r TT-----------------
REGELEN ES CflSSTITCIIESI
VOOR DE
CONGREGATIE DER BROEDERS.
DER
van cle Onbevlekte Ontvangenis van Maria, onder de beschermins van den H. quot;Vincentius 3?atilo , opgericht te Ma.astriclit:, door den Hoogeerwaarden Heer L. H. EUTTENj^, E. K. iPr. en Eerekamerlieer van Z. H. Pins IX.
THE nOÜKTIRUKKF.EIJ VAN HET HISDOM VAN 's BOSCH. IK HET INSTITUUT VOOK DOOFSTOJIMEX.
VOOR DE
der Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, onder de bescherming van den
H. Vinoentius van Paulo. --
Greest der Congregatie in de Grelof-ten en Liefdewerken.
Tweevoudig Doel der Congregatie.
Het Doel, dat de Broeders dezer Congregatie , onder den titel van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, zich voorstellen, is hunne heiliging, het streven naar de Christelijke volmaaktheid , volgens het Evangelie, door het uitoefenen van liefdewerken, onder de leiding
— 6 —
der Gehoorzaamheid , maar vooral door de jeugd naar de voorschriften van onzen H. Godsdienst op te voeden en te onderwijzen in Christelijke en ongewijde wetenschappen.
Constitutie.-
Dat de Broeders het wel ter harte nemen, dat het Doel dezer Congregatie bestaat in de heiliging harer leden door te trachten naar de Christelijke Volmaaktheid.
Eene andere bedoeling kunnen de Broeders niet hebben, naardien de welgeregelde liefde met zich zelve begint, en niemand, zich zeiven verwaarloozende tot het heil van anderen nuttig kan zijn.
De Broeders moeten dus krachtens hunne roeping voor en boven alles hunne eigene heiliging en volmaaktheid ter harte nemen en daarnaar met ijver voortdurend trachten; zich nimmer zoodanig in de tijdelijke bezigheden verwarren, dat zij daarbij zich zei ven vergeten. Het middel, waardoor, volgens den H. Fran-ciscus van Sales, eene religieuse vergadering tot de volmaaktheid, dat is, tot de vereeni-ging der ziel met God en den evenmensch door de liefde, tracht te geraken, is eigen aan elke Gemeente, en duidt haren geest en hare strekking aan, welke in deze Congregatie bestaat in, volgens de leiding der Gehoorzaam-
heid, liefdewerken uit te oefenen, waaronder de Opvoeding en het Onderwijs der jeugd de voornaamste plaats innemen.
De voorkeur zal gegeven worden aan de kinderen der armen, in zooverre de middelen van bestaan het zullen toelaten.
Ten einde dit middel wel te gebruiken, zullen de Broeders bij al hunne handelingen de H. en Onbevlekte Moedermaagd, zijnde de bijzondere Beschermster der Congregatie, tot voorbeeld nemen, haar trachten na te volgen zoowel in hare liefde tot God als tot den even-mensch, doch vooral in de opvoeding van haar Goddelijk Kind Jesus.
Y—KX 2^—*—-
Over de tJelollen.
Met grooten ijver zullen de Broeders zich op hunne volmaaktheid toeleggen, zich beschouwende als personen van God hiertoe bij voorkeur geroepen ; zij zullen zich Gode toewijden: hoofdzakelijk door de drie enkele Geloften van Armoede, Zuiverheid en Gehoorzaamheid; daarenboven zullen zij zich door eene bijzondere
enkele Gelofte aan de Congregatie verbinden; namelijk door eene Gelofte van Volharding of van haar nimmer te verlaten.
Zij zullen echter weggezonden kunnen worden, bij voorbeeld ter oorzake van Jiardnek-kige wederspannigheid , storii^g der rust en eendracht of een schandelijk leven.
Indien, wat God verhoede, een Broeder om verregaande wederspannigheid of om andere redenen moet weggezonden worden, zal zulks door den Algemeenen Overste geschieden, met toestemming zijner Raadsbroeders ; zij zullen in deze zaak met veel voorzichtigheid te werk gaan.
Echter zal het besluit der wegzending, alvorens tot de uitvoering over te gaan, moeten goedgekeurd worden door den Ordinarius der plaats, waar de bedoelde Broeder verblijft, welke Ordinarius, in hoedanigheid van Apostolisch Delegaat, in de akte van wegzending zal verklaren, dat die Broeder van zijne Geloften ontslagen is.
Constitutie.
Deze Regel spoort de Broeders nogmaals krachtdadig aan, om met hart en geest naar
eigenvolmaking te streven. En met recht, want alle godgeleerden beweren, dat de Religieus, uit kracht van zijnen Roep verbonden is, naar de volmaaktheid te trachten.
De H. Thomas zegt, dat het leven eens kloos-terlings een ' staat van volmaaktheid is; niet dat hij volmaakt moet zijn van het oogenblik zijner intrede af, maar omdat hij uitdrukkelijk verplicht is, om daartoe ijverige pogingen aan te wenden; en, zoo hij dit streven veronachtzaamt, hij geen waar kloosterling is, dewijl hij het hoofddoel, waarom hij dezen staat omhelsd heeft, uit het oog verliest.
De H. Geloften zijn banden, waardoor de kloosterlingen zich aan God verbinden; tevens maken deze Geloften den kloosterlijken staat uit.
Alhoewel deze Geloften ten eeuwigen dage verplichtend zijn voor hem, die ze aflegt, kunnen zij echter door eene gewettigde venvijdering uit de Congregatie vernietigd worden.
In zulk geval hebben de Broeders geen recht, ' i iets meer terug te eischen dan hunne vaste
ederen of renten; echter geene vervallen interesten.
Indien een Broeder uit eigene beweging de Congregatie wil verlaten, moet hij, alvorens te vertrekken, de vergunning hiertoe en het ontslag zijner Geloften van den Apostolischen Stoel bekomen hebben.
— 10 —
De Broeders kunnen de Geloften niet overtreden zonder zonde; de aamnerkelijkheid der-zelve hangt af van de meerdere of mindere vrijheid van den wil.
Hoe nauwkeuriger echter een kloosterling de Geloften naleeft , des te meer vordert hij op den weg der volmaaktheid.
Al wat in de Regelen en Constitutiën is voorgeschreven, dient als hulpmiddel om de Geloften des te beter te onderhouden.
Door de Gelofte van Volharding aan de Congregatie verbindt zich de Broeder, om haar nimmer te verlaten en daartoe geene ongeoorloofde pogingen aan te wenden.
----
Over het aatineineii der -Axiü^pix-auten.
Het is toegestaan Adspiranten aan te nemen. Deze zullen, na genoegzame blijken van roeping gegeven te hebben, gekleed worden, en daarna hunnen proeftijd beginnen.
Constitutie.
De macht om Adspiranten aan te nemen be-
rust bij den Algeineenen Overste, die zich verzekeren zal van hun godsdienstig, zedig en goed gedrag. Derhalve moeten zij voorzien zijn: le van een getuigschrift, afgegeven door den Ordinarius van het Diocees, waarin zij geboren zijn; 2e door dien Ordinarius, in wiens Diocees de Adspiranten van hun' löjarigen ouderdom af, langer dan een jaar gewoond hebben ; 3e door den Pastoor hnnner Parochie; en 4e van eene geboorte-akte.
Verder is de Algemeene Overste gerechtigd nog andere bewijzen van goed gedrag te vorderen.
Men zal geene personen aannemen, die uit een onwettig huwelijk geboren zijn.
Ook zullen zij niet worden toegelaten, die geen vooruitzicht geven de Regelen en Consti-tutiën te kunnen onderhouden, of de Congregatie nuttig te zijn.
Iedere Adspirant zal, bij zijne intrede in de Congregatie, eene zekere som gelds moeten inbrengen , welke som naar evenredigheid van voeding en kleeding gedurende den tijd, dien hij vóór het afleggen zijner Geloften in de Congregatie zal doorbrengen, geregeld wordt.
Bij de keuze van nieuwe leden lette men meer op deugd in den Adspirant, dan op tijdelijke vermogens ; ook zonder deze laatsten kan een deugdzaam en kundig jongeling in de Congregatie worden opgenomen.
Men zal met de Adspiranten of met hunne
— 12 —
Ouders of Voogden eene overeenkomst maken, die door hen laten onderteekenen, en een afschrift hiervan in een register boeken.
De Adspiranten blijven ten minste eene maand in hunne burgerlijke kleeding.
Door stemming zal bepaald worden, of zij al dan niet tot de inkleeding zullen toegelaten worden. Bij gelijkheid van stemmen beslist de Algemeene Overste.
Worden zij toegelaten, dan bereiden zij zich voor door eene geestelijke afzondering van acht dagen.
O %
§ IV.
Over de Novicen.
De Proeftijd der Novicen zal twee jaren duren.
Voordat zij hunne Geloften afleggen, worden zij met meerderheid van stemmen der geprofeste Broeders van het Moederhuis aangenomen.
De Algemeene Overste zal de stemmen opnemen, en bij gelijkheid derzelve beslissen.
Indien een Novice zijn Proeftijd heeft voleindigd in een onderhoorig Huis der Congregatie, zullen de stemmen ook door den Al-
gemeenen Overste worden opgenomen , aan wien, zooals boven, de beslissing zal zijn.
Constitutie.
Het Noviciaat, hetwelk om gewichtige redenen in het Moederhuis zal gehouden worden, is eene oefenschool, om de nieuwelingen naar den inwendigen mensch te hervormen, aan zich zeiven te leeren sterven en voor Christus te doen leven. Zij moeten in het Noviciaat zoodanig trachten te worden, als ze geheel hun leven voor God en voor hunnen evenmensch behooren te wezen.
Gedurende het eerste jaar zal de Novice niet uit het Noviciaat mogen verplaatst worden; in het tweede jaar slechts om gewichtige redenen en met toestemming van den Algemeenen Overste.
Het lijdt geen twijfel of de toekomst van den Novice hangt geheel van den proeftijd af. Is hij traag en onachtzaam, dan is het niet te denken, dat hij in lateren tijd ijverig en nauwkeurig zal wezen.
De Novice zal bij zijne intrede zich geheel in de handen van den Novicenmeester stellen, dien de goede God met zijne leiding belast heeft; hij onderwerpe zich aan zijne onderrichtingen, zijnen raad en zijne vermaningen; met eene volmaakte buigzaamheid stelle hij zich tusschen zijne handen, om zich te laten vor-
— 14 —
men volgens den geest van den- kloosterlijken staat en volgens dien der Conoreoratie.
O O O
Hij zal zich bijzonder toeleggen, om de Regelen en Constitutiën met de meeste nauwkeurigheid te onderhouden.
De Novicen moeten aan den Novicenmeester met alle openhartigheid de moeielijkheden ontdekken, die zij ontmoeten. Zij verklaren hem hunne openbare fouten en overtredingen tegen de Regelen en Constitutiën en den voortgang, welken zij maken in de deugd.
Nooit mogen zij hunne kwellingen of moeielijkheden aan iemand anders, dan aan hunne Overheid of hunnen Biechtvader openbaren, dewijl de gevolgen hiervan zeer nadeelig kunnen zijn.
Het al of niet volharden der Novicen hangt grootendeels af van hun gedrag gedurende den tijd des Noviciaats; zijn zij alsdan edelmoedig, en overwinnen zij zich zeiven, door zich een heilig geweld aan te doen, dan zullen zij volharden, terwijl hunne blijdschap van dag tot dag zal toenemen; zijn zij echter lafhartig en zwak, dan zullen zij terugdeinzen en bezwijken.
De Novicen moeten derhalve de drie volgende punten wel in overweging nemen;
le Dat zij den hoogmoed, de kleingeestigheid en alle gewetensangsten, zoo zeer in strijd met de ware liefde en deugd, manmoedig uit hun hart verbannen.
— 15 —
2e Dat zij zich van den beginne af in al liun doen en laten Christus onzen Heer voor oogen stellen. Te Zijner liefde moeten zij alle moeielijkheden bestrijden, en daartoe den bijstand der H. en Onbevlekte Moedermaagd af-smeeken.
3e Dat zij deze op de ondervinding gegronde waarheid als eene gewichtige les aannemen, dat, zoo zij tijdens hun Noviciaat geen hechten grondslag ter verbetering hunner fouten en ter vordering in de deugd hebben gelegd, zij in hun volgend leven zeer moeielijk hiertoe zullen geraken.
Zij zullen niet mogen uitgaan, tenzij in volstrekte noodzakelijkheid en vergezeld van den Novicenmeester, doch nimmer met de familie.
De Novicen zullen zoo zelden mogelijk met hunne familie spreken. Zoo zulks echter noo-dig is, zullen zij van den Novicenmeester of eenen ouderen Broeder vergezeld zijn.
Drie- of viermaal gedurende den tijd van het Noviciaat zal het den Novice vergund zijn met zijn' Vader, zijne Moeder of Voogden alleen te spreken.
Men zal geenen Novice tot het afleggen der Geloften toelaten, voordat hij den ouderdom van twintig jaar voluit bereikt heeft.
De Algemeene Overste en de Novicenmeester onderzoeken, of een Novice tot de stemming kan toegelaten worden. Is hun oordeel
— 16 —
gunstig, dan zal de Algemeene Overste hem aan de Gemeente bekend maken, welke eene novene zal houden, om den H. wil Gods in deze zoo gewigtige zaak te kennen.
'Elke Broeder stemt volgens zijn geweten, na den Heer vooraf gebeden te hebben.
Het is ten strengste verboden elkander te raadplegen. Indien men voor God meent, dat de Novice niet nuttig voor de Congregatie zal zijn, dan stemt men vrijmoedig tegen.
Elke Broeder is verplicht, zoo hem iets van de Novicen bekend is, dat hen het aflesten
1 oo
der Geloften onwaardig zoude maken en waarvan de Algemeene Overste onbewust is, dit met alle oprechtheid aan hem te openbaren.
De Novicen zullen gestemd worden door de Broeders van dat huis der Congregatie, waarin zij het laatste deel van hunnen proeftijd hebben doorgebracht.
Indien de stemmen gelijk staan, zal er eene herstemming plaats hebben; blijven de stemmen dan nog aldus verdeeld, dan zal de Algemeene Overste de beslissing doen. Heeft de Novice echter meer stemmen tegen, dan moet hij dadelijk weggezonden worden.
De Geloften Avorden afgelegd in handen van den Ordinarius van het Diocees of van zijn Gedelegeerde.
Om zich hiertoe voor te bereiden, doet de Novice eene geestelijke afzondering van tien dagen.
— 17 —
Ik , Broeder----, verlang uit eigene en vrije
verkiezing mij geheel aan God toe te wijden, en daarom beloof ik aan den Almagtigen God, aan de Allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria, onder den titel van de Onbevlekte Ontvangenis , aan onzen H. Vader Vincentius a Paulo, aan den Algemeenen Overste, alsmede aan zijne wettige opvolgers ; Armoede, Zuiverheid, Gehoorzaamheid en Volharding aan de Vergadering, volgens den Staat, waartoe God mij geroepen heeft.
In den naam des Vaders en des Zoons en
des H. Geestes. Amen.
--
Over lt;le Gelofte van Armoecte.
De Broeders zullen de roerende goederen niet als hun eigendom bezitten; al wat zij van hunne familie of anderen ontvangen, zullen zij in handen van den Overste stellen.
De Broeders kunnen den eigendom hunner
2
goederen behouden, maar het is hun volstrekt verboden deze te bestieren, de interesten uit te geven of te gebruiken.
Derhalve moeten zij vóór het afleggen hunner enkele Geloften, voor zoolang zij in die Geloften volharden, afstand doen van het bestuur, het gebruik en vruchtgebruik, aan wien het hun zal believen, ook des verkiezende aan de Congregatie.
De kleeding der Broeders zal eenvoudig, zindelijk en passend zijn.
Hunne voeding zal insgelijks eenvoudig, doch tevens gezond en voedzaam wezen.
Zij zullen ook zorgvuldig zijn de heilige deugd van Armoede te eerbiedigen, door niets te verwaarloozen, wat hun is toevertrouwd.
Indien een Broeder, wettige dispensatie der Gelofte van Armoede ontvangen hebbende, de Congregatie verlaat, zal hij aanstonds het bestuur en vruchtgebruik zijner goederen we-derbekomen.
Constitutie.
Onze Goddelijke Zaligmaker heeft de vrij-Avillige armoede als den grondslag van de Evangelische Volmaaktheid gesteld, toen Hij aan den jongeling zeide: „ Indien gij volmaakt wilt
„zijn, ga, verkoop al wat gij bezit en geef het „ den armen.quot;
Daarenboven heeft Jesus zijne leeringen door Zijn voorbeeld willen bekrachtigen. De stal, waarin Hij werd geboren; de armoedige doeken, waarin Hij gewikkeld werd; het stroo, waarop Hij in de kribbe rustte: dat alles toont ons de waarde der H. Armoede, en de liefde, welke Jesus dezelve heeft toegedragen.
De Zoon van God verkoos eene arme Maagd voor Moeder en eenen armen werkman tot Voedstervader ; Hij leefde gedurende vele jaren in het nederige huisje van Nazareth en later bezat Hij niets, waarop Hij Zijn hoofd konde nederleggen.
De Gelofte van Armoede vordert van den Kloosterling eene volkomene onthechting van alles.
Hieruit volgt, dat alles, wat zich in het Gesticht bevindt of er later aan zal toebehooren, is en blijft het zuiver eigendom der Congregatie, zonder dat immer een der Broeders over iets kan beschikken zonder toelating van den Overste, noch iets hoe gering het ook zij en onder Avelk voorwendsel ook, in eigendom kan behouden. Kleeding, voeding en huisraad zal geheel in overeenstemming zijn met den staat van werkelijke armoede, dien de Broeders omhelsd hebben, toen zij voor God en menschen getuigenis gaven den armen Jesus te zullen navolgen.
De Broeders zullen dus tevreden zijn met datgene, wat hun, naar gelang hunner behoefte, volgens de wijze, in de Congregatie gebruikelijk, verschaft wordt.
Dat zij alzoo met elk kleed of wat het zijn moge, dat men hun ten gebruike geeft, genoegen nemen, en steeds zorg dragen, om het hun gegevene net en zindelijk te bewaren.
Geen der Broeders zal iets tot eigen gebruik mogen aannemen; al wat hem gegeven wordt, hoe gering of van wien het ook zij, moet hij terstond in handen van den Overste stellen.
Niemand der Broeders mag ooit, zonder inwilliging des Oversten, aan vreemden spijs of drank aanbieden of aalmoezen uitreiken.
Zij zullen niets ter bewaring mogen ontvangen of afgeven zonder oorlof.
Zonder vergunning nemen zij niets in gebruik, hetzij van de Congregatie of van een hunner Medebroeders.
Iets verbergen of wegsluiten, iets leenen of geven is, zonder toestemming des Oversten, niet geoorloofd.
De Broeders zullen op stroo-bedden slapen, tenzij eene ongesteldheid het anders vorderde; of zijn zij buiten het Gesticht, dan zullen zij van de legerstede gebruik maken, welke men hun aanbiedt.
De voeding zal op de Feestdagen mogen veranderd worden.
De Broeders mogen buiten den maaltijd en buiten den refter niets gebruiken.
Indien de Broeders meenen, iets buiten den maaltijd te moeten gebruiken, dan zullen zij dit alle acht dagen aan den Overste vragen.
De zwakke Broeders, de Onderwijzers, en zij die zwaren arbeid te verrichten hebben, zullen den Overste over het vasten raadplegen.
Wanneer een Broeder in eene plaats komt, waar zijne familie woont, en zich aldaar een Huis der Congregatie bevindt, mag hij, met vergunning van den Algemeenen of plaatselijken Overste, bij zijne familie iets gebruiken.
Wanneer er twee of meer Gestichten zijn, behoort de bevoegdheid tot het verleenen dezer vergunning aan dien Overste, welke de oudste is in jaren van professie.
Als de Broeders bij ziekte hunner Ouders, zich tot hen begeven, zullen zij niet verder gaan of langer uitblijven dan de toelating strekt, die hun door den Overste gegeven is, noch zich met andere zaken bezig houden, dan die hun zijn opgedragen; en, na twee of drie dagen bij hunne Ouders geweest te zijn, zijn zij verplicht aan hunnen Overste verslag van de ziekte te geven en verdere inlichtingen te vragen.
Op reis zijnde, zullen zij den gewonen weg volgen en geene omwegen maken, noch om bloedverwanten en vrienden te bezoeken, noch om het een of ander te bezichtigen, dan met uitdrukke-
lijke toestemming van den Algemeenen Overste.
Wanneer de Broeders van het eene huis naar het andere verplaatst worden, mogen zij niets medenemen zonder voorkennis en toestemming van den Overste.
De Broeders mogen in de steden of plaatsen, waar zij gevestigd zijn, buiten het Gesticht zich bevindende niets gebruiken; het is hun echter toegestaan op een half uur afstands, zoo zij vergunning hebben van hunnen Overste, die in enkele gevallen het nemen van eene ver-versching'kan toelaten, doch zoo min mogelijk in eene herberg.
Dat de Broeders, met betrekking tot het aardsche, niets verlangen, niets vreezen, maar geheel hun vertrouwen op de Goddelijke Voorzienigheid stellen, zich verzekerd houdende, dat, zoolang zij getrouw blijven in de vervulling hunner plichten, bezield met den waren geest der Congregatie, God hen onder zijne bescherming nemen, en wat voor ziel en lichaam noodig is, verleenen zal.
Zoolang de H. Armoede in eene Congregatie onderhouden wordt, is er niets te duchten: dan heerscht er de versterving, de ootmoed, de onthechting, en vooral de ingetogenheid.
De H. Alphonsus zegt: „Wee hem, die in „ het klooster nalatigheid in het onderhouden „ der H. Armoede invoert.quot;
Het wordt den Broeders aangeraden, in tijds
hun uiterste wilsbeschikking te maken na bevorens den Algemeenen Overste hierover geraadpleegd te hebben.
De schenking of verdeeling der erfenis zal door de Broeders gedaan worden, na vooraf
rijpelijk overwogen en raad gevraagd te hebben. -■—--
Over de Gelofte van Zuiverheid.
De Broeders zullen eene bijzondere zorg aanwenden om de H. deugd van Zuiverheid te bewaren.
Over straat gaande, zullen zij eene zedige houding aannemen, en bij personen van het andere geslacht zijnde, hunne oogslagen zorgvuldig bewaren.
Zij zullen in al hunnen handel en wandel zedig zijn, daar volgens de H. Vaders de zedigheid de bewaarster der Zuiverheid is.
Ook zullen zij matig zijn in het gebruik van spijs en drank en Jesus en Maria dikwijls om de H. Zuivei'heid bidden.
— 24 —
Constitutie.
Door deze Gelofte hebben de Broeders zich verbonden hun lichaam, geest en hart rein voor God te bewaren; zoodat alles in hen zedig en zuiver zij, gelijk in eene bruid van Jesus Christus.
Zalig zijn zij, die zuiver van harte zijn, want zij zullen God zien. Matth. v. 8.
De Broeders zullen de eerste gedachten en begeerten, strijdig met de schoone deugd van Zuiverheid van haar begin af bestrijden door eene godvruchtige verzuchting tot Jesus; door een korte aanbeveling in Zijn H. Hart of Zijne H. Wonden; door hunne toevlucht te nemen tot de H. en Onbevlekte Moeder-Maagd of door eene meer ijverige betrachting hunner bezigheden.
Zorgvuldig zullen de Broeders datgene vermijden, wat in hen de bewaring dier deugd zoude bemoeielijken.
Het stoeien is den Broeders volstrekt verboden.
De overtreding der Gelofte van Zuiverheid bevat twee groote zonden: de eerste tegen de Deugd en de tweede tegen de Gelofte, welke men aan God gedaan heeft; deze laatste is eene heiligschennis.
Wanneer een Broeder met personen van het andere geslacht moet spreken, zal hij zoo mogelijk van eenen Medebroeder vergezeld zijn.
Het gesprek zal niet langer duren dan noodzakelijk is; men zal zich alsdan met religieusc deftigheid gedragen, alles vermijdende, Avat in het minste het schoone der H. Deugd zoude kunnen verminderen.
De Broeders zullen zeer omzichtig zijn in den omgang met kinderen ; zij zullen zich steeds op eenen eerbiedigen afstand houden en niet al te gemeenzaam zijn; zonder noodzakelijkheid zullen zij geen kind bij de hand houden, veel minder hen in het aangezigt stree-len of liefkoozen.
Men zal zooveel mogelijk zorgen, dat de schoollokalen van glazen deuren voorzien zijn.
De Overste of Bestuurder der scholen zal nauwlettend waken op de deugd van Zuiverheid bij de kinderen.
De Broeders zullen bij het kleeden, ontklee-den, slapengaan, enz. zoowel omtrent zich zeiven , als omtrent anderen, maar vooral ten opzichte der kinderen de meeste zedigheid in acht nemen en het vleiend handtasten der kinderen niet toelaten.
Het wordt den Broeders ten allerstrengste verboden, op elkanders slaapplaats te komen, zonder volstrekte noodzakelijkheid.
Eindelijk zij, in vereeniging met onze Regelen nogmaals den Broeders de matigheid en waakzaamheid, gepaard met een vurig en aanhoudend gebed aanbevolen , welke de beste
- 26 —
middelen zijn ter bewaring dezer schoone deugd, die zoo dierbaar aan Maria was, dat Zij liever van het Goddelijk Moederschap wilde afzien dan Haren Maagdom verliezen.
Indien een der Broeders moet uitgaan, zal hij , indien dit mogelijk is , van een zijner Medebroeders vergezeld worden.
Zij volbrengen hunnen last zoo spoedig mogelijk zonder den tijd met ijdele of nuttelooze gesprekken te verkwisten; het is hun volstrekt verboden, zoowel onder de wandeling als bij andere gelegenheden, ergens te gaan zonder vergunning.
De Broeders zullen nimmer uitgaan zonder ooidof. Alvorens het Gesticht te verlaten, moeten zij een kort bezoek brengen aan het Allerheiligste, opdat de Heer hunne schreden besture, en wederkeerende, doen zij dit insgelijks , om den Heer te bedanken, en vergeving te vragen, indien zij zich aan de eene of andere fout mochten schuldig gemaakt hebben. Zij zullen zich, evenals bij het uitgaan, bij den Overste komen vertoonen.
De Broeders mogen met de vreemden, die het Gesticht bezoeken, geen gesprek houden zonder vergunning.
Zij zullen zich met zorg op de zedigheid toeleggen. „ Deze bestaat,quot; zegt Rodriguez, „ in „ons uitwendig zoo te schikken, al onze zin-„ nen zoo in te koeren, onzen gang, onze han-
— 27 —
„ delingen zoo Avel te regelen, dat alwie ons „ ziet of met ons verkeert, gesticht worde.quot;
De menschen oordeelen volgens het uitwendige en niets maakt op hen meer in druk dan eene ootmoedige zedigheid.
Daarom, Broeders, geeft wel acht, dat er nooit in uwen gang, in uwe handelingen, of in uw spreken, iets voorkome , waardoor gij uwen evenmensch niet tot stichting zoudet strekken; want als Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis , die volgens hunne instelling gedurig met wereldlijken moeten in aanraking komen, zijt gij verplicht de zedigheid en de religieuse welgemanierdheid te onderhouden en te zorgen, dat al uw doen en laten met de heiligheid van uwen Staat overeenkome.
De H. Basilius zeide tot zijne kloosterlingen : „ Mijne Broeders ! slaat uwe blikken ne-„ derwaarts , indien gij uwe ziel ten hemel „ wilt verheffen.quot;
„ Nedergeslagen oogen,quot; zegt de H. Bernar-dus, „helpen ons het hart ten hemel te ver-„ heffen.quot;
Daarenboven zegt de H. Alphonsus, dat bijna alle driften, die ons hart bestrijden, voortkomen uit de vrijheid, die wij aan onze oogslagen geven. „ Een enkele oogslag,quot; zegt dezelfde Heilige, „is somtijds bekwaam, om de ziel „ in het verderf te storten.quot;
De Oversten der Congregatie worden ernstig
mmm
aangemaand, ora steeds een waakzaam oog te houden op alles wat betrekking heeft op de deugd, waarover hier gehandeld is, en zorgvuldig acht te geven , dat de bovenstaande voorschriften nauwkeurig worden nagekomen.
