t |
■ J • . r \ -••TvK-' - • £ \ . r -•*, -.•jt-# • -t |
li ^
-r\
\
S DER S
| SM'Slti^iaSS ES1S, |
^ door Alexander, prins van Hohenlche, ^
R. K. PRIESTER.
NIEUWE DRUK.
3gt;
J. W1JXANDS-GULIKERS . ROEKIIANDELAAR.
MET GOEDKEURING. Pv ,
JXP^JWVAPJ'JV1^.
—^
Hel jaar heeft 12 maanden of 52 weken, 1 da? en ti uren, welk uitmaakt 365 dag-en en IJj, T» uren. Viermaal 6 uron geeft l dapr, en deze \ dag: maakt alle vier jaren liet schrikkeljaar, welk lang is 3öG dagen.
GEBODENK VASTENDAC. EN.
Dehalve de veerli^daagsche Vaste zullen er Jiog gebodene vastendagen zijn : de Quatertemperdagen, dc dag voor Pinksteren, de vigiliedagen voor SS. Pietcr en Paulus, voor O. L. V. Hemelvaart, Allerheiligen , Kersmis en elke woensdag en vrijdag in den Advent.
Op S. Marcus en de Kruisdagen i.s het geboden vleesch te derven en te vasten 'lol den raiddag.
QUATERTEMPERDAGEN.
Onatertemper wordt gehouden des woensdag?, vrijdags en zatnrdags na den derden zondag van den Advent, na den eersten zondag van de Vaste, na Pinksteren en na li. KiuisverbeHing.
TE VIE RENE FEESTDAGEN.
Eerste en tweede Paaschdag. Eersteen tweede Pinksterdag. Kersmis. De Besnijdenis. Drie Koningen. Hemelvaart des lleeren. li. Sacramentsdag. Lichtmis. De Bondschap van Maria. De Hemelvaart van Maria. Dc Geboorte van Maria. Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Heilige Apostelen Petrus en Paulus. Allerheiligen. H. Stepha uus. De patroon der plaats of kerk. i
■r-!
UT)
|
0 april. 31 maart 13 april. 5 april. 28 maarl. 16 april. 1 april. 21 april. |
2R mei. 10 mei. 1 junij. 24 mei.
fv
r\
1 a besnijdenis. 21) s Alardus. 3c s Gcnoveva, m. 4ds Pharaildis, in. 5e s Tclesphorus. Of 11. drie Koningen. 7 g s Lucianus. 8 a s Gudula. 1) b s Julianus. 10 c s Ayatlu», paus. lids lliginns. 12 c s Arcadins. 13 f s LeonJius. lig-s Ililarius. 15 a s Paulus, erom. 10 b s Marcellus, [gt;. 17 c s Anlonius, abt. 18d sPel.Sl te Route. 1H e s Canutus. 20 f ss Fab. en Sebast 21 g-s Agnes, m. 22 a s Vincenlius. 23 bs Rayinundus. 24es Tiniolheüs, b. 25d s Paulus bekeer. 2fies Policarpus, b. 27 f sJoliann. Clirys. 28 c^s Flavianus. 2y a s Franc.do Sales. 11 30 b s Aldc^ondi». // 3| c s Pelr. ^olasciis. |
Id? Ignatius, ru. 2c Maria Lichtmis. 3 f s Blasius, m. -ig; s Andreas, Cons. 5a s Agatha, m. fi b s Aiiiandus. 7 cs PiomualdHs. 8 d s Joiian. do Mailt. {) e s Apollonia. 10 f s Scolaslica. 11 s Desiderius. 12 a s Eulalia, iti. 13 b s Julianns , ui. l i c s Valcnliiuis. 15 d s Fanst. en Jov. 10 e s Juliana, ru. 17 f s Silvinus, bis. 18 p: s Simeon. 19as Eleonora. 20 1» s Eleulberius. 21 c s Pevcrianus. 2'j (1 Pet. Stuel Ie Atil. 23 e s Petrus, Dam. 2i 1 s Malthias. 25 p s Viclurianus. 20 a s Poi pbyrinus. 27 b s Leauder. 28 c s Rontanus, bel. Iti bol scbrikKolj.iar heeft («rbruaiij 20 dagen. Pan viert uieti gt; Mallltiagt; op den 25. |
\ (l s Albinns, biss. «os Simpliciiis. 3 f s Cune^undis 4 ? s Casiniirus. 5 a s Thcophilus. 6h s Col cl a. 7 c s Thomas van Aq. 8(i s Philemon'. Ocs Fr.Micisca. 10 J' I)c-40uiarlclar. 11 ir s Vindicianus, b. 12 a s Civcgorius, p. 13 bs Euphrasia, in. 14 cs Matiüldis, k. 15d s Lon^inus. 16 e s Euscbia, m. 17 f s Patricius. ISq-s Gabriel, aarts, lüas Josephus. 20bs Joachim. 21 c s Benedict us. 22d s Octaviaiius. 23 e s Thcodulus. 2i I s Romulus. -5 ff Maria Dnods. 26 a s Ludi^erus, b. 27 b s lUiperlus. 28 cs Sixlus 111, p. ii 20 ds Eustachius. }J 30 e s Quiriuus, in. 3l f s Zosimus. |
1 % s Hug-o, biss. 2 a sFranc.de Paula. 3 b s Richardus, b. 1: -ie s Isidorus biss. i 5d s VincentiusFer. 6 e s Sixtus, marl. i 7 f s Albert us. j 8 tr s Perpeluus. 0 a s Waldetrudis. 10 b s Macarius. i lies Leo I, Paus. ; 12 d s Julius I, p. ; 13 e s Hei'meuegild. Hf s Tiburlius. 1 lögquot; s Anaslasia. 10 a s Marlialis. ! 171) s Anicetus. 18 c 5 Ursmarus. i lOd s Tinion, diak. 20 c s Marcel tianus. j 21 f s Anselmus. 22^sSoter en Cajus. 1 23 a s Georgius. 'l 24 b s Fidel is a S. 25 c s Marcus, Evan. 26 d s Clctus. : 27 e s AnlLimus. ! 2Rf s Yilalis, marl. .k 29{?s Petrus, marl. • | i 30a s Calh.van Sen. \\ % -- |
les
8 e s 9f s
10 gs lias 12b s 13 c s lids
18 a s 10 bs
23 f s IHs
25 a s 2ö b s
b ss Philiii. cuJnc. c s Athanasius, b. d II. Kru i sv ïnding. e s Monica, wed. f s Pius V.
gs Jan in do Olie. a s Slnnislaus, b. b s Michiels openb, cs Geronlius. ds Job.
es Franc, de Hier. f s Pancratiiis. g s Scrvalius. as Bonifacius, m. b s Dymphna, m. c s Johan. Nepom, ds Paschal is Dayl. e s Vchantius, ni. fs Prudenliana. ÉT s Bernardinus. a s Felix a Cant, bs Julia, c s Guibertns. ds O. L. V. Bijst. es M. Magd. do P.
Philip. Nerius. gs Johannes, Paus. a s Germanus, b. bs Maxinius. c s Ferdinandus. Petronilla.
MEI.
Pani{)liilius,ni. Erasmus, b. Clolildis, k. Franc. Carr. Bonifacius,Biss. Norbertus, b. Paul us, Biss. Medardus, b. Primus. Mar garot ha, k. Barnabas, ap. Johann. a S. F. Ant. van Pad. Basilius, Biss. Vilis, Mod. Lulgardis, m. Alena, mart. Marcus.
Gerv. on Prot. Silverius, p. Aloys. de Gonz. Paulinus, b. Edeltrudis. Johann. Bapt. I.adislaus. Johan. en Paul. Crescentius. Leo.
Pet nis en Paul. Martial is.
AUGUSTUS.
JUL1J.
