 372. Co. 312.)
572. Zonder dat aan de vereisebten by de twee voorgaande artikelen voldaan zy, wordt het contract voor geen bodemery gehouden, en is de geldschieter alleen tot de hoofdsom met de ■wettelijke interessen, onder persoonlyk verband van den geldopnemer, geregtigd. (Co 192.)
573. Alle bodemerybrieven kunnen, indien zy aan orderhou-den, aan derden worden overgedragen, door middel van endossement, in denzelfden vorm als wisselbrieven.
In dit geval treedt de geëndosseerde in de plaats van den en-dossant, zoo in de baten als schaden, zonder dat de endossant
87
88 ii. boek. Fan de regt. en verpl. uit scheepv. voortspruit.
tot eenigen verderen of anderen waarborg gehouden is, dan dien van bet bestaan der bodemerij. (B. lt;gt;70. R, 133 v. Co. 313.)
574. He geldieeningen op bodemery kunnen gedaan worden onder verband:
Van het casco en de kiel van het schip;
Van de takelaadje en liet verdere scheepstuig;
Van bet oorlogstuig en de victualie;
Van de lading; (K. 383 v.)
Van alle deze voorwerpen gezamenlijk of ieder afzonderlijk;
Van een bepaald gedeelte van elk derzelve;
Van de vrachtpenningen en de verwacht wordende winst, doch met inachtneming der bepalingen van artikel üquot;8. (K. 313 Do. Co. 31S.)
575- indien eene bodemerij is gesloten onder verband van het schip, zonder verdere aanduiding, is de takelaadje en verder scheepstuig, mitsgaders het oorlogstuig, daaronder begrepen. (K. 393. Co. 320.)
576. Alle geldopneming op bodemerij, aangegaan voor eene som, te boven gaande de waarde der voorwerpen waarop zij gevestigd is, kan nietig verklaard worden ten verzoeke van den geldschieter, indien bewezen wordt, dat er aan de zijde van den geldopnemer bedrog plaats heeft.
Indien er geen bedrog heeft plaats gehad, is de overeenkomst bestaanbaar tol het beloop van de waarde der voorwerpen, voor de opgeschoten som verbonden; het meerdere van de opgeno-mcne som wordt, met de wettelijke interessen, teruggegeven. (Co. 310, 317.)
577. Geen geld mag op bodemerij geschoten worden aan matrozen of zeelieden op hunne soldijen of reisgelden. (K. 393 v. Co. 319.)
578. Geen geld mag op bodemerij worden geschoten, op de te verdienen vracht alleen, op de verwacht wordende winst alleen, of uitsluitend op beide de voormelde voorwerpen gezamenlijk.
In deze gevallen en in die van het vorige artikel, heeft de geldschieter alleenlijk regt op de teruggave .der .hoofdsom, zonder interessen. (K. 371, 393. Co. 318.)
579. Geldleening op bodemerij door den schipper binnen dit land gesloten, zonder schriftelijke béwilllging der aldaar gevestigde eigenaars, of buiten 's lands, zonder dat aan de formaliteiten by artikel 372 voorgeschreven, is voldaan, geeft geene aanspraak op voorregt, dan voor het aandeel hetwelk de schipper in het verbonden voorwerp zoude mogen hebben. (K. 371. Co. 321.)
580- De aandeelen der scheepseigenaars, die, na de vereischte geregtelüke aanmaning, hunne verschuldigde bijdragen nietheb-ben opgebragt, om het schip uit te rusten, zijn ook verbonden voor de geldieeningen tot vertimmering en tot aankoop van levensmiddelen, zelfs op de woonplaats der nalatigen, zonder hunne bewilliging, gedaan. (K. 321 v., 352. Co, 322.)
vin. titel. Fan bodemcrij.
581- De gelden, ten behoeve van de laatste reis van liet schip opgenomen, worden betaald, hij voorrang, hoven de schuld voor nog onbetaalde kooppenningen en hoven de gelden voor eene vorige reis geleend.
De gelden, gedurende de reis en ten behoeve derzelve, uit noodzakelijkheid, door den schipper opgenomen, zijn hevoorregt boven die -welke vóór hel vertrek van het schip opgenomen waren; en indien verscheidene geldopnemingen gedurende dezelfde reis door hem gedaan zün, Is de laatste leening altijd hoven de voorgaande bevoorregt.
Bodemerijschulden, op eene en dezelfde reis, indezelfde noodhaven, gedurende helzelfde oponthoud, aangegaan, hebben onderling gelijk regt. (K. 315, 373. Co. 323.)
582. De geldschieter bij wege van hodemerij op koopmanschappen, geladen in het schip hij contract uitgedrukt, draagt het verlies der koopmanschappen niel, al zijn zij zelfs door gevaren van de zee verongelukt, zoo de goederen in een ander schip zijn overgeladen, len ware bewezen worde dat die overlading door overmagt veroorzaakt was. (Co. 325.)
583- In geval van hodemerij op goederen vóór het aangaan der reis, moet zulks zoo op de cognoscementen als op de manifesten worden aangeteekend, met hijvoeging, aan wien deschip-per, ter bestemde losplaatsen, kennis van de behoudene aankomst geven moet.
Bij gebreke van dien. is de geconsigneerde, die, zich op het bekomen cognoscement verlatende, acceptatie van wissels gedaan of penningen voorgeschoten heeft, boven ^den houder van zoodanigen hodemerijbrief hevoorregt.
Ook kan de schipper, onbewust aan wien bij kennis van zijne aankomst geven moet, de goederen bij gebreke van de hierboven gevorderde aanteekening doen lossen,zonder zich daardooreenig-zins aan den bonder van den bodemerghrief, in dat geval, aansprakelijk te stellen. (K. 8fl, 337, ö07.)
584- Die met bodemcrij bezwaarde goederen te kwader trouwe heeft gelost, ten nadeele van den houder van den hodemerijbrief, wordt daardoor voor de voldoeningvandebodemcrijschuld persoonlijk aansprakelijk.
585. Wanneer het contract van hodemerij geene hyzondere bepalingen Inhoudt, begint het gevaar van de zee voor den geldschieter;
Ten opzigte van het verbondene schip en deszelfs tuigagie, oorlogstuig en victualie, van het oogenhlik dat hetzelve is onder zeil gegaan, en het eindigt op het tgdstip, waarop het schip ter plaatse zijner bestemming het anker heeft laten vallen of vastgemaakt is.
Ten opzigte van de goederen, zoodra dezelve in bet schip of in de vaartuigen, die de goederen aan boord moeten brengen, geladen zijn, en indien de hodemerü op reeds geladene koopmanschappen gedurende de reis Is aangegaan, van den dag waarop het contract is gesloten.
In de beide laatste gevallen, eindigt het gevaar zoodra de
8!)
90 li. BOEK. f-'an de regt. en verpl. uit scheepv. voortspruit.
goederen ter beslenide plaatse zyn gelost or haiMen behooren gelost te worden. (Co. 328.)
586- Indien na het sluiten van een bodemcry-contract, de reis van het verbonden schip en goederen niet voortgaat, kan de geldschieter zyn opgeschoten geld benevens de wettelijke interessen by voorregt terug eischen zonder de premie, ten ware het gevaar, naar aanleiding van hel vorige artikel, reeds voor deszelfs rekening was begonnen, in welk geval hy regt op de premie heeft. (K. 570. Co. 353, 3öl.)
587. De geldopnemer is persoonlijk voor de hoofdsom en de premie verantwoordelgk, wanneer de reis door zyn toedoen of met zyne toestemming is veranderd, of wanneer het verpande schip of goed door inwendig bederf, of door toedoen, schelmerij, moedwil of nalatigheid van den geldopnemer, vermindert, verergert of vergaat. (K. 510. Co. 32tgt;.)
588- Wanneer de verbondene voorwerpen geheel verloren, of genomen en voor goeden prys verklaard zyn, en het verlies of de neming door een onvoorzien toeval of overmagt heeft plaats gehad, gedurende den tyd en op de reis waarvoor het geld geschoten is, kan de opgeschoten som niet worden terug gevorderd.
Indien een gedeelte van de verbondene voorwerpen behouden wordt, heeft de geldschieter daarop regt van verbaal, doch niet verder dan hetzelve strekken kan. (B. 1418. Co. 323, 32quot;.)
589- Bodemery uit noodzakeiykheid gesloten, draagt, indien het tegendeel niet uitdrukkeiyk is bedongen, geene andere ava-ry, dan de schade die uit het verlies of uit de vermindering naar aanleiding van art. öti'J voortvloeit. (K. 372 Co. 330.|
590- De geldopnemer moet, in geval het verhonden schip of goed eenige ramp ondergaat, of genomen wordt, zoodra by zulks verneemt, daarvan aan den geldschieter doen kennis dragen.
Onverminderd de verpligting van den schipper bij den derden titel van dit boek omschreven, moet de geldopnemer, indien hy zich bij hel verpande bevindt, alle naarstigheid aanwenden om hetzelve ten koste van het voorwerp, te redden; - hy nalatigheid in beide gevallen, is hy tol schadevergoeding gehouden (K. 343 v.)
591. Die bg stranding of schipbreuk van een verpand schip, schulden betaalt, welke vóór eenen houder van eenen bodeme-rybrief zouden gaan, treedt van regtswege in het voorregt van den oorspronkeiyken schuldeischer. (B. 1438.)
NEGENDE TITEL.
Van verzekering tegen de gevaren der zee en die der slavernij.
donker cumius, p. 83—104. — Bydr., XI. blz. 103—106. —
siewerts van reesema, de assecurationc sulvue navigatio-
nis (L. B. 1840), — v. STOLK, Observ. ad art. 069 Cod. Merc
(L. B. 1843).
IX. titel, f an verzekering tea en de gevaren der zee enz. 91
EEIISTE AFDEELISG.
F an den vorm en den inhoud der verzekering.
592. Behalve de vereischten bij artikel 25« vermeld, moet de polis uitdrukken:
1°. Den naam van den schipper, dien van het schip, met ver-ineldin^ van deszeifs soort, en, hij verzekering van het schip, de opgave of hetzelve van vuren hout Is, of de verklaring dat de verzekerde van die omstandigheid onkundig Is;
2°. De plaats, waar de goederen zün Ingeladen of moeten ingeladen worden;
3°. De haven, van w aar hot schip heeft moeten vertrekken, of moet vertrekken;
4°, De havens of de reeden, waar het moet laden of ontladen;
5°. Die waar het moet Inloopen ;
ü°. De plaats van waar het gevaar voor rekening van den verzekeraar begint te loopen ;
7°. De waarde van het verzekerde schip.
Alles behoudens de uitzonderingen In dezen titel voorkomende. (B. 833. K. 247, 248, 234, 235, 238, 2«3, 272, 333, 393, 602, UOti v., 613, 62i, 037, 033, 661. Co. 332.)
593. Oc zee-assurantie heeft bijzonderlgk tot onderwerp;
Het casco en de kiel van het schip, ledig of geladen, gewapend of niet; alleen of te zamen met anderen varende;
Het tuig en de takelaadje;
Hel oorlogstuig;
Mondbehoeften en In het algemeen alles wat het schip, tot het in zee brengen loc, gekost heeft;
De op bodemery gescholene penningen en de premie;
De ingeladene goederen;
Verwacht wordende winst;
De le verdienen vrachlpenningen;
Hel gevaar der slavernij;
Bi) eene verzekering op het schip, zonder verdere aanduiding, wordt daaronder verstaan hel casco en de kiel, hel tuig, de takelaadje en het oorlogstuig. (K. 203, 321, 432 v., 309, 399, 602, 608, 013, 640, 702. Co. 334, 3i7.)
594. Verzekering kan gedaan worden op het geheel of op een gedeelte der voorwerpen, gezamenlijk of afzonderlijk;
In tgd van vrede of iu tyd van oorlog, vóór of gedurende de reis van het schip;
Voor de heen- en terugreis; voor een van beiden; voor de ge-heele reis of voor eenen bepaalden tyd;
Voor alle zeegevaren;
Op goede en kwade tijdingen. (K. 271, 398, 619 2°, 626, 637, 650, 674. Co. 333.)
595. Indien de verzekerde onkundig Is, in welk schip van builen 's lands verwacht wordende goederen zullen worden ge Iaden, zal de vermelding van den schipper of van het schip niet
9-2 li. boek. Van de redt. en verpl. uit scheepv. voortspruit.
worden vereischt, mils hij de polis verklaring worde gedaan van des verzekerden onkunde daaromtrenl, alsmede opgave van de dagteekening en den onderleekenaar van den laatsten advijs-of orderbrief.
Het belang van den verzekerde, kan op deze wijze slechts voor een bepaalden tijd verzekerd worden. (K'. *234, 592, (iöö. Co. 337.)
596- Indien de verzekerde onkundig is waarin de goederen, welke aan hem worden toegezonden of geconsigneerd zyn, bestaan, mag hij verzekering op dezelve laten doen onder de al-gemeene benaming van noederen.
Onder zoodanige verzekering zijn niet begrepen gemunt goud en zilver, gouden en zilveren staven, juweelen, paarlen of klel-nooden en krijgsbehoeften. (K. «12, 027 v., C4i, 727. Co. 337.)
597- Indien de verzekerirg is gedaan op schepen of goederen, welke, ten tijde van het sluiten der overeenkomst, reeds behouden ter plaatse hunner bestemming waren aangekomen, of op eenig belang, waarvan de schade, tegen welke verzekerd is, reeds op voorschreven tijdstip bestond, zijn op die gevallen toepasselijk de bepalingen van artikel 2(i9 en 270, Indien na-melük bewezen wordt of er vermoeden bestaat dat de verzekeraar van de behoudene aankomst, of de verzekerde of diens lasthebber van bet aanwezen der schade, bij het sluiten der overeenkomst, heeft kennis gedragen. (K. 231. Co. 303.)
598- Het vermoeden bij artikel 270 vermeld, heeft ten aanzien van den verzekerde geene plaats. Indien de verzekering is gedaan op goede of kwade lijding, mits in dat geval in de polis worde vermeld het laatste berigt, hetwelk de verzekerde ten aanzien van het verzekerde voorwerp heeft bekomen, en de verzekering voor rekening van eenen derde zijnde gesloten, In geval van schade, deugdelijk blijke van de dagteekening van den last, dien de lasthebber, tot het doen der verzekering, bekomen heeft.
Met dat beding kan de verzekering alleen dan worden vernietigd, indien er bewezen wordt, dat de verzekerde of diens lasthebber, ten tijde van het sluiten der overeenkomst, van de gele-dene schade heeft kennis gedragen. (K. 23G 8U, 26i v. Co. 3fl7.)
599- Verzekeringen zijn nietig, wanneer zij gedaan zyn;
1°. Op de soldijen of gagien van het scheepsvolk;
2°. Op de premiën of het kaplaken des schippers;
3°. Op schepen of goederen, waarop de volle waarde vroeger op bodemerij is geschoten;
4o. Op voorwerpen, waarin, volgens de wetten en verordeningen, geen handel mag worden gedreven, en
3quot; Op de schepen, bet zy Nederlandsch, hel zij vreemde, welke lot vervoer der voorwerpen, in n°. 4 vermeld, zijn gebruikt. (K. 593, «08. Co. 317.)
600. Op schepen of goederen, waarop niet de volle waarde op bodemerij is geschoten, mag alleen de meerderewaarde,mlts-gaders hetgeen als bijdrage indeavarij, bij behoudeneaankomst, zoude moeten betaald worden,verzekerd wojjden. {K.G96v.,727,)
ix. titel. Van verzeKering tegen de gevaren der zee enz. 93
601. Wanneer op gedeellelijk met boilemerij bezwaarde voorwerpen ook verzekering voor heloverige is genomen, wordt, in geval van abandonnement aan den verzekeraar, het bedrag van hel geborgenc tusschen den hodemerijgever en den verzekeraar, in verhouding van hun wederzgdsch belang, gedeeld.
Indien echter in dit geval de bodemerij uit noodzakelijkheid is gesloten, gaat de bodemerij vóór de verzekering. {K.. 389, Gti3 v. Co. 331.)
602 Verzekering op het casco en de kiel van het schip kan gedaan worden voor de volle waarde van het schip, nevens al deszelfs toebehooren, en alle onkosten, tot in zee toe. (K. 593, 019. Co. 33i, 333.)
603- Verzekering mag gedaan worden op schepen en goederen, welke reeds vertrokken of vervoerd waren van de plaats, van waar bet gevaar voor rekening van den verzekeraar zoude beginnen te loopen; mits in de polis worde uitgedrukt, het zij het juiste tijdstip van het vertrek des schips of der vervoering der goederen, het zij de onwetendheid van den verzekerde te dien opzigte.
In allen gevalle moet, op straffe van nietigheid, in de polis worden uitgedrukt de laatste tijding, die de verzekerde van het schip, of van de goederen bekomen beeft, en indien de verzekering voor rekening van eenen derde geschiedt, do dagteekening van den order- of advijs-brief, of de uitdrukkelijke vermelding, dat de verzekering, zonder lastgeving van den belanghebbende, plaats heeft. (K. 23i, -23«, -281, 392, «Oi V.)
604- Indien de verzekerde, bij de polis,de bij het voorgaande artikel bepaalde verklaring van onwetendheid doet, en het naderhand blijkt dat de verzekering gedaan is, na dat de schepen vertrokken waren van de plaats, van waar het gevaar voor rekening van den verzekeraar zoude beginnen te loopen, moet, in geval van schade, de verzekerde, op de vordering van den verzekeraar, zyne verklaring van onwetendheid met eede bevestigen. (K. 269.)
605. Indien in de polis, noch van het vertrek van het schip, noch van de onwetendheid deswege melding is gemaakt, wordt zulks gehouden voor eene erkenning dat hetzelve, bij betafgaan van den laatsten post, die vóór het sluiten der polis is aangekomen, of alwaar geene geregelde posten zijn, bij de laatste bekwame gelegenheid om lijding over te brengen, nog was liggende ter plaatse, van waar hetzelve moest vertrekken.
606- Indien verzekering is gedaan op schepen, welke nog niet op de plaats zijn van waar bet gevaar moet beginnen, of die lol het aannemen der reis of tol het innemen derladingnog niet gereed zijn, — of op goederen, die niet terstond kunnen geladen worden, is de verzekering nielig, ten ware die omstandigheid in de polis vermeld zij, of daarbij zij opgegeven dal de verzekerde daarvan geene kennis draagt, met vermelding van den advüs- of order-brief, of de verklaring dal die niet bestaal; mitsgaders in allen gevalle van de laatste tijding, dat by van het schip of van het goed bekomen heefl.
94 11. BOEK. Van de regt. en verpl. uit scheepv. voortspruit.
De verzekerde en diens lasthebber, zijn, in geval van schade, verpligt om, op de vordering van den verzekeraar, hunne onwetendheid met eede te bevestigen. (K. 269, 592, 003.)
607- In eene verzekering op bodemerij, moet de hoeveeUieid der geleende geldsommen en van de bodemery-premie, ieder afzonderlijk, In de polis vermeld worden; zulks 'niet geschied zünde, wordt het daarvoor gehouden, dat de bodemerij-premie niet verzekerd is. (K. 808, 631, 639.)
608- Verzekering op bodemery is niet bestaanbaar, wanneer de polis niet inhoudt:
Den naam van den geldopnemer, al waredeze ook de schipper;
Den naam van het schip, waarmede de reis zal gedaan worden, en dien van den schipper;
De plaats der bestemming;
De vermelding of het geld in eene ladingsplaats, óf in eene noodhaven, voor noodige reparatlën of andere noodzakelijke onkosten, verstrekt is.
609- Wanneer de schipper, op reis zijnde, genoodzaakt geweest is geld op bodemerü te nemen, kan de geldschieter zoodanige bodemerij laten verzekeren, al ware er vooraf eene verzekering van het verbodemde voorwerp gedaan. (K 232, 299. Co. 334.)
610. Wanneer een reeds verzekerd schip of reeds verzekerde koopmanschappen, zonder noodzakelijkheid en alleen in het belang van den geldopnemer, door bodemerü verbonden worden, treedt de geldschieter in de regten die de geldopnemer jegens den verzekeraar zoude hebben gehad, ten beloope van de geleende som. (K. 232. Co. 347.)
611. Indien echter de geldschieter geene kennis heeft gedragen van de geslotene verzekering en hij zulks met eede bevestigt, zijn de verzekeraars op de bodemerü quot;iet ontslagen, doch Is de verzekerde in geval van schade, verpligt aan hen af te slaan die regten, die hy op de verzekeraars van het schip, of van de goederen, uit krachte der wettelijke in de plaats stelling, zoude hebben.
In geval de geldschieter de verzekeraars op schip of lading onmiddellijk aanspreekt, zyn die op de geschoten penningen ontslagen, tegen teruggave der premie. (B. 1438 3°.)
612. Goederen mogen verzekerd worden voor de volle waarde welke dezelve hebben ten tijde en ter plaatse der verzending, met alle onkosten tot aan boord, de premie van verzekering daaronder begrepen, zonder dat eene afzonderlijke begrooting van ieder voorwerp kan gevorderd worden. (K. 613 v., 627 v. Co. 339.)
613- De werkelijke waarde der verzekerde goederen mag verhoogd worden met de vracht, inkomende regten en andere onkosten, welke bij de behoudene aankomst noodzakelijk moeten worden betaald, mits daarvan [melding in de polis worde gemaakt. (K. 236 8». Co. 347.)
614 De verhooging by het voorgaande artikel omschreven, Is niet verbindende, indien het verzekerde ter bestemde plaats
ix. titel. Van verzekering tegen de gevaren der zee enz. 95
niot aankomt, voor zoo verre daardoor de betaling van de vracüt, Inkomende regten en andere onkosten, geheel of ten deele vervalt.
Maar indien de vracht, volgens overeenkomst met den schipper vóór zijn vertrek gemaakt, heeft moeten vooruit betaald worden, blijft de verzekering te dien aanzien stand grUpen; in geval van ramp of schade, moet do daadzaak der vooruitbetaling bewezen worden.
615- Verzekering op verwacht wordende winst moet afzonderlijk bg de polis begroot worden, met bijzondere opgave, op welke goederen dezelve wordt gedaan; bü gebreke hiervan, is de verzekering nietig.
Indien de waarde van het verzekerde in het algemeen is uitgedrukt, met stellige bepaling dat al hetgeen de waarde der goederen te boven gaat, voor verwacht wordende winst zal worden gehouden, is de verzekering geldig voor de waarde der verzekerde voorwerpen; doch zal het overschietende worden herleid tot de bewijsbare hoegrootheid der verwacht wordende winst, berekend naar den maatstaf bü artikel 021 en «22 vermeld. (K. 592. Co. 347.)
616. Vrachtpenningen kunnen voor hun vol beloop worden verzekerd (K. 393, 614, «23, «30, «in, «42.)
617 Het schip vergaande of strandende, wordt de verzekering ingekort, voor zoo veel het beloop betreft van hetgeen de schipper of de eigenaar van het schip, door dat ongeval, voor gagie of soldü aan het scheepsvolk en andere onkosten, welke btl bohoudene aankomst moeten betaald worden, niet of minder schuldig is. (Co. 334.)
618- Verzekering tegen slavernij wordt gedaan tot eene bepaalde som, voor welke de persoon, die in slavernij gehragt, en wiens vryiieid verzekerd is, mag vrygekocht worden.
Het onderscheid tusschen den rantsoen-prgs en de verzekerde som komt ten voordeele van den verzekeraar; en in geval eene grootere som, dan die, bg de overeenkomst bepaald, tot hetvrij-koopen vereischt wordt, volstaat hij met de voldoening der in de polis uitgedrukte som. (K. 593. Co. 332.)
tweede afdeel1ng.
Van de begrooting der verzekerde voorwerpen.
619. De volle waarde op de kiel of het casco van een schip verzekerd zgnde, kan, hoezeer bevorens getaxeerd, door gereg-telgke uitspraak, des noods na berigt van deskundigen, nader bepaald of verminderd worden :
1°. Indien het schip bü de polis is getaxeerd naar den inkoopprijs, of naar hetgeen hetzelve van bouwen gekost heeft, en hetzelve, het zg door ouderdom, het zg doorhet afleggen van vele reizen, reeds mindere waarde had;
2°. Indien het schip, voot onderscheidene reizen zijnde verzekerd, na eene of meer reizen te hebben afgelegd en uit dien hoofde vracht te hebben verdiend vervolgens
90 li. boek. Fan de rerjl. en verpl; uit scheepv. voortspruit.
op eene (Ier verzekerde reizen vergaat. (K. -273 v., ö9i.
Co. 33G.)
620 Indien de verzekering gedaan .is voor de terugreis uit een land, waar handel alleen by wijze van ruiling plaats lieert, wordt de liegrooling van de waarde der verzekerde goederen berekend, op den voet van hetgeen de in ruiling gegevene goederen gekost hebben, met bijvoeging van de transportkosten. (Co. 350.)
621. Verwacht wordende winst wordt bewezen door erkende prgscouranten, of, bij gebreke daarvan, door eene begrooting van deskundigen, waaruit blijkt van de winst welke de verzekerde goederen, bij behoudene aankomst, na het afleggen eener gewone reis, redelijkerwijze, op de plaats der bestemming, zouden hebben opgeleverd. (K. 273, quot;)IJ3, «13.)
622- Indien uit de prijscouranten of uit de begrooting van deskundigen blijkt, dat, bij behoudene aankomst, de winst minder zoude hebben bedragen, dan de som, die de verzekerde bij de polis had opgegeven, volstaat de verzekeraar met ilebclaling van dat mindere. Hij is niets verschuldigd, indien de verzekerde voorwerpen geene winst hoegenaamd zouden hebben opgebrugt. (K. BO, 613.)
623. Het bedrag der vrachtpenningen wordt bewezen door de cherteparlij of de cognoscementen.
Bij gebreke van chertepartij en cognoscementen, of indien het goederen geldt aan de scheepseigenaars zelve toebehoorende, wordt het bedrag der vracht door deskundigen begroot. (K. 4öl, 507, 312, 393. Co. 286.)
DERDE AFOEELING.
yan het begin en het einde van het gevaar.
624. Bij verzekering op het schip, begint liet gevaar voor den verzekeraar te loopen, van het oogenblik dat de schipper een begin heeft gemaakt met het laden van koopmanschappen; of, zoo hü alleen in ballast moet vertrekken, zoodra bij een begin heeft gemaakt met den ballast te laden.'(K. 392, 027,631, 690 V. Co. 328, 332, 3il.)
625- In de, bij het voorgaande artikel, gemelde, verzekering eindigt het gevaar voor den verzekeraar één en twintig dagen nadat het verzekerde schip ter bestemde plaatse is aangekomen, of zoo veel eerder als de laatste koopmanschappen of goederen gelost zijn. (K. 592, 023. Co. 328, 391.)
626. Bij verzekering van een schip voor eene uit- en te huis reis, of voor meer dan céne reis, loopt do verzekeraar, zonder tusschenpoozing, het gevaar, tot en met den één en twintigsten dag nadat de laatste reis is volbragt, of lot zoo vele dagen minder als de laatste koopmanschappen of goederen gelost zijn. (K. 313 O0.)
627- Goederen of koopmanschappen verzekerd zijnde, begint het gevaar, voor rekening van den verzekeraar, te loopen, zoo dra de goederen zijn gebragt op de kade of den wal, om van daar
IX. titel. Van verzekering tegen de gevaren der zee enz. «7
ingeladen of vervoerd te worden naarde schepen waarin dezelve geladen worden, en eindigt vijftien dagen nadat het schip ter bestemde plaatse zal zijn aangekomen, of zoo veel eerder, als de verzekerde goederen aldaar zullen zijn gelost en op do kade of den wal geplaatst. (K. 593, 596, 6-2i, 029, 632, 654.) . 628. Bü verzekering op goederen of koopmanschappen loopt het gevaar onafgebroken voort, hoezeer de schipper genoodzaakt zU geweest in eeno noodhaven in te loopen, aldaar te lossen en te repareren, tot dat of de reis wettig gestaakt, of door denver-zekerde bevel tot het niet weder inschepen van de goederen gegeven, of de reis geheel volbragt zy.
629. Indien de schipper of de verzekerde op goederen, door wettige redenen verhinderd wordt, binnen den bij artikel 627be-paalden tijd te lossen, zonder zich aan vertraging schuldig te maken, biyft het gevaar van den verzekeraar doorloopen, tot dat de goederen gelost zijn. (K. 632.)
630- In eene verzekering op te verdienen vraebtpenningen, begint de verzekeraar het gevaar te loopen, van het oogenblik en naar mate dat de vracht betalende goederen en koopmanschappen in het schip geladen zijn,eneindigtvijfliendagennadat het schip ter bestemde losplaats zal zün aangekomen, of zoo veel eerder als de vracht betalende goederen en koopmanschappen zullen zijn gelost.
De bepaling van artikel 629 is ook te dezen toepasselijk. {K. 593, 616, 623, 634, 638.)
631. Hij verzekering op eene bodemerg, begint en eindigt het gevaar voor den verzekeraar te loopen, op het oogenblik dat het gevaar des geldschieters begint en eindigt volgens de wet, of volgens een aan den verzekeraar bekend gemaakt beding. (K. 570, 607 v., 660.)
632- Wanneer de reis gestaakt wordt nadat een verzekeraar heeft begonnen gevaar te loopen, blijft het gevaar in eene verzekering op het schip één en twintig dagen, nadat de staking der reis heeft plaats gehad, of zoo veel korter als de laatste goederen of koopmanschappen gelost zyn. (K. 627, 629, 635 v., 693.)
633- De tyd van den aanvang en het eindigen van bet gevaar op verwacht wordende winst, staat geiyk met den daartoe voor goederen bepaalden tyd. (K. 627 v., 634.)
634. Het staat, in alle verzekeringen, aan de wederzydsche partyen vry, om by de polis andere bedingen, nopens het beginnen en het eindigen van den juisten tyd van het gevaar, te maken. (K. 592, 624.)
VIEPDE AFDEELINCi.
Van de reglen en pliglen van den verzekeraar en den verzekerde.
635- Bü staking der reis, vóór dat de verzekeraar heeft begonnen eenig gevaar te loopen, vervalt de verzekering. De premie wordt door den verzekerde ingehouden of doorden v. 1
i
y8 li. boek. Fan de regl. en verpl. uit scheepv. voortspruit.
verzekeraar terug gegeven, in beide gevallen tegen genot van een balf ten honileni van de verzekerde som, of wel van de halve premie, indien dezelve minder dan een ten honderd mogt beloo-pen. (K. 321, 032, 602 v Co. 3i9.)
636- Indien de reis gestaakt wordt, nadat de verzekeraar heeft begonnen gevaar te loopen, doch vóór dat het schip op de laatste uitklaringsplauts het anker ot de touwen heeft losgemaakt, geniet de verzekeraar één ten honderd van de verzekerde som, indien de premie één ten honderd of meerder bedraagt; doch, minder bedragende, w ordt dezelve, in haar geheel, door den verzekeraar genoten.
De volle premie is altyd verdiend, wanneer de verzekerde eenige schadevergoedi.ig, hoe ook genaamd, vordert. (K. 032.)
637- Voor rekening van den verzekeraar zijn alle verliezen en schaden, die aan de verzekerde voorwerpen overkomen door storm, onweder, schipbreuk, stranding, hetoverzeilen,aanzeilen, aanvaren, of aandryven, gedwongene verandering van koers, van de reis of van het schip, door het werpen van goederen, door brand, geweld, overstrooming, neming, kapers, roovers, aanhouding op last van hooger hand, verklaring van oorlog, represailles; alle schade veroorzaakt door nalatigheid, verzuim of schelmerij van den schipper of de scheepsgezellen, en, in het algemeen, door alle van buiten aankomende onheilen, hoe ook genaamd, ten zü, door de bepaling der wet, of door beding hg de polis, de verzekeraar van het loopen van eenige dezer gevaren ware vry-gesleld (K. 2i'J, 3',»2, Giü v. Co. 330, 333.)
638- Bij verzekering van hel schip, houdt de verpligting van den verzekeraar op door alle willekeurigeveranderingvankoers, of van de reis, en bij verzekering op vrachtpenningen, door alle willekeurige verandering van koers, van de reis of verwisseling van hel schip, in beide gevallen door den schipper uit zich zei-ven of op last der eigenaars van hel schip gedaan; ten zij, ten aanzien van den schipper, die zulks uil zich zeiven heeft gedaan, het tegendeel uildrukkelyk bij de polis ware bedongen.
Hij eene verzekering op goederen geldt hetzelfde, indien de willekeurige verandering van koers, reis of schip heeft plaats gehad op last, of met uitdrukkelyke of met stilzwygende toestemming van den verzekerde.
De reis wordt gerekend veranderd te zijn, zoodra de schipper dezelve naar eene andere bestemming, dan waarvoor verzekerd is, heeft aangevangen. (K. 249, 360, 392, 393, C39, 042. Co. 331.)
639- De w illekeurige verandering van koers beslaat niet in eene geringe afwijking, maar alleen indien de schipper, buiten erkende noodzakeiykheid of nuttigheid, en zonder voldoende aanleiding in het belang van het schip en de lading, eene haven, buiten den koers gelegen, aandoet; of eene andere streek volgt, dan waartoe hy verpligt was.
In geval van verschil hieromtrent beslist de regter, na verboor van deskundigen. (K. 384.)
640- In eene verzekering op het schip en de vrachtpenningen is de verzekeraar ongehouden de schade te betalen, door de
ix. titel. fan verzekering tegen de gevaren der zee enz. 99
schelmerij vaa den schipper veroorzaakt, ten zy anders hg de polls ware bedongen.
Dat beding Is ongeoorloofd, indien de schipper de eenlge eigenaar van het schip is, of voor zoo verre hij daarin aandeel heeft. (A. 14. K. 392, (ilti, «30, «42. Co. 347, 353.)
641. In eene verzekering op goederen, toehehoorende aan de eigenaars van het schip, waarin dezelve geladen zün, zijn de verzekeraars mede niet aansprakelijk voor de schelmerg van den schipper, of voor de verliezen of schaden, welke door zgne willekeurige verandering van koers, van de reis of van het schip veroorzaakt worden, al ware zulks bulten schuld of voorkennis van den verzekerde gedaan, ten zij anders bij de polis ware bedongen. (K. 027 v., «37.)
642 Bij eene verzekering op de vrachtpenningen Is de verzekeraar niet verantwoordelijk voor de schade, opgekomen sedert het oogenhlik dat de schipper, van al het noodige tot de reis voorzien zijnde, zonder wettige redenen in hel belang van het schip en de lading, de gelegenheid heeft verzuimd om de reis te vervorderen; ten ware de verzekeraar daartegen uitdrukkelijk mogt hebben verzekerd. {K. «1«, «30, «40.)
643- De verzekeraar Is, in geval van verzekering van vloeibare waren, als: wijn, brandewijn, olie, honig, pek, teer, siroop of dergelijke, en van zout of suiker, niet gehouden tot vergoeding van eenlge schade veroorzaakt door lekkaadje of smelting, ten zü uit slooten, schipbreuk, of stranden van het schip ontstaan, of doordien de verzekerde goederen In eene noodhaven zjjn gelost en herladen.
Indien de oorzaken, of eene derzelve, bestaan, uit hoofde van welke de verzekeraar verpllgt is de schade, door lekkaadje of smelting veroorzaakt, te betalen, moet daarvan zoo veel worden afgetrokken, als soortgelijke goederen, volgens oordeel van deskundigen, gewoonlijk verliezen. (K. 249, 044, 719. Co. 303.)
644. Indien, In de gevallen, waarin de wet dit toelaat, verzekering is gedaan onder de algemeene benaming van goederen of koopmanschappen, of in welke zaken ook het belang van den verzekerde moge bestaan, en het gevaar Is geloopen op voorwerpen, welke llgtelijk aan bederf of vermindering onderhevig zijn, is de verzekeraar niet gehouden tot zoodanig beloop indeschade daaruit ontstaande, als hetwelk, volgens de bestaande gebruiken, op de plaats der verzekering, niet door de verzekeraars gedragen wordt. B'j verschil, zal zulks door den regter, na verhoor van deskundigen, worden bepaald.
Wanneer er onder de voorschreven goederen zoodanige waren, die, ter plaatse alwaar de verzekering is gedaan, gewoonlijk niet anders verzekerd worden, dan vry van beschadiging, lekkaadje of smelting, is de verzekeraar van die schade geheel bevrijd. (K. 249, 596, 612, 627, «46, 719.)
645- Indien de goederen van de soorl, in het voorgaande artikel gemeld, In de polls met derzelver namen zijn uitgedrukt, zonder eenig bijzonder beding, is de verzekeraar niet aansprake-lUk voor de avarü onder de drie ten honderd. (K. 696 v., 719.)
100 ii. boek. Van cleregt. en verpt. uit scheept, voortspruit.
646- Indien eene verzekering is gesloten met het beding cry van heschadigdheid, om hel even of daarhü al of niet is gevoegd by behoudene aankomst, is de verzekeraar niet verantwoordelijk voor eenige schade, wanneer de verzekerde voorwerpen bedorven of beschadigd ter plaatse hunner bestemming zijn aangekomen. /
Dezelfde bepaling is toepasselijk op het geval, wanneer de voorwerpen onder weg of in eene noodhaven, uit hoofde van heschadigdheid, of uit vrees dat zij zouden bederven, of andere goederen aansteken, zijn verkocht geworden.
Avary-grosse, mitsgaders schade door werping, neming, roof of dergelijke, of door het vergaan van het schip veroorzaakt, worden niet te min, bij dat beding, door den verzekeraar gedragen. (K. 637, 643, 698 V., 703, 73S v. Co. 409.)
647. In eene verzekering onder het beding cry van molest, is de verzekeraar bevrijd, zoodra het verzekerd voorwerp vergaat of bederft, door geweld, neming, kaperg, zeerooverU, aanhouding op last van hooger hand, verklaring van oorlog en represailles.
De verzekering vervalt, zoodra hel verzekerde door hel molest wordt opgehouden of van den koers gebragl.
Alles behoudens de verpligting van den verzekeraar, om de schade le voldoen, welke vóór het molest heeft plaatsgehad. (K. 637, 649.)
648- Indien by het beding van vry van molest, door den verzekerde bedongen is, dat de verzekeraar, niettegenstaande de opbrenging. het gewone gevaar zoude blijven loopen, draagt de verzekeraar, zelfs na dit molest, alle gewone schaden, die aan het verzekerde overkomen lot dat schip is opgebragt en het anker heeft laten vallen, met uitzondering echtervan de zoodanige, welke ongetwyfeld uit het molest dadelijk voortspruiten.
Byaldien de oorzaak van het vergaan twyfelaebtlg is, wordt vermoed dat het verzekerde door eene gewone ramp is vergaan, waarvoor de verzekeraar aansprakelijk is. (K. 637.)
649- Indien een vry van molest verzekerd schip of goed in eene haven ligt, en vóór deszelfs vertrek vyandig wordt bezet, of, indien hetzelve wordt aangehouden, wordt zulks met opbrengen geiyk gesteld, en hel gevaar houdt voorden verzekeraar op. (K. 637, 647.)
650 Verzekering gedaan zynde vooreenen bepaalden tgd, in dier voege als zulks by artikel S9quot;i gemeld is,moetdeverzekerde hel bewy's leveren, dal het verzekerde goed in bet schip, dat eenige ramp geleden heeft, of vergaan is, binnen den bepaalden tgd, geladen is geweest. (K. S9i, 674. Co. 329.)
651. By schadevergoeding wegens goederen door den schipper ingekocht of ingeladen, het zy voor zgne eigene rekening, helzü voor die van het schip, moet het bewgs van den inkoop, en een cognoscemenl van dezelve, door twee van de voornaamsten van het scheepsvolk onderleekend, worden overgelegd. (K. S07. Co. 344.)
652- Indien ('e verzekering bü verdeeling plaats heeft, ten
ix. titel, yan verzekering tegen de gevaren der zee enz. 101
aanzien van koopmanschappen, die geladen moeten worden in ■verscheidene aangeduide schepen, met uitdrukking van de som, die op elk schip verzekerd wordt, en indien de geheele lading wordt geladen in een schip of in een minder getal schepen dan in de overeenkomst hepaald was, is de verzekeraar niet verder aansprakelijk dan voor de som, welke hg verzekerd heeft op het schip of de scbepen, die de lading hehben ingenomen, niettegenstaande alle de genoemde schepen verongelukt zijn; — en zal hy desniettemin een half ten honderd of minder volgens de onderscheiding van artikel 633 ontvangen van de som waarvan de verzekering bevonden wordt krachteloos te zgn. (K. 038 v. Co. 361.)
653- De verzekeraar is ontslagen van het verder gevaar en is geregtigd tot de premie, indien de verzekerde het schipzendt naar eene meer afgelegene plaats, dan bij de polis genoemd was.
De verzekering heeft volkomen gevolg indien de reis verkort is. (K. S92, 033. Co. 304.)
654. De verzekerde is verpligt aan den verzekeraar,of, indien er meerdere op eene en dezelfde polis geteekend hebben, aan den eersten onderteekenaar, onverwijld mede te deelen alle tijdingen die hy opzigtelijk eene ramp, aan schip of goed overgekomen, bekomt, en moet kopyen, of uittreksels van de brieven waarin de tydingen vervat zyn, mededeelen aan diegenen der verzekeraars, die zulks mogten verlangen.
By verzuim daarvan, is de verzekerde gehouden te vergoeden alle de onkosten, schaden en interessen. (Co. 374, 387, 390.)
655. Zoo lang de verzekerde niet geregtigd is, om het verzekerde aan zijnen verzekeraar te abandonneren, en dien tengevolge hetzelve niet werkelgk abandonneert, is hg verpligt, bg schipbreuk, stranding, opbrenging of aanhouding, alle mogeiyke vlyt en gepaste pogingen aan te wenden om hetzelve te redden of doen vrggeven.
Hy heeft hiertoe geene bgzondere volmagt van den verzekeraar noodig, en is zelfs geregtigd, om van denzelven te vorderen eene toereikende som Ier bestryding der onkosten, die tot redding of reclame moeten worden uitgegeven. (K. 543, 037, 603 v. Co. 381, 388.)
656- De verzekerde, die bulten 's lands poging tot redding of reclame moet laten doen, den last daartoe opgedragen hebbende aan zynen gewonen correspondent, of aan een ander huis of persoon, ter goeder naam en faam staande, is voor den lasthebber niet verantwoordeiyk, doch is gehouden zgne regtsvordering tegen denzelven aan den verzekeraar af te staan. (R. 1844. K. 003, 070.)
657- In eene verzekering voor onbepaalde rekening, dat is, wanneer in de polis niet is uitgedrukt tot welke natie de eigenaar van het verzekerde behoort, is de verzekerde mede tot het doen der reclame verpligt, bijaldien de opbrengingof aanhouding is wederregtelijk, ten ware hg bU de polis daarvan zg ontslagen. (K. 635.)
658. Een vonnis van een huitenlandschen regter, waarbg
102 li. boek. yan de regt. en verpl. uil scheepv. voortspruit.
schepen of goederen, welke als bepaald onzijdig eigendom zijn verzekerd, verklaard worden geen onzijdig eigendom te zijn, en daarom zijn prijs verklaard, is niet voldoende om den verzekeraar van het betalen der schade vrü te spreken, bijaldien de verzekerde bewijst dat het verzekerde waarlijk onzijdig eigendom is geweest en dat hü, bü den regter, die het vonnis heeft uitgesproken, alle middelen aangewend en alle bewijsstukken ingediend heeft, om zoodanige prijsverklaring af te weren.
659- In eene verzekering op eenen bodemerijbrief, is de verzekeraar niet aansprakelijk voor de schelmerij van den geldop-nemer, ten zü het anders by de polis ware bedongen. (Co. 333.)
660. De verandering van reis door den geldopnemeropbode-mery, doet mede de verzekering op bodemerU ophouden, ten zij bet anders bij de polis ware bedongen.
De verzekeraar geniet in dat geval een half ten honderd van de verzekerde som. (K. G31, 033, «38 v. Co. 331.)
661. Indien verhooging van premie, voor bet geval van opkomenden oorlog of andere te ontstane gebeurtenissen,bedongen is, wordt dezelve, voor zoo verre de hoegrootheidderverhooging niet hü de polis is uitgedrukt, des noods door den regter, na verhoor van deskundigen, geregeld, met in achtneming van het gevaar, de omstandigheden en de hg de polis gemaakte bedingen. (K. 392. Co. 343.)
662- In alle gevallen in welke, of de verzekerde goederen niet zijn verzonden, of in mindere hoeveelheid verzonden worden, of by mistasting te veel is verzekerd, en voorts in het algemeen in de gevallen by artikel 281 voorzien, geniet de verzekeraar een half ten honderd van de verzekerde som of de halve premie, en zulks op dezelfde wyze als by artikel 633 is bepaald, behoudens wanneer, in een büzonder geval, hem bü de wet of hij de overeenkomst meerder is toegekend.
Degene die eene verzekering voor een ander heeft gesloten, zonder deszeifs naam by de polis uit te drukken, kan de premie niet terug vorderen, op grond dat de belanghebbende de verzekerde goederen, niet of in mindere hoeveelheid heeft afgezonden. (K. 2til v., -267.)
vijfde afdeel1ng..
Fan ahanionnement.
663- De verzekerde schepen en goederen kunnen aan den verzekeraar geabandonneerd of overgelaten worden, in geval:
Van schipbreuk;
Van stranding met verbrijzeling;
Van onbruikbaarheid door zeeschade;
Van vergaan of bederf door zeeramp;
Van opbrenging of aanhouding door eene vreemde Mogendheid;
Van aanhouding door de Nederlandsche regering na het begin der reis.
Alles behoudens de nadere bepalingen in de volgende artikelen voorkomende. (K. 001, 672 v., 694. Co. 369.)
ix. titel. Van verzekering tegen de gevaren der zee enz. 103
664- Het alwndonnoment van hel seliip, uil hoofde van onbruikbaarheid, kan niel gedaan worden, indien hetzelve, ge-sloolen hebbende of gestrand zijnde, weder vlot gemaakt, hersteld en in staat gebragl kan worden om deszeifs reis naar de plaats zijner bestemming te vervolgen, en de reparatie-kosten geon drie vierde van de waarde, waarop het schip bü het doen dei-verzekering is begroot, te boven gaan. (K. «53 v., «GC. Co. 389.)
665- Indien schepen of goederen zgn gestrand, opgebragt of aangehouden, kan het abandonnement dadelijk worden gedaan, zoodra de verzekeraar weigert of in gebreke blijft den verzekerde eenegenoegzame som op teschieten,omde onkosten tot redding of reclame, te kunnen goedmaken.
In geval van verschil wordt deze som door den regter begroot. Zij komt ten laste des verzekeraars, al ware het dat die onkosten, gevoegd bü hel beloop der verschuldigde schade, de som te boven gingen, waarvoor verzekerd is. (K. 655 v.)
666- Het abandonnement, in geval van vergaan of bederf, kan niel gedaan worden, dan wanneer .het verlies of de schade drie vierden van de verzekerde waardebedraaglof te boven gaat. (K. ülii. Co. 3t)9.)
667- De verzekerde kan aan den verzekeraar almede abandonnement doen en vervolgens de betaling vorderen, zonder d.it er bewys van hel vergaan van hel schip noodig zg, indien, te rekenen van den dag van het uitzeilen van het schip, of van den dag, lot welken zich de laatst ontvangene berlgten uitstrekken, in hel geheel geene tijding van hetzelve is aangekomen, en wel:
i\a verloop van zes maanden ten aanzien van reizen uil dit Koningrijk naar de havens en kusten van Europa, of die van Azië of AfrikaindeMiddellandsche en Zwarte zee,en omgekeerd;
iNa verloop van twaall maanden ten aanzien van reizen uitdil koningrijk naar Madera, de West-Indien, de Azorische, Kanarische of andere eilanden en kusten ten westen van Afrika en ten oosten van Amerika gelegen, en omgekeerd;
Ka verloop van achttien maanden, ten aanzien van reizen uil dit Koningrijk naar andere gedeelten der wereld, en omgekeerd.
Bg reizen van en naar havens, beide gelegen builen dit Koningrijk, wordt de termijn berekend, naar gelang van den afstand dier havens, welke melde hierboven bepaalde het naast overeenkomt.
In alle deze gevallen kan de verzekerde volstaan met (onder aanbod van eede) te verklaren, dat geene lijding van het verzekerde schip, of van het schip waarin verzekerde goederen geladen zyn, hg hem middellijk of onmiddellijk is ontvangen, onverminderd hel bewijs van het tegendeel. (K. 609 v., 07i. Co. 373, 3quot;ïgt;,3quot;7.)
668- Hel abandonnement, in geval van opbrenging of van aanhouding, kan gedaan worden, indien de opgebragte of aangehoudene schepen of goederen niel zyn terug gegeven of ontslagen, binnen de bü het vorige artikel bepaalde termijnen, te rekenen naar gelang van de plaats waar de opbrenging of aanhouding is geschied, en van den dag dal de verzekerde daarvan heelt berigt ontvangen.
104 ii. r.OEK ran de refit, en verpl. uil scheepv. voortspruit.
fn geval van verbeurdverklaring der opgebragle of aangehoudene schepen of goederen, kan het abandonnement dadelijk gedaan worden. (K. (ilO. Co. 387.)
669. Bedorvene goederen, of afgekeurde schepen onder weg zynde verkocht, kan de verzekerde aan de verzekeraars zijne regten abandonneren, indien, niettegenstaande zijne aangewende pogingen, de kooppenningen niet met hem zijn verrekend, binnen den bij artikei tgt;G7 bepaalden tyd; alles te rekenen naar gelang van de plaats van den verkoop, en van den dag dat de verzekerde daarvan heeft berigt ontvangen. (K. 670.)
670- In de gevallen, bg de drie voorgaande artikelen vermeld, moet het abandonnement aan den verzekeraar worden beteekend binnen drie maanden, na het verloop van de, by die artikelen, gemelde tijdsbepalingen. (K 072, «7«. Co. 373.)
671. In alle andere gevallen moet de beteekenlng gedaan worden binnen de termijnen, in artikel «07 vermeld, te rekenen naar gelang van de plaats waar het onheil is gebeurd, en van den dag dat de verzekerde daarvan heeft berigt ontvangen. (K. 072,070 Co. 373, 375.)
672- Na hel by de twee voorgaande artikelen bepaalde tyds-verloop, is de verzekerde niet meer tot abandonnement gereg-tigd. (Co. 373.)
673. In de gevallen, in welke abandonnement kan gedaan worden, is de verzekerde gehouden de ontvangene berigten, binnen vyt dagen na derzelver ontvangst, aan den verzekeraar mede te deelen, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen. (Co. 375.)
674. Indien eene verzekering voor eenen bepaalden tyd gedaan is, wordt, in de gevallen en na verloop van de tijdperken, bg art. 007 gemeld, het vergaan van het schip vermoed tezyn voorgevallen, binnen den tgd der verzekering.
Indien nogtans naderhand bewezen wordt, dat de schade buiten den tgd der verzekering gevallen is, vervalt het abandonnement, en moet de betaalde schadevergoeding worden teruggegeven, met de wettelgke interessen van dezelve- (K. 6üo. Co. 170.)
675. De verzekerde is, by het doen van abandonnement, ver-pligt, alle de verzekeringen op te geven, welke hij op het verzekerde goed gedaan heeft, of last gegeven heeft om te doen, en de bodemery welke, met zyn welen, op hel verzekerde schip of goed aangegaan is; bij gebreke hiervan, wordt de tyd van betaling, die met den dag van hel abandonnement moet beginnen te loepen, opgeschort tol den dag dal hy de gemelde opgave zal hebben gedaan, zonder dat daaruit eenige verlenging voortspruit van den lyd, door de wel vastgesteld, om hel abandonnement te moeten doen.
In geval van bedriegeiyke opgaven, is de verzekerde van de voordeelen der verzekering versloken. (K. 593, 008, 012. Co. 37», 380.)
676- De verzekerde is ook verpligt aan den verzekeraar, by het doen van abandonnement, op le geven, wat by lot redding
ix. titel, ran verzekering tegen de gevaren der tee enz. 105
of vrybekoming van het verzekerde heeft verrigt, en welke personen of correspondenten door hem daartoe zijn in het werk gesteld. (K. 855 v. Co. 381.)
677. Het ahandonnement kan noch gedeeltelijk, noch voor-waardelyk gedaan worden.
Indien schepen of goederen niet voor hun vol bedrag zijn verzekerd, en de verzekerde zelf alzoo voor een gedeelte gevaar heeft geloopen, strekt het ahandonnement zich niet verder uit dan tot het beloop van het verzekerde, in evenredigheid van het niet verzekerde gedeelte. (K. 595. Co. 372.)
678 Het ahandonnement volgens de voorschriften van de wet gedaan zijnde, behooren de verzekerde voorwerpen aan den verzekeraar, te rekenen van den dag van de beteekening van het ahandonnement, behoudens het aandeel van den verzekerde, in het geval van het tweede lid des vorigen artikels. (K. 670v.Co. 385.)
679. De verzekeraar kan, onder voorwendsel dat het verzekerde schip of goed, na het ahandonnement, is vrijgegeven, zich jiiet ontslaan van de betaling der verzekerde som. (Co. 385.)
680. Indien de tijd van betaling niet bü de overeenkomst bepaald is, moet de verzekeraar zes weken, nadat het abandonne-jnent is beteekend, het bedrag der verzekering, benevens de kosten van het ahandonnement, betalen.
Na dien tüd betaalt hij ook wettelijke interessen.
De geabandonneerde voorwerpen zyn voordiebetalingverbon-den. (B. 1801. K. 071. Co. 38-2.)
ZESDE AFDEELING.
Fan de pligten en regten der makelaars in zee-assurantie.
681- De makelaars in zee-assurantiën zijn verpligt:
1°. Aan den verzekeraar, of indien meerdere dezelfde verzekering hebben gesloten, aan den eersten hunner,uitdrukkelijk binnen 24 uren na het sluiten derzelve, indien alsdan de polls nog niet is opgemaakt en afgegeven, uit te reiken eene onderteekende nota, houdende vermelding van het verzekerd voorwerp, dQ som waarvoor is verzekerd, de premie en de voorwaarden. Deze nota geldt tusschen de partijen als een begin van bewijs bü geschrifte;
2°. Do voorwaarden, verklaringen en opgaven duidelijk in de polis te vermelden, met inlassching van al hetgeen, hg de wel, als noodzakelijke vereischten eener polis is voorgeschreven ;
3°. Naauwkeurig, in een daartoe aan te leggen register, afschrift te houden van de polissen, door hunne tusschen-komst gesloten;
lquot;. In hetzelfde register op te nemen en beknoptelük te vermelden de aanteekeningen, papieren en bescheiden, diezü aan de verzekeraars, bij de invordering van schade, hebben overgegeven, en de berigten en brieven welke door hunne tusschenkomst aan de verzekeraars, gedurende
106 11. boek. Fan de reql. en verpl. uit scheepv. voortspruit.
den loop der overeenkomst of daarna, mogten zijn medegedeeld ; ,
ïi0. Bg de schadevergoeding, aan den eerstgeteekend hebbende verzekeraar, benevens de scbade-rekening, over te geven eenen door ben geteekcnden slaat van alle papieren en bescheiden, tot regtvaardiging dier scbade-rekening dienende;
Aan den verzekerden of aan de verzekeraars,zoo dikwyis deze dit ten hunnen koste vorderen, te geven voor waar geteekende afschriften der polissen, berigten, brieven en aanteekeningen, hierboven vermeld.
Alles op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen. (B. 1*270, 1018, I»2(i, 1939. K. «2 v. , 23i, 259 v. Co. 192.)
682. Indien de premie, bij Ie teekening der polis cener zee--assurantie, niet is uitbetaald, Is de makelaar, door wiens tus-schenkomst de verzekering is gesloten, tot de voldoening daarvan, als eigen schuld, gehouden behoudens nogtans bet verhaal van den verzekeraar op den verzekerde zeiven, voor zoo verre deze niet bewijst dat de premie door hem aan den makelaar is voldaan; blyvende in allen gevalle de verpligtingen van den verzekeraar jegens den verzekerde stand houden.
De makelaar is voor de premie niet aansprakelijk, indien bij de polis Is bedongen, dat dezelve niet dadelyk zal worden betaald.
683. Indien de verzekerde de premie aan den makelaar heeft uitbetaald, en deze, binnen den tyd van ééne maand na de uitbetaling, is gefailleerd, heeft de verzekeraar regt op die penningen, by voorrang boven alle schuldeischers van den makelaar, met uitzondering der kosten van executie en van boedel redding. (B. 1180. K. 821. Co. 316.)
684. De makelaar de premie aan den verzekeraar hebbende voldaan, behoeft de polis, welke bij mogt in handen hebben, aan den verzekerde niet uit te leveren, zoo lang deze hem de uitge-schotene penningen niet terug geeft.
By faillissement van den verzekerde Is de makelaar die de polis nog in handen heeft, bevoegd om de door den verzekeraar nog verschuldigde schade te innen, ten einde daaruit aan zich zeiven het beloop der premie te voldoen, behoudens züne ver-pligting om bet overschietende aan den boedel van den failliet te verantwoorden.
685- In geval de polis aan den verzekerde is uitgereikt, doch de door den verzekeraar verschuldigde schade nog niet geheel aan eerstgemelden, vóór zyn faillissement, Is uitbetaald,heeft de makelaar die de premie heeft voorgeschoten, regt van voorrang op de uit dien hoofde, nog te ontvangen gelden, zonder aanzien of de schade vóór of na het faillissement zg voorgevallen.
x. titel. Van cenek. tegen de gevar. van den vervoer enz. 107
TIENDE TITEL.
Fan verzekering tegen de gevaren van den vervoer te lande en op rivieren en binnenwateren.
Bijdr., XI, bl. 106, 107.
686. De polis moei, behalve de verelschten bü arlikcl 256 vermeld, uitdrukken:
1°. Den tgd binnen welken de reis moet zün afgeloopen, indien dezelve bü den vracblbrief is bepaald ;
•2» Ot dezelve al of niet onafgebroken moet worden voortgezet ;
3°. Den naam van den schipper, den voerman, of den expediteur, welke de vervoering heeft aangenomen. (K 2 48, 254, 258, 263. 272.)
687- De verzekeringen, welke tot voorwerp hebben de gevaren van vervoer te lande, of langs de rivieren en binnenwateren, worden in het algemeen en naar de omstandigheden geregeld door de voorschriften der wet omtrent de verzekeringen ter zee, behoudens de bepalingen in de volgende artikelen voorkomende. (K. 503 v. Co. 335.)
688. Bü verzekering van goederen, begint het gevaar voor rekening van den verzekeraar te loopen, zoodra de goederen ge-bragt of besteld zijn aan het ry- of vaartuig, het kantoor of op zoodanige andere plaats alwaar men gewoon is het goed ter verzending te ontvangen, en eindigt wanneer dezelve Ier plaatse hunner bestemming zgn aangekomen, en aldaar aan hun adres zgn afgegeven, of in de magt van den verzekerde, of van zijn ge-magtigden, gesteld zgn. (K. 624 v., 600, 605.)
689 Indien de goederen verzekerd zgn, welke te lande, of langs rivieren of binnenwateren, of hg afwisseling te lande en te water, moeten vervoerd worden, is de verzekeraar in zoo verre ongehouden, als de reis, buiten nood, langs andere dan de gewone wegen, en anders dan op de gewone wijze, wordt afgelegd. (K. 638.)
690 Indien de tgd van vervoer hg den vrachtbrief is bepaald, en daarvan bg de polis is melding gemaakt, is de verzekeraar ongehouden tot voldoening der schade, voorgevallen na den' tijd, binnen welken de goederen hadden behooren te zijn overgevoerd. (K. 688, 723, 748. O. 363.)
691. Bü verzekering van goederen die te land, of wel bg afwisseling te land of te water, moeten vervoerd worden, blüft het gevaar voor rekening van den verzekeraar voortloopen, al ware het ook, dat de goederen, op reis, in andere rg- en vaartuigen worden overgeladen.
692- Hetzelfde heeft plaals bij verzekering van goederen, welke langs de rivieren of binnenwateren moeten vervoerd worden, wanneer de goederen in andere vaartuigen worden overgeladen, ten ware de verzekering op goederen, in een bepaald vaartuig te laden, mogt gesloten zün.
Zelfs in dit laatste geval blgft het gevaar, bg overlading in
108 11. boek. Van de regl. en verpl. uit scheepv. voorspruit.
andere vaartuigen, voor rekening van den verzekeraar doorloo-pen, wanneer dezelve, ten einde het vaartuig by laag water te ligten, of uit hoofde van andere noodzakeiyke redenen, is geschied.
693. By verzekering van goederen, die te land verzonden worden, is de verzekeraar ook voor de schade en verliezen aanspra-keiyk, veroorzaakt door de schuld of scheimerg van de met de aanneming, den vervoer en bezorging bel aste personen. (K. 91 v., 321.)
694. De bepalingen van de vyfde afdeeling van den negenden titel zyn insgeiyks op de verzekeringen, in dezen titel vermeld, toepasseiyk. (K. G63 v.)
695. Het staat aan partyen vry om, by beding, van de bepalingen, hierboven by artikel 088envolgendevermeld,aftewyken.
ELFDE TITEL.
Van avaryen.
donker cubtius, p. 105—107. — Bydr., XI, blz. 107-109.
— p. van der hoeven. Handl. tot het opmaken van de Avaryen (Dordr. 1854). — j. a. molster, Handb. voor de leer
der Avaryen, vooral ook voor die der Avary-grosse (Amst.
1856).
eerste afdeeling.
Van de avaryen in het algemeen.
696- Alle buitengewone onkosten ten dienste van het schip en de goederen gezameniyk of afzonderlgk gemaakt; alle schade, die aan het schip en de goederen overkomt, gedurendeden tyd, by de derde afdeeling van den negenden titel len aanzien van het beginnen en eindigen des gevaars bepaald, worden als avarg gerekend. (K. G24 v., 706, 762. Co. 397.)
697. Indien tusschen partgen niet anders is bedongen, worden de avaryen geregeld overeenkomstig de navolgende bepalin gen. (Co. 398.)
698. Er zyn twee soorten van avaryen:
Avarg-grosse of gemeene avarg, en eenvoudige of byzondere avarg.
De eerste wordt omgeslagen over het schip en de vrachtpenningen, en de lading; de laatste komt ten laste van het schip of van het goed afzonderlgk, hetwelk de schade geleden of de onkosten veroorzaakt heeft. (K. 466, 646, 703. Co. 399.)
699. Gemeene avaryen zyn ■
1°. Hetgeen aan den vgand of aan zeeroovers voorbevryding of afkoop van schip en lading gegeven is. In geval van twyfel, wordt het steeds'daarvoor gehouden, dat de afkoop in het belang van schip en lading heeft plaatsgehad;
2°. Hetgeen tot gemeen behoud, of ten gemeenen nutle van schip en lading, heeft moeten worden geworpen; (K. 367 v., 761.)
3°. Kabels, masten, zeilen enanderegereedschappen,diemen, ten zelfden einde, heeft gekapt of gebroken; (K. 367.)
xi. titel. Van avaryen.
4° Ankers, touwen en andere voorwerpen, die men almede, ten zelfden einde, Is genoodzaakt geweest te laten slippen;
5°. De schade aan de in het schip gebleven goederen, door het over boord werpen veroorzaakt;
6°. De schade, die aan het ligchaara van het schip opzette-Igk is toegebragt om het werpen en ligten of bergen der goederen gemakkelijk te maken, of om de waterloozing te bevorderen, en de schade die alsdan door dat water aan de lading is toegebragt;
7°. De oppassing, genezing, het onderhoud en de schadeloosstelling van alle zich aan boord bevindende personen, die bü het verdedigen van het schip gewond of verminkt zijn geraakt; (K. 424.)
8°. De schadeloosstelling of het rantsoen van hen die, in dienst van het schip of de lading naar zee of naar land zijnde afgezonden, genomen, gevangen, gehouden of slaaf gemaakt zijn;
9°. De gagiën en het onderhoud van het scheepsvolk gedurende den lijd, dat het schip is verpiigt geweest zich in eene noodhaven op te houden;
10°. De loodsgelden en verdere havenkosten die bij het in- en uitzeilen naar en van eene noodhaven moeien betaald worden. (K. 708.)
11°. De huren der pakhuizen en bergplaatsen waarin de goederen die in het schip gedurende de reparatie in eene noodhaven niet kunnen blijven, moeten opgeslagen worden;
12°. De reclame-kosten, indien schip en lading zUquot; aangehouden of opgebragt en beiden door den schipper worden gereclameerd ;
13°. De gagiën en het'onderhoud van het scheepsvolk, gedurende de voorz. reclame, indien schip en lading worden vrijgegeven;
14o. De kosten van ontlading, de ligterloonen, mitsgaders de kosten om het schip in eene haven of rivier in te brengen, wanneer hetzelve door storm, vervolging van vijanden of zeeroovers of uit eenige andere oorzaak, tot behoud van schip en lading daartoe genoodzaakt wordt benevens het verlies of de schade aan goederen overgekomen door derzelver lossing en inlading, uit nood, in ligters of booten, en derzelver wederinlading in het schip; (t. 702.)
15°. De schade aan het schip of aan de lading of aan beiden veroorzaakt, wanneer het schip om hel gevaar der neming of van het vergaan te voorkomen, opzettelijk is op strand gezet, gelijk mede .indien zulks in cenig ander dringend gevaar tol behoud van schip en lading heeft plaats gehad;
10°. De kosten en de hulploonen om het gestrande schip in het voorgaand geval weder vlot te maken, en alle belooning voor buitengewone diensten, ten einde het verlies of de neming van het schip te voorkomen; (K. 3B0 v.)
10»
110 u. boek. Van de regt. enverpl. vit schecpv. voortspruit.
17°. Het verlies of de schade door de goederen geleden die in geval van nood in ligters of lioolen zyn geladen, daaronder Legrepen liet aandeel in de avary-gros door die goederen aan de ligters of booten verschuldigd, en wedcr-keerig het verlies of de schade aan de in het principale schip geblevene goederen, en aan dat schip zelf, na de ligting overgekomen, voor zoo verre die schade of dat verlies in avary-gros vallen; (K. 704.)
18ü. De gagien en het onderhoud van het scheepsvolk, indien het schip, na het begin der reis, door eene vreemde Mogendheid, of door het uitbarsten van eenen oorlog, wordt opgehouden, zoo lang schip en lading niet van alle weder-zydsche verhindtenissen zijn ontslagen; (K. 424.)
19quot;. De bodemery-premie van geldsommen tot dekkingderon-kosten, In avary-gros vallende, opgenomen; (K. 309 v.)
•20quot;. De premie om de kosten, by het vorige nommer vermeld, te doen verzekeren, of het verlies hetwelk door het ver-koopen van een gedeelte der lading in eene noodhaven is geleden, ten einde die avary-kosten te dekken;
21quot;. De kosten op het opmaken en bepalen der avary-grosse vallende;
22quot;. De kosten, daaronder begrepen de meerdere gagiën en het onderhoud van het scheepsvolk, veroorzaakt door eene buitengewone en bu hel sluiten der bevrachtingnietvoor-ziene quarantaine, voor zoo verre het schip en de inge-ladene voorwerpen daaraan zgn onderworpen; (K.424.) en
23quot;. In het algemeen alle schaden die uit nood,opzetteiyk veroorzaakt, en als onmiddeliyk gevolg van dien, geleden zyn, en de kosten die, in gelijke omstandigheden, na de vereischte raadpleging, zijn gemaakt tol behoud en gemeen welzgn van schip en lading. (K. 3B7 v., 372,701 7o. Co. 400, 403, 422, 428, 427.)
700. Wanneer inwendige gebreken van het schip, deszelfs ondeugdzaambeid lol hel doen der reize, of schuld en nalatigheid van den schipper of hel scheepsvolk, de schade of onkosten hebben veroorzaakt, zijn laatstgemelden, hoezeer ten nutte van schip en lading vrywillig en na vereischte raadpleging gemaakt, geene gemeene avary. (K. 347, 479, 703. Co. 221, 222, 289.)
701- Bijzondere avaryen zyn:
1°. Alle schaden en verliezen aan het schip of aan de lading overgekomen doorstorm, neming, schiphreukofloevallige stranding; (K. ïii» v.)
2°. Bergloonen en de kosten hij berging uitgegeven; (K. 562 v.)
3°. Het verlies van, en de schade geleden aan kabels, ankers, touwen, zeilen, boegspriet,stengen, ra's, booten en scheeps-gereedschappen, veroorzaakt door storm of ander onheil op zee;
4°. Reclame-kosten en het onderhoud en de gagiën van het scheepsvolk gedurende de reclame,indienslechlshetschip of de hiding zyn aangehouden;
xi. titel. Van avaryen.
3°. De bijzondere reparatiën der fustage cn de kosten van bereddlng der beschadigde koopmanschappen, voor zoo verre dit een cn ander niet bet onmiddeMyk gevolg is van eene ramp die tot avarü-gros aanleiding geeft;
6». De meerdere vracht en de onkosten van laden en lossen welke, bü afkeuring van een schip gedurende dc reis, moeten betaald worden, in de gevallen waarin, volgens de bepalingen van art. 478 van dit Wetboek, de goederen door een ander schip voor rekening vaa de inladers worden vervoerd; en
1°. In het algemeen, alle schade, verliezen en de gemaakte onkosten die niet zijn veroorzaakt of gemaakt opzettelijk en tot behoud en gemeen welzijn van schip en lading, maar die zijn geleden door of gemaakt ten behoeve van het schip alleen, of voor de lading alleen, en welke dienvolgens, naar aanleiding van artikel 6S9,niet onderavarü-gros behooren. (K. 703. Co. 403.)
702. Wanneer een schip, uit hoofde van steeds bestaande droogte, ondiepten of banken, met zijne volle lading, noch van de plaats van waar het vertrekken moet, noch naar de plaats van deszelfs bestemming kan gevoerd worden, en alzoo een gedeelte der lading met ligters aangevoerd, of in ligters moet gelost worden, worden zoodanige ligterloonen niet als ayarij beschouwd.
De kosten komen ten laste van het schip, ten zij bü cognos-cementen of de chertepartü een ander beding zy gemaakt. (K. 699 14*. Co. 397.)
703. De bepalingen van de artikelen «98, «99, 700 en 701, ten aanzien van Ae ijcmecne en bijzondere avargen, zijn insgelijks toepasselijk op de zoo evengemelde ligterschepen en op de voorwerpen in dezelve geladen. (Co. 427.)
704. Indien gedurende de vaart, hetzij aan de ligterschepen, hetzy aan de goederen in dezelve geladen, eene schade overkomt, welke tot gemeene avarg behoort, wordt deze voor een derde door de ligterschepen, en voor twee derden door dc aan boord van dezelve zich bevindende goederen, gedragen.
Deze twee derden worden vervolgens bu wyze van avarü-gros omgeslagen over het principale schip, de vrachtpenningen en de geheele lading, die der ligterschepen daaronder begrepen. (K. 698 v. Co. 427.)
705. Wederkeerig blijven de goederen, in de ligterschepen geladen, in gemeenschap met het principale schip en de overige lading, en dragen in de gemeene avarijen, welke aan het schip en de lading mogten zyn overgekomen, tot op het oogenblik dat de eerstgcmelde ter plaatse hunner bestemming zullen zün gelost, cn aan de geconsigneerden overgeleverd. (K. «98 v.)
706 Goederen die nog niet zijn ingeladen, het zyinhetprin-cipale schip, hel zy in de vaartuigen bestemd om dezelve naar dat schip over te voeren, dragen in geen geval, in de rampen die aan het principale schip, waarin dezelve geladen moeten worden, overkomen. (K. «96. Co. 428.)
Ill
112 li. BOEK. Van de regt. en verpl. uil scheepv. voortspruit.
707. De schade, aan de koopmanschappen overgekomen uit hoofde dat de schipper verruimd heeft de luiken digt te sluiten, het schip behoorlijk vast te maken, bekwame werktuigen tot het hüschen te bezorgen, en door alle andere ongevallen, uit opzet of achteloosheid van den schipper of het scheepsvolk voorkomende, zgn bijzondere avarüen, waarvoor de inlader zijn verhaal heeft op den schipper, het schip en de vracht. (K. 343, 146. Co. 405.)
708- De loods-, sleep- en andere gelden om de havens of rivieren in- of uit te loopen, alle tollen en uitgaven by het afvaren en voorbij zeilen, alle tonne-, anker-, vuur- en baakgelden, en alle andere regten, die tot de scheepvaart betrekkelijk zijn, zün geene avargen, maar gewone kosten voor rekening van het schip; ten zij bü het cognoscement of de chertepartij anders bedongen zg.
Deze kosten komen nimmer ten laste van de verzekeraars, ten zy in het bijzonder geval, dat dezelve zyn het gevolg van eenige onvoorziene en buitengewone omstandigheden gedurende de reis opgekomen. (K. 7S9. Co. IOC.)
709. Om de büzondere avary te vinden, welke een verzekeraar moet betalen, die de goederen voor alle gevaar verzekerd heeft, gelden de volgende bepalingen:
Hetgeen onder weg is geroofd, vermist, of uil hoofde van beschadiging door zeeramp of uit eene andere oorzaak, waartegen verzekerd is, verkocht, wordt begroot volgens de facluurs-waarde of, deze ontbrekende, naar de waarde, waarvoor de goederen, overeenkomstig de voorschriften van dc wet, verzekerd zgn; en de verzekeraar betaalt dit bedrag.
By behoudene aankomst van het verzekerde goed, wanneer hetzelve geheel of gedeelteiyk beschadigd is, wordtdoordeskun-dlgen bepaald, hoeveel de goederen, indien dezelve gezond waren aangebragt, zouden zyn waard geweest, en voorts hoe veel zy nu waard zyn, en de verzekeraar betaalt zoodanig aandeel van de geteekende som, als in evenredigheid staat met hel verschil tusschen dc beide waarden, benevens de kosten op hel doen van de begrooling der schade gevallen.
Alles onverminderd de begrooling der vervracht wordende winst, indien dezelve verzekerd is. (K. quot;39.)
710. In geen geval, kan de verzekeraar den verzekerde noodzaken, om, ter bepaling van de waarde, de verzekerde voorwerpen te verkoopen, ten zy anders bu de polls ware bedongen. (K. 23« 8„, 739.)
711. Indien de schade buiten 's lands moet worden opgemaakt, worden daarin gevolgd de aldaar bestaande wetten of plaats hebbende gebruiken. (A. 10. K. 724 v.)
712. Wanneer de verzekerde goederen beschadigd of verminderd alhier aangebragt worden, en de schade uiteriyk zigtbaar is, moet de bezigtlglng der goederen en begrooling der schade door deskundigen gedaan worden, alvorens de goederen onder het beheer van den verzekerde zgn gekomen
De schade of de vermindering hg de lossing uiterlgk niet zigt-
xi titel. Van avarijen.
haar zijnde, mag de bezigtiging gedaan worden, nadat de goederen onder hel beheer der verzekerden zullen zün gekomen, mits geschiedende binnen driemaal \ier en twintig uren na de lossing: onverminderd hetgeen verder van de eene of andere zyde tot bewijs noodig zal bevonden worden, (K. 759. Co. 43S.)
713- In geval van schade aan een verzekerd schip, door zeeramp, geleden, draagt de verzekeraar slechts twee derden der kosten, tot de reparatie vereischt, om het even of dezelve al of niet hebbe plaats gehad, en zulks in evenredigheid van het verzekerde tot het onverzekerde gedeelte. Een derde blijft voor rekening van den verzekerde wegens vooronderstelde verbetering van oud tot nieuw. (K. 593, Ui» v., 739.)
714- Indien de reparatie heeft plaats gehad, wordthet bedrag der kosten bewezen door rekeningen en alle andere middelen van bewüs, en, des noods, door begrooting van deskundigen.
In geval de reparatie niet gedaan is, wordt het bedrag der-zelve door deskundigen begroot. (K. 713, 739.)
715- Indien hel, des noods na verhoorvan deskundigen, blijkt, dat door de gedane reparatie, de waarde van hel schip meer dan een derde is vermeerderd, betaalt de verzekeraar, in even redigheid als bij art. 713 is vermeld, het volle beloop der gemaakte kosten, onder aftrek der door verbetering vermeerderde waarde. (K. 759.)
716- Indien daarentegen de verzekerde, des noods nabcgroo-ting als voren, bewijst, dat de reparatie geene verbetering of vermeerdering der waarde van het schip, hoegenaamd, heefl te weeg gebragt, en wel bepaaldelijk doordien het schip nieuw en op deszelfs eerste reize de schade heeft geleden, of doordien de schade is aangekomen aan nieuwe zeilen of nieuw scheepge-reedschap, of wel aan ankers, ijzeren ketting-kabels of aan eene nieuwe koperen huid, heeft de aftrek van een derde geen plaats, en is de verzekeraar verpligt het geheel beloop der reparatiekosten, in evenredigheid als hü artikel 713 is vermeld, te vergoeden. (K. 759.)
717. Indien de reparatie-kosten meer dan drie vierden der waarde van het schip zouden licloopen, moet het schip, ten aanzien van den verzekeraar, gehouden worden als afgekeurd; en de verzekeraar Is alsdan, voor zoo verre ergeenabandonnement heeft plaats gehad, verpligt de som waarvoor hü verzekerd heefl, aan den verzekerde te betalen, onder korting vande waarde van het beschadigde schip of wrak. (K. 81)3, 713, 759.)
718. In geval een schip in eene noodhaven is aangekomen en vervolgens op eenige wijze verloren gaat, is de verzekeraar niet verder gehouden, dan tot de betaling van de som, die hij verzekerd heeft.
Hetzelfde heeft plaats, wanneer een schip, door onderscheidene reparation, meer dan de verzekerde som voor reparatie heeft uitgegeven. (K. 739.)
719. Onverminderd de bepalingen van art. 043, 644 en 043, is de verzekeraar ongehouden eenige gemeene of bijzondere avarü te dragen, indien dezelve, behalve de kosten van bezigtiging,
113
114 li. boek. tan de reql. en verpl. uit scheept), voortspruit.
beRrooting en opmaking, geen één ten honderd van de waarde van het beschadigde voorwerp beloopt-, behoudens hetvermogen der partyen, om te dezen andere bedingen te maken. (K. 739. Co. 408.)
720- De verzekeraars, zoo op het schip als op de vracht en op de lading, betalen ieder zoo veel wegens avarij-grosse, alsdie voorwerpen, voor zoo verre als daarop verzekering is gedaan, respectievelyk in de avary-grosse moeten dragen, en zulks in evenredigheid van het verzekerde tot het niet verzekerde gedeelte. (K. «98, 720. Co. 3«0.)
721. De gemeene en de bijzondere avarij zUndegeregeld,moet de schade-rekening, benevens de daartoe betrekkelijke bescheiden, aan de verzekeraars overgegeven worden. Deze zijn ver-pligt het door hem verschuldigde binnen zes weken daarna te voldoen, en zyn na dat tydsvcrioop wettelyke interessen verschuldigd. (B. 1804. K. 701, 722 v., 73». Co. 382.)
tweede afueel1ng.
Van het omslaan en dragen der avurij-cjrosse of gemeene avarij.
. 722- De berekening en verdeeling van avarij-grosse geschiedt ter plaatse, waar de reis eindigt, ten zy parlijendeswegeandere bedingen hebben gemaakt. (K. 23(i 8°, 024, 744. Co. 414.)
723- By het staken eener reis binnen dit land, of by stranding der schepen aldaar, worden de rekening en verdeeling opgemaakt ter plaatse, van «aar de schepen binnen dit land zijn vertrokken o[ hadden moeten vertrekken. (K. 91, 68(i.)
724- De berekening en verdeeling der avary-grosse worden gedaan ten verzoeke van den schipper en door deskundigen. (K. 744.)
De deskundigen worden benoemd door de partyen, of door de regtbank van het arrondissement der plaats, waar de berekening en verdeeling binnen bet Koningryk geschieden moeten.
De deskundigen moeten worden beëedigd, voordat zy hunne werkzaamheden beginnen.
De verdeeling moet worden gehomologeerd door de regtbank van het arrondissement.
Buiten s lands wordt de avarij-gros door de aldaar daartoe bevoegde magt opgemaakt. (K. 711. R. 317 v.)
725- By eene geheele staking der reis onder weg, of verkoo-ping van de lading in eene noodhaven, belde builen dit land voorvallende, worden de vordering, berekening en verdeeling der schade gedaan ter plaatse, alwaar zoodanige staking of verkoop voorvalt. (K. 711.)
726- De schipper in het doen der vordering, bij het voorgaande artikel vermeld, nalatig zünde, zyn de eigenaars van het schip, of ook die van de goederen, bevoegd om die vordering zelve te doen, onverminderd hunne aanspraak tot schadeloosstelling tegen den schipper.
727- De gemeene avarijen worden gedragen:
Door de waarde van het schip in den staat waarin hetzelve
xi. titel. Van avaryen.
aangekomen Is, met bijvoeging van hetgeen l)U vergoeding van gemeenc avarij wordt verstrekt;
Door de vracht, onder aftrek van de gagién en het onderhoud van het scheepsvolk, en
Door de waarde van de goederen, welke zich ten tijde van het voorvallen der schade aan boord, of in de llglers of booten hebben bevonden, of welke vóór de ramp uit nood zijn geworpen en vergoed geworden; of wel tol dekking van ava-rg-kosUn hebben moeten worden verkocht.
Gemunt geld draagt in de gemeene avarij naar den koers der plaats waar de reis eindigt. (K. 3!l«, «08, Co. 304, 401, 417.)
728- Doingeladene goederen worden begroot naar derzelver waarde op de plaats der lossing, onder korting van de vracht, inkomende reglen en kosten der ontlading, mitsgaders der by-zondere avarij, gedurende de reis ten laste derzelve gevallen.
Dit lijdt uilzondering in de volgende gevallen:
Wanneer de berekening en de verdeeling opgemaakt moeten worden ter plaatse waar de schepen binnen dit land zijn vertrokken, of hadden moeten vertrekken, wordt de prijs der inge-ladene goederen bepaald naar de waarde die dezelve ten tijde der inlading hebben gehad, met de onkosten, lol aan boord, de premie van assurantie daar niet bij gerekend; en in geval de goederen beschadigd zijn, naar derzelver wezenlijke waarde. (K. 7*3.)
Wanneer, buiten 's lands, de reis geheel wordt gestaakt, of de goederen, worden verkocht, en de avarij te dier plaatse niet heeft kunnen worden opgemaakt, alsdan wordt de prys, dien de goederen onder weg waardig zijn, of ter plaatse der verknoping zuiver hebben opgebragt, als het dragend kapitaal berekend. (Co. 305, 402.)
729- De over boord geworpene goederen worden gewaardeerd volgens den marktprijs, van de plaats der ontlading van het schip, na aftrek der vracht, inkomende reglen en ordinaire onkosten; derzelver aard en gesteldheid worden opgemaakt uit cognoscementen, facturen en andere bewijzen. (K. 308 v., 481. Co. 413.)
730- Indien de aard of hoedanigheid der koopmanschappen bü het cognoscement verkeerdelijk is opgegeven, en deze eene grootere waarde hebben, wordt de schade over dezelve omgeslagen op den voet van de wezenlijke waarde, indien zij behouden zijn gebleven.
Doch zoo zü door werping verloren zün geraakt, wordt de schade vergoed volgens de hoedanigheid bij het cognoscement opgegeven.
Indien de opgegevene koopmanschappen van eene mindere hoedanigheid zijn dan by het cognoscement is aangewezen, dragen zy in de schade volgens de hoedanigheid by het cognoscement opgegeven, indien zij behouden zyn gebleven.
Zg worden betaald op den voet van hare w ezeniyke waarde, indien zij over boord geworpen zijn. {Co. 418.)
731. De mondbehoeften, de kleederen van het scheepsvolk en
IIS
116 ii. boek. ydn de regt. en verpl. uitscheepv. voortspruit.
de dafrelijksche kleoderen der passagiers, gelijk mede de voor de verdediging van het schip vereischle ammunitie, dragen niet in de schaden van het werpen der goederen. De waarde van al hetgene van dien aard over boord geworpen is, wordt vergoed 1)u omslag over alle andere goederen. (Co. 419.)
732. De goederen, waarvan geen cognoscement van don schipper voorhanden is, of die niet op het manifest der lading staan, worden niet hetaald. Indien zij over boord geworpen zijn ; zy dragen in de schade, zoo zij zijn behouden gebleven. (K 507 v. Co. 420.)
733. De goederen, op den overloop van het schip geladen, dragen mede in de schade, indien zü behouden zün gebleven.
Indien de schipper de goederen, buiten kennis of toestemming van den inlader, op den overloop heeft geplaatst en dezelve zijn geworpen of door de werping beschadigd, is de inlader tot den eisch van den omslag gcregtigd, behoudens het verhaal van alle belanghebbenden op het schip en den schipper. (K.3i8. Co.421.)
734. Indien niettegenstaande het werpen van goederen of het kappen van scheepstuigen, het schip vergaat, heeft geen omslag tot vergoeding plaats.
De behouden geblevene of geborgene goederen zijn nietgehou-den tot betaling of tot vergoeding van geledene schade van de voorwerpen, die geworpen, beschadigd of gekapt zyn. (Co. 423.)
732. Indien bet schip door het werpen of kappen behouden blijft, en naderbanJ hij het vervolgen zijner reis vergaat, en alsdan goederen geborgen worden, dragen alleen de geborgene goederen in de werping, naar de waarde welke zij alsdan hebben, na aftrek van de hergloonen. (Co. 424.)
736. Indien het schip en de lading door kappen of andere schade aan het schip toegebragt, behouden blijven, doch de goederen naderhand vergaan of geroofd worden, heeft de schipper geene aanspraak op de eigenaars, inladers of geconsigneerden dier goederen, om in den omslag dier kapping of schade te dragen. (Co. 422, 427.)
737- Indien de goederen door schuld of toedoen van den inlader of geconsigneerde verloren gaan, dragen zg evenwel in de gemeene avarij.
738. In geen geval, behoeft de eigenaar eener lading in gemeene avarij meer te dragen, dan de waarde der goederen, zoo als die by derzelver aankomst waardig zijn ; onverminderd zoodanige kosten als, na het vergaan van het schip of de opbrenging en aanhouding der goederen, door den schipper te goeder trouw, zelfs zender last, zyn gedaan, om van het vergane iets te redden, of de opgehragte goederen te reclameren, al ware zulks zonder goed gevolg
739. Indien, na den gedanen omslag, de geworpene goederen door de eigenaars zün terug bekomen, zyn zij gehouden hetgeen zg voor dezelve in de verdeeling ontvangen hebben, aan den schipper en de belanghebbenden bg de lading in te brengen, onder aftrek der schade, onkosten en bergloonen.
In dat geval, wordt de gemelde inbreng door het schip en de
xil. titel ran hel le niet gaan derverbindt. inden zeeft. 117
belanghebbende in dezelfde evenredigheid genoten, als zü in de schade der werping hebben gedragen. (Co. 420.)
740. Indien de eigenaar der géworpene goederen dezelve terug bekomt, zonder eenige vergoeding te vorderen, draagthU, in geen geval, in de gemeene avarU, na de werping aan de behouden geblevene goederen overgekomen. (K 484. Co. 4-2ü.)
TWAALFDE TITEL.
Fan het te niet gaan der verbindtenissen in den zeehandel.
DONKER CIIUTIÜS, p. 108—112. - Bydr., XI, blz. 100,110.
Opmerk, en Meded. , IX, blz. 127—133.
741. Door tydsverloop van één jaar verjaart alle regtsvor-dering:
1quot;. Tot betaling van seheepsvracht, gagiën en soldijen van den schipper, olllcieren en scheepsgezellen; (K. 447,490.)
2°. Tot betaling van levensmiddelen aan de oflicieren en scheepsgezellen, op last van den schipper geleverd;
.'i0. Tot uitlevering van koopmanschappen ;
4°. Tot betaling van het door passagiers verschuldigde. {K. 321 v.)
Deze verjaringen beginnen te loopen, als volgt;
Die van no. I na het eindigen der reis;
Die van n». 2 na de gedane levering;
Die van nquot;. 3 en 4 na de aankomst van bet schip. {K. 747. Co. 434.)
742. Door tijdsverloop van drie jaren verjaart:
Alle regtsvordering wegens levering van noodwendigheden tot het uitrusten en provianderen van het schip, mitsgaders van hout, zeilen, ankers en hetgeen verder tot het timmeren en herstellen vereisebt wordt, cn eindelijk arbeidsloonen en het gemaakte werk aan het schip.
Alle regtsvordering ter zake van schade door aanzeilen, overzeilen, aandrijven of aanvaren veroorzaakt. (K. 334 v.)
De eerstgemelde verjaring begint te loopen van den dag der levering van de voorwerpen, of van het voltooijen des werks,en de laatstgemelde van dien der plaats gehad hebbende gebeurtenis. (K. 747. Co. 433, 433, 430.)
743- Door verloop van vijfjaren verjaart:
Alle regtsvordering, voortspruitende uit eenen liodemerij-brief, of uit eene polis van verzekering. (K. 370, 592, 747.)
Die verjaring begint te loopen van den dag der geslotene overeenkomst. {B. 2010. K. 747. Co. 432.)
744. Alle aanspraak, tusscben de belanghebbenden, tot den omslag by wege van avarg-grosse, vervalt twee jaren na het eindigen der reis. (K. 722 v. Do. B33, 436.)
745. De voorrang op schepen, vrachtpenningen en goederen, uit hoofde van bodemerg-schuld, vervalt na verloop van zes maanden na de aankomst des schips, ter plaatse w aar de reis eindigt, indien de bodemerü-brief verleden is binnen de grenzen van Europa, na verloop van één jaar, indien dezelve is verleden
118 ii. boek. Van de rcrjl. en verpl. uit scheepv. voorspruit.
In eenige plaats op de kusten van Azie en Afrika, gelegen aan de Middellandsche zee en Zwarte zee, en na verloop van twee Jaren in andere gedeelten der wereld. Ky oorlog ter zee wordt de termyn verdubbeld. (K. 313 9°. Co. 373.)
746. Alle aanspraak tegen den schipper en de verzekeraars wegens schade, aan de ingeladene goederen overgekomen, vervalt, indien zü, zonder hezigtiging en begrooting der schade, op de wüze by de wet voorgeschreven, zijn aangenomen, of, in geval niet uiterlijk van de schade bleek, de hezigtiging en de begrooting niet heeft plaats gehad binnen den tijd bij de wet bepaald. (K. 345, 193. Co. i33.)
747. De bepaling van artikel 2010 van het Burgerlijk Wetboek is toepasselijk op de verjaring in artikel 741, quot;4-2 en 743 vermeld.
DERTIENDE TITEL.
Fan schepen en vaartuiflen welke de rivieren en binnenwateren bevaren.
Bydr., XI, blz 110.
748- Schepen en vaartuigen welke de rivieren en binnenwateren bevaren, en tevens van buiten 's lands komen of naar buiten 's lands bestemd zijn, worden als zee-schepen beschouwd, en mitsdien zijn, in het algemeen en naar de omstandigheden, op dezelve toepasselijk de bepalingen in de voorgaande titels van dit boek vervat, behoudens de reglementen en verordeningen op de vaart van zoodanige schepen en vaartuigen wettiglljk vastgesteld. (K. 98, 309, v., 75«.)
749. Ten aanzien van schepen en vaartuigen, welke by uitsluiting gebruikt worden tot de scheepvaart van eene plaats binnen 's lands naar eene andere binnen 's lands gelegen, zoo wel op de stroomen, rivieren, kanalen en vaarten, als op de binneiilandsche zeeën eu meeren en langs de wadden, gelden de navolgende bepalingen. (K. 731.)
750. De voorschriften van den eersten titel van dit boek zyn ook op dezelve toepasselijk, behoudens de navolgende wy-zigingen ;
1». Dat de bepaling van het tweede lid van art. 309, mitsgaders van art. 312, worden beperkt lot schepen en vaartuigen, welke de grootte hebben van tien of meerdere lasten ;
ïo. Dat de hevoorregte schulden welke op de opbrengst der in het vorige artikel vermelde schepen en vaartuigen kunnen worden verhaald, zijn de na te meldene, in de orde waarin dezelve geplaatst zyn ; (K. 313.)
ü. De berg-, hulp- en loodsloonen;
6. De tonnen-, baken-, vuur- en andere havengelden;
c. De legger-, bewaarder- en sjouwergelden ;
d. De huur van pakhuizen of van bergplaatsen, om het scheepstoebehooren en de gereedschappen te plaatsen :
xiii. titel. Fan schepen welke de rivieren bevaren. 119
e. De gagien van den schipper en het scheepsvolk.
Het voorregt bij litt. a, b, c, d en e verleend, kan niet worden ingeroepen na verloop van drie maanden, te rekenen van den dag, dat de schuld is opvor-derhaar geweest.
f. De noodige leveringen en reparatie aan het schip ot vaartuig en deszelfs gereedschappen gedaan, gedurende drie jaren, te rekenen van den dag dat de reparatie Is volhragt;
9. De schuldvordering wegens den aanhouw van het schip, benevens de renten van de drie laatste jaren;
h. De schaden en interessen van inladers wegens bet niet, of niet hehooriyk uitleveren van de door hen ingeladene koopmanschappen, en die welke, door ontrouw of schuld van den schipper of het scheepsvolk, aan de goederen veroorzaakt zün:
3o. Dat, indien de opbrengst van het schip of vaartuig niet toereikende is om de schulden in ieder der onderdeeien van de tweede paragraaf van dit artikel respectievelijk aangeduid, ten volle te voldoen, de laatstgemaakte kosten van elk derzelve den voorrang boven de vroegere hebben;
4°. Dat na de schulden, in voorschreven tweede paragraaf vermeld, mede op de bedoelde schepen en vaartuigen, voor zoo verre zU de grootte hebben van tien of meerdere lasten, bevoorregt zijn degene welke bij art, 315 zgn aangewezen, met inachtneming der bij dal artikel voorkomende bepalingen;
3°. Dat alle de voorregten, hierboven vermeld, verloren gaan indien het schip of vaartuig, aan eeri ander zynde overgedragen, zonder protest van de bevoorregte scbuldeischers, gedurende een half jaar, ten name en voor rekening van den nieuwen eigenaar heeft gevaren, alles met inachtneming van het tweede en derde lid van art. 310. (R. S(ii, 30«, Co. 202, 207.)
751. De voorschriften van den tweeden titel van dit boek zijn op de reeders en eigenaars van de hinnenlandsche schepen en vaartuigen, hierboven in.art. 710 bedoeld, alleen toepasselijk, voor zoo veel betreft de bepalingen van art. 320, 321, 322 en 323, het eerste lid van art. 323, art. 320, 327, 328,329, 330, 332, 333, 333, 330 en 337.
752. De verpligting des boekhouders tot het doen van rekening, en die van eiken reeder om dezelve op te nemen en te sluiten, en het nadeelig slot daarvan voor zün aandeel op te leggen, worden geregeld door de overeenkomst en het gemeene regtomtrent lastgeving, met dien verstande, dat de'goedkeuring der meerderheid van de reeders, de minderheid niet belet hare reg-ten te doen gelden. {IV 1829 v. K. 338 v.)
753. De voorschriften van den derden titel van dit boek zijn op de schippers van de binnenlandsche schepen en vaartuigen, hierboven in art. 759 vermeld, alleen toepasselijk, voor zoo veel betreft de bepalingen van art. 341, 3S3, 310, 348, 319, 334 333,
HO li. BOEK. Fan dc regt. en verpl: uit scheepv. voortspruit.
336, 363 en 367, het eerste lid van art. 368, art. 382, 390, 391, 3S2 en 393, behoudens hetgeen bij wettig bestaande reglementen en verordeningen deswege is bepaald.
De verpligting van den schipper tot het doen van rekening, en al hetgeen daartoe betrekkelijk is, wordt geregeld naar de overeenkomst, het gemeene regt en de bijzondere reglementen en verordeningen, daaromtrent wettiglük vastgesteld. (15.1829 v. K. 387 V.)
754. De voorschriften van den vierden titel zyn te dezen alleen toepasselijk voor zoo veel betreft art. 4S1 en 452.
De regten enverpligtingenuithuurvanstuurlieden,schippersknechts of ander scheepsvolk, voortvloeijende, worden geregeld naar de overeenkomst, naar de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, omtrent huur van dienstboden en werklieden, en naar de bijzondere reglementen en verordeningen daaromtrent wettiglük vastgesteld. (B. 1637 v., 2006.)
755- De voorschriften van den vijfden titel van dit boek zijn niet toepasselijk op de binnenlandsche scheepvaart.
De regten en verpligtingen voortvloeijende uit bevrachting, den tyd van laden en lossen, mitsgaders al hetgeen daartoe betrekkelijk is, worden geregeld naar de bepalingen van den vijfden titel van het eerste boek van dit Wetboek, naar die van het Burgerlijk Wetboek, omtrent huur en verhuur; naar de bijzondere reglementen en verordeningen daaromtrent wettiglyk vastgesteld, en, bij ontstentenis van deze, naar de plaatselijke gebruiken. (B. 1583 v.)
756- De voorschriften van den zesden titel van dit boek zijn op de binnenlandsche scheepvaart toepasselijk, met deze wijziging, dat In de gevallen bij art. ü38 en SiO uitgedrukt, eikschip of vaartuig, en elke lading, derzelver eigene schade draagt
Hetzelfde is ook toepasselijk op het geval, dat het eene schip of vaartuig een zeeschip is, of daarmede volgens artikel 748 wordt gelijk gesteld, en het andere tot de binnenlandsche vaart behoort.
757. De voorschriften van den zevenden titel van dit boek zijn in het algemeen, en naar de omstandigheden, ook op do binnenlandsche scheepvaart toepasselijk.
De geschillen over berg- of hulploonen worden beregtdoorde arrondissements-regtbank, binnen welker gebied de redding of berging heeft plaats gehad. (K. 543.)
758. De voorschriften van den achtsten titel van dit bock zijn niet toepasselijk op de binnenlandsche scheepvaart. (K. 98.)
759. De bepalingen van art. 708, 709, 710, 712, 713, 714, 715, 716, 717, 'Jt8, 719 en ,721 zijn ook op de binnenlandsche scheepvaart toepasselijk. (K. 98.)
760. Indien, tot behoud van het schip of vaartuig en de lading, goederen worden geworpen, heeft de omslag plaats op dezelfde wijze en naar dezelfde regelen, welke ten aanzien van de zeevaart zijn voorgeschreven. (K. «99 2°. 729 v.)
761- Dezelfde bepaling geldt, indien tot behoud van het schip
xiii. titel. Van schepen welke de rivieren bevaren. 121
of vaartuig en de lading, goederen in de ligters of booten zyn overgeladen.
De kosten daartoe vereischt, de schade aan de goederen overgekomen en de schadeloosstellingen aan de ligters of de hooien verschuldigd, worden op den voet van het vorige artikel door het principale schip of vaartuig en de lading gedragen.
762. De overige bepalingen van den elfden titel zün niet toepasselijk op de binnenlandsche scheepvaart. (K. 98.)
763. De voorschriften van den twaalfden titel gelden in bet algemeen en naar de omstandigheden ook op de binnenlandsche scheepvaart. (K. 741 v.)
VAX DE VOORZIEN!NGE\ IX GEVAL VAN ONVEII.MOGEX VAX KOOPLIEDEN.
iiOLTius, Het iWederl. faillietenrcgt volgens het derde boek van het Wetb. v. Kooph., wetenschappelijk verklaard (Utr. 1830).
EERSTE TITEL.
ran faillissement.
doxkeu cürtius, p. 113—lil. — Bydr., XI, Wz. 110—11». — wentholt, ad locum jur, mere, tam Fr. i/uam IScerl. de debitoribus obaeralis (L. k. 183quot;). — wentiioi.t, de debitoris obaerati patrimonii liquidatione (L. B. 1851).
EEUSTE AFDEELING.
Fan de failliet-verklaring en derzelver gevolgen in het algemeen.
Artikel 764.
Elk koopman die ophoudt te lietalen, wordt hu' regterlijk vonnis verklaard te zijn in staat van faillissement, het zij op zijne eigene aangifte, hetzij ten verzoeke van eenen of meer schuld-eischers, het zy eindelijk op retiuisltoir van het openhaar ministerie. (B. '.37 3°, lölS, 1820, 1880 2». K. 11, 109, 198, 230, 791. K. 720, 882 V. Co. 437.)
765. H'd is verpligt om hinnen drie dagen nadat hij heeftop-chouden te hetalen, daarvan aangifte te doen ter griflie van de
arrondissements-regthank zijner woonplaats, of, indien het maatschappen van koophandel betreft, aan die van het arrondissement, hinnen welks gebied het gemeenschappelgk kantoor Is gevestigd.
Ten aanzien eener vennootschap onder eene firma, moet de aangifte inhouden den naam en de woonplaats van elk der hoofdelijk voor het geheel verbondene vennooten. (K. 7«8 v., 907. Co. 440.)
766. De vordering der failliet-verklaringdoorschuldeischers, wordt gedaan bij verzoekschrift aan de arrondissements-regthank, bij het eerste lid van bet vorige artikel vermeld,met overlegging van het bewijs of de aanduiding van de daadzaken en omstandigheden waaruit blijkt dat er werkelijk opbouding van betaling plaats heeft. (K. 179, 213, 7B9, 900.)
i. titel. Van faillissement.
Het verzoekschrift wordt ter grime van de regtbank ingeleverd, en op een daartoe aangelegd register van den dag der inlevering behoorlijk aanteekening gehouden.
De arrondissements-regtbank beschikt met den meesten spoed op het verzoekschrift.
Zü is bevoegd om den schuldenaar vooraf te hooren, of hem bü eenen brief door den griflier te doen oproepen. (K. 791, SSii. Co. 449.)
767- De hoedel van eenen koopman, die na de ophouding der betaling is overleden, om het even of zijne erfgenamen van het regt van beraad al dan niet gebruik maken, de erfenis zuiver of onder het voorregt van boedelbeschrijving hebben aanvaard, dan of zij dezelve hebben verworpen, kan in staat van faillissement worden verklaard, mits het verzoek daartoe uiterlijk binnen den lijd van drie maanden na het overlijden van den schuldenaar gedaan zy. (K. 880, lltn», 1070 v., 1081.)
Het verzoekschrift moet op dezelfde wijze worden ingerigt als hü het vorige artikel is bepaald. De erfgenamen worden op bet-zelve geboord of behoorlijk opgeroepen hü een exploit, aan het sterfhuis beteekend, zonder dat het noodig zij hem hü name aan te duiden. (R. 4 0».)
De in staat van faillissement-verklaring heeft van regtswege ten gevolge de afscheiding van den hoedel des overledenen van dien zijner erfgenamen, zoodanig en in dier voege als bij het Burgerlijk Wetboek is omschreven. (K. 1133 v. K. 770, 892.)
768- Het openbaar ministerie is bevoegd te vorderen dat de schuldenaar die opgehouden heeft te betalen, des noods na verhoor of behoorlijke oproeping, in slaat van faillissement worde verklaard, indien deze voertvlugtig is zonder order op «üne zaken te hebben gesteld, of bezig is zijne goederen te verdonkeren.
Dc kanton-regter kan aanvankelijk in dezelfde gevallen door verzegeling, of door andere gepaste middelen van bewaring, voor het behoud van den hoedel zorgen.
Hü zendt in dat geval onmiddellijk afschrift van zgn procesverbaal aan hel openbaar ministerie. (K. 7(i9, 787. K. :i23 v., ti58 v. Go. 449, iïiO, 433.)
769. Het faillissement vangt aan op den dag der aangifte van den schuldenaar, of op dien der inlevering van het verzoekschrift der schuldelschers ter griilie, óf eindelijk op dien van bet requisitoir van het openbaar ministerie.
Die dag wordt bg het vonnis van failliet-verklaring vermeld. (K. 7«3 v., 7(58 , 7 73, 78 7 , 9 23. Co. 441.)
770- Het vonnis van failliet-verklaring heeft ten gevolgedat de schuldenaar van regtswege de beschikking enhetbeheerover zijne goederen verliest.
Deze bepaling is ten aanzien van den hoedel des overledenen schul lenaars ook toepasselijk op deszelfs erfgenamen in het geval bü art. 707 vermeld. (B. 13GG. K. 791, 800 v., 813, 91(i. Co. 442.)
771- Dat vonnis heeft mede ten gevolge dat, onverminderd
123
121 lil. BOEK. Van de voorziening, in geval v. onvermogen.
de hepalingen van art. 8öi, 8öd cn 838, alle gereglelijke tenuitvoerlegging op roerende of onroerende goederen van den schuldenaar, vóór deszelf? faillissement aangevangen, dadelgk wordt gestaakt, en dat ook van hetzelfde oogenblik af, geen vonnis van lijfsdwang kan worden ten uitvoer gelegd. {K. 244. R. 383 v.,
888 V.)
Bg eene vóór de failliet-verklaring aangevangene regtsvorde-ring tot reclame van verkochte en geleverde goederen, naar aanleiding van den achtsten titel des eersten hoeks van dit Wet-l)oek, wordt dezelve tegen de curators voortgezet, en het vonnis ten uitvoer gelegd. (K. 230 v.)
Hetzelfde is toepasselijk op allo regtsvordering waarbij een zeker en hepaald voorwerp, als eigendom, wordt gereclameerd. (B. 029.)
772- Indien vóór het faillissement van den schuldenaar de uitwinning zgner roerende of onroerende goederen zoo ver was gevorderd, dat de dag van den deflnitieven verkoop derzelve reeds was hepaald, en door aanplakking bekend gemaakt, kunnen de curators, op magtiging van den regter-commissaris, den verkoop voor rekening van den hoedel laten voortgaan; onverminderd het regt van den executant op de opbrengst, indien hy voorrang, pand of hypothekair verband heeft. (R. 404 v., 514 v., 370 v., 880.)
, 773. Alle op den dag van den aanvang des fallllssements nog niet opeischbare schulden, welke de schuldenaar betaald heeft binnen de veertig dagen vóór den hij art. quot;09 vermelden dag, worden in den boedel terug gebragt. (B. 137quot;. K. 138, 203, 923. R. 891. Co. 440.)
774. Pand of hypotheek, binnen den tyd van veertig dagen vóór den aanvang van faillissement door den schuldenaar verleend, is nietig in de twee volgende gevallen: (B. 1190 v., 1208 v., 1214. K. 923.)
1°. Indien hetzelve is verleend tot waarborg van vóór dien tyd aangegane verbindtenissen;
2». Indien het, tot waarborg van binnen voorschreven termijn aangegane verbindtenissen is toegestaan en niet dadelijk by de oorspronkelijke overeenkomst is gevestigd.
De vorenstaande bepalingen zijn niet toepasseiyk op hypotheken welke de voogd of curator tot zekerheid van zijn beheer verpligt is te geven. (B. 390 v., 300 v. R. 891. Co. 443.)
775. Alle schenking van roerende of van onroerende goederen, door den schuldenaar gedaan, is ten aanzien der schuld-eischers van regtswege nietig, indien dezJlve heeft plaats gehad binnen den termijn van zestig dagen vóór don aanvang van het faillissement, al ware het dat beide partijen in de goede trouw hadden verkeerd.
Die termyn wordt verdubbeld, indien de begiftigde den schenker door bloedverwantschap of door aanhuweiyking bestaat, in de opgaande of in de nederdalende linie onbepaaideiyk, en in de zydlinie tot den vierden graad ingesloten.
i. titel, ran faillissement.
Deze bepaling is ook toepasselijk op het geval, dat de schenking aan den begiftigde gedaan is door middel van tusschen beide komende personen. (B. 239, 345, 938, 13quot;7, 1703 v., 1quot;13, 1718. K. 923. R. 891. Co. UI.)
776. Indien bewezen wordt dat de schenker, op welk tijdstip de gifte ook moge hebben plaats gehad, van den nadeeiigen staat zijns boedels kennis heeft gedragen, kan dezelve ten behoeve der schuldeischers worden nietig verklaard, al ware het dat de begiftigde in de goede trouw verkeerde.
De regtsvordering tot deze nietigverklaring vervalt zoodra de rekening van de curators, naar aanleiding van art. 88:gt;, zal zijn afgelegd. (B. 1377. K. 923. R. 891.)
777. Alle akten waarbü de schuldenaar den eigendom van roerende of onroerende goederen onder eenen bezwarenden titel heeft overgedragen, en in het algemeen alle handelingen, hoe ook genaamd, op welken tyd ook gedaan, kunnen op de vordering der schuldeischers worden vernietigd, indien zy bewijzen dat dezelve van beide zijden ter bedriegelyke verkorting van de regten der schuldeischers hebben plaats gehad. (B. 1377. K. 200. Co. iii, 147.)
778- Door het faillissement worden de nog niet vervallen schulden, ten laste van den schuldenaar loopende, opeischbaar voor zoo veel hem betreft.
Indien nogtans de schuld in jaarlgksche termijnen moest worden gekweten, of eerst na verloop van drie jaren of later kan gevorderd worden, zonder dat, in het een of in het andere geval, de schuldenaar tot liet betalen van interessen gehouden was, zal de hoofdsom, waarvoor de schuldeischer in den boedel erkend wordt, door den regter worden gewaardeerd, naar gelang van derzelver daaruit voortvloeiende mindere waarde. (B. 1307. K. 709. Co. 448.)
779- Indien er schuldvorderingen ten laste van den gefailleerde opkomen, waarvan het bestaan, de opeiscïibaarheia, of de hoegrootheid, afhankelijk zijn van de vervulling of niet-ver-vulling van voorwaarden in de toekomst, en de vereffening des boedels, in bet belang der gezamenlijke schuldeischers, niet gevoegelijk tot de eindelijke uilkomst kan worden uitgesteld,worden, .naar den aard der zake, een of ander der navolgende middelen van beëindiging toegepast. (B. 1289 v., 1304 v. k. 780 v., 822. R. 891.)
780- Het belang der schuldeischers zal door deskundigen worden begroot, en, des noods, door de regtbank bepaald, naarmate van het hoofdbedrag der schuld, en in verhouding lot het nadeel, hetwelk de boedel des gefailleerden kan lijden, door de niet-vervulling der voorwaarden, en tot het voordeel hetwelk de schuldeischer kan genieten door de onthefling van de vervulling derzelve. (11. 222 v )
781- Indien zoodanige waardeering, uit den aard der zaak, ondoenlijk, of in het belang der partijen onraadzaam mogt geacht worden, zal de schuldeischer tot het volle bedrag van het voorwaardelijk verschuldigde kunnen worden erkend, en de uit-
12Ö
120 in. boek. yan ilc voorziening, in gevat v. onvermogen.
«leclin!; aan hem gedaan worden, tegen liet stellen van voldoende zekerheid voor de teruggave met de renten, indien en bü zoo verre later Wijken mogt, dat de voorwaarden, waaraan de schuld verhonden is, al of niet vervuld zijn. (B. 1289 v., 130i V. K. 784.)
782 Indien zoodanige zekerheid niet kan gesteld worden, of indien door den regtcr, naar de omstandigheden, in het helang der partijen, zulks raadzamer wordt geacht, kan de regthank hevelen, dal het heloop der uildeeling, waarop de schuldeischer later aanspraak zou kunnen hehlien, worde in de consignatiekas overgestort tot dat van de al of niet-Tervulling der voor-Maarden zal blijken.
Het alzoo ingehouden bedrag wordt nader, het zij aan den schuldeischer uitbetaald met de daarvan genotene renlen na aftrek der kosten, het zij, ten behoeve der gezamenlijke schuld-eischers of regtbebbenden, in den hoedel teruggebragt. (K.quot;8i.)
783- Indien in den hoedel des gefailleerden zaken worden gevonden, welke hem voorwaardelijk toehehooren, of waarover hij alleen voorwaardelijk kan beschikken, zal derzelver verkoop worden bevolen onder den last van de vervulling der voorwaarden door den kooper, ten zij de regthank, naar den aard van ecnig voorkomend geval en In het belangder partijen,raadzamer mogt oordeelen ook dan de beëindiging te bevelen, op de wijze, bij de drie vorige artikelen omschreven, of het voorwerp tot de eindelüke uitkomst onverkocht Ie laten.
784. Indien de voorwaardelijke schuld door pand is verzekerd, en het belang van den boedel medebrengt om den pandhouder in het bezit van het voorwerp te laten, heeft hij bü de eindelüke uitkomst, voor het Ie kort komende, als concurrent schuldeischer slechts aanspraak op hetgeen alsdan in den hoedel mogt zijn overgebleven.
Indien daarentegen het belang van den hoedel niet medebrengt om den pandhouder in het bezit van het pand te laten, gelden dezelfde regelen, als hierboven zijn vastgesteld, met dat onderscheid dat in het geval van art. quot;80, de schuldeischer bel pand niet behoeft af te geven, lot dal aan hem zal zijn voldaan de som waarop zijn belang is gewaardeerd, voor zoo ver die som op het voorwerp kan worden verhaald, en dat, In de gevallen van art. 781 en 782, aan denzelven, legen teruggave van het pand, worde uitbetaald of wel in de consignatie-kast gestort zoodanige som als het verbondene voorwerp waard is. (K. 838, 800. Co. 33G v.)
785. Indien de schuld door eene hypotheek is verzekerd, gelden alleen de voorschriften van artikel 1239 en volgende van het Kurgerlük Wetboek.
Bij de eindelüke uitkomst heeft de schuldeischer voor het te kort komende, als concurrent schuldeischer, slechts aanspraak op hetgeen alsdan nog in den boedel mogt zün overgebleven. (K. 838, 872, 87',; v. K. 891.)
786. Omtrent jaarlüksche, maandelüksche en andere derge-lüke makingen, schenkingen of uitkeerlngen zijn toepasselük de
l. titel. Fan faillissement.
regelen welke bij artikel 182« van het Burgerlijk Wetboek zijn voorgeschreven.
TWEEDE AFDEEL1NG.
Fan de voorzieningen Ier qeleijenheul lier failliet verklaring en van de magl der curators.
787. Het vonnis van failliet-verklaring zal, behalve de vermelding van den dag des aanvangs van het faillissement, inhouden :
1°. De benoeming van een der leden van de regtbanktot reg-ter-commissaris in het faillissement;
2». De aanstelling van eenen of meer curators, bij voorkeur uil de schuideischers te kiezen. De griltier ofsuhstituten-grifllers kunnen daartoe niet benoemd worden; (K. 7!I2 v., 800, 849, 803, 88:i.)
3o. Den last, om door verzegeling, of door andere gepaste middelen, of door een en ander, voor de bewaring des boedels te zorgen. (K. (gt;jgt;8 v.)
Een afschrift van het vonnis wordt dadeiyk aan den kanton-regter door den grillier der arrondissements-regtbank toegezonden. (K. 788 v., 793. Co, 459, 453, 454.)
788. De regtbank heeft ten alle tijde de bevoegdheid om de curators, of eenen of ander derzelve te ontslaan en door anderen te doen vervangen, het zij op voordragt van den regter-commis-saris, het zij op een met redenen bekleed verzoek van eenen of meer schuideischers.
Zij kan op geiyke wijze aan den benoemden eenen of meer mede-curators uit de schuideischers toevoegen.
hy gelegenheid der laatste vergadering tot verificatie der schuldvorderingen, zal de regter-commissaris de schuideischers opzetteiyk wegens die vervanging of toevoeging raadplegen, cn daarvan aan de regtbank verslag doen, welke deswege zal beschikken, zoo als zij in het belang van den boedel zal vermeenen te beboeren. (K. 827 v. Co. 456, 460, 495, 527.)
789- De regtbank kan, bij het vonnis van failliet-verklaring of daarna, doch in het laatste geval op verslag van den regter-commissaris, bevelen, dat de gefailleerde in verzekerde bewaring worde gesteld, het zij in een huis van gijzeling, bet zij in zyne eigene woning, onder het opzigt van eenen deurwaarder of van eenen dienaar der openbare magt.
Het bevel tot deze in bewaring stelling, wordt door hetopen-baar ministerie ten uitvoer gelegd.
De regtbank heeft de bevoegdheid om, op verslag van den regter-commissaris, of op bet verzoek van den gefailleerde, en na verhoor van eerstgemelden, den schuldenaaruitdeverzekerde bewaring te doen ontslaan, het zy zonder of met borgtogt van ten alle tyde te zullen verschynen. In het laatste geval wordt het bedrag van den borgtogt door de regtbank bepaald en komt bij niet-verschyning ten voordeele des boedels. (K. 771, 790. Co. 455, 460, 467.)
127
128 UI. boek. Fan de voorziening, in geval v. onvermogen.
790- In alle gevallen waarin de legenwoordlgheld van den schuldenaar bij deze of gene bepaalde werkzaamlieden, den hoedel betreffende, vereischt wordt, zal hü. zoo hu zich in gijzeling of in verzekerde bewaring bevindt, op last van den regter-com-missaris uit de gevangenis of bewaarplaats kunnen worden overgebragt.
De regter-commissaris neemt de vereischte maatregelen tegen de ontsnapping van den schuldenaar. (K. 189, 798, 807, 848. R. 893. Co. 408, 469.)
791. Het vonnis van failliet-verklaring zal zonder uitstel worden ten uitvoer gelegd, niettegenstaande hooger beroep of verzet.
Hij die in staat van faillissement is verklaard, het zg ten verzoeke van schuldeischers, het zij op de vordering van het openbaar ministerie, en die op daartoe gedane oproeping, ofookvrü-willlg, Is verschenen cn door de regtbank gehoord, heeft regt van hooger beroep lot op den vcertiendcr. dag na de aankondiging in de openbare dagbladen van het vonnis hierna in art.793 vermeld, de dag der aanplakking daaronder niet begrepen.
Indien hij niet is verschenen, heeft hij regt van verzet gedurende denzelfden tijd.
HU kan In dit geval in hooger beroep komen, tot op denveertienden dag nadat het vonnis, op het verzet gewezen, aan hem zal zijn beteekend, die dag der beteekening almede daaronder niet begrepen.
Het regt van hooger beroep en van verzet, hierboven vermeld, wordt vervolgd legen hen, op welker verzoek of vordering het vonnis van failliet-verklaring is verleend.
Schuldeischers welker verzoek tot de failliet-verklaring van hunnen schuldenaar is afgewezen, hebben regt van hooger beroep, gedurende veertien dagen na den dag der afwijzing.
Met uitzondering van schuldeischers, welke de failliet-verklaring hebben gevraagd, en van het openbaar ministerie, hebben alle andere schuldeischers en alle belanghebbenden, in alle gevallen van failliet-verklaring, regt van verzet tot op den der tigsten dag na de aankondiging van het vonnis in de dagbladen, en bij afwijzing, regt van hooger beroep lot op den veertienden dag na de beteekening, gerekend als hier voor is bepaald.
Alle termijnen, bij dit artikel vermeld, loopen, zonder aanzien van de woonplaats der schuldeischers of andere belanghebbenden. (K. 706, 768, 787. Co. 437.)
792. De curators moeten, dadelijk na hunne benoeming, in handen van den regter-commissaris den eed alleggen van den hun opgedragen last gelrouweiyk te zullen waarnemen. (K. 787 v., 795 v., 798. R. 893. Co. 461.)
793- Zü zijn verpligt, om, binnen driedagen na hunne benoeming, een uillreksel van hel vonnis van failliet-verklaring,houdende vermelding van den naam, de woonplaats en het beroep van den gefailleerde, van den naam van den regter-commissaris en dien der curators, mitsgaders van den dag van den aanvang des failiissements, te doen aanplakken. (R. 791, 893.)
i. titel. Van faillissement.
1quot;. Aan het huis der gemeente van de woonplaats \an den gefailleerde, of, hg vennootschappen van koophandel, van de plaats alwaar het gemeenschappelijk kantoor gevestigd is;
2quot;. Aan hel gehouw alwaar de regthank vergadert, mitsgaders aan de tieurs, zoo die aldaar hestaat.
Het relaas der aanplakking moet doorden deurwaarder op de grosse van het vonnis worden gesteld.
Daarenboven wordt voorschreven uittreksel, hinnen vjjf dagen na de benoeming der curators, door hunne zorg geplaatst in een der dagbladen der gemeente alwaar de regthank gevestigd is, en bü gebreke daarvan In een dagblad der provincie door den regter-commissarls aan te wgzen. (Co. 457.)
794- In geval van faillissement eener vennootschap,geschiedt de verzegeling, indien dezelve is bevolen, zoo wel in het hoofdkantoor als in de woning van eiken hoofdelijk voor het geheel verbondenen vennoot. (K. 1« v. Co. 432.)
795- Indien de kanton-regter, na het ontvangen van het vonnis, bij het laatste lid van art. 787 vermeld, de bevolene verzegeling niet reeds heeft gedaan, moeten de curators dezelve ten spoedigste doen bewerkstelligen.
De kanton-regter moet, in allen gevalle, afschrift van het proces-verbaal der verzegeling aan de regthank inzenden. (K. 792, 798. R. ÜS8 v., 893. Co. 462.)
796. De curators zijn bevoegd om by of na elke verzegeling te vorderen, dat aan hen w orde afgegeven het in den boedel zich bevindende papier, dat op korte dagen loopt of ter acceptatie moet worden aangeboden.
De kanton-regter maakt op zijn proces-verbaal van verzegeling melding van die afgifte, met juiste omschrijving der voorwerpen. (K. 112 v. K. 893. Co. 463.)
797. De regthank kan, op voordragt van den regter-commis-saris en na verhoor der curators, bevelen, dat, tot voorkoming van groote schade voor .den boedel, het bedrijf van den gefailleerde niet plotselijk worde gestaakt, en gedurende eenigen tyd in het belang der schuldeischers door de curatorsof dooriemand onder hun opzlgt zal worden voortgezel.
In dit geval kunnen de curators van den kanton-regter vorderen dat de voorwerpen, tot dat bedrijf verelscht, builen de verzegeling worden gehouden.
De regthank kan ten allen tijde, op voordragt van den regler-commlssaris en na verhoor van de curators, voorschreven maatregelen intrekken of wgzigen. (K. 893.)
798 De curators gaan vervolgens over tol de boedelbeschrijving, en doen zich bijstaan door deskundigen terwaarderingvan de voorwerpen, ten zij de regler-commissaris, uil hoofde van de geringheid dier voorwerpen, die waardeering aan benzelven mogi overlaten.
De gefailleerde wordt daarbij geroepen.
Hg is gehouden alle mogelijke inlichtingen te geven, des noods, v. s
129
1110 in. boek. Fan de voorziening, in neval v. onvermogen.
in handen van den regter-commissaris, onder eede te verklaren of hij andere goederen dan de in zijnen hoede! gevondene bezit, en indien dit het geval mogt zijn, dezelve aan de curators uit te reiken of aan te wijzen. (K. quot;!t2, 795. R. Iw8 v., 893. Co. 48«, i87, 489.)
799. Indien eene verzegeling heeft plaats gehad, wordt de boedelbeschrijving door de curators opgemaakt, naar mate de ontzegeling geschiedt, ten overstaan van den kanton-regter, en door dezen mede onderteekeml.
Vóór en gedurende de boedelbeschrijving kunnen de curators vorderen, dat de boeken, papieren en bescheiden van den gefailleerde aan hen door den kanton-regter worden uitgereikt, welke daarvan, mitsgaders van den staat dier boeken, in het proces-verhaal van ontzegeling melding maakt, (K. B, 11. R. 0fi9 v., 078 v., 893. Co. 5G3, 48(1.)
800 Indien geene verzegeling is bevolen, wordt de boedelbeschrijving notarieel opgemaakt, ten zij de regter-commissaris, uit hoofde van de bijzondere omstandigheden des boedels, de curators mogt toeslaan dit, hij onderhandsche akte, te doen, in welk geval deze akte ter griffle van de regthank zonder uitstel wordt nedergelcgd. (R. (iquot;8, 893.)
801- Indien de gefailleerde vóór de failliet-verklaring, zijne balans heeft opgemaakt, moet hij die, binnen 2i uren na het in bediening treden van de curators, aan dezen ter hand stellen. (K. 8, 792, 8tb v., 8-2« V. Co. 470.)
802- De balans moet inhouden de opgaveen waardeering van alle de roerende en onroerende goederen van den gefailleerde, den staat der schulden en inschulden, met vermelding der namen van de schuldenaren en schuldeischers en bijvoeging van zoodanige aanwijzingen, als waaruit de staat zijner zaken kan worden beoordeeld. (K. 8. Co. 471.)
803- Indien de balans nog niet is opgemaakt, is de gefailleerde verpligt daartoe over te gaan, of zelf, of door eenen ge-magtigde, in tegenwoordigheid van de curators, of van iemand van hunnentwege.
De gefailleerde of diens gemagtigde heeft te dien einde onder het toezigt van de curators toegang tot de boeken en papieren, zonder dat dezelve, buiten verlof van den regter-commissaris, mogen verplaatst worden. (Co. 472.)
804 Indien de gefailleerde in gebreke blijft of weigert de balans op te maken, of overleden is zonder dit tehehhen gedaan, gaan de curators zelve hiertoe over met behulp van de hoeken en papieren des gefailleerdcn, en van alle zoodanigeonderrigtin-gen en inlichtingen als zij kunnen verkrijgen. (K. 7«7. Co. 473.)
805- De kantoor- of andere bedienden des gefailleerden vermogen zich niet aan het geven van zoodanige onderrigtingen en inlichtingen te onttrekken.
By weigering is de regter-commissaris, op voordragt van de curators, bevoegd om hen te ondervragen, zoo ten opzigte van de inrigting der balans als wegens de oorzaken en omstandigheden van het faillissement.
i. titel, ran faillissement.
In geen geval mogen de huisvrouw of de weduwe, de kinderen en verdere nakomelingen, of de ouders en grootouders des ge-failleerden deswege worden ondervraagd. (Sv. C5. Co. i74.)
806. De curators ontvangen alle inkomende gelden op hunne quitantiën. (R. 1421. K. 77(1 v. R. 8».'). Co. 463.)
807 Re curalors openen de brieven aan den gefailleerde houdende. Indien deze tegenwoordig is. kan hij die opening hüwo-nen. (K. 770 v. R. 8(13. Co. i63.)
808 De curators kunnen, onder goedkeuring van denregter-commissarls, aan den gefailleerde en zijn huisgezin de kleode-ren, het linnengoed en het huisraad, tot hun eigen gebruik vereischt, afgeven, waarvan een staat door de curalors wordt opgemaakt.
Indien er tegen den gefailleerde geene regtsvervolgingter zake van bankbreuk plaats heeft, kunnen de curatorsdoorden regter-commissaris worden gemagtigd om, naar de omstandigheden, uit de gereede penningen in hel levensonderhoud van het huisgezin te voorzien.
In dit geval bepaalt de regtbank de som die daarvoor zal worden besteed. (R. 893. Co. 533, 'JM v.)
809- Alle waren en koopmanschappen welke Mgtelijk aan bederf onderhevig zijn, kunnen, op magliging van den regter-commissaris, door de curators worden verkocht op zoodanige wüze als deze zal voorschrijven.
Tot den verkoop van dc zoodanige die niet ligtelijkaan bederf onderhevig zijn, doch, in het belang van den boedel, niet in na-lura behooren Bewaard te blijven, wordt, op voordrag! van den regter-commlssarls, het verlof der regtbank vereischt, welke tevens de wijze van verkoop zal bepalen. (K. 833, 837. K. (!2fl, 893. Co. 464.)
810 De opbrengst van de verkoopingen na aftrek van de kosten, en alle andere Eereede penningen, worden bewaard in eene kist van twee ongelijk werkende sloten voorzien, en de regter-commissaris bepaalt onder welke verschillende personen de sleutels daarvan moeten worden bewaard.
Indien zulk eene bewaring der gelden, uithoofde van derzelver geringheid of om andere redenen, aan zwarigheid mogt onderhevig zijn, is de regter-commissaris bevoegd te dien aanzien andere maatregelen te bevelen. (K. 833, 837, 803. Co. 463, 4!)6.)
811. Elke maand, of zoo dikwijls de regter-commissaris zulks vordert, moeten de curators aan dezen eenen staat der kas aanbieden.
De regter-commissaris kan bevelen dat de gereede penningen geheel of gedeeltelijk, ten voordeele des boedels, in de consignatie-kas worden gestort. De fondsen kunnen uit krachte van een bevel van den regter-commissaris, ten allen tyde geheel of by gedeelten daaruit geligt worden. (R. 893. Co. 497, 498.)
812. De curators geven, telken reize als zulks vereischt wordt, aan den regter-commissaris verslag van hetgeen de belangen des boedels betreft.
131
132 ui. BOEK. Van de voorziening, in geval v. onvermogen.
De regter commissaris houdt over de curators het noodig toezigt; op zijn rapport beslist de regtbank zoodanige geschillen, welke het faillissement doet ontstaan, en tot hare bevoegdheid behooren. (K, 884. R. 893.)
813- In geval er gronden zijn, om eene regtsvordering aan te vangen of eene aanhangige voort te zetten, waarbij de belangen van den boedel betrokken zgn, geschiedt die aanleg of voortzetting door of tegen de curators.
Deze zün zonder magtiging van den regter-commissaris on bevoegd om eene regtsvordering van dien aard aan te vangen,-voort te zetten of zich daartegen te verdedigen.
In geval van weigering van den regter-commissaris, kan de belanghebbende de magtiging bij de regtbank verzoeken. (K. 770, 813, 884. R. 893. Co. 494.)
814 De curators zijn verpligt alle daden te verrigten, welke ter bewaring van de regten des boedels, op de schuldenaren van den gefailleerde worden vereischt. (K. 109, 813, 834. R. 893. Co. 499.)
DERDE AFDEELING.
Fan de verificatie der schulden.
815. Zoodra de balans aan den regter-commissaris is aangeboden, beveelt hg de büeenroeping van alle bekende en onbekende schuldeischers, de bevoorregte en de pand of hypotheek hebbende daaronder begrepen, ten einde over te gaan tot de verificatie der schuldvorderingen. (K. 801 v., 8M, 876. R. 836, 894. Co. 476, 501.) *
816- De regter-commissaris bepaalt den dag, het uur en de plaats der bijeenkomst naar de omstandigheden en binnen eenen bekwamen termyn (K. 832 v.)
817- Binnen vyf dagen na het bevelschrift van den regter-commissaris, zijn de curators verpligt de schuldeischers tot het by wonen der byeenkomst op te roepen, by eene aankondiging, welke ter beurze (zoo die daar ter plaatse bestaat) of anderzins aan het huis der gemeente wordt aangeplakt, mitsgaders in een of meer door den regter-commissaris aan te wyzen dagbladen geplaatst.
De bekende schuldeischers worden daarenboven, binnen den voorschreven termyn,by brieven, opgeroepen. (K. 827, 829, 833, R. 896. Co. 302.)
818. Ten bepaalden dage wordt de byeenkomst gehouden onder voorzitting van den regter-commissaris en in tegenwoordigheid van de curators.
De gefailleerde of deszelfs gemagtigde kan dezelve bywonen. (K. 832 v. Co. 303.)
819. De regter-commissaris vangt aan met aan de vergadering te doen voorlezen de lyst der schuldeischers, zoodanig als die uit de balans of andere bescheiden is opgemaakt, en hy vult die tyst aan met de tot dus verre onbekend geblevene schuldeischers, welke zich in de byeenkomst hebben aangemeld.
l. titel. Fan faillissement.
Re lyst moet inhouden, de namen en woonplaatsen der schuld-eischers, benevens den aard en het bedrag hunner schuldvorderingen.
Zy wordt door den regter-commissaris ter vergadering gesloten cn onderteekend. (K. 801, 831 v. Co. 476, 503.)
820 De regter-commissaris gaat vervolgens over tol dc verificatie der schuldvorderingen van dengenen, die in persoon of by gemagtigden ter vergadering zijn opgekomen, en zulks op de wgze als by de volgende artikelen is bepaald. (K. 828, 830, 833. Co. 301, 503.)
821. leder der aanwezige schuldeischers wordt hoofd voor hoofd opgeroepen, ten einde van de deugdelijkhoid zyner schuldvordering, ten overstaan van de curators en dér op de lyst, by art. 819 vermeld, opgeteekende medeschuldeischers, voor zoo verre zy tegenwoordig zyn, te doen biyken.
De schuldeischers die vermeenen bevoorregt te zyn, of die pand of hypotheek hebben, doen daarvan tevens opgave. (K. 81, 238, 830, 838,833, 8«2. Co. '••04.)
822 Indien de toelating van den schuldeischer, noch door de curators, noch door eenige der opgekoinene schuldeischers wordt betwist, en, by voorwaardeiyke schulden, waaromtrent in art. 779 en de volgende vereischte bepalingen voorkomen, de gezameniyke schuldeischers zich met de voorwaardelyke schuldeischers, door tusschenspraak van den regter-commissaris, hebben verstaan, wordt de schuldvordering opgeteekend en over-gebragt op eene lyst van erkende scliuldeischers.
Die lyst houdt in de namen dor schuldeischers, mitsgaders den aard en de hoegrootheid der schuldvordering, en liij voorwaardelyke, de wyze van afdoening. (K. 918, 826,830, 838.)
823- leder opgekomen schuldeischer, mitsgaders de curators zyn bevoegd te vorderen dat vóór die opleekening, in handen van den regter-commissaris de deugdelijkheid der schuldvordering door den schuldeischer, of deszelfs daartoe byzonderlyk ge-magtigde ter vergadering, onder eede worden bevestigd.
De weduwe of de erfgenamen van den schuldeischer, zyn, in dit geval, slechts verpligt onder eede te verklaren, dat zy in gemoede van de deugdelykheid der schuldvordering overtuigd zyn. (B. 1967, 2010. K. 830, 833, 840. Co. 507.)
824. Indien geene bijzondere volmagt tot het afleggen van den eed is verleend, wordt van de erkenning aanvankeiyk op het proces-verbaal van den regter-commissaris melding gemaakt, en eenen bekwamen termijn verleend, om den eed, in persoon of bij gemagtigde, af te leggen.
De volmagt tot het doen van den eed, kan ondershands worden opgemaakt, doch moet den af te leggen eed, omstandig en naauwkeurig inhouden. (B. 1833. K. 830.)
825. Indien de toelating van eenen of meer schuldeischers door de curators of door eenig mede-schuldeischer wordt betwist, of er geschil ontstaat wegens de wyze van afdoening der voorwaardelyke schuldvorderingen, by art. 779 en volgende aangeduid, en de regter-commissaris partyen niet kan vereen!-
133
1:11 in. boek. Pan de voonienimj. in ijeval v. onvermogen.
gen, maakt hg daarvan in zyn proces-verbaal melding, en verwijst de iiartijcn, voor zoover het geschil niet reeds aanhangig is, naar eene door hem te hepalen teregtzitting van de regt-hank, zonder dat daartoe eene dagvaarding wordt vereischt. (k. 829, 831. Co. 808.)
826- Indien alle de schuldeischers, geplaatst op de lijst welke uit de balans of andere bescheiden is opgemaakt, in persoon of bij gemagtigden ter vergadering zün verschenen en de schuldvorderingen van allen, zonder uitzondering, zijn erkenden over-gebragt op de lijst hü artikel 822 vermeld, en indien de eedsaflegging ten aanzien van eenen of meer schuldeischers, welke door gemagtigden zgn vertegenwoordigd, geen uitstel vordert, zal laatstgemelde lijst dellnitievelijk worden gesloten en door den regter-commissaris onderteekend , met vermelding in zün proces-verbaal, dat alle de werkzaamheden, betrekkelijk de veii-fleatie der schuldvorderingen, zijn afgeloopen.
In het tegenovergesteld geval wordt de lyst der erkende schuldeischers slechts voorloopig gesloten, en worden de verdere werkzaamheden tot eenen naderen dag uitgesteld. (K. 801, 819, 83« v. Co. 310.)
827- Ingeval er geen geschil bestaat, hetwelk eene regterlgke beslissing vereischt, wordt de dag der nadere vergadering, vóór het sluiten der zitting, door den regter-commissaris bepaald.
Do schuldeischers die in persoon of bij gemagtigden zijn opgekomen, behoeven in dit geval niet nader te worden opgeroepen.
De curators zgn niet te min verpligt um de schuldeischers, die niet zün opgekomen, bü brieven, en door kennisgeving in dagbladen, van den dag der nadere büeenkomst te doen kennis dragen, op de vvüze bij art. 817 voorgeschreven. (K. 832. Co. 811, 512.)
828- De opgekomene schuldeischers, welke niet woonachtig zyn in de gemeente waar de regtbank is gevestigd, zyn verpligt, bü het proces-verbaal, In die gemeente woonplaats te kiezen.
Bg gebreke daarvan kunnen alle exploiten en kennisgevingen aan dezelve ter grilfie van de regtbank beteekend en bezorgd worden.
amp;29- Indien de vergadering is uitgesteld ter zake van een geschil hetwelk eene regteriyke beslissing vereischt, wordt de dag der nadere büeenkomst door den regter-commissaris bepaald, zoodra het vonnis in kracht van gewijsde zal zijn gegaan.
De oproeping der schuldeischers tot het büwonen dier vergadering geschiedt door de curators, in dat geval in maniere als volgt;
Degenen die de eerste büeenkomst in persoon of bü gemagtigden hebben bijgewoond, by brieven aan hunne woonplaatsen, indien zy woonachtig zyn in de gemeente waar de regtbank is gevestigd, en de overige opgekomene schuldeischers insgelijks by brieven aan de gekozene woonplaats bezorgd, of, by gebreke dier keuze, ter griflie der regtbank nedergelegd. De overige schuldeischers door plaatsing eener aankondiging in de dagbla-
i. titel. Van faillissement.
den op de wijze als liij artikel 817 is voorgeschreven. (K. 825, 833. Co. 511, 512.)
820- Ten bepaalden dage wordt met de verdere veriticatie der scliuldvorderlngen voortgegaan, zoo als hler-boven by art. 821, 822, 823 en 82i is voorgeschreven.
De schuldeischers, die de eerste bijeenkomst niet hebben bijgewoond, zijn niet bevoegd om de wettigheid der reeds op de lijst der erkende geplaatste schuldvorderingen te betwisten. (K. 788, 8B7.)
831- Indien er geschil ontstaat ten aanzien van de verificatie der schuldvorderingen van de bij het vorige artikel vermelde schuldeischers, zal de regter-commissaris daarvan in zijn procesverbaal melding maken, en voorts handelen zoo als bü art. 825 is voorgeschreven.
Het geding over dit geschil zal echter noch de raadplegingen en beslissing over een door den gefailleerde aangeboden accoord, noch de vereffening des boedels, kunnen belemmeren. (K. 835 v., 838.)
832- Indien in de eerste of in de volgende hUeenkomst de werkzaamheden niet op éenen dag kunnen afloopen, zal de regter-commissaris de zitting telken reize tol eenen anderen dag uitstellen, en daarvan bü bet proces-verbaal melding maken, zonder nadere oproeping. (K. 827.)
833- Zij die noch aan de eerste, noch aan de tweede oproeping hebben voldaan, worden niet als schuldeischers in den boedel erkend, zoo lang zij hunne schuldvordering niet hebben laten verifiëren, en derzelver deugdelijkheid, des gevorderd, hebben beëedlgd.
Die verificatie geschiedt op de wijze als by art. 807 is bepaald. (K. 820 , 8 23 , 825), 83!», 873 v. Co. 513.)
834. De curators zijn verpligt in de gedingen, opzigtelyk de verificatie der schuldvorderingen, tot bewaring van de reglen des boedels, op te treden.
De regtbank zal, na verboor van bet openbaar ministerie, zoo veel mogelyk over alle geschillen bij een en hetzelfde vonnis uitspraak doen. (K. 81 i. Co. 191, 508.)
V1ERIIE AFOEELINü.
Fan het accoord.
835 De gefailleerde is bevoegd om aan zijne gezamenlijke schuldeischers een accoord aan te bieden (K. 851. R. 8M. Co. 319.)
836. Indien hy een ontwerp van accoord, uiterlijk acht dagen vóór het beleggen der eerste vergadering lot verificatie der schuldvorderingen, ter griffie van de regtbank heeft nedergelegd, en bij afschrift aan den regter-commissaris medegedeeld, kan daarover, in het geval bij bet eerste lid van artikel 82« voorzien, dadeiyk worden geraadpleegd en beslist. (K. 815. Co. 519.)
837. De raadpleging en beslissing wordt tot eene volgende door den regter-commissaris te bepalen vergadering uitgesteld:
136 in. boek. Fan de voorziening, in geval v. onvermogen.
1°. Wanneer, in het geval van hel eerste lid van voorschreven art. 826, een of meer schuldeischers verlangen het accoord nader in beraad te nemen;
2o. Wanneer, in het geval van het laatste lid van voorschreven artikel, eene tweede bijeenkomst heeft moeten worden helegd, ter zake van de verdere verificatie der schuldvorderingen ;
3°. Wanneer het ontwerp van accoord noch ten liehoorlijken tyde ter griffle is nedergelegd, noch op de eerste vergadering is ingeleverd, maar eerst bij de volgende wordt aangeboden, en een of meer der schuldeischers verlangen dat niet dadelijk daarover worde geraadpleegd en beslist. (K. 836.)
838. Tot het raadplegen en heslissen over bet aangeboden accoord zyn alleen geregtigd de schuldeischers wier schuldvorderingen z\jn erkend en als zoodanig opgeteekend op de lijst bü artikel 8-22 vermeld, gelijk ook zij die bü uiterlijk gewijsde als schuldeischers zijn toegelaten.
De bevoorregte, de pandhezittendeen de hypothekaire schuldeischers hebben geene stem, ten ware of voor zoo veel zij van hun voorregt, pandregt of hypotheek, ten behoeve van den hoedel afstand doen.
Die afstand heeft geen gevolg indien het accoord niet tot stand komt. (K. 784 v., 831. Co. 515, 520.)
839. indien zich ter vergadering, waarop over het accoord wordt geraadpleegd, alsnog schuldeischers aanmelden, welke hij de vroegere bijeenkomsten niet zijn opgekomen, zullen dezelve worden toegelaten, mits omtrent de verificatie hunner schuldvorderingen geen geschil ontsta en zy, des gevorderd, den eed dadelijk afleggen. (K. 815 v., 823 v., 873. Co. 51fl.)
840- Tot de raadpleging zullen ook worden toegelaten de bevorens bij gemagtigden verschenen schuldeischers, aan welke de eed was opgelegd, nadat zy dien in persoon of by gemagtigde hebben afgelegd. (K. 823.)
841 Tot het aannemen van het accoord wordt vereischt de toestemming van twee derde der concurrente schuldeischers, welke drie vierde van het bedrag der niet bevoorregte, door geen pand gedekte, noch hypothekaire schuldvorderingen vertegenwoordigen, of wel drie vierde dier schuldeischers, welke twee derde van voormeld bedrag uitmaken. (K. 842, 914. R. 896 1quot;. Co. 519.)
842- Indien drie vierde der ter vergadering tegenwoordige schuldeischers, meer dan de helft van het bedrag der schuldvorderingen vertegenwoordigende, in het accoord bewilligen, zal de raadpleging voor eens, tot eenen naderen zoo kort mogeiyk door den regter-commissarls te bepalenjdag worden uitgesteld, zonder nadere oproeping. (K. 841, 846. R. 896. Co. 519.)
843 Het accoord zal, na deszelfs aanneming, dadelijk worden onderteekend door de schuldeischers, die tot hetzelve zyn toegetreden. (K. 841 v., 8i8. Co. 522.)
844- Ky het proces-verbaal van den regter-commissarls wordt
i. titel. Van faillissement.
de uitslag der beslissing aangeteekend, en, in geval van aanneming van het accoord, moet hij hetzelve hitmen den termijn van acht dagen na verloop van den hier na te melden termün van verzet, aan de regthank ter homologatie aanhieden. (K. 845 v. Co. 518, 525.)
845 Deschuldeischers, wier schuldvorderingen ten lüde van de raadplegingen over het accoord zün erkend en die niet tot hetzelve zijn toegetreden, kunnen zich tegen deszelfs homologatie verzetten, mits zü eene akte van verzet met redenen bekleed, aan de curators en aan den gefailleerde beteekenen, cn een af-scbrift daarvan ter grime nederleggen, alles uiterlijk binnen acht dagen na de aanneming van het accoord, die dag niet daaronder begrepen.
Het verzet zal onder anderen daarop kunnen gegrond zijn, dat de baten des boedels aanmerkelijk te boven gaan de som bü het accoord bedongen. (K. 8'lt;i, 8i7. Co. 523.)
846 In geval van verzet zal de regter-commissaris bü een bevelschrift den dag bepalen, waarop doorhem aan de regthank deswege zal worden rapport gedaan.
Dit hevelschrift wordt door de curators aan de partüën, bij hot vorige artikel vermeld, zoo spoedig mogelijk, en ten minste acht dagen vóór den bepaalden regtsdag, beteekend.
De gefailleerde is bevoegd om ter verdediging of toelichting van het accoord op Ie treden.
De schuldeischers die in het accoord hebben toegestemd, of die de raadpleging over hetzelve niet hebben bijgewoond, kunnen op de teregtzitting verschijnen en zich in het geding voegen. (R. lil, 285 v.)
847. De regthank zal na het verloopcn van den termijn tot verzet, het zy hetzelve al of niet gedaan zg, op de conclusiën van het openbaar ministerie, de homologatie toestaan of weigeren. (B. 324. Co. 52G.)
848 De homologatie maakt het accoord verbindend voor alle schuldeischers zonder onderscheid, bekend of onbekend, daaronder begrepen degenen die later mogten opkomen; behoudens het regt van degenen die bevoorregt zijn, pand of hypotheek hebben. (B. 1198 v., 1208 v.)
In geen geval echter kunnen de schuldeischers welke zich eerst na bet homologeren van het accoord aanmelden, iets van hunne medeschuldeischers terug vorderen ter zake van uitdee-lingen, welke naar luid van het accoord uit den boedel zün gedaan, onverminderd hun regt voor het bedrag van het accoord op den gefailleerde. (K. 853, 873. Co. 524.)
849. Nadat het vonnis, waarbü de homologatie is toegestaan, in kracht van gewysde gegaan, en aan de curators is beteekend, zyn deze verpligt aan den gefailleerde, ten overstaan van den regter-commissaris, rekening en verantwoording te doen.
De geschillen welke deswege mogten ontstaan, worden door den regter-commissaris naar de regthank verwezen.
Indien by bet accoord geene andere bepalingen deswege zün gemaakt, geven de curators aan den gefailleerde tegen behoor-
137
138 ui. boek. Fan de voorziening, in (jevul v. onvermogen.
lyke kwijting af, alle goederen, gelden, effecten, boeken en papieren, tot den hoedel liehoorende.
Van een en ander wordt door den regter-commissaris bg zijn proces-verbaal melding gemaakt. (K. 883. Co. 323.)
850. De regtbank is bevoegd om, op voordragt van den regter-commissaris en na verboor van liet openbaar ministerie, bij hel verleenen der homologatie, den ongelukkigen en ter goeder trouw gehandeld hebbenden gefailleerde, dadelijk te rehabiliteren.
In alle andere gevallen kan de rehabilitatie niet anders plaats hebben, dan op de wüze bjj de laatste afdeeling van dezen titel bepaald. (K. 8lt;,t2 v. R. Ml, 8%. Co. 320.)
851- Indien geen accoprd is aangeboden of aangenomen, of de liomologatle is geweigerd, wordt de boedel door de regtbank insolvent verklaard, en bevolen, dat dezelve door de curators zal worden vereffend. (K. 832 v., 88«. R. quot;Oquot;. Co. 32quot;.)
VIJFDE AFDEELING.
)'an de vereiïeniny des boedels.
852 Zoodra het bevelschrift, by het vorige artikel vermeld, is uitgevaardigd, gaan de curators over lot de vereffening des boedels, met inachtneming der volgende bepalingen. (R. 89quot;. Co. 328.)
853- De roerende goederen, in den boedel aanwezig, worden door de curators, ten overstaan van eenen bevoegden ambtenaar, daartoe door den regter-commissaris benoemd, en met inachtneming der plaatseiyke gebruiken, in bet openbaar verkocht; ten ware de regtbank, op verslag van den regter-commissaris, mogt bepalen dat deze of gene bepaaldelijk aan te wijzen voorwerpen, in het belang van de gezamenlijke schuldeischers, onder de band zullen worden verkocht, of hij verkoop der onroerende goederen overgenomen, in heide gevallen voor of boven den prys waarop dezelve door daartoe te benoemen deskundigen zullen worden geschat. (K. 809 v. R. 897. Co. 492, 328.)
854. De pandhouder of heleener kan alle regten uitoefenen, welke hem by de wet zün toegekend, even als of er geen faillissement had plaats gehad. Alle daartoe betrekkelijke sommatien bij de wel vereisebt, worden aan de curators gedaan.
De curators kunnen niet te min, met magtiging van den regter-commissaris, den pandhouder of beleener (des noods) in regten oproepen, ten einde een termyn worde bepaald, binnen welken hy zal verpligtzijn zijne regten uit te oefenen, en na verloop van welken, bij ontstentenis, de curators zullen bevoegd zyn de verpande of beleende voorwerpen op te eischen en dezelve, behoudens het regl van den pandhouder of beleener, zelve te doen verkoopen, op de wyze by liet vorige artikel omschreven. (B, 1-200 v. K, 701, 784, 821. R. 897.)
855- De pandhouder of beleener, die van zyne regten heeft gebruik gemaakt, is verpligt de opbrengst van het voorwerp aan de curators te verantwoorden, met uitkeering van hetgeen die opbrengst het verschuldigde, met de interessen en kosten, te boven gaat.
i. titel. Van faillissement.
Indien die opbrengst niet toereikende is om den pandhouder of beleener te voldoen, treedt iiü voor het ontbrekende ais concurrent schuideisclier in den boedei op. (B. 1200, 1-202, K. 701, 784, 809, 801. R. 807. Co. 337.)
856. De curators kunnen met magtlging van den regter-eommissaris het verpand of beieend voorwerp lossen, tegen voldoening van het daarop verschuldigde met interessen en kosten, (B. 120Ö. K. 784. K. 807. Co. 330.)
857. De onroerende goederen, lot den boedei behoorende, worden door de curators in het openbaar, ten overstaan van eenen bevoegden ambtenaar, daartoe door den regter-eoinmis-saris benoemd, met inachtneming der plaatselijke gebruiken verkocht.
Indien dezelve met by pot hek a ire inschrijvingen zijn bezwaard, moeten de voorschrften van artikel 1233 van het Burgerlijk Wetboek worden in acht genomen. (K. 809 v., 833. Co. 332.)
858. In geval van beding van het tweede lid van artikel 1223 des Burgerlijken Welhoeks vermeld, kan de hypotbekaire schuldeischer zijne regten uitoefenen, alsof er geen faillissement had plaats gehad.
Om tot den verkoop over te gaan, is lijj echter verpligt, behalve de formaliteiten hij artikel 1233 van dat Wetboek voorgeschreven, den dag des verkoops aan de curators te doen be-teekenen, ten minste 30 dagen vóór de toewijzing, ten ware met den verkoop reeds vóór het faillissement een aanvang ware gemaakt. (K. 771, 800.)
859. De hypotbekaire schuldeischer, waarvan bü het vorige artikel is gehandeld, is, na den verkoop van bet verbonden perceel, tot dezelfde verpligtingen gehouden, als bg bet eerste lid van arlikel 833 ten aanzien van den pandhouder of beleener is vermeld. (R. 807.)
860. De curators kunnen,op dezelfde wijze als bij het tweede lid van artikel 834 is vermeld, des noods in regten, den termijn doen bepalen, binnen welken de hypotbekaire schuldeischer, bü arlikel 838 bedoeld, zal verpligt zijn tot den verkoop over te gaan, en na verloop van welken termijn de curators, by ontstentenis, zullen bevoegd zgn om, behoudens het regt van den schuldeischer, op de opbrengst van het voorwerp, hetzelve Ie doen verknopen.
861. De hypotbekaire schuldeischer, die niet ten volle voor de hoofdsom, de interessen en kosten is voldaan, treedt voor het ontbrekende als concurrent-schuldeischer in den boedel op, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 833 hiervoren. (Co. 539.)
862. Na afloop van den verkoop der goederen, zoo roerende als onroerende, wordt door de curators een staat opgemaakt van de erkende schuldeischers, die, by de verificatie van hunne schuldvorderingen, opgave hebben gedaan van privilegie, pand of hypotheek.
Z(j nemen daartoe de titels der schuldvordering over tegen bewijs. De regter-commissaris maakt daaruit de algemeene
13!)
140 in boek. ran de voorziening, in geval v. onvermogen.
rangschikking op, aanwijzende de opbrengst der onderscheidene verkochte voorwerpen, den rang waartoe ieder der voormelde schuldeischers geregtigd is en de som waarvoor hg batig w ordt gerangschikt, en eindeljjk de som welke dien ten gevolge ten bate van de concurrente schuldeischers mogt overbiyven. (B. 1185 V., 1193, 1193. K. 821, 804, 869. Co. 533, 558, 559.)
863. De curators worden, als eerst bevoorregte schuldeischers, op de geheele opbrengst gerangschikt voor de kosten ophet faillissement gevallen, bun loon daaronder begrepen.
Dat loon wordt bepaald op één ten honderd van de opbrengst der verkochte roerende en onroerende goederen, van de overige ontvangsten, en van de gereede penningen in den boedel gevonden, behoudens de bevoegdheid van de regtbank om aan de curators daarenboven eene som voor buitengewone vacatiën toe te leggen, indien, uit hoofde van de geringheid des boedels, of van buitengewone liemoeyenissen, zulks biliyk wordt geacht.
864. De rangschikking wordt met de bewyzen, op bevel van den regter-commissaris, door de curators ter grilBe nedergelogd, om aldaar gedurende veertien dagen te verblijven, ter inzage van een ieder.
Van dat nederleggen wordt aankondiging gedaan in zoodanig dagblad, of dagbladen, als de regter-commissaris zal aanwijzen.
De termyn van veerlien dagen begint te loopen van den dag, nadat de aankondiging in de aangewezenedagbladen is geplaatst. (K. 8«2, 803 v. R. 897.)
865. Indien binnen den voorschreven termyn geen verzet is gedaan, wordt de rangschikking door den regter commissaris definitieveiyk gesloten, zonder dat daartegen eenig verder verzet hoegenaamd wordt toegelaten. (K. 80i, 807.)
866. In geval van verzet, wordt bet sluiten der rangschikking uitgesteld, tot dat over de gerezene geschillen bij uiterlijk gewijsde is uitspraak gedaan. (K. 804 v.)
867 Het verzet wordt gedaan ter griffie hg scbrifteiyke verklaring of bij exploit; in beide gevallen behelzende de gronden van bet verzet.
Geen schuldeischer, wiens schuldvordering niet vooraf is geverifieerd, is bevoegd tot het doen van verzet, ten zy hy daarbü tevens verzoek doe, om alsnog tot verificatie te worden toegelaten. Deze verificatie geschiedt ten overstaan van den regter-commissaris en de curators. De gefailleerde of deszelfs gemag-tigde kan daarby tegenwoordig zijn.
De erkende schuldeischers worden daartoe tegen zekeren dag, door den regter-commissaris te bepalen, by brieven opgeroepen, alles ten koste van den nalatigen schuldeischer. (K. 833, 873. R. 897.)
868- In .geval van verzet tegen de rangschikking, worden de geschillen door den regter-commissaris naar de regtbank verwezen, en daartoe de dag der teregtzitting bepaald.
leder erkend schuldeischer kan by de regtbank voor zyn belang optreden.
Alle gerezene geschillen worden, zoo veel mogeiyk, hy een en
1. titel. Van faillissement.
hetzelfde vonnis beslist, op verslag van den regter-commissaris, en op conclusiën van bet openbaar ministerie. (R. 285, 32i, 338 v., 897.)
869. Indien het belang van dezen of genen pandhouder, be-leener of hypothekairen schuldeischer medebrengt, om den afloop der algeheele rangschikking niet af te wachten, en eene bijzondere rangschikking aan de overige schuldeischers in den boedel geen nadeel toebrengt, kan de regtbank, op verzoek van den belanghebbende, na verboor van de curators en op het verslagvan den regter-commissaris, eene bijzondere rangschikking bevelen om op de wijze als hiervoren is bepaald te worden gehouden over de opbrengst van goederen, het zu roerende, het zy onroerende, bg het regteriyk bevel bepaaldelijk aan te wüzen.
In dat geval wordt de scbuldeiscber uit de opbrengst van bet voorwerp voldaan, en worden, in geval van hypotheek, de inschrijvingen doorgehaald. {B. 1185 v., 1193, 1195, 1239. K. 8«2 v. R. 480 v., E.51 v., 501, 897.)
870. De regtbank beveelt, na bet sluiten der algemeene rangschikking, de doorhaling van inschrijvingen op de verkochte goederen, op den voet als by artikel 1257 van het Burgeriyk Wetboek is voorgeschreven, met inachtneming der bepalingen van artikel 1258 en volgende van betzelfde Wetboek. (R. 561, 897.)
871. De gelden welke, na het sluiten der rangschikking, ten bate van de concurrente schuldeischers overblgven, worden ponds ponds geiyk onder hen verdeeld.
De curators zyn echter bevoegd om, met vergunning van den regter-commissaris, ook vóór het sluiten der rangschikking uit de daartoe beschikbare gelden, voorioopig uitdeeling of uitdee-lingen te doen.
De regter-commissaris bepaalt telkens het beloop der uitdeeling en de wyze waarop van de tedoeneuitdeelingaandeschuld-eischers zal worden kennis gegeven. (R. 872, 874. R. 480, 5B2, 897. Co. 558.)
872. quot;In de uitdeelingen welke, vóór de uitbetaling van den koopprys der met hypotheek bezwaarde goederen, plaats hebben, deelen de hypothekaire schuldeischers met de concurrente, in evenredigheid van het volle beloop hunner schuldvorderingen.
Hetgeen zy alzoo vooraf zullen hebben genoten wordt gekort op hetgeen vervolgens zal blyken aan hen, uit de opbrengst van de kooppenningen van bet verbonden voorwerp, toe te komen, en het beloop 'van dat vooraf genotene komt in den algemeenen boedel terug.
De vorenstaande bepalingen zyn ook toepasseiyk op pand- en bevoorregte schulden. (B. 1185, 1195. R. 785. R. 897.Co. 540v.)
873- leder schuldeischer, welke niet by de werkzaamheden der verificatie is opgekomen, kan, zoo lang de laatste uitdeeling niet heeft plaats gehad, tegen alle of verdere uitdeeling der gereede penningen verzet doen, by een aan de curators belee-kend exploit.
In dat geval is hy verpligt om zgne schuldvordering alsnog te doen verifiëren, en des gevorderd derzelver deugdelgkheid te he-
141
142 ill. boek. Van de voorziening, in geval v. omermoqen.
eedigen, len overstaan van den regter-eommissaris en in tegenwoordigheid van de curators en de erkende schutdeischers, nadat laatstgemelden, ten koste van den opposant, by hrleven, tegen zekeren bekwamen dag, door den regter-eommissaris te bepalen, zullen zijn opgeroepen. (K. 81öv.. 833, 839, 8()7, 8quot;G. Co. 313.)
874. Indien de scbuidvordering, des noodsnaregterlgkonderzoek, wordt erkend, is de scbuldeiscber bevoegd om zün regt op het nog onverdeelde, zelfs voor hetgeen vroeger aan de erkende schuldeischers mogl zijn uitgedeeld, uit te oefenen.
HU kan echter in geen geval van laatstgemelden iets terug vorderen. (K. 8i8, 871, 873. Co. 313.)
875. De bevoorregte scbuldeiscber behoudt in bet geval des vorigen artikels zün regt op de opbrengst van betvoorwerpofde voorwerpen waarop het privilegie was gevestigd, voorzoo verre er nog penningen, uit welken hoofde, In den boedel voorhanden ziin. (B. 1183 v., 1193, 1193 V. K. 882, 8«9, 870. R. 897.)
876. Een hypothekair schuldeischerdie zijne schuldvordering niet tydig heeft laten verifiëren, kan, tot behoud zijner hypotbe-kalre regten en zijner aanspraak, voor het te kort komende, op de nog niet verdeelde penningen, verzet doen, mits hij alsnogde schuldvordering doe verifleren en derzelver deugdelijkheid, des gevorderd, onder eede bevestlge.
Hij behoudt In dat geval alle zyne regten, en indien het verhonden perceel verkocht is,kanhydezelvedoengclden op dezelfde wgze als by het vorige artikel, ten aanzien van bevoorregte schuldeischers, is bepaald. (B. 1208 v., 1242 v. K. 813, 833, 873.)
877. Indien de gefailleerde niet persoonlgk verbonden is tot betaling van eene schuld, gevestigd op een onroerend goed, hetwelk hij als derde bezit, heeft de bypothekaire scbuldeischer, voor het te kort komende, geen aanspraak op zijnen hoedel. (K 1242 v., 1239.)
878. De scbuldeiscber die houder is van eene hoofdelgke verblndtenls tusscben den getailleerde en andere Insgelijks gefailleerde mede-schuldenaren, kan in alle derzelver boedels opkomen, tot dat de schuld ten volle zal zgn gekweten. {B. 1310. K. 198. Co. 334.)
879. De schuldeischer die door borgtogt is verzekerd, komt in den boedel van den gefailleerde op voor zyne schuldvordering, onder aftrek van hetgeen hy van den borg heeft ontvangen.
De borg heeft regt voor al datgene wat hij lot bevrijding van den gefailleerde heeft betaald. (B. 1837,1877 v. K. 921. Co. 338.)
880. In geval van faillissement van den man,neemtdevrouw in natura terug, alle roerende en onroerende goederen welke haar toebehooren, en niet in de gemeenschap vallen.
De aanbrengst der goederen, by het aangaan des buwelgks buiten de gemeenschap gehouden, wordt bewezen zoo als bij artikel 203 van het Burgerlyk Wetboek is voorgeschreven.
Van de roerende goederen, staande huweiyk by erfenis,legaat of schenking aan de vrouw opgekomen en buiten de gemeenschap vallende, moet hiyken uit eene daarvan opgemaakte beschryving of uit andere voldoende bescheiden, ten genoege van den regter.
i. titel, ran faillissement.
De jjoederen voortgesproten uitdebelcggingof wedorlielcgging van gelden, ium de vrouw buiten gemeenschap toehehoorende, worden insgelijks door haar teruggenomen, mits die belegging of wederbelegging door voldoende bescheiden, ten gcnoege des regters, zü bewezen. (B. 17i v., 194 v., 1!(9 v., 210, 220, 223 v. Co. 3S5 v., 334.)
881. De vrouw oefent hare hypothekaire regten uit even als alle andere schuldeischers van dien aard. Zij deelt voor hare persoonlijke schuldvorderingen met de overige concurrente schuldeischers. (Co. 331.)
882. De goederen door de vrouw uit krach te van artikel 880 teruggenomen, blijven belast met de hypotheken en schulden waarmede dezelve wettiglijk waren bezwaard. (Co. 3!8.)
883 De vrouw heeft geene aanspraak op den boedel terzake van voordeelen bij huwelüksche voorwaarden besproken; -we-derkeeriglijk kunnen de schuldeischers geen genot hebben van de voordeelen die de vrouw aan den man by huwelijksche voorwaarden heeft toegezegd, (li. 223 v. Co. 349.)
884. De curators kunnen door den regter-commissaris worden gemagtigd, om met de schuldenaren van den hoedel dadingen te treffen, gelijk mede om accoorden of schikkingen met dezelve aan te gaan.
De getroirene overeenkomsten zullen echter, om geidig te zijn, door de regtbank moeten worden goedgekeurd. (B. 1889. K. 812 v. Co. 3G3.)
885- Indien er geen gegrond vooruitzigt bestaat, dat ermeer-dere penningen zullen inkomen, worden de schuldeischers, tegen zekeren door den regter-commissaris te bepalen dag, opgeroepen om de rekening en verantwoording aan te hooren, welke door de curators ten overstaan van den regter-commissaris zal worden afgelegd; het overblijvend batig slot wordt onder de schuldeischers verdeeld en de curators worden ontslagen.
Indien cr eene lijfrente ten laste van den boedel loopt, zullen de vereischte voorzieningen worden getroffen, ten einde aan het voorschrift van artikel 1820 van het Burgerlijk Wetboek worde gevolg gegeven. (K. 819, 88« v. Co. 3l)-2.)
886- Indien na het ontslag der curators mogt blijken dat er nog inschulden of goederen van den boedel aanwezig zijn, welke ten tyde van de verevening niet bekend waren, zal de regtbank, op het verzoek van den eerstopkomenden schuldeischer eenen regter-commissaris benoemen, en voorts, het zij de afgetredene curators of anderen aanstellen, ten einde het beloop of de opbrengst dier inschulden of goederen onder de schuldeischers nader te verdeelen. (K. 7(10, 787, 883, 887.)
887. Indien, na bet ontslag der curators, oan den gefailleerde vóór zijne rehabilitatie goederen zyn opgekomen, zal, op verzoek als voren, de gefailleerde door de regtbank worden gehoord of behoorlyk opgeroepen.
De benoeming van eenen regter-commissaris en de curatele wordt in dit geval niet verleend, wanneer de aan den gefailleerde opgekomen goederen van zoodanig gering bedrag zijn, dat.
143
144 Hl. boek. Van de voorziening, in geval v. onvermogen.
na aftrek der vertnoedeiyiie onkosten, de schuldelschers daarbij geen wezenlijk belang hebben. (K. 766, 787, 88a.)
888- De lijfsdwang, welke vóór de failliet-verklaring bereids tegen den schuldenaar was ten uitvoer gelegd, blgft stand houden overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering. (K. 771. R. 599, 897. Co. 453.)
889. iNa de verklaring, hg artikel 851 vermeld, kunnen de schuldeischers den lijfsdwang tegen hem bevorens verkregen, ten uitvoer doen leggen. (K. 771.)
890- Het staat den gefailleerde vrij, om, niettegenstaande de failliet-verklaring en daarop gevolgde insolventie, tot behoud o herkrijging van zijne persoonlijke vrijheid, van de arrondisse-ments-regtbank te verzoeken, dat geen lijfsdw ang tegen hem zal kunnen worden uitgeoefend, of dat hy, reeds in gijzeling ofdaar-in aanbevolen zijnde, uit dezelve zal worden ontslagen. {K. 764, 831.)
891. Het verzoek, bü het vorige artikel vermeld, wordt door de regthank toegestaan in de gevallen waarin de gefailleerde, volgens hel Wetboek van Burgerlyke Regtsvordering, tot het voorregt van geregtelyken boedelafstand zoude kunnen worden toegelaten.
Alvorens op het verzoek definitieveiyk te beslissen,beveeltde regthank, dal de schuldeischers, die den verzoeker hebben doen gyzelen of in gyzeling hebben aanbevolen, worden gehoord of behooriyk opgeroepen, en dat wyders hel gedaan verzoek wordt openbaar bekend gemaakt door de aanplakking eener aankondiging op eene labelle in de gehoorzaal der regtbank, en voorts aan dc beurs, of, by ontstentenis daarvan, aan hel huis der gemeente alwaar de regtbank zitting houdt.
leder schuldeischer die een vonnis tol lyfsdwang heeft verkregen, kan zich binnen den tyd van ééne maand, legen het verzoek verzeilen en de) regthank doet vervolgens uitspraak, na verhoor van hel openbaar ministerie. (K. 39, 893. R. 707 v. Co. 570.)
zesde afdeeling.
Van rehabilitatie.
892. De gefailleerde, die niet reeds dadeiyk by het homologeren van hel accoord, naar aanleiding van artikel 830 is gerehabiliteerd, of deszelfs erfgenamen, in hel geval by artikel 767 vermeld, zyn bevoegd een verzoek van rehabilitatie in le leveren hg de regtbank die de failliel-verkiaring hoeft uilgesproken, al ware hel dat de gefailleerde elders mogt woonachtig zyn. (C. 765. Co. 604 v.)
893. Tot de rehabililalie .worden niet toegelaten zy die schuldig zyn verklaard aan slellionaat, of die terzake van bankbreuk, diefstal, opligling, of misbruik van in bewaring gegevene gelden of goederen, zyn veroordeeld. (K. 73. R. 711. Co. 612.)
894. De gefailleerde of deszelfs erfgenamen zyn lot dal verzoek niet onlvankeiyk, ten zy by hel verzoekschrift zy overge-
i titel. Fan faillissement.
legd het bewijs, waaruil biykt dal alle schuldeischers, ten ge-noege van elk hunner, zyn voldaan. (K. 7B7, 830, 896. Co. 00b.)
895- Hel verzoek wordt aangeplakt op dezelfde wüze als hierboven bij het tweede lid van artikel 891 is vermeld. Daarenboven wordt daarvan aankondiging gedaan in zoodanig dagblad of dagbladen als de reglbank zal bevelen. (Co. 007.)
896. Ieder schuldeischer is bevoegd om, binnen den tyd van twee maanden na voorschrevene aankondiging, verzet legen hel verzoek te doen, by een exploit ter grillie van de reglbank be-taekend.
Dal verzet zal alleen daarop kunnen gegrond zyn, dat door den schuldenaar niet behooriyk aan het voorschrift van artikel 894 is voldaan. (Co. 008.)
897. Na verloop der voormelde twee maanden zal de reglbank, om hel even of er verzet of geen verzet is gedaan, op de conclusie van het openbaar ministerie, het verzoek toeslaan of weigeren. (R. 32i. Co. 009, 010.)
898- Indien er verzet plaats heeft, en hel verzoek desniettemin wordt toegestaan, of indien hetzelve wordt geweigerd, kunnen in hel eerste geval de opposant, en in het laatste de gefailleerde in hooger beroep komen.
899- Zoodra het vonnis, waarbü de rehabilitatie wordt toegestaan, kracht van gewijsde heeft verkregen, wordt hetzelve ten verzoeke van den gerehabiliteerde, openiyk in de gehoorzaal der reglbank voorgelezen en in hare registers ingeschreven.
Indien de gerehabiliteerde elders mogt woonachtig zyn, kan hy vorderen dal die voorlezing en inschryving daarenboven plaats hebbe by de reglbank zyner tegenwoordige woonplaats. (Co. 011.)
TWEEDE TITEL
Fan surseance van belaling.
(Besluit van den 29 January 181i, Staatsblad no. Ï0.)
lipman, Essai historique sur les surséances (Amsl. 1827). - ■ Bydr., XI, blz. 119, 120. — sicilTEioiAX, de dilalione solutionis ilia, quae voce surchéance siynificatur (L. B. 1827). — twiss, de dilalionibus ad solvendum, per summi Jmperantis aut judicis aucloritatm concessis (L. B. 1833).
900- Surseance van belaling wordt by uitsluiting toegestaan aan kooplieden, welke, hel zij door buitengewone omstandigheden van oorlog, hel zg door andere onvoorziene rampen, builen staal zyn geraakt om zich op het oogenbiikjegenshunnoschuldeischers te kunnen kwijlen, doch die volgens hunnen staat of balans, door deugdeiyke bescheiden geslaafd, aanloonen, dat zy door het te verieenen uitstel, hen ten volle zullen kunnen voldoen. (K. 8, 913, 922.)
901. Surseance van belaling wordt alleen door den Hoogen Raad verleend. (R. O. 87 v. K. 903, 907, 911, 913, 9i2.)
902. Alvorens hel verzoek aan den Hoogen Raad in te dienen, v. 10
145
146 ui. boek. Van de voorziening, in geval v. onvermogen.
is de schuldenaar verpligt zich hy een request door hem, benevens eenen practizgn, onderleekend, te wenden tol de arrondis-seraents-regtbank, onder welker gebied hij woonachtig of het gemeenschappeiyk kantoor gevestigd is, ten einde de voorloopige voorzieningen, hieronder gemeld, worden daargesteld, (K. 902, 905, 910, 923.)
903- By dit verzoekschrift moet door den schuldenaar worden overgelegd:
1°. Het hewgs van de onvoorziene rampen waarop hij zich beroept;
ïquot;. Een staat of balans, door de vereischte bescheiden gestaafd, benevens eene door hem opgemaakte waardeering zijner goederen en baten; (K. 8.)
3°. De opgaven van de namen en woonplaatsen zynerschuld-eischers en het bedrag hunner schuldvorderingen;
4«. Eene bijzondere lijst, bevattende de opgave der namen en woonplaatsen van zoodanige schuldeischers, welke woonachtig zijn, of zich bevinden, binnen het arrondissement alwaar de regtbank zitting houdt.
Alle deze stukken worden ter grillle der regtbank ne-dergelegd, ten einde ieder daarvan inzage zoude kunnen nemen. (K. 910.)
904 De regtbank beveelt dadelijk dat de schuldeischers op de IQst by n». 4 van het vorige artikel vermeld, benevens de schuldenaar, door den griflier, tegen zekeren door de regtbank bepaalden korten dag, by brieven, worden opgeroepen, ten einde op het verzoekschrift te worden gehoord.
Ieder schuldeischer, waar dezelve ook mogt woonachtig zyn, is bevoegd om, zelfs zonder oproeping, op te komen.
905- Ten bepaalden dage worden de opgekomene schuldeischers door de regtbank op het gedaan verzoek geboord, en on-middellgk twee of meer personen, bü voorkeur uit de voornaamste schuldeischers, door de regtbank benoemd, ten einde met en benevens den schuldenaar het beheer over zyne zaken te voeren.
De benoemden kunnen ten allen tyde op hun verzoek, of op dat van eenen of meer schuldeischers, worden ontslagen en door anderen vervangen.
De regtbank heeft de bevoegdheid om, na dat verhoor, aan den schuldenaar by eene met redenen bekleede beschikking, da-deiyk te verleenen provisionele surseance, hangende de raadplegingen van den Hoogen Raad.
De beschikking waarby die provisionele surseance is verleend of geweigerd, is voor geen hooger beroep vatbaar. (K. 901, 908 V., 912, 914, 915, 923.)
906. Indien een verzoek tot surseance is geschied, en een of meer schuldeischers, naar aanleiding van artikel 76C, de faillietverklaring van den schuldenaar vragen, wordt op het eerste verzoek vooraf beschikt, in maniere als by het volgende artikel ts bepaald (K. 907, 914, 923.)
907- Indien provisionele surseance is verleend, wordt het
li. titel. Van surseance van belaling.
verzoek lot failliet-verklaring aangehouden tot dat de Hooge Kaad over de delinilieve surseance zal hehbcn beschikt.
Indien de provisionele surseance is geweigerd, kan deregtbank, zoo daartoe gronden zijn, de failliet-verklaring uitspreken, onverminderd de nadere beschikking van den Hoogen Raad over de verzochte surseance. (K. 001, 915.)
908 Zoodra de in het eerste lid van artikel 905 vermelde bewindvoerders zgn benoemd, zijn deze, op hunne verantwoordelijkheid, verpligt, om van hunne aanstelling aankondiging te doen in het ollicieei dagblad, mitsgaders in zoodanige andere dagbladen, als door de regtbank bü dezelfde beschikking zgn aangewezen. (K. 910.)
909- Indien aan den schuldenaar provisionele surseance is verleend, is deze verpligt het verzoek om delinilieve surseance, uiteriyk binnen 14 dagen aan den Hoogen Raad in te leveren.
Bij gebreke hiervan vervalt de provisionele surseance van regtswege.
910- Het verzoek aan den Hoogen Raad moet door den schuldenaar, benevens eenen bü dat kollegie diensldoenden pmcliziin, zgn onderleekend.
Bij hetzelve wordt overgelegd;
lu. Een staat of balans, ingerigt in dier voege als in nos. 2 en 3 van artikel 903 is voorgeschreven:
2°. Het bewgs dat aan alle de voorloopige voorzieningen, hierboven vermeld, is voldaan; (K. 905 v.)
3quot;. Afschrift van de uitspraak der regtbank op het verzoek om provisionele surseance. (K. 905.)
911 De Hooge Raad stelt het verzoek in handen van twee raden-commissarissen.
Deze bevelen daarop eene comparitie, zoo van den schuldenaar als van diens schuldeischers, tegen eenen bepaalden dag, welke door den verzoeker tgdig in het ollicieol dagblad en in zoodanige andere dagbladen als raden-commissarissen zullen aanwijzen, moet worden bekend gemaakt.
Afschrift van bel verzoekschrift, henevens de bescheiden, worden inmiddels zoo wel Ier gritlie van den Hoogen Raad, als ten kantore van den practizijn in art. 902 vermeld, nedergelegd, ten einde ieder daarvan inzage kunne nemen. (K. 904, 008.)
912- Op den dag der comparitie moet door of van wege den schuldenaar aan raden-commissarissen worden ter hand gesteld eene verklaring van de benoemde bewindvoerders, houdende dat bun, na onderzoek, is gebleken, dat de ten requeste overgelegde staat of balans opregt is, en met de boeken en verdere bescheiden overeenstemt. (K. 905.) «
913. Ten bepaalden dage worden de schuldeischers en do schuldenaar door raden-commissarissen gehoord, en wordt ver volgens door dezen aan den Hoogen Raad verslag gedaan omtrent de vervulling der, hg de wet, voorgeschrevene formaliteiten, omtrent de gezindheid van de schuldeischers ten aanzien van het verzoek, alsmede wat hun zg gebleken van de buiten-
147
U8 lil. boek. Van de voorziening, in r/eval v. onvermocien.
gewone omstandigheid cn rampen, door den schuldenaar aangeroerd, en of er al dan niet waarschunlgkheid hestaai, dat hy door middel zijner surseance z(jne schuideischers ten volle zal kunnen voldoen, en eindeiyk of in de handelingen van den verzoeker sporen van kwade trouw zijn ontdekt geworden. (K. S00.)
914. Indien het den Hoogen Raad uit het verslag van raden-commissarissen hlykt, dat twee derde der concurrente schuideischers, wier vordering uitmaakt drie vierde der schuld, of wel drie vierde dier schuideischers, wier schuldvordering tweederde der schuld beloopt, zich tegen het verzoek hebben verzet, wordt hetzelve dadelijk en zonder verder onderzoek van de hand gewezen.
In het tegenovergesteld geval, doet de Hooge Raad uitspraak, om het even of er al dan niet provisionele surseance verjeend was.
BU weigering van het verzoek, vervalt de verleende provisionele surseance van regtswege. In allen gevalle zendt de hooge raad afschrift van deszelfs gewüsdeaande arrondissements-regt-bank, en beveelt dat door de bewindvoerders van hel toeslaan of weigeren van het verzoek liij aanplakking, aankondiging geschiede aan de beurs, of, zoo die ter woonplaalse van den schuldenaar, of ter plaatse alwaar hel gemeenschappelijk kantoorge-vesligd is, niet bestaat, aan hel huis der gemeente. {K. 841, 906, 922.1
915 Surseance van betaling wordt voor zoodanigen tgd verleend als de hooge raad zal noodig achten, mits den tyd van twaalf maanden niet te boven gaande.
Zy neemt haren aanvang van den dag dal de provisionele surseance is verleend, cn indien dit niet heeft plaats gehad, van den dag waarop de definitieve surseance wordt toegestaan.
De surseance kan niet worden verlengd, ten zij uit hoofde van dringende redenen en van een nieuw en volledig onderzoek op den voet als by dezen titel is voorgeschreven.
9ie Zoodra de benoeming der bewindvoerders, naar aanleiding van artikel 903, is aangekondigd, is de schuldenaar onbevoegd om, zonder hunne medewerking, magtiging of bystand, zyne roerende of onroerende goederen te vervreemden, te verpanden of te bezwaren, gelden te ontvangen of te betalen, of eenige daden van beheer uit te oefenen. (K. 770.)
917. De betaling van schulden op het oogenblik van bel vragen der surseance bestaande, kan, gedurende dezelve, niet anders plaats hebben, dan aan alle de schuideischers, in evenredigheid van derzelver schuldvorderingen, behoudens de bepalingen van artikel 920.
918. Gedurende den loop der provisionele of der dellnitieve surseance kan de schuldenaar niet tot debetalingzynerschuldcn worden genoodzaakt; alle aangevangen execution, zelfs die van eenen nog niet ten uitvoer gelegden lyfsdwang, worden geschorst.
Het beslag op den persoon of op de goederen van den verzoe-
II titel, ran surseance van betaling. 149
ker, bevorens gelegd, blijft in stand, onverminderd hetvermogen van dezen, om, met magtiging of bystand der bewindvoerders, en wanneer het belang dersehuldeischerszulksmogtvereischen, de ophefling van een of ander by den rcgter te vorderen, tegen het stellen van voldoende zekerheid voor de volle voldoening van het verschuldigde, in het geval dat na afloop der surseance aan alle overige schuldeischers volledige betaling zal worden gedaan. (R. 139 v., 475 v., 502 v., 563 v., 599 v., 61« v.)
919. De surseance stuit den loop niet van reeds aanhangige regtsgedingen, noch belet het aanleggen van nieuwe.
Indien niet te min de regtsgedingen blooteiyk betreffen de vordering van betaling eener schuld door den schuldenaar erkend, en indien de aanlegger geen belang heeft om vonnis te verkrygen ten einde regten tegen derden te doen gelden, kan de regter, na van de erkenning der schuld te hebben akte verleend, het opmaken van het vonnis schorsen, gedurende den loop der surseance. (K. 313, 917. R. 735 v.)
920- De surseance werkt niet ten aanzien:
1lt;j. Van de invordering van rijks- of gemeentelgke openbare belastingen, of van dyks- en polderlasten;
•2°. Van onderzetting, pand, reclame en andere zakeiyke regten; (B. 1196 V., 1208 V. K. 230 v.)
3°. Van levensonderhoud; (B. 1195 5°.)
4°. Van huren en pachten; (B. 1185 2o.)
5». Van loon van dienstboden, werklieden en andere bedienden; (B. 1195 4o.)
60. Van schulden voor noodwendigheden tot gewoon onderhoud van den schuldenaar en zyn huisgezin geleverd, gedurende zes maanden vóór de surseance. (B. 1195 5o.)
921- De surseance werkt niet ten voordeele van medeschuldenaren, of van borgen welke van het voorregt van uitwinning hebben afstand gedaan. (B. 1316, 1869.)
922. De Hooge Raad kan, op het verzoek van eenen of meer schuldeischers, en na verhoor of behoorlijke oproeping van den schuldenaar en de bewindvoerders, de surseance intrekken, indien het biykt dat de schuldenaar zich, gedurende den loop der-zelve, aan kwade trouw schuldig maakt, of zijne schuldeischers tracht te benadeelen.
Geiyke intrekking kan ook, op verzoek van den bewindvoerders en na verhoor of behoorlijke oproeping van den schuldenaar plaats hebben, indien het biykt, dat hangende de surseance, de staat van den boedel, zelfs buiten toedoen van den schuldenaar, zoodanig is achteruit gegaan, dat de baten niet toereikende zyn geworden, om de schulden ten volle te voldoen.
De intrekking eener verleende surseance wordt, door den Uoogen Raad, ter kennis gebragt van de arrondissements-regt-bank, op dezelfde wijze als b(j het laatste lid van artikel 914 is vermeld, en wordt daarvan op gelyken voet aankondiging bevolen. (K. 901.)
150 ui. boek. ran lt;le voorziening, in geval v. onvermoijen.
SLOTBEPALING.
923. Indien binnen den tijd van ééne maand na de weigering der surseance, na derzelver intrekking, of na verloop van den tijd waarvoor dezelve verleend was, het faillissement van den scbuldenaar, op don voet van artikel 709 en den eersten titel van dit boek aanvangt, worden de termijnen bij de artikels 773, 774, 775 en 77« vermeld, geaebt te zgn ingegegaan van den dag waarop bet verzoekschrift volgens artikel 902 bg de arrondis-semenls-regtbank is ingediend. (K. 906.)
VAN
van den honert, Itandboelc voor de Burgerlijke /teqlseorde-ring in het Koningrijk der Nederlanden (Amst. 1839). - de pinto, Uandl. tot het Welb. van II. Reglsv, -2 dln. ('sGravenli. 1843) -2ile uits. 180quot;. — LÉox, de Regtspraak van den II. Ilaad, 2de deel, Sde aflov. —oudeman, Xederl. JVelb. van Burgert. Itegtsvordering, naar deszelfs beginselen ontwikkeld, en door formulieren in praktijk gebragt. Isle uiig. (Gron. 1812); 2de uits. 18i«, 3de uitg. 1803. — de martini, hlz, 1219— 1373.— vehnede, Uatuil. lot de yederl. Ifetg., ide aflev. — sciiULLER, Wetb. v. Burgert. Regtsnord. met uanteekeningen (Utr. 1831). — penning, Aanteeken. op versch. arlt. v. het fVelb. v. B. Reglsv. (Zulph. 1833). — v. d. honert, Formulierboek der ondersch. acteu behoor, lol de burgert, regtsvorderimj, 2de druk, door heemskerk (Amst. 1834).
van de wijze van procederen voor de kanton-geregten, arrondissements-regtbanken, provinciale hoven en den hoog en raad.
EERSTE TITEL.
Algemeene bepalingen.
Over art.4 «n; Themis, VII, lilz. 173—184, VIII, blz. 321-323. — Opmerk, en „Verfcrf., 11,blz. 133 -13(i;X, blz. 3—11.— Tijd-schr. v. h. Nederl. R., I., blz, 13« v. Ill, blz. 30 v. -- Over art. 3: Opmerk, en Meded., III, blz. 107 v. — Reglsgel. Opstel tol, blz. 34 v., 170.
eerste afdeelinfi.
Van exploit en van dagvaarding, aanzegging en heleekeniug.
Art. 1.
Elke regtsingang vangt aan met eene dagvaarding, door ecnen deurwaarder, die lot het exploiteren in de plaats bevoegd is; bij is verpligt afschrift van bet exploit te laten aan den persoon, of aan de woonplaats van den gedaagde.
Het afschrift zal bij dengenen die liet ontvangen heeft, als oorspronkelijke dagvaarding gelden. (B. 74, 1903. R. 3 v., 7 v., 13 v., 92, 93, 343, 800. Sb. 1838, nquot;. 30 Pr. 4, «8.)
2- In geval de deurwaarder noch den gedaagde, noch iemand van diens huisgenooten aan zijne woonplaats vindt, zal by het afschrift terstond ter band stellen aan bet hoofd van het plaat-vi. ,
i. tiOEK. runde toyze van procederen, enz.
seiyk bestuur, of aan dengenen die hem vervangt, die het oorspronkelijke stuk kosteloos met yczien zal moeten teekenen, en het afschrift, zoo mogelük, aan den gedaagde zal moeten doen toekomen, zonder dat van dit laatste echter in regten zal hc-hoeven te blijken.
De deurwaarder moet van die terhandstelling melding maken op de oorspronkelijke dagvaarding en op het afschrift van dezelve. (B. 1«, 8«, «2, 343, iö3. Pr. i, 08.)
3. Aan elk der gedaagden moei een afschrift van het exploit gelaten worden.
Echter zal aan echtgenooten, niet van tafel en bed, of van goederen gescheiden zijnde, slechts één afschrift worden gelaten. (B. 103, 2il V.,2ö4 v., 2«2 v., 288 v. R. 1, »2, 343. Sv. 95.)
4. De dagvaardingen en alle andere exploiten zullen gedaan worden op de wijze als volgt: (K. 91, 343, 430.)
1°. Ten aanzien van den Koning, de leden van bet koninklijk huis en den Staat, aan den persoon, of in het parket van den procureur-generaal bij den boegen raad, in regtsvor-deringen welke voor dat collegie moeten gebragt worden; en aan den persoon, of het huis van den gouverneur der provincie, waarin het goed gelegen is, wanneer het zakelijke regtsvorderingen geldt; (O. 177. R. O. 87.R.«,129.)
2quot;. Ten aanzien van openbare instellingen of stichtingen en zedelijke ligebamen, aan den persoon of ter woonplaats van het hoofd des bestuurs, of ter plaatse waar het bestuur dcszelfs zitting of kantoor houdt; (R. ltgt;9n v., 1837. K. 3U, 308.)
3° Ten aanzien van gemeenten, aan den persoon of ter woonplaats van hel hoofd van het plaatselijk bestuur, of aan den persoon of de woonplaats van dengeen die hem vervangt;
4quot; Ten aanzien van vennootschappen van koophandel, aan baar gemeenschappelijk kantoor, en, zoo er geen is, aan den persoon of de woonplaats van een der besturende vennooten, en na de ontbinding, aan den persoon of de woonplaats van een der vereffenaars; (B. HiSö. K. 14. v., 17, 32, 703.)
3°. Ten aanzien van den boedel eens gefailleerden, of van iemand die in staat van kennelük onvermogen is verklaard, aan den persoon of de woonplaats van een der bewindvoerders; (K. 770, 787. R. 883.)
tiquot;. Ten aanzien van overledenen, aan de gezamenlijke erfgenamen en in eens, zonder uitdrukking van namen of woonplaatsen, ter laatste woonplaats van den overledene; edoch niet langer dan gedurende een jaar na het overlijden; (B. 80, 1002, 1231. K. 7«7. R. 3, 341.)
7°. Ten aanzien van hen die geene bekende woonplaats in het Koningrijk hebben, ter plaatse van bun werkelijk verblijf;
Indien deze plaats niet bekend is, gelijk mede in geval in regten worden opgeroepen houders van aandeelen in
i. titel. Alqemeene bepalingen.
geldleeningen of maatschappüen, welke niet op naam staan, en waarvan de eigenaars uit Uien hoofde onbekend zyn, zal liet exploit worden aangeplakt aan de hoofddeur van de gehoorzaal des regters voor wien de vordering ge-bragt wordt; en zal een tweede afschrift moeten worden overgegeven aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bU dal regterlijk collegie, die het oorspronkelijke met gezien zal teekenen.
Daarenboven moet het gedaan exploit worden aangekondigd in een der dagbladen van de plaats waar de regt-bank zitting houdt, of bij gebreke daarvan, van eene naburige plaats; (K. in. R. !), 11, »2, 301.)
8°. Ten aanzien van hen die in de koloniën van den Staat of buiten 's lands wonen, voor zoo verre zij binnen het Koningrijk geen bekend verblijf hebben, aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bij het regterlijk collegie, voor hetwelk de vordering moet gebragt worden, en die het oorspronkelijke met f/ciien zal teekenen, en hel afschrift van het exploit, ten behoeve der eerslgemelden, aan hel departement der koloniën, en van laatslgemelden aan dat van builenlandsche zaken zal toezenden.
Indien in het geval van het tweede lid van no. 7 en van no. 8, hierboven voorzien, de zaak voor den kanlonregler moet dienen, zal het tweede afschrift van bet exploit worden overgegeven aan den persoon of de woonplaats van bet hoofd van het plaatselijk bestuur of van dengeen die hem vervangt, welke hetzelve, ten einde als bü de voorzeide nummers is vermeld, moet doen toekomen aan den ollicier bij de arrondissements-regtbank, binnen welker regtsge-bied het kanlon-geregl gevestigdis; (R.80,322,v.Pr. (i9.)
5- Hel exploit van dagvaarding zal moeten behelzen ; (R. 91, 343.)
1quot;. Den dag, de maand en het jaar; den voornaam, den naam en de woonplaats des eischers, met opgave van de door hem gekozene woonplaats in de gemeente waar de regter zitting houdt. (R. 122, 133.)
2°. Den voornaam, den naam en de woonplaats van den gedaagde, en de vermelding van den persoon aan wien afschrift van het exploit van dagvaarding gelaten is.
Indien de eischende of verwerende partü eene corporatie, maatschap of bandelsvereeniglng Is, zal deze hare benaming In de plaats van naam en voornaam moeten worden uitgedrukt; (B. I(i90. K. 10, 36. R. 3.)
3». De middelen en het onderwerp van den elsch, met eene duidelijke en bepaalde conclusie, (R. 134,343.)
1°. De aanwijzing van den regter die van de zaak moet kennis nemen;
3°. Den dag en bet uur waarop de gedaagde In regten moet verschijnen. (R. 13.)
Het exploit en het afschrift daarvan zullen door den deurwaarder moeten worden geteekend. (Pr. 1. 01.)
4 I. boek. Fan de wijze van procederen, enz.
6- 1» alle gedingen waarin de Koning als eischer optreedt, zal tiet exploit geschieden, en de zaak worden voortgezet, ten name van en door zoodanigen gemagtigde als liü zal aanwijzen.
Vlle gedingen tegen den Koning worden voortgezet ten name van de ambtenaren respectievelijk bij art. 4, nquot;. 1, hierboven vermeld.
7. De gewone termijn van dagvaarding voor den kan-tonregtcr is voor degenen die in het Koningrijk wonen of hun verblijf houden, van ten minste vijf dagen, echter zal hu in spoed vereischende zaken, op mondeling verzoek van den eischer, kunnen toestaan om dien termijn te verkorten; zullende hij, in dal geval, zijne bewilliging aan het hoofd van het exploit moeten stellen.
De gewone termijn van dagvaarding voorde arrondissements-regtbanken en voor de hoven, is voor degenen die in het Koningrijk woonachtig zijn of verblijf houden, van ten minste acht dagen.
In gevallen die spoed vereischen, zal de president van het hof of de regtbank, bij een op het request gegeven bevelschrift, kunnen vergunnen om op eenen kortoren termijn te dagvaarden. (R. 8 V., 12, »2, *272, 291, ;!01, 4118. Pr. :gt;, t!, 72.)
8. De dag van het exploit en de dag van verschijning wor-niet mede gerekend onder den algemeenen termijn, bepaald voor dagvaardingen, aanzeggingen en beteekeningen.
Deze termijn zal met ten minste achl dagen verlengd worden, wanneer de gedaagde in eene andere provincie woont dan waarin de regter, welke van den eisch moet kennis nemen, zitting houdt. (R. 80, 12«, 477, 554, 738. Pr. 101):).)
9. In het geval in het tweede lid van artikel l,n0.7. uitgedrukt, zal de termijn van dagvaarding zijn ten minste twee maanden.
10. Wanneer de gedaagde niet in het' Koningrijk woont, is de termijn:
van ten minste eene maand, zoo hij woont in Groot-Brit-tannie en Ierland, Frankrijk, België, Luxemburg, Duitschland, met uitzondering van Oostenrijk of Zwitserland;
van ten minste twee maanden, zoo hij woont elders in Europa;
van ten minste drie maanden, zoo hij woont in de nlet-Euro-pesche kustlanden der IMiddellandsche of der Zwarte Zee;
van ten minste drie maanden, zoo hij woont in eene der koloniën Suriname of Curacao;
van ten minste zes maanden, zoo hij woont op Java,Sumatra of Madura;
van ten minste vijf maanden, zoo hij woont buiten Europa in een der hierboven niet vermelde landen aan deze zijde van de straat van Malakka, de straat Sunda en de kaap Hoorn ;
van ten minste acht maanden, zoo li ij woont in een der hierboven niet vermelde landen aan gene zijde van de straat Malakka, de straat Sunda en de kaap Hoorn, dezen daaronder begrepen. ') (K. UG. R, 8, 91. Pr. 73.)
') Wet V. d. 7 April 1869 (Sb. n0. 54.)
i. titel, sllgemeenc bepalingen.
11. Indien een exploit aan iemand, buiten tiet Koningrijk woonachtig, aan zijnen persoon binnen bet Koningrijk gedaan wordt, of indien deze in eene bepaalde zaak, woonplaats binnen hetzelve beeft gekozen, gelden de termijnen voor ingezetenen vastgesteld, naar gelang van den afstand der plaats waar bet exploit aan hem gedaan wordt. (K. 4 7°, 91, 439. I'r. 74.)
12- Wanneer meer personen wegens dezelfde vordering op verschillende termijnen moet gedagvaard worden, zullen allen gedagvaard worden tegen den dag van verschijning voor den verst verwijderd wonenden bepaald. (R. 7, 91,301,3i3. Pr. 131.)
13- De dagvaardingen, aanzeggingen of oproepingen, om tegenwoordig te zijn bij deze of gene akte van procedure of van instructie, zullen alleen de plaats, den dag en het uur van de eerste teregtzitting of rol moeten uitdrukken; zij zullen niet behoeven herhaald te worden, ofschoon de ieregtzitting op eenen anderen dag verlegd of voortgezet worde. {K. 3 3o, 114, 2i5. Pr. 1031.:
14 Geenerlei exploit zal op eenen zondag mogen gedaan worden, ten ware uit krachte van de vergunning van den kanton-regter of voorzitter van het collegie. Indien de laatste dag van den termgn, binnen welken het exploit geschieden kan, op eenen zondag invalt, zal hetzelve des anderen daags kunnen gedaan worden. (K. 17». R. 91, 122, «01, 723. Pr. «3, 1037.)
15- Geenerlei exploit of ten uitvoerlegging van vonnissen zal kunnen geschieden in de maanden October, November, December, January, February en Maart, vóór acht uren des morgens, en na vijf uren des namiddags,en in de overige maanden van bet jaar, vóór zes uren des morgens en na acht uren des avonds, ten ware do kantonregter of voorzitter van het collegie, in zaken welke buitengewonen spoed vereiscben, daartoe verlof mogt hebben verleend. (R. 3, 91, 430, 001. Pr. 1037.)
16. Geen exploit mag door eenen deurwaarder worden gedaan voor zyne bloedverwanten of aangehuwden in de regte linie on-bepaaldeiyk, en in de zydlinie tot den graad van broeders- en zusters-kinderen ingesloten. In geval van belelsel uit dien hoofde, zal het exploit worden gedaan door eenen deurwaarder daartoe door den regter aan te wyzen. De kantonregter zal, in geval er geen ander deurwaarder in bet kanton aanwezig is, eenen bepaalden persoon tot bet doen van het exploit aanwyzen. (R. 91, 93. Pr. 4, UB.)
17. Indien een exploit door toedoen van den deurwaarder nietig verklaard wordt, zal bü in de kosten van het exploit en van de vernietigde procedure verwezen kunnen worden, onverminderd de schaden en interessen van de party, naar de omstandigheden, (b. 1279 v., 1402. R. 91 v., 9«, 3i3. Pr. 71,1030,1031.)
tweede afdeel1ng.
ran de teregtzittingen.
18. De teregtzittingen worden in het openbaar gehouden, op den voet van de voorschriften van artikel 20 der Wet op de za-
!t
i. boek. yan de wyze tan procederen, enz.
menstellin;: der reglcrlijko magt cn Set beleid der justitie. (Pr. 8, 87.)
19 De regter kan in alle gevallen, en in eiken stand der zaak, wanneer dezelve hem voor minnelijke schikking vatbaar sehynt, het zij op verzoek van partijen of van éene derzelve, hel zij ambtshalve, partijen gelasten om in persoon of door of met derzelver practizyns, voor zich of voor een of meer regters-commissarissen te verschijnen, ten einde eene vereeniging te beproeven.
Indien eene minnelijke schikking tot stand komt, wordt, wanneer partijen zulks verlangen, een proces-verbaal opgemaakt en geleekend door pariyen, of derzelver lot dat einde bijzonder-lyk gemagtigden, waarin de verbindtenissen, die partyen ten gevolge dier schikking op zich nemen w orden uitgedrukt.
De uitgifte van dit proces-verbaal geschiedt in executorialen vorm. (B. 4«! v., 405, 1889 v., IKO.'i. R. 100 2°, 530. Pr. 18 v.)
20 De partijen mogen hare eigene zaak bepleiten, echter zal de regtbank of het hof de magt hebben haar dit te ontzeggen, in geval dezelve bevinden dat zü door drift of door onbedrevenheid buiten staal zyn hare zaak met de vereischte betameigk-heid. en met die duidelijkheid, die lot des regters onderrigt noodig is, voor te dragen. (R. 22, 133. Pr. 8:).)
21. In zaken welke, volgens de wel op de zamenslelling der regteriyke magt en het beleid der justitie, tot de bevoegdheid der arrondissements-regtbank in hel hoogste ressort behooren, staat het aan partijen vry hare zaak door eenen veor de regtbank geadmitteerden procureur te doen bepleiten.
In zaken, welke tol de bevoegdheid der arrondissements-regl-banken volgens evengemelde wet slechls in het eerste ressort behooren, staal hel aan partyen vry ingeiyks hare zaak door eenen procureur le doen bepleiten, mits dezelve in regten gegradueerd zy; anderzins moeten zü daartoe den bijstanil van eenen advokaat gebruiken.
In zaken voor de provinciale hoven en voor den Imogen raad worden wel de dingtalen door eenen procureur gevoerd, maar het bepleiten der zaak moet aan eenen advokaat worden opgedragen. (R. O. 33 v., Bü v., 8quot; v., 133.)
22- üe partijen en hare praktizijns zullen gehouden zyn de zaak voor den regter met bezadigdheid te bepleiten, cn in alles den eerbied in acht le nemen en te bewaren, dien mén aan de justitie schuldig is. Wanneer zij zich daarin te buiten gaan, zal de regter hen dit herinneren ; in geval dit andermaal gebeurt zal hy hen lol eene boete kunnen verwijzen, die de som van vyttig gulden niet zal mogen te boven gaan. (R 20. Pr 18.)
23- De toehoorders zullen de teregtzitlingen met ongedekten hoofde bywonen, en voorts een betameiyk ontzag en stilzwijgen bewaren: al wat de president tot handhaving der goede orde beveelt, zal stiptelijk en terstond ten uilvoer gelegd worden. (R. B00. Pr. 88.)
24 In geval een of meer personen gedurende de openbare
B
i, titel. AUjmfcne bepaliniieti. quot;
tcrcglzitting de stilte storen, ot teekens van goed- of afkeuring geven, of, liet zij ter geiegenheiil van de verdediging der parlgen, liet zü ter gelegenheid dal de regters of liet openbaar ministerie het woord voeren, het zij hij de aanmaning of waarschuwing van den voorzitter, liet zij hij het uitspreken van vonnissen of hevelschrifteii, op welk eene wijze ook, geraas maken of beweging verwekken, cn zy, op de waarschuwing van den deurwaarder, zich niet dadelijk stil houden zal hun gelast worden te vertrekken, en die zich daartegen verzot zal aangehouden en terstond in een huis van arrest in bewaring gesteld worden voor den tijd van vierentwintig uren; zij zullen aldaar ingenomen worden op vertoon van het bevelschrift van den kantonregter of voorzitter van hot collegie.
Dit bevel zal op het uudlentieblad vermeld worden. (Sv. non v. I'r. 8».)
25- Indien liet geraas of de beweging veroorzaakt is door eeiien deurwaarder, of bediende van het regterlijk collegie, zal hy, hoven en behalve de voorzeide straf, door dat collegie in zijne bediening geschorst mogen worden. Deze schorsing zal den tijd van zes weken niet mogen te boven gaan, cn aan geen hooger beroep onderworpen zijn. (Pr. 90.)
26- Wanneer de opschudding op de teregtzitting vergezeld is geweest van beleedigingen of bedreigingen jegens de regters of de regterlijke ambtenaren In het waarnemen hunner bedieningen, welke gronden opleveren tot correctionnele of policie-stralïen, zullen deze straffen op de teregtzitting en dadelük na het tot klaarheid brengen der feiten, bet openbaar ministerie, daar waar hetzelve bestaat, in deszelfsconclusiën gehoord zijnde, kunnen worden uitgesproken, namolgk: (R. 28.)
1°. De straffen van policie door de kantonregters en door de arrondissements-regtbanken, de provinciale hoven en den hoogen raad; (R. O. 44, 5« v., «7 v., 82.)
2°. De correctionnele straffen door de arrondissements-regtbanken, de provinciale hoven cn den hoogen raad. (R. O. quot;i(i v., «7 v., !)2.)
De regters zullen hlerhg de bepalingen in acht nemen welke door bet Wetboek van Strafvordering zijn voorgeschreven. (Sv. 2, 30() v. Pr. 91, 92.)
27. Indien de heoordeeling van het misdrijf de bevoegdheid van den regter te boven gaat, of wel, indien de daad bij de wet mogt worden verklaard te zijn misdaad, zal de regter, na, zoo daartoe gronden zgn, den dader te hebben doen vatten, procesverbaal van het ter teregtzitting voorgevallene opmaken, en dat stuk aan den bevoegden ambtenaar van bel openhaar ministerie ter verdere vervolging opzenden. (R. O. 4 i, SO v., (gt;7 v., 92. Sv. 2, 308. Pr. 92.)
28 Indien de beleedigingen of bedreigingen tegen regters of ambtenaren van het openbaar ministerie in het waarnemen hunner bedieningen, doch buiten de teregtzittingen, hebben plaats gehad, zullen deze mede, na, zoo daartoe gronden zijn, de daders te hebben doen vatten, proces-verbaal van het voor-
8 i. boek. Fan de wijze van procederen, enz.
gevallene opmaken, en helzelve aan den lievoegden ambtenaar van het openbaar ministerie ter verdere vervolging opzenden. (R. 2». Sv. 2, 308.)
derde afdeel1ng.
ran de renters en van hel wrnhen derzelve.
v. whxsex, de recusatione judicis (L. B. 1848). — specht
grijp. Over de wraking van den regler (Leid. 1858).
29 Dereglers in werkelijken dienstede procureurs-generaal, de advokalen-generaal, de ofUcieren van justitie of hunne substituten, de grilliers en substituut-griltiers,zullen zich niet mogen belasten met het.verdedigen van de zaken der partyen, het zij mondeling, het zy schritteiyk, het zij onder den naam van consultatie, zelfs niet voor andere hoven of regthanken dan die bij welke zg hunne functien waarnemen.
Echter zullen zü hü alle hoven en regthanken hunne eigene zaken en die hunner vrouwen, bloedverwanten of aangehuwden in de regie linie, en hunner pupillen mogen bepleiten.
Zij zullen ook geene scheidslieden mogen zijn. (R. O. 8, 23. R. 355. R 273, 32i, 622. Pr. 80.)
30 Geen regter zal mogen gewraakt worden, dan om de navolgende redenen ; (B. 1050. R. 31. 32S 4o, 020. Sv. 351.)
1°. Indien bij persoonlijk belang hg het geschil heeft;
2°. Indien hg aan eeneder partgen in bloedverwantschap of in zwagerschap bestaat tot in den vierden graad ingesloten ;
3°. Indien er, binnen het jaar vóór de wraking, tegen eene der partgen of derzelver echtgenoot of nabestaanden en aangehuwden in de regte linie, een crimineel of een correctioneel regtsgeding op zijne klagte of door zijn toedoen heeft plaats gehad;
i3. Indien hg een schriftelijk advgs in de zaak gegeven beeft;
5°. Indien hg, hangende het geding, van iemand, die bij de zaak belang heeft, geschenken heeft ontvangen of dezelve aan hem zijn beloofd, en hij deze belofte heeft aangenomen ;
0°. Indien de regter, zgne vrouw, hunne bloedverwanten of aangehuwden in de regte linie, een verschil over een ge-liiksoortig onderwerp hebben, als hetwelk tusscben parigen in geschil is;
quot;0. Indien er een burgerlgk regtsgeding tusschen den regler, zgne vrouw, hunne bloedverwanten of aangehuwden in de regte linie, en eene der partijen hangende is;
8°. Indien de regter voogd, toeziende voogd, curator, of toeziende curator, vermoedelgke erfgenaam of begiftigde is van eene der parigen, of indien eene der partücn zijn vermoedelgke erfgenaam is;
»o Indien hg is bewindvoerder van eenige stichting, maatschappij of ligchaam van bestuur, welke partij in de zaak is;
10°. Indien er een hooge graad van vijandschap bestaal tusschen hem en eene der partijen;
i. titel. Alficmeene bepalinqen
11°. Indien er tusschen den regtereneenederpaitijen.se-derl den aanleg van het regtsgeding; of binnen zes maanden voor de wraking, heliiien plaats gehad heloedigingen of bedreigingen. (Pr. 44, ü'S.)
31. leder regter, uitgezonderd de kantonregter, die weel dat er eenige reden van wraking tegen hem bestaat, zal gehouden zijn dezelve aan het collegie waarin hij zitting hoeft op Ie geven, hetwelk beslissen zal of hü zich van de zaak onthouden moet. (B. O. ;i7. K. 30, 38, 324 4°. Pr. 380.)
32- De redenen om welke een regter kan gewraakt worden zijn toepasselijk op het openhaar ministerie, wanneer hetzelve geen hoofdpartij in het geschil is, mitsgaders op de grilliers en substiluut-griltlers.
De wraking dezer ambtenaren geschiedt op dezelfde wüze als die der regters. (R. 322 v. Sv. 3quot;gt;8. Pr. 38i.)
33- De partij die een regter wraken wil, moet de wraking met redenen bekleed voorstellen, op straffe van verlies van bet regt daartoe, uiterlijk vóór den aanvang der pleidooijen, of, indien de zaak in geschrifte wordt behandeld, vóór den afloop der termijnen, ten ware de redenen of aanleiding tot de wraking later mogten zijn ontstaan.
Met uitzondering van bet laatste geval, moet de wraking van eenen regler-cominissaris geschieden vóór dat hij zijne werkzaamheden als zoodanig aanvangt.
De akte van wraking zal moeten geteekend zijn door de partij, of derzelver bijzonderen en bij authentieke akte daartoe ge-volmagtigde, en zal aan den grillier worden ter band gesteld, die, na een bewijs van ontvangst daarvan gegeven te hebben, dezelve onmiddellijk aan den gewraakten regter zal mededee-len. (B. l!to:;. B. 37, 43, 274 v. Sv. 3quot;gt;3 v. Pr. 382.)
34- De regter zal gehouden zijn, binnen den termijn van twee dagen, onder de akte eene schrifteljjke verklaring te stellen, houdende, of berusting in de wraking, of weigering om zich van de kennisneming der zaak te onthouden, met zijn antwoord op de middelen in de akte uitgedrukt. (R. 3S, 324. Pr. 4B, 381).)
35. Indien de gewraakte regter in de wraking berust, moet hij zich van dc zaak onthouden. (R. O. i7. Pr. 388.)
36- Indien hij in de wraking niet berust, zal het bof of de regtbank de redenen van wraking onderzoeken, en dezelve bewezen en gegrond bevindende, de wraking toestaan. (B. 33 v. Pr. 38».)
37. Indien de wrakende party vermeent meer danééne reden van wraking tegen denzelfden regter Ie hebben,moet zij allen Ie gelijk voordragen. {R, 33, 324 4°. Sv. 3;)4.)
38. Indien eene partij meer dan één lid van hetzelfde regter-lük collegie wil wraken, kan zij de tweede of verdere wraking niet voordragen voor dat over de voorafgaande beslist is. (R. 273 v. Sv. 355.)
39- Geen der leden van het regterlijk collegie mag zich ver-sctioonen om aan de raadplegingen over en de beslissing van de wraking deel te nemen. (B. O. 16, 47. Sv. 356.)
9
10 i rtoEK. run de wijze can procederen, enz.
40- In seval van hel wraken van een' kanlonregler, zal de akte van wraking en van des regters verklaring door den griflier, Ier begeerte van de eerst goreede partij, verzonden worden aan den ofllcier van justitie bü de arrondissements-regtbank waar onder tiet kanton-geregt behoort, ten einde daarover door de regtbank beslist worde. (K. O. 32, 37. R. 42.)
41. indien ten gevolge van toegelaten wraking of van toegegeven reden van versoliooning, nocli de kantonregter, noeli zijne plaatvervangers van een geschil kunnen kennis nemen, zal de meest gereede partij zich aan de arrondissements-regtbank wenden met verzoek om eenen anderen kantonregter binnen haar regtsgebied lot beslissing van liet geding aan te wijzen. {K.273. Sv. 3(i0.)
42. De uitspraak in zake van wraking is in geen geval aan hooger beroep, revisie of cassatie onderworpen. (B. 332, 3!is Sv. 3«i. Pr. 391.)
43. Ingetrokken bij de Wet v. d. quot; April (Sb. n°. 3S.)
vierde apdeei.1nc.
run vonnissen in hel algemeen.
ke i'isro. Over coorwaardelyke vonnissen, in TAeniis, VII, hlz.
Ö22 —537.
44. Indien de eischer of de gedaagde ten beteekenden dage niet verschijnt, wordt gehandeld zoo als hij de zesde afdeeling van dezen titel is bepaald. (K. 'li v., 13;gt;.)
45. Indien partijen verschijnen, worden zy over en weder in bun belangen gehoord, met in achtneming van de voorschriften der volgende titels van dit boek.
De regter zal, na het voldingen en bepleiten der zaak zich de stukken doen overgeven en bet zij dadelijk, het zij op eenen naderen door hem te bepalen regtsdag, uitspraak doen. (R. 17 v., 77, !I9, 104, 112.)
46. De regter kan, alvorens de zaak definitief te beslissen, eene praeparatoire of eene interlocutoire uitspraak doen.
Voor praeparatoir worden gehouden vonnissen en bevelschriften welke gegeven zgn tot instructie der zaak, en welke strekken om het proces in slaat van wyzen te brengen zonder dat zulks op de zaak ten principale van eenigen invloed kan zijn.
Voor interlocutoir worden gehouden vonnissen en bevelschriften waarby de regter, alvorens regt te doen,een bewijs, een onderzoek of eene instructie beveelt, waarvan de beslissing der zaak zelve kan afhankelijk zijn. (R. 36, 103 v., 1!I9, ■203 v., 21« v., 222 v., 237 v. Pr. 432.)
47- Indien er geene uitspraak heeft plaats gehad uiterlijk drie maanden na het eindigen der pieidooijen en het hooien der concinsién van bet openbaar ministerie (in zaken waarin dezelve worden vereischt), hebben partyen of eene derzelve de bevoegdheid om te vorderen dat de zaak andermaal worde bepleit.
i. titel. Alyemeenc bepalingen.
Indien ile regler den diiï heeft bepaald waarop de uitspraak zal plaats liebhen en partijen met elkaar ia onderhandeling tut een minnelijk vergelijk zijn getreden, kunnen zij dea regter verzoeken de uitspraak gedurende eenen bepaalden tijd uit te stellen. (B. 1888.)
48. De regters moeten bij hunne beraadslagingen van ambtswege de regtsgronden aanvullen welke niet door de partijen mogten zijn aangevoerd. (R. IS.)
49- Indien de regter eene versebijning van partijen beveelt, zal hij den dag en het uur daartoe bij het vonnis bepalen. (K. 1», 101, 237 v. Pr. 119.)
50. lilk vonnis waarbg een eed wordt opgelegd, zal de daadzaken uitdrukken waarop de eed gedaan moet worden, en Je eedsaflegging zal geschieden in tegenwoordigheid van de tegenpartij, ot deze behoorlijk opgeroepen.
Indien eene partij aan welke een eed is opgelegd, door hare wederpartij is opgeroepen om dien af te leggen, en zij niet verschijnt, zal zij geacht worden den eed te hebben geweigerd, behoudens baar verzet, in geval zij bewijst uit hoofde van een wettig beletsel te zgn verhinderd geweest. (K. KlöS, IfltiO v. K. ii, 7ö v. Pr. 120, 121.)
51. Indien er een provisionele eisch gedaan is, en de zaak zoo ten principale als op de provisie in staat van wijzen is, zal de regter op heide bü een en hetzelfde vonnis uitspraak kunnen doen. (B. 2ti~ v., titquot;. 11. 33 8», 140, 24,J, 292, 3i8, 718. Pr. 131.)
52. De voorloopige ten uitvoerlegging der vonnissen niettegenstaande hooger beroep of verzet zal bevolen worden, indien er is een authentieke titel, een erkend handschrift,of eene voorafgegane veroordeeling bg een vonnis, hetwelk voor geen verzet of hooger beroep vatbaar is.
Het wordt aan het oordeel van den regter overgelaten dit bevel te geven niet of zonder borgtogt. (B. 190:;, 1933. K. quot;91. li. 31, 80, 293, 312,331 v., 391. Pr. 133, 439.)
53- De voorloopige ten uitvoerlegging der vonnissen, niettegenstaande hooger beroep of verzet kan bevolen worden met of zonder borgtogt, in gevallen, bclrclfende:
1°. Verzegeling en ontzegeling of boedelbeschrijving ; (K Gquot;S v.)
2°. Dringende reparation; (B. 1387 v. R. 98.)
3°. Ontruiming van het gebuurde, wanneer er geen schriftelijk bewijs van bes'aande, vernieuwde of verlengde huur aanwezig is, of vvnncer de huur geëindigd is; (R. O. 41. B. I(i0(i v., 1033. R. 122 v.)
1quot;. De benoeming van sequesters, commissarissen en bewaarders; (B. 1707 v. R. 430, 30«.)
5°. liet aannemen van borgen en achterborgen ; (B. 1804 v. R. 019.)
(5°. De benoeming van voogden, curators en andere bewindvoerders en het doen van derzeiver rekening; (B. 403 v., 413 v., 467 v., 439, 303 v., 319 v. R. 771.)
11
l. hoek. Van de wijze van procederen, enz.
7°. Jaargelden of uilkeeringen tol levensonderhoud; (B. 2fi8 v., 37G v.)
8°. Alle provisionele toewijzingen; (R. «17 R. SI.)
0°. Bezitregt; (R. O. Si i». H. S85.)
En verder in alle die bijzondere gevallen in welke de wet zulks heeft toegelaten of voorgeschreven. (R. S9II, 2!)7, 311, 31S, 733, 83S, 850, 887. 1'r. 135.)
54 Indien de regter de voorloopige ten uitvoerlegging niet lievolen heeft,kan hij zulksnlel hij nader vonnis doen, onverminderd nogians liet regt van partgen om In hooger beroep dit te vorderen. (R. 3S1. Pr. I3(i.)
55- De voorloopige ten uitvoerlegging kan geene plaats hebben ten aanzien der kosten,at waren die ook in plaats van schaden en interressen toegewezen. (I'r. 137.)
56 Al wie bij vonnis in het ongelijk gesteld wordt, zal in de kosten verwezen worden. Echter zullen de kosten in het geheel of ten deele gecompenseerd mogen worden lusschen echt-genooten, bloedverwanten in de regte linie, broeders en zusters of aangebuwden in.denzelfden graad, mitsgaders indien de partijen over en weder op eenige punten in het ongelijk zijn gesteld.
BU provisionele, praeparatoire en interlocutoire vonnissen kan de uitspraak over de kosten tot het eindvonnis worden voorbehouden. (B. 313. R. 'i«, 12G, 278, 282, 292. Pr. 130,131.)
57. In zaken waarin de wet de verrigtingen van ndvokaten en procureurs verelscht of loelaat, zijn de salarissen en verschotten van belde in de uitspraak over de kosten begrepen, volgens de tarieven welke daarvan zullen worden gemaakt. (R. (ilS. Sb. 18S3, 11°. 66, 67.)
58. De advokaten, procureurs en deurwaarders, die zich in hunne bedieningen te buiten mogten gaan, en alle diegenen, welke de belangen van het beheer dat hun is toevertrouwd ver-waarloozen. zullen persoonlijk en uit hunne eigene beurs geheel of gedeeltelijk in de kosten verwezen mogen worden, en zelfs tot vergoeding van schaden en interessen, zoo daartoe gronden zijn, zonder die op hunne principalen te kunnen verhalen. (B. 127!» y. R. 17, 06, 612 v. Pr. 132.)
59- Het vonnis, zoodanig als hetzelve door den regter wordt uitgesproken, moet behelzen: (R. 62.)
1°. De namen en de woonplaats der partijen en de namen der procureurs, indien partijen die gehad hebben ; (R. 3.)
2°. De slotsom der conclusie van het openbaar ministerie in de gevallen waarin hetzelfde is geboord geworden; (R. 322 v., 327.) en
3°. De gronden der uitspraak, zoo wat de daadzaken als hel regtspunt, ieder afzonderlijk, betreft, en de beslissing. {R. 607.)
Aan het slot van hetzelve worden vermeld de namen der regters, welke over de zaak hebben geoordeeld, en die van den amlitenaarvan hetopenbaar ministerie, welke daarbij istegenwoordiggeweest. (R.63 7.Pr.lil, li2.)
I'2
I, titel Ahjememe bepalingen.
60- Het vonnis wordt door den griltier op het audienlie-blad gebragt cn door don president en den grimier uiterlijk binnen tweemaal vierentwintig uren onderteekend.
By de kanton-geregten moet de kantonregter verrigten al wal bij dit artikel aan den president is opgedragen (K. (i:i. I'r. US.)
61- Indien de president zich in de onmogelijkheid bevindt om op het audientie-blad te teekenen, wordt zulks verrigt door het oudste lid hetwelk overdo zaak gezelcn heeft. Indien de griflier zich in de onmogelijkheid bevindt wordt daarvan uitdrukkelijk op het audientie-hlad melding gemaakt. Indien de kantonregter zich in de onmogelijkheid bevindt om op het audientie-blad te teekenen, zal daarvan door den grillier op dat blad melding worden gemaakt. (R. O. 47.)
62. De expelitie of uitgifte van het vonnis wordt zonder medewerking der partijen opgemaakt, en behelst, behalve hetgeen bij artikel ISO is vermeld: (R. lii.)
1°. Deconclusien der partijen, en wanneer die hij den kantonregter niet schriftelijk zijn genomen, alsdan de daarvan door den griflier gehouden aanteekeningen; te dien einde wordt een afschrift van de schriftelijke conclusien, of, wanneer die niet schriftelijk zijn genomen, van de gehouden aanteekeningen, door den grillier aan het audientie-blad gehecht;
2°. De vermelding dat het vonnis in het openhaar is uitgesproken ;
3°. Den dag der uitspraak. {P. UI)
63. De grilliers welke eene expeditie van een vonnis uitgeven vóór dat hetzelve is geteekend, kunnen in hunne bediening geschorst of daarvan ontzet worden, behoudens de vervolging tot straf ter zake van valschheld, zoo daartoe gronden zün. (R. 80. Sv. 28«. Pr. 13fl.)
64- De griftlers zijn verpligt om op aanvraag der partijen aan haar zoodra mogelijk expeditie van het vonnis uil te reiken, op straife van vergoeding van kosten, schaden en interessen, indien daartoe gronden zijn. (B. 127!l. R. U2, Iil2.)
65. Alle vonnissen, welke wederkeerige verpligtingen aan beide partijen opleggen, ol waaruit regten en verpligtingen ten behoeve of ten laste van beide partijen voortvloeijen, kunnen door elke van dezelve in haar belang worden ten uilvoergelegd. (R. 430 v.)
66. Indien er een procureur in de zaak is, zal het vonnis niet len uitvoer kunnen worden gelegd, dan nadat hetzelve aan den procureur is beteekend, op straffe van nietigheid.
De vonnissen bij vooraaad, en de eindvonnissen die vcroordee-lingen inhouden, zullen bovendien aan den persoon of aan de woonplaats van de party beteekend worden, en daarbij zal van de beteekening aan procureur melding worden gemaakt. (R. «7, 133, 192, 430, 31)0. Pr. 147.)
67. Indien de procureur overleden is of zijne bediening beeft nedergelegd, zal de beteekening aan de partij genoegzaam zijn, maar zal daarby melding moeten worden gemaakt van den dood
13
14 i. boek. ran de wj:e van procederen, enz.
des procureurs, of van het nederlefrgen van deszelfs beilieninR. 'R. *255. Pr. 118.)
VIJFDE AFDEELIMi.
Van vrijwaring.
Opmerk, en Meded., I, blz. 114—123,161—186, XII, ;tia~323.
68 Indien rte verweerder vermeent srondon te heliben om iemand tot vrijwaring op te roepen, en hij die oproeping niet reeds heeft gedaan vóór den dag waarop de zaak heeft moeten dienen, zal hij daartoe vóór of op den dag, op welken hü ten principale moet antwoorden, verzoek moeten doen.
Dit incident zal sumraierlijk heslist worden, en indien het verzoek toegewezen wordt, zai de regter eeuen voldoenden termijn verleenen. naar mate van den afstand van des waarborgs woonplaats Gedurende dezen termijn zal de oorspronkelijke zaak geschorst worden.
Het vonnis, waarbij de dagvaarding in geval van vrijwaring is toegestaan, zal aan den waarborg niel behoeven beteekend te worden. De dagvaarding zal den inhoud van hetzelve moeten behelzen, en daarbij zal moeten worden overgegeven kopij der stukken, welke aan den oorspronkelijken gedaagde beleekend zijn. (R. 1 v., iü, 12«, 133, 141, 287. Pr. 32, 175.)
69. Indien hel verzoek tot vrijwaring op den liovengemelden regtsdag niet gedaan is, of indien de dagvaarding tot vrijwaring niet gedaan is binnen den bepaalden tijd, zal er zonder uitstel in de oorspronkelijke zaak worden voortgeprocedeerd. (11. 70, 73, 133. Pr. 33, 179.)
70- In geval van vrijwaring wegens onderzetting of andere zakelijke reglen, zal de waarborg altijd de zaak van den gewaarborgde mogen overnemen, welke buiten proces zal gesteld worden, Indien by zulks vordert, voor dat er eenig vonnis tusschen hem en den eischer is gewezen.
Echter zal de gewaarborgde, wanneer hij zulks verkiest, in het proces kunnen blijven lot bewaring van zijn regt; ook zal de oorspronkelijke eischer tot bewaring van het zijne mogen vorderen dat de gewaarborgde Ir. dezaak blijve. (B. 584, 07(i, 1242, 1528. R. 285 V. Pr. 182.)
71. De vonnissen tegen de waarborgen gewezen, bijbel vorige artikel vermeld, zullen tegen den gewaarborgde worden ten uitvoer gelegd.
Het zal voldoende zijn bet vonnis aan de gewaarborgden te beteekenen, hel zij dezelve buiten proces gesteld zijngeworden, of dat zü in hel proces gebleven zijn, zonder dat er eenige andere eisch of regtsvordering noodig is.
Wat de kosten, schaden en interessen betreft, zal de vereiïe-ning daarvan en de ten uitvoerlegging niet dan tegen den waarborg geschieden kunnen.
Echter zal, in geval van kennelijk onvermogen van den waarborg, de gewaarborgde de kosten moeten dragen, indien hij niel buiten proces gesteld is geworden, gelijk ook de schaden
i. titel. Alriemeene bepalingen.
en interessen, indien de regter oordeelt dat daartoe gronden zijn. (R. «12 v. Pr. is:gt;.)
72. In zaken van eenvoudige vrijwaring, zal de waarborg zich slechts mogen voegen, zonder de zaak vin den gewaarborgde over te nemen. (B. 1129. R. 280 v. Pr. 183.)
73- In geval de oorspronkelijke eisch en die ter vrijwaring te gelijk in staat van wijzen zijn, zal daarop gezamenlijk regt gedaan worden; zoo niet, zal de oorspronkelijke eischer zyne vordering afzonderiyk mogen doen uitwijzen. (Pr. 184.)
74- Die ter zake van vrijwaring gedagvaard zijn, zullen gehouden zijn, voor den regter, voor wiende oorspronkelijke zaak aanhangig is, te procederen, zelfs wanneer zij ontkennen mog-ten waarborgen te zijn; doch indien duidelijk bleek dat de oorspronkelijke eisch alleen gedaan is om ben van bunnen eigen regter af te trekken, zullen zij derwaarts verwezen worden. (G. Itgt;:gt;. K. 121'., löi v. Pr. 181.)
zesde afdeeusg.
ran vonnissen hij verstek en van verzei.
Over art. 81 Opmerk, en .Veiled. VIII hlz. Iii2 v.
75- Indien de elscber ten beteekenden regtsdagc niet verschijnt zal er verstek tegen hem verleend worden, en de verweerder zal van de instantie worden ontslagen, met verwijzing van den eischer in de kosten. In dit geval zal er geen verzet mogen plaats hehben, maar zal de eischer den aanleg op nieuw kunnen beginnen, na voorafgaande betaling dier kosten van het verstek. (R. li, 87, 8», 02, 99, 335, iOO v. Pr. I», lifl, 154.)
76- Indien de gedaagde niet verschijnt, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen zijn, zal er tegen hem verstek verleend worden, en de conclusien van den eischer zullen toegewezen worden, ten ware zij den regter onreglmatig of ongegrond voorkomen. (R quot;8, 87, 89, 94, 99, 135 v., 201, 400. Pr. 149, 150, 434.)