Zij die, Avat God verhoede , door daden, strijdig met de H. Deugd ergernis zouden geven, moeten aan den Algemeenen Overste worden bekend gemaakt, die de noodige maatregelen zal nemen, om zoodanigen voor altijd uit de Congregatie te verwijderen.
Over de Gelofte -van GJehoor-ssaamlieid.
De Broeders zullen zich met ijver op eene volmaakte Gehoorzaamheid toeleggen.
Zij zullen de bevelen des Oversten niet aanzien als komende van eenen mensch, maar van God zei ven, die door den Overste gebiedt.
Constitutie.
De wezenlijkste deugd, die eigenlijk den kloosterling maakt, is volgens Rodriguez de Gehoorzaamheid.
— 29 —
De H. Thomas zegt, dat de Gehoorzaamheid de voornaamste en aangelegenste van de kloosterlijke Geloften is, dewijl men daardoor veel meer aan God geeft dan door de andere Geloften , doende door deze Gelofte aan God de offerande van alles, wat den mensch het aangenaamste en dierbaarste is, als van zijnen wil, van zijn oordeel en goeddunken, met één woord, van geheel zich zeiven; zoodat men in het Kloosterlijke leven slechts datgene is, wat God en de Overste verlangen. 2. 2. 91, 6 a 5.
Gehoorzaamheid is Gode welgevalliger dan offerande en besluit in zich de Zuiverheid, de Armoede en al de andere deugden ; men be-wandele slechts den weg der Gehoorzaamheid, om in korten tijd volmaakt te worden.
De H. Ignatius zegt: „ Indien de Gehoor-„ zaamheid onder u zal bloeien, zal ook de „ bloem van alle andere deugden bij u gevon-„ den worden.quot;
Dat de Broeders zich beijveren, om met vreugde en uit liefde tot God te gehoorzamen; zij behooren meer de Gehoorzaamheid te beminnen dan de ongehoorzaamheid te vreezen.
Uitwendig zullen zij blijken geven van het imvendig genoegen in het volbrengen van Gods wil en welbehagen.
De stem der Gehoorzaamheid is de stem van God; zij geeft ons uitdrukkelijk zijnen H. wil te kennen; zij is onfeilbaar voor hem, die ge-
hoorzaamt, omdat zij gegrond is op het woord van God, die de Eeuwige Waarheid is.
Onze Goddelijke Zaligmaker zegt: „ Die U „ hoort, hoort Mij , die U versmaadt, versmaadt „ Mij; en die Mij versmaadt, versmaadt Hem „ die Mij gezonden heeft.quot;
Een Kloosterling kan dus volkomen verzekerd zijn, dat hij den H. wil van God in alles volbrengt, wat hij uit Gehoorzaamheid verricht.
God zal den Overste alleen rekenschap van deze -Averken vragen.
Daarom schreef de H. Paulus : „ Luistert „ naar uwe Oversten en zijt hun onderdanig , „ want zij waken over u, als zullende reken-„ schap voor uwe ziel moeten geven, opdat „ zij dit met vreugde en niet al zuchtende doen, „ want dit zoude u geen voordeel toebrengen.quot;
In het streven naar de volmaakte Gehoorzaamheid stellen de Broeders zich het voorbeeld van onzen Heer Jesus Christus voor oo-gen, ter Wiens liefde zij aan een schepsel Gehoorzaamheid bewijzen. Jesus was van zijne kindsheid af gehoorzaam aan de H. Maagd en den H. Joseph: „Hij was hun onderdanig.quot; Aldus heeft Hij zijn geheel leven doorgebracht, totdat Hij eindelijk den schandelijksten en pijnlijksten kruisdood gestorven is, om te gehoorzamen aan Zijnen Hemelschen Vader.
— 31 —
„ Hij is gehoorzaam geworden tot den dood, „ ja tot den dood des Kruises.quot; Phillip. II. 8.
Hetzij de Overste zelf of door zijn' plaatsvervanger spreekt of slechts door den klank der klok zijn wil bekend maakt, de Broeders zullen in alle geval zonder uitstel gehoorzamen.
Het is echter met de volkomene Gehoorzaamheid niet in strijd, zekere zwarigheden, die den Overste onbekend zijn, in eenvoud des harten aan hem bekend te maken, als men vooraf besloten heeft, geheel in de beslissing des Oversten te berusten en er niet weder op terug te komen, tenzij het gegeven bevel of verbod klaarblijkelijk met een hooger in strijd zoude zijn.
De Broeders moeten aan hunnen Overste de volkomene vrijheid laten, om zoowel over hunnen eigen persoon als over hetgeen hen betreft r te beschikken; zij onderwerpen zich aan hem met eene ware kinderlijke Gehoorzaamheid, zonder hem ooit te wederstaan of tegen te spreken; zonder te morren en te toonen dat hun oordeel met het zijne niet strookt; maar met een bereidwillig hart trachten zij zich in alles naar zijn verlangen te schikken.
Zorgvuldig zullen de Broeders vermijden de-handelingen of gebreken der Oversten te bespreken, af te keuren of daarover hun misnoegen aan den dag te leggen. Dat zij wel indachtig zijn, wat de groote Apostel zegt:
*
„ Die aan de Overheid wederstaat, wederstaat „ aan God.quot; Bijgevolg, indien een Religieus tegen zijnen Overste opstaat, dan staat hij op tegen God; indien hij tegen hem mort, het is tegen God zeiven dat hij murmureert.
Als de Israëlieten Samuel verwierpen, en eenen koning verlangden gelijk de naburige volken, zeide God tot Samuël: „ Zij hebben „ u niet verworpen, maar Mij, opdat Ik over „ hen niet heerschezoodat alle gemor tegen den Overste op God zeiven nederkomt, Wiens plaats hij bekleedt.
De verschrikkelijke straffen, die God heeft overgezonden aan het volk van Israël in de Woestijn; aan Core, Dathan en Abiron en hunne twee honderd en vijftig aanhangers; aan de zuster van Mozes; aan de twee oudste zonen van Aaron, alsook aan Saul, den eersten koning van Israël, die door God werd verworpen: deze straffen bewijzen genoegzaam, hoe God den smaad, den Overste aangedaan, als aan Hem zeiven toegebracht, beschouwt.
Het bovenstaande geldt niet alleen ten aanzien van hen, welke als Oversten in de Congregatie zijn aangesteld, maar ook ten opzichte van hen, die de Oversten vervangen of ondergeschikte bedieningen waarnemen. Zij derhalve, die door den Overste toegevoegd worden aan een broeder, met eene bediening of met bijzondere werkzaamheden belast, zullen
— 33 —
hierin aan hem als aan den Overste gehoorzamen.
Wanneer twee of meer Broeders zich op reis of buiten het Gesticht bevinden, zal hij die van hen de oudste is in de Congregatie, met het bestuur der andere belast zijn, tenzij de Overste hadde goedgevonden, dit anders te regelen.
Wanneer men zich tijdelijk in een der Gestichten van de Congregatie ophoudt, zal men daar aan den Overste ondergeschikt zijn en de Regelen volgen, tenzij de Algemeene Overste het anders bepaald hadde.
Ingeval een Broeder eene weigering ondergaat van eenen Overste , of van eenen Broeder, aan wien hij Gehoorzaamheid verschuldigd is, zal hij zich tot een hooger gezag mogen wenden, mits hij de weigering die hij ondergaan heeft en de reden derzelve, wanneer zij hem bekend is, daarbij openbare.
Ten slotte zij hier bijgevoegd, dat er geen sterker middel is, om over zijne vijanden te zegevieren, dan de eenvoudige Gehoorzaamheid.
De H. Vader Vincentius zegt, dat niemand met meer zekerheid Gods wil volbrengt, dan hij, die gehoorzaamt; ja, zegt de H. Alphon-sus , zekerder, dan dat een engel van den Hemel hem iets zoude berichten.
Over de Broedoi-lijlie Liefde»
De Broeders zullen zorgvuldig toezien, om onder elkander de eendracht, de liefde en den vrede te bewaren. Daarom zullen zij nimmer spreken van elkanders gebreken , zonder hunne toelating, tenzij wanneer zij door den Ordinarius of den Algemeenen Overste deswege ondervraagd worden.
Zij zullen jegens elkander vriendelijk en voorkomend zijn, doch alle bijzondere vriendschappen zorgvuldig vermijden.
Constitutie.
De Broederlijke liefde is de koningin, de regel, de ziel en het leven dezer Congregatie.
Zij behoort al de harten en genegenheden der Broeders zoodanig te vereenigen, dat allen , naar het voorbeeld der eerste Christenen, slechts één hart en ééne ziel hebben.
Wanneer onze Goddelijke Zaligmaker in het algemeen zegt: „ Daaraan zullen zij kennen, „dat gij Mijne leerlingen zijt, indien gij el-„ kander bemintquot; (Joan. XIII); en op eene andere plaats : „ Een nieuw gebod geef ik u, „ dat gij elkander bemint , zoo 'als Ik u be-„ mind hebquot; (Joan. XV. 17); en: „Dit gebied
„Ik u, dat gij elkander bemintquot; (Matth. V. „ 9); hoezeer wil de Zaligmaker dan niet van u, geliefde Broeders, dat gij elkander eene ware en oprechte liefde toedraagt en u beijvert, om dit bij elke gelegenheid aan den dag te leggen.
De Broeders moeten de gelegenheid zoeken en zich deze ten nntte maken, om elkander liefdediensten te bewijzen en zorgvuldig alles vermijden wat de eensgezindheid zoude kunnen verstoren.
Derhalve verbannen zij uit hunne harten alle afgekeerdheid, ijverzucht, bitterheid, nijd en liefdeloosheid.
Dat de Broeders steeds vriendelijk en gunstig met en van elkander spreken; hun oordeel zij liefderijk; het verontschuldige de fouten der menschelijke zwakheid eigen, en bedekke deze met den mantel van liefde.
De Liefde omsluiert eene menigte zonden, doet elkanders lasten blijmoedig dragen, en de wet van Christus, de wet van Liefde, volbrengen. Gelijk een ieder wenscht dat anderen zijne gebreken in stilte verdragen, zoo ook verdrage hij de onvolmaaktheden van zijnen evenmensch.
De H. Alphonsus zegt: „ Al wie de gebre-„ ken van zijne evennaasten niet wil verdra-„ gen , mag zich niet beroemen de Liefde te be-„ zitten.quot;
— 36 —
Wanneer iemand eenigen tegenzin of afkeer van zijne Medebroeders gevoelt, zal hij deze driften kloekmoedig bestrijden, zich voor God vernederen, de hulp Zijner genade, door de voorbede Zijner liefdevolle Moeder Maria af-smeeken en zich meermaals de liefde van onzen Heer Jesus Christus voor den geest stellen. Hoe zachtmoedig verdroeg onze minnelijke Verlosser de gebreken zijner leerlingen niet! Hoe groot was de liefde niet, welke Hij Judas betoonde, om het hart van dien verrader te winnen! ook hem wiesch Hij de voeten. Ja, met welk geduld heeft die Goddelijke Zaligmaker tot hiertoe niet uwe gebreken en ongetrouwheden verdragen!
Indien hij echter dezen weerzin niet geheel kan onderdrukken, zal hij zich toch wel onthouden daaraan toe te geven, zich te laten overmeesteren, of het door woorden of daden te laten blijken.
Hij zal zich opwekken tot vele in- en uitwendige oefeningen van liefde jegens zijne Medebroeders en zijne ongeregelde neigingen aan den Overste bekend maken, opdat deze hem behulpzaam zij in ze te bestrijden en te over-winnen.
De Broeders zullen allen twist, zelfs in goede zaken, vermijden; zich wachten van in hunne woorden of gebaren bits, onbeleefd of misnoegd te zijn; van vermetel over elkander te
oordeelen of kwaad van elkander te spreken, zelfs in de kleinste zaken.
Zij zullen immer hulpvaardig en gedienstig voor elkander zijn, waar de gehoorzaamheid zulks toelaat.
Zij zullen elkander met den naam der religie noemen, daarbij voegende, Broeder, en nooit anders. Mocht het gebeuren, dat de eene Broeder den anderen door woorden of daden verongelijkte , dan zal liij den dag niet laten voorbijgaan zonder hem vergiffenis te vragen en zijne fout te herstellen. De schuldige zal zich voor zijnen Medebroeder zoo mogelijk op de knieën werpen en den grond kussen; deze, hetzelfde doende, zal hem eenige woorden van hartelijke genegenheid toespreken.
Als de eene om vergiffenis vraagt, zal de
andere antwoorden: „ Broeder..... ik vergeef
het u van harte, ter liefde van Jesus en onze H. Moeder Maria.quot;
Wanneer twee Broeders elkander beleedigd hebben, zij hem heil en zegen, die zich het eerst verootmoedigt en den anderen opzoekt, om zich met hem te verzoenen, hetgeen ten minste vóór het avondgebed zal moeten gedaan worden. Ingeval zij het niet doen, zal de Overste hun eene boete opleggen, en de eensgezindheid tusschen beiden herstellen.
Ofschoon de Broeders de onderlinge Liefde moeten ter harte nemen, aankweeken en
— 38 —
bewaren, zijn zij ecliter nog meer voor God verplicht, de bijzondere vriendschappen te haten en te verfoeien; want deze zijn strijdig met de Broederlijke Liefde en afschuwelijk voor God.
De Overste moet op dit punt vooral een waakzaam oog houden en de bijzondere vriendschappen met hart en ziel tegengaan; zij zijn het begin en de oorsprong der verslapping van menigvuldige Kloosters geweest.
De Broeders mogen elkander geene geheimen toevertrouwen, noch er over raadplegen; de zaken, welke men voor den Overste verborgen houdt, zijn veelal van een kwaden aard.
Bijaldien een Broeder door zijnen Overste wegens de fouten van eenen anderen Broeder ondervraagd wordt, en hij meent die niet te mogen verklaren, is hij niet gehouden zulks aan hem te doen; evenwel kan de Overste dezen Broeder verplichten , die fouten aan den Algemeenen Overste bekend te maken.
Iedere Broeder wachte zich wel, om datsrene
' O
wat in de Regelen en Constitutiën wettig ingevoerd of voorgeschreven is, het gedrag en de handelingen zijner Oversten en van hen, die hunne plaats bekleeden of ondergeschikte bedieningen waarnemen , te beoordeelen , daarover zijne ontevredenheid te kennen te geven, of dergelijke gesprekken aan te hooren; dit toch zoude geleiden tot ongehoorzaamheid, oneenig-heid en groote ergernis. Zij , die den liefdeband
— 39 —
verbreken, en tweedracht onder de Broeders zaaien, worden veroordeeld in de H. Schrift.
De Broeders moeten nooit vergeten, dat zij in de Congregatie zijn, niet om de voorschriften te beoordeelen en te verbeteren, maar om die op te volgen. Dat zij zich niet laten voorstaan, alles beter te weten; dat zij zich niet bekommeren, om hetgeen hun niet is toevertrouwd. Zij toonen geene nieuwsgierigheid door te raden of te vragen, Avaarom het een of ander voorgeschreven of veranderd is; waarom aan dezen Broeder zekere betrekking wordt toevertrouwd , en niet aan eenen anderen, of wien der Broeders deze of gene bediening zal opgedragen worden. Zoo zeer behooren zij dit te vermijden, dat zelfs uit scherts zulks niet plaats hebbe, noch onder den schijn van medewerking aan het algemeen welzijn.
Wanneer echter een Broeder, na God gebeden te hebben, meenen zou in eene gewichtige zaak inlichting te kunnen geven, welke het algemeen welzijn kan bevorderen, dan mag hij zijne meening in ootmoed aan zijnen Overste bekend maken; voor het overige zal hij berusten in de denkwijze van den Overste.
Daar de Overste niet overal zijn kan en niet alles kan zien en weten, waarvan hij toch zijn bijzonder werk moet maken, moet elke Broeder, wanneer hij in een anderen eene gewichtige fout gewaar wordt, of bemerkt, dat een
Broeder door eene aanmerkelijke bekoring gc-plaagd wordt zonder het gevaar behoorlijk in te zien, dit in het geheim aan den Overste openbaren , en aan dezen de verbetering overlaten.
De Overste zal zorgvuldig geheim houden, wie hem die inlichting gegeven heeft.
Men zal eene bijzondere zorg dragen voor de oude, zieke en zwakke Broeders , en hen met alle liefde, van hetgeen zij noodig hebben, voorzien.
De H. Augustinus beveelt meermalen in zijnen Regel, dat de zwakken en zieken in voedsel en andere noodwendigheden moeten worden te gemoet gekomen.
De Heer heeft de H. Theresia op eene bijzondere wijze de zorg voor de zieken aanbevolen.
De zieken zullen zich met blinde gehoorzaamheid aan den Broeder-Ziekenoppasser onderwerpen.
Dat zij hunne ziekte met geduld en overgeving aan den Goddelijken Avil verdragen, en hunne smarten met die van den gekruisten Jesus vereenigen.
Doch vooral moeten zij zich trachten voor te bereiden, om, als hun einde nabij is, den dood, dien God voor hen bestemd heeft, gelaten aan te nemen, zich troostende met de gedachte, dat de barmhartige God door deze smarten hen van de laatste zonden en vlekken wil zuiveren.
De oude Broeders zal men in alles met ge-
duld en liefde behandelen, wijl de ouderdom dikwijls vele gebreken medebrengt.
Zij van hunnen kant zullen trachten den jongeren ten voorbedde te strekken, als zijnde langer in de school van Jesus Christus onder-wezen en geoefend.
Als een Broeder in den Heer ontslapen is , zal, tijdens hij boven aarde staat, dagelijks de H. Kruisweg in het Gesticht, waar hij overleden is, gezamenlijk gebeden worden.
Ook zal aldaar een lijkdienst gezongen worden , waarbij het lichaam, zoo het mogelijk is, zal tegenwoordig zijn; ook zullen er nog twee stille Missen in den loop der maand voor de rust zijner ziel gelezen worden.
Indien de begrafenis en de uitvaart in het Gesticht zelf niet kan plaats hebben, zal de Overste ze zonder uiterlijke pracht of groote kosten laten verrichten. Op den dag der begrafenis zullen de Broeders ter zielerust van den Overledene tot de H. Communie naderen, en al de goede werken, die zij tijdens de eerstvolgende acht dagen verrichten, voor hem opofferen. Hieronder zijn ook de drie H. Communiën begrepen , als deze niet voor andere intentiën bepaald zijn, in welk geval zij later zullen gehouden worden. Mede zullen zij gedurende zes weken dagelijks de psalmen Miserere en De profundis in het koor bidden.
Bij het overlijden van den Algemeenen Over-
ste zal de geheele Congregatie gedurende drie weken voor Hem opdragen al de goede werken in dien tijd te verrichten, en zes H. Communiën, als deze niet voor andere intentiën bepaald zijn, in welk geval zij later zullen ge-liouden worden, zes weken de psalmen Miserere en De profundis bidden, en bovendien zal er in ieder Gesticht, dat eene Kapel heeft, eene lijkdienst gedaan worden.
Voor een onderhoorigen Overste zullen bij overlijden dezelfde oefeningen en gebeden als voor den Algemeenen Overste geschieden; doch alleen in dat Gesticht, waar Hij Overste was.
Wanneer het Miserere en De profundis voor twee of meer overledene Broeders tegelijkertijd gelezen worden, zal zulks dagelijks maar eenmaal voor beide, of voor zoovelen als er zijn, geschieden.
De Algemeene Overste zal maandelijks voor al de overledene Broeders eene H. Mis doen lezen.
Bij het overlijden van Vader of Moeder der Broeders zullen al de Broeders van hetzelfde Gesticht vijftienmaal het Miserere en De profundis bidden, en tot lafenis hunner zielen eene H. Communie opdragen.
Bij het overlijden van Broeder of Zuster zullen de genoemde psalmen negenmaal gebeden, en eene H. Communie gehouden worden.
§ IX.
LieltleAvci-ïieii.
De Broeders zullen bij het uitoefenen der Liefdewerken bijzonder in het oog houden, dat het heil der zielen, aan hunne zorg toevertrouwd, het hoofddoel hunner bediening is. Daarom zullen zij zich toeleggen, om den even-mensch, behalve het bewijzen van lichamelij-ken dienst, liefde voor Deugd en Godsdienst in te boezemen tot bevordering zijner zaligheid, voor zooverre zulks onder het bereik hunner roeping valt.
Constitutie.
Het uitoefenen der Liefdewerken, door de Broeders als de voornaamste verplichting van hunnen staat beschouwd, vereischt, wel is waar, eene volkomene opoffering van zich zeiven, maar is ook het Gode aangenaamste werk, dat zij hier op aarde verrichten kunnen.
Jesus, de Zoon van God, heeft ons het voorbeeld gegeven: „ Al weldoende ging Hij rond.quot;
Inderdaad, niets is verhevener dan mede te werken aan de zaligheid der zielen.
Niets is heiliger en goddelijker dan met God aan het zielenheil te arbeiden.
„ Het is verhevener clan dooden te verwek-„ kenzegt de H. Gregorius: „ dan mirakelen „ te doen en ontelbare schatten aan de armen „ uit te deelen,quot; voegt de H. Chrysostomus er bij.
Indien de lichamelijke werken van barmhartigheid Gode reeds zoo aangenaam zijn, hoe welgevallig moeten Hem dan de werken niet wezen, besteed aan het heil der zielen, die Hem al Zijn Bloed gekost hebben.
De zielen te heiligen is de dierbaarste bezigheid van God zei ven, die van alle eeuwigheid alles beschikt heeft tot welzijn dermenschen, voor welke Hij Zijnen éénigen Zoon in de wereld zond en Zijne Kerk stichtte.
Dit deed den H. Chrysostomus zeggen: „ Niets „ is Gode aangenamer, niets ligt Hem nader „ aan het hart, dan het heil der zielen.quot;
Ja, de H. Gregorius schroomt niet te zeggen , dat geen offer Gode zoo zeer behaagt, als de zorg j^bor de zielen.
Jesus zelf beschouwt den ijver voor de zielen, als het grootste bewijs van liefde. „ Simon ,quot; zoo sprak Hij; „ bemint gij Mij meer „dan dezen? Weid dan Mijne schapen;quot; dat Avil zeggen; toon dan uwe liefde door uwen zielenijver.
Wat meer is, wanneer onze Goddelijke Zaligmaker als Rechter zal verschijnen en de menschen ten oordeel roepen, om over hun lot te beslissen; waarover zal dit oordeel en
— 45 —
vonnis loopen, dat Hij zal uitspreken? Bijzon-zonderlijk over de beoefening der werken van ijver, van barmhartigheid of van liefde.
„Komt,quot; zal Hij tot hen, die zich aan Zijne rechterhand bevinden, zeggen: „ komt, welbe-„minden Mijns Vaders! Ik was hongerig en gij „hebt Mij gespijsd, dorstig en gij hebt Mij ge-„ laafd, naakt en gij hebt Mij gekleed; Ik was „ vreemdeling en gij hebt Mij geherbergd, ziek „ en gij hebt Mij bezocht; in den kerker en gij „ zijt tot Mij gekomen.quot; Matth. XXV.
Uwe goede werken hebben Mijne blikken tot zich getrokken, zij verzekeren uwe vergelding; „treedt in de blijdschap des Heeren.quot;
rgt; __
A) Opvoeding en Onderwijs.
Eene der heiligste, verhevenste en verdienstelijkste werken is de jeugd op te voeden en te onderwijzen.
Hieraan immers wijdde onze Goddelijke Lee-raar bestendig Zijne zorgen zoolang Hij zichtbaar op aarde met de menschen verkeerde; van Hem zegt het H. Evangelie: „ Ik ben gekomen, om „ de armen te onderwijzen.quot;
Welke bevelen gaf Jesus zijnen Apostelen, toen Hij hen uitzond ? „ Gaat en onderwijst „ alle volkeren.quot;
N
19
— 46 —
Vele groote Heiligen hebben van het Onder-wijs hun bijzonder werk gemaakt en beschouwden het als het voortreffelijkste, dat zij den Heer konden aanbieden; en dit met volkomen recht.
Dat dus de Broeders, die met de Opvoeding en het Onderwijs der jeugd belast zijn, zich wel doordringen van het edele en verhevene dezer bediening, en Avelke schatten van verdiensten zij voor de eeuwigheid kunnen vergaderen, indien zij ze naar behooren vervullen.
Indien een glas water zijnen loon zal vinden, wat heeft dan een Broeder niet te wachten, die uit liefde tot God de onwetenden onderwijst, en hun den weg der zaligheid leert bewandelen.
„Die een kind aanneemt in Mijnen naam,quot; zegt onze Heer, „die neemt Mij aanquot; (Marc. IX. 36); en: „Die de jeugd zullen onderwezen „ hebben, zullen blinken als sterren in het uit-„ spansel.quot; Danicl XII. 3.
Om zich van de groote aangelegenheid van het onderwijzersambt te overtuigen, bedenke men, dat op den Onderwijzer de hoop der toekomst rust, wijl de mensch in zijnen ouderdom den weg niet zal verlaten, welken hij in zijne jeugd bewandeld heeft.
De Onderwijzer behoort het onvolledige in de ouderlijke opvoeding aan te vullen, en den wees en het verlaten kind tot geestelijken vader te verstrekken.
Hij moet op eene zichtbare wijze doen, wat
— 17 —
de Engelen op eene onzichtbare wijze verrichten ; namelijk: het kind de wegen doen kennen, langs welke God het tot zijne bestemming, tot zijne eeuwige zaligheid wil opleiden.
Aan den Onderwijzer wordt toevertrouwd het edelste deel van Jesus' Kerk op aarde, ja Jesus' lievelingen bij voorkeur. „Laat do kin-„ deren tot mij komen; Avant hun behoort het „Rijk der Hemelen.quot; Luc. XVIII. 16.
Het kinderlijk hart te vormen en het zaad der deugd, daarin besloten, te doen ontkiemen ; dat jeugdig gemoed tegen de droevige verleiding der ondeugd te behoeden, is voorzeker het gewichtigste deel der opvoeding en de voornaamste plicht der Broeders.
De ondervinding leert den invloed kennen, welken de Onderwijzer op het kind uitoefent; hoe het teeder gemoed de indrukken in zich opneemt van de goede hoedanigheden zijns Meesters niet alleen, maar vooral van zijne gebreken.
Van het grootste belang is het dus, dat de Broeders hunnen leerlingen tot een voorbeeld verstrekken, dat hunne navolging verdient.
Zij trachten dus de deugd beminnelijk te maken, en in hunne woorden en handelingen alles te vermijden, wat hunne leerlingen in het minste zoude kunnen ergeren of ontstichten ; vooral toonen zij geene voorliefde voor één hunner leerlingen.
Zij bevlijtigen zicli, den kinderen in te boezemen : 1° Eene ware en oprechte godsvrucht. 2° Eene teedere devotie tot de H. en Onbevlekte Moeder-Maagd. 3e Eene eerbiedige onderdanigheid aan Ouders en Oversten. 4e Eene zekere vriendelijkheid en beleefdheid ten opzichte van hen, met wie zij verkeeren; en 5e Eerbied en ontzag voor geestelijke en bejaarde personen.
De Broeders zullen elke gelegenheid waarnemen , om den kinderen liefde voor de deugd, en haat en afschuw voor het kwaad in te prenten.
De Broeders houden zich wel overtuigd, dat, ofschoon het onderwijs in de ongewijde wetenschappen naar behooren moet gegeven worden , het onderricht in den Godsdienst op den voorgrond moet staan.
Zij zijn verplicht dagelijks de kinderen te onderwijzen in de Christelijke Leering en de Gewijde Geschiedenis.