1 s Ruinoldus, m. 2 a Maria Visilalie. 3b s Eulogius. 4c s Theodorus. 5d s Domitius. 6es Godeliva, m. 7 f s Willibaldus. •Sg-s Elisabeth. 9a Mart. v. Gorcum. 10b De 7 H. Broeders, lies Pius Paus, in. 1 'id s Joiiann. Gualb. 13 e s Anacleliis, p. 1 if s Bonavenlura. lög s Hendrik, k. 10 a O. L. V. Schap. 17 bs Alexius, Belijd. 18 c s Simphorosa. 10 d s Vine, a Paulo. 20 e s Hier. ./Eaiil. 21 f s Vielor. 22 gquot; s Maria Magdalen. 23 a s Libor'hus. 24b s Christina, m. 25 c s Jacobus, Apost. 26d s Anna. 27 e s Panlaleon, ni. 28 f s Innoccnlius. 29 g- s Martha, m. 30 a s Abdon , in. 31 b s Ignatius do L. |
les Petrus banden. 2ds Alph. de Lip:. 3 e s Stevens vinding. A( s Dominieus. 5 g O.L.V.terSneeuw 6 aTransfi^uratie. 7bslgt;onalus. 8 c s Cyriaeus, erem. Ods Pionianus. 10 e 5 Laurentius. 11 fs Susanna. I2g-s Clara, in. 13a s Hypolitus, nt. 14bs Eusebius. Via. ! 5 c Maria llemelv. IGd sRochus. 17 es Juliana. 18 f s Helena, in. 19 p-s Lodewijk, b. 20as Bernardus, aht. 21 bs Johan. Fr.deü. 22 c s Symphorianns 23 ds Phiüppus li. 24es Dartholnmeüs. ' 25 f s Lodewijk , kon. I 20 £s Zephyrinus. 27 a s Joseph Galas. ! 28bs Aiignstinus. 1 29es Johannes onlh. ' HO d s Hosa, m. | 31 o sr»ayimindus. |
V|j) SEPTEMBER.
NOVEMBER. 1 d ALLERHEILIGEN. 2 e Allerzielen. 3 f s liiiberlus, biss. 4 s; sCarolusïiorrom. 5 a s Zacharias. fi b s Leouardus, b. 7 c s Willebrordus, b. 8 d De 4 grekroonden. !) e s Theodonis, iw. 10 ï s Andreas A vol. 11 g s Marllnus, b. 12 a s Livinus, rn. II' b s Didacns, bel. lies Serapbion, m. 15 d s Leopoldns. 1(5 es Edmundus. 17 fquot; s Gregorius Th. 18 cr s Odo, abt. 49 a s Elisabelb, \v. 20 b s Felix lt;le Valois. 21 c O.L.V.Presenlalie. 22 d s Cecilia, ni. 2S c s Clemens, p. 2-1 fs JobannesaCrucc. 25 g: sCatliarina,»!. 20 a s Petrus Alex and. 27 b s Maximus, b. 28 c s Soslbenes. 29 d s Saliirninus, b. 30 e s Andreas, Apost. o* n._ V'? JJ I f4 |
■T—vest DECEMBER. fL quot; I I f sEIigius. Opr S Bibiana, m. i 3a s Franciscus Xav. j 4hs Barbara,m. 5 c s Sabbas, abt. I Cd s NicolaüS; bis. 7 c s Anibrosius, b. 8f Onbevl. Ontvang. Dgs Lcocadia, ni. 10a s Melcbiades, p. II b s Damascus, p. 12 c s Conslantius. 13 d s Lucia, mart. lies Nicasius, b. 15 fs Eusebius, b. Ifi^s EverarduSi !: 17 as Betrga , wed. !9. bs Gralianus, b. ;, 19 c s Nemesius. ■ 20 ds PhilogonuJ, b. ;! 21 e.s Thomas, Avosl. J; 22 fs Hungerus, b. 23 g s Victoria. 2ia s ïrrnina. Vig. ii 25 b KEUSDAG. I 20 c s Stephanus. 27 d s Johannes, Kv. i i 28 e Onschuld. KInd. 29 fs Thomas Canl. 1 30 gs Srbimis. ; 31 ;i s Silvester. |
MORQENQEBED.
(dpUf ik I. lt;i (iinl, mot geheel mijne f'.hj ziel, uit al mijne kraeiitcn. boven quot;I liel' heb, zeiït V elke. klopping van mijn hart; dit is het, wat bij het ontwaken het eerst mijne gedaehten bezig houdt: en van die heilige liefde doordrongen, roep ik tot i : mijn Heer en mijn God I Vader van onzen Heer Jesns-Christus, in wien wij ons bewegen en zijn, neem het gebed van een U liefhebbend schepsel aan. Ik dank V, onbegrijpelijk Vlezen, eeuwige Godheid in drie Personen, Vader, Zoon en heilige Geest, dat uwe vaderlijke goedheid mij wederom eenen dag geschonken heeft, waarop ik, met vernieuwde krachten, het werk mijner zaligheid kan voortzetten;
J
33
besteden. Geel', dat ik heden cn altijd niets denke, niets spreke, nietsonderneine, dan hetgeen uwen lof, uwe verheerlijking kan bevorderen. Vader! ik geef mij geheel aan U over. Mijn vrije wil, al mijn doen cn laten zij U gewijd : ik heUiig znlks voor uw aanschijn. Elke nieuwe dag, dien Gij mij nog schenken zult, zal mij nader tot U en tot mijne bestemming brengen. Aanhoudend zal ik pogen, beter, volmaakter te worden; want dit is uw heilige wil, cn mijne verhevene bestemming als mensch en als Christen. O inogt mijn geest zich steeds meer cn meer ontdoen van de banden, waarmede aardsgezindheid mij geboeid houdt! Mogte ik toch, hoe langer hoe meer, van alle zwakheden en zondige ge-f woonten , die mij, hij de vervulling ' |j mijner pligten, zoo zeer hinderen en 'J mijne toeneming in de deugd beletten,
r-5)-
vrij onafhankelijk weiden! o goddelijke (ïeest, bestier mijn liart; dat ik mijne liegeerte en hartstogten beheersehe, mijn geweten rein beware, en U, heilige God ! eenmaal bezitte. De leerzame en heilrijke gedachte aan uwe alomtegenwoordigheid en alwetendheid vergezelle mij ook heden, overal. Ik wil er mij niet slechts op toeleggen , goed te schijnen , maar inderdaad goed te zijn; dewijl Gij, tuii-chelarij verachtende, alleen in waarheid en opregtheid welbehagen hebt. — Ik smeek II om dit alles in den naam van uwen eeniggeboren Zoon , onzen Heer en Zaligmaker Jesus-Christus, die geloofd zij in eeuwigheid!
Heer, heilige Vader, almagtige, eeuwige God, zend een' uwer H. Engelen van den Hemel, om mij in dit leven te beschermen en te bewaren. Geef dat ik steeds op uwe wegen wandele, door Jesus-Christus, onzen Heer.
II. Maria, onbevlekte Moeder van Jesus,
J
I
i
V? gezegende onder de vrouwen 1 ik beveel $ {j mij aan uwe moederlijke bescherming; f opdat ik, door uwe allcsvermogende voorspraak, niets doe dan wat uwen Zoon aangenaam, en mij tot zaligheid mijner ziel dienstig is.
Heiligen Gods! bidt voor mij, dat ik deel hebbe aan de verdiensten van Jesus-Christus. Amen.
In den naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geesles. Amen.
É
U/
ï
lt;0 5
fiiüOTE (iod, Vader ! oorsprong en onderhouder van mijn leven! ik prijs en dank U voor al de weldaden, die ik, met al uwe kinderen op aarde, dagelijks uit uwe vaderhand ontvang. Ach! hadd 3 ik mij dcrzclver waardig gemaakt; ach, hadde ik uwen heiligen wil in alles stipt nagekomen ! ach, hadde ik mij beijverd, U behagelijk te wezen, Jesus uwen Zoon na te volgen en in zijn lic-iüg Evangelie al mijnen troost en mijne vreugd te zoeken. Jiaar, Vader! wat zegt mijn geweien mij, als ik hetzelve deswege raadplege?... Ach! van schaamte moet ik blozen, als ik mij den afgelegden dag herinner. Ik ben in de kennis van uwen heiligen wil niet gevorderd, maar veeleer achteruit gegaan. Ach! dat ik, onzinnig, kon gelooven, niet in U, maariiüOTE (iod, Vader ! oorsprong en onderhouder van mijn leven! ik prijs en dank U voor al de weldaden, die ik, met al uwe kinderen op aarde, dagelijks uit uwe vaderhand ontvang. Ach! hadd 3 ik mij dcrzclver waardig gemaakt; ach, hadde ik uwen heiligen wil in alles stipt nagekomen ! ach, hadde ik mij beijverd, U behagelijk te wezen, Jesus uwen Zoon na te volgen en in zijn lic-iüg Evangelie al mijnen troost en mijne vreugd te zoeken. Jiaar, Vader! wat zegt mijn geweien mij, als ik hetzelve deswege raadplege?... Ach! van schaamte moet ik blozen, als ik mij den afgelegden dag herinner. Ik ben in de kennis van uwen heiligen wil niet gevorderd, maar veeleer achteruit gegaan. Ach! dat ik, onzinnig, kon gelooven, niet in U, maar
quot; s
in de zonde genoegen te zullen vinden! Ji Heb ik mijnen evennaaste niet liefdeloos U en met gestrengheid beoordeeld? — Hoe zeer is de eigenliefde in mijnen in- en uitwendigen mensch heersehende! — Zondige ondankbaarbeid jegens U, regt-vaardige en heilige God, vervult mijne ziel. O God, welk een wankelmoedig schepsel ben ik ! bij eiken uitwendigen indruk word ik medegesleept, van U vervreemd, van uw liefderijk vaderhart verwijderd.
