ZEVEN TOESPRAKEN.
R. K. PRIESTER EN PASTOOR TE RIJSENBURG.
BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT
RIJSENBURG,
J. H. WENSING Ultraj, 20 Aprillis 1S7S, Emer. Prof. Libr. Csns.
Stoomdruk van P. W. van de Weijer, Utrecht.
L 1)6 4p0Stelei1 biJ de ««telling van het Allerheiligste Sacrament.
11. Jesus zegent de kinderen
UI. Zacheus ontvangt Jesng in zqn huis..........
•IV. Jesus intogt in Jerusalem
.............
' De allerzalig8te Maagd Maria
VI. De H. Joannes de Dooper VII. De H. Maria Magdalena.....
60
Een der schoonste dagen in het leven van den priester is wel de dag waarop hij de kinderen tot de eerste h. Communie toelaat. Ieder mijner medebroeders kent de vreugde, de voldoening door dien dag bij hem opgewekt. Maar hij weet ook dat die feestdag voor hem gepaard gaat met veel arbeid, veel moeite, veel inspanning. Niet alleen door de voorbereiding onderwijs en Biecht, maar ook door de toespraak op dien dag voor de kinderen te houden.
Deze is niet zonder groot gewigt. Zij geeft den toon aan waarin zich het gevoel in hunne jeugdige harten moet ontwikkelen. Een der eigenaardige moeijelijkheden scheen mij in de bewegelijkheid van het kinderlijk gemoed haar oorzaak te vinden. Een kind luistert bezwaarlijk naar een gewone predikatie. Wanneer het op den dag der eerste h. Communie, luisteren moet naar een voordragt over het h. Sacrament, over een of andere
deugd, die ter beoefening bijzonder aanbevolen wordt, dan vrees ik dat men op meer aandacht en belangstelling rekent dan men in gemoede verlangen kan. Het kind moet op dien dag niet leeren, maar het moet gevoelen , het moet bidden.
Op mijne wijze heb ik getracht dat onmisbaar gevolg te verkrijgen en de vereischte gevoelens op te wekken door den kleinen in voorbeelden te toonen wat zij gaan verrigten, hoe zij het moeten verrigten. Met dit doel koos ik voorbeelden uit het h. Evangelie, die mindere of meerdere overeenkomst aanboden met de h. Communie en die mij de gelegenheid gaven om telken jare zonder herhaling de oude voorbereiding te doen verrigten, die haar beste uitdrukking vindt in de akten van nederigheid, berouw, geloof, hoop, liefde en verlangen.
Eenvoudig als ik mijne toespraken nederschreef, bied ik ze mijn medebroeders in het priesterschap aan. Mogten zij anderen niet geheel waardeloos schij nen, dan achtte ik mij wel beloond.
rijsenbu kg,
Donderdag van de Goede week.
I.
ïij is, ;b-Lar Let ijk le-
DE APOSTELEN BIJ DE INSTELLING VAN HET de ALLEKHEILIGSTE SACRAMENT. he
de en 3r-
3r-
Desiderio desideravi hoe pascha man-
ducand vobiscum. Luc. XXII: 15. sh Ik heb van verlangen gebrand dit ^ paaschlam met u te eten.
Deze dag, geliefde kinderen, is voorzeker een der oo schoonste uws levens, een dag waar gij lang, jaren lang de naar verlangd hebt. Reeds de eerste maal dat gij bij het ch aannemen der kinderen tegenwoordig waart, maakte deze il-plegtigheid op u een diepen indruk, en , zonder nog te heseffen welk groot geluk u eens te beurt zou vallen, or wenschtet gij toen reeds, dat die dag ook voor u weldra tij mogt aanbreken. Hoe meer gij in jaren en in kennis de van dit groot geheim toenaamt, des te vuriger werd uw tjn verlangen. Toch, hoe groot uw verlangen naar dezen ke dag ook zijn mogt, het verlangen van Jesus was nog )te grooter. Toen Hij voor de laatste maal met zijne Apostelen ter tafel zat, sprak Hij tot hen : „ik heb van
2
verlangen gebrand om dit Paasshlam met u te eten.'' „Dit Paaschlam,quot; het zou wel het laatste zijn wat hij met hen at, den volgenden dag reeds ging hij voor hen, voor ons sterven, maar toch vurig had Hij er naar verlangd. Het oogenhlik was nu gekomen dat Hij het allerheiligste Sacrament des Altaars kon instellen en aan zijne beminde Apostelen zijn eigen vleesch en bloed tot spijs en drank zou geven. Welnu , g. k., gij zijtquot; uw Jesus niet minder dierbaar dan de Apostelen, ook u bemint Hij met eene onuitsprekelijke liefde, ook met u verlangt Hij zich te vereenigen. Uit het tabernakel roept Hij u toe; Desiderio desideravi; ik heb van verlangen gebrand dit Paaschlam met u te eten. Aan dat verlangen van Jesus en ook aan het uwe zal na weinige oogen-blikken worden voldaan. Kostbare oogenblikken, want hoe beter gij ze gebruikt, des te meer genade en zegeningen zal Jesus bij zijne komst in uwe harten uitstorten. Laten wij dan bij de Apostelen eenig onderrigt zoeken, zij deden immers bij het laatste avondmaal ook hunne eerste h. communie en laten wij zien hoe zij het deden. Luistert nu eenige oogenblikken met aandacht.
De laatste avond van Jesus sterflijk leven was dus daar, het oogenblik door Hem bestemd om het h. Sacrament des Altaars in te stellen en zijn vleesch en bloed aan zijne Apostelen tot spijs en drank te geven. Gij weet, g. k., dat Jesus die instelling veel vroeger aan zijne Apostelen en aan de Joden had beloofd, en gij zult u nog wel herinneren bij welke gelegenheid. Hij had namelijk de scharen , die Hem in de woestijn volgden ,
3
op eene wonderdadige wijze gespijzigd, en toen Hij daarna de woestijn verlatend, de zee overgestoken was, waren de scharen Hem nog gevolgd. Nogmaals wensch-ten zij op dezelfde wijze verzadigd te worden. Maar Jesus die in de harten leest wist dat zij Hem nu niet meer volgden om onderwezen te worden of zijn goddelijk woord te hooren , maar alleen gehoor gaven aan zinne-lijken lust. Hij bestrafte hen daarover en vermaande hen , dat zij niet zooveel hechten moesten aan aardsche spijs die vergaat, maar veel meer verlangen naar de geestelijke spijze die blijft tot in het eeuwig leven. Toen beloofde Hij hun, dat Hij eenmaal, later, eene wondervolle spijze zou geven , eene spijze wondervoller, heerlijker nog dan het: Manna, dat Mozes uit den hemel had doen regenen Die spijs zou wezen , zijn eigen vleesch en bloed: „Het brood dat ik geven zal, is mijn vleesch, voor het leven der wereld. Mijn vleesch is waarlijk spijs en mijn bloed is waarlijk drankquot; 1). Dat konden de zinnelijke Joden niet gelooven. Hoe kan deze, zoo spraken zij , ons zijn vleesch te eten geven, maar de Zaligmaker herhaalde op plegtige wijze zijn woord, toch wilden zij niet gelooven, gingen van Jesus weg en wilden zijne leerlingen niet meer zijn.
Die heerlijke belofte, te Capharnaum gedaan, werd door Jesus in het laatste avondmaal vervuld. Daar zat hij aan tafel in een groote en rijk versierde zaal. Hij , de goede Jesus, niet gewoon in prachtige woningen zijn intrek te nemen, maar met eene geringe en armelijke tevreden, koos echter tot opluistering van het groote
1) Joan. V; 52, 56.
1*
4
geheim dat de Apostelea gingen vieren , eene ruime eu versierde zaal. Gezeten in het midden zijner Apostelen nam Hij het brood, zegende, brak en gaf het aan zijne leerlingen zeggende: „Neemt en eet dit is mijn lichaam , en desgelijks nam Hij den kelk en hen dien overreikend sprak Hij : „drinkt allen daaruit, want dit is mijn bloed des Nieuwen Testaments.quot; 1) Door die woorden werkte onze goddelijke Verlosser het grootste wonder, veranderde het brood in zijn lichaam en den wijn in zijn bloed , en gaf aan zijne Apostelen zijn eigen vleesch en bloed tot spijs en drank. Met welk een levendig geloof, met welk een diepen eerbied ontvingen zij de goddelijke spijze. Ja, het was des Heeren waarachtig vleesch en bloed. Hun goddelijke Meester sprak het: „dit is mijn lichaam., dit is mijn bloedquot;. Hadden zij er ooit aan getwijfeld, dat eenmaal de dag aanbreken zou, waarop dat kostelijke voedsel hun gegeven zou worden? Jesus had het hen beloofd en zij hadden den vollen zin van die belofte aanstonds geloovig aangenomen. De Joden waren heengegaan ; de belofte van Jesus was voor hun ongeloof een hard woord, een ergernis. Maar de Apostelen waren bij Jesus gebleven, en toen Hij hen vroeg, of zij ook niet wilden heengaan, had Petrus in aller naam geantwoord: „Heer, tot wien zullen wij gaan.-' Grij hebt de woorden des eeuwigen levens, en wij hebben geloofd en erkend, dat Grij de Christus de Zone Gods zijtquot; 2). Zoo sprak hij dus in aller naam: Gij zijt de Zone Gods, ons hoogste goed ons leven, en hoe groot
1) Matth. XXVt: 27, 28.
2) Joan. VI: 68, 69.
5
ook het geheim moge zijn, wat Gij ons voorstelt en belooft, aan de waarheid, en aan de scheppende kracht van Uw woord, waardoor TJ alles mogelijk is, zullen wij nimmer twijfelen.
Toen Jesus hen dan ook in het laatste avondmaal zijn h. vleesch en bloed overreikte, ontvingen zij het vol geloof. Zij begrepen wel het wonder niet dat had plaats gegrepen, evenmin als wij het nu begrijpen; hunne zintuigen getuigden wel iets anders als Jesus woorden uitdrukten, maar hun geloof was v:ist en onwrikbaar. Het was Jesus lichaam en bloed. Zijn onfeilbaar en alvermogend woord had het hen verzekerd, en daaraan mogten en wilden zij niet twijfelen.
Een levendig geloof, gel. k., is ook voor u de eerste voorwaarde om dit allerheiligste Sacrament waardig en met vrucht te ontvangen. God zij dank, gij moogt. u in het bezit daarvan verheugen, het geloof in de wezenlijke tegenwoordigheid van Jesus in het allerheiligste Sacrament is diep in uwe zielen doorgedrongen; even als de Apostelen hebt ook gij in stilte gezegd: „tot wien zullen wij gaan als tot u, o ITser; Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. Maar wat gij in stilte gezegd hebt, herhaalt dat nu hier openlijk en dat een uwer, voor al de anderen hier kome verklaren, dat gij bij Jesus wilt blijven, zijne leerlingen u toonen, en ge-loovig vasthouden aan al zijne woorden, die even zoo vele woorden des eeuwigen levens zijn.
De genade Gods versterke en vermeerdere uw geloof! en, g. k., herhaalt ook in de laatste oogenblikken vóór
6
uw h. Communie nogmaals die woorden die nu uit uw aller naam zijn uitgesproken: Ik geloof, lieve Jesus, dat Gij wezenlijk en waarachtig in het allerheiligste Sacrament tegenwoordig zijt, ik geloof dat ik U persoonlijk ontvangen ga, ofschoon verborgen onder de nederige gedaante van brood; ja Gij zelf komt tot mij en wilt U met mij op het naauwst vereenigen.
En dat levendig geloof, het zal de gevoelens van de diepste nederigheid en het hartelijkst berouw in u te voorschijn roepen. Immers , indien gij diep doordrongen zijt van die waarheid, dat gij uwen Jesus, uwen Heer en Meester, uwen God en Verlosser ontvangen gaat, zou dan geen gevoel van onwaardigheid zich van u meester maken, en in u spreken: Heer wie ben ik, dat Gij tot mij komen wilt? Is het niet reeds veel dat ik in uwe tegenwoordigheid verschijnen, en in vereeniging met de h-h. Engelen, die het tabernakel omringen, U aanbidden en verheerlijken mag? Dat was ook het gevoel der Apostelen, vooral, door Petrus uitgedrukt. Het Evangelie verhaalt ons welke plegtigheid onze goddelijke Zaligmaker aan de eerste h. Communie der Apostelen vooraf deed gaan. Nadat Jesus het Paaschlam gegeten had, stond Hij van tafel op, legde zijn bovenkleed af, goot water in een bekken en begon de voeten van zijne Apos-stelen te wasschen. Hij kwam dan ook bij Petrus, maar Petrus ziende wat zijn goddelijke Meester doen zou, weigerde het toe te laten en riep uit: Hoe, Heer, zult Gij mij de voeten wasschen ? Petrus begreep den afstand die zijn goddelijken Meester van hem scheidde; hij wist wie zich daar aan zijne voeten nederwierp, maar vooral wie hij zelf was; een gevoel van de grootste onwaardigheid greep
m
7
hem aan, en deed hem vast besloten, uitroepen: „in eeuwigheid zult gij mij de voeten niet wasschen''. 1) De Zaligmaker echter wees Petrus te regt en zeide hem; „indien Ik u niet wassche, zult gij geen deel met Mij hebben.quot; Toen Petrus zag, dat Jesus het wilde en de weigering zijnen Meester verdroot, gaf hij niet alleen toe, maar antwoordde: „niet alleen mijne voeten, maar ook mijne handen en mijn hoofd.'' Zulk een gevoel van onwaardigheid moet gij ook in u opwekken. Jesus wil u niet slechts de voeten wasschen, maar in uwe harten binnentreden, zegt Hem dan ook: Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt, maar Gij wilt, Gij eischt het. Indien ik niet tot ü nader, zal ik geen deel met U ontvangen, gij zegt het; „die Mijn vleesch niet eet en Mijn bloed niet drinkt, zal het leven in zich niet hebbenquot; 2), op uw bevel waag ik het tot U te naderen.
Petrus had tot Jesus gezegd: niet alleen mijne voeten, maar ook mijne handen en mijn hoofd, en hierop antwoordde de Zaligmaker: „die gewasschen is, heeft nog slechts noodig zijne voeten te wasschen, en hij is geheel rein.quot; 3) De Zaligmaker wilde dus alleen de voeten wasschen, maar wat moest dan de zin dier voetwassching zijn ? Die voetwassching heteekende de groote reinheid en zuiverheid des harten waarmede de h. Communie moest ontvangen worden. De Apostelen waren rein, waren reeds gewasschen; de Zaligmaker had hen gezegd: „gij zijt rein.quot; Groote vlekken besmeurden dus hunne zielen niet, maar ook de kleine moesten worden weggenomen ,
1) Joan. XIII; 8.
2) Joan. V : 55.
3) Joan. XIII: 10.
alle dagelijksche zonden en vooral de gehechtheid aan deze verbannen, kortom zelfs het stof van hunne voeten gewasschen Wilt gij, gel. k., met groote vrucht de li. Communie ontvangen, dat dan ook dit onderrigt van Jesus u ten nutte zij. Ja, gij zijt rein gewasschen in het h. Sacrament der Biecht, maar blijft u misschien niet over uwe voeten te wasschen, dat wil zeggen u van eenige kleine fouten te reinigen ?
Die fouten, hoe klein dan ook, zijn toch beleedigingen van den goeden God en zouden min of meer uwe zielen ontsieren. Vraagt uwen Jesus dus vergeving, bidt Hem dat Hij u ook de voeten wassche. Vernieuwt nogmaals vóór de h. Communie uw berouw, bevestigt uw besluit uwen God niet meer te vergrammen en Hem voortaan in alles getrouw te zijn. Jesus uw leedwezen en goeden wil ziende zal dat kleine nog wegnemen, en rein als de Apostelen zult gij tot de tafel des Heeren naderen.
Nog een ander gevoel heerschte in de harten der Apostelen , dat hen geschikt maakte om aan den h. Maaltijd deel te nemen en wel een brandende liefJe; zij beminden hunnen goddelnken Meester onuitsprekelijk. Sinds lang hadden zij alles voor Hem verlaten, hunne bloedverwanten en vrienden vaarwel gezegd om altijd bij Jesus te kunnen zijn en in die liefde hadden zij allen, behalve de ongelukkige Judas, volhard. Jesus beminde hen en zij beminden Jesus. Hoe treft het ons, wanneer wij in het h. Evangelie lezen met hoeveel liefde zij nog dienzelfdea avond aan hunnen gcddelijken Meester hun gehechtheid betuigden. Ja, zij wilden Hem getrouw zijn, met Hem gaan in gevangenis en dood en die betuigingen waren opregt. En toen Jesus bij het laatste avondmaal zoo broederlijk tot
9
hen gesproken had, en zij dat gebed gehoord hadden, waardoor Hij zijnen vader bad, dat zij toch altijd innig met God vereenigd mogten blijven, en elkander onderling beminnen, toen voelden zij hunne harten van liefde branden, en van liefde als bezwijken. Toen was het dat de h. Joannes, die naast Jesus was gezeten, zijn hoofd aan het h. Hart van Jesus nedervleide gelijk een kind, dat geen hooger uiting van liefde kent als zich aan 's moeders boezem vast te klemmtn. Voorzeker wat Joannes deed, dat wenschten allen te kunnen doen, want nogmaals, vurig beminden zij hunnen Meester. En in die liefde ontvingen zij waardig de goddelijke spijze, de hoogste gave der goddelijke liefde
Wel weet ik het g. k., gij bemint uwen Jesus, gij hebt de liefde van Jesus voor u altijd beter leeren beseffen , meer en meer ondervonden, en wederliefde heeft uwe harten vervuld. Ja was zijne liefde voor u wel minder dan die voor zijne Apostelen? Heeft Hij vooral in de laatste dagen niet dikwerf tot u gesproken ? Heeft Hij ook niet voor u gebeden en alle uwe zonden uitge-wischt? En zal Hij u na weinige oogenblikken wel iets minder geven, dan Hij aan zijne Apostelen gaf, niet dezelfde uitnoodiging tot u herhalen: neemt en eet, dit is mijn lichaam. Maar g. k. moogt gij uwen Jesus al beminnen, wekt toch in die laatste oogenblikken uwe liefde tot Hem meer en meer op. Dat uw mond woorden van liefde tot Hem spreke, dat uw hart uit liefde tot Hem ontvlamme, vlijt u in den geest gelijk Joannes aan het hart van Jesus, gij zult het voor u voelen kloppen, maar dat uw hart dan ook kloppe voor Hem. En wanneer Hij dan door de H. Communie in u geko-
10
men zal zijn, sluit dan een bond van eeuwige liefde met Hem.
En wat zal nu reeds uit die liefde voortvloeien ? Gij zult gevoelen, gij gevoelt een vurig verlangen. Gelooft gij niet, g. k. dat de Apostelen meermalen verlangd hebben naar de wonderbare spijze, die Jesus hen beloofd had? Wel hadden zij nog geen begrip van de grootheid dei-gave die hen zou geschonken worden, maar toch had Jesus hen genoeg gezegd om hen begeerig naar dat Hemelsch brood te doen zijn. Hoe menigmaal zullen zij daarover onder elkander gesproken en misschien den Zaligmaker ondervraagd hebben, maar zij moesten hun verlangen bedwingen want Jesus had het schenken van die grootste aller gaven tot het einde zijns levens uitgesteld. Ook gij, g. k. hebt reeds vurig naar die Hemelsche spijze verlangd en weldra is het oogenblik daar, waarop uw verlangen bevredigd wordt. Neen ik behoef u tot dat verlangen der liefde niet verder aan te sporen. Gij weet, gij zijt er ten volle van overtuigd dat er niets heil-zamers, niets heerlijkers voor u zijn kan dan u met Jesus te vereenigen. Hij zal tot u komen om uw licht, uw steun, uw troost, uw middelaar te wezen, om met zijn vleesch en bloed u alles, alles te schenken. Welaan bereidt dan uwe harten. Nog weinige oogenblikken en Jesus is de uwe, zijt gij dan ook geheel de zijnen.
Ouders van deze kleinen! Hoe gelukkig gevoelt gij u, iu gij uwe kinderen zoo wel voorbereid ziet om voor de erste maal tot de tafel des Heeren te naderen. Uwe arten kloppen van blijdschap, want uwe kinderen zijn we lievelingen, voor wier heil en welzijn gij zoo be-orgd, en voor wie gij tot alles bereid zijt. Thans moogt
11
gil vertrouwen, dat in deze eerste h. Communie als de grondslag gelegd zal worden voor hun tijdelijk en eeuwig geluk. Hebt gij vroeger eenige bekommering over hen gevoeld, omdat gij in hen niet vondt, wat gij meendet te mogen verwachten. Had gij zelfs reden van ontevredenheid over hen, omdat zij niet altijd de aan u verschuldigde gehoorzaamheid toonden of niet naar den raad luisterden , u door de liefde voor hen ingegeven, dit alles is nu vergeten, en het zal niet noodig zijn u daarvoor in hunnen naam vergeving te vragen, want die hebt gij hen reeds geschonken. Maar het zal tot vermeerdering van uw vreugde strekken, zoo ik u betuig, dat zij zich in de dagen van voorbereiding beijverd hebben om zoo veel mogelijk het hooge geluk dat zij zullen genieten waardig te worden; met godsvrucht hebben zij gebeden , met zedigheid hebben zij zich gedragen, met zorg tot het ontvangen der hh. Sacramenten voorbereid. Ja, wij mogen vertrouwen dat zij thans een schoon schouwspel zijn, zoo als de Apostel zegt, voor God en voor de engelen. Gij echter, die hen van hunne geboorte bijstondt met raad en daad, staat hen nog in deze oogenblikken bij met uwe gebeden en terwijl ik het h. Misoffer voortzet, bidt voor hen opdat zij in hunne eerste h. Communie het onderpand van alles wat hen hier op aarde gelukkig kan maken, en vooral het onderpand van het eeuwige leven ontvangen mogen. Amen.
