570
f fe.
Vak gt;64
é
u
IK gt; 5 ri. -i
Q HANDBOEKJE (T
^ VOOR DE A
COlïGREIiAUlSTE^fö/
VAN
onze lieve vrouw
Aartsbisschop-Bisschop T*n 's-Bosch. 's-Bosch, 1 April 1875.
I (
VAN
BEVATTENDE
KERKELIJK GOEOGEKEL'KD.
TER UEUKKERr.l VAN HET K. K. JONGENS-WEESHUIS,
Liturgischs Vereniging Aartsb'sdogt;r L'Tquot;R ■ C. iT Volgnummer Bibliotheek
Het is ongelooflijk, welk groot nut personen van allen stand uit deze zoo loffelijke en godsdienstige instelling getrokken hebben.
Benedictus XIV.
O, hoe zoet en aangenaam is het, broeders te zien, die zich vereenigen onder de schaduw der Onbevlekt Ontvangen Maagd Maria! Bat de Heer u zeg ene, beware en met zijne genade bij blij ve!
(Doer Z. H. Pius IX, den 12 December 1866, eigenhandig geschreven in liet handboekje der Congregatie van ü. L. V. Onbevlekte Ontvangenis, sedert 1861 bg het korps Pauselijke louaven opgericht.)
VOORREDE.
De rede en de ondervinding leereu overtuigend , dat de vereenigingen van godsdienstige menschen, bijzonderlijk als zij onder de bescherming der allerheiligste Maagd Maria zijn ingesteld, zeer geschikt zijn om de godsvrucht te bevorderen, zoowel door den bijzonderen bijstand der H. Moeder Gods, welken zij overvloedig aan hare vereerders verleent, als door de veelvuldige godsdienstige oefeningen en gebeden, welke de leden, in den naam van Christus vergaderd, verrichten , en eindelijk door de heilzame onderrichtingen, die zij ontvangen , en door het wederkeerige goede voorbeeld , waardoor zij elkander ongevoelig, maar krachtdadig tot de deugd opwekken. Daarom
6
heeft Z. H. Paus Gregorius XIII, die steeds met den grootsten ijver bezield was, om de goddelijke eer op allerlei wijzen te bevorderen, niet geaarzeld door zijnen Apostolischen brief van den 2 November 1584 , de Congregatie van O. L. V., welke in 1563 te Rome door de leden van het Gezelschap van Jezus was begonnen, te bevestigen en met aflaten te begunstigen hij heeft ook aan den Generaal of den Vicaris-Generaal van genoemd Gezelschap de macht gegeven , dusdanige Congregatiën in al hunne collegiën voor de scholieren en ook voor anderen op te richten.
Z. H. Paus Sixtus V, overtuigd van het nut dezer instelling, bekrachtigde al de verleende gunsten, en machtigde bovendien den Generaal, de Congregatie, zoowel onder den titel van Maria Boodschap, als onder eene andere aanroeping, in alle collegiën , semina-riën, kerken en huizen van het Gezelschap en in alle andere plaatsen aan hunne zorg
7
toevertrouwd, op te richten en met de Hoofd-Congregatie te vereenigen.
De door zijne geleerdheid en godsvrucht beroemde Paus Benedictus XIV toonde ook op de klaarblijkelijkste wijze, hoezeer hij van het groote nut der Congregatie overtuigd wasi Hij bekrachtigde en vermeerderde niet alleen de verleende gunsten, maar gaf zelfs eene Bulle uit, waarin hij , met veel welsprekendheid , het voordeel der Congregatie aautoont. „ Het is ongelooflijk, zegt hij, welk groot nut personen van allerlei stand getrokken hebben uit deze lofwaardige en godsdienstige instelling , die overvloedig voorzien is van heilige en zalige regels, met bescheidenheid op verschillende standen der Congreganisten toegepast , en die door den voorzichtigen ijver van de Directeurs bijzonder wordt verzorgd. Sommigen, getrouw iu het bewandelen quot;an den weg der onschuld en godsvrucht, welke zij van hunne teederste jaren onder de bescherming der H, Maagd waren ingetreden,
8
hebben het geluk gehad de zuiverheid der zeden, die aan alle christenen, maar vooral aan de kinderen van de H. Maagd betaamt, tot het schoonste voorbeeld van anderen, gedurende geheel hun leven te bewaren , en eindelijk de kroon der volharding te bekomen. Anderen , die van de jeugd af met eene tee-dere godsvrucht tot de Moeder Gods bezield, en daardoor tot een en hoogen trap der goddelijke liefde verheven waren , hebben de ijdele en vergankelijke goederen en wellusten dezer wereld met eenen grooten en edelen moed verlaten , en een heiliger en veiliger staat in eene geestelijke orde omhelsd ; en alzoo door de geloften aan het kruis van Jezus Christus gehecht, hebben zij de overige dagen van hun leven in het bevorderen van hunne eigene volmaaktheid en van de zaligheid van hunnen evenmensch doorgebracht.
„ Wij, zoo gaat hij voort, die Ons met vreugde herinneren de heilige oefeningen van
9
deze Congregatie, die Wij, als lid der Congregatie van Maria Hemelvaart, in het Professiehuis der Sociëteit van Jezus te Home, met veel geestelijken troost hebben bijgewoond, eer Wij tot hoogere waardigheden verheven waren, oordeelen, dat het onze herderlijke plicht is, deze instelling van echte en grondige godvruchtigheid, die de christelijke deugden en de zaligheid der zielen grootelijks bevordert, door onze Apostolische macht en milddadigheid te begunstigen en te bevoorrechten ; en daarom hebben wij al de gunsten en gratiën, die onze Voorzaten daaraan verleend hebben, door onzen Pauselijken brief van den 24 April goedgekeurd , bevestigd , uitgebreid en vermeerderd, gelijk blijkt uit denzelfden brief.quot;
Z. H. Paus Leo XII bevestigde al de verleende gunsten, en in zijnen Apostolischen brief van den 7 Maart 1825 , breidde hij dezelve uit tot alle andere collegiën , seminariën, kerken en huizen, ofschoon zij niet tot het
10
Gezelschap van Jezus behoorden , mits de Congregatie wettig opgericht en met de Hoofd-Congregatie van Rome werd vereenigd.
Eindelijk, Z. H. Paus Gregorius XVI, de uitbreiding der Congregatie willende bevorderen, gaf aan onderscheidene Kerkoversten de macht, om dezelve in de plaatsen hunner Jurisdictie op te richten , met toevoeging van al de aflateu en gunsten , welke de Pausen er aan verleend hadden.
Wie zal, na zooveel ondubbelzinnige bewijzen van goedkeuring en aanmoediging, gegeven door de Opperhoofden der H. Kerk zeiven, nog twijfelen aan het groote nut, dat de Congregatiën van O. L. V, kunnen voortbrengen! Wie ziet niet, dat deze godsdienstige instelling een zeer krachtig middel is, om de godsvrucht jegens de allerheiligste Maagd te bevorderen, en vooral de jeugd tegen de menigvuldige zielsgevaren onzer zedenbedervende tijden te behoeden!
11
Dat dan al degenen, die het geluk hebben leden te zijn van deze Congregatie, zich verheugen , God er voor bedanken, en zich beijveren , om door de getrouwe onderhouding der Regelen en door een stichtend gedrag, alle menschen van het groote nut dezer lofwaardige instelling meer en meer te overtuigen, opdat dezelve steeds toeneme en bloeie, tot bevordering van de eer van God en den dienst der allerheiligste Maagd Maria.
GOEDK.EU EIN G.
Be hier volgende Regelen voor de Congrega-nisten van O. L. V., hebben Wij nauwkeurig nagezien en zeer geschikt bevonden, om het doel der Congregatie te bereiken; waarom Wij dezelve goedkeuren en aan al de Congregatiën , die in de plaatsen onzer Jurisdictie reeds zijn opgericht, of in het vervolg zullen worden opgericht, ten gebruike aanbevelen.
Gegeven op den Huize Gerra onder Haar en 3 op den feestdag van O. L. V. Boodschap 1855.
De Aartsbisschop van Utrecht, Apostolisch Administrator van 's-Bosch.
VOOR DE
Aet. 1. Patronen.
De eerste en bijzondere Patrones der Congregatie is: de Allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria, onder den titel van een liarer feestdagen of geheimenissen, b. v. onder den titel van hare Onbevlekte Ontvangenis , van hare Hemelvaart, enz. Elke Congregatie mag ook nog een tweeden Patroon of eene tweede Patrones aannemen , b. v. den H. Aloysius, den H. Jozef, de H. Anna, enz.
GOEDKJEUEING.
De hier volgende Regelen voor de Congrega-nisten van O. L. V., hebben Wij nauwkeurig nagezien en zeer geschikt bevonden, om het doel der Congregatie te hereiken; waarom Wij dezelve goedkeuren en aan al de Congregatiën , die in de plaatsen onzer Jurisdictie reeds zijn opgericht, of in het vervolg zullen worden opgericht, ten gebruike
Gegeven op den Huize Gerra onder Haar en, op den feestdag van O. L. V. Boodschap 1855.
De Aartsbisschop van Utrecht, Apostoliscli Administrator van 's-Bosch.
VOOR DE
GEXEOKIKIEN TJIT DE
TE ROME.
AET. 1. Patronen,
De eerste en bijzondere Patrones der Congregatie is: de Allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria, onder den titel ran een liarer feestdagen of geheimenissen, b. v. onder den titel van hare Onbevlekte Ontvangenis , van hare Hemelvaart, enz. Elke Congregatie mag ook nog een tweeden Patroon of eene tweede Patrones aannemen , b. v. den H. Aloysius, den H. Jozef, de H. Anna, enz.
14
Het doel der Congregatie is : hare leden gevoelens van oprechte deugdzaamheid en van ware godsvrucht jegens de allerheiligste Maagd Maria in te boezemen.
Abt. 3.
De leden dragen den schoonen en troostvol-len naam van Kindeeen van Maeia.
Middelen tot bereiking van het doel.
Om aan het doel der Congregatie te beantwoorden en den naam van kinderen van Maria waardig te dragen, moeten de leden zich onderscheiden, niet alleen door het dikwijls bijwonen van godsdienstige oefeningen en het veelvuldig ontvangen der HH. Sacramenten, maar voornamelijk door het vluchten van gevaarlijke gelegenheden, door het ijverig vervullen van de plichten van hunnen staat, en door oprechte liefde jegens elkander en jegens hunnen even-mensch, vooral jegens de armen en ongeluk-kigen. Zóó doende zullen zij hunne godsvrucht tot de H. Maagd niet enkel doen bestaan in gevoelens van eerbied en liefde, en in eenige
15
uitwendige oefeningen van godsvrucht te harer eer, maar zij zullen, gelijk ware kinderen, de deugden van hunne H. Moeder navolgen.
Het bestuur der Congregatie is samengesteld uit de volgende personen:
Een Eerwaarden Heer Directeur; een Prefect; twee Assistenten, en een Haai, welke bestaat uit eenen Secretaris en zes tot twaalf leden, daaronder begrepen de Prefect en de twee Assistenten.
Bovendien zal men, in zooverre dit noodig is, nog benoemen eenen Schatbewaarder, eenen Sacristaan, eenen Portier, eenen Voorlezer ea eenige Zangers (*).
Art. 6.
De Eerw. Heer Pastoor der Parochie is rechtens Directeur of Bestuurder der Congregatie , tenzij de Hoogeerwaarde Kerkoverste
C*) Voor de Congregatie van vrouwspersonen leest men; .Prs-fecte, Secretaresse, Schat be waar ster, Sacristane of Kosteres, Portierster, Voorlezeres, Zangeressen*
16
van het Diocees het anders mocht bepalen. Het staat den Eerw. Heer Directeur yrij, een ander met zijne bediening geheel of gedeeltelijk te belasten.
Diegene, welke aldus de plaats van den Eerw. Heer Directeur bekleedt, zorge, niets te doen, wat met de inzichten of met het verlangen van den Eerw. Heer Directeur strijdig is.
Zonder voorkennis en goedkeuring van den Eerw. Heer Directeur, zal men nimmer iets veranderen, invoeren of verrichten, dat van eenig gewicht is.
De Prefect moet, als hoofd der Congregatie, met eenen waren ijver voor de belangen der geheele Congregatie in het algemeen en van eiken Congreganist in het bijzonder bezield zijn, en hen allen door zijn godvruchtig gedrag trachten te stichten. Hij zal dus :
1. Zonder wezenlijk beletsel, nimmer verzuimen de vergadering bij te wonen.
2. Hij zorge, dat hij altijd tijdig bij dezelve tegenwoordig zij.
3. Ingeval hij werkelijk verhinderd is , moet hij hiervan bijtijds kennis geven aan den eersten Assistent, opdat deze in de vergadering zijne plaats bekleede.
17
4. Hij zal over het gedrag der Congreganis-ten, zooveel als in zijn vermogen is, waken, en wanneer bij ziet of hoort, dat iemand onder hen zich slecht gedraagt, zal hij hiervan kennis geven aan den Eerw. Heer Directeur.
5. Hij zal niet dan om gegronde redenen toestaan, dat men van de Vergadering afwezig zij. Diegenen, die zonder verlof afwezig blijven, zal hij telkens aan den Eerw. Heer Directeur kenbaar maken.
6. Als iemand der Congreganisten ziek wordt, zal de Prefect zorgen, dat do zieke door de leden der Congregatie bezocht worde; hiertoe zal hij diegenen kiezen , welke , volgens de omstandigheden van plaats en personen, het best geschikt zijn, om den zieke te stichten en te vertroosten. Indien de ziekte toeneemt en gevaarlijk wordt, zal hij hem in de gebeden van al de Congreganisten aanbevelen, en zorgen, indien dit noodig zoude zijn, dat de zieke zelf of zijn biechtvader worde bekend gemaakt met het gevaar der ziekte, ten einde hij tijdig de HH_ Sacramenten der stervenden kunne ontvangen.
7. Indien de zieke sterft, zal de Prefect hiervan aan al deleden, zoo spoedig mogelijk, kennis geven, opdat zij den overledene dagelijks in hunne gebeden gedenken en wel bepaaldelijk gedurende acht dagen den Psalm De Profundist of één Onze Vader, en één Wees gegroet bidden en
C. 2.
18
éénmaal de H. Communie opdragen , tot lafenis gen
zijner ziel.— Hij zal hen ook uitnoodigen en nie
verzoeken, om, indien zij niet belet zijn , den te
lijkdienst en de begrafenis bij te wonen. De dri
Prefect zal ook zorg dragen, dat er ten koste ne
der Congregatie ten minste ééne Mis tot lafe- lei nis der ziel van den overledene worde gelezen.
8. Alle drie maanden zal hij de rekening le]
van den Schatbewaarder, in het bijzijn van de S(
twee Assistenten en van den Secretaris , nazien, C
en daarna aan den Eerw. Heer Directeur doen m
weten, in welken staat hij dezelve bevonden tlt;
heeft; hij zal niet toelaten , dat men eenige o
uitgaven doe zonder zijne goedkeuring.
9. Hij zal nauwkeurig onderzoek doen naar het gedrag en de hoedanigheid van degenen, die zich bij hem aanbieden , om in de Congregatie te worden aangenomen; daarna zal hij hen bij de eerste Vergadering aan den Eaad voorstellen. Wordt er nu in den Eaad met meerderheid van stemmen besloten, hen aan te nemen, dan zal de Prefect hiervan kennis geven aan den Eerw. Heer Directeur, en met dezes goedvinding hen als Aspiranten in de Congregatie o|3hemen.
10. Hij zal, of zelf, of door een der Assistenten , of door iemand der Eaadsleden, die daartoe het best geschikt is, de Aspiranten onderrichten aangaande de Kegelen, oefenin-
19
gen en plichten der Congregatie; hij zal ook niet verzuimen, den Eerw. Heer Directeur te doen kennen, hoe de Aspiranten zich ge_ dragen , vooral als de tijd daar ia, dat zij hun. ne plechtige opdracht of toewijding aan de allerheiligste Maagd kunnen doen.
11. Bij het aanvaarden en bij het neder-leggen van zijne bediening, zal hij met den Secretaris den inventaris van al de tot de Congregatie behoorende goederen en de alge-meene rekening van ontvangsten en uitgaven teekenen, opdat alles in goede orde aan zijne opvolgers worde overgeleverd.
Aet. 8.
De Assistenten staan, ofschoon ondergeschikt aan den Prefect, met hem aan het hoofd der Congregatie. In het algemeen is het hun plicht, den Prefect in zijne bediening behulpzaam te zijn, het ware belang der Congregatie zooveel mogelijk te bevorderen, en de Congreganisten door een goed voorbeeld te stichten. Hunne plichten in het bijzonder zijn de volgende :
1. Zij zullen waken over het gedrag der Congreganisten, vooral der Aspiranten, en van
20
hunne bijzondere overtredingen of misslagen aan den Prefect kennis geven.
8. Zij zullen de Aspiranten onderricliten aangaande de regelen, oefeningen en plichten der Congregatie, als zij hiermede door den Prefect belast zijn.
3. Bij afwezigheid of verhindering van den Prefect, bekleedt de eerste Assistent, en bij afwezigheid of verhindering van dezen, de tweede Assistent, deszelfs plaats.
4. Zij moeten tegenwoordig zijn, als de Schatbewaarder zijne driemaandclijksche rekening doet, en na elke nieuwe keuze, als de Prefect en de Secretaris, den inventaris der Congregatie en de rekening van ontvangsten en uitgaven onderteekenen.
Aet. 9.
De Secretaris, die altijd lid van den llaad moet zijn , heeft vooreerst al de verplichtingen, welke de Eaadsleden hebben (Zie art. 10); doch bovendien moet hij ;
1. Zorgen voor al het schrijfwerk, dat er in de Congregatie voorkomt: hij moet dus drie boeken hebben. Het eerste bevat de naamlijst van al de Congreganisten, waarin aangeteekend zijn hun naam, voornaam , ouderdom, bedrijf, alsmede de dag hunner aanneming en opdracht.
21
Het tweede bevat de beslissingen van deu liaad, die van eenig gewicht zijn; hij zal nochtans deze beslissingen niet inschrijven, alvorens het opstel van hetgeen moet worden ingeschreven, door den Eerw. Heer Directeur en door den ilaad is goedgekeurd. Het derde bevat de verkiezingen , de overledene Congreganisten, de weldoeners, en degenen , die de Congregatie hebben verlaten of uit dezelve zijn weggezonden, zonder nochtans de oorzaak van het verlaten der Congregatie of van hunne wegzending uit dezelve er bij te voegen. — Deze boeken moet-hij onder slot bewaren, en dezelver inzage aan niemand, behalve aan de Eaadsleden, veroorloven.
2. Moet hij eene alpliabetische lijst opmaken van al de Congreganisten , welke , als het gevoeglijk kan geschieden, in de kapel of bidplaats zal worden opgehangen.
3. Als de Schatbewaarder zijne driemaan-delijksche rekening doet, is hij daarbij tegenwoordig , ook onderteekent hij met den Prefect den inventaris en de algemeene rekening van ontvangsten en uitgaven.
Aet. 10.
De Raadsleden maken ook deel uit van het Bestuur der Congregatie, en moeten derhalve
22
ook met eenon bijzonderen ijver de belangen der Congregatie behartigen ; zij zullen dus :
1. Altijd tijdig bij de vergaderingen, hetzij van de Congregatie, hetzij van den Eaad, tegenwoordig wezen, en in geval van wezenlijk beletsel, hiervan vooraf aan den Prefect kennis geven.
2. In den Eaad zullen zij met weinige woorden , vrijmoedig, doch met veel omzichtigheid en zedigheid hun gevoelen zeggen aangaande de voorstellen, welken door den Eerw. Heer Directeur, of door den Prefect gedaan worden.
3. Zij mogen ook voorstellen doen in den Eaad; maar het is zeer raadzaam, dat zij van hetgeen zij willen voorstellen, eerst aan den Jïerw. Heer Directeur kennis geven, zooals in Aet. 16 gezegd wordt.
4. Indien zij weten, dat iemand der Con-greganisten merkelijke misslagen begaat, vooral als de Prefect dien persoon bijzonder aan hunne zorg hadde aanbevolen, dan moeten zij hiervan kennis geven aan den Eerw. Heer Directeur, of aan den Prefect, en getrouwelijk volbrengen, wat dezen hun dienaangaande zullen opleggen.
De Schatbewaarder zal:
1. Boekhouden van de ontvangsten en uit-
23
gaven, en alle drie maanden rekening doen aan den Prefect, in het bijzijn van de Assistenten en van den Secretaris.
2. Hij zal alles bezorgen wat voor den dienst der Congregatie noodig is. maar niets doen zonder goedkeuring van den Prefect.
3. Vóór elke kiezing zal hij zijne rekening sluiten om behoorlijk goedgekeurd en onderteekend te kunnen worden. (Zie Art. 7. N. 8.)
De Sacristaan of Koster moet nauwkeurig zorg dragen voor de kapel of bidplaats en voor al de voorwerpen , welke tot dezelve behooren; hij moet dus zorgen, dat de kaarsen op tijd worden aangestoken en uitgedaan, dat alles zindelijk bewaard blijve, dat de sieraden behoorlijk volgens de plechtigheden gebruikt worden. Hij zal ook eene lijst opmaken van al de meubelen en sieraden, welke het eigendom der Congregatie zijn ; deze lijst zal hij bij elke nieuwe verkiezing deu Prefect aanbieden, om onderzocht en onderteekend te worden.
Hij is in al zijne bedieningen geheel ondergeschikt aan den Prefect, zoodat hij , b. v. in het plaatsen van meubelen en van kaarsen, in het gebruiken en herstellen van sieraden, enz.
24
den Prefect moet raadplegen, en in alles naai* diens goedvinden moet handelen.
Aet. 13.
De portier moet zorgen, dat de deur der kapel of bidplaats op den bepaalden tijd geopend en gesloten worde, en dat niemand zonder verlof van den Eerw. Heer Directeur de vergadering bijwone.
Overigens zal hij al de andere bedieningen, waarmede de Eerw. Heer Directeur goed zal vinden hom te belasten, nauwkeurig vervullen.
Ook zal hij de afwezige leden bij elke vergadering aanteekenen , en na het einde derzelve hunne namen aan den Prefect opgeven.
Nota. In die plaatsen, icaar men de vergaderingen houdt in eene kerk of in eene kapel van een klooster of liefdadig gesticht, zullen de Koster en de Portier geene andere bedieningen verrichten, dan die welke hun bepaaldelijk door den Herw. Heer Directeur worden aangewezen.
De Voorlezer zal, wanneer er geene onderrichting door den Eerw. Heer Directeur of
iemand door hem gelast, gegeven wordt, het aangewezen punt in een geestelijk boek zóó langzaam en duidelijk voorlezen , dat hij door allen die er tegenwoordig zijn, gemakkelijk kan worden verstaan. Over welke stof en hoelang hij moet lezen, zal door den Eerw. Heer Directeur , of bij onvoorziene gevallen, door den Prefect bepaald worden.
De Zangers, die gekozen zijn, om in de Con. gregatie den lof van hunne H. Moeder Maria te zingen , gelijk de Engelen en Uitverkorenen in den Hemel doen , moeten er zich op toeleggen om goed te zingen, en in hunnen zang. in hun gelaat en in geheel hunne houding eene ware godsvrucht en zedigheid doen uitschijnen, daarom zullen zij van tijd tot fijd bij elkander komen, om zich te oefenen, onder het bestuur van den Voorzanger, die daartoe aangesteld is, en zonder uitdrukkelijk verlof van den Prefect nimmer afwezig blijven.
Men zal geene gezangen zingen, dan dezulke, welke statig zijn en tot godsvrucht opwekken.
De Voorzanger is in alles , wat zijne bediening betreft, ondergeschikt aan den Prefect t aan wien hij dus van alles , wat hij aangaande den zang verordent, rekening moet geven.
Af.t. 16. lid RaadSTergaderiug.
za
De Eaadsvei-gadering zal gewoonlijk eens per te
maand plaats hebben, om te handelen over de di belangen der Congregatie.
De Eaadsvergadering ivordt door den Eerw. S
Heer Directeur, en bij deszelfs afwezigheid, m door den Prefect voorgezeten.
Al de leden van den Eaad zullen zooveel i
mogelijk trachten bij dezelve tegenwoordig te 1
zijn. Zij zullen al hetgeen in den Eaad verhandeld wordt, zorgvuldig geheim houden. 1
Nadat men eerbiedig het Feni Sancte Spiritus, enz. gebeden heeft, wordt het verhandelde der voorgaande zitting, door den Secretaris opgesteld , voorgelezen, en aan de goedkeuring van den Eaad onderworpen. Daarop gaat men over tot de behandeling van nieuwe punten , waarop ieder lid van deu Eaad in weinige woorden, met omzichtigheid en zedigheid , doch met vrijmoedigheid , zijn gevoelen zegt.
Zijn er de meeste stemmen vóór, dan wordt het voorstel aangenomen; zijn er even veel stemmen, vóór als tegen, dan kan de Eerw.
Heer Directeur, (indien hij zulks goedvindt), de beslissing geven. Om de voorgestelde punten rijpelijk te kunnen onderzoeken, is het zeer raadzaam , dat de Prefect of eenig ander raads-
27
lid van dezelve eerst kennis geve aan den Eerw. Heer Directeur; als dit niet geschied is, zal de Eaad in deze zitting geen besluit nemen , tenzij de Eerw. Heer Directeur liet uitstel noo-deloos oordeelde.
Men sluit de Vergadering met het gebed: Su6 tuum praesidium, etc. Onder uwe bescherming , enz.
De besluiten van den Eaad zijn niet geldig , indien er niet drie vierde gedeelte van de leden tegenwoordig zijn.
Eene langdurige afwezigheid van den Prefect, van de Assistenten of van eenig ander Eaads-lid, is eene wettige reden , om een ander in hunne plaats te doen verkiezen. De Eerw. Heer Directeur zal beslissen, of men tot deze kiezing zal overgaan.
1. De kiezing zal jaarlijks plaats hebben.
De Prefect mag zonder reden geene twee achtereenvolgende jaren herkozen worden: doch hij kan altijd tot een ander ambt benoemd worden. De Eaad zal beslissen, of er genoegzame reden bestaat, om den Prefect meer jaren te herkiezen, doch in dit geval wordt verelscht, dat die Prefect (die in dit geval niet medestemt)
28
drie vierde der stemmen liebbe, en als hij die meerderheid heeft, zal hij met nog twee andere candidaten, die de Eaad gekozen heeft, aan geheel de Congregatie ter stemming voorgesteld worden, en bij de volstrekte meerderheid der stemmen, tot Prefect gekozen zijn.
2. De kiezing geschiedt op de volgende wijze:
Nadat de Prefect, de Assistenten en de overige leden van den Eaad verzameld zijn, en na de verlichting van den H. Geest afgesmeekt te hebben, schrijft ieder op een briefje drie namen der Congreganisten , welke hij voor God de waardigste en geschiktste oordeelt, om het ambt van Prefect te bekleeden. De Eerw. Heer Directeur opent de briefjes in het bijwezen van geheel den Eaad, en de Secretaris teekent de benoemden aan, alsook hoeveel stemmen ieder der benoemden bekomen heeft.
3. De drie namen , die in den Eaad de volstrekte meerderheid van stemmen bekomen hebben , worden daarna aan de geheele Congregatie kenbaar gemaakt. Men legt die voor het beeld van Maria boven drie doosjes, op zoodanige wijze, dat de kiezer de daarop geschreven namen goed kunne lezen; elk Congreganist (1) ontvangt een balletje, of eene boon, en gaat, volgens
Door Congreganist verstaat men hier alleen Lcm , die reeds zijne opdracht gedaan heeft.
29
de oproeping van den Secretaris, dezelve neder-leggen in een vac deze drie doosjes. Wanneer alles geëindigd is , telt de Eenv. Hoer Directeur in Let bijzijn van den Eaad, de stemmen Op, en hij, die de meerderlieid heeft bekomen, wordt Prefect benoemd.
4. Om de keuze der twee Assistenten te doen, voegt men bij de tvree namen, die overgebleven zijn, noch twee andere namen, welke door den Baad gekozen worden , op dezelfde wijze als boven bij ]STquot; 2 is voorgeschreven. Men kondigt de vier namen voor geheel do Congregatie af, en men plaatst dezelve boven vier doosjes voor het beeld van Maria ; elke Con-greganist ontvangt twee balletjes en gaat die nederleggen in twee van de vier doosjes. De Eerw. Heer Directeur, in het bijzijn van den Eaad, telt de stemmen op, en zij, die de meerderheid hebben bekomen, worden tot Assistenten benoemd.
