VAN DE
DOOB. DEN
jiERW. J3ATER J^R. jh.. j^OELL, O, fR.
BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT _ UTRECHT
il
i i:
COLL. THOMAASSE ,
Nf. -1
quot;V^isr quot;WEES a Snelpers Boek- en Jluziekdrukkerij.
1879.
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
invriPIRIDVE.A-TTTIEl-Datum in HOEVEN, hac 16a Novembris 1878.
C. VAN DEK VBKEBN, Libr. Censor,
Snelpersdruk, Eduard van Wees, Breda.
VAN DE
Eerste I-Iooixlfstxilr.
^lic, en lioe voorlrcffi lijk de j], Birgilla was voor God cn do, monsclicn.
en wijs en verstandig mensch vraagt nooit ojd helderen dag, waar de zou is, noch wat de zou is; want dit schoone oog der wereld, deze kostbare spiegel der godheid, deze bron des lichts, eu dit wonderwerk, dat zich zonder ophouden heen en weer rolt eu vau de eene plaats naar de andere gaat, is zoo klaar en duidelijk dat men slechts de oogen behoeft te openen om zijn bloeiende schoonheid te begrijpen , daarin behagen te vinden, en zich te verwonderen over zijne bekoorlijkheden die op bevallige wijze hare almacht doen gevoelen.
HET LEVEN VAN
4
Nu, ik houd het er voor, dat de H. Birgitta, ua onze lieve Vrouw, de vrouw dezer wereld geweest is, die het meest overeenkomt met, en gelijkt op de hemelsche openharing van den H. Joannes: want men kan zeggen, en in waarheid , dat zij de maan onder hare voeten heeft gehad, de schoone sterren op haar hoofd in de gedaante eener kostbare kroon, en dat zij als een koningin versierd is geweest met den glans der zon, waarmede zij bekleed was, en waardoor zij geheel schitterend was, en voor praalkleed, borduursel en paarlen niets anders had, dan duizenden stralenglansen, die elkeen de oogen verblinden. Zij hield den voet harer neigingen en begeerten op de maan, en op de onbestendigheid der wankelbare en vergankelijke dingen der aarde. Hare gedachten waren zoo zuiver en verheven, dat zij niets betrachtte dan goddelijke zaken, zuivere gesprekken en hemelsche liefde. Zij was door God voorkomen met zoo vele verlichtingen en zoo vele schoone en zeer zekere openbaringen, dat het schijnt, dat zij steeds geleefd heeft in den glans der zon en in de stralen der godheid, en geheel en al opgetogen in God. Het is derhalve waar, dat, evenals de vrouw der geheimzinnige openbaring versierd was, met een kostbaren schat van hemelschen rijkdom, de zon, de maan en de sterren, zoo ook deze H. Vrouw bijzonder begiftigd en gunstig versierd was met den kost-
DE H. BIRG1TTA
5
baren schat aller voortreffelijke deugden, die in den hemel der Kerk verspreid waren. Wanneer gij mij dus vraagt wie en wat de H. Birgitta was, zoo zeg ik u met een enkel woord; Zij is een Compendium of kort begrip van alle deugden, welke aL.e heilige mannen en vrouwen op deze wereld bezeten hebben. En even als de mensch een microscosmos, eene kleine wereld genoemd wordt, en de inhoud dezer groote wereld, zoo ook zeg ik u, dat de H. Birgitta is een microseosmus of kleine wereld, eene Kerk in een klein bestek, en de inhoud van alle deugden der wereld. Dat alles zal men duidelijk zien, in het verhaal baars levens, eu men zal het nog veel beter zien, wanneer ik haar hart kon openen en u één voor één al de plooien en schuilhoeken barer ziel, waarin alle schatten veiborgen zijn, kon ontplooien. Gij vraagt mij wie is de H, Birgitta? Ik antwoord u • zjj is die vrouw, welke de koning Salomon zoo ijverig zocht en nimmer op aarde kon vinden. Wie zal eene kloeke vrouw vinden, zegt hij, hare waarde is verre buiten de uiterste palen. Het hart zegt mij, dat, zoo hij tot groot geluk, deze heilige, ten minste in een visioen had aangetroffen, hij zou gezegd hebben, dat zij het was, die hij zoo lang gezocht had. Gij zult haar weldra strijd zien voeren met alle elementen, de opgezwollen zee en hare woede zien trotseeren, zonder te verbleeken of te zuchten
HET LEVEN VAN
8
het noorden, en onder den kwaden moordenaar want, zoo spreken zij, wijl van het noorden al het kwaad komt, dat haar zoon gekruisigd heeft, zoo komt zij daartusschen en op deze zijde, zoowel om den loop en het voortgaan van het kwaad te stuiten, als om het bloed en de barmhartigheid baars Zoons over de arme zondaars af te trekken, en eene middelares te zijn tusschen Jesus en de kinderen van het noorden, en de doodzonde. Waarom zou men niet iets dergelijks mogen zeggen van de roemwaardige H. Birgitta, geboren in de noorder landen, waar de natuur bgua altijd bevrozen en alle deugden zeer verkoeld zijn. God immers heeft deze vrouw opgewekt om deze koude harten van het noorden door de vlammen barer liefde te verwarmen, en het daglicht te brengen in de dikke duisternissen dezer landstreken, die bijna in eeuwigen nacht verzonken liggen; en eindelijk om deze volkeren te verlichten met hemelsehe glansen, en den stroom te stremmen of tegen te houden van hun on gereld leven door het voorbeeld barer heiligheid, en den glans van haar onschuldig leven. Zij is dus eigenlijk van het noorden, maar om deszelfs geluk te zijn, en van een vagevuur een paradijs te maken. Zij is daar, gelijk Judith in baar land: Ju gloria Jerusalem, tu honorifcentia populi tui etc. Gij zijt de eer van Zweden, de eer van het noorden, en de edele schat dier landen, die zoo
DE H. BIRGITTA
9
Ter verwijderd zijn van onze milddadigheid en de gematigder landstreken. Hebt gij den schat niet gezien, zegt God tot Job, die in den sneeuw verborgen is, en den rijkdom die begraven is onder het ijs, dat rimmer smelt, en onder rijp die nimmer vergaat? Ik verzeker u dat dit gevoegelijk kan gezegd worden van deze H. Weduwe, door de hand Gods gesteld onder altijddurend ijs in het noorden, als een schat van genaden, en als een kostbare hoop van edelgesteenten, en voortreffelijke hemelsche deugden. Kan dus in het algemeen en bij voorbaat gezegd worden, dat deze edele ziel der H. Birgitta een rijke verzameling of keur aller volmaaktheden is geweest, die door de Kerk in de allerreinste ziel der wereld uitgestort waren; men kan zeggen dat er weinig bekende volmaaktheden zijn, die zij niet geheel en al gehad heeft in haar hart. Zij is een uitverkoren ziel geweest, waarop men het woord des H. Geestes kan toepassen: Gratia, super gratiam muiier sensata et pudorata: Eene verstandige en kuische vrouw is meer dan een groote genade, en meer dan een groote gunst, door God geschonken, en wie een dusdanige vindt, die vroom is, hij mag onbeschroomd voor zeker houden, dat hij een grooten schat op aarde gevonden heeft. Dan dat alles zal men in het breede zien in den loop haars levens.
Van liare geboorte en de goede leekenen van haar eerste geluk.
eze sclioone morgeuzou ging op omtrent middernacht, en deze jonge doebtóè kwam ter wereld om voor hare tijden het licht der Kerk te zijn iu het jaar 1302. Haar vader was Birger, een Heer van hoogen adel iu het koningrijk Zweden, en gesproten uit een geslacht, uog edeler door zijn deugden, dau door zijn bloed. Er was daarbij een erflijke zegen in dit zeer doorluchtig geslacht, namelijk: dat haar vader, haar grootvader, overgrootvader, en zijn vader, allen een zoo groote genegenheid en liefde hadden voorden Heer Jesus en eeue zoo groote en hartelijke godsvrucht tot zijn heilig lijden, dat zij allen te bedevaart gingen naar het heilig Land om de traneu hunner godsvrucht te mengen met bet kostbaar bloed des Verlossers, en Hem hunne harten en geheel hun wezeu op te offeren. Behalve de godvruchtige oefeningen zijner voorouders placht Birger alle vrijdagen te vasten, zich te geeselen, te biechten, en het heilig Sacrament des Altaars te ontvangen. Voorwaar daar zijn lieden, waarvan gij zeggen moogt, dat zij met geeu ander doel op de wereld komen, dan om heiligen in den hemel te zijn. Hare
DE H. BIRGITTA
11
moeder heette Sigridis, eene vrouw van koninklijken bloede, die door haar vader van de Gothen afstamde. Deze was een zoo godvreezend prins, dat hij veel kerken liet bouwen, en ze zeer rijk begiftigde, om niet te spreken van zijne andere deugden. Van deze twee heerlijke stenen werd deze schoone zon geboren, die in het jaar 1302 op aarde begon te schijnen. De groote heiligen hebben dat eigen, dat de hemel-sche goedheid menigmaal iets doet bij hunne geboorte, wat wij een goed teeken-of geboortester noemen, en eene voorzegging of aanduiding is van hun overig leven, en waaruit men de plannen die God met hen heeft, gewaar wordt, loen hare moeder iu afwachting was, bevond zij zich op reis, en terwijl zij op zee was stak er een hevig onweer op, en een schrikkelijk onstuimige stormwind, die alles in stukken zou slaan, en het schip in den grond zou boren. Allen die er op waren, waren reeds in vertwijfeling ; velen waren reeds iu de zee gegaan, en het grootste gedeelte der reizigers was verdronken. Hendrik, een prins en broeder van den koning van Zweden zag deze vrouw in gevaar van schipbreuk, trok zich aanstonds haar lot aan, en zette haar uit in een sloep of bootje, zoo gelukkig, dat hij haar eindelijk redde en buiten gevaar bracht; en opdat men niet zou meenen, dat het de hulp en bemiddeling van dezen prins was, die hen van schipbreuk gered
HET LBVEU VAN
12
had, viel er den volgenden nacht eene zeldzame gebeurtenis voor, die meldenswaardig is. Terwijl Mevrouw Sigridis ter ruste lag, en den dood, die zij ontkomen was, ernstig overwoog, verscheen haar een aanzienlijk persoon, met groote heerlijkheid , en versierd met een schitterend en zeer kostbaar kleed. Neen, Sigridis, sprak zij, ontstel niet; ik kom niet hier om u te verschrikken, maar om u een onverhoopten troost te brengen. Weet, dat de weldaad, die gij gisteren op zee ontvangen hebt, een handeling des hemels is, en een gunst welke u God bewezen heeft, wegens het kind dat gij zoo zorgvuldig draagt. De dochter heeft de moeder gered, en daarom, als gij haar aanschouwt herinner u, dat zij meer aan God, dan aanuzelve toebehoort. Voed haar op als eene zaak die God toekomt, en Hem eenmaal zeer aangenaam en welgevallig zgn zal, en houd n overtuigd, dat zij het geluk van uw geslacht, en de eer van Zweden zijn zal. Zoo ook op den tijd, dat deze dageraad geboren werd, wilde God te kennen geven, wat deze jonge dochter in de toekomst zijn zoude, en waarom hij haar op deze wereld gesteld had, want hij liet een priester van een heiligen en lofwaardigen levenswandel, die naderhand om zijne verdiensten, bisschop in Zweden is geworden, in een visioen een zeer glansrijke wolk zien, alsof zij met vuur en een schoon licht vervuld ware. Midden in deze wolk zag
DE II. BIRGITTA
13
hij eene jonge dochter, zoo helder als de dag, geheel bedekt met stralen, die geheel hemelsch was. Dit klein schepsel hield een gulden boek in de rechterhand, keerde het daarin heen en weer, en lachte tevens als een Engel uit den hemel. In het begin klopte het hart van den goeden priester, en beg-on er zich eenigermate over te ontstellen, en onmiddelijk daarna werd het eensklaps met groote vreugde vervuld. En terwijl hij heenging om zich te bedenken en in zijn verstand na te gaan, wat alles toch wel beduiden mocht, en of het wellicht niet eer een valsch dan wel een waar visioen was, hoorde hij een stem, die uit de wolken voortkwam , en hem deze woorden toevoegde: Mijn vriend, Birger, er is eene dochter ter wereld gekomen, die hare stem aan de vier hoeken der wereld zal laten weerklinken. De uitkomst en de daad, die daarop gevolgd zijn, hebben duidelijk getoond dat het een Engel uit den hemel geweest is, welke deze goede tijding aan de wereld gebracht heeft. Want welke streek of land is er onder den hemel, waar de glans barer goddelijke openbaringen niet heeft geschenen ? en wie is zoo vreemd in deze wereld, of zoo weinig te huis in goede boeken, dat hij de schelle stem dezer bruid van Jesus Christus niet gehoord heeft, van het orakel of den mond Gods ten hare tijde, en het voorwerp van bewondering voor alle tijden en geweten?
HET LEVEN VAN
14
Hare vrome moeder had niet lang genot van dezen hemelschen schat, want nadat zij nog een weinig tijds zeer godvruchtig had geleefd, stierf zij heilig en troostte een ieder in haren dood: alleen smartte het haar zeer, dat /ij hare kleine dochter, die nog in de wieg lag, verlaten moest. Maar wijl zij zeer wijs en verstandig was, gaf zij haar over aan de moederlijke zorg van de goddelijke Voorzienigheid, en beval haar aan Birger, haar man, aan, als haar eigen bart. Deze godvreezende vader gaf haar aan zijn zuster over, en liet haar door deze opvoeden, in de overtuiging, dat zij veeleer een trouwe moeder dan een eenvoudige voogdes zijn zou. Deze deugdzame vroliw ontving dit hemelsch geschenk van de hand Gods, en droeg er buitengewoon groote zorg voor. De eerste driejaren gingen voorbij, zonder dat het kind een enkel woord sprak. Men meende dat het stom was; van natuur ware zij het welligt geweest, maar God maakte haar sprekend, zoodat zij, evenals de kleine Joannes Baptista, de stem van den Heer Jesus Christus was, om de geheele wereld te leeren en te onderrichten. De tong der genade spreekt veel beter, dan de tong der natuur en het zijn werken Gods de stommen sprekend, de lammen gaande, en de dooden levend te maken, opdat men zou inzien dat het veeleer wonderen zijner goedheid zijn, dan het werk der bloote natuur. Onmiddelijk daarna (na die
DE H. BIEGITTA
drie jaren) begon zij te spreken en zoo goed, alsof zij nooit iets anders gedaan had. De H. Geest leert in een oogenblik, ontbindt alle zenuwen, schikt en stemt alle organen en laat genoegzaam merken, dat Hij het is, die spreekt door diegenen, welke Hij daartoe gebruiken wil. Haie uitspanningen en kinderspelen waren zoo geheel onschuldig, dat gij, zoo gij haar gezien hadt, haar zeker voor een Engel uit den hemel zoudt gehouden hebben. Niets was zoo lieftallig, zoo natuurlijk, zoo hupsch als zij. In haar zevende jaar overkwam haar iets zeer zeldzaams daar God zijne gunsten wilde beginnen met een wonderbaar visioen. Eens toen deze jonge dochter op haar bedje lag, en als een eenvoudig duifje innighjk zuchtte en treurde, zag zij tegenover haar bed een altaar, en wel een altaar geheel van goud en omgeven met groot licht. Het scheen haar dat zij eensklaps opstond en ijlings liep om op beide knieën neer te vallen voor dit zoo rijk gesierd altaar. Ach! welk een sclirik ontstelde dat jeugdige hart, want zij zag een vrouw vol majesteit, schooner dan de zon, en van een zoo vriendelijk en liefelijk uitzicht, dat haar niets kon overtreffen Zij kende toen onze Lieve Vrouw nog niet, naderhand evenwel kende zij haar goed.
Toen zij daar nu op hare knieën zat, geheel buiten zich zelve en in verrukking, zag zij, dat deze vrouw eene heerlijke kroon in de hand
15
HET LEVEN VAN
hield, scliitterend als de stralen der zon, en zij hoorde hare stem, die haar zeide: Birgitta mijne lieve dochter, kom hier? Wilt gij deze schoone kroon hebben om uw hoofd daarmee te sieren ï
Het arme en onschuldige kind was zoo verschrikt , dat het de spraak niet kon herkrijgen om een enkel woord te antwoorden. Toen zij echter gedwongen werd, zeide zij eindelijk, dat zij daarmede tevreden was, zoo men haar deze groote eer wilde aandoen. Onmiddelijk daarop plaatste de H. Maagd haar die kostbare kroon op haar maagdelijk hoofd, en het scheen deze dochter toe, alsof men haar een krans en een zeer kostbare kroon op het hoofd zette: zij wist evenwel niet, wat dit alles beteekende. Heb een weinig geduld, lieve Lezer, totdat het tijd is om u te zeggen, wat dit beteekende; gij zult het op zijn tijd weten en zeer blij zijn. Ga nu slechts na, hoedanig de kindsheid moet geweest zijn, eener dochter, die zoo zeer door onzen Heer Jesus en onze Lieve Vrouw bemind werd. Haar leven zegt ons, dat zij de zedigheid zelve was; men zag eene maagdelijke verlegenheid op haar engelachtig gelaat, hare duiven-oogjes toonden eene groote eenvoudigheid aan, alle deugden hadden vermaak met haar, en er was niets liefelijker en bevalliger dan dit hemelsch kind. Moest de reinheid haars harten niet groot zijn, wgl men het goddelijk kind Jesus, de
16
DE H. BIRGITTi
lofwaardige Maagd, en de Engelen des hemels een hemelscli spel met haar zag spelen? Welk een hart moet zij dan niet gehad hebben, en welk een goddelijke ziel, om geschikt te zijn voor deze hemelsche genoegens en onvergelijkbare gemeenzaamheid ? Eens, toen zij tien of twaalf jaren oud was, borduurde zij met hare speel-genooten op wit satijn, en naaide er bloemen op van zeer fijne zijde, welke zy langzamerhand versierde en afwerkte. Hare moei was zeer verwonderd eene maagd bij haar te zien, schoon als het morgenrood, welke met de eene hand het witte satijn bij een punt vast hield om het te spannen en met de andere Birgitta's hand bestierde, of in hare plaats bloemen daarop stikte en het werk gedeeltelijk zelf deed. Men zegt, dat er lieden geweest zijn, die zoo buitensporige liefhebbers van schoone bloemen waren, dat zij voor een enkele daarvan een hand vol pistolen (gouden munten) gaven, en geene kosten ontzagen, alleen om die schoone bloem te verkrijgen. Ach, zou men geen tonnen gouds geven, om slechts een enkele dezer bloemen te erlangen , gemaakt door de hand van de koningin der Engelen, met zijde eu goud uit het paradijs en bijna even zooveel voor een, dergenen, welke half door de H. Birgitta en half door onze Lieve Vrouw, welke hare hand bestierde, gemaakt zijn ? Al gaf men ook de geheele wereld om dit satijn te koopen, geheel bedekt met
17
HET LEVEN VAN
borduurwerk van onze Lieve Vrouw en opgelegd met hemelsch goud, zoo gaf men nog de helftder waarde niet. Dan het hart zegt mij, dat op hetzelfde oogenblik, dat de Allerheiligste Maagd voor de vrome dochter deze bloemen Van allerhande kleuren half afwerkte, zij ook over haar hart ademde, en daarin onsterfelijke hemelbloemen zaaide, en een eeuwige lente bracht van Gods genade, die zij haar veroorzaakte. Hare goede moei welke alles zag, vroeg haar lieve nicht, wie die jonkvrouw was, die haar zoo vriendelijk en trouw hielp borduren; het vrome kind werd schaamrood, en wist niet , wat zij zeggen zou, want zij alleen had niemand gezien, en wist niet wat haar tante bedoelde, weende luide en bekende ronduit, dat, ofschoon zij degene, die haar geholpen had niet gezien had, haar hart toch wel iets heel buitengewoons ondervonden had en niet wist van waar die zoete geur tot haar kwam. Hare moei sloot dit satijn op en legde het bij hare heiligdommen.
Het is iets verwonderlijks, dat genoegen wat God heeft, om zich te openbaren aan die kleine zielen, wit gemaakt in de onschuld, en alleen gedrenkt door de maagdelijke melk der deugden. Eens gebeurde het, dat, toen de kleine Birgitta eeu sermoon gehoord had over het lijden des Heeren, zij zoo smartelijk aangedaan was, en haar hart zoo zeer tot medelijden bewogen werd, dat zij daarover heete tranen stortte: den vol-
18
DE H. BIRGITTA
geuden nacht verscheen haar de Heer Jesus geheel verscheurd en bebloed. Zij ontstelde daarvan, en daar zij meende, dat men haren Verlosser op dien dag gekruist had, zeide zij hem: O, lieve Heer mijner ziel, wie heeft Ü zoo mishandeld en toegetakeld ? O, wat wreedheid! Onze Verlosser antwoordde haar, dat zij, die zijne genaden gering achten Hem alle dagen op nieuw kruisten, de overmaat zijner einde-looze liefde verachtende: en terwijl Hij sprak werd haar hart zoo zeer met smarten doorboord, dat er bijna geen dag haars levens voorbijging, waarop zij geen buitengewoon groot medelijden met den gekruisten lieer Jesus gevoelde, en zijn heilig lijden nooit meer overwoog zonder overvloedig tranen te storten. Het was geen godvruchtig gevoel door eenigen ijver ojigewekt, maar het was eene smart, welke zij geheel haar leven tot in het graf met zich droeg.
Toen de booze vijand de stemming dezer jonge dochter zag, stelde hij zich aan, alsoi hij razend was; hij vermoedde reeds, dat zij hem na verloop van tijd veel onheil zou berokkenen : om dezen storm te voorkomen, die al zijn plannen in de war zou brengen, verscheen hij haar eens in eene zeer leelijke en afschuwelijke gedaante. Het arme kind stond geheel verschrikt in alle haast op en liep naar de voeten van het kruisbeeld om hulp af te bidden. De ellendige satan verscheen haar
19
HET LEVEN VAN
20
andermaal om haar te verschrikken, en haar van hare ijverige godvruchtige oefeningen af te houden. Maar God dwong hem haar te zeggen: A.ch, Cirgitta ik kan u geen kwaad doen, als de gekruiste het mij niet toelaat, en ach! daarvoor wacht hij zich wel. Hoe dikwijls vond men haar met tranen overgoten en dag en nacht biddende; en wanneer hare vrome moei haar met geweld praamde en zeide: mijn lieve nicht waarom weent gij zoo zeer, en waarom vloeien deze twee beken van tranen ? Heeft u iemand leed gedaan, of heeft u een geest eenig gebed geleerd, wat u zoozeer beweegt ? Ach neen , tante , sprak zij, het kruisbeeld en die daaraan hangt ontrukken mij deze tranen; mijn hart kan nimmer aan zijn bitter en liefdevol lijden denken, zonder dat het in tranen smelte en ze beiden mijn oogen doet ontrollen.
