-ocr page 1-

TAFEREEL UIT DE FEANSCHE EEVOLXJTIE

Fr. PRESSEL

UITGEGEVEN DOOB W. ZIETHE, Predikant te Berlijn.

En nu Myven geloof, hoop én liefde, deze drie, maar de meeste van' die is de liefde.

(act DGoli^DuiIócI?.

AMSTERDAM,

HÖVEKER amp; ZOON.

k- k .

Vak 86

1871.

Prijs ƒ 0,60.

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

PAULINE DE MONTAGU

EN

HAEE TIJDGENOOTEN.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

1

PAULINE DE MONTAGU

^ ■■ ■ ■ O' £ 3 / ^gt;1

EX

JpiARE JUDGE^OOTER.

TAFEREEL UIT DE FRANSCHE REVOLUTIE,

DOOK

Fr. PRESSEL.

UITGEGEVEN DOOR W. ZfETHK,

Predikam te Berlijn.

En nu bljjyen geloof, lioop en liefde, deze drie, maar de meeste van die is de liefde.

Mit het f6oogduitsch.

- ------

AMSTERDAM,

H Ö V E K E R amp; ZOO N. 1871,

A

-ocr page 8-
-ocr page 9-

Wanneer in oenen duisteren storinachtigen nacht een scliip door de golven wordt geslingerd, den schepelingen alle moed ontzinkt, en de toeschouwers op het strand angstig uitzien of niet weldra de duisternis voor het komende licht zal wijken, dan worden aller oogen onwillekeurig naar den hemel gericht. Verschijnt er hier of daar een ster aan het firmament, nieuwe hoop en moed doortintelt de harten, en de mensch aanschouwt, dat er boven alle stormen des tijds een rijk van licht en vrede bestaat, hetwelk wel door de wolken kan worden beneveld, maar niet kan worden verstoord.

Als een schip in een nacht van storm — ziedaar het beeld van Frankrijk aan het einde van de vorige eeuw. Menigmaal scheen het, alsof alle elementen, alle boosheid en verderf samenspanden tot ondergang. En toch te midden der benauwdheden van dezen vreeselijken tijd, blonk hier en ginds eene edele ziel als een liefelijke ster.

In de volgende bladen, wenschen wij meer over deze liefelijke gestalten mode te doelen, haar te beschouwen in het licht, waarin zij hier op aarde wandelden, omdat Gods woord op liet donker pad het licht voor hunnen voet was.

1

-ocr page 10-

Reeds ton tijde van Lodewijk XV, toen de meest bande-looze zedeloosheid aau het Fransche hof den hoogstcn trap had bereikt, toen de markiezin de Pompadour gedurende twintig jaren openlijk alle welvoegelijkheid bespotte, en de beruchte du Barry in vijf jaren 45 millioen francs door Frankrijk liet betalen, in dien tijd versamelde zich om de vroome koningin Maria Lescinzka, en haar edelen zoon do kroonprins en zijn huisgezin, een kring van stille, vroome zielen die, hoewel tot de Roomsche kerk behoorende, ijverig Gods woord lazen en onderzochten, en alle krachten aanwenden, om zich onbevlekt te bewaren van de wereld, hunne kinderen voor het Godsrijk op te voeden, den nood der ongelukkigen te verzachten, zooveel en zoo dikwijls zij vermochten. De dauphin verbond zich reeds van af zijne vroege jeugd aan de Jezuiten, maar zijn open karakter, zijn rustloos streven, om in ieder mensch het goede en ware op te sporen eh te bevorderen, ook dan wanneer zich eene andere richting, dan die de zijne was, openbaarde, dit alles belette hem, dat hij een gedwee werktuig van zijne orde werd. De kroonprins was eerst getrouwd geweest met Maria Theresia, eene Spaansche Infante, aan wie hij de volle liefde zijns harten had geschonken. Reeds twee jaren later stierf de vorstin, na de geboorte van een kind, dat weinige dagen daarna zijne moeder in het graf volgde. De kroonprins wenschte niet meer in den echt te treden; de staatsraad echter dacht er anders over en was ijverig werkzaam eene tweede gemalin voor den cenigen zoon des konings te zoeken; de prins bewilligde dan ook in eene verloving met Maria Josephina, dochter van den koning van Saksen.

Deze vorstin bezat, in weerwil harer jeugdige jaren, eene meer dan gewone kennis van het menschelijke hart, gevoegd bij veel zelfverloochening en mededeeling van haar liefheb-

-ocr page 11-

3

bond gemoed, en als zij zag dat haar gemaal nog immer gevoelig bleef voor het geleden verlies, dan zocht zij hem te overreden, alle tranen te willen droogen, en recht gelukkig zou zij zijn, wanneer zij éénmaal op gelijke wijze werd betreurd. Gedurende haar gansche leven droeg zij het portret van Maria Theresia aan haren hals, en toen eens de kroonprins de pokken kreeg, in hoogst bedenkelijke omstandigheden verkeerde en alle hoop op herstel verloren scheen, prees zij lachend onder tranen zijn geluk, dat de eene vrouw hem bracht tot aan de poort des hemels, terwijl de andere hem vol vreugde aan den ingang van het quot;Vaderhuis wachtte. In zulk eene stemming was het weldra haar gelukt, het geheele hart van haren man te winnen. Zes kinderen, — vier zoons en twee dochters, — vermeerderden het geluk der echtelieden, die elkander //als eenvoudige werkliedenquot; beminden.

De erfprins, hun oudste zoon, was een rijkbegaafde knaap, de bevolking had met levendige verwachting het oog op hem geslagen, maar negen jaar oud stierf hij na een langdurig en smartvol ziekbed. De hertog de Berry, later koning Lodewijk XVI, werd daardoor de erfgenaam van den troon; van af zijne vroege jeugd, bleef hij zijn gansche leven door een zachtmoedig, edel mensch; een karakter van rijken aanleg, dat, helaas, in beslissende oogenblikken en bij het nemen van kloeke besluiten, besluiteloos en dobberende bleef. Behalve door de twee broeders Provence en Artois, werd het huiselijk geluk nog vermeerderd door de prinsessen Clotilde en de kleine Elisabeth, toen onverwachts, naeenen veertienjarigen voorspoed, de dauphin aan een langdurig ziekbed werd gekluisterd. Van het oogenblik zijner ongesteldheid af, werd do prinses, zijne gemalin, uit denkleinen vertrouwelijken kring gerukt, waarin zij zich tot nu toe

1*

-ocr page 12-

4

had bewogen. Lodcwijk zag den dood met beslistheid, ja met vreugde te gemoet. Ieder uur dat hem nog restte, en waarin hij nog bij machte was eenige regels tc schrijven, werd vlijtig gebruikt om aan zijn zoon en troonopvolger den weg te melden, noodzakelijk tot eene heilzame regeering, hem op te wekken tot eene krachtige optrede als regent, tevens de mannen aan te wijzen, geschikt om als zijne geheimraden en ministers op te treden. — Lodewijk stierf in 1764. De innige wensclx van Maria Josephina bestond daarin, hare kinderen op te voeden in den geest, dien hun vader had bedoeld. Een jaar later echter bezweek de vorstin aan dezelfde ziekte, die haar gemaal uit het leven had weggenomen. Het gerucht werd alras verbreid dat dit het werk was van den minister de Choiseul, die, terwijl hij den dauphin en zijne gemalin uit den weg ruimde, zich het regentschap over den elfjarigen prins wenschte te verzekeren en tegelijk een einde wilde maken, aan iederen invloed, dien de Jezuiten nog aan het hof bezaten. Maria Lcscinzka, de arme, verlatene koningin, overleefde den dood harer geliefdste kinderen niet lang. Hare eenige nalatenschap, achtergelaten aan hare vier dochters, die alle ongehuwd waren gebleven, was vervat in den vurigen wensch, om het gebed voor de zaligheid van hunnen vader onverdroten voort te zetten. De koning trachtte de zoo getrouw verzorgde liefdeband in zooverre samen te houden, dat hij iederen avond, één of meer uren bij zijne dochters doorbracht. Madame Adelaide nam den sluier aan, toen haar aanstaande gemaal. Karei Eduard, de laatste der Stuarts, alle wenschen op het bezit van den Schotschen troon zag verijdelen, en hij genoodzaakt was als balling de wereld rond te dooien. Mevrouw Adelaide echter kwam toch nog al dikwijls deze avondbijeenkomsten deelen, en toen de

-ocr page 13-

vorst in zijne laatste vrceselijkc ziekte, door iedereen werd ontvloden, stonden daar die vier dochters onophoudelijk aan het ziek- en sterfbed huns vaders, en na zijn dood werden alle vier door de pokken getroffen.

Onder de meest vertrouwdste vriendinnen van wijlen do kroonprinses Maria Josephina, behoorde ook de hertogin d'Ayes et Noailles. Gesproten uit het van ouds beroemde huis d'Aguesseau had zij hare eerste jaren doorgebracht in een opvoedingsgesticht; later vertoefde zij tot aan haar huwelijk in de ouderlijke woning, die echter niet veel achterstond bij eene kloosterinrichting, in aanmerking genomen het streng zedelijk en ernstig leven. Reeds vroegtijdig uitgehuwelijkt aan een der hovelingen te Versailles, den hertog de Noailles-Ayes, ging toch het leven der'hertogin in haar paleis te Parijs, zijn vroegeren, stillen gang. Gelijk voorheen hare moeder voor haar, zoo leefde ook nu zij voor hare vijf dochters.

Dikwijls gingen hare kinderen met hunne herinnering terug naar die gelukkige dagen, toen zij aan den morgen werden gewekt door een kus hunner moeder, om dan ook gesameulijk geknield, met elkander te bidden! Hadden dc moeder en de gouvernante, mademoiselle de Marin, de kleinen dan begroet, dan gingen zij ter mis, vervolgens word ten drie ure gedineerd, en na het eten trok zij zich met hare kinderen in haar slaapkamer terug. Stel u voor eene groote, eenigzins donkore kamer, getooid met karmozijn roode, cn goud gestikte damast gordijnen; op den achtergrond ontdekt gij een verbazend groot ledikant met behang van dezelfde stof. Do leunstoel der hertogin stond bij den schoorsteen, daar waren hare doosjes, boeken cn haar werk te vinden. Dc vijf dochters namen plaats rondom hare

-ocr page 14-

6

moeder, de oudste gezeten op stoelen, de jongere op voetbankjes, onder elkander wedijverende wie het dichtst bij moeder zou zitten. Terwijl iedereen aan lichten handarbeid bezig was, besprak zij hetgeen 's morgens door haar was gehoord, onderhield haar over de kleine plichten des daags, vertelde het een en ander uit de geschiedenissen des bijbels, al hetgeen aan alle vijf kinderen gedurende hun verderen levensloop, doel en richting heeft gegeven.

//Zij bezat een oprecht hart, een sterk karakter, en een verstandigen diepen geest. Het kostte wat het wilde, zoodra zij iets als haar plicht had erkend, gaf zij zich er ook geheel aan over. Zij bezat een weinig geëvenaard verstand, hare gansche uitdrukking, haar gevoel, gaf altijd waarheid terug. Voor den schijn zelfs van het booze schrikte zij terug. Eechtvaardig en medelijdend in al hetgeen zij deed, werd haar rijkdom aangewend tot leniging van smart, en werd alzoo een rijk middel tot uitoefening van weldadigheid.quot;

Na korter of langer tijdsverloop kwam de vader dikwijls in den liefelijken kring zijner familie verpoozen, zoo dikwijls de dienst in het leger, of wel het hof te Versailles hem niet tot plichtvervulling riep. De hertog bezat een levendig, licht ontvlambaar karakter en hield zich bezig met wetenschappelijke navorsching en litteratuur, met de belangen van den landbouw, aangelegenheden van het hof, filosophie, en militaire zaken. T'huis was hij een teeder echtgenoot, vol hartelijke liefde voor zijne dochters. Een paar maal des zomers ging moeder met hare kinderen een bezoek brengen op het kasteel van baren schoonvader, den hertog de Noailles, die hen met alle vriendelijkheid ontfing, zijne kleinkinderen in zijn park liet rondrijden en zich 's avonds dikwijls met hen vermaakte. Kwam het najaar, dan werden eenige weken doorgebracht bij den heer d'Aguesseau, grootvader van moe-

-ocr page 15-

7

ders zijde, nu cu dan afgewisseld door een verblijf te Meu-don, het landgoed dat den hertog toebehoorde. In deze gelukkige afgetrokkenheid ademden de jonge dames de lucht in van het gezonde familieleven, en de verpeste atmosfeer van het hof bleef haar zoo vreemd, dat toen zij later door hare huwelijken de groote wereld meer van nabij beschouwden, zij nauwelijks konden begrijpen, hoe het mogelijk was, dat zoovelen als knappe lieden doorgingen, die zij toch met haar gezond verstand gansch anders zouden beoordeelen. Ver-frischt en versterkt door eenc zoodanige opvoeding werden de dochters trouwe drageressen van hetgeen zij van hare moeder hadden geleerd en alle vijf werden het geluk der huisgezinnen waartoe zij eerlang werden geroepen. Freule de Noailles, de oudste dochter, die als alle andere, volgens het gebruik der oud-adelijke Fransche familien van geboorte, haar naam droeg naar eene dor familiekasteelen, trad nog zeer jong met haar neef, den hertog van Noailles, in het huwelijk. Freule d'Ayes huwde den generaal de Lafayette, Freule d'Epernon schonk hare hand aan den graaf de Koure. Pauline, Freule de Maintenon, op één na de jongste dochter, werd op haar zestiende jaar verloofd met den markies Joachim de Montagu, eenigen zoon van den vicomte de Beaune, een jongeling van 19 jaren, met een eenigzins grof, door de pokken geschonden gelaat, maar toch den afdruk weêrspiegelende van een trouwhartig en liefdevol karakter. Uit een der oudste en beroemdste geslachten van Frankrijk stamde hij af. Trouwens de familie de Beaune, wier laatste vrouwelijke afstammeling bij haar huwelijk met een der Montagu's de voorwaarde had gesteld, dat de eerstgeborenen uit haren stam nog gedurende zes geslachten don naam van haar huis zouden dragen, telde gedurende eeuwen Tempelridders en Johannitcrs onder hare zonen. Met Joachim de Montagu

-ocr page 16-

8

was deze familiewet ten einde, en de naam de Montagu, trad op nieuw in ongetaanden luister te voorschijn. De krijgszuchtige geest der voorvaders had zich zeer weinig aan den naneef medegedeeld, maar in weerwil daarvan was hij een man van zeldzame zedelijke hoedanigheden, vol van oprechte deelname in alles, wat hij als waarheid erkende, daarbij gevoegd eene teederheid van gevoel, een opgeruimd gestel, zoodat hij gaarne de gansche wereld had willen gelukkig maken.

Freule Pauline de Maintenon hoorde het eerst van den jeugdigen dragonderofficier, toen hare verloving tusschen de wcderzijdsche ouders reeds was vastgesteld. Op zekeren dag werd zij door hare moeder met teedere liefde daarop voorbereid, en vernam dat des avonds de markies de Beaune zijn zoon aan haar wenschte voor te stellen en tegelijk hare hand voor hem zou vragen. Tegen zeven uur kwamen de dochters in de salon harer moeder, freule de Maintenon zag bleek en bevende en was gezeten naast haar jongste zuster, freule de Montclar. Haar hart klopte sneller, toen zij een rijtuig de plaats hoorde oprijden. De binnenkomende monsieur de Montagu, begeleid door zijn vader, was niet minder ontsteld, en wist, terwijl hij zijn blik op haar liet rusten, geen woord uit te brengen. Monsieur de Lafayette, zwager der bruid, was in het gezelschap. Hij bracht het gesprek op Amerika, toen op een portret van Washington, dat levensgroot boven den schoorsteen hing. De heeren stonden op, om hot schilderij te bezien, en nu eerst waagde Pauline hot, een blik te slaan op haar aanstaanden man. Zij fluisterde hare moeder daarop in, dat zij bereid was met hem in het huwelijk te treden.

In Mei 1783 werd het bruiloftsfeest gevierd. Behalve do rijke gaven, waarmede de wcderzijdsche ouders hunne kinderen overlaadden, ontfing de bruid van de familieleden een uit-

-ocr page 17-

9

gezochte keur van diamanten. Op dat oogenblik kwam liet denkbeeld niet in haar op, dat éénmaal deze steenen, wanneer zij verbannen was en in armoede leefde, zouden moeten dienen om de hoogst noodige nooddruft aan hare zusters te verstrekken. De zestienjarige bruid werd den 12den Mei, begeleid door den ganschen hofadel, en voorgegaan door haren vader, in de kerk de St. Roche ten huwelijk ingezegend. Aller oogen waren op haar gevestigd, en zij zelve verhaalt, dat zij daardoor een oogenblik werd in verwarring gebracht. Maar, zoo gaat zij voort, nauwelijks was ik nedergeknield op mijn bidbankje, daar gevoelde ik mij als ware ik in eene andere wereld verplaatst, en ik verzonk in de diepste aanbidding. Eerst, bij de menigte der wenschen die mij voor den geest kwamen, wist ik niet, waarom te bidden, spoedig echter gevoelde ik, dat het offer van mijn gansche leven, alle mijne neigingen werden gevraagd, en ik slechts om dat é é n e had te bidden, om mij in mijnen nieuwen levensstand gansch en al aan den wil van God vol vreugde, over te geven. Daarop bad ik vurig voor den man, die nu weldra de mijne zou zijn, en hief mij dan ook welgemoed op, om hem den eed der trouw aan het altaar te zweren.

Na haar huwelijk geleidde de markies de Beaune zijne schoondochter in staatsie naar het rijtuig, dat onmiddellijk heenreed, en haar bracht naar hare jongste zuster, waar beide heete tranen schreiden, en langen tijd stilzwijgend te zamen waren. Vóór dat 's avonds een talrijk gezelschap zich om dc jonggehuwden vereenigde, nam de moeder nog eenmaal hare dochter in haar kamer, en las haar in deze afscheidsurc ecnige kapittels uit het boek van Tobias, dat van toen af een der lievelingsstukken uit het oude Testament voor de jonge markiezin bleef.

Zeven weken achtereen had het jeudig paar bezoeken af

-ocr page 18-

10

te leggen en te ontfangen, diners en soirees te geven en bij te wonen. Bloedverwanten en vrienden beijverden zich hun een nieuw feest te bereiden. Op een dezer feesten, gegeven door de beroemde gravin von Mark, bekend door hare brieven aan den zweedschen koning Gustaaf III, terwijl met kunstige hand de pracht en rijkdom van haar huis uitblonken, werd voor een oogenblik een schaduw geworpen op de vreugde der jonge echtgenooten. Een der gasten was het lid der Akademie, Gazotte. De wijn had de tongen losgemaakt, de romanschrijver Chamfort las eenige zijner ijdele en niets beteekende novellen voor, en gaf daardoor aanleiding dat een stortvloed van scherts en spot tegen Godsdienst en den bestaanden toestand de gesprekken kruidden. De meesten lachten en stemden toe, prezen het licht der nieuwe wijsbegeerte, welke nu weldra alle rangen en standen zou verlichten, en den weg zou banen tot een omwenteling, waardoor het rijk der vrijheid in Frankrijk zou worden uitgebreid. Gazotte alleen hield zich langen tijd stil, en schijnbaar verstoord, sprak hij eindelijk met diepen ernst: //Wees te vrede, mijne heeren! de groote en heerlijke revolutie zult gij beleven. Gij weet, ik ga nu eenmaal door voor een profeet, en ik verzeker u gij zult het weldra zien.quot; Men gaf hem behoorlijk bescheid, en waarlijk geen waarzeggersgeest wasnoodig, om vooruit te zien, wat weldra zou gebeuren.

vToch,quot; meende hij, //moet men iets van een profeet bezitten, om het volgende te weten, wat ik te zeggen heb. Weet gij wat er geschieden zal, welken invloed de revolutie op u allen, zoo als gij hier vergaderd zijt, zal hebben?

quot;Laat ons hooren/' antwoordde glimlachend de geleerde Condorcet, //filosofen ontmoeten zoo gaarne profeten.quot;

//Gij, mijnheer Condorcet,quot; sprak Gazotte, //zult in eene gevangenis sterven, en wel door vergif, waartoe het geluk

-ocr page 19-

11

dier revolutie u zal dwingen om dit bij u te dragen.quot;

Diepe ontsteltenis volgde op deze woorden, maar toch, men wist dat de goede Gazette dikwerf met open oogen droomde; men begon dan ook hartelijk te lachen, en merkte aan dat wanneer zijne geschiedenis niet opwekkend, dan toch uiterst pikant kon worden genoemd. //Maar,quot; sprak iemand //hoe komt ge toch aan al die akelige dingen, vergif, gevangenis, beulen ? Wat heeft dat alles te maken met de filosofie en de heerschappij van de rede?

wDit wilde ik juist zeggen,quot; hernam de profeet, «rdat alles zal geschieden in den naam der filosofie, der menschelijkheid en der heerschappij van de rede, ja zelfs door die allen, want in dien tijd zal alleen de tempel der rede in Frankrijk elke andere vereeriug overweldigen.quot;

//Op mijn woord van eer,quot; vervolgde Chamfort op spottenden toon, //ik geloof dat gij in dien tempel priester zult zijn.quot;

//Ik hoop het, en ook gij, mijnheer de Chamfort, zult tot dit getal, en wel tot de niet liet minstbeduidende behooren. Op twee cn twintig plaatsen zult gij met uw scheermes uwe aderen openen, maar eerst twee maanden later daaraan sterven.quot;

Het gezelschap werd minder luid in lachen, en de een zag den ander eenigzins somber aan.

vGij, mijnheer de Vicomte d'Agyr, zult den dood vinden ten gevolge der onbedrevenheid van uw geneesheer, omdat hij u terwijl gij de jicht hebt, een aderlating doet. Gij, mijnheer de Nicolaï, zult sterven op het schavot; gij, mijnheer Bailly, eveneens; en ook gij, mijnheer Rouher...

//Maar,quot; riep iemand uit het gezelschap, //zullen wij dan door Turken en Tartaren alzoo worden vernield?quot;

//Zoo als ik u gezegd heb, zullen wij door de rede worden geregeerd. Door filosofen zullen wij zoo worden behandeld; gelijke denkbeelden, die gij daareven eerbiedigdet, zullen zij

-ocr page 20-

in den mond hebben, alle uwe grondstellingen zullen zij op nieuw herhalen; even als gij doet, zullen ook zij Voltaire en Diderot citeeren.quot;

//En wanneer zal dat alles geschieden, mijnheer Gazotte ?quot;

'/Vóór dat tien jaren zijn voorbijgegaan, zal alles in vervulling gaan, wat ik zoo even zeide.quot;

^Gelukkig hebt gij mijn naam niet genoemd/' zeide de heer de la Harpe.

//Aan u, mijnheer de la Harpe, zal nog grooter wonder geschieden, gij zult een Christen worden.quot;

//Nu ben ik gerust,quot; sprak Chamfort op schertsenden toon. Wordt la Harpe een Christen, en sterven wij vóór hem, dan zijn wij onsterfelijk.quot;

/jfEn,quot; vervolgde Mevrouw de Grammont, ffhet is ook recht vriendelijk van u, dat gij ons, vrouwen, het leven laat, ons geslacht...

//Uwe kunne, mevrouw, zal u ditmaal niet beveiligen, en wat gij ook moogt doen of laten, ditmaal zult gij gelijkelijk met de mannen worden behandeld.quot;

//Maar nu verkondigt gij het einde der wereld!quot;

//Ik weet niet, of het dat zal zijn, maar wel weet ik, mevrouw de hertogin, dat gij, en vele andere dames met u, met op den rug gebonden handen, naar het schavot zult worden gevoerd.quot;

//En dan niet eens met een zwart gedrapeerd rijtuig?quot;

//Neen, mevrouw, vrouwen uit nog hoogeren stand dan gij zullen op dezelfde ellendige karren en met gebonden handen worden weggeleid.quot;

//Nog hooger geplaatste dames ?... Ook vorstinnen van koninklijk bloed?quot;

//Ja, mevrouw de hertogin, nog hooger geplaatste.quot;

De gastheer fronste het voorhoofd, en een hooge blos bedekte

-ocr page 21-

13

zijn gelaat. Mevrouw de Grammont poogde den dreigenden storm door een laatste middel te bezwecren, en sprak: //Gij zult zien, niet eens laat hij mij een biechtvader over.quot;

»Neen, mevrouw, gij en niemand zal in de laatste ure een biechtvader hebben. De laatste, aan wien dit geluk zal te beurt vallen, is: de koning van Frankrijk!quot;

//Het is nu genoeg met al die domme aardigheden,quot; riep de gastheer uit, met toornige gedempte stem. //Zoowel gij-zelf, als het gezelschap waar gij u bevindt, wordt door u beleedigd...

Gazotte stond op, maakte eeu buiging en wilde vertrekken, toen mevrouw vou Mark, de gastvrouw, hem lachende naderde en sprak: //Profeet, gij hebt ons nu allen ons geluk voorspeld, maar het uwe verzwijgt gij geheel en al.quot;

//Mevrouw, hebt gij de geschiedenis van de belegering van Jerusalem gelezen?quot;

//Wel zeker, wie zou die niet gelezen hebben; maar veronderstel eens: wij kennen haar niet.quot;

//Welnu, mevrouw, gedurende deze belegering was er oen man, die zeven dagen lang, op de wallen van Jerusalem, immer denzelfden kreet herhaalde: //Wee u, Jerusalem, maar wee ook mij en op den zevenden dag trof hem een steen uit het werpgeschut der belegeraars, en vermorzelde hem.quot;

Gazotte boog op nieuw voor den graaf en de gravin en verliet het gezelschap.

-ocr page 22-

II.

ïwcc maanden later moest mijnheer de Montagu naar het leger, en niet zonder geheimen angst zag de jonge vrouw zich alleen met hare schoonmoeder, en hare nieuwe tante mevrouw de Bouzolz, die gesamenlijk met mijnheer dc Beaune het slot bewoonde, zoo lang dc kolonel Bouzolz bij het leger was. Hoe lief en voorkomend deze familieleden zich ook jegens mevrouw de Montagu betoonden, toch kwam zij weldra tot de overtuiging, dat, zou zij haren weg ongestoord kunnen blijven betreden, zij iederen dag zich in het gebed diende te versterken tot nieuwe kracht en waakzaamheid. De markies de Beaune was een edel mensch, hoewel hevig driftig, indien de minste wederstand hem iii den weg kwam. Van nature was hij grootmoedig, blakende van liefde voor het koningshuis, vol van goedheid en onderscheiding voor zijne schoondochter, maar toch zijn twijfel en spotzucht troffen dikwijls hare kinderlijk geloovige ziel. Dc markiezin de Bouzolz was eene nog zeer jonge, levenslustige vrouw, zachtmoedig, vroolijk en een weinig wispelturig. Uit gewoonte ging zij veel ter mis, had uitermate veel schik in bals, las het liefste romans, en was mevrouw de Montagu

-ocr page 23-

afwezig of zat zij stilzwijgende bij den selioorsteen, dan mengde zij zich gaarne in de luchtige spotternijen des hee-ren de Beaune, doelende daarmede op do vroomheid en do gewetensbezwaren harer nicht.

Aan het verstandige onderwijs harer moeder gedachtig, was mevrouw de Montagu volstrekt niet geneigd haren godsdienst te vervormen, in huiselijke strijdvragen; neen, ootmoedig ging zij in den weg, waarin zij door God was geplaatst. Omdat haar schoonvader het verlangde en ook haar stand het eischte, bezocht zij met hem het bal, de schouwburg, en de receptiën der koningin. Daarbij hield zij zich vast aan het woord eens vroomen bisschops, dat door haar moeder haar op den levensweg was medegegeven: //Hoe minder wij leven naar onzen wil, des te minder hebben wij onze daden te kiezen, en des te meer waarheid eu zekerheid steekt er in onze vroomheid. Dikwijls moeten wij ons geweld aandoen, onzen Meester te verlaten, en uit liefde voor Hem onzen naaste te gelieven.quot; Zoo ook deed mevrouw de Montagu, en zij bad God haar te bewaren voor de verlokkingen van rijk toilet of kostbaren opschik, waarmede zij door haar schoonvader werd overladen, en eVenzoo voor allen wereldschen zin. Slechts zelden kon zij hare moeder zien, slechts eens of tweemaal per weck hare zusters meeet in een oogwenk bezoeken, maar van ieder bezoek keerde zij met nieuwen moed en ijver naar het haar aangewezen dagwerk terug.

In den nazomer na haar huwelijk werd zij dc peettante van den eersten zoon van hare tante Bouzolz. De stille zorg, gewijd zoowel aan moeder als kind, deed haar eindelijk de liefde harer tante winnen. Ja, de gelukkige moeder gaf iedere poging op, die diende om hare nicht op haar te doen gelijken, integendeel zij trachtte van nu aan in hare

-ocr page 24-

16

voetstappen te treden. Dikwerf begeleidde zij mevrouw de Montagu ter kerk, en nam deel aan hare weldadige werkzaamheden. Zij lachte nog veel over den Godsdienst; maar hield op met spotten, en toen weinige jaren later haar een smartvol ziekbed werd bereid, ging zij met vollen vrede en vreugde den dood te gemoet.

De eerste moedervreugde ondervond mevrouw de Montagu in den zomer van 1784 door de geboorte eener dochter. Met haar gansche hart leefde zij in haar geluk en dag noch nacht week zij van haar kind. In het. volgende voorjaar stierf dit kind, na eene korte, doch smartelijke ziekte. De jonge moeder wilde zich niet laten troosten, welke middelen hare geliefde betrekkingen ook daartoe aanwendden. Mijnheer. de Beaune besloot eindelijk het portret van het kind weg te nemen, daar zijne schoondochter immer in diepe droefheid verzonk, wanneer zij den blik daarop vestigde. Toen hij den volgenden morgen in hare kamer kwam, zat dc troostlooze moeder bij de ledige slaapplaats en nevens haar stond de wieg van haar kind, terwijl zij op het doek de trekken van haar lieveling trachtte te schetsen. Toen deze weemoedige, zoete taak teu einde was gebracht, en een wenk harer moeder haar hare plichten had herinnerd, sprak zij niet meer van haar kind. Ja, toen haar schoonvader zonder haar in dc salons niet wilde terugkeeren, bezocht zij ook deze, hoe zwaar het haar ook viel. Later hadden de dood van hare oudste zuster, het overlijden van hare tante Bouzolz, en dc geboorte van twee dochters zoo geheel haar hart en tijd ingenomen, dat de voorteekenen van den dreigenden storm der revolutie, welke van 1786 —1788 al meer en meer kenbaar werden, bijna ongemerkt haar voorbijgingen; Zooveel te levendiger werden in de gczelscha})- en familiekringen van den markies de Beaune en die zijns zoons, besproken

-ocr page 25-

17

do verbeteringen, waaraan de staat dringende behoefte had, ja de gehecle herschepping van alle deelen der maatschappij, die voorziening eischten. De bezoekers dier soirees stonden toch meerendeels in betrekking hetzij met hot hof, of wel met de regeering. De heer de Lafayette, schoonzoon van liet huis de Noailles, was bovendien nog als fransch generaal en gezant bij den Noord-Amerikaanschen lier vormer Benjamin Franklin werkzaam geweest.

Zijn hart klopte nog vol bewondering, ja bezieling, voor gindsche toestanden, zoodat hij dan ook tot orakel zijner jongere broeders en zusters werd. Aan allen was het duidelijk, dat de adel bij eene herschepping groote offers zou moeten brengen, maar ieder gevoelde zich geneigd, mot bereidwilligheid dit olfer voor het algemeen welzijn te geven en hoopte reeds vooruit op de dankbaarheid van het volk. Ook mevrouw de Montagu werd gedurende eenigen tijd door de algemeene opgewondenheid medegeslecpt, maar weldra trok zij zich terug, en kwam tot andere gedachten, toen haar moeder, door eene zware ziekte overvallen, met weemoed, aan hare betrekkingen, de ellende schetste, welke weldra het deel zou worden van het zoo lichtzinnige vaderland! Van toen aan keerde Pauline tot hare gewone werkzaamheden terug. Voor den gezelschapskring leefde zij, in zooverre haar schoonvader dit verlangde, voor hare kinderen, zooveel eene moeder kan leven voor hare kinderen, en voor iedcren arme of bedrukte, zoo verre hare groote kas haar daartoe in staat stelde. Waar hare krachten te kort schoten, schaamde zij zich niet, in hare kringen en bij hare vrienden, voor hare hulpbehoevenden in-samclingen te doen. Ten voorbeeld dient, dat zij op zekeren avond van den kouden winter van 1788 meer dan 3500 francs voor brandstof ten behoeve harcr armen bijeenbracht. Rare armen bezocht zij zelve, tot in do afgelegcnste hoeken

-ocr page 26-

18

van Parijs. Den een zond zij haar geneesheer, een tweede ontfing kleederen, een derde kreeg turf of hout; zij spijsde dc hongerigen, bezocht de gevangenen, zoodat Lady Eindlater, ook ecne werkzame, liefdadige vrouw, welke in het begin de markiezin vergezelde, eerlang verklaarde, dat er geen krot der ellende denkbaar was, waar mevrouw de Montagu niet dag aan dag als een weldadige engel was uit- en ingegaan.

Aan deze plaatsen van mensehelijken jammer ontmoette mevrouw de Montagu voor het eerst weder prinses Elisabeth; zoo als vroeger hare moeder, do kroonprinses van Frankrijk en de hertogin de Noailles-Ayes het verbond der eeuwige vriendschap hadden gesloten aan de krank- en sterfbedden der armen. Elisabeth woonde niet te Parijs maar meestentijds te Montreuil, een klein slot, haar door den koning geschonken, en in welks onbepaald bezit zij zich zeer gelukkig gevoelde. In de hoofdstad echter had zij gedurig veel te doen, want reeds van jongs af had zij het zich ten plicht gesteld, om hare gaven niet aan alle verzoekers zonder onderscheid weg te scheuken, maar zich eerst zelve te overtuigen, waar en wien zij het beste helpen kon. Diamanten en verderen opschik telde de vorstin weinig, vooral wanneer zij door het gemis daarvan meer ongelukkiger, kon helpen. Eens werd haar een fraai meubelstuk aangeboden voor de prijs van 400 francs, maar zij weigerde den koop mot deze woorden; r/400 francs? Met die som kan ik twee familiën helpen.quot; Van hare landhoeve te Moutreuil waarop zij koeien uit Zwitserland en het verdere noodige had doen komen, trokken niet alleen de armste dorpbewoners, maar ook menige harcr Parijsche beschermelingen groot voordeel. Gold het een arme of kranke te verkwikken, niemand harcr bedienden durfde een dropje melk voor dc liefdadige zorgen

-ocr page 27-

19

der prinses of hare omgeving terug lioudon, wanneer ziek geen andere weg ter liulpe voordeed. Kwam de winter, hoe dikwijls werd de kas der hertogin do Montagu geheel en al uitgeput, en de middelen van Prinses Elisabeth waren zoo dikwijls geheel en al ontoereikende, dat zij (niet bij haren koninklijken broeder, want deze zelf gaf zijn laatste penning uit zijn privaatkas, om den arme voedsel en brandstof te verschaffen) maar bij hare hofdames leende, zoo dikwijls zij wederom voor een uitgehongerd en uitgemagerd gezicht stond. Lodewijk XVI kwam in dien tijd meer dan ooit te Montreuil met het doel om zich van den drukkenden last zijner regecring te verpoozen, bij het genot van de stille vroomheid zijner zuster. Had zijn voor alle hoogere dingen verstompte grootvader, in de laatste jaren zijner onzalige regeering met honend gelach gewenscht, //om toch eens te zien, waarop dat alles zou uitloopen,quot; zoo werd nu de vraag aan den nazaat voorgelegd, of liet niet mogelijk ware, den somberen toestand der gansche monarchie nog te ontkomen. Maar er was ge ene hulp meer! Een goed georganiseerd rijk zou reeds door het mislukken van onderscheidene oogsten en de buitengewone koude van twee winters sterk hebben geleden. Maar het uitgeputte Frankrijk moest ten gevolge daarvan geheel te gronde gaan, te meer nog daar deze nood werd vergezeld door eeno vrijheidsbeweging op Noord-Amerikaansche leest geschooid, waartoe Franklin's oponthoud in Parijs niet weinig bijdroeg, terwijl het volk bovendien de van God vervreemdende filosofie van zijn grooten Voltaire toejuichte, en ten gevolge daarvan, alle heil of ongeluk toeschreef aan zijn aardschen koning. Door deze stemming openbaarde zich de nijd. Hoe hoogcr de nood in het land steeg, des te meer werd met wantrouwen de blik gewend op die //gelukkigenquot;, die zich nog altijd konden verheugen; maar hoe dikwerf word vergeten, dat veelal

2*

-ocr page 28-

£0

door deze gelukkigen ecu zwaar kruis werd getorsclit, en dat het volk ook weldaden van hen had ontfangen. Men wist liet, de koning beschikte over zijne kas, om allo middelen die den staat ten dienste stonden aan te wenden, om deu bestaandeu nood te lenigen. Men wist het, Marie Antoinette had door hare hofdames fres. 300000, de spaarpenningen der laatste jaren, ouder de armen laten uitdeelen, en dagelijks kwamen hare aalmoezen deu krauken ten beste, waarvan de uitdeeling aan de geestelijkheid en de zusters der barmhartigheid werd toevertrouwd. Men wist het, dat het bedrag van het speldegeld, fr. 8000, tot de laatste penning toe door hare dochter aan hongerenden en naakten werd toebedeeld. Toch was men in Parijs verstoord, toen Marie Antoinette op een prachtigen winterdag in een rijk versierd rijtuig door de straten van Parijs reed. Het scheen als of ieder burger nu ook had te zorgen voor het betalen van die, in geheel Frankrijk nog onbekende, equipage.

Ongeveer in dezen tijd, toen het morren bereids tot dadelijkheden in de provinciën was overgeslagen, legde de staatssecretaris aan den koning het ontwerp eencr amnestie voor, welke voor de in opstand verkeerende provinciën was bestemd. Daar leest meu; //Deze onordelijkheden kunnen het geluk, dat wij genieten, niet bevorderen.quot; //Verander dezen zin,11 sprak de koning tot den lezer, die nog eens herlas om te vinden wat veranderd zou moeten wordeu. //Ach,quot; zeide de koning, //spreek toch niet van mijn geluk, dat zou toch enkel leugen zijn. Hoe zou ik gelukkig kunnen zijn, zoo lang mijn rijk het niet is ? Ik zie het wel, do Franschen zijn niet gelukkig. Maar,quot; voegde hij er met een diepen zucht bij, //ik hoop dat ze het nog eenmaal worden. Dat is da grootste wensch mijns harten, en dan eerst zal ik van mijn geluk kunnen spreken.quot;

-ocr page 29-

21

Do financieele toestand van liet rijk baarde de grootste onrust, en terwijl bij een schuld van 1640 millioon, en een jaarlijksch tekort van 140 millioen, alle aangewende middelen tot hulp schipbreuk leden, besloot Lodewijk XVI het Parlement bijeen te roepen, dat sedert anderhalve eeuw niet was vergaderd geweest. De verkiezingen, die in het begin van 1789 plaats vonden, brachten geheel Frankrijk in de grootste opschudding. Aan de meest zonderlinge geruchten werd geloof geslagen, vooral wanneer aan liet hof te Versailles de een of andere misstap kon worden ten laste gelegd. Het Parlement kwam samen in Mei, plotseling werd door de demokraten verbreid, dat de koning in den zin heeft, de zaal in de lucht te doen springen. In geheel Frankrijk werd het gerucht verbreid dat 4 a 8000 roovers (met het tal der duizenden nam men het niet zoo nauw) uit het gebergte in het land waren gevallen; daardoor had men het oogmerk eene algemeene volkswapening spoedig in het leven te roepen. De schrik was zoo algemeen, dat in zeker dorp de vrouwen de steilste rotsen beklommen, nimmer door eenigen monschenvoet betreden, van waar zij slechts mot touwen konden worden afgebracht.

Het Parlement bestond uit den adel, do goostelijkhoid en de vertegenwoordigers der burgers. Beiden familiën de Montagu en de Noaillos waren door zeer vele harer loden vertegenwoordigd. Op don dag der opening waren ook de vrouwen naar Versailles gekomen, om hot grooto, gewichtige feest bij te wonen. Alleen Mevrouw de Montagu en hare moedor waren in het eenzame Parijs achter gebleven, om een harer dienaars, die zwaar ziek lag, met hulp en bijstand te verkwikken.

De ure der opening sloeg. De twee dames spoedden zich naar de kapel gewijd aan den Heiligen Geest, om den zegen

-ocr page 30-

•22

Gods af te smocken over do hooge vergadering, die liaar mot angstvolle siddering vervulde.

In Versailles werden groote feesten gevierd, er was veel ware maar ook veel valsclie geestdrift. Mevrouw de Staël, de gevierde dochter van den minister van Finantiën, Necker, nam eene der eerste plaatsen in bij de openings-feesten. Hare hooggestemde verwachtingen voor Frankrijk besprak zij met geestdrift voor mevrouw dc Montmorin, echtgenoot van den minister van Binnenlandsche Zaken. //Verheug u maar nietgaf deze dame haar ten antwoord, //groot onheil kan slechts uit deze feesten voor Frankrijk geboren worden.quot;

Al spoedig bleek het, dat de burgerpartij alleen den toon gaf en niet uit elkander wilde gaan, vóór dat zoowel de adel als dc geestelijkheid hunne toestemming gaven tot cenc Nationale vergadering, die tot eene wedergeboorte van Frankrijk zou leiden. De vergadering nam de macht over, niemand was opgewassen tegenover de crisis, zoowel den ministers als den koning ontbrak alle kloekheid tot handelen. De koning besloot Versailles door troepen te laten bezetten; do gevolgen bleven niet uit, er ontstond een vreeselijk oproer te Parijs. De Bastille, de wolbekende staatsgevangenis, waar zoovele eeuwen tal van slachtoffers waren weggekwijnd, werd bestormd eu met den grond gelijk gemaakt.