De twee Congreganistcn, die geene stemmen genoeg gehad hebben, om tot Assistenten benoemd te worden, zijn rechtens leden van den Eaad. Nadat de kiezing van deze bijzondere ambtenaren aldus geschied is, leest men het Te Deum, of zingt een danklied, en de Vergadering wordt geëindigd volgens gewoonte.
5. De overige leden van den Kaad kunnen op twee verschillende wijzen gekozen worden,
30
namelijk: door den Eerw. Heer Directeur, met den nieuwgekozen Prefect, de twee nieuwe Assistenten en de twee Raadsleden, (welke alsdan op een ander oogenblik te zaraen kunnen komen om deze keuze te doen), of wel onmiddellijk door geheel de Congregatie. In dit laatste geval, sclirijft ieder Congreganist op een briefje zooveel namen als er leden van den Eaad te kiezen zijn, en legt dit briefje voor het beeld van Maria neder. Deze briefjes worden dan door den Eerw. Heer Directeur geopend, in de tegenwoordigheid der vijfeerst-gekozen ambtenaren, en de meerderheid van stemmen beslist, welke de leden van den Eaad zijn, die er nog ontbreken. — Men bedient zich van de eerste wijze in die plaatsen, waar de leden der Congregatie elkander niet genoegzaam kennen.
6, De Eerw. lieer Directeur met den Prefect en de twee Assistenten kiezen de andere ambtenaren, te weten : den Secretaris, den Schatbewaarder, den Saeristaan of Koster, enz. Deze allen, behalve de Secretaris, die eerst als Eaadslid moet gekozen zijn, mogen onverschillig in of buiten den Eaad gekozen worden.
7. De geheele kiezing wordt daarna of in de volgende Vergadering afgekondigd; en de nieuw gekozen overheid neemt bezit van liare plaats en treedt in bediening.
31
Akt. 18.
Aanneming tot lid der Congregatie.
De aanneming in de Congregatie geschiedt als volgt:
Alwie in de Congregatie verlangt aangenomen te worden, moet zich bij den Prefect aanbieden.
Indien de Prefect met zijn gedrag en zijnen toestand niet bekend is, moet hij een nauwkeurig onderzoek daarnaar doen; (b) hem aan al de leden van den Kaad voorstellen, ten einde hun gevoelen te kennen ; (n) als hij de meerderheid van stemmen van den Raad bekomt, hem aan den Eerw. Heer Diiecteur voorstellen;
(d) indien de Eerw. Heer Directeur het goedvindt , laat de Prefect hem weten dat hij is aangenomen, en schrijft hem als Aspirant op;
(e) in de volgende Vergadering geeft hij aan al de leden der Congregatie kennis van zijne opneming als Aspirant; (f) de Prefect zorge, dat hij wegens de Eegelen, oefeningen en plichten der Congregatie behoorlijk worde onderricht. (g) Nadat de proeftijd, welke ten minste drie maanden moet duren, zal zija geëindigd, en nadat de Eaad beslist, en de Eerw. Heer Directeur goedgekeurd zal hebben, dat de Aspirant als lid der Congregatie worde opgenomen, zal de Prefect in de volgende Vergadering aan al de tegenwoordig zijnde Congrcganisten kennis geven van dit besluit.
32
Am. 19.
De opdracht geschiedt op de volgende wijze:
1. Men zingt of bidt den lofzang: Veni Creator, als naar gewoonte. Gedurende dezen lofzang zullen al de tegenwoordig zijnde leden, en vooral zij die het geluk hebben hunne opdracht te doen, den H. Geest vurig bidden, dat zij door Hem verlicht, met eene oprechte godsvrucht jegens de EL. Maagd mogen worden bezield, en zich gansch aan haren dienst mogen toewijden.
2. Na het bidden of zingen van den lof-zaug : Veni Creator , en nadat al de gewone gebeden verricht zijn , knielt de Aspirant neder voor het beeld van O. L. V., aan welks recht-terkant zich de Eerw. Heer Directeur, en aan welks linkerkant zich de Prefect bevindt.
3. Hij ontvangt eene waskaars in de hand en spreekt alzoo neergeknield de volgende opdracht of toewijding langzaam en met eene duidelijke stem uit:
Heilige Maria, Moeder Gods en Maagd,— ik N. . . . verkies U heden voor mijne Moeder, — mijne Beschermster en mijne Voorspreekster: — ik neem vast voor, U nooit te verlaten, — ncoii iets tegen v.wc eer te zeggen of te doen, noch te ge-
33
doogen, dat iets door mijne onderdanen daartegen gedaan worde. — Ik smeek V dan, ontvang mij voor meen eeuwigen dienaar; — sta mij in al mijne werken hij, — en verlaat mij niet in het uur van mijnen dood. — Amen. (*)
4. Zoodra hij zijne opdracht gedaan heeft, zegt de Prefect, rechtstaande , met eene klare stem:
„ ïot meerdere eer en glorie van God, tot beyordering van den dienst der allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria, tot geestelijk welzijn en voorspoed van onze Congregatie, wordt K.:.. (worden iXN...) aangenomen onder het getal der kinderen van Maria, in de Congregatie der jongelingen, (jonge dochters) ingesteld te...... onder den titel van...... en wordt
(worden) deelachtig gemaakt aan al de genaden, voorrechten en gunsten, welke de Apostolische Stoel aan de Eoomsche Hoofd-Congre-gatie vergund heeft.quot;
Indien er velen zijn, die hunne opdracht doen, dan behoeft de Prefect deze woorden slechts eens te zeggen, te weten, nadat allen hunne opdracht hebben uitgesproken; bij de woorden,
(♦) Z. D. H. Joannes Zwtfscn , Aarlsbisschop van Utrecht, Apostolisch Administrator van 's-Bosch, verleent goedgunstig eenen aflaat van 40 dagen aan al zgne onderhoorigen, zoo dikwijls zij, leden der Congregatie zijnde, dit gewone formulier van opdracht godvruchtif en aandachtig zullen bidden.
34
worden NN,.., noemt hij alsdan de namen van degenen, die hunne opdracht hebben gedaan.
5. De Eerw. Heer Directeur neemt de waskaars uit de handen van den nieuwen Congre-ganist en hangt hem het gewijde kruis of de gewijde medalje der Congregatie om, zeggende :
Accipe signum Congregationis, ai corporis et animae defensionem, ut divinae homtatis gratia, et ope Mariae Matris tuae, aeternam heatitudinem consequi merearis. Tn nomine Patris, et Filii, et Spiritus Sancti. Amen (1),
6. Hierna doet de Eerw. Heer Directeur zijne gewone onderrichting of houdt eene korte toespraak, in welke hij degenen, die hunne opdracht hebben gedaan, en tevens al de Con-greganisten, tot ware en standvastige godsvrucht jegens de H. Maagd opwekt.
7. Al de Congreganisten zullen deze opdracht elk jaar op den titelfeestdag hunner Congregatie gezamenlijk plechtig hernieuwen; dit geschiedt op de volgende wijze:
Ontvang het kenmerk der Congregatie, tot bescherming voor lichaam en ziel, opdat gij, door de genade van de goildel^'k» goedheid en door den biHand van Maria, uwe Moeder, de eeuwige gelukzaligheid moget bekomen. In den naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes. Amen.
De Prefect, houdende eene waskaars in de hand, knielt eerbiedig voor het beeld der H. Maagd neder; al de andere leden plaatsen zich rondom hem op hunne knieën, en herhalen telkens gezamenlijk met luider stemme dat gedeelte der opdracht, hetwelk de Prefect op eenen langzamen en duidelijken toon heeft voorgezegd.
8. Op den feestdag van den tweeden Patroon der Congregatie, of op den Zondag onder het octaaf, kan men op dezelfde wijze als hiervoren gezegd is, zijne opdracht aan dezen heilige doen met de volgende woorden:
Heilige N., machtige voorspreker bij God, — ik N. verkies u heden , voor geheel mijn leven, — voor eenen bijzonderen Patroon, Geleider en Bestuurder van mijne ziel en mijn lichaam,— van mijne gedachten, woorden en werken, — van mijne verlangens en genegenheden, van mijne eer en goederen, — van mijn leven en mijnen dood. — Ik neem vastelijk voor, uwen heiligen naam te verheffen en uwe eer te bevorderen, — zooveel het mij mogelijk zal zijn. — Ik bid u dan vurig, ontvang mij voor uwen eeuwigen dienaar; — help mij in al mijne werken en verlaat mij niet in het uur van mijnen dood.— Amen.
36
Aet. 20.
De Vergadering voor al de Congregamsten zal gewoonlijk plaats hebben om de acht of ten minste om de veertien dagen. Bovendien zal het buitengewone Vergadering zijn op de Feestdagen der H. Maagd, die als Zondag gevierd worden; op het feest van den tweeden Patroon der Congregatie, of op den Zondag onder het octaaf, en zoo dikwijls de Eerw.
Heer Directeur het in bijzondere omstandigheden nuttig zal oordeelen.
De Vergadering zal in gewone omstandigheden ongeveer één uur duren. Men begint dezelve met den Lofzang van den H. Geest Veni Creator, deszelfs Antiphone, vers en gebed . waarna de Antiphone, vers en gebed ter eere van Maria, volgens den tijd des jaars, gezongen of gebeden worden. Dan volgt het gebed, waarin men de meening maakt, met welke men de gebeden en oefeningen gaat verrichten ; — de Litanie van Lorette of van de Kinderen van Maria; Litanie of gebed tot den tweeden Patroon; vijf Onze Vader en Wees gegroet om den aflaat te verdienen, en verier ^ nog andere gebeden, als er nog tijd over is en / de Prefect het goedvindt, b. v. 10 Wees gegroet ter eere van de 10 deugden van Maria, enz.
37
Ka deze gebeden geschiedt de onderrichting of geestelijke lezing.
Men sluit de Vergadering met een of meer gezangen.
In de laatste Vergadering van elke maand geschiedt op het einde de uitdeeling der maand-briefjes.
Dit maandbriefje wijst aan, welken bijzon-deren Patroon men, gedurende die maand, in al zijne noodwendigheden bijzonderlijk moet aanroepen; het geeft ook eene grondspreuk tot overdenking, eene deugd tot beoefening, en eindelijk één of meer personen, die men bijzonder in zijne gebeden aan God zal aanbevelen.
De plichten van eiken Congreganist.
1. Daar elk Congreganist zich op eene bijzondere wijze aan den dienst van Maria toewijdt, daar een ieder, bij zijne opdracht, voor haar beeld neergeknield, de H. Maagd Maria plechtig tot zijne Moeder , Beschermster en Voorspreekster verkiest, en daarbij het vaste besluit maakt, haar nooit te zullen verlaten, nooit iets tegen hare eer te zullen doen of zeggen, noch te gedoogen, dat er door zijne onderdanen iets tegen gedaan worde ; — daar elk Congreganist dus in waarheid dienaar en kind van
38
Maria is , zoo is het ook billijk, dat zij eene groote godsvrucht tot de allerheiligste Maagd hebben, dat zij elkander dikwijls tot hare liefde en vereering opwekken, en in elkanders harten een vurig verlangen trachten te ontsteken, om haren allerheiligsten Naam steeds te verheerlijken.
2. Zij zullen niet alleen aan den Eerw. Heer Directeur, maar ook aan den Prefect en aan allen, die in bediening boven hen gesteld zijn, den verschuldigden eerbied bewijzen, nimmer met minachting van hen spreken , en hun in alles stipt en met liefde gehoorzamen.
3. Alvorens hunne opdracht te doen, zullen zij , met goedvinden van den Biechtvader, eene generale Biecht spreken van geheel hun leven, of van den tijd af, dat zij deze gedaan hebben. Wanneer zij hunne opdracht gedaan hebben, zullen zij ten minste elke maand eens tot de HH. Sacramenten naderen. De Prefect, de Assistenten, de Secretaris en de overige leden van den Eaad zullen ten minste alle veertien dagen de HH. Sacramenten ontvangen, altijd met goedvinden van den Biechtvader.
4. Zij zullen de Vergadering nauwkeurig bijwonen: ingeval zij werkelijk verhinderd zijn, zullen zij hiervan tijdig aan den Prefect kennis geven, met opgave van de reden, die hen belet. Indien iemand dit mocht verzuimen, of
39
zonder verlof naliet de Vergadering bij te wonen, zal de Prefect hiervan onmiddellijk aan den Eervr. Heer Directeur kennis geven.
5. Zij zullen de geestelijke oefeningen, welke in de Vergadering plaats hebben, namelijk: de gezangen, de onderrichting, de lezing en de gebeden, niet uit gewoonte, maar met ware godsvrucht bijwonen, met het oprecht inzicht om Maria, hunne heilige Moeder, te vereeren, en met het oprecht verlangen om derzelver overvloedige vruchten te genieten en aan de aflaten, die er aan verbonden zijn, deelachtig te worden.
6. Zonder uitdrukkelijk verlof van den Eerw. Heer Directeur, zullen zij niemand, die niet tot de Congregatie behoort, in de Vergadering brengen.
7. Zij zullen dagelijks des morgens, na God bedankt te hebben voor alle weldaden, zoo algemeene als bijzondere, welke zij van zijne oneindige goedheid hebben ontvangen, driemaal het Onze Vader en Wees gegroet bidden, ter eere van de Allerheiligste Drievuldigheid, eens de twaalf artikelen des geloofs en het Salve liegina. — Les avonds zullen zij hun geweten onderzoeken en daarna bidden driemaal het Onze Vader en Wees gegroet ter eere van de Allerheiligste Drievuldigheid en eens den psalm De profundis: Uit de diepten, enz. tot lafenis der geloovige zielen.
40
8. Als een der leden van de Congregatie merkelijk ziek is, zullen alle leden voor hem bidden. Komt de zieke te overlijden, dan zullen zij allen, zooveel mogelijk, zijnen lijkdienst bijwonen, en waar het de gewoonte is, dat de Congreganisten het lijk naar de begraafplaats dragen of ten minste vergezellen, zullen zij dit voorbeeld van christelijke liefde niet nalaten. Bovendien zullen zij voor hem gedurende acht dagen den psalm Be profundis of één Onze Vader en Wees gegroet bidden en eenmaal de H. Communie opdragen.
9. Als kinderen van de allerheiligste en allerzuiverste Maagd Maria, zullen zij zorgvuldig alles vluchten, wat hen in gevaar van zonde kan brengen, en alles vermijden, waardoor zij aan anderen ontstichting zouden kunnen geven.
Hierom zullen zij alle verbodene en gevaarlijke gezelschappen en gelegenheden, den omgang met slechte en gevaarlijke personen, ook de minste onzedigheid in kleederen of gebaren, en eindelijk alle oneenigheid, allen twist en tweedracht onder elkander of met andere per-Bonen zorgvuldig vermijden.
10. Zij moeten niet alleen geene ontstichting geven , maar door hun gedrag anderen tot stichting dienen, en tot godsvrucht opwekken. Hierom zullen zij den Zondag en de Feestdagen heiligen door het bijwonen der heilige diensten, door het doen van den kruisweg en
41
andere oefeningen van godsvruclit; zij zullen ook op de werkdagen, als zij door hunne bezigheden niet belet zijn, de H. Mis bijwonen; eiken dag ten minste een rozenhoedje bidden, ten minste een kwartier meditatie en eene kleine geestelijke lezing doen. Zij zullen zich ook zooveel mogelijk beijveren, om werken van barmhartigheid te verrichten, door dagelijks, vooral bij de H. Mis en bij de H. Communie, te bidden voor de bekeering van de zondaars en ongeloovigen, hen dikwijls aanbevelende aan de HH. Harten van Jezus en Maria,-—door de onderwijzing van onwetenden in de noodzakelijke punten van het H. Geloof, — door het bezoeken van armen en zieken , door het bijstaan der stervenden, — door het bevorderen van godsdienstige inrichtingen of genootschappen , enz. Zij zullen evenwel niets doen zonder toestemming van hunnen Biechtvader of van den Eerw. Heer Directeur, en als zij deze toestemming hebben bekomen, zullen zij zich in dit alles met die voorzichtigheid gedragen, -welke de omstandigheden vereischen.
Nota. Wanneer een Congreganist zich voor eenigen tijd naar eene andere plaats moet hegeven , zoodat hij in de onmogelijkheid is, de Vergadering hij te iconen, hlijft hij toch, als lid der Congregatie, aan derzelver voordeelen en verdiensten ..deel-
42
achtig, mits hij ie Regelen, zooveel hij kan, onder-houde. Indien in de plaats, waar hij verblijft, de Congregatie is opgericht, dan kan hij van den Eerw. Heer Directeur of van den Prefect een getuigschrift van goed gedrag vragen, ten einde dit aan den Prefect aldaar te kunnen vertoonen, met verzoek om de Vergadering te mogen lijwonen.
Am. 22.
Indien de Congregatie ooit mocht te niet gaan, dan zal het overblijvende geld en al de eigendommen der Congregatie tot liefdadige einden worden besteed.
Abt. 23.
Om de onderhouding dezer Regelen te verzekeren , zal de Eerw. Heer Directeur zorgen, dat dezelve ten minste eens in het jaar aan de vergaderde leden worden voorgelezen. Overigens zal elk lid zich beijveren dezelve meermalen met aandacht te lezen, en trachten dezelve stipt na te leven, om Gods H. Wil op eene volmaakte wijze te volbrengen.
WELKE IN DE
Nadat men driemaal het Onz? Vader en Wees gegroet, ter eere van de Allerheiligste Drievuldigheid, en de twaalf artikelen des geloo/s heeft gebeden, roept men met godsvrucht de Allerheiligste Maagd aan, en smeekt men hare machtige bescherming af door het bidden van het Salve liegina:
quot;Wees gegroet, Koningin, Moeder der barmhartigheid , ons leven, onze troost en onze hoop, wees gegroet. Tot U roepen wij , bannelingen , kinderen van Eva. Tot U zuchten wij, kermende en weenende in dit tranendal. Welaan dan, onze Voorspreekster, keer uwe barmhartige oogen tot ons, en toon ons, na dit ballingschap, de gezegende vrucht uws li-chaams , Jezus. O genadige, o meedoogende , o geliefde Maagd Maria !
44
Des avonds.
Men doet het onderzoek des gewetens op de volgende wijze :
1. Zich stellen in de goddelijte tegenwoordigheid en God voor al zijne weldaden bedanken.
2. De verlichting van den H. Geest vragen.
3. Onderzoeken, wat men dien dag misdaan heeft, door gedachten, woorden en werken, tegen God, tegen zich zeiven en tegen den evenmensch: overdenkende de plaatsen , waar men geweest is , de personen, met welke men omgang heeft gehad, de dingen, die men verricht heeft, enz.
4. Daarover een waar berouw verwekken.
5. Zijne goede voornemens vernieuwen, en door de voorspraak van Maria de genade vragen, om aan dezelve getrouw te blijven.
Daarna bidt men driemaal het Onze Vader en Wees gegroet, en eens den psalm Deprofmidif, zooals hier volgt:
De profundis clamavi Uit de diepten heb ad te, Domine : Domi- ik tot U geroepen, o ne, exaudi vocem me-Heer: Heer, verhoor am. mijne stem.
45
Laat uwe ooren luisteren naar de stem mijner smeeking.
Indien Gij , o Heer, de ongerechtigheden gadeslaat : Heer wie zal er kunnen bestaan ?
Omdat er bij U genade is , en om uwe wet heb ik U, o Heer lankmoedig afgewacht.
Mijne ziel heeft op zijn woord gesteund, mijne ziel heeft op den Heer gehoopt.
Dat Israël op den Heer hope, van den morgenstond tot den nacht toe.
Want bij den Heer is barmhartigheid, en bij Hem is overvloedige verlossing.
En Hij zal Israël uit al zijne ongerechtigheden verlossen.
Heer, geef hun de eeuwige rust, en het eeuwige licht verschijne hun.
Dat zij in vrede rusten. Amen.
Fiant aures tuae in-tendentes, in vooem de-precationis meae.
Si iniquitatea obser-vaveris, Domine: Do-mine , quis sustinebit P
Quia apud te propi-tiatio est, et propter legem tuam sustimii te, Domine.
Sustinuit anima mea in verbo ejus: speravit anima mea in Domino
A custodia matutina usque ad noctem, spe-ret Israël in Domino.
Quia apud Dominum misericordia: et copio-sa apud eum redemp-tio.
Et ipse redimet Israël , ex omnibus iniqui-tatibus ejus.
Eequiem aeternam do-na eis , Domine : et lux perpetua luceat eis.
Eequiescant in pace. Amen.
Veni, Creator spiritus, Kom, Schepper, kom I o heiige Geest,
Mentes tuorum visita/Bezoek ons all' van minst tot meest,
Imple superna gratia. Kom, en stort uw genadekracht
Quae tu creasti pectora. In de harten door U , voortgebracht.
Qui diceris Paraclitus .'Gij zijt de Trooster hoog geroemd,
Altissimi donum Dei,
Pons vivus ,quot; ignis
charitas, Et spiritalis unotio.
Gij wordt de gave Gods genoemd, , De levensbron , de liefdegloed ,
De zalving van het recht ! gemoed.
Tu septiformis niunere,;Gij zijt van 's Vaders
j rechterhand Digitus paternae dex-jDe vinger, endatwaar-
terae: i dig pand,
Tu rite promissum Pa- Die hart en tong zeer
tris, j rijk begaaft,
Sermone ditans guttura. En met uw zeven giften j laaft.
Accende lumen sensi-Geef, dat uw licht onz'
bus,
Infunde amorem. cordi-bus :
Infirma nostri corporis Virtute firmans perpeti.
ziel bestraal,
En dat uw liefde in 't
harte daal.
En daar zoo zoet en
krachtig werkt. Dat al, wat zwak is wordt versterkt.
47
Verdrijf den vijand van
ons af.
Verleen ons gunst in
plaats van straf, Geleid ons langs de
rechte baan,
Opdat wij alle kwaad
ontgaan.
Maak , dat ons door TJ
kenbaar zij De Vader, en de Zoon
daarbij ,
En dat wij U, hun i beider Geest, Belijden, dienen onbe-j vreesd.
;Lof zij den Vader, lof
den Zoon ,
Die door zijn dood den
dood verwon; Lof aan U , die de
Trooster zijt,
Van nu af tot in eeuwigheid. Amen. Akt. Kom, heilige Geest, vervul de harten van uwe geloovigen, en ontsteek in hen het vuur uwer liefde.
y. Zend uwen Geest en zij zullen geschapen worden.
fij. En Gij zult het aanschijn der aarde vernieuwen.
Hostem repellas longius,
Pacemque dones proti-nus,
Ductore sic te praevio,
Vitemus omne noxium.
Per te soiamus da Pa-trem,
Noscamus atque Fili-um,
Teque utriusque Spiri-turn
Credamus omni tern-' pore.
Deo Patri sit gloria,
Et Filio, qui a mortuis
Surrexit, ac Paraolito ,
In saeculorum saeoula. Amen.
Ant. Veni, Sancte Spiritus , reple tuorum corda fidelium, et tui amoris in eis ignem accende.
y. Emitte Spiritum tuum, et creabuntur.
Et renovabis fa-ciem terrae.
'/I
48
Deus, qui corda fide- o God, die de harten lium Sancti Spiritus der geloovigen door de illustratione docuisti, verlichting van den hei-da nobis in eodem Spi- ligen Geest hebt onder-ritu recta sapere, et de wezen, geef, dat wij ejus semper consolatio-door denzelfden Geest ne gaudere. Per Domi- al wat recht is smaken, num. nostrum Jesumlen ons altijd in zijne Christum, Filium tu- vertroosting verheugen, um, qui tecum vivit et Door onzen Heer Jezus regnat in unitate ejus- Christus , uwen Zoon , dem Spiritus Sancti , die met TI leeft en Deus, per omnia sae- heerscht, in de een-cula saeoulorum. Amen. heid van denzelfden heiligen Geest, God, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Na het Veni Creator leest of zingt men eene der volgende Antiphonen tan de II. Maagd, volgens de verschillende tijden des jaars.
Van de Vesper en des Zaterdags vóór den Advent tot Kerstavond ingesloten.
Alma Eedemptoris Ma-: Teerhartige Moeder ter, quae pervia coelidea Verlossers, altijd Porta manes , et stella opene poort des Hemels maris, succurre cadenti, en sterre der zee,
49
Surgere qui curat, populo; tu quae ge-nuisti, Natura mirante , tu-um sanctum Genitorem, Virgo priua ac poste-rius, Gabriëlis ab ore Sumens illud Ave, peccatorum miserere. f. Angelus Domini nuntiavit Mariae. 1^. Et concepit de Spiritu Sancto. |
Kom het zondige volk, dat uit zijne boosheid wensckt op te staan, te hulp : Gij , die tot verwondering der natuur, uwen Schepper gebaard hebt, en altijd maagd zijt gebleven , Gedoog, dat wij umet Gabriël groeten, en ontferm u over de zondaars. f. De Engel des Hoeren heeft Maria geboodschapt. ry. En zij heeft ontvangen van den heiligen Geest. |
Gratiam tuam, quae- TVij bidden IJ, Heer, sum us , Domine , men-stort uwe genade in onze tibus nostris infunde ; harten , opdat wij , die ut qui, angelo nunti- door de boodschap des ante, Christi Filii tuiEngels de mensohwor-
incarnationem cognovi-mus, per passionem ejus
ding van Christus, uwen Zoon, gekend hebben,
et crucem ad resurrec-|door zijn lijden en kruis tionis gloriam perdu- tot de glorie der verrij-camur. Per eumdem zenis gebracht worden. Christum Dominum nos- Door denzelfden Chris-trum. Amen. tus, onzen Heer. Amen.
50
Van Kerstavond tot Maria Lichtmis, dezelfde Antiphone; maar het Vers en Gebed veranderen als volgt;
f. Postpartumvirgoj f. Na uwe baring iimolata permansisti. zijt gij ongeschonden Maagd gebleven.
Dei Genitrix, intercede pro nobis.
Oremus.
Deus qui salutis aeter-nae, beatae Mariae virgi-nitate foecunda, huma-no generi praemia praes-titisti: tribue, quaesu-mus, ut ipsam pro nobis intercedere sentiamus, per quam meruimus auctorem vitae suscipe-re, Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum. Amen.
Moeder van God, bid voor ons.
O God, die door de vruchtbare maagdelijkheid van de heilige Maria , de gaven der eeuwige zaligheid aan het menschelijk geslacht verleend hebt, wij bidden U, laat ons de voorspraak van degene gevoelen , door wie wij verdiend hebben, de bron des levens , onzen Heer Jezus Christus, uwen Zoon, te ontvangen. Amen.
Van Lichtmis tot Witten-Donderdag.
Ave, Eegina coelo-j Wees gegroet, Ko-rum; ave, Domina An- ningen der Hemelen, gelorum : wees gegroet, Opper-
vorstin der Engelen!
51
Salve , radix; salve; Wij groeten u, o wor-porta ex qua mundo lux tel; wij groeten u, o est orta. |poort, waaruit het licht
voor de wereld is ontstaan.
Gaude, Virgo glori-j Verblijd u, o roem-osa , super omnes spe- waardige en boven allen ciosa. i uitmuntende Maagd.
Vale, ovaldedecora,! Wees gegroet, o et pro nobis Christum'schoonste der maagden, exora. !en bid Christus voor
•ons.
f. Dignare me lau- f. Gewaardig, dat ik dare te, Virgo sacrata. u love, o heilige Maagd.
S). Da mihi virtutem! ly. Geef mij sterkte contra hostes tuos. 'tegen uwe vijanden.
Concede, misericorsi Barmhartige God, wil Deus, fragilitatinostrae'onze zwakheid onder-praesidium; ut qui sanc-'steunen, opdat wij, die tae Dei Genitricis me- de gedachtenis der hei-moriam agimus , inter- lige Moeder Gods vie-cessionis ejus auxilio a ren , door den bijstand
nostris iniquitatibus re surgamus. Per eumdem Christum Dominum nostrum. Amen.
van hare voorspraak uit onze zonden mogen opstaan. Door denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.
52
Van de Completen van Paaschavond, tot de eerste der allerheiligste Drievuldigheid,
l'egina coeli, laetare, alleluia. Quia quern meruisti portare , Alleluia. llesurrexit, siout dixit, alleluia. Ora pro nobis Deum, alleluia. y. Gaude et laetare Virgo Maria, alleluia. 9. Quia surrexit Do-minus vere, alleluia. Deus, qui per resur-' rectionem Filiitui, Do-mini nostri Jesu Christi, mundum laetificare dig-natus es, praesta, quse sumus , ut per ejus Ge^ nitrioem virginem Ma-riam, perpetuae capia-mus gaudia vitae. Per eumdem Christum Do-minum nostrum. Amen. |
Verblijd u, Eoningin des Hemels, alleluja. W ant Hij, dien gij waardig geweest zijt te dragen, alleluja. Is verrezen, gelijk Hij gezegd heeft, alleluja. Bid God voor ons, alleluja. f. Verheug en verblijd u, o Maagd Maria, alleluj a. ly. Want de Heer is waarlijk verrezen, alleluja. O Gcd, die door de verrijzenis van uwen Zoon, onzen Heer Jezus Christus, U gewaardigd hebt de wereld te verblijden, geef ons, bidden wij U, dat wij door zijne Moeder, de Maagd Maria, de vreugden, van het eeuwige leven be komen. Door denzelfden Christus , onzen. Heer. Amen. |
53
SalTe Ecg-iua.