77- Hik verstek zal hij hel uitroepen van de zaak op de te-regtzitting verleend worden; echter zal de regter de stukken ter tafel kunnen doen nederleggen, om op de conclusien van den eischer op eene volgende teregtzltting uitspraak te doen. (R. 45, 92. Pr. 150.)
78- Alle uitgeroepene en niet verschijnende partijen zullen in een en betzelfde vonnis van verstek begrepen moeten zün. (K. quot;G. Pr. 152.)
79- Indien van twee of meer gedaagden de een verschijnt, de andere niet, wordt de zaak, ten opzigte des verschijnenden aangehouden, en tegen den niet verschijnenden verstek verleend. Dit verstek wordt aan laatstgenoemden beteekend, met dagvaarding tegen den dag, waarop de eischer de zaak op nieuw ter rolle wil doen oproepen.
Tusschen al de partgen wordt uitspraak gedaan bij een en hetzelfde vonnis, hetwelk als een vonnis op tegenspraak gewe-
15
i. boek. ran de wijze van procederen, enz.
zen wordt beschouwd, en waartegen iicen verzet wordt toegelaten. (R. 1 v., 4 V., 7, 12,81, 88, 337. Pr. 153.)
80 De vonnissen by verstek gewezen, zullen niet ten uitvoer gelegd kunnen worden, dan na verloop van acht dagen na de beteekening aan de partij in persoon of ter barer woonplaats; op de wijze als hü artikel 2 en i voor de dagvaarding is bepaald.
In alle gevallen van dringende noodzakeiykbeid, zal de ten uitvoerlegging vóór den alloop van dezen termijn bij het vonnis mogen bevolen worden. (R. 112 v., 8«, 315 v. Sv. *272. Pr. lüü.)
81. De gedaagde die bij verstek veroordeeld is, zal daartegen verzet mogen doen. Dit verzet zal ontvankeiijk zij» tot dat bet vonnis zal zijn ten uitvoer gelegd. (R. quot;!), 82, 8«, 333, 503,425, tilt. Pr. 137, 158.)
82. Het vonnis w ordt gerekend te;, uitvoer gelegd te zijn, wanneer de in beslag genomene roerende goederen verkocht zijn geworden, of wanneer de veroordeelde in hechtenis gesteld of aanbevolen geworden is of veertien dagen nadat de aanplakking der aanslag-biljetten lot verkoop van in beslag genomene onroerende goederen, vermeid bij artikel 513 en 517, zal hebben plaats gehad, of wanneer de kosten betaald zijn, of eindeiyk, wanneer er eenige daad is gepleegd, waaruil noodzakelijk voortvloeit dat de uitvoering van het vonnis bij den defaillant bekend was.
Hel verzet binnen de bovengezegde termijnen, en in de hierna voorgeschrevene vormen gedaan zijnde, slnil de ten uitvoerlegging, indien dezelve niet bevolen is niettegenstaande het verzet (R. 52 v., 80, 84, 88, 438. Pr. 139.)
83- Het exploit van verzet zal summierlijk behelzen de middelen van de party, en dagvaarding aan den persoon, of ter gekozene woonplaats van den oorspronkelijken eischer, legen de eerstkomende teregtzitting, behoudens inachtneming van de termijnen en formaliteiten ten aanzien der dagvaardingen voorgeschreven. (R. 1 v» 4 v., 7, 12, 29i. P. 20, 101.)
84 Het verzet zal ook kunnen gedaan w orden, bel zij bij buitengeregtelyke akte, liet zy ter gelegenheid van de beteekening van het vonnis, of van elke andere akte, dienende om dat vonnis ten uitvoer te ieggen, behalve de aanplakking der aanslag-biljetten bij artikel 82 vermeld, onder verpiigting van den opposant om zijn verzet, overeenkomstig hel vorige artikel, en binnen drie dagen te herhalen.
De deurwaarder die met de ten uitvoerlegging belast is, zal, op straffe van kosten, schaden en interessen, gehouden zyn van het verzet melding te maken op zyn proces-verbaal. (Pr. 162, 438.)
85. De party welke verzet heeft gedaan, beeft de bevoegdheid om daarvan ter griffie op een daartoe bestemd register te doen aanteekening houden, met vermelding der namen van de partijen, de dagteekening van het vonnis by verstek gewezen, en die van het gedaan verzet. (R. 8«, 432. Pr. 163.)
86- Geen vonnis by verstek kan tegen eenen derde worden ten uitvoer gelegd, dan acht dagen na deszelfs beteekening aau
1U
i. titel. Algemeene hepalingen.
aan den defaillant In persoon of te zyner woonplaats, en met overlegging van do verklaring des grifflers, dat er op zijne registers geen verzet tegen het vonnis is aangeteekend. (R. 80, 83, 13-2. Pr. 1B4.)
87- De opposant die zich voor de tweede maal by verstek laat vonnissen, zal niet meer ontvangen worden tot het doen van een nieuw verzet. (R. quot;3 v , 89. Pr. 22, 105.)
88- De vonnissen bg verstek, waarvan de ten uitvoerlegging niet begonnen is binnen zes maanden na derzelver uitspraak, zullen als niet gewezen gehouden worden. (R. 81 v., 310, 532, Pr. 136.)
89- De kosten van het verstek, die van het vonnis daaronder begrepen, mitsgaders die, welke als het gevolg der niet-ver-schyning van den defaillant kunnen worden beschouwd, komen ten laste van den defaillant, ten ware het verstek verleend ware op eene dagvaarding, die nietig verklaard wordt. (R. T3 v., 90 v.)
zevende afdeeling.
Fan nietigheid.
Opmerk, en Meded. XIV., blz. 2il—23!),
90 Geenerlei exploit of akte van regtspleging kan nietig verklaard worden, indien de wet de nietigheid van dezelve niet uitdrukkelijk bevolen heeft. (R. 92, 133, 3i3, 439, 473, 33«, 73C. Pr. 1030.)
91. In de gevallen waarin de wet geene nietigheid bevolen heeft, zal de procureur of deurwaarder, zoo wel wegens ver-zuim,als wegens overtreding, tot eene boete kunnen veroordeeld worden, welke niet minder 'dan twee gulden zal zijn, eh geen Vijftig gulden te boven zal gaan. (R. 17, 96, 343 Pr. 1030.)
92- Al hetgeen in de artikelen 1, 2, 3, 4, ö, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 13 en 16 is voorgeschreven, moet op straffe van nietigheid worden in acht genomen. (R, 133.)
Bij niet verschijning van den gedaagde, kan de regter geen verstek legen denzelven verleenen, en zal de regter de nietigheid uitsprekende, den eischer veioordeelen in de kosten. {R. 73 V., 89, 93 v., 96, 343.)
93. Indien de gedaagde op de dagvaarding verschijnt en de neitigheid van het exploit niet inroept vóór alle weren en excep-tien, behalve die van onbevoegdheid des regters, wordt dezelve voor gedekt gehouden. (R. 92,134, 135, 138, 343. Pr. 173.)
94- Indien hü daarentegen by zijne verschijning de nietigheid van het exploit inroept, kan dB regter die exceptie verwerpen, wanneer het verzuim of de overtreding van dien aard wordtbe-vonden, dat de gedaagde daardoor in zijne verdediging niet is benadeeld, en alzoo geen belang heeft zich van de nietigheid te bedienen.
De regter zal echter in die gevallen, zoo daartoe gronden zijn, de aanvulling van het verzuim*f de verbetering der onregel-matighedeo ten koste van den aanlegger bevelen, of aan den vi. 2
17
I. koek. Van ilc wyze van procederen, enz.
gedaagde lot zyne verdediging uilstelverleenen. (11. 92,120, 353.)
95. liulien eclitei- liel exploit niet door eenen bevoegden deurwaarder is beteekend, is de regter verpiigt de nietigheid daarvan in alle gevallen uit te spreken. (K. 1, l(i, «2, 343.)
96. Be kosten der akte van regtspleging, die nietig of overbodig zijn, zullen ten laste komen van de procureurs of do deurwaarders, die zicb zoodanige akten veroorloofd hebben, en zullen die regtsbedienden bovendien, naar vereisch van zaken, deswege tot vergoeding van schaden en interessen aansprakelijk zijn. en zelfs in hunne bediening kunnen geschorst worden, di, 1279 v., 1101 v. K. 17, 08, 91. V., 271, 3i3, i)34. Pr. 1031.)
TWEEDE TITEL
Bijzondere bepalingen belrekkelijk de wijze Dan procederen voor den knnlonregter.
v. i). kemp, Ontwikkeling ran het recht hetrekkelyk de kantongerechten (Rotterd. 1817), hlz. 131—169; 2de druk JlSöa) blz. 133—218. — iie witt HAMER, Ilandb. v. d. kantonge-regten (Schoonh. 1818.) — Over artikel »8: Opmerk, en Meded., Ill, blz. 111—115.
97. In zaken die zuiver personeel zijn, of tot roerende goederen betrekking hebben, zal de dagvaarding geschieden voor den regter in wiens kanton de gedaagde woonachtig is.
Indien er meer gedaagden zün, voor den regter in wiens kan-Ion een hunner woonachtig is, ter keuze van den eischer.
Indien de gedaagde geene woonplaats beeft, zal hij gedagvaard w orden voor den regter van hel kanton van zijn werkelijk ver-blijf; indien bij geen werkelijk verblijf in het Koningrijk beeft, voor den kantonregler van den eischer.
Indien de gedaagde openbaar ambtenaar is, doch zijne vorige woonplaats heefl behouden, voor den kantonregler van die woonplaats of van dien van do plaats in welke hij zijne ambls-verriglingen uitoefent, Ier keuze van den aanlegger. Indien er meer eiscbers zijn die in verschiildnde kantons woonachligzijn, voor den kanlonregter der woonplaats van een hunner, te hunner keuze. (R. O. 38 1». B. 75, 81. R. 32, 50 v., 120, 12«, 137, 2S0 20. 267, 315. Pr. 2.)
98. De dagvaarding moet geschieden voor den regter van het kanton waarin hel goed gelegen is, indien de reglsvorde-ring strekt; (R. 230 2°.)
1». Tot vergoeding van schade bet zij door menschen, hel zij door dieren loegebragt aan land, houtgewas, boom-, tuin- of veldvruchten; (R. O. 39 lo.)
2°. Tot zoodanig herstel aan huizen, woningen, gebouwen en pachthoeven, hetwelk volgens de wet ten laste van den huurder komt; (R. O. 39 2°. B. 1596, 1600 v., 1619.) 30. Tot vergoeding van schade door den huurder aan hot verhuurde goed loegebragt; (B. 1596, 1602.)
i0. Tot ontruiming van huizen, gebouwen, woningen, pakhuizen, stallen, zolders, kelders, pachthoeven, landerijen,
18
li. titel. Wijze van proced. voor den kantonregter. 1!(
tuin- en andere gronden, mitsgaders tot ontbinding van huur, in de gevallen waarin de kantonregter, volgens artikel 41 en 52 der wet op de zamenstelling der regter-lijke magt en het Leleid der justitie,bevoegd is. (R. O. 41. B. ICOC v. R. 53, 122.)
Indien onroerende goederen, te welker aanzien de regtsvordering plaats heeft, in verschillende kantons gelegen zijn, geschiedt de dagvaarding voor den regter van het kanton onder welks gebied de hoofdplaats der bebouwing behoort, en bij gebreke van zulk eene hoofdplaats voor een der rcgters binnen wiens kanton een nf ander gedeelte der goederen gelegen is, ter keuze van den aanlegger. (Pr. 3.)
99. Ten dage en ure bij de dagvaarding bepaald, of tusschen partijen bestemd, zullen zij in persoon of bij gcniiigtigde voor den kantonregter verschijnen. De aanlegger zal zynen eisch en de gedaagde zijne verdediging voordragen, zonder beteekening van eenige schriftelijke dingtalen.
De kantonregter zal, zoo mogelijk, de zaak op de eerste te-regUitting beslissen, of de uitspraak naar eene volgende teregt-zitting verwyzen. (R. 43, 75 v., 101, toi, 112. Pr. 9.)
100. Wanneer eene der partijen verklaart een stukals valsch of vervalscht te beschouwen, hel schrift of eene handteekening ontkent, of verklaart die niet te erkennen, zal de regter daarvan akte geven, het stuk waarmerken, en de zaak naar den regter verwijzen, die daarvan, naar aanleiding van de vgfde al-deeling van den volgenden titel, kennis moet nemen en die te gelijk over de hoofdzaak bij een en hetzelfde eindvonnis uitspraak kan doen, indien de zaak voor zoodanige beslissing vatbaar is. (B. 22, 1(1(19. R. 17« v. Sv. 289. Pr. li.)
101. In geval de kantonregter zich naar eene plaats in geschil begeeft, het zij tot bezigtlging, het zij tot het hooien van getuigen of van deskundigen, zal hij vergezeld zijn van den griffier, die do minuut van het vonnis, waarbij de verrigtingbevolen is, zal mede brengen. (R 103, 199 v., 219 v., 222 v.)
De deskundigen zullen bü hetzelfde vonnis ten getale van drie worden benoemd, ten ware beide partijen mogten verzoeken dat het onderzoek slechts aan éénen deskundige worde opgedragen. Zij worden door de meest gereede party gedagvaard, met vermelding van de plaats, den dag en hel uur en van het dispositief van het vonnis ten aanzien der bevolene verrigting. (R. 222 v., 223.)
De deskundigen zuilen voor den aanvang hunner verriglingen worden beëedigd op stralfe van meligheid. (R. 12'i, 22i.)
De kantonregter kan op do plaats zelve, na alloop der bi'-volen verrigting, en na verhoor van parlijen, dadelijk uitspraak doen. (R. 45,99. Pr. iO, 42.)
102. In zaken aan beroep onderworpen, zal door den grillier proces-verbaal worden opgemaakt, hetwelk hel berigt van de deskundigen zal inhouden en van den door hen afgclegden eed doen blijken. (R. O. 38 v.)
10 i. boek. Fan de wyze van procederen, enz.
Het proccs-verbanl zal door den kanton-regter, den griffleren de deskundigen geteekend worden, en indien deze laatste niet teekenen kunnen, zal daarvan melding worden gemaakt. (R. 111, 231.)
In zaken niet aan hooger beroep onderworpen, wordt geen proces-verbaal opgemaakt, maar wordt in liet vonnis vermeld de eedsaflegging van de deskundigen en de slotsom van hun be-rlgt. (R. 224,231. Pr. 42.)
103- Indien partijen bet omtrent de daadzaken niet eens zijn, het bewüs bü getuigen door de wet is toegelaten, en de daadzaken tot de beslissing der zaak kunnen leiden, zal de kantonreg-terop verzoek van eene der partyen, getuigen-verhoor bevelen. {B. 1032 V. li. 120, 10!) v.)
Hy kan zulks in dat geval ook ambtshalve bevelen. Indien hu tol de beslissing der zaak zulks dienstig en noodigacht, (R.IM.)
Het vonnis zal vermelden de daadzaken welke moeten worden bewezen, mitgaders de plaats waar, en den dag en het uur waarop de getuigen zullen worden gehoord. (R. 101, 120 v.)
Het tegenbewijs staat van regtswege vrü. (R. 4«. Pr. 34.)
104. Indien eene der partijen verlenging van dien termijn verzoekt, zal dit incident dadelijk beslist worden. (R. 43, 00.)
105- De getuigen zuilen in persoon of ter hunner woonplaats worden gedagvaard, len minste drie dagen vóór den dag van het verhoor. Deze termijn zal met éénen dag voor elke zes uren afstands worden vermeerderd.
De dagvaarding zal melding maken van het vonnis, van de plaats, van den dag en van liet uur der verschijning, cn de daadzaken behelzen, welke bewezen moeten worden. (R. lv.,8,10B, 200, 213. Pr. 200, 408.)
106. Indien het vonnis hetwelk hetgetuigen-verhoor beveelt, niet uitgesproken is in tegenwoordigheid van de party, zal hetzelve aan hare woonplaats beteekend worden, ten minste drie dagen vóór het verhoor.
Indien partijen by de uitspraak van het vonnis tegenwoordig zyn, geldt die uitspraak voor beteekening, en zal van de tegenwoordigheid van partyen op het audiëntie-blad worden melding gemaakt.
In allen gevalle, zullende namen en woonplaatsen der getuigen, binnen den by het eerste lid bepaalden termyn, aan haar beteekend worden. (Pr. 28.)
107- Ten bepaalden dage zullen de getuigen alvorens hunne getuigenis at te leggen, op straffe van nietigheid, elk op de wijze zijner godsdienstige gezindheid, den eed of de belofte doen van de geheele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen.
De kantonregter zal hun derzelver namen, voornamen, beroep, ouderdom en woonplaats ot verbiyf afvragen, mitsgaders of zy aan partyen of eene derzelve in den bloede of dooraanhu-welgklng bestaan, en zoo ja in welken graad, en of zy loon- of hulsbedienden van dezelve zün (B. 345, 1940 v. R. 110,120, 215. Pr. 33.)
u. titel. fVyze van proced. voor den kanlonregler., ïl
108- PartUen moeten hunne wratingen vóór het aüeggender getuigenissen voordragen. De getuige wordt deswege gehoord en de regter doet uitspraak, zonder hooger beroep.
Indien de wraking wordt geldig verklaard, zal het getuigenis van den gewraakte niet worden afgenomen. (B. 1940 v., 1930. R. 200, 213 v. Pr. 3«, 205.)
109 De getuigen zullen ieder afzonderlijk op de teregtzit-ting gehoord worden, het zy de partijen tegenwoordig zyn of niet, en zullen geen geschreven opstel mogen voorlezen.
De partijen zullen de getuigen niet in de reden mogen vallen, maar de kantonregter kan ten verzoeke van de partijen, en zelfs van ambtswege, aan elke getuige, na het afleggen van zijne getuigenis, zoodanige vragen doen als hy zal noodig oor-deelen. (R. 213. Pr. 30, 271.)
110. In zaken die in het hoogste ressort worden beslist, zal geen proces-verbaal worden opgemaakt, maar het vonnnis zal moeten inhouden, behalve de vermelding der opgaven, verklaringen en eedsaliegling hij arlikel 107 aangeduid, de wrakingen en de antwoorden op dezelve, en den summieren inhoud van afgelegde getuigenissen. (R. O. 38 v. Pr. 40, 410.)
111. In zaken aan hooger beroep onderworpen, wordt door den grillier een proces-verhaal van het getulgen-verhoor opgemaakt; hetzelve bevat al hetgeen hierboven hg artikel 110 is vermeld, met dit onderscheid alleen, dat de verklaringen derge-tuigen zich niet tot den summieren inhoud bepalen, maar in derzelver geheel moeten worden opgenomen
Dit proces-verhaal zal aan ieder getuige worden voorgelezen voor dat gedeelte hetwelk hem betreft. Hy zal daarin zoodanige veranderingen en bijvoegingen mogen maken, als hem goeddunkt, en welke onder of op den kant van zyne getuigenis zullen opgeschreven worden. Dit zal aan hem worden voorgelezen.
De getuige zal zyne verklaring teekenen, of er zal melding gemaakt worden dat hy niet kan teekenen.
Het proces-verbaal zal wijders worden ondeiieekend door den regter en den griltier. (R. 107, 121, 200, 213. Sv. 02. Pr. 39, 411.)
112. De kantonregter zal uitspraak doen onmiddeliyk na het afleggen der getuigenissen, en na verhoor van partyen of van die welke tegenwoordig is, of op eene volgende door hem te bepalen teregtzitting. (R. 43, 99. Pr. 39.)
113. Indien de getuige schadeloosstelling vordert, zal dezelve worden begroot door den regter op het afschrift derdagvaardtng, waarvan zal melding gemaakt worden in het proces-verbaal. (R. 213. Pr. 277.)
114. In geval de getuigen niet op éénen dag gehoord kunnen worden, zal de regter het verdere booren tot een' naderen dag en uur uitstellen, en er zal noch aan de getuigen noch aan de party, eenige nieuwe dagvaarding geschieden, ofschoon ook deze laatste niet verschenen ware. 'R. 13, 213. Pr. 207.)
115. De party die meer dan vyf getuigen over hetzelfde feil zal hebben doen hooren, zal de kosten der verdere getuigenis-
i. boek. Fan de wyze van procederen, enz.
sen ami hare wederpartij niet kunnen in rekening brengen (R. 215. Pr. 281.)
116- De gedagvaarde getuige welke niet verschijnt, of verschenen zijnde, weigert den eed of zijne verklaring at te leggen, zal worden veroordeeld lot vergoeding der vergeefs aangewende onkosten, en tot eene iioete niet te hoven gaande \üf en twintig gulden.
Hij zal op nieuw worden gedagvaard le zijnen koste, (R. 215. Pr. 2«3.)
117. Indien do op nieuw gedagvaarde getuige andermaal in gehreke hlüft te verschijnen, of het afleggen van den eed of van zijne verklaring weigert, zal hy ten tweeden male worden veroordeeld in de vergeefs aangewende kosten, en daarenboven in de schade en interessen der partijen, en lot eene boete niet te boven gaande vijftig gulden.
De regter kan bevelen dat do gebrekige getuige door de openbare magt worde voor hem gehragt om aan zgne verpligting te voldoen. '
Indien de getuige ook dan weigerachtig blijft om zijne verklaring af te leggen, zal de regter ten verzoeke der belanghebbende partij kunnen bevelen, dat by ten koste dier partij in gijzeling zal worden gesteld, tot dat hij aan zijne verpligting zal hebben voldaan. (R. 215, 5S5 Ito. Sv. US, 179. Pr. 204.)
118. Indien de getuige bewijst dat hij door goede redenen verhinderd is geweest om op den bepaalden dag te verschijnen, zal de regter hem, na het afleggen van zijne verklaring, ontheffen van alle de tegen hem gowezene veroordeelingen. (R.215. Pr, 205.)
119 indien de getuige wettiglijk verhinderd is, uit hoofde van ziekte of anderzins, om voor den regter te verschijnen, zal de laatstgenoemde zich bü hem vervoegen, tot bet ontvangen van zijne verklaring.
Indien de getuige In dat geval buiten het regtsgebied van den kantonregter woont, zal de regter verzoek doen aan den regter van de woonplaats des getuige om denzelven op de aan hem opgegevene vraagpunten te hooren. Van d^e ondervraging zal door laatstgemelden regter jiroces-verhaal worden opgemaakt, waarvan het oorspronkelijke zal worden ingezonden. (R. 0,25. R. 200, 215. Pr. 2(i:r
120- Buiten heigecn bij artikel 10quot; omtrent het afleggen van den eed is voorgeschreven, zal het nalaten van eene of andere der formaliteiten bij artikel 103 en volgende vermeld, alleen dan nietigheid des verhoors van den getuige tengevolge hebben, wanneer de belanghebbende partij daardoor in zgne verdediging is benadeeld, en de begane ongeregeldheid niet kan worden hersteld; in het tegenovergesteld geval kan de belanghebbende partij van den regter, zoo daartoe gronden zijn, de bevoegdheid bekomen om de begane ongeregeldheden te zijnen koste te herstellen. (R. 90 v., 94, 200, 215.)
121. De kantonregter vergezeld van zynen griltior, kan in gevallen, opalle plaatsen van zyn regtsgebied,en zonder vooraf-
22
ll. titel, ffijze ran proced. roar den kantonregter. 2ï
gaamle beteekeningen of dagvaardingon, de verklaringen ontvangen van de getuigen, welke, door de lieidc partijen gezamenlijk medegebragt, uit eigene beweging voor hem verschijnen.
Het proces-verbaal zal worden opgemaakt in voege voorschreven bü artikel 110 en 111. (K. 0.43.)
122- Wanneer overeenkomstig artikel il der wet op de za-menstelling der regterlijke magt en het beleid der justitie, de ontruiming word gevorderd van huizen, gebouwen, woningen, pakhuizen, stallen, zolders en kelders of van pachthoeven, tot het bedrag in bovengeiaeld artikel uitgedrukt, en de huurder geen schriftelijk bewijs van bestaande, vernieuwde of verlengde buur voortbrengt en in gebreke blijft het perceel te ontruimen, kan de kanton-regter op mondelijke aanvrage der belanghebbende partij, overeenkomstig artikel 7 van dit wetboek, de dagvaarding der wederpartii bevelen, zelfs van uur lol uur, en den zondag ingesloten.
Indien de eischer niet woonachtig is in de gemeente waar het verhuurde gelegen is, moet bij bij de dagvaarding in die gemeente woonplaats kiezen. (R. 3 1quot;, S» 3quot;.)
123. De kantonregter kan alsdan de onmiddellijke ten uitvoerlegging van zijn vonnis lot ontruiming bij voorraad bevelen, nietlegenstaande hooger beroep of verzet met of zonder borgstelling, en zulks op de minute, ook vóór derzelver registratie, en zonder andere formaliteit dan de vertooning dier minute ter woonplaats van de veroordeelde partij. (Igt;. O. 11. K. 33 2°, 121, 139. I'r. 17.)
124- De ontruiming zal daarin zonder verdere aanmaning of andere formaliteiten door den deurwaarder, bijgestaan door twee daartoe door den kantonregter te benoemen getuigen, worden ten uitvoer gelegd, behoudens de beteekening der minute van het vonnis des noods zonder voorafgaande registratie, binnen vier en twintig uren aan de veroordeelde partij, en onverminderd de ten uitvoerlegging van den verderen inhoud van hetzelve op de gewone wijze. (K. O. 11. K. S2».)
125. De bepalingen in den derden titel voorkomende, op-zigtelyk de voorloopige verzoeken en exceptién, de wrakingen van deskundigen, het hooren van partijen, de incidentele vorderingen, de reconventie, het schorsen en hervatten van hetregts-geding, het doen van afstand der instantie, hot vervallen der Instantie, en de voeging en tusschenkomst, gelijk mede de bepalingen van den negenden titel van dit boek, handelende van verzet door derden, en die van den zesden titel van het tweede boek. handelende van het vereffenen van kosten, schaden en interessen mitsgaders van de kosten van den processe, zgn te dezen toepasselijk. (R. 152 v., 223 v., 23quot; v., 24quot; v., 230 v., 231 v.,277 v., 283 v., 37« v., 612 v.)
2i t. boek. Fan de wijze van procederen, enz.
DERDE TITEL.
Fan de manier van procederen, bijzonder betrekkelijk tot de arrondissements-regtbanken, de provinciale hoven en den hoogen raad, regt doende in eersten aanleg.
eerste afdeel1ng.
Fan de dagvaarding.
Over art. 126 lid. 3. des amorie v. d. hoeven. Proeve van beantw. der regtsvraag enz. (Leeuw. 1830). — karseboom. Brief aan den Hoogt. v. d. hoeven (Amst. 1850); Over art. 126 lid. 12 Opmerk, en Meded, IK hlz. 33.—40. — v. eyk bv-leveld, Observationes ad art. 127 Cod. de rejud. in caus. civ. (L. B. 18i3). — lette, de primaria divisione actionum, quod aliae sunt in rem atiae in personam (L. B. 1844). — boots, Bijdragen ter verklaring van art. 134 IV. v. B. H. (L. B. 1861.)
126. De verweerder zal in zuiver persoonlijke zaken, of in die welke roerend goed betreffen, worden gedagvaard voor den regter van zijne woonplaats. (B. 74, 81. R. 97, 314.)
Indien liy geene bekende woonplaats in liet Koningrijk heeft, voor den regter van zyn werkeiyk verblijf. (R. 4.)
Indien hij mede geen erkend verblijf in het Koningrijk heeft, voor den regter van de woonplaats des eischors. (R. 4.)
Indien w orden opgeroepen houders van aandeelen in geldlce-ningen of maatschappijen welke niet op naam staan en waarvan de eigenaren uit dien hoofde onbekend zijn, zullen zü insgelijks voor den regter van de woonplaats des eischers worden gedagvaard. (K. 10 v.)
Indien er in de boven gemelde gevallen meer eischers zijn, voor den regter van de woonplaats van één hunner, ter hunner keuze.
Indien de verweerder openbaar ambtenaar is, doch zijne vorige woonplaats heeft behouden, voor den regter van die woonplaats of voor dien van de plaats waarin hij zijne arabtsverrig-tingen uitoefent, ter keuze van den aanlegger.
Bijaldien er meer verweerders zyn, voor den regter van de woonplaats van een hunner, ter keuze van den aanlegger.
In zaken van aanspraak op een onroerend goed zelf, voor den regter onder wiens regtsgebied het goed waarover het geschil loopt gelegen is. (B. 362. R. 129, 459.)
Indien de onroerende goederen in verscheidene arrondissementen gelegen zyn, zullen de voorschriften worden gevolgd van de laatste zinsnede van artikel 98.
In zaken van gemengden aard, behoudens hetgeen in dit artikel volgt ten aanzien van zaken van erfenis, voor den regter onder wiens regtsgebied het onroerend goed gelegen is, of voor dien alwaar de verweerder zyne woonplaats heeft ter keuze van den aanlegger.
iii. titel. Manier v. proced. v. de arrond.-regtb., enz. Ï5
In zaken van maatschap of vennootschap, zoo lang zij duurt, voor den rcRter der plaats alwaar zy gevestigd is, en na deont-binding, het zy voor denzelfden regter, het zij voor dien van de woonplaats van een der vereffenaars. (B. 1635 v.,1690 v. K.|14v.)
In zaken van erfenis:
1°. Wegens onderlinge vorderingen der erfgenamen tot aan de boedelscheiding ingesloten en wegens vernietigingeener gemaakte hoedelscheiding; (B 1112 v.,113S v., 1170.)
io. Wegens vorderingen die door des overledenens schuldei-schers, vóór de hoedelscheiding, gedaan zouden mogen worden; (B. 1146 v., 1133.) en
3quot;. Wegens vorderingen lietrekkeiyk tot de uitvoering van beschikkingen ter zake van overlijden, tot aan het eindvonnis toe ; {B. 1032 v.)
voor den regter binnen wiens regtsgebied de erfenis is opengevallen.
In zaken van faillissement of verklaard kennelijk onvermogen, voor den regter in wiens regtsgebied de woonplaats van den gefailleerde of onvermogende zich bevindt. (K. 765. II. 88-2.)
In zaken van vrijwaring, voor den regter voor wien de oorspronkelijke vordering aanhangig is. (R «8 v., 7i.)
In zaken van hel doen van rekening, ten aanzien der van regtswege aangestelde rekenpligtigen, voor de regters welke dezelve hebben benoemd, en ten aanzien van voogden en curators, voor de regthank binnen welker regtsgebied do voogdy of curatele is opgedragen; of in beide gevallen, voor de regthank van de woonplaats der verweerders, Ier keuze van den aanlegger. (B. 467 v., 300, 317, 31(1 v. R. 771 v.)
Indien er woonplaats is gekozen, voor den regter dier gekozene woonplaats, of voor den regter van de werkelijke woonplaats des verweerders, ter keuze van den aanlegger. (B. 81 v.)
In zaken wegens kosten en verdiensten door praktizyns of deurwaarders gevorderd wordende, voor den regter waar de kosten gemaakt zijn. (B. 2007, R. 37, 230 2«. 207,314,0I2v.Pr.39.)
127- Een vreemdeling kan, zelfs wanneer hij in Nederland zijn verblijf niet houdt, voor den Nederlandschen regter worden gedagvaard ter zake van verbindtenissen door hem jegens eenen Nederlander, het zy in Nederland, of in een vreemd land aangegaan.
Deze bepaling is ook op dagvaardingen voor de kanton-gereg-ten toepassetyk. (A. 9. R. 97, 768.)
128- In zakelijke regtsvorderingen of in regtsvorderingen van eenen gemengden aard, zal het vaste goed in de dagvaarding by deszelfs ligging, en zoo veel mogeiyk, by deszelfs naam en aard worden omschreven. (R. 126, 439 1°. Pr. 64.)
129. De persoonlijke regtsvordering is de zoodanige, welke tot onderwerp heeft de vervullllng eener persoonlijke verbind-tenls, uit overeenkomst of uil de wet voorlvloeücnde. (R. O. 34.)
De zakelijke regtsvordering is de zoodanige, waarby de eigendom van eene zekere en bepaalde zaak, of wel eenlg ander zakeiyk regt geeischt wordt.
28 i. boek. F (in de wijze van prorederen, en.
De gemengJe reglsvordering is de zoodanige welke le gelijk persoonlük en zakelijk is, le weten;
De vordering tol verkrijging eoner erfenis;
Die lol tioedeiscöeiding;quot;
Die lol deeling van gemeenschap;
Die tot afpaling van l)ij elkander gelegene erven.
130 De regtsvordering over bet bezitregt, en die over het regt lol de zaak (petiloir), zullen nooit vereenlgd mogen worden ingesteld. (R. O. Si 4°. B. 60« v., 013, «21. R. 131, 110, 201, 2ö0 2°. Pr. 25.)
131. Die eene regtsvordering om' het regt lol de zaak zelve heeft ingesteld, is niet meer ontvankelijk tot hel instellen eener regtsvordering over het bezltregt. (Pr. 2«.)
132- De verweerder in zake van het hczilregt zal geeneregtsvordering over het regt tot de zaak zelve stellen, zoo lang die ten aanzien van het hezitregt niet is afgeloopen. (B. «13, R. 121, 201.)
Wanneer hij in de laatstgemelde is veroordeeld, zal hij niet Ofltvankelijk zijn ten aanzien van het regt op de zaak zelve, dan na volkomen le Ucbhen voldaan aan de legen hem uitgesproken veroordeeling; ten ware de uitvoering van het vonnis in gebreke gebleven of vertraagd ware door de schuld van de partij die hetzelve verkregen had; in welk geval de regtervoor wien de regtsvordering tol het regt op de zaak zelve behoort,eenen termijn kan bepalen na verloop van welken die regtsvordering kan worden ingesteld. (Pr. 27.)
133. De aanlegger is gehouden bij hel exploit van dagvaarding procureur le stellen, op stralfe van nietigheid. (R. 90, !I2, 343.)
De woonplaats, waarvan in artikel 3, iiquot;. t van dit Wetboek gesproken wordt, wordt geacht gekozen le zijn hij dien procureur, ten ware de aanlegger eene andere keuze had uitgedrukt. (R. 135, 28«.)
Alle akten der procedure lot en met het.eindvonnis, zullen aan die woonplaats worden beteekend, en zal de procureur ver-pligt zijn de memorien en schrifluren le teekenen, waarvan in dezen titel en in den volgenden wordt melding gemaakt. (R. 138, r.8, 254 v., 258 V.)
De aanlegger zal voorts hU het exploit moeten overleggen afschrift van de stukken waarop de eisch gegrond is. Bij gebreke van deze afschriften, zullen diegene welke de aanlegger gehouden Is, hangende den loop van liet regtsgeding, te geven, niet mogen berekend worden onder de kosten, len ware die stukken voor de verdediging van den gedaagde mogten noodzakelijk worden of daaruit voortvloeijen, of ten ware door den regter mogt bevolen zijn dat de zaken zullen worden geïnstrueerd bü geschrifte. (R. «Gv., 153, 1«2 v. Pr. «1,65.)
134. De eiseher is bevoegd tot den alloop dor zaak zijnen eisch te wijzigen of te verminderen, zonder nogtans hel onderwerp van den eisch le mogen veranderen of le vermeerderen. (R. 1937. R. 5 3«, 348, 501.)
iii. titel. Manier v. proced. v. dc urrond.-reqlb., enz. 27
tweede afdeeling.
Van de verwering en het voldingen der zaak.
Reglsg. Bijblad, I, lilz. Uil—170; II, lilz. 138—lil.—blom, de
simplici sive summaria ratione procedendi (Goiinchem 1815).
—Opmerk, en Meded., IV, 1)1. 123—127; X, blz. 111—117.
135. Do vorwecrder is verplif-'t liinnen hot lüdverloop, tus-schen de dagvaarding cn den dagop welken lijj verschijnen moet, procureur te stellen. Dit geschiedt liü eene eenvoudige akte van wege den gestelden procureur aan dien des eischers beteekend.
De verweerder wordt geacht zijne woonplaats te hebben gekozen b'u dien procureur. (R. 133)
Tegen den verweerder die verzuimd heeft procureur te stellen, of wiens gestelde procureur ten dage dienende, niet verschuilt, wordt verslek verleend en verder gehandeld zoo als in de zesde afdeeling van den eersten titel is bepaald. (R. 75 v., 145, 254 v., 238 v., 344, 333, 400 v. Pr. 75.)
136. Parlgen kunnen hunnen gestelden procureur niet herroepen zonder tevens eenen anderen te stellen; zoo hing zulks niet geschied is, blijft het regtsgeding voortgaan op naam des eerst geslelden. (R. 2quot;)i v., 204. Pr. 7ö.)
137- Indien de eisch overeenkomstig het tweede lid van artikel 7 van dit Wetboek is ingesteld op korten termijn,volstaat de verweerder met ten dienenden dage zijnen procureur ter audiëntie te stellen.
Ten zelfden dage wordt door den procureur des eischers de met redenen omkleede conciusie van den eisch voorgedragen en afschrift daarvan aan dien des gedaagde overgegeven.
Deze draagt terstond en met gelgke overgifte van afschrift, zijne verwering voor, by met redenen omkleede conclusie van antwoord, en partyen worden daarna dadelijk tot de pleidooyen toegelaten De regter kan tot het nemen der conclusion of lot de pleidooijen, op verzoek van eene der partyen in derzelvcr belang of ook ambtshalve, eenig uitstel bevelen. (R. 138 v., 117v., 151, 320. Pr. 70.)
138 In zaken welke vatbaar zijn om summieriyk te worden behandeld, wordt mede ten dienenden dage of op eenen nader te bepalen dag, door den procureur des eischers zijne met redenen omkleede conclusie van eisch voorgedragen, en bij afschrift aan den procureur des verweerders medegedeeld. (R. 140, 147, 200. 277, 294, 293. Pr. 405.)
139. Daarna draagt deze tenzelfden dage of op eenen nader daartoe te bepalen dag zgne verwering voor, bij met redenen omkleede conclusie, waarvan, alsmede van de stukken van welke hij zich ter zijner verwering wil bedienen, hy een afschrift overgeeft; vervolgens worden partyen toegelaten tot de pleidooyen of daartoe een nadere dag bepaald. (R. 137 v,, 148, 151, 231, 253, 288.)
140- voor summiere behandeling zijn vatbaar; iR. 232.)
1°. Zuiver personele zaken, indien de eisch berust op eenen
i. boek. Fan de wijze van procederen, enz.
titel waarvan het bestaan niet betwist wordt; (R. 0.38 R. 139.)
-2°. Voorloopige vorderingen en alle vorderingen welke spoed vereischen; (R. SI, 131.)
3°. De vorderingen van huur- en pachtpenningen,mitsgaders die wegens koopschat van vruchten te velde;
4°. De vorderingen in zake van bezitregt; (R. 130, 201.) en
3°. In het algemeen de zoodanige welke om derzelver gering belang en eenvoudigheid door beide partijen, of, bü verschil, door den regter voor summiere behandeling worden vatbaar geacht, of bij de wet als summier zijn aangewezen. (R. 223, 260, 272, 29i, 299, 346, 438, 456, 486, 513,520,333, 542,338,577,611, 626,642,750,824. Pr. 404.)
141- Incidentele vorderingen, tusschenkomst en voegingen worden in summiere zaken ten dienenden dage ter audiëntie ingesteld bij gemotiveerde conclusiën. (R. 68, 247 v., 28Sv.,346. P. 400.)
142- In zaken van gewone behandeling kan de verweerder volstaan met door zijnen procureur op de oproeping der zaak ten dienenden dage, te doen aankondigen,dat laatstgemeldezich procureur gesteld heeft. (R. 140. 347.)
143- Binnen veertien dagen na den dag op welken de procureur des verweerders is gesteld, doet de verweerder zijn antwoord of verwering, door zgnen procureur onderteekend, door eenen deurwaarder heteekenen aan den procureur des eischers.
Hij doet daarhü aanbod van een afschrift der stukken, waarop hij zijne verwering grondt, en welke hij aan den voet van zijn antwoord opgeeft. (R. 133, 131,252, 277. Pr. 77.)
144- Binnen de volgende acht dagen doet de eischer op gelijke wyze zyn repliek aan des gedaagdens procureur heteekenen, indien hy zulks in zijn belang noodig acht, en de verweerder heeft alsdan geiyke termgn en gelijke bevoegdheid tot het heteekenen van zyn dupliek; insgelijks met aanbod van afschrift der stukken, welke hij nader zoude willen overleggen. (R, 151. Pr. 78.)
145. Indien de verweerder zijn antwoord of verwering binnen de veertien dagen niet beeft beteekend, kan de eischer de zaak onmiddellijk vervolgen bü eene eenvoudige akte van procureur tot procureur, met oproeping tegen eenen bepaalden regts-dag om conclusiën te nemen ter audiëntie. {R. 135, 253, 288, 347. Pr. 79.)
146. Na verloop der hiervoren bepaalde termgnen, of wanneer binnen dezelve geen repliek of dupliek respectievelijk is beteekend, kan de meest gereede party de zaak vervolgen, in voege als hy het voorgaande artikel is bepaald. (Pr. 80.)
147. Ten dage dienende worden conclusiën genomen, even als ten aanzien van zaken van summiere behandeling hy de artikelen 138 en 139 is bepaald, en de regthank of het hof bepaalt eenen dag van pleidooi, ten zy partyen, daarvan afziende,ophet geding en de overgelegde stukken regt verzoeken. (R. 137, 326, 347.)
28
in. titel. Manier v. proced-v. de arrond.-regtb., enz. -29
148. De partijen kunnen in alle soort van zaken,tiet zü op korte termijnen, het zg summiere, het zü van gewone behandeling, gedurende den loop van het geding, wederkeerig vragen de mededeeling of de overlegging ter grilïle van de oorspronkelijke stukken welke tegen hen worden gebruikt.
In zaken op korte termijnen en in summiere zaken wordt deze mededeeling gevraagd, bij eene schriftelijke conclusie ten dage dienende, in zaken van gewone hehandeiing bij akte van procureur tot procureur. (B. 1923. R. 137 v. Pr. 188.)
149. Do stukken moeten worden terug gegeven binnen den tijd bepaald hy het recepis of bü de uitspraak waarbij lt;le mededeeling bevolen is. Indien do termijn niet bepaald is, zal dezelve zijn van drie dagen. (R. 8. Pr. 190.)
150- Indien de stukken niet zijn terug gegeven binnen den ternign, zal de gebrekige partij of deszells procureur, hü een bevelschrift van den president, daartoe worden genoodzaakt, zelfs bü lijfsdwang, en op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, zoo daartoe gronden zijn. (B. Ii02. R. 383 quot;lt;gt;,«12 v. Pr. 191.)
151. De termijnen voorgeschreven by de artikelen 13quot;, 139, 143 en lii moeten stipteiyk worden nagekomen, ten zy de belanghebbende party aantoont dat Bij ter barer verdediging be-wysstukken quot;behoeft, en huiten de mogelijkheid is dezelve binnen den gewonen termgn voort te brongen. In dat geval kan de regter op verzoek van de belanghebbende partij statering van het geding verleenen gedurende eenen bepaalden tijd. De uitspraak daarop is aan hooger beroep onderworpen.
derde afdeel1n0.
Van voorloopif/e verzoeken en van exceptien.
fabel,/)e teer der exceptien en niet-ontvankelijkheid (I.eid. en Amst. 1850). — v. d. kemp, De leer der exceptidn, (Vlr. 18«:).) Over art. 132; Verzametinu van Regtsqet. Adviezen ('s Gra-venh. en Amst. 18i3), blz. 129 v. — Themis, VIII, blz. 211— 219. — Opmerk, en Meded., III, blz. 120--123; VIII, l'Jö—20t).
— RASCH, ad art. 132 et 133 Cod. de re jud. (L. B. 1833).— fokker. Onderzoek naar de beninselen van toepassing der art. 133 en lö(i TV. v. B. It., in N.Jaarb., VIII,blz. U9—478.
— Over art. 1(10; v. d. lisden, in Themis, IV, blz. 217— 233.
152- Alle vreemdelingen, eischers zynde, of in eene aangelegde regtszaak zich voegende, of tusschenkomende, zyn gehouden ten verzoeke van de wederparty, alvorens deze eenige weren van regten of tegenzeggen behoeft te doen, zekerheid te stellen voor de betaling der kosten en der schaden en interessen, in welke zy zouden kunnen verwezen worden.
De party, welke het stellen van zekerheid verzoekt, wordt niet geacht daardoor de competentie van den regter te hebben erkend. (A. 9. B. 1864. R. 93, 123, «1G, 619, 833. Pr. 166.)
i. HOEK. ran de wijze van procederen enz.
153. Het vonnis waarbij het stellen van zekerheid bevolen wordt, zal de som uitdrukken, tot heloop waarvan de zekerheid moet worden verstrekt. De eiscber of tusschenkomende party welke deze som zal geconsigneerd hebben, of welke zal bewezen hebben dat zyne onroerende goederen, gelegen in de Nederlanden, voldoende zijn om de vastgestelde som daaraan te kunnen verhalen, zal worden ontslagen van het stellen van zekerheid, mits hij, in bet laatste geval, op die goederen eene bypo-thekaire Inschrijving toesta. (K. 1217. R. 333, (ito. Pr. 107.)
154. Die voor eonen regter geroepen is welke onbevoegd Is om van het geschil kennis te nemen, zal mogen vorderen dat de regter zich onbevoegd verklare. (K. Ui. R. 7i, 3-2i 31', 333, 3:n v., 421. Pr. lliS.)
155. In geval de regler onbevoegd is uit hoofde van den persoon des verweerders,is deze gehouden deze zijne exceptie en de conclusie daartoe strekkende voor te stellen,alvorens eenige andere weren van reglen of eenige andere verdediging voor te dragen. (R. 75, 03, ISS v., 3:13. Pr. Ili9.)
156. In geval echter de regter onbevoegd mogt zijn uit hoofde van hel onderwerp des gescblls, zal de exceptie van onbevoegdheid in eiken stand des gedings mogen worden voorgesteld, en indien zü niet wordt voorgesteld, is de regter ambtshalve gehouden zich onbevoegd te verklaren. (R. 338, 303. Pr. 170.)
157. Indien een geding, hetwelk tot de kennisneming behoort van den kantonregter, bij de arrondissemenls-regtbank is aanhangig gemaakt, en de gedaagde de exceptie van onbevoegdheid niet, overeenkomstig artikel lüii hierboven, beeft voorgesteld, zal de arrondissemenls-regtbank, als gewone regler, de zaak aan zich behouden en daarin in het hoogste ressort regt spreken. (R. O. 38, il, 33. R. «7 v.)
158. In zaken welke reeds te voren door eene dagvaarding voor eencn anderen regter zijn aanhangig gemaakt tusschen dezelfde personen en over hetzelfde onderwerp of welke reeds door dezelfde personen en overhetzelfdeonderwerpaan scheidsmannen zijn opgedragen en voor dezelve aanhangig zgn, of in geval bet geschil aan eene zaak verknocht is, die reeds voor eenen anderen regter of scheidsmannen aanbangig is, mag de verwyzing gevraagd worden naar dien anderen regter of naar de benoemde scheidsmannen. Dit moet echtcr geschieden alvorens eenige andere weren van reglen, of eenige andere verdediging voor te dragen, met uitzondering alleen van de exceptie vermeld in artikel 133. (R. 141, 333, 020. Pr. 171.)
159. Dilatoire exceptiên moeten gezamenlijk, en vóór de ex-ceptiën, waarvan in het volgend artikel wordt gehandeld, en vóór alle antwoorden ten principale worden voorgesteld. {K. 132 V., 161, 274, 338.)
fJieltemin zullen erfgenamen, weduwen en vrouwen, hel zü uit den echt, hel zij van tafel en bed, of goederen gescheiden, aanvankelijk kunnen volstaan met als dilatoire exceptie voor te dragen, dat zij nog zijn in termen van beraad. (B. 182 v., 188 v., 193, 287, 298, 1071 R. 123, 814. Pr. 174.)
ui. titel. Manier v. jiroceii.v. de arrond. reqib., enz. 31
160. Alle overige excepliën nioclen met het antwoord te ge-lyk worden voorgesteld, op straffe vnn verwijzing in de kosten door het niet nakomen van dit voorschrift veroorzaakt. (K. 274.)
Hiervan zün uitgezonderd:
1°. De exceptie van gewijsde zaak, het zij door een regterlijk vonnis, het zü door eene uitspraak van scheidsmannen; (H. 1952 Ho, IMi.)
2« De exceptie van dading; (R. 1S88 v. R. 1!(.)
3°. De exceptie dat de aanlegger de hoedanigheid niet hezit welke hij zich toeschrijn, of dat de verweerder de hoedanigheid niet hezit in welke lijj is gedagvaard.
Deze exceptiën alleen kunnen vóór het antwoord ten principale worden voorgesteld.
Indien de verweerder van die hevoegdlieid geen gebruikmaakt, maar deze exceptiën niet zijne verdediging ten principale ver-eenigt, moet hij allo dezelve gezamenlijk voorstellen. (li. 12S, liiiS.)
161. Alle exceptiën, welke door parlijen, voor het antwoord ten principale moeten of mogen worden voorgesteld,zullensum-mierlijk worden behandeld. (H. 138 v., 159 v., 353.)
Die exceptiën moeten op zich zelve worden uitgewezen, en mogen niet aangehouden of gevoegd worden bij de hoofdzaak. (Pr. 172.)
VIEUDE AFDEELING.
Van de behanielimj bij geschrifte.
162. Indien eene zaak niet vatbaar schijnt voor eene mondelinge voordragt, kan de regter, liet zij op verzoek van eene der partijen, het zij ambtshalve, bevelen, dat zij bij geschrifte worde behandeld, om op het rapport van eenen daartoe te benoemen regter te worden afgedaan. (R. 133. 171, 2G2, 333. Pr. 93.)
163- Hel regterlijk bevel waarbij de schriftelijke bebandeling bevolen wordt, zal worden ten uitvoer gelegd, zonder dat het noodig zal zijn hetzelve te ligten of te betcekenen. (li. 353. Pr. 94.)
164. Kinnen veertien dagen na de uitspraak van hetzelve, zal de eischer aan den verweerder eene schriftuur, inhoudende zijne middelen en conclusie, doen heteekenen en afschrift daarvan doen overgeven : dezelve zal eindigen met eenen staat van stukken tol staving daarvan bügebragt.
Deze schriftuur en stukken zullen binnen vier en twintig uren na de beteekoiiing ter gritlie worden overgelegd.
De akte van overlegging moet worden beteekend. (R. 151,187 v., 353. Pr. 90.)
165. Binnen de veertien dagen na de beteekening dier schriftuur, zal de verweerder inzage nemen en afschrift kunnen vragen der ter grime overgelegde stukken, en zal zijn antwoord, houdende zijne middelen en conclusie, aan den eischer doen be-teekenen, onder hetwelk zal worden gesteld een staat van stukken tot slaving daarvan bijgebragt.
Dit antwoord en deze stukken zullen insgelijks, met aanbod
32 i. boek. Fan de wijze van procederen, enz.
van afschrift, door bom worden overgelegd ter griflle, binnen vier en twintig uren na de beteekening en de akte van overlegging zal worden betcekend. (R. 131, 1G9, 2öa. Pr. 97.)
166. Binnen gelijke termijnen kunnen de partijen schrifturen van re- en dupliek aan elkander doen beteekenen, welke op gelijke wijze, met de daartoe liehoorende stukken, ter griflie mosten worden overgelegd. (R. 131, 169 v., 233.)
167- In de gevallen der beide voorgaande artikelen, kunnen de partijen onderling in der minne stukken mededeelen, onder recepis; artikel 130 is hier toepasselijk.
168- Geene verdere schrifturen of stukken, welke partijen daarna mogten willen overleggen of aan elkander mededeelen, kunnen in de begrooting der kosten worden aangenomen. (R. 17. I'r. 103.)
169. Bijaldien binnen den hier boven bepaalden termijn, eene der partijen hare stukken niet overgelegd of medegedeeld, noch ook hare schrifturen heeft doen beteekenen, kan de zaak worden beoordeeld op de stukken van de andere partij. (R. 130,1U4 v. Pr. 98, 99, 101.)
170. Na alloop van den hier-hoven bepaalden iermgn, zal de grlfller, ter begeerte van de meest gereede party, de schrifturen en stukken aan den rapporteur ter hand stellen, die dezelve tegen renversaal zal overnemen. (R. IGi v., 173. Pr. 109.)
171. Bijaldien uit eenigen hoofde de rapporteur buiten staat is zijn rapport te doen, zal er een ander op de teregtzitting worden benoemd, ten verzoeke van de meest gereede partij. (R-102, 333. Pr. 110.)
172. Bijaldien het proces moet worden medegedeeld aan hel openbaar ministerie, zal de rapporteur zorgen dat deze mede-deeling in tyds geschiede, opdat hel vonnis daardoor niet worde vertraagd. (R. 324, 320. Pr. 112.)
173 Hel openbaar ministerie, na kennis genomen te bebben der stukken, zal dezelve binnen den kortst mogelyken termijn aan den rapporteur doen terug komen. (R. 327.)
174- Het rapport zal op de teregtzitting worden gedaan, en zal daarvan op eene vorige leregtzitting aankondiging gedaan worden.
De rapporteur zal de daadzaken en de middelen opnemen, zonder zyn gevoelen te uiten.
De partyen mogen hel woord niet voeren, zy kunnen alleen-lijk aan den president schrifteiyke aanteekeningen ter handstellen ; indien zy vermeenen dat de eene of de andere daadzaak onvolledig of niet juist door den rapporteur is voorgedragen.
Het openbaar ministerie zal worden gehoord in zaken waarin zulks volgens de wel wordt vereisebt of toegelaten.
De regter zal uitspraak doen op eene door hem te bepalen teregtzitting. (R. 324 v., 333. Pr. 111.)
175. Na het rapport zal de rapporteur de stukken ter griffie terug bezorgen en zijn renversaal terug nemen. (R. 170. Pr-114.)
iii. titel. Manier v. proced. v. de arrond.-regtb., enz. 33
VIJFDE AFDEEL1XG.
yan de (jeschilten over de echtheid of onechtheid van geschriften en het geregtelyk onderzoek deswetje
176 Er zal een gereglelük onderzoek plaats kunnen hebben nuar de echtheid of onechtheid van geschriften, waarvan partijen zich willen bedienen; (K. 100, 324, 333, «33.)
1». Wanneer de partij, welke men beweert eenonderhandsch gescbrift geschreven of onderteekend te hebben, ontkent hetzelve te hebben geschreven of onderteekend; (b. 1»12 v.)
2». Wanneer de partü, legen wie men gebruik maakt van een onderdhandsch geschrift door een derde geschreven of geteekend, verklaart het geschrift of de onderteekening van dengenen, die men beweert zuiks geschreven of geteekend te hebben, niet te erkennen; (1913 v.)
3°. Wanneer eene der partijen beweert dat een stuk valsch of vervalscht is. (B. 1909. Sv. -289 v. Pr. 195, 214.)
177. In de gevallen bij no. 1 en 2 van bet voorgaande artikel vtrmeld, zal de party, welke de echtheid van bet door baai-overgelegde, doch door hare wederpartij betwiste geschrift staande wil houden en zich daarvan wil bedienen, kunnen vorderen dat zy worde toegelaten om de echtheid van hetzelve, het zij door bescheiden, het zy door deskundigen of door getuigen, te staven. (R. 179, 182 v., 323. Pr. 193.)
178- In geval bü no. 3 van bet voorlaatste artikel vermeld, zal de party welke beweert dat een overgelegd stuk valsch of vervalscht is, kunnen vorderen om totbewgs daarvan te worden toegelaten, het zy door bescheiden, het zij door deskundigen, het zij door getuigen.
Zij zal echter daartoe niet worden toegelaten,dan naaivorens, ter gritlie van de regtbank te hebben overgelegd eene akte door baar zelve geteekend, of wel door eenen byzonderen gevolmag-tigde, daartoe, by authentieke akte, bepaaldelijk gemagtigd, en inhoudende de stellige verklaring dat bet bewuste stukdoor haar voor valsch of vervalscht wordt gehouden, mitsgaders de daadzaken, omstandigheden en bewysmiddelen door welke zij zich voorstelt die valschheid of vervalscbing te zullen bewyzen. quot;) (R. 179, 19« v., 222 v. Sv. 289. Pr. 218, 229, 257.)
179- In de gevallen bij de twee laatste artikelen vermeld zal, de meest gereede party het gerezen geschil aan des reglers onderzoek en uitspraak onderwerpen, bij eenvoudige akte van procureur tot procureur. (R. 180, 32i.)
ISO. Ten dage dienende, zal de party, welke het stuk heeft overgelegd, moeten verklaren of zij zich daarvan wil bedienen.
Indien zij weigert te antwoorden, of verklaart zich van bet stuk niet te willen bedienen, wordt hetzelve buiten het geding gehouden.
*) Wet v. d. 7 April 1869 (Sb. n». SS.) VI.
3
i. boek. Fan de wijze can procederen, enz.
Indien zü niet verschijnt, beveelt de repter eene tweede oproeping, te beteekenen op de wijze alsbü bel vorige artikel is vermeld.
HU niet-verscbyning op die tweede oproeping, by weigering om te antwoorden, of hij verklaring dat zij zich van het stuk niet willen bedienen, wordt hetzelve bullen het geding gehouden. {R. 182 v. Pr. 216, 217.)
181- Bijaldien de partij verklaart dat zij zich van het stuk denkt te bedienen, zal de andere partij moeten verklaren, of zy er lig blljlt om, hel zij het geschrift of de handteekening te ontkennen, bet zü dezelve niet te erkennen, bet zij het stuk van valscbheid te betichten.
Indien zij weigert te antwoorden of niet volhardt bü hare eerste verklaring, zal het stuk In het geding worden toegelaten.
Indien zü niet verschünt, handelt de regter, zoo als hü bet derde lid van het vorige artikel Is vermeld.
Bg niet-verschünlng op de tweede oproeping, bij weigering om te antwoorden, of bij nict-volharding in bare eerste verklaring, wordt het stuk in het geding toegelaten. (R. 182 v. Pr. 281.)
J82 Bg verschijning van heide partijen en volharding bü hare vroegere beweringen, beveelt de regler, dat ten dage door hem te bepalen, doch ten minste na veertien dagen, over de echtheid of onechtheid des stuks geregtelljk onderzoek zal plaats hebben, en voor zoo verre hü niet gevoegelijk zelf dat onderzoek kan verrlgten, benoemt hij te dien einde cenen regter-commis-saris benevens drie deskundigen.
Voor zoo verre echter partijen mogten kunnen overeenkomen in de keus der deskundigen, zal de regter daarin kunnen berusten.
Deze uitspraak zal tevens den last inhouden dat het betwiste stuk, behoorlük omschreven en door den voorzitter en den griffier gewaarmerkt, ter gritTie overgebragt en aldaar bewaard worde, behoudens het vermogen van partijen om van hetzelve, mitsgaders van de akte van omscbrüving en overbrenging ter griffie, aldaar, visie of afschrift te kunnen nemen. (R. 177, 222, 324. Pr. 19«, 1»8, 228.)
183. Ten bepaalden dage moeten de partgon voor den regter of voor den regter-commissans verschijnen, ten einde overeen te komen wegens de stukken van vergelü'king.
Indien eene der partgen niet verschgnt, beveelt de regter eene nadere oproeping tegen eenen te bepalen dag. Wanneer op dien dag de partg, welke van het stnk wil gebruik maken, niet verschijnt, wordt het stuk buiten het geding gehouden.
Bg niet-verscbgnlng van de wederpartij, verklaart de regter dat het stuk wordt gehouden voor erkend.
Indien beide partüen voor de eerste reize wegblüven, kan de regter den aanleg in het stuk van valschheld dadelük vervallen verklaren of eene tweede verschijning bevelen. (R. 180 v., 324, 353 Pr. 199.)
184. Bijaldien de partijen niet overeenkomen over de stuk-
34
iii. titel. Manier v. proced. v. de arrond.-regtb., enz 35
ken van vergelijking, zal de regter geene andere als zoodanige mogen aannemen, dan:
1°. Authentieke akten; (B. 1903 v., 1917.)
2°. Onderhandsche geschriften door de partijen erkend; (B.
1911 v.)
3°. Het overige gedeelte van het overgelegde stuk, byaldien het verifleren alleen een gedeelte daarvan betreft; of,
4°. Hetgeen de party gehouden zal zijn te schrijven, achtervolgens mondelinge vóórzegging en in tegenwoordigheid van den regter of regter-commissaris.
De weigering van schrijven kan ten gevolge hehhen de erkenning van het stuk. (Pr. -200.)
185. In geval de stukken ter vergelijking dienende in handen van openhare of andere bewaarders zyn, zal de regter of regter-commissaris bevelen dal de houders dier stukken dezelve overbrengen, op den door den regter of regter-commissaris vast-gestelden dag en uur, en ter plaatse waar het onderzoek gedaan zal worden, op stralTe dat de openhare bewaarder van zoodanige stukken by lijfsdwang, en de andere langs den gewonen weg van regten, daartoe genoodzaakt zullen worden, behoudens ook het middel van lyfsdwang ten aanzien der laatste, in geval daartoe termen zün. (R. 188, 324, 385 Co. Pr. 201.)
186- 'n geval de stukken ter vergeiyking niet overgebragt kunnen worden, of de woonplaats der houders te zeer verwy-derd is, wordt het aan het doorzigt van den regter overgelaten, op liet verslag van den regter-commissaris, en na het openbaar ministerie gehoord te hebben, te bevelen dat het onderzoek zal geschieden bij den regter ter plaatse alwaar de houder woonachtig is, of van de naast daaraan gelegene plaats, of wel dat binnen eenen bepaalden termyn de stukken ter gritOe ingezonden zullen worden, op zoodanige wgze als de regter zal voorschry-ven. (Pr. 202.)
187- Bijaldien, in dit laatste geval, de houder een openbaar, persoon is, zal by vooraf een afschrift van de stukken maken hetwelk tegen het oorspronkeiyke vergeleken en geteekend zal worden door den voorzitter der regtbank van zyn arrondissement, dié daarvan proces-verbaal zal opmaken. Dat afschrift zal door den bewaarder by züne oorspronkeiyke stukken of minuten gelegd worden, om In de plaats te treden van het oorspronkeiyke stuk of stukken, tot op de terugzending van het laatstge-melde, en by zal daarvan grossen en uitgiften mogen uitleveren, met vermelding van het proces-verbaal daarvan opgemaakt.
De kosten worden door den eischer van verificatie aan den bewaarder te goed gedaan, volgens de begrooting of waardering daarvan te doen door den regter die het proces-verbaal heeft opgemaakt, naar hetwelk het bevel van ten uitvoerlegging uitgevaardigd zal worden. (R. 189. Sv. 293. Pr. 203.)
188. De meest gereede party zal by exploit doen oproepen de deskundigen, indien er zoodanigen benoemd zyn, en de bewaarders, om zich te laten vinden ter plaatse, ten dage en ure, bij het bevelschrift van den regter of regter-commissaris be-
3C l. boek. Van de wijze van procederen, em.
paald, en wel de deskundigen om den eed af te leggen en om eenen aanvang te maken met het onderzoek en om hun berigt op te maken, voorts de bewaarders, ten einde over te leggen de stukken van vergelijking, en van dit alles zal proces-verbaal worden opgemaakt.
De partij zal worden opgeroepen, bij eene akte beteekend ter gekozene woonplaats, ten einde daarbij tegenwoordig te zijn. (R. 133, 183 v., 222 v., 32i, 333. Pr. 204.)
189. Wanneer de stukken door de houders vertoond zün, wordt het aan het doorzigt van den regter of regter-commissa-ris overgelaten te bevelen, dat zij ter bewaring van gezegde stukken b(j hel doen van het onderzoek tegenwoordig zullen blgven, en dezelve bij elke daartoe noodige zitting terug nemen en wederom leveren, of wel te bevelen dat de stukken in handen van den gritller ter bewaring gesteld zullen worden.
In het laatste geval, zal de houder, indien hg een openbaar persoon is, afschrift daarvan mogen nemen, zoo als bg artikel 187 gezegd is, en zulks, ofschoon de plaats, waar het onderzoek geschiedt, buiten het arrondissement ligt waarin de houder het regt heeft akten te maken.
In dat geval geschiedt de vergelijking bg den voorzitter der arrondisseraents-regtbank onder welks gebied het stuk zich tg-delgk bevindt. (Pr. 203.)
190. De deskundigen zullen beëedigd worden.
De stukken zullen hun worden medegedeeld, waarna zij hun berigt schriftelijk en met redenen bekleed uitbrengen.
De bepalingen van artikel 223, 227, 229, 233 en 230 zgn ten deze mede toepasselijk. (Sv. 299. Pr. 207.)
191. Ais getuigen kunnen worden gehoord de zoodanigen welke het geschrift hebben zien schrijven of teekenen of die kennis hebben van de daadzaken, welke dienen kunnen om de waarheid te ontdekken.
De ontkende stukken of die welke niet erkend zijn, of beticht zijn vanvaischheid, worden hun vertoond, door hen gewaarmerkt, en verder worden nagekomen de voorschriften op het getuigenverhoor. (B. 1931 V. K. 199 v. Sv. 297. Pr. 211, 23i.)
192. Wanneer het onderzoek is afgeloopen, zal de meest ge-reede party de zaak op de teregtzltting brengen, en voortproce-deren bij eenvoudige akte van procureur tot procureur tevens met beteekening van het proces-verbaal van onderzoek. (R. 324 llo, 333. Pr. 238.)
193. Indien uit het geding vermoedens van valschheid of van vervalsching tegen nog levende personen ontstaan, beveelt de regter dat de stukken in handen van het openbaar ministerie worden gesteld, ten einde hg den bevoegden regter In strafzaken te worden onderzocht.
Het burgerlijk geschil blgft geschorst tot na de beslissing van den regter in strafzaken. (B. 1909. R. 333. Sv. 289 v. Pr. 239, 240.)
194. Wanneer de burgerlyke regter bij het afdoen van de beweerde valschheid, het ter zijde leggen, verscheuren of door-
in. titel. Jtfanier ®. proced. v. de arrond.-regtb., enz. 37
halen, in het geheel of ten deele, of zelfs het verbeteren en in orde brengen der valsche of vervalscht verklaarde stukken beveelt, zal de uitvoering van dit punt van het vonnis opgeschorst blijven, zoo lang de termijn om in hooger beroep te komen, request civiel of cassatie te verzoeken, voor den veroordeelJe loo-pende is, of hü niet in het vonnis berust heeft. (Pr. 241.)
195. Het vonnis waarbij uitspraak gedaan wordt over de echtheid of de onechtheid van het betwiste geschrift, zal tevens moeten bevelen den termijn, binnen welken, en de wijze waarop de door de partijen, getuigen of bewaarders, overgelegdestukken moeten worden terug gegeven. (Pr. 212.)
De art. 19«, 197 en 198 zyn ingetrokken hy de wet v. d.7 April 1809 (Sb. n0. ö5.)
ZESDE AFDEELINO.
Van qet uigen-verhoor.
Opmerk, en Meded., VI, blz. 39—4ö; VIII, blz. 63—83; X, blz.
280—287 ; XIV, blz. 289).
199. Indien partyen het over de daadzaken niet eens zyn, en bet bewijs door getuigen by de wet is toegelaten, zal de regter op verzoek van eene der partyen, een getuigen-verhoor bevelen.
Hy kan dit ook ambtshalve bevelen, indien hy lot de beslissing der zaak zulks dienstig en noodig acht.
Het legen-bewijs wordt van regtswege toegelaten. (B. 1932 v. R. 103, 247 v., 337, 333. Pr. 2S3.)
200- In zaken van summiere behandeling wordt het getui-gen-verhoor bevolen en belegd overeenkomstig de bepalingen voorgeschreven by den tweeden titel van dit boek, met uitzondering van het bepaalde hy artikel 119 en 121.
Indien de getuigen te verre verwijderd wonen of verhinderd, worden om te kunnen opkomen, kan de regter het verhoor opdragen aan eenen regter-commissaris of aan den kanton-regter van dezelver woonplaats.
Indien de getuigen wonen buiten het regtsgebied van het reg-teriyk collegie, kan dit het verhoor opdragen aan de arrondisse-ments-regtbank of den kanton-regter van dezelver woonplaats.
In deze gevallen wordt altijd van het verhoor proces-verbaal opgemaakt. (R. 97 v., 140 v., 203, 220. Pr. 407 v.)
201. Wanneer in zaken van bezitregt, het bezit of de stoornis ontkend wordt, zal het verhoor van getuigen, dat dienaangaande bevolen wordt, zich niet mogen uitstrekken tot het regt op de zaak zelve (het petit oir). (R. 385 v. R. 130.)
202. In zaken van gewone behandeling moeten de daadzaken welke eene party door getuigen wil bewyzen, bepaaldeiyk worden uitgedrukt by eene akte van conclusie, van procureur tot procureur te beteekenen.
7.y moeten by gelyke akte binnen acht dagen worden ontkend of erkend, en kunnen anderzins voor erkend worden genomen (R 140 v., 211. Pr. 452.) (
i. boek. ran cle wijze van procederen, enz.
203 Indien de diiadzaken die ontkend worden ter zake dienende en afdoende «ün, wordt het getuigen-tewys bü vonnis bevolen. (B. 1934 v. R. iG. 103. Pr. 233.)
204- BÜ dit vonnis, het zü op verzoek van partijen, het zij ambtshalve gewezen, beveelt de regter dat het getuigen-verhoor zal plaats hebben op de teregtzitting of voor eenen door hem benoemden regler-commissaris. (R. »0« v.)
205 In de gevallen bedoeld bij het tweede lid van artikel 200, wordt gehandeld overeenkomstig hetgeen daar is bepaald.
In die gevallen wordt altijd van het verhoor proces-verbaal opgemaakt.
Het getuigen-verhoor zal altijd met gesloten deuren plaats hebben. {R. 119.)
206- Indien het verhoor piaats heeft op de teregtzitting,moeten de regelen, voorgeschreven in summiere zaken, worden nagekomen. (R. 103, 11», 138 v.)
207. Indien het verhoor voor eenen regter-commlssaris plaats heeft, moeten de volgende regelen worden in acht genomen.
208- Het vonnis moet, behalve de daadzaken welker bewijs wordt toegelaten of bevolen, inhouden:
1°. De benoeming van eenen regter-commlssaris;
Jr; Den termijn binnen welken bet bevel ter dagvaarding der getuigen aan den regter-commlssaris moet w orden gevraagd.
Deze termijn begint te loopen van den dag der betee-kening van bet vonnis door de meest gereede party. (R. 8, 218. Pr. 2SÜ.)
209- Binnen dezen termjjn moet de party aan welke het getuigen-verhoor is opgelegd zich by requeste wenden tot den regter-commlssaris, ten einde te bekomen het bevel tot dagvaarding der getuigen op de plaats, den dag en het uur door denzèl-ven te bepalen.
Bü verzuim hiervan zal niet meer tot het bewys door getuigen worden toegelaten. (R. 210. Pr. 237, 239.)
210- Die party is verder verpligt, op straffe van nietigheid, ten minste vier dagen vóór den tot het getuigen-verhoor bepaalden dag, het bevel aan bare wederparty te doen heteekenen, mot opgave van de namen en de woonplaatsen der getuigen, welke zy wil doen hoeren.
Deze beteekening zal geschieden aan den procureur der wederparty, zoo er een is, en anders aan derzelver persoon of woonplaats. (R. 211, 816, 3B3. Pr. 201.)
211. Indien de wederparty van hare zyde voor het tegenbe-wys,waartoede wethaarhet regt geeft, insgeiyks getuigen mogt willen doen hooren, kan zy dezelve mede tegen den bepaalden dag doen oproepen. Zy zullen echter niet mogen gehoord wor. den, indien hunne namen en woonplaatsen niet ten minste vier en twintig uren voor den bepaalden dag aan den procureur der party zyn beteckend.
212- Van het getuigenverhoor zal altyd proces-verbaal worden opgemaakt. (R. 217 v., 283.)
38
ui. titel. Manier v. proced. v. de arrond.-reijtb., enz. S#
213 De partijen zijn gehouden hare wrakingen met de redenen derzelve vóór het afleggen van liet getuigenis op te geven; de gewraakte getuige is verpiigt zich hier op te verklaren. (K. 1948 v., 1930 R. 108, -iaö. Pr. -270,)
214. Indien de party die eenen getuige gewraakt heeft, in hare wraking bluft volharden, kan de gewraakte getuige voor-loopig niet gehoord worden, maar zal deregter-commissaris partijen zonder nadere dagvaarding of sommatie naareene doorhem te liepalen teregtzitling verwijzen, alwaar overde wrakingsum-mieriyk zal worden heslist.
De regter-commissaris zal intusschen met het hooren der andere getuigen kunnen voortgaan.
Indien echter partijen, zonder voorhehoud van hooger heroep, zich aan de uitspraak van den regter-commissaris over de wraking mogten willen onderwerpen, zal deze over de wraking onmiddellijk zelve kunnen beslissen. (K. 138 v., 323.)
215. De bepalingen van de artikelen 103, 107, 109, 111, 113, lli, 113, 110, 117, lts, 119 en 12(1 zijn mede op het getuigenverhoor voor den regter-commissaris toepasselijk.
216. Indien de wederpartij, ten gevolge van het getuigenverhoor, noodig mogt oordcelen om voor tegenbewijs nog nadere getuigen te doen hooren, zal zy daartoe bg het proces-verhaal van het getuigen-verboor verzoek doen, en de regter-commissa-ris zal haar eenen termijn verleenen, niet bepaling van den dag en bet uur waarop dat nader getuigen-verboor zal plaats hebben. Zij is verpiigt, op straffe van nietigheid, uiterlijk vierdagen vóór den lot bet getuigen-verboor bepaalden dag, de namen en de woonplaatsen der getuigen, welke zij wil doen booren, aan hare partij te doen beleekenen ; er zal echteraarulie partij geene nadere oproeping gedaan worden. (R. 209 v., 217.)
217. Indien een getuige, bcboorlyk opgeroepen, niet ver-schijnt, of indien dezelve weigert te antwoorden, of ook indien een getuige is gewraakt geworden, kan de nelanghehbende party by het proces-verbaal van het getuigen-verboor, aan den regter-commissaris, mede eenen naderen termyn verzoeken. (Pr. 203,264.)
218 De termijn om het verboor te houden verstreken zynde zal de meest gereede party afschrift der processen-verbaal aan de wederpartij doen beleekenen en de zaak voortzetten. (R. 208 v., 212, 333. Pr. 28Ü.)
ZEVENDE AFDEELINC.
fim fieregtelyke plaats-opneming.
219. Indien het hof of de regtbank, het zy op verzoek van partyen, het zy ambtshalve, zulks noodig acht, kan bij vonnis worden bevolen, dat een of meerder leden welke over de zaak hebben gezeten, verzeld van den gritlier, zich zullen begeven op de plaats welke in oogenschouw moet worden genomen, ten einde derzelver staat en gelegenheid op te nemen, en daarvan eene akte van bevinding uit te brengen, het zy alleen, het zy met behulp van deskundigen.
40 i. boek. Van de wyze van procederen, enz.
Het benoemde lid of de benoemde leden, bepalen bU bevelschrift de plaats, den dag en het uur der opneming, ten verzoeke van de quot;'meest gereede party.
Dit bevelschrift wordt btf akte van procureur tot procureur beteekend, en geldt als oproeping. (R. 4B, 101, 337, 353. Pr. 2»;;, 206, 297.)
220 De griffier zal proces-verbaal der handelingen, welke op de plaats zijn voorgevallen, opmaken. De meest gereede partij zal daarvan een afschrift beteekenen aan hare wederparty en zal voortprocederen hij akte van procureur ter procureur. (R. 353. Pr. 298, 299.)
221. De reiskosten zullen door de party, tot wier verzoeke de opneming geschiedt, voorgeschoten en ter griffie overgehragt worden.
Indien de regter de plaats opneming ambtshalve beveelt, zal hy tevens bevelen door wien de kosten zullen worden opgeschoten. (R. 353. Pr. 301.)
achtste afdeel1üg Fan berigl van deskundigen.
Opmerk, en Meded., X, blz. 159—1«7.
222 Indien het hof of de regtbank, het zij op verzoek van partyen, hel zij ambtshalve, zulks noodig acht, kan by vonnis worden bevolen, dat een onderzoek of opneming door deskundigen worde bewerkstelligd.
Dit vonnis zal het voorwerp van het onderzoek of van do opneming duideiyk uitdrukken, benevens de benoeming van drie deskundigen.
Indien echter beide partijen verzoeken dat het onderzoek zal gedaan worden door slechts eénen deskundige, zal er niet meer dan één worden benoemd. (B. 454, 1124, 12G4. R. 46, 101, 178, 182, 337, 353. Pr. 302, 303.)
223- Indien partyen op de teregtzitting overeengekomen zyn omtrent den persoon, of de drie personen welke zy als deskundigen verlangen, zullen deze hy hetzelfde vonnis worden benoemd.
Indien partyen over de personen niet zgn overeengekomen, zal het vonnis bevelen dat partyen dezelve binnen drie dagen na de beteekening zullen noemen, en dat hy gebreke van dien tot de bevolene verrigting zal worden overgegaan door deskundigen by hetzelfde vonnis ambtshalve te benoemen.
Binnen den bovengemelden termijn zullen partyen, wanneer zg omtrent de benoeming van deskundigen zyn overeengekomen, daarvan verklaring ter griffie doen. (R. 8, 226. Pr. 3ni, 3 05, 306.)
224- By het vonnis in het voorgaande artikel gemeld zal bepaald worden de dag en het uur der eedsaflegging van de benoemde deskundigen.
Echter zal bet hof of de regtbank mogen bevelen dat die eed
in titel. Manier v. proced.v. de arrond.-reglb., enz. il
worde afgelegd voor den rcgler van het kanton waarin de bevo-lene verrigting moet plaats hebben
Na verloop van den in het voorgaande artikel bepaalden termijn zal de meest gereede partij het vonnis aan de benoemde deskundigen doen beteekenen, met oproeping om den eed af te leggen; deze oproeping zal gedaan worden ten minste drie dagen voor den dag tot het afleggen van den eed bepaald. Partyen behoeven bij de eedsaflegging niet tegenwoordig te zijn. (R. 8. 101, 228. Pr. 307.)
225. De deskundigen van ambtswege benoemd, kunnen gewraakt worden uil denzelfden hoofde als de getuigen. (B. Ift56 V. 1930. R. 227.)
De deskundigen door partijen aangewezen, kunnen niet gewraakt worden dan uil hoofde van oorzaken, welke na de benoeming en vóór do aflegging van den eed moglen zijn opgenomen.
De wraking moet altyd vóór de eedsaflegging worden voorgesteld. ZU zal summierlük beslist worden en het vonnis zal niet vatbaar zijn voor hooger beroep. (R. 30 v., 125, 138 v., 190, 213. Pr. 308, 310.)
226. De wraking moet worden voorgesteld binnen drie dagen na de benoeming, bij eenvoudige akte, houdende de gronden der wraking, en de bewijzen daartoe strekkende, of het aanbod om de wraking met getuigen te staven. (R. 8.)
in het laatste geval kan de rcgler het bewijs door getuigen bevelen op de wijze ten aanzien van het getuigen-verhoor in summiere zaken voorgeschreven. Ka verloop van voormelden termijn wordt de wraking niet meer toegelaten. (R. 200. Pr. 309, 311.)
227- In geval de wraking aangenomen wordt, zal of zullen bij hetzelfde gew ijsde van ambtswege een of meer nieuwe deskundige personen, in plaats van den gewraakten of de gewraakte benoemd worden.
Het tweede lid van art. 227 Is ingetrokken by de wet v. d. 7 April 1809. (Sb. nquot;. 53.)
228- Het proces-verbaal van eedsaflegging moet inhouden de opgave van de plaats, den dag en hot uur door de deskundigen te doen tot het verrlgten hunner werkzaamheden
Indien pariyen by de eedsaflegging tegenwoordig zyn, geldt deze opgave als oproeping.
De afwezige party zal by akte van procureur tot procureur of indien er geen procureur is, by exploil aan den persoon of de woonplaats worden opgeroepen. (R. 13. Pr. 313.)
229. Indien een benoemde deskundige de benoeming niet aanneemt, of ten opgegeven dage en ure niet verschynt, het z.y ter aflegging van den eed, het zij tot de bevoiene verrigting, zullen partgen dadelijk overeenkomen om eenen anderen in zyne plaats te benoemen; by gebreke van dien, kan de regter de benoeming ambtshalve doen. (R. !90, 233, 353.)
De benoemde die, na den eed !e hebben afgelegd, de aangenomen verrigting niet uitvoert, kan door den regter die hem be-
42 i. boek. Fan de wijze van procederen, enz.
noeiml heeft verwezen worden in alle de kosten door de nalatigheid veroorzaakt, en zelfs tot vergoeding van schaden en interessen, zoo daartoe gronden zijn. (15.1402 v. R. 190, «12. Pr. 310.)
230- Het afschrift van de regterlijke uitspraak en de tjenoo-digde stukken zullen aan de deskundigen worden ter hand gesteld.
PartUen zullen by lietonderzoek aan de deskundigen zoodanige voordragten en vorderingen mogen doen, als zu zullen goedvinden, en daarvan zal melding gemaakt worden by het berigt. (Pr. 317.)
231. De deskundigen maken, na raadpleging, hun berigt met redenen bekleed schriftelijk op, bij meerderheid van stemmen.
In geval van verscbil van gevoelen, mogen zy echter de onderscheidene gevoelens met de gronden van dien opgeven, zonder bekend te maken welk het persoonlyk gevoelen van ieder van hen is.
Het berigt wordt gcdagteekend en door allen onderteekend.
Indien geen der deskundigen zich daartoe in staat bevindt, wordt hetzelve door den grllller van het kantongeregt van de plaats waar de werkzaamheden zijn verrigt, opgemaakt en door hem medegeteekend. (R. 102, 32«. Pr. 318.)
232. Di' deskundigen zullen gehouden zijn, op straffe van schaden en interessen, het berigt op de gritlle van het hof of van de regtbank, die de opneming bevolen heeft, over te brengen binnen den termijn door den regter te bepalen ; de grllller zal van die overbrenging doen blijken.
Hunne vacatiën zullen door den voorzitter aan den voet van de minuut begroot worden, en daarvan zal een bevelschrift van ten uitvoerlegging uitgegeven worden, ten laste van de party die de opneming verzocht heeft, of die dezelve, in geval zy van ambtswege bevolen is geweest, vervolgd heeft. (K. 320. Pr. 319.)
233. Bg weigering of vertraging van hetgeen in het eerste lid des vorigen artikels Is voorgeschreven, kunnen de deskundigen door de meest gereede partij by den regter welke hen heeft benoemd, worden gedagvaard, ten einde zelfs bji lijfsdwang lot het ter grillie nederleggen van het berigt te worden veroordeeld.
De regtspleging hierover geschiedt summierlijk en zonderver-dere instructie. (R. 138 v., 229, ü8quot;gt;. Pr. 320.)
234. De meest gereede partij zal aan de wederparty een afschrift van het berigt doen beteekenen, en voortprocederen by akte van procureur tot procureur. (Pr. 321.)
235- Indien de regter in het berigt de vereischte inlichting niet bevindl, kan hij ambtshalve andere deskundigen benoemen, welke aan de vroegere zoodanige ophelderingen mogen vragen als zy oirbaar achten. (R. 190. Pr. 322.)
236. De regter is in geen geval verpligt het door de deskundigen geuit gevoelen te volgen. Indien zijne overtuiging daartegen Strijdt. (B. 1945 v., 1959. U. 190. Pr. 323.)
in titel. Manier v. proced. v. de arrond.-reytb., enz. 43
NEGENDE AFDEEL1NG.
Van het hooren der partyen.
Olivier, Over hel hooren der pariyen op vraaypunlen, in Themis, II, l)lz. US v. — attema, de inlerroyationibus in jure
faciundis (Lodv. 1832). — Opmerk, en Meded,IX,blz. 1.
237- De partijen mogen in ulle zaken en in eiken stand van het geding verzoek doen om elkander op ter zake dienende en niet lot iets anders betrekkelijke vraagpunten te doen hooren.
De party die hare wederpartü wil doen hooren, zal aan den regter een verzoekschrift Inleveren, de feiten en vraagpunten inhoudende, hetwelk aan de wederparty moet worden heteekend. (R. 48, 125, 203, 247, 3quot;gt;3. Pr. 323, 323 )
238. Na verhoor vnn de wederpartij ten aanzien van hare gehoudenheid om op vraagpunten te antwoorden, zal de regter naauwkeurig onderzoeken of de vraagpunten tot het geschil betrekkelijk zyn; hij zal dezoodanige die hij als strikvragen beschouwt ter zyde stellen, of het verhoor der party, zoo daartoe termen zyn, geiieel van de hand wijzen. (Sv. 99.)
239- Indien de regter het hooren der partijen toestaat, zal hij bij een vonnis gelasten dat dezelve, voor h'em in de raadkamer, of voor eenen regter-commissarls daartoe aangewezen, ten bepaalden dage en ure verschgnen, ten einde op vraagpunten te worden gehoord. (K. 13.)
240- In geval van verwyderde woonplaats of van wettige verhindering, zal het hof of de regtbank, na het hooren der party te hebben toegestaan, den regter van het kanton van derzelver woonplaats daartoe mogen magtigen. (R. O 23. Pr. 32«, 328.)
241- De partij zal in persoon, zonder door eenen praktizgn te zyn bygestaan, en buiten de tegenwoordigheid van den verzoeker of diens practizgn en zonder eenig geschreven opstel te mogen voorlezen, antwoorden op de vragen welke aan hem door den regter op de aan hem beteekende feiten en vraagpunten, of zelfs ambtshalve, naar aanleiding van dezelve zullen worden gedaan. (Pr. 333.)
242- Do besturen van openbare finstellingen, stichtingen en zedelyke ligchamen zullen een hunner leden benoemen om op de aan ben beteekende feiten en vraagpunten te antwoorden ; zy zullen te dien einde eenen byzonderen last geven, waarby de antwoorden opgegeven en waarachtig verklaard zullen worden; deze last mag worden voorgelezen.
De party behoudt het vermogen om de bestuurders van zoodanige instellingen, stichtingen en zedelyke ligchamen over feiten die hen persooniyk betretfen, te doen hooren, ten eindedaarop by den regter zoodanig te worden acht geslagen als bevonden zai worden te behooren. (K. 1090. Pr. 33(i.)
243. Het proces-verbaal van ondervraging zal worden opgemaakt door den grilBer en aan den ondervraagde worden voorgelezen, welke daarin vervolgens nog kan maken zoodanige veranderingen en byvoegingen in zyne antwoorden, als by zal noo-
4 i. boek. Van de wijze van procederen, enz.
dig oordeelen, cn weike zullen gcschrevcn worden aan het einde of op den kant van het verhoor. Hiervan zal hem insgelijks voorlezing worden gedaan, en het proces-verhaal zal worden getee-kend door den ondervraagde, den president, den regter-commis-saris of den kanton-regter en den griffler. (Pr. 33 i.)
244. Indien, zonder wettige verhindering, de partü niet verschijnt, of indien zü weigert te antwoorden, zal daarvan molding gemaakt worden ten processe-verhaa!, en de daadzaken over welke de vragen loopen, zullen kunnen worden gehouden voor erkend.
Indien echter de niet verschenen zjjnde party zich nog vóór de uitspraak ten principale daartoe aanmeldt, kan zij worden ge-Jioord onder verpligting tot betaling der kosten, door haar wegblijven veroorzaakt, mitsgaders van schaden en interessen, zoo daartoe gronden zyn. (Pr. 3?fl, 331.)
245- In geval ten dage tot het hooren bepaald, dc gedaagde party van wettige verhindering hiyken doet, zal de regter eenen anderen dag tot het hooren bepalen, zonder nieuwe dagvaarding. (R. 1b. Pr. 332.)
246- De antwoorden door de party op de vraagpunten gegeven, zullen slechts in het aanhangig geding mogen dienen, en in geen geval als eene erkenning mogen worden beschouwd, ten opzigte van andere zaken.
tiende afdeeling.
Van incidentele vorderingen.
247. Alle incidentele vorderingen zullen geschieden by eene ■eenvoudige akte, houdende de middelen en de conclusiBn, met aanbod van mededeeling der bewysstukken onder recepis of hg overbrenging ter griflle.
De verweerder in dit tusschen-geschil zal zyn antwoord bO «envoudige akte, houdende zyne middelen en conclusie, indienen. (R. 123, 141, 143, 148, 219, 222,333. Pr. 337.)
248- Alle incidentele vorderingen worden in eens gedaan.
De kosten van dezulke welke naderhand mogten worden gedaan en waarvan de oorzaken reeds te geiyker tyd met de vroegere bestonden, mogen niet worden terug gevorderd. (R. 17, 96, 199. Pr. 338.)
249- De incidentele vorderingen zullen eerst en vooraf wor--uitgewezen, indien de zaak het medebrengt.
In zaken waarin schriftelijke behandeling bevolen is, zal het tusschen-geschil op de teregtzitting worden gebragt, om daarover te worden uitspraak gedaan zoo als bevonden zal worden te he-hooren. (R. 51, 287. Pr. 338.)
elfde afdeeling.
Van reconventie.
BOOY, de reconventione (L. B. 1841). — Opmerk, en Meded., I,
blz. 273—277.
250. De gedaagde is bevoegd om in alle zaken eisch in reconventie te doen, uitgezonderd; (B. 14G1 v. R. 123.)
ui. TITEL. Manier v. proced. v. de arrond.-regtb., enz. i5;
l». Wanneer de eischer in convenlie is opgetreden in eene qualiteit, en de reconventie hem persooniyk zoude betreffen, en wederkeeriglgk; (B. 451,1G92 v.)
2°. Wanneer de regter voor wien de eisch in conventie aanhangig is, onbevoegd is om kennis te nemen van de reconventie met betrekking tot bet onderwerp van het geschil, of wanneer liij daartoe onbevoegd is met betrekking lot den persoon tegen wien de reconventie zoude worden ge-rigt ingevolge art. 63 n°. 1 en artikel 8quot; der wet op de reglerlgke organisatie en het beleid dor justitie; (R. O 38 V., 53 V., «3 V. R. 97 v., 120 v., 314.)
3°. In zaken van bezitregt, wanneer de eisch in reconventie het regt op de zaak zelve [pelitoir) zoude betreffen; (B: 604. R. 130.)
4°. In zake van verschil over de ten uitvoerlegging van een-vonnis. (R. 435.)
Indien in eersten aanleg geen eisch in reconventie is gedaan, kan dezelve in booger beroep niet meer gedaan worden. (R. 348.)
251. De eisch in reconventie moet dadelijk bij het antwoord van den verweerder in conventie worden gedaan.
In summiere zaken geschiedt zulks op de teregtzlttlng. (R. 139 v., 143.)
252- De zaken In conventie en in reconventie zullen tegelijk voldongen en bg een en betzelfde eindvonnis beslist worden, ten ware het bof of de regtbank mogt bevinden dat de eene vroeger dan de andere kon worden afgedaan, In welk geval zulks zat vermogen plaats te hebben, blijvende niettemin de alsdan nog onafgedane eisch in conventie of reconventie bij hetzelfde hof of dezelfde regtbank aanhangig tot bet eindvonnis daarin te vallen.
In geval een van belde gedingen van den aard is om summier te worden behandeld, zal de splitsing moeten plaats hebben. (R, 51, 125, 140, 253.)
253. Het booger beroep wordt toegelaten, indien het beloop van den eisch in convenlie, gevoegd by dien in reconventie, te boven gaat de regtsmagt van den regter, om in het hoogste ressort regt te spreken.
Wanneer niettemin de beide gedingen moglen zyn gesplitst, en daarin afzonderiyk gevonnlsd, zullen de gewone regelen opzig-teiyk de bevoegdheid tot booger beroep worden gevolgd. (R. O-38 V., 53 V. R. 252.)
TWAALFDE AFDEEL1XG.
Fan het schorsen en het hervatten van het regtsgeding.
254- De loop van een regtsgeding wordt geschorst: (R. 125, 200, 274, 353, 378.)
1°. Door den dood van eene der partyen ;
2°. Door verandering van den persooniyken staat van eene der partijen;
3». Door het ophouden der betrekkingen waarin zg het geding voerde;
i boek. Fan de wyte van procederen, enz.
4°. Door den dood of door het verlies van de heirekking van den gestelden procureur. (R. 133, 133, 2116, 238, 264.)
255- In geen dezer gevallen zal de schorsing plaats hehhen of de beslissing van het regtsgeding opgehouden worden, wanneer hetzelve in slaat van wijzen is.
In de drie eerste gevallen in het voorgaande artikel vermeld, ■wordt, wat deze schorsing betreft, een regtsgeding gehouden in slaat van wijzen te zijn, zoodra de conclusiën op de teregtzil-ting zün genomen. (R. 138 v., tiö.)
In het laatste geval na den alloop der pleldooüen.
In eene behandeling hg geschrifte staat de volledigheid der instructie, of het verloopen zijn der wetleluke lermgnen daarmede gelijk. (R. lüö v., 279 v. Pr. 342, 343.)
256. De oorzaak der schorsing van hel regtsgeding moet, indien hetzelve niet is in staal van wijzen, van wege de belanghebbenden aan de party worden beleekend, en zonder zoodanige beleekening, kan het regtsgeding, al moglen zoodanige oorzaken bestaan, worden voortgezel.
Alle procedures na deze beleekening, zijn nietig en zonder eenig gevolg. Alleen in het vierde geval van artikel 234 wordt die beleekening niet gevorderd en heeft de schorsing van zelve plaats. (R. 23», 341. Pr. 344.)
257- De beleekening in hel vorige artikel vermeld moet de verklaring behelzen dat hel regtsgeding wordt hervat op de laatste gedingstukken, benevens eene nieuwe procureur-stelling. (R. 123, 133, 133. 236.)
258. Indien de beleekening dit een en ander niet inhoudt, heeft de wederpartij het regt om op de gewone wijze te dagvaarden tol hervalling van hel regtsgeding, achlervolgens de laatste gedingstukken
Hetzelfde heeft plaats in hel geval dal de gestelde procureur, die overleden is of zijne betrekking heeft verloren, niet is vervangen. (R. 126 v. Pr. 346.)
259- Het regtsgeding wordt hervat en zoodanige procureur vervangen bij eene eenvoudige beteekende akte. (R. 236. Pr. , 347.)
260- De geschillen over dal hervatten van het geding en de vervanging van procureur worden summierlijk behandeld en afgedaan. (R. 123, 138 v., 141. Pr. 348.)
261- Indien op de dagvaarding tot hervatting van het regtsgeding verstek wordt verleend, zal, als het profijt van hetzelve, hel regtsgeding hervat worden verklaard, achtervolgens de laatste gedingstukken.
BU hel niet vervangen zijn van den procureur, zal hy verstek ten principale dadelijk kunnen worden regt gedaan. (R. 76, 313. Pr. 349.)
262- Het verzet tegen de uitspraken bü verstek in het vorige artikel vermeld, zal zelfs in eene behandeling bü geschrifte op .de teregtzitting kunnen worden behandeld. (R. 81, 123, 162 v.
Pr. 331.)
46
in. titel. Manier v. prncal. v. ile arrond.-regtlt., enz. 57
dertiende afdeeuxf..
Van nnlkenlenis ran geregtelyke verrigtingen.
saxiieii, de actione negatoria contra prncuratorcm fines mandali
egressum (L. li. 18ii). — Opmerk. enMeded., Vl,blz. i'—öl.
263 Indien gedurende den loop van een geding, in naam van eene der parlUen, eenige aanbiedingen zijn gedaan en aangenomen, erkenningen bebben plaats gehad, toestemmingen zijn gegeven en aangenomen, zonder dat die pirtij daartoe eene bijzondere en bepaalde schriflelijke volmagt gegeven beeft, zal deze zoodanige verrlgtingen in het geregt kunnen onlkennon, en bij eene eenvoudige akte, beteekend zoo wel aan den procureur van de wederpartij, als aan don procureur wiens daden zyn ontkend, den regter kunnen verzoeken dat die daden zullen worden beschouwd als niet gepleegd, en dat alle daaruit voortgevloeide aklen van den processe, en vonnissen, gewezen om de zaak in staat van wijzen te brengen, zuilen worden verklaard van onwaarde. (B. 13quot;.-, 1385, 1441, 1832 v., 19«». It 278, 333,794.)
De beteekening aan den procureur geldt voor dagvaarding tol verwering op de ontkenlenis. (R. 133.)
Dezelve moet den dag van verschijning in reglen aanwijzen. (11. 7 v., 325 12quot;. Pr. 332, 335.)
264 In gevalle de procureur uit züne bediening is gelreden, zal de ontkenlenis aan zijne woonplaats door eenen deurwaarder worden beteekend, en indien de procureur overleden is, aan Jijne erfgenamen, mei dagbeteekening voor den regter voor welken de zaak hangende is, en aan de partijen in de zaak worden bekend gemaakt bü akte van procureur tot procureur. (R. 13e. Pr. 333.)
265. De ontkenlenis moet altijd gebragt worden voor den regter voor welken de ontkend wordende verrigting in regten is gebragt, ofschoon ook de zaak waarin zij voorvalt voor eenen anderen regter hangende is.
Zy zal aan partijen in de hoofdzaak moeten worden beteekend, en deze moeten in het geding van ontkenlenis opgeroepen worden. (Pr. 356.)
266. Het geding in de hoofdzaak wordt geschorst tot aan het vonnis van ontkenlenis, op straffe van nietigheid.
De regter kan echter de ontkennende partü bevelen dat zy hel geding van ontkenlenis binnen zekeren te bepalen tyd voortzette. of dat anders zal worden regt gedaan. (R. 235, 324. Pr. 337.)
267. Indien de ontkenlenis eene zaak betreft, waarover geen regtsgeding hangende Is, moot de eiscb worden gebragt voor den bevoegden regter van den verweerder. (R. 97, 12G. Pr. 338.)
268. Indien de ontkenlenis deugdeiyk verklaard wordt, zal de ontkende verrigting en bet vonnis hetwelk daarop mogt zyn gewezen of hetgeen in de bepalingen van bet vonnis betrekking heeft tot de punten waarover de ontkenlenis gaat, nietig en van onwaarde Zün. (R. 96, 271, Pr. 369.)
269. Byaldien echter in de zaak reeds een eindvonnis is ge-
18 I. boek. Fan de wijze van procederen, enz.
vallen, en zoo de tenngnen van appel nog niet zijn verloopen, kan de party de nietigheid der in het voorgaande artikel vermelde akten en vonnissen doen uitspreken in appel en de zaak ten principale doen vervolgen. (R. 339.)
270- Bijaldien dat eindvonnis is gewezen in het hoogste ressort, of in kracht van gewysde zaak gegaan is, zal de benadeelde partg tot op het oogenblik dat het vonnis ten uitvoer gelegd is, van den regter, die hetzelve heeft gewezen, de intrekking daarvan kunnen vorderen.
Hangende het geding daarover, wordt de ten uitvoerlegging van het vonnis geschorst. (R. 263. Pr. 3«2.)
271- De procureur tegen wien de eisch tot ontkentenis wordt toegewezen, zal jegens den eischer en jegens de andere partij in de kosten, schaden en interessen verwezen worden, zoo daartoe gronden zgn.
Hü kan ook, naarmate van het vergrijp, door den regter in zgne bediening worden geschorst of daarvan ontzet.
Indien de eischer in het ongeluk wordt gesteld, zal hy ter vergoeding van kosten, schaden en interessen verwezen worden, zoo daartoe gronden zijn. (K. 1219 v. R. 90, 324, 012. Pr. 300.)
272. Alle gedingen in zaken van ontkentenis van geregteiyke verrigtingen worden behandeld als summiere zaken, zelfs bij korte termijnen, indien daartoe gronden zyn. (R. 138 v.)
VEEhTIEXDE AFDEEL1NG.
fan verwijzingen naar een ander (jeregt en van jurisdictie-quaeslien.
273. Indien ten gevolge van toegelaten wraking of van toegelaten reden van verscbooning, de leden der provinciale hoven of der regtbanken niet meer in genoegzamen getale zyn om van het geschil kennis te nemen, zal de eisch tot verwijzing naar een ander hof o (eene andere regtbank, in het eerste geval aan den hoogen raad, en in het laatste geval aan het provinciaal ge-geregtshof kunnen worden gedaan. (R. O. 03, 88 R. 29 v., 33, 38, 41, 324 4°, 333.)
274. De eisch zal vóór de pleidooi, en, in zaken van schrifte-iyke behandeling, vóór den geheelen afloop der instructie worden ingesteld bij een verzoekschrift, inhoudende de middelen. Hetzelve zal worden beteekend aan de wederparty, met aanmaning om daarop, binnen veertien dagen, te dienen van antwoord met middelen, en daarna ter gritlie van het hof ol van den hoogen raad worden nedergelegd. (R. 143, 133, 139 v., 103 v., 324 4°)
Het antwoord van de wederparty zal binnen geiyken termyn ingeiyks ter griflle worden gebragt. (R. 33.)
De loop van het regtsgeding zal worden geschorst van den dag der beteekening in het tweede lid van dit artikel vermeld. (R. 234. Pr 309, 370.)
275. Na afloop des termyns, zal het hof of de hooge raad, uitspraak doen over den eisch, en, zoo daarvoor redenen zyn.
iii. titel. Manier v. proced. v. de arrond.-regtb., enz. 49
den regter aanwijzen die van het geschil zal moeten kennis nemen. (Pr. 373.)
276. De twee voorgaande artikelen zün ingelüks toepasselijk op de behandeling van jurisdictie-quaestiën welke bi) de Wet op de zamenstelling der regteriyke magt en het beleid der justitie, respectievelijk aan de beslissing der arrondisseraents-regthanken, der provinciale hoven en van den hoogen raad Zijn opgedragen. (R. O. 34 1», C5 2°, 88. R. 324 4». Pr. 364 v.)
vijftiende afoeeling.
Van het doen van afstand der instantie.
277- De eischer kan onder betaling der kosten afstand doen van de instantie, mits zulks geschiede vóór hel antwoord.
Na het antwoord, kan de afstand slechts plaats hebben met de toestemming der wederparty. (R. 123, 138, 143, 353.)
278- De afstand kan gedaan worden het zü op de teregtzit-ting, indien partyen in persoon tegenwoordig of hunne procureurs van volmagt daartoe voorzien zyn, het zy met gelijke vol-magt hij eenvoudige akte van procureur lot procureur beteekend. (R. 2t)3, 339.)
Zy kan op geiyke wyze worden aangenomen.
Dezelve brengt van regtswege mede :
1°. Dat alles over en weder in denzelfden slaat is terugge-bragt, als waarin de zaak was vóór de dagvaarding.
2°. Verpligting van de party welke afstand heeft gedaan, tol betaling der kosten, waartoe zy zal worden genoodzaakt op het enkel hevelschrift van den voorzitter, gesteld aan den voet van de waardering der kosten.
Dit bevelschrift zal hg voorraad ten uitvoer kunnen worden gelegd. (R. SC, 013. Pr. 402, 463.)
zestiende afdeeun'g.
Van hel vervallen der instantie.
schillemans, de peremlione sec. art. 279—284 Cod. de ratione
proc. in cans. civ. (L. B. 1844).
279- Alle instantie vervalt, indien de zaak binnen drie jaren tyds niet is voortgezet.
Die termyn zal worden vermeerderd met zes maanden in gevallen waarin eisch tot hervatting van de zaak kan plaats hebben. (B. 326, 1983. R. 88, 123, 134 V., 333. Pr. 397.)
280- De tyd, tot bet vervallen der instantie vereischt, loopt tegen den staat, de openbare instellingen, minderjarigen, en, in het algemeen, tegen alle personen, zonder onderscheid, behoudens het verhaal van alle de eerstgemelde tegen hunne bewindvoerders en voogden. (B. 462, 2024. Pr. 398.)
281. De instantie vervalt niet van regtswege. De vervallenverklaring kan worden voorgekomen door behoorlyke proces-
vi. i
üfl i. boek. Van de wijze van procederen, enz.
aklen door eene der partijen verrigt, vóór dat de eisch tot ver-vallen-verklarihg is gedaan. (K. 2010. K. iï.i. Pr. 399.)
282- Het vervallen van de Instantie zal worden uitgesproken op de teregtzitting op eene eenvoudige akte, aan de partij Iie-teekend, of ter harer woonplaats.
De vcrvallen-verklaring van de Instantie vernietigt geenszins de actie, maar alleen het aangevangen regtsgeding; de kosten van liet laatste worden ten gevolge dier vervallen-verklaring, voor gecompenseerd gehouden. (R. 56, -2Si. Pr. iOO, 401.)
283- Kü het op nieuw instellen der actie zijn de parigen o\er en weder geregtigd om wederom gebruik te maken van de eeden geregtelijke erkentenissen en verklaringen, door haar in den loop van het vorige regtsgeding afgelegd, mitsgaders van de verklaringen van gestorven geiuigen, wanneer dezelve blijken uit processen-verbaal in behoorlüken vorm opgemaakt. (R. 212.)
284- Door het vervallen van de instantie in hooger beroep, verkrögt bet vonnis, waarvan men in beroep gekomen is, kracht van gewijsde zaak. (R. 334 v.)
ZEVEMlENbE AFDEELING.
ran voeqing en tusschenkomst.
Opmerk, en Meded., II, blz. lltt—129.
285- Een ieder welke een behing heeft in een regtsgeding, hangende tusschen andere partyen, kan aan den regter verzoeken daarin zich te mogen voegen of te mogen tusschenkomen. (K. 846. R. 72, 12ö, 141, 353, 376, 538 V. Pr. 339, 340.)
286- Het verzoekschrift daartoe strekkende, waarbij tevens procureur moet worden gesteld en woonplaats gekozen, zat moeten inhouden de gronden op welke het verzoek wordt gedaan.
Afschrift van hetzelve zal worden beteekend aan de gekozene woonplaats van partijen, en de stukken tot staving van bet verzoek zullen door den verzoeker worden overgebragt ter griflie, met aanbod van afschriften van dezelve te geven aan de belanghebbenden op derzelver verzoek. (R. 133, 539.)
287. Indien de voeging of tusschenkomst betwist wordt, zal dit incident, zelfs indien de zaak bü geschrifte wordt behandeld, op de teregtzitting worden gebragt bg eenvoudige akte en summierlijk w orden behandeld. (R. 68, 133, 141. Pr. 341.)
288- Nadat de conclusiën door partgen opde teregtzitting genomen zijn, kan geene voeging of tusschenkomst meer plaats hebben. (R. 139, 145.)
ACHTTIENDE AFDEELING.
Van het kort geding voor den president der arrondissements-regtbank.
Regt in Neder!., Hl, blz. 353 v. — Opmerk, en Meded., II, blz. 94—98; IV, blz. 99—103; V, 161— 181.
289. In alle taken waarin, uit hoofde van onverwylden
in. TlTEi,. Manier v. proced. v. de arrond.-rerjtb., enz. 51
spoed, eene onmiddellgke voorziening wordt vereiscljt, het zy ten aanzien van de ten uitvoerlegging van oen vonnis of van eenen executorialen titel, het zij in geval van verschil over verzegeling of ontzegeling, het zij ten aanzien van de verplig-ting eens kantonregters tot het slaan over eenige wettelijke akte, welke geen uitstel kan lijden, of wegens dergelijke ver-pligtingen van notarissen, en voorts in alle gevallen, waarin het belang van partijen eenige onverwijlde voorzieningen bij voorraad vordert, kan de vordering worden ingebragt op eene teregtzitting te dien einde door den president te houden op de daartoe door hem bepaalde vaste dagen.
liij nog meer spoed vereischende omstandigheden, kan de dagvaarding worden bevolen op den dag en het uur, den zondag ingesloten, op mondelinge aanvrage der belanghebbende partü, door hem voor elk gejal te bepalen.
De president kan in dit geval ook gelasten, dat de teregtzit-ting te zynen huize zal worden gehouden. (R.-291, 352, Gn5,ti«5 674, «82, «88, «'Ji, 727 729. Pr. 80«, 807, 808.)
290- 'n het laatste geval geeft de president mandelingen last aan eenen deurwaarder tot het doen der dagvaarding, waarvan deze in het hoofd van zijn exploit melding maakt.
Partijen kunnen, in de gevallen bü bet vorige artikel vermeld, ook vrijwillig voor den president in kort geding verschijnen. (K. 389.)
291- Indien aan den president op de teregtzitting blijkt dat zonder groot of onherstelbaar nadeel de zaak uitstel gedoogt, om, het zy op de gewone wüze, het zij op korten termijn, voor de regthank zelve te worden behandeld, of wanneer de zaak niet vatbaar is om op het kort geding genoegzaam te worden toegelicht, verwijst hij partijen naar de gewone wijze van regts-pleging, of verleent aan den aanlegger verlof tol dagvaarding op korten termijn voor de regthank in zaken waarin dezelve bevoegd is. (R. 7.)
292- De beslissingen bij voorraad brengen geen nadeel toe aan de zaak ten principale. (R. 51, S«, ««, 330. Pr. 809.)
293- De president is bevoegd de ten uitvoerlegging züner uitspraken te bevelen by voorraad, met of zonder horgtogt, niettegenstaande verzet of hooger beroep in de gevallen, waarin bet booger beroep is toegelaten. (R. 52 v., 297. Pr. 809.)
294. Het verzet wordt gebragt voor de arrondissements-regt-hank. Het wordt summieriyk behandeld en afgedaan. (R.83. v 138 v. Pr. 809.)
295. Het hooger beroep kan dadelijk na het beteekenen der uitspraak worden ingesteld, het zij dezelve al dan niet hij voorraad kan worden ten uitvoer gelegd.
Het wordt gebragt voor het provinciaal geregtshof.
Hetzelve is niet meer ontvankelijk na verloop van veertien dagen, te rekenen van den dag der heteekening van de uitspraak.
Het wordt summierlijk behandeld en afgedaan. (R. O. C9. R. 6«, 138 v., 335, 342, «75 8». Pr. 809.)
296 De minuten der uitspraken van den president worden
5i i. boek Van de wijze van procederen,enz.
ter grime ingeschreven in een afzonderlijk register en door den president en den grillier onderteekend. (R. 60. Pr. 810.)
297. Indien zulks in het belang der zaak noodzakelijk is, kan de president de ten uitvoerlegging bevelen op de minuut van de uitspraak, des noods zonder voorafgaande registratie. (R. 430. Pr. 811.)
VIERDE TITEL
^an regtspleging in zaken van koophandel.
Over art. 303: Opmerk, en Meded., IV, blz. 03—69.
298. Zaken van koophandel worden behandeld op de gewone teregtzitting en gelden daarin de gewone regelen van regtspleging, voor zoo verre daarvan niet bij dezen titel is afgeweken. (R. O. 38 v., S3 V. K. 3 v. R. 364, 380.).
299- Alle zaken van koophandel zullen als summiere zaken worden behandeld, ten zü in zaken, welke om derzelver meer omslagligen aard daarvoor niet mogten vatbaar zijn, de regter, het zij op verzoek van partijen, het zy ambtshalve, de gewone behandeling mogt bevelen. (R. 138 v.)
300. De regter kan, op verzoek van eene der partüen, de behandeling eener zaak van koophandel laten voorafgaan aan die van andere, ook summiere zaken. (R. 110 v.)
301. De gewone termijn van dagvaarding in zaken van koophandel is van ten minste twee vrije dagen, indien de gedaagde woont binnen de gemeente alwaar de regter zitting houdt, voor welken hy geroepen is.
De termyn is van ten minste vier vrye dagen, indien de gedaagde binnen eene andere gemeente van hetzelfde arrondissement woonachtig is.
De termyn is van ten minste zes vrye dagen, indien de gedaagde woont binnen een ander arrondissement van dezelfde provincie.
Wanneer de gedaagde in eene andere provincie woont dan waarin de regter, welke van den eisch moet kennis nemen, zitting houdt, zal de termyn zgn van tien vrye dagen. Overigens zullen ten opzigte van de bovengemelde termgnen de verdere algemeene bepalingen, voorkomende in den eersten titel van dit boek, worden in acht genomen. (R. 7 v. Pr. 416.)
302- In zaken die spoed vereischen, kan de president, op een daartoe ingediend verzoekschrift, verlof verleenen om van dag tot dag en zelfs van uur tot uur te dagvaarden. (R. 7, Pr. 417.)
303- Hy kan zelfs aan den houder van eenen wisselbrief, welke van non-betaling is geprotesteerd, verlof verleenen, om conservatoir beslag te leggen op de roerende goederen van den trekker, de acceptanten en de endossanten. (K. 180 v. R. 306 v. 727 v. Co 172.)
304. Geiyk verlof kan door hem verleend worden aan den houder van een order-biljet of van eene assignatie, van nonbetaling geprotesteerd, op de roerende goederen van den trekker, de acceptanten en de endossanten, doch alleen ten laste
iv. titel. Van regtspleying in zaken v. koophandel. 58
van diegenen welke kooplieden zijn. (K. 208 v., 219. R. 30G v., 309,321. Co. 178.)
305- Zoodanig verlof kan almede worden verleend wegens andere schuldvorderingen uit daden van koophandel voortspruitende, indien van de deugdelijkheid der schuldvorderingen sum-mieriyk hlükt, en er gegronde vrees heslaat, wegens verduistering van des schuldenaars roerende goederen. (R. 309 v., 321, 403, 582, 764 V.)
306. Rü het verleend verlof wordt het bedrag der schuldvordering, tot welker verzekering het beslag gevraagd wordt, uitgedrukt. (R. 728.)
307- De president kan in de gevallen bU artikel 305 vermeld, alvorens het verlof te verleenen, vorderen, dat de eischer zekerheid stelle voor de kosten, schaden en interessen welke door het beslag zouden kunnen worden veroorzaakt. (B. 1864, 1867. R. 321, 616, 729. Pr. 417.)
308. Bü het verzoekschrift tot verkrijging van het verlof in de vjjf vorige artikelen bedoeld, moet woonplaats worden gekozen binnen de gemeente waar het beslag gelegd wordt. (R. 439, 730.)
309. Het beslag vervalt van regtswege indien niet binnen drie dagen, na dat hetzelve is gelegd, een eisch tot van waardc-verklaring is ingesteld.
Dien onverminderd kan hy tegen wien het verlof, bü de artikelen 303, 304 en 305 vermeld, verleend is,onverwyld daartegen opkomen voor de regtbank. (R. 8, 310, 453, 732.)
310. De regtbank is verpligt na verhoor van partijen het beslag onverwijld op te heffen, indien summierlük van de ondeug-deiykheid der vordering of van het noodelooze of ondoelmatige van het beslag voor de zekerheid van den eischer mogt blijken.
Die ophelfing moet altyd geschieden, tegen genoegzame zekerheid. (R. 616.)
311. De uitspraak van de regtbank wegens het conservatoir beslag kan worden ten uitvoer gelegd, niettegenstaande verzet of hooger beroep. (R. 53 v., 733.)
312- In zeezaken of die daarmede zgn geiyk gesteld, wanneer er partyen zyn die geene vaste woonplaats hebben, en voorts in zaken wegens scheepstuig, scheepsvoorraad, scheepsgezellen, timmeringen aan schepen die zeilree liggen, en andere zaken die onmiddeliyk voorziening by voorraad vereischen,kan de dagvaarding van dag tot dag, en van uurtot uur,zonder bevelschrift gedaan worden, en het verstek kan dadeiyk worden beslist. (K. 309 v., 341 V., 394 V., 499 V., 534 v., 5i5 V., 569 v„ 748 V. R. 77. Pr. 418.)
313. Alle dagvaardingen aan scheepsboord geexploiteerd voor eenen schipper, officier of scheepsgezel of voor eenen passagier, zgn van waarde. (R. 2. Pr. 419.)
314- De eischer kan te zyner keuze dagvaarden: (K. 567. R. 97 v. , 126 V. , 250 2o.)
Voor den regter binnen wiens regtsgebled de verweerder woonachtig is; (R. 97 v., 126 v.)
31 i. boek. fan de wijze ran procederen, enz.
Voor den icgter binnen wiens regtsgelried de verbindtenis is uangegaan;
Voor den regter binnen wiens reglsgebied de waar is geleverd; (B. «07, un v., 1313 v.)
Voor den regter binnen wiens reglsgebied de betaling bad moeten gesebieden. (h. 1429. Pr. 420.)
315- Ook bulten de gevallen vermeld bij artikel öö kan in handelszaken de voorloopige ten uitvoerlegging bevolen worden onder borgtogt of aanwijzing van voldoende zekerheid. (R. 32, 80, 308, «1«, Pr. 439.)
316. Vonnissen op verstek gewezen, kunnen worden ten uitvoer gelegd één dag na de beleekening en tot dat er verzet worde gedaan. (K. 32 v., 80, 88.)
317- Indien er verdeeling by avarg-grosse moet plaats hebben, en de belanghebbende partijen het niet hebben kunnen eens worden over de benoeming van deskundigen, zullen deze, ten verzoeke van eene der partijen, nadat de andere behoorlijk zijn gedagvaard, door de arrondissements-regthank worden benoemd. (K. «98 v., quot;24. K. 222 v., 321.)
318. De schipper, of, bü gebreke van denzelven, de scheeps-reeders, zijn gehouden, binnen acht dagen nadat de deskundigen, het zij door partijen, het zij door de regtbank, zullen zijn benoemd, ter grillie der arrondissements-regthank over te leggen:
lu. Het manifest der lading, inhoudende hel getal, de merken en nommers der koopmanschappen, den naam der bevrachters, inladers en dien van degenen aan welke de koopmanschappen zijn geconsigneerd; (K 337, 433 v.)
2°. Den staat en de grootte van het schip, en melding van de verdiende vracht.
In denzeifden tijd, moeten do eigenaars der lading ter grilTie overleggen eenen staat der waarde, welke de goederen zoo ten tijde der lading als ten tyde der lossing hadden.
De partijen zullen, des gevorderd, de waarheid van den inhoud der door haar overgelegde stukken met eede bevestigen.
319. Nadat de deskundigen zullen zijn beeedigd, zal de griffier hun de stukken ter grillie nedergelegd, tegen bewijs van ontvangst, overgeven. De deskundigen zullen tot de verdecling overgaan, overeenkomstig de voorschriften van bet Wetboek van Koophandel, zelfs dan wanneer eene der partijen hare stukken niet ter grillie mogt hebben nedergelegd. (K 722 v. R. 228.)
320- Het verslag van de deskundigen zal met de door ben ontvangene stukken ter grillie worden ingeleverd.
De eerst gereede party zal daarvan homologatie verzoeken by de regtbank, welke, partyen gehoord of behooriyk opgeroepen zynde, zal vonnissen. (R. 231 v.)
321 De bepalingen in dezen titel voorkomemlezyn mede loe-passeiyk op handelszaken, welke by den kantonregter moeten worden aangebragt.
Echter zal het verlof tot bet leggen van conservatoir beslag van den president der arrondissements-regthank moeten gevraagd worden en de opposllle legen dat beslag door de arron-
35
dissemenls-regtbanken beslist worden, hoe goring ook het he-drag wezen moge der vordering, waarover geschil is.
Ook de henoeming van deskundigen tot de verdeeling van avarij-grosse hevens de homologatie van hun rapport zal altUd door de arrondissements-regthank geschieden. (R. O. 38 v.,3t7v.)
VIJFDE TITEL.
ran hel openbaar ministerie.
batta, de munere minislern puM. in cans. civ. (l. k. 1843).—
van maaxen. Hel Openb. Ministerie in Ae/lerl. ('s Gravenh.
18(ifl.)
322 Het openhaar ministerie is altijd op de teregtzittlng tegenwoordig. (R. O. i. R. 32.)
323- Wanneer het openhaar ministerie als hoofdpartij werkzaam is, zal het de gewone wijze van regtsvordering volgen. (B. lil v., 489, 519 v. R. 854.)
324- Hel openhaar ministerie zal gehoord moeten worden in de zaken welke hetrellen; (R. USl.)
1°. De openbare orde, den staal, de domeinen, de provinciën, de gemeenten, de annen-inrigtingen en andere openbare stichtingen;
•iquot;. Den staat der personen, de aanvullingen en verbeteringen der akten van den burgerlijken stand; (B. -20 v., 70 v., i9(i. R. 829.)
3°. De exceptie wegens onbevoegdheid van den regter; (R. ■29 v., 154.)
4°. .lurisdictie-geschillen, wraking van regters, hel verwijzen uit hoofde van bloedverwantschap of aanhuwelüking, en de regtsweigeringen ; (R. 30 v., 273 v., 27«, 844 v.)
5o. Vrouwen door hare mans niet gemagtigd; (B lliO, 105 v. R. 798 v.)
Co. Minderjarigen, onder curatele gesleldcn, afwezenden en in hel algemeen, alle personen die door eenen curator verdedigd worden; (B.383 v., 50«, 519 v., 1172, R. 383.)
7°. Echtscheidingen, en de scheldingen van tafel en bed, of van goederen; (B. 241 v., 253 v.,2«2v.,288 v.R.80iv.,816 v.)
8°. Beroep in cassatie; (R. 398, 418.)
9U. Revisie ; (R. 359 v.)
10°. Reqneslen civiel; (R. 382 v.)
11°. Geschillen over echtheid of onechtheid van geschriften ; (R. 100, 17« v.)
12°. Ontkenlenis van geregteiyke verrigtingen; (R. 2«3 v,)
13°. Geschillen over ten uitvoerlegging van lijfsdwang en over ontslag uil de gijzeling; (R. 599 v.. «04 v., «11.)
14°. Verzoek tol boedelafstand; (R. 707 v.)
En voorts in alle zaken waarin zulks door de we! is voorgeschreven. (K. 7«S, 8i7, 850,8«8,897.R.785.Pr. 83.)
325- Het openbaar ministerie zal bovendien mededeellng mogen vorderen van alle zaken waarin hel zulks in deszelfs betrekking noodlg zal oordeelen.
36 i. boek. Van de wijze van procederen, enz.
De regler zal de mededeeling ook van ambtswege mogen bevelen. (Pr. 83 8°.)
326- In zaken van gewone behandeling moeten de processtukken door de partgen aan het openbaar ministerie worden medegedeeld ten minste drie dagen vóór den bepaalden dag van pleidooi. (R. 137, 147, 172.)
327- Hetopenbaarmlnlsterlezal onmiddellijk na depleldoogen of op eene daartoe te bepalen nadere teregtzltting conclusion nemen. (R. 59 2°, 172.)
328- De partgen of hunne verdedigers zullen, onder geen voorwendsel, na de conclusiën van het openbaar ministerie, het woord bekomen.
Alleen mogen zij eenvoudige aanteekeningen tot wederlegging der feiten, waarin zg zoude moge oordeelen dat het openbaar ministerie gedwaald 'heeft, lonmiddellljk aan den president ter hand stellen. (R. 174.)
ZESDE TITEL.
fan prorogatie van reglspraak aan het provinciaal geregtshof.
v. KAERSSEN, Nonnulla de prorogatione jurisdiclionis (Gron.
1832.)
329. In alle voor hooger beroep aan het provinciaal geregtshof vatbare geschillen, in welke dading of compromis kan plaats hebben, staat het aan partgen vrg, mits daaromtrent bg eene akte zijnde overeengekomen, die geschillen bg den aanvang van het geding dadelijk ter kennis te brengen van het provinciaal geregtshof, hetwelk in hooger beroep over dezelve uitspraak zoude hebben gedaan. (R. O. 33. B. 1888. R. 290,333, 337, «43.)
330- Voogden, curators of bewindvoerders zgn hiervan niet uitgesloten, mits daarbij in achtnemende de verpllgtingen aan hen hg de wet opgelegd. (B. 461 v., 306, 1066, 1889.)
331. Voor het provlnclaal-geregtshof gelden, bg deze regts-gedingen, de voorschriften, ten aanzien van het regtsgeding in eersten aanleg.
Hetzelve doet uitspraak in het eerste en hoogste ressort, behoudens request civiel of cassatie, indien daartoe gronden zijn. (R. 382 v.)
ZEVENDE TITEL.
Fan het regtsgeding in hooger beroep bij de arrondissements-regtbanken, de provinciale hoven en den hoogen raad.
eerste afdeeling.
Fan de zaken aan hooger beroep onderworpen.
332- De partijen kunnen in hooger beroep komen van vonnissen, gewezen hg kantonregters, regtbanken en hoven, in zaken waarin deze allen niet anders dan in het eerste ressort kunnen oordeelen. (R. O. 38 v., 33 v., 65 v., 87 v. R. 42, 361, 133, 322, Pr. 453.)
333. In geschillen over onbevoegdheid, zal het beroep ontvankelijk zgn, ofschoon ook de regter, wiens bevoegdheid be-
vu. titel. Van het regtsgeding in hooger beroep. 37
twist wordt, mogt kunnen kennis nemen in het hoogste ressort van de zaak ten principale. (R. 15i v. Pr. 434.)
334. Elke partij welke zal berust hebben in een vonnis, kan niet meer ontvankelijk zijn om daarvan te komen in hooger beroep. (R. 294, 339, 382, 399.)
335. Van veroordeelingen bü verstek valt geen hooger beroep, doch indien de oorspronkelijke eischer van het vonnis in hooger beroep komt, zal de gedaagde alle zijne verdedigingen insgelijks in het hooger beroep kunnen doen gelden, zelfs bij wege van incidenteel beroep, zonder van het middel van verzet in eersten aanleg meer te kunnen gebruik maken.
In het geval echter bij helslot van artikel 79 voorkomende, zal de achterblijvende party zich in hooger beroep kunnen voorzien, mits vooraf iiij voorraad, tegen het stellen van zekerheid, aan het vonnis voldoende, dan zelfs wanneer bij dat vonnnis de voorloopige ten uitvoerlegging niet mogt bevolen zijn. (R. 80 v., 361, 382, 016. Pr. 433.)
336. Het beroep van een praeparatoir vonnis zal niet mogen worden ingesteld dan binnen denzelfden termijn en gelijktijdig met beroep van het eindvonnis.
Dit beroep zal ontvankelijk zijn, zelfs wanneer bet praeparatoir vonnis, zonder voorbehouding van dengenen die er zich mede bezwaard acht, was ten uitvoer gelegd. (R. 40, 399. Pr. 431.)
337. Het hooger beroep van een interlocutoir vonnis kan worden ingesteld voordat het eindvonnis geslagen is.
Hetzelfde heeft plaats opzigtelijk vonnissen, waarbij eene provisie wordt toegestaan of geweigerd. (R. 46, 31, 199, 219, 292, 399. Pr. 451.)
338. Hij die mogt willen beweren dat eene zaak, uit welken hoofde ook, niet vatbaar is voor hooger beroep, zal de exceptie van niet-ontvankelijkheid daartoe strekkende, moeten instellen vóór alle andere weren van regten , en is niet verpligt zich, hangende dat geschil, in hel geding over de zaak zelve in te laten. (R. 159, 332.)
tweede afdeeling.
Fan den termijn van beroep.
Opmerk, en Meded.. Vil, blz. 72.
339. De termijn van beroep zal zyn van drie maanden, te rekenen van den dag der beteekening van het vonnis, hel zy aan den persoon, het zy aan deszelfs woonplaats.
De gedaagde in beroep kan echter van zyne zyde incidenteel beroep instellen, zelfs dan, wanneer hy hel vonnis had doen be-teekenen zonder eenige voorbehouding, hy moet dit doen by zgne schriftuur van antwoord te voren, of by eenvoudige akte aan den procureur zyner wedeparty beteekend.
De afstand van het principaal beroep doet het ingesteld incidenteel beroep niet vervallen. (R. 278, 28i, 301, 487, 513, 542, 538, 803. Pr. 443.)
i. boek tan de wijze van procederen, enz.
340 Na verloop van den termgn, hij liet vorige artikel vermeld, kan geen beroep meer plaats hebben.
Die termijn loopi tegen alle partijen, voorbelioudens hun verhaal, als naar regten.
Die termijn loopt niet tegen den minderjarige, welke geene handligting bekomen heeft, dan van den dag waarop het vonnis aan den voogd zal zün beteekend. (B. 383 v., 473 v. Pr. 444.)
341 De loop der termijnen van het beroep wordt geschorst door den dood van de partij die in eersten aanleg in bet ongeiyk is gesteld.
Die termijnen beginnen niet weder te loopen dan na de betee-kening van het vonnis ter laatste woonplaats van den overledene, en van het eindigen der termijnen van boedelbeschrijving en van het regt van beraad, in geval het vonnis is beteekend geweest eer deze termijnen verstreken waren.
Deze beteekening zal aan de gezamenlijke erfgenamen en in eens kunnen geschieden, zonder uitdrukking van namen en hoedanigheden. (B. 1070 v., 1231 lu. R. 4 6°, 234,2S6,380, 399. Pr. 447.)
342- Het hooger beroep van een vonnis, hetwelk niet bü voorraad kan worden ten uitvoer gelegd, kan niet worden ingesteld binnen de eerste acht dagen na den dag van deszelfs uitspraak; indien het hooger beroep binnen dat tijdvak plaats heeft, wordt de appellant niet ontvankelijk verklaard, behoudens zijn vermogen om zijn beroep te herhalen, indien de termijn niet verstreken is.
De uitvoering der vonnissen, welke niet bij voorraad kunnen worden len uilvoer gelegd, wordt gedurende de acht dagen geschorst. (R. 32 v., 293, 311, 339. Pr. 449.)
derde afdeelixg.
ran de recjlspleybui in Iwnner beroep en de uevolyen van hetzelve.
Over art. 344: FRANCOIS in Themis, IV, biz, 34—49.
343- Het hooger beroep wordt aangevangen door eene dagvaarding in denzelfden vorm en met dezelfde vereisebten als die in eersten aanleg, zonder dat zij, behalve in bet geval dat de dagvaarding eene nieuwe vordering behelst, zoodanig als by artikel 318 is toegelaten, de middelen, op welke het hooger beroep gegrond Is, behoeft uit te drukken noch daarbij afschrift der stukken behoeft te worden gevoegd ; zij wordt op/lezelfde wijze beteekend. (R. 4 v., 133.)
De bepalingen van de zevende afdeeling van den eersten titel van dit boek zijn ook op het hooger beroep toepasselijk. (R. 90 v. 3tii, 439. Pr. 436.)
344. De gedaagde In hooger beroep kan den termijn, waarop by gedagvaard is, vervroegen, door bij de akte van procureurstelling den dag te bepalen op welken hy de zaak op de teregt-zittlng zal aanbrengen, en daartoe zyne wederparty op te roepen. (R. 133, 303.)
58
vu. titel. Fan het reglsgeding in hooger beroep. 59
345- Het hooger licroep van Ijeschikkingen op requeslen ■wordt liü den lioogeren regter insgelijks liij requeste aangebragt.
Hetzelve moet worden ingesteld door den geen, die zoodanige beschikking heeft verkregen; binnen drie maanden na de daglee-kening der beschikking, en binnen urie maanden na derzeiver beteekening door de overig belanghebbenden. (14. 3«i.)
346. In zaken, volgens de bepalingen van dit Wetboek, voor eene summiere behandeling vatbaar, zal in hooger beroep worden geprocedeerd, zoo als in eersten aanleg in summiere zaken is voorgeschreven.
De hoogere beroepen van vonnissen door kantonregters gewezen, zijn summiere zaken. (K. 138 v.. 48quot; v., 338. Pr.
347. In zaken van gewone behandeling zal worden geprocedeerd, gelijk zulks voor den eersten aanleg voor zoodanige zaken is voorgeschreven, met dit onderscheid alleen, dat slechts twee schrifturen mogen worden beteekend, Ie weten: van de zijde des appellants, eene memorie, inhoudende zijne bezwaren, en daarna van de züde des gedaagden in hooger beroep eene memorie van antwoord.
De termijn voor de beleekening van elke dezer memoriën is van veertien dagen. (K. 152 v. Pr. itil, liii.)
348. In hooger beroep kan geen nieuwe eisch worden gedaan, ten zy het zake ware: (R. 230, 2Gfl.)
1quot;. Van Interessen, renten, huren en andere zaaksgevolgen, sedert het vonnis van eersten aanleg verschenen of ontstaan ; (B. 330 v., (ii3 v., quot;8't v., 128«, 13»« v., 1802 v.)
2quot;. Van kosten, schaden en interessen wegens geleden nadeel sedert dat vonnis; (B. 127!» v.)
3°. Van eenen eisch bij voorraad. (R. 31.)
De oorspronkelijke verweerder kan echter nieuwe weren van regten inbrengen, mits dezelve eene verdediging ten principale opleveren, en niet in bet geding ter eerster instantie zijn gedekt, doch zal dezelve, al mogt hij ten principale worden in bet gelük gesteld, niettemin kunnen worden veroordeeld in de kosten der procedures tot op het voordragen dier weren van regten gevallen, indien hij dezelve in eersten aanleg had kunnen doen gelden. (R. 93, 133, 313, 36i. Pr. 464.)
349. Zoo wel in het principaal als in het incidenteel beroep, kunnen de nieuwe vorderingen en verweringen, waarvan in het voorgaande artikel is gesproken, gedaan worden hü conelusiën met middelen aan den procureur der wederpartij beteekend. (R. 4«4.)
350. Het hooger beroep schorst de ten uitvoerlegging van het vonnis, indien daarbij niet is bepaald, dat hetzelve hij voorraad zal worden ten uitvoer gelegd in de gevallen waarin dit is loege-lalen. (B. 32 v., 364, 319, 398, 438, 390. Pr. 437.)
351. Indien de ten uitvoerlegging bij voorraad niet gelast is in de gevallen, waarin dit bü de wet is bevolen of toegelaten, zal de gedaagde in beroep summierlijK en by eene eenvoudige akte, de ten uitvoerlegging by voorraad kunnen vorderen, ten dage lot de eerste teregtzitting bepaald. (R. 32 v., 364. Pr. 438.)
352. Wanneer builen de gevallen by de wet voorzien de pro-
GO I. BOEK. Van de wyze van procederen, ent.
visionele ten uitvoerlegging van een vonnis Ijevolen Is, kan de appellant op de teregtzettlng verzoek doen dat de executie worde gestaakt; hg kan ook zijne wederparty tot dat einde na bekome ne vergunning bü dagvaarding op korte termijnen oproepen. (R. 7, 52., 311, 364, 379. Pr. 459.)
353- De bepalingen van den derden titel van dit boek, betrekkelijk de procureur-stelling, de voorloopige verzoeken en excepllen, de behandeling bg geschrift, de geschillen over de echtheid of onechtheid van geschriften, het getuigen-verhoor, de geregtelgke plaatsopneming, de berigten van deskundigen, het hooren van partijen, de incidentele vorderingen, de schorsing en hervatting van het reglsgeding, de ontkentenis van geregtelgke verrigtingen, het doen van afstand van de instantie, het vervallen derzelve, de voeging en tusschenkomst, zijn in hoo-ger beroep toepasselijk. (R. 135 v., 132 v., 162 v., 176 v., 199 v., 219 v., 222 V , 237 v., 247 v., 254 v., 263 v., 277 v., 283 v., 344, 364. Pr. 470.)
354- In geval het vonnis is bekrachtigd, zal hetzelve ten uitvoer worden gelegd bü den regter die in eerstenaanlegheeft uitspraak gedaan.
In geval het vonnis is te niet gedaan, het zg voor het geheel of voor een gedeelte, zal de uitspraak in hooger beroep ten uitvoer gelegd worden bü den regter die dezelve gewezen heeft, of hg dien welke bg deze uitspraak daartoe zal zgn aangewezen; behoudens de gevallen van vordering tot nietigverklaring, van ggzeling in zaken van gedwongene onteigening en andere, in welke de wet regtsmagt opdraagt. (R. 456, 436, 495, 611, 741, 773. Pr. 472.)
355. In geval van beroep van een interlocutoir vonnis, of van een vonnis bij hetwelk niet anders dan op een tusschen-geschil uitspraak gedaan is, zal de regter in beroep, wanneer hy het vonnis bekrachligt, de zaak verwgzen naar den regter van eer. sten aanleg om op de hoofdzaak te worden beslist.
Aiettemin zal de regter in beroep, de hoofdzaak in het hoogste ressort zelve afdoen op onderlinge vordering van alle de partgen, en hy zal hetzelfde ook kunnen doen indien het geding in dien staat is, dat daarover bij een en hetzelfde eindvonnis kan worden beslist. (R. 46, 329 v., 373. Pr. 473.)
356- quot;Wanneer een interlocutoir vonnis zal zyn te niet gedaan, kan de regter in hooger beroep de zaak tot zich trekken en in het hoogste ressort ten principale vonnissen.
Bg de te nietdoening van een vonnis op een tusschengeschii gewezen, zal de regter in hooger beroep dit insgelykdoen in het eerste, en hg kan dit doen in het tw eede der beide gevallen, in het laatste lid van het voorgaande artikel gemeld. (R. 374. Pr. 473.)
357. Wanneer een vonnis bekrachtigd wordt, waarbij de regter van eersten aanleg eenigiyk zich bevoegd heeft verklaard om van de zaak kennis te nemen, zal de regter In hooger beroep dezelve aan hem verwyzen, om ten principale te worden beslist, ten zy partyen begeerd mogten hebben, dat de hoogere regter de hoofdzaak zal afdoen. (R. 154 v., 329 v., 375.)
vm. titel. Van revisie.
358- Indien de eerste regter zich onbevoegd had verklaard en deze uitspraak wordt te niet gedaan, zal de hoogere regter de zaak ten principale naar denzelfden regter verwijzen, uitgezonderd :
1°. Wanneer de heide partijen vorderen dat de hoogere regter de zaak aan zich zal houden; (R. 329 v.)
2». Wanneer de hoogere regter naar den aard van het geding gronden vindt tot verwijzing der zaak naar eenen anderen regter. (R. 273 v.)
In het laatste geval zal die verwijzing gedaan worden aan eenen regter van eersten aanleg, binnen de provincie daartoe hg de uitspraak te noemen.
Indien de provincie slechts één arrondissement bevat, kan de zaak worden verwezen naar eene arrondissements-regtbank in eene aangrenzende provincie.
Indien het hooger beroep van de uitspraak van eenen kanlon-regter is ingesteld, zal de zaak, in het onder nu. 2 vermelde geval, worden verwezen naar eenen anderen kantonregter in hetzelfde arrondissement. (R. 37i.)
ACHTSTE TITEL.
Van revisie.
359- Partijen kuunen ingevolge de Wet op de zamenstelling der regterlijke magt en het beleid der justitie In revisie komen van arresten, door den hoogen raad in eersten aanleg gewezen. (R. O. 87 v., 90.)
360- Dit beroep in revisie wordt echter niet toegelaten in zaken gelijkstaande met die, welke voor de provinciale geregls-hoven in eersten aanleg aangelegd zijnde, door dezelve in het hoogste ressort zouden zijn beslist.
In dat geval oordeelt de hooge raad in eersten aanleg bij arrest. (R. O. 6ö, 87 v.)
361. De bepalingen der eerste en tweede afdeelingen van den zevenden titel van dit boek zijn op bet middel van revisie toepasselijk.
362. De party welk in revisie wil komen, moet, alvorens hare wederparty te doen dagvaarden, haar voornemen daartoe by re-queste aan den hoogen raad te kennen geven, en bepaling vragen van eenen dag, tegen welken zy, met in achtneming der termijnen voor de dagvaardingen voorgeschreven, hare wederparty kan doen dagvaarden. (R. 7, 3i3.)
363- De hooge raad zal daarop onverwijld beschikken en by een eenvoudig appointement op het request dien dag bepalen.
Hy zal tevens twee raden-commissarissen uit deszelfs midden benoemen, ten overstaan van welke de dingtalen, voor zoo verre dezelve door partyen ter teregtzitting moeten worden gebragt en behandeld, zullen worden gevoerd. (R. 370.)
364. In revisie zullen alleen de vormen voor de regtspleglng In hooger beroep voorgeschreven by de artikelen 343, 343, 348, 349,330, 351, 332, en 333 van de derde afdeeling van den zevenden titel van dit boek, toepasseiyk zgn.
61
62 i. boek. Van de wijze van procederen, enz.
365- Dicnsvolgens kan de termün van dagvaarding niet overeenkomstig artikel 311 dier afdeeiing worden vervroegd, en het geding moet altijd gevoerd worden als in zaken van gewone be-handeling, al ware het in eersten aanleg summierlükhohandeld. (R. 142.)
366. ingeval door partijen in revisie op de teregtzitting voor raden-commissarissen eenig voorloopig verzoek wordt gedaan of eenige exceptie wordt voorgesteld, of tnsschen partyen eenig incident opkomt, hetwelk ecne regteriyke beslissing vordert, wordt zoodanig geschil voor raden-commissarissen voldongen, en verwijzen deze de party naar eene teregtzitting van den hoogen raad, zamengesteld als hy artikel 368 ts bepaald.
367- De zaak ten principale wordt mede voor raden-commissarissen voldongen, en nadat door partyen condusiën zijn genomen, heeft gelijke verwyzing plaats.
368. Ten dage dienende houdt de hooge raad, zamengesteld uit elf leden, de president of de raadsheer die hem vervangt daaronder begrepen, eene openbare teregtzitting.
De zeven leden welke van de zaak in eersten aanleg hebben kennis genomen zullen over het geding in revisie vonnissen.
De hooge raad zal tot op bet bepaald getal raadsheeren worden aangevuld door de oudste leden welke niet wettig mogen verhinderd zyn.
Er zal op gelijke wijze worden voorzien in de aanvulling van een of meer der eerste regters, ingeval van overlyden, wraking, uit hoofde van eene oorzaak sedert het vroeger gewysde ontstaan, of wettig beletsel. (R. 366.)
369. De procureurs der pariyen dragen ten dage dienende, vóór den aanvang der pieidooyen, de slotsom hunner genomen conclusien nogmaals voor.
370- Een der iaden-commissarissen, ten welker overstaan het geding gevoerd Is, doet summier rapport van den loop van hetzelve. (R. 363.)
371. De hooge raad doet in revisie uitspraak in voege als ten aanzien van het hooger beroep by de provinciale hoven is bepaald. (R. 334.)
372- Verzoeken om verstek worden almede aan de uitspraak op de teregtzitting van den hoogen raad in voege vermeld verwezen, en, na gehoorde conclusie van den eischer, en des noods na gehouden pleidooi, beslist. (R. 42S.)
373. De bepaling van artikel 3aS is ook in revisie toepas-seiyk.
374. In het geval van artikel 356 en 338 zal de hooge raad in revisie de zaak altyd tot zich trekken, en ten principale uitspraak doen.
375. De bepaling hg artikel 337 is mede in revisie toepasseiyk.
NEGENDE TITEL.
fan verzet door derden.
Opmerk, en Meded., IX, blz. 240 -247.
376- Derden zgn bevoegd zich te verzetten tegen een vonnis
x. titel, ran rcqueste civiel. 0.1
hetwelk liunne regten licniidefU, iiuiien zij noch in persoon, noch wettiglük vertegenwoordigd, of indien zij welke zij vertegenwoordigen, in het regtsgeding niet zün geroepen, of door voeging of tusschenkomst geene partij zijn geweest. (B. I!)ö4. R.-28quot;),3ö3 380. Pr. 474.)
377. Bit verzet wordt beoordeeld door den regter, hg wien zoodanig vonnis is gewezen. Het wordt aangehragt door eene dagvaarding tegen alle de partijen tusschun welke hetzelve is gevallen, en de algemeene voorschriften wegens de wijze van procederen zijn op dit verzet toepasselijk. (I'r. 473.)
378- Indien zoodanig vonnis aan eenen derde is tegengeworpen in een regtsgeding, en het verzet daartegen is ingesteld op den voet van het vorige artikel, staat het vrg aan den regter voor wien dat regtsgeding aanhangig is, indien daartoe gronden bestaan,de schorsing van hetzelve toe te staan, tot dat het ingestelde verzet zal zgn uilgewezen. (R. 2Si v.)
379. Be regter die over een verzet van derden oordeelt, kan, indien daartoe gronden bestaan, de uitvoering van het aangevallen vonnis schorsen, tot dat het verzet zal zijn uitgewezen. (R. 330, 392, 432. P. 478.)
380- By wettiging van het verzet wordt het vonnis, waartegen dit gerigt is geweest, alleen in zoo verre verbeterd als het de regten van derden heeft benadeeld, ten zij het onsplits-bare der gevallen uitspraak eene geheele vernietiging daarvan noodzakelijk mogt maken. (B. 1354.)
381. Ingetrokken bü de wet v. d. 7 April 1809 (Sb. nquot;. 55).
TIENDE TITEL.
ran requesle civiel.
Opmerk, en Meded, VII, blz. 132—134; VIII, hlz. 48—52.
382. Be vonnissen op tegenspraak in het laatste ressort ge-gewezen, en die welke op verstek gewezen en niet meer vatbaar voor verzet zijn, kunnen herroepen worden, op het verzoek van degenen die party geweest, of geroepen zijn, om de volgende redenen : (R. 324, 335, 392, 390, 048.)
1°. Indien de beslissing berust op na derzelver uitspraak ontdekt bedrog of arglist der wederparty in deprocedures gepleegd; (B. 1485 v. R. 387, 397, 649 10o.)
aquot;. Indien uitspraak is gedaan omtrent zaken welke niet waren geëischt; (R. ö 3°, 049 4°.)
3°. Indien meer is toegewezen dan geeischt was geworden; (R. 649 4quot;.)
4quot;. Indien verzuimd is op een der gedeelten van den eisch uitspraak te doen;
5°. Indien tusschen dezelfde partyen, op dezelfde gronden en door denzelfden regter, tegenstrydige vonnissen in het hoogste ressort gewezen zijn ; (R. 388, 394, 427.)
0quot;. Indien fn hetzelfde vonnis tegenstrydige beschikkingen zUn;
64 l. boek. Van de wijze van procederen, enz.
V Indien gevonnisd is op stukken die na het vonnii voor valsch verklaard zijn; (R. 387, 397.)
8°. Indien men, na het vonnis, stukken van eenen besiissen-den aard nader in handen heeft bekomen, welke door toedoen van de wederparty waren achter gehouden. (R. 387, 649 9». Pr. 480.)
383. Minderjarigen zullen daarenboven tot het verzoeken van zoodanige herroeping nog ontvankelijk zijn, indien zü niet verdedigd zün geweest. (B. 383, 416,1486,1490. R.32460,385. Pr.480.)
384- Indien er slechts grond is om herroeping te verzoeken van een gedeelte van het vonnis, zal dat gedeelte alleen worden herroepen, ten zy de andere deelen van het vonnis daarvan afhangen. (R. 194. Pr. 482.)
385. Het request civiel zal heteekend worden met dagvaarding binnen drie maanden, te rekenen van den dag waarop het vonnis, waarover men zich beklaagt, aan den persoon of te zijner woonplaats zal zijn beteekend. (R. 66, 388, 390.)
Tegen minderjarigen zal, in het geval van artikel 383 de termijn van drie maanden niet loepen, dan van den dag, na hunne meerderjarigheid, op welken de beteekening van het vonnis, aan hun persoon of ter hunner woonplaats gedaan is. (B. 1490. Pr. 483, 484.)
386- Indien de partij die in het ongeiyk is gesteld overleden mogt zyn birtnen de hier boven genoemde tennynen, is de bepaling van artikel 341 toepasseiyk. (R. 236, 241. Pr. 487.)
387. Indien het request civiel gegrond is op valschheid, bedrog, arglist of het ontdekken van nieuwe stukken, zullen de termynen slechts loopen van den dag af, op welken, het zy de valschheid, het zy het bedrog of de arglist bekend, of de stukken ontdekt zullen zyn, mits, in die laatste gevallen, die dag bij geschrifte kunne hewezen worden. (B. 1898. R. 383. Pr. 488.)
388. Indien er strijdigheid van vonnissen plaats heeft, loopt de termyn sedert den dag der beteekening van het laatste vonnis. (R. 383, 394, 427. Pr. 489.)
389. Het request civiel wordt aan denzelfden regter ingediend, welke het beklaagde vonnis heeft gewezen. (K. 393, 397.)
Indien het beklaagde vonnis wordt overgelegd in eene zaak hangende voor eene andere regtbank, kan deze, naar de omstandigheden, in de behandeling dier zaak voortgaan of dezelve schorsen. (R. 230. Pr. 490, 491.)
390- Het request civiel zal worden ingediend door eene dagvaardlngin den gewonen vorm, en beteekend worden aan de partij of aan hare woonplaats.
Hetzelve zal de middelen behelzen waarop het verzoek gegrond is; geene andere middelen dan deze kunnen noch op de teregtzitting, noch by schrifture, worden aangevoerd. (R. 324 lOquot;, 389. Pr. 492.)
391. Ingetrokken bij de wet v. d. 7 April 1S69 (Sb. n0. 33).
392. Het request civiel verhindert de ten uitvoerlegging van het beklaagde vonnis niet, en deze zal door geen regteriyk b«v8l belet kunnen worden. (R. 330, 332, 379. Pr.497.)
xi. titel. Fun de wyze van procederen in cassatie. (iö
393. Ingetrokken bij de wet v. d. 7 April 180!) (SI) nquot;. Sö.)
394. Indien het request civiel wordt aangenomen, zal het vonnis worden herroepen, en de partüen in denzelfden slaat teruggebragt, in welken zij vóór liet vonnis waren; de geconsigneerde gelden, en hetgeen, ten gevolge van de veroordeeling hij het vonnis uitgesproken, genoten of ontvangen is, zal worden terug gegeven. (R. 3!)1.)
Indien het request civiel word aangenomen, zal het vonnis worden herroepen en de partyen in denzelfden staat teruggebragt, in welken zij vóór het vonnis waren; hetgeen ten gevolgen van de veroordeeling bij het vonnis uitgesproken, genoten of ontvangen is, zal worden teruggegeven. ')
395. Mot geschil ten principale waarover het herroepen vonnis zal gewezen zijn, zal gevoerd worden voor dezelfde regthank, die over het request civiel gevonnisd heeft. (K. 380. I'r. 502.)
396. Na een eerst request civiel, het zij hetzelve aangenomen of verworpen zij, zal men geen tweede kunnen indienen, het zij tegen het vonnis op het request civiel gewezen, het zij logen het vonnis hetwelk, na de aanneming van dat request, ten principale zal hebben beslist. (1'r. 30;!.)
397. Men kan geen gebruik maken van het middel van request civiel legen de vonnissen van kantonregters, dan alleen in het geval van n0. 1 en 7 van artikel 382. (K. 389.)
ELFDE TITEL.
Fan de wijze van procederen in cassatie It. Bijblad, 11, blz.
xi—39.
398. Het beroep in cassatie moet worden Ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van den dag waarop het arrest of vonnis waartegen wordt opgekomen, aan den persoon of te zijner woonplaats zal zijn beteekend, op stralfe van verval. (K. O. !)!), 103. R. (iti.)
In de gevallen waarin de wet voor het hooger beroep eenen korteren termijn heeft voorgeschreven, wordt ook de termijn voor het beroep in cassatie verkort, en gesteld op bet dubheld van den termijn in die gevallen voor het hooger beroep bepaald. (11. 293, 312, 332, 407, 487, 313, 333, 338.)
Ue' regter mag of moet de voorloopige ten uitvoerlegging van een vonnis of arrest niettegenstaande cassatie bevelen in dezelfde gevallen en op dezelfde wijze waarin hem is toegelaten of bevolen de voorloopige ten uitvoerlegging te gelasten, niettegenstaande verzet of hooger beroep. (R. 32 v., 80, 29.3, 313, 331.)
Buiten de gevallen waarin de regter, de voorloopige ten uitvoerlegging heeft bevolen, heeft het beroep in cassatie eene schorsende kracht. (R. 330, 339, 390.)
399. De bepalingen van artikel 334, 33« 337 en 351 van dit Wetboek zijn ook op bet regtsgeding in cassatie toepasselijk.
quot;) Wet. v. d. 7 April 18t)9 (Sb. nquot;. 55) . vi.
i. boek Van de wyze van procederen, enz.
400. Die, het zg in het eerste en hoogste ressort, het zij in liooger beroep, l)(j verstek veroordeeld is, kan geen heroepin cassatie doen. (R. 13 v., 133, 333, 38S, (ii8.)
401- De partij welke zoodanig vonnis heeft verkregen tegen eenen defaiilant, en welke uit hoofde van de geheele of de gedeeltelijke ontzegging van zijnen eisch, of uit hoofde van andere bezwaren tegen hetzelve, vermeent grond te hebben tot cassatie van zoodanig vonnis, moet dezelve instellen en zgne parljj doen oproepen in cassatie, even als of deze geen defaiilant ware geweest, en tevens van het exploit aankondiging doen in een der openbare dagbladen van de plaats waar de hooge raad zitting houdt en van de plaats waar het voorschreven vonnis is gewezen of hij gebreke van zoodanig dagblad, in dat van eene nabü gelegene plaats. (R. 73 v., 133, 403 v.)
402 Indien het bestreden vonnis, hetzij bij verstek tegen de:i gedaagde in cassatie, hetzij na deszelfs tegenspraak, wordt te niet gedaan, doet de hooge raad in cassatie uitspraak, overeenkomstig artikel 103 cn 10« der Wet op de regterlijke organisatie, met in achtneming van de bepalingen in dezen tilel voorgeschreven.
403. Indien in het geval van artikel J81 de cassatie wordt verworpen, kan de eischcr die het bestreden vonnis of arrest bij verstek daartegen heeft verkregen, hetzelve ten uitvoer leggen, behoudens het verzet van den veroordeelde bij verstek, binnen den bij de wet bepaalden tijd. (R. 81 v., 89.)
404 Indien in het geval van datzelfde artikel het beroep in cassatie van een vonnis bij vers lek gewezen, door den verkrijger van hetzelve wordt gedaan binnen den nog loopenden termijn van verzet des defaillants, kan deze alsnog, zoolang hij zich niet op de zaak in cassatie heeft ingelaten, van zijn regt van verzet tegen het bestreden vonnis gebruik maken. (R. 81 v., 405.)
405. In dat geval vervalt het regtsgeding in cassatie, doch de cassatie kan tegen bet vonnis op het verzet gewezen, op nieuw door den vorigen beroeper worden ingesteld, indien deze vermeent daartoe gronden te hebben.
406. De verzoeker in materie van cassatie zal zijn beroep aanvangen, door ter grillie van den hoogen raad over te leggen eene memorie in den vorm van verzoekschrift ingerigt, en door zijnen procureur onderteekend. Die memorie zal inhouden :
1». Alle de middelen van cassatie, geene andere dan deze kunnen, het zij op de teregtzitting, het zg bg schrifturen, door partijen worden aangevoerd;
iquot;. Do aanwijzing dor wetten welke men beweert te zgn geschonden, of verkeerdelijk toegepast;
3°. De voor het hof te nemen conclusiën;
4quot;. Keuze van woonplaats bij eenen procureur hg den hoogen raad toegelaten. 1) (R. O. »9. R. 408, 418, 428 v.)
é
06
Wet v. d. 7 April 18«» {Sb. n0. 33).
xi. titel. I'an de wijze van procederen in cassatie. «7
407. Bij deze memorie zullen door den verzoeker worden gevoegd;
1°. De justiflcatoire bescheiden, onder Inventaris; (B. 408, 412.)
Jo Het lieteekend afschrift of de authentieke expeditie van het arrest of vonnis waartegen wordt opgekomenquot;). (R. 39S.)
408. Het overleggen van de memorie en stukken zal worden hevestigd door eene aanteekenlng, welke daarvan door den grilller zal worden gesteld en geteckend aan den voet der memorie hij artikel 40ti vermeld, met hijvoeging der dagtee-kening.
Deze aanteekenlng moet worden overgeschreven in een daartoe bestemd openbaar register, waaruit een ieder uittreksel zal kunnen vorderen, of wel eene verklaring dat er geen beroep In cassatie heeft plaats gehad. (K. 410, 412, 413, 432, 838.)
409. De gronden waarop de cassatie gevraagd wordt, kunnen op gcene andere wijze worden bewezen dan door middel van stukken, welke gediend hebben bü het hof of de regtbank, die het vonnis of arrest, waartegen men opkomt, heeft gewezen, of wel door bet vonnis of arrest zelf.
De hooge raad vermag geen acht te slaan op gronden welke niet op voorschreven wijze zijn bewezen. (R. 414.)
410. Binnen den tijd van acht dagen nadat de memorie ter grillie is overgelegd, zal de verzoeker afschrift van dezelve benevens opgave der overgelegde stukken, doen beteekenen aan de wederpartij of aan hare woonplaats. (R. 400, 408, 42'i.)
411. De wederparty Is verpligt om, binnen den tijd van eene maand na voorschreven beteekening, hare memorie van antwoord, door eenen procureur bij den boegen raad toegelaten onderteckend, aan den procureur van den verzoeker van cassatie te doen beteekenen, en daarvan afschrift over te geven. (R. 40ti v., 412 v., 413.)
412. Binnen den tijd van acht dagen na die beteekening zal de gedaagde gehouden zijn deszelfs antwoord met en benevens de stukken onder inventaris ter grillie van den beogen raad over te leggen, en zijn de bepalingen van het eerste lid van artikel 408 te dezen toepasselijk. (R. 407 1°.)
413. De liooge raad kan aan den gedaagde een uitstel van eene maand verleenen, wanneer deze doet blijken dat bü zich buiten staat heeft bevonden om binnen den termijn bij artikel 411 voorgeschreven, te antwoorden.
Het verzoek om uitstel zal bij een eenvoudig reiiuest gedaan en daarover in de raadkamer beslist worden.
Indien het uitstel verleend wordt zal bet appointement aan den procureur der wederpartij worden beteekend.
414. De gronden door den gedaagde aangevoerd kunnen niet anders worden bewezen dan op de wijze bij artikel 40!) hierboven vermeld.
415. Geene andere schrifturen zullen mogen worden inge-
quot;) Wet T. d. 7 April ISC'J (Sb. no. 33).
i. boek. fan Je wijze can procederen, enz.
diend, dan de memorie van den aanlegger en het antwoord van den gedaagde. (R. 10(!, 411.)
416. Na verloop der termijnen zal de meest gereede partij aan den hoogen raad een verzoekschrift inleveren, ten einde door denzelven de dag der pleidooijen bepaald worde.
417. Kinnen drie dagen na de dagteekening van het hevel waaröö Je Jag der pleidooyen is bepaald, zal hetzelve door den verkrijger worden beteekend aan don procureur der wederpartij.
418- Ten dage dienende, wordt do zaak bij den hoogen raad bepleit, en vervolgens het openbaar ministerie gehoord. (II. 324 8quot;.)
419. Na gehoudene raadpleging doet de hooge raad uil-spraak, het zij dadelijk, het zij op eenen daartoe te bepalen dag.
Hij zal zich te dien opzigle regelen naar de voorschriften van artikel Iflö en 10(i der Wet op de regteriyke organisatie.
420. BÜ lt;le toepassing van artikel 105 van de in het vorige artikel vermelde Wel, zal de hooge raad in acht nemen de regelen by de volgende artikelen aangeduid.
421- Indien het arrest wordt vernietigd ter zake van onhe-voegdheid, verwijst de hooge raad partijen daar en waar het behoort. (R. 134.)
422. Indien een interlocutoir vonnis wordt vernietigd, verwijst de hooge raad het geding, volgens den aard der zaak,naaiden regter welke in eersten aanleg of in hooger beroep heeft kennis genomen, ten einde met in achtneming van de uitspraak van den hoogen raad, de hoofdzaak verder te behandelen en te beslissen. (R. 4G, 424.)
423- Indien een arrest wordt vernietigd ter zake van overschrijding van regtsmagt, of van verkeerde toepassing of schending der wet, beslist de hooge raad de hoofdzaak even en in diervoege als de regter, welke het vernietigd arrest heeft gewezen, had behooren te doen, met in achtneming der bepaling in het volgende artikel voorgeschreven. (R. O. il'.l, 103.)
424. Indien de definitieve beslissing der hoofdzaak afhangt van daadzaken of van regtspunten, welke bij de vroegere behandeling zyn onopgelost gelaten, verwijst de hooge raad het geding op den voet en de wijze bü artikel 422 omschreven.
425. Er wordt geen verzet toegelaten tegen arresten dooiden hoogen raad bg verstek in cassatie gewezen, dan alleen wanneer de memorie vau den aanlegger niet is beteekend geworden binnen den termijn hg artikel UO bepaald, en mits. het verzet geschiede binnen veertien dagen na de beteekening van het arrest. (B. 81 v., 372.)
426. Indien de hooge raad, krachtens artikel lO'i der Wet op de regterlgke organisatie, in de zaak zelve heeft regt gedaan, gelden ten aanzien van de ten uitvoerlegging van het vonnis de bepalingen van artikel 334.
«8
xi titel. I'an de wijze van procederen in cassatie. O»
427. Behalve de gevallen waarin bij de Wet op de regler-lijke organisalle voorziening in cassatie is toegelaten, zal men zich in cassatie kunnen voorzien, indien door verschillende hoven of regthanken in het hoogste ressort tegenstrijdige vonnissen gewezen zijn tusschen dezelfde partijen en op dezelfde gronden door partyen aangevoerd. (R. O. !I9. li. 1182.)
l)e hooge raad het laatstgewezen arrest of vonnis vernietigende, zal gelasten dal het eerste naar zijnen vorm en inhoud zal worden ten uitvoer gelegd. (R. 388, i!H.)
De art. 428 en 529 zijn ingetrokken hij de Wet v. d. ' April 1809. (SI). 11°. SS)
VAX DE TEX UITVOERLEGGING VAN VONNISSEN EN AUTHENTIEKE AKTEN.
EERSTE TITEL.
Ahjemecne regelen omtrent nereqtelijke ten uitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten.
F meseman viëTOH. de kracht van buitenlandsche vonnissen.
(Gron. ISBii). — voute, bijdrage tol het vraagstuk der bui-
tenl. vonnissen, (s' Gravenh. I860).
De grossen van de vonnissen in de Nederlanden gewezen, zullen kunnen worden ten uitvoer gelegd in liet geheele rijk.
Zij moeten aan liet hoofd voeren de woorden: In naam des Konings.
Zij zullen moeten worden lieteekend aan den persoon zeiven, of te zgncr woonplaats, of op de wijze tiü artikel 4 van dit Wetboek voorgeschreven. (G. tliO. R. (gt;«, -200, 483, 337, «11, 813. Pr. 313.)
431. Behalve in de gevallen uitdrukkelijk bij de wet vermeld, kunnen geene vonnissen door vreemde regters of regtban-ken gewezen binnen het Koningrijk worden ten uitvoer gelegd. (K. Ü38, 724.)
De gedingen kunnen op nieuw bü den Nederlandschen regter worden behandeld en afgedaan.
In de hierboven vermelde uitgezonderde gevallen wordt het vonnis van vreemde regters of regtbanken niet in dit rijk len uitvoer gelegd, dan na een op verzoekschrift verkregen verlof van executie in den vorm bij het voorgaande arlikel gemeld, van de regtbank van het arrondissement in hetwelk zoodanig vonnis moet worden ten uitvoer gelegd.
Bij het verzoeken en verleenen van dit verlof, wordt de zaak zelve niet aan een nieuw onderzoek onderworpen. (R. 43«. Pr 346.)
432. Geen vonnis waarvan de voorloopige ten uitvoerlegging niet is bevolen kan tegen eenen derde worden ten uitvoer gelegd, noch daaraan door dien derden worden voldaan, dan acht dagen na deszelfs beteekening aan de partij die in het ongelijk is gesteld, en met overlegging van de verklaring des grifflers, dat er op zyne registers geen hooger beroep of cassatie tegen het vonnis is aangeteekend. (R. 32 v., 83 v., 392, 408, Pr. 348.)
li titel. Van de qeregtel. ten uitvoert, op roer. yoed. 71
433- Be partij welke in hooger beroep sekomen is of zich in cassatie heeft voorzien, heeft de bevoegdheid om daarvan ter griflle van het koilegie dat het beklaagde vonnis heeft uitgesproken, aanteekening te doen houden, met vermelding der namen van de partyen, de dagteekening van liet vonnis en die van het hooger beroep of van de cassatie. (R. 332 v., 408.)
434- De overhandiging van het vonnis, welks uitvoering men begeert, aan den deurwaarder, magtigt denzelven in die zaak tot het doen van de geheele executie, uit dat vonnis voort-vloeüende, met uitzondering alleen van dieby lijfsdwang, waartoe eene bijzondere volmagt vereischt wordt. (R. 43ü, 389, 599. Pr. Ö30.)
435. De geschillen over de ten uitvoerlegging van vonnissen van de kantonregters, moeten voor de arrondissemenls-rcgt-banken worden gebragt. (R. -2:10 io, 37« v.)
436. Aan de grossen van authentieke akten, binnen dit Koningrijk verleden, en aan het hoofd voerende de woorden: In naam des Konings, wordt dezelfde kracht toegekend als aan de vonnissen der regteriyke magten, en zijn de bepalingen vat» artikel 530, het eerste lid van artikel 431 en artikel 434 insgelijks daarop toepasselijk. (B. 1903. R. 438.)
437. Het staat aan den executant van een vonnis of akte vrij te gelyker lijd beslag op de roerende en onroerende goederen van de veroordeelde of verbondene partij te leggen. (1!. 139 v., 502 v., 528, 598, 797.)
438. Behoudens de bepalingen wegens het kort geding voor den president der arrondissements-regtbank, en wegens het procederen op korte termijnen, worden de geschillen, ontstaan over of hij de ten uitvoerlegging van vonnissen of van akten in artikel 438 vermeld, summierlijk behandeld. (R. 7, 138 v., 289 v.)
De wederspraak of het verzet van den geëxecuteerde stuit den aanvang of de voortzetting der executie niet, behoudens de bevoegdheid van den geëxecuteerde, om daarop door den president der arrondissements-regtbank bg kort geding te doen beslissen. (R. 52 v., 82, 289 v., 350, 379, 718.)
TWEEDE TITEL.
I'an de (jeregtelijke ten uitvoertegging op merende goederen.
Over art. 45(i: tdomp. in Themis, VIII, blz. 219—232. — Over
art. 457: Opmerk, en Meded., 11, blz. 75 v.
eerste afdeelixc.
Van beslag op roerende goederen.
439- (■een executoriaal beslag op roerende goederen zal mogen worden gelegd, dan uit krachte van een vonnis of van eene authentieke akte in executorialen vorm. (R. 430 v.)
Hetzelve moet zijn voorafgegaan van een exploit van cenen deurwaarder, houdende bevel om binnen Iwee dagen aan het vonnis of aan de akte te voldoen. (R. 4 v., 15.)
Indien bö het beteekenen van het vonnis of van de akte tevens
'i i. boek. ran ile wijze van procederen, enz.
het voorgesclirevene bovcl is gedaan, wordt geen afromlcrlijk bevel verelschl.
Kü liet lievel of de beteekening moet de woonplaats worden gekozen door den executant, tot aan het uiteinde der executie binnen de gemeente waar de executie moet plaats hebben, ten ware hij binnen die gemeente mogt woonachtig zijn, en zulks op stralTe van nietigheid van het exploit. (K. 81, 1441 (i». P%. 90 v., 398.)
De schuldenaar kan aan deze gekozene woonplaats alle be-teekeningen laten doen, zelfs van werkelijk aanbod, van verzet en van hooger beroep. (K. 171, quot;.118. R. (itt v., 437, 302, 51gt;3,7I)0, 794, 889. Pr. 383, 384.)
440- JNa verloop dier twee dagen, kan het beslag worden gedaan. Hetzelve geschiedt bü exploit van eenen deurwaarder die houder is van het stuk, dat ten uitvoer moet worden gelegd. (R. 4 v., 434.)
Hetzelve zal, behalve de gewone formaliteiten der exploiten, inhouden een herhaald bevel om te voldoen aan heigeen, waarvoor het beslag gelegd wordt.
De deurwaarder zal worden bijgestaan door twee getuigen, wier namen, beroep en woonplaats hg in het proces-verhaal vermelden zal; zü zullen het oorspronkelijke stuk en de afschriften teekenen. (R. 442 v., 449, 432, 439, 4ti7, 3G4. Pr. 383, 38(i.)
441. Dit beslag kan niet worden gedaan dan voor eene bepaalde schuld of vordering. Indien dezelve niet is vereffend, worden alle verdere vervolgingen gestaakt, tol dat de vereffening is geschied. (R. 449, 300.)
442. Indien de persoon, tegen w ien het beslag gedaan wordt, niet onmiddeliyk betaalt, of voldoet aan hetgeen waarvoor de inbeslagneming is gedaan, met de kosten, kan de deurwaarder voorloopig, het zg in het huis, het zg aan de deur van den gearresteerde, bewaarders stellen, ten einde het verduisteren der goederen te beletten. (R. 440.)
443. De deurwaarder zal dadelijk, of uiterlijk op den volgenden dag overgaan tot de meer bijzondere aanduiding dei-goederen welke hij in beslag neemt, en zal hg dezelve op de daarvan door hem te vervaardigen akte of proces-verbaal naauwkeurig beschrijven, met opgave van derzelver getal, ge-wigt en maat, overeenkomstig derzelver aard; de partij die de in beslagneming laat doen, mag bi) het in beslagneinen niet tegenwoordig zgn. (R. 440 v., 4G3, 723. Pr. 388.)
444. Bijaldien de deuren gesloten zgn, of de opening daarvan geweigerd wordt, gelgk mede bijaldien geweigerd wordt eenige kamer of stuk huisraad te openen, mitsgaders wanneer bij niet-tegenwoordigheid van den persoon tegen wien het beslag geschiedt, er niemand gevonden wordt om hem te vertegenwoordigen, zal de deurwaarder zich vervoegen bij het hoofd, of een lid van het gemeentebestuur dat hem vervangt, of hg eenen commissaris van policie daartoe door den burgemeester aangewezen, in wiens tegenwoordigheid de opening der deuren en van het huisraad zal gedaan worden. Van de tegenwoordigheid van
li titel Van de gereglel. ten uilvoerl. op roer. goed. '■lt;
dezen ambtenaar, en van hetseen in zijn liijzijn, uit kracht van dit en de beide volgende artikelen, zal zijn verrigt, zal melding gemaakt worden in het proces-verbaal van beslag, hetwelk, nadat hetzelve zal gesloten zijn, door denzelven zal onderteekend worden. (R. 442, 483. Pr. quot;gt;8quot;, 591.)
445. Indien er hij de inbeslagneming gereede penningen worden gevonden, zal het getal cn do muntsoort vermeld worden; de deurwaarder zal dezelve benevens al het geldswaarde hebbende papier ter griffie overbrengen, ten ware de executant en de geëxecuteerde, benevens de opposanten (indien er die zyn) omtrent ccne andere plaats van bewaring mogten zgn overeengekomen. (R. 474, K8ö 4quot;. Pr. S90.)
446. Indien er bij de inbeslagneming andere papieren worden gevonden, zal de deurwaarder dezelve moeten verzegelen. (R. 471, 473 v. Pr. 391.)
447. Geen beslag op roerende goederen mag, uit welken hoofde ook, gedaan worden;
l». Op zaken w elke de wet verklaart voor onroerend goed door bestemming; (B. 3(13 v. 11. 491, 73« 1°.)
2°. Op het noodige bed en beddegoed van de personen legen welke bel beslag gedaan wordt, of van hunne bij ben inwonende kinderen, noch op de kleederen, waarmede do eerstgenoemde en hunne kinderen gekleed en gedekt zUn;
3°. Op de toerusting van personen in krügsdiensl, volgens hunnen dienst en graad;
4quot;. Op de gereedschappen van ambachtslieden en werklieden, tot hun persoonlijk bedrijf beboerende; (R. 448 i0.)
5quot;. Op den in bet huis voorhanden zijnde voorraad van spys en drank, dienende tot de behoefte van het huisgezin, gedurende eene maand. (Pr. 391.)
448. Insgeluks kan er geen beslag gelegd worden :
1quot;. Op de boeken betrekkelijk tot het beroep van den persoon tegen wlen het beslag gedaan wordt, tot desom van twee honderd gulden, te zijner keuze;
2quot;. Op de werktuigen en gereedschappen, dienende tot eenig onderwijs, of beoefening van kunsten en wetenschappen, ten bedrage van dezelfde som, en te zijner keuze ; (R. 447 4».)
30. Eindelijk, op eene koe, of twee zwijnen, of twee geilen of vier schapen, ter keuze van dengenen tegen w ien bet beslag gedaan wordt, met het benoodigde stroo en voeder voor dat vee gedurende eene maand. (R. 431.)
Echter zullen de zaken in dit artikel opgenoemd kunnen worden in beslag genomen;
1°. Wegens levensbehoeften, verstrekt aan den persoon tegen wien het beslag gedaan is; (B. 37« v.)
o3 Wegens de gelden verschuldigd aan personen welke die voorwerpen vervaardigd, hersteld of verkocht hebhen ; (B. 1183, 1193.)
3°. Wegens huren en pachten van onroerende goederen waarin
ii. boek. Fan de ten uitvoert, van vonnissen, enz.
of waarop deRemelde zaken voorhanden zgquot;- (B- 1183 v., 1188. K. 758. Pr. Ö92, ,Ï93.)
449- Het proces-verbaal zal behelzen opgave van den dag en van het uur waarop de in beslag genomene goederen zullen verkocht worden.
Indien die opgave niet dadelijk kan geschieden, zal de deurwaarder zulks bij heteekende akte nader kunnen doen, uiterlijk binnen driemaal vier en twintig uren na het opmaken van voorschreven proces-verbaal. (R. 440, i(i2, 465, 407. Pr. 593.)
450- De deurwaarder zal eenen geschikten bewaarder aanstellen.
Tot bewaarders over het goed zullen niet aangesteld mogen worden de arrestant of zyne echtgenoote, zijne bloed- en aanverwanten, tot den zesden graad ingesloten, noch zijne bedienden, maar daarentegen zullen met toestemming van den arrestant, de persoon tegen wien het beslag gedaan is, zijne echtgenoote, bloed- of aanverwanten en huisgenooten, wanneer zy er in bewilligen, tot bewaarders kunnen worden aangesteld. {B. 1776. R. 432, 434 v., 012, 760. Pr. 596, 397, 598.)
451. Indien beesten of werktuigen voor den landbouw, of vruchten te velde welke reeds van den grond zijn afgescheiden, zijn in beslag genomen, kan de kantonregter, op verzoek van den executant, en na verhoor of behoorlijke oproeping van den geëxecuteerde, eenen geschikten persoon aanstellen, ten einde voor de bebouwing of inzameling zorg te dragen. (R. 448 761. Pr. 591.)
452- Het proces-verbaal zal oogenblikkelijk op de plaats zelve opgemaakt worden: het zal op het oorspronkelijke en op het afschrift door den bewaarder geteekend worden. In geval hij niet teekenen kan, zal daar melding van gemaakt worden. Afschrift van het proces-verbaal zal hem worden gelaten. (R. 440, 430. Pr. 599.)
453- Afschriltvan het proces-verbaal van inbeslagneming zal worden beteekend aan den persoon tegen wien het beslag gedaan is,of tezgner woonplaats. Bijaldien dezelve niet tegenwoordig is, zal de beteekening gedaan worden aan den ambtenaar die de deuren zal hebben geopend. (R. 444 2°. 090. Pr. 001, 602.)
454- De bewaarder raag de in beslag genomene goederen niet gebruiken, verhuren of uitleenen, op stralfe van gemis van zijn bewaarloon, en van schaden en interessen, tot betaling van welke hij bij lijfsdwang kan worden genoodzaakt. (Pr. 1279,1776. R. 450, 453, 583 5°, 710. Pr. 603.)
455. Indien de in beslag genomene goederen eenige voordee-len of inkomsten voortgebragt hebben, is hg op dezelfde wijze als bij het vorige artikel tot verantwoording verpligt. (B. 1755. Pr. 604.)
458 Die eigenaar beweert te zijn der in beslag genomene goederen, of van een gedeelte daarvan, kan zich tegen den verkoop verzetten bij eene middelen inhoudende dagvaarding van den arrestant en van den persoon, tegen wien het beslag ge
quot;i
ii. titel, ran de (jereqt. ten uitvoert, op roer. (joed. 73
daan is, cn aan den bewaarder beteekend; alles opslraire van nietigheid. (R, 90 v., quot;gt;38.)
De reglbank Tan het arrondissement, iti hetwelk het beslag gedaan is, zal deswege sumraierlijk uitspraak doen. (R. 138 v.)
De eischer, welke in het ongelijk gesteld wordt, zal worden veroordeeld, bijaldien daartoe redenen zijn, tot vergoeding van schaden en interessen aan den beslaglegger. (R. «li. Cr. BOS.)
457. De schuldeischers van dengenen wiens goederen zijn in beslag genomen, kunnen, uit welken hoofde ook, zelfs niet uit hoofde van verschuldigde huur, eenige andere oppositie doen dantegen de afgifte van kooppeningen. Die oppositie moet worden gedaan vóór den verkoop, en zal behelzen de gronden waarop zij berust, het beloop der som waarvoor dezelve wordt gedaan, of indien dat beloop niet is uitgemaakt of verevend, bet bedrag waarop dezelve door den opposant wordt geschal.
Die oppositie moet beteekend worden aan den arrestant en aan den deurwaarder met den verkoop belast, met keuze van woonplaats ter plaatse alwaar bet beslag gelegd is; alles op stralle van nietigheid der oppositie en vergoeding van schaden en interessen tegen den deurwaarder, zoo daartoe termen zijn.
Opposiliën welke na den verkoop zijn beteekend, zijn nietig en van onwaarde, en worden bü de verdeeling niet in aanmerking genomen. (R. iöS v., iUt, iquot;0, J80 v., 33«, 378, 733. 738. Pr. «09.)
458. De oppossant kan geene andere vervolging aanvangen dat tegen de partij, welker goederen zijn in beslag genomen, ten einde vonnis tegen haar te verkrijgen; legenden opposant zullen geene procedures worden gevoerd, behoudens het onderzoek der wettigheid van zijne oppositie Ier gelegenheid van de verdeeling der penningen (R. 337. Pr. «10.)
459- Indien een deurwaarder wil beslag leggen, en bevindt dat de goederen reeds bevorens zijn in beslag genomen, zal hij niet op nieuw beslag kunnen leggen; doch by heeft het vermogen om de in beslag genomene goederen met hel proces-verbaal te vergelijken, hetwelk aan hem te dien einde door den bewaarder moei worden vertoond. Hij zal alsdan kunnen beslag leggen op de goederen welke niet in hel proces-verbaal zijn begrepen, en aan den eersten arrestant bevel doen om alles gezamenlijk te verkoopen binnen den termijn by artikel iü'2 bepaald; bel proces-verbaal van vergelijking gcldl als oppositie tegen de afgifte der kooppenningen. (R. 440, 438. Pr. «11.)
460. Indien de arrestant in gebreke blüfl om binnen den termijn by artikel 4«2 vermeld, den verkoop lol stand te brengen, kan ieder opposant, die oenen executorialen titel heeft, overgaan tot de vergelijking van de in beslag genomene goederen op hel afschrift van hel proces-verbaal van inbeslagneming, hetwelk de bewaarder gehouden is aan hem te vertoonen, mitsgaderstot de aanvulling der voorwerpen, welke niet by de vroegere inbeslagneming niogten zyn opgeschreven, en dadeiyk daarna tol den verkoop der goederen; alles na hel doen van een bevel aan
quot;0 li. boek. /'an de ten uilioeii. ran vonnissen, enz.
den arrestant beteekend, doch zonder dat er een ciscli tol subrogatie zal gevorderd worden. (R. 350, 401. Pr. 612.)
461. Indien de arrestant liet beslag oplielt, ol'indien lielzelve te zijnen aanzien, uit welken hoofde ook, huilen bet geval van nietigheid in den vorm, wordt opgeheven, blijft het beslag sland houden ten aanzien van eiken opposant, die eenen executorialen tilel beeft, en zoodanig opposant heeft het vermogen in bet vorige artikel gegeven.
Het regt van alle overige opposanten op de uitdeeling der kooppeningen, blijft wijders, in de gevallen bü dit en bet vorige artikel uitgedrukt, in zijn geheel. (R. 13quot; v.)
462 De verkoop der in beslag genoinene goederen mag geen plaats hebben vóór acht dagen, en moet geschieden binnen veertien dagen, te rekenen van den dag der inbeslagneming; in heide gevallen op stralfe van vergoeding van kosten, schaden en interessen.
Deze termijn kan verkort of verlengd worden bü onderlinge toestemming van partijen en der opposanten, indien er zoodanige zijn, of ook door een hevel van den regter. (R. 440, 44!l, Sa!) v. Pr. 013.)
463. De verkoop zal in het openbaar gehouden worden op de plaats der inbeslagneming zelve, ten zij de partijen endeopposanten onderling anders mogten overeenkomen, of de reglbank, ten verzoeke van de eene of andere derzelve, en wanneer de omstandigheden zulks vorderen, eene andere meer geschikte plaats mogt bepalen. (K. 4«S, 3quot;3, Pr. 814.)
464- In de gemeenten binnen welke de verkoop zal geschieden, zullen ter plaatse daartoe bestemd, biljetten worden aangeslagen, houdende aanduiding van de plaats, den dag en liet uur van den verkoop, mitsgaders van den aard der voorwerpen, doch zonder bepaalde sluksgewyze beschrijving derzelve.
De biljetten worden bovendien aangeslagen aan bet huis van den geëxecuteerde. (R. 46«, 473. Pr. 617, 6IS.)
465. Het aanslaan der biljetten moet geschieden na het sluiten van bet proces-verbaal of na het beleekenen der akle in bet tweede lid van arlikel 459 vermeid, en zulks ten minste vier dagen \óór den verkoop, ten ware die termijn door de reglbank mogt zijn verkort. (K. 440 v., 462, 467. Pr. 617.)
466 De verkoop zal daarenboven worden bekendgemaakt in een dagblad van de plaats alwaar de verknoping zal geschieden en bü gebreke van zoodanig dagblad, in dat eener naburige plaats.
Deze bekendmaking wordt echter niet vereisebt, indien bel bedrag der in beslag genomen goederen blijkbaar minder dan vier honderd gulden bedraagt.
De verkoop zal in de gemeente waarin dezelve plaats moet hebben, worden afgekondigd, volgens plaatselijk gebruik bij vriiwiiligen verkoop. (R. 464. Pr. 617.)
467. De deurwaarder zal aan den voet van zijn proces-verbaal van beslag moeten aanteekening doen van den gedanenaanslag der biljetten en van de afkondiging van den verkoop, in-
■
li titel. Van de ueretil. ten mlvoerl. np roer. qocd. quot;
dien zoodanige afkondiging heeft plaats gehad. (K, 503. Pr. (iüt.)
468- Geen zilver of goud mag verkocht worden, ten /.ij do gehalte en het gewigt daarvan zij opgegeven. (1'r. öS!).)
469- Be toewijzing zal geschieden aan den meest biedende, en legen gereede hetaiing, hij gebreke van betaling, zal het goed terstond weder verkocht worden ten laste van hem dien het toegewezen is. 'li. l.ViS. K 170, SM. Pr. (12i.)
470. Wanneer de waardederinheslaggenomenegoedcrcn het beloop van hetgeen waarvoor de inbeslagneming geschied is en waarvoor de opposition gedaan zijn, te hoven gaat, zal men niet verder gaan dan tot verkoop van hetgeen genoegzaam is om de noodige som ter betaling der schulden en kosten op te brengen.
Te dien einde, kan de schuldenaar tegen v. ien het heslag gedaan is, de orde regelen, volgens welke de goederen zullen worden geveild. (R. 437, i80. Pr. liii.)
471- Indien onder de in beslag genomene goederen worden gevonden inschulden. waarvan bij lilels of bescheiden hlijkl, kan tot verkoop van zoodanige Inschulden worden overgegaan, evenals ten aanzien van andere roerende goederen Is bepaald, of wel, voor zoo verre die inschulden opeischbaar zgn, h'u beslag onder derden worden geprocedeerd, op de wijze als hij de volgende afdeeling is bepaald. (R. 473 v., 7!)7.)
472- Dit beslag wordt in allen gevalle mede beteekend aan denderden schuldenaar, met verbod van betaling aan den ge-éxecuteerde, op stralfe van onwaarde der gedane betaling. (R. 473 v.) •
473- In geval van verkoop, moeten de titels op de biljetten worden omschreven, met opgave van het bedrag der inschuld, van den naam der schuldena:gt;rs, van den aard van den titel, van de renten welke daarbij mogten zijn bepaald, en van al het geen verder kan dienstig zijn, om derzelver waarde te doen kennen. (R. i7(i.)
474. De deurwaarders zijn verantwoordelijk voor den koopschat, en moeten in hunne processen-verhaal de namen en woonplaatsen der koopers opteekenen.
Zij zijn insgelijks verpligt den koopschat Ier grillie over te brengen, ten ware de partyen omtrent eene andere plaats van bewaring moglcn zijn overeengekomen.
Zij mogen in de veilconditièn niet stellen, dat de koopers een zeker gedeelte hoven den koopschat moeten betalen, hetzij onderden naam van kosten of anderszins.
Zymogen geene som ontvangen boven den prijs waarvoor het goed verkocht is, op straife van ter zake van knevelarij te worden vervolgd. (R. 483. Pr. ti'23. Sv. 175.)
TWEEDE AFDEELING Fan executoriaal beslag onder derden.
475- Het beslag op inschulden welke de geéxecuteerde van
78 u. hoek. fan de ten uilvnerl. van vonnissen, enz.
derden mogt te vorderen hebben, of op goederen van liem, welke onder derden moglen lierusten, moet, liehnlve de gewone ver-eischten van exploiten, inhouden de keuze van woonplaats binnen de gemeente, waaronder die derde woont, met bevel om het beslagene onder zich te houden, op stralle van onwaarde der gedane betaling of aangifte.
Afschrift vim het exploit zal aan den derden beslagene worden gegeven, met afschrift van het vonnis of den executorialen titel waarvan de ten uitvoerlegging geschiedt. (K. quot;71, 91S. li. 458, 571 v., -589, 398, 73ö, 797.)
476- Binnen acht dagen na het doen van dit beslag, moet hetzelve, op straffe van nietigheid, aan den geëxecuteerde worden beteekend, zonder dat tegen deze eene deugdelUk-verklaring wordt vereischt. (R. 473 738.)
477- Binnen acht da?en na de beteekening in het vorige artikel vermeld, kan de geexecutecrde, indien bij meent daartoe gronden te hebben, tegen dit beslag in verzet komen, endoet in dat geval zijn verzet binnen acht dagen daarna aan den derden beslagene beteekenen.
Deze laatste termijn zal met acht dagen worden verlengd indien de derde beslagene in eene andere provincie woont.
Het verzet moet worden gebragt voor den bevoegden regter van den geëxecuteerde. (R. i78 v.)
478. Indien het verzet van den geëxecuteerde bevonden wordt gegrond te zijn, en by dienvolgens ophelling van het beslag bekomt, zal de executant, indien daartoe gronden zijn, worden veroordeeld tot vergoeding van kosten, schaden en interessen, ten behoeve van den geëxecuteerde. (B. 1279. U. «12, 739.)
479 Indien de geëxecuteerde het verzet in artikel 177 gemeld, niet heeft gedaan, of indien hetzelve, gedaan zijnde, is afgewezen, wordt de derde beslagene (in het laatste geval met beteekening van het afwijzend vonnis) gedagvaard om verklaring te doen, op dezelfde wijze, en met dezelfde gevolgen, als bij de artikelen 740 en volgende is bepaald. (R. 173.)
derde afdeel1xg.
I'an de verdeelim; van de opbrengst der executie.
480- Indien er geen schuldelscher is die verzet gedaan heeft w ordt aan den beslaglegger, na aftrek der kosten van executie, de som betaald welke hem verschuldigd, tot bet bedrag van de opbrengst der executie.
Indien er overschot is, wordt hetzelve aan den geëxecuteerde verantwoord. (B. If8ö. R. 443, 470, S«2, 381, 734.)
481- Bijaldien binnen de acht dagen, te rekenen van den afloop des verkoops, de persoon die het beslag gelegd heeft, en de geëxeculeerde en de opposanten niet kunnen overeenkomen over de verdeeling der penningen, zal degene tegen wien het beslag gedaan is, zoowel als degene die hetzelve gelegd heeft, of de meest gereede opposant, verzoek doen aan den president der
li. titel ran de qereijt. ten uilvoerl. op roer. goed. '39
regtbank, waaronder de verkoop plaats gehad heeft, dat cr een regter-coinmissaris benoemd worde, ten overstaan van wien de verdeeling zal moeten plaats hebben.
Dit verzoek zal in een daartoe ter griflte aangelegd register worden gedaan. (R. 437, 182,501 381. Pr. 636,057.)
482- Kinnen de veertien dagen, te rekenen van den dag waarop de benoeming van den regter-commissaris zal zü» be-teekend aan dengenen tegen wien het beslag is gedaan, mitsgaders aan de opposanten, zullen de schuideischers, op straffe van in de verdeeling niet te worden begrepen, gehouden zijn aan dien regter-commissaris ter hand te stellen hunne titels. Zij zullen woonplaats bij eenen procureur moeten kiezen, en door dezen doen overleggen en teekenen eene schrirtclijke vordering ten einde, hot zij als bevoorregte, hetzij als concurrente schuideischers te worden gerangschikt. (B. 1183. It. 18:!. Pr. 63!) v.)
483- Na verloop der veertien dagen bij het voorgaande artikel bepaald, zal de regter-commissaris, naar aanleiding van de overgelegde stukken, eenen staat opmaken van verdeeling. (K. 333, 381. Pr. 663.)
484. Die slaat wordt door den regter-commissaris ter griffie nedergelcgd, en van dat nederleggen binnen acht dagen daarna, door den executant hij exploit van eenen deurwaarder kennis gegeven, zoo wel aan den geëxecuteerde als aan de opposanlcn, met vermelding van de dagen en uren, waarop deze laatsten zich bij den regter-commissaris zullen kunnen vervoegen tol het voorstellen hunner wederspraak. (Pr. 663.)
485. Indien binnen den tijd van veertien dagen na de in het vorige artikel vermelde kennisgeving, geene wederspraak is gedaan, zal de regter-commissaris zijn proces-verhaal sluilen, en bij bevelschrift den houder der penningen ge'asten lol uitbetaling aan de schuideischers van hetgeen hun, volgens don slaat, toekomt.
Deze bevelschriften worden uitgegeven in den vorm, bij artikel 430 bepaald.
De wederspraak wordt gedaan op het proces-verbaal van den regter-commissaris. (K. 474, 489, 537, 581. Pr. 664, 665.)
486- In geval van wederspraak, verwijst de regter-com-mlssaris bij zijn proces-verbaal partijen naar de teregtzitling.
De zaak wordt vervolgd hij akte van procureur lot procureur, door de meest gereede partij, en wordt summierlijk behandeld. (R. 138 v., 338. Pr. 660.)
487. Het beroep moet worden ingesteld binnen tien dagen na de beleekening van het vonnis aan den procureur.
Hel beroep moei worden beteekend aan den procureur der wederpartij, en moet inhouden de dagvaarding, benevens de uitdrukking der bezwaren van de beroepende party.
Op dit beroep zullen geene andere worden gedagvaard, dan die bü de wederspraak pariyen zijn geweest.
De beleekening van bet beroep moet mede geschieden aan den griffier der regtbank, welke het vonnis gewezen heeft. (R. 339, 398. Pr. 669.)
SO ii. rOEK. Van de ten uitvoerl. van vonnissen, enz.
488- Oil beroep wordt summierlijk behandeld, en expedilie van het vonnis in beroep zal, ten verzoeke van de eerst gereede partij, worden boteekend aan den grillier, welke dat vonnis aan den regter-commissaris zal ter hand stellen. (R. 138, 3iU, 338, 381. Pr. ü«9.)
489- Na deze beteekening zal de regter-commissaris, indien er geen beroep in cassatie is gedaan, zyn proces-verbaal sluiten en de uitgifte bevelen van het bevelschrift tot betaling, overeenkomstig artikel 483. (K. 408, 1.12, 334, 381. Pr. Iiquot;0.)
490- Na het sluiten van het proces-verbaal van verdeeling, hebben do belanghebbenden onderling geen regt meer tot de interessen van hetgeen aan hen is aanbedeeld. (Pr. (i72.)
DERDE TITEL.
ran de nereglelijhe uilwinning van onroerende goederen.
EERSTE AFÜEELIXÜ.
Algemeene bepalingen.
491. Do schuldeischer van een vonnis of anderen executo-rialen titel voorzien, kan do onteigening bij executie vorderen. (B. 1234. K. 771, «18. R. 88'J.)
1quot;. Van onroerende goederen welke in den handel zijn, met derzelver toebehooren, voor zoo verre dit laatste als onroerend goed beschouwd wordt. (B. 302 v. R. 447 1°.)
2°. Van het vruchtgebruik derzolve goederen en hun toebehooren; (B. 304, 803 v.)
3°. Van de reglen van) opstal en erfpacht; (B. 364, 738 v., 707 v., 1210.)
4U. Van de grondrenten, het zij in geld, het zij in mtura verschuldigd; (B. 784 V. II. 344 V.)
Su. Van het tiendregt; (B. 787 v.)
0°. Van het regt van beklemming. (B. 1034. G. 2204.)
492. Niettemin kan het aandeel van oenen mede-erfgenaam in de onroerende goederen eener natenschap, door zijne personele schuldeischers niet ter koop aangeslagen worden, voor dat de boedel door verdeeling gescheiden is, welke scheiding zij, zulks geraden oordeelende, mogen vorderen. (B. 1112 v., 1137, 1212. C. 2203.)
493. Indien een met hypotheek bezwaard goed aan eenen derde is overgegaan, executeert do hypotbekaire schuldeischer het goed tegen den dorden bezitter, behoudens zune verpligting tot het doen van een bevel aan den schuldenaar, overeenkomstig het bepaalde bi) artikel 1242 en 1243 van het Burgerlijk Wetboek. (C. 2109.)
494. De schuldeischer kan met den verkoop van onroerende goederen, die aan hem niet gehypothekeerd zijn, niet voortgaan, dan in geval de aan hem gehypothekeerde goederen ontoereikende zün. (B. 1264. R. 497. C. 2209.)
495. De verkoop geschiedt voor de regtbaok van het arrondissement waarin het goed gelegen is. (R. 304. C. 2210.)
in. titel. Van de yerenlel. uitwinn. van onroer. ijoed. 81
496 De verkoop van goederen, in onderselieidene arrondis-sementen gelegen, kan niet gedaan worden, dan van het eene goed na het andere, ten ware die goederen tot eene en dezelfde bebouwing behoorden.
Die verkooi) wordt gedaan hy de regtbank onder welker ressort de hoofdplaats der bebouwing gelegen is, of, bij gebreke van zulk eene hoofdplaats, dat gedeelte der goederen hetwelk, volgens het register der grondlasten, de meeste inkomsten opbrengt. (R. 493, i'Jquot;. C. ü-210.)
497.' Indien de goederen aan den schuldeischer gehypothekeerde en de niet gehypothekeerde goederen of de goederen in onderscheidene arrondissementen gelegen, een gedeelte van eene en dezelfde bebouwing uitmaken, wordt de verkoop van beide te gelijk vervolgd, indien de schuldenaar zich niet daartegen verzet, en men berekent den prijs volgens den regel van artikel van het Burgerlijk Wetboek. (K. 591, i9B, 8-2S. C. -2211.)
498. Indien de schuldenaar door authentieke huurcedullen bewijst, dat de zuivere en vrije inkomsten van zyne onroerende goederen, gedurende één jaar, tot betaling van de verschuldigde hoofdsom, interessen en kosten voldoende zijn, en Indien hü aanbiedt dezelve aan den schuldeischer hij delegalle over Ie dragen, kan de gereglelgke vervolging door de regtbank worden geschorst, behoudens derzelver hervatting, indien er eenlg belet of belemmering in ile betaling opkomt.
De regtbank zal echter deze schorsing niet toestaan, indien daardoor aan den schuldeischer een aanmerkelijk nadeel zoude worden toegebragt. (li. t307, 1432 v., 143«, 1381, 1903. U. 738. C. 221-2.)
499- De u'dwongen verkoop van onroerende goederen, kan alleen vervolgd worden voor eene bepaalde en verevende schuld en vordering.
Indien de schuld of vordering betrekkelijk is tot zaken welker geldelijk beloop of waarde nog niet is bepaald, is de geregte-lijkc vervolging van waarde, maar de verkoop kan eerst na de verevening geschieden. (R. 430 v., 441, 301. C. -2213.)
500- Die by overdragt eigenaar geworden is van eencn titel of bewijs van schuld, kracht van executie hebbende, kan tot de uitwinning van vaste goederen niet overgaan, dan nadat van de overdragt aan den schuldenaar bij insinuatie kennis gegeven is. (li. 3«8, 1437 v. R. 3Si. C. 4214.)
501. De gereglelgke vervolging kan niet vernietigd worden op grond dat de schuldeischer dezelve begonnen zoude hebben voor eene grootere som dan hij te vorderen had. (K. 499, 385. C. -221«.)
vi.
82 ii. boek. ran de ten uitvoert, van vonnissen, enz
tweede afdeelixg.
fan het in beslag nemen van onroerende goederen.
de lange, Bedenkingen wer art. 310 in Themis, v, i)lz. 13s
—1S8; Bedenkingen omtrent art. SIO, no. i, en omtrent art.
ööi B. Bv. in It. Bijblad, I, lil/. 10—54 — Over art. Ö2!l;
asseh, in ]t. Bijblail, I, 1)1. 209 -210. — Over art. S.tft: O/i-
merk. en Meded., ll,blz. 307—315.
502- Het lieslas op onroerende goederen moet worden voorafgegaan door een lievel van helaling, hetwelk liU exploit van den deurwaarder aan den persoon of aan do woonplaats van den schuldenaar zal gedaan worden.
Hetzelve zal melding maken van den litel uil krachte waarvan de vervolging plaats heeft, en zal inhouden de keus van woonplaats, in de plaats waar de regthank die van de zaak moet kennis nemen, zitting houdt; hetzelve zal uitdrukken dat bij gehreke van betaling zal worden overgegaan lol het in beslag nemen van de onroerende goederen van den schuldenaar. (K. 771, 1118. R. 430 v., 491, 033, 398. Pr. «73.)
503 G een beslag zal op onroerende goederen gedaan mogen worden dan dertig dagen na het bevel; indien do schuldeischer een jaar na het hevel laat verloopen, zal hij gehouden zijn het bevel te hernieuwen. (R 8, 279, 333. Pr. ti7i.)
504 Na verloop van voorschreven termijn, zal het beslag gedaan worden by een proces-verhaal van den deurwaarder, hei-welk zal inhouden: (R. 4 v., 434, 333, 303.)
Iquot;. De vermelding dat de deurwaarder zich op hot goed hegeven heefl, en de vermelding van den voornaam, naam en de woonplaats van den inbeslagnemer en van den schuldenaar;
2gt;j. De vermelding van den titel uit kracht van welken de vervolging plaats heefl; (R. 00, 430.)
3quot;. Den aard van de in beslag genomen onroerende goederen hunne ligging, naar aanleiding der kadastrale indeeling, en indien het landelijke eigendommen zijn, de grootte van dezelve, zooveel mogelijk; (R. 313 2U.)
4°, De aanwijzing der regtbank waarvoor de verkoop zal geschieden, en de keuze van woonplaats bg eenen procureur bij dezelve. (R. 433 v., 309 v., 330. Pr. 073.)
505- Afschrift van het proces-verbaal der inbeslagneming zal gelaten worden aan dengenen, tegen wien het beslag gedaan is.
Hetzelve zal overgeschreven worden, in de registers van den bewaarder der hypotheken vau het arrondissement, waarin de in beslag genomene goederen gelegen zün, met aanteekening van het uur, van den dag, de maand en het jaar, waarin die overschrijving is gevraagd.
De bewaarder der hypotheken zal van dit uur, dien dag, die maand en dat jaar ook melding maken op het oorspronkelijke stuk, hetwelk hem zal worden aangeboden.
in. titel. Van de (jererjtcl. uilwinn. van onroer. qoed. 83
Te rekenen van den dag dier oversellryving, zal de party, tegen welke hel Leslag gedaan is, de in beslag genomen onroerende goederen niet mogen vervreemden, hypothekeren of verhuren, ten nadeele van den inheslagnemcr. Dc huurcontracten vóór dien dag aangegaan, zullen van kracht zijn, zoo zij niet zijn gemaakt om de regten van den schuldelscher te verkorten (B. 1230.)
Vroeger ivottig verleende hypotheken zullen in de registers kunnen worden ingeschreven, tot op den dag van de overschrijving van het vonnis van toewijzing. (B. 1221 v., 1!H7. K. ïiOquot;, r.13, 529, Ü33, 50G. Pr. «78, «81, 802.)
506 Gedurende de inbeslagneming, zal de partij, tegen welke dezelve gedaan is, als gereglelgke bewaarder, in het bezit blijven van de in beslag genomene en niet verhuurde of verpachte goederen.
Dezelve zal geen bout mogen hakken of ecnlge vermindering van waarde aan het goed mogen toebrengen, op stralle van schade en interessen, te betalen zelfs bij lijfsdwang.
De regtbank zal echter, op hel met redenen bekleed verzoek van eenen of meer schuldeischers, eenen anderen bewaarder mogen benoemen, wiens werkzaamheden zullen eindigen op don dag van de overschrijving van hel vonnis van toewijzing. (B 1270, 1776. R. lt;30 v., 383 ö», 710. Pr. «88.)
507- De vruchten, welke na de overschrijving van de inbeslagneming ingezameld zyn, of in slaat zijn om ingezameld te kunnen worden, zullen voor onroerend goed gehouden worden, en de schuldeischers zullen de tak en wortelvaste te veld staande vruchten en gewassen kunnen doen inzamelen of verkoopen, zij kunnen ook doen inbeslagneinen de huur- en pachtpenningen, welke sedert hetzelfde tydstip verschenen zijn, ten einde dezelve met de opbrengst van het vaste goed, naar den rang der schuldvorderingen, kunnen worden verdeeld. (B. 853 V. R. HOS. Pr. «80, «01.)
508 In geval van beding by artikel 1223 van het Burgerlijk ■\Velboek vermeld, zal de executant het door hem gedaan beslag uiterlijk binnen vier dagen na de overschryving in arlikel S0!gt; vermeld, aan den schuldcischer die dit beding gemaakt heeft, aan den door denzelven op de registers der hypotheken gekozene woonplaats, doen beteekenen. (R. 511 v.)
509. Indien deze, krachtens het voorzcide artikel 1223, uit hoofde der niet voldoening door den schuldenaar aan de jegens hem aangegane verpligtingen, bevoegd is om het verbonden perceel te doen verkoopen, en by van dit zijn regt wil gebruik maken, geschiedt de verkoop op de wijze by bovengemeld artikel van het Burgeriyk Wetboek bepaald.
Hg is echter gehouden om, behalve de formaliteiten bij dat artikel voorgeschreven, den dag van den verkoop, ten minste dertig dagen vóór de toewijzing, aan den executant te doen beteekenen, ten ware met den verkoop reeds vóór de in beslagneming een aanvang was gemaakt. {B. 1255. R. 504 4°. 312.)
510- liy is verder gehouden om de opbrengst van het ver-
84 li. boek. ran de ten uitvoert, van vonnissen, enz.
kochlc voorwerp, na aftrek van het aan hem verschuldigde ter zake der vordering waarvoor hij zijn regt uitoefent, met de interessen en kosten, ter grittle van de regtbank, waaronder het beslag gelegd is, over te brengen en daarvan aan den executant binnen vier dagen kennis te geven aan de door denzelven gekozene woonplaats (K. 304 4°. 312.)
511. Indien de schulrteischer bevoegd en geneigd is om van dit aan hem toegekend 'regt gebruik te maken, zal hU verpligt zijn zulks binnen veertien dagen, na de heteekening van bet beslag met opgave van den termijn binnen welken door hem tot den verkoop zal worden overgegaan, kenbaar te maken aan den procureur van den executant, iwelke hü gebreke van dien, bevoegd zal zün om met de executie voort te gaan. (R 304 4°, 508, 312.)
512- Indien deze termijn te lang mogt zijn gesteld of wel indien de schuldeischer mogt in gebreke blgven, om binnen denzelven tot verkoop over te gaan, kan de executant hem in region oproepen ten einde door den regter een termijn worde bepaald, binnen welken hü zal verpligt zyn tot den verkoop over te gaan, en na verloop van welken, hij, bij gebreke van dit te doen, van zijn regt daartoe zal zijn verstoken, en de executant bevoegd zün om met de executie voort te gaan. (R. 289 v., nil.)
513. Bijaldien meer schuldeischers den verkoop elscben van dezelfde goederen, zal de toeschatting plaats hebben, op de vervolging van diengenen welke het eerst hel proces-verbaal van beslag, overeenkomsllg het bepaalde bij artikel 303, zal hebben doen overschrijven, cn zullen de andere beslagleggers verpligt zijn op te houden met hunne vervolging.
De regtbank kan echter bij wege van subrogatie, de voorkeur geven aan oenen schuldeischer welke later bel beslag gelegd heeft.
1°. Hijaldien er plaats heeft arglist van den schuldcischerdie het eerste beslag heeft gelegd, of zamenspannnlng van denzelven met de partij legen welke het beslag gedaan is;
2». Bijaldien de eerste beslagnemer verwaarloost hel in acht nemen van eenige formaliteiten, of do voorgeschrevene termijnen beefl laten verloopen, zonder de daden le doen van vervolging. In het eerste geval, kan de schuldeischer uit hoofde van de arglist of zamenspanning, lot schadevergoeding worden veroordeeld.
Dil tusschen opkomend geschil zal worden aangebragt bij akte van procureur tot procureur, en summierlük worden behandeld. (R. 138 v.)
Het beroep van hel daarop le wijzen vonnis zal niet meer ontvankelijk zijn na verloop van acht dagen sedert deszelfs uitspraak. (R. 339, 398, 333.)
Degene in wiens plaats een ander bü dal vonnis zal zün ge-subrogeerd, zal gehouden zün de stukken aan laatslgemelden legen recief over te geven, en zullen hem züne wettiglek gemaakte kosten niet betaald worden dan na de toewijzing van den verkoop. (Pr. 719, 720, 7!1, 722, 724.)
111. titel, ran de geregtel. nitwinn. van onroer. goed. 83
514- Ten minste twintig diigen na de overschrijving van het proces-verhaal van heslag, zal openlijk by gedrukte biljetten worden hekend gemaakt, dat de verkoop der in heslag genome-ne goederen, aan den meesthiedende of hoogst almijnende zal plaats hehhen, (R. 82, 8i, quot;gt;03, 313 v., 330, 333, 3(i9.)
515. De aanslag-biljetten zullen inhouden : (R. 82, öi8, 570.)
1quot;. De plaats, den dag en het uur waarop de verkoop en toewijzing zullen plaats hebben ;
2quot;. Den aard der te verkoopen goederen, derzelver ligging en omschrijving, volgens de kadastrale indeeling, en derzelver grootte zooveel mogelgk indien het landelijke goederen zijn; (R. 30i 3°.)
3°. De begrooting der opkomsten, volgens den grondslag van het register der grondbelasting, bet bedrag der huren, zoo hetzelve hekend is-, (R. 319.)
i0. De vermelding van den voornaam, naam en de woonplaats van den executant en den persoon tegen wien het beslag gedaan is; (R. 339.)
3°. De lasten waarmede het vaste goed mogt zijn bezwaard, ten dage der overschrijving van het proces-verhaal van beslag; (R. 31G.)
ti°. Eenen inzet welken de executant gehouden is te doen, en welke de plaats vervangt van het eerste bod. (R. 3211, Pr. «82, 685.)
516. De executant zal zich door den bewaarder der hypotheken doen afgeven een extract van alle de bestaande inschrijvingen op de heslag genomene goederen, op het tijdstip der overschrijving van bet beslag, en hij zal hetzelve nederleggen ter gritlle van de regtbank.
Een exemplaar van het gedrukte aanslag-biljet zal worden beteekend aan den persoon tegen wien het beslag gedaan is, en aan ieder ingeschreven schuldeischer, Ier gekozene woonplaats, in zijne inschrijving vervat.
De executant zal de veilconditien ter griflie nederleggen op den dag van het aanslaan der eerste biljetten. (B. 12G3 v. R 514,516, 533, 3i3. Pr. 093.)
517- De aanslag of aanplakking der afkondigingen zal gedaan worden: {R. 82, 8i, 319, 349, 309.)
1quot;. Buiten aan het buis van den schuldenaar en aan de in heslag genomen geboilwen, zoo die er zijn;
2quot;. Op plaatsen welke bestemd zijn tol openbare aanplakking in de gemeente alwaar de persoon tegen wien het beslag gedaan is, woonachtig is, in de plaats alwaar de goederen gelegen zijn, en In die alwaar de regtbank zitting houdt, voor welke de verkoop wordt voortgezet; (R. 518.)
3o. Aan het gebouw en in de gehoorzaal van de regtbank welke de teewyzing doen moet. Er zal ter griflie van deze regtbank een exemplaar worden overgelegd om te dienen hij de toewijzing. (R. 495 v. Pr. 684.)
8f« u. boek. fan lt;le ten uitvoer/, van vonnissen, enz.
518- Van het aanslaan der Wljeüen zal moeten blijken ijü eene akte, waaraan een exemplaar van het biljet vastgehecht zal zijn. Bij deze akte zal de deurwaarder verklaren datde aanplakking geschiedt is op de plaatsen bij de wet voorgeschreven, zonder die plaatsen, een voor een, op te noemen. (R. 517, 519, 333. Pr. 083.)
519- l'en minste veertien dagen na de dagteckening der akte voorgeschreven bij artikel 518, zullende biljetten op nieuw worden aangeplakt op de bij artikel 'iil bepaalde plaatsen. Men zal van deze aanplakking op dezelfde wijze doen blijken, als ten aanzien, van de eerste.
Deze tweede aanplakking zat geen plaats hebben. Indien het in beslag genomen goed, volgens de kohieren der grondbelasting geen inkomen van twee honderd en vijftig gulden oplevert. (R. 5-21 v., 533, 543.)
520. Alle geschillen over de veilcondltiën moeten binnen acht dagen, nadat deze ter grillie zijn nedergelegd, op do teregt-zitting worden gebragt, op straffe van vervalling.
Dezelve zullen summierlijk worden behandeld en beslist. (R. 138 v., 110, -289 v., S38.)
521. Binnen acht dagen na do tweede aanplakking der biljetten, zoo die heeft plaats gehad, of anderzins na de eerste aanplakking, en in geval van gerezene geschillen, binnen acht dagen na de beslissing, zal in een der dagbladen der gemeente, binnen welke de verkoop zal geschieden, en bij ontstentenis van zoodanig dagblad, in dat eener naburige plaats, eene bekendmaking worden gedaan, houdende:
lu. Vermelding van den naam, voornaam en de woonplaats van den executant en van den persoon tegen wien het beslag gedaan is;
ï0. Den aard der te verkoopen goederen, derzclver ligging naar aanleiding der kadastrale indeeling, en de grootte zooveel mogelijk, bijaldien het landelijke goederen zijn;
3U. De plaats, den dag en het uur, waar en wanneer de toewijzing zal plaats hebben.
Indien er twee aanplakkingen hebben plaats gehad, zal do bekendmaking twee reizen, van acht tot acht dagen, in het dagblad geplaatst worden ; dcch zal in het tegenovergestelde geval slechts ëéne bekendmaking worden vereisclit. (R. 514, 519,524, 533, 550. Pr. «83.)
522 Ten minste dertig dagen na de tweede aanplakking, zoo die heeft plaats gehad, of anderzins na de eerste aanplakking, zal er worden overgegaan tot den verkoop en toewijzing der in beslag genomene .goederen voor do regtbank van het arrondissement waarin'dezelve gelegen zijn. (R. 514, 519, 529, 533.)
Het vonnis van verkoop en toewijzing zal niet zijn onderhevig aan hooger beroep. (R. 398 v, 551, 572, 584.)
523- De verkoop en toewijzing zullen op de teregtzitting der regtbank plaats hebben, eerst bij opbod en vervolgens hg afslag.
lil. titel. Fan de qeregtel. uilwlnn. van onroer. noed. 87
Ten minste drie dagen vóór den aanvang van den verkoop, zal een dour den president der regtbank getaxeerde slaat der kosten, waarvan in artikel 327 van dit Welhoek melding wordt gemaakt, worden aangeplakt iu de gehoorzaal der regtbank.
Alvorens tot den verkoop over te gaan, worden de veilcondi-tien door den griilier voorgelezen.
Het bedrag van de som waarvoor men zal mogen opbieden en afslaan, zal des noods door de regtbank worden bepaald.
De opbieder is niet meer verbonden, zoodra een nieuw opbod is gedaan, al ware dit laatste van onwaarde verklaard.
Bij den afslag wordt liet goed aan den eersten afmyner toegewezen;
Indien op dezelfde som door meer dan een mogt worden gemijnd, oordeelt de regtbank wie de eerste afmyner is. Indien bij de regtbank daaromtrent twyfei bestaal, kan deze dadelijk eenen vernieuwden afslag bevelen. (K. 572. Pr. 70G.)
524. De opbiedingen en de afmijning geschieden door lus-schenkomst van procureurs bij de regtbank aangesteld, of door notarissen hun beroep uitoefenende binnen het arrondissement der regtbank.
Zij kunnen niet worden genoodzaakt zich als gevolmagtigden te wettigen, maar zijn verpligt binnen de vier en twintig uren welke daarop volgen, aan den voet van het proces-verbaai der toew ijzing te verklaren voor wien zij geboden hebben; bij gebreke waarvan zij zullen worden gehouden voor zich zelve gekucht te hebben, en aisj zoodanig Ie voldoen aan alle de lasten en gevolgen der toewijzing. (K. 372. I'r. 707.)
525- De persoon tegen w ien bet beslag gedaan is kan geen kooper zijn; de verklaring dat het opbod of deafmijning voor hem en ten zijnen voordeeie gedaan is, is van onwaarde. Een ieder w elke voor denzelven kooper mogt zijn gew orden, blijft persoonlijk en onmiddellijk verantwoordelijk voor de schaden en interessen, tot betaling waarvan hy, zelfs bU lijfsdwang, zal kunnen worden genoodzaakt.
Diegenen, welke koopers geworden mogten zijn voor rekening van personen, welke kenneiyk onvermogend zijn, zullen daarvoor zelfs bij tyfsdwang, aansprakeiyk en verantwoordeiyk zyn, voor hen zelve en voor hunne eigene rekening, niettegenstaande de verklaring dat zy voor eenen ander het opbod of de afmijning gedaan hebben. (B. 1503 v., 183«. K. 7t;!.)
526. De executant biytt kooper voor den Inzet indien geen hooger opbod of afmijning plaats heeft. (R. 313 liu. Pr. tiitS.)
527- De kosten van executie en van toewyzing zullen by voorregt worden betaald uit den koopprijs. (B. Its:; lu. R. 323, 337.)
528- Indien door den achtervolgenden verkoop en de toewyzing van meerdere onroerende goederen In dezelfde in beslagneming vervat, de prys van bet verkochte toereikende is om den executant en de opposanten met de kosten te voldoen, zal de schuldenaar zich kunnen verzetten tegen den verkoop der overige goederen, mits daartoe eisch doende niet op de teregtzitting.
88 ii. roek. Fan de ten uitvoert, van vonnissen, enz.
Indien die eisCh niet op de lereglzilling is gedaan, is de verkoop van waarde. (R. 138 v., 537 v., i91.)
529- De eigendom der toegewezen goederen gaat op denkoo-pcr over, uit krachtc van de overschrijving van het vonnis van toewijzing, hetwelk aan Uem niet zal worden uitgegeven dan nadat hy aan den griflier het hewys zal hehben geleverd van voldaan te hehhen aan do voorwaarden des verkoops.
De geëxecuteerde zal lot ontruiming van het gehuurde kunnen genoodzaakt worden op de wijze bepaald hü artikel 124. (K. 671. R. 50b, 530 v., 584.)
530. By gebreke van den kooper om te voldoen aan de voorwaarden van den verkoop zal men te zijnen laste, op verzoek van een ieder die in de zaak belang heeft, overgaan tot de herveiling en toewijzing, en de bepalingen van art. 51i en volgende zullen toepasselijk zijn. (R.öM, 531 v.,574. Pr. 73quot; v.)
531. In geval echter degene, wien het goed bevorens was toegewezen, bewees dat hg aan de voorwaarden had voldaan, en de som, door de regtbank tot betaling der kosten van herveiling bepaald, in geregteiyke bewaring bragt, zal niet voortgegaan mogen worden tot eenen, nieuwen verkoop en toewijzing. (R. 529. Pr. 743.)
532- De gebrekige kooper is bij lijfsdwang aansprakeiyk wegens hel verschil tussehen den prijs waarvoor hem het goed was toegewezen en dien van de herveiling, zonder dat hij nog-tans het meerdere dat de herveiling zou mogen opgebragt hebben, zal kunnen vorderen; dit meerdere zal aan de schuld-eischers, of, zoo deze niet meer te vorderen hebben, aan dengenen tegen wien het beslag gedaan is, betaald worden. (R. 530, 584. Pr. 744.)
533- Indien de formaliteiten om tot den verkoop te komen, voorgeschreven bij de vorige artikelen, niet mogten in acht genomen zgn, kunnen diegenen tegen welke het heslag gedaan is, of de ingeschreven schuldeischers vorderen dat dezelve vervuld worden, maar zy zullen in deze vordering niet ontvankeiyk zijn, zoo zy dezelve niet gebragt hebben op de teregtzitting ten minste twintig dagen vóór dien welke tot den verkoop en de toewyzing is bepaald.
Deze vordering zal summierlljk beslist worden, en het beroep zal niel aangenomen worden, na verloop van acht dagen sedert lt;lo uitspraak. (R. 90 v., 138 v., 339, 308, 534. Pr. 733 v.)
534- Wanneer, in het geval van het voorgaande artikel, de regtbank beveelt dat eene verzuimde formaliteit zal hersteld worden, zullen alle formaliteiten welke daarna hehhen plaats gehad, op nieuw moeten vervuld worden, en zullen de kosten vallen ten laste van dengenen die dezelve heeft veroorzaakt. (R. 9(i.)
535. De overschrijving van het vonnis van toewijzing geeft aan den kooper geene andere regten op den eigendom, dan die welke degene tegen wien het beslag gedaan is, heeft gehad. (Pr. 731.)
536- De schuldeischers van hem wiens onroerende goederen
ill. titel. Van de (lerealcl. uitwinn. van onroer. goed. 89
zijn in beslag genomen, kunnen lot aan de gcrcglelijke toewijzing verzet doen legen de afgifte der kooppenningen.
Dat verzet moei, behalve de vereischten van de gewone ex-ploiten, inhouden de gronden waarop het berust, en keuze van woonplaats in de gemeente alw aar liet beslag gelegd is, indien do opposant aldaar niet woonachtig is.
Het wordt heteekend aan den arrestant, en aan deszelfs procureur, en de opposant doel daarvan aanteekening houden ter grillie.
Alles op straffe van nietigheid. (R. i)0, 4S7 v., üOi io, 333, .quot;BS, 376.)
537. De bepalingen van artikel 438 zijn ook ten deze loepas-selük.
berde akiieei.ixo.
Van opvordering van eigendom.
538. Zij die vóór de toewijzing bel geheel of een gedeelte der in beslag genomene goederen als hun eigendom willen opvorderen, kunnen zulks doen, door zich als tusschenkomende partyen in de executie te stellen. (R. 283, iöü. Pr. quot;27.)
539. De tusschenkonisl zal geschieden bij een verzoekschrift hetwelk zal inhouden;
1°. Eene naauwkeurlge opgaaf van liet teruggevorderde voorwerp;
2°. De middelen en conclusiën;
ao. Den dag en 'bel uur waarop de partyen In regten moeten verschijnen.
Afschrifl van hetzelve zal beteekend worden aan den executant te zijner woonplaats bij de aangeslagene bekendmakingen gekozen, en aan den persoon tegen wien hel beslag gedaan is, of aan zyne woonplaats. (R. 128, 28G, 313 4quot;. 310.)
De titels en hewgsslukken van eigendom van den elscher hg tusschenkomst zullen ter grillie worden overgelegd, alwaar de pariyen er inzage en afschrift van kunnen nemen, en hel exploit van beteekening zal melding maken van die overlegging. (Pr. 727, 7-28.)
540- Zoo dikwgls er eene opvordering van eigendom plaats heeft, zal de verkoop van de teruggevorderde goederen geschorst worden. (R. i)i3.)
541. Indien de opvordering van eigendom slechls een gedeelte der in beslag genomene goederen betreft, kan de regtbank, of overgaan lol den verkoop der overige goederen, of wel de schorsing van het geheel bevelen. (R. 313. Pr. 729.)
542- Ten dage dienende, zal de regtbank summierlyk uitspraak doen over de opvordering van eigendom, en geen beroep van dat vonnis zal ontvankelijk zyn na verloop van den veertienden dag sederl de beteekening van hetzelve aan den persoon of aan zyne woonplaats. (R. ti(i, 13S v., 339, 398.)
543. Wanneer de verkoop vertraagd is door eene opvordering van eigendom, kan men met den verkoop niet voortgaan, dan na vernieuwde bekendmaking en aanplakking der biljellen
90 ii. boek. Pan de len uilvoerl. van vonnissen, enz.
overeenkomstig artikel ölB en volgende van dezen titel. De kosten vallen ten laste van dengenen die in zyne opvordering van eigendom is in liet ongelijk gesteld.
HU zal daarenboven, zoo daartoe gronden zijn, tot vergoeding van kosten, schaden en interessen jegens den arrestant worden veroordeeld. (U. SU, ail v., 012. Pr. quot;32.)
VIERDE AFDEEL1NG.
ran executoriaal beslag op urondrenten.
544- Behoudens de navolgende wyzingen, zullen liij de executie op grondrenten, vermeld in arlikel 7Si van het Burgerlijk Welhoek, dezelfde formaliteiten worden in acht genomen als hij de inheslagneming en verkoop van andere onroerende goéderen. (K. quot;71, 918. li. 491 v., •)02, 39S. Pr. (i:i(i.)
545. Het heslag op grondrenten zal door exploit van eenen deurwaarder worden heteekend aan den schuldenaar en hoven-dien aan den. rentpiigtige. (R. 002 v., Jiiquot;. Pr. «:!quot;.)
546- De rentpiigtige kan door den executant worden opgeroepen om verklaring te doen van den aard en do hoegrootheid der verschuldigde rente.
in dat geval, zal die verklaring geschieden overeenkomstig de voorschriften en met de gevolgen vernield in de derde afdeeling van den vierden litel des derden hoeks van dit Welhoek. (R. iquot;«, quot;ii v. Pr. «38.)
547- Door het hovengcmeld exploit, worden ook do reeds verschenen en de nog te verschijnen renten, tot het uiteinde der executie toe, in heslag genomen. (R. Mquot; v., Siö. Pr. (iifl.)
548. De verkoop zal worden voorafgegaan door eene aankondiging, welke zal moeten inhouden; (lï. 315.)
1quot;. De voornamen en namen van den persoon die het heslag doet, van den persoon tegen wien het heslag gedaan wordt, en van den rentpiigtige;
2j. De aanduiding van het goed waarop de rente gevestigd is;
:iquot;, Met bedrag der rente;
iu. De vermelding der hypothekaire inschrijvingen, indien er zoodanige op de grondrente genomen zijn;
3°, Den inzet welken de executant gehouden is te doen;
liquot;. De plaats, den dag en het uur van den verkoop. (R. 193 v. Pr. B4i—030.)
549. De aankondiging zal worden aangeplakt; (U 317.)
Iquot;. Aan do woning van den persoon tegen wien het heslag geschiedt;
iquot;. Op de plaatsen daartoe bestemd, in de gemeente waaide renlpiigtlge woonachtig is, en in die waarde verkoop moet plaats hebben;
;)u. Aan het gebouw van de regtbank ten overstaan van welke de verkoop geschiedt. Er zal ter grillie van deze regtbank een exemplaar worden overgelegd om te dienen hij de toewijzing. (R. 593 v.)
550 Indien de in beslag genomene rente de som van vyf en
in. titel, yan de gereqtel. uitwinn. can onroer. rjoed. «1
Iwintig gulden te boven gaal, zal eene dergelijke aankondiging, binnen acbl dagen na de aanplakking geschieden in een der dagbladen, op de wijze voorgeschreven bij arlikel 321.
vijfde afdeeling.
Ooer de regeling van den voorrang en de verdeelmy van den koopprijs.
551. Indien binnen eene maand na de toewijzing, ot indien daartegen binnen dien tijd beroep in cassatie is gedaan, binnen eene maand na de uitspraak daarover, de schuideiscber en de partij tegen welke bet beslag gedaan is, zich niet hebben kunnen verstaan over de verdeeling der kooppenningen, zal de me^st gereede schuideischer, of de kuoper, of de partij legen welke het beslag gedaan is, de benoeming van eenen regter-conimissaris kunnen verzoeken, voor wien tot regeling van den voorrang zal overgegaan worden, (li. 123«. K. 8ti2 v. 1\. M8, 32-2, 381.
Pr. 719, 730.)
552- Ten dien einde wordt ter griltie een register van loe-wyzingen gehouden, waarop degene, die de regeling van voorrang begeert, zyne verklaring moet stellen. De regtbank benoemt alsdan eenen regter-conimissaris, en deze slell zijn bevelschrift onder de verklaring van den schuideischer. (li. 1238. K. '.81, 333. Pr. quot;31.)
553- Die de regeling van den voorrang vervolgt zal het bevelschrift van den rcgter-commissaris iigten, welke bet procesverbaal van regeling zal openen op den dag door hem bepaald, by hetwelk zal gevoegd worden het uiltreksel van alle de bestaande inschrijvingen, af tc geven door den bewaarder der hypotheken, alsmede eenen staat der schuldeischers, welke verzet hebben gedaan, (li. 33«, 3U2. Pr. quot;32.)
554. Uit krachte van liet bevelschrift zal de verzoeker de schuldeischers ter door hem gekozene woonplaats doen oproe-|ien, len einde, binnen eene maand na het exploit, hunne bescheiden aan den regter-commissaris in te leveren, met de ordering om in de rangregeling begrepen te worden. Hij zal te gelüker lijd woonplaats bij eenen procureur moeten kiezen, ter plaatse waar de regtbank hare zitting houdt. De regter-commissaris zal van de overlegde bescheiden en vordering in zijn pro-ces-verbaal melding maken. (R. 8, 335 v. Pr. 733.)
555- Nadat de verzoeker zal hebben doen blijken dal de bjj het vorige artikel bepaalde termijn verstreken is, zal de regter-commissaris, uit do overgelegde stukken, de rangregeling opmaken, en in het proces-verbaal de plaats, den dag en het uur aanwijzen, waarop de parlyen moeten verschijnen. (Pr. 733.)
556- De verzoeker zal zoo wel aan de geëxeculeerden, als aan de schuldeischers, aan hunne by het doen van eisch ter rangschikking gekozene woonplaats doen beleekenen, dat de rangregeling Is opgemaakt, en een ieder daarvan visie ter grillie kan nemen, met aanmaning om voor den regter-commissaris op de bepaalde plaats, dag en uur te verschijnen, len einde op het
»4 li. hoek. Pan de ten uitvoert, van vormissen, enz.
proces-verhiiiil de door den regler-commissarls gedane plaatsing tegen te spreken, indien daartoe gronden zijn. (R. 534. Pr. 7S5.)
557- In geval er geene tegenspraak gedaan wordt, zaldereg-ter-commissaris de rangregeling sluiten, en de kosten vereffenen, welke als bevoorregt zullen worden gebragt. Hij zal de afgifte der borderellen van plaatsing van degenen die batig geplaatst zijn, en de doorhaling der inschrijvingen van de niet batig geplaatsten bevelen.
Deze borderellen, mitsgaders die welke bg het volgende artikel worden vermeld, worden uitgegeven, overeenkomstig de voorschriften van artikel 430. (B. t-2ö7. R. 48ö. Pr. quot;39.)