Mijn God, ik bid U, laat hel mij erkennen, dat ik nog zoo ver, zoo oneindig ver van ü verwijderd ben; want het verlangen om beter te worden, is de eerste stap der bekeering; dat ik toch eenmaal beginne intezien, hoe verre ik nog van het ware geluk ben verwijderd. Ja, Heere, anders heter zal de dag van morgen wezen, indien Gij mij dien laat beleven : met een vrolijk gemoed zal ik U alsdan mijne kinderlijke dankbaarheid opdragen nimmermeer zal ik moede worden, aan mijne verbetering.
igt;.
iiakmg te ar- ,7 beiden; cn alzoo, het beloofde zalige leven, (Jj liet land des vredes, moedig cn ijverig te gemoet'gaan. Barmhartige God ! leer mij de waarde van eenen christelijkcn zin en wandel, do genoegens en voor-deelen der toeneming in wijsheid cn deugd, steeds beter cn beter kennen , en geel', dat ik, van liefde cn dankbaarheid jegens U doordrongen, al wat mij in liet streven naar christelijke volmaaktheid ophoudt en hinderlijk is, aflegge; geef dat ik steeds op Jesus, den aanvoerder cn voleinder mijner zaligheid, het oog gevestigd lioiule. Laat mij, alzoo, goede God, in het toekomende wandelen, tot dat ik eenmaal, door uwe heiligmakende genade, en eene ijverige medewerking van mijne zijde, ter plaatse gerake, waar ik l) volmaakter kennen, inniger liefhebben, blijmoediger gehoorzamen en waardiger loven cn verheerlijken zal. — Na zulk een besluit voor 11 genomen te hebben, mag ik
17 —
aan mijne ^'ccslclijkc volmaking
i
a
— 18 —
'x? mijn hoofd gerust nedcrleggen; terwijl ik 1) op uwe ontfermende liefde en genade mij verlate. En of deze nacht de taaiste van mijn leven ware, zoo beveel ik mijnen geest in uwe handen, en smeek vol liefde en berouw ; O Jesus! Lam Gods, hetwelk de zonden der wereld wegneemt, ontferm U mijner! Jesus! Zoon Gods, voor Uleef ik, Jesus, eeniggeboren des Vaders, voor II sterf ik! Jesus, vriend der zielen, die mij voor den duren prijs van uw bloed gekocht hebt, in leven en in dood geef ik mij geheel aan U over. Amen.
Heer, onze God, ontferm LT onzer. Jesus-Christus, Zoon Gods, ontferm L' onzer.
God H. Geest, ontferm U onzer. ^
i
j H. Drievuldigheid, één God, ontferm U ^
f'n
❖
— 1!)
II. Maria, gezogemle Moedci' des Ilecrcn,
Iild voor ons.
Wij zijn zondaars, ach, spaar ons. Hoer. Door lioetvaardiglicid worden wij met r
verzoend, aeli, help ons, o (Jod.
Voor alle verdere overtreding van mve
heilige geboden, bewaar ons, o God. Van zondige ligtzinnigheid, van ondankbaarheid en trotschheid, verlos ons, o God,
Van de verleiding en allo aanlokking lol zonde.
Van don geest van onbarmhartigheid. Van oorlog, geweld en alle ligchaams- --kwalen, g.
Van duurte en van besmettelijke ziek- ^ ten, |
Van oen spoedig en onvoorzien sterven = in onze zonden, £
Door uwe vaderlijke liefde,
); Door de liefde van nwen eeniggeboren Zoon Josus-Christus,
I
—--
— 20 —
Door al, wat Gij, o Jesus, voor ons gelc-tlen hebt, verlos ons, o God.
Door uwen smartelijken dooil aan het ki'iiis, q
Door uwe heilige en roemrijke verrij- g zenis, g
Door de nederdaling van den heiligen T Geest don Trooster, °
Door de heerlijkheid, in welke Gij aan £_ dn regterhand uws Vaders zijl gezeten,
In elke aangelegenheid van onsharl, ach, help ons, o God.
Als ons niemand kan helpen dan Gij, help ons, o God.
Wij, arme zondaren, wij bidden U, verhoor ons.
Dat onze zwakke gebeden lot voor uwen troon opklimmen, wij bidden ü, verboor ons.
Dat Gij uwe heilige, ziglbarc , op Petrus gebouwde Kerk zegenen, bewaren en uitbreiden wilt, wijbidden II, verhoor ons.
--------------
24
amp;
— 21
Dat Gij het zigtbare Opperhoofd uwer H. Kerk, alle Bisschoppen, Priesters en Leeraars in de waarheid van uw woord en in eenen reinen levenswandel bewaren wilt, wij bidden U, verhoor ons. Dat Gij, door uw heilbevorderend Evangelie, de wereld verlichten en verbeteren wilt.
Dat Gij de dwalsnden en zwakken van geest, op den regten weg, welke van 2. alle verdeeldheid verwijderd is, wilt ^ brengen, g
Stort in alle lijdende harten troost en = verkwikking, „e
Leid en bestier het hart van onzen ko- o ning, opdat wij in eendragt en vrede s U,onzen God, mogen loven eu dienen, ~-Zegen allen, die, door de banden des f bloeds en der liefde, dierbaar zijn aan ons hart,
Bescherm en zegen ons dierbaar vaderland.
Geel aan de moeders en aan hare zui---
— -2-2 —
i^lingon voorspoed, kracht fii leven, wij bidden U, verhoor ons.
Bewaar de jeugd in uwe lieillge vreezc, Red en bevrijd de verdrukten, s
Ontferm U over de zieken en verlat enen, ^ Wees, o God! de verzorger van de g weduwen en weezen, =
Breng onze vijanden tot inkeer, en ^ vergeefluin, 2
Zegen alle meuschen, onze broeders r
en zusters.
Geef wasdom aan de v nichten der aarde, | Laat ons ootmoedig smeeken tot U komen,
O .lesus-Christus, Zoon van God, ontferm U onzer.
O Lam Gods, dat de zonden der wereld
wegneemt, spaar ons, lieer.
O Lam Gods, dat de zonden der wereld
wegneemt, verhoor ons. Heer.
O Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, geef ons uwen heiligen vrede.
--
VI
--f1-
— 23 —
Vv Heer, verhoor ons, en ontfenn L' onzer. Onze Vader. Wees gegroet, enz.
God, onze toevlugt, onze helper en redder in al onzen nood! verhoor genadiglijk het gebed van uw volk, dat U om genade smeekt, en laat ons ontferming voor uw aangezigt vinden; opdat wij alles verkrijgen, waar wij, in vertrouwen op uwe vaderlijke goedheid. U om bidden.
Bewaar ons, o Heer! voor alle gevaren naar ligchaam en ziel, en laat ons, op de voorspraak der allerheiligste Maagd Maria, op de voorbede van uwe heilige Apostelen Petrus en Paulus en van alle Heiligen, door uwe vaderliefde beschermd en gezegend, in rust en vrede leven. Amen.