\an Iiarcn huwelijkon slaat en de kinderen, die God haar schonk.
et had veel moeite gekost haar over te halen om op den huwelijken staat te denken; want dit maagdelijk hart kon aan geen andere bruiloft denken, dan aan de bruiloft van het onbevlekte Lam. Voorzeker hij die eenmaal den geur geroken heeft van de leliën der maagdelijkheid, en de zoetheid der rozen en reinheid geproefd heeft, die kan geen smaak meer vinden in de wereld, welke de wellust zijns harten in gevaar brengt. De heer Birger wendde daarvoor al zijn verstand en welsprekendheid aan, hij gebruikte zachte en harde woorden, en al het mogelijk geweld wat een vader op zijn kind kan uitoefenen. Toen de arme dochter hoorde, dat men van gehoorzaamheid sprak, en vooral, wijl men haar zei de, dat het Gods wil was , dat zij hare gedachten op den huwelijken staat zou stellen, weende zij herhaalde malen, blikte wel duizendmaal ten hemel, en toen zij eindelijk zag, dat het niet anders zijn kon, offerde zij zich op, op het altaar der gehoorzaamheid, en gaf zich geheel en al over aan de goddelijke Voorzienigheid. Wie kent, zoo sprak zij, de diepe geheimen
HET LEVEN VAN
22
Gods en zijn ondoorgrondelijk plan. Een ieder racet zijn, wat God wil, dat hij zij; in alle staten kan men heilig worden, wanneer God ons daartoe roept. 0 miju hart, laten wij ons eigen genoegen verlaten en opgeven, en het welbehagen van God zoeken, en ons geheel beschikbaar stellen aan zijne heilige voorzienigheid. Laten wij beter doen, laten wij eene maagdelijke ziel in een gehuwd lichaam bewaren; laten wij het lichaam aan den echtgenoot, het hart geheel aan God geven. Men zegt, dat de on-schuldigen in den Babijlonischen vuuroven niet konden verbrand worden; wellicht zal het hart in het vuur des huwelijks zoo onschuldig zijn, dat het geen prikkel zal gewaar worden van dat vuur, wat het nooit met zijnen zin zal beminnen. De zuiverheid in den huwelijken staat gepaard aan diepen ootmoed, zal wellicht zoo aangenaam en nog aangenamer zijn, dan een dwaze maagdelijkheid zonder het licht des verstands, zonder den olie der teedere gehoorzaamheid en die niets anders in hare lamp heeft dan een zeer lichten rook, naar ijdelheid en dwaze hoovaardij riekende. Er was een zeer schoone gelegenheid voorhanden en eene tegenpartij van een adelijk geslacht, namelijk Ulpho, prins van Nericië, een heer nog wel jong van jaren, maar zeer oud van verstand, en bezield met eene zeldzame godsvrucht. De voorwaarden werden gemaakt, het huwelijk aangegaan, en
DE H. B1KGXTTA
de bruiloft werd gevierd met koninklijke pracht. Zij waren een geheel jaar en meer nog ver-eenigd, en beschouwden elkander als de twee Serafijnen in den Tempel, die elkander met een eerbiedig oog aanzagen, zonder dat ooit de eene bij den anderen kwam. Zoo ook was het leven, dat deze twee jonge echtelieden gedurende twaalf maanden en langer nog leidden, een geheel Engelachtig leven. Zij smeekten God immer, dat, zoo Hij hun heiligen in den hemel wilde geven, zij tevreden zouden zijn erfgenamen en kinderen ter wereld te brengen , doch anders niet. De geschiedenis zal ons toonen, dat zij verhoord zijn geworden, en zal ons tevens wijzen op de rozenknoppen, welke uit het doornen bosch van den huwelijken staat voortgekomen zijn.
Zij hadden acht kinderen, vier zonen en vier dochters, namelijk: Karei, Birger, Bene-dictus, Gudmarus, Merita, Catharina, Inge-burgis en Cecilia, en de zegen Gods liet zich blijkbaar bespeuren in dit doorluchtig geslacht. Men kan in waarheid zeggen, dat zij allen meer kinderen des gebeds en der deugden, dan wel der natuur waren. Want deze vrome moeder bracht vele nachten door op den harden grond liggende, en had niets onder haar teeder lichaam dan een plank, en zij overwoog meer dan zij sliep. Haar man bewonderde hare deugd, en vereerde haar zoo zeer, dat hij haar den gaiischen
23
HET LEVEN VAN
22
Gods en zijn ondoorgrondelijk plan. Een ieder racet zijn, wat God wil, dat hij zij; in alle staten kan men heilig worden, wanneer God ons daartoe roept. 0 miju hart, laten wij ons eigen genoegen verlaten en opgeven, en het welbehagen van God zoeken, en ons geheel beschikbaar stellen aan zijne heilige voorzienigheid. Laten wij beter doen, laten wij eene maagdelijke ziel in een gehuwd lichaam bewaren; laten wij het lichaam aan den echtgenoot, het hart geheel aan God geven. Men zegt, dat de on-schuldigen in den Babijlonischen vuuroven niet konden verbrand worden; wellicht zal het hart in het vuur des huwelijks zoo onschuldig zijn, dat het geen prikkel zal gewaar worden van dat vuur, wat het nooit met zijnen zin zal beminnen. De zuiverheid in den huwelijken staat gepaard aan diepen ootmoed, zal wellicht zoo aangenaam en nog aangenamer zijn, dan een dwaze maagdelijkheid zonder het licht des verstands, zonder den olie der teedere gehoorzaamheid en die niets anders in hare lamp heeft dan een zeer lichten rook, naar ijdelheid en dwaze hoovaardij riekende. Er was een zeer schoone gelegenheid voorhanden en eene tegenpartij van een adelijk geslacht, namelijk Ulpho, prins van Nericië, een heer nog wel jong van jaren, maar zeer oud van verstand, en bezield met eene zeldzame godsvrucht. De voorwaarden werden gemaakt, het huwelijk aangegaan, en
DE H. B1KGXTTA
de bruiloft werd gevierd met koninklijke pracht. Zij waren een geheel jaar en meer nog ver-eenigd, en beschouwden elkander als de twee Serafijnen in den Tempel, die elkander met een eerbiedig oog aanzagen, zonder dat ooit de eene bij den anderen kwam. Zoo ook was het leven, dat deze twee jonge echtelieden gedurende twaalf maanden en langer nog leidden, een geheel Engelachtig leven. Zij smeekten God immer, dat, zoo Hij hun heiligen in den hemel wilde geven, zij tevreden zouden zijn erfgenamen en kinderen ter wereld te brengen , doch anders niet. De geschiedenis zal ons toonen, dat zij verhoord zijn geworden, en zal ons tevens wijzen op de rozenknoppen, welke uit het doornen bosch van den huwelijken staat voortgekomen zijn.
Zij hadden acht kinderen, vier zonen en vier dochters, namelijk: Karei, Birger, Bene-dictus, Gudmarus, Merita, Catharina, Inge-burgis en Cecilia, en de zegen Gods liet zich blijkbaar bespeuren in dit doorluchtig geslacht. Men kan in waarheid zeggen, dat zij allen meer kinderen des gebeds en der deugden, dan wel der natuur waren. Want deze vrome moeder bracht vele nachten door op den harden grond liggende, en had niets onder haar teeder lichaam dan een plank, en zij overwoog meer dan zij sliep. Haar man bewonderde hare deugd, en vereerde haar zoo zeer, dat hij haar den gaiischen
23
HET LEVEN VAN
26
Dan, om u niet te bedroeven zeg ik u ronduit, dat het de aller verhevenste koningin des Hemels was, welke kwam om haar te troosten, en hare smarten te lenigen, maar zij wilde zich niet laten vinden bij de geboorte om de reden, welke de H. Vaders geven en aanhalen, waarom zij zelfs de geboorte van de H. Elisabeth niet wilde bijwonen. Was dat niet eene overgroote genade, dat de keizerin der wereld van den hemel afsteeg om hare vromé dienstmaagd te bezoeken, en haar het hart te versterken op den grootsten lijdensdag, die haar zoo hevig kwelde.
Van bare bedcvaarlcii, van den dood van haren ediljjenoot, en van lielgeen beiden overkwam.
ie den H. Apostel Paulus goed verstaan wil, waar bij zegt: De man heilige meermalen zijne vrouw, en de vrouw ook haren man , die behoeft zijne blikken slechts te vestigen op Ulpho en Birgitta zijne vrouw. Inderdaad, dit is een dier huwelijken, die in den hemel gemaakt zijn, voor dat zij op aarde gesloten werden, en meer en beter geschikt zijn, om den hemel te vermeerderen dan de aarde te bezwaren. Hun huis was geregeld als de sterrenhemel, die zich met een zoo groote juistheid beweegt, dat men nooit de geringste wanorde daarin bespeurt. De duisternissen zelve komen zoo te pas en zoowel gelegen, dat zij den loop der natuur een bg-zondere bevalligheid geven. In dit huis hoorde men nooit iets anders dan de stem der deugd; men zag niets anders dan sterren van godsvrucht. De man stond aan den eenen kant en verrichtte zijn gebed, en vooral het ofScie of de daggetijden van O. L. Vrouw, welke hij nooit vergat; en aan den anderen kant de vrouw, en al deze onschuldige kinderen leerden van natuur en door het voorbeeld hunner ouders de godsvrucht.
HET LEVEN VAN
28
Ik heb reeds gezegd, dat dit geslacht een bijzondere genade en zegen van God ondervond en eene groote en heilige neiging had om eene schoone bedevaart te doen. Daarom besloten zij naar St. Jacobus in Gallicië te trekken, om gansch Spanje te doorreizen, een voetval te doen voor dezen H. Apostel, hun voorgaand leven te onderzoeken, en door eene algemeene biecht hun geweten geheel te reinigen. In het Hooglied van Salomon noemt men de bruid van Jesus Christus en eene vrome ziel eene duif, die heel nabij den oever van een stroom woont vol helder water. Deze vogel doet den ganschen dag door niets anders, dan zich spiegelen in dezen vlietenden spiegel, en als hij bij de stralen der zon alle vlekken zijns lichaams zoo wit als sneeuw bekeken heeft, tracht hij niettemin dit sneeuwwit, nog witter te maken, en alles te wasschen wat den glans kan verduisteren dezer schoone kleuren , die om zijn hals schitteren als een halsband van allerhande edelgesteente. Zoo ook deden inderdaad deze twee duiven , welke als twee engelen bij elkander leefden, niets anders dan hunne zielen wasschen, reinigen en zuiveren , en haar vlekkeloos maken. Ach! waarom heeft ons de geschiedenis zoo groot onrecht aangedaan, dat zij ons niet uitvoerig verhaalt, en één voor één de daden nagaat der heldhaftige deugden, op deze onschuldige reis hunner bedevaart beoefend ? De voornaamste heilige plaatsen, welke in dien
DE H. BIRGIÏTA
29
tijd het meest beroemd waren in Spanje, bezochten zij allen te samen. Het hart zegt my, de Heiligen, die daar vereerd werden konden niet nalaten de H. Birgitta te betuigen en te bewijzen, welke vreugd zij gevoelden bij haar bezoek, en hoe aangenaam dit alles aan God was. Ik weet wel, dat ons de jaarboeken voor zeker aangeven, dat juist in hetzelfde jaar, dat men te Liesz in At recht een abt koos, een adelijk vrijheer van den koning van Zweden, prins van Nericië, met zyn gemalin en acht kinderen van St. Jacob aankwamen, waar zij heen gegaan waren ter bedevaart. Zij waren allen gelogeerd in de Lombarder straat. Toen hij (Ulpho) daar echter ziek werd, werd hij naar de stad gedragen en geherbergd bij een koorheer van onze Lieve Vrouw; den zoon van den Heer Bazentini (daar heeft ook Ludovicus XI gelegen in het jaar 1477). Nu deze goede prins werd van dag tot dag erger en kwam op zijn uiterste. Hij ontving het Heilig Lichaam van Jesus Christus en het heilig Oliesel uit de handen van den Heer Andreas Chini, in dien tijd bisschop van Atrecht en een geboren Florentijner. Het verwondert mij, dat zij beiden niet gestorven zyn, na die eindelooze moeite en ongemakken , die zij hadden moeten uitstaan op zoovele en lastige reizen. De vrome Birgitta was even ziek in hare ziel, als haar man in ziju lichaam zijn kon. Zoo handelt de liefde
HET LEVEN VAN
Gods altijd en wondt het hart met den pijl van het ware medelijden, op hetzelfde oogenblik, dat de kwaal diegenen pijnigt, die men hartelijk bemint. Zij wendde daarom alle zorgen en middelen, alles aan , wat zij kon. Voornamelijk nam zij volgens hare loffelijke gewoonte haren toevlucht tot den hemel en tot God haren getrouwen Heer. Onmiddelijk daarop verscheen haar en kwam tot haar de glorierijke H. Dionysius voor wien zij eene bijzondere liefde had, en wien zij eene hartelijke godsvrucht toedroeg. En toen zij hem zag, gevoelde zij op hetzelfde oogenblik meer vreugd en grooteren eerbied, dan schrik. Hij sprak haar aldus aan. Ik ben Dionysius, die van Rome naar Frankrijk ben gezonden om het geloof van Jesus Christus
O O
daar te verkondigen; ik weet dat gij mij groote en hartelijke godsvracht toedraagt. Daarom heeft mij God bevolen voor U en al wat U aangaat groote zorg te dragen. Weet derhalve dat God zich van u wil bedienen en n aan de wereld wil voorstellen, om te schitteren in zijn heilig huis. Het werd dan ook voorzegd, dat zij naar Rome en Jerusalem zoude reizen en eindelijk te Rome zou sterven. Welnu, opdat gij niet zoudt denken, dat het een bedrog of valsche verschijning is, zoo geef ik u dit teeken der waarheid, dat namelijk uw man niet zal sterven aan deze ziekte. Dit alles geschiedde letterlijk, zooals het voorzegd was.
30
DE H. BIBGITTA
Want zie, de Heer, Ulpho herkreeg binnen weinige dagen zijne vroegere krachten, werd weer frisch en gezond, en zij begaven zich wederom spoedig op weg om hunne reis te voltooien, die zoo gelukkig afliep, dat zij eindelijk in Zweden terugkwamen. Ach wisten wij toch wat haar de H. Jacobus en al de heiligen, die zij in Spanje bezocht hadden , gezegd hebben, en onze Lieve Vrouw zelve, alsook de Heer Jesus en de H. Geest, die dit hart zoo teeder beminde, en tot zoo vele wondervolle zaken beschikte, zooals gij op de rechte plaats zult zien. Dit zijn geslotea brieven voor den gewonen mensch. God alleen leest daarin wat Hij zelf daarin gegrift heeft en wat daar omgaat.
Ach! ik voorzag wel, wat de geschiedenis meldt, dat deze man, wijl hij een zoo heilig leven leidde in de wereld, niet lang daarin blijven kon. De groote pracht en het gedruisch der wereld is weinig geschikt om recht naar God te streven, niets anders te gedenken dan God, en niet anders te leven dan door God en om God. Deze uitgestrektheid en kring is zeer gevaarlijk voor de deugd, welke overal besmettelijke ziekten daarin vindt, en zich moeilijk daarin kan ophouden zonder dat de sterke glans en praal barer eenvoudigheid en onschuld niet verschiet en vergaat. God van den eenen kant door den geheimen drang, nu door den invloed
31
HET LEVBN VAN
32
op zijn hart, zijne vrouw van den anderen kant door hare krachtige gesprekken over de ijdelheid der tijdelijke zaken, de deugd zijner ziel, het verlangen om in het midden der eenzaamheid te leven, en in de stilte van een rustig leven , afgezonderd van het gewoel van het verkeer der menschen, dit alles bewerkte, dat deze deugdzame heer besloot alles te verlaten en een dienaar Gods te worden in het klooster te Alvaste van het Cistercienser orde. Dit geschiedde met toestemming der partijen en volgens de formulen der Roomsche Kerk en liep zeer goed af. Want de geschiedschrijvers melden ons, dat hij een zeer voorbeeldig leven daarin leidde en heilig eindigde. De goedheid Gods heeft het eigen, dat zij alles met zoo groote lieflijkheid schikt, dat alles geschiedt, gelijk zoo als zij het hebben willen, en geleidt ons bij de hand naar de plaats des eeuwigen heils. Dezen vromen heiligen beviel het beter en boezemde het meer belang in goed te leven, dan wel te spreken. Daarom heeft zij ons het geheel leven van dezen vromen vorst in twee woorden beschreven, namelijk, dat hij een goed kloosterling was, en dat bij stierf zooals de heiligen sterven. Wijl zij niet gewild heeft dat wij meer daarvan zouden weten , en ons verwijst naar de kronijken en jaarboeken der eeuwigheid, zoo zullen wij daarin berusten en door een diep stilzwijgen de groote deugden van dezen H. Man vereeren,
DE H. BIRGITTA
die uiemand behalve den hemel bekend is. Verbeeld u thans de vreugd der H. Birgitta, toen zij zag dat zij eindelijk van het juk des huwelijks ontslagen was en wederom de vrijheid der kinderen Gods had terug bekomen, en dat zij verder niets te doen had dan onzen lieven Heer tevreden te stellen. Zij verdubbelde haren ijver en hare godsvrucht; haar hart was niet meer verdeeld, hare zinnen en genegenheden niet meer verstrooid, zij behoorde geheel aan God en aan den hemel. Hare voorzichtigheid had eene zoodanige regeling en schikking gemaakt voor de opvoeding barer kinderen, dat zij in deze lastige zorgen geen hinderpaal vond, en hare godvruchtige oefeniugen hierdoor niet gestoord werden. Wie ooit eene weduwe gezien heeft, zooals de H. Paulus haar beschrijft en wenscht, die moest deze vrome princes zien. Niets was zoo zedig, niets zoo kuisch, niets zoo geregeld als haar leven. Zij was een zuchtende tortelduif in haar gebed, een onschuldige duif in haren omgang, en een Phenix die alleen leefde in de welriekende vlammen der goddelijke openbaringen en van het hemelsche vuur. Alle goederen van haar hnis waren in bepaalde gedeelten verdeeld. Een ieder gaf zij het zijne, en maakte de deelen zoo gelijk, en met zooveel verstand dat zij al hare kinderen volmaakt wel voorzag en hun een grooten vrede en meer dan eene broederlijke vriendschap naliet. God, die
33
HET LEVEN VAN
voornemens was zich van haar voor goed te bedienen, stortte haar een vurig verlangen in den geest en eene groote begeerte om te weten, wat van haar geworden zou. Als zij nu eens in eene hooge beschouwing verdiept was, hoorde zij eene stem, die uit den hemel kwam, en deze zelfde woorden tot haar sprak: Birgitta, ik ben de Heer, uw God, en ik wil met u spreken volgens mijn believen. Gij zult voortaan mijne bruid zijn, en uw mond zal een kanaal zijn, waardoor ik het water mijner kennis wil leiden. Birgitta verschrok daardoor, en vreesde voor een bedrog van den bozen geest. Dan, zij werd aanstonds versterkt door diezelfde stem, welke haar duidelijk zeide: Mijne dochter vrees niet, ik ben de Schepper der wereld, die tot u spreek, en ik wil mij van uw woord bedienen tot heil veler zielen . die dit hoog noodig
' O O
hebben. Opdat gij echter des te zekerder moget zijn, zoo verhaal den Doctor Mathias, uw biechtvader, een zeer voorzichtig man, alles wat ik u zeggen zal. Hij weet de geesten te onderscheiden, en zal u zeker zeggen, wat van mij zal komen'j en wat niet. Dat stelde deze vrouw op nieuw gerust, en zij deed voortaan niets meer in haar leven, zonder niet allen ernst God geraadpleegd te hebben, en vervolgens met dezen vromen Leeraar, dien God haar had aangewezen als den bestierder in hare godvruchtige oefeningen, gesproken te hebben.
34
DE H. BIKGITTA
35
Hij, die alleen de visioenen en inwendige verlichtingen en inspraken zijner ziel opvolgt, is zeer vatbaar voor valscbe visioenen en zeer genegen halstarrig te zijn en ziju eigen wil te volgen. Daarentegen, hij, die alleen zijn bestierder of biechtvader, zoo hij verstandig is, volgt, lijdt niet zoo groot gevaar; zoo God en de biechtvader het eens zijn, en zegt de eene wat de andere zegt, dan is dit een zeker teeken, dat men ongetwijfeld op den weg Gods wandelt, zonder gevaar van te struikelen en leelijk bedrogen te worden. Op dezen grondslag vestigde de H. Birgitta haai leven en al haar doen en laten, en vertrouwde nooit noch visioenen, noch verrukkingen, zoo niet de biechtvader haar een sterke verzekering daarvan gaf. Zij, die van ons geslacht en mij gelijk zijn, zeide zij, zijn zeer geneigd om zich te laten bedriegen. Zij houden lichtelijk de sterke inbeeldingen voor verschijningen, en vrat zij vurig verlangen, meenen zij wezenlijk te hooren en te zien, en niets ter wereld duidelijker dan dat. Wij willen veel te graag meer dan anderen verlicht schijnen en meenen dat wij boven anderen verlichtingen en genaden ontvangen. Helaas! ijdelheid en dwaze inbeelding, en wel des te dwazer , omdat wij ze niet erkennen, en stijfhoofdig willen, dat er niets zoo waarachtig is als deze. Het kan derhalve in waarheid gezegd worden, dat het meestendeels zwakheid van hoofd is, en
HET LEVEN VAN
36
een • geheime hoovaardigheid, die ons aanzet om te gelooven dat wij zeer ingetogen, godvruchtig , verlicht en door God begunstig zijn boven alle anderen. Wat mij betreft, ik wil altijd twee goede en onverwerpelijke getuigen hebben in al mijne werken, te weten God en mijn biechtvader. Zoo zij het eens zyn, zal ik geen twijfel hebben; zoo zij het niet eens zijn, zal ik mijn God en Heer zeggen, dat Hy mij vrij late om te gelooven, wanneer Hij alleen staat en tegenover mijn biechtvader. Dan , daar Hij mij mijn biechtvader aanwijst, als den mond Gods, zoo wil ik datgene, wat Hij mij zegt aanzien, alsof God het mij zeide: en de overige openbaringen wil ik voor bedriegerijen en voor verdacht houden, zoolang en zoo dikwijls totdat mij verklaard wordt, dat ik ze zonder vrees kan gelooven. Want, ik voor mij, ik vertrouw mij zelve geenszins, en al heb ik dan ook, naar mijne meeniug, eene nog zoo goede meening, ik houd mij toch voor verdacht. En dit is mijn vast besluit en voornemen.