Zij zullen er vooral op aandringen, dat de kinderen den tekst der gebeden en der Christelijke Leering van buiten weten en wel verstaan ; dat zij van eerbied doordrongen worden voor de gebeden, godsvruchtoefeningen en de waarheden van onzen H. Godsdienst.
De Broeders zullen ook, bij het naderen van de bijzondere Feestdagen, er den kinderen eene uitlegging van geven overeenkomstig hun begrip.
— 49 —
Het onderwijs zal gegeven worden alleen aan de kinderen van het mannelijk geslacht.
Dat vooral in de leeshoeken de beginselen van onzen H. Godsdienst doorstralen, opdat de kinderen steeds eenen godsdienstigen geest inademen.
Men zal zooveel mogelijk in al de scholen der Congregatie dezelfde leerboeken gebruiken.
Mocht een leerling schadelijk zijn aan de goede zeden der overige, en na vermaand en gestraft te zijn, zich niet verbeteren, zal hij moeten weggezonden worden. Dit is vooral van toepassing op de Pensionaten.
Het is den Broeders niet toegelaten ongepaste bestraffingen aan te wenden; vooral het slaan is hun ten strengste verboden.
In elk Gesticht zullen de Broeders Onderwijzers maandelijks vergaderen, om over de belangen van School en Onderwijs te spreken.
Zij zullen zich met ijver op de voor hen bepaalde studie toeleggen, en zich die wetenschappen trachten eigen te maken, welke zij hunne betrekking behoeven; hierop zullen de Oversten zorgvuldig acht geven.
Ten minste eens in de week zullen de Broeders te zamen eene lezing houden over Opvoeding en Onderwijs.
Dat de Algemeene Overste der Cong-resiatie
O O ö
en de Oversten der onderhoorige huizen wel
— 50 —
ter harte nemen, dat, ofsclioon het geoorloofd is, kinderen van vermogende ouders op te voeden en te onderwijzen, het voornaamste doel der Congregatie is en moet blijven eene opvoeding te bezorgen aan arme, verlatene en minvermogende kinderen.
De zegen des Heeren zal hun nimmer ont-brcken, zoolang zij hieraan beantwoorden.
B) Andere werken van Liefde.
Ofschoon de Opvoeding en het Onderwijs der jeugd het hoofddoel der Congregatie is, zullen de Broeders zich toch ook voor andere werken van Liefde bereid toonen. Zij moeten zich daarom wel inprenten het woord des Heeren: „Wat gij een Mijner geringste Broeders gedaan „hebt, hebt gij Mij gedaan.quot;— „Wat gij aan „ dezen niet gedaan hebt, dit hebt gij Mij niet „ gedaan.quot; Matth. XXV.
De Broeders zullen geplaatst kunnen worden in Gasthuizen en in Gestichten voor krankzinnigen; ook in Weeshuizen of andere inrichtingen voor Opvoeding en Onderwijs.
De Reglementen dezer Gestichten kunnen zij volsren met goedvinden van den Alo-eraeenen
O O O
Overste, in zoover zij niet in strijd zijn met de Regelen en Constitutiën.
Nauwkeurig houden zich de Broeders aan de
— 51 —
gemaakte overeenkomsten, en trachten zich altijd en overal volgens den geest der Congregatie te gedragen.
Bij de zieken, krankzinnigen en ouderlingen zullen zij zich vooral toeleggen op een liefdevol en zachtzinnig geduld, en een nederig me-dedoogen, en nimmer den mensch, maar altijd Christus, onzen Goddelijken Zaligmaker, in den persoon van hen, die zij dienen, beschouwen.
Wat de lichamelijke middelen betreft, vooral bij de zieken en krankzinnigen, zullen zij nauwkeurig de voorschriften van den geneesheer volgen en hem omstandig verslag geven van hunne uitwerking.
Zij zullen den zieke of lijdende met liefde dienen, en met geduld de lasten en moeielijk-heden, aan dezen dienst verbonden, verdragen.
Ofschoon zij alle zorg en moeite moeten aan-wenden, om den zieke naar het lichaam behoorlijk te dienen en te verzorgen, moeten zij bovenal op het zieleheil bedacht zijn; daarom zullen zij den zieke opwekken tot geduld en onderwerping aan Gods H. wil, en om zijn lijden met het lijden van Jesus te vereenigen, en het alzoo verdienstig te maken.
Zij zullen de zieken op eene gepaste wijze van God en de H. Maagd spreken, met hen bidden en vooral zorgen, dat zij tijdig met de
— 52 —
HH. Sacramenten voorzien worden, en hen daartoe voorbereiden.
De Broeders zullen de noodlijdenden met een opgeruimd en vlijtig gemoed dienen, en geen weerzin doen blijken, om somtijds walgelijke diensten te verrichten, zoo de noodzakelijkheid zulks vordert, maar zich alsdan edelmoedig overwinnen: de Liefde vermag alles.
Indien de Broeders geroepen worden, om besmettelijke zieken te verplegen, dan zullen zij zich gelukkig achten, dat hun zulke taak wordt opgelegd, daar zij hierdoor in de gelegenheid worden gesteld, om als martelaar van liefde hun leven te kunnen eindigen, en tot belooning eene onsterfelijke kroon in den Hemel te ontvangen.
De Broeders zullen zeer oplettend zijn, om de zieken met zedigheid te behandelen, ten einde bij den dienst van anderen zich zeiven niet te vergeten.
Oefenmgeia en Grebeclen.
Over het opstaau.
De Broeders zullen dagelijks te half vijf uren gewekt worden, vlijtig op het eerste teeken opstaan, hunne eerste gedachten aan God geven en zich vervolgens met ijver tot de bepaalde oefeningen begeven.
Constitutie.
De handelwijze in de eerste oogenblikken na het ontwaken heeft zooveel invloed op de ove-rio-e verrichtingen van den dag, dat daarvan
O O O '
dikwijls het al of niet gelukken van de geestelijke oefeningen en werken afhangt.
De Broeders zullen daarom, zoohaast zij ontwaken , hun hart door eene akte van liefde, tot God verheffen en hunnen geest met goede
gedachten bezighouden, totdat het teeken van opstaan gegeven wordt.
Zij zullen te half vijf uren, door een hunner met de woorden: Geloofd zij Jems Christus! gewekt worden, waarop allen zullen antwoorden: Amen.
Onmiddelijk zullen zij het bed verlaten, den raad volgende, welken de H. Theresia aan hare Zusters gaf: „ Als gij het teeken tot op-„ staan hoort, wentelt u dan niet meer heen „en weder, maar staat dan zoo haastig op, „ als waret gij op brandende kolen gelegen , „ zoo gij de grootste verdiensten niet wilt la-„ ten verloren gaan.quot;
Na het teeken des H. Kruises gemaakt te hebben, staan zij op, denkende dat de Hemelsche Bruidegom hen roept tot Zijnen H. Dienst: zich vervolgens in de HH. Harten van Jesus en Maria aanbevelende, doen zij eenige schietgebeden volgens hunne godsvrucht.
De Broeders zullen zoowel bij het kleeden als ontkleeden hunne religieuse kleederen kussen uit eerbied en hoogachting voor hunnen Staat en om aan de aflaten, hieraan verbonden , deelachtig te worden.
Zij zullen hunne slaapplaats niet mogen verlaten, dan na hun bed te hebben afgehaald en behoorlijk gekleed te zijn.
Indien iemand gegronde redenen heeft, om niet op den bepaalden tijd op te staan, dan
moet hij door een teeken den naast bij hem zijnden Broeder hiervan verwittigen, die daarvan den Overste kennis zal geven.
De Broeders zullen op hunne hoede zijn, om zich niet lichtelijk te ontslaan van op den gestelden tijd op te staan; de eigenliefde verblindt zoo behendig en weet zoovele redenen daartoe te vinden; ook is de duivel overtuigd, dat, zoo hij den kloosterling van zijne gemeenschappelijke morgenoefeningen kan wederhou-den, hem het overige gemakkelijk zal gelukken.
Daar het op de slaapplaats strikte stilzwijgendheid is, zullen de Broeders aldaar alle gerucht vermijden en elkander geene oorzaak
van stoornis geven.
-----
O vei- het slapengaan.
De Broeders moffen des avonds te lieden
O O
uren gaan slapen; om half tien zullen zij echter op hunne slaapplaats moeten zijn. Dezen tus-schentijd zullen zij met godsdienstige oefeningen doorbrengen.
Constitutie.
Ofschoon de Broeders zich te negen uren ter rust mogen begeven, zullen zij, die hiertoe geene bijzondere redenen hebben, loffelijk handelen, om van tijd tot tijd zich nog eeni-ge oogenblikken met het gebed bezig te houden ; het staat hun echter geheel vrij, het is geene verplichting.
De Broeders kunnen dezen tijd doorbrengen met den H. Kruisweg te bidden, dat hun bijzonder wordt aanbevolen, dewijl het H. Lijden van Jesus de bron is, waaruit al de Heiligen hunne heiligheid geput hebben, en wij voorzeker niets aangenamer aan God, voordee-liger voor ons zeiven en verdienstelijker voor de overledenen kunnen verrichten.
Zij kunnen ook den Rozenkrans bidden, zich met Jesus in het H. Sacrament des Altaars onderhouden, zich voorbereiden voor de meditatie of andere godvruchtige oefeningen verrichten.
Het is den Broeders volstrekt verboden, zich van negen tot shalf tien met studie of andere zaken bezig te houden, alsook om buiten de Kapel of bidplaats te blijven, al ware het ook om te bidden; zij begeven zich ter rust of blijven in de bidplaats, tenzij met bijzondere vergunning van den Algemeenen Overste.
— 57 —
De Oversten zijn verplicht hierop nauwkeurig te letten.
Men zal ook zorgen, dat er in die gangen en binnenplaatsen, waar zulks noodig is, eene behoorlijke verlichting zij.
De Overste of een der Raadbroeders zal de deur of poort sluiten, en alvorens zich ter rust te begeven, zich overtuigen, dat vuur en licht behoorlijk zijn uitgedoofd en dat de Broeders en het inwonend personeel op hunne slaapplaatsen zijn.
----—«—--
Over de Dagorde.
Indien het mogelijk is, zullen de Broeders eiken dag het H. Sacrificie der Mis bijwonen.
Dagelijks zullen zij het kleine Officie van de H. Moeder Gods lezen met Hare Litanie in het latijn; een half uur Meditatie doen, alsmede hunne morgen- en avondgebeden en eeni-ge andere gebeden door de Regelen en Con-stitutiën vastgesteld.
Gedurende het middag- en avondmaal zal er eene Geestelijke Lezing gehouden worden.
Constitutie.
De Broeders zullen te half vijf uren opstaan, en kwartier voor vijf uren in de kapel moeten zijn. Vooraf zullen zij voor liet Aller-lieiligste zich zeiven, hunne werken, oefeningen en gebeden alsook de Congregatie Gode opdragen.
Om kwartier voor vijf zal het Angelus Do-mini gebeden worden en daarna het Morgengebed.
De gebeden behooren langzaam en duidelijk, met godsvrucht en eerbied gedaan te worden; men geve wel acht op de rustpunten.
Om de aflaten, aan vele dezer gebeden gehecht, te verdienen, moeten ze medegebeden worden.
Na het morgengebed leest men de Lauden, vervolgens doet men de Meditatie, welker punten de Overste, na het voorbereidend gebed gedaan te hebben, in twee verschillende keeren zal voorlezen.
Na de Meditatie volgen de Primen, Tertiën en Sexten ; daarna de lofzang Praeclara custos Virginum met het Vers: Immaculata Concep-tio etc., Gaudium annuntiavit etc. en de Oratie : Deus qui per Immaculatam, etc., als eene bede om de gave van Volharding.
Omtrent zes uren zal de H. Mis gelezen worden.
Het ontbijt wordt omtrent zeven uren gehouden, waaronder eene lezing uit het boek, getiteld: „ Het Gelukkig Jaarquot; zal gedaan worden.
Na het ontbijt begeeft zich iedere Broeder met ijver en zorg aan de gewone of opgelegde bezigheden. Hij zal zijnen tijd volgens den o;eest van gehoorzaamheid en zooals het een
O o
dienaar Gods betaamt, doorbrengen.
Kwartier voor twaalf uren de Nonen en de Litanie van de H. Maagd Maria, waarna het bijzonder onderzoek op de voornemens der Meditatie.
Te twaalf uren het middagmaal, waaronder ^ eene Geestelijke Lezing gehouden wordt; ver
volgens uitspanning tot kwartier na één voor de gewone dagen.
O O
Kwartier na één zullen de Vespers gelezen worden, waarna men in het kort de voornemens der Meditatie van 's morgens zal vernieuwen.
Op de dagen, dat er geen Lof gehouden wordt, zullen de Broeders in den loop van den namiddag gezamenlijk een bezoek tot het Allerheiligste Sacrament doen, ten einde hunnen geest te vernieuwen en eenigszins de oneer te herstellen, welke onzen Heer Jesus Christus in het H. Sacrament aangedaan wordt.
Men zal, met vergunning van den Ordinarius, slechts op de Zondagen mogen Lof houden en nog tweemaal in de weck, de Feest-
7
►
i
— 60 —
dagen daarin begrepen, tenzij met bijzondere vergunning in buitengewone gevallen.
Van kwartier na zes tot half zeven zal er eene Geestelijke Lezing gehouden worden. Daarvoor zal men bezigen: Oefeningen der Christelijke Volmaaktheid door den Eerw. Pater Rodriguez; de ware Bruid door den H. Al-phonsus, of andere werken, handelende over het geestelijk leven.
Op de Zon- en Feestdagen zal de Geestelijke Lezing van zes tot half zeven gedaan worden, waartoe men zich zal kunnen bedienen van: Levens der Heiligen, Kerkelijke Geschiedenis of andere godsdienstige onderwerpen, zoo deze van de Kerkelijke goedkeuring voorzien en door den Algemeenen Overste voor de Congregatie toegelaten zijn.
Te half zeven de Completen en de Metten voor den volgenden dag; vervolgens bidt men vijf maal het Gebed des Heeren en de Engel-sche Groetenis met de'handen opgeheven.
Hierna zal men zich onderzoeken over het nakomen der voornemens van de Meditatie.
Te zeven uren het Angelus Domini; daarna het avondmaal, waaronder Geestelijke Lezing en vervolgens uitspanning.
Te half negen uren het Avondgebed met het algemeen onderzoek van geweten; vóór negen uren zal de Overste de punten der Meditatie voor den volgenden dag voorlezen.
/
Om negen uren zal de Overste den Broeders gewijd water geven, volgens orde van rang en ouderdom.
Voor en na de Geestelijke Lezing, alsook voor de oefeningen van eenige aangelegenheid zal men driemaal liet Wees Gegroet bidden.
Indien een Broeder zonder voorkennis van den Overste in de gebeden, het officie of andere oefeningen te laat komt, zal hij zich op zijne knieën werpen, en in die houding blijven, totdat de Overste een teeken geeft om op te staan; daarenboven is hij gehouden, zoo hij merkelijk is te laat gekomen, den Overste na de oefeningen de reden hiervan bekend te maken.
Zoo deze orde niet kan overeengebracht worden met den regel en de gebruiken der Gestichten, waarin de Broeders geplaatst zijn, zullen de Oversten deze, met goedvinden van den Algemeenen Overste, eene verandering kunnen doen ondergaan.
A) Over liet Sacrificie der Mis.
Dewijl de Broeders het onschatbaar geluk hebben, dagelijks het H. Misoffer bij te wonen, zullen zij zich ook beijveren, overvloedige vruchten uit dit groote Offer te trekken.
Te dien einde zullen de Broeders aldaar aan-
wezig zijn: 1° met een geest van geloof en aanbidding, gelijk zij tegenwoordig zonden geweest zijn bij de Offerande op den Calvarieberg : het onbloedig Offer toch verschilt hiervan in wezenlijkheid niet. 2° Met een geest van berouwvolle boetdoening, daar hetzelve wordt opgedragen tot nitwissching onzer zonden. 3° Met aandacht en eerbied: de Engelen zeiven zijn aan den voet der Altaren vol eerbied nederge-knield en bedekken hun aanschijn met hunne vleugelen.
De Broeders zullen de Offerande van zich zeiven met de offerande van den Godmenseh, voor hen geslachtofferd, vereenigen; hunnen geest, hunnen wil, hunne werken, ja hun leven zelfs, indien de Eeuwige Vader zulks vorderde, opdragen.
De Broeders zullen gedurende het H. Misoffer vurige gebeden storten voor hunnen geestelijken voortgang en voor de volharding in de liefde Gods; zij zullen ook de levenden en overledenen indachtig zijn en voor het geestelijk en tijdelijk welzijn der Congregatie bidden.
Zij zullen zich met den Priester vereenigen en het H. Offer met hem opdragen.
De H. Chrysostomus zegt: „ Er is geen be-„kwamer tijd, om met God te handelen dan „de tijd der Goddelijke Offerande; de Enge-„ len nemen deze gunstige oogenblikken waar „als de voordeeligste, die zij kunnen vinden.
„ om den Heer gratiën te vragen ten voordeele „ der menschen; het is vooral in dat plechtige „ uur, dat zij voor ons met de meeste vurig-„ heid bidden.quot;
De Broeders zullen in al de Huizen dezelfde zangboeken als in het Moederhuis bezigen. Zij zullen zich gewoonlijk van den Gregoriaanschen zang bedienen; echter op de Feestdagen der Eerste Klas mogen zij eenvoudige twee-, hoogstens driestemmige zangstukken zingen, welke door het Bestuur der Congregatie bepaald zijn.
Zij zullen geene instrumenten in hunne kapel mogen gebruiken dan het orgel of harmonium.
B) Over de Getijden.
Van al de gebeden , die de Kloosterlingen doen, is er Gode geen welgevalliger dan dat der Getijden,
„De Psalmen,quot; zegt de H. Bernardus, „zijn „ o-eheiliffde woorden , door den H. Geest in-
quot; O lt;-gt;
o-equot;-even , die de H. Kerk in den mond der
*quot; O c? '
„Religieusen stelt, opdat zij in haren naam „ bidden voor alle menschen, zondaars en recht-„ vaardigen.quot;
Zij, die deze gebeden dagelijks met godsvrucht verrichten, bekleeden het ambt der Engelen en Heiligen, die voor God eerbiedig
— 04 —
nedergeknield, in eene blijvende vreugde zingen : Heilig ! heilig ! heilig !
„Honderd bijzondere gebeden zijn niet van „ zoo groote waarde als een enkel Getijde-„ gebedzegt de H. Alphonsus.
Dat de Broeders dikwijls overwegen en met een levend geloof overdenken, hoe aangenaam het aan de H. Maagd, hunne groote Patrones is, Haar dagelijks door dit verheven gebed te loven en te vereeren, en welk een grooten schat van genaden en verdiensten zij door het godvruchtig lezen der Getijden kunnen vergaderen.
De Broeders zullen daarom nimmer van het Koor afwezig zijn , dan in de grootste noodzakelijkheid.
De geleerde Bourdaloue zegt: „ Van het „Koor afwezig zijn zonder volstrekte noodza-„ kelijkheid is het teeken van eene ziel, die „verflauwt en hare eerste vurigheid verliest. „Van het Koor afwezig zijn, zonder vergun-„ ning, is het teeken van eene ziel, die de ge-„ hoorzaamheid afwerpt. Van het Koor afwezig „zijn, zonder de verplichting te hebben hier-„van zijne schuld te belijden, is het klare „bewijs, dat eene gemeente verslapt en van „ hare regeltucht afwijkt.quot;
De Broeders zullen er met zulke aandacht, eerbiedigheid en godsvrucht tegenwoordig zijn, dat zij elkander stichten.
De Broeders zullen zich op het gegeven tee-ken tot iedere oefening voorbereiden, met zich , gelijk de H. Bernardus deed, deze vraag te stellen: Wat ga ik doen?
Zij, die uit noodzakelijkheid het Officie buiten het Koor moeten lezen, zullen den vast-gestelden tijd van hetzelve zooveel mogelijk houden.
Gedurende de drie laatste dagen der Goede Week, zal men lezen als volgt;
1° Voor de Metten en de Lauden eenmaal de zeven Boetpsalmen.
2° In plaats van de Primen, Tertiën, Sexten en Nonen viermaal de psalmen Miserere en De profundis.
3° Voor de Vespers en Completen tweemaal de psalmen Miserere en De profundis.
C) Over de Meditatie.
De Meditatie is eene der noodzakelijkste en wezenlijkste oefeningen van het geestelijk leven. Al de instellers van Kloosterorden hebben de oefening der Meditatie bijzonder aanbevolen; al de Heiligen hebben die geoefend en de meeste der verdoemden zijn daarom verworpen, wijl zij de eeuwige waarheden niet overwogen hebben. 5
/
De Meditatie is eene bron van licht, genade en sterkte; zij is hot voedsel der ziel, de troost in de wederwaardigheden en de overwinning in de bekoringen.
Zonder den geest van het inwendig gebed is het niet mogelijk, dat een Religieus den geest van Jesus Christus bekome.
De H. Bonaventura zegt, dat een kloosterling, die geene Meditatie doet, eene trage, flauwe, ja doode ziel in een levend lichaam draagt; endeH. Cajetanus voegt erbij, dat niemand waardig is, den naam van Religieus te dragen, die zich niet ten minste eenmaal daags op de Meditatie toelegt.
„ De Meditatie verwaarloozen,quot; zegt de H. Theresia, „ is zich zonder toedoen van den „ duivel in het verderf storten.quot;
Indien een kloosterling het inwendig gebed niet oefent, dan heeft hij ook geene kracht om aan de aanvallen zijner vijanden te wederstaan, en om de christelijke deugden te oefenen.
Zonder het gebed staat God ons niet bij met Zijne genade, en zonder Gods genade en bijstand vermogen wij niets goeds ter zaligheid.
In één woord: „ Zonder gebed,quot; zegt de H. • Chrysostomus, „is het volstrekt onmogelijk, „ deugdzaam te leven.quot;
„ God wenscht niets meer, dan ons Zijner „ genaden deelachtig te maken, maar Hij wil „ er om gebeden worden,quot; zegt de H. Gregorius.
Is het onmogelijk, zonder het gebed in de
deugd voort te gaan cn te volharden, het is even onmogelijk, met het inwendig gebed in zonde te blijven leven.
De Broeders zullen zich beijveren, om men-schen van gebed te worden, en vooral zich naarstig toeleggen, om hunne Meditatie wel te verrichten.
Om in die heilige oefening wel te slagen, is het noodzakelijk zich hiertoe voor te bereiden.
Er zijn drie soorten van voorbereiding, te weten: de verwijderde, nadere en onmiddelijke voorbereiding.
De verwijderde voorbereiding bestaat in eene gedurige ingetogenheid, voortkomende uit het overdenken van Gods tegenwoordigheid, en in de getrouwheid aan de voornemens, die men in de vorige Meditatie gemaakt heeft.
O o
De nadere voorbereiding bestaat, in 's avonds te voren het onderwerp zijner Meditatie vast te stellen, het met aandacht te overdenken, te verdeelen en reeds op zich zeiven toe te passen. Vervolgens trachte men met deze gedachten in te slapen, en bij het ontwaken er met aandacht, geest en hart op te vestigen.
De onmiddelijke voorbereiding behelst drie oefeningen, als: de oefening des geloofs; der aanbidding Gods, waardoor men zich in Zijne tegenwoordigheid stelt, en de oefening van ootmoed, waardoor men berouw en leedwezen over zijne zonden verwekt.
— 68 —
Vervolgens bidt men God om verlichting, door de verdiensten van Jesus Christus en de voorspraak van de H. Maagd Maria.
Deze akten gehooren met alle mogelijke aandacht gebeden te worden.
Daarna leest de Overste de Meditatie en men overweegt die bij zich zei ven; men breidt ze uit en men maakt er eeniffe korte bemerkingen
O O
op; men past ze op zich zeiven toe, zorg dragende, dat de tijd niet geheel en al met overwegen voorbij ga; men moet bij het overwegen veel bidden, en den Heer met nederigheid en vertrouwen om hulp en bijstand smeeken. Daar de Meditatie dient, om den wil tot goede bewegingen en heilige voornemens op te wekken, zoo moet zij gestaakt worden, zoohaast het hart bewogen is; men boude zich met die gevoelens bezijr, en trachte er de ziel van te doordringen.
O 7 O
Het is niet noodig, zich te zeer in te spannen en zijnen geest te vermoeien; kalm en eenvoudig, maar met een oprecht hart over-wege en bidde men.
De Broeders zullen bijzonder acht geven om nimmer de Meditatie te eindigen, zonder een bijzonder voornemen gemaakt te hebben, een ieder volgens zijne behoefte. Dit voornemen heeft ten doel de verbetering eener fout of ondeugd , waarvan men de gelegenheden zal trachten te voorzien, of de beoefening van de eene of andere deugd.
~ 69 —
Ten slotte houdt men eene samenspraak niet Jesus en Maria en bidt men om de genade van getrouw te zijn aan zijne voornemens.
Men eindigt de Meditatie : 1° Met eene akte van dankbaarheid voor de ontvangene weldaden ; 2° met eene akte van opoffering der gemoedsbewegingen en goede voornemens ; 3° met eene akte van verzoek om de genade te verkrijgen, van getrouw zijne voornemens ten uitvoer te brengen, door de verdiensten van Jesus en de voorspraak der H. Maagd Maria, van den H. Joseph en alle H. Patronen.
Ofschoon het somtijds voordeeliger is, de stof der Meditatie te volgen, welke in de Gemeente wordt voorgelezen, is men nogtans vrij eene andere te kiezen ; bij voorbeeld, de Meditatie van daags te voren, of het een of ander punt van Jesus' H. Lijden, of de Smarten der H. Maagd, of wel eene der eeuwige waarheden.
De Broeders zullen zorgen zich nimmer ter rust te begeven, zonder zich tot de Meditatie te hebben voorbereid.
D) Over de Gebeden en Oefeningen.
De gebeden en oefeningen, welke in de Congregatie geschieden, bestaan in gemeenschappelijke en afzonderlijke.
Er mogen geene gemeenschappelijke Oefeningen in de Congregatie gedaan worden, dan die zijn voorgeschreven, zonder oorlof des Al-gemeenen Oversten.
De Broeders zullen des Zondags zooveel mogelijk den H. Kruisweg bidden.
Elke Broeder zal dagelijks een Rozenhoedje bidden ; doch op de Zondagen en op die dagen, welke de Broeders als Feestdagen vieren, alsmede des Zaterdags zal men hetzelve gezamenlijk bidden, en wel des Zondags voor de Overheid, Ouders, Vrienden en Weldoeners; op de vijf voornaamste Feestdagen der H. Maagd, namelijk; de Onbevlekte Ontvangenis, de Zuivering , de Boodschap, de Opneming-ten-Hemel, de Geboorte; ook op het feest van O. L. Vrouw-Opoffering, voor het geestelijk en tijdelijk welzijn der Congregatie, en des Zaterdags voor de bekeering der zondaars en ongeloovigen, Avelk laatste Rozenhoedje de Geestelijke Lezing vervangt.
Op de Quatertemper-zaterdagen, wanneer des morgens een Rozenhoedje in de Gemeente gebeden wordt, vervalt het 's avonds.
De Broeders zullen novenen houden voor de Hoogfeesten Paschen, Allerheiligen en Kerstmis en voor de bovengenoemde Feestdagen van de Allerheiligste Maagd Maria voor het geestelijk en tijdelijk welzijn der Congregatie; voor het Hoogfeest van Pinksteren, om de gaven van den H. Geest over de Congregatie af te
- 71 —
smeeken; voor de Feesten van den H. Joseph voor den goeden geest der Broeders ; voor de Feesten van den H. Vader Vincentius a Paulo ter verkrijging eener ware liefde tot den evennaaste, en voor liet welzijn der scliolen voor den Feestdag van den H. Aloysius de Gonzagua.
Gedurende het Octaaf der Geloovige Zielen zullen de Broeders dagelijks den H. Kruisweg bidden voor allen, die in den Heer ontslapen zijn, doch bijzonder voor de afgestorvene Broeders, Ouders, Vrienden en Weldoeners.