Omstreeks dezen tijd schreef de prinses Elisabeth hot volgende aan eene vriendin: //Gij vraagt hoe ik den tijd doorbreng? en ik geef u ten antwoord : In groote bekommering, want veel zie ik, dat mij smartelijk aandoet. Het parlement is bijeen; wat zal er gebeuren ? Ach niets, do vergadering zal het duidelijk maken aan het volk in wolk een bedenkelijkon toestand wij geraakt zijn! De koning meent liet goed met zijne verordeningen, een andere vraag is liet of men nu ook eerlijk tot de uitvoering zal medewer-

-ocr page 31-

keu! Ik geloof liet niet. Ik bezit weinig ondervinding, alleen de hartelijke deelneming in het lot mijns broeders dwingt mij om mij te vermoeien in deze, mij betreffende, te hooge en ernstige dingen. liet schijnt mij toe, dat men een gansch verkeerden weg inslaat. Hij, die de hoogste macht bezit, laat zich te veel in met den adel, van waar toch meer aansluiting wordt verwacht. Gij weet, hoe er over de rijken wordt gedacht. Ik vrees, dat zij door hunne dubbelzinnige houding de vriendschap zoowel van de eene als van de andere partij geheel en al verliezen. Voor de menschen in de provinciën is de invloed veel slechter dan voor Parijs, waar de onophoudelijk wisselende tooneelen weinig indruk nalaten. Gaan de afgevaardigden naar liuis, wat zullen zij zeggen? Het ware te wenschen, dat zij den koning gerechtigheid lieten wedervaren ! Mochten zij de liefde, die hij voor zijn volk koestert, op prijs stellen! Het kwade echter laat een dieperen indruk na dan het goede!quot;

,/Do koningin is nadenkend en afgetrokken. Dikwijls zijn wij uren achtereen alleen, zonder dat zij een enkel woord spreekt. Voor mij schijnt zij zich in acht te nemen. Eu wie toch kan grootcr belang stellen in het geluk mijns broeders dan ik! Onze beschouwingen, zoo als gij weet, zijn verschillend, zij is eene Oostenrijkschc, ik ben eene Bourbon.quot;

„Mijn broeder Artois staat verbaasd over alles wat hij moet aanhooren. Do noodzakelijkheid der groote hervormingen ziet hij niet in. Hij meent, — en ik zou gaarne wenschen hem te kunnen gelijk geven — dat het tekort maar moet worden vermeerderd, opdat daardoor het recht worde geboren, daarover te klagen, en voorziening te erlangen bij de vertegenwoordigers dos rijks. In den hedendaagschen toestand zou dat nog het slimste zijn ! Do koning zou waarlijk alles

-ocr page 32-

24

doen, zoo men slechts zeide, dat liet geluk en de welvaart des volks er mede gemoeid was.quot;

//Ik heb een voorgevoel, dat ons een dreigende toekomst wacht. De lust in het leven wordt bij mij hoe langer hoe minder.3' gt;/Had ik den koning niet zoo lief, ik ging terug naarSt. Cyr. — Ik heb geen den minsten aanleg voor al die streken en listen, die mij gedurig verontrusten en pijnigen. Ik heb vrede en rust lief, maar thans nu mijn broeder ongelukkig is, kan ik hem niet verlaten.quot;

yKom spoedig terug. Met hartelijke liefde zal ik u ont-fangen — — — Elisabeth.

Aan dezelfde vriendin schrijft zij weldra het volgende;

//Ik vraag niet of gij terugkomt; gij zoudt misschien een

mot bloed bevlekten weg bewandelen.---Iedere schuld

wordt op de koningin geworpen. Een kwaad is het, dat zij raad geeft, geheel in overeenstemming met haar karakter, welke door den koning wordt gevolgd, terwijl zijne zachtmoedigheid hem verhindert aan zijne maatregelen de ge-wenschte kracht te geven. — Even als grootvader, geeft ook hij dadelijk prijs, en ik meen, dat het regeeren in nauwe betrekking staat tot de opvoeding, en geen fout zoo groot als wanneer deze is verzuimd. Begint men te zeggen: ik w i 1 en is men zeker van zijne zaak, dan moet niets in staat zijn, het geringste ook te doen toe geven •— — — Er wordt verzekerd, alles zal zich wel weder schikken en allengs zal het verlorene worden herwonnen. Dat zou mogelijk zijn, en in overeenstemming met het Eransche karakter, maar het volk is niet aan zich zelve overgelaten, en wie weet, waar zijne leiders het voeren.quot;

vlk verheel het mij niet, dat do kroon zijn glans kan herkrijgen, door een daad van heldhaftige mannelijkheid en rid-

-ocr page 33-

25

derlijkc kracht. Zulk een stap zal mijn broeder uiet doen, en ik zal liem die niet aanprijzen. Wij staan op eene zandgrond --—quot;

Do onuitsprekelijke koortsachtigheid dezer tijden had der markiezin de Moutagu eene ernstige ziekte bezorgd ; hare gencesheeren schreven haar de baden te Bagnères voor. Daar meende zij rust te vinden, en ontmoette integendeel nieuwe onrust bij de telkens meer en meer dreigende berichten. De inname der Bastille ontstelde haar minder dan de benoeming van haar zwager Lafayette tot komman dant der Nationale garde. In dezen haar zoo geliefden man meende zij te zien oen tweeden lord Fairfax, die aan het hoofd van een vijandelijk leger den koning te gemoet trok! Hare lieve zuster word haar de verachte echtgenoote eens verraders!

In Amerika had Lafayette jaren lang in vertrouwen en vriendschap zoowel de zorgen als de verwachtingen van Benjamin Franklin gedoeld. Hij wenschte ook aan Frankrijk die vrijheid te schenken, die hij aan de overzijde des oceaans, ook in godsdienstige vrijheidsbewegingen, had zien bloeien.

Teruggekeerd in het vaderland was een zijner eerste bezoeken gewijd aan Paul Eabaut, den grijzen, eerwaardigen prediker der woestijn, die te Nimes leefde, toen de sedert twee eeuwen verlangde vrijheid voor de evangeliesche kerk in Frankrijk met de troonsbestijging van Lodewijk XVI tot stand kwam. Met vurige belangstelling hoorde hij uit den mond van dien zeldzamcn belijder der waarheid onderscheidene berichten, waardoor de generaal op nieuw in geestdrift ontstak voor de heilige zaak der gewetensvrijheid, en haakte naar de vervulling van den wensch, om ook dien heiligen krijg mede te maken. Plij drong bij Eabaut aan, met hem naar Parijs te vertrekken en den koning persoonlijk het lijden zijner evangeliesche onderdanen te schetsen en van de

-ocr page 34-

3fi

trouw aau kot stamliuis to vorzokoren. Hij was ovortuigd, dat dooi' do eenvoudige mededeeliug van Eabaut's ouderviu-ding, Lodewijk XVI zou besluiten, om voor goed te breken mot de Jezuiteu en den pauselijken stoel. Paul Rabautwas in dien tijd echter te ziek, om naar Parijs te kunnen komen; hij gaf den generaal tot reisgenoot zijn vurigen en weisprekenden zoon Jean Paul Rabaut, ten einde in de hoofdstad de kerk der woestijn te vertegenwoordigen. Lafayette, door zijn ijver verblind, had de geestkracht des konings verre overschat. De biechtvader van Marie Antoinette was er achter gekomen, dat zijn invloed en macht gevaar liep, en onvermoeid in zijn arbeid, trachtte hij de koningin zoo verre te brengen, dat Rabaut niet werd toegelaten. quot;Werkelijk gelukte het hem ook de audientie bij den koning te beletten. De staatsraad echter, kon aan Lafayette op zulke wijze geen weerstand bieden. Daar werd Rabaut, begeleid van den generaal, toegelaten, en zijne beschouwing over de gewetensvrijheid in Frankrijk werd door den generaal met de volgende boteekenisvolle'woorden besloten: //Mijne Heeren! gij hebt gehoord hoe reeds meer dan twee eeuwen, het volk is opgezet en iedere partijhaat tot eene godsdienstige vervolging werd gestempeld. Maar neemt u in acht! Er kan een tijd komen, en misschien is hij niet meer verre, wanneer de wapenen door adel en geestelijkheid zoo onvoorzichtig aan het volk in handen gegeven, zich tegen u zullen koeren; en dan, wee u!quot;

j\'u was die tijd gekomen, en adel en geestelijkheid huiverden boven den afgrond, die aan hunne vosten gaapte.

De krachten van mevrouw de Montagu verminderden allengs, zoodat de geneesheeren aan haar behoud twijfelden. Ook zij geloofde, dat haar einde naderde, en zij bereidde zich voor

-ocr page 35-

op den dood. Nadat zij liet heilig Nachtmaal had gevierd, schreef zij aan hare jongste zuster, mevrouw de Grammont: u Vertwijfel niet, mijne liefste, onze scheiding is wel smartelijk, maar niet eeuwig. Eens worden wij wederom verecnigd, en dan voor altijd. Alle troostgronden van den godsdienst, die mij verkwikten, laat ik u na. Gij kent mijn hart en mijne inpige liefde; onze vriendschap was in God gegrond, en had geen ander doel dan Hem. Hij heeft het offer mijns levens aangenomen, en neemt mij reeds vroeg van deze aarde. Zijn heilige Naam zij geloofd i Wanneer ik zalig word, mijne zonden worden vergeven, en uwe gebeden den hemel mij ontsluiten, zal ik niet ophouden, zoowel voor u als voor uwen man te bidden. Zeer zeker hoop ik, dat gij de zaligheid moogt deelachtig worden, maar het heils mijns vaders houdt mij onophoudelijk bezig. Gij weet, hoe menigmaal ik God daarom heb gebeden. Maar ach, hier beneden kon ik hem niet helpen. Vertel hem dikwijls van mij, en dat ik hem hartelijk lief heb. Zeg hem dat ik gaarne, ten koste van mijn leven, zijn welzijn zou willen koopen. Ik bid u, breng hem mijn laatst vaarwel over.quot;

//Aan mijne moeder schrijf ik niet. Ik ken hare kracht, en wensch die niet te verminderen. In de laatste ure zal zij haar geloof waarachtig behouden. Zeg haar uit mijn naam, dat ik mijn geluk in deze en gindsche wereld aan haar dank weet. Bewijst God mij barmhartigheid om mij tot Hem op te nemen, zoo zal ik ruime dankstof hebben voor het geluk, mij zulk eene moeder te hebben geschonken. Het smart mij, dat ik mijne liefde, achting en dankbaarheid haar niet meer zal kunnen bewijzen! O laat ons allen, zoo wel gij als ik, en alle onze zusters, dagelijks God danken voor het voorrecht, ons in haar geschonken! Deze brief is aan u allen gericht. Onze vereeniging heeft mij geluk aangebracht en was mij telkenmale tot ondersteuning. Ja zelfs in dit ontzettend oogenblik

-ocr page 36-

38

troost mij de verwachting, dat ik eens met u allen zal kunnen roemen in de barmhartigheden des Hoeren.quot;

//Ik heb mijn man verzocht, onze beide kinderen aan mijne zuster de Noailles toe te vertrouwen. Met groote openhartigheid kan ik met hom spreken over alle mijne wenschen. Bezoek hem dikwijls, en herinner hem, dat mijn hart uitging voor zijn geluk en zaligheid. Mocht zuster de Noailles verhinderd worden, dan vertrouw ik mijne kinderen u toe. Adrienne (mevrouw de Lafayette) is met zorg en werk zóó overladen, dat ik geen nieuwe last haar op den schourler wil leggen. Mijne kinderen zullen de uwen zijn, want immers gemeenschappelijk bezaten wij ons goed? Houd moed, lieve zuster! God vraagt een zwaar offer ! Werp uwe bekommeringen op Hem, overwin uwe neerslachtigheid, waarin gij zoo licht verzinkt, laat niets u aftrekken van uw plicht lquot; —

De brief is hier afgebroken; maar ook gebroken werd hare ziekte. — Tegen alle menschelijke verwachting en haar eigen gevoel in, werd haar dierbaar leven verlengd, wel niet in frissche kracht, maar dan toch in onbezweken werkzaamheid. Hare eerste zorg bestond daarin, een reeds lang vervallen ziekeninrichting te Bagnères, voor onbemiddelde badgasten opgericht, op nieuw in werking te brengen.

Hare eigene fondsen begonnen reeds onder den druk der revolutie te krimpen, maar te ijveriger was mevrouw de Montagu werkzaam, om partij te trekken van de positie van haar man, die, door de overal georganiseerde nationale garde, eenstemmig tot kommandant van het distrikt was benoemd. Het bezwaarlijkste in dezen moeitevollen dienst bestond wel daarin, om alle redevoeringen en toasten aan te hooren, alle feesten bij te wonen, welke ter eere van de nieuwe orde van zaken werden gegeven. Mevrouw de Montagu, en ten haren believe ook haar man, gebruikten deze

-ocr page 37-

39

gelegenheid om insamelingen en opwekkingen te doen, ten einde men zicli met hart en ziel de belangen der ziekon-inrichting zou aantrekken. Het was hun tot vreugde, het huis weldra te zien uit zijne ruïnen herrezen, en geheel en al goed voor het doel ingericht.

Einde September verlieten de beide echtgenooten de badplaats, en kwamen juist naar Parijs toen do vreeselijke dagen van 5 en 6 Oktober aanbraken, en Lodewijk XVI met zijne familie uit het slot te Versailles naar de ïuile-riën werd gevoerd. Sedert meer dan eene eeuw had geen lid der koninklijke familie daar zijn verblijf gehouden. Van de mindere hofbeambten, die hier woonden, moesten eerst de bedden worden geleend waarop deze ongelukkigen een rustplaats konden vinden. In deze ontzettende dagen werden de beide familiën de Montagu en de Noailles voornamelijk daardoor gedrukt, dat hun zoon en broeder Lafayette nog steeds het bevel voerde over de nationale garde. Aan den morgen van den 5den Oktober, toen zich liet Parijsehe gepeupel naar Versailles begaf, om van den koning brood te eischen, trok Lafayette met 30000 nationale gardes tot bescherming des konings naar Versailles. Hij meende voor de handhaving der orde te kunnen instaan. Met welk een geest deze verdedigers waren bezield, kwam nog des avonds uit, toen de soldaten eenige kanonnen begonnen te stellen. Eenige vrouwen traden op hen toe en riepen uit: //Wat, wilt ge op uwe vrouwen en kinderen schieten ?quot; De kanonniers antwoordden, terwijl zij op het paleis wezen: //Wees bedaard, de monden worden gericht op de schoften daar binnen.quot;

Op de geruststellende verzekeringen van Lafayette had de koningin zich ter rust begeven. Voor Versailles had hij zijne troepen den eed der trouw aan den koning doen zweren, en verliet zich zoo zeker op dezen eed.

-ocr page 38-

30

hoewel hij de onbestendigheid daarvan reeds veelmalen had ondervonden, dat ook hij ten drie ure in den morgen naar bed ging, hetgeen hem zwaar werd aangerekend toen alles bij zijn ontwaken eene gansch andere gedaante had aangenomen. Dit alles had een somberen invloed op zijne geheele familie, en de markies de Beaune verbood zijne schoondochter Lafayette of zijne vrouw bij haar te ontfangen, of een bezoek te brengen. De diepe tweespalt waarin het gansche land verkeerde, bleef ook niet gespaard aan menigen familie- en vriendenkring. Zeldzaam werd een bezoek bij mevrouw de Montagu aangekondigd, wanneer niet vooraf, ten genoege van den markies de Beaune, eene voldoende kennis van de politieke richting der bezoekers was ingewonnen.

De klove werd al dieper, toen eindelijk de kwestie der emigratie aan de orde kwam. Ook mijnheer de Beaune wenschte het land te verlaten, doch niet alleen, maar vergezeld van de zijnen. Mevrouw de Montagu deelde zijne inzichten, hoewel haar man deze overhaaste vlucht als de grootste fout beschouwde, welke de vrienden des konings konden begaan.

//Want,quot; zeidc hij, //overhaasting in zulk eene gewichtige zaak geeft aanleiding, dat de gematigden worden verbitterd, en den weifelenden alle hoop op eene herstelling der orde van zaken wordt ontnomen. Allo koningsgezinden, die het land verlaten, scheuren zich los van de natie, en mee-nen niets te willen weten van de toekomst, die men hun tracht te bereiden. Alle aanhangers der goede zaak, die uit gebrek niet bij machte zijn te vluchten, worden prijs gegeven aan de wraak van hen, die slechts wachten op het geschikte oogenblik, om hunne duistere plannen te volvoeren.quot; Al deze bedenkingen werden door mijnheer de Beaune beschouwd als advokatenstreken, inblazingen der beide zwagers.

-ocr page 39-

31

Noaillos en Lafayette. Van zijn kant voerde hij aan, dat als de koning ongestraft zoo schandelijk werd mishandeld een gelijk lot allen stond te wachten.

Zulke gesprekken werden bij den aanvang door don markies steeds kalm en gemoedelijk gevoerd, maar eindigden steeds op eenen bitteren toon, en gaven blijk van eene groote verkoeling tegenover hem die tegensprak. Mijnheer de Montagu was evenwel in deze zaak even onbuigzaam als zijn vader. — Eindelijk na eene hevige woordenwisseling, werd tot de afreis van mijnheer de Eeaune voor goed besloten. — Mevrouw de Montagu keerde weenende naar hare kamer terug, waar eene nieuwe smart haar wachtte. Zij werd geroepen bij haar jongste dochtertje, dat plotseling hevig ongesteld was geworden. De schrikkelijke doodstrijd naderde, en tot de laatste ademhaling hield zij haar kind op den schoot. Daarop legde zij het in de wieg, en brak in hevig snikken uit. De tijding wordt haar gebracht , dat haar zuster de Grammont zoo even van haar eerste kind verlost is. In het eerst werd hare smart door deze tijding vermeerderd. Nog eenige heete tranen en een overluid gebed, en zij stond op, kleedde zich, en vroeg haren echtgenoot, of men zien kon, dat zij geweend had? Op zijne vraag: //waarom?quot; gaf zij ten antwoord, omdat zij vreesde dat hare zuster door iemand anders den dood van hare lieveling zou kunnen vernemen, en daardoor hare gezondheid kon worden geschokt. Niettegenstaande allo bedenkingen van haar echtgenoot, ging zij een bezoek brengen bij de jonge, gelukkige moeder, kuste haar en het kleine wicht hartelijk, terwijl zij er kalm uitzag, hoorde mot aandacht naar hot verhaal van den doorgestanen angst, zonder in liet minste te verraden, welk een droeven nacht zij doorgewaakt had. In de voorkamer echter ontzonk haar de kracht, en zij viel in onmacht. Al deze opgewekte

-ocr page 40-

32

zenuwachtige aandoeningen werkten nadeclig op de teedore gezondheid der markiezin. Zij vertrok, op nieuw vergezeld door haar man naar de baden te Aix in Savoie, en van daar naar zijn kasteel Plauzat in Auvergne. De nieuwe tijd was nog niet in deze streken doorgedrongen, en de adellijke landheer werd als altijd ,met klokkengelui, kruis en banieren ontfangen, terwijl eene ontelbare menigte op het slotplein was versameid. Het was een lieflijk oponthoud in Plauzat, en waarlijk men zou aan geene beroerde wereld hebben gedacht, ware liet niet door de brieven, die van de familie werden ontfangen. De markiezin bezocht in den omtrek alle aan haar man toebehoorende domeinen en kasteden , bracht zoowel het grootste als het kleinste tot orde, was hier, zoowel als te Parijs, de weldoenster der armen, en uil iedere hut volgden haar duizende zegenwcnschen. Na een kort verblijf gedurende den winter te Parijs keerde de familie de Montagu, reeds vroeg in het voorjaar, naar deze lieflijke streek terug. Maar hoezeer zij ook de harten hadden gewonnen, gevoelden zij reeds bij hunne eerste ontfangst een zeker mistrouwen, dat van vele zijden werd geopenbaard. In spijt der aristokratische gezindheid, eigen aan beide echtgenooten, deden zij vrijwillig afstand van al die kleine voorrechten, die overal toch golden voor lieden uit hunnen stand, maar die door de revolutie waren nederge-worpen. Eeeds bij het eerste bezoek in de kerk, nam mevrouw de Montagu geen plaats in de haar gereserveerde bank, maar als sprak het van zelve knielde zij ter neder midden onder do dorpbewoners. Do ^werkdagen werden doorgebracht in onvermoeide werkzaamheid en het onderwijs aan haar eenig kind. In dezelfde kamer, waar eens door Laura Pitz-James, kleindochter van Jacobus II van Engeland, onophoudelijk de naald werd gebruikt, was ook mevrouw

-ocr page 41-

33

de Montagu van den vroegen morgen tot den laten avond bezig met naaien en breien, om te voorzien in de nooden liarer onderdanen. Voor haar dochtertje breide zij een van die van ouds geliefde kleedingstukken en was kinderlijk verheugd , dat nog alles des Zaterdagavonds gereed was, om het den volgenden Zondag te kunnen gebruiken. Naomi was cene flinke kleine boerin, en de kleine begon zich reeds tehuis te gevoelen bij het blijde gejubel, wanneer des Zondagsavond, volgens overoude wijze de dorpbewoners op het slotplein, bij de muziek der doedelzak vroolijk dansten. Moeder stond haar toe zich bij wijlen eens onder de dorpsjeugd te mengen, door wie zij met gejuich werd ontfangen. Twee jaren later, toen Naomi reeds lang begraven was, werd eene boosaardige aanklacht gedaan, alsof de markiezin haar kind in jacobijnen kleeding in een jacobijnen-club had doen dansen. Weenend trachtte zij allen laster te ontzenuwen door met het donkergrauwe, wollen kleedje met zwarte strepen, en de rood en zwart geverwde kousen door haar kind gedragen, hare beschuldigers te overwinnen. Deze eene trek toont aan, hoezeer de gemoederen ook in die streek begonnen te ontvlammen. In de steden begonnen reeds geringe ongeregeldheden, op het land brandde bet eene kasteel ua het andere af. De mislukte vlucht der koninklijke familie werd in de demokratische club van het stadje Plauzat, op de hatelijkste en leugenachtigste wijze bekend gemaakt. Gingen de markies en zijne cchtgenoote met het rijtuig uit, dan kon men herhaaldelijk den kreet vernemen: // de aristokraten aan de lantaarns.quot;

In dit tijdsgewricht drong zicii de wensch bij mevrouw Montagu, om het ongelukkige land te verlaten, onwedcr-staanbaar op. Zij voedde de hoop, dat wanneer alle uitgewekenen zicli verbonden, het wellicht door vereenigde kracht

3

-ocr page 42-

mogelijk zou zijn, om don gevangen koning en zijne familie te bevrijden. Om haar man voor de vlucht te winnen, legde zij het slimmer aan dan haar schoonvader deed; zij wenschte niet door onstuimig dwingen, maar door zijne eigene, vrije beslissing te overwinnen. Dagelijks las zij hem de brievon en nieuwsbladen uit Parijs voor, die immer somberder werden, legde bijzonderen nadruk op al de namen van beroemde personen, die Frankrijk verlieten, en sprak met medelijden over hunnen, daar ginds eenzaam toevenden, vader. Ten laatste kwamen er eenige brieven van uitgewekene familieleden, zij meldden de smart, die mijnheer de Beaune ondervond tengevolge der eigenzinnigheid en verblinding zijner kinderen, waardoor hij klaarblijkelijk zijn einde te gemoet spoedde. Bij dit bericht vatte mijnheer de Montagu, terwijl hij onrustig de kamer eenige keeren op en neder ging, het besluit om te vertrekken, doch niet naar Coblenz, waar allen bijeen zouden zijn, maar naar Engeland. Weldra reisde hij af, niet zoozeer om te Parijs naar den oogenblikkelijkcn toestand te onderzoeken, dan wel om den zekersten weg naar Groot-Brittanie te weten te komen. De hertogin de Noailles-Ayes bezocht Plauzat gedurende veertien dagen. De lieve dochters hadden nooit in hun leven een geheim voor moeder gehad, doch ditmaal was zij niet in staat de vreugde des weder-ziens door het bericht hunner plotselinge afreis te vergallen. Mama verwonderde zich in geenen deele over de kommervolle houding harer dochter; de ongelukkige tijdsomstandigheden verklaarden alles. Zij woekerde echter met den tijd, om hare lieve dochter, door voorbeelden uit den bijbel en de wereldgeschiedenis te toonen, hoe Gods erbarming zelve iu Zijne gerichten openbaar wordt, en wij daarom dankend en prijzend elk Zijner wegen, zelfs de donkerste, kunnen bewandelen. Een anderen keer had zij hare reeds

-ocr page 43-

vroeg ontwikkelde klcindoehter op deu schoot, en liet haar het een en ander vertellen uit de heilige geschiedenis, en hetgeen zij verder had geleerd, en voegde er dan nog veel bij, wat zij noodig kon hebben. Vermaningen en herinneringen aan den boozen tijd ontbraken niet. Menigmaal werden hunne harten ontrust door de afwezendheid van mijnheer, of wel door het hevige luiden der stormklokken, en het joelend alarm der naastbij zijn de club, of ook door het stilzwijgend vertrek der eens zoo getrouwe onderdanen. Pauline echter kon er niet toe komen, liet geheim, dat haar drukte, mede-te deelen. Den laatsten morgen, toen de hertogin zou vertrekken , maakte mevrouw de Montagu zich gereed om alles te vertellen. Zij ging naast haar zitten, vatte hare handen, en zag haar lang aan, terwijl tranen hare oogen ontvloten. Misschien! voorzeker, het is de laatste maal dat ik mijne moeder zie! Met zulk een geweld greep deze gedachte haar aan, dat zij bevende opstond, en aan het pakken harer kofl'ers begon. Maar, voelde mama ook de smart, die haar hart doorvlijmde? Zij verliet de kamer, kwam weer binnen en ging nogmaals heen, en telkens ontbrak haar de moed, het treurige woord uit te spreken. liet vertrek was ten tien ure vastgesteld. De weenende dochter verzocht nog twee uren uitstel, en bracht stilzwijgend hare lieve moeder naar het rijtuig, llecds kwamen de paarden in beweging. Zij verzocht den koetsier, nog een oogenblik stil tc houden, en bracht haar kind aan het rijtuig tot een laatste kus en laatsten handdruk. Het was de laatste blik in het dierbare moederoog!

Een paar dagen later verliet de familie het slot Plauzat, en ging allereerst naar Parijs. Hare ouders, de generaal Lafayette en de .hertog de Noailles waren met hunne gezinnen verre van Parijs, zoodat mevrouw de Montagu

■quot;3*

-ocr page 44-

36

slechts liare zuster de Grammout aautrof. Hoewel lijdende eu hare verlossing nabij, wilde zij toch niet dat om harentwille de vlucht werd verschoven, daar de gevaren en moeie-lijkheden van dag tot dag grooter werden. Stap voor stap volgde zij hare zuster bij alle noodige inkoopen, en op den zevenden December gingen beide, trots koude en sneeuw, naar een afgelegen kapel om de mis bij te wonen. De beide zusters maakten een grooten omweg, opdat hunne voetstappen niet eenig spoor zouden achterlaten (want de openbare godsdienstoefening was bereids verboden) en kwamen eindelijk door vele nauwe straatjes, in een donker, onaanzienlijk huis, waar op de derde verdieping, een klein, onopge-sierd vertrek tot kapel was ingericht. Hier vond men eenige oude houten banken, en een altaar, waarop slechts een enkele waskaars brandde. Zij behoorden tot de eersten, die binnenkwamen, en knielden te zamen in een donker hoekje neder, waar zij nauwelijks merkten, dat het kerkje allengs gevuld werd. Dagelijks werd hier het Avondmaal uitgereikt en de dames naderden het altaar om den ouwel te ontfangen. Daarop verzonken zij in stil gebed, en traden de kapel weder uit, toen de bezoekers bijna allen het vertrek hadden verlaten. De overige dagen werden ijverig gebruikt om voorbereidselen tot de reis te treffen. Mevrouw de Grammont pakte met hare zuster alles alleen, opdat de bedienden niets van het doel der reis zouden vermoeden. Mevrouw de Montagu schreef brieven tot diep in den nacht aan hare moeder en zusters, en bij het aanbreken van den dageraad was zij wederom aan den arbeid. Ten vijf ure, toen mevrouw de Grammont binnentrad, en de loeiende wind de huisdeur achter haar toesloeg, wekte zij met veel moeite Naomi, die geheel verrast zich de oogeu wreef, en vraagde waar de reis dan toch naar toe ging ? Weenend drukte hare

-ocr page 45-

■61

moeder haar aau het hart, kleedde haar aan, en gaf haar over aan de zorg van mijnheer de Montagu. Doodsbleek doorging hij de ledige kamers, waar hij eens zoo gelukkig was geweest, tot hij eindelijk het sein tot vertrek gaf, en zijne schoonzuster hartelijk de hand drukte. Door de nabijheid der bedienden, die zelve verwonderd en spionneerende door de kamers slopen, was elk nader afscheid onmogelijk. Op schijnbaar levendigen toon wenschte mevrouw de Gram-mont hem goede reis, en met zijn weder ingeslapen kind verliet hij de erve zijner vaderen. In gesmoord geween bracht mevrouw de Grammont hare zuster naar den schoorsteen , en vroeg haar zacht of zij ook iets vergeten had, dat haar op de reis van nut kon zijn, en voornamelijk of zij hare diamanten bij zich had? //Waartoe,quot; vroeg mevrouw de Montagu, //zou liet dienen, ik draag ze niet, we gaan naar geen feest!quot;//Juist daarom,quot; hernam mevrouw de Grammont, //juist omdat gij naar geen feest gaat, moet gij ze meenemen.quot; Mevrouw de Montagu verstond hare bedoeling en haalde haar kistje met juweelen. Toen zond zij hare twee dames vooruit naar het rijtuig, en zoodra deze de kamer hadden verlaten, omarmden de zusters haar, die in luid gesnik aan haren hals hingen. Daarop werd het haar een weinig in orde gebracht en na een laatst hartverscheurend vaarwel, stapte mevrouw de Montagu in het rijtuig. Den volgenden dag kwamen de reizigers te Calais, en 's nachts scheepten zij zich in naar Engeland.

Hoevele tooneelen van dien aard hadden er niet in Frankrijk plaats. Maar niet allen waren zoo gelukkig over de grenzen te komen! Werden zulke vluchtelingen herkend, dan werden ze dadelijk met nationale gardes naar den kerker te Parijs gebracht, welke plaats zij slechts verlieten om het schavot te beklimmen. De vertrouwdste vriendinnen van

-ocr page 46-

38

Marie Antoinette, als: de prinses de Lamballe, cn de hertog de Polignac en zijne familie, alsmede de beide broeders des konings liadden evenzoo liet vaderland verlaten. De liertogin de Polignac zat, als kamermeisje verkleed, gedurende de geheele reis, naast den postillon. De lierliaalde vragen, of zich de Polignacs nog aan het hof bevonden, beantwoordde zij in weerwil harer schuchterheid, steeds vrijmoedig met de verzekering, dat deze booze lieden Parijs reeds lang geleden hadden verlaten. Bij het laatste station trad de postillon op haar toe, en zeide zeer zacht: //mevrouw, cr zijn ook nog eerlijke menschen, dat heb ik reeds lang gemerkt lquot;

De prinses de Lamballe was in onafgebroken briefwisseling met de koningin gebleven. Deze zond haar, toen de ongelukkige vlucht naar Varennes zoowel haar als den koning tot gevangenen der //Natiequot; hadden gemaakt, een haarspeld met eenig haar. Zij had daarbij geschreven: grij s ge worden door het ongeluk. Dit geschenk ontroerde de prinses zoodanig, dat zij onmiddellijk naar Parijs terugkeerde en tot den vreeselijken 10lleu Augustus met Marie Antoinette en de prinses Elisabeth samenbleef. Ploe ontzettend deze trouw in de gruweldaden van den 3',en September werd beloond, is bekend.

Het is hier de plaats om ook nog eene schoone trek der met alle recht zoo zwaar beschuldigde vischvrouwen mede te deelen.

Op den 25stcn Juni 1791, toen Lodewijk XVI in zijne hoofdstad was teruggekeerd, heerschte er eene diepe stilte te Parijs. Geen rijtuig of voertuig vertoonde zich in de overvolle straten. Overal stonden schildwachten, men zag mannen met blouses, en de bekende onstuimige vischvrouwen. Toen de koninklijke familie de rijtuigen uitstapte, drong de menigte op drie heeren, behoorende tot het ge-

-ocr page 47-

39

volg des koningSj onstuimig aan, cn zou hen bijna liebben vermoord. De dames dor koningin begonnen dringend te verzoeken, om haar toegang te verleenen tot de Tuilcriën; een der vrouwen gaf daarop ten antwoord: //Daar zijn nu de slavinnen van de Oostenrijksche \quot; Mevrouw d'Augnon wendde zich bij het hooren dezer woorden om, en zeide op levendigen toon :

//Ik zal u wat zeggen; sedert mijn zestiende jaar ben ik bij de koningin! Zij heeft mij uitgehuwelijkt en een bruidschat gegeven. Mijn dienst was haar gewijd, zoolang zij gelukkig en machtig was, en zal ik haar nu in het ongeluk verlaten?quot;

//Zij heeft gelijk,quot; riepen al de furiën, //hare gebiedster mag zij nu niet verlaten; laat ons haar in het paleis helpen.quot;

Daarop drongen zij de schildwachten terug, en een der meest woeste vrouwen fluisterde mevrouw d'Augnon in: //Leg die groene ceintuur af, lieve vriendin, dat is do kleur der Artois, en hem vergeven wij nimmer.quot;

-ocr page 48-

111.

Na een korten overtocht kwamen de markies en ilc markiezin de Montagu, behouden te Dover aan. — Eene bekoorlijke villa werd te Eichmond, aan den oever van den Theems gehuurd. Dadr gedachten zij met weemoed aan hun ongelukkig vaderland. De berichten uit Frankrijk werden hoe langer hoe treuriger, en een stille hoop werd gevoed, dat de zonde weldra den hoogsten trap zou hebben bereikt en het oogenblik der terugkeer naar hun dierbaar vaderland spoedig zou aanbreken. Door de gedurige spanning der laatste dagen, was mevrouw de Montagu zoodanig aangegrepen, dat zij weldra ernstig ziek werd.

De Bisschop de St. Pol de Léon werd door haar ontboden ; hij was een vroom man, een uitgewekene, dien zij, bij een eerst bezoek, in een sober, akelig kamertje had aangetroffen. Zijn huisraad bestond uit een strooleger, een tafel, een stoel en een crucifix. De zieke vraagde den bisschop of het zonde was, naar den dood te verlangen. Het antwoord luidde: dat zij zich zoowel in sterven als in leven kinderlijk en ootmoedig aan Gods wil had te onderwerpen. — Zij beloofde hem, te zullen streven naar deze onderwerping. Na eenigen tijd

-ocr page 49-

41

was zij hersteld. Nieuwe zorgen bleven niet uit. In Frankrijk werd een dekreet uitgevaardigd, waarbij alle goederen der vluchtelingen werden verbeurd verklaard. Mijnheer de Montagu besloot naai Parijs terug te keeren, later zoo hij hoopte gevolgd door zijne familie, ten einde een deel van zijn vermogen nog te redden. Hij meende, dat zijne reis alsdan slechts als een uitstapje naar Engeland zou worden beschouwd. Voor alle bedenkingen was en bleef hij doof, en hij scheepte zich spoedig in. Tevens verzocht hij zijne vrouw, hem zoo noodig te volgen, waarom hij eerdaags haar bericht hoopte te zenden.

Nauwelijks was hij vertrokken, of gansch onverwacht kwam de markies de Beaune zijnen //thans gehoorzamen zoon,quot; een bezoek brengen. ïe Coblenz voerde hij het bevel over het leger van den prins van Conde, samengesteld uit uitgeweken barons, ridders, officiereu en soldaten. De markies wenschte al dadelijk te weten, of zijn zoon lang afwe-zend zou zijn. Mevrouw de Montagu werd zóó verschrikt en verlegen, dat zij een onsamenhangend antwoord gaf. Tot haar geluk bracht de onrustige en wispelturige markies de Beaune den grootsten tijd door in de Londensclie gezelschapskringen, en vóór mevrouw da Montagu het kon vermoeden, gaf eene treurige omstandigheid aanleiding, dat haar echtgenoot naar Richmond terug kwam.

Van af de tocht naar Engeland was Naomi ongesteld geworden, en had nu een zware koorts gekregen, die hare moeder met angst en smart vervulde, daar zij dezelfde ziekte herkende, die hare vorige kinderen had weggenomen. De ter hulp geroepen dokter verstond geen fransch, mevrouw de Montagu geen engelsch; inmiddels de ziektekiem. Eigen ongesteldheid en zwakte werden niet geteld, en nacht noch dag week zij van haar kind. Dagelijks schreef zij aan

-ocr page 50-

haar echtgenoot. Met verlangen zag zij ieder oogenblik uit het venster, of hij niet reeds kwam. Mevrouw de Lucerne, eene vriendin harer moeder, en hare dochter stonden haar liefderijk ter zijde. Maar de ziekte nam weldra in hevigheid toe, en toen eindelijk de bedroefde moeder door uitputting in slaap viel, kwam een getrouw dienaar haar waarschuwend •wekken, dat het einde der zieke nabij was. Mevrouw de Montagu had zich voorbereid op het van haar geëischte olfer, doch nu kampte nog altijd het moederhart tegen een zoo zw-aar en smartelijk verlies.

Haar stervend kind drukte zij aan haar borst, en hield de koude handjes vast. Zij geraakte ten laatste tot de overtuiging, dat geen hulp meer was te wachten; zij zonk bij het bedje neder, en sprak op luiden toon het gebod voor de stervenden, tot zij, verrast door het woord van een harer dienaren: ^mevrouw, uw kind is zalig,quot; opstond en een Te üeum wenschte aan te heffen. Haar stem schoot hierin te kort, het boek ontzonk hare handen, en door lievig zenuwlijden gefolterd, riep de eenzame moeder met hartbrekende stem uit; //Aan u, mijn God ! onderwerp ik mij, ja mijn God, ik onderwerp mij

Terwij] mevrouw de Lucerne en de bisschop de St. Pol de Lcou deze smartvolle ure met haar doorbrachten, vertrok mijnheer de Montagu van Parijs. Hij ontroerde bij de gedachte aan vrouw en kind, en was geheel ter neder geslagen over alles, wat hij in Frankrijk had gehoord en gezien. Yan al wat hij bezat, had hij niet liet minste kunnen redden, en terug gekeerd zijnde, ontwaarde hij met schrik, dat weldra zijne middelen zouden uitgeput zijn. Met innige blijdschap herdacht mevrouw de Montagu hare zuster, die haar in de laatste ure had herinnerd aan hare diamanten. De edelgesteenten werden verkocht voor 7S000

-ocr page 51-

J.;i

francs, ofschoon zij ceno meer dan dubbele waarde bezaten. De middelen waren nu voorhanden, om alle de schulden van den markies de Beaune te voldoen, die niet het geringste denkbeeld van zuinigheid had, en om voor mijnheer de Montagu eeno militaire kleeding aan te koopen. De laatste had zijn vader verzocht, in het leger te mogen worden ingelijfd. Het geld moest ook dienen om de reis naar Coblenz te betalen, wijl mevrouw de Montagu haren man, van wien zij noode scheidde, daarheen volgde. Toch bleef zij in Aix terug, daar het leger geen blijvend kampement had, en daarenboven Coblenz geheel door vluchtelingen was ingenomen.

In Aix vond men ook eene menigte uitgeweken familiën. In den regel kwam des avonds in de salons van de gravin d'Escars het gezelschap bijeen, hetwelk evenwel iederen dag afwisselde, want dikwijls werd deze of gene gemist, die nog den vorigen avond door woord of blik het ijdcle van het Parijsche hofleven had in herinnering gebracht. Vroeg men naar de reden der afwezendheid, dan was het antwoord: heden ontling hij of zij de tijding van het overlijden van vader, man, broeder, enz. Eerst hier hoorde mevrouw de Montagu de bijzonderheden van de vlucht des konings naar Varennes, en de rampspoedige terugkeer dei-koninklijke familie. In hevige spanning zag zij tijdingen tegemoet, omtrent het lot van haar vader, hare zwagers Noaillcs, Lafayette en Grammont, toen eindelijk de mare van den schrikkelijken 10'lcn Augustus in enkele brieven naar Aix werd overgebracht.

De tijding, dat zoowel het vreemde leger als dat der uitgewekenen zich op marsch bevond, had de woede in Parijs tot zulk eene hoogte opgevoerd, dat het aan de besliste leiders der revolutie gemakkelijk viel, om op den 101,eu

-ocr page 52-

44

Augustus 1792 ccn troon omver te werpen, die gedurende veertien eeuwen aan alle stormen weerstand geboden had. Het heette, dat do verraders in de hoofdstad allereerst moesten worden onschadelijk gemaakt, alvorens men tegen de vreemde troepen optrok. Reeds aan den avond van den O1!'-11 Augustus was eene buitengewone opschudding onmiskenbaar. Overal in Parijs kwamen groepen mensehen bijeen, en op de Tui-leriën wist men dat te middernacht alle klokken in de stad zouden worden geluid, en dat de reeds marschvaardige en sedert den 4'len Augustus met scherpe patronen voorziene benden in den zin hadden, het kasteel te belegeren. De voorpleinen waren bezet met bataillons der nationale garde, onder bevel van generaal Lafayette. Daarbij was gevoegd een regement van 950 dappere Zwitsers, en omstreeks 120 adellijke personen, onder bevel van den overste, den hertog de Noailles-Ayes, en den luitenant, mijnheer de Grammont. De vader van mevrouw de Montagu had nauwelijks kennis genomen van de gebeurtenissen op den 20stcquot; Juni, of hij was uit Zwitserland teruggekeerd, om zijne betrekking als overste bij de lijfwacht van den ongelukkigen koning, weder te aanvaarden. Ook hij bleef dezen kommervollen nacht met vijf zijner naaste bloedverwanten bij den ongelukkigen vorst.

De koning was dezen nacht door zijne ministers en raads-heeren — ook zeer lang door zijn biechtvader — omringd. Toen de prinses Elisabeth zich een oogenblik in de kamer der koningin ter ruste wilde begeven en zij uit haren halsdoek een koralen speld losmaakte, herhaalde zij met aandoening de woorden, die onder de ingegrifde leliën waren geplaatst: vBeleedigingen vergeten, beschimpingen vergeven.quot; — //Dat moeten wij vasthouden,quot; voegde zij er bij, //al handelen onze vrienden ook niet in dien geest/'' — Ten 11| ure werd in Parijs het gelui der klokken gehoord.

-ocr page 53-

45

Om 1 ure viel een schot. //Dat is het eerste/' riep de ko-ningiiij //maar o God! niet het laatste!quot; Het werd 4 ure. Zij ging naar het vertrek des konings en kwam spoedig met de tijding terug: //Wij hebben niets meer te hopen.quot; Mandat, een der officieren der nationale garde, was vermoord, de stadsregeering door een revolutionnair comité vervangen.