(fp\
h^1
ONUEU
GEBED TER VOORBEREIDING.
lt;x godsdienstige afzondering, wil ik mijne gedachten alleen met mijnen Verlosser liezig houden; wil ik mij voorbereiden, om naar vermogen het heilige , onbloedige Offer van het nieuwe Verbond, het altoosdurende ge-denkteeken van het bloedige Offer , dat Gij , o Jesus-Cliristus ! aan het kruis volbragt hebt, bij te wonen; om bij de H. Misse tegenwoordig te zijn, welke een Offer genoemd wordt, naardien in dezelve uw ligchaam en bloed, o Heer!
|5 op het altaar, aan uwen beraelschen Vader --
1
worden opgedragen. — Gij, eeuwige IIoo- /-gepriester, zijt de insteller dezer offerande; ( want toen Gij nog op de aarde onder de menschen wandeldet, naamtGij, daagsvoór uw lijden on sterven, brood en eenen kelk met wijn gevuld, en die beide gezegend hebbende, zeidet Gij: Dit is mijn ligchaam, cn van den kelk : Dit is de kelk van bet nieuwe Verbond en mijnbloed, engaal't een en ander aan uwe leerlingen ter nuttiging, zeggende: doet dit ter mijner gedachtenis. Gij hebt deze Offerande ingesteld, opdat er in dc, door ü gestichte, zigtbare Kerk, tot aan bet einde der tijden, een wezenlijk en eigenlijk offer zou bestaan; opdat eene altoosdurende gedachtenis van uwen bloe-digen offerdood op bet kruis zou bewaard blijven; en om ons, alzoo, een onderpand van uwe oneindige liefde na te laten. —
Hier, bij deze allerheiligste Offerande, heeft het groote wonder uwer liefde plaats, /■ waardoor Gij U zeiven, op eene onzigtbare ( wijze, door de banden van den Priester, fj^
V voor ons, zigtbaar, aan uwen eouwigen Vader opoffert. En wat doen uwe gezalfden, uwe Priesters, anders, dan hetgeen (lij gedaan hebt ? Zij brengen voor U dit H. Offer, om uwe opperheerschappij en uwe magt over al het geschapene te erkennen; om U, o tlud! voor de oneindige weldaden, waarmede uwe vaderliefde ons zegent, te danken; om voor ons. zondaren, vergeving onzer misdaden te verwerven, en om U te smeeken, ons, verder, uwe genade te willen schenken, dat wij onze zaligheid bewerken.
Ja, waarlijk een offer van lof- en dankzegging, een verzoenoffer , een smeekoffer — wordt U opgedragen.
O welke genade! welke zegen kan en zal mij door het waardiglijk bijwonen der heilige Misse ten deele vallen! ik wil geen deel derzelve onoplettend laten voorbijgaan. Niet alleen ligchamelijk, maar met geheel mijne ziel, wil ik bij dezelve tegenwoordig zijn; ik wil de heilige Misse met
(dj
aandacht, cfirbicd, aanbidding, godvnieh- W
tighoorcn. Bij i\c voornaamste deelen van dezelve, bij het Evangelie, bij de Offerande, Consecratie en iSlittigiiig, wil ik al het groote en heilige, dat die bevatten, met allen ernst overwegen. Met al don eerbied, die mij mogelijk is, op mijne kniën neergebogen, na mij mei het teeken des heiligen krnises, dat zegeteoken van den Christen, geteekend te hebben, zal ik deze H. Offerande bijwonen. Ik zal staan bij het Evangelie, voor de genade des lichts en vour de kennis desgeloofs dankende; ik zal aanbidden en mij in het stof nederwer-pen, bij de ophelïïng van het allerheiligste Ligcliaam en Bloed mijns Verlossers; ik zal alle verstrooidheden uit mijne ziel verdrijven, met uwen Priester, in den geest, l' in mijn hart opnemen, op U alléén. Zoon van God! het oog gevestigd honden. J Verleen mij, goede God! daartoe uwen
bijstand en uwe genade. Amen.
----•gt;
tl
fvgt;
* - -2« - ^
Vb) (dJ
111.1 I1EÏ 11EC1X «Ell II. MISSE. Y/
Tot f', o God! verheft zieli mijne ziel, tot ü klimmen mijne rouwmoedige smeekingen om genade en ontferming. Ach, Heer! zie met lielde en ontfermend op mij neder! Verhoor genadig het gesmeek van uw kind om vergeving, hetwelk uit de volheid zijns harten roept: Heer! ik erken mijne sduild, mijne groote schuld, mijne menigvuldige misdrijven, mijne ontelbare overtredingen. Ontferm ü mijner, Heer! vergeel'mij mijne zonden! bied mij uwe hulp, en verlos mij van de vijanden mijner ziel!
leid mij, naar uw welbehagen! Heer, ik erken U! Go J, ik prijs U! heilige God! almagtige God! eeuwige God! Vader van onzen Heer Jesus-Christus.
BIJ DEN LOFZANG DER ENGELEN (GLORIA).
U, o God, in den hoogen, zij lof, prijs en eere! Barmhartige Vader, zie op ons, uwe kinderen, neder! Op II alleen stellen
ï
wij onzo hoop. Geel' ons uwen vrede, ee- fj Jj nen vrede, dien de wereld niet geven kan.
Geef ons een rein hart; opdat .wij kunnen uitroepen : Glorie zij God in de hooge Hemelen en vrede op aarde aan de inen-schendie van goeden wille zijn. Nu, o God! zal liet niet zijn, gelijk het was, toen de herders des velds (J kwamen aanbidden in de kribbe, maar .lerusalems inwoners van verre bleven; wij willen gaan, en ons geheel aan lï overgeven. God, wees met ons, en uw vrede make ons gelukkig in :d onze wegen! — ilcere! onze God, verhoor het ootmoedig gebed, hetwelk wij in vertrouwen op r en op uwen li. Geest, tot U opzenden! Zie. in liefde op uwe strijdende kinderen •— op uwe 11. Kerk neder, waarvan Gij de goede en zachtmoedige Herder zijl; ontsteek in ons hart het vuur der goddelijke liefde, geef ons kracht en sterkte tot al hel goede; doe ons wandelen, lleere, in reinheid des f\i harten en in heiligheid des levens, opdat
\ ----------
Vv1 wij in cone heilige vreeze. die uit liefde ^ Jj ontstaat, ons heil betrachten, en hetzelve,
door Jesus-Christus, uwen veelgeliefden Zoon, mogen vinden. Amen.
HU DEN EPISTEL.
(De eerste brief van den heiligen Apostel Johannes, het tweede hoofdstuk.)
1.) Mijne hinderen! ik schrijf n (lil, opilal (jij niet zondiget: Indien iemand echter mogle hebben gezondigd, wij hebben eenc voorspraak bij den Vader, Jesus-Christus, den Regt vaardige.
2.) En Hij is eenc verzoening rnnr nine, zonden : en niet alleen voor de ome, maar ook voor de zonden van de geheele wereld.
5.) En hieraan welen wij, dat wij Hem kennen, indien wij zijne geboden onderhouden.
VJj ,,1
V 5.) Maar, dia zijn woord onderhoudt, y,
) in dien is waart ijle de liefde, (inds (j
volkomen : en hieraan welen wij, dat wij
in Hem zijn.
(i.) Die seql, dut hij in Hem blijft,
moet ook zelf alzoo wandelen, gelijk Hij
gewandeld heeft.
'.) Geliefden', ik schrijve «geen nieuw
gebod voor, maar een oud gebod, hetwelk
gij van den beginne af gehad hebt. En dit
oude gebod is het Woord, hetwelk gij van
den beginne afgehoord hebt.
8.) En echter is het een nieuw gebod, dal ik u voorschrijve, dat in zich zelve en in ii ivaarachtig is; want de duisternis is verdwenen en het waarachtige licht schijnt nu.
9.) Die zegt dat hij in het licht is en zijnen broeder haat, die is nog altoos in de duisternis.