Zij zullen meermalen hunne in den Heer ontslapene Broeders in hunne gebeden en goede werken gedenken, opdat, als zij ook eenmaal in die zuiveringsplaats zouden moeten verblijven, zij insgelijks door de Broeders geholpen worden.
E) Over iet Onderzoek van Geweten.
Al de Heiligen en al de schrijvers over het inwendig leven hebben het Onderzoek van ge-weten ten sterkste aanbevolen, als zijnde een der krachtigste middelen, om zijne fouten uit te roeien en voortgang te doen in de deugd en volmaaktheid.
Men kan dit Onderzoek niet verzuimen zon-
♦
— 72 —
tier te kort te blijven aan ecne der voornaamste verbintenissen van het kloosterlijk leven.
Om zich zeiven te overwinnen, zijne gebreken te verbeteren en voortgang te doen in de deugd, moet men kennen wat ons ontbreekt; en hoe zal men tot die kennis geraken, indien men zich niet onderzoekt ?
Welke vrachten zal de Meditatie aanbrengen, indien men zich bepaalt bij het maken van voornemens, zonder te onderzoeken, hoe men ze heeft nagekomen?
De H. Ignatius stelt het Onderzoek daarom op zekere wijze nog vóór het gebed.
Het Onderzoek is tweeërlei; het algemeen en bijzonder.
Het algemeen Onderzoek geschiedt des a-vonds over de fouten, welke men gedurende den dag bedreven heeft.
Het bijzonder Onderzoek geschiedt over ééne zaak alleen.
De hoofddrift moet doorgaans de stof van het bijzonder Onderzoek zijn.
„Nogtans,quot; zegt Rodriguez, „wanneer men „uitwendige gebreken beeft, welke den naaste „hinderen, is het daarmede, dat men moet „ beginnenb. v. liefdeloos voor zijne Medebroeders zijn, kleine diensten weigeren, te veel of grammoedig spreken , ongeschikt in zijne handelingen zijn, enz. Men moet daarmede beginnen: dit vordert dc rede en de liefde.
— 73 —
Het is van groot belang, dat elk wc te, waarover zijn bijzonder Onderzoek te doen; daarin zal hij zijn Zielbestierder en zijn Overste raadplegen.
Bij het bijzonder Onderzoek, moet men, na zich in Gods tegenwoordigheid gesteld te hebben, de vijf volgende punten in acht nemen:
1° God voor de ontvangene weldaden bedanken.
2° Met vurigheid het licht van den H. Geest afsmeeken, om zijne fouten te kennen.
3° Zich zorjTvuldiquot;: onderzoeken over de stof,
O O '
welke men tot het bijzonder Onderzoek gekozen heeft.
4° God met ootmoed om vergeving vragen, door de verdiensten van het Lijden en den dood van Christus.
5° Een besluit vormen, om met meer ijver de uitroeiing der ondeugd of de verkrijging der deugd, die het onderwerp van het Onderzoek is, voort te zetten.
Om de vrucht van het bijzonder Onderzoek te verzekeren, zal men in den loop van den dag, telkenmale als men het ongeluk gehad heeft de fout te begaan, die men besloten had te vermijden, eene verheffing des harten tot God doen, om te betuigen, dat zulks ons leed doet. Dit kan onopgemerkt geschieden.
Men kan ook met veel vrucht het tegenwoordige met het verledene vergelijken, om te
— 74 —
zien, of men voortgang: gemaakt lieeft of niet.
7 F3 O O
Het algemeen Onderzoek moet eiken avond geschieden over al de zonden, fouten en gebreken, die men gedurende den dag bedreven heeft door gedachten, woorden, werken en ver-zuimenissen.
Nimmer begeve men zich ter rust dan na zijne fouten door een oprecht leedwezen te hebben uitgewischt. Is men getrouw in het Onder-
O O
zoek des gewetens, dan zal men zijn hart steeds zuiver houden; altijd in staat zijn, om eenegoede en heilzame biecht te spreken, en gereed-om voor God te verschijnen, indien het Hem mocht behagen ons onverwachts tot Zich te roepen.
Het leedwezen en het vernieuwen zijner goede voornemens zijn de wezenlijkste en gewichtigste punten van het Onderzoek, waarmede men zich dan ook het langste behoort bezig te houden.
O O
De Oversten zullen des Zondags ten minste een kwartier uurs bepalen om zooveel mogelijk het Onderzoek te doen wegens de fouten, ge-
O / O
breken en onachtzaamheden in de afgeloopene week bedreven. Men zal dan onderzoeken :
1° Hoe men zijne beroepsbezigheden heeft volbracht.
2° Hoe men de Regelen en Constitutiën on-derhouden heeft.
3° Met welke nauwgezetheid men de voorschriften voor de Meditatie en het Onderzoek heeft opgevolgd.
— 75 —
4° Of men de Stilzwijgendheid naar belmoren heeft onderhouden.
5° Of men niets misdaan heeft tegen de Broederlijke Liefde.
6quot; Of men zich aangaande de Geloften van Annoede en Gehoorzaamheid niets te verwijten heeft.
7° Men maakt vervolgens een vast voornemen , zich van die gebreken te beteren, waaraan men zich plichtig kent, en bidt hiertoe God om genade door de voorspraak der II. Moeder Gods.
De Broeders zijn volstrekt gehouden, het algemeen en bijzonder Onderzoek te doen, en indien eene noodzakelijke bezigheid hen dit op den gestelden tijd belet, zijn zij verplicht, het zoohaast mogelijk te volbrengen.
Zelfs gedurende eene lichte ziekte mogen de Broeders zich hiervan niet ontslaan.
F) Over de Geestelijke Lezing.
De Geestelijke Lezing is voor de betrachting der volmaaktheid zoo noodig als het gebed.
Al de Stichters van Kloosterorden hebben hunnen Zonen de Geestelijke Lezing als voor-deelig, ja noodzakelijk aanbevolen en voorgeschreven.
Dooi' deze Lezing leert men op eene bijzondere wijze Gods groote en aanbiddelijke volmaaktheden kennen en beschouwen. *
In de Geestelijke Lezing zal men de ware denkbeelden van de verhevene geheimen des geloofs en der heerlijke waarheden van onzen H. Godsdienst vinden.
De Geestelijke Lezing zal ons aansporen om de heldhaftige voorbeelden der Heiligen, die zij ons toont, na te volgen.
Vele Heiligen hebben hieraan hun geluk te danken; zooals de H. Antonius door de Lezing van het H. Evangelie.
De H. Augustinus, de H. Ignatius de Loijola en meer andere zijn door de Lezing opgewekt geworden om de ijdelheden der wereld te verlaten, en zich uitsluitend met het bewerken hunner eeuwige zaligheid bezig te houden.
Hoe dikwijls hebben wij zeiven ons door de Geestelijke Lezing niet aangespoord gevoeld, om eenige fout te vermijden, of zekere ondeugd uit te roeien.
Hoe menigmaal maakten de levens der Heiligen op ons een diepen indruk, en gevoelden wij de zucht om hen na te volgen.
De Broeders zullen zich niet tevreden stellen met het bloot aanhooren der goddelijke waarheden ; maar zij zullen trachten zich wel van hetgeen hun voorgelezen wordt te doordringen en het op zich zeiven toe te passen,
daar dit het middel is, om vruchten van de Geestelijke Lezing te plukken.
Men zal zeer omzichtig zijn in de keuze der boeken.
Niet alle hoeken, ofschoon goed en nuttig, passen voor de Broeders; want elke Congregatie is bezield met eenen geest, welke haar eigen is en waardoor zij leeft. Men zal dus boeken gebruiken, welke met dien geest overeenkomen of ten minste daarmede niet strijdig zijn.
Vooral de Regelen en Constitutiën, die geheel overeenstemmen met den geest, welke de Broeders moet bezielen, behooren naastig gelezen te worden.
In de Congregatie zullen geene boeken, voor
O ö O
welke lezing ook, gebruikt worden, zonder van Kerkelijke Goedkeuring voorzien te zijn, en den stempel te dragen van de toelating des Alge-meenen Oversten, tenzij met eenc bijzondere vergunning. Hieronder zijn ook de studieboeken begrepen.
amp;) Over iet Gedrag in den Kefter.
Hetzij gij eet, hetzij gij drinkt, doet alles tot eer en glorie van God (H. Paulus).
De Broeders zullen bij den maaltijd niet al-
— 78 -
leen de gemecnscliappelijke gebeden voor en na tafel met aandaclit verrichten; maar, terwijl het lichaam zijn voedsel ontvangt, zullen zij ook trachten hunne ziel te voeden met de geestelijke spijs, door de Lezing hun aangeboden.
Gedurende den maaltijd zullen zij de matigheid , de wellevendheid en de armoede in het oog houden; zij zullen zich bij eiken maaltijd ten minste in iets versterven, en vooral zich wachten van spijs of drank door woorden of teekenen af te keuren.
Zij houden de oogen nedergeslagen, geen acht gevende op hetgeen anderen doen.
De Broeders zullen goed en gezond voedsel ontvangen, opdat zij, hunne gezondheid bewarende, voor Gods glorie kunnen arbeiden; doch buitengewone of bijzondere spijzen te verlangen , of de gewone af te keuren, zoude met de wellevendheid, den geest der Religieuse versterving en de Gelofte van Armoede strijdig zijn.
De gebeden voor en na tafel zullen volgens den Brevier gezegd worden.
Na het dankgebed verlaten de Broeders de eetplaats, en terwijl zij zich volgens orde naar de kapel begeven om een bezoek aan het Allerheiligste te doen, zeggen zij beurtelings tot dankzegging den lofzang Te Deum, gevolgd door de Oratie.
Zoo er niets noodzakelijks meer te verrich-
ten is, begeven zij zich stilzwijgend naar de recreatieplaats, alwaar zij, na liet bidden van de Engelscbe Groetenis, beginnen te spreken.
In de Vasten en den Advent wordt, in plaats van den lofzang Te Deuni, de psalm Miserere met de Oratie: Dens qui culpa etc. gebeden.
Des avonds na de dankzegging zullen de Broeders naar de kapel gaande, den psalm De profundis met de Oratiën: Deus, qui veniae largitor etc. voor de overledene Broeders, Vrien-den en Weldoeners bidden.
Voor liet ontbijt en de collatie bidt de Overste na Benedicite gezegd te hebben, liet gebed Largitor etc., en alvorens te beginnen, zegt hij: Laudetur Jesus Christus.
Na het ontbijt zegt de Overste: Tu autem, Domine, miserere nobis, waarna de Broeders gezamenlijk zeggen de Antiphone der IL Maagd, volgens den tijd des jaars. De Overste zegt de
daarbij behoorende Oratie.
-------
Ovex* de StiliBwijg-ciidlieitl.
Des namiddags te drie uren zullen de Broe-
O
ders het Lijden en den Dood van onzen God-
— 80 —
delijken Zaligmaker indachtig zijn en een kort gebed doen ter eere van het Heilig en Aanbiddelijk Hart van Jesus, alsmede tot vier uren strikte Stilzwijgendheid houden.
Wijders zal het strikte Stilzwijgendheid zijn van des avonds na het Angelus Domini tot des morgens na hetzelve; uitgenomen den tijd van uitspanning na het avondmaal. Deze Stilzwijgendheid zal altijd onderhouden worden op de plaatsen in de Constitutiën bepaald.
Gedurende den dag zullen de Broeders zich trachten te houden in Gods tequot;:emvoordi2:heid,
O O '
van tijd tot tijd hun hart tot Jesus en ]\laria verheffen, en zorgvuldig het onnoodig spreken vermijden.
Constitutie.
De Heiligen hebben op eene wonderbare wijze de voordeden der Stilzwijgendheid verheven.
„Iemand, die met zijne tong niet zondigt,quot; zegt de H. Jacobus, „is een volmaakt mensch.quot;
Jac. III.
„Deze Godspraak,quot; zegt Dyonisius de Kar-thuizer, „ is de grondsteen van den regel der „ Stilzwijgendheid, ingevoerd in al de Klooster-„ orden.quot;
De H. Bernardus, deze woorden van den H. Jacobus uitleggende, zegt: „Dat niemand on-
— 81 —
„ zer zich beroeme over het kleed, dat hij „ draagt; want hoewel wij eene kleeding van „ heiligheid dragen, hetwelk te kennen geeft, „ dat wij Kloosterlingen zijn, nogtans zijn wij „ dit niet, indien wij onze tong niet weten te „ beteugelenquot;.
De Stilzwijgendheid is de sleutel des gebeds , de oorsprong van de rust der ziel.
„De Stilzwijgendheidquot;, zegt de H. Joannes Chrysostomus, „zal u doen zegepralen over al „ uavc driften en u in veiligheid stellen tegen „ al de aanvallen uwer vijanden.quot;
Het wel inachtnemen der Stilzwijgendheid is een duidelijk kenmerk der geregeldheid in de congregatiën: waar zij wel onderhouden wordt, daar woont God, heerscht de geest van ingekeerdheid, en worden de godvruchtige oefeningen hooggeschat.
Integendeel waar de regel der Stilzwijgendheid wordt veronachtzaamd, daar is de orde reeds verbannen, of zij zal althans niet lang meer kunnen in stand gehouden worden; daar ontstaat weldra uitgestortheid, twist, gemor, afgunst en nijd. Men komt eindelijk zoo ver, dat men vergeet, waarom men de wereld verlaten en het kloosterlijk leven aanvaard heeft. Zoo verderfelijk kunnen de gevolgen van de overtreding der Stilzwijgendheid zijn.
De Oversten moeten dus nauwkeurig waken
G
— 82 —
op het onderhouden van dezen hoogst gewich-tigen Regel, en iedere Broeder moet het zich tot plicht rekenen van deze voorschriften niet af te wijken, aangezien de welvaart der Congregatie grootendeels daarvan afhangt.
Dat de Broeders dikwijs de woorden der H. Schriftuur overwegen: „Die zijnen mond bewaart, bewaart zijne ziel; maar die onvoorzichtig is in zijne woorden, zal in ongelukken vervallen.quot; Prov.
De Stilzwijgendheid is drieërlei : de Stilzwijgendheid der tong, die van den geest en die des harten.
De Stilzwijgendheid der tong, zonder die van den geest en het hart, maakt den Kloosterling Avel stilzwijgend, maar zij is niet in staat, hem waarlijk ingekeerd te maken. De eerste bestaat in het vermijden van het onnoodig spreken ; de tweede en derde in het verwijderen van ijdele gedachten uit geest en hart.
De Regel der Stilzwijgendheid vordert, dat er buiten den tijd van uitspanning steeds stilte zij en men elk onnoodig gerucht vermij de ; dat men zich wachte van lachen of teekens te geven; dat men niet één woord spreke dat nutteloos is. Zoo de werkzaamheden of de naastenliefde het spreken vorderen moet het niet langer duren dan volstrekt noodzakelijk is, en op zulk een stillen toon, dat een derde persoon het niet verstaat.
Gedurende den tijd der strikte Stilzwijgend-
— 88 —
heid, die meer bepaald bestemd is, om zich met God alleen bezig te houden, spreke men slechts dan, als het niet kan uitgesteld worden; ja zelfs buiten het Huis zijnde, zal men dezen tijd eenigerwijze eerbiedigen, zoo als des morgens vóór en des avonds na het Angelus Do-mini en tusschen drie en vier uren.
Met zijnen Overste mag men overluid spreken, mits het geschiede, in eene afgezonderde kamer; ook, wanneer de Broeders kinderen onderwijzen , met Avereldlijken omgaan, hulpbehoevenden verplegen of andere werken van liefdadigheid uitoefenen.
In één woord, indien het spreken nuttig of noodzakelijk is, dan geschiede het zooals de liefde tot den naaste of de welvoeglijkheid zulks voi'dert.
In de Kapel of Bidplaats, den Refter en de Slaapplaats en op al die plaatsen, welke de Overste bepaalt, zal men de strikte Stilzwijgendheid altijd onderhouden.
De Stilzwijgendheid moet geregeld zijn door de bescheidenheid, die het zout der deugden is. Deze vordert, dat men zwijge, wanneer het spreken verboden is, en spreke, wanneer het zwijgen ongepast zoude zijn; dat men niet voorbarig zij , maar vooraf bedenke, wat men te zeggen heeft; dat men met eerbied spreke tot de Priesters, Kloosterlingen, Oversten en oudere Broeders; dat men in het verkeer met zijne Medebroeders de
— 84 —
regels van liefde en wellevendheid In acht neme; dat men in de gesprekken met vreemden de voorzichtigheid, zedigheid en welvoeglijkheid in het oog houde, zich gedragende zooals het een welopgevoed , zedig en godvruchtig mensch en vooral gelijk het een Religieus betaamt.
Een wijs mensch spreekt weinig en bedenkt vooraf, wat hij zegt; en de uitzinnige spreekt veel en zonder overweging.
De H. Koning David zegt: „ De rechtvaardige „zal al zijne woorden door de voorzichtigheid „bestierenquot;. Ps. XXXVI. 30.
„ Die zijnen mond bewaartzegt de H. Geest, „bewaart zijne zielquot;. Prov. XIII. 3.
„ De eer en de luister zijn in de redevoe-„ringen van den wijze, maar de tong van den „onvoorzichtige is zijn ondergang.quot; Eccl.V. 15.
Dat de Broeders zich vooral wachten bij vreemden , familie of vrienden te spreken van zaken, die het Huis, de Regels, den Overste, het Bestuur of hunne persoonlijke moeielijkheden be-treffcn; hierdoor zouden zij groote ergernis kunnen geven en oorzaak zijn van de droevigste gevolgen.
A) Overweging van het Lijden des Heeren.
Te drie uren zullen de Broeders het gebed ter eere van het H. Hart van Jesus uit de a-
— 85 —
vondgebeden bidden : „ Ik Broeder..... enz.quot;,
en tot vier uren zich met het smartvol Lijden des Verlossers bezighouden.
De Broeders zullen zich tot de overweging van een of ander punt uit Jesus' Lijden kunnen bepalen, zooals: de Doodsangst in den Hof der Olijven; de Verlosser door de rechters veroordeeld, verguisd en gehoond; de Godinensch met doornen gekroond; Jesus, in Zijne geese-ling; de Man van Smarten ; of wel eene der statiën van den H. Kruisweg.
Niets is Gode zoo aangenaam en ons zeiven zoo voordeelig als het smartvol Lijden van Jesus te gedenken. Daarin zien wij de liefde, die de Eeuwige Vader en Jesus, Zijn beminde Zoon, den mensch toedraagt.
Ook hieruit kunnen wij eenigermate de groote boosheid der zonde afleiden: zij heeft aan een Godmensch Bloed en Leven gekost.
De H. Bernardus zegt: „ Niets is zoo geschikt „ om de wonden onzer ziel te genezen en ons „hart te zuiveren, dan het gestadig overden-„ ken van het Lijden van Jesus.quot;
Het is een middel om alle soort van bekoringen te overwinnen.
De H. Augustinus verzekert ons, dat hij in alle voorvallen geen krachtiger middel vond, dan zich in de H. Wonden van Jesus te verbergen.
De Broeders zullen bij het overwegen van
— 86 —
Jesus' Lijden zich trachten op te wekken tot medelijden en leedwezen over hunne zonden, tot dankbaarheid en wederliefde, tot hoop en betrouwen, maar vooral tot navols-ing.
' O O
Indien Jesus, de schuldelooze Jesus, zooveel uit liefde voor den gevallen mensch geleden heeft, is het dan niet billijk, dat ook wij iets uit liefde tot Jesus verduren, om Hem, hoewel van verre, na te volgen.
De H. Petrus zegt: „ Christus heeft voor ons „ geleden, ons een voorbeeld nalatende, opdat „wij Zijne voetstappen zouden drukken.quot;
De Broeders zullen zich zoo dikwijls mogelijk , met het H. Lijden van Jesus bezighouden; zij zullen daarin al de middelen vinden om hunnen Staat waardig te beleven, en om de moeielijkheden te overwinnen.
Men zij nogtans indachtig, dat noch het onderwijs noch de beroepsbezigheden, ter oorzake dezer overweging mogen veronachtzaamd worden.
B) Over Gods Tegenwoordigheid.
Het gedenken der Goddelijke Tegenwoordigheid wordt met recht door de Leeraars van het geestelijk leven de grondslag der Volmaaktheid genoemd.
— 87 —
Er is geen krachtiger middel om zich te we-derhouden van zonden, fouten en gebreken, of deze te bestrijden en aan de bekoringen te wederstaan, om in deugd en volmaaktheid toe te nemen, dan de gedachte, dat God ons ziet en al onze handelingen gadeslaat.
De meeste zonden en overtredingen komen daaruit voort, dat men Gods tegenwoordigheid niet gedenkt.
De Broeders zullen zich deze oefenino; trach-ten eigen te maken; daarom zullen zij bij het begin van elke werkzaamheid of iedere oefening ze aan den Heer opdragen en telkenmale bij het slaan der klok deze opdracht vernieuwen en hun hart tot God verheffen. „ Wandel in „Mijne Tegenwoordigheidquot;, zeide de Heer tot Abraham; „ en gij zult volmaakt zijnquot;.
Wij wandelen in Gods Tegenwoordigheid, wanneer wij zijnen H. Wil volbrengen en in al onze handelingen alleen zijne eer en glorie beoogen.
De Broeders zullen naar het voorbeeld van den H. Vader Vincentius God in zijne schepselen beschouwen ; in de kinderen, in de zieken, in de Broeders; zij aanschouwen God in alle schepselen.
Het beste middel, om zich de gewoonte eigen te maken in Gods Tegenwoordigheid te wandelen, is dikwijls zijn hart door schietgebeden en heilige verzuchtingen tot den Heer
te verheffen en de voornemens zijner Meditatie te vernieuwen.
Indien men hieraan getrouw is, zal men onopgemerkt tot de volmaaktheid naderen en
den Heer welbehagelijk zijn.
-----
Over de Recreatie of Uitspauniiig1.
De Broeders zullen des middags en des avonds na tafel eene gepaste uitspanning houden, volgens omstandigheden.
Zij zullen ze in eene, den Religieus beta-mende, vroolijkheid doorbrengen; niemand zal er zonder oorlof mogen afwezig zijn.
Constitutie.
De Recreatie , welke op bijzondere tijden wordt verleend, strekt om den geest te ontspannen en geschikter te maken voor den dienst des Heeren; alsook om de lichaamskrachten te vernieuwen, ten einde de bezigheden der betrekkingen behoorlijk te kunnen volbrengen.
De Recreatie bevordert de onderlinge eens-
gezindheid en sticht veel nut als zij wel wordt doorgebracht.
Eeue Uitspannig, genoten in den geest van gehoorzaamheid en met eene oprechte bedoeling, kan even zoo verdienstig zijn als de arbeid en het gebed.
„ Een gepast vermaakquot;, zegt de H. Basilius, „ is geenszins tegenstrijdig aan de godsvrucht en „ de zedigheidquot;.
Wijl de Recreatie eene oefening der Gemeente is, moeten allen dezelve bijwonen ter wille van de broederlijke liefde, zoo de noodzakelijkheid het niet anders vordert.
Een Broeder sticht alsdan meer door zich in eenvoud met zijne Medebroeders te vermaken, dan met zich in de eenzaamheid af te zonderen.
De Broeders zullen trachten vroolijk en opgeruimd te zijn; de droefgeestigheid in een Religieus maakt de godsvrucht hatelijk.
Zij zullen de Recreatie kunnen doorbrengen met onderlinge gesprekken of eenvoudige vermakelijkheden , in zooverre deze voor het algemeen niet hinderlijk zijn, volgens goedvinden des Oversten; ook met lichte bezigheden, die den geest niet vermoeien.
Men onthoude zich van alle uitgestortheid, en spreke niet over Familiebetrekkingen of wereld-sche zaken. Bijzonder zal men eiken twist vermijden en alles wat de onderlinge liefde en eensgezindheid zoude kunnen hinderen; men wachte
— 90 —
zich van ongepaste uitdrukkingen, zich herinnerende de Avoorden van den H. Apostel Pau-lus: „ Doet in alles uwe zedigheid uitschijnenquot;.
De samenspraken der Kloosterlingen moeten nuttig en stichtend zijn. Gedurende de Recreatie is het zeer voordeelig en wordt het derhalve den Broeders aangepi'ezen van tijd tot tijd over geestelijke zaken te spreken. Hiertoe zal men tevens opgewekt worden nu en dan zijn hart tot God te verheffen.
De Broeders zullen, voordat zij de Recreatie beginnen, een Wees Gegroet bidden om door de aanroeping der H. Maagd den zegen van God in hunne samenspraken te verwerven.
Zoodra het teeken om te eindigen gegeven wordt, zullen zij zwijgen en hun hart tot God verhefFen.
Behalve den tijd, die dagelijks voor de uitspanning verleend wordt, zullen de Broeders des Zondags morgens, na de lezing onder het ontbijt, een half uur in den refter mogen spreken, alsook des namiddags van vijf tot zes u-ren, zoo geene bijzondere omstandigheden zulks verhinderen.
Indien de bepaalde recreatiedagen op werkdagen vallen, dan zal men zich voegen naar de Gemeente alwaar men verblijft, en ze tot den volgenden Zondag kunnen uitstellen, of voor en na den schooltijd de uitspanning houden , indien zulks kan geschieden, zonder dat
— 01 —
de bezigheden of liefdewerken er door verhinderd worden.
Wanneer de Broeders door hunne bezigheden of andere omstandio-heden , de Recreatie o-e-
o ' n
heel of gedeeltelijk moeten missen, zullen zij zich hierover niet beklagen, veel minder hunne ontevredenheid toonen; maar deze kleine ontbering in den geest van versterving, ter liefde Gods aannemen, naar het voorbeeld van onzen Goddelijken Verlosser, die steeds Zijne rust en Zijn genoegen ten offer bracht voor het welzijn der zielen.
Buiten de bepaalde recreatiedagen mogen er in geen geval andere gehouden worden, dan met uitdrukkelijke vergunning van den algemeenen Overste, die ze in buitengewone gevallen en in bijzondere omstandigheden kan verleenen.
O v«x- het II• Saci-ameiit dei* Bieclit.
De Broeders zullen alle acht dagen te biechten gaan.
De Ordinarius van het Diocees zal tAvee, drie of meer Biechtvaders aanstellen, volgens het grooter of kleiner getal der Broeders. Geduren-
— 92 —
de den tijd der retraite kunnen zij biechten bij den Priester, die dezelve geeft, als liij maar door den Ordinarius van het Diocees Jurisdictie ontvangen heeft.
Constitutie.
Het is voor een Religieus niet genoeg te leven zooals de gewone Christenen; maar krachtens zijnen Roep is hij verplicht naar de volmaaktheid te streven, tot de volmaakte liefde Gods op te klimmen.
Hij moet beginnen met zich toe te leggen op het verkrijgen eener groote reinheid van geweten, en hiertoe is de Biecht, en vooral de herhaalde Biecht een der zekerste middelen.
Door het H. Sacrament der Biecht worden niet alleen de zondevlekken uitgewischt, maaide ziel verkrijgt kracht en sterkte, om niet meer zoo lichtelijk te hervallen.
De H. Biecht is dat groote werk van onzen H. Godsdienst, waarin de mensch met God over de belangen zijner eeuwige zaligheid handelt; Avaarin hij de uitwerkselen van het dierbaar Bloed onzes Heeren Jesus Christus ontvangt, Wiens verdiensten hem door de genade van het H. Sacrament worden toejievoejrd.
O O
Dit werk vereischt, dat de Broeders zich
door vurige gebeden en verzuchtingen tot God, en door een nauwkeurig onderzoek van hun geweten , voorbereiden.