12
„Ik leef niet, maar Christus leeft in mijquot; 1). Zoo g. k. moogt gij thans met den Apostel uitroepen. Jesus leeft in u! Hij is in uwe harten neergedaald, heeft van zijn leven aan u medegedeeld, want zelfheeft Hij gezegd; „die mij eet zal om mij levenquot; 2). Ja gij proeit thans hoe zoet de Heer is, gij ondervindt nu dat een dag in 's Heeren woontenten doorgehragt heter is dan honderd anderen doorgehragt in de tenten der wereld. Vreugde en dankbaarheid vervult uwe reine zielen , en opgetogen hebt gij tot u zeiven gezegd: wat zal ik toch den Heer wedergeven voor al hetgeen Hij mij geschonken heeft. Wat gij hem geven zult, wat Hij van u verlangt? Geen stoffelijke giften of gaven, want wat zoudt gij Hem kunnen geven , dat Hij niet reeds bezit ? Hemel en aarde hehooren Hem. Maar wat Hij verlangt en wat gij Hem geven zult? Geeft Hem voor altijd uw hart en uwe liefde. Het was om uw hart te winnen, dat Hij van den Hemel is neergedaald, dat Hij geweend heeft in de kribbe, gestorven is op het kruis; het was om uw hart en uwe liefde te winnen dat Hij in het h. Sacrament altijd h:j u wil blijven en heden in dat hart is neergekomen. O ik weet het reeds, in de eerste oogenblikken toen Jesus in uw hart rustte, hebt gij het Hem voor altijd aangeboden, hebt gij beloofd hem altijd trouw te blijven. Welaan g.k., doet dan uw woord en uw belofte gestand. Met Jesus vereenigd zal niets in de toekomst u kunnen deren, geen
1) Gal. II: 20.
2) Joan. VI: 59.
13
bekoring, hoe hevig ook, u kunnen overwinnen, geen last des levens , hoe zwaar ook, u kunnen nederbuigen. Blijft uwen Jesus trouw. Hij ook zal u trouw zijn, want nooit verlaat Hij hen, die hun iiefde aan Hem geven. Hartelijk wensch ik u dan ook geluk met deze uwe eerste h. Communie, met uwe zoo innige vereeni-ging met Jesus. Moge zij door vele anderen gevolgd worden , die al naauweren naauwer den band vaststrengelen die er thans tusscben Hem en u bestaat. Ontvangt Hem dikwerf, gelijk gij Hem thans ontvangen hebt met een levendig geloof, met een diepen ootmoed, met eene vurige liefde en brandend verlangen, dan zult gij als schoone planten bloeijen in den hof des Heeren, in Jesus kerk. Dan zult gij allen , die u omringen bekoren door de schoonheid uwer deugden, door den goeden geur uws levens, dan zult gij de eer uwer ouders en ook mijn kroon wezen, en wanneer de Heer dan eenmaal ook aan mij rekenschap van mijnen arbeid zal vragen , dan zal ik op u als op de vruchten van dien arbeid kunnen wijzen.
Ouders van deze kleinen! ook u wensch ik geluk, want heden is een vaste grondslag gelegd zoo voor het tijdelijk als eeuwig welzijn uwer kinderen Al kondet gij hun ook schatten geven, en tot de hoogste aardsche waardigheid voeren, daarmede was toch het ware geluk hun niet geschonken, maar met Jesus hebben zij alles ontvangen. Verheugt u dan ook met uwe kinderen en dankt God, die zoo vaderlijk voor hen gezorgd, zoo teeder hen heeft lief gehad.
O moge deze plegtigheid voor ons allen een aanleiding wezen, aan onze eerste h. Communie te denken, ons
14
te herinneren in welke goede gesteltenis wij toen waren, welke heilige beloften wij toen aan God deden, en ons af vragen of wii aan onze goede voornemens werkelijk getrouw zijn geweest, en aan de genade beantwoord hebben. Moeten wij erkennen dat wij te kort zijn gebleven, welaan, onze harten dan voor het berouw geopend, onze goede voornemens vernieuwd, en voortaan met meer standvastigheid op den goeden weg gewandeld. Zijn wij ■echter getrouw gebleven, dan zij God daarvoor dank nieuwe ijver beziele ons om met moed voort te gaan en met de genade Gods tot het einde te volharden , zoo zal deze dag een ware vreugde dag zijn, niet alleen voor deze kleinen maar voor ons allen. Amen,
IN DE
Gij bevindt u, g. k. thans in een allergelukkigsteu toestand. Kein van hart, rijk aan genade, vastbesloten in de toekomst uwen God getrouw te zijn. En tocli meen ik u te moeten waarschuwen niet geheel onbekommerd die toekomst te gemoet te gaan, en de zoo noodige voorzorgsmaatregelen niet te verwaarloozen.
Wendt nogmaals uwe oogen raar de Apostelen, die ik u dezen morgen als voorbeeld voor oogen heb gesteld. Waardig, heilig hebben zij de H. Communie ontvangen, het staat bij hen vast, zij willen hunnen goddelijken Meester getrouw blijven; nog op den weg naar Gethse-mané, betuigt Petrus, en hij meende hetopregt: „al moest ik ook met u sterven, verloochenen zal ik u nietquot; en zoo spreken ook de andere leerlingen. En toch nog denzelfden nacht werden zij Jesus ontrouw.
En wat was daarvan de oorzaak ? Omdat zij te zeer op eigen kracht bouwden, en de vermaning van Jesus in den wind sloegen: waakt en bidt opdat gij niet valt in bekoring. Gebruikt steeds die twee hulpmiddelen door Jesus zelf u aan de hand gegeven: de waakzaamheid en het gebed.
16
Vernieuwt dus even gelijk de Apostelen ook na de JE. Communie uwe beloften van trouw; en hoe zult gij die beter kunnen vernieuwen dan door de beloften te herbalen die bij het H. Doopsel in uwen naam gedaan zijn, maar maakt dau daarbij tevens het vaste voornemen steeds te blijven waken en bidden.
Er is nog iets wat u treffen zal. Alle Apostelen zijn Jesus ontrouw geworden , maar een is er onder hen, die nog denzelfden dag openlijke en eervolle herstelling deed. Het was de H. Joannes. En de oorzaak daarvan is duidelijk. Hij was naar Maria de moeder des Heeren gegaan, en door haar ontving hij de genade zijn misstap niet alleen geheel uit te wisschen, maar ook met haar en naast haar bij Jesus kruis te staan en zich den trouwen leerling te toonen. Welnu , g. k., volgt dan ook deze vingerwijzing. Gaat steeds tot Maria. Oefent steeds tot haar eene warme godsvrucht. Belooft op dezen plegtigen dag dat gij hare kinderen zult zijn , zij zal u tot voor-sprekeres eu moeder wezen, en geen vreeze dan ook, of gij zult, bij het volharden in die godsvrucht , trouwe leerlingen van Jesus blijven.
Sinite parvulos venire ad me.
Marc. X: 14.
Laat de kindekens tot mij komen.
Wij lezen, g. k. in het Evangelie een treffend voorval, waaruit wij het beminnenswaardig hart van Jesus steeds beter leeren kennen, en dat vooral u tot vreugd moet zijn. Onze goddelijke Zaligmaker omringd van zijne Apostelen was op zekeren dag bezig de scharen in de waarheden zijner leer te onderwijzen, toen eenige godvruchtige moeders met haar kinderen aan de hand en op den arm de plaats naderden waar Jesus zich bevond. Zij gaven aan de Apostelen den wensch te kennen om haar kleinen bij Jesus te brengen opdat Hij ze mogt zegenen. Deze ontevreden over deze stoornis, en meenende dat de waardigheid van hun meester niet toeliet zich met kinderen bezig te houden, wilden hen dan ook niet tot Jesus toelaten en trachtten hen te weren. Maar Jesus hun toeleg bemerkende bestrafte hen. Hadden zij dan nog zoo weinig
18
Jesus geest en hart leeren kennen? Hij beval hen: „laat de kindekens tot mi] komen en verhindert ze niet, want voor dezulken is het rijk Godsquot; 1). En op dat woord van Jesus naderden de kleinen en Hij ontving ze met vriendelijkheid , onderhield zich met hen en liet ze niet gaan voor hun allen zijn zegen gegeven te hebben. Voorzeker , dat was een treffend tooneel. De goede Jesus daar te midden der kinderen, met hen sprekend, hen opwekkend om toch immer braaf te zijn, in wijsheid en deugd op te groeijen en ten laatste zijne handen over hen uitstrekkende en hun zijn zegen mededeelende. Op nog treffender wijze wordt dat zelfde roerende tooneel heden in deze gemeente herhaald en gij kinderen, gij zijt het aan wie nog heerlijker liefdebewijs van Jesus te beurt zal vallen. Heden wordt gij tot Jesus geleid. Uwe ouders en zij die u voorbereidden hebben u hier gebragt waar Jesus in het allerheiligste Sacrament rust en Jesus roept van uit het tabernakel even als toen: laat de kinderen tot mij komen! Niet alleen zal Hij u zegenen, maar zich zeiven geheel aan u mede deelen en u spijzigen met zijn heilig vleesch en bloed. O uwe harten en de harten uwer ouders kloppen van vreugde nu die vereeniging met Jesus u toegestaan wordt en als met moeite duldt gij dat ik dat gelukkige oogenblik voor u vertraag. Toch meen ik nog eenige woor-en tot u te moeten rigten om uwe godsvrucht, zoo moge-ijk, nog meer op te wekken. Ik wil de zegening c'er inderen. die ik zoo even verhaald heb, in die opwek-iing tot leiddraad nemen. Luistert dan eenige oogen-likken met aandacht.
1) Marc, X: 14.
19
Wel moeten die moeders het op grooten prijs gesteld hebben, voor hunne kinderen dien zegen van Jesus te ontvangen. Wie weet wat verren weg sommigen met hare kleinen hebben afgelegd om ter plaatse te komen waar Jesus zich bevond. Van te voren waren zij zeker, dat de Zaligmaker omringd zoude zijn door een groote schaar van volk; zou het wel gelukken om tot Jesus door te dringen ? Doch geen moeijelijkheid kon haar afschrikken, zij zouden het ten minste beproeven. Deze moeders hadden welligt den goddelijken Zaligmaker nog niet als den Zoon Gods erkend , maar zij beschouwden Hem toch als een heilig man, als een groot profeet magtig in woorden en werken, en den zegen van zulk een man voor hare kinderen te ontvangen stelden zij als een bijzonder voorregt op hoogen prijs. Hoe gelukkig gevotlden zij zich dan ook, toen zij die zoete stem van Jesus hoorden : laat de kinderen tot mij komen! — met hoeveel geestdrift voerden zij hare kleinen tot Hem, als vreesden zij dat dit woord weer ingetrokken zou worden. Maar toen Jesus die kleinen zag, toelachte, hen nader deed treden, toen Hij ze één voor één op zijne armen nam, liefkoosde, omhelsde en hun ten laatste zijnen zegen gaf, toen was het moederhart vol en vast hield het zich overtuigd dat die zegen de kinderen gelukkig maken en voor altijd tot heil zou zijn. Met hoeveel eerbied, maar toch ook met hoeveel kinderlijk vertrouwen zullen die kleinen zeiven tot Jesus hebben opgezien. Hun rein en kinderlijk hart deed hen in Jesus reeds meer zien dan een gewoon mensch, die mengeling van majesteit en goedheid trof hen, maar de liefelijkheid van zijn blik en de zoetheid zijner
2*
20
stem deed alle vrees bij hen wijken en met de grootste vertrouwelijkheid gaven zij zich geheel aan Hem over. Meermalen voorzeker is bij u g. k. de wensch opgekomen dat gij tot het getal dier kinderen behoord mogt hebben, op wier hoofden de hand van Jesus zegenend is neergedaald. O ware ik ook zoo gelukkig geweest, hebt gij tot u zeiven gezegd, nimmer zou ik dat schoone voor-regt vergeten hebben. En toch zoudt gij u, zoo sprekende, niet aan onbillijkheid schuldig maken? Hebt gij, mag ik u met reden vragen, wel iets aan die kinderen te benijden ? Wordt u dan heden geen veel grooter voor-regt geschonken ? Wat is grooter gunstbewijs den zegen of Hem die den zegen geeft te ontvangen? Jesus komt immers zelf in uw hart zijn intrek nemen. Welke zegeningen en genaden zal Hij daarin uitstorten! Jesus zelf, want in de H. Communie zult gij Hem ontvangen met zijn vleesch en bloed, met zijn ziel en ligchaam, met zijn godheid en menschheid. Zoo straks zal Hij, even waarachtig als Hij eenmaal uit den hemel op aarde nederdaalde, ook hier op het altaar omringd van duizenden engelen verschijnen, mijn hand zal Hem u toereiken en gij zult uwen Jesus in persoon bezitten. Doordringt u toch in deze laatste oogenblikken van het groote voorregt dat u te beurt zal vallen en juicht in stilte: niet slechts uw zegen, lieve Jesus, maar U zeiven zal ik ontvangen, ik bid U maak mij gelijkvormig aan deze kinderen en waardig aan uwe onuitsprekelijke liefde deel te hebben.
Maar, mogen wij vragen, wat was toch de reden dat onze goddelijke Zaligmaker de kinderen zoo zeer beminde ? Een dubbele reden kunnen wij hiervoor aangeven en wel
21
vooreerst hun onschuld en reinheid des harten en ten tweede hun nederigheid.
Onschuld, reinheid des harten, — deze kleinen toch kenden de zonden nog niet, het kwaad was in hunne zielen nog niet binnengedrongen. Gij weet, hoeveel welbehagen Jesus schept in een rein en onbesmeurd hart. In den hemel ziet Hij zijn troon omringd door reine engelen, wat wonder cat Hij zich hier op aarde gaarne omringd ziet door kinderen, die aan de engelen in reinheid gelijk zijn. Daarom sprak Hij ook met zooveel nadruk: „laat de kindekens tot mij komen, want hun behoort het rijk der hemelen.quot; Zietdaar, g. k., waarom Jesus thans ook u zoo zeer bemint, zijn oog mag ook in u de reinheid en onschuld des harten aanschouwen. Door een rouwmoedige biecht hebt gij dat weggewasschen wat zijn heilig oog kou mishagen, met welgevallen kan Hij op u nederzien en als met aandrang roept Hij tot ons: laat deze kinderen tot mij komen, laat hen aan mijne tafel aanzitten, opdat Ik met hen feest houde. Ja, kinderen gij zijt rein, maar wij kunnen nooit rein genoeg tot Jesus naderen. Vergeet dan niet nogmaals voor de H. Communie uwen Jesus vergeving te vragen, voor datgene wat gij welligt tegen Hem misdeedt. Neen, zoo spoedig mogen wij onze fouten niet vergeten. Hem onzen grootsten weldoener hebben wij er door beleedigd en ofschoon Hij ze ons vergaf, moeten wij ze toch immer blijven betreuren. Zegt hem dan: Heer wilt toch de zonden mjiner jeugd niet meer gedenken. Zij zijn mij steeds meer van harte leed. Ik heb gezondigd en voor uw aanschijn kwaad gedaan, maar wasch en reinig mij meer van mijne ongeregtigheid. Zoo zal uw
22
nederig en vermorseld hart Jesus aangenaam zijn en met nog meer welbehagen zal Hi] er in nederdalen.
Aan die reinheid paarde zich hij de kinderen van het Evangelie de nederigheid, dat wil zeggen, een diep besef van zwakheid en onvermogen, waarbij het kind niet bouwt op eigen krachten, maar steun zoekt, daar waar het meent dien te kunnen vinden. Gij zult u nog wel herinneren, hoe gij zelf, toen gij nog klein waart, bij het minste gevaar dat u scheen te dreigen, aanstonds vol vreeze vlugttet naar vader of moeder en u eerst dan veilig waandet, wanneer gij op moeders arm waart gezeten, of de hand van vader had gegrepen. Ja, dan was alle vrees verdwenen en gij waart voor alle gevaren veilig. Welnu, gel. k., dat zelfde besef van zwakheid en van onvermogen verlangt Jesus dat ook ons eigen zal zijn in den strijd dien wij voor God en de deugd moeten voeren. In den strijd tegen de zonden bouwen wij niet op eigen krachten, maar vlugten nederig tot onzen vader in den hemel. Door nederigheid moeten wij kinderen zijn en kinderen blijven en daarom zegt dan ook onze goddelijke Zalig maker, „indien gij niet wordt als kleine kinderen, zult gij het rijk der hemelen niet binnen gaan.quot; Alleen aan den nederige leent Jesus zijn kracht, alleen in het hart dat nederig, dat ledig is van zich zei ven, wil Jesus nederdalen en daarom wanneer gij zoo straks Jesus gaat ontvangen, wekt dan die deugd van nederigheid in u op. Zegt dan: Waarom is het mij vergund, lieve Jesus tot u naderen? Niet omdat ik het verdien, maar alleen omdat Gij mij in uwe liefde hebt willen uitnoodigen, alleen omdat Gij in uwe genade mij bemint.
23
En hoezeer verlangt Jesus dat gij aan zijn uitnoodi-ging gehoor zult geven. Zoo straks liebt gij gehoord met welk een blijdschap Hij die Joodsche kleinen ontving Hij was bezig aan de scharen gewigtige waarheden voor te houden, maar daar ziet Hij die kleinen tot zich komen en aanstonds staakt Hij ziju onderrigt, onverwijld moeten zij bij Hem toegelaten worden. Hij bestraft met gestrengheid de Apostelen, die het verhinderen willen en wanneer de kleinen Hem omringen houdt Hij zich met hen bezig, als had Hij niets gewigti^ers te verrigten. Welnu, g. k., met evenveel verlangen wenscht Jesus dat ook gij tot Hem komen zult. Komt, zoo roept hij uit het tabernakel tot u : Komt tot mij , ik zal u zegenen, u spijzigen, u verkwikken, u alles geven wat gij van mij verlangen kunt. Die kinderen die door hunne moeders tot Hem gebragt werden om zijn zegen te ontvangen konden niet naar hem verlangen, zij kenden Jesus nog niet, in hunne prille jeugd hadden zij nog geen besef van hun geluk. Maar gij, die Jesus zoo wel kent en weet welk een onschatbaar geluk u wacht, zult gij niet naar Jesus verlangen? Ja, langen tijd reeds hebt gij met zeker ongeduld, ook om meer kinderlijke reden , naar dezen dag uitgezien, maar zuivert in deze laatste oogenblikken dat verlangen van al het aardsche en zinnelijke wat er nog aan kleeft. Verlangt nu alleen naar Jesus. Wat kan er toch op aarde voor u beter zijn dan Hem te ontvangen, uw Verlosser die zijn leven voor u ten beste heeft gegeven , die u vergeving schonk uwer zonden en fouten, die de bron voor u is van het ware leven, de bron van alle goed. Dat uw hart brande van een liefdevol verlangen naar Hem, Zegt tot Hem: Heer,
24
wie zal mij vleugelen geven om tot ü te snellen, zonder U is mijn hart als een akker zonder water. Gij alleen zijt in staat mijn hart te bevredigen , mijne wenschen lo vervullen. Gij zijt mijn steun en mijn troost, mijn God en mijn al. Laat ik tot u gaan niettegenstaande al mijne geringheid en onwaardigheid. Sluit uwe oogen voor mijne nietigheid en denk alleen aan uwe liefde. Vul aan wat er aan mij ontbreekt, een enkele uwer blikken, een enkele uwer woorden is genoeg om mijn hart tot eene IJ waardige woonplaats te bereiden.
Wilt dan deze laatste oogenblikken goed gebruiken; maar vóór dat gij u geheel aan die voorbereiding wijdt, hebt gij nog eene pligt ten opzigte van deze gemeente, van de geheele Kerk te vervullen. Door uwe eerste H. Cominunie wordt uw lidmaatschap met haar voltooid en wordt gij met haar ten volle één. Maar zij stelt daarvoor een eisch, dezelfde dien Jesus aan de Joden stelde wilden zij aan de beloofde Hemelsche spijze deel hebben. Wat moeten wij doen, zoo vroegen zij den Zaligmaker, en hij antwoordde hen dat zij moesten gelooven. Wilt gij dus tot de tafel des Heeren naderen en door het aanzitten aan ééne tafel met de Kerk geheel één worden, voldoet dan aan haren eisch, en legt door eene openbare belijdenis het bewijs af, dat gij ook met haar geheel één zijt in het geloof.
Niets belet thans meer de vervulling van uwen vu-rigsten wensch. Verheugt en verblijdt u, nog weinige oogenbliken van voorbereiding en gij zult ondervinden hoe zoet de Heer is.