Van de eerste Vespers der allerheiligste Drievuldigheid, tot de Nonen van den Zaterdag vóór den
Salve, Eegina, Mater' Wees gegroet, Ko-miaericordiae ; vita, dul- ningin , Moedér der oedo , et spes nostra, bai-mliartigheid ; ons le-salve. ven , onze troost en on
ze hoop , wees gegroet.
' Ad te clamamus exu- Tot u roepen wij,
les filii Evae. ballingen, kinderen van
Eva.
Ad te suspiramus,! Tot u ziicliten wij, gementes et flentes in kermende en weenende hac lacrymarum valle. in dit dal der tranen.
Eja ergo, advocata' Welaan dan, onze nostra , illos tuos mise-imiddelares, keer uwe ricordes oculos ad nos barmhartige oogen tot converte.
Et Jesum, benedic-tum fructum ventris tui, nobis post hoo exilium ostende. O oleniens , o pia, o dulcis Virgo Maria. y. Ora pro nobis, sancta Dei Genitrix. 9. Ut digni elficiamur |
En toon ons na dit ballingschap Jezus, de gezegende vrucht uws lichaams. O genadige, o mee-doogende, o geliefde Maagd Maria. ■f. Bid voor ons, heilige Moeder Gods. is). Opdat wij der promissionibus Christi. beloften van Christus waardig worden. |
54
Omnipotens sompiter- Almachtige , eeuwige ne Deus , qui gloriosae God, die, door de me-Virginis Matris Mariae dewerking ran den heicorpus et animam , ut ligen Geest, het lichaam dignum Filii tui habi- en de ziel der roem-taculumefflcimereretur,1 waardige Maagd en Spiritu Sancto coöpe- Moeder Maria, tot eene rante, prseparasti; da, waardige woonplaats ut cujus commemora-van uwen Zoon bereid tione hetamur, ejus pia hebt, geef, dat wij, die intercessione, ab instan- ons in hare gedachtenis tibus malis et a morte verblijden, door hare perpetua liberemur. Per genadige voorspraak eumdem Christum Do- van alle aanstaande minum nostrum. Amen. kwaad en van den eeu-jwigen dood bevrijd wor-|den. Door denzelfden iChristus, onzen Heer. Amen.
-^¥=«gt;=^-0-
Na een dezer Antip/ionen gelezen of gezongen te hebben, doet men het volgende
waarin men de meening maakt, met welke men de oefeningen gaat verrichten.
Om steeds aandachtig te bidden, laten wij ons voorstellen, dat wij in Gods tegenwoordig-
65
heid zijn, en dat zijn alziend oog op eenieder van ons gevestigd is ; ja, dat het zelfs tot in het binnenste van ons hart nederziet. (Hier houdt men een weinig stil.)
O allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria! hier voor uw beeld nederknielende, en ons hart en onzen geest tot voor uwen troon verheffende, bidden wij u, sla toch uwe moederlijke oogen uit den Hemel op ons neder, en beschouw uwe kinderen, welke wederom in uwen naam vergaderd zijn. Aanhoor, o lieve Moeder, onze gebeden, en draag die voor ons aan uwen lieven Zoon, onzen Heer Jezus Christus , op, opdat Hij zich gewaardige dezelve gunstig te verhoeren. In het vast vertrouwen dan , dat wij door u, o allerheiligste Maagd, door de voorspraak van onzen H. Patroon N... en van alle Heiligen zullen verhoord worden, gaan wij onze gewoonlijke oefeningen met de volgende intenticn verrichten: tot verheffing van onze Moeder de H. Kerk, voor onzen H. Vader den Paus en voor geheel de geestelijkheid , bijzonder voor den Eerw. Bestuurder van onze Congregatie, en voor alle herders der
zielen; tot eendracht der christen vorsten, tot . • ' 1 uitroeiing der ketterijen, tot bekeering der on-
geloovigen, tot verlossing der christen slaven,
tot volharding der rechtvaardigen, tot bekee-
56
ring der zondaren, en voor allen, die ons in Let allerheiligste Hart van Maria maandelijks worden aanbevolen, en voor allen, die onze Congregatie, op welke wijze ook, verlaten hebben (1); insgelijks voor de weldoeners onzer Congregatie, tot welstand van de Hoofd-Con-gregatie en van alle christelijke vereenigingen , alsmede voor de Broeders en Zusters van dezelve ; voor allen, die zich in onze gebeden hebben aanbevolen, of van iemand onzer, gebeden voor zich of voor anderen verzocht hebben ; voor alle geloovige zielen; eindelijk voor allen, aan wie wij of iemand van onze Congregatie , op welke wijze ook, wetende of onwetende, nog eenige verplichting zouden hebben.
JVa dii gebed leest men godvruchtig de Litanie van - Lorei te of van de Kinderen van Maria.
Kyrie, eleison. Cnriste, eleison. Kyrie, eleison. Cnriste, audi nos. Christe, exaudi nos. |
Heer, ontferm TJ onzer. jChristus, ontf. U onzer. :Heer, ontferm U onzer. Christus, hoor ons. Christus , verhoor ons. |
Dil laat men weg, als cr nog niemand de Congregatie verlaten heeft.
57
Pater de coelis Deus , God Jiemelsche Vader,
miserere nobis. ontferm TJ onzer.
Fili Eedemptor mnndi GodZoon, Verlosser der Deus, miserere nobis, wereld, ontf. U onzer. Spiritus Sancte Deus , God heilige Geest, ont-
miserere nobis. ferm U onzer.
Sanota Trinitas , unus Heilige Drievuldigheid Deus, miserere nobis, één God, ontferm TJ onzer.
Sancta Maria, ora pro Heilige Maria, bid voor
nobis. ons.
Sanota Dei genitrix. Heilige Moeder Gods, Sancta Virgo virginum. Heilige Maagd der maagden,
Mater Christi, Moeder v. Christus,
Mater divinae gratiae, Moeder der goddelijke genade,
Mater purissima, O Allerreinste Moeder, W Mater castissima, p Allerzuiverste Moe- ^ ►ö der,
Mater inviolata, g Ongeschonden o
b Moeder, ^
Mater intemerata, 'Onbevlekte Moeder, § Mater amabilis , £'Minnelijke Moeder, 50 Mater admirabilis. Wonderlijke Moeder, Mater Creatoris, Moeder des Schep
pers ,
Mater Salvatoris, Moeder des Zaligmakers ,
Virgo prudentissima, Allervoorzichtigste Maagd ,
Virgo veneranda , Eerwaardige Maagd, Virgo praedicanda , Lofwaardige Maagd, Virgo potens. Machtige Maagd,
58
Virgo olemens , ora pro nobis. Virgo fidelis, Speculum justitiae, Sedes sapientiae , Causa nostrae laeti- tiae , Vas spirituale, Vas honorabile, Vas insigne devotio- nis, Eosa mystica, Turris l)avidica, P Turris eburnea, Domus aurea, i Foederis area, Janua coeli, Stella matutina, q-Salus infirmorum, S' Eefugium peccato-rum, Consolatrix afflicto- rum, Auxilium christiano- rum, Eegina Angelorum, Eegina Patriarcha- rum, Eegina Propheta-rum, Eegina Apostolorum, |
Goedertierene Maagd bid voor ons. Getrouwe Maagd, Spiegel der rech.t- vaardigbeid, Stoel der wijsheid, Oorzaak onzer blijdschap , Geestelijk vat, Eerwaardig vat, Uitmuntend vat van godsvrucht, Geestelijke roos, Toren van David, t Ivoren toren, P Gulden huis, • Ark des Verbonds , r; Deur des Hemels , (, Morgenster, c Behoudenis der kran- • ken, Toevlucht der zondaren , Troosteres der bedrukten , Hulp der christenen. Koningin der Engelen, Koningin der Patriarchen , Koningin der Profeten , Koningin der Apostelen , |
59
liegina Martyrum, ora pro nobis. Eegina Confesso- O i-i p O Hegina Virginum, peeoata mundi, paree nobis, Domine. Agnus Dei, qui tollis peooata mundi, exau-di nos, Domine. Agnus Dei, qui tollis peceata mundi, miserere nobis. Christe, audi nos. Christe, exaudi nos. Kyrie, eleison. Christe, eleison. Kyrie, eleison. |
Eoningin der Martelaren, bid voor ons. Koningin der Belijders , Koningin der Maagden , alle de zonden der wereld wegneemt, spaar ons. Heer. Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, verhoor ons, Heer. Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm U onzer. Christus, hoor ons. Christus , verhoor ons. Heer, ontferm U onzer. Christus, ontf. TJ onzer. Heer, ontferm U onzer. Eegina Sanctorum p Koningin van omnium, g- Heiligen, Eegina sine labe £'Koningin, zonder concepta, j vlek ontvangen , Agnus Dei, qui tollis Lam Gods, dat |
Oremus.
Defende, quEesumus, Domine, beata Maria semper Virgine intercedente, istam ab omni |
Wij bidden TJ, Heer, door de voorspraak van de H. Maria, altijd Maagd, bescherm van |
60
adversitate familiam, et toto corde tibi pro-stratam, ab hostium propitius tuere clemen ter insidiis. Per Doini-num nostrum Jesum Christum, Inliuoi tu-um, qui tecum yivit et regnat in unitate Spiritus Sanoti, Deus , per omnia sajcula stooulo-rum. Amen. |
allen tegenspoed deze Vergadering, die van ganscher harte Toor U is nedergeworpen, en bevrijd haar genadig van alle listen der vijanden. Door onzen Heer Jezus Christus, uwen Zoon, die met ü leeft en heerscht, in de eenheid van den heiligen Geest, God, in lalle eeuwen der eeuwen. iAmen. |
DER
Heer, ontferm TJ onzer.
Christus, ontferm TJ onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus , hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Dochter van God den Vader, verheven bovea alle schepselen , heersch over uwe kinderen.
Moeder van God den Zoon en onze Moeder, bescherm uwe hinderen.
Bruid van God den H. Geest, verkrijg de zaligheid uwer kinderen.
61
Moeder van macht, verkrijg voor uwe kinderen
eene sterke deugd; o Maria, verhoor ons. Moeder van liefde , verkrijg voor uwe kinderen eene vrome , edelmoedige en standvastige liefde tot God;
Moeder, vol ijver voor de glorie van uwen goddelijken Zoon, verkrijg voor uwe kinderen eenen brandenden, voorzichtigen en klaarzienden ijver;
Moeder, die u zuiver heb'; kunnen bewaren , als eene lelie in het midden der 0 doornen, verkrijg voor uwe kinderen die ^ liefde der zuiverheid, die hen de minste ^ vlek doet vreezen; 2.
Moeder, die nooit de tegenwoordigheid van f uwen God uit het oog verloren hebt, g verkrijg voor uwe kinderen de gunst van g, dezelve altijd te bewaren, zelfs in het o midden van het gewoel dezer wereld; quot;■ Milddadige Moeder, verkrijg voor uwe kin- o deren de liefde der opofferingen; m
Altijd vreedzame Moeder, zelfs in uwe droefheid aan den voet van het kruis, verkrijg voor uwe kinderen dien geest van vrede, die hen ondersteunt in het midden der stormen van dit leven;
Moeder vol geloof, verkrijg voor uwe kinderen dien inwendigen geest, die hun t God doet zien in alle schepselen; Zachtzinnige en ootmoedige Moeder, vraag voor uwe kinderen die deugden, welke Jezus beminde, en waarvan Hij zulke treffende voorbeelden gaf;
Moeder, die God alleen tot getuige uwer werken zocht, verkrijg voor uwe kinderen.
62
nooit een ander inzicht te hebben, dan dat van Hem te behagen; o Maria, verhoor ons.
Zuiverste Maagd, verkrijg dat wij, door onze zedigheid, ons altijd als uwe ware kinderen toonen; o Maria, verhoor ons.
Moeder, die de wereld en hare ij delheid veracht hebt, verkrijg voor uwe kinderen de macht om te wederataan aan hare verleidende bekoorlijkheden; o Maria, verhoor ons.
Door uwe onbevlekte Ontvangenis; o onze Moeder, help uwe hinderen.
Door den ijver, waarmede gij u, drie jaren oud zijnde, aan God hebt opgeofferd; o onze Moeder, help uwe hinderen.
Door uw heilig Hart, met een zwaard doorstoken ; o onze Moeder, help uwe hinderen.
Gij , die altijd zoo onderdanig waart aan den heiligen wil van God, verkrijg voor uwe kinderen, zich altijd naar denzelven te schikken; o onze Moeder, verhoor uwe hinderen.
Gij, die niemand verlaat, ondersteun in het midden der gevaren dezer wereld , degenen die u toegewijd zijn; o onze Moeder, verhoor uwe hinderen.
Heilige Jozef, zuivere bewaarder van Jezus en Maria, bid voor ons.
Heilige Joannes, die het geluk gehad hebt uwe zorgen aan Maria toe te wijden, lid voor ons..
H. Aloysius van Gonzaga en heilige Stanislaus, brandende van liefde tot Jezus en Maria, iidf voor ons.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, spaar ons, Heer.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, verhoor ons, Beer.
63
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
ontferm U onzer.
Christus , hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm TJ onzer.
quot;f. O Maria, vol van gratie,
lij. Van het hoogste des Hemels , zegen uwe kinderen.
O Jezus, die van uw kruis , Maria aan alle mensohen tot Moeder hebt gegeven, en die ons eene nieuwe weldaad vergund hebt, met ons onder het getal harer uitverkorenen te stellen, maak dat wij, beantwoordende aan de gratiën, die Gij over ons uitstort, deze zoo troostende woorden waar maken : „ Het is onmogelijk dat „ een waar dienaar van Maria verloren ga.quot; Om deze genade smeeken wij TJ, o Jezus, door de teederheid van uw goddelijk Hart, door de verdiensten van uw heilig lijden, en door de voorspraak van uwe allerheiligste Moeder. Amen.
Daarna bidt men vijfmaal het Onze Vader en Wees gegroet, ter gewone meening der II. Kerk, om den vollen aflaat te verdienen.
Ka deze vijf Onze Vader en Wees gegroet, bidt men de Litanie of een gebed tot den tweeden Patroon der Congregatie. Omdat op vele plaatsen de II. Aloysius, of de n. Jozef, of de II. Anna tot tweeden Patroon worden gekozen, volgen hier de Litanié'n van deze Heiligen.
64
Xi I T A- 3gt;T I 33
TER EI',ÏÏE VAN DK-N
Beschermer der jeugd.
Heer, ontferm U onzer.
Christus , ontferm TJ onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm TJ onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, ontf. TJ onzer. God H. Geest, ontferm TJ onzer. H. Drievuldigheid, één God, ontferm TJ onzer. H. Maria, beschermster van den H. Aloysius ,
bid voor ons.
H. ' verrijkt door de zegeningen
bi
H. Aloysius, vervuld met den H. Geest, pj
H. Aloysius, waardige belijder van Jezus -j
H. Aloysius , godvruchtige aanbidder van het ^
Allerheiligste Sacrament des Altaars, §
H. Aloysius, getrouwste dienaar der H 'f
Moeder Gods,
H. Aloysius , edelmoedige verachter der wellusten dezer wereld,
65
H. Aloysius, voorbeeld van het volmaakte leven , bid voor ons.
IT. Aloysius, voorbeeld van ootmoedigheid, H. Aloysius , minnaar der armoede, H. Aloysius , volmaakt in gehoorzaamheid, H. Aloysius, wonderbaar in verduldigheid, H. Aloysius, zeer machtig in den Hemel, H. Aloysius, verdrijver der holschegeesten, y H. Aloysius, eer en luister der jeugd, ^ H. Aloysius , beschermheilige der scholieren, H. Aloysius , navolger van het evangelisch g leven, ^
H. Aloysius, spiegel der maagdan, o
H. Aloysius, zoetaardigste trooster der be- S drukten,
H. Aloysius , genezing der kranken , H. Aloysius, luister en sieraad der Sociëteit van Jezus,
H. Aloysius, klaarblinkend licht der H. Kerk, H. Aloysius, vermaard door menigvuldige mirakelen.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
spaar ons. Heer.
Lam Gods, dat de zonden, der wereld wegneemt,
verhoor ons , Heer.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm U onzer.
Bid voor ons , H. Aloysius,
ly. Opdat wij der beloften van Christus waardig worden.
God, uitdeeler der hemelsche gaven, die in den heiligen jongeling Aloysius eene wonderbare C. 5
66
onschuld van leven met eene gelijke boet-pleging vereenigd hebt, vergun ons door zijne verdiensten en gebeden, dat vrij , die hem in zijne onschuld niet hebben gevolgd, hem in zijne boetvaardigheid navolgen. Door Christus , onzen Heer. Amen.
Wij bidden U, o Heer, dat al degenen, die volgens het voorbeeld van den H. Aloysius trachten te leven in de zuiverheid, waarin uw dienaar zoo wonderlijk heeft uitgeschenen, door de voorspraak van dien Heilige mogen bekomen, dat zij hunne ziel en hun lichaam zuiver en onbesmet tot het einde huns levens bewaren. Door onzen Heer Jezus Christus, ■uwen Zoon. Amen.
tot den H. Aloysius van Gonzaga.
Heilige Aloysius , die door uwe getrouwheid in korten tijd den Hemel hebt verdiend, waar gij in volle glorie zijt, wij bidden u ootmoe-diglijk , dat gij ons, die nog in het droevig dal der tranen zijn, niet vergeet, maar voor ons van God wilt vragen eene bijzondere godsvrucht
67
tot de Allerheiligste Maagd en tot haren Zoon in het Allerheiligste Sacrament, eene oprechte liefde tot God en onzen evennaaste, opdat wij , volgens uw voorbeeld, deugdenrijk en minzaam zijnde op deze wereld, met u in den Hemel mogen geloond worden. Amen.
GEBED
om de deugd van zuiTerheid te vragen.
O groote Heilige, die met eene engelachtige zuiverheid versierd zijt, aan uwe bescherming beveel ik, hoe onwaardig ik ook zijn moge, de zuiverheid van mijne ziel en mijn lichaam; ik smeek u, door die engelachtige zuiverheid, mijn beschermer te willen zijn bij Jezus Christus, het Lam zonder vlek, en bij zijne H. Moeder, de Maagd der Maagden. Behoed mij van alle doodzonden; gedoog niet, dat ik mij met eenige onzuiverheid besmette. Als gij ziet, dat ik in bekoring of gevaar ben van te zondigen, verwijder alsdan van mij de onzuivere gedachten en genegenheden, doe mij denken aan de eeuwigheid en aan Jezus Christus, den Gekruiste, en druk diep in mijn hart een levendig gevoelen
68
der vreeze Gods; dat de goddelijke liefde mij uwe deugden doe navolgen, opdat ik rerdiene deelgenoot te worden ran uwe blijdschap in den Hemel. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Nota. 1. 11. Pius VII heeft den 6 Maart 1822 ten eeuwigen dage 1G0 dagen aflaat verleend aan degenen, die godvruchtig en met een rouwmoedig hart het bovenstaande gebed met één Onze Vader en Wees gegroet bidden.
ter eere va.n den
HEILIGEHST JOZEF.
Heer, ontferm TJ onzer.
Christus ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus , hoor ons.
Christus , verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm U onzer. God Zoon, verlosser der wereld, ontf. ü onzer. God H. Geest, ontferm U onzer. H. Drievuldigheid , één God, ontferm U onzer. H. Maria, bid voor ons.
H. Moeder Gods, bid voor ons.
H. Maagd der Maagden, bid voor ons.
69
H. Jozef, bid voor ons.
Beschermer van Jezus,
Bruidegom van Maria,
Man naar Gods hart.
Getrouwe en wijze dienaar.
Bewaarder der zuiverheid van Maria, Medehulp van Maria,
Leidsman en troost van Maria,
Die om Maria met bijzonders genaden begunstigd zijt.
Allerreinste in zuiverheid.
Allernederigste in ootmoedigheid. Allervurigste in liefde,
Allerverhevenste in beschouwing,
Die door den H. Geest zeiven rechtvaardig
zij t verklaard,
Die in de goddelijke verborgenheden boven
anderen verlicht zijt geweest.
Die door een Engel in het geheim der mensch-
wording onderricht zijt,
Die met Maria, uwe bruid, naar Bethlehem
zijt gereisd,
Die, toen gij in de herberg geene plaats
vondt, in eenen stal hebt vernacht, Die waardig zijt geweest, bij Christus te wezen, toen Hij geboren en in eene krib gelegd werd,
Die met Maria het Eind Jezus in den tempel hebt opgeofferd,
Die op het woord van den Engel met Jezus en zijne Moeder naar Egypte zijt gevlucht. Die na den dood van Herodes met Jezus en zijne Moeder naar het land van Israël zijt wedergekeerd,
Die het Eind Jezus, dat te Jeruzalem was
70
gebleven, met Maria vol droefheid bebt gezocbt, bid voor ons.
Die Hem na drie dagen met blijdschap ge- W vonden hebt, zittende in het midden der P-Icorsrcn ^ ^
Aan wien 'de Heer der heeren op de aarde o onderdanig geweest is , 0
Bruidegom van Maria, uit welke Jezus ge- g boren is.
Wiens lof in het Evangelie vermeld wordt, Onze voorspreker, hoor ons, H. Jozef.
Onze beschermer, verhoor ons , H. Jozef.
In al onzen nood, help ons, H. Jozef. M In al onze benauwdheden, fgquot;
Door uwe allerzuiverste trouw, g
Door uwe vaderlijke zorg en teederheid , -Door al uwen arbeid en zweet, W
Door uw eeuwig geluk , • i j ^
Wij , die u als beschermer aanroepen, wij bidden u, verhoor ons. . lt;
Dat gij otzus wilt bidden om vergiffenis onzer ö:
Dat gij ons aan Jezus en Maria gelieft aan. g;
t© bevolen f p Dat gij voor' alle maagden en ongehuwden
de gaaf van zuiverheid wilt verwerven ,
Dat gij voor de getrouwden eene onbevlekte lt;
getrouwheid en heilige eendracht wilt ver- ^
Dat gij voor alle vergaderingen eene vol- H maakte liefde en overeenstemming wilt 0 verwerven, 5°
71
Dat gij de vaders der huisgezinnen in het christelijk opvoeden hunner kinderen wilt behulpzaam wezen, . Dat gij alle oversten in de bestiering der- ^ genen, die hun zijn toevertrouwd, wilt behulpzaam zijn,
Dat gij alle vergaderingen, die u bijzonder- amp; lijk zijn toegedaan, wilt begunstigen, p Dat gij allen, die op uwe hu)p betrouwen, ja
altijd en overal wilt beschermen,
Dat gij alle geloovige zielen door uwe voor- ^ bede wilt helpen, g-
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt , spaar ons , Heer.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt , verhoor ons , Heer.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt , ontferm U onzer.
Christus , hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
quot;fr. Bid voor ons , H. Jozef,
lij. Opdat wij der beloften van Christus
waardig worden.
O heilige Jozef, die in de omhelzing van Jezus en van Maria, uwe allerliefste Bruid, uit deze wereld gescheiden zijt, wij bidden u.
72
dat gij ons willet te Imlp komen met Jezus en Maria, als de dood ons leven zal eindigen, opdat wij in de omhelzing van Jezus, Maria en Jozef, onzen geest vol vertrouwen mogen geven. Door denzelfden Jezus Christus, onzen Heer. Amen.
Wij bidden U, Heer, dat wij door de verdiensten van den Bruidegom uwer allerheiligste Moeder geholpen worden; opdat ons door zijne voorspraak gegeven worde, hetgeen wij door ons zalven niet kunnen bekomen; die leeft en heerscht in de eeuwen der eeuwen. Amen.
quot;Wij smeeken u, o groote en machtige heilige Jozef, onze Patroon, gedoog, dat wij, die uwe kinderen zijn, deze Congregatie aan uwe bescherming komen aanbevelen; en gewaardig, dat wij a bidden om van Jezus, uw goddelijk Voedsterkind, den zegen over dezelve te bekomen. Gedenk, dat wij niets anders voor oogen hebben dan de glorie van Jezus, van de allerheiligste Maagd Maria en de uwe. Wij zouden ons zeer gelukkig achten, indien wij uwen naam met de namen van Jezus en Maria door de geheele wereld mochten hooren weergalmen. O H. Jozef, gelief door uwe goedheid aan te vullen, hetgeen ons ontbreekt, tot welzijn van
73
al uwe kinderen aan te zien het verlangen, dat zij hebben om uwen naam minnelijk te maken aan alle harten, en uwe bescherming voordeelig en nuttig te doen zijn aan allen, die u zullen aanroepen. Amen.
1111« .
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm ü onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsohe Vader , ontferm U onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, ontf. U onzer. God H. Geest, ontferm U onzer. H. Drievuldigheid, één God, ontferm U onzer. H. Anna, bid voor ons.
Moeder van de H. Maagd Maria,
Spiegel van gehoorzaamheid,
Spiegel van verduldigheid,
74
Spiegel van barmhartigheid, bid voor ons. Spiegel van godvruchtigheid,
Bolwerk der H. Kerk,
Toevlucht der zondaren,
Weg der reizenden ,
Gezondheid der kranken.
Troosteres der bedrukten.
Helpster dergenen , die u aanroepen, Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt , spaar ons , Heer.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt , verhoor ons, Heer.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm TJ onzer.
Christus, hoor ons.
Christus , verhoor ons.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
f-. Bid voor ons , H. Anna, .
Opdat wij der beloften van Christus
waardig worden.
O God, die U hebt gewaardigd aan de H. Anna de genade te verleenen, de Moeder van uwen eenigen Zoon te baren, verleen ons genadiglijk, dat wij, die hare gedachtenis vieren,
75
door hare voorspraak bij U mogen geholpen worden. Door denzelfden Jezus Christus, onzen Heer. Amen.
Heilige Anna, Moeder van Maria, ja, gij zijt de moeder van haar, uit wie Jezus, de Verlosser en Zaligmaker der menschen, heeft willen geboren worden. O heilige Vrouw, welke wij voor Patrones en medebeschermster onzer Congregatie verkozen hebben, gij waart voor Maria de bewaarster van den schat harer zuiverheid ; wij bidden u , groote Heilige, bewaar die deugd ook in ons, kinderen van Maria, en help ons tevens in alle andere deugden onze H. Moeder navolgen, opdat wij aan haar en Jezus haren Zoon aangenaam mogen zijn; verkrijg voor ons van God een waar berouw, de vergiffenis onzer zonden en een zaligen dood. Bid voor ons, opdat Jezus en Maria steeds onzen geest en ons hart vervullen; geef, dat zij alleen onze vreugde , onze liefde , ons leven, en het eenige voorwerp van ons streven zijn; ten einde wij door de tusschenkomst van eene Moeder, die Maagd gebleven, en door de verdiensten van eenen God, die mensch geworden is , hier eenen waren vrede genieten, welke door den eeuwigen vrede worde gevolgd. Amen.
76
U , o God , loven wij; U , o Heer, belijden wij.
II, eeuwige Vader, eert de gansche aarde.
U roepen al de Engelen, de hemelen, al de Machten,
De Cherubijnen en Serafijnen onophoudelijk toe:
Heilig, Heilig, Heilig is de Heer, God der heerscharen!
Hemel en aarde zijn vol van de Majesteit uwer glorie.
Het glorierijke koor der Apostelen,
Het lofwaardig getal der Profeten,
Het blinkende heer der Martelaren looft U,
De H. Kerk belijdt U door geheel de aarde,
TJ, Vader van oneindige glorie.
Uwen hoogwaardigen, waren en eenigen Zoon,
Alsmede den Vertrooster den H. Geest.
Christus , Gij zijt de Koning der glorie.
Gij zijt de eeuwige Zoon des Vaders.
Gij hebt, wanneer Gij, om. den menseh te verlossen, de mensohheid zoudt aannemen, den schoot eener Maagd niet geschroomd.
Gij hebt, nadat Gij den schicht des doods overwonnen hadt, voor de geloovigen het rijk der Hemelen geopend.
77
Gij zit aan de rechterhand Gods, in de glorie des Vaders.
quot;Wij gelooven, dat Gij eens als Hechter zult wederkomen.
Wij bidden TJ dan, kom uwe dienaren te hulp, die Gij door uw dierbaar Bloed verlost hebt.