Van de orde des Zaligmakers, geslicht door de H. Birgilla, en Yao den grooten slrijd die daarover onlslaan is.
om een leger bij eeu te brengen en
vijand in het veld te voeren, die zal lichtelijk gelooven, dat God op gelijke wijze aan de H. Birgitta bevolen heeft geestelijke legers bij een to brengen en eeu nieuw orde te stichten. De Heer Jesus, met eigen mond, bewees haar de eer, haar te bevelen dat zij een nieuw orde zou beginnen , dat men het orde des Zaligmakers Jesus zou noemen. Zij beraadslaagde hierover met den Doctor Matthias, en toeu zij bevond dat het Gods wil was, stelde zij pogingen in het werk om dezen heiligen voorslag te volvoeren. Ach, welk eeu oproer ontstond er tegen haar op het eerste geroep van dit voornemen, en welk een krijg werd er gevoerd tegen deze dappere vrouw. Hare bloedverwanten en kindereu van den eenen kant, de adelijke heereu eu dames van het land van den anderen kant begonnen haar te vervolgen en wel zeer on-
HET LEVEN VAN
38
mensehelijk. Nu eens praatte de eene, uu de andere, een ieder wierp haar voor, wat hen in den mond kwam om haar van haar voornemen af te brengen; dan weer praatten zij allen te gelijk en lieten haar rust noch duur. Hoe, zeiden zij, kan het u in de gedachten komen kloosterlinge te worden en eene nieuwe orde te stichten, daar gij eene gehuwde vrouw zijt en kinderen hebt? wat zal er dan van uwe kinderen geworden, en wien zult gij hen ter verzorging toe vertrouwen ? en wie zoude hen aannemen en zulk een last op zich nemen , zoo gij, die hunne moeder zijt, u daarvan ontlast? en zoo zij verloren gaan, wie zal er dan rekenschap voor geven, mevrouw, behalve gij alleen, omdat gij hen zoo aan hun lot overlaat? welke liefde is dat, zijne eigene kinderen te verlaten, om heen te gaan en onbekende personen op te zoeken en kloosters te bouwen ? voorwaar het is een fijne godsvrucht datgene achter te laten, waartoe men van natuur verplicht is krachtens de wet, door het Evangelie door de rechtvaardigheid, door plicht, en door alles, eu zich in den hoek eener cel met den rozenkrans bezig te houden, en daar buiten zijne kinderen den wolf in den muil te stooten. Wat voor een voorbeeld geeft gij ons: zijn huis en plicht te verlaten, om datgene te doen wat eene vrouw, die zoovele kinderen heeft, niet past, het ergste, wat wij
DE H. BIRGITTA
39
zouden kunnen doen, is u na te volgen, en, even als gij alles prijs geeft en ia den steek laat, op dezelfde wijze te handelen, en uwe kinderen zooveel kwaad laten bedrijven, als zij maar kunnen. Zou liet niet mooi zijn de moeder den rozenkrans te zien bidden, en de zonen op openbare straten God te zien ver-looclienen, en de dochters tot groote ergernis over de straat te zien loopen? Zoo gij non wildet worden, waarom zijt gij dan getrouwd? De H. Paulus beveelt wel dat eene weduwe acht moet geven op het huis, maar niet dat zij zich van de moederlijke zorgen moet ontlasten , en veel minder dat zij non zal worden. Zou het niet aardig zijn te zien dat al onze vrouwen non werden en wij monnik, dat gansch Zweden in een klooster veranderd was en dat aldus de wereld, de wet der natuur' van God en de menschen omgekeerd en vernietig werd. Er zijn eenige nietsbeduidende lieden, die, onder den schijn van in de eenzaamheid te leven, de moeite en arbeid en de gewone zorgen der menschelijke natuur schuwen en het leven in ledigheid en luiheid slijten! Wanneer om heilig te zijn men niets moet doen, niet moet arbeiden, zoo is er niets o-e-makkelijker ter wereld; maar moet men om heihg te zijn goed arbeiden en veel lijdeu in de wereld, zoo heeft voorzeker een ieder genoee te doen in zijn huis, en wellicht meer dan in
HET LEVEN VAN
40
de eenzaamheid des kloosters. Gij zeidefc ons eens, mevrouw! dat God u het huwelijk had doen aangaan en wij hebben u geloofd; wilt gij dan nu uit u zelve, scheiden, wat God vereenigd heeft? Zijt gij niet veel beter en zekerder, daar, waar u God geplaatst heeft, dan daar, waar gij u zelve uit eigen keus wilt plaatsen, en door eene zekere inbeelding van godsvrucht die u in den zin gekomen is? En daarenboven, wat nieuwe tijding is dat, wat gij ons vertelt van een nieuw orde te stichten, even alsof de menigte der oude, die goedgekeurd en bevestigd zijn niet voldoende waren. Wanneer er ieder eene wil stichten, volgens zijn goeddunken, voorzeker, mevrouw, wij zouden er spoedig meer hebben dan dagen in het jaar. Men houdt den Leeraar Matthias vooreen verstandig man, maar met verlof, dit maal heeft hij zich door uwe begeerten laten meeslepen , en daardoor zijn goeden naam zeer verminderd. Wat plan is dat? de kinderen verdoemd laten gaan, opdat de moeder zalig zou worden, daar zij toch beide zaken veel beter kon doen slagen wanneer zij hare kinderen wel onderwees in de vrees Gods, en hun een goed voorbeeld gaf, opdat zij door het aanschouwen van haar zouden leeren brave lieden te worden, en heilig gelijk hunne moeder, en ware dienaren Gods. Meent gij misschien, mevrouw! dat die gene die ons ter wereld geboren zijn (onze
DE H. BIRGITTA
kinderen) en uwe voorouders verdoemd zijn gegaan, omdat zij geene monniken en nonnen geweest zijn? Zijn zij evenwel zalig geworden, waarom verwijdert gij u dan, daar gij toch kunt zalig worden, waar gij zijt, en ons door uw goeden en wijzen raad kunt helpen zalig maken, en nog beter door het voorbeeld van uw heiligen levenswandel. Geheel Zweden en alle nazaten zullen weten, dat wij allen van een ander en tegenstrijdig gevoelen waren, en dat niemand dit boos plan heeft uitgedacht dan gij alleen. Vergeef ons, mevrouw, zoo wij op vertrouwelijke wijze de vrijheid genomen hebben u te zeggen, wat ons op het hart lag, en zoo wij misschien wat meer gedaan hebben dan pastte. Zie echter wel toe en ga langzaam te werk, als het u belieft; haast u in niets, God, de tijd en het geduld zijn diegenen, die alles wel en geheel zeker verrichten. Doet gij dit niet dan zal de schuld en de vloek alleen op n vallen en het ongeluk op uwe kinderen. Tot zoo ver die Heeren, welke nog al vurig waren en meenden dat zij het zeer wel getroffen hadden en deze heilige vrouw het hart zeer ontroerd en geheel vermurwd hadden.
Maar zij, vol zedigheid en eerzaamheid, en geheel onversaagd, lachte daarmede, en .begon te spreken met eene vaste stem, en op een meer dan vrouwelijken toon: Mijne Heeren, zeide zij wanneer uwe liefde zoo wel goddelijk
41
HET LEVEN VAN
40
de eenzaamheid des kloosters. Gij zeidefc ons eens, mevrouw! dat God u het huwelijk had doen aangaan en wij hebben u geloofd; wilt gij dan nu uit u zelve, scheiden, wat God vereenigd heeft? Zijt gij niet veel beter en zekerder, daar, waar u God geplaatst heeft, dan daar, waar gij u zelve uit eigen keus wilt plaatsen, en door eene zekere inbeelding van godsvrucht die u in den zin gekomen is? En daarenboven, wat nieuwe tijding is dat, wat gij ons vertelt van een nieuw orde te stichten, even alsof de menigte der oude, die goedgekeurd en bevestigd zijn niet voldoende waren. Wanneer er ieder eene wil stichten, volgens zijn goeddunken, voorzeker, mevrouw, wij zouden er spoedig meer hebben dan dagen in het jaar. Men houdt den Leeraar Matthias vooreen verstandig man, maar met verlof, dit maal heeft hij zich door uwe begeerten laten meeslepen , en daardoor zijn goeden naam zeer verminderd. Wat plan is dat? de kinderen verdoemd laten gaan, opdat de moeder zalig zou worden, daar zij toch beide zaken veel beter kon doen slagen wanneer zij hare kinderen wel onderwees in de vrees Gods, en hun een goed voorbeeld gaf, opdat zij door het aanschouwen van haar zouden leeren brave lieden te worden, en heilig gelijk hunne moeder, en ware dienaren Gods. Meent gij misschien, mevrouw! dat die gene die ons ter wereld geboren zijn (onze
DE H. BIRGITTA
kinderen) en uwe voorouders verdoemd zijn gegaan, omdat zij geene monniken en nonnen geweest zijn? Zijn zij evenwel zalig geworden, waarom verwijdert gij u dan, daar gij toch kunt zalig worden, waar gij zijt, en ons door uw goeden en wijzen raad kunt helpen zalig maken, en nog beter door het voorbeeld van uw heiligen levenswandel. Geheel Zweden en alle nazaten zullen weten, dat wij allen van een ander en tegenstrijdig gevoelen waren, en dat niemand dit boos plan heeft uitgedacht dan gij alleen. Vergeef ons, mevrouw, zoo wij op vertrouwelijke wijze de vrijheid genomen hebben u te zeggen, wat ons op het hart lag, en zoo wij misschien wat meer gedaan hebben dan pastte. Zie echter wel toe en ga langzaam te werk, als het u belieft; haast u in niets, God, de tijd en het geduld zijn diegenen, die alles wel en geheel zeker verrichten. Doet gij dit niet dan zal de schuld en de vloek alleen op n vallen en het ongeluk op uwe kinderen. Tot zoo ver die Heeren, welke nog al vurig waren en meenden dat zij het zeer wel getroffen hadden en deze heilige vrouw het hart zeer ontroerd en geheel vermurwd hadden.
Maar zij, vol zedigheid en eerzaamheid, en geheel onversaagd, lachte daarmede, en .begon te spreken met eene vaste stem, en op een meer dan vrouwelijken toon: Mijne Heeren, zeide zij wanneer uwe liefde zoo wel goddelijk
41
HET LEVEN VAN
44
vader en tot moeder aanstel; zoo lang zij deugdzaam zijn zullen, zullen zij goederen genoeg bezitten en meer dan zij noodig hebben; zgn zij het niet, zoo zullen zy er, zoo zij ze hebben, veel ce veel hebbeu. Het zou eene halve godslastering zijn, te willen gelooven dat God die kinderen zou verlaten, welke Hij aan hun eigen eigen vader en moeder heeit ontnomen. Met gevaar der moeder en der kinderen moet men God onbevreesd gehoorzamen en Hem dienen naar zijn welgevallen. Om de waarheid te zeggen, hadt gg ten tijde van Abraham bestaan, gij zoudt overluid geschreeuwd hebben, om te beletten dat hij zijn eenigen zoon Isaac het hoofd zou afslaan, hem, dien hij meer beminde dan zijn leven. En God weet, wat gij zoudt gezegd hebben, aan die dappere Machabeeuwsche vrouw, toen zij hare zeven zonen zoo kloekmoedig aan den beul overgaf, alsof zij hen tot de zegepraal gevoerd had. Ach! wij zijn er zeer verre af, zulk een offer te brengen, en toch maakt gij reeds zooveel geraas en beweging alsof de Hemel ging nedervallen en alles verloren ware. Denkt gij er niet aan, dat deze ellendige Birgitta een zoo gering iets is , dat het de moeite niet waard is, daarover te spreken, en toch, omdat zij haar huis wil verlaten, stelt gij u aan alsof de zon uit den hemel gerukt, de maan verduisterd, het uitspansel verpletterd en alle sterren uit-gebluscht werden. Naar uwe woorden te oor-
DE H. B1RGITTA
45
deelen, zou men zeggen dat, wijl een arm vrouwtje kloosterlinge wil worden , de kroon van Zweden reeds verloren is , en de koninklijke waardigheid geheel vernietigd is. Wanneer ik een geheel millioen of tien maal honderd duizend harten, lichamen en levens had, dan zou ik ze nog moeten opofferen aan mijn Schepper. Nu is Hij tevreden met een; dat verlangt Hij vurig van mij. Mijn bestierder en biechtvader vindt dat mijn roeping goed is; gesteld nu dat wanneer ik die verwaarloos door mijne eigene schuld, ik mij aan het gevaar blootstel der eeuwige verdoemenis, meent gij dan mijneheeren, dat, Birgitta lust heeit om uwe schoone woorden verdoemd te gaan ? Zoo gij mij bemint, zoo moest gij ook, dunkt mij, mijn welzijn beminnen; bemint gij mij niet, waarom zijt gij dan zoo bekommerd en waartoe dienen dan zulke en zoo vele gesprekken? Waar waart gij mijne Heeren toen mijn man kloosterling is geworden, en waarom maaktet gij voor hem al deze schoone scrupulen uiet, die gij voor mij maakt met zoo geslepen woorden; ieder, die kan , make zich zalig: mijn man is daarheen gegaan, waar God hem had geroepen, ik ga werwaarts God mij onfeilbaar roept; wie wil volge, wie kan kome er, hetzij ik in de uitvoering sterve, of wil doen wat God mij beveelt te doen, eens, mijne heeren, zal het zoover komen, dat, hij, die mij thans uitscheldt en mijn voornemen en
HET LEVEN VAN
46
meening veracht, God zal loven voor mijne standvastigheid, mijne gedachten heilig zal noemen en met gevaar zijns levens zal willen, dat hij gehandeld had zoo als ik. Kortom God wil het, ik wil het, het moet geschieden, en ik bid u mijne heeren, het ten goede te willen opnemen, dat ik meer de stem Gods als die der schepselen volge: Deze donderslag bracht alle heeren van hun stuk, en wijl zij zagen dat het haar vast besluit was, gingen zij van het hunne af en lieten haar doen wat zij verlangde te doen, met eene zoo groote vurigheid en onverzettelijk voornemen. Toen zij nu merkte, dat zij vrij was, veranderde zij hare kleederen, en beijverde zich om te doen, wat God haar bevolen had, namelijk: een nieuw orde des Verlossers te stichten en uit den mond van Jesus den regel en verordeningen te ontvangen , die men in dit nieuw orde zou onderhouden, wat God tot op dezen tijd heeft laten bestaan. Zij begon inderdaad een vrouwenklooster van het orde des Zaligmakers te Wattstein, en voerde daar de levenswijze in welke zij van den Heer Jesus geleerd had, en waarvan op eene andere plaats, breedvoeriger zal gesproken worden. Vooraf echter moeten wij het leven beschouwen, dat zij zelve leidde, wat meer te verwonderen dan na te volgen is, zoo vol is het van heilige overdrijving en deugdzame werken, die bovenmate hoog zijn. De Stichters zijn gewoonlijk de levendige evenbeelden en oor-
DE H, BIRGITTA
ironkelijkheden van alle volmaaktheden die God rer de orden wil uitstorten. Het is genoeg jor de volgelingen, zoo zij hunne meesters avolgen , maar hun te overtreffen dat ziet men iet licht. Gij gaat nu in het hart der H. Bir-itta alle wonderbare volmaaktheden zien, die len in alle navolgende jaren kan bespeuren ij allen die haar heilig orden toebehooren.
\an lid leven, dat zij leidde, loc» zij Je wereld verlalen liad.
ooit heeft de TT. Dionysins beter gesproken , dan toen hij geschreven heeft: dat de liefde Gods zich alleen ophoudt met bovenmatigheid (exessen) ofhooge en groote zaken, en dat het haar genoegen is mogelijk te maken, wat onmogelijk is. Zij vestigt hare blikken noch aandacht op eenig mensch, maar zij heeft pijlen die alles doordringen, en werpt zooveel vuur in de goede harten, dat zij van zich zeiven geraken en meer doen dan zij kunnen doen. Wanneer gij deze
47
HET LEVEN VAN
48
heilige weduwe zult zien, zouJt gij zeggen, dat zij een lichaam van staal had en een hart van dik goud, en eene ziel vol vlammen. Dertig jaren lang droeg zij op haar lichaam noch lijnwaad , noch iets anders, dat zacht en week is, maar viel het altijd lastig met een haren kleed, welke dag en nacht geheel haar vleesch verscheurde. De bloote grond was hare gevcone legerstede. Zij spreidde een oud tapijt daarover wat een weinig aanzien gaf, maar het veroorzaakte haar meer smart dan troost. Wanneer men haar soms uit medelijden vroeg hoe zij de bovenmatig groote gestrengheid der nijpende en scherpe koude kou verdragen , dezer noordsche landen, waar jaar in en jaar uit niets anders is dan een gruwzame winter, dan antwoordde zij met eene verwonderlijke zachtzinnigheid. Gij moet weten, dat ik in mijn hart en lichaam eene zoo groote hitte gewaar word, dat ik zonder ophouden brand, en deze vorst die van buiten komt mijne vlammen niet kan uitdooven. O wat doen de noordewinden ons weinig pijn, wanneer de liefde Gods iu onze harten de overhand heeft. Gij kunt mij gelooven als gij verkiest , maar ik zeg u met alle oprechtheid, dat ik in 't geheel geen hinder heb van die groote koude, waarmede gij mij vrees tracht aan te jagen. Hare dagelijksche godvruchtige oefeningen waren zeer lang en zeer moeilijk. Zij zat dagelijks en viel zoo dikwijls op hare knieën,
DE H. BIRGITTA 49
dat deze zeer hard geworden waren; zij kuste 200 dikwijls den grond eu wierp zich zoo dikwijls op haar aangezicht neder, dat men niet weet hoe het mogelijk was, dat een zoo teeder lichaam, als dat eener weeke prinses, dat alles verdragen kon, Ziehier eene zeer ongewone godsvrucht, die ik u, lieve lezer, verbied na te doen. Alle vrijdagen stak zij een waslicht aan en liet het gesmolten was op haar vleesch druppelen zoodanig dat het vol brand- en lid-teekens was, die zeer smartelijk en pijnlijk waren. Wanneer deze wouden den volgenden vrijdag geheeld en dicht waren, zoo kratste zij die wederom open met bare nagelen, en liet wederom gesmolten was op het levend vleesch druipen. Wie heeft ooit een grooter marteling gezien, gelijk deze: zich zoo geheel levend te verbranden, en niets doeu als lachen, alsof het oostersche paarlen geweest waren, of leliën en rozen die zij strooide over hare armen. Nooit heeft men zulke armbanden, en zulke edelgesteenten gezien om een bruid van Jesus Christus te sieren. Men zegt dat er steenen zijn, die stralen schieten: de karbonkel en de robijn, die geheel vurig schijnen. Nu, zoo waren hier deze was-druppelen, die waarlijk edelgesteenten waren, getrokken uit de goddelijke steengroeven der heilige liefde Gods. Verder, even alsof dit alles niets ware geweest, dan louter snoeperijen, kauwde zij alle vrijdagen den geheeleu dag op
HET LEVEN VATf
50
een kruid, dat niet alleen bitter was , maar de bitterheid zelve, en was gewoon te zeggen, dat het een dienares van Jesns Christus niet paste den mond vol zoetigheid te hebben op den dag, dat de Verlosser hem vol myrrhe en gal gehad had. De groote Heiligen hebben dat eigen, dat zij zulke zaken verrichten, die men niet licht kau navolgen, en dikwijls een bewijs en teeken zijn hunner voortreffelijke heiligheid. Beschouwt maar eens den jongen H. Benedictus, verscheurd en geheel bebloed tusschende doornen, den H. Franciscus geheel naakt te midden van den sneeuw, den H. Ignatius tot aan den hals in het ijskoude water, dien vromen kluizenaar die op bevel van zijn abt zijn eigen zoon in een vurigen oven wilde werpen, en den H. Hiero-nyinus, die zijn borst verplette met harde steenen; dan bemerkt gij wel door welken geest de H. Birgitta werd aangedreven, daar zij haar lichaam alle mogelijk lijden veroorzaakt, als aan den wreedsten vijand, die zij op aarde had. Wie kan die hevigheid harer gestrengheden schetsen, hare gewone vasten die de krachten eener vrouw te boven gaan; maar zy putte krachten in hare weekheid en vond zoo veel sterkte in hare zwakheden, dat haar niets onmogelijk was. Wat de gunsten en genaden betreft, die zij van God ontvangen heeft, daarover zal met genoegen gesproken worden, want men kan in waarheid zeggen, dat er weinige
DE H. EIRG1TTA
heiligen van beider kunne in Gods H. Kerk geweest ziju, die zoo overvloedig door God zijn bezocht geworden, als zij, welke zoo hooge en veelvuldige openbaringen gehad heeft, dat bijna niemand aan de menigte daarvan gelooven wilde. Als de heiligheid van een persoon moet afgemeten worden, naar de menigte der visioenen en buitengewone genaden, dan moet waarlijk deze groote dienares Gods, waarvan wij thans spreken, in de eerste rijen der Kerk en bovenaan geplaatst worden. Zij bewaarde de reinheid haars harten als den grootsten schat, die zij ter wereld had; haai- biechtvader verwonderde zich toen hij de teederheid harer ziel ontwaarde, want daar zij zoo dikwijls biechte, openbaarde zij de geriugste fouten, die anderen niet eens opmerken, en was zij zoo scherpziende, dat zij zelfs het geringe stof zag, wat in hare ziel zweefde, en de miuste ongeregeldheid, die den glans harer engelachtige reinheid kon verduisteren, op het eerste oogenblik gewaar werd. Dan wie eigenlijk de waarheid wil kennen , moet ze vernemen uit den mond van God.