25
Ouders van deze kleinen, ik wend mij nog een oogen-blik tot li. Deze kinderen zijn awe dierbaarste panden, uwe lievelingen en gelijk de moeders van het Evangelie hare kinderen tot Jesus bragten, zoo vertrouw ik dat gij ook getracht heb de uwe tot Jesus te brengen. Gelijk zij dien zegen van Jesus voor hunne kinderen op zoo hoogen prijs wisten te schatten, zoo schat gij nog veel hcoger het geluk dat heden uwe kinderen te beurt valt. Inderdaad, gij moogt zeggen dat deze dag een dag is dien de Heer heeft gemaakt, gij verheugt u dan ook , ja, met een zekeren trots ziet gij op uwe kinderen , die weder-keerig met dankbaarheid jegens u vervuld zijn. Toch hebben zij nog een wensch. Wilt hen nogmaals vergeving schenken voor hunne onbedachtzaamheden, ongehoorzaamheden , ja voor het hartzeer dat zij u wel-ligt berokkend hebben. In de goede voornemens die zij in deze laatste dagen gemaakt hebben, is ook vooral die opgesloten, dat zij u voortaan meer eerbiedigen , vlijtiger gehoorzamen , gewilliger naar uwen goeden raad luisteren, ia een woord, dat zij u inniger beminnen zullen. En naar mijne innige overtuiging vernieuwt gij die vergeving niet alleen, maar voegt daarbij in dit plegtig oogenblik uwen ouderlijken zegen. Vereenigtdan nu ook in deze laatste oogenblikken uwe gebeden met die uwer kinderen. Smeekt Hem, die eenmaal de kinderen gezegend heeft, dat Hij ook uwe kinderen zegene, hunne harten meer en meer voorbereide en versiere met al die genadegaven, die ze Hem tot een aangenaam verblijf maken zullen nu en voor geheel hun leven. Amen.
26
Aan den wensch van uw hart, g. k. is thans voldaan. Jesus is tot li gekomen en in Hem hebt gij alle goed ontvangen. Hij wil en zal uw steun en troost zijn in het leven, uw sterkte in den strijd, uw kroon en loon in de eeuwigheid. Ja ik twijfel er niet aan, gij gevoelt li gelukkig. Simeon mogt eenmaal Jesus als kind in den tempel aanschouwen, als een hooge gunst Hem op zijne armen dragen en zijn blijdschap was zoo groot, dat hem naar zijne meening niets meer te wenschen overbleef. Hij riep uit: „Heer laat nu uwen dienaar in vrede gaan, want mijne oogen hebben het heil dei-wereld aanschouwd.quot; Ja, gij zijt ook van blijdschap opgetogen , gij ondervindt thans een vreugde, die gij vroeger niet gekend hebt en die de wereld ook niet in staat is u te geven. De wereld moge u hare goederen, hare eer, hare vermaken bieden, maar zij geeft u geen Jesus, geen goed wat uw hart bevredigen kan. Hartelijk wensch ik u geluk met de groote weldaad, met het onuitsprekelijk voorregt wat gij hebt ontvangen. Ja, wel een voorregt. Hoevele duizenden en honderd duizenden van uwe jaren die niet alleen die goddelijke spijze niet hebben mogen ontvangen, maar die zelf geen liefderijke hand hebben gevonden om hen tot Jesus te voeren, die hunne hooge bestemming niet kennen, maar in onwetenheid, in duisternis opgroeien. Brengt dan ook aan God uw warmen dank voor dat voorregt wat gij hebt mogen ontvangen, beantwoordt steeds aan die groote genade, blijft standvastig in uwe goede voornemens volharden, en dan zal ook waarlijk de grondslag gelegd zijn voor uw tijdelijk en eeuwig
27
geluk, en mag ik u mijn kroon en mijn vreugde noemen! Want ook voor den priester is het een geluk wanneer hij, als de vrouwen, eenige kinderen tot Jesus mag voeren, doordrongen als hij is van het heilbesef door die vereeniging met Jesus den mensch geschonken, en van de kracht die uit de h. Communie wordt geput.
Ook u, ouders wensch ik geluk. Naar ik vertrouw hebt gij steeds uw best gedaan de harten uwer kinderen voor God en de deugd te vormen, en hebt gij hen steeds op de vereeniging met Jesus als op bet grootste voor-regt gewezen Thans is die vereeniging tot stand gekomen , en innige dankbaarheid vervult uwe ziel. Mogen uwe kinderen u steeds tot troost en steun verstrekken, maar blijft dan ook over hen waken, want immer, ja met het toenemen hunner jaren nog meer dan vroeger, hebben zij uwe ouderlij ke zorg en waakzaamheid noodig. Ijet meer op hun eeuwig dan op hun tijdelijk belang, en geeft steeds gehoor aan die woorden van Jesus: „wat baat het den mensch zoo hij de geheele wereld wint, maar schade lijdt aan zijne ziel.quot; Nogmaals waakt over hen met eene ware ouderlijke liefde en dan zullen ook uwe kinderen uw vreugd zijn in dit leven en uw kroon in de eeuwigheid. Amen,
IN DK
Onder die bevoorregte kinderen waarvan ik u dezen morgen gesproken heb, behoorde volgens eene oude overlevering ook de II. Ignatius bisschop van Antiochie. De zegen van Jesus had niet alleen een schat van genade in zijn hart uitgestort, maar de herinnering aan dat voorregt was hem ook een gestadige prikkel geworden, om aan dien goddelijke weldoener te behagen en aan de bekomen genade te beantwoorden. Hij werd dan ook een groot heilige en een bloedgetuige voor Jesus. Gij hebtdezen morgen een nog grooter voorregt dan Jezus zegen genoten, gij moet dan ook evenzeer als de H. Ignatius uw dankbaarheid toonen. Gaf hij voor Jesus getuigenis door zijn bloed , doet gij het door uwe werken. Even als hij moet gij strijden, maar niet zoo zeer tegen hen die n van 't ligchamelijke leven willen berooven als wel tegen duivel, wereld en vleesch die u berooven willen van het leven der ziel. Gevaarlijke vijanden. Weerstaat hen moedig, en dat hebt gij dan ook reeds bij uw Doopsel beloofd. Houdt die belofte, en als tot meerder waarborg voor uw trouw, komt ze nogmaals op dezen plegtigen dag voor Gods altaar vernieuwen.
'
29
De H. Ignatius was een leerling van den ET. Joannes den Apostel en Evangelist. Gij weet nu dat de Allerzaligste Maagd aan den H. Joannes onder het kruis op eene 'bijzondere wijze tot moeder was gegeven, en dat hij van dien tijd Maria tot zich genomen heeft. De H, Ignatius nu als leerling van den H. Joannes heeft welligt meermalen de H. Maagd hij zijnen leermeester ontmoet, is getuige geweest van hare onnavolgbare deugd, en heeft hare moederlijke teederheid ondervonden, of althans, indien hij Maria niet persoonlijk op aarde kende, heeft de II. Joannes buiten twijfel onophoudelijk van haar gesproken, en een vurige devotie tot haar in het hart van Ignatius opgewekt. En die godsvrucht en liefde tot Maria is voor hem een dei-krachtigste middelen geweest om standvastig te zijn in dien moeijelijken strijd dien hij te voeren had, en door hare voorsprak geholpen is hij een heilig bisschop en een moedige bloedgetuige van Jesus geworden. Ook in uw strijd, g. k. dien gij tegen duivel wereld en vleesch te voeren zult hebben, wil Maria uw steun zijn; slaat dikwijls uwe oogen op haar voorbeeld, roept steeds met vertrouwen hare voorspraak in, maakt daarvan op dezen plegtigen dag een vast besluit, en offert u daarom heden ook geheel aan haar op.
III.
ZAGHEUS ONTVANGT JESUS IN ZIJN HUIS.
Hod ie in domo tua oportct me raanere Luc. XIX: 5.
Heden moet ik in uw huis verblijven.
Deze woorden, geliefde kinderen, die onze goddelijke Zaligmaker eens tot Zacheus sprak, spreekt Hij in dit oogenblik ook tot u : Heden moet Ik in uw huis, dat is, in uw hart, mijn verblijf nemen. De dagen van voorbereiding zijn voorbij. Gij zijt genoegzaam onderrigt om de spijze, die u gegeven zal worden, te ondersclieiden van elke andere spijze. Het bruiloftskleed hebt gij aangetrokken, uwe harten zijn bereid om uw Jesus tot een waardig en aangenaam verblijf te verstrekken. Welnu, Hij wil dan ook nu zijn intrek bij u nemen. Hoe heerlijk klinken deze woorden, hoe opgetogen maken zij u van blijdschap. Jesus, de gewenschte uws harten, komt, gij hoort reeds als zijne naderende schreden. Nog weinige oogenblikken en Hij treedt bij u binnen en bij u binnen tredende zal Hij dezelfde woorden herhalen,
31
die Hij in het huis van Zacheus sprak : „heden is aan dit huis heil wedervaren.quot; Ik wil u Zacheus als voorbeeld voor oogen stellen , en met u onderzoeken in welke stemming hij Jesus ontving, ten einde daaruit teleeren op welke wijze gij ook uwe harten voor de komst van Jesus moet voorbereiden.
Onze goddelijke Zaligmaker ging al predikende en weldoende door het Joodsche land. Hij kwam dan ook op zekeren dag naar Jericho. In Jericho nu woonde een man, Zacheus geheeten , die rijk en overste der tollenaars was. Veel had hij van den Zaligmaker gehoord, en een groot verlangen was in hem ontstaan om Hem ook te zien. Zooals altijd was Jesus door een groote schaar omringd, die, al voortgaande, onophoudelijk grooter werd, en Zacheus, klein van gestalte als hij was, vreesde met rsden, dat hij zijn wensch niet bevredigd zou zien, en Jesus niet zou kunnen aanschouwen. In zijn vurig verlangen bedacht hij een middel. Den weg vermoedend langs welken Jesus zoude komen liep hij de scharen ijlings vooruit, klom op een breedgetakten boom en wachtte totdat Jesus voorbij zou gaan om Hem aldus naar hartewensch te beschouwen. Jesus, de harten der menschen kennende, kende dan ook het . vurig verlangen van Zacheus, Hij vond er welbehagen in, wilde het beloonen, en onder den boom gekomen, waarin Zacheus gezeten was, blikte Hij naar boven en sprak: „Zacheus, kom haastig af, want heden moet Ik in uw huis verblijven.quot; En Zacheus door de goedheid van Jesus verrast, klom spoedig af eu ontving Jesus met vreugde in zijn huis. Zoo luidt het verhaal
32
van bet Evangelie; gaan wij het een weinig in bijzonderheden na.
Zonder twijfel had Zacheus veel van Jesus hooren spreken. De lof van den Zaligmaker weerklonk door het gansche land. „Een groot profeet, zoo riep het volk, is onder ons opgestaan. Allen heeft Hij welgedaan, de blinden doet Hij zien , de dooven hooren.quot; Ook de maar van Jesus heiligheid ging Hem allerwege voor en stad en dorp achtten zich gelukkig Hem te ontvangen.
Wat echter Zacheus den tollenaar bijzonder tot Jesus trok, was de ongekende menscblievendheid van Jesus, die niemand verstootte, niemand versmaadde. Welk verscbil tusschen de handelwijze van Jesus en die der priesters en leermeesters van het Joodsche volk. Terwijl deze eiken omgang en gemeenschap met de tollenaars schuwden, niets als verachting voor hen over hadden, en elke aanraking met hen als een verlaging en een schande beschouwden, behandelde Jesus hen met voorkomenheid en liefde. Hij onderhield zich met hen, zelfs ontzag Hij zich niet met hen aan tafel aan te zitten. Zulk een man , meende Zacheus, zoo magtig in woorden en werken, zoo heilig van leven, zoo liefdevol jegens allen moest meer dan een gewoon mensch zijn ; geen wonder dan ook dat Zacheus, geheel ingenomen voor Jesus, dezen verlangde te zien. Niet dat Zacheus reeds in Jesus als in den Zoon Gods geloofde, maar zijn hart was vaardig om dat geloof te ontvangen. Jesus, die altijd den mensch te gemoet komt, en hem, wanneer hij slechts geen weerstand biedt, redden wil, zond op het oogenblik zelfs dat hij Zacheus riep en een plaats in zijn huis verlangde, een straal van zijne genade op
33
den tollenaar neer. De genade verlichtte zijn geest en bewoog zijn hart. quot;V an dat oogenblik was Zacheus leerling van Jesus, erkende Hem als zijn Heer en Meester, als den Zoon Gods. Hij was, zoo als Jesus zelf zeide, een zoon van Abraham, dat wil zeggen een zoon des geloofs geworden.
Hoeveel, g. k., hebt gij op Zacheus voor. Op den schoot uwer moeder reeds hebt gij van Jesus als van den Zoon G-ods hooren spreken, en bij het noemen van zijn naam uw eerbied leeren betuigen. Als kind reeds kendet gij Hem als uwen Verlosser, die als gezel onder ons wonen, en onze losprijs op het kruis heeft willen wezen, en toch, gij kendet uwen Zaligmaker niet geheel. Niet alleen is Hij onze metgezel en onze losprijs, maar ook onze spijze, en als zoodanig kent gij Hem nog niet. Om Hem als spijze te kennen, moet de mensch Hem genieten, en dat geluk is u nog niet te beurt gevallen. Ja! wie had het kunnen vermoeden, dat zijne liefde voor ons zoo ver zoude gaan, dat Hij ons zijn eigen vleesch en bloed tot spijs en drank zou geven ? En toch zoo luidt zijn eigen woord; „Mijn vleesch is waarlijk spijs en mijn bloed is waarlijk drank.quot; „Ik ben het brood des levens, ik ben het levend brood , die van den Hemel gedaald ben. Die van dit brood eet, zal leven in eeuwigheid.quot; Die goddelijke spijze zult gij zoo straks ontvangen , en Jesus zal in uw hart als in zijn woning binnentreden. Gelijk Zacheus Hem ontving, verborgen onder eene menschelijke gedaante, zoo zult gij Hem ontvangen onder de gedaante van brood in het H. Sacrament. Verlevendigt dan meer en meer uw geloof, aanbidt Hem met eerbied als uwen God, en roept met
34
den H. Thomas uit: o verheven wonder, ik Éfrme nietswaardige slaaf mag mij voeden met mijn Heer.
Ja, arme , nietswaardige schepselen zijn wij; maar zullen wij het dan wagen dien grooten God in de woning van ons hart op te nemen ? Toen Zacheus, door de genade voorgelicht, Jesus als den Zoon Gods erkend had verheugde hij zich dubbel die uitnoodiging te hooren : „heden moet ik in uw huis verblijven,quot; maar toch overviel hem eene heilige huivering. De erkenning van Jesus godheid was als een heldere lichtstraal die in zijn binnenste viel en hem geheel de diepte van zijn onwaardigheid en zondigheid kennen en peilen deed. Was hij geen verachtelijke tollenaar ? Bovendien, aan hoe vele zonden, aan hoeveel hardheid en onregtvaardigheid had hij zich niet schuldig gemaakt? Even als de tollenaar in den tempel moest hij door schuld bezwaard, op zijn borst slaan, en wel verre van Jesiis in zijn huis te ontvangen, mogt hij het zelfs niet wagen zijne oogen tot Hem op te heffen. Zoo aarzelde hij , maar die aarzeling was van korten duur. Jesus, die harten en nieren doorvorscht, kende hem en toch had Hij hem met zoete stem toegeroepen: ,,Zacheus kom af, ik moet in uw huis verblijven.quot; Zacheus, g. k., zi] \iw voorbeeld. Ja, erkent uwe onwaardigheid. Smeekt den Heer dat gij ze voortdurend beter moogt kennen. Zegt met den H. Augustinus: „noverim te. noverim me.quot; Heer geef dat ik TI, maar dat ik tevens mijzelven kenne. Leer mij den afstand inzien, die mij van U scheidt, niet om mij van uwe h. Tafel te verwijderen, maar om in altijd dieper nederigheid daartoe te naderen. Dat ik mijzelven kenne met al mijne ondankbaarheid en gebreken, in al mijn geringheid en nietigheid, maar dat ik
35
dan ook des te meer vertrouwe op uwe genade en op uwe liefde, die zooveel weet te bedekken en aan te vullen. In dat vertrouwen zal ik met vreugde de woning van mijn hart openen om er U in te ontvangen.
Zacheus hoezeer, en hoe te regt hij ziine onwaardigheid gevoelde, was toch in beteren staat dan hij vermoedde. quot;Veel had hij gezondigd, maar de Heer had zijne zonden reeds weggenomen. Met de genade medewerkend had hij niet alleen het geloof, maar ook eene volmaakte liefde bekomen, en uit de volmaakte liefde was bij de herinnerkg aan zijne zonden en schulden een volmaakt berouw gesproten en had zijne zonden uitgewischt. Wat toch duidt het waarachtig rouwmoedige hart beter aan, dan de opregte wensch van de zonde zooveel mogelijk ongedaan te maken en het misdrevene te herstellen ? Dien wensch, dien vasten wil had Zacheus. „Heer!quot; zoo sprak hij tot Jesus, „ik geef de helft mijner goederen aan de armen, en indien ik iemand ooit te kort heb gedaan geef ik het vierdubbel weder.quot; 1) Zijn hart was volkomen veranderd; had hij vroeger de zonden bemind, hij beminde ze niet meer. Zoo mag dan ook de h. Augustinus zeggen , dat Jesus reeds in het hart van Zacheus was binnengegaan, voor dat Hij inging in zijn huis.
God zij dank, g. k., ook van u mogen wij spreken: Jesus woont reeds met zijne genade in uwe harten. Indien er iets geweest is, dat Hem van u scheidde, gij hebt die troostende woorden gehoord: uwe zonden worden u vergeven, en het h. Sacrament der Biecht heeft alles uitgewischt. Tracht toch, niettegenstaande die
1) Luc. XIX: 9.
3*
36
vergeving, door de vernieuwing van uw berouw, voor dat. gij tot de H. Communie nadert, die zonden meer en meer ongedaan te maken, en liet onregt daardoor uw God aangedaan meer en meer te herstellen.
Om het vele goede dat hij van Jesus gehoord had, beminde Zacheus den Zaligmaker van harte, en in die liefde verlangde hij vurig Hem te zien. Het was geene ijdele nieuwsgierigheid, die hem prikkelde, zoo als later bij het lijden van Jesus Herodes gevoelen zou, maar een edel verlangen, uit liefde en uit zucht naar vervolmaking ontsproten. Geen ijdele nieuwsgierigheid toch zou hem moed en kracht gegeven hebben om het menschelijk opzigt, zoo als hij het deed, met voeten te treden, en zich aan de bespotting der Joden prijs te geven. Het Evangelie noemt Zacheus een rijk man en een opper-tollenaar. Hij was dus een man van aanzien, van hoogen rang en stand, en veel moet het hem gekost hebben in een boom gezeten ten aanschouwe van al het volk Jesus af te wachten. Welke bespotting had hij, een tollenaar, om zijne bediening reeds bij het Joodsche volk zoozeer gehaat, niet te duchten ? Maar zijn verlangen naar Jesus was sterker dan de vrees voor bespotting en het werd beloond, meer dan beloond door het woord van Jesus: „heden moet ik in uw huis verblijven.quot; Verlangde Zacheus Jesus te zien , uw verlangen g. k. is gewis niet minder groot om Hem te ontvangen , en met waarheid kunt gij zeggen: „Mijn verlangen, o God! is voor u niet verborgen.quot; Gij kent Jesus in de onovertroffen liefde van zijn goddelijk hart. De tallooze weldaden, vooral in deze laatste dagen v an Hem ontvangen, dringen u, en gij gevoelt uwe harten uit liefde voor
37
hem kloppen. In die liefde verlangt gij u inniger met Hem te vereenigen en éen te zijn en gij haakt naar de H. Communie waardoor gij inderdaad één met Hem worden zult. Dan zal Jesus als de kroon op al zijne vroegere weldaden stellen. Wekt dat liefdevolle verlangen nog meer in u op. Zegt tot Jesus; Heer! gelijk een dorstig hert snakt naar de waterbronnen , zoo verlangt mijne ziel naar IJ. Kom haastig Heer, laat ik ü binnenleiden in de binnenkameren van mijn hart, want Gij zijt mijn Eenige, mijn Welbeminde.
Zoo, g. k., moet gi] u dan voorbereiden om Jesus in uw hart te ontvangen. Alvorens gij de laatste hand aan de versiering van die woning legt, en voor eenige oogenblikken alles rondom u gaat vergeten , meen ik u toch nog eene dubbele verpligting te moeten herinneren, een ten aanzien uwer ouders, en een andere ten aanzien der gemeente. Wanneer ik u van eene verpligting ten aanzien uwer ouders spreek, dan is het u niet onduidelijk wat ik bedoel. Uwe harten zijn nog niet geheel rustig bij de herinnering aan de ondankbaarheden , waaraan gij u jegens hen zoo dikwerf schuldig gemaakt hebt, en waarvoor gij hen nog gaarne om vergeving zoudt bidden. Gij bekent volgaarne , dat gij , ondanks al hun liefde, hen meermalen beleedigd hebt, en het doet u van harte leed zoo menigmaal aan uw pligt jegens hen ontbroken, zoo menigmaal hen bedroefd te hebben. Zoo, ouders, spreken op dit oogenblik uwe kinderen tot u, en gij, gij veroorlooft mij hen van uwe vergeving te verzekeren. Ja, gij verlangt dat zij zich ten volle van uwe liefde overtuigd zullen houden, en van uwe bereidwilligheid om de blijken daarvan te vermenigvuldigen. Nog een
38
laatste pligt en wel ten aanzien der gemeente blijft u te vervullen door openbare belijdenis te doen van uw geloof. Door uwe eerste H. Communie wordt gij als geheel in de gemeente ingelijfd. Uwe kinderjaren zijn voorbij, en de groote strijd des levens gaat voor u beginnen. Te zamen met ons wilt gij dien strijd onder een vaan, de vaan van Jesus en zijne Kerk voeren. Belooft dan ten aanhoore van allen dat gij Jesus en zijner Kerk trouw, door het geloof met ons allen één zult zijn, en dat gij dat geloof, met de genade Gods, tot uwen laatsten ademtogt ongeschonden zult bewaren.