Geef, dat zij, in de eeuwige glorie, onder het getal uwer Heiligen mogen zijn.
Heer, maak uw volk zalig en zegen uw erfdeel.
Bestier hen en verhef hen tot in eeuwigheid.
Dagelijks loven wij ü.
En wij prijzen uwen naam in eeuwigheid en in eeuwigheid der eeuwigheden.
Gewaardig U, o Heer, ons heden zonder zonde te bewaren.
Ontferm U onzer, Heer, ontferm U onzer.
Laat, o Heer, uwe barmhartigheid over ons komen , gelijk wij op TJ gehoopt hebben.
Op ü , o Heer, heb ik mijne hoop gesteld, en in eeuwigheid zal ik nioCquot; -ohaamd worden.
Kom, heilige Geest, vervul de harten van uwe geloovigen, en ontsteek in hen het vuur uwer liefde.
78
Zend uwen geest, en zij zullen geschapen worden.
Éj. En gij zult het aanschijn der aarde hernieuwen.
O God, die de harten der geloovigen door de verlichting van den H. Geest hebt onderwezen, geef, dat wij door denzelfden Geest al wat recht is smaken, en ons altijd in zijne vertroosting mogen verheugen. Door onzen Heer Jezus Christus, uwen Zoon, die met U leeft en heerscht in de eenheid van denzelfden H. Geest, God, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Onder uwe ber^Arming nemen wij onze toevlucht , o heilig 'ïvioeder Gods; verstoot onze gebeden niet in onzen nood, maar bevrijd ons altijd van alle gevaren, o roemwaardige en gezegende Maagd, onze Oppervorstin, onze Middelares, onze Voorspreekster; verzoen ons met uwen Zoon, beveel ons aan uwen Zoon, vertoon ons aan uwen Zoon.
Onze Vader. — Wees gegroet.
—
79
Gebed tot den Patroon der maand.
O God, die mij elke maand een der Hemelingen voor Patroon aanwijst, gewaardig TJ, door de voorspraak van den Heiligen N., -welken ik door uwe goedheid voor Patroon dezer maand heb bekomen, dat ik en al mijne bloedverwanten, vrienden en vijanden, de uitwerkselen uwer genade gevoelen, en dat ik, gewapend met den bijstand uwer genade, die deugden moge oefenen, welke hij ons door zijn voorbeeld geleerd heeft. Door Christus, onzen Heer. Amen.
VERLEEND AAN DE
1. Op den feestdag van den titel der Congregatie.
2. Op den feestdag ran den tweeden Patroon der Congregatie.
NOTA. (a) Deze twee aflaten kunnen niet alleen door de Congre-ganistcn, maar door alle andere geloovigen verdiend worden, mits zij biechten, communiceeren en de kapel of bidplaats der Congregatie bezoeken en aldaar bidden volgens de gewone meeniog.
80
(amp;) Beide deze feestdagen mogen met vergunning van den Bisschop op oenen anderen dag gevierd worden, op welken dag men dan ook de voornoemde aflaten kan verdienen. In dit geval mag men cene Missa votiva van den Heilige zingen , al is het eok dat op den verzetten dag een dubbel feest Mestuin duplex) in de kerk gevierd wordt.
3. Op dea dag dat men zijne opdracht doet.
4. Op de feestdagen van Kerstmis , Hemelvaart van Cliristus , Onbevlekte Ontvangenis , Geboorte, Boodseliap, en Hemelvaart van Maria.
Voor deze twee wordt alleenlijk verzoclit, dat men biechte en communiceere in de kapel der Congregatie of in eenc andere kerk.
5. Eens ter week op den dag, dat de Congregatie vergadering houdt, mits men biechte , commnnieeere, de kapel der Congregatie be-zoeke en daar bidde volgens de gewone meening.
6. Tweemaal in het jaar, als zij eene generale Biecht spreken of van geheel hun leven, of van sedert de laatste generale Biecht.
7. In het uur des doods.
8. De priesters , met het bestuur der Congregatiën belast, na ten minste eens voor altijd verlof van den Bisschop hiertoe bekomen te hebben, zoo dikwijls zij de leden of de bedienaars der Congregatiën, die met krankheid overvallen zijn, bezoeken, hen door geestelijke vermaningen helpen, hetzij om de ongemakken der ziekte geduldig te verdragen, hetzij om den dood gewillig van de hand des Heeren te ontvangen, en hen voor een beeld van den
81
gekruisten Zaligmaker ten minste driemaal het Onze Vader en Wees gegroet rolgens de inzichten van den Paus en van onze Moeder deH.Kerk, doen bidden, kunnen aan dezs kranken eenen vollen aflaat toepassen op den dag, op welken zij het Allerheiligste Sacrament des Altaars ontvangen hebben.
zoo dikwijls zij een der volgende goede werken verricliten.
1. Het lijk van eenen Congreganist of van eenen anderen geloonge naar de begraafplaats vergezellen.
2. Bij het luiden der klok, bidden voor de genezing of eenen zaligen dood van den zieke, of voor de rust der ziel van den doode.
3. Eene openbare of bijzondere godvruchtige bijeenkomst, de goddelijke diensten, geestelijke samenspraken of vermaningen bijwonen.
4. Tegenwoordig zijn in den lijkdienst van eenen overleden Congreganist, of van eenen anderen geloovige.
5. Mishooren op werkdag.
6. Des avonds, vóór het slapengaan, zijn geweten onderzoeken.
C, 6
82
7. Arme zieken in gasthuizen of elders bezoeken.
8. De gevangenen bezoeken.
9. Met elkander verzoenen degenen, die in tweedracht leven.
De Congreganisten kunnen al de Aflaten verdienen , welke verleend zijn aan de kerkbezoeken te Home, mits zij op de dagen, waarop die vallen, de Kapel der Congregatie, of bij afwezigheid van deze, eene andere Kerk bezoeken en aldaar zeven Onze Vader en zeven Wees gegroet godvruchtig bidden.
' 1. Al de bovengenoemde volle en gedeeltelijke aflaten kunnen aan de geloovige zielen des vagevuurs worden toegepast.
2. Het altaar van al de Congregatiën is geprivilegieerd voor al de Priesters , die er Mis lezen tot lafenis der ziel van eenen overleden Congreganist.
3. Elk Priester-Congreganist, die Mis leest tot lafenis der ziel van eenen anderen Congreganist , kan hetzelfde voorrecht genieten, aan welk altaar het ook zij.
TEE EEEE VAN
-^Sgt;£amp;1lt;Ss~
Onbevlekte ontvangenis van Maria.
(*) Wijze: M. n» 6 en N. M. nquot; 34 (2).
Heel de aarde juicht herschapen,
De langverwachte Maagd Is onbevlekt ontvangen! De gouden eeuwe daagt.
Zie de Melodieën en de Nieuwe Melodieën, beide nitgcgeTen
te dezer drukkerü.
M. wflst de Melodieën en N, M. de Nieuwe Melodieïn aan.
84
Triomf! de nacht is over ;
De schoonste dageraad Rijst op en glimt door 't loover,
In volle feestgewaad!
Zoo rees en blonk voor dezen
De vroegste regenboog; En 't menschdom , als verrezen, Zag dankend naar omhoog.
3.
Zoo rijst in vollen luister
Een tempel uit het puin. Ziedaar, daar ligt de kluister!
Hef, Libanon, uw kruin! Nu rollen van de wangen
De blijde tranen af:
Triomf- en dankgezangen! quot;Wij rijzen ook uit 'tgraf.
4.
o Lelie, die beladen
Met dauw, zoo lieflijk bloeit, Bij doornen, tusschen blaadren Door zonnegloed geschroeid; Vergeet niet de woestijne,
Die door uw gunst herleeft; Gedoog niet, dat zij kwijne , Die U gedragen heeft.
86
Wijze: M. n» 26 en N. M. n» 21.
De nacht had 't donker floers om 't aardrijk heengeslagen;
Door razernijen voortgestuwd,
Klom satan in triomf op zijnen zegewagen. Het aardrijk siddert nog en gruwt ^
Woest uit den afgrond opgevlogen, Op zwarte vleuglen zweeft hij aan Met wraak- en bliksemschietende oogen;
Hij zweert: „het menschdom zal vergaan!quot; Triomf, nu ligt hij neergedonderd,
Met dubblen vloek vermaledijd;
Nu huilt hij eeuwig afgezonderd:
Triomf, hij knarsetandt van spijt.
Wie is die krijgsheldin, die zoo kan zegepralen.
En neerslaan de eindelooze ellend P Ik zie het brandmerk nog van hare bliksemstralen
In satans voorhoofd diep geprent.
86
Hij schuimbekt vrucktelooa van woede :
Heel de aarde looft de krijgsheldin, En noemt haar minnelijke , algoede
En nooit volprezen koningin.
Triomf! enz.
Het is des eeuwgen Zoon, bekleed met alvermogen ,
Die, op het aardrijk neergedaald. Den vrede wederschonk; maar wie had Hem bewogen,
En over God gezegepraald ?
Is zij 't niet, die, vandaag geboren, De hemelwraak heeft vergenoegd,
En zoo die eeuwge bliksemvoren
In satans voorhoofd heeft geploegd ? Triomf! enz.
Zoo zweept in d'onweersnaoht het waterrijk verbolgen,
Het schuim der baren naar omhoog; En lustig blinkt op eens voor reiz'gers, schier verzwolgen,
De liefelijke maan in 't oog.
Het onweer vlucht; de schepen vliegen
Den afgrond over zonder schroom, En mogen zich wellustig wiegen,
Als op een stillen vredestroom.
Triomf! enz.
87
5.
o Opperkoningin van Hemel en. van aarde,
Strek op ons uit uw milde tand, Die 'tmenschelijk geelaclit van slavernij bewaarde,
En neem ons hart, dat voor u brandt, 't Is 't uwe , Moeder, 't moet ü 't leven ,
Ja, 'tmoet U alles wijten dank;
Ontvang het zonder 't weer te geven,
Het wordt almogend, schoon zoo krank. Triomf! enz.
Wijze: M. nquot; 7 en N. M. n» 8.
Maria's hart, door liefdebrand Voor 'tmenschelijk geslacht verslonden. Had nauw naar 'themelsch Vaderland Haar wensch gevleugeld opgezonden,
Of ziet, met heerlijkheid omstraald, Uit Sion's zaalge lustpriëelen,
Daar komt een Engel afgedaald; Zij schrikt... doch hoort naar zijn bevelen.
88
DE ENGEL.
Ik groet ü, godlijk heiligdom, o Schoonste werk van 't Alvermogen!
De voorbestemde tijd is om,
En de voorzegging is voltogen.
God is met TJ; uw zuivre schoot, Die den Messias gaat ontvangen,
Zal 't menschdom redden van den dood Zoo luidt het goddelijk verlangen.
MAEIA.
Wel hoe! 'k sta van verwondring stom : Hoe, de Messias zijn geboren
Uit mij , die God tot Bruidegom, Van kindsche dagen heb verkoren ?
God is een wellustbron voor mij; Wat kan mijn harte meerder vragen.
Dan in die zoete slavernij Te blijven al mijn levensdagen P
DE ENGEL.
'tls juist daarin, dat God zijn vreugd. Zijn welbehagen heeft gevonden;
Nu wil Hij loonen uwe deugd: Uw maagddom zal niet zijn geschonden;
89
En, brengt gij den Messias voort, Uw zoet geluk zal nog vermeeren.
MAEI A
Dat mij geschiede naar uw woord, Ik ben de dienares des Heeren.
5.
Zij zweeg, en 's Hemels afgezant Vloog juichend in de hoogte weder.
De heiige Geest, vol liefdebrand. Daalt op de Maagd der maagden neder ;
Het lichaam van 't almogend Woord Is in haar zuivren schoot ontvangen;
In 'themelhof, met vol akkoord. Weergalmen nieuwe lofgezangen.
Znireringsfeest van Maria of J/ichtmisse.
Wijze: M. n» 8 en N. M. n» 1.
1
Verstomt, o volkren, voor dit wonder:
Aanbidt Gods opperheerschappij ! De wet gebiedt.... de Wetverkonder, De Heiland koopt zich zeiven vrij !
90
Ziet haar tot 'a Heeren tempel komen,
Wier arm het godlijk Wichtje draagt;
Ziet Jezus' Moeder, zonder schromen, Hem offren, dien de wet haar vraagt.
Zij komt: ziedaar drie offers sneren
Voor een en 'teigenste altaar neer: De vrome grijsaard schenkt zijn leven,
De Moedermaagd haar maagdlijke eer. En 't godlijk Kind zijn teedre leden.
„ o Maagd, hoe wreedlijk zal uw hart „Van nu af voortaan zijn doorsneden „Door 'tijselijke staal der smart!
3.
„Wat slachtbank is dit Lam beschoren!
„Welk bloedig altaar wacht het af, „ Dit kind, uit uwen schoot geboren !
„Maar zoo rijst 't menschdom uit het graf.quot; Lof, eer en dank zij God den Vader,
Lof, eer en dank zij God den Zoon, En God den Heilgen Geest te gader; Onz' harten zijn onze offerkroon.
91
Wijze: M. no 9 en N. M. n» 26.
Uw zoeten naam,
Maria, 'k heb dien 't eerst geweten;
Uw zoeten naam.
Aanriep ik al de handjes saam, Nog staamlend in de wieg gezeten, En 'k zal in 't doodsuur niet vergeten Uw zoeten naam.
Uw zoete naam Is allerliefst muziek in de ooren;
Uw zoete naam Is meer dan honing aangenaam. De duivlen kunnen hem niet hooren; Hij is het merk der uitverkoornen, Uw zoete naam.
3.
Uw zoete naam Staat eeuwig in mijn hart geschreven.
92
Uw zoete naam Is zielespijs en drank te zaam. Hoe troostelijk verlaat ik 'tleven!
Nog op mijn doode lip zal zweven
Uw zoete naam. --
»
Wijze: M. nquot; 10 en N. M. n» 4.
Droef stond de Moeder neergebogen, Beneven 'tkruis, dat Jezus droeg; De tranen rolden uit haar oogen,
Die ze onbeweeglijk op Hem sloeg. Ach dan! wat moet er in dit harte,
Dit moederhart, zijn omgegaan!
Hoe moest het grieven, 'tzwaard van smartet Hoe treurig ziet zij Jezus aan!
„ Ach, zucht ze , mocht ik zelve sneven!
„Wat heeft mijn Jezus toch misdaan? „o Jezus! leven van mijn leven!
„ Hoe ziet me uw stervend oog nog aan!quot;
93
Wie zou zijn hart niet voelen scheuren,
Als hij die goede Moeder ziet Zoo bitterlijk haar Zoon betreuren En overatroomen van verdriet?
Helaas! 'tis voor onze eigen zonden?
Dat Jezus aan het vloekhout hangt, En , afgemarteld door de wonden,
Naar eenen druppel vochts verlangt. Bedrukte Moeder, bron van liefde ,
Wat tranen heb ik IJ gekost!
Ach, of uw droefheid dwars doorkliefde Mijn zondig hart, zoo duur verlost!
Doordrongen nu van medelijden.
En met u snikkend om uw Zoon,
Geef dat ik deelneme in uw lijden
En onophoudlijk rouw betoon;
Maak dat mijn hart, geheel verslonden
In goddelijken liefdegloed.
Verborgen in uws Jezus' wonden. Al mijn ondankbaarheid vergoed.
94
■Wijze : M. no 11 en N. M. no 5.
Naast het kruis met schreiende oogen Stond de Moeder , diep bewogen,
Waar de Zoon doornageld hing;
Toen door ziel en zuchtend harte, Overstelpt ran wee en smarte , Een doorborend slagzwaard ging.
Hoe bedrukt, hoe neergeslagen.
Moest die teedre Moeder klagen
Om Gods eenig Kind , haar Zoon! Ach! hoe streed zij ; ach ! hoe kreet zij, En wat boezempijnen leed zij ,
't Eoemrijkst Kind aan 't kruis ten toon.
Wie kan tranen wederhoüen,
Jezus' Moeder zoo aanschouwen Door zoo grievend leed verscheurd P
95
Wie kan zonder diep erbarmen, Jezus' Moeder hooren kermen, Daar zij haren Zoon betreurt?
Voor de zonden van de zijnen Zag zij Jezus zóó in pijnen,
Door de felle geeselstraf; 'tDierbaar Kind zag zij hier lijden, Gansch verlaten doodlijk strijden. Eer de geest hem nog begaf.
Geef, o Moeder, bron van liefde, Dat ik 'tleed, dat TJ zoo griefde.
Met U voele en met U klaag; Dat zijn gloed mijn harte winne, Dat ik Jezus, Godmensch , minne Dat ik ook aan Hem behaag.
Heiige Moeder, wil mij geven Wonden, diep in 'thart gedreven, Jezus' kruis zij steeds mijn doel. Dat ik schuilende in zijn wonden Dus gefolterd, om mijn zonden, Deelend zyne smart gevoel.
96
Mocht ik klagen al mijn dagen, quot;W aarlijk al die smarten dragen ,
Tot mij 't sterfuur overviel!
Mij bij 't kruis met U vereenen ,
Met IJ sterven, met ü weenen,
'tls de wensch van mijne ziel.
Maagd, der maagden roem en zegen! Wees, ach wees mijn zucht niet tegen.
Gun mij , dat ik met U klaag. Doe mij strijden, doe mij lijden Christus' striemen langs de zijden: Dat ik steeds daarvan gewaag!
Doe mij door die slagen wonden, Dronken van dit kruis , verkonden, Wat de liefde uws Zoons vermag: 'k Ben ontvlamd , in liefde ontsteken; Wil toch zelve voor mij spreken In den jongsten oordeelsdag.
Doe mij door het kruis bewaren ;
Jezus' kruisdood moet mij sparen , Wiens genade mij verheugt.
97
Als mijn lichaam komt te sterven, Geef, dat mijne ziel mag erven 's Hemels glorierijke vreugd.
Wijze : N. M nquot; 90.
Het uur van pijn, het uur van smarte, Geliefkoosd uur voor Jezus' harte,
Dat uur, zoo lang verbeid, begint.
Want zijne liefde deed Hem wenschen Naar pijn en dood, tot heil der menschen. Die Hij tot 't uiterst heeft bemind.
Een bloedig zweet druipt van zijn leden Op 't zien der ongerechtigheden
Van 'tmenschdom, waar Hij nu voor lijdt 't Gewicht der Hem bereide pijnen, Die altegader Hem verschijnen,
Verzwaart zijn doodelijken strijd.
3.
Doch, schoon zijn krachten Hem ontzinken Den laatsten druppel zal Hij drinken Van dezen kelk. Hem aangeboön; Hij laat zich grijpen , binden , sleuren, Met doorn en geesel zich verscheuren,
Zich tergen met geschimp en hoon. G. 7
Geheel zijn schoonheid is verdwenen, Een worm gelijk heeft Hij geschenen.
Hij is volstrekt niet kenlijk meer. En wreeder nog aan 't kruis geklonken, In lijden zonder peil verzonken,
Sterft Hij : o mensch, uw God en Heer!
Bij sterft!... natuur brengt Hem haar hulde... De mensch, ontslagen van zijn schulden,
Is in een nieuw Verbond geleid. „ God heeft zijn Zoon ten zoen gegeven Zoo juichen wij in blij herleven ,
„Geloofd zij Hij in eeuwigheid!quot;
Wijze: N. M. no 19.
Gelukkig zij , die hun betrouwen gronden In 't zuiver hart der goddelijke Maagd, En daar een rust en zoete woning vonden. Die satan zelf den schrik in 'tharte jaagt! o Zoet, o minlijk Harte, In blijdschap en in smarte.
Sinds dat ik U tot mijne schuilplaats koos , Gij waart, gij zijt, gij blijft mijn rust altoos.
99
o Teeder hart, daar 't zwaard zoo wreed in werkte,
Wanneer gij leedt bij Jezus onder 'tkruis; Gij zijt mijn troost, mijn wellust en mijn sterkte, Hoe ook de wind der tegenspoeden ruisoli. o Zoet, o minlijk Harte , enz.
Geruste schans, door de Almacht zelf gewapend,
o Heiligdom van vrede en liefdegloed,
quot;Waar Jezus' hoofd zoo zachtjes lag op slapend, En vredevol onz' harten rusten doet.
o Zoet, o minlijk Harte, enz.
Geen dageraad kan liefelijker pralen;
Gij spreidt uw glans, gelijk een heldre maan, Als milde zon, alom uw zegestralen,
En nimmer roept U iemand vruchtloos aan. o Zoet, o minlijk Harte, enz.
Sla neer op ons uw medelijdende oogen,
Bied uwen Zoon ons hartverlangen aan; o Zoete Maagd, Hij zal onz' tranen drogen; Een moeder kan geen weigring ondergaan, o Zoet, o minlijk Harte, enz.
100
o Zoete bron, die overstroomt van zegen, Het is op ü, dat onze zwakheid hoopt. Kom ons te hulp, en snel vooral ons tegen, Als langs de wang het koude doodzweet loopt, o Zoet, o minlijk Harte, enz.
Wijze; M. n» 12 eu N. M. nquot; 10,
Triomf! hare oogen zijn geloken.
Triomf, de goddelijke min Heeft hare kluisters losgebroken:
Daalt, Englen! ziet, uw Koningin Eijst op door 't maatloos ruim der Heemlen,
In Sions eeuwig vreugdehof.
o God, wat glans! mijn oogen scheemren! Hoort, hoe verrukkend galmt haar lof.
Nu zwemt ze in wellust opgetogen,
Verslonden in het grondloos licht. Zij staart met liefdetraan in de oogen En met een glinstrend aangezicht,
101
Van bij de Godheid aan, verheven.
Zoo hoog men ooit een schepsel zag. Maar 'k zwijg; het is mi; niet gegeven Te zingen zulk een grooten dag.
Wijze; N. M. no 15.
Omringd van de Englenschaar en glanzigste juweelen ,
Bestijgt de Maagd haar glorierijken troon; Haar kroost om haar zien vormen hare kroon: Ziedaar den zoeten wensch, die nog haar hart kan streelen.
Erken, gezeten in Gods vreugd, De stem van uw vergaarde lievelingen; Wij willen niet alleen uw zegepraal bezingen, Wij wijden U ook onze jeugd.
Gij deedt ons hart in liefde ontvonken, Het moet aan U dan zijn geschonken. Verslonden gansch in liefdegloed; Het kan, het zal zoo zijn, het moet. Omringd van de Englenschaar, enz.
102
'tis in uw Hart, dat wij voortaan Een zoet verblijf, een schuilplaats zullen vinden, En altoos vaster ons aan deugd en heil verbinden , Met teedre liefde u toegedaan.
o Beste Moeder, U te minnen , Uit ganscher harte, ziel eu zinnen,
Dit is de vurige begeert.
Die dag en nacht onz' ziel verteert. Omringd van de Englenschaar, enz.
Hoe lang, o Moeder, moeten wij Den lauwerkrans der heerlijkheid nog derven ? Ach, mochten wij welhaast dit groot geluk verwerven,
En zien uw schoonheid van nabij ! Wat wellust zullen wij dan proeven!
Vliedt dagen , vliedt! waarom zoo toeven ? Wij zuchten naar dien blijden stond; Dan zingen we U met dankbren mond. Omringd van de Englenschaar, enz.
103
Wijze: M. nquot; 13 en N. M. n0 77.
Wij groeten U met alle hemelkoren, Wij loven U , Maria, duizendmaal.
God Leeft uw hart tot lustprieel verkoren, En buiten God, zwiclit alles voor uw praal.
Wij groeten U, o luister aller vrouwen! En onder alle 'tmeest gebenedijd:
We aanroepen TJ met kinderlijk betrouwen: Gij zijt onz' hoop, onz' Moeder voor altijd.
Gij, overstroomd van goddelijken zegen, Gebenedijd door Jezus, uwe vrucht,
'tGeen overvloeit, maak dat het ons beregen, Woestijne, die naar levend water zucht.
o Wondre Maagd, die uwen Schepper baarde, Kom ons ter hulpe, nu en in dien stond.
Dien laatsten stond, als nog uw naam op aarde Vertroostend zweeft op onzen veegen mond.
104
Lof van Maria en geluk in haren dienst.
Wijze: N. M. n» 61.
o Wat geluk, een kind te zijn Van Jezus' minnelijke Moeder!
Zij is zijn hulp in nood en pijn,
Zij geeft hem Jezus zelf tot broeder. Het kan zijn vijand stout versmaan.
Zijn voorhoofd prijkt met 't woord: Verkoren !
Maria's kind verloren gaan P Neen, neen, haar kind ging nooit verloren. Zoolang haar onze mond kan roemen. Zoolang ook zullen wij te zaam, Vereenigd in haar heilgen naam Maria onze Moeder noemen.
Maria's alvermogendheid Bij haren Jezus kent geen palen:
En wie kon ooit haar teederheid Met aardsche woorden achterhalen ?
Een enkle blik van deze Maagd Doet gansch het heir der helle beven;
Nauw heeft zij Jezus hulp gevraagd, Of 's vijands benden zijn verdwenen. Zoolang, enz.
105
o Eeuwge vreugd van 't Hemelrijk , Vorstin der negen Engelkoren,
o Wonder van het aardsche rijk, Wat heil, door U te ziju verkoren.
Om, in een broederlijken band. Uw schoone deugden na te streven.
En in uw dienst een onderpand Te vinden van het eeuwig leven! Zoolang, enz.
Mochte ik, ten koste van mijn bloed , De harten aller stervelingen
U bieden, vol van liefdegloed, Als offers van beschermelingen!
Ten minste 'tonze, TI toegewijd. Zal altijd uwe goedheid roemen,
U, duizendmaal gebenedijd,
U eeuwig onze Moeder noemen.
Zoolang, enz.
106
Wijze : M. nquot; 39 eu N. M. nquot; 63.
o Zoet genot van 't heilig huis des Hoeren,
Waar, rond 't altaar, de reine Moeder-Maagd Haar mantel spreidt om die haar komen eeren, En Jezus toont, dien ze op kaar armen draagt! Wat zoeten zegen,
Stort ze op ons uit, Als zomerregen
Op het versmachtend kruid!
'k Wil hier 't gewoel der wereld gansch vergeten,
Die voor de jeugd verleidingsrozen strooit, In stille rust voor uw altaar gezeten;
Maar, Moeder, TJ, neen, U vergeet ik nooit. Wat zoeten zegen, enz.
Gij, die alreeds de wakende Englen schaarde Eond onze wieg, eer zich ons oog ontsloot, o Koningin van Hemel en van aarde , Wij blijven IJ getrouw tot aan den dood. Wat zoeten zegen, enz.
107
Wijze; M. n() 14 en N. VI. nquot; 63.
Juicht, juicht met ons, o hemelingen,
Wij zijn Maria toegewijd.
Die nimmer haar beschermelingen Zal laten zwichten in den strijd! o Stond van heil en zegeningen,
Die over ons haar mantel spreidt!
Laat ons te zaam Maria zingen,
Maria , zoo vol minzaamheid !
't Is zij , die onzen Albehoeder,
Als schepsel bracht den Schepper voort Zij , die als Dochter, Bruid en Moeder,
Naast aan de Godheid toebehoort, o Stond van heil, enz.
't Is zij , die ons met moederoogen Bewaakt van haren glorietroon, En wier gebeden al vermogen
Bij Jezus , haren lieven Zoon.
o Stond van heil, enz.
108
't Ib zij , die, als de woeste baren
Ons slingeren op klip en strand, Als fonklend zeester de gevaren
Verdrijft, en toont ons 'tvaderland, o Stond van heil, enz.
Haar naam zij dan in ieders harte Geprent met letteren van vuur, En nooit vermindren tijd noch smarten Een liefdegloed, ons hart zoo duur. o Stond van heil, enz.
Wijze: M. nquot; 8 en N. M. n° 64.
Gelukkig hij, die alle dagen
De Koningin der Englen dient. Die, met de Moeder te behagen,
Den Zoon ook heeft tot besten Vriend. De wereld kan hem niet verleiden. De vrede woont in zijn gemoed :
Niets kan hem van zijn Moeder scheiden, Hoe dreigende de hel ook woed.
109
o Wereldling, uw gansche glorie Zinkt in de duisternis van 't graf ;
Maria's kind zingt daar victorie En legt het stofkleed vroolijk af.
Geen vreeze kan zijn wang ontverven, Zijn hart is rein en kalm.; hij zag
Zijn leven wolkloos vliên; zijn sterven Is 't einde van een schoonen dag.
De vuist aan 'tvaste roer geslagen, Trotseert de stuurman 't golfgeklots ,
En stoot niet, hoe de stormen jagen, Met wand of kiel op ijzren rots;
Dus, biddend 't oog tot TT verheven , Volhardt uw dienaar blij en vrij,
En tergt, wanneer er duizend beven, Des afgronds list en razernij.