558- In geval van tegenspraak, zal de regter-commissaris degenen die zich bezwaard achten, zonder andere aanmaning, naar de teregtzitting, welke hij bepalen zal, verwijzen. Niettemin zal by de rangregeling van de inscbulden, welke boven de betwiste bevoorregt zijn, vaststellen, en de afgifte van de borderellen van plaatsing van die schuldeischers bevelen.
De zaak wordt hierna, op rapport van den regter-commissaris, na genomene conclusiën en des noods gehoudene pleidooyen, uitgewezen.
Geen beroep van het vonnis zal ontvankelijk zijn, indien hel niet binnen de veertien dagen na de uitspraak van hetzelve ingesteld is. (R. 398.)
Dit beroep wordt summierlUk behandeld. (K. 868. R. 138 v.. 339, 346, 487, 381. Pr. 738, 701 v.)
550. Veertien dagen na het uitwijzen dergedane tegenspraak en in geval van beroep of cassatie, veertien dagen na de betee-kening van het arrest in beroep of in cassatie, zal de commissaris de orde der schulden waarover tegenspraak gevallen is, en van die, welke na deze moeten volgen, bepaaldelijk vaststellen; en zulks achtervolgens het hetgeen bij artikel 337 is voorgeschreven. De interessen en renten der schuldeischers die batig geplaatst zijn, zullen ophouden tusschen hen onderling berekend te worden, behoudens elks regt tegen den schuldenaar. (R. 398 Pr. 767.)
560 De schuldeischers die na de hierboven bepaalde termijnen, doch vóór de sluiting der rangregeling, stukken mogten overleggen of tegenspraak doen,zullenbunne telaatgedaneoverlegging of tegenspraak kunnen doen gelden, tegen betaling der kosten, schaden en interessen, uit die vertragingvoortspruitende. (R. 1279. R. «12. Pr. 737.)
561- De bewaarder der hypotheken zal gehouden zijn de doorhalingen te doen op het bloote vertoon, het zij van het bevel van den regter, het zy van de akte van toestemming van den schuldeischer. (B. 1239, 1240, 1237. K. 869.)
562- Na de betaling der hypothekaire schulden en der kosten zal het overschot der kooppenningen worden verdeeld tusschen de personele schuldeischers, die verzet hebben gedaan; en zoo er geen zoodanige zyn, aan den schuldenaar worden uitgekeerd; alles overeenkomstig de bepalingen van de derde afdeeling van den vorigen titel. (R. 480 v., H36, 533, 708.)
iv. titel. Van execul. ieslag op en verkoop v. schepen. 'J3
Fan executoriaal beslag op en verkoop van schepen
Opmerk, en Meded., VI. bi. 1«S—176; XVII, 1)1. 29—38.
563- Geen executoriaal beslag op schepen kan gelesd worden, dan krachtens een vonnis of anderen executorialen titel. (R. 430 v.)
Hetzelve moet worden voorafgegaan door een bevel, vier en twintig uren bevorens te beteekenen aan den persoon of de woonplaats van den eigenaar of boekhouder, of op de wijze hij artikel i van den eerslen titel van het eerste boek voorgeschreven.
Indien er echter vrees bestaat dat het schip spoedig naar ecne andere plaats zal vertrekken, kan de schuldeischer, nadaarloe verlof te hebben bekomen van den president der regtbank, binnen welkerarrondissenient hetzelve is liggende,ook zonder voorafgaand bevel, tot de in beslagneming overgaan. (K.. 3U, 7quot;1, »18. R. S»». Co. 197, 198.)
564- Het beslag op schepen moet worden gedaan aan boord van dezelve.
De deurwaarder zal daarbij vergezeld zijn van twee getuigen, wier namen, beroep en woonplaats hij in het proces-verbaal zal vermelden, en die het oorspronkelijke stuk en de afschriften zullen teekenen.
Het moet beteekend worden aan den persoon des eigenaars of boekhouders, of aan deszelfs woonplaats, met overlegging van een afschrift des titels. Indien dezelve niet reeds is beteekend.
Indien het beslag gedaan wordt voor eene op het schip be-voorregte schuld, of wel voor eene schuld, waarvoor het schip, volgens de voorschriften van het tweede boek van het Wetboek van Koophandel aansprakelijk is, kan het proces-verbaal van inbeslagneming aan boord aan den schipper worden beleekend. (K. 313 V., 318, 33:;, 371 v., 730 2quot;. Co. 199.)
565- De deurwaarder moet in zgn proces-verbaal van inbeslagneming uitdrukken:
Den voornaam, naam, het beroep en de woonplaats van den schuldeischer;
Den titel uit krachte van welken hij executeert;
De sommen waarvan hij de betaling vordert;
De keuze van woonplaats door den schuldeischer gedaan, in de plaats waar hot schip is liggende, en hg eenen procureur in de plaats waar dearrondissements-regtbank, voor welke de verkoop wordt vervolgd, zitting houdt;
De namen van den eigenaar of boekhouder, indien de een of ander bekend is, en van den schipper;
Den naam, de soort en de ruimte van het schip;
De algemeene hescbrgving van de sloepen, booten, tuigagie, gereedschappen, wapenen, krijgsbehoeften en levensmiddelen.
Hg moet voorts eenen bewaarder aan boord stellen, na de
9i li. hoek. fan de ten uitvoert, van vonnissen, enz.
noodige niiialreselen to hcliben genomen om tiet vertrek'van het schip te Leletten. (B. 1776. R. 438, 430 v., 567. Co. 200.)
566 Hot proces-verliaal van intioslaeneraing van sctieiicn, grooter dan tien lasten, zal worden overgeschreven in de registers vermeld in den eersten en laatsten titel van het tweede hoek van het Wetliock van Koophandel.
ÏNa den dag dier overschrijving, zullen geene nieuwe pand-of verhand-brieven op het in heslag genomen schip meer mogen worden afgegeven.
Vroeger afgegeven pand- of verband-hrieven kunnen worden ingeschreven tol de overschrgving van bet vonnis van toewijzing in de hovongemelde registers. (K. 30ft, b7i v., 7,'iO.)
567- Indien de scheeps-eigenaar of de boekhouder woonl binnen het arrondissement van de rogthank waaronder het beslag gedaan is, moet c.e arrestant hem binnen drie dagen afschrift van het proces-verbaal van beslaglegging doen betee-kenen.
Die termijn is van acht dagen, indien hij woortt binnen een ander arrondissement van dezelfde provincie, en van veertien dagen, indien hg in eene andere provincie woont.
Indien hg buiten het Koningrijk woont of onbekend is wordl de hetcokening aan den schipper of deszelfs plaatsbekteeder gedaan.
Bij gebreke van een en ander, wordt de beteekening aan het schip aangeplakt. (K. 320 v , 3it v. Co. 201.)
568- Er zullen twee afkondigingen worden gedaan en wel van acht lot acht dagen aan de beurs, zoo die ter plaatse des verkoops bestaat, en op het voornaamste openhaar plein van de plaats alwaar het schip is liggende.
Eene kennisgeving wordt daarenboven geplaatst in een dagblad van de gemeente, alwaar de rogthank zitting houdt voor welke de in beslagnemig vervolgd wordt en bij gebreke van zoodanig dagblad, in dat eener naburige plaats. (K. 8!l. R. S70 v. Co. 202.)
569 Binnen twee dagen na elke afkondiging, moeten biljetten worden aangeplakt; (R. 31 i, 3ifl, 370.)
Aan den mast van het in beslag genomen schip;
,\an het gebouw van de rogthank;
Aan de beurs, zoo die aldaar bestaat, en ter plaatse waar bet schip is liggende. (Co. 203.)
570. De afkondigingen en biljetten moeten inhouden;
Den voornaam, naam, het beroep en de woonplaats van dengenen die executeert;
De titels uit krachte van welke hg de vervolging doet;
Het beloop der aan hem verschuldigde som;
De keus van woonplaats door hem gedaan in de plaats der zitting van de regtbank, en in de plaats waar het schip is liggende ;
Den naam en de woonplaats van den eigenaar of boekhouder van het in beslag genomen schip, indien de een of ander bekend is;
iv. titel. I'an execut. besla'i op en verknop v. schepen. !•!gt;
Den naam van Iie.l schip, en indien het uilgerusl is. dien van den schipper;
Dc scheepsruimle;
De plaats waar hetzelve is liegende ;•
De eerste inzet van den executant; (R. i)2G.)
De plaats, den da? en het uur, waar en wanneer de toewijzing zal plaats hehben; (R. quot;itü, 5i8, quot;'ri. Co. -205.)
De dagen van teregtzitting op welke dc ophiedingen zullen ■worden ontvangen, en de toewijzing zal worden gedaan.
571. Twee dagen na de eerste afkondiging, zal degene die dc inheslagneming vervolgt, oen afschrift van de biljetten Irotecke-ncn aan de schuideiscliers, ingeschreven in het daartoehestemde register, vermeld in den eersten en laatsten tilel van het tweede boek van het Welhoek van Koophandel, en welaan dedoorhen bij de inschrijving gekozene woonplaats. (K. 3«», :!13, quot;50 l . R. 508.)
572. Veertien dagen na de tweede afkondiging, zullen dc verkoop en toewijzing voor de arrondisscments-regtbank ter openlijke teregtziting gedaan worden, op dezelfde wijze als bij den verkoop van onroerende goederen plaatsheeft. (R. 323 v., quot;)2Igt;. Co. 206.)
573. Indien het beslag gelegd is op schuiten, sloepen of andere vaartuigen van tien lasten of minder, zal de verkoop geschieden als van andere roerende goederen, na afkondiging op de plaats waar hel vaartuig is liggende, gedurende drie achtereenvolgende dagen, met aanplakking aan den mast, of by gebreke van dien op cene andere in hel oog vallende plaats van het vaartuig. (R. iü3 v. Co. 20quot;, «20.)
574- Degene aan wien een schip, van welke grootte ook, is verkocht en toegewezen, is gehouden de kooppenningen binnen acht dagen te betalen, of zonder koslen in geregtelijke bewaring te brengen ter grilllc van de arrondisscments-regtbank, opstratfc van lijfsdwang.
Rij gebreke van betaling ol van bel in bewaring brongen, zal het vaartuig weder ten verkoop worden aangeslagen, en toegewezen na verloop van drie dagen na eene nieuwe afkondiging en aanplakking, ten lasle van den eersten kooper, welke insgelijks by lijfsdwang verhonden is voor het tekort, mitsgaders voor de schaden en interessen en de kosten. (R. 4(!9, iito, 332 v. Co. 2on.)
575. Door den geregtciijkcn verkoop wordt het schip ontlast van alle bevoorregte schulden, waarvoor hetzelve was verbonden. (K. 313 v., 316 v., 574 v. R. 36i, 378.)
576- De elschen tot reclame zullen ter grilTie van de regl-hank worden ingebragt vóór de toewijzing.
Indien dezelve eerst na de toewijzing worden ingebragt, zullen zij van regtswege gehouden worden voor oppositie tegen de uilbetaling der kooppenningen. (R. 4311 v., 338, 379. Co. 210.)
577- Hij, die do reclame Instelt, of de opposant, vervolgt zijn regt voor de regtbank, betzij op korte termynen, bet zy als eene summiere zaak. (R. 138 v., i37, 379.)
itG li. boek. Van de ten uitvoert, van vonnisen, enz.
578- Geen verzet van schuldeischers legen de uitbetaling der kooppenningen wordt toegelaten na de toewijzing of verkoop. (K. 'lt;37, 373. Co. 212.)
579. De schuldeischers die verzet doen z(jn gehouden den titel van hunne inschuid ter grilfle over te leggen, hinnen deacht eerstkomende dagen nadat zij verzet gedaan hehhen, en zonder aanmaning; hij gebreke van dien, zal men voortgaan tot de uitbetaling der kooppenningen, zonder hen daarin te hegrijpen.
580- De rangschikking der schuldeischers en do verdeeling der penningen worden gedaan tusschcn de bevoorregte schuldeischers, in de orde voorgcschie\en in den eersten en den laat-sten titel van het tweede boek van het Wetboek van Koophandel; en tusschcn do andere schuldeischers, in de evenredigheid hunner inschulden.
Elk schuldeischer woquot;dt geplaatst voor de hoofdsom, interessen en kosten. (K. 313 v., 730.)
581. Re bepalingen vervat in de vijfde afdeeling van denderden titel van het tweede boek, zijn mede toepasselijk op de verdeeling van de opbrengst ivan bij executie verkochte schepen boven de tien lasten. (R. 331 v.)
Ten aanzien der verdeeling van de opbrengst van kleinere schepen, gelden do bepalingen van de derde afdeeling van den tweeden titel van het tweede boek. (R. ISO v.)
582 Een zeeschip of zoodanig schip of vaartuig dat volgens den laatsten tile! van het tweede boek van hel Welhoek van Koophandel met een zeeschip is gelijk gesteld, gereed zgnde om onder zeil te gaan, kan niet worden in beslag genomen, ten zij voor schulden, gemaakt ten behoeve van de reis die hetzelve gaat ondernemen; en zelfs kan zoodanige inbeslagneming belet worden door borgstelling voor die schulden.
Het schip wordt geacht zeilree te zijn, zoodra de schipper van de noodige papieren is voorzien om te kunnen vertrekken. (K. 337, 748.)
583- Schuldeischers van eenen medereeder van een schip of vaartuig, van welken aard het ook moge zijn, kunnen hei-zelve niet in beslag nemen of verkoopen, maar zij kunnen de scheepsportie van hunnen schuldenaar in beslag nemen en verkoopen.
De inbeslagneming van eene scheepsporlie geschiedt door een exploit, betcekend aan den schuldenaar en aan den boekhouder der reederij.
De verkooping van eene scheepsportie zal geschieden overeenkomstig de regelen in dezen titel voorgeschreven, met inachtneming van het onderscheid tusschen het bedrag der scheopslasten; behoudens dat de biljetten op het vaartuig ni: ' zullen worden aangeplakt. (K. 320. v., 32« v., 330.)
584- De bepalingen van artikel 300 en 301, van hel tweede lid van artikel 322, en van artikel 329, zijn ook op het beslag op en den verkoop van schepen toepasselijk.
v. titel, yan lijfsdwamj en van (lest. ten uitvoerl.
VIJFDE TITEL
ran lüfsdwami en can deszelfs ten uitvoerleggini;.
smiAASGWEnFFSh\r,T,decarcerecivili (Traj. 18i0).—cohex.
Over lijfsdwang in handelszaken (Lcyd. ISöS).
EERSTE AFDEEI.1XC.
Van lijfsdwang.
585- Lijfsdwang heeft alleen plaats in Je gevallen, bij dit en het volgende artikel aangeduid: (K. 888. R. 588, 591, 8»fl )
1°. Wegens stellionaat, omschreven hy artikel 711;
iquot;. in geval van herstelling in het bezit, na en ten gevolge van feitelijke ontzetting, voor do teruggave van vruchten, welke de overweldiger wederregtelijk, gedurende het bezit heeft genoten, en voor de aan de regtbebbenden toe-gewezene vergoeding van kosten, schaden en interessen; (B. «1» v.)
3». Wegens bewaargeving uit noodzaak; (B. 1740. K. SSL)
i0. Voor de teruggave van penningen, welke gesteld zijn in bewaring van daartoe op openbaar gezag aangestelde personen; (B. li'ii. R. 443, 474.)
5quot; Voor de uitlevering van zaken, welke in handen zijn gesteld van sequesters, commissarissen en andere bewaarders; (B. 177«. R. £54, 50«, 710, 7G1.)
Tegen alle openbaren ambtenaren, voorde vertooning van hunne minuten, wanneer dezelve in regten bevolen is; (R. 185, 830.)
7°. Tegen notarissen, deurwaarders en andere openbare ambtenaren, voor de teruggave der aan hen, ter zake van hunne ambtsverrigtingen, toevertrouwde titels, en van de penningen, welke zü in dezelve hoedanigheid voor hunne meesters hebben ontvangen; (B. 12«5,2011. K. 150,833 v.)
8°. Voor de vergoeding van kosten, schaden en interessen, de som van een honderd en vijftig gulden te boven gaande, waartoe iemand jegens de beleedigde partü is veroordeeld, ter zake van misdrijf of onregtiiiatige daad; (B. 1-27», 140« v.)
9quot;. Voor het slot van rekening, verschuldigd door voogden, curators, geregtelijke bewaarders en beheerders van ge-meenteiyke en andere openbare gestichten, die tot het doen van rekening en verantwoording verpiigt zijn, en voor alle teruggaven, welke, ten gevolge van gemelde rekening, moeten plaats hebben; (B. 471,503. R. 710,779.)
10quot;. Tegen alle vreemdelingen, welke geene vaste woonplaats binnen het Koningrijk hebben, voor alle schulden, zonder uitzondering, ten behoeve van Nederlanders aangegaan; (R. 710 10, 708.)
110. In alle gevallen, waarin de wet uitdrukkelijk den lijfsdwang toelaat; (K. 789, 891. R. 117, 150, 197, 454, 50«, 525, 532, 574, 708, 772, 839.)
VI. 7
»7
98 li. hoek. Fan de ten uitvoerl. van vonnissen, enz.
Tegen gehuwde of ongehuwde vrouwen wordt de lijfsdwang alleen toegelaten in de gevallen bij n°. 1, 2, 3, 3, 8 en 10, hierboven voorzien;
Tegen personen welke den vollen ouderdom van zevenligjaren hebben bereikt, heeft in burgerlijke zaken alleen lijfsdwang plaats in de gevallen bij nquot;. 1, l, 5, U, 7, 8, 9 en 10 vernield. (R. 391. Pr. 126. Co. 2039, 2000.)
586. Lijfsdwang heeft mede plaats; (R. 388.)
1°. Tegen alle kooplieden voor handels-schulden, zelfs voor de zoodanigen, tot welke zü verbonden zijn jegens personen die geene kooplieden zgn; (K. 3 v.)
De order-briefjes, assignation en andere handels-papieren, door eenen koopman onderleekend, worden geacht voor zijnen handel te zijn aangegaan, indien daarin geene andere oorzaak is uitgedrukt; (K. 4 2°.)
2°. Tegen alle personen zonder onderscheid die eenen wisselbrief hebben geteekend, als trekkers, acceptanten of en-dossanten, of denzelven door den borgtogt, aval genaamd, gewaarborgd hebben; (K. 112 v.)
3°. Tegen personen geene kooplieden zijnde, welke orderbriefjes, assignatiën of andere handels-papieren hebben geteekend, of wel zoodanige wisselbrieven, welke, naar luid van artikel 102des Wetboeks van Koophandel,slechts voor gewone schuldbekentenissen worden gehouden, doch alleen indien de bovengenoemde personen zich verbonden hebben ter zake van koophandel; (K. 4 v.)
4°. Tegen alle personen, zonder onderscheid, voor de uitvoering van contracten van zeehandel of van dien welke daarmede by de wet is gelijk gesteld. (K. 3.)
Tegen gehuwde en ongehuwde vrouwen, geene openbare koopvrouwen zijnde, zijn de bepalingen van n°. 2, 3 en 4 van dit artikel niet toepasselijk. (B. Iti8.)
587. Iquot; geen geval wordt lijfsdwang aan kinderen en verdere afstammelingen toegestaan, tegen hunne bloed- en aanverwanten in de opgaande linie.
588- Behalve in de gevallen hij de Iwee vorige artikels vastgesteld, of die welke in het vervolg van tijd hij de wet mogten worden bepaald, kan geen lijfsdwang plaats hebben ; alle hiermede strijdige overeenkomsten zijn van regtswege nietig, zelfs wanneer die buiten 's lands zijn aangegaan. (R. 383 v.,633. C.2003.)
589- Lijfsdwang mag nimmer warden ten uitvoer gelegd, dan uit krachte van een vonnis, waarbij dezelve is uitgesproken (R. 390, 399. G. 2007.)
590 Verzet, hooger beroep of cassatie, belet geenszins hel ten uitvoer leggen van den lijfsdwang uitgesproken by een vonnis, hetwelk bij voorraad kan worden ten uitvoer gelegd; mits in dit geval zekerheid worde gesteld voor de vergoeding van kosten, schaden en interessen, waartoe de arrestant mogt worden veroordeeld, (R. 32 v., 330, 398, 708, 890. C. 2008.)
591 INiemand kan ter zake van dezelfde schuld langer dan vijf aren in gijzeling worden gehouden.
v. titel, fun lijfsdwang en van desz. ten uilvoerl. !l!i
Huilen de gevallen by het laatsle lid van artikel 383 van dezen titel vermeld, houdt de lijfsdwang in burgerlijke zaken op, zoodra de schuldenaar den vollen ouderdom van zeventig jaren heeft bereikt. (R. «tl.)
592- lüj de uitoefening van lijfsdwang i? de schuldeiseher verpligt iedere dertig dagen voor te schieten eene toereikende som tot onderhoud van den schuldenaar, volgens een door den Koning vaslgesteld tarief.
Indien de schnldeischer in gebreke biyft voor den een en der-tigslen dag aan deze verpligting te voldoen, zal de schuldenaar zijn ontslag kunnen vorderen, mits voegende hij zijn verzoek een getuigschrift door den cipier afgegeven, waaruit blijkt dat bet onderhoud niet voorgeschoten is.
Indien evenwel de schuldeiseher, die in gebreke is gebleven om hel onderhoud voor Ie schieten, ilit voorschot nog doet voor dat de schuldenaar zijn ontslag gevraagd heeft, is die vordering niet meer ontvankelijk. (II. 3!)3 v., (iOli ;iü, (ito. Pr. 7iil,80:!. Sb 1830, n». 'ï.)
593. Do schuldenaar kan in gijzeling aanbevolen worden door anderen, die insgelijks regt liehhon om lijfsdwang tegen hem uil te oefenen. (It. 383, 3i)4, 3(11!, (i08 )
Die zich wegens een misdrijf in hechtenis bevindt, kan ook worden aanbevolen,en hij zal, krachtcnsdeaanbeveling,worden aangehouden, niettegenstaande zijn ontslag en de strafzaak mogt bevolen. of de tijd van zijne gevangenis mogt geëindigd zijn. (Pr. 792.)
594. De nietigheid der gijzelingheeft,om welke reden dezelve ook moge zijn uitgesproken, geenszins de nietigheid der aanbevelingen ten gevolge. (R. 401, 303, 30quot;. Pr. 700.)
595 Die de aanbeveling beeft gedaan, is gehouden, des gevorderd zijnde, bij gelijke deelen tot de betaling van bet onder-boud van den gearresteerde bij te dragen,en, in dat geval, mogen de gelden tol onderhoud verstrekt, niet zonder deszelfs toestemming door den arrestant worden terug genomen.
Die vordering kan gedaan worden voor de regthank van hel arrondissement, In hetwelk de gegijzelde ingevangenis is gesteld. (R. 392, 397, 00 i, 008.)
596 De schuldenaar die op eene wettige wijze is in gijzeling gesleld, verkrijgt zijn ontslag: (R. 890.)
1quot;. Door de toestemming van den schuldeiseher die hem heeft doen gijzelen, en van degenen die hem aanbevolen hebben, indien er zoodanige zijn;
Deze toestemming lol ontslag van den schuldenaar kan gegeven worden, bet zij voor eencn notaris, hel zij in hel registerwaarindegegijzelden zijn ingeschreven; (R. 302 v.)
2°. Door de betaling of gereglelijke bewaargeving der geiden, welke zoo wel aan den schuldeiseher, die den lijfsdwang uitgeoefend heeft, als aan degenen die hem aanbevolen hebben, verschuldigd zijn, mitsgaders van do verschenen interessen, van de vereffende kosten, van do kosten der giizeling, en van de gelden tot zijn onderhoud voorgeschoten ; (B. 1418, 1140 v. R. 009, 794 V.)
100 ii. roek. Van de ten uilvoerl. van vonnissen, enz.
3o. Door den vrywilligen of geregtelgkcn IjoeJelafstanil. (K. 703 v., 70», 890. Pr. 800.)
597. De schuldenaar w iens gyzeling nietig is verklaard of bij gclireke van voorschol lot z-ijnonderhoud isontsiagcn.kan voor dezelfde schuld niet wederom in gijzeling worden gesteld, dan ten minste één dag na deszelfsontslag. (R.392,:)9quot;),til0. Pr.797.)
598. Door de uitoefening van den lijfsdwang wordt liel vervolgen en ten uitvoerleggen van beslag op de goederen geenszins belet, noch geschorst.
Evenmin wordt door de ten uitvoerlegging van beslag op goederen, de uitoefening van den lijfsdwang belet of gescliorsl. (K. 1119 v., 17» v., Ö02 v., öii v., CKt v. C. iOliO.)
TWEEDE AFDEEL1XC.
Van de ten uitvoerleriqinq van lijfsdwang.
Opmerk en Mederi., VU. I3i—141.
599. Geen lijfsdwang kan worden ten uivoergelegddaneenen dag na de beteekening van het vonnis, waarbij de opneming in de giizeling is bevolen. (R. Cti.)
De president van de arrondissements-regthank kanechtcr,in-dicn daartoe gronden zijn, verlof verleenen tot de dadelijke ten uitvoerlegging van den uitgesproken lijfsdwang. (R. 32 v., 39(1.)
Deze beteeke.' ing zal behelzen een hevel om te betalen en de keus van ccae w oonplaats in de gemeente waarin de regthank, waardoor het vonnis gewezen is, zitting houdt. (K. 431,771, 888 v., 918. R. 708, 890. Pr. 780.)
600- De schuldenaar mag niet worden gegijzeld:
1quot;. In de aan den godsdienst gewijde gebouwen gedurende den eeredienst;
2quot;. Op de plaats en gedurende den tgd der zittingen van gestelde magten;
:iu. Op de beurs, gedurende den beurstyd;
1°. In het huis door bem bewoond, of in eenig bijzonder huis, dat niet vooreen iegeiykopenstaat,ten warededeurwaarder vergezeld zij door den kantonregter in de gemeente waar deze zijne woonplaals heeft, en in andere gemeenten, door het hoofd van bet gemeente-bestuur of dengenen die hem vervangt; {G. I(i8. K. 781.)
3quot;. Zoo lang een vrügoloide duurt, waarvan de tijd m0et bepaald worden door den regterdie hetzelve heeft afgegeven, ten einde den schuldenaar voor zich te doen verschynen. (Pr. 781.)
601. De gyzcling kan worden ten uitvoer gelegd.Sook ;op zondag en op zoodanige uren, waarop anders, volgens artikel ia van dit wetboek, het doen van exploiten niet wordt toegelaten. (R. 14, 723. Pr. 781.)
602. Het proces-verhaal van gijzeling moet, behalve de gewone vereischten van een exploit, bevatten:
lo. Herhaling van het bevel tot betaling;
ï0. De keus van eene woonplaals in de gemeente alwaar de scbuldenaar In de gyzcling wordt gesteld.
v. titel, fan lijfsdwang en van desz. ten uitvoerI. 101
De deurwaarder zal door Iwccgelulgen worden liggestaan. (R. Ui, «Oi. Pr. 783.)
603- In geval van feilelijken wederstand, kan de deurwaarder eene wacht aan de deuren plaatsen, ten etnde de ontsnapping van den scliuldenaar te voorkomen, en de hulpvandeopen-Imre burgerlijke magt in te roepen ; onverminderd de vervolging tot straf, indien daartoe gronden z(jn. (K. 412, 790. 1'r. 78».)
604. In geval de schuldenaar zich tegen de wettigheid der gijzeling verzet, en vordert dat er eene onverwijlde uiispraak geschiede, zal hij dadelijk worden gehragt voor den voorzitter van de regtbank van het arrondissement, in hetwelk de gyze-ling geschied is, dewelke onverwijld en bij voorraad uiispraak zal doen. (II. 28!) v., (iOö.)
Het bevelschrift van den voorzitter moet op het proces-ver-haal van den deurwaarder worden gesteld, en terstond worden ten uitvoer gelegd. (R. 321 13quot;, 002. 1'r. 78(i.)
605- De gegijzelde schuldenaar die geen verzet doet, of wiens verzet wordt afgewezen, zal worden overgebragt in de gevangenis der plaats zijner aanhouding, en indien aldaargeenegevangenis bestaat, in die eener naastbggelegene gemeente, en is de deurwaarder verpligt van de in gevangenisstelling dndelijk eene akte op te maken en te onderteekenen. (R. OOt!. Sv. 122.)
Do deurwaarder en alle anderen die den schuldenaar mogten overbrengen, ontvangen of vasthouden in eene plaats, niet wet-tiglijk tot bewaring van gegijzelden verordend, zuilen vervolgd worden ter zake van willekeurige gevangenhouding. (Pr. 788.)
606- De akte van in gevangenissteiling van den gegijzelde moet vermelden:
1°. Het vonnis waarbij do lijfsdwang is uitgesproken ; (li.li07.)
2U. Den naam, voornaam en de woonplaats van den schuld-eiscber;
3°. De keus van eene woonplaats in de gemeente alwaar de schuldenaar in de gijzeling wordt gezet; (11. (ill.)
4°. De namen en do woonplaats van den gegijzelde ;
öquot;. Hel voorschot van onderhoud voor ten minste dertig dagen; (302, «OS.)
«■gt;. Eindelijk, de vermelding dat zoo wel van die akte alsvan het proces-verbaal van gijzeling door den deurwaarder zeiven aan den gegijzelde afschriften zijn overhandigd, belgeen onmiddellijk zal moeten plaats hebben. (Pr. 78!i)
607. De cipier moet de akte van ingevangenisstelling in zijne registers overschrijven, mitsgaders een uittreksel van het vonnis waarbij ilc gijzeling wordt bevolen, en het dispositief in des-zelfs geheel.
Indien de deurwaarder in gebreke blijft om dat vonnis te ver-tooncn, moet de cipier weigeren den schuldenaar te ontvangen. (R. 59 3°, 611. Pr. 790.)
608. De vereischten, voor de gijzeling voorgeschreven, moeten voor de aanbevelingen worden in acht genomen; evenwel zal de deurwaarder van gcene getuigen worden vergezeld, en behoeft degene die de aanbeveling doet, geen onderhoud uit te
102 li. boek. I'an de ten uitvoert, van vonnissen, en:.
keeren, indien hetzelve reeds voorgesclioten is. (H. 393, iiflS, (ioo. Pr 793.)
609- 1» hel geval van arlikel :)9G, nu. io, zul de verschuldigde som aan den cipier in bewaring worden gegeven, zonder dal daarloe eenig reglerlijk bevel vereischl wordt.
In geval van weigering van den cipier om die penningen in bewaring te nemen, zal bij op korten lermyn voor de reglbank der plaats worden gedagvaard, krachlens een daarloe verleend verlof, (R. 7, 13quot;, 390 2o, 794. Pr. 802.;
610- In geval bel ontslag bevolen is hy gebreke van voor-scbol van onderhoud, mag de scbuldeischer den schuldenaar niet wederom doen gyzelen, dan na hem de kosten lol hekomingvan zyn ontslag gedaan, le hebben vergoed, ol dezelve, op zijne weigering, onder den cipier in bewaring gesteld en tevens zes maanden onderhoud le hebben vooruitgeschoten.
Men zal de formaliteiten welke de gijzeling voorafgegaan zyn, niet behoeven te hervatten. {R. 392, 39quot;. Pr. 80i.)
611- Bij gebreke van inachtneming der hierboven voorge-schre\en formaliteiten, kan de schuldenaar de nielig-verklarlng der gijzeling eischen, en deze vordering zal, even als die lol ontslag, gebragl worden voor de reglbank van bet arrondissement alwaar hij in gyzeling is gesteld.
De vordering lol nietigverklaring, welke gegrond Is op middelen, rakende de zaak ten prineipale, moet gebragl worden voor de reglbank welke met de uitvoering van het vonnis belast is.
De dagvaarding zal mogen geschieden op korten termijn, en ter woonplaatse, op hel register van den cipier gekozen; de zaak zal summieriyk worden uitgewezen, en de scbuldeischer zal kunnen veroordeeld worden lol vergoeding van kosten, schaden en interessen, indien daarloe gronden aanwezig zijn. (K. S90 V. R. quot;, 321 13quot;, 33i. Pr. 803.)
ZESDE TITEL
ran het vereffenen van kosten, schuilen en interessen, mitsyaders van de kosten van den processe.
li. Bijblad, I, hlz. 231 v. 330 v.
612- De regler die eene partij verwijst tot vergoeding van kosten, schaden en interessen, moet bet beloop daarvan in het vonnis bepalen; indien hy dit beloop niet heeft kunnen bepalen, moet daarvan door de wederparty worden opgemaakt een staat, en dezelve ter gekozene woonplaats der partij worden beteekend; de tot bewys strekkende bescheiden zullen legen recief aan de party worden medegedeeld of ter grillie nedergelegd. (R. 43, 38, 123 v., 229, 230, 271, 43ii, 383 2°, Pr. 128, 423.)
613. Binnen veerlien dagen na de beleekening, is de verw eerder gehouden een aanbod van zoodanige som lol vergoeding van kosten, schaden en interessen, Ie doen, als hij zal le rade worden. (R. 123, 794 v. Pr. 324.)
614- Indien parlijen zich niet kunnen verstaan, zal het ge
vu. titel, ran hel stellen van zekerheid.
schil, bij eene eenvoudige akte van procureur tot procureur op de teregtzitting worden gebragt, en summierlyk worden uitgewezen, ten ware de zaak voor zoodanige summiere afdoening niet mogt vatbaar zyn. (R. 138 v.)
615- De vorenstaande bepalingen zijn insgelijks toepasselijk op de taxatie der proces-kosten, waarin eeue der partijen verwezen is, welke in voege voorgeschreven worden vereffend. (K. •22, quot;)B V. Sb. 18S3, no. 37—il, (i«—«8.)
ZEVENDE TITEL.
Van hel stellen nan zekerheid
616. Het vonnis, waarbü bevolen wordt zekerheid te stellen, zal den termijn bepalen, binnen welken dezelve zal moeten zUn gesteld, cn dien, binnen welken dezelve zal moeten zyn aangenomen of betwist. (B. 1081, 18quot;,-. R. 1Ü2, 2«3 V., 307, «18, 72». Pr. 517.)
617- De zekerheid zal moeten worden aangeboden by eene enkele akte van procureur tot procureur beleekend. Dezelve zal op gelijke wijze worden aangenomen. (R. 133, 203 v. Pr. 318.)
618- Indien de genoegzaamheid der zekerheid betwfst wordt, is de party die tegenspraak doet, verpligt de zaak binnen den bij het vonnis bepaalden termgn ter teregtziUing te brengen, en dezelve summierlyk bij eene enkele akte voort te zetten. (R. 138 v., «1« v. Pr. ü20.)
619. Indien de zekerheid bestaat in eenen borg, en die borg aangenomen of toegelaten wordt, zal hij zich ter grillie schriftelijk verbinden by eene akte, welke op bevelschrift van den president, uitgegeven in den vorm, bij artikel 130 voorgeschreven, zal kunnen worden ten uitvoer gelegd, (li- 18()i v., 18#». R. ü3 3°. Pr. 322.)
10:1
VAX ItEGTSPLEGIKG VAX ONUERSCHEIDEX AARD
EERSTE TITEL.
ran de uitspraken van scheidsmannen XIEUWEXHUIS. de arjitrio ex compromisso (L. B. ISiO).
EEIISTE AFDEEL1XG.
fan het compromis en van de benoeming der scheidsmannen Arl. 620-
leder kan de geschillen omtrent de regien waarover hij de vrije liescliikkiiig heeft, aan de uitspraak van scheidsmannen onderwerpen.
Allen die op regterlijk gezag zijn aangesteld, of die overeenkomstig de hepalingen van hel Burgerlijk Wetboek, of van dat van Koophandel geregtelükc magtiging tot het aangaan eener dading, of tot verkoop van goederen hehoeven, mogen, zonder dergelijke magtiging, in hunne betrekking geene zaken aan de beslissing van scheidsmannen onderwerpen.
Men kan zich zelfs vooraf verbinden om geschillen welke in het vervolg mogten kunnen opkomen, aan de uitspraak van scheidsmannen te onderwerpen. (B. 447, ilil v., 403, 300, 1080, 188». K. 797 v., 88i. R. 624, 034, Pr. 1003.)
621- ^'en kan, op straffe van nietigheid, geen compromis aangaan ter zake von giften en legaten lot levensonderhoud, huisvesting of kleoding, van sclieldingen lusschen echlgenooten, hel zij uil den écht, het zij van tafel en bed, het zij van goederen, van geschilpunten die den staal van eenen persoon aangaan, noch van eenige andere geschillen waarover de wet geene dading toelaat. (B. 1833, 188«. K. 3quot;2i, 649 2quot;, 730. Pr. 1004.)
622- Behoudens Ldc bepalingen van artikel 29 van dit Wet-hock kan ieder die lasthebber kan wezen ook tot scheidsman worden benoemd.
Hiervan zijn uitgezonderd vrouwen en minderjarigen. (B. 383, 1829 v., 1833.)
623- De akte van compromis moet in geschrifte worden gesteld en door de partijen geteekend ; indien de partijen niet teekenen kunnen, zal dezelve voor eenen notaris en getuigen worden opgemaakt.
Dezelve zal bevatten de onderwerpen van geschil en de voornamen, namen en woonplaats van de partüen, mitsgaders de na-
i. titel. Van de uitspraken van scheidsmannen. lOii
men en woonplaats van den scheidsman of der scheidsmannen welke steeds in onelTen getal moeien zyn.
Alles op slraffe van nietigheid. (R. «21, 025 v., Bl)6, «iO, BiO. Pr. IflOU, 1000.)
624 Indien, in het geval hij liet derde lid van arlikel 020 voorzien, de partijen liij het ontstaan van het geschil niet onderling kunnen overeenkomen over de keus, zullen de scheidsmannen henoemd worden, ten verzoeke van de meest goreede party, door den regler welke hevoegd zoude zijn geweest om kennis te nemen van het geschil, hijaldien het compromis geen plaats had gehad. (U. O. 3S v., 33 v. R. ilquot; v., 120 v., I3i, «20, 647, Oüquot;.)
625. Het compromis zal den termijn hepalen hinncn welken de zaak, aan de scheidsmannen onderworpen, zal moeten heslist zijn; en hijaldien zulks niet hepaald is geworden,zal de last aan de scheidsmannen opgedragen, zes maanden, voortduren, te rekenen van der dag dat zij hunne benoeming hchhen aangenomen.
(iedurende dien termijn, kunnen de scheidsmannen niet herroepen worden dan mei eenstemmig overleg van partijen. (K. 049, 03« Pr. 1007, 100S.)
626 De scheidsmannen welke niet door den regler zijn benoemd, kunnen niet worden gewraakt, ten zij om redenen na de benoeming opgekomen.
De scheidsmannen door den regler benoemd, kunnen, indien de partijen uitdrukkelijk of stiizwygcnd in hunne benoeming hebben berust, niet worden gewraakt, ten zij om redenen later opgekomen.
De redenen van wraking zijn dezelfde als voor de regters; zy zullen summierlijk worden beoordeeld door de regtbank bij arlikel 02i aangewezen. (R. 30, 33,110.)
627. De aanneming van den last der scheidsmannen geschied t! schrirtelijk.
Dezelve kan op de akte van hunne benoeming worden gesteld. (B. 183«. R. «23, «3«.)
628. De scheidsmannen welke hunnen last hebben aangenomen, kunnen zich daaraan vervolgens niet meer onttrekken, ten zy om redenen door den regler goed te keuren Zy kunnen worden veroordeeld tot vergoeding van schaden en interessen jegens de partijen, hijaldien zij zonder wettige redenen geen uitspraak hebben gedaan binnen den termijn daartoe bepaald. (B. tS37 v. R. «31, 030.)
tweede afdeel1kg Van hel qerirnn voor scheidsmannen.
629 Het geding zal gevoer worden op de wijze en binnen de termijnen bij bet compromis, en, by gebreke daarvan, door de scheidsmannen bepaald. (R. «23, 031 v., 049 7». Pr. iflo!).)
630- Na alloop van die termünen, zullen de scheidsmannen gehouden zyn alleen op de ingediende memorien en stukken regt te doen. {R. 1«9, 041. Pr. 1010.)
631. Byaidien geene der partijen eenig stuk heeft ingediend.
100 in. boek. Van reulsplegimi ean onderscheiden uanl.
kunnen de scheidsmannen ten verzoeke van dezelve, eenen nieuwen termyn bepalen, of verklaren dat hun last geëindigd is. (R. «28, «31.)
632- Alle bevelen liij voorraad, door de scheidsmannen afgegeven, en elke door hen gemaakte schikking nopens den aanleg van het geding, zullen zonder verdere formaliteiten kunnen worden ten uitvoer gelegd, tc rekenen van den dag waarop de scheidsmannen daarvan aan partijen kennis gegeven hebben. (It. «29 v.)
633- Indien er gercglelijk onderzoek moet plaats hebben over de echtheid of onechtheid van geschrift, of indien eenig tusschen-geschil van eenen lijfstralfclijken aard in de zaak voorkomt, zullen de scheidsmannen do partyen naar den gewonen regter verwijzen.
in dat geval zullen de termijnen bunnen loop hernemen van den dag dat het vonnis of arrest op het incident gewezen, in kracht van gewijsde zal zijn gegaan. (K. 170 v., G29 v., B3i, «18 8». I'r. 1013.)
634- De bepaling van hel tweede lid van artikel «;):tisinede van toepassing wanneer door scheidsmannen op een incident wordt uitspraak gedaan, of door hen eene interlocutoire uitspraak wordt gegeven. Zij mogen zelfs in bet laatste geval den voor deeind-uitspraak gestelden termijj^ verlengen. (R. iü, «2i)v.)
635- Indien een getuigen-verhoor door de scheidsmannen is bevolen, en de getuigen niet vrijwillig verschijnen, of weigeren den eed of hunne verklaring af te leggen, zal de meest gereede partij zich bij requeste wenden tot de regtbank van het arrondissement waarin dat getuigen-verhoor is bevolen, met verzoek om eenen rcgter-commissaris te benoemen voor wien het getuigenverhoor zal worden gehouden op dezelfde wijze als in gewon:; zaken. (R. 11«, 201 v.)
Inmiddels wordt de loop der termijnen geschorst tot dat het getuigen-verhoor zal zijn afgeloopen.
DERDE AFDEELING.
P'an de uitspraak der scheidsmannen.
636. De scheidsmannen zullen naar de regelen des regts uitspraak doen, ten ware liet compromis hun de bevoegdheid mogt toegekend hebben om als goede mannen naar billijkheid te oor-deelen. (R. «23. Pr. 1019.)
637- De uitspraak moet inhouden:
()e voornamen, namen en woonplaats van de partijen ;
De slotsom barer wederzijdsche beweringen;
De beweegredenen en de beslissing.
Dezelve wordt gedagteekend met vermelding van de plaats waar de beslissing is gevallen en door ieder der scheiJsmannen onderteekend. (R. «23, «38. I'r. 101«.)
638 Bijaldien de minderheid weigert te teekenen, zullen de andere scheidsmannen daarvan melding maken, en de beslissing zal dezelfde kracht hebben als of dezelve door allen geteekend was. (R. «28. Pr. 1010.)
I. titel, ran ile uitspraken van scheidsmannen.
639- Binnen de acht dagen, le rekenen van den dag der beslissing, zal dc minuut daarvan door een der scheidsmannen worden nedergolegd ter grillie van de regtbank van liet arrondissement, Linnon hetwelk do beslissing is gevallen.
De akte van nederlegging zal geschreven worden aan den voet of op den kant van de nedergelegde minuut, en geteekend wor-door den gritlicr, alsmede door hem welke de nederlegging gedaan heeft.
Do grilUer zal die akte moeten opmaken; geene koslcn zoo dier akte als van registratie, noch eenige voorschotten te dier zake, mogen van de scheidsmannen worden gevorderd, doch zullen alleen door partijen zelve moeten worden verstrekt, of op dezelve kunnen worden verhaald. (It. tiio, (gt;i2 v., B35. Pr. 1020.)
640. De scheidsmannen zijn gehouden om met en benevens hunne lieslissing tevens ter grillie neder le leggen de oorspronkelijke akte van hunne benoeming, of een authentiek afschrift daarvan. (R. 023.)
641. Geene uitspraak van scheidsmannen van welken aard ook is voor verzet vatbaar. (K. (illO. Pr. 1016.)
642 De beslissing van scheidsmannen zal worden len uitvoer gelegd uit kraebte van een hevelschrift van den president der arrondissements-regtbank gemeld bij artikel OM.
Dit hevel zal geschreven worden op de minuut en worden overgeschreven op de uitgifle daarvan. (R. «52. Pr, 1020.)
643. Indien de beslissing van eene zaak iu eersten aanleg hij den gewonen regterj behandeld, in hooger beroep aan scheidsmannen wordt opgedragen, zal dc uitspraak van deze worden nedergelegd ter grillie van het regteriijk kollegie, hetwelk in hooger beroep van dc zaak bad moeien kennis nemen, en het bevelschrift zal door den president van dal kollegie gegeven worden. (R. 329, «3« v.)
844- De beslissing van scheidsmannen, voorzien met hel bevelschrift van den voorzitter der daartoe bevoegde regtbank,zaï worden len uitvoer gelegd langs den gewonen weg van ixecutie. (R. 430 v.)
645- Het regteriijk kollegie door welks voorzitter dit bevel gegeven is, zal kennis nemen van de geschillen rakende de ten uitvoerlegging van de beslissing der scheidsmannen. (Pr. 1021.)
VIERDE AFDEEMNG.
fan ile voorziening legen de heslissing van scheidsmannen. Junius v. hemert, de modis quHius sententia arbitrorum in-
/irmatur. (L. B. 1847).
646. Oecn beroep van eene beslissing van scheidsmannen zal worden toegelaten, zoo het vermogen daartoe bü het compromis niet is voorbehouden.
Deze voorbehouding zal echter nietig zün, wanneer zij mogt plaats hebben omtrent zaken in welke de regter, voor wien het geschil anderzins had moeten gebragt zgn, zonder beroep zoude hebben moeien vonnissen. (R. 020, Ci8 v. Pr. 1010.)
647- Hel beroep van de beslissing van scheidsmannen zal
107
lOS in. boek. ran relt;jtsple(jmj van onderscheiden aard.
■worden gebragt voor den regterdie over hetzelve kennis /.oude hebben genomen, indien de uitspraak was gedaan door den gewonen regter ter plaatse waar de nederlegging ter griltte is geschied. (li. O. 38 v., 03 v. R. tm, 03». Pr. 1023.)
648. Gecne voorziening in cassatie, nocli het regtsmiddel van reijuest civiel zullen kunnen worden ingesteld tegen eene beslissing van scheidsmannen, zelfs niet al hadden de partijen dit bedongen, (li. O. »9. R. 382. Pr. 102«, 1028.)
649- De beslissing van scheidsmannen kan, wanneer zij niet vatbaar is voor beroep, als nietig bestreden worden, in de volgende gevallen: (R. (iiii, 050.)
1quot;. Indien de beslissing gewezen is buiten de grenzen van het compromis-, (R. 023, t)23.)
2°. Indien de beslissing gewezen is op een compromis hetwelk van onwaarde of vervallen is; (R. 621,623,025,636.)
3quot;. Indien dezelve gewezen isdooreenigescheidsmannen welke niet bevoegd waren te vonnissen in afwezendheid van de andere;
i». Indien er uitspraak gedaan is over zaken welke niet zijn gcëischt, of wanneer daarbij meer is toegekend dan gevorderd is; (K. 382 2», 3°.)
ii». Indien de beslissing inhoudt tegenstrijdige bepalingen; (R. 382 öquot;.)
6°. Indien de scheidsmannen hebben nagelalen uitspraak te doen over een of meer punten aan hun oordeel, len gevolge van het compromis, onderworpen; (R. 3.82 iquot;, 620, 623.)
quot;0. Indien de vormen der procedures welke zijn voorgeschreven op stralle van nietigheid, zijn overtreden, doch dit alleen in het geval wanneer, (by een uitdrukkelijk beding bij het compromis, de scheidsmannen verpligtzijn geworden de regelen der gewone procesorde na te komen; (R.ü2!).)
8°. Indien er beslist is op stukken welke, na de lieslissing van scheidsmannen, voor valsch zijn erkend of als zoodanig verklaard; (R. 633, 630.)
!t0. Indien, na de beslissing, afdoende stukken, door toedoen van de partij terug gehouden, moglen gevonden zijn; (R. 382 8o, 030.)
10». Indien de beslissing berust op ontdekt bedrog of arglist, in de procedures gepleegd. (R. 382 1°, 050. Pr. 1028.)
650- De eisch tol vernietiging zal niet ontvankelijk zijn, ten zij dezelve zij ingesteld binnen de drie maanden, te rekenen van den dag der beteekening van de uitspraak van scheidsmannen aan den persoon of te zijner woonplaats.
Echter zal, in de gevallen opgenoemd onder n». 8,!) en 10 van het vorige artikel, de termijn van drie maanden niet beginnen te loopen dan van den dag waarop, hel zij de valschheid, het zg hel bedrog of de arglist, zijn gebleken of de stukken ontdekt zijn, mei dien verstande dat in deze gevallen geen ander dan schriftelijk bewgs ten aanzien van dien dag zal worden toegelaten. (R. 053.)
i. titel. Van de uitspraken van scheidsmannen. 10!)
651 Do ciscli tot vornioliging zal gedaan worden bij exploit van dagvaarding, houdende verzet tegen het hevel van uitvoering. (R. «33.)
652- Deze eisch zal worden gebragt voor de regtbank door welker voorzitter het bevel tot uitvoering gegeven is.
De regtbank zal over dien eisch uitspraak doen, en de partijen kunnen zich, zoo daartoe gronden zijn, tegen dit vonnis voorzien, even als in gewone regtszaken. (R. ((12.)
653. Indien de scheidsmannen den lijfsdwang tegen de veroordeelde party in het hoogste ressort hebben uitgesproken, en deze vermeent dat do wet dit dwangmiddel, in liet gegeven geval, niet toelaat, kan zg, bij den regter in artikel tiöi vermeld, de vernietiging van dat gedeelte der uitspraak vorderen, binnen den termijn en op de wijze bij artikel (ISfl en 031 voorgeschreven, en zulks niettegenstaande alle daarmede strijdige bepalingen, welke bij deakle van compromis mogten zijn gemaakt, (li. .quot;.8quot;. V., 588.)
VIJFDE AFDEEUXG.
I'an het uileinde der nedingen voor scheidsmannen.
654. De dood van eene der partijen zal de gevolgen van het compromis of van liet beding in het laatste lid van artikel (i-JO vermeld, niet doen ophouden; de magt der scbeldsmannen zal ook niet geacht worden daardoor te zijn herroepen.
De loop der termijnen van het compromis, zal echter ten aanzien van de erfgenamen van den overledene worden geschorst, lol na het einde der termijnen van boedelheschrijvfng en van het regt van beraad. (B. 1070, 1073, 1830. R. 231 1». Hr. 1013.)
655- De last der scheidsmannen houdt op door derzelver beslissing. (R. C3« v.)
656- Dezelve houdt insgelük.s op:
1quot;. Door verloop van den termijn bij het compromis bepaald, of hangende het geding, door partijen verlengd; (R. «23.)
2°. Na verloop van zes maanden, te rekenen van de dagtee-kening der akte van aanneming indien geen andere termijn bepaald is; (R. «23, «27.)
3». Door de herroeping der scheidsmannen eenstemmig door partijen gedaan. (R. «25. I'r. 1012.)
657. De last der scheidsmannen houdt insgelijks opdoorden dood, de aangenomen wraking of het ontslag van eenen of meer hunner. (R. «2«.)
Indien echter het tegendeel niet is bedongen, zullen in die gevallen, of door partijen, of, zoo deze deswege nietonderling kunnen overeenkomen, op de vordering van eene of van beide de partijen, door den regter bü artiket «21 aangewezen nieuwe scheidsmannen worden benoemd, met last om het geding op de laatste akten voort te zetten. (Pr. 1012.)
110 in. koek. Van reijlspleijing van onderscheiden aard.
TWEEDE TITEL.
fan procedures betrekkelijk erfenissen.
Opmerk, en Meded., VI, Mz. 2i5—213; VIII, l)lz. 183-188. eerste afdeel1xg.
ran de verzeiieling.
658 Iquot; «Ie gevallen waarin, na overlijden, verzegeling moei plaats hebben, geschieilt zulks door den kanlonregler van de plaats waarin verzegeld moot worden, in tegenwoordigheid van den grilller.
Hij zal zieli te dien einde van een daartoe bestemd zegel bedienen.
HU stelt cenen bewaarder van de gelegde zegels aan, on benoemt daartoe bij voorkeur don persoon door de belanghebbenden aangeboden, indien deze hem loeschijnt de vereisehten daartoe te bezillen. (K. 1087, 177«. K. 708, 7!)'.. R. :i:i 1», liiii) v., Ml lo, «Gli Pr. 907, (108.)
659. Re verzegeling kan worden gevorderd; (R. 663, 671. lt;177, 079, 808, 823, 883.)
1°. Door den overgebleven echlgenoot en door alle degenen welke mogten beweren eenig regt te hebben tot do nalatenschap «r de gemeenschap; (B. 182 v., 880, 899 v. R. 80S, 823.)
2quot;. Door de schuldoischors der nalatenschap, voorzien van eenen executorialen titel, of anders na summier onderzoek van do gegrondheid hunner vordering en van hun belang bü eene verzegeling, op een verlof van den president der arrondissemcnts-rogtlmnk; (B. 1133. R. 430v.,G013o. 883.)
3°. In geval de personen onder nquot;. 1 vermeld niet tegenwoordig mogten zijn, door diegenen die in dienst waren van den overledene, of met hem te zamen woonden ; (R. 660. 671, 679.)
4°. Door de uitvoerders van den uitersten wil; (B. 1032, 1036, 1065.)
j'. Door de naastbestaanden van belanghebbende minderjarigen, of onder curatele gesteldon, indien deze van geene voogden of curators voorzien of hunne voogden of curators niet tegenwoordig zijn. (R. 660. 666.C. 820. Pr. 909.1
660. Do verzegeling heeft ambtshalve plaats in geval do minderjarige of onder curatele gestelde in eene nalatenschap belang- of medebolanghohhende, geenen voogd of curator bcofl, of indien de voogd of curator of de echtgenoot van don overledene of een der erfgenamen niet tegenwoordig is, of indien de everledene is openbare bewaarder van eenige zaken.
In dit laatste geval, zal de verzegeling geen plaats hebben dan ten aanzien der voorwerpen in deze bewaarhouding begrepen.
De verzegeling uit hoofde van niel tegenwoordigheid zal echter geen plaats hebben, indien do niet tegenwoordige bij schrif-lelüke volmagt eenen gemagtigde heeft aangesteld, ten einde
li. titel, t'an procedures betrekkelijk erfenissen. Ill
bem in de nalatenschap of nalatenschappen, welke hem moglen te heurt vallen, te vertegenwoordigen, en deze zich togen de verzegeling verzet. (B. 1174, 1830, 1833. K. 7(18, 787, 795 v Pr. OU.)
661. Van de verzegeling moet door een proces-verhaal hlij-ken, hetwelk zal inhouden:
1quot;. De vermelding van den dag en hel uur, mitsgaders van de heweegredenen der verzegeling.
Indien deze mogt gevorderd of gedaan zijn, eerst na de hegrafenis, moet ook daarvan de reden worden opgegeven ; (It. 05», fifift.)
2quot;. Den voornaam, naam en de woonplaats vim hem op wrens vordering de verzegeling gedaan mogt zijn, en de keuze van woonplaats in de gemeente waar de verzegeling gedaan is, indien hij daar niet woont; (R. 81 v. K. lt;gt;72 .'lo.)
3quot;. De magtiging van den voorzitter, indien' dezelve verleend is, cf wel de vermelding van den executorialen titel, uit kracht waarvan de vordering is gedaan ; (R. Göil 2quot;.)
iü. De verschijning en de vorderingen der partijen;
Squot;. De opgave der plaatsen en der voorwerpen waarop het zegel gezet is, en eenn korte beschrijving der goederen welke huiten verzegeling zijn gebleven; (R. (iliti.)
(1°. De namen, de woonplaats en bet beroep van den bewaarder; (II. (mS.)
7quot;. Den eed hij de sluiting der verzegeling, welke moet worden afgelegd door degenen welke het buis bewonen, alwaar do verzegeling is gedaan, dat zij niets verduisterd hebben, noch gezien hebben, noch welen dat er iels verduisterd is, het zij middellijk of onmiddellijk. (Pr. 9i;{, 914.)
662- Indien hij do verzegeling eenige niet verzegelde uilersle wil mogt worden gevonden, zal daarvan in hot proces-verbaal melding worden gemaakt, en indien eene zoSMnige ondorhand-sche beschikking wordt gevonden als bedoeld is hij arlikcl 9S2 van het liurgerlijk Wetboek, zal bovendien daarmede worden gehandeld overeenkomstig artikel 983 van hetzelfde Wetboek. (K. 990. R. «03, 081 8». Pr. 910, 920.)
663- Bijaldien er bij de verzegeling verzegelde papieren gevonden zijn, zal de kantonregtor van den uitwendigen toestand daarvan doen blijken, gelijk mede van het zegel en van het opschrift, zoo er een is; hij zal voorts den omslag met de tegenwoordige partijen waarmerken, bijaldien dezelve kunnen schrijven, en dag en uur opgeven waarop bet pakket door hem zal worden geopend. Hij zal van alles melding maken inzijn proces-verhaal, hetwelk door de partijen zal worden geteekend, zuo niet, zal er melding gemaakt worden van hunne weigering of onvermogen.
Indien uit bet opschrift of anderzins blijkt dat de papieren niet tot de nalatenschap hebooren, dat derzelver opening is verboden, of dat de overledene deswege eene bijzondere besteniming heeft aangeduid, zal de kantonregter, na oproeping der belanghebbenden, die papieren gesloten aan ben overgeven, indien nie-
112 in. hoek. /'an reglspleging van onderscheiden aard.
mand zich daartegen verzet; of anderzins bevelen dat dezelve ongeopend ter gritlie van het kanton-geregt zullen worden overgelegd, ten einde naderhand te worden uitgereikt aan wien zal bevonden worden te hehooren. (R. 11(12, 081 8°. Pr. 918.)
664. Ten bepaalden dage, en ronder dat er eenige dagvaarding noodig is, zal de kantonregter de pakketten openen welke niet behooren tot degene waarvan in bet laatste lid van het vorige artikel wordt gehandeld; hy zal van den .staat daarvan doen hlüken, en de voorloopige overlegging daarvan ter gritlie van het kanton-geregt ter beschikking van de belanghebbenden bevelen.
Alles onverminderd de formaliteiten bij den twaalfden titel des tweeden hoeks van het Rurgerlük quot;Wetboek, ten aanzien van het openen van geheime uiterste willen voorgeschreven. (B. 989. R. ««3, «81 8». Pr. '»18.)
665. Indien iemand zich tegen de verzegeling verzet, ot indien men by dezelve beletselen ontmoet, of ook indien zich, het zi.i vóór, het zij gedurende de verzegeling zwarigheden opdoen, zal daarover in kort geding door den president der arrondisse-ments-regtbank worden beslist. Te dien einde zal de verzegeling worden gestaakt, en zullen door den kantonregter, buiten of naar gelang van omstandigheden zelfs binnen hel buis bewaarders worden gesteld, en hij zal de zaak onmiddellijk aan de beslissing van den president onderwerpen.
De kantonregter kan echter, indien de zaak geen uitstel gedoogt, bij voorraad daarover beschikken, behoudens züne vei-pligling om dezelve naderhand aan de beslising van den president te onderwerpen. (R. 289 v., GS8, (!B7, U7i. Pr. 921.)
666. Indien erin den boedel geene roerende goederen hoege-nanmd worden gevonden, zal de kantonregter daarvan bij eene op te maken akte doen blüken.
Wanneer er zich in den boedel roerende goederen bevinden welker gebruik noodzakelük is voor de huisgenooten, of die niet gevoegelijk kuunen worden vergezelcl, zal de kantonregter daarvan proces-verbaal opmaken, bevattende eene summiere beschrijving dier niet verzegelde voorwerpen.
Indien handelpapier in den boedel gevonden wordt, hetwelk niet buiten schade zoude kunnen worden verzegeld, zal de kantonregter daarvan eene beschrijving doen in zijn proces-verbaal, en hetzelve aan de belanghebbenden uitreiken. (K. quot;9S v. R. ««1 öo. Pr. 925.)
tweede afdeel1xg.
Fan het verzet tegen de ontzegeling.
667. Diegenen welke regt hebben om tegenwoordig te zijn bij het opmaken van den inventaris, kunnen tegen het ligten der zegels in hunne afwezendheid verzet doen. (R. 039, 605, 072, 079. C. 8-21.)
668- Het verzet tegen bet ligten der zegels zal gedaan worden bg eene geschrevene of mondelinge verklaring van den op-
li titel, ran procedures betrekkelijk erfenissen. \ 13
posant, dewelke hy op het proces-verhaul van verzegeling /al doen inschrijven, en welke verkluring bevatten zal de redenen van verzet en keus van woonplaats in de gemeente waarde veizegeling plaats heelt, zoo de opposant daar niet woont. iB KI v. R. 03 lo, G72. Pr. ilili, (127.)
derde afdeeling.
/•'«» antzegelimj.
H. Bijblad, I, blz. 33 v.
669 Het zegel mag niet worden opgeheven, behalve in het geval van dringende nooilzakelijkheid, waaromtrent de kanton-regter beslist, dan na drie volle dagen sedert de begrafenis, indien hetzelve vóór de begratenis gelegd is, ofseilerl dat hel zegel gelegd is, indien dit eerst na de begrafenis beeft plaal- gevonden. (K. 108'. K. S3 Iquot;, lillt 1quot;, (i7;i. I'r, !)2S.)
670. Indien de erfgenamen of eenigen van hen minderjarig en zonder voogden zün, zal er tot de ontzegeling niet mogen worden overgegaan, alvorens in derzelver voogdij voorzien is geworden. (H. 413 v., 'iii v., 173 v , Ï83 \ Pr. ÏI2!gt;.)
671. Alle degenen welke volgens artikel «39 van dit Welhoek regt hebben om verzegeling te laten doen, kunnen ook de ontzegeling vorderen; uitgezonderd alleen zij welke het zegel hebben doen leggen kraehtens n». 3 van dat artikel. (It ill R «0.1, «72. Pr. «30.)
672. Oe formaliteiten om totontzegelingtebunnen overgaan, zün:
1°. De vordering daarvan, op het verbaal van verzegeling aan-geleekend met keuze van woonplaats In de gemeente waar de verzegeling gedaan is, indien de verzoeker aldaar woont en indien zulks niet reeds geschied ilt; ■ j; Kt. R. «(it.)
Een bevel van den kantonregter, den dag en het uur voor de ontzegeling bepalende; {R. «quot;.quot;gt; 30.)
3°. Eene aanmaning om bij de ontzegeling tegenwoordig te zijn, welke ten minste vieren twintig uren voor de lt;inl-zegeling gedaan moet worden aan den overgebleven echtgenoot, aan de vermoedelijke erfgenamen, voor zooverre die bekend zgn, aan de uitvoerders van den uitersten wil, aan de schuldeischers op wier vordering de verzegeling gedaan is, en aan allen welke tegen eene ontzegeling buiten hunne tegenwoordigheid zgn opgekomen.
De aanmaning zal gedaan worden aan de gekozene woonplaats voor de laatstgenoemde schuldeischers en opposanten, en hel zal overigens niel noodig zijn dezelve te laten doen aan de overige opgenoemde personen, indien zij buiten het arrondissement woonachtig zijn, doch de kantonregter zal voor hen te hunnen koste, eenen notaris of ander vertrouwd persoon stellen om hen, by hunne afwezigheid, hü de ophelfing der zegels en de beschrijving des Loedels te vertegenwoordigen. (R. 14,«;i9 6«7 v., 075 4j, t)7ó, blO. Pr. 931.)
114 in. BOEK. ran regtsplegina van onderscheiden aaril
673. Do overseb'evcne echlgenoot, de vermoedelijke erfgenamen, of degenen die hen vertegenwoordigen, en de uitvoerders van den uitersten wil, kunnen bij alle de zittingen van ontzegeling en Iioedel-beschrUving tegenwoordig zijn-
liet staat den kanlonregter vrij om na de eerste zitting, de overige, volgens bet voorgaande artikel, geroepenen bij de volgende zittingen niet anders toe te laten dan gezamenlijk door eenen gematigde, en te hunnen koste, vertegenwoordigd, omtrent wien zü zonder uitstel zullen overeenkomen of die anders door den kanlonregter zal worden benoemd.
Indien een dezer heliinghebbenden echter bijzondere of tegenstrijdige belangen mogt beweren, kan hU op vergunning van den kanlonregter, in persoon blijven verschijnen of wel zich te zijnen koste, door eenen byzonderen gemagtigde laten vertegenwoordigen. (Pr. !I32, 93j.)
674. De ontzegeling wordt gedaan door den kanlonregter in tegenwoordigheid van den griffler.
Indien de kanlonregter, na daartoe gedane vordering, mogt weigeren de zegels op te heffen, zal dit verschil door den voor-zitter der arrondissements-regtbank in kort geding worden uil-gemaakt. (K. 289 v.)
675. Het proces-verbaal van ontzegeling moet bevatten;
1quot;. De vermelding van dag en uur waarop die gedaan wordt ;
2quot;. Den naam en woonplaats of gekozene woonplaats van hem die de ontzege ing gevorderd beeft; (R. 611.)
:iquot;. De vermelding van het bevel tol ontzegeling ;{R. 6722quot;.)
io. De vermelding der aanmaning bg nn. 3 van artikel 612 voorgeschreven;
:gt;0. De verschijning en alle de vorderingen of beweringen van partijen;
60. De herkenning van de zegels, en de bevinding derzelvp als gaaf en ongeschonden. Indien zij dit niet moglen zün, de vermelding van den toestand waarin zü worden gevonden en van de maatregelen welke door den kanlonregter dien ten gevolge noodig geoordeeld en genomen moglen zijn;
quot;u. De benoeming van eenen notaris en van schatters, indien daartoe gronden zijn, door de belanghebbenden te kiezen, of by verschil door den kanlonregter te benoemen, mitsgaders de eedsiiflegging der schatters; (R. 681 1°.)
8quot;. De opgave der zwarigheden en verschillen tiij de ontzegeling ontslaan, waarop eene uitspraak zal moeten vallen. In dat geval verwijst de kanlonregter partijen voor den president der arrondissements-regtbank in kort geding.
Het bevelschrift, houdende diens beslissing, wordt op het proces-verbaal van ontzegeling ter neder geschreven (R. 289 v. Pr. 936.)
676. Indien bü ophetling der zegels de reden van derzelver legging niet is vervallen, en bü die opheffing eene boedelbeschrijving moet plaats vinden, worden de zegels opgeheven naar ge-
li. titel. Van procedures betrekkelijk erlenissen. I1S
lanK deze beschrijving gedaan wordl; aan bel einde van elke zitting worden dezelve weder op het nog niet beschrevene doeh reeds ontzegelde, gelegd. (K. 7U!). K. 1)78 v. 927.)
677. In geval de reden der verzegeling vervalt eer de onlze-geling is geschied of terwyi deze geschiedt, worden de zegels in eens opgeheven en houdt de verdere tegenwoordigheid op van den kantonregter bij de boedelbeschrijving, indien deze gedaan mogt worden. (I!. 038 v. Pr. 940.)
vieriie afdeelixg.
run inventarisatie of boeielbescliryvimj.
MAiicus, Bcilenking over de eedsaflegging bij boedelbeschryeing,
rnorgcschreven in art. 44 i B. W., alsmede in art. «78 en «81
no. 7 )VB. v. B. Ho. (Amst. 1851). — H. Byblad, I, blz. s;t8 250, 321—3S0, 401—40«; II, blz. 302 v.
678. tioedelbeschrgving zal na de ophelling der zegels, indien daaromtrent de belanghebbenden eenstemmig zUn, onderhands kunnen worden opgemaakt in alle de gevallen waarin do wet niet uitdrukkelijk het tegendeel mogt hebben bepaald.
De akte van boedelbeschrijving door partijen onderteekend, moet tergrilTie van het kanton-geregt waar het sterfhuis gevallen is, na door partijen voor den kanlonregter beëedigd te zijn. worden overgebragt, op dezelfde wijze als dit ten aanzien van minderjarigen by artikel 444 van het Burgerlijk Wetboek is vastgesteld. (15. 830, 1087, 117'.. R. 33 lo, «7«.)
679. Alle degenen welke volgens artikel 039 van dit Wetboek bet regt hebben om verzegeling te lalen doen, hebben hel regl om bij onlzegeling de invcntarlsalic of boedelbeschrijving te vorderen, uitgezonderd alleen zü welke bet zegel hebben doen leggen krachtens nquot;. 3 van dat artikel. (B. 320, 1037. R. 808. 823. P. 941.)
680 Indien bij de opbelïing der zegels tot eenc beschrijving wordt overgegaan, zal dil in de tegenwoordigheid geschieden van de personen opgenoemd by n». 3 van artikel «72, en op den voet geiyk dat aldaar voor de ontzegeling is bepaald. (R. «73.)
681. In de gevallen waarin ook builen verzegeling,eene boedelbeschrijving in de wet wordt voiTgeschreven, of waarin eene boedelbeschrijving op eene onlzegeling volgt, zal de boedelbe-schryving behalve de formaliteiten van alle openbare (of) onder-handsche akten moeten bevatten;
1quot;. De voornamen, namen en woonplaatsen van de tegenwoordige of vertegenwoordigde personen en van hunne vertegenwoordigers; van de nlettegenwoordige, indien zy bekend en daartoe opgeroepen z.yn,en van de schatters ; (R. «75 7°, 070.)
2». De opgave der plaats waar de beschryving gedaan is, en de goederen zijn gevonden;
3quot;. De korte beschryving der goederen met de vermelding der waardeering van de roerende goederen;
1°. De opgave van de muntspeciën, alsmede van de hoedanig-
Ui: in. boek. ran regtspleging van onderscheiden aard.
lieden, het gewigl en de keur van het goud- en zilverwerk; (R. 488.)
3quot;. l)e opgave van aantcekenings-boeken of registers, zoo er die zün. Indien de heschryving notarieel wordt opgemaakt, zuilen deze op de eerste en laatste bladzijde door den notaris worden gewaarmerkt, en indien de boedelhesclirij-ving onderhands is, zal dit door eenen der helanghebhen-den, bü overeenkomst daartoe te kiezen, worden gedaan ;
«■. De vermelding der gevonden lilels en der schriftelijke ver-liindtenissen ten laste of bate des boedels;
De vermelding van den eed bij het sluiten der boedelbe-schrijving, het zij in handen van den notaris het zij in handen van den kantonregler afgelegd, door hen die vóór dezelve in het bezit der goederen zün geweest, of het huis bewoond ho'iben, waarin dezelve zich bevinden, dal zü niets hebben verduisterd, noch gezien hebben, noch w elon dat iets verduisterd is; en eindelijk
Squot;. Dat gehandeld is met in den boedel gevondene lestamen-len en met papieren niel lot de nalatenschap behoorende, overeenkomstig het voorschrift van artikel liU2, O'Jli en 8M, en do vermelding aan wien de effecten en papieren des boedels zijn overgegeven, het zij krachtens de wel, het zij volgens overeenkomst dor belanghebbenden. I'r.
682- Indien bilde boedelbescliryving zwarigheden of verschillen ontstaan, zullen de partijen, benevens de notaris die dezelve mogt opmaken, zich vervoegen voor den voorzitter derarron-dissements-regtbank van de plaats waar de boedelbeschrijving gedaan wordt, om daarop in kort geding bij voorraad Ie doen beslissen. (lï. 2S» v., (ilü 8°. Pr. 944.)
VIJFDE AFDEEllNG.
Van den verkoop der roerende goederen.
683. Indien alle de erfgenamen meerderjarig zijn, en het vrge beheer hunner goederen hebben, zal de verkoop der roerende goederen, behoorende tol eene nalatenschap, kunnen worden gedaan op zoodanige plaats en wijze als dè belanghebbenden zullen overeenkomen. (B. 383, 478. R. (iSli, B89.)
684. Wanneer er verkoop moet plaats hebben van roerende goederen waarin minderjarigen, onder curatele gestelden of afwezigen belang hebben,of wanneer de erfgenamen niet eenstemmig zyn, zal de verkoop in het openbaar door eenen bevoegden ambtenaar worden gedaan, overeenkomstig de plaatselyke gebruiken. (B. 447. R. C8e, 704. C. 826. Pr. 94S.)
685 Indien echter alle belanghebbenden daarin toestemmen zal de kantonregler, ook wanneer onder de belanghebbenden minderjarigen of onder curatele gestelden zijn, naar gelang der omstandigheden kunnen toelaten dat de verkoop geschiede op eene der andere wyzen voorgeschreven bij artikel 447 van het Rurgeriyk Wetboek. (R. 403 v., 704. Pr. 946.)
li titel. Fan procedures betrekkelijk erfenissen. in
686 Wanneer de verkoop in het openbaar moet geschieden, zal de kantonregter, op verzoek van eene der parlüen, kunnen hevelen dat tut dezelve worde overgegaan.
Hij zal daartoe den dag bepalen, en den openbaren ambtenaar aanwijzen door wien dezelve zal worden gedaan, zoo de partijen deswege niet zyn overeengekumen.
Hij zal levens gelasten dat van dit een-en ander aan de overige belanghebbenden kennis worde gegeven op zoodanige wijze en binnen zoodanigen tijd als hij naar de omstandigheden zal vermeenen Ie behooren. (B. 147 v. R. 683 v. I'r. 917.)
687- De verkoop zal plaats hebben zoo wel in afwezendbeid, als in tegenwoordigheid der belanghebbende partijen. (Pr. It'iO.j
688 In geval er zwarigheden rijzen, zal daarop door den voorzitter der aiTondissements-regtbank bij voorraad in korl geding worden beslist. (K. JK'J v.. «91. Pr. 948.)
ZESDE AFDEELINC.
I'an den eerkoop der onroerende goederen.
It. nijblad, I, blz. :ilO -:it!i,
689 Bijaldien de onroerende goederen alleen aan meerderjarigen toebehooren, die het vrije beheer hunner goederen hebben, zullen dezelve verkocht kunnen worden, op zoodanige wijze als dezelve zullen overeenkomen. (U. liSO. Pr. 833.).
690 Wanneer er verkoop moet plaats hebben van onroerende goederen voor het geheel of ten deele loebehoorende aan minderjarigen, onder curatele gestelden of afwezigen, of ook wanneer de erfgenamen niet eenstemmig zijn, zal die verkoop plaats hebben op de wijze voorgeschreven bg arlikel iö;i van hel Burgerlijk Wetboek. (B. 4S1 v., löi v., 1122. R. 701. Pr. 951.)
691- Wanneer alle de belanghebbenden er in loestemmen, zal, ook in geval dal minderjarigen of onder curatele gestelden onder die belanghebbenden zijn, de arrondisseuients-regtbank_ naar gelang der omstandigheden, kunnen toelaten dat de verkoop der onroerende goederende geschiede op de wijze, voorgeschreven bij arlikel IS1 van het Burgerlijk Wetboek. (B. 1122.)
692- Indien de verkoop in het openbaar moet geschieden, zal de arrondissements-regtbank, op verzoek van eene der partijen, kunnen bevelen dat tot denzelven worde overgegaan.
Indien partijen deswege niet overeengekomen zijn, zal zij daartoe den dag bepalen en den notaris benoemen ten wiens overslaan de verkoop zal geschieden. Zij zal tevens gelaslen dal van dit alles aan de overige belanghebbenden kennis worde gegeven, op zoodanige wüze en binnen zoodanigen tijd als zij naar gelang der omstandigheden zal vermeenen te behooren. (B. 453 R. Ii8«.)
693- De verkoop zal zoo wel huilen als in tegenwoordigheid der belanghebbende partijen plaats kunnen hebben. (R. «87.1
694 In geval er zwarigheden ontstaan, zal daarop door den president der arrondissements-regtbank bij voorraad en bü korl geding worden beslist. (R. »89 v.)
uk ui. boek. run regtspleijinfj can onderscheiden aunt
zevende afdeeling.
ran de verdeeling.
v. u. HONERT, Geschieden, en Beqins. der fVellen c. d. .il Met IKi3 (Sb. no. 42 en S3), 's Gravenh. 18i3,
(Wet van den 31 Mei 18i3. Slaalsblad n». 23.) 695. De regtsvordering lot boedelseheirting wordt voor de regtliank van het arrondissement ingesteld by dagvaarding in den gewonen vorm. (B. 80, 463, 1112 v. R. 126. Pr. «66.)
696- Het vonnis waarbij eene boedelscheiding wordt bevolen, zal inhouden de benoeming van eenen notaris, ten wiens overstaan dezelve zal worden tot stand gebragt, indien de belanghebbenden zich over de keuze van den notaris niet kunnen verstaan.
Daarbij kan de dag bepaald worden, waarop partijen gehouden zullen zyn te verschijnen, zonder dat het in dat geval noo-dig zal /.Un dezelve op te roepen. (B. 1120.)
697- Bijaldien in den loop der werkzaamheden van de scheiding zwarigheden ontstaan, zal de notaris daarvan een afzonderlijk proces-verbaal opmaken, behelzende de beweringen van partijen. (B..1I21.)
Een afschrift van hetzelve zal door hem gebragt worden Ier grittie, en de meest gereede party zal bare wederparty voor de arrondissements-regtbank doen dagvaarden. (Pr. ïHS.)
698- Wanneer, gedurende de werkzaamheden der scheiding, het noodt? bevonden wordt, dal eenige roerende goederen verkocht worden, wordt daartoe overgegaan, overeenkomstig de voorschriften van het Burgerlgk Welhoek en der vijfde afdee-ling van dezen titel. (B. 457, 1122.)
699- De notarissen zijn verpligt aan elk der pariyen zoodanige afschriften of extracten van de akte van scheiding af te geven als de belanghebbenden zullen vorderen. (B. Ifl22. R. S3!t. Pr. 983.)
achtste afdeeling.
ran het voorreal van boedelbeschrijving.
700 Byaldien de erfgenaam die zich beraadt, overeenkomstig artikel 1013 des Burgerlijken Welhoeks, zich wil doen mag-tigen lol den verkoop van roerende goederen tolde nalatenschap hehoorende, zal hy te dien einde verzoek doen aan de regtbank van hel arrondissement, in wier regtsgebied de nalatenschap is opengevallen. (B. 1070 v. K. 126, 784. Pr. !I86.)
701. Wanneer er moei worden overgegaan lol den verkoop van roerende of onroerende goederen van de nalatenschap, zal de erfgenaam, welke dezelve onder voorregtvan boedelbeschry-ving zal hebben aanvaard, gehouden zyn zich te gedragen naar de voorschriften, vervat in artikel 1080 van het Burgerlijk Welhoek. (Pr. 987 v.)
702- Indien een beneficiaire erfgenaam, op de daartoe aan
in titel. f'a« boedelafsland en de normen nan dien. 11«
Hem gedane sommatie van sctiulileischers of belanghebbenden, weigert of nalaat de zekerheid te stellen, vermeld in artikel 1081 Burgeriyk Wetboek, kan hij daartoe, na verloop van acht dayen, in regten worden geroepen, en indien hij alsdan weigerachtig blürt of niet verschgnt, zal door de arrondissements-regt-hank een curator worden benoemd, om te handelen zoo als hg het tweede lid van voorschreven artikel is voorgeschreven. (K. 1075. R. 703 Pr. n»2, 903, OOi.)
703- De regtsvorderingen welke een beneficiaire erfgenaam ten laste der nalatenschap mogt hebben, zullen door hem legen de overige erfgenamen worden ingesteld, en indien ergeene andere erfgenamen zijn, of indien die regtsvorderingen door allen worden ingesteld, zal dit geschieden tegen eenen curator over de onder voorregt van boedelbeschrijving aanvaarde nalatenschap, die op dezelfde wijze zal worden benoemd als de curator over eene onbeheerde nalatenschap. (B. 1078 2», 1173 v. Pr. OBO.)
.VEGENDE AFDEELING.
fan den curator over eene onbeheerde nalatenschap.
704. De curator van eene onbeheerde nalatenschap, die zal willen overgaan tot den verkoop van roerende of onroerende goederen tot die nalatenschap heboorende, zal gehouden zgn na te komen de formaliteiten, ten aanzien van den verkoop van goederen, aan minderjarigen toebeboorende, voorgeschreven bij art. 084, 083 en (190 hierboven. (B. 1173 v. K. 33i, 78i. Pr. 1001.)
DKRDE TITEL.
Vian boedelafsland en de vormen van dien.
v. MEUlls, ad Cod. de Re Jud. in Cd us. Civ., lib. Ill, til. Ill, qui est debonorum cessione (L. B. 18Si). — veiibeek, deres-stone bonorum. (Amst. 1851).
705. Boedelafstand geschiedt, wanneer een schuldenaar, die zich buiten staat bevindt zijne schulden te betalen, alle zijne goederen aan zgne schuldeischers overlaat.
De boedelafstand is vrywillig of geregtelük. (B. 870, 87i. K. »00. R. 00« 3», 710. C. 1230. 1200. Co. 5Ü0.)
706- De vrijwillige boedelafsland is die welken de schuldeischers vrijwillig aannemen, en die geen ander gevolg beeft dan hetgeen voortspruit uit de bepalingen van de overeenkomst zelve tusschen hen en den schuldenaar aangegaan; behoudens de bepaling van artikel 708 hier-onder. (K. 199. K. 32i 4». C. 1207. Co 307.)
707. De gereglelgke boedehifstand is eene gunst welke de wet aan den ongelukkigen en te goeder trouw gehandeld hebbenden schuldenaar toekent, aan wien het veroorloofd wordt tot behoud van zijne persoonlijke vrijheid, alle zijne goederen geregtelijk aan zijne schuldeischers af te staan, niettegenslaand
lid in. «oek. ran reijlspleyinri can onderscheiden aard.
ook liet tesendcel mopl zijn bedongen. (K. 891 v. R. 324 Ho. C. HliS. Co. ö«8.)
708- Boedelafstanil, liet zij vrijwillig, hetzij geregtelijk, draagt de» eigendom aan de schuldeischers niet over, zy geeft hunai-leenlijk hel regt om de goederen ten hunnen voordeele te doen verknopen, en er de vruchten van te trekken tot de verkooping toe.
Hetgeen na de voldoening van alie de schuldeischers mogt overschieten van de opbrengst van den verkoop zal aan den schuldenaar norden uitgekeerd. (180, 'JOB, 10». C. 12()ft. Co. 574.)
709- Be schuldeischers kunnen den geregteiyken boedelaf-stand niet weigeren, ten zy in de gevallen door de wet uitgezonderd; of wanneer zij mogten kunnen aantoonen dat de schuldenaar niet Ier goeder trouw had gehandeld.
De hoedelafstand brengt ontslag van lijfsdwang mede.
Dezelve hevrydt den schuldenaar niet verder dan tol beloop van de waarde der afgestane goederen, en wanneer deze onvoldoende moglen zyn, is by verpliut diegenen, welke hem daarna mogten aankomen, aan zijne schuldeischers over te laten tot de volle betaling toe.
Echter kan de schuldenaar, in het laatste geval, het noodige levensonderhoud voor zich en zijn huisgezin eischen. (K. Xftl. R 59« 3quot;, 708. C. 1270. Co. 5«?.)
710. Tot hel voorregt van hoedelafstand worden niet toegelaten:
1quot;. De vreemdelingen, die geen vaste woonplaats in hei to-nlngryk hebben,
2quot;. Die als bankbreukigen veroordeeld zyn;
3quot;. Voogden, bestuurders, bewaarders en andere rekenplig-tige personen, indien z.y in hunne verantwoording als zoodanig Ie korl komen; (IS. 454, 507, 583 5», 9°, 10quot;.)
iquot;. Die schuldig zijn aan stellionaat, indien hetzelve gepleegd is ten nadeele van een der zich verzettende schuldeischers. (R. 711. Pr. 905 C. 1945. Co. 573.)
711. Er beslaat stellionaat:
Wanneer men een onroerend goed, van hetwelk men weelde eigenaar niet te zyn, verkoopt of door onderzelling verbindt;
Wanneer men mei onderzetting bezwaarde goederen als vry aanhiedl, of mindere onderzettingen opgeeft dan die met welke die goederen bezwaard zyn. (B. 1219. K. 893. R. 324, 383. C 8059.)
712. De schuldenaar die den geregleiyken hoedelafstand wil doen, is gehouden alvorens eenen inventaris der balen en lasten zyns boedels, door de vereisebte bescheiden gestaafd, benevens eene door hem opgemaakte waardering zijner goederen en baten, ter grime van de regtbank van het arrondissement, waarin hy woont, neder te leggen, ter inzage zyner schuldeischers. (Pr. 898.)
713- Hy zal vervolgens aan de regtbank een verzoekschrift indienen, om tot den hocdelafsland te worden locgelaten, tevens met verzoek om ziine schuldeischers, tegen eenen door de regt-
lil. titel. I trn boedelafstand en de vormen van dien. lil
bank te hepalen bekwamen termijn, te mogen doen oproepen, ten einde daarop ten overstaan van eenen daartoe te benoemen regter-comraissaris te worden gehoord. (R. 71B. Pr. 809. Co.
560.)
714. He verzoeker is verpliiM, het hevel door de regtbank op dit verzoek uitgevaardigd, binnen vier dagen, bij exploit van eenen deurwaarder aan bet gebouw alwaar dezelve regtbank zitting houdt, te doen aanplakken, en voorts daarvan aankondiging te dnen in zoodanige nieuwspapieren als de regter zal aanwijzen. (K. 713, Pr. 903.)
715. De regtbank kan ook de meer bijzondere oproeping hij dagvaarding der voornaamste schuldeischers hevelen. (K. 713.)
716. Ten dage dienende zal de regter-commissaris procesverbaal doen houden van de verschijning der schuldeischers, en van dezelver toestemming of tegenspraak.
In geval van toestemming zal de regter-commissaris, wanneer niet alle de schuldeischers zijn verschenen, bevelen dat die welke afwezend zijn gebleven, andermaal op dezelfde wijze worden opgeroepen. In geval van tegenspraak verwijst hij partijen zonder verdere oproeping tegen eenen bekwamen termijn naar de regtbank, en beveelt ten aanzien der schuldeischers, die niet verschenen zijn, eene tweede oproeping, op dezelfde wijze als de eerste, voor de regtbank, ten einde aldaar alsnog hunne behingen in te brengen. (R. 71i v., 718 v.)
717. Ter audientie van de arrondissements-regtbank doel de regter-commissaris zijn.rapport, vervolgens worden de partijen summierlijk in hunne belangen gehoord, en beslist de regtbank op het aan haar ingediend verzoek. (It. 138 v.)
718- Het verzoek van hoedelafstand schorst geenerlei regtsver-volging, onverminderd de bevoegdheid der regtbank om, na verhoor of behoorlijke oproeping van parlijen, bij voorraad in hel hoogste ressort eene schorsing te bevelen.
Tegen deze voorloopige uitspraak zal echter de niet verschenen partij in verzet kunnen komen. (R. i38,71G. Co.ö70.Pr. 900 \
719. De schuldenaar en de schuldeischers welke het verzoek van hoedelafstand hebben tegengesproken, kunnen van het vonnis der regtbank in booger beroep komen; zij die niet zijn verschenen, zijn noch tot verzet, noch toi booger beroep, noch tot cassatie ontvankelijk.
720. In geval de verzoeker tol den boedelafstand wordt loe-gelalen, benoemt de regtbank bij hetzelfde vonnis eenen of meer curators, ten einde de onroerende goederen van den schuldenaar te verkoopen en den boedei tot effenheid te brengen.
Indien de schuldenaar tot den handelstand behoort, worden te dien aanjien de voorschriften van den eersten tilel des derden hoeks van het Wetboek van Koophandel gevolgd, en indien hü geen koopman is, die van den laatslen titel van dit boek. (K 7«« v. R. 88:i. Co. 574. Pr. 90',)
142 in. boek. Van reglspleging van onderscheiden aard.
VIERDE TITEL.
fan middelen lot bewaring van zijn regt.
eerste afdeeling.
yan hel beslag lol revindicatie van roerende goederen.
Themis, V, blz. 301—368.
721- De eigenaar van roerend goed, welke regt heefl tot revindicatie of reclame, kan hetzelve onder eiken bezitter in beslag nemen. (B. 002, 01» v., 1191, 173», 201 i. K. 230 v.)
722- Tot dit beslag mag niet worden overgegaan, dan krachtens een bevelschrift door den voorzitter der regtbank uitgevaardigd, op een verzoekschrift, waarbij de goederen korlelljk moeten zgn omschreven, op strulle van vergoeding van kosten, schaden en interessen, zoo wel tegen de partij, als legen den deurwaarder, die tot inbeslagneming, zonder zoodanig bevelschrift, zal zijn overgegaan. (R. iliO. Pr. 820.)
723. De voorzitter kan verlof verleenen om dit beslag zelfs op zondag te doen. (R. 14, 001. Pr. 828.)
724 Indien degene bij wien de goederen, welke men wil in beslag nemen, zich bevinden, de deuren weigert te openen, ol zich tegen de inbeslagneming verzet, zal men zich onverwijld vervoegen tol den president der arrondissements-regtbank, en ter plaatse waar geene regtbank gevestigd is, tot den kantoii-regter, doch inmiddels het beslag moeten staken, onverminderd de bevoegdheid van den arrestant om eene wacht aan de deur te plaatsen. (R. 28» v., 003. Pr. 82».)
725- Dat beslag zal in denzelfden vorm geschieden als de inbeslagneming by executie van roerende goederen. (R. 443, 44» v. Pr. 830.)
726- Kinnen acht dagen na het beslag zal er een eisch worden ingesteld lot van-waarde verklaring van bet beslag. Deze eiscb, mitsgaders de eisch tot opbelting van het beslag, zullen gebragt worden voor den bevoegden regter van den persoon tegen wien de inbeslagneming gedaan is.
Indien de eisch tot van-waarde verklaring niet binnen den voorzeiden termijn is ingesteld, vervalt het beslag van regts-wege. (R. 8., 120. Pr. 831.)
tweede afdeeling.
Fan de inbeslagneming of arrest in handen van den schuldenaar.
727- De president van de arrondissements-regtbank kan aan lederen schuldeischer, die summierlük van de deugdeiykheid zijner schuldvordering doet blijken, en aantoont, dat zijn schuldenaar heeft aangevangen met het verduisteren van zijne roerende goederen, verlof verleenen om conservatoir beslag te leggen op de roerende goederen van dien schuldenaar; hij kan ook, daartoe gronden vindende, laatstgemelden vooraf in kort geding in zijn belang hooren. (B. ITO. K. 708. R. 28» v , 303 v., 733.)
iv. titel. Fan middelen tol bewaring van zyn regl. Ii3
728. Bij liet verleend verlof, wordt het bedrag der schuldvordering tot welker verzekering het beslag verleend wordt, uitgedrukt. (R. 300.)
729- De president kan, dit verlof verleenende, tevens gelasten, dat het beslag niet zal mogen geschieden dan onder het stellen van zekerheid voor de kosten, schaden en interessen, welke door het beslag zouden kunnen worden veroorzaakt. (R. 307.)
In dat geval moet de zekerheid worden aangeboden bü het exploit van inbeslagneming, en zal het den gearresteerde vrijstaan om, de aangebodene zekerheid niet voldoende achtende, zich deswege voor den president in kort geding te voorzien. Desniettemin zal alsdan het beslag voorloopig kunnen worden gelegd. (R. Ï8'J V., 73quot;gt;.)
730- De formaliteiten, voorgeschreven voor de inbeslagneming by executie van roerende goederen, zijn ook ten deze loe-passelijk. (R. liO, 443 v.)
731 Degeen tegen wien het verlof tol inbeslagneming zijner roerende goederen .verleend is, kan onverwijld daartegen opkomen, hetzü in kort geding voor den president, hetzij voorde ar-rondissements-regtbank. (R. 289 v., 733.):
732- De ophelllng van het beslag zal worden gelast, indien door den schuldenaar genoegzame zekerheid wordt gesteld voor de schuldvordering, waarvoor het beslag is gelegd, alsmede indien na verhoor van partyen, summierlp van de ondengdelgk-heid der vordering of van hel onnoodige van het beslag mogt blijken. (R. 138 v., (ilti v.)
Van regtswege vervalt dit beslag, indien de eisch lol van-waarde verklaring niet is ingesteld binnen acht dagen nadat hetzelve is gelegd. (R. 8.)
In alle deze gevallen kan de arrestant worden verwezen lot vergoeding van kosten, schaden en interessen, indien daartoe gronden aanwezig zün. (H. IS79 v. R. «12 v.)
733 De ten uitvoerlegging der bevelschriften en der uilspra-ken van den president, in de vorige artikelen vermeld, kan worden bevolen met of zonder horgtogt niettegenstaande verzei, hoo-ger beroep of cassatie. (B. 1805, ISti7. R. 207, 311.)
734- De eisch tot van-waarde verklaring van bet beslag zal worden gehragt voor de arrondissements-règtbank, welke bevoegd is, om over de schuldvordering, voor welke beslag gedaan is, kennis te nemen. (R. HG, 314.)
derde afdeelixg.
Fan arrest onder derden.
Themis, II, blz. 12quot;i—131. — It. Bijblad, IX, blz. Iii3~-lü9, 234
-240. — Opmerli. en Meded. I, blz. 24—31, lil —li7. — vos
oe wael. Over conservatoir arrest onder derden WM).
735. Behoudens het geval in de tweede afdeeling van den tweeden titel des tweeden hoeks van dit Wetboek vermeld, kan ieder schuldeischer, uit krachte van authentieke of onderhand-
lii ui. boek. yrn reglsplegmg van onderscheiden aard.
sche hescheiden, beslag leggen, onder handen van derden, op de gelden en goederen aan zijnen schuldenaar verschuldigd of toe-behoorende, of zich legen derzclver afgifte verzetten. (B. 1!)«quot;., 1911. K. Ha v.)
Indien er geene bescheiden bestaan, kan de president der regt-bank van het arrondissement, waarin de schuldenaar woont, en zelfs die van het arrondissement, waarin derden, onder welke gelden en goederen zich bevinden, woonachtig zijn, op een verzoekschrift verlof geven tot het arrest.
De bepalingen van art. lilt zijn in dit geval mede toepasselijk.
Het arrest zal echter kunnen worden opgeheven legen behoorlijke liorgsteiling voor bet bedrag der som, voor welke hel-zelve gedaan is. (H. 1524. K. !)!«. R. 012 v., I'r. 5S7, 538.)
736. Ieder exploit van arrest moet bevatten de omschrijving van de bescheiden of de vermelding van s regters verlof, mitsgaders de som waarvoor de inbeslagneming gedaan is.
Indien de vordering niet veretiend is, zal dezelve voorloopig door den regter begroot worden.
Het exploit moet insgelijks bevatten de verkiezing van eene woonplaats ter plaatse alwaar de derde, onder wien beslag gelegd is, woonachtig is, indien de inbeslagncmer aldaar zync woonplaats niet heeft.
Alles op stralfe van nietigheid van hel gedaan arrest. (R. v., quot;:i9. Pr. üïin.)
737. Het exploit van eene inbeslagneming onder ontvangers of andere bewaarders van openbare kassen of gelden, moet gedaan worden aan die ambtenaren, of degenen die zich aan hel hoofd van het kantoor bevinden, en door deze op het oorspronkelijke voor gezien worden geteekend. In geval van weigering, moet de deurwaarder daarvan melding maken. (R. 7S7. I'r. quot;gt;(gt;1 )
738 Binnen acht dagen na het doen van het beslag, is de arrestant, op straffe van nietigheid van het arrest verpligt hetzelve aan den schuldenaar te beteekenen, en denzelven te dagvaarden tot van-waarde verklaring vcor de regtfcank van bet arrondissement waarin bij woont, die ook kennis zal nemen van den eisch tot ophelling van het arrest.
De bovengemelde termijn zal met acht dagen worden verlengd, indien de schuldenaar in eene andere provincie woont. (R. s, l'ti, 3li, liii. I'r. 363, 'iUS.)
739. Indien de schuldenaar ophelling van het arrest liekomt. zal de arrestant worden veroordeeld tot vergoeding van kosten, schaden en interessen, indien daartoe gronden aanwezig zijn.
740- Indien de inbeslagneming van-waarde verklaard is, zal het vonnis aan den derde, onder w ien het beslag is gelegd, binnen den tijd van eene maand, na de uitspraak worden heteekend; wanneer de arrestant dien termijn laat verloopen, zullen de betalingen door dien derde gedaan, van-waarde zyn. (B. 1425. R 8, 179, 734.)
741. Te gelijk met de beteekening van het vonnis, waarbij het beslag is van-waarde verklaard, moet de derde gearresteerde voor deszelfs bevoegden regter worden gedagvaard, ten einde
iv titel. Fan middelen lot bewarimi van zyn regl. 125
verklariiij? te doen van heigeen hij van den gearresteerde onder zich heeft, of aan hem verschuldigd is ; voorts om Ie worden veroordeeld, om dat, wat diensvolgens blijken zal aan den gearresteerde toe te komen, af te geven, of lor execulie, over te geven, ten behoeve van den arrestant, ten einde daaraan diens vordering te verhalen, en om, bij gebreke van bel doen der voormelde verklaring, te worden verwezen lot de voldoening van hel bedrag der vordering, waarvoor het beslag is deugdelijk verklaard, met de interessen en de kosten, even als ware hij daarvan zuivere schuldenaar
liij deze dagvaarding worden de gewone termijnen in aclil genomen. (14. i v., 479, 540, Tlli, 751, 754. Pr. 570.)
742- Be verklaring zal mol redenen moeien omkleed zijn ; zij zal inhouden ; eenen slaat der gelden of roerende goederen, welke de derde gearresteerde onder zich heelt; de vermelding van de oorzaak, en van hel bedrag van deszelfs schuld; van de betalingen op rekening, zoo die mogten hebben plaats gehad, en van de wjjze van scbuldkwijling indien de derde gearresteerde beweert niets meer schuldig te zijn, en ia allen gevalle de andere in beslagnemingen welke onder hem mogten zijn gedaan. (K. 540. I'r. 573.)
743. Zij wordt ten dage dienende Ier audientie gedaan en moet schnttelijk, door of namens den derden gearresteerde on-derleekend, worden overgegeven. (R. 7i5 v l'r. 571 v.)
744 Indien de derde gearresteerde zijne verklaring uitbrengt, en deze wordt deugdelijk bevonden, en indien by niet betwist de gevraagde veroordeeling lol afgifte, moeten hem alle de kosten aan zijne zijde gevallen, worden goedgedaan, en by kan niet verpligt worden lol eenige af- of overgifle, dan tegen voldoening of onder korting derzelve. (R. 755. Pr. 570.)
745 Indien de derde gearresteerde vermeent'weitige gronden le hebben, om het doen der verklaring legen te spreken, zal dit geschil summieriyk worden behandeld, en by zal. Indien zijne gronden worden verworpen, verwezen norden, om alsnog, op eenen bepaalden dag, zijne verklaring uil te brengen, tevens met vervvyzing in de kosten. (R. 138 v., 141, 750.)
746 Indien bij op de dagvaarding ter verklaring, of op den dag hg hel vorige artikel vermeld, nalatig blgfl in het uitbrengen der verklaring, wordt tegen hem verleend verstek, en hij, uit krachle daarvan, verwezen in bet bedrag der vordering waarvoor hel beslag gedaan is, met de inleressen en kosten; even als ware bij daarvan zuivere schuldenaar. (R. 741, 747 v. l'r. 577.)
747- Tegen dit vonnis is hel hem echter toegestaan in verzet le komen, mits aanbiedende om de kosten le voldoen ; en indien alsdan, na gedane verklaring, hiykl dal bg aan dengenen, legen wien beslag gedaan is, niets verschuldigd is, of dat hy van dezen niets onder zich heeft, zal hy op het verzet worden ontlast van de legen hem gevallene verwyzing in het bedrag der vordering waarvoor het beslag is gedaan. (R. 89.)
748- Indien op dit verzet biykt dal hy minder dan het be-
lit! in. koek. Van regtsplegina pan onderscheiden aaid.
diae der voidering van den arrestant onder zich Heeft of verschuldigd is, volstaat hu met de voldoening of afgifte daarvan,
henevens de vergoeding der door zijne nalatigheid geledene kosten, schaden en interessen. (R. 144, T40 \.)
f749 De arrestant kan den derde, onder wlen het beslag gelegd is', noodzaken de waarheid zijner verklaring met eede te
bevestigen. (B. 1906 v.)
750- Indien de verklaring wordt betwist, wordt de zaak al* eene summiere zaak voortgezet en afgedaan, ten zu de regter, op verzoek van eene der parlücn mogt bevelen, dat dezelve op de gewone wyze zal worden behandeld.
Indien de derde gearresteerde in het ongelijk gesteld wordt, zal de verklaring door den regter worden verbeterd, en de derde gearresteerde alzoo worden verwezen tot voldoening of afgifte van hetgeen zal zyn gebleken door hem verschuldigd te zün ol onder hem te berusten.
IIij kan in dat geval bovendien worden veroordeeld tot vergoeding van kosten, schaden en interessen, (R. US v., 743, 7oo.)
751. De gelden welke alzoo blijken van den gearresteerde onder den derde te berusten of door dezen aan den gearresteerde verschuldigd te zgn, zullen door den derden gearresteerde aan den arrestant worden uitbetaald tot het bedrag van de aan hem bü het vonnis van deugdelijk verklaring toegewezene vordering, en des noods op den derden gearresteerde, uit krachte van het
tegen hem gewezen vonnis,büexecutieworden verhaald. (R. Hl.)
752. Op gelijke wijze kan de derde gearresteerde worden gedwongen tot afgifte der gearresteerde goederen, welke zijn gebleken onder hem te berusten: deze worden bü executie verkocht. en de kooppenningen aan den arrestant tot het bedrag van hel aan hem verschuldigde uitbetaald. (R. 439 v., 473,
v. Pr. 579.) , .
753. Oppositie legen de afgifte van de opbrengst van de in beslag genomene goederen wordt niet toegelaten. (R. 4oi v.)
754. Indien echter, vóór dat hel vonnis lol afgifle tegen den derden gearresteerde, overeenkomstig de vordering bü artikel 741 vermeld, is gewezen, meerdere inbeslagnemingen dooi andere schuldelschers, onder den derden gearresteerde,zijn gedaan, zal het vonnis lot afgifle worden geacht, ten behoeve van allen te zün gewezen, en hel gearresteerde of de opbrengst van dien. onder allen worden verdeeld, naar hel bedrag waarvoor elke vordering zal zün deugdelijk verklaard, op de wijze, als in de derde afdeeling van den tw eeden titel des tweeden hoeks van dit Wetboek Is bepaald. De derde gearresteerde zal lol de afgifte niet kunnen worden verpligt voor dat alle de onder hem gedane beslagnemingen zullen zijn van-waarde verklaard of opgeheven (R. 480 v.)
Ieder arrestant, wiens arrest is van-waarde verklaard, kan, wanneer andere arrestanten hunne vordering lot deugdelijk verklaring niet vervolgen op de termijnen van regtspleging bü dit Wetboek voorgeschreven, in het tot dat einde hangend geding tusschen komen, en incidenteel vorderen, dat een lermün van
iv. titel, f an middelen lol bewaring van zyn rent. Jlï7
afdoening worde gesteld, na verloop waarvan het arrest, voor zoo verre liet alsdan niet deugdeiyk zal zyn verklaard, als opgeheven zal beschouwd worden. (R. 738, 7in v. Pr. 373.)
755- Indien deze schuldeischers mogten vermeenen niet te kunnen berusten in de verklaring, door den derden gearresteerde gedaan, of door den regter verbeterd, kunnen zij, behoudens hun regt van tusschenkomst; hangende het geding nopens de verklaring, den derden gearresteerde alsnog oproepen tol nadere verklaring en verwijzing, overeenkomstig artikel 7il, mitsdaar-loe andere gronden en bewysmiddelen bijbrengende, dan in liet afgeloopene geding met andere schuldeischers zijn gebezigd fti •754, 730.)
756- Dit beslag zal niet gelegd mogen worden;
1°. Op de goederen, welke de wet verklaard beeft voor geene in beslagneming vatbaar te zijn. (R. 4i7 v.)
Op in regten toegewezene gelden lot onderhoud;
3quot;. Op gelden en jaarwedden tot onderhoud, welke door den erflater of schenker voor geene in beslagneming vatbaar zyn verklaard.
Evenwel kunnen de voorwerpen, in nquot;. 3 en 3 begrepen, worden in beslag genomen wanneer zij moglen dienen tot verhaal van onderhoud waarop de arrestant zetf aanspraak heeft. (I'r. 381, 382.)
757. Bezoldigingen en pensioenen wegens ambten of bedieningen kunnen niet in beslag worden genomen dan voor zoodanig gedeelte, en op zoodanige wüze, als door de bijzondere wetten wordt bepaald. ;ii. 1183. I'r 380.)
VIERDE AFDEEL1NO.
/'an pandbeslag voor huren en pachten.
Regtsget. Adviezen, II, blz. 157 — Opmerk, jen Meded Vil
blz. 203—213.
758. De verhuurders van gebouwen en landelijke eigendommen, het zy daarvan eene huurcedel is opgemaakt of niet. kunnen éénen dag, na gedaan bevel, zonder verlof van den president der a rrondissements-regtbank, of ook dadelijk, zonder voorafgaand bevel met zoodanig verlof, voor verschenen huren in beslag doen nemen, de goederen, welke by artikel 1186 en 1188 van het Burgeriyk Wetboek voor de huurpenningen verbonden zyn verklaard. (R. 448, 408, 763. Pr. 810 )
759. De goederen van denzelfden aard, voor zoo veel die aan onder-huurders toebehooren, kunnen in beslag genomen worden voor huren, door den eersten huurder verschuldigd, maar zy zullen opheffing van het beslag bekomen, wanneer zy bevvy-zen dat zy zonder arglist hebben betaald. (K. 1180.)
Zy kunnen geene betalingen doen gelden bij voorraad gedaan, dan voor zoo ver zulks geschied is overeenkomstig artikel 1618 des Rurgerlyken Wetboeks. (B. 1319. Pr. 820.)
760- Hel beslag zal gedaan worden op gelyke wyze als het
Iïs ui. boek. Fan reglspleging van onderscheiden aard.
beslag op roerende goederen; de persoon tegen wien hel beslag gelegd is, kan worden aangesteld lol bewaarder, ten /.y hel vruchten gelde, welke nog lak- of wortelvast zyn; in welk geval, de veldwachter, hü voorkeur lol bewaarder zal worden he-noemd. (R. 43» v., 430 v. Sv. I». Pr 821.)
761 Indien heeslen, of werktuigen voor den landbouw, ol vruchten Ie velde, welke reeds van den grond zyn afgescheiden, ol de zoodanige welke nog lak- en wortelvast zijn, in beslag zyu genomen, kan de kanlonregler, op verzoek van den executant, en na verhoor of behoorlijke oproeping van den geexecu-leerde, eenen geschlklen persoon aanstellen, ten ehme voor de bebouwing en inzameling der vruchlen zorg te dragen. (K.
762- Indien vruchten te velde, hel zij dezelve reeds van den grond zyn afgescheiden, hel zij dezelve nog lak- en wortelvast zyn, in beslag worden genomen, zal hel proces-verbaal van inbeslagneming moeten inhouden de opgave van leder stukgronds waarop dezelve zich bevinden, deszelfs inhoud zoo na mogelijk, zijne ligging en ten minste twee belendingen, alsmede de soorl der vruchlen. (Pr. Ui'.)
763- De in pandbeslag genomen goederen kunnen niet worden verkocht, dan nadat hel beslag by vonnis van de arrondis-sements-reglbank, en na oproeping van dengenen legen wien hetzelve is gelegd, zal zijn van-waarde verklaard.
Indien hel beslag, overeenkomstig artikel 1188 van hel Bur-geriyk Wetboek, onder eenen derden is gedaan, zal ookdezege-roepen worden, om hetzelve van-waarde le hooren verklaren. (R. 72«, quot;Oquot;. Pr. 824.)
vufue afdeelisg.
fan beslag tegen schuldenaren die gecne beleende woonplaats hebben en tegen vreemdelingen
Opmerk, en Meded., 1, hlz, 31.
764- leder schuldelseher, zelfs die geen schrlfleiyk bewijs in handen heeft, kan zonder voorafgaand bevel, maar met vergunning van den president der reglbank van hel arrondissement waarin zich de goederen bevinden, en zelfs van den kanlonregler in plaatsen waar geene arrondissements-regtbank zitting heeft beslag doen leggen op de goederen van zijnen schuldenaar indien deze geene bekende woonplaats binnnen het rijk heeft. (R. 30Ü v., WJ. Pr. 822 )
765- De formaliteilen, in dit Wetboek voorgeschreven ten aanzien van bet executoriaal beslag op roerende goederen, zyn op dll beslag toepassetyk. (R. 4:i9 v.)
766- De arrestant zelf is van regtswege bewaarder der in beslag genomene goederen, ingeval deze zich onder hem bevinden; zoo niet, wordt daarover een bewaarder aangesteld. (Pr. 823.)
767- De voorschritlen van het eerste lid van artikel quot;B3, gelden ook voor dit beslag, en de eisch lot van-waarde verklaring wordt ingesteld voor de reglbank, binnen welker reglsge-hied het beslag gelegd is.
v. titel. Fan het doen van rekening en verantwoordintj. 129
768. Vreemdelingen, welke geen vast verblijf Wnnen het koningrijk hebben, kunnen, zonder diil er een vonnis ten hunnen laste beslaat, op bevel van den voorzitter der arrondissements-regtbank, bij voorraad worden gegijzeld, ter zake eener vervallen en opeischbare schuld, jegens eencn Nederlander aangegaan.
De formaliteiten, bg de tweede afdeeling van den vijfden titel van het tweede boek van dit Wetboek voorgeschreven zijn ook op deze gijzeling toepasselijk. (R. 388 10», S99 v., 7«9.)
769. De opheirmg der in beslagneming en gijzeling, in deze afdeeling bij de artikelen 764 en 7«8 vermeld, kan worden gevorderd tegen het stellen van behoorlijke borgtogt of andere voldoende zekerheid voor de schuld met de interessen en kosten. (R. 324 13°, bib v.)
770- De in beslagneming en gijzeling houden van regtswcge op, of de gestelde zekerheid vervalt, indien de eisch lot van-waarde verklaring niet is Ingesteld binnen acht dagen, nadat de goederen in beslag zijn genomen, of de schuldenaar is gegijzeld. (R. 8.)
VIJFDE TITEL.
Van het doen van rekening en verantwoording,
771. Rekenpligtigen, die nalatig zijn in het doen van rekening, worden daartoe door de belanghebbenden, bij gewone dagvaarding, opgeroepen, en het geding wordt op de gewone wgze gevoerd. (R. 782. Pr. 027.)
772. Kü het vonnis, waarbij het doen van rekening gelast wordt, moet de tijd worden bepaald, binnen welken dit geschie-moet, en een regter-commissaris benoemd, ten wiens overstaan de rekening zal worden gedaan.
De regter-commissaris bepaalt den dag, waarop de rekening zal worden gedaan.
Indien de rekenpliglige in gebreke blijft om op den bepaalden dag te verschijnen, of rekening te doen, zal by, indien dit ge-eischt is, daartoe worden genoodzaakt, door de in beslagneming en den verkoop zijner goederen, tot zoodanig bedrag, als bij het vonnis zal worden bepaald.
De lijfsdwang kan ook tegen hem worden uitgesproken, indien de regter zulks noodig oordeelt. (R. 383 iquot;, 9°. Pr. 530, 534.)
773. Indien in hooger beroep een vonnis wordt vernietigd, waarbij een eisch tot het doen van rekening en verantwoording was afgewezen, zal de rekening gedaan en beoordeeld worden voor den regter, voor wien de eisch is ingesteld geweest, of voor zoodanigen anderen regter, als bii de uitspraak in hooger beroep daartoe zal worden aangewezen. (R. 334 v. Pr. 328.)
774. De rekening moet de werkelijke ontvangsten en uitgaven bevatten. In geval de ontvangsten de uitgaven te boven gaan, kan degene, aan wien de rekening gedaan wordt, van den regter-commissaris vorderen een bevelschrift tot de uitbetaling van dal meerdere; zonder dat hij geacht wordt daardoor de rekening te
13« in. boek. Van regtspleginq van onderscheiden aard.
hebben goedgekeurd. Dit bevelschrift zal worden uitgegeven in den vorm vermeld in artikel 430. (R. 781. Pr. 333, 535.)
775. De rekening zal aan de wederparty worden beteekend, en de tot bewys strekkende bescheiden tegen recief, of door middel van de grillle, worden medegedeeld.
Deze bescheiden zullen ongeregistreerd kunnen worden overgelegd. (R. 'm. Pr. 530, SST.)
776 Indien zy, aan wie de rekening gedaan moet worden, verschillende procureurs hebben gesteld, en echter hetzelfde belang hebben, zal de hierboven vermelde beteekening en mede-deeling alleen aan den oudsten procureur gedaan worden.
Indien zy echter verschillende belangen hebben, zal die mede-deeling afzonderlijk geschieden aan ieder der door ben gestelde procureurs. (Pr. 529, 53(i)
777- Kinnen den tijd van eene maand na de beteekening zal degene, aan wien de rekening gedaan wordt, dezelve goedkeuren, of anders aan zyne wederpartij eene schriftuur van debat doen heleekenen, ten zij de regter-commissaris, om billijke redenen, aan hem een langer uitstel verleend bebbe.
Binnen ee:;en gelijken termijn, na de beteekening der schriftuur van debat zal bet aan hem, die de rekening gedaan beefl, vrijstaan aan zijne wederpartij eene memorie van contra-debat te doen heleekenen tot regtvaardiging van zijne rekening en oplossingvan de daar legen uilgebragte bedenkingen. De wederzydsche heschpidcn zullen aan het slot der memorie worden vermeld, en zal daarvan mededeeling worden gegeven, tegen recief of door middel van de gridle.
Ook deze bescheiden zullen ongeregistreerd kunnen worden overgelegd. (B. 775, 781. Pr. 537.)
778. Veertien dagen ten langste na de heleekeninc: van deze memorie van contra-debat, of dadelijk na het verloop van den daartoe verleenden termijn, zal de regter-commissaris, ten verzoeke van de eerst gereede party, gelasten dat partijen, op den dag en het uur bij het bevelschrift bepaald, voor hem zullen verschynen, ten einde zich omtrent de betwiste artikelen te verklaren, en, ware het mogeliik, bet daaromtrent eens te worden. Indien partijen niet kunnen overeenstemmen, zat de regter-commissaris van alles proces-verbaal opmaken, hij zal op den door hem te bepalen dag zün verslag ter teregtzitting uitbrengen, en partyen zullen gehouden zyn zich, zonder nadere aanmaning, aldaar te bevinden, ten einde bare belangen mondeling te kunnen voordragen. (R. 781. Pr. 538, 5:19.)
779. Bij het vonnis, dat op het debat van rekening valt, zal het bedrag van den geheelen ontvang en uitgaaf opgemaakt, en het saldo bepaald worden. (R. 585 flquot;, 781. Pr. 010.)
780. Geene bereke»ing zal toegestaan worden, op grond van misslagen van berekening, weglatingen, vatsche of dubbel ge-bragte posten, maar het zal partijen alleen vrijstaan daarvan de herstelling voor dezelfde regters te vorderen. (Pr. 541.)
781- Indien hij, aan wien de rekening gedaan moet worden, verzuimd beeft zijne schriftuur van debat te doen beteekenen.
v. titel. Van hel doen van rekening en veranhvoorditifi. 131
of later op de bij artikel quot;78 bepaalde wijze, zijne belangen voor te dragen, wordt uitspraak gedaan op de overgelegde stukken, zonder dat tegen deze uitspraak verzet wordt toegelaten.
Indien, ten gevolge van deze uitspraak, de rekenpligtige eenige gelden verscliuldigd is, zal bij dezelve, tot dat zij worden opgevorderd, zonder daarvoor interessen verschuldigd te zijn, onder zicb kunnen behouden. (I'r. S'i2.)
782- Alle rekenpligtigen, die verlangen rekening te doen, kunnen bii weigering of nalatigheid van de belanghebbenden, om dezelve op te nemen en te sluiten, deze op de gewone wijze daartoe doen dagvaarden voor den regter waarvoor de reken-pllgtlge tot het doen van rekening zou kunnen worden geroepen, (li. itiquot;, 108», 117«. R. 771.)
783. In dit geval, wordt tot het benoemen van eenen regter-commissaris, len wiens overstaan de rekening kan geschieden, en lot het opnemen, debatteren en sluiten derzelve geprocedeerd, op de gewone wijze, en met inachtneming der bijzondere voorschriften van dezen titel. (II. 771 v., 788.)
784- Indien echter beneficiaire erfgenamen, curators in nalatenschappen, welke onder het voorregt van boedelbeschrijving zijn aanvaard, curators in onbeheerde nalatenschappen of andere rekenpligtigen, verlangen rekening te doen, en dezelve moet gedaan worden, het zij aan eene massa van belanghebbenden, het zij aan belanghebbenden welke slechts ten deele bekend zijn, het zu er eindelijk afwezigen onder dezelve beboeren, vervoegen zich de rekenpligtigen bü requeste lot den regter in artikel 782 vermeld, met verzoek om bepaling van cencn bekwamen termijn, tegen welken alle, zoo bekende als onbekende of afwezige belanghebbenden hij openbare dagvaarding zullen worden opgeroepen. (15. 1082, 1I7Ï). R. 7113.)
785- Die termijn w ordt, nadat het openhaar ministerie is gehoord, bepaald naar gelang van den vermoedelijken afstand der woon- of verblijfplaatsen van de belanghebbenden, en tevens bevolen dat de dagvaarding, naar male der meerdere of mindere belangrijkheid der zaak, het zij eens het zij meermalen, zal worden geplaatst in een of meer dagbladen, bij het bevel aan te wijzen, en tevens, dat afschrift daarvan worde aangeplakt aan de vergaderplaats van het regterlijk kollegie. (R. 32i, 787, 78!).)
786- Het hevel houdt in den last om daarenboven de bekende belanghebbenden op te roepen, bij circulaire brieven, door middel der grillie; de verzoeker duidt Ie dien einde, bü zijn verzoek-schrifl, de namen en woonplaatsen derzelve aan. (K. 817. R. 787. 789.)
787. De rekenpligtige legt zijne te doene rekening met de bescheiden, tegen recief gedurende den loop des termyns, ter grillie neder, ter inzage der belanghebbenden, en kondigt zulks aan in de dagvaarding cn in de circulaire.
Deze bescheiden zullen ongeregistreerd kunnen worden overgelegd. (R. 771), 777.)
788- Ten dage dienende, wordt, tot het einde bü artikel 783 uitgedrukt, tusschen de verschijnende partyen, op de gewone
132 in. boek. Van ngtsplegimj van onderscheiden aard.
wijze, en met inachtneming der verdere bgzonderc bepalingen van dezen titel, geproccueerd.
789. Tegen alle andere zoo bekende als onbekende belanghebbenden, wordt verstek verleend en voor het profijt van dien, eene tweede oproeping bevolen, op gelijke wüze als bU de artikelen quot;85 en 780 is voorgeschreven, en zal de zaak ten opzlgle der gedaagden die verschenen zijn, worden aangehouden, tot den dag waarop dezelve op nieuw moet dienen om alsdan tusschen deze te worden voorlgeprocedeerd, en tegen alle anderen een tweede verstek te erlangen. (R. 79, 790.)
790. Het eindvonnis daarna te vallen is tusschen alle partijen verbindende, en geen verzet daartegen wordt aan de de-faillanten toegelaten. (R. 79, 789, 793.)
791. Indien er rangregeling moet plaats hebben, geschiedt dezelve overeenkomstig de voorschriften daaromtrent in dit Wetboek voorkomende. (R. i80 v., 551.)
792- De rekenpligtigen kunnen zich, hangende de geschillen over de rangregeling, ontlasten van het onder hen berustende saldo, door overstorting in de kas der geregteiyke consignatiën, en die overstorting kan ook op de vordering van belanghebbenden bevolen worden.
793- Indien, in de gevallen bü artikel 78i vermeld, op de dagvaarding aldaar voorgeschreven, niemand verschijnt, wordt verstek verleend, en voor het protijt van dien, eene tweede dagvaarding en oproeping bevolen, en indien daarop mede niemand verschynt, de rekening gesloten, en het saldo zoodanig bepaald als de regter overeenkomstig de bescheiden regtmatig oordeelt. Tegen dit vonnis wordt geen verzet toegelaten. (R. 79.)
ZESDE TITEL.
Van eenige bijzondere rei/tsplerjingen.
eerste afdeel1sg.
Fan aanbieding van betaling en geregtelyke bewaarrieving of constgnatie.
794- Het proces-verbaal van aanbod van betaling moet de zaken of den aard der geldspecien welke men aanbiedt behelzen.
Hetzelve moet geschieden aan den persoon of de woonplaats van den schuldeischer, en in hetzelve moet vermeld worden hel antwoord van den schuldeischer of indien bü afwezig is van den persoon aan wien het aanbod is gedaan.
Dit antwoord wordt door den schuldeischer of bü deszelfs a'-wezendheid door den persoon die hel antwoord gegeven heeft onderteekend.
Indien de schuldeischer of de persoon die hel antwoord gegeven heeft weigeren te teekenen of verklaren zulks niet te kunnen doen, moet daarvan melding worden gemaakt in hel procesverbaal hetwelk door den notaris of deurwaarder moet worden gedagleekend en geteekend en waarvan afschrift aan den persoon of de woonplaats van den schuldeischer moet worden gelaten, alles op straffe van nietigheid.
vi. titel, f'an eenige bijzondere reglsplegingen. 133
Ingeval de notaris of deurwaarder noch den schuldeischer, noch iemand van diens huisgenooten aan zgne woonplaats vindt, handelt hij als in artikel 2 van dit Welhoek is hepaald. {B. WO v. Pr. 815, 813.)
795 Indien de aangebodene zaak of geldsom door den schuldeischer niet wordt aangenomen, mag de schuldenaar dezelve in geregteliike bewaring stellen, mits in acht nemende hetgeen voorgeschreven is in de tweede afdeeling van den vierden titel des derden hoeks van het Burgerlijk Wetboek. (B. 1441 v., 177'.. R. .ï'Jti ■2'', 797, Pr. 814.)
796 De eisch lot van-waarde of lot nietig-verklaring der gedane aanbiedingen of der bewaargeving wordt summierlijk behandeld. Indien zoodanige aanbieding of bewaargeving in eene hangende zaak voorkomt, wordt zg als een incident behandeld. (R. 138 v., 247 v. Pr. 813.)
797 De vrijwillige of geregtelijke bewaargeving verkort geenszin? de regten welke uit gedane inbeslagneming, zoo die heeft plaats gehad, zijn ontstaan, en moet aan de arrestanten en opposanten worden beteckend. (B. 1441 v. R. 471, 475 v., 73ö v.. 705. Pr. 817.)
TWEEDE AFDEELING.
Van de magtiging eener getrouwde vrouw.
798- Indien een man onder curatele gesteld is, of zich in de onmogeliikbeid bevindt om zijne vrouw tc magtigen, of indien hij een tegenstrijdig belang heeft, moet de vrouw, die magtiging noodig heeft, daartoe aan de regtbank indienen een verzoekschrift, waarop in de raadkamer zal worden beschikt. (B. 165 v., 109, 180, «05. R. 324 5°, 80ti. Pr. 8'!1 v.)
799 Indien de vrouw beweert, dat de man die de magtiging kon geven dezelve weigert, kan de regtbank op bet verzoek geen uitspraak doen, dan na den man te hebben geboord, of nadat bij behoorlijk zal zijn opgeroepen. (B. Iti7 v., 324 5°, 806, Pr. 861, 862.)
800- Wanneer in een regtsgeding tegen eene getrouwde vrouw, de man is opgeroepen om haar te magtigen, en deze niet verschijnt, zal de regter die magtiging verleenen. (B. 160. 165 v. C. 218.)
TWEEDE AFDEELING ran hel stuiten des huwelijks.
801- Bü stuiting des huwelijks moet het verzet gedaan worden bü eene akte, zoo wel aan den ambtenaar van den burgerlijken stand, als aan de partij tegen welke het verzet gerigt is, door eenen deurwaarder beteekend.
Deze akte zal bevatten de gronden van het verzet, en de hoedanigheid welke aan den opposant regt geeft om tegen het huwelijk op te komen.
Dezelve zal insgelijks bevatten de keus van eene woonplaats in de gemeente of gemeenten waar het huwelijk moest voltrok-
134 ui. boek. Van regtsplerjmj van nnilerscheiden aard.
ken worden; alles op straire van nietigheid. (B. 114 v., lii v. C. 170.) .
802. De eiseh tot ophelling van het verzet iiioet op de gewone wyze worden aangebragt en behandeld voor de arrondis-sements-regtbank, binnen welker ressort woonplaats is gekozen, en welke daarop met den meest mogeiyken spoed beslissen zal.
Indien woonplaats is gekozen onder het ressort van meer dan eene arrondissements-regtbank, zal de zaak worden aangebragt voor eene dier regtbanken ter keuze van den aanlegger. (B. 81, 121, liö. C. 177.)
803. Van het vonnis, waarbij op de vordering tot opheffing van het verzet tegen het huwelgk is uitspraak gedaan, kan hel hooger beroep alleen, binnen veertien dagen na de beteekenlng van dat vonnis, worden ingesteld; en ook voor het hooger beroep geldt de bepaling des vorigen artikels. (B. 1-2S. R. 339. C. 178.)
vierde afdeeu-vc.
Van de scheiding van gnederen.
804 Geen regtsgeding tot scheiding van goederen zal dooide vrouw kunnen worden aangevangen, zonder autorisatie van den president der regtbank van hel arrondissement binnen hetwelk haar man woonachtig is. (B. IM v., 241 v., 254. R. 324 -o. 809. Pr. 803.)
805. Tot dal einde zal de vrouw welke scheiding van goederen vraagt, zich tot den president wenden met een verzoekschrift hare gronden bevattende, en zal deze bij bevelschrift op hetzelve geplaatst, partijen gelasten om op eenen bepaalden dag en een bepaald uur in persoon voor hem te verschijnen, ten einde tus-schen dezelve zoo mogelijk, eene bevrediging door zijne tusschen-spraak te bewerken.
Van dit bevelschrift en verzoekschrift zal ten minste drie dagen vóór den bepaalden dag van verschijning een afschrift aan den man beteekend worden. (B. 241 v. R. 8. Pr. 805.)
806. In geval de vrouw ten bepaalden dage niet verschijnt, zonder van eenige wettige reden le doen blijken, wordt haar verzoek beschouwd als vervallen.
Indien partijen, beide verschenen zijnde, niet vereenigd heb-hen kunnen worden, ot indien de man behoorlijk geroepen, niet is verschenen, verleent de president aan de vrouw de gevraagde autorisatie tot dagvaarding voor de regtbank. (B. 107. R. 324 7°, 798 v.)
807- De eisch tot scheiding zal openbaar worden bekend gemaakt, door middel van aankondigingen, aangeplakt in de gehoorzaal en aan hel gebouw van de regtbank, en geplaatst in «en der dagbladen van de provincie, of, bü gebreke daarvan, in dal eener naburige provincie.
Die aankondigingen moeten behelzen;
1°. De vermelding van den eisch tol scheiding van goederen, en de dagteekening daarvan ;
2°. De namen, voornamen, hst beroep en de woonplaats der cchtgenooten.
VI. titel. Fan eenige bijzondere reqtsplcgingen. 135
De aanplakking geschiedt door eenen deurwaarder en dezu zal daarvan proces-verbaal opmaken. (15. 212. K.811. Pr.866v.)
808- De maatregelen welke de vrouw naar aanleiding van artikel 2iö van het Kurgerlük Wetboek, met bewilliging van den regter mag in het werk stellen, zijn de verzegeling, boedel-beschryving en waardering van goederen. (B. 210. R. «58 v., B'i) v., 823.)
809- Behoudens de voorzieningen, strekkende tot bewaring van regt, mag er op den eisch van scheiding geen vonnis worden uitgesproken, dan eene maand nadat de hierboven voorgeschreven formaliteiten zullen zijn in acht genomen. (R. 805 v. Pr. 8«9.)
810- De enkele bekentenis van den man geldt niet als bewüs, al ware hot ook dat er geene schuldeischers mogten zijn. (B. 213, 1902. Pr. 870.)
811. De scheiding van goederen zal openbaar worden aangekondigd :
1°. Door een uittreksel van het vonnis, hetwelk gedurende een jaar aangeplakt zal zün in de gehoorzaal derregtbank van het arrondissement, alwaar de man zune woonplaats heeft; (R. 812.)
2«. Door het aanplakken van een gelijk uittreksel in de gemeente alwaar de man zijne woonplaats heeft, op de plaatsen alwaar zulks te doen gehiuikeluk is;
3quot;. Door de driemaal herbaalde plaatsing van zoodanig uittreksel in een der dagbladen der provincie, of, bü gebreke van dien, in een dagblad van eene naburige provincie, en zulks met tusschenpozing van eene maand t' eiken reize.
Dat uittreksel moet bevatten de dagteekening van het vonnis cn de aanduiding der regtbank, door welke hetzelve gewezen is; de namen, voornamen, liet beroep en de woonplaats der echl-genooten. (B. 214, 300. R. 80quot;, 828. Pr. 872.)
812. De vrouw mag niet beginnen liet vonnis ten uitvoer te leggen dan van den dag af, waarop de bü bet voorgaande artikel voorgescbrevene rormaliteilen zullen vervuld zijn, zonder dat zij echter behoeve te wachten tol dat de termün van een jaar, vastgesteld by nu. 1 van het voorgaande artikel, verloo-pen zij. (B. 214, 201. Pr. 872.)
813- Indien do vereischten, in deze afdeeling voorgeschreven, in acht genomen zyn, zal, nadat de termyn, waarvan in het voorgaande artikel gesproken wordt, verschenen is, het vonnis van scheiding ook ten aanzien van de schuldeischers van den man geldig zyn. (B. 213, 217. Pr. 873.)
814 De van goederen gescheiden vrouw, die van de gemeenschap wil afstand doen, moet deswege hare verklaring afleggen ter grittle van de regtbank, door welke op den eisch van scheiding is regt gesproken. (B. 187. B. 801. Pr. 871.)
815. De akte, waarbü de gemeenschap van goederen wordt hersteld, moet op dezelfde wyze worden bekend gemaakt als bij artikel 811, nquot;. 2 en 3, ten aanzien der scheiding van goederen is voorgeschreven. (B. 231 v.)
13# m doek. I'an regtspleging van onderscheiden aard.
vijfde afdeeling.
fan echlscheUUnQ.
Opmerk, en Meded., Ill, hlz. 303—309; VII, biz. 9S—98.
816. De eclitgenool, die eenen eisch tot echtscheiding wil doen, is verpligt aan de regtbank in te dienen een verzoekschrift, bevattende de opgave der daadzaken en der te nemen conciu-siën, met bijvoeging der tot bewijs strekkende stukken.
Dit verzoekschrift moet aan den voorzitter, of aan den regter diedeszelfs plaats vervult, overhandigd worden door den eischen-den echlgenoot in persoon, aan welken de voorzitter zoodanige bedenkingen zal voorhouden, als hij zal oordeeien te behooren.
Indien de eischer wettiglijk verhinderd is om zich bij den president te vervoegen, zal deze zich naar deszelfs woonplaats begeven, om hem zijne bedenkingen onder het oog te brengen.
Indien de eischer woonachtig is buiten de plaats alwaar de regtbank is gevestigd, kan de president dit aan den kantonreg-ter opdragen, welke daarvan een proces-verbaal zal opmaken en dit zonder verw ijl aan hem inzenden. (B. 48, 16«, 262 v.,266. 289, 293. C. 236. Pr. 873.)
817. Indien de eischer volhardt, zal de voorzitter aan den voel of kant van het verzoekschrift gelasten, dat beide echtgenooten op eenen bepaalden dag en uur voor hom zullen verschijnen.
Een afschrift van dat bevel zal door den griflier aan den verweerd r worden toegezonden. (15. 29i. C. 238. Pr. 876.)
818. De echlgenooten zijn gehouden in persoon te verschijnen, zonder zich door nabestaanden, of raadslieden te kunnen doen büslaan. (R. 324 7». Pr. 877.)
819- Op den bepaalden dag maakt de president aan beide echtgenooten of aan den eischer, indien deze alleen verschenen is, zoodanige aanmerkingen als bji raadzaam oordeelt om cene verzoening te weeg te brengen. Ingeval de eischer niet ver-schynt zonder van eenige wettige reden te doen blijken, wordl het verzoek van echtscheiding gehouden voor vervallen.
Van den uilslag van deze verschijning wordt een proces-verbaal opgemaakt. (C. 239. Pr. 878.)
820- De president kan, bij niet-vereeniging, de vrouw mag-tigen in hetzelfde proces-verbaal, om bij voorraad haren intrek te nemen in zoodanig huis, als partijen zullen zijn overeengekomen of als hij van ambtswege zal aan « ijzen, en tevens bevelen dat de goederen tot haardagelijksch gebruik strekkende, aan haar zullen worden ter hand gesteld. Insgelijks kan hg bij voorraad bepalen bü wien dor echtgenooten de kinderen inmiddels zullen verblijven.
De president zal ook, daartoe gronden vindende, de som kunnen bepalen welke voorloopig door den echlgenoot zal worden verstrekt, tot onderhoud van de vrouw en de kinderen welke b laatstgemelde mogten [verblijven. (K. 161, 267 v. R. 821. Pr 878.)
821- Indien de president de echlgenooten niet heeft kunnen
vi. TITEL. I'un eeniyc bijzondere reglsfileginijcu. KIquot;
vercciiigen, verleent liij aan den eischer verlof om bij sewmie dagvaarding den eiscli lot echtscheiding in te stellen.
Indien de vrouw eischeres is, zal zij dien eisch moeten in-slelleii binnen veertien dagen na het daartoe verleende verlof; bij gebreke van dien zullen de voordeelen vervallen, welke haar krachtens het vorige artikel mogten zijn toegekend. (11. I v., «. Pr. 8quot;8.)
822- De zaak zal behandeld worden in denzelfden vorm, welke voor andere vorderingen is vastgesteld; zij zul met ge-slotene deuren worden bepleit, doch het vonnis zal in het openbaar worden uitgesproken. (B. 27«. K. 32i quot;ü. 82S. l'r. 8quot;!t.)
823- Indien er gronden zijn om bewijs bü getuigen toe te laten, zal het verhoor der getuigen op de teregtzltting, doch met gesloten deuren, plaats hebben. (14. 1!)32, 1(151. 11: 199 v., 827. C. Xïi.)
824 De incidentele vorderingen, gedaan naar aanleiding van artikel 2(i8 en 2ii9 van het Burgerlijk 'Wetboek, zullen by eene eenvoudige akle ter rolle worden gehragt en summier beslist. (R. 138 v.)
825 De maatregelen, welke de vrouw, naar aanleiding van artikel 2quot;0 van hetzelve Wetboek, bij regterlijke magtigingmag nemen tot bewaring van haar regt, zijn de verzegeling, boedelbeschrijving en waardering der goederen. (R. (i:;8 v.,v., 808.)
826- De formaliteiten voor de echtscheiding voorgeschreven zyn mede toepasselijk op de vordering lot scheiding van tafel, hed en hUwoning, wegens bepaalde oorzaak. (B. 2S8 v.. .quot;iOi. R. 827. C. 307.)
827. Het voorschrift van artikel 1951 van hel Burgerlijk Wetboek is toepasselijk, zoo wel bij de vordering tot scheiding van tafel, bed en bijwoning wegens bepaalde oorzaak, als hy de vordering van echtscheiding, met deze bepaling echter voor de beide regtsgedingen, dat de ouders en kinderen der echtgenoo-ten zich van het geven van getuigenis zullen kunnen verschoo nen. (C. 231.)
828- De vonnissen, waarbij echtscheiding of de scheiding van tafel en bed uitgesproken wordt, moeten openhaar worden gemaakt, op de wyze by artikel 811 hiervoren vastgesteld. (B. 27(1, 300, 303 v. Pr. 880.)
7.ËSIIE AFItEELlNG.
I'un de aanvulling of verbetering van de uklen van den burgerlijken slaml.
Opmerk, en Meded., 111, hlz. 181--19ü; IV, blz. #0—81. — //.
By blad, IX, blz. 810—81«.
829 Degene die, krachtens artikel quot;o van het Burgeriyk Wetboek, de aanvulling of verbetering van eene Kkte van den burgeriyken stand in regten wil doen bevelen, moet daartoe aan de regtbank, waarvan in artikel 71 van hetzelve Wetuoek is melding gemaakt, een met redenen hekleed verzoekschrift indienen. (Pr. SM.)
IJS in. HOEK. I'art reolspleging van onilerscheiden aard.
830- Indien ne regtbank beveelt dat d? holar^liehhende partyen zullen opgeroepen worden, geschiedt sulks by dagvaarding, of indien hel verzoek gedaan wordt in een aanhangig regtsgeding bu akte van procureur tot procureur. {B. 1931. R. 1 v., 247 v. Pr. 8SB.)
831- De zaak zal op den bepaalden dag ter rolle gebragt en summieriyk behandeld worden. (B. 1321. R. 138 v., 325 2quot;. Pr.
836.)
832. Het vonnis is aan hooger beroep onderworpen, al ware ook de verzoeker van aanvulling of verbetering alleen in het geding.
In het laatstgemelde geval zal het hooger beroep worden vervolgd op een eenvoudig verzoekschrift. (R, 8i3. Pr. 838.)
ZEVENDE AFDEEHNü.
ran dwanguilgifte van akten.
833- Die zich in den loop van een geding een afschrift of uit-Ireksei wil doen alleveren van eene akte, waarin hij geene partij is geweest, moet zijnen eisch tot dwanguitgifte doen by eene eenvoudige akte van procureur tot procureur. (B. 1923. R. 1380.)
834- De eisch zal ten dage bij de akte bepaald, op de teregt-zitting gebragt, en summieriyk behandeld worden. (K. 138 v. Pr. 847.)
835- De ten uitvoerlegging van het vonnis, niettegenstaande verzet of hooger beroep, kan, indien de regter daartoe gronden vindt, bevolen worden. (R. 32 v. Pr. 818.)
836. Op de vertooning van het vonnis moet het afschrift of uittreksel der akte door den notaris of bewaarder worden afgeleverd, en daarvan proces-verbaal door hem worden opgemaakl
Partijen kunnen by het opmaken van dat proces-verbaal tegenwoordig zyn, en hunne aanmerkingen in hetzelve bijvoegen. (R. 333 7quot;. 837. Pr. 852, 819.)
837 Indien er geschillen deswege raogten ontstaan, zullen dezelve op eenen bij het proces-verbaal bepaalden dag en zonder eenige nadere aanzegging ter rolle worden gebragt; de bewaarder der akte zal dezelve moeten medebrengen, indien gronden daartoe aanwezig zijn.
De regtbank zal in dat geval, na de oorspronkelijke akte met het afschrift of het uittreksel vergeleken te hebben, deswege uitspraak doen.
De kosten van het proces-verbaal, en die van de reis of verplaatsing des bewaarders, benevens die van het afschrift of uiltreksel, moeten door den eischer voorgeschoten worden. (R. 830. Pr. 832.)
838- De grifllers en andere bewaarders van openbare registers moeten daarvan, zonder regterlijk hevel, tegen betaling der hun toekomende regten, afschrift of uittreksel afleveren aan alle degenen die zulks vorderen, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen. Mettemin zullen aan hen die geene partgen in de zaak zijn geweest geene uitgiften van arresten of
vi. titel, ran eenxge bijzondere reijtspleginijen. i3!t
vonnissen in strafzaken kunnen worden uitsereikt, zomler mas-tiKinR van den voorzitter van het hof of de regtbank, welke dezelve geveld heeft, en het verzoek daartoe zal alleen worden toegestaan op het bewijs, dat de verzoeker daarbij belang beeft. {R. 408. Pr. 833.)
839 De notarissen of andere houders van minuten of akten moeten daarvan tegen betaling der kosten afschrift uitreiken, zoo wel aan de onmiddellijk belanghebbende personen, als aan hunne erfgenamen of regtverkrijgenden.
In geval van weigering, kunnen zij daartoe veroordeeld worden, met vergoeding van kosten, schaden en interessen, indien daartoe gronden aanwezig zijn, en zelfs bij lijfsdwang. (R. 1921). R. S85 7°. Pr. 83!), 813.)
840 (let geschil deswege wordt summierlijk behandeld, en de regter kan, indien hij daartoe gronden vindt, de ten uitvoerlegging van het vonnis bij voorraad bevelen, niettegenstaande verzet of hooger beroep. (R. quot;gt;2 v., 138 v., SIS.)
Ten aanzien van de schadevergoeding echter is dit laatste alleen toegestaan tegen voldoende zekerheid. (Pr. 8in.)
841. Do partij, welke zich eene tweede of verdere grosse wil doen afgeven, zal tot dat einde een verzoekschrift indienen bij de regtbank van hot arrondissement waarin de bewaarder zijne woonplaats heeft ; zy moet, krachtens het bevelschrift dat daarop vallen zal, bevel doen aan den bewaarder om op eenen bepaalden dag en uur de afgifte te doen en aan de belanghebbende partijen, om b(j de afgifte tegenwoordig te zijn; aan den voet van de tweede grosse moet melding worden gemaakt van dit bevelschrift, mitsgaders van do som voor welke het stuk ten uitvoer kan worden gelegd, indien de schuldvordering gedeeltelijk is voldaan of afgestaan. (R. 8i3. Pr. 8ii.)
842- In geval van tegenspraak wordt het geschil voor do regtbank gebragt en summierlijk behandjld. (R. 138 v. Pr. 845.)
843- Aan dezelfde partij mag geene tweede of verdere uitgifte in executorialen vorm van een vonnis gedaan worden, dan krachlens een bevelschrift van den voorzitter der regtbank, door welke hetzelve gewezen is; en moeten hieromtrent daarenboven worden in achtgenomen de vormen welke voorgeschreven zijn ter bekoming van twee grossen van aklen. (R. 130, 8il v. Pr. 854.)
achtste afueelixk.
Van regtswetgerinfl.
kerstens, de denenata juslitia in causis civilibus (I,. B. 1841.)
844 Er bestaat regtsweigering, indien de regters weigeren op verzoekschriften te beschikken, of een voor hen aanhangig regtsgeding te beslissen. (R. 324 4». Pr. 3116.)
845- Hel bewijs van regtsweigering wordt daargesteld door twee geregteiyke aanmaningen aan de regters gedaan in den persoon van den griflier, en beteekend van drie tot drie dagen ten minste, ten aanzien van de kantonregters, en van acht tot
liH in. boek. run rerjispleginfi van onderscheiden aard.
•aebt dagen ten minste, ten aanzien der andere regters. Alle deurwaarders, daartoe verzodU* zijquot; gehouden deze aanmaningen te doen, op straffe van afzetting.
De regter kan, zes dagen na de tweede aanmaning, tot vergoeding van kosten, schaden en interessen wordeji vervoigd. ! Pr. 30quot;.)
846- De regtsvordering: uit hoofde van regtsweigering tegen eenen kantonregter, tegen cene arrondissements-regtbank, of tegen iemand van hare leden, zal geliragt worden in liet eerste en hoogste ressort voor het provinciaal geregtshof.
De regtsvordering tegen een provinciaal geregtshof, of tegen een van deszelfs leden, mitsgaders tegen een iid van den hoogen raad zal gehragt worden voor den lioogen raad. (li. O. (iii v., 88 V. Pr. 309 )
847- De voorschreven regtsvordering zal worden aangelegd hij wege van een verzoekschrift, ingediend 1'i.i het hof hetwelk er kennis van moet nemen.
Het verzoekschrift zal, hehalve door den procureur ook ge-teekend worden door den verzoeker of zünen hu authentieke en bijzondere volmagt daartoe gemagtlgde, en welke volmagt hü hel verzoekschrift zal worden gevoegd; alles opstraffevan nietigheid.
De hewgsstukken. Indien er eenige zün, zullen er worden hij-gevoegd, en de verzoeker zal woonplaats kiezen In de plaats daar hel hof zitting houdt. (li. 8'i3. 1'r. lilt.)
848. Het hof zal hevelen dat hel verzoekschrift worde nic-degedeeld aan den regter tegen wlen het gerlgt is. Daartoe zal een afschrift van dat hevel en van het verzoekschrift, met de daarhlj gevoegde hew ijsstukken, hlnnen eenen termijn van veertien dagen, ter griltle van dien regter worden hcteekeml. (R. 8. Pr. SH.)
849. Binnen veertien dagen na die beteekening, is deze regter gehouden zgne middelen van verdediging In te brengen by een schrifteiyk antwoord ter griffie van het hof, datoverdeaan-klagte oordeelt, en dal antwoord aan den verzoeker te heteeke-nen. (II. 8. Pr. 314.)
850- De regters, tegen welke de vordering gerlgt is, zullen zich, gedurende het onderzoek daarvan, onthouden van de kennisneming van het bij hen aanhangiggeding, waarin de beweerde regtsweigering heeft plaats gehad, mitsgaders van alle zaken, welke hy, die vordering heeft gedaan, hy hunne regthank mogt aanhangig hebben, op straffe van nietigheid der vonnissen.
Zij zullen zich, op gciyke wyze en mede op straf van nietigheid, moeten onthouden van de kennisneming der by hunne regthank aanhangige zaken waarin naastbestaanden in de regie linie van hem die de vordering gedaan heeft of deszelfs echtgenoot party zijn. Indien zulks door deze wordt gevorderd. (R. HO v., Ï24 4°. Pr. 314.)
851- Hel hof, waarvoor de vordering wegens regtsweigering aanhangig is gemaakt, zal op de stukken, na den afloop van de hiervoren bepaalde terraynen, uitspraak doen, ten zij hetzelve hel indienen van nadere memorlën mogt loelalen.
vi. titel. Van eenige bijzondere reglsplegingen. lil
Die memoriën zu'len beteekend worden op dezelfde wgze ais bij de arlikelen 817 en 848 is voor^schreven. (R. 324 4°. Pr. 513.)
852- Indien de regtsvordering gegrond Is, zal de regter worden veroordeeld lot vergoeding van kosten, schaden en interessen Jegens den verzoeker.
Het geding waarin eene regtsweigering heeft plaats gehad, zal, zoo daartoe gronden zijn, naar eenen anderen regter worden verwezen. (R. 273 v.)
Het art. 833 is ingetrokken bij de Wet v. d. 7 April 181;» (Sb. no. 55.)
negende afdeelinti.
/ an overtredingen van ambtenaren van den buraerlijhen aland, notarissen en andere ambtenaren.
LEZWIJN, Annot. ad sect. IX, til. VI, lib. Ill, Cod. de re jud. in
causis civ. (L. 15. 184«.)
854. De overtreilingen van ambtenaren van den burgerlijken stand, notarissen en andere ambtenaren, waarvan, volgens de wet, de burgerlijke regter kennis neemt, zullen, zoo wel in eersten aanleg als in hooger beroep, op dezelfde wijze als cor-rectionnele zaken worden vervolgd en beregt. (B. 27, 137. Sv, 222 v., 237, 2C!i. Sb. 1842, nquot;. 20.)
tiende afdeeling.
fan de toelating om kasteloos te procederen.
v. Hasselt, Verzameling van fretten en Besluiten, VIII, hlz.
312 v. — francken, de jure paupcrum sec. Cod. de re jud.
in raus. civ. lib. Ill, lit. VI, sect 10 (L. B. 1843). — Themis.
VI, 20!)- -229. — n. Bijblad, 1, biz. 127 v.; III, biz. 321—33«.
433—4 44 ; IV, biz. 141—144. — Opmerk en Meded., VII, biz.
131—155, 269—270. - N. Bydr. t. Jt. en TV. III. hlz. «71 -
MOLSTER, in Gids 1833 hlz. 403 en volg.
855. Aan zoodanige personen, welke eischende of verwerende, in regten mogten willen optreden, en die van hun onvermogen om proces-kosten te dragen kunnen doen blijken, kan door den regter, by wien het regtsgeding of geschil moet worden aangevangen of hangende is, vergunning worden verleend om kosteloos te procederen.
Arme of onvermogende vreemdelingen, mitsgaders buiten-landsche armen-directiën of kerkbesturen zijn hiervan uitgesloten, ten zij bij uitdrukkelijke overeenkomst anders mogtzijn bedongen. (R. 83« v., 874. Sb. 1822, n». 41; 182«, no. 40.)
856 Die vergunning wordt verzocht, bij requeste op ongezegeld papier geschreven, en door eenen procureur, des noods door den president daartoe aangewezen, onderteekend, indien het verzoek aan een hof of aan eene arrondissements-regtbank is ge-rigt. (R. 837, 8«0.)
857. Hetzelve bevat de voordragl der daadzaken en sum-
152 in. boek. Van reglspleging van onderscheiden aard.
micro opgave van de gronden der vordering of verdediging des
verzoekers.
858- 15Ü hetzelve moet worden overgelegd een certificaat van liet onvermogen des verzoekers, afgegeven door het hoofd van het hestuur züner woonplaats, op het getuigenis, het zg van wijk- of buurtmeesteren, het zij van ten minste twee liekende en geloofwaardige manspersonen. (R. 853.)
859. Het hof of de regtbank beveelt, bij eenvoudig appointe-ment op het request, de oproeping van do wederpartij des verzoekers tegen eenen bekwamen termijn, voor twee commissarissen uit haar midden, bg het appointement henoeind,eii voegt, naar gelang der zaak, aan een verzoeker, eenen procureur of eenen advokaat en procureur toe, om hem op de comparitie bij Ie staan. (R. 804, 8G7.)
860. Het request en appointement wordt van wege den verzoeker, door eenen deurwaarder ten minste vierdagen vóór den hepaalden dag der comparitie, aan den persoon of aan de woonplaats der wederparty, kosteloos beteekend, met achterlaling van een afschrift van hetzelve.
Dit exploit zal gralis worden geregistreerd en, even als het daarvan te geven afschrift, vrü van zegel zyn. (B. 850, 8G6 v., 871.)
861. Indien de geroepene party op den bepaalden tijd niet voor commissarissen verschynt, en alzoo geene tegenspraak doet, onderzoekt het hof of de regtbank, op rapport van commissarissen of genoegzaam van het onvermogen des verzoekers blykt, en staat in dat geval het verzoek toe, ten zij de regter reeds bij voorraad mogt bevinden dat de voorgenomene vordering of verdediging klaarblijkelijk van allen grond is ontbloot. (R. 862 quot;v.)
862- Bij verschuiling der geroepene wederparty, kan zij het verzoek tegenspreken, op grond, dat reeds aanvankeiyk volkomen van de ongegrondheid van des verzoekers beweren biykt, het zij wat de daadzaken betreft, door afdoende bewysstnkken, het zij wat het regt helreft, uil hoofde van uitdrukkelgke wets-liepaling. (K. 444.)
863. De tegenspraak kan ook geschieden op grond, dal het bewys van onvermogen ontbreekt, of gebrekkig is, of op grond eener aanwyzing van genoegzaam bezit van vermogen des verzoekers. (R. 801 v.)
864- Op liet rapport van commissarissen wordt het verzoek toe- of afgewezen, en by toewyzingaan den verzoeker een procureur of een advokaat en een procureur toegevoegd, indien hu daarvan niet reeds voorzien is, ten einde hem kosteloos by te staan. (R. 85!», 871, 873.)
865. Indien de verkryger der kostelooze toelating in eersten aanteg is in het ongeiyk gesteld, zal hy in hooger beroep of in cassatie, niet kosteloos kunnen procederen, alvorens van den hoogcren regter op nieuw-daartoe te zyn toegelaten, op dezelfde wyze als voor den eersten aanleg is voorgeschreven.
Indien hy echter in eersten aanleg in het geiyk is gesteld, behoeft hij geene nadere toelating om in hooger beroep of cassatie
vi. titel. I'un eeniijc bijzondere reritspleyingen. Hï
kosteloos te procederen, en wordt liem alleen op zijn verzoek een advokaat en procureur toegevoegd. {I\. 83S.)
866- Alle exploitcn zullen worden gedaan door ecne» deurwaarder, woonachllg in het kanton, binnen hetwelk liet exploit moet geschieden, of indien er geen Is, door eenen deurwaarder uit een naliü gelegen kanton. (li. SUO, 8«quot;.)
867- Het vonnis van toelating om kosteloos te procederen, mitsgaders al de akten, welke hetzelve zijn voorafgegaan, zijn vrü van zegel en zullen gratis worden geregistreerd; ook zullen daarvan geene salarissen van deurwaarders, procureurs ofadvo-katen kunnen worden herekend, noch in eenig geval, het zij op den verzoeker, het zg op de wederpartij, kunnen worden verhaald. (U 8:ift v., 8tgt;(i, 8(gt;!l.)
868- Het gevolg van de verleende toelating om kosteloos te Procederen, is, dat de gereglelyke akten van de zijde des ver-krggers in debet voor zegel zullen worden geviseerd en geregistreerd, en dat ook de daarop verschuldigde grittie-regten en ju-dicicle boeten in debet zullen worden gesteld, mitsgaders dat aan hem, die de toelating verkregen heeft, geen salaris van prak-tizyns of deurwaarders, aan zijne zijde gevallen, kan worden in rekening gehragt.
869- Indien de wederparty van hem die de toelating verkregen heeft in het ongelijk gesteld, en dienvolgende in de kosten verwezen wordt, zullen de salarissen van praktizijns en deurwaarders, mitsgaders de griffie-, zegel- en registratie-regten en judiciüle boeten op denzelven kunnen worden verhaald, even als of er niet kosteloos ware geprocedeerd, (U. !gt;(!, 51, 8(1quot;.)
870. Indien daarentegen de verkrijger der toelating bij eindvonnis in het ongelijk gesteld, en in de kosten verwezen wordt, slaat het de wederparty vrij, om de kosten van hare zijde gevallen, op hem, zoo mogelijk, te verhalen. (R. 8:13.)
871. indien er grond is, om hij eenen kantonregter kosteloos te procederen, gelden ook daar de vorenstaande bepalingen, onder de navolgende wijzigingen;
I» Dat het verzoekschrift alleen door den verzoeker behoeft te zijn onderteekend;
4o. Dat de wederparty voor den kantonregter wordt opgeroepen, en door dien wordt gehandeld en beslist overeenkomstig de artikelen 860, 801, 8(li en SGIt;
:iquot;. Dat geene toevoeging van praktizijn, by artikel 8fii vermeld, plaats heeft.
872- Indien in het algemeen behoeftigen in dezen titel omschreven, buiten eigeniyk regtsgeding, eenige geregteiyke mag-tiging, goedkeuring of andere regteriyke beschikking op eenvoudige requesten of andere aanvragen behoeven, kunnen zij, voorzien van het bewus van onvermogen, bü artikel 838 vermeld, hunne requesten daartoe strekkende, met overlegging van dat bewys, op ongezegeld papier indienen, en zal de beschikking vry z.yn van zegel en gratis worden geregistreerd, en wyders vrij van alle andere kosten aan hen worden uitgereikt, (il. 833.)
873. In dat geval wordt aan de behoeftigen, indien zij niet
145 Hl. BOEK. I'an rerjtspleginq van onderscheiden aard.
van eenen procureur voorzien zijn, door den president een procureur aangewezen en loegevoesd.
874. Armen-inrigtingen, besturen van gods- en gasthuizen, henevens de kerkbesturen der verschillende godsdienstige gezindheden binnen het rijk, kunnen op gelijke wijze met gelijk gevolg als in dezen titel, ten aanzien van onverraogenden is bepaald, kosteloo/.e toelating vragen en erlangen, zonder verpligl te zijn tot overlegging van een bewijs van onvermogen.
875. De uitspraken der hoven, regtbnnkcn en kantonregters, aangaande de toelating om kosteloos te pr ocederen, zyn aan geen hooger beroep onderworpen. (II. 332,
EI.FDE AFDEELIKG.
I'an voorloopig getuigen-verhoor.
876 Wanneer in de gevallen, waarin bij de wet het bewijs door getuigen is toegelaten, er, vóórdat nog een geding aanhangig is, gevaar bestaat dal dit bewijsmiddel zoude verloren gaan. het zg uit hoofde van den ouderdom of ziekte der personen, die als getuigen zouden moeten worden gehoord, liet zij uit hoofde dat zij hebben voorgenomen het rijk te verlaten, het zij om andere dergelijke, door den regter te beoordeelen, redenen, kan de belanghebbende zich bij verzoekschrift tot den regter wenden, ten einde onverwijld tot hel getuigen-verhoor te worden toegelaten. (B. 1!132 v. K. 1. li. 880.)
877. Het verzoek wordt gedaan aan de regtbank van het arrondissement waarin de personen, die men als getuigen wil doen hooien, of het grootste getal van dezelve woonachtig ziin.
Hel verzoekschrift houdt in;
1°. De redenen, welke een voorloopig getuigen-verhoor noodzakelijk maken; (R. 8quot;B.)
2quot;. De daadzaken, welke men w il bewijzen; (R. 202.)
3°. De namen en woonplaatsen der personen, die men als getuigen wil doen hooren.
878. Indien de regtbank het verzoek toestaat, bepaalt zy den dag en het uur, waarop het getuigen-verhoor zal plaats hebben, en benoemt een jbarer leden als regter-commissaris, voor wien hetzelve zal moeten worden gehouden. (R. 205 v.)
879 Be bepalingen van artikel 103, 107, 108, 100, 111, 113. 115, 110, 11quot;, 118, 110, in verhand met artikel 214, zgn mede op dit getuigen-verhoor toepasselijk, met uitzondering van hetgeen aldaar ten aanzien van de wederpartij is bepaald. (R. 881.)
880. Indien er later een geding ontstaat, waarin men van het getuigen-verhoor zou w illen gebruik maken, zal de verklaring der getuigen op de hierboven gemelde wijze afgelegd, niet als bewys mogen worden aangenomen, zoo lang hel mogelijk is deze getuigen op de gewone wijze in hel geding te hooren. (R. 8quot;6)
881. Indien zulks door overlijden of afwezigheid der geluigen, of uil hoofde van andere dergelijke redenen, niet meer mogelijk mogt zijn, zal het proces-verbaal ingevolge artikel 879 opgemaakt, in het geding mogen worden overgelegd. Aan hetzelve
vu, titel. Van den staat fan kennelijk Dnoermoyen. uu
zal zoodanige bewijskracht worden toegekend, als de regter naar de omslandigheden zal vermeenen te bcliooren.
Het tegenbewijs wordt van regtswege toegelaten. (R. 103.)
ZEVENDE TITEL.
y'ua den slaat van kennelijk onvermogen.
LEzwiJN, Annot. ad lit. VII, lib. Ill, Cod. de rejud. in causis
civ. (L. B. 18i0.)
882- Wanneer iemand, niet tot den handelstand behoorende, blijkbaar buiten staat is om zijne schulden te betalen, en hy zich bovendien bevindt in een dor gevallen in het volgende artikel omschreven, kan hij, bel zij op zijne eigene vordering, het zjj 0|gt; die van een of meer zijner schuldeischers, bü regterlijk vonnis worden verklaard in slaat van kennelijk onvermogen. (B. 43quot;, 1809. K. ■704 v. K. 71, 12Ü, 89!).)
883. Van zoodanig kennelijk onvermogen kan alleen blijken in een der volgende gevallen;
1». Wanneer de schuldenaar wegens schulden is gegijzeld uil krachte van een eindvonnis en hy zich langer dan eene maand in gijzeling heelt bevonden; (K. S83 v.)
2°. Wanneer hij door onderscheidene zijner schuldeischers gelijktijdig tot betaling van schulden wordt vervolgd, en door beslag in executie met den verkoop en de slooping zynes boedels wordt bedreigd;
3°. Wanneer hij, door onderscheidene zyner schuldeischers lot betaling van schulden zünde aangesproken, heimelijk en zonder oide op zijne zaken gesteld te hebben, zyne woonplaats heeft verlaten. (II. 882.)
884. De vordering tot verklaring in staat van kenneiyk onvermogen wordt gedaan hy verzoekschrift aan de arrondisse-ments-regtbank van de woonplaats des schuldenaars, met overlegging van het bewys of de aanduiding van de daadzaken en omstandigheden, waaruit blijkt, dat er werkelgk kenneiyk onvermogen plaats beefl.
Het verzoekschrift wordt ter gritlle van de regtbank ingeleverd en op een daartoe aangelegd register wordt hiervan aan-teekening gehouden.
De regtbank beschikt met den meesten spoed op het verzoekschrift.
Indien bet verzoek is gedaan door den schuldenaar zeiven, is de regtbank bevoegd, alvorens daarop te beschikken, hem voor zich te ontbieden en te hooren. Zy is verpligt hem daartoe door den griffler by brief te doen oproepen, indien de schuldeischers het verzoek buiten hem hebben gedaan. (K. 766. R. 882.)
885- Het vonnis zal, behalve verklaring des schuldenaars in slaat van kenneiyk onvermogen, inhouden;
1°. De benoeming van een der leden van de regtbank tot reg-ter-commissaris; 'R 886.)
»o. De aanstelling van een óf meer curators, by voorkeur uil de schuldeischers te kiezen. De griffler, de substituten-
liB in. boek. ran regtsplcfjinri van onderscheiden aard.
grifllers, benevens do procureurs der vervolgende schuldei-schets, kunnen diuirloe niet benoemd worden; (K. 4 B»,
892.)
3quot;. Den Uisl om door verzegeling of door andere gepaste middelen, of door een en ander voor de bewaring des boedels Ie zorgen. (11. KiO -i0, 059 v.)
Ken afschrift van bet vonnis wordt dailelijk aan den kanton-regter door den grillier der arrondissemenls-regtbank toegezonden.
S86. De regtbank beeft ten allen tijde de bevoegdheid om de curators of een of ander derzelve te ontslaan en door anderen te doen vervangen, bet zij op voordragt van den regter-commis-saris, liet zü op een met redenen bekleed verzoek van een of meer der schuldeiscbers.
Zy kan op gelijke wijze aan den benoemden een of meer mede-curators uil de scliuldeisdiers toevoegen. (K. 788.)
887- Hel vonnis zal worden ten uitvoer gelegd niettegen-staande booger beroep of verzet. (R. 32 v.)
De bepalingen van artikel quot;fll van liet Wetboek van Koophandel zijn, met uilzondering van betgeen aldaar omtrent hel openbaar ministerie wordt voorgeschreven, ten deze van toe-pa ssj ng.
888. Het vonnis heeft ten gevolge dat de schuldenaar dadelijk na de uitspraak, indien het op zijn eigen verzoek is gewezen, en anders dadelijk nadat hom hetzelve zal zijn beteekend, het beheer over zijne goederen verliest. (15.1360. K. quot;70 R. 323.)
Noglans zal hetzelve niet vroeger aan derden kunnen worden tegengeworpen die lor goeder trouw hebben gehandeld, dan te rekenen van den dag dat de aanplakking en aankondiging van het vonnis bij artikel 8!»:! voorgeschreven, Ier hunner woonplaats heeft kunnen bekend zijn.
Alles hehoudens de bepalingen van artikel 891.
889. Het vonnis heeft mede Ion gevolge, dat alle geregtelgko ten uitvoerlegging, op roerende of onroerende goederen van den schuldenaar aangevangen, dadelijk wordt geslaakt. Echter is is artikel quot;'2 van bot AVeluook van Koophandel ten deze toepasselijk. (R. 4:)» v., 11)1 v.)
S90. De len uilvoergelcgde lijfsdwang blijft stand houden en de vroeger, in de gevallen van artikel 383 verkregen, doch nog niet ton uitvoer gelegde lijfsdwang, kan worden uitgevoerd, even als ware de schuldenaar niet in staat van kennelük onvermogen verklaard. (R. 32, 313, 390, 399.)
891- De bepalingen van artikel 773 lot en met artikel 780 inaesloten van het Wetboek van Koophandel worden bier toe-passelijk verklaard; doch zullen do termijnen, in de artikelen 773, 774 en 773 voorgeschreven, slechts berekend worden van den dag van de uitspraak van het vonnis. (R. 888.)
892. De regtbank zal bij het vonnis, waarbg de schuldenaar in staat van kennelUk onvermogen verklaard wordt,eenen deurwaarder benoemen, ten einde het vonnis, zoo wel aan den schuldenaar, indien hetzelve niet op deszelfs eigen verzoek mogt ge-
vu. titel; Fan den staat van kennetyk onvermnqen. H7
wezen zijn, als aan den benoemden curator of de curators te heteekenen.
Deze beteekening moet gedaan worden binnen acht dagen na ■de uitspraak, ten ware de regter eenen kortoren termijn bad bepaald. (R. 8, 883 2U.)
893- Be curators zün verpligt om, binnen drie dagen na dat hun hel vonnis zal zijn beteekend, een uittreksei van hetzelve? te doen aanplakken en aankondigen, op de wijze zoo als bij artikel 7'J3 van bei Wetboek van Koophandel is voorgeschreven.
De artikelen 7(10, 7»2, 793, 7!l(i, 7fl7, 7»8, 7i)9, 800, 80B tol en met 81i ingesloten van gemeld Welhoek, zijn hier mede van toepassing.
De regter-commissaris is op voordragl van de curators bevoegd, de bedienden en hnisgenooten des schuldenaars, met uitzondering van zijne huisvrouw, kinderen en verdere mikomelin-gen, mitsgaders zijne ouders of grootouders, te ondervragen, zoo omtrent de goederen die dezelve bezit en de plaats waar zich deze mogten bevinden als omtrent de oorzaken en omslandig-ben van het kennelijk onvermogen. (B. 1421, 1331. K. 803. It 888.)
894. De regter-commissaris zal den dag, hel uur en de plaats bepalen, waarop alle de bekende en onbekende schuldelschers, de bevoorregle en de pand- en hypotheek hebbende daaronder begrepen, worden bijeen geroepen, ten einde over te gaan lol öe verillcatie der schuldvorderingen. (K. 813.)
895. Deze verificatie geschiedt overeenkomstig de voorschriften van de derde afdeeling van don eersten titel van het derde boek van het Wetboek van Koophandel, doch met de volgende uilzonderingen: (K. 813 v.)
1°. Dal de aanplakking, in artikel SIquot; gelast, alleen wordt gedaan aan hel huis der gemeente ;
2o. Dal de lijst der schuldeischers wordt opgemaakt uit zondanige bescheiden als de curators zich hebben kunnen verschaffen.
896 De bepalingen omtrent het accoord, voorkomende in de vlerdeafdeelingvan den eersten titel van het derde boek van hel Welhoek van Koophandel, zijn, behoudens de volgende uitzonderingen, mede hier van toepassing (K. 833 v.)
1°. Dat lot de aanneming van het accoord verelscht wordt do toestemming van vijf zesde der concurrente schuldeischers, welke zeven achtste van het bedrag der niet bevoorregle, door geen pand gedekte noch hypothekaire schuldvorderingen vertegenwoordigen, of wel, zeven achtste dier schuldeischers, welke vijf zesde van voormeld bedrag uitmaken ; (K. 841.)
2°. Dat hij hel verleenen van de homologatie van het accoord. levens verklaard wordt dat de staat van hel kennelijk onvermogen wordt opgeheven. (K. 830.)
897. De curators zijn belast met de veretfening des boedels. Dezelve geschiedt overeenkomstig de bepalingen der vijfde afdeeling van den eersten titel van het derde bock van hel Wel-
ms in. boek. Van reglspleging van onderscheiden aard.
boek van Koophandel, en zjjn de artikelen 853 toten met artikel 8!)1 ingesloten van dat Wetboek, met uitzondering van art. «87, alhier van toepassing. (K. 852 v.)
898. Alvorens den staat op te maken, by artikel 86S van bet Wetboek van Koophandel vermeld, worden de ingeschreven hvpotbekaire schuldeiscbers, welke niet tot verilieatie hunner schuldvorderingen mogten zijn opgekomen, nogmaals door de curators binnen eenen door den regter-commissaris te bepalen bekwamen termUn, bij exploit van eenen deurwaarder, aan hunnen persoon of ter hunner woonplaatsen opgeroepen, ten einde hunne schuldvorderingen nog te doen verifiëren. (B. 1224.)
.899. De schuldenaar kan ten allen tijde aan de regtbank verzoeken dat de staat van kenneiyk onvermogen worde opgeheven, mits overleggende eene lüst zijner schuldeiscbers, met de verklaring van elk t unner, dat hij ten zynen genoegen voldaan is.
De regtbank hoort op dit verzoek de curators, indien zy nog niet zyn ontslagen, en slaat hetzelve toe indien zy bevindt dat het verzoek gegrond is, en de curators zijn verpligt aan den schuldenaar rekening en verantwoording te doen en hem tegen behoorlyke kwyttng alle goederen, gelden, effecten, boeken en papieren tot zynen boedel hehoorende, en die zij nog onder zich hebben, af te geven. (R. 882.)
VAN
voorduix. Geschiedenis en Beginselen der TSederl, Wetb., Dl. VI — de BOSCH KEMPER, Wetboek van Stra(vordering,mardes-zelfs beginselen onlwikkeld, en in verband gebragt met de al-(jemeenc Regtsgeleerdheid (Amst. J838-18i0), IH. - schUl-ler, Wetboek van Strafvordering met aanteekeningen (ütr. 1843). — DE MARTINI, 1)1. 1379—1731. — verxede, Handl. tolde N. Wetg., V. — Nalez., li ~ de im.nto, Ilandl. tot het Wetb. v. Strafv., II.
Atqemeene Bepalingen.
oilquin. De leer der praejudiciele geschillen van hel hedend regt (Amst. 1847), blz. 73-101. - v. ASCH VAN WIJCK, de deliclis extra regni territorium admissis (Traj. 1839), p. no —108. — ü. Byblad, lil, blz. 122—128; VI, blz. 74—80. — VAILLANT, Stryd lusschen het Wetb. v. Slrafvord. en de uitleveringswet van 1849, in N. Bydr. v. li. en W II blz 400 —415.
Artikel 1.
Niemaml mag tot .-tra' vervolgd of veroordeeld worden, dan op de wijze en in de gevallen bij de wet voorzien. (Sv. 427.)
2- Tot strafvorderingzjjn alleen geregtigd de ambtenaren, welke bij de wet daartoe bevoegd zjjn verklaard. (Sv. 22, 372 v. I. 1.)
3- Behalve In de gevallen by de wet voorzien, kan de vergoeding van schade, door eenlg misdrijf veroorzaakt, alleenlijk bij eene afzonderlijke burgerlijke regtsvorderlng vervolgd worden. (O. 36. B. 1401) v., 1890, 1933 v. Sv. 23, t.'tl, 232, 375. 1. 1, 2, 3.)
4. Gedurende den loop van de regtsvervolging tot straf, blijft de regtsvorderlng tot vergoeding van schade voor den burgerlijken regter geschorst, onverminderd de behoedmiddelen bg de wet veroorloofd. (O. .3« v. B. 1400 v., 1933 v. K. 193, 19i Sv 375. I. 3.)
5. Geene regtsvervolging tot straf kan gestuit of geschorst worden door het afzien van de burgerlijke regtsvorderlng, ten zij in de gevallen bü de wet voorzien. (B. 323, 1414, 1890 Sv 0. I. 4.)
6. Indien de verdediging van den beklaagde of beschuldigde een geschilpunt van burgerlijk regt betreft, van welks beslissing de regter oordeelt dat de waardering van het feit afhangt, aan denzelven als misdrijf 'e laste gelegd, zal de regtsvervolging met of zonder tijdsbepaling worden geschorst.
Indien de beklaagde of beschuldigde in bewaring is, zal de regter zijne voorloopige invrijheidstelling kunnen gelasten. (Sv.
Algemeene Bepalingen.
7. Het regt tot strafvordering vervalt:
1°. Door den dood van den beklaagde of beschuldigde (Sv. 4i« v.)
2°. Door verjaring; (Sv. 437 v.)
Alles overeenkomstig den drie en twinstigsten titel van dit Wetboek.
8. Een Nederlander zich buiten 's lands schuldig of mede-pligtig makende aan misdrijven, door welke, volgens de bijzondere bepalingen van bet Wetboek van Strafregt, de rust en veiligheid van het Koningrijk in gevaar gebragt of benadeeld worden; of aan eenig lgt;ü de wet voorzien misdrijf, ten aanzien van inlandsche wettig gangbare geldmunten, of aan hel namaken of vervalschen van eenige inlandsche openbare of andere wet-tiglijk bestaande elfectjn of bankbiljetten, gelijk ook van eenige zegels, stempels of merken, welke op openbaar gezag binnen dit Koningrijk gebruikt worden, zal naar de Nederlandsche wetten vervolgd en gestraft worden, en zulks zonder onderscheid of de wetten van het land, alwaar zoodanig misdrijf is gepleegd, eene zwaardere of eene iigtere, of wel in bet geheel geene straf op hetzelfde misdrijf stellen mogten.
De bepalingen van dit arlikei zijn mede toepasselükop vreemdelingen die, aan zoodanige misdrijven schuldig of medepligtig, binnen dit Koningrijk mogten worden gevat, of ten verzoeke der regering zijn uitgeleverd. (A. Sv. 9, 24. I. ü.)
9. Insgelijks zullen, na aanhouding hier te lande of verkre-?ene uitlevering, volgens de Nederlandsche wetten worden vervolgd en gestraft: (Sv. 10, 24.)!
10. Nederlanders, welke zich buiten 's lands hebben schuldig of medepligtig gemaakt aan eenig misdrijf hoegenaamd tegen Nederlanders; (A. 8.)
2°. Nederlanders, welke zich buiten 's lands legen vreemdelingen, of vreemdelingen welke zich builen 's lands legen Nederlanders hebben schuldig of medepligtig gemaakt aan moord, brandstichting, diefstal gepaard met braak, of met mishandeling, gewapenderhand, of bij vereeniging van meer dan twee personen en raet verzwarendeomstan-digheden gepleegd, mitsgaders aan het maken en in omloop brengen van in- of uitlandschevalscheofvervalschle wisselbrieven. (A. 8. 1. 7.)
10- In de gevallen bij het voorgaande artikel vermeld, zal er geene vervolging of veroordeeling tegen de beklaagden kunnen plaats grijpen, indien zij, ter zake dier misdrijven, bij een vonnis door den buitenlandschen [regter zijn vrijgesproken of veroordeeld en gestraft geworden. (Sv. ». I. 7.)
EERSTE TITEL.
ran hel opsporen der misdrijven.
EERSTE AFDEELING.
Kan de amblcnaren belast mei de opsporing der misdrijven.
11. Met het opsporen der misdrijven zijn, volgens de onder-
2
i. titel. Van het opsporen der misdrijven. 3
scheidingen li ij de wet gemaakt, de hiernavolgende ambtenaren belast, elk voor zoo veel aangaat de uitgestrektheid van het grondgebied voor hetwelk hjj is aangesteld en heëedigd; (Sv. 14, 26, 37.)
1°. De veld- en boschwachters; (Sv. 19 v.)
2°. De oüicieren en onder-oflicieren der maréchaussee; (Sv. 32.)
3°. De directeuren en commissarissen van pollcie en de waterschouten; (Sv. li, Ui v. 32 v.)
4°. De burgemeesters, of degenen die hen vervangen, doch alleen in de gemeenlen alwaar geene commissarissen van pollcie zijn; (Sv. l(i v., 32 v.)
5°. De kantonregters; 32 v.)
Bquot;. De ambtenaren van het openbaarministerie; (Sv. 13, 14, ii v.)
7°. Alle andere beambten in zaken by bijzondere wetten en ■wettige verordeningen aan hunne waakzaamheid toevertrouwd. (Sv. 32 v. I. 8. 8.)
12 Ir. de gemeenten, die in verscheidene afdeellngen van pollcie verdeeld zijn, zullen de commissarissen van pollcie hunne ambtsverrlgtingen uitoefenen over de geheele uitgestrektheid der gemeente, in welke zij zijn geplaatst, zonder zich van deze verpligtlng te kunnen verschoonen, op grond dat de misdrijven gepleegd zouden zijn builen do byzondere afdeeling waarover zij zijn gesteld. (Sv. 1G v. I. 12.)
13- Elke gestelde magl, elk openbaar ambtenaar die in de uitoefening van zijne bediening kennis bekomt van een misdryf, zal gehouden zijn daarvan dadeiyk den amhlenaarvan hetopen-baar ministerie bij de regtbank, binnen welks regtsgebled bet misdrijf begaan is, of waarin de beklaagde woont of mogt kunnen gevonden worden, berigt te geven, en aan denzelven ambtenaar alle de bescheiden, processen-verhaal en akten, die tot de zaak betrekkelijk zijn, in te zenden. (Sv. 14, Ifi, 19, 22,34.1.29.)
14- Een ieder die getuige is geweest van eenen aanslag, bet zij tegen de openbare rust of veiligheid, het zy tegen iemands leven of eigendom, zal desgelijks gehouden zyn daarvan dadelijk berigl te geven aan den ambtenaar van het openbaar ministerie by de regtbank, het zij van het arrondissement waarin de daad gepleegd is, het zy van dal alwaar de beklaagde woont of kan worden gevonden, of aan een' der bulp-ofliciercn.
De vorenstaande bepaling is niet toepasseiyk op de personen bij bet tweede en derde lid van art. 65 vermeld. (Sv. 32, 34, 442. I. 30.)
15 De schrifleiykc klagten en aangiften zullen moeten worden onderteekend.
De mondelinge klagten en aangiften zullen door den ambtenaar die dezelve ontvangt, in geschrifte worden gesteld, en zoo door hem, als door den klager of aangever, worden onderteekend, zoo deze kan schrgvcn. (Sv. IC, 20, 43. I. 31.)
4 i. titel. Van hel opsporen der misdrijven.
TWEEDE AFDEELING.
Van de burgemeesters en commissarissen van policie, met betrekking tot policie-overtredingen.
16. De commissarissen van policie, en, in de gemeenten waar geene commissarissen van policie zgn, de burgemeester of die deszelfs plaats vervult, zullen de policie-overtredingen nasporen, zelfs ook de zoodanige die lot het bgzonder toezigt van de veldwachters en boschwachters behooren. Zü zullen de berig-ten, 'aangiften en klagtcn ontvangen tot de voornoemde overtredingen betrekkelijk.
De iprocessen-vcrbaal door hen te dien einde op te maken, zullen inhouden den aard en de omstandigheden der overtredingen, den tgd wanneer, en de plaats waar dezelve zijn bedreven, mitsgaders de bewgzen of aanwijzingen ten laste van de ver-moedeiyk schuldigen. (R. O. 43. Sv. 11, 12 v., 13, 18, 21, 20, 101, 437. I. 11.)
17. In gemeenten, in welke niet meer dan één commissaris van policie is, zal, bij wettig beletsel van denzelven, de burgemeester of die deszelfs plaats vervult, den gezegden dienst waarnemen, of door tijdelijke aanstelling van eenen persoon tot vervanging van den commissaris van policie, in diens dienst voorzien. {R. O. 43. Sv. 11 3°, 12, 18. I. 14.)
18 De burgemeester of die deszelfs plaats vervult, of wel de commissaris van policie, zal aan den bevoegden ambtenaar van het openbaar ministerie bü het kantongeregt alle do stukken en narigten doen geworden, ten langste binnen den tjjd van drie dagen, de dag, op welken de overtreding tot zijne kennis is gekomen, daaronder begrepen. (R. O. 43. Sv. 16 v., 17, 21. I. 13.)
DERDE AFDEELING.
Van de veld- en boschwachters.
19. De veld- en boschwachters zijn voornamelijk belast met het opsporen der misdrijven van policie-overtredingen, strekkende tot benadeeling van veld- en boscheigendommen. (Sv. 11 1», 16, 26. I. 16.)
20- De veld- en bosch wachters staan, voor zoo verre het opsporen der misdrijven betreft, onder het toezigt van den oflicier van justitie van het arrondissement, onverminderd hunneonder-hoorigbeid aan de ambtenaren der administratieve magt, die boven hen zijn gesteld.
Zij zullen van alle overtredingen en misdrijven processen-verbaal opmaken, ten einde te doen blijken van den aard, de omstandigheden, den tyd en de plaats van de begane misdrijven en overtredingen, zoo als ook van de bewijzen en aanwijzingen die zij daarvan hebben kunnen inwinnen. (Sv. 16, 26, 428, 437, 442. I. 16, 17.)
21 De veld- en boschwachters moeten hun proces-verbaal binnen den tüd van vier en twintig uren doen toekomen aan den commissaris van policie, en binnen de gemeenten, alwaar geen
i. titel. Van het opsporen der misdrijven. s
commissaris van policie is, aan den burgemeester of dengenen die hem vervangt. Deze zyn verpligt de processen-verbaal, uiter-Ip binnen vier en twintig uren na de ontvangst, aan den bevoegden ambtenaar van liet openbaar ministerie in te zenden. (Sv. 1« v., 20. I. 20, 21.)
vierde afdeelixg.
Van de ambtenaren van het openbaar ministerie bij de hoven en regtbanken.
R. Byblad, 11, blz. 206—272. — Opmerk, en Meded. IV, blz.
274—282.
22- De olücieren van justitie zijn ambtshalve belast met de nasporing en vervolging van alle misdrijven, waarvan de kennisneming beboert aan de gerogtshoven en aan de arrondisse-ments-regtbanken.
Echter zal in zaken van overspel, van hoon, laster, of schennis van vrijwillige bewaargeving, het openbaar ministerie geene nasporing of vervolg kunnen doen, dan op klagte der beleedigde party. Deze bepaling is niet toepasselijk op hoon of laster, jegens den Koning, de leden van het Koninklijk huis, of de openbare gestelde magten gepleegd. (R. O. i v., quot;gt;0 v., 07 v., 79 v. A. 14. B. 1408 v., 1414, 1733 v. Sv. 11 6°, 23 v., 33, 33, 30, 38 v., 222 v., 237, 238. Sb. 1829, nquot;. 34; 1830, nquot;. 13. I. 22.),
23- Tot de waarneming der ambtsverrigtingen, bü het vorige artikel aan de olTicieren van justitie opgedragen, zijn gelijkelijk geregtigd;
Die van hel arrondissement waarin het misdrijf is begaan;
Die van het arrondissement waarin de beklaagde woont;
Die van het arrondissement waarin de beklaagde zal worden gevonden;
In geval van gelijktijdige bemoeijing van onderscheidene ofll-cieren van justitie, zal diegene hunner steeds met de vervolging der zaak belast blijven, die bü de vorenstaande rangschikking vroeger is geplaatst. (R. O. 0, 88. Sv. 22, 24, 29 v. I. 23.)
24. Deze ambtsverrigtingen zullen, in de gevallen van misdrijf buiten 's lands gepleegd, voor zoo verre hetzelve, volgens artikel 8 en 9 van dit Wetboek, hier te lande kan worden vervolgd, worden vervuld door de ambtenaren van het openhaar ministerie van het arrondissement binnen hetwelk de beklaagde woont, of door die van het arrondissement waar hy zal worden gevonden, of binnen hetwelk hij zijn laatste bekende verblijf heeft gehad.
In geval van gelijktpige bemoeying van onderscheidene ofli-cieren van justitie, zal diegene hunner steeds met de vervolging der zaak belast biyven, die hg de vorenstaande rangschikking vroeger is geplaatst. (R. O. 88. Sv. 8 v., 23. I. 24.)
25. In alle zaken, welke, naar luid van de wet op de regter-lijke organisatie en bot beleid der justitie, raauweiyks aan den hoogen raad of aan de provinciale geregtshoven zyn opgedragen, oefenen de procureurs-generaal dezelfde functiën uit, waar-
6 i. titel, yam het opsporen der misdrijven.
mede, volgens artikel 22, de ollicleren van Juslille zijn bekleed. (K. O. BB, 92.)
26. De ambtenaren, met het nasporen der misdrijven belast, hebben bet regt om, in de uitoefening van hunne ambtsverrig-tingen, de openbare burgerlijke, of de gewapende magt onmiddellijk in te roepen.
De veld- en bosehwaehters zijn hiervan uitgezonderd, deze zullen zich te dien einde vervoegen bij de hoofden der plaatselijke besturen van de gemeenten alwaar zij hun ambt uitoefenen. (Sv. 11 v., IB v., 19 V., 50, 91, 102, 372. I. 23.)
27. De ottieieren van justitie zijn gehouden om, zoodra misdrijven lot hunne kennis komen, den procureur-generaal bij het provinciaal geregtshof daarvan berigt te geven.
Onverminderd hunne verpligting tot vervolging moeten zij de voorschriften opvolgen die deze hun, tot het doen van onderzoek, of .tot vervolging van de misdrijven, zal geven. (R. O. 3, quot;2. Sv. 29, IBB. i. 27.)
28. Zij zullen zorg dragen voor de verzending, de beteekening en de uitvoering der bevelschriften die door den regter, in het beleid der zaak zullen worden gegeven. (Sv. BO, 93, 93,11B,120, 122, 237, 233, 271, 3'.0. 1. 28.)
29- Wanneer een ambtenaar van het openbaar ministerie door klagte of aangifte, of op eenlge andere wijze is onderrigl, dat in zijn ressort een misdrijf is gepleegd, of dat iemand, die daaraan vermoed wordt schuldig te zijn, zich binnen hetzelve bevindt, zal hij verpligt zijn, naar omstandigheden, aanvankelijk alle narigten te verzamelen en in te ■winnen, welke dienstig kunnen zijn om over de zaak licht te verspreiden. (Sv. 22 v , 32, 31 V., 37, 43 V.)
30- De ollicier van justitie zal, wanneer daartoe termen zijn, de stukken aan den regter-commissaris doen toekomen, met zoodanige requisitoiren als hij zal geraden achten. (Sv. 32, 38, 83. I. 43.)
31. Indien de regtbank, op de klagte van den belanghebbende of op eene andere voldoende wijze, bevindt, dat er verzuim plaats heeft in het vervolgen van een wanbedrijf, zal zij den otneier van justitie kunnen belasten om te dien aanzien aan haar verslag te doen, en hem voorts kunnen bevelen om ter zake der opgegeven daadzaken, zoo daartoe termen zijn, vervolgingen in te stellen. (Sv. 27, 38, 73, 82.)
VIJFDE AFDEELING.
Van de hulp-o/ficieren.
32. De kanton-regters, de burgemeesters, of die dezelve vervangen, de directeuren van policie en waterschouten, de commissarissen van policie en de ottieieren en de onderofticieren van de maréchausée, zullen de klagten of aangiften ontvangen van de misdaden en wanbedrijven, gepleegd in de plaatsen waar zij hunnen gewonen dienst verrigten. (Sv. 11, 13, 29, 33 v., 39, 43, 34, 101, 108, 239. 1. 18.)
l. titel. Fan hel opsporen der misdrijven.
33. In geval van gelyklijdigo liemoeijing van de oHicieren van justitie zullen laatslgemelde zich van alle verdere liemoei-jingen onthouden en dezelve aan den oflicier van justitie overlaten, ten ware deze hen gelasten mogt in de door hem aangevangen verrigtingen voort te gaan or hem behulpzaam te zijn. (Sv. 22 v., 32, 34 I. 41. 52.)
34. De liuip-oflicieren zullen de aangiften, de processen-verhaal en andere akten, door hen in zaken van hunne bevoegdheid opgemaakt, onverwijld aan den oflicier van justitie inzenden welke gehouden zal zijn daarmede te handelen, zoo ais in artikel 20 en 30 hier hoven is gezegd.
De processen-verhaal zullen zyn gedagteekend en zoo veel mogelijk inhouden, den aard en de omstandigheden van het misdryr, den tijd wanneer en de plaats waar hetzelve is hegaan, mitsgaders de hevvijzen of aanwijzingen ten laste van den vermoedelijk schuldige. (Sv. 13, 32, 33, 30, 428, 437, 422. 1. S3.)
35. Zij zullen dit insgelijks doen, in geval van klagtc of aangifte van andere misdrijven, dan met welker onderzoek en nasporing zij onmiddellijk heiast zijn, en de oflicier van justitie zal gehouden zijn daarmede insgelijks overeenkomstig het bepaalde hij art. 20 en 30 te handelen. (Sv. 34, 30. I. 35.)
36- De hulp-otlicieren zijn gehouden om, op de vordering van den oflicier van justitie, alle zoodanige narigten te geven en onderzoek te hewerkstelligen ter zake van misdaden en wanhedrijven, als met welker vervolging deze amhtenaren worden belast, gelijk ook, in het beheer der justitie en regterlijke pollcie, de bevelen na te komen, welke hun door denzelven worden gegeven. (Sv. 11, 21, 32.)
zesde afdeelinü.
Fan onldekkiun op heeler daad.
R. Bijblad, 1, blz. 362—308. — Opmerk, en Meded., I, blz. 102
— 103.
37. In geval van ontdekking of vervolging van een misdaad op heeter daad, zullen de amhtenaren hij artikel 11 vermeld, verpllgt en gehouden zijn onmiddellijk alles aan te wenden wat dienstig kan zijn, niet alleen om het feit lot klaarheid Ie brengen, maar ook om den dader in handen te krijgen: alles overeenkomstig hetgeen hij de volgende artikelen is vastgesteld. (G. 108. Sv. 20, 230, 317. I. 30, (gt;0.)
38- Ontdekking op heeter daad heeft plaats, wanneer het misdrijf, terwijl hetzelve gepleegd wordt, of terstond nadat hetzelve is gepleegd, ontdekt wordt, of wanneer iemand terstond daarna als dader door het openhaar gerucht wordt vervolgd, of hy hem goederen, wapenen, werktuigen of papieren worden gevonden, welke aanduiden dat hy dader of medepligtig is. (Sv. 30 v., 43, 83. I. 41.)
39. In geval van misdaad op heeter daad ontdekt, is elk dienaar van de openbare magt verpllgt, en een iegeiyk bevoegd, d en verdachte aan te houden en voor een' der amhtenaren van
7
8 i. titel fan het opsporen der misdrijven.
het openbaar ministerie of een der hulpofflcieren te brengen.
In de gevallen waarin geene voorloopige aanhouding is toegelaten, zal de ambtenaar van het openbaar ministerie, ot des-zelfs hulp-oflicier, proces-verbaal opmaken, en den aangehoudene dadeiyk in vryheid stellen.
Wanneer er volgens de wet grond is tot voorloopige aanhouding en de verdachte door eenen büzonderen persoon of door eenen hulp-ofllcier is gevat geworden, zal deze den verdachte dadelijk, met de in beslag genomen goederen, wapenen, werktuigen of papieren, aan den ofllcier van justitie overleveren, ten einde te worden gehandeld, zooals bU artikel 32 en 53 is voorgeschreven. (Sv. 29, 37, 41, 43, 77, 83, 88. I. 10«.)
40- De tot aanhouding bevoegde ambtenaren zullen zich te dien einde de sterke hand doen verleenen door den burgemeester van de gemeente, of door dengenen diedeszelfs plaats vervult, welke zich daaraan niet zullen mogen onltrekken.
Weggenomen goederen zullen zij, in dat geval, ter plaatse waar die mogten zijn heen gevoerd, nasporen en in bewarende hand stellen; nogtans zullen zij in de huizen, werkplaatsen, getimmerten en de daaraan belendende omscbutte en omheinde plaatsen niet mogen binnentreden, dan in het bijzijn van den kanton-regter, of van den commissaris van policie, of den burgemeester der gemeente, of die deszelfs plaats vervult, en het daarvan op te maken proces-verbaal zal moeten worden onder-teekend door hem te wiens overstaan het opgemaakt is. (G. 153. Sv. 26, 3S V., 44, lOfl, 194, 210, 283. I. 107.)
41. In het geval van misdrijven, tegen welke de wet eene lijf- of ontecrende straf bedreigt zal de ofUcier van justitie handelen, zoodanig als bij dit en hü de volgende artikelen tot en met artikel 53 is voorgeschreven.
Hij zal zich, indien zulks noodig is, onverwijld begeven naar de plaats alwaar de daad gepleegd is, om aldaar de vereischte processen-verbaal op te maken, ten einde te doen blijken van het bestaan des misdrijf, den staat van deszelfs voorwerp en de gesteldheid der plaats, en om de verklaringen in te winnen van degenen die tegenwoordig mogten zgn geweest, of van de buren, huisgenooten of anderen, die men vermoeden kan in staat te zijn om ophelderingen of narigten nopens het feit te geven, welke allen hunne verklaringen zullen moeten teekenen, zullende, by weigering, daarvan melding moeten worden gemaakt.
HU is verpligt den regter-commissaris onverwijld te verwittigen, dat hg zich naar de plaats des misdrijfs begeeft, doch hij behoeft dien ambtenaar niet af te wachten.
Zoodra de regter-commissaris op de plaats des misdrijfs tegenwoordig is, zullen alle bemoeijingen, in deze afdeeling vermeld, door hem op requisitoir van het openbaar ministerie worden verrigt. (Sv. 58, 97, 200, 317, 428. I. 32, 33.)
42. De ofllcier van justitie zal mogen bevelen dat niemand, wie het ook zij, het buis verlate of zich van de plaats verwij-dere, tot na den afloop van het onderzoek te dier plaatse.
Do overtreders van zoodanig bevel zullen kunnen worden ge-
i. titel. Van het opsporen der misdrijven. 9
vat cn tot na het sluiten van liet proces-verbaal aangehouden; zü zullen daarenboven door den bevoegden regter tot eene gevangenisstraf kunnen worden veroordeeld, den tijd van tien dagen niet te boven gaande. (Sv. 41, S5. I. 34.)
43- Hg zal, in de gevallen van ontdekking op heeter daad, mogen hevelen dat de vermoedelijk schuldigen in verzekering worden genomen en voor hem gebragt, na derzelver verhoor, zal hij tegen hen een hevel van voorloopige aanhouding mogen uitvaardigen, en daarbü aanduiden de plaats, alwaar de aangehoudene zal worden in verzekering gehragt.
Eene bloote aangifte levert geenen genoegzamen grond op tot zoodunige aanhouding van eenen gezeten burger. (Sv. 38, 41, 33, 83, 93. I. 40.)
44. HU zal in beslag nemen de wapenen cn al betgeen tol het plegen van het misdrijf blijkt of schijnt gediend te hebben of bestemd te zijn geweest, gelijk ook alles wat dienen kan om de waarheid aan den dag te brengen.
Hij zal den verdachte aanmanen om zich te verklaren over de in beslag genomene voorwerpen, welke hem zullen worden vertoond.
Hij zal van dit alles een proces-verbaal opmaken, hetwelk onderteekend zal worden door den verdachte, of, bij weigering, zal daarvan worden melding gemaakt. (Sv. 50 v., Ui, 194, 4i3. I. 3d.)
45. Indien de aard van het misdrijf zoodanig is, dat bet bewijs waarschijnlijk kan worden verkregen uit de papieren of andere stukken en zaken in het bezit van den verdachte, zal de olficier van justitie, vergezeld van den kanton-regter, of, wanneer deze zich niet op de plaats bevindt, of op eenige andere wijze verhinderd is, van den burgemeester of die denzelven mogt vervangen, zich terstond ter woonstede van den verdachte begeven, om aldaar datgene op te sporen wat hij nuttig zal oordeelen om de waarheid aan het licht te brengen.
Hij zal daarvan proces-verbaal opmaken, en de papieren of andere stukken onder zich nemen. (Sv. 29, 41, 52, 107, 10» v., 428. I. 30.)
46. Hij zal tot de ontdekking van het misdrüf betzelfde onderzoek mogen doen, zoo wel in de woning van den verdachte, als in herbergen, kotlljbuizen en andere openbare plaatsen. (Sv. 29, 45, 48, 100, 110.)
47. De door hem in beslag genomene voorwerpen zullen besloten en verzegeld worden in eenen omslag, waarop door hem gesteld zal worden dc behoorlijke aanteekening van den dag waarop zü in beslag genomen zijn.
Indien dezelve niet geschikt zyn om in eenen omslag te wor-gesloten, zal aan dezelve door hem eene strook papier met zijn zegel worden vastgehecht, op welke de bovengemelde aanteekening door hem zal gestelden oiiderteekend zijn. (Sv. 41, 44, 48, 3», 110, I. 38.)
48. De verrigtingen in de beide voorgaande artikelen voorgeschreven, zullen geschieden in bijwezen van den verdachte.
10 i. titel. Van hel opsporen der misdryven.
in geval h'j gevat is geworden; de voorwerpen zullen hem worden voorgehouden, ten einde dezelve te erkennen, en te waarmerken, zoo daartoe termen zijn, en in geval van weigering, zal daarvan in het proces-verhaal melding worden gemaakt. (Sv. 41, 5i, 109. I. 39.)
49. De otllcier van justitie zal, wanneer dit vereischt worden mogl, zich doen vergezellen van een' of twee personen die voorondersteld kunnen worden door hunne kunst ot hun beroep in staat te zijn om den aard en de omstandigheden van het misdrijf wel te heoordeelen. (Sv. 41, 43, 51, 438. I. 43.)
50- In geval van eenen geweldigen dood of van eenen dood waarvan de oorzaak verdacht is, geluk mede bij zware verwondingen, poging tot vergiftiging en andere aanslagen op iemands leven, zal hü zich doen vergezellen van een of twee artsen of heelmeesters, die verslag zullen geven wegens de oorzaken van den dood en den staat van het lijk. (Sb. 1818, nquot;. 30.)
De personen welke in de gevallen van dit en het voorgaande artikel opgeroepen zijn, zullen in zijne handen den eed afleggen dat zij hem verslag naar hun geweten zullen geven. (B. ö.'!, 3». Sv. -29, 41, 49, 31, i38. I. 44.)
51- De deskundigen, artsen of heelmeesters, bij artikel 49 en 30 vermeld, welke mogten weigeren hunne diensten aan de justitie te leenen, kunnen in eene geldboete van ten hoogste vijftig gulden worden veroordeeld. (Sv. 98.)
52 De processen-verhaal, akten, stukken en instrumenten, ingevolge de voorgaande artikelen opgemaakt of in beslag genomen, zullen onverwijld door den ofllcier van justilie, met de requisitoiren, welke hij ten dienste der justitie noodzakelijk kan achten, overeenkomstig het vastgestelde bij art. 30, aan den reg-ter-commissaris worden ingediend. (Sv. 39, 41, 44, 47,228,208, 317 1. 43.)
53- In geval bü ontdekking op heeler daad een bevel van voorlooplge aanhouding mogt zijn uitgevaardigd, zal hetzelve door de regtbank moeten worden bekrachtigd binnen den tijd van zes dagen na de aanhouding, bij gebreke van dien, zal de beklaagde van regtswege, en zonder eenigen anderen vorm worden in vrijheid gesteld. (G. 1(gt;8. Sv. 39, 41, 43, 83, 100, 417.)
54- Bij verhindering of bij onstentenis van den ofllcier van justitie, zullen de hulp-oltlcieren de bemoeüingen waarnemen, waarvan in artikel 41 tot en met artikel 30 gehandeld wordt. (R. O. G. Sv. 32 v. I. 30.)
TWEEDE TITEL.
Van den reyler-commi/tsaris en van de voorloopige information.
CAZius, de judice delegato ad quaest. crim. — Opmerk, en Me-
ded. I, blz. 240—232.
55. Het provinciaal geregtshof benoemt, bij iedere arron-dissemenls-regtbank, uit derzelver leden, een of meer regters-
li. titel, Van d. regler-commiss. en v. d. voorl. inform. 11
commissarissen, belast met de instructie der strafzaken. (R. O. 4«, 59, 73. Sv. 30, 37. V., 82, 111, 220, 238, 317, 338, 420. 1. 33.)
56. De regters-commissarissen worden voor den tijd van twee jaren aangesteld.
Echter zal de instructie eener zaak worden voortgezel en ten einde gebragt door dengenen die dezelve heeft begonnen.
De regters-commissarissen zijn steeds weder benoembaar.
Niemand zal echter, na den alloop van zijnen diensttyd ver-piigt zyn die functien te blijven w aarnemen, voor dat hy gedurende twee jaren daarvan is bevrijd geweest. (R. O. 3!(.)
57. Indien de regter-commissaris tijdelijk mogt zyn verhinderd, zal de regtbank eenen anderen tot de waarneming van zijnen dienst benoemen.
Daar, waar meer dan een regter-commissaris is, zal de dienst van dengenen die verhinderd is, bij voorkeur door den anderen worden waargenomen. (Sv. 33, 38, 338. I. 38.)
58. De regter-commissaris kan geene voorloopige informatiën inwinnen, zonder requisitoir van het openbaar ministerie, overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 hier-boven.
Indien de regter-commissaris verklaart dat er geene termen tot het inwinnen van informatiën beslaan, zal de ollicier van juslilie de verklaring van dien ambtenaar Ier kennis der arron-dissemenls-reglbank kunnen brengen, ten einde daaromtrent door die regtbank worde beslist.
In geval do regtbank beslist dat de zaak behoort te worden vervolgd, zal zy daarloe eenen anderen regter-commissaris kunnen benoemen. (Sv. 30 v., 41, 32, 37, 77, v., 81, 00, 233. 1. 3», 01.)
59. De regter-commissaris moet, hij alle zyne amhtsverrig-lingen, door den griffier of eenen subsliluul-griffler worden bij-geslaan.
De oincier van juslilie kan bij de verhooren tegenwoordig zijn, indien de regler-commissaris hem daarloe uilnoodigl.
Zoo dikwyis de ollicier van juslilie bij de verhooren tegenwoordig is, wordt daarvan bij hel proces-verbaal melding gemaakt en hij is bevoegd aan den regter-commissaris, do vragen, die hij verlangt gedaan te worden, op te geven, waarop de regter-commissaris, naar bevind van zaken, zal beschikken.
De regter-commissaris is verpligl, telken reize, de verhooren en ingewonnen informatiën aan den ollicier van justitie, op diens verlangen, mede te deelen, ten einde dezen in slaat te stellen om de vereischte requisitoiren te doen. (Sv. 41, «2v.,7i, 97, 99, 111 v., 307. I. 02.)
60- De regler-commissaris zal de dagvaarding bevelen van de personen, welke hem als getuigen door het openbaar ministerie zyn opgegeven.
Hy kan insgelijks doen oproepen de zoodanigen, die door den beklaagde zijn aangeduid, of die hij ambtshalve vermeent le moeten hooien.
By zijn proces-verbaal wordt melding gemaakt van alle de door den beklaagde, als getuigen opgegeven personen, om het
12 u. titel. Fan den regler-commissaris en
even of de regter-commissaris die al or niet heeft laten oproepen.
De dagvaarding der getuigen geschiedt door oenen deurwaarder of door eenen dienaar van de openbare magt, op last van het openbaar ministerie. (Sv. 28, 35, 13, 174, 299, 311 v., 428. I. 71, 92.)
61. De getuigen zullen door den regter-commissaris ieder afzonderlijk worden gehoord, hij kan dezelve echter met elkander confronteren. (Sv. 39, 9(i, 183,311 V., 432 v., 43quot;gt;. I. 73.)
62- De getuigen zullen beloven de geheele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen; de regter-commissaris zal hun hunne namen, voornamen, ouderdom, staat, beroep en woonplaats afvragen, alsmede of zij zjjn dienstboden van den verdachte of hem door bloedverwantschap of door aanhuwelüking bestaan en, zoo ja, in welken graad.
Do regter-commissaris zal de belofte en opgaven, mitsgaders alle de vragen en de antwoorden der getuigen, door den grilDer behoorlijk in geschrift doen stellen. (B. 333. Sv. 30 v., 39, 04,9B, 173, 183, 188, 196, 432 V. 1. 75.)
63- Het alzoo in geschrift gestelde zal onderteekend worden door den regter-commissaris, den grillier en de getuigen, nadat hetzelve zal zijn voorgelezen, en laatstgenoemden verklaard hebben daarhü te volharden. In geval de getuigen niet teekenen kunnen of willen, moet daarvan melding worden gemaakt. (Sv. 39, C4, 90, 184. 1. 76.)
64 Tusschen de regels zal niet mogen worden ingeschreven.
De doorschrappingen en de verwijzingen zullen door den reg-ter-commissaris, den griflicr en de getuigen goedgekeurd en onderteekend moeten worden; het tusschen de regels ingeschrevene, mitsgaders de niet goedgekeurde doorhalingen en verwijzingen, zijn nietig en van onwaarde. (Sv. S9, 62. I. 78.)
65- Een ieder die gedagvaard is om getuigenis der waarheid te geven, is gehouden voor den regter-commissaris te verschijnen, en getuigenis af te leggen.
Des verdachten bloedverwanten en aangehuwden in regie linie; deszelfs broeders, zusters en aangehuwden in gelijken graad; deszelfs ooms, mocüen en deszelfs broeders- en zusterskinderen, mitsgaders de echtgenoot zelfs na echtscheiding, kun-den niet genoodzaakt worden getuigenis af te leggen.
Hetzelfde is toepasselijk op hen, die, uit hoofde van hunnen stand, beroep of wettige betrekking, tot geheimhouding verpligt zijn, doch alleen en by uitsluiting nopens hetgeen waarvan de wetenschap aan hen, als zoodanig, is toevertrouwd. (B. 343 v., 1946. R. 116 V. Sv. 14, 66, 70, 73, 96, 188 v., 190, 311, 432 v I. 80.)
86. Indien de getuige niet verschijnt, zal hy, op de vordering van het openbaar ministerie, zonder verderen vorm, verwijl noch hooger beroep, door den regter-commissaris worden verwezen in eene geldboete, de som van dertig gulden niet te boven gaande.
De regter-commissaris zal voorts legen de getuige verleenen
van de voorloopige information.
eene tweede dagvaarding, en kan daarbij voegen een bevel van medebrenging of hetzelve naderhand verleenen. (R. 116 v. Sv. 60, 05, ST v., 90, 177.1. 80.)
67. Indien de getuige bü zijne verschijning op de tweede dagvaarding wettige redenen van verschooning aanvoert, kan hij, na verhoor van het openbaar ministerie, door den regter-com-mlssaris van de aan hem opgelegde boete worden ontheven. (R 118. Sv. 05 v., 90, 178. I. 81.)
68- Indien de getuige op de eerste of tweede dagvaarding verschenen, of, voor den regter-commissaris, gebragt zünde, weigert getuigenis der waarheid af te leggen, kan de regtbank, op verslag van den regter-commissaris, na verhoor of behoorlijke oproeping van den getuige en op de conclusie vanhetopen-baar ministerie, bevelen, dat de getuige in gijzeling worde gebragt en gehouden, lol dat hij aan zijne verpligting zal hebben voldaan.
Het vonnis van de regtbank zal bü voorraad worden ten uitvoer gelegd, niettegenstaande verzet of hooger beroep. (R. 117. Sv. 00, 09, 90, 177, 179, 188. I. 80.)
69- Na den eindelijken afloop van het geding, waarin het getuigenis gevorderd werd, zal de getuige, indien hij niet vroeger getuigenis heeft afgelegd, na verhoor of behoorlijke oproeping, en op de conclusiën van het openbaar ministerie, door de regtbank, ter zake zijner onwettigheid, kunnen worden veroordeeld tot de straf van gevangenis, den tijd van zes maanden niet te boven gaande. (R. 117 Sv. Oö, 08, 90, 180.)
70- Wanneer een getuige schadeloosstelling vraagt, zal dezelve door den regter-commissaris worden begroot, op vertooning van de akte van dagvaarding. (Sv. 05, 90, 187. I. 82.)
71. Wanneer een getuige door verklaringen van eenen arts of heelmeester doet blijken dat hy buiten slaat is van opdehem gedane dagvaardingen te kunnen verschijnen, zal de regter-commissaris zich ter zijner woning begeven. (R. 119. Sv. 59,7-2, 90. I. 83. Sb. 1843, n». 47, art. 27 10quot;.)
72- Indien een getuige in een ander kanton woont,dan waartoe de gemeente behoort, binnen welke de regtbank zitting houdt, kan de regter-commissaris den kanton-regter magtigen, om dien getuige te hooren. (R. O. 25. R. 119. Sv. 32 v., 73, 70, 90. I. 83.)
73- Zoo dikwijls getuigen zullen moeten gehoord worden, welke woonachtig zijn in een ander arrondissement, zal de reg-ter-commissaris dc ontworpen vraagartikelen overzenden aan den regter-commissaris binnen wiens arrondissement die getuigen woonachtig zijn, ten einde hen, op of naar aanleiding dier vraag-artikelen te hooren.
Indien'echter de woonplaats van den getuige nader gelegen is bü de hoofdplaats van het arrondissement alwaar de instructie geschiedt, dan by die van het arrondissement waarin hij woont, is de regter-commissaris bevoegd, den getuige voor zich te doen ontbieden, al ware des getuigen woonplaats in eene andere provincie gelegen. (Sv. 59, 05, 7Ï, 74 v., 20. I. 84.)
13
li ii. titel. Van den regfcr-commissaris en
74. Indien, in het geval van het eerste lid van het vorige artikel, de ambtenaar van het openhaar ministerie het volstrekt noodzakelijk mogt achten, dat zoodanige getuigen worden opont-lioden om gehoord te worden, zal hij deswege een met redenen bekleed verslag aan de regtlmnk doen, welke daarop naar bevind van zaken zal beschikken. (Sv. 70, la, 96.)
75. Wanneer de regtbank in de overkomst dier getuigen bewilligt, zullen zü daartoe gedagvaard worden, en melding daarvan zal in de akte van dagvaarding worden gemaakt. (Sv. 59, 73, 9tgt;.)
76. HU, die op verzoek van eenen regter-commissaris getuigenissen beeft ingewonnen, zal het proces-verhaal besloten en verzegeld aan laatstgenoemden overzenden. (Sv. 62 v., 72.1.8b.)
77. Indien In de gevallen bij bet eerste en tweede lid van artikel 88 voorzien, cr gegronde vrees voor de vlugt van den beklaagde bestaat, kan de regter-commissaris, op het requisitoir van den ofTicler van justitie, een bevel van voorloopigeaanhouding tegen den beklaagde verleenen, met opgave van de daartoe beslaande redenen en aanduiding van de plaats alwaar deze zal worden in verzekering gebragt.
De beklaagde moet dadelijkjia zgne aanhouding worden ondervraagd. De regter-commissaris is verpligt, om binnen drie maal vier en twintig uren, van het verleenen des bevels aan de arrondissements-regtbank verslag te doen, welke, uiterlijk binnen drie dagen, hetzelve zal bevestigen, of gelasten dat de beklaagde voorloopig zal worden in vrijheid gesteld. (G. 168, 169. Sv. 39, 58, 83, 95, 100, 414, 417.)
78. De regter-commissaris heeft de bevoegdheid, om in den loop des onderzoeks, oenen van misdrijf verdachten, by eene schriftelijke oproeping voor zich te doen ontbieden, en van den-zelven zoodanige inlichtingen te vragen, als hij fzal oorbaar achten. By niet verschgning, zal hy echter daartoe door geene dwangmiddelen kunnen worden verpligt. (Sv. 43, 58 v., 427.)
79 In correctionnele strafzaken zal eene voorloopige instructie kunnen plaats hebben, indien het openbaar ministerie zulks vordert. (Sv. 29, 81, 222 v., 262, 315.)
80 Zoodanige instructie echter zal moeten plaats hebben, ter zake van wanbedrijven, door de kanton-regters of derzelver plaatsvervangers, de regters, de ambtenaren van het openbaar ministerie, en de gritners en de regters-plaatsvervangers van de regthanken, gedurende don tgd hnnner bediening begaan.
Zg zal in die gevallen verrigt worden, het zg door den president en procureur-generaal by het provinciaal gereglshof, het zy door eenen der raadsheeren of door eenen advokaat-generaal, respectiveiyk door hen daartoe gemagtigd (R. O. 3. Sv. 257 v.)
81. In zaken van policie-overtredingen, geschiedt er geene voorloopige geregteiyke instructie. (Sv. 79, 137,266 v.,315,333.)
82. In alle misdryven zal het provinciaal hof, zamengesteld zoo als bij artikel 123 Is gezegd, zoo lang de teregtstelling van den beklaagde niet is bevolen, om het even of er al dan niet eene Instructie is aangevangen, op het requisitoir van den pro-
van dc voorloopige informalWn.
cureur-generaal of amlitshalve kunnen gelasten, dal de zaak worde vervolgd, zich de stukken doen voorleggen, de zaak ge-regtelük onderzoeken of doen onderzoeken, en eindelijk zoodanig beslissen als zal worden bevonden te belmoren.
In dat geval, benoemt liet hof hij hetzelfde arrest een' zyner leden, om als regter-commissaris werkzaam te zijn. (Sv. i!ö v., 113, 121, 131, 171, 400. I. 233, 23G.)
DERDE TITEL.
Van het verkenen van reglsingang legen eenen beklaagde m de verdere gereglelijke instructie.
Ked. Jaari. voor li. en (V., 111. biz. 90—11!». — Over art. lt)2-keuchemus. Iets over een punt betreffende de instructie van strafzaken (Sneek, 1839). — v. vollexhovex. Over inhechtenisneming naar het bestaande Regt, in iVed. Jaarb., II, hlz. 190—218, 43G—490. — R. Bijblad, I, blz. 302—308, lil, lilz. 108 v — Over huiszoeking, in R. Bijblad, VI, blz. 401—418. — pnovo kluit. De onschendbaarheid van woning, in hare betrekking tot het ffetb. van Strafvord., uit de Regtsgeschie-denis opgehelderd, in Ned. Jaarb., XI, hlz. 273-310.
83 Zoodra de otTlcier van justitie voldoende aanwijzing van een gepleegd misdrijf en van den persoon, die zich daaraan schuldig heeft gemaakt, verkregen heeft, het zij na betrapping op lieeter daad, het zij na het voorloopig onderzoek hij den vori-gen titel behandeld, bet zij eindelijk uit de ingewonnen proces-sen-verbaal, of andere hewijsmiddelen, is die ambtenaarverpligt zijn requisitoir, benevens de stukken, ten spoedigste aan de arrondissements-regtbank aan te bieden, en, naar den aard der zake, te verzoeken, dat tegen den beklaagde worde verleend eene dagvaarding in persoon, of een hevel van gevangenneming of, indien dc beklaagde zich recüs voorloopig overeenkomstig vroegere bepalingen, in hechtenis mogt bevinden, een bevel van gevangenhouding.
De regthank, uit drie leden zamengesteld, zal hierop in raadkamer vergaderd, beschikken. (R. O. 37. Sv. 22, 37 v., 43, ü3, 77, 80, 88, 90, 10!, 114, 239, 274 V. 279, 325, 414.)
84. Indien bot aan de regthank blijkt, dat de kennisneming en de instructie der zaak lot de hevoegdheid van een ander kol-legie behoort, zal zij dezelve naar den bevoegden regter verwijzen. De otllcier van justitie zal de stukken aan den bevoegden ambtenaar van bet openbaar ministerie, hy zoodanig kollegie, doen toekomen. (Sv. 83, 89, 329, 337 2°.)
85- Wanneer de regthank bevindt dat tegen bet feit geenc strafbepaling bestaat, zal zij het bevel weigeren, en verklaren, dat er geen grond is om voort te procederen. (Sv. 89, 110. 1.128.)
86- Indien de regthank bevindt, dat er voor als nog geene voldoende aanwijzing van schuld tegen den beklaagde, of van den aard des misdrüfs, bestaat, zal zij een nader onderzoek bevelen, doch tevens kunnen gelasten dat de beklaagde, indien bij zich in hechtenis bevindt, in vrijheid worde gesteld. (Sv. 77, 83, 89.)
13
1G lil. titel.Fan het verkenen van reglsimjanrj tegen
87. Indien de regtbank bevindt dat er voldoende gronden van bezwaar aanwezig zyn, doch dat tegen liet misdrgf geene lijf-of onteerende straf is bedreigd, zal zij de zaak naar de correc-tionnele tercgtzitting, of wel naar het kantongeregt verwijzen. (Sv. 7!f V., 89, 137, 222 V., 232 V. I. 130.)
88- Indien eindelijk bevonden wordt dat er genoegzame gronden van bezwaar aanwezig zün, en tegen het misdrijf lijf- of onteerende straf is bedreigd, zal de regtbank dagvaarding in persoon, bevel van . gevangenneming of van gevangenhouding tegen den beklaagde verleenen.
Zij zal dit insgelijks kunnen doen, ter zake van diefstal, op-ligting, misbruik van vertrouwen, verwonding, bedelarij en landlooperij.
In alle andere correctionnele strafzaken, kan nimmer een bevel van gevangenneming worden verleend. (Sv. 39, 41,77, 83, 90, 94, 100, 118, 138, 417. I. 133, 134.)
89 In de gevallen voorzien bij artikel 84, 83 en 87, of indien, in het geval van artikel 8G, de in vrijheidstelling van den beklaagde is bevolen, kan de oflicier van justitie, binnen den tijd van 24 uren na de uitspraak van de regtbank, daartegen verzet doen, door middel van eene verklaring ter griffie der regtbank afgelegd.
De akte van verzet moet, benevens de processtukken, des noods vergezeld van eene memorie, bevattende de redenen, voor zoo verre die niet bij de akte zelve zgn uitgedrukt, binnen de volgende vier en twintig uren door den officier van justitie aan den procureur-generaal bij het provinciaal geregtshof worden opgezonden, welke, binnen drie dagen na de ontvangst, dezelve met zijn verslag cu requisitoir indient by het hof, zamengesteld zoo als hg artikel 123 is vermeld.
Het hof zal binnen drie dagen daarna de uitspraak der regtbank goedkeuren of te niet doen, en bevelen hetgeen bevonden zal worden te behooron.
Binnen drie dagen na de uitspraak, zal de procureur-generaal het arrest van het hof aan den officier doen toekomen.
Indien de beklaagde zich in hechtenis bevindt, zal hij daarin, hangende het verzet, verblijven. (Sv. 33, 83, 2G3. I. 133.)
90. 'n geval van een verleend bevel van gevangenneming, zal de beklaagde binnen vier en twintig uren na zijne inhechtenis-stelling door den regter-commissaris worden gehoord.
In geval van dagvaarding in persoon, zal de beklaagde bij bevel van den regter-commissaris geroepen en gedaagd worden, om voor denzelven op eenen bepaalden dag en uur te verschijnen, ten einde geboord te worden op de feiten te zijnen laste in het bevel summierlgk uitgedrukt.
Bij zijne verschijning voor den regter-commissaris zal hg door denzelven terstond ondervraagd worden. (G. 108 v. Sv. 38 v., 77, 83, 91 v., 424. I. 93.)
91. Indien de gedaagde in persoon niet verschijnt, is de regter-commissaris bevoegd denzelven andermaal door eenen deurwaarder te doen dagvaarden, met bevel van medebrenging.
eenen beklaaude en de eerdere gereylelijhe instructie. 1quot;
De deurwaarder, met dat exploit belast, zal, des noodi): zijnde, de openliare burgerlijke of de gewapende magt van de plaats, of die der naastbij gelegene plaats, ter zijner hulp inroepen. Zij is verpligt onmiddellijk aan die vordering te voldoen. (Sv 20, 10, »2, lot. I. 99.)
92- Na verhoor van den gedaagde in persoon, zal bij door don regter-commissaris vrijgelaten worden,onder verpligting van zoo dikwijls voor dien regter te verschijnen, als deze zal noodigaeb-len. Bij elke niet-verschijning van den gedaagde, wordt door den regter-commissaris gehandeld, zoo als bij het eerste lid van bet vorige artikel is bepaald. (Sv. 90 v.)
93- Indien uit een of ander verhoor meer gewigtigebezwaren tegen den gedaagde in persoon zijn ontstaan, is de regter-com-missaris bevoegd tegen denzelven een bevel van voorloopigeaan-bouding uit te vaardigen.
In dat geval is de ollicier van justitie gehouden om dat bevel, benevens de verhoeren en alle de processtukken, binnen tweemaal vier eii twintig uren aan de regthank ter bekrachtiging aan te bieden. (Sv. 90, 100.)
94- De bevelen van dagvaarding in persoon, van gevangenneming en van gevangenhouding, moeten door alle de leden, die over de zaak hebben gezeten, benevens den griHier, worden onderteekend.
De beklaagde zal daarin met name moeten worden genoemd, of zoo klaar als mogelijk is moeten worden aangeduid, en hel feit waarmede hij belast is, zal er hoofdzakelijk in worden uitgedrukt, mitsgaders het artikel der wet, uit krachte van bet-welk dat feit strafbaar is; alles op straffe van nietigheid. (G. 103. Sv. 88, 93, 101. I. 9!i, 90.)
95. De, In het vorige artikel vermelde, bevelen moeten van wege den ollicier van justitie door eenen deurwaarder of eenen dienaar der openbare magt, aan den beklaagde worden beteekend en vertoond, met overgifte van een afschrift, ook dan wanneer hij zich reeds voorloopig in hechtenis bevindl.
In geval van verzuim der formaliteiten bier-voren omschreven, kan de regter-commissaris de nietigheid van bet exploit uitspreken, mits de beklaagde hij zijne eerste verschijning voor den regter-commissaris zulks vordert. (Sv. 28, 77, 94, 101, 22!. I. 97.)
96- ïVa het eerste verboor van den beklaagde, zal de regter-commissaris met de instructie voortgaan, en denzelven zoo dikwijls booren en, des noods, met de getuigen of deze onderling confronteren, als hü, het zij ambtshalve, hetzij op hel requisitoir van bel openbaar ministerie, hclzy op verzoek van den beklaagde, zal noodig achten.
Alle bepalingen van den vorigen titel betrekkelijk bel, hooren van getuigen, en derzelver verpligting om getuigenis der waarheid at te leggen, mitsgaders de boete, lijfsdwang en straffen tegen hen bedreigd, zijn te dezen toepasselijk. (Sv. 01 v., 73, 90, 99.)
97- De officier van justitie Is geregtlgd aan den regter-com-
VII. 2
18 ill. titel, fan het verkenen van reijtsuigang tegen
missaris de vragen op te geven, die bU verlangt dat aan den beklaagde zullen worden gedaan, en waaropde regter-commissaris, naar lievind van zaken, beseliikken kan.
Hij kan bij dat verhoor tegenwoordig zijn, indien de regter-commissaris hem daartoe uitnoodigt. Het derde lid van artikel !gt;!) is te dezen toepasselijk. (Sv. 99, 108.)
98. Indien de regter-commissaris zulks noodig acht, zal hij bel vereischte verslag kunnen vragen van artsen, heelmeesters of anderen die verondersteld kunnen worden, door hunne kunst of bun beroep in staat tezijn om den aard en de omstandigheden van het misdrijf wel te beoordeelen.
De deskundigen zullen in banden van den regter-commissaris den eed afleggen, dat zü hun verslag, naar hun geweten, zullen geven.
De bepaling van artikel 51 is te dezen toepasselijk. (Sv. 49 v., 228, 438.)
99. Geene strikvragen zullen in den geheelen loop van eenig proces aan eenige beklaagden, beschuldigden of getuigen mogen worden gedaan, en de regler zal geen acht mogen slaan op de antwoorden welke op zoodanige strikvragen mogten zijn gegeven.
Vragen in welke eene daadzaak, door den beklaagde, den beschuldigde, of de getuigen, niet beleden of opgegeven, als waarheid wordt aangenomen of voorondersteld, zullen ook als strikvragen moeten worden beschouwd. (Sv. 59, 97, 444.)
100 indien, in de gevallen, bij artikel 77 en 88 voorzien, uit een der verhoeren van een' beklaagde of door eene afgelegde getuigenis, merkelijke bezwaren tegen derden mogten ontstaan, en het belang der justitie eene onmiddellijke voorziening vordert, zal de regter-commissaris, ter rcqulsilie van den olllcier van justitie tegen die derden insgelijks een bevel van voorloopigeaanhouding mogen uitvaardigen, doch ook in dat geval zullen de voorschriften, hij bet tweede lid van artikel 93 vermeld, moeten worden in acht genomen. (Sv. 38 v., 77, 93, 104.)
101. De bevelen van dagvaarding in persoon of van gevangenneming kunnen in do gebeele uitgestrektheid vanhetKoning-ryk worden ten uitvoer gelegd.
Indien de beklaagde gevonden wordt huiten het arrondissement van den regter, die het bevel van gevangenneming heefl uitgevaardigd, zal hij, alvorens by in gevangenis worde gesteld, gebragt worden voor den kantonregter, of den burgemeester, of commissaris van policie van de plaats waar by gevat is, welke bet bevel voor gezien zal teekenen. (Sv. 2(i, 32, 83, 94, 103 v., 417. Pr. 98.)
102. Indien hij, die met de uitvoering van het bevel van gevangenneming belast is, het noodzakelijk acht voorzorgen te nemen, ten einde de beklaagde zich niet aan de vervolgingen der justitie onttrekke, zal by den bijstand der openbare burgerlijke, of der gewapende magt kunnen inroepen van de plaats of vande naburige plaats, waar de gevangenneming moet geschieden. De openbare burgerlijke of gewapende magt is verpligt, op de ver-
eenen beklaaijde en de verdere geregtelyke instructie, li)
toonins van het reglerlijk bevel, onmiddellijk aan de aanvrage te voldoen. (Sv. 20, 40, 91, 94, 101. I. 108.)
103- In geval de beklaagde niet kan worden gevat, zal liet bevel van gevangenneming aan zijne woonplaats, of, wanneer die onbekend is, aan deszelfs laatste verblijf worden beteekenu, en er zal een proces-verbaal van de gedane nasporing worden opgemaakt, betwelk voor (jezien zal moeten wordengeteekend door den kantonregter, den commissaris van policie of den burgemeester van de plaats.
liet bevel van gevangenneming en bet proces-verbaal zullen flan den oflicier van justitie worden teruggebragt. (Sv. 91 v , 103, -274 v. I. 109, 111.)
104. De beklaagde, die uit kraebte van een bevel vangevan genneming is gevat, zal zonder verwijl worden gebragt in de gevangenis, by het bevel vermeld. (Sv. 94, 100 v., 103, 414 v. 1. 310.)
105. Re deurwaarder of de ambtenaar met de uitvoeringvan het bevel van gevangenneming belast, zal den beklaagde aan den cipier van de gevangenis overgeven, welke, op vertooning van bet bevel, denzelven zal innemen, en schriftelijk zal verklaren zulks te hebben gedaan; de deurwaarder of de ambtenaar met de uitvoering van het bevel belast, zal vervolgens de stukken tot den gearresteerde betrekkelijk, ter grilfie brengen en schriftelijk bewys nemen dal dezelve aldaar overgenomen zijn.
Hij zal deze beide schriftelijke bewijzen binnen vier en twintig uren aan den oiUcier van justitie vertooncn, welke dezelve voor qezien zal teekenen, met bijvoeging van dedagteekening. (Sv. 93, 103, 104, 41« V. 1. 107.)
106- Huiten bet geval van betrapping op heeter daad, zal geene huiszoeking mogen plaats hebben, zonder verlof van de arrondissements regtbank. (G. 170. Sv. 32, 37 v., 4G.)
Er zal evenwel, in geval van dringende noodzakelijkheid, zonder dit verlof, door den regter-commlssaris, ter requisitie van den oflicier van justitie, huiszoeking mogen geschieden:
1». In de woning van den beklaagde;
2°. In de woning waar het misdrijf gepleegd is;
3°. In herbergen, koilljbuizen en andere openbare plaatsen.
107. In alle gevallen eener huiszoeking, al had die zelfs plaats niet verlof van de regtbank, zal het den regter-commis-saris niet geoorloofd zijn geschriften, boeken en andere papieren te onderzoeken of in beslag te nemen, zonder dat by daartoe uitdiukkeiyk door de regtbank zy gemagtigd. (Sv. 4S, 47, 106 v.)
108- De huiszoekingen zuilen door den regter-commissaris in tegenwoordigheid van den ollicier van justitie geschieden.