Door het geloof met ons één, wordt het dan nu ook door deelneming aan de H. Tafel. Bereidt uwe harten, Jesus nadert reeds, zoo aanstonds daalt Hij op het altaar. Dan zal ik Hem u toonen, dan zal ik u toeroepen : Het oogenblik is daar , zie de bruidegom komt. Sluit u dan voor eenige oogenblikken als geheel van de wereld af, versiert uw harten door een levendig geloof, door een brandende liefde, door een varig verlangen, en nadert dan met vertrouwen, want Jesus zelf heeft uw hart tot woning uitgekozen en zooals tot Zacheus zoo zal Hij tot u zeggen; Heden moet ik in uw huis verblijven. Hij blijve daar heden en in eeuwigheid. Amen.
39
„Heden is dezen huize zaligheid geworden, dewijl ook hij een zoon van Abraham isquot; 1) zoo sprak onze Goddelijke Zaligmaker toen Hij bij Zacheus zrjn intrek genomen had. Met hoeveel meer regt, mag ik dit van u zeggen? Ja heil en zaligheid werd heden uw deel.
Zacheus had Jezus in zijn huis ontvangen en werd zoon van Abraham dat is, kind des geloofs, kind van God. Jezus had bij zijn komst de gave des geloofs en der liefde in zijn hart uitgestort. Zooals de H. Schrift zegt, was hij tot God genaderd en verlicht geworden 2), den Zoon Gods had hij aangenomen en aan Hem was de magt gegeven kind Gods te worden 3). Maar nog grooter gaven, g. k. zijn in dit oogenblik aan u geschonken.
Niet slechts is Jesus in uw huis gekomen, maar Hi] heeft zich aan u gegeven. Niet slechts zijt gij kinderen Gods geworden , maar het kindschap Gods is in u, zoo ver het op aarde mogelijk is, tot volkomenheid geklommen, wijl Jezus, het leven, met u als één is. Wie zal ze begrijpen die wondervolle vereeniging die in u heeft plaats gegrepen? Met zijn vleesch en bloedis Jezus bij u ingetreden, met dat vleesch en bloed dat onafscheidelijk met de godheid vereenigd is. Zijn vleescn heeft uw vleesch, zijn bloed uw bloed aangeraakt, als van liefde dronken heeft Hij u innerlijk omhelsd, jameer nog, geheel uw wezen heeft Hij met zijn Goddelijk leven doordrongen, en als één leven hebt gij met Jezus ge-
1) Luc. XIX: 9. 2) Ps. XXXIiI:6. 3) Joaa. I; li.
40
leefd, zoodat gij inderdaad met Paulus uit kunt roepen: „levend ben niet meer ik, maar in mij leeft Christus.quot; 1) Die waarheid heeft Jezus zelf betuigd, toen Hij zeide: „die mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij , en Ik in hem. Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft, en Ik leef om den Vader, zoo zal ook hij leven die om Mij leeft.'12) Het is waar de ligchamelijke vereeniging heeft met het verdwijnen van de gedaante van brood opgehouden, maar geenszins hare gevolgen. Indien de aanraking van Jezus kleed der vrouw van het evangelie de gezondheid schonk, en zij als tot een nieuw lichamelijk leven herboren werd, zou dan die innige persoonlijke vereeniging met Jezus voor u nog geen heerlijker vruchten dragen? Onze goddelijke Zaligmaker, zegt de kerkvergadering van Trente, heeft gewild, dat dit sacrament als eene geestelijke spijze onzer zielen zou worden genoten, waardoor wij gevoed | en versterkt , het leven leven van Hem, die gezegd heeft, die mij eet zal leven door mij. Gevoed en gesterkt zijt gij dus g. k. tot een nieuw geestelijk leven, tot een leven voor Jezus en in gelijkvormigheid met Jezus. De h. communie , zegt de h. Thomas heeft dit eigen, dat zij den wortel der zonde in ons doet sterven, den prikkel des vleesches verstompt, het vuur der begeerlijkheid uitdooft. Er is eene kracht in u neergedaald , die u met eene heilige stoutmoedigheid zal doen uitroepen; op mijn God steunende zal ik overwinnen. „Ik kan alles door hem die mij versterkt. Wie zal mij van de liefde van Christus kunnen scheiden.quot; Zelfs uw
Gal. 11:20. 2) Joan. VI: 57.
41
lichaam zal de uitwerking van de goddelijke spijze ondervinden, want in dat sterfelijk vleesch is als de kiem gelegd der onsterfelijkheid, zoo als Jezus zelf getuigt: „die mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt heeft het eeuwige leven, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.quot; 1)
Hartelijk wensch ik u dan ook geluk met uw veree-niging met Jezus en met al de heerlijke gaven en uitwerkselen daaraan verbonden. Ja, gij zult ze op prijs stellen en uwen God hartelijk daarvoor weten dankbaar te zijn. Zacheus riep in zijne dankbaarheid bij het bezoek van Jezus uit: „zie de helft mijner goederen , Heer, geef ik den arme, en zoo ik iemand heb te kort gedaan, geef ik het vierdubbel weder.quot; 2) Zoo zult ook gij , g. k. uw dankbaarheid toonen. Toont ze door u zei ven geheel aan Hem te schenken, door al uw ziels- en lichaamskrachten hem te wijden. Hebt voortaan geen ander doel als door verdubbeling van uw ijver Jezus te vergoeden, wat gij tot nu in uwe liefde voor Hem zijt te kort geschoten.
Ook u, ouders van deze kleinen, wensch ik geluk. Deze dag is een dag van heil niet alleen voor uwe kinderen, maar ook voor u. „Heden, zoo sprak de Zaligmaker tot Zacheus , is dezen huize zaligheid wedervaren.quot; „Dezen huize.quot; Niet alleen Zacheus maar geheel zijn huisgezin heeft aan de zegeningen des Heeren deel gehad. Zoo is het ook met u. Toen uwe kinderen in zulk eene heilige stemming en innige aandacht tot de tafel des Heeren naderden , heeft dat schouwspel een diepen indruk
1) Joan. VI: 55. 2) Luc. XIX : 8.
42
op u gemaakt, hebt gij een stem in uw binnenste gehoord die u zeide dat er geen grooter geluk voor deu raensch is, dan in vereeniging met God te zijn, en gij gevoeldet u opgewekt om dat geluk aan u zeiven te verzekeren. Zoo heeft het heil uwer kinderen als een terugslag in uw eigen hart gevonden. Bovendien uwe kinderen hebben in die oogenblikken van naauwe vereeniging met Jezus voor u gebeden, voor uw heil. Indien het waar is, zooals er geschreven staat, dat God uit den mond der kinderen een volmaakten lof bereid heeft, 1) dan zullen ook die kindersmeekingen volmaakte smeekingen zijn. God zal die dan ook verhooren en ruime zegeningen u verzekerd zijn. Ja ook aan u is dan heden heil wedervaren. Tracht dat heil voor u en voor uwe kinderen te bewaren, door uwe ouderlijke pligten steeds met nauwgezetheid te vervullen. Gaat hen steeds in het goede voor, opdat zij veilige gidsen in u vinden, en uwe voetstappen drukkende den weg bewandelen die u te zamen naar het hemelsche vaderland voeren zal. Amen.
.1 Psalm VIII: 3.
KORTE INHOUD DER TOESPRAAK
IN DE
Grij hebt, g. k. dezen morgen de grootst mogelijke weldaad van Jesus ontvangen; grooter weldaad kon Hij u niet geven, want meer geven dan Zichzelven kan Hij niet. Dankbaarheid vervult dan ook uwe harten, en in die dankbaarheid hebt gij beloofd voortaan geheel voor uwen God te zullen leven.
Gelooft echter niet dat dit zonder strijd zal kunnen geschieden. Uwe vijanden leven, en zijn magtig, en zullen u zonder strijd het veld niet gewonnen geven. Vooral zijn het onze booze neigingen, waarmede wij zullen te strijden hebben. Zacheus, gelijk wij dezen morgen gehoord hebben, was ook vervuld met dankbaarheid jegens den Goddelijken Zaligmaker. Hij wilde voortaan een waar leerling en volgeling van Jesus zijn, en wat beloofde bij? Ik geef, zoo sprak hij, de helft mijner goederen aan de armen en indien ik iemand iets te kort heb gedaan geef ik het vierdubbel weder. Met deze woorden gaf hij te kennen dat hij vooral met zijn booze neiging den strijd zou aangaan. Zacheus immers was tollenaar, en de geldgierigheid en onregtvaaardigheid schenen onafscheidelijk aan de uitoefening dezer bediening
44
verbonden. Dat gebrek zal hij dan ook vooral bestrijden, de geldgierigheid door de aalmoes, de onregtvaardigheid door de herstelling.
Dit voorbeeld moet gij navolgen. Gij allen hebt het een of ander gebrek, eigenzinnigheid, oploopenheid, ijdelheid enz. waaruit uwe meeste fouten voortvloeijen. Welnu dat gebrek moet gij bijzonder bestrijden vooral nu in uw jeugdigen leeftijd, waarin onze verkeerde neigingen nog niet de volle kracht bezitten en dus gemakkelijker uitgeroeid kunnen worden. Gij zult op dezen plegtigen dag uwe doopbeloften vernieuwen, en uverbinden met kracht te strijden tegen de vijanden uwer zaligheid. Belooft dan vooral uw grootsten vijand in u zelf niet onbestreden te laten, en de kracht daarvan zooveel mogelijk te breken.
In dien strijd behoeft gij steun, zoekt ze bij Maria de moeder des Heeren. Herinnert u dikwerf de woorden van den H. Bernardus: inspice stellam, invoca Mariam. In welke bekoringen of moeijelijkheden gij u ook bevinden moogt, ziet op naar de ster en roept Maria aan.
IV.
Ecce, Rex tuus venit tibi mansuetus. Matth. XXI: 5.
Zie, uw Koning komt tot u zachtmoedig.
God, wiens Wezen goedheid is, gevoelt zich onweerstaanbaar gedrongen die eigenschap aan ons te doen kennen en door het uitstrooien van weldaden Zichzelven als te bevredigen. Als een rijke bron vloeit zijn heilig hart altijd over, en toch zijn er oogenblikken , waarin het zich ruimer opent, en voller stroom van genade op den mensch nederdaalt. Zulk een oogenblik, geliefde kinderen, is voor u aangebroken, op den dag uwer eerste h. Communie. Het hoogste goed, Jesus zelf, zal u geschonken worden. Het huis des Heeren is als op den grootsten feestdag getooid, uwe ouders zijn van vreugde opgetogen, geheel de gemeente is zaamgevloeid en houdt hare oogen op u gevestigd, allen jubelen en vieren feest. Eén toch is aller overtuiging, dat Jesus te ontvangen,
46
Hem in een kinderlijk en rein hart te ontvangen, Hem voor de eerste maal te ontvangen , een geluk, een ziels-genot is, met geen ander geluk, met geen ander genot op deze aarde te vergelijken. Dat zult gij, g. k., dan ook zelf ondervinden. In die verwachting hebt gij vurig naar dezen dag verlangd. Hoe traag schenen u de dagen voorbij te gaan, die u van dezen grooten dag scheidden. Ten laatste is Hij gekomen , gij ziit voor het altaar geschaard , en na weinige oogenblikken zal ik u toeroepen; Ziet daar het Lam Gods.
Gij zijt, g. k., genoeg onderwezen; gij weet de spijze, die gij ontvangen zult, te onderscheiden van elk andere en tevens wat noodig is om het h. Sacrament niet alleen waardig, maar ook met veel vrucht te ontvangen. Toch zal het nuttig zijn u te herinneren met welke gevoelens gij tot dat goddelijk gastmaal naderen moet. ik wil tot dat einde u eene gebeurtenis verhalen, die wij in het Evangelie vinden opgeteekend, en de omstandigheden daarvan met u nader beschouwen. Het verhaal van den intogt van onzen goddelijken Zaligmaker in Jerusalem, zal u menigen nuttigen wenk geven, zoo gij met aandacht luistert.
Het sterfelijk leven van Jesus liep ten einde. Voor de laatste maal zou Hij de stad Jerusalen binnentreden, om haar niet meer te verlaten als met zijn kruis beladen, opgaande naar den berg Golgotha. Andere malen, wanneer Hij Jerusalem binnentrad, deed Hij zulks in stilte en onbemerkt, doch de laatste maal op meer plegtige wijze. Als Messias en Koning moest Hij zijn intogt in Jerusalem houden, want zoo was het door de profeten voor-
47
speid. Als Messias en Koning, en dus niet in schitterende praal, die Hem den schijn gaf naar een aardsch Koningschap te staan, maar toch op een, volgens quot;s lands gebruik, plegtige, ofschoon eenvoudige wijze. Hij had door zijne Apostelen het veulen eener ezelin doen halen, en de Apostelen, het doel van Jesus radend, ontdeden zich van huune opperkleederen, legden ze op het veulen en deden Jesus ar op nederzitten. Langzaam reed Hij als de Koning der zachtmoedigheid den weg op naar Jerusalem. Toen men in de stad hoorde dat Jesus ia aantocht was, werden veler harten als door eene geheime kracht bewogen. Een ontelbare schaar kwam in beweging en trok Jesus te gemoet. Toen zij Hem zoo plegtig zagen naderen, omringd reeds van scharen, die Hem van Bethanië en omstreken volgden, ging er plotseling als een licht voor hen op. Ja, Hij was de waarachtige Messias, die aan hunne vaderen was beloofd; als Messias wilden zij Hem begroeten, als Messias Jerusalem binnenvoeren. De bovenkleederen werden uitgetrokken en als tapijten over den weg gespreid, takken van de hoornen gehouwen, met wier loof zij den grond bestrooiden of die ze. Hem tegemoet gaande, wuivend in de hand droegen. Allen, zoo wel die Hem vooruitgingen, als die Hem volgden, juichten eenparig, en riepen: „Hosanna den Zoon van David. Gezegend Hij, die komt in den naam des Heeren. Hosanna in den hooge.quot; 1) En terwijl de scharen zich verbreedden, en de juichtoonen steeds luider klonken, trok Jesus als in zegepraalJerusalem binnen.
Hoe gaarne, g. k., zoudt gij met die jubelende scharen
1) Matth. X5I; 9.
48
Jesus te gemoet zijn gesneld, het uwe er toe hebben bijgeara-gen Hem luisterrijk te ontvangen. Zult gij heden dat verlangen niet kunnen bevredigen? Jesus gaat na weinige oogenblikken zijn intogt houden in uw hart. Voert hem binnen in dezelfde gemoedsstemming, met dezelfde gevoelens als de scharen te Jerusalem. Welke waren die gevoelens ?
De luistervolle intogt werd Jesus bereid door leerlingen , door velen die in Hem geloofden. Innig hielden zij zich overtuigd dat Jesus de door God beloofde Messias, de Zone Davids, de groote Koning was. Dat getuigden hunne eerbewijzen, die zij aan geen gewoon sterveling zouden gegeven hebben. Hoe valsch ook het denkbeeld mogt zijn, dat zij van zijn toekomstig koningrijk zich gevormd hadden, als ware het slechts een aardsch koningrijk, in Jesus persoon zagen zij toch iets meer dan enkel een aardsch Koning. Waren zij geen getuigen geweest van zoovele wonderwerken, die duidelijk wezen op een meer dan menschelijke magt ? Had de opwekking van Lazarus, dat groote wonderwerk, voor weinige dagen door Jesus gewrocht, niet alle anderen in de schaduw gesteld ? Terwijl de vijanden van Jesus als verpletterd zijn, is het geloof der scharen in Hem als in den Zone Gods daardoor meer en meer bevestigd en verlevendigd. Dat krachtig opgewekt geloof drijft hen dan ook bij de nadering van Jesus voort, wekt hun geestdrift op en doet die tot een hoogte stijgen, bij geen koninklijken zegetogt overtroffen. Hoort ook hunne jubelkreten; Hosanna den Zoon van David. Gezegend Hij die komt in den naam des Heeren! In Jesus erkennen zij den Messias, die volgens de profeten de Zoon van David moest zijn; zij erkennen Hem niet slechts als een afgezant Gods, maar als een die in den naam en met de
49
magt van God tot heu komt en door Tvien God zelf zijn volk bezoekt. Zij begrijpen den zin der woorden dooiden profeet gespróken: „Zie, uw Koning komt tot u zachtmoedig, gezeten op een ezelin en op een veulen, het jong eener jukdragende.quot;
Zie, uw Koning komt tot u zachtmoedig! Zoo zeg ik ook tot u, g. k.: Uw Koning komt. Van Hem toch, dien gij ontvangen zult, heeft de profeet gesproken, „ik zag den Heer. Hij was gezeten op een verheven troon. Seraphijnen omringden den troon, en zij bedekten zich met hunne vleugelen, en herhaalden zonder ophouden : Heilig, heilig, heilig is de Heer der Heerscharen quot; 1) Die Heer der Heerscharen, die Koning van majesteit komt tot u, maar Hij komt zachtmoedig. Zijn majesteit heeft Hij verborgen, en onder nederiger gedaante dan Hij Jerusalem binnentrok, wil Hij intreden in uw hart. Hij heeft zich verborgen onder de gedaante van brood. Maar ook onder die gedaante erkent gij Hem. Uw geloof dringt door dien sluijer heen , en in aanbidding voor Hem nedervallend, roept gij met Thomas uit: „mijn Heer en mijn God.quot; 2) Zie, uw Koning komt tot u zachtmoedig. Brengt Hem bij zijne nadering uw hulde, een hulde van onderwerping, waarbij gij Hem geheel uw wezen aanbiedt, openlijk verklaart uw verstand tot gehoorzaamheid aan Hem gevangen te geven. Betuigt dat Christus als Koning door zijn woord heerschen zal over uw verstand. Betuigt dat gij alles gelooft, tot den laatsten ademtocht ge-looven zult wat Hij u door zijne Kerk heeft willen leeren
1) leaias VI. 2) Joan, XX : 39.
4
50
Dit geloof, g. k., hier openlijk beleden , zal u heiligen. Het aij vooral levendig op het oogenblik dat gij het h. Sacrament ontvangt. Wanneer ik u de h. Hostie toonen en zeggen zal: „Ziedaar het Lam Gods,quot; aanbidt dan uw Jesus, uw zachtmoedigen Koning, uit den grond van uw hart, en nadert tot Hem met grooten eerbied en in diepe nederigheid.
Wij mogen uit het Evangelie-verhaal besluiten, dat met uitzondering van eenige weinige inwoners van Jerusalem, de juichende scharen grootendeels uit Gali-leërs bestonden. \\ egens het paaschfeest waren zij in grooten getale naar Jerusalem opgegaan, en met ware vreugde vernamen zij , ook daar Jesus te zullen zien. In die stemming waren de inwoners van Jerusalem niet. De haat der priesters en schriftgeleerden tegen Jesus had zich in meerdere of mindere mate ook aan hen medegedeeld. Zij ergerden zich te zien, met welke eer Jesus de stad werd binnengevoerd. Met verachting vroegen zij: „wie is deze?quot; 1) niet omdat zij Jesus, die zoo menigwerf in hun midden geweest was, niet kenden, maar omdat zij hem geen hulde waardig keurden. Hoogmoed bezielde hen. Zij wisten wel dat Jesus zich den Messias noemde, maar zulk een Messias van zoo nederige afkomst, met zoo weinig aardsch magtsvertoon, wilden zij niet. Ware Hij onder hen opgetreden als een magtig Koning, omstuwd door rijksgroo-ten, aan het hoofd van een overwinnend leger, gereed om het Joodsche volk tot het eerste volk der aarde te verheffen, ja dan zouden zij Hem erkend en geëerd heb
1) Mattb.. XXI: 11.