Den volgenden morgen, ten 6 ure, hield de koning nog eenmaal revue. In zijne omgeving bevonden zich de koningin, prinses Elisabeth, prinses Charlotte en de kroonprins. Hier e7i ginds hoorde men: // leve de koning/' daarentegen schreeuwden de kanonniers der nationale garde zoo luid mogelijk; //Weg met de verraders!quot; De koning keerde spoedig bleek als do dood, in het paleis terug. De koningin gaf aan mevrouw de Campan, hare voorlezeres en vriendin, kennis, dat alles verloren was; de koning had geene geestkracht betoond, en daardoor had de revue meer kwaad dan goed gedaan.

Daar men nog niet zeker was, of er een aanval op do Tuileriën zou worden gedaan, ging Clery, kamerdienaar van den kroonprins, zelf naar buiten, om zich van don toestand een juist denkbeeld te vormen. Overal kwam hij gewapende lieden tegen, mot zeer verdacht voorkomen. Sommigen droegen pieken, anderen hooivorken, bijlen en ander moordtuig. Do afdeeling van Marseille marcheerde in militaire orde vooruit, de lonten der kanonnen waren gereed, liet volk-werd door hen opgeëischt, mode te werken tot de neder-vyerping der tirannen, en daarvan kennis te geven aan do nationale vergadering. Het gelukte Clery dit bataillon te ontkomen, en de Tuileriën weder te bereiken. Hier was een talrijk korps nationale gardes, doch in volslagen wanorde, bijeen. Op veler gelaat stond diepe smart te lezen, terwijl

-ocr page 54-

1.6

anderen hunne makkers beleedigdeu, bedreigden, en met desertie poogden te verontrusten. Daaraan hadden de adellijke heeren de schuld; zij toch hadden zoowel den moed als de beslistheid der nationale gardes betwijfeld, en dat wel in het openbaar. De zwakheid der betergezinden, waardoor zooveel onheil tijdens de revolutie werd gesticht, droeg haar aandeel tot het ongelukkig einde van dezen dag.

Na 7 ure werd de angst vergroot door de blooliartigheid van vele bataillons, die eensklaps de Tuileriën verlieten. De troepen hadden den gauschen nacht niets gegeten. Do koninklijke dienaars beijverden zich, brood en wijn uit te reiken, en aan te moedigen tot volhardend verzet. De koning deelde bevelen uit aan maarschalken en graven, die zich in zijne omgeving bevonden. De gesamenlijke bedienden, die trouw tot in den dood hadden gezworen, werden in verschillende zalen verspreid. Tegen 8 ure werd het gevaar meer en meer dreigend.

Aan de wetgevende vergadering, die hare zitting hield in eene aan de tuinen der Tuileriën grenzende rijschool, had de koning kennis gezonden van zijn toestand en verzocht, dat eeue deputatie zou worden benoemd, om hem te advi-seeren. Er kwam geen antwoord.

Spoedig daarop kwam de procureur-generaal Eöderer bij den koning, en drong bij hem aan, dat hij zich met do zijnen naar de nationale vergadering zou begeven. Hij verzekerde den koning en zijne gemalin, dat er niet meer te rekenen viel op de nationale garde, en dat, mochten zij in het kasteel blijven, niemand voor hun leven zou kunnen instaan. De koningin verklaarde daarop, dat zij zich liever aan de muren van het kasteel zou laten vastnagelen. Eöderer verzekerde, voor het leven der koninklijke familie in te staan. Elisabeth was bedaarder, hoewel zij moest erken-

-ocr page 55-

47

lien, dat wanneer de koning don voorgestolden stap deed, hij zijn eigen vonnis teekende. Ernstige bedenkingen bracht zij in, waarop Maria Antoinette ten antwoord gaf: //Is liet leven niet meer te redden, dan ten minste de eer \quot; Schijnbaar rustig deed zij Röderer de vraag, of hij bij haar borg bleef voor het leven des konings, wanneer zij zijn raad volgden. Deze gaf daarop dit ten antwoord: //Alles, wat ik u bezweren kan, mevrouw, is dat wij mot den koning leven en sterven.quot; ^Komaan dan,quot; sprak de koning, //dan zullen wij gaan, hier is niets meer te doen.quot; Hij zou beter hebben gedaan, met zijne getrouwe onderdanen te sterven.

Do koninklijke familie ging het eerst door de gelederen der getrouwe Zwitsers. De menigte drong al ras geweldig op, zoodat op dien kleinen tocht, horloge en ketting aan de koningin werden ontstolen. Aan des konings zijde gingen do hertog de Noailles-Ayes en Röderer; do koningin had nevens zich de prinses de Lamballc en de markiezin de ïourzcl. Do dauphin klemde zich bevend aan de hand zijner moeder. Een wilde jacobijn, met een afzichtelijk voorkomen, vatte het kind op, en plaatste het op zijn arm. De koningin stiet een luiden gil uit, en ontrukte hom het kind bij het ingaan van het gebouw.

De gansche vergadering stond op, toen de koninklijke familie binnentrad. //Mijne hoeren!quot; begon do koning, //ik kom om de natie te behoeden voor ecne zware misdaad.quot; De president geleidde den koning naar cene zitplaats, ook werden stoelen gebracht voor de koningin en prinses Elisabeth. Er heerschte doodsche stilte in de zaal. De president vatte het woord op, en bemerkte dat de diskussiën niet goed konden worden voortgezet in tegenwoordigheid des konings, waarop do koninklijke personen in het naburige klooster des Feuillants werden gebracht.

-ocr page 56-

48

üe in dc Tuileriën achtergebleven dames, kwamen in cene salon bijeen, en bespraken met elkander, wat er in deze omstandigheden te doen ware. Burgers en Zwitsers mengden zich dooreen, toen eensklaps een schot werd gelost. Do Zwitsers beantwoordden met een salvo, waarop het volk de kanonnen togen het paleis liet donderen. De angst die op dit oogenblik op de Tuileriën heerschte was onbeschrijflijk. Ongeveer 5000 lijken bedekten ten laatste de pleinen en gangen van het paleis. Mevrouw de Campan, die hare zuster zocht, ijlde naar de kamers der bovenste verdieping. Daar vond zij een der Hongaarsche soldaten der koningin, een man van buitengewone geestkracht, die menig gevaar voor zijne gebiedster, door trouw en tegenwoordigheid van geest, had geweerd. Mevrouw de Campan riep hem toe, dat hij zich zou redden, maar met zwakke stem gaf hij ten antwoord : //Ik kan niet meer, de schrik heeft mij gedood \quot; Een oogenblik daarna stortte hij, door eene lans doorboord, neder.

De hertog dc Noailles was met het ganschc gevolg des konings buiten de deur der rijschool gebleven, en had eindelijk met veel gevaar het huis zijner dochter dc Gram-inont bereikt, die in de redding haars vaders een hoopvol voorteeken zag voor het behoud van haren man, die reeds sedert den vorigen morgen op de Tuileriën gebleven was. Het werd avond, maar mijnheer dc Grammont kwam niet terug, eindelijk tegen 9 uur, bracht iemand een briefje waarop dit éene woord stond geschreven: //Gered! G.quot; Een half uur later, en hij zelf trad binnen. Van 's morgens vroeg had hij verscholen gezeten in een garderobe-kast. Eenige dagen later vond de hertog de Noailles-Ayes gelegenheid om op nieuw naar Zwitserland te vluchten. Hij voedde de hoop, dat zijne vrouw en dochter, zoolang

-ocr page 57-

40

iu iiuii afgelegen woning onbekend zouden blijven, waarheen zij uit Iiun paleis waren gevlucht, tot er gelegenheid zou zijn om hem te volgen. *)

1) Op dien dag werdeu ongeveer 5000 monschen vermoord, waaronder 1000 Zwitsers. Zooals bekend is heeft Thorwaldsen. ter eere der getrouwe Zwitsers, in het kanton Lucern, een heerlijk monument in de rotsen gehouwen, voorstellende een leeuw, in wiens rug een gebroken dolk steekt, het wapen waardoor hij het leven verloor. Ieder lichaamsdeel van het edele dier drukt niet alleen de smart uit, maar ook de pijn der onderwerping; een der klauwen rust op de in den vloer ingewerkte lelie der Bourbons. Onderaan vindt men de namen van alle gesneuvelden op den lOden Augustus en den liden September 171)2; lager nog ziet men een altaar.

-ocr page 58-

IV.

Wij verlaten voor een oogenblik de uitgewekenen, en volgen de koninklijke familie naar den kerker, van waar de een na den ander ter dood werd gevoerd, koewel hun geest over alle angsten van leven en dood zegevierde.

Mevrouw de Campan, voorlezeres en vriendin van Marie Antoinette, was met liare zuster gered door de liulp van een der nationale gardes. Toen zij evenwel, aan alle zijden door moordenaars werden omringd, bracht liij de beide vrouwen in een herberg, en verzekerde de waardin, dat zij zijne zusters en goede patriotten waren. Toen zij alleen waren, verklaarde hij, allen afkeer te hebben van deze duivelachtige boosaardigheid; hij had niemand het leven benomen, en hoewel slechts eenvoudig fabriekarbeider, wenschte hij met de heeren der revolutie niet te ruilen. Bij het verlaten der herberg zag mevrouw de Campan hare woning in vlam staan, terwijl roovers in haar buiten geworpen goed ronddoolden; de dag echter was zóó ontzettend, dat men dit alles bijna natuurlijk vond.

Ten huize van een vriend vond mevrouw de Campan den tijd, alle papieren te verbranden, die in het nadeel des konings konden gebruikt worden.

-ocr page 59-

51

Den volgenden morgen werden de dames bij de koningin ontboden. De Nationale Vergadering had den koning geschorst, en Danton tot, minister aangesteld. Mevrouw de Campan was letterlijk van alles beroofd, zoodat zij eerst kleedcren moest leenen, om voor de koningin te verschijnen. In het volgende vertrek, waar zij gebracht werden, vonden zij den koning, wien men het haar sneed. Hij nam twee zijner lokken, en bood die zwijgend dor dames aan. Hij veroorloofde haar niet, dal, zij hem de hand kusten, maar hij omarmde allen. Niemand kon een enkel woord spreken. In het derde vertrek (klooster des Feuillants) bevond zich de koningin, ten prooi aan onbeschrijfelijke angst en ellende. Eene onbeschaafde vrouw was haar eenig gezelschap. Toen mevrouw de Campan mot hare zuster binnentrad, strekte zij de armen uit en riep: //Komt, ongelukkigen! tot eene vrouw, die nog ongelukkiger is, omdat zij ook aanleiding gaf tot uwe ellende!quot; — //Wij zijn verloren,v voegde zij er bij, ffnu is het oogenblik gekomen, waar reeds drie jaren lang haat en verblinding ons trachtten te brengen. Wij, en nog velen met ons, zullen in deze vreeselijke revolutie den dood vindon!quot; De kroonprins en de prinses traden binnen. //Ook gij, lieve kinderen! zult met ons hetzelfde lot deelen!quot;

Zij onderhield zich verder over de moorden in de ïuileriën gepleegd, over den brand van het huis van mevrouw de Campan, en de vriendelijkheid, betoond door de echtgenoote van den engelschen gezant, die voor den dauphin schoon linnengoed gezonden had. De beide zusters ontfingen eenige bevelen, en zij verliet beide, zoo als zij geloofde, voor eenige uren, maar het vaarwel, dat zij haar toeriep, was voor eeuwig. Mevrouw d' Augnon had de koningin 25 louis d' or doen toekomen ; dit was bekend geworden, en zij

4*

-ocr page 60-

werd met gevangenisstraf bedreigd. Do gedaclite, door de hand van den beul te sterven, was haar zoo folterend, dat zij uit hare woning op straat sprong en dood werd opgenomen. Mevrouw de Campan liet zich des avonds wederom vinden aan de deur van Marie Antoinette, doch de toegang werd haar geweigerd.- Zij ijlde naar Eobespierre, die koelbloedig haar verzoek afsloeg, hoewel zij hem deed opmerken, dat iemand, die samenspande tegen de vrijheid dei-natie, toch geen gevangenisstraf zou vragen! ffDe gevangenen,quot; hernam hij, //zullen naar de Temple worden gebracht , en daar hebben zij geene bediening meer van noode.quot;

Hoc was Robespierre zulk een monster geworden, dat hij geen menschelijk gevoel meer scheen te kennen? Ook hij was eens het kind eener lieve familie. Met twee zusters werd zijne eerste kindsheid en zijne spelen door trouwe ouders verzorgd en geleid. Zijne grootste blijdschap bestond daarin, om zijne teeder geliefde moeder, toen zij, tijdens hare laatste ziekte, bleek en zwak op haren stoel zat, do schoonste beziën en bloemen te brengen, door hem in zijn eigen bloembed gegaard. Het scheen kinderlijke jaloezie, toen eens zijn broeder Augustinus een gelijk geschenk uit zijn tuintje aanbood, of wel eeno even goede getuigenis op liet gymnasium verwierf, en zijn gelaat betrok, en hij donker voor zich heen zag. Later bleek die onbeteugelde eerzucht, toen hij, in den bisschop van Arras zijn beschermer gevonden hebbende, weldra boven alle medescholieren uitblonk, In zijn praktijk klom hij al hooger en hooger. Eens werd hij, door een voorheen rijk en machtig doch later geruïneerd man, tot pleitbezorger gekozen. Bij een zijner bezoeken aan het armoedige zolderkamertje van zijn cliënt ontmoette Robespierre de prinses Elisabeth, welke

-ocr page 61-

de zieke vrouw ecu bezoek had gebracht. In hevige liefde voor haar ontbrand, bood hij haar de hand. Gelijk zij bij oen zieke zou hebben gedaan, zoo keerde zij zich van hem af. Haar medelijden beschouwde hij als verachting en hoon, zijne liefde voor de prinses veranderde in den bittersten haat tegen alle aristokraten, en de prinses en ieder harer familie zou ondervinden, dat Robespierre niet ongestraft werd versmaad.

Meer gelukkig dan mevrouw de Campan was Clery, kamerdienaar van den dauphin. Na zijne, aan het wonderbare grenzende, redding uit de Tuileriën was hij naar zijne familie te Versailles vertrokken, en had daar vele dagen in een hevige koorts gelegen. Zijne liefde voor de familie des konings dreef hem weder naar Parijs.

Hier kwam hem ter oore, dat de koninklijke familie den 13(lon Augustus naar do Temple, een vroeger lustslot der Bourbons, was heengevoerd; dat, onder allo dienaren, alléén Hue zich bereid had verklaard, den koning daarheen te vergezellen, en dat do maire van Parijs nog twee personen zocht, om den dienst waar te nemen. Hij hield niet op met bidden en smeeken, totdat hij eindelijk den 26sten Augustus naar de Temple werd gebracht. Men inspekteerde hem en gaf hem de noodige instruktiën, waarnaar hij zich te gedragen had.

Het was een aangrijpend oogenblik, toon Clery bij zijn gevangen meester, den dauphin, binnentrad. De koningin was de eerste, die in staat was iets te zeggen. //Gij wenscht mijn zoon van dienst te zijn, welnu, gelieve u met mijnheer Hue te verstaan, over al hetgeen hem en ons betreft.quot; Clery was te bewogen, om een enkel woord te spreken.

Gedurende het souper vraagden de prinsessen hem, of hij het haar kon opmaken, daar zij sedert acht dagen van

-ocr page 62-

54

alle vrouwelijke bediening waren verstoken. Clery was bereid alles te doen, wat de dames aangenaam kon zijn, waarop Inj door den wacbthebbenden officier werd gedreigd, in het vervolg voorzichtiger met zijne antwoorden te zijn. Acht dagen gingen voorbij, waarin Clery geene verbinding met de buitenwereld had.

Inmiddels kwam de ijsselijke Septembermaand. De ver-eenigde legers van Pruissen en Oostenrijk naderden de hoofdstad, die door eene ijlende koorts was aangetast. Allen wenschten de vijanden te gemoet te gaan, maar eerst moesten //de verraders in den rugquot; onschadelijk gemaakt worden. De poorten werden gesloten, nacht en dag alle huizen doorzocht, en de gevangenissen opgepropt. Een drukkende en benauwde atmosfeer was over de stad verspreid.

In de nabijheid der Temple was op den 2den September groote beweging. Keeds des morgens had Clery bemerkt, dat er groote onrust heerschte onder de kommissarissen, die de wacht hadden afgelost. Als gewoonlijk ging de koning met de zijnen aan tafel in het enge tuintje. Een der naastbij zijnde policieagenten zeide na eenige oogenblikken: // Wij hebben verkeerd gedaan, om u heden hier te brengen,quot; en daarop werd den gevangenen verzocht, spoedig terug te keeren.

Nauwelijks waren zij de kamer der koningin binnengetreden, of zij werden door twee officieren gevolgd. Een van hen, vroeger kapucijner monnik, Matthieu geheeten, zeide tot den koning: n Gij weet niet, mijnheer, wat er om uwentwille gebeurt. Het vaderland is in het grootste gevaar; de Pruissen marcheeren op- Chalons. Gij hebt u al het daaruit komende onheil te wijten. Wij weten dat wij met vrouwen en kinderen zullen omkomen, maar gij zult vóór ons sterven ! Nog is het tijd, gij kunt--quot; De koning viel

-ocr page 63-

55

hem in tic rede: w Alles heb ik voor mijn volk gedaan, niets heb ik mij te verwijten.quot;

Mattliieu wendde zich hierop tot Hue en deelde hem mede, dat hij bevel had ontfangen hem als gevangene te arres-tecren. //Wien ?quot; vraagde de koning. //Uw kamerdienaar.quot; De koning wenschte te weten, waarvan Hue werd beschuldigd. Geen antwoord. De koning beval den gevangene dringend aan de officieren aan. De kamer, waar Hue tot dusverre had gewoond, werd verzegeld, en zoo verliet ook hij de Temple. Bij het vertrek ontfing Clery nog de volgende waarschuwing van den vroegeren kapucyner monnik: //Neem u in acht, stelt gij u evenzoo aan, dan zal het u niet beter gaan.quot;

Nauwelijks waren de deuren gesloten of .de koning riep Clery en overhandigde hem de papieren, die door Hue hem nog waren toegeschoven. Do drukte der wacht, het gejoel van het volk en het kommervolle lot van Hue grepen hem sterk aan. Hij verzocht Clery, den nacht bij hem door te brengen, waarop deze zijn bed in de slaapkamer des konings bracht.

De eerste vraag des konings bij zijn ontwaken was, of Clery nog niets van Hue was te weten gekomen. Clery antwoordde, dat zooveel hij van de wachten had afgeluisterd, hij vernomen had, dat het volk op de gevangenis aandrong, en dat hij zou trachten, wat naders te vernemen. De koning beval hem de meest mogelijke omzichtigheid. //Ook om mijnentwille,quot; voegde hij er bij, //want ik vrees, dat deze lieden de bedoeling hebben, mij alleen vreemden tot gezelschap te geven.quot; Door vele leden der muni-cipaliteit tegen 11 ure des morgens ondervraagd, wat de koning toch wel dacht over de verwijdering van Hue, gaf hij ten antwoord, dat zijne majesteit in groote onrust over

-ocr page 64-

56

zijn lot verkeerde. //Zeg den koning,quot; sprak Manuel, //Hue zal niets kwaads geschieden, maar men heeft mij opgedragen, Capet mede te deelen, dat hij niet zal terug komen.quot; Clcry vroeg, of de beweging in de stad voortging? Het antwoord van Manuel liet het ergste vreezen. //Het volk wil de ïcmple bestormen,quot; sprak hij en voegde er bij, //uw dienst kan nog zwaar genoeg worden, ik wensch u geluk en tegelijk den noodigen moed!quot;

Een uur later wenschte de koning met zijne familie in den tuin te worden gebracht. Het werd hem geweigerd.

Gedurende het middageten, hoorde men het geroffel der trommels, en het vernieuwde alarm van het gepeupel. De ongelukkige gevangenen verlieten de tafel en keerden naar de kamer der koningin terug. Clery stond op het punt, aan de verlaten tafel zijn middagmaal te gebruiken, toen plotseling voor het venster een op een spies gestoken hoofd verscheen. De vrouw van den gevangenbewaarder gaf een luiden schreeuw, die door het schaterend gelach der barbaren werd gevolgd, wijl zij dachten, de stem der koningin te hooren. Meenende dat de koninklijke familie nog aan tafel zat, hadden zij het offer hunner woede op zulk eene wijze in de hoogte gestoken, dat het aan niemands blik kon ontgaan. Het was het hoofd van de prinses de Lamballe, en het gelaat, ofschoon bebloed, was nog herkenbaar, de blonde lokken fladderden in den wind.

Clery spoedde zich naar den koning, om, ware het mogelijk, het schrikkelijke tooneel voor de dames te verbergen. Maaide schrik was zoo duidelijk op zijn gelaat zichtbaar, dat allen bij zijn binnenkomen ontstelden.//Waarom eet gij niet,quot; vraagde de koningin. //Mevrouw, ik gevoel mij niet wel.quot; Op dat oogenblik trad de tweede wacht, binnen en fluisterde met den eerste. De koning wenschte te weten, of zijne familie

-ocr page 65-

5/

hier veilig was. Men gaf hem ten antwoord, dat het gerucht liep, dat de koning en zijne familie niet meer in de Temple waren. Men eischte, dat zij zich aan het venster zouden ver-toonen, maar zij, de wachten, zouden dat niet dulden, want het volk moest vertrouwen stellen in zijne overheid.

Intusschen, het geweld nam toe, en duidelijk kon men hooren de smaadredenen tegen de koningin. Op nieuw trad een soldaat binnen, ditmaal gevolgd door vier mannen uit liet volk, die zich overtuigen wilden, of de koning werkelijk in de Temple was. Een hunner naderde Lodewijk, en vraagde hem: //Zijt gij dan waarlijk de koning?quot; /'Zeker,quot; was het antwoord, ffwie zou het anders in mijne plaats willen zijn ?quot;

Een tweede eischte, dat de gevangenen zich aan het venster zouden vertoonen. De politiewachten weigerden het. Daarop zeide één hunner op barschen toon tot do koningin : //Men wil u het hoofd der prinses de Lamballe niet laten zien, dat men hierheen droeg om u te tooncn hoe het volk zijne tirannen straft. Ik raad u, ga naar het venster, zoo ge niet wilt, dat het volk hier binnendringt.quot;

Bij het hooren dezer woorden viel de koningin in onmacht. Door spoedig aangebrachte hulp, plaatste men haar in een leunstoel. Hare weenende kinderen trachtten haar door liefkozingen weder tot bewustzijn te brengen, terwijl do man nog altijd zeer rustig bleef staan, totdat de koning hem op vasten toon toesprak : //Mijnheer, wij zijn op alles voorbereid, maar gij hadt het u kunnen besparen, deze smartelijke gebeurtenis aan de koningin mede te deelen.quot; Toen de koningin weder tot zichzelve was gekomen, barstten allen in geween uit. Men ging in de kamer van de prinses Elisabeth, waar het geweld van het volk minder werd gehoord. Clery, die nog een oogenblik in de kamer der koningin was achtergebleven, bemerkte op nieuw liet hoofd der prinses.

-ocr page 66-

58

De man, die het droeg, stond op de puinhoopen der huizen, daar men allen, die zich in de nabijheid dor Temple bevonden, had afgebroken. Een ander had het hart der vermoorde op zijn sabel gestoken. De raddraaiers wilden de poort der Temple doen springen, doch de gewezen abt Danjon hield het volk daarvan terug, waarvan door Clery deze woorden werden verstaan: //Het hoofd van Marie Antoinette behoort aan de departementen, frankrijk heeft zoolang de bewaking der schuldigen aan zijne hoofdstad toevertrouwd, totdat de volksgerechtigheid het volk zal wreeken.quot; Na lang tegen-worstelen gelukte het den redenaar, het volk te doen uiteen gaan.

Aan den avond van dezen verschrikkelijken dag verhaalde een der kommissarissen, dat het volk het plan had opgevat, met de afgevaardigden in de Temple te dringen en het naakte misvormde lijk der prinses naar binnen te sloepen. De politie had er zich tegen verzet, en was eindelijk er toe overgegaan, de driekleurige kokarde aan de poort van het gebouw vast te hechten. — Nu was het ontwijfelbaar, dat de koninklijke familie niet zou gedood worden. De politieagent nam de 25 sous aan, die Clery hem voor de aangehechte kokarde ter hand stelde.

Tegen 8 ure werd het in de nabijheid van de Temple rustiger. In Parijs zelve duurde het moorden der gevangenen voort. Men telde dien dag ten minste 1480 slachtoffers.

Nauwelijks begonnen deze gruweldaden te verminderen, of de koninklijke familie keerde tot hare eentoonige dagelijk-sche bezigheden terug, zooals zij die van af de gevangenneming hadden gevolgd. De //kleine toren,quot; die hun ten woning diende, had vier verdiepingen. Op de eerste had men eene voorkamer, eene eetkamer, met nog een afzonderlijk kabinet. Hierin vond men een bibliotheek, waarvan de ko-

-ocr page 67-

59

iiing in de vier maanden zijner gevangenschap 257 doelen las. Op de tweede verdieping bevond zich do slaapkamer dei-koningin, die des kroonprinsen, en der prinsessen Charlotte en Elisabeth. Deze kamers gaven toegang tot het afzonderlijk vertrek, dienende tot kleedkamer zoowel voor de koninklijke familie, als voor de wachthebbende officieren en soldaten. De derde verdieping werd door den koning bewoond. Eene kamer had hij tot leeskabinet, in de groote sliep hij.

Gewoonlijk stond de koning ten 6 ure op, en scheerde zich; daarop hielp Clery hem bij het aankleeden, waarop hij zich dadelijk naar het leeskabinet begaf. Daar dit vertrek zeer klein was, bleef de wachthebbende officier in de slaapkamer, waarvan de deuren open moesten blijven, opdat hij den koning altijd in het oog kon houden. De ongelukkige vorst ving aan met knielende te bidden, vervolgens las hij tot ongeveer 9 ure. Middelerwijl begaf Clery zich naar de koningin, die altijd eerst op zijn kloppen de deur opendeed, opdat de wacht niet vroeger bij haar zou binnentreden. Clery kapte dan de dames en den dauphin, en bracht haar dan het een of ander nieuws, dat hij te weten was gekomen. Een enkel teeken was voldoende, dat een der dames een paar woorden wisselden met de wacht, opdat daardoor de opmerkzaamheid zou worden afgeleid.

Tegen 9 ure gingen de koningin, hare kinderen en mevrouw Elisabeth, het ontbijt gesamenlijk bij den koning gebruiken. De benedenste kanier werd daarop door Clery in gereedheid gebracht, waarbij Tisson en zijne vrouw hem hielpen. Deze laatsten waren aangesteld als spionnen, zoowol voor de koninklijke familie als voor de wacht; en zij waren hun taak volkomen waardig. Tisson was een boosaardige grijsaard, die geen medelijden kende; zijne vrouw had zich

-ocr page 68-

61)

schuldig gemaakt aan ccnc valschc bcscliulcligi)ig tegenover de koningin, en uit naberouw daarover werd zij krankzinnig.

De koning ging ten 10 ure naai- de kamer zijner eclit-genoote, en bracht aldaar den dag door. Hij hield zich bezig met het onderwijs geven aan zijn zoon, liet hem gedichten opzeggen, gaf hem lessen in de aardrijkskunde, geschiedenis en in het latijn, en deed hem landkaarten teekenen. Het vroeg ontwikkelde verstand van den jeugdigen prins loonde de trouwe zorgen der ouders. Hij had zulk een sterk geheugen, dat bijv. wanneer de negenjarige knaap do kaart van Frankrijk voor zich had, die dan met een papier was bedekt, hij alle departementen, distrikten, steden en den loop der rivieren kon aanwijzen. Bij het onderwijs in de geschiedenis merkte hij eens aan: //De koningen hebben toch veel weg van de hooge boomen, die door de winden worden bewogen.quot; — De koningin gaf onderricht aan hare dochters. Daarop naaiden, breiden en borduurden de dames tot 1 ure; was het weder dan gunstig, dan konden zij, vergezeld door een officier en vier soldaten, naar den tuin gaan. Clery speelde daar met den dauphin raket of wat anders, om het arme kind ten minste eenige afleiding te geven. Ten 2 ure vereenigde zich de geheele familie weder in den toren voor het middageten. Dan werd regelmatig alle dagen ieder vertrek door den bierbrouwer Santerre en twee andere nationale gardes doorzocht. Later kwam de familie in het vertrek der koningin bijeen. Een partij schaak werd gespeeld tot 4 ure, waarop de koning een weinig rust nam, terwijl de overigen, ieder met een boek in de hand, in diepe stilte bij hem bleven. Het was een aangrijpend gezicht, — den gevallen koning, die hier zoo kalm sliep, omringd door zijne met hartelijke liefde verbonden huisge-

-ocr page 69-

61

uooten. — Was de kouiiig ontwaakt, dan werd het onderhoud weder voortgezet. De lessen der kinderen vingen wederom aan. Door de koningin werd daarop iets voorgelezeiij hetzij uit do geschiedenis of wel uit andere boeken, waardoor dan dikwijls door eene vergelijking van vroegere vergankelijkheid en de tastbare werkelijkheid van het oogeublik smartelijke gevoelens werden opgewekt, die door den koning dan weiden verzacht, door ter verstrooiing zijner kinderen, eenige raadsels op te geven.

Was het avondeten afgeloopeu, en werden dc kinderen naar bed gebracht, dan ging de koningin eerst met hen bidden, daarbij werd door den prins noch de herinnering aan dc prinses de Lamballe, noch dc bede om het behoud zijner goevernante, mevrouw de Tourzei, vergeten. Was dc wacht in de nabijheid, dan was het kind voorzichtig genoeg, de beide gehate namen zeer zacht uit te spreken. De koningin en prinses Elisabeth bleven bij de kinderen. Dikwijls bleef de koning tot middernacht op, als wanneer dc wacht werd afgelost.

De keuze der wacht toonde don toenemenden haat tegen den ongelukkigen vorst en zijne familie. Do schocnmakcr Simon was nog de ergste niet, hoewel hij de onbeschaamd-licid tot hot uiterste dreef, daar hij vele malen in tegenwoordigheid des konings riep : vClerj, vraag eens aan Capet, of hij ook wat noodig hoeft, anders moet ik twee maal boven komen.quot; Dc bezoeken in don tuin werden den ongelukkigen gedurig meer tot last, hoewel zij hieraan om hunner kinderen wille niet toegaven. Op een smal pad stond oen der gardes een wolk van stinkenden tabaksrook don vorst in het gezicht te blazen. Een ander plaatste een stoel in liet reeds zoo enge laantje. Waren do arme lieden eenmaal in dc vrije natuur, dan begonnen de kanonniers met hunne

-ocr page 70-

revolutioimaire liedjes, dansten in liet wild als bezetenen en hadden plaatjes in de hand, voorstellende bijv. een man, hangende aan een galg, waaronder te lezen stond: Lodewijk XVI, een luchtbad nemende. Evenwel, de prinses Elisabeth bemerkte meermalen tranen op de wangen der verder staande scliildwaeht. Gretig werd deze ure aangegrepen door de trouwe aanhangers des konings; zij keken alsdan met belangstelling uit de vensters der naburige huizen. Menigmaal hoorde men een zacht: leve de koning! Die lieden hadden de gevangenen reeds beweend als gevallen oilers, en nu zagen zij met stille vreugde hen nog ouder de levenden verkeeren.

Den 21 sten September ontstond er eene groote beweging voor de gevangenis. Het geschetter der trompetten, het geroffel der trommen werd afgewisseld door het schreeuwen en lachen van het volk. Door een afgevaardigde werd met gillende stem bekend gemaakt: Het koningschap is in Frankrijk afgeschaft, en voor altijd wordt de republiek geproklameerd! Dit was door de 749 afgevaardigden besloten, welke heden tot de nieuw gekozen Conventie waren toegetreden. Het was den dag na de vergeef-sche kanonnade bij Valmy, waar het Pruissische leger werd gestuit, om spoedig Frankrijk onverrichter zake te verlaten.

Hebert en Destournelles, twee tegenwoordig zijnde leden der municipaliteit, zagen bij deze kennisgeving den koning aan, en spaarden hun honend gelach niet. Deze echter wendde den blik niet uit het boek, waarin hij las, en zijn gelaat onderging niet de minste verandering. De koningin deed evenzoo. Clery, die aan het venster stond en door de menigte voor den koning werd aangezien, werd met smaadredenen overstelpt, totdat hij zich verwijderde.

Een verzoek om schoon linnen, door Clery vin naam der

-ocr page 71-

koninklijke familiequot; gedaan, werd reeds aan den avond van dien dag afgewezen. Voortaan durfde hij slechts vragen voor //Lodewijk XVI, Marie Antoinette, Lodewijk Karei, Maria Theresia, en Marie Elisabeth.quot;

Het eenige schoon linnengoed, dat nog in hun bezit was, was gezonden door de echtgenoote van den eugelschen gezant, die, beschermd door de betrekking van haren man, zonder gevaar voor haar leven, zulke liefdediensten kon bewijzen. De koningin en prinses Elisabeth hadden dagelijks de gesleten kleedereu der gevangenen op te knappen, die des konings werden versteld wanneer hij naar bed was gegaan. Later werd vcor het noodige gezorgd. De naaisters, hadden zoo als gewoonlijk, boven de gemerkte namen, een kroon gezet; door de wachten evenwel werden zij gedwongen de kroon weder uit te tornen.

Den 26stcn September kwam Clery ter ooren, dat men voornemens was, de koning van zijne familie te scheiden, en hem in den grooten toren op te sluiten. Met beleid werd de vorst door den trouwen dienaar hiervan onderricht, en daarbij liet deze gevoelen, hoe zwaar het hem viel, dat bericht mede te deelen. //Geen grooter dienst kunt gij mij bewijzenquot; hernam de koning, //en van uwe toegenegenheid verwacht ik, dat gij niets voor mij verborgen houdt! Tracht te vernemen, wanneer het zal gebeuren, en vertel het mij dan.quot;

Drie dagen later traden zes leden dor municipaliteit het vertrek der koningin binnen, waar allen bij een waren, cn deden voorlezing van een dekreet der nationale vergadering, waarbij, //alle aan de gevangenen en don kamerdienaar be-hoorende papieren, inkt, pennen, potlooden en schrifturen zouden worden weggenomen.quot; Charbonnier, die het woord voerde, voegde er bij: //Mocht gij iets noodig hebben, dan kan Clery het schriftelijk in oen register, dat in de raadzaal

-ocr page 72-

64

ligt, te kennen geven.quot; Zonder den minsten tegenstand, lieten de koning en do zijnen alle onderzoek toe.

Daarop namen de kommissarissen, uit alle kamers en kasten, alles weg, wat eenige beteekenis had, zoodat prinses Elisabeth bij het herstellen van de jas haars broeders de draad met de tanden moest afbijten.

//Ach, lieve zuster,quot;' sprak de koning dan, //welk een onderscheid met uw kamertje te Moutreuil!quot;

vAls ik bij u ben, lieve broederquot; antwoordde de prinses, //heb ik niets te klagen.quot;

Ook dit geluk stond weldra voor deze arme lieden verstoord te worden.

De koning stond na het souper op, om den zijnen goeden nacht te wenschen; een der overheidspersonen trad op hem toe, en beval hem nog te wachten, daar men hom iets had mede te deeleu. Een kwartier later traden de zes genoemde heeren binnen, en lazen een tweede dekreet voor, houdende dat do koning in den grooten toren zou worden gebracht. Dc koning was, hoewel hierop voorbereid, ton diepste bewogen. Zijne beangstigde familie trachtte in do oogen der kommissarissen te lezen, wat hieruit stond geboren te worden. In onuitsprekelijken weemoed nam de familie afscheid. Clery volgde den koning. Het voor den koning bestemde vertrek was nog in het geheel niet gereed. Geen enkel meubelstuk, slechts een bed werd er gevonden. Aan de muren werd nog door timmerlieden en schilders gewerkt, waardoor een doffe, benauwde lucht ontstond. Clery, die den nacht in tranen had doorgebracht, wilde, toen zijn dienst bij den koning was afgeloopen, zich naar den kleinen toren begeven om den prins aan te kleedeu. Door de schildwachten werd hem dit belet, en een hunner voegde hem toe: //Gij^ noch uw heer, hebben voortaan eeuigen toegang tot die ge-

-ocr page 73-

65

vaugeueu, dc koning zal zijne kinderen niet meer zien.quot;

Het was 9 ure en de koning wensckte naar zijne familie geleid te worden. ,/Daartoe hebben wij geen bevel ontfau-genquot; merkte de wacht aan. De koning maakte eenige tegen-bedenkingen, maar ontling geen antwoord. Een knaap bracht daarop den koning als ontbijt een stuk brood met een glas limonade. Clery was in een hoek der kamer gezeten, door diepe smart bevangen bij het zien van dc ellende dezer doorluchtige familie. Reeds voor lang was er sprake geweest, dat do kroonprins van zijne ouders zou worden gescheiden. Hij vreesde dat dit nieuwe ongeluk nog heden de arme lieden zou treffen. De koiung dacht daar niet aan. Deelnemend bood hij zijn kamerdienaar de helft van zijn brood aan. //Uw ontbijt schijnt

men te vergeten, welnu neem de helft van het mijne;quot;_

Clery barstte in tranen los, en ook de koning kon zicli niet langer bedaard houden.

Eenige werklieden, die de kamer zouden gereed maken, kwamen tegen 10 ure binnen, voorafgegaan door eenige leden der municipalitcit. Een van hen vertelde don koning, dat hij zoo even, bij het ontbijt zijner familie, was tegenwoordig geweest; allen waren wèl.

//Ik dank u, mijnheer!quot; hernam de koning, //wilt gij mijne groeten overbrengen, en allen zeggen, dat ook ik mij wèl bevind? Zou ik niet eenige boeken mogen hebben, die ik in de kamer der koningin heb laten liggen?

Aan zijn verzoek werd voldaan, en dc overheidspersoon nam Clery mede, daar hij zelf niet lezen kon. De koning gaf zijnen kamerdienaar nog eenige bevelen, zijn blik gaf het overige te kennen.

Clery vond de koningin, omgeven van hare kinderen, en prinses Elisabeth, in diepe droefheid. Verscheidene vragen betreffende den koning werden gedaan, die slechts met groote

5

-ocr page 74-

66

voorzichtigheid koudeu worden beantwoord. Marie Antoiuette verzocht den heer, die met Clery was binnengetreden, haar te vergunnen slechts enkele oogenblikken, bij voorbeeld, bij het middageten, den koning te ontmoeten. Hare beden gingen van klachten in angstkreten over.

„Welnu, heden kunt gij te zamen eten,quot;' zeide een dei-officieren, //verder heeft alleen de conventie de bevoegdheid ter beslissing.quot;'

Alleen de gedachte van den koning weder te zien, mengde een gevoel van vreugde in de harten der ongelukkigen. De koningin met hare kinderen op de armen, mevrouw Elisabeth met ten hemel geheven handen, dankten God vurig voor dit ongedacht geluk; de wachthebbende soldaten konden zich ditmaal van tranen niet weerhouden. Schoenmaker Simon mompelde in zich zei ven: //Die verd.... vrouwen brengen iemand aan het weenen. Mevrouw, gij hebt niet geschreid, toen gij op 10 Augustus de slachting onder het volk toeliet.quot; //Het volk verkeert in groote dwaling over onze gevoelens,quot; hernam de koningin.

Het middageten werd nu gemeenschappelijk bij den koning gebruikt, en deze dagelijksche samenkomst werd van nu af niet verhinderd. Ook mocht Clery zijn dienst in de beide torons vervullen, totdat drie weken later ook de vertrekken voor de dames in den grooten toren waren gereed gemaakt.

Het aantal schildwachten was hier belangrijk vermeerderd, waardoor de moeielijkheid ontstond, een of andere tijding tot de gevangenen te brengen. Evenwel, hiervoor bleven nog altijd twee wegen over: iedere week ontfing Clery versch linnengoed van zijne vrouw, die dan immer door eene dame werd vergezeld, die zich voor iemand zijner familie uitgaf. Uit verkleefdheid aan de koninklijke familie, trotseerde zij de grootste gevaren, en koos deze verkleeding,

-ocr page 75-

67

om ten minste éénmaal 's weeks van Iiuji wedervaren te hooren. Natuurlijk mocht Clery tie beide vrouwen slechts spreken in tegenwoordigheid der wacht, doch veelmaal bevonden zich onder hen welwillende lieden, die ecnige vrijheid toestonden. Er bestond nog een tweede weg, en wel door middel van een getrouw dienaar des konings, genaamd ïurgi, dien het gelukt was, met nog twee vroegere kamerdienaars in de Temple te worden geplaatst. Hij bracht het eten voor de koninklijke familie uit een ver verwijderde gaarkeuken, en had nog bovendien voor andere dingen in de Temple te zorgen. Ieder onderhoud met Clery was hem verboden. Had hij Clery iets te melden, dan geschiedde dit door een afgesproken teeken. De prinses Elisabeth, die van de verstandhouding dezer twee wist, trachtte alsdan een gesprek met de wacht aan te knoopen. Clery verzocht nu en dan Turgi hem te kappen of iets dergelijks, waardoor het somtijds aan laatstgenoemde gelukte in Clery's slaapkamer te komen, en daar brieven en nieuwsbladen onder het bed te verbergen. Zoowel van de wacht als van de overige lieden in de Temple, had Clery veel smaad en verachting te verduren, maar de liefde voor zijn koning en de innige wensch om bij hem te blijven deden hem zooveel stilzwijgendheid en kloeke waakzaamheid in acht nemen, dat hij zelf den ruwsten mensch vertrouwen en achting inboezemde. Tegen half Oktober werd hij op de beschuldiging eens onbekenden voor de conventie gebracht. De vurige gebeden der familie, wier weldoener hij was, werden genadig verhoord. Trots de gewone rechtspleging van die dagen werd Clery vrijgesproken, en kwam hij, aan den avond van den derden dag, in de gevangenis des konings terug.