In het klooster van Alvaster van de orde der Cisterciënsers woonde een eenvoudige, maar heilige monnik, met name Gerechinus, die dikwijls den Heer Jesus in de H. Hostie zag. Deze onschuldige mehsch was 40 jaren lang in het klooster geweest, zonder ooit den voet buiten de deur te zetten. Zijn omgang was geheel in
51
HET LEVEN VAN
52
deu hemel, en in de lusthoven der engelen. De hemel schiep zoo groote vreugd in de eenvoudigheid van dezen onschuldige dat hij bijna nooit zijn gebed verrichtte, zonder dat hem, alvorens te beginnen , de heerscharen der engelen getoond waren. Daar hij dus volgens believen de regeling en de vreugde des hemels zag, kan men zich gemakkelijk verbeelden, hoe zijne heilige overdenkingen waren , en welk een hemeldauw zijn gebed bevochtigen moest. Maar sedert hij te weten was gekomen, dat eene vrouw, Birgitta genaamd, eertijds huisvrouw van Ulpho, die zelf een monnik geweest was, zeer nabij liet klooster en als het ware in het voorhof woonde, werd dit lam een leeuw, en hitste zich zoo zeer op in zijn ijver, dat men hem niet bedaren kon. Hoe, zeide de goede man, zal men ons vrouwen in ons klooster brengen, en hier het vuur komen ontsteken om onze harten te verbranden, den sneeuw onzer gelofte van zuiverheid te doen smelten, en onze oogen met ergenis en kwade voorbeelden vervullen? Hoe kan men dat in geweten toelaten? Wat doet de abt, en wat doet de prior die duidelijk iets toelaat, wat geheel tegen onzen regel is en onze eenzaamheid tot groot nadeel strekt? zijn wij daarom uit de wereld gevlucht om ons in deze eenzaamheid te verbergen, opdat Avij de wereld in ons klooster zouden lokken? Hoe zal dat diegenen kunnen stichten, die uit godsvrucht
T)E H. BIIIG1TTA
53
naar Alvaster komen, als het eerste, wat zij aantreffen, eene jonge princes, eene weduwe is, van schoone gestalte, bevallig en wel gekleed? Wat zullen zij denken , als zij dat voorwerp zullen zien , dat zoo weinig rijmt met eenzaamheid , en welke ergenis zal het zijn voor ons, zoo wel als voor hen? Wat zal de Abt van Cistercië zeggen , wat zal die van Clairveaux zeggen ? Ach , roemrijke H. Bernardus, wat zoudt gij zeggen, wanneer gij hier waart, gij die uwe zuster bijna niet in het aangezicht wildet zien? O God, ons orde gaat te gronde, en zoo God er geen handen aanslaat, ach , gaat alles verloren! Moest ik zoo lang leven om zulk een schouwspel in mijn ouden dag te aanschouwen en van smart te sterven? Neen , ik wil het niet dulden of sterven op het oogenblik, opdat men nimmer kunne zeggen, dat bij mijn leven en met mijne inwilliging een zoo groot onheil dit huis der engelen, meer dan der menschen, wedervaren zij, en dat Eva Adam op nieuw in gevaar gebracht heeft om uit het paradijs verdreven te worden. Groote God , gedoog zulk onheil niet, of neem mij spoedig weg uit dit armzalig leven. Onder het branden van dezen ijver en van dit vurig hart stegen hem eenige liefelijke dampen in het hoofd en maakten dat de goede man insliep. In den slaap had hij een gezicht dat hem geheel anders leerde spreken, dan hij van te voren gedaan had. Want hij zag deze
HET LEVEN VAN
54
vrouw, waartegen liij zoozeer had opgespeeld eu zijn toorn liad uitgewerkt, van de aarde in de lucht verheven, en met een grooten glans omgeven: uit haren mond vloeide een groote beek (met) water, dat zeer klaar en helder was, en daarna hoorde hij eene zeer luide stem, die hemzeide: Verwonderu niet, mijn vriend, want deze vrouw wordt door God zeer bemind. Zij komt op dezen berg bloemen plukken om de gansche aarde daarmede te bestrooien; en een vloed van hemelsche genaden aan alle kanten der wereld uit te storten. En opdat gij zoudt zien, dat het waar is, wat gij hoort, weet dat juist deze vrouw u zonder vergissing den dag van uwen dood zal voorspellen; daar zal uw hart een grooten inwendigen troost gewaar worden , als gij met haar over de eeuwigheid zult spreken. Nooit was iemand zoo verwonderd als deze vrome man, die van een geheel ander gevoelen was, dan te voren, en het wachten op deze H. Vrouw scheen hem wel duizend jaren te zijn. Hij moest haar noodzakelijk zien , om van haar zijn gelukkig lot te vernemen, en wanneer die zalige dag van zijn sterven zou aanbreken, waarnaar hij zoo lang verlangd had. Welnu, het gebeurde en alles geschiedde letterlijk, zooals het voorzegd was, en hij eerde deze vrouw als een engel uit den hemel. De heiligheid in deze wereld is als het doelwit, waarop een ieder mikt, en nooit heeft men iemand gezien, die eenigzins
DE H. BIRGITTA
55
in de deugden uitmunten, waarop geen duizende pijlen geschoten zijn, en duizende scheele oogsn en booze praatjes vielen, die als zoo vele lanssteken zijn, als er woorden voortgebracht worden en uitgaan van de tong en den stinkenden mond van een afgunstig mensch, die anderen om hun voorspoed benijdt. Een groot dienaar Gods, veel hoorende zeggen, van de openbaringen, die deze heilige dagelijks had, begon met woorden tegen deze onschuld uit te varen en openlijk te prediken, zonder den tijd en gelegenheid te nemen, om zich van de waarheid te overtuigen, en de zaak grondig te onderzoeken. Wat be-teekent dat, zeide hij, wat men ons van de visioenen eu ij del 3 droomen van Birgitta gaat vertellen? het zou voorzeker eene groote boosheid van onzen kant zijn, zoo wij ons wilden storen aan de waanwijsheid van eene vrouw; kent men dan der vrouwen kunst niet, die hare inbeeldingen voor verschijningen en hemelsche openbaringen aan en opnemen, en als de lucht een weinig dik is,, of slechts een straaltje lichts daarin gezien wordt, meeneu zij aanstonds dat het een engel is, die haar heeft willen verschijnen. IJdelheid!! het zijn voor het grootste gedeelte niets anders clan louter beuzelarijen en verzinsels die in het menschelijk verstand ontstaan, en waarlijk bespottelijke dingen. Ja, men zegt zelfs dat zij zich vermeten de menschen te onderwijzen , en met de prelaten te spreken; waarbij
HET LEVEN VAN
56
het past eenvoudige en ongeleerde vrouwen wel den mond te openen, in het bijzijn der geleerden en zelfs van prelaten en orakels der Kerk. De H. Paulus verbood alle vrouwen in de kerk te spreken, en deze, zegt men, preekt. Zijn dan Christus en de H. Paulus elkander tegenstrijdig geworden, daar de eene der vrouwen mond sluit, de andere hem opent en haar beveelt te prediken? Dat heet de wereld bespotten en bij de neus nemen, met zulke nietswaardige zaken den tijd te willen verdrijven en aan zulke ijdele vrouwen-droomen en verzinsels geloof te hechten. Als niemand anders deze fabeltjes goed noemt en hun gezag geeft dan ik, dan kunt gij u wel verzekerd houden, dat dat alles in rook zal vergaan. Want het eenige middel om zulke visioenen en verschijningen te doen ophouden en te vernietigen is, dat men ze niet acht, dewijl in deze vrouwen-visioenen niets anders gezocht wordt, dan zich een naam te maken bij het eenvoudige volk, eenigen eeretitel te erlangen, en boven andere mannen zoowel als vrouwen getrokken te worden. Daarom geloove er aan, wie wil, ik voor mij zal bekend zijn als de man niet zijnde, die geloof hecht aan deze inbeeldingen, en ik zal ze nimmer ge-looven, of God zal mijn hart en al mijne gedachten moeten veranderen. Ik zeg daarom niet dat er geen wezenlijke openbaringen zijn, en die alle vereering waardig zijn, maar ik weet
DE H. BIEGrlTTA
57
Trel dat men zeer goed bij de hand en verstandig moet zijn, om ze goed te onderscheiden, en niet bedrogen te willen worden. Ik maak er daarom bezwaar uit, iets goed te keuren, wat ik zelf niet weet, en ik houd er zeker voor dat de geleerden , welke zich door den valschen schijn der twijfelachtige openbaringen laten innemen en meeslepen, en deze eenvoudige vrouw geloof en vertrouwen schenken, haar dikwijls staven in de fijnste hoovaardigheid en oorzaak zijn, dat velen door haar schandelijk bedrogen worden. Lieve lezer, gij merkt wel dat de goede Leeraar zich een weinig vurig gemaakt heeft in zijne godgeleerdheid, en vervoeren laat door zijn ijver; want even als hij niet licht wilde gelooven, had hij ook niet lichtvaardig moeten veroordeelen. Hij had eerst de zaak goed moeten overwegen en zich beijveren om de waarheid aan den dag te brengen. Doch, niettegenstaande dat, had God medelijden met hem, ontfermde zich over zijne eenvoudigheid, prees zijn vromen ijver, en liet toe dat hij aan de openbaringen twijfelde opdat hij ze naderhand des te geloofwaardiger zou maken, evenals het twijfelen van den H. Thomas aan de waarheid en de H. Verrijzenis oorzaak was, dat zij zoo duidelijk bewezen en zoo krachtig bevestigd werd, dat er vervolgens niemand was, die met grond daaraan kon twijfelen. Welaan, luistert naar een zeldzame gebeurtenis, welke plaats greep en oorzaak was,
HET LEVEN VAN
58
dat de goede man geheel andere gedachten kreeg zijne dwaling erkende, en daarna dui/.end en dnizende malen om vergiffenis smeekte. Eens gebeurde het, dat de goede man terwyl hij zich in den geest met zijne gedachten, en met visioenen bezig hield, insliep. Toen hij vast sliep en in de diepste rust gedompeld was, begon te merken, dat de hemel zich opende, en dat er eene groote vuurvlam in den boezem der H. Birgitta viel, tegen wie hij zoo ijverig en zoo hevig gepreekt had. Hij, die zoo vast verklaard had in geen visioenen te zullen instemmen, vreesde thans dat hij er zelf een had, en wijl hij bang was dat het bedrog was, sprong hij in eens op en meende daardoor dat vuur te dooven. Dan, bijviel opnieuw iu diepen slaap en zag daarin een vurige stroom uit den mond der H. Birgitta vloeien, en haar zelve geheel ontstoken en in volle vlam. Daarna hoorde hij duidelijk eeue stem, die hem zeide: Wie kan deze vlammen verhinderen uit te schieten, en alles te ontsteken, wat zij vinden ? Ik ben de almachtige God en ik wil, en het behaagt mij, dat dit vuur het oosten en westen, het zuiden en noorden ontsteke; en mag ik niet doen, al wat ik wil, en mij bedienen van hetgeen ik verkies. Zijt gij wel sterk genoeg om mijne wetten wederstand te kunnen bieden, of wijs genoeg om mij raad te geven en mijn bevel te wederleggen ? Deze arme mensch werd zoo be-
DE H. BIKGITTA
59
schaamd, dat hij meende te sterven van schaamte; hij ontwaakte, stoud zeer spoedig op, begon overluid te roepen , dat hij zeer schuldig en vermetel was, daar hij het werk Gods had durven tegenspreken. Geloof mij, hij was zeer veranderd, want hij begon de heiligheid dezer edele vrouw zoo hoog te verheffen, en de waarheid harer openbaringen en hemelsche verlichtingen zoo krachtig te bevestigen, dat niemand ooit beter daarover sprak. De II. Thomas, zooals ik reeds gezegd heb, maakte door zijn ongeloof de verrijzenis van onzen Heer Je sus Christus geloofwaardiger, dan zij die bereidvaardig geweest waren met er aan te gelooven, zoo ook zette deze goede man, daar hij zich vertoornd had, en zich verzet had tegen deze verschijningen en deze H. vrouw, het geloof veel meer gewicht bij, en bevestigde hij de waarheid dezer openbaringen veel krachtiger, dan alle anderen, die wat lichtgeloovig geweest waren. Die twee vrome paters met vurigen ijver, waren de twee Cherubijnen , welke de ark vasthielden, waarin God in zijne heerlijkheid zetelde.
Ilel begin oa de opricliling der Orde des Zaligmakers en hare constilulien of voorschriflen, welke de lieer Josus zelf voorgezegd heeft en twintig Pausen hebben goedgekeurd te weten;
1 ürbanus V het 8° j. vau ziju pausschap.
14 Sixtus IV » 2° » »
20 Clemens VIII » le » » (De authentieke bullen dezer Pausen worden
gevonden in verschillende conventen onzer order namelijk in Mariënbaum.)
DE H. BIEGITTA
61
De katholieke Kerk is een schoon uitspansel geheel bedekt met sterren, die alle goed gevormd (geieekend) zijn. Wanneer de eene is ondergegaan en als in de volle zee gestort is, zoo ziet gij een andere aan den kant van het oosten, welke begint door te breken, en op aarde te schijnen. Zoohaast een kloosterorde verwelkt, of veroudert, of geheel te niet gaat, is God daar en wekt een ander op in hare plaats opdat de Kerk zonder ophouden bloeie, en altijd schitteren moge in den duisteren nacht dezer droevige wereld. Der goddelijke wijsheid behaagde het Birgitta uit te kiezen om een stichtster en moeder te zijn van eene nieuwe orde. welke God zelf doopte, zelf voorschreef en zelf schetste met eene zoo groote vaderlijke zorg, dat men gemakkelijk kan bemerken , hoe hartelijk Hij deze H. Orde bemind heeft, daar Hij haar zonder tusschengeplaatste personen zelf heeft willen toerusten; de orde van den H. Pachomius stelde Hij iu door een Engel, andere door Engelachtige menschen, maar deze, als zijn Benjamin, wilde Hij vormen met zijn eigen hand, en haar hare regelen dicteeren van punt tot punt; ja, Hij gaf haar zelfs zijn naam en wilde dat men haar zou noemen: de orde des Zaligmakers Jesus Christus. Het is een onuitsprekelijke troost voor diegenen, die tot deze orde behooren, dat God zelf hun een regel heeft gegeven door de handen dezer H. Vrouw, even als Ilij eertijds aan Mozes de tien geboden gaf,
HET LEVEN VAN
62
geschreven met zijn eigene hand , en vol wonderbaren glans en licht, maar toch niet met zoo schitterende verschijningen en visioenen. Vooreerst gebood Hij dat de maagden niet meer dan 60 in getal zouden zijn, en de mannen 25, te weten 13 priesters, 4 diakenen en 8 leeke-broeders. Hij gaf tot reden hiervan, dat het zou zijn ter eere van de 13 Apostelen, en der vier voornaamste kerkleeraren. De biechtvader moet prior zijn, en de andere moeten de overige bedieningen hebben om den koordienst te verrichten. De prior en de broeders zullen alleen te zorgen hebben voor het geestelijke; de abtdis echter moet zorgen voor het tijdelijke en zoowel de broeders als de zusters alles verschaffen, wat zij noodig hebbeu, met groote liefde. Dagelijks moeten zij de getijden der H. Maagd zingen. De broeders echter moeten in het koor zijn, beneden, en de zusters in het bovenkooi- en zullen nooit te samen zingen of gevonden worden in een zelfde plaats, zonder geheel van elkander afgezonderd te zijn, niettegenstaande zij in één klooster wonen. Hunne kleeding moet van wollen laken zijn, de kleur grijs, alles volgens de armoede en zindelijkheid maar zonder eenigen eigendom. De Zaligmaker zegt, dat deze orde zijn lieve wijngaard zijn zou, dat Hij hen zou bewaken, en dat al het kwade wat daarin geschieden mocht, tot niets anders dienen zou, dan om den wijngaard te mesten , zijn wijn des
DE H. BIRG1TTA
63
te kostelijker te maken en dat het overige kwaad in rook zou vergaan. Dat de H. Birgitta de hoofd wortel van do orde en den wijngaard zijn zou, op deze voorwaarde, dat zij zeer ootmoedig ware, zeer gehoorzaam en zeer getrouw aan God, en dat zij hare tong wel zou bewaren, met een volmaakt vertrouwen op de Voorzienigheid Gods: en van nu af zou haar al, wat in de wereld was, zoo bitter worden als gift en louter alsem, en de religie een waar .paradijs schijnen. Ik wil, zegt de Heer Jesus,dat deze orde strekke tot eer mijner Moeder, en daarom wil ik dat zij voor het grootste gedeelte zij voor het vrouwelijk geslacht. Ik wil ook hare regels woord voor woord dicteeren en aangeven. De drie deugden dezer orde zijn: ware ootmoed, reine kuisch-heid en vrijwillige armoede. De dochters dezer orde zullen uitmuntend zijn in deze drie deugden. De kuischheid zal haar maken tot Engelen, de ootmoedigheid tot Serafijnen, en de armoede tot Bruiden van Hem, (li., zoo arm is geweest op deze wereld, dat Hij geen steen had, waarop Hij zijn hoofd tijdens zijn leven kon leggen, en dat men Hem een stuk hout leende, waarop Hij sterven kon; zoo zeer beminde Hij de uiterste armoede, Hij gewaardigde zich haar de kleedereu stuk voor stuk te geven, en Hij beval na den witten en zwarten sluier beschreven te hebben, dat zij op het hoofd over dat alles nog een kroon zonden dragen van zeer wit linnen, waarop
HET LEVEN VAN
64
men vijf kleine stukjes rood laken zou hechten, even alsof het vijf bloeddruppels waren, en die er in den vorm van een kruis opgenaaid moesten worden. Alle dagen zal men de getijden der Allerheiligste Moeder Gods zingen, en de mis moet gezongen worden met groote plechtigheid en godsvrucht en, zeide de Heer Jesus, ik wil dat men op het einde van eiken dag dit gebed leze: Almachtige, eeuwige God, die voor ons uit de zuivere Maagd hebt willen geboren worden, wij bidden U, verleen ons, dat wij üquot;meteen zuiver lichaam dienen en door een ootmoedig hart behagen mogen. Wij smeeken ook U, o goedertierendste Maagd Maria, Koningin dei-wereld en der Engelen, wil leniging erlangen voor hen, die in het vagevuur zijn, vergiffenis voor de zondaars , volharding in het goede voorde rechtvaardigen; bescherm ook ons zwakken voor de voorkomende gevaren. Door Christus onzen Heer Amen. De vier grondstoffen om een heilige te vormen in deze orde, zijn de volgende : Wanneer eene maagd gekleed wordt, drage men voor haar uit eene vaan, waarop van den eenen kant een geheel bloedig Christusbeeld moet geschilderd zijn, van den anderen kant de H. Maagd. Van den eersten moet men zijn geduld leeren, en mijne uiterste armoede; van de andere de zuiverheid en de ootmoedigheid. Die deze vier deugden voor ooget. zal hebben, of liever in zijn hart, die zal spoedig
DE H. BIRGITTA
tot eeue groote volmaaktheid komen. Verder als de bisschop de ceremoniën der kleeding zal verricht hebben, moet hij deze woorden tot de abtdis richten: Zie, voor God en alle zijne Heiligen, en in het aanschijn der H. Kerk beveel ik de ziel dezer bruid Gods in de handen uwer hoede, zoo zij door uwe nalatigheid valt, zal haar Bruidegom Christus Jesus haar van u terug vorderen. Daarom bewaar het pand Gods, opdat wanneer Hij er rekenschap van vraagt, gij haar heiliger wedergeeft dan gij haar heilig ontvangen hebt. Daarop antwoord de abtdis: Allerliefste vader, het is een groote schat, en een zware last en mijue krachten zijn te zwak doch met de hulp van uw gebed en vertrouwende op den bijstand Gods zal ik doen wat gij beveelt. Ik gebied u, zegt de Heer Jesus, dat er maar 60 zusters zullen zijn, 13 priesters ter eere der 13 apostelen, en 4 diakenen ter eere van de 4 voornaamste Kerkleeraren en 8 leekebroeders, die de andere moeten dienen. Zoodat dit getal juist zal uitmaken het getal der 13 apostelen en 72 leerlingen. Wat een goedheid van den kant des Verlossers. Hij schrijft het habijt dezer piiesters nauwkeurig voor, hunne gewone oefeningen, hunnen dienst, alles haar fijn. De abtdis zal ter eere mijner moeder overste zijn over het huis, in datgene wat het geweten en de biecht betreft zal de algemeene biechtvader macht hebben over de mannen en de vrouwen; wat
5
65
HET LEVEN VAN
66
het tijdelijke aangaat zal hij niets doen zonder voorkennis der abtdis. Op alle feestdagen, die eene vigilie hebben, waarop te water en te brood gevast wordt, zal men communiceeren. Zoo eene zuster meer godsvrucht heeft zal het haar geoorloofd zijn alle zaterdagen te communieeeren. Mocht er echter eene bij ongeluk iets in eigendom hebben en daarin komen te sterven, dan zal men haar 1 ij k op de doodsbaar leggen en voor de kerkdeur dragen, alsof het eenigermate een half verbannen lijk was. De abtdis zal roepen : Dit ontaarde kind heeft zich door den boozen geest laten verleiden en iets in eigendom gehad: onmiddelijk daarop zullen alle zusters met weenende oogen zeggen: Ave Maria, Ave Maria. Wijl God evenwel barmhartig is, moet men haar eenige zegening schenken en vervolgens genade schenken en op het kerkhof begraven. De zusters moeten 18 jaren oud zijn, als zij in de orde treden en de mannen 25, wanneer zij geloften doen, en ik verlang, dat zij, evenals zij mij dienen met hunnen mond waarmede zij mij loven, mij ook zullen dienen met hunne handen, met het hart en met alles daar ik, toen ik nog op aarde was, en mijne apostelen, zonder ophouden gearbeid hebben, en God den Vader op alle manieren geëerd hebben. Want, behalve den dienst, die men God bewijst, wanneer men arbeidt, maakt men zich ook nog bekwaam om de geestelijke
DE H. EIRGITTA
zaken des te beter te verrichten; want zonder dat kan men niet lang standvastig blijven. Ik wil, zegt de Heiland, dat de bisschop der plaats de Vader der zusters zij; de koningen en vorsten zullen hare beschermheeren zijn, de Paus een liefderijke en vaderlijke voogd, en geen klooster zal er opgericht worden zonder zijne bijzondere vergunning: de Engelen zullen uwe beschermers zijn, en ik wil de stichter der orde zijn. Neem den regel van Augustinus; beraadslaag met de Benedictijnen en Bernardijuen om van hen de gebruiken der religie te leeren, de ceremoniën de wijze van straffen, en hoe men zich in den geestelijken staat te gedragen heeft, en zoo dat alles gedaan is, mijne Birgitta! laat het dan ekrachtigen door den Paus, opdat verder niemand de macht hebbe iets in al uwe regelen te veranderen, en opdat dit alles bestendig blijve.
*u ie^er klooster een groeve zij gelijk aan een open graf en dat men dagelijks, na de Tercen, daarheen ga, en dat de abtdis met twee vingeren een weinig aarde in den welTe' ^wijl men eens De profundis bidde en een gebed dat meer gemaakt is voor diegene welke inde toekomst heilig zullen sterven, dan voor diegene, welke reeds gestorven zijn. Ik wil eveneens, dat men aan den ingang der kerk eene doodsbaar plaatse om van de zusters, als zij Jiet koor binnen gaan gezien te kunnen worden ; opdat zij bij het zien van dezelve den dood
67
HET LEVEN VAN
68
gedenken en in het hart overwegen dat zij stof zijn, en weldra tot stof zullen wederkeeren. Den dood gedenken doet wel leven, en men lean niet beter leven, dan wanneer men dageiyks sterft. Dit alles eu nog veel meer is de H. Birgitta geopenbaard geworden door een zeer duidelijk visioen, en werd haar zoo klaar getoond , dat zij even verwonderd was, als de H. Benedictus toen men hem den geheelen aardbodem eu de geheele natuur liet zien in een vurigen bol. Terwijl de Heer Jesus haar dit alles zeide met eigen mond, had Hij het haar zoo sterk in het hart en het geheugen geprent, dat zij het daarna geregeld aan een deugdzaam priester kon voorzeggen en geen enkel woord er aan ontbrak. De Paus (en de katholieke kerk) keurde dat alles goed en inderdaad God gaf het den Paus zoo kiachtig in het verstand, dat hij alles goedkeurde, alsof het uit den mond van God zeiven kwam. En voorzeker , het kwam hem ook niet anders voor, dan of de Verlosser der wereld de stichter, de wetgever, de vader en alles zijn zou voor deze orde. Welke vreugd moet dit zijn, voor allen die onder eene wet leven, die God zelf heeft voorgeschreven, en daarbij versproken heeft, dat Hg den goddelijkeu dauw zijner grootste genaden daarover zal uitstorten, en den goeden regen zijner barmhartigheid daarover zal doen dalen, en een bruidegom zyn zal dezer onschuldige
DE H. BTRGITÏA
dochters, die niet anders leven dan Engelen uit den hemel. De afloop en het einde van dit heerlijk werk is zeer merkwaardig en troostrijk. Want toen de Ff. Eirgitta geheel verrukt of buiten zich zelve, al deze gezegende woorden vernam, en de ontelbare genaden welke zij van haren goddelijken bruidegom ontving, werd zij eene zoo groote ontroering in zich zelve gewaar dat zij met luider stem begon te roepen: O zoete Heer Jesus, ach! wat zal ik U zeggen, waar ben ik, en wat ondervind ik in het binnenste mijner ziel? Hoe gelukkig zou ik zijn wanneer ik om uwentwille in mijn lichaam alle kruisen der wereld konde dragen, en in mijn ziel alle mogelijke smarten, die men zich kan verbeelden. Ik wilde liever, ik zeg het ronduit, met lichaam en ziel verdoemd gaan (zonder zonde evenwel) dan dat ik zou zien dat uwe eer slechts een greintje verminderde. Ziet niet, o Heer, op mijn verlangen, op mijn vreugd, noch mijn moeite, noch op iets anders ter wereld, dan alleen dat Gij gediend wordet, volmaakt, zonder vlek, en zoo goed mogelijk. Het zal geheel mijn hemel uitmaken, als uw hart volkomen genoegen kon smaken door mijn armen geringen dienst, en Gij geheel tevreden zult zijn over mij. Dat is mijn grootste verlangen, wat ik op de wereld heb. Het overige van haar gesprek werd in haren mond gesmoord door hare tranen en haar hart werd met zoo groot geweld bestormd,
HET LEVEN VAÏJ
70
dat het stilzwijgen haar gesprek voleindde, en hare dankzegging met goud overtrok. Toen zij vervolgens weer tot zich zelve kwam , begon zij te spreken en zeide: maar mijn lieve Heer Jesus wat zal de Paus zeggen, als hij zoo een ellendig schepsel als ik ben, van het uiteinde der wereld naar Rome ziet komen, om hem een nieuwen regel aan te bieden. Ach! wat zal hij zeggen, wanneer hij zal hooren, dat ik al deze dingen van niemand anders heb, dan uit uwen heiligen mond ? en wie zal niet zeggen dat het een vrouwen verzinsel of een dwaasheid is en dat ons een ander niets zal geven. Goedertieren Heer Jesus, wat zal ik antwoorden op alle die opmerkingen, ik , die bij de reuzen van ordestichters uwer H. Kerk vergeleken, maar een armzalige, kleine mier ben. Om haar gerust te stellen , zeide haar de Heer: Ga heen, mijne dochter, ga heen, en twijfel niet aan mijne woorden. Neem met n een bisschop, een kloosterling , en een priester , om uwe getuigen te zijn , en die bekend zijn zoowel met uwe zeden als met dezen regel. Deze zullen zeggen, dat de Aartsbisschop van Zweden, drie andere Bisschoppen , een voornaam doctor in de godgeleerdheid , een sjodvreezend abt, en een zeer beroemd ordesgeestelijke gemelden regel onderzocht hebben, welke gij hun gegeven hadt, opdat gij wel beschut zoudt zijn, zooals het betaamt, en dat v.ij dezen goedgekeurd hebben. En zoo dit ook
DE H. BIHGITrA
71
niet gebeurde, dan ben ik er nog en ik zal den Paus genoegzaam te kennen geven, wat in dit geval gedaan moet worden , en ik zal hem mijn wil zoo krachtig doen gevoelen dat hij zonder aarzelen alles zal doen, wat ik wil. Doe gij van uwen kant, wat ik u beveel te doen en verwacht van mij de voltrekking van het werk, dat ik door u heb willen beginnen. Wees slechts, getrouw en bekommer u verder niet met eenige zaak, dan om gehoorzaam te zijn aan mijn wil, gij zult zien, en er u over verwonderen, dat alles zal gaan, zooals het moest gaan, en beter dan gij welligt durft wenschen of verlangen. Hiermede eindigde het visioen, en Jesus en Maria verdwenen, en lieten de H. Birgitta in zoo groote vreugde, dat zij niet kan uitgedrukt worden; want de geschiedenis meldt, dat de Heer Jesus en zijne allerheiligste Moeder haar verschenen zijn, in dezelfde gedaante, als zij op de wereld geleefd hebben, en niet met verheerlijkte lichamen zooals zij op zich zeiven zijn; en dat, terwijl onze Heer, den regel dic-teeide, de H. Maagd altijd daarbij is geweest, alsof zij had willen zeggen, dat zij de tweede stichteres was van de orde, die ter eere van den Zoon en de Moeder opgericht werd. Daar de zaken zoo stonden, moest zij denken aan de reis, om den regel te laten goedkeuren door den Paus , krachtens het uitdrukkelijk bevel des glorierijken Verlossers.