51
ben. Zulk een Verlosser vleide hun hoogmoed. Eeti Verlosser, die door nederigheid en armoede hen van zonde en schuld kwam redden, behoefden zij niet. Zij waanden zich rechtvaardig, en niet weinigen onder hen spraken dezelfde woorden in hun hart, die de Pharieeër sprak in den tempel: „G-od! ik dank U , dat ik niet ben gelijk de overige menschen.quot; 1) De Galilëers echter waren eenvoudig en nederig van hart, en hunner zondigheid zich ten volle bewust. Jesus prediking had dan ook bij hen een geopend oor gevonden en velen waren zijne leerlingen geworden. Zij behoorden tot die kleinen van wie Jesus sprak, toen Hij zeide : „Ik loof U, Vader, Heer van Hemel en aarde, dat gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen en ze aan kleinen geopenbaard hebt.quot; 2) Hunne hulde was Jesus dan ook aangenaam, en geen woord sprak Hij , dat hun geestdrift had kunnen verminderen. Ziet, g. k., de hulde die Jesus welgevallig is, is de hulde die voortkomt uit een nederig en verootmoedigd hart. Wilt gij, g. k., uw Jesus, bij zijn komst in uw hart, eene Hem aangename hulde bieden , vernedert u dan diep, erkent uwe onwaardigheid en zondigheid. Hoe zal stof en asch, als wij zijn, het wagen niet slechts tot den Heer te spreken, maar Hem, den Koning der Koningen, te ontvangen ? Herinnert u uwe schuld , slaat nog een enkelen blik op uwe bedrevene fouten, niet om er u over te verontrusten, want Jesus heeft ze reeds in zijn h. Bloed afgewasschen , maar om er u nogmaals over te vernederen, om u over zijne liefde te verwonderen, die ondanks al uwe onwaardigheid, op zulk
1) Luc, XVIII: 11. 2) Matth. XI: 26.
4*
52
eene onuitsprekelijke wijze zich met u vereenigen wil. Zegt hem uit de volheid uws harten: Heer, ik hen niet waardig dat Gij onder mijn dak komt, maar uw verlangen is mij een wet. Sluit uwe oogen voor mijne fouten, om slechts aan uwe liefde te denken, en vul door uwe genade aan wat mij ontbreekt.
Niet slechts moet gij Jesus liefde jegens u bewonderen , maar ook uwe liefde tot Hem meer en meer opwekken. Vermenigvuldigt in de oogenblikken, die u voor de h. Communie overblijven , uwe oefeningen , uwe verzuchtingen van liefde. Dit deden ook de scharen, dis Jesus te gemoet trokken. Het uitspreiden hunner kleederen , het strooijen van loover, het wuiven met palmtakken, waren niet slechts blijken van hoogachting voor zijn waardigheid, maar vooral bewijzen en uitingen der liefde. Jesus, de zachtmoedige Koning, had hun hart gewonnen. Hij heerschte daar door liefde, en die liefde was vindingrijk. Als bij tooverslag wist zij van dien intogt een ware zegepraal te maken. Die liefde wekte zulk een geestdrift, dat zich de Joden ergerden en zij zelfs Jesus dwingen wilden, daaraan een einde te maken. Was het wonder dat de Galilëers Jesus beminden ? Het grootste gedeelte van zijn werkzaam leven had Hij in hun midden doorgebracht. Al den adel van zijn gemoed, amp;,1 de liefde van zijn goddelijk hart hadden zij leeren kennen. Hoe velen waren er onderhen , die of persoonlijk, of in hunne betrekkingen zijn medelijdend hart en zijn alvermogen hadden ondervonden. Mem voor een wonderdadige genezing of andere weldaad dankbaarheid schuldig waren. Bij het zien van Jesus rees de berinnering aan dit alles bij hen op, deed hunne
53
harten ontvlammen van liefde en drong hen de betui-genissen van gehechtheid en dankbaarheid honderdvoudig te herhalen. Zullen ook uwe harten, g. k. , niet ontvlammen , als gi] dat h. Sacrament ontvangen zult, waarin, zooals de Kerkvergadering van Trente zegt, Jesus de schatten van zijne goddelijke liefde jegens ons menschen uitgestort, en dat Hij tot gedachtenis gemaakt heeft van al zijne wonderen? Verzucht tot Hem: „Lieve Jesus, zou ik U niet beminnen, wanneer ik zie, hoe Gij mij bemint en hoe Gij alles, U zeiven mij ten beste geeft. Ja, Gij zijt de God van mijn hart. Gij , o God , mijn deel in eeuwigheid. 1) Ik bemin U , maar vermeerder mijne liefde.
Hoe meer gij uwe liefde zult opwekken, hoe vuriger ook uw verlangen naar Jesus zijn zal. De scharen die Jesus te gemoet gingen, konden het oogenblik niet afwachten. dat Hij Jerusalem zou binnenkomen. Hun verlangen naar Hem dreef hen voort. Zij wisten wel, dat zij zich aan de vijandschap der priesters en oudsten des volks blootstelden, dat zij van hun wrevel alles te duchten hadden, welligt uit de Synagoge zouden worden gebannen, maar dat alles achtten zij niets Het verlangen naar Jesus verdreef alle vrees, en trotseerde elk gevaar. Treedt dan ook, g. k., met een groot verlangen uw Jesus te gemoet. Gij kent Hem als uw besten vriend, als uw grootsten weldoener. Gij weet dat zijn komst in u niet ijdel zal zijn, maar dat Hij in u heelen zal wat gewond, sterk maken wat zwak is. Zuivert uw verlangen. Dat het een verlangen zij , dat niet zoozeer
1) Psalm LXX1I: 26.
54
de weldaad als wel den Weldoener geldt. Verlangt naar Hem als naar uwen Koning, die regt heeft in uw hart te heerschen, als naar uwen God , die regt heeft uw hart te bezitten.
De oogenhlikken, die u nog overblijven, g. k., zijn kostbaar. Sluit geheel de wereld buiten uw hart, en houdt u alleen bezig met Jesus dien gij ontvangen zult. Verlevendigt uw geloof, vernedert u in het stof, ontvonkt uwe liefde, wekt uw verlangen op en nadert dan met een zoet vertrouwen tot Jesus, en op het oogenblik dat Hij zich geheel geeft aan u , geeft u ook geheel aan Hem.
Ouders van deze kleinen! Deze dag is voor u een ware feestdag. Door de liefde met uwe kinderen verbonden is hun geluk uw geluk, hun vreugd uw vreugd. Wie zal verhalen wat al zorgen, welke opofferingen gij u voor hen getroost hebt, maar voor dat alles wordt gij ruimschoots schadeloos gesteld, nu gij zien moogt, in welken gelukkigen staat uwe kinderen zich bevinden , welk onbegrijpelijk geluk hun te beurt zal vallen. Rein en heilig gaan zij hun Verlosser te gemoet. Jesus heeft hen alles vergeven, en als tot onderpand van die vergeving zal Hij zich zeiven aan hen schenken. Ook wat zij tegen u misdreven, hebben zij betreurd. Toen zij voor God schuld bekenden, hebben zij zich vooral ook aangeklaagd over alles, waarin zij jegens u zijn te kort geschoten, en geen misslag deed hun inniger leed, dan die zij tegen u begingen. De Heer heeft hen vergeven en gij hebt hen ook voorzeker die vergiffenis geschonken. Zoo dikwerf hebt gij voor uwe kinderen gebeden, wilt dan ook nu door uw gebed hen helpen, opdat
55
zij niet alleen waardig, maar met een hart, brandend van liefde, hun Jesus ontvangen. Amen.
Wat zal ik thans, geliefde kinderen, tot u zeggen ? Welligt deed ik beter te zwijgen , en u gelegenheid te laten ongestoord nog eenige oogenblikken u met uwen goddelijken Heiland bezig te houden Maar mijn hart is te vol, om het stilzwijgen te bewaren, om niet met eenige woorden u geluk te wenschen met het voorregt dat gij ontvangen hebt. De priester heeft in zijne h. bediening vele moeijelijkheden, vele lasten te torschen , diepe smart kan het hem veroorzaken, wanneer hij zien hoe men naar Gods woord niet luistert, en den weg des verderfs bewandelt. Maar hij heeft ook zijne vreugde, oogenblikken waarin hem veel vergoed wordt en zulk eeu oogenblik is dat, waarop hij eenige kleinen als tot Jesus voert, en hen , wel voorbereid, voor de eerste maal de h. Communie toereikt. Hij weet toch dat die eerste h. Communie , wel verrigt , als een uitgeworpen zaad is , dat ontwijfelbaar ook in de verre toekomst zijn vruchten dragen zal. Kinderen, die ik van daag mijn vreugdeen mijn kroon mag noemen, hartelijk wensch ik u geluk. De wensch, die ik heb uitgesproken, toen ik u de h. Communie overreikte, herhaal ik; het Ligchaam van onzen Heer Jesus Christus beware uwe ziel ten eeuwigen leven. Deze h. Communie moge u doen volharden in de goede voornemens die gij gemaakt hebt, u sterken ter volvoering, u smaak geven om dikwijls in uw volgend leven deze goddelijke Spijze te
56
nuttigen, u bewaren en rijper doen worden voor het eeuwige leven. Zijt toch dankbaar voor de groote gave, die gij heden ontvangen hebt en toont het door Jesus altijd in uw hart te laten heerschen. Hij is uw Koning en Hij is het volgens zijn regt. Hem komt de opperheerschappij over alles en allen toe, maar wat Hij is volgens ziin regt heeft Hij nog meer willen zijn door zijne liefde. Hi] heeft ons vrijgekocht door zijn Bloed, verlost door zijn dood, gespijzigd met zijn Vleesch en Bloed. Voor dat alles verlangt Hij geen andere belooning dan dat wij Hem beminnen zullen en dat Hij door de liefde als Koning in ons hart heersche. Geeft Hem, g. k., deze voldoening. Laat nooit toe dat Jesus zich over u kunne beklagen, en zeggen: indien gij Mij uwen Heer en Koning noemt, waar is dan de eer en de liefde die gij Mij verschuldigd zijt? Blijft dan uw Jesus trouw in gehoorzaamheid en liefde, zegt Hem onophoudelijk door woorden en daden: o lieve Jesus, aan wien wij op zoo billijken titel toebehooren, wij erkennen TJ als onzen Koning. Aan U wijden wij ons geheel toe. Uwe liefde zal ons leven, uw wet de wet van ons hart zijn. Wij willen aan U zijn zonder voorbehoud , leven en sterven in uwen dienst.
Ouders van deze kleinen, hoe jubelen uwe harten in dezen stond. Het is alsof een nieuwe band u met uwe kinderen heeft zaamverbonden, en als of die ééne Spijze die uwe kinderen heden met u hebben mogen genieten u nog meer in liefde heeft te zamengebragt. Geeft u vrij aan uwe vreugde over, het is eene zuivere vreugde, waarin de engelen Gods met u deelen. O ! ik bid u slechts, spant al uwe ouderlijke zorgen in dat Jezus, die thans
57
als Eoning in hunne harten heerscht, daar voortdurend blijve heerschen. Is Jesus meester in het hart uwer kinderen, dan zullen zij ook voor u zijn, wat zij voor u moeten wezen, eerbiedig en gehoorzaam, een troost in dit leven, een steun in uwen ouderdom. Gaat hen met een goed voorbeeld voor, blijft steeds voor hen bidden, en dan moogt gij vertrouwen, eenmaal met waarheid te kunnen zeggen: Vader! die Gij mij gegeven hebt, ik heb ze bewaard in uwen na,am Amen.
KORTE INHOUD VAN DE TOESPRAAK
IN DK
Jesus, g. k., is heden als een zachtmoedige Ko-' ning tot u gekomen. Gij hebt Hem de heerschappij over uw hart gegeven en beloofd, Hem geheel uw leven trouw te zullen blijven. Dat beloofd et gij reeds in het Doopsel. Maar de aartsvijand van God, die Gods troon in den Hemel te vergeefs heeft trachten in te nemen , beproeft datzelfde op aarde, en zal ook uw hart zijnen wettigen Koning betwisten. Gi] zult dus moeten strijden. Van den eenen kant staat Jesus en van den anderen kant satan. Deze zal u trachten te winnen door beloften van geluk en genot, die echter steeds bleken ijdel te zijn. Jesus zal u van zelfoverwinning en versterving spreken , maar u die deugden door zijne genade gemakkelijk maken en haar met den zoetsten vrede verbinden.
Uwe keus is reeds in het h. Doopsel gedaan , heden morgen hebt gij ze in uw hart bevestigd. Herhaalt nu persoonlijk en openlijk wat uwe Doopborgen bij het Doopsel voor u, en wat gij zelf dezen morgen, maar in stilte, aan God hebt beloofd.
59
Gelukkig de menach, die in den strijd een magtige bondgenoot heeft, die met ons en voor ons kampt- Die hebben wij in Maria. Zij is de toren van David, waaraan duizend schilden hangen. Zij is de aartsvijandin van onzen vijand. Niets is haar welkomer dan dien vijand, die zij voor haar zelve overwonnen heeft, ook in or.s, voor ons te helpen overwinnen. Stelt u onder de magtige bescherming van Maria.
V.
Fecit mihi magna qui potens est.
Luc. I : 49. Groote dingen heeft Hij aan mij gedaan , de Magtige.
Jaarlijks wordt in elke gemeente een plegtig, en voor den geloovige waarlijk indrukwekkend feest gevierd. Jezus, de Heer der Kerk, rigt een groot gastmaal aan. Groot, en om de voortreffelijkheid der voorgestelde spijze en om de naauwlettende keuze der genoodigden. De spijze, die wordt voorgesteld, is het brood der engelen, dat brood des mensehen wordt, Jesus' vleesch en bloed. De genoodigden zijn kinderen, als, tijdens zijn aardsche omwandeling, nog altijd Jesus lievelingen.
Heden viert deze gemeente dit plegtig feest. Jesus heeft zijn goddelijk gastmaal aangerigt, en weer heeft zijne stem geklonken; „laat de kindekens tot mij komen.quot; Tot u, geliefde kinderen , hier voor het altaar geschaard, is die uitnoodiging gerigt. Aller oogen zijn op u als op de bevoorregten des Heeren gevestigd, allen verheugen zich in uw geluk en vieren met u feest, vooral
61
uwe geliefde ouders, die met een bewogen gemoed den Heer uit den grond des harten dank zeggen voor het geluk dat u heden te beurt valt. Wanneer de deelneming aan uw geluk reeds zooveel vreugde wekt, wat moet er dan in uwe eigen harten om gaan? Velerlei gevoelens maken zich als om strijd van u meester, maar liefdevolle dankbaarheid voor uw God voert toch den boventoon. Al de u geschonkene weldaden, vooral dei-laatste dagen, staan u levendig voor den geest. Heden zullen zij voltooid en bekroond worden door de grootste van allen. Jesus zelf zal zich aan u schenken, en met Maria roept gij nu reeds uit; „groote dingen heeft Hij aan mij gedaan , de JVIagtige.quot;
Nog weinige oogenblikken, g. k., en Jesus zal in u nederdalen, een groot geheim zal in u gewrocht worden, eenigermate gelijk aan dat hetgeen gewrocht werd in j\Iaria, de Moeder des Heeren. Gelijk zij zult gij Jesus den uwen mogen noemen. Van wie zult gij beter dan van haar kunnen leeren hoe gij u voor de h. communie moet voorbereiden. Niet dat gij haar in heiligheid zult kunnen evenaren, maar tracht ten minste haar voorbeeld in de verte na te volgen.
Het oogenblik, door God in zijne wijsheid voor de menschwording van Zijn Zoon bepaald, was daar. Maria, de onbevlekte Maagd, de dochter van David zou den Zoon Gods als haar kind van den H. Geest ontvangen. God zond den aartsengel Gabriel om die blijde boodschap aan Maria te brengen. De engel trad het huisje te Nazareth binnen, groette Maria vol eerbied en sprak: „wees gegroet, gij vol van genade! de Heer is met u,
62
gij zijt de gezegendste der vrouwen!quot; 1) Maria in hare nederigheid die lofspraak niet op zich van toepassing achtend, geraakte in verwarring en overdacht, wat die begroeting heteekenen mogt. Nu ontvouwde baar de engel het geheim des Heeren, tot welk een onbegrijpelijke waardigheid zij uitverkoren was. „Vrees niet, zoo sprak hij, want gij hebt genade gevonden bij God. Zie, gij zult ontvangen en een Zoon baren en zijnen naam zult gij Jesus heeten. Deze zal groot zijn en de Zoon der Allerhoogsten genoemd worden.quot; Hij verzekerde tevens dat door een wonder van Gods almagt de belofte, vroeger door haar aan God gedaan, ongedeerd, en heilig zou blijven. Maria geen andere wet voor zich kennende dan het welbehagen des Heeren, gaf door den engel voorgelicht, hare toestemming en sprak die hemel en aarde verblijdende woorden; „zie hier de dienstmaagd des Heeren, mij geschiede naar uw woordquot;. Op dat oogenblik kwam de H. Geest over haar en ontving de maagd Maria den menschgeworden God.
Zoo werd dat verheven geheim voltrokken, waarin zich Gods grenzelooze liefde voor den mensch openbaarde en waardoor aan Maria een voorregt geschonken werd als God zelfs in zijn almagt geen grooter vermag te schenken. Maria, ofschoon zij in den eigenlijken zin des woords niet verdienen kon dat de Zoon Gods mensch werd, was toch op het oogenblik, toen Hij in haren schoot nederdaalde, tot zulk een trap van volmaaktheid gestegen , dat zij niet alleen waardig, maar de eenig waardige was om Hem te ontvangen. Welke dan hare
1) Luc. I : 28.
63
gevoelens waren, door welke deugden zij tot die volmaking gekomen was wil ik, g. k. eenigzins ontwikkelen, opdat gij u in de laatste voorbereiding naar haar voorbeeld kunt vormen.
De eerste deugd, g. k., die wij in Maria bewonderen is haar levendig geloof. Hetgeen de engel haar boodschapte was een wondervol geheim, God zou mensch worden. Wie kan den afstand meten tusschen den God van majesteit, die in den hemel troont, en wien de aarde tot voetbank dient, en tusschen den mensch, die uit een handvol slijk gevormd is?
God zal dien afgrond overschrijden en de menschelijke natuur aannemen. Een menschenkind, een dochter van Eva, zal zijne moeder wezen. Een dubbel wonder heeft plaats: de zelfvernedering van een God, de eindelooze verheffing van eene vrouw. Welk denkbeeld Maria ook van Gods almagt en liefde hebben mogt, op zoo groot een wonder kan zij onmogelijk zinnen. De engel brengt haar in Gods naam daarvan de boodschap en Maria gelooft. Zelfs hare nederigheid, haar gevoel van nietigheid is niet in staat haar een oogenblik te doen twijfelen. Dat woord van den engel; „geen ding zal bij God onmogelijk zijnquot; ') is de uitdrukking van haar eigen overtuiging. Van verbazing moge zij over het goddelijk raadsbesluit verstommen, zij gelooft en met een geloof zoo heldhaftig dat Elisabeth, door den H, Geest voorgelicht, haar om dat geloof zalig prees: „zalig zijt gij die geloofd hebt, dewijl zij vervuld zullen worden de dingen welke u van wege den Heer gezegd zijn.quot; 1)
1) Luc. I : 37.
Luc. I : -15.
64
Van Gods wege wordt ook u, g. k., niet dooi een engel, maar door de onfeilbare Kerk een niet minder groot wonder aangekondigd. De zoon Gods, die in menschelijke gedaante in den schoot van Maria neerdaalde, zal onder gedaante van brood in uw binnenste komen. De Kerk deelt u Jesus woorden mede; „dit is mijn ligcbaam, dit is mijn bloed.quot; „Ik ben het levend brood, die uit den hemel ben neergedaald. Het brood dat ik geven zal, is mijn vleesch voor het leven der wereld.quot; 1) Dat woord hebt gij geloofd, en vast is uwe overtuiging dat gij in de H. Communie uw Jesus ontvangt, en Hij de uwe zal worden. Het is voor u dezelfde almagt Gods , hetzij de Zoon Gods zich verberge onder menschelijke gedaante of onder de gedaante van brood. :t Is dezelfde liefde, die hem mensch doet worden om voor ons te sterven, of spijze om ons te voeden. In dat levendig geloof moet gij tot Jesus naderen. Lieve Jesus, zoo zult gij tot Hem zeggen, ik geloof dat Gij even waarachtig in mij ellendig schepsel zult nederdalen, als gij nederdaaldet in Maria de uitgelezenste der vrouwen. Het is-voor mij een onbegrijpelijk geheim, maar uw woord is mij borg voor de waarheid. De onbegrijpelijkheid, wel verre van mij af te schrikken, is mij veel eer tot vreugde. Juist daarin erken ik uwe goddelijke grootheid, die werken weet te wrochten boven mijn nietig menschelijk verstand verheven.
Maria geloofde, en legde ook getuigenis van haar geloof voor den engel af. Het bezwaar, dat zij den engel opperde, maar vooral haar laatste woord
1) Joan. VI.
65
was, eene openbare belijdenis van haar geloof: „Zie de dienstmaagd des Heeren, mij geschiede naar uw woord.quot; De boodschap des engels was haar het woord van God, en aan dat woord onderwierp zij haar verstand en haar wil. Dat betuigde zij voor hemel en aarde, voor engelen en menschen. Legt g. k. naar dat voorbeeld, van Maria voor allen uw geloofsbelijdenis af. Toonde Maria door die belijdenis aan, welke de grondslag was van hare heiligheid, en alzoo van hare verheffing, gij zult er door toonen dat in uw geloof de onmisbare voorwaarde bij u aanwezig is om Jesus te ontvangen.