(^ 10.) Die zijnen broeder liefheeft, blijft ket licht, en hij heeft geen nood van te struikelen.
tfc «Tt
^ V
5 ' Bij het aanhoomi van uw II. Evangelie, o Heere! wordt in mijne ziel de herinnering opgewekt aan de eerste cliristene gemeenten. Welk een ootmoedig, in liefde werkdadig geloof was bij deze te vinden ! Welke kracht van geest, om voor uw Evangelie, Wijmoedig in den dood te gaan,
geen acht slaande op de wijze, noch op het verschrikkelijke der folteringen van hun sterven! Hoe broederlijk waren zij onderling gezind, en hoe beminden zij elkander, als kinderen van een en don-zelfden Vader, als broeders van één en denzelfden Middelaar , als deelgenooten aan één en denzelfden Geest! Ach! wat zij, met uwe genade, vermogten , dal vermogen, dat kunnen, dat moeten wij ■ook. Ontvang daarvoor, goddelijke Vriend
a. mijner ziele! mijne vernieuwde doop- ^ |j belofte : onder uwen standaard te blijven, \
(jj U te dienen, voor II ie strijden, en in ______
--feïS.,
L—j/o o
tjb ^ -35- ^
V dien strijd te volharden tot aan het einde
„) toe. Wees Gij mijn leidsman, ik wil U allerwegen volgen. Ik zal... maar, wilikdit inderdaad metgeheel mijn hart? Daar toch, als de mensch onder den standaard van Christus strijden zal, het er slechts op aan kome, of hij zulks met geheel zijn hart wil. Ja, ik wil met geheel mijn hart niet enkei uw woord hoeren, maar, wat meer zegt, uwen heiligen wil steeds in allesvolhrengen; verleen mij, oJesus! daartoe uwe genade.
HU DEN CREDO.
Ik geloof aan U, ürieêenig God, Vader, Zoon en heilige Geest. Ik geloof aan Jesus-Christus, aan zijne Godheid en menschheid. Aan ü, o Jesus! geloof ik, en aan al, wat Gij geleerd hebt. Ik geloof, dat Gij zijt de Zoon dos Vaders, en de Zaligmaker der menschen. Ik geloof aan uw woord, want het is Gods woord; aan uwe daden, want h ■: zijn werken Gods;
— 5i —
aan uwe leidingen, want liet zijn Gods leidingen. Ik geloof, dat uw leven het schoonste voorbeeld van heiligheid te onzer navolging, dat uw dood de oorzaak van onze zaligheid is.
Ik geloof, dat Gij uit het graf verrezen en tot uwen Vader teruggekeerd zijt.
Ik geloof, dat Gij a:;n de regtcrhand uws Vader zijt gezeten, en aldaar voor ons, uwe broeders, woningen hebt bereid.
Ik geloof, dat Gij eens zult wederkomen en ons tot U opnemen.
Ik geloof, dat Gij de doodeu zult opwekken en alle menschen oordeelen.
Ik geloof aan U en aan den heiligen Geest. Ik geloof al, wat Gij ons door uwe heilige, zigtbare, op Petrus gebouwde, katholijke en apostolische Kerk, voorhoudt te gelooven. Ik geloof al wat uwe heilige Apostelen, als uw woord, verkondigd hebben, en in uwe heilige Kerk, van hare stichting af, tot op den dag vau heden, als uw woord is bewaard gebleven.
ff
^ - 55 - 2(£
het moge beschreven of overgeleverd zijn.
Ik geloof' aan eene heilige, triomferende gemeente in den Hemel, die zich in uwe heerlijkheid verheugt. Ik geloof aan eene gemeenschap der Heiligen.
Ik geloof, dat er bij ü, door berouw en boetvaardigheid, vergeving der zonden is te bekomen, en dat wij, op eene eeuwige vereeniging met U, o Jesus! na dit leven, mogen hopen. Amen.
HIJ DE OFFERANDE.
Heer, God, hemelsche Vader! ik offer mij zeiven aan U op, met uwen Priester, en smeek tot U : almagtige God! neem het onbevlekte offer, ter voldoening voor onze zonden , ter verwerving van alle hemelsche kracht en genade; tot welvaart en ter verheerlijking uwer strijdende Kerk, en ter verkrijging van de eeuwige rust,
voor allen , die ons op den weg van alle vleesch zijn vooruitgegaan, goedgun- gt;j s'tigaaii.
r
Vv' Het wordt U opgedragen door uwen y ,|j Zoon Jesus-Christus. Amen. '■ [,
1
ONÜEH I)E PREFATIE.
Eeuwige God en Vader, maak onze harten en onze begeerten van al, wat aardseh is, los; opdat al ons verlangen naar U, naar den Hemel gerigt zij; opdat, wij U alléén beminnen, aan U alleen denken, van U alleen spreken; opdat ons leven aan liet leven van uwen goddelijken Zoon gelijkvormig worde en wij eenmaal li eeuwig bezitten. Laat, o Heer ! daar de oogenblik nadert, waarop Gij, wonder-dadiglijk, op dit uw geheiligd Altaar zult tegenwoordig komen, ons gebed tot U opklimmen! Neem, o God, onze dankzeggingen aan, voor uwe onbegrensde liefde en ontferming, voor dat Gij ons in de volheid des tijds uwen Zoon geschonken ^ Vj hebt; daar wij, met de koren der zalige ^ ^p) Geesten en Engelen. van ganscher harte
•a juichen ; Heilig, heilig, heilig is de (iod yy
Jj der heerscharen. Hemel en aarde zijn vol (
van zijne heerlijkheid! Eere zij God den
Vader, den Zoon en den H. Geest. Amen.
RIJ DEN CANON.
Begeef u, in verbeelding, naar Golgot ha's heuvel, mijne ziel, en breng u te binnen, al wat de God-mensch voor u heeft geleden; hoe Hij onder de handen van vermetele zondaars, bij onuitsprekelijke smarten, den schandelijken dood ondergaan heeft, nm ii van de banden der zonden los te maken en voor den eeuwigen dood te behoeden. Ja, goddelijke Zaligmaker! al, wat daar groot, eeuwig gedenkwaardig is voorgevallen, wordt thans op dit Altaar, op ecne geheimzinnige wijze, vernieuwd.
Gods Engelen zweven, onzigtbaar, door deze heilige plaats. En Gij, Jesus-Christus, 1] verwaardigt ü, nadat de Priester, in uwen ( naam, de woorden der instelling van dit ^
— 38 —
aanbiddelijk geheim heeft uitgesproken, onder de gedaante van brood en wijn, in het geheim der liefde U te komen verbergen — waarin ik lT, door de oogen des geloofs, aanschouw, mot eene heilige ontzetting, uwe zaligmakende nabijheid ontwarende; terwijl ik mij voor U, o Allerheiligste, nederwerpe, en, verbaasd en opgetogen, L' aanbidde — U, Jesus-Christus! waarachtig God cn mensch
Heer! in vertrouwen op uwen Zoon, smeek ik om de verheerlijking uwer heilige Kerk, om verlichting en heiliging voor onzen Opperherder —• bid ik voor onzen Bisschop — voor uwen dienaar, onzen koning, om het tijdelijk en eeuwig welzijn van mijne geliefde ouders, broeders, zusters, dierbare vrienden, en van allen, voor wi eik verpligt ben te bidden. Verhoor mijn gebed en geef, dat ik, als Gij verschijnen zult, 11 naar behooren in jj geest en waarheid aanbidde, verheerlijko en prijze.
— 39
BIJ HE ELEVATIE DER II. HOSTIE.
Wees dooi' ons aangebeden, Jcsus-Ctirislus, onder de gedaante van brood, met uwe godheid en menschheid, met uw vleesch en bloed, waarlijk tegenwoordig! Waarachtig brood, dat van den Hemel zijt nedergedaald, en allen, die gelooven, het eeuwig leven gesft! Ik geloof in U, ik hoop op U, mijn Jesus! ik bemin U, in dood en leven blijf ik de uwe. Oeh, dat dit geschiede!
HIJ DE ELEVATIE DES KELKS.-
Jesus-Christiis, die voor ons aan het kruis zijt gestorven, en uw dierbaar bloed voor ons hebt vergoten, reinig mij van de zonden, door uw heilig Bloed, dat in dezen kelk wordt opgeheven. Ontsteek mijn hart met het vuur der hemelsche liefde, opdat ik uit al mijne krachten U
f/^:. heminne, love en aanhidde. Amen. ' # »
___
Hemelsche Vader! lof, eere en dank zij U toegebragt, voor de onuitsprekelijke liefde, waardoor Gij uwen eeniggeboren Zoon. ter zaligheid van ons raensehen, op aarde zondt. Hij nam voor ons en om onzen wil, het sterfelijk luilsel der raensch-heid aan ; was U gehoorzaam tot in den dood des kruises, in alles uwen heiligen wil vervullende; den bitteren kelk des tijdens dronk Hij tot den bodem uit; vergoot aan het kruis zijn dierbaar bloed; verloste door zijnen dood het mensehelijk geslacht, en vervulde, alzoo, al de voorzeggingen des ouden Verbonds, aangaande zijnen Persoon. Hoe kan ik U, heilige, eeuwige God! voor dat alles naar behooren danken? Hoe kan ik uwe ontfermende liefde en al, wat Gij voor mij gedaan hebt, en nog on-s v ophoudelijk voor mij doet, vergelden? Met
j een ootmoedig hart breng ik U hfi zegging en mijnen lo!'. Doe ons,
— 10 —
M
daren, hier op aarde genade en vrede verwerven, en schenk ons eens een zalig sterfuur.