Van hare reis naar Rome om liart orde te laten (jftedkeiircn, cd van het leven, dal zij te Rome leidde.
}| I oen dau deze H. Weduwe zag, dat zij gt; aangespoord werd, om naar Rome te öp? reizen, deels door gehoorzaamheid, deels door godsvrucht, deels ook door eene natuurlijke neiging, die zij de haren toedroeg begon zij zich voor te bereiden tot deze verre en gevaarlijke bedevaart. Voor alle andere zaken nam zij drie getuigen, welke haar onze lieve fleer genoemd had om getuigenis te geven van haar leven en dezen nieuwen regel, en trok langs den rechten weg van het eene eind der wereld tot het andere met een veel grooteren moed dan zij gansch Zweden doorreisde. Zoo ik u verhalen wilde, wat zij onder weg uitgestaan heeft, als ook het goed, dat zij verricht heeft, zoo zou ik geen eind vinden en niemand zou het misschien gelooven. De Heiligen zijn gelijk diegenen, die muscus of balsem of dergelijk sterke reukwerken bij zich dragen, overal waar zij heen gaan balsemen zij de lucht en allen, die tot hen naderen, en de heiligen wasemen een zoo zoeten geur hunner heiligheid uit, dat zij zijn, zooals de H, Paulus zegt:
DE H. BIRGITPA
73
Wij zijn een goeden geur van Christus op alle plaatsen. Overal waar zjj voorbij trekken , laten zij een Melkweg en een zoo groote zoetheid en een zoo aangenamen geur achter, dat menigeen door deze wonderbare liefelijkheid wordt bevangen. De H. Helena teekeade hare reis van Constantinopel naar Jerusalem met torens van marmer steen, en met brandende fakkels in de spits van iederen toren; veel beter teekent men de reis der H. Birgitta naar Rome door de heldhaftige deugden, die zij overal beoefende, en door het licht barer voortreffelijke werken, dat ontstoken was door het vuur der goddelijke liefde. Alvorens haar echter naar Rome te begeleiden, zal het goed zijn dat wij ijverig overdenken en terhartenemen, wat Paus Bonifacius IX in de bul harer heiligverklaring zegt: Eer zij naar Rome kwam , zegt Wj, was er bijna geen heilige plaats, of geen beroemd heiligdom in Duitschland, in Frankrijk, in Spanje en Italië, aan deze of aan geene zijde der zee, dat zij niet persoonlijk bezocht. Bijzonder vereerde zij den H. Olavus Koning en Martelaar in Noorwegen, dertig dagreizen van Wattstein gelegen; de heilige Driekoningen en zoo veel duizenden andere martelaren te Keulen, aan den Rhijn ; de H. Maria Magdalena en Martha te Marseille, de PI. Apostelen Andreas en Thomas te Napels, den H. Nicolaus in Baro: den H. Aartsengel Michael op den berg Gargonus; de lichamen der vier kerkleeraars
HET LEVEN VAN
Gregorius, Ambrosius, Augustinus en Hierouymus ieder op zijue plaats , eu te Assisiê den H. Fran-ciscus. Even als de sterren-liemel altoos zgu wonderwerk omdraait eu zyne schatten en schoone quot;•linsterende munten toont waarmede het firma-
O _
meuf of de sterrenhemel bezaaid eu versierd is, en daardoor invloed uitoeient op den geheeleu aardbodem zoo ook bewoog zich Birgitta steeds op de wereld om de sterren des hemels en de heilige relikwieën, die eenmaal als schoone zonnen in den hemel zulleu gezien worden: overal gaf zij aalmoezen en liet hare mildheid blijken; overal vertoonde zij den glans harer deugden, en ik betwijfel het zeer of de heiligen haar niet moesten zeggen, wat eenmaal de H. Agatha tot de H. Lucia zeide, toeu zij om de gezondheid harer moeder bad: Mijn vrome eu lieve zuster, zeide de H. Agatha, waarom verlangt bij van mij, wat gij zelve uwe moeder kunt geven ? Jesns Christus onze hemelsche Bruidegom bemint u zooveel als mij, en uw geloof is voorzeker altijd ten minste zoo groot als bet mijne: Ik houd het er voor, dat de Heiligen, welke deze H. Weduwe bezocht, haai hetzelfde gezegd hebben , en haar zeer treffelijk ontvangen hebben. Wees gegroet, o zoete Koningin! zeide eens de godvruchtige H. Ber-uardus tot een Lieve Vrouwenbeeld, en het beeld antwoordde: Wees gerust Bernardus. GeiooL gy niet, dat deze heiligen, die zij wel duizend
74
BE H. BIHGITTA
75
niaal gedurende hare moeielijke pelgrimstocht begroette, haar ook niet dikwijls toegevoegd liebben : Wees gegroet Birgitta? O, wat heerlijke geschiedenis zonden wij den nakomelingen nalaten, zoo wij de gunsten konden achterhalen, die zij van de Heiligen ontving, die zoete taal haars harten , de openbaringen welke haar allerreinste ziel had, die zeer groote versterving en boetplegingon op hare reizen, en die vlammen harer godsvrucht. Dan de bescheidenheid, de zedigheid en het stilzwijgen hebben dat alles in den schoot der vergetelheid begraven , en wij kunnen er niets van weten, dan alleen door vroede gissingen. Eens zeide de Heer Jesus haar: Birgitta ga naar Rome-, die stad is geheel met goud belegd door de liefde van zoo vele heiligen, die daar rusten; zij is gekleurd met het bloed mijner Dienaren en H. Martelaren, en diegenen, die door hunne voorbeden geholpen worden, verkrijgen veel eer en gemakkelijker de eeuwige glorie. Het getal der H. Martelaren , die te Rome hun bloed vergoten hebben, en dat der H. Belijders, die het hebben willen vergieten, gerekend slechts van deu H. Petrus tot aan Paus Celestinus is ontelbaar, deze leliën en deze rozen, hebben de stad Rome ge7. ■ kroond met eene kroon, die niet naar waarde kan geschat worden. Welnu , zij had het bevel ? gekiegen zich te Rome op te houden, waar'zij den Paus en den Keizer zien moe,?t ey hun zegden ■
HET LEVEN VAN
76
wat men Viaar zon doen zeggen. Wi)l zij dit uitdrukkelijk bevel uit Gods eigen mond ontving. toen zij twee jareu in Zweden in dit klooster geweest was, en al hare zaken in orde gebracht had en in goeden staat gelaten had, maakte zij zich eindelijk gereed en vertrok in pelgrimsgewaad met haar geliefkoosd gezelschap, dat geheel ouder de bescherming en hoede van God en der goede Engelen stond. Willen wij nu eigenlijk het leven kennen, dat zij te Rovic, leidde, dan kannen wij ons op niemand beter verlaten, dan op Paus Bonifacius IX in de bul harer heiligverklaring. Immers daarin zegt hij met verwondering en met groote vreugde van geheel het consistorie of den geestelijken raad, dat deze H. Weduwe hare bedevaart naar Rome verricht heeft altijd te voet, niettegenstaande zg zeer teeder was, en middelen genoeg had om ze zonder ongemak te doen. De gloed der liefde brandde zoo sterk in haar hart, dat zij op de hitte der zon, welke in den zomertijd de stad Rome verschroeit, geen acht sloeg. Men houdt het voorzeker, dat zij zoo dikwijls en zoo veel op hare knieën heeft gebeden, dat deze zoo hard zijn geworden, als de huid van een kameel. De stad Rome verwonderde zich, toen zij eene vrouw van zulken rang in een gelapt kleed tusschen de armen zag zitten, welke voor de kerkdeur van St. Laurentius in Panisperna aalmoezen inzamelden. Zoo men haar eene
DE H. BIRGITTA
77
kleine gift schouk, ontving zij deze als het brood der Engelen en kuatte dit kleine stnk zwart brood met vurigheid en achtte zich gelukkiger in deze uiterste armoede, dan alsof zij op een troon van zuiver goud gezeten ware in het koninkrijk Zweden, of in eenig ander rijk van Europa. Het is de Heiligen eigen, even vurig te verlangen om niets te bezitten, als daarentegen de kindereu der wereld wroeten en tobben om de goederen der aarde en een handvol eer te winnen. Alle dagen biechtte zij zich ten minste ééns; maar zij sprak meer met de oogen, dan met den mond want als men de menigvuldige tranen gezien had, die zii aan de voeten van haren biechtvader vergoot, en de diepe zuchten gehoord had, die zij uit haar hart voortbracht, zoo zoude men gemeend hebben, dat zij eene groote zonde bedreven hadde. En toch kan men in waarheid zeggen, dat hare zonden zeer klein waren, en van dien aard, dat er wellicht een ander deugden van gemaakt had. Het stemde tot godsvrucht haar gelaat te zien, wanneer zij op alle feestdagen tot de H. Tafel naderde, en het scheen alsof het vuur uit beide haar oogen en haar engelachtig aanschijn straalde, en alle deugden op haar gelaat en geheel haar lichaam te zamen in een bundel vereenigd waren. Geloofwaardige personen hebben onder eed getuigd , dat zij haar gezien hebben, terwijl zij bad, van de aarde in de lucht verheven, als
HET LEVEN VAN
78
of haar geest sterker ware geweest, dan haar lichaam , en dit naar den hemel had willen opvoeren. Hare biechtvaders hebben het in waarheid betuigd, dat zij zoo volmaakt gehoorzaam was, dat zij buiten de gehoorzaamheid geen voet uit de deur zou gezet hebben. De Paus zegt nog meer: ne oculos quidem attollere in ccelum sine venia Confessoris audebat. Zij had eene zoo groote macht over hare oogen, en een zoo volmaakte gehoorzaamheid, dat zij, om zoo te zeggen, de oogen niet d urfde opslaan, zonder dat men het haar veroorloofde of bevolen had. God gave dat ook Eva zoo verstandig geweest ware, en den appel niet aanschouwd hadde, die haar en geheel baar geslacht in het verderf stortte. Deze waardige dienares Gods bezat al hare deugden op zoo voortreffelijke wijze en in zoo hoogen graad, dat men niet weet, welke men voor de voornaamste houden moet. Haar leven is als eene menigte kostbare edelgesteenten, waarvan elk, zoo men het afzonderlijk en op zich zelve beschouwt, alle anderen in schoonheid schijnt te overtreffen. Ik moet gul en rondweg bekennen, dat hare liefde zoo schittert, en zoo buitenmate groot is, dai: zij als de koningin der andere is. Was het niet schoon te zien, hoe deze prinses van koninklijken bloede zich zoo diep vernederde, dat zij de armen dienst bewees, hunne lompen naaide, en zich tot hunne dienstmaagd maakte? Was
DE II. BIRGITTA
79
het nog niet meer verheven te zien, hoe deze vrouw van zoo hooge afkomst alle dagen twaalf bedelaars spijsde, en hen zelf aan tafel diende en dit wel met een zoo hartelijke godsvrucht, alsof zi] de twaalf apostelen van den Heer Jesus, of Christus Jesus zeiven gediend had? Nog eens , was het niet schoon te zien, hoe zij zich allo donderdagen , met een voorschoot omgordde , twaalf armen de voeten wies, ze kuste en dikwijls met hare tranen besproeide, hun vervolgens ook rijke aalmoezen gaf. en wat nog het schoonste is, hun daarenboven grooten dank betuigde en eene diepe buiging voor hen maakte, alsof zij haar een grooten dienst bewezen hadden. Lieve lezer houd uw hart vast en ondersteun het, opdat het niet in onmacht valle of aan stukken springe, als gij znlthoóren, wat ik u door den mond van Zijne Heiligheid den Paus zal zeggen. Dit diamanten hart, deze geheel gulden weduwe was met zoo weinig niet tevreden, maar zij steeg tot het hoogste en tot het bovenmatige. Men heeft zeer goed gezegd, dat de goddelijke liefde blind is, zoo zij wel zag, zou zij voorzeker moeite hebben om datgenen te doen, wat zij doet. Deze zoo teedere vrouw verbond den zieken hunne wonde, drukte hunne zweeren uit, waschte de etter en stinkende vuilnis af, dat er uitvloeide. Vervolgens wies zij alles zuiver af, betastte de wonden, ging even met hare hand daarover, legde er vervolgens de pleisters
HET LEVEN VAN
80
en de windsels op, en bond dat alles met hare eigen handen vast, en wel met een zoo blij gelaat, dat deze arme lieden, meer lust hadden om te weenen uit loutere godsvrucht dan wegens de de pijn die hunne smartvolle kwalen veroorzaakten. Kom, o koningin van Saba, kom om deze prinses te zien, die vao het uiteinde der wereld is gekomen , niet zoo als gij om voor de voeten van Salomon , den maehtigsten koning der aarde neer te vallen , maar voor de stinkende voeten van arme, ongelukkige dienaren van den waren Salomon, en hen te dienen met evenveel ijver, alsof zij hem zei ven met beide oogen zag. Zij was een troost der wanhopigen, eene voedster der armen, eene moeder der zieken, een spiegel voor de gansche stad Rome, een kostbaren diamant der weduwen en de Phenix der wereld. De paleizen, die zij liet bouwen , waren hospitalen en ziekenhuizen : Zij stichtte een schoon klooster, ziekenhuizen, kapellen en wat deed zij niet? Zoo zij alle schatten en rijkdom der wereld gehad had, zoo zou zij zeker dat alles hebben besteed tot den dienst van diegenen, die zij meer beminde clan haar hart en haar eigen leven. Te midden der andere zaken, die zij te Rome verrichte, liet zij niet na de bekrachtiging of goedkeuring te vragen van den regel der orde van den Zaligmaker. Alles werd goed en streng genoeg onderzocht. Maar, wijl God haar gesproken had, dat Hij zou bewerken dat de Paus daarin
DE H. B1EGITTA
zou toestemmen zoo geschiedde het ook op die wijze, zooals ik op een andere plaats zal zeggen.. De H. Birgitta had wel veel moeite, maar daar Ood en de H. Birgitta hunne krachten vereenigen, brengen zij zonder twijfel alles tot een gewenscht einde.
Unolg dmelfde sief ca de wonderen van liaar heilig leyen.
alomon, die alles kende zegt evenwel, dat hij nooit een kloeke vrouw heeft kunnen vinden, en dat, zoo er zulk eene op de wereld ware, men haar van. het uiteinde der wereld moest verwachten, haar en hare waarde, die voorzeker onschatbaar was. fvu, ik geloof dat deze dappere vrouw de H. Birgitta is, die van het Noorden komt, en van het uiteinde der wereld, met een onverwinnelijk gemoed en met een grootere bekwaamheid dan het gansche aardrijk, dat bewoond kon worden. Hooren wij den Paus spreken, en zwijgen wij, zoolang Zijne Heiligheid spreekt. Duizendo
81
HET LEVifN VAM
82
stormwinden stortten op deze rots midden in het onweer geplant en deze onoverwinnelijke vrouw wankelde nooit in zoovele gevaren. Wat leed zij niet wegens haar man ? Gaf de dood van haren zoon Karei, op hetzelfde oogenblik, dat hij zijn doodelijken pijl in het hart des zoons wierp, geen honderd steken in dit moederlijk hart dat Karei meer beminde, dan het licht harer oogen, en het merg van haar eigen hart? Had men haar niet dikwijls willen onderdrukken met hagel en steenen van duizenderlei aard en gesprekken , die zoo zwart en vergiftigd waren, dat de hel er geene meer vergiftigde kon uitbraken. Meent gij, dat zulks haar hart doet schrikken ? Haar aangezigt veranderde zelfs niet van kleur. Hooren wij dit uit den mond van den Paus, want zijne woorden zijn kort en krachtig: hnnilitate summissima patientissimeomnia ferehat, semper fide constantior Deum hene-dicebat etc. Zij was met een zoo diepen ootmoed begaafd, zegt hij, en met een zoo onoverwinnelijk geduld, dat haar moed toenam, naarmate haar onheil vermeerderde. Hare grootmoedigheid was een koninklijke grootmoedigheid; zij bekommerde zich om niets als om God, zij vreesde niets als God, zij beminde niets anders en achtte nergens iets anders dan God. Zij boezemde een schrik in aan het ongeluk door hare standvastigheid, eene bewondering aan geheel het hemelhof door hare onbewegelijke kloek-
DE H. BIRGITTA
83
moedigheid. De liefde en de dood maakten te gelijk hun hof bij haar; de liefde echter kostte haar meer dan den dood, want wat zjj ook leed, de liefde was altijd veel grooter dan het lijden. Waar zijt gij nu, o Salomon? waar zijt gij, o Koning? Waarom komt gij u niet verwonderen over deze vrouw, waarnaar gg zoo zeer verlangd hebt, en, met verlof uwer majesteit gesproken, die wijzer en sterker is dan gij, want 'ti heeft de liefde schandelijk ter neer geworpen , malar zij heeft de liefde door den dood overwonnen, en den dood door de liefde; en juist daarom is het, dat zij eene overwinnares van den dood en der liefde geworden is. Zoo heeft zij ook alles overwonnen en is God getrouw gebleven tot haar laatste einde. Datgene waarover de Paus en het geheele consistorie of heilig kollegie zich het meest verwonderde is, dat zij zagen, dat deze manmoedige weduwe, niettegenstaande zij met zooveel tegenheden overvallen werd, daarbij niet minder haar lichaam kastijdde met zeer vreeselijke pijnen. Bij de gewone vasten had zij haar lichaam met harde koorden zoo gebonden en zoo sterk en eng geregen, dat zij de huid en het vleesch doorsneden , en hare arme menschelijkheid zeer pijnigden, en zie, toch deed zij niets anders dan daarmede lachen. Geen eerzuchtige beminde ooit zoo zeer het toppunt der eer, als deze grootmoedige en ootmoedige ziel de armoede en diepsten ootmoed
HET LEVEN VAN
84
üöiuiiide. Ik verwonderde er mij niet over dat Paus Martinus V op het aanzoek van Margaretha, koningin van Zweden en der voornaamsten van ket rijk dat hij de Canonisatie der H. Birgitta haren regel, hare wonderen en alles zou willen bevestigen en bekrachtigen, antwoordt en zegt: Meeni gij dat ik zou twijfelen aan eene zoo ge-waardige heiligheid, als deze is, welke mijn voorzaten, zaliger gedachtenis, zoo plechtig goedgekeurd en beweerd hebben, als n. Gregorius XI, Urbanus VI, Bonifacius IX en allen die destijds in het consistorie of het heilig collegie waren. Paus Bonifacius getuigt ronduit, dat hem hare wjjze van leven nog meer verwondering baart, daar hij eene zoo groote gelijkheid daarin vindt, dat zy van hare bökeering af tot aan haar laatsten snik, altijd in groote onschuld geleefd heeft, en er niets is, wat anderen gelogenstraft hebben. Zij was niet alleen schoon als de maan, die alleen schoon is in zijne verandering en steeds vol vlekken is, maar zij was als eene zou, die altijd dezelfde zon blijft, en nooit een enkele barer stralen bevlekt, waar /.y ook doordringe. liet reine goud barer deugd verbleekt niet, het diamant baars harten verbrokkelt zich niet, en deze rozenknop verwelkt nooit, en wie Birgitta een enkelen dag ziet, ziet haar alle dagen baars levens, zoo waar is het, dat haar leven even als de hemel steeds éénen loop houdt, en niets onordelijks, noch
DE H. Bi KG ITT A
S5
eenige schandelijke duisternis daarin gemerkt wordt. De stad Rome vorvronderde zich toen zij eene vrouTv zag, die in bet binnenste des harten en in de binnenste plooien der zielen, 's menschen geheime gedachten, hunne begeerten en plannen las, e^en alsof zij dat in een boek geschreven of op een verguld koperen plaat gesneden gezien had. Zij toonde dat alles zooals het in zich was, en zeide een ieder, zon hij het slechts wilde, den toestand en staaf zijner ziel. Ja, wat nog meer is, zij voorzeide ook toekomende zaken ; en vergiste zich in gee}! enkele. En wat dit geloofwaardig maakt, zegt Bonifacins, is, dat thans een goed deel van datgene, wat zij voorzegd heeft, geheel en al geschied is, zooals zij het voorzeide. En dit is net ook juist wat gewicht en geloof en een groot gezag geeft aan hare wondere visioeneii en heilige openbaringen , vervat in hare boeken , welke men den H. Roomschen Stoel heeft gegeven , om ze wel te laten onderzoeken en goedkeuren, zooals zij dan ook goedgekeurd zijn met veel plechtigheid en gezag. Ik beklaag mij het meest over hare zedigheid en bescheidenheid, hare ootmoedigheid en over het stilzwijgen , want ik geloof vastelijk dat de voornaamste deugden inwendig in de plooien harer ziel verborgen waren. Dat was de plaats, waar alle-deugden als op hare natuurlijke plaats in haar element of liever als in haar tempel waren en alle hare
HET LKVEN VAN
86
bfidieningeu zeer volmaakt verrichtten. Welke zoete samenspraken hadden er niet plaats tusscher God en hare ziel ? Welke heilige en onschuldige gemeenzaamheid tusschen het hart onzer Lieve Vrouw en het hare, wat dit zoo volmaakt beminde ? Welke doordringende lichtstralen werden in haar hart gedrukt ? Wat zeiden haar de Engelen en Heiligen, die haar zoo dikwijls bezochten, en wat zeide zy hun zelve niet? In hare openbaringen maakt zij er bijna geen melding van, Jan wanneer zij daartoe gedwongen werd, en meer van anderen dan van haar zelve. Dan ik geloof dat het ware boek harer openbaringen, die haar zelve betreffen, baar eigen hart is. Ach, waarom is het ons niet vergund dit te ontleden en open te snijden, om daar de hemelsche schatten te beschouwen, die zoo door en door kostbaar daarin vervat zijn. Lieve Lezer, zeg mij, dat zij steeds bij de zon was, en aan de voeten van den Gekruiste, is dat niet omdat zij vervuld was met zoo vele stralen van hemelsch licht, dat hare ziel geheel blinkend was van den glans der Heiligen. Altijd en overal zag men haar in de kerken en op alle heilige plaatsen te Rome, en in plaats der vijf onze vaders, die men bad om den aflaat te verdienen, ziet gij haar vijf uren achter elkander in God verslonden, en verzonken in eene diepe zee van zeer hooge beschouwingen. O, Gij Engelen des hemels, mijn God, waarom hebben wij dit alles verloren,
DE H. BIRGITTA
87
en gö gt; gelukzalige Geest, die haar het engelachtige gesprek van de verhevenheid der allerheiligste Moeder Gods hebt voorgezegd, waarom schetst gij ons niet eene der heldhaftige deugden dezer weduwe, die de vreugde des hemels was ? Nogtans ik getroost mij, wijl ik ze lichtelijk kan bevatten, wijl ik vast geloof, dat een groot gedeelte, van hetgeen zij in hare openbaringen zegt, en op zulke wijze, als zeide zij het van een ander, om aldus hare schaamte te dekken, en de vreugd harer ootmoedigheid des te beter te verbergen, zeker van niemand anders, dan van haar zelve moet verstaan worden; en ik houd het er voor dat haar leven niets anders geweest is, dan een ware beoefening van hare goddelijke openbaringen, en dat zij gedaan heeft, wat zij gezegd heeft, eu gezegd heeft wat zij gedaan heeft, j.'i, nog veel meer heeft gedaan, dan zij durfde zeggen.