Moge in u g. k,, het woord des Apostels waarheid worden, „met het hart gelooft men ter geregtigheid, en met den mond belijdt men ter zaligheid.quot; ')
Was het geloof van Maria de onmisbare grondslag van hare verheffing, het was vooral de deugd van nederigheid die God bewoog haar zijn Zoon te schenken. De H. Bernardus zegt uitdrukkelijk dat Maria door de nederigheid Jesus ontving; „humilitate concepit.quot; Maria werd in nederigheid alleen door den Zoon Gods overtroffen. De engel prijst haar, de lof ontstelt haar, brengt haar in verwarring. In den naam van God kondigt hij haar de hoogst mogelijke verheffing aan, God keurt haar waardig Moeder Gods te zijn, zij echter acht zich slechts een dienstmaagd des Heeren. Niets, niets kan zij in zich vinden waarom God haar zou uitverkiezen, God heeft op hare niets-
1) Rom. X, 10.
5
66
waardigheid nedergezien, Hij heeft zijne magt in het zwakke willen toonen. Zoo zij zich niet ten wet had gesteld het welbehagen des Heeren in alles te vervullen, zij zoude het haar voorgestelde voorregt verwerpen. Zij stemt alleen toe omdat God het wil: „zie hier de dienstmaagd des Heerenquot;.
Mogten wij toch wel begrijpen, g. k, dat de nederigheid de hoofd voorwaarde is om Gods genadegaven te ontvangen. Aan de nederigen geeft Hij zijne genade. Hoe groot moet dan uwe nederigheid zijn, nu gij Jesus vleesch en bloed, de hoogste van alle genade gaven ontvangen zult. Treedt in u zeiven, vraagt u af, wie gij zijt, welke verdiensten gij voor God kunt doen gelden, en een diep gevoel van onwaardigheid zal zich van u meester maken. Heer! zoo zult gij u gedrongen voelen uit te roepen, zal ik het wagen U te ontvangen Neen ! ga van mij, want ik ben niet slechts een onwaardig maar ook een zondig mensch.
Maria was de reinste en zuiverste aller schepselen. Noch erfelijke noch persoonlijke zonde had zij ooit gekend. Als de blanke lelie stond zij onder de doornen. Niemand was haar ooit gelijk in de wondervolle vereeniging van de heerlijkste genaden waarmede zij verrijkt was, en toch achtte zij zich geheel onwaardig den Zoon Gods te ontvangen. Bij die gedachte, g. k. zou u de moed geheel ontzinken, indien gij van de medelijdende liefde van Jesus niet verzekerd waart. Toen Hij u tot zijn H. Tafel noodigde kende Hij uwe onwaardigheid, kende Hij uwe zonden. Zijne genade echter schonk u een hartelijk berouw. Met zijn bloed heeft Hij u afgewasschen. Uwe zonden zijn dan ook geen rede meer om u van
67
Jesus verwijderd te houden, maar daar uit het kwaad het goed kan komen, moeten zij u dienen in grooter nederigheid tot Hem te naderen. Dit is zijn wil en zijn verlangen. Vernedert u dus voor God, vraagt Hem nogmaals vergeving voor hetgeen gij tegen Hem misdeedt en herhaalt met Maria: zie hier de dienstmaagd des Heeren. Omdat Gij het mij, o Heer gebiedt, op straf zelfs van het leven te zullen derven, zal ik tot U gaan. Omdat ik uwe eindelooze goedheid ken, zal ik tot U naderen en met het volst vertrouwen.
Wat is den nederige meer eigen dan de ontvangene weldaad op prijs te stellen, en in liefde voor den weldoener te ontgloeijen? — Maria beminde God van haar vroegste jeugd met een onbegrijpelijke liefde. Zelfs de engelen, die den troon van God omgeven, werden door haar in liefde overtroffen. God was haar eenigst goed, al hare ziels- en ligchaamskrachten waren Hem gewijd. Maar nu zij, in hare nederigheid schier geen oogslag van God waardig, vernam dat God zelf in haren schoot zou nederdalen ontvlamde de liefde met verdubbelde kracht. Door hare verheffing tot Moeder Gods had God zijn liefde voor haar in geheel haren omvang geopenbaard. Zij was de bruid, die het hart van God had gewond. Hoe meer zij die uitverkiezing bewonderde, hoe dieper zij zich vernederde des te hooger stegen in haar hart de vlammen der liefde. Geen ander woord wist zij dan ook uit te brengen dan de betuiging eener volkomene eenheid van hart en van wil met God, die haar zoozeer beminde. Het antwoord dat zij den engel gaf: „zie hier de dienstmaagd des Heerenquot;, was niet alleen het woord der gehoorzaamheid , maar ook de uitdrukking der volmaakste liefde,
68
Jesus, g. k. zal in de H. Communie tot u komen. Kan Hij zijne liefde jegens u treffender toonen ? Hij beminde u met teederheid, maar door Zichzelven aan u te geven bemint Hij u ten einde toe. Zal die hooggestegen liefde ook bij u geen hooger liefde wekken? Bidt Hem ten minste dat Hi] in u de liefde verraeerdere. Zegt Hem: Lieve Jesus, die gekomen zijt om een vuur op de aarde te brengen, en verlangt dat bet ontstoken worde, wij bidden U, zend een vonkje van dat vuur in ons neer opdat wij U beminnen uit geheel ons hart, uit al onze krachten. Laten wij U beminnen naar de mate waarmede Gij ons bemind hebt. Vermeerder onze liefde, dan zijn wij rijk genoeg, en verlangen van U niets meer.
Nooit had Maria gedacht, dat de Zone Gods in haar schoot zou nederdalen, maar nu zij van den engel gehoord heeft, dat dit de wil Gods is, ontbrandt in haar hart, een vurig verlangen naar zijn komst. Geheel haar leven lang had dat verlangen in haar geleefd. Zij wist toch hoezeer de wereld den Verlosser behoefde. Beter dan iemand zag zij wie Hij zijn zou, en hoeveel heils zijn komst zou aanbrengen. Voortdurend had zij den Heer gesmeekt dien stond te verhaasten opdat hare oogen het heil dei-wereld mogten zien. Maar nu zij hoort dat zijn komsc nabij is, en zij zelf zijne moeder zijn zal, nu word haar ziel geprangd, alsof zij het lichaam verlaten wilde, om den beminde te gemoet te snellen: „Wie zal mij vleugelen geven gelijk de duif, en ik zal vliegen en rusten!quot;1) Nu juicht haar hart: „de winter is voorbij, de slagregen heeft opgehouden en is voorbijgegaan, de bloemen zijn in ons
Ps. LIV : 7.
69
land verschenen, kom dan mijn beminde, en toon mij uw aangezigt, en dat uwe stem in mijne ooren klinke!')
Het geluk dat u te beurt valt, g. k., beeft groote overeenkomst met dat van Maria, volgt haar dus ook na in haar verlangen. Gij wist dat Jesus in de H. Communie tot u komen zou, en hoezeer hebt gij naar zijn komst verlangd, en hoe vurig den Heer gebeden dat weldra dat gelukkig uur voor u slaan mogt. Maar hoe meer dat oogenblik nu nadert, des te meer moet uw verlangen ontbranden. Hoe klopt het hart, wanneer het kind, lang van het vaderlijke huis verwijderd, bij zijn terugkeer de plaats zijner geboorte nadert, hoe brandt het van verlangen zijn beminden vader weer te zien, en wanneer hij ten laatste in de verte hem ziet komen, dan is zijn gevoel hem meester, en als op vleugelen snelt hij hem te gemoet en in de armen. Zoo moet ook uw verlangen meer en meer stijgen. Vraagt als Maria aan Jesus dat Hij u de vleugelen geve der duif, opdat gij niet alleen vliegen maar ook rusten moogt. Vreest niet in die bede overmoedig te zijn. Hij die zijn werk in u is begonnen, wenscht het ook te voltooijen. Hij heeft u het verlangen naar hem geschonken, Hij wenscht het ook te volmaken. Hij zal het in u doen toenemen tot dat gij Hem gevonden hebt en rust aan zijn hart. Ja rusten zult gij aan zijn hart. Zelf heeft Hy gezegd, dat het zijn wellust is te zijn met de kinderen der menschen, en moogt gij u ook zwak en ellendig gevoelen, daarom j uist heeft Hij u uitgenoodigd: „Komt allen tot mij, die belast en beladen zijt en ik zal u verkwikken.quot;
1) Hoogl. II ; H, 12.
70
Gaat dan tot Hem in geloof en nederigheid, met-liefde en verlangen en met het volste vertrouwen, dat Hij met vreugd in u zal nederdalen.
Ouders van deze kleinen ! Hoezeer moet deze dag een dag van vreugde voor u zijn. Gij bemint uwe kinderen als den appel uwer oogen, en van hun prille jeugd hebt gij hun al uwe zorgen gewijd. Meermalen, welligt hebben zij bij de zwakheid hunner eerste jaren, of bij ernstige ziekten die hun overvielen , hun leven naast God aan die zorgen te danken. Bij het toenemen hunner jaren zal hun strijd niet om het ligchamelijk maar om het zielenleven steeds heftiger worden, en ten volle zijt gij overtuigd , dat gij hen in in dien strijd niet genoegzaam steunen kunt, dat zij een magtiger steun behoeven. Dien steun zullen zij in de h. Communie vinden, en om die rede hebt gij met zoo groot verlangen naar dezen dag uitgezien. Komt hen dan nu door uwe gebeden te hulp, opdat zi] met eene groote vurigheid deze eerste h. Communie mogen doen, en de smaak in hen worde opgewekt om Jesus dikwerf te ontvangen. Wanneer zij dit dikwerf met een wel voorbereid hart doen, dan zullen zij u ook schadeloos stellen voor de zorgen en het hartzeer u berokkend, voor de fouten tegen u bedreven, maar waarvan zij u nu nog hartelijk om vergeving smeeken. Vergeeft, zegent nogmaals uwe kinderen, en vraagt voor hen van de Moeder des Heeren zulk een heilige stemming, dat Jesus met vreugde in hunne harten nederdale. Amen.
Nooit is er in uw leven een dag geweest, g. k., waarop
71
gij zoo zeer ondervonden hebt hoe goed het den mensch is God te dienen dan op dezen dag. Gij stemt geheel met den H. Bernardus in en roept met hem uit: o Jesus, zoete gedachtenis, die aan het hart ware vreugde geeft, Gij zijt de hoop der boetvaardigen, liefdevol voorde smeekenden, goed voor die u zoeken. Maar wat zijt Gij voor hen die u vinden! Gij hebt Jesus gevonden. In de H. Communie is Hij tot u gekomen en heeft Zich op het naauwst met u vereenigd. In die vereeniging is u de waarheid helder gebleken, dat 's menschen hart voor God geschapen is en dat het geen ware rust vinden kan dan in Hem. De ijdelheid der wereld is u ten walg, de liefde in u brandend geworden, gij hebt ondervonden dat het bezit van Jesus alle vreugden, alle verlangens te boven gaat. Wal; zijt gij niet, o Heer ! voor hen die U vinden? Onuitsprekelijke vreugde vervult uwe harten, en met Maria, die gij als voorbeeld in uwe voorbereiding genomen hebt, roept gij in opgetogenheid uit: Mijne ziel verheft den Heer en verheugd heeft zich mijn geest over God mijn Zaligmaker, omdat Hij nederzag op de geringheid van zijne dienstmaagd.'' 1) Ja, prijst uwen God. Aan Hem alleen hebt gij de genoten weldaad te danken. Zonder eenige verdienste van uwe zijde heeft Hij u uitgekozen om aan dat goddelijk gastmaal aan te zitten, en het brood der engelen te eten. Uwe geringheid, uwe nietigheid was het die zijne almagt prikkelde, zijn barmhartigheid uitlokte. „Groote dingen heeft Hij aan mij gedaan Hij, de magtige. Het zwakke der wereld heeft Hij uitverkoren om het sterke te beschamen opdat geen vleesch zich beroeme voor zijn aangezigt.quot; 2) Prijst dan Gods
i) Luc. 1—48. 2) 1 Cor. 1—29.
72
almagt en barmhartigheid, maar vergeet ook nooit u in de nederigheid te versterken. IJdel zelfbehagen, grootgaan op eigen krachten, overschatting van u zeiven haat de Heer, den hoovaardigen wederstaat Hij, maar in een nederig hart vindt Hij zijn welbehagen, den nederige geeft Hij zijne genade. Blijft u steeds daaraan herinneren, en gelijk Maria door hare nederigheid den Zoon Grods in haar schoot heeft ontvangen, zoo zal ook uw nederigheid Hem een rede zijn u dikwerf tot zijne tafel te noodigen.
Gelijk Elisabeth Maria gelukwenschte, zoo wensch ik ook u geluk, g. k., met het voorregt heden ontvangen
Toen Maria den Zoon Gods ontvangen had ging zij hare nicht bezoeken. Het huis binnentredende groette zij Elisabeth. Naauwelijks heeft Elisabeth de stem van Maria gehoord of zij werd door den H. Geest verlicht. Haar werd het verheven geheim geopenbaard door God in Maria gewrocht. Zij begrijpt Maria's wondervolle verheffing en roept met luider stem: „gij zijt de gezegendste der vrouwen en gezegend is de vrucht uws lichaams.'' ]) Zoo zeg ik ook tot u. Gij zijt door God gezegend onder duizenden, die nooit het geluk hebben zullen wat gij bezit. ïiiet als gij uit Katholieke ouders geboren, behooren zij niet tot die Kerk, die als moeder haren kinderen zulk een heerlijk gastmaal aanbiedt, en blijven verstoken van die innige vereeniging met Jesus, ons hoogste goed op aarde. Prees Elisabeth den Zaligmaker ook ik prijs mijn Jesus. Mijn arbeid is door zijne genade vruchtbaar geworden, want uwe harten zijn Hem een welgeval]ig verblijf. Hij, die geen daad voor Hem verrigt onbeloond zal laten, zal ook mijne zorgen gedenken en vergeldt ze
2) Luc. I ; 42.
73
reeds door de zoete vreugd , die ik op den dag uwer eerste H. Communie smaken mag.
Nog een kort woord van gelukwensching tot u, ouders van deze kleinen! Zoo als de vrouw van het Evangelie Maria om haar Zoon geluk wenschte en zalig prees en uitriep: „Zalig is de schoot die u gedragen heeft en de borsten die gij gezogen hebt'', 1) zoo mag ik ook u om uwe kinderen gelukwenschen. Ja! gelukkig moogt gij u rekenen. Maria was wel de Moeder Gods, haar Kind de eeniggeboren des Vaders, in alles den Vader gelijk. Niemand zal ooit haar grootheid, haar persoon naar waarde prijzen en zooals tusschen Jesus en uwe kinderen, is er ook tusschen u en haar een onbegrijpelijk verschil. Maar uwe kinderen zijn toch ook kinderen Gods door genade. Heden is dat kindschap Gods in hen voltooid, en hun eerste H. Communie is daarvan het zegel. Heil aan u, o ouders! uwe kinderen zijn thans een schoon schouwspel, niet alleen voor menschen en engelen, maar ook voor God, die hen geheel als de zijnen heeft aangenomen. Dankt uw God van ganscher harte, maar spant ook al uwe krachten in om hen in dien heerlijken staat te bewaren. Niemand kan beter dan gij hun den weg toonen, die zij daartoe bewandelen moeten. Gaat hen dan steeds in het goede door woord en door voorbeeld voor, dan moogt gij vertrouwen dat zij geliefde kinderen Gods zullen blijven, en u zeiven tot vreugd en tot troost zullen zijn. Amen.
Luc. XI : 27.
IN DE
Gij hebt, g. k. dezen morgen Hem ontvangen, dien uwe ziel temint, en met opregtheid hebt gij tot u zei ven gezegd: „ik zal Hem vasthouden en niet meer laten gaanquot; 1) Onze goddelijke Zaligmaker zelf heeft ons willen leeren wat daartoe noodig is. „Zoo iemand mij lief heeft, hi] zal mijn woord bewaren, en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en ons verblijf bij hem nemen.quot; 2) Gij moet zijn woord, dat is zijne geboden onderhouden. Volgt hierin ook Maria na. Niet alleen heeft zij zich bereid verklaard in alles den wil van God te volbrengen. Dat woord: „zie hier de dienstmaagd des Heerenquot; is niet alleen woord gebleven, maar ook daad geworden. Beschouwt haar bij voorbeeld bij hare zuivering in den tempel, of wel op den Calvarieberg onder het Kruis, zij was altijd, ook met de grootste offers de dienstmaagd des Heeren.
Gelijk zij bij de boodschap des Engels, zoo hebt gij reeds bij het h. Doopsel verklaard Gods woord te zullen bewaren, dat is de geboden Gods te volbrengen, geen
1) Hoogl. III. 4. 2) Joan. XIV. 23.
75
andere beteekenis hebben uwe doopbeloften. Vernieuwt ze dan nu, en tracht ze met de genade Gods te onderhouden , dan zal Jesus dien gij heden ontvangen hebt bi] u blijven, want Hij verlaat niemand dan wanneer Hij wordt weggezonden.
Moet Maria uw voorbeeld wezen, zij wil ook uw beschermster zijn. Valt het onderhouden van Gods geboden u zwaar, hebt gij te strijden met felle bekoringen neemt tot haar uwe toevlugt. Zij is niet alleen de moeder des Heeren, maar ook onze moeder, Zij zal hare kinderen niet aan eigen krachten overlaten. Belooft haar dan op dezen plegtigen dag dat gij haar steeds als uwe moeder zult beminnen en vereeren, en dat gij in eiken nood tot haar vlugten zult.
VI.
Ecce Agnus Dei, ecce qui tollit peccatum mundi Joan 1: 29.
Ziedaar het lam Gods, ziedaar die de zonde der wereld wegneemt.
De H. Joannes de Dooper, was, zooals gij weet. geliefde kinderen , door God gezonden om den Verlosser vooraf te gaan en niet slechts het Joodsche volk tot zijn komst voor te bereiden, maar ook om Hem met den vinger aan te wijzen. Getrouw had hij dien pligt vervuld, onverpoosd gepredikt, allen tot boetvaardigheid aangespoord, Lang reeds had hij de scharen, die zich rondom hem verzamelden toegeroepen : weldra zal de lang verwachtte komen, reeds staat Hij in uw midden, maa.r gij kent Hem uog niet. Het oogenblik waarop Jesus zijn openbaar leven aan zal vangen is eindelijk aangebroken. Hij verschijnt aan den oever der Jordaan , waar Joannes predikte en doopte. Naauwelijks heeft Joannes hem gezien , of hij wijst der schare Jesus aan en met vreugde
77
roept hij uit; Ziedaar het Lam Gods, ziedaar die de zoude der wereld wegneemt.
Een soortgelijke bediening, g. k., was de mijne. Ik heb u tot de komst van uwen Verlosser voorbereid , u onderrigt in het geloof en in uwe pligten. Ik heb als Johannes u tot boetvaardigheid aangespoord, omJesusin een rein hart te ontvangen. In den naam van God heb ik zelfs uwe zonden vergeven. Niets blijft mij te doen over dan den Zaligmaker, die persoonlijk tot u komt, aan te wijzen en u toe te roepen; Ziedaar, kinderen, uw verlosser , ziedaar het Lam Gods, die de zonde der wereld wegneemt.
Deze woorden van den h. Joannes zijn de laatste die naar den wil van onze moeder de h. Kerk, voor het ontvangen der h. communie tot u worden gesproken. Zoo straks wanneer het door u zoo verlangde oogenblik daar is, zal ik mij tot u wenden , en met de h. hostie in de hand zeggen: „Ecce agnus Dei, ecce qui tollit peccatum mundi.quot;' Ziedaar het Lam Gods, ziedaar die de zonde der wereld wegneemt. Welnu niet beter meen ik te kunnen doen dan u op den h. Joannes en op de woorden die hij gesproken heeft te wijzen, en u zoo de gevoelens te herinneren , waarmede gij tot de h. Communie naderen moet.
Reeds dertig jaren leefde onze goddelijke Zaligmaker op aarde. Maar sinds de bekendwording zijner geboorte aan de herders en de wijzen uit het Oosten, sinds zijne verschijning in den tempel , waar Simeon en Anna hem mogen zien , bleef Hij in de woonplaats van Maria en Jozef verborgen. De Joden wisten , dat er een Verlosser,
78
de Messias op aarde zou komen. De profeten hadden Hem herhaalde malen voorspeld , de oudvaders vurig naar Hem verlangd. Zij wisten dat Hij een groot profeet zou zijn en groote dingen voor de wereld uitwerken. Joannes had van Hem gesproken als van een koning, die een magtig rijk op aarde grondvesten , als van een regter die goeden en kwaden zou weten te onderscheiden, kortom als van een man zoo groot, zoo uitstekend, dat hij, de boetgezant, niet waardig was zelfs zijne schoenriemen te ontbinden. De Joden kenden dus den toekomstigen Verlosser en vele zijner heerlijke hoedanigheden , in persoon kenden zij Hem echter niet. Nu was de tijd daar dat zij Hem persoonlijk, en tevens het groote doel van zijne komst zouden leeren kennen. De Zaligmaker had de woestijn verlaten , waar Hij veertig dagen en nachten had gevast. Hij ging zijn openbaar leven aanvangen , en verschijnt aan den oever van den Jordaan, waar Joannes predikte. Deze ziet Hem, en wijst Hem aanstonds het volk aan en roept uit; „Ziedaar het Lam Gods, ziedaar, die de zonde der wereld wegneemt.''