De voorbereiding zullen zij op den biecht-dag, die voor elk Huis zooveel mogelijk bepaald zal zijn, des morgens in de Meditatie of onder de H. Mis met zorlt;rvuldiquot;iieid ver rich-
O O
ten; zij zullen hunne fouten trachten op te sporen en ingeval zij geene zonden begaan hebben, die stof voor de H. Absolutie uitmaken, zullen zij nogmaals een hartelijk berouw over eene zonde uit het voorgaande leven verwekken , en zich daarvan andermaals in de Biecht beschuldigen.
Een zeker middel, om zijn geweten voor de Biecht wel te onderzoeken is, nauwkeurig te zijn in het dagelijksch onderzoek.
De Broeders zullen in den persoon van den Biechtvader Christus beschouwen, en in eenvoud des harten in zijne uitspraak berusten; voor zeker houdende dat God niet zal toelaten, dat zij misleid worden, wanneer zij zich aan het oordeel onderwerpen van hem, die Gods plaats bekleedt.
De Broeders zullen zorgvuldig toezien om niet uit gewoonte en zonder behoorlijke voorbereiding zich tot de Biecht te begeven; dat zij vooral trachten een waar berouw in zich op te wekken.
Het is zeer voordeelig bij elke Biecht, eene
— 94 —
bijzondere meening te hebben en die tot dat einde op te dragen, zooals: om zekere ondeugd uit te roeien, een hartstocht te overmeesteren, of eenig kruis te dragen.
Het is den Broeders volstrekt verboden, onderling over gewetenszaken te spreken, of de handelingen van den Biechtvader te beoordee-len of af te keuren; indien zij zwarigheden hebben, kunnen zij hunnen Overste raadplegen.
De Overste zal bij het kiezen van eenen Biechtvader met de Gemeente den H. Geest om verlichting bidden.
De Overste zal zorgen, dat er altijd ten minste twee Biechtvaders benoemd zijn, opdat de Broeders alle vrijheid hebben; zij zullen echter vermijden zonder gegronde redenen van Biechtvader te veranderen.
De Broeders onthouden zich van noodelooze gesprekken met den Biechtvader, en mogen slechts met hem over zwarigheden, aan hunne betrekking verbonden, of over zaken, de Regelen betreffende, spreken, in zooverre zij hieromtrent gewetensbezwaren hebben.
OOOO^OOOXgt;
Over lt;le H. ComMmnie.
De Broeders zullen tot de H. Communie naderen alle Zon- en Feestdagen, alsmede tweemaal in de week, als er geen Feestdagen in dezelve komen.
Constitutie.
De H. Communie is niet alleen een Sacrament der Nieuwe Wet, ingesteld door Jesus Christus en bevattende wezenlijk zijn H. Lichaam en Bloed, Zijne Ziel en Godheid, onder de gedaante van brood en wijn, maar zij is nog het grootste en waardigste der H. Sacramenten, het Sacrament bij uitnemendheid.
Het ontvangen van het H. Sacrament des Altaars is het grootste goed, het grootste geluk, de grootste genade , die God aan een zuiver schepsel op de aarde kan toestaan.
Na de offerande der H. Mis is de H. Communie het heiligste, het verhevenste, het roemrijkste werk, dat de mensch op deze wereld aan God kan opdragen,
Eene H. Communie kan meer genaden verwerven dan alle andere oefeningen van den Godsdienst; door ééne H. Communie kan men
meer verdiensten bekomen, dan door alle andere oefeningen van godvruchtigheid.
Zij is de Bron des levens,. het Brood der Engelen, het Voedsel der sterken, de Tarwe der Uitverkorenen, de Wijn die maagden voortbrengt, het Onderpand der gelukzalige eeuwigheid.
Dat de Broeders zich tot de H. Communie op de best mogelijke wijze trachten te bereiden, wijl van de goede gesteltenis, waarmede men tot de H. Communie nadert, ook de genaden en vruchten afhangen, die men daaruit kan en moet medebrengen.
De Broeders zullen zich reeds op den vooravond tot de H. Communie voorbereiden, maar vooral in de Meditatie en onder de H. Mis; zij zullen zich Opwekken tot een levend geloof, een diepen eerbied, eene oprechte ootmoedigheid, een heilig verlangen en eene vurige liefde.
Wanneer zij de H. Communie ontvangen hebben, moeten zij Gode een dankbaar hart opdragen, gelijk het betaamt na het ontvangen van zulk eene groote weldaad, en zorgvuldig gebruik maken van de kostbare oogenblikken, gedurende welke zij met Jesus den oorsprong van alle goed vereenigd zijn.
Het is immers dan voor hen de tijd, om God te loven, te aanbidden, te bedanken, zich in alles aan Hem op te dragen, en Hem
hunne noodwendigheden en verlangens te openbaren.
Gedurende den dag quot;zullen zij dikwijls het groote geluk gedenken, dat zij des morgens genoten hebben, eu het besluit dat zij in de tegenwoordigheid van hunnen Goddelijken Verlosser gemaakt hebben, getrouwelijk naleven.
De Broeders zullen zóó trachten te leven, dat zij waardig zouden zijn, Jesus dagelijks in de H. Communie te ontvangen.
Zij zullen niet van de H. Communie verwijderd blijven zonder wettige redenen, wel overtuigd zijnde, dat zij zich van de grootste gunsten berooven.
Zich van de H. Tafel verwijderd houden om nietigheden, eigenzinnigheden, uit lauwheid of onachtzaamheid is zeer gevaarlijk en baant den weg tot meerderen val, Hoe zal de ziel hare gezondheid behouden, indien men haar dit goddelijk Voedsel onttrekt.
Daarenboven veroorzaakt zulk een cedra^
O O
niet zelden groote ontstichting.
Het is waar dat men aan God rekenins geeft
O O
van elke H. Communie, die men ontvangt;
' O 7
maar men geeft ook rekening van iedere H. Communie, die men vrijwillig of uit onachtzaamheid verzuimt.
De Broeders zullen communiceeren op de Zon- en Feestdagen, en op die dagen, waarop
aan de Conoregatie Volle Aflaat verleend is.
O O
Wanneer echter geene dezer dagen in de week voorkomen , zal men gewoonlijk des Dinsdags en Donderdags tot de H. Communie naderen , zoo de Overste om de eene of andere bijzondere reden hiervan niet behoeft af te wijken.
De Overste zal vermijden, de Broeders drie achtereenvolgende dagen te laten communi-
O O
ceeren.
De Novicen zullen in het eerste jaar van hunnen proeftijd slechts op de Zon- en Feestdagen , en in het tweede jaar, met bijzondere vergunning, nog eenmaal in de week tot de H. Communie mogen naderen.
De Broeders zullen zich omtrent een kwartier uurs na de H. Communie tot dankzegging inwendig met Jesus bezi^ houden en vervol-
O o
gens zevenmaal het Gebed des Heeren en de Engelsche Groetenis met Eere zij den Vader, enz. bidden, tot de gewone intentie van Zijne Heiligheid den Paus, om den Vollen Aflaat te verdienen.
De Broeders bevlijtigen' zich in het verdienen der Aflaten, zoo voor zich zeiven als voor de Geloovige Zielen; zij beantwoorden daardoor aan de liefderijke bedoeling van onze Moeder de H. Kerk, die zoozeer verlangt, dat hare kinderen deelachtig worden aan de overvloedige verdiensten van Jesus Christus en die der Heiligen.
Ovei- de Ketx-aite of Oecsteli|l£o ^Lfieoudci'iug'.
De Broeders zullen jaarlijks eene Geestelijke Afzondering houden van eenige dagen, volgens omstandigheden; alsdan zullen zij ook hunne jaarlijksche biecht spreken.
De Quatertemperdagen zullen zij, voor zooveel de bezigheden zulks toelaten, bij wijze van Retraite doorbrengen ; alsdan eenige verder bepaalde godvruchtige oefeningen doen, en bijzonder de stilzwijgendheid onderhouden.
Constitutie.
De Geestelijke Afzondering, welke de Broeders het geluk hebben jaarlijks te mogen houden, is voorwaar eene der krachtigste middelen, om den Religieus tot de volmaaktheid, tot zijn waar geluk te leiden.
Het is in die zalige Afzondering, dat God tot het hart spreekt, dat men God en zich zeiven leert kennen; dat men zich zuivert van het verledene, goede voornemens maakt voor de toekomst, en dat men zicli eenen voorraad van wapenen bereidt tegen den dag van beproeving.
Elke Broeder moet zich wel overtuigd houden, dat de Afzondering voor hem noodzakelijk is, en dat het een dure plicht is, uit geheel zijn vermogen mede te werken, om ze wel te doen slagen, en er de gewenschte vruchten van in te zamelen.
Met betrekking tot de Geestelijke Afzondering zullen de Broeders het volgende onderhouden.
1° Zij zullen door eene novene ter eere van het H. en Onbevlekte Hart van Maria zich voorbereiden.
2° Zij zullen zich gedurende de Afzondering alleen met het werk hunner zaligheid bezighouden, en zich wel doordringen van hunne gewichtige bestemming op deze wereld; en van de reden, waarom zij den Religieusen Staat omhelsd hebben.
3° De Broeders zullen stipt de voorgeschreven dagorde volgen en zich met een heiligen ijver tot de oefeningen begeven.
4° Zij zullen de geheele Afzondering in strikte stilzwijgendheid zonder recreatie doorbrengen.
5° De Overste der onderhoorige Huizen en zooveel Broeders , als de Algemeene Overste bepaalt, zullen de Retraite in het Moederhuis bijwonen.
6° Tijdens de Afzondering zullen de Regelen en Constitutiën voorgelezen worden.
7° Het wordt den Broeders aangeraden, gedurende de Retraite eenige aantcekeningen te
— 101 —
houden van datgene, wat hen het meest getroffen heeft, en van de goede voornemens, welke zij gemaakt hebben, om ze later met Gods genade en door de voorspraak der H. Maagd ten uitvoer te brengen.
8° De Broeders zullen eene Biecht spreken van het afgeloojjen jaar, van hun gedeeltelijk of geheele leven, volgens goedvinden van den Biechtvader, aan wiens oordeel zij zich eenvoudig zullen onderwerpen.
9° Zij zullen gedurende de Afzondering veel bidden voor den onderlingen goeden geest, het geestelijk en tijdelijk welzijn der Congregatie, voor de Overheid en voor de Broeders , die in den Heer ontslapen zijn.
Zij zullen hun hart en hunnen geest vernieuwen om met kloeken moed en een heiligen ijver op den weg der volmaaktheid voort te gaan, en om met meer nauwgezetheid de Rejrelen en de Constitutën te onderhouden.
De Broeders, die de Retraite in het Moederhuis niet kunnen bijwonen, zullen in het Gesticht, waar zij verblijven of in een ander huis der Congregatie gezamenlijk of in het bijzonder eene Afzondering houden.
Zij zullen zoo mogelijk door een Priester geholpen worden.
Zoo zij niet door een Priester bijgestaan worden, dan zullen zij daartoe slechts vier dagen besteden.
Op de Quatertemperdagen zal men , voor zooveel de bezigheden en andere omstandigheden het toelaten, de volgende oefeninlt;ren
O O
doen :
1° Eene gepaste Meditatie,
2U Een derde deel van den Rozenkrans, om in vereeniging met de H. Kerk ijverige werklieden in den Wijngaard des Heeren af te smeeken.
3° Den H. Kruisweg.
O
4° Eene lezing over de Regelen en Consti-tutiën.
Vooral zullen de Broeders zooveel mogelijk de stilzwijgendheid onderhouden, buiten den tijd der recreatie.
Over de godsvrwclit tot het Heilig cu Wiinlbültlolijlt Hart ~vJiii Jesws en liet Heilig en. Onbevlelct Hart van Maria.
De Broeders zullen eene bijzondere godvruchtigheid trachten te hebben tot het Heilig en Aanbiddelijk Hart van Jesus en tot het Heilig en Onbevlekt Hart van Maria.
Constitutie.
De godsvrucht tot het Heilig en Aanbiddelijk Hart van Jesus is de oorsprong of bronader van ons geluk.
De liefde van dat H. Hart heeft Jesus doen lijden en eenen smartvollen en schandelijken dood ondergaan, om ons van satan's boeien te bevrijden.
Jesus' H. Hart brandt van verlangen om den menschen Zijne genade mede te deelen; daarom zegt de Verlosser in het Evangelie Ik ben ge-„ komen om een vuur op de aarde te brengen, „ en wat wil ik anders dan dat het brande.quot;
De Zaligmaker beklaagde zich eens bitterlijk aan eene religieuse zeggende: „ Beschouw „ dit Hart, hetwelk de menschen zoo teeder „ bemint, en nogtans zoo weinig dank van hen „ ontvangt; maar hetgeen Mij de grootste smar-„ ten veroorzaakt, is, dat harten, die Mij toe-„ gewijd zijn, Mij ook zooveel oneer aandoen.
„Ik gevoel eenen brandenden dorst, om in „ Mijn Sacrament van liefde geëerd te worden, „ en toch vind Ik bijna niemand , die zich „beijvert om Mij volgens Mijnen wensch, lief-„ de voor liefde te geven.quot;
Dat de Broeders dikwijls de liefde van het H. Hart van Jesus overwegen, dat zij beantwoorden aan de liefdevolle uitnoodiging van Jesus, als Hij hun zegt: „ Mijn kind, geef mij uw hart.quot;
— 104 —
Zij zullen zich geheel en al met het H. Hart van Jesus vereenigen, en bijzonder den Vrijdag aan die vereering toewijden.
Voor den Feestdag van het H. Hart van Jesus zullen zij eene novene houden om voor al de leden der Congregatie eene ware liefde tot Jesus' aanbiddelijk Hart te verwerven.
De Broeders zullen insgelijks eene teedere devotie trachten te hebben tot het Heilig en Onbevlekt Hart van Maria, dat het meest gelijkvormig aan het H. Hart van Jesus : alles wat Jesus leed in Zijn H. Lichaam, leed Maria in Haar Moederlijk Hart.
„ Zijne smart was de Mijne; omdat Zijn Hart „ het Mijne was.quot;
De H. Hieronymus zegt: „ Zoovele wonden „als er waren in het Lichaam van Jesus, zoo-„ veel waren er in het Hart Zijner Moeder.quot;
Het H. Hart van Maria bemint ons als Hare geliefdste kinderen, en verlangt niets vuriger, dan dat wij ons met het H. Hart van Jesus en met het Hare vereenigen.
Dat de Broeders dikwijls tot deze HH. Harten hunne toevlucht nemen; zij zullen ze immer vol liefde, vol medelijden en teederheid vinden.
De Broeders zullen vooral den Zaterdag aan het Heilig en Onbevlekt van Maria toewijden.
De Broeders dezer Congregatie zullen leden
— 105 —
zijn der Aartsbroederschappen van het Heilig en Aanbiddelijk Hart van Jesus en het Heilig en Onbevlekt Hart van Maria, en de verplichtingen , daaraan verbonden, in de Gemeente volbrengen.
yV) Over lt;le Beschermlieiligeu «lev Congregatie.
De Congregatie heeft voor Hoofdpatrones de H. Maagd en Moeder Gods Maria zonder vlek ontvangen. Zij draagt den Titel van: Congregatie der Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria.
Zij zullen met bijzonderen ijver Hare eer trachten voor te staan, te verbreiden en Hare deugden na te volgen.
De Consreo-atie heeft voor Beschermheilige
O O (—1
den H. Vincentius a Paulo, den H. Joseph als Patroon der Novicen, en den H. Aloysius als Patroon der scholen; daarenboven heeft nog elk onderhoorig Gesticht zijnen Patroon.
— 10« —
Constitutie.
Indien er in de H. Kerk, na de godsvrucht tot Jesus Christus, onzen God en Zaligmaker, geene zoo heilige en gegronde, zoo vertroostende en algemeene godsvrucht is, als die tot Maria, hoezeer moeten dan de Broeders dezer Congregatie niet trachten deze godsvrucht aan te kweeken, en op alle mogelijke wijze, volgens hun vermogen, uit te breiden.
Daar het op eene buitengewone wijze en volgens eene bijna klaarblijkende schikking der Voorzienigheid geschied is, dat onze Vergadering het onwaardeerbaar voorrecht heeft, den verheven titel te mogen voeren van: Consrre-
lt;-gt; O
gatie der Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, zoo mogen wij zulks als een zeker bewijs aanmerken, dat de Heilige en Onbevlekt Moeder-Maagd de Congregatie zal bijstaan en beschermen, indien de Broeders getrouw zijn in het vervullen hunner plichten.
De Broeders zullen dus de H. Maagd als hunne Moeder, als hunne groote Patrones en bijzondere Beschermster eeren, beminnen, dienen en navolgen.
Dat de Broeders, hiervan doordrongen, al
/ o /
hunne oefeningen, werken en bezigheden aan Maria opdragen.
Dit is het zekerste middel om ze Gode be-hagelijk te doen zijn.
— 107 —
jü uc Huizen zullen aan de Vlekkeloozc Maagd zijn toegewijd.
Al Hare Feestdagen zullen de Broeders inet eene heilige en kinderlijke vreugde vieren, en zich niet tevreden stellen met de algemeene voorbereidingen, maar elk zal voor zich zeiven er eenige lichte verstervingen of gebeden bijvoegen.
Zij zullen op die dagen eene lezing doen over het Feest, dat gevierd wordt.
De Broeders zullen op eene meer bijzondere wijze het glorierijk geheim der Onbevlekte Ontvangenis eeren.
Zij zullen dit Feest zoo plechtig mogelijk vieren, en op dien dag de H. Drieëenheid bedanken voor de voorrechten aan de H. Maagd verleend.
Zij zullen de Heilige en Onbevlekte Moeder-Maagd dankzeo-iïen voor al de gunsten en wel-
O OO O
daden, welke de Congregatie in het algemeen, en elke Broeder in het bijzonder zoo zichtbaar door Hare machtige bemiddeling ontvangen heeft.
De Broeders zullen in hunnen geestelijken en tijdelijken nood met een waar kinderlijk betrouwen hunne toevlucht tot Maria nemen, in de stellige verzekering, dat zij hen, die zich bijzonder Hare Kinderen noemen, zal helpen en beschermen.
Vooral in de aanvallen tegen de H. deugd
— 108 —
van Zuiverheid zullen de Broedei's de Onbevlekte Moeder-Maagd aanroepen.
De Broeders zullen een beeld of eene andere voorstelling van de H. Maagd hebben in hunne kapel, ziekenkamer, spreekkamer, eetzaal, scholen en andere voorname plaatsen. De Broeders zullen den Rozenkrans met de medaille der Onbevlekte Ontvangenis draden en met
O O
den Schapulier van 0. L. Vrouw van den berg Carmel bekleed zijn.
„ Maria vereeren is zich een schat bereiden „ voor het eeuwig leven. Zij, die Haar ver-„ heerlijken in dit leven, verheerlijkt Zij in het „■toekomende.quot; St. Rich, a St. Laur.
De Broeders moeten wel overtuigd zijn, dat de vereering van Maria vooral bestaat in de navolging Harer deugden; wij 1 dit het zekerste middel is, om aan de H. Maagd beha-gelijk te worden.
Hare. ootmoedigheid, zuiverheid, liefde tot God en den evenmensch, zijn de voornaamste deugden ter navolging. De H. Maagd beminde het onbekende en verborgen leven; Zij vertoonde zich niet onder de menschen, clan als de liefde tot God of den naaste zulks vorderde.
De Broeders zullen als rechtgeaarde kinderen meermaals van hunne goede Moeder spreken en zich onderling opwekken om Haar te ee-ren en lief te hebben.
In de maand Mei zullen zij de H. Maagd
— 109 —
vereeren door Haar beeld te versieren; dagelijks voor het geestelijk en tijdelijk welzijn der Congregatie te bidden en onder het avondmaal eene lezing over de H. Moeder Gods te houden.
Indien de Congregatie met rnoeielijkheden mocht te kampen hebben, of zich op eene of andere wijze in nood mocht bevinden, zullen de Broeders met betrouwen zich tot de H. Moeder-Maagd wenden en hunne gebeden met die der kinderen vereenigen.
Zij houden zich verzekerd, dat de H. Maagd hen, even als vroeger meermaals gebleken is, door Hare machtige bemiddeling zal ter hulp komen.
De Broeders, overtuigd dat al de zegeningen, de voorspoed en vooruitgang der Congregatie naast God aan Maria moeten worden toegeschreven, hebben in het Algemeen Kapittel, gehouden in het jaar 1860, op het Feest der Geboorte van Maria, als een blijk van eerbied en dankbaarheid jegens de Ylekkelooze Moeder-Maagd, besloten, dat geen der Broeders ooit meer zal mosren rooken, noch binnen noch
O 7
buiten het Huis.
De Broeders zullen al hunne plechtigheden, als: inkleeding, professie, sluiten der Retraite, inkomen der postulanten, enz. altijd, zoo zulks mogelijk is, op een Feestdag van de H. Moeder Gods stellen; zij zullen hunne werkzaamheden beginnen en eindigen met het bidden van de
— 110 —
Engelsclie Groetenis, om dezelve door Maria's voorspraak aan God op te dragen.
De Broeders zullen ook op eene bijzondere wijze de zeven Smarten van Maria vereeren, hetgeen zeer aangenaam is aan Haar moederlijk Hart.
De Broeders overtuigen zich, dat hunne zaligheid verzekerd is, indien zij tot den dood toe in de Avare godsvrucht tot Maria volharden. (H. Alphonsus de Liguorio).
Het tweede Patroonfeest, dat van den H. Vader Vincentius a Paulo, zal men ook plechtig vieren.
De Broeders zullen dezen Heilige trachten na te volgen in zijne ware liefde tot den even-mensch. Hij was een oprecht vader der armen, een vertrooster der bedrukten, een verdediger
/ O
der onschuld.
Deze Heilige was alles voor allen geworden, zoodat niemand tot Hem te vergeefs zijne toevlucht nam; en nogtans aanzag Hij zich zeiven als den minste van allen.
Dat de Broeders dikwijls den H. Vader Vincentius a Paulo bidden om den geest van liefde en opoffering, waarmede Hij bezield was en waardoor Hij zich zoo welgevallig maakte in de oogen des Heeren.
— Ill —
Tl) Over de Godsvrucht tot den XX. Joseph.
De H. Joseph, Patroon der Novicen, worde door de Broeders dezer Congregatie op eene bijzondere wijze vereerd.
De Eeuwige Vader heeft ons, om zoo te spreken, een voorbeeld gegeven van het vertrouwen, dat wij op den H. Joseph mogen, ja moeten stellen ; Hij wilde Hem de dierbaarste schatten des Hemels en der aarde, Jesus en Maria toevertrouwen.
Dat de Broeders zich dus vol hoop onder de bescherming van den H. Joseph stellen, „ Hij is het voorbeeld der maagden; Hij over-„ treft in reinheid de Engelen der hoogste orde quot; zegt de H. Franciscus de Sales.
De H. Joseph is het voorbeeld der ingeto-gene zielen; want Hij leefde gedurende een aantal jaren vreemd, onbekend en verborgen in het huisje van Nazareth, met Jesus en Maria.
God en God alleen was het begin en het einde zijner handelingen.
Zijn betrouwen op de goddelijke Voorzienigheid kende geene palen. Hij gaf zich geheel en al aan Haar over, verzekerd zijnde, dat de Heer de Zijnen nimmer verlaat en juist hun den grootsten bijstand biedt, die zich met het volste betrouwen aan Hem overgeven.
Dat de Broeders door de machtige voorspraak van den H. Josepli den geest des gebeds trachten te verkrijgen. Hij wordt met recht de Vader van het geestelijk leven genoemd; Hij werkte altijd met en voor Jesus; het geheele leven van den H. Joseph was een aanhoudend gebed.
De H. Joseph heeft het uitstekend voorrecht, om Zijne vereerders op eene bijzondere wijze bij te staan in het uur des doods en voor hen eenen zaligen overgang te verkrijgen.
De Broeders zullen ook den H. Aloysius de Gonzagua, den Patroon der scholen vereeren en zijne voorspraak trachten waardig te worden. Zij zullen zich onder zijne bescherming stellen, ten einde zich van hunne plichten, vooral ten opzichte der kinderen, wel te kwijten, en hunne zuiverheid ongeschonden te bewaren.
De Broeders zullen het feest der H. en Onbevlekte Ontvangenis van Maria, en dat van den H. Vader Vincentius a Paulo, als Zondag vieren.
— 113 —
Ovex* «le Veniiewwiiig1 der Oeloften.
De Broeders zullen jaarlijks hunne Geloften vernieuwen :
1° Op het feest der Onbevlekte Ontvangenis van Maria. 2° Op quot;Witten Donderdag. 3° Bij de jaarlijksche retraite.
Constitutie.
De aangenaamste offerande, welke de mensch op deze wereld aan God doen kan, is voorzeker de offerande van zich zei ven, van zijne vrijheid, van zijn wil, van al zijne vermogens. Dusdanig is die van een Kloosterling, Avelke zich aan God door de Geloften toewijdt.
Dit offer is van zoo groote verdienste voor God, dat de H. Bernardus, de H. Cyprianus en meer anderen het een tweede Doopsel noemen; en de Godgeleerden beweren, dat men daardoor eene volkomene kwijtschelding van zijne zonden bekomt; zoodat, indien een Kloosterling onmiddelijk na het afleggen zijner Geloften zoude sterven, hij den Hemel zoude binnentreden, zonder in het vagevuur te worden opgehouden.
Dat de Broeders dikwijls deze Geloften
8
— 114 —
verniemven, vooral als zij met moeielijklieden te kaïnpen of met bekoringen tegen de H. Deugd of tegen hunnen Roep te strijden hebben.
Deze vernieuwing is ook aan te bevelen, des morgens en des avonds, alsmede onder de H. Mis en na de H. Communie.
De H. Ignatius zegt, dat zijne Geloften vernieuwen niet is, zich opnieuw aan God verbinden, maar zich de verbintenis herinneren, die men met Hem heeft aangegaan en deze bekrachtigen.
Het is vernieuwen en met blijdschap bevestigen hetgeen men gedaan heeft, om te toonen, dat het ons niet leed is; maar dat men irt tegendeel God bedankt, omdat Hij de offerande, die men Hem opgedragen heeft, wel heeft willen aannemen en dat men ze Hem volgaarne zoude aanbieden, indien het nog niet geschied ware.
De Broeders zullen zich voor de plechtigheid van de Vernieuwing der Geloften voorbereiden door meer ingetogen te zijn, hunne werken met meer nauwkeurigheid en hunne gebeden met meer aandacht te verrichten ; maar vooral door de Regelen en Constitutiën met meerdere nauwgezetheid te onderhouden.
De Broeders zullen, ter nadere voorbereiding, op de drie dagen vóór de Vernieuwing der Geloften dagelijks in het Koor den lofzang Veni Creator met het Vers en de Oratie lezen.
— 115 —
Zij zullen de Vernieuwing der Geloften zoo mogelijk des voormiddags volbrengen.
Hierbij onderhouden zij het volgende: zij plaatsen zich voor het altaar; de Overste ontvangt eene brandende kaars met het Formulier der Geloften en leest het eerste vers van den lofzang Veni Creator, dien de Broeders koorsgewijze vervolgen.
ïsa het bidden der Oratie zegt de Overste het Formulier langzaam en met luider stem, hetwelk de Broeders herhalen.
Daarna begint de Overste den lofzano- Te
' O
Deum, waarbij het vers: Benedieamus Patrem etc. en de Oratie: Deus, cujus, etc. gevoegd wordt.
---
Over «Ie Verstei'-vingen.
De Broeders zullen daags voor hunne Inkleeding en Professie alsmede voor het Feest der Onbevlekte Ontvangenis van Maria, en voor dat van den H. Vincentius a Paulo vasten houden.
Op de Zaterdagen des jaars en op de Woens-
dagen in den Advent zullen de Broeders uit devotie ter eere van het H. Hart van Maria mogen vasten.
Constitutie.
De Broeders beliooren wel overtuigd te zijn, dat de versterving volstrekt noodzakelijk is om in deuii'd en volmaaktheid te vorderen; elke geestelijke houw, die niet op den geest van versterving als op een onheroerlijken grondsteen gevestigd is, zal niet duurzaam zijn, maar weldra instorten.