BIJ DE CEÜACHTENISHOUDING DER OVERLEDENEN.
Almagtige God! voor wiens aanblik Hemelenaardebevcn, de Engelen sidderen, en zelfs de opperste Serafs terug huiveren, ik verstout mij U met vertrouwen te naderen, ü Vader tc noemen, en, in den naam van uwen eeniggeboren Zoon Jesus-Christus , te smeeken om genade en eeuwige rust voor allo Christen geloovi-gen, die ons in den dood zijn voorgegaan. Ileere! Gij hebt ze van ons weggenomen, die dierbaren, welke door de banden des bloeds, der liefde en dor vriendschap zoo naauw met ons verbonden waren — wij gevoelen de smart der scheiding; maar wij hebben ook kracht van U ontvangen, om uit te roepen : Heer!■ uw
wil geschiede! zij zijn ons ontnomen — en of zij reeds in de klaarheid nws lichts zijn, is aan U, algoede Schepper, alléén bekend. — Wij bevelen allen, die zich in staat der zuivering bevinden, uwer barmhartigheid aan. Verlos hen, Heer! om het bloed van uwen Zoon, Jesus-Christus. Amen.
mi HET AGNUS DEI.
Lam Gods, dat wegneemt do zonden der wereld, spaar ons. Heer ! Lam Gods, verhoor ons! Lam Gods, ontferm U onzer. O God, Vader, van U komen alle heilige gewaarwordingen; uit uwe genade ontspringen alle deugdzame besluiten; in uwe genade vindt al het verdienstelijke van onze werken alleen zijnen oorsprong; door uwe genade komt vrede in de ziel, een vrede, welken de wereld niet geven, niet ontnemen kan. Geef ons dien vrede,
schenk ons uwen vrede; opdat wij naar -
12
I
-fe
K - 15 -
uwe heilige geboden wandelen, uwer heiligen wil volbrengen, en in zalige vreugde en in eendragt leven , door Christus, onzen Heer.
BIJ DE NUTTIfiING DES PRIESTERS.
Liefderijke Jesus! kom in mijn treurend hart. Kom, op eere geestelijke wijze , tot mij; dewijl nrjne zonden mij onwaardig doen zijn, U te naderen. O kom, en stort troost in mijn hart, kom en vervul mijn binnenste met hemelsche vreugd! Laat mi j inzien, dat in n;ets van de aarde, maar alléén bij ü zaligheid is fe vinden; bij U, d'eons, zondaren, tot kinderen Gods maakt. Ik wil op nieuw U zeirverbeteringbeloven; ik wil in mijne zelfvolmaking niet blijven stil staan, maar verder voortgang maken; opdat, als de heilrijke oogenblik zal gekomen zijn, dat ik uw vleesch en bloed, in dit allerheiligste Geheim, zal ontvangen, ik U, op eene waardige wijze, tot heil
1
— ü —
Sa mijner ziele, moge ontvangen ; opdat ik eeuwig met ü blijve, en eens, in gemeenschap met de zalige Geesten , U lof, eere en aanbidding toebrenge.
BIJ DEN ZEGEN DES PRIESTERS.
Goedertieren God, zegen mij door de hand ir.vs Priesters; zegen mij naar ligchaam cn ziel; zegen al de mijnen, zegen mijn beroep.
De zegen des Vaders, des Zoons en des H. Geestes ruste nu, en altijd, op mij en op ons allen. Amen.
C.EIiED NA DE H. MISSE.
I
Ik dank U, o God 1 voor de genade, dat ik weder de heilige offerande der Misse heb mogen bijwonen. Geef, dat dezelve, onder uwen zegen, honderdvoudige vruchten in mij voortbrenge. Geef, dat mijn geloof steeds werkzamer, mijne liefde t0(
^ ü cn tot al het goede steeds reiner en '/ ,) vuriger, mijne deugd steeds ijveriger en ( volmaakter, dat de overwinning van mijne neigingen en hartstogten mij steeds gemakkelijker worde. Geef dat ik, niet standvastige trouw , tot aan het einde mijns levens de uwe blijve. Amen.
In den naam des. Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes. Amen.
^3-
BIECHT-qEBEDEJM.
VOOR DE BIECHT.
yjfclan de voeten van eenen bevoegden rf(\ Priester wil ik mij nederwerpen , en met berouw en leedwezen,
voor U, alwetende God! en voor uwen Plaatsbekleedcr belijden , dat ik een zondaar , een rampzalige zondaar ben , die uwer liefde en genade geheel onwaardig is. Gewigtig werk , heilzaam genademiddel, waardoor de geloovige Christenen, in naam van den drieeenigen God, door een Priester der heilige Kerk, de zonden vergeven worden, mits men er een hartelijk, opregt berouw over hebbe, nfi een inwendig leedwezen over zijne schuld, l over zijne zonden gevoele, dezelve oot- (rp^
ól
n
3)-
' . TP - i7-
j x ^ moedig en met de grootste oprcgtheid z/
4) belijde, en besloten hebbe, om voor de- (,
zelve boetvaardigheid te plegen , zijn leven verbeterende. Dit door U, o Jesus,
ingestelde heil- en genademiddel is een bewijs van uwe liel'de voor ons mensehen, uwe broeders. — Gij, eeuwig Woord des Vaders, hebt het heilige Sacrament van boetvaardigheid ingesteld. Toen Gij, na uwe heerlijke verrijzenis, met uwe geliefde Leerlingen verkeerdet om hun den twijfel te ontnemen, welke hun nog belette, uwe zaligmakende verlossing, dat werk Gods, le begrijpen, toenspraaktGij, volgoddelijke zachtmoedigheid en magt, de voor alle tijden, eeuwig gedenkwaardige woorden tot uwe Apostelen (.Ioan. xx. 22, 23.) :
Ontvangt den H. Geest, wiens zonden gij vergeven zult, dien zijn zij vergeven,
en wiens zonden gij houden zult, dien zijn «\ zij gehouden. En deze aan uwe Apostelen /» \J verleende magt zal nimmer te niet gaan \l fp in den schoot uwer Apostolische Kerk. —
■
■
- -is -
O zaligmakend Geloof! — God heeft het gezegd, en wat Hij zegt, is eeuwig waar. De Priester kan en zal mij, in den naam van God, van mijne zonden ontbinden, als ik, van mijne zijde, niet in gebreke blijve, omtrent al betgene, wat tot eene waardige biecht vereischt wordt. En zouden die vereisehten mijne kracht te boven gaan 'I Voorzekerneen! slechts ootmoed, berouw, liefde, leedwezen en een ernstige wil ter zelfverbetering worden door U, o God, gevorderd,als voorwaardelijke vereisehten, om tot eene geestelijke verandering te komen. Waar ootmoed is, daar is zelfkennis, eene kennis, die mij in de binnenste'plooijcn van mijn hart leert zien; mij met mijne zonden en wereldsche gezindheid bekend maakt, en al het jammer en de ellenden leert beseffen, waarin de zonden en mijn volharden inde zonden mij storten. — Waar deze zelfkennis voorhanden is, daar ontstaat,—uit den aandrang van het hart, hetwelkdoorhet goddelijk licht (ach!
rl*'
— -it) —
bestraal mij met hetzelve), van boven verlicht wordt —het erkennen van de menigte en van de grootheid der zonden; ontstaat ecne droefheid, een inwendig, bovennatuurlijk leedwezen, dat men U, God der liefde, door de zonde beleedigd heeft. Uit het gevoel van dat leedwezen, hetwelk uit liefde tot U voortkomt, ontstaat een ernstig en onwankelbaar voornemen, het kwaad te verlaten, van de zonden afstand te doen en, met uwe heiligmakende genade, een beter Christen te worden. Aldus moet mijn inwendig, geestelijk leven gesteld zijn, wil ik het, tot heil der menschheid, door Christusingesteld Sacrament van boetvaardigheid, waardiglijk en met vrucht ontvangen. Als deze eigenschappen de mijne zijn, dan verdwijnt alle beschaamdheid, alle bloohartigheid, alle trotschheid uit mijne ziel; daar deze mij slechts zonden A benadcelen, en in derzelver plaats treedt eene rouwmoedige en opregte bekentenis der zonden. Xu weet ik, wat het zegt,
^ 6=^
50 —
waardiglijk te biechten! Ja, liefderijke God! ik wil vol vertrouwen, uwen lieil -gen Geest aanroepende, dit heilzame werk beginnen!