Van hare reizen naar Sicilië en Napels.
' U i e groots God, die eertijds den Hooge-priester, de geestelijkheid en de ma-^ gistraat of wereldsclie overheid van het heilig land door den onschnldigen mond eener weduwe onderrichtte, is dezelfde, die dit ook gedaan heeft door den gulden mond der H. Birgitta. Het behaagt aan God en het is zijne gewoonte, zooais de H. Panlus spreekt, dat, wanneer Hij de grootste werken zijner goddelijke Voorzienigheid wil verrichten , Hij daartoe de verachtelijksts zaak gebruikt en aanwendt. Er was veel te zeggen in Sicilië en het koningrijk Napels. Daartoe wilde Hij deze arme weduwe van het Noorden en het uiterste der wereld gebruiken. Onze Lieve Heer beval haar dan naar Sicilië te reizen , en te doen , wat hij haar zon bevelen. Zij die slechts aan God gehecht was, maakte zich aanstonds gereed en spoedde zich naar het koninkrijk Sicilië. Zoo haast zij daar aankwam, volgde zij haar oud gebruik. Overal waar relikwiën en heiligdommen waren, vond men de H. Birgitta en aanstond trok zij aller blikken op zich. Ziet, zeide men, wie ia die vreemde vrouw, wat voor eene kleeding is dat, welke taal spreekt zij ? men ziet haar nergens
DB H. BIRG1TTA
89
dan in alle berken; gij ziet haar steeds aan de voeten van het kruisbeeld geknield. Wat beteekent dat, dat zij met niemand spreekt, en hoe komt het; dat zij altijd weent? De vorm van haar aangezicht, duidt een zekere adelijke afkomst aan, en hare zoo groote bescheidenheid geeft genoegzaam te kennen, dat zij van goeden bloede is. Dit geroep breidde zich uit door geheel de stad en dat goede gerucht kwam tot aan het hof bij de Koningin en aller mond was er vol van. Men sprak van niets anders, dan van deze vreemde vrouw, die in geheel Sicilië onbekend was. De koningin die daarvan gehoord had, wilde haar zien, of wel uit natuurlijke nieuwsgierigheid der vrouwen of uit godsvrucht, of, zooals mij dunkt, op ingeving des H. Geestes. Men zoekt overal, men vindt haar en brengt haar naar het hof op bevel der koningin , dat zij uitdrukkelijk daartoe gegeven had. De goede Birgitta liet zich als eene onschuldige duif leiden, werwaarts men wilde. Zoohaast zij voor de koningin verscheen nam zij haar in, door hare bescheidenheid en zedigheid, en de koningin bezag haar met groote oplettendheid van het hoofd tot de voeten. Hare majesteit wenschte te weten, van waar zij was, en wat zij in Sicilië te doen had: de vrome Birgitta zeide openhartig de waarheid, toonde hare afkomst aan, en zeide wat zij moest zeggen. Dit bevredigde de nieuwsgierigheid der koningin,
HET LEVEN VAK
90
evenals die der dames en jonge jufvrouwen, die aan het hof waren, en zij begonnen op vrouwen manier allen te gelijk te praten, en brachten duizende vreemde vragen door elkander voor den dag: Hoe, mevrouw, is God niet zoo wel in Zweden, als in Sicilië 1 wat doet gij dan hier in dit laud? en met welk een geweten hebt gij uwe kinderen verlaten om als kloosterlinge te leven? Hoe? kan men aan het hof niet zalig worden, en moeten alle menschen monniken en nonnen worden? Waarlijk, zegt eeu andere, ik meen dat wij meer leed hebben aan het hof dan men in de kloosters heeft, en veel meer bekoringen te overwinnen. Welnu, waar meer leed of moeite en arbeid is, daar is ook meer verdienste. Men zegt, dat gij verschijningen hebt, Mevrouw, wilt gij er ons eens eene vertellen. Hé, zeide een ander, hoe moet men het aanleggen of zich gedragen om verschijningen te hebben en soms opgetogen te zijn? Hoe kunt gij toch leven, daar gij altijd en eeuwig vast; als ik dat zou doeu, was ik reeds lang dood. Haren kleederen dragen, ach, daarvan mag ik niet hooren spreken dat zou mij den dood veroorzaken. Mijn God! kan men dan niet in den hemel komen , tenzij men zich dood make, door een zoo streng, hard en ondragelijk leven? Is het niet beter zijne kinderen in de vreeze des Heeren wel op te voeden, dan alle dagen zijn rozenkrans te bidden? en als uwe kinderen ver-
DE H. B1EG1TTA
91
loren gaau, omdat zij niet goed zijn geleid, wie zal dan rekenschap en verantwoording geven voor hunne zielen? Wat hebt gij toch zoo lang te babbelen in de kerk, waarin gij vijf of zesge-heele uren achter elkander doorbrengt. Wat kan men onzen lieven Heer in zoo langen tijd zeggen ? het lange gebed is niet altijd het beste. Ware het niet beter levende heiligen te maken in Zweden, dan van daar te vertrekken om doode te zoeken in Sicilië en door geheel Italië? Men heeft zoo hard geschreeuwd tegen de valsche verschijningen der vrouwen, en tegen hare ij dele visioeneu en droomen, dat ik schrik om de waarheid te zeggen. Als nu de koningin van den eenen kant, deze onfatsoenlijke vragen de eene over de andere hoorde, en daartegen de kloeke en bescheideue stilzwijgenheid der Zweed-sche heilige van den anderen kant zag, gebood zij al deze vrouwen te zwijgen, en zeide: Ik bid ii, mevrouw, gelief ons te zeggen, wat u belieft, en geen acht te slaan op de nieuwsgierigheid van zoovele vragen, die men u hier zoo onbedachtzaam heeft voorgesteld. Niemand doe verder den mond open, en niemand valle haar in de rede, want dit zou niet passen. Do H. Weduwe maakte daarop eene diepe buiging voor hare majesteit, begon zeer deftig en zeer openhartig te spreken en zeide: Mevrouw, ik prijs en loof God, dat Hij mij hier heen geleid heeft voor de majesteit eener zoo wijze koningin,
HET LEVEN VAN
92
en die vervuld is met zoovele koninldijke deugden, en vooral met eene groote godsvrucht begaafd is. Een ieder, mevrouw, beoldt zicli in, zalig te zullen worden, en dat hij op den weg des heils is; dan ach! dat is een groot misverstan-1. Het oordeel Gods is geheel anders dan het oordeel der schepselen. Zoo de rechtvaardigen na zoovele pijnen en martelingen den hemel zoo moeieliik veroveren hoe is het dan mogelijk, dat zich verstandige lieden durven laten voorstaan, dat men zonder wonderteeken in de wellusten aan het hof kan zalig worden? Ik voor mij beken volgaarne, dat ik daartoe geen krachten genoeg heb, en juist daarom heb ik het hof van Zit-eden verlaten met alle praal en pracht, en toch, mevrouw, niettegenstaande dat alles, zeg ik u ronduit, dat mijn hart siddert, als ik dikwijls denk aan het gestrenge oordeel Gods. Zullen ons al die ijdelheden en hoovaardigheid , waarvan het hof vol is, kunnen voeren naar den hemel, waarheen alle toegangen bestrooid en omzoomd zijn met kruisen, met dooiyien en met nagels? Zoo de rechte weg des hemels door den wellust gaat, waarom is dan de Heer Jesus niet daardoor gegaan? Waarom heeft dan Zijne allerheiligste Moeder altijd het zwaard en de smarten in haar hart gedragen , en in zoo groote armoede geleefd ? Gesteld dat het hof zoo heilig zij, dat men daarin geene zonde bedrijft (en ach, waar bestaat er zulk een ?) welk goed doet men daar
DE H. BIIiGlTTA
93
dan uog voor zijue ziel eu om het hemelrijk te verdieueu? De helft des levens gaat daar voorbij met het opsmukken der vrouwen en de andere helft met het outkleeden. En dan, welke gesprekken worden daar gevoerd? welke heimelijke haat eu nijd, welke vergiftigde taal, schimp en achterklap, welke ontrouw bestaat daar niet? Men moet een wonder doen, ja een wonder, mevrouw! zoo iemand aan het hof wil zalig worden. De koningin verschrok bij deze woorden, brak het stilzwijgen, riep overluid en sprak: O Jesus, mijne lieve vriendin, wat zegt gij daar, wilt gij dan dat wij zullen wanhopen? De H. Birgitta volgens hare gewone eenvoudigheid lachte daarover en antwoordde terstond: Ik ben het niet, mevrouw, ach neen, niet ik, maar .Tesus Christus is bet zelf die deze woorden gesproken heeft. Gelooft uwe majesteit niet vastelijk wat de waarheid met eigen mond gezegd heeft? Het is onmogelijk, zegt Hij, dat een rijke het hemelrijk binnen trede: Wat beteekeiit dat ? het onmogelijke mogelijk maken is dat geen wonder verrichten ? Heeft Hij het niet gezegd dat veeleer een kameel door het oog van een naald zal gaan, dan dat een rijke in den hemel komt? Heeft Hij het niet getuigd, dat de deur des hemels zeer eng is, en dat er weinig zijn, die door deze deur binnen gaan: dat de overigen eenen anderen weg betreden eu naar de hel gaan, daai-beneden. Was Hjj
HET LEVEN VAN
94
het niet, die vluchtte, toen men hem koning wilde maken? Zoo grooten afkeer had Hij van het hof en van het leven, dat men daar leidt en bijna gedwongen is te leiden. Is het niet waar, mevrouw, dat Hij zelf gezegd heeft, dat de rijke verloren is gegaan, omdat Hij zich met purper en scharlaken en met geborduurde kleederen kleedde, dat hij alle dagen oogen-schijnlijk goed leefde, tot over de ooren in vreugde zwom, zijn leven in wellust baadde, en daarbij de armen verachtte. Is dat niet in staat, en gewichtig genoeg om alle machtigen der aarde te doen schrikken. Moet zich dan nog iemand verwonderen dat ik alles heb verlaten , om mijn best te doen, om mijne ziel te houden op den weg, dien God en de Heiligen ons in dit armzalig leven gebaand hebben ? Wie siddert niet, als hij den H. Petrus hoort zeggen: dat de rechtvaardige naauwelijks zalig zal worden ? En wie zou wederom niet sidderen aan het hof sinds de H. Joannes daar stom geworden is, en de H. Petrus daar geleerd heeft God te verloochenen en bijna in het verderf gestort is ? Hoe? Hy , die het meest bemind heeft, en bij, die het meest bemind geweest is onder alle apostelen, zij zijn bijna verloren gegaan aan het hof en van apostelen apostaten geworden; en zouden anderen dan meenen zich daar zalig te zullen maken tusschen zoo vele onstuimige golven, die er altijd stormen op hen die de
DE H. BIKGITTA
95
zeilen spannen op deze zoo onbestendige en verachtelijke zee? De groote H. Paulus zegt ergens: God heeft voor den Hemel uitgekozen noch de wijzen, noch de ryken, noch de machtigen der aarde, maar de armen, de eenvoudigen en die voor de wereld veracht zijn. Ga heen, mevrouw, verlaat er n op dat men het beter wete dan de H. Paulus. In het evangelie heb ik wel eens hooren lezen: Zalig zijn de armen want het rijk der hemelen behoort hun toe; zalig zijn zij, die weenen en leed verduren, die vervolging lijden, die zuiver zijn, maar, mijne geliefde, ik bid er u om, zeg het mij, is dat wel het gebruik aan het hof? en de gewoonte der hovelingen, die zich een aanzien geven, alsof het ware tegenvoeters of lieden van het andere werelddeel waren, die bunne voeten tegen ons en het onderste boven keeren? Hebt gij ooit gelezen: Zalig zgn zij, die lachen, die vrolijk heen leven, die aan het hof een weelderig leven leiden, die zich aan allerlei wellusten en lasteringen overgeven en bijna niets anders, dan den naam en het uitwendige van een christen hebben ? In plaats van werken van barmhartigheid te verrichten, is elkeen er slechts in geslepen om zijne inkomsten te vermeerderen en op elkander te stapelen, het koi^t er niet op aan, wie ze opbrenge. Men beschou we en overwege het leven der Heiligen, en vergelijke het met het leven van hen, die aan het hof verblijven;
HET LKVEN VAN
96
scheelt het niet als dag en nacht, als wit en zwart, als goed en kwaad dat men met elkander vergelijken zou? Ach, mevrouw! wat is dat spreekwoord waar ; dat hij die vroom wil zijn, zich onversaagd moet verwijderen en wegvluchten van het hof, dat lokaas, als van het eigenlijke gift der godsvrucht en ware deugd. Met wat recht of reden, bid ik u, zal men van God den Hemel afeischen, nadat men zijn leven aan het hof heeft gesleten ? wegens het vasten ? men vast er immers bijna niets. Wegens de aal-moezeri ? men doet er immers niets dan de anderen bestelen, het volk het zijne ontnemen. Ter wille van het gebed ? Mijn God! welk gebed! Zijn niet veeleer in elkander gevlochten onbeleefdheden, afwijkingen en verstrooingen, zoo men ook al eens een enkel onze Vader bidt, welke niet vol is met duizende verkeerde, onreine, dwaze en geheel ongerijmde gedachten? Zal het dan zijn wegens de gestrengheid der haren boetkleederen? Ach! men weet niet eens wat dat is, en nooit is iets dergelijks aan het hof gezien. Zal het zijn omdat men God veel bemint ? Hoe dan ? terwijl men Hem bij elh woord verloochent, terwijl men zweert bij zijn hoofd, bi; zijn lichaam, bij alles, en in duizenderlei doodzonden valt, waarmede men slechts den spot drijft en waarvan men zegt: aan het hof kan het anders niet gaan en de wereld kan anders niet bestaan. Zou men durven raeenen,
DE H. BIRG1TTA
ach, ja, zou men durven gelooven, dat men gemakkelijk kan zalig worden op eene plaats, waar men duizenderlei kwaad bedrijft, waar men bijna geen goed doet, en altijd en eeuwig in het grootste gevaar verkeert van te vallen ? De sneeuw der reinheid ligt steeds bij den babylonischen oven der wellust; de rozen en eerbaarheid zijn rondom met doornen omgeven, en de roofvogels zijn er steeds op uit, en letten op het oogenblik om eene onschuldige duif, en eene eenvoudige ziel te verleiden en tot vallen te brengen, die aan geen kwaad zou denken, wanneer zij buiten de plaats ware, waarin zij is. Mijn God! wat zou het ons baten, zegt de Heer Jesus, wanneer wij ook de geheele wereld wonnen, maar schade leiden aan onze zielen, zoodat zij verloren gingen? Ach, mevrouw wat ben ik veel, oneindig veel verplicht aan den goeden God, die mij de genade geschonken heeft, om het Zweedsche hof te verlaten met alle pracht der wereld, om Hem alleen oprecht te dienen, en mij slechts bezig te houden met de redding mijner arme ziel. Neen, als ik ook wist dat ik duizend werelden kon winnen, onder voorwaarde, dat ik den dienst Gods en mijne geringe godvruchtige oefeningen moest laten varen, op mijn geweten af, mevrouw, ik deed het niet, en ik zou er geen voet om willen verzetten. Elkeen die weet, wat het is. God te dienen, en hoe zoet de eenzaamheid is, o
97
HET LEVEN VAN
98
hoe weinig verlangt hij naar liet hof. Dan, deze wijdloopige verklaring verteederde zoodanig het hart der H. Weduwe, dat zij begon te weenen, en niet verder kon spreken. De koningin weende insgelijks en alle andere vrouwen en jonge dames zagen elkander aan met een treurig stilzwijgen, en waren allen zoodanig ontsteld dat bijna geen enkele den mond durfde roeren, en elkeen de H. Vrouw gelukkig achtte, wier hart geheel vol was van God. Men smeekte haar een tweeden male terug te komen, en de koningin te willen bezoeken , welke een bijzonder genoegen in deze hemelsche taal gehad had. Birgitta kuste de hand der koningin, en begaf zich weer naar haar kamertje. Nooit waren de harten dezer adelijke vrouwen zoo bewogen geweest , als zij toen waren, zij zagen elkander aan en weenden meei, dan zij spraken. God weet, wat goed deze gedachten veroorzaakt en bewerkt hebben. Aan alle kanten ging er een roep op over het gesprek, dat aan het hof gevoerd was. Iedereen wilde deze H. Vrouw zien en met haar van de eeuwigheid spreken. Aller menschen hart won zij door haar oprechtheid en gemoedelijkheid, en gaf talrijke goede onderrichtingen aan allen , die tot haar kwamen, ook zelfs aan de koningin, met wie zij dikwijls sprak, tot dezer groot genoegen. Toen zij nu in Sicilië gereed was en gedaan had, wat God haar had bevolen, moest zij vertrekken en van daar naar
DE H. B1RGITTA
99
Napels reizen , waar onze Lieve Heer haar heen zond. Niemand zou het kunnen gelooven, hoo zeer dit speet aan de koningin, de adelijke vrouwen , en de voornaamste heeren van Sicilië, welke zich zeer verwonderden over eene zoo heilige vrouw. Men schonk haar veel heilige zaken en H. H. relikwieën welke haar grootste schat waren, en nadat zij van de koningin en geheel Sicilië afscheid genomen had, trok zij recht op Napels aan, waar haar goede faam reeds eene herberg besteld had, en de zielen had bereid om eene zoo edele bedevaartgangster met zoo vele en zoo voortreffelijke volmaaktheden en overvloedige genaden versierd aan- en op-te nemen, en volgens haren rang met allen eerbied te ontvangen. De geschiedenis meldt, dat zij, na te Napels aangekomen te zijn, besloten was daar wat langer te vertoeven. God die haar daarheen geleidde, gaf haar elke zaak , in 't bijzonder in, die zij daar verrichten moest. De jaarboeken verhalen ons, dat zij daar was als een wonderbaar schoone spiegel, waarin men alle deugden in de hoogste volmaaktheid zag. Ik weet niet, waar de ouden dien zeldzamen spiegel toch mogen gevonden hebben , waarvan de Grieken schrijven, dat hij zoo kunstig oi veeleer tooverachtig moet geweest zijn , dat men daarin alle goden, nu deze dan gene, zag voor-bygaan; maar men zag er niets menschelijks in , en als ook alle menschen der wereld daarvoor
HET LEVKN VAX
gestaan hadden, zoo drukten zij daarin toch nooit hun beeldtenis af, en dit kristal teekende niets anders al dan wat goddelijk was. De II. Birgitta was een spiegel, dien God voor een tijd naar Napels gezonden had; en, inderdaad, een zeldzame spiegel, waarin men niets mensche-lijks bespeurde; het waren slechts deugden, nu deze dan gene, die op het kristal haars levens uitschitterden en de geheele stad Napels tot bewondering opwekte, als zij zoo vele deugden iu eene eenvoudige en van God gezegende vrouw opmerkte.
Het leven dat zij te Rome en op Sicilië geleid had, leidde zij ook te Napels, want haar leven was als de lucht, wie daar een deel van ziet ziet haar geheel, zoo gelijkvormig en gelijkelijk is haar blauw kristal bestemd, zoo ver zij zich uitstrekt. Iets bijzonders echter was het, dat zij sterke inspraken van God had en zeer krachtige openbaringen over den toestand der stad Napels. God beval haar uitdrukkelijk goede onderrichtingen te geven aan verscheidene personen, den aartsbisschop, de wereldlijke overheid en de voor-uaamsten der stad, en zij zeide met luide rftem wat God haar in den mond gaf. Dit kwam in den beginne iedereen zeer zonderling voor; want hoe vreemd was het niet dat een eenvoudige vrouw, die daar vreemd, onbekend, pas was aangekomen zonder aanzien, en zelfs zonder tongval die men te Napels kon verstaan, zich
100
DE II. BIRG1ÏTA
durfde verstouten de mannen te leeren, de vorsten, den aartsbisschop en diegenen, die in het konink-lijk Napels voor orakels en halve goden gehouden werden? Hoe was het mogelijk, dat men verschijningen zou gelooven eener godvruchtige vrouw en openbaringen eener onbekende persoon, die wellicht valsche uitvindinsren,
»5 '
en onnoozele vrouwenvertelsels voor ware visioenen uitgaf? Wat zou men te Rome wei zeggen, dat men zich te Napels .liet beet nemen door eene vrouw en zich liet beheerschen door de inbeeldingen eener Zweedsche vrouw, die niet geleerd, noch bekend was met staatszaken. Waarlijk men mag zulk een pak wel aan Napels adresseeren en daarheen zenden, daar, waar zich de fijnste verstanden der wereld ophouden, en de wijsten der aarde genoeg vinden om zich mede bezig te houden, en van de Napolitaansche heeren kunnen leeren hoe zij leven moeten. Ik bid u, ga naar elders met zulke bijgeloovige zaken, dat is hier geen onderricht voor zoo geleerde lieden. Dat ware goed in Zweden en in zijn barbaarsche streken, waar een altijddurend ijs is en de gemoederen zelve geheel koud en zonder kracht en sterkte zijn, maar dat eene vreemde vrouw het durft ondernemen om hier den aartsbisschop en het koninkrijk Napels te onderwijzen, dat is waarschijnlijk een apenspel en in t geheel niet te dulden. Nogtans, niettegenstaande dit zwetsen en snoeven moesten
101
HET LEVEN VAN
102
zij er zich langzamerhand naar schikken en allengs voor hare voeten kruipen en de woorden der H. Birgitta aannemen als goddelijke woorden, die van den hemel kwamen. Want zij zagen, dat zij aan eenigen de geheime gedachten haars harten toonde, anderen nauwkeurig voorspelde wat hun zou overkomen, den aartsbisschop zeiven zeide zij van Godswege zaken, die hem zoozeer troffen, dat hij wel inzag dat God in het hart dezer H. Weduwe woonde , en hij ving hare woorden op, alsof zij uit den mond van Jesus Christus zelveu kwamen; vervolgens kwamen ook andere heeren om den toestand hunner ziel en hun geluk of ongeluk van de H. bedevaartgangster te vernemen. O, wat heelt de ware deugd een groote kracht op de harten der menschen! Hoe diep en eerbiedwaardig zijn de geheimen Gods, daar Hij eene vrome weduwe in Zweden gaat zoeken om Napels, Sicilië, Italië, gansch Europa en de geheele bewoonbare wereld te verlichten. Toen zij nu gedaan had, wat God van haar verwachtte, zond Hij haar weer ijlings naar Rome met het doel, wat ik u aanstonds zal verhalen, wanneer haar God zijn heiligen wil zal geopenbaard hebben.