Onze Goddelijke Zaligmaker zelf heeft den geest van versterving gesteld tot grondslag van het Kloosterleven , zijnde dit de volmaking van het Christendom, wijl Hij gezegd heeft; „ Indien iemand Mij wil volgen, dat hij zich „ zeiven verloochene.quot; Matth XVI. 24.
„Indien gij volmaakt wilt zijn, ga, verkoop hetgene gij bezit en geef het den armen, en gij zult eenen schat in den Hemel bezitten.quot; Matth. XIX. 21.
De Heiligen, in deze school onderwezen, hebben den geest van versterving beschouwd, als den grondsteen van het geestelijke gebouw ; waarlijk, zonder dien geest wordt het kloosterlijk leven een drukkende last; het is dat zoete en aangename juk van Jesus Christus niet meer.
— 117 —
Inderdaad, hoe zal men, zonder den geest van versterving, in het religieuse leven de strengrheden verdragen der Gelofte van Armoede
O O
en de beroovingen, die er liet noodzakelijke gevolg van zijn ?
Hoe zal men zonder dien geest de gedurige zelfverloochening, welke de ware en volmaakte gehoorzaamheid vereischt , in oefening brengen ?
Hoe zal men, zonder zich geweld aan te doen, een kind worden onder de bestiering van zijnen Overste ?
In één woord, zonder den geest van versterving is het kloosterleven onbestaanbaar.
De ondervinding leert, dat daar, waar men zich in den geest van versterving oefent, het geluk te vinden is ; aldaar heerscht rust en vrede, liefde en eendracht; daar gehoorzaamt men met onderwerping van verstand, oordeel en wil.
Dat de Broeders zich in het geheugen prenten de woorden van Thomas a Kempis: „ Gij zult „ voortgang maken in de deugd, naarmate gij „ u geweld zult aandoen.quot; Boek I. Cap. 25.
Hoewel de uitwendige verstervingen noodzakelijk zijn en de Broeders zich hierin vlijtig moeten oefenen, zullen zij zich nogtans met bijzonderen ijver op de inwendige toeleggen. Deze bestaan in zijn eigen wil en oordeel niet te volgen, zijne gramschap en zijn ongeduld
— 118 —
te wederhouden , jalocrschheid en afgunst geen ingang in zijn hart te geven, de eigenliefde te onderdrukken, en alles, wat de zinnen streelt, te verfoeien.
De geboden vastendagen van de H. Kerk en die, welke in de Regelen bepaald zijn, zullen vooraf aan de Gemeente bekend sre-maakt worden.
Ofschoon de Zaterdagen des jaars en de Woensdagen in den Advent in sommige Bisdommen geen verplichtende vastendagen zijn , is het echter zeer loffelijk en aanbevelenswaardig die te onderhouden ; en de Broeders, die zulks niet kunnen of mogen doen, zullen toch zeer stichtend handelen, door zich ten minste een weinig te onttrekken.
Op den Zaterdag in de Kerst- en Paaschweek zullen de Broeders geen vasten houden ; ook niet op die Zaterdagen, waarop bepaalde Feesten
vallen, tenzij het kerkelijke vasten ware. ------
Vervolg1 over «ie Verstex-viiigeH.
Alle vrijdagen des jaars en ook alle Maandagen in den Advent en Vasten zullen de
— 119 —
Broeders des avonds gezamenlijk de discipline nemen, gedurende den tijd dat de psalmen Miserere en De profundis langzaam gelezen worden.
Buiten de gestelde lichamelijke verstervingen, zullen zij geene mogen doen zonder oorlof.
Constitutie.
De Broeders zullen de in gebruik zijnde uitwendige verstervingen mogen verrichten, als zij vooraf, op den bepaalden tijd, daartoe vergunning gevraagd hebben.
Sommige gebruikelijke verstervingen, naar den schijn van weinig beteekenis, zijn zeer aangenaam aan God en verdienstelijk voor ons zeiven, indien ze met een goede meening en in ootmoedigheid volbracht worden.
De Broeders zullen er zich vlijtig in oefenen, en de Oversten zullen hierin ten voorbeeld verstrekken.
Op de Zon- en Feestdagen zal men geene van de bedoelde uitwendige verstervingen verrichten.
Het is den Broeders volstrekt verboden sterke dranken te drinken, hetzij binnen of buiten het Huis.
Op de dagen, welke bepaald zijn, om gezamenlijk de discipline te nemen, zullen de
— 120 -
Broeders des avonds, na liet gewijd water van den Overste ontvangen te hebben, zich te dien einde naar de slaapplaats hegeven.
Twee der Broeders zullen beurtelings en langzaam de psalmen Miserere en De profun-dis hidden.
Elke Overste zal de gewone verstervingen kunnen toelaten ; echter zal hij zich hierin zooveel mogelijk, naar het gebruik van het Moederhuis richten ; doch voor buitengewone wordt de toestemming van den Algemeenen Overste vereischt.
--—---
Over het sdir^jven van Brieven.
De Broeders zullen geene brieven of dergelijke schriften mogen ontvangen of wegzenden, zonder deze getoond te hebben aan den Overste van het Huis ; uitgenomen de brieven gericht tot den H. Stoel; ook die welke geschreven worden aan den Ordinarius, den Biechtvader en den Algemeenen Overste, of die van hen ontvangen worden.
Constitutie.
Het is voor de volmaaktheid van den Religieus allerbelangrijkst , de veelvuldige briefwisseling met zijne familie te vermijden, wijl deze slechts geschikt is, om hem onrust en storing des gemoeds te veroorzaken.
De Broeders mogen zonder toelating des Oversten geenen brief schrijven.
Indien een Broeder zwarigheden heeft, welke hij niet gaarne aan zijnen Overste kenbaar maakt, is het hem altijd volgens onze Regelen toegelaten, aan den Algemeenen Overste te schrijven.
Alle naar buiten af te zenden brieven worden door den Overste of door iemand anders in zijnen naam verzegeld.
Ook alle aankomende brieven moeten hem overhandigd worden.
Alleen de brieven gericht tot den H. Stoel, den Ordinarius der plaats, den Biechtvader en den Algemeenen Overste zijn hiervan uitgezonderd.
De Broeders wachten zich wel omtrent den inhoud van dergelijke brieven elkander te raadplegen of dien aan elkander mede te deelen.
Bij het schrijven naar familie, kennissen, of wie het ook zijn moge, zullen de Broeders nooit iets aanhalen, dat op het inwendige van het Gesticht, of op hunne eigene moeielijkhe-
— 122 —
den . strijd of bekoringen betrekking heeft; ook bezigen zij geene van die teedere uitdrukkingen , waardoor zij nog hunne gehechtheid aan de familie, of vrienden te kennen geven.
Over het ont-vaiigen -van Vreem-deliiigjeii.
De Broeders zullen zonder noodzakelijkheid niemand in het Klooster laten vernachten.
De vrouwen mogen nooit in het Klooster komen ; indien het noodzakelijk is met haar te spreken, moet het zijn met toestemming van den Overste en in eene daartoe bestemde kamer, indien het mogelijk is in het voorhuis; echter nooit met gesloten deuren.
Constitutie.
Niets is nadeeliger voor eene Kloostergemeen-
o o
te, niets verzwakt meer den geest, dooft de godsvrucht uit en verflauwt de liefde Gods, dan het veelvuldig bezoek van familie, vrienden , enz.
— 123 —
Dc gedurige omgang met wereldlijken, zonder volstrekte noodzakelijkheid, is verderfelijk voor de Religieusen: onopgemerkt dringt de geest der wereld binnen de muren van Gods heiligdom en veroorzaakt verwarring , verstrooiing en onrust.
Een Broeder, die waarlijk den geest van zijnen Staat heeft, vlucht den omgang met we-reldlingen, zoolang zijne plichten het niet anders vorderen.
Rodriguez bemerkt, dat een Kloosterling veel aandacht op zich moet geven, als hij van zijne bloedverwanten een bezoek ontvangt. De reden, die hij hiervan geeft, is, dat de natuurlijke liefde en genegenheid, die hij voor hen gevoelt, gevaarlijk zijn. Niet, zegt hij, dat het kwaad is, zijne bloedverwanten te beminnen; integendeel, men moet hen meer beminnen dan andere menschen ; maar, zegt de H. Gregorius, een Christen en voornamelijk een Religieus, moet deze natuurlijke liefde zuiveren in het vuur der goddelijke liefde en zijne bloedverwanten niet zoozeer beminnen, omdat de natuur hem daartoe aanzet, dan wel omdat God het gebiedt; hij moet hen beminnen om God alleen, gelijk God zelf hen bemint, en gelijk Hij gebiedt hen te beminnen.
De H. Ignatius zegt : „ Die in het klooster „treden, moeten niet alleen vader, moeder, „ bloedverwanten, vrienden en al wat zij in
— 124 —
„de wereld bezitten, verlaten; maar zij moe-„ten ook de woorden van Jesus Christus op „ zich zei ven toepassen : „ Die zijn vader, zijne „moeder, zijn broeder, zijne zuster en zelfs „ zijne ziel niet haat, kan mijn leerling niet zijn.quot;
Het is niet voldoende de wereld uitwendig verlaten te hebben , het hart moet zich ook ontdoen van alle aangekleefdheden, Avaarmede het aan de wereld gehecht is.
De Broeders, die in schelen of openbare Gestichten geplaatst zijn, kunnen het bezoek aan de vrouwen niet geheel ontzeggen ; deze zullen echter dat gedeelte van het Huis, hetwelk uitsluitend door de Broeders bewoond wordt, niet mogen binnentreden; ook zal dit gedeelte nooit door vrouwen worden schoongemaakt.
De Oversten worden ten strengste gelast, hierop nauwkeurig acht te geven, dewijl het voor den Religieus altijd zeer gevaarlijk is, zonder noodzakelijkheid met personen van het andere geslacht te spreken.
Niemand der Broeders zal hen, die het Huis bezoeken, mogen spreken zonder oorlof; — dat ze hierop wel acht geven. Worden zij door vreemden aangesproken , dan antwoorden zij beleefd en zoo kort mogelijk.
De Broeders wachten zich uit nieuwsjneriquot;;-
o o
heid naar nieuwstijdingen of Avereldsche zaken te vragen ; zij zullen door hunne gesprekken
— 125 —
den evenmensch trachten te stichten, en zorgvuldig alle ijdele en schertsende taal vermijden.
Wanneer een Broeder in de spreekkamer geroepen wordt, zal hij zich vooral wapenen met het schild des geloofs en Gods heilige en aanbiddelijke Tegenwoordigheid gedenken ; de Overste zal des verkiezende hem eenen Broeder voor metgezel geven ; vooral moet hierop worden acht gegeven, indien het een gesprek geldt met personen van het andere geslacht.
Als het teeken tot eene der oefeningen gegeven wordt, zullen de Broeders, die zich met vreemden onderhouden, indien het gevoeglijk kan geschieden, het gesprek afbreken of de vergunning vragen om afwezig te mogen zijn; deze handelwijze zal zeer stichtend zijn.
Indien de Broeders vreemden in het Gesticht laten vernachten (hetgeen echter zooveel mogelijk zal vermeden worden), zullen deze des avonds te half negen met de Broeders het avondgebed kunnen bidden of wel naar hunne slaapkamers geleid worden, opdat de Regelen er niet door gehinderd noch de orde gestoord worde ; slechts eene buitengewone omstandigheid zou hierop eene uitzondering kunnen maken.
Geene wereldlijken zullen met de Broeders in den refter mogen eten, drinken of recreatie houden.
§ XXV.
Over «ie Uitbireidiiig der Ccmgfregatie.
Het is aan de Conoreo-atie toegestaan zich
O O O
steeds verder uit te breiden en de Broeders tot meerder eer en glorie van God en tot welzijn des naasten naar andere plaatsen te zenden, en met toestemming van den Ordinarius Huizen te vestigen in welke Diocees het ook zij.
De onderhoorige Huizen blijven geheel afhankelijk van het Moederhuis, waarvan zij zich nimmer kunnen afscheiden.
Waar ook de Broeders zich zullen vestigen, blijven zij onder jurisdictie, visitatie en dependentie van den Ordinarius van het Diocees; nogtans zal het Zijne Hoogwaardigheid niet toegelaten zijn, den Broeders iets voor te schrijven, buiten of in strijd met de Regelen, die altijd in hun geheel moeten blijven.
Constitutie.
Ofschoon de Congregatie noch ten opzichte van het aantal leden noch der onderhoorige
o
huizen, haren werkkring bepaald heeft, maar zich wel ten doel heeft gesteld, hulp en bij-
— 127 —
stand te verleenen, waar en zooveel dit mogelijk is, zal zij nogtans in het punt van uitbreiding zeer omzichtig zijn; dewijl eene al te spoedige voortzetting, onder voorgeven van meer voor God te werken, menige Congregatie heeft doen kwijnen, en den waren geest doen verliezen.
Indien de Broeders gevraagd worden tot de oprichting van een onderhoorig huis, zal de Algemeene Overste onderzoeken of de nieuw op te richten stichting overeenkomt met den geest der Congregatie, of de Broeders de Regelen zullen kunnen onderhouden, en naar hehooren hunne oefeningen volbrengen.
Men zal hoofdzakelijk de voorkeur geven aan Gestichten voor Opvoeding en Onderwijs, vooral ten dienste der armen.
Voordat men in eene bepaalde onderhandeling treedt, zal de Algemeene Overste den Ordinarius van het Diocees, waarin men de stichting wenscht te beginnen, raadplegen en Zijn Hoogwaarde vergunning vragen om in zijn Diocees een huis te mogen vestigen.
Als zulk een huis van een Bestuur of Administratie afhankelijk is, zal er schriftelijk eene bepaalde overeenkomst gemaakt worden; daarin wordt vooral voorzorg genomen dat de Broeders behoorlijk kunnen bestaan.
De Broeders behooren, wat het inwendige bestuur aangaat, eene volkomene vrijheid te
— 128 —
bezitten en desweg-e quot;-«ene verantwoording te
DO O
doen dan aan den Overste.
De onderhoorijie Huizen, geheel van het
O ' O
Moederhuis afhankelijk zijnde, mogen geene veranderingen maken, noch in de overeenkomsten noch in de werkzaamheden, zonder toestemming van den Algemeenen Overste.
O O
Al wat de onderhoorige Huizen bezitten of verkrijgen, is het eigendom der Congregatie, en daarover beschikt de Algemeene Overste volgens omstandigheden.
o o
Wanneer de Ordinarissen der Diocesen in de Huizen, waarin de Broeders gevestigd zijn, visitatie houden of doen houden, zijn de Oversten zoowel als de Broeders verplicht, rechtzinnig te antwoorden op de vragen, welke hun voorgesteld worden; en indien er fouten of gebreken zijn, welke de Overste niet kan of wil verbeteren, zijn de Broeders verplicht, deze eenvoudig bekend te maken , zonder zich te bekommeren om het daaraan te geven gevolg.
Het is den Broeders ten strengste verboden, elkander de onderhandeling mede te deelen, welke zij met den Visitator gehad hebben. Zij wachten zich ook, vooraf elkander te raadplegen en tot het een of ander aan te zetten.
O vex- het Bestuur.
Over het verplaatsen der Bz-oeders.
De Broeders van de Congregatie der Onbevlekte Ontvangenis van Maria zullen staan onder de gehoorzaamheid en het bestuur van eenen Overste door hen gekozen.
Het behoort tot de macht van den Algemee-nen Overste, de Broeders om goede redenen van het eene naar het andere huis te verplaatsen. Hij zorge echter, zoo het noodig is, een anderen geschikten Religieus, die den Ordinarius aangenaam is, in diens plaats te stellen.
Mocht de Ordinarius verlangen dat een Broeder uit zijn Diocees weggenomen, en door een ander geschikt Religieus vervangen worde, dan zal de Algemeene Overste zich beijveren aan dit verlangen te voldoen, 9
— 130 —
Constitutie.
De Broeders herinneren zich hetgeen reeds in de paragraaf over de Gehoorzaamheid gezegd is, namelijk, dat de stem der gehoorzaamheid de stem van God is. Hieruit volgt:
1° Dat, waar een Broeder door de Gehoorzaamheid geplaatst is, hij daar is door den wil van God, en dat de Overste, onder wien hij staat, door God is aangesteld, om hem te besturen en op den weg der volmaaktheid te geleiden.
2° Dat, wanneer een Broeder zich ontevreden toont over de plaats, waar hij gevestigd is, of over den Overste onder wien hij staat, hij zich ontevreden toont tegen God zeiven , die het aldus gewild heeft.
3° Dat, wanneer hij door zijn gedrag de Overheid als het ware noodzaakt, om hem het Gesticht te doen verlaten en naar elders te verplaatsen, hij geenszins zal mogen rekenen op de verdiensten en bijzondere genaden, welke God verleent aan hen, die zich blindelings door de Overheid laten geleiden.
Dat elke Broeder zich van deze waarheid wel doordringe en zich overtuigd houde, dat hij, wie hij ook zijn moge, zoo hij oprecht wenscht te vorderen op den weg der volmaaktheid en den goddelijken bijstand daartoe hoopt te verkrijgen, in waarheid moet kunnen zeggen ; de plaats, waar ik mij bevind, de bedië-
— 131 —
ning, welke ik vervul, zijn volgens den wil des Heeren, omdat de vrije wil des Oversten, die voor mij de plaats van God bekleedt, mij dezelve heeft aangewezen.
Wanneer voor een Broeder bijzondere redenen mochten bestaan, om van plaats te veranderen , zal hij deze aan den Algemeenen Overste mogen bekend maken, aan Hem overlatende, wat te dien opzichte zal beslist worden, zonder daarop verder terug te komen-
oooo^oooo-
Over tie Kieseiiify -van den meeneu Overste.
De Algemeene Overste wordt gekozen door de geprofeste Broeders met meerderheid van stemmen.
Hij wordt gekozen uit de Broeders, die reeds Oversten zijn in de onderhoorige Huizen, die eene hooge betrekking hebben in het Moederhuis, die vroeger eene voorname bediening op eene loffelijke wijze in de Congregatie bekleed hebben, of wel de voorgaande wordt herkozen.
— 132 —
Een Broeder, om tot Algemeenen Overste kiesbaar te zijn, moet ten minste 35 jaar oud en 8 jaren geprofest zijn.
De Ordinarius of zijn Gedelegeerde zal den keus goedkeuren of verwerpen.
Constitutie.
Eene der aangelegenste en gewichtigste zaken, welke in eene Congregatie kunnen voorkomen , is liet kiezen van een Algemeenen Overste ; dewijl van het wel of kwalijk bestuur het geluk of ongeluk der geheele Vergadering, en van eiken Religieus in het bijzonder grooten-deels afhangt.
Een rijk is gelukkig, wanneer het wel geregeerd wordt; de onderdanen zijn gelukkig, zoo zij door goede, verstandige en godvruch-tilt;re overheden bestuurd worden.
De Oversten zijn niet zelden oorzaak, dat er misbruiken in het Klooster toegelaten en ingevoerd worden en dat de regeltucht verslapt.
Dat de Broeders, in navolging der Apostelen, door godvruchtige gebeden en goede werken tot God hunne toevlucht nemen, om verlicht te worden in de keuze, welke zij te doen hebben.
God heeft meermalen, zelfs door uiterlijke teekenen, dengene doen kennen, welken Hij verkoos, om Zijn volk of Zijne Kerk te besturen.
— 133 —
Alzoo heeft God Abraliam, Joseph, Mozes, Aaron, David, Petrus, enz. op eene ziehthare wijze verkozen.
Dat de Broeders God met alle eenvoudigheid en betrouwen, door de voorspraak der Onbevlekte Moeder-Maagd bidden, opdat zij alle vooroordeel en mogen afleggen, alle eigenbelang ter zijde stellen, en alleen bedacht zijn, om dengene te kiezen, dien zij in ge-moede voor God het bekwaamst oordeelen, om de Congregatie te besturen.
Dat de Broeders bij het bepalen hunner keuze wel in het oog houden, dat de Overste een man van gebed behoort te zijn, nederig, godvruchtig en nauwgezet in het opvolgen der Regelen en Constitutiën; dat hij de vereischte bekwaamheid moet bezitten in de leiding der geestelijke en de behandeling der tijdelijke zaken, zoowel der Congregatie als van eiken Broeder in het bijzonder, tevens een gezond oordeel en voorzichtigheid in zijne handelingen.
Dat hij eene genoegzame gezondheid en lichaamskracht behoort te bezitten, om het voorbeeld te kunnen geven in het stipt onderhouden van de Regelen en Constitutiën, het-g-een van het allergrootste belano; is.
O O O
Het wordt den Broeders vooral op het hart gedrukt , om zich door geene menschelijke beweegredenen te laten misleiden; dat zij wel overtuigd zijn, dat al het kwaad, voortvloeiende
— 134 —
uit het gebrekkig bestuur, ook op rekening komt van hen, die den Overste gekozen hebben, indien zij het redelijkerwijze hadden kunnen voorzien; hiervan zullen zij ook eenmaal aan God rekenschap moeten afleggen.
Het is ten allerstrengste verboden, elkander omtrent de kiezing te raadplegen, samenspanningen te maken, of elkander door woorden of daden tot iets dergelijks aan te zetten. Wee hun die op deze wijze twist, tweedracht of verdeeldheid veroorzaken!
Dat de Broeders God en hun geweten raadplegen, vooral ten tijde der H. Communie; dat zij het licht van den H. Geest afsmeeken door de verdiensten van Jesus Christus en de voor-spraak der H. Maagd en Moeder Gods Maria.
Indien de Broeders God met eene rechtzinnige bedoeling bidden, mogen zij ook verzekerd zijn , niet in hunnen keus bedrogen te zullen Avorden.
De Algemeene Overste wordt gekozen uit de Oversten der onderhoorige Huizen, de Raads-broeders van het Moederhuis en uit hen, die vroeger eene voorname betrekking in de Congregatie op eene lofwaardige wijze bekleed hebben, of wel de voorgaande wordt herkozen.
Deze kiezing geschiedt door de Oversten der onderhoorige Huizen, door de Broeders van ieder Huis tot dat einde gedelegeerd, de Kaads-
— 135 —
broeders van het Moederhuis en door den aftredenden Algemeenen Overste.
In de Gestichten, waar het getal Broeders minder dan twaalf is, zullen zij ter delegatie éénen Broeder uit hun midden kiezen, en twee als het aantal grooter is. De Oversten hebben in deze kiezing geene stem.
De Broeders zullen gedurende negen dagen, voordat de kiezing van eenen Algemeenen Overste plaats heeft, den lofzang Veni Creator lezen, eene novene ter eere van het Heilige en Onbevlekte Hart van Maria houden en drie H. Communiën tot diezelfde intentie opdragen.
Op den dag der kiezing zal er eene Mis van den H. Geest gedaan worden , waaronder de Broeders zullen communiceeren.
De Broeders in de onderhoorige Huizen aanwezig, zullen insgelijks op dien dag, voor datzelfde einde tot de H Tafel naderen.
Vóór de kiezing zal men den Broeders — Kiesgerechtigden deze paragraaf voorlezen; vervolgens in de Kapel den lofzang Veni Creator zingen, waarna men zich processiesgewijze naar de kapittelplaats begeeft, waar de stemming zal plaats hebben.
De kiezing zal in het Moederhuis geschieden , indien er geene wettige beletselen zijn.
De Ordinarius of zijn Gedelegeerde zal in de kiezing voorzitten ; hij zal bijgestaan wor-
— 136 —
den door drie Broeders, die niet als Overste kiesbaar zijn; deze Broeders worden door het Kajnttel gekozen.
De kiezing geschiedt met gesloten briefjes, welke vooraf door drie Raadsbroeders van het Moederhuis moeten geteekend zijn.
Tot de wettige kiezing van den Algemeenen Overste wordt gevorderd, dat hij meer dan de helft der stemmen op zich vereenigd hebbe.
De Ordinarius of zijn Gedelegeerde zal den nieuwen Overste in de kapel met uitstelling van het Allerheiligste aan de Gemeente bekend maken, bevestigen voor den tijd van zes jaren, in bediening stellen door het geven der sleutels, der Regelen en Constitutiën, en hem tevens vermanen zich in alle ootmoedigheid te gedragen, naar het voorbeeld des Zaligmakers, die niet kwam om gediend te worden, maai' om te dienen, en die zeide : „ Wie onder u „de meeste is, zal uw dienaar zijn.quot;
Matth. XXIII. 11.
De Overste zal alsdan voor God, voor de H. en Onbevlekte Moedermaagd en voor de see-
O o
heele Vergadering verklaren, dat hij volgens zijn vermogen de geestelijke en tijdelijke belangen der Congregatie zal behartigen en voorstaan, de Regelen en Constitutiën zal trachten te onderhouden en te doen onderhouden, en zijn leven te pande zal stellen, waar de eer van God en het belang der Congregatie zulks
— 137 —
mochten vorderen. Hij zal eindigen met te zeggen. In den naam des Vaders en des Zoons en des H. Geestes. Amen.
Indien bij de eerste kiezing de vereischte meederheid niet verkregen wordt, kiest men een tweede maal, echter slechts uit de drie Broeders, welke de meeste stemmen op zich vereenigd hebben; mocht men ook nu de vereischte meerderheid nog niet bekomen hebben, dan kiest men een derde maal uit de twee Broeders, welke nu de meeste stemmen hebben ; mochten de stemmen alsdan nog gelijk staan, dan zal de Ordinarius of zijn Gedelegeerde de beslissing doen.
Indien de kiezing niet mocht geschied zijn, overeenkomstig de Regelen en Constitutiën, of zoo er listen of kuiperijen mochten hebben plaats gehad, dan kan de Ordinarius of zijn Gedelegeerde de keus verwerpen en de stem-millquot;quot; is nietis. De Ordinarius zal eene nieuwe
O O
kiezing voorschrijven, en zoo hij het noodig oordeelt, kan hij eenen tijdelijken Overste aanstellen.
De nieuwe kiezing zal zoo spoedig mogelijk geschieden.
— 138 —
Over den tijd van liet Kestunr des -A-lj^eineenen Oversten.
De tijd van het bestuur des Algemeenen Oversten zal zes jaren zijn, waarna er een ander gekozen of de voorgaande herkozen zal Avorden.
Constitutie.
De gekozene Algemeene Overste zal zoodanig trachten te besturen, alsof hij voor zijn geheel leven gekozen ware; en zoodanig zijne zaken in orde hebben, dat hij eiken dag rekening kan afleggen voor God en voor het Kapittel der Congregatie.
Wanneer er een Algemeene Overste moet gekozen worden, zal het Bestuur zorgen, dat de Broeders er tijdig kennis van dragen, ten einde den Heer voor den goeden uitslag te bidden , volgens voorgaande Paragraaf.
—-
§ XXIX.
O veiquot; den eerbied, en do ondevdanig-lieid den .Algemeenen Overste en onderlioorigen Oversten
veris*;! in ld igd.
De Broeders zullen den Algemeenen Overste in alle gevallen eerbied, onderdanigheid en gehoorzaamheid bewijzen, waarvan het welzijn der Congregatie bijzonder afhangt.
Constitutie.
De Broeders zullen hunnen Overste veel eerbied bewijzen, in zijnen persoon God beschouwen en hem eeren als het werktuig van den H. Geest.
Hetgeen wij aan den minste van onze Broeders doen, rekent God zich zeiven gedaan; hoeveel meer zal dan God het goed of het kwaad zich zeiven toerekenen, wat Avij aan Zijnen Plaatsbekleeder doen.
„ Die u hoort, hoort Mij , en die u versmaadt, „versmaadt Mijquot;. Luc. X. 16.
„ Zij hebben u niet verworpenquot;, zeide God tot Samuël, „zij hebben Mij verworpenquot;.
Dat de Broeders zich derhalve met een levend geloof bezielen , om niet slechts de bevelen des Oversten te eerbiedigen en op zijne
— 140 —
stein te gehoorzamen, maar zelfs de uitdrukking van zijn verlangen zoo mogelijk voor te komen.