Door die woorden maakte de h. Joannes het volk met het groote doel van Jesus komst bekend. Jesus is het Lam Gods. Moesten de Joden bij dat woord niet aanstonds aan de offers denken die zoo menigwerf in den tempel geslagt werden ? Moesten zij vooral niet denken aan het paaschlam , het offer bij de verlossing uit Egypte door God geboden ? Door het bloed van dat lam, waarmede de bovendrempel der deur en hare stijlen besprenkeld werden, waren hunne vaderen verlost van den dood. De engel des doods voer door Egypte, maar de huizen , die geteekend waren door het bloed des offerlams,
79
bleven gespaard. Zoo was Jesus het Lam door wiens bloed de wereld verlost zou worden van den eeuwigen dood. Hij was het Lam Gods. Geen aardsch lam, zooals het paaschlam, maar een hemelsch , een goddelijk lam. Van den eeuwigen dood zou Hij den mensch verlosset door hun vergeving te verwerven hunner zonden. Hij was het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. Zoo maakte hen Joannes, terwijl hij den persoon des Zaligmakers aanwees, tevens met het groote doel zijner zending bekend.
Veel beter dan de Joden Jesus kenden toen Joannes die woorden sprak, kent gij g. k., uwen Zaligmaker. Gij weet dat Hij de Zoon Gods is, dat Hij de menscbe-lijke natuur voor ons aangenomen heeft, en voor ons allen gestorven is. Niet slechts kent gij Hem als uwe Verlosser, maar gij hebt de kracht zijner verlossing ook ondervonden. Door het geloof weet gij dat Hij persoonlijk in het H. Sacrament verborgen is onder de gedaante van brood, Gij hebt Hem Zich zeiven voor u als zien slagtofferen in de H. Mis, zijn stem als gehoord op het altaar, als Hij tot den hemelschen Vader voor u om vergeving en genade smeekte. Maar toch, gij kent Hem nog niet geheel. Het paaschlam moest niet slechts ge-slagt en geofferd, het moest ook genuttigd worden. Zoo ook Jesus, het Lam Gods. Hij heeft de onze willen zijn en door ons genoten worden. Gij kent Hem nog niet al het heerlijke Manna uwer zielen. Maar zoo straks als ik tot u die woorden van Joannes zal gezegd hebben: „ziedaar het Lam Gods, ziedaar, die de zondon der wereld wegneemt,quot; dan zult gij Jesus als de spijze uwer zielen leeren kennen, als het brood des levens
80
door het Leven zelf u aangeboden, als de hemelsche maaltijd, waarbij de engelen tegenwoordig zijn en dienen.
Bereidt u voor, doör een levendig geloof. Het geloof moet de wortel zijn waaruit al uwe andere gevoelens voortspruiten. Wilt het, om het met meer kracht in u te doen werken, niet inwendig in uw hart besloten houden. Legt er openlijk, voor uwe nadering tot de h. tafel belijdenis van af. Die uitwendige belijdenis zal de kracht van uw inwendig geloof versterken.
Dat geloof, door u beleden, wordt dan de grondslag van een heilige gemoedsgesteltenis. Verlevendigt het nogmaals wanneer gij die woorden hoort; „Ziedaar het Lam Gods.quot; Zegt dan: lieve Jesus ik geloof dat Gii de Zoon Gods zijt, het offer dat voor onze zonden den Vader wordt aangeboden, en dat ik U zei ven als offer-
spijze zal nuttigen.
Ziedaar het Lam Gods, ziedaar die de zonden der wereld wegneemt. Door die woorden werd aan de Joden een geheel ander denkbeeld van den Verlosser gegeven, dan zij zich tot nu toe van Hem gevormd hadden. Zij meenden, dat Hij een aardsch koning zijn moest, die door geweld van wapenen vele volken aan Zich zou onderwerpen. Maar Joannes beteekent hun, dat Hij nieu zal heerschen door het zwaard, maar door zijn k.oed. Hij is het Lam Gods dat voor ons geofferd worden, zijn bloed vergieten, en zoo de zonden van ons wegnemen zal. Dit is het groote heil wat Hij der wereld brengt. Aan de vergeving der zonden echter zullen zij geen
r
■
8-1
deel hebben, zoo zij geen boetvaardigheid doen. Daarom had hij hen onophoudelijk tot boetvaardigheid aangespoord. Doet boetvaardigheid, zoo had hij gesproken, anders zal Hij, die komt, geen Verlosser maar een strenge regter voor u zijn.
Wanneer ik dan die woorden herhaal: „Ziedaar het Lam Godsquot; dan moeten zij voor u eene herinnering zijn, aan het rouwmoedig hart waarmede gij uw Jesus moet ontvangen. Het Lam Gods, dat de zonden zoo zeer haat, dat tot uitdelging daarvan zijn bloed niet te hoogen prijs heeft geacht, treedt tot heil alleen daar binnen waar de boetvaardigheid de schuld heeft uitgewischt en de haat tegen het kwade heerscht. God zij dank, g. k., zoo is het bij u. Met een rouwmoedig hart hebt gij uwe zonden beleden, en in het bloed van het Lam zijt gij rein gewasschen. Haat hebt gij aan de zonden gezworen, en vastbesloten u nooit, nooit meer, aan vrijwillige overtredingen schuldig te maken. Zoo menigmaal hebt gij in de laatste dagen de woorden herhaald; Heer, reinig mijn hart opdat ik U waardig ontvange. Dat zal voorzeker ook een der laatste verzuchtingen zijn , die gij voor de H. Communie tot uwen God zult opzenden. Schep in mij, o Heer! een nieuw hart, vernieuw in mij den geest van onschuld, opregtheid en eenvoudigheid, die zoo aangenaam is aan uwe goddelijke majesteit. — Die geest van eenvoud en ootmoed, hoe schoon wordt hij ons door een enkel woord van Joannes afgebeeld; het Lam Gods. Kan een lam zich wel door eigen kracht verdedigen? Wekt het door zijne onmagt geen medelijden op? Vindt het zijn eenigste kracht niet juist in zijn zwakheid? Als een lam heeft Jesus hier op aarde
82
willen zijn, altijd zachtmoedig en ootmoedig. Als een lam liet Hij zich ter slagtbank voeren. Maar dat beeld toont ook u, g. k. welke uw gesteldheid moet wezen. Ook uwe kracht moet in uwe zwakheid en in de erkenning van uwe zwakheid bestaan. Ja als een riet, dat door den minsten ademtogt wordt heen en weer bewogen zoudt gij zijn, wanneer gij niet op Jesus kondet steunen. Wanneer gij niet op zijn medelijden mogt rekenen, wel zoudt gij u moeten wachten tot zijn h. tafel te naderen. Grij zult dan ook in de laatste oogenblikken voor de h. communie een stem in u hooren spreken, des te luider naar gij u beter hebt voorbereid, die u zal toeroepen; zal ik onwaardige mijn Jesus durven ontvangen ? Zoo sprak ook Joannes, toen de Zaligmaker tot hem kwam om door hem gedoopt te worden: „Gij komt tot mijquot; 1) zou ik U doopen, die niet waardig ben uw schoenriem te ontbinden? Maar Jesus antwoordde: „laat het nu toe! want zoo betaamt het ons alle ge-regtigheid te vervullen.quot; Jesus wilde Joannes leeren dat wij overal en in alles den wil van God hebben te verrigten. Joannes onderwierp zich aan dat woord, en ofschoon diep overtuigd zelfs niet in de schaduw van den Zaligmaker te kunnen staan , doopte hij Jesus. Erkent dan ook uwe onwaardigheid g. k., spreekt met overtuiging die woorden uit: „Heer ik ben niet waardig dat gij ondermijn dak komt.quot; Neen gij zijtdat niet waardig. Zoo gij het meenen mogt, verwijdert u dan van de H. tafel, want dan toont gij de gave niet te kennen die u in de H. Communie geschonken wordt, de spijze, die u toegereikt wordt niet te onderscheiden van de gewone
1) Math. 111:14.
83
spijze. Maar hoe onwaardig gij u ook aclit, voegt er met het volste vertrouwen de woorden hij: Heer! spreek slechts eeD woord, en mijn ziel zal gezond worden. Het stof mag tot zijn Schepper komen. Hij verlangt, Hij wil het. Het betaamt ons die geregtigheid te vervullen. Maar ook Hij , „die de dooden levendig maakt, en het niet bestaande als het bestaande roeptquot; 1) Hij zal in u aanvullen wat u ontbreekt. Zijn woord, dat zoovele zieken genezen, en ligchamelijke kwalen hersteld heeft, zal ook in u de gewenschte gemoedsgesteltheid te voorschijn roepen
Welk een grondelooze liefde van Jesus! Kan het u verwonderen g. k.? Hij is immers het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt. Zijn leven heeft Hij niet te lief gehad. Voor ons en om onze zonden weg te nemen heeft Hij zijn bloed tot den laatsten druppel vergoten , is Hij gestorven aan het kruis. En wanneer Hij , toen gij nog zondaars waart, voor u gestorven is zal Hij niet veel meer, nu gij gerechtvaardigd zijt in Zijn bloed , u die gaven schenken, die uw ziel versieren en voor de vereeniging met Hem waardig maken? Maar wekt voor zoo vele, zoo onbegrijpelijke liefdebewijzen ook uwe liefde voor hem op. Hoezeer beminde Joannes den Zaligmaker ! Hij kende immers Jesus als den Zoon Gods en als zijn Verlosser. De kracht van dien Verlosser had hij reeds mogen ondervinden. Op een wondervolle wijze was hij, voor dat hij het levenslicht zag, door Jesus van de erfzonde gereinigd. Den h. geest had hij over Hem zien nederdalen en de stem des Vaders ge-
1) Eom. IV: 17.
6*
84
hoord: „Gij zijt mijn welbeminde zoon, in TJ heb ik mijn welbehagen gesteldquot; 1). Ja Joannes beminde den Zaligmaker en met een hart overvloeiende van liefde sprak hij die woorden: „ziedaar het Lam Gods.quot;
Die woorden moeten dan ook voor u eene herinnering aan de liefde van Jezus zijn. Zij wijzen er u op , hoe Hij u meer dan Zich zeiven beminde, wijl Hij zijn leven voor u heeft ten beste gegeven, hoe zijn liefde voor u niet verflaauwd is, daar Hij niets minder dan zich zeiven aan u in de h. communie schenken, en zijn vleesch en bloed aan u tot spijs wil geven. Ja! meer als eene moeder haar kind bemint Hij u. En zult gij Hem dan ook niet beminnen en liefde voor liefde geven? Ja, betuigt uw Jezus dat gij Hem bemint, en steeds meer beminnen wilt, maar dat uwe liefde, zoo Hij zelf u niet te hulp komt, steeds ver beneden dat blijven zal wat zij waarlijk moet wezen. Bidt Hem om vermeerdering van liefde. Zegt Hem: O lieve Jezus! dat ik U beminnen mogt, zooals Gij het verdient, dat ik U beminnen mogt, zooals vele heiligen U hier op aarde bemind hebben en nu in den hemel U beminnen. Van steenen kunt Gij kinderen van Abraham maken, Gij kunt ook mijn koud hart in liefde voor U doen ontvlammen. Toont dan hierin uwe magt, opdat ik alles alleen aan ü te danken hebbe.
Met hoeveel geestdrift zal de h. Joannes dat woord hebben uitgesproken; „ziedaar het Lam Gods.quot; Wat had hij vurig naar dat oogenblik verlangd, waarop hij Jezus aan zijne landgenooten zou kunnen aanwijzen als Hem, door wien zij gered zouden worden van hunne
Luk. Ill : 22.
vijanden en bevrijd uit de hand van allen die hen haatten , als wie kwam om te verlichten, die in duisternis gezeten waren en in schaduwe des doods. 1) Had hij zelf dit niet ondervonden in den schoot zijner moeder? Toen had hij hij de tegenwoordigheid van Jezus van vreugde getrild, en van blijdschap was hij opgesprongen. Vele jaren waren voorbij gegaan en bij bad Jezus niet meer gezien. Maar hij wist, dat Jezus komen en als leeraar optreden zou, en boe meer dat oogenblik naderde des te grooter werd zijn verlangen naar zijn komst. En toen bij Jezus bad kunnen aanwijzen en dat getuigenis van Hem had kunnen afleggen; „Ziedaar het Lam Gods, ziedaar die de zonden der wereld wegneemtquot; toen meende bij zijn taak volbragt en met vreugde zag hij, dat Jezus grooter en hij zelf kleiner worden zou.
Uw verlangen naar Jezus mag ik ook groot noemen. De bewijzen biervan mogen zijn de moeite, die gij u vooral in de laatste dagen gegeven hebt, de ijver, waarmede gij u tot zijn komst in u hebt voorbereid, de vurigheid, waarmede gij gebeden hebt. Het lang verbeidde oogenblik is nu daar. Heft u als op vleugelen des harten op om uw Jesus te gemoet te snellen. Zoekt als een plaatsje uit om in zijn hart uit te rusten, en bereidt de heiligste gevoelens voor om ze hem aan te bieden. Ja Hij komt. Hij verlangt Zich met u te vereenigen. Indien iemand Jesus bemint, Jesus zal hem ook beminnen, en Hij zal tot hem komen en zijn intrek bij hem nemen. Nog weinige oogenblikken en ik zal u toeroepen: „Ziedaar het Lam Gods, ziedaar die de zon-
Luc. 1.
86
den der wereld wegneemt. Treedt bij die woorden met vertrouwen, en met een groot verlangen nader, en het Lam Gods zal u een spijze worden, die u zal strekken ten eeuwigen leve.
Ouders van deze kleinen! Deze dag bevredigt uw beste verlangen. Gij wenscht dat uwe kinderen groot zullen worden niet zoo zeer in de wereld als wel in het koningrijk Gods. Gij hebt met de moeder der kinderen van Zebedeus wel niet gevraagd dat uwe kinderen zitten zouden aan Jesus regter- of linkerhand, maar toch dat zij ware volgelingen , vrienden en kinderen van Jesus mogten wezen. Uw wensch is thans vervuld. Jesus heeft hen niet alleen tot zijne kinderen aangenomen, maar ook heden aan zijn disch genoo-digd. Gij verheugt u dan met onverdeelde vreugde, zonder meer te denken aan de zorgen en bekommeringen die zij u door hunne fouten en gebreken hebben gebaard. Zij hebben zich er van met berouw voor God aangeklaagd en vragen u op dit oogenblik daarvan vergeving. Zegent uwe kinderen, met dien ouderlijken zegen, die zelfs in Gods oogen zoo kostbaar is. Zegent hen en steunt hen door uwe gebeden, opdat zij het ligchaam en bloed des Heeren in die gesteltenis ontvangen mogen, dat het hun tot heil in dit leven en tot onderpand van het eeuwig leven zij. Amen.
„Gezegend zij de Heer, de God van Israel, omdat H:j zijn volk bezocht heeft.quot; Zoo jubelde Zacharias dooiden H. Geest voorgelicht bij de geboorte van zijn zoon,
1) Luc 1: 68.
87
den H. Joannes den dooper. God had hem bij die geboorte kenbaar gemaakt dat ook de Verlosser, wiens voorlooper zijn zoon zou wezen, reeds mensch geworden en op aarde was neergedaald. Dat deed hem jubelen dat de Heer zijn volk had bezocht. Niet minder, g. k., moogt gij jubelen nu de Heer ook u heeft bezocht, en Jesus door de H. Communie in uwe harten is neergedaald. Ja, veel meer rede tot blijdschap hebt gij dan Zacharias. Hij toch mogt de vruchten van die komst des Verlossers slechts van verre beschouwen, gij hebt ze mogen genieten. Het Lam Gods, dat ter onzer verlossing geslagt en tevens onze spijze geworden is, hebt gij mogen ontvangen. Als een voorsmaak hebt gij genoten van dat bruiloftsmaal, dat ter eere van het Lam m den hemel in eeuwigheid is aangerigt. Looft dan den Heer, die barmhartigheid aan u gedaan heeft en herhaalt uit volle borst: gezegend zij de Heer die zijn volk, die ons zoo liefdevol heeft bezocht.
Hartelijk wensch ik u dan ook geluk. Grooter weldaad kondet gij niet ontvangen Jesus heeft u in de H. Communie gegeven alles wat Hij is en wat Hij heeft. Alles gaf Hij u, omdat Hij niets heeft teruggehouden. Wilt dan ook niet gierig wezen, maar u zonder terughouding ook aan Hem schenken. Biedt Hem uw hart aan opdat Hij het vereenige met het zijne dat Hij aan het kruis heeft doen openen om het uwe er in te ontvangen. Geeft Hem niet minder dan Hij u gegeven heeft en geeft Hem geheel u zeiven. Bemint dan uwen Jesus. Bemint Hem vooral als het Lam Gods, dat de zonden der wereld heeft weggenomen, dagelijks nog wegneemt, dat Zich voortdurend op het altaar voor u
88
offert, en Zich steeds als uw spijze blijft aanbieden. Bemint uw Jesus vooral in het H. Sacrament. Altijd is Hij wel beminnelijk, in welken staat Hij zich ook voordoet, maar vooral toch in dat Sacrament zijner liefde. Toont Hem uwe liefde door Hem dikwijls in dat sacrament te komen aanbidden, door dikwijls in de H. Mis in vereeniging met den priester Hem ook als uw offer aan den Hemelschen Vader aan te bieden, en Hem me-nigwerf wel voorbereid in de h. Communie te ontvangen.
Ook u, ouders! wensch ik geluk. Gij moogt uwe veelvuldige zorgen voor uwe kinderen reeds ruim beloond achten, nu zg ten volle deel liebben ontvangen aan de groote gaven die Jezus aan zijn kerk heeft geschonken. Jezus heeft zich heden geheel aan hen vertrouwd. Dankt daarvoor den goddelijken Gever, maar zorgt tevens, dat zij zich dier groote weldaad niet onwaardig toonen. Veel, zeer veel kunt gij daartoe bijdragen. Leidt dan een christelijken levenswandel, en doet zulks ook ter liefde voor uwe kinderen. Het slechte voorbeeld der ouders heeft zoo menig kind, dat heerlijke vruchten van deugd beloofde, van het regte pad afgevoerd. Laat hen nooit iets van u zien of hooren wat hun tot ergernis kan zijn. Gaat hen voor in alle goed, dan zult gij u kunnen beroemen hun niet alleen het lichamelijke leven geschonken, maar ook het zielenleven in hen behouden te hebben. Amen.
KORTE INHOUD DER TOESPRAAK
IN DE
NA-MIDDAG GODSDIENSTOEFENING.
De h. Joannes de dooper, g. k. is van ziine geboorte af den Heer aangenaam geweest en heeft Hem met getrouwheid gediend. Door een bijzondere weldaad werd hij reeds voor zijne geboorte van de erfzonde gezuiverd, en door de genade geheiligd, en ook zijne jeugdige jaren heeft hij in deugd en heiligheid doorgebragt, en zich tot zijne hooge roeping voorbereid. Gelijk de H. Joannes moet ook gij in uwe jeugd den Heer getrouw dienen en u bereiden voor den staat, waartoe Hij u roepen zal. Geen geschikter tijd voor de beoefening der deugd dan uwe jonge jaren. Dan is uw hart nog uiet vervuld door de wereld en zijn uwe verkeerde neigingen nog niet sterk. Wat gij in uwe jeugd gezaaid bebt, zult gij in rijperen leeftijd maaijen. Het is den mensch goed, zegt de h. Schrift, wanneer hij in zijne jeugd het juk gedragen heeft, 1) wat zal hij in zijne ouderdom vinden zoo hij het in zijne jeugd niet heeft bijeen vergaard ? 2) Daarom, g. k., staakt uu niet wat gij in deze dagen hebt begonnen, weest ij verig in het gebed, gehoorzaam aan
1) Jer. Klaagi. III: 27. 2) Ecci. XXV : 5.
90
uwe ouders, bestrijdt de ingevingen van uwe verkeerde neigingen, en bereidt u zoo tot den staat waartoe God u roepen zal. Gij zult aanstonds uw doopbeloften vernieuwen. Doet dit dan in dien geest, dat gij van nu af aan getrouw vervullen zult wat gij daarin aan God beloofdet.
De bijzondere gunst van zoo vroegtijdig van de erfzonde gezuiverd te worden ontving de h. Joannes door bemiddeling van Maria. Toen zijne moeder de stem van Maria hoorde werd hij gereinigd. Het was de eerste gunst, die de menschgeworden God schonk en Hij schonk ze door bemiddeling van Maria. Zoo toonde Hij ons de wijze, waarop Hij voortaan zijne genade uitdeelen zou. Door Maria zoude zij den mensch geschonken worden. Neemt dan, g. k. uwe toevlugt tot haar. Door haar zult gij alle genade verwerven.
Veniat delictus meus in hortum suum.
Hoogl. V: i.
Mijn beminde kome in zijn tuin.
Op den feestdag van de Verriizenis des Heeren, geliefde kinderen, riep onze moeder de h. Kerk den geloovigen toe: „dit is de dag welken de Heer gemaakt heeft, verheugen en verblijden wij ons.quot; De paaschdag is voorde Kerk bij uitnemenheid de dag van vreugde, omdat door de verrijzenis van Jesus onze verlossing voltooid werd. Wat zou ons het lijden en sterven van Jesus gebaat hebben, zoo Hij niet verrezen ware. Hij stond op uit het graf en wij worden allen in Christus levend gemaakt, want Hij die overgeleverd is om onze zonden is verrezen om onze regtvaardiging 1). Diezelfde woorden der Kerk mag ik ook toepassen op den dag uwer eerste h. Communie. Dit is de dag, dien de Heer gemaakt heeft, verheugt en verblijdt u op deze. Ook voor u is deze dag een dag van
1) Hom. IV: 25.