In November werd do koning ernstig ongesteld, en na

5*

-ocr page 76-

68

lang pogen gelukte het, dat zijn vroegere lijfarts, Dr. Ie Momier, bij den zieke werd toegelaten. Ook de dauphin werd ziek, daarop de dames en ook eindelijk Clery. Do kroonprins verliet, toen hij aan de betere hand was, het bed des zieken dienaars niet, bracht hem te drinken en las hem voor. Ook de koning kwam des avonds in een weinig bewaakt oogenblik binnen, en hem een verkoelenden drank brengende, voegde hij er bij: //Ach! hoe gaarne wenschte ik zelf u te verplegen; maar gij weet het, dat ook dit niet geoorloofd is!quot; Na het souper kwam de geheele familie binnen om hem goeden nacht te wenschen. Heimelijk deed prinses Elisabeth hem een geneesmiddel toekomen dat haar goed geholpen had, en zoowel zij als de koningin verrichtten hare avondbezigheden in Clery's kamer. Toen Clery weder kon opstaan, gaf de prinses een peperhuisje met suikerwerk aan den dauphin, welke het aan den zieke deed toekomen. Clery kwam ten ongeveer 11 ure het te bed liggende kind voorbij, toen hij zachtjes werd geroepen. Clery geloofde, dat de prins ongesteld was, wijl hij nog niet sliep. Maar neen, op fluisterenden toon sprak het kind; //Het was tijd dat gij kwaamt; tante heeft mij dit doosje voor u gegeven, en ik wenschte toch niet in te slapen, vóór gij het hadt, maar telkens vielen mijne oogen toe/' Clery's oogen werden niet tranen gevuld. Nauwelijks had Lodewijk dit bemerkt, of hij omhelsde hem teederlijk en sliep weldra in.

Met zulk een rijk gevoelsleven vereenigde de kroonprins al de lieftalligheid van zijn leeftijd, en een verstand, dat dikwijls zijne jaren verre vooruit was. Zijne sehuldelooze scherts bracht menig maal zijne ouders aan het lachen, waardoor zij voor een oogenblik hunne ellende vergaten, liet kind zelf had een diep gevoel van zijn toestand. Hij was

-ocr page 77-

fi9

gevangen, door vijanden bespied, en onwillekeurig toekende zijn gelaot die instinktmatige terughouding, die de nadering des gevaars aan iederen leeftijd verraadt.

Nooit sprak de prins over Versailles of de Tuileriën, noch over iemand of iets, dat slechts aanleiding kon geven om oude wonden in het hart zijner ouders open te rijten. Werd soms de wacht door een afgevaardigde betrokken, die een vriendelijk voorkomen had, of wel dien hij zich van vroeger herinnerde, dan sprong hij vroolijk naar zijne moeder en fluisterde haar in: //Mama! daar is de heer die of die!quot;

Het was half December. De gevangenen bemerkten aan vele kleine plagerijen, dat hunne bewaking allengs strenger begon te worden. Toen eens Clery's vrouw, met hare altijd vergezellende geleidster, de wasch bracht, vertelde laatstgenoemde met schijnbare onverschilligheid, dat de koning Dinsdag voor de conventie zou worden gebracht; voor zeker had zij gehoord, dat hij een verdediger kon kiezen. De ontstelde Clery wist niet goed op welke wijze deze tijding aan den koning te brengen; liefst had hij het door bemiddeling der koningin, of wel van prinses Elisabeth gedaan; doch de koning had hem streng geboden, ieder naricht van schrikwekkenden aard hem het eerst mede te deelen. Clery vond daartoe des avonds gelegenheid bij het uitkleeden des konings. Hij verhaalde den vorst alles; dat men het voornemen had, hem gedurende den loop van het proces van zijne familie te scheiden, en dat er vier dagen overbleven om de uoodige afspraak met echtgenoote en zuster te maken, op welke wijze hunne onderlinge verstandhouding voort te zetten. Clery voegde er bij, dat hij voor zich had besloten alles te wagen, om wederzijdsche mededeelingen mogelijk te maken. De wacht trad binnen en hierdoor kwam van zelf een einde aan bet gesprek.

-ocr page 78-

70

Bij het ontbijt sprak de koning langen tijd met de koningin, en een blik van diepe zielesmart overtuigde Clery, dat de koningin alles wist.

Des avonds betuigde de koning aan Clery zijne erkentelijkheid voor zijne mededeelingen, en verzocht hem op nieuw, hem toch steeds alles te zeggen, wat er met hem. gebeuren zou. Met zijne huisgenooten was de koning overeengekomen, niets van het ontdekte plan te laten bemerken, om hierdoor den kamerdienaar niet te kompromitteeren. Het gelukte aan Turgi, twee nieuwsbladen aan Clery in handen te spelen; in het één stond te lezen het dekreet waarbij den koning werd gelast voor de conventie te verschijnen, het andere bevatte een opstel van den gewezen minister Necker ten gunste des konings. Clery stopte beide nieuwsbladen onder een kastje in de kleedkamer, waar ze werden weggehaald door prinses Elisabeth, die gelegenheid zocht en vond, ze den koning te doen toekomen.

Ten 5 ure des morgens van den 114011 December 1792 werd geheel Parijs door trommelslag in beroering gebracht, kavaleric en kanonnen werden in de nabijheid der Temple opgesteld. De gevangenen hadden moeite geheel kalm te blijven, en ontfingen geen antwoord, op alle vragen aan de schildwachten gericht.

De koning en de kroonprins gingen tegen 9 ure hun ontbijt gebruiken in de kamer der koningin, en bleven daar ongeveer een uur. De wacht was zoo dicht in de nabijheid, dat de beangstigde harten zich niet konden lucht geven. De prins geleidde zijn vader terug. De laatste had dikwijls met den koning zich vermaakt met een soort van kegelspel en het argelooze kind hield heden zoo lang vol, om met hem te spelen, dat de vader niet kon wederstaal). De dauphin verloor alle partijen, en tweemaal niet boven het getal 16

-ocr page 79-

71

gekomen zijnde, zeiJc hij op een mistroostigen toon: //Zestien is toch een ongelukkig getal!quot; De koning antwoordde daarop diep bewogen: ,/Dat weet ik reeds lang/' *)

*) Er zouden vele dergelijke raadselachtige gebeurtenissen in het leven van het ongelukkig vorstenpaar zijn aan te halen, ivelke niet na. hun dood, doch te midden der dagen van voorspoed, als wolkjes werden aangemerkt, die een zwaar ongeluk deden verwachten. De moeder des konings was te Choisy ontijdig bevallen van een zoon (later Lodewijk XVI) en de koerier; die onmiddellijk naar Parijs vertrok, om zoo mogelijk nog de noodige getuigen bijeen te roepen, stortte van het paard en brak den nek. Marie Antoinette kwam ter wereld op den dag waarop de aardbeving te Lissabon plaats vond. Toen vorst Kaunitz en deminis-ter de Choiseul de verbindtenis tusschen Lodewijk en Marie Antoinette hadden voorbereid, werd daarop aan keizerin Maria Theresia, die met dit plan zeer ingenomen was, door een waarzegger voorspeld, dat hare dochter in ïrankrijk eeu groote tegenspoed wachtte. De ontroerde moeder wenschte ook zelve in den beker te zien, dien den goochelaar steeds bij zich had; spoedig wendde zij zich om mot een verschrikt gelaat; haar gevolg daardoor in verwarring gebracht, durfde echter niet vragen wat zij gezien had.

Goethe, die te Straatsburg studeerde toen Marie Antoinette als de gelukkige en benijdde bruid naar Frankrijk kwam, verhaalt, hoe ongelukkig de keus der schilderstukken in het Paviljoen is geweest, waar de prinses op do grenzen van Frankrijk en Duitschland, alles moest afleggen, zelfs haar duitsch linnengoed, om geheel en al tot eene Fransche dame hervormd te worden. Aan de wanden van het paviljoen waren allerhande voorstellingen geschilderd, gedrochten, furiën en meer dergelijken. Den kroonprins was het niet gelukt, om den dag van zijn huwelijk, 10 April, den raad van eeu nieuwsblad ingang te doen vinden, om allereerst de kosten van het feest te berekenen, en de negen millioenen liever aan te wenden tot vermindering der belasting van het gedrukte volk, in plaats van tot vuurwerken en prachtige feesten. Op den huwelijksdag zou een schitterend vuurwerk worden afgestoken, dat echter, ten gevolge van een invallend onweder, tot den volgenden dag werd verschoven. Te kwader ure had men het plein van Lodewijk XV tot de plaats der uitvoering gekozen, de voorzorgsmaatregelen waren zoo slecht genomen, dat

-ocr page 80-

72

De leesles gaf Lodewijk zijn zoon ten 11 ure. Er verschenen twee beambten, om den prins naar zijne moeder te brengen. Hij omarmde het kind, en beval Clery zijn zoon te begeleiden. De koning kwam tot meer kalmte, toen Clery, terugkeerende, berichtte dat de kroonprins in veiligheid bij zijne moeder was. Elisabeth was haar neef met de vraag te gemoet gevlogen : //Waarom komt gij terug? Is mijn broeder ziek?quot;3 Zij zonk daarop op de knieën, en hoorende het hertoen in de (lichte volksmassa een alarm ontstond, niemand yóór of achteruit zich kon wenden. Men berekent het getal der ongelukkigcn, die op dezen avond op de afschuwelijkste wijze in het gedrang bf gestikt of vertreden werden, op vele duizenden. De lijken werden den volgenden dag iu groote kuilen geworpen en, om de ontbinding spoediger te doen volgen, met kalk bestrooid. Op deze zelfde ongelukkige plaats werd de koning 23 jaren later geguillotineerd, en op dezelfde plek, op dezelfde wijze begraven.

Toen Lodewijk, na den dood zijns grootvaders, met alle pracht en luister te lieims werd gekroond, volgens een reeds dertien eeuwen oud gebruik, werden de naastbij zijnde toeschouwers smartelijk getroffen, daar de koning luid te kennen gaf bij het opzetten der kroon: „Wat doet zij mij pijn!quot; Hendrik III en Hendrik IV, beide door moordenaarshanden gevallen, hadden ,ook eens uitgeroepen. „De kroon steekt mij!quot; — Nog grooter was de verwarring, toen kort na de krooning het wonderbare fleschje brak, hetwelk, volgens do legende, in het jaar 496 aan den heiligen Remy uit den hemel werd gebracht, ten einde, met de heilige olie, Clovis en zijne opvolgers te zalven, welke olie dan ook steeds met groote feestelijkheid en omzichtigheid uit het klooster St. Eemy naar Reims werd gebracht en teruggehaald bij iedere plaats hebbende krooning.

Toen dc koning later het door Marie Antoinette begeerde lustslot Petit Trianon kocht, had een spiegelfabrikant, onder meer andere artikelen ook een spiegel gezonden, waarin hij die er in zag, zich terugvond maar zonder hoofd, en de persoon, belast met de inrichting van het ameublement, beging de dwaze scherts, den spiegel zóó te plaatsen, dat bij hot eerste binnentreden in het slot. de blik van Marie Antoinette daarop moest vallen.

-ocr page 81-

73

nieuwd geroffel der trommels, riep zij luide uit: //O, mijn God, geef wijsheid aan mijn armen, — armen, — armen broeder en open het hart zijner bloeddorstige vijanden, opdat ze hem hooren, en hem gerechtigheid doen weervaren, zoo als hij verdient!quot;

De koningin liep met haastigen bevenden tred haar kamertje op en neder. Plotseling trok zij haar zoon naar zich toe, drukte hem aan haar hart, alsof zij een voorgevoel had der pijn en smartv welke zijn nog jeugdig leven zouden vergallen en vernietigen. De prinses Maria ïheresia vraagde met fluisterende stem, wat er toch voor nieuws en schrikkelijks was? Hare tante gaf haar daarop ten antwoord: //ïvog niets, mijn hartje, wij hebben genoeg, aan hetgeen er reeds gebeurd is; maar wat er ook kome, God laat het toe, en wij moeten ons onderwerpen.quot;

Do koning was, nadat hij in zijne gevangenis eenige malen had op en neer geloopen, in een leunstoel gaan zitten. Daar zat hij geruimen tijd met het hoofd in de hand, in diep gepeins verzonken, toen de wachthebbende officier wederom, binnentrad. nWat drijft u hier?quot; riep hij heftig uit. //Ik vreesde,quot; hernam deze, //dat gij niet wel waart.quot; //Volstrekt niet,quot; zeide Lodewijk, ,/maar de wijze waarop mijn zoon werd weggenomen, doet mij ontzachlijk leed.quot; De afgevaardigde trok zich stilzwijgend terug. Na verloop van een uur, verschenen de maire van Parijs, vergezeld door Ghaumette, den procureur, en vele officieren der nationale garde.

De maire begon met te zeggen, dat hij, ten gevolge van een besluit, Lodewijk Capet voor de balie van het gericht daagde. ^Gapet is mijn naam niet,quot; hernam de koning, //die naam werd gevoerd door mijne voorvaders.quot; //Ik had ge-wenscht,quot; ging hij voort, //dat de kommissarissen, de 'twee uren, die ik nu vergeefs heb moeten wachten, mijn zoon

-ocr page 82-

74

bij mij hadden gelaten; in ieder geval, deze behandeling komt geheel overeen met al hetgeen sedert vier maanden mijn lot is geweest. Ik volg u, niet om de conventie te gehoorzamen, maar omdat mijne vijanden de macht in handen hebben.quot;

Het behoort tot de taak der geschiedenis om eene beschrijving te leveren, hetgeen in deze bladzijden niet kan worden gedaan, van de verdediging in naam van Lodewijk gedaan, voor de conventie. Niet alleen de door hem gekozen verdedigers Desèze en ïronchet, namen» deze taak kloekmoedig op zich, ook Narbonne, de voormalige minister van oorlog, Necker en Vignier, boden zich ter verdediging aan. De grijze la Moignon Malesherbes verzocht de nationale vergadering, aan hem de verdediging van den vorst toe te vertrouwen. Deze schreef onder anderen; //Ik weet niet of de conventie aan Lodewijk XVI een verdediger zal toevoegen, noch of hem de keus eens pleitbezorgers zal worden gelaten. In het laatste geval, wensch ik, dat Lodewijk XVI het wete, dat, mocht de keus op mij vallen, ik bereid ben, de taak op mij te nemen. Tweemalen werd ik in den raad geroepen van hem, die vroeger mijn gebieder was, en dat op een oogenblik toen deze positie nog door iedereen werd benijd. Terwijl nu, door velen een dergelijk aanzoek voor gevaarlijk kon worden aangezien, acht ik het mijn plicht, om daarvan niet af te zienquot;

De grieksche en romeinsche redenaar kan trotsch ne-derzien op zijn leerling Desèze; de pleitrede maakte diepen indruk. De dag der stemming over den dood des konings naderde; langen tijd dobberde de balans. Den doodzieken afgevaardigde Duchatel kwam dit ter oore, en hij liet zich, in lakens en dekens gehuld, in de zaal brengen, waar hij in liet laatste beslissende oogenblik zich ophief, en met heldere stem, zijn votum tegen den dood uitsprak.

Men had gedacht, dat de hertog van Orleans zich óf van

-ocr page 83-

75

de stemming zou onthouden, óf wel gelijk zijn vertrouweling Villery, tegen den dood zoude spreken. Met koude onverschilligheid besteeg hij de tribune, ontvouwde een papier, dat hij in de hand had, en las zijn votum af: „Terwijl ik het gevoel van plicht volg, en overtuigd ben, dat allen, die de soevereiniteit des volks aantasten, nu of later, den dood verdienen, zoo stem ik vóór de doodstraf.quot; Deze woorden deden de ijverigste voorstanders van den hertog verstommen. Zelfs Robespierre werd door medelijden getroffen en zeide tot zijn naastbijzijnden ambtgenoot: «De ongelukkige! Hem zou het vergund zijn geweest de stem van hart en geweten te hooren, en zich terug te trekken, hij heeft niet gewild of wel niet gedurfd.quot;

Nadat allen hunne stem hadden uitgebracht, stond de president Vergniaud op. Hij was doodsbleek, en sprak met tranen in de oogen, terwijl diepe smart op zijn gelaat was te lezen: //Burgers! gij staat gereed een daad der gerechtigheid te volbrengen. Ik vertrouw, in naam uwer humaniteit, dat gij een diep stilzwijgen zult in acht nemen P De meerderheid (387 tegen 334) was vóór den dood, het resultaat der stemming, die zeven en dertig uren had geduurd, werd aan het volk bekend gemaakt. Een veel duizendstemmig geschreeuw: //Leve de natie! leve de republiek! leve de revolutie verkondigde aan de gevangenen in de Temple hoe het lot gevallen was. De heer de Malesherbes ijlde naar den koning en viel snikkend hem te voet. Lodewijk hief hein op, en gaf hem ten antwoord: // Waarom benijdt gij mij het eenig toevluchtsoord, dat na zooveel ongeluk mij nog overig blijft? Sinds twee dagen heb ik mij de vraag voorgelegd, of ik mij gedurende mijne gansche regeering schuldig weet aan het geringste vergrijp jegens mijne onderdanen. In volle waarheid, als iemand die weldra voor God staat te verschijnen.

-ocr page 84-

76

durf ik belijden, dat ik immer het geluk van mijn volk heb bedoeld, en nooit één anderen wcnsch heb gehad.quot;

De minister van justitie, Garat, gevolgd door verscheidene afgevaardigden, deed den 30sten Januari, des namiddags, voorlezing van het doodvonnis. Op liet gelaat des konings was niet de minste verandering te bespeuren. Alleen bij liet woord: ,/verraad,quot; verscheen er een onderdrukte glimlach. Een waarlijk verhelderden blik toonde hij bij het hooren van het woord : //doodvonnis;quot; toonende daarmede dat deze tijding hem niet verschrikte. Hij reikte Garat een papier over met deze woorden: //Mijnheer, de minister van justitie, ik verzoek u, dit aan de conventie te willen mededeelen.quot; Toen de minister aarzelde, las hij zelf het stuk met luider stem voor: //Ik verlang een uitstel van drie dagen om mij voor te bereiden, wanneer ik voor God zal verschijnen.quot;

//Ik verlang daartoe dien persoon vrij te kunnen zien, dien ik den heeren der municipaliteit zal aanwijzen.quot;'

//Ik verlang dat die persoon niets te vreezen hebbe, omdat deze liefdedienst aan mij wordt bewezen/1

//Ik verlang van de strenge bewaking bevrijd te worden, welke sedert eenige dagen, ten gevolge der verordeningen, op mij is toegepast/'

//Ik verlang, gedurende dezen tijd mijne familie, zoo dikwijls ik zal willen, zonder getuigen te kunnen zien en spreken; ook wcnsch ik, dat de conventie zich onverwijld bezig houde met de regeling van het lot mijner familie en haar worde toegestaan, zich ongestoord naar de plaats harer bestemming te kunnen begeven.quot;

//Aan de weldadigheid van het volk beveel ik allen, die zich aan mij gehecht gevoelden, voornamelijk zij, die in mijn dienst haar gansche vermogen hebben opgeolfcrd, zooals grijsaards, weduwen en kinderen.quot;

-ocr page 85-

77

Lodewijk overhandigde den minister nog een kaartje waarop de naam stond: //M. Edgeworth de Fir mout.quot;

De minister van justitie en Santerre kwamen dien avond ten 6 ure terug. Zij brachten den koning het volgende bescheid : het stond Lodewijk vrij, iederen priester te kiezen, die hem zou goeddunken, verder werd hem toegestaan, zijne familie zonder getuigen te bezoeken; de natie, altijd groot en rechtvaardig, zou het lot zijner familie beslissen; de schuldeischers van zijn huis zouden rechtmatige schadevergoeding erlangen; wat het verlof tot uitstel betrof, daarover was de nationale conventie overgegaan tot de orde van den dag.

De lersche priester Edgeworth was door Garat reeds besteld, en hem gevolgd. De koning sloot zich met hem op in den toren, en biechte. Tweemaal las hij hem daarop zijn testament voor, waarin zijn in Gods wil verzonken geest krachtig te voorschijn trad. Hij won verder inlichting in omtrent de toestand der kerk en geestelijkheid. Tegen acht ure traden de kommissarisseu binnen, en kondigden hem aan, dat zijne familie gereed stond tot hem te komen.

De kroonprins had, nadat hij het besluit der veroordceling zijns vaders had gehoord, de wacht en de kommissarisseu vurig gebeden, dat zij hem zouden toelaten tot do conventie om de heeren aldaar, de redding van het leven zijns vaders af te smeeken. Hoewel de dames in deze hartroerende smeekingen instemden, bleven de steenen harten voor alle beden onvermurwd. Men kwam nu tot het laatste afscheid bijeen. De stoelen werden door Cl cry zóó geplaatst, dat de gevangenen door de schildwachtén niet konden worden gezien. Het door den koning gewenschte water met ijs kwam hij brengen. //Breng ook water zonder ijs,quot; verzocht de koning zijn kamerdienaar, //de koningin kon ongesteld worden; verzoek ook den heer Edgeworth, dat hij mijn kabinet niet

-ocr page 86-

78

verlate, waut zijue ontmoeting zou mijne familie smartelijk worden.quot; Met onuitsprekelijke!! weemoed op liet gelaat ging de koning de kamer op en neer. Het sloeg half negen, de deur werd geopend. De koningin kwam liet eerst binnen, met den kroonprins aan de liand, daarop volgden Elisabeth en Charlotte. Allen vielen den koning om den hals. //Gedurende een half uur,1' verhaalt Edgeworth, //spraken de ongelukkigen geen enkel woord. Geen snikken, maar wanhoopskreten werden gehoord, die ik nooit zal vergeten.'11 De koningin deed eene beweging naar het kabinet. De koning deed haar naast hem op een stoel plaats nemen. Elisabeth plaatste zich aan zijne rechterhand, Charlotte nam plaats tegenover haar vader, de kroonprins stond tusschen zijne knieën. Om strijd ontfing de koning onophoudelijk de liefkoozingen der zijnen. Dit smartelijk tooneel duurde ongeveer twee uren. Begon de koning te spreken, dan gaf zich dikwijls het weegeklag der prinsessen op zulk eene hevige wijze lucht, dat hij groote moeite had, om zich te doen verstaan.

Kwartier over tien ure stond de koning op. Allen volgden zijn voorbeeld. De deur werd opengedaan, op nieuw berstten de klaagtooncn uit, en de smart der scheiding werd verdubbeld. ,/lk verzeker u,quot; sprak de koning, //dat ik u morgen vroeg nog eens zal bezoeken.1' //Beloof het ons,1 riepen allen. //Ik beloof het.quot; ffEn dan om zeven uur?quot; //Welnu, ten zeven ure. Adieu!quot;

Dit vaarwel werd door hem uitgesproken op eene wijze, die alles te kennen gaf wat hij op het hart had. De prinses viel in onmacht aan baars vaders voeten, hij nam haar teederlijk op, en vertrouwde haar toe aan hare tante. De kroonprins rukte zich los, en ijlde naar de schildwacht. //Jjaat mij door, laat mij door!quot; riep hij, //ik ga het volk

-ocr page 87-

79

bidden, dat papa niet sterven moge.quot; — De koning maakte een einde aan dit hartbrekend tooneel, door allen nog eenmaal hartelijk te kussen, en trok zich daarop in zijn kabinet terug. //Ach,quot; sprak hij tot Edgeworth, //hoe heb ik hen lief, en word ik door hen geliefd! Maar alles is nu voorbij! Laat ons thans alles vergeten, en aan de eeuwigheid denken!quot; Nog lang daarna klonken de klaagtoonen der vrouwen door den stillen nacht. ïen één ure begaf de koning zich ter rust. Edgeworth gebruikte het bed van den kamerdienaar, en Clery bracht den nacht door bij de rustplaats zijns meesters, terwijl hij in stil gebed verzonken was.

ïen vijf ure ging hij het vuur aanmaken, en Lodewijk ontwaakte. Spoedig stond hij op. Aan Clery stelde hij ter hand zijn horloge, een ring, zijne portefeuille, en een cachet, om dit alles aan zijne gemalin te overhandigen. Daarop bediende Edgeworth het heilig avondmaal. Na afloop daarvan stond de koning vastberaden op en omhelsde Clery. //De dood, zeide hij, //jaagt mij geen schrik meer aan; ik ga eene vergankelijke met eene onvergankelijke kroon verwisselen. Maar ik smeek u, begeef u in geen gevaar. Nogmaals wil ik u verzoeken, blijf, zoo ge wilt, bij mijn zoon. Schenk hem uw bijstand in deze vreeselijke dagen. Zeg hem, hoezeer zijn ongeluk mij ter harte gaat. Ach! moge hij eenmaal in staat zijn, uwe opoffering naar waarde te beloonen lquot;

Hij gaf daarop zijn zegen aan Clery, die nog altijd aan zijne voeten geknield lag, deed hem opstaan, en terwijl hij hem aan zijn hart drukte, zeide hij; //Dat geldt voor allen, die mij getrouw zijn gebleven. Breng ook mijn dank over aan Turgi!quot;' De koning gaf hem een papier en voegde er bij: //Neem dezen brief van Petion, hij kan u van nut zijn; hij schreef dien aan mij, vóór dat gij in de Temple kwaamt,quot;

-ocr page 88-

80

ATog eemnaal kuste de kamerdienaar de hem toegestoken hand. //Vaarwel,quot; sprak de koning, ^vaarwel!quot;

Hij deed zicli door Clery ten 7 ure nog eenmaal het l)akje brengen, en staarde langen tijd op den ring, waarin de letters stonden gegraveerd: M. A. A. A. (Marie Antonia Archidueissa Austriae) 19 April 1770. vZeg aan mijne vrouw,quot; zeide de koning, toen hij het pakje aan Clery wederom teruggaf, vaan mijne lieve kinderen en zuster, dat ik hen allen de aandoenlijke ure der scheiding dezen morgen heb willen besparen. Hoe zwaar zal hot mij vallen te sterven, zonder mij in hunne laatste liefkozingen te hebben verkwikt!quot; Hij wisehte zijne tranen af, en sprak daarop, met de uitdrukking van innig harteleed: //Breng hun allen mijn laatst vaarwel!quot; De koning wensehte nog iets van zijn haar te doen afsnijden, om het aan de zijnen te kunnen zenden. Dit verzoek werd afgeslagen. Toen Edgeworth weder bij hem kwam, zat quot;hij bij den slecht verwarmden schoorsteen, en sprak met rustige stem: //Mijn God, wat zou ik thans zijn zonder het geloof, maar nu verschijnt mij de dood in lieflijke gestalte.quot;

De koning werd ten acht ure door de nationale garde uit zijne gevangenis geleid. Op het voorplein stond hij stil, en zag nog eenmaal naar den toren, waar hij voor de laatste maal zijn afscheid bracht aan hen allen, die hij in deze arme wereld achterliet. Zijne lievelingen echter konden hem niet zien, want men had gezorgd, het uitzicht hunner vensters naar deze zijde door breede planken te belemmeren. De bange tocht duurde twee uren. Door de conventie waren voorzorgsmaatregelen genomen, zóó doeltreffend, dat alle hoop der koningsgezinden, om met geweld den koning te bevrijden, verloren was. Eindelijk was men aan de plaats genaderd. Waar 33 jaren geleden het troongestoelte voor

-ocr page 89-

81

hem ca zijne geinalin had gestaan, daar werd nu dc guillotine gezien. De koning steeg langzaam uit het rijtuig en riep op heftigcn toon den trommelslagers toe: ,/Zwijgt!quot;

Zij gingen evenwel zoo veel te harder met trommelen voort. De beulen kwamen nader bij, om hem dc handen tc binden. //Wat wilt gij,quot; riep de koning, en trok de handen onstuimig terug. //U binden!quot; //Mij binden, neen, nooit! Doet wat u bevolen is, maar geeft deze zaak op, gij zult mij niet binden!quot; Dc beulen drongen aan, en vragende en smeckende zag do koning Ed-geworth aan. //Sire,quot; sprak deze, diep bewogen, //onze Heer Christus heeft zich ook laten binden.quot; — Bij het hooren van dit woord, hief Lodewijk de oogen ten hemel, en sprak met verheven ernst: ,/Ja waarlijk, zijn voorbeeld alleen schenkt mij dc kracht, ook dit tc verdragen. Doet wat gij wilt, ik zal den kelk ten bodem toe ledigen.quot;

Zijne handen werden gebonden, en het haar afgeschoren. Do trappen, die naar het schavot geleidden, waren zoo steil, dat do koning genoodzaakt was op de schouders van zijn biechtvader te leunen. Toen hij de laatste trap had bereikt, stond hij rccht op, mat met vasten tred de oppervlakte van het schavot, gebood den vijftien of twintig trommelslagers stilte, alléén door zijn blik, en riep met luider stem: //Ik sterf onschuldig aan do misdaden waarvan ik beticht word. Ik vergeef allen, die tot mijn dood hebben medegewerkt, en ik bid God dat het bloed, dat gij vergiet, nimmer over Frankrijk komc.quot;

Tiet gcroflel der trommen begon op nieuw, nog een enkel oogenblik, — en dc beul hief het afgehouwen hoofd des konings in dc hoogte, waarop het volk in donderend geweld uitschreeuwde: //Leve dc republiek!quot;

Marie Antoinette, met hare kinderen en dc prinses Eli-

6

-ocr page 90-

sabctli lageu dien morgen geknield in kun vertrek. ïoen plotseling alles op straat stil werd, riep de koningin op hartroerenden toon: //Zijn hoofd is gevallen!quot; en zij zonk in de armen harer schoonzuster zonder eenig teeken van leven. Het angstgeschrei der kinderen drong door tot op straat. Prinses Elisabeth was doodsbleek, hare lippen beefden, maar geen enkele klacht ontvlood haren mond. Zij hield zich bezig met hare lijdende zuster en de arme kinderen, of wel zij hief hare saamgevouwen handen ten hemel, terwijl zij de woorden herhaalde: //Heer! ontferm u onzer!'1

//Ik vrees den dood niet,1' had Lodewijk XVI gezegd, //maar ik kan slechts met ontzetting mij voorstellen het lot dat mijne familie wacht!quot; Zijn vermoeden zou maar al te zeer bewaarheid worden.

Nadat de koning de gevangenis verlaten had, werd Clerv oogenblikkelijk uit de Temple gebracht, zonder van de koninklijke familie afscheid te hebben genomen, noch dat het hem gelukt was, het aandenken van echtgenoot, vader en broeder te kunnen overhandigen.

Wie zal het Marie Antoinette ten kwade duiden, dat zij zich bezig hield met plannen voor hunner aller redding, en dat iedere aanwijzing van buiten gretig werd opgenomen! Een koningsgezinde, Toulan, vormde het plan, door bemiddeling van eenige op wacht staande vrienden, eenige officiersuniformen in de Temple te brengen; aldus verkleed zouden de koningin en prinses Elisabeth kunnen ontvluchten, de kroonprins en zijne zusters zouden inmiddels reeds kunnen ontkomen zijn, door zich te doen voorkomen als kinderen van den man, die de lampen schoonmaakte, daar deze dikwijls door zijne kinderen werd vergezeld. Alles beloofde een gelukkigen afloop. In Februari vond Toulan gelegenheid, den generaal Jarjaes in betrekking te stellen met de koningin. De

-ocr page 91-

S3

lampeupoetser werd gekoclit met het geld van deu generaal. Deugdelijke passen had men gereed laten maken, drie cabriolets zouden de vluclitingen in Normandië brengen om vandaar de reis te vervolgen naar Engeland. Het plan mislukte, en na een tweede proef, om ten minste den kroonprins te redden, werd de opvoeding van liet kind door de Conventie, op den Hden Juli 1793, aan den schoenmaker Simon toevertrouwd.

De moeder wilde zich liever dooden, eer dat zij de soldaten toeliet bij het bed van haren lieveling. Men dreigde haar met den dood harer t dochter; zij gaf eindelijk toe. Elisabeth en liare nicht kleedden den kroonprins aan. De koningin versamelde al hare kracht, om haar kind te vermanen, door zachtmoedigheid en gehoorzaamheid zich te doen liefhebben. Diep, tot in de ziel bewogen, gaf zij hem aan de agenten over.

De arme moeder stond van toen af uren lang te turen door een spleet in den muur harer kerker. Zij hoopte haar kind op den toren te zien, waarop hij menig keer werd gebracht.

Den 5den Augustus werd zij in de conciergerie gebracht. Het was nacht toen de deuren der gevangenis om hare roestige hengsels draaiden, en het ruw geschreeuw werd gehoord : //Mevrouw moet opstaan !quot;

Het doordringend gegil der koningin werd door de prinsessen gehoord. — Zij vlogen toe. Een schilderij heeft het oogenblik des afscheids vereeuwigd, waartoe woorden niet bij machte zouden zijn!

De koningin koesterde de hoop, dat men haar als buiten-landsche vorstin niet zou veroordeelen. //Moeder, moeder/1 snikte haar dochter Charlotte, vvader is veroordeeld, die zijn volk altijd goed heeft gedaan: en zoo zullen zij ook u niet ontzien. Ik moet u volgen, ik wil met u sterven.quot;

6*

-ocr page 92-

S4

Elisabeth trok Maria Tlicresia naar zich toe, Marie Antoinette drukte beider handen aan haar hart, en zeide: //vaarwel; mijne dochter leg ik aan uw hart!quot;

Toen zij buitenkwam, stootte zij haar voorhoofd aan een balk, en op de vraag van een harer geleiders, of zij zich niet bezeerd had, gaf zij ten antwoord: '/O neen, van nu af kan mij niets meer leed doen.quot;

Een ridder, llougeville genaamd, beproefde ook hier de koningin te redden. Hij wist zich als bewaker indeconcier-gerie te doen aannemen, en overhandigde de koningin een roos, in wier midden een papiertje was verborgen, waarop stond te lezen; //Ik heb geld en lieden bij de hand om u te redden/' De koningin wilde met een haarspeld haar antwoord schrijven. Een schildwacht trad naderbij, en ook deze laatste hoop op redding was afgesneden. Het gelukte llougeville te ontvluchten. De gevangenbewaarder verloor zijn post, zijne vrouw en dochter werden eerst eeni-gen tijd later in vrijheid gesteld. Bault, de opvolger van den gevangenbewaarder, was echter ook een aanhanger der koninklijke familie. Stond het niet in zijne macht, de koningin te redden, zoo zorgde hij toch voor voegzaam eten, en poogde in ieder geval hare wenschen te raden en te vervullen. Hij bracht haar de perzikken en meloenen, die de //dames de la hallequot; haar wenschten te doen toekomen; maakte haar dagelijks het haar op; niettegenstaande dit alles, was het hem, als ondergeschikt ambtenaar niet mogelijk do duizendvoudige kwellingen en ontberingen aan de keizersdochter te besparen. In lompen gehuld zat zij op eene ellendige houten bank, en toen zij eens een kouseband wensehte te breien, was zij genoodzaakt de draden uit haar laken te trekken, voor breinaalden gebruikte zij twee tandenstokers.

De schandelijkheid van haar verhoor, cn haar daarbij ten

-ocr page 93-

toon gespreide fierheid is bekend. Zij schreef, nadat zij in de coneiergerie was overgebracht, het navolgende aan prinses Elisabetli: //Zoo oven werd ik veroordeeld, niet tot een sma-delijken dood, die toch past alleen voor schuldigen, maar om met uw broeder hereenigd te worden. Ik gevoel een diepe smart mijne arme kinderen te moeten verlaten. In welk een toestand laat ik hen achter! Moge mijn zoon nimmer het afscheidswoord zijns vaders vergeten, hetgeen ik op nieuw in herinnering breng: //Hij zoeke nimmer onzen dood te wreken! — Ik had zoo vele vrienden; de gedachte dat ik nu voor altijd van hen gescheiden zal zijn, en te weten dat zij ongelukkig zijn, o, wat is dat schrikkelijk! Vaarwel, teeder geliefde zuster! Ik omhels u, en mijne arme lieve kinderen!.... O, God! hoe ontzettend, dat ik hen zóó verlaten moet! Voor eeuwig vaarwel!quot;

Toen Marie Antoinette in het jaar 1770 haar intocht hield in de hoofdstad, vierde zij ieder oogenblik een nieuwen triumf, hare liefelijke manieren en schoonheid verrukten iedereen. Haar prachtig rijtuig was nauwelijks in staat door de samengedrongen menigte een weg te banen. Men werd niet moede haar te zien, te bewonderen en te zegenen. — Maarschalk de Erissac, goeverneur der stad Parijs reed haar tegemoet, //Mevrouw, ziedaar 200000 menschen dieu beminnen en vereeren.quot; — En nu?!

Marie Antoinette had gehoopt, even als haar man in een rijtuig naar de guillotine te worden gebracht. Zij sidderde bij den aanblik van de gereedstaande kar, waar men te vergeefs eenig hooi of stroo zocht; de zitplaats bestond uiteen losse plank. De kar werd getrokken door een ellendig paard, dat bestuurd werd door een afschuwelijk man, — en verder langs den ganschen weg soldaten, niets dan soldaten! Dc

-ocr page 94-

86

kar kwam in beweging, geen enkel geroep of geluid cleetl zich liooren. — De kleeding dor koningin bestond uit een witten bovenrok, zwarten onderrok, wit jakje, een muls met zwarte linten en een witten met zwart omzoomden halsdoek. Het haar was haar afgeschoren, de oogen rood geweend, haar blik star en onbewegelijk. Hare houding verried vrees nocli neerslachtigheid, alleen bij het voorbijkomen van het Palais Royal en de Tuileriën, overtrok een donkere wolk haar gelaat.

De koningin betrad de treden van het schavot, toevallig trapte zij op den voet des beuls ; zij verontschuldigde zicli inet deze woorden; //Vergeef mij, mijnheer, het was zonder opzet!quot; Den Oktober 1793 's middags 12i ure viel

haar hoofd, en het volk schreeuwde op nieuw: «leve de natie! leve de republiek!quot;

De tijding van haren dood bereikte de Temple niet. Haar laatste brief werd eerst vele jaren later onder de papieren van Robespierre gevonden.

In welk een geest door prinses Elisabeth aan het hart van hare nicht werd gearbeid, kunnen wij opmaken uit enkele aanteekeningen der prinses Maria Theresia.

vMijne moeder,quot; zoo schrijft de hertogin d'Angoulème, //zeide eens: //Het zal niet lang hier meer duren, de dagen der vergelding komen Iquot; Elisabeth hernam daarop: «Zeg liever de dagen van vergeten en vergeven! O! wat is het goddelijk te vergeven!quot;

//Pracht, roem, geluk, alles is voor ons voorbij! Maai' wij zullen een nieuw vaderland vinden, en daar zal ons niets meer scheiden!quot;

//Geduld alleen geeft waarde aan ons lijden. De luister, die ons omgaf, is als rook verdwenen, heeft volstrekt geen spoor achtergelaten. Had het ongeluk ons niet van dien

-ocr page 95-

87

helderen glans beroofd, zoo ware er toch éénmaal ecue ure gekomen, waarin dat alles ons toch niet had kunnen helpen. Zou dat oogenblik, dat nu eenige jaren vroeger is gekomen, minder zeker zijn geweest ? O, geloof mij, trots alle inbeeldingen en hoogmoed, is er in den dood geen onderscheid tusschen eene arme herdersvrouw en eene prinses. Zoowel de eene als de andere verwelkt, alléén dat blijft, wat zij goeds hebben gedaan, en wat hier beneden door hen werd geliefd. Daarom zullen wij niet over de verlorene grootheid jammeren, die ons toch niets zou hebben gebaat, wanneer wij voor Gods rechterstoel verschenen.

w Ach, wanneer ik dezen donkeren kerker verlate, moge ik dan Gods aangezicht aanschouwen lquot;

Het was de 8ste Mei 1794 tegen den avond, dat ook Elisabeth uit haren duisteren kerker werd gehaald, en de ongelukkige koningsdochter bleef alléén daarin achter. Zij had op hare knieën gebeden, met hare tante te mogen sterven. Men stiet haar terug met de woorden: //Men heeft u niet noodig!quot; Elisabeth omarmde de eenzaam achterblijvende, en voegde haar toe; //Grijp moed! Hoop altijd op den Heer! geef nauwlettend acht op hetgeen gij van uwe o aders heb gehoord, en wat in hunne laatste ure ook tot u werd gesproken ! Houd u vast aan God, kindlief ! houd u vast aan God!quot;

Den Qdcn Mei werd Elisabeth voor de balie der conventie gedagvaard. Zij werd beschuldigd deel te hebben genomen aan de moorden, bloedtooneelen, rooverijen en brandstichtingen der tirannen, en — men veroordeelde haar ter dood.

Den volgenden nacht bracht zij door in stil gebed en overpeinzing.

Den 10dci1 Mei des morgens onderging zij den dood, vóór haar had zij vier en twintig ongelukkigen zien terecht stellen.

-ocr page 96-

88

\

Het lijden van den dauphin is van algemeene bekend-heid; zijn tenger doch krachtig lichaam bezweek ten laatste ouder de beproevingen. Toen in Augustus 1794 liobes-pierre van het toppunt zijner macht was gevallen, verscheen Barras, lid der bovendrijvende partij, met talrijk gevolg in de Temple, en gaf aan één zijner aanhangers kennis, dat hij met de opvoeding der beide koninklijke kinderen belast was. Hij ontrukte liet kind aan het verpestende hol, gaf hem betere en gezonde voeding, een goed bed en deed hem frissche lucht genieten. Daar het scheen dat zijn einde op handen was, verhoorde men de vurige beden zijner zuster, en bracht haar tot hem. Een vriendelijk lachje zag men op het bleeke gelaat, en liefkozend drukte hij zijne geliefde zuster in de armen.1' vlk hoor de stem van moeder,quot; riep hij, //zus, hoort gij het ook? Welke heerlijke muziek!' Hij zakte daarop inéén en was dood.

De prinses werd eindelijk in het jaar 1795 door keizer Frans van Oostenrijk, haar oom, ingewisseld tegen sommige der voorheen door Dumorier aan Oostenrijk uitgeleverde afgevaardigden der conventie. Op den 27 Primaire !) (18 December 1795) werden de deuren harer gevangenis ontsloten. Niemand van allen,

1) Het jaar liad twaalf maanden.

Vendémiaire

(vendange

wijnoogst)

van

22 Sept. — 21 Okt.

Brumaire

(brume,

mist)

van

22 Okt. — 20 Nov.

Frimaire

(frimas,

koude)

van

21 Nov. — 20 Dee.

Herfstmaanden.

Nivuse

(neige

sneeuw)

van

•21 Dec. — 19 Jan.

PluviOse

(pluie,

regen)

van

20 Jan. — 18 Febr.

VentOse

(vent,

wind)

van

19 Febr. — 20 Maart.

Wintermaanden.

Germinal

(germe,

ontluiking)

van

21 Maart — 19 April.

Floréal

(fleur,

lilocm)

van

20 April — 19 Mei.

Prairial

(prairie.

weiland)

van

20 Mei — IS Juni.

Lentemaanden.