Overal en te allen tijde zullen zij met eerbied en hoogachting van hunnen Overste spreken, gelijk het aan welopgevoede zonen ten opzichte van hunnen vader betaamt. Zij sluiten hun hart voor alle ijdele en ongegronde vermoedens te zijnen opzichte, en Avachten zich wel de handelingen of bevelen des Oversten te beoordeelen, af te keuren of er eene verkeerde uitlegging aan te geven.
Wee den Religieus, welke oorzaak zoude zijn van twist of verdeeldheid tusschen Overste en onderdanen.
Wat goeds zal een Overste uitwerken, zoo de onderdanen hem niet eerbiedigen; hem slechts als mensch beschouwen, of, wat nos:
' ' O
beweenlijker zoude zijn, hem beoordeelen en zijn gedrag afkeuren, als hij, overlast van bezigheden en moeielijkheden niet altijd even geduldig en lankmoedig is, maar even als Mp-zes, verontwaardigd, somtijds aan eene heilige gramschap toegeeft.
De Broeders moeten zich beijveren om hunnen Overste hulp en bijstand te bieden in alles en te allen tijde, zoo zulks mogelijk is; vooral moeten zij veel voor hem bidden; zij moeten als ware kinderen zich nauw aan hem aansluiten, hem eene oprechte liefde en hoog-
— 141 —
achting toedragen, medelijden met hem hebben , dewijl hij bij het kommervolle leven nog eene zware rekenschap voor God heeft af te leggen, en ook bij de menschen voor zijne Broeders moet verantwoorden.
Een rechtschapen en welopgevoede zoon eerbiedigt en bemint zijn vader en bedekt zijne menschelijke zwakheden.Volgt dit voorbeeld na.
De Broeders zullen den Overste hunne achting bewijzen door het maken eener buiging, zoowel wanneer zij hem ontmoeten, als wanneer zij hem voorbijgaan in de kapel, den refter en op andere plaatsen, waar de Broeders vergaderen, en als hij ten tijde der recreatie of van den maaltijd inkomt of uitgaat, zullen zij opstaan.
Zij zullen zooveel mogelijk zwijgen, als de Overste spreekt, en zich wel wachten hem in de rede te vallen of tegen te spreken.
De Broeders zullen maandelijks den Overste rekenschap geven van de onderhouding der Resrelen en Constitutiën en van hunnen voort-gang in de deugd. Zij zullen zijnen raad, zijne vermaningen of berispingen met geloof aannemen, als komende uit den mond van God.
Een Religieus, die eenvoudig en openhartig voor zijnen Overste is, heeft niets te vreezen, en de meeste Religieusen, die ongelukkig zijn, hebben zulks aan gebrek van oprechtheid en openhartigheid ten opzichte van hunnen Overste te wijten.
— 142 —
De Broeders zullen elke maand het gebruik van de zoogenaamde kleine zaken vragen en
O o
wel bepaaldelijk vóór den tienden der maand ; zij kunnen dan ook de toestemming tot de verstervingen vragen, welke zij in die maand verlangen te doen.
Nooit zullen de Broeders ten tijde van ee-nige oefeningen mogen uitgaan, zonder dit gevraagd te hebben, en nimmer zullen zij het Huis verlaten, al ware het ook slechts voor een oogenblik, zonder oorlof van den Overste of van dien, welke zijne plaats bekleedt.
Over «le Tbed.leiiiiig' van den Alge-meeiien Overste en der onder-hoorige Oversten.
De Overste zal met een heiligen ijver voor het geestelijk en tijdelijk welzijn der Congregatie , voor zooveel in zijn vermogen is, zorg dragen, alsmede dat elke Broeder behoorlijk zijn plicht vervulle en de Regelen en Consti-tutiën nauwkeurig onderhouden worden, gevende hierin het voorbeeld aan zijne Broeders;
— 143 —
daarom zal hij geene onderscheiding van hen hebben , dan die gelegen is in zijne waardigheid.
Hij zal God dikwijls bidden om raad en hulp.
Hij zal trachten met liefde, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, en voorzichtigheid te besturen.
De Broeders zullen hunne Overheid dikwijls in hunne gebeden indachtig zijn.
Constitutie.
Het ambt des Algemeenen Oversten is, de Congregatie te besturen overeenkomstig de Regelen en Constitution en volgens den geest der instelling; te zorgen, dat de orde in alles worde gehandhaafd , en de liefdewerken volgens de voorschriften in oefening worden gebracht.
Hij moet met een heiligen ijver de belangen der Congregatie behartigen en onwrikbaar zijn, als het op het onderhouden der Regelen en Constitution aankomt.
Hij overtuige zich, dat zoo het geestelijke wel gaat, de Regelen onderhouden worden en elke Broeder zijn plicht betracht, hij met het volste vertrouwen alle zegeningen van den Hemel verwachten kan.
Dat de Overste zich niet gelukkig achte, omdat hij de macht en het gezag bezit anderen te gebieden, maar omdat hij daardoor in de gelegenheid gesteld is, zich den dienaar van
— 144 —
de Gemeente te maken, op zich zei ven deze woorden des Zaligmakers toepassende: „ Wie „ onder u de meeste is, zal uw dienaar zijn.quot; En verder: „ Ik heb u een voorbeeld gegeven, „ opdat gij zoudt doen, gelijk Ik gedaan heb. „Voorwaar, voorwaar. Ik zeg u, de dienaar „ is niet meer dan zijn Heer.quot;
De Overste zal zich dikwijls voor God vernederen, en Hem zijn ambt met zijne zwakheden en ontoereikendheid, om hetzelve naar behooren te vervullen, opdragen en alleen steunen en betrouwen op Zijne oneindige goedheid, liefde en vaderlijke bezorgdheid.
De Overste moet wel indachtig zijn, dat hij voor God zal moeten verantwoorden, niet alleen voor de overtredingen en misbruiken, die door zijne schuld in de Congregatie geschieden, maar ook voor den weinigen voortgang, welken de Religieusen bij gebrek aan behoorlijke hulp en zorg, in de volmaaktheid maken.
De Overste moet, behalve een aanhoudend en nederig gebed, zich meermaals met Jesus in het H. Sacrament des Altaars onderhouden, om van den Heer verlicht, versterkt en onderricht te worden in hetgeen hij aan anderen moet leeren, en om onder de moeielijkheden niet te bezwijken.
Hij zal zich altijd aan het hoofd der Gemeente bevinden, om er zijn ijver te toonen in het onderhouden van de Regelen en Constitutiën.
— 145 —
Hij moet liet voorbeeld zijn voor zijne Broeders , om met den H. Apostel Paulus te kunnen zeggen: „Weest mijne navolgers, gelijk ik „ de navolger van Christus ben.quot;
Hij moet alle bijzonderheden in levenswijze, voeding, kleeding, en in andere zaken vermijden , zooveel hij kan.
Hij behoort streng te zijn voor zich zeiven in het onderhouden der regeltucht en omzichtig in het opleggen van dezelve aan anderen.
Hij zal met vaderlijken ernst, met eene gepaste welwillendheid zijne Broeders beminnen; hij moet hen helpen, troosten en opbeuren, zoo zulks noodig is; maar vooral moet hij zijn ijver toonen in de Broeders aan te moedigen en op te wekken, om in de volmaaktheid en liefde Gods toe te nemen.
Hij zal trachten alles voor allen te zijn en liever bemind dan gevreesd worden, alhoewel beide noodig is.
Hij zal voor de zieke en zwakke leden zijne bijzondere bezorgdheid doen blijken.
Hij trachte zijne Broeders in denzelfden geest vereenigd te houden en hunne harten door liefde te winnen, om hen in vrede en met geestelijk voordeel te besturen.
De Overste zal zich toeleggen, om altijd in denzelfden geest te besturen, en zich wel wachten van veranderlijk of ongestadig te zijn.
10
— 146 —
Indien de Overste door liefde en zachtmoedigheid den schuldige niet tot zijn plicht kan wederbrengeu, dan is hij gehouden van de gestrengheid gebruik te maken.
Hij zij onverbiddelijk als het fouten zijn tegen de goede zeden, en hierop moet hij dag en nacht waken.
De Overste zal zijne Broeders bijzonderlijk oefenen in de nederigheid, de versterving, het gebed, de stilzwijgendheid, de broederlijke liefde, alsmede in de studie of het werk, dewijl de bezigheid de bewaarster en behoedster is van alle deugden, gelijk de ledigheid de moeder is van alle ondeugden.
Hij zorge ook, dat ieder Broeder in zijne bediening erkend worde, en dat de eene zich niet met de betrekking van den andere inlate, zonder zijne toestemming.
Ten slotte wordt den Overste eene heilige voorzichtigheid aanbevolen: dat hij gaarne raad vrage, dewijl eene onvoorzichtige handeling van eenen Overste de nadeeligste gevolgen kan hebben.
De Oversten zijn gehouden ten minste eens in de maand eene onderrichting te geven over de Regelen en Constitutiën.
De Broeders zullen dikwijls voor hunne Overheid bidden en hen den Heer aanbevelen ; de Heilige en Onbevlekte Moeder-Maagd smeeken, dat Zij door Hare machtige voorspraak voor
— 147 —
lt;lc Bestuurders der Congregatie de noodige
O O c
wijsheid, sterkte, geduld en standvastigheid verkrijge, om hunne plichten naar behooren te vervullen.
Daar de plichten des Oversten zeer moeielijk en gevaarvol zijn, zullen de Broeders met voorkomendheid en liefde gehoorzamen waardoor zijn last aanmerkelijk zal verlicht Avorden.
Elke Broeder zal in de Congregatie plaats nemen volgens den rang, welke hem toekomt.
De Algemeene Overste en na hem zijne Assistenten hebben overal in de Congregatie de eerste plaats. Hierop volgen de Oversten en Raadsbroeders der onderhoorige Huizen. Na de Raadsbroeders komen de overige Leden, ieder volgens den tijd zijner opname in de Concrregatie.
O O
De onderlinge rangen tusschen de Assistenten, Oversten en Raadsbroeders regelen zich naar den tijd hunner professie.
Over het Kapittel of de Sehuldbelijtieiiis.
De Overste zal Vrijdags Kapittel houden, waarin de Broeders hunne schuld zullen be-
— 148 —
lijden over de fouten, gedurende de week teo-en de Regelen en Constitutiën bedreven.
Zij zullen met ootmoedigheid de boete, die hun opgelegd wordt, ontvangen en volbrengen.
Daarenboven zal elke Broeder eens in de maand in het openbaar verzoeken, dat de Broeders hem verwittigen nopens de fouten en gebreken, welke zij in hem bemerkt hebber.
Deze oefenino; is zeer voordeelig voor ieders
o o
voortgang, zoo zij gedaan wordt in den geest van nederigheid en broederlijke liefde.
De Overste zal de boete opleggen in den geest van zachtmoedigheid; hij zal ook zijne schuld belijden in het algemeen en zich bevelen in de gebeden zijner Broeders.
Het wordt den Broeders stipt verboden, buiten het Kapittel te spreken van zaken, welke aldaar verhandeld zijn.
Constitutie.
Het Kapittel of de Schuldbelijdenis is, wanneer het wel gedaan wordt, een der voornaamste bolwerken tegen de verslapping der regeltucht; een krachtig middel ter handhaving der goede orde en ter bevestiging in de ootmoedigheid , den Grondsteen van al de andere deugden.
— 149 —
De H. Dominicus zegt, dat de duivel niets zoo zeer haat dan de schuldbekentenis, daar deze de fouten uitwischt , tegen de kloosterregels bedreven.
Het is een gewichtige zaak voor iederen Overste liet Kapittel op gestelden tijd te houden en het niet achter te laten.
Het zal des Vrijdags, op een zoo mogelijk bepaald uur plaats hebben, uitgenomen op de bepaalde recreatiedagen, wanneer deze op Vrijdag vallen.
Om met vrucht het Kapittel bij te wonen, zullen de Broeders vooraf in hun geheugen terugroepen :
1° De verbintenis, die zij bij hunne Professie hebben aangegaan , om steeds de volmaaktheid te betrachten, waarvan de nederigheid de grondsteen is.
2° Dat het onmogelijk is, volmaakt te worden zonder zijne gebreken te kennen en zich daarvan te beteren.
3° Zich het voorbeeld van Jesus Christus voor oogen stellen, die zich voor ons heeft vernederd en wel tot den kruisdood toe.
Men zal het Kapittel beginnen met het lezen van den lofzang Veni Creator; vervolgens kan de Overste iets uit de Regelen en Constitution voorlezen of de Broeders over de eene of andere fout onderhouden. Hij ver-mane, wel is waar met liefde en zachtzinnig-
— 150 —
heid, doch zoo het vrijwillige overtredingen van de Regelen en Constitutiën geldt, dan spreke hij met klem en gebiedend, indien hij met verzoek of bede niets winnen kan.
De Broeders zullen de vermaningen nederig aannemen en de hun opgelegde boete vol-brengen.
Bij de maandelijksche openlijke bekendmaking die men op den eersten Kapitteldag der maand doen zal, zegge men voor de woorden : Mea culpa Aangezien ik mijne eigene fouten en gebreken niet ken, zoo verzoek ik den Broeders , mij die te willen indachtig maken, welke zij in de afgeloopene maand in mij hebben opgemerkt.
Indien de eene Broeder den anderen op ee-nige fout opmerkzaam maakt, zal deze met zachtzinnigheid antwoorden: Ik hoop mij met de genade van God te beteren.
Men wachte zich wel, elkander uit afgunst, nijd of eene andere verkeerde neiging van eene fout te beschuldigen; men zwijge, indien men met grond zoude kunnen vermoeden, dat de opmerking verkeerd zoude aangenomen worden; heeft men dit niet te vreezen, dan zijn de Broeders verplicht te zeggen, wat zij tegen de nakoming der Regelen en Constitutiën hebben opgemerkt.
Gebreken en fouten, welke alleen inwendig zijn, mag men in de schuldbekentenis niet o-
— 151 —
penbareu; ook die niet, welke de Gemeente zonden ergeren.
De Broeders znllen zich niet in 't algemeen, maar met een waren geest van ootmoed in bijzonderheden aanklagen, om alzoo voor hunne overtredingen te voldoen en van God nieuwe genaden te bekomen.
De Overste geeft, volgens zijne goedvinding, eene vermaning en legt eene boete op in den geest van zachtmoedigheid en liefde.
In de Huizen, waar een Novicenmeester is, zullen de Novicen niet door den Overste in het Kapittel vermaand worden, ook zal hij hun geene boete opleggen, maar zij zullen het Kapittel verlaten, na hunne fouten beleden te hebben.
Over liet onderUoucleii der Kegje-len en Constitutiën.
Ofschoon de Broeders behalve de Geloften niet op zonde verplicht zijn tot het onderhouden van de Regelen en Constitution, waar anders geene stof van zonde is, zullen zij nog-tans groote achting en bij zonderen eerbied heb-
9
— 152 —
ben voor de Regelen, Constitutiën en geestelijke Oefeningen, waarvan zij niets, hoe gering het ook zij, zullen nalaten of overtreden. Zij zullen dezelve beschouwen als middelen, hun door den goeden God geschonken, om voortgang te doen in de volmaaktheid van hunnen Staat,
De Regelen en Constitutiën zullen ten minste viermaal 's jaars en zoo het gevoeglijk kan geschieden op de Quatertemperdagen voorgelezen worden.
Indien de overtreders na gewaarschuwd te zijn van hunnen Overste in het Kapittel van Vrijdag, waarvan boven in Paragraaf 31 gesproken is, zich niet beteren, zullen zij volgens de zwaarte van hunne fout gestraft worden.
Constitutie.
Er zijn voornamelijk drie beweegredenen, die den mensch tot de deugd aanzetten: 1° de vrees voor de straf 2° de hoop op vergelding, en 3° de liefde tot God.
De vrees maakt slaven, de hoop huurlingen, de liefde alleen maakt kinderen Gods.
Daar volgens den H. Apostel de liefde de band der volmaaktheid is, moeten de Broeders zich beijveren, om de Regelen en Constitutiën
— 153 —
te onderhouden uit eene zuivere en oprechte liefde tot God en tot den evenmensch.
De Regelen en Constitutiën verbinden, behalve de Geloften, niet op zonde, zoo er om andere redenen geene zonde in gelegen is, hetgeen door bijkomende omstandigheden kan veroorzaakt worden.
De H. Franciscus van Sales zegt: „Vermits „ de overtredingen doorgaans voortkomen uit „ eene zondige oorzaak, gebeurt het ook zeer „zelden, dat een Religieus zijne Regelen vrij-„ willig overtreedt, zonder zich plichtig te ma-„ ken ten minste aan dagelijksche zonde
1° Men kan de Regelen overtreden door onbedachtzaamheid, en dan zeggen de meesters van het geestelijk leven, is het een onvolmaaktheid en geene zonde.
2° Door verwaarloozing, door lafhartigheid of door ongeregelden drift, en dan is het eene zonde, zegt de H. Thomas, omdat de oorzaak van deze overtreding kwaad is. Indien deze overtredingen dikwijls en met voordacht geschieden , dan zou de zonde zwaarder worden, vermits, zegt dezelfde H. Leeraar, een Religieus verbonden is tot de oefeningen der Volmaakt-heid.
Zulk een Religieus is daarenboven zeer na-deelig aan den Religieusen Staat door de ergernis, welke hij geeft, en door de verwarring, die hij in denzelven veroorzaakt; ja zelfs, vol-
— 154 —
gens het algemeen gevoelen der Godgeleerden, maakt hij zich aan zware zonden plichtig, als hij door zijne kwade voorbeelden zijne Medebroeders aanleiding geeft, om de regeltucht merkelijk te storen en om wanorde in de Gemeente te brengen.
3° Men kan de Regelen overtreden door verachting; en deze overtreding, zegt de H. Thomas, is eene zware fout, Avanneer deze verachting uitdrukkelijk is, in zich besluitende eenen wil, die weigert, zich aan de Regelen te onderwerpen.
Het nauwkeuriquot;; onderhouden van de Re^e-
O O
len maakt het geluk van den Religieus uit; het is voor hem de eenig zekere Aveg om tot de volmaaktheid te geraken.
Men hoopt te vergeefs in de deugd te vorderen, als men zijne Regelen niet onderhoudt.
Al deed men niets anders dan zijne Regelen en Constitutiën onderhouden gelijk het behoort, zoude men reeds zeer heilig zijn.
Integendeel, al verrichtte een Religieus wonderlijke werken, vele gebeden of verstervingen, indien hij zijne Regelen niet onderhield, het zoude hem niets baten.
De H. Franciscus van Sales zegt: „De voor-„ beschikking ter zaligheid van de Religieusen „ hangt af van de onderhouding der Regelen.quot;
„Waarlijk,quot; z.egt de H. Alphonsus: „het „ ecnigste middel, dat de Religieusen hebben,
— 155 —
„ om zich te heiligen, is hunne Regelen te „ onderhouden.quot;
Dat de Broeders zich niet beroepen op het onbeduidende der overtreding, wijl er niets gering is in de kloosterregels; zij vloeien voort uit denzelfden oorsprong, den geest van God; zij zijn allen gegeven voor de volmaaktheid der zielen en voor het behoud der geestelijke instellingen.
Daarenboven zegt ons de H. Geest: ■„ Die het „kleine veracht, zal welhaast in het groote „ vallen.quot;
Onze Goddelijke Zaligmaker zelf verzekert ons, dat alwie getrouw is in het kleine, het ook zal zijn in het groote; en wie ongetrouw is in de kleine zaken, het ook in de groote zal wezen.
Dat de Broeders zich bevlijtigen, om de Regelen en Constitutiën met eenen heiligen ijver en met een goed hart te onderhouden; dat zij wel bedenken, hoe aangenaam zij zich hierdoor aan Jesus en Maria maken; en hoe plichtig integendeel , indien zij het een of ander veronachtzaamden, en welke droevige gevolgen zulks na zich zoude sleepen.
Niets is beweenlijker en droeviger dan eene Congregatie of een Klooster, waar de Regelen niet meer of slechts ten deele onderhouden worden. Driewerf wee den Oversten, die niet waken voor het onderhouden van dezelve! God
— 156 —
zal hen oordeelen en rekenschap vragen van al de gevolgen, welke uit deze nalatigheid zijn voortgekomen.
Gelukkig een Klooster, alwaar men zelfs voor de kleinste zaken zorg draagt. God zegent zulke Congregatiën en de Religieusen hebben het zekerste en klaarblijkendste teeken hunner eeuwige zaligheid.
Troostvolle waarheid voor eiken Broeder! Gerust en met het volste vertrouwen kan hij denken: zoo ik mijne Regelen onderhoud, heb ik niets te vreezen, daar ik zeker ben, van Gods H. wil te volbrengen.
Welke schatten van verdiensten vergadert een Broeder niet voor de eeuwigheid, die met ijver zijne Regelen onderhoudt! Elk werk, elk Avoord, ja, elke zucht of hartklopping met de meening om aan God te behagen, is voor hem een bron van zaligheid.
En welken troost geniet een goed Religieus niet op zijn sterfbed; met welk een zoet vertrouwen zal hij de komst van Jesus verbeiden, die hem als een getrouwen knecht zal beloo-nen met eene gelukzalige eeuwigheid!
De Oversten zullen zorg dragen dat de Regelen en Constitutiën meermalen voorgelezen worden, en zich niet bij viermaal 's jaars bepalen ; zij kunnen geene nuttiger lezing doen.
Het wordt ook den Broeders ten sterkste aangeraden, de Regelen en Constitutiën van tijd
— 157 —
tot tijd te lezen en zich voor God te onderzoeken, of zij al of niet getrouw zijn in het onderhouden derzelve.
Dat de Broeders niet alleen God om verge-vinquot;: hunner gebreken en overtredingen van
O O O
de Regelen bidden; maar dat zij gaarne en bereidwillig zich bij hunnen Overste aanklagen, indien zij aan zekere Regelen of Constitutiën zijn te kort gebleven, om alzoo deze fout door een akte van nederigheid te herstellen en aldus aan God te voldoen.
De Oversten zijn verplicht, indien eene liefderijke handelwijze niet in staat is, om hun gezag en het onderhouden van de Regelen te handhaven, strenge middelen te bezigen, en liever een bedorven lid weg te zenden, dan andere leden in gevaar te stellen, inedegesleept te worden.
Indien zij zorgen voor het nakomen der Regelen zal de goede God ook zorgen voor geschikte leden. De Congregatie is Zijn werk: dat men daarin met betrouwen beruste.
Zij, die eenmaal uit de Congregatie verwijderd zijn, alsook de Novicen, welke gedurende het Noviciaat weggezonden zijn, zullen er nimmer in mogen terugkeeren.
— 158 —
O vei* de verplieliting -van te bidden voor de Greestellflce Overlieid.
Alle Broeders zullen vurig bidden en elk jaar tweemaal tot de PI. Communie naderen voor het behoud en den voorspoed van Zijne Heiligheid den Paus, alsmede voor hat geestelijk en tijdelijk welzijn van den Ordinarius van het Diocees.
Na het overlijden van den Paus en van den Ordinarius zullen zij ter rust hunner zielen tweemaal tot de H. Communie naderen, gedurende drie weken in het koor de psalmen Miserere en de Profundis met de Oratie Pro defuncto Papa vel Episcopo lezen en eens ee-nen Rozenkrans bidden; ook zal er in ieder Huis der Congregatie, waar eene kerk is, eene Lijkdienst semiduplex gedaan worden, doch indien er geene is, zal de Overste eene H-Mis doen lezen in de Parochiekerk.
Constitutie.
Indien het de plicht is van alle Christenen, hunnen Hoogw. Bisschop in hunne gebeden indachtig te zijn, en tevens voor Z. H. den Paus, het Hoofd der H. Kerk , hunne smeekingen he-
— 159 —
mehvaarts te zenden, ten einde de Heer hem Zijn bijstand schenke in liet bestuur van het schoepje van Petrus, in het verdedigen van hetzelve tegen s 'vijands aanvallen, opdat het te midden der gevaren, te midden der klippen en rotsen, behouden blijve , hoezeer zijn dan de Relig'eusen hiertoe niet verplicht; zij die de wereld verlaten hebben, ten einde den Heer op eene meer volmaakte wijze te dienen, te beminnen, en Zijne eer voor te staan en zooveel mogelijk te verbreiden.
Derhalve zullen de Broeders dikwijls voor Zijne H. den Paus en voor den Bisschop bidden , opdat zij hunne hooge en belangrijke bedie-ninquot;; wel mogen vervullen.
O O
Zij zullen voor hen in het H. Sacrificie der Mis, bij de Bezoeking van het Allerheiligste en vooral na de H. Communie, licht en sterkte afsmeeken. Hierdoor zullen zij medewerken aan al het goede, dat door hen verricht wordt, en Gode behagelijk zijn.
Ongetwijfeld is het ook een dure plicht der Broeders dikwijls hunnen Hoogeerwaarden Stichter , aan wien zij zooveel te danken hebben, in hunne gebeden indachtig te zijn. Zij zullen daarenboven maandelijks voor hem tot de H. Communie naderen. .
DER
van do Broeders der Onbevlekto Ontvango-nis van Maria, onder do Beschorming van den II. quot;Vincentivis a 3?a«lo.
Over het Hoofdbestuur.
Het Hoofdbestuur der Congregatie is opgedragen aan een Algemeenen Overste, bijgestaan door vier Raadsbroeders, die altijd in het Moederhuis moeten verblijven.
Wanneer de gestelde tijd der aftreding des Algemeenen Oversten nadert; wanneer hij met goedvinden van den Ordinarius van het Diocees van Roermond afstand zoude willen doen
van zijne bediening, of wanneer hij overleden is, zullen, in de beide eerste gevallen, hijzelf en ten minste twee zijner Assistenten, en in het laatste geval, de gezamenlijke Assistenten van het Moederhuis aan den Ordinarius eerbiedig kennis geven van de ophanden zijnde of reeds ontstane vacature, en hem verzoeken , den dag te Avillen vaststellen, waarop men tot de verkiezing van eenen nieuwen Al-gemeenen Overste zal overgaan, alsmede van bij deze kiezing te willen voorzitten of eenen anderen Geestelijke daartoe te delegeeren met de macht om de gedane keuze te kunnen bekrachtigen.
De Raadsbroeders van den Al gemeen en Over-ste worden gekozen door de Oversten der onderhoorige Huizen voor den tijd van drie jaren; zij kunnen telkens weder herkozen worden.
Deze Raadsbroeders zullen ten minste vijf jaren geprofest moeten zijn, van een voorbeel-dilt;ï «xedrao; wezen, en vooral in het nauwkeurif?
O O O 7 O
onderhouden van de Regelen en Constitutiën uitmunten.
De Oversten kiezen uit de Raadsbroeders ook eenen Admonitor voor den Algemeenen Overste.
— 3 —
Over het verplaatsen der Raadsbroeders van het Moederhuis.
De Raadsbroeders kunnen niet dan om zeer gewichtige redenen en alleen met goedvinding van het Kapittel verplaatst worden.
Indien een Raadsbroeder verplaatst wordt, dan houdt hij op zulks te wezen.
De Raadsbroeders kunnen ook door het Kapittel in hun ambt geschorst of er van ontzet worden.
Ingeval van overlijden, schorsing of verplaatsing eens Raadsbroeders kan desnoods het Hoofdbestuur een anderen in zijne plaats aanstellen, tot de vohrende verffaderinjr van
' O O o
het Kapittel, wanneer hij zal moeten bevestigd worden, of een andere gekozen, voor zoolang de tijd der aanstelling nog duurt van hem, in wiens plaats hij optreedt.
Over de samenstelling en werkzaamheden van het Kapittel.
Het Kapittel is samengesteld uit den Alge-meenen Overste, de Raadsbroeders van het
Moederhuis en de Oversten der onderhoorige Huizen.
Het zal jaarlijks vergaderen en, zoo mogelijk met de groote retraite in het Moederhuis. Men zal daar handelen over de algemeene en bijzondere belangen der Congregatie
Van het verhandelde zal proces-verbaal opgemaakt, en dit door al de leden geteekend, en in een register geboekt worden.