Heersch, Koningin der hemelscharen, Heersch over ons, TJ toegewijd ;
Hij moet de wereld laten varen. Die voor uw zege vaandels strijdt.
Gij kunt de booze driften teuglen, En ons verheffen boven 't slijk;
Spreid over ons beschermingsvleuglen , En voer ons op naar 't eeuwig rijk.
110
No
Veiligheid in den dienst Tan Maria.
quot;Wijze: N. M. no 38.
Gelukkig zij , die in dit korte leren,
In gunste bij Maria staan;
Door welken storm op 's werelds zee gedreven Kon ooit liet kind dier Maagd verloren gaan ? Aanriep men ooit, uit 'tslijk der zonde.
Vergeefs haar naam tot zielsbehoudenis ? Neen, nooit, hoe diep men zinken konde. Vergat zij, dat ze onz' Moeder is.
Doorloopt, doorzoekt van 't noorden tot het zuiden,
Van oost tot west het aardsch gebied,
En zegt ons wat die pronkgebouwen duiden, Die 't vragende oog alomme ziet P Getuigen zij niet aan onze aarde En toonen zij niet zonneklaar,
Hoe zij haar kindren steeds bewaarde Van zonden, onheil en gevaar?
3.
Ik smeek U dan , o mijne Koninginne,
Mijn hoop en liefde, vreugd en rust. Geef, dat ik U steeds meer en meer beminne; Dit is mijn wensch, mijn liartezucht en lust. Ach, lieve Moeder, als ik dale Ten grave neder, o, verwerf.
Dat ik in 't strijden zegeprale. En juichend in uw armen sterf.
Voordeelen in den dieust van Maria.
Wijze; N. M. nquot; 57.
Hoe verrukkend zijn de stonden.
Waarop 't krachtelooze kind In Maria heeft gevonden
Eene Moeder, die het mint! Nu, nu kan 't zich stout verzetten
Tegen 's vijands snooden band. En geheel zijn heir verpletten Door Maria's onderstand.
Slot rijm.
o Moeder, schenk uw kindren Den schoenen zegekrans Yan eeuwgen hemelglans,
112
Den krans, dien nooit zal hindren De roofgezinde tijd.
Die hier ons heil benijdt.
Zalig, die ten allen tijde
Onder haren mantel schuilt: 'tls vergeefs, dat aan zijn zijde
De open afgrond hongrig huilt: Hem zal zij zich Moeder toogen,
Hem met gunsten overlaan, Hem de bittre tranen drogen.
Hem doen wandlen 's Hemels baan. o Moeder , schenk, enz.
Voelt gij uw geweten knagen,
Beeft gij, zondaars, voor uw lot Op den laatsten dag der dagen.
Hoopt! uw Moeder pleit bij God. Laat de rouw uw harte drukken.
Breekt den alafelijken band ,
En de donders zult ge ontrukken
Aan des Eechters gramme hand. o Moeder, schenk, enz.
Hebt gij de onschuld ongeschonder-. En in vollen glans bewaard,
113
Heeft uw voet het spoor gevonden,
Dat ook Zij betrad op aard,
Komt dan hier de voorproef smaken
Van de zoete Hemelvreugd,
Komt dan altijd voor Haar blaken , 't Oog gevestigd op haar deugd.
o Moeder, sclienk , enz.
——
Wijze: N. M. no 30.
o Lieve Moeder van den Heer, Ontvlam in liefdegloed Ons gemoed, ons gemoed, meer en meer.
Die niet door dezen gloed wil blaken, Erkent Gij zulk een voor uw kind ? En die voor ijdie schijnvermaken, Dit waar geluk geheel verzaken ,
Zijn zij niet ziende blind ?
o Lieve Moeder , enz. C. 8.
114
3.
Het helsch gebroed en wereld saamgezworen,
Betrachten niets dan onzen ondergang;
Maar nimmer gaf uw kind den moed -verloren: TIw voet verplet den kop der helsche slang, o Lieve Moeder, enz.
4.
Gelukkig zij, die al hun levensdagen
U wijden met een vroolijk maatgezang; Die uwen naam in 'tgloeiend harte dragen, En U alleen behagen !
o Lieve Moeder, enz.
quot;Wijze: M. n» 13 en N. M. no 73.
quot;Wij groeten U, Vorstin van alle volken.
Wier lof zoo hoog bij de Englensohare klinkt, Die vóór U drijft op glanzig witte wolken , Daar vreugdetraan in de opziende oogen blinkt.
quot;Wij groeten U , onz' hope , lust en leven, U , dageraad in d'eeuwigdonkren nacht, U, lieve duif, die elk zoo blij zag zweven, Toen Ge aan 't heelal den vrede-olijftak bracht.
115
Het is tot U, dat wij ons zuchtend wenden,
Wij, Eva's diepgewonde nageslacht. Wij , erfgenamen van zoo veel ellenden, Wij, ballingen; verstoot niet onze klacht.
4.
Sla neer op ons die medelijdende oogen.
Die U alleen, o Moeder, eigen zijn; En weiger niet ons Jezus zelf te toogen; Een enkle blik zal heelen onze pijn.
Gij zijt zoo goed, o lieve, o beste Moeder.
En gij verstaat onz' hartezuoht zoo wel; Verhoor ons toch; is Jezus niet onz' Broeder,
En wij tiw schat, ontwoekerd aan de helP —
Wijze : M. n» 3 en N. M. n» 51.
Moeder vol van teederheid ,
Vol van zoete majesteit,
Ons leven , hoop en vreugd , U wijden we onze jeugd.
116
Ja, onz' gansclie levenstijd , Moeder, zij U toegewijd; Dan wachten wij voor loon Een onverwelkbre kroon.
3.
Die zijn leven U maar schenkt, Door den ouderdom gekrenkt, Schenkt een verwelkte roos , Beroofd van geur en bloos.
4.
Ook van uwe teedre jeugd Bloeidet Gij in reine deugd; Dit noemt men niet in schijn , Maar echte kindren zijn.
5.
Geef, o lieve Moeder, geef, Dat in ons uw liefde leef.
Getrouw, in vreugd en nood, Getrouw , ja, tot den dood.
117
Vreugd der kiudereu vau Maria ouder hare Ibeseliermiug'.
Wijze: M. n® 51 en X. M. no SO.
Kindren van Maria,
Zwaait de zegevaan;
Zingt het alleluja.
Nooit kunt gij vergaan!
Uit haar open handen Vloeit een zegestroom,
Maar op zielsvijanden Slingren zij den sehroom.
Kindren van Maria, enz.
Leger in slagorde, Vol ontzaglijkheid.
O ! verplet de horde ,
Die ten afgrond leidt.
Kindren van Maria, enz.
118
Voorbodin der zonne, Schoone dageraad, Die 'kmijn harte gonne ,
Met een blij gelaat. Kindren van Maria, enz.
Licht in duisternissen.
Liefelijke maan;
Kan men 'tvoetpad missen,
'tOog op U geslaan P Kindren van Maria . enz.
Mild in zegestralen,
Zonne der natuur, Moeder, kom ons halen
In ons stervensuur. Kindren van Maria, enz.
119
Ik dank U, die 't leven Ons weer hebt gegeven,
o Moeder vol zoetheid,
Die paalt aan de Godheid in macht en in goedheid.
Maria, wier oogen ,
Zoo vol van meedoogen,
Nooit laten ons gade te slaan; Ook nooit zal uw liefde in onz' harten vergaan.
Ik dank U, enz.
o Moeder der minne,
Onz' zuivere lust en onz' hartevriendinne. Maria, wier oogen, enz.
Ik dank U, enz.
o Moeder van vreugden,
Verrukkende toonbeeld van tallooze deugden. Maria, wier oogen, enz.
120
4.
Ik dank ü, enz.
o Moeder vol wonders ,
Die Maagd blceft en baardet den Sleester des Maria, wier oogen, enz. (donders.
5.
Ik dank U, enz.
Maria, wier handen Onz' vijanden keetnen met eeuwige banden. Maria , wier oogen , enz.
Ik dank U, enz.
Maria, wier blikken Als levende bliksems, den afgrond verschrikken. Maria, wier oogen , enz.
7.
Ik dank U, enz.
o Moeder van zegen,
Kom snellend op 't einde des levens ons tegen. Maria, wier oogen, enz.
Betrouwen der Cougreganisten op Maria.
Wijze: M. nquot; ] 7 en N. M. n» GO.
Triomf! Maria's kindren ,
Uw Moedor lieeft gezegepraald!
Wat vijand kan u hindren ?
Zijn woede is nu bepaald.
De Trede en de gerechtiglieid,
Zijn de aardelingen toebereid:
Triomf, Maria's kindren ,
Schept vreugde in veiliglieid.
Moet gij nog oorlog wagen Met wereld, vleesch en lielsch gebroed?
Zij komt u onderschragen,
Door kracht en heldenmoed.
De vrede , enz.
Vreest niet de woeste baren Op de ongestuime wereldzee;
Zij zal uw kiel bewaren Voor schipbreuk, angst en wee.
122
4.
Na kort en weinig streven, Verwaclit u 's Hemels lauwerkroon;
Door Haar, in 't ander leven ,
Erft gij een eeuwig loon.
De vrede, enz.
-s®-
Belofte Tan getrouTrheid aan Maria.
Wijze : K. M. no 55.
Maria, nooit volprezen, Onz' hulp en troost in allen nood,
quot;Wij zweren U te wezen Getrotiw tot in den dood.
Gedoog, dat wij, ellendig stof, Vereenigd met het hemelsch hof. Uitgalmen uwen zoeten lof;
Van in enz' kinderjaren Gevoelden wij uw zorg en vlijt; Uit duizenden gevaren
Heeft ons uw hand bevrijd.
123
o Groot verwantschap , dat U bindt! De Vader kent in U zijn kind,
Wijl U de Zoon als Moeder mint ;
En, rijk in deugdensoliatten Zijt Gij de Bruid des Heiig en Oeest ; Wie kan uw grootheid vatten.
Tenzij in 't eeuwig feest P
Gij zegepraalt en heerscht bij God: Uw wensch is Hem een zoet gebod :
En in uw handen rust ons lot.
Ver boven de Englenkoren,
Verheerlijkt door uw Zoon , vindt Gij Uw lust in ons te aanhooren,
Te zien van rampen vrij.
Nooit heeft een mensoh , hoe fel gekweld, Door aardsche ellende of helsch geweld, Vergeefs op ü zijn hoop gesteld;
En vroeg men naar bewijzen,
Er zou een algemeen geschreeuw Door heel de wereld rijzen,
Vernieuwd van eeuw tot eeuw!
124,
Volharding iu den dienst van Maria.
■Wijze: N. M. n» 56.
Gij voor het heiligdom der Godheid neergebogen ,
o Serafs, die, gedaald uit 't grondelooze licht.
Met gouden vleuglen dekt uw glinstrend aangezicht ,
Die 't driemaal-heilig zingt, in wellust opgetogen,
Getuigt don heilgen eed, gezworen voor 't altaar;
Zoolang een druppel bloed zal door onze aadren zweven,
Staan wij Maria voor en wij beminnen Haar,
Haar, onze koningin, Haar, ons geluk en leven.
Dat rondom, als een leeuw, die dreigt met fonkelende oogen ,
De helsche vijand biiesche en zoek wien hij verslind,
Maria's wakend oog rust altijd op haar kind,
En 't kind belacht den schroom, bespot het helsch vermogen.
Elkeen herhaal den eed, enz.
125
3.
In oost, noord, zuid en west wordt haar triomf gezongen;
Met eenen sterken hiel vertrad zij 'tslangen-hoofd;
Zij heeft des afgronds macht een rijken buit ontroofd;
Den onderaardschen vorst zijn ijzren staf ontwrongen.
Elkeen herhaal den eed, enz.
4.
Wij ook dus , onbeschroomd , trotseeren hel en wereld,
Ja, wij vertrappen ze ook manhaftig met den voet,
Terwijl ons hart voor Haar in zuivre liefde gloedt,
En uit het opziende oog erkentnistranen parelt. Elkeen herhaal den eed, enz.
ÜV0
De Congregauisten tot Maria.
Wijze: N. M. n» 59.
o Moederlief, wees ons indachtig,
Stel onze smeeking voor aan God ; Al uw gebeden zijn almachtig,
Al uwe wenschen zijn gebod.
126
o Moederlief, spreek tocli voor ons ten beste,
Dat Jezus ons van alle zonde ontsla, In zijne liefde ons meer en meer beveste, En eenmaal sterven doe in zijn gena.
Verkrijg dit, goede Moeder,
En onze wenschen zullen zijn voldaan.
Maria, beste Moeder,
Acb, moge toch ons bart, van alle vrees ontslaan, U vuriglijk beminnen nu voortaan!
o Moederlief, wij zijn uw kindren
En onz' behoeften zijn zoo groot!
Spreek maar één woord , niets zal ons hindren;
Ja, met één woord zijn we uit den nood. o Moederlief, spreek, enz.
o Moederlief in vreugdepsalmen
o Mochten wij uw zoeten naam ,
Tan nu af aan doen wedergalmen.
Met heel het Hemelhof te zaam. o Moederlief, spreek, enz.
127
Wijze: N. M. no 74.
Volglanzige ster op de baren,
Al davert de mast als een riet,
o Toevlucht in alle gevaren ,
Wij vreezen de onstuimigheid niet.
Waar 'took dat de zeilen vlogen In stukken door de ruime lucht.
Slaan wij maar op U onze oogen.
Daar op uw wenk het onweer vlucht.
Gij hebt 't Hemelrijk ontsloten ,
o Wondre Moeder! altijd Maagd,
Ons met zegen overgoten,
En 't doodlijk vonnis uitgevaagd.
Volglanzige ster, enz.
Eva schonk weleer ons 'tleven.
Maar ach ! zij bracht ons ook den dood.
Moeder ! Gij kunt beter geven ,
Gij geeft de vrucht van uwen schoot.
Volglanzige ster, enz.
128
4.
Moeder Gods , toon alle stonden ,
Dat Gij ook onze Moeder zijt:
Breek de banden onzer zonden
En blijf onz' vesting in den strijd. Volglanzigc ster, enz.
5.
Maak, dat ook uw kind zoetaardig
En zuiver als uw harte zij ;
Zijn wij zulken naam niet waardig, Gij blijft tooli Moeder, sta ons bij.
Volglanzige ster, enz.
--
Magnificat.
Wijze; N. M. nquot; 75.
Loof, mijne ziel, den Heer, in vreugdestroom verslonden,
Hem, wiens zoo gunstig oog uw needrigheid aanziet.
't Is Hij, die van hun troon de trotsche vorsten stiet.
129
Mij maakt Hij Moeder Gods , en laat mij ongeschonden.
Loof, mijne ziel, den Heer en juicli in uw geluk,
Hij heeft zijn dienares gewaardigd te beschouwen.
o Zegen zonder grens ! heel de aarde ie uit den druk;
Aan God zij volle roem, op Hem zij mijn betrouwen !
Nu zullen mij voortaan de volkren zalig noemen. En meest gebenedijd in 'tmenschelijk geslacht; Hij heeft zijn wondren arm getoond in volle macht,
Dat 'tal zijn heilgen naam en zijne goedheid roeme.
Loof, mijne ziel, enz.
Behoeftigheid heeft Hij met rijkdom overladen, Ootmoedigheid heeft Hij doen klimmen op den troon,
Aan Abraham beloofd zijn welbeminden Zoon, En Hem aan ons vergund, indachtig zijn genade. Loof, mijne ziel, enz.
9.
C.
130
No 30.
Wijze: M. n» 15 en N. M. nquot; 86.
Groote God! TT loven wij, Onbepaald ia uw vermogen;
Voor uwe opperheerschappij Buigt zich 't aardrijk opgetogen ; Gij bestondt vóór allen tijd, Blijvende eeuwig wat Gij zijt.
Alles heft een loflied aan: Cherubijnen, Serafijnen,
Duizende Engelen, die staan Eond uw troon om U te dienen. Alles roept U, nimmer moe ,
Heilig, heilig , heilig ! toe.
Al wat op uw vruchtbaar woord, Groote God der legerscharen,
Uit het niet sprong dankend voort , Alle schepslen, die ooit waren : Hemel, aarde en oceaan,
Alles heft een danklied aan.
131
Op verrukkelijken toon,
Zingt het lieer der uitverkoren, Neergebogen voor uw troon , Martelaars, Apostelkoren,
Alles juicht in lofgeschal:
Opperkoning van 't heelal.
Grondkracht, waarop 'taardrijk draait. Door triens hand ontelbre zonnen,
Zijn door 'tmaatloos ruim gezaaid. Hoort Ge uw lof, o Onbegonnen,
Eenge Vader van 'tbestaan,
Door den Christnen citer slaan ?
Lof 'tDrievuldig in persoon,
'tEcnig onbesefbaar Wezen,
Lof U, 's Vaders eengen Zoon, Op denzelfden toon geprezen ;
Lof U , Geest, die 't al vervult,
Waart, en zijt, en wezen zult.
Gij, des Vaders eeuwig Woord,
En te Bethlehem geboren,
Gij , dien eene Maagd bracht voort, Door U zelv' daartoe verkoren. Gij vergoot uw dierbaar Bloed, En verwierft ons 't hoogste goed.
132
Aan des Vaders rechterhand Zijt Ge in heerlijkheid gezeten;
In ontzaggelijken stand.
Zult Gij , Hechter , ons geweten, Na het laatst trompetgeschal, Openbaren aan 't heelal.
9.
Sta dan uwe dienaars bij, Die voor IJ en met U strijden;
Die Gij met uw Bloed kocht yrij , Toen D Golgotha zag lijden;
Stel ons, na dit tranendal.
Onder 't juichend Englental.
Zie uw volk genadig aan,
Help het; zegen, Heer , uw erve.
Leid ons op de rechte baan, Dat geen vijand ons verderve ;
Open ons de gloriezaal,
Wij zijn uwe zegepraal.
Alle dagen zullen wij Uwe wondre goedheid prijzen ,
Aan uwe opperheerschappij Eindeloozen dank bewijzen.
Help in d'allerlaatsten strijd. Wie uw heilgen Naam belijdt.
133
Zoete Jezus, onze Heer,
Stort meedoogend uwen zegen Op de christenvolkren neer;
Zie, ons hart klopt onverlegen: Op U , Jezus , hopen wij ;
Dat die hoop nooit ij del zij !
-s®1-
Wijze N. M. n» 20.
o Glinstrend geestendom, miljoenen Engelkoren,
Die God in vollen glans aanschouwt op zijnen troon,
En 't zielverrukkend lied van lof en dank doet hooren,
Uw bijstand vraagt ons ook een dankbaar lied tot loon.
Verkondigt dan met ons , dat God is goed en wonder,
Die iedren sterveling een prins van 't he-melsch Hof
Tot zijn bewaring geeft; wat plicht was ooit gegronder,
Dan een zoo goeden God te zingen dank en lof!'
134
3.
o Mockten wij u steeds in dankbaarlieid gelijken ,
In reinen liefdegloed en in gehoorzaamheid ,
En nooit een enklen stap van 'tpad der deugd afwijken,
Maar altijd dankbaar zijn voor uw gedienstigheid !
4.
Drukt diep in ons gemoed den schrik, den haat der zonden
En aller booze drift, die ons met ramp en kwaal
Steeds overhoopt; onz' ziel, door uwe hulp ontbonden,
Haakt vrijer en verzucht naar 's Hemels blijde zaal.
5.
o Vrienden, houdt niet op naar ons geluk te hijgen;
Veel andren minnen ons, gelijk een bij 'tge-bloemt ,
Gelijk een druivenrank den olm om op te stijgen ;
Uw liefde is rein, de hun moet baatzucht zijn genoemd.
Gij dan, gezanten Gods, volglanzige Englen-scharen,
Gij, ware vriendenstoet in voorspoed en in nood.
Licht onze stappen voor, verdrijft al de gevaren. En blijft onz' vrienden steeds in leven en in dood.
135
'Wijze; N. M. n» 6.
o Jozef, hoop en ■vreugd der aarde, Maria's zuivre bruidegom;
Wie kan bevatten uwe waarde,
o Luister van het Christendom!
Ach! wil ons steeds beschermen, o Jozef, en verwerf, dat wij,
In Jezus' en Maria's armen,
Ook eens ontslapen, zoo als gij.
De wijsheid Gods beval uw handen Haar allergrootste schatten aan;
Wie zou niet van begeerte branden, Om onder uwen schild te staan ?
Ach ! wil ons , enz.
't Wordt andren heiligen gegeven Hun God te aanschouwen na hun dood
Gij , gij geniet Hem reeds in 't leven. Ja, gij omhelst Hem op uw schoot.
Ach ! wil ons , enz.
136
4.
De stem van Jozuë, vol wonders,
Sprak tot de zonne : „zon, blijf staan;quot; Maar gij gebiedt den God des donders ,
Den God van sterren, zon en maan. Ach! wil ons , enz.
Mocht Hij ons uw volharding geven,
Die God, gehoorzaam aan uw stem; Hij is 't nu nog in 't ander leven ;
o Jozef! o gebied het Hem.
Ach! wil ons, enz.
Tot den H. Aloysins van Gonzaga.
quot;Wijze: M. n0 16 en N. M. n0 13.
Daalt, Englen , daalt uit 't Hemelsch hof, Met snaargeluid en zegevanen;
Een ander Engel vraagt uw lof, Een Engel uit het dal der tranen.
Als Noë's duif, vloog hij 'tgevaar Van de ongestuime wereld over;
Zingt zijnen lof met ons te gaar, En kroont zijn hoofd met gouden loover.
137
Hij treedt manhaftig met den voet, Des werelds valsche wellustrozen ;
Voor ijdien roem van vorstlijk bloed, Heeft hij de doornen kroon verkozen.
De leliebloem van zuiverheid Zal hij met doornen schut behoeden;
Met geesels van boetvaardigheid,
Zijn maagdlijk vleesch gestaag bebloeden.
o Aloysius , gij waart Een van Maria's lievelingen ,
Een zuivre Engel reeds op aard, Het voorbeeld aller jongelingen.
Indien wij uwe zuiverheid Niet volgden op zoo hooge trappen,
Verkrijg dat we in boetvaardigheid. Kloekmoedig nagaan uwe stappen.
Lang had zijn hart naar U verzucht, o Opperst goed, dat wij ook hopen!
De ziekte geeft hem volle vlucht En doet hem de Engelzalen open.
Rijp voor den Hemel in zijn lent'.
Laat hij blijgeestig de aarde varen ,
In korten tijd heeft hij volend;
Telt zijne deugden, niet zijn jaren.
-S508G5lt;5*-
138
Wijze: M. n0 17 en N. M. n0 31.
Komt, Englen, helpt ons roemen
Den heilgen Stanislaus , Die rein als leliebloemen, Die ook een Engel was.
Hij had een hart zoo gloedig ,
Den Serafijn gelijk,
Een hart zoo edelmoedig, Een hart gansch goddelijk.
Zijn hand had nauw geschreven, Zijn mond had nauw zijn lust, Met de oogen opgeheven,
Maria's naam, gekust, Of 'thart gansch opgetogen. Vloog naar Maria's troon : Die Moeder, gansch bewogen, Beval hem aan haar Zoon.
139
VerTolgd door zijnen broeder
En door den Lutheraan, Hoept hij tot zijne Moeder, Zij biedt hem Jezus aan. En Jezus , met een lonkje
Van goddelijke min,
Schiet in zijn hart een vonkje, En maakt hem Serafln.
De brand is te overvloedig, Hij loopt naar eene vliet, o Xostka, niet zoo spoedig!
Geef ons 't geen overschiet. Voor Jezus en Maria
Te branden, zoo als gij , Is ook onz' wensoh, o Kostka, Die gunst verlangen wij.
Gij hebt in weinig jaren
Eene eeuwe lang geleefd, Indien het deugden waren,
Die men te tellen heeft. Bekom ons ook, o Kostka, Een hart in deugden rijk, Voor Jezus en Maria In liefde aan 't uw gelijk.
140
Ons hart is als bevrozen,
En als een dorre grond, Waarop nooit lenterozen ,
Schier altijd onkruid stond; Gij kunt het vruchtbaar maken;
Zeg het aan Moeder maar, En Moeder zal onz' zaken, Bij Jezus nemen waar.
Wijze; N. M. n» 12.
Mijn God, Gij geeft mij dezen dag. Geef ook, dat ik dien heilig make,
Dat, gansch getrouw aan uw gezag, Ik tot de zaligheid gerake.
o Jezus , 'k wil naar uwe leer , Liefdadig zijn, van reine zeden ,
Godvruchtig, zacht, en te uwer eer. Ootmoedig in uw voetspoor treden.
141
Geef mij een hart dat kan versmaan Goed, eer en wellust van de menschen;
Doe mijn geluk in U bestaan,
Wees Gij het voorwerp mijner wenschen;
o Mochte mijn geloofsbetuig In mijne werken klasrlijk blijken !
Dacht ik op U, mijn ooggetuig',
Nooit zoude ik van uw wegen wijken.
Doordring mij, Jezus, door den schrik. Dien ons uw oordeel aan moet jagen;
En laat op ieder oogenblik Een liefdevlam uw hart behagen.
Gij zijt't, dien ik beminnen moet; Waar Gij niet zijt, zijn ij delheden;
Gij zijt ons al, o Jezus zoet.
Voor U wil ik deez' dag besteden.
142
W ij ze: N. M. n» 8.
Acli, dat de stilte van den nacht Mij aan mijn uiterst uur doe denken!
In stof en asch bestaat onz' macht! In 't oordeel staan is maar een wenken.
Hoe ras vervliegt de tijd! wie zag Zijn snelle vlucht ooit trager zweven?
Zoo wordt gij , stervling! eiken dag Kaar de eeuwigheid vooruitgedreven.
o Slaap, het beeld van 's menschen dood! Daaraan wil ik mijn ziel gewennen;
o Uur van schrik, o uur van nood! Die stond zal mij mijn lot doen kennen.
Helaas , wat is 't, dat mij behoedt ? Ik heb zoolang, zooveel misdreven!
Doch, Heer, uw goedheid geeft mij moed. Uw goedheid staakt mijn angstig beven.
143
Hoe bracht ik dezen dag weer door, Die nu voor altoos is verdwenen ?
Gaf ik aan uwe stem gehoor P Of durfde ik die der boosheid leenen ?
o God, zie op mijn droefheid neer: De nacht ontroert mijn bange leden,
Bewaar mij voor uw dienst, o Heer! 'k Wil voortaan beter doen dan heden.
Wijze; M. n» 43 en N. M. n» 45.
Daal, o bron van alle goed. Kom ons hart in liefde ontvonken, Daal, o bron van allo goed, En verrijk ons arm gemoed.
Al uw liefdevonken Op ons neergezonken,
Al uw liefdevonken Dringen in 't gemoed.
't Wordt dus brandend weergeschonken Aan den God, die 't gloeien doet. Daal, o bron , enz.
144
Daal, o schat der armen, neer, Daal, o Gever aller gaven ,
Daal, o schat der armen , neer, Wij verlangen U zoo zeer. Dorsten wij, kom laven ; Wanklen vrij, kom staven, Dorsten wij, kom laven Met verfrisschingnat;
Breek onz' boeien , zijn wij slaven ; Dwalen wij , leid ons op 't pad. Daal, o bron, enz.
Rust in arbeid, zalig licht,
Zoete troost in bittre stonden , Bust in arbeid, zalig licht, Dat ons juk zoo zeer verlicht; Mochte ons zijn gezonden Zalving voor onz' wonden! Mochte ons zijn gezonden Uwe milde gaaf,
Totdat wij , met blijde monden , Danken U in 's Hemels haav'! Daal, o bron , enz.
145
Wijze; M. n» 33 en N. M. n» 40.
o, Welk een lieflijk zielsgenot,
Wat heilig vuur doorgloeit mijn aadren?
Erken , mijn ziel, erken uw God ,
En loof den besten aller vaadren.
o Zegen, o gelukkig lot! Kom, Soliepper-Geest, kom zweven Op 't veld van dor gebeente; en zie , 't staat op vol leven.
Hoort gij dit wilde feestgezang ? 'tls schijn van vreugd in slaafsche boeien.
Doorknaag hun hart, o wroegingslang, Terwijl zij 'thoofd met bloemen tooien.
En loopen in hun ondergang. Kom, Schepper-Geest, enz.
Het opzicht spreekt, zij knielen laf,
Maar gij , met onweerstaanbaar wapen,
Gij , dood, perst hun geen zuchten af! Zij wanen, dat Gods donders slapen,
En dansen nog voor 'topen graf! Kom, Schepper-Geest, enz.