Indien deze mogten belet zijn, kan de regter-commissaris zich lt;loor den kanton-regter en de ollieier van justitie door den burgemeester doen vervangen. (Sv. 32 v., 43 v., 100, 119. I. 52.)
109. Indien de papieren of boeken van den beklaagde moeten onderzocht worden, zal hü daarby in persoon of bg een' gemag-tigde kunnen tegenwoordig zyn.
•20 ui. titel. Van hel verleencn van reglsingang lajen
Hel proccs-VQibaal zal [door den beklaagde of zijnen gemag-tlgde worden onderteekend, indien de een of ander daarbij tegenwoordig is, of er zal melding worden gemaakt van zijne weigering. (Sv. iii, 10quot;. I. 39.)
110- Be regter-comrnissaris zal daarenboven de voorschriften nakomen van artikel ïi», 40 en 47 van dit Wetboek. (Sv. 100.)
111. Zoodra de regter-eommissaris do instructie heeft ten einde gebragt, zal hü de stukken aan den otlicier van justitie mededeelen. (Sv. 39. 112, 114. 1. 127.)
112- Indien de oflicier van justitie bevindt dat de instructie niet volledig is, zal hij den regter-comniissaris verzoeken dezelve meer volledig te maken, met aanduiding van hetgeen hij daartoe noodig zal oordeelen. (Sv. 39, 83, 111.)
113. De hoven en regtbanken kunnen, het zg ambtshalve, het zij op verzoek van den beklaagde, zich de stukken doen voorleggen en hevelen dal de instructie spoedig worde voleindigd,of dezelve sluiten, zoo daartoe gronden zijn.
Zij zullen bijzonder acht slaan dat, wanneer er eene voorloo-pige aanhouding heeft plaats gehad, de zaak met den vereisch-ten spoed worde voortgezet. (G. UIS. Sv. 31, 53, 90, 93, 111 v., 12ï, 400.)
114. Na den alloop der instructie moet deolllciervan justitie de stukken, benevens zijn requisitoir, aan de arrondissements-regtbank inleveren.
Deze zal, in raadkamer verzameld, met drie leden daarover raadplegen en beslissen. De regter-commissaris kan onder dat getal begrepen zijn. (li. O. 57. Sv. 22, Ut, 120, 204. 1. 127.)
115. Indien het aan de reglbi;nk blijkt, dat de kennisneming en de instructie der zaak tot de bevoegdheid van een ander col-legie behoort, zal zij dezelve naar den bevoegden regter verwijzen.
De olticier van justitie zal de stukken aan den bevoegden amli-tenaar van bet openbaar ministerie bij zoodanig kollegie doen toekomen. (G. 177 v. R. O. üG, Bö 3°, 07, 78 v., 92 v. R.421.SV. 121, 232.)
116. Indien zü bevindt dat het aan den beklaagde te laste gelegde feit noch misdaad, noch wanbedrijf, noch overtreding op-levert, of dat uit de instructie geene voldoende bezwaren ter verdere vervolging tegen den beklaagde zijn gerezen, verklaart zij zulks bij hare uitspraak, en beveelt de in vrijheidstelling van den beklaagde, wanneer deze zich in hechtenis mogt bevinden, ten ware hy uit anderen hoofde behoort in hechtenis le blijven. (Sv. 1,121, 133, 110, 210, 331. 1. 128.)
117. Indien zü bevindt dat het feit slechts eene policie-over-treding oplevert, verwijst zij de zaak naar het kanton-geregt, mede met bevel van in vrijheid stelling van den beklaagde, indien hij mogt zijn in hechtenis genomen. (Sv. 87, 118,121, 232 v., 439. I. 129.)
118- Indien zij bevindt, dat het feit een wanbedrijf oplevert, verwijst zü de zaak naar de correctiunnele tereglzitting.
cenen beklaagde en de verdere 'jerenleiijhe instructie. 21
Indien het misdrijven geidl liij hel tweede lid van artikel SS vermeld, kan de regtbank, naar gelang der omstandigheden, hevelen, dat de beklaagde zal worden in lieelitenis gesteld, of daarin gehouden, wanneer hij zich reeds daarin mogt bevinden.
In alle andere correctionnele zaken wordt geene gevangenneming bevolen, en de beklaagde in vrijheid gesteld, indien hij zich In hechtenis mogt bevinden. (Sv. 121, 13i, 222 v., 400. i 130.)
119- De verwijzing naar de correctionnele teregtzitting zal insgelijks plaats hebben, indien het feit volgens de wet wel onder de misdaden wordt gerekend, doch, uit hoofde van den jeugdigen ouderdom van den dader, niet eene correctionnele straf moet worden gestraft.
Deze verwijzing zal echter geene plaatskunnenbehben,indien de misdaad is bedreven in niedepligtigheid met anderen, op welke de verzachtende bepalingen der strafwet niet toepasselijk zijn.
In alle gevallen heeft de veroordeeling, ten aanzien van den jeugdigen dader, slechts bel gevolg eener correctionnele veroor-deeling. (Sv. 118, 121, 13«, 209,222 v., 32«.)
120. Indien eindelijk de regtbank bevindt, dat tegen bet misdrijf cene lijf- of onteerende straf is bedreigd, en dat er genoegzame bezwaren tot verdere vervolging bestaan, verwijst zij de zaak naar den procureur-generaal.
Indien de beklaagde zich in vrijheid bevindt, kan de regtbank bevelen dat hij worde in hechtenis gesteld.
De oflicier van justitie is in hel geval der verwijzing, bij hel eersle lid vermeld, verpligt om, zonder verwijl, alle de stukken tot de zaak betrekkelijk, onder invenlaris, aan den procureur-generaal te doen toekomen, ten einde te worden gehandeld zoo als bij den volgenden titel is bepaald.
Ten zelfden dage, op welken hij deslukken aan den procureur-generaal opzendt, zal hij aan den beklaagde, zoo deze zich in hechtenis bevindt, in persoon, of anderzins terzijner woonplaats, of, wanneer de woonplaats onbekend is, aan deszelfs laatstever-blijf, door eenen deurw aarder doen beteekenen dat deverzending der stukken heefl plaats gehad.
Indien de woonplaats of bet verblijf van den beklaagde onbekend is, wordt het exploit van beteekening door den deurwaarder aan het gehnnw der regtbank aangeplakt. (Sv. 2S, 88, 12i v., 132, 130 3u, 173, -23«, 2«i, 32«, 4«1. I. 133.)
121. Be olllcier van justitie kan, in de gevallen van artikel 11S, 11«, 117, 118 en 11!», tegen de beschikking der arrondisse-ments-regtbank, binnen de vier en twintig uren na de uitspraak opkomen, door middel van eene verklaring, ter gritTie van de regtbank daartoe afgelegd. Hij verzendt de akte dier verklaring benevens de processtukken, des noods vergezeld van eene memorie bevattende de redenen, voor zoo verre die niet bij de verklaring zijn uitgedrukt, binnen de volgende vieren twintiguren aan den procureur-generaal bij bel provinciaal hof, en geeft ten zelfden dage van die verzending kennis aan den beklaagde, op de
•22 iv. titel, h'an het onderzoek der strafzaken bij het
wijze als bij het laatste en voorlaatste lid des vorigen artikels is bepaald.
HU is tot liet opkomen tegen de uitspraak der regthank ver-pligt, al ware dezelve overeenkomstig deszelfs conclusiën genomen, indien de procureur-generaal hem zulks ambtshalve mogt hebben bevolen. In dat geval geschiedt de verklaring in naam van den procureur-generaal. (Sv. 82, llö, 112 v., 130 itquot;, i6(i I. 133.)
122- Ten einde den procureur-generaal in slaat testellenom ten bovengemelden einde tydig hevel aan den officier van justitie te kunnen geven, is deze verpligt, om den procureur-generaal onverwüld van elke instructie, ter zake van misdaad, kennis te geven, en hem vóór het nemen der conclusiën, zoo hü zulks vordert, de processtukken mede te deelen. (R. O. 73. Sv. 121, ■SliC.)
123. De verklaring hü art. 121 vermeld, heeft ten gevolge, dat het verder onderzoek hy het provinciaal geregtshof plaats heeft, op de wijze als bij den volgenden titel is bepaald. (Sv. 124 v.)
VIERDE TITEL.
Fan het onderzoek der strafzaken by het provinciaal neregtshof in raadkamer vergaderd.
R. Bijblad. II, blz. 133 v., 20« v.
124- De procurcur-ge;icraaI zal, binnen tien dagen na het ontvangen der stukken, dezelve aan het provinciaal hof indienen, met zijn verslag en requisitoir.
Gedurende dezen tijd, zal de beklaagde eene memorie aan het hof mogen inleveren, zonder dat de loop van de zaak daardoor mag worden vertraagd. De beklaagde zal zich te dien einde met eenen advokaat kunnen beraden, welke, indien hij er geenen heeft, aan hem op zyn verzoek door de arrondissemenls-regt-bank zal worden toegevoegd.
De procureur-generaal zal van die memorie inzage mogen nemen. (Sv. 113, 120 V., 126, 238, 203, 327, 4«(j. I. 217.)
125. Het hof zamengesteld uit v(jr raadsbeeren, zal, in raadkamer vergaderd, het verslag van den procureur-generaal aan-hooren, en ten spoedigste op deszelfs requisitoir hèslissen. (Sh. 181« no. 21. R. O. 70. Sv. 82, 114, 142, 130 2o, 131 3», Klit, 213, 239, 203 v., 328, I. 218, 219.)
126- De procureur-generaal zal zijn requisitoir bij monde toelichten, en hetzelve onderteckend aan hel hof overgeven en zich vervolgens uil de raadkamer verwijderen. (Sv. 124, 203, 328, 1. 224.)
127, Indien het hof bevindt, dat de zaak lot de bevoegdheid van een ander kollcgie behoort, of dat de instructie niet hevoeg-delyk hg de arrondissements-regthank, welke de zaak heeft opgezonden, heeft plaats gehad, zal het hof het geding verwijzen daar en waar hel behoort. (G. 177. R. O. 30, «3 3°, 07, 78 v., 92 V, R. 82, 113, 232, 239, 301.)
provinciaal gereglshof in raadkamer vergaderd. 23
128. Het hof zal op ile stukkon uitspraak doen, zonder den leklaasdeof de getuigen te liooren. (Sv. l-2i, 129, 131.1. 223.)
129- In geval de aan liet hof gelijktijdig overgelegde stukken, betrekkelijk zijn tot zamenhangende misdrijven, zal het hot over deze allen liy één en hetzelfde arrest uitspraak doen. (Sv. 119, 130, 13S, löi, 220. I. 226.)
130- Misdrijven worden geacht zamenhangende te zijn wanneer zij gepleegd zgn: (Sv. IfiS, 207, 337 v.)
1°. Door verscheidene vereenigde personen gelijktijdig;
2°. Door verschillende personen, op onderscheidene tijden of plaatsen, doch ten gevolge van eene door hen vooraf gemaakte afspraak;
3quot;. Met het oogmerk om zich de middelen te verschaffen tot het plegen van een ander misdrijf, of de uitvoering daarvan te bevorderen of tot stand te brengen, of wel om zich tegen de straf van een ander misdrijf tquot; beveiligen. (!. 227.)
131. Het hof zal, zoo de zaak dit vereischt, mogen hevelen dat de nieuwe bewijzen binnen den korist mogelijken termijn worden ingewonnen. (Sv. 128, 203, 428, ilili. I. 228.)
132- Het hof kan ook bevelen, dat de stukken,strekkende tot overtuiging, welke zich alsnog ter griilie van de arrondisse-ments-regtbank mogten bevinden, worden overgehragt. (Sv. 83, 120, 108. I. 228.)
133 Indien het hof geene voldoende blijken vindt van eenig misdrijf of van schuld, zal hetzelve verklaren dat er geene termen tot teregtstelling van den beklaagde aanwezig zijn en bevelen dat hij, zou hij zich in hechtenis bevindt, worde in vrijheid gesteld, hetwelk dadelijk zal worden ten uitvoergelegd, ten ware bij uit anderen hoofde behoort in hechtenis te blijven. (Sv. 11«, ISO, lal 1°, Iquot;gt;7, 107 v., 210, 331. 1. 229.)
134- Indien het hof bevindt, dat de zaak lol de kennisneming van hel kantongeregt of van de arrondissements-regtbank behoort, zal hetzelve den beklaagde naar hel kanton-geregt, of naar de arrondissements-regtbank, of zelfs, indien daartoe gronden zijn, naar eene andere arrondissements-regtbank, binnen het provinciaal ressort, verwijzen.
Indien de provincie slechts ééne arrondissements-regtbank beval, zal in het laatste geval, des vorigen lids, de verwijzing naar eene regtbank in eene naburige provincie geschieden. (Sv. 117, 137 V., 222 v., 232 V.. 332. I. 230.)
135- In geval het hof bevindt, dat tegen het misdryfecne lijf-of ontcerende straf is bedreigd, en er voldoende bezwaren tegen den beklaagde bestaan, zal hetzelve de teregtstelling bevelen bij den vijfden titel omschreven.
Indien uit de instructie blükt dat er genoegzame bezwaren tegen den beklaagde bestaan van zich bovendien aan eenig wanbedrijf te hebben schuldig gemaakt, zal hot bof op bet requisitoir van den procureur-generaal, en zelfs ambtshalve, kunnen bevelen, dal die zaken gemeenschappelijk en gelijktijdig op de openbare teregtzilting worden behandeld. Deze voeging zal ech-
ïl iv. titel. Van hel onderzoek der strafzaken by het
ter {teene plaats hebben, indien hel wanbedrijf in medcpligtigheid met anderen is hegaan, in welk geval de correctionnele vervolging op de gewone wijze geschiedt. (It. O. tiquot;. Sv. 120, 130,13#, 13», 141, 144, 130, 138, 1quot;0 v., 2i2 V., 240, 333. I. 231.)
136- De bepaling van het eerste lid van het vorige artikel lijdt uitzondering in het geval hij artikel 110 voorzien, de zaak wordt alsdan naar de arrondissements-regtbank verwezen, ten einde als correctionneel te worden heregt. (Sv. 138, 137 v.,209).
137. In geval van verwijzing naar het kanton-geregt, wordt de beklaagde, indien hij zich in hechtenis bevindt, dadelijk in vrijheid gesteld. (Sv. 81, liO, 13quot; v.)
138- In geval van verwijzing naar eene arrondissemcnls-regt-bank, ter zake van misdrijven bij het tweede lid van artikel 88 voorzien, zal het hof de in vrijheid stelling van den beklaagde al of niet kunnen bevelen, naar mate der omstandigheden.
Ditzelfde geldt in het geval bij art. 130 voorzien.
In alle andere correclionnele zaken wordt de in vrijheid stelling bevolen. (Sv. 118, 140,13quot; v.)
139 In geval van verwijzing naar de openbare teregtzitting, zal het hof insgelijks, naar de omstandigheden, de in vryheid stelling van den beklaagde al of niet kunnen bevelen. (Sv. 133, 140, 141, 149,230, 240, 400.)
140- In de gevallen bij artikel 137, 138 en 139voorzien,beeft de in vryheid stelling geene plaats, indien de beklaagde uit anderen hoofde behoort in hechtenis te blijven. (Sv. 110,133, 210.)
141. Indien de beklaagde zich in het geval van arlikel 133 in vrijheid bevindt, kan het hof, zoo daartoe gronden zijn, bevelen dal hü in hechtenis worde gesteld.
In dat geval, of indien h(i reeds in hechtenis mogt zijn, zal hot hof bevelen dat hy worde gebragt naar de daartoe bestemde gevangenis, binnen 48 uren na de beteekening hg artikel 143 vermeld. (Sv. 139, 414, 400. I. 232, 233.)
142. De gewgsden moeten worden onderteekend door ieder der raadsheeren die dezelve hebben helpen wijzen; mitsgaders door den grillier, welke, op slralfe van nietigheid, verpligt zal zijn melding te maken, zoo wel van het requisitoir van hei openbaar ministerie, als van de namen van alle de raadsheeren welke de zaak hebben uitgewezen. (Sv. 94, 123, 211. I. 234.)
143. In het geval waarin het hof de leregtstelling van den beklaagde, overeenkomstig den vijfden titel van dit Wetboek, zal hebben bevolen, zal de procureur-generaal verpligt zijn binnen den kortst mogelijken tijd eene akte van beschuldiging op te maken. (Sv. 133, 170 v., 208, 333. I. 241.)
144. De aklc van beschuldiging zal inhouden:
1°. Den naam of eene duidelijke aanwijzing van den persoon des beschuldigden;
2°. Een duidelijk voorstel van het feil of de feiten aan den-zelvcn ten laste gelegd, met alle de omstandigheden.
Die akte zal worden besloten door de bepaalde vermeldingder misdaad waarvan de beschuldigde dien len gevolge wordt be-
provinciaal geregtshof in raadkamer vergaderd. 23
schuldigd, met alle de omstandigheden, welke, volgens de wet, lot verzwaring of tol verligling van straf aanleiding geven.
In liet geval liij liet tweede lid van art. 133 voorzien, wordt, op gelijke wijze, van liet wanbedrijf de vereisclile melding gemaakt. (Sv. 133, -20«, 209, •22' 2°. 1. 242.)
145- Het arrest van liet liof, henevens de akte van lieschni-diging, moeten aan den hosehuldigde beleekend en afschrift daarvan aan hem worden gelaten, alles op straffe van nietigheid. (Sv. 120, 111, liquot;, 130, 131, 173, 273, 278, 380. I. 212.)
146. Zoodra de teregtslelllng van den heschuldigde is bevolen, zullen de stukken die tot overtuiging dienen, lergrinievan het hof w orden overgehragt, en de beschuldigde, of hij gevangen is of niet, door eenen deurwaarder gedagvaard worden om op de leregtzitting te verschijnen, ten minste 11 dagen na het exploit. (R. 1, 3, 8. Sv. 117, li», 173, l!li, 21«.)
147. De beteekening en de dagvaarding waarvan respectieve-Uik in art. 143 en lifi gesproken wordt, geschiedt aan den persoon des beschuldigden, indien hij zich in hechtenis bevindt, en anders aan deszelfs woonplaats of, wanneer dezelve niet hekend is, aan deszelfs laatste verblijf. Indien de woonplaats of het verblijf van den beschuldigde onbekend is, wordt hel exploit door den deurwaarder aan het gebouw van hel provinciaal geregtshof aangeplakt. (B. 7i v. 11. I v. Sv. 120, 110, 221, 275.)
148. Wanneer de beschuldigde in hechtenis is, zal hem binnen acht en veertig uren na zijne overvoering in de daartoe bestemde gevangenis, door den president, of door een der raads-heeren, door den president benoemd, worden gevraagd of bij dezelfde persoon is, welke moet worden teregt gesteld, en voorts of hij eenen raadsman heeft gekozen, om hem in zijne verdediging behulpzaam te zijn; bij gebrpke daarvan, zal dezelve hem dadelijk eenen raadsman toevoegen; van al hetwelk behoorlijk proces-verbaal zal worden opgemaakt, hetwelk ook door den beschuldigde zal moeten worden onderteekend; bij onwil of onkunde, zal zulks in het proces-verhaal vermeld worden. (Sv 124, 132 v., 100 v., 201. I. 2!»3, 294.)
149. Indien de beschuldigde zich op vrije voeten bevindt, en hij binnen den lijd van vijf dagen na de dagvaarding bij art. 140 vermeld, niet Ier grillie van het hof heeft verklaard, dal hij van eenen advokaat als raadsman voorzien is, zal do president, of de raadsheer die hem vervangt, den heschuldigde ambtshalve eenen advokaat als raadsman toevoegen en aan dezen daarvan tijdig doen kennis dragen. (Sv. 139, 134, ino.)
150- De heschuldigde kan zich leien het arrest van teregt-slelling in cassatie voorzien, in de volgende gevallen; (Sv. 143, 132, 137, 240, 380.)
1°. Indien tegen het feit, in het arrest vermeld, geene lijf- of onleerende slraf is bedreigd; (Sv. 133, 137.)
2o. Indien het arrest niet is gewezen door het hij de wel bepaalde getal reglers; (Sv 123, 112, 139.)
3°. Indien de beteekening, bij het derde en vierde lid van artikel 120 vermeld,geene plaats heeft gehad. (1. 299.)
20 iv. titel. Fan het onderzoek der strafzaken by hel
151 De procureur-gencraal kan zich in cassatie voorzien in de volgende gevallen: (Sv. 152.)
1°. Indien het hof bij deszelfs arrest heeft verklaard, dat het aan den beklaagde ten laste gelegde feit, noch misdaad, noch wanbedrijf, noch overtreding oplevert; (Sv. 133,382, 388 V.)
2°. Indien t)ü het arrest een feit als wanbedrijf of als overtreding is gekenmerkt, waartegen de procureur-generaal vermeent dat eene lyf- of onteerende straf is bedreigd; (Sv. 133, 158.)
3°. Indien het arrest niet is gewezen door tiet Lij de wet bepaalde getal regters. (K. O. %, 09. Sv. 123, 139.)
152- He verklaring van den beschuldigde of van den procureur-generaal, dat hy zich in cassatie voorziet, geschiedt ter griflie van bet hof, met inachtneming der navolgende bepalingen. (Sv. 153, 133, 388 V. I. 300.)
153 Indien de beschuldigde zich in hechtenis bevindt, moet de verklaring worden afgelegd binnen den tüd van vijf dagen, na de ondervraging bij artikel 148 vermeld.
De president of de raadsheer die hem vervangt, zal den beschuldigde, ter gelegenheid dier ondervraging, verwittigen dat na verloop van dien tijd, hy tot dat beroep niet meer ontvankelijk is, waarvan insgelijks in het proces-verbaal zal worden melding gemaakt. (Sv. 1 i8, 13«, 389. 1. 296.)
154- Indien de beschuldigde zich op vrije voeten bevindt, moet by zijne verklaring afleggen, uiteriyk binnen den tijd van vijf dagen na de beteekening by artikel l i3 vermeld. (Sv. 145, 150.)
155- De procureur-generaal moet zijne verklaring afleggen, binnen den tijd van vijf dagen na hel uitspreken van bet arrest. (Sv. 125, 142,131, 394. 1. 29S.)
156. In geval van beroep In cassatie, zal de procureur-generaal een afschrift van het arrest, benevens de stukken, binnen den tyd van vyf dagen na bet afleggen zijner verklaring, aan den procureur-generaal bij den hoogen raad doen loekomen.
De booge raad zal, met achterstelling van alle andere zaken, uitspraak doen. (Sv. 153 v., 380 v., 388 v., 404.)
157- Indien het arrest van teregtstelling, op het beroep van den beschuldigde, wordt vernietigd, handelt dc hooge raad in maniere als volgt;
Wanneer dezelve bevindt dat het feit noch misdaad,noch wanbedrijf, noch overtreding oplevert, wordt de heschuldigdc van alle regtsvervolging te dier zake ontslagen, en deszelfs in vrijheidstelling bevolen, indien hij in bechtenis is, ten ware hij om andere redenen behoort in de gevangenis te blijven. (IV. O. 99. Sv. 133, 107, 210.)
Wanneer dezelve bevindt, dat het feitgeene misdaad oplevert, doch dat daartegen eene correctionnele of eene pollcie-straf is bedreigd, heslist de hooge raad, overeenkomstig de voorschriften van art. 134, 130, 137 en 138. (Sv. 150 1°)
158 Indien quot;shofs arrest op het beroep van den procureur-
provinciaal qereglshof in rnndkamer vergaderd. -2quot;
generaal wordt vernietigd, en de hooge raad bevindt dat, legen liet feit, het zg eene criminele, liet zU eene eorrectionnele, het zü eene polieie-straf is bedreigd, verwijst dezelve liet geding naar de openbare teregtzitting, van den respectievelijk daartoe bevoegden regier, met Inachtneming van de voorschriften van art. ISi, 133, 13«, 137, 138 en 139.
Het openbaar ministerie bij den regter aan wien de zaak verwezen wordt, handelt op dezelfde wijze, als of de verwijzing onmiddellijk door het provinciaal gereglshof ware geschiedt. (Sv. 131 lo.)
159- Indien op het beroep van den beschuldigde of van den procureur-generaal het arrest wordt vernietigd, op grond dat hetzelve niet door bet vereischt getal raadsheeren is gew ezen, verwüst de hooge raad de zaak aan een aangrenzend provinciaal geregtshot, ten einde te worden gehandeld, zoo als bij art. 1-24 en volgenden is voorgeschreven. (Sv. 123, 130 S0, 131 3o.)
160. De beschuldigden kunnen tot raadslieden geene andere personen doen optreden dan binnen het Koningrijk voor de boven en regtbanken praktiserende advokatcn. Do raadslieden aan de beschuldigden toegevoegd, worden gekozen uil de advokaten, de praclük uitoefenende binnen de gemeente alwaar het hof zitting houdt.
In hel eene en in het andere geval, worden te dezen met advokaten gelijk gesteld, de procureurs welke den graad van meester in het regl bezitten. (Sv. HS, -201, 220. I. 293.)
161- Zoodra de beschuldigde in de daartoe heslemdc gevangenis is overgebragl, zal zijn raads nan toegang lot hem hebben, en hem, behoudens het vereischtetoezigt, alleen kunnen spreken. (Sv. lil, ion. I. 302.)
162. De raadsman van den beschuldigde zal ter gridle vim bel bof inzage mogen nemen van alle destukken,zonderdezeive te ligten, of de voortzetting der zaak op te houden. (Sv. 1(13. I 302.)
163- De beschuldigden mogen van zoodanige stukken als zij tot de verdediging noodzakelijk zullen oordeelen, afschrift ten hunnen koste doen nemen.
Hoe groot ook hel gelal der beschuldigden moge zijn, en in welk geval ook, zal aan dezelve, zonder uitdrukkelyk bevel van bet hof, niet meer dan één eenig afschrift om niet worden gegeven, zoo van de processen-verhaal waaruit het misdrijf blijkt, als van de verklaringen der getuigen en de verhoeren van den beschuldigde. (Sv. 1(!2. I. 303.)
164. Wanneer er wegens hetzelfde misdrijf onderscheidene akten van beschuldiging tegen verschillende beschuldigden zijn gemaakt, zal de procureur-generaal mogen vorderen dat die zaken gemeenschappeiyk en gelijktijdig worden behandeld, en het hof zal dit zelfs ambtshalve mogen bevelen (Sv. Hi. I. 307.)
165. Wanneer de akte van beschuldiging verscheidene niet met elkander zamenhangende misdrijven behelst, zal de procureur-generaal mogen vorderen, dat do beschuldigde voor alsnog slechts worde tereglgesleld overéén of eenige van die misdrijven.
v. titel. Van het reijtsqeding op de teregt-
cn liet hof zal dit ook ambtshalve mogen bevelen. (Sv. 130,143 1. 308.)
166 In geval de beklaagde niet kan worden gevat, of niet voor den regter verschijnt, zal de zaak tegen hem worden vervolgd, zoo als hierna is geregeld hij den negenden titel van dit Wetboek. (Sv. 270 v. I. Hl.)
167. De beklaagde, te wiens aanzien het hof beslistheeftdat er geene termen zijn tot leregtstelling, zal wegens helzelfde feit niet meer in regten mogen worden betrokken, ten zij er nieuwe bezwaren mogten zijn ingekomen. (Sv. 133,137, 331. I. 2i(gt;.)
168- Als nieuwe bezwaren worden aangemerkt de verklaringen van getuigen, stukken, bescheiden en processen-verbaal, welke door het hof niet hebben kunnen worden onderzocht, doch echter van dien aard zyn, dat zij, of de bewijzen versterken, welke het hof te zwak heeft geoordeeld, of dc feiten moer ontwikkelen, tol hetere ontdekking der waarheid. (Sv. 132, 133, 157, 109, 218, 331. I. 257,
169- In dat geval, zal door het hof, zamengesteld zoo als in art. 12!) is vermeld, op de vordering van den procureur-generaal (aan wien dc stukken en nieuwe bezwaren door den olllciervan juslilie zullen moeien worden overgemaakt), beslist worden of er termen zijn tot eene nadere instructie, welke op de gewone wijze zal geschieden. (Sv. 331. I. 218.)
VIJFDE TITEL.
Fan hel reglsueding op tic lereglzitling van het provinciaal (jeregUhof.
van ma AN EN, Beweegredenen hg votyiis op te geven, in JS'ed.
.laarh., 1. blz. 08—83. — van heusden, in A'. Jaarlgt;.,\\, hlz.
17—50. — Over art. 208: Opmerk, en Mededeel., IV, blz.
81—93. — DU PEVROü VAN BREUGEL, ad art. 200 Cod. quaest.
crim. (Gron. 18i3). — It. Bijblad, I, hlz. 523 v.; 11, hlz. 303
v.; Ill, hlz. 142 v.; IV, hlz. 494 v.; V, hlz. 718 V.
170- Het regtsgeding zal, op slraile van nietigheid, worden gehouden overeenkomstig de voorschriften van artikel 20 der wet op de regterlijke organisatie en het beleid der juslilie.
De president zal de goede orde bij de teregtzitling handhaven. (O. 136. R. O. «7. Sv. 200, 303, 332 v.)
171. Het hof zal, hij voorkeur, zijn. zamengesteld uil raads-heeren, welke niet over de verwijzing naar do openbare teregt-slelling, hebben gezeten.
De raadsheer die als rcgter-commissaris mogt zijn werkzaam geweest, kan, in geen geval, van de zaak kennis nemen, op stralfe van nietigheid. (U. O. 00, 71. Sv. 82, 123, 332 v.)
172- De beschuldigde kan niet teregt gesteld worden, dan na verloop van veertien dagen na de heteekening van do akte van beschuldiging.
Echter kan hel hof, op verzoek van den beschuldigde, de procureur-generaal gehoord zijnde, dezen termijn verkorten. (Sv. 143 v., 273.)
•28
zitting van het provinciaal nerefjtshof.
173- Be lieschuldisile zal ten gestelden en hem volgens artikel liii beteekenden dage, op de teregtzltling verschünen. Wanneer liij zich In hechtenis bevindt, zal hij vergezeld zijn van bewaarders, om zijne ontkoming te beletten.
De president zal hem zijnen naam, voornamen, ouderdom, geboorteplaats, woonplaats en beroep afvragen.
Hij zal hem voorts vermanen oplettend te zijn op heigeen hij zal hooren, en den grillier gelasten het gewijsde van het hof, waarhij de teregkstelling bevolen is, en de akte van beschuldiging duidelijk voor te lezen. (Sv. li:i v., lquot;i, 3n:gt;. 1.310, 313.)
174- Hierop zal de procureur-generaal de beschuldiging kunnen ontwikkelen en voordragen, en vervolgens aan bel hof overleggen de lijst der getuigen, welke, het zij ten zijnen verzoeke, het zij ten verzoeke van den beschuldigde, moeien worden gehoord, en op welke ook zoodanige getuigen mogen worden ge-bragt, welke tot dusverre nog niet gehoord zijn.
Deze lijst zal door den grillier duidelgk worden voorgelezen, en geene andere geluigen mogen bevatten dan die, welker namen, beroep en woonplaats, ten minste driemaal vier en twintig uren vóór derzelver verhoor, van wege den procureur-generaal aan den beschuldigde, en van wege dezen aan den procureur-generaal, door eenen deurwaarder beteekend zijn geworden; onverminderd de magt bij artikel 181 aan het hof verleend.
De beschuldigde en de procureur-generaal zullen zich kunnen verzeilen legen het hooren van eenen getuige die bü de akte van beteekening niet genoemd of niet kennelijk uitgedrukt is.
Het hof zal daarover terstond beslissen. (Sv. -28, 9li, 183, 18G, 273, itil. I. 31ö.}
175- Indien één of meer geluigen welke hij de voorloopigc instructie zijn gehoord, zijn overleden, of door wettige beletselen niet ter tcregtzitling kunnen verschijnen, zal het hof derzelver afgelegde verklaringen doen voorlezen, en daarop zoodanig acht kunnen slaan, als hetzelve, met inachtneming van de voorschriften van artikel ilö, zal vermeenen te behooren. (R. 119. Sv. 02 V., 22quot;, 443.)
176- Wanneer een getuige die gedagvaard is, niet verschijnt, zal het hof, op verzoek van den procureur-generaal, of van den beschuldigde, en vóór dat het verhoor van den eersten getuige begonnen Is, de zaak tot eene nadere teregtzitting mogen uitstellen. (Sv. 60, 177, -203, 2-27, 311 V. !. 33i.)
177. m et geval bü het vorige artikel vermeld, zal, op re-iiuisitoir van den procureur-generaal, de achtergebleven getuige bij het bevelschrift van uitstel, zelfs bij lyfsdwang, worden veroordeeld, tot betaling van alle do kosten van dagvaardingen, akten, schadeloosstelling aan de andere getuigen, en van allo andere kosten, door do vertraging veroorzaakt. (B. 1279 v., 1403. Sv. 179.)
Het hof zal tevens den getuige veroordeelen ineenegeldboete^ de som van f 60 niet te boven gaande, en bevelen dat hij ten dage lol de nadere teregtzitting bepaald, andermaal zal worden
•29
v. titel, ran hel regtsgeiling op de lereql-
gedagvaard en, des noods, door de openbare magt \oor het hof zal worde» gebragt.
Indien de zaak niet wordt uitgesteld, zal de achtergehievene geiuige niet Ie min in de geldboete, bij het vorige lid vermeld, worden veroordeeld. (Sv. I!0 v., 178, 22quot;, 253 2quot;. 1. 3ö5.)
178- Indien de invoego voorschreven veroordeelde getuige beweert te zün verhinderd geweest, kan hü van de schadeloosstelling, boete en kosten worden ontheven. (R. 118. Sv. 71,17quot;. 227.) •
179. Indien de getuige op de eerste of op de tweede dagvaarding verschenen, of voor het hof gebragt zijnde, weigert den eed of de belofte af te leggen, of getuigenis der waarheid te geven, kan liet hof de zaak. op verzoek van den procureur-generaal of van den beschuldigde, tot eene nadere teregtzitting uitstellen. (Sv. 202.)
In dat geval gelden de bepalingen van het eerste lid van artikel 177, en zal daarenboven de getuige dadelijk op last van het hof in gijzeling worden gesteld, en by die nadere teregtzitting wederom voor het hof worden gebragt. (Sv. U3 v., 180, 227. I.
353.)
Sa 180 Indien de zaak niet is uitgesteld, of, ingeval van uitstel, de getuige bij zijne weigering volhardt, kan het hof, op requisitoir van den procureur-generaal, den getuige, ter zake van zijne onwilligheid, veroordeelen tol de straf van gevangenis, den tijd van één jaar niet te boven gaande. (Sv. «7 v., 227.)
181. Indien het hof noodzakeiyk acht, naar aanleiding van den loop van het onderzoek, op de teregtzitting,andere personen te hooren, dan die welke op de lijst vermeld staan, zal het dezelve mogen doen oproepen (zelfs met last aan den deurw aarder om dezelve dadelijk ter teregtzitting mede te brengen), en zoodanige personen voorts zelfs onder eede mogen hooren; insgelijks zal het hof vermogen zich nieuwe stukken te doen voorbrengen, welker onderzoek of inzage, ten gevolge van nieuwe inlichtingen, door de beschuldigden of getuigen op de teregtzitting gegeven, door het hof noodzakelijk wordt geacht, om de zaak tot meerdere klaarheid te brengen.
De voormelde nieuwe stukken zullen, op straffe van nietigheid, worden voorgelezen. (Sv. 133, 174, 227. I. 209.) ^182- Ma de voorlezing der lijst van de getuigen bij artikell7i vermeld, zal de president de getuigen, die tot bezwaar of tot verontschuldiging moeten worden gehoord, bevelen zich naar de voor hen respectievelijk bestemde kamers te begeven, alwaar zij zullen verblijven tot hunne oproeping ter teregtzitting, of tot nadere aanzegging.
Het hof zal, des noods, maatregelen nemen om de getuigen te beletten, dat zij zich, vóór het afleggen van hunne getuigenis, onder elkander over het misdrijf, over den beschuldigde, of over het door hen gegeven of nog te geven getuigenis onderhouden. (Sv. 174, 18«, 191, 227. I. 316.)
183- Be getuigen zullen elk afzonderlijk hunne getuigenis, de een na den anderen afleggen, in de orde by de Igst aangewezen.
30
zitting van het provinciaal geregtshof. 31
Die orde kan echter op het requisitoir, of met toestemming van den procureur-generaal worden veranderd.
Alvorens zU hunne getuigenis afleggen, zullen zij, op straffe van nietigheid, elk op do wyze van zijne godsdienstige gezindheid, den eed of de helofte doen van degeheele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen.
De president zal hun derzelver namen, voornamen, ouderdom heroep, woonplaats of verblüf afvragen; of zij den beschuldigde gekend hebben vó»r het plegen van het feit in de akte van beschuldiging gemeld: of zg den beschuldigde in den bloede, of door aanhuwelijking bestaan, en in welken graad, ook of zij in dienstbetrekking tot den beschuldigde staan.
Hierna zullen de getuigen hunne verklaringen mondelük afleggen: (B. 1942. Sv. Cl, 174,183, 190, 198,219, 227,281.1.
317.)
184 Be president is verpligt door den griflier naauwkeurige aanteekeningen te doen houden van de bijvoegselen, veranderingen, of opgaven van een' getuige, verschillende met zijne vroegere verklaringen, en, in het algemeen, van alles wat op de teregtzitting voorvalt, en over de zaak, tot bezwaar of verontschuldiging van den beschuldigde, licht verspreid heeft.
Zoo wel de procureur-generaal als de beschuldigde zullen den president mogen verzoeken, om, van deze of gene omstandigheid opzettelijk aanteekening te doen houden. (Sv. 63, 1S3, 227. I.
318.)
185. Na elke afgelegde getuigenis zal de president den beschuldigde vragen, of bij iets heeft in te brengen tegen hetgeen door den getuige is verklaard, of tegen hem is ingebragt.
Men zal den getuige niet mogen in de rede vallen; de beschuldigde of zün advokaat zullen denzelven, na afgelegde getuigenis, door middel van den president, vragen mogen doen, en zoo wel tegen den getuige, als tegen diens getuigenis mogen inbrengen al wat tot verdediging van den beschuldigde dienen kan.
De president zal insgelijks aan den getuigeen aan den beschuldigde allo ophelderingen mogen vragen, welke hg tot ontdekking der waarheid noodig zal oordeelen.
De raadsheeren en de procurenr-generaal zullen hetzelfde vermogen hebben, mits aan den president bet woord vragende.
De president heeft de bevoegdheid om, na het hof te hebben geraadpleegd, te beletten dat aan de eene of andere vraag, doorden procureur-generaal of een' der raadsheeren aan den getuige of aan den beschuldigde gedaan, worde gevolg gegeven.
Hg zal insgelijks en na dezelfde raadpleging kunnen weigeren om aan de getuigen deze of gene vraag te doen, welke door den beschuldigde of diens advokaat mogt zijn voorgesteld. (Sv. 148, 160, 192, 227, 434. I. 319.)
186- Elke getuige zal, na zijne getuigenis te hebben afgelegd, in de gehoorzaal biyven, ten ware het hof anders mogt bevelen. (Sv. 182, 191 v., 227. I. 320.)
187- Na het hooren dergetuigen,doorden procureur-generaal opgeroepen, wordt overgegaan tot het hooren van de getuigen,
32 v. titel. Van hel regtsgeding op de tercgl-
voorkoraendc op de lüst door den liesclmldigde aan den procureur-generaal beteekend. (Sv. 174.)
De kosten der dagvaardingen van deze getuigen, gelyk mede de schadeioosslellingen aan dezelve verschuldigd, komen voor rekening van den beschuldigde, doch geenszins die van zoodanige getuigen, welke de beschuldigde aan den procureur-generaal mogt hebben opgegeven, en wier getuigenis door laatstgenoemden geiicht is dienstig te kunnen zijn tot ontdekking der waarheid, en welko ten verzoeke van den beschuldigde door den procureur-generaal zijn gedagvaard; noch ook van degene die, op weigering van den procureur-generaal, ten verzoeke van den beschuldigde, op hevel van den president van het hof ot den raadsheer die hem vervangt, mogten zijn gedagvaard.
Het zal niettemin aan het hof vrijstaan om, ingeval van vrijspraak, den beschuldigde geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van de betaling der kosten van dagvaardingen en schadeloosstellingen der getuigen, door hem opgeroepen. (Sv. '70, 181, ii'. I. 3-21.)
188 Als getuigen zullen niet mogen worden gehoord en kunnen zich verschoonen; (Sv. tiii, 68, 190, i'Ji, 4i3.)
1°. Bloedverwanten of aangebuwden van den beschuldigde of van eenquot; zijner medebeschuldigden in de opgaande en nederdalende linie;
2°. De broeders en zusters of behuwd-broedersenzustersvan den beschuldigde, of een' zijner medebeschuldigden; mitsgaders de ooms en moeijen, ook aangebuwden en broeders en zusters kinderen;
3°. De echtgenoot des beschuldigden of die van een'zijner medebeschuldigden, zelfs na de echtscheiding;
-i». De aanbrengers, wier aangiften door de wet met geld beloond worden.
Het hooren der voorschreven personen brengt geene nietigheid te weeg, indien zü getuigenis hebben afgelegd, met geza. meniyke toestemming van den procureur-generaal en van den beschuldigde.
Zij kunnen zelfs zonder die toestemming door het hof worden toegelaten, om zonder eeds-allegging inlichtingeu te geven. (Sv. 02, 133, 432 V., 445. I. 322.)
189- Zü die uit hoofde van hunnen stand, beroep of wettige betrekking, tot geheimhouding verpligt zijn, kunnen zich verschoonen getuigenis af te leggen, doch alleen en by uitsluiting nopens hetgeen, waarvan de wetenschap aan hen, als zoodanig, is toevertrouwd. (B. 1940. Sv, 62, 179.)
190- Zullen niet anders dan lot geven van inlichting, en zonder eeds-allegging, kunnen worden gehoord; (B. 1949. Sv. 02, 432 v., 445.)
1°. Kinderen die den vollen ouderdom van zestien jaren niet hebben bereikt;
2°. Personen die wegens gebrek aan verstandelijke vermogens onder eurateie zijn gesteld, hoezeer zg hg tusschenpoozen liet gebruik hunner verstandelijke vermogens mogten hebben;
zitting van het provinciaal rjereatshof. :t;i
3°. Personen die eene onteerende straf hebben ondergaan, of zich ter zake van een misdrüf, waartegen lijf- of onteerende straf is bedreigd, in hechtenis bevinden.
191- De getuigen mogen met elkander op de teregtzitting niet in woordenwisseling treden. (Sv. 182, 18«. I. 320.)
192. De beschuldigde zal, nadat de getuigen hunne getuigenis hebben afgelegd, mogen vorderen dat degene, die by zal aanwijzen, zullen buiten staan, en dat een of meervanbenopnieüw worden binnen gelaten en gehoord, het zü afzonderlijk, het zij in elkanders hijzijn.
De procureur-generaal zul hetzelfde vermogen hebben.
De president zal zulks ook ambtslialv%mogen hevelen. (Sv. 18ti. I. 320.)
193- De president zal, onder of na bet hooren van eenen getuige, een' of meer der beschuldigden kunnen doen buiten staan, en dien getuige over eenige omstandigheden der zaak afzonderlijk ondervragen, maar by zal, op straffe van nietigheid, daarna met bet onderzoek der zaak niet voortgaan, dan na vooraf eiken beschuldigde te hebben onderrigt van hetgeen in deszelfs afwezigheid is voorgevallen. (Sv. 173, 200. 1. 327.)
194. In den loop of na het afleggen der getuigenissen, zal de president aan den beschuldigde alle de voorwerpen doen vertoo-nen tot het misdrijf belrekkeiyk, en welke tot overtuiging dienen kunnen, en hem afvragen of hy dezelve erkent.
De president zal dezelve ook aan de getuigen doen vertoonen indien daartoe gronden zijn. (Sv. iO v., 44, 132, 146. I. 32ft.)
195. Indien de verklaring van eenen getuige, op de teregtzit-ting afgelegd, wordt verdacht gehouden valsch te zijn, zal bet bof, op de vordering van den procureur-generaal, of op verzoek van den beschuldigde, en zelfs van ambtswege kunnen bevelen, dat zoodanige getuige voorloopig in hechtenis worde gesteld,om vervolgens de zaak overeenkomstig de wet te behandelen. In dat geval wordt dadelijk proces-verbaal door den grilher opgemaakt en door den president en den gnffler onderteekend, bevattende de afgelegde verklaring van den getuige, met aanduiding der gronden, waarop het vermoeden van valscbheid berust.
Indien het belang der zaak zulks vordert, kan het hof op verzoek van den procureur-generaal of van den beschuldigde, de voortzetting van het geding schorsen, tot na den afloop van het onderzoek nopens den getuige. (Sv. 409, 412. I. 330.)
196. Indien de beschuldigde en de getuigen, of een hunner, de Nederduitsche laai niet magtig is, zal het hof, op straffe van nietigheid, eenen tolk benoemen, welke den vollen onderdom van drie en twintig jaren zal hebben bereikt, en denzelven, op straffe als hierboven, den eed doen afleggen van getrouweiyk de gezegden te vertolken, welke tusschen degenen dieverschillende talen spreken, mogten worden gewisseld.
De beschuldigde en de procureur-generaal zullen den tolk mogen wraken, mits redenen daarvan gevende, en bet hof zal daarover uitspraak doen.
De tolk zal, op straffe van nietigheid, noch uit de getuigen, vu. 3
34 v. titel, l-'an het regtsgeiing ojgt; de teregt-
noch uit de regters, mogen worden genomen, zelfs niet met goedvinden of toestemming van den heschuldigde of van den procureHr-generaal. (Sv 197. I, 33ï.)
197. Wanneer de beschuldigde doofstom is, en nietschryven kan, zal het hof ambtshalve tot zijnen tolk benoemen dengenen die het meest geschikt is met hem om Ie gaan, en wijders in acht nemen hetgeen by het voorgaande artikel is vastgesteld.
Hetzelfde zal plaats hebben ten aanzien van een doofstommen getuige.
Indien de doofslomme mogt kunnen schryven, zal de griflier in geschrifte stellen, en daarna aan den doofstommen beschuldigde of getuige overgeven de vragen, welke hem gedaan worden, of de aanmerkingen welke hem worden voorgehouden, ten einde daarop schriftelijk te antwoorden; al hetwelk vervolgens door den gritlier zal worden voorgelezen.
De bepalingen van dit artikel zyn toepasselijk op degenen die tgdeiyk van het gebruik hunner zintuigen van gehoor of van spraak beroofd zgn. (Sv. Ittti. I. 333.)
198. Nadat alle de getuigen zullen zijn gehoord, zal de president den beschuldigde ondervragen; zoo er meer beschuldigden zyn in dezelfde zaak, zal de president met dengenen beginnen dien hij zal oorbaar achten.
Het zal hem insgelijks vrystaan den beschuldigde gedurende den loop van een verhoor te ondervragen, indien hij zulks noodzakelijk acht. (Sv. lil», 202. I. 33i.)
199. Indien hü den aanvang of in den loop van hei onderzoek, de beschuldigde weigert of in gebreke blyft op de aan hem gedane vragen te antwoorden, zal het hof bevelen dat desnietle-min met de zaak zal worden voortgegaan, nadat de president aan den beschuldigde zijne verpligting om te antwoorden zal hebben onder het oog gebragt. (Sv. Si», 201.)
200. Indien by den aanvang of in den loop van het onderzoek de beschuldigde door geraas of beweging, de orde op de teregtzitting stoort, zal, nadat de president hem vruchteloos tol stilte zal hebben vermaand, het hof bevelen, den beschuldigde buiten de gehoorzaal te leiden, en zal met de verdere behandeling des gedings worden voortgegaan en daarin uitspraak gedaan, even als of de beschuldigde daarby ware tegenwoordig gebleven.
Alles onverminderd de vervolging van het misdrijf waaraan hij zich bü die gelegenheid mogt hebben schuldig gemaakt. (Sv. 170, 201, 305 v.)
201- In de gevallen by de twee voorgaande artikelen voorzien, biyrt niettemin de raadsman van den beschuldigde heiast met diens verdediging. (Sv. 148, 160, 185.)
202. Na het verhoor, zal de procureur-generaal het woord voeren, en zyn requisitoir voorlezen, hetwelk hg aan het hof zal overleggen.
Ue beschuldigde en zyn raadsman mogen hierop antwoorden.
De procureur-generaal mag daarna andermaal het woord voe-
zitting van het provinciaal qeregtshnf.
ren, doch zal de beschuldigde en deszelfs raadsman altyd het laatst kunnen spreken. (Sv. 143, 2-20,2J9. I. 33.'gt;.)
203- Indien, liij het onderzoek de afgelegde geluigenissen or andere hewüsmiddelen hadden geloopen over omstandigheden, welke niet hg het slot van de akte van heschuldiging waren vermeld, en die, volgens de wet tot verzwaring van de straf zouden kunnen aanleiding geven, zal de procureur-generaal den heschul-digde daarop opmerkzaam maken, en hem alzoo in de gelegenheid stellen zich deswege uit te laten.
RU het proces-verbaal wordt hiervan melding gemaakt, en bij gebreke van het een of ander, mag het hof, op straffe van nietigheid, geen acht slaan op de hierboven omschreven verzwarende omstandigheden.
Het bof kan op requisiloir van den procureur-generaal of op verzoek van den beschuldigde of zelfs van ambtswege de zaak uitstellen, ten einde nadere getuigen te hooren of bewUsstukken in te winnen. (Sv. 131,176, 179, -210.)
204- Nadil dit alles is afgeloopen, verklaart de presidentdat bet onderzoek is gesloten, en bet hof in raadkamer vergaderd, gaat tot de raadpleging over. (R. O. '2S. Sv. 205 v.)
205. Indien de raadplegingen niet ten zelfden dage afloopen, of bel hof vermeent dat de zaak niet gevoegelijk dadelijk kan worden heslist, bepaalt hetzelve den dag waarop de uitspraak zal plaats hebben. De termijn zal echter niet langer zijn dan van acht dagen, de dag van het sluiten des onderzoeks daaronder begrepen.
Het uitstel wordt dadeiyk in de openbare teregtzitting uitgesproken.
De raadsheeren hebben de bevoegdheid zoo wel vnórdeeerste teregtzitting over bet geding, als na bet sluiten des onderzoeks. Inzage der processtukken te nemen.
206. Het hof zal, naar aanleiding van de akte van beschuldiging en van hetgeen uil het onderzoek op de teregtzitting is gebleken, beraadslagen over het bewezene of niet liewezene der daadzaken, over derzelver qualilicalie, over hel bewezene der schuld van den beschuldigde aan de daadzaken, en laatstelijk over de toepassing der straf, by de wel bepaald, (Sv. 211, 12«.)
207 Wanneer bel bof den beschuldigde schuldig oordeelt, zal het de straf uitspreken, door de wet op hel misdrijf gesteld, zelfs in bet geval dat uil het onderzoek op de leregtzitling gebleken mogt zyn dal het misdrijf tot de bevoegdheid van eenen minderen regler behoorde; en den beschuldigde voorts in de kosten van het regtsgeding veroordeelen.
Indien de beschuldigde wordt schuldig verklaard aan onderquot; scheidene misdrijven, zal jalleen de straf, tegen bet zwaarste misdryf bedreigd, tegen hem worden uitgesproken.
Indien echter die straf bestaat in enkele eerloosverklaring, zal daarby gevoegd worden die van gevangenis, welke by uit anderen hoofde mogt hebben beloopen. (Sv. 130, 208, 232.)
De bepaling van het tweede lid is niet toepasselijk op geld-
35
v. titel Van het regtsuedinfj op de teregl-
lioeten cn verlieurdverklaring van bijzondere voorwerpen. (O. 15«. K. 1935 v. Sv. 37«, 447.)
208- Indien het blijkt dat de beschuldigde te voren, doch na het plegen van het feit hetwelk het onderwerp zijner teregtslel-ling uitmaakt, ter zake van andere misdrtjveti is veroordeeld geweest, zal het hof in de toepassing der straf acht slaan op de aan den beschuldigde bevorens opgelegde straf of straffen.
Het hof zal in geen geval eene straf uitspreken waarvan liet gevolg zoude zyn, dat de beschuldigde, ter zake dier gezamenlijke misdrijven, eene zwaardere straf zoude ondergaan dan bet maximum bü de wet tegen het zwaarste derzelve bedreigd.
Indien echter de doodstraf was gesteld op de misdaad, waarvoor hü het laatst teregt staat, zal die straf worden uitgesproken, onaangezien de straffen welke hü vroeger mogt hebben ondergaan. (Sv. 207, 37« v.)
209 In do gevallen waarin de wet aan het bof do bevoegdheid geeft om, uithoofde van de jonge jaren van den beschuldigde, de verleiding van anderen, of de verzachtende omstandigheden, op de begane misdaad eene zachtere straf toe te passen, dan in het algemeen tegen die misdaad is bedreigd, zal het hot den beschuldigde zelfs tot eene correctionnele gevangenisstraf kunnen veroordeelen, welke dan alleen het regtsgevolg ecner correctionnele veroordceling zal hebben. (Sv. 119, 13«, 207.)
210. Indien het hof bevindt dat de schuld van den beschuldigde niet bewezen is, wordt dezelve vrijgesproken.
Indien het hof oordeelt dat het feit noch misdaad, noch wanbedrijf, noch overlreding oplevert, ontslaat hetzelve den beschuldigde van alle regtsvervolging te dier zake.
In het eene en het andere geval, beveelt het bof, dat de beschuldigde, indien bjj in hechtenis is, zal worden in vrybeid gesteld, ten ware hij om andere redenen behoort gevangen te blijven. (B. 195«. Sv. 11«, 133, 218, 220 v.)
De uitvoering der in vrijheid stelling wordt, in het geval bij het tweede lid van dit artikel voorzien, opgeschort tot na verloop van den termijn, binnen welken de procureur-generaal zich kan in cassatie voorzien, en, indien het beroep heeft plaats gehad, tot na de uitspraak van den hoogen raad, ten ware de pro-cureur-generaal dadelijk mogt hebben verklaard van het beroep in cassatie af te zien. (Sv. 234, 381 v., 390. I. 358.)
211- Het arrest zal door den president met opene deuren, in tegenwoordigheid van alle de raadsheeren, welke over de zaak hebben gezeten, en van den procureur-generaal, worden uitgesproken; het moet met redenen bekleed zyn, en het misdrgf uitdrukken met alle omstandigheden, die volgens de wet tot verzwaring of verligting van straf aanleiding geven.
Het moet wyders inhouden's hofs beslissing over de punten by artikel 206 vermeld, mitsgaders ingeval van veroordeeling, den tekst der wet welke wordt toegepast en de straf waarin de beschuldigde wordt veroordeeld; alles op straffe van nietigheid.
Het oorspronkeiyke vonnis zal, uiteriyk binnen vier en twin-
36
zitting van het provinciaal gereylshof. 37
tig uren na de uitspraak, door alle de regters die het gewezen hebben, moeten worden onderteekend.
Het is den griffier verboden afschrift van Let vonnis uit te geven, voor dat hetzelve is onderteekend, op eene boete van vijftig gulden. (G. löti. R. O. 20. Sv. 214. 1. 370.)
212. De beschuldigde, die zich in hechtenis bevindt, zal bij de uitspraak van het arrest tegenwoordig zijn; indien hü daartoe buiten slaat is, zal het arrest aun hem in de gevangenis door den griUler worden voorgelezen. (Sv. 215.)
213. Indien een of meer der raadsheeren buiten staal zijn bü de uitspraak tegenwoordig te zijn, zal daarvan, aan het slot van het arrest, worden melding gemaakt, en de uitspraak ten minste in tegenwoordigheid van vier raadsheeren moeten geschieden. (Sb. 1849 n. 21. R. O. 21. Sv. 125.)
214- Indien een of meer der raadsheeren, na het uitspreken van het arrest, builen slaat zijn hetzelve te teekenen, zal van die omstandigheid uitdrukkelijk melding, ten slotte van het arrest, worden gemaakt. (Sv. 211.)
215. iNa hel uitspreken van het arrest, zal de president den veroordeelde kennis geven dat hy cassatie kan vragen, en don-zelven levens den termijn, daartoe slaande, hekend maken. (Sv. atKi, 380 v.)
216. Het hof zal, in allo gevallen, bevelen dal de gestolen goederen en alle andere voorwerpen, welke in de zaak als stukken van overtuiging hebben gediend, aan den eigenaar of andere reglhebbcnden worden terug gegeven. (Sv. 40, li(i, 104,302.1 36(i.)
217. De griffier zal behoorlijk proces-verhaal houden van hel voorgevallene op de tiregtzitting, ten einde te doen blijken, dal alle de vereischte formaliteiten zijn in acht genomen; dit procesverbaal wordt door den president en den griffier onderteekend. (I. 372.)
218- Een ieder die vrijgesproken is, kan ter zake van het-zeifde feil niet weder in regten worden betrokken. (Sv. 210,381. I. 300.)
219. Zoo dra met het hoeren van getuigen op de leregtzitling een aanvang is gemaakt, zal hei regtsgeding onafgebroken worden voortgezet.
Noglans zal hel hof hel regtsgeding mogen schorsen, ten einde aan de regters, getuigen en beschuldigden de vereischte rust te verschatten. (Sv. 183, I9ö. 1. 333.)
220. Wanneer in den loop van het onderzoek op de leregtzitling, do beschuldigde hetigt mogt zijn met een ander misdrijf, het zü door bescheiden, hel zij door de verklaringen der getuigen, zal hel hof, na bet uitspreken der vrijspraak, doch alleen in geval hel openhaar ministerie, vóór het sluiten van hel onderzoek, zich heeft voorbehouden te dier zake onderzoeken vervolging te doen, kunnen hevelen dal de beschuldigde, wanneer hij in hechtenis is, daarin blgve, en dal de zaak, volgens de voorschriften van dit Wetboek, nader zal vervolgd en onderzocht worden door eenen rogter-commissaris, dien hel hof levens zal benoemen. (Sv. 210, 221. 1. 301, 37».)
vi. titel, fan het regtsgedinrj
221 Hetzelfde zal op requisitoir van den procureur-generaal kunnen plaats hebben, wanneer, ook in neval van veroordeeling, de beschuldiRde, bij het voorafgegaan onderzoek op de teregtzit-ting, het zü door bescheiden, het zy door de verklaringen van getuigen, met andere misdrijven mogt zijn bezwaard geworden, dan die, van welke hü beschuldigd was; en indien deze nieuw bekend geworden misdrijven eene zwaardere straf vereischen dan de eerste, of indien de beschuldigde medepligtigen aan het nieuw ontdekt misdrijf 'leeft die zich in hechtenis bevinden.
Dien ten gevolge zal do procureur generaal de uitvoering schorsen van het arrest, bü hetwelk de eerste veroordeeling is uitgesproken, tot tijd en wijle er op hel nieuwe geding uitspraak zal zijn gedaan. (Sv. 220. 409. 1. 379.)
ZESDE TITEL.
fan het regts(jeiinq in correctionnele zaken.
Over art. 2S1; Opmerk, en Mededeel., Ill, blz. 284—270; IV, blz.
127—139.
EEitSTE AFDEEL1NG.
fan de bchandelimj van correctionnele zaken in het algemeen.
222. De correctionnele zaken worden aanhangig gemaakt;
1quot;. Door de dagvaarding aan den beklaagde van wege den
officier van justitie gedaan, het zij regtstreeks, het zy ten gevolge van verwijzing; (Sv. 87, 118, 231, 373.)
21'. Door de dagvaarding gedaan van wege andere ambtenaren, daartoe by de wet gemagtigd. (R. O. sb v. Sv. 79,87, 118, 227 9o, 230, 250 v., 373, ii8 v. I. 182.)
223. De dagvaarding zal, op strafte van nietigheid, behelzen eene opgave van het feit. (R. 1, 5. Sv. 9i, 144, 241, 248, 272, 380.)
224. De dagvaarding wordt door eenen deurwaarder of dienaar van de openbare magt beteekend aan den persoon van den beklaagde, of ter zyner woonplaats, en indien de woonplaats onbekend is, aan deszelfs laatste verblijf, en wordt aldaar afschrift gelaten.
Indien een en ander niet bekend is, wordt het exploit aan het gebouw der regtbank aangeplakt. Alles op strafte van nietigheid. (R. 1 V. Sv. 147, 24«, 248, 272, 380.)
225. Er zal een termgn van ten minste acht vrye dagen moeten verloopen, tusschen de dagvaarding en den dag der teregt-zitting, op straffe van nietigheid en veroordeeling, welke tegen den gedaagde bü verstek zoude mogen zgn gewezen. (R. 8. Sv. 272.)
Deze nietigheid kan echter alleen worden voorgedragen op de teregtzitting, bij art. 273 vermeld, en dat wel vroeger dan eenige exceptie of verdediging. (Sv. 24«, 248. I. 184.)
226. In zaken, betrelfende misdryven op welke geene gevangenisstraf is bedreigd, kan de beklaagde zich laten vertegen-
38
in correctionnele zaken.
woorditfeii door eeneii advokaat of procureur, bepaaldelijk daartoe door hem gevolmagtigd; ten warode regtliank mogt bevelen, dat hij in persoon verschyne. (R. O. 20. Sv. lis, l(i0, 237, 241, 243, 253 1o, 270, 400. 1. 183,)
227- Het onderzoek op de openbare teregtzitting, mitsgaders de beslissing en de uitspraak geschieden op dezelfde manier, als bü den vorigen titel is bepaald, behoudens de volgende wijzigingen en bepalingen; (R. O. 20. Sv. 170 v., 247, 253, 332 v.)
1°. Dat bij deze teregtzitting het opmaken of heteekenen eener lijst der getuigen wegvalt; (Sv. 174.)
2°. Dat in dit geding geene akte van beschuldiging te pas komt; (Sv. 133, 144, 173.)
3°. Dat de gevangenisstraf, vermeld bij artikel 180, den tgd van zes maanden niet kan te boven gaan; (Sv. 170 v.)
4°. Dat de griflier by zyn proces-verbaal aanteekening houdt van het afleggen van den eed of de belofte der getuigen, mitsgaders van hunnen naam, ouderdom, hun beroep en hunne woonplaats, en eindelijk van den zakelgken inhoud van derzelver verklaringen en van de opgave van den beklaagde; (Sv. 183 v., 217, 23t.)
5°, Dat indien een of meer der regters, welke over de zaak hebben gezeten, buiten staat zü» hy de uitspraak van het vonnis tegenwoordig te zyn, de uitspraak ten minste in het bywezen van twee regters zal moeten geschieden; (R. O. 57.)
Uquot;. Dat indien de beklaagde te voren, doch na het plegen van het feit hetwelk het onderwerp zyncr teregtstelling uitmaakt, ter zake van andere wanbedryveu is veroordeeld geweest, de regtbank aan den beklaagde geene straf zal opleggen, waarvan het gevolg zoude zijn dat hy eene zwaardere straf zoude ondergaan,dan het maximum, tegen het zwaarste derzelve bedreigd; (Sv. 208.)
7°. Dal indien de beklaagde, in dat geval, reeds ter zake van misdaad, doch alleen tol eerloosverklaring was veroordeeld, de regler daarenboven de straf zal uitspreken legen hel wanbedryf bedreigd;
8quot;. Dat indien de beklaagde, in hetzelfde geval, reeds tot eene criminele gevangenisstraf was veroordeeld, de duur dier straf zal worden toegerekend op de gevangenisstraf, waartoe hij ter zake van wanbedryf wordt veroordeeld; (Sv. 207.)
9°. Dal, in het geval van art. 222, nquot;. 2, de daarby vermelde ambtenaren, in de kosten van den processe kunnen worden veroordeeld. (Sv. 231 «».)
228. Het regtsgeding zal op de volgende wijze worden gevoerd:
De beklaagde, zoo hy zich in hechtenis bevindt, zal voor den regler worden gebragt.
Het bevel tot verwgzing, indien dezelve heeft plaats gehad, zal worden voorgelezen.
De oflicier van justitie zal de zaak voordragen.
39
vi. titel, ran het regtsgeding
De processen-verbaal of verslaggevingen, zoo er die zijn, zullen door den griflier worden voorgelezen.
De wraking der getuigen zal voorgesteld en daarover beslist worden.
De getuigen over en weder zullen worden gehoord.
De stukken dienende tot overtuiging of tot ontlasting, zullen aan de getuigen en aan de beklaagden worden vertoond.
De beklaagde, zoo hij tegenwoordig is, zal ondervraagd worden. (Sv. 183, 222, 227, 22» v., 233, 311 v., 437. 1. 190.)
229- Na den afloop hiervan zal do otlicier van justitie worden gehoord en zal hU vervolgens zgn requisitoir doen en overleggen.
De beklaagde cn zün verdediger mogen hierop antwoorden.
De olllcier kan hierop weder antwoorden, maar de beklaagde en deszelfs verdediger zullen het laatste woord hebben. (Sv. 230 v. I. 190.)
230- Indien de zaak, overeenkomstig het bepaalde In artikel 222, no. 2, door andere ambtenaren wordt vervolgd, zal zy overeenkomstig artikel 228 worden behandeld, behoudens dat de voordragt, waarvan in dat artikel wordt gesproken, door die ambtenaren, of van hunnentwege wordt gedaan, en zullen de verdere bemoeyingen, in het vorige artikel aan den olllcier van justitie opgedragen, mede door die ambtenaren of van hunnentwege worden verrigt.
De regtbank zal daarna de stukken stellen in handen van den olllcier van justitie, welke, hetzij in dezelfde, of ineenevolgende teregtzitting, zyne conclusie zal nemen.
De beklaagde zal het regt hebben om dadelijk, tegen die conclusie, korte schriftelijke bedenkingen aan de regtbank aan te bicden. (Sv. 22, 222.)
231- Indien de beleedigde party hare vordering om schadevergoeding tot f 130 of minder beperkt, en dezelve niet by den burgerlijken regter heeft aanhangig gemaakt, zal zy zich in het geding over de strafzaak kunnen voegen, ten einde hare vordering gelgkt'udig worde behandeld cn heslist.
De beleedigde party moet zich verklaren vóór den aanvang van het getuigen-verhoor, zonder dat er eene dagvaarding ver-eischt wordt.
Zy zal haren eisch kunnen doen toelichten door eenen advo-kaat of procureur, zonder echter, van hare zyde, getuigen te mogen aanbrengen. Zij zal het woordvoeren en wederom kunnen antwoorden na het openbaar ministerie.
Zy zal eindelijk op de teregtzitting woonplaats kiezen in de gemeente, binnen welke de regtbank, met de strafzaak belast, zitting houdt, ten ware zü in die gemeente mogt woonachtig zyn. (R. O. 3«. O. 3« v. B. 1933 v. Sv. 222, 227, 233, 246, 233 4quot;. 373.)
232- Indien de regtbank bevindt dat de zaak tot de bevoegdheid van een ander collegie behoort, zal zij den beklaagde naar den bevoegden regter verwijzen.
De olllcier van justitie zendt, in dat geval, de stukken aan den
40
in correctionnele zaken.
ambtenaar van het openbaar ministerie bij bet collegie, waar zulks behoort. (Sv. 84,127, 253 S», 1180.)
233- Indien zij bevindt dat het feit slechts eene policie-over-tredlng is, en de beklaagde niet vooraf op dien grond de verwü-zing naar bet kanton-geregt heeft gevorderd, spreekt zij de po-licie-straf uit, en kan aan de beleedigde partij, zoo die zich in het geding gevoegd heeft, eene schadevergoeding tot het beloop van f ISO toekennen. De beklaagde kan tegen het vonnis van veroordeeling niet in hooger beroep komen. (R. O, 44, 53. O. öti V. Sv. 207, 252, 337 2quot;, 373. I. 1!I2.)
234- Indien zg bevindt dat bet feit noch misdaad, noch wanbedrijf, noch overtreding oplevert, of dat de schuld van den be klaagde niet bewezen is, doet zü uitspraak volgens de onderscheidingen, bij de twee eerste ieden van artikel 210 voorge-scbreven.
De uitvoering der in vrijheidstelling lilijft geschorst, tot na verloop van den termyn, binnen welken door den ollicier van justitie, of door den procureur-generaal in hooger beroep kun worden gekomen, en, indien dat beroep heeft plaats gehad, lot na de uitspraak van het hof, ten ware de ollicier van justilie, met toestemming van den procureur-generaal, dadelijk mogt hebben verklaard van het beroep af te zien. (B. 195«. Sv. 242, 381. I. 191.)
235. Indien zij bevindt dat tegen bet feit eene lyf- of onl-eerende straf is bedreigd en de zaak door eene nadere instructie kan worden opgehelderd, zal zü de stukken aan den bevoegden regter-commissaris kunnen verwyzen, en in dat geval zijn het tweede en derde lid des volgenden artikels ten dezen toepasse-lük. (Sv. 55 v., »0, 250, 330.)
236 Indien zü bevindt, dat tegen het feit eene lüf- of ont-eerende straf is bedreigd, en dat er genoegzame gronden zijn lot verdere vervolging, verwijst zg den beklaagde naar den procureur-generaal bij het provinciaal geregtshof, ten einde te worden gehandeld, zoo als in den vierden titel is bepaald.
Indien, in dat geval, de beklaagde zich op vrije voelen bevindt, kan de regtbank deszelfs voorloopige gevangenneming bevelen.
Indien hü uil kracht van een vroeger bevel in hechtenis is, zal hij daarin blijven.
Deze venvüzing is noch aan verzet, noch aan hooger beroep onderworpen. (Sv. 120, 235, 238 v., 337 2°, 4lgt;0. 1. 193.)
237. De olllclcr van justitie is, in het geval van bet vorige artikel, verpligl om, binnen den tüd van vijf dagen, alle de stukken tot de zaak betrekkelgk, onder inventaris, aan den procu-reur-generaal te doen toekomen.
Wanneer de verwijzing bij verstek is gewezen, moet de ofli-cier van justitie, ten dage der verzending, daarvan b'ü exploit doen kennis geven aan den beklaagde ter zijner woonplaats, of, zoo die niet hekend is aan zijn laatste verblijf Indien een en ander onbekend is, wordt bet exploit aan het gebouw der regt-bank aangeplakt.
41
vi. titel. Fan het reijtsueiling
Indien de licklaagde in persoon of by gemagtiple op de tere(,rt-ziltinc is verschenen, geldt de uitspraak van het vonnis van verwijzing als heteekening. (Sv. '28, 124, 22t), 271, ititi.)
238- Be beklaagde is iievoegd, om Linnen tien dagen na de heteekening, of na de uitspraak van het vonnis van verwijzing, hü het vorige artikel vermeld, eene memorie aan het provinciaal hof in te leveren, zonder dat de loop der zaak daardoormagver-traagd worden.
De verdere bepalingen van het tweede en derde lid van artikel 124 zijn ten deze toepasselijk. (Sv. 236.)
239. Indien het hof, zamengesteld zoo als hU artikel 12S is vermeld, bevindt dat tegen het feit geene lüf-ofonteerende straf is bedreigd, doch dat er voldoende gronden tot verdere vervolging tegen den beklaagde bestaan, zal hetzelve verklaren, dat de zaak op den hü de uitspraak te bepalen dag, in het hoogsteres-sort, overeenkomstig de bepalingen van dezen titel, zal worden behandeld.
In dat geval wordt de zaak door zes raadsheeren beregt. (Sb. 4849 n». 21.)
Het hof kan inmiddels de in vrijheidstelling van den beklaagde bevelen. (R. O. «8, 71. Sv. 88, 118, 23« v.)
240. Indien het hof, ten gevolge van onderzoek, ter openbare tereglzitting, nader bevindt, dat tegen bet feit eene lüf- of onteerende straf is bedreigd, en dat de bezwaren tegen den beklaagde voldoende zijn, verwijst hetzelve de zaak naarde openbare tereglzitting van het hof, ten einde, na het opmaken der akte van beschuldiging, overeenkomstig de voorschriften van den vijfden titel, te worden behandeld en beslist.
Indien de beklaagde zich op vrije voeten bevindt, kan het hof deszelfs gevangenneming bevelen. (Sv. 135, 141, 150 v., 249, 466.)
tweede afdeelixg.
Fan hel hooger beroep van correclionnele vonnissen.
241- De beklaagde die bij verstek is veroordeeld, is niet tot hooger beroep ontvankelijk. Indien hü niet tydig verzet heeft gedaan. (Sv. 246, 270 v.)
242- In de gevallen waarin hooger beroep wordt toegelaten, zal de olllcier van justitie of de beklaagde die van dat middel wil gebruik maken, op straffe van daarvan vervallen te zün, zijne verklaring moeten doen ter grillle van de regtbank welke het vonnis heeft gewezen, ten langste binnen veertien dagen na deszelfs uitspraak.
De procureur-generaal kan binnen denzelfden termün in hooger beroep komen; hangende het beroep, blüft de uitvoeringvan het vonnis geschorst. Van alle vonnissen, welke geene eindvonnissen zün, kan alleen gelüktijdig met de hoofdzaak in hooger beroep worden gekomen. (R. O. 56, 68. R. 8, 46, 333. Sv. 234, 243 v., 251, 365, I. 203.)
243- Binnen veertien dagen na de verklaring van in hooger
42
in correclioitnele zaken.
beroep te komen, zal de herueiieiide partij aan het provinciaal Keregtsiiof eene memorie kunnen indienen, behelzende dc middelen en gronden, waarop zü haar hoocer beroep steunt. Deze memorie moet door dezelfde party of haren advokaat onderteekend zün; zy zal bij de stukken worden gevoegd, en zal daarvan door de tegenparty of haren advokaat inzage kunnen worden genomen. (Sv. 22t), 431, ii(i, -201 iquot;, H!)3. I. iOi.)
244. De grillier van de regtüank, welke het vonnis gewezen heeft, zal, binnen drie dagen na de aantcekening van bet hoo-ger beroep, dc stukken van het geding moeten overzenden ter grillle van het provinciaal geregtshof. (Sv. 244, 4.'il 4°, 1.40quot;.)
245. Binnen acht dagen nadat de stukken ter grillie zün ge-bragt, zal de president eenen rapporteur benoemen, en den dag der teregtzitting bepalen. (Sv. 447, 431 4°, S'JU.)
246. De procureur-generaal zal dewederparljj doen dagvaarden om op de teregtzitting te verscb'unen; en zullen de bepalingen van artikel 444 en 445 hierboven worden in acht genomen, behoudens dat de termijn tot op tien vrije dagen wordt verlengd. Indien zich eene beleedigde partij in het geding heeft gevoegd, zal de procureur-generaal aan haar, Ier barer gekozene woonstede, den dag doen beteekenen welke tot de teregtzitting is bepaald. (Sv. 431, 401.)
247. De bepalingen van artikel 447 zün op de behandeling ter openbare teregtzitting van het hof toepasselijk.
De getuigen welke in eersten aanleg zijn opgeroepen, kunnen, ten verzoeke van den procureur-generaal, of van den beklaagde,
! worden gehoord. Er kunnen ook nieuwe getuigen worden b(jge- worden gehoord. Er kunnen ook nieuwe getuigen worden b(jge-
bragt.
De rapporteur doet /ijn verslag by den aanvang derteregtzit-ting, vóór dat het openbaar ministerie het woord voert. (Sv.447, | 404.)
248- In geval het vonnis wordt Ie nietgedaan, wegens schending of verzuim van dc vormen, welke by de wel, op stralfevan nietigheid, zyn voorgeschreven, zal het hof de zaak zelve afdoen. (Sv. 443 V., 434 v., 430. I. 413.)
249 Indien het hof, na hel onderzoek der teregtzitting, bevindt, dat tegen het feit eene lijf- of onleerende straf is bedreigd, en er voldoende gronden lot verdere vervolging aanwezig zijn, handelt hetzelve zoo als by artikel 440 is voorgeschreven. (Sv. 450, 430, 450. I. 214.)
250- De beklaagde kan in hooger beroep totgeenezwaardere straf worden verwezen, dan waartoe hy in eersten aanleg is veroordeeld, ten ware hel openhaar ministerie, het zij alleen, het zy met den beklaagde, mogt zijn in hooger lieroep gekomen, of de zaak nader ten criminele mogt zijn verwezen.
Hetzelfde is ook toepasseiyk op de zaken, door de ambtenaren bij artikel 442, ?i0. 2, aanhangig gemaakt. (Sv. 236, 404.)
251. Indien de zaak in eersten aanleg is aanhangig gemaakt door of van wege de ambtenaren bij artikel 444,n».4,aangeduid, zullen, ten aanzien van het hooger beroep, de vorenstaande bepalingen gelden, onder de navolgende wijzigingen:
44 vu. titel. Fan het reqlsged. weg. overtred. v. policie.
1°. Dat de verklaring by artikel 243 vermeld, zal geschieden door de partij welke in beroep is gekomen, binnen den termün van een en twintig dagen na do beteekening van bet vonnis;
•2°. Dat dc bepalingen van artikel 243, 244 en 243 op dat beroep niet toepasselijk zijn;
3°. Dat de party welke in beroep is gekomen, op straffe van verstek, binnen een en twintig dagen na bare verklaring, hare wederparty zal doen dagvaarden, om te verschijnen op de eerste teregtzitting van het hof, welke na tien vrije dagen zal worden gehouden, met aanduiding van dag en uur;
4,gt;. Dat het geding op de teregtzitting zal worden behandeld overeenkomstig hetg.;en hier boven bij artikel 230 is voorgeschreven;
3quot;. Dat, in plaats van de bepaling van artikel 244, beide partyen hare stukken, onder inventaris, aan bet hof moeten overleggen;
li». Dat de bedoelde ambtenaren in de kosten van den pro-cesse kunnen worden veroordeeld. (O. Sö. Sv. 227 9°.)
ZEVENDE TITEL.
Fan het reglsgedinq wegens overtredingen van policie, zoo in eersten aanleg als in hooger beroep.
v. KETWic» vebschuuh, de judicus contraventionum simplicis
politiae (L. li. 1843). — SUR1NGAR, Uandl. v. d. Kantonrenter
bij de behandel, v. strafzahenop de openb.teregtz. (Amst 18li2).
— Regtsgel. Bijblad, I, hlz. 309—3quot;6; III, blz. 135—142; IV,
blz. 733 v. — Opmerk, en Meeled., VIII, blz. 2quot;2.
252. Bij de kanton-geregten zal de kennisneming van overtredingen van policie aanbangig worden gemaakt door de dagvaarding van wege het openbaarministerie hij hetkanton-geregt. (R. O. 44 v., 50. Sv. 11, 81, 87, 117, 254 v., 270, 305, 352v.,357, 450, 459. I. 145.)
253- Het geding wordt op de openbare teregtzitting op dezelfde wijze aanbangig gemaakt en behandeld als de correction-nele zaken, welke door de dagvaarding van den olFicier van justitie regtstreeks, ot ten gevolge van verwijzing, zijn aanhangig gemaakt, behoudens de navolgende wijzigingen: (R. O. 20. Sv. 227, 270.)
1°. Dat de gedaagde door eenen, bij byzonderc volmagt, gelastigde kan verschynen; (R. 99. Sv. 220.)
2°. Dat de boete tegen den getuige, die in gebreke biyft te verschynen, niet booger zal zyn dan twaalf guldens; (Sv. 170 v.)
3°. Dat de getuige die weigert den eed of de belofte af te leggen, of getuigenis der waarheid te geven, wegens zyne onvvilligbeid ten hoogste tot eene gevangenisstraf van zeven dagen zal kunnen worden veroordeeld: (Sv. 179.)
zoo in eersten aanleg als in hooqer beroep.
iquot;. Dal de vordering der beleedigde pariy zich niet verder dan tot eenesom van /'SO kan uitstrekken; (R.O.iO,i4. O. öti v. Sv. 231, 375.)
5quot;. Dat, indien de regter bevindt dat de zaak zöne bevoegdheid te boven gaat, hij zich onbevoegd verklaart. (Sv.23-2, 240, 337 2°)
In dat geval zendt de ambtenaar van het openbaar ministerie de stukken aan den officier van justitie bij de arronnissements-regtbank, waaronder het kanton-gercgt behoort. {1,132,1quot;)3, 157,100.)
254. Wanneer in policie-zaken de wet of andere openbare verordening geene zwaardere straf op de overtreding heeft gesteld dan eene enkele geldboete, zal de beklaagde de reals vervolging kunnen voorkomen door vrijwillig het maximum van die boete te betalen, met de kosten indien hij reeds w'as gedagvaard.
In dat geval zal de boete aan den bevoegden ontvanger niet anders kunnen worden voldaan dan op schrifteiyke magtiging van het openbaar ministerie, door den kanton-regter voorgezien geteekend, aan hetwelk de quitantie van den ontvanger door den beklaagde zal moeten worden overgehragt, binnen den tijd door het openbaar ministerie te bepalen. (Sv. 21)7, 332.)
255- In de gevallen, waarin volgens de wet hooger beroep wordt toegelaten, kan zulks geschieden door den ambtenaar van het openbaar ministerie bij het kanlon-geregt en door den veroordeelde.
De officier van justitie is insgelijks daartoe bevoegd. (K. O 4i v. Sv. 242.)
256. Het hooger beroep wordtopdezelfde wijzeaangeteekend, vervolgd en beregt, als ten aanzien van het beroep der correcti-onnele zaken, welke op dagvaarding van den officier vanjustilie regtstreeks of ten gevolge van verwijzing zijn aanhangig gemaakt, in den vongen titel is voorgeschreven, behoudens de navolgende wijzigingen: (Sv. 241 v.)
1°. Dat indien hij het onderzoek ter openbare teregtzitting de regtbank bevindt dat het feit een wanbedrijf oplevert, zij, in cas correctionneel, vonnist, behoudens hooger beroep aan het provinciaal geregtshof; (Sv. 230.)
2°. Dat, indien zij bevindt dal tegen bet feit eene lijf- ofont-eerende straf is bedreigd, en er voldoende gronden lol verdere vervolging aanwezig zyn, de beklaagde naar den procureur-generaal wordt verwezen, ten einde overeenkomstig den vierden titel te worden gehandeld. (Sv. 124 v., 230, 249. I. 174.)
iB vin. titel. Van de vervolg, v. reqlerl. ambtenaren.
ACHTSTE T1TEI..
Van de vervolging en ter egt stelling van regterlylte amh-lenaren ter zake van misdrijven door hen, nedurende den Ijjd hunner bediening, bedreven.
Opmerk, en Meded., II, hlz. 08—110.
257- In alle strafzaken legen kanton-resters enliunneplaals-vervangers, legen reglcrs en regterf-plaatsvervangers lienevens tegen de amlitenaren vim liet openbaar ministerie en grifflers, zoo liij de kanton-geregten alshijdearrondisscinenls-reglbanken, wegens misdrijven door lien gedurende den tyd hunner bediening begaan, zulten in de vervolging, instructie en beregting, de at-gemeene bepalingen gevolgd worden by dit Wettioek voorge-scbreven, beboudens de navolgende uitzonderingen en wijzigingen. (R. O. nu. Sv. 80, 238, 200. I. 483.)
258- De bemoeijingen, waarmede in gewone zaken de oflicie-ren van justitie, de regters-eommissarissen, dearrondissemenls-regtbanken en de kanton-geregten zijn belast, worden waargenomen als volgt:
Die der ollicieren van juslitie en deramblenarenvan belopen-baar ministerie bg de kanton-geregten, door de procureursgeneraal by de provinciale gereglsboven of de advokaten-gene-raal bij dezelve; (Sv. 22 v.. 204.)
Die der reglers-eommissarissen, door de raadsbeeren daartoe door bel bof te benoemen; (Sv. 33 v., 308, 307.)
Die der arrondlssements-regtbanken en kanton-geregten, door de provinciale gereglsboven. (I. 584.)
259. Bü ontdekking ecbler van een misdrijf op beeler daad, zuilen de olTicieren van juslilie, de bulp-olllcieren en de reglers-eommissarissen verpligl zyn al datgene te doen wal bun bij de wel in dat geval, in gewone zaken, is voorgeschreven. (R. 0.13 Sv. 82 v., 37 V., 200.)
260- De processen-verbaal en andere voorwerpen, in arlikel 32 vermeld, zullen onverwyld door de ollicieren van justitie aan den procureur-generaal bg hel provinciaal geregisbof worden opgezonden. (Sv. 238.)
261. Zoodra ecbler de procureur-generaal of een der advo-katen-generaai bij hel bof zich op de plaats des misdrijfs bevind^ zuilen alle de bemoeijingen, in de zesde afdeeling van den eersten tilei vermeld, door dezen worden verrigl. (Sv. 37 v., 41 v., 122.)
262- In alle strafzaken, waarvan in dezen titel gehandeld wordt, zal steeds eene voorloopige instructie moeten plaats hebben. (Sv. 79, 81.)
263- Tegen een geweigerd hevel van dagvaarding in persoon of van gevangenneming, alsmede legen een afgeslagen requisitoir tot verwyzing naar de openbare leregtzitling, wordt geen verzet toegelaten. (R. O. 50. Sv. 89 v.)
264. Wanneer de procureur-generaal de Instructie genoeg-
ix. titel. Van beklaaqdcn, melke afwez. zijn geblev. 47
zaam volledig acht, zal hij dezelve met zijn requisitoir onmid-dcllük aan het hof onderwerpen.
HU geeft daarvan kennis aan den beklaagde, op dezelfde wijze als hy het vierde en vyfde lid van artikel 120is voorgeschreven. (Sv. 114.)
265- I'e beklaagde heeft het regl om, hinnen den tijd van tien dagon na die kennisgeving, zonder aanzien van den aard des misdrijfs aan hem ten laste gelegd, aan het provinciaal geregts-hof eene memorie in Ie leveren op dezelfde wijze als hij artikel 12i is vermeld.
iSa verloop van voorschreven termijn, vergadert het hof,zamen-gesteld uit vüf raadsheeren, in raadkamer en zijn de bepalingen van artikel 123 en 12lgt; te dezen toepasselük. (Sb. 1859 n. 21. Sv. 124, 1127.)
266- Indien het hof oordeelt dat dc daad door de wet wordt verklaard te zijn wanbedrijf of policie-overtreding, en dat erge-noegzame bezwaren tegen den beklaagde bestaan, zal het den beklaagde naar deszelfs openbare leregtzitting verw ijzen, om aldaar, volgens de bepalingen van den zesden of van den zevenden titel, in het hoogste ressort te worden teregt gesteld.
Het hof wordt in dat geval uit zes raadsheeren zamengesteld. (Sb. 1849. n0. 21. Sv. 12.quot;), 222 v., 2il v., 2«S, 332.)
267. Onder policie-overtredingen bij het vorige artikel vermeld, zyn alleen begrepen de zoodanige legen welke eene gevangenisstraf is bedreigd. De andere wordendoordegewonekanton-geregten beregt, of aan dezelve verwezen. (R. O. «5. Sv. 235, 332.)
268. Wanneer in eene zaak, als correctionneel op de openbare leregtzitting gebragt, het hof mogt oordcelen dat tegen liet feit eene lüf- of onteerende straf is bedreigd, en dat de instructie genoegzaam volledig is, zal hetzelve de teregtstelling van den beklaagde uitspreken.
De procureur-generaal zal eene akte van beschuldiging opmaken en de zaak brengen ter leregtzitting van het hof, ten einde overeenkomstig de voorschriften van den vijfden titel te worden behandeld. (Sv. 135, 170 v., 266.)
269- De medepligtigen der ambtenaren, waarvan in dezen titel wordt gehandeld, zullen op dezelfde wijze voordenzelfden regter worden teregt gesteld. (Sv. 237 v., 336. I. 501.)
NEGENDE TITEL.
J'an heklaafiden of heschuldiqrien, welke afwezentl zyn gebleven,
viel hebben kunnen achterhaald worden, of ontvtugt zyn.
Themis, IV, blz. 57—7!; X, blz. 546—564. — Reglsgel. Bijblad,
II, blz. 73 v.
eerste afdeeling.
Pan afwezend geblevene beklaagden in correctionnele zaken, en in zaken wegens overtredingen van policie.
270. Indien de beklaagde in correctionnele zaken, of de ge-
48 ix. titel. Fan beklaagden, welke afwez. zijn yeblev.
daagde ter zake van overtreding van policie, in gebreke blüft, op aan hem gedane dagvaarding ter teregtzitting teverscUUnen, of zich, in de gevalien by de wel voorzien, door eenen advokaat of procureur of door eenen gemagtigde te laten verdedigen, wordt tegen denzelven verstek verleend en dadelijk overgegaan tot het onderzoek en de beregting, overeenkomstig do voorschriften van den zesden en zevenden titel. (Sv. HO, 16G, 122 v., 22«, 237, 241, 232 v., 273, 334, 345. I. 149, 180.)
271. Het vonnis bij verstek gewezen, moet aan den veroordeelde in persoon, of te zijner woonplaats, of indien de woonplaats niet bekend is, aan deszelfs laatste verblijf, worden he-teekend. (B. 74 v. Sv. 28, 147, 380.)
Indien een en ander onbekend is, wordt het vonnis aan bet gebouw, alwaar de regtbank of bet kanton-geregt zittinghoudt, aangeplakt. (K. 4 1°, 224.)
272. De veroordeeling by verstek vervalt van regtswege, indien de veroordeelde by exploit, aan het openbaar ministeriebo-teekend, verzet doet, uiteriyk binnen den tgd van veertien dagen, nadat het vonnis is ten uitvoer gelegd door de gevangenneming van den beklaagde, of gedaagde, of in het geval eener opgelegde boete door den ten uitvoer gelegden lijfsdwang of door een op zijne goederen gelegd beslag. Niettegenstaande zijne vryspraak, hiyven alle de kosten, door bet verstek veroorzaakt, ten zijnen laste, ten ware de dagvaarding mogt zün nietig verklaard, of bij mogt bewijzen in de onmogelijkheid te zyn geweestvan te kunnen verscbynen. (Sv. 223 v., 241, 270 v., 363. 1.187.)
273- Het verzet brengt van regtswege dagvaarding mede op de eerstkomende gewone teregtzitting; hetzelve zal worden vervallen verklaard, wanneer degene die in verzot gekomen is, niet ten dage dienende in regten verschijnt, en het vonnis, by verstek gewezen, zal ten uitvoer worden gelegd, behoudens beroep in cassatie, wanneer daartoe gronden zyn. (Sv. 223, 380 v. I. 188.)
tweede afdeeling.
Van afwezend geblevene of ontvlugte beschuldigden.
274. Wanneer een beklaagde, tegen wien, ter zake van een misdryf, waartegen lyf- of onteerende straf is bedreigd, een bevel van gevangenneming of van dagvaarding in persoon verleend is geworden, niet mogt hebben kunnen worden achterhaalden gevangen genomen, of niet voor den regter-commissaris mogt beh-ben kunnen worden gebragt, zal de voorloopige instructie der zaak niettemin worden voortgezet en ten einde gebragt, overeenkomstig hetgeen hg den derden en vierden titel is voorgeschreven, onder de navolgende bepalingen. (B. 319. Sv. 83 v., 90, 103, 124 v., 282, 284 v. I. 4Bö.)
275- De beteekening der stukken, by artikel 145 vermeld, mitsgaders der lyst van getuigen, geschiedt, op bevel van den procureur-generaal, door eenen deurwaarder aan dewoonplaats, of, wanneer die niet bekend is, aan het laatste verblijf van den beschuldigde, en wordt aldaar afschrift gelaten.
ix. titel. Fan beklaagden, welke afwez. zijn geblec. 49
Indien de woonplaats en het verblijf onbekend zijn, wordt de beteekening aan het hofgebouw aangeplakt.
Bij dit exploit wordt de beschuldigde tevens tegen zekeren bepaalden dag opgeroepen, om op de openbare teregtzitting van het hof te verscbynen. (R. 4 7°. Sv. 28, 145, 174, 277 v. I. 40«.)
276. Indien de beschuldigde zich binnen dien tgd in de gevangenis begeeft of gevat wordt, of ten bepaalden dage op de teregtzitting verschynt, wordt de zaak onderzocht en afgedaan overeenkomstig de voorschriften van den vyfden titel. (Sv. 14», 170 v., 278.)
277. Indien de beschuldigde ten dagedienendeiiietverschynl, beveelt het hof dat hü andermaal tegen eenen bepaalden dag zal worden opgeroepen.
Het bevelschrift wordt op dezelfde wyze aan den beschuldigde beteekend, of aangeplakt, als bü artikel 275 is bepaald. (Sv. 278 v.)
278. Indien de beschuldigde uit de gevangenis is ontvlugt vóór de beteekening der stukken hij artikel 145 omschreven, gelden de voorschriften van artikel 275, 270 en 277.
Indien de ontvlugting heeft plaats gehad na de voorschreven beteekening, wordt de beschuldigde bü exploit, beteekend op de wyze by het eerste en tweede lid van artikel 275 omschreven, tegen zekeren bepaalden dag opgeroepen om op de openbare le-regtzitling van het hof te verscbynen, en zyn voorts de voorschriften van artikel 27G en 277 te dezen toepasseiyk. (Sv. 155, 280.)
279. Indien tegen den beklaagde slechts een bevel van dagvaarding In persoon was verleend, en hy, na de dagvaarding by artikel 277 vermeld, niet ten bepaalden dage op de openbare teregtzitting verschynt, wordt hy, overeenkomstig de bepaling van voorz. artikel 277, andermaal opgeroepen. (Sv. 83 v., 120, 280.)
280. Indien in eenlg der voormelde gevallen de beschuldigde niet op de tweede openbare teregtzitting verschijnt, zal het hof, nu te hebben bevonden dat aan alle de voormelde formaliteiten is voldaan, op het requisitoir van den procureur-generaal den beschuldigde verklaren wederspannig aan de wet, en hem in alle de kosten veroordeelen.
's Hofs arrest wordt aan het hofgebouw aangeplakt. (Sv. 277 v., 458. I. 405.)
281. Indien de beschuldigde vóór dat het misdryf verjaard is, zich in hechtenis begeeft, gevat wordt, of zich tot de teregtstel-ling aanmeldt, wordt het geding overeenkomstig de voorschriften van den vyfden titel behandeld.
De verklaringen, bevorens voor regter-commissarissen afgelegd, kunnen, in geval van overiyden der getuigen, op de teregtzitting worden voorgelezen, en de regter kan op dezelve, naar gelang van de omstandigheden, acht slaan. (Sv.173, 284 v., 400 V. I. 476.)
282. In geen geval, zal de afwezendbeid van eenen beschuldigde den voortgang van het geding, ten aanzien der tegenwoor-
vii. 4
öO x. titel. Van de herkenn. v. veroord. die ontvlugt zijn.
dig zynde medebeschuldigden, van rcgtswege schorsen of vertragen. (I. 474.)
Slotbepaling op de beide afdeelingen van dezen titel toepasselijk.
283. Na de uitspraak van het hof of der regthank, zullen de stukken van overtuiging, wanneer de eigenaars of andere regt-hebbcnden zulks vorderen, aan ben worden teruggegeven, nadat van dezelve eene naauwkeunge beschrijving door den griflierzal zyn opgemaakt en ter griffle nedergelegd.
Het hof of de regtbank kan echter, om gewigtige redenen, van de teruggave uitzonderen zoodanige voorwerpen, die geene of slechts eene geringe geldelijke waarde hebben en tot overtuiging kunnen dienen. {Sv. 40 v., 132, 194. I. 474.)
TIENDE TITEL.
Van de herkenning van veroordeelden die ontvlugt en weder achterhaald zijn.
284- Wanneer een veroordeelde ontvlugt is, en iemand mogt gevat zijn die voor den ontvlugte Is gehouden, doch omtrent de eenzelvigheid van wiens persoon twijfel of onzekerheid is ontstaan; of die ontkent dat hij degene is voor wien men hem houdt, zal het provinciaal geregtshof, of de regtbank door welke de veroordeeling was uitgesproken, op requisitoir van hetopenbaar ministerie, bevelen dat op eene te bepalen teregtzitting zal worden overgegaan tot het onderzoek van de eenzelvigheid vandien persoon. (Sv. iSO v., 334, 431. I. 318.)
285. Het openbaar ministerie zal, te dien einde, op de teregtzitting zijne getulgeu doen dagvaarden, gelijk mede die op welke de achterhaalde zich beroept.
Hetzelve zal insgelijks den achterhaalde doen dagvaarden om op die teregtzitting tegenwoordig te zijn; de getuigen en de achterhaalde zullen vervolgens worden gehoord, en het hof of de regtbank zal uitspraak doen overeenkomstig de voorschriften van den vyfden en zesden titel. (Sv. 170 v., 185, 198, 22-2 v.. 286, 334. I. 319.)
286. Het bepaalde by artikel 284 en 283 zal insgelijks toepasselijk zyn op de achterhaling van gebannenen, welke hun bannissement hebbei overtreden; in welk geval, deze bovendien door het hof, op het requisitoir van den procureur-generaal, zullen veroordeeld worden in de straf, by de wet op de overtreding van hun bannissement vastgesteld. (Sv. 33.)
287- Indien het vonnis door eene arrondlssements-regt-bank is uitgesproken, is hetzelve voor hooger beroep vatbaar. (Sv. 241 v.)
288. Het openbaar ministerie en de achterhaalde kunnen zich in cassatie voorzien, in de vormen en binnen de leimynen nopens cassatiën by dit Wetboek vastgesteld. (Sv. 380. 1. 320.)
xi. titel. Van de regtspleginn ter zake u. valschheiil. 31
ELFDE TITEL.
Van de regtspleging ter zake van valschheid.
289. In alle strafzaken l)etrekkclijk tot valschheid in geschrifte, zal het stuk dat beweerd wordt valsch of vervalschtte zijn, ter grime worden overgelegd, en tevens onderteekond en op iedere hladzyde gewaarmerkt door den griffier, die een uitvoerig proces-verhaal van de gesteldheid van het stuk zal opmaken, mitsgaders door dengenen door wien die overlegging wordt gedaan, en eindelijk door den ambtenaar, onder wiens bewaring bet is geweest, indien hetzelve uit eene openbare bewaarplaats is genomen, (R. 17« v., 193; Sv. 291, •29'i, 301, 331, 438. 1. -148.)
290- BU de verhoeren van den beklaagde over dat stuk zal belzelve mede door dezen, cn ook bovendien door den regter-commissaris en den griffier onderteekend worden. (Sv. 249,297, 304. I. 4u0.)
291. De klagten en aangiften in zake van valschheid kunnen altijd worden vervolgd, ook dan wanneer de stukken, die er het onderwerp van zyn, tot grondslag gediend hebben van geregte-lijke of burgerlijke akten. (B. 27. K. 193. Sv. 170. 1. 451.)
292- Alle openbare of bijzondere bewaarders van stukken, welke beweerd worden valsch of vervalscht te zyn,zynverpligt, op straffe van daartoe bij lijfsdwang genoodzaakt te worden, ilezelve, op een bevelschrift van het provinciaal geregtshof of van de arrondissements-regtbank, ter griffie van den hove of der regtbank in bewaring te geven; van deze inbewaringgeving zal een proces-verbaal worden opgemaakt, hetwelk, met en henevens het bevelschrift, den bewaarder zal strekken totontlasting jegens alle belanghebbenden.
Het slaat aan denzelven vrij, van de door hem in bewaring gegeven stukken en van het proces-verbaal kosteloos afschriften te vorderen.
De kosten tot overbrenging der stukken worden onder de justitie kosten begrepen. (Sv. 294, 301. 1. 4S2.)
293- De stukken die geleverd zullen worden om tot vergelijking te dienen, zullen, even als de stukken welke beweerd worden valsch of vervalscht te zyn, worden onderteekend en gewaarmerkt, op de wyze in de twee eerste artikelen van dezen titel gemeld. (Sv. 289 v., 302, 304. I. 433.)
294. De bepaling van artikel 292 hierboven, is insgelijkstoe-passeiyk op alle openbare bewaarders van stukken, ter vergely-king kunnende dienen. (R. 183. Sv. 43«. I. 434.)
295 Indien de overgave van een authentiek stuk vereisebt en gevorderd wordt, zal aan dengenen, die hetzelve in zijne bewaring heeft, een afschrift daarvan worden gelaten, hetwelk met het oorspronkelyke door den voorzitter van de arondissc-ments-reglbank zal worden vergeleken, die daarvan een procesverbaal zal opmaken; indien zoodanig authentiek stuk onderbe-w a ring is van een' openbaar persoon, zal het voorzeide afschrift
32 xi. titel. Fan de regtspleging Ier zake v. valschheid.
door dezen gelegil worden onder zijne oorspronkeigke stukken, om in de plaats van het oorspronkelijke te strekken, lot de terugzending van het laatstgemelde, en met hevoegdheid om daarvan grossen of afschriften uil te geven, mits daarbij melding makende van liet proces-verhaal.
Indien nogtans het stuk een gedeelte uitmaakt van een register, zoo dat het daarvan niet voor eenen tyd kan worden afgescheiden, kan de regthank het overbrengen van het register ter inzage bevelen, en vrijstelling verleenen van de formaliteit bij dit artikel vastgesteld. (R. 183 v. Sv. 302, 538. I. 133.)
296. Onderhandsche geschriften kunnen insgelijks ais stukken van vergelijking overgelegd en als zoodanig aangenomen worden, indien volkomen van derzelver echtheid blijkt.
Echter kunnen de bijzondere personen welke, zelfs volgens hunne eigene «rkenning, onderhandsche geschriften bezitten, niet onmiddellijk tot derzelver afgifte worden genoodzaakt, maar indien zy voor het hof of de regthank zijn gedagvaard en hunne gronden van weigering niet zijn geldig verklaard, kan bij regter-iijk bevel de overgave, zelfs bü lijfsdwang, worden bevolen. (Sv. 298, 320, i36. I. 436.)
297. De getuigen welke gehoord zullen worden over eenig stuk of stukken, in het geding overgelegd, jijn gehouden dezelve insgelijks te waarmerken en te onderteekenen. (R. 191. Sv. 289 v., 30 i. I. 437.)
298- Be beklaagde, daartoe door den regter gelast, is ver-pligt, in diens tegenwoordigheid, een geschrift te vervaardigen, of wel andere stukken, door hem geschreven, over te leggen. (Sv. 304. I. 461.)
299- In de voorloopige geregteiyke Instructie, zal de regter-commissaris eenen of meer deskundigen kunnen benoemen, ten einde het stuk, welks valschheid of vervalsching beweerd wordt, en de stukken van vergeiyklng, te onderzoeken, en een schrif-teiyk verslag van hunne bevinding uit te brengen, hetwelk hy het geding zal worden gevoegd. (R. 190. Sv. 300, 438.)
30O. Indien de beklaagde of beschuldigde wordt teregt gesteld, zullen de in het vorige artikel vermelde deskundigen worden gehoord.
Het hof of de regtbank kan ook op requisitoir van het openbaar ministerie, of ten verzoeke van den beklaagde of beschuldigde, andere deskundigen hooren. (Sv. 174, 227.)
301- Indien de beschuldigde ter zake van valschheid in eene authentieke akte wordt veroordeeld, zal het hof het zü verklaren dat het geheele stuk valsch is, het zy bepaaldeiyk aanduiden, waarin de vervalsching bestaat. Van die verklaring wordt door den griffler proces-verhaal opgemaakt en door den president en hem onderteekend.
Afschrift van hel proces-verbaal zal, door den grilller onderteekend, aan het valsche of vervalschte stuk worden gehecht, en by de uitgifte van grossen of afschriften van hel stuk, zal steeds aan den voet afschrift van het proces-verhaal moeten gevoegd worden.
XII. titel. Reglspleg. jeg. hen, die den eerbied schend. ö:i
Eindelijk zal 011 het valsche of vervalschte sluk, door den grilHer eene aanteekening worden gesteld, waarbij naar helaan-geheclile proces-verbaal wordt verwezen. (Sv. 28». I. 4«3.)
302- De stukken van overtuiging en van vergelijking worden binnen veertien dagen, nadat het arrest of vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, terug gehragt ter plaatse, van waar zij gekomen zijn, of terug gegeven aan degenen, die dezelve hebben medegedeeld. (Sv. 210, i'Jö v. 1. 4C3.)
303- Voor hel overige heeft de instructie ter zake van valsch-heid op dezelfde wijze plaats, als ten aanzien van andere misdrijven is bepaald. (Sv. 53 v., 83 v., 124 v. I. 464.)
304. Indien de bewaarder of de getuigen weigeren of niet in slaat zijn de overgelegde of hun vertoond wordende «tukken te waarmerken en te ondei leekenen, of indien de beklaagden weigeren de stukken te teekenen, of in 'sregters tegenwoordigheid te schrijven, zal zulks in het proces-verbaal vermeld worden. (Sv. 289 v., 293, 297 v. I. 457.)
TWAALFDE TITEL.
Van de wijze van reglspleging jegens hen die den eerbied schenden, aan de openhare magt verschuldigd.
305- In geval een of meer personen, gedurende de teregtzil-ting, of op cenige andere plaats alwaar een openbaar geregtelük onderzoek wordt gedaan, de stilte storen, of teekens van goed-of afkeuring geven, of, op welk eene wijze ook, geraas of beweging verwekken, en zij op de waarschuwing der deurwaarders zich niet dadelijk stil houden, zal hun gelast worden te vertrekken, en die zich daartegen verzetten, zullen verwijderd, of, naar gelang van omstandigheden, worden gevat en veroordeeld tot eene gevangenisstraf, voor den tijd van vier en twintig uren; zij zullen door den cipier ingenomen worden, op vertoon van het bevelschrift van den kanton-regter of voorzitter van het kol-legie
Van dit hevel zal aanleekening worden gehouden. (R. 2i. Sv. 107, 200, 310. 1. Ü04.)
306. Wanneer de opschudding op de teregtzitting vergezeld is geweest van scheldwoorden of dadelijkheden, welke gronden opleveren tot verdere oplegging van correctionnele- of policie-straf, zullen die straffen, op die teregtzitting, en dadelijk na het tot klaarheid brengen van de feiten, kunnen worden uitgesproken; namelijk;
lo. De straffen van policie door de kanton-geregten en door de arrondissements-regtbanken, de hoven en den hoogen raad; (Sv. 308.)
2°. De correctionnele straffen door de arrondissements-regtbanken, de hoven en den hoogen raad. (R. 26. Sv. 200, 309. I. 505.)
307. Indien de misdrijven en overtredingen by de twee vorige artikelen vermeld, bil eenen regter-commissaris hebben plaats gehad, zal hü daarvan proces-verhaal opmaken en de
öi Xlli. titel. Van getuig, v. leden v. h. kon. gesiacht.
stukken aan den bevoegden regter opzenden. (R. 8. Sv. 114. I.
300.)
308. Indien de beoordeeling van het misdrijf, waaraan de dader zich mogt hebben schuldig gemaakt, de bevoegdheid van den kanton-regter of van de arrondissements-regtbank te boven gaat, zal die regter of regtbank, na, zoo daartoe gronden zijn, den dader te hebben doen vatten, proces-verbaal van het ter le-regtzitting voorgevallene opmaken, en dat stuk aan den bevoegden ambtenaar van het openbaar ministerie, ter verdere vervolging, toezenden. (R. 27. Sv. 118, 230, 380. 1. 306.)
309. Indien op eenige teregtzitting een ander misdrijf is begaan, dan bü art. 300 is vermeld, wordt de dader benevens de getuigen onmiddellijk gehoord en ondervraagd, en van alles pro-ees-verbaal opgemaakt, waarmede wordt gehandeld, zoo als bij het slot van het vorige artikel is vermeld.
De regter of het regterlijk kollegie kan devoorloopigein hechtenis stelling van den dader bevelen, indien de aard van het misdrijf, daartoe, volgens de wet, aanleiding geeft. (Sv. 30, 77, 88, 118.)
310 Indien de commissarissen des Konings in de provinciën, de leden der provinciale en gedeputeerde staten, de hoofden en leden van de gemeente-besturen, mitsgaders de ambtenaren van administratieve of regterlljke policie, in het openbaar eenige ambtsverrigtingen waarnemen, oefenen zij insgelijks het opzigt uit bij artikel 30ii vermeld. Zij kunnen de daders tot geene gevangenisstraf veroordeelen, doch, zoo daartoe gronden zijn, dezelve doen vatten en proces-verbaal doen opmaken, hetwelk aan den bevoegden ambtenaar van het openhaar ministerie wordt toegezonden.
Hiervan zal behoorlijk aanteekenlng worden gehouden. (I. 509.)
DERTIENDE TITEL.
Van de wijze, op welke in strafzaken de getuigenissen van de leden van het koninklijk geslacht zullen worden ontvangen.
311- De prinsen en prinsessen van het koninklijk geslacht zullen nimmer voor den regter-commissaris, noch ook ter teregtzitting van een hof of eene regtbank, als getuigen kunnen worden gedagvaard, ten zij de Koning, door een bijzonder besiuil, tot dat einde strekkende, hoogstdezelve tot die verschyningmogt hebben gemagtigd. (Sv. 00, 170 v., 228 v., 33i, 46G. I. 310.)
312- Wanneer de getuigenis der prinsen of prinsessen ver-eischt mogt worden, gedurende de voorloopige instructie, zal dezelve afgenomen en in geschrift worden gesteld door den president van het provinciaal geregtshof, binnen welks regtsgehkd de prinsen of prinsessen zich op dat oogenblik bevinden, en zal de president zich naar hoogstderzelver paleis tol dat einde be-ge«en.
Hil zal daarna de alzoo door hem ingewonnen verklaringen
xiv. titel. Fan het regtsged. voor den hoogen raad. 55
terstond toezenden aan den regter-commissaris, die met de instructie der zaak tielast is. (Sv. «(t, 7«, 314. I. 511.)
313. Wanneer de getuigenis der prinsen of prinsessen ver-eischt mogt worden op eene teregtzitting, en zij tot atlegging van dezelve aldaar bü Koninklijk besluit geraagtigd zjjn, zal hetzelve besluit tevens de plegtigheden regelen, welke ten aanzien van hoogstdezelve moeten worden in aebtgenomen. (1.513.)
314. Wanneer de prinsen ol prinsessen niet gemagtigd zijn geworden om in persoon te verschijnen, zullen hunne getuigenissen op de teregtzitting worden gelezen, op straffe van nietigheid, en het zal aan den regter geoorloold zijn, om derzelver inhoud, naar gelang der omstandigheden, tot bewijsmiddel te doen dienen. (Sv. 175, 445.1. 512.)
VEERTÏEINDE TITEI-
Fan het regtsgeding voor den hoogen raad.
315. In alle strafzaken aan de kennisneming van den boogen raad onderworpen, zal altijd eene voorloopige geregtelijke instructie plaats hebben. (R. O. 92 v. Sv. 55 v., 83 v.)
316- Deze instructie zal worden verrigt op een requisitoir van den procureur-generaal, door een der leden van den hoogen raad, door denzelven tot dat einde te benoemen. (Sv. 325.)
317- Bü ontdekking van een misdrijf op heeler daad zullen de olïïcioren van justitie, de hulpoflicieren enderegters commis-sarissen verpligt zijn al datgene te doen wat hun by de wet, in dat geval, in gewone zaken is opgedragen.
De ollicieren van justitie zenden de processen-verbaal en andere voorwerpen in artikel 52 vermeld, onverwijld aan den procureur-generaal bü den hoogen raad.
Zoodra deze of een der advokaten-generaal zich op de plaats des mlsdrijfs bevindt, zullen alle de hemoeüingen, in de zesde afdeeling van den eersten titel vermeld, door dezen worden verrigt. (Sv. 37 v., 336.)
318- Wanneer er echter gronden zijn om een' der personen, bü artikel 177 (nu 15«) der Grondwet opgenoemd, in regten te betrekken, ter zake van misdrijf in het uitoefenen van deszelfs functie begaan, zal de procureur-generaal, alvorens daartoeover te gaan, met overlegging der tot de zaak betrekkelüke bescheiden, zich schriftelük wenden tot de tweede kamer der staten-generaal, en verzoeken dat aan hem door de vergadering der staten-generaal worde verleend het verlof in het tweede lid van het gemeld artikel der grondwet vermeld. (Sv. 31» , 322, 32fl.)
319. Op dat verzoek w ordt bü de tweede kamer geraadpleegd op dezelfde wijze, als ten opzigte van voorstellen van wet plaats heeft. (G. 105. Sv. 322.)
320- Indien de tweede kamer het verlof weigert, zendt dezelve haar besluit, daartoe strekkende, aan den procureur-generaal. (G. 108. Sv. 324.)
321- Indien de tweede kamer het verlof verleent, zendt zij
50 xiv. titel, ran het regtsged. voor den hoogen raad.
het ingeleverd verzoek, met alle tot de zaak behoorende stukken, benevens haar besluit, aan de eerste kamer.
322- De eerste kamer onderzoekt de zaak op dezelfde wyze als hier-hoven in artikel 319 van de tweede kamer is vermeld. (G. 109.)
323- Indien de eerste kamer zich met het besluit dertweede kamer vereenigt, zendt zü de voordragt en de stukken aan den procureur-generaal meteen besluit, houdende:„Deeerste kamer, gezien het besluit der tweede kamer van den . . luidende . . en zich daarmede vereenigende, verklaart dat de vergadering der slaten-generaal liet verlof tot het in regten betrekken van N. Pi. heeft verleend.quot;
De eerste kamev geeft daarvan kennis aan de tweede kamer. (G. 109. Sv. 318, 324.)
324. Indien de eerste kamer zich met het besluit der tweede kamer niet vereenigt, zendt zjj het ingeleverd verzoek benevens de stukken aan den procureur-generaal terug, op de wyze hierboven in artikel 320, ten aanzien der tweede kamer gemeld, en geeft daarvan insgelijks kennis aan de tweede kamer. (G. 109.)
325- Zoodra de procureur-generaal het verlof zal hebbenont-vangen, verzoekt hij, bü den hoogen raad, met overlegging van het verlof, de benoeming van eenen raadsheer-commissaris, en deze gaat, onmiddellgk na die benoeming over tot de instructie der zaak, overeenkomstig de algemeene voorschriften van dit Wetboek. (Sv. 83 v.,'420.)
326. Zoodra de instructie van eenig geding aan den hoogen raad onderworpen, is afgeloopen, brengt de procureur-generaal de stukken, benevens zyn requisitoir onder inventaris, ter tafel van den hoogen raad.
Hg geeft daarvan kennis aan den beklaagde op dezelfde wijze als bij het vierde en vijfde lid van artikel 119 is voorgeschreven. (R. O. 108. Sv. 120, 264.)
327- De beklaagde heeft het regt om, binnen den lijd van tien dagen na die kennisgeving, zonder aanzien van denaarddes misdryfs aan hem ten laste gelegd, aan den hoogen raad eene memorie in te leveren op dezelfde wyze als by artikel 124 is vermeld. (Sv. 265.)
328. Na verloop van voorschreven termgn, vergadert de hooge raad, zamengesteld uit zeven raadsheeren, in raadkamer, en zyn de bepalingen van artikel 125 en 126 te dezen loepas-seiyk.
329. Indien de hooge raad bevindt dat de zaak tot de kennisneming van een ander kollegie behoort, beveelt dezelve de verzending der stukken aan den bevoegden regter. (Sv. 84, 282.)
330- Indien de hooge raad oordeelt dat de instructie niet volledig is, kan dezelve bevelen, dat die worde voortgezet of aangevuld. (R. O. 127.)
331- Indien de hooge raad geene voldoende blijken vindt van eenig misdryf of van schuld, zijn de bepalingen van artikel 133, in verband met artikel 16quot;, 168 en 169 toepasseiyk. (Sv. 234.)
332- Indien de hooge raad bevindt dat het feit eenwanbedryf
xv. titel. Van de regeling van regtsgebied.
opleïert, of eene policie-overlreding waartegen gevangenisstraf is bedreigd, en dat in het een of in het ander geval de bezwaren voldoende zijn, verwijst de hooge raad de zaak naar de openbare teregtzitting, ten einde overeenkomstig de voorschriften van den zesden en zevenden titel te worden behandeld. (R. O. 92. Sv. 222 v., 252 v.)
Indien tegen de polieie-overtreding slechts geldboete is bedreigd, wordt de zaak aan het bevoogde kanton-geregt verwezen. (Sv. 25i, 207.)
333- Indien de hooge raad eindeiyk bevindt dat tegen het feit cene lijf- of onteerende straf is bepaald en de bezwaren voldoende zijn, wordt de zaak naar de openbare teregtzitting van den hoogen raad verzonden, ten einde, na het opmaken van de akte van beschuldiging, overeenkomstig den vyfden titel, te worden beregt. (Sv. 135, 170 v., 352.)
334. De bepalingen van den negenden, tienden,elfden en der-tienden litel zün insgelijks op den hoogen raad toepasselijk. (Sv. 270 v., 284 v., 289 v., 311.)
335. Noch de voorloopige gewijsden van den hoogen raad, noch het eindvonnis, zijn voor hooger beroep of voor cassatie vatbaar. (Sv. 330, 380 v.)
336. De medepligtigen van alle personen die voorden hoogen raad te regt staan, zullen insgelijks voor dat kollegie worden Ic regt gesteld.
VUFTIEMDE TITEL.
l'an de regeling van regtsgebied.
337. Er zal regeling van regtsgebied kunnen plaats hebben in de navolgende gevallen: (K. O. 54 1°, B5 2U. 88. R. 270. Sv. 340, 300.)
1°, Wanneer onderscheidene regterlijke kollegiën of regters, aan welke bij de Grondwet of andere wettelijke bepalingen regtsmagt is opgedragen, zich de kennisneming van dezelfde of van zamenhangende misdaden, wanbedrijven of overtredingen hebben aangetrokken; (Sv. 130, 3i«,)
2°. Wanneer onderscheidene regterlijke kollegien of regters, door een van welke de strafzaak noodwendig behoort te worden beregt, zich hebben onbevoegd verklaard daarvan kennis te nemen. (Sv. 233, 230, 233 5°, 308. 1. 520.)
338- De verzoeken tot regeling van regtsgebied worden gedaan bü request; zü worden alleenlijk bij memoriën behandeld. (Sv. 340 v., 344, 340. I. 325.)
339. Op het ingekomen verzoek, met de daartoe behoorende stukken, zal de regter bevelen dat alles worde medegedeeld aan de partijen, of wel dadelijk zonder mededeeling beslissen, behoudens verzet. (Sv. 342, 344, 347 v. I. 528.)
340- Wanneer op het verzoek van den beklaagde of beschuldigde, tot regeling var. regtsgebied, de mededeeling aan partijen wordt bevolen, zal het bevelschrift beide de ambtenaren van hel openbaar ministerie bü de regterlijke ligchamen, voor welke die
57
SS xv. titel. Fan de regeling van regtsgehied.
zaak gelijktijdig is aanhangig gemaakt, gelasten de stukken van tiet geding over te zenden, met bijvoeging van een met redenen hekleed advijs over het geschil wegens de bevoegdheid. (Sv. 338. I. Mft.)
341. Wanneer de mededeeling bevolen is op het verzoek, tot regeling van regtsgehied, van een' der gemelde ambtenaren, zal het bevelschrift den andere hevelen om de stukken, en zijn met redenen bekleed advijs, over te zenden. (Sv. 338. I. 330.)
342. Bij het bevel van mededeeling wordt, naar mate van den afstand der plaatsen, de termijn bepaald, binnen welken de stukken en de met redenen bekleede advijzen ter grittie moeten worden ingezonden.
Dit bevel wordt, benevens afschrift van het verzoek tot regeling van regtsgehied, aan partyen beteekend en door die betee-kening wordt de eindelijke beslissing der zaak geschorst,behoudens den voortgang der instructie.
De beklaagde of beschuldigde kan zijne middelen omtrent het regtsgehied in geschrift indienen, uiterlijk binnen den tijd van acht dagen na de heteekening van liet bevel van mededeeling. (Sv. 339. I. 331.)
343. De zaak zal worden afgedaan op de teregtzitting, op een rapport, en na de conclusie van het openbaar ministerie te hebben gehoord.
344. Wanneer op het verzoek tot regeling van regtsgehied dadelijk en zonder hevolene mededeeling uitspraak is gedaan, zal het vonnis van wege het openbaar ministerie, door eenen deurwaarder worden beteekend aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bij de hoven, regtbanken of regters, welke lot het geschil hebben aanleiding gegeven.
Het zal mede worden beteekend aan den beklaagde of beschuldigde, welke daartegen in verzet zal kunnen komen binnen acht dagen.
Dit verzet schorst van regtswege het uitwijzen der zaak. (Sv. 339, 345, 3i7 v. 1. 332 v.1
345. De beklaagde of beschuldigde die zich niet in hechtenis bevindt, wordt niet tot het doen van verzet toegelaten, ten zij hj vóór of uiterlijk binnen acht dagen na de heteekening, woonplaats hebbe gekozen binnen de gemeente, waarin een der beide kollegiën of regters, over welker bevoegdheid geschil is, zitting heeft.
Bij gebreke hiervan zal hü zich niet daarop kunnen beroepen, dat hem geene mededeeling is gedaan, waartoe de verzoeker, in dat geval, ongehouden is. (Sv. 270 v., 345. I. 333.)
346. De hooge raadj het provinciaal geregtshof, of de arron-dissements-regtbank, zal tevens de uitspraak doen over alle handelingen en vonnissen, welke door den regter, aan wicn de zaak onttrokken wordt, mogten gedaan of gewezen zijn. (R. O. 54 t», CS 2°, 88. Sv. 33quot;, 35ft. I. 53(i.)
347. De arresten en vonnissen, in zake wegens geschil van regtsgehied gewezen, zullen door geen verzet kunnen worden bestreden, wanneer er een hevel van mededeeling is vooraf ge-
xvi. titel. Van de wraking en verschoon, v. reuters. 3!»
gaan en behoorlijk ten uitvoer gebragt. (Sv. 337, 3i4, 348. 1. 337.)
348- Het arrest of vonnis gewezen, het zij na een bevel van mededeeling, het zy na gedaan verzet, zal aan de partijen in dezelfde vormen worden beteekend, als ten aanzien der beteeke-ning van het bevel van mededeeling zijn voorgeschreven. (Sv. 339, 344, 347. I. 338.)
349- De beklaagde of beschuldigde, welke, in het verzoek van regeling van regtsgebicd door hem gedaan, in het ongolijk wordt gesteld, zal kunnen worden verwezen in eene geldboete, niet te boven gaande de som van een honderd gulden. (Sv. 3i0. I. 341.)
350. De eindvonnissen der arrondissements-regtbanken en provinciale hoven, in zake wegens geschil van regtsgebied, zijn respectievelijk vatbaar voor hooger beroep en cassatie. (R. O. 34 1», 03 2°, 88. Sv. 333.)
ZESTIENDE TITEL.
Van de wraking en cerschooning van regters en de verzending van de zaak uit dien hoofde naar eenen anderen regter.
Ilegisg. Bijblad, I, hlz. 463 v. — coiiex, over de wraking van
regters in strafzaken (ütr. 1839).
351. Een lid van den beogen raad, van de provinciale geregts-hoven, van de arrondlssement-regtbanken of een kanton-geregl, kan zoo wel door den beklaagde of beschuldigde, als door het openbaar ministerie worden gewraakt, om de volgende redenen; (R. O. 20, 46, «0, 83. R. 30 v. Sv. 227, 313, 335 V., 339 v.)
1°. Indien bü den beklaagde of beschuldigde in bloedverwantschap of in zwagerschap bestaat tot in den vierden graad ingesloten;
2°. Indien hy persoonlijk belang bij de zaak heeft;
3°. Indien binnen het jaar vóór de wraking, tegen den beklaagde of beschuldigde, of tegen deszelfs echtgenoot of nabestaanden en aangehuwden in de regte linie, een crimineel of een correctionneel regtsgeding, op deklagtevan den gewaaakten regter heeft plaats gehad;
4«. Indien de regter een schriftelijk advijs in dc zaak gegeven heeft;
3°. Indien hü, hangende het geding, geschenken van iemand, die by de zaak belang heeft, heeft ontvangen, of dezelve aan hem zijn beloofd, en hy deze belofte heeft aangenomen;
Indien er een burgerlijk regtsgeding tusschen den regter, zijne vrouw, of hunne bloedverwanten of aangehuwden in de regte linie, ten eenre, en den beklaagde of beschuldigde, ter andere züde, aanhangig is;
7». Indien de regter is voogd, toeziende voogd, curator of toeziende curator, vermoedelijke erfgenaam of begiftigde van den beklaagde of beschuldigde;
60 xvi. titel. Van de wraking en verschoon, v. regters.
8°. Indien er een hooge graad van vijandschap tusschcn den regter en den beklaagde of beschuldigde bestaat;
9°. Indien er tusschen den regter en den beklaagde of beschuldigde, sedert den aanleg van het regtsgeding binnen zes maanden vóór de wraking, hebben plaats gehad beieedl-gingen of bedreigingen.
352- Behoudens heigeen bij artikel 338 ten aanzien van de wraking van den regler-commissaris, raadsheer-commissaris of rapporteur is bepaald, kan een regter alleen worden gewraakt ter gelegenheid der openbare teregtzitting in criminele, correc-tionnele of policie-zaken. (Sv. 333, 336.)
353- De wraking moet mondeling of bUschriftelükeconciusIe worden voorgedragen, zoodra het onderzoek ter teregtzitting aanvang neemt. In den loop des onderzoeks is men daartoe niet meer ontvankelijk. (R. 33.)
354. Indien de wrakende party vermeent meer dan eene reden van wraking tegen denzelfden regter te hebben, moet zij alle te gelijk voordragen. (R. 37. Sv. 351.)
355- Indien zy meer dan één lid van het regteriyk kollegle wil wraken, kan zg de tweede of verdere wraking niet voordragen, vóór dat over de voorgaande is beslist. (R. 38.)
356. De hooge raad, het provinciaal gereglshof of de arron-dissements-regtbank zal, na de conclusion van het openbaarministerie, of, indien hetzelve do wrakende partij is, na deszelfs requisitoir, dadelijk over de wraking raadplegen en vervolgeus ter openbare teregtzitting uitspraak doen.
Geen der leden, behalve de gewraakte regter, mag zich ver-schoonen aan de raadplegingen over, en de beslissing van de wraking deel te nemen, (R. 39.)
357- Indien een kanton-regter wordt gewraakt, zal de wrakende partü eene schriftelijke akte van wraking, met redenon bekleed, aan den kanton-regter ter hand stellen.
Deze zal met het onderzoek der strafzaak niet kunnen voortgaan, en zal de voorschreven akte, benevens zyn schriftelijk ad-vgs, onmiddellijk aan de arrondlssements-regtbank inzenden, welke op de conclusien van het openbaar ministerie uitspraak doen.
In geval de wraking wordt geldig verklaard, zal een der plaatsvervangers van den kanton-regter optreden. (R. 40 v.)
358- In geval van wraking van eenen regter-commissaris, raadsheer-commissaris of rapporteur, wordt de akte van wraking, met redenen bekleed, door de wrakende party ingeleverd, aan de arrondissements-regtbank, het provinciaal gereglshof of den hoogen raad, by welke de strafzaak aanhangig is, welke, na het berigt van den gewraakten te hebben ingewonnen, op requi siloir of op de conclusien van het openhaar ministerie uitspraak doet. (R. 33. Sv. 258, 352.)
359. Indien een regter zich wil verschoonen om eene der redenen in 'artikel 331 vermeld, of op andere biliyke gronden, zal by die aan het kollegie, waartoe hy behoort voordragen, en zich aan deszelfs beslissing moeten onderwerpen, (R 31.)
xvii. TITKL. Van het ten uitvoer leggen v. arresten. (il
360. Wanneer ten gevolge van geldig verklaarde wraking of van vrijwillige verscbooning, de leden van een geregtshofofcene reglbank niet meer in genoegzame getale mogten zijn om van de zaak kennis tc nemen, zal dezelve naar een ander geregts-hof of eene andere regtbank verzonden worden. (R. 41. Sv. 337, 361 v.)
361- Het verzoek tot verzending zal door de belanghebbende party worden gedaan aan den boogen raad, wanneer de regts-vervolging plaats heeft voor een provinciaal geregtshof en aan bet provinciaal geregtshof, wanneer de regtsvervolging plaats heeft voor eene arrondissements-regtbank, of aan de arrondisse-ments-regtbank w anneer de wraking van denkanton-regtermogt zyn geldig verklaard, en de plaalsvervangers ontbreken of gewraakt zyn. (I. 542.)
362- Het verzoek wordt gedaan by request, op hetwelk de hooge raad, het hof of do regtbank, na het openbaar ministerie te heobea gehoord, zal beschikken, en, indien het verzoek wordt toegestaan, den regter aanwyzcn, aan welken de kennisneming wordt opgedragen.
363. De uitspraak zal door of van wege den procureur-gene-raal of den olticier van justitie worden gebragt ter kennis van den ambtenaar van het openbaar ministerie by het hof, de regtbank of hel kanton-geregt, aan welke de zaak is verwezen.
Die uitspraak wordt aan den beklaagde of beschuldigde bij exploit beteekend.
364. De arresten en vonnissen, ter zake van wraking, verscbooning en verzending gewezen, zyn, in geen geval, aan hooger beroep of cassatie onderworpen. (R. 42. Sv. 3()0.)
ZEVENTIENDE TITEL.
ran het ten uitvoer leggen van arresten en vonnissen.
365. Geen arrest of vonnis, in kri.cht van gewysde gegaan, mag worden ten uitvoer gelegd, zoo lang: (Sv. löO, 252, 272, 462.)
1». de termijn lot het aanleekenen van cassatie niet is verstreken; (Sv. 390.)
2°. in geval van beroep in cassatie, de hooge raad niet by eindvonnis heeft beslist. (R. O. 4. Sv. 368, 404, 408. 1. 373.)
366. Indien de termijn tol het aanleekenen van cassatie is verstreken, of er door den hoogen raad is uitspraak gedaan, blyft niettemin de ten uitvoerlegging van het arrest, waarbij eene lyf- of onteerende straf is opgelegd, geschorst, gedurende den tyd van acht dagen daarna.
Het Is toepasselijk op de tenuitvoerleggingvan correctionnele-en politie-straffen, doch alleen in het geval dat de veroordeelde de schorsing uitdrukkeiyk verlangt. (Sv. 273, 371, 462. I. 37S.)
367. Binnen den voorschreven termyn kan de veroordeelde een verzoekschrift om gratie, ongesloten, inleveren of doen inle-
«2 xvii. titel. Fan hel ten uitvoer leggen v. arresten.
veren ter griffle van het kollegie, hetwelk de veroordeeling heeft uitgesproken.
Deze inlevering heeft het gevolg, dat de ten uitvoerlegging geschorst wordt.
De griffier houdt naauwkeurige aanteekening van den dag dei-inlevering van zoodanig verzoekschrift; hy geefl daarvan kennis aan den amhtenaar van het openhaar ministerie met de ten uitvoerlegging van het arrest of vonnis heiast, en verzendt onmiddellijk het verzoekschrift aan het departement van justitie, ten einde aan den Koning te worden ingeleverd. (G. 6B. Sv. 3GU, 31)9 v.)
368- In het geval hU artikel 408 voorzien, wordt de ten uitvoerlegging van het arrest, ten aanzien van de medebeschuldigden, die zich niet in cassatie helilien voorzien, geschorst, tot na den eindelijken afloop der zaak. (Sv. 305 2°, 408.)
369. De ten uitvoerlegging van alle arresten en vonnissen biyft van regtswege geschorst zoo lang de Koning overeen verzoek om gratie raadpleegt. (Sv. 3«quot;,)
370. Te dien einde is de procureur-generaal hy den hoogen raad verpligt, om, zoodra een verzoek om gratie door den Koning aan den hoogen raad is ingezonden, daarvan onmiddellijk kennis te geven aan den ambtenaar met de len uitvoerlegging van hel arrest of vonnis heiast. (Sv. 3«7 v.)
371. Indien de veroordeelde geene gratie heeft verzocht, of zijn verzoek is afgewezen, geschiedt de ten uitvoerlegging van het arrest of vonnis, zoodra mogelgk, na verloop van den termyn hy artikel 3U(i aangewezen. (Sv. 211, 409.)
372 De iyf- of onteerende straffen, mitsgaders die van gevangenis in correctionnele zaken of in policie-ovcrtredingen uitgesproken, worden ten uitvoer gelegd op bevel van den amhtenaar van het openhaar ministerie bij het kollegie, hetwelk hot arrest of vonnis heeft geveld.
De schavotstraf wordt ten uitvoer gelegd op eene openhare plaats in de gemeente, alwaar het kollegie, hetwelk de veroordeeling heeft uitgesproken, gevestigd is, ten ware by het arrest van veroordeeling eene andere gemeente mogt zyn aangewezen.
De amhtenaar van het openhaar ministerie inetde ten uitvoerlegging belast, kan de hulp der openhare burgerlijke, of der gewapende magt inroepen. (R. O. 4. Sv. 2. 1. S'O.)
373. Be vervolging tot verhaal van boeten, verbeurdverklaarde voorwerpen en kosten, heeft plaats in maniere als volgt;
Indien de zaak by den hoogen raad, of by het provinciaal ge-regtshof is beslist, of wel ten correctionnele is aanhangig gemaakt, overeenkomstig de voorschriften van artikel 222, n». 1, geschiedt de ten uitvoerlegging in naam van den ambtenaar van het openbaar ministerie, door bet daartoe bevoegd bestuur.
Indien de ambtenaren, by artikel 222, n». 2, aangeduid, het geding hebben aangelegd, geschiedt de ten uitvoerlegging ter requisitie van diezelfde ambtenaren. (Sv. ï, 66, 207, 332.)
xviii. titel. Fan hel beroep in cassalie. 6:i
374. BU policie-overtredingen, worden deboelen en vcrbounl-verklaarde voorwerpen verhaald in naam vandenambtenaar van het openbaar ministerie by het kanton-geregt, door den daartoe bevoegden ontvanger. (Sv. 2, 254.)
375. Indien, in de gevallen by de wet voorzien, aan de belee-digde party eene som totschadevergoedingistoegelegd, geschiedt de vervolging door haar zelve. (R. O. 50. O. 56 v. Sv. 3 v., 231, 233, 253 2°.)
376. De schavotstralTen, met uitzondering der te pronkstel-ling, worden uitgevoerd in tegenwoordigheid van den procureur-generaal bü het kollegie, hetwelk het arrest heeft geveld, en ten overstaan van twee raadsheeren henevens den griDier. Indien eene andere gemeente ter uitvoering der schavotstraf bij hel arrest is aangewezen, kunnen die ambtenaren worden vervangen door den ofQcier van justitie, mitsgadeis twee leden, en den grillier van de arrondissements-regtbank, onder welker regtsgo-hied die gemeente behoort. (R. O. 103. K. 57. Sv. 377 v., 45« I. 377.)
377- Indien een tot doodstraf veroordeelde iets te verklaren heeft, wordt de verklaring ontvangen door de raadsheeren of de leden der arrondissements-regtbank, in het vorige artikel vermeld, benevens den grilTier. (I. 377.)
378- De uitvoering der straf van te pronkstelling op het schavot, geschiedt ten overstaan van den grillier alleen. (Sv. 370.)
379. Bü de uitvoering van alle schavotstraf, binnen de gemeente alwaar de hooge raad op het provinciaal hof gevestigd is, moet de griiner van het kollegie tegenwoordig zijn en procesverbaal opmaken, hetwelk bij, binnen vier en twintig uren daarna, onder het oorspronkelyke arrest doel overschreven en onderteekent. Hy moet ter zyde van het proces-verbaal aantee-kenen, dat by die overschryving heeft gedaan en die aanteeke-ning onderteekenen. De overschryving heeft dezelfde kracht van bewijs als het proces-verbaal.
Indien de straf in eene andere gemeente wordt ten uitvoer gelegd, moet de grillier van de arrondissements-regtbank, het proces-verbaal in voege voormeld opmaken en hetzelve toezenden aan den grillier van den hoogen raad of van het hof, welke daarmede handelt, zoo als in het eerste lid is voorgeschreven. (Sv. 370.)
ACHTTIENDE TITEL.
l-'an hel beroep in cassatie.
PBLiNCK, Obsenjttliones de remedin juris, quod cassationis «limine vacatur, in caussis poenahbus (Gron. 1842). - Reglsy.
Byblad, I, biz. 458 v.
EERSTE AFDEELING.
Van het beroep in cassalie in het algemeen.
380. Wanneer een beschuldigde of beklaagde veroordeeld is, en er, het zy in het arrest of vonnis van veroordeeling zelf, het zij in het gewysde tot de teregtstelling, het zy in de instructie
«4 xviii. titel, ran het beroep in cassatie.
en in den loop van het reglsgeding voor het provinciaal geregts-hof, de arrondisseraents-reglbank of het kanton-geregt, eenige vormen mogten zgn geschonden of nagelaten, welke hü dit Welhoek op straffe van nietigheid, zün voorgeschreven, zal zoodanig verzuim of schending, op de vordering van den veroordeelde of van het openbaar ministerie, gronden opleveren tot vernietiging van het arrest of vonnis en van hetgeen daaraan is voorafgegaan, te rekenen van de eerste nietige akte af. (Sv. 120, 145, 102,170, 181, 188, 190, 203,218, 223 V.)
Hetzelfde zal plaats hehhen, zoo wel in de gevallen van onbevoegdheid, als in geval er nagelaten of geweigerd is uitspraak te doen, het zy op eene of meer vorderingen van den beklaagde of beschuldigde, het zü op eene of meer vorderingen van het openbaar ministerie, gestrekt hebbende om gebruik te kunnen maken van eene bevoegdheid, of van een regt, hetwelk door dc wet is toegekend; ofschoon ook de straf van nietigheid niet woordelijk verbonden zy aan het nalaten der formaliteit, waarvan de uitvoering gevraagd of gevorderd was.
Eindelijk wordt ook de cassatie toegelaten, zoo wel wegens verkeerde toepassing of schending der wel, als wegens overschrijding van regtsmagt. (Sv. ISO v., 288,33ö, 383, 450.)
381- Ingeval de beklaagde of beschuldigde is vrijgesproken, op grond dat deszelfs schuld niet is bewezen, kan de cassatie van het vonnis of arrest, door den procureur-generaal bü den hoogen raad, alleen vervolgd worden in het belang der wet, zonder den vrügesprokene te benadeelen. (R. O. 98. O. 52. Sv. 133, 210, 235, 385, 391. 1. 409.)
382. Indien de beklaagde of beschuldigde van alle regtsver-volging is ontslagen, op grond dat het feit noch misdaad, noch wanbedrijf, noch overtreding oplevert, kan de cassatie door het openbaar ministerie worden gevorderd, op de wjjze by detweede afdeeling van dezen titel voorgeschreven. (Sv. 151 1°, 383 v., I. 410.)
383. Indien de nietigheid berust op de veroordeeling toteene andere straf dan die, welke bü de wet tegen het misdrijf is bepaald, kan de cassatie insgelijks op voorschreven wijze worden gevorderd, zoo wel door het openbaar ministerie als door den veroordeelde. (Sv. 384.1. 410.)
384. In het geval bü de artikels 382 en 383 voorzien, kan de beklaagde of beschuldigde incidenteel en zonder voorafgaande aanteekening, zich in cassatie beroepen, ter zake van informaliteiten by gelegenheid der tereglstelling begaan.
Zoodanig incidenteel verzoek wordt vooraf geïnstrueerd en beslist.
Indien het vonnis of arrest te dier zake wordt vernietigd, handelt de hooge raad overeenkomstig artikel IOC van de wet op de regterlüke organisatie.
Indien daarentegen de eisch tot cassatie wordt verworpen, wordt het beroep van den procureur-generaal voortgezet en beslist. (Sv. 380. I. 411.)
385- Wanneer de opgelegde straf dezelfde Is als die der wet
xviii. titel Van het beroep in cassatie. ba
welke op het misdryf toepasselijk Is, zal de veroordeelde de vernietiging van het arrest of vonnis 'niet kunnen vorderen, op grond dat er een misslag begaan is in de aanhaling van den tekst der wet; onverminderd het regt van het openbaar ministerie om de vernietiging alleen in het belang der wet te kunnen vorderen. (Sv. 381.)
386. Wanneer de hooge raad de instructie eener zaak vernietigt, zal dezelve, indien er zeer grove misslagen mogten hebben plaats gehad, bevelen dat de kosten van het vernietigd geding komen zullen ten laste van den ambtenaar welke de nietigheid begaan heeft. (I. 415.)
387- In geenerlei strafzaken, zyn partgen ontvankelijk om in cassatie te worden toegelaten, zoo lang de gewone manier van procederen toereikende is. (R. O. 103.)
tweede afdeeling.
Pan de wijze van procederen in cassatie.
Over art. 393 ; Opmerk, en Mededeel, II, blz, 171—174,188—191.
388. Het beroep in cassatie legen voorbereidende gewijsden en tegen gewijsden van instructie, of gelijksoortige vonnissen, in hel hoogste ressort gewezen, zal niet openstaan dan na het eindvonnis; de vrijwillige voldoening aan zoodanige voorbereidende gewijsden of vonnissen kan, in geen geval, worden tegengeworpen als een grond van niet-ontvankelükheid.
De bepaling van dit artikel is niet toepasselijk op de gewijsden of vonnissen over onbevoegdheid, noch over exception van verjaring en van gewijsde zaak. (Sv. 150 v., 430. I. 416.)
389 De aanteekening van beroep in cassatie zal door de veroordeelde parlü of haren verdediger, of geraagtigde, ter griffie worden gedaan, en onderteekend zoo door dengenen die de verklaring doet, als door den griffier.
Indien degene, die de verklaring doet, niet teekenen kan, zal de griflier er melding van maken.
De verklaring zal in een daartoe bestemd openbaar register kosteloos worden ingeschreven, waaruit een iegelijk geregtigd Is zich uittreksels te doen geven. (Sv. 132, 226, 391. 393. 1.417.)
390- De veroordeelde zal drie dagen vry hebben, na den dag op welken het arrest of vonnis is uitgesproken, ten einde zyne verklaring te doen. Dezelfde termgn wordt aan het openbaar ministerie toegestaan. (Sv. 153 v., 365. I. 373.)
391. Indien het openbaar ministerie, by het provinciaal ge-regtshof, de arrondissements-regtbank of het kanton-geregtzich van het middel van cassatie bedient, geschiedt de aanteekening op dezelfde wgze als bg het eerste en derde lid van artikel 389 is voorgeschreven, en moet in dal geval die aanteekening aan den veroordeelde worden kenbaar gemaakt in maniere als volgt
Indien hg in hechtenis is, wordt de aanteekening aan denzei-; ven, binnen drie dagen nadat dezelve heeft plaats gehad, door den griffler voorgelezen en hem daarvan afschrift gelaten.
Indien by zich op vrge voeten bevindt, wordt de aanteekening vii. 5
6« xviii. titel. Can het beroep in cassatie
binnen veertien dagen, door een exploit van eenen deurwaarder, beteekend aan deszelfs persoon of ter zgner werkelijke of gekozene woonplaats, of, wanneer de woonplaats onbekend is, aan het laatste verblUf. Indien een en ander onbekend is, wordt bet exploit aangeplakt aan het gebouw van het kollegie hetwelk het arrest of vonnis heeft uitgesproken. (Sv. 381, 394, 401. I. 418.)
392. In strafzaken kan de veroordeelde, welke van het middel van cassatie gebruik maakt, nimmer tot boete worden veroordeeld. (R. 426, 428. Sv. 406. I. 420.)
393. De veroordeelde zal, het zy bü het doen van züne voornoemde aanteekening, het zü binnen de tien volgende dagen, ter grime van het hof of van de regtbank, waar het beklaagde arrest of vonnis gewezen is, een verzoekschrift kunnen indienen, houdende zijne middelen van cassatie.
De griflier zal hem daarvan een schriftelijk bewijs geven. (R. 408. Sv. 389, 396 v. I. 422.)
394. Indien bet openbaar ministerie zich in cassatie beroept, is hetzelve verpligt om, op dezelfde wijze en binnen denzelfden termijn, als in het vorige artikel is vermeld, eene memorie ter griflle van het hof, de regtbank of het kantongeregt in te dienen, houdende zgne middelen van cassatie.
Bü verzuim hiervan wordt het beroep op verzoek van de wederparty te niet gedaan, ten ware de hooge raad mogt goedvinden aan den procureur-generaal nog eenen korten termijn toe te staan tot het indienen zyner memorie. (Sv. 151, 381, 391.)
395. Onverminderd de middelen van cassatie hg de weder-zgdsche memoriën vermeld, kunnen nog andere worden voorgedragen, behoudens de bevoegdheid van den hoogen raad, om aan de wederpartij, zoo daartoe gronden zgn, eenen bekwamen tijd van uitstel te verleenen. (R. 413.)
396. Binnen drie dagen na het verloopen van den termijn bij artikel 393 vermeld, zal de griflier, onder inventaris, welke kosteloos wordt opgemaakt, alle de stukken van het geding overzenden aan den griffier bü den hoogen raad, die dezelve ter griffie zal nederleggen en daarvan dadelijk kennis geven aan den procureur-generaal bg den hoogen raad. (Sv. 398. I. 423, 424.)
397. De veroordeelde kan het verzoekschrift of de memorie, of wel de beteekende uitgifte of afschriften van hel vonnis of arrest, of afschrift van haren eisch tot cassatie, dadelgk aan den hoogen raad inzenden. (Sv. 393 v. I. 424.)
398. Zoodra de stukken ter griffie van den hoogen raad zgn nedergelegd, kan, zoo wel de procureur-generaal als de beklaagde, of beschuldigde, of zgn advokaat daarvan inzage nemen. (Sv. 396, 399.)
399. Nadat de stukken, gedurende den tgd van acht dagen, ter griflle hebben berust, zal de procureur-generaal dezelve on-middellgk, tegen een bewijsschrift, ligten en aan den hoogen raad inleveren
De president zal, bg appointement eenen rapporteur benoe-
xyiii. titel. Pan hel beroep in cassatie. 67
men, en den dag bepalen op welken het verslag ter teregtzit-ting zal quot;Worden ultgebragt.
Er zullen ten minste veertien dagen moeten verloopen tus-schen den dag van het gemeld appoinlement en den dag voor de teregtzitting bepaald. (Sv. 396, 398, 400, 402. I. 424.)
400 Binnen tweemaal vierentwintig uren na het appointe-ment van den president, zal de grllier de stukken aan den rapporteur moeten ter hand stellen. (Sv. 399.)
401- Zoodra de president den dag heeft bepaald, geeft bü daarvan kennis aan den procureur-generaal, welke verpligt is die tijdsbepaling, ten minste acht dagen vóór den dag der teregtzitting, bg exploit te doen heteekenen aan den persoon of aan de werkelijke of gekozene woonplaats van den beklaagde of be-sehuldigde, of, wanneer de woonplaats of het verblijf onbekend is, op de wijze bü het slot van het derde lid van artikel 391 voorgeschreven.
402- Op den bepaalden dag doet de rapporteur zijn verslag, hetwelk moet behelzen een summier voorstel der feiten, en de juiste aanduiding van de middelen van cassatie, indien en voor zoo ver die zijn voorgedragen. (Sv. 241, 399.)
403. Daarna zal de procureur-generaal, benevens de advo-kaat van den beklaagde of beschuldigde, indien er een voor den-zelven verschijnt, het woord voeren.
404- De booge raad zal hierop in raadkamer raadplegen, en den eisch in cassatie, bet zij op de aangevoerde gronden, het zij op andere gronden welke de hooge raad zelf mogt oordeelen te bestaan, ontzeggen, of het arrest of vonnis vernietigen.
In bet laatste geval handelt dezelve overeenkomstig de voorschriften en onderscheidingen in de artikels 103 en 106 van de wel op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie voorkomende.
Het arrest zal ter openbare teregtzitting worden uitgesproken. (I. 426.)
405. De veroordeelde welke in hechtenis is, en die, ten gevolge van de vernietiging van het arrest of vonnis, eene nieuwe teregtstelling moet ondergaan, wordt in dien staal aan den bevoegden ambtenaar van het openbaar ministerie overgeleverd. (I. 427.)
406 Wanneer een eisch tot cassatie ontzegd is, zal de party die denzelven bad gedaan, onder geen voorwendsel hoegenaamd, of op welke wijze ook, eenige verdere voorziening tot cassatie tegen hetzelfde arrest of vonnis kunnen aanwenden. (Sv. 365. 392, 409. I. 438.)
407 Het arrest, waarbij een eisch tot cassatie ontzegd is, zal binnen drie dagen, by een eenvoudig uittreksel, door den griflier onderteekend, en door den president gewaarmerkt, worden uitgegeven aan den procureur-generaal bü den hoogen raad, en door dezen worden verzonden aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bü het hof of de regtbank, welke bet beklaagde arrest of vonnis heeft gewezen.
408. Indien hg het arrest van veroordeeling meerdere mede-
#8 xix. TITEL. Fan de opschorting van arresten, enz.
beschuldigden tot eenc lijt- of onteerende strar zijn veroordeeld, en slechts één of eenigen hunner, zich in cassatie hebben beroepen, zal, in geval van vernietiging van het arrest, zulks ten aanzien van allen gelden.
De veroordeelde die niet in cassatie is opgekomen, kan echter, bij een nieuw arrest, tot geene zwaardere straf worden veroordeeld, dan die gene, waartoe hy bevorens verwezen was. (Sv. 368. I. 439.)
NEGENTIENDE TITEL.
fan de opschorting en vernietiging van arresten en vonnissen, uit hoofde van bepaalde omstandigheden.
waller. Beviste in strafzaken (Amst. 1868).
409. De arresten of vonnissen, waarbij iemand tot straf is veroordeeld, kunnen, zelfs in het geval dat het verzoek om cassatie Is afgewezen, door den hoogen raad, het zij ter requisitie van den procureur-generaal by dat kollegie, of op een verzoekschrift van den veroordeelde, worden geschorst en zelfs vernietigd, in de drie volgende gevallen: (Sv. 413.)
1°. Indien twee of meer beschuldigden of beklaagden bU onderscheidene arresten of vonnissen als daders van hetzelfde misdryf zyn veroordeeld, en die arresten niet zijn overeen te brengen, maar het bewijs van onschuld van den eenen of den anderen der veroordeelden medebren gen; (Sv. 363, 371, 410.)
io- Indien, na de veroordeeling wegens doodslag, er stukken worden te berde gebragt, waaruit aanvankeiyk genoegzaam biykt dat de persoon, wiens vooronderstelde dood aanleiding tot de veroordeeling heeft gegeven, nog in leven is; (Sv. 411.)
2quot;. Indien, na de veroordeeling van eenen beschuldigde of beklaagde, om welk misdrijf ook, een of meer getuigen, welke te zynen laste getuigenis hebben afgelegd, ter zake van valsche getuigenis in dat geding, in regten worden betrokken. (Sv. 193, 412. I. 443 v.)
410. In het geval by n». 1 van het vorige artikel vermeld, zal de hooge raad, na onderzoek, de beide gewysden of vonnissen vernietigen, en de beschuldigden of beklaagden verzenden naar een der provinciale geregtshoven of arrondissements-regt-banken, welke van het misdryf, aan de beklaagden ten laste gelegd, geene kennis hoegenaamd heeft, en zulks ten einde de zaak op nieuw te onderzoeken en daarin regt te doen. (R. O. 34, 106. Sv. 466. I. 443.)
411. In het geval by n°. ï van artikel 409 hier boven vermeld, zal de hooge raad de ten uitvoerlegging van het arrest of vonnis schorsen, en een ander provinciaal geregtshof benoemen en magtigen, om geregteiyk onderzoek en uitspraak te doen wegens de eenzelvigheid van den persoon, en om daarna de stukken, benevens het arrest of vonnis deswege te vellen, aan den hoogen raad in te zenden, welke laatstgenoemde alsdan, naar
xx titel. Fan tievatuienissen.
bevind van zaken, de schorsing zal intrekken, of wel het arrest of vonnis van veroordeeling zal te niet doen, en tevens op hel requisitoir van den procureur-generaal een nader onderzoek der zaak zal bevelen, voor zoo verre daartoe gronden zouden mogen zijn. (I. 444.)
412- In hel geval bij nu. 3 van art. 400 vermeld, zal dehooge raad insgelijks de ten uitvoerlegging van het arrest of vonnis van veroordeeling schorsen, tot dat over de schuld van de beklaagde getuigen zal zyn uitspraak gedaan.
Indien de getuigen worden vrijgesproken, zal de hooge raad bevelen, dat bet oorspronkelijk arrest of vonnis, tegen de beschuldigden gewezen, worde ten uitvoer gelegd.
Wanneer de getuigen daarentegen ter zake van valsche getuigenis worden veroordeeld, zal de hooge raad het oorspron-kelgk arrest of vonnis, tegen den beschuldigde of beklaagde gewezen, vernietigen, en de zaak naar een provinciaal geregts-bof of eene arrondlssements-regtbank verzenden, welke noch van de oorspronkelijke zaak, noch van die, betrekkelijk tot de valsche getuigenis, kennis heeft genomen.
De getuigen, die wegens valsche getuigenis zijn veroordeeld, zullen in bet nieuw onderzoek niet mogen gehoord worden. (Sv. 193. 1. 443, 44B.)
413. Indien in een der gevallen bü artikel 40« vermeld, na den detinitieven alloop der zaak, van de onschuld van eenen persoon mogt blijken, welke reeds zijne straf heeft ondergaan, zal, op diens verzoek, de hooge raad den veroordeelde in zyne eer herstellen by een arrest, hetwelk ten koste van den slaat zal worden afgekondigd.
Indien de veroordeelde mogt zyn overleden, zal het verzoek daarloe door eenen zijner nabestaanden, of, by het ontbreken derzelve, door eenen curator ad hoe, door den boogen raad te benoemen, mogen gedaan worden, en zal, in dat geval, de hooge raad de nagedachtenis van den overledene ontlasten van de veroordeeling welke tegen hem was uitgesproken. (1. ilT.)
TWINTIGSTE TITEL.
Fan gevangenissen.
Over art. 4i0: Opmerk, en Meded., IV, blz. 2-2;)—22».
414. Behalve de gevangenhulzen, welke bestemd zyn voor tot slraf veroordeelden, zal er by elke arondissements-regtbank «ene gevangenis zyn tol bewaring der beklaagden, en by elk provinciaal geregtshof eene andere gevangenis tot bewaring van personen tegen welke een arrest van teregtstelling is uilgevaar-digd. (Sv. 43, 83, 104, 120, 148, 212, 249, 332, 401), I. 603.)
415- De strafgevangenissen worden, zoo veel mogeiyk, afgescheiden van de in het vorige artikel vermelde gevangenissen. (Sv. 42, 20-. I. 004.)
416. De cipiers van alle gevangenissen zun verpllgt een register te houden.
Dat register zal op elke bladzyde geteekend en gewaarmerkt
«li
xx. titel. Van gevangenissen.
worden, voor de gevangenissen der arrondissements-reglbanken, door den regter-commissaris, voor die der provinciale boven, door den president van het hof, en voor de strafgevangenhuizen, door den gouverneur der provincie. (I. (107.)
417- Elk, die een hevel van voorloopige aanhouding, een bevel van gevangenneming, of een arrest of vonnis van veroordeeling ten uitvoer legt, moet by de overlevering van den persoon aan den cipier, door dezen op deszelfs registers doen in-schryven:
1». Den voornaam, naam, het beroep en zoo mogelijk de geboorteplaats en de woonplaats van den gearresteerde;
2°. De opgave van het regteriyk kollegie of van den ambtenaar welke de aanhouding of de in gevangenisstelling heeft bevolen ;
3quot;. De dagteekening van het bevel, vonnis of arrest;
4°. De dag der overlevering; en
S». Bij veroordeeling, den tijd der straf;
Deze inschrijving wordt door hem henevens den cipier getee-kend.
De cipier stelt hem een uittreksel uit zjjn register tot zgne ontlasting ter hand.
Hü is eindelijk verpligt het bevel, vonnis of arrest aan den cipier te vertoonen. (Sv. 100, 101, v., il9. I. 608.)
418. Oeen cipier mag iemand in de gevangenis innemen of houden dan uit krachte van een bevel daartoe door de bevoegde magt verleend, of van een vonnis of arrest tot lijfstraf of gevangenis, en zonder dat zoodanig bevel, vonnis of arrest, in voege voormeld, in zijn register is ingeschreven.
Hg overtreding hiervan wordt hij, ter zake van willekeurige gevangenhouding, vervolgd. (Sv. U7, 422. Sr. 120. [. 609.)
419- Op het bovengemeld register zal insgelgks door den cipier, ter zyde der akte van overneming, worden aangeteekend de dag van het vertrek van den gevangene, alsmede het bevelschrift, arrest of vonnis, uit kracht van hetwelk hy vertrokken is. (Sv. 417. I. 610.)
420- De regter-commissaris en de president van het hof kunnen respectieveiyk alle bevelen geven, die in de gevangenissen der arondissements-regthanken of provinciale geregtsho-ven moeten worden ten uitvoer gebragt, en welke zy, het zy in de instructie, het zy tot uitwyzing der zaak, noodig oordeelen.
Indien nogtans door den procureur-generaal of officier van justitie, of ook door den regter-commissaris, noodzakeiyk mogt worden geacht dat een gevangene, na den dag zyner gevangenneming, langer dan zes dagen buiten toegang behoorde te worden gehouden, zal de voortduring daarvan geen plaats mogen hebben, dan uit kracht van een hevel van het hof, of van de regtbank.
De bovenstaande bepalingen zyn ook toepasseiyk op den raadsheer-commissaris by den hoogen raad. (Sv. 33 v., 414 v. I. 611—614.)
421- De hooge raad, de provinclalehoven en arrondlssements-
10
XXii. titel. Pan het bewijs der misdrijven. 71
regtbanken zijn verpligt om de gevangenissen van tijd tot tyd door commissarissen uit hun midden te doen bezigtigen, ten einde voor de nakoming van de voorschriften van dezen en den volgenden titel te zorgen.
Dezelfde verpllgting rust op den procureur-generaal en de olBcieren van justitie hg die kolleglen. (I. Uil, 012.)
EEN EN TWINTIGSTE TITEL.
Fan de middelen om de persoonlijke vrijheid te verzekeren tegen onwettige gevangenhouding of andere willekeurige handelingen.
422. Wanneer, in het geval van artikel 167 van de grondwet het politiek gezag een ingezeten des rüks mogt hebben doen arresteren, zal, onverminderd de verpllgting, in zoodanig geval, aan het politiek gezag, hetwelk de aanhouding bevolen heeft, opgelegd, degene in wiens bewaring zoodanig ingezeten is overgeleverd, gehouden zijn daarvan onmiddellijk kennis te geven aan het provinciaal geregtshof mitsgaders aan de arrondisse-ments-reglbank.
Bij gebreke hiervan kan hy worden vervolgd en gestraft, als schuldig aan willekeurige gevangenhouding. (Sv. 418.)
423. Indien het politiek gezag niet heeft nagekomen de ver-pligtingen welke bü het voornoemd artikel der grondwet zgn voorgeschreven, zal het hof of de regthank, na verhoor van den procureur-generaal of van den offlcler van justitie bevelen, dat de gearresteerde worde in vryheid gesteld.
424. Indien het politiek gezag voldaan heeft aan het voorschrift van artikel 167 der grondwet, zal ten aanzien van den gearresteerde gehandeld worden overeenkomstig de bepalingen van dit Wetboek. (Sv. lt;10.)
425. Een ieder die kennis draagt dat iemand gevangen gehouden wordt in eene plaats die niet wettig bestemd is om tot gevangenis te dienen, is gehouden daarvan kennis te geven aan den ollicier van justitie by de arrondissements-regtbank, of aan den procureur-generaal by het provinciaal geregtshof. (Sv. 4-26, I. 615.)
426. Deze ambtenaren zyn verpligt, het zij van ambtswege, het zy op daarvan bekomen berigt, zich terstond naar de plaats te begeven, en den gevangen gehouden persoon in vryheid te doen stellen, of, zoo er eene wettige reden van aanhouding gegeven wordt, denzelven dadelijk voor den bevoegden regter te doen brengen.
Zy zullen van dat alles een behooriyk proces-verbaal opmaken. (Sr. 110. I. 616.)
TWEE EN TWINTIGSTE TITEL.
Van het bewys der misdrijven.
's JACOB, ad lit. XXII Cod. de ord. judiciorum criminalium,
qui agit de proialione delictorum (Amst. 1840.) Opmerk, en
Meded., X, blz. 213—241,
li xxii. titel. Van hel bewijs der misdrijven.
eerste afdeelikg.
Alqemeene iepalinqen
427. Niemand kao wegens misdrijf veroordeeld worden, ten zü de regter, door wettige bewijsmidelen, de overtuiging hebbe bekomen, dat cene strafbare daad werkelijk heeft plaats gehad, en dat de beklaagde daaraan schuldig is.
Op bioole vermoedens of onvolkomen bewgs mag niemand veroordeeld worden. (Sv. 206, 216, 429.)
428- Als wettige bewijsmiddelen worden alleen erkend:
I». Bewijs door getuigen; (B. 1903. Sv. 60 v., 432 v.)
2°. Schriftelijke bescheiden; (B. 1902 Sv. 34, 436 v.)
3°. Bekentenis; (Sv. 439 v.)
i° Aanwijzingen. (B. 1905. Sv. 442 v.)
429. Deze bewijsmiddelen kunnen, zoo wel op zich zelve afzonderlijk, als onderling vereenigd, tot daarstelling van reg-teriyke overtuiging dienen, voor zoo verre zg met de hierna volgende voorschriften overeenkomen. (Sv. 431.)
430. Alle soort van bewijsmiddelen kan door tegenbewijs worden ontzenuwd.
431. Geenerlei bewijsmiddel zal ter veroordeeling van eenen beklaagde of beschuldigde verpligtend zijn, wanneer de regter niet volkomen overtuigd is dat deze het hem ten laste gelegde misdrijf waarlgk heeft begaan of daaraan medepligtig is. (Sv. 210, 284, 439, 444.)
tweede afdeelixg.
F an bewijs door getuigen.
432- Tot het geven van getuigenis in strafzaken zijn allen bevoegd, die daarvan niet zgn uitgesloten bij art. 188 en 190 van dit wetboek. (B. 1946, 1947, 1949. Sv. 62, 65, 189, 445.)
433. De afzonderlijke getuigenis van eenen enkelen getuige kan niet als wettelijk bewgs gelden.
Echter kunnen afzonderlijke en op zich zelve staande getuigenissen omtrent onderscheidene feiten als wettelijk bewgs gelden, wanneer zg door hunnen zamenloop en hun verband strekken tot staving eener bepaalde daadzaak.
De beoordeeling hiervan wordt aan de voorzigtigheid van den regter overgelaten. (B. 1942 v.)
434- Iedere afgelegde getuigenis moet loopen over feiten welke de getuige zelf gehoord, gezien of ondervonden heeft, en moeten daarbij tevens uitdrukkelijk worden opgegeven de redenen van wetenschap
Bijzondere meeningen of gissingen, hg redenering opgemaakt, zgn geene getuigenissen. (B. 1944 v. Sv. 195, 412, 445.)
435. 'n de beoordeeling der waarde van de getuigenis, moet de regter bijzonder acht geven op de onderlinge overeenstemming der getuigen; op de overeenstemming der getuigenissen met hetgeen van elders aangaande de zaak en het geding be-
xxii. titel. Van het bewijs der misdrijven.
kend Is; op de beweegredenen welke de getuigen kunnen hebben gehad om de zaak op deze of gene wijze voor te dragen ; op de levenswijze, de zeden en den stand der getuigen; en, In het algemeen, op alles wat op derzelver meerdere of mindere geloofwaardigheid invloed zoude kunnen hebben. (B. 1945, 1947, 1949 v. Sv. 61, 99, 431.)
derde afdeelikg.
Fan schriftelijke bescheiden.
Regtsg. Bijblad, II, blz. 155—100,
436. De voorschriften omtrent de kracht van bewijs van openbare en bijzondere schriftelijke bescheiden in burgerlijke zaken, moeten ook in het bewijs van misdrijven in acht genomen worden. (B. 1904 v. Sv. 428 10, 443 2».)
437- De verklaringen, verbalen of relazen van hen, die in eenige openbare posten, ambten of bedieningen gesteld zijn, moeten, om als schriftelijke bescheiden te gelden, door hen afgelegd zijn op den eed bij den aanvang hunner bediening gedaan, of wel daarna met eede bevestigd worden. (Sv. 10, 20.)
438. De rapporten van zaakkundigen, van ambtswege benoemd om over de bijzonderheden of gesteldheid eener zaak hun oordeel en hunne bevinding te verklaren, kunnen alleen dienen om tot des regters inlichting te strekken. {Sv.49 v., 299.)
vierde afdeeling.
Kon bekentenis.
439- Eene bekentenis, door den beschuldigde of beklaagde voor den regter afgelegd, dat hü het aan hem ten laste gelegde misdrijf heeft gepleegd, en vergezeld van eene bepaalde en naauwkeurige opgave van omstandigheden, welke ook, het zij uit eene verklaring van den persoon tegen wien het misdrijf is gepleegd, of uit andere bewijsmiddelen, bekend zijn, en daarmede overeenstemmen, kan een volledig bewijs van schuld opleveren. (B. 1962 v. Sv. 428, 443 4».)
440- Eene bloote bekentenis van schuld, door geenerlei in het geding bekende omstandigheden bevestigd, is nimmer genoegzaam om een wettelijk bewijs daar te stellen.
441. De herroeping eener geregtelgke bekentenis van schuld maakt dezelve niet krachteloos, ten zg die herroeping op aannemelijke redenen gegrond zij. (B. 1963. S. 439.)
vijfde afdeeling.
Van aanwijzingen.
de pinto, Iets over het bewijs door aanwijzingen in strafzaken,
in Themis. IV, blz. 171—189,
442- Door aanwijzingen worden verstaan daadzaken, gebeurtenissen of omstandigheden, welker bestaan en overeenstemming, zoo onderling, als met het misdrijf zelve, klaarblg-
li xxill. TITEL. Fan het ophouden van vervolgingen.
keiyk aantoonen dat er misdryr gepleegd is, en wie hetzelve bedreven heeft. (Sv. 3i, 428, 431, 444.)
443- Het beslaan dezer aanwijzingen kan niet anders worden bewezen dan;
1°. Door getuigen; (Sv. 432 v., 445.)
2°. Door schriftelijke bescheiden ; {Sv. 436.)
3». Door persoonlijk onderzoek of bezigtiging, bg den regter gedaan; (Sv. 38 v., 45, 106.)
4». Dcor eigen erkentenis van den beschuldigde of beklaagde, zelfs buiten het geregt gedaan. (B. 1964. Sv. 439 v.)
444. De beoordeeling der kracht van bewijs welke aanwijzingen in elk bijzonder geval hebben, wordt aan de bescheidenheid des reglers overgelaten. Deszelfs geweten wordt op het ernstigste belast met de inachtneming van de alleruiterste zorgvuldigheid en naauwkeurigheid in dat onderzoek. (Sv. 206, 210, 431.)
ZESDE AFDEELING.
Fan de kracht van onbeeeriigde verklaringen.
schooneveld. Over de kracht der verklaringen van medebeschuldigden, in Nederl. Jaarb, IV, blz. 624—641.
445. In de gevallen waarin de wet toelaat personen te hoo-ren die onbevoegd zijn om als getuigen op te treden, zal der-zelver verklaring alleen als toelichting mogen worden aangemerkt.
De regter zal alzoo geen volkomen geloof mogen hechten aan betgeen zoodanige onbevoegde getuigen verklaren te hebben gehoord, gezien en ondervonden, al ware zulks met redenen van wetenschap hekleed, maar hunne verklaringen alleen doen strekken om bekend te worden met en op het spoor te geraken van daadzaken, welke van elders kunnen lilijken of bevestigd worden. (Sv. 175, 188 v., 281, 432. )
DRIE EN TWINTIGSTE TITEL.
Van het ophouden en te niet gaan van vervolgingen en stra/fen.
EERSTE AFDEELING.
Van den dood of de zinneloosheid der veroordeelden, beschuldigden of beklaagden.
REIGER, Observationes de jure ad poenam sublalo per mortem
delinguentis ad art. 446—451 Cod. patrii, quo regitur metho-
dus procedendi in causis poenalibus (Gron. 1842.)
446. Alle vervolging tot straf, ter zake van misdaad, wanbedrijf of policie-overtreding vervalt of houdt op, indien de dader, vóór het aanvangen der instructie, of gedurende den loop van het geding, is overleden. (Sv. 7 l», 447 v.)
447. De bepaling van het vorige artikel lijdt uitzondering, voor zoo veel aangaat het verhaal van boete of van verbeurte
xxiii. titel. Van het ophouden van vervolgingen. 15
van bepaalde voorwerpen in zake van landelijke, plaatselijke en andere openbare belastingen, alles volgens de bepalingen en onderscheidingen In art. 448, 449 430 en 451 voorkomende. (Sv. 207, 453.)
448- Indien In het geval van bet vorige artikel, het geding nog niet aanhangig Is gemaakt, wordt hetzelve, voor zoo veel die boeten en verbeurdverklaringen betreft, door de ambtenaren bij artikel 222, n°. 2, vermeld, of door het openbaar ministerie, tegen de erfgenamen van der dader of diens vertegenwoordigers aangelegd en vervolgd, bü denzelfden regter en op dezelfde wijze, als tegen den overledene zoude hebben plaats gehad, indien deze alleen boete of verbeurdverklaring, of beiden, zoude hebben beloopen. (Sv. 222, 453.)
449. Indien de vervolging reeds vóór het overlijden van den dader was aangevangen, zal zg legen de erfgenamen of vertegenwoordigers worden voortgezet, door eene dagvaarding in den vorm en binnen de termijnen in burgerlijke zaken voorgeschreven, strekkende ten einde het regtsgedlng te hervatten, en, overeenkomstig de voorschriflen van het Wetboek van Burge-lijke Regtsvordering op dat stuk, volgens de laatste gedingstukken voort te zetten op de wyze als In strafzaken van dien aard gebruikelijk is. (R. 259 v. Sv. 451, 453.)
450- Indien de strafzaak reeds In het hoogste ressort is beslist, doch de termijn lot cassatie nog niet is verloopen, of eon beroep in cassatie aanhangig is, wordt op dezelfde wyze gehandeld als in het vorige artikel is voorgeschreven. (Sv. 365, 388v., 451, 453.)
451. Indien in de gevallen bij de twee vorige artikelen voorzien, de erfgenamen of vertegenwoordigers van den overledene belang hebben bü de afdoening van het geding, kunnen zij hetzelve hervatten, door middel van eene verklaring aan den ambtenaar, welke de vordering heeft ingesteld, beteekend; en zal in dat geval de zaak tot het uileinde worden voortgezet volgens de laatste gedingstukken, overeenkomstig hel bepaalde by art. 449.
Indien het geding vóór het overlijden van den dader nog niet was aangevangen, kunnen de erfgenamen of vertegenwoordigers van den overledene als aanlcggers optreden, wanneer eenlg voorwerp mogt zijn In beslag genomen. (R. 457. Sv. 454.)
452- Indien een persoon na het plegen der daad, welke tot strafvordering kan aanleiding geven, is krankzinnig geworden, en die staat wordt erkend door den regter welke van het mis-dryf moet kennis nemen, wordt de strafvordering geschorst tot na het herstel van den beklaagde of beschuldigde ; alles behoudenis de bepalingen en onderscheidingen in artikel 453 en 45i voorkomende. (R. 458. Sv. 455.)
453. De vordering tot boete en verbeurdverklaring, bij artikel 447 vermeld, kan, indien de beklaagde of beschuldigde Is onder curatele gesteld, tegen den curator, of anderzins tegen eenen curator ad hoe worden aangevangen of voortgezet, op dezelfde wyze, als by vorenstaande artikelen, ten aanzien van
16 xxiii. TITEL. Fan het ophouden van vervolgingen.
erfgenamen of vertegenwoordigers van eenen overledene, is voorgeschreven.
454. De curator heeft, van zijne zijde, dezelfde bevoegdheid tot het aanvangen of doen voortzetten van het geding, als bij het tweede lid van artikel 451 aan de erfgenamen of vertegenwoordigers is toegekend.
455. In geval de dader is overleden, nadat de veroordeeling tot straf kracht van gewijsde heeft bekomen, worden alle boeten en verbeurdverklaringen, uit hoofde van welk misdrijf dezelve ook mogten zijn opgelegd, mitsgaders de kosten, op de erfgenamen of vertegenwoordigers van den overledene verhaald.
Bij krankzinnigheid wordt in dat geval tegen den curator gehandeld, onverminderd de uitvoering der andere straffen tegen den veroordeelde, zoodra hü hersteld is. (B. 448. Sv. 452.)
456. Geene schavotstraf kan worden ten uitvoer gelegd tegen hem wiens krankzinnigheid, na de veroordeeling, is ontstaan, en door den regter, die het strafvonnis heeft geveld, is erkend.
Deze bepaling is toepasselijk op de zwangere vrouw.
In een en ander geval wordt de uitvoering van schavotstraf geschorst tot na het herstel van den krankzinnige, of de bevalling van de zwangere vrouw. (Sv. 316 v.)
TWEEUE AFDEELING.
Fan verjaring.
457. Alle vervolgingen en strafvorderingen, ter zake van begaan misdryf, verjaren na verloop van den tijd, by artikel 45» en volgende van dezen titel bepaald. (B. 1983. Sv. 7 io.)
458- De tyd van verjaring vangt aan van het oogenblik dat het misdrijf bedreven is, of, in geval van vervolging, van het oogenblik der laatste geregtelijke akte.
Ten aanzien van contumaciele beschuldigden vangt de verjaring aan, van den dag waarop het arrest, bü artikel -280 vermeld, is geveld.
Niettemin zal de tyd van verjaring van het misdryf van valschheld of van valsche munt niet vroeger beginnen te loepen, dan van het oogenblik dat van de of valsche of vervalschte stukken of munt Is gebruik gemaakt. (Sv. 289.)
459. Door verloop van een jaar vervallen alle vervolgingen ter zake van policie-overtredingen. (Sv. 111, 232 v. 1. 610.)
460- Door verloop van vgf jaren vervallen alle vervolgingen ter zake van misdryven, waartegen de wet geene lyf- of ontee-rende straf heeft bedreigd. (Sv. 118, 281. I. 636.)
461 Door verloop van twintig jaren vervallen alle vervolgingen ter zake van misdreven, waartegen de doodstraf is bedreigd ; die van alle overige misdryven, lyf- of onteerende straf ten gevolge hebbende, vervallen door verloop van vyftien jaren. (Sv. 120, 281. I. 637.)
462- De straffen by arrest of vonnis opgelegd, verjaren door het verloop van het dubbel getal jaren, hetwelk tot verjaring der vervolging zoude worden gevorderd, te rekenen van den dag
ixill. titel. Fan het ophouden van vervolgingen. 17
waarop het arrest of vonnis kracht van gewgsde heeft bekomen. (Sv. 365 V., 459 V.)
463. De bepalingen van deze afdeeling zgn niet betrekkelijk tot hetgeen omtrent de verjaring van sommige misdrijven by bijzondere wetten is vastgesteld. (I. G43.)
464. De ambtenaren van het openbaar ministerie en de reuters, zullen ambtshalve op de verjaring moeten acht geven, al ware het dat dezelve door de beschuldigden of beklaagden niet werd ingeroepen. (Sv. 22.)
465- De verjaring welke haren aanvang heeft genomen vóór het tijdstip van de invoehng van dil Wetboek, zal volgens de oude wetten berekend worden.
Indien echter de tijd van verjaring volgens het tegenwoordig Wetboek korter mogt zgn, zal de verjaring, daarbg voorgeschreven, worden gevolgd. (O. 4. B. 2030 I, 625.)
—
VAN HET
carxOT, Commentaire sur lcCode Pénal.— ti.urmi, Trailé du Droit crimihc/.—chauveal: ol \\v.i.n:,'rhéüriedu ('ode PènaL— rogron, Code Pënnl expliquépur sex motifs, par des excmplcs, et pur la jurisprudence. — trébutien. Cours élémentaire de Oroit Criminel. - ortolan, Elements de Droit Pénal, :te ed. 1864. — lesellyer, Traité du Droit CrimineL — r.KliTAül.n, Cours de Code Pénal lUlii. — boitarI), Lecons sur le Code Pénal. — v. deinse, De alijem. beginselen van Strafr., ontw. en in verband beschouwd met de algem. bepalingen ier Neder!. Strafwetgeving (iss2) 2dl-' dr. istid. — schooxeveld, Hel Wetboek van Strafregt met aanteeUeningen, Nieuwe uiig. (1833), .derde uiig. mei medewerking van Mr. v. yssei.steyx 18üb. — v, 1iaanen, Het Strafwetboek (Code Pénal) in verband gebragl met de wetten en wettel, verordeningen, die laarin eenige wijziging fiebragt hebben (1834).
VOORLOOPIGE BEPALINGElN.
(Vastgesteld den li1'1'quot; van Sprokkelmaand 1810, en afgekondigd den -gt;2sl,n derzelfde maand.)
FlllLll'se, De conatu deliquemli (L. B. 1822). — drouwer, De conatu criminis (L. B. IHill). — lelièvre. De conatu dehn-quendi (Lovan 1820).— wvitENGA, depuniendo delinquendi conatu secundum C. P. G. (Gron. 1828.) — Opm. en Meded. XIV, blz. 188—203; X.V, l)lz. 29li—IIO'J.
Artikel 1.
De overtreding, naar de wellen strafbaar mei policiestralfen, is eene eenvoudige overtreding (of een vergrijp).
De overtreding, naar de wetten strafbaar met boetslralTen, is een wanbedrijf.
De overtreding, naar de wetten strafbaar met lüf- of onlee-rende straffen, is eene misdaad. (R. Ü. 44, 3(gt;, 67. Sv. 124 v., 241 v., 232 v. Sr. 464 v.)
quot;2. Alle door uiteriyk bedrgf geblekene en tevens lol eenig begin van uilvoering overgeslagene poging tot misdaad, die niet dan door toevallige en van des daders wil onafhankelijke om-standigbeden weerhouden is, of bare uitwerking gemist heeft,
quot;) De artikels van dit Wetboek, welke door de Wet van den 29 Juni) 1854 (Sb. n». 102) zijn gewijzigd of afgeschaft, zgn mei een quot; geteekend.
! Foorloopiije Bepalingen.
wordt voor misdaad zelve gchoudoii. (Sr. 86 v., »1, 10J, 31quot;, 365.)
3. De pogingen tot wanbedrijf worden niet voor wanbedrijven gehouden, dan in' de gevallen, waar de wet dit uitdrukkelijk bepaalt. (Sr. 179,245, 401, 405, 414, 41S.)
4. Geenerlei vergrijp, geenerlei wanbedrijf, geenerlei misdaad, mag gestraft worden met straffen, die, eer de overtreding begaan werd, door de wet niet aangekondigd waren.
5. De bepalingen van dit Wetboek zijn niet toepasselijk op de overtredingen, wanbedrijven, en misdaden die het krijgswezen betreffen.
vanquot; oe straffen in zake van misdaad en wanbedrijf, en de gevolgen dier straffen.
Artikel 6.
De straffen op misdaad Rcstcld, zyn of lijfstraffen aan eerloosheid verknocht, of hlootelijk ontcerendc straffen.
quot;1. De lüfstraffen aan eerloosheid verknocht, zyn :
1°. De dood;
2°. Eeuwige dwangarbeid;
3°. Wegvoering naar een oord \arr hallingschap;
4°. Dwangarheid voor eenen tijd;
5°. Het tuchthuis.
Het brandmerk en de algemeene verbeurdverklaring van goederen, kunnen hg vonnis tevens met eene lijfstrafvereenigd worden, waar de wet dit bepaalt. (G. lüS, Sr. 3' v.)
'8. De hlootelijk onleerende straffen zijn.
1». De kaak;
2o. Uitbanning;
3°. Ontzetting van burgerschapsregten.
9. De boetstraffen op wanbedrijf gesteld, zijn:
1°. Gevangenzetting voor eenen tijd in een verbeterhuis;
2°. Opschorting voor eenen tijd, in zekere burgerschapsregten (droits cimques), burgerlijke regten (droits cauls) en region van maagschap;
3». Geldboete.
10. De veroordeeling rtot de straffen hij de wet bepaald, geschiedt altijd, onverminderd de teruggaven en vergoedingen van schaden en interessen, welke partijen van elkander te vorderen mogen hebben. (R. O. Sv. 231.)
quot;11. Het stellen onder bijzonder toezigt van de hooge policie, de geldboete, en de bijzondere verbeurdverklaring, het zy van de zaak, in of aan welke de misdaad gepleegd is (het corpus delicti), wanneer zij den veroordeelden in eigendom toebehoort, het zij van hetgene uit hel wanbedrijf voort is gesproten, het zü van hetgene tot middel of werktuig gediend heeft,of bestemd was om het te plegen, zijn straffen, die aan demisdaden en wanbedrijven gemeen zijn. (Sr. 17«, ill, 527, 581.)
EERSTE HOOFDSTUK.
I'an de slrallen in zake van misdaad.
v. west, de poena deporlationis (Amst. 1832). — gockinüa,
de poena stigmatis, de ejus origine et usu deque ejus meritis
(Gron. 1828).
'12 Elk ter dood veroordeelde zal onthoofd worden.
'13. Die wegens vadermoord ter dood is veroordeeld, zal ter strafplaatse gebragt worden, in het hemd, barrevoets, en met een zwarten sluijer over bet hoofd.
4 I. B. I. H. ran de straffen in zake van misdaad.
Hij zal op hot schavot to pronk slaan, terwijl een deurwaarder het strafvonnis den volke zal voorlezen; vervolgens zal hem de regterhand afgekapt, en hü onmiddellgk daarop ter dood ge-bragt worden. (Sr. SC, 291),
14. Dft lijken van hen, die een doodvonnis ondergaan hebben, zullen aan hunne verwanlen, des hegeerende, overgegeven wor den, onder verpligting van die zonder eenigen toestel te doen begraven.
15. De manspersonen, die tot dwangarbeid veroordeeld zullen lot de moeijelijkste soorten van arbeid gebruikt worden: zü zuilen met de voeten aan eenen kogel gekluisterd gaan, ol twee en twee met eenen keten aan elkander gesloten zijn, wanneer dit de aard van den'arbeid, waartoe zij gebruikt worden, toelaat.
16. Vrouwen en meisjes lot dwangarbeid veroordeeld, zuilen niet dan binnen in eenig tuchthuis arbeiden.
17- De wegvoering naar 'een oord van ballingschap, zal bestaan in voor eeuwig overgebragt te worden in eene plaats buiten des Kijks grondgebied op bet vaste land, door de hooge Regering bepaald.
Indien de weggevoerde wederkeert op het grondgebied van het Ryk, zal hij, alleen op bewijs van dezelfde persoon te zyn, lol eeuwigen dwangarbeid veroordeeld worden.
Indien hy hel grondgebied van bet Rijk niet weder betreden beeft, maar gevat wordt in een land door de Fransche krygs-magl bezet, zal hij naar de plaats van zijne ballingschap terug geliragt worden.
18. De veroordeeling lot eeuwigen dwangarbeid, en die tol wegvoering naar een oord van ballingschap, zullen den burgerleken dood meebrengen.
Echter zal de hooge Regering, den weggevoerde in de plaats zyner ballingschap, het gebruik der burgerlijke regten, of eenigen van die mogen toeslaan. {B 5.)
19. De veroordeeling tot dwangarbeid voor eenen tijd, zal ten minste voor vijf, en ten hoogste voor twintig jaren geschieden.
'20. Al wie tot eeuwigen dwangarbeid veroordeeld zal zyn, zal in het openbaar met een gloeyend yzer op den regter schouder gebrandmerkt worden.
De veroordeelden tot andere straffen zuilen dit schandmerk niet ondergaan, dan alleen in die gevallen, waarin de wet, het aan de hun opgelegd wordende straf, verknocht zal hebben.
Dit merk zal bestaan in de letters T. P. voor die tot eeuwigen dwangarbeid veroordeeld zullen zyn, en van letter T. voor diegenen, die tot dwangarbeid voor eenen lyd veroordeeld zullen zyn, in geval deze gebrandmerkt zullen moeten worden.
Het brandmerk voor eenen veroordeelden Falzaris zal behalve dal, de letter F. bevatten.
21. Elk veroordeelde tot de straf van het tuchthuis, zoo van de eene als andere kunne, zal in een tuchthuis opgesloten, en gebruikt worden tol arbeid, waarvan de opbrengst gedcelleiyk
i. n. i. n. Fan de slraflen in zake van misdaad. 3
fen zijnen liatc zal mogen besteed worden, zoo als dal door de liuoge legering zal worden geregeld.
Deze straf za! ten minste vyf, ten hoogste tien jaren duren
'22 Ai wie, het zij tot eeuwigen dwangarbeid, het zij tot dwangarbeid voor eetien tijd. het zij tot het tuchthuis veroordeeld zal zijn, zal alvorens zijne straf te ondergaan, openlijk aan de kaak gesteld worden en dus een uur lii;;g ten loon staan, met een bord boven zijn hoofd, waarop met groole leesbare tellers zijne namen, zijn beroep, zijne woonplaats, straf en misdaad vermeld staat
'23 De dwangarbeid \nor eenen tijd en de tuchthuisstraf zullen, van die tepronkstelling af, gerekend worden ingegaan te zijn.
'24 De veroordeeling lot de straf van de kaak zal len uitvoer gehragt worden naar hel voorschrift van artikel ii.
25- Geen strafvonnis za! ten uitvoer gehragt mogen worden op eenigen burgerlijken of godsdienst igen feestdag, noch ook op zondag.
26- De openbare uitvoering van stralvonnissen zal gescbie-den op een der pleinen of straten der plaats, hij het vonnis uit te drukken.
27- Wanneer cene ter dood veroordeelde vrouw zich zwanger verklaart, en wanneer van bare zwangerheid blijkt, zal zij de straf niet dan na hare bevalling ondergaan. {Sv. 4;)C.)
28- Al wie tot de straf van dwangarbeid voor eenen tijd,van uitbanning, van liet tuchthuis, of van de kaak, veroordeeld geweest zal zijn, zal nooit gezworene, of, in wat zaak ook, (als deskundige,) berigter of opnemer mogen zijn ; noch als getuige in of over eenige akte of oorkonde mogen slaan ; noch in regten eenlge getuigenis mogen afleggen, verder of anders dan lol het geven van bloote narigten.
HU zal geene voogdij, of curatele mogen voeren, dan ten aanzien van zijne kinderen, en alleen op hel goedvinden van zijne maagschap.
Hij zal vervallen zijn van het regt van geweer of wapen te dragen en van in de legers van liet Klik te mogen dienen. (K. i:n, 99i, igt;i:in. Sv. 190.)
29- Al wie lot dwangarbeid vooreenen lijd of tol het tuchthuis veroordeeld zal zijn, wordt bovendien gedurende züne straf, door de wet bulten hel beheer zijner goederen gesteld; en er zal voor bem een curator tol de waarneming van bel bestuur zijner goederen worden aangesteld, op den voet van belgene wegens de benoeming van curators over meerderjarige personen, bepaald is. (B. 503.)
30- Als de veroordeelde zijne straf ondergaan beeft, zullen bem zijne goederen weder in handen gesteld worden, en de curator zal ben rekening doen van tiet daarover gehouden beheer
31. Gedurende de straf zal hem geenerlei geld, geenerlei levensbehoefte, geenerlei gedeelte van zijne inkomsten afgegeven worden.
32- Al wie tot de straf van uitbanning veroordeeld zal zijn.
« I. it. li. H. yan de straffen in zake van wanbedrijf.
zal op bevel der hoogc Regering, buiten bet grondgebied des Rgks gebragt worden.
De uitbanning zal ten minste voor vijf en ten hoogste voor tien jaren gescbiedeii.
33. Indien de gebannene, gedurende den tijd zyner ballingschap, terug keert op het grondgebied van het Kijk, zal hg, alleen op bewijs van dezelfde persoon te zijn, tot de straf der wegvoering naar een oord van ballingschap {deportatie) veroordeeld worden.
34. De ontzetting van burgerschapsregten bestaat in het afzetten en uitsluiten van den veroordeelde, uit en van alle openbare bedieningen of ambten, en in het versteken van al de regten in artikel i8 uitgedrukl.
35. De tyd der ballingschap zal gerekend worden van den dag, dat het vonnis in kracht van gewijsde zaak zal zijn gegaan.
36. Alle vonnissen, houdende doodstraf, straffe van eeuwigen dwangarbeid, van dwangarbeid voor eenen tijd, van wegvoering naar een oord van ballingschap, tuchthuisstraf, de kaak, uitbanning of ontzetting van burgerschapsregten, zullen bü wege van uittreksel gedrukt worden.
Zg zullen aangeslagen worden in de hoofdstad van het departement, in de stad waar het vonnis gewezen is, in de gemeente der plaats, waar het feit gepleegd is, in die waar het vonnisten uitvoer gelegd wordt, en in die waarde veroordeelde zijne woonstede heeft.
37. De algemeene verbeurdverklaring van goederen, is de toeeigening der goederen van eenen veroordeelde, aan het domein van den Staal.
Deze verbeurdverklaring is geen noodwendig gevolg van eenige veroordeeling, en zal geene plaats hebben, dan In die gevallen, waarin de wet haar ultdrukkeiyk gebiedt. (G. I5quot;gt;. Sr. 6.)
'38. De algemeene verbeurdverklaring biyft bezwaard met de wettige schulden lot het volle bedrag van de waarde^derverbeurd verklaarde goederen; met de verpligting, van aan de kinderen of verdere afkomelingen, de helft van dat gedeelte uit te keeren, dat de vader hun niet had kunnen ontmaken.
En bovendien blijft dezelve tevens bezwaard, met het onderhoud van degenen aan wie dit naar regie verschuldigd is.
quot;39. De Keizer zal over de verbeurd verklaarde goederen kunnen beschikken, ten voordeele, het zij van den vader, de moeder, of andere nabestaanden in de opgaande linie, het zij van de weduwe, het zy van de kinderen, of verdere wettige afkomelingen, natuurlijke of aangenomene, het zij van de verdere nabestaanden van den veroordeelde.
TWEEDE HOOFDSTUK.
r«« de straffen in zake van wanbedrijf.
40 Al wie tot de straf van gevangenzetting veroordeeld zal zyn, zal in een verbeterhuis opgesloten, en daar gebruikt worden tot eene der verschillende soorten van arbeid, aldaar naar
I. B. ui. H. Fan de straff, en andere punt, nan veroord. 7
de inrigtlng van dat buis plaats bebbende, tusscbcn welke bU zal mogen kiezen.
Deze straf zal voor niet minder dan zes dagen opgelegd worden, en ook voor niet meer dan vgf jaren, bebalve in geval van berbaling van wanbedrijf, en waar de wet eenige andere bepaling zou mogen voorscbrjjven
De straf van een dag gevangenzetting duurt vierentwintig uren.
Die van eene maand duurt dertig dagen.
41. De opbrengst des arbeids van ieder gevangene in een verbeterbuis, zal besteed worden, gedeeltelijk tot de gemeene behoeften van het huis, gedeeltelijk om hem, zich des waardig makende, eenige verzachting toe te brengen, gedeelteiyk om als een spaarpenning tegen den tijd van zijn ontslag voor hem weggelegd te worden: alles op zoudanigen voet, als by de reglementen van openbaar bestuur verordend zal zyn.
■42- De boetstralïelyke geregten zullen in zekere gevallen. Iemand het genot en gebruik van de burgerschapsreglen [droits civiques), burgerlijke regten [droits cicils), en regten van maagschap, voor bet geheel of ten deele mogen ontzeggen; te weten ;
1°. Het regt van stemming en verkiezing;
iquot;. Dat van stembaarbeid ;
3°. Dat van beroepen of benoemd te worden lot den post van gezworene of andere openbare bedieningen, of posten van bewind, of om deze posten en bedieningen waar te nemen ;
4°. Dat van geweer of wapen te dragen;
:gt;o. Dat van stemhebbing in de regeling van de gemeene belangen der maagschap;
0quot;. Dat van voogd of curator te zün, behalve ten aanzien van zyne kinderen, en alleen op het goedvinden der maagschap ;
7quot;. Dat van in eenige zaak, als deskundige, het zg tot opnemer of berigter, benoemd of gebruikt te kunnen worden, of als getuige in of over akten te staan;
8U. Dat v;in in regten getuigenis af te leggen, verder of anders dan om eene eenvoudige opgave te doen.
■43- De geregten zullen de in bet vorig artikel vermelde ontzegging niet mogen doen, dan wanneer by eene bijzondere bepaling van de wet, daartoe het regt of bevel gegeven zal zijn. (Sr. 374, 401, 405, 410.)
DERDE HOOFDSTUK.
Van de straffen en andere punten van veroordeeling, die wegens misdaden of wanbedrijven gewezen mogen worden.
Over art. S2. Opmerk, en Meded., IV, blz. 284—288.
•44. Wanneer iemand onder het toezigt van de hoogepolicie van den Staat gesteld is, wordt daardoor de booge Regering,gelijk ook de daarbij belanghebbende party, geregtigd, om, het zij van den persoon, wien dit overkomen is, nadat hy zyne straf ondergaan zal bebben, het zy, in geval hy minderjarig is, van
s i. b. in. li. run de straff, en andere punt. can veroord
zijnen vader en z ijne moeder, zijnen voogd of curator, eenendeus-delijken borstost voor zijn ïoed gedrag te vorderen, ten bedrage van zoodanige som gelds, als bij het vonnis of gewijsde bepaald zal zijn. Tot het verstrekken van dezen borgtogt zal ieder toegelaten mogen worden.
Kij gebreke van dezen borgtogt te stellen, blijft de veroordeelde ter beschikking van de hooge Regering, die het regt heelt, om het zy zijne persoonlijke verwijdering van zekere plaats, het zij zyn aanhoudend verblijf op eene bepaalde plaats binnen een der departementen van het Uijk, te bevelen.
■45- In geval van ongehoorzaamheid aan dit bevel, zal de hooge Regering het regt hebben om den veroordeelde Ie doen vatten en vastzetten, gedurende eenigen tgd, welke zich zal mogen uilslrekken lot het uiteinde van den tyd, voor het bijzonder loezigt bepaald.
quot;46. Wanneer de persoon onder hel bijzonder toezigt der hooge Regering gesteld, na zijne vrijheid onder borgtogt verkregen te helihen, lgt;Ü een vonnis in hoogst gewijsde, of dat in kracht van gewijsde zaak is gegaan, wegens het begaan van eene of meer misdaden, of van een of meer wanbedrijven, binnen den tyd in de akle van borgtogt uitgedrukt, veroordeeld wordt, zulle» de Irargen lol betaling der gelden, bü die akte vermeld, zelfs liij wege van aantasting van persoon, genoodzaakt worden.
De ingevorderde gelden zullen bij voorkeur aangewend moeien worden tol de teruggaven, tol de vergoedingen van schaden en inleressen, en de kosten aan do partijen, door deze misdaden of wanbedrijven verkort, toegewezen.
quot;47- De veroordeelden tol dwangarbeid voor eenen tyd, en tot hel tuchthuis, zijn, na hunne straf ondergaan te hebben, van regisivege, en voor geheel hun leven, onder het toezigt der hooge slaatspoiicie.
quot;48. De veroordeelden tol uitbanning zijn van regtswege onder hetzelfde toezigt voor gelijken lijd als waarvoor zy uitgebannen geweest zijn.
'49. Onder hetzelfde toezigt zullen moeten gesteld worden, die veroordeeld zijn wegens misdaden of wanbedrijven, waarbij de in- of uitwendige zekerheid van den Staal belang heeft.
'50 Kuilen de gevallen, in de vorige artikelen bepaald, zuilen de veroordeelden niet onder liet toezigl der hooge slaatspoiicie gesteld worden, dan waar bel bij büzonder voorschrift der wet toegelaten zal zijn.
51- Wanneer er grond voor teruggave is, zal de schuldige bovendien, jegens de partij, veroordeeld worden lot schadeloos-st-Hlingen, waarvan, voor zoo verre zij bij de wel niet geregeld zyn, de bepaling aan de billijkheid van het Hof of geregl wordt overgelaten; doch- zoodaniger wijze, dal zy nooit beneden hel vierdedeel der teruggaven mogen zyn, en «onder dal hel Hot of geregl die, al ware het ook met de toestemming der party, aan eenig bepaald werk of inrigting (oeuvre) hoegenaamd mag toewijzen.
i. B. iv. li. Van de draff, weij. herhuling van misdaad. li
52. Be ïeroordcelingen lot geldboete, lot teruggaven, tot vergoeding van schade en interessen en in de kosten, zullen ten uitvoer gelegd mogen worden lig vvegevan aanlasling van persoon.
53. Wanneer er boeten en koslen ten prolljle of bate van den Staat gewezen zyn, en na het ullcinde van do lijf- of ontee-rende straf, de gevangenzetting des veroordeelden lot voldoening van deze gelden, een \ol jaar geduurd heeft, zal hy,op bewijs langs den weg van regie verkregen, van zyn volstrekt onvermogen, bü voorraad in vrijheid gesleid mogen worden.
In zake van wanbedrijf zal de lijd dier hechtenis op zes maanden verminderd worden : behoudens in alle gevallen, de hervatting der aantasting van persoon, wanneer aan den veroordeelde eenig middel om te kunnen betalen, mogt opkomen.
54. In geval van Ie zamenloop van do boete of verbeurdverklaring met de teruggaven en vergoedingen van schaden en in-leressen, bij ongenoegzaamheid van de goederen des veroordeelden, zullen deze laatsten voorgaan.
55. Allen die wegens eene en dezelfde misdaad of wegens een en hetzelfde wanbedrijf veroordeeld worden, zullen ieder in persoon en voor het geheel voor de hoeten, teruggaven, schaden en interessen en kosten, aansprakelijk zyn. (K. 1318. Sv. 'i52. i55.)
VIERDE HOOFDSTUK.
Van de straffen wegens herhaUnij van misdaad en wanbedrijf.
schuvll vax der does, deplurihus ab eadem commtssis cri-
minibus, inprimis vera de crimine i/und repelitum dicilur
(Traj. 182«). — NVi'Hi.s, ile deticlis recidivis (i.ovan 1828;.
fockema. de ilerato crimine seu dehclo (Gron. 1831). —van
hooiieiteke, rfc/« recidive (Gand. 1840).
'56. Al wie, wegens misdaad veroordeeld geweest zijnde, eene tweede misdaad begaan zal hebben, de ontzetting van burger-schapsregten medebrengende, zal tol de straf van de kaak veroordeeld worden.
Wanneer de tweede misdaad de straf van de kaak of der uitbanning medebrengt, zal hy tot het tuchlhuis veroordeeld worden.
Als de tweede misdaad de tuchthuisstraf meéhrengt, zal hij tot den dwangarbeid voor eenen tijd en tol het brandmerk veroordeeld worden.
Als de tweede misdaad, den dwangarbeid voor eenen tijd of de wegvoering naar een oord van ballingschap na zich sleept, zal hy tot den eeuwigen dwangarbeid veroordeeld worden.
Als de tweede misdaad den eeuwigen dwangarbeid ten gevolae heeft, zal hij ter dood veroordeeld worden.
'57. Al wie, wegens eene misdaad veroordeeld geweest zynde, een wanbedrijf waar boetstraire op staat, begaan zal hebben, zal veroordeeld worden tot het hoogste van de straf door de wet voorgeschreven, en zelfs zal deze straf lot de verdubbeling toe verhoogd mogen worden.
10 i. L. iv. ii. fan de strati, weg. herhaling van misdaad.
•58- Die bü boetstraffe tot eene gevangenhouding van meer dan een jaar veroordeeld geworden is, zal ook in geval van een nieuw wanbedrijf, tot bet hoogste van de straf bg de wet voorgeschreven, veroordeeld worden, en zal deze straf tot de verdubbeling toe verhoogd mogen worden; bovendien zal hg ten minste voor vgf, en ten hoogste voor tien jaren onder het bijzonder toezigt van de hooge Regering gesteld worden. (Sr. S00.)
VAN UE WEGENS MISDADEN OK WANBEDRIJVEN STRAFBAAE, VERSCHOONBARE, OF AANSPRAKELIJKE PERSONEN.
(Vastgesteld den t3den van Sprokkelmaand 1810. Afgekondigd den Ü3sten derzelfde maand.)
EENIGSTE HOOFDSTUK.
van iiüórebeke. Traité de la complicilé en matière pénale (Gand. 1840.) — delpecii, de la complicilé (Par. 1856.) — «oorrees, Dissertatio sislens C. P. doctrinam generalem ile sociis delicti (Traj. 1824). — oüdeman, Moet volgens hel tcgenw. IV It. o. Slrafr. de medepligtige dezelfde straf als de dader ondergaan, wanneer de persoonlijke hoedanigheid van den dader de misdaad verzwaart? in llijdr. tot II. en IV., X, l)lz. !t:t en v en Opmerk, en Meded. X.V, 1)1/. 'i'i'i—iliü.—Bijdrage tot de verklaring van art. «2 C. /'. in Nieuwe Bijdr. t. It. en IV. XX, lilz. 28 v.— besier, Proeve van een historisch onderzoek betrekkei. de leer der medepHgtigheid naar het yederl. Strafregt (Utr. 1832), blz. 20(1—201. — alberda v. ekenstein, ad locum C. P. de dementia et vi majori (Gron. 1836).— Mr. b. w(ichers), Bedenkingen op en voorgestelde verbeteringen van het nog in werking zijnde Ijfslralfel. JVb., rakende minderjarigen (Gron. 1829). — de riieden v. swiNDEREN, Inquisilio in en, qme jure poen. hod. circa minores sunt constiluta (Gron. 183ö.)
Artikel. 59
De medepligtigeii aan eene misdaad of wanhedrUf zullen mei dezelfde straf gestraft worden als de hoofddaders zeiven: behoudens de gevallen, waarin de wet anders bepaald zou mogen hebben. (Sr. 63, 317, 363, 380.)
60 Als medepligtige aan een feit, met den naam van misdaad of wanbedrijf bestempeld, zullen gestraft worden die door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van magt, of ook door listige en schuldige kunstenaryen, iemand tot dat feit uitgelokt of opgeruid, of tot het plegen daarvan onderrigt gegeven zullen hebben;
Die wapenen, werktuigen, of welk ander middel ook dat lot het feit gediend heeft, verschaft zullen hebben, met voorweten dat zij daartoe dienen zouden;
Die, des bewust zijnde, den dader of de daders van het feit, in de bedrijven, welke dienden om het voor te bereiden of tedocn gelukken, of in bedrijven, die het voltooiden bijgestaan olgehol-pen zullen hebben-, onverminderd de straffen, bij dit Wetboek bepaald, legen aanleggers van zamenspanningen, uitlokkingen, of opruyingen ter verstoring van de in- of uitwendige veiligheid van den Staat, zelfs in geval de misdaad door de zamenspan-ners, uitlokkers of opruyers beoogd, niet tot dadelijkheid gekomen mogt zyn. (Sr. 103 v.)
61 Die, kennis dragende van het misdadige gedrag dergenen.
12 it. boek. run de weyms misduden slrafbare personen.
die rooverüen of ^eweldiidiRliedeii legen de veiligheid van den Staat, de openliiire rusl cn vrede, aan personen of eigendom plegen, iiun liij voorlduring, liuisverbl(|f, scliuilpiaals, of vergaderplaats versclialfen, zullen als iiun medepliglige gestraft worden.
62- Uie, met weten, gestolene goederen, of welke Ijü wege van misdaad of wanbedrijf onderschept of verkregen zouden mogen zijn, in het geheel of ten deele, verheeld of gehorgen tieli-ben, zullen desgelijks als niedepllgtige van die misdaad of dat wanbedrijf gestraft worden.
63- Echter zal ten aanzien van de helers in bet vorig artikel vermeld de stralfe des doods, des eeuwigen dwangariieids, of der wegvoering naar een oord van ballingschap, wanneer die plaats zoude mogen vinden, hun niet opgelegd worden, dan voor zoo verre zij overtuigd zuilen worden, van ten tijde der heling, kennis gehad te hebben van zoodanige omstandigheden, als waaraan de wet deze drie soorten van stralfen verknocht. Des niet, zullen zy de straf van dwangarbeid slechts voor eenen tijd ondergaan.
64- Daar is noch misdaad, noch vvanhedryf, wanneer de tic-klaagde ten tydo van bel feit in staat van krankzinnigheid was, of wanneer hij door overmagt gedwongen werd.
65 (ieen misdaad uf wanbedrijf mag verschoond of de daarop gestelde straf verzacht worden, dan in de gevallen en omstandigheden, waarin de wel liet feit verschoonbaar verklaart, of het toew ijzen cener min gestrenge straf toestaat.
66. Wanneer de beschuldigde beneden de zestien jaren oud is, zal bü, indien het uitgemaakt is, dal by zonder oordeel des onderscheids gehandeld beeft, vrijgesproken worden; maar hij zal, naar gelang der omstandigheden, aan zgne nabestaanden terug gegeven, of in een verbeterbuis gebragt worden, ten einde, gedurende zoo vele jaren als hel vonnis bepalen zal, aldaar opgevoed en in hechtenis gehouden te worden; helgene echter het tijdstip der volkomene bereiking van zgn twintigste jaar Hiel te boven zal mogen gaan.
67- Zoo het uitgemaakt is, dat hij met oordeel des onderscheids gehandeld heeft, zullen de slralTen uitgewezen worden als volgt:
Indien hij in de doodstraf, de straf van eeuwigen dwangarbeid, of van wegvoering naar een oord van ballingschap vervallen is, zal hij tot de slraf eener lien tot twintigjarige gevangenzetting in een verbeterhuis veroordeeld worden.
Indien hy in de straf van dwangarbeid voor eenen tijd of in die van bet luchtbuis vervallen is, zal by tot gevangenzetting in een verbeterhuis veroordeeld worden voor een derde op hel minst, en voor de helft op het hoogst, van den tijd waarvoor hij tot eene dezer stralfen had mogen veroordeeld worden.
In al deze gevallen zal bU, hg het vonnis, voor vijf jaren ten minste en ten hoogste voor tien jaren, onder het toczigt der hooge policie gesteld worden.
Indien hij in de straf van de kaak of van de uitbanning ver-
ii. boek. Fan de weqens misdaden strafbare personen. ih
vallen is, zal hij tol gevangenzelting in een verbeterhuis, vuo: den tijd van een tot vijf jaren veroordeeld worden.
68 In geen der gevallen, waarin hij het vorig artikel voorzien wordt, zal de veroordeelde de te pronkstelling ondergaan.
69. Indien de schuldige niet dan in eene der hoetstnifTen vervallen is, zal hij tot zoodanige hoetstralTen veroordeeld mogen worden, als gepast zal bevonden worden, mits deze stralfe beneden de helft zij van die, welke hij ondergaan zou, zoo hy zes-lien jaren oud ware geweest.
70 De straffen van eeuwigen dwangarbeid, van wegvoering naar een oord van ballingschap, en van dwangarbeid vooreenen tijd, zullen tegen niemand gewezen worden die op het oogen-blik, dat hij gevonnisd wordt, volle zeventig jaren oud is.
71- Deze straffen zullen len hunnen aanzien, doordie van het luchthuis, het zij voor eeuwig, het zij voor eenen tijd, naar den tijd der straf, waarvoor zij in de plaats komt, vervangen worden.
72. leder veroordeelde tot dwangarbeid, het zij dan vooreeuwig, het zij voor eenigen tüd, zal zoodra hij den volkomen ouderdom van zeventig jaren bereikt zal hebben, daarvan ontheven, en voor den geheelen overigen tijd zijner veroordeeling, in een tuchthuis opgesloten worden, alsof hij slechts tol hel tuchthuis veroordeeld geweest ware. (R. :gt;85.)
73- De herbergiers en logementhouders, overtuigd van langer dan vierentwintig uren iemand geherbergd te hebben, diegedu-rende zijn verblijf eene misdaad of een wanbedrijf heeft begaan, zullen bij nalatigheid van op hun register, den naam, het beroep en de woonplaats van den schuldige te boek gesteld te hebben, cwi/Uer aansprakelijk zyn wegens de teruggaven, schadevergoedingen en koslen dengenen toegewezen, aan wien die misdaad of dal wanbedrijf, schade heeft toegehragt; en onverminderd hunne verantwoordeiykheid in de gevallen van artikel 1!»52 en 1953 van het Burgerlijk Welhoek.
74. In de overige gevallen van civiele aansprakelgtheld, die-in zaken van lijf-, boet- of policie straffen zouden mogen voorkomen, zullen de hoven, reglbanken en gereglen, voor wie deze zaken gebragt zullen zijn, zich naar de bepalingen rigten, bü hot derde boek, vierde titei, tweede hoofdstuk van bet Burgerlijk Welhoek uitgedrukt. (K. liOI v.)
VAN DE MISDADEN EN WANBEDRIJVEN, EN VAN HKT STRAFFEN DERZELVEN.
(Vastgesteld den 1 van Sprokkelmaand 1S10. Afgekondigd den asquot;quot;» van dezelfde maand.)
EERSTE TITEL.
VAN DE MISDADEN EN DE WANBEDRIJVEN TEliEN DE ALGEMEENE ZAAK.
EERSTE HOOFDSTUK.
Van de misdaden en wanbedrijven leqen de veiligheid van den Slaat.
EERSTE AFDEELINfi.
I'an de misdaden en wanbedrijven legen de uitwendige veiligheid van den Staal.
Artikel 75
leder Franschman die de wapenen tegen Frankrijk gevoerd zat heliben, zal met den dood gestraft worden.
Zijne goederen zullen verbeurd verklaard worden. (G. Iü5.
76. Al wie met de liuitenlandsclie Mogendheden of hare lic-windslieden, aanslagen of verstandhoudingen gesmeed of belegd zal hebben, ten einde dezelve tol het plegen van vijandelükhe-lt;len of hel ondernemen van oorlog tegen Frankrijk over te halen, of om haar de middelen daartoe te versehatfen, zal met den dood gestraft en zijne goederen zullen verbeurd verklaard worden.
Deze verordening zal plaats grijpen in geval zelfs de gezegde aanslagen of verstandhoudingen, van geene vgandelükheden gevolgd mogtcn zijn. {G. tS3.)
77. Desgelijks zal met den dood en verbeurdverklaring zijner goederen gestraft worden, al wie met de vijanden van den Staat aanslagen of verslandbowlingen gesmeed of belegd zal hebben, ten einde hun intrekken op het grondgebied en de onderhoorig-heden van het Fransche rijk te bevorderen, of hun eenlge steden, sterkten, vastigheden, posten, havens, voorraad van tuighuizen, schepen of vaartuigen, aan Frankrijk behoorende, over te leveren, of den vijand ondersteuning in soldaten,manschappen, geld, levensmiddelen, wapenen of krijgsbehoeften te bezorgen, of tol den voortgang hunner wapenen op de Fransche bezittingen ol tegen de Fransche krijgs- of zeemagt, mede te werken, het zg door de getrouwheid der oltlcieren, soldaten, matrozen of anderen, jegens den Keizer en den Staat te verwrikken, het zü op eenige andere wijze, hoegenaamd ook. (G. 133.)
78. Indien de verstandhouding met de onderdanen van oenc vijandelijke mogendheid, zonder eenige der misdaden in het vorig artikel vermeld tot voorwerp te hebben, niettemin bU de
r
ui. boek. /'an de misdaden, en van het straffen derz. irgt;
uilkomst gestrekt heeft, om aan den vyand, voor de krygs- of staatsgesteldheid van Frankrijk of van züne bondgenooten na-deelige herigten te bezorgen, zullen zy, die deze verstandhouding gevoerd zullen hebben, met uitbanning gestraft worden ; onverminderd zwaardere straffen in het geval, dat deze berigt-gevtngen het gevolg mogten geweest zijn van maatregelen, die eene daad of een bcdrüf van verspieding uitmaakten.
79. De straffen, bij artikel 7B en 77 gesteld, zullen dezelfde zgn, het zy de aanslagen aldaar vermeld, ten aanzien van Frankrijk gesmeed mogten zijn, het zij zu ingerigt mogten zijn tegen de bondgenooten van Frankrijk, die zich tegen den gemeenen vyand verzetten,
80. Met de straffen bij art. 7e uitgedrukt, zullen gestraft worden alle ambtenaren, alle agenten (of bewindslieden) van de hooge Regering, en iedereen, die in zijnen post of uit hoofdevan zijnen staat, met het geheim eener Staatsonderhandeling of onderneming, belast of vertrouwd zijnde, dat geheim aan agenten van eene buitenlandsche mogendheid of van den vijand verraden zal hebben.
81. Ieder openbaar ambtenaar, ieder agent (of bewindvoerder) der hooge Regering, of wie door dezelve over eenige zaak gesteld is, die uit hoofde zyner bediening, niet de bewaring van kaarten of plans van vestingwerken, tuighuizen, havens, of reeden belast, deze kaarten of plans, of een van die, aan den vgand of zgne agenten overgeleverd zal hebben, zal met den dood gestraft en zgne goederen verbeurd verklaard worden. (0. 133.)
In geval hij die kaarten of plans aan agenten eener met Frankrijk verbondene of onzijdige buitenlandsche mogenheid heeft overgeleverd, zal bü met uitbanning gestraft worden.
82 leder ander persoon, die door omkooping, list, of geweld, de gezegde kaarten of plans magtig zijnde geworden, dezelve of aan den vgand of aan de agenten eener buitenlandsche mogendheid overgeleverd zal hebben, zal evenals de ambtenaar of agent waarvan het vorige artikel handelt,en naar de onderscheidingen daarbij bepaald gestraft worden.
In geval de gezegde kaarten of plans, zonder eenlg vooral-gaand gebruik maken van slinksche wegen, in handen van dengenen, die ze overgeleverd heeft, geraakt mogten zgn, zal de straf in het eerste geval bij art. 81 gemeld, de wegvoering naar een oord van ballingschap zgn.
En in hel tweede geval van hetzelfde artikel, eene gevangenzelling van twee tot vijf jaren.
83- Al wie de vijandelijke verspieders of op ontdekking uitgezondene soldaten, hem als zoodanig bekend, verborgen zal hebben of doen verbergen, zal ter dood veroordeeld worden.
84. Al wie door vgandelgkheden, bg de hooge Regering niet goedgekeurd, den Staat aan eene oorlogsverklaring blootgesteld zal hebben, zal met uitbanning gestraft worden, en indien er de oorlog uil ontstaat, met wegvoering naar een oord van ballingschap.
85. Al wie, door feitelijkheden, hg de hooge Regering niet
1« I. T. i. H. Kan dc nUmladen legen de algemeene zaak.
goedgekeurd, Franschen aan de gevolgen der wedervergelding of represnlien liloolslelt, zal met uitlumning gestraft worden.
TWEEDE AFDEEL1NG.
ran de misdaden legen de inwendige veiligheid pan den Staat.
SS I.
ran de aanslagen en zamensnanninqen tegen den Keizer en hel keizerlijk geslacht.
'86- üe aanslagof zamenspanning tegen het leven of den persoon des Keizers, is misdaad van gekwetste majesteit. Deze misdaad wordt als vadermoord gestraft, en brengt iiovendicn verbeurd verklaring van goederen met zich. (G. 153. Sv. 13. -iM,
333)
87. De aanslag of zamenspanning tegen bet leven of den persoon van de leden van bet keizerlijk geslacht;
De aanslag of zamenspanning, waarvan het oogmerk zal zijn:
Het zü omstooling of verandering van de hooge Regering of van de orde der opvolging tot den troon;
Het zü het in de wapenen brengen der burgers of inwoners tegen bet keizeiigk gezag;
Zullen met de straffe des doods en verbeurdverklaring van goederen gestraft worden. (G. 1SS.)
'88. De aanslag beeft zijn bestaan, zoodra er eene daad gepleegd of begonnen is gepleegd te worden, om tot het in uitvoer brengen dezer misdaden te geraken, alhoewel zg niet voleindigd zün geworden.
89. De zamenspanning heeft haar bestaan, zoodra twee of meer zamenspanners bet besluit tot de onderneming onderling afgesproken en bepaald hebben, schoon de aanslag nog geen werkelijk bestaan verkregen mogt hebben.
90- Wanneer er geene bepaalde zamenspanning is, maar een voorstel gedaan en niet aangenomen is, om er eene aan te gaan, lot bereiking der misdaad bij artikel 8ti vermeld, zal by, die dit voorstel gedaan heeft, mei het tuchthuis gestraft worden.
Zoo bet voorstel strekt tot eene der misdaden bü artikel S7 uitgedrukt, zal bü gestraft worden met uitbanning.
lt;5 II.
ran de misdaden, strekkende om den Staat te beroeren door burger-oorlog, het onwettig gebruik der gewapende magt, en de openbare plundering enveruioesting.
91 De aanslag of zamenspanning, die ten oogmerk heeft, het zij burger-oorlog te verwekken, door de burgers of inwoners tegen elkander in de wapenen te brengen of daartoe op te zeiten;
Het zg, de verwoesting, den moord, en de plundering in eene of meerdere gemeenten te brengen;
Zal met den dood gestraft worden en de goederen der schuldigen zullen verbeurd verklaard worden. (G. 153.)
i T. I H. I'an de misdaden lenen de algemeene zaak. 1quot;
'92 Met den dood en verbeurdverklaring van goederen zullen diegenen gestraft worden, die, zonder door het wettig gezag gelast of gemagtigd te zyn, gewapende benden in dienst zullen bebben genomen, of doen nemen, soldaten geworven of doen « erven, »f wapenen of oorlogsbehoeften aan denzelven verschaft of verzorgd zullen hebben. (G. 155.)
quot;93- Die zonder regt of wettige reden, het bevel van eeulge grootere of kleinere legerbende, van eene vloot, van een seheeps-smaldeel, van een oorlogschip, van eene vesting, van eenen krijgspost, van eene haven, van eene stad opgevat of aangenomen zullen hebben;
Die, tegen bet hevel der hooge Regering, eenig krijgsbevel boe-genaamd ook, behouden zullen hebben; en
De bevelhebbers, die na gegeven bevel tot afdanking ol \er-spreidiug, hun leger of hunne bende hyeen gehouden zullen hebben;
Zullen met de doodstraf gestraft worden, en hunne j;»eJereu verbeurd verklaard. (G. 153.)
'94. Al wie, magt hebbende om over den gewapenden arm te beschikken, denzelven tegen eene wettige ligting van krijgsvolk zal hebben opgeroepen of bevolen te gebruiken, zal met de wegvoering nanr een oord van ballingschap gestraft worden.
Indien deze oproeping of dit bevel zijne uitwerking heeft, zal de schuldige met den dood geslraft en zijne goederen verbeurd verklaard worden. {G. 153.)
'95. Al wie gebouwen, voorraadhuizen, tuighuizen, schepen of andere eigendommen, den Slaat toebehoorende, in brand gesloken, of door de ontbranding van eene mün vernield zal hebben, zal met den dood gestraft en zijne goederen verbeurd verklaard worden. (G. 153.)
'96. Al wie, het zij om zich meester le maken van jiuliliekt' domeinen, bezittingen of gelden, van vastigheden, steden, slerk-len, posten, voorraad- of tuighuizen, havens, schepen of vaar tuigen, den Staat loebehoorende, hel zij om publieke of nalionale goederen, of die aan eenige gemeenschap van burgers loeliehoo-ren, le plunderen of te verdoelen, het zij eindelijk, om op en jegens den gewapenden arm tegen de daders van deze misdaden werkzaam aanval of weerstand te doen, zich aan hel lioofd van gewapende benden of hoopen gesteld, of bij zoodanige hoopen, eenige bediening of bevel uitgeoefend zal hebben, zal met den dood gestraft en zijne goedereti verbeurd verklaard worden.
Dezelfde slraf zal dengenen aangedaan worden, die zoodanige zamenrotting belegd of bestierd zullen hebben, dezehoopca aangeworven of doen aanwerven, hun eenige vorm of Inrigling{organisatie) zullen hebben gegeven of doen geven; die hun, willens en wetens, van wapenen, krügsbeboeflen en middelen tot uitvoering der misdaad voorzien of verzorgd, of ook toevoer van levensmiddelen toegevoegd of toegezonden zullen hebben ; of die op eenige andere wijze met de bestuurders of bevelhebbers dier gewapende hoopen, in verstandhouding geweest zullen zijn. (G. 155.)
18 lil. boek. ran de misdaden, en van het straffen derz.
quot;97. In geval van het plegen van mie of meer der misdaden bij artikel 8fi, S7 en 01 vermeld, of wel van de bloole poging daarloe, door eenen zaamgerollen hoop, zal de doodstraf met verbeurdverklaring van goederen aan al degenen, die tol den troep liehooren en op de plaats der oproerige zamenrottlng gevat zullen zijn, zonder onderscheid van rang, opgelegd worden.
Met dezelfde straffen zal gestraft worden, ofschoon niet op de plaats gevat zijnde, al wie het oproer belegd of bestierd heeft, of in den hoop, eenige bediening bekleed of eenlg hevel gevoerd zal hebben. (G. töö.)
quot;98. Ruiten het geval, dat de oproerige zamenrotting, eene of meer der misdaden bij arlikel 8«, S7 en 91 vermeld, ten oog-merkc of gevolge heeft, zal ieder, die tol de bovengezegde benden behoort, zonder daarin eenige bediening te bekleeden of bevel te voeren, en opde plaats gevat wordt,met wegvoering naar een oord van ballingschap gestraft worden.
99. Diegenen, die, van den toeleg en den aard der gezegde zaamgerotle hoopen bewust, bun buiten dwang, herberg, schuilplaatsen of vergaderplaatsen verschaft zullen hebben, zullen tot dwangarbeid voor eenen tyd veroordeeld worden.
'100 Oeenerlei straf zal Ier zake van oproer tegen dezulken gewezen worden, die in deze zaamgerotte troepen, deel gehad hebbende zonder daarin eenig bevel te voeren of eenige post of bediening in te bekleeden, zich op de eerste waarschuwing der burgerlijke magt, of der krijgsmagl, of zelfs later, daarvan afgescheiden hebben, wanneer zij niet dan buiten de plaats der oproerige zamenrotting, zonder legenstand te doen en zonder wapens, gevat worden.
In deze gevallen zullen zij niet gestraft worden dan wegens de bijzondere misdaden, persoonlijk door hen begaan; niet te min, zullen zü voor vijf, of ten hoogste voor tien jaren onder het bijzondere toezigt der hooge policie gesteld mogen worden.
101- Onder de benaming van wapens, worden alle zoo snijdende als puntig gescherpte of kneuzende werktuigen begrepen.
Zakmessen en scharen, en eenvoudige rottingen, zullen niet voor wapenen gehouden worden, dan voor zoo verre daar gebruik van gemaakt mogt zijn om te dooden, te kwetsen of te slaan.
Repaling omtrent beide de twee leden dezer afdeelinq.
102 Als schuldig aan de misdaden en zamenspanningen in deze afdeeling vermeld, zullen gestraft worden al degenen, die, het zij bü wege van gesprekken op openbare plaatsen en bijeenkomsten gevoerd, het zy by wege van aangeslagene plakkaten, het zij door gedrukte schriften de ingezetenen of inwoners tot het plegen daarvan, regtstreeks opgezet zullen hebben.
In geval echter deze opzettingen van geenerlei uitwerksel gevolgd mogten zijn, zullen de daders daarvan met bloote uitbanning gestraft worden.
I. T. i. H. Fan de misdaden tegen de algemeene zaak. 19
DEIIDE AFDEEI.INÜ.
Van het openbaren of verheten der misdaden, die de in- of uitwendige veiligheid van den Slaat in gevaar kunnen brengen.
103- VI wie kennis dragende van zamenspanningenof misdaden, aangegaan of beraamd tegen de in- of uitwendige veiligheid van den Staat, deze zamenspanningen of misdaden niet aangegeven, en, liet zij aan de liooge Regering, liel zij aan de autoriteiten van bestuur of van regts-policie,deomstandigheden daarvan tot zijne kennis gekomen, niet geopenbaard zal hebben, alles binnen de vierentwintig uren na hel bekomen van deze kennis, zal, ook zelfs, wanneer hij blijken mogt van alle merte-pligtlgheid vrij en uilgesloten te zijn, Ier zake van dit verhelen alleen, op de volgende wijze, en met inachtneming van de volgende onderscheidingen, gestraft worden. (Sr. (gt;0, quot;3 v.)
104- In geval van gekwetste Majesteit, zal leder die de aangevingen bij bet vorig artikel voorgeschreven, niet gedaan zal hebben, mei het tuchthuis geslraft worden.
105. In geval van de andere misdaden of zamenspanningen in dit hoofdstuk vermeld, zal leder die de aangevingen bij artikel 103 niet gedaan zal hebben, gestraft worden met eene gevangenzetting voor twee lot vijf jaren en met eene boete van vijfhonderd lot tweeduizend franken.
106 Ble van de gezegde verheelde misdaden of zamenspanningen kennis gedragen heeft, zal lot zyne verschooning niet mogen inbrengen, dat hij dezelve niet goedgekeurd, of zelfs, dat hü er zich tegen verzet, en getracht zou hebben, do ontwerpers of deelhebbers, daarvan af te raden.
'107 In geval echter de belegger van, of schuldige aan de Zcimengt;panning of misdaad, echtgenoot, al ware bet na de ontbinding des huwelijks, vader of moeder, nabeslaande In de op-of nedergaande linie, broeder of zuster, of in eene dezer zelfde betrekkingen aangehuwde ware van dengenen, die van deze verheling beschuldigd wordt, zal deze aan de straffen bij de vorige artikelen gesteld, niet onderworpen zijn, maar bij het vonnis, onder het bijzonder toezlgt der hooge pollcie gesteld mogen worden, voor eenen tijd die gcene tien jaren te boven zal gaan. (Sr. 380.)
'lOS- Van de straffen, tegen de beleggers van, of schuldigen aan zamenspannlng of andere misdaden, die de In-of uitwendige veiligheid van den Staal aantasten, zullen vrijgesteld zijn. diegenen van hen, die voor alle in het werkstelling of poging tot In het werkstellen der zamenspannlng of misdaad, en eer er eenige vervolging over gedaan wordt het eerst aan de gestelde magten bij arlikel 103 gemeld, kennis gegeven zullen hebben van die zamenspanningen of misdaden, en van derzelver beleggers schuldigen of medepligtigen; ook die, zelfs na den aanvang der vervolgingen, het in hechtenis nemen der gezegde beleggers, schuldigen, of medepligtigen te weeg gebragt zullen hebben.
•20 ui. roek. ran ik misdaden, en can hel sira/fen derz.
Echter zullen de schuldigen, die deze kennisgevingen gedaan of deze inlicchtenisnemiiigen te weeg gebragt zullen hebben, veroordeeld kunnen worden, om bun leven lang, of eenen tud lang, onder bet bijzonder toezigt der booge policie te blijven.
TWEEDE HOOFDSTUK.
Van de misdaden en wanbedrijven lei/en de Staatsreijelimi of constitulie des Rijks.
eerste afdeel1ng.
Misdaden en wanbedrijven, betrekkelijh tot de uitoefening der buryerschapsregten.
109. Wanneer een of meer burgers, door middel van zamen-rotting, dadelijkheden of dreigementen, verhinderd zullen zijn hunne burgerschtpsregten uit te oefenen, zal ieder der schuldigen gestraft worden met eene gevangenzetting ten minste voor zes maanden, en ten hoogste voor twee jaren, en met ontzetting van het regt van stemgeving en stembaarheld, gedurende ten minste vjjf en ten hoogste tien jaren.
110- In geval deze misdaad gepleegd is geworden, ingevolge van een beraamd opzet, bestemd om het z(j door het gansehe Rijk, het zjj in een of meer departementen, hel zij in een of meer gemeente-ringen (arrondissements communaux) ten uitvoer ee-bragt te worden, zal de straf in uitbanning bestaan.
quot;UI- ieder burger, die bij eene stemming belast zijnde met het opnemen van de stembriefjes der burgeren, betrapt zal worden deze stembriefjes te vervalschen, of eenige van die te verduisteren, of daar eenige bij te voegen, of op de briefjes van ongeletterde stemgeregfigden, andere namen te schrijven dan hem opgegeven zyn, zal met de kaak gestraft worden.