Van bre lermjkonisl le Rome, on den vriendschap-pelijken woordenstrijd, dien zij mei God had belrekkelijk Jerusalem.
e groote zielen zijn gelijk aan de zon. Hare rust bestaat in moeite en arbeid, en even als deze tot geen ander doel geschapen is, dan om altoos van de eene plaats naar de andere te gaan, en daar overal het reine goud van haren invloed en den glans harer stralen, die de geheele natuur doet schitteren, zoo doen ook die zonnen der Kerk niets anders, dan altijd heen en weer trekken met den glans harer voortreffelijke deugden om de rijken te verlichten. Daar de H. Birgitta het bevel van den hemel gekregen had om wederom naar Rome te reizen, had zij twee redenen om dit gaarne te doen. Vooreerst om aan God te gehoorzamen en aldus altoos onder Zijne heilige bevelen te leven; ten tweede wijl zij zich verbeelde na zoovele reizen eiudelijk te Rome in rust te leven , en haar levensloop in den schoot des vredes te eindigen. Dan, om de waarheid te zeggen , de groote heiligen hebben groot ongelijk (God vergeve het mij) als zij rust willen zoeken te midden der onstuimige baren van dit armzalig leven, waarin alles altijd voortdrijft
HET LEVEN VAN
104
en de Heer Jesus zelf niets anders gedaan heeft dan onophoudelijk arbeiden en duizenderlei leed en ongemakken te verduren. De wereld, zegt de H. Ambrosius, is verdeeld in twee deelen: in de aarde waarop men altoos moet strijden, en in den hemel, om daar een wig te zegevieren. Op zekeren dag, als de H. Dienares Gods in groote rust eu in God verslonden was, in de grootste stilte eeuer verheven beschouwing, verschijnt haar de Verlosser en zegt haar: Birgitta, maak u gereed om weldra naar de H. stad Jerusalem te vertrekken. Jesus, Maria! antwoordde zij en sprong in eens op , lieve Heer Jesus, ach! wat is dat voor nieuws? mijn God, kunt Gij wel vertoornd en boos worden als ik met uwe majesteit redetwist, en U eens voor oogen stel, wat uit dit bevel zal volgen ? Lieve Verlosser mijner ziel, het schijnt dat Gij mijn vorige reizen reeds vergeten hebt. Denkt Gij wel aan mijn ouderdom, hoe afgemat ik ben van vermoeienis en arbeid, en uitgemergeld door zoo vele bedevaarten en pelgrimstochten? Ach! hoe is het mogelijk, dat een arme oude vrouw in haar gebrekkigen ouderdom en nadat hare krachten zoo zeer verzwakt zijn, eene reis zou kunnen verduren van het eene eind der wereld tot het andere ? Wat zullen de menschen zeggen als zij een persoon van mijn geslacht en ouderdom steeds van het eene oord naar het andere zien trekken ? Zal men niet meenen, dat het mijne
DK IJ. BIRGITTA
105
groote veranderlijkheid is, die mij aandrijft ora in dit schandelijk en eeuwig heen en weer trekken te leven. Ik durf deze reis niet op mij nemen, zonder toestemming des Pausen; wat zal zijne Heiligheid zeggen, wanneer ik hem daarvoor ga groeten en mijn afscheid van hem nemen? Wat zullen de Kardinalen zeggen die eenig geloof hechten aan mijne woorden? Zullen zij niet meenen, dat ik niets anders zoek dan slechts de landen te doorkruisen ? Welk nut zal ik trekken uit dit eeuwigdurend reizen ? Och gewaardig U toch, mija God, U te herinneren dat ik niets meer ben, dan eene vrouw uit het stof gevormd, en zoo zwak en teer dat waarlijk allen, die mij van deze reis zullen hooren spreken, in mijne lichtzinnigheid zullen geërgerd zijn. Het is verkeerd , ik weet het wel, met God, tegen God eu voor God te redetwisten; ach, ik bid om vergiffenis op mijn aangezicht liggende; maar zoo het mogelijk is, dat dit bewijs van mijn onderdanigst redeneeren eenigen toegang vinde tot den hemel, zoo werp, o groote God, uwe oogen op dit stof en neem de geringe aanmerking uwer ellendige dienstmaagd ter harte, die altijd gehoorzaam is geweest aan uwe bevelen en het nog altijd wil zijn, tot aan mijn dood, al zou het mij ook duizende levens , en mijn ziel het verlies aller vreugd kosten. Ik weet niet of de tranen haar gebed al, dan niet vergezelden, maar ik weet dat zij het ver-
HET LEVEN VAN
106
richtte met al de krachten harer ziel. Toen nu de Heer Jesus dit smeeken en deze kinderlijk lieve klachten hoorde, zeide Hij haar: Hoe Birgitta wat raaskalt gij ? Hebt gij dan vergeten, dat ik de Schepper der natuur ben, en dat het mogelijke en het onmogelijke in mijne handen hetzelfde is ? Ken ik dan uwe krachten en nw vermogen niet, en is het mijne gewoonte wel mijne vrienden en trouwe dienaren te overladen, en hen neer te drukken onder den last, dien ik hun opleg? Neen, het past u niet, u op uwe zwakheid 4e beroepen, alsof het niet mijne gewoonte was sterk te maken, wat zwak is, en die zaken, die zoo gering zijn, dat zij als het ware, geeu aanzien hebben te gebruiken, even als die, welke het sterkst schijnen? Ben ik niet machtig genoeg, ben ik niet wijs genoeg om in alles te voorzien, wat noodig is? Wees er niet meer over bekommerd dat het de gehoorzaamheid aan sterkte, noch de eenvoudigheid aan zegen zal ontbreken. Ik zal u daarheen voeren en wederom hier terugbrengen. Ik wil ook uw beschermer, uw geleider, uw verzorger uw vader, en alles zijn. Daar gij dan God bij u hebt, kunt gij dan nog twijfelen dat u iets «al ontbreken, of dat de zee of de dood, of de hel sterker en machtiger zal zijn, dan ik? Na deze reis in het heilig land zal ik u weer naar Rome brengen. Daarom maak u gereed eu vertrek met de eerste gelegenheid, want dit is mijn
DB H. BIRGITTA
107
bepaalde wil. De allerdeugdzaamste dienares van Jesus Christus boog het hoofd, en ondenrierp zich aan dit bevel: en zoohaast zij volkomen gehoorzaam was, was zij ook oogenblikkelijk vaardig om te reizen. De geschiedenis spaart onze harten en heeft gevreesd dat zij ons verschrikken zoude als zij ons het onweer en den storm verhaalde, die zij op zee doorstaan heeft gedurende deza vaart. Nogtans men mag ons gerust deze lasten, alsook de moeite en arbeid dezer moedige prinses en koninklijk grootmoedige vrouw van Zweden verbergen , daar het ons toch genoegzaam bekend is dat zulke reizen niet kunnen geschieden zonder duizende ongemakken. Is het mogelijk dat men een zoo langen tijd tusschen de golven en den dood en steeds in den grootsten nood leeft, zonder dat men duizenderlei natuurlijke vrees en vele dagelijksche gevaren , die onvermijdelijk zijn ondervindt? Wanneer de Alcijon of ijsvogel zich op zee laat zien, is dit een teeken eener groote windstilte, welke de natuur alle zeeën oplegt. De H. Birgitta kon dit wonder wel verricht hebben, zooals zij het vroeger gewild had, toen zij de zee en dequot; wind deed bedaren, doch zij wilde liever den zeestroom laten voortrollen volgens het weder en den wil van den noorden wind. Het was evenwel in haar te verwonderen, dat zij in het gruwzaamste onweer en woeden der zee zoo groote kalmte in haar hart behield, dat door de stand-
HET LEVEN VAN
108
vastigheid van haar onverwrikbaar gemoed de zee, den dood, en de liefde tot het leven verbaasde. Die zich vast aan God hecht, wankelt nooit op deze wereld; wie zijn hart in Gods hart stelt, vreest nergens schipbreuk, en werd hij door de goddelijke Voorzienigheid neergc-dompeld tot op den afgrond der zee, zoo ware dit de gelukkigste schipbreuk dien hij in deze wereld kon lijden. En daarbij, wat zon zij vreezen, daar de Heer Jesus haar verzekerd had, dat Hij haar weder naar Rome zou terugvoeren. Is Hij het niet, die de onstuimige winden breidelt? Is Hij het niet die de opgezweepte baren en de zee doet uit elkander spatten? Is Hij het niet die den berg der zee en dit element zoo effen maakt, dat er berg noch dal, rimpel noch voor, hoogte noch diepte op gezien wordt, even min als op den gladden spiegel of het kristal des uitspansels? Voeg hierbij dat de allerheiligste Maagd haar lang te voren gezegd had, dat zij naar het H. Land zou gaan, en baar daar bijzondere zaken zouden geopenbaard worden. Zij kwam dan te Jerusalem aan in het jaar 1372 en bleef daar 4 maanden en 14 dagen. Niemand echter begrijpt de voortreffelijke deugden, die zij in zoo korten tijd daar beoefend heeft, en de hemelsche verlichtingen die zij ontvangen heeft, en de klare kennis die haar werd medegedeeld van de geheimen der allerheiligste menschwording en van geheel het leven des
DE H. 3IRGITTA
109
Zaligmakers Jesus Christus. Het was haar geluk dat God haar hare terugkomst te Rome versproken had, want anders, geloof ik ware aij zeker gestorven of van medelijden, of van smart en leed, of van de hevigheid der goddelijke liefde, of van loutere zwakheid, wijl zij het geweld der goddelijke liefde op hare ziel niet kon wederstaan. Verbeeld u eens met welke blikken zij den berg van Calvarië beschouwde, waarop de Heer Jesus zoo wreed ter dood gebracht werd. Zij, zeg ik, welke met de oogen des geloofs en het geestelijk gezicht het geheele bloedige treurspel vau het begin tot het einde overzag, en zich verbeeldde, den Heer Jesus met bloed bedekt te zien; kon zij Hem wel aanzien , zonder te sterven ? en die plaats, waar Hij zoo jammerlijk werd gegeeseld en met lange puntige doornen werd gekroond, en waar Hij water en bloed gezweet had, en al de overige geheimen van zijn zoo bitter lijden; zou zij zich kunnen weerhouden , haar tranenvloed met den bloedstroom van Jesus Christus te vermengen. Hij, den eenigen schat barer ziel, en het eenige voorwerp barer gansche liefde ? Konde zij zien dat Onze lieve Vrouw, uit eigen beweging uit den hemel naar Bethlehem kwam, alleen om haar alle schoone omstandigheden der geboorte aan te toonen zonder ontroerd te zijn? en welk hart zou niet gebroken zijn, wanneer het nogmaals Onze lieve Vrouw gezien had, of een Engel
HET LEVEN VAN
110
uit den hemel of den Heer Jesns zeiven, die haar in alles onderrichtte? Wat zuchten, wat tranen, wat zoete verrukkingen moeten zich niet meester gemaakt hebben van hare onschuldige ziel, die geheel was weggesmolten in zooveel zoetheden. De geschiedenis meldt dat haar den staat der koninkrijken ontdekt is en hoe het in de toekomst in de kerk en in de wereld gaan zou. Duizende schoone gedachten werden haar ingegeven , om te zeggen, en te schrijven voor de nakomelingén en de Heer Jesus zeide baar uitdrukkelijk deze woorden: Birgitta, de woorden die ik u zeg en laat zeggen zullen veel vrome zielen tot troost verstrekken. Na uwen dood zullen er duizende komen , die nut zullen trekken uit uwe woorden, en wat gij voorzeggen zult zal ook juist zoo geschieden op zijn tijd. Beschouw het tegenwoordige niet, maar sla de oogen van uw verstand op de nakomelingen. Het is voor hen en tot hen dat ik spreek door uwen mond, en wat gij hier te Jerusalem ziet, zal eens velen volkeren tot nut strekken. Neem gij slechts mijne verlichtingen aan, en onthoud wel wat ik u zeg, er zal een tijd komen, dat men het in het werk zal stellen, en zien zal voor wien ik dat alles gezegd heb. — Lieve Lezer! gij kunt lichtelijk begrijpen, dat, wijl God haar met een zoo kort bevel in haren hoogen ouderdom liet reizen men gerust kan aannemen, dat Onze Heer iets gewichtigs met
DE H. BIEG1TTA
haar voor had. Paus Bonifaeius in zijn bul zegt ons voor zeker, dat zij alle plaatsen der eeheimen van het leven en sterven van Jesus
D
Christus heeft bezocht en dat zij groote zaken ondervonden en bijzondere genaden op die plaatsen ontvangen heeft, maar dat alles ligt in haar verborgen. God weet het, onze Lieve Vrouw en zij zelve, en ziedaar alles. Wat men heeft kunnen weten, zal men op zijne plaats vernemen. Het kwam haar zeer te pas om des te zekerder en juister te spreken van de geheimen van het allerheiligste lijden van den Verlosser onzer zielen, dat zij het tooneel zelve zag, waarop men dit zoo bloedig treurspel gespeeld had. Als de tranen het reinste bloed eener vrome ziel zijn, zooals de H. Gregorius zegt, dan verzeker ik u, dat zij eene zoo groote menigte van dit bloed en deze tranen vergoot, dat zij zooveel als haar mogelijk was Christus met gelijke mate trachtte te vergelden. Zij deed haar hart en hare geheele zelfstandigheid smelten en stortte ze uil hare beide oogen, gelijk de Heer Jesus geheel zijn bloed door de zweetgaten van zijn heilig lichaam en door zijne bloedige wonden vergoten heeft. Zij kon niet scheiden van deze plaats, die voor hare ziel zoo aangenaam was, en waar zij meende, dat geheel de hemel zich over haar hart had uitgestort. God nogtans beval het, en het moest geschieden.
111
Van hare lerugkomsl le Rome, eo liareo heerlijken dood.
e oostersche parel is altijd schoon en overal kostbaar. De opaal (een edelgesteente) heeft daarenboven nog deze hoedanigheid, dat hij alle edelgesteenten vertoont, en zoo dikwijls men hein in de zon stelt van glans verandert en van dag tot dag hoe langer hoe schooner wordt. Plaats de H. Birgitta te Rome, te Jerusalem, op 't land en waar gij wilt, gij zult in haar altijd een nieuwen glans en een schoone deugd vinden, zoo helder als de dag. Toen zij op zee was in hare terugreis naar Rome, greep haar een zoo hevige maagpijn aan, dat de koorts hare aderen aandeed. Op zee is een hartklopping en een zwakke maag een lastige ziekte. Want de zeelucht, het schokken der zee en het open neergaan der golven storen het geheel gestel, en brengen het geheel in de war. Wat haar uiterlijk betrof, men zag hare gewone vroolijk-heid daarop liggen, zij sprak niets anders dan van God, niemand werd haar smart gewaar, dan zij alleen. Daar zij echter reeds den ouderdom van ruim 70 jaren bereikt had, en geheel afgemat was door hare reizen, en uitgeput of uitgemergeld
DE U. BIEGITTA 113
van het vasten, en boete plegen en hare gestadige en vurige beschouwingen, kan men gemakkelijk begrijpen dat haar leven nog slechts aan een klein draadje hing. Voeg daarby hare vreeselijke maagpijn, de heete koorts, welke haar klaarblijkelijk deed wegteeren het verlangen om de wereld te verlaten, en den grooten dorst haars harten naar de wateren des hemels. Dit alles samengenomen toonde genoegzaam aan, dat deze schoone zon weldra zou ondergaan. Zij beschikte en regelde alles, alsof zij weldra die groote reis moest aanvaarden, waarvan niemand wederkeert. En, om u de toedracht der zaak onverholen te verklaren, zij had eene openbaring gebad omtrent den dag van haren dood. In Indië, wordt, zooals men zegt, een steen gevonden, die dit bewonderenswaardige in zich bevat, dat men op den klaren dag noch zijne waarde, noch zijne schoonheid kan opmerken; maar wordt hij in het duistere geplaatst, dan geeft hij een zoo hekleren glans en een zoo lichten gloed van zich, dat men hem voor een kleine zon zon aanzien; en de Iris-steen is donker in het licht, maar 's nachts en in het duistere toont hij een regenboog aan , gelijk aan dien, welke de natuur in de lucht veroorzaakt. De H. Birgitta had zich eveneens slechts half laten zien in den dag haars levens; hare bescheidenheid en zedigheid waren als een wolk geweest, om de zon barer deugden, die
HET LEVEN VAN
in haar hart scheen, te verduisteren; het stilzwijgen had dat alles bedekt en verduisterd. Maar in de duisternis des doods zult gy een zoo heldere deugd en eeue zoo glanzende ziel in haar ontwaren, dat hemel en aarde daarover verbaasd staan. Zoohaast de H. Weduwe was teruggekeerd, ging zij haar afscheid nemen , en alle heiligen in de stad Rome groeten, om hen duizendmalen vaarwel te zegden. Ik houd het
OO
er voor, dat zij het niet zou vergeten hebben den Paus de voeten te gaan kussen , wanneer hij toen te Rome geweest ware; zij liet evenwel niet na hem de handen te kussen, die destijds de plaatsvervanger zijner Heiligheid was. Wijl zij echter zelve niet met hem spreken kon , zond zij evenwel, opdat aan hare trouw, zoowel jegens God, als ook jegens den Paus niets ontbreken zoude, Alphonsus, den kluizenaar tot Gregorius den 11° in het jaar 1373 om hem aan te kondigen dat de H. Stoel zeker te Rome zou gevestigd worden. Dit was ook waar, want in het jaar 1375 trok hij uit Avignon, en kwam te Rome in het jaar 137G den 13 Januari, gelijk men te Rome ziet afgebeeld in de kerk der H. Maria do nieuwe. Zij had toen niemand haver kinderen meer hij zich, dan Birgerus en Catharina,.
riep hen bij tijds en verklaarde hun dat zij binnen vijf dagen , eindelijk toch eens van dit armzalig leven zou scheiden, en vermoedelijk het rijk des hemels zou binnentreden. Zij beval
114
DB H. BIKGITTA
115
hun vooral twee zaken aan, maar met eene zoo groote teederheid en bevalligheid, dat zij deze arme kinderen de tranen met stroomen uit de oogen perste. De eerste was, dat zij God oprecht moesten beminnen , ten zeerste moesten vreezen Hem te beleedigen, omdat Hij him voorgeslaclu ontzaggelijk vele weldaden bewezen had; ten tweede, dat zij ootmoedig moesten zijn, maar van harte, en niet slechts met den mond of ijdele gebarenvertooning. Beiden zou ik ii duizendmaal liever als dood kussen, dan ooit te zien, dat gij een enkele doodzonde be-dreeft. Uw vader is gestorven als een heilige en uw broeders en zusters hebben een leven geleid, dat den Engelen welgevallig, en voor ons geslacht roemrijk was; hun einde is nog veel schooner geweest. Ziet, dat is de eenige troost, dien ik in mijn huwelijken staat gehad heb, dat ik den Heer Jesus dienaren mocht geven, de engelen medgezellen , en heiligen aan den hemel. Maakt u beiden zoo vrome broeders en zHsters waardig. Niemand in ons huis gaf u een kwaad voorbeeld, tenzij ik alleen. Het past wel niet aan een moeder hare kinderen om vergiffenis te bidden, maar nooit toch is het een armzalig schepsel ten kwade geduid, zich te vernederen voor God en de menschen. Mijn lieve zoon en hartelijk geliefde dochter, ik bid u om vergeving. Stort zoo vele tranen niet uit teederheid; mij betaamt het zulks te
HET LEVEN VAN
11G
doou uit berouw en leedwezen over mijne zonden. O hoo blijde zal ik sterven in de hoop, die gij mij geelt, dat gi] u beter zult gedragen, d:ui uwe moeder, en ik verlang het uit den grond va:i mijn waar moederlijk hart. Ik houd mij daaromtrent verzekerd van uwe gehoorzaamheid. Ik ga nu hoen om uw vader, uw broeders en u.ve zusters te zien; wij zullen ons beijveren om ook u daarheen te trekken, in zoo ver de wil der goddelijke Voorzienigheid het ons zal veroorloven. Leeft in God en voor God zoolang Hij u zal laten leven, en als gij sterven zult, sterft dan ook in God, en met de verzekering, dut wij alleen, zooals wij er zijn, u behulpzaam zullen zijn, om Gods wil. De goedheid mijns Verlossers maakt, dat ik oarmhartigheid en eeue plaats in den hemel hoop te verwerven, houd u verzekerd dat wij van daar rijkelijk s hemels zegen en eeuwige goederen over u zullen neerstorten; want, wat de goederen dezer booze wereld betreft, ach , mijne lieve kinderen, steunt daar niet op. Het is niets anders dan rook, wind en ijdelheid. Daar echter de tijd kort is, zoo laten wij hem niet verspillen met i'/lele woorden, maar veeleer gebruiken tot voorbereiding om een zalig einde te hebben! De tranen beletten hare kinderen iels te antwoorden op al deze woorden: Wat haar betreft, zij hield zich van ganscher harte blijde, meer dan oo.tbezig met alle goede werken en oefeningen, welke
DE H. BIRGITTA
zij meende geschikt te zyn voor dezen tijd. Naar den niterljiken schijn te oordeeleu, deed zij zich voor, alsof zij nog in geen tien jaren zou sterven; zoo rustig en vreedzaam vras zij in haar gemoed en in alles. Van den anderen kant, wanneer gij gezien hadt, hoezeer zij vc-diept was in de gedachte aan den dood, dan zondt gij gemeend hebben, dat zij elk oogenblik zou sterven. Eindelijk legde zij zich te bed, en liet zich bijiijds met de H. H. Sacramenten der Kerk voorzien. Hare laatste biecht sprak zij met overvloedige tranen. Wat zij over had, zou genoeg zijn voor een ander om er een heiligen van te maken. Bij tijds ook ontving zij de H. Teerspijs. Daar zij echter eene bijzondere gemeenschappelijkheid en vriendschap met Jesus Christus en zijne allerheiligste Moedor, welke haar eertijds meermalen bezocht hadden, kan men gerust aannemen, dat zij haar toen meer dan ooit deze gunst bewezen hebben en haar met duizende hemelsche zescenincren als ook met
O O
hunne zoete tegenwoordigheid begunstigd hebben. Hare laatste gesprekken waren als vurige vlammen die alle omstanders het hart deed branden en heete tranen uit hun oogen persten. Spoedig daarna beval zij, dat men haar het laatste H. Oliesel zou toedienen en zij bleef daarbij zoo goed bij haar verstand en zoo ingetogen, als zij ooit in haar leven geweest was. Groote God, wat liefelijke blikken sloeg zij ten hemel
117
HET LEVEN VAN
us
wat zuchten, wat schreien en weenen! welke gesprekken, die een harden steen, ja ijzer en staal zouden vermurwd hebben. Het kost rayne hand veel haar den doodsteek te geven; maar wijl hem God geeft, zoo moet ik het eindelijk wel doen. Men liet de laatste mis in hare kamer lezen, zij bad nog daaronder, bewees den Heer Jesus de laatste hulde, zegende haar kinderen en bad God voor hen en haar geheel huisgezin. Vervolgens, toen zij merkte dat zij den geest ging geven, zeide zij met luide stem: in rnanus tuas Domine, commendo spiritum meum; in uw handen, o Heer! beveel ik mijnen geest, en gaf te gelijkbaren geest,in de handen van God haren Schepper, zoo zacht en heilig als men het op deze wereld kan wenscben. Dit geschiedde in liet jaar des Heeren 1373, in het 70 baars ouderdoms, den 23 Juli. Den 26 van dezelfde maand begroef men haar in St. Laurentius-kerk in Panisperna, en haar heilig lichaam werd gelegd in een houten welgesloteu kist en in een schoon marmeren graf bijgezet. Dan er ontstond een groote beweging en opschudding, zooals ik u aanstonds zal zeggen. Op hetzelfde oogenbiik dat zij gestorven was, verbreidde zich een groot gejammer door de ge-heele stad Rome, dat de Heilige was gestorven. De wereld is waarlijk geheel bedorven , en steekt tot over de ooren in de boosheid. Toch moet men bekennen, dat zij nog deze goede boe-
DE H. BIEGITTA
119
danigheid heeft, dat zg diegenen zeer bemint, welke waarlijk heilig zijn. Al spoedig kwam van alle kanten veel volk toegeloopen, en er ontstond een groot gedrang rondom de kist. Een ieder wilde dit heilig lichaam nog eens aanraken , of ten minste nog eenmaal zien. Het was moeilijk haar op te nemen om ze naar het graf te dragen. Deze schatten zijn zoo kostbaar en zeldzaam, dat niemand die gaarne verliest, ook wanneer men hem daartoe dwingt en geweld gebruikt. Hier moest men het doen en geweld gebrniken, om het heilig lichaam van daar te nemen , om het met behoorlijke plechtigheid naar St. Laurentius te voeren. De geheele stad snelde toe met eene groote godsvrucht, dat men twee geheele dagen moest wachten eer men haar begraven kon. Zulke zonnen moesten eigenlijk nooit ondergaan, noch aan eenige duisternis onderworpen zijn. Men verrichtte nu de plechtigheden of diensten der Kerk, en , niettegenstaande er velen bij de godsdienstoefening zongen, waren er evenwel meer, die bitter weenden. Een zeer gedenkwaardige zaak viel voor; in weinige dagen namelijk, was het geheele lichaam zoodanig verteerd, en van vleesch ontdaan, dat, toen men vijf weken na de begrafenis het graf opende, het wit der beenderen die geheel bloot lagen, gezien werd. Catharina hare dochter, putte daaruit grooten troost, want zij verlangde vurig deze gezegende beenderen.