C. 10
146
quot;Wel hoe, als van verstand ontbloot. Zou ik met hen in schijnvermaken ,
En in uw vaderlijken schoot,
o God! uw heiige wet verzaken ?
Neen, Heer, o neen, 'kkies eer den dood. Eom, Schepper-Geest, enz,
AYijze: N. M. no 83.
o Alziend God, wiens oog mij rusten' zag, En mij nu nog aanschouwt bij mijn ontwaken. Uw goedheid schenkt mij weder eenen dag, Die mij totU, mijn Schepper, weer doet naken. Ik dank uwe Opperheerlijkheid,
En offer Haar den dag van heden;
Mijn wensoh is , dat Ze zij verspreid, Zoo ver als uwe milddadigheid.
Hoe menig uur zag ik met arendsvlucht, In de eeuwigheid verloren , henen snellen P
Maar Gij verleent mijn smeeken en gezucht Nog dezen dag, om 'tonheil te herstellen. Ik dank, enz.
147
Misschien zie ik vandaag de iaatste maal Uw schoone zon 't onmeetbaar ruim verlichten;
Geef dan , eer ik ten grave nederdaal, Genade, om 'tgoed met ijver te verrichten. Ik dank, enz.
o Heer! 'tgevaar bedreigt mijn zwakke ziel! Bewaar mij door uwe Englen te allen tijde ;
Dat ik vóór dezen avond nederkniel,
En te uwer eer mijn danklied moge wijden. Ik dank, enz.
Wijze: M. ui 18 en N. M. nquot; 84.
De tijd der eerste jaren
Snelt henen als een schip Door 't schuim der woeste baren.
Bedreigd door storm en klip. Gelukkig zij , die geven
Aan de Opperheerschappij Den schoonsten tijd van 'tleven, Eer hij vervlogen zij !
148
Wat tranen en wat zuchten
Perst, op den rand van 't graf, o quot;Wereldsche geneugten,
Uw valsch genot niet af! Dat andren. wierook branden
Voor hunne vijandin;
Geeft God uw beste panden, Dan is verlies, gewin.
Wacht niet tot de oude dagen ,
Uit vreeze dat de tijd, Op zijnen plunderwagen,
Met 't beste henen rijd. Men moet het offer geven
Eer de offerbloeme kwijn, Dan zal het eind van 't leven Een vroolijke avond zijn.
149
Aan Maria, mijne onbevlekte Moeder.
Wijze: M. no 19 en N. M. no 1.
o Lelie, schoon en uitgelezen.
Alleen van Adam's vlek bevrijd!
U, reine Maagd, nog nooit volprezen , U zij mijn jubeltoon gewijd.
Ik voeg mij bij de liemelingen,
Schoon nog bekleed met 't nietig stof;
Ja 'tlust me uw reinheid te bezingen. Tot eer van God, tot uwen lof.
Uit U, op wie alle eeuwen staren, Ontlook een roos, en 't zachte rood
Kaatste op het wit der lelieblaren, Wier kelk zich geurig, rein ontsloot.
Wie is zoo groot en zoo verheven, Zoo needrig en zoo vlekkeloos,
Aan wie werd grooter gunst gegeven, Dan U, die God tot Moeder koos ?
150
o Duif, o lelie tusschen doren!
Besloten hof, zoo wonderschoon !
Gij kunt alleen mijn hart bekoren , Ontvang mijn zwakken jubeltoon,
Getuige mijner zwakke krachten, 't Beminne U steeds uit gulle borst;
Hoe meer 'k uw zoetheid mag betrachten, Hoe meer 'knaar aardsohe onthechting dorst.
o Schoone zonder wedergade.
Die zelfs de Godheid tot TJ trok,
U smeek ik slechts om één genade, Ontroof mijn ziel aan helschen wrok:
Ach, zoo Gij ziet dat satans strikken, Dat de afgrond voor mij open staat.
Snijd af, het zijn mijn laatste snikken. Snijd heden af mijn levensdraad.
1
Wijze; M. n» 20 en N. M. n0 78. 1.
Wees gegroet op kindertoon. Wees gegroet, Maria, Moeder Van Gods eengeboren Zoon, Onzen Heiland en Behoeder;
U, die onze Moeder zijt, ü zij ook mijn lied gewijd.
151
Vol van gratie noemde TJ God, Vol van gunsten en genaden:
o, Waar dit ook hier mijn lot Op de smalle levenspaden!
Moeder Gods, o , bid voor mij , Dat ik die steeds waardig zij.
God met ü, o , welk een eer! Wie zal ü dan tegenstreven ?
o , Mocht ik ook God den Heer, Als Gij , recht ter eere leven! Bid, Maria , bid voor mij , Dat Gods eer mijn streven zij.
Heerlijk blonk reeds in uw jeugd Uw volstandig Gods vertrouwen;
God beloonde uw stille deugd, Zeegnend boven alle vrouwen. Bid, Maria, bid voor mij,
Dat ik die steeds waardig zij.
Ook uw goddelijke Zoon,
Onze Heer, zij mij ten zegen;
Stroom zijn liefde en gunstbetoon, Op uw smeekgebed, mij tegen. Moeder Gods , o, bid voor mij , Dat uw Zoon mijn Heiland zij.
152
Lieve Moeder, o mijn vreugd , Bid voor mij , o , bid voor allen,
Die door godsdienst, reine deugd, Streven naar uw welgevallen. Bid voor ons in allen nood,
Tot in 't uur van onzen dood,
quot;Wees gegroet.
Wijze: M. n» 4 en N. M. nquot; 79.
Wees gegroet, vol van genade,
o Maria Moedermaagd,
Die op een bijzondre wijze,
Aan den Sckepper hebt behaagd.
Gij, die onder alle vrouwen Uitverkoren zijt geweest,
Om den Zoon van God te baren,
Door de kracht van zijnen Geest.
3.
Met U zij de Vrucht gezegend,
Die uw maagdelijke schoot Aan het menschdom heeft geschonken, Tot verlossing van den dood.
153
o Maria, om uw deugden Thans verheven bij Gods troon,
Moeder Gods , stort uw gebeden Voor ons, zondaars, bij uw Zoon.
Bid, terwijl we in zielsgevaren Zwerven in dit aardsohe dal;
Bid voor ons, in 't uur bijzonder, Als de dood ons naken zal.
Bied, o Moeder , bied uw kindren Zoo uw liefderijke hand,
Dat zij veilig dan vertrekken Kaar het hemelsoh Vaderland.
Amen , amen! het geschiede, Wat ons kinderhart U vraagt,
o. Dan juichen we eeuwig, eeuwig Met U, glorierijke Maagd!
154
Wijze: N. M. n0 23.
Eden's onschuld was verloren,
Toen de slang haar stem deed hoeren, De eerste vrouw schond Godes wet; Maar God deed die slang ras liooren, Dat een Vrouw zou zijn geboren, Die haar stout den kop verplet.
Laat der vorsten hovelingen Op geboortefeesten zingen
Van vorstinnen dezer aard ;
Ik wil die Vorstin bezingen Met den stoet der hemelingen,
Die den Heiland heeft gebaard.
Slaakt geen zuchten , wereldlingen, U past eer triomf te zingen;
David's nakroost baarde ons heil; Heden is die Vrouw geboren,
Door Haar zijn wij uitverkoren,
Onze vreugde kent geen peil.
155
Op deez' dag deelt 's Hemels woning, Zelfs ook Christus , God en Koning,
In Maria's vreugdestond.
Serafs , Englen en Profeten Eoepen , om haar troon gezeten;
Moeder van het heilverbond!
Zouden wij dan, stervelingen,
Hier op aard haar lof niet zingen, Die ons zooveel hulp verstrekt;
Hier beneên in 't rampvol leven ,
Tot we aan God den geest weergeven. Die zijn almacht heeft verwekt ?
Dochter Gods, van onzen Vader! Biddend treden wij TJ nader,
Moeder van den Middelaar!
Vreugd der Englen, troost der mensohen. Die bij God om voorspraak wenschen, Heil der uitverkoren schaar!
Als we o Maagd, onz' christenplichten Niet naar Jezus' voorbeeld richten,
Wees ons dan ten beukelaar.
Opdat duivel, hel en zonde Ons niet met den schicht doorwonden In het doodlijk zielsgevaar.
156
Wil liet God, dat wij met rampen Hier op aard met doornen kampen.
Droog dan onze tranen af:
Toon ons dan, lioe vaak de liefde, 'tFoltrend zwaard uw ziel doorgriefde, En U zeven wonden gaf.
Als we aan 't einde van onz' dagen, Stervende U om bijstand vragen,
Dat uw oog dan op ons ziet: Als dan bevende aan onz' lippen, Nog uw Naam eens zal ontglippen. Moeder, dan begeef ons niet.
Wijze: M. no 45 en N. M. nquot; 80.
Vergun dat wij U groeten,
Maria , heiige Maagd;
Gods gunst kwam U ontmoeten, Wijl Gij Hem liebt behaagd.
157
Tot U , vol van genade, Verheffen we onze stem :
Uw hulp kome ons te stade, Door uw gebed bij Hem.
Wil ons, o Maagd, verblijden, Met U is God de Heer;
Uw bijstand helpe ons strijden Op aard, te zijner eer.
Gij, die van alle vrouwen De zegenrijkste zijt,
Bid voor die U beschouwen Als helpster te allen tijd.
Gezegend moet Hij wezen ,
Dien Gij ter wereld bracht;
Die Jezus heeft genezen Het menschelijk geslacht.
Maria, Maagd, Gods Moeder! Let steeds op onzen nood,
Bid voor ons onzen Hoeder, Zoo nu, als in den dood.
158
Wijze ; M. n0 27 en N. M. n0 7.
Heiige Jozef, vol betrouwen
Brengen we TJ ons needrig lied; Want van aangenomen kindren
Smaadt Gij 't dringend smeeken niet Waker van den kleinen Jezus,
Hoed ook ons in teedre jeugd; Dan gewis voor God en menschen Groeien we op in eer en deugd.
Mogen we altoos Jezus volgen
Van de wieg tot aan het graf, Die van ootmoed en van liefde
Ons Let sehoonste voorbeeld gaf! Waker, enz.
Ach, bescherm ons heel het leven.
Sta ons bij in ramp en smart.
Toon ons altijd, beste leidsman.
Toon ons steeds uw vaderhart!
Waker, enz.
——
159
quot;Wijze ; M. n'' 39 en N. M, n0 23.
Treedt levend van geloof in gindsche woning!
Het Kind, dat daar in 't schomlend wiegje rust, Wordt eens 'de moeder van den Hemel-Xoning, Der Englen vreugd en 's menschen hartelust, o Teedre Moeder!
Gij zijt, o Maagd, Na d'Albehoeder,
JNaar wie mij 't harte jaagt!
Komt, scharen we ons om 't heil voorspellend Wichtje,
En lichten wij het wiegekleed omhoog : Verrukken we ons in 'tminlijk aangezichtje, Dat eenmaal ons aanstaart met 't teederste oog. o Dierbre Moeder, enz.
Zoo keert de dageraad zacht blozend weder. En lacht ons toe in purpren morgenglans; Komt, buigen wij te zaam voor't Kindje neder. En sieren wij het op met bloem en krans! o Lieve Moeder, enz.
160
4,
Brengt aan dan knop, en roos, en loof, en bloesem,
En al het schoon, wat uit onz' aarde ontsproot; Want Jezus zien we al hangen aan haar boezem. En rusten zacht op haren moederschoot. Onschatbre Moeder, enz.
Wijze: 51. no 23 en N. M. n0 13.
Lieve Moeder onzes Heeren, Die ook onze Moeder zijt,
Door gezang met U verkeeren Boeit het hart, U toegewijd.
o Gij , Moeder vol genade!
Moeder van het godlijk Kind, Ons bijzonder slaat Gij gade, Daar Gij 't jeugdig hart bemint.
Ja, Maria lacht ons tegen,
o, Maria is zoo goed! Ach! Maria geeft ons zegen. Vlietend mild uit Jezus' Bloed.
161
4.
Want zij ia voor lieel liet leven Ons ter hulpe in allen nood, En als Moeder ons gegeven , In liet uur van onzen dood.
Goede Moeder , nooit volprezen ,
Bid bij uwen lieven Zoon,
Dat de dienst, aan Hem bewezen,
Eens ons schenke de eeuwge kroon. ----
AVijzc: M. nquot; 14 en N. M. no 10.
Wees welkom, welkom duizendmalen , o Maand, Maria toegewijd;
Hoe wordt door uwe morgenstralen Alreeds ons hart en ziel verblijd !
Verlangend zien wij alle jaren.
Uw blijde naadring te gemoet.
Om zielenbloempjes te vergaren; o Sclioone Meimaand! wees gegroet. C. 11.
162
Maria, spiegel aller deugden,
o Moeder Gods , der maagden roem, Der wereld troost, der Englen vreugde.
Aanvaard de frissche lentebloem, Eet smeekgebed , U opgedragen ,
Het lofgezang, U toegewijd; Begunstig ons met uw behagen ,
Toon, dat Gij onze Moeder zijt.
Welk offer zullen we U nog dragen.
Met dezen sehoonen lentetijd? Een gift, die 't meest U zal behagen;
Ons hart en onze dankbaarheid; Opdat, nu alles gaat herleven.
Wij mogen bloeien in de deugd, Om U steeds nieuwen lof te geven. En met U eeuwig zijn verheugd.
Wijze: M. a° 10 en N. M. n0 38.
Ach, ziet, met de oogen rood bekreten ,
Is naast de krib van 'tgodlijk Sind De heiige Moedermaagd gezeten; De vreeslijk opgestoken wind
163
Woei gansch den nacht op Bethlem's akker.
Door 't krakend pahngetakt, en riep Met wild gehuil hei Wichtje wakker, .Dat op den schoot der Moeder sliep.
In de armen heeft P'ij 't rondgedragen,
Bij 'tzacht gefluister van een lied;
Maar door 't geweld der onweersslagen In de open grot, sliep 'tKindje niet-Nu ligt het woelend in de kribbe.
Met 'tbolle handje in 'tstroo verward. En lokt door 'tpijnelijke kreunen. Een tranenvloed uit 't Moederhart.
Ziet, beurtlings zit Zij 'taan te staren.
En beurtlings slaat Zij 'toog ter neer; „ Mijn minlijk Kind! hoe zal 'k TJ waren ?
Ik heb een hart,— en dan niet meer!quot; Zoo zegt Ze ... heiige Maagd , daar waaien,
Door dwarrelwinden opgerukt.
De stoppels uit het stroo naar boven;
Ziet, hoe Zij zich op 'tKindje bukt.'
Gij , ongeziene geestenwachten ,
Die rondzweeft door de naakte grot, Gij kent den weedom van de klachten Der droeve Moeder van uw God!
104
o Spreidt de breed ontplooide vleuglen
Om 't Kind en zijne Moeder uit;
Stilt 't woedend bruisen van de stormen , Stilt in de palmen 't schel gefluit.
5.
Hoort, bet gedruisob des storms sebijntover
Op 't stille veld van Betblebem, En uitgeritseld 't palmenloover!
Hoort! ook met driewerf luider stem Zingt bier Maria wieggezangen ,
En 't godlijk Kind , bet kreunen moe, Wil luistren naar baar zoete tonen ,
En sluit 't gebroken oogje toe.
Su is bet zalige verlangen
Der blijde Moedermaagd voldaan!
Zij ziet op de bekreten wangen
Van 't sluimrend Kindje (wel een traan Staat bier en ginder nog te beven)
Een stillen laeb !... Kon schooner loon Der droeve Moeder zijn gegeven,
Dan zulk een glimlach van haar Zoon ?
165
Wijze: M. n0 22 en N. M. n» 69.
'k Eoem uw grootheid niet, Maria ! Hoe, o telg uit David's stam,
Vóór de tijden uitverkoren,
't Woord des Heeren tot U kwam!
Niet uw deugden, hoe gij needrig Aan des Heeren wil voldeedt;
Hoe de lelie uwer kuischheid,
Bij dat heil geen krenking leed.
Niet, hoe 'tzwaard van scherpen weedom U door 't moederharte ging,
Toen uw Zoon in 'tkribje schreide.
Toen uw Zoon aan 't kruishout hing.
Niet den koninginnenluister,
Die U bij Gods troon omringt,
Waar een koor steeds jeugdige Englen TJ een nieuwen lofzang zingt.
166
Keen, geen liarp, zelfs niet van Mozes, Noch een David's zware luit,
(En lioe ik dan ?) stort de tonen Voor zoo groot een lofzang uit.
Maar uw liefde wil ik loven,
Niet voor Jezus , 't godlijk Kind :
Ach.! mijn harte weet zoo weinig, Hoe men in den Hemel mint.
Golgotha zag, hoe Ge ons mindet, Waar Gij onder 't kruishout kwaamt,
En ons allen, in Joannes ,
Daar tot uwe kindren naamt!
Dat, dat loof ik; o ! wat liefde Voor het lijdend Adamskroost!
Waar de felste smarten knagen,
Zendt Gij 'teerst, o Moeder! rroost.
o, Hoe zalig, als ik biddend Voor uw beeltnis nederlag!
't Was alsof ik uit den Hemel, Vriendlijk tot mij lachen zag.
167
Ach, hoe zalig was het lijden,
Zoo ik slechts uw bijstand zocht! o, Hoe zalig, hier te treuren.
Als ik U beminnen mocht!
Dan vergat ik alle zorgen;
In de wereld vaak alleen,
Voelde ik biddend voor uw beeltnis , Liefde's koestring om mij heen.
Ja, dan zag 'k U in den Hemel Biddend stijgen van uw troon, En dan vielt Ge smeekend neder, Voor den zetel van uw Zoon!
En dan badt Gij voor uw kindren,
Ja — ik voelde het — voor mij : Op mijn wangen bleef de traan nog, En reeds was mijn harte blij.
Glorie , liefde zij Maria,
Die ons als haar kindren mint! Zij, Zij toont zich onze Moeder,
Toonen wij ons dan haar kind! --
168
AVijzc; M. n0 23 en N. M n0 27.
't Gedenken aan Maria's naam ,
Is steeds zoo zaclat voor 'tliarte, Maar eindloos meer dan balsemvocht
Bij bittre boezemsmarte;
Geen taal, waardoor 't is uitgedrukt, Hoe deze naam de ziel verrukt.
Maria's naam, Maria's naam
Verdrijft de sombre dampen.
Biedt licht aan 't allerdroefst gemoed,
Dat tegen smart moet kampen. Dat steeds die naam geheiligd zij , Dat bidden en dat smeeken wij.
't Eerbiedig noemen van dien naam
Kan 't koudste hart ontgloeien , Verbreken als door hooger kracht
Des zondaars slavenboeien.
Dat men alzoo, den Zoon ten prijs. Den naam der Moeder eer bewijz'!
169
Geen tong, die ooit in woorden bracht,
Wat onuitspreekbren vrede Maria reeds haar dienaars biedt
Bij 't zwoegen bier beneden.
Kooit, nooit staat bij baar eerdienst af, Wien God een bart naar 't zijne gaf.
Hen, die in reinheid van gemoed,
Naar Christus' geest Haar eeren, Hen staat Ze altoos door voorspraak bij,
Zelfs vóór dat zij 'tbegeeren;
Zij is hun steun in ramp en nood.
Zij is hun toevlucht in den dood.
o Moeder Gods , wees steeds gegroet,
Gegroet met 's Engels woorden; Gegroet door al wie Christus dient,
In alle wereldoorden!
Ach, dat onze Ave's ook hierna Afwisslen door 't Alleluja !
170
Wijze: M. n0 24 ea N. M. n0 17.
Daal neer, o schaar van juichende Engelkoren, Die om Gods troon op zilvren wieken zweeft;
Die d'Engeltoon, wen Jezus was geboren, Van uit dit oord tot door de wolken dreeft.
Daal neer, wil thans u om Maria scharen. Voer Haar met harpgezang tot Jez;us op.
Koer thans met kracht op gouden lier de snaren. Juich! de eedle Maagd klimt thans ten Hemel op.
3.
„ En de Engel daalt en licht van 't graf de zerken: „ En de aarde dreunt, door 't statig snaar-gebrom.quot;
Daar rijst zij op, geleund op Englenvlerken, Omringd door een der eêlate maagdendrom.
171
Waarheen, o Maagd! waarlienen■wilt Gij togen?
Zoo zonder ons , de telgen van uw hart P Ach, Moeder, ach! toon toch uw mededoogen; Zij dan ons deel dit aaldig dal van smart?
Neen, 't zij zoo niet! kom dra ons hier verlossen,
Trek ons tot U , tot voor mv glorietroon; Wil, Moeder, daar met quot;t maagdenkleed ons
(dossen,
Ons kransen met een overwinningskroon.
quot;Wijze: M. nP 25 en N. M. n» 1.
Gij , die in duisternis gezeten,
In zuchten zonder maat of peil, Verlangdet, dikwerf nat bekreten ,
Schept moed, ziet hier den dag'van heil! Na zoo een reeks van bange nachten. Waarin de dood ons hield bekneld. Verschijnt voor die verlossing wachten De morgen, die ter redding snelt.
172
Dank God, mijn ziel, Zij is geboren, Zij , die ganscli rein, vol zaliglieèn En door God zeiven uitverkoren,
Van de erfsmet vrij is, ons gemeen ; Van de erfsmet vrij; want Zij zal dragen,
In haren kuisclien maagdenschoot, Hem, in wien God stelt zijn behagen, Die ons zal redden uit den nood.
Weldra zal nu de Zon verschijnen,
De Heilzon, die, zoo rijk verguld, Den zwarten nacht zal doen verdwijnen,
De Zon, die aller wensch vervult.
Juich dan, ja juich, verrukt van vreugde.
Juich! al het menschelijk geslacht! Ach, of deez' heildag zoo verheugde, Dat onze ziel dien steeds betracht!
o Maagd! die door deez' lofzang haden Als nieuwgeboren wordt beschouwd, Bid, dat we, als nieuwgeboren leden,
Gods liefde zien, die ons behoudt. En Gij , o Almacht, goedheidsader,
Die door deez' Maagd ons heil bereidt, Ten spijt van helschen zielverrader,
Geef ook, dat ze ons ten Hemel leidt.
173
■Wijze : M. nquot; 39 cn N. M. nquot; 25.
o Moeder Gods, wat feestfestoenen strenglen Zich. om uw wieg, op dezen dag van vreugd! TJw prille jeugd bewaakt een drom van Englen; Wat scliouwspel, dat den Hemel zoo verheugt! Gij zijt mijn zegen;
Mijn hart, o Maagd!
Klopt U steeds tegen,
Wijl Gij mij steeds behaagt.
Wat ik beloof, getuigt gij, hemelingen.
En gij aanhoort, o Heemlen, wat ik zweer Gewis , ik zweer, in ramp en zegeningen, Der heiige Maagd voor eeuwig liefde en eer Gij zijt mijn zegen, enz.
Ik bid en smeek, beroof mij van het leven,
Huk mij in 'tgraf, nog eer ik 't leven ken. Zoo ooit mijn hart iets anders aan zou kleven Of zoo ik U, Maria! trouwloos ben.
Gij zijt mijn zegen, enz.
174
AVijze: M. n0 44 en N. M. n0 68.
Moeder des Heeren,
Moeder en Maagd!
Kooit lieeft U iemand Vruchtlooa gevraagd.
Ik kom , o Maria,
Tot U, als een kind,
Dat U, als zijn Moeder liecht hartlijk bemint.
Moeder des Heeren,
Moeder van God!
Ook mijne Moeder,
Zie op mijn lot.
Gij zijt mijn vertrouwen In voorspoed en nood;
Gij zijt mijn vertrouwen In leven en dood.
175
Moeder des Heeren,
Moeder van mij!
Sta mij als Moeder,
Moederlijk bij.
o Moeder van Jezus!
Ilc schenk U mijn hart, Ik schenk U mijn liefde, In blijdschap en smart.
4.
Moeder des Heeren,
Zegebodin!
Machtige Moeder,
Hemelvorstin!
quot;Wij smeeken U needrig.
Van alles ontbloot.
Verstoot onze beden Niet in onzen nood,
De Boodscliap van de H. Maagd.
Wijze: M. n» 27 en N. M. n0 7 of n0 36.
Staak, o wereld! 't angstig zuchten , Uw gelukstaat wordt hersteld;
Uw belager moet nu vluchten : De geboorte van een Held,
176
Die zijn macht hem zal ontwringen,
Wordt geboodschapt; eene Maagd, (Gij moogt Gode een danklied zingen), Heeft daartoe zijn oog behaagd.
Aan Maria , de uitverkoren ,
Brengt een Engel Gods de maar. Dat uit Haar zou zijn geboren
's Werelds Heer en Zegenaar :
Zij, de pronk van deugd en zeden,
Zal, — dit spelt hij Haar,— Gods Zoon In haren kuischen schoot nog heden Dragen, dalend van zijn troon.
Gij, van de eerstling aller zonden ,
Door zijn schikking vrijbewaard.
Hebt bij Hem gena gevonden.
Uit uw schoot wordt Hij gebaard; Gij, o zuivre, — wil niet vreezen , —
Zult, zegt de Engel, door de kracht Van zijn Geest, een Moeder wezen, Vol van troost voor 't aardsch geslacht.
'kHeb zijn wil,-—dat Hij gebiede,—
Nu uit uwen mond gehoord,
Zegt Maria; het geschiede
Aan zijn dienstmaagd, naar uw woord!
177
Zoo neemt do Eenge van den Vader,
Uit deez' Maagd de menschlieid aan: Komt in 't sterflijk vleesch ons nader, Om ons van den vloek te ontslaan.
K Oé
Toren van ivoor, met glanzen
Van de Godheid zelf vervuld! Gouden huis , vol eerekransen,
Die Gij eeuwig dragen zult;
Ark van 't heilverbond des Heeren, Troost en heul in ramp en druk! Leer ons steeds ons heil begeeren, Help ons tot het grootst geluk.
De Oubcvlekte Ontvaiigeuis Tan Maria.
Wijze: M. nquot; 28 en N. M. n0 30.
Laat ik rustig van U zingen,
Schoonste, die de Hemel mint; quot;Waardig spreken van de dingen.
Die m'in U besloten vindt.
Schoon 't verstand niet kan bevatten, Wat ge een waardigheid bekleedt; Haalt men uit verborgen schatten
Lof, die lastering vertreedt. C. 12
178
Nooit heeft U de vloek getroffen ,
Die den boozen Adam sloeg, Nimmer Icondt Gij nederploffen
In den afgrond. Neen: reeds vroeg Was de vloekwet opgeheven
Voor U, onbevlekte Maagd! Die de bron droegt van het leven, Door de Godheid onderschraagd.
Ja, een Engel kwam 'tU zeggen,
Dat Gij , met Gods geest vervuld, (Een geheim niet uit te leggen),
Ons een Jezus baren zult;
God zal in U komen wonen,
Voorts als Kind, aan uwe borst Opgevoed, zijn liefde toonen, Lesschende aller zielen dorst.
Wie dan zoude U schuldig achten
Aan der eerste zonde smet P Wat verwarring van gedachten.
Die van voorrecht U ontzet, Als waart Gij niet uitverkoren, Van der eeuwen eeuwigheid,
Sein ontvangen , rein geboren,
En tot Moeder Gods bereid!
179
Onbevlekte, die wij groeten ,
Leer ons, van den vloek bevrijd , Door berouw de zonden boeten,
Help ons in beproevingstijd.
Onder die God welgevallen,
Laat ons eeuwig zijn geteld,
Door Hem , die U boven allen,
Als een Moeder beeft gesteld. --
Wijze: M. n» 29 en N. M. nquot; 36.
Wie zie 'k bier van de aard vertrekken,
In de hoogte weggevoerd, Met juweelen zonder vlekken,
En met paarlen rijk besnoerd ? Wie komt daar dus opgetreden,
Door Gods kracbten ondersteund, Glinstrend , vol bevalligheden ,
Daar Ze op haar Beminde leunt ?
Staak, mijn ziel, ja staak uw vragen;
't Is die uitgelezen Maagd,
Waardig 's Hemels kroon te dragen, Want Zij heeft Gods oog behaagd;
180
Maagd, uit duizenden verkoren ,
Baarde zij den Heer van 't al;
Uit Haar werd Gods Zoon geboren .
In een armen beestenstal.
3.
Wie zal haren lof niet roemen ,
Die haar danklied heeft betracht,
Dat men Haar zou zalig noemen,
Tot het laatste nageslacht ?
Wie wordt dan niet opgenomen,
Wiens gemoed wordt niet verrukt ?
Wie wenscht niet bij Haar te komen, Schoon het vleesch den geest nog drukt t
4.
Volg, mijn ziel, in al uw streven
't Voorbeeld van deez' Moedermaagd ,
Die , ten Hemel opgeheven,
Daar thans kroon en schepter draagt.