112. Alle andere personen, die zich aan de feiten in het vorig artikel uitgedrukt, schuldig maken, zullen gestraft worden met eene gevangenzetting ten minste voor zes maanden, en ten hoogste voor twee jaren, en met de ontzetting van het regt van stemming en stemhaar te zijn gedurende ten minste vijf, en ten hoogste tien jaren.
'113. leder burger, die in de verkiezingen eene stem, voor welk eenen prijs ook, gekocht of verkocht heeft, zal gestraft worden met ontzetting van de regten van burger en van alle openbare ambten of bedieningen, ten minste voor vijf en ten hoogste voor tien jaren.
Bovendien zullen de verkoopor en de kooper der stem, ieder tot eene hoele veroordeeld worden, ten bedrage van de dubbele waarde van helgene gegeven of beloofd is.
tweede afdeel1ng
Daden, die de vrijheid aanranden.
114 Wanneer een openbaar ambtenaar, een agent of in eenigen post aangestelde van de hooge Regering, eenige daad van willekeur en waardoor inbreuk geschiedt, het zij op de persoon-
i. ï. li. li. ran de misdaden lenen de slcalsregclinq. 51
lükc vrijheid, het zij op de burgerschapsregten van een' of meer Imrgers, het zü op de Staatsregeling van het RUk, hevelen of gepleegd zai hehljen, zal hij tot de straf van ontzetting van de hurgerschapsregten veroordeeld worden. (Sr. li.)
Indien hü echter zijn lied rijf door het hevel van zUne hoogeren in zaken tot derzelver gezag behoorende, en waarin hij hun volstrekte gehoorzaamheid verschuldigd was, regtvaardigen kan, zal hy van de straf vrijgesteld zijn, die in dat geval, alleen aan degenen, die het hevel gegeven hehhen, opgelegd zal worden.
115. Indien het een Minister is. Idle zulk eene daad, als in het vorig artikel vermeld wordt, bevolen of gepleegd heeft, en hg, na de aanzoeken h(j art. 63 en «7 van het raadsbesluit van den 28 lloréal van het jaar XII vermeld, deze daden weigert of verzuimt binnen de termijnen bü datzelfde raadsbesluit bepaald, te doen herstellen, zal hy met uitbanning gestraft worden.
116. In geval de Ministers, beklaagd van tot de daad met de Staatsregeling strijdig hun bevel of gezag verleend te hehben, voorgeven, dat de hen bezwarende onderteekening bij verrassing verkregen is, zullen zij verpligt zijn, de daad doende ophouden, dengenen aan te geven, dien zij schuldig aan deze verrassing verklaren; hij gebreke waarvan zij persoonlijk vervolgd zullen norden. (G. 159. Sv. 318 v.)
117- De schaden en interessen, die ter zake van de inbreuken hij art. 114 vermeld, uitgewezen zouden mogen worden, zullen, het zy bü de strafvordering, hel zij hü wege van civiele regtsvordering, geeischt en naar gelange van de personen, de omstandigheden en het geleden nadeel, geregeld worden, zonder dat echter in eenig geval, en wie ook de verkorte of verongelijkte persoon zyn mag, deze schaden en interessen beneden de 23 franken voor lederen dag van onwettige en willekeurige hech tenis, en ten aanzien van ieder persoon, gesteld mogen worden. (Sv. 231.)
118. In geval de daad, strydig met de Staatsregeling, geschied is op eene valsche naamteekening van Minislers of andere openbare ambtenaren, zullen de handdadigen aan de valsche naamteekening en die daarvan met voorweten gebruik gemaakt hehhen, met dwangarbeid voor eenen tijd gestraft worden, waarvan alsdan altijd het hoogste (het maximum) opgelegd zal moeten worden. (Sr. 147.)
quot;119- De openbare ambtenaren met de regerings- of regts-policie betast, die weigerig of nalatig zyn aan een' wettigen opeisch (of reclamatie), strekkende om van onwettige en willekeurige hechtenissen te doen biyken, het zy in de huizen ter bewaring van verzekerde personen, het zij elders, te voldoen, en die niet zullen doen hlgken dezelven aan hooger gezag aangegeven te hebben, zullen gestraft worden met ontzetting van de hurgerschapsregten, en tot de schaden en interessen gehouden zyn, welke geregeld zullen worden, als hy artikel 117 gezegd is. (Sr. 42.)
120 Wanneer de cipiers en opsluiters der bewaar-, gijzel-, gevangen- of strafhuizen eenen gevangene innemen, zonder he-
22 in. boek. Van dc misdaden, en can hct slrulfen derz.
■velschrift of vonnis, of zonder bij voorraad gegeven last van dc hooge Regering; wanneer zij hem vasthouden of weigeren te vertoonen aan den policle-ambtcnaar of die deszelfs bevel toonl, zonder le doen blijken van het verbod van den keizerlijken procureur of van den regter; wanneer zij weigeren hunne gevan-genlü^l aan den poiicie-ambtenaar te vertoonen, zullen zij, als schuldig aan willekeurige hechtenis, gestraft worden met gevangenzetting voor den lijd van zes maanden tot twee jaren, en eene geldboete van zestien tot tweehonderd franken. (B. iitl. R. 21, 00quot;.)
'121. Vis schuldig aan ambtsmisdaad, zullen met ontzetting van de burgerschapsregten gestraft worden, alle ambtenaren van regtspolicie, alle procureurs-generaal of keizerlijke procureurs, alle plaatsvervangers, alle regters, die een vonnis, een bevelschrift, of eenen last, het zij gevorderd, het zij gegeven of geteekend zullen hebben, strekkende lot persoonlüke vervolging of beschuldiging, het zij van eenen Minister, het zij van een lid van den Senaat, van den Staatsraad of van het wetgevend ligchaam, zonder daartoe gemagtigd te zijn als bij de Staatsregeling is voorgeschreven; of die buiten het geval van bevinding op heeler daad of van den openbaren kreet, zonder op gelijke wijze daartoe gemagtigd te zijn, het bevel of den last tot het gevangennemen of in hechtenis stellen van eenen of van meer Ministers of leden van den Senaat, van den Staatsraad of van liet wetgevend ligchaam, gegeven of geteekend zullen hebben. (G. 139. Sv 318 v.)
122. Desgelijks zullen met ontzelUng der burgerschapsregten gestraft worden; de procureurs-generaal of keizerlijke procureurs, hunne plaatsvervangers, de regters of openbare ambtenaren, die iemand vastgezet zullen hebben of hebben doen vastzetten buiten de plaatsen, door de hooge Regering of duur hel regeringsbewind bepaald; of die eenen burger zullen hebben betrokken voor een hof van zitlingen of voor een hijzunder ge-regtshof, zonder dat hü vooraf wettig in staat van beschuldiging gesteld is geworden. (Sv. 12i v.)
DIJIUlE AFDEELIXU.
Xamcnspanning der ambtenaren.
123. Alle gemeene beraming van maatregelen, die met de wellen strijdig zün, hel zij door de vereeniging van personen of ligchamen aan wie eenig gedeelte van bet openbaar gezag is toevertrouwd, het zy doorafgevaardigdenofondeiiingeverslaiid-houding, zal gestraft worden met gevangenzetting ten minste voor twee, len hoogste voor zes maanden van lederen schuldigen; en zal deze bovendien veroordeeld mogen worden tol ontzetting van de burgerschapsregten en van alle openbare ambten, 'ten langste voor tien jaren tijds.
124. Wanneer er dour de hierboven uitgedrukte middelen, maatregelen beraamd zijn geworden tegen de uitvoering der wellen of tegen de hevelen der hooge Regering, zal de straf zijn, uitbanning.
i. T li. H. Van de misdaden tegen de sluulsreuelimi. SS
Indien deze geineene beraming plaats beeft gevonden tusschen de burgerlijke niagten en de ligcbamen, die tot bet krijgswezen bebooren of derzolver boofden, zullen de aanleggers of belijders daarvan met wegvoering naar een oord van ballingscbai) gestraft, de andere scbuldigen uitgebannen worden.
125- In geval deze gemeene beraming eene zamensimnning tegen de inwendige veiligheid van den Staat ten oogmerk of uitwerksel beeft, zullen de scbuldigen met den dood gestraft en bunne goederen verbeurd verklaard worden. (G. 135.)
'126 Sebuldigaan ambtsmisdaad {forfaiture) zullen zijn, en met ontzetting van de burgerscbapsregten gestraft worden;
De openbare ambtenaren, die bij beraadslaging besloten zullen hebben, hun ontslag te nemen, waarvan bet oogmerk of gevolg zoude zgn, dat daardoor het zij de bediening der regtsult-oefening, bet zij de vervulling van ecnigen dienst, hoegenaamd ook, verhinderd of opgeschort wierd.
VIEUUE AFUEE1.1.VÜ.
Aatmaliaingen van de adminislralieee m nylcrtijlic niagten.
quot;127- Schuldig aan ambtsmisdaad zullen zijnen met ontzetting vande burgerscbapsregten gestraft worden;
lu. l)e regters, procureurs-generaal of keizerlijke procureurs of hunne plaatsvervangers en de policie-ambtenaren, die zich eenige uitoefening van de wetgevende magt aangematigd zullen hebben, het zij door reglementen te maken,die wetgevende verordeningen inhouden, het zij door de werking van eene of meer wetten op te houden of op te schorten, bet zij door te raadplegen of de wetten afgekondigd of in werking gebragt zullen worden.
■2quot;. De regters, de procureurs-generaal of keizeiiükeprocureurs of bunne plaatsvervangers, de ambtenaren der regts-poliele, die bunne magt zouden mogen zijn te buiten gegaan met zich In zaken van regeringsbewind te steken, liet zij door hel uitvoeren der bevelen van de administratieve maglen te verbieden, of die, toegelaten, of bevolen hebbende, leden of bewindslieden der regering uithoofde van de uitoefening hunner bedieningen te dagvaarden, in de uitvoering van bunne vonnissen of bevelen van dagvaarding zouden mogen volhard hebben, niettegenstaande de tenietdoenlng, die daar tegen uitgesproken of de strijdigheid (het konjlihl) van gezag, die bun aangezegd zou mogen zijn. (A. 12. Sb. 1822, n». 44; 184S, iio. 20.)
128- Ue regters, die op eene door het administratief gezag uitdrukkelijk gedane elgenlng of opeisching van eene voor hen gebragte zaak, echter, zonder de beslissing van bet booger gezag af te wachten tot bet uitwijzen van vonnis zouden mogen overgegaan zyn, zullen gestraft worden, ieder met eene geldboete van ten minste zestien, ten hoogste honderd en vijftig franken.
De ambtenaren van het openbaar ministerie, die de gezegde uitwijzing van vonnis gevorderd of daartoe van concluslën ge-
2i in. boek. ran de mixdaden, en van het slra/fen derz.
dienil zullen hebben, zullen met dezelfde straffe bebo, t worden.
129 De straf van regters, die na eene wettige tegenbetui-ging tier in de zaak belanghebbende partijen of van het administratief gezag, buiten last van de hooge Regering, bevelen of lastbrieven verleend of gegeven zouden mogen hebben, tegen deszelfs agenten of bewindslieden, beklaagd wordende van misdaden of wanbedrtiven in de uitoefening hunner bedieningen begaan, zal hoofd voor hoofd eene boete van ten minste honderd, ten hoogste vijfhonderd franken zgn.
Dezelfde straf zal den ambtenaren van het openbaar ministerie of de policie-ambtenaren, die de gezegde bevelen of lastbrieven gevorderd zouden mogen bebben, opgelegd worden.
'130 De prefekten, onder-prefekten, maires en andere administrateurs of bestuurders, die zich op de wijze als hü het eerste nominer van art. 127 vermeld is, eenig bedrijf van wetgevende magt aangematigd zullen hebben algemeene besluiten te nemen,slrekkende om aan degeregtshoven, vierscharen of gereg-ten eenig gebod of verbod, van wat aard ook, aan te kondigen, zullen met ontzetting van de burgerschapsregten gestraft worden. (A. 12.)
131. Wanneer deze bestuurders of administrateurs inbreuk doen op de regterlijke bedieningen, door zich de kennisneming aan te matigen van bijzondere regten en belangen, die van de onderhoorigheid der geregten zgn, en zy na de tegenbetuiging der partijen of van eene van die, de zaak echter besassen, alvorens bet booger gezag uitspraak gedaan hebbe, zullen zij met eene geldboete van ten minste zestien, len hoogste honderd en vijftig franken gestraft worden.
DERDK HOOFDSTUK.
Misdaden en wanbedryven ter/en de openbare rust.
(Vastgesteld den IGden van Sprokkelmaand 1810. Afgekondigd den 26sten van dezelfde maand.)
eerste afdeeling.
fan valschheid.
ratsctie munt.
DROXSBEHfi, de re monetali, inprimis de teqibus el dehetismoiie-
tahbus, horumque poenis (Traj. 1828), p. 150—184.
132 VI wie de gonden of zilveren munt, in Frankrijk gangbaar en gewettigd, nagemaakt of vervalscht zal hebben, of deel zal hebben aan het in omloop brengen of uitgeven van gezegde nagemaakte of vervalschte munt, of aan het invoeren daarvan op het Fransche grondgebied, zal met den dood gestraft en züne goederen verbeurd verklaard worden. (Sb. 1830, n» 13.)
133. Die zoogenaamde biljoen of koperen munt, in Frankrijk gangbaar en gewettigd, nagemaakt of vervalscht zal hebben, of deel hebben aan het in omloop brengen of uitgeven van gezegde
1. T. ill. M. Misdaden en wanliedr. teqen de openb. rust. 25
nagemaakte of vervalschte munt, of aan het invoeren daarvan op liet Fransche grondRebieü, zal met eeuwigen dwangarbeid gestraft worden. (Sb. 183«, n». 13.)
134- Ai wie in Frankrijk vreemde munt nagemaakt of ver-valsciit zal hebben, of deel hebben aan het in omloop brengen, uitgeven of invoeren in Frankrijk, van nagemaakte or vervalschte vreemde munt, zal met dwangarbeid voor eonen tijd gestraft worden. (Sh. 183ü. no. 13.)
135 De deelhebbing in de voorgaande artikelen vermeld, is niet te verstaan van dengenen die, nagemaakte of vervalschte muntstukken voor deugdelijke munt ontvangen hebbende, dezelve weder uitgegeven hebben.
Echter zal diegene, die van gezegde siukken gebruik gemaakt mogt hebben, na derzelver ondeugdelijkheid Ie hebben onderzocht of doen onderzoeken, met eene geldboete gestraft worden, ten bedrage voor het minst van bet drievoudige, en ten hoogste van het zesvoudige van de som, welke de weder uitgegevene stukken uitmaken, doch zal deze boete in allen gevalle niet minder dan zestien franken mogen bedragen.
136- Al wie kennis gedragen zullen hebben van eene valsche munterij of van eenige bewaarplaats van namaaksels of verval-schingen van eenige gouden, zilveren, biljoen of koperen, in Frankrijk gangbare en geweltigde munt, enhetgene zij daarvan weten, niet binnen de vier en twintig uren aan de administratieve autoriteiten of die van regtcrlgke policie aangegeven hebben, zullen ter zake van dit niet aangeven alleen, en zelfs in gevalle zij vrij bevonden mogten worden van alle medepligtigheid, met gevangenzetting voor den lijd van eene maand tot twee jaren toe, gestraft worden.
137- Van deze laalste bepaling zullen echter uitgezonderd zün de bloedverwanten in op- en nedergaande linie, echtgenoo-ten, zelfs na de ontbinding des huwelijks en broeders en zusters der schuldigen of de aangehuwden van dezen in gelijke graden. (Sr. 380.)
138- De schuldigen aan de misdaden bij artikel 13-2 er. 133 gemeld, zullen vry van straf zijn, indien zij vóór het volvoeren dezer misdaden en vóór alle vervolging, de gestelde magten daar kennis van geven, en de daders aangegeven zullen hebben, of, zelfs na den aanvang der vervolgingen, hel in hechtenis nemen der andere schuldigen Ie weeg gebragt zullen hebben.
Zij zullen echter levenslang, of voor eenen lijd, onder hel hijzonder loezigt der hooge policie gesteld mogen worden.
Namaken can de Slaafszcqels, bankbriefjes, openbare schuldbrieven of papieren, geldswaarde hebbende, of keur- of papier-stempels, ijk- en soortgelijke merken.
molster. Iets neer hel namaken en des bewust gebruik maken van
bijzondere merken van eene oprigting can kooph. (Amst. 1S52)
'139. Die hel. zegel van den Staat nagemaakt, of van het nagemaakt zegel gebruik gemaakt zullen hebben ;
2U ui. BuiiK. Van de misdaden, cn Dan hel stra/len der:.
Die, liet zij pa [lieren, geldswaarde hebbende, duor do Staats schatkist onder haar zegel (timbre) uitgegeven, het zij briefjes van door de wet bekrachtigde banken, nagemaakt of vervalscht, ot van deze nagemaakte of vervalschte papieren en bankbriefjes gebruik gemaakt, of dezelve binnen den omtrek van het Fran-sche grondgebied ingevoerd zullen hebben;
Zullen mei den dood gestraft, en hunne goederen verbeurd verklaard worden. {G. liiü. Sr. 103. Sb. 183S, no. 29.)
140- Die, het zij een of meer nationale zegels of sleinpels (timbres), hetzij de Stautsktoppers dienende tol de boschmer-ken, het zij den stempel of de stempels, dienende lot hel keurmerken van goud of zilver, nagemaakt of vervalscht zullen heii-ben, of gebruik gemaakt hebben van valsclie of vervalschte papieren, effecten, zogelsteinpeis, kloppers, of keurstèmpels, zullen met dwangarhe'd voor eencn tijd gestraft worden, waarvan in dit geval, allijd het hoogste (hel maximum) zal worden opgelegd. (Sr. 103.)
141. Met hel tuchthuis zal gestraft worden, al wie zich op eene onbehoorlijke wijze meester gemaakt hebbende van de echte kloppers of stempels, dienende ten gebruike als bij artikel tiO is uitgedrukt, daarvan eenig gebruik gemaakt zal hebben ten nadeele van de regie» of belangen van den Slaat.
142 Uie de merken, geschikt om van wegens de hooge Ke-gering de verschillende soorten van waren of koopmanschappen te merkteekenen, nagemaakt of van die valsche merken gebruik gemaakt zullen hebben;
Die hel zegel, den stempel of bet merk van eenigerhande gezagvoerend persoon of ligchaam, of van eenige bijzondere op-rigting van bank of koophandel, nagemaakt of van de nagemaakte zegels, slempels of merken, gebruik gemaakt zullen hebben ;
Zullen met hel tuchthuis gestraft worden. (Sr. Itgt;3.)
'143. Met de kaak zal gestraft worden, al wie zich op eene onbehoorlijke wijze meestergemaakt hebbende van dj echte zegels, stempels, of merken, dienende tot eene der bestemmingen als by artikel 142 is uitgedrukt, daarvan gebruik gemaakt zal hebben ten nadeele der regten of belangen van den Staat, van eenig gezagvoerend persoon of ligchaam of zelfs van eenige bijzondere op- of inrigting.
144- Hetgene by artikel 130 lot 13S verordend is, is ook van toepassing op de misdaden bij artikel 139 gemeld.
s5 III.
yan valschlieid, in openbare of authentieke geschriften, cn geschriften van koophandel of bank, nepleegd.
145. Ieder ambtenaar of bekieeder van eene openbare bediening, die in de verriglingeii tol zijnen post behoorende, eene valschheid begaan zal hebben ;
Het zij door valsche hanilleekening;
Het zij door verandering van de akten, geschriften, of hand-teekeningen;
Het zij door onderschuiving van valsche personen;
1. T. UI. U. Misdaden en wunbcdr. lenen de openb. rasl. i'
Het zij door by- ol tusschenscliryvingen te doen op registers of andere openbare akten, r.adal zij opgemuakl of gesloten zijn;
Zal gestraft worden met eeuwigen dwangarbeid. (li. tiio;; S\. 28!» v.)
146. Desgelijks zal niet eeuwigen dwangarbeid gestraft worden, ieder ambtenaar of bekleeder van ecnen openbaren posl, die in het opmaken van akten tot zijnen post beboorende, liet wezen of de omstandigheden daarvan bedriegelijk veranderd zal bebten, het zij door andere overeenkomsten te schrijven, dan door de partijen schriftelijk of mondelgk opgegeven zgn, het zij duor valsehe feiten als waar, of niet erkende feiten als erkend te staven. (K. l'JOU v. R. 1quot;G v.)
147. Met dwangarbeid voor eenen tijd zullen gestraft worden, aiie andere personen, die in authentieke en openbare geschriften of in geschriften van koophandel of in hankschriften, eene valsctheid gepleegd zullen hebben;
Het zij door bet namaken of veranderen van geschriften of handteekeningen;
Het zij door verzinning van overeenkomsten, beschikkingen, verbindtenissen of bevrijdingen, of door dezelve naderhand in deze akten in te lasschen;
Het zij door hijvoeging tol, of verandering van bedingen, verklaringen of feilen, die deze akten muesleii inhouden en doen blijken, (ti. K. tno, 208, 210, 221. Sr. Kil, 103.)
148 'n de gevallen bij deze tegenwoordige onderafdeeling uitgedrukt, zal degene, die zich van valsehe akten bediend zal hebben, met dwangarbeid voor eenen lijd gestraft w orden. (Sr. 1GJ.)
149. Van de vorenstaande verordeningen, worden uitgeslo ten, de valschheden in paspoorlen en in reisorders, {feuille do ruule) begaan, waaromtrent hierna in het bijzonder voorzien zal worden. (Sr. 133 v.)
gt;5 IV.
run vulschheid onderhandsch geschrift.
150 Al wie op eenige wüze, hij artikel liquot; uitgedrukt, eene valschheid in onderhandsch geschrift begaan zal hebben, zal met het tuchthuis gestraft worden. (B. 1!)12 v. Sr. 16ö.)
151. Met dezelfde straf zal gestraft worden, die van het valsehe stuk gebruik zat hebben gemaakt. (Sr. 103.)
152 Van bovenstaande verordeningen worden uitgesloten de valsehe getuigschriften {certificaten) waarvan hierna gesproken zal worden. (Sr. 159.)
5 V.
I'an valschheid in paspoorten, reisorders en (jeluiu-schriften [of certificaten) gepleend.
153. Al w ie een valsch paspoort zal maken, of een echt paspoort vervalschen, of zich van een valsch of vervalscht paspoor
28 in. boek ran de misdaden, en van hel straffen derz
bedienen, zal met ten minste een jaar, en ten hoogste vijfjaren gevangenzetting gestraft worden. (Sr. 149.)
154. Al wie in een paspoort eenen . Ischen naam aannemen zal ol als g;tuige medegewerkt zal hebben, om het paspoort onder eenen valschen naam te doen alleveren, zal gestraft worden met eene gevangenzetting van drie maanden tot een jaar.
De herbergiers en logementhouders, die voorbedachtelijk, de bij hen intrek genomen hebbende personen, onder valsche of verkeerde namen te boek zetten, zullen gestraft worden met gevangenzetting van len minste zes dagen en ten hoogste eene maand. (S. i'ö.)
155. De openbare ambtenaren, die aan iemand, dien zij niet persoonlijk kennen, een paspoort afleveren, zonder zijnen naam en zijne kwaliteiten door twee bij hen bekende burgers te hebben laten bevestigen, zullen gestraft worden met eene gevangenis van eene tot zes maanden.
In geval de openbare ambtenaar, van de valschheid van den naam onderligt zijnde, het paspoort onder den valschen naam uitgegeven beeft, zal hij met uitbanning gestraft worden.
156. VI wie eene valsche reisorder maakt, of eene echte reis-order vervalscht, of zich van eene valsche of vervalschte reisorder bedient, zal gestraft worden, te weten ;
Met gevangenzetting ten minste voor een jaar, en ten hoogste voor vijf jaren, in geval hef valsche reisblad geen ander oogmerk gehad heefl, dan de werkzaamheid van het openbaar gezag te misleiden.
Met uitbanning, in geval de openbare schatkist den houder van de valsche reisorder reiskosten betaald beeft, die hem niet verschuldigd waren, of die hooger liepen'dan hetgene hij vorderen mogt; alles echter mits beneden de honderd franken.
En met het luchthuis, in geval de sommen, door den houder onverschuldigd ontvangen, honderd franken of daar boven be-loopen. (Sr. 163, 281.)
157. De straffen, by het vorig artikel gesteld, zullen, volgens de daarbij gestelde onderscheidingen, opgelegd worden aan een ieder, die zich door den openbaren beambte, een reisblad onder eenen valschen naam heeft doen afleveren.
158- In geval de openbare ambtenaar, hg het afgeven van het ;reisl)lad, van de valschheid van den naam onderrigt was, zal hij gestraft worden;
In hel eerste geval bi) artikel ISü gemeld, met uitbanning-,
In het tweede geval van hetzelfde artikel, mei het tuchthuis;
En in het derde geval, met dwangarbeid vooreenen tijd,
159- leder een, die om zich zelven of een anderen van eeni-gen openbaren dienst hoegenaamd, te bevrijden, op naam van eenen genees- of heelmeester of ander soortgelijk ambtenaar (officier de santé), een getuigschrift (of certificaat) van ziekte of ongemak maakt, zal met gevangenzetting van twee tot vijf jaren gestraft worden.
160 Ieder arts, heelmeester, of ander soortgelijk ambtenaar als hoven, die om iemand te bevoordeelen, valsche getuigenis
I. T. ui. H. Misdaden en ivanbedr. tenen deopenb.rusl. i!t
See 11 van ziekten uf ongemakken, geschikt otn van eenen open baren dienst te bevrijden, zal met eene gevangenzeltlns van twee tot vijf jaren gestraft worden.
In geval hij door gaven ot beloften daartoe overgehaald is, zal hij met uitbanning gestraft worden, en die hem door hunne gaven of beloften daartoe bewogen hebben, zullen, in dit geval, met dezelfde straf gestraft worden. (Sv. 71. Sr. rgt;9.)
161. Al wie op naam van eenig openhaar ambtenaar, een getuigschrift (of certificaat) maakt, het zy van goed gedrag, armoede of andere omstandigheden, geschikt om de goedwilligheid van de hooge Regering of van byzondere personen, ten behoeve van den daarhy genoemden persoon in te roepen, en hem eene plaats, vertrouwen of onderstand te bezorgen, zal gestraft worden met eene gevangenhouding van zes maanden tot twee jaren.
Dezelfde straf zal opgelegd worden, tu. aan dengenen, die een echt getuigschrift van dezen aard vervalscht,om voor eenen anderen te dienen dan voor wien het was afgegeven ; 2quot;. aan al wie zich van het valsche of vervalschlegetuigschrift bedient (R.858.)
162- De valsche getuigschriften (of certificaten) van allen anderen aard, en waaruit, het zij verkorting van derde personen, het zy nadeel voor de openbare schatkist zou mogen voort-vloeijen, zullen gestraft worden naar hetgene, volgens de verordeningen hij de derde en vierde onderafdeeling dezer afdeeling plaats zal vinden. (Sr. lis v., löfl v.)
ALGEMEEXE BEI'ALLYGEX.
163- De oplegging der straffen, gesteld tegen diegenen, die gebruik gemaakt hebben van nagemaakte valsche of vervalschte muntspeciën, briefjes (of biljetten), zegels, zegelslem pels, kloppers, keur- of merkstempels, merken en geschriften, zal geen plaats vinden, zoo dikwijls de valschheid, aan dengenen, die er gebruik van gemaakt heeft, onbekend is geweest. (Sr. 13», 118, 151.)
164- In alle gevallen,waarin destraf des misdryfsvan valschheid niet vergezeld gaat van verbeurdverklaring der goederen, zal tegen de schuldigen eene geldboete gewezen worden, waarvan hel hoogste (of maximum) zal mogen gebragt worden lot het vierde deel van het onwettig voordeel, hetgene uit de begane valschheid getrokken of beoogd was le trekken door de daders, de medepligtigen, of die zich van het valsche stuk bediend hebben. Het laagste (of minimum) van deze boete zal niet heneden de honderd franken mogen zijn. (Sr. HO v.)
165 leder falzaris, die, het zij tot dwangarbeid voor eenen tijd, hel zij zelfs lot het luchthuis veroordeeld wordt, zal het brandmerk ondergaan. (Sr. 20.)
TWEEDE AFDEEL1NG.
Van de ambtmisdaad (forfatture), en de misdaden en wanbedrijven der openbare beambten, in de waarnemimj hunner posten.
166. Alle misdaad door eenen openbaren beambte in de ver-rigtingen van zijnen post begaan, is eene amhtsmisdaad.
30 in. nnEK. ran de misdaden, en van het straffen derz.
167. Alle amblsmisrtaad, waarop de wet geene zwaardere straffen stelt, wordt gestraft met ontzettinR van de hurgersrhaps-regten (Sr. 42, i3.)
168 De liloote wanliedrijven, «tellen de lieambten niet in amtitsmisdaad.
s I.
rati verduisteringen o/ ontvreemdingen van geld of goed door
openbare beambten met ontvangsten en bewaringen heiast.
169 Alle ontvangers, of met eenigen ontvang belaste personen, alle openbare bewaarliouders, of die in bunnen post wegens gelden verantwoordelijk zijn, die eenige penningen aan bet publiek of liüzondere personen beboerende, of eenige papieren voor geld strekkende, of ook eenige bescheiden, verbindtenissen, akten of roerende goederen, die uithoofde\an bunnen post in bunne handen waren, verduisterd of aan bunne bestemming onttrokken zullen hebben, zullen met dwangarbeid voor een' tijd gestraft worden, in geval de verduisterde of onttrokkene zaken boven de drieduizend franken in waarde bedragen. (Sr. 172, JM. iOS.)
170. De straf van dwangarbeid voor eenen tyd zal desgelijks plaats hebben, hoe groot of klein de som of waarde der verduisterde of onttrokkene gelden of zaken ook wezen mag, indien deze som of waarde een derde deel uilmaakt of te boven gaat, van de ontvangsten of in bewaring gegevene som of waarde, in geval van eenmaal ontvangene of in bewaring gegevene gelden of zaken: van den borgtogt, in geval van een ontvang of eene bewaring die aan eenen aan borgtogt onderhevigen post verknocht is; en van den gemeenen maandelykschen ontvang in geval van eenen ontvang die uit op elkander volgende ontvangsten bestaat en aan geenen borgtogt onderhevig is. (Sr. 172.)
'171 'n geval de verduisterde of onttrokkene waarde beneden de drie duizend franken, en wijders beneden de bepalingen van het vorig artikel is, zal de straf in eene gevangenzetting van ten minste twee, en ten hoogste vijf jaren bestaan, en de veroordeelde zal bovendien onbekwaam verklaard worden om ooit eenige bediening waar te nemen. (Sr. 42.)
172. In de gevallen hg de drie vorige artikelen vermeld, zal altijd ten laste van den veroordeeldeeenegeldboete gewezen worden, waarvan het hoogste (het maximum) botvierde deel en het laagste (het minimum) bel twaalfde deel der teruggaven en schadeloosstellingen bedragen zal. (Sr. 169 v.)
173. Ieder regter, openbaar bewindvoerder, ambtenaar of be-kleeder van eene openbare bediening, die de akten en bescheiden, welke hij als zoodanig in bewaring had,of die hem terzake van zünen post overgegeven of medegedeeld zijn, vernield, onderdrukt, verduisterd of weggemaakt zal hebben, zal met dwangarbeid voor eenen lijd gestraft worden.
Alle agenten, bewindvoerders, of kommiezen, het zij van de hooge Regering, hel zg van openbare bewaarhouders, die zich
I. T. m. H. Misdaden en wauhedr. feijen de openb. rust. :il
aan dit verduisteren of onllrekken scliuldig gemaakt hebhen, zullen aan de straf onderworpen zijn. (R. il. Sr. 2S'i.)
« II.
Fan knevelarijen en afpersingen door openbare ambtenaren begaan.
174 -Alle openbare ambtenaren of poslbekleeders, bunne kommiezen of bewindvoerders, alle ontvangers van regten, schattingen, opbrengsten, lastgelden of inkomsten van den Staat of van eenige gemeente, en bunne kommiezen of bewindvoerders die zirb scbuidig gemaakt zullen bebben aan de misdaad van knevelarij, door bevel te geven tot bet ontvangen of door te vorderen of te ontvangen, betgene zij wisten niet verschuldigd te zgn of het verschuldigde te buiten te gaan, bet zij dan als regten, scbattingen, opbrengsten; lastgelden of inkomsten, bel zij als loongelden of wedden, zullen gestraft worden; namelijk, de ambtenaren of openbare poslbekleeders met hel tuchthuis; en hunne kommiezen of bewindvoerders, met gevangenzetting voor ten minste twee, en ten hoogste vijf jaren. De schuldigen zullen bovendien in eene geldboete verwezen worden, waarvan hel maximum een vierde, en het minimum een twaalfde deel van de teruggaven en schaden en interessen zal moeten bedragen. (B. 1185, 9°, 1193.)
^ 111.
ran de wanbedrijven van ambtenaren, die zich in zaken of ondernemingen, met hunnen post onbestaanbaar, gemencid zullen hebben.
175. AJIe ambtenaren of die eenen openbaren post beklee-den, alleagenten van de hooge Regering, die, het zij openlijk, het zij door gesimuleerde handelingen, hel zy door tusschen-komst van anderen, eenig belang hoegenaamd genomen of aangenomen zullen hebhen in verriglingen, aannemingen, ondernemingen of bebeeringen, waarvan of waarover zij ten tijde van de verrigting, in het geheel of ten deele, het bewind of het toe-zigt hadden, zullen gestraft wrorden met eene gevangenzetting van len minste zes maanden en ton hoogste twee jaren en in eene geldboete verwezen worden, die het vierde deel der teruggaven en schadeloosstellingen niet te boven zal mogen gaan, noch beneden het twaalfde zijn.
ZU zullen bovendien onbekwaam verklaard worden, om ooit eenigen openbaren post te bekleeden of waar te nemen.
Deze verordening moet toegepast worden op elk ambtenaar of agent van de hooge Regering, die eenig belang, hoe genaamd, genomen heeft in eene zaak, waarin hij, met het verleenen van bevelschrift ter betaling, of met het vereffenen belast was. (B. 1185, 1193. Sr. 42.)
176 Ieder bevelhebber over eenige militaire afdeeling of van eenige plaats of stad, en ieder prefekt of onder-prefekt, die binnen den ring der plaatsen waar hy regt van gezaguitoefening
32 in. boek. ran de misiliiilen, en can het slra/fen dert.
been, het zy openlyk, liet zij iluor gesimuleerde handelingen, het zy door middel of tusscbcnkomst van anderen, koophandel in koren of andere granen, meel of meelachlige veldvruchten, wü-nen of andere dranken, gedaan of gedreven zal hehhen, anders dan voor zoo verre het voortbrengsel van züne eigene goederen zgn, zal gestraft worden met eene boete van ten minste vijfhonderd, en ten meeste tien duizend franken, en met verhejrdverklaring der waren, aan dezen handel toehehoorende. (B. 1185, 1193. Sr. 11.)
si IV.
Fan de omkoopinq der ope nbare ambtenaren.
hanlo, de leer der omkoopimj van ambtenaren rohjens rroeijere
en hedend. wetgeving (Leid. 1807).
'177 Alle openbare ambtenaren, het zij van de administratieve of regterlijke magt, alle agenten of bewindvoerders van eenig openbaar bestuur, die eenige aanbiedingen of beloften aangenomen, of eenige gaven of geschenken ontvangen zullen hebben tot hel doen van eenige zelfs regtmatigeverrigting van hunnen post of hun ambt,doch aan welkegeene betalingverknocht is, zullen met de kaak gestraft en in eene geldboete verwezen worden ten bedrage van het dubbeld der waanle van de door hen aangenomen beloften of ontvangene geschenken, zonder dat dezelve peldboeje minder dan twee honderd franken zal mogen zijn.
Deze verordening .;ioel toegepast worden op ieder am blenaar, agent of bewindvoerder van de bier-hoven uitgedrukte hoedanigheid, die om aangenomene aanbiedingen of beloften, of ontvangene gaven of geschenken, zich onthouden zal hebben van iets te doen dat zijn pligt medebragt (Sv. 437 v.)
178- In geval de omkooping een misdadig feil tot voorwerp mogt hebben, zwaardere straf medebrengende dan de kaak, zal deze zwaardere straf den schuldigen opgelegd worden.
'179 Al wie eenen ambtenaar, agent of bewindvoerder, van de hoedanigheid by artikel 177 uitgedrukt, by wege van dadelijkheid of bedreiging gedwongen zou mogen hebben of getracht hebben te dwingen of hem door beloften, aanbiedingen, gaven of geschenken, omgekocht zou mogen hebben of getracht hebben om Ie koopen, ten einde, hel zu een gunstig berigt, hel zij processen-verbaal, staten, getuigschriften of waarderingen, strydig met de waarheid, het zij posten, bedieningen, toewijzingen, ondernemingen ol andere voordeden, hoegenaamd ook, of eindelijk, eenigerhande andere ambts- of dienstverrigting van hem te verkrygen, zal met dezelfde straf gestraft worden als do omgekochte ambtenaar, agent of bewindvoerder.
Indien echter de pogingen tot dwang of omkooping geenerlei uitwerking gehad hebben, zullen de daders van deze pogingen eenvoudig met eene gevangenzetting van ten minste drie, en ten hoogste zes maanden en eene geldboete van honderd tot drie honderd franken gestraft worden.
180. Nooit zal aan den omkooper teruggave geschieden van
I. T. in. H. Misdaden en wanbedr. lei/en de openb. rust. 33
het duor hem gegevene, noch van de waarde daarvan. Het zal ten hehoeve der Godshuizen der plaats, waar dc omkooping geschied is, verbeurd verklaard worden. (Sv. II.)
181. In geval het een regter, in zaken van misdaad regt sprekende, of een gezworene is, die zich heeft laten omkoopen, het zü dan ten voordeele, het zij ten nadeele van den beschuldigde, zal hij, behalve de geldboete bij artikel 177 gesteld, met bet tuchthuis gestraft worden.
182- In geval de omkooping ten gevolge gehad beeft eene veroordeeling tot zwaardere strafte, dan bel tuchthuis, zal die zelfde straf, welke het dan ook zijn mag, aan den regter of gezworene, die zich heeft laten omkoopen, opgelegd worden.
quot;183 .'Vile regters of bestuurders, die zich uit toegenegenheid of vijandschap voor of tegen iemand bepaald hebben,zullen schuldig zijn aan ambtsmisdaad en met ontzetting van de burger-schapsregten gestraft worden. (K. 30, Sr. 351. Sr. 42, 13.)
S V.
Van misbruik van ijczag.
EERSTE SOOKT.
Fan misbruik van gezag jegens bijzondere personen.
v. D. velden. Hel geheim der brieven aan de beginselen van
slaals- en slrafregl geloelsl. ('s Gravenbage 185«.)
184- leder regter, ieder procureur-generaal of keizerlijk-procureur, ieder plaatsvervanger, ieder bewindvoerder of elke andere ambtenaar van regtsgezag of policie, die zich buiten de gevallen of zonder inachtneming der vereisebten, bij de wet bepaald en voorgeschreven, in de woning eens burgers ingedrongen zal hebben, zal gestraft worden met eene geldboete van let; minste zestien, en ten hoogste twee honderd franken. (G. 153. Sb. 1853, nquot;. S3.)
185. leder regter of geregt, ieder bewindvoerder of bewind-voerend gezag, welke, onder welk voorwendsel ook, al ware het van het stilzwijgen of van de duisterheid van de wet, na daartoe gedane vordering aan partijen liet verschuldigde regt weigert, en na waarschuwing of vermaning van zijne boogeren, in deze weigering volhardt, zal vervolgd mogen worden en zal gestraft worden met eene geldboete van ten minste twee honderd en ten hoogste van vijfhonderd franken, en met ontzegging van de waarneming van openbare posten, van vijf lot twintig jaren toe. (A. 13. R. Hl', v.)
186. Wanneereen ambtenaar of die eenen openbaren post bekleedt, een bewindvoerder, agent of die van wege de Hooge Regering of van wege de policie over iels gesteld is, iemand, die met de uitvoering van bevelen van regters of vonnissen belast is, een hoofdbevelhebber of onderbevelhebber van den gewapen-den arm, In de uiloefening of ter gelegenheid van de uitoefening van zijnen post, zonder wettigen grond, jegens iemand geweid beeft gebruikt of heeft doen gebruiken, zal hij naar den aard
vin. 3
35 ui. miEi». Iran de misdaad, en eau hel slra/[an derz.
en de zwaarte van zijne gewelddadigheden, en met verzwaar van de straf, achtervolgens den regel hij artikel I!)8 hierna gesteld, gestraft worden. (Sr. WJ v.)
187. Alle terughouding, alle opening van lirie^n, die aan de pesterij betrouwd zijn, welke begaan of bevorderd zou mogen n orden door eenen ambtenaar of agent van de Hooge Regering, of van het bestuur der posterijen, zal met eene geldboete van zestien tol drie honderd franken gestraft worden. De schuldige zal bovendien van alle openbare bediening of ambt ontzei worden, voor ten minste vyf en ten iiongstc tien jaren. (G. IS1)
TWEEDE SOORT.
/'(m misbruik van gezay jegens de ahjemeenc zaak.
188- Al wie openbare poslen hekleeden, alle agenten of van wegens de Hooge Regering over iels gestelde personen, van welken slaat of rang liet zijn moge, die het te werk stellen of gebruiken van dcMi gewapenden arm gevorderd of gelast zullen hebben of zullen hebben doen vorderen of gelasten, het zy tegen de uitvoering van eene wet of de invordering écner wettige belasting,het zij tegen het ten uitvoer leggen van een regterlük bevelschrift of last, of van eenig ander bevel van hel wetteUjk gezag, zullen met het tuchthuis gestraft worden. (Sr. 19(1 v., 209 v.)
189 In geval deze vordering of deze last, bare uitwerking gehad heeft, zal de straf in wegvoering naar een oord van ballingschap bestaan.
190. De stratlen, bij artikel 188 en 189 uitgedrukt, zullen niet nalaten opgelegd te moeten worden aan beambten of gestelde personen,die op lasl van hunne hongeren gehandeld hebben, behalve voor zoo verre die lasl door de laatstgemelden gegeven is ten aanzien van voorwerpen van hunne onderhoorigheid, en waaromtrent volstrekte gehoorzaamheid aan ben verschuldigd was: in dit geval zullen de hier-boven gestelde straffen niet dan aan de hoogeren, die dezen last het eerst gegeven hebben, opgelegd worden. (Sr. Ui v.)
191- In geval er, ten gevolge van de gezegde lastgevingen of vorderingen, andere misdaden ontstaan, die met zwaardere straffen gestraft moeten worden dan bü artikel 188 en 189 zgn uiige drukt, zullen deze zwaardere straffen op de beambten, agenten of gestelde personen, die aan deze lastgevingen of aan het doen dezer vorderingen schuldig zijn, toegepast worden.
Van eenige wanbedrijven betrekkelijk het houden der akten van den burgerlijken stand.
192 De ambtenaren, over het houden van de akten van den burgerlijken stand gesteld, die hunne akten op bloote losse bladen ingeschreven zullen hebben, zullen gestraft worden met eene gevangenis van ten minste eene, en ten hoogste drie maanden, en met eene geldboete van zestien tol trvee honderd franken. (B. 27. R. 854.)
193. quot;Wanneer de wet. tot krachtliebbing van een huwelijk.
I. T. ill. II. Misiladen en vntibeilr. leqen deopenb. rus!. 33
de toes lemming van vader, moeder of andere personen vercischl en de amblcnaar van den liurserlijken stand zicli van liet wer-kelük liestaan dezer toestemming niet verzekerd lieefl, zal hij gestraft worden met eene geidiioete van zesiien lol driehonderd franken, en eene gevangenzetting van len minste zes maanden, ten hoogste een jaar. (B. 45, »2 v., 12(i, liü.)
194- De ambtenaar van den liurgeriyken stand zal desgelijks met zestien tot drie honderd franken geldboete gestraft worden, wanneer hij eene huwciijks-akte van eene vrouw, die reeds te voren getrouwd is geweest, vóór den tijd, hij artikel -228 van het Kurgeriijk Wetboek gesteld, aangenomen (gepasseerd) zal heh-ben (li. ill, 12«, 137, 155.)
195- De straiten, hy de vorige artikelen legen de ambtenaren van den burgerlijken stand gesteld, zullen hun opgelegd worden, ook zelfs dan, wanneer de nietigverklaring van hunne akten niet gevorderd, of de nietigheid zelfs door het later gebeurde weggenomen zou mogen zijn. Alles onverminderd de zwaardere straffen, in geval van bedriegelijke zamenheuling (of collusie) voorgeschreven en onverminderd ook de overige strafbepalingen van den vijfden titel van het eerste Hoek des Burgerlijken Welhoeks, (B. 137.)
{gt; VII.
I'an het onwettig uitoefenen van het openbaar nezarj voor de verkregeiie of na de verlorene bevoendheiil daartoe.
196. leder openhaar beambte, die in bediening van zijnen post treedt, zonder den eed afgelegd te hebben, zal vervolgd worden, en met eene geidiioete van zestien tot honderd en vijftig franken gestraft worden. (K. O. 19. Sb. 1838, n». 3B.)
197. Ieder openhaar beambte, die wettig van zijnen posl verlaten, afgezet of in of van de waarneming daarvan opgeschort of ontzet zijnde, na daarvan de behoorlüke (olficiOle) kennis bekomen te hebben, melde iiiloefenlng zunerbediening voortvaart of die, voor eenen lijd verkoren of aangesteld zijnde, daarin voortvaart, nadat een ander in zijne plaats is gesteld , zal gestraft worden met eene gevangenis van ten minste zes maanden en ten hoogste twee jaren, en eene geldboete van honderd tot vijfhonderd franken. Alle openbare bediening zal hem ontzegd worden voor den tgd van ten minste vyf, en ten hoogste tien jaren, te rekenen van den dag, dat hü zijne straf ondergaan zal hebben. Alles onverminderd de zwaardere straffen, bij artikel 93 van dit Wetboek, ten aanzien van de ofllneren en krijgsbevelhebbers gesteld.
MJZONDEIIE BEI'AUKG.
198- Buiten de gevallen, waarin de wet de stralfen der misdaden of wan bed rijven, die door openbare beambten begaan worden, afzonderlijk regelt, zullen de zoodanlgen onder hen als zich aan andere misdaden of wanhedrgven, tegen welke zy ver-pligt waren te waken en ze te bedwingen, medepligtig mogten maken, gestraft worden als volgt;
30 in. r.OEK. run de misdaden, an can hel sira/fcn ilerz.
In gcvnl van een IjocI^ tra lie lijk wanbedrijf, zullen /ij altijd liet maximum van de straf aan die soort van wanbedrijf verknocht, ondergaan;
En in geval van misdaad, lyfstrallen mcèbrengende, zullen zy veroordeeld worden, namelgk:
Tot het tuchthuis, zoo de misdaad ten opzigle van alle an-oeie schuldigen, de straffe van uitbanning of van de kaak medebrengt;
Tot dwangarbeid vooreenen tijd, zoo de misdaad ten opzigtc van alle andere schuldigen, de straf van het luchthuis medebrengt.
En lot eeuwigen dwangarbeid, wanneer de misdaad ten op-zigte van alle andere schuldigen, de straffe van wegvoering naar een oord van ballingschap of van dwangarbeid voor oenen tijd medebrengt.
Behalve in deze genoemde gevallen, zal de straf zonder verzwaring opgelegd v orden.
DERDE AFUEELING.
Fan de verstoriny der openbare orde door (j eest dijken in de waarneming van hunnen dienst.
h'an de overtredingen, die den burgerlijken stand der personen in gevaar zouden kunnen brengen.
199- Elke gecstelüke of kerkleeraar van eenig Godsdienst-genootschap, die tot bet bedienen der godsdienstige plegtigheden van een huwelük overgaat, zonder dal hem behoorlijk gebleken is van eene huwelijks-akte, vooraf bij de ambtenaren van den burgerlijken stand aangegaan, zal voor de eerste reize met eeno geldboete van zestien lot honderd franken gestraft worden. (H. i:)G.)
200- In geval van nieuwe overtredingen van den aard als bij liet vorig artikel uitgedrukt, zal de geestelijke, die dezelve begaan heeft, gestraft worden, namelijk;
Bij het eerste weder-overtreden, met eene gevangenzetting van twee tot vijfjaren:
En bij het tweede, met wegvoering naar een oord van ballingschap. (Sr. 58.)
S II.
Van de berispingen, bestraffingen of opzettingen, die tegen het openbaar gezag gerigt worden in eene openlijk gehoudene herderlijke rede of leerrede.
201- Alle geestelijken, van welk Godsdienst-genootschap ook, die in de waarneming of uitoefening van hunnen dienst, en in eene openbare vergadering, eene rede zullen houden, behelzende eenige bestraffing of berisping van de Hooge Kegering, van eene wet, van een keizerlijk besluit of van eenige andere akte of daad van het openbaar gezag, zullen gestraft worden met eene gevangenzetting van drie maanden tot twee jaren.
). T. in. li. Misdaden en waubedr. leyen de openh. rust. 3quot;
202- In geval do rode oene roglstreeksclio opzoUing tot on-goboorzaamheid aan do wellon of andere bevolen van het openhaar gezag behelst of strekt, om een godoelte der ingezetonon tegen do anderen te doen opstaan of in de wapenen to hrongen, zal do goostclijkc, die dezelve gelioudon hooft, gestraft worden met oone gevaiigenzettiDg van twee tot vijf jaren, bijaldien deze opzetting geonerlei gevolg heeft gehad, en met uitbanning, zou zij werkelijk ongehoorzaamheid, docii geene, die tot oproer of opstand is overgegaan, bewerkt beeft. {Sr. 91, 102.)
203. Wanneer er een oproer of opstand uit gevolgd is, waarvan de aard eene zwaardere strafdan van uitbanning tegen eenen of meer der schuldigen doet plaats grgpen, zal deze laatste straf, hoedanig zij dan ook wezen mag, aan den geestelijken, die zich aan de opzetting schuldig gemaakt heeft, opgelegd worden. (Sr. 92, 9« v., 20B, 31:1.)
« 111.
fan de berispingen, beslra/ftngen nf opzetlimjen, die tegen het openhaar gezag gerigt worden, bij een herderlijk geschrift.
204- lilk geschrift, herderlijke onderwijzingen behelzende, in w elken vorm dit zijn moge, en waarin een geeslelijke van eenig Godsdienst-genootschap zich aangematigd zal hebben, bet zgde Hooge liegerlng, bet zij eenige daad van bet openbaar gezag te herispen of te bestraffen, zal de straf van uitbanning voor den geestelijke, die het uitgegeven zal hebben, na zich slepen. (Sr. 201.)
205. In geval het geschrift, bij het vorig artikel gemeld,eene regtstreeksche opzetting tot ongehoorzaamheid aan de wetten of andere hevelen van het openbaar gezag behelst, of strekt om een gedeelte der ingezetenen tegen de anderen te doen opstaan of in de wapenen te brengen, zal do geestelijke die bel uitgegeven zal hebben, met wegvoering naar een oord van ballingschap gestraft worden. (Sr. 91.)
206 Wanneer de opzetting in het geschrift vervat, een oproer of eenen opstand ten gevolge gehad hoeft, waarvan de aard zwaardere straffe dan van wegvoering naar een oord van ballingschap, tegen eenen of meer der schuldigen doet plaats grijpen, zal deze straf, welke zü dan ook zijn moge,aan den geestelijke, der opzetting schuldig,opgelegd worden. (Sr. 92,90 \v 313.)
S IV.
J'an de eerstandhouding der geestelijken van een Godsdienst-genootschap, met buitenlandsche hoven of mogendheden,
over zaken van Codsdienst.
207. leder geestelijke van eenig Godsdienst-genootschap, die over bedenkelükheden of zaken van godsdienst, met een buiten-landsch hof of mogendheid in verslandhouding getreden is, zonder daarvan vooraf des Keizers minister, die met het toezigt over den eeredienst belast is, onderrigt te hebben, en zonder van denzelven daartoe gemagtigd te zijn, zal te dier zake alleen,
:t« mi. r.oEK. fan de misdaden, ca van het xlralfen der:.
met eene geldboete van bonderd tot vijf hondeid fnuiken, en eene gevangenzetting van eene maand lot twee jaren, gestraft worden.
208 In geval de verstandhouding, bjj bet vorig artikel gemeld, verzeld of gevolgd is geworden, van andere bedrijven, strijdig met de uitdrukkelijke verordeningen of voorschriften van eene wet of van een besluit des Keizers, zal de schuldige met uitbanning gestraft worden; ten ware editor de straf uit den aard dezer bedrijven voortvloeiende, zwaarder mogt zijn, in welk geval deze zwaardere stralïe alleen opgelegd zal worden. (Sv. •207.)
VIERDE AFDEEL1NC.
Wederstand, onyehoorzaamhiiid, en andere pligtverzuimen jegens het openbaur ijczaij.
gt;5 I.
h'citelijke wederspamtgheid {rebellie).
huizimia. Juris quaestiones (Gron. lS3i). (Ju. Ima, de crimine in specie sic diclo rebettionis ud art. 20i(—212 C. 1'. F. - Opmerk. en Mededeel., IV, blz. 130—lil, \lll,lilz. 181—ISO. 209. Alle aantasting, alle gewelddadige en feitelijke wederstand jegens bedienende beambten (officiers minislériels), de veldof boschwachters, den gewapenden arm, degenen, die over do invordering der schatlingen en opbrengsten gesteld zijn, derzel-ver deurwaarders, degenen, die over de inkomende en uitgaande regten (douanes of tollen) gesteld zijn; degenen die eene gereg-telüke bewaring voeren (sequesters); de ambtenaren of agenten der regeringspolicie of regtspolicie, wanneer zij ter uitvoering der wetten, der bevelen of bevelschriften van bet openbaar gezag, of der regterlijke bevelen of vonnissen handelen, wordt, naar de omstandigheden, misdaad of wanbedrijf van wederspan-nigbeid verklaard, (li. 17quot;'i v. R. «03. Sr. 'JO, 188 v.)
210- Wanneer dit gepleegd is door meer dan twintig gewapende personen, zullen de schuldigen met dwangarbeid voor eenen tyd gestraft worden ; en zoo er geen voeren van geweer bü plaats gehad heeft, zullen zij met het tuchthuis gestraft worden. (Sr, 101, 21i.)
211- Zoo de wederspannigheid gepleegd is door eene gewapende vereeniging of zamenrotting van drie of meer, tot twintig personen ten hoogste, zal de straf in liet luchtbuis bestaan. Zoo er geen geweervoeren bij plaats gehad heeft, zal de straf in eene gevangenzetting van ten minste zes maanden en ten hoogste twee jaren bestaan. (Sr. 218.)
212- Zoo de wederspannigheid slechts van een of twee per-onen, met wapenen, gepleegd is, zal zü gestraft worde» met
eene gevangenzetting van zes maanden lot twee jaren; en zoo zg zonder geweer of wapenen plaats heeft gehad, met eene gc-vangmzetting van zes dagen tot zes maanden. (Sr. 218.) 213. In geval van wederspannigheid met zamenrotting, zal
i. T. ui. il. Misdaden en wanhedr. teyen de openh. rust. 39
het lOUsle arlikel van ilit Wetlioek-toepasselUk zijn opdczaam-geroltenen zonder gezag of posl in de liende, die op de eerste waarschuwing van het openhaar gezag terug getreden zijn, of zeifs later, in gevai zij niet op de plaats derwederspannigheids-pieging, en zonder nieuwen wederstand of wapenen, ge\at worden.
214 Viie vereeniging van personen tot pleging van eenemisdaad of wanbedrijf, wordt voor gewapende zanienrotting of vereeniging gerekend, wanneer meer dan twee personen zigthare wapenen voeren. (Sr. 101.)
215. Diegenen, die van verborgene wapenen \uorzieii inog-ten zijn, en deel hebben in eene zanienrotting ot vereeniging, die niet voor gewapend gerekend wordt, zullen, ieder \oilt;;' zich,gestraft worden alsof zü tot eene gewapende zamenrotting of vereeniging behoord hadden. (Sr. 101.)
216. De daders der misdaden en wanbedrijven, gedurende of ter gelegenheid van eene wederspannigheid gepleegd, zullen gestraft worden met de stratfen tegen ieder dezer misdaden gesteld, in geval deze straiten zwaarder zijn, dan die van de wederspannigheid zelve. (Sv. -lin.)
217. Vis schuldig aan de wederspannigheid zal gestraft worden, al wie daartoe opgezet zal hebben, het zü door redenen in openbare plaatsen ol bgeenkomsten gevoerd, hel zij door aangeslagene plakkaten, het zij door gedrukte geschriften.
In geval het lot geene wederspannigheid gekomen mogt zgn, zal de opzetter gestraft worden met eene gevangenzetting van ten minste zes dagen, en ten hoogste een jaar. (Sv. 102, 28:').)
218. In alle gevallen, waarin ter zake van het plegen van wederspannigheid, eene bloole straf van gevangenzetting gewezen wordt, zullen de schuldigen bovendien tot eene geldboete van zestien tot twee honderd franken veroordeeld mogen worden.
219. Als vereeniging of zamenrotting van wederspannigen zullen gestraft worden, zoodanige vereenigingen of zamenrollin-gen als met uf zonder wapenen geschied en verzeld gegaan zullen zijn van gewelddadigheden of drelgemenlen tegen het rege-ringsgezag, de poiicie-ambtenaren uf agenten, of den gewapen-den arm;
1°. Door ambachtslieden of daghuurders, in de openbare werkplaatsen of tabrijken;
4quot;. Door personen in de godshuizen toegelaten ;
3quot;. Door beklaagde, beschuldigde of veroordeelde gevangenen.
220. De straf ter zake van wederspannigheid aan de beklaagde, beschuldigde of veroordeelde gevangenen wegens andere misdaden of wanbedrijven opgelegd, zal door hen ondergaan moeten worden, te weten:
Door diegenen, die wegens misdaden of wanbedrijven, waarover zij gevat z(jn, lot eene straf, die noch doodstraf, noch eeuwigdurend is, verwezen zijn, of verwezen zouden mogen worden, onmiddellijk na het uiteinde dezer straf;
En door anderen, onmiddellijk na bet vonnis in hoogst ge-
ilgt; ill. boek. ran dc misdaden, on van het straffen den.
Tvgsde, waarbij zjj vrijgesproken of ontslagen zouden mogen zgn, wegens liel feil, waarover zij geval waren.
221- De lioofilen van eene wederspannigheid, en die daarloe opgezel Iioblien, zullen veroordeeld mogen worden, om na het uiteinde van hunne straf ten minste vijf, en ten hoogste tien jaren onder het bijzonder toczlgt der hooge policie te blijven. (Sr. Si v.)
S II.
Jieleedhjinnen en ijeweldplegingen tei/en dengenen, die met hel openbaar ijezag bekleed zijn en die de openbare magt in handen hebben.
222 Wanneer eonen of meer magistraatspersonen van het regeringshestuur of regtsbewind, in de waarneming van hunne bediening, of ter ge'egenheid van die waarneming, eenige beiee-diging in woorden bestaande, wordt aangedaan, strelikende om hunne eer of kiesehheiil aan te tasten, zal degene, die hen dus-lt;lanig beleedigt, met eene gevangenzetting van eene maand lot twee jaren gestraft worden.
Indien die beleediging plaats heefl ter rolle of bij de teregtzit-ting van een hof, regtbank, of geregl,zal de gevangenzettingvan twee tol vijf jaren zijn. (li. 2«. Sv. ;tO(i. Sr. tquot;».)
223- öe beleediging door gebaarden of dreigementen jegens eenen magistraatspersoon, In de waarneming zijner bediening of ter gelegenheid van die waarneming gedaan, zal gestraft worden met van eene maand lol zes maanden gevangenzelling; en in geval de beleediging plaats heefl ter rolle of bij de leregtzitling van een bof, regtbank of gerept, zal zij gestraft worden met gevangenzelling van eene maand lot twee jaren.
224. He beleediging mei woorden, gebaarden of dreigementen aan eenig bedienend beambte (officier ministeriel), of een de gewapende magt in banden hebbend agent, in de waarneming of ter gelegenheid van de waarneming zijner bediening aangedaan, zal gestraft worden met eene geldboete van zestien lollwee honderd franken. (Sr. 227 )
225- De straf zal van zes dagen tot eene maand gevangenzetting zijn, in geval de beleediging, bij bet vorig artikel gemeld, legen eenen bevelhebber van de gewapende magt geschied is.
226- In geval van artikel 222, 223 en 223, zal d» beleediger, boven en behalve de gevangenzetting, verwezen mogen worden om, hel zij ter naaste rolle of teregtzitting, hel zij hij geschrifte, herstelling te doen, en zal de gevangenzetting tegen hem gewezen, niet gerekend worden, dan van den dag, dat de berstelling geschied is. (K. 1409 v.)
227- In geval van artikel 224, zal de beleediger desgelgks, boven en behalve de geldboete verwezen mogen worden tot hel doen van herstelling aan den heleedigde, en zoo li ij daarin vertraagd of weigerig is, zal hy daartoe bij aantasting van persoon genoodzaakt worden. (R. 585.)
'228 VI wie, zelfs zonder wapenen, en zonder dal er kwel-
l. T. ui. ii. Mmhiiien en wanbedr. tegen ilc openb.ru/tt. J!
suren uit ontstaan zgn, eeucn magistraatspersoon in de waarneming zijner bediening, of ter gelegenlieid van die waarneming, geslagen zal liebljen, zal met eene gevangenis van twee tot vijf jaren gestraft worden.
In geval deze feitclüklieid voorgevallen is ter rolle of hij de teregtzitling van een liof, regtbank of geregt, zal de schuldige met de kaak gestraft worden. (R. 37, Sv. :inlt;t.)
229- In het eene en het ander geval, bij liet vorig artikel uitgedrukt, zal de schuldige bovendien veroordeeld mogen worden, om zich voor den lüd van vyf lol tien jaren van de plaats, waar de magistraatspersoon zijnen post bekleedt, en zulks op eenen afstand van twee myriameters, te verwijderen.
Deze veroordeeling zal hare uitvoering moeten hebben van den dag af, dat de veroordeelde zijne straf ondergaan zal hebben.
In geval ile veroordeelde dit bevel, vóór hel uileinde van den bepaalden lijd, verbreekt, zal hij mei uitbanning gestraft worden.
'230. De gewelddadigheden van de soort, bij artikel -228 uitgedrukt, tegen een bedienenden ambtenaar (ofTicier minislériet), eenen' agent van de gewapende magt of eenen burger, die met hel bedienen van eenen openbaren dienst belast is, begaan wordende, zullen, In geval zij voorvallen onder of ter gelegenheid van bet waarnemen van hunnen dienst, met eene gevangenzetting van eene tot zes maanden gestraft worden.
231. In geval de gewelddadigheden tegen de ambtenaren en agenten, bij artikel -228 en iSO vermeld, bloedstorting, kwetsing of ziekte voortgebragt hebben, zal de straf hel tucbtliuis zijn; in geval er binnen de veertig dagen de dood uit volgt, zal de schuldige mei den dood gestraft worden. (Sr. 309.)
232- In geval zelfs deze gewelddadigheden geene bloedstorting, kwetsing of ziekte veroorzaakt mogten hebben, zullen de slagen met het tuchthuis gestraft worden, zoo zij met voorbedachten rade of verraderlijk zijn toegebragt. (Sr. 311.)
233- In geval de kwetsuren tot die soort behooren, die het kenteeken van den doodslag dragen, zul de schuldige met den dood gestraft worden. (Sr. Mi.)
$ III.
ireigerimj van toellelyk verscliuldigden diens!.
234- leder bevelhebber, oflicier of onder-olticior van den ge-wapenden arm, die, na wettelijke vordering door het burgerlijke (of civiele) gezag, geweigerd zal hebben, de magt onder zijn bevel slaande in het werk te stellen, zal gestraft w orden met eene gevangenzetting van eene tot drie maanden; onverminderd de civiele vergoedingen, die naar luid van artikel 10 van dit Wetboek, verschuldigd zouden mogen zijn. (H, 1I8quot;gt;.)
235 De strafw etten en verordeningen ten aanzien der op-schrijvingen lot den krijgsdienst (militaire conscriptie), zullen voortgaan hare uilvoering le hebben. (Sb 181quot;, n» 1.)
236 De getuigen en gezworenen, die zich van eene valsch
12 in. liuEK. l'un de misdaad, en van hel slruifen der:.
Keblcken oiitschuldiging liedienil zulle» lieLben, zullen, boven en Iieliulve de geldboeten op het niet vcrscliijnen gesteld, lot eene gevangenzetting van zes dagen tot twee maanden verwezen worden. (Sv. 1quot;7 v.)
i IV.
OiitkomiiKj of onlvluyling van gevangenen en verberging van misdadigers.
237- Zoo dikwijls er eene ontkoming of ontvlugting van gevangenen plaats beeft, zullen de deurwaarders de hoofd- of onderbevelhebbers, het zij van de gendarmerie, het zy van de gewapende magt die tot geleide dient of de posten bezet, de cipiers, gevangenbewaarders, opsluiters en alle anderen, die over het geleiden, overbrengen of bewaren der gevangenen gesteld zyn, gestraft worden als volgt.
238- Bijaldien de ontkomene beklaagd was wegens wanbedrijven van policie of wegens misdaden aan bloot onteerende straffen onderworpen of indien bij krijgsgevangen was, zullen degenen, die over zijne bewaring of geleide gesteld zijn, in geval van onachtzaamheid, met eene gevangenzetting van zes dagen tot twee maanden gestraft worden.
In geval van oogluiking, met eene gevangenzetting van zes maanden lol twee jaren.
Diegenen, die, niet de bewaring of het geleide van den gevangene niet belasl zijnde, zijne ontkoming le weeg gebragt of bevorderd zullen hebben, zulleu met zes dagen lot drie maanden gevangenzetting gestraft worden. (Sv. 173. Sr. 2ii.)
239. Bijaldien de onlkonien gevangenen of een van die, wegens eene misdaad, van dien aard dal zij eene Igfstraire vooreenen tijd zou mogen medehrengen, beklaagd of beschuldigd of lol eene dezer strallen veroordeeld was, zal de straf dergenen, die over de bewaring of hel geleide gesteld zijn geweest, ingeval van onachtzaamheid, in gevangenzetting van twee tol zes maanden bestaan.
In geval van oogluiking, in het luchthuis.
Degenen, die niet met de bewaring van de gevangenen belast zijnde, de ontkoming te weeg gebragt of bevorderd zullen hebben, zullen met eene gevangenis van drie maanden tul twee jaren gestraft worden. (Sr. iii, i'iT.)
240- Bijaldien do ontkomenen of een van hen, wegens misdaden van dien aard, dat zjj doodstraffe of eeuw igdurende straffen zouden mogen meebrengen, beklaagd of beschuldigd of lot eene dezer strallen veroordeeld zijn, zullen hunne geleiders of bewaarders met een of twee jaren gevangenis gestraft worden, in het geval van onachtzaamheid; en met dwangarbeid voor eenen tijd, in hel geval van oogluiking.
Die niet met het geleiden of bet bewaren belast zijnde, dc ontkoming bevorderd of te weeg gebragt zuilen hebben, zullen met eene gevangenzetting van ten minste een jaar, en ten hoogste vijf jaren gestraft worden. (Sr. ili, 247.)
241. Bijaldien de ontkoming geschied of beproefd is gewor-
I. T. in. H. Misdaden en wanbedr. leijen de npejib. rust, i.'i
den door middel van geweld of met uit- of Inbreken der gevangenis. zullen de straffen dergenen die haar, door liet verschaffen van de daartoe geschikte werktuigen hevorderd hebben, in het geval dat de onlkomene in de bepalingen viel van artikel -238, in drie maanden lot twee jaren gevangenis bestaan.
In het geval van artikel 239, in twee of vijfjaren gevangenis-en in geval van arlikei 210, in het luchthuis. (Sr. DO.)
242. ■ Bijaldien in al de hier-boven gemelde gevallen, derde liersonen die de ontkoming te weeg gehragt of bevorderd heli-ben, daarin geslaagd zijn door middel van het onikoopen der ci-pieren of gevangenbewaarders, of bij oogluiking met dezeiven, zullen zij met dezelfde straffen ais gezegde cipiers en gevangenbewaarders gestraft worden. (Sr. 11'. v.)
243- In geval de ontkoming door middel van breken of geweld bevorderd is geworden, door toevoering van wapenen, zuilen de bewaarders en geleiders, die daar deel aan hebben, met eeuwigen dwangarbeid en andere personen met dwangarbeid voor eenen lijd gestraft worden.
244- Vile die ten aanzien van de onlkoming van eenen gevangene oogluiking gepleegd zouden mogen liebhen, zullen hoofd voorhoofd en ieder op zicii zeiven voor het geheel, onder de benaming van schaden en interessen, verwezen worden in al datgene, dat de civiele tegenpartij van den gevangene regt had legen hem te verkrijgen. (15. 13IS. Sv. 37S.)
245- Wat betreft de gevangenen, die door middel van uitbreken of door geweld ontkomen zouden mogen zijn of getracht zouden mogen hebben te ontkomen, deze zullen te dier zake alleen, met zes maanden tot een jaar gevangenzetting gestraft worden en deze straf dadelijk ondergaan na het uiteinde van de straf der misdaad of des wanhedrUfs waarvoor zij gevangen waren, of we!, dadelijk na hel vonnis, waarbij zij van deze misdaad of dit wanbedrijf vrijgesproken of ontslagen zouden mogen worden. Vlies, onverminderd de zwaardere straffen, waarin zij wegens andere misdaden, die zij in hunne ge-weldoelening zouden mogen begaan hebben, vervallen kunnen z'jn. (Sr. 3.)
'246. Ad wie ter zake van het bevorderen der onlkoming of der pogingen lot onlkoming van eenen gevangene, tot eene gevangenzetting van meer dan zes ina-inden veroordeeld wordt, zal bovendien onder liet bijzonder toezigl van de hooge policie gesteld mogen worden, voor den lijd van vijf tol tien jaren.
247- De straffen van gevangenis, hierboven tegen de geleiders of bewaarders in het geval van bloole onachlzaambeid gesteld, zullen geene plaats hebben, wanneer de onlkomenen op nieuw gevut of terug gehragt zullen zijn, mits dit binnen de vier maanden der ontkoming voorvalle en zij om geen later begane andere misdaden of wanbedrijven geval zijn geworden. (Sr. 23», 210.)
24S- Diegenen, die personen verbergen of doen verbergen, welke zij welen misdaden van iijfstraffelijken aard begaan le hebben, zullen ten minste met drie maanden, en len hoogste met Iwee jaren gevangenis geslrufl worden.
'li in. koek. ran lir misdaden, en vim hef slra/fen derz
Van deze verordening worden uitgesloten de naastbestaanden in de op- of nedergaande linie, de man of vrouw, zelfs na eclit-scheiding, de broeders of zusters der verborgen gehoudene misdadigers, of hunne aangebuwden in denzelfden graad. (Sv. 188. Sr. «1, :J80.)
? V.
Opbrekinfi van verzegelingen en onllrekking of wegneming van slakken uil de openbare bewaringen.
249 Wanneer eene verzegeling verbroken is geworden, die, liet zij op hevel van de llooge Regering, bel zij in gevolge van oen reglerlijk hevel, in welke zaak ook verleend, geschied is, zullen de daarover gestelde bewaarders of oppassers, wegens hioote onachtzaamheid met zes dagen tot zes maanden gevangenzelling gestraft worden. (K. 78quot;. R. (iöS v., «7quot;gt;, 88quot;).)
250 In geval hel verbreken der verzegeling geschied is ten aanzien van papieren en goederen van iemand, die wegens eene misdaad, doodstraffe, eeuwigen dwangarbeid of wegvoering naar een oord van ballingschap meührengcnde, beklaagd of beschuldigd, of tot eene dezer straffen veroordeeld is, zal de onachtzame bewaarder of oppasser met zes maanden tot Iwee jaren gevangenis gestraft worden.
251. Al «ie met voordacht, verzegeling van papieren of zaken van de hoedanigheid bij het vorig artikel uitgedrukt, verbroken of in het verbreken doel gehad zal hebben, zal met het tuchthuis gestraft worden; cn zoo het de bewaarder of oppas-sjr zelf Is, zal bij niet dwangarbeid voor eenen tijd gestraft worden.
252- Ten opzigte van alle andere verbrekingvan verzegeling, zullen de schuldigen met zes maanden tot twee jaren; cn zoo belde bewaarder of oppasser zelf is, mei twee tol vijf jaren gevangenis gestraft worden.
253. Alle diefstal met verbreking van verzegeling begaan, zal gestraft worden als diefstal met braak begaan. (Sr. 384, 393.)
254- Ten aanzien van bet verduisteren, vernielen, en wegnemen van stukken of papieren van Igfstralfelijke reglszaken of andere papieren, registers, akten cn goederen, in archieven, griftien of openbare bewaarplaatsen gelegd of aan eenen openbaren bewaarhouder in dezen zijnen post ter band gesteld, zullen de straffen tegen de onachtzame grilTiers, archivisten, notarissen of andere bewaarhouders in drie maanden tot een jaar gevangen-zettinL' en in eene geldboete van honderd lol drie honderd franken bestaan. (R. 182, 189, Sv. 103, -289.)
255. Al wie zich schuldig gemaakt zal hebben, aan het verduisteren, wegnemen of vernielen, bg het vorig artikel gemeld, zal met het tuchthuis gestraft worden.
In geval de misdaad het werk is van den bewaarhouder zeiven zal hij mei dwangarbeid voor eenen lijd gestraft worden. (Sr. 408.)
256. In geval bel verbreken der verzegeling, hel verduisteren, wegnemen of vernielen van stukken, met feitelijkheid te-
i. T. in. I!. Misdaden en wanbcdr. teijen dc opcni. rual. i.'i
gen de personen gepleegd is, zal de straf legen iedereen, in den dwangarbeid voor eenen tijd bestaan, onverminderd zwaardere straffen, zoo de zaak die meèbrengt, naar den aard der feitelijkheden en andere misdaden, die daarmede gepaard zouden mogen gaan. (Sr, 382.)
iS VI.
Itescltadiyinu van (ledenkslukhen.
van TUOJEN v. hulst. Iets over de beteelcenis der woorden:
aulres objels in art. ial. C. P. in Opm. en Meded. XVII. iilz
258 en v.
257 Al wie gedenkstukken, standbeelden en andere voorwerpen, die ten algemeenen nutte of versiering geschikt endoor het openbaar gezag of op goedvinden van hetzelve opgerigt zijn, vernield, omgeworpen, verminkt of beschadigd zal hebben, zal gestraft worden met eene gevangenzetting van eene maand lot twee jaren, en eene geldboete van honderd tot vijfhonderd fnuiken. (Sr. 137.)
«S VII.
slanmalifiinri van titels of bedieningen.
Over art. 4a!) Heglsgel. Adv. VI blz. iili v.
258. Al wie, zonder regt daarloe, zich in openbare ambten of posten, het zy burgerlijke of krijgsbedieningen gestoken of eene daad tot die posten behoorendc, verrigt zal hebben, zal gestraft worden met eene gevangenzetling van twee tot vijf jaren, onverminderd de straf van valschheid, bijaldien de daad het kenmerk dezer misdaad met zich brengt. (Sr. HS, 197,314.)
259. Al wie openlijk een kleed van onderscheiding (kostuum), uniform of een eerteeken gedragen zal hebben, dat hem niet toekomt of zich titels aangematigd zal hebben, waarover de Keizer beschikt, die hem niet wettig toegekend zijn, zal gestraft worden met gevangenzetting van zes maanden tot twee jaren. (Sr. 381. Sb. ISlü, 11°. 33, 17.)
$ VIII.
Inbreuken op de vrije Godsdienstoefening.
260 leder bijzonder persoon, die, bij wege van feitelijkheid of bedreiging, een of meer personen gedwongen of bi let zal heli-ben eene der openlijk toegeiatene godsdienstoefeningen, le ver-rigten, dezelve bij te wonen, zekere feesten te vieren, zekere rustdagen waar le nemen en diensvolgens hunne werkplaatsen, winkels of pakhuizen te openen of te sluiten en zekeren arbeid te doen of na te laten, zal le dezer zake alleen gestraft worden met eene geldboete van zestien tol tweehonderd franken en eene gevangenzelling van zes dagen tot twee maanden (G. ttii v. Sb. 1813, n°. 21.)
261. Die eenige godsdienstoefening belel, vertraagd of af-
ii) in. hoek. fan de misdaden, en van hel straffen derz.
gebroken zullen bebbcn door hel verwekken van beroeringen of wanorde in de kerk of andore lot die godsdienstoefening geschikte of werkelijk gebruikt wordende plaats, zullen gestraft worden met ecne geldboete van zestien lot driehonderd franken en ecne gevangenzetting van zes dagen tot drie maanden.
262 Al w ie, met w oorden of gebaarden, de voorwerpen van eenigen eeredienst, in de plaatsen tot deszelfs uiloefening geschikt of werkelijk gebruikt w ordende of wel de leeraars (of bedienaars) van dien eerediensl, in de waarneming hunner bediening, bespotting aangedaan zal hebben, zal gestraft worden mei eene boete van zeslien tot vijfhonderd franken en eene gevangenis van veertien dagen tol zes maanden.
quot;263. Al wie een leeraar (of bedienaar) van eenigen godsdienst in de waarneming van zijne bediening geslagen zal hebben, zal met de kaak gestraft worden.
264- Be verordeningen van deze onder-afdeeling zijn niet toepasselijk dan op beroeringen, beleedigingen of feitelijkheden, w ier aard of omstandigheden, achtervolgens de andere verordeningen van dit Welhoek, geene aanleiding geven tot zwaardere straffen. (Sr. tfll, .Ifl».)
vijfde afdeeung.
rerbindlenis van kwaaddoenérs, landloopery cn bedelarij.
Verbindlcnis ran kwaaddoeners.
265. Alle verhindtenis van kwaaddoeners tegen personen of goederen is eene misdaad tegen de openbare rust.
266- Deze misdaad bestaat zoudra er eene op- of inrigling van benden ol verstandhouding tusschen hen en hunne hoofden of bevelvoerders of eenige overeenkomst om rekening of verdeeling te doen van de buit der wandaden, plaats grijpt. (Sr. 87.)
267 W anneer deze misdaad van geenerlei andere vergezeld of gevolgd mogt zijn, zullen de aanleggers, bestuurders der verhindtenis en de opper- of onderbevelhebber dezer tienden, mei dwangarbeid voor eenen tijd gestraft worden.
268 Met hel luchthuis zullen gestrafl worden, alle anderen, die met eenigen dienst of die willens en wetens aan de benden of hunne verdeelingen, w apenen, wapentuig, werktuigen lol hel plegen van misdaad, herberg, schuilplaats of vergaderplaats verschaft zullen hebben. (Sr. «1, 99.)
Si II
Landloopery.
269 De landloopery is een wanbedrijf.
270. Landloopers of geboefte zijn diegenen, die noch vaste woonplaats, noch middelen van bestaan hebben en geenerlei ambacht of beroep gewoon zijn uit te oefenen. (15. 74.)
quot;271. I.andloopers of geboefte, die wettelijk voor zoodanig verklaard zijn, zullen te dier zake alleen met drie of zes maan-
I. T. III. H. Misdaden r.n wanbedr legen de npenb. rust. 47
den gevangenis geslrafl worden, en na het ondergaan van liunne straf, ter beschikking van de lloogc Regering blijven voor zooda-nigen tijd als zij bepalen zal, in aanmerking van hun gedrag.
■272- Be personen, die bü vonnis voor landloopers verklaard worden, zullen, in geval zij vreemdelingen zijn, op last van de Hooge Regering, buiten bel Rijksgebied gebragt mogen worden.
quot;273- De landloopers, die in Frankrijk geboren zijn, zullen na een vonnis, zelfs dal in kracht van gewijsde zaak is gegaan, op-geeischt mogen worden bij beraadslaging van den municipalen raad der gemeente, waarin zy geboren zijn ofdoor eenen genoegzaam gegoeden burger, verborgd mogen worden.
In geval de Hooge Regering den opelsch toeslaat of den borg-togt aanneemt, zullen de dus opgeeischte of verborgde personen op baar bevel, naar de gemeente, die ben opgeëischt of welke bun op verzoek van don borg lot verblijf gegeven zal worden, verzonden of gebragt worden.
5 III.
Bedelarij.
v. VOLLEXIIOVEX, Bedelarij. Verschil lusschen art. IH en
■21~i If. v. Strafr., in N.Jaarb., VI,blz. ito—iJS.
'274. Al ivie gevonden zal worden te bedelen in eeneplaats voor welke eene openbare inrigting lot voorkoming van bedelarij in stand is, zal met drie tot zes maanden gevangenis gestraft en na bel uileinde der straf in bet bedelaarshuis gebragt worden. (Sb. 181!), no. SO; 185i, n0. 100, art. B2 v.)
275. In de plaatsen, waar nog geene zoodanige inriglingen in stand zgn, zullen degenen, die bij gezonden lijve bun werk van bedelen maken met eene tol drie maanden gevangenis gestraft worden.
In geval zij builen hel kanton van hunne woning geval worden, zullen zij met eene gevangenis van zes maanden lol twee jaren gestraft worden.
276. Vlle bedelaars, zelfs niet van gezonden lijve, die dreigementen gebruikt zullen hebben of zonder verlof van den eigenaar of van iemand van den huize binnengetreden zullen zijn, bet zij in eene woning, het z.y in eene daartoe behoorende beslo-lene plaats;
Of die kwetsuren ofkranken veinzen;
Of die in verbinding bedelen, behalve man en vrouw, vader of moeder en hunne kleine kinderen of een blinde mei zijnen geleider;
Zullen mol gevangenis van zes maanden tot twee jaren gestraft worden. (G. 153.)
rerordemngen, zoo wel lol de landloopers als bedelaars behoorende.
277. Elk bedelaar of landlooper, die gevat wordt op eenige wijze vermomd zijnde;
Of geweer bij zich hebbende, schoon hy daar geen gebruik van gemaakt noch mode gedreigd mogt hebben;
48 in. boek. ran itc misdaden, en can hel strajfen dcrz.
Of vijlen, liakcn of andere werktuigen by zich helibende die geschikt zouden mogen zyn, het zij tot plegen van diefstallen of andere wanbedrijven, het zij om hem in staat te stellen van in de huizen te komen of door te dringen;
7,al gestraft worden met twee lot vijf jaren gevangenis.
278. Elk bedelaar of landlooper, die gevonden zal worden, eenig goed bij zich te hebben van meer dan honderd franken waarde, zonder te kunnen bewijzen hoe hii daaraan gekomen is, zal gestraft worden met de straf, by artikel -27G gesteld.
279. Elk bedelaar of landlooper, die eenige daad van geweld, hoegenaamd ook, jegens de personen gepleegd zal hebben, zal gestraft worden met het tuchthuis, onverminderd de zwaardere straffen, zoo er die vallen, naarmate van de soort en omstandigheden der feitelgkheid.
'280. Elk landlooper of bedelaar, die eene misdaad begaan zal hebben, de straf van dwangarbeid voor eenen tijd medebrengende, zal bovendien gebrandmerkt worden.
281. De straffen bü dit 'VVelboek gesteld tegen legenen, die zich van valsche getuigschriften, valsche paspoorten of valsehe reisorders bedienen, zullen altijd tot het hoogste (of maximum) in hare soort gebragt moeten worden, wanneer zij aan landloo-pers of bedelaars opgelegd worden. (Sr. 153 v.)
'282. De landloopers of bedelaars, die de straffen, bij de vorige artikelen gesteld, ondergaan zullen hebben, zullen, na het uiteinde dezer straffen, ter beschikking van de Hooge Regering blijven.
ZESIIE AFDEEL1NG.
ffanbedrijcen, bcyaan met yesckriflen, afbeeldimjen of prenten, zonder naam can schrijver, drukker of plaatsnijder verspreid.
v. hasselt. Beschouwing over hel voortdurend bestaan van art.
•283, -284 en 28!) JV. v. Strafr. (Amst. 1801).
283. Alle uitgaaf of verspreiding van gedrukte werken, geschriften, bekendmakingen, berigten, aanplak- of uithangbiljet-len, dagbladen, tijdschriften of andere, waarin de ware naam, het beroep en de woning van den schryver of drukker niet uitgedrukt is, zal te dier zake alleen met eene gevangenzetting van zes dagen lot zes maanden gestraft worden ; en zulks ten aanzien van ieder, die met zijn weten, lot de uitgave of verspreiding medegewerkt zal hebben. (O. 8. Sb. ISli, n0. 17; t8l(i, no. 51.)
284. Deze bepaling zal lot bloote policiestraffen gebragt worden ;
1°. Ten aanzien van de omroepers, aanplakkers, verkoopers of verspreiders, die den persoon van wien zij het gedrukte stuk hebben, bekend gemaakt zullen hebben;
■2°. Ten aanzien van ieder, die den drukker zal hebben bekend gemaakt;
3°, Ten aanzien zelfs van den drukker, die den schrijver zal hebben bekend gemaakt.
285- In geval het gedrukte stuk eenige opzetting tot misda-
I. T. HI. H. Misdaden en wanbedr. tegen de openb. rmi. lit
üen of wanbedrijven hehelst, zullen de omroepers, aanplakkers verkoopers en verspreiders als medepligtigen van den opzetter gestraft worden, ten zij zij diegenen bekend gemaakt hebben, van wie zu bet stuk, dat de opzetting behelst, bekomen hebben.
In geval van ontdekking, zullen zij sleebts in eene gevangenzetting van zes dagen tol drie maanden vervallen en de straf van medepligtigbeid zal niet toepasselijk blijven, dan op diegenen, die de personen, van wie zij het gedrukte stuk ontvangen hebben, niet bekend gemaakt zullen hebben en op den drukker, indien hy bekend is.
286 In al de bovenstaande gevallen, zal er verbeurdverklaring der opgehaalde afdrukken (of exemplaren) plaats vinden. (Sr. U.)
287. Alle te koop- of ten toonstelling of verspreiding van liedjes, blaadjes of zoogenaamde pamflets, afbeeldingen of prenten, strijdig met de goede zeden, zal gestraft worden met eene geldboete vim zestien lot vijfhonderd franken, gevangenzetting van eene maand tot een jaar en verbeurdverklaring der platen en der afdrukken van die liedjes, afbeeldingen of andere stukken van het wanbedrijf. (Sr. 11.)
288- Oe straffen van gevangenis en de geldboete, bij hel voricr artikel gesteld, zullen tot bloote policiestraffen verminderd worden
1°. Ten aanzien der omroepers, verkoopers of verspreiders, die den persoon bekend gemaakt zullen hebben, die hun het stuk ter band gesteld heeft;
2°. Ten aanzien van ieder die den drukker of den plaatsnijder bekend gemaakt zal hebben ;
:tquot;. Ten aanzien zelfs van den drukker of den plaatsnijder, die den schrijver of dengenen, die ben met het drukken of het snijden belast heeft, bekend gemaakt zal hebben.
289- In al de gevallen bij dezeafdeelinguitgedrukt,en waarin de hoofdschuldige (auteur) bekend zal zijn, zal hij het hoogste (het maximum) der straf ondergaan, aan de soort van het wanbedrijf verknocht.
BIJZONDERE VERORDENING.
290- leder, die zonder door de policie daartoe gemagtigd te zijn, het werk pleegt van omroeper of aanplakker van gedrukte stukken, teekeningen of prenten, zelfs wanneer zij met de namen van schrijvers, drukkers, teekenaars of plaatsnijders voorzien zijn, zal met eene gevangenzetting van zes dagen tot twee maanden gestraft worden,
ZEVENDE AFDEELING.
fan ongeoorloofde gezelschappen of bycenkomsten.
291. Geenerlei genootschap (of gezelschap) van meer dan twintig personen, met oogmerk om dagelijks of op zekere bepaalde dagen bijeen te komen ten einde zich met voorwerpen van godsdienst, letterkunde, staatkunde of andere zaken bezig VIII. 4
so in. boek. ran de misdaden, en van het straffen derz.
te houden, zal opsterigt mogen worden, dan met toestemming \an de Hooge Regering en onder zoodanige voorwaarden, als hel openbaar gezag zal goedvinden het gezelschap op te leggen.
Onder het getal van personen, hg dit artikel uitgedrukt, zullen niet begrepen zyn, die hunne woonstede hebben in het buis waar het gezelschap bijeen komt. (G. 10.)
292- Elk genootschap van bovengemelden aard, dat zonder daartoe verleende magt opgerigt zal zijn, of na dezelve bekomen te hebben, de daarby opgelegde voorwaarden verbroken zal hebben, zal ontbonden worden.
De hoofden, bestuurders of bewindvoerders van dat gezelschap zullen bovendien met eene geldboete van zestien tot twee honderd franken gestraft worden.
293. In geval in deze bijeenkomsten, hij wege van redevoering, vermaning, aanroeping of gebed, in welke taal ook of bij wege van voorlezing, ophanging, uitgave of verspreiding van eenigerbande geschriften, eenige opzetting tot misdaden of wanbedrijven geschied zal zijn, zal de straf in eene geidboele van honderd tot drie honderd franken en drie maanden tol tweejaren gevangenis bestaan, ten aanzien der hoofden, bestuurders en bewindvoerders dezer gezelschappen; onverminderd zwaardere straffen, die bij de wet gesteld zou.Ien mogen zijn tegen degenen, die persoonlijk schuldig zouden mogen bevonden worden aan de opzetting; welke personen in geenerlei geval, met eene mindere straf gestraft zullen mogen worden, dan die aan de hoofden, bestuurders of bewindvoerders wordt opgelegd. (Sr. 102,191,313.)
294 Al wie zonder vergunning van bet gezag der munici-paliteit, het gebruik van zijn buis of vertrek in het geheel often deele vergund of toegestaan zal hebben, ter bijeenkomst der leden van een gezelschap, zelfs dat de toestemming der Hooge Regering heeft of tot eenige godsdienstoefening, zal gestraft worden met eene geldboete van zestien tot twee honderd franken. (B. 625.)
TWEEDE TITEL.
misdaden en wamiedrijven tegen bijzondere personen.
EERSTE HOOFDSTUK.
Misdaden en wanbedrijven tegen personen. (Vastgesteld den 17den van Sprokkelmaand 181«. Afgekondigd den 47sten derzelfde maand.)
eerste afdeeling.
üoodslaii en andere hoofdmisdaden, bedreigingen van feitelijkheden tegen personen.
DoodslanXmoord, vadermoord, kindermoord, vergiftiging. witteveen, d'l locum C. P. de homicidio (Gron. 1811). —
v. hasseT.t, Animaiversiones ad art. 295—298 C. P. (Gron.
1839).—- 1mbert, de erm ne infa ticidii (Lov. 1822). — goc-fquot;quot;KlKGA. de caede infantis recens nati (Gron. 1814). — bril-
II. T. i. ii. Misdaden en wanbedrijven tenen personen 51
laud-laujardière, de tinfanlicide (Paris 1805).- feïfeii,
over den kindermoord (ütr. 1806). — de ketii, over de misdaad van vergiftiging (Utr. 1830).
295 De nederlaag van een' mensch wordt doodslag of manslag genoemd. (Sr. 319, 321 v., 437.)
296- Alle doodslag of manslag met voorbedachten rade of verraderlijk begaan, wordt moord genoemd. (Sr. 297, 302.)
297. Met voorbedachten rade wordt een doodslag begaan wanneer er vóór de daad, een opzet genomen Is, om eenen bepaalden persoon of zelfs dengenen, dien men vinden of ontmoeten zal, aan te vallen; wanneer zelfs dit opzet van eenigeomstandigheid of eenig voorval mogt afhangen.
298- Het verraderiyke bestaat in het langer of korter opwachten van iemaHd, op eene of meer plaatsen, het zy om hem het leven te nemen, het zü om eenige daden van geweld aan hem te plegen.
299. Vadermoord wordt genoemd, de doodslag van wettige, naluuriyke of aangenomen vader of moeder, of van eenigen wettigen grootvader of grootmoeder (ascendent) in eerderen of verderen graad. (Sr. 13, 80, 302, 323.)
300- Kindermoord wordt genoemd, de doodslag van een jonggeboren kind. (Sr. 302, 319.)
301. Vergiftigingwordt genoemd, alle toeleg op iemands leven, door de werking van middelen, die met meer of minder spoed den dood kunnen verwekken ; op welk eene wijze die middelen ook aangewend of toegediend mogen zyn en welke de gevolgen daar ook van mogen zyn. (Sr. 302, 432 )
'302. Al wie schuldig is aan moord, aan vadermoord, aan kindermoord en aan vergiftiging, zal met den dood gestraft worden, onverminderd de byzondere verordening van artikel 13, ten aanzien van den vadermoord. (Sr. 319, 323.).
303 Als schuldig aan moord zullen gestraft worden alle kwaaddoeners, hoegenaamd ook, die Ier uitvoering hunner misdaden, pünigingen in het werk stellen of bedrijven van w reedheid plegen. (Sr. 321, 38i.)
'304. De doodslag zal de doodstraf medebrengen, wanneer hy voorafgegaan, verzeld of gevolgd zal zgn van eenige andere misdaad of wanbedrijf.
In alle andere gevallen, zal de doodslager met den eeuwigen dwangarbeid gestraft worden.
S II.
Bedreigingen.
Opmerk, en Meded. XV; blz. *224—233 ; 209—588; XVI, blz
305. Al wie, by naamloos of onderteekend geschrift, met moord, vergiftiging of eenige andere gewelddadigheid tegen personen, die met den dood, eeuwige., dwangarbeid of wegvoering naar een oord van ballingschap strafbaar is, bedreigd zal heb-
52 mi. roek. Van de misdaden, en van het straffen derz.
ben, zal met dwansarbciii voor eenen tyd gestraft worden, in geval de bedreiging geschied is met bevel om eene som gelds op eene aangeduide plaats neer te leggen, of om eenige andere voorwaarde te vervullen. (Sr. 43«.)
306- In geval deze bedreiging met geenerlei bevel of voorwaarde verzeld is gegaan, zal de straf in eene gevangenis van ten minste twee en len boogsle vijf jaren en eene geldboete van honderd tot zes honderd franken bestaan.
307- In geval de bedreiging met bevel of voorwaarde mondeling geschied is, zal de schuldige met eene gevangenis van zes maanden tot twee jaren en eene geldboete van v(jf en twintig tot drie honderd franken gestraft worden.
'308. In gevallen, waarin by de twee vorige artikelen voorzien wordt, zal de schuldige bovendien, bij het vonnis, onderhet toezlgt der hooge policie gesteld mogen worden, ten minste voor vijf en tjn hoogste voor tien jaren.
tweede afdeeling.
Moedwillige kwetsuren en slagen of stooten, die niet onder de benaming van doodslag vatten, en andere moedwillige misdaden en xoanbedryven
v. hees vax heukel, In hoeverre voorziet art. 311 jrb.v. Strafr. ten aanzien der slagen door ouders aan hunne kinderen toenebragt? in N. Jaarb. voor B. en ff, IV, blz, 81 en v.— Opmerk, en Mededeel., X, blz. 180—lili. —de wal, de strafwetgeving tegen het vematschenderlevensmiddelen (Amst. 186-2).
■309- Met het tuchthuis zal gestraft worden, al wie iemand kwetsuren, slagen of stooten toegebragt zal hebben, in geval uit deze gewelddadigheid, eene ziekte of beletsel van te werken ontstaan is van meer dan twintig dagen. (Sr. 180, 312, 319 v.)
310. 1quot; geval de misdaad, bij bet vorig artikel gemeld, met voorbedachten rade of verraderlijk gepleegd is, zal de straf in den dwangarbeid voor eenen tyd bestaan. (Sr. 297, 298, 312.)
311. Wanneer de kwetsuren of slagen geenerlei ziekte of beletsel van te werken, als by art. 309 gemeld, veroorzaakt zullen hebben, zal de schuldige met eene gevangenzetting van eene maand tot twee jaren en eene geldboete van zestien tot twee honderd franken gestraft worden.
In geval van voorbedachten rade of verraderlijken aanval, zal de gevangenzetting zijn voor twee tot vyf jaren en de geldboete van vyftig lot vyfhonderd franken. (Sr. 29quot;, 298, 312, 319 v.)
'312. Byaldien de schuldige in de gevallen van artikel 300, 310 en 3H, de misdaad jegens zynen wettigen, natuurlgken of aangenomen vader of moeder of wettige grootouders van eerde ren of verderen graad gepleegd mogt hebben, zal hij gestraft worden als volgt;
Zoo het artikel, waartoe het geval behoort, gevangenzetting en geldboete bepaalt, zal de schuldige de straf vau het tuchthuis ondergaan;
II. T. I. H. Misdaden en wanbectryven legen personen. 53
Zoo het artikel de straf van het tuchlhuis hepaalt, zal de schuldige die van dwangarbeid voor eenen tyd ondergaan;
Zoo het artikel de straf van dwangarbeid voor eenen tijd bepaalt, zal hij den eeuwigen dwangarbeid ondergaan. (B. .'135 v., 345 v.)
313- Bijaldien de misdaden en wanbedrijven, in deze en de vorige afdeeling vermeid, b(j oproerigezamenrotting, mei opstand of plundering begaan zgn, zuilen zü aan de hoofden, beleggers, aanstokers en opzetters van die zameniotlingen, opstanden of plumieringen toegerekend worden, welke als schuld.g aan deze misdaden of aan deze wanbedrijven gestraft, en tol dezelldestraffen veroordeeld zuilen worden, als die, welke zij in persoon gepleegd hebben. (Sr. !l(i v., •ill'.l v., 217, 31», 440.)
314. Al wie priempoken, schietgeweren, tromblons genaamd of wat soort van wapen het ook zijn mag, dat bij de wet of bij eenig regerings-regiement verboden is, gemaakt of verkocht zal bobben, zal met eene gevangenzetting van zes dagen lot zes maanden gestrafl worden.
Die de voorzeide wapenen draagt, zal met eene geldboete van zestien lot tw'ee honderd franken gestraft worden
in het oen en ander geval zal het wapen verbeurd verklaard worden.;
Alles onverminderd zwaardere slraf, zoo er die vall, in geval van medepligligheld aan misdaad. (Sr. 101.)
quot;315- Boven de boetstratfen, hij de vorige artikelen gemeld, zullen de geregten, het toezigt der hooge policie voor twee lot tien jaren mogen opleggen.
'316. Al wie schuldig is aan de misdaad van ontmanning, zal de slraf van eeuwigen dwangarbeid ondergaan.
In geval de dood daar uit ontstaan is binnen de veertien dagen na het plegen der misdaad, zal de schuldige de doodstraf onder gaan. (Sr. nja.)
317- Al wie door spijzen, dranken, aiisenijen, gewelddadigheden of eenig ander middel, hel misvallen van eene zwangere vrouw bewerkt zal hebben, het zij zij zelve daarin toestemt of niet, zal met hel luchthuis gestrafl worden.
Dezelfde straf zal uitgewezen worden legen de vrouw, die zich zelve eene misdragt bewerkt zal hebben of die toegestemd zal hebben ora de middelen, haar ten dien einde voorgeschreven of toegediend, te gebruiken, bijaldien hel misvallen daarop gevolgd is.
De genees- en heelmeesters en soortgelijke beambten {officiers de sunlé), gelijk ook de arisenijhereiders, die deze middelen voorgeschreven of toegediend zullen hebben, zullen, indien hel misvallen plaats gehad heeft, tot dwangarbeid voor eenen lijd veroordeeld worden.
318. Al wie vervalscbte dranken, die schadelijke uimengsels voor de gezondheid bevatten, verkocht of verlierd zal hebben zal gestraft worden met eene gevangenzetling van zesdagen lot twee jaren en eene geldboete van zestien lol vijfhonderd franken.
De vervalscbte dranken, die bevonden zullen worden den ver-
34 ui. boek. ran de misdaden, en van hel straffen derz
kooper of vertierder toe te behooren, zullen in beslag genomen en verbeurd verklaard worden. (Sr. 475, 6quot;. Sb. 1829, nu. 3a.)
DERDE AFDEEL1NG
Onwillige manslag, kwetsuren en slagen, verschoonbare misdaden en wanbedrijven en gevallen, waarin zij niet verschoond mogen worden, manslagen,
kwetsuren en slagen, die noch misdaden noch wanhedrijven zijn.
Onwillige manslag, kwetsuren en slagen.
Lie strafregtel. verantwoordelijkheid der geneesheeren, heelmees-
meesters, apolhikers en vroedvrouwen, wegens fouten hunner
kunst, in Opmerk, en Mededeel, IX, blz. «4—70.
319. Al wie, uit onhandigheid of onbedrevenheid, onvoorzig-tigheid, onoplettendheid, achteloosheid of verzuim van in achtneming der reglementen, onwillig eenen manslag gedaan of den-zelven onwillig veroorzaakt zal hebben, zal meteene gevangenis van drie maanden tot twee jaren en eene geldboete van vüftig tot zes honderd franken gestraft worden. (Sr. 29ti, 300.)
320- 'n geval uit gebrek aan bedrevenheid of van voorzorg slechts kwetsuren of slagen of stooten ontstaan zyn, zal de gevangenzetting van zes dagen lot twee maanden en de boete van zestien tot honderd franken zijn. (Sr. 300 v.)
» II.
Verschoonbare misdaden en wanbedrijven, en gevallen waarin zy niet verschoond mogen worden.
321. De doodslag, zoo als ook de kwetsuren en slagen «f stooten zijn verschoonbaar, in geval zij door zware slagen of gewelddadigheden jegens iemands Igf of leven, verwekt (of geprovoceerd) zijn geworden. (Sr. 203 v., CO!) v.)
322. De misdaden en wanbedrijven, in het vorig artikel vermeld, zijn desgelijks verschoonbaar, in geval zij begaan zijn,met bü den dag, het beklimmen of inbreken van omschuttingen, muren of den ingang van een bew oond buis of bewoond w ordend gedeelte van een huis, of van dezelver toebehooren, af te weren.
In geval de zaak by den nacht voorvalt, wordt het geval bij artikel 329 bepaald. (Sr. 393, 397.)
323. De vadermoord is nooit verschoonbaar. (Sr. 80, 29».)
324- De doodslag door den man aan zijne vrouw of door deze
aan haren man gepleegd, is niet verschoonbaar, in geval het leven van den man of de vrouw , die den doodslag begaan heeft, niet in het eigenste oogenblik van den doodslag in gevaar was gebragt.
Echter is in het geval van overspel, bü artikel 33« gemeld, de doodslag door den man aan zijne vrouw, zoo als ook aan haren medepligtigen begaan, verschoon baar, geschied zijnde in betoogen-
II. T. I. H. Misdaden en wanbedrijven legen personen. 35
blik, dat hU in het liuis zijner zamenwoning met zijne vrouw, hen te zamen op de daad (in /lanmntie) betrapt. (Sv. 38.)
325. De misdaad van ontmanning zal, indien zyonmiddellüli. door eene gewelddadige schennis der eerbaarheid veroorzaakt (geprovoceerd) is, geiyk een verschoonbare doodslag of kwetsing aangemerkt worden. (Sr. 31«.)
■326- Wanneer het verscboonend feit bewezen wordt, in geval van eene misdaad, die doodstraf of eeuwigen dwangarbeid of wegvoering naar een oord van ballingschap medebrengt, zal de straf tot eene gevangenis van één lot vyf jaren verminderd worden.
In geval van elke andere misdaad, zal zü tot eene gevangenis van zes maanden tot twee Jaren verminderd worden;
In deze twee eerste gevallen zullen de schuldigen bovendien, bij het vonnis, onder liet toezigt der hooge policie gesteld mogen worden, ten minste voor vyf en ten hoogste voor tien jaren.
In geval van een wanbedrijf, zal de straf verminderd worden lot eene gevangenis van zes dagen tot zes maanden.
Manslagen, kwetsuren en slagen of stooten, niet als misdaden of wanbedrijven aangemerkt.
327- Daar is noch misdaad, noch wanbedrijf, wanneer de begane manslag of de toegebragle kwetsuren of slagen of stooten door de wet bevolen en door bel wettig gezag gelast zgn geworden.
328- Daar is noch misdaad, noch wanbedrijf, wanneer de begane manslag of de toegebragle kwetsuren of slagen of stooten, door den werkelyken nooddwang der wettige zelfsverdedi-ging of verdediging van eenen anderen bevolen werd.
329- Onder de gevallen van werkelyken nooddwang van verdediging, zijn de twee volgende begrepen;
l». Zoo de manslag begaan, zoo de kwetsuren of slagen of stooten toegehragt zijn met hij den nacht de beklimming of inbreking der omschulling, muren of deuren van een bewoond huis of bewoond gedeeile van een huis of van derzelver toebehooren, af te weren.
iquot;. Zoo de zaak voorvalt in zich te verweren tegen daders van gewelddadigen diefstal of plundering. (Sr. 324, 393, 397.)
VIERDE AFDEELING.
Aantasting der zeden.
wiCHEBs, Critica disguisitioloci in C. P. G. de facinoribns contra bonos mores (Gron. 1839). —Over poging tot dubbeld huwelijk, in Regtsgel. Adviezen, 11, blz. ila. — '218 — Opmerk, en Me-deel., I, blz 432—23«; V, blz. 230—2(10; XI. blz. 228—234.
330- Al wie eene openbare schennis van de eerbaarheid of beleediging tegen dezelve begaan zal hebben, zal gestraft wor-
ö« in. boek Van lt;le misdaden, cn van hel straljeu derz.
den mol eene gevangenzetting voor drie maanden tot een jaar en eene geldboete van zestien tot twee honderd franken.
331- Ai wie de misdaad van verkrachting begaan of zich schuldig gemaakt zal bebbcn aan eenigeandere feitelijkheid tegen de eerbaarheid, tegen iemand van de eene of andere kunne, mei gewelddadigheid uitgevoerd of ondernomen, zal met tuchthuis gestraft worden. (K. 342.)
332- In geval de misdaad is gepleegd geworden aan een kind beneden de volle vgftien jaren, zal do schuldige met dwangarbeid voor eenen tüd gestraft worden.
333- De straf zal In eeuwigen dwangarbeid bestaan, In geval de schuldigen onder diegenen bebooren, die gezag hebben over den persoon aan wlen zij de misdaad gepleegd hebben; in geval zü leermeesters of loonbedienden van dezelven, of in geval zü apenbare beambten of leeraars (of bedienaars) van eenlgen Godsdienst zijn, of in geval de schuldige, wie of hij ook zg, in zijne misdaad door een' of meer personen bljgeslaan is geworden.
334- Al wie zich feitelijk tegen de zeden vergrepen zal hebben, met zijn werk te maken om de ongebondenheid of onzedelijkheid (débauche) of de verleiding van jonge lieden beneden den ouderdom van een en twintig jaren, van de eene of andere kunne, op te wekken, te bevorderen of behulpzaam te zijn, zal gestraft worden met eene gevangenzetting van zes maanden lol twee jaren en eene geldboete van vijftig lot vijfhonderd franken.
In geval van overgeven lot een ontuchtig leven (prostitutie) of verleiding, verwekt, bevorderd of aangemoedigd door de vaders, moeders, voogden of andere personen, met bet opzigt over hen belast, zal de straf van dezen in twee lot vijfjaren gevangenis cn driehonderd tot duizend franken geldboete beslaan.
■335- Den schuldigen aan bet wanbedrijf In het vorig artikel gemeld, zal alle voogdij of curatele en alle deelhebbing in de raadplegingen van nabestaanden ontzegd worden. .Namelijk, diegenen, waarop de eerste paragraaf van dat artikel toepasselijk is, gedurende ten minste twee en ten hoogste vijfjaren; en diegenen, waarvan de tweede paragraaf handelt, gedurende len minste tien en ten hoogste twinllg jaren.
In geval bet wanbedrüf door deti vader of de 'iioeder begaan is, zal de schuldige bovendien ontzet worden van de regten en voordeden, hem op den persoon en de goederen van het kind gegeven bij het liurgelijk Wetboek, eerste Koek, negende Titel, van de vaderlijke mant.
In alle gevallen zullen de schuldigen bovendien by het vonnis onder het toezigt der booge policle gesteld mogen worden, met toepassing op den tijd van dit toezigt, van hetgene by dit artikel ten aanzien van den tijd der ontzetting van de voogdyen en curatelen, en van dcelhebbing aan de familie-raadplegingen bepaald is. (B. as:i v., 437, ::06.)
336- Het overspel van dj vrouw zal niet aangebragt kunnen worden dan door den man. Dit vermogen zal zelfs ophouden, wanneer h i in het g ;val van artikel 339 is. (Sv. sj.)
337- De vrouw, die van overspel overtuigd wordt, zal do
li. T. i. H. Misdaden en wanbedrijven lenen personen. »7
straf van gevangenzetting voor ten minste drie maanden en ten hoogste twee jaren ondergaan.
De man zal meester zün om de werking dezer veroordeeling te doen ophouden, door zijne vrouw vrijwillig terug te nemen. (B. 2Bi, afiquot;., 271.)
338- De medepligtige der vrouw in het overspel, zal gestraft worden met eene gevangenzetting voor gelijken tijd en meteene geldlioelc van honderd lot twee duizend franken.
De eenige bewijzen, die tegen den beklaagde van medepligtig-heid (in overspel) toegelaten mogen worden, zijn buiten het betrappen op heeler daad, zoodanige als uit brieven of andere stukken, door den beklaagde geschreven, voortvloeijen. (B. Sft. Sv. :I8.)
339- De |man, die in het huis doorhem met zijnevrouw bewoond, eene bijzit onderhoudt en op de klagl zijner vrouwover-tuigd wordt, zal met eene geldboete van honderd tol tweeduizend franken gestraft worden. (Sv. ii.)
340 Al wie in den band des huwelijks zijnde, een tweede huwelijk aangaat vóór de ontbinding van het vorige, zal met dwangarbeid vooreenen tijd gestraft worden.
De openbare ambtenaar, die, kennis hebbende van hethestaan van het vorige, zich bü de verbinding van dit tweede heeft laten gebruiken, zal tot dezelfde straf veroordeeld worden. (R. S4 12«, 141.)
VIJFDE AKIIEEI.I.NG.
Onwettifi arrest of aantastinft en in bewaringlioudinu van personen.
341. Met dwangarbeid voor eencn tijd zullen diegenen gestraft worden, die zonder bevel der gestelde magten en buiten de gevallen, waarin de wet het vatten der beklaagden beveelt, eenige personen aangehouden, vastgehouden of in bewaring zullen gesteld hebben;
Al wie tot hot doen van de aanhouding of bewaring, eenige plaats versterkt zal hebben, zal dezelfde straf ondergaan. (R. •21, 007. Sv. 103, SOS, ii7 v.)
342. In geval de vasthouding of bewaring langer dan eene maand geduurd beeft, zal de straf in eeuwigen dwangarbeid bestaan.
quot;343- De straf zal tot gevangenzetting voor twee tot vijf jaren verminderd worden, in geval de schuldigen aan de wanbedrijven bij artikel 341 gemeld, vóór dat zij werkelijk vervolgd worden, de aan- of vastgehouden of in bewaring gehouden personen, vóór den vollen tienden dag na dien van de aan- of vasthouding of in bewa rings tel ling, in vrijheid gesteld zullen hebben. Echter zullen zij onder het toezigt der hooge poiicie gesteld mogen worden, voor vijf lot tien jaren loc.
344. In elk der volgende gevallen ;
1quot;. Bijaldien de aanhouding geschied is met aanmatiging van bet cosluum, onder eenen valschen naam of op eenen valschen last of bevel van het openbaar gezag; (Sr. 259.)
38 in. boek. fan de misdaden, en van het slra/fen derz.
iquot;. Bijaldien de aan- of vastgehouden of in bewaring gehouden persoon, met den dood gedreigd is; (Sr. 305.)
Squot;. Bijaldien hij aan den lijve mishandeld of gepijnigd is, zullen de schuldigen met den dood gestraft worden. (Sr. 303.)
zesde afüeeling.
Misdaden en wanbedryoen, strekkende om het bewys van ien bufgelyken stand van een kind te verhinderen of te vernietigen of zyn beslaan in gevaar te brengen. — Opligting uf wegvoering van minderjarigen. — Inbreuk op de Vletten over hel begraven.
Misdaden en wanbedrijven jegens een kind.
345- Die schuldig is aan opligting of wegvoering, aan verberging of aan wegmaking van een kind, van onderschuiving of verwisseling vau het eene kind aan of voor het andere of aan ondersteking van een kind aan eene vrouw, die niet bevallen is, zullen met het luchthuis gestraft worden.
Dezelfde straf zal plaats grijpen tegen diegenen, die met een kind belast zynde, hetzelve aan hen, die regt hebben om het op te eischen, niet uitgeleverd zullen hebben. (B. 323, Sr. 334)
346- Al wie, bij de bevalling eener vrouw tegenwoordig geweest zijnde, de verklaring by artikel üii van het Burgelijk Wetboek en zulks binnen den tijd hg artikel ü.'i van hetzelfde Wetboek, niet gedaan zal hebben, zal met eene gevangenzetting van zes dagen lot zes maanden en eene geldboete van zestien lot drie honderd franken gestraft worden. (B. i!l, 30.)
347- Al wie een jong geboren kind gevonden hebbende, hetzelve niet aan den ambtenaar van den burgeriyken stand overge-gegeven zal hebben, als by artikel 5S van het Burgeiyk Wetboek voorgeschreven wordt, zal gestraft worden met de slralfeo by het vorig artikel gesteld.
Deze verordening is niet toepasseiyk op dengenen, die hel kind ten zynen laste mogt willen nemen en deswegens voor demuni-cipaliteit der plaats, waar het kind gevonden is, zyne verklaring gedaan zal hebben. (B. 33.)
348. Diegenen, die een kind van beneden de volle zeven jaren, hetwelk hun om er zorg voor te dragen, of uit eenigen anderen hooide, toevertrouwd is geworden, naar een godshuisge-bragt zullen hebben, zullen met eene gevangenzetting voor zes weken tot zes maanden en eene geldboete van zestien tot vyftig franken gestraft worden.
Echter zal geenerlei straf gewezen worden, bgaldien zij niet gehouden waren of zich niet verhonden hadden, om voor niet voor den kost en het onderhoud van het kind te zorgen en niemand daar zorg voor gedragen mogt hebben.
349- Degenen, die een kind van beneden de volle zeven jareu op eene eenzame plaats, te vondeling zuilen hebben gelegd en verlaten; degenen, die last gegeven zulleii hebben om het dus
II. T. I. H. Misdaden en wanbedrijven tegen personen. 5»
te vondeling te stellen, in geval die last uitgevoerd is, zullen te dier zake alleen tot eene gevangenzetting van zes maanden tot twee Jaren en eene geldboete van zestien tot twee honderd franken veroordeeld worden. (Sr. 331.)
350- De straf 1)U het vorig artikel gesteld, ïal zjjn van twee tot vyf jaren en de geldboete van vyftig tot vier honderd franken, tegen de voogden of voogdessen, leermeesters of leermeesteressen van het kind, door hen, of op hunnen last te vondeling gelegd of verlaten. (B. 441.)
351- In geval, ten gevolge van het te vondeling leggen of verlaten by artikel 34!gt; en 330 vermeld, het kind verminkt of aan lüf en leden beschadigd gebleven is, zal de daad aangemerkt worden als moedwillige kwetsing, het kind door dengenen, die het te vondeling gelegd of verlaten heefl, toegebragt, en in geval de dood daarop gevolgd is, zal de daad als een doodslag beschouwd worden. In het eerste geval zullen de schuldigen de straf ondergaan, die bü moedwillig toegehragte kwetsuren is op te leggen en in bet ander geval die van den doodslag. (Sr. 30!), 311.)
352- Degenen, die een kind van beneden de volle zeven jaren, op eene niet eenzame plaats te vondeling gesteld en verlaten zullen hebben, zullen met een gevangenzetting van drie maanden tot een jaar en eene geldboete van zestien tot honderd franken gestraft worden.
353. Het wanbedrijf, bij het vorig artikel gemeld, zal met eene gevangenzetting van zes maanden tot twee jaren en eene geldboete van vyf en twintig tot twee honderd franken gestraft worden, indien het begaan is door de voogden of voogdessen, leermeesters of leermeesteressen van bet kind.
S II.
Oplkjling en wegvoenwj van minderjariyen.
354. Al wie, door middel van bedrog of geweld, minderjarigen zal hebben opgeligt of weggevoerd, of doen opligten of wegvoeren; of hen zal hebben medegenomen, weggeleid of wegge-bragt of doen medenemen, wegleiden, of wegbrengen, van de plaatsen, waar zü door degenen, aan wier gezag oi bestuur zij onderhevig of toevertrouwd waren, gesteld of gebragt waren, zal de straf van het tuchthuis ondergaan.
355. In geval de alzoo opgeligte of weggevoerde, een meisje van beneden de volle zeslien jaren is, zal de straf in dwangarbeid voor eenen tyd bestaan.
356- Wanneer het meisje van beneden de zestien jaren in de opligting, schaking of wegvoering toegestemd mogt hebben of den schaker vrijwillig gevolgd zijn, zal deze, in geval hy een meerderjarige van een en twintig jaren of daar boven mogt zyn, tot dwangarbeid voor eenen tyd veroordeeld worden.
In geval de schaker nog geen een en tw intig jaren bereikt mogt hebben, zal hy gestraft worden met eene gevangenzetting van twee tot vyf jaren. (14. 342 )
357- In geval de schaker het meisje, dat hy geschaakt heeft
«o in. boek. ran de misdaden, en van het straffen derz.
gelrouwd mogt hebben, zal hij niet vervolgd worden, dan op het beklag van diegenen, die, naar het Burgerlijk Wetboek, het regt hebben, om de nietigverklaring van hel huwelijk te vorderen, en niet veroordeeld mogen worden, dan nadat de nietigheid van het huwelijk uitgewezen zal zun. (B. liti.)
De artt. 35S, 35t), en 300 zijn ingetrokken by art. SO der wet v. d. 10 April 1 Stift (Sb. nquot;. «3) tot vaststelling van bepalingen, betrekkelijk het hegraven van lijken, de begraafplaatsen en de hcgrafenisregten.
zevende afueelixg.
f 'atsche getuigenis, lastering, smaadwoorden of smaadredenen, verrading van geheimen.
S 1-
ralsche getuigenis.
JSedert. Jaarb. r. It. en TV., I, blz. 8i—tOi ; II. biz. 51)7—titti.
Tjjdschr. v. 'I Ned. ft. II. blz. — v. convent ten oever, de
falsotestmonio (Sylvae DucislSM).— texeiiu ue mattos,
Hijdrage tot de leer van den meineed, aanteeken. op art. .tliti
C. P. (Amst. ISCft) — Opmerk, en Mededeel., II, blz. quot;0—9i,
XVI blz. 3—12, -ilift.
361. Al wie schuldig zal zijn aan valsche getuigenis in zake van misdaad, het zij tegen den beschuldigde, het zij ten zynen voordeele, zal met de straf van dwangarbeid, voor eenen tijd gestraft worden.
In geval echter de beschuldigde tot zwaardere straf dan dwangarbeid gt;oor eenen tijd veroordeeld geworden is, zal de valsche getuige, die tegen hem verklaard heefl, dezelfde straf ondergaan. (Sr. Ift3, 409.)
362. Al wie schuldig zal zijn aan valsche getuigenis in boet-stralfeiyke of policiezaken, het zij tegen den beklaagde, het zij ten zijne voordeele, zal met het tuchthuis gestraft worden. (Sv--227.)
363- De schuldige aan valsche getuigenis in civiele zaken, zal gestraft worden, met do straf hij het vorige artikel gesteld. (B. 1932 v. R. 103 v. Ift9 v.)
364 De valsche getuige in hoclstraireiyke, policie- of civiele zaken, die geld of eenige andere belooning of beloften aangenomen zal hebben, zal met dwangarbeid voor eenen tijd gestraft worden.
In allen gevalle zal hetgene de valsche getuige ontvangen heeft, verbeurd verklaard worden.
365. Die schuldig is aan het omkoopen van getuigen, zal tot dwangarbeid voor eenen tyd veroordeeld worden, in geval hel valsche getuigenis, dat daarmede beoogd of verkregen is, de straf van het tuchthuis medebrengt; lol eeuwigen dwangarbeid, wanneer het valsche getuigenis de straf van dwangarbeid voor eenen tijd of wegvoering naar een oord van ballingschap medebrengt ; en lot doodstraf, zoo het eeuwigen dwangarbeid of doodstraf medebrengt. (Sr. 179, 242.)
II. T. I. H. Misdaden en wanbedrijven tegen personen, lil
■366- Dieffene aan wien in civiele zaken de eed opgedragen of weder overgedragen {gedefereerd of gerefereerd) is en die aldus eenen valschen eed gedaan zal hehben, zal met onlzelling van de tmrgerschapsregten gestraft worden. (B. 1906 v. R. 50.)
5 II.
Lastering, smaadwoorden of smaadredenen, geheim-verbreking
kann. Overzigt der hedend. ISedert. weigering in zake van laster,
hoon en beleediging (s' Gravenh. 186B). — Uoonen laster jegens overledenen Opm. en Meded. XVII. Iilz. iti—62; a.lti—2in.
367- Schuldig aan liet wanbedrijf van lastering zal zijn, die, het zü op of In openbare plaatsen of bijeenkomsten, het zy in eene authentieke of publieke akte, hel zij In een gedrukt of 011 gedrukt geschrift, dat aangeslagen, verkocht of verspreid is geworden, aan iemand, wie hel ook zij daden ten laste gelegd zal hebben die. Ingeval zij plaats hadden, dengenen, tegen wien zij geduid zijn, aan lijf- of boctstrallelijke vervolging of wel enkel aan de verachting en den haat der burgeren, bloot zouden stellen.
Deze verordening is niet toepasselijk op daden, welke de wet veroorlooft openbaar te maken, noch ook op zoodanige als degene die dezelve aan iemand ten laste legt, uit hoofde van zijnen post of van de op hem liggende pligten, gehouden was te ontdekken of te bestraffen. (K. 1108 v. Sv. a.)
368- Als valsch wordt aangemerkt alle Ie lastlegging ter on dersleuning van welke het bewijs, in regten verelscht, niet aangevoerd wordt. Dienvolgens zal de te lastlegger niet tot zijne verdediging kunnen vorderen, dat hel bew ijs der zaak als nog opgemaakt moge worden. HU zal ook lot zgne verschnoningniet mogen inbrengen, dat de stukken of daden openbaar kenneiyk zyn of dat de te lastleggingen waarover by aangesproken wordt uit vreemde papieren of uil andere gedrukte schriften zijn overgenomen.
369. De lasteringen, door middel van vreemde papieren in het licht gegeven, kunnen vervolgd worden legen degenen, die de artikelen hebben gezonden of doen plaatsen of die loegebragt hebben om dezelve papieren in Frankryk in te voeren of lever-spreiden.
370- Wanneer het te last gelegde feit, naar vereisch van regten bewezen is, waar te zijn, zal de telasllegger vry van alle straf zyn.
Als bewijs naar vereisch van regten zal niet aangemerkt w orden, dan hetgene uit een vonnis of eenige andere authentieke akte ontslaan. (B. Iil3, 1955.)
371- Wanneer het naar regten vereischlen hewys niet aangevoerd is, zal de lasteraar met de volgende straffen gestraft worden;
In geval het te last gelegde feit van den aard is, om de doodstraf, eeuwigen dwangarbeid of wegvoering naar een oord van
62 m. boek. Van de misdaden, en van het straffen derz.
ballingscliap le verdienen, zal de schuldige geslrafl worden met eene gevangenzetting van twee tot vijf jaren en eene geldboete van twee Iionderd tot vijf duizend franken.
In alle andere gevallen, zal de gevangenzetting voor eene tot zes maanden en de geldboete van vyrtig tot twee duizend franken zijn.
372. Wanneer de te last gelegde feiten naar de wet strafbaar zijn en de te lastlegger dezelven aangebragtheeft,zal gedurende de instructie in regten over die feilen, het vervolgen en uitwijzen van het wanbedrijf van lastering opgeschort blijven. (Sr 370.)
373. Al wie bü geschrifte eene lasterlijke aanbrenging tegen eenen of meer personen, aan de ambtenaren der regtsoefening of regerings- of regtspolicie gedaan zal hebben, zal gestraft worden met eene gevangenzetting van eene maand tot een jaar en eene geldboece van honderd tot drie duizend franken. (Sv. 15.)
*374. In alle gevallen zal de lasteraar van den dag dat hij zijne straf ondergaan zal hebben, ten minste vyf en ten hoogste tien jaren lang, ontzet zijn van de regten hg art. 42 van dit Wetboek vermeld.
375. Wat betreft smaad- of scheldwoorden en beieedigende uitdrukkingen, die geenerlei te lastlegging van eene bepaalde en omschrevene daad, maar van eene aangeduide ondeugd behelzen mogten, in geval zy of in openbare plaatsen of büeenkomsten zijn uitgesproken, of in gedrukte of ongedrukte geschriften, die verspreid en in omloop gebragt zyn geworden, geplaatst zijn, zal de straf in eene geldboete van zestien tot vijfhonderd franken bestaan.
376- Alle andere smaadwoorden of beieedigende uitdrukkingen, waarbij deze dubbele hoedanigheid van zwaarte en open-lykheid geen plaats heeft, zullen slechts aan bloote policiestraf-fen plaats geven. (Sr. 471 lt».)
377. Ten aanzien van te lastleggingen en honende redenen, die vervat mogten zyn in de schrifturen, belrekking hebbende tot de verwering van partüen in regtszaken of in de pleidooijen, zullen de regters, voor wie het geschil voorgedragen wordt, bij het uitwijzen der zaak, of de onderdrukking der honende woorden of schrifturen mogen bevelen, of aan dengenen die er zich schuldig aan gemaakt hebben, vermaningen doen, of hen in de waarneming van hunnen post schorsen en de schaden en interessen bestemmen.
Deze schorsing zal niet langer dan voor zes maanden mogen zyn. In geval van nieuw vergryp daaromtrent, zal zg ten minste voor een jaar en ten hoogste voor vyf jaren zijn.
In geval de smaadredenen of beieedigende schrifturen het kenmerk van zware lastering dragen en de regters voor wie het geschil voorgedragen wordt, geen kennis van dit wanbedrgf mogen nemen, zullen zg tegen de daders niet dan eene schorsing bg voorraad in de waarneming hunner posten mogen uitspreken en hen, tot het ondergaan der uitspraak over het -wanbedrgf, voor de bevoegde regters verwgzen. {R. 22.)
II. T. II. H. Misdaden enwatib. tenen de eigend. BS
378. Genees- en heelmeesters en andere soortgelijke ambtenaren, alsmede de artsenijhereulers, vroedvrouwen en alle andere personen, door hun staat of beroep, kennis dragende van geheimen, welke hun toebetrouwd worden, wanneer zü buiten de gevallen, waarin de wet hen verpligt om aanbrenger te wezen, deze geheimen geopenbaard zullen hebben, zullen gestraft worden met eene gevangenis van eene tot zes maanden en eene boete van honderd tot vyt honderd franken. (Sr. 103, 136.)
TWEEDE HOOFDSTUK.
Mixdaden en wanhcdryven tegen de eigendommen.
EERSTE AFDEEUXG.
Dieverij.
wiTTEVEEX, ad locum C. P. G. de furtis art. 379—i01 (Gron. 1811). — v. GELEIN viTRINGA, Over het vinden en behouden van verloren goed, met betrekking tol de misdaad van diefstal, in Bijdr. t. R. en IV., IV, blz. 631—059. —DE BOSC» KEMPER, Kan het terugnemen van gestolen of verloren goed door den norspronkelijken eigenaar als diefstal beschouwd worden ? aid., X, blz. 11G—135. — donker curïius, Verhandeling ten be-tooge, dat het terugnemen van gestolen of verloren goed, door den eigenaar, geen diefstal uitmaakt, aid., hlz. 221—23!i. — DE PINTO, Diefstallen in tapperijen, aid., blz. 562—574. — heshuyzen, sin is, gui gaz dolo malo contrectat, furtuni facial (Utr. 1852). — oudeman. Kunnen mededaders en medepligti-gen der ontvreemding, vermeld bij art. 380 van den Code Pénal, gestraft worden ? in Opmerk, en Mededeel., II, blz. 58—65. -GREGORY, Twee vragen naar aanleiding van art. 380 C. P. in j\. Bijd. XV, blz. 65—85. — Over art 501: DIEPIHIIS, in Opmerk, en Mededeel., II, blz. 66—74.
379. Al wie eenig goed, dat hem niet toebehoort, arglistig wegneemt, maakt zich schuldig aan dieverij. (B. 2015. Sv. 88.)
380- Het wegnemen van goed, ten nadeele eener getrouwde vrouw door haren man, ten nadeele van den man door zgne vrouw; van goed, dat aan een overleden echtgenoot toebehoorde, door den weduwnaar of de weduwe; van goed, ten nadeele van den vader of moeder of grootvader of grootmoeder in eerderen of verderen graad, door kinderen of kindskinderen, len nadeele van kinderen of kindskinderen in eerderen of verderen graad, door ouders of grootouders ; of door aangebuwden in dezelfde graden van betrekking, zal alleen aanspraak geven tol civiele vergoedingen. (B. 179, 192, 1077, 1401.)
Wat betreft alle andere personen, die gestolene goederen in het geheel of ten deele zouden mogen verheeld of verborgen en ten hunnen bate aangewend hebben, deze zullen strafbaar zün, als schuldig aan dieverü. (Sr. 62.)
quot;381. Met de doodstraf zullen gestraft worden degenen, die zich schuldig gemaakt hebben aan eenen diefstal, waarbij de vgf volgende verzwarende omstandigheden plaats hebben ;
«i ui. hoek. ran de misdaden, en van het slra/fen der:.
1°. Dut de dieverij bij nacht is gepleeffd;
■2°. Dat zij door twee of meer personen sepieegd is;
3°. Dat de schuldigen of een van hen, openlijke of verborgene wapenen bij zich hadden;
iquot;. Dat zij de misdaad begaan hebben, het zy met behulp van inbreken van buiten, of van inklimmen, of van valsche sleutels, in een huis, apartement, kamer of woonplaats, die bewoond worden of die tot bewoning dienen, of in der-zelver aanhoorigheden, het zy met aanneming van de benaming van eenen openbaren ambtenaar of olticier of in het costuum of uniform van den ambtenaar of ofUcier, of onder voorgeven van eenen valschcn last of order van het civiel of militair gezag;
5°. Dat zij de misdaad met geweldpleging begaan hebben, of met bedreigingen van hunne wapenen te gebruiken. (Sr. 101, 259, 390, 394 V.)
382. Met eeuwigen dwangarbeid zal gestraft worden, al wie schuldig is aan eenen diefstal, gepleegd met behulp van geweld-oefening en met twee van de vier eerste omstandigheden van het vorig artikel bovendien.
In geval ook de geweldoefening, met behulp van welke de diefstal gepleegd is geworden, sporen van kwetsing ol kneuzing heeft nagelaten, zal deze omstandigheid alleen genoeg zijn, om de straf van eeuwigen dwangarbeid le doen opleggen. (Sr. 236.)
■383- Dieverijen op de openbare wegen gepleegd, zullen des-geiyks de straf van eeuw igen dwangarbeid medebrengen.
384- Met dwangarbeid voor eenen lijd zal gestraft worden, al wie schuldig is aan dieveryen, gepleegd met behulp van een der middelen by het vierde nommer van artikel 381 vermeld, schoon zelfs het breken, beklimmen en het gebruiken van de valsche sleutels plaats gehad mogt hebben in gebouwen, perken of omschuttingen, die niet tot bewoning dienen, en tot geen bewoonde huizen behooren, en wanneer ook hel breken niet dan binnensmuurs geschied mogt zijn. (Sr. 233, 391, 39i v.)
385. Desgeiyks zal met dwangarbeid vooreenen tijd gestraft worden, al w ie schuldig is aan dievery, het zy met geweldpleging begaan, wanneer deze geweldpleging geenerlei spoor van kwetsing of kneuzing heeft nagelaten en met geenerlei andere verzw arende omstandigheid gepaard is gegaan; het zy zonder geweldpleging begaan, maar met zamenloop van de drie volgende omstandigheden :
lquot;. Dat de dievery bij nacht is gepleegd;
2n. Dat zy door twee of meer personen gepleegd is;
3°. Dat de schuldige of een van die, openlijke of verborgene wapenen by zich bad.
'386. Met hel tuchthuis zal gestraft worden, al wie zich schuldig gemaakt heeft aan dieveryen, in een der navolgende gevallen gepleegd:
1«. in gevai de dievery hg nacht en door twee of meer personen gepleegd is; of zoo zy gepleegd is met slechts eene
ll. T. ll. li. Misdaden en ivanbedr. legen deeiyend. (!lgt;
van deze twee omstandigLcden, maar tevens op eene plaats die bewoond was of tot liewonin); diende;
iquot;. In geval de schuldige of een der schuldigen, openlüke of verborgene wapenen bjj zich had, schoon dan ook de plaats, waar de diefstal gepleegd is, niet bewoond werd noch ook tot bewoning diende en schoon ook de dieverij bü den dag en door een eenig persoon begaan zoude mogen zün;
:tü. In geval de dief een huis-of loonbediende is; zelfs wanneer lijj den diefstal begaan mogt hebben Jegens lieden, die hy niet diende, maar die zich, het zij in het huis van zgnen heer, het zy in hel huis, waar hy met zünen heer was, bevonden ; of in geval hy een handwersknian, gezel of leerknecht in het huis, de werkplaats of den winkel of het pakhuis van zynen meester is of Iemand, die in de woning, waar hij gestolen heeft, gewoon was te werken;
iquot;. In geval de dieverij gepleegd is door eenen herbergier, eenen logementhouder, eenen voerman, eenen schipper of schuitenvoerder of eenen van hunne bedienden, wanneer zij goederen, die hun als zoodanig toevertrouwd waren, geheel of ten deele gestolen hebben; of eindeiyk, zoo de schuldige den diefslal gepleegd heeft, in de herberg of hel logement {hütelterie), waar hij intrek had. (Sr. i08.)
387. Be voerlieden en schippers of schuitenvoeniersofhunne bedienden die wijnen of eenig ander soort van dranken of waren, die hen ter vervoering toevertrouwd waren, vervalscht zullen hebben en zulks door middel van schadelijke inmengsels, zul -ien gestraft worden met de straf bij hel vorig artikel gesteld.
In geval daar geene schadelyke inmengsels by plaats gehad hebben, zal de straf in eene gevangenis van eene maand lot een jaar en eene boete van zestien tot honderd franken, beslaan. (Sr. 318, 475 6».)
'388. Al wie paarden of lastbeesten, koets-, wagen- of kar-rebeesten of rybeesten, groot en klein vee, gereedschap van landbouw, oogsten, koren- of graanstapels of hoopen, die een deel van den oogst uilmaken, in de weiden of op de akkers gestolen zal hebben, zal mei het luchthuis gestraft worden.
Het zal even zoo zijn mei houldieverijen in de verkoopingen en steendieverüen in de steengroeven, geiyk ook mei het stelen van visch in vgvers, vischkommen of vischwalers. (Sr. 449, 551, 471 9quot;.)
389- Dezelfde straf zal plaats hebben, in geval, om eenen diefslal te plegen, palen of staketsels, die tol afscheiding der eigendommen dienen, weggenomen of verzet zyn geworden.
390- Voor een bewoond huis wordt gerekend elk gebouw, woning, loods of hul, zelfs die niet grondvast is, geschikt of bestemd tot bewoning, ook zonder werüeiyk bewoond te worden en al wal daarby behoort, als opene plaatsen, werven (basse-cours), schuren of spykers, stallen, gebouwen of getimmerten daarin besloten, van welk gebruik ook en ofschoon zy binnen de
0(1 iii boek. Fan de misdaden, en can het straffen derz.
algemeene omsluiting ot omscbutting, eene liüzondere sluiting mogten hebben.
391. Voor besloten plaats of perk wordt -erekend, alle grond, die omringd is mot grachten of siooten, staketsels, gevlochten rijs-of rasterwerk, planken, groeyende of doode heggen of muren, waarvan ook gemaakt, boedanige ook de boogte, do diepte, de oudheid of vervallen staat van deze omschutsels wezen mag, wanneer daaraan gcene deur met een sleutel of ander slot is of wanneer de deur van geene digte planken en gewoonlükopen mogt zyn.
392- De losse kooyen of afzetzels met hekken, geschikt om Tee in het land te omsluiten of te omperken, waarvan ook gemaakt, worden ook voor beslotene plaatsen gerekend en wanneer zy met losse bulten of andere schuilplaatsen voor de herders of bewaarders verbonden zyn, worden zij gerekend onder de aanhoorlgheden van bewoonde huizen.
393. Onder den naam van breken w ordt verstaan, alle verbreking, -verwringing, vernieling of afneming, omwerping, wegneming van muren, daken, planken, deuren, vensters, sloten, hangsloten of andere stukken of werktuigen, dienende om den doorgang af te sluiten of te beletten en van alle soort van sluiting, hoegenaamd ook. (Sr. 391, 395.)
394. Het breken geschiedt van builen in, of binnenshuis.
395. Inbreken tan buiten is betgene, waardoor men zich in de buizen of op de hoven of plaatsen, perken of wat er toebehoort of in de byzondere woningen (of appartementen) binnen een buis indringt.
396 Breken binnenshuis is, betgene aan binnendeuren of sluitingen,alsmede aan kasten of andere toegeslolene stukken huisraad geschiedt, na in de by bet vorig artikel gemelde plaatsen gekomen te zyn.
Onder bet breken binnensbuis wordt ook begrepen bet eenvoudig wegnemen van kisten, dozen, pakken met pakdoek en touwen toegemaakt en andere geslotene losse stukken, waarin eenig goed, van welken aard ook, vervat is, ofschoon het openbreken niet op de plaats zelve geschied mogt zyn.
397. Door inklimminfi wordt verstaan, alle wyze van over de muren, deuren of poorten, daken of afdaken en andere sluitingen heen, in de buizen, gebouwen, boven, werven, gelimmer-ten van welken aard ook, tuinen, perken en beslotene plaatsen te geraken.
Het inkomen door eene opening van onder den grond, behalve die geschikt was om tot ingang te dienen, is eene omstandigheid van geiyk bezwaar als do inklimming. (Sr. 381, 384.)
398. Onder de benaming van valsche sleutels zyn begrepen alle baken, krombekken, keizers of loopers, nagemaakte, ver-valscbte, veranderde sleutels, of die door den eigenaar, huurder, herbergier of geherbergde niet bestemd zyn voor de sloten hangsloten of sluitingen hoegenaamd ook, waartoe de schuldige dezelve gebruikt zal hebben.
399. Al wie sleutels nagemaakt of vervalscht zal hebben.
ll. T. li. li Misdaden en wanbedr. tegen dc eujeml. «7
zal veroordeeld worden tolcene geviinjjenzelting van driemaanden tol twee jaren en eenc geldboete van vyf en twintig tol honderd en vjjftig franken.
In geval de schuldige een slotenmaker van beroep is, zal hjj met liet tuchthuis gestraft worden.
\lles onverminderd zwaardere straffen, indien er die vallen, hij medepligtigheid van misdaad. (Sr. 59.)
400 /VI wie door overmagt, geweld of dwang, de teekening of de overgifte van een geschrift, akte, verhandbrief of wat stuk het ziin mag, dat eenige verhindtenis, beschikking of hedrgving behelst of met zich brengt, afgedwongen zal hehben, zal met dwangarbeid voor eenen tijd gestraft worden. (Sr. 10(1.)
401. Be overige dieverijen in deze afdeeling niet by name of afzonderlijk vermeld, gaauwdieverüen, en beurzensnljderijen (larcins cl filouterics), zoo als ook pogingen tot het begaan van deze zelfde wanbedrijven, zullen gestraft worden met eene gevangenzetting voor ten minste een jaar en len hoogste vijf jaren, en zullen ook zelfs met eenc geldboete gestraft mogen worden, die van zestien franken ten minste en ten hoogste van vijfhonderd franken zal zyn.
De schuldigen zullen ook verstoken mogen w orden van dereg-ten bi) art. 42 van dit Wetboek gemeld, gedurende ten minste vyf en ton hoogste tien jaren, te rekenen van den dag, dat zy hunne straf ondergaan zullen hebben.
Ook zullen zy, by het vonnis, voor gelijk getal jaren, onder hel toezigt der hooge policie gesteld mogen worden. (Sr. 3.)
tweede afdeeling.
Bankbreuken, opliglingen en andere soorten van bedriegerijen.
lt;5 I.
Bankbreuk en opligling.
cremebs, de fraude, quae poenam meretur, imprimis secundum lus Catlicum (Gron. 1842). — Behoort tot poging vm escro-guene, dat de gelden of goederen afgegeven zijn? in Opmerk, en Mededeel., VII, blz. 87—itl, 224—239; X. biz 14S—1S9.
402- Diegene, die in dc gevallen by het Wetboek van Koophandel uitgedrukt, schuldig verklaard zullen worden aan bankbreuk (banqueroute), zullen gestraft worden als volgt;
De bedriegeiyke bankbreukigen zullen gestraft worden mei dwangarbeid voor eenen tijd;
De eenvoudige bankbreukigen zullen gestraft worden met ten minste eene maand en ten hoogste twee jaren gevangenzetting. (K. 808. K. 710. Sb. 1837, n». 21.)
403. Diegenen, die achtervolgens het Wetboek van Koophandel, medepligtig aan bedriegeüjke bankbreuk verklaard zullen worden, zullen gestraft worden met dezelfde straf als de be-driegeiijke bankbreukigen. (Sr. 59.)
«8 in. boek. Van lt;te misdaden, en van het slraffen der:.
404. De wisseliigenten en makelaars die ophouden met bcla-len (failleren), zullen gestraft worden met dwangarbeid voor eenen tyd; in geval zü overtuigd worden van hcdriegeiyke bankbreuk, zal de straf in eeuwigen dwangarbeid bestaan. (K. 62.)
405 Al wie, het zy met gebruikmaking van valsche namen of valsche kwaliteiten, het :ü met zich van bedrlegeluke middelen te bedienen, om het bestaan van valsche ondernemingen, van een niet beslaand vermogen of krediet te doen gelooven of om de hoop ofvrees te verwekken ten aanzien van eenigen uitslag van zaken, van eenig toeval of andere hersensthimmige gebeurtenis, zich gelden, losse goederen of verhimllenissen, beschikkingen, papieren van geldswaarde, toezeggingen, kwijtingen of bevriidingen zal hebben doen afgeven of ter hand stellen en langs eenen dezer wegen zich bcdrlegelijk van eens anders bezittingen in het geheel often deele meester zal hebben gemaakt of getracht zal hebben meester Ie maken, zal gestraft worden met eene gevangenzetting voor ten minste een jaar, en ten hoogste v(jf jaren, en eene geldboete van ten minste vijftig en ten hoogste drie duizei;d franken.
De schuldige zal bovendien, gedurende ten minste vyfen ten hoogste tien jaren, te rekenen van den dag, dat hu zyne straf ondergaan zal hebben, ontzet mogen worden van de reglen, bij artikel 44 van dit Wetboek vermeld. Alles, behoudens zwaardere straffen, in geval daar misdaad van valscbheid by is. (Sv. 88. Sr. ÜS v.)
(5 II.
Misbruik van vertrouwen.
Valt het verduisteren van roerende qaedcren, tut een failtielen boedel behoorende,door de vrouw des qefailleerdcn, als bewaarster over dezelve aangesteld, tn de termen van art. 397 of ion C. P.? in Opmerk, en Mededeel., V. blz. ISi— 1!)0. Over art. ■10S Opm. en Med. XIV. blz. 303- 317; XV, blz. 34—43;268.
406. Al wie misbruik gemaakt zal hebben van de behoeften de zwakheden of de driften van eenen minderjarigen, om hem te zijnen nadeele vernindtenissen, kwijtingen of bevrijdingen te doen onderschrüven, voor het leenen Van geld, roerende goederen of in den handel in omloop zynde of andere papieren of elTeklen, onder welke gedaante deze handel ook gepleegd of vermomd zoude mogen zyn, zal gestraft worden met eene gevangenzetting van ten minste twee maanden, ten hoogste twee jaar, en eene geldboete, die het vierde deel der teruggaven en schaden en interessen, aan de verkorte personen verschuldigd, niet te boven zal mogen gaan, noch minder dan vijf en twintig franken zyn.
Het verordende by de tweede paragraaf van het vorig artikel, zal bovendien van toepassing gemaakt mogen worden. (Sv. 88.)
407. Al wie misbruik gemaakt zal hebben van eene hand-teekenlng in blanco, die hem toevertrouwd werd, met bedriege-iyk boven dezelve eenige verbindtenis, kwyting of eenige andere akte of geschrift, waardoor de handteekenaar in persoon of goe-
li. T. u. H. Misdaden en wanbedr. tegen de eigend. ti»
lt;leren verkort zou kunnen worden, te schrijven, zal gestraft worden met de straffen, Lij arlikel 40.quot; gesteld.
la geval de handteekening in blanco liem niet toevertrouwd geweest mogt zijn zal bij als falzaris vervolgd en als zoodanig gestraft worden. (Sr. 130.)
408. Al wie ten nadeele van den eigenaar, bezitter of houder, verduisterd of weerloos gemaakt zal helihen, papieren, geldswaarde hehhende, gelden, koopwaren, biljetten, kwijtingen of eenigeandere geschriften,verbindtenis of bevrijding van verbind-tenis behelzende of uitwerkende, die hem niet in handen gesteld zyn geweest, dan het zy ter bewaring, het zy tot eenigen betaald wordenden arbeid en om dezelve terug te geven of over te leveren of om er een bepaald geliruik van te maken, of iets bepaald mede te doen, zal gestraft worden met de straffen bij artikel iO(i gesteld.
Alles onverminderd, helgene bij artikel 25i tot 236 gezegd is, ten aanzien van het verduisteren, vernielen en wegnemen van gelden, goederen of stukken in of uit openbare bewaarplaatsen. (K. 1731 v.)
409- Al wie, na in een geregteiyk geschil, eenig bewysstuk, akte of memorie overlegd le hebben, dat stuk, op hoedanig eene wys ook, weggenomen of verduisterd zal hebben, zal gestraft worden met eene geldboete van vüf en twintig totdrie honderd franken.
Deze straf zal gewezen worden bij hel geregt, waarvoor het geschil hangende is. (R. 149, 773.)
§ III.
Inbreuk op de verordeningen over de huizen waar gespeeld wordt, de loterijen en pandhuizen. v. igt;. schueuen, over art. ill C. P. (Leid. 18ü4.)
'410 Diegenen, die een liuis van hazardspelen gehouden en daarin het publiek toegelaten zullen hebben, het zy dan vrgwil-lig, het zij op voorstelling van de daarin belang- of deelhebbenden ; desgelijks de bankhouders van dat buis en al degenen die loteryen, by de wet niet toegelaten, opgerigt of gehouden zullen hebben, voorts alle bewindvoerders, opzigters of agenten van deze oprigtingen, zullen gestraft worden met eene gevangenzetting voor ten minste twee en ten hoogste zes maanden on eene geldboete van honderd tot zes duizend franken.
De schuldigen zullen bovendien, voor gedurende ten minste vyt en ten hoogste tien juren, te rekenen van den dag, dat zij hunne straf ondergaan zullen hebben, ontzet mogen worden van de regten, by artikel 42 van dit Welhoek gemeld.
In alle gevallen, zullen al de gelden, zaken of papieren van geldswaarde, die gevonden zullen worden ter speeltafel gebragt of in lotery gelegd of ingezet le zyn, gelijk ook hel huisraad, de gereedschappen, werktuigen en toestel, lot het spel of in de lotery gebruikt of bestemd, en het huisraad en de roerende goederen, waarmede de plaatsen voorzien of versierd zullen zijn. verbeurd verklaard worden. (Sr. 11.)
70 in. r.OEK, ran de misdaden, en van hct slra/fen derz.
411 Diegenen, die zonder wettige vergunning leenhuizen o[gt; pand of zekerheid opgerigt of gehouden zullen hebben, ofin geval van wettige vergunning, geen boek gehouden zullen hebben als de reglementen vereischen, houdende achtereen en zonder eenig wil tusschen beide of eenigen tussehenregel, de te leen verstrekte sommen of zaken, de namen, woonplaatsen en het beroep van de leeners, den aard, de hoedanigheid en waarde van hetgene tot zekerheid gegeven is, zullen gestraft worden met gevangenzetting van ten minste veertien dagen, ten hoogste drie maanden en eene geldboete van honderd tot tweeduizend franken-
Belemmerimjen tegen de vrijheid van bieden, bij verkoo-liingen, verpachtingen, aannemingen.
412. Die, hu de toewijzing of het toeslaan van den eigendom, van het vruchtgebruik of van de huur van roerend of onroerend goed, van eene aanneming, van eene levering, van een werk of van eenigen dienst hoegenaamd, de vrijheid van bieden of aannemen bij wege van teitelükheid, gewelddadigheid, of bedreiging, hel zü vóór, hel zij onder het bieden of aannemen belemmerd zullen hebben, zullen gestraft worden met eene gevangenzetting van ten minste veertien dagen, ten hoogste drie maanden,en eene boete van len minste honderd en ten hoogste vijf duizend franken.
Dezelfde slraf zal plaats hebben legen degenen, die de bieders of aannemers door gaven of beloften terug gehouden zullen hebben.
!5 V.
Schending der reglementen of verordeningen betrekkelijk handwerken of fabrieken, koophandel en Jcunsten.
v. u. schalk. Jrt. 414 en 415 C. P. beschouwd in verband met de theorie van het toon (Leiden 18quot;)3). — i'uktieue, artt. 413, 417, 418 C. P. in verband met de staathuishoudkunde (Amst. 1807). — v. houten, de reglstuestand der werklieden in JS'e-dertand ('s Gravenh. 1870).— iiepelaaii, ad. a/7.4-21 et C. P. G. (Hrux. 1828). — Over bedrog omtrent de natuur der verkochte waren, in Opmerk, en Mededeel., IV, blz. 112—123.
413. Alle overtreding der reglementen of verordeningen van openbaar beheer of bestuur, betrekkelijk de voortbrengsels der Fransche handwerken of fabrieken, die naar buitensland uitgevoerd zullen worden, en welke ten voorwerp hebben, zekerheid wegens de deugdeUikheid, de maal en de soort van hel werkte geven, zal gestraft worden met eene geldboete van ten minste twee honderd en ten hoogste drie duizend franken, en verbeurdverklaring van de waarde. Deze twee straffen mogen te gelpen te zamen, of ieder alleen en afzonderlijk gewezen worden, naar de omstandigheden.
414. Alle onderlinge zamenspanning of vereeniging van de-
11. T. 11. H. Misdaden en wanhedr. tegen de eigend. 71
genen, die handwerkslieden in hel werk stellen, strekkende om tegen regt en hillijkheid eene vermindering van het werkloon door te drijven, wanneer zü van eene poging of eenen aanvang van uitvoering gevolgd wordt, zal gestraft worden met eene gevangenzetting voor zes dagen tot eene maand en eene geldboete van twee honderd lot drie duizend franken. (Sr. 3.)
415- Alle onderlinge zamenspanning of vereeniging van de züde der werklieden, om te gelijker tyd het werk ledoen ophouden, het werk in eene fabriek of werkplaats te verbieden, het te werk komen en biyven voor of na zeker uur te beletten, en in het algemeen, om den arbeid te doen slaken, te beletten of duurder te maken, wanneer er eenige poging in hel werk gesteld of een aanvang met de uitvoering gemaakt is, zal gestraft worden met eene gevangenis van ten minste eene maand, en ten hoogste drie maanden.
De hoofden of aanleggers zullen gestraft worden met eene gevangenzetting van twee tot vijf jaren. (Sr. 3.)
quot;416. Ook zullen gestraft worden met de straffen hij hel vorig artikel gesteld en met inachtneming van hetzelfde onderscheid de werklieden, die eenige boete, verbod, ontzegging of eenige proscriptie, onder den naam van vervloeking of verdoeming, of wat benaming hel zyn mag, uitgesproken «f aangezegd zullen hebben, het zy tegen de fabriekbestuurders en ondernemers var. werken, hel zjj legen elkander.
In hel geval van dit en hel vorig artikel, zullen de hoofden of aanleggers van wanbedrijf, na hel uiteinde van hunne straf, onder hel toezigl van de hooge policie gesteld mogen worden, voor ten minste twee en ten hoogste vijfjaren.
417- Al wie, met oogmerk om aan de Franschc kunstvlijt nadeel toe te brengen, opzigters, kommiezen of werklieden van eenige inrigting (of etablissement) zich naar buitenslands zal hebben doen begeven, zal gestraft worden met eene gevangenzetting van zes maanden tot twee jaren en eene geldboete van vijftig tol driehonderd franken.
418. leder opzigter, kommies of werkman van eene fabriek, die aan vreemdelingen of buitenslands wonende Franschen, geheimen van de fabriek, waarin by gebruikt wordt, medegedeeld zal hebben, zal gestraft worden met hettucblbuis en eene geldboete van vijfhonderd lol twintig duizend franken.
In geval de geheimen aan Franschen, in Frankrijk wonende, medegedeeld zyn, zal de straf in eenegevangenis van drie maanden tot Iwee jaren en eene geldboete van zestien tot twee honderd franken heslaan.
'419. Al wie door hel opzettelijk uitstrnoijen van valsche of lasterlijke geruchten, door meer te bieden dan de verkoopers zelve vorderen, door vereenigingen, verbindingen of zamenspan-ningen van de voornaamste inhebbers van dezelfde waar of koopmanschap, ten einde dezelve op zekeren pr'us te houden, of wel, door eenigerhande bedriegelijke wegen of middelen, hel stijgen of vallen der waren of koopmanschappen of openbare papieren en effecten, boven of beneden den prijs, waarop de natuurlijke
71 in. boek. ran lt;le misdaien, en van het straffen derz.
en vrije mededinging van den koopliandel dezelve gebragt zou hebben, bewerkt of veroorzaakt heeft, zal gestraft worden met eene gevangenzetting van ten minste eene maand, en ten hoogste een jaar, en eene geldboete van vyfhonderd tot tien duizend franken. De schuldigen zullen bovendien by het vonnis, voor ten minste twee, en ten hoogste vijf jaren onder het toezigl van de hooge policie gesteld mogen worden. (Sr. 405.)
•420. De straf zal zün, van ten minste twee maanden, on ten hoogste twee jaren gevangenis, en duizend tot twintig duizend franken geldboete, in geval deze kunstgrepen in het werk gesteld zijn omtrent koren of andere granen, meel, meelachtige zelfstandigheden, brood, w'jn of eenige andere dranken.
Het stellen onder toezigt, dat alsdan zal kunnen geschieden, zal voor ten minste vyf en ten hoogste tien jaren zyn.
421- Weddingschappen, ten aanzien van het ryzen of dalen der openbare fondsen of effecten, zullen gestraft worden, als bij artikel 41!).
422- Voor weddingschap van dezen aard zal gerekend worden, alle overeenkomst om openbare effecten te verkoopen of te leveren, die door den verkooper niet bewezen zullen worden, ten tijde van de overeenkomst, ter zijner beschikking geweest Ie zgn of ten tijde van de levering tot zyne beschikking te hebben moeten komen. (B. 1823 v.)
423. Al wie den kooper bedrogen zal hebben in de gehalte van goud of zilver, in de echtheid van eenen voor echt verkochten steen, in de soort van eenige waar of koopmanschap; al wie, door valsche maat of gewigtte gebruiken,den kooper inde hoeveelheid van het verkochte, bedrogen zal hebben, zal gestraft worden met gevangenzetting voor ten minste drie maanden, ten hoogste één jaar, en eene geldboete, die niet boven hetvierde deel der teruggaven en schaden en interessen, noch heneden de vijftig franken zal mogen zyn.
De voorwerpen, waar het wanbedrijf in gepleegd is, of der-zelver waarde, in geval zy nog aan den verkooper toebehooren, zullen verbeurd verklaard worden: de valsche malen en ge-wigten, zullen ook verbeurd verklaard en bovendien aan stukken gebroken worden. (B. 13GI. Sr. 11.)
424. In geval de verkooper en kooper by het aangaan of sluiten van hunnen koop, andere maten of gewigten gebruikt hebben, dan die by de staatswetten vastgesteld zyn, zal de kooper verstoken zijn van alle aanspraak tegen den verkooper, die hem mot de verbodene maten of gewigten bedrogen heeft; onverminderd de strafvordering, zoo wegens dit bedrog als wegens het gebruiken zelfs van verbodene maten en gewigten.
De straf, ter zake van het bedrog zal z gn als by het vorig artikel.
De straf, wegens het gebruiken van de verbodene maten en gewigten, zal bepaald worden bg het vierde boek van dit Wetboek, behelzende d 1 bloote policie-straffen. (Sr. 479 5°, 6°. 481. Sb. 1822, no. 52 ; 1827, n°. 13.)
425. Het drukken en uitgeven van schriften, muziekstuk-
II. T. u. H. Misdaden en manbe.dr. lenende eigeiid ':i
ken, stukken van teeken- of schilderkunst of cenig ander gedrukt of in plaat gebragt werk, het zy in het geheel of ten deele, in weerwil van de wetten en verordeningen ten opzigte van den eigendom des schrijvers of makers, Is een narfj'uft.enalle nadruk is een wanbedrijf. (Sb, 181quot;, n». 5.)
426. Het verkoopen of verspreiden van nadrukken ofnamaak-seis, het invoeren op Fransch grondgebied, van werken, die na in Frankrijk gedrukt te zijn, buitenslands nagedrukt zijn,zün een wanbedrijf van dezelfde soort.
427- De straf tegen den nadrukker of tegen den invoerder, zal bestaan in eene geldboete van ten minste bonderd en ten hoogste twee duizend franken; en tegen den verkooper, in eene geldboete van ten minste vijf en twintig en ten boogslevyfhonderd franken.
De verbeurdverklaring van den nadruk zal zoo tegen den nadrukker als tegen den invoerder en den verkooper gewezen worden.
De platen, vormen of matrijzen dor nagedrukte voorwerpen zullen ook verbeurd verklaard worden. (Sr. II.)
428- Elk bestuurvoerder, elk ondernemer van een tooneel of schouwburg, alle gezelschap of maatschappij van tooneelisten, welke op zijn tooneel eenige stukken zal hebben laten vertoonen, in weerwil van de wetten en verordeningen ten opzigte van den eigendom der schrijvers, zal met eene geldboete van ten minste vyrtig, ten hoogste vijf honderd franken en verbeurdverklaring der ontvangsten gestraft worden.
429- In de gevallen, bij de vier laatstvoorgaande artikelen vermeld, zal de opbrengst der verbeurdverklaringen of der verbeurdverklaarde ontvangsten, aan den eigenaar ter hand gesteld worden, om hem tot zoo verre schadeloos te stellen wegens het ge-ledene aandeel. Het hooger bedrag van zijne schade, ofwel, de volkomene schadeloosstelling, in geval er geen verkoop van verbeurdverklaarde zaken of geene aantasting van ontvangsten plaats gehad heeft, zal langs de gewone wegen geregeld worden. (Sr. 77,133.)
lt;5 VI.
Waniedryven van leverancien.
Jtegstgel. Adviezen. VI. hlz. 213.
430. Alle personen, het zü als deelhebbers van cenig gezelschap of deelgenootschap, het zij op zich zeiven, met levcran-cién, ondernemingen of beheeringen voor rekening van de land-of zeemagt belast, die, zonder door geweld van ovennagt daartoe genoodzaakt te zijn, den dienst, waar zij mede heiast zün, zullen hebben doen ontbreken, zullen gestraft worden met het tuchthuis en eene geldboete, die het vierde deel der schaden en interessen niet te boven z.i,l mogen gaan, noch beneden de vijfhonderd franken zün. Alles onverminderd zwaardere stratlen in geval van verslandhouding met den vijand.
431. W anneer het nalaten van den dienst .ian de agenten
'k ui. boek. Fan de misdaden, en van hel straffen derz.
der leveranciers te wijten is, zullen die agenten tot de bij het vorig artikel gestelde strallen veroordeeld worden.
De leveranciers en liunne agenten zullen even zeer gestraft worden, wanneer de eene zoo wel als de andere in de misdaad deel hebben.
432- In geval openbare ambtenaren of agenten, door de Hooge Regering over iets gesteld of door dezelve betaald wordende, den schuldigen behulpzaam geweest zjjn, om den dienst te doen ontbreken, zullen zg met dwangarbeid voor eenen tgd gestraft worden, onverminderd zwaardere straffen, ingeval van verstandhouding met den vyand. (Sr. 77.)
433. Alhoewel de dienst niet onlbroken mogt hebben, indien echter de levering en arbeid vertraagd of opgehouden is, of indien er in de soort, deugdelgkheld of hoeveelheid van den arbeid of het handwerk of van het geleverde, bedrog is gepleegd, zullen de schuldigen met eene gevangenis van ten minste zes maanden, en ten hoogste vyf jaren gestraft worden en bovendien met eene geldboete, die niet boven het vierde deel der schaden en interessen, noch beneden de honderd franken zal mogen zyn.
In de verschillende gevallen, bij de artikelen, die deze onder-afdeeling uitmaken, vermeld, zal de vervolging van het wanbedrijf niet mogen geschieden, dan op de aanklagte van de Hooge Regering. (Sv. *22.)
DERDE AFDEEHNü.
Vernielingen, bedervingen, schaden.
wichers, Maakt iemand, die opzettelijk (volontairement) zijn eigen huis in brand steekt, zich schuldig aan de misdaad, voorzien by art. 434 If-'i. v. Strafr.? in Bijdr. t. R. en ff., II blz. 390—ill. — de vniES, de crimine et delicto incendii ex jure poen. Gall. {(iron. 1830.)— i.m.nixk, Eenige opmerkingen over de misdaad van brandstichhng. (Utr. 1801) — gbatama, Eenige bedenkingen over het stra/fen van eene poging tot brandstichting,enz.,Ui Opmerk en Mededeel. III. blz. 5—13.— Over art. 43«, in Opmerk, en Mededeel., IX. blz. 87—97. Over art. 139 Opmerk, en Mededeel. XV blz. 131—133.
'434. Al w ieopzetteiyk in gebouwen,schepen, schuiten, pakhuizen, werven, bosschen, hakhout of oogsten, het zy te veld staande, het zü gekapt, gemaaid, het zy ook het hout gestapeld of gebosebt is en de oogsten in bargen of op hoopen staan, den brand heeft gestoken of brandbare stollen derwyze geplaatst beeft, om den brand tol deze zakenofeene van die te doen overgaan, zal met den dood gestraft worden. (Sr. 439, 438, 479.)
435- De straf zal dezelfde zyn tegen diegenen, die door het doen springen van eeneingn, gebouwen,schepen of schuiten vernield zullen hebben. (Sr. 93.)
436. De bedreigingvan eene woning of eenig ander eigendom in den brand te steken, zal gestraft worden met de straf, die tegen het bedreigen van vermoording gesteld is en volgens de onderscheiding, bg artikel 303 tot 307 ingesloten, gemaakt.
II. T. li. H. Misdaden en toanbedr. legen de eirjetul. 75
437- Al wie opzettelijk, door welk miüdel het zijn mag, gehouwen, hruggen, dijken, wegen of andere werken, die hy wist aan eenen anderen toe te hehooren, vernield of afgeworpen zal hebben, zal gestraft worden met het tuchthuis en eene geldboete, die niet hoven het vierde deel der teruggaven en schaJe-loosstellingen, noch ook heneden de honderd franken zal mogen zijn.
In geval er iemand bü omgekomen of gekwetst is geworden, zal de schuldige in het eerste geval metdcndooden in het tweede met dwangarbeid voor eenen tyd gestraft worden. (Sr. 257, 305, 451.)
438- AI wie zich feitelükerwijze verzet zal hebben tegen het maken van werken, die op gezag der Hooge Regering aangelegd of gebouwd worden, zal gestraft worden met eene gevangenis van drie maanden tol twee jaren en eene geldboete, die nietbo ven het vierde deel der schaden en interessen, noch ook beneden de zestien franken zal mogen zijn.
De aanleggers der feitelijkheid zullen het hoogste of maximum van de straf ondergaan.
439- Al wie opzettelijk, op hoedanig eene wijze ook, registers of aanteekenhoeken, minuten, of oorspronkelijke akten van het openhaar gezag, verbandhrieven of bewijsstukken, billets, wissels, effecten van koophandel of bankpapieren, eenige verbindte-nis, beschikking, of vrijstelling van verbindtenis inhoudende of uitwerkende, verbrand of vernield zal hebben, zal gestraft worden als volgt ;
In geval de vernielde stukken, akten van het openhaar gezag, of effecten van koophandel of bankpapieren zgn, zal de straf in het tuchlhuis bestaan.
In elk ander geval, zal de schuldige gestraft worden met eene gevangenzetting voor twee tot vyf jaren en eene geldboete van honderd tot drie honderd franken. (Sr. i08, 470.)
440. Alle plundering, alle vernieling van eetwaren of koopmanschappen, goederen {elfels), roerende eigendommen, met ge-meenerhand of bü zamenrotting en met openhaar geweld gedaan, zal met dwangarbeid voor eenen tijd gestraft worden ;cen ieder der schuldigen zal bovendien tot eene geldboete van twee honderd lot vijf duizend franken veroordeeld worden. (Sr. 205 v.)
441. lichter zullen diegenen, die zouden mogen bewijzen door opzetting of aanzoek medegesleept te zijn, om in deze geweldenarijen deel le nemen, gestraft mogen worden met niet meer dan het tuchthuis. (Sv. 203.)
442. In geval de geplunderde of vernielde eetwaren, in koren of andere granen, meel, meelachtige zelfstandigheden, brood, wijn of andere dranken, bestaan, zal de straf, die de hoofden, aanhitsers of opruüers, voor zich, zullen moeien ondergaan, het hoogst of maximum zgn van de straffen van dwangarbeid voor eenen tijd en dat van de geldboete bü arlikel 4i0 gesteld.
443. Al wie, door middel van een bijtend vocht of dooreenig ander middel, op/.etteiyk, koopwaren of onbereide stoffen ter verwerking dienende, bedorven zal hebben, zal gestraft wor-
76 in. roek. fan de misdaden, en van het straffen derz.
den met eene gevangenis van eene maand tol twee jaren, en eene geldboete, die niet boven het vierde deel der schaJen en interessen, noch beneden de zestien franken zal mogen zijn.
In geval liet wanbedrijf begaan is door een werkman van de fabriek of door eenen bediende van het huis van koophandel, zal de gevangenis van twee tot vyf jaren zijn, onverminderd de gestelde boete, zoo als boven gezegd is.
■444. Ai wie te veld staande oogsten of eenig van zelf opgekomen of met menscher.handen gesteld plantsoen verwoest zal hebben, zal gestraft worden met eene gevangenis van ten minste twee en len hoogste vijfjaren.
De schuldigen zullen bovendien, by het vonnis, voor ten minste vüf en ten hoogste tien jaren, onder het toezigt der hooge policie gesteld mogen worden. (Sr. 388, H9, i35.)
445. Al wie een' of meer boomen, die hij wist eenen anderen toe te behooren, geveld zal hebben, zal gestraft worden met eene gevangenis, die ten aanzien van ieder boom niet beneden de zes dagen, noch hoven de zes maanden zal mogen zijn ter zake van eiken boom, zonder dat echter het geheel vijfjaren te boven mag gaan. (Sr. 533.)
446- De strallen zullen dezelfde zün ten aanzien van lederen boom, die derwijze geknot, afgehakt of ontschorst is, dat hg versterven moet.
447. In geval van verwoesting van een of meer gezette enten, zal de gevangenis zijn van zes dagen tot twee maanden voor ieder ent, zonder dat echter liet geheel twee jaren te boven mag gaan. (Sr. 433.)
448- Het minste (of minimum) van de straf, zal in de gevallen van artikel 443 en 4'iG, in twintig, en in het geval van 44quot;, in tien dagen bestaan, zoo de boomen op de pleinen, heerenwegen of reiswegen, openbare straten of wegen, het zij hoofd- of bijwegen of dwarswegen of straten, geplant waren.
449. Al wie granen of heestenvoeder, dat hij wist aan eenen anderen te behooren, gemaaid of gesneden zal hebben, zal gestraft worden met eene gevangenis, die niet heneden de zes dagen noch hoven de twee maanden zal zijn.
450- De gevangenis zal van ten minste twintig dagen en ten hoogste vier maanden zün, zoo het graan of voeder vóór zijne rijpheid gemaaid of gesneden is.
In de gevallen van dit en de zes vorige artikelen, zal deschul-dige, bijaldien het feit gepleegd is uit haat tegen eenen openbaren beambte, gestraft worden met het hoogste (of maximum) van de straf, die hij het artikel, waartoe hel geval behoort, ge steld is.
Hetzelfde zal plaats hebben, ofschoon deze omstandigheid niet bestaat, zoo het feit bg den nacht gepleegd is.
451. Alle breken of vernielen van gereedschappen van landbouw, van perken van beesten, van herders- of oppassershutten, zal gestraft worden met eene gevangenis van ten minste eene maand, ten hoogste een jaar. (Sr. 388, 437, 433. 47!».)
452 Al wie paarden of andere wagen-, of karre-, rij- of
li. T. li. H. Misdaden en wanbedr. lenen de eigend 77
lastbeesten, hoornbeesten, schapen, geiten of varkens, of vis-schcn in de kommen, vyvers en andere bewaarplaatsen van visch, vergifliprd zal hebben, zal gestraft worden mat eene gevangenis van één tot vijf jaren en eene geldboete van zestien tot drie honderd franken. De schuldigen zuilen hg hel vonnis, voor ten minste twee en ten hoogste vüf jaren onder het toczigt van dc hooge poiicie gesteld mogen worden. (Sr. 301, 435, 179 iquot;.)
453- Al wie, builen noodzaak, een der beesten, bij het vorige artikel vermeld, gedood zal hebben, zal gestraft worden als volgt;
In geval het wanbedrijf begaan is in de behuizingen, omper-king en toehehooren, of op de landen, waarvan de eigenaar van het heest, eigenaar, huurder, bruiker of pachter was, zal de siraf eene gevangenis van twee tot zes maanden zijn.
In geval het begaan is in plaatsen, waarvan de dader eigenaar, huurder, bruiker of pachler was, zal de gevangenis zij» van zes dagen lot eene maand.
In geval het ergens anders begaan is, zal de gevangenis zijn van veertien dagen tot zes weken.
Het hoogste (of maximum) van de slraf, zal altyd gewezen moeten worden in geval van schending van afsluiting. (Sr. MS, ;197, 536.)
454 Al wie, buiten noodzaak, een huisdier gedood zal heh-hen op eene plaats, waarvan degene, wien dat dier toebehoort, eigenaar, huurder, bruiker of pachter is, zal gestraft «vorden met eene gevangenis van ten minste zes dugen en ten hoogsle zes maanden.
In geval er schending van sluiting bij plaats gehad heeft, zal het hoogste (of maximum) van de straf gewezen worden. (Sr. MS, 397, iöti.)
455. In de gevallen van artikel ül en volgende lot aan het vorig artikel ingesloten, zal eene geldboete gewezen worden, die niet boven het vierde deel der teruggaven en schaden en interessen, en niet beneden de zestien franken zal mogen zijn.
456. Al wie, in het geheel of ten deele, grachten of slooten gedempt, omheiningen, waarvan ook gemaakt, afgebroken, levende of doode hagen of heggen, afgehakt of gesneden of uitgetrokken, zal hebben; al wie eindpalen of hoeksteenen of hoek-boomen, of andere hoornen, die geplant of erkend zijn, om de scheidingen tusschen verschillende erven aan te wijzen, \er-zet of weggenomen zal hebben, zal gestraft worden met eene gevangenis, die niet beneden eene maand, noch boven een jaar zal mogen zp en eene geldboete ten bedrage van het vierdedeel der teruggaven en schaden en interessen, dis in geenerlei geval beneden de vijftig franken zal mogen zijn. (Sr. 3S9.)
457. Met eene geldboete, die het vierde deel der teruggaven en schaden en interessen niet te boven zal mogen gaan, noch ook beneden de vyfiig franken zü'n, zullen gestraft worden de eigenaars of pachters, of ieder gebruiker of vruchttrekker van molens, waterwerken of waterboezems, die, door het rgzen of verheffen van hunne afleiders, boven het peil bil het wetlig ge-
quot;8 in. hoek. fan de misdaden, en van het straffen derz.
zas vastgesteld, de wegen of de eigendommen van eenen anderen overstroomd zullen hebben.
In geval lilerdoor eenige beschadiging ontstaan is, zal destraf. boven de geldboete, nog in eene gevangenis van zes dagen tot (■one maand bestaan. (li. t!13, tiOl.)
458- Het in brand geraken van eens anderen roerende of on-roorende eigendommen, ontstaan door de oudheid of hg gebreke, het zü van het onderhouden of herstellen, het zy van het vegen der ovens, schoorsteenen, smidsen, werkplaatsen, naburige huizen of smederijen, of door het aansteken van vuren in de velden, op minder dan honderd meters van de huizen, gebouwen, bosschen, heiden plantaadjen, boomgaarden, beplantingen, hagen, bargen, korenstapels, slroo, hooi, voeraadje of andere voorraad van brandbare zaken, of door vuur of licht zonder genoegzame voorzorg te dragen of te laten liggen of staan, of door het onvooquot;zichligaan- of afsteken of laten afgaan van vuurwerken, zal gestraft worden met eene geldboete van ten minste vijflig en ten boogsle vijf honderd franken. (B. 1502. Sr. 471, 5 TO 4°.)
459. loder houder of oppasser van dieren of van melk- of slagtbeesten, die verdacht zyn van aangedaan te zijn van be-smetteiyke ziekle, die niet dadeiyk kennis daarvan gegeven zal hebben aan den maire der gemeente, waar zy gevonden worden en die zelfs vóór dat de maire op die kennisgeving geantwoord heeft, deze dieren of melk- of slagtbeesten niet opgesloten gehouden zal hebben, zal gestraft worden mei eene gevangenis van zes dagen tot twee maanden en eene geldboete van zestien tot tweehonderd franken.
460. Desgeiyks zullen gestraft worden met eene gevangenis van twee tot zes maanden en eene geldboete van honderd tot vyf honderd franken, diegenen, die, in weerwil van het verbod der regering, hunne besmette dieren of heesten onder anderen zullen hebben laten loopen.
461- In geval uit dit laten loopen onder andere beesten eene besmetting onder ander vee ontslaan is, zullen diegenen, die het verbod der regering overtreden zullen hebben, gestraft worden met eene gevangenis van twee tot vijf jaren en eene geldboete van honderd tot duizend franken-, alles onverminderd de uitvoering der wetten en verordeningen betreffende de veeziekten, en de oplegging der straffen daarbij gesteld.
462- 'n geval de boetstraffelijke wanbedrijven waarvan in dit hoofdstuk gesproken wordt, door veld- of hoschwacbters of policie-amhtenaren, onder welke benaming het zijn moge, begaan zyn geworden, zal de straf van gevangenis ten minste van éene maand zyn en ten hoogste van nog een derde boven de zwaarste straf, die eenen anderen schuldigen, om hetzelfde wanbedrijf, opgelegd zou worden. (Sv. 11.)
ALGEMEENE BEPALING.
quot;463. In al de gevallen, waarin de straf van gevangenis hij dit Wetboek gesteld wordt, worden de regthanken gemagligd om,
II. T. ii. H. Misdaden en wanbedr. lenen de eigend. 7!»
bijaldien het veroorzaakte nadeel seen vijf en twintig franken te boven gaat en bijaldien de omstandigheden het wanbedrijf schijnen te verkleinen, de gevangenis zelfs tot beneden de zes dagen en de boete zelfs tot beneden de zestien franken te verminderen. Zij zullen ook de eene of de andere dezer straffen afzonderlijk mogen wijzigen, zonder dat zü in eenig geval beneden de bloote policie-straflen mag zyn. (Sr. 501.)
policie-overtredinüex ex straffen.
(Vaslgesteld den 20sten van Sprokkelmaand 1810. Afgekondigd den jdcn van Lentemaand.)
lie jongh en oudeman, Handboek roor den Kanlonregler en den amülenaar van het Openb. Min. bij de Kantongeregten voor de belmndeling van strafzaken (Gron. 183quot;gt;), blz. 1—Si ; 2de uiig. (1803) blz. 1—43.
EERSTE HOOFDSTUK.
Tan de slralfen.
Artikel 464-
i)e policie-stratTen zün;
De gevangenis;
De geldboete ;
En de verbeurdverklaring van zekere aangehoudene goederen. (K. O. II. Sv. 232 v, Sr. 11, 50. 32.)
465. De gevangenis zal voor policie-overtredlng, niet minder dan eén dag zgquot; en «oli S«en vijf dagen te boven gaan, naaide soortverdeelingen of klassen, onderscheidingen en gevallen, hierna in het bijzonder uitgedrukt.
De dagen van gevangenzetting zün volle dagen van vierentwintig uren. (Sr. 40.)
466. De geldboeten wegens de overtreding zullen gewezen mogen worden van één tot vijftien franken ingesloten, naar de onderscheidingen en soortverdeelingen, hierna in het bijzonder uitgedrukt, en zullen aangewend worden ten bate van de gemeente, waarde overtreding begaan zal zijn. (Sv. 234. Sr. 32.)
467- Ter betaling van de boete, zal er aantasting van persoon plaats hebben.
Echter zal de veroordeelde, uit dezen hoofde niet langer dan veertien dagen vastgehouden worden, zoo hij van zün onvermogen tot betalen blijken doet. (R. 383.)
468- In geval van ongenoegzaamheid der goederen zullen de teruggaven en schadeloosstellingen aan de verkorte partij verschuldigd, vóór de boete gaan. (Sv. 233 4lt;,, 3quot;4 v.)
469. De teruggaven, schadeloosstellingen en kosten zullende aantasting van persoon met zich brengen en de veroordeelde zal gevangenis houden tot de volkomene betaling toe. In geval ecli-ter deze veroordeelingen gewezen zijn ten bate van den Slaat, zullen de veroordeelden genot mogen hebben van de vergunning by artikel 487 verleend, in bet geval van onvermogen bü hetzelve gemeld. (R. 583.)
470- De policie-geregten zullen ook, in de gevallen bij de wet bepaald, verheurdverklaringen mogen wyzen, het zy van de goederen bg de overtreding aangehouden, het zg van hetgene.
li. hoofdstuk. Overtredingen en slralïen. si
waarin or waarmede zü begaan is of begaan stond te worden (Sr. 11, 47-2, 577, 481.)
TWEEDE HOOFDSTUK.
Orertredmiien en straffen.
eerste afdeeli.no.
Uersle soorlverdeelinfi of klasse.
Over art. 471. Ho; Opmerk, en Mededeel., VIII, hlz. 140 -15(1.
471 Met eene geldboete, van één tot vijf franken ingesloten zullen gestraft worden:
lquot;. Die nalatig geweest zullen zijn, de ovens, sclioorsteenei of stookplaatsen, waar gestookt wordt, teonderliouden,t ! berstellen of te vegen; (Sr. 438.)
■2°. Die bet verbod van op zekere plaatsen vuurwerken af U steken overtreden zullen hebben ; (Sr. 472, 473.)
Jquot;. De herbergiers en anderen, die verpligt zijnde licht te branden, dit verzuimd zullen hebben. Diegenen, die in de gemeenten, waar dit ten laste der inwoners gelaten is, bel schoonmaken der straten of stegen verzuimd zullen hebben;
4°. Diegenen, die den openbaren weg belemmerd zullen hebben, met daar buiten noodzaak, bouwstolfen of andere zaken, hoegenaamd ook, neêr te leggen, waardoor de v rij -beid of veiligheid van den doorgang belet of verminderd wordt. Diegenen, die, met overtreding van de wetten en verordeningen, verzuimd zullen hebben, licht tedoen branden bg de door ben op de straat gelegde dingen of de door hen in de straten en pleinen gedane opgravingen; {479 ia.)
5°. Diegenen, die verzuimd of geweigerd zullen hebben de verordeningen of reglementen, betrelfende de vuilnishoo-pen na te komen of aan de aanzegging der regering te gehoorzamen, ten aanzien van het herstellen of afbreken van vervallene huizen; (B. 140S.)
6°. Diegenen, die voor hunne gebouwen, zaken neergeworpen of gesteld zullen hebben, die door haren val of door ongezonde uitwasemingen nadeel zouden kunnen doen; (Sr. 476, 479 4°)
7°. Diegenen, die op de stralen, de wegen, pleinen, openbare plaatsen of in de velden, ploegijzers, nijptangen, staken, slaven of andere werktuigen, gereedschappen of wapenen, waarvan de dieven of andere kwaaddoeners misbruik zouden kunnen maken, zullen hebben laten liggen; (Sr. 472.)
8quot;. Diegenen, die, waar dit door de wellen of reglementen vereischl wordt, nagelalen zullen hebben velden, of tulnei van rupsen le zuiveren;
9quot;. Diegenen, die, zonder dat er eenige omstandigheid hij is, waaromtrent de wet voorziening doet, vruchten aan eenei anderen behoorende, geplukt of op de plaats zelve gege ten zullen hebben; (Sr 388.) vin. e
iv. boek. Policie-overlredinyeti en slralfen.
toquot;. Diegenen, die zonder andere omstandigheid, in de velden of akkers, nog niet geheel van hunne oogslen ontbloot of ontledigd, koren of hooi geraapt of druiven gelezen zullen hebben, het' zy vóór het opgaan, het zij na hel ondergaan van de zon; (Sr. 47:1.)
11°. Diegenen, die, zonder daartoe uitgetergd te zijn, scheldwoorden tegen iemand geuit zouden mogen hebben, behalve die in artikel 3«7 tol 378 ingesloten, begrepen zijn!; 12o. Diegenen, die uil onvoorzigligheid, vuiligheden op iemand
geworpen zouden mogen hebben; (Sr. 473 So.) 13°. Diegenen, die, zonder eigenaars of vruchtgebruikers of huurders of pachters te zijn, of gebruik van eenen grond of van een regl van door- of overgang te hebben of zaakwaarnemer of daartoe gestelde van eenen der opgenoem-den te zijn, op en over dien grond of een gedeelte van dien gekomen en gegaan zün, wanneer by toegemaakt of bezaaid is; (B. 737.)
14°. Diegenen, die hun melk- of slagtvee, of hunne trek-, lasl-of ryiieestea over eens anderens grond zullen hebben laten gaan, eer de oogst weggehaald is.
472. Bovendien zullen verbeurd verklaard worden, de vuurwerken, in het geval van het tweede nommer van artikel 471 aangehouden, de ploegijzers, gereedschappen en wapenen in nommer 7 van heizelfde artikel gemeld. (Sr. 11.)
473. De straf van gevangenis voor drie dagen lenhoogsle,zal bovendien, naar de omstandigheden zijn, gewezen mogen worden legen degenen, die vuurwerken afgestoken, en tegen degenen, die in overtreding van nummer 10 van artikel 471, koren of hooi geraapt of druiven gelezen zullen hebben. (Sr. 471 2».)
474. De straf van gevangeniszal tegen al degenen, die bü artikel 471 gemeld worden, in geval van herhaling van overtreding, altijd plaats hebben ten hoogste gedurende drie dagen. (Sv. 483.)
tweede afdeel1kg.
Tioeede sonrlvcrdeeling of klasse.
475. Mei eene geldboete van zes lot tien franken ingesloten, zullen gestraft worden:
1°. Diegenen, die zich tegen den wynban of andere uitgegane bannen of geboden, bij de reglementen gewettigd, vergrepen zullen hebben;
i°. De herbergiers, logementhouders of verhuurders van gestoffeerde huizen, die nagelaten zullen hebben, terstond en zonder eenige tusschenruimte, In een regelmatig boek of register, de namen, kwaliteiten, vaste woonplaats, dag van aankomst bü hen, en van vertrek, op te schrijven, van al wie een nacht in hun huis doorgebragt zal hebben ; diegenen van hen, welke nagelaten zouden mogen hebben, dit boek op de bü de reglementen bepaalde tyden of wanneer het van hen gevorderd werd, aan de maires, adjunct-malres, pollcle-ambtenaren of kommissarissen of aan degenen, die ten dien einde gesteld zyn, te vertoonen;
82
li. hoofdstuk. Overtredingen en straffen.
alles onverminderd de gevallen van aansprakeiyklield, liij art. 73 van dll Wetlioek vermeld, met opzigt tot de misdaden en wanbedrijven dergenen, die by ben intrek of verblijf geliad hebbende, niet naar den regel opgeschreven mogten zijn; (Sb. 1830, nquot;. üii.)
3°. De voerlieden van pakwagens, de karrelieden of geleiders, drijvers of menners (coniludcun) van welk soort van rijtuigen ook, of van lastbeesten die zich vergrepen zouden mogen hebben tegen de reglementen waarbij zij verpligt zijn om zich bestendig bij hunne paarden, wagen- of lasl-heesten en bij hunne rijtuigen, hij de hand en in staat Ie houden om hen te besturen en te geleiden; om slechts eene zijde der straten of openbare wegen in te nemen; om voor alle andere rijtuigen uit den weg te gaan of op zij te wijken en bij ontmoeting, denzelven ten minstedehalvestraat of weg vrij te laten;
4U. Degenen, die de paarden, trek-, last- of rijbeesten binnen eene bewoonde plaats hebben laten loopen of de reglementen tegen het overladen, bet hard rijden of kwalijk besturen der rytuigen overtreden hebben;
Squot;. Degenen, die op de straten, wegen, pleinen of openbare plaatsen, loterijspelen of andere hazardspelen gehouden zullen hebben:
6°. Degenen, die vervaischte dranken verkocht of vertierd zullen hebben; onverminderd de zwaardere straffen, die bij de boetgeregten gewezen zullen worden, in geval zij schadelijke toemengels voor de gezondheid bevatten mogten; (Sr. 3t8. Sb. 1829, no. 30.)
7°. Degenen, die krankzinnige lieden of die niet wel bij het hoofd zün, aan hunne oppassing toevertrouwd zijnde, of kwaadaardige of wilde heesten los hebben laten loopen ; die hunne honden op de voorbijgangers aangehitst,of, wanneer die de voorb'jgangers aanvallen of vervolgen, niet weerhouden zullen hebben, zelfs wanneer daaruit geenerlei kwaad of schade ontstaan mogt zijn; (Sr. 456.)
8°. Diegenen, die steenen of andere harde ligchamen of vuiligheden, tegen de huizen, gebouwen of omsluitingen van anderen of in de tuinen of omslotene plaatsen gesmeten mogten hebben; ook die iemand opzettelijk met harde ligchamen of vuiligheden geworpen mogten hebben; (Sr. 471 0°, 120, .j76, 471) 30.)
IK Diegenen, die geen eigendom, vruchtgebruik noch gebruik hebbende van een stuk gronds of van een regt van door-of overgang, daar op- en overgegaan zijn, in den tgd dat die grond bezet was met halmgranen, druiven of andere rüpe of rüpende vruchten; (Sr. 471 10°.)
10°. Degenen, die vee, trek-, last- of rijbeesten hebben laten loopen op eens anderens bezaaide of in den oogst staande grond, in welken tijd van het jaar het zyn mag of in een hakhosch aaneenen anderen toehehoorende ; (B. 1404.) llo. Degenen, die geweigerd zouden mogen hebben, de echte
Slt
84 iv. boek. Policie-overlredingen en slra/fen.
en onvervalschte geldspecien en munten van liet rgk, naar de waarde waarvoor zy gangbaar zijn, aan te nemen;
12o. Degenen, die daartoe in staat zijnde, geweigerd of nagelaten zouden mogen hebben, den arbeid of den dienst te doen of den bijstand te verleenen, die van hen gevorderd mogt zijn bij omstandigheden van ongelukken, oproeren» schipbreuk, overstrooming, brand of anderen nood, geljjk ook in geval van rooveruen,plunderingen, betrapping van eencn misdadiger op heeter daad, bij openbaren kreet of by geregtelyke tenuitvoerleggingen (of exmtftên); (Sv. 38, 370.)
I3o. De personen bij artikel 285 en 288 van dit Wetboek aangeduid.
476 Boven en behalve de geldboete bü het vorig artikel gesteld, zal, naar de omstandigheden, eene gevangenis van ten hoogste drie dagen gewezen mogen worden tegen de overtredende voerlieden van pakwagens, de karrelieden en andere geleiders, menners of drijvers [conducteurs)-, tegen degenen, die met hard ryden, kwalijk besturen of overladen van rytuigen of beesten, zich tegen de wet vergrepen hadden-, tegen de verkoopers en vertierders van vervalschte dranken; tegen diegenen die met harde ligchamen of vuiligheden geworpen zullen hebben. (Sr. 475 3°, 4o, «», So.)
477. Aangehouden en verbeurd verklaard zullen worden; 1°. de tafels, gereedschappen en toestel van spelen of loteryen, op de straten en openbare wegen gehouden, geiyk ook de inlagen, de potgelden, de waren, de pryzen of gewinnen, aan de spelers voorgesteld in het geval van artikel 47fi; 2°. De vervalschte dranken, bevonden wordende aan den verkooper en vertierder toe te behooren. Deze dranken zullen uitgestort worden; 3°. Do onze-deiyke geschriften of prenten. Deze zullen op den papiermolen verstampt worden. (Sr. 11.)
478. De straf der gevangenis van ten hoogste vijf dagen, zal, in geval van herhaling van overtreding, altyd tegen al de personen by art. 47a vermeld, gewezen worden. (Sv. 483.)
derde afdeeling.
Verde soortverdeeling of klasse.
Over art. 479 1°; Opmerk, en Mededeel, VI, blz. 133—141. —
Over art. 479 8°. Tydschr. v. h. Ned. R. II blz. 305 v. N.
Rijdr. t. R. en W. XX. blz. 49 v.
479. Met eene geldboete van elf tot vgftien franken ingesloten, zullen gestraft worden:
1°. Degenen, die, buiten de gevallen van art. 434 tot 462 en dit ingesloten, opzetteiyk aan eens anderens roerende eigendommen, schade toegehragt zullen hebben; (B. 1401.)
4°. Degenen, die den dood of de kwetsuren van melk- of slagt-beesten of andere dieren, aan eenen anderen toebehoo-rende, veroorzaakt zullen hebben, door bet los laten loo-pen van krankzinnigen of die niet wel by het hoofd zUn,
11. hoofdstuk. Overlrediiinen en straffen. 8s
of van wilde en kwaadaardige dieren, of door het hard rijden, kwalijk besturen of overladen van rijtuigen, paarden, trek-, last- of rijbeesten; (Sr. 473 S», 4°, l».)
3U. Die dezelfde schade veroorzaakt zullen hebben door bet onvoorzigtig of onverstandig gebruiken of behandelen van wapenen, of niet het werpen van steenen of andere harde ligchamen; (Sr. 471 ti», 12°.)
4°. Die dezelfde ongelukken veroorzaakt zullen hebben door de oudheid, het verval, bet gebrek van herstellen of onderhouden van huizen of gebouwen of door belemmeringen te leggen, uitgravingen of dergelijke te doen op, in of bij de slralen, wegen, pleinen of openbare paden, zonder de daarbij gelaste of gebruikelijke voorzorgen en teekens; (15. 140«. Sr. 471 quot;gt;o.)
3°. Die In hunne pakhuizen, winkels, werkplaatsen of handelhuizen, of in de hallen, op de markten of verkoopplaatsen, valsch gewlgt of valsche maten zullen hebben; onverminderd de straffen, die bij de boetgeregten tegen degenen, die van dit valsch gewlgt of die valsche maat gebruik gemaakt mogten hebben, gewezen zullen worden; (Sr. 423.)j
«u. Die gewigten of malen gebruiken zullen, verschillende van die, welke bij de krachthebbende wetten vastgesteld zijn; (Sb. 1822, nlt;gt;. 32.)
7U. Degenen, die zich ophouden met waarzeggen, voorzeggen {proonosliceren), of droomuitleggen ;
8°. Die beleedigende of nachtelijke burengeruchten of bewe gingen maken, ter verstoring van de rust der inwoners of hunne medepligtigen.
480. De straf van gevangenis voor ten hoogste vijf dagen zal, na de omstandigheden uitgewezen mogen worden ;
1°. Tegen diegenen, die den dood of de kwetsuren van dieren of melk- of slagtbeesten of ander vee, aan eenen anderen toebehoorende, veroorzaakt zullen hebben in de gevallen bü nommcr 3 van het vurig artikel uitgedrukt; 2°. tegen de bezitters van valsche gewlglen en maten; 3°. tegen degenen, die zich van andere gewigten of maten bedienen, dan bü de krachthebbende wet vastgesteld zijn; 4°. tegen de droomuitleggers; 3°. legen de verwekkers van beleedigende of nachtelijke burengeruchten of bewegingen, of hunne medepligtigen. (Sr. 479 2quot;, 30, 8°.)
481. Bovendien zullen aangehouden en verbeurdverklaard worden; 1quot;. de valsche gewigten en valsche maten, gelijk ook de gewigten en maten, die van diegenen verschillen, die de wet vastgesteld heeft; 2U' de gereedschappen, toestel en kleedig, dienende of bestemd tot het plegen van bet ambacht van waarzegger, voorzegger {prognostiqueur) of droomuitlegger. (Sv. 11.)
482- De straf van gevangenis voor vyf dagen zal altijd, bij herhaling van overtreding, stand grijpen tegen de personen (en in de gevallen) hg artikel 47» vermeld. (Sr. 483.)
8fi iv. hoek. Policie-overtredingen en stralfen.
Hcpalinr;, aamjaamle de drie afdeelinuen hierboven gemeen.
modderman, Iels over het verkeerde van art. 483 van het Fran-
sche Strafwelhoek vooral in verband beschouwd met art. 474,
5quot;8 en 482 van hetzelfde Wetboek, in lijdr. t. It. en TV.,
XII, 1)1. 57»—399.
483- Herhaling van overtreding heeft plaats in al de gevallen hij dit Koek gemeld, wanneer tegen uen overtreder, binnen de laatstvorige twaalf maanden, eene vroegere uilspraak gedaan is wegens policie-overtreding hinnen de onderhoorigheid van hetzelfde regt hegaan. (Sr. 30, 474, 478, 48J.)
algemeexe verordening.
484- In alle zaken, die hij dit Wethoek niet geregeld zyn en waarin voorzien is hij hüzondere wetten en verordeningen, zullen de hoven, regthanken en geregten voortgaan, deze in acht te nemen.
Vergeleken tegen het oorspronkelijke door ons voorzitter, vice-voorzltter en secretarissen van het Wetgevend iigchaam. Parijs den 12, 13, 15, Iti, 17, 19 en 20 van Sprokkelmaand 1810.
Geteekend: de Graaf DE MONTESQUiOü, voorzitter. EMMERY, vice-voorzitter.
n. dal'zat, ch1avar1na, emmery, ci.au-sel, goussergues, secretarissen.
Lasten en hevelen wij dat de tegenwoordige, met de Staats-zegels hekrachtigd, geplaatst in het hnlletin der wetten, verzonden zullen worden aan de hoven, aan de reglhanken en aan de administratieve autoriteiten, ten einde die in te schrijven in hunne registers, in acht te nemen en te doen in acht nemen, en wordt onze Opperregter, Minister van justitie, gelast over de afkondiging daarvan te waken.
Gegeven in ons paleis van de Tuileries, den 22, 23, 23, 26 en 27 van Sprokkelmaand, den 1 en 2 van Lentemaand 1810.
Geteekend: NAPOLEON.
Gezien door ons Aarts-Kanselier des Rijks,
Geteekend: cambacérès.
Van wege den Keizer.
De minister secretaris van Staat, Geteekend: h. b. Hertog van bassano. i De Opperregter, Minister van Justitie. Geteekend: de Hertog van massa. Eensluidend verklaard door ons, De Opperregter, Minister van Justitie, Geteekend ■ de Hertog van massa.
VAN DEN 13den AUGUSTUS 1849, TOT REGELING DEK TOELATING
EX UITZETTING VAN VREEMDELINGEN. (Staatsblad nquot;. 39.)
WU Willem in, by de gralie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, (Iroot-Herlog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen die deze zullen zien ol liuuren lezen, salut! doen te welen:
Alzoo WU in overweging genomen hebben, dat, volgens art. :t der Grondwet, de toelating en uitzetting van vreemdelingen, en dealgemeene voorwaarden, op welke, ten aanzien van hunne uitlevering, verdragen met vreemde mogendheden kunnen worden gesloten, bebooren geregeld te worden bij de wet;
Zoo is het, dat 'VS ij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Stuten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze;
Artikel 1.
Alle vreemdelingen, die voldoende middelen van bestaan hebben, of door werkzaamheid kunnen verkrijgen, worden in Nederland toegelaten op den voet bij de vier eerstvolgende artikelen omschreven.
2. De toelating heeft plaats op een regelmatig buitenlandsch paspoort.
Buitenlandsche paspoorten zyn regelmatig wanneer zy zijn ;
а. afgegeven duor of van wege de Regering van het landwaar-loe de vreemdeling behoort;
/(.geviseerd voor de reis herwaarts, door eenen Mederland-schen diplomatieken of consulairen agent bij die regering ;
c. niet verjaard.
3- Ook het bezit van andere geleibrieven kan de toelating wettigen, mits daaruit blijke wie de houder is, en van waar en met welk doel hü herwaarts komt.
4. Zelfs kunnen vreemdelingen worden toegelaten op bloote aanmelding van hunne personen, met opgave wie zü zijn,en van waar en met welk doel ?y herwaarts komen.
In dit geval kan gevorderd worden een bewys van bekendheid, door twee of meer bij de pulicie bekende personen geteekend.
5. De toelating geschiedt door het hoofd van policie der gemeente aan de grenzen of ter plaatse van eerste aankomst, met uitreiking van eene reis- en verblüfpas, hetzij al dan niet tegen in-bewaargeving van het buitenlandsche paspoort of van andere vertoonde geleibrieven.
б. De reis- en verblyfpassen zijn geldig voor den tyd van drie maanden. Zy kunnen worden verlengd door het hoofd van policie, ter plaatse w aar de vreemdeling zich bevindt.
De verlenging dezer passen kan alleen worden geweigerd wegens gemis van de vereischten, by art. 1 bedoeld.
Wanneer de betrokken ambtenaar van policie meent, dat de verlenging van de reis- en verbiyfpas niet kan worden toege-
IX. 1
2 Tot regeling der toelatimj en uitzetting der vreemdelingen.
staan, zal hij de weigering onferwyid aan de beoordeeüng van den kantonregler onderwerpen, om daaromtrent te handelen overeenkomstig art. 11.
7. De vreemdelingen zün verpligt hunne reis- en verhlijfpas-sen en de buitenlandsche paspoorten of andere geleibrieven die in hun bezit zijn, te vertoonen aan dc ambtenaren van policie, die zulks mogen vorderen, en aan de bewoners der huizen waarin zy worden opgenomen.
8. Aan vreemdelingen, die binnen 's lands zonder reis- en vcrblijfpas worden aangetrotren, kan door het hoofd van policie der gemeente, binnen welke zij zich bevinden, zoodanige pas alsnog w orden afgegeven, met inachtneming der regelen voor de toelating van eerst aankomende vreemdelingen vastgesteld.
9. Met toegelaten vreemdelingen, die geen reis- en verbiyf-pas kunnen bekomen, binnen 's lands gevonden wordende, moeten over de grenzen worden gehragt.
10. Toegelaten vreemdelingen kunnen niet over de grenzen worden gehragt, dan op bevel van den kantonregter der plaats, waar zij zich ophouden, of op Onzen last.
11 De kantonregter kan geene uitzetting bevelen dan wegens gemis der vereisditen in art. 1 omschreven, en na den vreemdeling te hebben gehoord; of nadat deze daartoe behoorlijk is opgeroepen.
Van dit verhoor wordt proces-verbaal opgemaakt.
Indien de vreemdeling niet is verschenen, wordt daarvan in het bevel tot uitzetting melding gemaakt.
Het bevel van uitzetting moet met redenen omkleed zijn.
Van het proces-verbaal en bet bevel van uitzetting zendt de kantonregter afschriften aan Onzen Commissaris in'de provincie.
Wij behouden Ons de bevoegdheid voor, om het bevel van uitzetting, of de uitvoering er van, op te hellen.
Het is echter uitvoerbaar, niettegenstaande een beroep op Ons, of, overeenkomstig art. 20, op den Hoogen Uaad.
12- De vreemdeling, gevaarlijk voor de publieke rust, kan op Onzen last worden uitgezet.
De vreemdeling, wiens uitzetting door Ons is bevolen, is verpligt binnen veertien dagen, na bekomen kennisgeving, het Rijk te verlaten. Gedurende dien tyd kan hij gebruik maken van de bevoegdheid, bij art. -20 dezer wet verleend, en inmiddels in verzekerde bewaring gesteld worden.
Wanneer bij van die bevoegdheid geen gebruik gemaakt, of dc Hooge Raad zUne bezwaren ongegrond bevonden heeft, wordt aan den last tol uitzetting onmiddellijk ^evolg gegeven.
Hij wordt dan verwijderd, zoo mogelijk over de grens, welke hy zelf zal aanwijzen.
13. Wy behouden Ons de bevoegdheid voor, om aan vreemdelingen, gevaarlijk voor de publieke rust, eene bepaalde plaats binnen het Koningryk tol verblijf aan te wyzen of hun betver-biyt op bepaalde plaatsen van het Ryk te ontzeggen.
Van de koninklijke besluiten, in dit en art. 12 bedoeld, wordt mededeeling gedaan aan de Kamers der Stalen-Generaal.
Tot regeling der loelaling en uitzetting der vreemdelingen. 3
14. Vreemdelingen, die, binnen vijf jaren na dagtookeninf; van het lieve! van uitzelling eens kanlonreglers, binnen's lands worden aangetroffen, zonder van eene latere toelating te kunnen doen blijken, worden gestraft met gevangenis van acht dageti tot drie maanden.
15- Vreemdelingen, die tegen eene uitzetting op Onzen last, - zonder dat deze is opgeheven, In Nederland terugkeeren, worden
gestraft met gevangenis van drie tot zes maanden.
In de gevallen bü dit en het voorgaand artikel voorzien, worden de veroordeelden, na alloop der straf, over de grenzen ge-bragt.
16- Vreemdelingen kunnen, ter zake van desertie, aan bui-tenlandsche regeringen worden uitgeleverd uit krachte van bijzondere verdragen, onder belofte van wederkeerigheid en met inachtneming der bepalingen onder lilt. i: en d van het volgend artikel voorkomende.
17- Ten aanzien van de uitlevering van vreemdelingen wegens andere misdrijven, worden, na de uitvaardiging dezer wet, geen nieuwe verdragen gesloten of bestaande vernieuwd, dan onder inachtneming der navolgende algemeene voorwaarden:
Op aanzoek van buitenlandsche regeringen, kunnen uitgeleverd worden vreemdelingen door den regter daar te lande veroordeeld of in slaat van beschuldiging gesteld, of tegen wie door dien regter regtsingang, met hevel van gevangenneming, is verleend, Ier zake van een of meerder na te melden misdrijven, buiten 's lands gepleegd;
1°. moord, vergiftiging, vadermoord, kindermoord, manslag, verkrachting;
•2o. brandstichting;
:iquot;. valschheid in geschriften, daaronder begrepen het namaken van bankbiljetten, muntpapier en openbare schuldbrieven ;
iquot;. muntvervalschlng, muntschcnnis, het, des bewust, in omloop brengen van valsche munt;
öo. valsch getuigenis;
tiquot;. diefstal met verzwarende omstandigheden, opligting, knevelarij, omkooping van openbare ambtenaren, verduistering of ontvreemding door ambtenaren met ontvangsten of bewaring belast;
bedriegelüke bankbreuk.
Oeene uitlevering wordt toegestaan;
a. dan op vertoon van een behoorlijk geautentiseerd afschrift van het vonnis van veroonieeiing of in staat van beschuldiging stelling, of van deu regtsingang met hevel van gevangenneming;
b. wanneer de vreemdeling wegens het buiten 's lands gepleegde misdrijf in Nederland reeds straf ondergaat of ondergaan heeft, en zulks onverscbillig of hier te lande op het misdrgf al dan niet eene ligtere straf gesteld zü, dan bü de wetten van het land welks regering de uitlevering vraagt;
e. wegens misdryven, waarvan de vervolging of de opgelegde straf naar de Nederlandsche wetgeving is verjaard;
4 Tot reijeling der loelaliny en uilzetting van vreemdelingen.
d. Indien zjj ten gevolge zou lielihen de onttrekking aan eene aangcvangene vervolging wegens overtreding der Nederlandschc strafwetten, of aan eene vóór de aanvrage tot uitlevering ult-gesprokene veroordeeling onder bedwang van gijzeling.
18- Vreemdelingen, krachtens de verdragen, in het voorgaande artikel bedoeld, opgeëlseiit, kunnen voorloopig In hechtenis gestelden de open by hen zijnde goederen In beslag genomen worden.
Binnen drie maal vier en twintig uren wordt van de inhechtenisneming kennis gegeven aan het openhaar ministerie bij de regtbank, binnen welker regtsgebied zij heeft plaats gehad.
Het openhaar ministerie requireert binnen acht dagen na de inhechtenisneming, en, zoo deze geen plaats heeft gehad, binnen acht dagen na daartoe te zijn aangeschreven, dat de opge-eischte persoon in raadkamer worde gehoord en de regtbank binnen eene maand haar advies over het al of niet toestaan der gevraagde uitlevering uitbrenge.
De regtbank beslist alsdan tevens welke der in beslag genomen goederen aan den opgeëlschten persoon zullen worden teruggegeven, of, als stukken van overtuiging, kunnen worden uitgeleverd.
Het advies en de beslissing worden, met de tot de zaak be-hoorende stukken, aan den Minister van Justitie opgezonden.
Het staal den opgeëlschten persoon vrij, gedurende den tyd van veertien dagen, te rekenen van den dag waarop hij in raadkamer is gehoord, van de bevoegdheid gebruik te maken, hij art. 29 verleend.
Nadat de bovenvermelde formaliteiten zijn nagekomen, de termijn van veertien dagen, bü het voorgaand lid gesteld, verstreken Is, of de Hooge Raad, overeenkomstig art. 40, uitspraak gedaan heeft, wordt de uillevering gelast of geweigerd.
In bet laatste geval wordt de opgeëischte, wanneer hg voor-, looplg In hechtenis is gesteld, onmiddellijk ontslagen, ten ware bij uit anderen hoofde behoort in hechtenis te blijven.
19- De bepalingen dezer wet zijn n.et toepasselijk op vreemdelingen die, naar art. 8 van het Burgerlijk Wetboek, met Nederlanders zijn gelijkgesteld, en mei betrekking tot deze wet voor ingezetenen worden gehouden, noch op den binnen bet Rijk ge-vestigden vreemdeling, die met eene Nederlandsche vrouw is gehuwd of gehuwd geweest en uit haar een kind of kinderen heeft, In Nederland geboren.
20 Allen, op wie deze wet van toepassing mogt worden gemaakt, en die beweren Nederlanders te zijn of in de uitzonderingen van hel voorgaand artikel te vallen, kunnen zich, doch alleen op die gronden, bij verzoekschrift, en, in de gevallen bij de artikelen 12 en is, met inachtneming van den termijn bü die artikelen gesteld, tot den Hoogen Raad wenden, ten einde te doen verklaren, dal deze wel op hen van geene toepassing Is.
De Hooge Raad beoordeelt deze vraagpunten, na den procureur-generaal te hebben gehoord, en doet alleen daarop uitspraak.
21- Alle acten en stukken ten gevolge dezer wel op te maken of af te geven, zijn vry van zegel-, registratie- engrilTle-regten-
Ter uitvoering van art. 7 der Grondwet S
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriele Departementen, Autoriteiten. Collegiën en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven op het l.oo, den dertienden Augustus 184'.).
(qeteekend) WILLEM.
De Minister van Justitie, (qeteekend) H. l,. WICHERS. Uitgegeven den tienden September 1850.
De Slaiitsraad, Directeur van het Kabinet des Konings a. g. a. van lUPPARD.
van den 28slen jul1j 1850, ter uitvoering van art. 7 der
grondwet. {Staatsblad n„. 44.)
raedt van oldenitarnevelt, De wet tot uitvoering van art.'
der Grondw. in hare betrekkimj tot het burqerl. reqt en staats-
recjt (Leid. 18quot;)!).
Wjj Willem in, hü de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-INassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen Ie weten;
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dal er noodzake-lükheid bestaat, om, met het oog op de artt. 5 en 0 der Grond wet, uitvoering te geven aan het 1ste lid van art. quot; dier wet, alsmede om door de wet te doen verklaren, wie als ingezetenen te beschouwen zijn, en dat het wenschelijk is by de wet de al-gemeene voorwaarden en vormen vast te stellen, naar welke de hoedanigheid van INederlander hij wege van naturalisatie in ieder bijzonder geval zal kunnen worden aangevraagd en verleend;
Zoo is het, dat Wjj, den Raad van State geboord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gel Uk Wij goedvinden en verstaan by deze:
Artikel 1.
Nederlanders, ten aanzien van het genot van burgerschaps-regten, zijn:
1quot;. die geboren zijn uil ouders binnen hel Rijk in Europa gevestigd ;
2°. die, binnen het Rijk in Europa uit aldaar niet gevestigde ouders geboren, binnen het jaar nadat zg den vollen ouderdom van 23 jaren hebben bereikt, hun voornemen om daar te lilijven wonen aan het bestuur hunner woonplaats hebben verklaard;
ZU echter welke dien ouderdom bg de afkondiging dezer wet reeds hebben bereikt, kunnen die verklaring nog gedurende het jaar na die alkondlglng doen;
3quot;. die genaturaliseerd zijn;
Ter uilvoering van art. 7 der Grondwet.
10. die van de in de voorgaande nummers genoemden afstammen, ten ware de geboorte op een tijdstip mogt heh-ben plaats gehad, waarop de ouders in een der termen van art. 9 waren vervallen quot;).
2- Natuurlijke, door eenen Nederlandschen vader erkende, kinderen;
natuurlijke, door den vader niet erkende kinderen eener iNe-derlandsche vrouw;
vondelingen binnen bet Rijk In liuropa, die aldaar verbleven zjjn tot aan den vollen ouderdom van -23 jaren,
zijn met hunne afstammelingen, overeenkomstig de bepaling van nquot;. i van het voorgaand artikel, eveneens Nederlanders.
3. Gevestigd of ingezetenen zijn, die binnen bet Kijk in Europa hebben gewoond:
1°. gedurende de drie laatste jaren ;
2quot;. gedurende achttien maanden na aan het bestuur hunner woonplaats het voorneinen lot vestiging te hebben verklaard.
Nederlanders zijn gevestigd of ingezetenen, die gedurende de laatste achttien maanden hunne woonplaats binnen het Rijk In Europa hebben gehad.
Nederlanders, die ter zake van 's Lands dienst in een vreemd land wonen, worden voortdurend als ingezetenen beschouwd.
De bepalingen van ingezetenschap, in bijzondere wetten voorkomende, gelden alleen voor zooveel betreft de onderwerpen, in die wetten behandeld.
4- Zü, op wier slaat van Nederlander de afscheiding der voormalige Nederiandsche provinciën, welke thans het Koningrijk ISelgle uitmaken, van Invloed heeft kunnen zijn, doch die tijdens de bekrachtiging der tractaten van den l'Jden April 1830 (Staatsblad nquot;. 28), binnen het Rijk in Europa of in de koloniën of bezittingen van het Rijk In andere werelddeelen, hunne woonplaats hadden, of er zich binnen twee jaren na dat tydstlp hebben nedergezet, en sedert hunne woonplaats hebben gehouden, of tijdens zij die woonplaats hadden, overleden zijn, zijn Nederlanders, of worden gerekend, die hoedanigheid tot aan hunnen dood te hebben bezeten.
5. De vereischten om te kunnen worden genaturaliseerd, zijn;
I. de volle ouderdom van drie en tw intig jaren;
11. een gevestigd verblijf in het Rijk in Europa, of in de koloniën of bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen gedurende zes achtereenvolgende jaren, met het verklaard voornemen om er gevestigd te blijven.
6. Bü het in te dienen verzoekschrift om naturalisatie worden gevoegd:
a. de geboorte-acte van den verzoeker, of zoodanige andere acte, welke volgens het regt van het land, waartoe hij hehoort, daarvoor in de plaats treedt;
b. het bewgs van hel gevorderd zesjarig verblijf;
*) Bij de Wet v. d. 3 Mei 1851 (Sb. n». 46) Is deze aanhaling van art. 9 veranderd in art. 1».
6
Ter uitvoerinn van art. 7 der (irnndwet.
c. een Lewüs, afgegeven door hel. bestuur van de plaats bin nen welke de verzoeker gevestigd is, der door dezen voor hetzelve afgelegde verklaring, dat hij voornemens is in het Rük in Europa, of in de koloniën of bezittingen van het Rük in andere werelddeelen gevestigd te blijven.
7- De naturalisatie kan mede verleend worden ter helooning van uitstekende diensten, aan het Kijk in Europa of deszelfs koloniën of bezittingen in andere werelddeelen bewezen, of om andere overwegende redenen van staatsbelang.
De artt. 5 en li zijn daarbij niet van toepassing.
8. Aan ieder, die door de wet genaturaliseerd is, zullen door Ons brieven van naturalisatie worden uitgereikt.
9. Hel genot der regten, door de naturalisatie verkregen, vangt aan zoodra de wet, waarbij zij verleend is, van verbindende kracht Is geworden, en de genaturaliseerde aan het bestuur zijner woonplaats de geregistreerde brieven van naturalisatie vertoond, en de verklaring heeft afgelegd, dat hij de naturalisatie aanneemt.
Indien, in het geval van art. 7, de genaturaliseerde huilen 's lands woont, geschiedt de aanneming by verklaring aan den Minister van Buitenlandsche Zaken Kg die verklaring moet een afschrift van de geregistreerde brieven van naturalisatie overgelegd worden.
Behalve in het geval van art. 7, vervalt de naturalisatie indien de aanneming niet binnen zes maandien heeft plaats gehad, nadat de wel, die haar verleend heeft, van verbindende kracht is geworden.
10 De slaat van Nederlander wordt verloren:
10. door hel aannemen van naturalisatie in een vreemd land
•2°. door buiten Onze toeslemming zich in vreemden krijgsdienst te hegeven, of openbare bedieningen aan te nemen welke door eene vreemde regering zu'n opgedragen;
Jo. door een vijfjarig verblijf In een vreemd land, met hel kennelijk oogmerk om niet terug te keeren.
Hel oogmerk om terug te keeren wordt geacht te bestaan bij buitenlandsch verblijf In verband met inlandsche handels-inrig-tingen.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriele Departementen, Autoriteiten, Oollegiën en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uilvoering de hand zullen houden.
Gegeven op bet Loo, den 28slen Julij 1850.
(fieteekcnd) WILLEM. De Minister van Binnenlandsche '/.aken, {geleekend) thürbecke. De Minister van Justitie, (geteekend) s. v, Rosenthal.
Uitgegeven den negen en twintigsten .lulij 1850.
De Staatsraad, Directeur van het Kabinet des Koninqs. [geteekend) s. i'. l'honoré. t. D.
7
van den Slisten ai'nil 1832, houdende hegeung der afkondiging vax algemeene maatregelen van inwendig bestuur van den staat. (Staatsblad n». 92.)
WU Willem iii, by de gratie Gods Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau. Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wjj in overweging genomen hebben, dat, ingevolge art. 117 der Grondwet, de wijze van afkondiging van algemeene maatregelen van inwendig bestuur van den Staat en het tijdstip waarna zg zullen werken, moeten worden bepaald b(j de wet;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Stilten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1.
De algemeene maatregelen van inwendig bestuur van den Staat, zün in het geheele Koningrijk verbindend, uit kracht van hunne afkondiging door den Koning gedaan.
Zü werken terstond, nadat hunne afkondiging in alle deelen van het Koningrijk bekend kan zyn.
2. De afkondiging geschiedt;
door plaatsing in het Staatshtad,
door plaatsing in hel Staatsblad en in de Staats-courant gelijktijdig.
Ingeval gelüktijdige plaatsing in het Staatsblad en de Staatscourant bevolen is, wordt het tijdstip, waarna de maatregel, overeenkomstig art. 3 dezer wet, zal werken, daarbü uitgedrukt.
3. De afkondiging wordt gerekend ii. het geheele Koningrijk bekend te zijn op den twintigsten dag na dien der dagteekening van het Staatsblad, waarin de algemeene maatregel van inwendig bestuur is opgenomen, of, indien bü het besluit, houdende vaststelling van zoodanigen maatregel, behalve de plaatsing in het Staatsblad, ook gelijktijdige opneming in de Staats-courant is bevolen, op den vijfden dag na dien der dagteekening van hel Staatsblad en van de Staats-courant, waarin de algemeene maatregel van inwendig bestuur geplaatst is.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Collegiën en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Groningen, den '26sten April 1832.
(neteekend) WILLEM.
De Minister van Justitie, (getcekend) n. van Rosenthal.
Uitgegeven den vijfden Mei 1832.
De Staatsraad, Directeur van het Kabinet des Konings a. g. a. van bappard.
VAN den 22slen APRIL 1855, TOTBEGELING EN BEPERKING DEK
UITOEFENING VAN HET IIEGT VAN VEREENIGING EN VERGADERING. (Staatsblad n». 32.)
Wy Willem in, bü de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten;
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dal het 5de additionele artikel der Grondwet de vaststelling eener wet tot uitoefening van het regt van vereeniging en vergadering voorschrijfl, en artikel 10 der Grondwet de uitoefening van dat regt door de wet wil geregeld en beperkt hebben in het belang der openbare orde;
Zoo is het, dat Wy, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en ver staan, gelyk Wjj goedvinden en verstaan bü deze:
Artikel 1.
Tot de oprigting eener vereeniging wordt geene magtiging gevorderd.
2. Be vereeniging strijdig met de openbare orde is verboden.
3. Met de openbare orde wordt strijdig geacht elke vereeniging, welke tot doel heeft:
1». ongehoorzaamheid aan of overtreding van de wet of eene wellelijke verordening;
2°. aanranding of bederf der goede zeden -,
3». stoornis in de uitoefening der reglen, van wie hel ook zij.
4. De deelneming aan eene verbodene vereeniging, voor zoover die niet reeds door de strafwet is beteugeld, wordt gestraft voor de oprigters of bestuurders met gevangenisstraf van een tot zes maanden en geldboete van vyftig tot twee honderd gulden, gezamenlijk of afzonderlgU, en voor de overige deelgenoo-ten met gevangenisstraf van drie dagen lot twee maanden en boete van vyf tol honderd gulden, gezamenlijk of afzonderlyk.
5. Geene vereeniging, buiten die door de Grondwet of andere wetten ingesteld, treedt als regtspersoon op dan na of door eene wet, of door Ons te zyn erkend.
Alle voor onbepaalden tyd of voor langer dan dertig jaren aangegane vereenigingen, welke als regtspersonen willen optreden, behoeven eene erkenning door de wet.
Dergeiyke vereenigingen, voor minder dan dertig jaren aangegaan, kunnen door Ons worden erkend.
6. De erkenning geschiedt door goedkeuring van de statuten of reglementen der vereeniging.
Die statuten of reglementen bevatten het doel, de grondslagen, den werkkring en de overige regelen der vereeniging.
7. De erkenning wordt door Ons alleen geweigerd op gronden ontleend aan het algemeen belang.
10 Tol rcf/Winj en bejierking der uitoefening van hel
7. De arlt. 291, 292 en 29i van het Wetboek van Strafregt worden afgeschaft.
Het hesluit van weigering is met redenen omkleed.
8. Wijziging of verandering [der goedgekeurde statuten ver-eischt nadere goedkeuring.
9. De goedgekeurde statuten, wijzigingen of veranderingen worden door de Slaals-Couranl openhaar gemaakt.
10 De afwijking van goedgekeurde statuten geeft aan het openbaar ministerie de bevoegdheid om hij den burgerlijken reg-ter de vervallen-verklaring der vereeniging van hare hoedanigheid van regtspersoon te vorderen.
De regter, de vervallen-verklaring uitsprekende, kan aan de vereeniging, niettegenstaande hooger beroep of voorziening 111 cassatie, de bevoegdheid tot het plegen van burgerlijke handelingen hij voorraad ontzeggen.
De verevening der zaken eener van hare regtspersoonlükheid vervallen verklaarde vereeniging geschiedt onder toezlgldesregters, die de vervallen-verklaring uitsprak, op dewijzeeiinietinachtne-mingder vormen omtrent onbeheerde nalatenschappen vastgesleld.
11. Nadat door den benoemden curator de roerende en onroerende goederen der vereeniging verkocht en de schulden betaald zijn, wordt het batig slot, zoo er een is, aan hen, welke op het oogenblik der vervallen-verklaring leden der vereeniging zijn, of aan bunne reglhebbenden, elk voor het aandeel, dat zy in de vereeniging hebben, uitgekeerd.
12- Vereenigingen, niet als regtspersonen volgens deze wet ingesteld of erkend, kunnen als zoodanig geene burgerlijke handelingen aangaan.
De overeenkomslen namens haar gesloten, en de goederen namens haar verkregen, worden ten opzigle van het Rijk en van derden beschouwd als volgende de personen, welke de overeenkomst gesloten en de goederen aanvaard hebben, al is het ook dat in de overeenkomslen en titels de handelende personen slechts als gemagtlgden of beheerders der vereeniging zyn aangewezen.
23- De onderlinge verhouding der leden van vereenigingen, welke niet als regtspersonen kunnen optreden, regelt zich naar de door hen vastgestelde reglemenien en de algetneene regelen van het burgerlijk regt.
De bepalingen van artt. 1quot;00 en 1701 van het Kurgerlijk Wetboek blijven op deze vereenigingen, ofschoon niet 11 Is regtspersonen beschouwd, van toepassing.
14- De bepalingen der voorafgaande artikelen zijn niet van toepassing op de burgerlijke maatschap of vennootschap, noch op vennootschappen van koophandel en scheepsreederüen.
De bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en van het W etboek van Koophandel blijvenopdeze onderwerpen van toepassing.
15- Vereenigingen, welke vóór het in werking komen dezer wet bestonden, worden beoordeeld naar de wetten, waaronder zy zijn opgerigt.
16. Vreemdelingen, geene ingezetenen zgnde, kunnen niet zijn leden van staalkundige vereenigingen.
rr,'}t van vereeniqing en vergadering.
Hel misdrijf, omschreven in art. 293 van dat wetboek wordt, naar de liepalingen daar gemaakt, gestraft, in welke der vergaderingen, in de artt. 18 en 19 iiedoeld, het ook wordt gepleegd.
18- Openbare vergaderingen tot gomeenscbappeiyke beraadslaging worden in de opene lucht niet toegelaten dan op beko-mene vergunning van het hoofd van het gemeentebestuur, verleend vijf dagen vóór dat de vergadering wordt gehouden.
Onze Commissaris in de provincie kan zoodanige vergunning intrekken, of, bu weigering der vergunning door het hoofd van hel gemeenlebestuur, ha^r van zynen kant op verzoek van belanghebbenden verleenen.
19- Tol allo vergaderingen in gebouwen, waarby hel publiek wordt toegelaten, hebben de ambtenaren van algemeene en plaalselijke politie den vrijen loegang.
Weigering van loegang geett regt aan de ambtenaren der politie om, bijgestaan door hel hoofd van liet gemeentebestuur, zich den toegang te verschaffen.
20- Het dragen van wapenen is verboden in de vergaderingen in de twee voorgaande artikelen bedoeld.
Dit verbod is niet toepasselijk op militaire ofllcieren en onder-oflkieren, in uniform gekleed.
21. Bijeenkomsten om zich in hel hanteren van wapenen le oefenen, worden op plaatsen, in den regel voor hel publiek toegankelijk of wanneer zjj door meer dan tien personen worden bijgewoond, niet toegelaten dan met vergunning van hel hoofd van bel gemeentebestuur.
Ueze vergunning wordt niet verleend dan ten minste vyf dagen voor dat de bijeenkomst wordt gehouden en onder de voorwaarden, in hel belang der openbare veiligheid gevorderd.
Hel 2de lid van art 18 is ten deze toepasselijk.
22- Elke vergadering, waarin de openbare orde wordt gestoord, of legen de bepalingen dezer wel wordt gehandeld, gaat op de opvordering der politie terstond uiteen.
23- Onverminderd de straffen, vastgesteld op bgzondere mis-drgven in geoorloofde of ongeoorloofde vereenigingen en vergaderingen, of ter gelegenheid daarvan gepleegd, worden zy, die artt. 16, 18, 19 tweede lid, 20, 21 en 22 overtreden, gestraft met geldboete van vyf tol honderd guldsn en gevangenisstraf van drie dagen tot twee maanden, gezamenlijk of afzonderlijk.
Laslen en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Minisleriële Departementen, Autoriteiten, Collegiën en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven op bel Loo, den 22slen April 18S5.
[get eckeud] WILLEM.
De Minister van Justitie, igeteekend) n. donker cuntius.
Uitgegeven den dertigsten April 1855.
He Directeur van het Kabinet des Konings, {geteekend) de kock.
II
VAM DEN S9sten JUXIJ 1854, HOUDENDE UITBREIDING VAN DE
REGTSMAGT DER KANTONRECTERS IN STRAFZAKEN. {Staatsblad n». 103.)
Wij Willem in, bg de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-lNassau, Groot Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wjj in overweging genomen hebben, dat het wenscbe-lyk is de kennisneming van eenige misdryven, waarvan eene spoedige afdoening ter plaatse der overtreding wordt gevorderd, over te brengen van rie arrondissements-regtbanken by de kan-tongeregten:
Zoo is bet, dat Wy, den Raad van State geboord, en met gemeen overleg dor Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wg goedvinden en verstaan bg deze;
Artikel 1.
Ter kennisneming der kantonregters worden in eersten aanleg gebragt en in zooverre aan de regtsmagt der arrondisse-ments-regtbanken onttrokken;
a. de enkele diefstallen en de pogingen daartoe, opgenoemd in art. 18 der wet houdende eenige veranderingen in de stratlen op misdrgven gesteld;
b. de overtredingen der wet op de jagt en visschery van den 6den Maart 1852 (Slaalsblad nquot;. 47);
c. de overtredingen strafbaar gesteld in art. 1 der wet van den 6den Maart 1818 (Slaalsblad n0. 12) ;
d. de overtredingen der verordeningen bg den voet van art. 5 derzelfde wet vastgesteld.
2 Art. 88, 2de lid van bet Wetboek van Strafvordering is op de diefstallen, bedoeld in art. 1 lit. o dezer wet, niet toepasselgk.
3. Op het regtsgeding ter zake der misdrijven, in deze wet bedoeld, is de Vilde Titel van het Wetboek van Strafvordering toepasselgk.
Art. 253 no. 1 van dat Wetboek wordt echter voor deze misdrgven in dien zin gewijzigd, dat de gedaagde zich bg de vervolging wegens diefstal niet door eenen gemagtigde kan doen vertegenwoordigen, maar in persoon moet verschijnen.
4- Het hooger beroep van de vonnissen der kantonregters, krachtens art 1 dezer wet geslagen, wordt gebragt voor de arrondissements-regtbanken waaronder zg behooren.
5. De Wet van den 28sten Jung 1851 (Slaalsblad n0 08), is niet van toepassing by veroordeeling tot gevangenisstraf ter zake der misdrgven, in deze wet ter kennisneming der kantonregters gebragt.
6- De misdrgven, door deze wet ter kennisneming der kantonregters gebragt, verliezen hun kenmerk van wanbedrgf niet.