-ocr page 97-

die dc Temple bewoonden, kwam te voorschijn, niemand nam afscheid. Door den minister van binnenlandsche zaken werd het volgende certificaat ter hand gesteld aan de personen, aan wie hare bewaking was toevertrouwd: //Om uitvoering te geven aan liet besluit van het Directoire verklaart de minister van binnenlandsche zaken, dat de burgers Gomin en Lasne, kommissarissen der wacht in de Temple, hem de dochter van den laatsten koning, Marie Tlierese Charlotte, in goeden welstand hebben uitgeleverd. Do genoemde uitlevering heeft heden avond ten 11 ure plaats gevonden. Verder verklaart hij mits deze, dat genoemde lieeren, overeenkomstig hun plicht, zich nauwlettend in de ' bewaking vau Marie Therese Charlotte hebben gekweten.quot;

De beide wachthebbende soldaten kwamen achteraan, dragende een klein pakje en een kotter. Voor de Temple gekomen, keerde Marie Therese zich om en wierp nog een weemoed-vollen blik op de plaats, waar zij en hare familie zooveel hadden ondervonden. „Driejaren, vier maanden en vijf dagen geleden,quot; riep zij uit, //en deze deuren werden voor mij en mijne dierbaren gesloten en ik ben de laatste, de ongelukkigste !quot;

Te Hüningen ontmoette de arme koningsdochter den heer Hue, voormalig kamerdienaar des konings. Welk een onbe-

Messidor (moisson, oogst) van 12 Juni — IS Juli. Thcrmidor (therme, warmte) van 19 Juli — 17 Aug. Frnctidor (fruit, vrucht) van 18 Aug. — 1 (i Sept.

Zomermaanden.

Iedere maand had dertig dagen, en was in plaats van in weken, in drie decaden verdeeld. Aan hot einde van het jaar waren er vijf dagen, van 17 tot 21 September, die het republikeinsche jaar besloten. Bij keizerlijk dtkreet van 9 September 1805 werd de republikeinselie kalender afgeschaft.

-ocr page 98-

90

sclirijfelijk wederzien! De hond, welke door Hue in de Temple was achtergelaten, was gedurende de eenzaamheid der prinses, in de laatstverloopen twee jaren haar tot troost geweest, en haar gevolgd. Bij het wederontmoeten van Hue, was zijne vreugde zoo onstuimig, dat men niet twijfelde of hij zou het met den dood betalen.

In Bazel kwam de uitwisseling der gevangenen geheel tot 'stand. Der prinses werd een vorstelijk ontbijt aangeboden; na afloop daarvan zeide Hue, dat hij belast was door den minister van binnenlandsclie zaken, naar bij aankomst op onzijdig grondgebied te Bazel twee balen uit te leveren, die eene volledige uitrusting inhielden, bestemd voor hare koninklijke hoogheid. //Wenscht uwe hoogheid/' vraagde hij, //dat ik ze opene?quot; //Neen,quot; antwoordde de prinses, //deze balen zijn bestemd voor hen, die mij tot hierheen hebben begeleid.quot; Dit was het einde van de poging van het Directoire, om aan eene dochter van Frankrijk een huwelijksuitzet toe te staan.

Later trad Maria Theresia in het huwelijk met haar neef, den hertog d'Augoulème, maar geen lachje plooide het gelaat der vrouw, wier levenskracht zoo vroeg in haren inwendigen kiem was gestikt.

In hare vroegere gevangenis deed zij eene kapel bouwen, waarin haar huwelijk werd voltrokken. Op een obelisk van wit marmer vindt men de woorden, waarmede Marie Antoinette van hare kinderen afscheid nam: //Moge mijn zoon nimmer de laatste woorden zijns vaders vergeten, die ik hem nadrukkelijk in herinnering breng: Hij trachte nimmer onzen dood te wreken! Ik vergeef al mij nen vijand e n, welk kwaad zij mij ook aangedaan hebben.quot;

-ocr page 99-

V

Wat bleef er no;; over te hopen te midden dier sclirik-tooneelen? Tot niets waren alle blijde uitzichten geworden. Niemand waagde het meer te hopen. Sommigen zagen sidderend in den gapenden afgrond, die zoovele offers iiad geëischt, weder anderen wendden zich af van het schrikbeeld in hun vaderland, maar toch het land der ballingschap bleef hun vreemd, en de verbannene alleen kan gevoelen, hoevelc banden hem aan het vaderland verbinden.

Mijnheer en mevrouw de Montagu hadden van af het begin van het jaar 179?, hier en ginds gezocht naar eene plaats, waar zij eindelijk zouden kunnen rust vinden. Doch te vergeefs, overal waren alle plaatsen met vluchtelingen bezet. Eene enkele schrikwekkende tijding, hetzij van liet oprukken of overwinnen van het Fransche leger was dikwijls in staat, alle emigranten tot vernieuwde vlucht te nopen, daar bij eene mogelijke overrompeling aan de inwoners eener gemeente de wraak van het Fransche leger, en aan de vluchtelingen een zekere dood te wachten stond. De heer de Beaune, die nu bij zijn zoon inwoonde, gaf den raad, naar Engeland terug te keeren. Na rijpe overweging werd

-ocr page 100-

92

daartoe, als don meest vciligen weg, besloten. Ongeveer twintig personen sloten zich bij lien aan. Hunne reis was een getrouw beeld van dien tijd. In snerpende koude moesten zij den Rijn afzakken, gezeten op koffers en allerlei reispakkaadje, geladen in een open rijtuig. De reizigers kwamen beliouden in Holland aan; gekomen aan den toegevroren Maas was men genoodzaakt liet rijtuig te verlaten en te voet den broeden stroom over te gaan. Hoe omzichtig dit ook geschiedde, steeds was men in gevaar van vallen. Mevrouw do Montagu leunde op den arm van haren man, in stilte weeuende, terwijl zij rechts noch links omzag. Menig keer herhaalde zij, zuchtende de woorden: //Doch wee do bevruchte en zogende vrouwen in die dagen \quot; Want spoedig was zij wederom een kind te wachten. De heer de Montagu noodigde zijne vrouw zich door den veerman te laten dragen daar zijn stap toch zekerder, — .ven,quot; voegde mevrouw er zelve bij, //bepaald driemaal breeder dan de uwe is.quot; Na een bang uur was het gezelschap behouden aan den anderen oever gekomen, en na een gelukkigen overtocht zetten zij op nieuw voet aan wal, in Engeland. Hier vernamen zij de tijding van do terechtstelling des konings, welk bericht hen allen schier verpletterde.

De winter en de lente gingen droevig voorbij. Het was paaschmorgen; te midden van een donkeren nacht, kwam op nieuw een heldere lichtstraal aller oogen en harten verlevendigen ; mevrouw de Montagu genoot het voorrecht haar eerstgeboren zoon aan het hart te drukken. De trouwe vriend en huisgenoot, hertog de la Roche-Eaucould en freule Alexandrine de Lucerne, waren de doopgetuigen van den kleinen Alexander, wiens donkere glinsterende oogen en onschüldig lachje zelf den zwaarmoedigen grootvader tot opgeruimdheid en vroolijkheid stemden.

-ocr page 101-

Nog niet huig hadden zij alhier gesamenlijk oen landhuisje gehuurd, of de jobsboodschap kwam, dat alle uitge-wekenen zich naar het binnenland moesten terugtrekken. Engeland had aan Frankrijk den oorlog verklaard, en daarom geloofde men, dat zij aan de kust niet veilig waren. Alzoo eene nieuwe verhuizing, en nieuwe uitgaven! Hoe weinig had mevrouw de Montagu vroeger vermoed, niet welk eene menigte zorgen het woord: //uitgavenquot; het hart zoude overstelpen, zij die voorheen honderde francs met vreugde kon aanwenden, wanneer anderen daardoor werden verblijd of wanneer zij voor zich en de haren daarvoor de genoegens des levens kon verschaffen! Nu was de tijd daar, om met vier francs langer dan een dag toe te komen, en het niet alleen voor zichzelve zóó in te richten, maar ook, om den aan alle gemakken des levens gewenden markies de Beaune daarmede te vrede te stellen. Mijnheer de Beaune had met geduld alle voorkomende ongevallen verdragen, doch al deze kleine beproevingen brachten hom op de pijnbank, en cischten van zijne omgeving geene mindere plichten.

Mevrouw de Montagu begon te rekenen, en zij was eindelijk tot de slotsom gekomen, dat hunne middelen nog drie maanden toereikende waren, maar dan ook bleef hun niets meer over. Zij had dezer dagen gehoord, zoo sprak zij, dat met eene dergelijke som, gedurepde zes maanden te Brussel zou zijn te leven, en daarom deed zij het voorstel, dat hel wellicht beter ware, naar het vasteland terug te koeren. Bit geschiedde. Zij kwamen in België aan, na eene reis vol zorg voor het aanrukkende Eransche leger.

Zij volgden don raad eener vriendin, om zich afzonderlijk van elkander te gaan vestigen, ten einde in hunnen toestand ccnige verlichting te brengen. Mijnheer do Beaune betrok do vertrekken, die door de gravin de Villeroye waren inge-

-ocr page 102-

94-

richt voor ongeveer vijf of zes harer medegeuooteu in liet ongeluk, en wel tot billijke prijzen. Mijnheer en mevrouw de Montagu woonden in bij de edele, vroome familie van deu vroegeren minister-president Rebonrs, met wien de markiezin reeds in Engeland, eene hartelijke vriendschap had gesloten. De lichamelijke en zedelijke kracht van mevrouw de Montagu was gansch uitgeput, en zij werd ernstig ongesteld. Nadat hare ziekte was geweken, werden zij allen door een hotelhouder, tot onbegrijpelijk lagen prijs, van goed en degelijk voedsel voorzien. Had de een of ander nagedacht, dan ware het hem wellicht spoedig duidelijk geworden dat de man, zonder een verborgen weldoener, daartoe niet in staat ware geweest. Mevrouw de Maldeghem, geboren prinses de Chimey, liet bij haren dood na een kastje met valsche diamanten, en een briefje waarin gemeld werd, dat de echte steenen door haar waren verkocht, om hare lijdende broeders en zusters op deze wijze te kunnen ondersteunen.

[n weerwil van deze ondersteuning, kromp allengs de som hunner bezittingen, liet was Januari, streng koud, er kwam gebrek aan brandstof, eindelijk aan — alles. Mevrouw de Montagu was bereid te werken, maar wat te doen in een tijd, waar zoovelen aan den arbeid ongewone personen zich aanboden tot onderwijs geven, of wel tot een of anderen handarbeid? — Haar man was in onderhandeling met een jood, Genala genaamd, wiens scherpe blik wel inzag, dat de dingen in Frankrijk toch niet altijd zóó zouden blijven, en die thans de fondsen voor handen had, om 30000 francs voor een landgoed in Auvergne te besteden, waarvan hij zeker was, dat het hem later de tienvoudige waarde zou opleveren. Dit geld echter ontfingen zij niet in klinkende munt, maar in koopmansgoederen, waarmede zij, volgens Genala, benijdenswaardige winsten konden behalen. Spoedig

-ocr page 103-

was liet Imis, waar zij woonden, gevuld met balen, inhoudende katoen, inanufakturen en allerlei wollen goederen, benevens eene versameling loten, bestemd tot verloting van 100 lior-loges. De schuur was opgepropt vol met rijtuigen, zadels, tuigen en dergelijken. Het ontbrak aan niets dan aan koopers, en toen deze eindelijk verschenen, kwam de onervarenheid der nieuwe kooplieden aan den dag, — al spoedig moesten zij erkennen, dat zij hierdoor nieuwe armoede te gemoet gingen. Zij waren hartelijk verheugd, toen het hun eindelijk gelukte, de geheele versameling goederen voor cenige duizende francs van de hand te zetten.

Uit verlies werd spoedig voor mevrouw de Montagu als niets, tegenover eene veel grootere bekommering. Door do vele duizende vluchtelingen, waarvan Brussel overvol was, werden dikwijls valsche en ware berichten uit het vaderland overgebracht. In weerwil harer navorschingen, kon zij nooit iets omtrent hare moeder en zuster te weten komen. Haar was eindelijk ter oore gekomen, dat haar vader naar Zwitserland was gevlucht. Haar hart werd, in deze dreigende omstandigheden, steeds meer ontvlamd in deelneming met het lijden harer landgenooten. Toen zij kennis kreeg dat tegelijk met Marie Antoinette, ook mevrouw de Durtal, zuster van den hertog de la Roche-Faucould was onthoofd, vertrok zij onmiddellijk in een kouden nacht naar Aken, waar zich do hertog onthield, om hem deze ontzettende tijding op do meest voegzame wijze mede te deelen.

Nauwelijks was zij teruggekeerd, of haar kleine Alexander werd ziek, en stierf na een bitter lijden van negentien dagen. Mevrouw Rebours stond aan hare zijde in deze nieuwe beproeving, bracht haar in hare eigene woning, om haar te verzorgen en op te beuren, doch lang duurde liet, eer in het van alle kanten gewonde hart een enkel troostwoord

-ocr page 104-

06

doordrong; uu somber ging do ceuc dag na don andoren voorbij.

Mevrouw de Montagu ontfing, ongeveer in dezen tijd, toen gebrek begon te dreigen, eene dringende uitnoodiging harer tante do ïossé, eene zuster baars vaders, om haar te Löwenberg, in bet kanton Freiburg, een bezoek te brengen, en op baar landgoed den verderen loop der revolutie af te wachten. He graaf en gravin de ïessé hadden nog bij tijds Frankrijk verlaten, en daardoor nog een deel van hun vermogen gered; zij hadden het landgoed Löwenberg gekocht, waarvan de opbrengst in hun onderiioud voorzag. Het was niet voor het eerst, dat mevrouw de Tesse hare nicht uitnoodigde; deze echter had tot dus verre nog niet kunnen besluiten, haar man en schoonvader in kommervolle omstandigheden achter te laten. Nu echter kwamen allen tot het besluit, dat eene verandering beslist noodig was. Eenstemmig werd tot de afreize besloten, te meer daar mevrouw de Tessé de middelen daarvoor had overgezonden, niet in geld, (want ook in Zwitserland was geld zeer schaars) maar in eene kostbare gouden doos, een gesclrenk door mevrouw de Main-tenon aan den maarschalk de Noailles vereerd, en van toen af als familiestuk in waarde gehouden. De doos werd door Lord Douglas of Gcnberry voor 1300 francs gekocht.

Zoowel de boeren do Montagu, als de Beaune hadden moeite zicb aan het denkbeeld eener scheiding te gewennen, daarom besloot do hoor de Montagu eene uitnoodiging van den markies do Salles, grootvader van moederszijde, te aanvaarden, en naar Constanz te vertrekken, dat evenwel nog veertig uren van Löwenberg was verwijderd. De heer de Tïeaune vatte het voorneme;i op zich ergens aan het meer van Constanz te vestigen.

De reizigers kwamen in redelijken welstand te Constanz aan, waar zij door den grootcn kring der onderscheidene buisgc-

-ocr page 105-

07

zinnen met liefde werden ontfangen, welke allen zich alhier in het oord der ballingschap, om den tachtigjarigen en eer-waardigen heer do Salles hadden versameid. De heer do Salles was goeverneur van den Elzas geweest, en had ten gevolge der revolutie al zijne goederen en waardigheden verloren, en toch te midden zijner medeverbannenen in en om Constanz oefende hij eene soort van regeering uit, die ieder zich gaarne liet welgevallen. Zijne bijna even oude vrouw was in onvermoeide bedrijvigheid in huis bezig, als waren do plichten der armoede haar niet onbekend. Terwijl haar gezicht menigwerf te kort schoot, had zij een barer kleinkinderen steeds bij zich, dat zij door vertelling en onderwijs aan zich verbond, en dat dan ook voor de grootmoeder de draad in het oog der naald stak. De gravin de Pare, haar oudste dochter, was van af den vroegen morgen bezig, om kleeding-stukken te vervaardigen voor de rijke boeren in den omtrek, waardoor zij dagelijks hare 30 sous kon verdienen. Hare jongere zuster hield zich met anderen arbeid bezig, en verzorgde do vele kleinen in huis, met hartelijkheid en godsvrucht, waardoor ieder toeschouwer met liefde en achting voor haar werd vervuld.

Ilier had mevrouw de Montagu gaarne hare tent willen opslaan! Als ware zij reeds sedert lang burgeres geweest zoo aangenaam werd haar het verblijf gemaakt, doch zij wist dat zij door mevrouw de ïessé werd verwacht en zoo duurde haar oponthoud slechts veertien dagen. Zij verliet Constanz. Haar man vergezelde haar twee uren ver, eu verder nam zij den tocht alleen naar Löwenberg aan.

De graaf de Tessé was een Spaansche grande van ouden adel, versierd mot verscheidene ridderorden, vroeger eerste stalmeester van Marie Antoinette en gewezen afgevaardigde van het parlement, Over het beheer zijner goederen was hij

7

-ocr page 106-

98

somtijds in onrust, deed nu en dan kleine tochtjes, en liet slechts weinig van zich hooren. Mevrouw de Tessé daarentegen was eene buitengewoon levendige vrouw, met helder flikkerende oogen, een gelaat, dat, hoewel een weinig door de pokken geschonden, echter nog de sporen van vroegere schoonheid verried. Haar mond was fijn besneden en klein, hoewel door een gedurig zenuwachtig trekken bij het spreken daarin groote verandering kwam. Zij was eene bij uitstek zachtmoedige vrouw; voor zichzelve kwam zij nooit tot inwendigen vrede, omdat zij als naarstige volgelinge van Voltaire, haar rust niet bij God, maar bij de rede zocht, en omdat hare politieke begrippen door de gruwelen der revolutie één te harden stoot hadden ontfangen, waarvan zij dag op dag proefondervindelijk de gevolgen kon aanschouwen.

Tegen de geestelijkheid, van welke richting dan ook, voedde zijn een bepaalden afkeer, doch nauwelijks had zij vernomen, dat in het naburige Gormund drie uitgewekene priesters in diepe armoede leefden, of zij zond hun dagelijks eenige levensmiddelen, voornamelijk groenten uit haar tuin. Zeker eene tegenstelling van theorie en praktijk, waardoor mevrouw de Montagu zoo zeer werd getroffen, dat zij van datzelfde oogenblik af dagelijks den moestuin begoot, doch niet verder dan de brandnetels, die in haar zorgvuldig aangelegd park nooit zouden zijn gevonden.

Met stillen, weemoedvollen ernst, zocht mevrouw de Montagu zich deze nieuwe levensomstandigheden eigen te maken; maar meer en meer kwam haar voorgevoel tot zekerheid, dat hare moeder en zusters niet meer onder de levenden waren. Zij had gehoord, dat haar oom en tante Mouchy onder de guillotine gevallen waren, en van toen af knielde zij iederen dag voor God neder op de uren, waarin te Parijs de karren naar het schavot werden gevoerd, en worstelde

-ocr page 107-

99

in liet gebed voor allen, die op uieuw ten doode werden geleid. Aan hare tante durfde zij hiervan niets mededeelen. Zij zou niet door liaar begrepen zijn geworden. Dikwijls aan haar man te schrijven, daarvoor waren hare bekrompen middelen niet toereikende, en menigmaal scheen het haar toe, dat zij deze smart in haar binnenste alléén had te dragen. //Ik gevoel mij krachteloos en onbekwaam tot alles,quot; zoo schreef zij in haar dagboek, no mijne ziel, zult gij u dan immer door uwen lichamelijken toestand laten beheerschen, die een afkeer van den dood heeft, omdat hij geen deel aan de onsterfelijkheid heeft? Gij weifelt, om u gewillig te onderwerpen aan al het lijden dat u nog wacht! Gij vreest, geene moeder meer te bezitten, eene moeder die u een eeuwig leven in deze wereld zou hebben toegewenscht, dat gij gansch en al onwaardig zijt. — O, mijn God! vereenig mij met haar, of help mij!quot;

Eindelijk ontfing zij het bericht dat haar vader zich in Waadland bevond, eu nu hoopte zij uit de pijnlijke onzekerheid verlost te worden. Zij verzocht hare tante, haar het noodige geld te verstrekken, ten einde haar vader te kunnen opzoeken. Mevrouw de Tessé bestelde een licht wagentje en gaf haar een harer huisgenooten, den jongen heer von Mun mede, //opdat zij niet ganschelijk door hare droefheid zou worden verslonden.quot; Deze gaf zich alle moeite, haar door vroolijk gesnap op te beuren en mevrouw de Montagu, dio steeds allen die haar omgaven met oplettendheid behandelde, was niet ongevoelig voor zijne vriendelijkheid, hoe zwaar het haar ook viel. Twee dagen harer reis spoedden ten einde, en plotseling ontdekte zij op de vlakte een wagentje met groote snelheid op haar aankomend, waarvan de voerman gedekt was tegen de gloeiende zon door een groene, katoenen parapluie. Spoedig waren de rijtuigen in elkanders nabijheid, mevrouw

7*

-ocr page 108-

100

de Montagu lette nauwkeurig op den man met de katoenen parapluie, — liet was haar vader, de hertog de Noailles; doch zijne trekken waren zóó ontdaan, dat zijne docliter hem eerst slechts aan de stem herkende.

Dadelijk vraagde hij haar, of zij bekend was met de berichten uit Parijs, en op het ontkennend antwoord, waardoor zij hare ontzetting en verslagenheid liet blijken, antwoordde hij onmiddelijk, dat ook hij zelf niets wist. De heer von Mun verzocht naar het naaste dorp terug te rijden. Door onuitsprekelijken angst gefolterd, verliet mevrouw de Montagu het rijtuig, leunde tegen een boom, bedekte haar gelaat met beide handen en bad God in stilte, dat Hij haar nooit zou verlaten! Mijnheer de Noailles' trad schreiend op haar toe, en verzocht haar tot aan het volgend logement, hem niets naders te vragen. Geheel door smart overweldigd, liet zij zich, door haar vader, naar zijn rijtuig brengen, waar hij vervuld met medelijden zijn arm om haar middel hield, terwijl hij met de andere hand het paard bestuurde. Nauwelijks waagde zij het zich te verroeren, eindelijk kwam de vraag haar over de lippen of haar zuster de Grammont noch leefde? Haar vader antwoordde hierop, dat hij van haar geene tijding had ontfangen. Meer spreken kon zij niet, van nu af had zij eene nevelachtige voorstelling der dingen. De gedachte, dat zij haar eigen wil en de wenschen van haar hart ten offer moest brengen, vervulde haar uitsluitend. Dan weder traden verwilderde gestalten voor haren geest, en zag zij zich reeds gezeten op do kar, die haar naar do guillotine bracht, om binnen weinige oogenblikken met hen, die den strijd hadden volstreden, te worden vereenigd.

Eindelijk kwamen zij te Meudon. Flier sloot de hertog zich met zijne dochter in een klein kamertje op, en deelde haar met bewogen stem mede, dat hij zijne moeder had

-ocr page 109-

101

verloren. Eon doodelijke bleekheid overtrok het gelaat zijner doehter, zoodat hij geheel verschrikt ophield. Maar hare donkere groote oogen waren strak op hem gevestigd, en zij bemerkte dat hij nog niet alles gezegd had. //En ik, vader!quot; riep zij handenwringend, „heb ik mijne moeder verloren?quot; Hij antwoordde daarop, dat hij voor het leven zijner vrouw en zijner dochter Noailles niet zonder zorg was.

Mevrouw de Montagu stiet, bij het hooren dezer woorden, een , doordringend gegil uit, viel op hare knieën en riep luide: //Mijn God, mijn God! geef ons geduld en moed, opdat wij ons aan U onderwerpen \quot; De hertog weende met haar, en bezwoer haar tot haar zelve te komen. Zij hoorde hem niet, en hare opgewondenheid nam toe. Plotseling verrees voor haar het beeld harer moeder, haar vroomheid en moed, en het was haar, als hoorde zij eene stem, waarmede de hertogin, veeltijds in dagen van beproeving, een kerklied had aangeheven. — De tcu doode toe bedroefde begon in haar vlijmende smart eerst met bevende, maar allengs met luider stem te zingen het //Magnificatquot; (de lofzang van Maria, Lukas 1:46, en vervolgens, //Mijne ziel maakt groot den Heer,quot; enz.) Zij stond op en knielde weder neder. Aan haar geheele lichaam bevende, en mot gevouwen handen begon zij efn gebed, dat zij dikwijls van hare moeder gehoord had, en verscheidene mnlen herhaalde zij met luider en verheven stem dat gedeelte, waarin wij voor onze vijanden bidden, opdat ook ons vergeven worde. Dit gebed schonk haar de kracht oni op te staan en met haar vader wederom in het rijtuig plaats te nemen, waarop de tocht naar Löwenberg werd aangevangen. Mevrouw de ïesse ijlde haar broeder en nicht tegemoet, en omarmde beiden ouder tranen. Zij was geheel buiten zich zelve bij het hooren der kommervolle tijdingen en met al de

-ocr page 110-

102

levendigheid, haar karakter eigen, werden de deugden door haar herdacht van allen, die deze wereld hadden verlaten.

Na eenige dagen kwamen enkele Transche nieuwsbladen aan; men vond daarin eene opgave van 46 personen, die den 22sten Juli hun leven onder de guillotine hadden geëindigd, Onder dit getal werd ook genoemd mevrouw de Noailles, echtgenoot van den maarschalk, haar schoondochter en haar kleindochter. Maar wat was dat voor de bedroefde harten ? Zij smachtten naar berichten omtrent de laatste dagen hunner geliefden. Zoowel de lichamelijke als de geestelijke kracht van mevrouw de Montagu was door het lijden zoozeer ondermijnd, dat hare betrekkingen aan haar herstel wanhoopten. Onmiddellijk was haar man naar Lüwenberg gekomen, en met innige liefde deelde hij in haar lijden. Haar vader en al hare verdere betrekkingen spanden alles voor haar in, maar slaap en rust waren van haar geweken. Een oud vriend, Theodoor de Lameth, die als banneling in Waad-land zijn verblijf hield, vernam dat, en hij liet mevrouw de Montagu het aanbod doen, om door zeker onderhandelaar, Treboux genaamd, eenige tijdingen omtrent hare betrekkingen in te winnen.

Deze toch was sedert het begin der Fran.;che revolutie in dienst van mevrouw de Staël, en onder de meest verschillende vermommingen was het hem gelukt in Frankrijk te komen. Op plaatsen, die alleen aan hem en sommige ingewijden bekend waren, had hij nu en dan een of twee gevangenen bevrijd en behouden over de grenzen naar Zwitserland gebracht. Treboux beloofde dan ook den heer de Lameth, tegen eene tamelijk groote belooning, hem be-trouwenswaardige narichten te verschaffen omtrent mevrouw de Grammont en mevrouw de Lafayette.

Deze hoop was de eerste lichtstraal, die in den donkeren

-ocr page 111-

103

nacht voor mevrouw de Montagu opging. Nadat zij den bode met brieven had voorzien, en hem alle noodige aanwijzingen had gedaan, besloot zij de uitnoodiging der familie de Salles aan te nemen, en eenigen tijd te Constanz te gaan doorbrengen. Hier, waar de geheele inrichting van het huiselijk leven haar aan hare zalige moeder en aan hare zuster herinnerde, leefde de bedroefde wederom op. Zij woonde niet in het huis, maar in de nabuurschap, en kwam iederen morgen ten negen ure deel nemen aan de morgen-godsdienstoefening der familie, en mede het gering stukje droog brood gebruikeu, dat voor allen het geheele ontbijt uitmaakte. Tot den tijd van het middageten trok zij zich terug, las, bad en stelde eene levensbeschrijving van hare moeder op, die, jammer genoeg, verloren is gegaan. Het overige gedeelte van den dag bracht zij bij de haar zoo dierbare familie door. De heer de Salles voldeed aan eene innige behoefte van haar hart, daar hij op den 23sten September een plechtige uitvaart voor allen, die door de guillotine waren gedood, tot stand bracht. Aan den grijzen aartsbisschop van Parijs, die te Constanz woonde, werd de leiding toevertrouwd, en alle uitgewekenen der omstreek kwamen tot bijwoning bijeen. Mevrouw de Montagu begaf zich vroeg ter kerk; onderweg werd haar een brief overhandigd, waarvan alleen het gewicht voldoende bewees, dat daarin meer dan een vluchtige brief van hare tante de ïessc was besloten. Tijdingen uit Frankrijk! W at zou zij spoedig den brief hebben opengemaakt! Maar mocht zij zich daardoor laten storen in de vcreischte aandacht voor de godsdienstoefening ?

Neen, ook hier onderdrukte zij het gevoel en den wensch van haar hart. Na afloop van den dienst spoedde zij zich naar haar kamertje en opende knielend de enveloppe. De eerste

-ocr page 112-

104

brief was een kort bericht van mevrouw dc Tessé, meldende dat Treboux uit Prauclie-Comtc was teruggekeerd, en dat hij daar deu heer en mevrouw de Grammont in goede gezondheid had aangetroffen. Mevrouw de Grammont had den bode brieven medegegeven, die zij, om ze goed te verbergen, niet op papier, maar op battisten doeken had geschreven en in een reistasch tusschen de voering en liet overtrek had ingenaaid !),

Mevrouw de Grammont begon het verhaal van al hetgeen zij en hare betrekkingen hadden doorleefd, met deze woorden: ff Gij leeft dan nog, lieve zuster, of ook uw offer is nog niet volkomen gebracht, gelijk dat onzer betrekkingen, die door God zijn weggenomen! Sedert het bericht hunner terechtstelling kan ik slechts aan den voet van het kruis

1) Op gelijke wijze werd in dien tijd menige groet uit het vaderland aan dc yerbannenen overgebracht. De graaf d'Ormond was met zijne gehecle familie naar Zwitserland gevlucht. Alleen zijne oudste dochter, die tijdens de vlucht zich bij hare grootmoeder in Auvergne bevond, kon Frankrijk niet meer verlaten. De ouders zonden een vertrouwd dienaar heen, maar in spijt van allo omzichtigheid was het hem niet mogelijk, het teedcre meisje zoo te verkleeden, dat zij niet, als tot eene aristokratische familie behoorende, ware herkend Kwam deze dienaar eenmaal in Auvergne, dan duchtte men geen gevaar meer onder de trouw gebleven onderdanen. Jacques vermomde zich als handelaar in kunstbloemen. In eene eenigzins verbleekte rozenknop, die geen aantrekkelijkheid voor de koopers kon hebben, verborg het omzichtige meisje een diamant van groote waarde, in eene tweede kleinere edelgesteenten, en tusschen dc van dun papier gevormde blaadjes waren enkele aanteekeningen geschreven, terwijl in een laadje van een bordpapieren doosje de brieven waren verborgen. Het jeugdige meisje werd eindelijk tot de vlucht gedrongen, ten einde te ontsnappen aan het voornemen van den zoon van een slachter, die met haar „als goede burgeresquot; in het huwelijk wcnschte te treden. Eerst eenige jaren later gelukte het haar naar bare ouders en zusters te ontkomen.

-ocr page 113-

lor,

verwijlen, waar zij dagelijks tot aan hun laatstcn snik liuime wcuschen, gebeden en woorden van zegen nederlegden, die nu meer dan ooit onze vreugde en hoop moeten uitmaken. Vóór dat ik u van hun verscheiden meld, bericht ik u dat ik Eupliemie, de dochter van onze zuster de Noailles, tot inij genomen heb, en hare beide zonen mot hun goeverneur, den voortrellelijken en getrouwen Grelet, dagelijks verwacht.

//Ons blijft nu over, naar de stem te luisteren van de moeder der Makkabeën, die ons vermaant den blik ten hemel te heften, en daarheen te richten onzen geest, ons hart, ja al onze gangen. Zouden op onzen korten pelgrimstocht ernstiger zorgen en vrees ons kunnen vervullen, dan die, dat wij het doel zouden missen? Ach, laat ons ter bereiking daarvan al onze krachten in beweging brengen. Gij in het bizonder, lieve zuster! gij, die de eenige onder ons zijt, aan wie wij met eenige gerustheid kunnen denken, en die dicht genoeg bij onzen lieven vader woont, om in Gods hand wellicht het middel te worden, dat ook het doel van Gods erbarming hier beneden nog aan hem worde verheerlijkt.

//De toestand van uw eigen hart komt met dien van het mijne overeen. Sedert ons afscheid is de Heer driemaal op wonderbare wijze mij nabij geweest, en heeft mij in doodsangst voor bezwijken behoed. Maar, onze Adriënne! (mevrouw de Lafayette) Welke verwonderlijke kracht van onze Adriënne! Dezelfde macht, die ons schraagt, houdt ook haar staande in hare gevangenis, want van waar anders komt haar moed? Ik maak gebruik van deze duizendmaal gezegende gelegenheid, om u van den schrikkelijken, doch zoo zaligen overgang onzer geliefden, alles wat ik weet mede te doelen. Met u en met alles, wat ons hier beneden dierbaar is, leg ik mij aan het hart onzes Gods neder. Laat

-ocr page 114-

106

ons daar altijd voor alle onrust van onzen geest en ons hart rust vinden, eu daar te zameu vereenigd zijn bij alles, wat hier op aarde nog voor ons te werken overblijft.quot;

De maarschalk de Noailles, de grootvader der zusters, was in Augustus 1793, in hoogen ouderdom gestorven. Zijn langdurig ziekbed had zijne schoondochter en zijne kleindochter de Noailles in Frankrijk doen achterblijven, en genoodzaakt hare woning te Parijs te verlaten en naar het slot van den maarschalk te wijken, waar zij de tachtigjarige echtgenoote van den maarschalk, zwak en bijna kinds aantroffen. De vicomtesse de* Noailles zou met hare kinderen haar man naar Amerika volgen. Toen zij zich echter, na den dood haars grootvaders, tot de afreis gereed maakte, werd zij met hare moeder en grootmoeder onverwacht onder //politiek toezicht,quot; gesteld, dat wil zeggen, zij werden in hun eigen hotel gevangen gehouden en konden geen stap meer doen, zonder de meest strenge bewaking. Toch gelukte het een vroom priester, Carrichon genaamd, hen, in burgerkleeding, dikwijls te bezoeken, en aan de bedroefden de troost van den godsdienst te brengen. De berichten, die hij haar medeJeelde, deden haar het groote gevaar waarin zij zich bevonden, erkennen en bij zekere gelegenheid vraagde de vicomtesse aan Carrichon, of hij, wanneer zij naar de guillotine zou worden gebracht, moed genoeg zou bezitten, haar naar het schavot te vergezellen? Carrichon ontstelde, maar na een oogenblik aarzeleus, hernam hij, dat hij het als zijn plicht beschouwde, eene dergelijke bede niet af te slaanwanneer zijn leven voor deze wereld nog tot nut zouden kunnen verstrekken, was God in staat hem zoo lang in zijne hoede te nemen. Wat ook geschieden mocht, hij zou haar naar de plaats der terechtstelling geleiden. De afspraak werd gemaakt, dat hij, in dat geval, een blauw kleed met rooden kraag zou dragen,

-ocr page 115-

107

opdat de dames, aan dit teeken, hem zouden kunnen onderkennen.

In April 1794, werden de grootmoeder, de moeder endedoeh-,ter Noailles naar de gevangenis het Luxemburg gevoerd, waar de hertogin hare zuster en haar zwager, den maarschalk de Mouchy, vond, welke reeds vijf maanden in gevangenisschap hadden doorgebracht. De gevangenis het Luxemburg was eenmaal het voorouderlijke kasteel der beide zusters geweest. Het bekrompen insteekkamertje, waar zij nu waren opgesloten, bevond zich boven de kamer, waar zij geboren waren en eens hun huwelijksfeest hadden gevierd. Twee maanden leefden de familieleden hier met elkander, terugziende op het gelukkig verleden, en met eene schrikkelijke toekomst in de toekomst. De maarschalk en zijne vrouw werden naar het schavot gevoerd. —De zusters omarmden elkander en scheidden tot een spoedig wederzien in den hemel!

Onder de gevangenen bevond zich ook de vroome weduwe van den godloozen hertog Filips van Orleans, welke den 7cien November 1793 de doodstraf onderging. De hertogin was zwaar ziek, en lag op een erbarmelijk leger, zonder zich een matras te kunnen verschaffen. De hertogin de Noailles, die een paardenharen matras bekomen had, schonk de hare, en verpleegde de zieke met hartelijke nauwgezetheid, terwijl hare dochter, mevrouw de Noailles (echtgenoote van den maarschalk) haar verzorgde, haar strooleger schudde, haar aankleedde, het haar opmaakte, en ook hare zorgen aan den grijzen maarschalk de Mouchy en zijne vrouw wijdde. Zij maakte de bedden op, reinigde al liet keukengereedschap en bond zich iederen avond een of twee banden om den arm, opdat wanneer hare grootmoeder of tante iets noodig mocht hebben, zij dadelijk gereed zou kunnen zijn.

Danr dagelijks eenige gevangenen naar liet schavot werden

-ocr page 116-

10S

geleid en nieuwe ongelukkigen werden binnengebracht, zoo waren de overblijvenden steeds bekend met alles wat er in Parijs voorviel. De vicomtesse had daarenboven nog gelegenheid gevonden, om eenige gemeenschap met den heer Grelet te onderhouden. Twee- of driemaal per week vertoonde zij zich, onder voorwendsel van eenige frissehe lucht te genieten, op een afgesproken uur, op het balkon voor zeker venster, van waar zij in een naburigen tuin, hare drie kinderen onder opzicht van hun goeverneur kon zien. ]Vu en dan was liet haar mogelijk den heer Grelet briefjes te doen toekomen. In haar laatste briefje schreef zij: //God sterkt mijne kracht, en zal mij verder kracht geven, ik hoop vast op Hem. Vaarwel ! Wees verzekerd, dat mijne erkentelijkheid voor alles, wat ik u verschuldigd ben, mij vergezelt voor Gods troon. Zonder u, wat zou er van mijne kinderen geworden zijn! Vaartwel, Alexis, Alfred, Euphemio! Laat God wonen in uwe harten al de dagen uws levens. Houdt u dicht bij Hem, bidt voor uw vader, draag zorg voor zijn waar geluk! Denk aan uwe moeder, wier hoogste wensch daarin bestond, u op te voeden voor eene zalige eeuwigheid. Ik vertrouw u weder te zien voor Gods troon, en aan u allen geef ik mijn laatsten zegen.quot;

Het schrikbewind volgde het plan de gevangenissen zoo spoedig eenigzins mogelijk was te doen ontruimen, en voor iedere guillotine dagelijks minstens van veertig tot zestig slachtoffers gereed te hebben. Onder deze omstandigheden kon van een formeel verhoor geen sprake zijn: aan de gevangenen werd eenvoudig het doodvonnis voorgelezen waarbij zij werden bestempeld als //gevaarlijke verraders des vaderlands en der vrijheid.quot; Op zekeren avond werd ook aan de drie dames do Noailles deze treurmare bekend gemaakt, en haar bevolen zich tegen den volgenden morgen gereed te houden. De oude dame

-ocr page 117-

109

verstond nauwelijks wat er aan de hand was. üc beide andere dames vertoonden zich kalm en bedaard aan het bed van de hertogin van Orleans, zoodat deze niet vermoedde, hoe spoedig het afscheid van deze trouwe vriendinnen zou plaats hebben. De hertogin werd echter door beide op de aanstaande ure langzaam voorbereid. De vorstin was levendig getroffen, haar toch stond ook alle dagen hetzelfde lot te wachten. IJet was de 21stc Juli. Tegen 5 ure 's namiddags werden de gevangenen naar de conciergerie overgebracht. De hertogin las in het boekje: '/De navolging van Christus door Thomas ii Kempis.quot; — In haast schreef zij op een stukje papier liet volgende: //Mijne kinderen! moed en gebed.quot; Dit papiertje werd door haar als bladwijzer gelegd bij het schoone hoofdstuk : vover het kruis.quot; Toen drukte zij liet boek aan haar hart, en reikte bet over aan de hertogin van Orleans met liet verzoek, om, zoo haar leven werd gespaard, het nan hare kinderen, als een laatst bewijs harer liefde ter hand te stellen. Eene opdracht, die getrouw is gevolgd.

Mevrouw de Noailles was tot dusverre bedaard gebleven, maar toen zij de namen harer dochters noemde, verliet haar de steeds betoonde standvastigheid, en heete tranen bedauwden het boek, waarvan de sporen nog heden te zien zijn.

De gevangenen kwamen in do conciergerie, waar zij door vermoeidheid uitgeput nedervielen. Daar geene bedden genoeg voorhanden waren, bood mevrouw do Lavet eene der gevangenen, de grijze echtgenoote van den maarschalk, hare matras aan. De hertogin ging geheel gekleed op een leger van stroo liggen, en noodigde hare dochter uit hetzelfde te doen, waarop de vicomtesse tot antwoord gaf: //Waarom nog te rusten aan den vooravond der eeuwigheid?quot; Zij verzocht daarop, volgens het verhaal van mevrouw do Lavet, een gebedenboek en bleef den ganschen nacht op in stille overpein-

-ocr page 118-

110

zing. Den volgenden morgen bracht men den gevangenen een ontbijt. Het avondeten was vergeten geworden. De vicomtesse bracht met groote zorgvuldigheid zoo wel hare kleeding als die van hare grootmoeder in orde, en bood hare hulp ook hare moeder aan, die haar intusschen weemoedig afwees, terwijl de oude dame, zonder te weten wat zij deed, haar doodvonnis in de handen frommelde. Het sloeg negen uur. //Moed, lieve moeder,quot; sprak de vicomtesse, '/nog één uur hebben wij te doorworstelen.quot;

De soldaten traden binnen. De scheidenden omarmden de achterblijvenden. De vicomtesse bedankte mevrouw de Lavet op de haar aangeboren beleefden toon, voor hare op gisteren bewezen vriendelijkheid en voegde er nog bij: //Uw gelaat vertelt nog wat goeds, gij zult niet ter dood gebracht wordenquot; (Dat is ook niet geschied). De gevangenisdeuren werden achter de ongelukkigen gesloten, en zij betraden den laatsten weg der smarte. Alle drie ontfingen plaats op een der zes karren, die gesamenlijk de conciergerie verlieten. De planken waarop zij zaten waren niet van leuningen voorzien, hare handen op den rug gebonden. Zoo ging de schrikkelijke tocht voorwaarts. Er brulde een hevige storm, waardoor de muts der oude dame in de war geraakte, en hare sneeuwwitte lokken in den wind fladderden. De vicomtesse scheen slechts met ééne gedachte vervuld te zijn; of de abt Carrichon zijn belofte zou gestand doen, en de laatste absolutie zou kunnen schenken! Zij zag naar alle zijden om in de dichte volkmassa, en menigeen stond in bewondering over het jeugdige meisje, //dat er in het geheel niet treurig uitzag.quot;

De goeverneur der kinderen van de Noailles was reeds in den vroegen morgen bleek en ontdaan bij den priester binnengetreden. Hij deelde mede, dat de dames veroordeeld waren, en dezen morgen het schavot zouden betreden. De

-ocr page 119-

Ill

priester verschrikte, greep met bevende hand naar het afgesproken teeken, omarmde de kinderen, die binnen eenige oogonblikken weezen zouden zijn, drukte krampachtig de hand van Grelet, en ijlde voort. Overal, waarheen hij zich ook wendde, waren de straten zoowel door liet volk als door de troepen zoodanig versperd, dat hij eindelijk omkeerde, en bij zich zeiven het geloof trachtte te doen ingang vinden, dat hij het zijne had gedaan, en dat het nu goed zou zijn naar huis terug te keeren. Plotseling echter ziet hij een zijweg; hij gelooft het is zijn plicht, dien in te slaan. Weldra ontdekt hij de vrouwen; hij ziet, hoe de vicomtesse zich naar alle zijden wendt, en eindelijk tot hare moeder spreekt, als wilde zij zeggen: //Carrichon is er niet!quot; De neerslachtige uitdrukking van het gelaat der ten doode gewijden ontvlamde zijn moed, en met inspanning drong hij door de menigte. Maar het duurde lang, vóór zij hem herkenden, en telkens hoorde hij de stem van binnen: „Gij hebt genoeg gedaan.quot; De storm nam in lievigheid toe, de regen viel in stroomen neer, en de menigte geraakte daardoor een weinig uiteen. Nu gelukte het aan Carrichon in de nabijheid der kar te komen. Een heldere vreugdestraal, een hemclsch lachje werd zichtbaar op het gelaat van moeder en dochter.