Daar zult gij , bij 't puik der vro iwen, 's Heilands Moeder , die gij groet,
Eindloos 't aanschijn Gods beschouwen , Kn genieten 't eeuwig goed.
] 81
Hulde en bede aan de H. Maagd Maria.
AVijze: M. n0 30 en N. M. n» 70.
Komt, keffen vrij i;en loflied aan , Ons lied klimme op van de aard,
Tot voor Gods troon, waar de Englen staan 't Zij met hun lied gepaard.
Wij zingen met den toon van 't stof, En knielen zingend neer;
Wij staamlen dankbaar uwen lof , o Moeder van den Heer!
Dat onze lof U niet mishaag', o Hemel-koningin'
Al is de toon van 't stof wat laag, Hij dringt den Hemel in.
Geen mensch, die ooit zooveel vermoclit; Niets evenaart uw eer;
Uw hulp is nooit vergeefs gezocht, o Moeder van den Heer!
Uw ootmoed was zoo gadeloos, Zoo kostlijk in Gods oog,
Dat U zijn Zoon tot Moeder koos,
Toen Hem ons lot bewoog.
182
o Morgenster der zaligheid.
Hij daalde op aarde neer;
Uw deugd had ons dat heil bereid, o Moeder van den Heer!
Verbaasd en woedend was de hel Om 't heil van ons geslacht,
Toen U de Aartsengel Gabriël De hemel-boodschap bracht.
Nu spanne satan strik en net, Wij vreezen hem niet meer;
Uw zaad heeft hem den kop verplet, o Moeder van den Heer!
Der Englen reine hemeltoon Klonk voor het eerst op aard,
Toen Gij, o zuivre Maagd! Gods Zoon Hadt in een stal gebaard.
Het Englenkoor juichte in ons lot En daalde aanbiddend neer.
Het zag een menschgeworden G-od, o Moeder van den Heer!
Wij roepen U in Jezus' kerk Als hulp en voorspraak aan;
Hij heeft zijn eerste wonderwerk Op uw verzoek gedaan.
Ei, zie dan gunstig van omhoog Op uw vereerders neer;
183
Beschouw ons met uw moederoog, o Moeder van den Heer!
Uw Zoon, toen Hij aan 'tkruishout Ons eeuwig heil verwierf.
Beval U aan zijn lieveling.
Eer Hij voor 't menschdom stierf.
Joannes' liefde ontving dit loon. Die gunst, die troostrijke eer;
Gij werdt zijn Moeder; hij uw zoon o Moeder van den Heer!
quot;Wil zoo ook onze Moeder zijn; Ons hart, dat Jezus mint,
Eoept tot U, uit deez' rampwoestijn „Ach, Moeder, zie uw kind!quot;
Zie, lieve Moeder van gena ,
Toch gunstig op ons neer!
Uw liefde is zonder wederga, o Moeder van den Heer!
Ach , Moeder van barmhartigheid, Onttrek uw hulp ons niet!
Als ons de wereld lokt en vleit; Als Gij ons wanklen ziet.
Als ze ons door wellust strikken zet Of streelt door lof en eer.
Dat uwe voorspraak ons dan redd', o Moeder van den Heer!
184
Wanneer ons armoe dreigt of drukt.
Als ziekte of pijn ons kwelt. Als alles , wat wij doen , mislukt,
Als ramp op ramp ons knelt, Als niets op aarde ons troosten kan.
Ei, zie dan op ons neer,
Troost ons door uwe voorspraak dan, o Moeder van den Heer!
Als eenmaal 'tbange sterfuur slaat.
Als de aard geen vreugd meer heeft. Als geld en roem ons niet meer baat,
Wellicht slechts wroeging geeft. Als grootheid klein wordt in ons oog.
Met 's werelds ijdle eer,
Wees onze helpster dan omhoog, o Moeder van den Heer!
Bescherm ons zoo in eiken nood.
En sta ons altijd bij;
Vooral in 'tuur van onzen dood.
Opdat het zalig zij,
En wij , om 't heil voor ons bereid,
Met TJ Gods lof en eer Verheffen tot in eeuwigheid,
o Moeder van den Heer!
185
Op het feest der Zuivcriug- Tan de H. Maagd Maria.
Wijze: M. n0 46 en N. M. n0 3.
Zij , die boven alle wetten
Van den heilgen Geest ontving,
Voor Haar, vrij van alle smetten.
Was geen wet van zuivering;
Maar niet laf ziek te versohoonen. En zich beiden trouw te toonen,
Geest en letter des gebods :
Dit leert ons de Moeder Gods.
Zij, die ons dien Koning baarde,
Wiens gebied nooit einden zou,
David's spruit, de hoogst eerwaarde ,
Brengt de gift der armste vrouw. Bij zijn mindren zich te voegen,
Needrig zich te vergenoegen,
Dit is hier de schoone leer Van de dienstmaagd van den Heer.
186
Zij , in reinheid boven de Englen,
Aller maagden eer en roem,
Komt zich met de onreinen menglen.
En verbergt haar leliebloem ! Met zijn gaven nooit te prijken,
Eiken lof bevreesd te ontwijken En te siddren voor den trots: Dit leert hier de Moeder Gods.
Zij, niet vreezende ooit te dolen.
Zoo Zij gaat waar God Haar wenkt. Laat aan Hem het aanbevolen,
Wat de wereld van Haar denkt. Nooit door eigenbaat gedreven Enkel voor Gods eer te leven:
Dit is hier de heldenleer Van de dienstmaagd van den Heer.
Maak groot, mijn ziel, maak groot den Heer,
En zing Hem blijden lof;
Kniel dankbaar voor uw God ter neer.
187
Hij is alleen het heil, de vreugd, Waarin alleen zich 'thart verheugt Aanbid Hem in het stof.
Hij zag met welgevalligheid
Op Mij , zijn dienstmaagd , neer ; Aan zijn onmeetbre Majesteit Bevallig door mijn needrigheid, Werd Ik, van boven voorbereid , De Moeder van den Heer.
Hierom word Ik van elk geslacht,
Van dezen dag af aan,
Gelukkig en vereerd geacht.
Gods naam zij heilig door 't heelal: De wonderen zijn zonder tal. Die Hij Mij heeft gedaan.
Zijn mededoogen duurt steeds voort
Van voor- tot nageslacht. Wanneer het naar zijn wetten hoort Maar wee! wanneer hoovaardigheid Dat ijdelzinnig hart verleidt; Dan toont Gods arm zijn kracht
188
Hij rukt hen van kun zetels af, Die trotsoh Hem wederataan; Verstrooit hen, als de wind het kaf. En trekt den arme uit het niet, Terwijl de rijke en zijn gebied Als nevelen vergaan.
En hem, die in den tegenspoed
Maar kinderlijk vertrouwt. Beschenkt Hij met zijn overvloed. Den rijke weigert Hij zijn goed, Die roem draagt op zijn overvloed En op zich zeiven bouwt.
Hij nam zijn dienstknecht Israël
Tot zijnen gunstling aan:
Hij deed hem naar belofte wel.
Gelijk Hij sprak tot Abraham,
En aan 't geslacht, dat van dien stam In eeuwen zal ontstaan.
189
Wijze; 11. n» 31 en. N. M. nn 3S.
o, Hoe heerlijk, Hoe begeerlijk Is het Kerstfeest voor de ziel! Jezus kvram op aardp,
Gaf der mensoblieid waarde, Dat heel de aard voor Jezus kniel'
o , Hoe heerlijk , Hoe begeerlijk Is het Kerstfeest voor de ziel! Dat ons loflied rijze,
Onze mond ü prijze;
Jezus, dat elk voor ü kniel'!
3.
o , Hoe heerlijk , Hoe begeerlijk Kerstmis, zijt gij voor de ziel! o. Wat vreugd, wat zegen, Zendt dit feest ons tegen; Och, dat elk voor Jezus kniel'!
190
o , Hoe heerlijk, Hoe begeerlijk Zijt gij, Kerstmis, voor de ziel! Zalige Englen zingen Om die zegeningen;
Dat de mensch dan nederkniel'!
o , Hoe heerlijk, Hoe begeerlijk Is bet Eeratfeeat voor de ziel! Jezus, welk een waarde Had uw komst op aarde: Dat voor U al 't acbepsel kniel'!
o , Hoe heerlijk , Hoe begeerlijk Is het Kerstfeest voor de ziel! Jezus Christus ! amen !
Zingen wij te zamen! Stervling, juich, aanbid en knielI
191
Wijze: M, n'i 5 en N. M. nquot; 3.
Wanneer Gods Zoon T an 's Hemels troon Op aarde nederdaalde,
Zong de .Englenstem Een zang voor Hem, Dien rots en woud herhaalde.
En de Englentoon Trof, lief en schoon, Der leerzaam herdren ooren: „Gaat!quot; riep een stem, „ In Eethlehem,
„Daar is uw God geboren!quot;
Op 't wonderwoord Gaan zij ras voort. En God bestiert hun schreden; De Heer van 't al Wordt in een stal In waren geest aanbeden.
192
o God! o God!
Is dit dan 'tlot,
U Lier op aard besclioren ?
Die 't leven geeft Aan al wat leeft,
Zelf in een stal geboren!
Ja, Hij is daar, De Middelaar,
Die 't mensclidom vree komt geven. Ginds vluclit de dood, Van macht ontbloot. En Jezus is ons leven.
Ja, Jezus komt,
En de afgrond schroomt; Nu is zijn buit verloren.
En Godes Woord Heerscht eeuwig voort Op de aard, aldus herboren.
En ieder jaar Zingt de Englensohaar Dien dag haar schoonste tonen,
193
En 't mensclidom paart Zijn stom op aard Met hen, die boven wonen.
Maar eens , o God !
Eens treft ons 't lot,
Eens komt de dood ons wekken; Geef dan, dat wij Met de Englenrei Hierboven 't lied voltrekken.
Opdracht van Maria in den tempel.
Wijze : M. n0 33 en N. 51. n» 32.
Als een bloempje tusschen hagen, Binnen Sion's tempelwand Voor het aanschijn Gods geplant. Wijkt Maria voor de lagen.
Die de booze wereld spant.
Als een pas ontloken roze,
Met des Hemels dauw besproeid. Die de zonne tegengloeit,
Hangt de zoete, vlekkelooze Aan het altaar Gods geboeid. C. 13.
194
Als een lelie uitverkoren,
Zilverblank en zonder smet,
Die de maan in schaduw zet,
Staat h.et Maagdeken te gloren,
Dat des satans kop verplet.
Als 'tviooltje zacht en teeder,
Dat in stille velden tiert,
En het groen der dalen siert,
Buigt het zedig Kindje neder,
Daar het zuchtjes opwaarts stiert.
Zuchtjes stiert het, glansjes spreidt het. Geurtjes aamt het, zacht en zoet; Serafs, kindjes eerestoet.
Hoort het spreken, en verbreidt het, Ach! verbreidt het vol van gloed.
„'kWijd TJ, God, mijn hart en zinnen, „Voor den' tijd en eeuwighêen.quot; Hoort, zoo sprak het Kindje kleen: „ God, mijn God ! 'k wil U beminnen, „ U beminnen , U alleen!quot;
195
„'kWil U dienen al mijn dagen, „ Heer! wat wilt Gij, dat Ik doe ? „ Is het mooglijk ? staat Gij 't toe ? „God, mijn God! 'kwil U behagen, „Leer Mij , Heere , leer Mij , hoe !quot;
„ God , mijn God ! Ik wil U loven , „Altijd loven, altijd aan!
„Van deez' sombre levenspaan „Stijg voor U mijn geest naar boven, „Blijv' voor U mijn harte slaan.quot;
„God, mijn God! 'kwil voor U lijden, „ Smarten lijden zwaar en fel. „Is 'tuw wil zoo, 'tis mij wèl. „God, mijn God! 'kwil moedig strijden „Tegen wereld, vleesch en hel.quot;
„ Lieve God, 'k wil alles derven , „ Om steeds Maagd en rein te zijn; „ Kend mij armoe , smaadheên, pijn, „ Laat Mij leven , laat Mij sterven, „Maar bewaar Mij Maagdelijn.quot;
„'kWil, mijn Schepper, U behooren, „ü behooren, niet aan Mij j „ Tot Ik, van het aardsche vrij , „Staan zal in uw Hemelkoren. „Amen, amen! dat 'tzoo zij!quot;
I
m ||
E
T]
Toemjding vau zich zelren aan Maria iu hare Congregatie of Broederschap.
Wijze: N. M. n» 52.
Ik ben aan TJ!
Reeds onder 't kruis, waaraan de lust uws harten. Uw Jezus, 'twreedste leed doorstond.
Sprak Hij met zijn bestorven mond: „Ziedaar uw kind, o Vrouw van smarten!quot; Ik ben aan U! Ik ben aan U!
Ik ben aan U !
lleeda op den schoot van mijne lieve moeder, Maria, werd ik U gewijd.
Heeds toen bevaalt Gij voor altijd Uw zoon uw kind | den Albelloeder Uw dochter aan )
Ik ben aan U ! Ik ben aan U!
A
V
]V
197
Ik ben aan U !
Eeeds van dien stond, toen mijne kinderlippen Zich 't eerst ontslor.en voor de spraak, Maria, was 'tmijn zoetst vermaak Uw naam mijn mond te doen ontglippen!
Ik ben aan TJ! Ik ben aan U!
Ik ben aan IJ !
Ach! in dat uur, toen 'k aan 't banket der Englen Voor de eerste maal mij heb gevoed. Wat was 'tmij toen, Maria, zoet.
Uw naam met Jezus' naam te menglen!
Ik ben aan U ! Ik ben aan U !
Ik ben aan U !
Van af dien dag, hoe menig duizendmalen Mocht ik die opdracht van mijn hart, o Moederlief, in vreugd en smart,
Voor uwe beeltenis herhalen!
Ik ben aan U ! Ik ben aan U!
Ik ben aan ü!
Maar op dit uur, zoo plechtig in mijn leven, Nu Gij mij in uw vriendenkring
198
Ontvangen wilt als lieveling,
Wat vreugde doet mijn harte beven!
Ik ben aan U! Ik ben aan U!
Ik ben aan U !
Ja, voor altoos wil ik mij aan U wijden!.....
Maar, Koningin, ik ben niet waard Dat Gij mij bij uw hofstoet schaart, Zoo wanklend in verleden tijden.
Ik ben aan U ! Ik ben aan U!
Ik ben aan U!
Ach, Moederlief! doe mij mijn schuld niet boeten! Verstoot, verstoot uw dienaar (dochter) niet, Die TJ een rouwend harte biedt.
Met tranen knielend aan uw voeten.
Ik ben aan U! Ik ben aan U!
Ik ben aan TJ!
Ik geef U thans mijn hart en ziel en zinnen.... Wat mij ook op deze aarde beidt.
Niets dat mij van uw liefde scheidt;
Neen! eeuwig wil ik U beminnen!
Ik ben aan U! Ik ben aan IJ !
199
Ik ben aan U !
o Moeder Gods, zou 'k U nog ooit begeren ? Zou 't kunnen zijn ?... Zoo Gij 'i voorziet, Ach, laat mij sterven eer 'tgeschiedt, En knip den draad af van mijn leven.
Ik ben aan U ! Ik ben aan U!
Lofzang en Gebed.
'Wijze: M. n0 41 en N. 11. n» 71.
Ziet gij daar de wolken zweven
En de zon , in vollen glans , Hooger, hooger nog verheven ,
Schittren aan des hemels trans P Nog veel hooger, ver daar boven.
Zetelt op haar liefdetroon,
In het hoogst der Hemelhoven, Jezus' Moeder naast haar Zoon.
o Wat luister! o wat stralen!
o Wat hartverblijdend licht Stroomt door 's Hemels wijde zalen Van haar maagdlijk aangezicht!
200
's Vaders eeuwig alvermogen
Straalt van haar vorstinnenstaf, 's Heilands wijsheid uit haar oogen, 's Geestes gloed haar boezem af.
Maagdenreien, Englenscharen,
Cherubs, Serafs zonder tal Mengen stem en citersnaren
Met het blijdst bazuingeschal.
Allen juuhlen God ter eere,
Om Maria's heil verheugd,
En de Moeder van den Heere Is de tweede hemelvreugd.
Heedrig kind in Salem's tempel!
Arme Maagd in Nazareth!
Vrouw, verjaagd van Bethlem's drempel!
Moeder, onder 't kruis verplet!
Liefste Moeder, in uw leven
Zoo gemarteld, zoo gehoond ,
En zoo roemrijk thans verheven.
En zoo glorierijk gekroond!
Moeder, ach! door al uw smarten
En door al uw heerlijkheên,
Zie de wenschen onzer harten.
Hoor, verhoor onz' kinderbeên !
201
Moederlief, wij gaan verloren,
Stelt gij satans macht geen perk; Moeder , ach ! stil Jezus' toren ,
Eed ons en bescherm de Kerk!
Lofzang en opdracht van liet hart aan Maria.
Wijze: M. n0 43 en N. M. n» 53.
o Maagd, o schoonheid , nooit volprezen , Als Moeder Gods zoo hoog gerezen,
Wat luister schittert van uw troon! De Seraf, aan zich zelf onttogen ,
Juicht, voor uw grootheid neergebogen: o Koningin, wat zijt Gij schoon!
Al mist, Maria, 't aardsche duister. Het schouwspel van uw grootschen luister,
Ons koestert toch uw liefdegloed.
Ja de Engel roeme uw heerlijkheden, Wij juichen juublend hier beneden:
Maria ! o, wat zijt Gij goed!
202
Dank, dank voor zooveel liefdedaden,
Voor zooveel duizenden genaden,
Gevloeid door uwe milde hand!
Ontvang voor al die zegeningen ,
Maria, van uw lievelingen Hun hart tot eeuwig onderpand.
o Moeder, altoos even teeder,
o Schouw met welgevallen neder
Op 'toffer van uw dierbaar kroost!
Schrijf in uw hand ons aller namen,
Neem in uw hart onz' harten samen! Dan , Moederlief, zijn wij getroost.
Dan mogen vrij de winden tieren, De bliksems door het luchtruim zwieren,
En monsters hollen door de zee; Vergeefsch hun razen, hunne woede; Wij zeilen onder uwe hoede Beveiligd naar de Hemelree.
Daar zal geen vrees ons hart meer klemmen. Daar zingen wij met blijde stemmen ,
Geschaard om uwen zegetroon,
XJw naam tot lof en God ter eere :
Maria, Moeder van den Heere,
Wat zijt Gij goed! wat zijt Gij schoon!
203
quot;Wijze: M. n0 3i ca N. M. n0 29.
Eozenkransjenu zij lof,
Uit den hof Van den Hemel neergezonden, Van verscheiden bloempjes schoon,
Als een kroon Wel gevlochten en gebonden.
Edel kroontje, dat er staat
Voor sieraad Op het hoofd van Gods vriendinne, Gulden krone , die bekroont
En verschoont 's Hoogen Hemels Koninginne.
Allerliefste roosplantsoen,
Altijd groen,
En gij draagt sneeuwwitte rozen; Op elk blaadje zeer bekwaam
Staat de naam Van Maria uitverkozen.
204
Kransjen, dat TJ zoo behaagt,
Moedermaagd!
Daar men tusscken vijf robijnen Van ons Heeren Gods gebed.
Wonder net Ziet uw roosje tusschenschijnen,
Psalterken! gij maakt bevreesd
's Boozen geest.
Die eer Saül kwam bespringen, Als bij hoort de zoete taal
Menigmaal Van 't Ave Maria zingen.
Kostelijkste ketenken Dat ik ken,
Beter was er nooit te vinden, Om den boozen vijand fel
Van de bel Krachteloos en vast te binden.
Kransjen, als ik zonderling
Voor een ring U ga dragen aan mijn vinger. Tegen het hoovaardig vat Goliath
Zijt gij mij een Davids-slinger.
205
Gij verzelt mij waar ik ga,
Waar ik sta,
Zal ik ergens gaan of reizen ,
Met u kort ik weg en tijd,
Dien 'k verslijt,
Met te lezen of te peizen.
Als ik in mijn kamerken
Met u ben,
In de kerk of in een koekje , Gij diént mij dan altemet
Ten gebed Of voor een godvruclitig boekje.
Altoos, als 'k u medevoer Aan mijn snoer,
Leiddraad , die mij kunt geleiden, Tot Maria's zoeten schoot,
In den dood,
Daar ik nimmer van moet scheiden.
Dat dit lieve kransje zij 't Snoer, dat mij Met Maria voeg te zamen,
En ik Haar, die ik nu dien,
Moge zien In het eeuwig leven. Amen.
206
Toewijding1 aan den Heer na de H. Communie
Wijze : M. Ha 2-i en N. M. n» 43.
o Groote God! wat zijn uw tabernakels Voor mijne ziel verrukkelijk en schoon!
Gij openbaart ons daar uw heilorakels ,
Daar heft geloof en liefde zich ten troon.
Gelukkig hij, die TJ daar mag beschouwen, En aan den voet van uwe altaren smacht!
Een eeuw, getoefd in aardsche praalgebouwen Heeft niets bij 't stip, bij U hier doorgebracht
Ik dobber in een zee van zaligheden , En mijne ziel bezit al 't Hemelheil.
o Goede God! hoe voeren zwakke beden Voor mij den stroom van gunsten boven peil!
Ja, de Almacht tart, door duizend zegeningen, Die zij mij schenkt, de wenschen mijner ziel;
Ik voel mijn hart van liefdevuur doordringen. Terwijl ik hier in zuchten nederkniel.
207
Een talloos heir van Englen, die me omringen ,
Bewondert stil de onzichtbre majesteit. Benijdt mijn heil en knielt, o hemelingen, Aanbiddend neer in Gods aanwezigheid !
En zou een goed, dat vlucht, mijn hart bekoren?
Mijn hart, waarin de Godheid zelf verblijft? Neen, neen, mijn God ! ik wil U heel behooren. Zoo uwe kracht in nood mijn zwakheid stijft.
Heersch over mij, als Heer van dood en leven,
Heersch over mij vooral door 'tliefderecht; Wijk, wereld! wijk, die mij geen heil kunt geven; Mijn hart blijft steeds aan Jezus vastgehecht.
Wijze: M. n0 35 en N. M. n» 47.
De Heer is God! de Heer is God!
Laat de aarde vroolijk juichen.
Voor Hem alleen zich buigen ; Het kille noord, het gloeiend zuid: Eoept, Hem aanbiddend, uit:
De Heer is God! de Heer is God!
208
Hem dekken donkerheid en naelit, Hij wenkt, en bliksemscliiehten Doen de aarde siddrend zwichten; Geschokt tot in het ingewand , Erkent zij 's Heeren hand,
En roept ontsteld : de Heer is God !
Maar om den troon des Heeren straalt Gerechtigheid en waarheid, Bij Hem is licht en klaarheid, De glans van zijnen troon verblindt; Een niet is 't menschenkind.
De Heer is God! de Heer is God !
Wee hem, die God den Heer veracht En zijnen naam durft honen, God zal zijn macht hem toonen, En hem beschamen in zijn waan; Gij volken, bidt Hem aan.
De Heer is God! de Heer is God!
Maar heil hem, die Jehova vreest; Gods hand zal hem beschermen, Hem leiden met ontfermen; Uit eiken nood, uit elk gevaar Eedt God hem wonderbaar.
De Heer is God! de Heer is God!
209
Gods goedheid.
Wijze : M. nquot; 36 eu N. M. n» 48.
U, goede God, U roemt mijn lied,
Hoe zvrak mijn toon ook zij ; Want beter Vader leeft er niet. Niet één zoo goed als Gij.
Gij kleedt met menig groen en kruid Den barren heidegrond;
Gij stort den dauw er over uit, In eiken morgenstond.
3.
Uw zon gaat over allen op. En streelt ons met baar gloed:
Gij zendt den vruchtbren regendrop. Die 't veld verkoelen doet.
4.
Gij zijt voor allen even goed : Elk schepsel, dat er leeft,
Vindt op uwe aarde in overvloed Al wat het noodig heeft.
C. 14.
210
Van U ontvang ik dag aan dag
Zoo menig zoet genot, Ik juich, omdat ik roemen mag
Uw goedheid in mijn lot. --
Wijze: M. n0 37 en N. M. n» 50.
Onder 't loof gedoken,
Hangt de doode pop : Uit haar kluis gebroken , Stijgt de vlinder op.
't Beeld van 't blij herleven,
Vlinder! zijt gij mij:
'kZal ook opwaarts zweven. Weer ontwaakt als gij.
Eens leg ik den kluister
Van dit lichaam af.
En in schoonen luister Stijg ik uit het graf.
211
. 4.
'k Zweef op Englenvlerken,
Door geen stof geboeid,
quot;Waar in zaalge perken Eeuwig vreugde bloeit.
Wijze: M. n» -to en N. M. n» 33.
o Wijsheid, uit God zelf geboren,
Die 't groot al in uw weegschaal wikt, En alles zacht en sterk beschikt; Ach ! kom, wij wenschen U te hoeren. Ach! kom, en wil ons krachtig leeren Den weg, die naar den Hemel leidt, En maken onze ziel bereid,
Om zich waarachtig te bekeeren.
o God, die Isrëls volk geleidde, Aan Mozes in het vuur verscheen, Uw wet schreeft in den harden steen, En 't met uw gunsten overspreidde; Ach! wil tot ons ook nederkomen, Verlos door uwe sterke hand,
En voer ons in 't beloofde land, Dat overvloeit van vreugdestroomen.
212
o Eloem, uit Jesse's stam te Trachten, Op wien de vorsten zullen zien !
Tot wien het heidendom zal vliên, En zich door TJ gelukkig achten; o Heilbloem, wil ten laatste ontspruiten, Laat ons beschouwen uwe kleur. Inademen uw zoeten geur En werpen 't slangengif naar buiten.
o Gij , die zult den schepter voeren, Den sleutel dragen, die ontsluit;
Wiens macht door niemand wordt gestujt. Wiens rijk ook niemand kan ontroeren; Ach, wil, o Machtige! verschijnen, Verbreek de ketenen dergeen,
Die door benauwdheid en geween In hun gevangenis nog kwijnen.
213
]V0
quot;VVijze; M. n» 38 en N. M. n» 40.
Herders ! hoe! ontwaakt gij niet ? Wat is op dit uur geschied?
Eene stem van Hemelingen Klonk door de ongemeten kringen: Gloria!
Gloria!
o, Wat wonder mag deez' nacht Op den aardbol zijn volbracht! Want een vreugdespellend glans , Straalde van den hemeltrans.
Ach! ik hoorde een Englenstem, Zij riep ons naar Bethlehem: Van een maagd door God verkoren, Is daar 't heilig Kind geboren ; Gloria!
Gloria!
o, De Schepper van 't heelal Ligt daar in een beestenstal;
Laat ons spoeden naar dat Kind, Toonen dat ons hart Het mint.
214
Wat geschenken neem ik mee? Denk toch. aan geen offervee; Gij moet oen goed hart opdragen, Dit kan 'tgodlijk Kind behagen. G-loria!
Gloria!
Ach , welk offer is te groot,
Voor dat Kind, dat God ons bood! Komt, laat ons te zamen gaan. Biddend voor zijn wiegje staan!
Welkom, Kindje, wees gegroet. Daar Ge uw liefde ons blijken doet Welkom, dierbaar Kind, in 'tleven! Mogen we U onz' harten geven? Godlijk Kind,
Dat ons mint,
Vóór ons vloeit uw eerste traan, Neem onz' harten gunstig aan;
Voor uw krib, o Opperheer!
Leggen wij deez' giften neer.
Lieve Moeder van dit Wicht, Dat in 't arme wiegje ligt,
Boven allen uitgelezen.
Moest Gij Jezus' Moeder wezen: Zuivre Maagd, Moeder-Maagd!
215
Als Ge in liefdgevoel verrukt, 'tLieve Kind aan 'tharte drukt, Bied Het dan de harten aan. Die voor TJ en Jezus slaan!
Wijze: M. nquot; 21 en N. M. n» 34.
De vreugdtoon stijg naar boven
Uit onbeklemde borst.
Om 't blijde feest te loven
Van 's Hemels Oppervorst,
Die uit zijn gloriezalen,
o Wonder van gena!
Op de aard kwam nederdalen: Elk zinge : Alleluja!
Het feestlied laat zich hooren
Van 'tjuichend Christendom, Nu Jezus is geboren;
Het klinkt, weergalmt alom.
Zijne onbegrensde liefde,
Kiep Hem van 's Hemels troon, De smart, die 'tmenschdom griefde. Bracht Hem in de aards che woon.
216
Hij komt, en de Englenkoren, Met sohittrend licht omstraald.
Doen 't lied des vredes hooren, Die op onze aarde daalt.