HET LEVEN VAN
120
van daar mede naar Zweden te voeren, naar het klooster, dat zij in dat koninkrijk gesticht had. De overvoering en verheffing van dit heilig lichaam geschiedde in het jaar 1374 den 4 Juli en het werd gebracht naar het bisdom Lincope in het klooster van Wattstein. De eer te beschrijven, die men deze heilige overblijfselen bewees, ware een zaak, die alle menschelijk geloof zou te boven gaan. Want de Paus, de koning, het koningrijk, en allen evenzeer, droegen hun deel bij, en droegen daartoe bij alles wat zij konden en moesten bijdragen voor eene zoo groote heilige, die de geheele aarde met den zoeten geur harer buitengewone heiligheid had vervuld, lu het jaar 1391 is zij, na voorafgaand, allerootmoedigst en dringendst verzoek van Mar-garetha, de doorluchtige koningin van Ziceden, van alle prelaten , ridders, grooten , van geheel het volk, van de abdis van Wattstein met alle vrouwelijke kloosterlingen, en van bijna de gansche stad Rome zelve, alsook der wereldlijke overheid en der voornaamste heeren te Rome, door Bonifacius den IX met groote plechtigheid gecanoniseerd of onder het getal der heiligen geplaatst, wat vervolgens op aandringen van voornoemde personen door Martinus V bevestigd en bekrachtigd geworden is, en dit alles geschiedde tot vreugde des Hemels en der aarde. Om die vreugde te vermeerderen verleenden de Pausen aflaten aan degenen, die zich zouden
DE H, BIKGITTA
beijveren om deze groote dienares Gods, de zon van haren tijd, naar behooren te vereeren. Gave God dat het mij vergund ware het leven baars harten en den innerlijken toestand barer ziel en haren verborgen wandel te beschrijven; doch zij is zoc bescheiden en stilzwijgend geweest, dat zij alles in den schoot der vergetelheid verborgen beeft, en deze schatten liever voor den hemel heeft willen bewaren om daarmede de kronijken der eeuwigheid te vervullen, dan onze geschiedenissen te vergrooten cn onze harten tot bewondering te stemmen. De zon doe echter ivat zij wille; zij bedekke zich met wolken en vcrberge zich tot in den hemel, de scherpe glans van haar schoon licht, en de gulden punten harer stralen doordringen niettemin alles; hetzij vroeg of laat, eenmaal zal men al hare volmaaktheden opmerken, ook zij die het minst doordringen.
Men moet niet vergeten te melden hoe men haar toegezegd had, dat zij na het volbrengen van zoovele bedevaarten len laatste eindelijk de zoo lang gewenschte gunst zou erlangen het habijt of geestelijk kleed harer orde te dragen, en daarin te leven en te sterven. Welnu, zij ontving inderdaad dit heilig habijt, dat asch-kleurig of grauwe kleed, den witten en zwarten sluier, en daarop de kroon met de vijf roode stukjes laken, welke de vijf wonden beteekenen des gekruisten Verlossers. Dit arme kleed was
121
HET LEVES VAN
122
de heilige weduwe dierbaarder dan al het scharlaken en alle gouden klsedingstukken van de machtigen der aarde. Ik zie wel, lieve lezer, dat gij verlangt te weten hoe deze plechtigheid zich toedroeg, en dit is ook billijk. Gij moet weten , dat vijf dagen voor haar zalig verscheiden de Heer Jesus in hare kamer verscheen, nevens het altaar, dat daar was opgericht, maar Hij verscheen met een zoo vriendelij leen vrolijk gelaat dat het alle beschrijving te boven gaat. Bir-gitta, zeide Hij, ik heb mij jegens u gedragen als een bruidegom, die, opdat hy van zijne kuische bruid des te vuriger zou verlangd worden , zich een geruimen tijd van haar verwijdert, zich voor haar verborgen houdt, en lang door haar laat zoeken. Het is waar, dat ik u een tijd lang niet getroost, noch bezocht heb, zooals ik anders wel placht te doen. Maar dat is geschied, om de trouw uws harten te bewaren en te i-einigen. Wijl ik u thans zie in een staat waarin ik u gowenscht had, is het tijd, dat gij u bereidt om eens voor goed van dezen moeite-vollen pelgrimstocht ie scheiden. Ik had u toegezegd, dat gij niet zoudt sterven, voordat gij eerst het kloosterkleed ontvangen zoudt hebben. Zie, dat oogenblik is eindelijk aangebroken; trek dit heilig kleed voor liet altaar aan, en wees gekleed als eene religieuse, opdat gij niet alleen eene kloosterlinge moget zijn, maar, wat meer is, een moeder der kloosterzusters, dieteWattstein
DE H, BIRGITTA
123
iu uw klooster zijn. Ik wil u in het vervolg geen last meer opleggen, maar u vau moeite en arbeid ontheffen. Ik ben tevreden over uwe diensten, en neem gaarne den wil voor de daad aan. Gij zult zeker te Rome sterven, maar uw lichaam zai. rusten op de plaats die ik u heb toegezegd. Ik ben tevreden over n en gij over ray, ik behoef niet meer te zeggen. Zij is dan gestorven , ofschoon zij niet geheel gestorven is , wijl zij zoo vele kinderen van beider geslacht in de wereld heeft nagelaten, en zoo vele vrome en deugdzame dochters, dat gij zeggen kunt; wij hebben meer dan duizend Birgitta's in plaats van eeue verkregen. Dan, om de waarheid te zeggen, zij zal in eeuwigheid niet sterven, want hare gedachtenis zal eeuwig en zeer geprezen worden, en hoe langer hoe meer zal haar lof toenemen, en zich verbreiden. Wij zullen altijd een levendig evenbeeld harer voortreffelijke vol-maaktheden voor oogen hebben.
Dertiende tloofclsttilv.
Van hare wonderen, die door vijf Pausen zijn gncdyekcurd.
et voornaamste wonder der H. Birgitta is de H. Birgitta zelve, want, wat geweld zou men moeten aanwenden om vunr uit het ijs voort te brengen eu in het midden van het noorden een brandenden oven te maken van liefde tot God om daarmede Europa te doen ontbranden. Is het geen wonder van eene eenvoudige Zweedsche vrouw een groote Heilige in den Hemel te maken en van eene ijsschol eene schoonezon? Van dat woeste noorden, waarvan alle ongeluk kwam, eene zoo voortreffelijke Heilige te voor-scbjin te brengen , welke de kerk met alle geluk en zeer groote schatten verrijkt, is dat geen heerlijk wonder wrochten en alle wetten dei-natuur het onderste boven werpen? God zeide eens tot Job; Hebt gij de schatten gezien, die onder den sneeuw en het ijs verborgen zijn? Welnu hier worden zij alle gevonden in de H. Birgitta, die een schat van genade is, verborgen onder het altijddurend ijs van het noorden, dat altijd met sneeuw bedekt, en van de uiteinden der aarde, die altijd bevroren en dicht is. Hare brandende liefde laat ons vuur in het ijs zien, en hare reinheid in den huwelijken staat, bijna
DE II. BIRGITTA
zoo als die maagdelijke reinheid, ijzer ia liet vuur. Wat voor een zeldzame vereeniging is bet, dat deze twee elementen, die van natuur zoo strijdig met elkander, door de genade met elkander veraenigd zgn en wonderen doen. Zijn de bloemen barer deugden, altijd bloeiend, en altijd welriekend in den wreeden en gestadigen winter in Zweden, en in den voortdurendeu sneeuw, die nooit smelt, geen wonderen? Leven van bet vasten, bijna niets drinken, dan tranen , geen andere lucht ademen, dan de lucht van altijddurende verzuchtingen, zich .bezighouden met reizen en onbeschrijfbare moeite en arbeid, de elementen gebieden, de woedende zee bedwingen en beteugelen, de helsche machten
O O quot;
vervolgen en op de vlucht dry ven, bijna alle dagen met Jesus, met Maria, met de Engelen en met de Heiligen spreken, is dat geen wonder verrichten en van een vrouw Serafijn maken? Ik voor mij boud het er voor, dat zij zooveel wonderen gedaan heeft, als zij uitstekende deugden gehad heeft, en haar geheel, is, met andere woorden, niets anders geweest, dan eeu voortdurend wonder. Daarom vind ik dat zij drie soorten van wonderen gedaan heeft, wijl men toch wonderen moet hebben om voor do wereld voor heilig gehouden te worden. De eerste zijn wonderen in der daad (wondere daden, eigenlijke mirakelen) die de krachten der natuur te boven gaan. De andere zijn hare wonderbare werken
125
HET LEVEN VAÏI
en voortreffelijke deugden geweest. De derde zijn hare henielsche openbaringen, die zij van God ontvangen heeft, en die door de katholieke kerk goedgekeurd en bewaard zijn. De eerste zijn te bewonderen, maar niet na te volgen; de tweede zijn te bewonderen en tegelijk na te volgen; de derde zijn te bewonderen, maar kunnen velen niet ten deel vallen, want dergelijke gunsten en genaden zijn alleen voor uitgekozen en uitgezochte zielen, die weinig in getal zijn. Ik vind dat vijf Pausen hare wonderen voor echt en waar erkend hebben, zoo waar en wel tc-
' o
grond zijn zij, en daarom ook zeker waardig dat alle eerlijke lieden, er geloof aan hechten. Die, welke Pans Bonifacius in de bnl barer heiligverklaring aanhaalt, zijn onder anderen: le. Dat zij de geheimste gedachten in 's men-schen hart las , en haar uit eiffen bewesinsr be-
' O O O
kend maakte. 2e. Zij had de gave der voorzegging en voorzeide dingen, die juist uitkwamen en geschiedden volgens haar woord, in alle opzichten. 8e. Te Napels woonde eene arme weduwe die van den boozen vijand bezeten was en zeer gekweld werd. Zij verloste haar en zeide haar waar het briefje verborgen lag dat haar in hare betoovering gevangen hield. 4e. De H.Thomas, de apostel, schonk haar een gedeelte van zijn heilig gebeente, dat op het relikwiekastje te voorschijn kwam, zonder menschelijke .'iand, aangeboden door de Engelen. 5e. Meermalen zag
126
DE H. BIEGITTA
127
men haar, als zij in het gebed was, eene menschen lengte van den grond in de lucht opgeheven. 6e. Agnes van Contessa had van hare geboorte af een bovenmatig groot en vurig gezwel aan de keel. Toen zij met haren gordel het heilig lichaam aanraakte, en het vervolgens om den hals wond, was zij bijna oogenblikkelijk geheel genezen. 7e. Francisca van Savelli een kloosterzuster in St. Lanrentius waakte een geheelen nacht bij het lichaam der Heilige, en zeido, dat zij niet van daar wilde gaan , tot dat zij haar van eene langdurige maagkwaal geholpen had, welke bijna niet meer te verhelpen was, en waardoor zij steeds bedlegerig was. Dit gelukte haar zoo goed, dat zij den volgenden dag hare volkomen gezondheid terugkreeg. 8e. Eene bedroefde en geheel troostelooze moeder in Zweden had een dood kind gebaard, en was bijna wanhopig. Eensklaps viel haar in, dat zij de H. Birgitta om hulp moest verzoeken, zij, die zoo vele wonderen gedaan had. Zij deed een gelofte, cn bad zoo vurig, dat het kind tot zich zeiven kwam, het kleine lichaam zich begon te bewegen en te bewijzen, dat het vol leven was. 9e. Paus Bonifacius begint zich te vervelen en zegt: Waarom houd ik mij bezig de wonderen één voor één te verhalen ? Men kan ze bij honderden tellen. Weten wij dan niet, zegt hij, dat God door de voorbede dezer glorierijke vrouw zooveel blinden heeft doen zien,
HET LEVEN VAN
128
zoovele dooven hooren, zoo vele stommen doen sprekeu, zoo vele lammen doen gaan; alle soorten van ongeneeslijke zieken heeft genezen, de arme schepelingen, die reeds half verdronken waren van de schipbreuk heeft gered, en zooveel andere wonderwerken meer heeft verricht, dat ik een geheeleu dag noodig zou hebben, als ik één voor één alle wonderen wilde optellen, die God door deze vrouw het wonder aller vrouwen van haren tijd, heeft gewrocht. Voeg daarbjj, zegt voormelde Paus, dat er een bijzonder boek van hare wonderen voorhanden is dat iedereen naar believen kan inzien ; wat mij betreft, ik wil haar liever heiligverklaren, dan my ophouden met ze een voor een te overwegen en na te gaan. Hij, die één wonder kan verrichten als God slechts wil, kan er even gemakkelijk tien duizend wrochten. Eindelijk verzekert men uit eene zekere bron, dat haar gezegend graf versierd en omgeven is met zoovele beelden, platen, ex-voto's en teekenen dei-wonderen , welke daar geschieden, en der gunsten welke men daar door hare voorspraak van God verkregen heeft, dat het eene groote vermetelheid zou zijn te willen twijfelen aan de heiligheid eener zoo heilige en in den hemel en op aarde zoo vereerenswaardige vrouw. O, was het toegestaan en mogelijk die wonderen te schetsen, welke zij in de zielen van zoo vele personen gedaan heeft, die zij uit duizende geestelijke
DE H. BIBGITTA
131
of hare visioenen waar waren of niet, kondigde zij den koning liet ongeluk aan, dat over zijn rijk zon komen, wegens het groot aantal zonden , waarmede zijn volk bevlekt was. En dit geschiedde ook juist zooals zij voorzegd had, en bewees meer dan genoeg, dat hare goddelijke visioenen cu openbaringen waarachtig waren, zoodat de biechtvader van gemelden koning, welke op onpassende en aller onbetamulijkste wijze daarmede gespot had, beter gedachten van haar opvatte, en geheel anders over deze zaak leerde spreken. — Ik kan een zeer merkwaardige geschiedenis, die in Zweden is voorgevallen niet in stilte vooroijgaan. Toen men zag, dat deze Heilige de duivelen uitdreef, de zieken genas, en alle soorten van wonderen deed, spoorde men haar krachtig aan , om God te willen bidden voor dc gezondheid van een eerwaardig Priester van de orde van den H. Dominicus, die een licht was zijner orde. Hij heette P. Algotus en was een godgeleerde of doctor in de H. Schrift een zeer beroemde en geleerde man, en nog veel heiliger dan geleerd. De If. weduwe, door de/.e Paters daartoe aangespoord, bad God en de heilige Maagd vurig-, dat de vrome Pater, die wegens zijn hoogen ouderdom het gezicht verloren had , en nog daarbij zeer geplaagd werd door het graveel, wat hem groote smart veroorzaakte, zijne vorige gezondheid mocht terug-bekomen. Onmiddelijk daarop klonk eene stem
132 HET LEVEN VAK
uit den hemel, die haar verlangen beantwoordde, en deze hemelsche woorden verdienen wel onze aandacht. Birgitta, zeide die stem, gij moet weten dat deze religieus een ster is, die helder schittert, en het is niet goed, het licht zijner deugden te verduisteren, door hem zijne lichamelijke gezondheid weer te geven, noch, den glans zijner verdiensten, die gepolijst en gezuiverd wordt in het vuur des lijdens, te vernietigen. Hij heeft dapper gestreden, hij heeft zijne loopbaan voleind, men zal hem binnen weinige dagen krqonen. Het schoonste mirakel dat men voor hem kan doen is: geen mirakel te doen om hem te genezen. De pijnen en smarten zijn hem veel voordeeliger, zijn geduld zal in een wonder veranderen, en zoudt gij nu wonderen doen, terwijl gij wijst op een zoo getrouw hart tusschen zoovele en zoo groote stormen en aanvallen, die zijn hart vervolgen en aangrijpen. Laten wij daarom de genade en het mirakel deelen. Zijne smarten zullen gelenigd worden om uwentwil, wjjl gy mij daarom bidt, en het overige zal men hem laten om \ de kostelijke kroon die men weldra zal geven, vol te maken en te voltooien. Zijn ziel verlangt i zoo vurig deze aarde te verlaten, om in het rijk der hemelen binnen te treden. Laten wij reinigen wat nog te reinigen is in zijne ziel, en wat de gerechtigheid zijns harten nog verduistert : daarna zal hij voor eeuwig van al zijne
DE H. BIRGITTA
133
ziekten genezen worden. Het woord was liet werk, (zoo gezegd, zoo gedaan) want weinige dagen daarna stierf deze heilige man, zooals de heiligen op deze aarde plegen te sterven. O hoe veel schooner is het wonder de menschen te helpen om het eeuwig leven te erlangen en hun de deur des hemels te openen, dandedoode lichamen uit het graf op te wekken, en hun een vergankelijk leven te schenken, dat men wederom moet afleggen, met gevaar, dat men nog eens een ergeren dood zal sterven dan den eersten. Een harer kinderen, Benedictus namelijk was doodziek, en, was Birgitta ook heilig, zij was toch ook tegelijk moeder. De deugd vernietigt de natuur niet geheel, maar zij reinigt ze, en al hebben de vrouwen eene heilige ziel zij missen daarom het moederlijk hart niet, het is zeker, dat Birgitta met beide oogen weende, deels uit moederlijke liefde, deels uit ware godsvrucht. Zij wenschte voor haar zoon het tijdelijk leven weder, of ten minste een voortduren des levens. Toen de duivel haar zooveel zag weenen, gedroeg hij zich alsof hij razend was, evenals of deze tranen het vuur ontstaken, dat hem steeds doet branden, en hij brak los in duizende smaadreden en lasterlijke woorden om haar daarmede te doen ophouden. Meent gij wel, gij huichelachtige, zeide hij; dat de hemel zich laat verteederen door uwe tranen, en dat gij tot daar kunt doordringen
HET LEVEN VAN
134
met vrouwen verzuchtingen. Waarlijk de hemel zal wel op uwe eenvoudigheid letten, evenals of men niet wist, dat de tranen bij de vrouwen goedkoop zijn, en dat zij zooveel en zoo dikwijls weeuen, als zij willen. O wat een dappere heilige is het, die daar heen schreit als een moedeloos oud moederke, en die zich wil verzetten tegen de beschikkingen des hemels. O, wat schoone deugd is het, niet te wil Hen , wat God wil, en te willen, wat hij niet wil, en behalve dat, zal men u nog wel heilig of de heilige noemen, evenals toen men nog niot wist, dat gij een schijnheilige zijt, en u hier al weenend voorstelt een kind te redden , dat God, de natuur en het verstand volstrekt ter dood bestemmen. Ziet gij niet in , gij ellendige deug-nietc en moordenares , dat gij door het weeneu uw gezicht verliest en beide oogen uit het hoofd rukt.' Den hemel ligt waarlijk veel ann u , en uwe'schoone tranen gelegen , en daarom zal men de wereld veranderen. De H. Birgitta ontstelde in het begin bij dit gesprek, maar toen zij vervolgens weer bij zich zelve kwam, verdubbelde zij hare tranen en haar gebed, en aanstonds daarna verscheen haar de Heer Jesus eu zeide haar deze gulden woorden : Mijne dochter dit kind is niet ziek, noch wegens den invloed van het gesternte, zooals de on verstan digen voorgeven, noch om de boosheid of uitspatting zijner jeugd, maar alleen door het temperament
DE H. BIRGIÏTA
135
of de vermenging der stoffen zijns lichaams, en wat nog meer is, opdat het eene volmaakt schoone kroon iu den hetuel erlangen moge. In plaats van hem zooals vroeger zoon van ülpho te noemen, moet men hem thans veeleer het kind der tranen en den zoon des gebeds noemen. Vijf dagen daarna, hoorde men om zijn bed een liefelijke melodie, als de melodie eener hemelsche muziek, en der vogelen uit het paradijs en terwijl dit kind deze bekoorlijke muziek aanhoorde en van vreugde daarmede lachte, gaf het God zijn Schepper zaliglijk zijn geest en voer ten hemel. Wat voor eene zonderlinge moeder is zij, daar zij nieuwe wonderen wrocht, en in plaats van haren gestorven kinderen het tijdelijke leveu weer te geven, hun in allen ernst toewenscht, dat zij het tijdelijke leven verliezen, opdat zij van het eeuwig leven verzekerd zouden zijn. Zoo stierf haar zoon Karei, zoo stierven ook hare dochters, waarvan er eene kloosterlinge was, en zoo is haar eenige troost, hare kinderen dit armzalig leven te zien verlaten, om naar het eeuwige over te gaan. Alzoo is het schoonste mirakel, dat zij verrichten kou, heiligen te maken en den hemel te bevolken. Zij weent zoolang zij leveu, zij lacht in haar hart wanneer zij in de genade Gods sterven. Dan, wie kan ooit dat eindeloos getal wonderen opsommen, dat God door den dienst dezer heilige weduwe gedaan
136 HET LEVEN VAN DE H, B1KGITTA
heeft. Naar mijn oordeel is dit het wonder der wonderen, dat hoe meer wonderen zij deed, hoo meer zij zich verootmoedigde en vernietigde voor r jd. Wanneer wij de menigte wonderen kenden dio zij gedaan en verzwegen heeft, dan hadden wij meer dan genoeg om daarvan een tamelijk groot boek te maken. Maar wijl God niet wil dat wij die zullen kennen, daar Hij ze ons niet laat kennen, zoo laten wij stilzwijgend God aanbidden , den grooten God der wonderen, die van dit alles het begin en de oorsprong is.
136 HET LEVEN VAN DE H, B1KGITTA
heeft. Naar mijn oordeel is dit het wonder der wonderen, dat hoe meer wonderen zij deed, hoo meer zij zich verootmoedigde en vernietigde voor r jd. Wanneer wij de menigte wonderen kenden dio zij gedaan en verzwegen heeft, dan hadden wij meer dan genoeg om daarvan een tamelijk groot boek te maken. Maar wijl God niet wil dat wij die zullen kennen, daar Hij ze ons niet laat kennen, zoo laten wij stilzwijgend God aanbidden , den grooten God der wonderen, die van dit alles het begin en de oorsprong is.