Kom, H. Geest, bestierder der harten, verlicht het duistere in mijne ziel. Gij die de Trooster genoemd wordt, kom met uwe zevenvoudige gaven, en leer mij, mijne zondige gesteldheid inzien en erkennen'; geef dat mij al mijne zonden in hare grootheid kenbaar worden; kom, o Geest der waarheid! schenk mij uw genadelicht tot eene behoorlijke zelfbeproeving.
Ik sta in driederlei betrekking, en wel:
a.) tot God.
b.) tot mijnen evenmensch; en
c.) tot mij zeiven.
a.)God schiep mij lot het eeuwige leven. Heb ik Hem metgeheel mijn hart bemind? Heb ik getracht, zijnen naam te heiligen ? Hield ik mij door ware, hartelijke godsvrucht, steeds aan Himu vast? Bad ik dik-
n
51
amp;
wijls en gaarne en was liefde de drijfveer van mijn gebed? Heb ik alle bezigheden, welke mijn beroep medebrengt, in zijnen naam begonnen en voleind? Was ik altijd dankbaar jegens Hem? Woonde ik de godsdienst gaarne bij? Of moet ik mij deswege van flaauwhartigheidbeschuldigen? Of heb ik die niel zelfs schandelijk verwaarloosd? Hoe heb ik de dagen des Heeren geheiligd ? Heb ik de heilige Offerande der Misse, met aandacht, niet verheffing van geest en aanbidding, in geest en waarheid bijgewoond? Was het voor mijn hart behoefte, het woord Gods aan te hooren? Of verzuimde ik zulks onder beuzelachtige voorwendselen? of verzuimde ik zulks, uit zondige eigenwijsheid, die uit hoovaardij ontspruit — alsof deze of gene Prediker mij Gods woord niet welsprekend genoeg voordroeg? Onteerde ik den adel mijner ziel niet door schandelijk vloeken en ontheiligen der allerheiligste geheimenissen? Beijverde . ik mij, om mijne godsdienstige kennis uit
d) ^ - 52 - CL
Vv1 te breiden, met de leer der Kerk meer en V Jj meer bekend te worden — en die ootmoo-dig en geloovig aan te nemen? Of was ik, door ijdelen waan, vermetel genoeg, aan mijn geloof eene, mijne zinnelijkheid vleijende gedaante op te dringen'? eene zonde, die bij de gebreken onzer eeuw in de zoogenaamde beschaafde wereld veel plaatsgrijpt... Werd ik door den stroom des ongeloofs, welke in onze dagen verwoestend voortrolt, niet medegesleept? Naderde ik, godvruehtiglijk en in behoorlijke gemoedsgesteltenis, tot de heilige Sacramenten der Biecht en des Altaars? Trachtte ik naar vermogen de kennis van God onder de mijnen te verbreiden? Gaf ik nooit, door godsdienstbeleedigende gesprekken, anderen ergernis?
b.) Pligten jegens mijnen evenmensch.
a.) Jegens mijne ouders en bloedverwanten. 'jv
b.) Jegens mijne geestelijke cn wereld-lijke overheden. '-pS
c.) Jegens mijne onderboorigen. y/
Gij zult vader en moeder eeren: opdat ( gij lang moget leven, en het u welga op aarde, zegt God do Heer. Was ik mijne ouders in alles gehoorzaam ? Vereerde ik hen, als mij hot dierbaarste naast God ? Beloonde ik hinnie menigvuldige moeiten en zorgen met kinderlijke liefde en dankbaarheid? Uen ik bereid, hun in hunne toenemende jaren tot steun en troost te zijn? Tracht ik hunnen ouderdom te veraangenamen ? Bedroefde ik ben niet door onbehoorlijke handelwijs? Bad ik wel om hen nog lang te mogen behouden?.... Beminde ik, met ware broederliefde, mijne broeders en zusters ? Gaf ik hun een stichtelijk voorbeeld ter navolging, door heiligheid van wandel en vroomheid van hart? Heb ik hen, gaarne en ijverig, als ik mij in gunstige omstandigheden zag geplaatst, geholpen? Was ik voorkomend , en toegevend, zachtzinnig en geduldig omtrent hunne gebreken en misslagen? j
D amp;
#
- 54 - gt;2
Verkwistte ik mijn erfdeel niet? Of deed ik mijne broeders en zusters in hunne regten nooit te kort? Openbaarde ik geene familiegeheimen, die moesten verzwegen blijven en mij heilig zijn? Zocht ik niet het zaad van tweedragt onder de mijnen te strooi-jen ofte onderhouden?
b.) Jegens mijne geestelijke en wereldlijke overheden.
Bewees ik hun de achting en den eerbied, die ik hun schuldig ben? Eerde ik in hen de plaatsbekleeders van Christus? Sprak ik met verschuldigde hoogachting van hen? Bad ik God om hunne heiliging en versterking in het geloof en in al het goede ? Hield ik nooit te hunnen opzigte eerroo-vendo gesprekken? Onteerde ik nooit hunnen heiligen stand? En zocht ik nooit, liefdeloos hunne gebreken bekend te maken? Bewees ik aan de over mij gestelde wereldlijke overheid de verschuldigde gehoorzaamheid? Betoonde ikmijnietwederspan-
nig tegen de verordeningen des staats? # ^
%
Trachtte ik, zoo veel in mijn vermogen was, liet algemeene welzijn van den staat te bevorderen? Sta ik in geene betrekkingen tegen den staat strijdende? Bewees ik hun, die oyer mij in hoogheid en gezag gesteld zijn, gehoorzaamheid en achting ? c.) Jegens mijne onderhoorigen.
Gaf ik bun geene ergernis door gedrag of woorden ? Spoorde ik hen tot godsvrucht en godsdienstigheid aan? Onthield ik hun nooit het loon van bunnen arbeid? Was ik nooit hard eu liefdeloos jegens hen? Heb ik nooit iemand van hen ligtvaardig verdacht? nooit mishandeld?
c.) Pligten jegens mij zeiven.
Erken ik de grootheid van het geluk, dat mij Ie beurt viel, van lot het ware Geloof lo zijn geroepen? Erken ik de groote weldaden die God mij, van mijne kindsch-heid af, tot op dezen oogenblik bewezen heeft? Dank ik er Hem dikwijls voor met een erkentelijk hart? Deed ik mijn best om mijn verstand, mijne geestvermogens.
^1-5
\ al de krachten mijns hgchaams en mijner ,) ziel, naar het voorschrift van mijnen goeden Schepper, te zijner vereering, tot welzijn van mijnen evenmensch, en tot bevordering van mijn eigen heil aan to wenden?