De priester ging nevens de kar voort zonder een woord te spreken, het onderhond werd door hunne blikken gevoerd. Carrichon gevoelde zich bezield met een buitengewonen moed. Hij trad nog een stap nader, en maakte een teeken, waarop de vicomtesse zich fluisterende tot hare moeder wendde: //Mama, de abt Carrichon is bereid ons de absolutie te schenken.quot; Het hoofd van beiden zonk op hunne borst, om daardoor zoowel het waar berouw als hunne volkomene onderwerping te kennen te geven. De

-ocr page 120-

113

abt Carriclion hief de hand op en sprak op tamelijk luiden toon, met ongedekten hoofde de woorden der absolutie, terwijl de bliksem flitste en de donder rolde. De stoet had de plaats der terechtstelling bereikt. Op dit oogenblik brak de zon door de wolken. De karren stonden stil, en de

menisrte stroomde wederom saam. De beulen traden koel-^ *

bloedig toe, met rozen in den mond. üe drie dames de Noailles stegen achtereenvolgens uit. De oude dame werd, uithoofde van haren gebrekkelijken toestand, op een houten bankje in de nabijheid der guillotine geplaatst. Zij was de derde in de rij, en trad met rustigen tred naar de machine. Carrichon drukte ziju hoed diep voor het gezicht, en naderde de moeder en dochter. De laatste zeide half fluisterend tot hem: //Ons offer is volbracht! Hoe vele geliefden laten wij achter! maar God, in zijne barmhartigheid, roept ons. Wij zullen hen niet vergeten. Breng ons laatste vaarwel aan hen allen over, en neem onzen dank aan! Mogen wij elkander in den hemel weder ontmoeten! Vaarwel!quot;

De hertogin de Noailles was do zesde, die het schavot betrad. Haar gansche houding gaf ootmoed en geduld te kennen, even als zij vroeger tot de tafel des Heeren was genaderd. De beul rukte haar bij liet nederknielen de muts af. Men zag dat dit haar smart veroorzaakte, daar de muts door een speld aan,het haar was herbonden. Onmiddellijk op haar volgde hare dochter, die zoowel hare moeder als hare lotgenooten nog tot het laatste oogenblik trachtte moed in te spreken en op te wekken.

Nevens haar stond een jong man, dien zij had hooren vloeken, toen zij den voet op den bloedigen trap zette. Nog eenmaal wendde zij zich om, en sprak op een smeekenden toon: //Om Gods wil, smeek om vergeving!quot; Ecu oogen-blik daarna, en — haar hoofd viel.

-ocr page 121-

113

Dc abt Carrichon ging keen, niet met een gevoel van ontzetting, zoo als hij zicli had voorgesteld, maar vervuld met die vreugde, welke door de eerste Christenen werd gesmaakt, wanneer zij bij den dood hunner medeverlosten den hemel hadden zien opengaan, en hunne ontboeide zielen in heerlijkheid zien opnemen!

Dit alles werd door mevrouw de Grammont aan hare zuster en haren vader medegedeeld. Wanneer ook de wonden der verbannenen daardoor op nieuw begonnen te bloeden, toch was de zalige verlossing hunner lievelingen hun tot rijken troost. Mevrouw de Montagu, in het najaar naar Löwenberg terugkeerende, had het voornemen opgevat, Treboux, den boer uit den Jura, die hare zuster gezien had, een bezoek te brengen. Zij vertrok nu naar St. Cergues, zijne woonplaats; daar gekomen, vernam zij, dat Treboux, met nieuwe instruktiën, door Mevr. de Staël medegegeven, naar Parijs was teruggekeerd.

Mevrouw de Staël leefde met haar vader, de voormalige Pransehe minister Necker, op het landgoed Coppet, dat den ongelukkigen verbannenen tut toevluchtsoord verstrekte. Niemand wist, hoe het aan Treboux gelukte, niet slechts van uit Parijs, maar zelfs, aan de ter dood veroordeelde gevangenen in de gevangenissen de vrijheid te hergeven. Niemand vermoedde, dat zelfs in het voorvertrek van Robespierre, in de gedaante zijner eenige zuster, een goede engel rondwaarde, die de schreiende beden ondersteunde, allen waarschuwde, die onvoorzichtig in zijne nabijheid kwamen, om den geweldhebber niet te naderen, en in de stilte van den avond alles in het werk stelde, ten einde haar broeder in beteren luim te brengen, zoodat zij als middelares optrad voor vele ongelukkigen en verscheidene van het schavot tot het genot der vrijheid werden teruggebracht.

S

-ocr page 122-

VI.

Vier en dertig jaren waren voorbijgegaan, sedert de laatste offers der revolutie waren gevallen. Zoowel de redders als de geredden uit die dagen waren voor het meerendeel gestorven. Napoleon had zijne oorlogen gevoerd, en was gevallen. De beide broeders des vermoorden konings hadden onder den titel van Lodewijk XVIII en Karei X geregeerd. De Julirevolutie van het jaar 1830 had hen op nieuw tot bannelingen gemaakt, en den zoon van Philippe Egalité werd de troon van Frankrijk geschonken.

Daar lag in een donker zoldervertrekje te Parijs eene vrouw op haar sterfbed. Mejufvrouw Kaymond, zoo noemde zij zich zelve, had gedurende dertig jaren, in eea stil, afgelegen, doch vriendelijk kwartier van Parijs gewoond en was aldaar als weldoenster van alle armen en zieken bekend. Maar niemand kwam tot haar, alleen een oude priester die meestal, door zijne bemiddeling, hare weldaden aan de bedoelde personen deed toekomen. De meest ontwikkelde zijner parochianen hadden in den vikaris spoedig den ijverigen Jansenist herkend. Velen gevoelden zich daardoor aangetrokken, niemand deed het afkeer opvatten, allerminst mejufvrouw Eaymond, die de heerlijke boekwerken der Jansenisten met genot had

-ocr page 123-

115

doorgelezen. Van af liet jaar 1815, toen de liourbons den troon wederom hadden ingenomen, werd ieder kalf jaar een pakket met geldswaarde door haar ontfangen. De eerste malen las men het opschrift: waan onze weldoenster,quot; en herkende men het koninklijk zegel. Met de hernieuwde verbanning der Bourbons waren deze geldzendingen gestaakt. Jufvrouw Raymond had hare toenmalige woning verlaten. Een man, wien zij vroeger in ziekte en nood had bijgestaan, gelukte het, na herhaalde pogingen, het armoedige kamertje te vinden; hij wenschte zijner voormalige weldoenster op eenigerlei wijze dankbaarheid te betoenen. Met dank jegens Gods vervuld, die haar ook nu niet verliet, reikte de stervende de haud aan haar vriend. Haar leven was ten einde, en den laatsten schrik en afkeer harer medemenschen overwinnende, ontdekte zij aan haren vriend, dat zij de zuster van Robespierre was. Zij begon te verhalen, en voerde den vriend terug eerst naar Arras, in het huis harer ouders; toen naar Parijs, waar zij bij haren broeder bleef, ook den tijd toen zij ontwaarde, dat hij den verkeerden weg bewandelde; eindelijk ontstond eene scheiding, en Charlotte verliet het huis haars broeders. Na de volledige uitbarsting der revolutie, keerde zij, door haar biechtvader vergezeld, tot haren broeder terug, zorgde voor zijne huishouding, en worstelde nacht en dag voor het behoud der ziel haars broeders, alsmede ter verkrijging der noodige kloekheid en bedachtzaamheid ten nutte van hen, die zich bij haar als voorspraak aanmeldden. ïoen de koning ter dood veroordeeld was, waren zijne beide broeders vermomd in Parijs gekomen, ten einde van Robespierre 's konings leven af te smeeken. Robespierre bevond zich in de vergadering der Conventie, toen de vorstelijke personen ten zijnen huize kwamen. Charlotte ontfing de heeren en bezwoer hen, het gansch vcrgeefsche waagstuk

8*

-ocr page 124-

116

tc laten varen, daar Robespierre na de gevallen uitspraak toch niets meer voor het leven des konings kon doen. Zij verborgde de heeren in huis en bracht hen met eigen gevaar buiten Parijs; ter belooning ontfing zij van de vorstelijke personen het haar toegekende jaargeld. Mevrouw de Stael had zich in menige omstandigheid door middel vauTreboux met Charlotte Robespierre in betrekking gesteld en veeltijds niet te vergeefs. Toen Maximiiiaan en Augustinus Robespierre, tot belooning hunner daden, beiden onder de guillotine hun leven hadden verloren, trok hunne zuster zich in de diepste eenzaamheid terug. Van alle kanten hoorde zij haren broeder vervloeken, en door smart gefolterd, wenschte zij nog eenmaal de plaats te bezoeken, waar zij met hem als kind had geleefd, waar eenmaal hunne stervende moeder zegenend de hand over de hoofden harer drie kinderen had uitgestrekt. Zij aanvaardde de reis naar Arras. Tuin en huis waren verlaten ; Charlotte wenschte hier ongestoord eenigen tijd te vertoeven, de portier echter had zich reeds sedert lang het recht toegeëigend, om de voormalige woning van den tiran, door ophelderingen en aanwijzingen, die hij betreffende zijn kinderlijken leeftijd gaf, tot een bron van zijn bestaan te maken. Zoo naderde deze man ook Charlotte, die door zoovele jaren van angst en ellende onkenbaar was geworden.

wGij schreit, mevrouwriep hij, //nu dat verwondert mij niet. Hoe vele weenende moeders, zusters, weduwen zijn hier gekomen, om de nagedachtenis van den tiran, van het monster, de schandvlek der menschheid te vloeken! Ziet, zij waren met hun driëen, Maximiiiaan was altijd de ergste, Augustinus was niet veel beter, de zuster was nog al ordent-lijk. — Ik heb de familie van kinds af gekend, en er liet

zich niets goeds verwachten-----51

c/Tk geloofdequot;, viel Charlotte hem in de rede, wdat Robes-

-ocr page 125-

117

picrre in zijn vaderstad beter zou worden beoordeeld.quot;

„O, mevrouw! hier wordt hij honderdmaal meer dan in geheel Frankrijk verafschuwd. Heeft hij niet juist Lebon, den allerslechtsten agent der conventie, naar Arras gezonden ? Maar, wat wordt gij bleek! — O, ik begrijp het wel, nu twee jaren geleden viel de hertogin van O — hier in onmacht en wij moesten haar in huis dragen.quot;

Charlotte Robespierre spoedde zich voort naar de kerk, het eeuigc toevluchtsoord aller bedroefden. Zij deed een dichte voile voor, opdat zij door niemand zou worden herkend. Zij hoorde het klokgebrom, waardoor ook zij eenmaal met haren broeder ter kerke was geroepen. Toen waren zij door iedereen bemind en geacht — en nu, algemeene afkeer. Eene dame knielde naast haar neder, en bemerkende de zenuwachtige trekkingen, waardoor haar lichaam in onophoudelijke onrust verkeerde, vraagde haar medelijdend, of zij ongesteld was, en bood tegelijk haar flacon aan. Deze eerste deelnemende woorden deden Charlotte weder eenigzins herstellen, zoodat zij na afloop der godsdienstoefening de kerk verliet en met den onmiddellijk vertrekkenden postwagen haar vaderstad kon vaarwel zeggen.

Charlotte llobespierre had haar verhaal ten einde gebracht. Spoedig daarop sloot zij de oogen, en weinige oogcnblikken later was de bittere strijd haars levens volstreden.

De namen van mevrouw de Stael en Trcbous, door haar vriend genoemd, hadden een vriendelijk lachje op de bleekc trokken van Charlotta Robespierre gebracht. //Zonder de omzichtigheid en listigheid van Treboux,quot; sprak zij, »zou ilc weinig voor de arme lieden hebben kunnen doen, maar hij wist altijd raad.quot;

De zaak zelve bracht mede, dat zoowel Treboux als de door hem geredden, een diep stilzwijgen in acht namen. Laten deze eenvoudige verhalen een lichtstraal vallen op den schijn-

-ocr page 126-

118

baar zoo eenvoucligeii boer uit den Jura, zij herinneren ons evendig aan den fluitspeler von Hardt, die twee honderd jaren geleden in Wurtemberg voor den verdreven hertog en zijne vrienden, goed en bloed op het spel zette, om hen in gevaren te beschermen.

Zoo zag men eens in het late najaar van 1793 twee reizigers in een der wildste streken van den franschen Jura. Beiden droegen der boeren kleederdracht. De oudste stapte flink aan, terwijl zijn jongere medgezel, onder den last van den zwaren koffer, nauwelijks vooruit komen kon.

//Is dat niet het slot van den heer de M....? vraagde de jongste, en wees op een gebouw, dat niet ver van den weg 3tond. //Dat brengt mij,quot; voer hij voort, ^velc herinneringen te binnen. Gelooft gij, dat wij daar gerust eenigen tijd kunnen binnengaan ?quot;

De andere reiziger haalde zijn horloge te voorschijn. #Wij kunnen,quot; sprak hij, //er heden niet meer aan denken, aan gindsche zijde van den berg te komen, omdat wij ter verificatie onzer papieren in St Laurent moeten vernachten. Wanneer het u genoegen doet, kunnen wij een oogenblik binnentreden, en in het uiterste geval ons als koopers van nationaal eigendom voorstellen.quot;

Voor ongeveer zes jaren was de drager van den koffer ook op het slot geweest. Toen bracht de eigenaar hem in zijne salons en op zijne balkons, in zijne stallen, vol van uitmuntend vee en prachtige paarden; in den hof liepen de hoenders, kraaide de haan, vlogen de duiven, en praalde de pauw met zijne veeren. De dag ging voorbij, hetzij met de jacht of met rijden, de avond riep allen in gulle vroolijkheid te zamen, waar zoowel de heer als de vrouw des huizes den toon aangaven tot aangenaam onderhoud. Waar waren nu al die liefelijke gestalten, die hier vroeger hadden omgedwaald?

-ocr page 127-

119

Geen spoor van vroeger was overgebleven. Boven de deuren stond in groote letters : Nationaal eigendom te koop! Het groote ijzeren hek had men gepoogd los te wringen en daar het niet spoedig genoeg ging, had men den muur uiteen gehaald, waardoor de steeneu hier en ginds verspreid lagen. Eerst was het gebouw als militair hospitaal, later tot kazerne gebruikt. Vroeger een liefelijke plek van huisselijk geluk, was er daarvan nu in huis, tuin èf park geen enkel spoor overgebleven. Treurig zag de jeugdige reiziger om zich heen, terwijl do oudere middelerwijl in een rustigen slaap viel. Hij stond echter spoedig op en maakte zich tot den verderen tocht gereed.

z/Maar,quot; zeide hij, „wij mogen niet als nachtvogels te St. Laurent aankomen, want dan voedt men achterdocht. Ik zou wel wenschen, dat wij dat nest reeds achter den rug hadden, — komen wij daar gelukkig uit, dan zijn wij morgen om dezen tijd op vrijen bodem.quot;

De beide reizigers waren op den grooten straatweg teruggekeerd. Spoedig vertoonden zich twee gendarmen, die een grijsaard, aan de handen geboeid, medevoerden. Eenige schreden achter hen kwamen eene oude en eene jonge vrouw aan. Stilzwijgend oogden de beide boereu den treurigen tocht na. In dien tijd was eene zoodanige verschijning niet nieuw, maar toch de jongere reiziger was telkenmale bij het zien daarvan ten diepste bewogen. Na verloop van een uur hadden zij het dorp bereikt. Vóór het eerste huis, het raadhuis, lazen zij de woorden: Vrijheid, gelijkheid of de dood! Een naburige populier, versierd met eene verbazend groote vrijheid-muts, droeg de wapperende driekleur. De stam diende tot aanplakbord voor allerlei ambtelijke aankondigingen. Met zoovele eerbewijzen overladen schudde de boom door den wind ginds en weder, en scheen allo andere boomen te benijden, die zich in hunne volle vrijheid verheugden.

-ocr page 128-

120

Vóór het raadhuis schilderde een veertien- of vijftienjarig-policiedienaar, en trad met deftigen tred op de reizigers toe: //Hier gaat niemand door; toon uwe papieren!quot;

//Wees bedaard, kameraad,quot; hervatte Treboux, dien wij reeds herkenden, //wij hebben alles in orde. Waar is de schout? Ik moet hem spreken.quot;

//De schout, dat is die dikke man daar ginds, die zijne koeien laat drinken. Maar pas op, men moet op zijne hoede zijn. Men zegt, de weg is in gevaar, door de vijanden der republiek in bezit genomen te worden. Zoo even nog heeft men er een weggebracht.quot;

//Wees bedaard, mijn jongen, ik houd evenmin van hen, als gij zelf.quot;

//Goeden avond, burger Treboux?quot; riep in dat oogenblik de schout, «altijd onderweg, als de wandelende Jood!quot;

z/Ja, uwe republiek doet mij nog al eens hier en daar zwerven. Ik heb nu eene levering van ossen voor het leger der Alpen aangenomen. Dat zeg ik natuurlijk alleen aan u, burger schout, want uw patriotisme is mij bekend; natuurlijk, kwam het uit, dan gingen dadelijk de prijzen der beesten in de hoogte.quot;

//Gij weet, met wien gij te doen hebt, burger Treboux. Maar vergeef mijne nieuwsgierigheid, zouden niet eenige Fransche koeien voor Zwitsersche ossen kunnen doorgaan? Om een patriot genoegen te doen, kan wel iets gedaan worden.

//Juist wenschte ik daarover met u te spreken.quot;

ffIk ben tot uw dienst, wanneer gij maar wilt,quot; antwoordde op vroolijken toon de schout, //dezen avond komt gij toch niet verder. Gij blijft hier toch overnachten?

//Ja, gij moet mijne papieren in orde maken, zoo dat ik morgen vroeg met den eersten post kan vertrekken. De zaak heeft haast.quot;

//Gij komt juist op het souper, dat door de club van

-ocr page 129-

121

St. Laurent ter eere van de overwinning der republiek wordt gegeven. Lieden zoo als gij, zijn daar welkom. Ik zal u den president Chanssard voorstellen. Er zijn weinig patriotten zoo als hij, vooral wanneer het op spreken aankomt. En wie is toch uw kameraad,11 voegde hij er bij, terwijl hij op den jongen reiziger wees.

//Dat is de zoon van een groothandelaar uit St Dénis ; zijn vader gaf hem mij mede. De jongen is nog al goed met rekenen vertrouwd, en daar Robespierre een goed woordje voor hem gedaan heeft, zoo wil ik het met hem probeeren.quot;' «Best, met zulke aanbeveling zal hij welkom zijn; gij brengt hem heden avond mede/1

z/Teder ander, wie dan ook, zou ik bedanken. Als men tien uren heeft afgelegd, gaat een goed bed boven alles. Maar de gelegenheid om met de republikeinen van St. Laurent een glas te ledigen, wil ik niet voorbij laten gaan.quot;

Ten zeven ure vormde zich de trein, bestaande uit leden van den club en overheidspersonen. Zoo gingen zij, vergezeld door eene menigte vrouwen en kinderen, twee aan twee naar het raadhuis, waar in eene groote kamer de tafels gedekt stonden. De eenige versiering der kamer bestond in de met lauwerkransen gekroonde busten van Lepelletier en Marat, waar tusschen te lezen stond : de verklaring der rechten van den mensch.

De held van den dag, president Chaussard, met zijn zwarten snorrebaard, langen sabel, die over den grond sleepte, en twee pistolen in den gordel, was in gedurige beweging. Hij ontfing de beide reizigers met welwillendheid, intusschen wierp hij verscheidene malen een uitvorschenden blik op den jongere, zoodat Treboux niet geheel op zijn gemak was. Hij kwam echter weder meer tot rust, toen hij zelf een der eerste plaatsen bij het feest innam, terwijl zijn reisgenoot

-ocr page 130-

123

aan liet lagere einde der tafel, te midden der patriotten van den tweeden rang, was geplaatst, waar hij door den veldwachter en mollenvanger als kameraad werd behandeld. Alvorens met den maaltijd te beginnen, werd de president uitgenoodigd zijne openingsrede uit te spreken. //Lieve vrienden lquot; begon hij, //wij zijn hier bijeen, om aan een broeder-maal de overwinning te herdenken, die door de republiek over de Europeesche tirannen is behaald. Daarom wenschen wij ons met heilige vreugde te verblijden. Moge de galm van ons patriotisme doordringen in de ooren van onze vrienden te Parijs! Mogen de schimmen der beide martelaars voor de vrijheid, die hier op ons nederzien, daardoor worden verblijd! En mocht dit staal (hij hief zijn mes op) in de borst van den laatsten koning en priester dringen!quot;

Deze afgeknotte rede werd met luide bijvalskreeten begroet. Ieder plaatste zich aan de tafel, en de groenten en het ossen-vleesch gingen rond; inmiddels verzocht men den geëerden gast, zoo even vau Parijs teruggekomen, iets te verhalen, van hetgeen hij daar gezien had. Een oogenblik later bracht de dienstmaagd een brief binnen, voorzien van een groot ambtelijk zegel. De president maakte den brief open, en las met luider stem het volgende:

//De kommissaris der Conventie voor het Jura-departement bericht aan zijne medeburgers, dat door de revolutionnaire rechtbank, op de aanklacht van Eouquier-Tainville, don 1G Oktober ter dood veroordeeld is

de voormalige koningin Marie Antoinette; welk vonnis bereids voltrokken zal zijn/'

Ten gevolge van den inhoud van dezen brief ontstond een ontstuimig geroep: //leve de republiek lquot; dadelijk gevolgd door een toast op den dood der voormalige koningin, der

-ocr page 131-

128

Oostenrijkschc en dergelijken meer. De opgewontlenheid uit dezen toast ontstaan, ondervond ecnigen wanklank, door dat een glas rinkelend op den grond viel, en in stukken vergrui-zekle. Alle blikken zagen naar het eind der tafel; onze jonge reiziger stond in volle fierheid recht op, alsof hij zich om het gezelschap in het geheel niet bekommerde.

//Welke plompe jongen heeft dat gedaan lquot; riep Treboux ; //Ach — mijn collega! ja, ik herken hem daaraan, op den geheelen weg heeft hij meer zulke dingen gedaan.quot;'

De schuldige scheen echter niet gezind om zijn fout weder goed te maken, of zich te verontschuldigen; integendeel, met vlammende oogen sprak hij op diep bewogen toon: //Burgers, mij is het onmogelijk, op den dood eener onschuldige vrouw te drinken!quot;

Hij zou nog meer gesproken hebben, wanneer Treboux hem niet op ruwen toon was in de rede gevallen: //Hoor eens, vriend Willem 1 houd op met die redenaars-frasen, die in onze republiek in het geheel niet meer thuis behooren; dat heb ik u al honderdmaal gezegd. Een burger uit St. Dénis is volstrekt niet meer dan een ander. Ga naar bed en leer de brave republikeinen van St. Laurent meer waardeeren \quot; Alle verdere samenspraak hield op.

//Dat is een verdacht koopman/' zeide een der gasten, die door zijne manieren en groote bril al het aanzien van een advokaat had.

//Domme jongen;quot; hernam Treboux, /./het zou mij verwonderd hebben, als hij het anders gemaakt had.quot;

//Zouden wij hem niet, ingevolge onze bepalingen, in arrest nemen ?quot; voer de waardige man voort, terwijl hij den president aanzag.

Een toestemmend gemor werd in de vergadering vernomen. //Wij zullen hem naar Robespierre zenden,quot; ging hij

-ocr page 132-

124

voort, *wcl ja, naar Robespierre, die schertst niet, als hij iemand den waren weg wijst.quot;

//Burgers,quot; hervatte Treboux, //laat hem aan mij over, ik heb hem noodig. Binnen twee maanden kom ik met hem terug, dan kunt gij met hem uitvoeren wat gij wilt.quot; Iedereen zweeg, en wist niet wat te zeggen.

//Nu, wat beduidt dat stilzwijgen ?quot; riep president Chaus-sard. //Wij zijn bijeen gekomen om vroolijk te zijn. Niets mag ons storen in onze republikeinsche opgewondenheid. En ik meen voor zeker te kunnen houden, dat onze collega een zijner liederen heeft medegebracht, en van liet genot die te hooren laten wij ons niet berooven.quot;

De advokaat met zijn groote bril stond verre beneden alle redenaars te St. Laurent. Zeer bescheiden trok hij een papier uit zijn zak. Hij begon voor te lezen, luide bravoos volgden, en het vroegere voorval kwam op den achtergrond. En toch, ieder republikein behield een onbehagelijk gevoel. Want hoezeer ook een menscli zich in een rustige houding kan voordoen, toch verraadt hij zich in oogenblikken van genot. Zoo was dan ook aan allen, door de ontsteltenis van den jeugdigen reiziger, plotseling gebleken dat er geen gewoon koopman in hem stak.

ffEn nu, heer graaf,quot; sprak Treboux, toen hij met zijn reisgenoot het hem aangewezen kamertje binnentrad, ^nu kunt gij met uwe fraaie rede voortgaan. Verschooning, dat ik u gestoord heb ! Gij zoudt het niet beter hebben kunnen uitdenken, om rechtstreeks naar de guillotine gebracht te worden.quot;

//Treboux, er zijn oogenblikken, waarin men onmogelijk zijn gevoel kan onderdrukken.quot;

//Ik had u toch gezegd om niets te spreken.quot;

/7Zou ik bang zijn voor die domme zwetsers?1'

//Die zijn veeltijds de ergsten. Maar wat doet gij in bed?

-ocr page 133-

125

Gij gaat gerust liggen, om hier den ganselien nacht door te brengen!quot;

//Ik kan niet meer. Het nieuwe bericht heeft mij in de war gebracht, mijne voeten weigeren te gaan. Laat komen wat wil!quot;

//Gij zult zien, alles zal wel gaan, wanneer gij een uur hebt uitgerust.quot;

//Doe wat ge wilt, Treboux — ik ga geen stap verder. Ik heb er genoeg van. Mijn vader en al mijn beste vrienden zijn op het schavot gestorven. Frankrijk is verloren, mijn vermogen ben ik kwijt. Verbanning, ziedaar het eenige wat mij rest! En dan zal ik nog met de laagste booswichten drinken en hun de hand drukken! Neen, dat is te veel lquot;

//Deze gevoelens,'' sprak Treboux, //mogen u eere aandoen, maar waarom dat niet alles vroeger bedacht! Dan ware er veel moeite, tijd en geld gespaard. Ik heb beloofd u te redden, en dat zal ik doen. Kijk, de wolk daar boven den horizont, dat is Zwitserland. Daar is leven en vreugde. Nog zes uren en gij zijt in vrijheid. Morgen om dezen tijd bevindt gij u onder vrienden. Welke kinderachtigheid, wanneer alles getrotseerd en overwonnen is, en dan nog in het gezicht van de haven te vertwijfelen. Ik heb het u altijd gezegd, dat dit mij beangstigde. Nu geldt het, zich te vermannen!quot;

Op dit oogenblik trad de president Chaussard onverwacht binnen.

//Gij zult mij niet verwacht hebben,quot; zeide hij met een twijfelachtig lachje, //wat doet gij hier aan het venster?quot;

//Gij ziet, mijnheer de president, wij genieten nog wat van den schoonen avond.quot;

//Het ziet er eer naar uit, of gij de hoogte van het venster meet. Neem eens aan, dat gij een vlucht in den zin hadt.1'

-ocr page 134-

126

//Ecnc vluclit, mijnheel' de president! en dat na de vriendelijke ontfangst, die gij ons bereid hebt!quot;

//Vraag eens aan uw reisgenoot, wat hij over die vriendelijke ontfangst dacht ? Ik kom echter niet om u de vlucht te verhinderen, maar om u aan te drijven, zoo snel als u mogelijk is, weg te komen. Ik ken u goed, heer graaf! ik zal wèl oppassen, uw naam uit te spreken; dat alleen zou een doodvonnis waard zijn. Maar mijn naam zal ik u zeggen. Herinnert gij u Josef nog, welke als stalknecht bij u in dienst was, en welke in die dagen zoo min als gij zelf er aan dacht, dat hij eens president der club te St. Laurent zou worden? Tamelijk ruw werd ik door u uit mijn dienst weggezonden; ik zal echter niet haatdragend zijn. Altijd heb ik u bemind, en dat doe ik nog. Ik gebruik de revolutie even als vele anderen doen. De markiezin de Maubepin heb ik getrouwd, bij haar was ik koetsier; wij hebben ons alhier gevestigd, daar zij belangrijke bezittingen in deze streken heeft. Is men eenmaal onder de wolven, dan moet men met hen huilen; maar ik maak meer beweging dan dat ik kwaad doe. Hoe het zij, gij zijt niet het eerste lid der familie, die zooveel geleden heeft, en die ik van nut tracht te zijn. Ik gaf mij alle moeite, de medeleden der club omtrent u gerust te stellen. Maar uwe woorden hebben u verraden, en men wilde u onmiddellijk arresteeren. Tot uw geluk waren in-tusschen de gendarmen een uur vóór uwe aankomst met eenige gevangenen heengegaan. Ik schreef daarom zoo op het oogenblik naar de naaste post om versterking, en die zal morgen hier zijn. Nu, Treboux! ik weet, gij kent onze wegen even goed bij nacht. Maak dat gij spoedig wegkomt met onzen vriend, en pas goed op voor den kom-mandant der laatste wachtpost, want die is een schrikbarend

-ocr page 135-

127

menscli. Vinden de soldaten u niet meer, dan laat ik de stormklok luiden. Men zal u vervolgen, maar dan hoop ik dat gij in veiligheid zijt.quot;

Met een gevoel van innige dankbaarheid drukte de graaf de hand van zijn voormaligen stalknecht. Hij trad met Troboux naar buiten; het was een heldere avond. Voorzichtig ging ïreboux vooruit, maakte spoedig een omweg om de waakzaamheid der honden af te leiden, luisterde, wachtte eenige oogenblikken, als had hij les genomen bij de Indianen. De banneling sloop, uitgeput van kommer en vermoeienis, achter hem aan, en wierp zich, zoo dikwijls ïreboux luisterend stilstond, op den grond, wijl zijne voeten hem alle krachten weigerden.

Er zijn oogenblikken in liet leven, waarin alle kracht ons schijnt te begeven. Onder alle stormen der revolutie had de graaf stand gehouden. Vier maanden lang had hij gevangen gezeten met den dood voor oogen,- alle mogelijke geestkracht had hij versameid, toen de nieuwe vrijheid hem door Treboux werd beloofd; echter sedert het bericht dat hij gisteren avond had gehoord, was al zijne kracht verbrijzeld.

Bij zijn intreden in de wereld was hij te Versailles aan het hof geweest. Daar had hij de jonge koningin gezien, zij, de afgod van het volk, ijlende van het eene genot naar het andere. Hij had haar wedergezien bij de opening van het parlement, toen reeds donkere schaduwen haar geluk overdekten; hij had haar gezien toen zij met de kinderen aan de hand den woedenden volkshoop te Versailles met de geen kwaad bewuste fierheid tegemoet ging, ook toen hare koninklijke majesteit op den tocht van de Tuileriën naar de Nationale Vergadering haar niet verliet. Maar haar nu zich voor te stellen als aangeklaagd voor den schrikkelijken Fouquier-Tainville, —

-ocr page 136-

13S

ja op liet schavot, deze ontzachelijke voorstelling kon liij niet van zich afzetten, noch veel minder begrijpen.

Plotseling gevoelde hij. zich door een krachfcigen arm ne-dergedrukt en een forsche hand hem op den mond gelegd, om hem stilzwijgen te gebieden. Hij ziet vier ruiters met een officier in vollen galop op hen afkomen, weldra zijn ze in zijne nabijheid, zij verdwijnen. Hij hoort de stem van Treboux, die hun vroolijk naroept: //Ja, haast u, anders komt ge te laat!quot; — Dit oogenblik, het gevoel van nog eens gered te zijn, geeft hem zijne geestkracht terug, cu hij gevoelt zich door vernieuwden moed bezield.

Treboux wijst hem op een licht. »Daar ligt het huis van het hoofdkwartier,quot; sprak hij, //en het komt er nu op aan, dat wij er ver van daan blijven. Wist de kommaudant, dat er wild in de nabijheid was, hij zou zijne jachthonden spoedig op ons afzenden. Hoort ge de stormklokken? Dit is het teeken van uw vriend, den voormaligen stalknecht; voortwaarts! Spoedig genoeg zal zich dit sein in alle dorpen herhalen.quot;

Een moeielijke tocht van twee uren was nog in het verschiet. Eindelijk hield Treboux langzamer tred, en hield op zijn reisgenoot tot verderen spoed aan te moedigen. Eenc donkere gestalte trad huu te gemoet, en versperde den weg. De graaf ziet naar zijn geleider, wat te doen? Deze echter roept op juichenden toon in het patois van den Jura: //Goeden dag. Jan! Weder een van de guillotine gered!quot; en zich naar den bannelirig wendende, voegde hij er bij: //Heer graaf, gij zijt in Zwitserland! Nu kunt gij rusten, en uw hoofd behoort u weder. Een paar uur geleden had ik er niet veel voor gegeven.quot;

De graaf stond stil. Het morgenrood wierp zijn valeu glans over een uitgestrekt heerlijk dal, dat nog voor de helft in dichten nevel was gehuld.---— Hij viel op zijne

-ocr page 137-

129

kuieëu en weeude traueu van vreugde eu smarte. In de eerste plaats dankte hij God, die liem op zoo wonderbare wijze had gered, en niet minder zijn trouwen gids, dien hij zwijgend de hand drukte. Hierop liet hij zich, bijna overstelpt door geluk eu vermoeidheid, naar een arme boerenstulp geleiden, waar hij uitgeput nederzonk eu dadelijk insliep.

Aan den avond van dien dag bracht ïreboux den geredde naar het aan de Savooische grenzen gelegen slot Coppet, waar door mevrouw de Stael en haar vader meer dan zestig bannelingen waren opgenomen, welke allen met zelfverloochenende liefde werden verpleegd. Groote geldelijke opofferingen werden niet gespaard, om ieder in liet genot zijner gewone levensmanier te doen blijven. Een blik op de groote tafel had alle aanklachten, als zou de minister Necker een geringe flnancieele kennis bezitten, tot schande gemaakt. Hij, die nog in het laatste oogenblik twee millioen in de bank van Frankrijk deponeerde, om haar krediet te stijven, was ook hier de man die overal hielp, waar en wien hij kon.

Alle aanwezenden omringden don graaf, die met zijne gewone innemende eenvoudigheid verklaarde, dat hij allereerst om kleederen moest vragen, want zelfs niet eens do bocren-kleeding, die hij droeg, was zijn eigendom, maar behoorde aan zijn redder ïreboux, die nu spoedig naar zijne familie wenschte terug te keeron. Allen beijverden zich aan dit verzoek te gemoet te komen. Nauwelijks was de graaf weder in hun midden teruggekeerd, of hij werd met onderscheidene vragen bestormd. Er was niemand in het gezelschap of eene siddering greep hem aan, denkende aan zoo menig dierbaar leven in het verscheurde cn vertrapte vaderland. Do graaf had veel mede te deelen; zijne hoop op cene betere toekomst werd evenwel met den dag levendiger.

Alles bleef in denzelfden toestand tot den 28stcn Juli 1794,

9

-ocr page 138-

130

toen Robespierre als de laatste der rnamien van het schrikbewind naar de guillotine werd gevoerd. Zelfs de belhamels der vischmarkt hadden zulk eene walging van het bloedvergieten gekregen, dat eene van die lieden voor het venster eencr gevangenis, door teekenen trachtte te doen begrijpen, dat Robespierre dood was. Zij hield hare rokken op en schudde die in het rond, wierp eenige steenen in de hoogte, en ten laatste maakte zij hef, teeken van het guillotineeren. Aan een der vensters, waarvoor zij verscheen, stond Josephine de Beauharnais, weduwe van den generaal de Beauharnais, later keizerin van Frankrijk.

Toen Josephine nog een jong meisje was had eene waarzegster haar voorspeld: gij zult eens méér dan koningin worde n! Dien morgen gedacht zij aan deze waarzegging, daar in den vroegen ochtend de cipier haar matras had weggenomen, omdat zij den volgenden nacht die niet meer noodig zou hebben. Dat was een gebruik, om te kennen te geven, dat de gevangene weldra naar de guillotine zou worden gebracht. De dames, mgt mevrouw de Beauharnais gevangen, braken daarop in luide weeklachten uit; intusschen J osephine gaf op rustigen toon te kennen; //Ik zal niet terecht gesteld worden, meer dan koningin ben ik nog niet geworden.

Half verwijtend hernam do hertogin d'Aignillon: //Ik zou maar liever nu beginnen met het benoemen van mijne gansche hofhouding!quot;

//Goed,quot; gaf Josephine ten antwoord, //u, mevrouw de hertogin! benoem ik tot eerste hofdame.quot;

De dames vermeenden, dat de generaalsweduwe krankzinnig was geworden, en gaven op ondubbelzinnige wijze hunne beduchtheid daarover te kennen; zoo dat Josephine zich half verstoord naar het venster wendde, waar zij het teeken der vischvrouw verstond. Zij zweeg, plotseling gaat de kerker-

-ocr page 139-

131

deur opeu, eii de gevangenbewaarder trad met het middageten binnen. Hij gaf zijn hem ongehoorzamen hond een schop, en sprak: //Weg, Robespierre!quot; Zulk eene uitdrukking was iets ongehoords, gedurende dit schriktijdvak. //Is Robespierre dood?quot; riepen de dames om strijd.

//Zeker,quot; was het antwoord, //nog geen uur geleden werd hij naar de guillotine gesleept.quot;

Deze dag was het eigenlijke keerpunt der Fransche revolutie. De storm had zoo lang gewoed, dat orde en vrede niet zoo dadelijk zich in Frankrijk konden doen gelden. Het werk der revolutie was volbracht, dat wil zeggen, het oude sociale gebouw was verstoord, en zijne bouwstoffen waren •zoo volkomen vernietigd, dat geen nieuw gebouw daarop kon worden opgetrokken. Zij, die niet onder de steenhoopen begraven waren, wisten dat allen, die door de Conventie tot levenslange verbanning veroordeeld waren, op straffe des doods niet mochten terugkeeren, en dat hunne goederen thans behoorden waan de immer groote en rechtvaardigo natiequot;, en niet meer hun eigendom waren.

-ocr page 140-

VTT

Do regeerhig vau het kanton Freiburg had in den zomer en het najaar van 1794 vele onaangenaamheden in den weg gelegd aan de gravin de Tesse, waarom zij onverwijld het besluit opvatte, Löwenberg te verkoopen, zoodra zich een kooper opdeed, en met de haren den wandelstaf weder op te vatten, en de reis aan te nemen, naar het noorden van Duitschland. Niet zonder verdriet werd door mevrouw do Montagu den Sisten December 1794 de laatste koffer gesloten. Den volgenden morgen verlieten zij het oord, besproeid door zoo vele tranen, en namen hun weg over Bern, waar de hertog de Noailles afscheid van hen nam. Mevrouw de Montagu bemerkte spoedig, wat hem er toe bracht, de uitnoodiging zijner zuster, om mede te vertrekken, van de hand te wijzen. Niet lang daarna werd hij verloofd met de gravin Golowski, die hem, zoo lang hij in Waadland verblijf hield, met veel voorkomendheid had behandeld. //Mij verootmoedigen,quot; schreef zij ongeveer om dezen tijd in haar dagboek,quot; mij onderwerpen, bidden, voorzichtig zijn, altijd hopen, altijd tot den Heer roepen, opdat Hij zich over mij in mijne diepe ellende naar Zijne groote ontferming erbarme, ziedaar waarom ik alle dagen smeek.quot;

-ocr page 141-

133

Mevrouw de ïessé gaf te Schaffhausen aan hare nicht gedurende eenige dagen verlof, ten einde een afscheidsbezoek te brengen aan haar man en de familie de Salles te Con-stanz, van waar zij den heer de Montagu in een open berner wagentje naar Schaffhausen teruggeleidde. Tante de Tessé noodigde hem uit, de reis met zijne vrouw tot aan Neurenberg te vervolgen. Daar gekomen, nam men afscheid. De heer de Montagu keerde naar zijne bloedverwanten terug, en zijne vrouw zette met hare tante den tocht voort. Te Erfurt hielden zij eenigen tijd stil; mevrouw de Montagu geraakte aldaar in hartelijke vriendschap met do hertogin de Bouillon, die bekend stond als de weldoenster van eene menigte arme emigranten, die zich binnen en om Erfurt bevonden. Zij werd genoemd de zwarte dame, daar zij nimmer anders dan in een eenvoudig zwart zijden kleed werd gezien. Hare vrienden, die zij alléén bezocht, en ook bij haar noodigde, behoorden tot de oudste, armste en meest verlatene onder de bannelingen, die door haar met behulp van een arme wees (van kindsbeen af door haar tot zich genomen) werden verzorgd. Onvermoeid was mevrouw de Montagu bezig met breien of naaien voor deze ongelukkigen. Onderweg reeds had zij het laatste wat zij bezat, hare kleederen en shawls tot op twee na, verkocht en van alle artikelen van weelde slechts een schaar met gouden handvat overgehouden, die als geschenk haar dierbaar was. Hier echter, bij het gezicht van deze onuitsprekelijke ellende werd ook dit laatste kleinood verkocht. De gravin de Tessé gaf van hare zijde ook zeer veel, en zoo niet alle, toch vele tranen werden gedroogd door de aangebrachte hulp dezer mensch-lievende dames.