Art. 233 van het Wetboek van Strafvordering geldt echter ook wanneer eene regtbank bevindt dat het feit een der misdrlj-
BepaUwjen omtrent eene oeranderde zamenstelling enz. 13
ven daarstelt, welke krachtens deze wet ter kennisneming der kantonregters staan.
7. Deze wet treedt in werking met den Isten Sept. I8Si.
Zij is van toepassing ook ten aanzien der misdrijven vóór baar in werking treden gepleegd.
De misdrijven, in deze wet bedoeld, ter zake waarvan vóór den Isten September 1834 voor eene arrondissements-regtbank mogt zgn gedagvaard, worden aldaar, doch slechts in eersten aanleg, beregt.
Lasten en bevelen, dat deze in bet Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Collegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven op het Loo, den 29stcn Junü lS'i4.
(Het eekend) WILLEM.
De Minister van Justitie, [fieteekend) D. donker gortius. liltgegeven den twaalfden Augustus 1855.
De Directeur van het Kabinet des Konimjs, {lieteekend) üe kock.
VAN DEN Mslen MEI 184«, HOUDENDE RËPAUNC.EN OMTRENT EENE VERANDERDE ZAMENSTELLING DER KAMERS VAN DEN HOOG EN RAAD EN DER PROVINCIALE GEREGTSHOVEN, EN NIET AANVULLING VAN EËMGE VACATURES, ZOO WEL IN LAATSTGENOEMDE REGTERLIJKE COLLEGIEN, ALS IN DE AltRONDIS-SE.MENTS-REGTBANKEN. (Stautsbtad n». 21.)
Wij willem ui, bjj de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz, enz., enz.
Allen, die deze zullen zien, of hooren lezen, salut! doen te welen;
Alzoo WU in overweging genomen hebben, dat, met het oog op art. 83 der wet op de regterlyke organisatie en het beleid der justitie hef, ter voortdurende bevordering van den geregelden gang der justitie, wenschelgk is art. 100 van voormelde wet eene wyziging te doen ondergaan;
Overwegende. *at bet, ter vereenvoudiging en bezuiniging, zoo op zich zelf, als in verband met nader vast te stellen veranderingen in het regtswezen des Ryks, almede vvenscheiyk is, geene vacatures van leden en ambtenaren van het openbaar ministerie in en bU de provinciale geregtsboven en arrondisse-ments-regtbanken, buiten noodzakelijkheid te vervullen, en dat het by de wel gevorderd getal dier leden en ambtenaren, voor
14 Bepalingen omtrent eene veranderde zamenstelling enz.
zooverre de provinciale geregtshoven betreft, in de zamenstelling der kamers voor strafzaken, gevoegelük kan worden verminderd;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van Slate gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verslaan, geiyk Wij goedvinden en verstaan, bU deze;
Artikel 1.
Met wijziging van art. 100 der wet np de regterlüke organisatie en het beleid der Justitie, vonnist de Hooge Raad in cassatie met vyf raadsheeren.
2- Bestaande en toekomende vacatures van do leden en ambtenaren van het openbaar ministerie in en bij de provinciale geregtshoven en arrondissements-regtbanken, zullen niet vervuld worden, dan in geval de dienst der justitie het noodzakelijk vordert.
Dienovereenkomstig kan in elk provinciaal geregtshof, en ook, met de uitzondering hieronder aangenomen, in elke arrondisse-ments-regtbank, het aantal leden mol (wee, en dat der ambtenaren van het openbaar ministerie met één worden verminderd.
Het aantal leden der arrondissements-regtbanken kan in die, welke lot de tioeede en derde klasse liehooren, slechts met één verminderd worden.
3- Met wyziging van het eerste lid van art. quot;I der wet op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie, en van art. 12ü, het tweede lid van art. 231), het tweede lid van art. acs, en het tweede lid van art. 2G0 van hot Wetboek van Strafvordering, worden de provinciale geregtshoven bU de behandeling van strafzaken in raadkamer uit dne, en by de behandeling der zaken op de openbare teregtzitting uit vier raadsheeren zamen-gesteld.
Zij spreken geene veroordeeling uit dan met meerderheid van stemmen.
Het uitspreken van het arrest geschiedt in het geval bij art. 213 van het Wetboek van Strafvordering voorzien, in tegenwoordigheid van ten minste drie raadsheeren.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Collegién en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's Gravenhage, den 26sten Mei 18i0.
{(leteekend) WILLEM.
De Minister van Justitie, {ijeteekend) n. donker gurïius.
Uitgegeven den vierden .lunü 1849.
De Staatsraad, Directeur van het Kabinet des Konings, (geteekend) a. ft. a. van rappaiu).
AAN DEX 26slen MEI 1841, HOUDENDE NADERE BEPALINGEN
NOPENS DE CONSIGNATIE VAN EFFECTEN AAN TOONDER,
WELKE AAN MINDERJARIGEN OF AAN ONDER CURATELE
GESTELDE PERSONEN TOEBEHOOREK. (Staatsblad n°. 14.)
Wg WILLEM ll, liij de frralie Gods, Koning der Nederlanden Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van I.uxi-m-burg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooien lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wü in overweging heblien genomen, dat, naar de voorschriften, verval in de artikelen 391 en öoti van het Burgerlijk Wetboek, in de daarbij bedoelde gevallen, de consignatie kan worden bevolen van etrecten aan too;;der, welke aan minderjarigen of aan onder curatele gestelde personen toebebooren, en zoowel hel belang der ingezetenen als dat van den Staat vordert, dat, met betrekking tot de bedoelde consignatie nadere bepalingen worden vastgesteld.
Zoo is het, dat Wij den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, zoo als wy goedvinden en verslaan by deze;
Artikel 1.
De bewaring der etTecteii aan toonder, welke, naar de voorschriften van art. ;ifll en iinti van het Burgertyk Wetboek kunnen worden geconsigneerd, wordt opgedragen aan de bewaarders van de hypotheken en het kadaster, in do residentien dei-provinciale geregtsboven gezamenlijk met de grilliers dier hoven. Wij behouden Ons voor, om ook in zoodanige arrondissements-boofdplaatsen, als door Ons noodig of nuttig mogt worden bevonden, die bewaring voor het arrondissement op te dragen aan den aldaar gevestigden bewaarder van de hypotheken en het kadaster gezamenlijk met den griffier van de arrondissements-regtbank.
2 De bewaring zal worden gedaan aan de kantoren van de eerstgenoemde ambtenaren, in kasten of kisten welke beboor-lyke zekerheid aanbieden tegen schaden van brand als anderzins, voorzien van twee ongclijkwerkende sloten, waarvan één sleutel zich zal bevinden in handen van don bewaarder van de hypotheken en het kadaster en de tweede in die van den betrokken griffier.
3- De kasten of kisten waarin de effecten aan toonder zijn geconsigneerd, zullen nimmer mogen worden geopend of gesloten dan in tegenwoordigheid van beide de ambtenaren aan wie de bewaring der sleutels is opgedragen.
4. Ingeval van ziekte of afwezenheid van de vorenbedoelde ambtenaren, zuilen zij, respectiveiyk worden vervangen door dengenen aan wien de waarneming hunner betrekking tydeiyk is opgedragen.
5- De inbewaarstellingen zullen niet anders kunnen geschieden dan aan bet kantoor in de provincie of in het arrondissement alwaar de bewaargever zyne woonplaats heeft gevestigd.
l(i Consignatie van effecten van minderjarigen.
6. Geene inbewaiimeming van elleclcn aan toonder of teruggave van dezelve met uitzondering van de vervallene coupons van interest zal mogen plaats hebben dan tegen overlegging in hehoorlök authentiek afschrift van het door den kantonregter uf in gevalle van hooger beroep door de arrondissements-regt-bank gegeven regterlük bevel tot consignatie of tot teruggave, waarin de in bewaring te stellen of terug te gevene stukken naauwkeurig zullen moeten zijn omschreven.
7- De coupons van interest zullen na derzelver respective vervaldagen, uiteriyk binnen acht dagen nadat de aanvrage tot aangifte zal zijn gedaan aan de daarop regthebbenden worden uitgereikt,
8. Wanneer, het zU tot het verkrijgen van stellen nieuwe coupons, het zg tot eenig ander einde, de overlegging der elfec-ten of der zoogenaamde talons wordt vereischt, zal die overlegging of opzending door de bewaargevers zelve en op hunne verantwoording geschieden, doch de tydeluke afgifte der stukken niet anders kunnen worden gedaan, dan krachtens een regterlijk bevel, zoo als in art. G hiervoren is vermeld, in welk bevel tevens zal moeten zijn bepaald, binnen welken termijn de stukken weder in bewaring zullen moeten zgn gebragt.
Deze termijn zal, ten verzoeke der bewaargevers, des noodig, hg nader regterlijk bevel kunnen worden verlengd.
9- Indien de bewaargevers in gebreken blijven, om de stukken binnen den bepaalden termgn weder in bewaring le brengen, zal de bewaarder van de hypotheken en het kadaster daarvan kennis geven aan den betrokken kantonregter, die des noods, na verboor van de personen, by art. 330 van het Burgerlgk Wetboek vermeld, zal kunnen bevelen, dat de hypolheek worde vergroot, behoudens de verdere maatregelen welke de toeziende voogd mogt geraden oordcelen, en onverminderd de tusschen-komst der bloedverwanten en aangehuwden des minderjarigen, of zelfs van hel openbaar ministerie, indien er vermoeden van ontrouw mogt bestaan.
10- De inbewaargevingen of teruggaven van stukken, daarin ook begrepen de vervallen coupons, zullen altgd geschieden tegen afgifte of overneming van een bewgs, waarin de geconsigneerde of teruggegevene stukken behoorlijk zullen moeten zijn omschreven.
11. Het toezigt over de verrigtingen der ambtenaren betrekkelijk de consignatie in deze bedoeld, wordt bepaaldelijk opgedragen aan de hoofdambtenaren van de registratie.
12- Het Rijk is, ter zake de in bewaring zijnde stukken, jegens de belanghebbenden aansprakelijk naar de regelen by art. 1743 en 1745 van hel Burgerlijk Wetboek, ten aanzien van de vrijwillige bewaargevingen vastgesteld.
13- De bewaarders van de hypotheken en het kadaster zijn jegens het Rijk veranlwoordelgk voor al de schade welke door de schatkist zou moeten worden vergoed, ter zake van verliezen uit verkeerde handelingen of de niet opvolging van gemaakte bepalingen voortspruitende.
Cunsiijnatie van e/feclen can minderjarigen.
14. De ambtenaar mot de bewaring van den tweeden sleutel belast zal, met den betrokken bewaarder, solidair verantwoordelijk zijn, voor zoo verre de verliezen ook aan zijne verkeerde handelingen uf aan nalatigheid van zgne zijde, mogten zijn toe te schrijven.
15. Wegens de verrigtingen ter zake van de biervoren gemelde consignatiën, zal ten laste van de minderjarigen of onder curatele gestelde personen een hewaarloon kunnen worden gevorderd, ten beloopevan twee ten hondenl van de renten w elke de effecten over den tijd dat de consignatie duurt zullen opleveren, invorderbaar bü gelegenheid en naar gelang der afgifte van de verschenen coupons of van de effecten.
Dit bewaarloon zal door de ambtenaren met de bewaring belast, worden genoten, te weten; drie tierden door den bewaarder van de hypotheken en het kadaster, en een vierde door den grillier. Wanneer het hewaarloon meer mogt bedragen dan het een derde van de overige bezoldiging en salarissen van den bewaarder, zal dat meerder bedrag aan het Kijk vervallen.
16. Al de stukken, tot in deze bedoelde consignatiën betrek-keiyk, zijn vrij van zeijel, alsmede van de grillie-regten, en in die gevallen dat de registratie dier stukken wordt vereischt, zal de formaliteit gratis worden verleend, en zullen geene vacatiën door de kantonregters en griffiers voor hunne werkzaamheden in dezen mogen in rekening gebragt worden.
17. Wij behouden Ons voor om, al wat tot de uitvoering dezer wet behoort, in verband met de vorenstaande bepalingen te regelen of te doen regelen.
Lasten en bevelen dat deze in het Stmlsblud zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Kollegiën en Ambtenaren, wien zulks aangaat aan de naauwkeu-rige uitvoering de band zullen houden.
Gegeven te 's Graoenhage, den 31'sten Mei 1841.
igeteekend) WILLEM.
Van wege den Koning, De Directeur van het Kabinet des Koninqs, igeteekend) a. o. a. vax haitakd.
Uitgegeven den derden Junü 1841.
17
De Directeur can het Kabinet des Koninijs, igeteekend) G. A. van HAPi'ARD.
l
IX.
VAX DEN 'JdOM JUL.1J 1855. HOUDENDE UITZONDERINrgt; op OK ARTIKELEN Si», 520 EN 5i!t VAN HET BURGERLIJK WETBOEK, TEN OrZir.TE VAN VERMISTE PERSONEN BIJ VERMOEDELIJKE OF BEKENDE SCHEEPSRAMPEN (Staatsblad 11° «7.)
De JVct van den Oden July 18ïgt;5 (SI), n». U7) in rerband beschouwd met de daarover bij de wetgevende maf/t gewisselde stukken en beraadslagingen, in Opmerk, en Mededeel., XI, blz, 180—211.
wy willem in, bü dc gralip Gods, Koning der ISpderlan-ilen, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Merlog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Vllcn, die deze zullen zien of hooren lezen, salul! doen Ie welen:
Al zoo Wg in overweging genomen hebben, dat bel belang van de ingezelenen des Koningrijks eene verkorling wenscbelijk maakt der termijnen, vastgesteld in de ariikelen 323, B26 en 54» van het Burgerlyk Wetboek, ten opzigle van hen, die bü vermoedelijke of bekende scheepsrampen zijn vermist;
Zoo is het, dat Wy, den Raad van State geboord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verslaan, gelijk Wg goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1.
Het tijdsverloop van vgf of tien jaren, in dc artikelen 523,52« en Bi!) van het Burgerlijk Wetboek gevorderd, wordt beperkt tot drie jaren, wanneer de afwezige lot de bemanning of passagiers blijkt behoord Ie hebben vaneen schip, waarvan gedurende dien tijd geene herigten zijn ingekomen.
De termijn van driejaren vangt aan metde laatste tijding van hel schip,en zoo er van geene tijding blijkt, met den dag van hei laatste in zee steken van bet schip
2. Hetzelfde tgdsverioop van vijf of tien jaren wordt tol één jaar ingekort, wanneer de afwezige vermist is ter gelegenheid eencr noodlottige gebeurtenis op 'slands kusten, binnenlandscbe zeeen of wateren, aan eenig vaartuig, aan een deel zgner bemanning of zgner passagiers overkomen.
De termgn van een jaar vangt aan met hel tgdstip waarop de gebeurtenis geacht moet worden te hebben plaats gegrepen.
Lasten en bevelen, dat deze in hel Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten. Kollegiën en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven op bet Loo, den Oden Julij 1835.
(geteekend) WILLEM.
De Minister van Justitie, [geteekend) d. donker curtius. Uitgegeven den twaalfden July 1855.
De Directeur van het Kabinet des Komngs, [geteekend) de kook.
vax «ex Sisten juxij 183«, waarbij de litvoerixu iiëre-
geld wordt vax de voorsciiriftex vervat ix dek
eerstex ex laatste titel vax het tweede boek vaiv
het wetboek vax kooi'haxdki. {Staatsblad nquot; 41.)
Wij Willem, bg de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Willende de uitvoering regelen van de voorschriften verval in den eersten en laatsten titel des tweeden tioeks van liet Wetboek van Koophandel, betrekkelijk het op de openbare register» overschrijven der overdragt van zeeschepen, van schepen en vaartuigen welke met zeeschepen worden gelijk gesteld, en van schepen en vaartuigen welke uitsluitend bestemd zijn tot de scheepvaart binnen *8 lands, zoowel op de stroomen, rivieren, kanalen en vaarten, als op de binnenlandsche zeeën en meerei) en langs de wadden, voor zooveel dezelve de grootte bobben van tien of meerdere lasten; gelgk mede helrcKkelijk hel inscbrijvei; op gemelde registers van verbanden op dezelve schepen en vaartuigen ;
Gezien de rapporten van Onze ministers van justitie en van financiën;
Den Raad van State geboord.
Hebben besloten en besluiten ;
Artikel 1.
De overschrijving van allo akten van eigendoms-overdragt, het zij geheel, hel zij bij gedeelten, van zeeschepen, van schepen 'en vaartuigen met zeeschepen gelijk gesteld, en van schepen en vaartuigen eene grootte hebbende van tien of meerdere lasten, welke uilsluitend lol de vaart binnen 's lands zijn bestemd, zoowel op de slroomen, rivieren, kanalen en vaarten als op de binnenlandsche zeeën en meeren en langs de wadden; zoo mede de inschrijvingen welke op die schepen en vaartuigen volgens den eersten en laatsten titel van bet tweede hoek van het Wetboek van Koophandel kunnen genomen worden, zullen plaats hebben op de kantoren van bewaring van de hypotheken en het kadaster in de hoofdplaats van elk arrondissement gevestigd, en op alle zoodanige plaatsen als nader door Ons zullen worden aangewezen.
De voorschriften vervat in de art. 11, 18, 19, 20, -21 en -23 van Ons besluit van den Isten Augustus 1828 {Slaalshlnil n». Si), zullen daaromtrent worden in acht genomen, met uitzondering van hetgeen in art. 215 van dal besluit, ten aanzien van de beta-leng der bypotbeekreglen is vastgesteld. (K. 309, 7'i8.)
2- Er zal te 's Gravenhage onder den titel van hoofdkantoor van bewaring der scheeps-l ewijzen een algemeen kantoor van alle eigendoms-hewgzen van zee- en andere schepen en vaartuigen, in art. 1 bedoeld, worden opgengt, bestemd om bet verband tusscben de gezamenlijke kantoren in stand te houden, en het vereischte toezigt ten aanzien van de overschrijvingen en inschrijvingen in dezelve uit te oefenen.
•2« Oversctiryviny op de openbare registers
3. Do borgtogt door de bewaarders, overeenkomstig art. S van Ons bovengemeld besluit gesteld, is, gedurende het daarbij vermelde tijdvak, mede verbonden voor hunne verantwoorde-lykheid tol bet vervullen dor formaliteiten, bij dit besluit omschreven.
Wg behouden Ons voor, om, in het tweede jaar na de invoe-ring |der Nationale Wetgeving, bet bedrag der verbooging van den borgtogt te bepalen, welke naar de aangelegenheid der seheeps-bewaring zal blijken noodzakelijk te z;jn, gelijk mede de hoegrootheid van den borgtogt van den ambtenaar, met bet beheer van bet hoofdkantoor belast.
Die iaatstgemelde ambtenaar zal echter dadelijk en voorloo-pig borgtogt stellen, ter wezenlijke waarde van Hen duizend nulden, bet zü in insclirüvingen op het Grootboek der Nationale schuld, het zij in vaste goederen, binnen d*t rijk gelegen.
4. In ieder kantoor zal een dagregister worden gehouden,, waarop de verklaringen en 'stukken ter overschrijving of inschrijving ingeleverd, dagelijks, bij volgorde van nommers, zullen worden gebragt, naar mate dezelve inkomen. Een lellerlijk afschrift van hetzelve zal wekelijks aan het boofd-kantoor worden ingezonden.
Bovendien zullen op ieder kantoor registers van overscbrü-ving en inschrijving gehouden, en aan het hoofd-kantoor een algemeen register aangelegd worden, verdeeld in zoo vele afdee-lingen als de ondervinding zal doen noodig oordeelen.
De hiervoren bedoelde registers der bijzondere kantoren zullen genommerd, gewaarmerkt en geteekend worden door den kantons-regter ter plaatse alwaar het kantoor gevestigd is. Die van het iioofd-kanloor door den voorzitter of een der leden van het provinciaal hof van Holland.
De bepalingen, vervat in do art. i3, 2i, 30, 32, 33, 31 en 3'gt; van Ons bovengemeld besluit van don tsten Augustus 1828, zijn toepasselijk op de bemoeijenissen, bij het eerste lid van dit artikel aan den bewaarder opgedragen.
5. Onze minister van linanciën zal de modellen bepalen, volgens welke de registers zullen worden ingerigt.
Hij zal bovendien op elk kantoor de noodige hulpboeken doen aanleggen, ten einde de nazoekingen gemakkelijk te maken, en misslagen te voorkomen. Deze boeken worden door den directeur of provincialen inspecteur der registratie op elke bladzijde genommerd en gewaarmerkt.
De bewaarders mogen geene andere boeken of registers gebruiken, dan die aan hen van wege het hoofdbestuur zullen worden toegezonden.
6. Zoodra een schip of vaartuig voor de eerste maal zal zijn te bock gesteld, zal de naam van het kantoor, het nommer van het register van overschrijvingen en het jaartal, op eene in het oog vallende plaats van het schip, en op eene onuitwischbare wijze, door eenen bcfiedigden scheepsmeter in hetzelve worden ingebrand, en van deze inbranding door diens getuigschrift moeten blijken, zonder welks overlegging de bewaarders de ter over-
der ocerdraul van schepen.
schrUving of inschrijving ingelevenle stukken niet zullen vermogen iif te geven.
De sclieepsmeter zal voor iedere inliriimling genieten een loon, ■waarvan het liedrag nailer door Ons, op voordragt van Onzen minister van financiën, zal worden hepaald.
7. Degeen die een schip of vaartuig in art. t hcdoetd heeft doen houwen, zat voor dat hetzelve in de vaart wordt gchragt, daarvan eene verklaring van eigendom inleveren, ingerigt naar het formulier, hij de Wet van den llden Maart tstfl {Slaals-l/lnd nquot;. li) tiopaalil, welke verklaringop het register dereigendommen van schepen en vaartuigen zal worden overgeschreven.
Indien een schip of vaartuig aan meer dan één persoon toebehoort, zal de overschrijving der bewijzen van eigendom of van de voorzegde verklaring de opgave bevatten van den naam en van de aandeden of portiën van iederen mede-reeder of mede-eigenaar.
8- Oe eigenaars hebben het vermogen om deeigendoms-bewij-zen hunner schepen en vaartuigen, al mogten dezelve vóór het in werking brengen van het Wetboek van Koophandel zijn ge-ilagteekend, mor de eerste maal te doen overschrijven op zoodanig kantoor van bewaring als zü zullen goedvinden.
De volgende overschrijvingen, het zij voor het geheel, het zij voor een gedeelte, en de inschrijvingen zullen alleen kunnen geschieden len kantore alwaar de eerste te hoekstelling is bewerkstelligd.
Te dien einde zal in de akten van eigendoms-overdragt, mitsgaders in de pand- of verband-brieven, de naam en het nommer worden vermeld van het kantoor, alwaar de vorige overschrijving heeft plaats gehad.
In geval zulks niet is geschied, zullen de belanghebbenden gehouden zijn, daarin door eene geteekende en door eenen openbaren ambtenaar gelegaliseerde verklaring, onder aan de akte te voorzien.
9- Om eene inschrijving op een schip of vaartuig of aandeel daarin te bewerkstelligen, stelt de schuldeischer, het zij in persoon, het zy door een derden, aan den bewaarder ten wiens kantore bet schip of vaartuig is te boek gesteld, ter hand, twee door don schuldeischer of den derden onderteekendc borderellen, waarvan het eene op den aan den bewaarder Ie vertoonen titel, of op de uitgegevene expeditie van denzelven, kan gesteld ■worden.
Deze borderellen moeien bevatten ;
tquot;. Eene bepaalde aanduiding van den schuldeischer en van den schuldenaar, mitsgaders de opgaven der woonplaats, door eerstgemeldcn gekozen binnen den kring van het kantoor.
Wanneerde eigenaar van het schip of vaartuigof aandeel daarin overleden is, zal men bij het nemen van inschrijving kunnen volstaan mot de eenvoudige aanduiding van den overledene.
2 '. De dagteekening en aard van den regtstitel met opgave van den ambtenaar door of ten overstaan van welken de akte is verleden.
Ocerschrgeing op de openbare registers enz.
3°. Hel beloop der in-scliuld of de liegrooUng der \oorwaar-deiykc en onliepiiulde regten, welke verzekerd worden zooal^ dezelve in de vertoonde akle zijn opgegeven, mitsgaders den lijd waarop de schuld opeiscliliaar is.
4°. Den naam, tonnelast of schcepsruimte van het schip of vaartuig, het kantoor, de dagteekening en het nommer van overschrijving van hetzelve, en de haven of plaats welke hetzelve binnen dit rijk gewoonlijk bevaart.
10. De bewaarder behoudt een der borderellen ten einde hetzelve in zijn dagregister in te schrijven, onder de dagtceke-oing van de overgave. Hij geeft onmiddellijk aan dengenen, die de inschrijving verzocht heeft, het andere borderel terug, aan den voet van hetwelk hy der dag der overgave vermeldt.
Hü is eindelijk verpligt, indien zulks gevorderd wordt, uiterlijk binnen 24 uren op dat borderel naderhand hij te voegen het nommer, waarin de inschrijving op zyne registers heeft plaats gehad. Beide deze verklaringen worden door hem onderteekend.
11. Küaldien uit de registers mogt blyken, dat een en hetzelfde schip of vaartuig meer dan eens mogt zijn geboekt, zal de ambtenaar bij bet hoofd-kantoor der scbeeps-bewyzen daarvan aan de bewaarders die zulks aangaat, moeten opgave doen; en zullen laatstgemelden verpligt zijn om die opgave ter zijde van de boekstellingen te vermelden.
In geval van verzuim, zullen zoo wel de ambtenaar by het hoofdkantoor, als de bijzondere bewaarders, tol vergoeding van kosten, schaden en interessen, zoo daartoe gronden heslaan, gehouden zyn.
12. Wanneer een schip of vaartuig dal hier te lande in de daartoe bestemde registers is te hoek gesteld, builen s lands aan buitenlanders, is verkocht, zal de schipper of de bevelhebber die hem vervangt, op stratte van vergoeding van kosten, schade en interessen, verpligt zijn om binnen veertien dagen na zijne terugkomst binnen liet rijk, ten meest nabij gelegenen kantore aangifte te doen van den verkoop. De bewaarder zal cip gelijke straf gehuuden zijn een duplicaat dezer aangifte, door hem voor echt verklaard, uiterlijk binnen drie dagen op le zenden naar het kantoor, tot hetwelk bet vaartuig behoort, ten einde aldaar ter zijde van de overschrijving le worden aangcleekend.
Geiyke verpligting als op den schipper of zijn plaalsbekleeder berust op de eigenaars of reeders, voor zoo verre zg vóór de lerugkomsl van denzeiven, door briefwisseling als anderzins, van den verkoop hebben kennis gedragen.
Van hel bewerkstelligen dezer aangiften, zullen de belanghebbenden des begeerende, een bewys kunnen ligten.
Hetzelfde geldt. Ingeval een schip of vaartuig genomen, vergaan of vernield is.
13. V oor de werkzaamheden, welke aan de bewaarders, krachlens ons tegenwoordig besluit zyn opgedragen, zullen zy voor-loopig, lot dat daaromtrent nadere voorzieningen zullen zijn gemaakt, niets anders kunnen vorderen dan hel zegelregt, zoo
«2
Ilesluit oint. de doorhal, v. inbeslagnem. c. onroer. ijocd. 311
vuur de registers als voor de door hen uilgegevcne uittreksels en getuigschriften, en het salaris zoo als hetzelve bij het Fran-Svhe decreet van den -23 Mei 1810 is bepaald. quot;)
Het voormeld salaris zal tusschen de bijzondere bewaarders en dien by het hoofdkantoor worden verdeeld naar een evenredigheid, welke nader doorOns, op voordragt van,Onzen minister van financiën, zal worden vastgesteld.
14. De bepalingen, voorkomende in de derde en in de zesde afdeeling van den XXsten titel des Ilden hoeks van het Kurger-lijk Wetboek zijn insgelijks ten dezen toepasselijk. (15. art. 1139 1241,1200—12B8.)
Onze ministers van justitie en van financien zün, ieder voor zooveel hem aangaat, belast met de uitvoering dezes, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Gegeven te's Gravenhage, den 21sten .lunij desjaars 1830. en van Onze Regering het drie en twintigste.
(geieekend) WILLEM.
Van wege den Koning, {(jet eekend) SC HIM ME I, PE XNIMC K. Uitgegeven den tweeden Jullj 1830.
De Secretaris van Staat, {(jeteekend) g. schimmelpékninck.
VA.N DES Uden MAART 18il), WAARBIJ, IN VEIIUANI) MET HET TEGEXWOÜRUiüE HYPOTHECAIR STELSEL, MAATREGELEN' WORDEN VOORGESCHREVEN, OMTRENT DE DOORHALING VAN l)E OVERSCHRIJVINGEN DER PROCESSEN-VERHAAL VAN INBESLAGNEMING VAN ONROERENDE GOEDEREN, ALSMEDE VAN SCHEPEN EN VAARTUIGEN.
Wij WILLEM, hg de Gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Gezien den 3den titel van het 2de boek van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering;
Gelet mede op den 4den titel van hetzelfde boek van het gemeld Wetboek, in verband met den eersten en laatsten titel van het 2de boek van het Wetboek van Koophandel;
Gezien Onze besluiten van den Isten Augustus 1828 {Staatsblad 11°. 52), van den 8sten Augustus 1838 (Staatsblad n». 27) en van den ilsten Junjj 183« {Staatsblad nquot;. il);
Op de rappurten van Onzen minister van staat, belast ad in-
') Het Tarief voor dit salaris werd nader geregeld bij de Wet van den Uden December 1814 (Sfc. n». 62).
ii Besluit omtr. de doorhal, v. inbeslagncm. ». onroer. goed.
terim met hef bestuur der linanciën, eti van Onzen minister van justitie, van den 20/27 Fehruarij ISiO, nquot;. 153/528 Registratie en iquot;;
Den Raad van State gehoord.
Hebben besloten en besluiten:
Art. 1. Behalve de gevallen, dat de doorhaling van inbeslagnemingen van onroerende goederen bij regteriyk gewijsde is bevolen, zal die doorhaling in de registers van de bewaarders der hypotheken ook kunnen geschieden op de toestemming van den schuldeischer, die hel beslag heeft gelegd. (R; ■■gt;:gt;quot;, 361.)
2- Wanneer meerdere beslagleggingen op dezelfde goederen hebben plaats gehad, zal de tocsleinming van al de beslagleggers worden vereiseht.
3. De doorhaling van de vorsn bedoelde inbeslagnemingen, zal door de bewaarders der hypotheken niet mogen worden bewerkstelligd, dan op overlegging van eene authentieke acte of authentiek afschrift van zoodanige actc-, of van een vonnis daartoe strekkende, hetwelk in het hoogste ressort is gewezen, of in kracht van gewijsde is gegaan.
4- Op de toestemmingen door derden verleend, zal de doorhaling niet kunnen geschieden, ten zij ook ten genoege van den betrokken by polheek-bewaarder voldoend bewijs worde geleverd, dat zij in do regten van de beslagleggers z in getreden.
5- Wanneer de doorhaling wordt bewerkstelligd, zal van het vonnis of van de verleende toestemming, in het register behoorlijke melding worden gemaakt, ter zijde van de plaats gehad hebbende overschrgving van het proces-verbaal.
6. De vorenstaande bepalingen zijn ook van toepassing op de inbeslagnemingen van schepen en vaartuigen, waarvan, naar de bestaande wettelijke verordeningen, de processen-verbaal in de openbare registers moeten w orden overgeschreven. (R. iifiO.)
En zijn Onze ministers voornoemd belast met de uitvoering van Ons tegenwoordig besluit, hetwelk aan den Raad van State medegedeeld, en in het Slaatshlad geplaatst zal worden.
Gegeven te 's Gravenhage, den llden Maart des jaars 18ii», van Onze regering het zeven en twintigste.
(geleekend) WILLEM.
Van wege den Koning, Ujcfei:keuil} vak doork.
Uitgegeven den drie cn twintigsten Maart 18i0.
De Secretaris can Staal, (geleeltend) van ooonx.
VAN DEN Kideil MEI 1829. HOUDENDE AANVULLING VAX EEX1GU
GAPINGEN IN HET WETHOEK VAN STnAPBEGÏ. {.Staalsblfltl
n0. 34.)
■W ij WILLEM, liü de siiilifi Gods, Koning der NcderKinden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hcrlog van Luxcmliurs, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of liooren lezen, salutl doen Ie weten;
Aizoo Wij in overweging lieldien genomen, dat het van lio-lang is, om liij arschalling der wel van den loden April 181quot;gt; [Stoatshlad nquot;. ;)ü), van Ons lieshiil vjin den 20slen derzelve maand (journal olllciel n». 10), mitsgaders van dc wet van den «den Maart 1818 [Slaalsilad nquot;. II), ecnige gapingen aantevul-len, welke in het nog in werking zijnde wetboek van strafregl, ten aanzien van sommige misdrijven bestaan, en ter gelijker tijd twijfelingen te doen ophouden, welke nopens het regt verstand van sommige bepalingen van dal wetboek zijn gerezen, alles tol lijd en wijle daar in zal zijn voorzien bij het aanstaand Neder-landsche welhoek op hel strafregt;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van Slate gehoord en met gemeen overleg der Slaten-Generaal,hebhen goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan hij deze:
Artikel 1.
Onverminderd de bepalingen van art. «tl van het wetboek «p liet strafregt en in al de gevallen hij dat wetboek niet uil-drukkelijk voorzien, zal ais i'icdcplifjtifjcn van eene begane misdaad of misdrijf worden beschouwd degeen, die, hetzij door aanspraken in het openbaar ten aanhoore van eene verzameling van personen gehouden, hetzij door plakschriften, betzij door gedrukte of ongedrukte en verkochte of verspreide geschriften, de burgers en ingezetenen zal hebben opgeruid, om eene misdaad of een misdrijf te begaan.
Dezelfde bepaling is mede toepasselijk ingeval len gevolge der opruijing slechts eene poging van misdaad of van misdrüf,overeenkomstig arl. 2 en :t van het wetboek op het strafregt, beeft plaats gehad.
Indien de opruijing geen gevolg hoegenaamd lieefl gehad, zal dezelve worden gestraft met eene geldboete van/1i0 tot niquot;. of in geval van verzwarende omstandigheden met eene gevangenis, welke den tijd van zes maanden niet zal kunnen te boven gaan.
2. De bepalingen van art. Hfiquot; en volgende van het wetboek op het strafregt tot art. :i75 ingesloten, zijn ook toepasselgk op de misdryven van laster en hoon, aangedaan aan openbare autoriteiten of aan ügcliamen uit meer dan een persoon bestaande, al is het ook dat geen persoon uitdrukkelijk zij aangeduid.
3. De misdrijven van laster en hoon, schriftelijk begaan, zul-
SB Uanvullifig can eenige ijapingen in het wetb. it. strufr
Icn niet kunnen vervolgd worden, dan op aanklagle der gelasterde of geboonde partij.
4 De liepalingen van art. 2 en 3 dezer wet zullen liet regt om over de handelingen der openbare magten zijne gedachten Ie kunnen uiten en die te lieoordeelen, geenszins kunnen krenken.
5. De beklaagde ter zake van de misdrijven van beleediging, iaster, boon of van de opruijingen in bet laatste lid van art. 1 dezer wet vermeld, en door middel van de drukpers begaan, zal niet in regten kunneu worden betrokken door eene onmiddellijke dagvaarding om ter teregtzitting te versebynen, zonder dat er eene voorloopige instructie en verwijzing hebbe plaats .rebad.
Indien de beklaagde bi'.men het Koningrijk woonachtig is, zal de Kegter tegen hem blootelljk een bevel lot verschijning kunnen uilvaardigen, hetwelk in geval van achterblijven, in een iievel tol meJebrenging zai kunnen worden veranderd.
De beklaagde zal nimmer kunnen worden in hechtenis gesteld \oor dat hii lot straf is veroordeeld.
6- De regtsvervolglng, waartoe de misdrijven kunnen aanleiding geven, waarvan bü de drie eerste artikelen dezer wet gehandeld wordt, verjaart door een tijdverloop van een jaar.
7- De wet van den tflden April 1815 (Slaatsblad nquot;. 32), Ons besluit van den 20sten dier maand (journal officiel nquot;. 10)r mitsgaders uc wel van den (iden Maart 1818 (Slaatsblail nquot;. 11) worden ingetrokken.
Lasten en bevelen, dal deze in het Slaatsblail zal worden geplaatst, en dal alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Kollegien en Amblenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de band zullen houden.
Gegeven, te Brussel, den Itiden Mei des jaars 182», en van onze regering het zestiende.
(geleekend) WILLEM.
Van wege den koning,
igcleehend) j. u. de mev van stueefkerk.
Uitgegeven den zes en twintigsten Mei 1839.
De Secretaris van Staal,
icfeteekemt) .r. ü. de mey van streefkerk
van den 3deii MEI 18ol {Staatsblad n°. 44), kegelende Dt verjaring deii straffen, uitgesproken wegens de misdrijven, vermeld jn de wetten van 1« mei 182» (Staatsblad nquot;. 31) en 1 Junij 1830 (Staalsblud nquot;. 15).
Wij Willem ui, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-llerlog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat er noodzake-üjklieid bestaat voorzieningen te trelfen tot regeling van de verjaring der straffen, uilgesproUen wegens de misdrgven,vermeld m de wetten van 16 Mei 182« (Staatsblad nquot;. 3i) en 1 .lunij 183» [Staatsblad nquot;. 15);
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State geboord en met gemeen overleg der Staten Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze;
Ecnig artikel.
I)e straffen uitgesproken wegens de misdrijven, vermeld in de artt. 1, 2 en 3 der wet van lü Mei 182« {Staatsblad n°. 34) en in de wet van 1 .lunij 1830 {Slaalsblad nquot;. 15), verjaren door bet verloop van tien Jaren, te rekenen van den dag, waarop bet vonnis kraeht van gewijsde heeft hekomen.
Lasten en bevelen, dat deze in hel Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, kollegien en ambtenaren, wien zults aangaat, aan de naauwkeu-rige uitvoering de band zullen houden.
Gegeven te Amsterdam, den 3den Mei 1851.
{geteekend) WILLEM.
Dc Minister van Justitie, {geteekend) s. van Rosenthal lütgegeven den tienden Mei 1851.
De Staatsraad, Directeur can het Kabinet des Konings {geteekend) a. ü. a. van rappard.
VAN DEN Sisten APRIL 1831), BETREKKELIJK DE MIShADEN VAN VALSCHE MUNT EN MliNTSCIIENNIS {Staatsblad 11quot;. 13).
Wij willem, hij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Herlog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen die deze zullen zien ol hooren lezen, salut! doen te weten;
Alzoo Wij hebben in overweging genomen, dat de straffen bij
2S De misdaden van valsche munt en munlschennis.
nrt. 132, 133 en 134 van liet Wetboek van Strafregt, Ifsen de daarliy vermelde misdaden, van valseho munt en muntsi'hcnnis bedreigd, bg hare toepassing op vele gevallen als te streng kunnen worden aangemerkt, en het alzoo doelmatig is, om zoo wel de toepassing der doodstraf, bij art. 132 bedreigd, slechts tot één geval te beperken, als aan den regter eenige ruimte te ver-leenen, ten einde de bij artikelen 133 en 131 vastgestelde straffen, naar de omstandigheden, door min gestrenge straffen te vervangen ;
Zoo is het, dat 'U'ij den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Gencraal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan, bij deze, bü ampliatie van Ons besluit van den 1 tden December 1813 {Slnnlshlndn°. 10), te bepalen, hetgeen volgt:
vrtikel 1.
Tot tijd en wyie het nog in werkingzijnde Wetboek van Strafregt door een Nedcrlandsch Wetboek zal zijn vervangen, zullen de misdaden bij art. 132,133 en t3i van hetzelve Welhoek vermeld, behoudens de bepalingen van art. li dezer Wet gestraft worden, in maniere als volgt.
2. Indien het feit bestaat in bet namaken, of in de misdadige deelneming aan het in omloop brengen of invoeren van nagemaakte gouden of zilveren nationale gangbare muntspeciën, zullen de straffen, vervangendedievanaltijddurenden dwangarbeid, bij art. 133 vermeld, of wel, bij verligtende omstandigheden, die vervangende don tijdelijken dwangarbeid, bij art. 13i vermeld, worden toegepast.
3- Hetzelfde zal plaats hebben, indien het feit bestaat in het altereren, en alzoo in het vervaischen, of in het verminken of uiterlijk schenden van gouden of zilveren nationale gangbare muntspeciën, — of in de misdadige deelneming aan bet in omloop brengen of invoeren van zoodanige gealtereerde en alzoo vervalscbte, verminkte of geschondene muntspeciën; behoudens des regters bevoegdheid, om, by zeer verligtende omstandigheden, zoo wel in het eene als in het andere dier gevallen, slecbls de straf van confinement (reclusie), uit te spreken.
4. Indien bel feit bestaat in het namaken, of ook in het altereren, en alzoo vervaischen, verminken of uiterlijk schenden van koperen nationale gangbare muntspeciën, of in de misdadige deelneming aan het in omloop brengen of invoeren derzelve, zal lt;ie straf, vervangende die van tijdelijken dwangarbeid, en bij verligtende omstandigheden, die van confinement (reclusie) w orden toegepast.
5. In de gevallen, bü art. 131 des gemelden Welhoeks voorzien,zal de straf van confinement {reclusie) worden toegepast, behoudens des regters bevoegdheid, om, bü verligtende omstandigheden, of ook indien de misdaad ten aanzien van koperen muntspeciën is begaan, den schuldige eene correctionele gevangenisstraf van ten minste één jaar en ten hoogste drie jaren op te leggen.
6. Met de doodstraf, bij art. 132 van liet gemelde Wetboek
Tijdelijke auiwulliuij der beiiul. omtrent bankbreuk.
licdreijjd, zullen alleen gestraft worden, de muntmeesters, ol anderen, die eenig bestuur over des Rijks munt tieliben, of ook werklieden bij de munt, wanneer deze zich zullen bebben schuldig gemaakt aan bet namaken of doen namaken van de muntspeciën, bü art. -2 dezer Wet vermeld.
7. De bepaling van art. 12 van Ons besluit van den llden December 1813 is niet toepasselijk op de misdaden van valscbe munt en muntscliennis.
Lasten en bevelen, dat deze in tiet Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriele Departementen, Autoriteiten,. Kollegiën en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurigc uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's Criirenhttije, den Sisten April desjaars ISÏiiV en van Onze regering bet drieëntwintigste.
[qeteekend] WILLEM.
Van wege den Koning, {qeteekend) (;. sciiimmeli'EXNixck.
Uitgegeven den achtentwintigsten April tSIKi.
De Secretaris van Staat, (lieteekend) u. schimmel.i'K\nigt;quot;c:k.
VAN DEN loden MEI 1837, IIOUDE.VUE TUDELIJKE AAXVULUXÜ UEIl nEPAMNCEX OMTIIENÏ DE ENKELE EN REMIUEGELIJKE. bankbreuk {Staatsblad nquot;. 21).
v. bonninghal'sen, Observ. ad legem 10 Mnji unni 183quot; de ban-caeruptorum deliotis et poenis (L. b. 18SI). — jansen, 0/gt;-merkingen over bankbreuk (Leid. 1802).
Wij Willem, bö de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salutl doen te weten;
Alzoo Wg in overweging hebben genomen dat de kenmerken van enkele en die van bedriegelijke bankbreuk in bet Neder-landscb Wetboek van Koophandel niet gevonden worden, doch later in dal van strafregt als eigenaardigljjk tot dat regt be-hoorendc, zullen moeten worden opgenomen.
Dat die kenmerken ondertusscben in het thans nog in werking zijnde Wetboek van Koophandel wordende aangetrolfen do regter bij de vervanging van het laatstgemeld door het Neder-landsch Wetboek van Koophandel en bij de provisionele voortduring van het tegenwoordig Wetboek van het Strafregt, bulten
-li) l ijdelijke aanvulling der hepai. omtrent bankbreuk.
magte zoude zijn om de artikelen 402, 403 en 404, van het laatstgemeld in voorkomende gevallen toe te passen.
Zoo is het dat Wy, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, zoo als Wij goedvinden en verstaan, te bepalen gelijk volgt.
Arlikel 1.
Van hel oogcnhlik af dat het Nederlandsch Wetboek van Koophandel zal zijn ingevoerd en tol lijd en wijle dat het nog in werking zijnde Wetboek van Strafregt, door het Nederland-sche zal zijn vervangen, behoudens hetgeen bij dc voorloopige daarin te brengen wijzigingen, omtrent dit onderwerp mogt worden vastgesteld, zullen ten aanzien van enkele en van be-dricgelijke bankbreuk, geldan de navolgende bepalingen.
2. Als enkel bankbreukige zal worden vervolgd en zal zoodanig kunnen worden verklaard de gefailleerde koopman, die zich bevinden zal in een of meer der volgende gevallen:
1«. Indien de uitgaven voor zijne buishouding gedaan, welke hy verpligt is in zijn dagboek in te schryven, worden geoordeeld buitensporig te zijn. (K. (i.)
2quot;. Indien het blijkt dat hij door hel spel of door gewaagde «n louter van het toeval afhankelijke ondernemingen, aanzienlijke verliezen heeft ondergaan. (Co. Mti.)
3°. Indien uit zijnen laatsten staat en balans blijkt, dat hij, .lanzienlijke geldopnemingen heeft gedaan, of koopmanschappen met verlies en beneden den marktprgs beeft verkocht, terwijl do baten zijns boedels beneden de vyflig ten honderd van het bedrag zijner schulden waren.
Iquot;. Indien by wisselbrieven of ander handels-papier geschikt om in omloop te worden gebragt, heeft uitgegeven, voor meer dan driemaal het beloop der baten zyns boedels, volgens z(jnen laatsten staat en balans.
3. Als enkel bankbreukige zal kunnen worden vervolgd en zal zoodanig kunnen verklaard worden;
1°. De gefailleerde koopman die niet zal hebben afgelegd de verklaring ter griffie, voorgeschreven hy art. 2 van den I titel des III boeks van het iNederlandsche Wetboek van koophandel '). (Co. 5S7.)
2quot;. I)e gefailleerde koopman die na zijn faillissement in vrijheid gebleven zijnde, in de gevallen bedoeld by art. 27 en 3a van denzelfden titel f), ofschoon daartoe behoorlijk geroepen en zonder wettige verhindering niet in persoon zal verschenen zijn.
3U. De gefailleerde koopman die boeken te voorschijn brengt, welke ongeregeld zyn gehouden, zonder dat die echter blijken van bedrog opleveren, of die niet alle zyne boeken te voorschyn brengt.
4U. De gefailleerde koopman, die by het failiisement der vennootschap, onder welke firma hy handelde, niet zal hebben
•) Thans art. 7G5.
f) Thans de artikels 790 en 798 van het ff'elbuek v. hoop-handel.
Tijdelijke aaiu'ulling der bepal. omtrent bankbreuk. :!l
opgevolgd het art. 2 van den I titel des III lioekf van het iNeJer-landsche Welhoek van Koophandel. (K. quot;tiquot;).)
4- linkele bankbreuk wordt evenals alle andere wanbedrijven voor de correctionele regllmnken vervolgd.
Ingeval van vcroordeeling te dezer zake zullen de regthanken gelasten dat hel vonnis zal worden aangeplakt en in een openbaar dagblad aangekondigd, met bepaling van do plaats waar die aanplakking zal moeten geschieden en met aanwijzing van het dagblad, waarin die aankondiging zal moeien wordsn geplaatst. (Co. :gt;S8.)
5- Als hedriegeiyke bankbreukige zal worden vervolgd, en zal zoodanig worden verklaard de gefailleerde koopman, die zicb bevinden zal in een of meer der volgende gevallen. (Co. quot;gt;93.)
1quot;. Indien by verdichte uilgaven of verliezen als waar beefi voorgesteld of het gebruik van al zijne ontvangsten niet verantwoordt.
iquot;. Indien bij eenige sommen gelds, eenige inschuld van z.y-ncn hoedel, eenige koopmanschappen, waren of roerende goederen verduisterd heeft.
3°. Indien by verdichte verkoopen, geldopnemingen of schenkingen gedaan heeft.
iquot;. Indien by in verslandhouding met voorgewende schuld-eischers, verdichte schulden zijns boedels als waar heeft voorgesteld, duor het maken van hedriegelijke geschriften, of door zich zonder oorzaak of genotene waarden bij openbare akten of on-derhandsche schuldbekentenissen lot schuldenaar te stellen.
'i0. Indien bü, van eenen byzonderen last voorzien of lot bewaarnemer gesteld zgnde van gelden, handelspapieren, koopwaren of koopmanschappen, de gelden of de waarde der voorwerpen, waartoe die last of bewaargeving betrekkelijk was, te zijner tate heeft aangewend.
0°. Indien hy onroerende of roerende goederen onder eenen geleenden naam heeft gekocht.
quot;0, Indien hy zijne hoeken verborgen heeft.
6- Als hedriegeiyke bankbreukige zal kunnen worden vervolgd en zal zoodanig kunnen worden verklaard: (Co igt;94.)
1°. Re gefailleerde koopman die geene boeken heeft gehouden of wiens boeken den waren staat zgner baten en lasten niet opleveren.
2°. I)e gefailleerde koopman die uit de verzekerde bewaring waarin hy gesteld was, hetzg zonder of met borglogt van ten allen tijde te zullen verschijnen, ontslagen zynde,echter ofschoon behoorlijk geroepen en zonder wettige verhindering, niet in regie zal verschenen zyn.
7. Bedriegelijke bankbreuk en medepligtigheid daaraan, wordt evenals alle andere misdaden vervolgd.
By de arresten van veroordeeling zal derzelver aanplakking en bekendmaking door een openhaar dagblad worden gelast, mei aanwijzing van de plaats waar die aanplakking en van bet dagblad, waardoor de aankondiging zal moeten geschieden. (Co. S95.)
32 Invoeriiiy van hel stelsel van eenzhme opsluilitiij enz.
8- Wanneer een aangeklaagde overtuigd wordt van en schuldig verklaard aan eeuc der misdaden in de voorgaande art. iien (gt; uitgedrukt, zal hij gestraft worden met de stralfcn hij het in werking zijnde Welhoek van Stralregt, op hedriegeiijke bankbreuk gesteld. (Sr. i02.)
9. Medepligtig aan hedriegeiijke hankhreuk zulleu worden verklaard en met dezelfde straffen als zoodanige hankhreukigen zelf, zullen gestraft worden, zjj, die overtuigd zullen zijn van met den hankhreukigen to hehhen zanien gespannen om zijne roerende of onroerende goederen geheel of ten deele te verduisteren of aan den hoedel te onttrekken, valsclie schuldvorderingen te zijnen laste verkregen te hehhen, en die hij de verfleatie hunner schuldvorderingen en in geval de heeediging dier schuldvorderingen, gelast wordt, ook hij eedpraestatie volhard zullen hehhen om dezelve als opregt en deugdelijk te doen gelden. (Co. :gt;9-. Sr. 59, 403.)
Lasten en hevelen dat deze in het Staalsbluil zal worden geplaatst en dat alle Ministeriele Departementen, Autoriteiten, Kollegiën en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
[(leteekenil) W1I.LEM.
Van wege den Koning, (ijeteeliend) VAX DOORX. liitgegevcn den tiointigslen Mei 1837.
De Secretaris van Staat, (f/eteekenil) van hoorn.
VAN den 28STEX ju nu 1831, TOT INVOERING VAN het sïei--SEL VAN EENZAME OPSLUITING ten aanzien van enkele op te LEUGEN STRAFFEN [Staatsblad 11quot;. 08).
Wij willem ui, hij de gratie Gods, Koning der Nederlan-landen, Prins van Oranje-iNassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen die dezen zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten ;
Alzoo wij in overweging genomen hebben, dat het van belang is aan de trapsgewijze invoering van liet stelsel der eenzame opsluiting de gehouwen dienstbaar te maken, welke in de verwachting eener spoedige voltooiing en invoering van een nieuw Wetboek van Strafregt, reeds zyn ingerigt tot het opnemen van gevangenen, die zoodanige opsluiting moeten ondergaan. Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met ge-
Invoering van het stelsel van eenzame opsluiting enz. 33
meen overleg der Slaten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, geluk Wij goedvinden en verstaan, bij deze:
Artikel 1.
Bü veroordeeling tot correctionnele gevangenisstraf kan de regter, met inachtneming van het bepaalde bij artt. 2 en 3, bevelen, dat de straf in eenzame opsluitiDg moet worden ondergaan.
2- De eenzame opsluiting kan slechts worden opgelegd in de gevallen, waarin de regter de gevangenisstraf, uit kracht der betrokken strafwet, voor één jaar of minder zou hebben uitgesproken, en in geen geval voor langer dan dc helft van den tijd dier gevangenisstraf 1).
3. De eenzame opsluiting wordt door den regter alleen bevolen, wanneer bü, in de omstandigheden des misdrljfs of de geaardheid van den schuldig-verklaarde daartoe bijzondere aanleiding vindt.
4* De tot eenzame opsluiting veroordeelden worden gedurende hunnen gebeelen straftyd in afzonderlijke cellen, zoowel bij dag als bü nacht, onder verpligting tot arbeid opgesloten.
5. De cellen moeten de noodige ruimte hebben voor het behoud der gezondheid en het verngten van den opgelegden arbeid.
ZU moeten zoodanig zyn gebouwd, dat gecne gemeenschap tusschen de veroordeelden onderling kan plaats hebben.
6. Ieder veroordeelde, welke in eene afzondcriyke cel is opgesloten, wordt ten minste zes malen daags bezocht.
De bezoeken van werkmeesters, opzigters, geestelgken, ge-neesheeren, onderwyzers, leden van het bestuur, en van andere personen, die toelating verkregen hebben, zjjn daaronder begrepen.
Indien de veroordeelde zulks verlangt, wordt hy van het bezoek van vreemden, hoewel van een bewijs van toelating voorzien, verschoond, ten ware dat bewys in het openbaar belang mogt zyn verleend.
7. Ieder veroordeelde geniet, zoo mogelijk, dageiyks op daarvoor bestemde plaatsen, afgezonderd van andere gevangenen, de vrye lucht.
8. By reglementen van openbaar bestuur wordt ook geregeld wat betrekking heeft tot de wyze van beheer der gevangenissen, de luchtzuivering, verwarming en verlichting der cellen, de voeding, het nachtleger en de kleeding, welke aan de gevangenen verstrekt worden, den arbeid, de uitoefening der godsdienst, bet godsdienstig- en school-onderwys, de geneeskundige dienst, het genielen der vrye lucht, het toezigt en de tucht over de gevangenen, het bezoek by en de toelating tot ben, het houden van briefwisseling met hunne bloedverwanten en andere personen en het indienen van klagten.
9. Van de opbrengst van den arbeid der veroordeelden wordt een gedeelte afgezonderd, om aan hen, na bunne invryheidstel-
Dltgebreld by art. 7 der wet v. 29 Juny 1854 (Stb. no. 102.) )X. 3
34 Benige veranderingen in de straffen op misdrijven gesteld.
ling dadeiyk of op bepaalde tijdstippen, te worden ter hand gesteld. Bovendien kan van die opbrengst iets worden aangewend tot verzachting van hun lot in de gevangenis, — een en ander volgens de bepalingen daaromtrent in de voorschreven reglementen te maken.
Het overige strekt ten behoeve van den Staat.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Collegiën en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurigc uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven op het Loo, den 28sten Juni) 1831.
(geteekend) WILLEM.
De Minister van Justitie, (geteekend) k. van Rosenthal.
Uitgegeven den derden Julü 18H1.
De Staatsraad, Directeur van hel Kabinet des Konmgs, {geteekend) a. g. a. van rappard.
van den 49sten junu 1854, houdende eex1ge veranderingen in de straffen op misdrijven gesteld. {Staatsblad n». 102.)
westerwoudt, fVet houdende eenige veranderingen enz., met eenige aanleekeningen (Amst. 1854). — de jongh en oudemak Handboek voor den Kantonregter, enz. (Gron 1853), blz. 25 ; 2de uitg. 1803, blz. 45. — modderman Kritische beschouwing der Wet v. 29 Juny 1854 (Slb. nquot;. 102) le ged. ('s Hage 1863) Opmerk, en Meded. XI blz. 308—311; XH blz. 135—181.
WU Willem III, bü de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten;
Alzoo Wü in overweging genomen hebben, dat het wensche-■Uk is om, in afwachting van een nieuw Strafwetboek, eenige verandering in de straffen, zooals die thans by de wet zijn geregeld, te maken;
Zoo is het, dat Wg, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Geueraal, hebben goedgevonden en verstaan, gelük Wg goedvinden en verslaan bg deze:
Artikel 1.
De doodstraf wordt door den scherpregter uitgevoerd op een schavot, door den veroordeelde met eenen strop om den hald aan eene galg vast te maken en een luik ouder zgne voeten te doen wegvallen.
Keniqe veranderingen in ie strafjen op misdrijven gesteld. 3S
Art. 13 van liet Welhoek van Strafregt wordt afgeschaft.
2- De straffen van algemeene verbeurdverklaring der goederen den schuldige toebehooremle, van hel stellen onder byzondcr loe-zigt der hooge policie, van eeuwigdurenden nf tydelykendwangarbeid zgn, voor zooverre zjj hier te lande nog bestaan, afgeschaft.
De dwangarbeid is en blijft vervangen:
de eeuwigdurende door eene tuchthuisstraf van minstens vgf en hoogstens twintig jaren;
de tijdelijke door eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vyftien jaren.
3. De straf van het brandmerk wordt afgeschaft.
4. De straf van de kaak, als volgens art. 22 van het Wetboek van Strafregt de straffen eeuwigdurenden dwangarbeid voor eenen Uid en de tuchthuisstraf (réclusion) voorafgaande, wordt afgeschaft.
5. Waar de straf van de kaak als op zich zelve staande straf by het Wetboek van Strafregt i? bedreigd, wordt zij vervangen door eene correctionele gevangenisstraf van drie tot vyf jaren, en ontzetting van de regten in art. 8 dezer wet vermeld, voor vyf tot tien jaren.
Indien nevens de slraf van de ka^k geldboete bedreigd is, wordt die met de voormelde straffen toegepast.
6- De straf van ontzetting van burgerschapsregten {degradation civique) wordt vervangen door eene correctionele gevangenisstraf van één tot drie jaren, met of zonder geldboete van tien tot vyfhonderd gulden, en ontzetting van de regten, in art. 8 dezer wet vermeid, van vijf tot tien jaren.
De onbepaalde straffen van confinement, correctie en ontzegging van inwoning, in bijzondeie wellen bedreigd, worden vervangen door eene correctionele gevangenisstraf van drie maanden tot drie jaren.
7. De bepaling van art. 2 der Wet van 28 Juny 18S1 {Staatsblad n». 68) wordt uitgestrekt tot de gevallen, waarin de regter de gevangenisstraf voor twee jaren of minder zoude hebben uitgesproken.
8. De regten, omschreven in art. 42 van hel Wetboek van Strafregt, worden vervangen door;
o. hel kiesregt;
b. het waarnemen van alle openbare bedieningen of ambten ;
c. het zyn van voogd of curator over vreemden ;
d. het zyn van voogd of curator over eigen kinderen;
e. het afleggen van getuigenis onder eede in burgerlyke zaken in geval van wraking;
f. het regt om schietgeweer of wapenen te dragen.
Het wordt den regter overgelaten de ontzetting dier regten, of sommigen hunner, al of niet uit te spreken.
De onlzetting van de waarneming van bedieningen of ambten is echter in de gevallen van art. 4 en C dezer wet, en art. Ii3 en 171 en van het Wetboek van Slrafiegt alleen dan niet ver-pligtend, wanneer de regter art. 463 van dat Wetboek toepast
36 Benige veranderingen in de straffen op misdrijven gesteld.
9. Wanneer de beschuldigde, hetzü uit hoofde zijner jonge jaren, hetzij wegens dwang, bevel, billijke vrees, verleiding, bekrompenheid van versland, de geringheid of het vrijVrillig herstel des nadeels door de misdaad toegebragt, of andere verzachtende omstandigheden eene aanmerkelijke verminderingvanstraf mogt verdienen, kunnen de tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren en deportatie door eene correctionele gevangenis van één jaar minstens, de tuchthuisstraf van vgf tot vijftien jaren door eene correctionele gevangenis van zes maanden minstens, de gewone tuchthuisstraf van vgf tot tien jaren en verbanning door eene correctionele gevangenis van drie maanden minstens worden vervangen.
Deze correctionele gevangenisstraiTen kunnen door de toepassing van art. 2 der wet van den 21 Junü 1831 (Staatsblad n». #8), en art. 7 dezer wet, n.et lager dan tot de helft afdalen.
10. Poging tot misdaad wordt gestraft met de straf volgende op die, welke bü de wet tegen de misdaad zelve is bedreigd.
De poging wordt gestralt, indien;
tegen de misdaad zelve tucbibuisstraf van vijf tot twintig Jaren bedreigd is met eene tuchthuisstraf van vijf tot vijftien Jaren;quot;)
tegen de misdaad zelve deportatie is bedreigd, met tuchthuisstraf van vgf lot vijftien jaren;
tegen de misdaad zelve tuchthuisstraf {réclusion) of verbanning is bedreigd, met eene correctionele gevangenisstraf van één tot vijf jaren.
De bepiilingen van dit arlikel zijn niet toepasselijk op bijkomende straffen naast de hoofdstraf in hel Strafwetboek bedreigd.
Deze straffen norden gelijkelijk op de poging als op de daad zelve toegepast.
11. De art. 56, 57 en 58 van het Welhoek van Strafregt zijn afgeschaft.
Indien iemand, na reeds le voren hetzij lot eene criminele straf, hetzy tol eene gevangenisstraf voor den tyd van langer dan één jaar, of tot eenzame opsluiting voor den tyd van langer dan zes maanden veroordeeld le zijn geweest, andermaal wegens misdaad of wanbedrijf, daarna gepleegd, le regl staal, stelt de vroegere veroordeeling eene verzwarende omstandigheid daar waarop de regter, behoudens de bepalingen van art. 9 en 20 dezer wet, hg de toepassing der straf acht moei geven.
De regter is bevoegd de slraf van verbanning, luchlbuis of gevangenis zelfs met een derde boven het maximum te verhoogen.
12.Hctarl. 11 is ook toepasselijk na voorafgaandeveroordee-lingdoor den militairen strafregler,doch niet anders dan in dege-vallen, aangeduid in de Wet van 3 Maart iHtii {Staatsblad n». 20).
13. De doodstraf wordt veranderd in tuchlhuisstraf van vgf tol twintig jaren, ten aanzien der misdaden van ;
1°. valsche munt, omschreven in art. fl der wet van 44 April 183« {Staatsblad n». 13);
•) Art. 10 is met deze bepaling aangevuld hg de wet v. d. ÏS Dec. 1800. (Slb. n°. 102).
Eenige veranderingen in de stralfen op misdrijven gesteld. 37
2°. valschheid, omschreven in art. 139 van het Wetboek van Strafregt;
3quot;. manslag, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van eene andere misdaad of een wan lied rijf, mits de manslag niet gestrekt heeft om het plegen van die misdaad of dat wanliertrüf voor te bereiden, gemakkelijk te maken ol de ontdekking daarvan voor te komen;
4». kindermoor l, voor de eerste maal door de ongehuwde moeder gepleegd-,
5°. brandstichting, omschreven in de art. 43i en 435 van het Wetboek van Strafregt, wanneer niet te voorzien wasdateenig menschenleven daardoor in gevaar kon worden gebragt.
Art. 9 dezer wet is hier niet van toepassing quot;).
14. Met gevangenisstraf van twee tot vijfjaren worden gestraft:
1°. de gewelddadigheden tegen ambtenaren en agenten, vermeld in arl. -230 van het Wetboek van Strafregt, indien zij slechts bloedstorting, kwetsing of ziekte bebben voorlgeliragt;
2°. de gewelddadigheden in art. 30» van dat Wel boek vermeld;
3°. diefstal op den openbaren weg,zonder geweidof bedreiging;
4°. diefstal met braak, inklimming of valsche sleutels, op plaatsen, die niet als bewoonde buizen worden aangemerkt of daarmede gelijkgesteld ;
5°. diefstal bü nacht, door meer dan één persoon, op plaatsen, die niet als bewoonde huizen worden aangemerkt of daarmede gelijkgesteld;
6U. diefstal, vermeld in art. 380, n0. 3, van het Wetboek van Strafregt;
7°. diefstal, vermeld ia nquot;. 4 van hetzelfde art. 380, doch alleen in het geval, dat hij Is bedreven door iemand in herbergen opgenomen.
De veroordeelden wegens de diefstallen onder nquot;. 3quot;. tot en met 7quot;. vermeld, kunnen worden ontzet van de regten in art. 9 opgenoemd, gedurende den tijd van vijf tot tien jaren.
15. Art. 312 van bet Wetboek van Strafregt wordt ingetrokken en de gewelddadigheid jegens wettige of natuurlijke ouders of jegens grootouders als eene verzwarende omstandigheid aangemerkt, waarop de regter, behoudens de bepalingen van art. 9 en 20 dezer wet, by de toepassing der straf moet acht geven.
De regter is zelfs bevoegd de tuchthuis- of gevangenisstraf met een derde boven het maximum te verhoogen.
16. Met de straffen, in art. 401 van het Wetboek van Strafregt bedreigd, worden gestraft de in art. 388 van dat Wetboek omschrevene diefstallen van gereedschappen van landbouw, oogsten, koren- of graanstapels of hoopen, die een deel van den oogst uitmaken, in de weiden of op de akkers; steendieverijen in steengroeven ; dieverijen van hout op boopen gesleld ; en van \isch in de vijvers, vischkommen of bewaarplaatsen van visch.
17. De poging tot de misdaden (crimes), welke door deze wet
•) Dit laatste lid Is ingetrokken bij art. 5 der wet v. 17 Sept 1870 (Stb. nquot;. 102).
38 Eenige veranderingen in de stra/fen op misdryven gesteld.
correctioneel strafbaar worden en het kenmerk van wanbedrijf erlangen, is even als de volbragte daad strafbaar.
De gevangenisstraf tegen wanbedrijven, in deze wet en in het Strafwetboek bedreigd, wordt echter bij strafbare poging met een derde verminderd.
Indien er op de poging in dat Wetboek eene mindere straf is bedreigd, wordt deze toegepast.
18- Met gevangenisstraf van zes dagew tot eene maand, met of zonder geldboete van acht tot vgf en zeventig gulden, worden gestraft:
de enkele diefstallen vallende onder art. 401 van het Wetboek van Strafregt, van mestspecien;
zoden, plaggen, heide en ïielra
te veld staand gras en veldvruchten;
groen of ander bout, gebukt of niet gehakt;
riet, biezen, gesneden of niet gesneden;
gevallene bladeren;
mos, dennenknoppen en eikels;
mits deze enkele diefstallen zijn gepleegd noch met behulp van vaartuigen, noch met behulp van trek- ol lastdieren,nocbinver-eeniging van meer dan vier personen.
De poging tot de in dit artikel opgenomene diefstallen blijft even als daad strafbaar, behoudens de slotbepaling van het voorgaand artikel.
19. De artt. 271 laatste gedeelte, 272, 273, 274 en 282 van het Wetboek van Strafregt worden vervangen door de navolgende bepalingen:
Die bedelende wordt gevonden in eene plaats, voor welke eene openbare inrigting lot voorkoming van bedelarij bestaat, wordt gestraft met gevangenis van veerlien dagen tot zes maanden.
De regter kan gelasten dat landloopers en bedelaars na het uiteinde der gevangenisstraf naar een bedelaarsgesticht of werkhuis zullen worden overgebragt. De last tot overbrenging isver-pligtend ten aanzien van ben, die reeds eenmaal wegens land-looperij of bedelarg zijn veroordeeld.
Veroordeelde landloopers en bedelaars, welke vreemdelingen zijn, kunnen ten allen tijde op last der Regering over de grenzen worden geleid.
20- Het art. 5ii3 van het Wetboek van Strafregt kan worden toegepast ook dan wanneer de toegebragte schade de 25 francs te boven gaat, of tegen het wanbedryt in bet Strafwetboek slechts enkele geldboete is bedreigd.
Het is toepasselijk in de gevallen van art. 5, 6, 10, 11, 12,14, 13, 16,17, 18 en 19 dezer wet.
Het Is mede toepasselijk hu eerste of latere overtredingen van politie, in bet Wetboek van Strafregt voorzien, met die uitbreiding, dat de toepassing der daartegen gedreigde gevangenisstraf in geen geval meer verpligtend is.
21. De ontzetting van regten, bedoeld in art. 8 dezer wet, vangt aan met den dag w aarop het vonnis kracht van gewijsde verkrijgt.
Eenige veranderingen in de straffen op misdryven gesteld. 39
De luchthuis- en gevangenisstraffen vangen aan met den dag der ten-uitvoer-legging.
Is de veroordeelde bereids in hechtenis, dan vangen zij aan met den dag der uitspraak, niettegenstaande hooger beroep of voorziening in cassatie.
Verstrijkt, hangende het hooger beroep of voorziening in cassatie, de straftijd, dan blijft echter deze veroordeelde in hechtenis.
Worden de oorspronkelijk opgelegde tuchthuis- of gevangenisstraffen verzwaard, zoo wordt in het geval, in het derde en vierde lid bedoeld, de laatst opgelegde straf geacht te loopen van den dag der eerste uitspraak.
22. De vernietiging of onbruikbaarmaking van werktuigen of andere voorwerpen, vervaardigd, geschikt gemaakt, of gediend hebbende tot het plegen van een misdrijf, kan in het vonnis worden gelast.
23. De by artt. 20S, 206 en 207 van de algemeene wel van den 26 Augustus 1822 {Staatsblad n». 38) bedreigde straf van tentoonstelling op een schavot wordt afgeschaft
De misdrijven in die artikelen omschreven verliezen in elk geval het karakter van misdaad, en vervallen alzoo het eerste en tweede lid van art. 2i7 dierzeifde wet.
De in gemelde wet bedreigde straffen blijven overigens in haar geheel.
24. De besluiten van den Souvereinen Vorst van den 11 December 1813 (Staatsblad n0. 10), 9 September 1814, no.35 [Journal oljiciel de la Helgique, n0. 87) en 20 January 1815, no. 10/1026 [Journal ofliciel de la Belgique, n0. 118), alsmede het art. 209 van het Wetboek van Strafvordering zyn afgeschaft.
25. De tegenwoordige wet is van toepassing ook ten aanzien der misdryven vóór haar in werking treden gepleegd.
De regtsgedingen, waarin de arll. ö, 6, 10, 14, 15, 16, 17 en 23 dezer wet toepasselijk zyn, en welke by haar in werking treden krachlens arrest van teregtstelling naar de openbare tereglzitling van een provinciaal geregtshof verwezen zijn, worden aldaar in eersten en hoogsten aanleg beslist.
Op de misdaden (crimes), welke door deze wel correctioneel strafbaar worden, is hel 2de lid van art. 88 des Welhoeks van Strafvordering toepasseiyk.
Lasten en bevelen, dat deze in hel Staatsblad zal worden geplaatst en dal alle Ministeriële Departementen. Autoriteiten, Collegiën en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven op het Loo, den 29 Juny 1854.
(geteehend) WILLEM.
De Minister van Justitie, (geteehend) b. doxker curtius.
Uitgegeven den twaalfden Augustus 1854.
De Directeur van het Kabinet des Konings, (geteehend) de kock.
VAN DEN Sisten APRIL 1864 HOUDENDE BEPALINGEN VOOR HET GEVAL VAN WANBETALING VAN BOETEN IS STRAFZAKEN. {Staatsblad n». 29.)
W. D'AULSIS, de wet v. 22 April 1864 (Leid. 1866.) Wg Willem ai, bü de gratie Gods, Koning der Nederlanden Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien, of booren lezen, salut! doen te weten;
Alzoo W(j in overweging genomen hebben, dat bet wenscbe-Hjk is, eenvormige bepalingen vast te stellen voor het geval van wanbetaling van boeten in strafzaken.
Zoo is bet, dat Wg, den Raad van State geboord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelgk Wg goedvinden en verslaan bg deze:
Artikel 1.
Bg elke door deze wet niet uitgezonderde veroordeeling tot geldboete wordt door den regter bepaald dat de boete, zoo de veroordeelde baar niet betaalt binnen twee maanden, na daartoe te zgn aangemaand, vervangen zal worden door gevangenisstraf van:
ten hoogste een jaar en ten minste drie maanden, indien meer dan f 3000,
ten hoogste negen maanden en ten minste twee maanden, indien meer dan f 1500,
ten hoogste zes maanden en ten minste eene maand, indien meer dan f SOO,
ten hoogste drie maanden en ten minste veertien dagen, indien meer dan f 300,
ten hoogste twee maanden en ten minste zeven dagen, indien meer dan f 200,
ten hoogste eene maand en ten minste vier dagen, indien meer dan f 100,
ten hoogste veertien dagen en ten minste drie dagen, indien meer dan fSO,
ten hoogste zeven dagen en ten minste twee dagen, indien meer dan f 10,
ten hoogste drie dagen en ten minste een dag, indien niet meer dan f 10 aan boete is opgelegd.
De gevangenisstraf van eene maand duurt dertig dagen, die van een dag vier en twintig uren.
2- Deze gevangenisstraf wordt niet aangemerkt als eene andere straf dan de geldboete.
ZU wordt door ben, die wegens misdaad of wanbedrgf zgn veroordeeld, op dezelfde wgze en in dezelfde gevangenis ondergaan als de correctionele gevangenisstraf, en door hen, die wegens overtreding zgn veroordeeld, op dezelfde wgze en in dezelfde gevangenis als de politie-gevangenisstraf.
Wanneer de hoofdstraf in eenzame opsluiting moet worden
Bepalingen voor hel geval vanwanhet. v. boeten in slrafz. 41
ondergaan, ook dan wanneer die voor den tyd van een jaar is opgelegd, bepaalt de regter, dat de gevangenisstraf, die, bg wan-ietaling, in de plaats der geldboete treedt, op gelpe wijze zal worden uitgevoerd, met inaebtneming der bg art. 2 der wet van 28 Jung 1851 (Staatsblad n» 68) vaslgcstelde verhouding.
3- De gevangenisstraffen, die, ter vervanging van onderscheidene geldboeten, bg hetzelfde vonnis of arrest worden opgelegd, kunnen te zamen den tyd van een jaar niet te boven gaan.
De gevangenisstraf, die de geldboeten vervangt, wordt opgelegd ook dan, wanneer andere bg hetzelfde vonnis of arrest opgelegde straffen het bg de wet gestelde maximum hebben bereikt.
De bepalingen van dit artikel zgn ook toepasselgk wanneer blgkt dat de beklaagde te voren, doch na bet plegen van het feit, hetwelk bet onderwerp zgner teregtstelling uitmaakt, ter zake van andere misdrgven is veroordeeld geweest. (Sv 208, Ïi7).
4. Wanneer twee personen bij dezelfde regterlgke uitspraak wegens hetzelfde misdrijf worden veroordeeld, is ieder hunner slechts aansprakelijk voor de hem persoonlijk opgelegde lioete.
5- De aanmaningen, bg deze wet bevolen, geschieden kosteloos door de ambtenaren door Ons daartoe, bg algemeenen maatregel van inwendig bestuur, aan te wgzen, en zgn vrg van zegel- en van registratieregten.
Zij worden gedaan op vordering van den bevoegden ontvanger der registratie, gemeente-ontvanger of ontvanger van het waterschap, in naam van den ambtenaar van het openbaar ministerie bij bet regterlgk collegie of kantongeregt, dat de veroordeeling heeft uitgesproken.
Bg niet-voldoening aan het regterlgk bevel binnen den bg art. 1 gestelden termijn, geeft de ontvanger daarvan zoo spoedig mogelgk kennis aan den ambtenaar van hetopenbaar ministerie in wiens naam de aanmaning is gedaan, onder overlegging der stukken, waaruit blgkt wat door hem ter vervolging is verrigt.
De ambtenaar van hel openbaar ministerie geeft daarna de noodige bevelen tot tenuitvoerlegging der gevangennisstraf.
Nadat de tenuitvoerlegging der gevangenisstraf is aangevangen, bevrgdt de betaling der geldboete den veroordeelde van den verderen duur dier straf.
De aanmaningen bü deze wet bevolen geschieden:
zoo de veroordeelde in hechtenis is, aan zijnen persoon;
zoo hg niet in hechtenis is, aan zijnen persoon of zgne woonplaats; indien hg hier te lande geene bekende woonplaats heeft, aan zgn laatste verblijf hier te lande;
zoo ook dit onbekend is of zoo de veroordeelde hier te lande geen verblijf heeft gehad, door middel van aanplakking aan het gebouw, waar de regter zitting houdt, die de veroordeeling heeft uitgesproken.
Elke aanmaning vermeldt den dag waarop, den ambtenaar door wien, op wiens vordering en in wiens naam de aanmaning geschiedt, benevens de plaats, waar de betaling of andere bij art. 10 bedoelde voldoening aan de regterlgke uitspraak moet geschieden.
42 Bepalingen voor hel geval ». wanhetaling v. boeten in strafz.
Met uitzondering van het geval, dal de aanmaning wordt aan geplakt, wordt daarvan afsclirift gelaten aan den veroordeelde, of ter plaatse, waar zü geschiedt, met vermelding van den persoon, aan wien hot afschrift is gelaten.
Indien de ambtenaar, met het doen der aanmaning heiast, noch den persoon aan wien zy is gerigt, noch iemand van diens huisgenooten ter plaatse, waar het exploit geschieden moet, vindt, stelt hü het afschrift ter hand aan den burgemeester der gemeente, waartoe die plaats behoort, door wien het oorspron-keiyke voor gezien wordt geteekend.
Zoowel de oorspronkeiuke aanmaning ais haarafschriftwordt geteekend door den ambtenaar, door wien zü geschiedt.
8. Deze wet is niet van toepassing in zake van rüksbelasting, noch in die, waarover een andere dan do gewone regter in strafzaken oordeelt.
De in die zaken thans geldende bepalingen voor het geval van wanbetaling van boeten en geregtskosten blgven van kracht.
9. Alle door art. 8 niet in stand gehouden bepalingen, bü welke gevangenisstraf is bedreigd voor het geval van wanbetaling van boeten en geregtskosten, gezamenlijk of afzonderlijk, zijn afgeschaft.
Voor alle andere gevallen, waarin wegens het niet voldoen aan de recterlijke uitspraak gevangenisstraf of gevangenzetting is bedreigd, wordt de duur daarvan bepaald op een tot vijf dagen, door den veroordeelde te ondergaan hü niet voldoening binnen twee maanden, na daartoe te zijn aangemaand, boven en behalve de volgens art. 1 op te leggen gevangenisstraf.
10- Deze wet treedt in werking den Isten September 1864.
zy is niet van toepassing op misdrgven, vóór baar in werking treden bedreven.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat allo Ministeriële Deparlementen, Autoriteiten, Collegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's Gravenhage, den 22sten April 1864.
igeleekend) WILLEM.
De Minister van Justitie, (.geteekend) olivier.
Uitgegeven den tweeden Mei 1864.
De minister van Justitie, (.geteekend) olivier.
van den 6den augustus 1864, ter uitvoering van art. ö, eerste ui), der wet van den iisleii april tStii (Staatsblad 11quot;. i»;, houdende BEPALINl.EN vü'.ir het geval van wanbetaling van boeten in strafzaken.
wij willem ui, LU de gratie Gods, Koning der JJederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Grool-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Op de voordragt van Onzen Minister van Justitie, van den 3den Junjj ISOi, iio. 130, 1ste aWeeling;
Gelet op art. S, eerste lid, der wet van den 22sten April 1864 (Staatsblad no. 29), huudeiide iiepaluigen vuur liet gevai van wanbetaling van boeten in strafzaken;
Den Raad van Stateg^huord (advies van den 46 July 18Ci. no. 9); Gezien liet nader rapport van Onzen Minister van Justitie van den öden Augustus 1861, nu. 103, Iste afdeeling;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1.
Tot het doen van de aanmaningen, bevolen bij de wet van den Ï2slen April 1864 {Staatsblad nquot;. 29), zyn de deurwaarders en dienaren der openbare magt, ieder binnen den kring van bet gebied waarvoor luj is aangesteld, gelykelyk bevoegd.
in de gevallen, waarin de opbrengst der geldboete komt ten voordeele van een vvaterseiiap, is de bode oi bediende van dat waterschap tot liet doen van de aanmaning mede bevoegd. 2. Hu voorkeur wordt bet doen van de aanuianlngopgedragen: zoo de opbrengst der geldboete komt ten voordeele eener gemeente, aan een ambtenaar der geineente-poiitie, of, inzake van belasting, aan een ambtenaar der plaatselijke belastingen;
zoo de opbrengst der geldboete komt ten voordeele van een waterschap, aan de bode ot bediende van dat waterschap
3- Ue aanwijzing van den deurwaarder ot rijksveldwachter die met het doen der aanmaning wordt belast, geschiedt, zoo het exploit moet worden gedaan binnen het kanton, waarin de regt-bank is gevestigd, in overleg niet den ollicier vanjustUie,uf,zoo het exploit moet worden gedaan in een ander kanton, in overleg met den regter van dal kanton.
Moet de aanmaning worden gedaan door een ambtenaar der gemeente-politic, de aanwijzing geschiedt in overleg met den burgemeester.
4. Dit besluit treedt in werking den Isten September 1864. Onze Minister van Juslitie is belust met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden uun den Raad van State.
'sGravenhage den Oden Augustus 1864.
(geteekend) WILLEM. De Minister van Justitie, olivier. Uitgegeven den twaalfden Augustus 18U4.
De Minister van Juslitie, olivier.
VAN DEItnden SEPTEMBER 1870, TOT AFSCHAFFING DER DOODSTRAF. '.Staatsblad n0. 162.)
Wü willem lil, bü de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of booren lezen, salut! doen te ■weten:
AIzoo Wü in overweging genomen bebben, dat hei noodzakelijk is de doodstraf af te scbalfen, met bet na te melden voorheboud ten aanzien van de militaire strafwetten;
Zoo is bel dat Wü, den Raad van State geboord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, bebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wü goedvinden en verslaan bij deze:
Artike. 1.
De doodstraf wordt afgeschaft in de gevallen, waarin zü door de burgerlüke strafwet wordt bedreigd.
2. De doodstraf wordt mede afgeschaft in de gevallen,waarin zij door de militaire strafwetten wordt bedreigd, doch alleen ten aanzien van misdrijven in tyd van vrede en niet voor den vyand gepleegd.
Niettemin blijft de doodstraf gehandhaafd in alle gevallen van oproer, opstand, zamenzwering, zamenrotting of muiterü, voorzien hg de artt. 85 tot 92 van het Crimineel Wetboek voor bet krijgsvolk te water, voor zooverre deze misdrijven aan boord worden gepleegd in volle zee of In den vreemde ook in tijd van vrede.
3- De doodstraf door de burgerlijke strafwet bedreigd wordt vervangen:
door levenslange tuchthuisstraf voor de misdaden, voorzien bij de artt. 86, 87,296, 299, 301 en 303 van het Wetboek van Strafregt, benevens voor kindermoord anders dan in het geval, omschreven bü art. 13 der wet van 29 Junü 1854 (Staatsblad n°. 102);
door tuchthuisstraf van vüf tot vüf en twintig jaren voor de misdaden, voorzien bg de artt. 76, 77, 79, 80, 81, 82, 83, 91, 94, 95. 96, 97, 125, 316, 3«, 365 en 381 van het Wetboek van Strafregt, henevens voor manslag voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van eene andere misdaad of een wanhedrüf. en voor brand-stiebting anders dan in de gevallen, omschreven bü art. 13 der wet van 29 Junü 1855 (Staatsblad n». 102);
door tuchthuisstraf van vüf tot twintig jaren in alle andere gevallen.
4. Wanneer in de gevallen van art. 3 de beschuldigde, hetzg uit hoofde züner jonge Jaren, hetzü wegensdwang,hevel, billüke vrees, verleiding, bekrompenheid van verstand, de geringheid of het vrüwillig herstel des nadeels door de misdaad toegebragt of andere verzachtende omstandigheden eene aanmerkelüke vermindering van straf mogt verdienen, kan de levenslange tuchthuisstraf vervangen worden door tuchthuisstraf van minstens
Huishouding en tucht op de koopvaardijschepen. 45
vijf jaren en do tuchthuisstraf van vjjt tot vyr en twintig jaren door correctionele gevangenisstraf van drie jaren minstens.
5. Het laatste lid van art. 13 der wet van 29 Junü 1854 (Staatsblad n». 102) wordt ingetrokken.
6. De poging der misdaden, waartegen in art. 3 levenslange tuchthuisstraf of tuchthuisstraf van vijf tot vgf en twintig jaren is bedreigd, wordt gestraft met tuchthuisstraf van vgf tol twintig jaren.
7. De doodstraf, door de militaire strafwetten bedreigd, wordt, in de gevallen, voorzien hg het eerste lid van art. 2, vervangen;
die met den strop door tuchthuisstraf van vjjf tot vgfen twintig jaren;
die met den kogel door kruiwagenstraf van vgf tol vgfllen jaren.
8. Deze wet is ook van toepassing op misdrijven vóórhaarin werking treden gepleegd.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriele Departementen, Autoriteiten, Collegil'n en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's Gravenhage, den nden September 1870.
(ijeteekend) WILLEM.
De Minister van Justitie, (qeteekend) van ulaar.
De Minister van Oorlog, iqeteekend) j. j. vax hulken.
De Minister van Marine, [geteekend) broci.
Uitgegeven den negentienden September 1870.
De Minister van Justitie, igeteekend) van lilaar.
van den 7den mei 183«, houdende bepalinc.en omtrent de huishouding en tucht op de koopvaardijschepen. (Staatsblad nquot;. 32.)
IVet houdende bepalingen omtrent de huishouding en tucht op de koopvaardijschepen, toegelicht uit de tusschen de regering en de vertegenwoordiging gewisselde stukken, enz. (Rolterdam 1856.) — v. d. leeuw. Over de tucht op de koopvaardyschepen (Leid. 1837.)
Wg willem in, bg de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen, die dezen zullen zien of hoeren lezen, salut! doen te weten;
4« Bepalingen omtrent de huishouding
Alzoo wu in overneeinR helihon penomen, dat het wensche-lijk is om penile wettelijke hepa'infen vast te stellen omtrent de tmishourtinc en lucht op de koopvaardijscliepen;
Zoo is het, dat W(j, den Raad van State srehoord, en met Re-meen overlep der Staten-Generaal, hehhen coedKevonden en verstaan, gel ijk Wij goedvinden en verstaan bij deze;
Artikel 1.
De schipper en het scheepsgt;olk rijn, ook in de gevallen niet doo; het gewone strafregt voorzien, wegens het verzuim of de overtreding hunner verpliglingen disciplinair en correctioneel straflmar, naar de onderscheidingen in deze wet gemaakt.
De bepalingen dezer wet lalenongekrenkldehurgerlükeregts-■vordering, voorlvloeüende uit de niet-nakoming der vertiindlenis van den schipper jegens de reeders of jegens het scheepsvolk en Tan het scheepsvolk jeaens den schipper.
2. De schipper, de stuurlieden jn de verdere schepelingen, die, na de monstering en vóór den aanvang der reis, zich niet op den bepaalden tyd aan boord bevinden of zich daarvan verwijderen, zoodat zij door eigen schuld de reis niet medemaken, worden, indien zg noch gagie norh handgeld ontvangen hebben, ge5lrafi,de schipperen de stuurlieden met gevangenzetting van acht dagen tot zes maanden, de overige schepelingen metgevan-genzelting van drie dagen lot drie maanden.
Zü die eenige gagie of handgeld hebben ontvangen en zich op den voormelden voet ontlrekken, worden gestraft met eene gevangenzetting van len minste twee maanden, ten hoogste twee jaren, en eene geldboete, voor den schipper en stuurlieden van f quot;gt;0 tot f 600, voor de overige schepelingen van f 1# tot /'IKn.
3- De desertie van boord gedurende de reis wordt gestraft met gevangenzetting van één tot vijfjaren als zij door den ^chip-per, van zes maanden tot drie jaren als zij door een stuurman, en van drie maanden tot twee jaren als zü door de overige schepelingen is gepleegd.
Bü de toepassing van dit en het voorgaand artikel wordt de reis geacht aan te vangen zoodra het schip vertrokken is van de plaats, waar de aanmonstering geschied is, en te eindigen wanneer het schip, hier te lande teruggekeerd, ter los- of bestemmingsplaats is aangekomen.
De desertie na afloop der reis, vóór den afloop der verbindte-nis, wordt gestraft naar bet 1ste lid van art. ï.
4. De medepligligheid aan de misdrijven, waartegen bij de twee vorige artikelen is voorzien, wordt ten aanzien van hen, die tot de bemanning van het schip behooren, met dezelfde straf, als die misdrijven zelve gestraft jde medepligtigbeid van andere personen met gevangenisstraf van drie dagen tot drie maanden en geldboele van f 10 lot f 200, te zamen of afzonderlijk.
Ter zake van de in art. 2 en 3 bedoelde misdrijven en de rae-depligtiïheid daaraan, kan tegen den schipper en de schepelingen, die zich daaraan schuldig maken, een bevel van voorloupige aanhouding of van gevangenneming worden verleend.
en tucht op de koopvaardijschepen.
5. ZU die ingevolge art. 40J van het Wetboek van Koophandel met den sterken arm lot vervulling van hunne dienst worden genoodzaakt, kunnen tot het oogenhlik der afreis in verzekerde bewaring worden gehouden.
De kosten, welke op de opsporing, aanhouding en bewaring vallen, komen ten laste van den schuldige en worden op zgne gagie gekort.
6. Allen die aan boord zgn moeten de bevelen des schippers betrekkelijk het behoud en de zekerheid van schip en lading en de bevordering der reis opvolgen. By weigering is de schipper geregtigd, hen daartoe te noodzaken.
De schipper wordt, ook ton opzigte der passagiers, tot het bewys van bet tegendeel, geacht tol gemeen behoud en uit geoorloofde zelfverdediging te hebben gehandeld.
7. De schipper oefent een disciplinair gezag over de scheepsgezellen uit, en kan wegens verwijdering van boord /.onder verlof, verlengde afwezigheid na afloop van verlof, verzuim van dienst, en wegens elke inbreuk op hunne verpligtingen met de verbeurte van een tot vijftien dagen gagie straffen.
Dronkenschap, twist en stoorniswekkende onzedeiykheidkunnen met gelgke verbeurte van gagie door den schipper worden gestraft.
8. Hü die eenmaal op grond van art. 7 is gestraft kan, in geval van herhaling in den loop derzelfde reis, door den schipper disciplinair van één tot drie dagen in de boegen worden gesloten.
9. Muitery, geweldadig verzet, dienstweigering, bedreigingje-gens meerderen in rang, of jegens hen, die met eenig tydeiykge-zag zyn bekleed, en weigering van bystand by muiterij of ge-weldadig verzet en bij het arresteren van schepelingen, kunnen met getyke disciplinaire sluiting in de boegen gedurende drie dagen, zelfs verhoogd door kromsluiting in de boeyen gedurende den dag door den schipper worden gestraft.
In de gevallen voorzien in dit en het vorig arlikel kan de verbeurte van gagie tot dertig dagen worden uitgestrekt.
Indien de schipper gebruik maakt van de bepalingen van art. 436 en 437 van het Wetboek van Koophandel, kan hy geenedisciplinaire straf opleggen.
10. De monsterrol wgst de bestemming van de gelden aan, voortvloegende uit de verbeurde gagie.
De schipper kan, welke ook de bestemming dier gelden zg, nimmer eenig deel derzelve genieten.{K. 397.)
11. Onverminderd de bovenvermelde disciplinaire straffen tegen schepelingen bedreigd, zyn de bepalingen van artt. 209 tot 218 van het Wetboek van Slrafrcgt toepasseiyk op muitery en verzet van passagiers legen den schipper en van mindere schepelingen jegens hunne meerderen in rang.
De schipper wordt ten aanzien van de passagiers en van alle schepelingen, en de meerderen in rang worden ten aanzien der mindere schepelingen beschouwd ale ambtenaren, werkzaam ter uitvoering der wet.
47
iS Bepalingen omtrent de huishouding
12 Aan boord van het schip is, behalve de stukken in het Wetboek van Koophandel gevorderd, aanwezig een strafregister, hetwelk bu de aanmonstering door den ambtenaar, te wiens overstaan de monstering plaats heeft, kosteloos wordt ge-parapheerd. (K. 337.)
13. In het strafregister wordt achtervolgens, zonder meerdere tusschenruimte dan voor de onderteekening noodig zg, elke opgelegde straf, met opgave der overtreding, door den schipper ingeschreven en onderteekend.
De schipper doet elke aanteekening in het strafregister door twee schepelingen, bü voorkeur door de stuurlieden, mede-onderteekenen. Kan dit geen plaats hebben, dan vermeldt deschip-per het in het register, met de reden er van.
14. Misdrijven buitengaats aan boord gepleegd, strafbaar naar deze of andere rgkswetlen, worden op het strafregister vermeld.
De schipper neemt ten aanzien van hen die ze hebben gepleegd, zoowel passagiers als schepelingen, al die maatregelen van voorzorg welke de aard der zaak vordert; hü kan hen, zoo hun vrij verkeer gevaarlijk is, in overleg met de stuurlieden, in verzekerde bewaring stellen; hU verzamelt de bewijzen van het gepleegde feit, maakt een relaas op van de verklaringen der getuigen, vermeldt de genomene maatregelen op het strafregister, en deelt bü zijne aankomst hier te lande, met overlegging van het strafregister en de verzamelde bewijzen, het gebeurde aan den kantonregter der plaats van zijne bestemming mede ter bevordering der vereischte vervolging.
Buiten 's lands en in de koloniën of bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen binnenloopende, doet hü die mededeeling aan den bevelvoerder van de Nederlandsche oorlogsschepen welke zich daar mogten bevinden, en by gebreke van dezen, aan den ?iederlandschen consul, zoo die er is, en anders aan de plaatse-lijke autoriteit. Hy neemt aldaar den raad dier autoriteiten in, en besluit tot die maatregelen, waardoor de misdadiger, met de verzamelde bewyzen, spoedig en met zekerheid aan den bevoegden regter in het moederland kan worden overgeleverd.
De bepalingen van ditartikel zgnook toepasselgkindieniemand op reis krankzinnig mogt worden.
Van de voorvallen in dit en het vorig artikel voorzien wordt ook in het scheepsjournua! melding gemaakt.
15. Schippers, die, daarloe verpligt, geen strafregister aan boord hebben of het niet behoorlijk hebben ingevuld, of, zoo daarin hetzg mlsdrgven, naar 's Ryks wetten strafbaar, hetzg in-bewaarslellingen van personen als veiligheidsmaatregelen zyn vermeld, het niet binnen veertien dagen na hunne aankomst ter plaatse van bestemming hier te lande aan den kantonregter hebben vertoond, zyn strafbaar, voor de eerste maal met boete van f 50 tot f 300, en bg herhaling met het maximum der boete en gevangenzetting van drie dagen tot eene maand.
De kantonregter stelt een door hem geleekend en gedagtee-kend gezien op het hem vertoonde strafregister.
en tucht op de knopvuarcly-ichepen
16- De straffen van verbeurde sagie, op liet strafregister niet vermeld, worden geacht ten onregle te zijn toegepast.
17 De schepeling, die zich bij de betaling der gagie met de korting als opgelegde straf bezwaard acht, kan, binnen 's lands bij den kantonregter der plaats waarde betaling geschiedt, en buiten 's lands,indien daarde afbetaling geschiedt, binnen drie dagen na de afbetaling bu den i^ederlandschen consul, bij eenvoudig verzoekschrift vorderen, dat de schipper het strafregister en bet journaal overlegge, dat hg worde geboord, en dat naar zijne bezwaren tegen de toepassing dezerstraf onderzoek worde gedaan.
De schipper en de klagende scbepeling worden op een bevel van den kantonregter of van den consul gelast om op een bepaalden dag te verscb(inen en mondeling hunne belangen voor tedra-gen, of te doen voordragen.
De ingeroepen autoriteit handhaaft, matigt of vernietigt de opgelegde korting zonder hooger beroep.
In de koloniën en bezittingen van het Ryk in andere wereld-deelen kan de plaatselijke autoriteit op gelijken voet worden ingeroepen en uitspraak doen.
Indien buiten '5 lands, ter plaatse waar de betaling geschiedt, geen iNederlandscbe consul aanwezig is, behoudt de schepeling gedurende drie jaren het regt om van den kantonregter van de plaats, van waar de laatste reis bier te lande ondernomen was, op denzelfden voet herziening der hem opgelegde korting te vragen.
18. Misbruik van de bevoegdheid tot sluiting in de boegen of tot in-bewaring-stelling naar art. 14 kan aanleiding geven tot burgerlijke en stiafregtelüke vervolging, en tot toepassing van art. 23 dezer wet.
Het vermelden der sluiting in de boeyen op bet strafregister strekt tot bewijs dat die straf teregt is opgelegd, totdat van het tegendeel blükt.
Het niet of het onjuist vermelden dezer straf levert een vermoeden van misbruik op.
19. Schippers, die geen strafregister aan boord hebben, zgn desniettemin bevoegd, in de gevallen bü art. 14 bedoeld, de maatregelen, daiir voorgeschreven, te nemen.
ZU zijn verpligt daarvan en van aan boord gepleegde misdrijven, naar 's Rijks wetten strafbaar, binnen veertien dagen na hunne aankomst ter plaatse van bestemming hier te lande, aan den kantonregter mededeeling Ie doen, op straf, in geval van verzuim, eener geldboete van /'■2'i tot f 100 voor de eerste maal, en bg herhaling, op straf van het maximum dier geldboete en gevangenzetting van een tot veertien dagen.
20- De gagie, voeding, ruimte tot ligging en verbiyf en betamelijke behandeling der schepelingen worden in de monsterrol omschreven, en hel regt daarop door volgende bepalingen verzekerd. (K. 397.)
21. De gagie, zoowel van den schipper als van de overige schepelingen, wordt aan ben persoonlijk of aan hunnen gemag-tigde uitbetaald.
IX. 4
r,n Bepalingen omtrent de huishnuiiinu
De volmagt door lien afgegeven is steeds herroepelijk,al ware zij in verband met andere verliindtcnissen geliragt.
Op de gagie kan geen beslag gelegd worden; zij kan cv en mi n met eenig gevolg worden afgestaan dan ten behoeve van ouders, huisvrouwen en kinderen voor de helft, en ten behoeve van andere bloed- of aanverwanten lot in den vierden graad voor één derde.
De gagie der schepelingen is echter verbonden voor de kortingen, door 'den schipper als straf opgelegd en voor die uit de toepassing van art. S dezer wet, in verband met art. 402 van het Wetboek van Koophandel, voorlvloeijende.
De gagie van den schipper is verhonden voor de vergoeding, welke hy, door hot te kort doen aan zijne verhindtenis of door wangedrag, aan de eigenaren van het schip schuldig is.
Deze voorregten kleven ook op hst afgestane deel der gagie, voor zooverre bet niet is voldaan ; zii worden echter bij voorkeur op het niet afgestane deel verhaald.
De bepalingen van de 2de en 3de zinsnede van dit artikel zijn niet van toepassing op de verbindtenissen vóór de afkondiging dezer wet aangegaan, doch alleen voor zoover daarvan binnen één maand na die afkondiging door de belanghebbenden kennis zal z'un gegeven aan den ambtenaar voor wien de monsteringen plaats hebben. Die kennisgevingen worden door voormelden ambtenaar in een daartoe aan te leggen register ingeschreven.
22- De schipper, die zonder noodzaak een deel der in de monsterrol toegestane voeding onthoudt, is, onverminderd de ver-pligting tot vergoeding, strafbaar na afloop der reis, op de klagt der schepelingen, met gevangenzetting van acht dagen tot zes maanden.
Is de inhouding noodzakelijk, de schepeling heeft regt om in evenredigheid verhooging van gagie te vorderen.
23- Ten verzoeke van een derde van het scheepsvolk beeft buiten 's lands een onderzoek plaats naar de deugdzaamheid en genoegzaamheid der victualie. Dit onderzoek wordt op dat verzoek door den iNederlandschen consul of, bü gebreke van dezen, en in de koloniën of bezittingen van het Rgk in andere werelddeelen, door de plaatseiyke autoriteit ingesteld.
De schipper is verpligt de onbruikbare victuaiie op last dezer autoriteiten legen bruikbare te verwisselen en het noodige zich aan te schaffen.
24. Door een gelük deel van het scheepsvolk kan bij dezelfde autoriteiten buiten 's lands en in de koloniën of bezittingen van het Ryk in andere werelddeelen over onvoldoende ligging of ruimte, na de afreis ontstaan, worden geklaagd, en wordt onderzoek daarnaar ingesteld.
De schipper is op last der autoriteiten verpligt in het gebrekkige te voorzien.
De schipper, die de aan hem, overeenkomstig dit en het vorig artikel, gegeven bevelen niet heeft voldaan, wordt geacht zich jegens het scheepsvolk te hebben misdragen.
25. Den schipper, die ziet ten opzigte van scbip, lading, scheeps-
en tucht op de koopmarilyschepen. 51
volk of passagiers op eeniKerlei wijze heeft misdragen, ka», onafhankelijk van hurgerlijke en strafvervolging, de bevoegdheid worden ontnomen om gedurende eenen bepaalden tijd, twee jaren niet te hoven gaande, als schipper op een Nederlandsch schip te varen.
Het oordeel hierover wordt opgedragen aan eenen raad van tucht, bestaande uit twee zee-ollicieren eu drie koopvaardijschippers, in of builen werkelijke dienst.
Deze raad wordt door Ons ingesteld en heeft zitting te Jm-sterdam.
Hij doet (de aangeklaagde schipper mondeling of schriftelijk gehoord of behoorlijk geroepen) buiten vorm van proces uitspraak.
Deze uitspraak wordt ter grillie dor regtbank te Amsterdam nedergelegd.
Geeu onderzoek kan te dezer zake plaats hebben dan op cene aanklagte van de reeders, van het scheepsvolk, of van de passagiers ingediend na den achtsten en vóór den een-en-twintigsten dag na de aankomst van het schip ter plaatse van bestemming.
De klagte wordt ingediend aan den Minister van Marine en door hem ter voorloopige beoordceiing gesteld in handen van den advocaat-fiscaal van het Hoog Militair Oeregtshof.
Indien het advies van den ambtenaar is afwijzend, wordt, indien de Minister van Marine zich daarmede vereenigt, geen verder gevolg aan de klagte gegeven. Eene instructie, door ons vast te stellen, houdt alle zoodanige voorschriften in als, behoudens het boven bepaalde, tot geregelde afdoening van zaken lijj den raad van lucht mogten worden vereischt.
De schipper, die, door den raad onbevoegd verklaard, gedurende het tijdvak van onbevoegdheid, buiten nooddwang alszoo-danlg optreedt, wordt gestraft met boete van /'300 lot /'1000, met of zonder gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden.
26 Waar in deze wet wordt gesproken van den schipper, wordt daardoor ook bij verstaan die den schipper vervangt.
Slolhepalingen.
27- Voor schepen beneden de honderd lasten is in de kleine vaart het aanhouden van een strafregister niet verpligtend. Indien zij van zoodanig register niet zijn voorzien, zijn op dezelve niet van toepassing de artt. 8, 9, 12,13, 15, 10 en het 2de en 3de lid van art. 18. Art. 14, art. 17 cn het eerste lid van art. 18, voor zooveel betreft de in verzekerde bewaring stelling, zijn ook op deze schepen, met uilzondering van hetgeen daar omtrent het strafregister is bepaald, van toepassing.
Indien schepen beneden de 100 lasten een strafregister aan boord hebben of in de groote vaart komen door eene reis te ondernemen builen Europa of naar eene aan deMidüeliandscheZee of daar beoosten gelegen haven, zijn alle bepalingen dezer wet op hen van toepassing.
28 BU monstering worden de artt. 2, 3, 5, 5, lt;i, 1, 8, 9, 11,
Wet op het nntaris-ambt.
17, 20, 21, 22, 23, 24 en 26 dezer wet aan de schepelingen voorgelezen.
Op alle schepen is een exemplaar dezer wet.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Collegiên en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven op het too, den ^den Mei 18a(gt;.
{geteekend) WILLEM.
De Minister van Justitie, ifieteekend) d. doxker cürtids.
lUtgegeven den tienden Junij 1836.
De Directeur van het Kabinet des Komm/s, [qeteekend) de kock.
VAN DEN 9 jn.u 1842 op HET NOTARIS-AMBT. [Staatsbladn0. 20.)
van den honert. Geschiedenis en beginselen der IS'ederland-sche Wetgeving betrekkelijk het Notarisambt. 2 dln. (Amst. 1842). — De wetgeving op het notarisambt, bevattende de wet van den 9 Juli/ 1842 {Staatsblad nquot;. 20), met aanteekeningen en aanwijzing of opgave van'.den tekst derdaarmedein verband staande verordeningen, enz. Derde lierzieneenverbeterdedruk (Tiel 183t). — mare, jr., en de vries, a.z., de Wet op hel Notarisambt toegelicht (Haarl. 1844). — eversen. Handleiding tol de nieuwe Wet]op het Notarisambt ('s Gravenh. 184!). — Wet op het Notarisambt, henevens hel Tarief van het honorarium der Notarissen met aantoto. 2de druk (Amst. 1847). — otten, Comparatio legis Fr. d. 23 mensis Venlose an XI et legis Neerl. d. 9 Juhi 1842 de munere labellionis (Leid. 1847). —colexhraxder Fragmenlenvan een onderzoek naar het wezen van het Notarisambt (Nijkerk 1839). Wy Willem ii, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Herlog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen die dezen zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wjj in overweging genomen hebben, dat de nog bestaande wetgeving betrekkeiyk de organisatie van bet notarisambt vervangen behoort te worden door oorspronkelijk Pieder-landsche wetsbepalingen, in verband staande met de nieuwe Nederlandsche Wetgeving;
Zoo is het dat Wy, den'Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, geiyk Wy goedvinden en verstaan by deze vast te stellen hetgeen volgt;
32
hoofdstuk l. Van de ambtsbediening en het ressort. 33
HOOFDSTUK I.
Van de ambtsbediening en het ressort der notarissen.
Artikel 1.
De notarissen zijn openbare ambtenaren, uitsluitend bevoegd om authentieke akten te verlijden wegensalle handelingen,overeenkomsten en beschikkingen, waarvan de wet gebiedt üt de belanghebbenden verlangen, dat hg aulhentiek geschrift blykenzal, daarvan de dagteekening te verzekeren; de akten In bewaring te houden en daarvan grossen, afschriften en uittreksels uit te geven ; alles voor zoo ver het verlyden dier akten door de wet niet ook aan andere ambtenaren opgedragen of aan dezelve geheel voorbehouden is.
2- De notarissen worden door den Koning voor hun leven aangesteld.
3- De notarissen oefenen hunne ambtsbediening uit in den geheelen omtrek van het arrondissement, waarin hunne standplaats is gevestigd.
De Koning bepaalt bü een reglement van algemeen bestuur, dadeiyk bg het in werking brengen dezer wet uil te vaardigen het maximum van het getal notarissen, welke voor ieder arrondissement kunnen worden aangesteld, des echter, dat hetzelve in geen arrondissement meer zal kunnen bedragen dan een notaris op de vier duizend zielen. (Sb. 1831, nu. 6.)
4. Aan lederen notaris wordt bij het besluit zijnerbenoeming eene bepaalde standplaats aangewezen.
Met uitzondering van de sleden, welke uil mlt;er dan één kanton bestaan, worden deze standplaatsen zoodanig over het ge-heele arrondissement verdeeld, dat er ten minste twee notarissen in ieder kanton gevestigd zgn.
Mei inachtneming van het bepaalde bg hel vorige lid, kan de aangewezene standplaats door den Koning, op verzoek van den notaris, binnen het arrondissement, waarin dezelve is gevestigd worden veranderd.
5- Ieder notaris is verpligl niet alleen zgne woonplaats te hebben, zijn kantoor te houden en zgne akten te bewaren in de hem aangewezene standplaats maar ook om aldaar zgn werke-Igk en gestadig verblijf te houden.
Bg overtreding hiervan, zal hg voor den tgd van ten minste drie en ten langste zes maanden in zijn ambt worden geschorst.
Een notaris zich langer dan veertien dagen van zgne standplaats willende verwijderen, heeft daartoe verlof noodig van den otllcier bg de regtbank van het arrondissementwaarin die standplaats is gelegen.
Indien de afwezigheid langer dan ééne maand moet duren, hebben de notarissen daartoe hel verlof noodig van den procu-reur-generaal bg het provinciaal geregtshof.
Bg overtreding dezer bepalingen, zal deafwezige notaris worden gestraft met eene boete van ten minste vyttig en ten hoogste honderd gulden, en, in geval van herhaling, met schorsing
Wel op het notaris-ambt.
in zün ambt voor den tüd van ten minste drie en ten langste zes maanden.
Bü het verleenen van het veriof zal do olTlcier orde procureur-generaal, op voordragt van den notaris, en liij gebreke daarvan ambtshalve, eenen naburigen notaris aanwijzen, ten einde gedurende de afwezigheid van zynen ambtgenoot, ten aanzien van deszelfs minuten en van de aan hem in bewaring gegevene stukken, al datgene te verrigten, waartoe deze, tegenwoordig zynde, bevoegd en verpligt zoude zijn.
6- Buiten gegronde redenen, mogen de notarissen hunne dienst niet weigeren, wanneer zg tot het leenen daarvan worden verzocht.
Zij zyn voorts verpligt om, op last van den voorzitter der regtbank van bet arrondissement, in hetwelk zg hunne bediening uitoefenen, hunne dienst kosteloos te verleenen aan zoodanige personen, welke, op de wgze by art. 8S8 van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering vermeld, van hun onvermogen doen blgken.
7. Het is aan eiken notaris verboden, builen zgn ressort zgne ambtsbediening uit te oefenen.
Bij overtreding zal bij voor den tijd van ten minste drie en ten langste zes maanden In zgn ambt worden geschorst, en zulks onverminderd zijne geboudenheid tot vergoeding van kosten, schaden en interessen jegens de belanghebbenden.
8- De notarissen mogen niet tevens zijn leden der regteriijke magt (de plaatsvervangers der regters en kantonregters, mitsgaders de ambtenaren van het openbaar ministerie bij de kan-ton-geregten daaronder niet begrepen), noch ook de bediening uitoefenen van procureur, solliciteur of deurwaarder. (R. O. 8.)
Zg mogen wijders niet zijn commissarissen van policie, ontvangers of ambtenaren der registratie, of van eenige andere rijksbelasting, noch hypotheekbewaarders, hoofden, secretarissen, ontvangers of thesauriers van eenig plaatselijk bestuur.
Het zal intusschen den Koning vrijstaan, aan de notarissen, om zeer bijzondere redenen, te vergunnen, met deze hunne betrekking die van hoofd, secretaris, ontvanger of thesaurier van eenig plaatselijk bestuur uit te oefenen.
In geval van twijfel of eenige betrekking met het ambt van notaris bestaanbaar zg, zal zulks door den Koning worden beslist.
9- Een notaris, welke tot eene der met zijne bediening onver-eenigbare betrekkingen wordt benoemd, en dezelve aanneemt met uitzondering van hel geval, dat hg voor die, bg het derde lid van het vorige artikel vermeld, bijzondere vergunning des Konings mogt hebben verkregen, zal geacht worden van het no-taris-ambt afstand te hebben gedaan, en op de gewone wijze worden vervangen.
Wanneer daarentegen iemand, eene der opgemelde betrekkingen bekleedende, tot notaris wordt benoemd, zal hg, door de aanneming van het notaris-ambt, zonder gelijke vergunning des Konings, met opzigt lot die betrekkingen, welke in het .Me lid van
•li
H. li. Ka» de vereischlen om lol not. benoemil te worden. ü3
hel vorige artikel zijn vermeld, geaclil worden van zyne vroegere betrekkingen afstand le üeblien gedaan.
HOOFDSTUK II.
Fan de vereischten om lot notaris benoemd te worden, en van dc wyze van benoeming.
10- Om tol notaris te kunnen benoemd worden, moet men onverminderd de vereischten by de grondwet voorgeschreven
1°. Den ouderdom yan vijf en twintig jaren vervuld hebben
i» Aan de wet voor de nationale militie hebben voldaan;
3°. Doen blijken van een goed zedeiyk gedrag, door midd 'l van een of meer cerliflcaten, op het getuigenis van vier bekende of geloofwaardige manspersonen, afgegeven door hel hoofd van het bestuurder plaats of plaatsen, alwaar men gedurende de laatste zes jaren zijne woonplaats o zyn verblijf heeft gehad;
iquot;. Het hierna te melden examen hebben afgelegd.
tiet is aan den koning in bijzondere gevallen voorbehouden, om dispensatie van den gevorderden ouderdom te verleenen, mits de verzoeker den ouderdom van drie en twintig jaren hebbe vervuld.
11. Het examen, bü het vorig artikel bedoeld, moet worden afgelegd voor eene commissie van twee leden uit, en den procu reur-generaal of een der advocaten-generaal bij het provinciaal geregtshof, in welks ressort de adsplrant gedurende hel laatste jaar zijne woonplaats heeft gehad.
Het hot zal tot dat einde, voor den Igd van twee jaren, twee zijner leden benoemen, welke l)ü het eindigen van dien tyd weder benoembaar zyn.
Ingeval een der benoemde leden, of beide, door ongesteldheid of door andere redenen, verhinderd worden het examen af te nemen, is de voorzitter van het hof bevoegd daartoe een of twee andere leden te benoemen.
12. Deze commissie zal twee maal in het jaar, en wel in de maanden Mei en November, vergaderen.
De daartoe bepaaide tyd en plaats zullen ten minste ééne cuaand bevorens worden bekend gemaakt in een der dagbladen in de provincie, mitsgaders in de Staats-Courant, en door middel van aankondiging aan het gebouw, alwaar het provinciaal geregtshof deszelfs zittingen houdt.
13. Op den bepaalden tyd moeten tot het examen worden toegelaten, allen die zich, ten minste veertien dagen te voren, bg een aan de commissie ingediend verzoekschrift hebben aangemeld, mits zij den ouderdom van drie en twintig jaren vervuld, en hu het verzoekschrift overgelegd hebben de geboorteakte en zoodanig certificaat of certificaten van goed gedrag, als by art. 10, nquot;. 3, voor eene benoeming worden vereischt.
Zy, welke den graad van doctor of licentiaat in de regten op eene van 's ryks hoogeschoien hebben verkregen, zullen bovendien nog het bewijs van den verkregen graad moeten overleggen.
JVct op het notaris-ambt.
14- De commissie, mei het afnemen \an het examen heiast, kiest twee notarissen, om, onder hare leiding, de ondervraging te doen en de noodige proeven op te geven.
Deze notarissen hebben eene raadgevende stem.
Voor hunne vacatiën en voor de verdere onvermydelgke kosten, wordt door ieder, die zich tot het afleggen van een examen heeft aangemeld, twintig gulden betaald.
15- Voor hen, die den in art. 13 vermelden graad hebben verkregen, moet dit examen ten minste één uur duren, en zich alleen bepalen tot een onderzoek naar hunne praktische kundigheden.
Voor de andere adspiranten zal hetzelve ten minste twee uren duren, en daarvan niet minder dan één uur worden besteed tot een onderzoek naar hunne theoretische, en insgelijks ten minste een uur naar hunne praktische kundigüeden.
Indien zich meer dan één adspirant heeft opgedaan, zal het examen van ieder hunner afzonderlijk worden afgenomen.
16 Indien de commissie oordeelt dat iemand alle de kundigheden, welke in eenen notaris worden gevorderd bezit, wordt hem daarvan een getuigschrift overhandigd, waardoor hu de bevoegdheid erlangt om in de geheele uitgestrektheid van het rgk tot notaris te worden benoemd.
17 De geboorte-akten, bewijzen van voldoening aan de nationale militie, het certificaat of de certificaten van goed gedrag, mitsgaders het getuigschrift van bekwaamheid, worden bü het verzoekschrift om plaatsing aan den Koning overgelegd.
18. De notarissen mosten, binnen twee maanden na de dag-teekening van hunne benoeming, voor de arrondissements-regtbank, tot welker ressort hunne aangewezene standplaats behoort, ieder naar de wijze zijner godsdienstige gezindheid,den navolgenden eed (belofte) afleggen;
»Ik zwere (belove) getrouwheid aan den Koning, gehoor-quot;zaamhoid aan Je grondwet, eerbied voor de regterlijke auto-■■riteiten; — dat ik mynen post met eerlijkheid, naauwkeurig-«heid en onzijdigheid zal waarnemen ; de wetten op het notaris-••ambt gemaakt of nog te maken, met de meeste naauwgezetheid ■zal opvolgen; dat ik de meestmogelijke geheimhouding omtrent »den inhoud der akten, overeenkomstig de voorschriften der »wet, zal in acht nemen; en dat ik voorts, middeMyk noch on--middeliyk, onder eenigen naam of voorwendsel, tot hetverkr j-quot;gen myner aanstelling, aan iemand, wie hy ook zy, iets heb -gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven.quot;
De Koning is bevoegd verlenging van den, tot het afleggen van den eed bepaalden termijn te verleenen.
Bg verzuim van den voorschreven eed tydig te doen, wordt de benoeming geacht vervallen te zyn, en wordt er lot eene andere benoeming overgegaan.
19. Vóór hunne eeds-aflegging, mogen de benoemde notarissen geenerlei werkzaamheden verrigten, tot hunne ambtsbediening behoorende, op straffe by het Wetboek van Strafregt hierop gesteld, onverminderd hunne gehoudenheid tot vergoeding van
56
hoofdstuk in. fa)! de akten en derzelver vorm, enz. 5quot;
koslen.schaden en interessen jegens de Lelanghebbenden (Sr. 196.)
20. binnen veertien dagen na de eeds-aflegging, moeten zg, hel zU zeiven, het zy door eeneu schriftelijk gemagtigde, hunne handteekening en paraaph nederieggen ter grittlen van het provinciaal geregtshof en van al de arrondissements-regthanken in de provincie, tot «elke hunne standplaats behoort, en zulks op straffe van tien gulden boete voor lederen dag verzuim.
HOOFDSTUK 111.
Van de akten en derzelver vorm, tan de minuien, grossen, afschriften en repertoria.
21 De notarissen mogen geene akten verlijden, waarin zü zeiven, hunne vrouwen, liuime bloedverwanten of aangehuwden in de regie linie, zonder onderscheid van graden, en in de zyd-linie tot den derden graad ingesloten, het zy in persoon, het zU door gemagtigden, bet zy in hoedanigheid, als partij voorkomen. (Sb. 1843, achter nquot;. tiï.)
Dit verbod is echter niet tuepasselgk in de gevallen, dat de gemelde vrouwen, bloedverwanten of aangehuwden als koupers, huurders, pachters, aannemers of borgen verschijnen in akten, waarbü in het openbaar gehouden verkoopingen, verhuringen, verpachtingen of aanbestedingen worden geconstateerd, of als leden van vergaderingen, waarin van het verhandelde door eenen notaris proces-verbaal wordt opgemaakt.
Ingeval van overtreding heeft de akte alleen kracht van onder-bandsch geschrift, mits zg door de verschijnende partgën onder-teekend zg, en is de notaris tot vergoeding van kosten, schaden en interessen jegens de belanghebbenden gehouden.
22- üe notariële akten mogen geene beschikkingen of bepalingen inhouden ten voordeele van den notaris, ten wiens overstaan zg zijn verleden, van de getuigen, vanzgneof hunne vrouwen, zgne of hunne bloedverwanten, of aangehuwden in de regie linie, zonder onderscheid van graden, en in de zgdlinie lot den derden graad ingesloten. Hetgeen hiertegen slrgdig is, wordt voor niet geschreven gehouden-, blgvende echter de akte overigens in haar geheel.
Door de bepaling van dit artikel wordt geene verandering ge-bragt in de voorschriften van het Burgerlgk Wetboek omtrent uiterste willen. (B. 954.)
23. De akten zullen, behoudens de voorschriften der wet omtrent den vorm van sommige derzelve, worden verleden voor éénen notaris, in tegenwoordigheid van twee getuigen. De getuigen moeten aan den notaris bekend zijn, of derzelver identiteit en bevoegdheid aan hem, door een of meerder verschijnende personen, verklaard, en daarvan In de akte melding gemaakt worden. Zg moeten zgn van het mannelijk geslacht, meerderjarig en ingezetenen van het Koniugrgk, hunnen naam kunnen teekenen en de taal verstaan, waarin de akte verleden wordt.
24. Behoudens de In het Burgerlijk Wetboek gemaakte bepalingen, mogen hloedverwanton of aangehuwden, het zg van den notaris, het zij van de verschijnende personen, tot in derden
Wet op het nolaris-imbt.
graad ingesloten, alsmede de tiuisbedienden van den notaris, niet tot getuigen worden genomen. (B. 991.)
By overtreding van dit of van bet vorig artikel, zal de akte, voor zoo verre die geene uiterste wilsheschikking inhoudt, alleen kracht van onderhandsch geschrift hebben, mits zij door de verschijnende personen onderteekend zij, onverminderd de ver-pligting van den notaris, tot vergoeding van kosten, schaden en interessen jegens de belangbehbenden, indien daartoe termen zyn; zullende echter het verzuim der vermelding in het vorige artikel voorgeschreven, alleen met eene geldboete van tien gulden worden gestraft.
Bloedverwanten of aangehuwdcn tot in den derden graad ingesloten, van koopers, huurders, pachters, aannemers of borgen by openbare verkoopingen, verhuringen, verpachtingen of aanbestedingen, mitsgaders van leden van vergaderingen, waarin van het verhandelde door eenen notaris proces-verbaal wordt opgemaakt, zullen daarbü echter als getuigen kunnen worden genomen.
25- Ue verschijnende personen moeten den notaris hekend zyn, of worden bekend gemaakt door twee getuigen, alle ver-eischten bezittende om bij notariële akten als zoodanig tedienen, des echter, dat de bloed- of aanverwantschap met den bekend gemaakten persoon geene reden van uitsluiting oplevert
Van dit een en ander moet in de akte uitdrukkelijk melding worden gemaakt.
26- Alle akten moeten de voornamen, den naam en de standplaats van den notaris uitdrukken.
Dezelve moeten daarenboven inhouden de voornamen, rten naam, het beroep of de maatschappeiyke betrekking en de woonplaats van ieder der verschijnende personen en der door hen vertegenwoordigden, voor zoo verre het beroep of de maatschap-peiyke betrekking en woonplaats door hen kan worden opgegeven ; voorts de betrekkingen of hoedanigheden waarin, en de vermelding der volmagten of beschikkingen krachtens welke wordt gehandeld; de voornamen, den naam, het beroep of de maatschappeiyke betrekking en de woonplaats van ieder der getuigen, ook van die in bet vorige artikel bedoeld; eindeiyk de plaats, het jaar, de maand en den dag op welken de akten verleden zgn.
By overtreding van een of meer der by dit en het vorige artikel vastgestelde bepalingen, zal de notaris voor elk derzelve verbeuren eene boete van tien gulden, en zal bovendien de akte, byaldien de plaats, het jaar, de maand of de dag daarin niet mogten vermeld zyn, alleen kracht van onderhandsch geschrift hebben,mits zij door de verschynende personen onderteekend zy.
27- Indien door eenen notaris eene akte wordt verleden in eene plaats, welke, volgens de wet op de patenten, is van hoogeren rang, dan die waarin zijne standplaats is gevestigd, zal hg ver-pligt zyn van het in die plaats verkregen suppletoire patent in het hoofd der akte melding te maken, op eene boete van ten minste vyf en twintig, en ten hoogste vier honderd gulden, voor
•i8
hoofdstuk lil. fan de akten en derzclver vorm, enz. ii»
iedere overtreding, onverminderd deszelfs gelioudentieid tot voldoening der suppletoire regten voor een vol jaar.
28- üe notariële akten moeten leesbaar, in onafgebroken zamen-hang, zonder verkortingen, witte vakken, gapingen of tusschen-ruimten worden geschreven, ten ware voor sommige door eenige autoriteit vastgestelde gedrukte formulieren mogten bestaan-, de noodzakelijk opengebleven onbescbrevcn vakken in hetligehaam der akten, moeten vóór de onderteekening door een of meerdui-delüke inktstrepen, voor verdere beschrijving onbruikbaar gemaakt worden; alle getallen ter bepaling van de boeveelheid of hoegrootheid der zaken, welke in de akte voorden vermeld, mitsgaders de dagleekeningen, moeten in schrijllelters worden uitgedrukt; doch kunnen in cijfers worden herhaald of voorafgesteld; zullende de notaris voor iedere overtreding van dit artikel verbeuren eene boete van tien gulden.
Het is echter geoorloofd om in volmagten, welke in oriijinali worden uitgegeven, den naam van den gevolmagtigde oningevuld te laten, mitsgaders om in die, welke in minuut worden verleden, de voornamen van de gevolmagtigden alleen door derzelver eerste letters aan te duiden, met bijvoeging echter van het beroep of de maatschappelijke betrekking en de woonplaats, voor zoo verre die aan den lastgever bekend zijn.
29- De akten kunnen worden verleden in de taal, welke partijen verkiezen, mits de notaris dezelve versta.
De uiterste wil bU de openbare akte, de akte van bewaargeving van eenen olographischen uilersten wil, en de akte van superscriptie van een besloten testament, moeten worden opgesteld iu de taal, waarin de erflater zijnen wil verklaard, de be-waarneming verzocht of het besloten testament aangeboden zal hebben. (K. 979, 986, 987.)
30- De akten moeten door elk der verschijnende personen, onmiddellijk na voorlezing, w orden onderteekend, ten ware zij mogten verklaren hunnen naam niet te kunnen teekenen of daarin verhinderd worden ; zullende alsdan van deze hunne verklaring, alsmede van de reden van verhindering, uitdrukkelijk melding worden gemaakt.
Bijaldien echter een of meer der verschijnende personen alleen hy een bijzonder gedeelte deraktebelangbebben, of alleen bü zulk een gedeelte, als gehandeld hebbende, voorkomen, zal het voldoende zijn, dat dit gedeelte aan de zoodanigen voorgelezen en door hem of hen geteekend worde, en dat die voorlezing en onderteekening bü dit gedeelte der akte uitdrukkelijk worde vermeld.
Bovendien moeten de akten door de getuigen, waaronder ook die in art. 23 opgenoemd begrepen zyn, mitsgaders door den notaris worden onderteekend.
Bü overtreding van elk der genoemde bepalingen, zal de akte alleen kracht van onderhandscb geschrift hebben, voor zooverre dezelve door de verschijnende personen geteekend is.
Van de voorlezing en onderteekening moeluildrukkelgk inhet slot der akte worden melding gemaakt, op eene boete van tien gulden.
«O Wet op het notaris-ambt.
31. Bijaldien bij akten van boedelbeschrijving oi processen-verbaal wegens bandelingen of daadzaken op te maken, een of meer der verschijnende personen zgnen of hunnen naam weigeren te teekenen, of zich hy de sluiting der akte verwijderd hebben, zonder die te hebben geteekend, is het voldoende, dat van deze omstandigheid in dc akte uitdrukkelijk melding worde gemaakt.
Indien de verschijnende persoon of personen, die zijnen of hunnen naam weigeren te teekencn, daarvoor redenen opgeven, zullen die in de akte moeten worden vermeld.
32- Dc volmagten, waaruit de handelende personen hunne bevoegdheid ontleenen, zullen aan deminuteu worden vastgehecht. Ünderhandsche of builen het Rijk verledene volmagten moeten vooraf door de lasthebbers, in tegenwoordigheid van den notaris en de getuigen, voor echt worden erkend en, ten blljke daarvan, door hen allen zijn geteekend, ten ware de eerstgenoemden verklaarden hunnen naam niet te kunnen teekenen of daarin verhinderd worden; in welk geval daarvan op de volmagt melding gemaakt, en die verklaring, de redenen der verhindering inhoudende, door den notaris en de getuigen onderteekend zal worden; van welk een en ander in de akte zal worden melding gemaakt.
Indien partijen krachtens mondelinge volmagt bandelen, moei zulks in de akte worden vermeld.
Voor iedeie overtreding van eene dezer bepalingen, zal de notaris verbeuren eene boete van tien gulden.
33- Van de aanhechting bij het vorig artikel voorgeschreven, worden vrijgesteld;
1°. Volmaglen, in minuut berustende onder den notaris, die over de akte staat waarbij de lasthebber verschijnl;
ï°. Volmaglen, welke reeds zijn vaslgeiiecht aan akten, voor denzelfden notaris verleden, en onder zijne minuten vertieven, mits hiervan in de akte worde melding gemaakt; bij verzuim waarvan de notaris in ieder geval zal verbeuren eene boete van tien gulden.
34. Alle veranderingen en bijvoegingen moeten op den kant der akte geschreven worden, doch zijn alleen geldig voor zooverre die ieder afzonderlijk door de verschijnende personen, welke de akte geteekend hehhen, door den notaris en door de getuigen onderteekend of gewaarmerkt zijn.
Ingeval eene verandering of bijvoeging te wgdloopig is, om op den kant der akte te worden geschreven, zal die achteraan, doch vóór hel slot der akte, worden geplaatst, mits de bladzijde en de regel worden aangeduid, waartoe dezelve behoort, op straffe van nietigheid van elke op eene andere wijze of zonderdezeaan-duiding gedane verandering of bijvoeging.
35- Hel is niet geoorloofd om in eene akte of in de veranderingen en bijvoegingen, welke op den kant of vóór hel slot derzelve zijn gesteld, eenige overschrijving, tasschenvoeging of bijvoeging van woorden of letters te doen verdwijnen en andere inderzeiver plaats te stellen, op straffe van nietigheid der over of in de plaats geschrevene en der lusschen of bijgevoegde woorden of letters.
hoofdstuk in. Fan de akten en derzelver vorm, enz. (gt;1
36- Indien de doorhaling van woorden of letters in eene akte noodig mogt zijn, zal zulks moeten geschieden op zoodanige wijze, dat de doorgehaalde woorden of letters leesbaar blijven; dezelver getal zal op den kant der bladzijde naast de doorhaling of onder de verandering of bijvoeging, mei aanduiding van den regel waarin de doorhaling heeft plaats gehad, worden vermeld; iedere vermelding zal afzonderlgk, even als de veranderingen en bijvoegingen, worden onderteekend of gewaarmerkt, of wel het getal van al de in eene akte doorgehaalde woorden of letters vóór het slot derzelve worden vermeld, mits de bladzijde en de regel worden aangeduid, waarin die voorkomen.
Voor iedere overtreding van eene der be| alingen, voorkomende in dit of in de twee vorige artikelen, zal de notaris verbeuren eene boete van tien gulden, en zelfs, in geval van kwade trouw, van zijn ambt kunnen worden ontzet; onverminderd de verplig-ting tol vergoeding van kosten, schaden en interessen jegens de belanghebbenden.
37. De notarissen mogen in hunne akten geene andere benamingen van munten, nuten en gewigten geliruiken dan die. welke bü de wetten en besluiten omtrent het munt- of tientallig stelsel zyn aangenomen, onder verbeurte eener boete van tien gulden voor iedere overtreding, onverminderd de vergoeding van kosten, schaden en interessen jegens de belanghebbenden, indien daartoe termen zyn. (Sb. 18(gt;9, nquot;. o7.)
De gebouwde en ongebouwde eigendommen zullen in alle akten, bestemd om in de registers der bewaring vandehypotheken te worden ingeschreven, overgeschreven, vermeld of aangetee-kend, op gelyke boete worden aangeduid door de opgave van de gemeente, de sectie en het nummer, waaronder elk perceel in de schrifturen van het kadaster bekend is, behoudens verdere omstandige beschrijving, indien deze door de belanghebbenden verlangd of door bestaande wetten of reglementen gevorderd wordt.
Van deze bepalingen zyn uitgezonderdaktenvan ulterste-wils-beschikkingen, akten houdende toestemming tot het doorhalen van inschrijvingen waarby de kadastrale indeeling niet is aangeduid, akten van boedelbeschrijving, voor zoo verre daarbij in den boedel gevonden vreemde muntspeciën worden vermeld of bescheiden en titels worden beschreven, waarin de afgeschafte benamingen mogten zyn gebezigd; en voorls alle akten in het algemeen, in welke van huitenlandsche fondsen, aandeden in vreemde negotiatiën of onroerende goederen, buiten 's lands gelegen, de rede is, of by gelegenheid dat daarin uildrukkingen worden aangehaald of overgenomen, uit bescheiden waarin oude benamingen gebruikt zijn.
Ten aanzien van tienden en grondrenten, waaromtrent niet bepaaldetyk kan worden opgegeven, welke bijzondere perceelen daarmede zyn belast, zal de juiste omschrijving en aanwyzing der schuldpllgtige streek, gemeente of polder, in de akte voldoende zijn.
38. De notarissen zijn verpligt minuut op te maken van alle
Wet op het notaris-ambt.
te hunnen overstaan verledene akten, liu gel)reke waarvan dezelve seene kracht van authentieke akte bezitten, en de notaris gehouden is tol vergoeding van kosten, schaden en interessen jegens de lielanghelihcnden.
Van de verpligting zyn uilgezonderd akten van huwelijks-toe-stemming, van liekendheid, voimagten, verklaringen van eigendom of van het in leven zgn van personen, quitantifin van sommen beneden de drie honderd gulden, alle quitantiën voor buur-of pachtpenningen, loon, renten of pensioenen, prolesten, aanbiedingen van betaling, toestemming tol doorhaling of vermindering van hypolhecaire inschrijvingenen andere eenvoudige akten, waarvan de uilgifte in oriijmali bij de wellen is toegestaan.
Het zal geoorloofd zijn van deze alzoo in originali uil Ie geven aklen, mei uilzondering der voimagten waarin de naam van den gevolmagligde oningevuld is gebleven, twee, drie of meer gelijkluidende op hetzelfde oogenblik Ie verlijden en te doen leekenen, doch zal, op straffe eener boele van lien gulden, door den notaris le verbeuren, in elk der gelijkluidende vander-zeiver gelal uiUirukkelijk melding worden gemaakt, terwijl allen slechts voor één en één voor allen in regten zullen geiden.
39- De nolarissen zijn gehouden, om, in geval van overlijden of afwezigverklaring van den testateur, binnen veertig dagen, nadat zü daarvan kennis dragen, de belanghebbenden leverwil-ligen, dat dc uiterste-wilsbeschikkingen van den overledene of afwezige onder hunne minuien berusten. Heizelfde is van toepassing op akten, waarbij een uilerste wil is herroepen en op huwelijks-contracten, voor zoo verre dezelve schenkingen ter zake des doods behelzen. (K lino.)
40. Behalve in (ie gevallen by het tide lid van art. 5, en bü de artt. 33 en Sti dezer wel voorzien, is alleen de notaris, bewaarder der minuten, bevoegd lol het afgeven van grossen,afschriften en uittreksels.
leder notaris heeft echter hel regt om afschriften en uillrek-seis af te geven van alle akten, welke ten zijnen kantore als minuten nedergelegd, of aan eene andere akte vastgehecht zün.
De notarissen mogen ook afschriften en uillreksels maken van alle aklen en stukken, welke le dien einde aan hen vertoonden, na met bel afschrift of uiltreksel vergeleken le zijn, teruggegeven worden.
Behoudens de by wel daaromtrent bepaalde uilzonderingen, moeien de uillreksels gelijkluidend zün met de overgenomen gedeelten, en zal altijd het hoofd en slot der akte met de quitan-tie der registratie, alsmede de vermelding van al de handelende personen, derzelver betrekkingen of hoedanigheden, in hel uiltreksel moeten voorkomen. Aan het slot moeten worden gesteld de woorden;
-Uitgegeven voor woordelyk gelijkluidend uittreksel.quot; Alles op eene boete van ten minste tien en ten hoogste vgflig gulden, door den notaris le verbeuren.
hoofdstuk ui. ran de akten cn der zei ver vorm, enz. lilt
Bü het uitgeven eener eerste grosse zullen, op verbeurte van eene boete van (en minste vijftig en ten hoogste honderd gulden, de dag dsr uilgifte en den naam van dengenen ten wiens verzoeke dezelve geschiedt, door de notarissen op de minuut aangeteekend, en die aanteekening door hen gewaarmerkt worden.
41- De notarissen mogen, met uitzondering van eenen aan hen in bewaring gegeven olographischen uitersten wil, geene minnut hoegenaamd uil hunne handen geven, anders dan in de gevallen hij de wet voorzien en krachlens een vonnis of hevel-schrift van den regter, met inachtneming der hepalingen, hij het Welhoek van Burgerlijke Regtsvordering voorgeschreven. (B. 981. R. 180. Sv. 293.)
42- De notarissen mogen geene grossen, afschriften of uittreksels, noch Inzage of mededeeling van den inhoud der akten geven, anders dan aan de onmiddellijk helanghehbendepersonen, hunne erfgenamen of reglverkrggenden, ten zij ten gevolge van een vonnis, onverminderd de hepalingen van de wet op de registratie en de overschrijving in de openbare registers, ten aanzien van sommige akten hij de wet bevolen; alles op stratTe eener boete van ten minste vijftig en ten hoogste honderd gulden, cn in geval van herhaalde overlreding, van schorsing in hunne bediening gedurende ten minste drie en ten langste zes maanden, behoudens de vergoeding van kosten, schaden cn interessen jegens de belanghebbenden. (R. 839.)
43- Aan lederen onmiddellijk helanghehbende hij cene notariële akte, ;deszelfs erfgenamen of regtverkrijgenden, kan daarvan ééne grosse worden afgegeven.
Deze moet, even als de arresten en vonnissen, tot hoofd hebben de woorden ; In naam des Konings, en tot slot; Uitgegeven roor eerste grosse, met vermelding van den naam van dengenen, ten w iens verzoeke en van den dag waarop de uitgifte is geschied, alles op eene boete van ten minste tien en ten hoogste vijftig gulden. (R. 130.)
Uittreksels of gedeelten van akten mogten niet als grossen worden uitgegeven, met uitzondering nogtans van boedelscheidingen en van processen-verbaal van openbare verkoopingen, verhuringen, verpachtingen en aanbestedingen, waarvan het geoorloofd is voor iedere afzonderlijke toedeeling, koop, huur, pacht of aanneming, of voor al de door een en denzeifden persoon of personen gezamenlijk gedane koopen, buren, pachten of aannemingen een uiltreksel als grosse uit te geven, voor zoo verre die personen het proces-verhaat mede geteekend, of bij verhindering verklaard hebben door daarin opgenoemde beletselen niet te hebben kunnen teekenen; —de voorwaarden van verknoping, verhuring, verpachting of aanhesteding zullen echter, voor zoo verre zg de betrokkene koopen, huren, pachten of aannemingen aangaan; in derzeiver geheel in zoodanig uittreksel moeten opgenomen worden.
44. Het afgeven van eene tweede of verdere grosse aan denzelfden belanghebbende, zal niet anders mogen geschieden dan
We/ op het notaris-ambt.
op de wjjze bij liet Wetboek van Burgerlijke Reglsvordering bepaald, en zulks op straffe van schorsing in de bediening gedurende ten minste drie en ten langste zes maanden.
Van dit uitgeven der tweede of verdere grosse zal iiovendien op de minuut zelve aanteekening worden gemaakt, op de wijze en boete, bij het 3de lid van art. 50 dezer wet bepaald. (R. 8i 1.)
45. leder notaris moet een zegel hebben, bevattende het Koninklijk wapen, en in het randschrift de eerste letters der voornamen, den naam, het ambt en de standplaats van den notaris.
Alle door hem uit te geven akten, grossen, afschriften en uittreksels zullen een afdruk van dat zegel dragen, en daarmede zal alle aanhechting van stukken geschieden; op eene boete van tien gulden voor iedere overtreding.
46- De handteekening van den notaris op alle akten, grossen, afschriften en uittreksels zal, wanneer daarvan moet worden gebruik gemaakt buiten het regtsgebied van het hof, waarin de standplaats van den notaris gevestigd is, gelegaliseerd worden door den voorzitter van de arrondissements-regtbank, onder welker regtsgebied dezelve gelegen is.
47. Behalve de akten, bij de wet op de registratie opgenoemd, zijn de notarissen ook nog, op de boete daarbij vermeld, verpligt, om op het door ben 1c houden repertorium dag voor dag teven-melden de afschriften of uittreksels van vertoonde aklen of stukken.
De inoriginali uitgegeven aklen, waarvan twee, drie of meer gelijkluidende op hetzelfde oogenblik zün verleden, zullen op dit repertorium onder één nummer worden vermeld.
48. De notarissen zijn verpligt om, hel zij zeiven, helzj door een schriftelijk gemagtlgde, binnen de twee eerste maanden van ieder jaar, ter griffle van de arrondissements-regtbank hunner standplaats over te brengen een door ben echt verklaard dubbel van hel repertorium der akten, welke zy gedurende het afge-loopen jaar hebben verleden, op verbeurte eener boete van tien gulden voor de eerste, twintig gulden voor de tweede en dertig gulden voor de derde itiger/ane maand verzuim.
Ingeval een notaris in den loop van een jaar geene aklen verleden, noch afschriflen of uillreksels van aan hem verloonde aklen of stukken vervaardigd heeft, zal bü binnen denzelfden termijn, op gelgke boeten, daarvan eene verklaring ter grlllie moeien overleggen, of door eenen scbriftelljk gemagligde doen overleggen.
Indien de overbrenging van het dubbel der repertoria of van de verklaring, niet voor den eersten Junij van ieder jaar heeft plaats gehad, zal de notaris, onverminderd deszelfs gehoudenheid tol betaling der boete in het eerste lid vermeld, voor den tijd van drie maanden in zyne bediening worden geschorst, en indien zulks vóór het eindigen derzelve nog niet is geschied, daarvan worden ontzet.
Wanneer de laatste dag der maand Februarü op eenen Zondag invalt, zal die in beide gevallen niet in den lermyn begre-
O'l
H. iv. h'an het toezigt over de nolar. en van derz. honor. BK
pen zijn, en de overbrenging alzoo uileriyk den vorigen dag moeten geschieden.
49- Van deze overbrenging moet blyken door eene akte van bewaarneming, door den griflier opgemaakt en door den notaris of zjjnen gemagtigde mede-onderteekend; deze akte zal door den griffier worden ingeschreven in een afzonderiük register, gekant-teekend door den voorzitter van de arrondissements-regtbank.
De volmagten zuilen aan het register worden vastgehecht
HOOFDSTUK IV.
Van het toezigt over de notarissen en van derzelcer honorarium.
kokker, Bydragen lot verklaring der fVetop hi:t Notaris-amhl,
of art. SO dier Wet toerjelichl (Middelb. 1843).
50. Indien een notaris de waardigheid van zijn karakter ol zijne ambtsbezigheden mogt verwaarioozen, of licb aan inbreuk op de wetten en verordeningen of andere misslagen mogt schuldig maken, wordt zulks door bet openbaar ministerie bij de regtbank van het arrondissement, waarin zijne standplaats is gevestigd, ter kennisse van de regtbank gebragt.
Kuiten de gevallen, waarin b(j deze wet bepaalde straffen zgn vastgesteld, zjjn de arrondissements-regtbanken, in raadkamer vergaderd, bevoegd tot het duen van enkele waarschuwing of van berisping, na verhoor van den belanghebbenden notaris, of deze bohooriyk geroepen zijnde.
Wanneer een notaris bereids twee malen mogt zijn berispt, en daartoe ten derden male aanleiding mogt geven, zal hy door de regtbank voor ten minste drie, en ten langste zes maanden in zijne bediening kunnen worden geschorst; bü eene vierde aanleiding tot berisping zal de schorsing moeien worden uitgesproken.
51. In het arrest, b'u hetwelk een notaris tol eene criminele straf wordt veroordeeld, zal levens deszelfs afzetting worden uil-gesproken.
Elk notaris, die tot eene correctionele gevangenisstraf mogt z(jn veroordeeld,kan, op requisitoir van het openbaar ministerie, na in zgne belangen te zijn gehoord, door de regtbank van zijne hediening worden ontzet.
52. Wanneer een notaris, door ouderdom, zwakte ofaanhou-dende ziels- of ligchaams-ziekten, lot de uitoefening zgner bediening ongeschikt mogt zijn geworden, zai de otlider bg de arrondissements-regtbank daarvan verslag doen aan den procureur-generaal hg het provinciaal geregtshof, en kan, op eene daartoe door dezen te doene voordrag!, na verhoor van den belanghebbenden notaris,of deze behoorlijk geroepen zijnde, en na ingewonnen advies van het provinciaal geregtshof, aan zooda-nigen notaris door den Koning een eervol ontslag worden verleend.
53. Wanneer een notaris, door ziekte of andere omstandigheden, tijdelijk verhinderd wordt om ziine bediening uit te oefenen, zal, op daartoe door hem, deszelfs echtgenoot of een zij-
tx.
H'et op het notaris-ambt.
ner bloedverwanten of aangehuwden te doen verzoek, of, bU verzuim, op requisitoir van het openhaar ministerie, door de regtbank van het arrondissement, waarin deszelfs standplaats gevestigd is, een der naburige notarissen worden aangewezen, om ten aanzien der minuten van den verhinderden notaris, en van de aan hem in bewaring gegeven stukken, tüdeiyk al datgene te verrigten, waartoe deze anders bevoegd en verpligt zoude zgn.
De in de uiloefening van züne bediening tijdelijk verhinderde notaris is verpligt aan den alzoo aangewezenen, den vrijen toegang tot z'Une minuien en tot de aan hem in bewaring gegevc:i stukken te verleenen, op straffe van bij weigering van zijne bediening te worden ontzet.
De redenen der verhindering vervallen zynde, zal die aanwijzing, op verzoek van den notaris ct op requisitoir vanhetopen-baar ministerie, door de regtbank worden ingetrokken.
54 Van de overtredingen dezer wel neemt, op de vervolgins van het openbaar ministerie, de buigeriyke regter kennis.
De vervolgingen worden, wat den vorm van procederen en dus ook de bewijsmiddelen, mitsgaders wat de bevoegdheid tot hooger beroep en cassatie betreft, behandeld als correctionele zaken; des echter, dat omtrent het ophouden en te niet gaan van deze vervolgingen en omtrent de ten uitvoerlegging van arresten en vonnissen, de bepalingen van den 23sten en nden titel van bet Wetboek van Strafvordering mede toepasselijk zijn. (K. 855.)
55. De regtsvordering lot schorsing van eenen notaris in de uitoefening zyner bediening, tot afzetting of tot veroordeeling in geldboeten ter zake van overtredingen dezer wet, en in (ie ge vallen daarby voorzien, zal zijn verjaard na verloop van twee jaren, te rekenen van den dag waarop de overtreding, op de wijze bü art. 59 dezer wet vermeld, heeft kunnen worden geconstateerd.
56. Bü ieder vonnis, waarbij een notaris, voor eenen bepaalden tijd, in de uitoefening zijner bediening wordt geschorst, zal tevens een der naburige notarissen worden aangewezen, om gedurende dien tijd, ten aanzien der minuten van den geschorsten notaris cn van de aan hem in bewaring gegeven stukken, al datgene te verrigten, waartoe deze anders bevoegd en verpligt zoude zün.
De in de uitoefening van zjjne bediening geschorste notaris is verpligt aan den alzoo aangewezenen den vrijen loegangtotzgne minuten en tot de aan hem In bewaring gegevene stukken te verleenen, op straHe van, bg weigering, van zjjne bediening te worden ontzet.
57. Bijaldien de straffe van schorsing, krachtens de bepalingen dezer wel, eenmaal tegen eenen notaris is uitgesproken,zal, wanneer bg andermaal schuldig wordt geoordeeld aan eene overtreding welke zjjne schorsing ten gevolge zou kunnen hebben, deze straf door zjjne afzetting kunne» worden vervangen.
BÜ eene derde overtreding van zoodanlgen aard moet de afzetting uitgesproken worden.
H. v. J'un het bewaren en overbrengen van minuien enz. 6quot;
58. Wanneer er eene overtreding Is l)Cgiian, waarop geeni' andere straf dan die van geldhoete gesteld is, zal de notaris de regts\ervolging kunnen voortomen door vrijwillig liet lied rap der boete, en wel liet maximum derzclve, te lielalen, mei de kosten, indien hij reeds was gedagvaard
De boete en kosten kunnen aan den bevoegden ontvanger niet anders worden voldaan dan op scbrifteiyke magtiging van het openbaar ministerie, aan hetwelk de quitantle van den ontvanger door den notaris moet worden overgebragl, binnen den tgd door het openbaar ministerie te bepalen, (Sv. 434.)
59- De ambtenaren der registratie zyn verpligt, om, zoodra zij in de uitoefening hunner bediening eene overtreding van deze wet ontdekken, daarvan terstond bij proces-verbaal te doen blijken, en binnen drie dagen een afschrift van hetzelve aan den notaris uit te reiken
De processen-verbaal zullen, binnen eene maand na derzelver opmaking, aan den bevoegden olticier worden opgezonden.
60. Tot bepaling der hoegrootheid en vorm van taxatie van het honorarium der notarissen, geiyk mede van de verschotten, welke aan hen in rekening zullen worden geleden, zal, bg reglement van openbaar bestuur, een tarief worden vastgesteld.
Het is aan de notarissen niet geoorloofd om voor de werkzaamheden, welke door hen als zoodanig worden verrigt,eenige andere belooning, onder «elke benaming ook, in rekening te brengen, dan die welke bü het tarief is bepaald.
Binnen den tyd van driejaren na deszclfs invoering, zal dil tarief bg eene wet geregeld worden. (Sb. 18i7 n». li.)
HOOFDSTUK V.
gt;'an hel bewaren en overbrengen van minuten, registers en repertoria.
61. De notarissen zullen hunne minuten, registers en repertoria zorgvuldig in eene regelmatige orde bewaren,en die steeds op eene voegzame en veilige plaats wegsluiten.
62 Binnen vier en twintig uren na het overlijden van eenen notaris, is de bewindvoerende in zgncn boedel verpligt daarvan kennis Ie geven aan den otHcier bü de reglbank van het arrondissement, waarin de standplaats van den overledene gevestigd is geweest.
Ieder uil zijne betrekking ontslagene of naar een ander kanton verplaatste notaris, is lot eene gelijke kennisgeving, binnen gelijken termijn na d iszelfs ontslag of verplaatsing, verpligt.
Voor iedere twaalf uren, welke de standplaats van de hoofdplaats van het arrondissement is verwijderd, zal de hierboven bepaalde termijn met vier en twintig uren worden verlengd.
63- Het npenbaar ministerie bij de reglbank van het arrondissement, waarin de standplaats van den overleden, ontslagen of verplaatsten notaris is gevestigd geweest, zal, na ontvangst dezer kennisgeving, of bij gebreke van dien, ambtshalve, zoo spoedig mogelijk zorg dragen, dat tot de hierna te melden einden
H'd op hel iwluris-uinbl.
een ander nahuiig notaris door (Icnrrontlissemcnls-reglbank worde aangewezen.
Hetzelfde zal plaats liebhen, zoodra het vonnis, waarbij een notaris van zyn ambt is ontzet, in kracht van ïowijsdo is ge-saan.
64- Do alzoo aangewezen notaris zal de minuten van den .overleden, ontslagen, verplaatsten of afgezetten notaris büeenvei -zamelen, voor derzelver registratie zorgen en in het algemeen al die werkzaamheden verrigten, waartoe de overleden, onlsla-gen, verplaatste of afgezette notaris, indien hij nog in leven of in betrekking nare, bevoegd en verpligt zoude zyn geweest.
Hij zal van de door hem overgenomen minuten, registers en repertoria eenen summieren staat opmaken en een dubbel van dien binnen den tgd van zes weken, nadat hem do beschikking der regtbank, waarbij hij wordt aangewezen, zal zün bekend gemaakt,nederleggen tergritlie vande arrondissements-regtbank, op verbeurte eener boete van Men gulden voor iedere ingedane week verzuim.
Op verbeurte eener gelijke boete, zal de aangewezen notaris binnen denzelfden termgn een door hem geteekend afschrift van dien staat moeten overhandigen aan den bewindvoerder in den hoedel van den overleden of van den ontslagen, verplaatsten of afgezetten notaris.
Indien de nederlegging of do overhandiging, in het ide en 3de lid vermeld, niet binnen den tyd van drie maanden, nadat hem do beschikking der regtbank, waarbij hü wordt aangewezen, zal zyn bekend gemaakt, heefl plaatsgehad, zal de notaris voorden lyd van drie maanden in zijne bediening worden geschorst, en, indien zulks vóór het eindigen van den duur der schorsing nog niet is geschied, daarvan worden ontzet.
65- De minuten, registers en repertoria van den overleden, ontslagen, verplaatsten of afgezetten notaris, zullen voorloopig onder den alzoo aang .wezen notaris biyven berusten, tot dat in de plaats van den overleden, ontslagen, verplaatsten of afgezetten notaris een ander zal zyn benoemd; inwelkgevalhyalde,krachtens het vorig artikel, door hem overgenomen stukken, binnen veertien dagen nadat de nieuw benoemde zyne betrekking zal hebben aanvaard, aan dezen zal overhandigen.
Indien de opengevallen plaats niet mogt worden vervuld, zullen do minuten, registers en repertoria, welke onder den overleden, ontslagen, verplaatsten of afgezetten notaris berustende waren, en op den eersten January van het jaar, waarin betover-, lyden, ontslag, de verplaatsing of afzetting heeft plaats gehad minder dan dertig jaren oud waren, benevens die van dat jaar zelf, by voortduring onder den aangewezen notaris biyven berusten ; terwyi de overige, binnen den tyd van drie maanden, nadat het besluit, waarby het niet vervullen der opengevallen plaats is beslist, ter zyner kennis zal zyn gekomen, door hem zullen moeten worden o\ergebragt in de, naar aanleiding van art. 69 dezer wet, voor leder arrondissement ingestelde alge-meene bewaarplaats.
H. v. run hel bewaren en ttoerlircnyen can minuien enz. UH
De nieuw hpnocmrte notaris is lot eene gelpe overlircnglnt! ■vcrpligt hinnen den tyd van drie maanden, nadat hij die stukken van den tüdelük aangewezen notaris zal lietdien overgenomen.
66 Indien de overhandiging of overbrenging niet liinnen de hü het vorige artikel bepaalde termijnen zal zijn geschied, zal de nalalige notaris verbeuren eene boete van tien gulden voor iedere ingedane week verzuim, en het openhaal ministerie bij de arrondissements-regtbank, na daar'oe bekomen magtigins van dezelve vcrpligt zijn de overhandiging of overbrenging te doen plaats hebben; zullende de vermeerdering der boete eerst eindigen, wanneer de overhandiging of overbrenging geheel zal zyn volliragt.
67- De nieuw benoemde notaris zal bij de overhandiging, en de naar aanleiding van art. CD met de bewaring der minuten belaste notaris by de overbrenging, onder het laatste der overgelegde repertoria, eene verklaring van de overneming der minuten, registers en repertoria stellen.
Indien er eenige van deze ontbreken, zullen zij daarvan, mei aanduiding van derzelver jaartal en nummers, uitdrukkelijk melding maken.
Van deze verrigtingen zal telken reize een proces-verbaal worden opgemaakt, waarvan een afscbrifl zal worden gegeven aan den nolaris welke de overhandiging of overbrenging zal hebben verrlgt.
Ingeval de nieuw benoemde notaris tevens de jongste benoemde In de hoofdplaats van het arrondissement wordt, zal de verrlgting van het overbrengen der minuten in de bewaarplaats geschieden ten overstaan van den oudst benoemden notaris in de hoofdplaats en het proces-verbaal door dezen worden opgemaakt.
68. Al hetgeen by de vorige artikelen bepaald is geworden omtrent de aanwyzing, welke in geval van overiyden van een notaris door de arrondissements-regtbank moet geschieden ter voorloopige bewaring der minuten, mitsgaders wegens de latere overbrenging van die minuten by den lol opvolger ben emden notaris, zal buiten toepassing blijven, wimneer de overledene notaris, by een onderhandsch door hem geheel geschreven, ge-dagteckend en onderteekend stuk eenen In dezelfde gemeente of kanton woonachtigen nolaris tot bewaarder zyner minuten, na zyn overlijden als geschikt hebbende aanbevolen, deze door de arrondissemenls-reglbank zal zijn aangewezen, ten welken einde de bewindvoerende in den boedel vcrpligt zal zijn, om by de in art. 62 bevolene kennisgeving tevens het stuk, waarin de aanbeveling voorkomt, over te leggen, en de otlicier by de arrondissements-regtbank, om hetzelve aan de regtbank te onderwerpen.
Op den alzoo aangewezen nolaris berusten dezelfde verplig-tingen, welke in de vorige artikelen zyn omschreven ten aanzien van de bewaring en overbrenging der minuten van eenen overleden, ontslagen, verplaatsten of afgezetten notaris, wiens plaats niet wordt vervuld.
ll'el o\) hel notaris-ambt.
69 In do hoofdplaats van ieder arrondissement zal wordei: opgerigt eene algemeene bewaarplaats der minuten eu registers.
Dezelve zal, geheel afgescheiden van de gritlie, gevestigd zijn in het gebouw, in hetwelk de regtbank hare zittingen houdt.
De bewaring der aldaar gehragt wordende minuten en registers is opgedragen aan den tijdelijken jongst lienoeniden notaris binnen de hoofdplaats van het arrondissement, welke bevoegd en verp'igt zal zijn om ten aanzien van al de zich aldaar bevindende minuten, registers en verdere stukken al datgene te verrigten, waartoe de notarissen ten aanzien van hunne minuien, registers en repeitoria bevoegd eu verpligl zijn, zonder dat eenig stuk buiten de bewaarplaats zal mogen worden gebragt, anders dan in de gevallen bij art. 11 vermeld, op straffe eener boete van vgftig gulden, bij iedere overtreding.
70. Al de zich in een arrondissement in openbare bewaarplaatsen bevindende minuten van overleden of ontslagen notarissen, zullen binnen den tyd van zes maanden na bet in werking brengen dezer wet, naar de in dat arrondissement opgerigte bewaarplaats worden overgebragt
71. De notarissen zyn bevoegd van de arrondissements-regtbank de magliging te vragen om de onder hen berustende minuten, welke ouder dan dertig jaren zijn, in de algemeene bewaarplaats over te brengen.
De magliging verkreeen zijnde, zal de overbrenging geschieden op de wüze, als bij art. Oquot; dezer wet is vermeld.
72. Dadelijk na het overlijden, ontslag, verplaatsing, schorsing of afzetting van den, binnen de hoofdplaats van het arrondissement gevestigden jongst benoemden notaris, zal de hem opgedragene bewaring van regtswego overgaan, op den hem in ouderdom van benoeming onmiddellijk voorafgaanden notaris in do hoofdplaats, en zoo vervolgens bij opklimming, tot dat een ander jongst notaris in de hoofdplaats benoemd zal zyn.
Aan dezen zal binnen veertien dagen, nadat hij zyne bediening z..l hebben aanvaard, de bewaring worden overgedragen.
Algemeene bepalingen.
73. Behalve in de gevallen, waarin zulks uildrukkelük by deze wet is bepaald, kunnen de notarissen, indien daartoe termen bestaan, tot vergoeding van kosten, schaden en interessen jegens de belanghebbenden «orden veroordee'd, indien de akten, voor ben verleden, uit hoofde van gebrek in dea vorai, in reg-ten worden vernietigd of geoordeeld worden slechls als onder-handscho akte i te kunnen gelden, onverminderd gelyke vergoeding, zoo dikwijls zij bedrog gepleegd of list gebezigd hebben.
74. Tot tijd en wyie het by art. (.0 der wet vermelde tarief zal zyn vastgesteld en in werking gebragt, zullen de notarissen hun bouorarium op dim thans bestaanden voet biyven berekenen en hunne declaratiëa zullen, in geval van versebtidaar-
-n
hoofdstuk vi. .Jlqemeeiie bepalingen.
over, door den voorzitter der regtbank van het arrondissement, waarin hunne standplaats is gevestigd, worden gelaxeerd.
Voor werkzaamheden in boedels, waarbij minderjarigen,onder curatele gesletden, beneficiaire of afwezige erfgenamen belang hebben, of van hen, welke in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen zijn verklaard, alsmede in vacante boedels, zal deze taxatie altijd moeten plaats hebben.
75. Al de vóór het in werking brengen dezer wet aangestelde notarissen, zullen hunne bediening, op den bü deze bepaalden voet, blijven uitoefenen in de geheèle uitgestrektheid van het arrondissement, waarin hunne standplaats gevestigd is.
De zoodanigen, die met bun ambt bedieningen, welke daarmede, volgens art. H dezer wet, onbestaanbaar zyn, vereenigen, zullen dezelven kunnen blijven bekleedcn.
76 De atzoo in hunne bediening bevestigde notarissen moeien binnen den tijd van eéne maand na hel in werking brengen dezer wet, op de slraf by art. 18 derzelve bepaald, voor de ar-rondissemenls-regtbnnk, lot welker ressort hunne standplaats behoort, ieder naar de wijze zijner godsdienstige gezindheid, den navolgenden eed (belofte) afleggen:
«Ik zwere (bclove) getrouwheid aan den Koning, gehoorzaam-• heid aan de grondwet, eerbieil voor de regteriyke autoritei-»len; — dat ik mynen post met eeriykheid, naauwkeurigbeid -en onzydigheid zal waarnemen ; de wetten op het notaris-ambt -gemaakt of nog te maken, met de meeste naauwgezetbeid zal •opvolgen; en dat ik de meest mogelyke geheimhouding omtrent •den inhoud der akten, overeenkomstig de voorschriften der ••wet, zal in acht nemen.quot;
De Koning is bevoegd verlenging van den tot het afleggen van den eed bepaalden termun, te verleenen.
Binnen denzelfden termyn zullen zü moeten voldoen aan bet voorschrift van art. 20 dezer wet, op de boete daarbü bepaald, mitsgaders zich aanschaffen, en na verloop van denzelven, bedienen van het zegel, in art. IS van dezelve vermeld.
77- /-ü, die den ouderdom van drie en twintig jaren bereikt hebbende, vóór den eersien January 1S42, van eene der kamers van notarissen hebben verkregen het certificaat, vermeld in art. 43 der wet van IS Ventóse, jaar XI, worden, des verkiezende, van het afleggen van verder examen vrijgesteld, en zyn bevoegd om tot notaris te worden benoemd in het arrondissement, waarin die kamer was gevestigd, mits zu by het verzoek, daartoe strekkende, tevens overleggen de hew yzen van volbrag-ten leeriyd, by die wet voor eene benoeming tot notaris van den tweeden rang gevorderd.
78. De Koning is bevoegd om daar, waar het thans in een arrondissement aanwezige getal notarissen het maximum, bu art. 3. van deze wet bepaald, inogt overschrgden, de door overlijden, ontslag, verplaatsing of afzetting opengevallen plaatsen door nieuwe benoemingen aan te vullen, tot dat het thans aldaar bestaande getal tot het bepaalde maximum zal zyn terug-
71
~i Besluit oan het maximum can het yetal
gebragl, door telken reize van twee ontstane vacatures slechts lt;gt;ene tc vervullen.
79. De archieven van de ten gevolge der Invoering dezer wet afgeschaft wordende kamers van notarissen, zullen door den laatst ais secretaris gefungeerd hehhenden notaris, binnen drie maanden na hel in werking brengen dezer wet, worden overgebragt naar de volgens art. «!) voor ieder arrondissemenl opgerigte aigemeene bewaarplaats der minuten, op cene boete van tien gulden voor iedere ingegane week verzuim, zijnde hel laalste gedeelte van art. 66 ook op deze overbrenging van toepassing.
Aan den in ieder arrondissement met de bewaring der minuten belasten notaris, wordt ten aanzien van de alzoo in de bewaarplaats overgebragte slukken gelijke bevoegdheid verleend, als aan hem, tnj art. 69, ten aanzien van de onder z(jne bewaring overgebragte minuten, is toegekend.
80. liet tijdsfip waarop de tegenwoordige wet zal aanvangen te werken, wordt door den Koning vastgesteld, en houden alsdan op van eenige kracht te zijn de wet van den 25slen Ventóse, Jaar XI, hel arrèté van den 2den iVivosejaar Xll,en alle andere wetsbepalingen en verordeningen, betreffende het notaris-ambt. (Sb. 1842, n°. 24.)
81- Ue wet van den ïisten Pluviose, jaar Vil en al de daarmede in verhand staande verordeningen, blijven in stand.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Auloriteiten, Collegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven le 's Gravenhage, den llden Julij 1842.
(geteekend) WILLEM.
Van wege den Koning, De Directeur van hel Kabinet des Koning*, {geteekend) k. g. a. van rappard.
Uitgegeven den derlienden .1 uIij 1842. De Directeur van het Kabinet des Knnings. (geteekend\ \. g. a. van rappard.
van UEN IS'len .ia NL' a It ij 1851, HOUDENDE NADERE 3EPAUNU VAN HET MAXIMUM VAN HET GETAL NOTARISSEN IN IEDER
arrondissement. (Staatsblad nquot;. 6.)
VVÜ Willem in, bü de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Gelet up art. 3, tweede lid, der wet op het notaris-ambt van den 9den .luiy 1842 (Slaatsblad nquot;. 20) en op het, ter uitvoering
notarissen in ieder arrondissement.
daarvan, genomen Koninkiyk besluit van den SOsten September 1842 [Staatsblad n°. 23);
Gelet op Ons besluit van den 19den October 1849 [Staatsblad nquot;. 55), betrekkeiyk de derde algetneene tienjarige volks-telling, alsmede op de uitkomsten, welke die volkstelling beeft opgeleverd;
■Willende het maximum van hel getal notarissen, welke voor ieder arrondissement kunnen worden aangesteld, meer in overeenstemming brengen met de verkregene uitkomsten der bovenbedoelde volks-telling;
Op de voordragt van Onzen minister van justitie, van den Men November 1850, nquot;. 91;
Den raad van state gehoord (advies van den 29sten November 1850, nquot;. 7);
Op het nader rapport van Onzen minister van justitie, van don 17den January 1851, n°. 85:
Hebben besloten en besluiten;
Artikel 1.
Het maximum van het getal notarissen welke, behoudens de bepaling, verval in art. 78 der voornoemde wet van den 9deD July 1842 [Staatsblad nquot;. 20), voor ieder arrondissement kunnen worden aangesteld, wordt bepaald als volgt:
In de provincie Xonrdbrubunt.
In het eerste arrondissement 46 notarissen, quot; gt; tweede 2t
en alzoo te zamen 98 notarissen.
In de provincie Gelderland.
In het eerste arrondissement 31 notarissen, n « tweede » 17
en alzoo te zamen S'.l notarissen.
13
In de provincie Zuidholland. | ||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||
en alzoo te zamen 138 notarissen. |
In de provincie Noordholland. | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
en alzoo te zamen 112 notarissen. |
14 Hesluil van het maximum ean hel gelui nolur-, enz.
In do provincie Zeeland.
In het eerste arrondissement 16 notarissen, » « tweede » 13 »
en alzoo te zamen 39 notarissen.
In de provincie Ulrecht.
In het eerste arrondissement 33 notarissen, » » tweede •• 13 »
cn alzoo te zamen 3G notarissen.
In de provincie Friesland.
In bet eerste arrondissement 31 notarissen, » » tweede * 13
en alzoo Ie zamen 00 notarissen.
In de provincie Overijssel.
In het eersle arrondissement iO notarissen, 'i » tweede » IB
en alzoo Ie zamen 52 notarissen.
In de provincie (ironingen.
In het eerste arrondissement 19 notarissen, •• ■gt; tweede •• 14
cn alzoo te zamen i'i notarissen.
In de provincie Drenthe.
16 notarissen.
In het hertogdom Limhurg.
In het eersle arrondissement 27 notarissen, quot; quot; tweede quot; 23 »
en alzoo te zamen 50 notarissen. 2. Het Koninklijk lies'uit van den 20 Septemher 1842 {Staatsblad no. 23) wordt by deze Ingetrokken en huilen werking gesteld.
Onze minister van juslilie is belast met de uitvoering van het tegenwoordig hesluil, hetwelk in het Staatsblad geplaatst, en waarvan afschrift aan den raad van slale gezonden zal worden, 's Gravenhage, den 18den January 1S5I.
'ijeleekend) WILLEM.
De Minister van Justitie, jieleekend) N. v. rosenthal. Uitgegeven den derhqsten January 1851. De Staatsraad, Directeur van het Kabinet des Konings, [(jeteehend) u. A. vagt;' hai'PARI).
VAN UE.N Sisten MAART 18i7, IIOUOENDK VASTSTELLINli VAX
HET TARIEF TOT BEPALING VAN UE IIOEliROOTIIEIU EN VAN
DEN VORM VAN TAXATIE VAN HET HONORARIUM DER NOTARISSEN, liELIJK MEDE VAN VERSCHOTTEN WELKE AAN HEN
IN REKENING ZULLEN WORDEN GELEDEN. (Slaatsbladlf.H.)
Wij WILLEM li, Ijij de gralie Gods, Koning der Nederlanden, l'rins van Oranje-Nassau, Groot-Hcrlog van I.uxem-liurg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of liooren lezen, saint! doen 'e weten:
Alzoo Wy in overweging genomen liehben do noodzakelgk • beid, om hel, krachtens art. 60 der wel op het nolaris-ambt van den 9den Juiij 1812 {Staatsblad nquot;. 20), liij reglement van openbaar bestuur van den 2östen September 1844 [Staatsblad n». 48), vastgesteld tarief, door wettelijke bepalingen Ie doen vervangen;
Zoo is het, dat Wij, den raad van state gehoord en met gemeen overleg der stalen generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze, vast te stellen het navolgend tarief tot bepaling der hoegrootheid en van den vorm vsn taxatie van het honorarium der notarissen, gelijk mede van de verschotten welke aan hen in rekening zuilen worden geleden.
Artikel 1.
Vooralle akten, waarvan den notarissen de uitgilte in original* bij do wet is toegestaan, onverschillig of daarvan al dan niet eene minuut wordt opgemaakt, met uitzondering van die in art. 2 vermeld, wordt door hen een vast honorarium berekend.
Hetzelve bedraagt voor bet voorbereiden, hel opmaken en mi-nuteren, hel verlijden van zoodanige akten, en de verdere werkzaamheden daaraan verbonden /' 3.
Wanneer deze aklen van eenen buitengewonen omvang zijn, kan het honorarium tot f 4,50 worden verhoogd.
Indien van deze akten twee of meer gelgkluidenden op hetzelfde oogenblik worden verleden en onderteekend, wordt voor de eerste het volle en voor iedere volgende het halve honorarium berekend.
Wanneer van deze aUen eene minuut is opgemaakt, zonder 'dat daarbij uitdrukkelijk van het verlangen der verschijnende personen lot het maken van zoodanige minuut biükl, kunnen geene kosten voor de eerste afschriften of uittreksels berekend worden.
2 Aan de notarissen is verschuldigd:
a. voor protesten van met-acceptatie of niet-betaling van wissels, orderbiljetten en dergelijken (kopij en overschrijving op het register daaronder begrepen) f 3; en voor akten van interventie aan den voel der protesten /' 0,quot;5;
b. voor akten inhoudende aanbod van betaling of consignatie van aangebodene, doch niet aangenomene gelden, de afschriften daaronder begrepen, f 2,73;
7ii Tarief tan het honorarium der notarissen.
c. voor icderen getuige lj[j de in dit artikel vermelde akten f 0}2S.
De notaris, die zich, tot het doen van eenige der hü dit artikel bedoelde verrigtingen, huiten züne woonplaats begeert, he rekent, hoven hel aan hem voor die verrigting toegekend honorarium, voor den tgd tot de heen- en wederreize henoodigd, mitsgaders voor de koslenaan liet transport verhouden, ft voor iedere vüf mijlen afstand tusschen zyne woonplaats en de plaats waar de verrigting geschiedt, zonder voor de terugreis te kunnen rekenen.
Hel gedeelle van vijf mijlen, wanneer hetzelve minder dan de helft bedraagt, wordt niet berekend; doch dien afstand te hoven gaande, geldt hetzelve voor volle vijf mijlen.
Indien eenige der bij dit artikel bedoelde verriglingen in dezelfde zaak, op onderscheidene in dezelfde rigting gelegene plaatsen geschieden, wordt alleen de afstand naar de verst gelegene plaats in aanmerking genomen.
Voor reis- en transportkosten van ieder der getuigen, wordt de helft van het hierboven bepaalde berekend.
3- Voor alle aklen waarvan volgens de wet minuut moet worden opgemaakl, berekenen de notarissen hun honorarium hij vacatiën. Hel bedrag daarvan wordt bepaald op f 1,50 voor elk uur of gedeelle van dien, vereischt tot hel voorbereiden, bet opmaken, bel minuleren, bel verlijden der akten en de verdere werkzaamheden daaraan verbonden.
4. Onverminderd het honorarium hij het vorig artikel vermeld, wordt aan de notarissen toegekend:
(i, bü openbaren verkoop van zaken in de artikelen 562, S«3 58i en 5C7 van bet Burgerlijk Wetboek omschreven, met uitzondering van de zoodanigen, lot welker verkoop de notarissen krachlens de wel van 22 Pluviose, jaar VII, en de daarmede in verband slaande verordeningen, gelijkelijk met de griflters en deurwaarders bevoegd zijn; voorts nog by openharen verkoop van schepen en vaartuigen, grooler dan tien lasten, alles opden prijs waarvoor de goederen zyn toegewezen:
wanneer de prijs de som van f 3000 of minder bedraagt, één len honderd;
van sommen boven de /■ 3000 tot f 10,000, een halflen honderd van hel hoogere;
van sommen boven de / 10,000 lol /'25,000, een vierde ten honderd van bel hoogeref
van sommen boven de /'25,000, onbepaald lol welk eene som, een achlste ten honderd van hel hoogere.
By gelijklijdigen verkoop van verschillende perccelen, ten verzoeke van dezelfde belanghebbenden, bepalen de prijzen, te zamen genomen, de evenredigheid der afdaling in depercentsge wijze belooning.
b. bij openbare verhuring of verpachting, een halflen honderd van den buur- of pachlpr'us.
In geval van verhuring of verpachting voor meer dan twee jaren, wordt dit evenredig loon over bel bedrag van den biiur-of
Tarief van hel honorarium iler notarissen.
pachlprys der twee eerste jaren ten volle, en over dat der volgende jaren voor de helft berekend.
5- Aan de notarissen Is verschuldigd :
«. voor uilgitte der grossen, afschriften of uittreksels van akten, te hunnen overstaan verleden, mitgaders voor afschriften of uittreksels van akten en stukken, welke onder hunne minuien berusten of aan hen worden vertoond, f 0,50 voor elke geheel beschrevene bladzijde, houdende 27 regels, elk van twaalf lettergrepen, de bladzijden en lettergrepen door elkander en dc gedeeltciyk beschrevene voor vol gerekend.
Voor ongeteekende afschriften van ontworpen akten, wordt wanneer deze worden gevorderd, naar den voormelden maalstaf de helft van het zoo even genoemde berekend.
b. voor bet schryven van eenen brief ter zake hunner werkzaamheden als zoodanig, of voor hel lezen van eenen, mede als zoodanig ontvangen brief, f Q.Ti. Indien dezelve buitengewoon groot of van veel gewigt is, naar mate van den tyd welkedaar-loe noodig mogt zijn geweest, berekend op den voel bij art. 3 vermeld.
6- Behalve de kosten der gebruikte zegels en de betaalde re-gistratie-regten en briefporten, wordt aan de notarissen als verschot in rekening geleden, voor belooning aan getuigen te betalen, voor iedere vacatie bü het veriijden van akten, niet in arl. i genoemd, of bij andere werkzaamheden, vooreik uurofgedeelte daarvan / 0,i5 voor iederen getuige.
Deze belooning mag nimmer meer dan [ 1,;)0 voor iederen getuige op éénen dag bij eene en dezelfde akte of verrigling bedragen.
7. De notaris die zich tot het doen van eenige werkzaamheden behalve die in art. J vermeld, het zU op de vordering van belanghebbenden, belzg krachtens de voorschriften der wet, buiten zyne woonplaats tegeefl, berekent, boven het honorarium voor die werkzaamheden, f 1,30 voor iedere vyf mijlen afstand tus-schen die woonplaats en de plaats waar die werkzaamheden geschieden moeten, zonder voor de terugreis te kunnen rekenen.
Hot gedeelte van vyf mijlen, wanneer hetzelve minder bedraagt dan de helft, wordt niet berekend, doch dien afstand te boven gaande, geldt hetzelve voor volle vyf mijlen.
De reis- en verbiyfkosten worden daarenboven door den notaris in rekening gebragt en zoo veel mogelijk door quitantiën bewezen.
8. De notarissen zyn verpllgt aan hunne cliënten, dit gevorderd wordende, te geven gespecificeerde rekeningen, met opgave van Hen dag waarop de werkzaamheden zyn verrigt en van den besteden tyd, voor zooverre de hoegrootheid van het honorarium daarvan afhankelijk is.
Deze rekeningen mogen geene andere posten, het zy voor ho-aorarium, het zij voor verschotten, inhouden, dan de zoodanige, welke betrekking hebben tut werkzaamheden welke door den notaris ais zoodanig zijn verrigt.
9. Bij weigering of verzuim van betaling, worden deze reke-
n
quot;(t Tarief run hel honorarium der notansse».
nlnpen, op de wgzc liierna liepaald, aan taxatie onderworpen.
Voor werkzaamheden ten behoeve van personen die het vrfee beheer over hunne toederen niet liezitlen. alsmede van onbeheerde of onder het voorregt van lioedcllieschrijving aanvaarde nalatenschappen, behalve in het geval dat voor de akten in art. 1 vermeld geen hooger honorarium dan het daarby gestelde maximum wordt berekend, mitsgaders met uitzondering der akten, vermeld in art. 2, heeft eene specificatie en taxatie derduorden notaris opgemaakte rekening allüd plaats.
10 De taxalle geschiedt door den voorzitter der regtbank van het arrondissement waarin de standplaats van den notaris is gevestigd, of door een der leden van die regtbank, daartoedoor den voorzitter benoemd, en wordt gesteld op gezegelde rekeningen, waarop iedere post, zoo van honorarium als van verschot, hehoorlyk is omschreven en hel bedrag daarvan afzonderlijk uitgedrukt, en waarop, naast de uitgetrokkene som, een wit vak is opengelaten.
Onder de rekening wordt gesteld; Terlaxalicingedienddoor...., met ondorteekening cn dagteekening, zonder dat eenige andere vorm by de indiening ter taxatie in acht genomen behoeft te worden.
11. Alvorens tot de taxatie over te gaan, stelt de voorzitter der regtbank, of bel daartoe benoemde lid, de ingediende rekening in handen van het openbaar ministerie, ten einde deszelfs bedenkingen daaromtrent schriftetük mede te deelen.
Zoowel het openbaar ministerie als de regler, door wien de taxatie geschiedt, ziin bevoegd om de belanghebbenden uit te noodigen tol de overlegging der stukken in de rekening vermeld.
Het openbaar ministerie slaat bü het onderzoek, en de regter by de begrooting der rekening, acht op de omstandigheid, of de gedeclareerde vacatiën naar den aard der zaak nuttig, doelmatig of noodig kunnen geoordeeld worden of door den cliënt zyn verlangd; zoomede of de rekening ook bevat posten van het honorarium of van verschotten voor werkzaamheden, welke niet door den notaris als zoodanig zyn verrigt. [)e regler haalt de laatste door, en wyzigl, haalt door of vermindert voorts zoodanige posten, welke geoordeeld worden de palen eener biliyke gematigdheid te oversckryden, daarhy in aanmerking nemende het gewigt der zaak en de moeite welke zit by de behandeling heeft gevorderd of opgeleverd.
12- By de taxatie wordt het bedrag der te hoog gestelde of onaannemelijke posten doorgehaald, en in het daarvoor opengelaten wit vak de verschuldigde som, of wel nihil gesteld.
Aan het slot der rekening wordt door den regter gesteld: Goedgekeurd Ier somma van . . . ., met uitdrukking, in letters, vau liet geheele bedrag waarop dezelve is begroot, en daarondereen bevelschrift van tenuitvoerlegging. Dit bevelschrift wordt op de minuut ten uitvoer gelegd.
13. Oe notaris kan de herziening der taxatie vorderen door de regtbank, wier voorzitter of benoemd lid dezelve beeftgedaan
Tarief tan het honorarium der notarissen. 7»
Dit geschiedt by verzoekschrift, waarop niet wordt beschikt, dan nadat de belanghebbenden voor twee commissarissen,uit de regtbank, daartoe benoeind, zijn opgeroepen om in hunne belangen te worden gehoord. Commissarissen doen van den afloop daarvan verslag aan de regtbank, en bet openhaar ministerie wordt daarna In deszelfs conclusiën gehoord.
14 De taxatiën van den regter zün niet aan regten van registratie of griflie onderworpen.
15. De schuldenaar wordt tot de betalinggenoodzaakl, het zij krachtens hel bevelschrlfl van tenuitvoerlegging van den voor-zitler of benoemden regter, het zü krachtens de beschikking dooide regtbank op een verzoek lot herziening genomen.
16. Hg, te wiens laste zoodanig bevelschrin isafgegeven, kan daartegen verzet doen.
Dit verzet wordt gebragt voor de regtbank, welks voorzitter of benoemd lid het bevelschrift heeft afgegeven, en wordt als eene summiere zaak, nadat het openbaar ministerie in deszelfs conclusiën zal zün geboord, afgedaan.
17. De uitspraak op hel verzet en de beschikking op een verzoek om herziening zgn niet vatbaar voor verzet, hooger beroep of voorziening in cassatie.
18 De bepalingen in deze wel verval,zün niet van toepassing op openbare verkoopingen, waartoe de notarissen, krachlens de wet van den ïislen Pluvlose, jaar VII, en de daarmede in verband staande verordeningen, gelijkelijk mei de gritliers en deurwaarders, bevoegd zün, waarvoor de notarissen hun honorarium op den thans beslaanden voet blijven berekenen, en hunne de-claraliën worden in geval van verschil daarover, gelaxeerd dooiden voorzitter der reglhank van het arrondissement waarin hunne standplaats is gevesligd.
Lasten en bevelen, dat deze in bel Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten , Collegicn en Ambtenaren,wlen zulks aangaal,aan denaauwken-rige uitvoering de hand zullen houden.
(legeven te 's Gravenhage, den 31slen Maart 1857.
{qcleekenrt) WILLEM Van wege den Koning, De Staatsraad, Directeur van tiet Kabinet des Koninys, {geteekend) a. g. a. van iui-faiid. Uitgegeven den tienden April 1817. De Staatsraad, Directeur van het Kabinet des Knnings, {geteekend) a. (;. a. van iiappaho
van den 3 ovtubek 18i3, 01' het regt vax zegel. (Staatsblad no. 47.)
/Vet op het zegetregt, door aanteekeningen uit officiële stukken, verwijzingen naar verder beslaande wettelijke bepalingen en opgaven der overeenkomstige artikelen van vroegere wette» opgehelderd door Mr. M. v. G. ('s Herlogenb. 1853). — Wet op het regt van zegel, benevens verzameling van alle stukken tol de uilvoering en invoering derzelve betrekkelijk, met tarieven en een algemeen register, adedruk ('s Gravenhuge 1818). — Jl-phabelische opgave van al ile vrijstellingen by de wet op het regt van zegel verleend, met de daarmede in verband staande wettelykebepalingen en ministiriele toelichting, dooreen voormalig hoofdambtenaar der registratie (Nijmegen 1844),
wg willem ii, bü de gratie God», Koning der Nederlanden. Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen die deze zullen zien of hooren lezen, salul' doen te weten :
Alzoo Wü in overweging genomen hebben, dat bet noodzakelijk is, ten gevolge van de Invoering der nieuwe burgerlijke wetgeving, de verscbillende bestaande wellelgke verordeningen omtrent de belasting, welke onder den naam van rest van zegel geheven wordt, aan eene herziening te onderwerpen, en door eene algemeene wet te doen vervangen;
Willende tevens, zuo in het belang der ingezetenen als in dal van de schatkist, ten deze die verbeteringen daarstellen, waarvan de ondervinding de doelmatigheid heeft aangetoond;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der staten-generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
EERSTE TITEL.
Jlgemccne bepalingen.
Artikel 1.
Er zal, onder do benaming van regt van zegel, eene belasting geheven worden op hel papier of perkement, dat gebruikt wordt voor alle gereglelijke en burgerlijke, hetzUadminislrative,open-bare of onderbandsche acten, mitsgaders voor alle geschriften, die in regten als bewijs kunnen overgelegd worden, en voor alle andere stukken hierna opgenoemd.
Er bestaan geene uitzonderingen, dandle bij name in deze wet zijn uitgedrukt.
2. Deze belasting beslaat in:
If. het zegelregl, naar de oppervlakte van het papier; 2», het zegelregl voor de patenten, buitcnlandsche paspoorten en de advertentiËn in de nieuwspapieren; 3°. het zegelregl, geëvenredigd aan de sommen en geldswaarden;
i titel, .-llgemeenn bepalinuen.
4quot;. hel zcgelregl voor gedrukte stukken;
Alles op de wgze hierna omschreven.
3- Hel papier, van wege het rijk uitgegeven, zal liehalve van liet zegel, van een hy.ionder merktecken zijn voorzien.
De zegelslempei zal aan de bovenzijde van het papier worden iifgedrukl.
4. De afdruk van den zegelstempel mag, zoo min op de voor-als keerzijde, door letters bedekt, op eenige wijze onkenbaar gemaakt of beschadigd worden.
Vlleakten en schritluren, zonder onderscheid, moeten ter boogie van, of onder den afdruk van den zegelstempel aangevangen en vervolgd worden.
Voor iedere overtreding van dit artikel is verbeurdeene boete van vijf fiukien door een bijzonder persoon, en van lien gulden door een ambtenaar, de overtreding in zijne betrekkins begaan hebbende.
De vorenstaande bepalingen van dit artikel zijn niet toepasselijk op gedrukte stukken.
5- Wanneer eenig stuk niet op hel daarvoor bestemde, maar up een ander gezegeld papier van hetzelfde of van een hooger regl, is gesteld, zal deswege gcene boete verschuldigd zyn.
6- Het is een ieder, die niet door of van wege het departement van financiën daartoe aangesteld of gemagtigd Is, verboden gezegeld papier te verkoopen of uil le geven.
Voor iedere overtreding van dit artikel is verbeurd eene boete van vijl' en zeventuj gulden; onverminderd de verbeurdverklaring van het gezegeld papier bij den overtreder gevonden wordende, indien bij niet bewijzen kan hetzelve bij een ontvanger der re-gistratie of van het zegel te hebben aangekocht.
7. Een gezegeld papier, belwelk reeds lol eenige acte, ge-schrifl of drukwerk gebruik! is, al ware die acte, dat geschrift nf drukwerk ook doorgehaald of op eenige andere vvyze vernietigd, mag niet tot eenig ander geschrift of drukwerk geliezigd worden.
In geval van overtreding, wordt alles wal op zoodanig gezegeld papier is geschreven, of gedrukt, met betrekking lol deze wel, beschouwd op ongezegeld papier gesleld te zijn.
Echter kunnen achter elkander op heizelfde gezegeld papier geschreven worden;
«. Alle aden en gescbriflen, welke, overeenkomstig de bepalingen der bestaande wetten, in registers of achter of naast elkander geschreven worden;
6. Boedelbeschrijvingen, processen-verbaal en verdere acten, welke niel in ééne zitting kunnen worden voltooid, daaronder begrepen de vordering lot ontzegeling en de processen-verbaal van herkenning en ophefling van zegels ;
c. De verschillende cerlilicaten of verklaringen van oorsprong \an inlandsche fabrikaten;
il. De uittreksels uit akten van, of cerlilicaten betrekkelijk lol huwelijks-afkondigingen, bestemd om op denzeifden dag te worden aangeplakt.
IX. «
si
Wel op het reijl van zegel.
e. Do onderscheidene quilanliën voor de, in mindering van cene en dezelfde schuldvordering of van eenen en denzelfdnn huur- of piichtlerniijn, ontvangen sommen.
Voorts kunnen worden gesteld:
1°. De conclusiën van het openhaar ministerie, alsmede de regterlüke heschikkingen en vonnissen, op de daartoe hetrekke-lüke requesten;
2°. De legalisatiën van haiidtoekeningen en de hekrachtigin-gen van acten, op de acten en stukken welke daartoe hetrek-king hebben, en, in het algemeen, de vermelding van de ver-rigting van formaliteiten, op de stukken welke die formaliteiten hebben ondergegaan;
3», De quitanliën, endossementen, acceptation, avals en verlengingen van den termijn van betaling, op hodemerij- en wisselbrieven, en op orderbriefjes of promessen aan order, assignation, en ander papier aan toonder; — voorts, de (|iiilantiën,opde processen-verbaal en contracten van koop en verkoop, en op de acten van schuldbekentenis.
4°. De acten van insinuatie of beteekening, met of zonder hevel, op het vonnis of stuk, waarvan kopü gelaten wordt, zoo mede de vermelding van de beteekening van proteslen, op de acten van protest;
5«. De processen-verbaal van veiling, verknoping, verpachting verhuring, toewijzing of aanbesteding, op de memoriën van voorwaarden of lasten;
liquot;. Die van opbieding of prijsverhooging on die van herveiling ten schade eens nalatigen koopers, op de processen-verbaal van veiling, van voorloopige toewijzing of van verkoop;
7°. De verklaringen van lastgeving, op do akten van verkoop, tot welke dezelve betrekkeiyk zijn;
8°. De verklaringen van geregtigheid ten behoeve vanschuld-eischers van den Slaat, alsmede de (|uitanticn en endossementen, op alle mandaten, ordonnantiën van helaling of helaals-r ollen;
9°. De aanteekoning of vermelding van hel aHeggen vaneenen ambts-eed, op de akten van aanstelling;
10quot;. De bevestiging onder cede van processen-verbaal, ambtshalve opgemaakt, op die processen-verbaal;
11°. Do verklaringen, dat schepen binnen dit rijk zijn gebouwd, op de bijlbrieven;
12quot;. De quitanliën wegens inlage of premie, op de polissen van verzekering of bewijzen van verwaarhorging;
13°. De acten van verandering van onderpand, op de acten van beleening, mits de laatste geregistreerd zjin;
15quot;. Het recepis of bewgs van ontvangst, op de stukken diein regten worden overgelegd;
IDquot;. De acten van horroeping van volmagt of van uiterste wilsbeschikking, op de acten, welke worden herroepen.
8 Hol is verboden aan rogters, scheidsmannen, departementen van algemeen bestuur, besturen van provinciën, sleden en gemeenten, of andore openbare collegiën, geslicblen nf instellin-
M
l. titel. Jlfiemeene beixiliiujen.
sen, hoe ook genaamd, om vonnis Ie «ijzen, regt to doen, te hcsluiten, of handtcekeningen le legaliseren, op eenig stuk, hel zij hinnen 's lands, liet zy liuiten 's lands, of in de overzeeschu bezittingen van het rijk opgemaakt, dat niet van liehooriük zegel, volgens de wet, is voorzien, of waarvoor het zegelregt niet is voldaan, ten ware hetzelve uitdrukkelük van het regt zü vrijgesteld, of wel van het bewijs van registratie zy voorzien.
Het is wyders aan regters, scheidsmannen, deskundigen, notii-rlssen, procureurs, deurwaarders, grilliers vanden hoogen raad, van hoven, reglhanken en kantongeregten, grilliers van provinciale staten, secretarissen van ministeriele departementen of collegiën van algemeen bestuur, van stedelgkc of gemeente-besturen, van hooge en andere heemraadschappen, dijk- en polder-hesturen, wateringen en waterschappen, en alle andere ambtenaren, bevoegd om acten te verlijden of exploiten te doen,---verboden, krachtens of ten gevolge van eenig stuk, het zy binnen s lands, het zy huiten 's lands, of in de overzeesche bezittingen van het rijk opgemaakt, hetwelk niet van behoorlijk zegel, volgens de wel, is voorzien, of waarvoor het zegelregt niet is voldaan, ten ware hetzelve uitdrukkelijk van hel regt zij vrijgesteld, of wel van het bewys van registratie zy voorzien, eenige acte op te maken, helzelve aan hunne minuten vast te hechten, daarvan grossen, afschriften of uittreksels le geven, hetzelve ten behoeve van den houder, in hunne aden te vermelden, of daarop bandteekeningen te legaliseren.
Hiervan zijn uitgezonderd:
«. Acten van protest, welke kunnen worden opgemaakt van wisselbrieven of ander handelspapier, voor welke het verschuldigde zegelregt nog niet is voldaan;
h. Scheidingen, voor zoo veel betreft, de daarin, onder de balen van den te verdeden inboedel, voorkomende onderhandschu en andere acten en stukken, voorls boedelbeschryvingen, mitsgaders processen-verbaal van ver-en ontzegeling, waarin kunnen worden aangehaald ongezegelde of niet behooriyk gezegelde stukken, welke in boedels gevonden en beschreven moeten worden;
c. Zoodanige andere acten van notarissen, nevens welke, bij derzelver registratie, gelijklijdig worden overgelegd de stukken, voor welke het verschuldigde zegelregt niet is voldaan, waaruit in die acten is gehandeld of waarvan afscbrilten of uiltreksels zijn opgemaakt;
Byaldien van de bevoegdheid, hiervoor bij de letters a en r. verleend, wordt gebruik gemaakt, zullen de notarissen, grimers of deurwaarders, bü de registratie hunner acten, betalen de ze-gelregten en boeten, welke voor de vorenbedoelde acten en stukken verschuldigd zijn, behoudens verhaal op wicn bet behoort,
(I. De oiographische en geheime testamenten en de stukken bedoeld by de arlikelen 982 en il8;t van bet Burgerlijk Wetbook, welke, met derzelver omslagen voorzien, in bewaring genomen, waarop de vereischte aanleekeningen en acten van superscriptie geschreven, en die voorts iu acten van teruggave vermeld, en
x4 H'et uii hel reyl aan zei/e/.
eindelijk liesclircvon mogen worden, al moglon ook deze stukken niet van zegel zijn voorzien.
Bjj de registratie van deze uiterste willen, of van de vorenbedoelde aanteekeningen, aden van superscriptie of van be-schryving, zullen de verschuldigde zegelregten worden betaald.
Er is, .voor iedere overtreding van dil artikel, door de voormelde besturen, collegien, ambtenaren en verdere,personen, verbeurd eene boete van vyflig yulden.
Zy zijn bovendien gehouden tot de betaling der regtenen boelen, verschuldigd voor de stukken niet van beheorlijk zegel, volgens de wet, voorzien, of waarvoor het zegclregt niet is voldaan behoudens verhaal op wien het behoort.
9. Het is lederen regter of openbaren ambtenaar verboden, een register, aan zegel onderhevig, te kantteekenen en te waarmerken, wanneer niet alle bladen van het register gezegeld zyn.
Voor iedere overtreding van dit artikel is verbeurd eene boete van twintig quldeii.
10 Voor allo hnlsseiyke papieren, brieven of zoodanige geschriften, welke, ofschoon niet bij name onder do vrysleliingen begrepen, echter, volgens derzelver aard, aanvankelijk niet op gezegeld papier behoefden geschreven Ie worden, moet het ze-gelregt worden voldaan, alvorens dezelve in regten kunnen worden overgelegd, of voor dal daarvan authentieke afschriften of uittreksels worden afgegeven; of op eenige wijze, in eene openbare acte, ten behoove van den houder, daarvan worde gebruik gemaakt, behoudens de uitzonderingen, vermeld onder letter h en c van art. 8.
Voor iedere overtreding van dit artikel is door de besturen, collegien, ambtenaren en verdere personen, bij arl Sopgenoemd. verbeurd eene boete van lijflig dulden.
TWEEDIi TITEL.
I'nn den aard der helnsliiiu.
EERSTE AFDEELIXG.
fan het zegelreijt naar de oppervlakte run het papier.
11. Van het naar de oppervlakte gezegeld papier van wege het rijk uitgegeven, zijn het reet, de benamingen grootte als volgt:
'Orootle van het papier, het vel opengeslagen.
Hoogte.: Breedte Opper-_ vlakte.
palmen, palmen, palmen.
4,320 ! 5,700 35,76
3,857 5,010 10,32
3,2-20 4,000 12,88 3,220 2,000 «,44 2,500 1,700 4,25
Nquot;. l van ƒ 1,00 groot register-papier
— 2 - 0,75 registerpapier . . . . 3 » - 0,50 gewoon papier . . . .
— 4 » - 0,25 half vel gewoon papier 5 » - 0,15 klein papier......
II. TITEL. I'du den (luril der beluslitin.
12 Ami hel zcgelregl, hierboven vermeld, is onderhevig; ;il hel papier ofperkemenl wordende voor minuien, brevetten, grossen, expedition of afschriften, kopijen, dubbelen en uittreksels van burgerlijke, geregteiyke, builen geregtelgke, administrative en onderhandsche acten, van arresten en vonnissen, zoo mede voor registers en boeken, verzoekschriften, zelfs in den vorm van memoriën of brieven, memorien van aangifte voor het regt van successie en het regt van overgang, en eindelijk, in den uit-gebreidsten zin, voor alle stukken en geschriften, welke eeni-gen titel, regt of voordeel opleveren, oftoteenig bewijs strekken.
Op de bepalingen van dit artikel zijn geene andere uitzonderingen, dan voor zoo ver betreft de acten, registers, stukken en geschriften, welke bij deze wet van liet regl geheel vrijgesteld zijn of aan een ander zegelregt zijn onderworpen.
13. Alle acten en geschriften, in het laalstvoorgaant) artikel aangeduid, binnen dil ryk opgemaakt, moeten, behoudens de in het volgende artikel toegestane uitzonderingen, worden gesteld op het gezegeld papier van wege hot ryk uitgegeven.
Er mag echter geen kleiner gezegeld papier dan van 2quot;) centen worden gebruikt voor:
1°. Acten die door notarissen in brevet of als oorspronkelijk stuk worden uitgegeven;
ï». Acten van protest van non-acceptatie en non-betaling van vi isselbrieven en ander handelspapier, door deurwaarders opgemaakt ; (Sb. IS'ili, nquot;. 165.)
3quot;. Onderhands geteekende wederz ijds verbindende acten en geschriften, door of lusschcn hyzondere personen of ambtenaren in hun persoonlijk belang, zonder tusschenkomst van eenig openbaar ambtenaar, opgemaakt, polissen van verzekering en hewy-zen van verwaarborging daaronder niet begrepen. Het gezegeld papier van 15 centen kan slechts worden gebruikt voor:
1quot;. Eenzijdige onderhandsche acten en geschriften zonder tusschenkomst van eenig openbaar beamlile opgemaakt;
ïo. Verklaringen van geregtigheid ten behoeve van schuld-eischers van den Slaat, en de atlestatiën de vila, benoodigd tol het ontvangen van lijfrenten, pensioenen of riddersoldijen ten laste van den Slaat;
,3o. Mandalen en ordonnantiën van betaling en betaalsrollen : io. Quilantien wegens betaalde rgks-, provinciale- of plaat-gt;elijkc belastingen, polder-, dijk-, molen- of sluisgelden, acten van procureurs en exploiten van deurwaarders, uilgezonderdde acten van protest van non-acceptatie en non-betaling van wisselbrieven, en alle overige acten, tot hetopmaken waarvan deurwaarders getykeiyk met andere ambtenaren bevoegd zyn; zullende daarvoor door hen geen kleiner gezegeld papier mogen worden gehruikt, dan aan die andere ambtenaren is toegestaan (Sb. 18öB, liquot;. 105.)
Voor alle andere stukken en geschriften, by art. 12 bedoeld, moet het gezegeld papier worden gehrnikl, opgenoemd onder nquot;. 1, 2 of 3 van art. 11.
Ky overlreding van dil artikel, door eeu ambtenaar in zijne
fVd ail hel reijl vuil zeijel.
Iieliekkiiii; begaan, is verheurd ecne boele van vijf en Iwinlig gulden, en van tien i/uhlcn voor overtreding door een hij/onder liersoon.
14. Diegenen echter, die zich van ander papier, dan dat van wege het rijk uitgegeven, of wel van perkement willen bedienen, kunnen hetzelve doen stempelen, alvorens daarvan gebruik te maken.
By het stempelen van dal papier of perkement zal alleen de oppervlakte van hetzelve in aanmerking genomen worden, in dier voege, dal papier of perkement ecne oppervlakte hebbende van 125 vierkante Nederlandsche duimen en minder, zal worden voorzien van een zegel van 1quot;! centen; boven de tot en met «44 vierkante Nederlandsche duimen, van ccn zegel van iö centen; boven de (iii lot en met I28S vierkante Kederlandscheduimen, van een zegel van SO centen; boven de I2S8 tot en met 193i vierkante Nederlandsche duimen, van een zegel van quot;5 centen; boven de 1!I32 tot en met vierkante Nederlandsche duimen van een zegel van een yutdeii; en voorts, bü opklimming, van een zegel van iö centen, voor iedere, zelfs onvolledige, reeks van «44 vierkante Nederlandsche duimen.
Van de vergunning, in dit artikel verleend, kan, voor zoo ver het papier betreft, geen gebruik worden gemaakt door de griffiers van den boogen raad,;van hoven, regtbanken of kanton-geregten; noch door notarissen-, procureurs of deurwaarders.
15. De grossen, expeditiën of afschriften, kopijen, dubbelen en uittreksels van arresten en vonnissen, van aden van regters en grittlers van den boogen raad, van hoven, regtbanken en kantongeregten, van scheidsmannen en van notarissen, mogen niet meer bevatten, de bladzijden door elkander gerekend, dan :
31» regels van 11 lettergrepen, op elke bladzijde van het groot register-papier-,
33 regels van !.quot;gt; lettergrepen, op elke bladzijde van het re-gister-papier ;
il regels van M lettergrepen, op elke bladzijde van hel gewoon papier.
Voor iedere overtreding van dit artikel is verbeurd eene boete van tien gulden voor ieder stuk.
16. Voor aden en geschriften, builen quot;s lands of in de over-zeescbe bezittingen van het rijk opgemaakt, andere dan die in de derde afdeeling van dezen tilel opgenoemd, moet bet zegelregt worden voldaan, alvorens daarvan, op de wijze bij art. 8 vermeld, eenig gebruik of melding kan worden gemaakt, beboudens echter de uitzondering, opgenoemd bij laatstgemeld artikel, onder de letters b en c.
TWEEDE AFDEELING.
Kan het zegelregt op de pulenten, buitenlandsche puspuurlen en de advertentien in de nieuwspapieren.
17. Van een bijzonder zegel, ongeacht de grootte van hel daartoe te gebruiken papier, moeten vóór derzelver afgifte worden voorzien:
li. titel. I'an den aard der belasliny.
1quot;. Van een zegel van cijf en twintig centen, Ue palenten op neringen, liedrijven en scheepvaart, zoomede derzelver afsebrif-len; behoudens de vrystelllng, vermeld bij nquot;. 38, letter a, van art. 27;
4quot;. Van een zegel van twee] gulden rijf lig centen, de buiten-kindscbe paspoorten voor een persoon;
3quot;. Van een zegel van vijf gutden, de buitenlandsche paspoorten voor twee of meerder personen;
In geval van overtreding is, door den met de uitgifte belasten ambtenaar, eene boete van rijf en twintig gulden verbeurd, voor iedere acte of ieder stuk, ongezegeld of van ontoereikend zegel *oorzien.
18 Aan een zegelregt van rijf en twintig centen is onderbe-Mg iedere advertentie, bekendmaking of aankondiging, geplaatst in een daartoe bestemd blad, of in eenig ander nieuwspapier of courant, binnen het rijk gedrukt en uitgegeven wordende, en zulks voor elke plaatsing; alles behoudens de vrijstellingen, vermeld bij art. i~, onder litt. li.
19 V óór of op den vijftienden dag van iedere maand, zullen de drukkers een exemplaar van elke der by hen, gedurende de jongst afgeloopene maand, gedrukte en uitgegevene couranten, nieuwspapieren of dagbladen, aan bet kantoor van den ontvanger van bet zegel of van de registratie, onder welks kring zg woonachtig zyn, overbrengen.
Die afdrukken zullen allen ten voormelden kantore moeten blijven berusten, en bet zegelregt der advertentien, bekendmakingen en aankondigingen zal daarop dadelijk bij de aanbieding door de drukkers worden voldaan, tegen ongezegelde quitantie, doch onder inhouding van het, voor die afdrukken zeiven, overeenkomstig de bestaande wetten, betaalde zegelregt.
Voor al de te dier gelegenheid niet gevorderde of door verkeerde toepassing der wet niet geheven regten, zullen de drukkers niet verder worden bcmoegelijkt, maar de ontvangers jegens den Staat aansprakelijk zyn.
Indien, binnen den voormelden termijn, de dagbladen, nieuwspapieren en couranten ten kantore hierboven vermeld niet allen zgn ingeleverd, verbeuren de drukkers voor lederen dag verzuim één gulden, onverminderd het regt, op de advertentien, bekendmakingen of aankondigingen verschuldigd.
DERDE AFDEELING.
I'an hel zegelregt, geévenredigd aan de sommen en geldswaarden.
20- Het papier bestemd voor stukken aan evenredig zegelregt onderhevig en van wege het ryk uitgegeven, zal zyn gestempeld als volgt;
Het geringste zegel zal hebben eenen stempel van !quot;gt; centen en het hoogste eenen stempel van f 20.
Wanneer het, volgens de wet, verschuldigde zegelregt meer bedraagt dan /'20, zullen de ontvangers van de betaling van dit
SI
tv et op het teijl va» zeyel.
meerdere doen liiyken door iiultanlie ot bljstempcl, nevens den gewonen .stempel le stellen.
Het regl zal opklimmen van 15 eenten tol iöcenlen,en voorts telkens met 25 eenten, tot aan 5 gulden, en boven de vijf gulrien telkens met 50 centen.
Het gezegeld papier, In deze afdeeling behandeld, zal, van wege het rijk, in groot en in klein formaat worden uitgegeven; het groot formaat zal hebben eene hoogte van 3 palmen, 2 duimen en i strepen en eene breedte van i palmen, en het klein formaat eene hoogte van 8 duimen, 8 strepen en i lgnen,eneene breedte van 2 palmen en 5 duimen.
Diegenen, die zich willen bedienen van ander papier, dan dat van wege het nik uitgegeven, kunnen hetzelve doen stempelen, alvorens daarvan gebruik te maken.
Aan het papier in deze afdeeling behandeld, zal ongezegeld papier mogen worden aangehecht, wanneer hetzelve niet toereikend is voor het daarop te stellen geschrift.
21 Aan het zegelregt, in deze afdeeling behandeld, is onderhevig al het papier, gebruikt wordende voor de na te noemen acten en stukken, welke voor zoo verre zü binnen dit ryk zjj» opgemaakt, moeien worden gesteld op het gezegeld papier van wege het rijk uitgegeven, of op verzoek der belanghebberiden gestempeld.
Wanneer sommen of waarden, in de akten of stukken uitgedrukt en waarover het regt verschuidigdis.minderbedragendan de ronde sommen, hieronder bepaald, zal het volle regt over die ronde sommen worden berekend.
De acten en stukken, onderhevig aan het zegelregt, geüvenrc-digd aan de sommen en geldswaarden, zijn de navolgende:
Iquot;. Alle onderliandsche acten van verhuring, onderverhuring, huurvernieuwing, overdragt of weder-afstand van huur van onroerende goederen, zoo mede al de dubbelen dier acten, zgn, behoudens de vrystelling, vermeld onder nquot;. «9, litt. A van art. 2quot;. onderhevig aan een regt van vijf en twintig centen van iedere hou-ilerd gulden.
Hel bedrag waarover het regt verschuldigd is, bestaat;
Inden huurprijs, over den geheelen buuriyd berekend, wanneer deze: op Iwee jaar of minder is bepaald; doch voor verhuringen vooreen bepaalden tüd van meer dan twee jaren, inden huurprijs over de twee eerste jaren, met bijvoeging van Je helft, van den huurpr'us voor den geheelen overigen huurtyd.
Byaidien, voor een of meer jaren, een andere prys mogt zijn bedongen, dan voor de overige, zal de jaarlyksche huurprijs gemiddeld worden berekend over den geheelen huuriijd. De jaren ter keuze of opzegging van huurders of verhuurders staande, worden onder den huuriijd begrepen, voor zoo verre niet mogt bedongen zyn, dat, bij hel treden in dezelve, eene nieuwe acte van verhuring zal worden gemaakt.
Wanneer de verhuring voor het leven is, in tienmaal den jaar-Hjkschen huurprijs; eindelijk, wanneer de huurtijd onbepaald is, in twintigmaal den jaariykschen huurprijs.
SK
li. titel. I an den mini der belaslini;. S!gt;
Onder den huurprijs wordt versliiiin dc som, door den huurder aan den verhuurder Ie heialen, liencvcns al dc lasten, die do huurder voor zijne rekening neemt,Ieronllaslin^ vanden verhuurder.
Voor de verhuringen, waarvan dc prijs in nahua of door een gedeelte der vruchten tictaaihaar is gesteld, zal de herekening geschieden op den voel zoo als hü de hestaande wellen voor dc registratie is hepaaid.
Hel regt wordt berekend over ronde sommen v.in / Km tutaan een ticdrag van /' idoo, en iioven dc f 2000, over ronde sommen van f iO(l.
Hg overtreding is, voor ieder stuk, in dit noninierhcdoeld.ecrif iioete verheurdten hcioope van rijf leu honderd van de som waar-overhel regt verschuldigd is, hyaidicn liet stuk is ongezegeld; van welke som echter, in geval een ontoereikend zegel is gehruikt, voorde lierekening der lioclczal worden afgetrokken datgedeeitc waarvoor hel gehezigde zegel, naar den aard van het stuk, had kunnen worden gehruikt.
■W anneer de voormelde stukken huilen s lands of in de over-zeesche he/.M tingen van liet ryk zün opgemaakt of verleden, moet daarvan het zcgcircgt worden voldaan, alvorens van dezelve, op de «ijze hü art. S vermeld, liinnen het rijk cenig gehruik of melding kan worden gemaakt, behuudens echter dc uitzondering opgenoemd liy laatstgemeld artikel, onder de letters b en c.
in Vile prima-, secunda-, tertia- en verdere wisselhneven, order-briefjes of proriicssen aan order, assignatil'n, bank en ander papier aan toonder, en ander handelspapier, alsmede duplicaten of kopijen van al deze stukken (behoudens de bepalingen van het volgend nommer en dc vrgstcllingcn vermeld onder nia. 35. 48, 61 cn «i van art. -27. lilt. A), zijn onderhevig aan het navolgend regt, Ie weten;
u. Wanneer de stukken binnen het rijk betaalbaar zijn, ry/ centen van iedere honderd gulden:
b. Wanneer dc stukken huilen het rijk betaalbaar zgn, twee en een halve cent van iedere honderd gulden:
Het regt wordt berekend over de som in het stuk uitgedrukt, en wel:
In het geval onder let ter « bedoeld, over ronde sommen van /■ 500 tot aan een bedrag van f 10,000. en hoven de /10,000, over ronde sommen van / 1000.
In hel geval onder letter li hedoeld, over ronde sommen van /' 1000, lot een bedrag van f 20,000, cn boven de / 20,000, over ronde sommen van f 2000.
Echter zal het regt, in hel eerste geval, voor sommen van / 300 of daar beneden, en, in het tweede geval, voor sommen van /' 000 of daar beneden, slechts over die f 1)00 of f 000 worden berekend.
Wanneer de voormelde stukken builen 's lands of in de over-zeesche bezittingen van het rük zijn opgemaakt, of daaruit getrokken, moet daarvan het zegelregt worden voldaan (behoudens dc vrijslelling. vermeld onder nquot;. 02 van arl. 27, lilt. A),
IVft u/j hel rqil van zrijrl.
alvorens binnen liclKijk verhandeld, geaecepleerd,\uur axaljje-teekend, geëndosseerd, overgedragen, gequilcerd, betaald, of op eenige wijze met ecne liandteekenlng in Manco voorzien te «orden.
Bü overtreding is, voor ieder stuk in dit nommer bedoeld, eene boete verbeurd ten beioope van tien len honderd van de in bet sluk uitgedrukte som, bgaldien hel stuk is ongezegeldofhet regt niet is voldaan; van «elke som echter, in geval een ontoereikend zegel is gebruikl, \oor de bereiking der boete zal woi-den afgetrokken dat gedeelte, waarvoor het gebezigde zegel naaiden aard van het sink, had kunnen worden gebruikt.
De voormelde boete moet geiyktydig met de zegelregten worden voldaan, door dengenen die de stukken aanbiedt, behoudens deszelfs verbaal op wien behoort. (K. 100 v.)
3°. De eer li fi cat en nationale werkeljke schuld, na de invoering dezer wel door kantoren van udministratie uil te geven, zijn onderhevig aan het navolgend regt, te weten;
a. De certificaten ö pels. nationale werkelijke schuld, Iwintiij renten van iedere honderd dulden;
b. De certiflcalen IJ pets. nationale werkelUkeschuld,fienre»-len van iedere honderd dulden.
Het regt wordt berekend over hel kapitaal in het sluk uitgedrukt, en wel, in hel geval onder letter « bedoeld, over ronde sommen van f liö lot aan een bedrag van / JoOll, en boven de f iSOO, over ronde sommen van f 250; in hel geval onder letter I; bedoeld, over ronde sommen van fiTtl) tol aan een bedrag van r 5000, en boven de f 5000, over ronde sommen van f 500.
De directie van hel grootboek zal, na de uitvaardiging dezer wet. geenc certilicaten viseren, welke niet van behoorlijk zegel zgn voorzien.
4°. Alle onderhandsche acten van beleening of in pand geving of acten van verkoop, met regl van wederinkoop, van wisselbrieven of ander handelspapier, van edeclen, obligalicnen koop-aiansgoederen, zoo mede de hernieuwingen derzelvc, en eindelijk al de dubbelen dier acten, zijn onderhevig aan het navolgend regt, le welen;
a. Wanneer het contract is aangegaan voor den tijd van eene maand of korten een halve cent van iedere honderd gulden van de eerste /' 100,000 en een vierde cent van iedere honderd dulden gt;an het meerdere bedrag;
b. Wanneer het contract is aangegaan voor den tyd van meer dan eene maand, doch voor niet langer dan drie maanden: een cent van iedere honderd c/ulden van de eerste f 100,000 en een halve cent van iedere honderd yulden van hel meerdere bedrag;
c. Wanneer hel contract is aangegaan voor den tyd van meer dan drie maanden; twee centen van iedere honderd gulden van de eerste f 100,000, en een cent van iedere honderd gulden van het meerdere bedrag.
Het regl wordt berekend over de som in het stuk uitgedrukt en wel:
In hel geval, onder letter n bedoeld, over ronde sommen van
*0
li. HIKI., I'mi den uarJ der belaslinn. *1
! Suuit lol iian een bedrug; van /' 100,00», «n lioven ilc / 100,000. over ronde soinmcn van /' 40,000;
In het geval, onder letler 6 bedoeld, over ronde sommen van f 2S00 tol aan een bedrag van f 50,000, boven de f 30,000 tol aan een bedrag van ( 100,000, over ronde sommen van / SOOO. en boven de ( 100,000, over ronde sommen van ( 10,000.
In bel geval onder letter c bedoeld, over ronde sommen van ! 1-230 lol aan een bedrag van f 43 000, boven de f 23,000 tot aan een bedrug van ( 100,000 over ronde sommen van / 4300, en boven de ( 100,000, over ronde sommen van f 3000.
ISÜ overtreding is, voor ieder stuk in dit nouimer bedoeld, eene boele verbeurd ten beioope van een ten honderd van de som, waarover bet regl verschuldigd is, bijuIdicn het stuk is ongezegeld, van welke som echter, in geval een .ontoereikend zegel is gebruikt, voor de berekening der boele zal worden afgetrokken dal gedeelte, waarvoor het gebezigde zegel, naar den aard van hel stuk, had kunnen worden gebruikt.
Wanneer de voormelde slukkenlbuilen'slands of in de overzee-sche bezittingen van het rijk zyn opgemaakt of verleden, moei daarvan het zegelregl worden voldaan, alvorens van dezelve binnen hel rijk, op de » üze bij art. S vermeld, eenig gebruik of melding kan worden gemaakt, behoudens echter de uitzondering, opgenoemd bij laatstgemeld artikel onder de letters b en t-,
Sn. Alle schuldbrieven, cerlilicalen, actiën of 1 ewyzcn van aandeel, onder welke benaming ook, in geldleeningcn, geldbeleggingen of renten, ten laste van vreemde mogendheden, staten, vorsten, corporatiën, provinciën, sleden, gemeenten, dijk-of polderbesturen, zedelijke ligchamen. banken, reedcrüen, gestichten, genootschappen, vennootschappen of ondernemingen, in negoliatiën, ten laste van bijzondere personen, builen quot;slands woonachtig, en in negoliatiën len lasle van ingezetenen dezes rijks, doch gevestigd in of len laste van goederen buiten 's lands gelegen, zyn onderhevig aan een regl van dertig centen van iedere hunderd nulden, en zulks in de navolgende gevallen, te welen :
«. Wanneer de negolialie ol geldleening binnen hel rijk is geopend;
b. Wanneer de negolialie of geldleening buiten 's lands i.« geopend, maar de voorschrevene elTeilen binnen hel rijk worden opgemaakt en uitgegeven;
c. Wanneer de negolialie of geldleening builen 's lands U geopend en de voorschrevene eITeclen buiten het ryk zijn opgemaakt, maar die stukken, na de invoering dezer w el, binnen het ryk, door negotie-huizen, bankiers of andere daartoe gequalili-ceerde personen, worden uitgegeven of inomloopgebragl,tevens in het ryk de interesten betaalbaar of de hoofdsommen aflosbaar gesteld zynde.
Aan hetzelfde regl zijn onderhevig de voorschrevene elTecten, welke, by inwisseling of intrekking van anderen, of by vernieuwing of verandering van schuld enz., hier te lande worden uitgegeven of in omloop gebragl, om het even of de oorspronks-
Wet op hel rrjjl van zeijel.
Itjke voor of na de invoering dezer wet zün opgeniiiiikl of uil-gegeven.
Het regl wordt herekend over liet in liet stuk uitgedrukte kapitaal, en wel over ronde sommen van f 250, tot aan een hc-drag van /' 1500, en hoven dc/ 1500, over ronde sommen van /'50() Indien het kapitaal in eenc andere specie dan de Nederland-schc munt is uitgedrukt, zal de verhouding tol den Nederland-schen gulden, voor de berekening van het regt, door het departement van Financiën worden geregeld naar den koers der muntspeciën, gedurende de laatste drie maanden, vóór den dag der aanvraag lot regeling verloopen, en zulks volgens eene verklaring van daartoe bevoegde makelaars.
BUaldien hel kapitaal niet is opgegeven, zal hetzelve berekend worden op het twintigvoudig bedrag der uitgeloofde renten.
Hy overtreding is, voor ieder stuk in dit nommer bedoeld, eene boete verbeurd ten beloope van rijf lm honderd van de som, .waarover het regt verschuldigd is, bijaldien hel sluk is ongezegeld, van welke som echter, in geval een ontoereikend zegel is gebruikt, voor de berekening der lioele zal worden afgetrokken dat gedeelte, waarvoor het gebezigde zegel, naar den aard van het stuk, had kunnen worden gebruikt.
(i». Alle aden betrekkelijk de jagt en visscherij uitgegeven wordende. (Sb. 185i, n». 17.)
Hel regt bedraagt dertig renten ran lederen {tuiden, berekend over het bedrag der volgens de acte verschuldigde recognitie-regten, en wel over reeksen van f ï,50 lot aan een bedrag van f 15, en boven de f 15, over reeksen van / 5.
VIERDE AFDEEUNU.
ran hef zeijelregt roor i/edrukte stukken.
22 Het zegelregt voor de na te melden gedrukte stukken wordt bepaald als volgt:
Voor een vol papier, een oppervlakte hebbende van beneden de 15 vierkante Nederlandsche palmen, op f 0,01 van 15 tot beneden SO vierkante Nederlandsche palmen - 0,01'
•• sn - i5 quot; - o,o»
» i5 » 30 . ... 0,04 ■
» 30 » 35 » » - 0,03
», 35 quot; iO .. - 0,03
En voorts, hu opklimming, telkens met verhooging van een huiven rent, voor iedere, zelfs onvolledige, reeks van tien vierkante Nederlandsche palmen.
23- Ann het zegelregt hij hel laatst voorgaand artikel vastgesteld, zyn onderhevig do navolgende gedrukle, gegraveerde, gesteendrukte of op eenige andere vvyze vervaardigde stukken, ile geschrevene alleen uitgezonderd, te weten;
Alle dagbladen, couranten, nieuwspapieren, nieuwstijdingen, periodieke werken of tijdschriften, catalogussen of notitiën van boeken, kunstvoorwerpen, meubelen en andere goederen, prijs-
111. TITEL. I'un de ftyslelliugeH.
couranten, prospedussen, uankondigingen en heriglen, uitgegeven, ter lezing gelegd, uangeplukt, rondgevent of verspreid ol op renige andere wijze in omloop geliragt wordende, van welken aard, inliouil of bestemming ook, zelfs in den vorm van brieven of circulaires; en wijders alle adressen van woningof woonplaats.
Alles liehouitens de uitzonderingen, vermeld onder letter c \an art. 2quot;.
De bijvoegsels nf supplementen, zoomede de in omloop ge-bragte proefbladen van al de opgemelde stukken, zün aan hetzelfde zegel rfigt onderhevig.
24- Het papier voor bovengemelde drukwerken bestemd, moet zijn gestempeld, alvorens daarop, op welke wijze ook. mag worden gedrukt.
Hetzelve moet door de belangheblienden daartoe worden aangeboden, en, na bolaling der regten, worden voorzien van zoo vele stempels naar het tarief bij art. il bepaald, als door hen verlangd wordt, zonder vooraf te worden versneden.
Er is verbeurd eene boete van vijllifi ijuldcn, voor ieder ongezegeld afdruk of in omloop gebragl proefblad van de in hel vorige artikel vermelde stukken.
25. Wanneer, van de slukken in ai l. ill opgenoemd, het zij dezelve al of niet door de drukkers of uitgevers zün gewaarmerkt, op de wijze bij art. X omschieten, in eenig arrest, vonnis of openbare acte is gebruik gemaakl, of wanneer zij daaraan zjjn vaslgebecht, worden dezelve daardoor aan geen ander of meerderzegelregt, dan dal bij art. ii vastgesteld,onderworpen
26- Voor zoo verre de stukken, in art. ii opgenoemd, bui len quot;s lands of in de overzeesche bezittingen van het rijk vervaardigd zün, moeien dezelve, alvorens binnen het rijk Ie worden uitgegeven, ter lezing gelegd, aangeplakt, rondgevent, ver spreid of op eenige andere wijze in omloop gebragl, zijn voorzien van een zegel len bedrage als volgl:
Een vel, eene oppervlakte hebbende van beneden de lii vierkante Ncderlandsche palmen, met een zegel van f 0,01
van i.'i lol beneden de -'■gt; vlerkanle Mederlandsche pal.nen, met een zegel van f 0,0:t:
van 2i) tot heneden de öO vlerkanle Nederlandsche palmen, met eea zegel van f 0,01'.
En voorls, by opklimming, lelkens met verliooging van cru en een halve cent, voor iedere, zelfs onvolledige, reeks van cijf en Iwinlig vierkante iNederlandsche palmen.
Bü overtreding van dit artikel is verbeurd eene boete van rgftiii uulilcn voor ieder stuk.
DERDE TITEL
l'un de oryslellingen.
27- A. Van hel zegelregt zijn vrijgesteld:
1quot;. De minuten, afschriften en uittreksels van of uit alle be sluiten en beschikkingen des Konings, welke niet aan hüzondere personen of aan amblenaren, in hun persoonlijk belang,worden
H'el (ip hel rq/l van zeiiel.
uitgereikt, noquot;h bestemd zijn om aan openbare acten vastgehecht te worden; voorts de acten en verbalen der staten-gene-raal;
ïquot;. De minuten, afschriften en uittrekseis van of uit aiie acten, besluiten en beschikkingen van departementen van algemeen bestuur, welke niet aan byzondere personen of aan ambtenaren, in hun persoonlijk belang, worden uitgereikt, noch bestemd zyn om aan openbare acten vaslgeheclit tc worden;
3quot;. De minuten van acten, besluiten en beschikkingen van alle verdere openbare besturen en instellingen, betrekkelijk zaken van orde en hebeer, welke aan geenc regten van registratie onderhevig zyn;
iquot;. De verzoekschriften of requesten van onvermogende personen, mits van het onvermogen dier personen, door eene verklaring van het bestuur hunner woonplaats, blgke, en die verklaring aan hel request worde gehecht; (R. 8'i.)
S°. De op laatstgemelde requesten genomen besluiten en beschikkingen, onverschillig of dezelve in original!, bij afschrift of bij uittreksel aan de requestranten worden uitgereikt, wanneer daarin van de verklaring van onvermogen is melding gemaakt; (R. 872.)
0°. De certificaten van onvermogen of bewijzen van armoede; mitsgaders de acten, welke krachtens art. B der wet van den Hden .lulü 18i2 (Staatsblad nquot;. 20) door notarissen voor onver-mogenden worden opgemaakt; (R. 858.)
^o. De certificaten en bewijzen van goed gedrag, door plaatselijke besturen aan behoeftigen uitgereikt, mits, uit de stukken zeiven, van het onvermogen, door eene verklaring van opgemelde besturen, blijke; geiyk mede de bewyzen van vertrek uit- of aankomst in eene gemeente, de uittreksels uit de registers van bevolking en van ingezetenen, door de plaatselijke besturen aan alle personen zonder onderscheid afgegeven;
8quot;. De binnenlandsche paspoorten en de aan onvermogende personen uitgereikte binnenlandsche paspoorten, mits van hel onvermogen dier personen, door eene verklaring van het bestuur hunner woonplaats, biyke;
Squot;. Alle stukken, betrekkelijk de erkenning van natuurlyke kinderen, door personen, waarvan hel onvermogen bewezen is door een getuigschrift van bel bestuur hunner woonplaats; (B. ItHC.)
10°. De acten en stukken tot het aangaan van huwelgken vereischl, alsmede de aclen van benoeming en beeediging van voogden en toeziende voogden, van curators en toeziende curators, gelijk ook de acten en stukken, betrekkeiyk de verbetering van acten van den burgerlijken stand, mitsgaders de volnagten om in zaken van voogdy. en curatele de opgeroepene bloeitver-wanten te vertegenwoordigen, in geval het onvermogen van de betrokken personen blijkt |uit een getuigscbrifl van het bestuur hunner woonplaats, mits op de acten en stukken van dat getuigschrift worde melding gemaakt; fB. 70 v., 1i6, 413 v., 50a R. 84» v.1
ill. TITKI.. I an de prijslelliiiyen
11°. I)e gelie«l afwijzende heschikkingen, genomen op alle requester!, zonder onderscheid, milssaders delieschikkingen, waar-hij de belanghelitienden naar elders verwezen worden;
12». De toeslemmingen tol het aangaan van huwelijken, de aanstellingen, getuigschriften, reis- en ontslag- of afscheidsbrieven, van regeringswege verleend of uitgereikt wordende aan personen beneden den rang van oflicier, tot de land- en zeemagt behoorende. Alle stukken cn quilantitin, betrekkelijk de dienstnemingen, aanwervingen, afrekeningen van soldij, kleeding, enz. van personen beneden den rang van olltcier. (B. lit!.;
De verlofpassen en reisbrieven aan alle personen, zonder onderscheid, lol de land- en zeemagl behoorende, uitgereikt wordende.