De beslissingen geschieden bij meerderheid van stemmen.
De Regelen en Constitution kunnen niet veranderd worden, dan met het tweederde deel der stemmen van het Kapittel en de goedkeuring der H. Congregatie te Rome.
§ IV.
Over het stemmen in het Kapittel.
De Algemeene Overste zit in het Kapittel voor en bij afwezigheid de Onder-Overste.
Bij gelijkheid der stemmen is aan hem altijd de beslissing.
Om eene zaak van eenig aanbelang te beslissen , moet het tweederde der leden van het Kapittel tegenwoordig zijn, tenware zij alvorens hun gevoelen reeds schriftelijk hadden uitgebracht.
§ quot;V.
Over de bijeenkomst van bet Kapittel.
De Algemeene Overste zal jaarlijks aan het Kapittel rekening doen van de ontvangsten en uitgaven van het afgeloopen jaar , benevens een algemeen verslag geven over den toestand der Congregatie.
De Algemeene Overste kan in buitengewone gevallen het Kapittel bijeenroepen.
Over de aanstelling van den Onder-Overste.
De Algemeene Overste stelt uit de vier Raadsbroeders een Onder-Overste aan.
Hij benoemt ook in overleg met zijne Raadsbroeders de Oversten der onderhoorige Huizen voor den tijd van drie jaren; zij kunnen echter te allen tijde ontslagen worden.
De Algemeene Overste stelt een Novicen-meester aan, welke betrekking zoo zelden mogelijk zal veranderd worden.
De Raadsbroeders der onderhoorige Huizen worden door den Algemeenen Overste benoemd
— 6 —
voor den tijd van drie jaren; echter kunnen zij te allen tijde ontslagen worden.
Wijders regelt hij de overige bedieningen in de Congregatie.
Over het Bestuur van het Moederhuis.
De Algemeene Overste is belast met het Bestuur der Congregatie en is tevens Overste van het Moederhuis, hetwelk hij echter, in zooverre hij dit goedvindt, door den Onder-Overste kan laten besturen.
Het Moederhuis, gevestigd te Maastricht, zal van de eene naar de andere plaats niet kunnen overgebracht worden dan om groote en gewichtige redenen, ten minste met het tweederde deel der stemmen van het Kapittel , en daarenboven nog met goedkeuring van den H. Stoel.
Over de maandelijksche vergadering van het Hoofdbestuur.
De Algemeene Overste vergadert met zijne Raadsbroeders ten minste ééns in de maand,
op een bepaalden tijd, oin over de belangen der Congregatie te raadplegen.
Indien er over liet een of ander gewichtig punt moet beslist worden, gescliiedt zulks bij stemming. Bij de gelijkheid der stemmen is aan den Algemeenen Overste de beslissing.
De vergaderingen worden met den lofzang Veni Creator geopend en met de Antiphone Salve Regina gesloten.
De gevallen, waarin de Raadsbroeders eene beraadslagende stem hebben, zoodat de Overste , alvorens te handelen, ten minste de toestemming van het grootste deel der Raadsbroeders hebben moet, zijn de volgende:
1° Voor de wegzending van een Novice tijdens den proeftijd.
2° Voor de wegzendio; uit de Congresatie van
~ O O O
een geprofesten Broeder.
3° Voor de benoeming en het ontslaan der plaatselijke Oversten, Assistenten en den No-vicenmeester.
4° Voor de oprichting en het opheffen van een of ander Huis.
5° Voor het oprichten of afbreken van gebouwen en voor hunne reparatiën en andere zaken, zoo daartoe groote onkosten (door het Kapittel bepaald) noodig zijn.
6° Voor het vervreemden van goederen van liet Instituut, en voor het opnemen van schulden. De vervreemding geschiedt met vooraf-
gaande toestemming van den Ordinarius of van den H. Stoel, volgens het Kerkelijk Recht.
Over het driemaandelij ksch verslag1.
Na elke drie maanden geeft de Algemeene Overste een kort verslag over den toestand, vooral der tijdelijke belangen van de Congregatie.
Van de besluiten en verordeningen zal nauwkeurig aanteekening gehouden, en deze zalmede door de leden onderteekend worden.
Over de Registers, Archieven, enz.
De Algemeene Overste zal zorgen, dat de registers, boeken, archieven, en de akten van kleeding en professing der Broeders bijgehouden worden; dat de papieren en fondsen, zoo der Broeders als van de Congregatie bewaard, en van een en ander nauwkeurig aanteekening gehouden worde.
§ XI.
Over de Visitatie van den Algemeenen Overste.
De Algemeene Overste is gehouden tweemaal 's jaars in de onderhoorige Huizen Visitatie te doen, en te onderzoeken of de Regelen en Con-stitutiën behoorlijk nagekomen en de registers bijgehouden worden; of er geene schulden gemaakt en onnoodige uitgaven gedaan zijn. Op het laatste zal hij bijzonder acht geven.
Iedere Broeder zal alsdan den Algemeenen Overste spreken, en met alle oprechtheid, doch zonder kleingeestigheid, zijne bezwaren openbaren.
De Algemeene Overste zal bij het doen der Visitatie van de onderhoorige Huizen, een zijner Raadsbroeders of een Overste der onderhoorige Huizen tot Socius hebben, indien zulks gevoeglijk geschieden kan.
Het is den Altremeenen Overste niet toege-
o O
staan zonder voorkennis zijner Raadsbroeders zich op reis te begeven, of buiten het Gesticht te verblijven.
Indien de Algemeene Overste wettig belet is de Visitatie te houden, dan kan hij een zijner Raadsbroeders of eeiv Overste der onderhoorige Huizen hiertoe volmacht geven, die, insgelijks van een Socius vergezeld, in zijnen naam de Visitatie zal houden. 1.
— 10 —
De Algemeene Overste zal geene vaste goederen koopen of verkoopen, hypotheken ver-leenen of nemen, hetzij voor de Congregatie, hetzij voor de Broeders in het bijzonder, zonder toestemming zijner Raadsbroeders.
Over de Plaatsvervanging der Oversten.
In geval van afwezigheid, ziekte of overlijden des Algemeenen Oversten wordt de Onder-Overste, en bij verhindering dezes, de oudste Raadsbroeder voorloopig met het Bestuur belast.
Ditzelfde geldt ook voor de onderhoorige Huizen, alwaar in bovengenoemde gevallen de eerste of tweede Raadsbroeder den Overste zal vervangen.
Over den Admonitor.
De Admonitor zal met gepastheid den Algemeenen Overste, indien zulks noodig is, zijne gebreken onder het oog brengen, hetwelk deze met liefde zal aannemen.
— 11 —
Indien echter de Algemeene Overste zich aan wangedrag, ergerenden levenswandel of aan buitensporigheden zoude plichtig maken, en hij zich, na van den Admonitor met eerbied' vermaand te zijn, niet betert, is deze verplicht, met overleg der andere Raadsbroe-ders de zaak aan den Ordinarius van het Diocees bekend te maken, met nederigheid verzoekende hierin te willen voorzien.
In het geval, dat, de Algemeene Overste van zijne bediening ontzet moet worden, zal de Ordinarius der plaats, waar het Moederhuis zich bevindt, de stemming daaromtrent afnemen , maar de uitspraak der afzetting moet door den H. Stoel worden bekrachtigd.
Ingeval de Admonitor mocht nalatig zijn, dan is de oudste Raadsbroeder gehouden, met overleg der overige Raadsbroeders, de zaak aan den Ordinarius van het Bisdom bekend te maken.
De Plaatsbekleeder des Algemeenen Oversten zal de tweede persoon der Congregatie zijn.
Hij zal hem met ijver en kracht bijstaan, hem in alle zaken tot hulp, raad en bijstand verstrekken.
Hij zal het voorbeeld aan de Broeders geven , vooral in het nauwkeurig onderhouden
van de Regelen en Constitutiëu. Hij moet zich met hart en geest met den Algemeenen Over ste trachten te vereenigen.
Wanneer de Algemeene Overste afwezig is, dan bekleedt de Onder-Overste zijne plaats. Hij houde zich stipt aan de voorschriften en verordeningen.
Hij geeft aan den Algemeenen Overste rekenschap van al de zaken van aangelegenheid, die hij tijdens zijne afwezigheid verricht heeft.
De Onder-Overste zal waakzaam zijn, om aan te vullen, wat aan het Bestuur mocht ontbreken.
Hij moet bezield zijn met ijver voor het geluk en den voortgang der Congregatie en wel gevestigd in zijne betrekking.
Hij zal zich niet mengen in de zaken des Algemeenen Oversten, zoo ze hem niet belast zijn; maar met veel omzichtigheid handelen, en nimmer toonen dat zijn gevoelen met dat des Algemeenen Oversten niet overeenkomt.
Hij zal den Algemeenen Overste kennis geven van de overtredingen en misbruiken, welke hem bekend zijn.
B) Over den Novlcenmeester.
De Novicenmeester bekleedt, na den Algemeenen Overste, de aangelegenste en gewichtigste bediening van de Congregatie, dewijl van
de opleiding der Novicen grootendeels afhangt liet geluk, de zegen en welvaart van eiken Broeder in het bijzonder, en van de Congregatie in het algemeen.
De Novicenmeester moet dus bezield zijn met eenen waren religieusen geest; hij moet een man van gebed en zelfverlooching wezen; hij behoort eene oprechte liefde tot God en tot zijne Novicen te hebben, en gehecht te zijn aan de Con^rescatie.
O O
Hij moet wel onderwezen zijn in de wegen van het geestelijk leven en nauwgezet in het onderhouden van de Regelen en Constitutiën.
Hij moet in alles ten voorbeelde strekken, opdat hij met den Apostel kunne zeggen: „ Weest „ mijne navolgers, gelijk ik de navolger van „ Christus ben.quot;
De Novicenmeester zal de Novicen onderwijzen en vormen voor het religieuse leven ; hij moet hun den weg toonen en de middelen aan de hand geven, om tot de volmaaktheid van hunnen Staat te geraken.
Hij leere hun den geest van zelfverloochening en van nederigheid kennen; hij boezeme zijnen Novicen een oprechten ijver in voor het nauwkeurig onderhouden en naleven van de Regelen en Constitutiën, wijl daarvan het geluk of ongeluk afhangt van eiken Novice.
. Hij moet hun eene groote achting en een bijzonderen eerbied voor hunnen Staat doen
— 14 —
opvatten, zoodat de Novicen den goeden God dagelijks voor hunne roeping danken.
De Novicenraeester onderwijst zijne Novicen in de oefening des gebeds en leert hen met God vereenigd leven, en op eene waardige wijze tot de HH. Sacramenten naderen.
Hij onderwijst hen volgens den geest der Congregatie en geleidt hen volgens de bijzondere genade en inzichten van den H. Geest.
Hij zal zijne Novicen wel trachten te kennen , en hen doen rekening geven van hun gedrag in de moeielijkheden, het gebed, enz.
Hij moet zooveel mogelijk over hen waken, hunne handelingen gadeslaan en het gebrekkige in hen verbeteren.
De Novicenmeester zal in alle omstandi^he-den zijne Novicen met eene vaderlijke goedheid en liefde behandelen, en veel medelijden met hen hebben, zoo zij slechts van goeden wil zijn. Indien het echter noodzakelijk is, zal hij hen niet sparen.
Hij maakt geene zwarigheid degenen weg te zenden, welke niet geschikt zijn; echter met inachtneming van hetgeen in Paragraaf 8 omtrent de Novicen gezegd wordt.
De Novicenmeester raadpleegt slechts met den Algemeenen Overste over het gedrag dei-Novicen en of zij al of niet voor de Congregatie geschikt zijn.
Hij houdt zich overigens stipt aan de ver-
— 15 —
ordeningen der Congregatie opzichtens het No-vieiaat en de opleiding en oefeningen der Novicen.
C) Over de Raadsbroeders van liet Moederhuis.
De Raadsbroeders van het Moederhuis be-kleeden eene aanzienlijke betrekking in de Congregatie. Zij helpen den Algemeenen Overste in zijn ambt; zij staan hem altijd door raad en medewerking bij; zij vereenigen zich nauw met hem.
De raadsbroeders zullen in de vergaderingen vrijmoedig hun gevoelen zeggen, en zich wel overtuigd houden, dat zij aan hunnen plicht te kort zouden blijven, indien zij uit mensche-lijk opzicht datgene verzwegen, wat zij voor God oordeelen der Congregatie nuttig te zijn, of zoo zij hunne stemmen in strijd met hun geweten uitbrachten.
Zij zullen standvastig, doch tevens bescheiden en voorzichtig zijn; zij zijn volstrekt verplicht geheim te houden wat hun is toevertrouwd, en mogen met niemand over de zaken, welke in de vergaderingen behandeld zijn, spreken.
De Raadsbroeders zullen het voorbeeld geven in het nauwkeurig onderhouden en naleven van de Regelen en Coiistitutiën.
Zij zullen trachten het gezag en den invloed
des Algemeenen Oversten onder de Rroeders te handhaven, hein eerbied en liefde bewijzen en met hem waken, dat de goede geest, de tucht en de vordering in deugd onder de Broeders meer en meer toenemen.
De Raadsbroeders zullen zich geen gezag in de Congregatie aanmatigen, dan dat, hetwelk hun door den Algemeenen Overste of door de Constitutiën gegeven wordt.
Indien hun misbruiken bekend zijn, zullen zij die met alle omzichtigheid aan den Overste bekend maken.
Wanneer zij zich in een onderhoorig Huis bevinden, zullen zij zich met het bestuur van hetzelve niet verder mogen inlaten, dan hun door den Algemeenen Overste uitdrukkelijk is opgedragen.
D) Over de Oversten en Raadsbroeders der onderhoorige Huizen.
De Oversten der onderhoorige Huizen worden in hunne bediening bijgestaan door ten minste twee Raadsbroeders, die door den Algemeenen Overste benoemd worden.
Bij ziekte, afwezigheid of eenig ander beletsel vervangen zij de plaats des Oversten.
De Overste houdt ten minste eens in de maand met hen eene vergadering om over de voor-
— 17 —
komende zaken van eenig aanbelang te raadplegen ; echter in zaken van grooter belang zijn zij verplicht het gevoelen en de beslissing van den Algemeenen Overste in te winnen.
De Overste en de Broeders zijn in alles wat hunne bediening betreft, ondergeschikt aan den Algemeenen Overste.
Ieder Overste is gemachtigd, om ingeval vader of moeder van een hunner ondergeschikte Broeders van de laatste HH. Sacramenten is voorzien, dezen Broeder, als hij zulks verlangt, ook zonder voorkennis van den Algemeenen Overste, naar huis te laten gaan; echter moet hij hiervan onverwijld aan den Algemeenen Overste kennis geven.
Geen der onderhoorige Oversten mag, behalve in voornoemd geval, noch zich zeiven noch zijnen Broeders vergunnen buiten het Gesticht te vernachten of het middagmaal te gebruiken. Hiertoe wordt de vergunning des Algemeenen Oversten vereischt.
De Oversten kunnen de gewone uitgaven doen; maar voor bijzondere of buitengewone moeten zij de goedkeuring van den Algemeenen Overste of van het Hoofdbestuur verkregen hebben.
De Oversten geven alle drie maanden aan den Algemeenen Overste een omstandig verslas: over het ^edrajr der Broeders en den toe-
O O O
stand van het Gesticht.
— 18 —
De Overste van elk Gesticht zal jaarlijks voor den lsten Maart eene behoorlijke rekening van ontvangsten en uitgaven, door hem en zijne Raadsbroeders onderteekend, aan het Moederhuis opzenden.
De Raadsbroeders moeten in de venjaderinquot;;
O O
vrijmoedig hun gevoelen zeggen, indachtig zijnde , dat zij hunnen plicht te kort zouden doen, wanneer zij uit menschelijk opzicht datgene, wat zij oordeelen nuttig te zijn, zouden verzwijgen.
Zij moeten bescheiden en voorzichtig zijn en zeer zorgvuldig geheim houden, wat hun is
O O O '
toevertrouwd; zij zullen buiten de vergadering daarover niet spreken.
Wanneer zij kennis dragen van misbruiken, die in het Gesticht zijn ingeslopen, zullen zij die aan den Algemeenen Overste bekend maken. Als zij zich van hunnen plicht gekweten hebben , moeten zij zich niet ontevreden toonen, indien de Overste het niet doeltreffend oordeelt , overeenkomstig hun gevoelen te handelen.
Aan den eersten Raadsbroeder wordt opgedragen, om met nederigheid en gepasten eerbied den Overste zijne gebreken onder het oog te brengen, hetgeen deze met liefde zal aannemen. Indien hij zich echter van merkelijke fouten , na eenige malen vermaand te zijn, niet wil beteren, zal de Raadsbroeder den Algemeenen Overste hiervan verwittigen.
— 19 —
De Raadsbroeders zullen beurtelings om de drie maanden aan den Algemeenen Overste schriftelijk kennis geven van de wijze, waarop de Broeder-Overste zich van zijne plichten kwijt, en hoe de Regelen en Constitutiën onderhouden worden.
De Oversten der Congregatie worden bij dezen ten strengste gewaarschuwd voor de zucht naar rijkdommen, prachtige gebouwen en ij-dele sieraden, die gewoonlijk de ondergang der Kloosters waren, terwijl de geest van armoede en een onbepaald vertrouwen op de Voorzienigheid ze als steunpilaren schraagden, en er talrijke zegeningen over deden nederdalen.
De Oversten en de Broeders, die eenig gezag in de Congregatie uitoefenen, zullen hunne bediening waardiglijk vervullen. Zij moeten zich met ijver toeleggen, om het Doel en den Geest der Instelling onvervalscht te bewaren en de ordetucht en onderlinge liefde en eensgezindheid onder al de leden te handhaven; zij strekken aan anderen ten voorbeeld in alle Religieuse deugden: zij maken geen onderscheid van personen, maar handelen in alles tot Gods meerdere eer en glorie, het heil der zielen en het welzijn der Congregatie.
De macht, om ingeval van noodzakelijkheid in de Regelen en Constitutiën, uitgenomen de Geloften, te dispenseeren berust bij den Al-
gemeenen Overste. Nogtans zal Hij hiervan zoo zelden mogelijk gebruik maken, opdat de regeltucht niet verzwakke.
Indien de Oversten der onderhoorige Huizen dispensatie hebben verleend, zonder dat aanvrage aan den Algemeenen Overste mogelijk was, zullen zij hiervan in het verslag, waarvan boven gesproken is, melding maken, met opgave der redenen, welke hen daartoe hebben aangezet.
welke op eene audiëntie van den 28 Februari 1847, onze H. Vader Pius IX, op voordracht van de H. Congregatie van de Voortplanting des Geloof s en den Secretaris Brunello, Aartsbisschop van Thessalonica, goedgunstig verleend heeft.
A.llerheiligste Vadevl
Ludovicus Hubeutus Rutten, Priester uit liet Apostolisch Vicariaat van Limburg, Instel-ler van de Congregatie der Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, onder de besclierming van den H. Vincentius d Paulo, ten doel hebbende het uitoefenen der liefdewerken en vooral het godsdienstig en wetenschappelijk onderwijs der kinderen, voornamelijk der armen, smeekt Uwe Heiligheid ootmoedig, goedgunstiglijk ten eeuwigen dage te willen verleenen aan de Broeders van genoem-
2
— 22 —
de Congregatie benevens aan de kostkinderen, na berouwvol gebiecht en gecommuniceerd, de kerk of kapel van hun Klooster bezocht en daar eenigen tijd gebeden te hebben voor de Voortplanting des Geloofs, de volgende volle Aflaten, ook toevoeglijk aan de zielen in het
vagevuur:
Op den dag der Inkleeding.
„ „ „ „ Professie.
„ „ „ van de plechtige vernieuwing der Geloften.
Op den Feestdag van Paschen.
„ „ „ „ Pinksteren.
„ „ „ „ de Hemelvaart O. H. J. C.
Op de 5 Feestdagen der H. Maagd.
„ den 21 November, zijnde de dag waarop de Congregatie begonnen is.
Op den Feestdag van den H. Joseph, Patroon der Novicen.
Op het Feest van den H. Aloysius de Gon-zaga. Patroon der Scholen.
Op den Feestdag van het Allerheiligst en Aanbiddelijk Hart van Jesus.
Op den Feestdag van het Heilig en Onbe vlekt Hart van Maria.
— 23 -
Op den Feestdag van Alle Heiligen. „ de Gedachtenis der Geloovige Zielen. „ het Feest der HH. Onnoozele Kinderen. „ „ „ „ „ Apostelen Petrus en Paulus.
Op het Feest van den H. Joannes Apostel en Evangelist.
Op den Feestdag van den H. Vincentius d Paulo, Patroon der Congregatie.
Daarenboven smeekt de ondergeteekende Uwe Heiligheid, dat het den Broeders wordt toegestaan in de kerken of kapellen hunner Kloosters de gebeden te storten, welke tot het verkrijgen der Aflaten vereischt worden, te verdienen in de kerken der Parochiën zijn, waarin het Moederhuis of de onderhoorige Huizen gelegen zijn; waarom enz.
Op de audiëntie, door Zijne Heiligheid den 28 Februari 1847 verleend, heeft onze H. Vader, door de Goddelijke Voorzienigheid Paus Pius IX op voordracht van mij, ondergetee-kenden Secretaris van de Voortplanting des Geloofs, welwillend en bij wijze van gunst, het
verzoek in alles toegestaan, kunnende niets hieraan beletsel stellen.
Gegeven te Rome, uit de H. Congregatie, dag en jaar zoo als boven, gratis zonder eeni-ge hoegenaamde tegemoetkoming.
(was geteekend) De Aartsbissclop vaH Tlessalonica.
Plaats van bet zegel.
Gegeven te Roermond, den 23 Aug. 18^7, |
GEZIEN. (w. g.) t J. A. PAREDIS, Bisschop van Hirene en Ap. Adm. van Limburg. |
Wij bevestigen en getuigen , dat de H. Congregatie van de Voortplanting des Geloofs, in de Aljremeene zittinlt;? o-ehouden den 24 Januari
O O O
1848, aanbevolen en goedgekeurd heeft den Regel van de vrome en verdienstelijke Congre-
I* •
— 20 —
gatie, dooi- den Zeer Eenv. Heer Ludovicus Rutten, Priester van het Vicariaat van Lhnburjr, gesticht onder den titel van: Congregatie dei-Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria; ten doel hebbende het christelijk onderwijs der kinderen, voornamelijk der armen, behoudens eenige wijzigingen, waarvan in ee-nen brief van den 10 Februari van genoemde H. Congregatie aan bovengenoemden Priester melding wordt gemaakt.
Gegeven te Rome, uit de H. Congregatie van de Voortplanting des Geloofs, den 22 Juli, des jaars 1848.
(was geteckend) J. Ph. Card. Fransonius,
Prefect,
(was get.) Alexander Barnabo,
Secretaris.
Plaats van het Zegel.
Gegeven te Roermond, den 22 Nov. 1850. |
Overeenkomstig het oorspronkelijke. De Bisschop van Hirene, Ap. Adm. van het Vicariaat van Limburg, (w. g.) f J. A. PAEEDIS, |
der H. Congregatie van de Voort-planting des Greloofs.
Toen de H. Congregatie van de Voortplanting des Geloofs in hare Algemeene Vergadering, gehouden den 25 Februari en 3 Mei 1870, het Instituut van de Broeders der Onbevlekte Ontvangenis van Maria, gelegen in het Diocees van Roermond, alsmede de Regelen en Consti-tutiën, waardoor hetzelve bestuurd wordt, aan een zeer nauwkeurig onderzoek onderworpen had, heeft Zij , na alles zorgvuldig overlegd te hebben, geoordeeld, dat men Z. H. Pius IX zoude smeeken , om het voorgemelde Instituut, dat
zich voor den Christelijken Godsdienst verdienstelijk gemaakt lieeft, alsook de Regelen en Constitutiën, echter gewijzigd volgens de opmerkingen , vervat in het bijgevoegde blad, met zijn gezag zoude willen goedkeuren.
Toen nu de ondergeteekende Secretaris der H. Congregatie dit oordeel aan Zijne Heiligheid in de audiëntie van den 24 April van hetzelfde jaar had voorgelegd, heeft het de H. Vader in alles goedgekeurd en gelast dit Decreet hierover uit te vaardigen.
Gegeven te Rome uit de H. Congregatie der Voortplanting des Geloofs, den 9 Juni 1870.
(was geteekend) Al. Card. Baruabo,
Prefect.
(w. get.) Joannes Simeoni,
Secretaris.
Vertaling en Stukken komen overeen met het oorspronkelijke, (w. g.) f J. A. l'AREÜIS
Plaats van het Zegel.
Bisschop van Roermond,
Gegeven te Roermond, quot;Feestdag van O. L. V. Hemelopneming, 15 Aug. 1870.
Brief van Z. Em. den Kardinaal Baenabo , in antwoord op een schrijven van het Hoof dbestnur tot den II. Vader Pius IX en de H. Congregatie van de Voortplanting des Geloofs gericht; strekkende tot dankbetuiging voor de ontvang ene Goedkeuring der Constitution, tevens inhoudende eene nederige bede aan Z. Em. den Kardinaal tot het geven eener nadere inlichting omtrent § 27 der Regelen.
Uwen brief van den 16 Juli j. 1., namens al de Broeders der Congregatie tot mij gericht, heb ik ontvangen.
Ik ben gevoelig voor Uwe dankbaarheid aan de H. Congregatie betoond om de verkregene Goedkeuring der Regelen en Constitutiën, in het volste vertrouwen dat door dit nieuw bewijs van welwillendheid het Instituut dagelijks meer en meer in bloei moge toenemen.
— 30 —
De twijfel, welke gij opwerpt omtrent de vertaling van §27 der Regelen, betrekkelijk de kiezing van den Algemeenen Overste, komt mij voor, als kunnende geheel weggenomen Avorden.
Dewijl de H. Congregatie niet slechts dien Regel, maar ook de overeenkomende Constitutie goedgekeurd, en daaromtrent geene aanmerking gemaakt heeft, zoo blijkt het ten duidelijkste , dat de Regel in geenen anderen zin moet verklaard worden, dan in dien, welke in de Constitutie wordt [aangegeven. Hierin kan men dus geheel en al berusten.
Inmiddels bid ik den Heer, dat U alle goed moge geworden.
Gegeven te Rome uit de Congregatie der Voortplanting des Geloofs, den 12 Aug. 1870.
(w. g.) Al. Barnabo , Prefect. (w. g.) Joannes Simeoni , Secretaris.
Geest «Ier Congregatie in lt;le Geloflen en Liel»legt;vex-lilt;;n.
BLZ.
§ I. Tweevoudig doel der Congregatie. 5 § II. Geest der Congregatie in de Geloften..........7
§ III. Over het aannemen der Adspiran-
§ V. Over de Gelofte van Armoede . 17 § VI. Over de Gelofte van Zuiverheid . 23 § VII. Over de Gelofte van Gehoorzaamheid ..........28
§ VIII. Over de Broederlijke liefde. . . 34
§ IX. Over de Liefdewerken .... 43
A) Opvoeding en Onderwijs . . 45
B) Andere werken van Liefde. . 50
— II —
Oeffeningeii en Oebeclcn.
BLZ.
§ XI. Over het Slapengaan.....57
A) Over het H. Sacrificie der Mis. 63
D) Over de Gebeden en Oefeningen. 69
E) Over het Onderzoek van Ge
F) Over de Geestelijke Lezing. . 75
G) Over het gedrag in den Refter. 77 § XIII. Over de Stilzwijgendheid. . . .79
A) Overweging van het H. Lijden
B) Over Gods Tegenwoordigheid. 86 § XIV. Over de Recreatie of Uitspanning. 88 § XV. Over het H. Sacrament der Biecht. 91 § XVI. Over de H. Communie . . . .95 § XVII. Over de Retraite of Geestelijke Afzondering .......99