Nauwelijks had mevrouw te Montagu gedurende eenigen tijd zich hier gelukkig gevoeld, of het gerucht werd ver-

-ocr page 142-

134

spreid, dat Pichegru met ziju leger over Holland naar Thu-ringou opinarclieerde. Ieder zoclit zijn heil in de vlucht. Mevrouw de Tesse haastte zich haar eerste plan ten uitvoer te brengen, en zich zoo lang in Altona te vestigen, tot dat zij een landgoed, geschikt voor haar, kon vinden om dit aan te koopen. De keuze was verre van licht. Mijnheer de ïesse en de heer Bouteloud, een der huisge-nooten, reisden naar oost en west, maar telkens stuitten zij op een onoverkomelijken hinderpaal. Mevrouw de Montagu nam geen aandeel in deze besprekingen, 's Morgens bezocht zij de kleine katholieke kerk te Altona, en de bedroefde verbannenen, die ook hier werden gevonden.

Onder hen bevond zich ook de vroome echtgenoote van den president Rebours, die mevrouw de Montagu te Brussel bij gelegenheid van den dood haars kleinen Alexanders met liefde had bijgestaan. Kort vóór de hertogin de Noailles was haar man op het schavot gestorven. Mevrouw Eebours woonde te Wandsbeck en verkeerde veel met de familie van Matthias Claudius, de vorstin Gallizin en den graaf Stolberg. Mevrouw de Montagu werd door haar in dezen vroomen kring gebracht, ddar waar de liefde tot God en den Heiland alle onderscheid van geloofsbelijdenissen ophief. Tot deze kring behoorde ook de heer de Boval, voormalig bisschop van Clermont, die bij het begin der revolutie al het mogelijke had in het werk gesteld, om de breuk tusschen de Nationale vergadering en den Koomschen stoel te voorkomen. De correspondentie daarover was door bemiddeling van wijlen den hertogin de Noailles en hare dochter de Lafayette gevoerd. Mevrouw de Montagu en de haren, alsmede de bisschop waren niet weinig verheugd, toen een brief aan een derden persoon gericht, het bericht bevatte dat mevrouw de Lafayette gered was, en zich op reis naar Altona bevond. Er

-ocr page 143-

135

was geene tijding gekomen, dat zij uit de gevangenis verlost was, want zij, de echtgenoote van den vroeger door het volk vergoodden, en thans bitter gehaatten en vervolgden generaal, durfde zelfs den kerker niet verlaten, toen Eobespierre en zijne medebewindvoerders reeds gevallen waren en daardoor voor alle gevangenen de deuren hunner kerkers waren geopend.

Na het ontfangen van dit nieuws kon mevrouw de Montagu geene rust vinden. Zij ging onophoudelijk huis en tuin op en neder, tot dat, nog vroeger dan zij dacht, de geliefde zuster, met hare twee kinderen van Engeland komende, binnentrad. Snikkend vielen de zusters in elkanders armen. //Hebt gij hen nog gezien?quot; was de eerste vraag van mevrouw de Montagu. Eene stilzwijgende ontkenning door mevronw de Lafayette volgde. Zij knielden te zamen neder, en vonden troost in het gebed.

Gedaehtig aan hare tante onttrok zij zich aan dit eerste samenzijn. Hoeveel had deze levendige vrouw niet over de vervlogen tijd te vragen, en met welke vaardigheid deed zij dat! Wat door mevrouw de Lafayette was uitgestaan toekende haar geheele voorkomen, dat van alle schoonheid, waardoor zij voorheen uitblonk, slechts de uitdrukking van volkomen eenswillendheid met God had behouden. Zij, nauwelijks aan de vrijheid wedergegeven, verhaalde als de meest natuurlijke zaak ter wereld, dat zij op reis naar 01-mutz was, ten einde aldaar de harde krijgsgevangenschap van haar man gesamenlijk met hare dochters te deelen.

Te vergeefs beschreef mevrouw de Tessé haar het gevaar voor hare gezondheid, waaraan zij zoowel zich zelf als hare dochters ging blootstellen, en al hetgeen wat zij al in eene Duitsche gevangenis kon verwachten. Haar nicht bleef geen uur langer dan noodig was, om hare maatregelen

-ocr page 144-

136

te nemen voor do uitrusting gedurende een wellicht veeljarig oponthoud in algeheele afgezonderdheid.

Lafayette was generaal in dienst der Nationale Vergadering geweest en had in die betrekking in het voorjaar van 1792, het leger aan de grenzen gekommandeerd. Toen de terugkeer des konings van Varennes door soortgelijke too-neelen als die te Versailles werd gevolgd, had hij in ver-eeniging met de burgers van geheele departementen, en inzonderheid ook met het uoorderleger, waarover door hem liet bevel word gevoerd, verklaard dat op liet eerste teeken hij met allen den koning ter hulp zou snellen. Het leger en de generaals betuigden in adressen hunnen diepsten afkeer ; intusschen door den grooten afstand en den nabijzijnden vijand werden zij verhinderd naar Parijs op te rukken.

Met dezelfde vrijmoedigheid, waarmede Lafajette reeds vroeger zoowel het hof als den staatsraad de gevolgen eener godsdienstige onverdraagzaamheid had voorspeld, had hij ook tien jaren later de Nationale Vergadering in een eigenhandig schrijven, op den geheelen ondergang van den staat door de Jakobijnen oplettend gemaakt en daarop kwam hij binnen eenige dagen zelf te Parijs, om een zware straf te oischen voor de misdadigers van den 20st™ Juni. De woede der Jakobijnen over eene zoodanige aanmatiging was ten top gestegen; de generaal werd door hen voor de conventie gedaagd. Zijne zaak werd den 20stel1 Juli 1792 door de Nationale Vergadering in behandeling genomen.

Hij twijfelde of er redding mogelijk was. Aan de schitterende redevoeringen zijner beide advokaten was het gelukt, dat de generaal met eene beduidende meerderheid van stem-men werd vrijgesproken.

Het was toen de 8ste Augustus, en de vreeselijke verbittering hierover, kon de uitbarsting der volkswoede niet

-ocr page 145-

137

langer tegengaan. — Wat zij vermag, dat heeft de 10(lc Augustus en zijne ijsselijkheden bewezen.

Lafayette was na zijne vrijspraak slechts ontkomen, om in handen der Oostenrijksche armee te vallen. Langen tijd te Mainz krijgsgevangen, werd hij later naar Olmutz gevoerd. Zijne vrouw, die ten tijde zijner vrijspraak, op haar eerewoord gevangen was op haar slot Chavaniac werd weldra van hare kinderen verwijderd en naar Parijs gebracht, waar zij van de eene naar de andere gevangenis werd gevoerd, zoodat zij de verschillende ellenden dezer verblijven leerde kennen, üat zij dagelijks haar doodvonnis verwachtte, was haar, toen zij liet uiteinde harer moeder en zuster had vernomen, meer eene weldaad dan wel eene verschrikking. //De gedachte, die dierbare voetstappen te volgen/' schreef zij haar zoon omstreeks dezen tijd, //heeft voor mij de bitterheid der doodstraf zoet gemaakt. Dank God, mijne kindere .. dat Hij mij bij liet leven, mijn verstand en mijne krachten heeft gespaard, en laat het u niet bedroeven, dat gij niet bij mij geweest zijt. God heeft mij voor morren tegen Hem bewaard, en het duurde geruimen tijd alvorens ik den geringsten troost van menschen kon aannemen.quot;

Hare onuitputtelijke liefdadigheid, hare onvermoeide liefde, en hare veelsoortige hulpvaardigheid jegens kranken, zwakken en bedroefden onder de gevangenen, deden haar een engel der vertroosting aan deze plaatsen der ellende en smart zijn; velen waren de zegenwenschen voor haar, van allen die de doodstraf ondergingen. Zij beijverde zich de verschillende behoeften der kranken bij den gevangenbewaarder en zijne vrouw ingang te doen vinden, waardoor zij menig hard woord had te verduren. Hare medegevangenen waren dikwijls in vrees, dat zij hierdoor het doodvonnis over zich

-ocr page 146-

13«

haalde; toch was het, alsof geen kwaad haar kou treft'en. De vrijheid werd den 2(ien februari 1795 haar terugge-schonken. Zij gebruikte die met nog ernstiger en omzichtiger bedrijvigheid. Haar zoon zond zij naar Amerika met aanbevelingsbrieven aan Washington. Vervolgeus reisde zij naar de Auvergne om hare dochter af te halen en de toekomst barer oude, gebrekkelijke tante te verzekeren. Tot dit doel verkocht zij hare diamanten aan den gezant der Yereenigde Stateu, om daardoor haar tot nationaal eigendom verklaard slot Chavaniac terug te koopen, en hare tante aldaar te doen wonen.

Op deze reis ondervond zij eeue groote vreugde; zij ontmoette hare zuster de Grammont. Deze dame had geen geld meer, om met de post te reizen, niettemin zij verloor geen enkel oogeublik, reisde met haar man te voet eerst van Franche-Comté naar Parijs en, mevrouw de Lafayette reeds vertrokken zijnde, naar de Auvergne. Van hier keerde zij, vergezeld door mevrouw de Lafayette grootendeels te voet naar Parijs terug, waar het deze eindelijk gelukte, na den val van de mannen der Bergpartij, het vurig gewenschte paspoort te bekomen. Naar Duitschland werd haar geen afgegeven, wel naar Amerika, waardoor zij tot een omweg over Engeland werd gedwongen.

En nu was zij alzoo op weg naar Weenen, en was voornemens zich aldaar aan de voeten des keizers te werpen, niet om de bevrijding van haar man af te smeeken (zij wist dat dit vergeefs zou zijn) maar om met hare dochters bij hem te mogen worden opgesloten. Dc dagen van samenzijn gingen spoedig voorbij. En toch, voor mevrouw de Montagu was het, alsof zij na de afreize der geliefde zuster een nieuw leven was begonnen, sedert zij zich wederom met eene der haren ongestoord had kunnen onderhouden. En

-ocr page 147-

1:39

dit nieuwe leven werd op nieuw gevoed door de aankomst van den heer de Montagu, die van den hertog de Bouillon, zijn vroegeren generaal, het bevel ontfing, zich aan te sluiten bij de royalistische expeditie, die in Engeland werd voorbereid. Mijnheer de Montagu bevond zich op weg, en dacht slechts eenige dagen in Altona te blijven, toen er plotseling tegenbevel van den hertog werd ontfangen, daar de onderneming in duigen was gevallen. Mevrouw de Tessé ontdekte alras, in den helderen oogopslag barer nicht, en dan weder in haar plotseling verbleeken, hoe vurig de wensch bij beide echtgenooten levendig was, bij elkander te mogen blijven, en mevrouw de Montagu had zoo gansch en al het hart harer tante gewonnen, dat deze werkelijk den markies uitnoodigde, bij zijne echtgenoote te blijven. Mevrouw de Montagu was bezig eene deken te vervaardigen voor den verbannen bisschop van Clermont, en terwijl zij hem deze overhandigde, zeide zij, zinspelende op het blijven van haar man; //Deze arbeid is getuige geweest van het gelukkigste oogenblik mijns levens.'quot;

Mevrouw de Lafayette was gelukkig te Weenen aangekomen , en was daar ter wille van haar vader, die geruimen tijd gezant te Weenen was geweest, vriendelijker ontfangen dan zij verwacht had. Zoodra hare bede gehoor had gevonden spoedde zij zich, met innige blijdschap vervuld, naar Moravië, en toen de duistere muren der vesting aan den horizont opdoemden, hief zij het loflied van Tobias aan; «Geloofd zij God, die in eeuwigheid leeft, en geloofd zij Zijn koninkrijk! quot;Want Hij kastijdt en ontfermt. Hij leidt neder in de hel, en brengt er weder uit, en daar is niemand, die Zijne hand zal ontvluchten! Jerusalem, gij heilige stad. Hij zal u kastijden over de werken uwer kinderen, en Hij zal zich weder ontfermen over de kinderen der rechtvaardigen!quot;

-ocr page 148-

140

Mijnheer de Lafayette had gedurende de drie jaren zijner gevangenschap niet de geringste tijding van zijn vaderland noch van zijne familie vernomen. Hij had de schildwachten van ffvreeselijke dingenquot; hoeren spreken, maar hij was onbekend met de gevangenneming en de terechtstelling der koninklijke familie, met alles, wat sedert de wereld in beroering had gebracht. Zoo was dan voor hem de vreugde van het wederzien met veel smart vermengd.

Zijne vrouw en dochters deelden in al de ellende zijner gevangenis. Nooit mochten zij zonder wacht bijeen zijn, nooit voor het ellendige voedsel mes of vork gebruiken, alleen werden toegestaan tinnen lepels, enz. //Mijne dochtersquot; schreef mevrouw de Lafayette, //zijn recht aardig. Gij zoudt lachen, zoo gij ze 's avonds onder de gekruiste sabels der wacht naar haar kamer zaagt gaan. De eene tot over de ooren vuurrood, de andere met trotsch en spottend gelaat. Anastasie mnakt schoenen voor haar vader van een ouden jas, voor Virginie en zich zelve maakt zij kleedereu, ik werk onder hare leiding.quot; — — —

Tegen het einde van Oktober verlieten mevrouw de Tessé en hare huisgenooten Altona, en wenschten hun verblijf te Pioen, de residentie van den hertog van Oldenburg, over te brengen. De hoofdzaak was, om het geheele gezelschap in een klein, ondoelmatig huis op te nemen. Mijnheer en mevrouw de Montagu lieten hier blijken den stillen, onver-moeiden zin voor orde, die men in het huisgezin de Salles vond, terwijl alle andere huisgenooten meer hinderden, dan tot nut waren, en mevrouw de Tessé was hartelijk verheugd, dat zij haar neef had kunnen bij zich houden. Ongeveer om dezen tijd drukte menige zorg den kleinen kring. Do markies de Beaune lag ziek te Brunswijk, mevrouw de Lafayette ernstig ongesteld te Olmutz. De lieer de Salles te Constanz,

-ocr page 149-

141

was in doodsnood, en liet de zijnen in diepe armoede achter, terwijl mevrouw de Montagu het langen tijd verzweeg, dat de kleine kolonie te Pioen weldra met een kind stond vermeerderd te worden. Eigen zorgen en verdriet zette zij ter zijde, spoorde haar man aan, naar zijn vader te gaan, en schreef door bemiddeling van Lord Douglas naar Engeland, om van daar in Oostenrijk op zachtere behandeling der familie de Lafayette aan te dringen. Hare zorg om de arme familie de Salles ter hulp te snellen, was de eerste aanleiding tot het plan, hetwelk later door mevrouw de Montagu ten gunste van honderden uitgewekenen in uitvoering werd gebracht.

Den ISquot;1®11 Juli 1796 smaakte de diepbedroefde moeder weder de onuitsprekelijke vreugde, een zoon aan het hart te drukken, die den 22sten Juli, den gedenkdag aan den dood harer moeder en zuster, werd gedoopt. Zij had veel geleden en was zeer zwak. Mevrouw de Tessé had, hoewel door louter liefde en zorgvuldigheid gedreven, de ongelukkige gedachte gehad, in de kamer harer nicht te gaan slapen, en bracht nu met hare persoonlijke onervarenheid, ook nog hare welgemeende raadgevingen, geneeskundige voorschriften en drukke redeneeringen mede. Mevrouw de Montagu lette echter op hare goede bedoeling, en verdroeg voor het overige alles met geduld. wNiets verlangen, niets weigeren,quot; was haar trouw gevolgde grondstelling. Mevrouw de ïessé schreef brieven, om het heuchelijkc nieuws naar Olmutz, Frankrijk en ook naar Geuève te melden, waar de hertog de Noailles juist met de gravin Golowski in het huwelijk trad. Mevrouw de Lafayette schreef het volgende terug : «Duizend, 011 nog eens duizendmaal dank aan de lieve tante, die ons, armen gevangenen, de gelukkige moeder met haar beeldschoon knaapje, zoo levendig voor oogen stelt. Met groote moeite heb ik voor eenigc dagen verlof ontfangen om uwe beide brieven van 14 Juni en 1 Juli te bcantwoor-

-ocr page 150-

142

den. Heden smeekte ik op nieuw, tot dat mij werd toegestaan, nog eens te schrijven; en ofschoon de majoor en de geheele wacht zich om ons verdringt, zoo kan mij dat toch niet hinderen, dat ik mij gelukkig gevoel, en u van de vreugde kan schrijven, waar wij allen vier in deelen.quot;

De gravin de Tessé had in den loop des zomers het een uur van Pioen verwijderde landgoed Witmold aangekocht, en op nieuw vertrok de kolonie in Oktober daarheen. Witmold was bekoorlijk gelegen aan den oever van een meer.- Daar waren groote stallen voor koeien, boomgaarden, hop-, vlas-en moesvelden, zoodat men bijna niets uit de stad noodig had. De heer de Tessé hield zich met de vischvangst bezig, de heer de Montagu zorgde voor wildbraad, en toen eindelijk de vriendelijke orde in het huis was gekeerd, doorgloeide een Imisselijk gevoel de verbannenen, die nu, hoewel in bescheiden mate, toch weder volgens oude zeden en gebruiken, de verdeeling van hunnen dag konden inrichten.

De winter ging tamelijk eentoonig voorbij in dit „ klein-Siberië;quot; mevrouw de Montagu alleen kwam tijd te kort, voor alles, wat zij wenschte te doen. De flinke en gezonde min zorgde trouwelijk voor de kleine //Adriaan Rene Joachim Attala.quot; Zoo nam dit kindje, zoowel van tijd als kracht der moeder, niet te veel voor zich. Reeds vroegtijdig had zij zich teu plicht gesteld, een of tweemaal per jaar eenige voorschriften en regels op te teekenen, opdat zij, volgens haar zeggen, uit iederen dag en ieder uur, haar geestelijken vooruitgang zou kunnen bemerken. //Schrijf ik mijne resultaten niet op/' zoo sprak zij, ;/dan staan ze in mijne gedachten als een woud zonder uitweg.quot;

De kamer van mevrouw de Montagu was reeds vroeg in orde, terwijl andere huisgenooten nog sliepen. Zoowel des zomers als in den winter ging zij naar den deel, om daar

-ocr page 151-

14S

toe te zieu op de voornaamste bron van hun aller bestaan. Van de melk van 120 koeien werd alhier boter gemaakt, welke naar Hamburg werd gezonden. Zij zorgde voor reinheid in de stallen en in den hof, en mevrouw de Tessé gaf liet liefste hare bevelen door bemiddeling van mevrouw de Montagu. Zij was er zeker van, dat dan alles goed werd uitgevoerd. Ook over dag gebeurde het, dat de markiezin de aantrekkelijkste lektuur, of wel hare correspondentie op zijde legde, wanneer de geringste plicht op een bepaald uur moest volvoerd worden.

Hoewel van teeder lichaamsgestel, bezocht zij toch alle armen en kranken in den omtrek, van wie zij slechts bericht ontfing.

Trad de dood eenig huisgezin binnen, mevrouw de Montagu ijlde heen om met de bedroefden te weenen. Waar een vreugdevolle gebeurtenis aller harten verblijdde, daar kwam ook zij, de zoo dikwijls bedroefde om in de blijdschap te deelen. //Pauline,quot; zeide mevrouw de Tessé dikwijls, //gij behoort hier eigenlijk niet te huis, gij hadt zuster van barmhartigheid of wel keizerin van Eusland moeten worden, dan hadt gij een uitgestrekt veld voor uwen ijver gehad.quot;

Kwam de avond, en hoorde zij de gesprekken in de salon harer tante, dan was voor haar het pijnlijkste gedeelte van den dag gekomen. Zij onttrok zich evenwel nooit aan het gezelschap en tot straf voor de dikwerf ijtkile redeneringen der heeren von Mun en Bouteloud, gepaard met het toestemmend gelach en de bestraffende woorden van oom en tante, bewaarde zij een diep stilzwijgen.

Zoo gingen twee zomers en twee winters voorbij, en hoe meer er een einde kwam aan de verontrustende tijdingen, zooveerte eentoonigor waren de winteravonden op Witmold geworden. Het navolgende schreef mevrouw de Montagu

-ocr page 152-

144

aau den hertog la Üoclie-Eoucauld; //Wij hebben liet hier eenzaam, en onze kring is zeer beperkt. Ver van alle gebeurtenissen, ver van de menschen, is de eene dag schier deii andere gelijk en niets van buiten af doet dezen dampkring wat opfrisschen. Het dient iedereen niet, zoo dicht bij elkander te zijn. Hoe meer men zich terugtrekt, en de een van den andere leeft, zooveel te grooter is het gevaar, onbewust zelfzuchtig, heerschzuchtig, kitteloorig te worden. Kleine dingen worden met een gewicht behandeld, dat alleen aan groote belangen voegt, eeu niets wordt een overwegend iets. Men verspeelt zijne kracht en tobt zich af, wanneer men zich immer in eene zoo kleine spil beweegt. Wij draaien hier om en over elkander, gelijk de golven der meeren.quot; —

Hoe zeer de stilte te Pioen en Witmold voor mevrouw de Montagu werd verzacht door haren arbeid in het vervaardigen van kleederen en kousen voor de armen, toch gevoelde zij dat, wanneer zij dacht aan de vele ongelukkige soldaten en verdreven priesters, de tallooze voormalige beambten, de vele weduwen en weczen, geen enkel mensch tot stand kon brengen wat slechts een onmerkbaar dropje in die groote zee van armoede dezer uitgewekenen kon zijn. Allengs meer kwam een plan bij haar tot rijpheid, dat zij dag aan dag in ernstig gebed voor God bracht, beproefde en overdacht. Zij nam voor, tc beginnen met Holstein, eene insameling te bewerkstelligen. Maar hoe, als vreemdelinge, dit te aanvaarden ? Om aan haar verzoek eenig gewicht bij te zetten, verzocht zij haren vrienden in geheel Duitschland om juiste opgaven omtrent de oogenblikkelijke gesteldheid der emigranten. De ingekomen berichten maakten haar bekend met eene hare stoutste voorstelling overtreffende ellende. Zij ontwierp daarop een smeekschrift aan alle weldenkende Huitschers.

-ocr page 153-

145

Niet minder dan 40,000 uitgeweken Eranschen moest men te hulp komen. quot;Werd hetgeen uoodig was voor ieder in het bizonder zoo nauw mogelijk beraamd, dan was voor onderhoud alleen minstens 400 francs noodig, waardoor het totale cijfer ongeveer 16 millioenen francs uitmaakte. Menig staatsman zou met deze som verlegen hebben gestaan, doch mevrouw de Montagu hield in kinderlijk gebed aan bij Hein, die beloofd heeft ons niet te zullen begeven of verlaten.

Zij meende zich niet te bedriegen, wanneer zij veronderstelde, dat in ieder land één inwoner op de 500 één franc zou bijdragen. quot;Volgens deze berekening liet zicli van Eusland met 22 millioen inwoners, 4,400,000 francs verwachten, van Zweden 52,000 francs, van Oostenrijk 3,760,987 francs, zooveel van Spanje, zooveel van Engeland en in verhouding van ieder land. Dewijl door deze berekening de gewenschte som niet bereikt werd, nam zij aan dat de steden rijker waren, en verhoogde daar de bijdragen aanzienlijk, namelijk 1 franc op de tien inwoners. Dit maakte voor Weenen 20,000 francs, voor Moskou 15,000 francs, enz. Deze in hare oogen zeer bescheiden berekening maakte de som volledig, en verhoogde aanmerkelijk haren moed, zoodat zij eindelijk over haar plan begon te spreken. Iedereen stond verbaasd en twijfelde. quot;Niemand durfde met haar hopen, alleen graaf Stolberg en zijne vrouw, de stille, zachtmoedige gravin Sophie, met welke zij vroeger te Wands-beck had kennis gemaakt, en die zij nu te Witmold als eigenaars van een naburig landgoed aantrof. Met hartelijke toegenegenheid voor beiden vervuld, werd haar omgang dagelijks inniger, en toen zij met hare berekening voor den dag kwam, beijverde zich de graaf niet alleen om haar door een rijk geschenk veen voorschot te geven opdat haar werk

10

-ocr page 154-

146

gelukken mochtquot;, maar hij deed meer. Hij bood zich aan, zijne liooge stelling, zijn naam en zijne betrekkingen in het noorden voor de goede zaak ten beste te geven. Hartelijk verheugd nam mevrouw de Montagu voor hare arme mede-verbannenen alles aan, wat de graaf zijnerzijds wensehte te doen, en ijlde in gelukkige stemming van Eutin naar Witmold, waar mevrouw de Tessé in hare vreugde deelde.

Reeds eenige dagen later bracht de graaf liaar het ontwerp van een welsprekend beroep op het Deensche volk, maar op verzoek van mevrouw de Montagu moest veel gewijzigd worden, daar volgens hare meening van haar zelve veel te veel sprake was. In gewijzigden vorm ging het adres de wijde wereld in, en spoedig werden ongeveer 7000 francs als eerstelingen ingesameld, welke onmiddellijk aan de arme uitgewekenen werden uitgereikt. Naar alle vier werelddeelen werden brieven verzonden, soms zes of tien per dag, en dikwijls was het der markiezin, wanneer een nieuwe naam haar te binnen schoot, als had zij nu het antwoord op haar veeltijds murmureerend vragen, waarom zij na hare vlucht uit het vaderland van oord tot oord had gedwaald.

Spoedig stroomden de bijdragen van alle zijden samen. Mevrouw de Tessé zeide op opgeruimder! toon, dat in handen van haar nicht het kopergeld voor porto in goud weder te voorschijn kwam. Er werd tot de oprichting van een raad van toezicht besloten, bestaande uit den aartsbisschop van Reims, de bisschop van Clermont, de vorstin Gallizin, enz. en in a!le groote plaatsen werden comités voor de verdeeling en uitreiking gevormd. Met groote nauwgezetheid beheerde mevrouw de Montagu al het geld, dat door hare handen ging. Stroomden de giften en gaven aan de eene zijde, zoo ook vermenigvuldigden zich de beden der onge-lukkigen. Van alle kanten werd zij bestorrad, niet alleen

-ocr page 155-

147

om geld eu kleediug, maar ook om aanbiedingen van het een of ander, de verkoop van teekeningen, en anderen handenarbeidj de aanstelling van jonge meisjes tot onderwijzeressen, in een woord met alles wat ieder voor zich meende noodig te hebben. Hoe meer zij daardoor in de onuitsprekelijke ellende van vele duizenden een blik wierp, des te angstiger werd zij in de uitdeeling. »Mijne nichtquot;, zeide mevrouw de Tessé, //geeft steeds 12 sous minder, dan noodig zijn om iemand gelukkig te maken.quot; Zij echter wist altijd voor die 12 sous een anderen arme, wiens honger daardoor kon worden gestild.

Het werd voor haar eene gewichtige gewetensvraag, of zij hare eigen bloedverwanten, die in drukkende omstandigheden verkeerden, met deze giften en bijdragen kon en mocht ondersteunen. Daar zij daaromtrent tot geene beslissing kwam, was zij dikwijls den halven nacht bezig met naaien, om met handenarbeid voor hen iets te verdienen. Toen mevrouw de ïesse de beweegreden van dit 's nachts opblijven begon te bevroeden, bracht zij haar eens zes louis d'or als melkgeld, om daarmede een dierbaren uitgewekene wel te doen, waarop mevrouw de Montagu dadelijk bemerkte, dat zij vreesde dat de heer de Beaune in Wandsbeck geen brandhout in voorraad had, en zij besloot onmiddellijk het geld tot dit doel daarheen te zenden.

De katholieke geschiedschrijvers beweeren, dat mevrouw de Montagu de oorzaak geweest is, dat graaf Stolberg, met zijne vrouw en zuster, de gravin Katharina von Stolberg, overging tot het katholicisme. Dat een man, die het geloof zijner voorvaderen voor eene andere belijdenis verwisselt, op geen vasten grond staat, wanneer hij zich door een mensch, gezwegen nog van eene vrouw, laat overhalen, is ontwijfelbaar. In hoeverre mevrouw de Montagu betrokken

10*

-ocr page 156-

148

was bij deisen overgang der familie Stolberg blijke uit het volgende: Op zekeren dag was zij op Eutin, zeer terneergeslagen , daar zij berichten uit Olmutz ontfangen had, dié maar al te zeer voor het leven der geliefde zuster deden vreezen. Zij sprak met geestdrift over hare zusters de Lafayette en de Grammont, en las den brief van lautstgenoemde voor, behelzende het verhaal van het verscheiden harer geliefden. Zij werd verzocht, de voorlezing nog eens te herhalen. Allen barstten in tranen los, en mevrouw de Montagu, zelve door smart overstelpt, ging voor een oogenblik de kamer uit. Teruggekomen, vraagde haar de graaf of het haar niet pijnlijk aandeed, onder ketters te leven? Hij wachtte haar antwoord niet af, maar voegde er bij: Wij zijn bijna Katholieken, wij waren het zoo even geheel! Het was ons, als ging de hemel open, en als werden wij met de heilige martelaressen ten hemel binnengeleid. O, welk een godsdienst hebt gij! Welke zielen werden daardoor gevormd! welkeen bron van kracht en troost!quot;

Wie zal het mevrouw de Montagu ten kwade duiden, dat zij, bij het hooren dezer woorden, met hartelijke vreugde werd vervuld ? De voor Protestanten zoo zwakke en wankel-moeditce man, verscheen aan haar, de Katholieke, als een

O '

tweeden Augustinus, toen hij vervolgde: Ach, durfden wij toch openlijk zeggen: Ik geloof; maar daartoe moeten wij eerst het geloof des harten bezitten! Dan zou ik dadelijk zeggen: //Ik behoor tot uwe kerk.quot;

De aravinnen Stolbers: en Katharina vouwden de handen

O ö

en riepen luidde: //En wij ook!quot; en allen drie zwoeren ge-samenlijk, dat vleesch en bloed hen niet zouden afhouden van den overgang, zoo spoedig als de waarheid hun volkomen duidelijk werd. Graaf Stolberg wenschtc zich te doen onderwijzen door mevrouw de Montagu; beleefdelijk bedankte zij, cu

-ocr page 157-

149

wees den abt Edgewortli aan, denzelfden die den koning naar liet schavot had vergezeld. Dezen noodigde daarop de graaf bij zich. Edge worth kon niet komen; daarentegen was generaal de Lafayette geheel onverwacht door den vrede van Campo Pormio uit zijne gevangenis bevrijd en met zijne familie naar Witmold vertrokken. De geestdrift zijner vrouw bracht het hare bij, om alle bedenkingen, die nog bij graaf Stolberg opkwamen, te laten varen, en door hare bemiddeling werd eene briefwisseling geopend met den bisschop van Langres en met dien van Boulogne.

De tijding der bevrijding van de gevangenen te Olmutz werd te Witmold met onbeschrijfelijke vreugde ontfangen. Toen de posthoorn hunne komst aankondigde, spoedde mevrouw de Montagu vergezeld door den ouden heer von Mun, zich ijlings in een licht bootje naar de overzijde van het meer, waar de beide zusters, vreugdetranen schreiend, elkander omarmden. De generaal de Lafayette stelde aan zijne bloedverwanten, na afloop van de eerste vroolijke begroeting, de vier gelijktijdig met hem op vrije voeten gestelde officieren voor, welke hij — zoo hard was hunne gevangenschap — in dien ganschen tijd niet éénmaal gezien had.

Vijf weken vol geluk en vreugde werden door de vrijge-wordenen op Witmold doorgebracht. Den heeren, die allen niet konden gehuisvest worden, werd te Pioen een verblijf aangewezen. De beide zusters en hare dochters onttrokken zich zoo veel mogelijk aan de politieke gesprekken, die de avonden opvroolijkten en gaven integendeel hunne rijke ervaring ten beste. Mevrouw de Montagu had alles beproefd, om de vrijheid harer geliefden te bewerken. Zoowel zij, als mevrouw de Tessé hadden zich tot Washington gewend. Haar verzoek werd in het huis der lords door Lord Douglas ondersteund, en Fox sprak in het huis der gemeen-

-ocr page 158-

150

ten voor de Lafayette. Brieven aan den koning van Prnissen en den keizer van Oostenrijk werden rechtstreeks verzonden door de markiezin, en daarenboven had zij iedere week één avond vastgesteld in vereeniging met mevrouw Eebours, freule de Lucerne en den bisschop van Clermont om van God de bevrijding hunner geliefden af te smeeken. De zichtbare verhooring van dit gebed maakte ook op de dochters van de Lafayette een diepen indruk.

Mijnheer de Lafayette ondervond nog altijd de naweëen zijner gevangenschap, in zooverre hij zich noch in midden-Duitschland noch in Engeland mocht vestigen, waardoor van een terugkeer naar Frankrijk zelf geen sprake kon zijn. Niet ver van Witmold huurde hij eene kleine landhoeve. Spoedig kwam er een vroolijk en opgeruimd leven, door dat de oudste dochter in het huwelijk trad met den heer de Latour-Maubourg, die ook te Olmutz gevangen had gezeten. Bij hunne werkelijke armoede was de keuze van het bruidspaar buiten eigenbelang tot stand gekomen. De heer von Mun beweerde, dat met 30.000 francs, de geheelo bezitting van den bruidegom, men alleen onder de wilden in Amerika kon trouwen en mevrouw de ïessé verzekerde, dat sedert Adam en Eva er geeno meer onbaatzuchtige huwelijks vereeniging was gesloten.

Mevrouw de Montagu bevond zich in gezegende omstandigheden en het dochtertje, dat op den 9Jei' Mei 179S ter wereld kwam, ontfing den naam van Stephanie, ter herinnering aan den eersten christen-martelaar.

De huwelijksvereeniging van het jeugdige paar stond voltrokken te worden, toen eene vriendin van mevrouw de Tessé haar een bezoek bracht. Het was de markiezin de Seneiane; zij had zich een, onder een anderen naam opgemaakt, paspoort weten te verschaffen en had de verre reis in gezelschap van een voormalig Jakobijn gemaakt; zij meende alhier eene kolonie

-ocr page 159-

151

van ongelukkigen eenigen troost te brengen. Maar hoe stond zij versteld, toen zij hier aanschouwde de voorbereidselen voor den huwelijksdag, en voor den doop, en al die vroolijke gezichten, hoewel ook menige rimpel in het gelaat getuigde van doorgestaan leed.

In het voorjaar van 1799 vestigde generaal de Lafayette zijn verblijf te Vianen, een kleine stad in ons vaderland, ten einde op het juiste oogenblik dichter bij Frankrijk te zijn. De hertogin de Noailles had een testament nagelaten, en het recht tot uitvoering dreigde, bij langere vertraging, te niet te gaan. Dientengevolge kwamen de heeren de Grammont en de Montagu met hunne echtgenooten naar Vianen, ten einde de beste middelen te beraden, op welke wijze de aan de natie verpandde goederen te verkrijgen zouden zijn. De beraadslagingen der heeren duurden lang, onderwijl de drie zusters met dank jegens God waren vervuld, die het haar vergunde elkander hier beneden terug te zien. Naar menschelijke zienswijze was er veel verlegenheid en armoede, want de hinderpalen tot terugkeer en tot handhaving hunner rechten schenen onoverkomelijk, en de armoede was zoo groot, dat zij allen dikwerf hongerig van tafel opstonden. Maar niettemin waren hunne harten vroolijk en daar de Heer tot dusver had geholpen, hadden zij vaste hoop, dat Hij ook verder zou helpen. Na het avondeten zaten de drie zusters, door koude bevangen, bij elkander in de kille kamer, want het hout strekte nauwelijks tot noodzakelijken brandstof, en ander koopen, daartoe waren zij niet in staat. Zij bleven tot diep in den nacht bijeen. Uit dezen tijd is een gebed bewaard gebleven, dat zij dikwijls gesamenlijk opzonden, in gedachtenis aan hunne zalige betrekkingen. Het eindigde met deze woorden:

//Zij gingen heen en weenden, en zaaiden edel zaad, maar

-ocr page 160-

153

wij zullen hen wederzien, vol van vreugde en van de vruchten hunner oogst. Hallelujah! Hallelujah!

Gij liet hen door vuur en water gaan, o Heer! en eindelijk hebt gij hen in een oord der zaligheid gebracht. Hallelujah!

De bron des levens is in U, o Heer! en in Uw licht zien zij thans het licht. Hallelujah!

Gij schenkt hun, o Heer, bevrijd van alle onrust, Uwen lof te zingen in eeuwigheid. Hallelujah!

Gelijk Hananja, Misaël en Azarja in den brandenden oven den Heer prezen, zoo mogen ook de drie zusters, die nog in dit tranendal verkeeren, U prijzen te midden harer smarten.quot;

Eindelijk kwamen er brieven uit Parijs, houdende de me-dedeeling, dat aan mevrouw de Lafayette de terugkeer in het vaderland was toegestaan, dewijl zij in der tijd van een paspoort voorzien vertrokken was. Zoo aanvaardde zij met mevrouw de Grammout de belangen van alle betrekkingen van wijlen ■de hertogin, en mevrouw de Montagu vertrok naar Witmold met een flauwe hoop, om ook misschien eenmaal naar haar eigendom te kunnen terugkeeren. Zij nam nog een kist vol kleederen voor den heer de Beaune mede, welke mevrouw de Lafayette voor hem in de Auvergne had gevonden, waarmede de van alles beroofde markies hoogst ingenomen was; daarbij bracht zij nog eene tweede kist mede, welke haar, van uit Amerika, ten dienste der uitgewekenen was toegezonden.

In Oktober 1799 kwam er eene plotselinge verandering in Frankrijk. Generaal Bonaparte keerde uit Egypte terug, landde den 9den Oktober te Erejus kwam, den 16den te Parijs, wierp den 9lleu November het Directoire en denKaad der vijfhonderd omver, en begroef daarmede, zoo al niet in naam, dan toch inderdaad, de Eransche republiek.

Daardoor werd voor de kolonisten te Witmold de moge-lijkheid van terugkeer verlevendigd. Bonaparte deed mevrouw

-ocr page 161-

15i5

de Lafayette weten, dat hij niet zou beletten, wanneer haar echtgenoot en familiebetrekkingen naar Frankrijk terngkeerden, om de erflating der hertogin te regelen. De heer en mevrouw de Montagu maakten zich, zoo spoedig eenigzins mogelijk was, na dit stilzwijgend verlof ter afreize gereed. Hun zoontje bleef achter bij tante de Tessé, de kleine Stephanie bij haar peetvader Stolberg. Zij reisden zonder papieren; in 'sGravenhage ontfingen zij van den Franschen gezant een paspoort, onder den naam van koopman Mongros en echtgenoote, en zoo kwamen zij gelukkig te Parijs.

Daar vonden zij in eene kleine arbeiderswoning, die door een vroegeren dienaar van het huis ïhésau als herberg was ingericht, vele teruggekeerde uitgewekenen in diepe armoede. Zij zeiven betrokken een der armste vertrekjes, en ontfingen zij of hunne buuren bezoek, dan werden van weerskanten de stoelen geleend.

Spoedig werden de heer en mevrouw de Montagu met' vele anderen van de lijst der verbannenen geschrapt. Van alle kanten stroomden de arme uitgewekenen naar het beproefde vaderland samen. Bijna geene plaats was overgebleven waar men rusten kon, nergens waren middelen voorhanden, waardoor men tot een nieuw bestaan kon komen, en weder werden veler blikken gewend naar mevrouw de Montagu. Geen dag ging voorbij, dat geene beden om hulp tot haar kwamen. Ook hier was zij onvermoeid bezig, om hulp te verschaften in dezen geheel nieuwen toestand, en de noodzakelijkheid van veel te moeten verkeeren niet mannen, die aanhangers der-nieuwe orde van zaken waren, viel haar ongelijk zwaarder, dan de frische en vrije uitoefening harer weldadigheid te Witmold. Dikwerf ging zij in de haar vreemd geworden vaderstad rond, uitgeput naar lichaam en ziel.

De kerken waren of verwoest bf gesloten, wat haar

-ocr page 162-

154

zeer ter harte ging, daar zij dorstte naar de gemeenschappelijke godsvereering in des Heeren huis. Door bemiddeling eener vriendin werd haar een priester aangewezen. Mevrouw de Montagu begaf zich naar de rue des Capucins; zij werd echter met groote onverschilligheid en wantrouwen in het aangewezen huis ontfangen. Toen men vernam, dat zij door mevrouw de Durtus was gezonden, liet men haar in eenc achterkamer, die tot kapel was ingericht. Onder den titel van //burger Pran^oisquot;, werd door den priester alhier school gehouden; hij droeg nog immer burgerkleeding, welke door hem sedert de uitbarsting der revolutie niet was afgelegd, waardoor hij in staat werd gesteld, in het geheim godsdienstoefening te houden.