Alle declaratiön en qultantiën van gemeente-besturen wegens schuldvorderingen, waarvan bet bedrag bij voorschot uit de kassen der gemeenten ten behoeve van de land- of zeemagl is betaald, mitsgaders declaratiën en qultantiën wegens alle voor de land- of zeemagl gedane uitschotten, die door het ryk moeten terug betaald worden;
13quot;. De certincaten, van regeringswege aan vrijw illigers voor de krggsdienst uil te reiken, de attesten of certificaten van voldoening aan de nationale militie, voorts de cerlilicaten en bewijsstukken, welke bij de wellen op de nationale militie en schutters worden gevorderd, mitsgaders de daartoe betrekkelijke uittreksels uit de registers van den burgerlijken stand, voor zoo ver uit de stukken zeiven, door eene daarop gestelde aanleeke-ning van den ambtenaar, met de uitgifle daarvan belasl, blijkt, dal zij moeten dienen voor de dienst der nationale militie of schutterij, en dal zij alzoo tot geen ander einde kunnen worden gebruikt.
Hieronder zijn niet begrepen de contracten mei plaatsvervangers en nommerverwisselaars aangegaan, noch de geluigscbrif-len en verdere aden, door dezen over te leugen: (Staatsblad IS17, no. 1.)
Hu. De aden van aanstelling, beëedigingof ontslag, van niet bezoldigde ollicieren cn onder-otlicieren der schutterij; de cita-liën en alle andere aden van vervolging tegen de leden der schutlcrij, door de schuttersraden uit te vaardigen; de vonnissen daarop volgende; de acten ter invordering der bij die vonnissen en bg de wetten op de schulterij bepaalde boeten en kosten (de processen verbaal van verkoop uitgezonderd); gelijk mede alle verdere acten en registers, het beheer der schutterij betreffende;
Iïin. De journalen, ingevolge het voorschrift van het Wetboek van Koophandel, door schippers gehouden wordende, alsmede de zeebrieven en Turksche paspoorten; (K. ;t58. Sb. 181!i. n». 12.)
10quot;. De acten, processen-verbaal, arresten en vonnissen in criminele, correctionele en policie-zaken, mitsgaders al de stukken, arresten en vonnissen, in zake van vervolging voor de militaire hoven en krijgsraden, dagvaardingen vim getuigen ter
'•••' H'el up hel nyt ran zegel.
outlasting van beschuldigden, in zaken van vounueldeii aard, de verklaringen van geneeskundigen, in de gevallen van de artt. 71, 173 en 178 van het Welhoek van Strafvordering overgelegd en voorts alle stukken, welke in strafzaken door onvermogenden worden overgelegd, mits van het onvermogen dier personen door eene verklaring van' hel hesluur hunner woonplaats tiiyke;
17quot;. De hevelen tot voldoening van justitie-kosten, uit derzel-ver aard voor onmiddellijke betaling vatbaar, in criminele, correctionele en policie-zaken, mitsgaders de daarop gestelde qui-lantien;
18quot;. De acten, vonnissen en alle andere stukken betrekkelijk lot de lossing van In slavernij gevallen schepelingen, mitsgaders lot de schadeloosstelling te dier zake verschuldigd;
19quot;. De aden van décharge, wegens voorwerpen welke ter grillie berusten, in criminele, correc'.ionnele en policie-zaken gediend behbende; mitsgaders de stukken bedoeld in art. 592 van het Wetboek van Burgerlgke Regtsvordering, welke een gegijzelde voor schulden noodig heefl, om iu het daarbij aangewezen geval uit de gijzeling te worden ontslagen, mits het on-vermogen, uit eene verklaring van het plaatselijk bestuur, hlijke; Sv. 216, 28,1.)
20quot;. De registers, Ier grillie van de kantongeregten, arron-dissements-reglbanken, provinciale hoven en den liuogen raad, ingevolge wettelijke voorschriften, aangehouden wordende,daaronder niet begrepen de audientiehladen, de repertoria en de registers van protest der grilliers;
21quot; De bewijzen, welke de grilliers van den hoogen raad, de hoven en regtbanken afgeven wegens de ontvangst van acten w aarbij regters worden gew raakt, en de verklaringen van lijatst-gemelden, houdende hunne berusting in de wraking, of Iiuiiik weigering om zich van de kennisneming der zaak te onlhoudeii; R. 113 v.)
22quot;. De minuten en afschriften van alle acten en stukken, welke, volgens de wel, in debet worden geregistreerd;
De stukkeu, welke, in regtsgedingen. door tot het kosteloos procederen toegelaten partijen worden overgelegd, kunnen,ongezegeld alleen dienen in het kosteloos gevoerde proces; (R. 8«S.)
23quot;. De acten van vervolging en alle andere slukken (met uitzondering van de processen-verbaal van overtreding en van verkoop), zoo eischende als verwerende, ten onderwerp hebbende de invorderingen van 's lands belastingen en alle andere sommen aan den lande verschuldigd; van provinciale en plaatselijke belastingen, polder-, dijk-, molen- en sluisgelden en andere sooiige-lijke omslagen, alsmede de arresten en vonnissen daarop vallende, alles voor zoo ver het gevorderde bedrag de som van der-lig nulden niet te boven gaat;
21'. De rekeningen en verantwoordingen van 's rijks reken-pligtigen, en de boeken en registers door deze en andere rijksambtenaren in hunne betrekking gehouden wordende, uitgezonderd de dagregisters en de registers van in- en overschrijving der hvpolheekbcwaarders;
in. titel. Fan de vryslellingen. ST
itjo. De minuten of originelen der rekeningen en veranlwoor dingen van ontvangers, gaarders of rentmeesters van plaatselijke besturen, openbare gestichten en instellingen, voor zoo ver die minuten onder opgemelde besturen, gestichten en instellingen blijven berusten, en niet strekken tot ontlasting van de rekenpligtigen;
26o. De ontvang-registers van plaatselijke belastingen, voor zoo ver dezelve bU wgze van opcenten op en te geiykmet's rjjks accijnzen en andere rijksmiddelen geheven worden, en voorts alle andere registers van plaatselgke ontvangers, rentmeesters, gaarders en pachters van stedelijke of gemeente-belastingen, omslagen, regten en inkomsten, geene registers van ontvang zynde;
27°. De registers of journalen tot de ontvangst van den ryks-accyns, bü admodiatie en abonnement, door de gemeente-ontvangers ingevorderd wordende, gelijk mede de deswege af te geven quitantiën;
28°. De stedelijke registers van doorvoer en transport;
29°. De registers van openbare autoriteiten, besturen en instellingen, betrekkelijk zaken van orde en huishoudelijk beheer, waarin niet geschreven worden aden aan de registratie onderhevig;
30°. De registers van kerkbesturen en van besturen van gevangenissen, die van cipiers, van besturen van godshuizen en armen-inrigtingen, ook die van ontvang en uitgaaf; voorts de registers van ondernemingen en veren, van middelen van vervoer te wateren te lande; zoo mede de koopmans-boeken,voorgeschreven hy het Welhoek van koophandel,geiyk ookdiewelke door kooplieden gehouden worden, ter voldoening aan de wetten op 's rgks belastingen; (K. 6.)
31°. De dagregisters of repertoria van de deurwaarders der directe belastingen;
32ü. De registers van plaatseiyke policie, alsmede die van herbergiers en logementhouders, gehouden ter inschryving van personen welke zij huisvesting geven; (Sr. 473 ï».)
33°. De grootboeken der nationale schuld, de bewyzen vanin-en afschryving, alsmede de memorien, vereischt totverrigtingen bij de grootboeken; en eindelijk alle andere etfecten en schuldbrieven ten laste van den Staat, mitsgaders de quitantiën van den daarop betaalden interest;
Onderdestukken in dit nommer bedoeld zijn niet begrepen de certificaten vermeld by art. 21, nquot;. 3.
35°. De coupons of bewyzen van rentebetaling van obllgatiën, certificaten of aandeden in openbare geldleeningen, zonder uitzondering, mitsgaders de dividendbew'Umi van naamloozemaat-schappüen, en eindelijk de coupons, by de certificaten nationale werkeiyke schuld afgegeven wordende;
3S». De renversalen, recepissen en bankbiljetten, welke door de directie der Ne.lerlandsche bank, gedurende den loop van het octrooi, zullen worden uitgegeven, mitsgaders alle assignatiën en quitantiën op de bank af te geven, zoo als ook de boeken, bij de bank te houden;
Wet op het regt van zeficl.
36°. De verklaringen van gereRligheid, ten liehoevc van schuldeischers van den Staal afgegeven, wanneer de schuldvordering de som van vyf en twintig gulden niet Ie lieven gaat, mits zulks uit die verklaringen hlüke;
3quot;°. De attestatiën de vila tot ontvang van lijfrenten, pensioenen, gagementen en ridder-soldyen, ten laste van den Staat, alsmede de daarvoor afgegevene quitantien, wanneer liet jaar-lijkseh bedrag de som van drie honderd gulden nlel Ie hoven gaat;
38quot;. De patenten, waarvan het regt, liuiten de opcenlen, minder bedraagt dan zes gulden;
39°. He acten van aanstelling, heëediging en ontslag van alle ambtenaren, zoo mede van bedienden en leden van bijzondere administratiën of eommissiën, geene bezoldiging of belooning noch abonnement voor kantoorkoslen genietende, mits zulks uit de stukken blijke; mitsgaders die van de 'eden van armbesturen, instellingen en gestichten van liefdadigheid, in hetzelfde geval verkeerende;
40°. De aanstellingen van geesleiyken van alle gezindheden, en van onderwijzers bü lagere scholen;
il». De eommissiën, acten van aanstelling of agreatie, zoo mede de eeds-allegging van;
a. Schatters van het slagtvee, voor de hoedanigheid van buitengewoon commies by de rijksmiddelen;
b. Commiezen der directe belastingen, in hoedanigheid van lijdelijke buitengewone opzieners der jagt en visscherü;
c. Veldwachters der gemeenten len platten lande, in hoedanigheid van buitengewone opzieners der jagt en visscherü;
d. Militairen, gebezigd als tijdelijke en buitengewone commiezen, tol beteugeling van den sluikhandel op de grenzen;
e. Plaatselijke beambten, in hoedanigheid van rijkswegeren meter van steenkolen, zonder tractement, en eindelijk: de eedsafleggingen, waartoe werklieden in de meesloven gehouden zyn;
i2'gt;. De getuigschriften en staten, door de bewaarders dei-hypotheken en van het kadaster, in 's rijks belang af te geven, mits van zoodanige hestemming in die getuigschriften worde melding gemaakt;
43o. De door bovengemelde ambtenaren af te geven uittreksels uit de kadastrale plans, leggers en aanwijzende lafels-.
Siquot;. Alle akten en schrifturen, welke, len gevolge van verordeningen der Kegcring, worden opgemaakt, en uilsluilend he-trekkeiyk zün tot bevordering van de veeleell of de verbetering van het ras der paarden, mitsgaders de certificaten, vereischl lot het ontvangen van premien voor bet vangen of dooden van schadelijk gedierte, alsmede de quitantiën voor die premiën, op zoodanige certificaten gesteld; en eindelijk alle stukken en bescheiden, welke door de belangbebhenden moeien worden overgelegd, ten einde Ie doen blijken van de bevoegdheid lol hei ontvangen van schadevergoeding, bedoeld by de wet vanden30sten Mei 1810 {Staatsblad n». IC);
45°. Alle quitantiën, wegens betaalde rgks-belastingen, niel meer bedragende dan twintig gulden en niet tenonderwerp heb-
as
in. titel. Van de vrijstellingen.
liendc Ijctalingen op rekening of tol geheele voldoening van eene grootere som; voorts alle stukken en liesclieiden, welke, door of aan lielaslingsehuldigen, voor de regeling van de door lien aan den lande verschuldigde belastingen, liehooren le worden uitgereikt, of van 's rijks colleelief zogel zijn voorzien, liolioudens hel zegel op de patenten en memorien van aangifte voorde successie;
iflquot;. Do quitantiën voor teruggave van ten onregte gelieven ryks- of plaatselijke belastingen en boeten;
47°. De quitantiën wegens teruggave van alle door 's rijk^ ambtenaren, voor den lande, hu \oorschot gedane betalingen;
iSquot;. De quitantiën of recepissen van overstorting, welke aan 's 'ijks rekenpligtigen, aan gaarders of ontvangers van lands-, provinciale of plaatselijke belastingen worden afgegeven, mitsgaders de assignatlën aan order, door agenten van de schatkist afgegeven wordende op de bun le dien einde geopende credieten bij hunne ambtgenooten, en eindeliik de assignatlën wegens de ter verzending op de postkantoren gedeponeerde gelden, en de daarop gestelde quitantiën;
ifl». De quitantiën wegens plaatselijke belastingen, die, bij wijze van opcenten, le gelijk met 's rijks belastingen worden ingevorderd; wanneer daarvoor slechts éëne quitiintie wordt uil-gereikt, niet meer bedragende dan twintig gulden, en niet ten onderwerp hebbende betalingen op rekening of lot gebeele voldoening van eene grootere som;
üO0. De quitantiën wegens onderstand of schadeloosstelling aan onvermogenden, of in geval van brand, overstrooming, veepest en andere onheilen, verleend, mitsgaders de stukken, welke tot bewijs daarvan worden overgelegd;
ötquot;. Alle andere en biervoren niet opgenoemde, alleen dooide schuldeischers onderteekende, quitantiën en acten van ont-helling, onverschillig door wien afgegeven, niet meer dan tien gulden bedragende, en niet strekkende op rekening of tot geheele voldoening van eene groolere som;
iiJ». De mandaten of ordonnantiën van betaling en betaals-rollen van openbare autoriteiten en instellingen, niet meer dan Hen gulden bedragende, en de daarop gestelde quitantiën, en voorts de mandaten of ordonnanciën van betaling en betaalsrol-len, mitsgaders de quitantiën op die mandaten of afzonderlijk afgegeven, voor bezoldiging van ambtenan n en bedienden, zoo civiele en militaire zonder anderscbeid, in geval hel jaarlyksch bedn.g der bezoldiging de som van drie honderd nulden niet te boven gaat;
quot;i3». De loten en gedeelten van loten in 's rijks loterijen; ili0. De gezondheids-verklaringen, door de gemeente-besturen af le geven by den uitvoer van vee;
5quot;gt;o. De door plaatselijke, polder- of dijkbesturen genomen beschikkingen' waarbij vergunning wordt verleend lol handelingen, voor welke, krachtens de bestaande reglementen of verordeningen van policie, derzclver toestemming of vergunning moei worden gevraagd;
9»
fVct op het regt van zegel.
'ifio. De summiere staat en de processen-verbaal, bedoeld in ile art. 64 en 67 der wet van den 9den July 1812 op het notarisambt, benevens de dubbelen en de afscbrirten van die stukken ;
37o. De aclen van handlisting en de stukken daartoe betrekkelijk, ten behoeve van kinderen in godshuizen opgenomen; (B. 475.)
38°. De acten, registers en stukken, bctretlendehet beheerder spaarbanken, binnen het rijk opgerigt, alsmede de bewgzen van geldplaatsing of livretten en rekeningen, door bewindhebbers dezer spaarbanken aan de deelnemers afgegeven; waarvan echter uitdrukkelijk zün uilgesloten de acten, betrekking hebbende lot het uitzetten van gelden bij derden, of tot andere omlerne-mingen van zoodanige spaarbanken, waarin derden betrokken zgn;
59°. De registers van banken van leening, de processen-verhaal van verkoop van goederen in die banken ingebragt, en alle andere acten, belrekkelük tot heleeningen in dezelve gedaan ;
60quot;. De ïracbtlüsten, vrachtbrieven en cognosceinenten, 2011 wel de binnonlandsche als die welke, buiten 's lands opgemaakt, binnen het ryk worden gebruikt;
61». De zoogenaamde kassiersbriefjes, waaronder in geen geval kunnen begrepen worden briefjes aan order of toonder, door kassiers afgegeven;
62». De wisselbrieven, briefjes aan order of toonder cn ander handelspapier, in de overzeesche bezittingen van het ryk opgemaakt, en aldaar van zegel voorzien;
63». De acten en vonnissen, betrekkelyk regtsgedingen, in de overzeesche bezittingen van het ryk gevoerd, enaldaarvan zegel voorzien, doch alleen voor zoo ver dezelve bier te lande in hoo ger beroep worden overgelegd;
64». Alle stukken betrekkelijk regtsgedingen in zake van de Rgnvaart;
63°. De ontwerpen der statuten van naamlooze maatschap-pyen, over te leggen by de kennisgeving lot oprigting derzelve aan het departement waartoe zulks behoort; (K. 36.)
66». De mcmorlën van aangifte in zake van successie, wanneer de aangevers onvermogend zyn, mits van het onvermogen dier personen, door eene verklaring van het bestuur hunner woonplaats, blyke; geiyk mede de negatieve memoriën van aangifte, mitsgaders alle minuten cn expeditiën van acten van eedsaflegging, ter voldoening aan de wetten op het regt van successie; (Sb. 1817, n». 37; 1832, n». 29.)
67». De klagten of bezwaren, in te dienen door ingezetenen, die vermcenen verkeerd of te boog te zyn aangeslagen op het goedgekeurde kohier van den accyns bü uitkoop of admodiatie;
68». Het afschrift van de tienjarige tafels van den burgeriy-ken stand, tergriffle van de regtbank hlyvende berusten;
69°. De onderhandsche acten van verhuring, onderverhuring, huurvernieuwing, overdragt of wederafstand van huur van onroerende goederen, wanneer de huurprys en lasten zoo als in
ion
ill titel. Van üe vrystetlimje». 1«!
arl. 41, no. l, is bepaald, le zamen genomen, over den geheeleii huurljjd, de som van f 30 niet te boven gaan;
70°. De exploiten en alle verdere stukken liet vonnis van toe wijzing voorafgaande, mitsgaders de vonnissen betrekkelijk de geregteljjke uitwinning van on roerende goederen, tot invordering der directe betastingen;
71». Kindelijk worden in stand gehouden de vrijstellingen, bepaald:
a. Bjj het Burgerlijk wetboek en het wetboek van Burgerlijke Regtsvordering; (B. 429, 521. R. 858, 8(1quot;, 8quot;2.)
b. BU de wet van den llden Julij 18U {Staatsblad im. quot;!t),op de jagt en visscberU; (quot;)
c. Bü de wet van den 29sten Maart 1833 (Staatsblad n». 4), op de personele belasting;
d. Bij de wet van den 29sten Maart 183:1 {Staatsblad nlt;gt;. 3), op het gemaal;
e. Bü de wet van den 26sten December 1833 {Staatsblad n». li), en van den 30stcn December 1830 {Staatsblad riquot;. 37), op den turf;
(. Bü de wet van den Oden Junij 1840 {Staatsblad no. n), omtrent den vrijdom van lasten ter zake van landontginningen en landverbeteringen;
(/.By art. 4 en 9 der wet van den 30sten Mei ISIO {Staatsblad nquot;. 10), betrekkelijk de wederinvoering eener belasting oi) de runderen, paarden en schapen, enz.;
h. Bü art. 10 der wet van den 20sten Mei 1811 (Staatsblad n». 14), houdende nadere bepalingen nopens de consignatie van ctfecten aan toonder, welke aan minderjarigen of aan onder curatele gestelde personen toebehooren;
i. Bü art. 10 der wet van den 29sten Mei 1841 {Staatsblad nquot;. 19), betrekkelijk de onteigening ten algemeenen nutte
k. Bij art. 29 der wet van den 29stcn Mei 1841 {Staatsblad no. 20), houdende bepalingen omtrent de gestichten voor krankzinnigen;
l. Bü art 8 der wet van den 9den October 18il {Staatsblad no. 42), betrekkelijk de regtsmagt der hoogeen andere heemraadschappen, dyk- en polderbesturen, enz.; en
m. Bü de wet van den Iden .lulü 1842 {Staatsblad n0. 16),be-trekkelük de overbrenging der onder de vroegere wetgeving in-gescbreven hypotheken en privilegiën in de thans bestaande nieuwe registers.
B. Van bet zegelregt, hiervoren bü art. 18 vastgesteld, zün uitgezonderd:
lo. De advertentiën, bekendmakingen en aankondigingen,door openbare autoriteiten en instellingen gedaan, andere dan die, welke lot aanbestedingen, verkoopingen, verhuringen of verpachtingen betrekking hebben;
2o. Die, welke uitsluitend eene oproeping tot liefdadigheid of mededeeling van ontvangene giften ten onderwerp hebben;
(') Nu vervangen door de Wet van den 0 Maart 1852 {5().n.47).
/Kelt; up hel veql van zegel
3quot;. Die betrekkelijk den geregleiyken verkoop van roerende en onroerende goederen, tol invordering der directe belastingen ;
ilt;gt;. De programma's van genootschappen van algemeen nut tot bevordering van kunsten, wetenschappen en nyverheid.
C. Van hel zegolregt, hiervoren bi) art. 22 vastgesteld, zijn irygesteld:
1°. Alle drukwerken, waarvan het papier geene grootere oppervlakte heeft dan twee vierkante Nederlandsclie pul men; met uitzondering der dagbladen, couranten en nieuwspapieren; (*)
2quot;. De aanduidingen, waarbU de perceelen, waarop dezelve zyn aangeslagen, eenvoudig uit de hand te koop of tc huur worden gesteld;
3°. De navolgende aanplakhiljelten, tc weten: die, welke van wege hut openbaar gezag zyn uitgegeven; die bctrekkeiyk de onteigening van onroerende goederen, on de afkondiging der kohieren van de directe belastingen;
4°. De berigten in den vorm van brieven, mits verzegeld en voorzien van het adres der personen aan wie dezelve bepaaldelijk zijn gerigt;
S». De catalogussen van boekverkoopers, den by hen voorhanden voorraad van boeken aanwyzende, mitsgaders van leesbibliotheken; alles vour zoover de hoeken niet in het openbaar,aan de meestbiedenden, bij opveillag of afslag, worden verkocht;
B0. Muzijkwerken;
7°. Prospectussen van boekwerken;
8°. Tydschriften, kunsten en wetenschappen betreffende, slechts eens in de maand in het licht komende en ten minste twee vellen druks beslaande.
VIERDE TITEL.
JUjemeene verpliglingen.
28. in alle zaken, waarin het rijk met byzondere personen, met openbare of aan openbaar gezag onderworpene instellingen, provinciale of plaatseiyke besturen is betrokken, zal het zegel-regtdoor dezen worden gedragen.
Insgelijks zullen byzondere personen, welke aan opgemelde instellingen en besturen quitantie geven, of qnitantie van dezelve ontvangen, het daarvoor verschuldigde zegelregt moeten dragen, ten ware daaromtrent anders mogt zyn overeengekomen.
Niettemin zullen voormelde instellingen cn besturen jegens het ryk aansprakeiyk biyven voor de regtcn, zoo mede voor de beloopen boeten, behoudens derzelver verhaal op de byzondere personen.
29. De ambtenaren van den burgeriyken stand, de ontvangers en pachters van plaatseiyke belastingen en inkomsten, de secretarissen, gaarders, ontvangers en rentmeesters van stedelgke-
(quot;) Deze uitzondering is bggevoegd door de Wel van den Hden December 181i {Staalsblad n». 86).
iv. titel. Algemeene verpliglingen.
en gemeenle-besluren, van gestichten, dijk- en poldei-beituien, lieemraadstliappen, wateringen en waterschappen, en van alle openbare instellingen, mitsgaders alle verdere ambtenaren, belast met het houden ot bewaren van registers en stukken, en een iegelijk, aan wien hel bewaren van archieven en minuien van openbare acten by de wetten is opgedragen, — zijn verpligt om hunne acten en registers aan het zegel onderhevig, zonder verplaatsing derzelve, aan de ambtenaren van het zegel te ver-toonen, en toe te laten, dat deze daarvan inzage nemen, zoo dikwijls zg, ter verzekering van de rigtige toepassing dezer wet, zulks noodig zullen oordeelen.
Van deze vertooning zyn uitgezonderd de acten van uiterste wil en alle andere acten, uitsluitend houdende beschikkingen ter zake des doods, alsmede de daartoe beboorende omslagen, acten van superscriptie en van teruggave, en zulks gedurende liet leven dergenen, op wier verzoek dezelve zijn opgemaakt. (B. 9-9, 981, 98quot;.)
Geene inzage zal gevorderd kunnen worden op zondagen, noch anders dan tusschen acht ure des voormiddags en vier ure des namiddags, en zullen de ambtenaren, tydens hunne verilicatien, niet kunnen vorderen dezelve langer dan vier uren daags voort te zetten.
In geval van weigering van vertoon of inzage, of van verzet tegen het Ier plaatse opmaken der processen-verbaal van overtreding, zullen dq, beambten zich doen vergezellen door eenen commissaris van policie, of door zoodanig ambtenaar die deze functiën bekleedt, welke een cn ander gehouden zijn, om aan üe uitnoodiging daartoe onmiddeliyk gevolg te geven, op straffe van persooniyk verantwoordelijk te blyven voor de hierna vel-melde boete.
Het proces-verbaal, wegens de bovengemelde weigering opgemaakt, zal door beide de heambten onderteekend worden.
Er zal door de personen, in den aanhef van dil artikel opgenoemd, verbeurd zyn eene boete van vijftig ijulden, telkens wanneer zij weigeren hunne registers, acten en schrifturen aan de opgemelde beambten te vertoonen, daarvan inzage te geven, of van de bovondene overtredingen bA noodige proces-verbaal te laten opmaken.
30. Hel is aan de ambtenaren van de registratie en hel zegel verboden eenig sluk, hetwelk niet overeenkomslig deze wet is gezegeld, zonder betaling van boete, van zoodanig zegel te voorzien.
Het is wgders aan de ambtenareu der registratie verboden acten of stukken te registreren, welke niet op hel vereischte zegel geschreven, of niet daarvan voorzien zyn, alvorens de verschuldigde zegelregten en boelen betaald zijn, geluk mede 0111 acten van protest van wisselbrieven en ander handelspapier te regislreren, zonder zich het geprotesteerde sluk te doen vertoonen.
Jioglans zullen de bewaarders der hypotheken de, krachtens zoodanige acten, van hen gevorderde formaliteiten mogen be-
103
104 , We/ op het regt van zegel.
werkstelligcn, maar die acten terug houden, ten einde de invordering der daarvoor verschuldigde regten en hoeten te vervolger..
Voor iedere overtreding van dit artikel is verheurd eene boete van vijf en Iwinlig qulden.
VIJFDE TITEL.
Van de vervolgingen en verjaringen.
31. In geval van overtreding dezer wet, moet, behalve di' hoete, gelüktydig het niet ot te min betaalde regt, hetwelk nos mogl verschuldigd zijn, worden betaald.
Er is voor eene en dezelfde overtreding, ofschoon twee of meermalen in hetzelfde stuk begaan, slechts ééne hoete verschuldigd.
32- Voor de zegolregten en hoeten zijn, ieder voor liet geheel, aansprakelijk.
1». Al de contracterende partijen in wederzijds verbindende onderhandsche acten;
i0. Al de onderteekenaren van eenzijdige onderhandsche aden;
3». De schuldeischers en schuldenaars, voor de onderhandsche acten van schuldbekentenis, schuldvordering, iiuitantie en kwijting, alsmede al degenen, die de ongezegelde of op ontoereikend zegel gestelde ohligatiën en verdere stukken, vermeld lig art. 21; n0. 5, binnen het rijk zullen hebben uitgegeven, of de betaling van interessen of aflossing van hoofdsommen hier te lande bewerkstelligd of zich daarmede belast zullen hebben;
4°. Al degenen, welke de aan hel zegel onderhevige registers houden of voor hen door anderen doen houden;
Eindelijk zijn voor de boeten, vermeld bjj de art. 23 en 24, ieder voor het geheel, aansprakelijk de drukkers; zoo mede ook, met betrekking tot de boete by art, 2« vastgesteld, allen die ongezegelde, aan het regel onderhevige drukwerken uitgeven, verspreiden, aanplakken of doen aanplakken, rondbrengen of, het zij voor het publiek, het zU in societeiten of op plaatsen van openbare bijeenkomsten en herbergen, ter lezing houden of voorhangen.
33. De ambtenaren van de registratie en hel zegel zgn ver-pligt, alle aden, stukken en registers, welke hun ter hand komen of hun worden aangeboden, en welke niet van behoorlijk zegel z.yn voorzien, of niet naar bet voorschrift van art. 15 zyn opgemaakt, aan te houden, ten einde, na beteekening van hel proces-verbaal, in het volgend artikel vermeld, bij hetzelve te worden gevoegd, ten zy partyen, door mede-onderteekening van bet proces-verbaal, de daarin vermelde daadzaak erkennen of de verbeurde boeten en verschuldigde regten betalen:
Wanneer de in dit artikel bedoelde acten, stukken en registers berusten in openbare bewaarplaatsen, zullen de ambtenaren kunnen volstaan, met daarvan in het op te maken proces-verbaal van overtreding te doen blyken. Onder de bepalingen van dit arlikel zyn niet begrepen de stukken, vermeld by n». 2 en !gt; van art. 21.
v. titel, yau de vervolgingen en verjaringen. 105
34. De ambtenaren van de regislralie en het zegel zullen van alle overtredingen, In zake van zegel door hen ontdekt, dadelijk proces-verbaal opmaken, wanneer de regten en boeten niet on-middellgk warden betaald.
Bovendien zyn alle ambtenaren en bedienden van justitie en policie, zoo mede de ambtenaren by de posterijen bevoegd, van de overtreding dezer wet, voor zoo veel aangaat het zegel op gedrukte stukken, behandeld in de 4de afdeeling van den 2dcn titel dezer wet, by proces-verbaal te doen blyken, met aanhouding des noods der stukken, waarin de overtreding is begaan, en verpllgl dezelve, met het proces-verbaal, te overhandigen aan den ontvanger der registratie ten naastby gelegen kantore, lei-verdere vervolging.
De processen-verbaal zullen, binnen dertig dagen na de opraaking, aan partijen worden heteekend, by gebreke waarvan het regt tot vervolging zal vervallen zijn.
35- De invordering der regten en boeten, in zake van zegel verschuldigd, zal geschieden bij dwangbevel, uitgevaardigd door een ambtenaar van het bestuur, en uitvoeriyk verklaard door een kantonregter der plaats, alwaar die ambtenaar zijne gewone function uitoefent.
Het dwangbevel en hel proces-verhaal, waaruit de overtreding blijkt, zullen, bij een en hetzelfde exploit, aan partyen betcekend worden.
De verdere vervolgingen en regtsgedingen zullen, behoudens hel bepaalde bij hol volgende artikel, behandeld worden op den voel en op de w yze, hy de wetten op de registratie vastgesteld.
36. Het bewijs door getuigen wordt toegelaten ten aanzien van alle overtredingen van de art. (i, 21, n». 5, art. 23 en 20.
37. Door verloop van twee jaren verjaren:
o. De vordering van regt en boeten, verschuldigd wegens overtreding van art. 8; te rekenen van den dag der registratie van acten en vonnissen, waarbij van stukken, niet van behooriyk zegel voorzien en niet van bet zegel vrygesleld, is kennis genomen, of waarin uit dezelve is gehandeld of gebruik gemaakt;
6. De vordering van hel regt, bepaald hy artikel 18 en voor de boete hy art. 19 vastgesteld; te rekenen van den laatsten dag des termyns, binnen welken de dagbladen en nieuwspapieren hadden moeten worden ingeleverd;
c. De vordering van niet of te weinig geheven regten boelen, verschuldigd op stukken, welke zyn geregistreerd; te rekenen van den dag der registratie;
d. De vordering van teruggave van te veel betaalde regten en boelen, in de gevallen hy art. 18 en 19 voorzien en in alle andere gevallen, waarin de zegel regten of boeten op vordering der ambtenaren van de registratie en bet zegel zyn voldaan; te rekenen van den dag der betaling.
Voor verkeerdeiyk gebruikte zegels wordt geene vordering van teruggave toegelaten.
38 De verjaring wordt gestuit door regtsvorderingen, heteekend aan dogenen, welke men de verjaring wil beletten, vóór
IVd up lid rent eau zeijel.
het verstrykeu va» den termyn; wanneer ecliler de aangevangen reglsvervolging gedurende een Jaar niet wordt voortgezet is de vordering vervallen.
39- In de termijnen, liij deze wet vastgesteld, is niet begrepen de dag van welken zij beginnen le loopen, doch wel die waarop zij eindigen.
Indien de laatste dag eens teruiijns op eenen zondag invalt zal dezelve eerst den volgenden dag veiioopen zijn. (R. li.)
Tramiluire bepalingen.
40- Al de thans beslaande zegelstempels, mitsgaders al bet oTereenkomstig vroegere wetten gezegelde papier, hetwelk thans nog ongebruikt voorhanden is, met uitzondering echter van de formaat zegels van 15 centen, en behoudens bet bepaalde bij artikel il en ij worden op bel oogenblik van de invoering dezer wet builen gebruik gesleld.
Het voormelde buiten gebruik gestelde gezegelde papier zal, mits het zich in zoodanigen staat bevinde als waarin hetzelve door het bestuur werd uitgegeven, gedurende mie maand na de invoering dezer wet, by de ontvangers met het debiel van hel zegel belast, tegen nieuw gezegeld papier van eene gelijke of hoogere waarde, met hybelaling van hel suppletoir regt, zoo dal verschuldigd is, kunnen norden Ingewisseld.
41- Onverminderd bel bepaalde bü bel vorig artikel, zal het formaat-zegel, hetwelk op het «ogenblik van de invoering dezer wet nog onbeschreven in de registers van den burgerlijken stand, de repertoria en alle verdere registers voorhanden is, by voortduring kunnen worden gebruikt, mits vooraf, doch in allen gevalle binnen den tyd van eéne maand na de invoering dezer wet, voor suppletoir regt worde bijbetaald, zonder bijvoeging van opcenten ;
10 centen voor ieder ongebruikt zegel van 90 et.
13 ............» » .. 60 ..
05 •» ». n -i « » i5 »•
en van deze hybelaling door eene verklaring van den ontvanger van de registratie en het zegel biyke.
Zullende de zegels van 30 centen, welke zich In opgemelde registers bevinden, zonder bijbelaling van eenige verhooging, kunnen worden gebruikt.
Voorts zal bet naar de vroegere wetten buitengewoon gezegeld papier voor dagbladen, catalogussen en andere drukwerken, gedurende ééne maand na de invoering dezer wel, kunnen worden gebruikt.
42. Het gezegeld papier, mitsgaders hel ongestempelde zegel-papier, hetwelk, bij de invoering dezer wet, by het bestuur zal voorhanden wezen, kan, zoo lang die voorraad strekt, en na vooraf overeenkomstig deze wel le zgn gestempeld, worden gebruikt als volgt:
Hel groot registerpapier van »0 centen, tol het gezegeld pa-papier vermeld bij artikel 11, n0. I.
Transitoire bepalingen. Slolbepaiinyen. 107
Het regislerpapier van «0 centen, tot het gezegeld papier vermeld by artikel 11, nquot;.
Met middelbaar papier van IS centen, alsmede het gezegeld papier bestemd voor huureedullen, tot het gezegeld papier vermeld by art. 11, no. 3, mitsgaders tot hel gezegeld papier in groot formaat, vermeld bij de 5de zinsnede van art. 20.
Het klein papier a 30 centen, tot het gezegeld papier vermeld bij art. U, n». i, en eindelijk het papier bestemd voor wisselbrieven, enz., tot het gezegeld papier in klein formaat, vermeld bij de üde zinsnede van art. 20.
43- Een afdruk van iederen nieuwen zegelstempel, op het midden van het vel geschroefd of geslagen, zal van we ge het departement van financiën worden neder gelegd ter grillie van den hoogen raad, van de provinciale hoven en arrondissements-reglbanken, en een gelijk afdruk toegezonden aan de algemeene Rekenkamer.
Slolbepatingcn.
44. Het is aan den Koning voorbehouden, in bijzondere gevallen, of in het algemeen belang, kwijtschelding of vermindering van regt en boeten te verleenen
45. Te rekenen van den dag van het in werking brengen dezer wel, zijn alle vroegere wettelijke verordeningen op het regt van zegel vervallen, behoudens do vrijstellingen, vermeld in art. 27, onder no. 71.
Zij blijven echter derzelver kracht en toepassing behouden len aanzien van alle aclen, stukken, geschriften en drukwerken, waarvan het bewezen is dat zij vóór dat tijdstip opgemaakt of gedrukt zijn.
46- Deze wet zal in werking komen op liet nader door de» Koning te bepalen tydslip.
Lasten en hevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriele Departementen, Autoriteiten, Collegiën en Ambtenaren, wien zulks aangaat,aan denaauwkeu-rige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's Oravenhage, den 3den October 1843.
[geleekend) WILLEM.
Van wege den Koning, Ue Directeur van het Kabinet des Konings, {geleekend) A. u. A. van rafpard.
Uitgegeven den zesden October 1853. De Directeur van het Kabinet des Konings, [geleekend) A. G. A. VAJf happakd.
VAN DEN ilden AMUL 1862, HÜDDENDE AFSCHAFFING VAN HET
ZEGELREGT op DE GEDRUKTE STUKKEN EN op DE ADVER-
TENTiêx in de nieuwspapieren. [Slaalshlad nquot;. 60.)
Wli Willem ui, LU de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooien lezen, salut! doen Ie weten:
Alzoo Wg in overweging hebben genomen, dat bet noodzakelijk is het zegelregt op de gedrukte stukken en op de adver-tentien in de nieuwspapieren af te scballen;
Zoo is het, dat Wy, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, bobben goedgevonden en verstaan, gelijk Wg goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1.
Het zegelregt op de gedrukte stukken en op de advertentiën in de nieuwspapieren wordt met den laalsten dag der maand .luny van het jaar 1869 afgeschaft.
2- Arl. 19 der wet van ü October 1843 (Slaatsblad n». 47) blyft van kracht ten aanzien van de zegelregten op advertentiën, geplaatst in bladen, welke vóór den Islen July 1869 zyn gedrukt en uitgegeven.
Lasten en hevelen, dat deze in bet Slaatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Collegiën en Ambtenaren, wlen zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's Gravenhage, den 9den April 18B9,
Ujelcekend) WILLEM, l)c Minister van Financiën, {yeteekend) van rosse. Uitgegeven den tienden April 1869,
De Minister van Justitie, [qeteckend) van lii.aar.
van den 28sten augustus 1851, regelende de onteigening ten algeheenen nutte, {.Staatsblad nquot;. 125).
boissevain. De wet van 28 Augustus 185t in hare beginselen en strekking toegelicht (Arnh, 1833), — van andel. Over de onteigening ten algemeenen nutte volgens de wet van 28 Augustus 1851 (Leid. 1857). — de wit hamer, De wet van 28 Augustus 1851 met aanteekeningen ('rgt; liltcratui!) (Schoonh 1865).
i. titel. Ocer onteigening in gewone gevallen.
Wü Willem in, bü de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen die deze zullen zien of hooien lezen, salut! doen te weten :
Alzoo Wy in overweging genomen liebhen, dat het noodzakelijk is, de onteigening len algemeenen nutte, in overeenstemming met art. 1i7 der Grondwet, by de wet te regelen;
Zoo is het, dat Wy, den Raad van State gehoord, cn met gemeen overleg der Statcn-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan by deze:
U.GEMEENE BEPALINGEN.
Artikel 1.
Onteigening ten algemeenen nutte kan in hel publiek belang van den Staat, van eene of meer provinciën, van eene of meer gemeenten, en van een of meer waterschappen plaats hebben.
2 In dat publiek belang kan ook ten name van byzondere personen of vereenigingen, aan wie de uitvoering van het werk, dat onteigening vordert, is toegestaan, worden onteigend.
3. Als eigenaars van het goed waarvan sprake is, worden zy beschouwd, die als zoodanig n de registers van het kadaster voorkomen, en bij gemeenen eigendom, uit die registers biyk-haar, ook de mede-eigenaars.
Desniettegenstaande kan ieder, die beweert eigenaar of medeeigenaar te zyn, en niet in het geding van onteigening is geroepen, aan den regter verzoeken, daarin te mogen tusschenkomen, zoolang de eindconclusiën door pariyen niet genomen zijn. Hetzelfde regt hebben derdo belanghebbenden, waaronder verstaan worden huurders, en zy die zakeiyke regten op het goed hebben.
By tegenspraak der hoedanigheid van eigenaar, mede-eige-naar of derde belanghebbende, wordt de onteigening met de overigen voortgezet en zal bij, die beweert eenig regt op de zaak te hebben, dit alleen op de schadevergoeding kunnen uitoefenen, die in dat geval wordt geconsigneerd.
4. De bepalingen van het Wetboek van Burgeriyke Regtsvor-dering zyn op het geding van onteigening toepasselijk, voor zooveel daarvan bij deze wet niet is afgeweken.
EERSTE TITEL.
Over onteigening in gewone gevallen.
hoofdstuk i.
Over hetgeen aan de verklaring van hel algemeen ml vooraf behoort te gaan.
5. Geene verklaring van algemeen nut wordt voorgesteld, dan nadat de belanghebbenden in staat zyn gesteld, bunne bezwaren daartegen te doen booren
6. Te dien einde doet, nadat eenig werk van algemeen nut
Ifl»
110 H'et regelende de onteigening len algemeenen nutle.
is ontworpen, hel lielrokken Dcpnrlemenl van algemeen bestuur aan hel hesluur van iedere gemeente, hinnen welke vermoedelijk ten behoeve van dal werk eigendommen zullen te onteigenen zjjn, een uitgewerkt plan met uitvoerige kaarten en grondteekeningen van dat gedeelte, hetwelk onder die gemeente gelegen is, toekomen.
De vermoedelijk tc onteigenen eigendommen worden met hunne kadastrale nommers en de namen hunner in de registers van liet kadaster aangeduide eigenaars, duidciyk aangewezen,
7. Ten minste gedurende dertig dagen worden die plannen, kaarten en grondteekeningen op de secretarien der gemeenten, ter inzage van een ieder, nedergelegd.
Van die nederlegging wordt door de hoofden der gemeentebesturen én in de Staalsrourani en ineen der dagbladen hunner provincie en gemeente, of, bu het anthreken daarvan, in dat eener naburige plaats kennis gegeven, Zü wordt daarenboven door hen op de gebruikelijke wüze aan de ingezetenen bekend gemaakt.
De kosten worden door den Slaat vergoed, die ze verhaalt op hen ten wier name het werk wordt ontworpen,
8 De belanghebbenden moeten binnen dertig dagen na de aan hel slot van het vorig artikel vermelde bekendmaking hunne bezwaren, mondeling of schrifleiyk, aan hel collegle van burgemeester en wethouders der gemeente, hinnen welke de aangewezen goederen gelegen zp, opgeven. Dit brengt die bezwaren,'waarvan hel in hel eerste geval proces-verbaal, door be-langhebhenden te onderteekenen, opmaakt, len spoedigste ter kennis van het bij het werk betrokken Departement van algemeen bestuur en voegt er zijn advies over de ingebragle bezwaren by,
9, Wanneer lot hel maken van hel plan, gravingen, opme-lingen, of bel stellen van leekenen op iemands grond noodig geacht w orden, moeten de bruikers dier goederen dit gedoogen, mits hun dit twee maal vier en twintig uren te voren door hel hoofd van het gemeenlebestuur schriflelijk zij aangezegd.
De schade, daardoor veroorzaakt, wordl door den kanton-regler begrool, en door den Staat vergoed Deze verhaalt die kosten op hen. ten wier name liet werk wordl ontworpen,
■ HOOFDSTUK II,
Over de eindaanwy zing der te onteigenen perceelen.
10 Hot voorstel van wel lot verklaring van het algemeen nul, wijst den aard en de strekking, zoomede de hoofdpunten ter bepaling der algemeene rigling van het werk aan, en, by kanalen en wegen, zooveel mogeiyk de gemeenten, door welke zy zullen loopen.
Nadat die verklaring wel is geworden, benoemen Gedeputeerde Slaten eene of meer commissiën uit hun midden, die, bygcslaan door eenen, van wege het algemeen bestuur aan te wgzen ingenieur en hel hoofd van hel betrokken gemeentebe-
I. TITEI/. Over onteigeninn inyewone gevallen. III
sluur, zich in alle gemeenten vervoegen binnen welke, volgens het plan, een of meer perceelen tc onteigenen zy, tquot;quot; einde de l-czwaren der belanghebbenden tegen dal plan aan te hooren.
Die commissien moeten hare werkzaamheden, met Inbegrip van de inzending van het proces-verbaal, in art. i:t vermeld, binnen zes weken, van den dag harer benneming af, volbragt hebben.
11. Uiteriyk veertien dagen vóór dal de commissie zich naar eenige gemeente begeeft, wordl, door de zorg van het heofd van hel gemeentebestuur, tijd en plaats, op welke de commissie bg-een zal komen, op de 'gebruikelijke wijze aan de ingezetenen bekend gemiinkt. Ken en ander wordt levens in de .Slnulscou-runt, benevens in een of meer dagbladen der provincie, door Gedeputeerde Stalen daartoe aan te wyzen, aangekondigd. De kosten komen ten laste van hen, len wier name bel werk wordl uitgevoerd.
De belanghebbenden worden daarbü tevens opgeroepen.
12. Zoo spoedig mogeliik, en Ie;, minste veertien dagen vóór de zamenkomst der commissie binnen eenige gemeente, moeten de uitgewerkte plans van bet werk met de kaarten en grond-leekeningen, voor zooverre deze stukken die gemeente betreffen, op dc secretarie dier gemeente Ier inzage van een ieder nedergeiegd worden. Mei tweede lid van art. 6 is hier toepasselijk. Do bekendmaking geschicdl op de wijze en len koste als in bet vorige artikel vermeld.
De stukken blijven Ier inzage van een ieder liggen, lol dat de commissie hare werkzaamheden binnen die gemeente heefl volbragt.
Een uitgewerkt plan van hel geheele werk is, van het lyd-stip, in art. tl aangewezen, tot d;'t dc commissie hare werkzaamheden heeft volbragt, ter inzage van een ieder, hetzij ter secretarie van eene der gemeenten, door welke hel werkt loopt, betzy ter griflie van de provincie.
13. Van demondeling bij haar ingekomen klaglen maakt de commissie proces-verbaal, door de klagers te onderteekenen, op. en zendt dit met de baar scbrlftelük medegedeelde bezwaren, benevens bare meening daaromtrent, aan het by het werk be-Irokken Departement van algemeen bestuur.
Van dal proces-verbaal en dal advies moei een afschrift op de secretariën der gcmeenlen, binnen «elke de commissie hare zillingen gehouden heefl, voor ieder, die dit verlangt Ier lezing liggen. Ieder kan er len zijnen kosle een afscbrifl van nemen.
14 Nadal de stukken by liet Departement zijn onderzocht, geschiedt de eindelyke aanwyzing der perceelen, welke onteigend moeten norden, door aanhaling van de plans of kaarten, waarop die perceelen naauwkeurig zijn aangewezen, en vermelding van hunne kadastrale nummers en dc namen der in dc registers van hel kadaster aangeduide eigenaars. Die aanwyzing geschiedt door Ons lilnnen acht maanden, nadat de com-missiim haren arbeid hebben volbragt.
Wanneer Onf besluit niet binnen dien lyd genomen is, ver-
112 tv et regelende de onleifienittg ten ulgemeenen nutte.
valt de wet, waarbij bet algemeen nut verklaard is. Geene nieuwe wet mag daaromtrent voorgesteld worden, dan nadat op nieuw de formaliteiten, lig art. 5 en volgende voorgeschreven, plaats hebben gehad.
Indien andere perceelen, dan welke bij het eerste plan vermeld zijn, moeten worden onteigend, worden de bepalingen der vier voorgaande artikelen ten aanzien dier perceelen toegepast.
15- Ons besluit wordt in de Staatscourant en in een of meer daarbU aan te wgzen dagbladen openbaar gemaakt. Het wordt daarenboven door de hoofden der gemeentebesturen, binnen welke perceelen te onteigenen zijn, op de gebruikelijke wijze aan de ingezetenen bekend gemaakt.
16. Perceelen, dio onteigend moeten worden ten gevolge van veranderingen in de door de aanwijzing, in art. 14 genoemd, vastgestelde rigting, worden mede door Ons op de wijze en binnen den tyd, by dat artikel bepaald, aangewezen.
Ons besluit deelt de redenen mede, welke de verandering hebben doen noodig keuren. Het wordt op de wijze, bij art. 15 vermeld, ter algemeene kennis gebragt.
Het heeft geencrlei kracht, zoo de formaliteiten, btf artt. 1», 11,12 en 13 voorgeschreven, daaraan niet zijn voorafgegaan.
HOOFDSTUK* III.
l'an het geding tol onteigening.
17. Zoodra Ons besluit bet te onteigenen goed heeft aangewezen, moet de onteigenende party den eigendom, vrg van alle lasten en regten, daarop rustende, hg minnelgke overeenkomst pogen te verkrijgen.
Zg kan er echter erfdienstbaarheden op gevestigd laten.
Wanneer het eigendommen betreft, welker vervreemding volgens de wet niet zonder magtiging van regterlgke of administratieve magt kan pfaats hebben, is die magtiging ook in dit geval noodig. De eigendom mag voor geenen lageren prijs worden afgestaan daar waarop dia vóór de magtiging geschat zal weien, door drie deskundigen, door de bevoegde arrondissementsregt-hank te benoemen;
De acte van overdragt wordt op de wijze, bg de wet bepaald, in de openbare registersten kostederverkrijgersovergescbreven.
18. Ingeval de onteigenende partij gcene overeenkomst heeft kunnen Irtlfen, doet zy de eigenaars in Ons besluit aangewezen, voor de arrondissementsregtbank, onder wier regtsgebied die goederen gelegen zgn, dagvaarden, ten einde de onleigening dier perceelen te booren uitspreken, en hel bedrag der schadeloosstelling te booren vaststellen.
Indien de, aan denzelfden eigenaar toebehoorende goederen, die onteigend moeten worden, in verschillende arrondissementen ?yn gelegen, wordt de dagvaarding gedaan voor de regtbank, onder welker ressort de hoofdplaats der bebouwing behoort, en bg gebreke van zulk eene hoofdplaats, voor eene der regtbanken, binnen welker ressort een of ander gedeelte der goederen gelegen is, ter keuze -san de onteigenende partg.
i. titel. Over onteigemng in gewone gevallen. 113
19. In het geding ter onteigening treden, wanneer de uitvoering van hel werk aan liijzomlere personen ot vereenigingen is toegestaan, deze als eischende party op. Waar dit het geval niet is, wordt liet geding op naam van Onzen Commissaris in de provincie gevoerd, of, indien de onteigening alleen liinnen eene enkele gemeente gevorderd wordt, op naam van hot hoofd van het gemeentebestuur.
In het publiek belang van een waterschap kan het geding ook op naam van het bestuur van dat waterschap worden gevoerd.
20 Wanneer de eigenaar buiten het koningrijk woont, of zyne woonplaats onbekend is, wordt het geding gevoerd legen den gevolmagtigde of bewindvoerder, indien een zoodanige binnen het Koningrijk bekend is, en, zoo ook deze onbekend is, tegen een derde, binnen het ressort der regtbank wonende,en door deze op verzoek en ten koste der onteigenende party, te dien einde te benoemen. De alzou benoemde kan, bij het ophouden zijner betrekking, het loon van den bewindvoerder eens afwezige en daarenboven do gemaakte onkosten in rekening brengen.
Desniettemin is de eigenaar geregtigd ten dage, in art. -23 genoemd, op de dagvaarding, aan den gevolmagtigde, bewindvoerder of door den regter benoemde gedaan, te verschijnen, in welk geval de dagvaarding als aan hem geschiedt wordt beschouwd en het geding tegen hem wordt gevoerd.
21- Be onteigening van al de binnen het regtsgebied derzelfde arrondissement-regtbank voor hel werk noodige en niet by min-neiyke overeenkomst verkregene eigendommen moet te geljiker tyd gevraagd worden, opslralle van veroordeeling van den eischer in al de kosten van de gedingen, over later aangevraagde onteigeningen gevoerd.
Deze bepaling is niet van toepassing op perceelen, krachtens art. lli ter onteigening aangewezen.
22- Dc dagvaarding moet, op slralTe van nietigheid, de som, welke als schadeloosstelling aangeboden wordt, vermelden.
23. Ten minste drie dagen vóór de verschijning legt de onteigenende partij tot staving van haren eisch, ter grillie van de regtbank over;
1°. Ons besluit, waarbij de te onteigenen perceelen worden aangewezen;
2°. een door het hoofd van het gemeentebestuur afgegeven be-wys, dat de commissie tot aanhooring van de bezwaren der belanghebbenden zitting gehouden beeft in de gemeente, binnen welker kring het goed, welks onteigening gevorderd wordt, gelegen is; alsmede de Staatscourant,viaarin die zitting ten minste veertien dagen le voren is bekend gemaakt;
3'. een mede door het hoofd van het gemecnlebesluur afgegeven bewijs, dat de uitgewerkte plans met de daarbij behoorende kaarten en grondteekeningen overeenkomstig arl. {-2 op do secretarie der gemeente gelegen hebben; en, zoo bet plan, in hel laatste lid van dat artikel genoemd, Ier grillie van dc provincie was ncdergelegd, een daarvan door den srillicr der Staten afgegeven bewijs.
114 IVet regelende rle onteigening ten algemeenen nutte.
24- Dereglliank behandelt zaken, aangaande onteigening ten algemeene nutte, vóór elke andere.
Ten dage dienende concludeert de aanlegger tevens lot benoeming van één of meer deskundigen, ter opneming der schade door de onteigening aan de eigenaars en derde belanghebbenden te veroorzaken.
Op denzelfden dag. of uiteriyk acht dagen daarna, geven de verweerders de gronden hunner tegenspraak by conclusie op.
Partüen kunnen in dezelfde teregtzltling hare conclusiën b'ii pleidooi breeder ontwikkelen.
Alle gronden van verdediging, zooexceptiën als die, welke de hoofdzaak aangaan, worden, op verbeurte van het regl om de overige in te brengen, te gelijker lyd voorgesteld.
Oproeping tot vrijwaring wordt niet toegelaten.
Indien van twee of meer gedaagden de een verschynt, de ander niet, wordt met den verschijnenden onmiddellijk voortgeproce-deerd, en de uilspraak geschiedt lunchen al dc parlijen hü een en hetzelfde vonnis, hetwelk als een vonnis op tegenspraak gewezen wordt beschouwd, en waar legen geen verzet toegelaten wordt.
Het openhaar ministerie neemt zijne conclusie in dezelfde te-reglzitting, of uileriyk binnen vyf dagen daarna.
Uiteriyk acht dagen na de leregtzitting doet de regthank uitspraak.
25. De regtbank kan aan de onteigenende party haren eisch niet toewijzen:
1°. wanneer de wet ontbreekt, waarbij het algemeen nut van het werk verklaard is;
2«. wanneer Ons besluit, waarbij de aanwijzing Ier onteigening der in de dagvaarding vermelde goederen is geschied, niet wordt overgelegd;
3°. wanneer het blijken mogt, dal de commissie tot aanhooring van de bezwaren der belanghebbenden bij de rigting van hel werk in de gemeenten, binnen welker kring het goed, welks onteigening gevorderd wordt, gelegen is, geene ziltlnggeliouden heeft, of wel dat ,de zilting niet vooraf in de Staatscourant bekend is gemaakt;
4°. wanneer de uilgewerkle plans met de daarbij behoorende kaarten en grondteekeningen niet overeenkomstig art. 1-2 op de •ecretarien der gemeenten Ier inzage gelegen hebben.
26. Tegen de uilspraak des reglers, houdende nietigverklaring van de dagvaarding of ontzegging van den eisch om eenige andere reden, wordt hooger beroep loegelalen.
27. Builen dc gevallen, in het voorgaande artikel genoemd, benoemt de regtbank een of meer deskundigen in oneffen getale.
Zy benoemt voorts een harer leden, om, vergezeld ran den grilller, als commissaris bij het onderzoek der deskundigen legen-woordig te zijn, en wijst het dagblad aan, waarin de aankondiging door het openbaar ministerie, in het volgend artikel verweid, moet geschieden.
i. titel. Over onteigening in gewone gevallen. 115
28- Hel vonnis der regtliank wordt door de onteigenende party aun de wederpartij lieteekend ten minste acht dagen vóórdien, waarop tiet onderzoek is bepaald, met oproeping om daarljy tegenwoordig te zijn. Ky afwezigheid der tegenpartij gaat het onderzoek door.
Binnen acht dagen, nadat het vonnis is gewezen, wordt het door de meest gereede party aan do deskundigen lieteekend.
l)e regtercommissaris hepaalt, met inachtneming van den meest mogelyken spoed, tyd en plaats van het onderzoek der deskundigen, en geeft daarvan onmiddellijk kennis aan het openhaar ministerie. Dit doet daarvan aankondiging in tiet dagblad, in het vonnis aangewezen. De grilTier roept de deskundigen op.
Derde helanghehhenden kunnen lig dat onderzoek tegenwoordig zyn, ten einde ook hunne schade te doen hegrooten.
29- De deskundigen leggen op de plaats des onderzoeks in handen van den regtercommissaris den eed af.
Zij kunnen op de gronden in art. I!l3fl van het hurgcriyk Welhoek vermeld, door partyen gewraakt worden.
De regtercommissaris heslist over de redenen van wraking, die niet dan vóór de eedsaflegging mogen worden voorgesteld. Van zyne heslissiug valt noch hooger beroep, noch cassatie.
In de plaats der deskundigen, die niet opgekomen zijn, of weigeren aan hunne verpligtingen te voldoen, als ook in de plaats van die, tegen welke bij de wraking beeft aangenomen, benoemt hü anderen. Indien ten gev olge hiervan het onderzoek moet worden uitgesteld, bepaalt de regtercommissaris daarvoor eenen naderen tyd, waarvan noch beteekening door partyen, noch aankondiging door liet openhaar ministerie geschiedt.
De regtercommissaris brengt de bepaling dezer wet omtrent de hegrooting der schadeloosstelling, voor zooveel ter zake ver-eischt wordt, onder de aandacht der deskundigen.
30- Partyen kunnen aan den reglercoiiimissai isen de deskundigen al die stukken mededeelen en al de gronden opgeven, welke volgens haar oordeel tot cene juiste bepaling der schade kunnen leiden.
31. Ook ambtshalve kan de regtercommissaris ten allen tyde die personen voor zich en voorde deskundigen doen verscbynen, w ier inlichtingen hy lol betere beoordeeling der zaak nuttig mogt achten.
Indien deze personen schadeloosstelling vorderen, wordt die door den regtercommissaris begroot en daarvan meldinggemaakt in bet procesverbaal.
32 De formaliteilen, bij het Wetboek van liurgeriykeRegts-vordering voorgeschreven omtrent bet getuigenverhoor cn het herigt van deskundigen, zijn ten deze niel toepasselijk.
33. Wanneer de deskundigen, of de personen, w ier verschy-ning de regtercommissaris gelast heefl, op den bepaalden tijd, schoon hehooriyk geroepen, niet opkomen, of zonder wettige redenen, weigeren den eed te doen, of de van hen gevraagde in-ichtingen te geven, worden zy door den regtercommissaris veroordeeld lot vergoeding der te vergeefs gedane onkosten cn tot
116 Wet regelende dc onteigeniny ten atgmeenen nutte.
eene lioele van niet meer dan vgf cn twintig gulden; alles onverminderd hunne geboudenheid jegens de purtijen lol vergoeding van kosten, schaden en inleressen.
Hij kan iien echter op linn verzet hy ongezegeld verzoekschrift, om hiliyke redenen, van de tegen henuitgesprokeneveroordeeling vrgslellen.
34- De grillier maakt een procesverliaal op, door den regter commissaris en hem te onderleekenen, van het bij het onderzoek gebeurde.
Hij neemt daarin de verklaringen op der personen, by hetoo-derzoek gehoord, welke verklaringen hun worden voorgelezen en door hen onilerteekend. I)e deskundigen doen hun advies in het procesverbaal opnemen of voegen het er onderteekendbü. In het eerste geval teekenen zy mede het procesverbaal.
Ingeval een deskundige of ander gehoord persoon niet kan teekenen of weigert dit te doen, wordt daarvan melding gemaakt in het procesverbaal, met opgave der redenen.
De deskundigen verklaren de gronden, waarop hunne bepaling der schadeloosstelling rust.
Zy begroolen ook de schadeloosstellingen aan derde belanghebbenden te betalen, voor zooverre die bij deze wet niet zynge-regehl.
In bet procesverbaal wordt de dag vermeld, waarop de neder-legging ter grillle, in hel volgende artikel voorgeschreven, zal plaats hebben.
35- Ken en ander wordt gedurende veertien dagen Ier inzage der parlyen als ook der derde belanghebbenden op de grillle ne-dergeli'gd, waarvan door'den grillier in een dagblad, door den reg-tercoinmissaris aan te wijzen, kennis wordt gegeven.
36- Gedurende die veerlien dagen kunnen partijen en derde belanghebbenden hunne bezwaren, na die aan de wederpartij te hebben beleekend, schriftelyk aan den regtercommissaris indienen.
37- alloop dier veertien dagen brengt de regtercommis-saris, in de eerstvolgende voor de behandeling van burgerlyke zaken bestemde tereglzitting, zijn rapport .uit, zonder dat er eenige verdere oproeping van partyen vereischt wordt.
Op dezelfde tereglzitting kunnen derde belanghebbenden con-clusien nemen, en, zoowel, als parlyen, hunne concluslen nader bü pleidooi doen ontwikkelen. Het openbaar ministerie neemt zyne concluslen in dezelfde tereglzitting of uiterlijk binnen acht dagen daarna.
Uiterlijk veertien dagen na die tereglzitting doet de regtbank indien zij geen gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, in art. 2:13 van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering toegekend, uitspraak over dc onteigening en over de schadeloosstelling, aan dc eigenaars en derde belanghebbenden uitlekeeren
38 Gebouwen, van welke een gedeelteonleigendwordl,moeten, op de vtr lering des eigenaars by zijne conclusie, in art. genoemd, door de onteigeuende party geheel worden overgenomen.
i. titel. Over onleiyening in iicioonc ijcvallen. it7
Ditzelfde zal met erven moeien gescliiedon, wanneerdezedoor Je onteigening tot een vierde hunner uitgestrektheid verminderen of kleiner dan tien vierkante iNederlandsche roeden worden.
Deze overneming kan echter niet gevorderd worden, wanneer het overgebleven stuk gronds onmiddellijk aan een ander erf van denzelfden eigenaar grenst.
39. Bij de lierekening der schadevergoeding wordt niet gelet op nieuwe getimmerten of op veranderingen, gemiuikt na de nederlegging ter inzage, in art. 7 of in art. 15 bepaald, naar gelang het goed volgens het plan in eerstgemeld, of volgens dat in laatstgemeld artikel genoemd, tor ontelgening.is aangewezen.
40- Alleen de werkelijke waarde der goederen, niet de denkbeeldige, welke zij uitsluitend voorden persoon des eigenaars hebben, komt in aanmerking.
41. Hij de berekening der schadeloosstelling wordt acht gegeven op de mindere waarde, welke voor de niet onteigende goederen het noodzakelijk gevolg van de onteigening is.
42- Bü onteigening van een verhuurd goed wordt door de onteigenende partij aan den huurder, wiens imurtijd nog één of meerjaren moet duren, tot schadeloosstelling eene som betaald gelijkstaande aan den huurprijs van twee jaren.
Indien nogtans de Ie veld staande vruchten, of do onkosten welke de huurder aantoont gedurende de laatste twee jaren aan het goed te hébben besteed, meer beloopen dan de tweejarige huurprijs, wordt de waarde dier vruchten of het bedrag dier onkosten als schadeloosstelling betaald.
Indien de huurder minder dan een jaar huur had, wordt hem de huurprijs van een vol jaar, of de waarde der te velde staande vruchten, zoo die meer beloopt, vergoed.
Indien de verhuring of hare verlenging na een der termijnen, in art. 39 volgens de daarbij vermelde onderscheiding aangewezen, heeft plaats gehad, wordt door de onteigenende partij aan den huurder geene schadeloosstelling betaald, maar heeft deze eene vordering tot schadevergoeding tegen den verhuurder, ten ware anders mogt zijn overeengekomen.
43. De hypotheekhouder heeft geen regt op eenige afzonder-tyke schadevergoeding. Hij oefent zijn regt alleen uit op de som, die aan den van zijn erf onteigende is toegekend, en zulks onverschillig of zijne schuldvordering al dan niet opcischbaar zij.
Hij heeft geen regt, de betaling zijner geheele schuldvordering te eischen, wanneer slechts een gedeelte var. het verhypothekeerde goed onteigend wordt.
Wanneer de hypotheek tot zekerheid eener voorwaardelijke schuld of eener schuld van onbepaalde grootle is gesteld, kan de schuldelscher vorderen, dat die som tot het beloop der in de acte opgegevene waarde in een van de grootboeken der nationale Werkelijke schuld, ter zijner keuze, worde ingeschreven; in het eerste geval tot dat de onzekerheid omtrent het bestaan der schuld hebbe opgehouden.
Wanneer de hypotheek lot zekerheid van altijddurende ren-
118 IVel regelende de onleigemng ten algemeenen nutte.
ten is cesteld, wordt liet twintigvoudig bedrag der jaarlijkadie rente uit de schadeloosstelling voldaan.
44- Wanneer ten gevolge der onteigening een regt van erfdienstbaarheid verloren wordt, zal de vergoeding uil de aan den onteigende toegekende som worden gevonden, en daarop bij de bepaling dier som worden gerekend. Bij de berekening wordt vooral de meerdere of mindere noodzakelijkheid dier erfdienstbaarheid. en de mogeiykheid haar dooreene andere te doen vervangen, in het oog gehouden.
45- Hy die op het onteigende goed een regt van vruchtgebruik had, heeft slechts aanspraak op de interessen van de aan den onteigende als schadeloosstelling toegekende som, welke op zgn verlangen in een der grootboeken der nationale werkelijke schuld, ter zijner keuze, wordt ingeschreven.
Hetzelfde geldt voor hen, die een regt van gebruik of bewoning op het onteigende goed hehben, doch alleen lot een bedrag, berekend naar gelang van hun genot, door de deskundigen te bepalen.
15ij onteigening van fldeicommissaire goederen, doet de bezwaarde erfgenaam de schadeloosstelling in een der grootboeken inschrijven.
46. Zij, die door de onteigening een regt van grondrenten ol tienden verliezen, hebben uit de som, tot schadeloosstelling aan den schuldpligtige toegewezen, regt op den afkoopprys, bij de vestiging bepaald, en by gebreke van zoodanige bepaling, op het twlntigvoudig bedrag der jaariyksche of gemiddelde opbrengst, volgens de regels in artl. 79!) en 800 van het Burgeriyk Wetboek gesteld.
47- Bij verlies ten gevolge van onteigening van eenen in tydeiykc erfpacht bewezen grond, wordt de vergoeding, aan den erfpachter verschuldigd, door de deskundigen begroot, die daarby letten op den tyd, dien het regt waarschijnlijk nog zou hebben geduurd
Op geiyke wgze bepalen zij, wal uit deschadeloosstellingaan hem, die een regt van opstal verliest, zal worden betaald.
Bij onteigening van erven, aan het regt van beklemming onderworpen, of in eeuwigdurende erfpacht bezeten, worden zoowel de eigenaar als de beklemde meijer, of de erfpachter in het geding geroepen en de aan elk hunner verschuldigde schadeloosstelling afzonderiyk begroot.
48- Bij onteigening ingeval van bepoldering en droogmaking van verdronken landen, wordt aan de onteigenden, overeenkomstig de (bepaling van art. Bifl van het Burgeriyk Wetboek, slechts de waarde betaald, waarop die gronden als verdronken land zullen worden geschat.
49= Wanneer de onteigening niet den geheelen grond, waarop de in de vorige artikelen genoemde regten rusten, maar slechts een gedeelte treft, wordt de schadeloosstel ing in evenredigheid van het niet onteigende tot het onteigende gedeelte, naar de bovenstaande regels, berekend.
50- Wanneer de by het vonnis bepaalde schadevergoeding meer bedraagt, dan in het gedane aanbod, wordt de onteige-
1. TITEL. Over onteigeniny in gewone gevallen. 119
nende purtij, en in de overige gevallen de verweerder, in dekos-len veroordeeld.
51. Wanneer het vonnisbij verstek is gewezen, kan mendaar-tegen liinnen acht dagen na de beteekening^op de wijze, in het Welhoek van hurgeriyke Regtsvordering voorgeschreven, in verzet komen. (Rv. 81.)
52. Tegen het vonnis wordt geen hooger beroep toegelaten.
De voorziening in cassatie moet binnen drie dagen na de uitspraak plaats hebben.
Zij geschiedt door eene verklaring ter grime der regtbank, die het vonnis heeft gewezen.
53 Deze verklaring wordt binnen acht dagen met eene ontwikkeling van de gronden der cassatie aan de tegenpartij be-teekend, en gaat vergezeld van dagvaarding tegen de eerstvolgende voor de behandeling van burgerlijke zaken bestemde, teregtzitting na den in het volgend lid bepaalden termijn.
De tegenpartij beeft veertien dagen om, des verkiezende, te antwoorden.
In de genoemde teregtzitting nemen de partijen hare conclu-siën, des verkiezende bij pleidooi, mits in dezelfde teregtzitting, nader te ontwikkelen.
Het openbaar ministerie neemt zijne conclusion in diezelfde teregtzitting, of uiterlijk binnen vijf dagen daarna.
Uiterlijk acht dagen na de teregtzittingspreekt de llooge Raad zijn arrest uit.
54. Binnen acht dagen, nadat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, doet bet openbaar ministerie het bij uittreksel in een dagblad der provincie, bij het vonnisaangewezen,plaatsen.
Hetzelfde heeft, met inachtneming van denzelfden termijn, op last van het openbaar ministerie bij den Hoogen Raad plaats, wanneer de voorziening in cassatie tegen het vonnis, waarbij de onteigening werd uitgesproken, verworpen is, of wanneer de Hooge Raad, het vonnis des eersten regters vernietigende, de onteigening uitspreekt, in welk geval zijn arrest het dagblad aanwijst.
HOOFDSTUK IV.
Over de betaling van de schadeloosstelling.
55. Het vonnis van onteigening vervalt, wanneer niet binnen zes maanden, nadat het in kracht van gewijsde is gegaan, de schadeloosstelling betaald, of, in de gevallen waarin dit volgens deze wet kan geschieden,geconsigneerd is. Deonleigcnendepartji is alsdan gehouden tot vergoeding der schade, welke de wederpartij daardoor 'nogt hebben geleden. Onder die schade zijn echter niet begrepen de proceskosten, waarin de onteigende mogt zijn veroordeeld, noch ook het verlies der voordeden, die de onteigende uit de onteigening zou hebben gelrokken.
Onder de schadeloosstelling zijn begrepen de wettelijke interessen daarvan, te rekenen vmi den achtsten dag nadat hetvon nis in kracht van gewijsde is gegaan.
56. Wanneer zij, tegen wie de onteigening is uitgesproken, de
liii ird regelenik de onteigening ten atrjemeener, nutte.
bepaalde schadeloosstelling weigeren aan te nemen, kan de onl-eisenende party zich in het hezit doen stellen van het onteigende goed, mits de schadeloosstelling aangeboden cn geconsigneerd zij, op de wijze in de Tweede Afdeeiing van den vierden Tilel van liet Derde lïoek van het Burgerlijk Wetboek bepaald.
57- In het geval van het voorgaand artikel wordt do onteigenende party, op bevelschrift van den voorzitter der arrondisse-mentsregthank, des noods door middel van den sterken arm, in het bezit dor onteigende goederen gesteld.
Ky baar verzoekschrift aan dien voorzitter moet zij een afschrift van het vonnis overleggen, waarbij de onteigeninguitge-sproken is, en eene verklaring van den griffler der arrondisse-mentsregthank, of, zoo er voorziening in cassatie heeft plaatsgehad, van den gritlier by den Hoogen Raad, dat het vonnis in kracht van gewysde is gegaan.
Ook de acte, waaruit van het aanbod van gereede betaling en van de daarop gevolgde consignatie, of wel alleen van decon-signatie in het geval van bet volgend arlikei, blijkt, moet worden overgelegd.
58- Wanneer onder de onteigenende party beslag op de schadeloosstelling gelegd, of wanneer er rangregeling gevraagd mogl worden, doet «ij terstond zonder eenig aanbod de geiden consigneren en zich op de hierboven bepaalde wgze in bet bezit stellen.
59. quot;et vonnis van onteigening wordt tegen overlegging van een duplicaat der quitantie van betaalde schadeloosstelling, of van een afschritt dor beschikking van den voorzitter der arron-dissementsregtbank, waarb'j de inbezitneming wordt toegestaan, in de openbare registers, bedoeld bij art. tlquot;l van het liurgeriyk Wetboek, overgeschreven.
Door die overschrijving gaat de eigendom op de onteigenende partij over, vrij van alle lasten en regten daarop rustende. Alleen erfdienstbaarheden kunnen op bet onteigende goed gevestigd blijven, doch niet dan met goedvinden der onteigenende partij.
60- Dyk- cn soortgelijke lasten cn alle belastingen, hoegenaamd, waarmede het onteigende goed is bezwaard of die daarvan worden betaald, gaan van den dag, waarop het eindvonnis van onteigening in kracht van gewijsde is gegaan, of waarop, in bet geval van art. :gt;quot; de inbezitneming heeft plaats gehad,op de onteigenende partij over.
61. Indien, ten gevolge van oorzaken welke de onteigenende by magie was uit den weg te ruimen, met het werk, waartoe werd onteigend, niet binnen een jaar nadat bet eindvonnis van onteigening ia kracht gewijsde is gegaan, aanvang is gemaakt,of de arbeid daaraan meer dan een jaar mogt zijn geslaakt, of indien uit andere omstandigheden is aan te toonen, dat het werk blijkbaar niet tot stand zal worden gebragt, kan de onteigende by den regter bet afgestane goed terugvorderen in den toestand, waarin bet zich alsdan bevindt; doch onder gelioudenbeid om, in evenredigheid tot de terugontvangen waarde, de schadeloosstelling terug te geven.
11. titel. Over ile onteigening bij vestingbouw, em. lïl
TWEEDE TITEI-,
Over ile onteigening bij vestingbouw, den aanleg, hel herstel of onderhoud van dijken, bij besmetting of andere dringende omstandigheden.
HOOFDSTUK 1.
Over de onteigening bij vestingbouw, den aanleg, hel herstel of onderhoud van dijken.
62- Onleigcning van onroeremle zaken, ten behoeve van ve.--tingliouw, den aanleg, hel herstel of liet onderhoud van dijken, heeft plaats uit kracht van een door Ons. den Raad van State gehoord, genomen hesluit, waarbij de goederen die onteigend moeten worden, naau« keurig, met opnoeming hunnerkadastrale nommers en van de namen der in de registers van het kadaster aangeduide eigenaars, worden aangewezen.
Dat besluit wordt in liet Staatsblad geplaatst.
63- Alvorens dit besluit te nemen worden de belanghebbenden in staat gesteld, liuune bezwaren legin de rigtinï van hel werk kenbaar te maken aan eene commissie, zamengesteld op de wijze bij art. 10 bepaald.
Waar hel den aanleg, hel herstel of hel onderhoud van dijken geldt, wordt de commissie mede bijgestaan door een lid van een der ter plaatse bestaande collegiên of besturen, in aril. 1 en 2 der wel van !• October ISil [Slaatsblaii n». ü) vermeld.
Deze commissie houdt in allo gemeenten, onder welke goederen te onteigenen zijn, ten minste eene zitting.
64- Art. 9, het laatste lid van art. in en de artt. II lol en met «I zijn ten deze toepasselijk, met uitzondering van nu.l van art. 2ü.
65- Wanneer niet de grond zelfcnleigend wordt, maarslechts lol het verrigten van in dezen titel vermelde werken zekere spe ciën uil den grond noodig geacht worden, mag dit ook op een besluit van Gedeputeerde Staten of wel der in artt. 1 en 2 dei-wet van !l October 1841 {Staatsblad n0. il) vermelde collegiên en besturen, geschieden.
Het besluit, door Ons of door de zoo even genoemdecollegien of besturen opgenomen, wijst zoo naauwkeurig mogelijk deopper-vlakte aan, waarover en de diepte, tot welke de uitgraving zal plaats hebben.
Behalve de plaatsing in het Staatsblad, in art. «2 voorgeschreven, wordt het in de Staatscourant en in een dagblad der provincie opgenomen.
De schadeloosstelling bepaalt zich in dat geval tot de waarde der weggenomen speciën en de schade, door die wegneming aan den grond loegebragl, met inachtneming der bepaling-vanart.51.
66- Bü gebreke van minnelijke schikking benoemt de arron-dissementsregthank, in hel geval van hel vóórgaande artikel, op hel verzoekschrift hetzij van hem, die onteigent, of van den eigenaar van den grond, een of meer deskundigen, in oneffen getale, nm een herigt over de schadeloosstelling te geven.
lil Wet regelende de onteigening ten algemeenen nutte.
Kg het verzoekschrift moet een exemplaar van het Staatsblad, waarin Ons besluit, of van ile Staatscourant en hel dagblad der provincie, waarin dat der Gedeputeerde Staten of der andere genoemde collegien of besturen is opgenomen, worden overgelegd.
De regtbank benoemt één harer leden, om als commissaris, vergezeld van den grilUer, bij het onderzoek der deskundigen tegenwoordig te zijn
ZU bepaalt tevens den dag en de plaats, waar en wanneer dat onderzoek zal gescliieden. Ten minste twee maul vier en tw intig uren te voren wordt dit aan de wederpartij beteekend en afschrift van het exploit ter griflle van de regtbank nedergelegd. Bg gebreke dier beteekening vervalt het vonnis.
Het vonnis wordt aan het gebouw der regtbank aangeplakt, en de grillier roept de deskundigen op.
Derde belanghebbenden kunnen bij het onderzoek tegenwoordig zijn, ten einde ook hunne schade te doen begrooten.
De regtercommissaris bepaalt bij het onderzoek den dag, waarop hy zijn rapport aan de regtbank zal uitbrengen. Deze, dag wordt aan de wederpartij beteekend, zoo zü niet is verschenen bg het onderzoek, en afschrift van het exploit ter griHie nedergelegd. Inmiddels liggen bel procesverbaal van den regtercommissaris en hel advies der deskundigen op de gritlie ter lezing.
Op den bepaalden dag nemen, na hel rapport van den regtercommissaris, partijen en derde belanghebbenden hunne conclusien, welke zy, mils op dezelfde teregtzitting, bü pleidooi breeder kunnen ontwikkelen.
De regtbank heslist, na hel openbaar ministerie gehoord te hebben, terstond of op de eerstvolgende teregtzitting.
Geenerlei andere formaliteiten behooren hier in acht te worden genomen.
Tegen het vonnis, waarbij de onteigening is uitgesproken, wordt noch verzei, noch hooger beroep, noch beroep in cassatie toegelaten.
Het Me en 3de lid van art. 40, het laatste lid van art. 25, de artt. -2» en 33 en de vgf eerste leden van art. 34, zijn op de regtsvordering, in dit artikel omschreven, van toepassing.
67- De wegneming der speciën heeft niet plaats dan nadat de onteigenende party de schadeloosstelling heeft betaald of geconsigneerd.
De artt. 3» tot 58 zijn ook hier van toepassing.
68- De artt. 6X tot en met «7 zyn niet toepasselijk ingeval de specie wordt genomen van gronden, waarop de verpligting tot levering tegen of zonder vergoeding mogt rusten.
HOOFDSTUK II.
Over onlei(jeni7Uj bij besmetting.
69. Onteigening ter afwering eener gevreesde, of tot het stuiten van den voortgang eener aanwezige, besmetting heeft plaats uit kracht van een besluit, door Ons genomen, verkla-
il. titel. Over de, ouleigening by vestingbouw, enz. isa
rende dat daarvoor genoegzame reden tiestaat. Wanneer echter het gevaar slechts voor eene provincie in het bijzonder teduch-en is, kan die verklaring ook bU besluit van Gedeputeerde Staten geschieden.
In zeer dringende gevallen kunnen de gemeentebesturen hiertoe overgaan, mits van hun besluit binnen twee maal vier en twintig uren aan Gedeputeerde Staten kennis gevende.
In het besluit, zoo van Ons, als van Gedeputeerde Staten of van het gemeentebestuur, worden de goederen, die onteigend moeten worden, met opnoeming van de namen der eigenaars, aangewezen, en wordt daarin wüders melding gemaakt van de schriftelijke verklaring van eenen deskundige, waaruit van de noodzakelijkheid dier onteigening blijkt.
Het besluit wordt op de gebruikelijke wijze teropenhare kennis gehragt, en in een of meer daarbij aan te wijzen dagbladen geplaatst.
Indien het besluit de onteigening betreft van besmette of van besmetting verdachte voorwerpen kunnen die voorwerpen onmiddellijk of later door of van wege het bestuur, met de onteigening heiast, worden in beslag genomen.
Gedeputeerde Staten kunnen de toepassing van bun besluit aan de gemeentebesiuren opdragen.
70- Kü gebreke van minnelgke schikking dient, in het geval van het voorgaand artikel, het bestuur, met de onleigening belast, een verzoekschrift aan den kantonregter in, strekkende dat de onteigening door hem worde uilgesproken en de schadeloosstelling bepaald.
Bij het verzoekschrift moet het besluit, volgens het voorgaand artikel genomen, worden overgelegd.
De kantonregter benoemt daarop onmiddellijk een of meer deskundigen, in onelfen getale, welke, na heeedigd te zijn,hun oordeel omtrent de hoegrootheid der schadeloosstelling uitbrengen.
71. De kantonregter is met zijnen grillier bij het onderzoek der deskundigen tegenwoordig. Hij laat terstond van hunne meening en de gronden, daarvoor door hen aangevoerd, door zijnen grillier procesverbaal opmaken, en bepaalt onmiddellijk daarna of uiterlijk drie maal vier en twintig uren later, de verschuldigde schadevergoeding.
De eigenaar wordt, indien hij binnen de gemeente woont, waar het onderzoek moet plaats hebben, door den kantonregter, zooveel noodig schriftelijk, uitgenoodigd, bü bet onderzoek der deskundigen tegenwoo rdig te zijn ; desgelijks, indien het de onteigening van een besmet voorwerp geldt, de personen bg welke het gevonden is.
Derde belanghebbenden kunnen bij het onderzoek tegenwoordig zijn, ten einde ook hunne schade te doen begroeten.
De artikelen 29 en 3ï zyn ook hier toepasselgk, behoudens dat hetgeen daar van den regtercommissaris gezegd is, op den kantonregter toepasselijk wordt.
Geenerlei andere formaliteiten behoeven hier in acht te worden genomen.
lïi fVct regelende de onteigening ten algemeenen nutte.
Do termijnen worden naar gelang der omstandigheden, door den kanlonrester, des noods van uur tot uur, bepaald.
Tegen tiet vonnis des kanlonregters, waarbij deonteigeningis uitgesproken, wordt noch verzet, noch hooger beroep, noch beroep in cassatie toegelaten.
72 De overgang van den eigendom, voor zooverre bet roerende goederen betreft, beeft niet plaats, dan nadat van wege het bestuur, met de onteigening belast, de scbadeloosstelling Is betaald of geconsigneerd; het laatste, wanneer binnen de gemeente, waar bet onteigende goed zich bevindt, de gelegenheid ontbreekt de betaling te doen, of de onteigende weigeren mogl op het hem gedane aanhad de schadevergoeding le ontvangen, of wel, wanneer er beslag op die penningen mogt zijn gelegd. Art. SS is ook hier van toepassing.
Bij onroerende goederen gelden de bepalingen van bet Vierde Hoofdstuk van den Eersten Titel, behoudensdat hetgeendaarvan den president der regtbank gezegd is, op den kantonregter toe-passeiyk wordt, en de overlegging van do verklaringen des griffiers, in art. S~ voorgeschreven, vervalt.
Re scbadeloosstelling wordt door bet bestuur, met de onteigening belast, voorgeschoten en komt ten Insle van den Slaat. In die provinciën echter waar provinciale belastingen tol het te keer gaan der besmetting worden geheven, komen de kosten ten laste der provincie.
DERDE TIT EI..
Over onteigening by oorlog, brand of watersnood.
73- Wanneer ingeval van oorlog, brand ofwatersnood, oogen-blikkelijke inbezitneming volstrekt noodzakelijk geacht wordt, kan deze op last van de hoogste burgerlijke of militaire overheid, ter plaatse aanwezig, geschieden.
Ingeval van watersnood kan die last ook door de betrokken collegien en besluren, in artt, 1 en 2 der wet van den Oden October 1841 [Staatsblad n». i-2) vermeld, of door de hoofden dier collegiën en besturen, gelijk door hunne daarloe gemagtlgde leden, worden gegeven.
Door oorlog wordt, hier niet enkel openbaarverklaarde oorlog, maar ook het geval verstaan, waarin vestingen of versterkte plaatsen in staat van oorlog of van beleg zün gesteld.
Door watersnood wordt niet enkel het geval verslaan dal dijken zün doorgebroken of overstroomingen hebben plaats gehad, maar ook dat van dringend of dreigend gevaar voor doorbraak of overslrooming.
De eigendom gaal onmiddellijk op degene over, in wiensnaam de inbezitneming is geschied, vrü van alle lasten en reglen daarop rustende. Alle in art. GO genoemde lasten of belastingen, waarmede hel onteigende goed is bezwaard, gaan van den dag der inbezitneming op hem over.
74- Zoodra mogeiyk na de onteigening, moet degene, die haar bevolen beeft, aan de onteigenden gcregteiyk ccne schadever-
UI. TITEL. Over onieigeninq bij oorlog, brand 0/ walersn. liiS
goeding doen aanbieden, of in de gevallen, in art. ;gt;S genoemd, consigneren.
Indien dit aanbod of die consignatie niet binnen drie maanden is geschied, alsmede wanneer met het aangebodene of geconsigneerde geen genoegen wordt genomen, kan de schadevergoeding in regten door de onteigenden worden gevorderd.
In het eerste geval Uan de Slaat, de provincie, de gemeenten of liet waterschap de bedoelde schadeloosstelling van hen, die de onteigening gelast hebben, persoonlijk terugvorderen, ten ware het verzuim builen hunne schuld mogt hebben plaats gehad.
75. De wetteiyke interessen der verschuldigde schadevergoeding moeten van den dag dor inbezitneming aan de onteigenden worden betaald.
76. Wanneer hg, in w iens naam de onteigening gelast is, den eigendom van het goed niet langer voor hut beoogde doel noodig acht, en er nog geene drie jaren sedert de onteigening verloopen zün, is de onteigende hy voorkeur boven alle anderen tegen betaling van den prijs, door deskundigen te becrooten, lot de verkrijging daarvan geregtigd.
Slottepalingen.
77- Op de gevallen, waarin volgens art. 187 der Grondwet moet worden voorzien, is deze wet niet toepasselijk.
78- Ue wet van 2!l Mei 1811 (Staatsblad nquot;. 1!)) is ingetrokken.
Zij biytt intusschen toepasselijk op reglsvorderingen lot onteigening vóór de afkondiging dezer wet aangevangen.
Het zal desniettemin aan de onteigenende partij vrijstaan, van hare volgens de vorige wet aangevangen reglsvordering, zoolang nog geen vonnis in de zaak is gewezen, afstand te doen en cene nieuwe volgens deze wet in te stellen. In dat geval moet zij alle kosten, door de wederpartij tot op het doen van dien afstand gemaakt, betalen.
Zy kan lot die betaling genoodzaakt worden op het enkel bevelschrift van den voorzitter der arrondissemenlsregtbank, gesteld aan den voet van den door de wederpartij opgemaakten staat van koslen.
Dit bevelschrift is uitvoerbaar bij voorraad.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriele Departementen, Autoriteiten, Coliegiën en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de band zullen houden.
Gegeven te 's Gravenhage, den -igsten Augustus 1851.
[getcekend) WILLEM.
De Minister van Binnenlandsche Zaken, igeteekend) thoiibecke.
Uitgegeven den zesden September 1851.
De Staatsraad, Directeur van het Kabinet des Konings., (geteekend) a. g. a. van rappard.
van den 13den mei 18s9, ol' het regt van successie en van overgang. (Staatsblad n0. 36.)
Wet op het regt van successie en van overejamj van den 13 Mei 18s9 (Stb. no. 36) zooals zy luidt na de wijzigingen, daarin hy de wel van -28 Mei 1809 gebrapt, met aanieekeningen door j. tt. vroom (Zwolle 1870). — ffet op het regt van successie, zooals die by de wel van 28 Mei 181)9 is gewyzigd, met aanieekeningen (Schiedam 1870). — sigt;renger van eyk. De wet-geving op het regt ran successie loegetic'il ('s Gravenh. en Utreclil 1870).
vvu Willem in, l)ü de pralle Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz, enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hojren lezen, salul! doen le weten;
Alzoo Wij in overweging genomen tiehlicn, dat het noodzakelijk is om dc wetten op het regt van successie en van overgang hü overlijden, door nieuwe te vervangen;
Zoo Is hel, dal Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hehhen goedgevonden en vers taan, gelijk Wij goedvinden en verstaan hü deze;
EERSTE TITEL.
Algemeenc bepalingen.
Artikel 1.
Er wordt, onder don naam van regt van successie, eene he-lasting geheven van dc waarde van al wat geërfd of verkregen wordt uit den boedel van een ingezeten des Rjjks door zijn overlijden.
De verklaring van vermoedelijk overlijden wordt, voor de toepassing dezer wet, met werkelijk overlijden in alle opzigtcn gelijk gesteld, behoudens teruggave van het, dien ten gevolge, geheven regt met de verhoogingen en boeten, in de gevallen byde artt. 538, 541, 5i2 en Si3 van bet Burgerlijk Welhoek voorzien De dagleekening der verklaring wordt als de dag van het overlijden beschouwd.
Voor een ingezeten des Rijks wordt, voor de toepassing dezer wet, gehouden ieder die binnen het Rijk in Europa, zyn woonplaats heeft.
Er wordt, onder den naam vai regt van overgang, eene belasting geheven van de w aarde:
1°. van door overlijden van een ingezeten des Rijks in eigendom geërfde of verkregen bewijzen van aandeel in geldlcenin-gen, geldbeleggingen of renten ten laste van den Staat of van vreemde mogendheden. Staten of Vorsten; van provinciën, steden, gemeenten,dyk- of polderbesturen; bewijzen van aandeel in zedelijke ligchamen, corporatiên, gestichten, genootschappen banken, reederijen, maatschappijen en vennootschappen of onder-
l. titel. Altjemeene bepalingen. 141
nemingen wier kapitaal door aandeden wordt vertegenwoordigd, onder welke benaming deze liewyzen of aandeelen mog-tcn zijn iiilgcgcven;eindclijkaandcelcn in geldlceningen ten laste van zoodanige zedelüke ligchamen, corporaliën, gestichten, genootschappen, hanken,reederyen,maatschappijen, vennootschappen of ondernemingen, of ten laste van bijzondere personen buiten 's lands woonachtig, en in geldleeningcn ten laste van ingezetenen des Rijks, doch gevestigd in of ten laste van goederen buiten 'slands gelegen;
2o. van alle onroerende zaken 1 innen het Rijk in Europa gelegen of gevestigd, in vruchtgeliruik ofeigendnm geërfd of verkregen wordende door overlijden van iemand die geen ingezeten is van het Rijk.
2- Oe regten worden door ieder der erfgenamen en verkrijgers gedragen voor hetgeen door hem wordt geërfd of verkregen, voor zoover daaromtrent niet anders door den erCater is beschikt.
3- Zij, die de nalatenschap, of een evenredig gedeelte daarvan erven of verkrijgen, zijn. niettegenstaande de beschikkingen van den erflater, ieder in evenredigheid van heigeen door hem wordt geërfd of verkregen, aansprakelijk voor het regt van successie en voor hel regt van overgang, onder nquot;. 1 van art. 1 vermeld, door en bij het overlijden van den erdaler verschuldigd.
Zü zijn daarenboven hoofilclijk aansprakelijk:
1». voor het bedrag dier regten. hetwelk door en bij het overlijden van den erflater verschuldigd is door erfgenamen of legatarissen, die buiten hel Rijk hunne woonplaats hehlien;
2°. voor het geheele bedrag van het regt van overgang, onder no. 2 van art. 1 vermeld.
De aansprakelijkheid, bij hot 1ste en 2de lid van dit artikel bedoeld, strekt zich uit tot de verhoogingen der regten en tot de boelen.
4- Verwachters in geval van erfstelling over de hand, legatarissen en verkrijgers onder bijzondcren titel, zijn hnofdelijk aansprakelijk voor de regten, verschuldigd op hetgeen door hen gezamenlijk wordt verkregen.
5- De aansprakeliikheid voor de region, verschuldigd op verkrijging van vruchlgebruik en periodieke uitkeeringen bü opvolging, rust uilsluitenil op de verkrijgers.
6- Het regt op periodieke uitkeeringen, bU de instelling verschuldigd, wordt voorgeschoten duor hem, die met de uilkcering is belast, en bij lederen termijn van belaling, naar evenredigheid van het getal, waarmede de uitkeering, overeenkomstig art. 23 lit. e is vermenigvuldigd, gekort, met hijrekening ^u eenen interest van vier ten honderd, ultes tenzy andere beschikkingen mogten zijn gemaakt.
7- Uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen zijn, op gelijke wüze als de erfgenamen, lot vervulling van al de.aan dezen bg déze wet opgelegde verpligtingen gehouden, ingeval al de erfgenamen builen het Rijk hunne woonplaats hebben. Zij zijn tot het doen van aangifte bevoegd, bijaldien éen of meer der erfge-
lis IVel op het regt van successie en van overgamj.
namen hunne woonplaats hebben binnen bet Rgk. Wanneer lij van deze bevoesdheid hebben gebruik gemaakt, zijn zij, op geiyke wüze als de erfgenamen, tot vervulling van al de aan dezen bij deze wet opgelegde verpligtingen gehouden.
In de gevallen, bü de artt. 1035 en lOii» van het Burgerlük Wetboek voorzien, hebben de erfgenamen en de uitvoerdersder uiterste wilsbeschikkingen, met betrekking tot de regten van successie en van overgang, dezelfde regten onder dezelfde voorwaarden, als bü die artikelen ten opzigte van de legaten zijn toegekend en gesleld.
Curators van onbeheerde nalatenschappen zijn gehouden tot al de by deze wet aan erfgenamen opgelegde verpligtingen.
Bewindvoerders, voogden en curators zijn gehouden tot de vervulling van al de verpligtingen, bij deze wet opgelegd aan degenen die zij vertegenwoordigen, of wier belangen zg waarnemen.
8- 's Rijks schatkist heeft, te rekenen van het overlijden, voor het regt van successie een voorregt op alle onroerende en roerende zaken in het algemeen, door hel overlijden geërfd of verkregen, onmiddellijk rang nemende na alle op dat oogenblik bestaande voorregten, pand of hypotheek.
Dat voorregt vervalt met toee jaren na den dag van het over-lyden, ten ware, binnen dien ternijjn, vervolgingen mogten zijn aangevangen, en, In dit laatste geval, met twee jaren na de be-teekeningder laatste acte.
Het vervalt, evenzeer, door de,overeenkomstigart. iquot;, gestelde zekerheid.
De schatkist is, voor het regt van overgang, op gelijken voet bevoorregt op dc zaken, voor welker overgang het regt verschuldigd is.
9 Onder vruchtgebruik worden, voor de toepassing dezer wet, mede verstaan vruchtgenot, regt van gebruik en van bewoning, vruchten en inkomsten, jaarlijksche opbrengstensoort-gelijke uitkeeringen uit daartoe aangewezen goederen, daaronder begrepen het hij anderen dan de legatarissen verbleven genot van legaten, welke, volgens de beschikkingen van den overledene, niet binnen twee jaren na zün overlijden of eerst op een onzeker tijdstip vorderbaar zgn.
TWEEDE TITEL.
I'an de aangifte en waardering van het geerfde of verhregene.
10- Zij, die eene nalatenschap, hetzij geheel, hetzg voor een evenredig gedeelte, erven, zgn verpligt, ten kantore van hetreg' van successie, in welks kring de overledene, binnen het Rijk. zijne laatste woonplaats had, hij schriftelijke memorie, aangifte te doen van;
1«. den aard en de waarde van al wat door het overlijden wordt geërfd of verkregen.
Met opzigt totdeonroerende goederen, waarvan de overledene den eigendom, of waarop hij slechts een zakelijk regt van gebruik of bewoning, van erfpacht, opstal of beklemming had, moet wor-
II. titel, ran de aangifte en waardering enz.
den opgegeven: a. de gemeente, waarin zy zijn gelegen, de sectie en hel nommer van hel kadaster voor zooveel zy in het Ryk gelegen zyn; b. de grootte, wal de ongebouwde eigendommen betreft.
2o. de lasten en schulden, waaruit hel passief des boedels is zamengesleld, volgens art. 27 omscbreven;
3o. de erfgenamen, legaliirissen en verdere verkrijgers, met opgave van hunne verwantschap of de betrekking van huwelijk lol den overledene, den insteller der erfstelling over de hand, of den insleller van het vruchtgebruik of de periodieke uitkeering, by op*olging verkregen;
4». hetgeen door ieder wordt geërfd of verkregen, met opgave, zoo niet alles hy wettelijke erfopvolging vererft, van den titel, krachtens welken geërfd wordt of verkregen;
5». zoo niet alles hü wetleiyke erfopvolging vererft, de personen, die hij versterf geheel of gedeelteiyk zouden zijn gereg-tigd geweest, met opgave van hunne verwantschap tot den overledene.
De onder nquot;. 3 vermelde opgave wordt niet vereischt ingeval de boedel voor het geheel is onderworpen aan het hoogste regt of voor het geheel geërfd wordt door den echtgenoot van den overledene, of wel door dezen met anderen door wie het hoogste regt verschuldigd is, wordt geërfd of verkregen.
11. De erfgenamen, legatarissen en andere verkrygers van onroerende zaken, binnen het Kijk gelegen of gevestigd, en nagelaten door iemand die geen ingezeten was van het Ryk, doen, bü schrifteiyke memorie, aangifte van den aard, do ligging, de sectie en het nommer van het kadaster, de grootte en de waarde dier zaken, ten kantore in welks kring zy gelegen of gevestigd zyn.
12- V oor boedels van ingezetenen des ryks, geheel geërfd wordende in de regte linie, of met echtgenooten, in bet geval van art. 56, n». 3, bepaalt de aangiftezich tol de vermeldingvan;
1°. de erfgenamen, met opgave van hunne verwantschap of do betrekking van huwelijk lot den overledene;
2°. de onroerende zaken, aangewezen als in art. 10 n°. 1, 2de lid, is bepaald. Indien geene onroerende zaken zun nagelaten, moei dil worden opgegeven.
3°. de legalarissen of andere verkrygers onderbüzonderen titel, met aanwyzing van den aard en de waarde van hetgeen zy ver-krygen en krachtens welken titel.
13. In geval van onvermogen van den overledene wordt, byal-dien door bet overladen geen vruchtgebruik, fideï-commis of periodieke uitkeering is vervallen of overgegaan, eene verklaring van den burgemeester der gemeente, waar de overledene zyne laatste woonplaats had, overgelegd, houdende dal het hem niet bekend is dat de overledene eemge roerende of onroerende zaken heeft nagelaten.
De verklaring w ordt afgegeven op aanvraag van de erfgenamen of van den ryksambtenaar.
14- By alle aangiften voor hel regt van successie wordt tevens opgegeven of de overledene al dan niet eenige goederen als
IX. 9
129
130 ff et op het rent van successie en van overgann.
bezwaarde erfgenaam of in vruchtgebruik bezat, en zooja, waarin zij bestaan, door wien en bij welken titel de erfstelling over de band of hel vruchtgebruik is Ingesteld, aan wien de goederen moeten worden uitgekeerd, wie tol het genot van den eigendom is gekomen of op wlcn het vruchtgehruik hg opvolging is overgegaan.
Gelüke vermelding wordt vereischt ten aanzien van periodieke uitkeeringen, duor het overlijden, hij opvolging, overgegaan of vervallen.
15. Op dezelfde wijze als bU de artt. 10, 11 en 12 is bepaald, zijn lol aangifte van hetgeen door hen wordt geërfd of verkregen gehouden;
1». zU, die, door hel eindigen van het vruchtgehruik, of bet ophouden der periodieke uitkeeringen, tot den vollen eigendom of het vol genot komen ;
2quot;. zij, die, door overlijden, een vruchtgebruik of periodieke uitkeering, hg opvolging verkrijgen;
3o. de geroepen erfgenamen of legatarissen, die, door het overlijden van den bezwaarden erfgenaam of legataris, tol hel genot komen.
De aangifte geschiedt in hel geval sub 3 vermeld, wanneer hel fideï-commissen betreft, welke dagleekenen van vóór de invoering der Fransche welhoeken hier te lande, ten kantore in welks kring de bezwaarde erfgenaam of legataris zgne laatste woonplaats bad, en in alle andere gevallen ten kantore waar de instelling van hel vruchtgebruik, de periodieke uitkeering of de erfstelling over do hand is aangegeven of had moeten worden aangegeven.
16. Wanneer, gedurende hel leven van den bezwaarden erfgenaam of legataris, het bezwaarde goed op den geroepene overgaat, wordt de dag, waarop de overgang heeft plaats gehad, en de plaats waar de acte of overeenkomst gemaakt is, voor de locpassing dezer wet als de dag en de plaats van het overigden beschouwd.
17- Het aanvaarden eener nalatenschap onder hot voorregt van boedelbeschrijving, of het voorbehouden regt van beraad, ontheft niet van de verpligling lot het doen van aangifte, op de wijze en binnen den termijn, hij deze wet voorgeschreven.
De vervulling der verpliglingen, uit deze wel voorlvloeijcnde, wordt niet beschouwd als eene daad van aanvaarding.
De aangifte, gedaan door den erfgenaam, die vervolgens de erfenis verwerpt, vervalt.
De kosten van vervolging tegen erfgenamen of verkrijgers, ingesteld vóór dal zg verwierpen, hlgven te hunnen laste, indien de vervolging alleen uit hoofde van de verwerping is geslaakt.
18. De aangifte kan geschieden krachlens eene schriflelgke, aan de memorie gehechte volmagt.
19. In iedere memorie van aangifte wordt ééne eenige woonplaats gekozen, In den kring van het kantoor van bet regt van successie en van overgang, waar die aangifte wordt gedaan. Zij geldt voor alle regtsvorderingen en vervolgingen, krachtens deze
ii. titel. Van de aangifte en waardering ent. 131
wet in te stellen legen de erfgenamen, legatarissen en andere verkrijgers, ot tegen degenen die tot de Tervulling der aan dezen opgelegde verpligtingen gehouden zijn.
Zij die voor het regt van successie geene aangifte gedaan of gcene woonplaats gekozen liebben, worden geacht hunne woonplaats te hehiien ter laatste woonplaats van den overledene, gedurende één jaar na het overlijden; na dien tijd, ter secretarie van de gemeente, waardeoveriedene zünelaatste woonplaats had.
Zij, die voor het hij art. 1 n°. 2 hedoeide regt van overgang geen aangifte gedaan of geene woonplaats gekozen hehhen, worden geacht hunne woonplaats te lebhen ter secretarie van de gemeente binnen welke de aangifte volgens art. 11 moet geschieden.
Van alle exploiten wordt slechts eene kopü gelaten.
20. De termijn van aangifte is zes maanden, te rekenen van den dag van het overlijden zoo dit hinnen het Ryk in Europa; acht maanden zoo het in Europa huiten het Rgk; twaalf maanden zoo het in een ander werelddeel voorvalt. Voorts, in geval van vermoedelijk overlijden, zes maanden na de dagteekening der verklaring.
Indien zwangerschap oorzaak is, dat onzekerheid hestaat omtrent den persoon des erfgenaams of do hefllng der belasting, gaat de termijn in van don dag der bevalling, of indien devrouw vroeger mogt overlijden van dsn dag van haar overigden, of indien geen van beiden op den driehonderdsten dag na den dood des erflaters mogt hebben plaats gehad, alsdan van den eersten daarop volgenden dag. Deze bepaling kan niet worden ingeroepen door dengene, op wiens erfdeel, wat de hoegrootheid betreft, de bevalling geen invloed kan uitoefenen.
In de 'gevallen van de artt. 1054 en 1172 van liet Burgerlijk Wetboek, of indien ten gevolge van verwerping geérfd of verkregen wordt, gaat de termijn in van den dag der vervulling van de voorwaarde, der benoeming van den curator, der verwerping.
21- Indien de memorie van aangifte niet binnen den termijn en ten kantore, bij de wet bepaald, is ingediend, zendt de rijksambtenaar den nalatige eene waarschuwing om hinnen acht dagen aan zijne verpligting te voldoen. Indien aan de waarschuwing niet wordt voldaan, wordt tegen den nalatige een dwang-schrift uitgevaardigd tot betaling eener daarbij uit te drukken som, behoudens vermeerdering of vermindering volgons latere regeling, voor regten en boete, of tot betaling der opgeschorte regten en der boete.
Het bedrag van de verschuldigde regten wordt, na de betee-kening van het dwangschrift, met een vierde daarvan, als hoetej verhoogd. Ingeval geen regt verschuldigd is, wordt voor iedere ingegane week verzuim na de bcteekening van hel dwangschrift door iederen nalatige eene boete verbeurd van vyf gulden.
De kosten van vervolging komen ten laste van den nalatige.
De in het 1ste lid vermelde waarschuwing is vry van zegel cn van de formaliteit van registratie.
Tfel op het regt van successie en van overgang.
22- Ingeval met betrekking tot de opgaven, bij art. 14 voorgeschreven, eene onnaauwkcurige of eene, met de waarheid strijdige, negative opgave is gedaan, is de aangever, tedierzake, zoowel voor de regten ais voor de boete, aansprakelijk. De region alleen kan by van de verkrijgers terugvorderen. Van de boete wordt hij ontheven, zoo hij van zijne onschuld doet blijken.
23- Voor de regeling van het regt wordt de waarde van hetgeen in vollen, blooten of bezwaarden eigendom of in vruchtgebruik geërfd wordt of verkregen, bepaald als volgt:
a. van de onroerende zaken, in de artt. 3()2 cn 363 van het Burgerlijk Wetboek vermeld, van het regt van erfpacht, van opstal en van beklemming, met de daarloe beboerende gebouwen, werken en heplanlingen, van den eigendom van goederen In erfpacht, opslal en beklemming oilgegeven, op de verkoopwaarde ten dage van het overlijden, volgens des aangevers begrooting.
De waarde van de builen hol Rijk gelogen of gevesligdeonroe-rendc zaken moet afzonderlijk worden begroot.
i). van hypothecaire sdiuldvorderingen op hot bclrag van het kapitaal, of op de waarde door den aangever te begroolen;inhet la:.tsle geval met aanwijzing der ondergezette goederen, op de wijze hij art. 10 n». 1 vermeld;
c. van grondrenten, tienden, cünsen, lynsen en dergelijke altijddurende of voor eenen onliepaalden lijd op onroerende goederen gevestigde praestatiën, op den afkoopprys, bü de vestiging bepaald, en indien die niet bepaald is, op de waarde naarden maatstaf by art. 11)9 van hel linrgeriyk Wetboek of andere w elleiyke verordeningen vastgesteld. Bij gebreke van de daar bedoelde markt-pryien of jaarlijksche opbrengst, op de waarde door den aangever te bcgroolon.
(/. van de zaken, onder n0. 1 van art. 1 omschreven, op hare geldswaarde, naar de prys-couranl, op last van den Minister van Finanticn door ten minste vier makelaars of commissionairs in effeclen te Amsterdam opgemaakt, uitgegeven in de week van het overiyden, en zoo zy daarop niet bekend staan, naar de begrooting des aangevers;
e. van lijfrenten of andere periodieke van het leven afhanke-lyke uitkeeringen op het jaarlyksch bedrag, vermenigvuldigd met de getallen, naar de volgende berekening:
wanneer degene, gedurende wiens leven de uilkeering moet plaats hebben,
twintig jaren oud is of minder, met 18 hoven de 20 tol 30 jaren oud ts, • 16
132
» 30 |
» |
40 |
.. |
15 | ||||
• |
- 40 |
» |
50 |
» |
» |
n |
» |
13 |
» |
- 50 |
55 |
* |
» |
11 | |||
» 55 |
60 |
n |
» |
» |
9 | |||
• |
» 60 |
» |
65 |
» |
» |
» |
8 | |
» |
» 65 |
» |
7t |
» |
* |
• |
gt; |
G |
» 70 |
75 |
gt; |
» |
4 | ||||
» |
» 75 |
2 |
11. titel. Fan de aangifte en waardering enz. 13j
Wanneer de Hifrenlcn of andere periodieke uilkeeringen in voorwerpen in natura bestaan, wordt liet jaarlUksch bedrag berekend op de wjjze bü art. 799 van liet Burgerlijk Wetboek voorgeschreven. BU gebreke van bekendbeid der daar bedoelde marktprijzen of jaarlijksche opbrengst, wordt het jaariyksch bedrag door den aangever begroot.
Ten aanzien van lontines, contracten van overleving en der-geiyke, wordt het jaarlijksch bedrag gehouden dal le zijn van het laatste jaar, het jaar van bet overlijden voorafgaande. De waarde wordt berekend als die der lufrenten.
In geval van onzekerheid des ouderdoms wordt bol hoogste hedrag aangenomen, behoudens teruggave, zoo deze wordt gevraagd binnen den termijn voor de verjaring bepaald.
Indien eene uitkeering voor een bepaalden tyd is gemaakt, wordt haar jaarlgksch bedrag vermenigvuldigd met het aantal jaren, gedurende welke zü moet plaats hebben, doch iedere gulden berekend legen de navolgende waarde:
UITKEEIUXG BESPRO | ||
KEN |
AAN; | |
zedelijke | ||
ligchamen | ||
personen. |
of instellin | |
gen van de | ||
doode hand. | ||
voor 10 jaren en daaronder, legen. . |
f 0.90 |
f 0 90 |
» boven do 10 lol 20 jaren, legen |
» 0.73 |
» 0.80 |
» » » 20 •• 30 |
.. 0.6« |
« 0.73 |
.. n n 30 jaren tegen . . . |
» 0.30 |
» 0.60 |
liet belastbaar kapitaal naai deze berekening verkregen, kan, ingeval de uitkeering is gemaakt aan personen, in geen geval hooger zijn dan dat, hetwelk verkregen zou zyn, wanneer de uitkeering van het leven afhankelijk ware gesteld, en, ingeval zy aan zedelijke ligchamen of instellingen van de doode hand is gemaakt, niet meer bedragen dan het vyf-en-twinligvoudvan haar jaariyksch hedrag.
By uilkeeringen, welke door meer dan één persoon gezamenlijk worden verkregen, wordt het bedrag van ieders aandeel tot kapitaal gebragt volgens bovenstaande tafels.
Voor uilkeeringen, aan zedelyke ligchamen of instellingen van de doode hand voor onhepaalden tijd besproken, wordt hel vyf-en-tvvinligvoud der jaarlyksche uitkeering genomen.
f. van schepen, schuiten en vaartuigen mei toehehooren, op de verkoopwaarde, ten dage van het overlyden, door den aangever te begroolen;
9. van alle schuldvorderingen, niet onder letter b, d of h begrepen, hetzij daarvan eene acte besta of niet, op de door den aangever te begroolen geldswaarde van hel kapitaal;
ft. van de ioopende lermynen van huren, pachten en interest
f^et op het regl van successie en van ovenjang.
van de zaken vermeld onder de letters a, b, d en j, op het lie-drag tot en met den dag van liet overiydcn verschuldigd;
i. van alle roerende goederen en alle andere zaken, niet bepaaldelijk in dit artikel genoemd, op de verkoopwaarde ten dage van het overladen, door den aangever te bepalen.
24- Vruchtgebruik wordt belast als periodieke uitkeeringnaar den maatstaf cener jaariyksche opbrengst van vier ten honderd der kapitaalswaarde.
Voor vruchtgebruik, aan zedelijke ligchamen otinstellingen van de doode hand besproken, wordt de geheele waarde van den vollen eigendom genomen.
Indien het \oor minder dan vijf en twintig jaren is gemaakt, geldt dezelfde berekening, welke ten aanzien van uiikeeringen voor eenen bepaalden tijd is vastgesteld, berekend naar den maatstaf in het voorgaande lid aangewezen.
25- Ten aanzien van het regt van overgang, vermeld onder Bquot;. 2 van art. 1, wordt voor vruchtgebruik de helft van de waarde van den vollen eigendom, doch zoo het ten behoeve van zedelijke ligchamen of instellingen van de doode hand besproken is, de geheele waarde van den vollen eigendom genomen.
Indien het vruchtgebruik voor bepaalden tyd besproken is, wordt de grondslag, waarover het regt verschuldigd is, berekend als ware het vruchtgebruik in den toedel eens ingezeten van dit Rijk verkregen.
26. Het regt van overgang, vermeld onder nquot;. 1 van art. 1, wordt alleen berekend over het kapitaal der geldswaarde
27. Voor de regeling van het regt van successie kunnen geene andere lasten en schulden worden afgetrokken dan de navolgende
Lasten :
de begrafeniskosten, andere dan die in art. 3(i7, n0. i, van het Burgeriyk Wetboek bedoeld.
Artikel 1190 nquot;. 2 van het Burgerlijk Wetboek is, voor zooveel de aldaar bepaalde bevoegdheid des regters betreft, in dezen van toepassing.
Onder de begrafeniskosten kunnen worden begrepen de sommen, besproken of uitgekeerd voor de uitvaart van den erflater en de, te zynen behoeve, te doene kerkeiyke diensten of te vieren godsdienstige plegtigheden, sedert den dag van zyn afsterven tot en met het eerste jaargetyde na zy'n overlijden, en zulks geëven-redigd aan den stand en het vermogen van den overledene, met inachtneming van hetplaatselyk gebruik en de byzondere omstandigheden.
Hetgeen te dier zake meer is besproken wordt beschouwd als legaat aan niet verwante personen.
Schulden.-
a. de schuldvorderingen ten laste van den overledene op wet-teiyke bewyzen berustende, mits het bedrag, de aard, de dag-teekening der schuld en de naam des schuldeischers worden vermeld.
134
ii. titel, ran de aangifte en waardering enz. 135
Indien de weüolüke bewijzen geleverd worden na de Ijetaling ■van het regl, wordt hetgeen hlükt le veel te zijn betaald teruggegeven, müs deze teruggave gevraagd worde binnen den termijn voor de verjaring bepaald;
b. interesten, renten, huren en pachten, tot en met den dag van het overlijden;
c. de schulden, op hel tijdstip van het overlijden, voortspruitende uil hel beroep van den overledene.
Wanneer de schulden, onder de letters a en c vermeld, door dertigjarige verjaring, en die onder de letter b vermeld, door de vyttigjarige verjaring zijn gctrolTen, worden zy niet toegelaten;
(/. huisschulden lol en met den dag van het overlijden-.diensl-Lodenloon voor het volle loopend jaar of vierendeeljaar.
üe schulden, onder letter b, c en d vermeld, worden ieder afzonderlijk opgegeven, met aanwijzing van haren aard en oorsprong, van den lijd waarovef zij loopen,en den naam desschuld-eischers;
e de grondbelasting, de provinciale of plaatselijke lasten,dgk-en polderlasten, molen- en slulsgelden en soortgelijke omslagen tot en met den dag van hel overlijden.
Indien zg tydens de aangifte nog niet waren omgeslagen, wordt hel bedrag daarvan, zoo alsdil inliet onmiddellijk voorafgegane jaar was bepaald, onder de schulden toegelaten ■ later wordt op het meerdere of mindere niet teruggekomen;
/'. de personele belasting, het patentregt en de hoofdelljkeom-slagen, en andere plaalselgke directe belastingen, tot en melden laalslen dag van het tydvak, waarover zij loopen, ten ware af-schryving of teruggave kan gevorderd worden.
28- Binnen cene niaaml na de aangifte van eenen boedel van een ingezeten des Kyks, moeien de aangevers, elk naar de wyze zijner godsdienstige gezindheid, in persoon, voor den kan-lonregler hunner woonplaats of voor dien der laatste woonplaats van den overledene, den volgenden eed (verklaring) afleggen;
»lk zweer (verklaar) dat ik in gemoede vermeen, dat ik hij -de door mij gedane aangifte van hetgeen door hel overiyden •■van N. N. wordt geerfd of verkregen, niets heb verzwegen wat •■daartoe behoort en voor de regeling van de regten van succes-»sie en van overgang heeft moeten worden aangegeven; dat ik ■dezelfde schuld niet twee of meermalen hebgebragl;datikgeen ■■schuld heb opgegeven, welke niet uit den hoedel moet worden •■betaald; dat ik de buitenlandsche bezittingen (zoo er zyn) en -de roerende goederen, welker waarde uitsluitend naardebegroo--ting des aangevers wordt gerekend, op die waarde heb gesteld, •■welke ik in gemoede vermeen hy de wet te worden gevorderd; -dal ik evenzeer in gemoede vermeen, dalgeone waarden, niet •in de aangifte vermeld, uit den hoedel zijn of zullen wordenaf-■■gegeven, welke naar mijne overluiging niet reeds vóór den dood -des erflaters aan den daartoe aangewezene in eigendom toebe--hoorden; eindelijk zweer (beloof) ik, dat ik dadeiyk aangifte -zal doen van en de regten van successie en van overgang zal
Wet op het regt van successie en van overgang.
'•\oldoen vooral heigeen ik naderhand zal vernemen niet of kwalijk te hehhen aangeseven.quot;
»Zoo waariyk helpe my God almagtig.quot; (Dat beloof ik.)
29. Geen eed wordt afgelegd;
a. voor hoedels, waarvan het aclief, volgens de specifieke opgave, geen drie honderd gulden te hoven gaat;
b. voor boedels, welke geerfd of verkregen worden in de regie linie alleen, of ten deele door echtgenooten in het geval van art. 36 no. 3;
c. door den Staat.
Wanneeranderepersonen mede-erven, wordt de eed alleen door dezen afgelegd.
Ingeval legaten, niet van het regt vrijgesteld, anderen dan van vaste of bepaalde sommen, worden uitgekeerd, moeten de aangevers, op boven omschreven wyze en plaats, den volgenden eed (verklaring) afleggen;
• Ik zweer (verklaar) dat ik in gemoede vermeen voorden boe-»del van N. Ti alles, waarvoor regt van successie of regt van -overgang verschuldigd is, opregtclük te hebben aangegeven.quot;
«Zoo waarlijk belpe mij God almagtig.quot; (Dat verklaar ik.)
30. De in art. lö, n», 3, bedoelde personen zijn, op gelgke wyze, verpligt te zweren (verklaren);
«Ik zweer (verklaar) dal ik in gemoede vermeen opregtelijk «alles te hebben aangegeven wat door my, krachtensden wil van »N. IN. en het overiyden van N. IS., is geërfd of verkregen.quot;
■ Zoo waariyk helpe nvj God almagtig.quot; (Dat verklaar ik.)
31. In de gevallen bij art. 13, nis. 1 en 2, bedoeld, wordt geen eed afgelegd.
32 In geval van ziekte, afwezigheid buiten het Rijk, of andere wettige reden van verhindering,kan deeed, met toelating van den .Minister van Finantiën, krachlens eene byzonderevolmagt,worden afgelegd voor den kantenregter van het kanton, waarin de overledene zyne laatste woonplaats had.
33. De eed word kosteloos afgelegd. Het procesverbaal wordt, op ongezegeld papier, in duploopgemaaktengratisgeregistreerd. Een der duplicaten hlyft ten kanlore van registratie.
34 Wanneer de eed niet binnen den bepaalden termyn is afgelegd wordl, voor iedere ingegane week verzuim,door ieder nalatige eene boete van f 23 verbeurd.
35. De memoriën van aangifte, waarin de goederen niet, overeenkomstig het voorschrift dezer wet,zijnaangewezen,of waarin ontbreekt hetz\j de omschryving van onroerende goederen, hetzg de verklaring, dat geene onroerende goederen zyn nagelaten, of de onlkennende opgave by art. 14 voorgeschreven, of waarin niet al de opgaven voorkomen welke voor de berekening van de belasting worden vereischt, worden geweigerd, metschrifteiyke aanwyzing van hetgeen aan de aangifte ontbreekt.
36- Wanneer, na verloop van den termyn tol aangifte,blykt, dat niet al wat door het overiyden werd geërfd of verkregen, is aangegeven; dat lasten of schulden zijn opgegeven, welke niet tot de nalatenschap behooren-, dat de builenlandsche bszitlin-
136
ii. titel. Fan de aangifte en waardering enz. 131
gen of de roen-ncle poederen, in art. 23 onder de letters e, g cn i vermeld, niet tot de wezenlijke waarde zijn aangegeven, of dat eenlge andere verkeerde opgave of verzwijging, ten nadeele van 's Rijks schatkist, heeft plaats gehad, wordt tegen hen, die daarvan geene nadere aangifte hehhen gedaan, dwangschrift uitgevaardigd tot betaling cener daarbij uit te drukken som, op gelijke wijze en ten zelfden einde als by art 21 is bepaald.
Het dwangschrift mag echter niet worden uitgevaardigd dan nadat eene maand, te rekenen van den laatsten dag van den termijn tot aangifte, ilt; verioopen.
De belanghebliemlen worden van de boelen ontheven, zoo zij van hunne onschuld doen blijken.
37. Zoo met betrekking tot eene aangifte, welke, ingevolge art. 29, lit. a, niet aan beëediging is onderworpen, na verloop van den termijn tot aangifte, een gegrond vermoeden bestaat dat eene verzwijging, eene te lage of verkeerde aangifte, als by art. 3B is bedoeld, heeft plaats gehad, kan de verpligting tot het beëedigen der aangifte door de regtbank van het arrondissement in hetwelk het kantoor, waar zij is ingediend, gevestigd is, aan de aangevers worden opgelegd.
Daartoe wordt door 's Rijks ambtenaar een met redenen omkleed verzoeksclirift aan de regtbank ingediend. Een afschrift daarvan wordt, met dagvaarding voor do regtbank, aan de aangevers heteekend.
De zaak wordt behandeld op den voet voor regtsgedingen in zake van registratie bepaald.
De eed of verklaring bevolen zijnde, moet worden gedaan binnen eene maand na den dag, waarop het bevel der regtbank aan de aangevers is heteekend, en zijn verder de artt. 28, 32, 33 en 3i van toepassing.
De in dozen gemaakte kosten komen ten laste der aangevers, bijaldien verzwijging, te lage of verkeerde aangifte blijkt te hebben plaats gehad.
De verschuldigde regten worden met een vierde daarvan, als boete, verhoogd.
38- Wanneer do binnen het Rijk gelegen of gevestigde onroerende zaken, in art. 23 onder de letters a en c, en de doorlde aangevers gewaardeerde roerende zaken, aldaar onder de letters h, d m f vermeld, niet overeenkomstig hunne wezenlijke waarde schijnen te zijn aangegeven, is 's Rijks ambtenaar bevoegd, eone waardering door deskundigen te vorderen.
De vordering geschiedt bij exploit, houdende vermelding der som, waarop 's Rijks ambtenaar het goed waardeert, bet bedrag hetwelk voor regt en boete wordt verschuldigd geacht, en dagvaarding voor den kantonregtcr van het kanton, waarin de overledene zijne laatste woonplaats had, of, wanneer het onroerende zaken betreft, waar het te waarderen goed, of het voornaamste gedeelte daarvan, volgens het kadastrale inkomen, gelegen is, ten einde zich omtrent de keuze van drie deskundigen te verstaan, of, bü gebreke daarvan, dezen door den regter, ambtshalve, te hooren benoemen.
138 tv et op het reqt van successie en van overgang.
Art. 225, alin. 1 en 2, arlt. 235 tot 229, art. 230, alin. 2, art. 231, alin. I, artt. 232 en 233 van het Welhoek van Burgerluko Kegtsvordering zyn In dezen toepasselijk.
De deskundigen maken van hunne bevinding een hehoorlijk gedagteckend en onderteekend proces-verhaal, vermeldende de verschillende dosr hen aan het goed toegekende waarden,zonder opgave van ieders persoonlijk gevoelen.
Indien twee deskundigen het eens zyn, wordt hunne waardering, indien zij allen verschillen, een derde gedeelte van het gezamenlijk bedrag voor de waarde gehouden.
Wanneer de aldus aan het goed toegekende waarde eenacWste meer dan de aangegevene bedraagt, is, behalve hel hoogere regt, eene daarmede gelijkstaande som, als boete, verschuldigd. In dat geval komen de kosten der waardering ten laste der aangevers, anders ten laste van den Staat.
In elk geval wordt het enkel regt betaald over het bedrag, waarmede de waarde, door de deskundigen bepaald, de aangegeven waarde overtreft; daarentegen wordt teruggegeven het regt betaald over het bedrag met hetwelk de aangegeven waarde die, welke door de deskundigen is bepaald, te boven gaat.
39- Eene boete van een vierde van het regt is verbeurd ingeval, na de beteekening van het exploil, de aangegeven waarde vrijwillig wordt verhoogd, onverschillig of de verhooging meer of minder dan één achtste der aangegeven waarde beloopt.
40. De belanghebbenden kunnen de aan te geven waarde der in het eerste lid van artikel 38 vermelde zaken, te hunnen koste, door deskundigen doen vaststellen.
De vordering daartoe wordt gedaan hij exploit, met dagvaarding van den ontvanger, voor den kantonregter bij het tweede lid van art. 38 aangewezen, en ten einde als daarin is omschreven.
Het derde, vierde en vyrde lid van art. 38 zgn hierbU van toepassing.
De waarde, volgens de schatting der deskundigen aandezaak toe te kennen, wordt aangegeven en strekt ten grondslag voor de berekening van bet regt.
DERDE TITEL.
Fan de hoegrootheid van hel regt van successie en overgang ; van de toepassing, de betaling en de vrijstellingen.
41. Het regt van successie wordt bepaald als volgt:
Wanneer wordt geërfd of verkregen:
1°. dnor den eenen echtgenoot van den anderen, vier ten honderd;
20. door broeders en zusters van broeders en zusters, vier ten honderd;
3°. door neef en nicht, naneef en nanicht van oom of moei, oudoom of oudmoei, en omgekeerd door oom of moei, oudoom of oudmoei van neef of nicht, naneef of nanicht, zes ten honderd.
Op hetgeen, In de gevallen, vermeld onder nis. 2 en 3, meer wordt verkregen dan bet aandeel by versterf zou hebben be-
in. titel, ran de hoefiroolheid van hel reyl van ent. 139
loopen, mitsgaders In alle andere niet voorziene gevallen, tien ten honderd.
42- Het regt van overgang, onder n0. 1 van art. 1 vermeld wordt bepaald op een ten honderd, hoven en behalve het regt van successie.
43. Het regt van overgang, onder n». 2 van art. 1 vermeld, wordt bepaald op een ten honderd in de regte lyn, en tusschen echtgenootcn, kind of kinderen te zamen in huwelijk verwekt, of afstammelingen daarvan nalatende; in alle andere gevallen rij'/quot; ten honderd.
44. Voor de berekening van hel regt van overgang,onder n0. 1 van arl. 1 vernield, wordt hij, dio een evenredig deel der nalatenschap erft, geacht een geliik evenredig deel te verkrijgen in de tot die nalatenschap hehoorendc schuldbrieven en verdere bij evengemelde wetsbepaling opgenofimle zaken, tpn wuredeerllu-ter daaromtrent anders had beschikt.
45. Het bedrag van de regten kan, ten gevolge van verwerping, wel vermeerdering, geene vermindering ondergaan.
46- Het regt van successie wordt geheven van het bedrag der waarde, welke door ieder, na aftrek van zijn aandeel in de schulden en lasten, bij art. 27 vermeld, wordt geërfd of verkregen-Het regt van overgang wordt geheven van de waarde der zaken, zonder aftrek van legaten, schulden of lasten ; met dien verstande nogtans, dal hel bedrag dier heffing het batig saldo des boedels niet zal overschrijden.
47. Het regt van successie en liet onder nquot;. t van art. 1 vermelde regt van overgang, over hetgeen onder bezwaar van vruchtgebruik wordt geërfd of verkregen, zoomede het regt van successie bü periodieke uitkeeiingen, over het kapitaal, tegen den penning vyf en twintig der uitkeering, door den daarmede bezwaarde verschuldigd, behoeft eerst Ie worden betaald bij den dood des vruchtgebruikers, bij het eindigen van het vruchtgebruik ten gevolge van afstand daarvan om niet, of bij het eind van het tydvak, voor hetwelk het vruchtgebruik is ingesteld, en by het ophouden der uitkeering, mils het regt tot opschorting in de aangifte voorbehouden' en zekerheid gesteld worde in binnen het Rijk gelegen vastegoederen,nfin inschrijvingen opeen dergrootboeken van de nationale schuld, ten genoegen van 's Rüks ambtenaren.
Tot het stellen der zekerheid wordt in geen geval eenige reg-teriijke of administrative niagtiging vereischt.
Z\i wordt gesteld binnen cene maand na de aangifte. Bü gebreke hiervan is het regt dadelijk vorderbaar.
De opschorting strekt zich niet uit tot de betaling van verbeurde verhoogingen of boeten.
48. Kijaldien de erfgenamen of de legataris van den eigendom sterft vóór dat het vruchtgebruik, op de wijze by het 1ste lid van art. 47 voorzien, is geëindigd, of vóór dat de periodieke uitkeering is opgehouden, vervalt het regt dat wegens de Yerkrijging van dien eigendom te zijnen laste is opgeschort. Zoo van de be-voegdbeid tot opschorting geen gebruik gemaakt, maar het regt dadelijk betaald is, wordt het teruggegeven.
110 fVel op het regt van successie en van overgang.
49 Wanneer in hel geval, bjj hel vorig artikel vermeld, de eigendom op den vruchtgeliruiker overgaat, moet het regt, wegens de verkrijging van dien eigendom verschuldigd, dadelijk worden betaald. Op dat regt wordt gekort al wat de vruchtgebruiker wegens de verkrijging van bet vruchtgebruik betaald heeft. Zoo hü wegens de verkrijging van het vruchtgebruik meer heeft betaald dan hij voorde verkrijging van den eigendom verschuldigd is, wordt het meerder betaalde echter niet teruggegeven.
50- De opgeschorte regten worden betaald door hen, die tot den vollen eigendom of het vol genot komen door den dood des vruchtgebruikers ten gevolge van den door hem gedanen afstand van het vruchtgebruik om niet, door beteindigen van het tydvak, voor hetwelk het vruchtgebruik is ingesteld of door bet ophou-den der periodieke ultkeering.
Zü die staande het vruchtgebruik of de periodieke uitkeering, den eigendom onder de levenden overdragen, worden geacht bij den dood des vruchtgebruikers of het eind van het tüdvak voor hetwelk het vruchtgebruik is ingesteld of bij het ophouden der periodieke uitkeering, tol den vollen eigendom of het vol genot te zijn gekomen.
51. Voor de betaling van het regt van overgang, onder n». 2 van art. 1 vermeld, wordt geen uitstel verleend. Het regt voor den eigendom en dat voor hel vruchtgehmik worden te geiyker tijd betaald binnen den termijn bij art. 55 bepaald.
52. Hel regt wordt naar de verwantschap of de betrekking tusschen den insteiier en den verkrijger berekend, al ware deze ook niet bij versterf tot het verkregene geregtigd geweest;
a. wanneer bij eene erfstelling over de hand de verwachter tol het genot komt;
b. wanneer vruchtgebruik of periodieke uitkeering bij opvolging wordt verkregen;
c. wanneer de vruchtgebruiker, in het geval van art. 49, den eigendom verkrygl;
d. wanneer de personen, in art. 50 bedoeld, den eigendom niet hebben geërfd of verkregen uit den boedel van den insteiier van hel vruchtgebruik of de periodieke uitkeering.
Hel regt, verschuldigd door de personen, onder de letters c en d bedoeld, kan, bij de toepassing van het eerste lid van dit artikel, niet verhoogd worden ten gevolge van overgang van den bloolen eigendom in de regie linie door overiyden.
Hel kan echter nooit minder bedragen dan hel regt, hetwelk verschuldigd is geweest door dengenen, van wien de bovenbedoelde personen den bloolen eigendom in de regte linie hebben geërfd of verkregen.
53- Wanneer by den aangever onzekerheid beslnal omtrent de verwantschap, of omtrent den persoon, die erft of verkrygl, of omtrent de hoeveelheid welke den erfgenaam bij versterf zou zyn aangekomen, wordt lien ten honderd geheven, behoudens teruggave van hetgeen naderhand blijkt te veel betaald te zijn, zoo deze teruggave wordt gevraagd binnen den termijn voor de
in. titel. fail de hoegrootheid van het regt van enz. 141
verjaring bepaald, of, in geval van regtsgedingen over de erfenis of de verkrijging, binnen een jaar na het eindvonnis.
54. Het regt van successie en van overgang, de verhooging van regt en de boete moeten worden betaald zoo als zü door 's Ryks ambtenaar, krachlens deze wet en overeenkomstig de bepalingen van het Burgeriyk Wetboek, zyn berekend.
Het regt kan noch verminderd noch teruggegeven worden dan alleen ingeval de wet niet naar behooren mogt zijn toegepast.
55. De betaling van het regt van successie, van het regt van overgang en der boeten geschiedt binnen eene maand na de aangifte; het regt, waarvan de betaling volgens arl. 57 is opgeschort gebleven, dadeigk bij do aangifte-, alles op verbeurte van één tiende gedeelte van het verschuldigde regt als boete, boven de kosten van vervolging.
Uiterlijk binnen veerlien dagen na de aangiften, andere dan de laatst bedoelde, wordt door den rijksambtenaar aan de hg de aangifte gekozen woonplaats eene eenvoudige, behoorlijk verzegelde specllieke nota gezonden van het verschuldigde voor regt, verhooging, boeten en kosten.
56 Van het regl, van successie is vrijgesteld :
1°. al wat door den Slaat wordt geërfd of verkregen;
2° al wal wordt geërfd of verkregen in de regte linie;
3quot;. al wat de langstlevende echtgenoot van den eerstslervende erft of verkrijgt, wanneer kind of kinderen uit bun huwelijk verwekt of afstammelingen daarvan aanwezig zijn ;
4°. al wat geërfd wordt of verkregen uit eene nalatenschap, waarvan het zuiver saldo volgens do specllieke aangifte geene f 300 le boven gaat;
5°. al wal In vruchlgebruik, of bij wijze van periodieke uit-keering, wordt geërfd of verkregen, zoo de verkrijger sterft vóór dat zijn genot zes maanden heeft geduurd. In geval van later overlijden wordt vrijstelling verleend voor dat gedeelte van het regl, hetwelk het voordeel door den verkrijger, blijkens daarvan overgelegde bewijzen genoten, te boven gaat;
6°. de waarde der onroerende zaken, over welke, in de over-zecsche bezillingen van hel Rijk, bet regt van overgang wordt bewezen te zijn betaald geworden, doch alleen voor zoover die in het actief uitgetrokken waarde, naar evenredigheid, in het zuiver saldo is begrepen.
Ingeval het onder n°. 5 bedoelde overlijden plaals heeft, of de onder dat nommer en onder n°. (i bedoelde bewgzen geleverd worden na de betaling van het regt, wordt dit teruggegeven, zoo deze teruggave wordt gevraagd binnen den termijn, voor de verjaring bepaald.
57. Van het regt van overgang, onder no. 1 van art 1 vermeld, wordt vrggesteld;
1°. al wat door den Staat wordt geërfd of verkregen;
ïquot;. al wat wordt geërfd of verkregen in de regte Unie;
3°. al wat de langstlevende echtgenoot van den eerststervendo erft of verkrygt, wanneer kind of kinderen uit hun buwelgk varwekt of afstammelingen daarvan aanwezig zyn.
152 JVet op hel regt van successie en van overgang.
58- Gewettigde kinderen worden, voor de toepassing dezer wet, beschouwd als uit het huwelijk te zijn geboren.
Wettelijk erkende natuurlyko kinderen worden met wettige gelijkgesteld, mits de bowgzen der erkenning b'u de aangifte worden overgelegd.
In de gevallen van art. 918 en art. 02(1 van het Burgerlijk Wetboek, wordt de natuurlijke bloedverwantschap voor de berekening van het regt als wettige beschouwd.
59- Alle schenkingen onder de levenden aan zedelijke ligchamen of instellingen van dc doode hand, daaronder begrepen stichtingen bij het leven lot het doen van kerkelijke diensten of hel ver-rigten van kerkelijke piegtigheden, worden beschouwd als of het geschonkene, krachtens uitersten wil, bij legaat verkregen ware.
De aangifte geschiedt ten kantore in welks kring hetligchaam of de instelling is gevestigd. Zij Is aan geene beëediging onderworpen.
De termgn vangt aan op den dag, waarop de Koninklijke mag-tiging tot aanvaarding is verleend; voor zoover deze niet wordt vereischt, van den dag der registratie van de acte van schenking; zoo ook deze ontbreekt, van den dag der in-bezit-treding.
Deze schenkingen zyn vrü van hel regt van registratie.
60- Wij behouden Ons voor om, in bijzondere gevallen, van wege dwaling of onwillig verzuim in de aangifte of in de nakoming van andere voorschriften dezer wet, kwijtschelding, vermindering of teruggave van regten, van verhooging van regt of van boete te verleenen.
61. Onze Minister van Financiën is bevoegd om, in bijzondere gevallen, den termijn van aangifte, beëediging, betalingen zekerheidstelling te verlengen.
De duur van het hg art. 8 bepaalde voorregt en de termijnen bij art. 03 bepaald, worden, van regtswege, met den tijd van het uilstel verlengd.
In geval van verlenging der termijnen van aangifte of betaling is interest van het bedrag van het regt verschuldigd, tegen vier ten honderd in het jaar, te rekenen van den dag, waarop de betaling volgens de wet had moeten geschieden, tot dien waarop zg werkelgk plaats heeft.
VIERDE TITEL.
Van de vervolging en de verjaring.
62- De vervolging door 's Rgks ambtenaren voor de invordering der regten, verhoogingen en boeten krachtens deze wet verschuldigd, en de terugvordering door de belanghebbenden van betaalde regten, verhoogingen en boeten, worden op dezelfde wgze ingesteld en behandeld als bg de wetten op de registratie is bepaald.
63- Er is verjaring:
1«. in geval van verzuimde aangifte, voor de invordering van het regt van successie, van het regt van overgang, van verhoogingen van regt en van boete, na vijf jaren, te rekenen van den
iv. titel. Van de vervolcimq en de verjaring. 14s
dag van het overlüdcn, wanneer dal binnen het Rijk heeft plaats gehad, of in geval van overlijden builen het Kijk, van den dag der inschrijving van de acte van overlijden in de registers van den hurgeriyken stand hier te lande, of van den dag waarop acton of stukken, waaruit liet overlijden Wijkt, gekomen zijn ter kennis van den rijks-ambtenaar, hij wien de aangifte is of had moeten worden gedaan. Er kan evenwel inditlaatstegevalgeene vordering worden ingesteld, wanneer jaren naden dagvan het overlijden zijn verloopen.
in het geval, liij art. 3!) vermeld, na vijf Jaren, te rekenen van den dag der magtiging, der registratie van de acte,of der in-he-zit-troding;
2°. voor de invordering der boeten, wegens te late eedsaflegging verbeurd, na een jaar, te rekenen van den dag waarop do eed is afgelegd;
30. voor hot vragen van waardering door deskundigen volgens art. 38, na tece jaren, te rekenen van den dag der aangifte;
5°. voor de invordering of hgvordering van hel, op de memorie van aangifte, verschuldigde of te weinig geheven regt en verhooging, voor de vordering tot teruggave van betaalde regten, verhoogingen en boelen, na /wee jaren, te rekenen van den dag der aangifte.
indien de vordering lot betaling of teruggave van eene voorwaarde afhankelijk is, begint de termijn Ie loopen van den dag, waarop zy is vervuld of ontbreekt.
3°. voor do vorderingen, bedoeld bij de artt. 36 en 37, na twee jaren, te rekenen van bet tUdslipwaaropactenofstukken,waaruit blykt of het gegrond vermoeden ontstaat dat verzuim heeft plaats gehad of verkeerde opgaven zijn gedaan, gekomen zijn ter kennis van den rUks-ambtenaar/by wien de aangifte gedaan is of gedaan bad moeten worden.
Indien de vervolging gedurende één jaar w ordt gestaakt, zonder dat zy voor den regler is aanhangig gemaakt,isdeverjaring onherroepeiyk verkregen.
Slot- en overgangsbepalingen.
64- Het is 's Ryks ambtenaar, zoowel dengeneten wienskan-tore de memoriën van aangifte en bytagen worden ingeleverd, alsdengene die daarvan, in zijne amblsbetrekking, kennisneemt, verboden, van die stukken inzage, afschriflenofuittreksels te geven, of daaruit iets mede tedeelen anders dan aan de aangevers en hunne regtverkrygenden, en aan de verkrygers onderbgzon-deren titel, alleen voor zooveel ieders reglen aangaat.
In alle andere gevallen wordtdaartoe een bevelschrift vereischt van den kanlonregter van het kanton, waarin het kantoor gevestigd is.
Behalve de kosten van het zegel, is vijftig cents verschuldigd voor elke geheel beschreven bladzyde, houdende 27 regels, elk van 12 lettergrepen door elkander, en gedeelteigk beschreven hiadzydea voor vol gerekend.
144 IVet op het regt van successie en van overgang.
Op het uiltreksel of afschrift wordt voor het genoten salaris gekweten.
Bij het verleenen \an hlooleinzageisi v/HscenlsverschuIdigd.
65- De verhoogingen en boelen kunnen niet worden \erhaald op de erfgenamen van dengene, die ze heeft verbeurd, len ware deze reeds tot betaling veroordeeld of een dwangschrift tegen hem uitgevaardigd mogt zün.
66 G een interesten hoegenaamd worden door of van de belastingschuldigen gevorderd, behalve in het geval hü het laatste lid van art. (11 voorzien.
67. De bepalingen dezer wet zyn mede loepasseiyk op de vereeniging van vruchlgebruik en bloolen eigendum; op de ver-kryging van vruchlgebruik en periodieke uitkecringen bg opvolging, en op overgang hy erfenissen o\erdc hand, onder dezo wet plaats hebbende, al mogt ook de oorspronkeHlke insleiler of erflater reeds vroeger zün overleden.;
68 De bepalingen van art. (13 zgn mede tocpasseliik op de vorderingen onder vroegere wetten ontslaan, voor zoover hij die wetten geen bijzondere tertnUquot; was liepaald.
69. De wet van 27 December 1817 {Slaatshlad no. 37) cn alle andere wetlen en wctleluke verordeningen, betriflende bet regt van successie en van overgang bij overlijden, worden bü het in werking komen dezer wet afgeschaft; zij blijven echter van kracht ten aanzien der vererving en verkrijging dooroverlijden, onder hare werking voorgevallen, behouders do bepalingen van artt. 60, 67 en 68.
70 Deze wet komt in werking op den Isten July 1859.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriele Deparlementen, Aulorileilen, Collegiën en ambtenaren, wien zulks aangaal,aandeiiaauwkeu-rige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven op hel Loo, den 13den Mei 1859.
(9 eteekend) WILLEM. De Minister van Financiën, (geteekend) van büsse.
Ullgegeven den twintigsten Mei 1859.
De Directeur tan liet Kabinet des Konings, [geteekend) l)E kock.
BETREFFENDE DE WIJZE VAN EEDSAFLEGGING DER ONDERSCHEIDENE REGTERLIJKE AMBTENAREN, DE AFWEZIGHEID,
DE AFWISSELING EN DE ORDE VAN DE INWENDIGE DIENST
VAN DEN HOOGEN RAAD, GELIJK MEDE VAN DE HOVEN EN
REGTBANKEN.
HOOFDSTUK I.
Algemeene bepalingen.
EERSTE AFDEKLING.
Van de wijze van eedsaflegging der onderscheidene regterlyhe ambtenaren.
Artikel 1.
De eed (belofte) voorgeschreven b(j art. 29 der Wet opdereg-terlUke organisatie en het beleid der Justitie, zal worden afgelegd als volgt:
Door de kantonregters, hunne plaatsvervangers, alsmede door de grifllers en de ambtenaren van het openbaar ministerie büde kanton-geregten, in handen der regtbank van het arrondissement, waaronder dezelve beboeren;
Door de presidenten, vlce-presidenten, regters, regters-plaats-vervangers, ambtenaren van het openbaar ministerie en grilliers by de arrondissements-regtbanken, in banden van het geregts-hof der provincie, waarin dezelve zgn gevestigd;
Door de presiden ten, vice-presidenten,raadsheeren, ambtenaren van het openbaar ministerie en grilhersder provinciale geregts-hoven,In handen van den hoogen raad;
Door den president,de raadsheeren,ambtenaren van het openbaarministerie en dengrilller, mitsgaders de substituten-griDiers van den hoogen raad, in handen van den Koning;
De substituut-grifliers der overige kollegiën leggen den eed af in handen van het kollegie, waartoe zy behooren ;
Van het afleggen van den eed in de opgemelde kollegiën, wordt eene behoorlijke akte opgemaakt. (R. O. 19 )
2. De eed (belofte) welke in handen der regterlyke kollegiën wordt afgelegd,wordtafgenomen,op requisitoir van hetopenbaar ministerie, op een regtsdag, voor behandelingvanburgerlgkeza-ken bestemd.
3. Er wordt door den griffler van den hoogen raad en van ieder provinciaal geregtshof en arrondlssements-regtbank een register gehouden, waarin worden Ingeschreven de Koninklijke besluiten, bevattende de benoeming der regterlijke ambtenaren, die voor dezelve tot het afleggen van den eed zyn toegelaten, benevens de akten van den in de kollegiën respectiveiyk afge-legden eed.
Een uittreksel uit dat register, de akte van den door hem af-gelegden eed bevattende, wordt aan iederen regteriyken ambtenaar uitgereikt, tegen voldoening der daartoe bepaalde grillle-regten.
De grlQler van den hoogen raad zal bovendien nog een afzon-
IX. 10
146 Regiem, betreff. de wijze van eedsaflegging, enz.
derlgk register houden, waarin de benoeming der regteriyke ambtenaren in en bjj dat koilegie zal worden ingeschreven.
4. De installatie der regteriyke ambtenaren in en bg de kan. ton-geregten, geschiedt door de eenvoudige voorlezing op de te-regtziUing der akte van den afgelegden eed, door den griffier of door dengenen, die deszelfs functiën waarneemt.
De andere regterlgke ambtenaren worden geïnstalleerd in eene plegtige zitting van bet koilegie, waarby zy zyn benoemd, en door den president van hetzelve, of door dengenen die hem vervaagt, nadat de akte van de door ben afgelegden eed door den griffier zal zyn voorgelezen.
5- De wyze waarop voor het eerst, de afneming van den eed der regteriyke kollegiënen hunne instailatiezal geschieden, wordt by een afzonderiyk besluit bepaald.
TWEEDE AFDEELING.
Fan de afwezigheid en de vacantie.
Hebben de Kanton-geregten eene jaarlyksche vacantie ? in R. üg-
tlad, III, blz. 371—376.
6. De leden der regteriyke magt zich bulten den tgd van vacantie, en wanneer hunne dienst niet gevorderd wordt, langer dan acht dagen van de plaats, waar zy hunne bediening uitoefenen, willende verwyderen, hebben daartoe verlof noodig; te weten: de vice-prosldenten, raadsheeren, regters, regters-plaats-vervangers, griffiers en suhstituut-grifflers, van den president van het koilegie waartoe zg behooren; de advocaten-generaal' van den procureur-generaal en de substituut-officieren, van den officier van justitie.
De presidenten van de arrondissements-regtbanken vragen het verlof, van den president van hel gereglshof in de provincie, waarin dezelve zyn gevestigd, en de officieren van justitie, van den procureur-generaal bg helzelve.
De kantonregters en hunne griffiers zich langer dan acht dagen uit hun kanion willende verwyderen, hebben verlof noodig van den president der arrondisscments-rcgtbank waaronder zg behooren. (R. O. 16 v.)
7. Indien de afwezigheid langer dan ééne maand moet duren, bebüen alle voornoemde regteriyke ambtenaren, buiten de vacantie, daartoe het verlof noodig van den Minister van justitie.
De Minister beschikt op hel gedaan verzoek, na alvorens te hebben ingewonnen hel berigt van den president en van den pro-cureur-generaal of van den officier van juslitie van hel koilegie, waartoe de ambtenaar behoort.
8. De presidenten en de procureurs-generaal bg den hoogen raad en de provinciale gereglshoven, vragen voor elke afwezigheid van langer dan acht dagen, buiten de vacantie, verlof aan den Koning.
9. Er wordt geen verlof verleend, dan in geval aan de dienst der juslilie door de afwezigheid van den ambtenaar die bet verlof verzoekt, geen nadeel wordt lotgubragl.
i. hoofdstuk. Algetneene bepalingen- 147
10- Afwezigheid van meer dan acht dagen zonder het verlof in de vorige arlikeis vermeld, kan aanleiding geven tot de toepassing van art. 14 en 108 der Wet op de RegterlUke organisatie en het beleid der Justitie, en zelfs tot die van art. lï der cvengeraelde Wet.
11. Er beslaat bü ieder regterlijk kollegie eene kamervan va-cantie, welke belast is met de afdoening van spoed vereischcnde zaken en van straf-zaken.
12. De kamer van vacantie is zaraengesteld, hU den hoogen raad, uit den president of vice-president en zeven raadsbeeren; bij de provinciale geregtshoven, uit den president of vice-president en zes raadsbeeren; bij de arronilissements-reglbank te Amsterdam, uit den president of een der vice-presidenten en acht reglers; b(j de arrondissements-reglbiink leHotlerdam uil den president of vice-president en vjjf reglers; by alle de andere arrondissemenls-rcglbanken, uil den president of oudst benoemden regler en twee reglers.
Bg iedere kamer van vacantie behoort een ambtenaar van het openbaar minislerie, alsmede een grilller of substiluul-griCDcr; ook wordt, voor zoo veel de arrondisseinents-reglbanken belrefl, bij iedere vacanlie-kamer een bepaald getal plualsvervangersge-voegd.
13. De zamenstelling der kamer van vacantia geschiedt by ieder kollegie telken jare uileriyk eene maand vóór den aanvang der vacanlie, in eene algetneene vergadering,opeene voor-dragt daartoe door den president te doen; waarby moet worden in acht genomen, dal de leden van bel kollegie, zoo veel moge-lyk, by Jaariyksche beurtwisseling in de vacanlie-kamer zitting hebben; moetende by die verrigting tevens gezorgd worden, dat geen kollegie, door afwezigheid van leden ten gevolge der vacantie, builen slaat gerake om in de zaken lot deszelfs kennisneming beboorende regl te spreken.
14. Hel zal echter aan de leden van ieder kollegie vrystaan, om met eikanderen onderling, by tninneiyke schikking, te ruilen ; doch met voorkennis van den president.
15. Te getyk met de benoeming van de leden der kamer van vacanlie, worden, na verboor van het openbaar ministerie, de dagen en uren bepaald, waarop dezelve bare gewone leregtzit-tingen zal houden, en worden deze dagen en uren door aanplakking aan hel geregtsgebouw, en des noods door afkondiging in een of meer dagbladen, openiyk bekend gemaakt.
DERDE AFDEEHNG.
Fan de afwisseling en orde van de inwendige dienst.
16. De rang van ouderdom van dienst der regleriyke ambtenaren, ieder in de betrekking, waarin hg geplaatst is, wjrdt geregeld naar den dag waarop bet besluit hunner benoeming door den Koning is geleekend.
17. VVanneer meerambtenarenopdenzelfden dag zgn benoemd zullen zy gelyken rang van ouderdom hebben; doch zal, wanneer de benoeming van meer leden van hetzelfde kollegie bg een
U8 Regiem, betref], de wijze van eeds-aflegging, enz.;
en hetzelfde besluit beeft plaats gebad, in de orde van zitting bet lid \oorgaan, wiens naam bet eerst in het Koninklijk besluit voorkomt.
In geval van benoeming op dcnzelfden dag, doch by verschillende besluiten, bepaalt de Koning de orde, waarin zy onderling zitting zullen nemen.
18. Er wordt in ieder koilegie door den griflier eene lijst gehouden, waarop de leden geplaatst w orden, naar hunne orde van zitting, en met vermelding van hunnen rang en ouderdom.
19. Wanneer een regterlgk koilegie uit meer kamers is te zamen gesteld, heeft de president het regt om by die kamer voor te zitten, welke bjj zal verkiezen. Mü kan echter ook in de andere kamer voorzitten, wanneer by zulks noodig oordeelt, en is vorpligt om zulks ten minste vier malen in het jaar te doen. In de andere kamers wordt bet voorzitterschap door eenen vice-president waargenomen.
20. Wanneer het koilegie slechts uit éene kamer bestaat, kan het voorzitterschap voor de verschillende werkzaamheden door den president tusschen hem en den vice-president zoodanig worden verdeeld, als bü in het belang van de dienst nuttig acht.
Wanneer de president bü eene teregtzitting het voorzitterschap waarneemt, kan de vice-president by dezelve als lid zitting nemen, en is zelfs daartoe verpligt, in gevalle bet koilegie, tengevolge van ontstentenls,afwezlgheld of belet van leden, niet mogt in slaat wezen, om zyne werkzaamheden te vervullen, en in bet algemeen wanneer bet belang van de dienst zulks mogt vorderen.
21- De voorzitter van iedere kamer, wanneer het koilegie uit kamers bestaat, wordt in de werkzaamheden, welke de zittingen van dezelve betreffen, In geval van afwezigheid, belet of ontstentenis, vervangen door den raadsheer of regter, die hem in de orde van zitting in do kamer opvolgt.
Ten opzigte van alle andere werkzaamheden, gelden de bepalingen van art. 7 der Wet op de Regterlyke organisatie en het beleid der Justitie.
22- Bij den hoogen raad, het provinciaal geregtshof van Holland en de arrondissements-regtbanken, uit meer dan eene kamer bestaande, wordt jaarlgks, vóór den aanvang der vacan-tie, de zamenstelling der kamers voor het volgende regterlyke jaar geregeld in eene algemeene vergadering, in welke een ontwerp der zamenstelling aan het koilegie voorgedragen wordt door den president, na ingenomene consideratien van den procureur-generaal of van den oflicier van justitie.
Deze zamenstelling geschiedt zoodanig, dat hierin jaariyks eene gedeelleiyke afwisseling plaats grype, zoo dat ieder lid op zyne beurt de dienst in alle kamers waarneemt.
Geen raadsheer of regler zal, legen zijnen wil, langer dan twee jaren by dezelfde kamer behoeven te blyven.
De eerste zamenstelling der kamers zal op de vorengemelde wyze, zoodra mogeiyk, na de Installatie der regterlyke kollegiën by hit invoeren der nieuwe wetgeving bewerkstelligd worden.
i. hoofdstuk Algcmecne bepalingen. 149
23- Ken lid In eene kamer tot commissaris of rapporteur benoemd z(jnde, en In eene andere kamer overgaande, zal de hem opgedragene werkzaamheden in de kamer, welke hg verlaten heeft, ten einde brengen.
24. Wanneer ten gevolge van ontstentenis, afwezigheid of belet van een of meer barer leden, eene kamer niet mogt in staal zijn om hare teregtzittingen te houden, zal liet ontbrekende getal door den voorzitter van bet kollegie worden aangevuld, uit eene andere kamer, die op dat oogenhlik geene zitting houdt, of die alle hare leden niet volstrekt benoodigd heeft.
25- Het zal aan ieder lid in eene kamer geplaatst vrijstaan om, met voorkennis van den president, bü minnelijke schikking zich te doen vervangen door een lid van eene andere kamer, mits de dienst van laatstgemelde kamer daardoor niet lijde.
26- De voorzitter van ieder kollegie heeft de bevoegdheid om in zake van veel gewigt of van grooten omvang, een of meer raadsheeren of regters, boven het bij de wet bepaalde getal als bijzitters te benoemen.
Dezelve zullen bü de behandeling der zaak moeten tegenwoordig zyn, doch niet mede werken tot het wijzen van het arrest of vonnis, dan alleen ter vervanging van die raadsheeren of regters, het gewone getal uitmakende, welke mogten verhinderd worden daarin deel te nemen.
En zal van dit alles aanteekening worden gehouden op hel audiBntie-blad. (R. O. 21, SO, S7, 70, 71, 100 v.)
27- Ieder rcgterlijk kollegie houdt wekelijks zon vele zittingen als de behandeling der zaken vereischt.
De dagen der gewone zittingen en het uur van den aanvang derzelve worden door ieder provinciaal geregtshof, regtbank of kanlon-geregtuiterlijk binnen drie maanden na derzelver installatie, bij een bijzonder reglement, naar gelang der omstandigheden bepaald, hetwelk aan den minister van justitie ter goedkeuring wordt onderworpen.
Hetzelve wordt, na door den Minister van justilie te zijn goedgekeurd, bü aanplakking aan het geregtsgebouw en door middel der dagbladen openlijk bekend gemaakt.
28. Voorloopig, en lot dat de in het vorig artikel vermelde reglementen zullen zijn goedgekeurd, worden de dagen en uren van de gewone zittingen door ieder provinciaal geregtshof, regtbank of kanton-geregt, dadelijk na derzelve installatie geregeld, en by aanplakking aan bet geregtshof openlijk bekend gemaakt.!
29. Behalve de gewone zullen er ook buitengewone zittingen kunnen gehouden worden, indien de drang der omstandigheden of het nut van de dienst dit zoude mogen vorderen.
De bepaling daarvan wordl opgedragen aan den president van bet kollegie, of, indien hetzelve uit moer dan ééne kamer bestaat, aan het lid van het kollegie, hetwelk het voorzitterschap bekleedt in de kamer, bü welke de buitengewone zittingen gevorderd worden.
30. Kr zullen algemeene vergaderingen kunnen gehouden
150 Regiem, belre/f. de wyze van eeds-a/leoging. enz.
worden, zoo dikwerf de president van bel kollegie zulks nuttig oordeelt.
Bg dezelve moeten alle de leden zoo veel mogeiyk tegenwoordig zijn.
31 De duur der gewone zittingen wordt aan de regterlUke kollegiën overgelaten; doch zal dezelve telkens niet korter mogen zün dan van drie uren, in geval de tiebandeling der zaken dit vereischt.
De president draagt zorg, dat de zittingen sliptelijk op bet bepaalde uur worden geopend; indien hu daartoe door afwezigheid, het zü van leden, het zy van den ambtenaar van bet openbaar ministerie, of van den griflier, mogt buiten slaat wezen, kan hg hiervan proces-verbaal opmaken en hetzelve opzenden aan het ministerie van justitie. De ambtenaar van het openbaar ministerie heeft dezelfde bevoegdheid.
32. De tyd voor de tereglzitliniien bestemd, mag tot geene andere werkzaamheden worden besteed.
33. De raadsbeeren of regters, welke met personele commis-siën in het kollegie waartoe zij behooren, mogten belast zyn, zorgen, dat zü de daaruit voortvloeyende werkzaamheden op zoodanigen tyd verrigten, dat daardoor in de zittingen van het kollegie geene verhindering of vertraging worde veroorzaakt.
34- De commissarissen en rapporteurs, mitsgaders de leden der personele commissiën, worden in ieder kollegie door den president benoemd, ten ware de wel zulks anders bad bepaald. Hy zal zorgen, dat de leden hierin elkander afwisselen, volgens een daarvan te maken rooster.
35. Er wordt Ier gnme van den boogen raad, alsmede van ieder provinciaal geregtshof en arrondissements-reglbank, een register of algemeene rol gehouden voor burgerlyke zaken, die van koophandel daaronder begrepen, waarop worden ingeschreven alle zaken in den rang waarin zy worden aangebragt, met de namen der pariyen en van hare procureurs. Aan iedere zaak wordt een afzonderiyk nummer gegeven ; op deze rol wordt ook kortelijk aanteekening gehouden van al hetgeen in iedere zaak voorvalt.
36. Indien bet kollegie in meer kamers, voor de zaken in het vorig artikel vermeld, verdeeld is, worden de zaken onmiddel-lyk aangebragt by de kamer, waarby dezelve behooren, en er worden zoo vele rollen gehouden als er kamers bestaan.
37. De procureur van den eiscber draagt zorg, dat de in-schryving op de rol plaats hebbe, niet later dan den dag vóór dal de zaak moet dienen, en in de zaken, waarin de dagvaarding op korte lermynen gedaan is, zoo spoedig mogeiyk.
38- Ten dage dienende roept de deurwaarder de zaken op, een voor een, in den rang barer plaatsing op de rol. — De griffier zorgl, dat er voor iedere zitting een uittreksel uit de rol gereed zy, houdende vermelding der zaken, welke moeten worden opgeroepen.
39- Wanneer de zaken in staat zyn om te worden voorge-draten, zal zulks geschieden in den rang, waarin dezelve op de
i. hoofdstuk. Algemeene bepaHnqen. 151
rol voorkomen; echter zal de regler daarvan eene uitzondering maken voor de zaken die spoed vereischen, welke zonder rang van de rol worden voorgedragen; laatstgemelde worden bet eerst opgeroepen. (R. 137,14« ï».)
40. Indien eene zaak niet dadelijk op de eerste teregtzitting wordt afgedaan, wordt de voortzetting of afdoening tot eenen naderen dag verschoven, en de grilHer draagt zorg, dat daarvan aanteekening worde gehouden; ook die zaken worden op den bepaalden dag in haren oorspronkelijker! rang opgeroepen.
41. Wanneer men tegen een vonnis of arrest, hjj verstek gewezen, in verzet komt, herneemt de zaak haren ouden rang op do rol, ten zij de voorzitter een' bepaalden dag stelle om op bet verzet regt te doen. (R. 81.)
42. Wanneer op den dag, tot voortzetting van de zaak bepaald, de praktizijns van beide partijen afwezig zijn, wordt de zaak op de rol doorgehaald.
43- Er wordt by ieder kollegie eene afzonderlijke rol gehouden voor de zaken, die voor den president in kort geding worden behandeld. (R. 289 v.)
44. De procureurs der partijen zijn verpligt om aan den gritHer ter hand te stellen een door ben geteekend afschrift der conclusiën, welke zij hebben genomen, ten einde aan bet audiëntie-blad te worden gehecht.
45- Vóór den aanvang der pleidooüen worden de met reden omkleede conclusiën door partijen voorgelezen. (R. 138 v.)
40. Er wordt door den grittier van ieder regteriyk kollegie eene rol gehouden der strafzaken, die hg hetzelve op de openbare teregtzitting moeten worden behandeld, zoo veel mogelijk in denzelfden vorm, als bü art. 3ö van dit reglement is bepaald.
47. Wanneer de regters eenparig oordeelen, dat eene zaak tot genoegzame klaarheid is gebragt, zal de president de plei-dooüen doen ophouden.
48. De president is belast met de handhaving der orde bü de teregtzittingen en vergaderingen. (R. 21 v. Sv. 303 v.)
49. De vonnissen of arresten worden uitgesproken door den president van het kollegie of van de kamer, die hetzelve heeft gewezen. (R. S9.)
50. In alle strafzaken bepaalt de president, op het verzoek en de voordragt van het openbaar ministerie, of der ambtenaren, vermeld In art. 222, nquot;. 2, van hel Wetboek van Strafvordering, in zaken, welke door deze moeten worden aanbangig gemaakt, den dag waarop dezelve ter openbare teregtzitting zullen worden behandeld.
51. In zaken, waarin de stukken, volgens de wet, ter grittle moeten worden opgezonden of nedergelegd, bepaalt de president (voor zoo veel des noods) den tijd, gedurende welken zoo welde raadsheeren of regters, als de ambtenaren van het openbaar ministerie en de praktizijns der beschuldigden of beklaagden, van de stukken in strafzaken inzage zullen kunnen nemen.
15ï Regiem, betreff. de wyze van eeds-aflegging. enz.
VIERDE AFDEELING.
Van hel openhaar ministerie.
52- De procureur-generaal bij den hoogen raad waakt in liet bijzonder voor de handhaving en uitvoering der wetten en reglementen by den hoogen raad, by al de provinciale geregtshoven, regtbanken en kanton-geregten in het Koningryk.
53. De procureurs-generaal bü de provinciale geregtshoven, de otllcieren van justitie by de regtbanken en de ambtenaren van het openbaar ministerie by de kanton-geregten, zyn ver-pligt de bevelen na te komen, die hun, naar aanleiding van art. 5 der Wet op de Regleriyke organisatie en het beleid der Justitie, tot uitvoering van hel vorig artikel door den procureur-generaal bü den hoogen raad in hunne ambtsbetrekking zullen gegeven worden.
54. De procureurs-generaal by de provinciale geregtshoven zyn, leder in de geheele uitgestrektheid van zyn ressort, belast met de uitocrening en het beleid der criminele justitie, en met eene gelijke zorg, als in artikel 52 is bepaald, by het geregtshof en by de arrondissements-regtbanken en kanton-geregten in do provincie, waarin hetzelve is gevestigd; de otDcieren van justitie bij die arrondissements-regtbanken, en de ambtenaren van het openbaar ministerie by die kanton geregten, oefenen hunne ambtspligten ten aanzien der criminele justitie uit, onder het toezigt en de directie van den procureur-generaal bü het provinciaal geregtshof, en zyn voorts te zynen aanzien aan gelyke verpligting als in het voorgaande artikel onderworpen.
55. Dezelfde bepalingen gelden ten aanzien der oUlcieren van justitie in den omtrek van het regtsgebied der arrondissements-regtbanken, waarby zij behooren.
56. De regtsbedienden z'un in het byzonder aan het toezigt der ambtenaren van het openhaar ministerie onderworpen. (K. 23.)
57. De procureurs generaal by den hoogen raad en bij de provinciale geregtshoven verdeelen het werk lusschen zich en de advocaten-generaal, geiyk ieder hunner zulks in het belang der Justitie zal geraden oordeelen.
De procureur-generaal kan, zoo dikwerf hy zulks goed vindt, zelf de werkzaamheden verrigten, die hij bepaaldeiyk aan eenen advocaat-generaal mogt hebben opgedragen.
By de pleglige teregtziltingen en algemeene vergaderingen van het koilegie, zullen de functiën van het openbaar minislerie door den procureur-generaal in persoon worden waargenomen.
De bepalingen van dit artikel zyn mede toepasselijk op de offlcieren van justitie ten opzigte van hunne substituten.
58- De advocaten-generaal bij den hoogen raad en de provinciale geregtshoven, en de substituut-offlcieren van justitie bg de regtbanken zijn omlergeschikt in hunne ambtsbetrekkingen aan het hoofd van het parket waartoe zy behooren.
59. Het openbaar ministerie niet op den bepaalden dag zyne
i. hoofdstuk. Algemeenc bepalingen. 15s
conclusiën nemende, kan zulks slecbts eenmaal worden uitgesteld. (R. 3ï4.)
60. De leden van het openbaar ministerie zün niet bevoegd om de raadplegingen der regters of raadsbeeren in de raadkamer, tot het opmaken van het vonnis of arrest bü te wonen; zü worden echter by alle raadplegingen geroepen, welke de orde en de inwendige dienst belrellen, en zü hebben het regt, om op de registers van de regthank, van het geregtshof of van den hoogen raad de requisitoiren te doen inschrgven, die zij gepast oordeelen.
vijfde afdeel1ng.
Fan de griffiers en substiluut-grifliers.
61. Buiten de werkzaamheden aan den griffler bü de wet opgedragen, zün zü belast met bet beheer der griffle en met bet bewaren der minuten, registers ;cn stukken, aan het kollegie, waarbü zü züquot; aangesteld, beboerende, alsmede der gelden en van het geldswaarde hebbende papier en andere zaken of stukken, die ter grilUe zijn overgebragt.
De verzamelingen van wetten en besluiten, alsmede de boekwerken ten gebruike van bet kollegie, worden insgelüks door ben bewaard.
62 In zaken waarin, volgens de wel, de stukken ter grime moeten worden opgezonden of nedergelegd, is de grifDe verpligt om aan de ambtenaren van het openbaar ministerie, binnen vier en twintig uren kennis te geven van de ontvangst ter griffie der processtukken in strafzaken.
63- Alleen de leden van bet kollegie en de ambtenaren van het openbaar ministerie bü hetzelve, zün bevoegd om de pro-cesstukkken, ter grilUe berustende, te hunnen huize te ontvangen, doch niet dan tegen behoorlijk recu.
Echter mogen de minuten, registers en stukken aan het kollegie behoorende, alsmede de stukken van overtuiging, buiten de gevallen hg de wet bepaald, niet van de grilfie worden verplaatst, dan ter inzage van liet geheele kollegie, of, zoo het in kamers verdeeld is, van een geheele kamer, en niet van een bijzonder lid of ambtenaar.
64. De grillier is verder belast met het behoorlijk houden der rollen, alsmede der onderscheidene registers van het kollegie, en van het audiëntie-blad.
65. Hü is verpligt om op de tercgtzitlingen van het begin tot het einde tegenwoordig te zün, en aldaar de pen te voeren.
66- Hg is gehouden bet kollegie of deszelfs bijzondere leden bü te staan in de gevallen, waarin de wet zulks vereischt; de expeditien der akten worden door hem met beboorlüken spoed uitgereikt. (R, 63, 64.)
67. De leden van het kollegie ontvangen van hem do noodlge kennisgeving der teregtziltingen en andere büeenkümsten, waarbü zü moeten tegenwoordig wezen.
68 De griffler is verpligt de griffie open te houden op de
154 Regiem, betre/f. de wyre van eeds-aflegging, enz.
uren door bet kollcgie te bepalen, en althans gedurende ten minste zes uren eiken dag, de zondag uitgezonderd. Op de dagen der teregtzittingen zal de griflle moeten geopend zijn ten minste eén uur \óór den aanvang derzelven.
69- Bü ontstentenis, afwezigheid of belet van den griflier, worden zijne ambtsbezigheden waargenomen door eenen substi-tuut-grinier, volgens den rang van benoeming.
70- Oe substituut-grilUers zyn aan den griffier in hunne ambtsbetrekking ondergeschikt.
De grifller verdeelt het werk tusschen zich en de substituut-griffiers, geiyk by zulks in het belang der justitie geraden oordeelt.
Hü kan echter, zoo dikwerf hjj dit goed vindt, zelf de werkzaamheden waarnemen, die hy bepaaldelijk aan eenen substi-tuut-griffler heeft opgedragen.
Bg de 'plegtige teregtzittingen en algemeens vergaderingen van bet koilegie, zal de griffier in persoon tegenwoordig zyn.
71 De griffier stelt de noodige klerken aan voor de griffie, onder goedkeuring van het koilegie, en ontslaat dezelve naar welgevallen. Niemand kan tot klerk worden benoemd, ten zü hg den ouderdom van 16 jaren heeft bereikt. (B. 19i9. Sv. 190.)
72. De klerken worden door hem onmiddeliyk ontslagen en door andere vervangen, zoodra hy daartoe door het koilegie wordt aangemaand.
73- De klerken ter griffie zyn tot geheimhouding verpligl, en leggen daartoe den eed of de belofte af, in handen van den president van het koilegie. zy mogen onder geen voorwendsel eenige giften of geschenken aannemen van hen, welke aldaar zaken te verrigten hebben, en zulks, noch voor het spoedig uitreiken van afschriften, noch om eenige andere redenen; wanneer zg zich hieraan schuldig maken, zullen zij onmiddeliyk moeten worden ontslagen.
74- De griffler en substituut-griffiers zullen zich met hetgeen hun by de wetten en reglementen is toegekend, tevreden houden; meer ontvangende, kan art. 12 der Wet op de Regteriyke organisatie en bet beleid der Justitie op hen van toepassing worden gemaakt, buiten en bebalve de vervolging tot straf, zoo daartoe gronden zijn.
75- De grifller is persooniyk aansprakeiyk voor alle geldboeten, restitutiën, schade en onkosten, welke mogten voortvloeuen uit de onregtmatige daden, verzuimen en onnaauwkeurigheden van de door hem aangestelde klerken, behoudens zyn verhaal op hen, die zich daaraan mogten hebben schuldig gemaakt. (B. 1403.)
76. De presidenten der kollegiën hebben ten opzigte der grifflers en substiluut-grimers eene gelyke bevoegdheid, als hun by art. 14 der Wet op de Regteriyke organisatie en het beleid der Justitie ten opzigte der raadsheeren of regter» is toegekend.
ii. hoofdstuk. Bijzondere bepalingen. 15s
HOOFDSTCK II.
Bijzondere bepalingen.
EERSTE AFDEELING.
Pan den hootjen raad.
77. De hooge raad wordt verdeeld in twee kamers, iedere kamer te zamen gesteld uit den president of vice-president en zeven raadsheeren, benevens den procureur-generaal of een ad-vocaat-generaal en den grillier of een sulistituut-grilDer
78. Eene der kamers van den hoogen raad neemt kennis:
1«. o. Van allo zaken vermeld in art. 87, 89 en 91 der quot;Wet op de Regteriyke organisatie en het beleid der Justitie;
b. Van alle jurisdictie-geschillen in burgerlijke regtszaken, vermeld hg art. 88 derzelfde wet;
c. Van de wraking of verschooning van een of meer barer leden, vermeld in de derde afdeeling van den eersten titel van bet eers.c boek van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering;
d. Van de verwijzing naar een ander geregt, opgedragen aan den hoogen raad bij art. 273 van betzelfde Wetboek;
e. Van den eiscb tot cassatie in burgcriyke zaken, die van registratie- en successie-regten daaronder begrepen;
En eindelijk in bet algemeen van alle burgerlijke zaken, welke door de wet aan den hoogen raad worden opgedragen. (R. O. 95 V. B. 474. R. 126 V., 398 v.)
2». zy advyseert op verzoeken om dispensatie, naar aanleiding van art. 67 der Grondwet;
3°. Zg beschikt op verzoeken om surseance van betaling, volgens art. 900 en volgende van het Wetboek van Koophandel ;
4°. De requesten tot revisie, vermeld by art. 90 der Wet op de Regteriyke organisatie en het beleid der Justitie,mitsgaders by den 8sten titel des eersten boeks van het Wetboek van Burgerlyke Regtsvordering, worden mede by deze kamer gebragl, aangevuld door zoo veel leden uit de andere kamer, als by dien titel worden verelscht: er wordt van die zaken eene afzonderlyke rol gehouden. In geval van revisie bekleedt steeds de president het voorzitterschap.
79 De andere kamer neemt kennis;
1». o. Van alle jurisdictie-geschillen in strafzaken, vermeld by art. 88 der Wet op de Regteriyke organisatie en bet beleid der Justitie;
b. Van de wraking of verschooning van een of meer barer leden, naar aanleiding van den 16den titel van het Wetboek van Strafvordering;
c. Van de verzending der zaak naar eenen anderen regter, by denzelfden titel aan den hoogen raad opgedragen;
d. Van de herkenning van veroordeelden, die ontvlugt en wederom achterhaald zy'n, wanneer dezelve aan den boo-
156 Regiem, betreff. de wijze van eeds-aflêgqing, enz.'
gen raad is opgedragen, volgens den lOJen titel van hel gemelde Wetboek;
c Van de opschorting of vernietiging van arresten en vonnissen, uit hoofde van bepaalde omstandigheden, volgens den Iftden titel van hetzelve Wetboek;
f. Van den eisch tot de cassatie in strafzaken;
En eindelijk in het algemeen van allestrafzaken,welke door de wet aan den hoogen raad zijn opgedragen. (R. O. 92, 93. Sv. 380 v.)
1quot;. ZU advüseert op verzoek omgratie.naaraanleidingvan art. 66 der Grondwet,metuitzonderingderverzoekenomgratie vande straffe des doods, waarop het advies doorden hoogen raad in eene algemeene vergadering wordt uitgebragt;
3o. Zij belast hel onderzoek en de noodige vervolging, in de gevallen vermeld bij art. 109 der Wet op de Regteriyke organisatie en het beleid der ,'uslilie.
80- In de zaken vermeld bij art. 92 en »3 der evengemelde wel, zal de kamer, hij hel voorgaande artikel vermeld, een barer leden tot commissaris benoemen, en wordt de behandeling mede aan dezelfde kamer opgedragen, met uitzondering van die op de openbare leregtzilting.
De behandeling der zaak op de openbare teregtzilling geschiedt door de andere kamer, aangevuld door zoo veel leden uil de eerstgenoemde kamer,alsdaarloezullen verelscht worden.
81. In de gevallen, waarin de wet geen bepaald getal leden voorschryfl, zit elke kamer van den hoogen raad in oneffen getal, doch ten minsten met vyf leden, de voorziller daaronder begrepen. (R. 0.100 v.)
82. De ambtenaren van het openbaar ministerie hu de ge-reglshoven en reglbanken, zijn verpligt aan den procureur-generaal b(j den hoogen raad in tijds eenvoudige afschriften te doen toekomen van alle vonnissen of arresten, welke zij zouden ver-meenen voor cassatie in het belang der wet vatbaar te zijn; zy lalen deze afschriften met hunne bedenkingen vergezeld gaan.
De ambtenaren van hel openbaar ministerie bij de kanlon-geregten zgn in strafzaken tot hetzelfde verpligt.
83- Extracten van allo vonnissen in strafzaken, vergezeld van eene staatswijze opgave van de zaken, waarin die gewezen zijn, volgens daarvan optemaken model, worden, wat de kanton-geregten aangaat, door de ambtenaren van het openbaar ministerie by dezelve, gezonden aan den oflicier by de arrondis-sements-regtbank waaronder zy bebooren, die dezelve, mitsgaders geiyke extracten en staten, betreffende de vennisseh in strafzaken, gewezen door de regtbank waarbij hij fungeert, inzendt aan den procureur-generaal bij het provinciaal hof.
Alle deze extracten en staten, mitsgaders geigke extracten en staten ten opzigte der vonnissen door het provinciaal geregts-hof in strafzaken gewezen, worden door den procureur-generaal, op het einde van iedere maand, gezonden aan den procureur-generaal bij den hoogen raad, die dezelve extracten, na daarvan het noodig gebruik te hebben gemaakt, terug zendt.
li. hoofdstuk, figzondem bepalingen. 157
84 De arresten van den hoogen raad in cassatie wordenover-geschreven op de registers der regterlUke kollegiën, welker vonnissen of arresten door den hoogen raad zijn vernietigd; van deze overschrijving zal op den kant der minuut van het vernietigde vonnis of arrest worden melding gemaakt.
De ambtena:en van het openbaar ministerie zün in het bijzonder belast met de zorg voor de uitvoering van dit artikel.
85- De verzoeken om dispensatie en gratie worden door den president van den hoogen raad onmiddellijk gesteld in banden van den procureur-generaal, ten einde daarop den raad te dienen van berigt, consideratiën en advies. (G. 6«, 67.)
86. De procureur-generaal, na (zoo veel des noods) berigt te hebben ingewonnen bij den ambtenaar van bet openbaar mi nisterie, meer bijzonder met de zaak bekend, legt zyn advies schrifteiyk over bij de kamer, waar de zaak behoort.
87. De president der kamer benoemt een rapporteur, op wiens rapport zy haar, met redenen omkleed advies, aan den Koning uitbrengt.
Het advies wordt door den president der kamer en den griffier geteekend.
88- Iedere kamer van den hoogen raad houdt wekelijks drie gewone teregtzittingen.
De dagen, waarop de zittingen worden gehouden, alsmede het uur van derzelver aanvang, worden door den hoogen raad hü een bijzonder reglement bepaald: hetzelve wordt door aanplakking aan het geregtsgebouw en door middel der dagbladen openlijk bekend gemaakt.
TWEEDE AFDEELINC.
ran de provinciale gereglshoven, regtbanken en kanton-geregten.
89. Het provinciaal geregtshof van Holland en de arrondis-sements-reglbanken, uit een president en vijf of meer regtersbestaande, zgn (met uitzondering van die te Amsterdam) mede verdeeld in twee kamers.
Bg het gemelde geregtshof is de eene kamer zamengesteld uit den president of vice-president en vyf raadsheeren, de andere kamer uit den president of vice-president en vier raadsheeren, en iedere kamer uit den procureur-generaal of eenen advocaat-generaal en den griffier of eenen substituut-grifllcr.
By de arrondissements-regtbank te/JoHcrdam, bestaat de eeno kamer uit den president of vice-president en vier regters;dean-dere uit den president of vice-president en drie regters,en iedere kamer verder uit den ofilcier of eenen substituut-olHcler, enden griffier of eenen substituut-griffier.
By de andere arrondlssements-regthanken is de eene kamer zamengesteld uit den president en twee regters, de andere uit drie regters en iedere kamer uit den officier ofsubslituut-olDcier en den griffier of substituut-griffier.
De arrondissements-regtbank te Amsterdam is verdeeld in drie
158 Regiem, betreff. de titulature en het costuum
kamers, Iedere kamer zamengesleld uil den president of eenen Tice-president en vier regters, alsmede uit den ollicier of eenen substituut-offleier, en den griflier of eenen substituut-griffler.
De andere provinciale geregtshoven en de arrondissements-regtbanken, welke uit minder dan eenen president en vüf regters bestaan, vormen slechts ééne kamer.
Bü elke kamer van eene arrondissements-regtbank.als ook bü de regttmnken, die slechts uit ééne kamer bestaan, wordt een bepaald getal plaatsvervangers gevoegd.
90- Be verdeeling van het werk onder de kamers hg de kol-legiën, waar dezelve bestaan, alsmede alle andere beschikkingen, rakende de inwendige dienst, welke mogten worden noo-dig bevonden, en die, als van bijzondere omstandigheden afhan-keiyk, in het tegenwoordig reglement niet zijn kunnen worden begrepen, worden door ieder geregtshof, regthank of kanton-geregt, vervat in een afzonderlijk reglement van orde, hetwelk, met het advies van den hoogen raad, aan 'sKonings goedkeuring moet worden onderworpen.
Hetzelve wordt, na door den Koning te zUn goedgekeurd, door aanplakking, alsmede door middel der dagbladen, openlijk bekend gemaakt.
9L De ontwerpen dezer reglementen, welke in geen geval met de bepalingen in dit reglement vervat, mogen strijdig zijn, worden door ieder kollegie, hetwelk dezelve noodigacht, uiterlijk binnen drie maanden na zijne installatie aanden hoogen raad ingezonden.
Voorloopig, en lot dat die reglementen door den Koning zijn goedgekeurd, wordt hierin door de kollegiën zelve voorzien, op de w yze by art. Ï8 bepaald.
Goedgekeurd bü het Koninklijk besluit van denlidenSeptem-temlier 1838 {Staatsblad n». 36).
betheffende de titulatcre en het costuum der regter-
luke ambtenaren, alsmede het costuum der advocaten, procureurs en deurwaarders.
Artikel 1.
De regteriyke kollegiën voeren de navolgende litels:
do llooge Raad:
dien van: Edele Hoog Achtbare Heeren.
de Provinciale Geregtshoven:
dien van: Edele Groot Achtbare Heeren.
de Arrondissement.i-Regtbanken,a\smeiie de Kanlon-Reglert: dien van: Edele Achtbare Heeren.
2. Het costuum der regteriyke ambtenaren bü de openbare teregtzittingen, geiyk mede wanneer zy, hel zü en corps, hel zU bü commlssien uil hun midden, ten hove verschynen, of, ambtshalve, openbare plegtigheden bywonen, zal zijn als volgt;
der regterlyhe ambtenaren, alsmede het costuum enz. 159
Zwarte onderkleedinp, een zwart bovenkleed of simare, gesloten met eenen breeden nederhangenden gordel, een zwarte tabbaard of toga met wijile mouwen, eene zwarte muts tot hoofddeksel, en eene nederbangenle geplooide bef van wit batist, en zulks met de volgende onderscheidingen:
Voor den Itongen raad, de simare en gordel van zwarte zUde; de toga mede van zwarte zyde, met zwart lluweelen omslagen; de muts van zwart fluweel met een hermelijnen boordsel.
Voor den president en den procureur-generaal, de omslagen van de toga geboord met hermeiyn.
De mutsen van de subslituut-gri(fiers, zonder hermelijnen boordsel.
Voor deprnvtnciale gereglshoven,t\iimm\rei:!) gordel van zw arte zijde; de toga van zwart grein met omslagen van zwarte zyde! de muts van zwart fluweel.
Voor de presidenten en de procureurs-generaal, de lluweelen muts met een zwarte zijden geborduurden rand; de muts vande substituut-grilfiers, van zwarte zyde.
Voor de arrondissements-regtbanken, de simare en toga van zwart grein, de laatste met omslagen van zwarte zyde, de gordel en de muts mede van zwarte zyde.
Voor den president en den officier van justitie, de mutsomzet met een lluweelen rand, en voor de substituut-grilfiers, de muts van zwart grein.
üe simare, de toga en de gordel, alsmede dc muts derkanton-regters en van hunne griffiers, zyn van zwart grein, de gordel van zwarte zyde.
Alles volgens daarvan te maken modellen.
3. Individueel ten hove verschynende of openbare plegtighe-den bywonende, zullen zy het navolgende costuum kunnen dragen.
Zwarte gekleedelakensclie rokmetzwartezijde gevoerd; zwarte onderkleeding; driekanten hoed met zwarte liggende pluimen en een oranje kokarde; degen met verguld gevest; — en zulks met de volgende onderscheidingen:
Voor den hoogen raad, de kraag op den rok, de opslagen, de tasschen der zakken, en tusschen de zakken in het goud geborduurd met eiken- en oranje-takken, ter breedte van zes duimen; gele knoopen met 's Ryks wapen.
Voor de provinciale geregtshoven, de arrondissements-regtban-ken, de kantonreglers en hunne griffiers,\ hetzelfde borduursel, doch van zwarte zgde, zwart gewerkte knoopen; — by de eerst-gemelde kollegiën, het borduursel ter breedte van zes duimen, en voor de arrondissements-regtbanken, ter breedte van vier duimen.
Voor de kantonregters en hunne griffiers, alleen de kraag en opslagen der mouwen geborduurd, ter breedte van vier duimen.
Het borduursel der substituut-griffiers zal hetzelfde zyn als dat der kollegiën, waartoe zg behooren, doch slechts ter halver breedte.
160 Regiem, betreft, de tilulalure en hel cosluum enz.
Alles volgens de daarvan te maken modellen quot;).
4. Het cosluum der advocaten en procureurs op de teregt-zlttingen en by hunne eeds-aflegglng zal zün als volgt;
Voor eerslgenoemden, eenc zwarte onderkleeding, geslotene toga van zwart grein met wüde mouwen; eene muts van dezelfde stof en eene nederhangende bef van wit batist.
Voor de procureurs, hetzelfde costuum, doch zonder bef.
5- De deurwaarders zgn bü de teregtzittingen in het zwart gekleed; zü dragen bjj dezelve, alsmede bg de uitoefening hunner andere ambtsverrigtingen, om den hals een zilveren penning met 's Rgks wapen, aan een oranjelint.
Goedgekeurd bg het Koninklijk besluit van den 14den September 1838 {Staatsblad n0. 36).
') In de maand September 1842 is aan de regterlgke ambtenaren kennis gegeven, dat het Z. M. den Koning behaagd had, voor ben,' lent hovc verschijnende, een ander costuum goed te keuren, met bepaling echter, dat zjj zich, bij hunne verschijning ten hove, ook bg voortduring kunnen blgven bedienen van het costuum bg art. 3 van het Reglement voorgeschreven. Het nieuwe costuum is als volgt;
Zwart lakensche gekleede frak met zwarte zijde gevoerd volgens de snede van het costuum der leden van den raadvanstate; zwarte casimieren pantalon met galon belegd, ter breedte van vier Nederlandsche duimen ; driekante hoed met zwarte liggende pluimen en een oranje kokarde; degen met verguld gevest en zulks met de volgende onderscheidingen;
Voor den hoogen raad, de kraag op den rok, de opslagen, de tasschen der zakken en tusschen de zakken, in het goud geborduurd met eiken- en oranje-takken ter breedte van zes duimen en gele knoopen met 'sRyks wapen.
Voor de provinciale geregtshoven, de arrondissement.t-reijtban-ken, de kantonregters en hunne grilliers hetzelfde borduursel, doch van zilver en witte knoopen met 's Rijks wapen ; bg de eerstgemelde kollegiën het borduursel ter breedte van zes duimen, en voor de arrondissements-reglbanken ter breedte van vier duimen.
Voor de kantonregters en hunne griUiers alleen de kraag en opslagen der mouwen geborduurd, ter breedte van vier duimen.
Het borduursel der substituut-griffiers zal hetzelfde zijn als dat der kollegiën, waartoe zg beboeren, doch slechts ter halver breedte.
VAN lt;I»UE K.N UIStai'I.I.NK V«IUR l'K ADVOCAÏEX KV l'UOCI -RKUBS, GOËUUEKEUnn CU KONI.NKLIJK IIKSLUIT VAX IIKX IMeii SEi'TE.MBEii isss {Slatttsblad nquot;.3lt;i),ex CEWuzir.i) nu K0S1XKLIJK BESKUIT V AX HEX .quot;idcil DECEMBER 1 Sï l (Stuttl*-blatl nquot;. lil).
EERSTE AFDEELIXG.
l-'an de advocaten, de raden van discipline en hel bureau van consullalie.
SCHUKKER TOT i'KLUSL'Ji, liet Reglement van orde en discipline voor de advocaten, met «enige aanteekeningen (Utr. 18i8). — ottex. De orde der advocaten in Xederl., naar aanleidimj van hel Regiem, v. orde en discipline geschetst (Amslenlam ISö.'i). \rlikel 1.
Elk, die den verelsclil«ii graad van duclor «f llcenciaal in do rcgten heefl verkregen, op eene der bongo scliolen des Rijks, is bevoegd om te kunnen worden locgeluten als advocaat.
2- Zij, die een dezer graden of eenen daarmede gclijkstaanden buiten 'stands lieblien verkregen, behoeven tot hunne toelating Onze bijzondere toestemming.
zy echter, welke reeds vroeger hier te lande als advocaten zijii toegelaten, hebben deze toestemming niet noodig.
3. lgt;e advocaten zijn verpligt hunne woonplaats te hebben binnen het arrondissement, waarin gevestigd is het regierlijk col-legie, waarbij zij zijn ingeschreven.
De advocaten, die hun bestendig verblijf niet hebben in de plaats, waar het collegle, bij hetwelk zij zijn ingeschreven, gevestigd is, moeten Ier gritlie van dat collegie, eene woonplaats in die plaats kiezen;
Bij gebreke van aan de voorschriften van dit artikel te voldoen, worden zij, na eene aanmaning daartoe, op requisitoir van hel openbaar ministerie, van het tableau geschrapt.
4. § I. De inschrijving der advocaten geschiedt bij de arron-dlssements-regtbank hunner woonplaats.
In de hoofdplaatsen der provinciën geschiedt dezelve uitsluitend bij het provinciaal gcregtshof, en geldt tevens als inschrijving bij de arrondissements-regtbank, ter plaatse waar het hof is gevestigd.
In de hoofdplaats der provincie Zuid-Holland geschiedt de inschrijving uitsluiteBd bij den hoogen raad, en geldt tevens voor inschrijving zoo hij het provinciaalgeregtsbofvan Zuid-Holland, als bij de arrondissements-regtbank to 's Gravenhage.
■5 ». In strafzaken hebben alle advocaten, by welk regteriyk collegie binnen het Koninprijk ook ingeschreven,'de bevoegdheid orn als verdedigers op te treden zoo voor den hoogen raad, als voor dc provinciale geregtsiio'-cn en voor alle de regtbanken. {Sv. 160.)
ó 3. In burgerlijke zaken hebben de bevoegdheid om hun beroep uit te oefenen;
De advocaten ingeschreven bij dei. hoogen raad voor dal col-
1«3 Renlcni. van nrde en discipline voor de ndnnc. en ;gt;ror.
legio en voor alle de geregtshoven nn regtliankcn liinnsn hot Koningrijk;
Zü, ilie ingesclire\en zijn liij oen provinciaal geregtshof, voor dal gerogtshof, en voor alle de regllianken in de provincie, waarin dat hof is gevestigd;
ZÜ. die liij eene arrondissements-regtliank zijn Ingeschreven, voor die regthank, en voor alle de regthanken van de provincie, waarin zoodanige regtbank is gevestigd;
Indien echter eenig advocaat mogt verlangen lot de verdediging eener bepaalde burgerlijke zaak ie worden toegelaten voor een ander regtcrlijk rollegie, dan dal. vinr hetwelk hU daartoe in dit artikel is bevoegd verklaard, heefl hg telkens daartoe do vergunning noodlg van zoodanig rollegie, of indien dit uit meer dan ééne kamer bestaal, van de kamer van hetzelve, waarvoor de zaak wordt behandeld.
S i. In do gevallen waarin oen advocaat zijn beroep uitoefent buiten liet arrondissement züner woonplaats, kan van hem, vóór alle toelating, worden gevorderd de vertooning van zgneactevan heeediging, naar de voorschriften van arl. 6 van dit Reglement behoorlijk geviseerd.
igt; ü. Ten laslo eener wederpartij mogen in geen geval gebragt worden de kosten van verplaatsing en vacatie eens advocaat» buiten zijne woonplaats, ton gevolge der vorenstaande bepalingen ontslaan.
5. Zü worden beëedigd bij de collegien, waarby zü zijn toegelaten, op requisitoir van bet openbaar ministerie, en leggen den navolgenden eed of belofte af:
«Ik rwere (belove) getrouwheid aan den Koning, gehoorzaam-quot;lieid aan de Grondwet, eerbied voor de regteriyke autorileilen, »en dat ik gecne zaak zal aanraden of verdedigen, die ik in ge-quot;inoede niet geloove regtvaardlg lezyn.quot;
6- lgt;e advocaten worden duor den grillier op hel tableau gesteld, op vertoon hunner acte van heeediging, welke alsdan en daarna telken jaro in de maand September door den grilBerkos-teloos wordt geviseerd
Zü, die verlangen niet langer op het tableau lestaan.ofoenige betrekking verkrijgen, waarmede, het zü ten gevolge van dit Iïegleinont,'het zy van andere bepalingen, het beroep van advocaat onvereenigbaar is, of die hunne acte van beéediging niet binnen den lijd lot het viseren derzelve voorgeschreven, aan don grilBer tol dat einde ter hand slelllen, worden op hunne aangifte of op requisitoir van het openbaar ministerie, van het tableau geschrapt.
In die plaatsen waar een raad van toezigl en discipline bestaat, is de grittier van hel regterlgk collegie,;welke de inschrijving of de doorschrapping geeft gedaan, verpligt daarvan binnen acht dagen schriftelijk kennis te geven aan den deken der orde.
7. Behalve de onbestaanbaarheid in art. 8 der Wet op de za-nienslelling der Uegterlgko Magten het Beleid der Justitie vermeld, is bel beroep van advocaat mede onbestaanbaar met dal van procureur, behoudens in dit laatste opzigl het bepaalde bg
I. AFD. Fan de advoc., de raden van discipline, enz. 163
art. 31 van hel Wethock van Burgerlijke RcRlsvordering, en 1)U art. 9 der Wclvanden29Deceniberl84J (S/aafsfeM, nquot;. 07).
S- De advocaten oefenen de praklgk uit volgens de bevoegdheid en vereischtcn, liü de Welhoeken van Hurgerlijke Kegts-vordering en Strafvordering gegeven en gevorderd, en overeenkomstig de Wet op de organisatie der liegterlijke magi. (K. 21. Sv. IBO, 22B.)
9. In elk arrondissement, «aar meer dan veertien advocaten zijn ingeschreven, wordt uit dezen een raad van toezigt en discipline gevormd, uit zes leden bestaande, te benoemen door het collegie, waarbij zij zün ingeschreven, de eerste reize op voor-dragt van het openbaar ministerie, en bij vervolg uit eene nominatie of voordrag! van een dubbeltal, door de orde der advocaten in eene atgemeene vergadering opgemaakt.
Een derde hunner Ireedt jaarlijks af, zoo echter, dat de aftredenden wederom verkiesbaar zün.
De deken wordt hij de benoeming aangewezen.
10. Daar, waar geenc raden van discipline zün, oefent het gereglshof of de regtbank respectivelijk liet toezigt en de discipline uit.
11. De raad van toezigt en discipline is heiast met de zorg voor de eer van den stand der advocaten.
Hy houdt toezigt over de handelingen der advocaten als zoodanig.
Hij weert en beteugelt de inbreuk en misslagen, en zal tot dat einde, naar gelang der omstandigheden, kunnen opleggen do straffen van;
enkele waarschuwing,
berisping,
schorsing in de uitoefening van de praktijk, ten hoogste gedurende een jaar,
alles echter niet dan na verhoor van don belanghebbende, of deze behoorlijk geroepen zijnde, en bij oplegging der taalstge-melde straf, behoudens beklag aan het provinciale gereglshof, en voor diegenen, welke by den hoogen raad z.yn toegcIaten,aan dien raad.
Wanneer de arrondissements-regtbanken eene der \oorzeido straffen opleggen, wordt een beklag toegelaten aan het provinciaal gereglshof; is de straf opgelegd door hel provinciaal gereglshof, aan den hoogen nad.
Van de straffen door den boogen raad opgelegd, valt geen beklag.
12 Een advocaat, die bereids tweemalen mogt zijn geschorst In de praktyk, zal, wederom in dezelfde straf vervallende, van de lijst worden geschrapt.
13- In de residentie van den hoogen raad, en van elk gereglshof, alsmede vanelkearrondissdments-regthank wordteen bureau van consultatie ingesteld, len minste uit drie en ten hoogste uit vyf advocaten bestaande, te benoemen door den hoogen raad, hel gereglshof of de regtbank respectivelijk, op voordragt van den raad van discipline, waar er een beslaat.
104 Jtegtem. can orde en discipline voor de adcoc. en proc.
14. De hougc raad, liet geregtshof, of de reglliaiik regelt de aftreding; de aftredende zijn op niouw-verkiesbaar
15. Dit bureau vergadert in de residentie van den hoogen raad eens in iedere week; elders naar de behoeften, des nouds om de veertien dagen of drie weken, alles gratis.
16. Deszelfs hould-doel is om gereglelijken raad en bystand te verseliaffen aan behoeftigen, die geenen praktizijn hebben, voorzoo ver bg de Iflde afdeeling van den «den titel des derden boeks van het Wetboek van Burgerlijke Kegtsvordering daarin niet is voorzien.
17. Het bureau onderzoekt summier de zaken der zich lot hetzelve wendende of venvezene behoeftigen, en de zaken niet vooraf als ongegrond beschouwende, verwijst het de behoeftigen naar den deken der orde, ten einde door dezen aan dezelve een advocaat worde toegevoegd.
In plaatsen waar geen raad van toezlgt en discipline bestaat, geschiedt de verwijzing Baar den voorzitter van het regterlijk collegie bij hetwelk de zaak moet worden behandeld.
18. De advocaat geroepen om een beschuldigden te verdedigen, mag zich daaraan niet onttrekken, dan om redenen, door den. president van den. boegen raad, het geregtshof of de regt-bank goedgekeurd. (Sr. lil, HiO.)
19. De deken zal den raad van toezigt en discipline kunnen bijeen roepen, telkens wanneer hij zulks noodig oordeelt, doch zal tot zoodanige oproeping gehouden zijn, wanneer drie leden van dien raad zulks schriftelijk gevraagd hebben.
Indien eene bijeenroeping der orde van de advocaten,door den raad van toezigt en discipline, ter uitvoering van het bepaalde hü dit Reglement, noodzakelijk wordt geoordeeld, geschiedt die byeenroeping op last van den deken.
Deze zorgt dat er geene andere onderwerpen in beraadslaging worden gebragt, dan die, waarvoor de vergadering is bijeengeroepen.
In alle vergaderingen, bet zij van de orde der advocaten, hel zg van den raad van toezigt en discipline, bekleedt de dekenjhet voorzitterschap, en heeft hij hot slaken der stemmen eene beslissende stem.
20. In geval een advocaat hij pleidooi of anderzins voor den regtcr zich oneerbiedig gedraagt, of zich vergeet in onbetamelijke uitdrukkingen, jegens do wet, den regter, of ten aanzien van het openbaar gezag, of zich met blgkbaar doel van beleediging, onbetamelijk uitlaat, jegens partijen of getuigen, zal hij doorden president worden gewaarschuwd of berispt, en op deszelfs voor-dragt dadelijk door het collegie voor eenen lijd in de uiloefening van zgii beroep voor de regtcrlrjko coilegiün kunnen worden geschorst; alles onverminderd de bevoegdheid aan regteiiijke coi-legien toegekend, ten aanzien der orde op de teregtzittingen. (Rv. i2. Sv. 170.)
21. De advocaten pleiten staande, gekleed in het costuuni, bij het bijzonder reglement, op dat onderwerp bepaald, des goedvindende met gedekten hoofde.
ii. AFDEEUXG. I'on dn ftrocureurs.
TWEEDE AKOEEUNG.
ran de procureurs.
22- Kik, die verlangt als procureur le worden aangesteld, zal, alvorens te worden toegelaten, examen moeten uileggen wegens zijne hekwaamtieid voor twee proeureurs, aangewezen door den president van liet collegie, ten overstaan van eenc commissie uit hetzelve.
Deleden dier commissie zijn tievoegdindatexamendcel le nemen.
Van lien, die den graad van doctor of ticenclaat in de reglen lielilien verkregen, wordt dit examen niet gevorderd.
23- Hij den Imogen raad, de provinciale geregtshoven en de arrondissements-regtbanken respecliveiyk, is een bepaald getal procureurs, door Ons te lienoemen op voordrag! van den hoo-gen raad, liet provinciaal geregtsliof of de regtliank, naar mate der vermoedelijke lielineften. (SI), is:!!), nquot;. in.)
24. Zy kunnen, wanneer zulks verelsclil mogt worden, of zonder nadeel voorde iMenst kan plaats lieblien, worden toegelaten voorden lioogen raad en het provinciaal geregtshof iu deszelfs residentie tevens, mitsgaders voor een provinciaal gereglshof en tevens voor de regtliank in de residentie van zoodanig hof.
Zij leggen, alvorens in functie te treden, op gelijke wijze den-zelfden eed of belofte af, als de advocaten. (Sb. 183!), no. 52.)
25. (Betreft de voormallgeeriminele regtliank Inlllolland, en is dus ingetrokken hij de Wet van den 2« Mei 1841, Sb. n». 16.)
26. De procureurs oefenen hunne functien uit overeenkomstig de Wet op de organisatie dor Regterlijke Magt, de Wetboeken van Biirgerlljko Kegtsvorderlng en Strafvordering, en de orde dKor de geregtshoven en regtbanken, des noods. voor de inwendige dienst voor te schrijven.
27. Zij staan onder het toezigt en de discipline der collegien, waarvoor zu fungeren.
28- Zij zijn naarmate de misslagen, verzuimen of inbreuken door hen begaan, onderworpen aan dezelfde straffen van waarschuwing, berisping of schorsing, als ten aanzien der advocaten is bepaald; in het laalsle geval behouilens beklag, daartoe termen zijnde.
29- ZU mogen, daartoe, volgens dit reglement geroepen of aangewezen, hunne dienst niet weigeren.
30. Zij zgn gehouden in persoon, of in geval van afwezigheid of belet, door eenen anderen procureur vertegenwoordigd, zich in hun costuum op de teregtzittingon te laten vinden, wanneer hunne zaken worden opgeroepen -, zij zullen verder in de zaken, aan hen opgedragen, aanwezig moeien zijn hg de pleidooijen, rapporten, conclusiën van bet openbaar ministerie, bij de uitspraak van het arrest, en van het vonnis, en tiy al die handelingen, waarhij de wet hunne tegenwoordigheid vereischt.
31. De procureurs, die hun bestendig verblijf niet mogten hebben in de plaats, waar het roilegie, bij hetwelk zij fungeren, gevestigd is, moeten ter gritlle een domicilie in die plaats aanwijzen, alwaar de beteekeningen aan hen kunnen geschieden.
(IP DK ORGANISATIE EX ÜE DIENST DEK DEURWAAISDERS EN VEIIIIERE REGTSR EDI ENDEN.
Arlikel 1.
De deurwaarders, oudersclieiden in eerste en gewone deurwaarders, zgn, behoudens de beperking hierna in art. quot; voorkomende, ieder in zijn ressort gelijkelijk bevoegd en gehouden tot het doen van alle geregtelijkeaanzeggingen, beKendniakingen, protesten en verdere exploiten, het zy die met een werkelijk aanhangig regtsgeding al uf niet in verband staan; tot het doen van alle dagvaardingen, insinuation en beteekeningen, tot regts-ingang of de instructie van burgerlijke gedingen of strafzaken behoorende, en tot het doen van alle exploiten totdc uitvoering van alle regterlijke bevelen, vonnissen en arresten, het zy in burgerlijke or in strafzaken behoorende, of daartoe vereischt wordende.
2. /ij worden aangesteld;
die van den hoogen raad en de provinciale geregtslioven, door den Koning, op voordragt van den hoogen raad en van dezelve geregtshoven, respectivelijk, in te zenden aan den minister van juslitie;
die van de arrondisseinents-regtsbanken, door hel provinciaal geregtshof van het ressort, op voordragt van de regtbank, aan den procureur-generaal in Ie zenden;
die van de kanton-geregten, door de reglbank van hel arrondissement, waartoe het kanlon-geregt behoort, op voordragt van den kaïitonregter, in te zenden aan den ofllcier hü de regtbank.
Oie bij een provinciaal geregtshof mogen tevens deurwaarders zijn bij do arrondissements-regtbank in de residentie van het provinciaal geregtshof zitting houdende; die bij de arrondis-seinents-regtbanken, ook hy het kanlon-geregt, in welks ressort zij resideren.
3. Alvorens in dienst le treden doen zij eed in eene openbare teregtzitting;
die van den hoogen raad,der provincialegereglshovenenarron-dissements-regtbanken, bijde kollegiën waarbij zü zyn aangesteld;
die van de kanton-geregten by de regtbanken, door welke zij zijn genoenul|; alti.d op requisitoir van het openhaar ministerie, elk naar de wyze zgner godsdienstige gezindheid
Die eed (belofte) is, behalve de eed (belofte) van zuivering, voorgeschreven hg Koninklgk besluit van den iiisten February 1817 quot;), van den navolgenden inhoud:
') Deze eed van zuivering, welke, volgens Koninklgk besluit van den 12den September 183«, ook door de procureurs moet afgelegd worden, luidt;
•■Ik zweer (verklare) dat om tot.....te worden benoemd,
»ik indirecteiyk of directelgk aan gecne personen, het zg in of ■■buiten het bestuur, onder wat naam of voorwendsel ook, -eenige giften ot gaven beloofd of gegeven heb, nochle beloven ■■of geven zal.quot;
fleglem. op de oryums. en de iliensl der deurw. enz. 16quot;
»lk zweer (belove) getrouwheid aan den honing en dal ik de «Grondwet zal onderhouden en nakomen.quot;
••ik zweer (belove), dat ik mij in allen deele zal gedragen,
• naar de wetten en reglementen op mijne bediening daargesteld; »alle exploiten, waartoe ik zal worden verzocht, of die mg zul-'•len bevolen worden, gelrouweiyk en met naarstigheid tezul-
• len uitvoeren, en in bet algemeen mijne functiën met naauw-«gezetbeid en eerlijkheid, en levens met allen eerbied voor de iregterlijkeautoriteiten, le zullen waarnemen.quot;
4. De deurwaarders mcoten bereikt hebben den vollen ouderdom van drie en twintig jaren. (K. .'183.)
/.ij worden bij voorkeur gekozen uit personen, die tenen ge-ruimen tijd onafgebroken gewerkt hebben op hel kantoor van eenen praklizjjn of notaris, of hij eenen deurwaarder of aan een bureau van registratie van geregtelijke akten, of bij de grifiie van een der regterlgke kollegien binnen dit liyk.
De voorzeide bepalingen zgn van geene toepassing op de deurwaarders, die bij het in werking brengen van dit reglement in functie zijn (U. O. lit.)
5. l'lt de aldus aangestelde deurwaarders wjjzen de kollegien waarbij meer dan een deurwaarder fungeren zal, aan, ivie als eerste deurwaarders zullen dienst doen.
Hij de kanton-geregten, waarbij slechts een deurwaarder is aangesteld, fungeert deze als eerste deurwaarder.
6. Ugt;' eerste deurwaarders zijn meer bepaaldelgk belast met üe dienst lig de teregtzillingen, alwaar zg een halfuur vóór den aanvang derzelver moeten tegenwoordig zgn.
Zij ligten een uiltreksel Ier grlllie van de zaken, die moeten worden opgeroepen; zij roepen de zaken ter rolle op, dragen zorg dat niemand, huiten de leden, de raadkamer binnentrede zonder toegelaten te zgn, en handhaven, onder de orders van den voorzitter, de policie inde teregtzillingen; zij doen voorts op gelijke wgze de inwendige dienst bij de algemeene en bijzondere vergaderingen en bij alle eomparitien voor commissarissen of andere commission, waarmede de respectieve regterlgke kollegien zich zullen moeten bezig houden; alles behoudens de bevoegdheid van den voorzitter van het kollegie, om bij verhindering van de eerste deurwaarders of in geval van ontoereikendheid derzelve, een of meer der gewone deurwaarders tijdelgk tot gelijke dienst te bestemmen. (R. -24. Sv. .108.)
7. De eerste deurwaarders zijn uitsluitend bevoegd tot het heteekenen van al die akten, welke van procureur aan procureur bg het kollegie postulerende, geschieden.
8- öe deurwaarders van den lioogen raad mogen alle exploiten doen in het ressort der arrondissements-regtbank te 's Gra-venhage. In strafzaken zijn zij bevoegd de arresten of bevelschriften van den hoogen raad te heteekenen, en tot executie van dezelve te instrumenteren door het gcheele Kgk.
Die van de provinciale geregtshoven mogen alle exploiten doen binnen het ressort der arrondissements-regtbank, waarde zetel van het provinciaal geregtshof gevestigd is. In strafzaken
l(jS // e'ilcïïi c-p de orqtinis. en dr dienst der deurv). enz.
/-Un zg bevoegd ile arrcslen of lievolacln iflen vandiMi hoosen raad en van al de gereglshoven. Ie beteekenen en lol executie van dezelve te instrumenteren, ieder in liet ressort van het provinciaal gereglsliof, waarliij hil is aangesteld.
Die van de arrondissemcnts-regtlianken mogen in strafzaken de arresten of hevelschriften van den hoogen raad en uin alle provinciale gereglshoven, regthanken en kanton-geregten hetee-kenen, en tot executie van dezelve inslrumenteren,cn alle andere cxploiten doen, doch alleen hinnen de uitgestrektlicid van het arrondissement der reglhank, waarbij zij hehooren.
Deurwaarders uitsluitend van een kanton-geregt mogen es-ploitèn doen in het regtsgehied van hunnen kantonregter In strafzaken zijn zij bevoegd du arresten of bevelschriften van den hoogen raad en van al de provinciale gereglshoven, regthanken en kanton-geregten, Ie beteckenen, en tot executie van dezelve te instrumenteren, doch alleen in het ressort van hel kiiiiton-geregt, waarbij zij hehooren.
Dien onverminderd zijn alle deurwaarders zonder onderscheid bevoegd tot het beteckenen van alle nrrcslcn, vonnissen of bevelschriften, en om lot de executie van dezelve ie insliumenle-ren, wanneer zij daarbij tot die boteekeningofteruitvoerlegging door den regter speciaal zijn gecommitteerd; met dien verstande, dat de beleekeningof executie plaats hebbein het ressort van liet provinciaal gcregtshof, de reglhank, of het kantongeregt,al«'aar zij tot het doen hunner exploilen in het algemeen bevoegd zijn
9- De deurwaarders zullen hunne woonplaats moeten houden, indien bij hunne aanstelling geene bepaalde residentie is aangewezen.
die van den Imogen raad te 's (iruvenhuue:
die van de provinciale gereglshoven, in de steden, waar de zetels dezer boven zijn gevestigd;
die van de arrondissements-regthanken, mede in de plaatsen, waar de regthanken gevestigd zijn, en
die van de kanton-geregten, in de hoofdplaats van hel kanton, en anders respectivelUk in de bij hunne aanstelling bepaaldelijk aangewezene residentie.
10. Oeen deurwaarder vermag te weigeren, des verzocht, eenig exploit Ie doen, maar is verpligl zgn ministerie te leenen ten allen tüde, als hetzelve wordt ingeroepen.
In geval lijj vermeenen mogt dil Ie kunnen weigeren, zal mj van die weigering onmiddellijk kennis geven aan den voorzitter van hel kollegie, en bij een kanton-geregt aan den kantonregter. btyvende niettemin voor die weigering in allen opzigte jegens de partijen verantwoordelijk. (I\ IU, 8i5)
11. De deurwaarders zijn verpligt in de berekening hunner verdienslen en uilschotten zich Ie gedragen naar hel vast le stellen tarief; zij zullen ook aan den voet hunHer exploilen hunne verdiensten en iiilschotlen afzonderlijk moeten uitdrukken, zonder welke vermelding de berekening derzelve niet in de begrooling van kosten zal worden geleden, noch partijen gehouden zijn die te voldoen.
Rnjlrin. op de orqanis. en de dien.si der deur uk enz. 160
12 Dc deunviiarders moeten pen register of repertoire houden. De exploile» of afschriften, welke zij uitgeven of teekenon zullen mol de vereischte duidelijkheid en naau« keurigheid moeten geschreven zijn, en niet meerder mogen behelzen dan der lis regels por hludzijdo, ieder van veertien syllalien ; wanneer die niet liehoorlijk teesliaar geschreven z'un, zal geen salaris aan den deurwaarder wegens zoodanig stuk worden loegekend.
13. lilt de bij den lioogen raad en de jirovlnciaie geregtsho-ven aangestelde gewone deurwaarders, designeren dc respectieve procureurs generaal bij dezelve kollegiën eenen deurwaarder, onderden titel van deurwaarder crimineel, welke als zoodanig met de overige gewone deurwaarders gelijkelijk bevoegd tol allo cxplolten op den voel en overeenkomstig de bepalingen van dit reglement, meer bepaaldelijk Is verbonden aan belopen-baar ministerie, en hezelve meer bijzonder ten dienste slaat, op zoodanige instructie, als door den ambtenaar van het openbaar ministerie, waarbij de gedesignoerde fungeren moet, zai worden vastgesteld.
14. l!lj overtreding van een of meer der bovengemelde artikelen, en voor zoo veel aangaat de deurwaarders crimineel, ook • bij overtreding van hunne inslructien, of In geval van andere onachtzaamheid of wangedrag, zullen de deurwaarders, ieder door bet kollegie, waarbij zij dienst doen, worden berispt, of voor den lijd van acht dagen tol drie maanden in hunne bediening kunnen worden onlzel, naar de omslandigheden.
15. De concierges, boden, portiers, houle-feu of oppassers worden aangesteld, en des noods ontslagen, door de respectieve regterlijke kollegicn, de procureurs-generaal of officieren van ju-stilie, bij welke zij moeten fungeren.
16. Alvorens in functie te traden, leggen zij in handen van de, respectieve voorzitters van hel kollegie of van de procureursgeneraal o! oniciereii van justitie, waarbij zij dienst moeten doen, den navolgenden eed {belofle) af: -Ik zweer(belove),dat ik mijne «bediening mei naauwgezetheid. eerlijkheid en overeenkom-quot;Stig de bevelcH, welke mij door mijne superieuren worden ge-••geven, zal waarnemen.quot;
(leedgekeurd bij Koninklijk besluit van den liden Septcmbei IS38 (Stanlsblad nquot;. 311;.
VAN DEN SsU't] AI'BIL 1839, II01'DE.Mlt VASTSTELLING VAN HET
GETAL PKOCUREUBS EN DEURWAARDERS «IJ DE VERSCHILLENDE REGTERLUKE C0LLEG1EN, EN VERDERE BEPALINGEN
DIENAANGAANDE. {Slualsblad 183«, 11quot;. 10).
VVg Willem, bij do gialie (iods. Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Oroot-Herlog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Herzien Onze beslmlen van den 11 Junij 1S38 {Slaalsbtad, nquot;. 21) en van den li Seplember 1838 [Staatsblad, n». 36);
Willende overgaan lot dedelinilieve vaslstelling van liet getal procureurs en deurwaarders tijde verschillenile regliM'lijke col-legiën, en tot liet maken van zoodanige verdere bepalingen, als daarbij ten dienste der justitie en bel gerief der ingezetenen worden vereischl;
Op de voordragt van Onzen Minister van justitii', van den ii February 1839, nquot;. Sli;
Gezien hel rapport van Onzen Minister van linaneien, van den -2 Maart 1839, n». -29/34« R. ü;
Uen raad van state geboord;
Hebben besloten en besluiten:
Artikel 1.
Hel getal der procureurs wordt bepaald als volgt;
Bü den boegen raad op negen.
li ij ieder der provinciale geregtsboven op vijf, mei uilzonde-ring van bet provinciaal gereglsbof in Holtand, waarvoor bet-zelve op negen wordt vastgesteld.
Bij iedere arrondissemenls regtliank op vyf, met uilzondering van die le Jmsterdam, waarvoor belzelve up twaalf, en van die le Rotterdam, waarvoor belzelve op acht wordt gesteld.
2. De procureurs, aan welken zal vergund worden om le gelijk le fungeren bij een provinciaal gereglsbof en by de arron-dissements-reglbank in de boofpplaals der provincie, zullen ook bij beide collegiën in de berekening van bet voorzeide gelal in aanmerking komen.
3- Hel gelal der deurwaarders wordt bepaald als volgt;
Bij den boogen raad op vier.
Bij de provinciale geregtsboven op drie.
Hel getal deurwaarders, bestemd om bij de arrondissements-regtbanken dienst te doen, en om in de hoofdplaats van bet arrondissement le worden gevestigd, zal voor iedere dier regtban-ken dat van vier niet le boven gaan, met uitzondering van Amsterdam, waar hetzelve op twaalf, en van Rotterdam, waar hei-zelve op vyf kan worden gebragt.
By de kanton-geregten in de hoofdplaatsen der arrondissementen, zal niet meer dan één deurwaarder voor elk kanion kunnen worden benoemd, onverminderd evenwel de bevoegdheid, die aan de deurwaarders by de arrondissemenls-reglbank kan worden loegeslaan, om ook by hel kanton-geregt der hoofdplaats le fungeren.
yan hel Qelnl proc. en deunu. bij de versch. regl. col/egillii. 1quot;!
In ieder kanton, bulten delioofdplaatp van het arrondissement, zal worden aangesteld één deurwaarder bü de arroiulissements-regtbank, cn één by het kanton-geregt. Deze belde betrekkingen zullen echter in één persoon kunnen worden vereenigd, en waar dezelve afgesi-heiden zyn, zal aan den deurwaarder hij de arron-dissements-regtbank ook de bevoegdheid kunnen verleend worden om tevens hij hot kanton-geregt le fungeren.
4. Aan de deurwaarders bij den hoogen raad en provinciale geregtshoven wordt een vast traktement toegelegd, le welen:
Aan die bü den Imogen raad, van zeshonderd dulden 'sjaars.
Aan die hg het provinciaal geregtshof in Mnlliind, van vierhonderd vyflüj gulden 'sjaars, en
Aan die hij de overige provinciale geregtshoven van driehonderd yalden 's jaars.
Bü ieder der voorzelde collegiën zal een van ile aldus gesalu riéerde deurwaarders, overeenkomstig art. 13 van bet reglement op de organisatie en de dienst der deurwaaiders, gearresteerd bij Ons besluit van den li September ls:)8 {Staatsblad, im. 38). de dienst als deurwaarder crimineel waarnemen.
5. De biervoren vastgestelde getallen van iirotureuis en deurwaarders enkel als een maximum moetende beschouwd worden, zoo behouden Wij Ons voor, om dat getal, hij de benoemingen, voor zoo verre die door Ons moeien geschieden, niet geheel aan te vullen ten aanzien van zoodanige plaatsen, waar een minder getal door Ons voorde dienst der justitie voldoende zal worden geoordeeld.
6- Insgelijks behouden Wij Ons voor, om, ten aanzien van zoodanige plaatsen, waar het getal der thans aanwezige procureurs of deurwaarders de hiervoren gestelde regelen inogt le bovengaan, bij de eerste benoemingen lot die posten, voor zoo verre die door Ons moeten geschieden, het bepaalde maximum, wanneer Ons zulks dienstig mogt voorkomen, te overschrijden; zullende in zoodanige gevallen, de bepaling omtrent het maximum, slechts door trapswijze vermindering en niet aanvulling van ontstaande vacatures worden in werking gebragt.
7. Gelijke bevoegdheid, als Wij Ons in de twee voorgaande artikelen hebben voorbehouden, wordt ook toegekend aan de provinciale geregtshoven, en de arrondlssements-regtiianken bij de benoemingen van deurwaarders, voor zoo verre die, volgens artikel twee van het Reglement op de organisatie en de dienst der deurwaarders, door de voorzelde eolloglcn respectievelijk worden aangesteld.
In het bijzonder zullen uit dien hoofde de deurwaarders, hij de voormalige regtbanken van koophandel gefungeerd hebbende, bij de benoeming van deurwaarders hu de arrondissements-regthanken in aanmerking kunnen komen en In de laatslgemelde betrekking kunnen worden aangesteld, ook met overschrijding van het daarvoor bepaalde maximum.
8. Bü de voordragten van personen tot vervulling der respectieve posten van procureur en deurwaarder, zal uildrukkeiyk «p de bepalingen van de drie voorgaande artikelen moeten wor-
1quot;3 ran het getal, de dienst enz., van de proc. en deurti'.
don gelei, cn zal diiarvun liU iedere voordragl, melding moeten worden gemaakl.
9- Wij behouden Ons voor de liepaiingen van hel tegenwoordig besluit nader te wijzigen of weder in te trekken, wanneer de ondervinding daarvan de noodzakelijkheid mogt doen blijken.
Onze Minister van juslitie is beiast met de uitvoering van Ons tegenwoordig besluit, hetwelk, tol inrormatie en narigt. zal worden medegedeeld aan den raad van state, aan Onze Ministers van tinancien en van binneniandsehe zaken, alsmede aan de algemeenerekenkamer,en hetwelk zal worden in liet Staatsblad geplaatst.
Gegeven te 's Gravenhaqe, den 8 April des ja ars 1839, van Onze regering het zes en twintigste,
iOeleekend) WILLEM.
Van wege den Koning, {{/eteekend) van doorn.
I itgegeven den vijftienden April 1839.
De Secretaris van Staat, (f/eteekenil) vax doorn'.
VAX DEX quot;den AI'RIL 1842, HOI UEXDE REPALtXGEX BETREKKELIJK HET (iETAL, IpE DIEXST EX/.., VAN DE PROCUREURS
EN DEURWAARDERS BIJ HET l'ROVIXCIAAI. ÜEREÜTS1IOF IX
noord-holland {Staatsblad nquot;. 11).
Wij Willem ii, by de gratie Gods, Koning der Nederlanden Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Herzien de besluiten van den lOden October 18il {Staatsblad no. U) en van den Hden'September 1838 {Staatsbl. n». 36);
Willende overgaan tot de definitieve vaststelling van het getal procureurs en deurwaarders bü het provinciaal geregtshof in Noord-Holland, en tol hel maken van zoodanige verdere bepalingen, als daarbij, ten dienste der juslilie en hol gerief der ingezetenen, worden vereischt;
Op do voordragt van Onzen Minister van justitie, van is Maart 1842, n0. ÜO;
Hebben besloten en besluiten:
Artikel 1.
Het getal der procureurs bü het provinciaal geregtshof in Snord-Holland, wordt bepaald op negen.
2. De procureurs, aan welke zal vergund worden om Iegelijk te fungeren bij bet provinciaal geregtshof in Noord-llottand en Ly de arrondlssemenls-reglbank te Amsterdam, zullen ook bij beide collegiën in de berekening van het voorzeide en hel voor gemelde regtbank bepaalde getal in aanmerking komen.
ran hel yelal, de dienst enz., van dc proc. en deufw. Iquot;;{
3. Het quot;getal der deurwaarders bij hel provinciaal geregtshof in Noord-Holland, wordt bepaald op ilne.
4- Aan de deurwaarders bij het provinciaal geregtshof in Noord-Holland, wordt een vast tractement toegelegd van vierhonderd vijf lid gulden 's jaars.
Een van de aldus gesalarieerde deurwaarders zal bij voormeld hof, overeenkomstig art. 13 van het reglement op de organisatie en de dienst der deurwaarders, gearresteerd bij het besluit van den tl Seplember is:i8 (Slaalsblad nquot;. 3li), de dienst als deurwaarder crimineel waarnemen.
5. De hiervoren vastgestelde getallen van procureurs en deurwaarders enkel als een maximum moetende beschouwd worden, zoo behouden Wij Ons voor, om dat gelal niet geheel aan te vullen, indien een minder getal door Ons voorde dienst der justitie voldoende zal worden geoordeeld.
6- Insgelijks behouden Wij Ons voor, bij de eerste benoemingen tot die posten, het bepaalde maximum, wanneer Ons zulks dienstig mogt voorkomen, Ie overschrijden; zullende, in zoodanig geval, de bepaling omtrent bet maximum slechts door trapswijze vermindering, en niet aanvulling van ontstane vacatures, worden in werking gebragt.
7. liij de voordragten van personen, tot vervulling der respectieve posten van procureur en deurwaarder, zal uitdrukke-lijk op de bepiilingen van de twee voorgaande artikelen moeten worden gelet, en za! daarvan bij iedere voordragt melding moe ten worden gemaakt.
8 Wy behouden Ons voor, de bepalingen van het tegenwoordig besluit nader te wijzigen of weder in le trekken, wanneer dc ondervinding daarvan de noodzakelijkheid mogt doen lilijken.
Onze Minister van justitie is belast met de uitvoering van Ons tegenwoordig besluil, hetwelk, tot informatie en narlgt, zal worden medegedeeld aan den raad van state, aan onze ministers van financiën en van binnenlandsche zaken, alsmede aan de ai-gemeene rekenkamer, en hetwelk in hel Staatsblad zal worden geplaatst.
Gegeven te quot;s Gravenhage, den quot;den April des jaars Achttienhonderd twee en veertig.
{(/eleekend) WILLEM.
De Minister van Justitie, ineteekend) va.v ei ai. i..
Uitgegeven den drie en Iwinticjsten April IS 12.
[gt;e Directeur van het Kabinet des Koninjs, {geteekend) a. u. a. van rapparu.
VAN I»ex ISden seigt;te.MIlEn 1839, omtrent het AFI.eguen
VAN UEX EEI) VAN ZtllVEIlING IIOOR DE PROCUREURS RU DE
iiec.terujke collegiex [Staatsblad 1830, nquot;. 42).
WÜ Willem, liu de Kralie Gods, Koning der Nederliinden, l'riris van Oranje-Nassau, Groot-HerloK van Luxemliurg, enz., enz., enz.
Herzien Ons besluit van den 14 Septemper is38 (Slaatshtad, n». 36), waarhij zijn vastgesteld vier Reglementen, in voldoening aan art. 1« der Wel op de zamensteliing der Regteriyke Magt en liet Beleid der .lustie;
Willende allen twijfel wegnemen die er zoude kunnen ontslaan, als of, len gevolge van Ons opgemeld liosluit en de daarbü gearresteerde Reglemenlen, de procureurs liij den lioogen raad, de provinciale geregtshoven en de arrondissements regllianken, hij de aanvaarding hunner fu.ictien niet zouden onderworpen wezen aan den eed van zuivering, vastgesteld hy Ons besluit van den 2quot;i February 1817 (Staatsblad, nquot;. 13);
Op het rapport van Onzen Minister van juslitie, van den is Augustus 183«, n0. 37;
Den raad van state gehoord;
Hebben goedgevonden en verstaan hy dezen te bepalen, dat lt;Ie procureurs by den hoogen raad, de provinciale geregtshoven en de arrondissements-regthanken, verpligt zullen zijn, om, ai-vorens in functie te treden, behalve den eed, vastgesteld by art. 21 van het Reglement van orde en discipline voor de advocaten fn procureurs, ook af te leggen den eed van zuivering, zoo ais die in art. 10 van One liesluit van den 23 February 1817 [Staals-hlad, n». 13), voor de procureurs by de toenmalige regterlyke rollegien was voorgeschreven quot;).