92
voltooijing en wel van uw geestelijk leven. Als kind zijt gij gedoopt en in de Kerk van Jesus opgenomen. Door het Doopsel ontvangt gij regt op alle Sacramenten, het waardigste, het hoogste dier Sacramenten werd u echter nog onthouden. Jesus was in de h. Communie nog niet tot u gekomen. Hij vertrouwde Zich nog niet aan u toe. Die innige vereeniging met Hem had in u nog geen plaats gehad , er ontbrak dus nog iets aan uw geestelijk leven. Heden wordt het in u voltooid, Jesus komt tot u , geeft Zich geheel aan u , en met Hem ontvangt gij de onuitputbare bron waaruit gij naar hartenlust de wateren der genade scheppen kunt. Ja! met regt moogt gij zeggen: dit is de dag dien de Heer heeft gemaakt. Het schoonste oogenblik uws levens nadert. Bereidt er u met zorg toe voor. De herinnering van de Verrijzenis des Heeren heeft mij doen besluiten u de H. Maria Magdalena tot voorbeeld in de voorbereiding voor te stellen. Zij was volgens het evangelisch verhaal de eerste aan wie Jesus verscheen. Laten wij nagaan welke gevoelens bij haar heerschten om daaruit af te leiden in welke gevoelens gij uwen Jesus moet ontvangen.
Welke diepe droefheid en moedeloosheid had de dood van onzen goddelijken Zaligmaker bij zijne leerlingen en vrienden te weeg gebragt! Nooit hadden zij gedacht dat Jesus de groote wonderdoener, die zich den Zoon Gods noemde, aan een kruis zou sterven. Zij hadden Hem zoo lief gehad. Maar had zijn dood hun geloof en hoop ook aan 't wankelen gebragt, de liefde had hij niet geroofd. Tot hen, die Jesus het vurigst beminden , behoorde Maria Magdalena. Aan het ziellooze ligchaam
93
van haren beminden Meester wilde zij nog haar eerbied toonen, en te zamen met eenige andere vrouwen toog zij reeds voor zonsopgang naar het graf om Jesus lig-chaam te balsemen. Zij naderen het graf, en naderbij tredend zien zij den steen afgewenteld en de spelonk open. Dat gezigt deed de medgezellen van Magda-lena ontstellen. Zij vreezen voorttegaan. Magdalena, onverschrokken door hare liefde gaat alleen verder. Zij komt bij het graf, blikt naar binnen en vindt het ledig. Jesus ligehaam is verdwenen! Welk een slag voor haar gevoelig hart. Zonder twijfel heeft men het gedurende den nacht weggevoerd, maar waar zal zij het vinden, wien zal zij het vragen? IJlings gaat zij naaide stad om hare bevinding den Apostelen mede te deelen, maar even spoedig keert zij naar het graf terug. Daar stond zij weenend. Nogmaals ziet zij in de opening rond, heft hare oogen weer op en daar ziet zij twee engelen aan de beide einden des grafs. Zij schrikt niet, staat niet verbaasd over hunne luister en schoonheid. De engelen spreken haar aan, en zij antwoordt als waren zij hare gezellen. Zij wil alleen weten waar het ligehaam van Jesus is. Aanstonds verlaat zij dan ook de engelen, toen zij een man, naar hare meening den hovenier , zag aankomen, van wien zij eenige verklaring hoopte te verkrijgen. „Vrouw!quot; sprak deze, „waarom weent gij ? Wien zoekt gij T' En onmiddelijk antwoordt zij : „Heer! indien gij Hem hebt weggenomen, zegt mij waar gij Hem gelegd hebt en ik zal Hem halen'' 1). Het was Jesus zelf dien zij had aangesproken, maar die zich voor hare oogen onder de gedaante van een hovenier 1) Joan. XX : 15.
94
verborgen hield. Hij sprak haar aan en zeide : „Maria.quot; Bij dit woord gingen hare oogen open, zij herkende Jesus en als in zielsverrukking riep zij uit: „Meester.quot; In diepen eerbied wierp zij zich aan zijne voeten neder, wilde ze kussen gelijk zij dit weleer had gedaan. Jesus echter hield haar terug en sprak: „raak mij niet aan , want ik ben nog niet opgevaren tot mijnen Vader.quot;
Een groote onderscheiding viel gewis Magdalena te beurt. Nog vóór de Apostelen mogt zij den verrezen Jesus zien. Toch was hare voldoening niet volkomen. Zij zou zoo gaarne zijne voeten gekust hebben, maar het bevel van Jesus klonk wel liefdevol maar toch ernstig: „raak mij niet aan.quot; Was deze terughouding van Jesus welligt geen bestraffing voor haar klein geloof ? Zoo menigmaal had Jesus voorzegd dat Hij sterven, maar ook weer verrijzen zou. Maar Magdalena had zich zoo zeer door den dood van Jesus ter neer laten slaan, dat zij aan zijne verrijzenis niet dacht. Zelfs toen zij het graf ledig vond rees de herinnering aan zijne voorspelling niet in haren geest op. Ja, haar geloof had geleden. Ware het krachtig en levend geweest, zij zou niet geweend, niet gezocht hebben, juichend zou zij den Apostelen geboodschapt hebben; de Heer is verrezen, zijn graf is ledig.
Heden, g. k., is u een gunst bereid, grooter dan die aan Magdalena te beurt viel. Jesus zal niet slechts aan u verschijnen; gij zult niet alleen zijne voeten mogen omhelzen, gij zult Hem mogen ontvangen. Hij komt tot u , ook wel verborgen , maar onder eene andere gedaante, onder gedaante van brood. Ziet toe dat uw geloof levendig zij, opdat Hij ook u niet toeroepe: „raak Mg niet aan.quot; God zij dank, hiervoor koester ik geen vrees. Uw ge-
95
loof is krachtig en levendig. De zwakheid des geloofs in Magdalena is u ten voordeel geweest. Niet wankelend , maar vast zijt gij overtuigd van de waarheid van Jesus woorden, ook van dat hetgeen Hij in het laatste avondmaal gesproken heeft: „Dit is mijn ligchaam, dit is mijn bloed ; doet dit ter mijner gedachtenis''. Met de genade Gods zult gij aan uw geloof vasthouden „ niets ter wereld zal het kunnen schokken. Gij zijt bereid niet alleen op dezen plegtigen dag de belijdenis daarvan af te leggen, maar zoo noodig met opoffering van alles van dat geloof te getuigen.
Het geloof, door u beleden moge uw verstand en hart bewaren in Christus Jesus. Wekt het in de laatste oogenblikken voor de h. Communie meer en meer op. Stelt in de h. Hostie den verrezen , den verheerlijkten Jesus voor. Hem ontvangt gij waarachtig in de h. Communie en gij zult zijne voeten mogen kussen, en aan zijn hart mogen rusten.
Het geloof moge in Magdalena niet geweest zijn zoo als Jesus het vorderen mogt, er heerschten toch andere gevoelens in haar binnenste, die aan Jesus aangenaam en haar het voorregt van Hem het eerst te zien , waardig maakte. Wie den naam van Maria Magdalena noemt, heeft het zinnebeeld van boetvaardigheid van liefde en van verlangen genoemd.
Magdalena, ja, was een zondares, een openbaar zondares geweest, had zij velen in de zonden, niemand had haar in boetvaardigheid overtroffen. De genade had haar hart geraakt. Dat hart door de genade, als de steen-
96
rots door de roede van Mozes geslagen was een bron van tranen geworden. Magdalena had zich bekeerd, en vergeving ontvangen. Daar hoort zij dat Jesus bij Simeon den Fariseër ter tafel is genoodigd. Ongenoodigd treedt zij de feestzaal binnen , haar oog zoekt Jesus , en wanneer zij Hem gevonden heeft werpt zij zich aan zijne voeten neder , besproeit ze met hare tranen , en droogt ze met hare tranen af, kust ze en zalft ze met balsem. Jesus wist wat er in dat hart omging, hoe boetvaardigheid en liefde daar om den palm dongen ; en Hij sprak; „Hare vele zonden worden haar vergevenquot; 1). Die vergeving had zij reeds vroeger verworven doch hare boetvaardigheid hield daarom niet op. Jesus verzekerde haar nogmaals van de vergeving en toch de rouw over hare zonden bleef zij behouden. Toen zij daar bij het graf zocht, en weende, waren haar tranen ook tranen van berouw. Van Jesus beroofd te zijn herinnerde haar aan vroegere dagen toen zij door hare zonden van haren
God verwijderd was.
Volgt dat voorbeeld na, g. k., en wilt de rouwmoedigheid des harten bewaren. Als Magdalena hebt gij reeds vergeving van uwe schulden en fouten ontvangen, (jij hebt ze aan de voeten van den priester, den plaatsvervanger van Jesus neergeknield vol berouw beleden en die woorden mogen hooren ; ik ontsla u van uwe zonden. Toch moet uw berouw blijvend zijn, al ware het slechts omdat Jesus zoo welgevallig op een rouwmoedig hart nederziet, en zoo gaarne zijne vertroostingen daarin uitstort. Werpt u dan zoo straks in den geest nog een enkel oogenblik
1) Luc. XII: 47.
97
aan de voeten van Jesus neder, toont Hem nogmaals uw berouw , en in den hemel zal dat woord door den priester op aarde gesproken , door Jesus herhaald worden: uwe zonden worden a vergeven,
Een andere deugd, waardoor Maria Magdalena het hooge gunstbewijs verdiende van Jesus na zijne verrijzenis het eerst te zien was hare groote liefde. Toen zij hoorde hoeveel ongelukkigen Jesus hielp was zij tot Hem gegaan en ook haar had Jesus gered en haar vergeving van alles geschonken. Van dat oogenblik had zij zich geheel aan Hem aangesloten en beminde haren Verlosser met vurige liefde. Zij volgde Hem overal om zijne onderrigtingen te hooren, ondersteunde Hem uit hare goederen. Jesus gaf zelf van Magdalena het getuigenis dat zij veel beminde. Geen wonder, dat zij ook tot die vrouwen behoorde, die weenend en troosteloos den Zaligmaker naar den Calvarieberg volgden. Welke smart gevoelde zij toen zij Jesus zag sterven en haar Meester haar ontnomen was. Meermalen, g. k., hebt gij dan ook Maria Magdalena afgebeeld gezien, neergeworpen aan den voet van het kruis, dat zij omklemde en met tranen bevochtigde. Met den dood van Jesus heeft echter hare liefde voor Hem niet opgehouden. Naauwelijks is het paaschfeest voorbij, of reeds voor zonsopgang begeeft zij zich naar Jesus graf om een laatst bewijs van liefde aan zijn ontzield ligchaam te geven. Zij vindt het niet. Welke smart! Zij ziet engelen, zij maken op haar geen indruk. Niets kan haar aftrekken van het voorwerp barer liefde. Die vurige, die standvastige liefde verdiende belooning. Het zijn dan ook de engelen niet, die haar zoo als de andere vrouwen de verrijzenis van Jesus verkondigen. Met eigen hand wil Jesus
98
de tranen droogen van haar, die Hem zoo zeer lief heeft, door de zoetheid van zijn stem wil Hij haar droefheid in verrukking van vreugd veranderen. Hij verschijnt haar, maarzij heeft nog het noodige licht niet om Jesus te herkennen, en meent, dat het de hovenier is. Zeg mij waar hebt gij Hem gelegd en ik zal Hem halen, Zoo spreekt zij. Zij noemt niet Jesus naam, zij meent dat ieder is als zij en aan niets denkt als aan Jesus. Zij vergeet hare zwakheid, en gelooft zich sterk genoeg het ligchaam van Jesus te kunnen dragen. Niets is voor hare liefde onmogelijk. En als overwonnen door zooveel liefde zegt Jesus tot haar : „Maria !quot; Een lichtstraal treft haar geest. Zij herkent Jesus, en terwijl zij geen ander woord weet uit te hrengen als: Meester, stort zij aan zijne voeten neer.
Mogt gij, g. k., Maria Magdalena in liefde evenaren. Hij is uwer liefde zoo zeer waardig. Waarom beminnen wij Hem niet meer? Als mensch is Hij de beminnelijkste onder de kinderen der menschen. Als God is Hij ons hoogste en opperste goed. Waarom beminnen wij Hem niet meer ? Hebben wij dan aan Hem niet alles te danken? Is Hij niet bereid ons altijd nog met weldaden te overladen? Mogt Jesus dan onze liefde zijn, gelijk Hij dit voor Magdalena was. Wekt uwe liefde op, g. k., nu gij tot Jesus in de h. Communie zult naderen. Hij laat zich nooit in edelmoedigheid , in liefde overtreffen. Bemint gij Hem veel, nog meer zal Hij u beminnen. Geeft gij Hem geheel uw hart nu Hij zich geheel aan u zal geven met zijn vleesch en bloed, met zijn ziel en ligchaam, met zijn godheid en menschheid. Hoe meer gij u met al uwe ziels- en ligchaamskrachten aan Hem zult toewijden, zoo meer genadegaven zal Hij bij zijn
99
komst in u uitstorten. Maar vraagt Hem dan ook om die liefde. Niets is Hem aangenamer dan door den h. Geest zijne liefde in ons uittestorten, en zijne eigene gaven in ons te kroonen.
Magdalena had een brandend verlangen naarJesus. Zij wachtte ter naauwernood het einde van den feestdag af. Reeds voor zonsopgang toog zij naar het graf. Zij vindt het graf ledig en haar hart is als verscheurd. Alsof zij hare oogen niet gelooft blikt zij nogmaals, telkens in het graf. Bij een ieder vraagt zij inlichting. Zij verlangt slechts Jesus te zien. Welke vreugde dan toen zij Jesus mogt aanschouwen. Zij heeft geen woorden om de haar overstelpende blijdschap te uiten. Maar dat eene woord: Eabboni, Meester! drukte al haar liefde, haar vreugde uit.
Voorzeker, g. k. gij hebt ook vurig naar Jesus verlangd. Veel pogingen, veel moeite hebt gij aangewend om u het geluk van Jesus te ontvangen, waardig te maken. Maar dat verlangen moet nog toenemen en het zal dit ook, wanneer gij uwe liefde tot Jesus in u nog meer zult hebben doen ontvlammen. Jesus is voor u niet minder dan voor Magdalena, ja grooter blijk van liefde dan Hij haar gaf wil Hij u geven. Laat u niet afschrikken door vrees. „Vrees is er in de liefde niet, maar de volkomen liefde drijft de vrees buiten 1).quot; Wanneer gij Jesus waarlijk bemint dan zal uw onwaardigheid u niet ter nederdrukken. Gij zult op Jesus vertrouwen, vertrouwen dat Hij alles wat u ontbreekt aan zal vullen. In die vaste overtuiging zult gij zonder vrees tot Hem naderen, en uw vertrouwen zal door Hem niet beschaamd worden.
1) I Joan. IV : 18.
100
Ouders van deze kleinen! Hoe kloppen uwe harten van vreugde nu gy uwe kinderen vo or het altaar geschaard ziet, en Jesus hun beminde, hun lang verwachtte in hen zal nederdalen. Ja, uw geloof;is levendig, en daarom beseft gij ten volle dat geen grooter geluk hun te beurt kan vallen. Met Jesus alles, zonder Hem niets. Bidt den Heer, dat zij dit geheel hun leven wel mogen blijven begrijpen. Door deze eerste h. communie wordt de band tusschen u en Uwe kinderen nog naauwer toegehaald. Verzekert hun dan nog eerst dat gij de fouten en schulden, waardoor zij zich vroeger van u scheidden, geheel hebt vergeven, en dat ook uwe liefde voor hen door niets wordt gestoord. Zoo is hun hart gerust en hun wensch vervuld. Vereenigt dan nu nog ten laatste uwe gebeden met de hunnen. Bidt dat de komst van Jesus hen ten zegen moge zijn, dat Hij hen vorme tot kinderen volgens zijn hart, en zijne liefde nu en altijd in hen heersche. Amen.
Vergeeft het mij , geliefde kinderen , wanneer ik u in uwe stille aandacht stoor. Wanneer het hart vol is, dan wil ook de mond spreken. Danken wil ik God voor u en voor mij. Voor u, wijl de hemelsche Bruidegom als van zijnen troon heeft willen nederdalen om bezit van uw hart te nemen, en in u te rusten. Kon Hij u een grooter bewijs van liefde geven dan zich zoo naauw met u te vereenigen ? Indien de engelen ons iets benijden konden zou het niet de h. Communie zijn ? Magdalena prijzen wij zalig omdat zij Jesus voeten heeft mogen kussen, en na Maria het eerst den verrezen Jesus heeft mogen zien. Maar wat zijn die gunsten, vergeleken bij die welke gij
101
hebt ontvangen ? Prijst dan uwen God en Zaligmaker: Heer ! wat zijt gij goed jegens ons, Uwe barmhartigheid en liefde gaat boven al uwe werken.
Danken wil ik God ook voor mij zeiven. De Heer is een ijverzuchtige God. Ijverzuchtig op de zielen die Hij zoo teederlijk bemint, en voor zoo hoogen prijs Zich heeft gekocht. Geducht is dan ook de verantwoording die de priester den Heer van die zielen geven moet. Niemand meer dan hij moet tot God zeggen: Heer treed niet in 't gericht met uwen dienaar. Maar ook een groot loon wacht hem wanneer hij zielen tot Jesus heeft gebragt. Dat geluk , is mij heden ten deel geworden en met vertrouwen bied ik Hem in u de gezegendste vruchten van mijn arbeid aan. Hem zij de eer. De mensch moge zaaijen en besproeijen , God alleen kan den wasdom geven. Hem zij de eer, maar het loon zal Hij den werkman niet onthouden.
Gij hebt g. k. , Jesus in uw hart genoodigd. „Mijn beminde kome in zijn tuin.quot; Jesus, de beminde, is gekomen. Laat dan uw hart een hof zijn waar de bloemen der deugden welig ontluiken, een aangename geur voor Hem verspreiden, waar rijpe vruchten Hem verheugen. Teelt vooral als Magdalena de bloem der liefde, en dat Jesus steeds de meest geliefde uwer harten zij.
Ouders van deze kleinen! ook gij behoort God dank te zeggen voor de groote weldaad die zij heden ontvangen hebben. Een eerste h. Communie wel verrigt is de grondslag voor een braaf en godsdienstig leven. Jesus zelf is een hoeksteen voor uwe kinderen geworden. Helpt hen op dien grondslag verder voort te bouwen. Jong zijn zij en onervaren, zorg en leiding hebben zij noodig, Die
102
zorg en leiding vereenigd met en versterkt door uw aanhoudend gebed zal hen den goeden weg doen bewandelen. Zoo zullen zij voor Jesus tot vreugd, voor hen zeiven tot heil, voor u tot troost en steun zijn, naar ik hoop tot in een hoogen ouderdom. Amen.
KORTE INHOUD DER TOESPRAAK IN DE
Magdalena, na den goeden weg te hebben ingeslagen, heeft daarop volhard. Meer en meer nam zij in de liefde tot Jesus toe. Haar voorbeeld, g. k. moet gij volgen. Weinig baat het den mensch goed aan te vangen , God ziet niet naar het begin, maar naar het einde. Wij moeten zoo loopen , dat wij den prijs ontvangen, en die hangt aan het einde van de baan. Het ontvangen der h. Communie zal u in die volharding tot een krachtig hulpmiddel zijn. Nadert dikwerf tot de h. Communie , maar steeds met goede voorbereiding. Dat zal de brandstof zijn waardoor gii het vuur uwer liefde meer en meer zult doen ontbranden. Vernieuwt dan nu uwe beloften van trouw aan God, door nogmaals te herhalen wat gij in het Doopsel door uwe borgen beloofd hebt. Maakt daarbij het vast besluit, niettogenstaande alle moeijelijkheden tot aan het einde van uw leven in de vervulling daarvan te volharden.
Heeft Magdalena Jesus zoo zeer bemind, gewis de moeder van Jesus deelde in hare liefde. Wij zien haar dan ook op den Calvarieberg in gezelschap van Maria,
104
Door haar voorbeeld is zij aangemoedigd, door haar steun gesterkt om op den goeden weg voort te gaan. Maria zij dan ook uw voorbeeld . uw steun. Wijdt u zeiven aan Maria toe, en zij zal u nooit verlaten maar u steeds hare magtige bescherming doen ondervinden.
Bladz. 4 |
hen beloofd |
in: |
hun beloofd. |
» ■gt; |
hen vroeg |
»5 |
hun vroeg. |
„ ö |
hen verzekerd |
hun verzekerd. | |
hen gezegd |
»gt; |
hun gezegd. | |
„ 10 |
hen beloofd |
gt;5 |
hun beloofd. |
H |
hen geschonken |
gt;3 |
hun geschonken. |
„ 28 |
geloo fshclijdenis |
gt;5 |
doopbelofte. |
„ 33 |
metgezel |
gt;3 |
medgezel. |
47 |
in aantocht |
in aantogt. | |
„ 77 |
mogen zien |
mogten zien. | |
„ 88 |
lichamelijk. |
»3 |
ligchamelijk |
)