In ditzelfde jaar nog was de geheele kolonie Witmold naar Parijs verhuisd; Attala en Stephanie waren weder bij hunne ouders. De nalatenschap der hertogin de Noailles was toereikende, ofschoon zich nog veel in vreemde handen bevond, en nadere regeling behoefde, om een matig inkomen in de toekomst te verwachten. — Vervuld met dank jegens God verlieten de heer en mevrouw de Montagu Parijs, om het hun toebedeelde oude slot Pontenaye in bezit te nemen. Op de reize daarheen beviel de markiezin den lOden Mei 1801 van haar achtste kind. Zoo kon de reis eerst na vier weken met drie in plaats van met twee kinderen vervolgd worden. De zomer ging voorbij onder veel onrust, terug-koopen en onderhandelen, en in het najaar beproefde de heer de Montagu, een gedeelte van zijn eigendom wederom machtig te worden. Hier te Yelay werden de echtgenooten in een herberg opgewacht door een ouden dokter Sauzey. De vader van den heer de Montagu had zich in der tijd genoemden dokter aangetrokken en hem geldelijke toelage voor zijne studiën verleend. Sauzey, een beminnelijk, oud man nog van den

-ocr page 163-

155

ouden stempel, met gepoederd hoofd, en in weerwil van zijn slecht gehoor dc gevierde dokter zes uren in den omtrek, nam op zich het huis der Montagu's weder uit zijne vernedering op te heffen. Tot bereiking van dit plan had hij, op zijn oud grauw paard gezeten, meer dan zes maanden de geheele omstreek bezocht, om de tegenwoordige bezitters der verschillende heerlijkheden uit te vinden. Hij had hen zoo goed voorbereid, hetzij dat hij ze aan het ziekbed of wel aan den ploeg had aangetroffen, dat velen van hen den heer de Montagu in de herberg opwachtten en hem op dc aannemelijkste voorwaarden de landgoederen ter verkoop aanboden, over welker bezit zij zich heimelijk schaamden. De heer de Montagu deed billijke voorslagen, moest echter erkennen, dat hij oogenblikkelijk zonder geldmiddelen was, en niet kou betalen. Maai' de goede dokter Sauzey had aan alles gedacht en kwam op den dag van de teekening van het kontrakt, met verscheidene zakken vol geld te voorschijn; dringend hield hij bij den heer de Montagu aan, deze 6000 en nog verdere 25000 francs bij hem te mogen beleggen, en hom te laten begaan, zonder met een enkel woord tc reppen, dat hij en zijne vrouw hun wijnberg, waarin hun eigenlijk bezit bestond, hadden verkocht, om den zoon van hunnen vroegeren heer zijn voorvaderlijk goed weder te doen terugnemen. Toen hier alles ten einde was gebracht, vertrok de heer de Montagu naar Clermont, waar hij echter spoedig bemerkte dat het slot Bouzolz met zijne onderhoorig-heden onherroepelijk voor hem verloren was. Van daar kwamen zij in de Auvergne. Daar bezat de heer de Montagu in dc hoofdstad een huis, en niet ver van daar had hij vroeger het park en het kasteel de Croque in bezit gehad. Huis, kasteel en park waren verkocht, alleen het meubilair niet. Dit was door trouwe bedienden met behulp van verwanten

-ocr page 164-

156

eu vriendeu gered. Bij nacht hadden zij bedden en meubels gered, kelders ledig gedragen en alles zoo goed verborgen, dat het geringste niet ontbrak.

Een huurrijtuig bracht den markies en de markiezin naar Plauzat. Hun vroeger kasteel was verwoest; zij verzochten daarom hun intrek te mogen nemen bij mevrouw de Vil-iate, eene oude vriendin. Bijna alle bewoners der stadwaren hun tegemoet gekomen. Men ontfing de arme bannelingen, welke allen uiterlijken glans, iedere aantrekkelijkheid van rijkdom hadden verloren, met luid gejubel en hartelijke toegenegenheid. Nauwelijks konden zij door de versamelde menigte heen komen. Grijsaards op krukken kwamen naderbij, moeders hielden hunne kinderen in de hoogte, opdat zij hun vlieven landheerquot; konden zien. De vrouwen verdrongen zich om mevrouw de Montagu en kusten hare handen en kleederen. //Toen ik ziek was, heeft zij mij verpleegd ,quot; sprak de eene. //Mijne brandwonden werden op het slot verbonden;quot; hernam een tweede. vNog draag ik het kleed, dat zij voor mij gemaakt heeft!quot; riep een derde. Een ieder had weldaden ondervonden, en het geheugen des grijsaards ging terug tot de dagen van de edele moeder en grootmoeder des heeren de Montagu.

Bij zulk eene stemming der bevolking viel het den heer de Montagu zeer licht, den terugkoop zijner goederen tot stand te brengen. Niet zonder aandoening verlieten de markies en zijne vrouw deze streek om naar Parijs terug te keeren.

-ocr page 165-

VUL

De Frausche revolutie was geëindigd, de wouden door haar geslagen, begonnen te genezen en werden langzaam geheeld, de orde en regel allengs hersteld, en wie, gelijk mevrouw de Montagu te midden aller stormen, door vertrouwen op God en liefde tot God en de menschen staande gebleven was, kon nu door het terugkeerend geluk ook niet overmoedig worden. Eén plicht bleef nog te vervullen zoowel voor haar als voor hare zusters; namelijk te weten te komen waar het stoffelijk overschot harer geliefden was gebleven. Alle uitgewekenen waren in betrekking tot hunne vermoorde betrekkingen in algeheele onwetendheid, dat allen ernstig griefde. Eindelijk kwam mevrouw dc Montagu op het spoor, dat een arm meisje wellicht eenige opheldering kou geven. Dit was tegenwoordig geweest bij de terechtstelling van haar vader en broeder, had hunne lijken ter grafplaats vergezeld, en tegelijk met hen de haar bekende hertogin onder do rij gezien. Zij was, nadat zij de onthoofding der haren had bijgewoond, bewusteloos neergevallen; later bijkomende had zij de plaats bijna ledig gevonden en was de met bloed bevlekte doodgravers gevolgd. Te Picpus hielden zij stil.

-ocr page 166-

158

Het was bijna nacht. Het meisje herkende het oude Augustijner klooster, en zag de groeve, waar de slachtoffers der guillotine allen werden ingeworpen. Van toen af had zij die plaats dikwijls bezocht, om aldaar te bidden.

Mevrouw de Montagu, vergezeld door mevrouw de Lafayette ging daarop den volgenden Zondag aan dit treurig oord een bezoek brengen. De offers der guillotine waren niet op eeu kerkhof begraven. Men had een diepen kuil gemaakt, 30 voeten lang en 30 voeten breed, waarin ongeveer 1300 lijken, inenschen van allerlei stand, werden geworpen; niets verraadde dat hier Christenen waren begraven, geheel in overeenstemming met het woord van Jesaia: //Daarom opent het doodenrijk zijn balg en spert den muil op, zonder mate; en haar luister en haar overvloed, haar geschater en haar vreugdegejuich dalen daarin neder (Jes. V : 14). Hier een gedenkteeken te stichten, was de wensch der drie zusters, waarmede zij bijna uitsluitend bezig waren, en waarbij zij de hulp aanvaardden van hen, die even als zij, hunne dierbare betrekkingen aan deze plaats beweenden. Doch een enkel gedenkteeken zou niet in overeenstemming zijn geweest met de beklagenswaardige uitgestrektheid van deze plaats der droefheid. Zij besloten daarom den tuin der Augustijners en de ruïnen van het klooster aan te koopen, dezen bloedigen akker des doods met een muur te omgeven, een kerk daarop te bouwen, en daarnevens een huis, voor liefdadige doeleinden bestemd, in te richten.

De prinses van Hohenzollern had daartoe reeds pogingen in het werk gesteld, toen haar broeder, de prins van Salm-Kyrburg hierheen werd gebracht gelijk met generaal de Beauharnais, André Chenier de dichter, den door zijne zeldzame lotgevallen bekenden duitschen officier

-ocr page 167-

159

Trenk en den abt Fénélon, die het Imis voor kleine Savooi-aards had gesticht. Onmiddellijk op deze groote namen volgen in de registers der guillotine die van den schoenmaker Miel, deu matroos Burk, den pruikenmaker Moreau; allen lieden, die soms door een enkel woord van een hunner vijanden in het verderf werden gestort.

Dertien jaren waren noodig, om dit groote gedenk-teeken onder veel zorg en moeite te voltooien; want de bloedverwanten van allen die hier rustten, waren onder alle hemelstreken verstrooid, en hadden bovendien grootendeels hun vermogen verloren. Sedert het jaar 1815 is eenc sehoone, groote kerk verrezen, wel eenigzins gedrukt en zwaar, maar toch aan het doel beantwoordende. De muren van het in kruisvorm gebouwde koor zijn met marmer belegd, waarop de namen der 1307 slachtoffers onder de guillotine gevallen, zijn gegrift, geheel in de volgorde, zoo als zij aangewezen zijn in het register der conventie. Nog heden ten dage wordt alhier een mis voor de dooden gelezen en in de laatste dagen van April of het begin van Mei een plechtige jaarlijksche dienst gevierd. Een gedeelte van het oude Augustijner-klooster werd weder tot nonnenklooster ingericht, en aan den anderen vleugel van het gebouw een zendingshuis gesticht, van waar ieder jaar priesters naar de verre heidenen werden uitgezonden.

Mevrouw de Montagu doorleefde in het midden van den kring harer geliefde familie, tot welke zij zich nu het liefst bepaalde, nog veel lief en leed. Hare vier kinderen groeiden op tot ware evenbeelden van vader en moeder, en het levensdoel der markiezin bestond daarin, hare kinderen op te voeden in den geest van hare nu zalige moeder. De heer de Beaune kon zich niet schikken in de nieuwe orde der dingen, en leefde te Lyon in gezelschap van een ouden

-ocr page 168-

160

dienaar met diens vrouw. In vijf en taclitigjarigen ouderdom stierf hij aldaar iu de armen van ziju zoon. Ook de heer en mevrouw de Tessé werden na eene huwelijksvereeniging van 58 jaren eene week na elkander uit dit leven weggenomen.

De dood van mevrouw de Lafayette was, vergeleken bij de smartelijke verliezen van vrienden en betrekkingen, voor mevrouw de Montagu nog de bitterste, en toch ontleende zij aan dit sterfbed //krachten des eeuwigen levens,quot; want hare zuster was in volkomen vrede als een door Christus verlost kind van God ten hemel ingegaan.

Mevrouw de Lafayette was nimmer de gevolgen te boven gekomen van al hetgeen zij in de gevangenissen had uitgestaan, en in November 1807 kwam er een gevaarlijke keer iu haar lijden. Mevrouw de .Montagu bevond zich juist bij hare zuster de Grammont, die ongesteld was, en hare verlossing verbeidde. Toch wenschte mevrouw de Grammont, dat hare zuster de Montagu onmiddellijk naar Parijs zou vertrekken. Deze trof de geliefde zuster aan buiten bewustzijn, en duidelijk bleek, dat haar krachtige wil tegen het geweld der ziekte kampte. Zoo sprak zij eens, in het midden der bitterste smarten : n Denkt aan het woord van den profeet: zegt den vroomen dat alles hun ten goedej-jdienten later : „Mijn toestand verontrust u, maar mij niet.quot; Eens was het der stervende als werd het Paaschfeest gevierd. Mevrouw de Montagu merkte aan, dat het Kerstfeest op handen was. *Nu goed,quot; sprak de kranke, //dat is de lijd der begeerten. Het leven is kort, wel hem, die voor God geleefd heeft.Op zekeren dag meende zij dat het zondag was. /'liet is heden de dag des kruises,quot; fluisterde mevrouw de Montagu. '/Dat is waar,quot; hervatte de zieke; //met dien dag heb ik mij met mijn geheele hart vereenigd.quot;

Toen haar echtgenoot eens snikkend hare hand kuste,

-ocr page 169-

161

sprak zij: //Het zal mijn geluk niet storen, wanneer gij hertrouwt. Het volkomen geluk is in het paradijs, maar toch op aarde kan men reeds gelukkige uren doorleven. Op een anderen keer zag zij hem in ijlende koorts aan en zeide : // Zijt gij een Christen? Van welke sekte? Ach, — ik weet, — gij zijt Eajettist.quot; (aanhanger van de Lafayette).

//Dat waart gij, geloof ik, ook een weinig,quot; antwoordde de generaal, glimlachend tusschen de tranen door.

//Ja, antwoordde zij, //ik zou mijn leven voor die sekte geven, maar vóór alles moet men toch Christen zijn. Gij bewondert Jezus Christus,quot; ging zij voort, //eens komt de dag, dan zult gij zijne Godheid erkennen. Zult gij dan met mij den marteldood te gemoet gaan?quot;

De generaal hernam, dat hij haar overal zou volgen. Toen zij weder tot zich zelve kwam, prees zij luide God, dat haar man gered was.

Zij verzocht den 30stcu December, dat men haar de //gebeden voor de bedroefde zielen,quot; zou voorlezen. Bij de woorden; //zegt aau de verslagene harten dat zij gerust, en den gevangenen dat zij vrij en ledig kunnen heengaanquot;, riep de zieke uit: //Mijn hart is nog in volle verwachting, en ik hoop, dat Go-l mij verder sterken moge. Welk oen onderscheid tusschen een Christen en een ander mensch! De Christen erkent de oneindige barmhartigheid Gods, en hare bedoelingen, waardoor God niet voor ons maar in ons leeft.quot;

Aan den avond van dezen dag voelde zij haar einde naderen ; zij kuste het kruis, hetwelk door hare zustor haar in de hand was gegeven, en begon met duidelijke stem en verhelderden blik den lofzang van Tobias aan te heffen. Toch duurde haar strijd nog tot den volgenden morgen. Nog eenmaal riep zij hare geliefden om haar bed, hield aller handen vast, tot dat; zij eindelijk als een kind zacht ontsliep. //Ik

11

-ocr page 170-

162

kon slechts aan liet woord van David denken,quot; sclireet' mevrouw de Montagu. // Ik zal in vrede te 7,amen neder-leggen en slapen, want Gij, o Heer, alleen zult mij doen zeker wonen. (Ps. IV : 9).

Luid jammerend omringde de familie het dierbare omhulsel der zuster, die in hare handen nog liet beeld hield van Hem, die de opstanding en het leven is.

Mevrouw de Montagu werd acht dagen later door een gevaarlijke zenuwkoorts getroffen. Na hare herstelling schreven de doctoren haar voor, haar verblijf voor goed buiten te vestigen, ten gevolge waarvan de heer de Montagu het tamelijk vervallene, ten tijde van Karei VI gebouwde, slot Fontenave deed verbouwen. In den zoogenaamden heerentoren bevond zich een groot slaapvertrek, waar men de twaalf tcekenen van den dierenriem op azuurblauwen grond op het plafond vond geschilderd. Het gerucht liep, dat de geesten der dooden hier in het oude gebouw omdoolden ; waar is het evenwel, dat met den heer en mevrouw de Montagu slechts goede geesten hun intrek namen. Het vroegere wachtkamertje, dat later tot portierkamer gediend had, was tot school voor kleine kinderen ingericht, en tot het groote witgepleisterde vertrek hadden de armen en grijsaards in het dorp vrijen toegang, en vonden daar 's winters een warm onderkomen. Mevrouw de Montagu gaf les aan hare twee jongste dochters. Op bepaalde uren ontfingen zij onderricht in geschiedenis, aardrijkskunde en andere vakken. Van hare prilste jeugd af aan leerde zij haar, over zich de wacht houden, dagelijks bidden, en in alle omstandigheden, zelfs bij liet onschuldigste spel. God voor oogen houden. Dikwerf merkte zij op dat de waarheid ons niet alleen geschonken was ter verheffing van onzen geest, maar ook om in het leven werkdadig op te treden. Zij leerde den kinderen zich zeiven overwinnen, en zich

-ocr page 171-

163

voor anderen op offeren, het goede doen, ook zonder de hoop van geprezen te worden, en zij zag het met vreugde, wanneer zij ter wille van anderen zich ontberingen getroostten.

Aan eene nicht, welke tot aan haar huwelijk na den terugkeer in het vaderland bij haar als dochter had verkeerd, schreef mevrouw de Montagu het navolgende: //Bestudeer nauwkeurig het karakter van uw man, en handel eerst, wanneer gij dienaangaande volkomen zeker zijt. Maar nog meer: bewaar, bij alle voorkomendheid, vastheid van zin, bij allen twijfel, beslissend oordeel. Vooral in het huishouden is vastheid van wil noodig. Daaraan moet gij u gewennen, anders ziet het er met de huisselijke tucht en orde slim uit. Kies, zonder te willen heerschappij voeren, krachtig en wel uwe partij. Het is veel beter op deze wijze iets minder juist te doen, dan wankelmoedig en besluiteloos het geduld van anderen op de. proef te stellen; en hunne achting te verliezen; want in dit gevaar komen wij altijd, zoodra men bemerkt, dat wij niet recht weten, wat wij willen. Eevalt iets niet aan uw man, zoo laat het dan dadelijk en wel zonder morren. Dat gij daarmede een offer brengt, behoeft ge niet te verbergen, maar nog minder u daarop te beroemen. Mijd u voor alle beuzelachtig gesnap. Laat u door niets van uw hoofddoel afbrengen.quot;

Toen in het jaar I S 13 eene groote schaarschte van levensmiddelen heerschte, werd door mevrouw de Montagu een groote keuken van het slot ingericht voor de armen, en met hare dochters deelde zij dagelijks 130 portiën voedsel uit. Op een kouden winterdag van het jaar 1813 werd verhaald, dat een trein van (500 gevangenen geheel uitgeput van honger en dorst het dorp was binnengekomen. Dadelijk liet mevrouw de Montagu de poorten van het kasteel openen, en maakte alles gereed om zoowel de gevangenen als het

11*

-ocr page 172-

164

geleide tc kunnen onder dak brengen. Het geleide had het bevel ontfangen zich niet op te houden in het dorp, en zij trokken dus voort. Een oogenblik later zag men bedienden en boeren voor het slot te paard stijgen. Anderen reden met geladen wagens weg, welke spoedig de karren der arme gevangenen op zijde kwamen. Kort daarna stegen overal vuren

op, waaraan de soldaten hunne verkleumde ledematen konden

verwarmen. Aan den eersten halt verdeelde men onder hen levensmiddelen; de meest behoeftigen ontfingen kleederen. In Chaume, waar zij bivakkeerden, vonden zij goede stroolegers, en de warme soep stond gereed. Men wiesch hunne wonden, en deed eene uitdeeling, bestaande in linnengoed, kleederen, kousen, schoenen, geld, zelfs tabak, uit eigen bijdragen door mevrouw de Montagu en hare dochters in allerijl voor do

arme lieden bijeen gebracht.

In Lyon zag zij eens in een hospitaal zeer veel armen en ongelukkigen, die zij zoo gaarne wat meer gegeven zou hebben, dan zij wel in staat was. Vóór dat zij naar huis ging, verwachtte zij nog een kapper, die, toen hij haar het haar opmaakte en de schoonheid daarvan bewonderde, tot haar sprak: //Dat zou goud waard zijn.quot; — //Welnu, hoeveel zoudt ge er voor geven? hervatte mevrouw de Montagu. „Minstens 80 francs,quot; was het antwoord. Mevrouw de Montagu liet zich haar prachtig haar af knippen, ijlde vervolgens naar het hospitaal, om het geld onder de armen uit te deelen.

Een harer bedienden was eens zeer ziek. Men vraagde hem, waarom hij zoo tegen den dood opzag. //Ach, hervatte hij, //ik zou zoo gaarne zoo lang geleefd hebben, om te gelijk met mevrouw te sterven; dan kon ik mij misschien aan haar kleed vasthouden en in den hemel komen.

De heer en mevrouw de Montagu hadden het genoegen veel vreugde van hunne kinderen te beleven. Aan de hand van

-ocr page 173-

165

geachte, door hunne medeburgers geliefde mannen trokken de dochters haar eigen woning binnen, eu in het jaar 1815 ontfingen de ouders eene liefhebbende dochter in freule de Tourdonnet, met wie hun zoon zich in den echt had verbonden.

In het jaar 1834 verloor de hertog de Noailles zijne tweede vrouw door den dood, en hij wenschte nu //bij zijn lieven de Montaguquot; te mogen zijn. Zoo verhuisde hij dau wederom in vijf-en-tachtigjarigen ouderdom van Geneve naar Parijs, en de zestigjarige dochter nam hare plichten als kind met liefde wederom op. Spoedig daarop werd zij ernstig ongesteld, en de ziekte nam zóó toe, dat hare betrekkingen eindelijk de hoop op haar behoud geheel en al verloren. Gedurende de ziekte zijner moeder was de zoon niet van haar bed geweken. Nauwelijks was het gevaar geweken, of hij geleidde zijne vrouw en kinderen naar St. Germain, naar het kasteel van zijn schoonvader, waar hij in het uitgestrekte park zijne voorliefde voor de jacht den ruimen teugel kon vieren. Zoo ging hij op zekeren da£f, het was de 3de Juni, naar buiten, plaatste zich op een steenen bank, om juister te kunnen schieten, zijn geweer stootte tegen een tak, het schot ging af— en trof hem in den arm. In het eerst scheen de woud weinig te beduiden, spoedig echter, onder den invloed van een vreese-lijk ouweder, openbaarde zich plotseling koud vuur, en was alle hoop verloren. De jonge, gelukkige man ontveinsde het zich dan ook niet. Met volle bewustheid regelde hij zijne zaken, verzocht op Picpus te worden begraven, vom daar de opstanding te verbeiden 'quot;, nam getroost afscheid van vrouw en kinderen, omarmde zijn vader, verzocht hem bedaard en kalm zijne moeder op zijn dood voor te bereiden, en ontsliep weldra in den ouderdom van 28 jaren.

Ten gevolge der voortdurende zwakte van mevrouw de

-ocr page 174-

166

Montagu had men liet noodig geoordeeld voor Iiaar de doode-lijke ziekte van haren lieveling te verbergen, en noch haar man noch hare dochter gevoelde zich sterk genoeg haar deze tijding mede te deelen. Mevrouw de Grammont stelde hare zuster voor, daar ook aan haar de moed daartoe ontbrak, om den volgenden dag, Zondag Trinitatis, het heilige avondmaal te gebruiken. De ziekte stemde vreugdevol met dit plan in. De vroome priester deed, aan den morgen van het feest, een lang en hartelijk gebed aan haar bed, en vermaande haar, nadat hij haar het heilige brood had gegeven, na te denken over het geheim des lijdens, en zich in het bizonder zoowel de smarten als den moed van Maria recht voor te stellen, toen haar zoon aan het kruis hing. De arme moeder verstond, wat hij zeggen wilde. Geen woord kwam over hare lippen, geen traan uit haar oog. Steeds meer perste zij de gevouwen handen te zamen en drukte die op haar hart. Haar man geleidde, in stilte weenende, de bedroefde jeugdige weduwe en de drie kinderen van haar zoon naar binnen en deelde zijne vrouw mede, dat Attala in den Heer was ontslapen. Toen eindelijk braken hare traneu los, en zij riep uit; //Ik zwijg, o Heer, omdat het naar Uw wil is geschied, maar houd op mij te kastijden, opdat ik niet bezwijke onder mijn kruis \quot; Zij brak af, en bleef in stil gebed verzonken.

De geheele familie trok naar Fontenaye. Mevrouw de Montagu leefde, toen zij het bed weder kon verlaten, bijna uitsluitend ter verpleging haars vaders, wiens krachten naar ziel en lichaam ras afnamen. Liefst sliep hij geleund tegen den schouder van zijn kind, en zoo zat de trouwe dochter dikwerf uren lang zonder zich te verroeren; terwijl in die stille oogenblikken haar afgeloopen leven in verwonderlijke helderheid haar duidelijk werd. In welk licht zij de dingen aanschouwde, zeggen ons de woorden eens

-ocr page 175-

167

briefs aan hare vriendiu Eoverea: //Laat ons door niets worden nedergeworpeu; houden wij ons voor alles gereed, lederen morgen bij mijn ontwaken denk ik aan de stervens-ure mijns zoons, en immer herhaal ik dan de woorden in liet gebed: Alles is Uwe, Heer, alles komt van U, daarom zal ook alles U gewijd, U geheiligd worden. Mijne kracht komt dan weder in mij, ik stort mijn hart voor God uit, kom tot Hem met alle nooden, en allengs boeit het leven mij weder, en ik beu op nieuw in staat mij meer met anderen dan met mij zelve bezig te houden.quot;

Tien jaren daarna stierf haar man, met wien zij in lief en leed één hart en ééne ziele was geweest. Nog eene laatste kus drukte zij op zijne bleeke lippen, en sprak://Spoedig volg ik u !quot; Eenigen tijd later overleed ook generaal de Lafayette, en spoedig daarop werd de rij der familiegraven van de ÏS'oailles te Picpus nog vermeerderd, door Romagère, den edelen schoonzoon van mevrouw de Montagu, die ten gevolge van een onvoorzien toeval bezweek. Bij het ontfangen van dit bericht spoedde zich gravin Sophie von Stolberg naar hare veel beproefde vriendin te Parijs. Ook zij was weduwe en had vele harer geliefden verloren. De omgeving der vrouwen was zeer gewijzigd, zij beiden echter waren zich gelijk gebleven. Vooral mevrouw de Montagu werd door hare Duitsche vriendin teruggevonden, juist zoo als zij te Wit-mold geweest was. Zelfs hare donkere haren waren nog bijna dezelfde gebleven, haar vurige geest, hare warme, innige liefde voor alle bedrukten, dezelfde onvermoeide bedrijvigheid in het breien van wollen sokken en in het vervaardigen van kleederen voor arme lieden.

Na een verblijf van vier weken nam mevrouw von Stolberg afscheid. /.Tot weerziens voor Gods troon,quot; was het laatste woord der vriendinnen.

-ocr page 176-

16S

Tn den zomer vau 1838 deed mevrouw de Montagu nog eene reis, ten einde een bezoek te brengen aan bare dochter Anna, die met den graaf de Pare was in liet huwelijk getreden. Zij keerde lijdend huiswaarts, kwam nog eens weder op de been, totdat zij in Januari 1839 op nieuw instortte. Haar dochters spoedden zich naar haar ziekbed. Eene heilige vreugde schitterde in het oog der stervende, toen zij de voetstappen harer geliefden hoorde. Zij verzocht haren kinderen zich met haar in de bede te vereenigen; Uw wil geschiede! Den 28sten versamelden zich al hare betrekkingen om haar bed, en gaf zij ieder een laatste woord van zegen. Sedert het jaar 1807 droeg zij een ring, die door hare zuster de Lafayette in de laatste ure van haar leven haar was geschonken. Nu deed zij den ring aan den vinger van hare dochter Stephanie. Zij was nog in staat 's morgens de gebeden harer geliefden te volgen, en ontsliep eindelijk aan den morgen van den 29sten Januari, in den ouderdom van 73 jaren, vergezeld door de tranen en gebeden harer kinderen.

Den dood vernielt Hij gansch en al, en de Heer Heere wischt de tranen af van alle aangezichten, en den smaad Zijns volks doet Hij verre weg, van over heel het aardrijk; want de Heer heeft liet gesproken!

Jesaia XXV : 8.

-ocr page 177-

N A S C IT K T F T.

Wij geloovcn het lezend publiek geen ondienst te doen, wanneer wij de opmerkzaamheid vestigen op twee historische stukken, die in het verband van dit verhaal, ter kenschetsing der beide vorstelijke echtgenooten,, alle belangstelling verdienen.

Het vroegere kerkhof de la Madeleine, aan het noordelijke uiteinde van de rue de la Madeleine, te Parijs, diende in 1793 tot begraafplaats voor het koninklijk paar. Toen men hunne asch in 1S15 naar St. Dénis overbracht, deed Lodewijk XVIII op dezen plek deChapelle expiatoire verrijzen. Boven den ingang staan deze woorden: //Koning Lodewijk XVIII heeft dit gedenkteeken gesticht ter vereering der plaats, waar het stoffelijk omhulsel van koning Lodewijk XVI en koningin Marie Antoinette (den ^lsten Januari 1815 naar den koninklijken grafkelder te St. Déuis overgebracht) gedurende 21 jaren heeft gerust. De voltooiing van dit gedenkteeken vond plaats in het tweede jaar

-ocr page 178-

170

der regeeriug van koning Karei X, het jaar onzes lleercu 1826.quot;

De kajiel is gebouwd in den vorm van een kruis, en overdekt door een koepel. Men vindt er twee marmergroepen: links, de koningin, ondersteund door den godsdienst, voorgesteld door mevrouw Elisabeth, zuster des konings, in 1794 onthoofd. Deze groep, het werk van den beeldhouwer Cortot, heeft als inschrift den volgenden brief, geschreven door de koningin aan mevrouw Elisabeth, den 16lt;'equot; Oktober 179o.

//Voor de laatste maal schrijf ik aan u, lieve zuster!zoo even ben ik veroordeeld, niet tot een schandelijken dood, die toch past alleen voor schuldigen, maar om met uw broeder hereenigd te worden. Even onschuldig als hij was, zoo hoop ik ook in mijne laatste oogenblikken dezelfde standvastigheid en kalmte te bewaren. Ik ben gerust zoo als iedereen, wien het geweten niets verwijt. Diep smart liet mij, dat ik mijne arme kinderen ga verlaten; gij weet, voor hen en voor u, mijne goede, lieve zuster, heb ik geleefd, voor u, die alles hebt opgeofferd, om bij ons te zijn. In welke omstandigheden laat ik u achter! Door den pleitbezorger heb ik vernomen, dat mijne dochter van u gescheiden is. Helaas! ik durf het arme kind niet schrijven; zij zou mijn brief toch niet ontfangen. Ik weet zelfs niet of deze letteren u zullen bereiken. Ontfang voor beide kinderen mijn zegen; eens kome de dag, waarop zij, grooter geworden, zich van harte in uwe teedere zorgen mogen verheugen.

Mogen zij beiden zich gedurig herinneren al hetgeen ik onophoudelijk hun heb ingescherpt, dat zoowel het beginsel als de nauwkeurige vervulling van den plicht den grondslag van

-ocr page 179-

171

liet leven uitmaakt; dat mijne dochter erken ne, dat zij op haren leeftijd altijd haren broeder moet ter zijde staan door hare grootere ervaring en hartelijke toegenegenheid; dat mijn zoon, op zijne beurt, aan zijne zuster zijne nauwlettende zorgen en raadgevingen ten beste geve. In één woord: mogen zij beiden gevoelen, dat, iu welke levensomstandigheid zij zich ook bevinden, zij alleen door hunne onderlinge lielde kunnen gelukkig zijn; laat hen ons tot hun voorbeeld stellen. Hoeveel troost is niet, te midden van alle onze onheilen, door onze vereenigde liefde in onze harten uitgestort! En in het geluk geniet men dubbel, indien een vriend er in deelt; en waar een hartelijker, inniger vriend te vinden, dan in zijne eigene familie ? Dat mijn zoon nimmer de laatste woorden van zijn vader ver-gete, die ik hem nadrukkelijk in herinnering breng: Dat hij nimmer tra elite onzen dood te wreken!

Over ééne zaak, die mij zwaar op het hart ligt, heb ik nog iets te zeggen. Ik weet hoeveel smart dit kind u moet berokkend hebben; vergeef het, lieve zuster ! denk hoe jong hij is, en hoe gemakkelijk het is een kind te laten zeggen wat men wil, hoewel hij er niets van begrijpt. Eens zal de dag komen, ik hoop het, dat hij beter de waarde van uwe goedheid en opofferende liefde, die gij voor beiden ten beste geeft, zal waardeeren.

Er blijft mij nu nog over, mijne laatste gedachten aan u mede te deelen. lleeds van af het begin van het proces had ik ze u willen melden, maar behalve nog dat men mij niet toeliet te schrijven, is de loop van het rechtsgeding zoo snel voortgegaan, dat waarlijk de tijd mij is ontsnapt.

Ik sterf in den Katholieken, Apostolischen en Eoomschen godsdienst mijner vaderen, waarin ik ben opgevoed, en dien ik altijd heb beleden; geen geestelijken troost te wachten iieb-

-ocr page 180-

172

bende, ook niet vveteude of er nog priesters van onzen godsdienst bestaan, terwijl tock de plaats waar ik mij bevind hen te veel zou blootstellen, indien zij liet waagden liier binnen te komen.

Aan God vraag ik in oprechtheid vergeving voor alle misslagen, die ik van af mijne geboorte mocht hebben begaan. Ik vertrouw, dat Hij, in Zijne goedertierenheid, mijne laatste wenschen zal willen aannemen, alsmede, waar ik reeds herhaaldelijk om heb gesmeekt, dat Hij mijne ziel in Zijne barmhartigheid en genade moge ontfangen.

Aan allen, die ik ken, vraag ik vergeving, ook aan u, lieve zuster, in het bizonder. Vergeef mij al hetgeen waardoor ik, zonder het te willen, u hebt bemoeielijkt; ik vergeef aan mijne vijanden al het kwade, dat zij mij vergolden hebben. Aan alle familieleden roep ik mijn vaarwel toe. Ik had vrienden ; het denkbeeld van hen voor eeuwig te worden gescheiden, eu daarbij te weten al hunne nooden en ellenden, maakt een der bitterste grieven uit, die mij tot in den dood vergezellen; laat hen ten minste weten, dat ik tot in het laatste oogenblik aan hen gedacht heb. Vaarwel, teeder geliefde zuster, moge deze brief u bereiken ! Denk altijd aan mij, ik omhels uin gedachten, als ook die arme, lieve kinderen. Mijn God ! mijn hart breekt wanneer ik denk hen voor altijd te moeten verlaten ! Vaarwel, vaarwel! Van nu af ga ik mij toewijden aan mijne geestelijke plichten. Daar ik in mijne handelingen niet vrij ben, zal men mij een priester aanwijzen en opdringen; maar ik protesteer nu reeds, dat ik hem geen woord zal zeggen eu dat ik hem als een mij vreemd persoon zal behandelen.

Marie Antoinette.

-ocr page 181-

17.3

De groep rechts, door Bosio gebeeldhouwd, stelt voor den koning, en den engel, die hem roept met deze woorden: //Zoon van den heiligen Lodewijk, vaar op ten hemel V' Daaronder vindt men het testament des konings, gedateerd 25 December 1792.

In den naam der Heilige Drievuldigheid, des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes. Heden, vijf en twintig December zeventien honderd twee en negentig. Ik, Lodewijk, de XVI van dien naam, koning van Frankrijk, meer dan vier maanden met mijne familie in den toren van de Temple te Parijs opgesloten, en dat wel door hen, die mijne onderdanen waren ; beroofd van alle mogelijke kommunicatiün, zelfs van alle inededeelingen omtrent mijne familie sedert den elfden dezer maand; bovendien nog gewikkeld in een proces, waarvan de uitkomst moeielijk is vooruit te zien, om reden de brui-sende hartstochten der menschen; God alleen hebbende tot getuige van mijne gedachten, en tot wien alléén ik mij kan wenden; — in Zijne tegenwoordigheid verklaar ik mijn laat-sten wil.

Ik beveel mijne ziel aan God, mijn Schepper. Ik bid Hem, mij in Zijne barmhartigheid op te nemen, en mij niet te oordeelen naar mijne verdiensten, maar naar die van onzen Heer Jezus Christus, die zich aan God Zijnen Vader als otter heeft toegewijd, en dat voor ons menschen, hoe onwaardig wij deze genade ook mochten zijn, en ik in de eerste plaats.

Ik sterf in den schoot onzer heilige. Katholieke, Apostolische en Roomsche kerk, die hare macht, door eene onafgebroken reeks van opvolgers aan Petrus ontleent, die zelf deze waardigheid van Jezus Christus ontfing. Ik geloof zekerlijk en belijd alles wat door de kerk in hare symbolen en bevelen, sakramenten en mysteriën wordt te kennen gegeven, en dat

-ocr page 182-

174

wel zoo als do kerk die onderwijst en immer onderwezen heeft. Nimmer heb ik mij aangematigd rechter te zijn in het verschil over verscheidene leerstukken, die de kerk van Jezus Christus verontrusten en van één scheuren; maar ik heb mij altijd gehouden, en zal mij gedragen, indien God mij het leven spaart, naar de beslissing, die door de geestelijke opperhoofden, welke ten innigste verknocht zijn aan de heilige katholieke kerk, wordt gegeven en zal gegeven worden overeenkomstig de tucht der kerk sedert den tijd van Jezus Christus in gebruik. quot;Van heeler harte heb ik deernis met onze broeders die dwalen; ik vermeet mij echter niet hen te oordeelen, en ik heb hen niet minder lief in Jezus Christus, zoo als dan ook de christelijke liefde ons daartoe opwekt.

Ik bid God mij al mijne zonden te vergeven. Ik heb getracht naar een nauwkeurig onderzoek, ten einde in Zijne hooge tegenwoordigheid die te verfoeien en mij te vernederen. Daar ik beroofd ben van een Katholiek priester, zoo bid ik God de belijdenis te willen aanvaarden, die ik voor Hem hel) uitgestort, en daar benevens het ernstige berouw, mijn naam te hebben gesteld (hoewel het tegen mijn wil zou zijn geweest) onder stukken, die tegen de tucht en het geloof der Katholieke kerk, waar ik oprechtelijk en van harte mede verbonden ben, konden strekken. Ik bid God, mijn vaste besluit te willen aannemen, om zoo mij het leven wordt gespaard mij te bedienen van een Katholiek priester, ten einde aan hem mijne zonden te belijden en het sakrament der boete te ontfangen.

Ik bid allen, die door mij, hoewel mij onbekend, zich mochten gekrenkt gevoelen (want bij mijn weten herinner ik mij niet iemand beleedigd te hebben), of wel allen, die ik tot slecht voorbeeld of aanstoot heb verstrekt; mij het kwade te willen vergeven, dat zij mochten meenen, dat ik hun berokkend heb.

-ocr page 183-

175

Ik bid voor allen, wier christelijke sympathie zicli vereenigt mot mijne gebeden, ten einde de vergeving mijner zonden van God te verwerven.

Van ganscher harte vergeef ik allen, die zich als mijne vijanden hebben doen kennen, zonder dat ik hun daartoe eenige aanleiding heb gegeven, en ik bid God hun vergiffenis te schenken, alsmede aan allen, die door een overdreven, of kwalijk begrepen ijver, mij veel kwaad hebben gedaan.

Aan God beveel ik mijne vrouw, kinderen, broeders, zusters, en verder allen, die door bloedverwantschap, of welke wijze dan ook, aan mij zijn verbonden. In bet bizonder bid ik God in genade neder te zien op mijne vrouw, kinderen en zuster, die reeds zoo lang met mij hebben geleden, hen te ondersteunen door Zijne barmhartigheid, zoo ik hun mocht ontvallen, en zoo lang zij deze vergankelijke wereld bewonen .

Ik beveel mijne kinderen aan mijne vrouw. Nooit heb ik aan hare moederlijke teederheid getwijfeld; moge zij beiden vormen tot goede Christenen en eerlijke menschen, hun lee-ren de grootheid dezer wereld (indien zij daartoe mochten worden veroordeeld) te beschouwen als gevaarlijke en tijdelijke goederen, en den blik te richten op den eenigen zekeren en duurzamen roem der eeuwigheid. Ik verzoek mijne zuster, dat zij mijne kinderen verder met liefde en hartelijkheid blijve behandelen, en in de plaats van de moeder trede, indien zij het ongeluk hadden de hunne te verliezen.

Ik verzoek mijne vrouw, om mij al liet kwaad en het verdriet, dat ik haar in den loop van ons huwelijk mocht hebben aangedaan, te vergeven, gelijk zij van haren kant verzekerd kan zijn, dat geen wrok in mijn hart leeft, indien zij geloofde zich iets te moeten verwijten.

Met aandrang druk ik mijnen kinderen op het hart, dat

-ocr page 184-

176

iiij, vóór alles in Gods wegeu wandelende, ook altijd met elkander vereenigd blijven, onderworpen en gehoorzaam aan hunne moeder, haar dankbaarheid bewijzen voor alle zorgen en moeiten, die zij van mijne vrouw, ook ter gedachtenis aan mij, ontfangen. Ik verzoek hun mijne zuster als eene tweede moeder te beschouwen.

Ik herinner aan mijn zoon, zoo hij het ongeluk mocht hebben koning te worden, om gedachtig te zijn, dat hij zich geheel aan het geluk zijner medeburgers moet toewijden, allen haat en alle gedachte aan vergelding moet vergeten, vooral alles wat op onze ongelukken en ellenden betrekking heeft; dat hij zijn volk dan alleen gelukkig kan maken, wanneer hij volgens de wetten regeert; maar ook aan de andere zijde, dat een koning die wetten alleen kan doen eerbiedigen, en het goede dat in zijn hart is kan ten uitvoer brengen, wanneer hij de noodige beslistheid bezit; zoo niet, zoo zal hij in zijne daden gebonden zijn, en, geen eerbied inboezemende, eer tot nadeel dan tot nut verstrekken. Ik wensch dat mijn zoon zorg drage voor allen, die zich aan mij gehecht gevoelen, zooveel de omstandigheden, waarin hij zich bevindt, hem daartoe in staat stellen; dat hij zich herinnere de heilige schuld, die op mij rust, jegens de kinderen of bloedverwanten van hen, die om mijnentwille zich in gevaar hebben gesteld, of wel ongelukkig zijn geworden. Ik weet dat er verscheidene zijn, die zich jegens mij niet hebben gedragen zoo als het behoorde, ja, die zelfs ondankbaar zijn geweest, maar ik vergeef hun (dikwijls in oogenblikken van onrust en bekommering is men geen meester van zich zeiven) en ik verzoek mijn zoon, om, zoo hij de gelegenheid vindt, slechts aan hun ongeluk te denken.

Ik zou gaarne wenschen hier mijne erkentelijkheid te betoonen aan allen, die waarlijk en belangeloos zich aan

-ocr page 185-

177

cht gevoelen. Aan de eene zijde levendig getroflen ondankbaarheid en terughouding van hen, die wier bloedverwanten of vrienden door mij met zijn overladen, troost mij daarentegen de geen belangstelling, die door velen mij is be-lan hen allen mijn hartelijken dank. In de tegengesteldheid der zaken zou ik vreezen hen aan aad bloot te stellen, indien ik mij duidelijker uit-maar in het bizonder beveel ik mijn zoon, om ; mogelijke middelen en uitvorsching de bedoelde uit te vinden. Ik zou echter meenen de gevoelens volk in verdenking te brengen, indien ik mijn zoon sttelijk de namen noemde der heeren de Chamillv die, door ware liefde gedreven, zich met mij in ig verblijf hebben opgesloten, en die niets anders 3n dan er de ongelukkige slachtoffers van te zijn. gt;1 ook Clery bij hem aan, wiens zorgen gedurende jd, dien hij bij mij doorbracht, boven mijn lof zijn . Hij toch is tot het laatste bij mij gebleven, en ek de heeren der Commune *) aan hem ter hand i mijne kleederen, boeken, horloge, beurs en andere den, gedeponeerd bij de Commune.

rgeef nogmaals van ganscher harte aan allen, die akten, hunne slechte behandeling en alle plagerijen, elooven mij te hebben aangedaan. Eenige gevoelvolle ïlijdende harten heb ik aangetroffen; mogen zij in lenste vrede genieten, volgens hunne wijze van denken, irzoek den heeren de Malesherbes, Tronchet en lijne dankbetuigingen te willen aanvaarden voor al

lutionnair bestuur dor stad.

-ocr page 186-

178

hunne zorgen en moeiten, die zij voor mij hebben in het werk gesteld.

Ik eindig, en verklaar voor God, in wiens tegenwoordigheid ik weldra zal verschijnen, dat ik mij niet schuldig ken nan eene der misdaden, waarvan ik word beticht.

Lode wijk.

-ocr page 187-
-ocr page 188-
-ocr page 189-
-ocr page 190-
-ocr page 191-
-ocr page 192-

Gedrukt bij M. J. Portielje.