Hij komt, de groote Koning, Bestierder van 'theelal.
Uit zijne Hemelwoning In eenen armen stal.
In de arme krib gelegen, o Dierbaar, godlijk Kind !
Verspreidt uwe armoe zegen In 'thart, dat deugd bemint.
Ontvang de oprechte hulde, Die 'tbiddend hart IJ biedt;
Die vreugd, die ons vervulde, Brengt U een dankend lied!
o Liefderijke Moeder Van 'tKind, uw Hart zoo waard.
Uw schoot heeft d'Albehoeder Geschonken aan deze aard.
Ontvang onz' zegenwens chen , o Zuivre Moeder-Maagd!
Hij is het heil der menschen,
Dien Ge in uw armen draagt.
217
Wijze: M. n» 12 en N. M. n» 11.
o Gij , die boven de Englenioren, Verheven zit naast Jezus' troon, In eeuwgen luister Hem ziet gloren,
Dien Gij aanbidt, uw eigen Zoon; o Koningin der Hemelingen!
Die 't eindloos laeilig loflied hoort, Waar Serafs uwen Naam bezingen,
Wees om ons zangen niet gestoord.
Helaas ! van uit het dal der aarde
Zien wij naar Sion's burcht omhoog ; Hoe nietig is daar al de waarde,
Wat ook onz' zwatke menschheid poog! Wij staamlen, uwen Naam ter eere. Met kinderstem een sterflijk lied; o Mocht onz' zang den lof vermeeren Van U en Hem, die 'thart doorziet!
3.
Hij, die voor ons al zijnen luister
Verliet en daalde in uwen schoot; Hij, die op 's werelds aak lig duister Zijn redding aan ons menschen bood;
218
Hij stierf voor ons, die Albehoeder;
Zijn kruis werd ons een zoenaltaar :
Toen gaf zijn mond ons U tot Moeder, Sinds zijn we uw kindren altegaai1.
Dit doet ons op uw liefde hopen,
o Teedre Moeder van ons al!
Gij stelt voor ons uw hart steeds open, Wat leed of ramp ons overval.
Uw hulp wordt nimmer afgebeden ,
Of Gij toont, dat Ge uw kindren mint;
Gij smeekt voor hen in tegenheden ; Uw bede is machtig bij uw Kind.
Aan U is in den loop der dagen
De schoonste maand des jaars gewijd,
Die de aarde bloem en krans doet dragen, En 's menschen oog en hart verblijdt;
Uw schoonheid in der zaalgen dreven Verrukt het hart der maagdenrei,
Die uwe deugden volgde in 't leven, U eerde in ieder jaargetij.
Gij spreidt den zaehten geur der rozen In 's Heeren lusthof om U heen,
Daar, waar geen onschuld heeft te blozen , En 't deugdzaam hart heeft uitgestreên;
219
Gij doet den gloed der lelie pralen,
quot;Wier maagdlijk wit verheft uw glans.
Verschietend uwe zllvren stralen:
Tot aan des Hemels hoogsten trans.
Betrouwend bieden we TJ onz' beden, o Lelieblanke Moedermaagd!
Als kindren tot hun Moeder treden,
Vreest nimmer 'thart voor 't geen het vraagt.
Waak over onze lentedagen.
Bewaar in ons die schoone deugd,
Die we in zoo broze vaten dragen;
Zij blijve ons sieraad, onze vreugd!
Wil ons voor eiken strik bewaren.
Dien helsche list onze onschuld spreidt;
Behoed ons voor de zielsgevaren,
Waartoe des werelds geest verleidt;
Laat ons ons eigen hart mistrouwen,
Wiens neiging tot de zonde helt,
Maar op die heiige harten bouwen.
Die Kind en Moeder openstelt.
220
quot;Wijze; M. n0 50 en N. M. n0 49.
quot;Wij allen zijn Maria's Mndren,
Onder 't kruis nam Zij ons aan;
Zijn wij bij Haar, niets kan ons hindren, En onz' harten zijn voldaan!
Maria,
Allen zijn we uw kindren;
Maria,
Lacht ons als Moeder aan.
We aanschouwen U, met de armen open, De hand omstraald met 't noodig gratie-licht:
Wat mag uw kind van U niet hopen P God heeft uw troon naast zijnen troon gesticht. Wij allen zijn Maria's kindren, enz.
Een sterrenkrans blinkt om uw schedel. Uw glans verdooft den felsten zonnegloed.
Gij trapt de maan, zoo lief, zoo edel; De helsche draak licht plassend in zijn bloed. Wij allen zijn Maria's kindren, enz.
221
Komt schrik ons teeder hart bespringen, Op 't zien van satans list en boos geweld ...
Wie kan ons uit uw armen wringen? Uw liefde, uw macht is tusschen ons gesteld.
Wij allen zijn Maria's kindren, enz.
De wereld toont haar broze goedren,
Eoemt 't schijngeluk, dat hare minnaars streelt.
Terwijl Gij , Moeder aller moedren, Het ware goed aan uwe kindren deelt.
Wij allen zijn Maria's kindren, enz.
Weg, ver van hier, gij schandvermaken, Die lach en dans met zucht en tranen paart,
Men kan uw doodend gift niet naken,
Waar Jezus' liefde ons ware vreugde gaart.
Wij allen zijn Maria's kindren, enz.
Trek steeds tot ü ons hart en zinnen o Koningin van 't zalig Hemelhof,
Dat wij, naast Jezus, TI beminnen. En eeuwig meer verheffen uwen lof.
Wij allen zijn Maria's kindren, enz.
222
Op Let feest tier H. Moeder Anna.
Wijze: M. n» 50 en N. M. nquot; 14.
o Anna, wij , Maria's kindren,
Wij bieden U onz' hartegroet:
Smeek gij voor ons, niets zal ons hindren , Wat storm om onze hoofden woed. o Moeder Anna,
Voor Maria's kindren,
o Moeder Anna,
Verwerf gij 'tkalm gemoed.
Wat luister glanst om d'achtbren schedel! Wat zachtheid straalt van 'tminnelijk gelaat!
Hoe fonkelt 't moederoog! hoe edel Is zij , die daar bij hare Dochter staat! o Anna, wij, Maria's kindren, enz.
Wie is dat Kind van zegeningen. Dat zooveel liefde aan zijne Moeder biedt?
Mijn hart voelt zich tot eerbied dwingen, Wen 'toog nu Moeder en dan Dochter ziet. o Anna, wij , Maria's kindren , enz.
223
'k Erken de spruit der eedle vaadren, Der Koningen, aan Jesse's stam beloofd;
In haar zie ik de heilzon naadren,
Die allen glans van aardsche praal verdooft, o Anna, wij , Maria's kindren, enz.
Door 's Vaders hart is ze uitverkoren Tot Moeder van den liefdevollen Zoon,
Die, uit haar kuisehen schoot geboren. Voor 's menschen heil verliet zijn Hemeltroon, o Anna , wij, Maria's kindren, enz.
De heiige Geest biedt haar zijn liefde,
Kiest haar tot Bruid, schenkt haar zijn godlijk Hart;
Zij wordt onz' Moeder; al wat griefde Verliest door haar den angel van de smart, o Anna, wij , Maria's kindren, enz.
Door U, o zaalge vrouw, ontvingen Wij dezen kostbren schat, ons hart zoo waard;
Zie, bidden wij , op uwe gunstelingen Genadig neer, bescherm ons op deze aard. o Anna, wij , Maria's kindren, enz.
224
Maria is uw kind, onz' Moeder,
Smeek Haar, die u als Moeder mint en eert,
Dat Ze ons bij God, den Albehoeder, De deugden vraag, die gij ons hebt geleerd, o Anna, wij, Maria's kindren, enz.
Vraag Haar een teeder mededoogen Met hen, wier hart een prangend leed beknelt;
Vraag Haar, dat wij die liefd' beoogen, Waardoor ons hart met 'thare samensmelt, o Anna, wij , Maria's kindren, enz.
Verkrijg, dat we u en Haar behagen, U beiden rol gen in onwrikbre deugd.
En Jezus ons op 't eind der dagen Laat deelen in uwe ongestoorde vreugd, o Anna, wij, Maria's kindren, enz.
Wijze : 11. n» 40 en N. M. n» 42.
Koor.
Welkom, lief Kind, dat Maria ons baarde ! Komt stervelingen , staat biddende stil:
Glorie aan God in den hooge! op aarde Vrede aan de menschen van deugdzamen wil.
225
'kHaak, al heb ik dons noch doeken , U in 't stalken te bezoeken,
Kindje met uw lief gezicht. Dat daar in een kribje ligt. God! mijn hart begint te branden , 't Eijkt zoo lieflijk mij zijn handen, 'tKindje met zijn lief gezicht, Dat daar in een kribje ligt. Welkom, lief Kind, enz.
Mocht ik eens wat nader treden, Kaken aan die teedre leden!
Kindje, waarom lacht Gij zoo In uw arme wieg op stroo ? Kom, lief quot;Wichtjen, in mijne armen, 'k Zal U aan mijn hart verwarmen. Kindje, -waarom lacht Gij zoo In uw arme wieg op stroo ? Welkom, lief Kind, enz.
3.
Maar ziet eens dat borstje jagen, Hoort die zuchtjes troosting vragen, Ach! aan mijn geprangd gemoed Doen zijn zuchtjes zoo een goed! C. 15
226
Kindje, ziet Gij dan de smarten In het binnenste mijns harten ? Ach, aan mijn geprangd gemoed Doen zijn zuchtjes zoo een goed! Welkom, lief Kind, enz.
Kindje, kunt Gij hen die lijden En die zuchten , zoo verblijden ?
Voel mijn hart, hoe 'tlichter wordt Kindje , daar Gij tranen stort!
Laat die rollen op mijn wangen , Die daar aan uw oogjes hangen!
Voel mijn hart, hoe 'tlichter wordt Kindje, daar Gij tranen stort! Welkom, lief Kind, enz.
'k Ga die lieve Moeder vragen, Kindje, die TJ heeft gedragen, Of 'kmag blijven tot den dood Aan uw zijde op haren schoot. Wees! o Jezus, Gij mijn Broeder, En die lieve Maagd mijn Moeder! Aan uw zijde op haren schoot Wil ik blijven tot den dood. Welkom, lief Kind, enz.
227
Ter eere Tan den H. Vincentins.
Wijze : M. nquot; 46 en N. M. n0 13.
Welk een sclioone dag van zegen
Eijst aan 's Hemels Iieldren trans. Lacht 't gevoelig harte tegen ,
Vragend zang en zegekrans !
'tls het feest van Jezus' liefde,
Die in vollen luister glom,
'tLeed verzachtend, waar het griefde. Zegen bracht aan 't schepslendom.
't Is het feest van Godes Englen, Die, den zaalgen held ter eer, Hem de lauwerkransen strenglen Voor den troon van d'Opperheer.
't Is Vincentius , de vader
Van het hulpelooze kind.
Die door God en mensch te gader Als een Engel werd bemind.
228
5.
Hij, die Jezus' liefdedaden
Aan het lijdend mensolidom bood, En door weldoen al zijn paden Teekende tot aan den dood.
Hij , die alle tegenhedeu
Door zijn liefdrijk hart verwon, Door Gods goedheid op zijn schreden Springen zag een zegenbron.
Hij vraagt onze dankbre klanken,
Hij, wiens geest op aard' nog leeft; Hem zal 't christenhart nog danken Voor het goed, dat hij ons geeft.
Wijze : M. u0 47 en N. M. n» 72.
o Luistervolle, kuische Maagd,
Wier hoofd een kroon van starren draagt,
Die Sion's burcht verlichten :
Hij is 't, die U geschapen heeft,
Dien Ge aan uw borst het leven geeft. Voor Wien 't heelal moet zwichten.
229
Wat Era's schuld haar kroost ontnam, Herstelt Gij ons door 't vlekloos Lam ,
Door Jezus, dien Gij baarde,
Die ons den toegang tot het maal Ontsloot van 's Hemels bruiloftszaal, En ons van druk bewaarde.
o Gulden poort, verheven troon, o Hemelhof, waarin de Zoon
Des grooten Konings woonde ! De wereld werd, o Maagd! verheugd. Als 't Leven zich , tot heil en vreugd, Door ü aan ons vertoonde.
Gezegend zijt Gij, godlijk kroost.
Die U een Maagd tot Moeder koost,
Die ons gebed wil hooren; Van eeuwen is U lof geweest. Met Vader en den heilgen Geest In 'trijk der uitverkoren. Amen-
Wijze: N. M. n» 47.
o Gloriosa Virginum,
Sublimis inter sidera,
Qui te creavit, parvulum Lactente nutris ubere^
230
Quod Ueva tristis abstulit, Tu reddis almo germme;
Intrent ut astra flebiles ,
Coeli recludis cardines.
Tu Regis alti janua Et aula lucis fulgida:
Vitam datam per Virginem, Gentes redemptae, plaudite
Jesu , Tibi sit gloria ,
Qui natus es de Virgine,
Cum Patre, et almo Spiritu, In sempiterna saecula. Amen.
Wijze; M. n» 5 en N. M. n» 3.
o Gij , die troont Waar Jezus woont, Zie gunstig op ons neder; Ons zondig hart Verkwijnt Tan smart; Toon ü onz' Moeder teeder.
231
Verhoor onz' beun;
Stil het geween,
Van die uw zegen vragen , Ten allen tijd Zal 'thart verblijd U dankend hulde dragen.
Weer van ons af Der zonden straf,
Van 't onboetvaardig sterven. Neen, neen, het kind Door IJ bemind,
Zal nooit genade derven.
Klim kindertoon ïot voor den troon, Waarop Gij zijt verheven; Dan volgen wij Uw kindrcnrei In Sion's zaalge dreven.
Schenk ons nu deugd, Hierna de vreugd Van met de hemelingen, Vereend van geest. Op 't eeuwig feest Maria's naam te zingen.
232
Opdracht van liet liart aan Maria.
Wijze: M. n0 52 en N. M. n0 54.
Naadren wij nu Jezus' Moeder,
Zingen wij th.ana Haar ter eer, Leggen wij te zaam onz' harten Hier blijmoedig voor Haar neer.
o Maria, zie, wij naadren
Vol betrouwen tot uw troon;
Smeek voor ons bij d'eeuwgen Vader En bij Jezus, uwen Zoon.
Maria zij door ons
In eeuwigheid geprezen;
Want Zij, die reine Maagd, Die satans macht verwon. Is schooner dan de maan,
Meer flikkrend dan de sterren: Ja, door haar schittrend licht Verduistert zelfs de zon.
Lieve Moeder, wees geprezen
Voor uw goedheid, voor uw macht. Blijf ons allen steeds beschermen, Help ons eiken dag en nacht.
233
Laat ons steeds uw goedheid roemen,
Geef ons ijver voor uwe eer;
Maak, dat wij ook Lier vervullen 't Heilig inzicht van den Heer.
o Laat ons hier toch ook
Haar heilig Hart vereeren : Dat Hart, waar iedereen
Kn hulp en bijstand vindt. Vereenen wij ons dan
Door werken en gebeden,
Opdat haar heilig Hart Door ieder wordt bemind.
Wij bevelen vol betrouwen
Ons in uw beminlijk Hart;
Laat ons daar een schuilplaats vinden In gevaar, in vreugd en smart.
Euk ons hart geheel van de aarde,
Maak het gansch aan U gelijk, En voer ons met de Englenkoren iSa den dood in 't Hemelrijk.
c.
234
Wijze: M. nquot; 35 en N. M. n0 65.
o Maria, wees geprezen !
Hoor mij, die uw kind wil wezen ,
quot;Wees geëerd in eeuwiglaeid! •Ta, hoor naar mijn kinderzangen, En wil 't lied in gunst ontvangen , Dat aan ü is toegewijd.
Maak, dat ik in deugden winne En U altijd meer beminne,
Die zoo liefdrijk mij behoedt;
Geef mij lust en vlijt bij 't werken , Wil in 'tgoede mij versterken,
Geef mij in het strijden moed.
Laat mij steeds uw goedheid prijzen , U mijn liefde en dank bewijzen,
Voor het goede , aan mij gedaan. Eeuwig wil ik tl behooren,
Want een kind gaat nooit verloren Dat door U wordt bijgestaan!
235
Wijze: M. n0 49 en N. M. nquot; 44.
Als 't eerste duister breekt, Ontwaakt mijn hart, en spreekt Geloofd zij Jezus Christus.
Bij al wat ik begin,
Koep ik met hart en zin: Geloofd zij Jezus Christus.
En wat mijn werk ook zij , Ik zeg er vroolijk bij :
Geloofd zij Jezus Christus.
Zingt, menschenkindren, luid, Zingt jubelend het uit: Geloofd zij Jezus Christus.
3.
Heel 't aardrijk in het rond Weerklinke te eiken stond : Geloofd zij Jezus Christus.
236
Als 't licht ten einde spoedt, Zij dit de laatste groet ; Geloofd zij Jezus Christus.
In nood en bittre smart,
Eoep ik met mond en hart: Geloofd zij Jezus Christus. Zingt, Hemel, aarde en zee, Zingt, al wat ademt, mee: Geloofd zij Jezus Christus.
Als treurigheid mij plaagt. Dan roep ik onversaagd : Geloofd zij Jezus Christus. Bij 's levens zielsverdriet Vind ik mijn troost in 'tlied: Geloofd zij Jezus Christus.
Ja, nog mijn ziele spreekt. Als reeds mij 't harte breekt : Geloofd zij Jezus Christus. Weerklinke wijd en luid Voor Hem, eeuw in eeuw uit Geloofd zij Jezus Christus.
237
Wijze : M. n» 48 en N. M. n0 37.
quot;Wij prijzen vol vreugde de zuiverste Maagd, Wij prijzen Zo in vroolijke zangen;
Haar schoonheid heeft eeuwig haar Schepper Zij werd zonder zonde ontvangen, (behaagd,
o Eeinste der maagden, U prijze mijn lied!
Versmaad, ach, versmaad mijne zangen toch niet.
Van 'thoogste des Hemels zag God op TJ neer. Zijn oog sloeg U liefderijk gade;
Reeds vóór uw geboorte werdt Gij door den Heer Vervuld met de grootste genade;
Gij bleeft steeds van iedere zonde bevrijd,
En eeuwig uw Heer en uw Schepper gewijd.
Gelijk onder doornen de lelie bekoort.
Zoo zijt Gij het sieraad der vrouwen;
Ach, mocht ik, o Moeder van 't eeuwige Woord Toch al uwe schoonheid aanschouwen!
o Vleklooze Moeder, wat zijt Gij toch schoon!
Gij deelt in de schoonheid van Jezus, uw Zoon.
238
Nu leeft Gij daarboven in eindlooze vreugd.
Waar de Englen U juichend omringen; De Hemel wordt thans door uw schoonheid ver-Die Cherubs en Serafs bezingen. (heugd, o Luister des Hemels ! Gij glinstert van licht, God zelf heeft uw troon naast den zijnen gesticht.
o Maagdlijke Moeder, o vleklooze Maagd,
Tot boven de sterren verheven,
Bekom ons die deugd, welke 't meest U behaagt,
En leid ons tot 't eeuwige leven :
Daar zingen wij eeuwig rondom uwen troon: o Reinste der maagden, wat zijt Gij toch schoon!
Tot lafenis der gelooTlge zielen.
Wijze: M. a0 54 ca N. M. n0 87.
Heiige Vader! uwe kindren
Zuchten thans in 't vagevuur ;
Wil hun smarten toch vermindren ,
Schenk vergeving in dit uur. Ach ! ontferm IJ; wees genadig;
Redding, Heer! maar niet te laat; Zij verzuchten ook gestadig; Ach! verzacht onz' lijdensstaat.
239
Goede Vader, wij verlangen En wij smeeken onvermoeid ,
Om deez' ééne gunst te ontvangen, Breek den kluister, die lien boeit.
quot;Wij, wij willen hen bevrijden;
Om het bloed van uwen Zoon ,
Om zijn dood en bitter lijden,
Vader! voer hen naar uw troon.
'tZijn uw dienaars, 'tzijn uw kindren, L)ie Gij , goede God , kastijdt;
Wat toch kan hun smart vermindrenf Onze harten zijn bereid !
Zie op Jezus nogmaals neder;
O! die naam is U zoo zoet;
't Klinkt ook voor uw hart zoo teeder : Jezus' wonden, Jezus' bloed.
o Maria , hoor onz' zangen ,
Hoor ons smeeken gunstig aan.
Gij vervult steeds ons verlangen: Doe wat Ge altijd hebt gedaan.
't Zijn uw kindren , die TJ smeeken Voor uw kindren, heiige Maagd;
Wil hun boeien toch verbreken ,
Schenk hun, wat ons hart U vraagt.
240
Gij , Maria, zijt vermogend
Bij uw Jezus , onzen Heer ;
Jezus ! zie ook mededoogend
Op die arme zielen neer.
Heiige Vader, schenk haar vrede,
Schenk haar Jezus, schenk haar ü; Dit zij onze laatste bede,
Ach! verhoor, verhoor ons nu.
Feest van den zoeten Naam Jezus.
Wijze : M. n0 55 en N. M. nquot; 88.
Hoe zoet, hoe streelend is uw Naam,
o Jezus, voor mijn ooren ;
Geen zang is mij zoo aangenaam,
Kan mij zoozeer bekoren.
'kZeg: Jezus, en mijn hart herleeft.
Ach, mocht aan mijne lippen Zoo'n zoet geluid als Jezus geeft, Ten allen tijd ontglippen.
Uw Naam schenkt vreugde aan mijn gemoed,
Wanneer 'khem zie geschreven.
In Jezus zie ik alle goed,
In Jezus zie ik 't leven.
Wees eeuwig in mijn hart geprent.
Wees eeuwig in mijne oogen;
241
Uw schoonheid is aan mij bekend. Zij heeft mijn hart bewogen.
3.
o Zoete naam! mijn hoop en troost,
Mijn sterkte in al mijn strijden; Mijn hart, hoe diepe zuchten 'tloost.
Kunt Gij in eens verblijden.
Geen wereld schaadt mij als ik wil: 'k Behoef dan slechts te spreken : „Geloofd zij Jezus!quot; en 'tis stil, 't Gevaar is reeds geweken.
4.
Wanneer de duivel mij bestrijdt,
'k Heb niets van hem te duchten : 'kEoep; „Jezus!quot; 'kben in veiligheid.
De vijand moet gaan vluchten. Als duivel, wereld, vlees ch te zaam,
Mijn zuiver hart belagen,
Dan roep ik Jezus' zoeten naam: En 't leger is verslagen.
5.
In tegenspoed, in druk en smart
'kZal Jezus blijven noemen; Wat stormen woeden om mijn hart,
'kWil Jezus altijd roemen. De laatste zucht, die 't harte doet,
Ik hoop het, zal nog wezen : „o Zoete Jezus! wees gegroet, „o Jezus! wees geprezen.quot;
242
Wijze : M. n0 55 en N. M. n0 89.
Erken uw God, o ohristenschaar!
Die mensch. heeft willen wezen; 'kVerkondig U de blijde maar,
Dat Jezus ia verrezen.
Aanbid bier de almaclit van den Heer
En zing met blijde klanken: Alleluja, aan God zij eer!
Hem willen wij bedanken.
Kom, zie : in 't graf is Hij niet meer;
Hij beeft den dood doen zwichten Tot kenmerk van zijn heiige leer
En kerk, die Hij kwam stichten, Erken zijn goddelijk gebod.
En wandel in zijn wegen;
Alleluja, schenk eer aan God ! Hij schenkt ons zijnen zegen.
Bij de eerste scheemring legt Hij af
De windsels en de doeken , En gaat, verrezen uit zijn graf. De Apostlen-schaar bezoeken.
243
Ziedaar de hoop op 't vaderland, De hoop op 't eeuwig leven,
De onsterflijkheid, als onderpand Door Jezus ons gegeven.
Erken , bemin uw God en Heer, Volbreng hier zijn bevelen;
Dan zult gij volgens zijne leer ,
Eens in zijn glorie deelen.
Wij sterven slechts voor korten tijd, Om eenmaal te verrijzen ;
Verrijzen voor alle eeuwigheid Om Jezus daar te prijzen.
5.
Geloofd zij Jezus , Godes Zoon, Die ons thans komt verblijden!
We ontvangen eens een eeuwig loon Voor korten tijd te strijden.
Dan zullen wij alle eeuwen door, In Sion's vreugdezalen,
't Alleluja met 'tEnglenkoor Ter eer van God herhalen.
Bladz. g
Voorrede...........
...................
Titel der
Middelen tot bereiking van het doel. ...
Bestuur der Congregatie.......15
Directeur der Congregatie......
Prefect der Congregatie.......^
• • • J-1'
Raadsleden..........
Sacristaan..........
Fortier...........
Zangers. . .........
Raadsvergadering........
Verkiezing van het bestuur. .
Aanneming tot lid der Congregatie.
Be Opdracht..........
Algemeene Vergadering.......^
Plichten van eiken Congreganist. : . . • o7
Gebeden, welke in de Congregatie in gebruik zijn.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Aflaten. . |
1. |
Onbevlekte Ontvangenis van Maria. . |
83 |
2. |
Geboorte van Maria. |
85 |
3. |
Boodschap van Maria. . |
87 |
4. |
Zuiveringsfeest van Maria of Lichtmisse. |
89 |
5. |
Naamfeest van Maria. . |
91 |
6. |
Maria onder het kruis. . |
92 |
7. |
Stabat Mater dolorosa. . |
94 |
8. |
Het lijden des Heeren...... |
97 |
9. |
Heilig Hart van Maria..... |
98 |
10. |
Hemelvaart van Maria...... |
100 |
11. |
101 |
i
Engelsche groetenis.. ■ ^ ■ Lof van Maria en geluk in Gelv.k der
Veiligheid in den dienst van Maria Yoordeelen „ » »
Aanroeping van Maria.
Salve Regina. . • _ •
Toeicijding van Maria. .
Vreugde der hinderen van Maria
hare bescherming.
Dankzegging aan Maria. - -■Betrouwen der Congreganisten op Maria. Belofte van getrouwheid aan Maria. Volharding in den dienst van Maria. . J)e Congreganisten tot Maria.
Ave maris stella.
Magnificat..
Te Beum. •
Tot de HE. Engelen.
Tot den H. Jozef. .
Aloysius van Qonzag
. Stanislaus Kostka. }gt; quot;
Bi adz. . 103 dienst. 104 . 106 . 107
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20. 21. 22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
33.
34.
35.
36.
37.
38. 1 39,
der
Morgengebed. •
Veni, Sancte Spiritus. Tot den H. Geest. . Morgenlied.
MM
Daglied.....
Aun Maria, mijne onbevlekte Moeder. Wees gegroet.....
Op de geboorte der H. Maagd.
Het Vees gegroet. .
Lied tot den H. Jozef..
Op de geboorte der H. Maagd.
Aan de H. Moeder Gods. .
T)e maand van Maria. .
De droeve Maagd te Bethlehem
Maria onze Moeder.
Op den H. Naam van Maria.
Mana's Hemelvaart,
De geboorte der H. Maagd.
Maria.....
De boodschap van de H. Maagd. De onbevlekte ontvangenis van Maria. Hemelvaart van Maria.
Hulde en bede aan de H. Maagd Maria Op het feest der zuivering van de
Maagd Maria.....
Magnificat......
Het Kerstfeest.....
quot; »
Opdracht van Maria in den tempel Toewijding van zich zeioen aan Maria in hare Congregatie of Broederschap.
Bljldz. 147
149
150 152 154 156
158
159
160 161 162 135 168
170
171
173
174
176
177 179 181
40.
41.
42.
43.
44.
45.
46.
47.
48.
49.
50.
51.
52.
53.
54.
55.
56.
57.
58.
59.
60. 61.
62.
63.
64.
65.
66.
196
67.
68.
69.
70.
71.
72.
73.
74.
75.
76.
77.
78.
79.
80. 81. 82.
83.
84.
85.
86.
87.
88.
89.
90.
91.
ige
de
Aan Maria in de maand Mei. .
Se kinderen van Maria.
Op het feest der H. Moeder Anna
Kerstlied.......
Ter eere van den II. Vincentius. Lofzang; o Gloriosa Virginum. o Gloriosa Virginum. .
Lied van den H. Gasimirus. Opdracht van het hart aan Mai ia. Maria is onze hoop.
Loflied aan Jezus Christus. Aan mijne onbevlekte Moeder. • Tot lafenis der geloovige zielen. Feest van den zoeten naam Jezus. Verrijzenis des Zaligmakers.
Lofzang en gebed.......
Lofzang en opdracht van het hart aan Maria Het
Toewijding aan
Communie. De Heer is God. Gods goedheid. Onsterflijkheid.
Heer na de h
Bladz. . 199
Kerstlied.
I