Onze Minister van juslilie is belast met de uitvoering van Ons tegenwoordig besluit, hetwelk aan den raad van slate, lot informatie, medegedeeld en in het Staatsblad geplaatst zal worden.
's Gravenhage, den 12 September 1839.
(gelcekend) WILLEM. Van wege den Koning, [qeteekend) van doorn Uitgegeven den zeventienden September 1830.
De Secretaris van Staal, {qeteekend) van doorn.
quot;) Zie het formulier \an dezen eed van zuivering hierboven l)lz. 170, in de noot.
van j US tit ik kosten en salarissen in buhgerluke zakbgt;i.
j. van den iionert, Tilz., liet Tarief van Jusliliekoslen en salarissen in burgerlijke zaken, in verband beschouwd met vroegere bepalingen en toegellchl door de daarover gehnud.ene beraadslagingen ('s Grav. en Amst. 18S1).
(Wet san den JSsten Augustus 184i, Staatsblad nquot;. 37.1
Jlgemeene bepaling.
De kanionreilters, hunne griniers, ile grifliers liij de regter-lijko collegicii, lt;le procurcurs en deurwaarders mogen, uit welken hoofde en onder welk voorwendsel ook. geene andere of hoogere reglen of lielooningen vorderen of ontvangen, of doen vorderen of ontvangen, dan die welke hun hij de wet lijn toegestaan; 1 ij overtreding zijn zij tol teruggave en vergoedingvan kosten, schaden en interessen jegens de helanghebbenden ver-piigt, onverminderd de straffen hij het quot;Wetboek van Strafregt hierop gesteld, indien daartoe termen zijn.
EERSTE TITEL.
t'an de kanlonreglers en hunne griffiers.
Artikel 1.
lgt;e kanlonreglers kunnen !en lasic der helangbebhenden de \olgcnde vacatiën berekenen;
a. Voor hunne werkzaamheden in do gevallen voorzien bij de artikelen its, 38, «9, 100 tot 104, 127, 128, 206, 39«, 391, 39'|, 39!i, 103, 404, 405, 407, 408, 412, 413, 418, 419, 420, 422, 4Ï4, 526, 431, 444, '446, 447, 448, ir.8, 461, 462, 463, '.80, 481, 503, SO'l, 506, 51 i, 553, 354, 9S3, 984 en 989 van het liurgorlijk Wet hoek, de artikelen 380,383,385 en 7i8 van het Wetboek van Koopbandêl, art. 678 van het Wetboek van Burgerlijke Regts-vordering, art. 34 van het Koninklijk Besluit van den 22sten December 1819, nquot;. 56, wanneer de te ontvangene som meer dan f 25 bedraagt, cn in de geva'.len vernield in bel besluit vim den 29sten Maart 1839, n». 85, mitsgaders voor de benoeming van schatters, bewaarders en deskundigen, ééne vacatie, waarvoor aan hen, zonder dat de daarvoor bestede lijd in aanmerking zal komen, verschuldigd is f 3;
Indien onderscheidene der in de voormelde artikelen aangeduide werkzaamheden tictrekking hebben tol denzelfden persoon, boedel of zaak, en vatbaar zjjn om op denzelfden dag Ie kunnen worden verrigl, wordt daarvan slechts éene arte opgemaakt, en, indien die werkzaamheden binnen den tijd van drie uren na den aanvang der vacatie zijn verrigl, is daarvoor niet meer dan eeno enkele verschuldigd;
Ingeval die onderscheidene werkzaamheden meer tijd 'dan drie uren vereiscben, is voor ieder volgend uur of gedeelte daarvan, verschuldigd f 1, zonder dat echter in eenig geval de soai nan f 6 Ie boven gegaan kan «orden;
b. Voor aan hen door de wet opgedragen werkzaamheden liij
1TC Tarief van juslitiekosten en salarissen in t/iirj. zaken.
verzegelingen, oiilzegelingcii, liotdeibeschrgvingen, liocdulscliiii-(ilngen en opentnre verkoopingen, ééne vacafio viin drie uren of minder, waarvoor verschuldigd is /' :i cn voor ieder volgend uur, of gedeelte daarvan /' I, zonder dat echter meer dan f a op eenen dag mag worden berekend;
c, Vour de bet'ediging van ambtenaren, van schatters, deskundigen, bewaarders en dergelüken, en voor de beeedlging der memorien van aangifte voor bet successie-regt, voor zeo ver dit een of ander ten verzoeke van de belanghebbenden, op eenen anderen tild of plaats dan de gewone teiegtzitting geschiedt, eene halve vacatie, of/'1,50, onverschillig of de eed door een of meer tot dezelfde zaak betrekking of belanghebbende personen wordt afgelegd.
2- De kantonregter die zich, tot het doen van venigtingen waarvoor hij vacatie-loon mag berekenen, buiten zijne woonplaats, anders dan naar de hoofdplaats van het kanton begeeft, berekent boven zijn vacatie-loon f I,a0 voor iedere vijf mijlen afstand tusschen de hoofdplaats van het kanton en de plaats waarde verrigting moet geschieden, of. Indien deze nader bij de woonplaats van den kantonregter is gelegen, alsdan voor den afstand van dezelve, zonder in eenig geval voorde terugreize te kunnen rekenen.
Tiet gedeelte van vijf mijlen wordt, wanneer hetzelve minder dan de helft bedraagt, niet berekend, doch dien afstand te boven gaande, geldt hetzelve voor volle vijf mijlen.
De noodzakelgke transportkosten worden door den kantonregter, gespecificeerd en des gevorderd door quitantiën bewezen, in rekening gebragt.
8. Wanneer er door den kantonregter vacatie-loon berekend wordt, wordt de duur van den besteden tijd of het bedrag van bet berekende loon in de acte zelve uitgedrukt.
Bij gebreke hiervan kan daarvoor geene belooning gevorderd, en, indien er vacatie-loon betaald was, het genotene terugge-eischt worden.
4- Wanneer de kantonregler, of een ambtenaar op zijnen last, zich, Ier verrigting van eenige werkzaamheid in het belang van het Rijk of de gemeenten, buiten de hoofdplaats van bet kanton of buiten z'jne woonplaats, anders dan naardehoofd-plaats, moet begeven, is de ambtenaar of hel collegle, welke de verrigting heeft gevorderd of in wiens belang dezelve geschiedt, verpligt tol voldoening der kosten, door de reis veroorzaakt en daarvoor besteed, nadat dezelve des noods door den voorzitter dor arrondisseraents-regtbank zijn begroot
5- Aan degriffiers der kanton-geregten is in regtszaken, waarin de vordering slechts f iö of minder bedraagt, geene belooning verschuldigd.
In regtszaken waarin de vordering meer dan/■ 25 bedraaul, mitsgaders in die by art. 41—13 der wel op de regterlijke organisatie en het beleid der justilie vermeld, zyn hun de volgende belooningen verschuldigd;
u. Voor de aauteekenlng op bet audiëntie-blad van bet in eene
i. titel, ran de kanlonreyters en hunne grifliers.
zaak op iedere tcregtzlüing verhandelde, / 0,25, cn indien meer dan ééne party in een uedinji, het zij als eischer of als verweerder voorkomt, f 0,25 daarenboven voor iedere partij;
Personen welke een gelük helang bg eene zaak hebben, worden slechts als ééne partij aangemerkt;
Deze regten worden voldaan door de partij welke (ie zaak aangebragt of hel geding vervolgd beeft;
Door de party, welke geene schriftelijke conclusie heeft overgelegd, wordt bovendien aan den griffier, voor de daarvan te houden aanteekening, betaald
b. Wegens regt van redactie:
1°. Van een interlocutoir of praeparatoir vonnis f 0,50 ;
Onder praeparatoirc vonnissen worden niet begrepen eenvoudige uitstellen ter teregtzitiing of het enkel ver-leenen van verstek;
iquot;. Van een eindvonnis, f 1;
3°. Van een proces verbaal van geluigen-verhoor, voor één getuige f 0.50, voor eiken getuige daarenboven f 0,ti5;
lt;lt;gt;. Van een proces-verbaal wegens bet hooren op vraagpunten, f 1;
Dit regt wordt voldaan door de party welke de zaak vervolgt, of ten wiens verzoeke de verrigting heeft plaats gehad,
6- Van eedsafleggingen en andere verrigtinïen, die geen go-volg zijn van eenig regtsgeding cn waarvan geene afzonderlijke acte of proces-verbaal wordt opgemaakt, wordt door den belanghebbende voor de aanteekening op het aiuiiëntie-Mad voldaan f 0,25; indien daarvan eene afzonderiyke acte of proces-verbaal wordt opgemaakt, heeft er geene aanteekening op hel audiéntie-t.lad plaats.
7. In de gevallen, waarin aan de kantonreglers het berekenen van vacatie-loon is toegestaan en waariiij de tegenwoordigheid van den grillier vereischt wordt, berekent deze voor de minuut der acte of van het proces-verbaal, drie vijfden van hel vacatie-loon des kantonreglers.
8. Voor de minuien van elke andere acte of proces-verbaal, welke ten overslaan van den kantonregter, in tegenwoordigheid van den griflier, of door laatstgenoemden alleen, wordt opgemaakt, ingeschreven of overgeschreven, wordt door den griffier berekend f I, met bepaling, dal indien dezelve meer dan 1200 lettergrepen bevatten, voor elke 300 lettergrepen daar te boven verschuldigd is f 0,25.
9. In de gevallen hij art. 2 vermeld, berekent de griflier voor den tyd lol de heen- en wederreize benoodigd, f 1 voor iedere vyf myic:i afstand tusschen de hoofdplaats van hel kanton en de plaats waar de verrigting moet plaats hebben.
De verdere bepalingen van art. 2 zyn ouk op den griflier toe-passeiyk.
10- Voor bel nazoeken in hel archief van stukken, waarvan geene grossen of afschriften worden aangev raagd, wordl door den griffier berekend f 0.30 voor het aangewezen jaar; indien IX. 12
17quot;
Iquot;8 Tarief van justiliekosten en salarissen in burg. zaken.
geen of meer dan één Jaar Is aangewezen, f 0,30 voor hel eerste en f 0,15 voor ieder ander Jaar waarin do nazoeking plaats heeft.
Voor nazoeken van stukken gedurende het loopende jaar mag geene belooHing worden gevorderd.
Indiendegrirtier zich,tol liet doen vandie nazoeking, buiten de hoofdplaats van het kanton moet begeven, berekent hü, ook zelfs dan wanneer er grossen of afschriften zijn aangevraagd, bovendien voor den tyd tot de heen- en wederreize benoodigd,/'! voor iedere vijf mijlen afstand tusscben de hoofdplaats van het kanton en de plaats waar de nazoeking moet geschieden
Het gedeelte van vyf mijlen wordt, wanneer hetzelve minder dan de helft bedraagt, niet berekend; doch dien afstand te boven gaande, geldt hetzelve voor volle vyr mijlen.
De noodzakelijke transportkosten worden door den griffier, gespecificeerd en des gevorderd door quitantiën bewezen, in rekening gebragt.
11 Als scbrijlloon van alle stukken, welke door do griffiers worden uitgegeven, wordt door hen in rekening gebragt, voor elke bladzijde gewoon papier, houdende 23 regels, elk van 12 lettergrepen of gedeelten daarvan, f 0,20,
De gronden en motieven van de door partijen genomene con-clusiën worden in de grossen en afschriften van vonnissen niet overgenomen.
12- Aan de grifflers der kantnn-geregten is verschuldigd, voor protesten van non-acceptatie of non-betaling van wissels,orderbiljetten en dergetyken (kopü en overschrijving op het register daaronder begrepen) f 3.
Voor acten van interventie, aan den voet derprolestcn^O^b.
Indien de gritBer zich, lot het doen van een protest, builende hoofdplaats van bet kanton moei begeven, berekent hy bovendien voor den tyd, tot de been- en wederreize benoodigd, mitsgaders voor de kosten aan hel transport verbonden,/'! voor iedere vyf mijlen afstand lusschen de hoofdplaats vanhelkanlon en de plaats waar bel prolesl moei geschieden.
Hel gedeelte van vijf mijlen wordt, wanneer hetzelve minder dan de helft bedraagt, niet berekend, doch dien afstand te boven gaande, geldt hetzelve voor volle vyf myien.
Indien bel protest op onderscheidene in dezelfde rigling gelegene plaatsen moet geschieden, wordl alleen de afstand van de verst gelegene plaats in aanmerking genomen.
Voor reis- en transportkosten van ieder der getuigen wordtde helfl van bel liierboven bepaalde berekend.
13. De grifflers zün vcrpligt om, in dorso van alle door hen afgegeven stukken, het bedrag der daarvoor verschuldigde region of belooning, mitsgaders de zegel- en regislralie-regten, afzonderlek aan te leekenen, op stralfe eener boete van ten minste 5 en ten hoogste -20 gulden, voor ieder stuk hetwelk zonder zoodanige aanleekening is afgegeven.
By de invordering van reglen, belooningen, zegel- en regislralie-regten, ter zake van werkzaamheden, welke geene afgitte van stukken ten gevolge hebben, moeten tg, op gelijke boete,
I. titel, ran de kantonregters en hunne griffiers. 179
het bedrag van hel verschuldigde insgeiyks afzonderlijk om-schrUven.
14- By weigering of verzuim der voldoening van aan de kantonregters of grilliers verschuldigde regten, lielooningen, zegel- en registratie-regten, wordt op de volgende wijze geprocedeerd.
15. Het bedrag van het verschuldigde wordt aan den voel van eene door den kanton regler pf griffler ingeleverde rekening begroot, door den voorzitter der regtbank van liet arrondlssn ment waartoe het kanton-geregt behoort of door een der leden, daartoe door hom benoemd, en daaronder door dezen gesteld een bevelschrift van ten uitvoerlegging, hetwelk op de minuut ten uitvoer kan worden gelegd.
De kantonregter of gnfler kan de herziening der begrooling aan de regtbank verzoeken bij een verzoekschrifl, wa.irop niet wordt beschikt dan nadat de belanghebbenden voor twee commissarissen, uit de regtbank daartoe benoemd, zijn opgeroepen, ten einde in bunne belangen te worden gehoord.
16. De begroolingen van den regler zijn niet aan regten van registratie of griffie onderworpen.
17. De schuldenaar wordt lol betaling genoodzaakt, het zg krachlens het bevelschrift van len uitvoerlegging van den voorzitter of benoemden regler, het zij krachtens de beschikking, door de regtbank op een verzoek tot herziening genomen.
18. Degene ten wiens laste zoodanig bevelschrift is afgegeven, kan daartegen verzet doen.
Dit verzet wordt gehragt voor het collegie, welks voorzitter of benoemd lid hot bevelschrift heeft afgegeven en wordt als eene summiere zaak afgedaan.
De uitspraak op hel verzet en de beschikking op een verzoek om herziening, zijn niet vatbaar voor verzet, hooger beroep of voorziening in cassatie.
19. Ingeval door een griffler eene overt reding is begaan, waarop by deze wet eene geldboete Is gesteld, neemt, op de venol-ging van hel openbaar ministerie, de burgerlijke reglerdaarvan kennis.
De vervolging wordt, wal den vorm van procederen, en dus ook de bewysmiddelen, mitsgaders wat de bevoegdheid tot hooger beroep en cassatie betreft, behandeld als cenecorrectionnele zaak, des echter, dal omtrent liet ophouden en te niel gaan van deze vervolgingen en omtrent de len uiUoerlegging van arresten en vonnissen, de bepalingen van den 4listen en nden titel van hel Welhoek van strafvordering mede toepasselijk zijn.
Deze regtsvordering is verjaard na verloop van twee jaren, te rekenen van den dag waarop de overtreding zal zijn begaan.
20- De griflier kan de in het vorig artikel bedoelde regtsver-volglng voorkomen, door vrijwillig liet bedrag der boele, en wel het maximum derzelve, te betalen, mei üe kosten, indien hy reeds was gedagvaard.
De boele ca koslen kunnen aan den bevoegden ontvanger niet anders worden voldaan dan op schrifletyke magliging van het
ISO Tarief van justitiekoslen en salarissen in burg. zaken.
openbaar minisleric, aan hetwelk lie quitanlic van den ontvanger door den Hrillier moet worden overgeliragt, binnen den tjjd dour het openbaar ministerie Ie bepalen.
21. In ile gevallen, waarin aan onvermogenden toelatinR is verleend om kosteloos to procederen, wordt door de grifllers geene belooning hoegenaamd berekend, behoudens de bevoegd-beid daartoe, in het ge*al voorzien hij art. 809 van het Wetboek van Buigerlüke Regtsvordering.
Evenmin mogen de kanlonregters en hunne griffiers eenig vacatie-, redactie-of schrufloon berekenen voor werkzaamheden, welke ten gevolge van het bewezen onvermogen der belanghebbenden kosteloos worden verrigt.
TWEEDE TITEL.
Knn de grilfiers Ijy de arrondissements-reglbanken, de procinciale geregtshonen en den hoogen raad.
(Wet van den 2S Augustus 1853, Slaalsblad no. 38.)
22 Onverminderd degriffle-regten, welke, naardethansdaar-omlrent bestaande ol later vast te stellen wetten, ten behoeve der schatkist bij de ontvangers der registratie worden ingevorderd, en behoudens het genot van het aandeel, hetwelk daarvan aan de griffiers is of zal worden toegekend, kunnen de griffiers daarenboven voor hunne werkzaamheden in burgerlijke zaken, ten laste der partijen, de volgende belooningen berekenen.
23. Aan de griffiers is verschuldigd:
a. Wegens nilregt, voor alle zaken zonder onderscheid, f 0,7'j;
Dit regt wordt voldaan door de party welke de inschrijving
heelt verzocht;
b. Voor de aanteekening op het audiëntie-blad van het in eene zaak op iedere tereglzitting verhandelde, f 0,23;
Dit regt wordt voldaan door iedere party; zullende verschillende persoren, bij een en denzelfden procureur verschijnende, voor ééne party gerekend worden;
c. Wegens regt van redactie .■
1°. Van een interlocutoir of praeparatoir vonnis, van voor-loopige beschikkingen op requested aan de regtbanken, geregtsbosen of hoogen raad, mitsgaders van de uitspraken van den president in kort geding, f 0,quot;3:
Onder praepaioire vonnissen worden niet begrepen eenvoudige uitstellen ter tereglzitting of het enkel verleenen van verstek ; (It. 48.)
'J0. Van een eind-vonnis of beschikking op request aan de regtbanken, geregtshovin of hoogen raad, f t,30;
Squot;. Van een proces-verhaal van getuigen-verhoor;
Van één getuige, f 0,73;
Voor eiken getuige daarenboven, ( 0,30;
4°. Van een proces-verhaal wegens het hooren op vraagpunten, f t.SO;
5°. Van alle processen-verhaal, welke door hen volgens de wel moeten worden opgemaakt, f 1; met bepaling
li. titel. Pan de gri/fiers by de arr.-reglsh. em 181
dat, indien dezelve meer dan 1-200 leltersrepen lievat-ten, voor elke 300 lettergrepen daar te boven Is ver-schulditrd f 0,25;
Dit regt wordt voldaan door de parlü welke de zaak vervolgt, of ten wiens verzoeke de verrigling heeft plaats gehad;
d. Van ceds-aOeggingen en andere verrigtingen, geen gevolg zijnde van eenig regts-geriing, waarvan geene arzonderiijke acte of proces-vertiaal wordt opgemaakt, wordt door den belang-beliliendc voor de aunteekening op het audiënlie-lilad voldaan f 0.50; indien daarvan eene afzonderlijke acte of proces-verbaal wordt opgemaakt, beeft er geene aanteekening op bet audiëntie-hlad plaals;
e. Voorliet aanteekenen van eene ter griffleovergebragte acte of exploit, in de ge\alleii waarin de wet dit vordert, mitsgaders van de afgifte van zoodanige acte of exploit en van de processtukken, /• 0,-25;
f. Voor de minute van elke acte ter grillie gepasseerd wordende, behalve die van bewaargevingder registers van den burgerlijken stand.en voor de inschrijving of overschrijving eener acte aldaar, f 1, met bepaling, dat indien dezelve meer dan twaalf honderd lettergrepen bevatten, voor elke drie honderd lettergrepen daar te boven is verschuldigd f (),-2rgt;;
g. Voor oproepingen by circulaire-brieven, per brief, f 0,2!); (K. 817. R 786.)
h. Voor hel geven van inzage aan de belanghebbenden van ter gritTie nedergelegde stukken, of van in de openbare registers ingeschreven aden, f 0,30 voor ieder uur, de gedeelten voor een vol uur gerekend;
i. Voor het nazoeken in het archief van s'.ukken, waarvan geene grossen of afschriften worden aangevraagd, f 0,50 voor het aangewezen jaar;
Indien geen of meer dan één jaar is aangewezen, f 0,50 voor het eerste, en f 0,25 voor ieder ander jaar waa.in de nazoeking plaats beeft;
Voor het nazoeken van stukken gedurende het loopende jaar, raag geene belooning worden gevorderd;
fc. Voor het ia ontvang nemen, bewaren en weder afgeven van ter gritlie overgebragte gelden of geldswaarde hebbende papier van soinmen beneden de f 500, een half ten honderd ; van hel meerdere lot f 1000, een vierde ten honderd, en van het bedrag boven de f 1000, een achtste tea hoaderd in het jaar, met dien verstande, dat, zoo de gelden of het papier slechts zts maanden of korter bewaard worden, de helft der belooning verschuldigd IS;
l. Voor de voorlezing der veilcondiliën van bij executie verkocht wordende onrojrende goederen of schepen, (0,50 (R. 523 )
m. Voor de veiling en afslag derzelve, f 1 van iedere ( 1000 koopprijs van elk perceel;
Sommen of gedeelten daarvan beneden f 1000, zullen voor f 1000 worden gerekend.
184 Tarief can justitiekoslen en salarissen in bury, zaken.
24- Aan de grlfliers wordt betaald ;
Voor de legalisatie van een of meerhandteekeningen op notariële of andere aden, f 0,415;
Voor de legalisatie der handteekeningen op eer.e acte van den burgerlijken stand, f 0,15.
2E'. Als schrijfloon van alle stukken, door de grifllers uitgegeven, wordt door hen iu rekening gehragt, voor elke bladzijde gewoon papier, houdende 20 regels, elk van acht or tien lettergrepen, of gedeelten daarvan, f o,l!i.
De gronden en motieven van de door pariyen genomene con-clusien, worden, evenmin a's die van het openbaar ministerie, in de grossen en afschriften van vonnissen of arresten overgenomen.
26 De bovenstaande bepalingen zijn verbindend voor de grifliers bü alle regtbanken zonder onderscheid.
De daarbU bepaalde bcloonir.gen worden voor de grifflers hy de provinciale geregtshoven en den hoogen raad met één viJMe verhoogd.
27. Aan den grillier by den hoogen raad wordt betaald;
Voor het opmaken der acte van consignatie der boete, bedoeld bU art. 400 van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvor-dering, /1,00;
Voor de aanteekening op de memorie van cassatie en over schrgving op het register, bedoeld bü art. 508 van betzelfde Wetboek, f 1,25;
Voor de brieven van venia aetnlis.f 3,00. (B. 571 v.)
28- De bepalingen in de artikelen 13, 14, 13, 16, 17, 18, 1(», 40 en 41 vervat, zijri insgelijks van toepassing op de gritQers bij de arrondissemenls-regtsbanken, de provinciale geregtshoven en den hoogen raad, met dien verstande echter, dal de voorzitter van het collegie, lot hetwelk de griflier behoort, of een der leden, daartoe door hem benoemd, de hegrooling doet en het bevelschrift uitvaardigt, en dal de grillier voor hetzelfde collegie Ie regt staat wegens door hem begane overtreding dezer wet.
DERDE TITEL.
Fan de advocaten.
(Wet van den 49 December 1853, Staatsblad n,,. «B.)
29. Aan de advocaten is verschuldigd;
a. Voor elke besogne of conferentie met of voor hunne cliënten f 1,80, des echter dal zy, voor elke besogne of conferentie, welke langer dan een uur duurt, gelyke f 1,80, gedeelten voor het geheel genomen, per uur mogen berekenen;
b. Voor eene comparitie f 3,60;
c. Voor eene vacatie buiten de plaats hunner woning f 14,00 voor eenen geheelen dag, en f 6,00 voor een gedeelte van den dag zes uren of minder bedragende, onverminderd, in beidege-vallen, hetgeen voor de gedurende dien tyd verrigle werkzaamheden verschuldigd is, mitsgaders de reis- en verblyfkosten;
(i. Voor het houden en bijwonen der pleidooyen f 7,49 en
lil. TITEL. Kan de advocaten.
indien daartoe meer dan een uur gevorderd wordt, alsdan voor ieder uur daarboven f 3,60;
Het gedeelte van het laatste uur wordt voor een vol uur gerekend ;
e. Voor het schryven van eenen brief en voor het lezen van eenen ontvangen brief f 0,90;
Indien dezelve buitengewoon groot of van veel gewfgt is, alsdan naarmate van den tUd, welke daartoe noodig mogt zün geweest, berekend op den voet sub lilt. a vermeld.
30- Voor werkzaamheden, niet in het vorig artikel vermeld, berekenen de advocaten het hun verschuldigde salaris, naarmate van het belang en de moeijeiykheid der zaken, mitsgaders van den tijd, welke daaraan besteed heeft moeten worden.
31. Oe advocaten zyn verpligt aan hunne cliénten, des gevorderd wonlende, te geven gespecificeerde rekeningen met opgave van den dag waarop de werkzaiimheden zün verrigt en van den besteden tyd, voor zoo verre de hoegrootheid van het salaris daarvan afhankelijk is.
Voor werkzaamheden ten behoeve van personen, die het vrije beheer over hunne goederen niet bezitlen, alsmede in vacante boedels, onderwerpen de advocaten hunne rekeningen vooraf aan de begrooting van den voorzitter der regtbar.k van het arrondissement waarin hunne woonplaats is gevestigd, of van een der leden daartoe door hem benoemd ; van die begrootte rekening wordt een ongezegeld afschrift aan de cliënten uitgegeven.
32. Builen de gevallen in het 2de lid van art. 31 vermeld, geschiedt, in geval van verschil over het salaris, door den ad-voca'U aan den cliënt berekend, de begrooting door de raden van toezigt en discipline in de hoofdplaats van het arrondissement waarin de advocaat woonachtig is, of, indien aldaar geen raad van toezigt aanwezig is, door dien in de residentie van het provinciaal geregtshof waaronder de woonplaats van den advocaat behoort; en indien ook aldaar geen zoodanige raad bestaat, alsdan door dien, gevestigd in de residentie van den hoogen raad.
33. Indien de advocaat met de begrooting van den raad van toezigt geen genoegen neemt, of de cliënt weigerachtig blijft liet bedrag daarvan te voldoen, wordt, het bedrag van het verschuldigde nader vastgesteld door den voorzitter van het collegie waar de zaak, waarin het salaris berekend is, gediend heeft, of door een der leden, daartoe door hem benoemd.
Indien de zaak voor geen regteriijk collegie is aanhangig geweest, geschiedt zulks door den voorzilter der regtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van den advocaat is gevestigd, of door een der leden, daartoe door hem benoemd.
34. De begrooting geschiedt op gezegelde rekeningen, waarop iedere post, zoo van salaris als verschot, behoorlijk is omschreven, en het bedrag daarvan afzonderlijk uitgedrukt, en waarop, naast de uilgetrokken som, een wit vak is opengelaten.
Onder de rekening wordt gesteld; Ier begrooting ingediend
183
181 Tarief van justilielcoslen en salar. in burg. zaken.
door .... , met onderteekenins en dagteekening, zonder dat er eenlge andere vorm, hij de indiening lor Uegrooting, in acht genomen behoeft te worden.
35- De rester, door wien de hegrooting geschiedt, is hevoegd de overlegging der jusliflcaloire stukken te vorderen.
HU slaal by de hegrooting acht op de omstandigheid, of de gemaakte kosten cn verschotten cn de gedeclareerde vacatiën naar den aard der zaak, nuttig, doelmatig of noodig kunnen geacht worden, of door den client zijn veriangd, en wüzigl,royeert of vermindert de zoodanige welke geoordeeld worden overbodig te zyn, of de palen eener billijke gematigdheid le overschrijden, daarby in aanmerking nemende het gewigt der zaak, en demoei-jeiykheld die zy mogt hebben opgeleverd.
36- Wanneer in de rekeningen als verschot worden gebragt posten, die uit eigen hoofde aan begrooting onderworpen, doch niet begroot zyn, zyn deze posten nog steeds voor vermindering vatbaar, en worden alleen geleden tol zoodanig bedrag,als waarop de regter dezelve begroot, onverminderd hel verhaal legen hem, die aldus lilyken mogt te veel te hebben ontvangen.
Posten wegens betaalde zegel-, grittie- en regislratie-regten, mits van derzelver voldoening behoorlijk blijke, zijn niet aan vermindering onderworpen.
37- Het bedrag der te hoog gestelde of onaannemeiykeposten wordt doorgehaald cn in hel daarvoor opengelaten wit vak de verschuldigde som, of wel nihil, gesteld.
Aan helslot der rekening wordt door denregtergesteld-.ffoed-
gekeuril Ier somma ran......, met uitdrukking, in letters,van
het geheel bedrag, waarop dezelve is begroot, en daaronder een bevelschrift van ten uitvoer legging, hetwelk op de minuutlen uitvoer wordt gelegd.
De advocaat kan de herziening der begrooting aanhetcollegie, welks voorzitter of benoemd lid dezelve heeft gedaan, verzoeken hy een \erzoekschrift, waarop niet wordt beschikt, dan nadat de belanghebbenden voor twee commissarissen uit hetcollegie, daartoe benoemd, zijn opgeroepen, om in hunne belangen le worden gehoord.
38- De hegroolingen van den regter zijn niet aan regten van registratie of grilBe onderworpen
39- De schuldenaar wordt tol betaling genoodzaakt, hel zü krachtens tiet bevelschrift van ten uitvoer legging van den voorzitter of benoemde regter, het zij krachtens de beschikking,door het collegie op een verzoek tot herziening genomen.
40- Degene, ten wiens iasle zoodanig hevelschrift is afgegeven, kan daartegen verzet doen.
Dit verzet wordt gebragt voor hel collegie, welk voorzitter of benoemd lid hel bevelschrift heefl afgegeven, en wordt als eeno summiere zaak afgedaan.
De uitspraak op hel verzet en de beschikking op een verzoek om herziening, zyn niet vatbaar voor verzet, hooger beroep of voorziening in cassatie.
41 Hel bedrag van hel salaris der advocaten, hetwelk, naar
iv. titel. Pan de firocureurs.
luid van art. 37 van het Welhoek van HurgerlüUe Keglsvor-dering, in do uitspraak over de kosten waarin cene partü is veroordeeld, begrepen is, worJl door den reglcr l)ü de vereffening der kosten bepaald.
Deze begrijpt daaronder alleen zoodimig salaris, als door hem geoordeeld wordt te hehooren lot de noodwendig gemaakte kosten.
42. Indien in zaken, waarin de arrondlsscmcnts-regtlwnken in hel hoogste ressort uitspraak doen, de liljsland van eenen advocaat onnoodig geacht wordt, kan hü hel vonnis v erklaard worden, dal geene kosten van den advocaat under de veroordeeling in de kosten begrepen zün.
VIERDE TITEL.
/'an dc procureurs.
(Wel van den 29 December 1813, Slaalsbladuo. 0'.,
43- Het salaris van de procureurs wordt in alle zaken, zonder onderscheid, berekend op den volger.dcn voet;
o. Voor regt van retenue, by den aanvang van iedere zaak waarin eene reglerlijke uilspraak wordt gevraagd, betzijop ver-zoekschrin, hel zg op cene dagvaarding, f 1,00;
b. Voor besognes, comparitiën met of voor de cliënten of mei den advocaat, op hot stellen en op hel resumeren en arresteren van akten, exploiten, requester!,judiclele akten of op eenigebelangrijke akte van een regtsgeding; vuur conferentlëu met partij of derzelver praclizgns, lol tnededeellng van heigeen in den loop der zaak gebeurt, of tot duarstellingen van schikking; voor vacatiën hg hel doen van voorloopige opnemingen van plaatsen of werken; voor die op de kantoren van de bewaring der hypotheken en andere, lol hel doen van ondurzoi k, het ter oversell rjj-ving aanbieden en liglen van stukken ; voor die ter grillie lot liet kennis nemen van aldaar nedergelegde stukken; voor die met de deurwaarders, over hel doen van exploilen en het resumeren van dezelve niet uitzondering noglans der akten welke van procureur aan procureur worden boleekcnd; en eindeiyk, voor het in orde brengen der stukken welke aandenregler worden overgelegd, hel formeren van de lijsl of invenlaris daaronder begrepen, voor elk uur of gedeelte daarvan f 1,00;
c. Voor bet onderzoek van ontvangen of beleekeude stukken en documenten, en het resumeren van door den advocaat ontworpen akten en schrifturen, naar male van derzelver getal,den omvang en den tyd daartoe vereischt, -voor elk uur of gedeelte daarvan f 1,00;
d. Voor hel opstellen van akten en exploiten, requesten, ju-diciëie akten, memoricn of andere stukken, wanneer die door hen, zonder medewerking van een advocaat worden opgesteld, mits niet vallende in de calegoriën van die judlciële stukken of akten, welke hierna, sub lilt. n, o en p, liepaaldeiyk zyn opgenoemd en berekend, voor elk uur of gedeelte daarvan f 1,00;
e. Voor het grosseren, kopyeren vanrequesten.aktenenschrif-
isr.
188 Tarief van justitiekoslen en salar. in bury, zaken.
luren, met geiyke uilzondering, voor elke drie honderd lettergrepen, f 0,20;
/'. Voor afschrinen \an processen-verbaal, vonnissen, in het algemeen van alle akten die ter griflle zUquot; uitgeleverd, en voor zuo verre die noodig zyn om te worden beteekend of overgelegd, per bladzijde, berekend naar het getal bladzijden van het origineel, f 0,50;
g. Voor het resumeren en leekenen van judiciëleaktcnenstuk-ken, met uitzondering van die, welke hierna, sub lilt. n., oenp bepaaldelijk zijn opgenoemd, voor zoo verre die teekening bij de wet wordt vereischt, en anders niet, per stuk f 0,25;
h. Voor het schrijven van cenen brief en voor het lezen van eencn ontvangen brief/■ 0,50. (ndiendezelvehuitengew-oongroot of van veel gewigt is, alsdan naar male van den tijd welkedaar-toe noodig moat zijn geweest, berekend op den voet, sub litt. ft c en d vermeld;
i. Voor elke vacatie tol het doen inschrijven eener zaak ter rolle, het nederleggen en terugnemen van stukken ter griflle, het doen van mededeeling van stukken aan het qpenbaar ministerie, of het doen opmaken, leekenen en ligten van akten en andere slukken, ter griUle of elders, f t,00;
k. Voor elke vacatie ter teregtzitting, wanneer de behandeling eener zaak of van eenige verrigting in dezelve tot eenen anderen dag wordt uitgesteld, f 1,00 ;
U Voor elke vueatie ter teregtzitting, vereischt tol het doen van eenig verzoek of van eenigé verklaring, anders dan die welko strekt tot het uitstellen der zaak; voor elke vacatie tot het nemen of hooren van ci^nclusiën of rcgteriyke uitspraken, hel tegenwoordig zijn bij pleidoogen, bij geluigen-verhoor, bü regter-lükeplaals-opneming, bij het onderzoek van deskundigen en dergelijke werkzaamheden, mitsgaders op de bevolen comparitiën voor den president of by commissarissen, A 1,50;
In geen geval wordt daarvoor meer dan ééne vacatie op denzelfden dag in rekening gebragt, des echter, dal voor adsistentle by pieidooijen, mitsgaders bij getuigen-verhoor,geregteiyke plaatsopneming, onderzoek van deskundigen en dergelijk- werkzaamheden, indien dezelve langer dan een uur duren, voor ieder volgend uur of gedeelte daarvan, eene gelijke som van f 1,50 wordt berekend;
m. Voor noodzakeiyke cn ter zake dienende vacatiën, bulten de plaats hunner woning, per dag of gedeelte daarvan, buiten de besognes en w erkzaamheden aldaar te houden of te verrigten, reis- en verbiyfplaatsen daaronder niet begrepen, f 6,00; wordende echter voor deze vacatie, met de besognes en werkzaamheden, nimmer meer dan f 12,00 berekend;
n. Voor alle eenvoudige akten van procureur aan procureur, als die van procureur-stelling, tot vervolging van de zaak terte-regtzitling, lot het vragen of het doen vantnededeelingvansluk-ken en andere van gelyken aard;
Voor het origineel............f 0,75
Voor elk afschrift............quot; 0,25;
iv. titel, yan de firocureurs.
u. Voor alle akten van procureur aan procureur van meerderen omvanR, die verklaringen, verzoeken of ongemoliveerdccon-cluslën inhouden;
Voor het origineel Voor elk afschrift
p. Voor alle eenvoudlïe, niet aan de wcdcrpartU vooraf lie-teekende requesten, gerigt aan den president van het collc(,'le, in de gevallen waarin bij de wet, tot liet hekomen eener bijzondere vergunning, zoodanig verzoekschrift is veorjieschreven-, alsmede voor eenvoudige requesten nan den president uf aan de benoemde commissarissen, om eenige benoeming of tijdsbepaling, f 1,5«;
Voor het stellen, grosseren, resumeren, teekenen der akten of requeslen, sub litt. n, o en p bedoeld, wordt niet afzonderlijk berekend;
q. Voor het opmaken van den slaat van koslen, door de veroordeelde party verschuldigd, voor elk artikel, dat geheel of ten deele wordt toegewezen, f O.OS.
44. Voor de behandeling eener zaak in kort geding bij den president, de dagvaarding en hetgeen daaraan is voorafgegaan, het ligten der uitspraak (des gevorderd) daaronder begrepen, wordt door den procureur berekend in eens af en zonder deswege, onder welke benaming ook, meer in rekening te mogen brengen:
a. Bijaldien de zaak door den procureur, zonder bijstand van eenen advocaat, is behandeld, en er eene beslissing vanden president is gevolgd, /10, en in geval van verwijzing naar de regt-oank, / 5;
i. Bijaldien de procureur door eenen advocaat is bijgestaan, wordt in beide gevallen slechts de helft der hierboven vermelde sommen berekend.
45- In zaken, welke, volgens art. 21 van hot Wetboek van Burgerlijke Reglsvordering, door de in regten niet gegradueerde procureurs bg de arrondissements-regtlanken mogen worden bepleit, wordt, indien zulks heeft plaats gehad, daarvoor, boven en behalve het wegens bet stellen der memorie verschuldigd regl, berekend het dubbel van de bü art. 43 litt. I, gestelde be-looulng.
De in regten gegradueerde procureurs, aan welke de bü art. 51 omscbreven vergunning niet is verleend, berekenen bun salaris voor de pleiduoijen en de voorbereiding daartue,eveualsde advocalen.
46. Onverminderd de berekening der vacatiën en werkzaamheden naar den by art. lt;3 vermelden maatstaf, wordt by gereg-telijke uitwinningen verkoop van onroerende goederen en schepen, grooter dan tien lasten, aan den procureur van den execulant toegekend, up den prys waarvoorde goederen zijn toegewezen:
wanneer de prijs de som van f 3,000 of minder bedraagt, één ten honderd;
van sommen boven de f 3,000 tot f 10,000, een half ten honderd van het boogere;
187
f 1.50 - 0,50;
188 Tarief van jusliliekoslen en sa/ar. in burg. zaken.
van sommen boven de f 10,000 lot /' 25,000, een vierde van liet hoogere; en
van sommen boven de f 25,000, onbepaald tot welk eene som één achtste ten honderd van liet lioopcre.
BU geiyUUdigen verkoop van verschillende perceelen, bepalen de pryzen, te zamen genomen, de afnemende gradatie in de percentsgewijze belooning.
47- De bovenstaande bepalingen zijn verbindend voor de procureurs bij allo reglbanken, zonder onderscheid.
De daarbij bepaalde belooningcn worden voor de procureurs bü de provinciale geregtshoven en hij den hoogen raad met ; verhoogd.
48. De procureurs zün bevoegd om, het zij by den aanvang, het zy gedurende den loop eener zaak, van hunne cliënten te vorderen het storten van zekere som, Ier bestrijding der door hen te doene uitschotten.
Het eerste door den aanlegger eener zaak te doene voorschot wordt bepaald op f 00, boven en behalve de ceregteiyke geldboeten, welke volgens de wet moeten worden geconsigneerd.
Voor een gedaagde of verweerder in eene zaak, wordt hel te doene voorschot up de helft bepaald.
De •procureurs zijn verder bevoegd om, indien daarvoor redenen bestaan, vermeerdering van het gedane voorschot te vragen, en in geval van verschil daarover, beslist daaromtrent de voorzitter van het collegie by hetwelk de zaak aanhangig is, op verzoek van den procureur, des noods na verboor van den cliënt
49- De procureurs mogen zich aan de zaak onttrekken, indien de gevraagde of betolene storting niet is gedaan, mits zy daarvan, ten minste drie dagen te voren, by insinualie aan bunnen cliënt kennis gegeven, en het origineel daarvan nedergelegd hebben ter grilTie van het collegie waar de zaak aanhangig is.
De kosten van deze insinualie en nederlegging komen ten laste van den cliënt welke het voorschot beeft geweigerd.
De bepalingen van dit en het vorig artikel zün niet van toepassing op zaken uit de koloniën van den Slaat by den hoogen raad behandeld wordende.
50- Behalve voor de reglstratie-regten van vonnissen of arresten, welke op de minuten derzelve worden geheven, zyn de procureurs hy de regtertyke collcgien persoontyk aansprakeiyk voor alle reglen, belooningen, zegel-, registratie- en griDie-reg-ten, door hunne cliënten aan den grillier verschuldigd, in zaken, welke door hen zyn behandeld, of voor stukken, waarvan de opmaking of afgifle door hen is verzocht.
51- Wanneer, op voordragt eener arrondissemenls-reglbank, aan de in reglen gegradueerde procureurs,bij dezelve toegelaten, door den Koning de vergunning is verleend om hel beroep van advocaat geiyktydig met dat van procureur uil te oefenen, volgen deze, by de berekening van hun salaris als advocaat, de bepalingen, vervat in den derden titel, en voor hunne werkzaamheden als procureur, die van dezen titel; zonder echter immer
v. titel. Van de deurwaarders.
voor ecne en dezelfde verrigting tiet salaris van advocaat en dal van procureur te mogen cumuieeren.
62. Oe bepalingen vervat in art. 31 zyn insgelijks van toepassing op de procureurs, welke in geval van weigering of ver zuim der voldoening van het aan hen verschuldigd salaris en verschot, handelen overeenkomstig de voorschriften, in de artikelen 33, 34, 3ö, 3(gt;, 37, 38, 39 en 40 vervat,
VIJFDE TITEL.
ran de deurwaarderx.
(Wet van den 28 Augustus 1843, Staatsblad n». 30.1
53- Aan de deurwaarders is verschuldigd, voor het doen van ieder exploit, van welken aard ook, indien hetzelve gesteld aan hen is ter hand gesteld.
Wanneer die betrekking hebben lot een geding voor een kan-tonregter, f 0,30;
Wanneer die betrekking hebben lot een geding voor de ar-rondissemenls-reglbanken,ile provinciale geregtshoven, den hon-gen raad, of scheidsmannen, of ook wanneer die geene betrekking hebben lot een eigeniyk regtsgeding, en niet elders afzonderlijk opgenoemd, f 0,quot;quot;gt;;
Voor schrijfloon, zoowel \an het origineel als van elk afschrifl, genieten zij voor elke driehonderd lettergrepen, /quot; 0,10;
Wanneer zij zün belast geweest met het opmaken van hel exploit, mogen zij daarvoor bovendien éénmaal rekenen eene gelyko som, als aan hen hierboven, voor het doen van het exploit, in onderscheidene gevallen is toegekend.
54. Indien het exploit aan het parket van het openhaar rai-nislerie of eenige andere autoriteit of collegie wordt gedaan, of eenige akte aldaar moet worden beleekend, en er op het origineel een visa wordt vereischt, of wel indien hetzelve, of eenigo andere stukken, worden aangeplakt, afgekondigd of ineen dagblad aangekondigd, rekenen de deurwaarders, boven het salaris, hun by het vorige artikel losgestaan, voor ieder dezer bemoeüenissen I' 0,30, voor ieder stuk, waaromtrent een der hierboven bedoelde werkzaamheden heeft plaats gehad.
55. Aan de deurwaarders is verschuldigd:
a. Voor protesten van non-accoptie of non-betaling van wissels, order-biljetlen en dergelijke (kopy en overschryving op hel register daaronder begrepen), f 3,00;
Voor acten van interventie aan den voel der protesten,/quot;0,7quot;gt;;
Voor lederen getuige hy een protest, f 0,23;
ft. Voor eene vacatie van niet langer dan drie uren, lot ontruiming van woningen of gebouwen, inbeslagneming van roeronde of onroerende goederen of schepen, naziening en verkoop, en tot het schrijven van hel origineel en de kopijen van de daarvan op te maken processen-verbaal, ƒ 3,00;
Voor elk uur of gedeelte daarvan, bovendien f 1,00;
Voor ieder der getuigen, zon hunne tegenwoordigheid niet langer dan drie uren gevorderd wordt, f 0,73;
18»
U# Tarief van justiliekoslen en salar. in burg. zaken.
Voor leder uur of gedeelte daarvan, bovendien f 0,25;
In geval er kosten van transport van goederen, werklieden, • enz., gevorderd worden, worden dezelve aan den deurwaarder naar l.iliykheid als uitschotten in rekening geleden, op vertoon der quilantién van de personen, door hein getiezigd, en dos noods ter taxatie van den voorzitter derregthank vanhetarron-disscment, waarin de werkzaamheid is verrigt;
c. Voor vacatie om gelden of geldswaarde hebhende papier, bil eene inbeslagneming, of wel de opbrengst van don verkoop in bewaring te brengen, ter plaatse by de wet voorgeschreven, /'1,00;
d. Voor het proces-verbaal van gijzeling en de akte van inge-vangenlsstelling van eenen schuldenaar, daaronder begrepen de twee den deurwaarder vergezellende getuigen, mitsgaders de afschriften, f 40,00 ; {R. 60S.)
e. Voor vacatie ter verkrijging van de noodige adsistentie, ingeval zulks vereischt wordt, mitsgaders bij den voorzitter der regtbank, in geval van kort geding op de inhechtenisneming, het molding maken op het proces-verbaal daaronder begrepen, f 3,00;
f. Voor alle andere processen-verbaal in het algemeen, in de gevallen waarin de deurwaarder verpligt is bet verrigte door zoodanige acte te constateren, de afschriften daaronder begrepen, f 5,75;
Voor ieder der getuigen, indien die daaiby vereischt moglen worden, f 0,25;
ff. Voor het bewarenquot; van eenen gefailleerde, per dag, kost en onderhoud daaronder begrepen, f 3,00;
Indien de bewaring aan eenen dienaar der openbare magt is opgedragen, wordt daarvoor aan dozen de helft dezer belooning toegekend;
h. Voor afschriften van alle stukken, welke bü de onderscheidene expioiten worden overgegeven, voor zoo verre die door de deurwaarders zün gemaakt en geteekendgeworden, voor elke drie honderd lettergrepen, f 0,15.
56- De deurwaarder die zich, tot het doen van eenige ver-rigting, buiten zijne woonplaats begeeft, berekent, boven deaai| hem voor die verrigting toegekende belooning, ƒ 1,00 voor iedere viif mijlen afstand tusschen zijne woonplaats en de plaats waar die verrigting geschiedt, zonder voor de terugreis te kunnen rekenen.
Het gedeelte van vyf mijlen wordt, wanneer hetzelve minder dan de helft bedraagt, niet berekend, doch dien afstand te boven gaande, geldt hetzelve voor volle vijf mijlen.
Indien eenige verrigting in dezelfde zaak, op onderscheidene in dezelfde rigting gelegene plaatsen geschiedt, wordt alleen de afstand naar de verst gelegene pl-ials in aanmerking genomen.
Voor reiskosten van ieder der getuigen wordl, indien dezelve vereischt worden, de helft van het hierboven bepaalde berekend.
57. Aan de deurwaarders wordt als ultschol in rekening goeden de belooning, aan den cipier te betalen voor het over-
vi. titel, ran de bewaard., deskundUj. en getuigen. 191
schrijven der acle van ingevangenisstclling cn verdere stukken in zyn register, voor elke drie honderd lettergrepen, f 0,15,
58- Aan de eerste deurwaarders bü de regterlijke coltegléD is verschuldigd voor de hetcekening van alle stukken van procureur aan procureur;
bij de arrondissemeats-rcgllmnken, f 0,30 .
bij de provinciale geregtshoven, f 0,50;
bij den hoogen raad, f 0,73.
59- Be deurwaarder, ter rolle dienst doende, berekent voor de oproeping van iedere zaak;
by de kanlon-geregten, in zaken waarin dc vordering meer dan f 43 bedraagt, mitsgaders in die by art. 11 tol 4.1 der wet op de regteriyke organisatie en het beleid der .lustilie behandeld, /quot;0,20;
by de arrondissements-reglljankcn, /'0,30;
by de provinciale geregtshoven, f 0,50;
by den hoogen raad, f 0,80 ;
by den verkoop van onroerende goederen of schepen, / l,vooi' ieder perceel of schip dal in veiling wordl gebragt.
Deze kosten worden voldaan door de party of den procureur, welke de zaak heeft vervolgd.
De deurwaarders mogen, liü comparitiên voor den kanlon-regter of bij regters of raden-commissarissen, gelgk emolument als voor de oproeping eener zaak ter rolle vorderen van de party, ten wier verzoeke de comparitie wordl gehouden.
Indien do comparitie ambtshalve plaats heeft, wordt deze belooning door de belanghebbenden ieder voor een geliik aandeel voldaan.
ZESDE TITEL.
Tun de bewaarders, desliundigeit en geluigen.
(Wet van den 98slen Augustus 18i3, {Staatsblad nquot;. 40.)
60. Aan den geslelden bewaarder over in beslag genomen of verzegelde goederen wordl, wanneer hü geen medeliewoner is van het huis of de plaats, waarin de in-beslagneming of verzegeling heeft plaats gehad, of zelf by de bewaring daarvan geen belang heefl, of wanneer by daarmede in geene andere betrekking is belast, voor eiken dag, kosl en onderhoud daaronder begrepen, toegelegd per dag f 1.
Indien een medebewoner van hel huis of de plaats, waarin dc inbeslagneming of verzegeling heeft plaats gehad, die zelf by dc bewaring daarvan geen be.atig heefl, of daarmede in geene andere betrekking is belast, tol bewaarder over de in beslag genomen of verzegelde goederen wordt geslcld, wordt aan dezen daarvoor toegekend per dag f 0,40. (li. 1776.)
61- Aan deskundigen wordt toegelegd een vacatie-geld, ge-ëvenredigd aan hunnen maatsehappeiijken stand, beroep en het belang der verrigiing, ter beoordeeling van den regler, welke bet onderzoek heeft bevolen, doch niet hooger dan /' i voor iedere vacatie van een uur, tot de aan hen opgedragene werkzaamheden besteed.
lal Tarief van jmliliekostcn rii salar. in burg. zaken.
Het gedeelle van een uur wordt voor een geheel serekend.
62- Voor de eedsanegjrinjr, mitsgaders voor de overbrenging van het rapport van deskundigen ter gridle, wordt eene vacatie geleden.
63- Indien deskundigen zich tot het verrigten hunner werkzaamheden van hunne woonplaats moeten verwijderen, wordt hun een gelijk vacatie-geld toegestaan, voor den tyd tot de hoen-en terugreize henoodigd. (li. -232 )
64. Aan houders of bewaarders van slukken, die opgeroepen worden om stukken, onder hunne berusting of bewaring zijnde, voor den regter over le brengen, wordt voor iedere vacatie toegelegd:
lo. Aan den grilTIer bij den hoogen raad en aan de grifllers bü
de provinciale geregtshoven..........f 6,00
aan de grilllers bij de arrondissements-regtbanken. . 4,00
aan de grilliers bü de kantun-geregten......quot; 3,00
2°. Aan de notarissen............» 4,00
3°. Aan de deurwaarders...........» 2,00
1°. Aan andere ambtenaren..........- 4,00
5». Aan particulieren, in verhouding tot hunnen tnaat-schappelgken stand en beroep, Ier beoordeeling van den regter, doch niet hoogcr dun.........» 4,00.
65. Aan getuigen wordt, almede naar mate van hunnen maatschappelgken sland en beroep in verband met hunne dage-lüksche verdiensien, voor zoo verre die in aanmerking bebooren le komen, eene schadeloosstelling toegelegd voor eiken dag dal hunne tegenwoordigheid wordt vereischt.
Het minimum is van / 0,30 en het maximum van f 4,00 per dag, geileellen van dagen voor geheele dagen gerekend.
66. Voor reiskosten en tijdverlies wordt goedgedaan;
tquot;. Aan deskundigen en aan de houders der'slukken, bedoeld hy art. «i, liet bedrag der door hen voor reiskosten gedane verschotten, naar liüiykheid en ter beoordeeiing van den regler.
ï». Aan de getuigen, welke zich verder dan vyf myien van hunne woonplaats moeien verwijderen, voor iedere vyt mylen afstand of gedeelte daarvan ;
0. aan die, woonachtig in de provinciën Zuid- en Moord-Holland, indien zy blijven binnen het arrondissement, waarin hunne woonplaats gevestigd is,/■ fl,7S en indien zy zich daar buiten begeven, f 1.
1. aan die woonachtig in de overige provinciën, indien zij blijven binnen het arrondisseinenl, / OJIO en indien zy zich daar buiten begeven, f 0,75; en eindeiyk
c. in het algemeen aan getuigen, welke zich begeven buiten de provincie, waarin hunne wounplaals gevestigd is, f 1,23.
In gevalle echter de verplaatsing zich bepaalt tut een arrondissement, grenzende aan de provincie waarin de geluige woonachtig is, wordt hem in de pruvineiën Zuid- en Noord-Holland slechts fl en in de overige provinciën f 0,75 voor iedere vijf myien afstand goedgedaan.
Tarief van justitiekoslen en salar. in burg. zake... 19;t
Oe kosten en de tyd voor de terugreis gevorderd, geven in geen geval tol eenige vergoeding aanleiding.
In de arrondissementen, waar, door de onvermüdeiyke overvaart van wateren en rivieren, gevoegd bg het gemis van min kostbare reisgeiegenheden, de reiskosten noodwendig grooter zgn, wordt het aan de beoordeeling des regters overgelaten, eene billijke verhooging voor dezelve toe te kennen.
Indien de tegenwoordigheid van elders wanende getuigen langer dan eenen dag wordt vereiseht, wordt hun daarenboven voor eiken dag eene schadeloosstelling toegelegd.
Het minimum is van ƒ I en het maximum van f i per dag, gedeelten van dagen voor geheele dagen gerekend.
67. In de gevallen, waarin de partijen, ten gevolge van eene regteriyke uitspraak, tot het doen eener reis verpligt zgn, worden de kosten, daardoor veroorzaakt, gebragt ten laste van de in de kosten veroordeelde party, overeenkomstig de daarvan door den regter te doene begrooting. (R. 113.)
VAN DEN ÏSsten AUGUSTUS 1843, BETREKKLLIJK DE INVOERING
DER BIJ ONDERSCHEIDENE WETTEN VASTGESTELDE TITELS
VAN HET TARIEF VAN JUST1TIE-KOSTEN EN SALARISSEN IN
nuRr.ERLlJKE zaken. {Staatsblad n». 41.)
Artikel 1.
De by verschillende wetten vastgestelde titels van het tarie van justilie-kosten en salarissen in burgeriyke zaken, komen met den Isten September 1843 in werking.
2- Voormeld tarief wordt, zoodra al de titels van hetzelve bU de wet zgn vastgesteld, met inachtneming der orde daarbg uitgedrukt, in eene dooiioopende reeks van artikelen vervat.
3. Voor de kantonregters en hunne gritliers, voor de grilllers bg de verschillende regteriyke collegien en voor de deurwaarders zgn de vastgestelde titels verbindend, ten opzigte van alle acten en werkzaamheden, welke door hen na den 31 Augustus 1843 zullen worden opgemaakt en verrigt.
4. De belooning der werkzaamheden van deskundigen, bewaarders en getuigen, welke vóór den Isten September 1843 zgn aangevangen, doch later worden ten einde gebragt, wordt op den voet van het tot den eersten September 1843 beslaande tarief berekend.
5. Het bU reglement van openbaar bestuur, van den 30slcn November 1839 {Staatsblad n». 4ti) vastgesteld tarief van Justitiekoslen en salarissen in burgeriyke zaken biyfl, voor zoo verre de advocaten en procureurs betreft, eene wettelgk verbindende kracht behouden lot den Isten January 1844.
6- Deze wel is op den Isten September 1843 verbindend
13
IX.
VAD DEN llden JANL'ARIJ 1840, HOUDENDE VASTSTELLING VAN EEN REGLEMENT WEGENS HET HOOGER BEROEP AAN DEK HOOGEN RAAD VAN VONNISSEN in BURGERLIJKE ZAKEN, GEWEZEN DOOR HET GEREGTSHOF in SURINAME. (.S(aa(sWad D». 1.)
Fergelgk. van den titel van hel IVetb. v. Burg. Hegtsv.: van het regtsgeding in hooger lieroep, met het Regiem, voor hel hooger beroep der vonnissen van hel Gererjlshof in Suriname,-in Opmerk, en Mededeel., I, blz. 80—88.
Wjj Willem, bU de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-lNassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Gezien artikel 91 der wet op de zamenstelling der regterlgke magt en bet beleid der justitie;
Gezien mede artikel 2 litt. d van Ons besluit van den loden April 1838 (.Staatsblad n» 12);
Gelet op bet ontwerp van reglement, ter voldoening van laatstgemeld artikel, door den boogen raad der Nederlanden aan Ons ingediend;
Op bet rapport van Onzen Minister vim justitie, van den Ï7sten Julü 1839, n°. 64 ;
Den raad van state geboord;
Gezien het rapport van Onzen Minister van koloniën van den 7den December I.I., n0. 5, en het nader rapport van Onzen Minister van justitie, van den 6den dezer, n3. 35 ;
Hebben besloten en besluiten, te arresteren en vast te stellen, gelük wordt gearresteerd cn vastgesteld by dezen, het aan dit besluit gehechte reglement wegens het hooger beroep aan den hoogen raad van vonnissen in burgerlijke zaken, gewezen door het geregtshof in Suriname, aan Ons voorbehoudende, om het gemelde Reglement nader te wijzigen of te veranderen, in dier voege, als Ons, in vervolg van tijd mogt biyken noodzakelijk te zün
Onze Ministers van justitie cn van koloniën zijn, ieder voor zoo veel hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in bet Staatsblad zal worden geplaatst, en in de West-Indische koloniën en bezittingen van den Slaat, in den gebrui-keljjken vorm zal worden afgekondigd, en hetwelk aan den raad van state zal worden medegedeeld, ter informatie.
Gegeven te 's Gravenhage, den llden January des jaars 1840, van Onze regering het zeven en twintigste.
igeteekend] WILLEM.
Van wege den Koning. [geteekend] van doorn, Uitgegeven den vier en twinligsten January 1840.
De Secretaris van Staal, (geteekend) van doorn.
WEGENS HET HOOGER DEROEP AAN DEJ( HOOGEN RAAD VAN
VONNISSEN IN BURGERLIJKE ZAKEN, GEWEZEN DOOR HET
GEREGTSHOF IN SURINAME.
EERSTE AFDEELING.
fan de zaken aan hoo'jer beroep onderworpen.
Artikel 1.
Van alle vonnissen in burgerlijke zaken, in eersten aanleg gewezen door het geregtshof in Suriname, van welke (volgens de aldaar nog bestaande regtspleging) appel vrU stond aan het hoog geregtshof te 's Gravcnhage, zal men, behoudens en met inachtneming der bij dit Reglement vastgestelde bepalingen, mogen komen in hooger beroep aan den hoogen raad.
Dit beroep wordt echter voortaan alleen toegelaten in zaken, welker onderwerp de geldswaarde van duizend Nederlandsche guldens (ƒ 1000), interessen of proceskosten daaronder niet gerekend, te boven gaat.
In alle zaken tot of beneden dat bedrag zal het geregtshof in Suriname voortaan wüzen bij arrest.
2- Het hooger beroep geschiedt en moet blijken door eene aanteekening ter griflie van het geregtshof, te doen binnen veertien dagen na den dag der uitspraak van het vonnis, waarvan men in hooger beroep komen wil. Deze lermijn verstreken zijnde zonder dat zoodanige aanteekening ter griflie is gedaan, wordt men geacht in het vonnis berust te hebben, en is men in hooger beroep niet meer ontvankelijk.
3 Van veroordeelingen iiy verstek valt geen hooger beroep aan de zijde van den veroordeelden; doch, indien de oorspron-kelüke elscher van zoodanig vonnis in hooger beroep komt, zal insgelijks de gedaagde,hoezeer by verstek veroordeeld,alle zijno verdedigingen, zelfs bij wege van incidenteel appel, in het hooger beroep kunnen doen gelden. (R. 333.)
4. Van een praeparatoir vonnis kan niet anders hooger beroep worden ingesteld, dan gciyktydig met dat van het eindvonnis.
Het beroep van een praeparatoir vonnis is ontvankeiyk, niettegenstaande het door dengenen, die zich daarmede bezwaard acht, zelfs zonder voorbehoud is ten uitvoer gelegd. (R. 330.)
5. Het hooger beroep van een interlocutoir vonnis in zaken, waarin het eindvonnis zal appellahel zijn, kan worden ingesteld vóór dat het eindvonnis geslagen is, en afzonderlgk worden vervolgd. (R. 337.)
6- Voor praeparatoir worden gehouden vonnissen en bevelschriften, die gewezen of uitgevaardigd zyn tot instructie der zaak, cn die strekken moeten om het proces in staat van wyzen te brengen, zonder dat zuiks op de zaak ten principale van eenigen invloed kan zün.
Voor interlocutoir worden gehouden vonnissen en bevelschriften, waarby de regter, alvorens ten principale regt te doen, een
19# Reglement voor hooger beroep in Suriname.
bewijs, een onderzoek, of eene instructie beveelt, waarvan de beslissing der zaak zelve kan afbankelUk zijn. (R. 16.)
TWEEDE AFDEELING.
Fan de voortzetting van hel hooger beroep.
7- De voortzelting van het ter grillle van het geregtshof in Suriname aangeteekende hooger beroep geschiedt dooreenedag-vaarding, ingerigt op die wijze en met zoodanige termijnen, als hierna zal worden bepaald.
Deze dagvaarding zal moeten geschieden binnen zes maanden na den dag der aanteekening van bet hooger beroep ter griOie.
8- De gedaagde in hooger jberoep kan van züne zijde, zonder aanteekening ter grillle te hebben gedaan, incidenteel appel instellen. Hij moet dit doen bij zgne schriftuur van antwoord, of hg eene eenvoudige acle, te voren aan den procureur zijner we-derpartij beteekend.
De afstand van het principaal appel doet het ingesteld incidenteel appel niet vervaüeu. {U. 339.)
9. Indien de termijn bü artikel 7 gesteld is verloopen, zonder dat de dagvaarding is geschied, zal men van het booger beroep, ofschoon behoorlijk ter griOie van bet koloniaal geregtshof aan-geteekend, vervallen zijn.
10- Het hooger beroep van beschikkingen op requeslen, door bet geregtshof in Suriname uitgevaardigd, voor zoo verre zoo danige hescbikkingen in de koloniën aan revisie of hooger beroep onderworpen zün, en met inachtneming van hetgeen bij art. 1 omtrent de geldswaarde is bepaald, wordt bij den hoogen raad insgelijks by requeste aangebragt.
De aanteekening van bet hooger beroep zal ter grillle van het geregtshof moeten geschieden binnen den termgn hg art. 2 bepaald, en het request van hooger beroep zal binnen een jaar na den dag dier aanteekening aan den hoogen raad moeten zgn ingediend. (R. 3'ib.)
DEBDE AFDEELING.
Fan de regtspleging in hooger beroep en de gevolgen van hetzelve.
11. De dagvaarding in hooger beroep moet behelzen;
1°. Den dag, de maand en het jaar, den voornaam, den ge-slachtnaam en de woonplaats des elschers in hooger beroep, met opgave van de door hem gekozene woonplaats in de gemeente, alwaar de hooge raad gevestigd is.
Indien hg niet uit eigen hoofde, maar in eenige hoedanigheid of betrekking procedeert, zal die hoedanigheid of betrekking in de dagvaarding mede moeten vermeld worden.
iquot;. Den voornaam, den geslachtnaam en de woonplaats van den deurwaarder of ex ploiteur.
3°. Den voornaam, den geslachtnaam en de woonplaats vau den gedaagden in hooger beroep, en de vermelding van den per-
Regiment voor fiooger beroep in Suriname.
soon, aan wicn afschrift van liet exploit van dagvaarding is gelaten.
Indien de gedaagde niet uit eigen hoofde, maar in eenige hoedanigheid of betrekking wordt aangesproken, zal die hoedanigheid of betrekking mede in de (Rigvaarding moeten vermeld worden.
Indien de eischende of verwerende party eene corporatie-, maatschap-, of handels-vereeniging is, zal hare benaming in de plaats van naam en voornaam moeten worden uitgedrukt.
4». De dagteekening der uitspraak, waarvan het liooger beroep is ingesteld, en van do aanteekening, welke van dat beroep ter griOie is gedaan.
5° Het onderwerp van den eiseh, met eene duidelijke en bepaalde conclusie, zonder dat het noodig zij de middelen, op welke het hooger beroep gegrond is, daarbij uit te drukken, of afschrift der stukken daarbij te voegen.
In geval echter de dagvaarding in hooger beroep eene nieuwe vordering betreft, zoodanige, als bij art. 20 van dit reglement is toegelaten, zal zü tevens eene opgave der middelen voor die nieuwe vordering moeten bevatten, en in zoodanig geval zullen, bg het afschrift der dagvaarding, tevens afschriften moeten gevoegd worden van de stukken, op welke die nieuwe vordering gegrond is, ten ware die stukken reeds ter eerster Instantie moglen zijn in het geding gebragt, of aan de partij waren medegedeeld geworden.
bij gebreke van deze afschriften zullen diegene, welke de elscher, hangende den loop van het regtsgeding in hooger beroep, daarvan zal geven, niet by de kosten mogen worden berekend.
0°. De aanwgzing van den dag en het uur, waarop de ge-■ daagde in hooger beroep voor den boegen raad zal moeten ver-schynen.
IIjIj. Den naam van den procureur, die de zaak voorden elscher in hooger beroep zal waarnemen, en van dien, welken hy {des verkiezende) voor het geval van overlijden, of verhindering van den eersten, ter vervanging van denzeiven mogt gesteld hebben.
De woonplaats, waarvan by n0. 1 van dit artikel gesproken Is, wordt geacht gekozen te zyn lgt;y dien procureur, of deszelfs plaatsvervanger, indien de elscher geene andere keuze heeft uitgedrukt. (R 5, 133, 353.)
12- De dagvaarding in hooger beroep moet gedaan worden aan de woonplaats (domicilie) van den gedaagde.
Indien echter de gedaagde, ofschoon zyne woonplaats {domicilie) in de West-Indische koloniën of bezittingen van den Staat hebbende, echter ook een bekend verblijf in Nederland mogt hebben, of aldaar in persoon mogt kunnen aangetroffen worden, of omgekeerd, indien hy zyne woonplaats (domicilie) in Nederland mogt hebben, doch in de West-Indische koloniën of bezittingen van dit Rgk een bekend verblyf mogt hebben, of aldaar
Lln persoon mogt kunnen worden aangetroffen, zal de dagvaarding, indien de elscher in hooger beroep zulks geraden mogtln persoon mogt kunnen worden aangetroffen, zal de dagvaarding, indien de elscher in hooger beroep zulks geraden mogt
197
198 Reglement voor fiooger beroep in Suriname.
acbten, aan dat bekend verblijf, of aan den persoon des gedaagden kunnen gedaan worden.
In Nederland geschiedende, worden de dagvaardingen gedaan door eenen deurwaarder, bevoegd tot bet doen van exploiten op de plaats, waar dezelve worden betcekend,en met inaebtneming der bepalingen, welke, in den eersten titel van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvsrdering in Nederland, omtrent exploiten van dagvaarding voorkomen. (R. 1 v.)
13. Indien de gedaagde in hooger beroep, noch in Nederland, noch in de West-Indische koloniën en bezittingen van het Rijk züne woonplaats (domicilie) of bekend verblijf mogt hebben, maar elders in Europa, of in eenig ander werelddeel zijne woonplaats heeft, geschiedt de dagvaarding, met inachtneming der bepalingen van het Nederlandsche Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering, aan den procureur-generaal bg den hoogen raad, die do oorspronkelijke acte van dagvaarding voor gezien zal teekenen, en het afschrift van het exploit ten behoeve van den gedaagden zal zenden aan het departement van buitenlandsche zaken. (R. 4, 7o.)
14- Indien de woonplaats {domicilie), of het verblijf van den gedaagden in hooger beroep geheel onbekend is, gelijk mede, in geval in regten worden opgeroepen houders van aandeelen in geldleeningen, of maatschappijën, welke niet op naam staan, en waarvan de eigenaars uit dien hoofde onbekend zijn, geschiedt de dagvaarding aan den procureur-generaal bij het geregtsbof in Suriname, die bet oorspronkelijke zal teekenen. Afschrift daarvan zal worden aangeplakt aan de hoofddeur van het gebouw voor het geregtsbof te Suriname bestemd, en het exploit zal in de Surlnaamsche Courant worden afgekondigd. Gelijk afschrift zal, ten minste twee maanden vóór den dag der verschijning, door eenen deurwaarder bU den hoogen raad, aan de hoofddeur van het gebouw voor dat collegia bestemd, worden aangeplakt, en zal het relaas van die aanplakking door den procureur-generaal bij den hoogen raad voor gezien worden ge-teekend. (R. 4, 8o.)
15. De termijn van dagvaarding, indien dezelve geschiedt ingevolge de artikelen 1-2 en 13, zal zyn ten minste van zes maanden, indien de gedaagde woont, het zU in de West-Indische koloniën of bezittingen van den Staat, het zij in Nederland, het zij elders in Kuropa of daar buiten, maar aan deze zyde van de Kaap de Goede Hoop of van Kaap Hoorn; en van ten minste een jaar, indien hy aan gene zyde van dezelve woonachtig is, alles onverschillig, of de dagvaarding in Nederland, dan wel in de West-Indische koloniën of bezittingen van den Staat wordt be teekend.
Wanneer de dagvaarding geschiedt ingevolge artikel 14, zal de termyn van dagvaarding ten minsteachtraaandenzyn. (R. 10.)
16 Al hetgeen in de artikelen 11 tot en met IS van dit Reglement is voorgeschreven, moet op stralle van nietigheid worden in acht genomen.
De dagvaardingen in Nederland gedaan wordende, moeten.
Reglement voor hooger beroep in Suriname. IÏ9
op gelijke slrafl'e van nietigheid, voldoen aan de verdere ver-eiscbten, welke bij hel Nederlandsche Wetboek van Burgerlijke Regtsvorderlng, op straffe van nietigheid, zijn voorgeschreven, voor zoo verre die vereischten op voorzieningen in hooger beroep van koloniale vonnissen van toepassing zün.
By niet verschijning van den gedaagden in hooger beroep zal de tiooge raad tegen denzelven geen verstek verleenen, en zal de raad, de nietigheid uitsprekende, den eischerveroordeelen in de kosten (R 92.)
17 Indien de gedaagde in hooger beroep op de dagvaarding verschijnt, en de nietigheid van hel exploit niet inroept voor alle weren en eiceptiën, behalve die van onbevoegdheid van den hoogen raad, zul de nietigheid voor gedekt gehouden worden. (R. 93.)
Indien hü daarentegen bij zijne verschijning de nietigheid van het exploit inroept, zal de hooge raad die exceptie kunnen verwerpen, wanneer het verzuim of de overtreding van dien aard wordt bevonden, dat de gedaagde daardoor in zyne verdediging niet is benadeeld, en alzoo geen belang heeft om zich van die nietigheid te bedienen.
De hooge raad zal in die gevallen, zoo daartoe gronden zijn, de aanvulling van het verzuim of van de onregelmatigheden bevelen, of aan den gedaagden tot zijne verdediging uitstel verleenen, altijd met verwijzing van den eischer in de kosten. (R.94.)
18. Wanneer het exploit niet door een bevoegden deurwaarder of exploiteur is beteekend, is de hooge raad verpligt de nietigheid daarvan in allen gevalle uit te spreken {R. 9quot;gt;.)
19. De gedaagde in hooger beroep kan den termijn, tegen welken hü gedagvaard is, vervroegen, door bü de acte van pro-cureur-stelllng den dag te bepalen, op welken hg de zaak op de teregtzitting van den hoogsn raad zal aanbrengen, en door zijne wederpartij tegen dien vervroegden tei myn op te roepee. (R. 344.)
20. In hooger beroep kan geen nieuwe eisch worden gedaan ten zij het zake ware:
I. Van interessen, renten, huren of andere zaak s gevolgen, sedert het koloniaal vonnis verschenen of ontstaan.
II. Van de kosten, schaden en interessen, wegens geleden nadeel sedert dat vonnis.
III. Van eenen eisch bü voorraad.
De verweerder kan echter nieuwe weren van regten inbrengen, mits dezelve eenu verdediging ten principale opleveren, en daarvan niet uildrukkelUk of stilzwijgend in het geding van het koloniaal geregtshof is afgezien; doch zal dezelve, al mogt by ten principale worden in het gelijk gesteld, niet te min kunnen worden veroordeeld in de kosten der procedures, tot op het voordragen dier weren van regten gevallen, indien hy dezelve voor het koloniaal geregtshof had kunnen doen gelden. (R. 348.)
21 Zoowel in het principaal, als in het incidenteel hooger beroep, kunnen de nieuwe vorderingen en verweringen, waarvan in het vorig artikel is gesproken,, gedaan worden by conclusiën met middelen, aan den procureur der party beteekend. (R. 349.)
400 Reglement voor hooijer beroep in Suriname.
22- Het hooger beroep aan den hoogen raad schorst de ten uitvoerlegging der vonnissen door het geregtshof te Suriname In eersten aanleg gewezen.
Indien nogtans door de belanghebbende party hü haren eisch gevorderd is, dat bet vonnis zal worden verklaard bij voorraad executabel niettegenstaande hooger beroep, zal het voornoemde geregtshof die executabel-verklaring hij principaal vonnis kunnen bevelen in al die gevallen, waarin de zaak, naar bet oordeel des regters, na uiterlijk gewijsde is reparabel, en zulks met of zonder cautie, naar gelang van de meerdere of mindere twyfelach-tiglieid van het geschil en van de omstandigheden der partyen.
In geval de executabel-verklaring onder cautie is bevolen, zal de executant, alvorens de executie aan te vangen, dezelve cautie, het zij reële, het zy personele, genoegzaam om daaraan het bedrag der executie met de gevolgen van dien, en alzoo de schadeloosstelling des geëxecuteerden te verhalen, aan zyne wederparty aanbieden, en dezelve stellen des noods ter beoordeeling van den regter.
In geval van zekerheid door iorgtoqt, zal dezelve alleen volstaan kunnen, indien de borg genoegzaam vast goed, gelegen in de kolonie, tot hel bedrag van den borgtogt verbindt. (R. 350 61(i v.)
23. Indien de ten uitvoerlegging by voorraad in do gevallen bij het voorgaand artikel vermeld, niet door het geregtshof in Suriname mogt zyn bevolen, zal de gedaagde in hooger beroep dezelve voorloopig kunnen vorderen op de eerste teregtzitting in hooger beroep, of by zyne eerste acte van verwering. (R. 351.)
24. Indien daarentegen de ten uitvoerlegging in eersten aanleg mogt zyn bevolen builen de gevallen, in art. 23 vermeld, kan de appellant bg zyne vordering in appel voorloopig verzoek doen, dal de executie worde gestaakt en schadeloos afgedaan (R. 352.)
25. De wyze van procederen in hooger beroep zal dezelfde zijn, als die, welke in de gewone regtspleging voor den hoogen raad is voorgeschreven. (R. 347, 353.)
26- Het vonnis, waarvan hooger beroep is gevallen, zal, hel zy hetzelve wordt bekrachtigd, het zij voor het geheel of ten deele vernietigd, en zonder onderscheid of de uitvoering in Ke-derland, dan wel in de koloniën plaats heeft, moeien ten uitvoer gelegd -worden op den voet en de wyze, en volgens de bepalingen, voorgeschreven of gebmikeiyk ter plaatse, alwaar het vonnis ten uitvoer wordt gelegd.
Alle geschillen deswege zullen voor den regter dier plaats moeten worden gebragt. (R. 354.)
27- In geval van hooger beroep van een interlocutoir vonnis of van een vonnis, by hetwelk niet anders dan op een lusschen-geschil (incident) uitspraak gedaan is, zal de hooge raad, wanneer dezelve het vonnis bekrachtigt, de zaak verwyzen naar hel koloniaal geregtshof om op de hoofdzaak te worden beslist.
Met te min zal de hooge raad de hoofdzaak in het hoogste ressort kunnen afdoen, op onderlinge vordering van al de par-
Reglement voor hooger beroep in Suriname. iOl
tgen, gelijk ook, indien bet geding in dien staat is, dat daarover bü een en betzelfde eindvonnis kan worden beslist. (R. 355.)
28 Wanneer een interlocutoir vonnis, of een vonnis op een lusscbengescbil (incident) gewezen, wordt te niet gedaan, kan de booge raad, indien partijen zulks verlangen, of de zaak daartoe in staat geoordeeld wordt, dezelve tot zicb trekken, en in bet boogste ressort ten principale uitspraak doen.
29- Wanneer een vonnis bekracbtigd wordt, waarbij liet koloniaal geregtsbol eenigiyk zicb bevoegd beeft verklaard om van de zaak kennis te nemen, zal de booge raad dezelve aan dat ge-regtsbof verwijzen, om ten principale te worden beslist, ten zij partijen mogten hebben begeerd, dat de booge raad de hoofdzaak zal afdoen, en de raad zulks zal oorbaar acbten. (R. 356.)
30. Indien bet koloniaal geregtsbof zich onbevoegd heeft verklaard, cn deze uitspraak wordt te niet gedaan, zal de booge raad de zaak ten principale naar betzelfde geregtsbof verwgzen, ten zij partijen gevorderd mogten hebben, dat de booge raad de zaak aan zich zal houden en beslissen, en deze zulks zal oorbaar achten. (R. 358.)
VIERDE AFDEEL1XU.
Algcmecne voorzieningen-
ai. De bepalingen, ten aanzien van het booren van hel openbaar ministerie, in zake van gewoon hooger beroep voor den hoogcn raad, waarin de wet dit vordert, zijn ook op de boogere beroepen van koloniale vonnissen toepasselijk. (R. 32i.)
32. De stukken van het proces, in eersten aanleg gevoerd, zullen in bundels worden vereenigd, en zullen daarby moeten gevoegd worden inventarissen, door den griflier hü bet geregtsbof in Suriname, of door deszelfs plaalsbekleedendc ambtenaren onderteekend, en met hel zégel van bet koloniaal geregtsbof voorzien.
Deze handteekeningen zullen door den gouverneur-generaal, of deszelfs functiën waarnemend, moeten zgn gelegaliseerd.
33. Van alle burgerlijke zaken in de West-Indische koloniën bereids aanbangig gemaakt, alvorens dit Reglement aldaar wet-liglijk zal zijn bekend gemaakt, wordt in hooger beroep gekomen op den voet van en volgens de thans nog bestaande verordeningen, alleen met dit onderscheid, dat het hooger beroep, in plaats van voor bet hoog geregtsbof te 's Gravenhage, worde gebragt voor den boogen raad, en daarin geprocedeerd volgens de vormen by dit Reglement voorgeschreven. (O. 53.)
34. De appellen van het geregtsbof in Suriname in burgerlijke zaken, welke reeds by bet voormalig hoog geregtsbof te 's Gravenhage waren aanhangig gemaakt, zullen, voor zoo verre zulks niet reeds geschied is, na de wettige afkondiging van dit Reglement in die kolonie, door middel van eene enkele acte aan den persoon van den gedaagden in hooger beroep, of ter zijner woonplaats (domicilie) beteekend, kunnen werden overgebragt bij den boogen raad, om op de laatste dingtalen te worden voortgezet.
SOS Reglement voor hooger beroe/t in Suriname.
De overbrenging zal dadelijk kunnen geschieden, indien al de io het geding betrokkene partyen hierin toestemmen. (O. 54.)
35. De in de West-Indische koloniën en bezittingen van den Staat thans geldende bepalingen en verordeningen, voor zoo verre die met het tegenwoordige Reglement mogten strijden, worden bü deze afgeschaft en buiten effect gesteld.
Goedgekeurd bü Koninklijk besluit van den llden Januarü 1840 {Staatsblad n». 1),
Mij bekend. De Secretaris van Staat, Ujeteehend) van door.t
VAN DEN ÜSsten SEPTEMBER 1850, HOUDENDE VASTS TE LLINli VAN EEN REGLEMENT BETREFFENDE HET HOOGER BEROEP AAN DEN HOOGEN RAAD DER NEDERLANDEN, VAN DE ARRESTEN IN BURGERLIJKE ZAKEN, IN EERSTEN AANLEG GEWEZEN DOOR HET HOOG GEREGTSHOF VAN NEDERLANDSCH 1NDIE. [Staatsblad n» 63.)
Wü Willem in, bü de gratie Gods, Koning der Nederlanden Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Gezien art. 91 der wet op de zamenstelling der regterlljke magt en het beleid der justitie;
Gezien art. 37 van het reglement op het beleid der regering van Nederlandsch Indie, vastgesteld bij koninklijk besluit van den 20cten Februarü 183G, no. 91;
Gezien de arlt. 159 en 180 van het reglement op de regter-lijke organisatie en het beleid der justitie in Nederlandsch Indie, vaslgesteld bü koninkiyk besluit van den Ifiden Mei 1816 no. 1;
Gezien art. 2, iitt. d, van het koninklyk besluit van den loden April 1838 [Staatsblad nquot;. 12);
Gezien het rapport van Onzen Minister van koloniën, van den 2den Junü 1849, lilt, a, no. l; het advies van den beogen raad der Nederlanden, van den 6den April 18S0, het rapport van Onzen Minister van justitie, van den 3den July 1850. n». 90, benevens het daar bü overgelegd ontwerp van reglement, betreffende het hooger beroep aan den hoogen raad der Nederlanden, van de arresten in burgeriyke zaken, in eersten aanleg gewezen door hel hoog geregtshof van Nederlandsch Indie;
Den raad van state gehoord (advies van den 26sten Augustus I.I., n». 4) ;
Gezien de nadere rapporten van Onze Ministers van justitie van den 23$ten September 1850, n». 68, en van koloniën, van den Sisten daaraanvolgende, Iitt. J, no. 4 -,
Hebben besloten en besluiten: het reglement, betreffende
Reglement beCreffende het hoog er beroep van arresten enz. 403
het hooger beroep aan den hoogen raad der Nederlanden, van de arresten In burgerlijke zaken, In eersten aanleg gewezen doorhet hoog geregtshof van Neilerlandsch Indle, wordt vastgesteld, zoodanig als hetzelve is gevoegd bg Ons tegenwoordig besluit.
Onze Ministers van justitie en van koloniën zgn, ieder voor zooveel hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad geplaatst, in Mederlandsch Indle in den gebrui kei ij ken vorm afgekondigd, en aan den raad van state en den hoogen raad der Nederlanden, lot narigt, medegedeeld zal worden.
's Gravenhage, den 48 September 18H0.
(ijeteehend) WILLEM.
De Minister van justitie {.ueteekend) x v. ROSENTHAL.
De Minister van koloniën, [(jeteekeni) c. F. pahud. Uitgegeven den achttienden October 1850.
De Staatsraad, Directeur van het kabinet des Konings, (geteekend) a. g. a. van bappahd.
REGLEMENT
betreffende het hooger beroep aan den Hoogen Raad der Neder tanden, van de arresten in burgerlijke zaken in eersten aanleg gewezen door het Hoog Geregtshof van IVederlandsch Indie.
eerste af'ueelinü.
ran de zaken aan het hooger beroep onderworpen.
Artikel 1.
Het hooger beroep aan den hoogen raad der Nederlanden van arresten door het hoog geregtshof in Nederiandsch Indie in eersten aanleg in burgerlijke zaken gewezen, is toegelaten, indien de gouverneur-generaal of de Regering van Nederiandsch Indie, als vertegenwoordigende den lande, worden aangesproken als gedaagden wegens eene niet zakelijke, en geene belasting of pachten betreffende vordering, waarvan het onderwerp de waarde van tien duizend gulden te boven gaat.
2- Elke party, welke zal berust hebben in een arrest, zal niet meer ontvankelijk zijn om daarvan te komen in hooger beroep.
3. Van veroordeeling bU verstek valt geen hooger beroep,doch indien de oorspronkelijke eischer van het arrest in hooger beroep komt, zal de gedaagde alle zijne verdedigingen insgelijks in het hooger beroep kunnen doen gelden, zelfs by wege van incidenteel beroep, zonder van het middel van verzet in eersten aanleg meer te kunnen gebruik maken.
Wanneer van twee of meerdere gedaagden in eersten aanleg
Ï05 Reglement betreffende het hooger beroep van arresten,
de een verschUnl de andere niet, kan de achterWUvende part(j zich in hooger beroep voorzien tegen een op tegenspraak tus-schen alle partyen gewezen arrest.
De achterblijvende party voldoet echter vooraf bg voorraad, tegen het stellen van zekerheid, aan het arrest, ook dan zelfs wanneer daarby de voorloopige tenuitvoerlegging niet bevolen is.
4. Het beroep van een praeparatoir arrest zal niet mogen worden ingesteld dan binnen denzelfden termyn en geiyktydlg met het beroep van het eind-arrest.
Dit beroep zal ontvankeiyk zyn, zelfs wanneer het praeparatoir arrest zonder voorbehoud van dengene, die er zich mede bezwaard acht, was ten uitvoer gelegd.
5- Het hooger beroep van eer. interlocutoir arrest kan worden ingesteld voor dat bet eind-arrest geslagen is.
Hetzelfde heeft plaats opzigteiyk arresten waarby eene provisie wordt toegestaan of geweigerd.
6 Hy die mogt willen beweren, dat eene zaak, uit welken hoofde ook, niet vatbaar is voor hooger beroep, zal de exceptie van niet ontvankeiykheld daartoe strekkende, moeten instellen voor alle andere weren van regten, en is niet verpligt zich, hangende dat geschil, in het geding over de zaak zelve in te laten.
TWEEDE AFDEELING.
ran den termyn van hooger beroep.
7. De termijn van hooger beroep is, te rekenen van don dag der beteekening van het arrest, hetzU aan den persoon, hetzij aan deszelfs woonplaats,
van drie maanden voor den beteekende, die woonachtig is op Java en Madura;
van zes maanden voor den beteekende, die woonachtig is, op een eiland van Nederlandsch Indie, behoorende tol do bezittingen buiten Java en Madura;
van acht maanden voorden beteekende, die buiten INeder-landscb Inlie woont.
8. Dé gedaaide in beroep kan van zyne zyde incidenteel beroep instellen, zelfs dan, wanneer hy het arrest had doen be-teekenen zonder eenig voorbehoud, hij moet dit doen by zyne schriftuur van antwoord, of te voren bij eenvoudige akte aan den procureur zyner wederparty beteekend.
De afstand van het principaal beroep doet hel ingesteld incidenteel beroep niet vervallen.
9- Na verloop van den termyn, by art. 7 vermeld, kan geen beroep moer plaats hebben.
Die termyn loopt tegen alle partyën, voorbehoudens bun verbaal als naar regten.
Dezelve loopt niet tegen den minderjarige, welke geenehand-ligting hekomen heeft, dan van den dag waarop het arrest zoowel aan den toezlenden voogd hoezeer deze niet in het geding
Iiewezen door hel Hooq Geregtshol van Nederl. Indie. 405
zü opgetreden, of aan de weeskamer, wanneer deze met de toeziende \oogdU is belast of den toezienden voogd vertegenwoordigt, ais aan den voogd, zal zyn beteckend.
De onder curateie gesteide staat ten deze geiyk met den minderjarige.
10- De loop van den termUn van beroep wordt gescliorstdoor den dood van de party, die .ia eersten aanleg in het ongelijk is gesteld.
Die termün begint niet weder te loopen, dan na de beteeke-ning van bet arrest aan de erfgenamen van den overledene, of wel na bet eindigen van den termijn van boedeibesebrgving en beraad, ingeval het arrest is beteekend geweest eer deze termijn was verstreken.
De beteekening kan geschieden aan de gezamenlyke erfgenamen en in eens, zonder uitdrukking van namen of woonplaatsen, ter laatste woonplaats der overledene party, edoch niet langer dan gedurende zes maanden na het overiyden.
DERDE AFDEEL1NG.
Pan de reijlspleginfi in hooi]er beroep en de gevolgen daarvan.
11. Het booger beroep wordt aangevangen door eene dagvaarding, houdende aanstelling van eenen procureur by den hoogen raad, die de zaak voor den eischer zal waarnemen, en van dien welken hy, (des verkiezende), voor bet geval van overlijden of verhindering van den eersten, ter vervanging van dezen, mogt gesteld hebben, doch overigens in denzelfden vorm en met dezelfde vereischten, als die in eersten aanleg, zonder dat zy( behalve in het geval dat de dagvaarding eene nieuwe vordering behelst, voor zoo verre die by het reglement op de burgeriyke regtsvordering voor de raden van justitie op Java en het hoog geregtshof van Nederlandsch Indie is toegelaten, de middelen waarop het booger beroep gegrond is, behoeft uit te drukken, noch daarby afschrift der stukken behoeft te worden gevoegd.
De dagvaarding wordt, behoudens het bepaalde by de twee volgende artikelen, beteekend op de wyze by voormeld reglement omtrent het beteekenen van dagvaardingen voorgeschreven.
Zg schorst de tenuitvoerlegging van het arrest van het hoog geregtshof, indien daarbij niet is bepaald dat het by voorraad zal worden ten uitvoer gelegd.
12. Wanneer de gedaagde in booger beroep te Batavia woont, geschiedt de dagvaarding onmiddeliyk en zonder tusschenkomst van het hoog geregtshol', door eenen deurwaarder, daarmede door of namens den eischer in booger beroep belast.
Indien de gedaagde elders in Nederlandsche Indle woonachtig is, geschiedt de dagvaarding of op geiyke wyze, of, ter keuze van den belanghebbende, op diens daartoe strekkend verzoekschrift, door tusschenkomst van het hoog geregtshof, in voege by art. S van het reglement op de burgeriyke regtsvordering voor de raden van justitie op Java en het hoog geregtshof in Nederlandsch Indie is bepaald.
Ï06 Reglement betreffende het hooger beroep van arresten,
13. Ten aanzien van hen die niet in Nederlandsch Indie wonen, zal, voor zoo ver zg aldaar geen bekend verblijf bebben, de dagvaarding In hooger beroep worden gedaan aan den pro-cureur-genoraal bü het hoog gercgtshof, die het oorspronkelgke met gezien zal teekenen en het afschrift van hef exploit ten behoeve der helanghelibenden zal toezenden aan de Regering van Nederlands Indifi, ter verdere verzending aan het deparfe-ment van koloniën.
Indien de gedaagde in hooger beroep in Nederland woonachtig is of een bekend verblijf heeft, geiyk laede wanneer hü aldaar in persoon inogl kunnen worden aangetroffen, staat het ter keuze van den eischer of hg de dagvaarding op de hü het eerste lid van dit artikel omschreven wijze, dan wel onmiddellijk aan de woonplaats, het bekend verblijf of den persoon van den gedaagde wil doen betcekenen.
14. De dagvaarding moet de opgave inhouden van de door den eischer in hooger beroep gekozen woonplaats in de gemeente alwaar de booge raad gevestigd Is.
Bg gebreke hiervan wordt de woonplaats geacht gekozen te zyn by den gestelden procureur.
15. De termyn van dagvaarding is van ten minste één jaar, indien de gedaagde woonachtig is in Nederlandsch Indie of elders buiten Europa beoosten de Kaap de Goede Hoop of bewesten Kaap Hoorn-,
van ten minste acht maanden, indien hy buiten Europa woont bewesten de Kaap de Goede Hoop of beoosten Kaap Hoorn;
van ten minste vier maanden, indien by in Europa doch buiten Nederland woont ;
van ten minste veertien dagen, wanneer de gedaagde in Nederland woont, verblgf houdt of in persoon wordt aangetroffen.
16. De wgze van procederen in hooger beroep is dezelfde als die, welke voor het regtsgeding in hooger beroep bö bet wetboek van Burgeriyke Regtsvordering is voorgeschreven. (R. 343 v.)
17. Indien gedurende bet geding in hooger beroep een getuigenverhoor, eene plaatselgke opneming of eenige andere gereg-teljjke in Nederlandse!) Indie te bewerkstelligen verrigtiug wordt bevolen, draagt de hooge raad zoodanige verrigting op aan het hoog geregtsliof van Nederlandsch Indie.
Het boog gereglshof kan het getuigenverhoor voor eenen door hetzelve benoemden raadsheer-commissaris doen houden, of ook, op de wyze toegelaten by hel tweede en derde lid van art. 190 van het reglement op de Burgeriyke Regtsvordering van de raden van justitie op Java en hel hoog gereglshof van Nederlandsch Indië.
Het getuigenverhoor of onderzoek van deskundigen heefl voortgang niettegenstaande eene voorgestelde wraking.
De termyn van art. 219 van gemeld reglement is bg de wrakingvan deskundigen buiten toepassing De voor de wraking aangevoerde gronden en Imwijzen, ala-
gewezen door hel Hoog Geregtshof van Nederl. Indie. 407
meje de deswege afgelegde verklaring van den gewraakten getuige of deskundige worden in het proces-verbaal van getuigenverhoor of in dat van eedsaflegging van den deskundige opge-teekend, of bü hetzelve gevoegd.
De hooge raad beslist over de wraking. De verhooren en be-rigten der getuigen en deskundigen, welker wraking is aangenomen, biyven buiten het geding.
Met inachtneming van het bovenstaande, zün de bepalingen vervat iu de Vide, Vilde enVMlste afdeeling van den Ilden titel van het Iste hoek van meergemeld reglement, bij hel plaatshebben dier verrigtingen, van toepassing.
18 Het arrest waarvan hooger beroep is gevallen, het zij hel worde bekrachligd, hel zü voor het geheel of ten deele vernietigd, wordt ten uitvoer gelegd in Nederland of in Nederlandsch Indie, op de wyze en volgens de bepalingen voorgeschreven of gebruikelijk daar, waar de tenuitvoerlegging geschiedt.
Van geschillen ontslaan over of by de lenuilvoerleggingneemt kennis, wanneer de tenuitvoerlegging plaats heeft in Nederlandsch Indie, het hoog geregtshofaldaar, wanneer zg plaats heefl in Nederland, de hooge raad, behoudens de gevallen, waarin de wet reglsmagt opdraagt.
Van de uitspraken van het hoog geregtshof in zoodanige geschillen, valt hooper beroep aan den boogen raad.
19. De kosten in hooger beroep, welke in Nederland gemaakt zijn, worden geregeld volgens de aldaar beslaande tarieven en bepalingen.
20- Hel tegenwoordig reglement is niel van toepassing op arresten vóór züne afkondiging in Nederlandsch Indie door hol hoog gereglsbof gewezen.
Ten aanzien van deze arresten is art. 90 van de voor Nederlandsch Indie vastgestelde bepalingen, op de invoering van en den overgang lol de nieuwe wetgeving van kracht.
Goedgekeurd bü Zijner Majesteils besluit van den 28sten September 1850 {.Staatsblad n». 63).
De Minister van justitie. [geteekend) n. v. bosenthal.
De Minister van kolomen: (geteekend) c. f. pahud.
van den 18den april 1874, tot overbbejfging van enkele bevoegdheden der arr0nd1ssements-regtbanken BIJ de kantonregters. {Staatsblad nquot;. CS.)
WU Willem ui, bij do gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranjo-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz. enz. enz.
Ailen, die deze zullen zien of hooren lezen, saiut! doen te weten;
Alzoo Wü in overweging genomen hebben, dat het wensche-lijk is de bevoegdheden, in de na te melden wetsbepalingen aan de arrondisseraents-regtbanken opgedragen, over te brengen bü de kantonregters:
Zoo is het, dat Wy, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaai, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk WU goedvinden en verstaan bij deze;
Artikel 1.
De bevoegdheden in de artikelen 169, 180, 3CS, 373, 387, 447, 451, 452, 454, 450, 437, 450, 480, 405, 400, 47», 1722 van het Burgerlijk Wetboek en het 3de lid van artikel 28 der wet van 2!l Mei 1841 (Staatsblad nquot;. 20) aan de arrondissements-regt-banken opgedragen, worden overgebragt bü de kantonregters.
Het laatste lid van art. 400 van het Burgerlijk Wetboek wordt ingetrokken.
2- Vóór het sluiten van het verhoor, waar dit is voorgeschreven, bepaalt de kantonregter den dag waarop hij zijne beschikking geven zal.
Binnen veertien dagen na den dag der beschikking kan hoo-ger bereep worden ingesteld door den verzoeker en door ieder, die op het verzoek gehoord is.
Artikel 342 van het Wetboek van Burgelgke Regtsvordering is hier niet van toepassing.
Een nieuw verhoor kan in hooger beroep worden bevolen. Is niet de verzoeker zelf in beroep gekomen, dan wordt op dat beroep niet beslist, zonder dat hij is gehoord of opgeroepen om gehoord te worden.
3. Artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering wordt gelezen als volgt:
»Art. 798. Indien een man, hetzy omdat by onder curatele gesteld is, of om andere redenen zich in de onmogeiykheid bevindt om zyne vrouw te magtigen, of indien hy een tegenstry-dig belang heeft, moet de vrouw, die magtiging noodig heeft, om deze te verkrijgen een verzoekschrift indienen aan den kantonregter, die daarop zyne beschikking stelt.quot;
4. ïer zake der werkzaamheden, door de kantonregters en hunne gritliers krachtens artikel 1 verrigt, berekenen zy geene andere beiooning ten laste der belanghebbenden dan de hier volgende;
voor elke eindbeschikking gegeven na verhoor van ouders, voogden, verwanten of mede-belang'iebbenden, en na waardering door deskundigen;
3 IVet omtrent tiet voorreqt der commissionairs.
de kantonregler..............f 4,no
de griffier. ................. 2,40
voor elke eindbeschikking gegeven na verhoor van ouders, voogden, verwanten of mede-belanghebbenden:
de kantonregler..............f 2,ï)0
de grimer................»1,50
voor elke eindbeschikking gegeven zonder voorafgaand verhoor;
4e kantonregter..............f 1,50
de griffier.................. 0,90
voor sehrpoon van alle stukken door den griffier ten verzoeke van de belanghebbenden aan hen uitgereikt:
voor elke bladzgde gewoon papier, houdende 23 regels, elk van 12 lettergrepen of gedeeU»n daarvan, f 0,20.
5. Aan de tegenwoordige grilliers der arrondlssements-regt-hanken wordt eene vaste jaarlijksclie toelage verleend ter vergoeding van bet gemis der emolumenten, die zü ten gevolge van artikel 1 verliezen.
Die toelage wordt door Ons bepaald op het gemiddelde jaar-lijksche bedrag dier emolumenten, berekend over de vyt laatste jtren voorafgaande aan dat, waarin deze wet in werking treedt.
6. Verzoeken, vóór het in werking treden dezer wet ingediend, worden behandeld en afgedaan volgens de voorschriften tydens de indiening bestaande.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden ge-plaats!, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Collegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's Gravenhage, den 18den April 1874.
WILLEM.
De Minister van Justitie, de vries.
Uitgegeven den twaalfden Mei 1874.
De Minister van Justitie, de vries.
van den 4den julij 1874, tot wijziging der wettelijke bepalingen omtrent het voorregt der commissionairs {Staatsblad n». 89.)
Wü Willem iii, bü de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Alten, die deze zullen zien of hooren lezen, sulut! doen te weten:
ITet omtrent het voorregl der commissionairs 3
Alzoo \\ y In overweging genomen hebben, dat hel wensche-li(k is wüziging te brengen in de wettelijke bepalingen omtrent het voorregt der commissionairs.
Zoo is het, dat wy, den Kaad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wy goedvinden en verstaan bij deze:
Lenig artikel.
De artikelen 79 - 83 van het Wetboek van Koophandel worden ingetrokken en vervangen door de volgende bepalingen;
Artikel 79.
Indien echter een commissionair in den naam van zynen lastgever heeft gehandeld, worden zijne regten en verpligtingen, ook ton aanzien van derden, geregeld door de bepalingen van het Burgeriyk Wetboek onder den titel van lastgeving.
Hy heefl het voorregt niet, by de volgende artikelen bedoeld.
80 Een commissionair is voor de vorderingen, welke hy als zoodanig ten laste van zynen commissiegever heeft, zoo ter zake zyner voorgeschoten gelden, interesten, kosten en provisie, als voor zyne nog loopende verbindtenissen, bevoorregt op de goederen, die de comraissiegever hem ter verkoop, of om die tot nadere beschikking onder zich te houden, heeft toegezonden, of die hy voor dezen heefl gekocht en ontvangen, zoolang zij zich in zyne magt bevinden.
Dit voorregl gaal boven alle andere, behalve dat van art. 1185, 1°., van het Burgerlijk Wetboek.
81- Indien de goederen, in art. 80 bedoeld, voor rekening van den commissiegever verkocht en geleverd zijn, betaalt de commissionair aan zich zeiven, uil de opbrengst van den verkoop, hel beloop zyner vorderingen, waarvoor hem bij dal artikel voorregl is toegekend.
82- Indien de commissiegever aan den commissionair goederen heeft toegezonden, mei last om die lol nadere beschikking onder zich te houden, of hem heeft beperkt in het vermogen om die te verkoopen, of indien de last tot verkoop is vervallen, en eerslgemelde niet voldoet aan de vorderingen, welke de commissionair ten zijnen laste heefl en waarvoor by art. 80 voorregl is toegekend, kan de commissionair, met overlegging van de noodige bewysstukken, op een eenvoudig verzoekschrift verlof van de reglbank zynet woonplaats bekomen om die goederen helzö geheel of t(yi deele, te verkoopen op de wyze by het vonnis te bepalen.
De commissionair is verpligt om den comraissiegever zoowel van het verzoek om verlof als van den krachlens het verlof plaats gehad hebbenden verkoop uileriijk den volgenden dag kennis te geven. Berigt per telegraaf of bij aangeteekenden brief geldt voor behooriyke kennisgeving
83- Een commissionair, die voor zynen commissiegever goederen heeft gekocht en ontvangen, kan, indien laatstgemelde niet voldoet aan de vorderingen, welke de commissionair ten zijnen laste heeft, en waarvoor by art. 80 voorregt is toegekend,
•i We/ omtrent de regtertijke tucht.
door de arrondisseaienlsregtbank zyner woonplaats, op geiyke wuze als in Let vorige artikel is bepaald, tot verkoop dezer goederen worden gemagtigd.
liet laatste lid van art. 82 is ten deze van toepassing.
84. In geval van faillissement van den commissiegever zijn de bepalingen, by de artikelen 851, 833 en 8öC van hel Wetboek van Koophandel ten aanzien van den pandhouder of beleener gemaakt, op den commissionair en tegenover bem van toepassing
De surséance van betaling van den commissiegever belet niet, dat de commissionair van de bevoegdbeden, hem hü de artikelen 81, 82 en 83 toegekend, gebruik make.
85. De toekenning der bevoegdbeden, bij de artikelen 81, 82 en 83 bedoeld, laat bet regt van terughouding, waar de commissionair dit krachtens art. 1859 van het Burgerlijk Wetboek heeft, onverlet.
Lasten en bevelen, dat dezs in het Staatsbl ad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriöle Departementen, Autoriteiten, Collegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Montreux, den Iden Julij 187i.
WILLEM.
De Minister van Justitie, ue vbies.
Uitgegeven den derlienden Julij 1871.
De Minister van Justitie, de vbies.
van den 4dcn julij 1871, tot wijziging vax he wettelijke bepalingen omtrent de regterl1jke tucht. {Staatsblad n0. 90.)
Wij Willem 111, hü de gratie Gods, Koning der Nederlanden, i'rins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., eaz.
Allen, die deze zullen zien of booren lezen, salut! doen te weten;
Alzoo Wü, in overweging genomen hebben, dat hel wensche-Igk is, met intrekking van de artikelen 11,12* 13,14,72 en 108 der wet op de regleriyke organisatie en het beleid der justitie, wyziging te brengen in de wettelijke bepalingen omtrenl de regleriyke tucht;
Zoo is hel, dat Wy, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Slaten-Generaal, hebben goedgevonden en verslaan, geiyk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Eenig artikel
De artikelen 72 en 108 der wel op de regleriyke organisatie en het beleid der justitie worden ingetrokken.
Wel omtrent de reyterlijke tucht.
Dc artikelen 11, 12,13 en 14 dier wet worden ingetrokkenen vervangen door de volgende Lepalingen;
Artikel 11.
Dc leden der reglerlgke magt, die voor hun leven or voor een bepaalden tijd zijn lienoemd, kunnen door den Hoogen Raad, bij een met redenen omkleed arrest, uit bun ambt worden ontzet;
1°. wanneer zij tot gevangenis of tot zwaardere straf zUn veroordeeld;
uitgezonderd wordt echter de gevangenisstraf, die geldboete vervangt en die wegens overtreding van politie is opgelegd;
•2°, wanneer zü verklaard zün in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen, of wegens schulden zijn gegijzeld;
3». wegens wangedrag of onzedelijkheid, of bij gebleken voortdurende achteloosheid in de waarneming van hun ambt; of
iquot;. wegens overtreding van de bepalingen dor wet waarbij hun;
a. het uitoefenen van eenig beroep wordt verboden,
b. een vaste woonplaats wordt aangewezen,
c. verboden wordt zich in eenig onderhoud of gesprek in te laten met partijen of hareadvokaten of prokurcurs,of eenige bijzondere onderrigting, memorie of schriftuur van ben aan te nemen,
d. de verpligting wordt opgelegd het geheim der raadkamer te bewaren.
Overtreding van de bepalingen onder 4°. vermeld kan alleen dan grond tot ontzetting opleveren, wanneer de overtreder reeds vooraf voor gelijke overtreding is gewaarschuwd.
De Hooge Raad spreekt de ontzetting niet uit dan op de vordering van den prokureur-generaal,of zoo zü dezen zeiven geldt, op de vordering van den advokaat-generaal, daartoe door Ons aangewezen.
Zij, wier ontzetting moet worden gevorderd, worden ten minste veertien dagen te voren door den ambtenaar van het openbaar ministerie, door wien de vordering geschiedt, opgeroepen, ten einde te worden gehoord.
De oproeping geschiedt hü gesloten brief, die de redenen der vordering behelst. De bezorging van den brief aan den opgeroepen Ambtenaar geschiedt hij deunvaarders-exploit.
De Hooge Raad kan, hetzij len verzoeke van het openbaar ministerie of van den betrokken persoon, betzü ambtshalve, getuigen hooren.
liet onderzoek heeft plaats in raadkamer.
De uitspraak geschiedt in het openbaar.
12- De ambtenaren, in bet vorig artikel bedoeld, worden op de wijze, daarbij bepaald, uit hun ambt onslagen;
lu. hü gebleken ongeschiktheid door ouderdom, door aanhoudende ligchaamsziekte of ten gevolge vau zielsziekte;
2quot;. Wanneer ïij onder curatele zijn gesteld; of
3quot;. wegens de aanvaarding van een ambt of betrekking, on-vereenigbaar met hel lidmaatschap der regterlgke magt.
Voor de aanspraak op pensioen der wegens ongeschiktheid door ziels- of ligchaamsziekte onslagen ambtenaren wordt geen nader bewys van de oorzaak der ongeschiktheid gevorderd.
ti IVet omtrent de reyterlijke tucht.
Zij, die onlslagen worden achtervolgens lu., belioudcn hunne volie wedde.
13- Eik lid van de regleriyke magt, legen wien heizij een bevel van gevangenneming of gevangenhouding, heizij magli-ging lol opneming in een huis van bewaring of geneeskundig geslicht voor krankzinnigen is verleend, of op wien lijfsdwang is len uilvoer gelegd, wordl, op de vordering van den procureur-generaal, door den Hoogen Kaad in zijne bediening geschorst.
Gelijke schorsing kan door den Hoogen Raad, op de vordering van den prokureur-generaal, worden uitgesproken ten aanzien van elk lid der regleriyke raagt, legen wien een bevel van dagvaarding in persoon is verleend.
De opheflingder schorsing na den alloop van de vervolging,na hel ontslag uit het huis van bewaring of geneeskundig gesticht, of na het ontslag uit de ggzeling, geschiedt op de vordering van den prokureur-generaal, of op verzoek van den geschorsten reglerlijken ambtenaar, den prokureur-generaal gehoord.
Bevindt zich de prokureur-generaal in een der in dit artikel omschreven gevallen, dan geschiedt de vordering door den ad-vokaat-generaal, daartoe door Ons aangewezen.
Schorsing in de bediening brengt geene schorsing mede in het genot der bezoldiging.
14 De presidenten zijn bevoegd, ambtshalve of op de vordering van het openbaar misterie, aan de leden van hun collegie, de griffiers en substiluulgriniers, die de waardigheid van hun ambt, hnnne ambtsbezigheden of ambtspligten verwaarloozen, of die zich schuldig maken aan de overtredingen in art. 11 onder i bedoeld, na hen in de gelegenheid te hebben gesteld om le worden gehoord, de noodige waarschuwing te doen.
De presidenten der arrondissements-reglbanken hebben gelijke bevoegdheid ten aanzien van de regters-plaatsvervangers by hun collegie en de binnen hel regtsgebied daarvan gevestigde kantonregters, hunne plaatsvervangers en grilliers.
De presidenten der geregtshoven hebben geiyke bevoegdheid ten aanzien van de presidenten der arrondissenients-regtbanken binnen het regtsgebied van hun collegie, de president van den Hoogen Raad ten aanzien van de andere presidenten der geregtshoven, en de procureur-generaal bij den iloogen Kaad ten aanzien van de andere voor hun leven benoemde ambtenaren van hel openbaar ministerie.
Lasten en bevelen, dat deze in hot S t aa t s b 1 ad zal worden geplaatst en dat alle Ministeriele Departementen, Autoriteiten, Collegien en Ambtenaren, wiens zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zuilen houden.
Gegeven le Montreux, den 4den Julij 1871.
W1LLEMJ fgt;e Minister van Justitie, 1)E VRIES.
Uitgegeven den derlimden July 1871.
De Minister van Justitie, DE VRIKS.
VAN DEN 4den JUL» 1871, TOT WIJZIGING BEU BEPALINGEN
van het ïurgeluk wetboek over de beperkte hand-
LICTING. {Staatsblad nquot;. 01.)
Wg Willem lil, bg de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wu in overweging genomen hebben, dat het wensche-lyk is wijziging te brengen in de bepalingen van het Rurgerlijk Wetboek over de beperkte handligting:
Zoo Is het, dat Wg, den Raad van State gehoord en mot gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelgk Wij goed vinden en verstaan hg deze;
Artikel 1.
De artikelen 180,181, 182, 181, tweede lid, en 185 van het Burgerlgk Wetboek worden vervangen door de volgende bepalingen:
480. Handligting, waarbg aan eenen minderjarige bepaalde regten van meerderjarigheid worden toegekend, kan, wanneer de minderjarige don vollen ouderdom van achttien jaren heeft bereikt, op zgn verzoek,door den kantonregter worden verleend.
Tegen den wil van dengene dor ouders, die de vaderlgke magl uitoefent, wordt zg niet verleend.
481. Wanneer beide de ouders in leven zgn, beslist de kantonregter na verhoor of behoorlijke oproeping van dengene der ouders, die de vaderlgke magt uitoefent, en van de bloedverwanten of aangehuwden.
Wanneer de minderjarige onder voogdg staat, beslist de kantonregter na verhoor of behoorlijke oproeping van den voogd, don toezienden voogd, de bloedverwanten of aangehuwden en van den vader of de moeder, zoo een van belden in leven mogt zijn zonder met de voogdü belast te wezen.
De artikelen 388 en 3811 zijn ten deze van toepassing.
De kantonregter kan, alvorens te beslissen, de persoonlijke verschijning van den minderjarige gelasten.
Voor het sluiten van het verhoor bepaalt de kantonregter den dag, waarop hg zgne beschikking geven zal.
Binnen veertien dagen nii den dag der beschikking kan hooger beroep worden ingesteld door den minderjarige en door ieder, die op het verzoek gehoord is.
Artikel 312 van het Wetboek van Burgerlijke Kegtsvordering is hier niet van toepassing.
Een nieuw verhoor kan in hooger beroep worden bevolen.
Is niet de verzoeker zelf in beroep gekomen, dan wordt op dat beroep niet beslist zonder dat hij is gehoord of opgeroepen om gehoord te worden.
482- Bg het verieenen der handligting bepaalt de kantonregter uitdrukkeiyk, welke regten van meerderjarigheid aan den minderjarige worden toegekend.
8 Wet over de beperkte handligling
484. tweede en derde lid. In-de beide laatste gevallen is de minderjarige bevoegd om, even als een meerderja rige, alle ver-bindtenissen te sluiten, lot die fabriek, nering en bandel betrek-kelgk, met uitzondering van de vervreemding en de bezwaring zijner vaste goederen, en van de vervreemding of verpanding zgner rentegevende effecten, Inschrijvingen in grootboeken van openbare sclmld, hypothecaire schuldvorderingen en aandeelen in naamlooze of andere vennootschappen.
Hij kan ter zake der handelingen, waartoe hij krachtens de verkregene handligling bevoegd was, hetzij eischende of verwerende In reglen optreden. Art. 78 geldt voor die handelingen niet.
485- De handligling, bij de vijf vorige artikelen omschreven, kan door de arrondlssemenls-reglbank worden ingetrokken, indien de minderjarige daarvan misbruik maakt of er gegronde vrees bestaal dal hy dit zal doen.
De Intrekking geschiedt, wanneer beide de ouders in leven zgn, op verzoek van den vader of, zoo de vaderlijke magl door de moeder wordt uitgeoefend, op verzoek van deze; wanneer de minderjarige onder voogdij staal, op verzoek van den voogd of loezlenden voogd.
Op bet verzoek wordt niet beslist dan na verhoor of behoor- ' lijke oproeping van den minderjarige en van den voogd, indien hel verzoek door den loezlenden voogd, of van dezen, indien bel verzoek door den voogd is gedaan.
De regtbank kan gelasten, dat ook de bloedverwanten of aangehuwden en de vader of de moeder, zoo een van beiden in leven mogt zyn zonder met de voogdij belast te wezen, zullen worden opgeroepen om gehoord te worden.
/ij beslist zonder hooger beroep.
Artikel 2
Verzoeken om handligling en om intrekking van handligling, vóór het In werking treden dezer wet ingediend, worden behandeld en afgedaan volgens de voorschriften, lydens de Indiening beslaande.
Lasten en bevelen, dal deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dal alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleglen en Ambtenaren, wien zulks_ aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Montreux, den 4den Julij 1874.
De Minister van Justitie, DE VRIES.
Uitgegeven den dertienden Julij 1874.
De Minister van Justitie, DE VRIES.
VAK DEN 8sten JULIJ 1874, TOT WIJZIGING DER WETTELIJKE
BEPALINGEN OMTRENT HET PANDREGT. {Staatsblad nquot;. 95.)
wg Willem in, bü de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oran]e-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of booren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo wy in overweging genomen bebben, dat het wenscbe-iyk is wyziging te brengen in de wetteiyke bepalingen omtrent het pandregt;
Zoo is bet, dat Wy, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Slaten-Generaal, hebben goedgevonden er» verstaan, geiyk Wy goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1.
De artikelen 1197 —1202 van bet Burgeriyk Wetboek worden vervangen door de volgende bepalingen ;
1197- Pandovereenkomst wordt bewezen door alle middelen, die voor het bewys der hoofdverbintenis zyn toegelaten.
1198- Pandregt op ligchameiyke roerende zaken en op in-schulden aan toonder wordt gevestigd door het brengen van het pand onder de magt van den scbuldeischer of van een derde, omtrent wien partijen zgn overeengekomen.
Het is niet bestaanbaar op zaken, die in de magt van den schuldenaar of den pandgever worden gelaten of met den wil van den scbuldeischer terugkeeren.
Het gaat te niet, wanneer het pand uit de magt van den pandhouder geraakt.
Is het echter door dezen verloren of aan hem ontstolen, da» heeft by het regt van terugvordering by art. 2014, tweede lid, bedoeld, en wordt by terughekoming van het pand het pandregt geacht nooit verloren te zyn geweest.
De onbevoegdheid van den pandgever om over de zaak te beschikken, kan aan den scbuldeischer, die baar in pand heeft genomen, niet worden tegengeworpen, onverminderd het regt tot terugvordering van hem, die de zaak verloren heeft, of aan wlen zy is ontstolen.
1198 bis. Tot vestiging van pandregt op papier aan order wordt behalve het endossement de overgaaf van het papier gevorderd.
1199- Pandregt op onligchamelyke roerende zaken, met uitzondering van papier aan order of aan toonder, wordt gevestigd door kennisgeving der verpanding aan hem, tegen wien het ligt; pand gegeven regt moet worden uitgeoefend. Door dezen kan van die kennisgeving en van de toestemming des pandgevers een schriftelijk bewys worden gevorderd.
1200. De scbuldeischer mag, ingeval de schuldenaar of de pandgever niet aan zyne verpligtlngen voldoet, zich het pand niet toeëigenen. Alle hiermede strydende bedingen zyn nietig.
1201 Wanneer door partyen niet anders is overeengekomen, is de scbuldeischer, ingeval de schuldenaar of de pandgever niet
10 fVet der bepalingen omtrent het pantlregt.
aan zijne verpligtingen voldoet, geregtigd om na hel verstrijken van den bepaalden termijn, or, indien geen vaste termijn is bepaald, na eene sommatie tot voldoening, bet pand in het openbaar, naar plaatselüke gewoonten en op de gebruikelijke voorwaarden, te doen verkoopen, ten einde uit de opbrengst het beloop der schuld met de renten en kosten te verhalen.
Bestaat het pand uit ter markt of ter beurze verhandelbare koopmansgoederen of effecten, dan kan de verkoop ook aldaar geschieden, rails door tusschenkomst van twee makelaars in het vak.
1202. In allen geval kan, wanneer de schuldenaar of de pandgever in gebreke is aan zijne verpligtingen te voldoen, de schuld eischer in regten vorderen, dat het pand tot verhaal der schuld met de renten en kosten zal worden verkocht op de wijze door den regter te bepalen, of wel de regter op des schuideischers vordering toeslaan, dat bet pfnd aan dezen, voor een bedrag bu bet vonnis te bepalen, lot het beloop der schuld met de renten en kosten in betaling zal verblijven.
Van de vervreemding van het pand in de gevallen, bg dit en het vorig artikel bedoeld, is de schuldeischer verpligtden pandgever uiterlijk den volgenden dag kennis te geven. Berigt per telegraaf of bü aangeteekenden brief geldt voor behoorlijke kennisgeving.
Artikel 2-
In art. 315 van het Wetboek van Koophandel wordt in plaats der woorden; »eene zekere dagteekening hebbendequot; gelezen: -houdende het beloop der schuld en der bedongen rentequot;.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staat sbla d zal worden geplaatst, en dat alle Minisleriële Departementen, Auloriteiten, Collegien en Ambtenaren, wlen zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden
Gegeven te Montreux, den Ssten July 18Ti.
WILLEM.
De Minister van Justitie, DE VRIES.
Uitgegeven den dertienilen Julü 1871.
De Minister van Justitie, DE VRIES.
VAK DEN 9clen NOVEMBER 1875, TOT INTHEKKISC VAN het LAATSTE LID VAX ARTIKEL 12 DER WET OP DE REGTER-L1JKE ORGANISATIE EN HET BELEID DER JUSTITIE, ZOOALS HET IS GEWIJZIGD BIJ DE WET VAN DEN 4den JUL IJ 18X1 (Slaalsblai nquot;. 90).
Wij Willem in, 1)U de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nastau, Groot-Herlog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Alien, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten;
Alzoo Wü in overweging genomen hebben, dat het wenscbe-iyk is het laatste lid van artikel 12 der wet op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie, zooals het is gewijzigd bü de wet van den Hen Julij 187i {Staalsbtad nquot;. 90), in te trekken :
Zoo is het, dat 'VVij, den Raad van Slate gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, geiyk Wü goedvinden en verstaan by deze;
Eenig artikel.
Het laatste lid van artikel 12 der wet op de regteriyke organisatie en het beleid der justitie, zooals bet gewyzigd is by de wet van den 4dcn July 1875 (Slaa/sblad nquot;. 90), wordt ingetrokken.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Collegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's Gravenhage, don 9den November 1873.
WILLEM.
De Minister van Justitie, van lvnden van sandenrurg.
Uitgegeven den tienden November 1873.
De Minister van Justitie, van lynden van saxdenburg.
van den lOden november 1873. tot intrekking der wet van den 29sten mei 1859 {Staatsblad n0. 21), houdende bepalingen omtrent eene veranderde zamenstell1ng der kamers van den hougen raai) en der provinciale geregtshoven, enz.
Wy Willem in, by ile gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-ÏNassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten
12 Wri op de regterlyke organisatie.
Alzoo Wü in overweRlng hebben Renomen, dat het wensche-lük is de wet van den 29sten Mei 18'.9 (Staatsblad n°. 21) in te trekken;
Zoo is het, dat Wy, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generao), hebben goedgevonden en verstaan, gelük Wg goedvinden en verstaan hü deze:
Eenig artikel.
De wet van den 29sten Mei 18i9 (Staatshlid n0. 21) houdende bepalingen omtrent eene veranderde zamenstelling der kamers van den Hoogen Raad en der provinciale geregtsboven en niet-aanvulling van eenige vacatures, zoowel In laatstgenoemde reg-terlüke collegien, als in de arrondissements-regtbanken, wordt ingetrokken met 1 January 18quot;6.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Collegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's Gravenhage, den Iflden November 1873.
WILLEM.
De Minister van Jvstitie, vax lyxdex van sandexburg.
Uitgegeven den twaalfden November 1873.
De Minister van Justitie, vax lvxuex vax saxdexburg.
vax pex inden xovember 1873, tot wuzigixg vax artikel 8i en van DEN staat, BEHOOREXDE tot ARTtKEL 110 per WET op DE REGTERLIJKE ORGA.X1SATIE ex HET BEleid der justitie,
Wy Willem in, by de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Herlog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wy in overweging hebben genomen, dat hel noodzake-Igk is artikel 81 der wet op de regteriyke organisatie en het beleid der justitie in overeenstemming te brengen met artikel 163 der Grondwet en dat het wenscheiyk is voorgekomen tevens den staat, heboorende tot artikel 110 dier wet, te wg-zigen;
Zoo is het, dat Wy, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, bebben goedgevonden en verstaan, geiyk Wy goedvinden en verstaan by deze;
Artikel 1.
Artikel 84 der wet op de regterlijke organisatie en het beleid
Wet tot uphelfinij van do provinciale uereijtshooen.
der justilie wordt Ingetrokken en vervangen door de volgende hepaling:
84- Be president, de vice-president en de raadsheeren van den Hoo?en Raad, benevens de prokureur-generaal by dien Raad Wurden door den Koning voor hun leven aangesteld.
De advokaten-generaal, de griflier en züne substituten worden insgelüks door den Koning aangesteld, doch tot wederop-zeggens toe.
Artikel 2
De staat, behoorende tot artikel 110 der wet op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie, wordt gewijzigd als volgt:
STAAT, behoorende tul urlihel 110 der icet op de regterlijke organisatie en het beleid der justilie en aanwijzende de jaarwedden der Men tan en ambtenaren bij den Iloogen Itaad.
PERSONEEL. |
Jaarwedden. | |
l president......... |
f 8000 | |
1 vice-president........ |
G000 | |
12 a 14 raadshceren, ieder. . |
5000 | |
1 prokureur-generaal. . . . . |
8000 | |
4 advokaten-generaal, ieder . . . |
5000 | |
1 griffier.......... |
3500 | |
1 a 2 fubstituut-grifflers. ieder. . |
2500 |
3 Deze wet treedt in werking den Isten January 1876. Lasten en bevelen, dat deze in hot Staatsblad zal worden geplaatst, en dat allo Ministeriele Deparlemenlen, Autoriteiten, Collegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's Gravenhage, den lOden November 1875.
WILLEM. f)e Minister van Justitie, vax lykdex vansaxdekburg. Uitgegeven den twaalfden November 1S75.
De Minister van Justitie, van lynden van sandenbl'rg
vam den lOden .november 1875, tot opheffing van dk pro-vinc1aie geregtshoven e.V instelling van nieuwe ge-regtshoven.
Wy Willem til, by de gratie Gods, Koning der ISederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
13
14 fVet tot opheffing van de provinciale (lereytshoven.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen le weten;
Alzoo Wü in overweging genomen hebben, dal het wensche-lyk is de provinciale geregtshoven op te heffen en nieuwe ge-regtshoven in te stellen;
Zoo is het, dat WU, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, geluk Wg goedvinden en verstaan by deze;
Artikel 1.
De artikelen 00 en 61 der wet op de regteriyke organisatie en het beleid der justitie worden ingetrokken en vervangen door de volgende bepalingen;
60- Er zyn vijf geregtshoven, waarvan de zetels zyn te 's Hertogenbosch, te Arnhem, te 's Gravenhage, te Amsterdam en te Leeuwarden.
Het regtsgebled van het geregtshof te 's Hertogenbosch strekt zich uit over de arrondissementen, wier hoofdplaatsen zgn gelegen in de provinciën Noordbrabant en Limburg; dat van het geregtshof te Arnhem over de arrnndisseinenten, wier hoofdplaatsen zyn gelegen in de provinciën Gelderland en Overijssel; dat van het geregtshof te 's Gravenhage over de arrondissementen, wier booldplaalsen zijn gelegen in de provinciën Zuidholland en Zeeland; dat van het geregtshof te Amsterdam over de arrondissementen, wier hoofdplaatsen zijn gelegen in de provinciën Noordholland en Utrecht; dal van het geregtshof te Leeuwarden over de arrondissementen, wier hoofdplaatsen zyn gelegen in de provinciën Friesland, Groningen en Drenthe.
61- De geregtshoven zyn zamengesteld als volgt:
te Amsterdam uit één president, één vice-president, negen a tien raadsheeren, één prokureur-generaal, twee advokaten-ge-neraal, één griffleren twee substituut-grilfiers;
te 's Hertogenbosch, Arnhem, 's Gravenhage en Leeuwarden uit één president, één vice-president, ze\en a negen raadsheeren, één prokureur-generaal, één a twee advokaten-generaal, één griffier en één a twee substituut-griffiers.
De jaarwedden der leden van en ambtenaren hü de geregtshoven worden vastgesteld overeenkomstig den staat by deze wet gevoegd.
De staat, behoorende tot artikel 61 der wet op de regteriyke organisatie en het beleid der justitie, wordt ingetrokken en vervangen door den volgenden:
Wet lot ophe/finu van de provinciale nereqlshoven.
STAAT, behoorende lot art. 61 der wet op de reg-lerlylce organisatie en het beleid der justitie en aanwijzende de jaarwedden der leden van en ambtenaren by de gereglshoven.
| |||||||||
f 5000 4500 4000 5000 4000 2500 2000 5000 4500 4000 5000 4000 2500 2000 |
Artikel 3-
De artikelen G2 en 03 der wet op de regteriüke organisatie en bet beleid der justitie worden ingetrokken en vervangen door de volgende bepalingen:
62 De presidenten, vice-presidenten en raadsheeren worden door den Koning voor hun leven aangesteld.
De ambtenaren van het openbaar ministerie, de griffiers en hunne substiluten worden insgelijks door den Koning aangesteld, doch lot wederopzeggens toe.
Artikel 4.
De bepaling van nummer 1 van art. 05 der wet op de regter-lüke organisatie en hel beleid der justitie wordt ingetrokken.
De nummers 2 cn 3 worden 1 en 2.
5. Het tweede lid van art, 9 der wel op de reglerlljke organisatie en het beleid der justitie wordt ingetrokken.
6 Waar, heUü in de wet op de regteriyke organisatie en hel beleid dor justitie, hetzij in andere wetten of wettelijke verordeningen, de woorden : quot;provinciale gereglshovenquot;, -provinciale bovenquot; of quot;provinciaal gereglsbofquot; voorkomen, worden in plaats daarvan gelezen: quot;gereglshovenquot;, »hovenquot; of «gereglsbofquot;.
De werkzaamheden, opgedragen aan de provincale gereglshoven, gaan over op de gereglshoven bü deze wel ingesteld, naar gelang van hun regtsgebied.
7. De provinciale gereglshoven zijn ontbonden.
8. De leden der ontbonden gereglshoven, de ambtenaren van
15
I 1 president.......
1 vice-president.....
9 ;i 10 raadsbeeren, ieder . . 1 prokureur-generaal . . . •2 advokalen-generaal, ieder .
griffier........
\ 2 substituut-griffiers, ieder .
1 president.......
1 vice-president.....
a 9 raadsheeren, ieder . . prokureur-generaal . . .
iten-generaal, ieder
Amsterdam.
h
UI 11
J1 a 2 advokatei f 1 griffier . .
's Hertogenhoscli. Arnhem, 's Gravenbage. Leeuwarden.
1 a 2 substituut-griffiers, ieder
l(i IVct tot opheffing van de provinciale neregtshoven.
liet openbaar ministerie en de grifders en substituut-griffiers b(i die hoven houden hunne volle wedde als wachtgeld, en wel:
1°. zij, die bij het in werking treden dezer wet den ouderdom van vyf en zestig jaren helthen bereikt, levenslang;
2U. de anderen totdat zij, heizij op nieuw in eene regterlijke betrekking of, krachtens Koninklijke benoeming, in ceno met het iidmaatschap der regterlijke mugt onvereenighare, van Rijkswege bezoldigde betrekking zijn geplaatst, betzij eene regterlijke betrekking weigeren te aanvaarden, die hun, krachtens art. 11, ook buiten hun verzoek kan worden opgedragen.
Als diensttijd der hierbedoelde ambtenaren wordt ook beschouwd de lijd verloopen lusschen de inwerkingtreding dezer wet en hunne herplaatsing of hunne weigering om eene hun overeenkomstig artikel 11 opgedragen regterlyke betrekking te aanvaarden.
9. De griffiers bij de ontbonden geregtshoven worden geacht eene wedde te hebben genolen, gelijk staande met de som hunner bezoldiging, vermeerderd met hetgeen hunne emolumenten gemiddeld in de drie laatste jaren voorafgaande aan dat waarin deze wet in werking treedt boven de onkosten der griffie hebben bedragen.
10- De regterlijke ambtenaar in artikel S bedoeld, die eene dS6r vermelde openbare betrekking aanneemt, waaraan eene mindere wedde verbonden is dan hij lot dusverre genoot, ontvangt het verschil als toelage.
11. De volgende betrekkingen by de nieuw ingestelde geregtshoven kunnen aan de leden van, de ambtenaren van het openbaar ministerie en de griffiers of substituut-griffiers bij de ontbonden provinciale geregtshoven, ook buiten hun verzoek, worden opgedragen;
aan de presidenten en vice-presldenlen de betrekking van president of \ice-president;
aan de raadsbeeren, die van president, vice-president of raadsheer;
aan de prokureurs-generaal, die van prokureur-generaal, president of vice president;
aan de advokaten-generaal, behalve de reeds vermelde, ook die van advokaat-generual;
aan de griffiers, die van president, vice.-president, raadsheer of griffier;
aan de substituut-griffiers, behalve de in de laatste plaats vermelde, ook die van suhslituut-griffier.
Bij weigering om deze betrekkingen te aanvaarden, vervalt het in artikel 8 bedoelde wachtgeld geheel, indien bet geregts-bof, waarbij de betrekking wordt opgedragen, gevestigd is in dezelfde gemeente waar bet ontbonden hof zijn zetel had, en wordt hel met de helft verminderd, indien dit gereglshof gevestigd is in eene andere gemeente.
12- De prokureurs by de ontbonden provinciale geregtshoven
Besluit van opqehenen prnvincinle Qpreqlshonen enz. 17
worden geacht te zün aangesteld bu het nieuwe geregtshof, welks regtsgebied dat van het ontbonden provinciaal geregtshof omvat, waarzü hunne bediening uitoefenden.
Zy, die niet wonen ter plaatse waar het nieuwe geregtshof zjjn zetel heeft, zu'n niet verpligt hunne woonplaats derwaarts over te brengen, doch stellen aldaar eene ter griffie te maken woonplaats.
Openvallende plaatsen van builen den zetel van het geregtshof wonende prokureurs worden niet vervuld
13. De deurwaarders bij de ontbonden geregtshoven worden geacht te zün aangesteld bij bet nieuwe geregtshof te vestigen ter plaatse waar hel ontbonden hof, waarbij zg hunne bediening uitoefenden, zün zetel had, of, zoo daar geen nieuw geregtshof gevestigd wordt, bü de arrondissements-regtbank ter plaatse waar het ontbonden geregtshof gevestigd was.
Zij blijven, in het laatste geval, in bet genot hunner volle wedde zoolang zij als deurwaarder hg de arrondissements-regt-hank in functie zijn.
14. De op het tijdstip der invoering van deze wet by de ontbonden provinciale geregtshoven aanhangige hurgerlijke en strafzaken worden by bet geregtshof, welks regtsgebied dat der ontbonden provinciale geregtshoven omval, overgehragt, wat de burgerlgke reglsgedingen betrett door de meest gereede partij bij exploit, aan de wederpartij of aan hare gekozen woonplaats beteekend, om op de laatste dingtalen le worden voortgezet.
15. De wei van 26 Mei 1S 4I (Staatsblad nquot;. 13) en artikel 1 der wet van 26 Mei 18U (Staatsblad n». li) worden ingetrokken.
16. Deze wet treedt in werking op den Islen January 18quot;6.
Lasten en bevelen, dal deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Deparlemenlen, Autoriteiten, Collegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauw-keurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's Gravenhage, den Iflden November 187quot;gt;,
WILLEM.
De Minister van Justitie, VAX 1. VN DEN VAN SAX UEXBURG.
Uitgegeven den twaalfden November 1873.
De Minister van Justitie, VAX I.VNUEX VAX SAXDENBURO.
vax dex 17den decemueii 1870, tot vaststelling van enkele bepalingen ten aanzien van de bij de door de wet van 10 November lS7.'i {Staatsblad 11quot;. 204) opgeheven provinciale geregtshoven ingesciikeven advoka-ten ex aangestelde prokureurs en deurwaarders. Wy willem ui, by de gratie Gods, Koning der Nederlanden,
18 Besluit van oprieheven provmciale qeregtshoven enz.
Prins van Oranje-Nassau, Groot-Herlog van Luxemburg.
enz., enz., enz.
Op de voordragt van Onzen Minister van Justitie, van den 30sten November 1873, 2de afd. a, nquot;. 128 a ;
Overwegende, dat bet wenscheiük is enkele bepalingen vast te stellen ten aanzien van de bü de door de wet van 10 November IST) [Staatsblad nquot;. 20i) opgeheven provinciale geregtsho-ven Ingeschreven advokaten en aangestelde prokureurs en deurwaarders ;
Den Raad van State gehoord (advies van den 10 December 1873, nquot;. 4);
Gezien hel nader rapport van Onzen Minister van Justitie, van den ISden December 1873, 2de afd. a, nquot;. 130;
Hebben goedgevonden en verstaan, gelyk Wij goedvinden en verslaan bü deze-
Artikel 1.
De advokaten bjj de provinciale geregtsboven in Noordbra-bant, Gelderland, Noordbolland en Friesland worden, bij de inwerkingtreding der wel van 10 November 1873 {Staatsblad n°. 201), op den vroeger door ben afgelegden eed, in dezelfde orde, waarin zij bü die hoven waren ingeschreven, gesteld op het tableau rcspectivelyk bij de gereglsboven te 's Hertogenbosch, A-rnhem, Amsterdam en Leeuwarden.
De advokalen hü de provinciale geregtsboven in Zeeland, Utrecht, Overijssel, Groningen, Drenthe en Limburg worden, bü de inwerkingtreding der genoemde wel, op den vroeger door hen afgelegden eed, in dezelfde orde, waarin ïg bü die hoven waren ingeschreven, gesteld op hel tableau resptfcüvelük bij do arrondissements-reglbanken te Middelburg, Ulrecbt, Zwolle, Groningen, Assen en Maastricht.
2- De prokureurs en deurwaarders, die, volgens de artikelen 12 en 13 der wet van 10 November 1873 (Staatsblad n0 204), worden geacht te zyn aangesleld bij de nieuwe gereglsboven, en de deurwaarders, die, volgens artikel 13 der genoemde wel, worden geacht teizijn aangesleld bij de arrondissements-reglbanken In plaatsen, waar ontbonden geregtsboven gevestigd waren, blijven hunne bedieningen uitoefenen op den vroeger door hen afgelegden eed.
3. Dit besluit treedt in werking den eersten Januarü 1570.
Onze Minister van Justitie is belast met de uilvoering van dit besluit, dal gelüklüdig in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst.
's Gravenhage, den nden December 1873.
WILLEM.
De Minister van Justitie, VAX LYNDEN VAN SAXDE.NBORG.
'Uitgegeven den een en twinligsten December 1873.
^ De Minister van Justitie,
VAK LYNDEN VAN SANDENBUBG.
Aanbeveling In gijzeling. R. 593. 608. Aanbod van betaling. B. 1440. R. 794. Aanbrengers. Sv. 188. Aanbrenging (lasterlijke). Sr. 373. Aandeel in eene nalatensebaii kan niet verkocht worden. R. 492. Aandeelen In maatscbappijen zijn merend goed.B. 5«7. —In reederij. K. 320 v. Aandrijving. K. S3i. Aangifte van geboorte. B. 29,30. Sr. 316. — van een gevonden kind. B. 33. Sr. 357. — van ophouding van betaling. K. 765. — van misdrijven. Sv. 15, 43, 291. — van valsche mun-tery Sr. 136, 137. — vanza-menspanningen tegen de veiligheid van den Staat.Sr.103 v. Aanhouding (voorloopige). Sv. 40, 43, 53, 93, 100. 113, 417. Aanklagt. Sv. 15. Sr. 373. Aankondigingder strafwet.Sr.i. Aanmaning tot betaling van boete. Wet van den 22 April 1864. (Sb. n». 29). Wie die — moeten doen. Besluit van den 6 Augustus 1861. Aanmatiging der magten. Sr. 127. — van titels of bedieningen. Sr. 258. Aanneming van werk. B. 1640. K. 4. Sr. 412. Aanslagbiijetten.R.464,515,569. Aanslijking. B. 651. Aanspoeling. B. 651. Aansprakeiyklioid der ambtenaren van den burgerlijken stand voor het rigtig houden der registers. B. 27. Aansteken van vuren in velden. Sr. 458. Aantasting der zeden. Sr. 330. Aanteekening van den scbuld-elseher op don titel. B. 192«. IX. |
Aanvaarden van erfenissen. B 1090 v. Aanvaring. K. 534. Aanvulling der akten van den burg. stand. B. 70. R. 829. -van het aantal regters. R. 368. — der roglsgronden, door de rcgters, van ambtswege. R.48. Aanwas ten voordoele van erfgenamen. B. 1049,1098, 1100, 1103. Aanwijzing door den schuldenaar is geene schuldvernieuwing. B. 1456. Aanwijzingen. Sv. 442. Aanzeilen. K. 534. Abandonnement. K. 321, 33S, 497, 601, 663. Abolitie. G. 66. Accepteren van wisselbrieven K.. 112,144.— ter eere. K. 181. Accoord in eenen faillieten boedel. K. 835. — bij kenneiyk onvermogen. R. 896. Achterhaalde (voortvlugtlgen). Sv. 28i. Adeldom. G. 63. Adoptie. O. 12. Adsistentie (geregtelyke). 0.10. Advies van den Hoogen-Raad. B. 329, — by een wissel.K.142. Advokaten. R. O. 8. B. 1504. R. 21. Reglement n». 3 van den 14 Sept. I83S. Besluit van den 5 Dec. 1841. Tarief, 29 v. - - Verjaring hunnervorde-ring. B. 2007. Aflieeldingen strüdig melde goede zeden. Sr. 287. Afbraak. B. 563 4°. Afdanking van scheepsvolk. K. 447. Afkondiging der wet. G. 115. A. 1. —van bet huweiyk. B.42, 107. der algemeene maatregelen van inwendig bestuur. Wet van den 26 April 1852 (Sb. nquot;. 92.) Afkoopbaar (De grondrenten en tienden zun). B. 798. Aflosbaar (Dealtyddurenderen-ten zyn)- 1808, 1809. |
ALPIIAEETISCH
310
Afmijning, R. 523. Afpersing door openbare ambtenaren. Sr. 174. Afschafilng der vroegere wetten. Wet van den IB Mei 1829. — der doodstraf. Wet van den 17 Sept. 1870 (Sb.n». ltt-2).— van het zegelregtopgedrukte stukken. Wet van den 9 April 1869 (Sb. n° 60.) Uscheirting van aan elkander grenzende eigendommen. B. 678, «90. R. 139. Afscheiding van nalatenschappen. B. 1153. K. 767. Afschriften (krachtvan).B.1926. Afsluiting van een erf. B. 67S. Afstammingder kinderen. B.305. Afstand der instantie. R.277. — der gemeenschap. B. 187 v., 208, 539. — van het aandeel in een schip. K.321,329,335. — der verjaring. B. 198i v. Afwezend geblevene beklaagden of beschuldigden. Sv. 270 v. Afwezigheid. B. 519 v. - der leden der regterlijke magt. Reglement n0. 1 van den 14 Sept. 1838, art. 6. Wet van den 9 July 1855 (Sb. n». 67). Afzetting van de voogdij. B. 430, 438. — van regterlijko ambtenaren. R. O. 11. 12. -- van een notaris. Wet van den 9 Juiü 1842 (Sb. n». 20). Akte van den burgerlijken stand. B. 13. Dwanguiigifteener—. R. 833.Authentlcke.—B.1905. Algemeen, vruchtgebruik kan zijn—. B. 845. Uiterste wilsbeschikkingen kunnen zgn—, B. 923. Altijddurende renten. B. 1807. Algemeene verordening:, de reg-ter mag niet by - uitspraak doen. A. 12. Alternatieve verbindtenissen. B. 1308. Ambtenaar van den burgerlijken stand. B. 13. Ambtenaren, misdrijven door deze in hunne bediening gepleegd. Sr. 257 v. Vervolging van —Sv. 237. Gewelddadigheden jegens — Sr. 330. Wet van den 29 Juny 1854 (Sb. n». 102). Art. 14, 20. Ambtsmisdaad. Sr. 166. Amnestie. G. 66. Amortisatiekas. K. 557. Apothekers. B. 953,2006 v. Sr. 378. |
Appel. Zie: Beroep (hooger). Archieven der gemeente. B. 22. Verduistering van — Sr. 254. Armbestuur G. 195.11.855,874. Armen (beschikking ten voor-deele van de). B. 925. Armeninrigtingen kunnen vragen om kosteloos te procederen. R. 874. Armregt. R. 855. Arrest. Zie: Beslag. Uitspraak van een - . Sv. 211. Nietigheid van een. — R. O. 21. Arrondissements-regtbank.R.O. 1, 46 v. R. 126 v. Reglement n». 1 van den 14 September 1838. Art. 89. Wet van den 29 Mei 1849 (Sb. n°. 21). Assignatiên. K. 210. Assurantie. K. 246 v. Audiëntieblad. R. 60. Autoriteiten (laster en hoon aan). Wet van den 16 Mei 1829.Wetvanden 3 Mei 1851. Authentieke akte. B. 1905. Wel vanden9 Juiü 1842 (Sb.n°.20). A rit. 1, 21 V. Aval. K. 112. Avarijen. K. 696. — omslaan van deze. K. 722. Balans. K. 8, 801 v. Ballingschap (wegvoering naar een oord van). Sr. 7,17. Banken van leening. B. 1207. Bankbreuk. K. 808 Sr. 402. Wet van den 10 Mei 1837 (Sb. n». 21). Wet van den 13 Augustus 1849 (Sb. nquot;. 39). Bankbreukingen mogen geen boedelafsland doen. R. 710 2quot;. Bankbriefjes (namaken van).Sr. 139. Bedding eener rivier (verandering van de). B. 647. Bedelarij. Sr. 274. Wet van den 29 Junü 1854 (Sb n». 102gt;. Artt. 19, 20. Bedienaar van degodsdiensl. B. 95.1. Bedienend beambte (beleediging tegen een). Sv. 224. Beding bü bypolheek. B. 1223, 1230,1254.— van straf by ver iiindtenissen. B. 1310. — by brandverzekering. K. 289,297. — vry van beschadigdheid. K. 846. — vrU van molest. K. 647, |
HBI.ISTEII,
411
TlcrtreiginRcn. Sr. 305, 136. ReJrog, grond lot vernietiging der overeenkomst. H. 1361, 1183. — omtrent de natuur der koopwaar. Sr. 123. Reêediging (akte van) der ad-vokaten te viseren.Reglement van orde en discipline, art. 6. Begin van hewüs hij geschrift. B. 319, 313. lOIS, 1026,193». Begrafeniskosten. K. 30quot; l», 1193 2». Begraven. B. S3. - inbreuk op de wetten over het Sr. 3S8. Becrooting der uitgaven van het RUk.;G. 110.—der provinciale inkomsten, G. 120. — der ge-meentehesturen. G. lil. Behandeling hij geschrifte. K. 162. Beheer der gemeenschap. B. 179 v. 180, 195. — van den man over de goederen zijner vrouw. B. 100,270,299 —der vrouw over hare goederen. B. 195, •219, 299. — der vennootschap. B. 1676. Behoud der zaak {kosten tol). B. 1185 5°, 1191. Bekendheid (akte van). B. 127, 128. Bekentenis. B. 1960. Sv. 139. Enkele — geen bewijs lot scheiding van goederen. R. 810. Beklag der moeder aan de ar-rondisseinenls-regthank over den haar toegevoegden raadsman. B. 401. Heklemming (regt van). B. 561, 1210, 1655. R. 192 6» BekrachtlgUig (akle van). B. 1929. Bekwaamheid lot het aangaan van overeenkomsten. B. 1363. — om hü schenking Ie genieten. B. 1713. - om bij uiler-slen wil te beschikken of voordeel te genieten. B^ll 2 v. Belastingen. G. 171.— worden door den vruchtgehruiker betaald. B. 813.-- tenlaslevan den legataris. B. 1008. — overtreding van. — R. O. ü. Beleedigingen legen het open-biiar gezag. Sr. 222 v. Beleedigende uitdrukkingen of schrifturen. Sr. 375 v. Belemmering by buur. B. 1592. — der vrgheidvanbicden.Sr. 412. — van den openbaren • weg. Sr. 471 4», 47» 4°. |
Bcnadeeling, h|j verkoop. O. 51. — hü boedelscheiding. B. 1158 v. 1170. — grond tot vernietiging eener verbindtenif. B. 1486, 1895. Beneficie van inventaris. Zie; Boedelbeschrijving. Bepleiten eener zaak. R. 20, 21. Bepoldering. B. 619. Beraad (regt van). B. 1070. Beraadslaging der regters. U. O. 26 v. Bergloon. K. 113 1quot;, 517, 562, 750, 737. Bergplaatsen. B. 1626. Berigt en consideratien (geven van) R. O. 22. Berisping. Sr. 201, 201. Regle-ment nquot;. 3 van den 14 September 1838. Art. 11. Beroep (hooger). R. O. 38, SI ÖO. v., 69, 91. R. 332 v. Sv. 241, 253.— van de vonnissen vun Suriname. Regiem, van den 11 Jan. 1810.- inNederl. Indie. Regi. van den 28 Sept. 1830. Beschadigdheid (Beding vrij van). K. 616. Beschadiging van gedenkstukken. Sr. 237. Bescheiden (schriftelijke). Sv' 136. Bescherming van persoon en goederen. G. 3. Beschikbaar gedeelte. B. 960. Beschuldiging (akte vanl. Sv. 14i, 208. -;— (lasterlijke) \an den erflater. B. 885. Beslag op roerend goed. R. 139 v. — op onroerend goed. R. 491 v. — op grondrenten. R. 541. — op schepen. R. 563 v. -onder derden. R. 473 v., 735 v. — tot revindicatie. R. 721 v.—in handen van den schuldenaar. R. 727 v. — legen vreemdelingen. B. 764 v.—op boeken en papieren. Sv. 107, 109. Bestolene plaats. Sr. 391. Beslolen uiterste wil. B. 987. Besmei vee af te zonderen. Sr. 439. Bestaanbaarheid der overeenkomst. B. 1356. Bestuur van den voogd. B. 443 v. Zie; Beheer. Betaling. B.I418. —van heton verschuldigde. B. 1396. —van wisselbrieven. K. 149. Ge- |
ALPIIABETISCH
212
deelteiyk —. B. 1426. K.168. — van de schulden eenerna-latenscliap. B. Ili6 v.—ter eere. K. 170. Betetkening \an een vonnis. R. 6S v. Beurlvaart. K. 97. Beurzensnüderü. Sr. 101, Beurzen van koophandel K.S9. Bevel van cevanpenneming. Sv. 88,101,103. - vanme-del)renf;lns.Sv.66,tll. -betaling. R. i39, 502, 563. Bevestiging (akte van). B. 1929. Bevoorregte schulden. B. 1177 v. K. 80. 313, 391, 750. Bevrachter diens regtenenver- pliütingen.--K. 484. Bevrachtingvan schepen.K.453. Bewaarder. B.1776 R. 459,500. —, lüne belooning. Tarief, 60. - kan niet door verjaring verkrljiren.B. 1996. —van hv-potheken.B. 1231 v. tï40,146!gt;. Bewaargeving. B. 1731 v. R. 795, akte van—.B. 979. Bewaarneming(aklevan). Wet van den 19 July 1842 (Sb. n». 20). Art. 49. Bewilliging (koninklijke) bü het opristen eener naatnlooze vennootschap. K. 36. Bewindvoerders bü schenking. B. 362. - hü voogdij. B. 387, 418, 425, 446. -• eener erfenis. B.1066 -vaneenvrucht-gebruik. B. 836 v. — eener erfstelling. B. 1030. - bü surséance. K.9fl5. — eener slich-tingof maatechappU.R. 30 9°. Bewoning. B. 865. Bewüs. O. 47. B. 155, 1902. K t. Sv. 427. Bezit. B. 5S5 v., 634,659,1992. R. 53, 9o, 585, 2quot;. -geldt b(j roerende goederen als titel. B. 2014.— regtsvorderlng tot handhaving van bezit. 6. 606 v. Bezit van den erfgenaam. B. 597, 880. Bezit van den staat van wettig kind. B. 316. — van den hu-welüken slaat. B. 147. Billijkheid der wet niet door den regter te beoordcelen. A. 11. Binnenwateren (schepen op). K. 748. Blanco (handteekening in). Sr. 407. |
Bloedschande (kinderen uil), li. 327. 338, 914, 916. Bloedverwanten opgeroepen. B. 331. 388, 303, 395, 405, 412, 440, 451, 476. Bloedverwantschap. B. 315. Bodemcry K 569. Boedelafstand. R. 705 v. Boedelbeschrijving. B. 1S2, 444, 520, 1057, 1119. K. 798. R. 078. Voorrcgt van -. B. 1075 v. R. 700. Boedelscheiding. B. 1112 v. R. 695 v. Wet van den 31 Mei 1843 (Sb. n». 22). Boedelverdeeiing van ouders. B. 1167. Boekhouders van schepen. K.. 326 v. Boete. Sr. 9, 52 v., 464. Wet van den 22 April 1864 (Sb. no. 29). Boomen, op welken afstand te planten. B. 713. Medervellen van - Sr. 445. Borderel. O. 16. B. 1231. Borgtogt. B. 1857. Boschwachter. Sv. 19. Bouwen. B. 656 v. Braak. Sr. 393. Brand van het gehuurde.B.1601. — (verzekering tegen het gevaar van). K. 287. Brandmerk. Sr. 7, 20. Wet van den 29Junijl8öi (Sb. no.102). Art. 3. Brandstichting Sr. 95.434. Wet van den 13 Augustus 1849 (Sb. n». 39). Wet van den 29 Junij 185S (Sb. nquot;. 102). Art. ö. Briefwisseling met hoofden van kerkgenootschappen. G. 170. Brieven van wettiging. B. 329. — van naturalisatie Wetvan den 28 July 1850 (Sb. n0.44). — van meerderjarigverklaring. B. 474 v. Brieven (openen van). Sr. 187. Brulkleenlng B. 1777. Bruiloftskoslen zyn niet aan inbreng onderworpen. B. 1143. Bulten 's lands geboren kinderen. B. 5. — voltrokken hu-weiyk. B. 138. — beganemis-daden. Sv. 8, 9 Buizen tot waterleiding zyn onroerend goed. B. 562 5o. Bureau van consullatie. Reglement no. 3 van den 14 Sept. 1838. Besluit van den 5 Dec. 1844. |
REGISTER.
i13
Burengerucht. Sr. ilft 8igt;. Bursemeester. Rv.8quot;)8.Sv.l6,32. Burgerlijke dood. B. i. Burgerlijke rcglen, hun genot is onafhankelijk van de staatkundige. B. 1. Opschorten van Sr. it, 42,13,371,401,iOS v. Wet van denïOJunü iSöi (Sh. no. 102). Artt. 6, 8. Burgerlijke stand.B. 13 v. Overtredingen van den —. B 27. 137. It. 8SJ. Sr. 192. Burgeroorlog (verwekken van). Sr. 91. Burgerschapsreglcn (ontzegging van). Sr. 8, 9, 34,12,43, 113, 374,401,105v. Wet van den 29 Juny 1831. Misdaden tegen —. Sr. 109. Bijstand van den man aan zijne vrouw. B. 160 v. - tot hel maken van hu- welüksche voorwaarden. B. 206. Weigeren van —. Sr. 475, nquot;. 12. Bijtende stollen (verzameling van). B. 703. Cassatie. R. 0. 9i, 103. R. 398 v. Sv. 130, 380 v. Cellulaire gevangenis. Wctvan den 28 Juny 1851. Certificaat van onvermogen. R. 858, 872. Certificaten (valschheld in). Sr. Hit. Chertepartij. K. 45i. Cipier (verpligtlngen van den). R. 607,609. Sv. 105,305,416 V. Cognoscement. K. 507. Commanditaire (vennootschap). K. 19. Commissaris des Konings. G. 137. — van politic. Sv. 12,16. Raden —. R. 363 v. Regter. — Zle: Regter. Commissiehandel, K. 4, nquot;. 1. Commlssionnalrs. K. 76. Compensatie. B. 1461. Compromis. R. 623. Conclusie van antwoord R.137, 161. —van eisch R. 137,165. Confronteren van getuigen. Sv. 61, 96. Conservatoir heslag. R. 321,727. Consignatie. B. 1142. R.793.— van etfecten. B 391,306. Wet van den 26 Mel 1841. Conventie (eisch in). R. 132 |
Costuum. Reglement no. 2 van den 15 Sept. 1838. Aanmatiging van —. Sr. 259. Criminele regthank (Afschaffing der). Wet van den 26Mel 1841 (Sh. no. 10). Curatele. B. 487 v.| Curator eener onheheerde nalatenschap. B. 1173. R. 70i -■ over cene ongeboren vrucht. B. 103.— by faillissement.K. 787. — by verklaring in staat van kenneiyk onvermogen. R. 885.— over de goederen van een veroordeelde. Sr. 29. Een bijzondere — om op te treden voor de minderjarige kinderen die een tegenstrijdig belang hebben metdatvan bunnen vader. B. 365. Curatrice,devrouw kan- worden over haren man. B. 503. Daad (heeter) ontdekking op--. Sv. 37 v. Daden van koophandel. K. ïv. Dading. B. 1888. Dagboek van een' koopman. K. 6. Dagregister van den expediteur. K. 86. • - van den schipper. K. 358. B. 35. Dagvaarding. R. I, 97, 126. Sv. 73, 90 v., 222. Débauche. Sr. 331. Deelbare verbindtenissen. B. 1332. Defensie. O. 177. Del-credere. K. 240. Delegatie. B. 1453. Deportatie. Sr. 17, 33. Derde bezitters van verhypothekeerd goed. B. 1242. Desertie van boord Wet van den 7 Mei 1856 (Sb. nquot;. 32). Deskundigen. B. 43i, 1123. K. 521, 721. R. 101, 222,317. Sv. 19, 299. — bij onteigening. Wel van den 28 Augustus 1851. (Sb. no. 125).Art.27.—, hunne belooning. Tarief, 61. Deurwaarder.:, hunne organisatie en dienst. Reglement no. 4 van den li Sept. 1838. Besluit van den 8 April 1839. Besluit van den 7 April 1842. Diefstal. Sr. 379 v. Wet van den 13 Augustus 1849 (Sb.no.39). Wet van den 29 Juny 1854 (Sb. n». 102). Art. 14, 16, Ï0. |
ALPHABETISCH
m
Dlcnsthodcn (huur van).B.1637. Diefstal van—,Sr. .'(SU. Wel van den 29 .lunij IS.'il (Sb. n0. I0-2). Arl. IS (iquot;. Woonplaats van meerderjarige—. R. 7!t. Disconto van een wissel. K. 158. Dispensatie. G.li7. K. S6,88, Itl. Domicilie. B. 7i. Dood der beschuldigden. Sv. 416. Doodgeboren kind. R. 3. Doodschulden. R. 178. Doodslag. Sr. 295, 319, 321 v. B. 1406. Doodslraf.Sr. 7,12. Wel van den 49 Junij 185! (Sb. nquot;. 102). Arl. 1. Sr. 302. AfschatHng der —. Wel vanden 17 Sepl. 1870 (Sb. no. 162). Doofslomme beschuldigde. Sv. 197. Doorgang (belemmering der). Sr. 471, io. Doorhaling van inschrijvingen. B. 1239. Besluit van den 11 Maart 1810. Dranken (vervalschte). Sr. 318 475 6°, 477. Dreef (erfdienstbaarheid van). B, 733. Droogmaking van verdronken land. B. 649. Drop. B. 729. Drukker (misdaden van den). Sr. 283. Drukpers (vrijheid van).G. 8. Duisterheid der wel geene reden lot reglsweigering. A. 13. Duiven in cene duivenvlugt zyn onroerend goed. B. 563. Dupliek. R. 14!, 166. Dwaling (gevolg van) bij eene overeenkomst. B. 1358. -in den persoon van den echtgenoot. B. 142. Dwang, oorzaak tot vernietl-gingeencr boedelscheiding. B. 1158. Dwangarbeid. Sr. 7, 15, 18. Wel van den 29 Juny 185i (Sb. n». 102). Art. 2. Dwanguitgifte vanakten.R.833. Echtgenooten (regionquot; en ver-pliglingen van). 0.38. B.138. Echtheid van geschrift (onderzoek naar). R. 100, 176. Echtscheiding. O. 39. B. 262. R. 816. Akte van —. B. 48. |
Eed der voogden des Konings. G 38. — van denregent. G. 43. — van den Koning bij zijne inhuldiging. G. 51. • - van den Stalen-Generaal bü de inhuldiging des Ko-nings. G. 52. — der leden der Staten-Ge-neraal bij de aanvaarding hunner betrekking. G. 83. — van zuivering. G. 83. — (geregtelijke) B. 1966. R. 50. Aanvaarding van een post zonder —. Sr. 196. — der regterlijke amblena-ren. R. 0.29. Reglement n». 1 van den 14 Sept. 1838. — der advokaten. Regiem, nquot;. 3 van den 14 Sept 1838. — der procureurs. Regiem, n». 3 van den 14 Sept. 1838. Resluil van den 12Sopt. 1839. — der deurwaarders. Regiem, n». 4 v. d. 14 Sept. 1838. — der getuigen. R. 107. Sv. 183. — der deskundigen. R. 101. 224. Sv. 50. — van een notaris. Wet van den 9 Jnlü 18i2 (Sb. n». 20). Art. 18. — bij de memorie van aangifte. Wel van den 13 Mei 1S59 (Sb. n». 36). Art. 28. Eenzame opsluiting. Wel van den 28 Junij 1851 (Sb. nquot;.68). Wet van den 29 ,1 au ij 1851 (Sb. n0. 102). Art. 7 Eerbaarheid (schending der). Sr. 330. Eereteekenen (aanmatigingvan). Sr. 259. Eerloosheid. Sr. 6. Eetwaren (plundering van). Sr. 440. Eigenaars van schepen. K. 320. Eigendom. G. 147, H8. B 625. Iloc — verkregen wordt. B. 639, 665, 666, 1992. Eilanden, aan wie deze behoo- ren. B. 644 Embargo. K. 505. Emancipatie. O. w. Endosseren van wisselbrieven. K. 133.— van orderbriefjes. K. 209. — van assignaliÈn. K. 212. — van cognoscemen-len. K. 508. — van liodeme-rgbrieven. K 573. Erf (ingesloten). B. 715. Erfdienstbaarheden. B. 721 v. |
REGISTER.
Erfenis, regtsvordering tot verkrijging der —. B. 881. Procedures betrekkelijk eene —. R. «58 v. Verdeeling van eene —. R. 695. Erfopvolging Iiü versterf. B. 877 v. Erfpachtsregt. B. quot;«7 v. Erfstelling. B. 101)1. -over de hand. 0.39. B. 92« v., 10-20 v., 103« v. Erkenning van natuurlijke kinderen. B. 38, 333. Erkentenis (akte van). B. 1928. Exception. K. 132. Expediteurs. K. 8«. Expeditie van een vonnis. R.«2. Exploiten. K. 4. Faillissement. K. 76!. Famlllelieschelden. B. 320. Feltelükewederspannlglieid.Sr. 209 v. Flnantiën. G. 171. Firma (vennootschap onder eene). K. 18. Fonds tot betaling van eenen wisselbrief. K. 106 v. Forten. B. 381. Gaauwdleverijen. Sr. 491. Geboorte-akte. B. 29. — aangifte. B. 30 v. Sr. 31«. Gebouwen, welke dreigen In te storten. B. 702. Sv.471n0. 3. Gebreke, In— stellen. B. 127i. Gebreken (verborgen). B. 1312. Gebruik. B. 8fi3. Geconsigneerde, regten van den schipper tegenover den —. K. 485. Gedenkstukken (beschadiging van). Sr. 237. Gedeputeerde-Staten. G. 13«. Geding (Kort). R. 289 v.---tol onteigening Wet van den 28 Augustus 1831 (Sb.n0.123). Art. 17. Geestelijken (misdrijven van). Sr, 199 v. Misdrijven tegen —. Sr. 262. Geheel, herstelling in zijn —. Zie: Herstelling. Geheim (openbaring van). Sr 80, 378, 418. Geheime uiterste wil. B. 978. 987 v. |
Gekantteekend (do registers moeten zgn). B. 13. Geldboete. Sr. 9, 32, 464, 46G. Wet van den 42 April 1864 (Sb. n». 29). Sv. 373. Geldmiddelen (opperbestuur der). G. 61. Geldschieting (vennootschap hü wijze van). K. 19. Gemeene avaryen, wat deze zijn. K. 699. —, hoe zy omgeslagen worden. K. 722 v. Gemeene scheidsmuur. B. 681, 691. — gracht of sloot. B. 708. — hegge. B. 710. Gemeenschap van goederen B. 174 v., 231. — by tweede of verder huwelyk. B. 233. — hg afwezigheid. B 339, - -van winst en verlies, B, 210 v. van vruchten en inkomsten. B. 219 v. Gemeentebesturen. G. 138. Gemeenten zijn aan dezelfde verjaringen onderworpen. B. 1991. Gemeubileerd huis, wat dit is B. 374. Geneeskundigen. B.30,933.200« v. Sv. 30, 98. Sr. 317, 378. Genootschappen (ongeoorloofde). Sr. 291. Wet van den 22 April 1833. (Sb. n». 32). Genot der burgerlyke reglen. B. 1. Gereedschappen van landbouw (breken van). Sr. 431. Gereglskosten zyn bcvoorrect. B. 1483, 1193 Geschrift (begin van bewys by). B. 319, 313, 1913, 1926. 1939. Behandeling by —. R. 162. Geschil over echtheid van R. 176. llerderiyk—. Sr. 204. Valschheid in —. Sr. 143. Gesticht (kinderen in een). B. 421. Legaal aan een - . B. 947. Overlyden in een B. 34. Opname van kinderen in een -. B. 33. Plaatsing van een onder curatele gesteldo in een — B. 309 v. Gestoffeerde kamers (huur van). B 1622 Getuigen. B. 20, 991, 1932. R. 440, 827 Sv. f.0,174,227,311, 434. —, hunnehelooning. Tarief, «3. Omkoopen van Sr. 363. Wet van den 9 July 1854 (SI), nquot;. 40). Art. 23. Getuigenverhoor. R. 103, 199. Sv. 171. |
41« AI.PHAtETISCH
Getuigenverhoor van kontnk-Igke Prinsen en Prinsessen. Sv. 311 v. ■- (voorloopig).R. 876 v. Getuigschrill (vervalschcn van een). Sr. 15» v. 281. Gevangenhouding (willekeurige). Sv. 418, i22. Sr. 120. Gevangenissen. Sv. 414. Gevangenisstraf. Sr. 0, 40. Wet van den 29 Juny 1854 (SI), nquot;. 102). Art. 6. Subsidiaire —. Wet van den 22 April 1861 (SI), n». 29). Gevangenneming (bevel lot).Sv. 88, 101. Gevangenzetting. Sr. 9, 40. Gevolg der overeenkomsten. B. 1374. Gewaarmerkt (de registers moeten zijn). B. 15. Gewapende magt (onwettig gebruik der). Sr. 93 v. Geweld. B. 1359. Gewelddadigheden Jegens ouders of grootouders. Sr. 312. Wret van den 29 Junij 1854 (Sb. nquot;. 102). Artt. 15,20. -jegens ambtenaren. Sr. 230 v. Wel van 29 Junü 1854 (Sh. nquot;. 102). Artt. 14, 20. Geweldpleging tegen het openbaar gezag. Sr. 222 v. Gewigt (ander — dan bij de staatswet erkend). Sr. 424,479 6°. valsch—. Sr. 423, 479 öquot;. Gewoonte. A. 3. B. 1382, 1021. Gewüsde (kracht van een). B. 1895, 1954. Giften der aanslaande echtge-nooten. B. 223. — door derden aan de aanstaande echt-genooten of hunne kinderen gedaan. B. 231. — onder een verdichten titel. B. 238. Godsdienst. G. 164. Godsdienstige plegtigheden by het buweiyk. B. 136. Godsdienstoefening (openbare). G. 167. Misdaden tegen de—. Sr. 260. Godspenning. B. 1500, 1604. Goede trouw (bezit ter).B 586 v. 604, 630 v. 2000 v. Betaling ter —. B. 1422. — by boedelafstand. II. 707. — by huwe-lyk. B. 150. Goedkeuring onder eene onderh. akte. B. 1915. Gooten zyn onroerend goed. B. 362 5o. |
Gootregt. B. 701, m, 7«, 730. Gorsingen. B. 652. Gouverneurs (legaat aan). B. 952. Graad. B. 345. Grachten (dempen van). S.456. Granen (maayen van). Sr. 449. Plunderen van —. Sr. 442. Gratie. G. 66 Sv. 367, 309 v. GriDlersen substituut-grifDers. Reglement no. 1 van den 14 Sept. 1838. Art. 01.Tarief, 5. Grondrenten.B. 784 v. R. 4914°. Grondwet (veranderingen der). G. 196. Groothoek (Inschryvingopliet). B. 205, 397, 398, 449, 450. Grossen van vonnissen. B. 1926. R. 430. — van authentieke akten. R. 430. Wet op het Notaris-ambt. Artt. 40, 43 v. Afgift van tweede —. R. 841. Gijzeling. R. 599, 768 Hagen of Heggen die gemeen zijn. B. 710 v. Vernielen van -. 456. Handelingen voor gemeene rekening. K. 57. Handelspapier. K. 242, 243. R. 586, 660. Handhaving in het bezit. B. 006 v. Handligting. O. 9. B. 173 v. Hazardspelen. Sv. 410, 475 5°. Heelmeesters (legaal aan). B. 953. Heeler daad (ontdekking op). Sv. 37 v. Helen van gestolen goed. Sr. 62. Herbergiers hunne regten en verpligtingen. B 1185, 1193, 1746 v. 2005, 2009, 2010. Sr. 73. 154, 371 3°, 386 4o, 471 3o, 475 2o. Herhaling van misdrgf. Sr. 56 v. 471, 478, 482 483. Wetvan den29 Junyi851 (.Sb.no.102). Artt. 11,12, 20. Herkenning van veroordeelden. Sv. 284. Herroepen van uilerslewiisbe-schikklngen. B. 981,982 1039. - eeuer verblndlenis. B 1374. — eener schenking. B. 1725. — der laslgevlng. B. 1850. |
REGISTER.
217
Herroepen eenor bekentenis. B. 1963. Sv. ill. Herscheiiling. B. UCO, 1163. Herstollin? in ziin geheel. B. iSS, 109!), 1111 — der Re-meenschap. B. 231 v. R. 813. Hervallen van een regtsgeiling. R. 231 v. Herveiling. R. SM. Herverzekering, k. 270. Herwissel. K. 187. Iloeiianlgheilen vooreen huwe-lük. B. Si. Hor (provinciaal) van Zuid- en Noord-Holland. Wet vanden 28 Mei 1841. Homologatie van het accoord van een' failliet. K. 8ii. — hii kennelijk onvermogen. R. Sllli. — hij omslaan der ava-rlj-grosse. K. 721. Honden (aanhitsen van). Sr. 176 7°. Honorarium der notarissen. Wet van den 31 Maart 18i7 (Sb. liquot;. 12). Hoofdelijke verbindtcnis. lï. 1314. Hooge Raad. G. 137. R. O. I, 83 v. R. 126 v., 39'.). Sv. 313 v. Besluit van den 10 April 1838. Reglement nu. 1 van den 14 September 1838. Art. 77 v. Wet van don 29 Mei 1819 ( (Sb. n». 21). Hoon. K. 1103. Sr. 377. Wet van den 111 Mei 1829 (Sb nu. 31). Wet van den 3 Mei 1831 (Sb. n», 44). Hooren der partijen. R. 237. Hoorn beesten (vergiftiging van). Sr. 432. Hoven (provinciale). G. 103. R. O. 1. 60 v. R. 126. Sv. 12'. v., 170 v. Huisdier (dooden van een). Sr 434. Huisraad, wat deze ulldrukking beteekent. B. 371. Hulsscluke papieren. B. 1918. Huiszoeking. Sv. 106. Huizen, (huur van). B. 13S6, 1617. Huizen van bewaring. Wet van den 30 JunU 1853(Sb. Dquot;.48). Besluit van den li Aug. 1833 (Sb.n». 112),gewijzigd bijBesl. van den 13 Julij 1836 (Sb. no. 68). Hulploon. K. 313,347, 361.730, 737. HulpolHciercn. Sv. 32. |
Huren van scheopsotllcieren en scheepsgezellen. K. 395. Huur en verhuur.B. 1383 v.— van huizen en huisraad. B. 1617. — van landerijen. B. 1621. — van dienstboden en werklieden. B. 1637. Huwelijk. B. 8.! v. — in een bijzonder huis voltrokken. B. 132. — bü gevolmagtlgdevol-trokken B, 131. — in een vreemd land aangegaan. B. 138. Tweede — na afwezig-beid. B. 319. Wet van den ',) Julij 1833 (Sb. no. 07). Dubbel —. 310. Huwelüksaangift. B 39, 103. Huwelijksafkondigingen. B. 42, 107 v. Huweiyksakto. B. 44. Huwelijksche voorwaarden. O. 38. B 191 v. 933 V. Huwelijksuitzet. B 373. Kleederen en kielnoodiün tot — B. 1143. Huwelilksvollrekking door een' geeslelijke. Sr. 199. Hypotheken. O. 14 v. B 120S v . Inankering (regt van). B. 685, 731. Inbalking (regl van). B. 685, 731. Inboedel, wat dit Is. B. 370. Inbreng. R. 1132. inbreuk der wetten'op het begraven. Sr. 338. Wet van den U) April 1869 (Sh. n». 63). Art. 30. Incidentele vorderingen. R. 141, 257. Indeelingen (reglorlüke). Wet van den 22 Dec. 1823. Indeplaalsstelling. K. 1 536. Indlë (hooger beroep der vonnissen van IN'ederl.). Regiem, van den 28 Sept. 1830. Informatien (voorloopige) Sv. o3 v. Ingesloten erf. B. 713. Ingezetenen, bunne reglen en verpligtingen. G. 3 v., 177. Inklimniing. Sr. 397. Inkomen des Konings. G.27.--van den Frlns van Oranje. G. 33. — van den Regent. G. 48. Inkorting (regtsvordering tol). R. 223, 231, 236. |
13
ALFIUBETISCH
218
Inlichting (geven van). Sv. 188, 190. Inschrijving der akten van den burgerlijken stand. B 16,23. — op liet dagregister van hel schip. K. 3S. — op het groothoek. B. 20S, 397, 398. -ter griflle der arrondissoments-regthank. K. 23 v. 38, 571, 7(i6.—vaneenentitclindc registers. B. 753, 7(10, 767,784, 807.— van hypotheek. O. 14 v. B. 1224 v. Wet van den 4 Juiij 1842. Inschulden (koop en verkoop van). B. 1309. Instantie (vervallen der). R. 27». Afstand doen der—.R. 277 v. Interessen (ieeningop). B. 1802. Interlocutoir vonnis. R. 16,337. Intrekking der handiigting. B. 483. Inventarisatie. B. 182,444,1057, 1071, 1119, 1174. K. 798. R. 678. Invoeringder nieuwe wetgeving (bepaling van het tijdstip der). Besluit van 10 April 1838. Inwendige dienst bij de regter-lüke kollegiën. Reglement no. 1 van den 14 Sept. 1838. Jaarwedden lot onderhoud zgn niet beslagbaar. R. 756 3°. Jagt. B. 611, 672. Jeugdige misdadigers. Sv. 119. Wet van den 29 JunU 1834. Journaal van den schipper. K. 338. Jiirisdictie-questiiSn. R. 276. Justitie. G. 143. Justitir-kosten. Tarief van jus-title-kosten en salarissen in burgerlijke zaken. Kaak (tentoonstelling aan de). Sr. 8, 22. Wet van den 29 JunU 1834 (Sb. n°. 102).Artt. 4, 3, 20. Kaarten (overleveringvan) aan den vyand. Sr. 81. Kamer van vacantie. R. O. 18. Kansovereenkomsten. B. 1811. Kanlonregter. R. O. 1, 30 v. O. 60. B. 390 v., 403, 403, 983, 1020. R. 97 v. Sv. 32, 252 v. Wet van den 29 Junij 1834 (Sb. nc. 103). Tarief 1. |
Kaphout. B. 813, 814. Kaplaken. K. 464. Kassiers. K. 74. Kassierspapier. K. 22!. KennclUk onvermogen (slaat van). R. 882 v. Kerfstokken. B. 192i. Kerkbesturen kunnen armregl vragen. R. 874. Keurmerken (vcrvalsching vanj. Sr. 150. Keus bij verbindlenissen. B. 1308. Kind. Misdrijven jegens een —. Sr. 353. Kinderen,waldaaronder te ver- verslaan. B. 961. Kindermoord. Sr, 300. Wel van den29 Junij 1835 (Sb. n». 102). Art. 14. Wet van den 13 Augustus 1859 (Sb. n° 39). Klaauwengang. B. 680. Klagten. Sv. 13. Knevelarij. Sr. 174. Wel van den 13 Aug. 1859 (Sb. nquot;. 39). Koloniën (opperbestuur der). G. 39. Koning, diens wettige nakomelingen. G. 12. —, diens inkomen. G. 27. —, diens vongdy. G. 35. —, diens inhuldiging. G. 30. —, diens magt. G. 33 v. Dagvaarding legen den—, R. 4. Gedingen door of legen den Koning gevoerd. R. 6. Koningrijk der Nederlanden, waaruil dal in Europa beslaat. G. 1. Koop en verkoop. B. 1493 v. Koophandel (daden van). K. 4. Zaken van —. K. 3. Regt-banken van —. O. 34. -(regtspleging in zaken van). R. 298 v. Kooplieden, wiezulksz(in. K. 2. Koopmansboeken. B. 1919 K. 6. Koopvaardyschepen (tucht op . de). Wet van den 7 Mei 1856 (Sb. no. 32). Koopvrouw. B. 168. Koopwaren (bederven van). Sr. 443. Kopyhoek. K. 7. Kort geding. R. 280. Kosteloos procederen. R. 855. Kosten (uitspraak over de). R. 56 v., 612 v. Kracht (verbindende) der wet. A. 1 v. Krankzinnigheid oorzaak lol curatele. B. 487. Sr. 64. Kroon (inkomen der). G. 27. |
HEGISTEIl.
219
Krijgsbevel zonder wettigen last. Sr. 93. Krijgslieden (uiterste wil van). K. 993. Krijgswezen (misdaden betreffende het). Sr. 3. Kudde (vruchtgebruik eener). B. 831. Kwaaddoeners (verbindtcnis van). Sr. 203 Kwaadwillige verlating.B. 2Bi, •gt;OÜ, 273. Kwade trouw (bezit ter). 15. 580 v., (i()3, 031, 2002. — bü huwelijk. B. 131. Kwetsuren. Sr 309,320, 321, 327 v. Wet van den 29 Junij 183'. (Sb. n». 102). Kwijtschelding der schuld. B. Lading (tijd vim) K. 437. Landbouw (verzekering van de voortbrengselen van). K. 299. Landerijen (huur van). B. 1380, 1021. Landlooperlj. Sr. 209,277. Wet van den 29 Junij 1834 (Sb. nu. 102). Artt. 19, 20. Landsbediening, wie daartoe benoembaar is. O. 0. Langstlevende der ouders is voogd. li. 400. ■ - kan een' voogd benoemen. B. 409. Laster. B. 1408. Sr, 307. Wet van den 10 Mei 1829 (Sb. no. 34). Wet van den 3 Mei 1831 (Sb. n° 44). Lasterlijke aanbrenging. Sr.373. Lastgeving. B. 1829. Leenbuizen (ongeoorloofde). Sr. 411. Leeraar van do godsdienst G. 108. B. 933. Sr. 201,207,202. Legaten. B. 1004 v. Legitieme portie. B. 900 v. Lekkaadje. K. 013. Levenslange tuchthuisstraf. Wet van den 17 September 1870 (Sb. nquot;. 102). Levensonderhoud. B. 307, 370 V., 914,1143. K. 448,021,730. Levensverzekering. K. 302. Leveranciers (wanbedrijven van). Sr. 430. Levering. B. 007, 1311. Licht (erfdienstbaarheid van). B. 727. Ligdagen. K. 480. Ligterioon. K. 702. |
Ligterschepen. K. 703 v. Linie. B. 340. Loodsen, hun loon is bevoor-regt. 313, 730. Loon, van den voogd. B. 409. — van den bewindvoerder. B. 322, 1023. — van uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen. B. 1008. — van den curator. K. 803. — van den bewaarder. Tarief. 00. Losprys van een' schepeling K. 432. Lossing (tyd van) K. 437. Loterijen Sr. 410, 473 3°, 477. Loting. G. 181. Lijfrenten. B. 307,811,847,1812. Lijfsdwang. O. 43. R. 383 v. — tegen een failliet. K. 789, 888 v. Lijfsieraden (legaatvan). B.982. Lijfstoehehooren (legaat van). B. 982. Lijfstraffen. Sr. 7. Liik. K. 429, 331. Lijkschouwing. B. 33. Sv. 30 Lijst van bekende schuldei-schers. K.819. — van erkende schuldeischers. K. 822. Maagschap (opschorting van regten van) Sr. 9, 12. Wet van den 29 Junij 1831. Maat, Zie; Gewlgt. Maatregelen van inwendig bestuur van den Staat. Wet van den 20 April 1832 (Sb. n°. 92), houdende regeling der afkondiging van algemee-ne —. Maatschap. B. 1033. Magt (uitvoerende) G. 34. Wetgevende —. G. 104. Zee- en Land— (oppergezag daarover). G. 59. Magliging eener getrouwde vrouw. B. 103 v. 180. R. 798. Majesteit (misdaad van gekwetste) Sr. 80, 101. Makelaars. K. 02. — in zee-assurantie. K. 081. Verkoo-ping door -. B. 447, 430. Manslag. Sr. 293, 319, 327 v. Wel van den 29 Junij 1834 (Sb. nquot;. 102) Art. 13. Wet van den 13 Augustus 1819 (Sb. n°. 39). Maten en gewigten (ongeoorloofde). Sr. 424, 479 0,, 481. |
AlPIIABETlSCIi
•220
Medepligtifrheid. Sr. SO, 338. Wei van den l(i Mei 18i9 (Sb. nquot;. 31) Wet van den 10 file! 1837 (SI). 11quot;. -21). Al l. «. Wet van den 7 Mel 1856 (Sb. n». 32). Ai t. 4. Medevoogd. 15. 10(i. Meerderjarigheid. 0. 3. — des Konings. G. 31. Meerderjarig verklaring (brieven van). K. 4quot;i. Memorie van aangifle. Wet van den 13 Mei 183quot;.» (Sb. nquot;. 3fgt;). Art. 10. — van conlra-debal. K. 777. — door den beklaagde aan het hof of aan den lioo-gen raad in te dienen. Sv. 12i. 238, 337. Merken (namaken van). Sr. 112. Mestvaalt is onroerend door beslemming. B. öti;). Metselaars (bevoorreglo vorderingen van). B ns.'i 8quot;. —, hunne vordering wegens aanneming. B. IBSO. Meubelen, wat dit zijn. B. 571 K. 2»«. Legaat van—. B. «82. Militair geregtshof. G. 103. Militaire landsgrond B. 580 Militie (nationale). G. 180. Minderjarigen. B. «2, 385, 91 i, 951, 1301), 1182. Ministeriële deparlemenlen. G. 73. — verantwoordelijkheid. G. 33, 73. Sr 113. Wet van den 22 April 1835 (Sb.no.33). Minuut. Wet van den 9 .lulij 1842 (Sb. n». 20). Art. 38. Misbruik van den vruchtgebruiker. B. 802. -van gezag. Sr. 184. --van vertrouwen. Sr. 400. Misdaad Sr. 1. Misslag van berekening by dading. B. 1901. Misvallen eener zwangere vrouw. Sr. 317. Molens. B. 302, 300. Molest.Bedingvrij van —.K.048. Monsterrol. Iv. 393. Wet van den 7 Mei 1836 (Sb. nquot;. 321. Moord. Sr. 290, 302, 303. Wet van den 13 Augustus 1819 (Sb. nquot;. 39). Muiterij. Wet van den 7 Mei 185« (SI), n». 32). Art. 9. Munt. G. 39. 02, 174. Sr. 132, 473 llo. Wel van den 24 April 1830. Zie: Valsche munl. Mutuele leslamenlen. O. 48. |
Muur (gemeene). B. 081 v. Muziekstukken (drukken en uitgeven van). Sr. 425. iSaamlooze vennoolschap.K. 30. Naamsveranderingen. B. 03. Naburige erven (region en ver-pligtingen der eigenaars van) B. 072. Ni'.druk. Sr. 423. Naturalisatie. B. 3. Vereischlen voor de —. Wel van den 28 Julij 1850 (Sb. no. 44). Nali'.urlijke kinderen. B. 07, 327 v., 909. Nederlanders, wie zulks zijn. G. 7. B. 5 v. Wet van den 28 Julij 1850 (Sb. I)0. 41). Nietigheid des huwelijks..B. 140 v. - der uilersle willen. B. 940. - der legaten.B. 1003. --- der verbindtenis- sen. B. 1482. -- der verzekering. K. 200, 209, 399. - der akten van re^ts- pleging. R. 90. Notarissen, li. 980,987. K. 183. R. 324, 781. AVel van den 9 Julij 1842. Besluiten van den 20Sepl.l812 en IS Jan. 1831. Wet van den 31 Maart 1817. Overtredingen van —.li.851 Nijverheid (huur van), h. 1385. Oevers, wat zulks zijn. B. 578. Onicieuse voogdij. O. 13. Olographische uilersle wil. O. 49. B. 979. Omheining (verbreken van). Sr. 130. Omkooping van ambtenaren. Sr. 177. — van getuigen. Sr. 303. Wet van den 13 Augustus 1849 (Sb. no. 39). Onbeëedigdc verklaringen. Sv. 445. Onbeheerde gronderven. B. 370. --nalatenschap. B. 1172. R. 701. B. 2028. Onbekwaamheid om overeenkomsten aan Ie gaan. li. 1300. — om geluige le zijn. li. 1947. Onbevoegd lol de voogdü of toeziende voogdy. Ti. 430. |
BEC.ISTER.
221
Onderliandschseschrifl.R.iaiI. — schuldbekentenis K. liilü. Ondorhouil vüii ouilers en kinderen. K. 285, 376,914,11 i3. ----van een' geggzelde. K. 592, 395. Onderlinge beschikkingen. B. 917. Ondernemers van rijtuigen en vaartuigen. K. 9G. Onderschuiving van een kind. Sr. 353. Onderwijs. G. !9i. Onderzeil ingcu. B. 1208 v. Ongeboren kind ais geboren aangemerkt. B. 3. Onherroepelijke volmagt (bij hypotheek). R. 1223. K. 838. U. 308. — (bü pand). IS. 1201. Onnoozelheid, Zie: Krankzinnigheid. Onregtmatige daad. B. 1101. Onroerende zaken. B. 3()2. Onschendbaar. De Koning is —. G. 33. De wetten zijn —. O. 113. Ontbindende voorwaarde, li. 1301. Ontbinding der gemeenschap. B. 181. — des huwelijks. O. 39. B. 251 v. — van deStaten-Generaal G. 70. — der vennootschap. K. 31 v. — der contracten van bevrachting. K. 199. Ontdekking op heeler daad. Sv. 37, 37, 239. Ontdoen (zich) van het bezit ter kwader trouw. B. «20. Onteigeniiig ten algemeenen nutte. G. 147. li. 023, 649. Wet van den 22 Augustus 1851 (Sh. liquot;. 123). Ontkenning van gereglelijke verrigtingen. K. 203. — eener handteekening B. 1913. der wettigheid van een kind. B. 30« v. Ontmanning. Sr. 31«, 323. Ontruiming van buizen. R. O. 41. 11. 122. Ontslag van schecpsoniciercn en scheepsgezellen. K. 43« v. — van regtsvervolging. Sv. 210, 234. — vim een nolaris. Wet van den 'J.luiij 1812 (Sb. n». 20) Art. 32. Ontvlugling van beschuldigden. Sv. 274. - van veroordeelden. Sv. 284. - van gevangenen. Sr. '237. Onlzegeling. 1!. ««9. |
Onlzelling (gewelddadige) uit het hezil. B. 6!0, — van region. Sr. 8, 9, 34, 42, 37i, 401. Wet van den 29 ,1 unij 1831. (Sh. n». 102) Art. li. Onwaardigheid om erfgenaam Ie zijn. li. 885. Onwettige kinderen, li. 310.-- gevangenbouding. Sr. 3'lt;l. Onwillige manslag en slagen. Sr. 319. OoïsI (misdrijven tegen den) Sr. 388, 434, 454, 171, 473. Oordeel des onderscheids. Sv. 0« v. Oorlog. W ie — verklaart. G. 5«. Uiterste wil ten tijde van — B. 993. Oorzaak eener overeenkomst. li. 133«, 1371. Opbod bij gereglelgken verkoop. R. 323. Openbaar ministerie. R. O. 3. R 322. Openbaarheid dos huwelijks. B. 131. — der lereglzittingen. R. O. 20. U. 18. Openbare schennis der oerbaar- beid. Sr. 330. Openbaring van misdrijven. Sr. 103. — van geheimen Sr. 378. Opening van brieven. Sr. 87. Openlegging van hoeken. K. 11 v., «7, 337. Opgave van waarde b'u verzending van kostbaarheden. K. 90. Ophouden van vervolgingen en straffen. Sv. 54«. Opligting. Sr. 405. Wetvaiiden 13 Augustus 1819 (Sb. 1!°. 39). — van een kind. Sr. 313. — — van minderjarigen. Sr. 351. Oproeping van een afwezige. B. 523, 349. - van schuldei-schers. K. 817, 827. R. 891. Opschortende voorwaarde. B. 1299. Opschorting van arresten. Sv. 409. — van reglen. Sr. 9. Opsporen der misdrijven. Sv. tl. Opstal. B. 758. Opvordering van eigendom, li. «29, 2011. R. 45«, 338. Opzegging van buur. B. 1600, 1023. Opzetting tegen het openbaar gezag. Sr. 201. Orderbriefjes. K. 208. Ordesteekencn. G. «3. Organisatie (reglcilijkc) wet op |
ALPIIAEETISCH
de — en hol beleid der justitie; — van Zuid- en Noord-Holland. Wet van den 2G.Mei 1841 (Sb. n». IB). Ouders (verpligting der), li. 375,400. — gewelddadigheden jegens—. Sr. 1112. Wet van den 29,luny 1854 (Sb. nquot;. 102). Artt. 13, 20. Overbrengen van twistgedingen. O. 33. Overdragt van actiën of aan-deeieii op naam. K 42. Overeenkomslen. li. 1349 v. Overgang {erfdienstbaarheid van). I!. 724, 737. Overlegging van slakken. B. 1923. R. 148. Overlijden (akte van). K. 50. verklaring van vermoedelijk —. B. 323 v. Wel van den den 9 .lulü 1833 (Sb. nquot;. (gt;7). Overschrgving eener akte. B. «71. Besluit van den 41 Junij 183«. Overspel. Sr 33«. —, grond lot echtscheiding. B. ■2«4.—.grond tot scheiding van tafel en bed. B. 288. —, grond tot onlken-niiig der wettigheid van een kind. B. 308. Overspelers mogen niet te za-men huwen. B. 89. —kunnen geen voordeel uit elkanders testament genieten. B. 93«. Overstrooming (lijdelijke) doet het bezit niet verloren gaan. B. 601. Overtreding, wat zulks is. Sr. I. Overtuiging (stukken van). Sv. 40, 14«, 194, •»!«, 302. Overzeilen. K. 334. Overzetting, Zie: Delegalie. Pandbeslag. It. 738. (■andhuizen. Sr. 411. Pandregt. B. 119«. Papier aan toonder. K. 221. Pas (Turksche). K. 337 3°. Paspoorten (valschheid ia). Sr. 133. Wet van den 13 Augustus 1849 (Sb. n°. 39). Passagiers op buitenlandsche zeereizen. K. 321. Pensioenen (beslag op). R. 737. — der godsdienstleeraars. O. 1G8. — der oltlcieren. G. 38. Perk. Sr. 391. |
Persoonlijke vrüheid (verzekering der). G. 131 v. Sv; 422 Pest (ullerste wil bü). B. 993 Plaatselijke belasting. G. 142. Plaatsopneming. R. 101, -219. Plaatsvervanging (kosten van). B. 1113. Plaatsvervulling. B. 888, 110«. Plantsoen (verwoestenvan). Sr. 444. Pleiten, Zie: Bepleiten. Plundering. Sr. 91, 313, 450. Poging. Sr. 2,3. Wel van 29 Junij 1834 (Sb. n°. 102). Aril. 10, 17, 20. Weivan 29,lunij 1834 (Sb. nquot;. 103). Art. «. Policie-commissarissen. Sv. 10. PcliS. K. 23«, 287, 30i, 392. Poliliek gezag (aanhouding door hel). G. 132. Sv. 423. Post (geheim der brieven op den) onschendbaar.G, 134. Sr. 18«. — Prolest aan het postkantoor. K. 180. Praeparaloir vonnis. R. 40, 33«. PraescripIL'. Zie: Verjaring. Premie. K. 2iC, 3«9. Prenten strijdig met de goede zeden. Sr. 287. Prins van Oranje. G.32. — diens inkomen. G. 33. —van regts-wege regent. G. 4«. — van regtswege zillingin den Raad van Slale. G 71. Privilegie G. 172. O. 35. B. 1179 v. Procedure voor den kanlonreg-ter R. 97. — voor de Arrondlssements-regtbank. R. 120, 332 —voor hel Provinciaal-Geregls-hof. R. 12«, 329. 332. — voor den lloogen Raad. R. 12«, 332, 339, 398. Procesverbaal. Sv. 1«, 20, 34, 39, 437. Procureurs. R. 21. Regleinent nquot;. 3 van den 14 Sept. 1838. Besluit van den 8 April 1839. Besluit van den 12Sept. 1839. Besluit van den 7 April 1842. (Sb. nquot;. I 4). Tarief 43 v. Procurourslelllng. R. 133. Promessen aan order. K. 208. Prorogalie van reglspraak. R. O. 43. R. 3-29. Prostitutie. Sr. 331. Prolest (wissel-). K. 182. — (assignatie-). K. 213. Provinciaal-Gereglshof. R. O. «Ov. Reglement nD, 1 van den |
REGISTER.
2S3
14 Sept. 1838. Art. 89. Wet van den 29 Mel 1849 (Sb. no. 21). Onderzoek der strafzaken by het — Sv. 12i. Provinciën der Nederlanden G. 1. Prijzen enliuit (geschillenover). R. O. 89. Publieke orde. A. 14. Pullen (onderhoud van). 15.701, 1620. Ilaad van State. G. 71. --loezigt en discipline. Regiem, nquot;. 3 van den 14 Sopt. is;)8. Besluit van den 5 Dcc. 1814. Tarief, 32. Raadkamer (onderzoek van strafzaken in). Sv. 115 v., 124 v., 328 v. Raadsman door den vader aan de langstlevende moeder toegevoegd. B. 401. Rangregeling. K. 12rgt;fi. K. 802 V. R. 482, 551. Rapporteur. R. 162, 170 v. Sv. 309 v. Razernij, Zie: Krankzinnigheid. Rebellie. Sr. 209. Recieven. Reclame. B. 1191. K. 230. R. 721. Reconventie. R. 250. Rcdouten zijn militaire lands-gronden. R. 581. Reeders. K. 320. Regeling van voorrang en verdeeling van koopprijs. R. 551. — van regtsgebied. Sv. 337. Regenliakken (onderhoud van). B. 704, 1020. Regentschap. G. 40. Registers. 14. 1918. Nan den burgerl. stand. li. 13. — van hypotheken. B. 1224, 2265. Vernieling van —.Sr. 439. — van oversellrgvingen inschry-viiig van schepen. Beslultvan den 21 .lunij 1836 (Sh.nquot;.41). Straf —. Wet van den 7 Mei 1856 (Sb. nquot;. 32). Art. 13 Regt van vereeniging en vergadering. G. 10. Wet van den 22 April 1855 (Sb. no. 32). -om verzoeken in tedienen. G. 9. - van gratie. G. 00. - van enquête. G. 90. |
Regt om voorstellen van wet te doen. G. 110 v. Reglen, Bepaalde — van meerderjarigheid. B. 180.— opgekomen aan een afwezige. B. 545. Regtér-coramissaris in strafzaken. Sv. 55. - - bij geregleiyk onderzoek van een geschrift. R. 172. — bij getuigenverhoor. R. 204 v., 878. — by verhoor • op vraagpunten. R. 239. — hy verdeelingvandeopbrengst der executie. R. 481, 551.— bij het doen van rekening en verantwoording. R. 772.— by kenneiykonvermogen. R. 882. — hij faillissement K.787.— bij bet geding tol onteigening. Wet van den 28 Augustus 1851 (Sb. no. 125). Art. 27. Regteriykeamblenaren (vervolging van). Sv. 237 v. Schorsing van —. R. O. 13. Waarschuwing van —. R. O. 14. Regleriyke magt, door wie uitgeoefend. R O. 1. bare bevoegdheid. G. 148. R. 0.2. —, wat hare leden niet kunnen zijn. R. O. 8, 23. —, va-cantiën. R. O. 17. —, eeds-aOegging, cosluum, inwendige dienst. R. O. 19, 29. Reglement no. 1 van den 14 September 1S38. Cosluum en titulalure. Reglement no. 2. van den 14 September 1838. Regters-plaatsvervangers. R. O. 47. Reglsgeding in strafzaken. Sv. 170 v., 222 V., 252 v., 315 V. Regtsgrondcn. Aanvulling der — door den regtervan ambtswege. R. 48. Reglsingang (verleenen van). Sv.83. —bij dagvaarding.K. 1. Reglspersoon (erkenning als). Wet van den 22 April 1855 (Sb. no. 32) Regtsvermoeden van overiydcn. B. 521. Reglsweigerlng. A. 13. R. 841. Sr. 185. Rehahililatie van een gefailleerde. K. 850, 892. Reisorder (vcrvalscben v.cene). Sr. 150. Rekening en verantwoording. R. 770. — van den voogd. B. 438, 467. — van den bewindvoerder bg afwezigheid. B. 521. - van den bewindvoer- |
ALPIIABETISCH
22i
der l)(j vruchtgebruik. B. 837 — van den boekhouder eener reederü. K. 33«. — van den schipper. K. 387. - van den curator in een faillissement. K. 84», 880. Kekenkamer. G. 170. Renten, als vergoeding van kosten, schaden en interessen. B. 1-280. — van legaat. H. tooo. Kenten (gevestigde). B. 1807. Reparation van don vruchtgebruiker. R. 810. — van den huurder. B. tOl'J. Repertorium door notarissen te houden. Wet van den il .luiij lSi-gt; (Sb. nquot;. 20). Art. 47, 48. Repliek. R. Ii4, 100. Request civiel. R. 382. Reservekas. K. 48. Reserveren van kosten. R. quot;iü. Retourrekeniiig. K. 191. Revindicatoir beslag, li. 721. Revisie. R. 339. Ridderorden. G. 0i. Riolen. B. 704. Rivieren (schepen op). K.748 v. Roerende zaken. li. Ruiling. B. 1377. — bij boedelscheiding. 1120. Rupsen (zuivering der tuinen van). Sr. 471 8quot;. Rijden (Ie hard). Sr. 573, 7quot;. Rüpad (erfdienstbaarheid van). B. 733. Salarissen. Tarief van jusiitie-kosten en salarissen in bur-gerlglie zaken. Schade toebrengen aan eens anders onroerend goed. Sr. 434 v. 479 lo. Schadelijke of gevaarlijke werken nabij eenen muur. B.703. Schadevergoeding. B. HOI. Sv. 3, 231. Schaking. Sr. 330. B. 342. Schat, aan wien deze behoort. B. 042. Schatkist (voorrang v. 's Rijks). B. 1183. Scheepsboord (exploit gedaan aan). R. 313. Scheepskapitein. B. 33. Scheepsollicieren en scheepsgezellen. K. 343, 304. Scheepsportie (beslag op eene). R. 383. Scheepsraad. K. 302, 307. |
Scheepsrampen (vermiste personen bij). Wet van den 9 ,1ulü 1833. Scheiding van tafel en bed. O. 40. B. 288. R. 820. — van goederen. B.241. K. 804. Scheidsmannen. U. 020 v. Scheldwoorden. Sr. 373,471 11quot;. Schending der reglementen betrekkelijk handel en kunslen. Sr.413. — vangraven. Sr. 300. — der eerbied aan de openbare niagt verschuldigd. Sv. 303. Schenkingen. B. 1703. Schepen zijn roerende zaken.B. 500. K. 309. - , welke rivieren en binnenwateren bevaren. K. 718. Eigendomsover-dragt van —. K. 309. Besluit van den 21 .tunij 1830. Schikking (minnelijke) R. 19. Schipbreuk. R. 343, «37. Schipper. K. 311. —, rivieren en binnenwateren bevarende. K. 01. School onderwijzers verantwoor-deljik voor huniie leerlingen. B. 1403. Schoorsteen (vegen van). Sr. 433, 471 1°. — nabij een ge-meenen muur. B. 703. Schorren. R. 032. Schorsen van een advocaat. Reglement n0 3 van den l i Sopt. 1838. - van een ambtenaar (regteriyk). R. O. 13. — van een deurwaarder. R. 23. — eengrifQer. R. 03. — van oen makelaar. K. 71. van een notaris. Wel van den 9 Juiü 1842 (Sb. nquot;. 20). — van een regtsgeding. R. 08, 193, 234, 200. Sv. 0. - van de ten uitvoerlegging van een vonnis. Sv. 307. — der verjaring. B. 2023. — van een voogd. B. 440. Schouwing (geregteiyke). B.S3. . Schrifteiyk bewijs. B. 1004. Sv. 430. Schrifleiy ke behandeling. U. 102. Schriftuur van debat. B. 777. Schuldsplitsing. B. 1874. Schuldvermenging. B. 1472. Schuldvernieuwing. 15. 1449. Schuttery. G. 188. Sekreten. B. 704, 703, 1020. Sequestratle. B. 17G7. Slagen en stooten. Sr. 300, 330, 321, 327. v. Wet van den 29 Junij 1854 (Sb. nquot;. 102). Art. 15, 20. |
REGISTER.
225
Slavernij. B. 2. K. 5»2. Smaadwoorden. Sr. 375. Solidaire verbindlenlssen. B. 1314. Spel. B 1825. Splitsen derljekentenls,B.19«l. Staat der personen. A, B. — van wettig kind. B. 310. — (vervallen der erfenis aan den). B. 870, 1175. — (schuldeischers van dcn).G. 173. Staatszegel (namaken van).Sr. 139. Wet van den 29 Junu 1854 (SI). n°. 102). Art. 12. Staten der provincie.G. 123,102. Staten-Generaal. G. 74. Stateringvan het geding. R.151. Stellionaat. R. 711. Stem (koopen van eene). Sr. 113. StemLriefjes(ver®alschlngvan). Sr. 111. Stemming derStaten-Generaal. G. 101. — der prov. Staten. G. 127. —derregters. R. 0.26. Stempels (vervalsching van). Sr. 140. Sterfliuis, waar dit Is. B. 80. Stoffering, wat dit is. B. 573. Stoornis in het bezit. B. OOü, 613. Sloppelweide. B. 680. Strafbeding by eene verbindte- nis. B. 1340. Straffen, Sr. 6. Verandering in de —. Wet van den 20 Juny 1854 (Sb. no. 102). Strafregister op koopvaardy-schepen. Wet van den 7 iMei 1856. Strafvonnis (uitvoering van). Sv. 365. Sr. 26. Stranding. K. 545. Strikvragen mogen niet gedaan worden. R. 238. Sv. 99. Stroomen en rivieren (eigendom van). B. 646. Stuiten der verjaring B. 2013. Stuiting des huwelgks. B. 114. R. 801. Stukgoederen, (lading van). K. 453. Stukken van overtuiging. Sv. 40, 146, 194, 216, 302. Subrogatie. Zie; Indeplaatsstelling. Substitutiën (fidei-commissal- re). B. 926, 927. Successie. Wet van den 13 Mei 1859 (Sb. nquot; 36) op het regt van successie en overgang. Summiere behandeling, welke IX. |
zaken daarvoor vatbaar. R. 140. Summiere rekening van den voogd. B. 420. Superscriptie (aktevan). B. 987. Suriname (hooger beroep der vonnissen van). Regiem, van den 11 Jan. 1840. Surséance van betaling. K. 900. Tarief van justitiekosten en salarissen in burgerlijke zaken. — tot bepaling van het honorarium van notarissen. Wet van den 31 Maart 1847 (Sb. no. 12). ïcnletdoening wegens benadeeling. O 51. — van schenkingen. B. 1725. Teniet gaan van verbindtenis-sen. B. 1417. — van wisselschuld. K. 204.— van verbind-tenissen in den zeehandel. K. 791. — van vervolgingen en straffen. Sv. 446. Tenuitvoerlegging van vonnissen. R. 430. Sv. 365. Teregtzlttingen. G. 136. R. O. 20. R. 18. Sv. 170 v., 305 V. Terughouding (regt van). B. 1849. K 84. Terugkeering (regt van). B. 1710. Terugvordering van eigendom. B. 629,637, 2014. Terugwerkende kracht heeft de wet niet. A. 4. Testament. Zie: Uiterste wil. Tienden. B. 787 v. R. 411 5o. Titulatuur der regterlgke ambtenaren. Reglement no 2 van den 14 September 1838. Toelating van vreemdelingen G. 3. Wet van den 13 Augustus 1849 (Sb n». 39). Toestemming tot een huwelijk. B. 85, 92 v., 140. — tot eene erkenning. B. 339.—by overeenkomsten. B 1330. Toevoeging van een advocaat. R. 859. Sv. 124, 149. — van een procureur. R. 859. Toeziende voogd. B. 422. — curator. B. 303. Toezigt van den voogd. B. 441. — van de Hooge politie. Sr. 11. Wet van den 29 Juny 1854 (Sb. no. 102). Art. 2. Tolk In strafzaken. Sv. 196. 10 |
AI-PHABET1SCH
an
Tonnengelden z|jn bevoorrogl. K. 313 2». Tontines. K. 308. Tooneelverloonlng. Sr. 428. Troonopvolsing. G. 11, 23. Trouwbeloflen, welke kracht zy helihen. B. 113. Tuchlhuisslraf. Sr. 1, 21. Wet van den 29 Juny 185i (Sb. nquot;. 102). Levenslange —.Wet van den 17 September 1870 (Sb. n». 162) Tusschen beide komende personen. B. 239, 958. Tusschenkomst (voeging en). R. 285. Tweede buweiyk. B. 235, 371, 377, 405, 411. Tijdsbepaling bij eene verbind-tcnis. B. 1304. Uitbanning. Sr. 8, 32. Uiterste wil. O. 48. B. 921,977. Uitgaaf van werken Sr. 283. Uitgaven (daieiyksche) der vrouw. B. 104. Uitkeering aan een echtgenoot. B. 268, 280. Jaariyksche —. B. 222, 373. Uitlegging derovereenkomsten. B. 1378 v. Uitlevering van vreemdelingen. Wet van den 13 Augustus 1819 (Sb. nquot;. 39). Uitoefening van liet gezag (onwettige). Sr. 19«. Uittreksel uit de akten van den burgerlijken stand. B. 24,50, 60, 110. - uil bel dagregister van het schip. B. 36. — uit het boek van een makelaar. K. 67. — van een vonnis. ft. 811. Uitsluiting der gemeenschap. B. 199.— van de voogdij. B. 437. Uit-, in- en doorvoer naar eene andere provincie. G. 131,142. Uitvoerders eener uiterste wilsbeschikking. B. 1052, 1068 v. Uitvoering van een vonnis by voorraad. R. O. 41. — van strafvonnissen. Sv. 372. Sr. 25 v. Uitweg van ingesloten land. B. 715. Uitwinning (geregtelgke) van onroerende goederen. R. 491. Uitzetting van vreemdelingen. |
Wet van den 13 Augustus 1849 (Sb. no 39). Uitzigt (regt van). B. 695, 727. Uso bij wissels. K. 151. Vacantie der reglerlüke magl. Reglement n°. 1 van den 14 September 1838. Vaderlijke magi. B. 2S3. Vadermoord. Sr. 13, 299, 302, 323 . Wet van den 29 Junü 1854 (Sb.no.in2). Art.1. Wet van den 13 Augustus 1849 (Sb. no, 39). Vaderschap. B. 303. Onderzoek naar het — verboden.B. 342. Valsche eed. Sr. 366. - getuigenis. Sv. 195. Sr. 368. Wet van den 13 Augustus 1849 (Sb. no.39).- maat.Zie: Ge-wigt. — munt. Sr. 132. Wet van den 24 April 1836 (Sb. no. 13) Wet van den 13 Augustus 1849 (Sb. no. 39). Wet van den 29 Junü 1854 (Sb. no. 102). Art. 13. — sleutel. Sr. 398. Vaischheid. Sr. 145. Wet van den 13 Augustus 1849 (Sb. no. 39). Reglspleging bij . R. 176. Sv. 289. - hU stemming gepleegd. Sr. Ill, 112. Vastzetting, van een minderjarige. B. 357 v. — in een daartoe niet bestemde plaats. Sr. 122. Veilconditien. R. 516. 520, 523. Veiligheid van den staat (misdaden tegende).Sr 75,86,103. Veldwachters. Sv. 19. Venia aetalis. B. 474. Vennootschap. B 1655. K. 14. Vensters. B. 692 v. Verandering der Grondwet G 196. — der straffen op misdrijven gesteld. Wet van den 29 Junij 1854 (Sli n°. 102). Verantwoordelijkheid, voor schade. B. 1402 v. Ministeriele —. G. 53, 73. Verberging van spionnen Sr. 83. - van misdadigersSr.248. - van een kind. Sr. 345. — van een lyk. Sr. 359. Verbeterbuis. B. 511, v. Sr. 9,66. Verbetering der akten van den burg. stand. B. 79. R. 829. Verbeurdverklaring. G. 155. Sr. 11, 37, 464. Wet van den |
REGISTER.
227
29 Jun'ü 1854 (Sb. nquot;. 102). Art. 2. Verbin(ltenissen.,B. 1269, 1349, 138S. Verblijf {plaats van het werkelijk). H. 74. Hoofd —. B. 70. Verbreken van sluiting. Sr. 4öO. — van verzefrelinï. Sr. 259. Verbruikleening. B. 1791. Verdeeling van erfenissen. 11. 695.— vanopbrengstderexe-cutie. R. 480, 551. Verdichte opgave by wisselbrieven. K. 102. Verdonkering der akten van den burgerlijken stand. B, 2C. Verdragen (de Koning sluit). G. 57. Verdronken land. B. 040. Verduislering van geld of goed. K. 192, 1077, 1110. Sr. 169, 254, 408. Wet van den 13 Augustus 1819 (Sb. no. 39). — van staat. B 323. Vereeniging van parlgen.R. 19. — en vergadering. Wet van den 22 April 1855 (Sb. n0. 32). tot regelingen beperking van bet regt van —. Vereffening van kosten, schaden en interessen. R, BI 2, — van eenen faillieten boedel. K. 852. — bU kennelijk onvermogen. R. 897. Vergaan derverschuldigde zaak. B. 1480. Vergelijking van schuld. B.1461. — van in beslag genoraene goederen. B. 459. Vergiftiging. Sr. 301, 452. Wot van den 13 Augustus 1849 Sb. n». 39). Vergoeding van kosten, schaden en interessen. B. 1279, 1401. Vergrijp. Sr. 1. Verhelen van misdaden. Sr. 103. Verificatie derschulden. K..8ri. B. 894 v. Verjaring. B. 113,3-2'lt;,665,712, 756, 765. 854,882,1101,1114, 1156, 1162, 1170, 1983 V. K. 95,206, 220. 229,741. Sï. 437. Wet van den 29 April 183G (SI), nquot; 13). Wet van den 3 October 1813 (Sb. n0, 47). Art. 37. Wet van den 13 Mei 1859 (Sb. n0. 36). Art 63. Verklaring (beêedigde) ter vervanging der geboorte-akle of akte van overlijden B. 127, 128. onbeëedigde —. Sv. 445. — van een ter doodveroor-deelde. Sv. 377. — van den schipper. K. 379. |
Verkoop van goederen eener nalatenschap. R. 683, 689. — (geregleiyke). R. 4U2, 523, 572 Verkorting (bedricgelijke). Men kan opkomen tegen handelingen gedaan ter • - zijner regten. B. 1377. K.. 777. Verkrachting. Sr. 331. B. 342, Wet van den 13 Augustus 1819 (Sb. no. 39). Verkwisting, oorzaak tot curatele. B 488. — tol plaatsing in een verbeterhuis B. 511. Verlaten, eene erfenis die— Is. B. 570. — der woning. B. 266, 207, 271, 301, 510. Verlating der voogdy. B. 431. Kwaadwillige—.B 264,266. Verlies der voogdij. !gt;• 405, 407. Vermindering van giften en schenkingen. B. 230, 967. Vermoedelijk overlijden, verklaring van. B. 523. Wet van den 9 Juiü 1855 (Sb. no. 67). — geiyktydigoveriijden.B. 878, 941. — erfgenamen, hun regten en verpligtingen. B. 528 v. Vermoedens. B. 1952. Sv. 427. Vernieling. Sr. 254, 434,4791°. Vernietiging van arresten Sv. 400. — van boedelscheiding B. 1158. — van verbindte-nissen. B. 1482. — van dading. B. 1896. — van werktuigen gebruikt tot hel plegen van het misdrijf. Sr. 11. Wet van den 29 Juny 1854 (Sb. no. 102). Art. 22. Vernieuwing van eenen titel. B. 1921. Verraad van staatsgeheimen. Sr. 80. Verschoonbare misdaden en wanbedrijven. Sr. 321 v. Verschooning van de voogdij. B. 433. — van hel afleggen van getuigenis. B. 1946. Sv. 65, 188. — voor regters. Sv. 359. Verschijning van partijen. R. 19, 49. Verspieders (verbergen van). Sv. 83. Verstandhouding met den vj-and. Sr. 76 v. — van geestelijken. Sr. 207. |
ALPHABETISCH
328
Verstek. R. 75. Sv. 270. Vervallen van giflen.B.233.— van de instantie. R. 279. — van de reglsvordering. B. 273, 275, 312, Iïtï, lil». - van het regt tot strafvordering. Sv. 7. — der voogdij. B. 400. — eener uil erste wilsbeschikking. B. 1039. Vervaltijd van wisselbrieven. K. 149. Vervoer {verzekering tegen de gevaren van). K. GSO. Vervolging der misdrijven. Sv. 22. Vervrachter diens regten en verpligtingen. K. 404. Verwering der zaak. R. 135. Verwerpen van erfenissen. B. 1103. Verwijzing naar een ander ge- regt. R. 273. Verzachtende omstandigheden. Sv. 209. Wet van den 29 Junü 1854 (Sb. n». 102). Artt. 9, 13. Wet van den 17 Sep-temlier 1870 (Sb. no. 162). Art. 4. Verzegeling. R. 058. — (verbreking van). Sr. 219. Verzekering. K. 240 v., 287 v., 592 v., 686 v. — ophodemerü. K. 607. — voor onbepaalde rekening. K. 637. Verzending eener zaak naar een ander geregtshofof regtbank. Sv. 360. Verzet tegen ontzegeling. R. 667. - tegen afgift der kooppenningen. R. 457, 536. — door derden. R. 376. Verzoeken aan de bevoegde magt. G. 29. Verzoekschrift om gratie. Sv. 367. Verzoening der ech tgenooten. B. 271, 819. Verzuim van vervolging. R. O. 73, 109. Sv. 31, 82. Verzwarende omstandigheid. Wet van den 29 JuniJ 18S4 (Sb. no. 102). Artt. 11, 12. Vestingwerken (grond der). B. 579. Vinden van een pasgeboren kind. B. 33. Vlsschen in vijvers zijn onroerend goed. B. 563. Toeeige-ning van —. B. 641. Diefstal van —. Sr. 388. Vergiftiging van —. Sr. 452. Voeging. R. 285. Sv. 231. |
Voerlieden. K. 91. Sr. 475 3°. Voet- en Jaagpad. B. 720. Voetpad (erfdienstbaarheid van). B. 733. Voldingen der zaak. R. 135. Volmagten. Wet van den9 Julij 1842 (Sb. n». 20), Art. 32. Voltrekking van het huwelijk. B. 12«. - formaliteiten deze voorafgaande. B. 105. Vondeling (te) leggen van een kind. Sr. 349. Vonnissen. G. 156. R. O. 20, 21. R. 44. Voogd, (bijzondere) toegevoegd aan een kind dat men ontkennen wil. B. 315. Voogdij. B. 386. Voorlooplge aanhouding. Sv.77. Wet van den 7 Mei 1850 (Sb. no. 32). Art. 4.—getuigenverhoor. R. 876. — infor-matien. Sv. 55 v. — verzoeken en exceptiên. R. 152. — voorzieningen. B.519.—tenuitvoerlegging R. 52. v. Voornaamsverandering. B. 68. Voorwaarde bü uitersten wil. B. 935, —. by verbindtenis-sen. B. 1289. Vorm der handelingen, naar welke wet te bcoordeelen. A. 10. — der schenkingen. B. 1719. — der uiterste willen. O. 48. B. 977 v. Vraagpunten (verhoor op). R. 237. Vrachtbrief. K. 90. Vreemde regters (vonnissengewezen door) R. 431. — troepen. G. 179. Vreemdelingen, quot;hunne resten en verpligtingen. A. 9. B. 7, 8, 884, 1718. R 152. Sv. 8, 9. Wet van den 7 April 1869 (Sb. no. 50). Beslag tegen — R. 768. Toelating en uitzetting der — G. 3. Wet van den 13 Augustus 1849 (Sb. no. 39). Vroedvrouwen, welke'geheimen openbaren. Sv. 373. Vruchten. 15. 556 v. — te velde (beslag op). R. 762. — en inkomsten (legaat van). B. 1017. Vruchtgebruik. B. 803. Vruchtgenot der ouders. B.366. Vrijheid (misdaden tegen de). Sv. 114. Vrijspraak. Sv. 120. Vrijstelling van het regt van |
REGISTER.
829
successie. Wet-van den 13 Mei 1859 {Sb. n». 36). Art. 56.-\an zegelrcgt. Wet van den .3 October 1843 (Sb. n». 47). Art. 27. VrgwarinB. B. 1130 v , 1510, 1527, 159i. K. 108. R. «8. Vuiligheid (werpen met). Sr. 471 12». Vuilnis. Sr. 471 5°, 475 8o. Vuur (onvoorzigtigheid met). Sr. 458. Vuurwerken (ongeoorloofd afsteken van). Sr. 458, 471 2°. Vjjvers (diefstal uit). Sr. 388. Waardeverklaring van het beslag (elsch tot van). R. 726, 732, 738, 763. Waarneming eens anders zaak zonder lastgeving. B. 1390. Waarzeggen. Sr. 479 7°.481 2°. Wanbedrgf, wat dit is. Sr 1. Wanbetaling. Wet van den 22 April 1864 (Sb. n°. 29) houdende bepalingen voor het geval van — van boelen In strafzaken. Wapens, wat dit zyn. Sr. 101. Voeren van — tegen Frankrijk. Sr. 73. Dragen van — een pligt. G. 177. Dragen of maken van verboden —. Sr. 314. Dragen van — in openbare vergaderingen is verboden. Wet van den 22 April 1855 (Sb. n°. 32). Waterbron, hoe die te gebruiken is. B. 674. Waterleiding (erfdienstbaarheid van). B. 734. Waterloop (erfdienstbaarheid van). B. 729. Waterschout. Sv. 32. Waterstaat. G. 190. Weddingschap. B. 182Ö. Sr. 421. Wederinkoop (regt van). B. 1555. Wederkeerige beschikkingen zijn ongeoorloofd. B. 977. Weduwenfondsen. K. 308. Weg (erfdienstbaarheid van). B. 733. Wegmaking van een kind. Sr. 345. Wegvoering van minderjarigen. Sr. 354. — van een kind. Sr. 345. |
Weigering van aanneming der koopmanschappen. K. 94. — van een cipier om een gevangene te vertoonen.Sr. 120.— van dienst. K. 440. Sr. 234.— van getuigen om te getuigen of te verschijnen. R. 116,215. Sv 66. 68, 176, 179, 233. Werklieden (zamenspanning van). Sr. 415. Werpen van goederen in zee. K. 368, 729. Werven van soldaten zonder wettigen last. Sr. 92. Wetboek van koophandel moet aan boord zijn. K. 357 Wetgevende magt. G. 104. Wetgeving (invoering der Ne-derlandsche). Besluit vanden 10 April 1838. Wettelijk erfdeel. B. 960. WellelIjkevermoedens.B. 1953. Wettige kinderen. B. 303. Wettiging van natuuriyke kinderen. B. 327. Wild (toeëigening van).B. 641. Winstderving. B. 1282. 113. Wisselbrieven. K. 100. Wisselkoers. K. 188. Woonplaats. B. 74. — kiezen. B. 81. Wraking van deskundigen. R. 225. — van getuigen. B. 1950. R. 108, 213. — van regters. R. 29. Sv. 351.— vanscheidsmannen. R. 626. Zakboekje van makelaars K.66. Zaken en derzelver onderscheiding. B. 555. — van koophandel. K. 5. Regten die men kan hebben op —. B. 384. Zamenhangende misdrijven. Sv. 129 v. Zamenspanning. Sr. 87. — van ambtenaren. Sr. 123. — van werklieden Sr. 414, 415. Zedelijke ligchamen.B. 1690.— (eigendom van). B. 582. — (vruchtgebruik ten voordeele van). B. 855. Zee (uiterste wil op). B. 994. Zee-assurantie. K. 392.—(makelaars in). K. 681. Zeeduin. B. 630. Zeereis(gcboorteopeene).B 35. Overlijden op eene—.B. 60. Zeerooverg (misdaad van). R. O. 93. Zeeschepen. K. 309. Eigen-domsoverdragt van —. K. 309. |
S30 ALPHABETISI Wet van den ïl JunU 1836 Sb. no. 41). Zeevonden. K. 545. Zeezaken (dagvaarding In). K. 314. Zegel (namaken van). Sr. 129. Bepalingen omtrent het —. Wet van den 3 October 1843. Besluitvanden 13 Maart 1844. Zekerheid (stellen van).R. 15-2, 616. Zelfsverdediging (wettige). Sr. 328. |
H REGISTER. Ziekte (kosten der laatste) B. 1195. — van een' schepeling. K. 423 v. Zinneloosheid der heschuldijg-den of veroordeelden. Sv. 452.. Zuivering van hypotheken. O.' 26. B. 1234 v. Zwagerschap. B. 350. Zwakheid van vermogens, grond tot curatele. B. 488. Zwangerschap. B. 306,403.SV 456. Sr. 27. 9 |
Art. 147 Burg. Wetb. Sde lid, staal: geval van overtreding, lees: in geval van overtreding.
- 391 Burg. Weth., staat: zal niet in aanmerking enz., lees
niet zal.
» quot;Oi Burg. Well). In art. 9 der wel van 49 Maart 1833 (Slgt;. no li) luidt dit art. : Alle gebouwen, schoorstee-nen enz. Hel woord; scboorstaenen is in de officiële uitgave van hel Wetboek weggelaten.
- 1718 Burg. Wetb. De aanhaling van art. 957 is abusie
velijk geschied.
90 Wetb. van Kooph. 3de lid, slaat: Bü gebreke dier overgave, lees: Bij gebreke dier opgave.
Artl. 579 no. 5 en B, 480 no. -2 en 3, 481 n0. 1 Welb. van Strafr. zijn afgeschatt hy de wel op de maten en gewichten van 7 April 1869 (Sb. no. 57).
Bladz. 108 IX slaat: Wet van den 9den April 186ï, lees: Wel van den 9den April 1869.
(Alphabelisch Register):
Oordeel des onderscheids, staat: Sv. 66 v. lees: Sr 66 v. Opvordering van eigendom, slaat: B. 629, -2041 lees: B. 62». 2014.
Recieven. Men voege hierbij K. 330.
Registers, — van hypotheken, slaat: B. 1224, 2265, lees; B 1224, 1265.
Wie onder het gebruik dezer uitgave van DE NEDER* liANDSCHE WETBOEKEN de eene of andere misstelling van eenig belang mogt ontdekken, zal den Uitgever verpligten door hem daarvan mededeeling te doen.
Bij alle Boekhandelaren verkrijgbaar: '
Mr. A. Oudeman, De Nederlandsche Wetboeken, benevens de Grondwet en eenige andere Wetten, Besluiten en Reglementen, met opgave der schrijvers, welke over deze gehandeld hebben, en met aanduiding van de lot ieder artikel betrekkelijke Nederlandsche en Fransche wetsbepalingen, voorzien van een beredeneerd alphabetisch register. Kwarto druk der vierde, herziene en vermeerderde uitgave. Uit te geven in 14, hoogstens 15 afleveringen. Elke aflevering van 9 vel of 72 bladzijden druks. Prijs per aflevering 90 Cents. In grooter formaat f 1,25,
Servaas De Bruin, Historisch en Geogra-phisch Woordenboek. Inhoudende ; 1. De gewijde Geschiedenis. 2. De algemeene Biographie. 3. De Mythologie. 4. De oude en nieuwe Aardrijkskunde. 2 dln. met 2432 pag. druks royaal 80. Geb. in 2 linnen banden /'28,60.
Corstiaan de Jong, Handwoordenboek der Natuurkundige wetenschappen. 676 pag. druks in kl. kwarto, gezet in 2 kolommen. Ingen. f 10,20, geb. in prachtb. f 11,60.
Mr. Willem Bilderdijk, Complete Dichtwerken, 16 dln. en Vrouwe Bilderdijk, 3 deelen. Elk deel beslaat 500 pag. druks post 8°. In plaats van f 51,30 voor / 23,75.
W. J. Van Zeggelen, Gedichten. Versierd met 8 ge-lithographeerde platen en het portret des dichters op staal. 800 pag. royaal 8°. netten letterdruk op zwaar papier. Prijs in prachtband ƒ 9,00.
Nieuwe Handatlas der Aarde in haren tegen-woordigen toestand. In dertig Kaarten. Naar de beste bronnen bewerkt door H. Frijlink. Zesde, vermeerderde uitgave, geheel herzien door A. Van Otterloo, Leeraar in de Algemeene en Handels-Aardrijkskunde aan de Handelsschool te Amsterdam. In koper gebracht door voorname Nederlandsche Kaart-graveurs. Compleet in 15 alleveringen a 70 cent per aflevering. De eerste 500 Inleekenaren ontvangen gratis een groote Kaart van Nederland of van Europa.
Dr. L. A. Te Winkel, De grondbeginselen der Nederlandsche Spelling. Regeling der Spelling van het Woordenboek der Nederlandsche taal. 2e druk. 285 pag. druks gr. 8°./ 2,75.
Servaas De Bruin, Nieuw Engelsch-Hollandsch Woordenboek, waarbij achter ieder woord aanschouwelijk de uitspraak; vooral met het oog op de behoeften van hen, die de Engelsche taal annteeren, en van hen, die het Engelsch gebruiken in het practische leven, naar de beste bronnen bewerkt. Veel gewijzigde en vermeerderde 2de druk. 972 pag. com-pressen maar duidelijken druk, in 2 kolommen, post 8°. Prijs ingenaaid f 4,80. Idem gebonden f 5,20.
De koopers zijn verplicht hel deel Hollandsch-Engelsch dat ter perse is en ongeveer f 3,20 zal kosten mede te ontvangen.
S. Susan, Nieuw Hoogduilsch-Nederlandsch en Neder-landsch-Hoogduitsch Zakwoordenboek. Gebonden in 2 banden met 1902 in 2 kolommen gezelle pagina's kl. 4°. Prijs / 5,00.
Dr. Sicherer en A. C. Akveld, Hoogduilsch-Nederlandsch en Nederlandsch-Hoogduitsch woordenboek. Prijs per aflev. van 48 pag.druks royaal 8°. /'0,40.
1