Dacht ik er dikwijls aan, hoe dunr ik ben gekocht, dat ik door het bloed van Christus verlost ben? gt;'am ik de waarheid ter harte, dat het mij een heilige pligt is, geheel voor mijn' Verlosser te leven ? Heb ik mijn verstand , mijne tijdelijke goederen en mijn aanzien niet ten nadeele van mijnen naaste misbruikt? Had ik hier of daar niet meer kwaad kunnen tegenwerken, niet meer goed kunnen doen of bevorderen? Zijn mij alle soorten van zonden hatelijk? Heb ik mij ernstig en christelijk over mijne begane misstappen bedroefd? Heb ik mij moeite gegeven, mijne gebreken, zoo veel mij slechts mogelijk was, te verbeteren? Tot welke zonde ben ik, wegens mijne ligchaamsgesteldheid,
f
I
---
*
_'K _riT_ yl'
liet meeste geneigd! Aan welke bekoringen JJ ben ik, van wege mijne opvoeding, of van wege mijnen leeltijd en stand, het meest blootgesteld? Hoe heb ik die bekoringen wederstaan, en hoe ver heb ik het in de beheersching mijner zondige driften ge-bragt? Heb ik, niet. veel meer nit vrees voor schande en straf, dan uit liefde tot God en mijnen Verlosser en op hoop van eeuwige, hemelsche vergelding, hot kwaad gelaten, en zoo veel goed gedaan, als in mijn vermogen was? Gaat mij de nood van armen en ellendigen wel ter harte? Heb ik het mijne bijgedragen, om hunnen druk te veiiigten. om behoeftigen te verheugen, bedroefden te troosten? Hoe heb ik mij gedragen in lijden en wederwaardigheden, die God mij tot mijn welzijn had toegezonden ? Droeg ik niet gelatenheid wat God mij oplegde, en erkende ik, dat Hij mij uit ™ vaderliefde kastijdde ?Ofwasik ontevreden, J ongeduldig, en zondigd ik door morren tegen Godenmensehen? Heb ikgeduldmet
— 58
de gebreken en zwakheden van hen, die mij omringen, en leg ik er mij op toe, hen met liefde en zachtmoedigheid te verbeteren'?Otheb ik hen, door ongepasten toorn, nog erger doen worden? Vergeef ik al mijnen vijanden en beleedigers? Was ik, in den ganschen zin van het woord, een Christen?
Deze zijn de vragen, die Gij, heilige God! door de waarheid predikende stem van mijn geweten, aan mijn hart doet. — Ach! hoe ontrust mij de overweging van dit alles! God! ik erken het, ik ben nog zoo ver van U verwijderd , de zonde houdt mij nog steeds van U vervreemd. Tot hiertoe kon ik ligtzinnig in de zonden vermaak zoeken, terwijl daarin geen vermaak is te vinden. — Ja, nu besef ik het volkomen, waarom ik, in eenzame uren, zulk eene onrust in mijn hart gevoel. Gij waart het voorwerp mijner liefde niet, dit erken ik, en dat mij dit diep, zeer diep ter harte gaat, is reeds een blijk van uwe
----
, vaderlijke liefde er genade. Deze genade, /7 ) Heer! wil ik mij dan ook ten nutte maken : ( , ik zal niet dezelve ijverig, regt ijverig medewerken; een ernstig voornemen ter verbetering wil ik opvatten; Heer! anders beter zal het van nu voortaan met mij worden; ik zal ü getrouw zoeken, en Gij zult mijn zoeken beloonen: ik zal U vinden; Gij zult mij uwe vaderarmen openen, en uw verloren, doch door boetvaardigheid wedergevonden kind vaderlijk omhelzen. O zalig vertrouwen, dat Gij in mijn hart hebt verwekt! Mijn Zaligmaker is gekomen om te zoeken, hetgeen verloren was. Ik gevoel in mijne ziel een hartelijk berouw over mijne veelvuldige misdrijven; een berouw, hetwelk uit de liefde ontstaat, waarmede ik wensch geheel en al aan U verbonden te wezen; een berouw over mijne zonden, omdat ik U, o mijn goede, tv dierbare Vader! doordezelvehebbeleedigd. gt; j ] Dan mijne ziel is niet slechts van berouw t iv en leedwezen doordrongen , neen . die r'
heilige gewaarwordingen gaan vergezeld van eenen ernstigen wil, om uwe heilige geboden niet meer te overtreden, van een ernstig voornemen, om uit den slaap der zonden op te staan, en, met uwe heilig-raakende genade, een nieuw geestelijk leven te gaan beginnen. God! uwe medewerking zal mij ondersteunen; want ik bid in den naam van uwen eeniggeboren Zoon Jesus-Christus.
Neen, Heer! ik heb thans niet huichelende tot II gesproken; want wat zoude mij zulks ook baten? En nu zal ik het begonnen werk der boetvaardigheid, door eene op-regte belijdenis, gaan voltrekken; ik zal al mijne zonden, met ware ootmoedigheid des harten , aan eenen wettigen Priester belijden, ik zal zijne onderrigtingen en vermaningen leerzaam aannemen, en de-. zelve, met uwe genade, nakomende, door ^ l) de sacramentele ontbinding, volkomene amp; vergeving van U erlangen. ,
KCb
f
— 61
GEBED NA DE BIECHT.
Wees welgemoed, mijn zoon! uwe zonden zijn ii vergeven! O ja, dit hoop ik, vol vertrouwen, o God! Ook tot mij zijn die troostrijke woorden gesproken; ook ik ontwaar hemelsclien vrede in mijne ziel; en mijn ontlast geweten doet mij, uit de volheid van mijn hart, uitroepen ; God! groot, oneindig groot is uwe ontferming ! Gij hebt mij weder tot uw kind aangenomen. Hoe opbeurend is voor mij de gedachte, dat ik weder deel heb aan uwe vriendschap! Geef, o Heer ! dat elke dag, die nog voor mij zal aanbreken, deze rust, deze zielenvrede mijn deel zij. Hoe heilzaam zou dit voor mij wezen! Ja, goede God! ik heb de gelofte afgelegd , van niet meer te zullen zondigen. IJdelheid , wellust en wraakzucht zal ik met alle inspanning tegenstand bieden; ik wil mij losrukken van mijne geliefkoosde zonde, die in mijn
O
ngt;
•T*
6-2 —
V hart, helaas! zoo diepen wortel heeft /7
, j geschoten. Ik wil mij nan U vasthouden, ({ en geene wereld zal mij van U weer scheiden. De ketenen der zonden zal ik verbreken, ik zal tot U gaan, o God ! en zeggen ; Vader ! ik wil uw kind zijn, en dan zult Gij mij liefderijk , in uwe vaderarmen, ontfermend opnemen, en mij, dooide kracht en de genade van het H. Sacrament , voor alle ondeugden verder bewaren. Dikwijls zal ik er aan denken, ja, gedurig zal het mij voor den geest zweven, dat gij, o god! uefde, dat gij mijn al zijT. Amen.
—K5)
VÓÓR DK H. COMMUNIE.
OtjT ÓÓK dat ik het heilig Altaar nadoi', °W' nm iquot;v hcili;,' Ligchaam en Bloed v'\S te ontvangen, wil ik de bedoeling, waarmede het aanbid 'elijk Sacrament des Altaars, door U, n mijn goddelijke Zaligmaker! is ingesteld, met diepen eerbied overdenken. Gij, Heer Jesus ! spraakt : Neemt en eet, dit is mijn Ligchaam, hetwelk voor u wordt overgeleverd; zoo dikwijls gij dit doet, zoo doet het te mijner gedachtenis. Drinkt allen uit den kelk des nieuwen Verbonds; want dit is de kelk mijns Bloeds van bet nieuwe en eeuwige Verbond, geheim des geloofs, hetwelk voor u en voor velen zal vergoten
worden. Alzoo spreekt Gij, tot onze ziel, amp;
duidelijke woorden, die, wel overwogen, j/ volkomen geschikt zijn, om het geloovig \Jj gemoed tot godsvrucht te stemmen, dlt;it *. uw heilig Ligchaam, door mij, waardiglijk ontvangen worde. O, ik wil die woorden overwegen , en daardoor mijn hart het reinste en zaligste genoegen doen smaken, een genoegen, hetwelk van den Hemel afdaalt, en de aarde niet kan geven! Ja! Heer Jesus-Christus, Gij zijt deonze inhet allerheiligste Sacrament des Altaars; uw Bloed is het onze; want het werd voor ons vergoten; uw leven is het onze; want het werd voor ons tot onzen lospi ijs geoflerd; uw Ligchaam is het onze ; want het werd voor ons nedergelegd in eene krihhe, aan het kruis geklonken, en in het graf nedergelaten. O, welke liefde! Och! dat ik, altoos, dit geheim der liefde, waardiglijk en heiliglijk, met dankbaarheid en aanbidding, boetvaardiglijk en berouw-y. hebbende, met ootmoed en godsvrucht, in eene U welbehagelijke gemoedsgesteltenis.
inofrfe ontvangen! üet is het Ligchaam van mijnen Zaligmaker; liet is het Bloed van mijnen Verlosser; liet is het zegel des Verhonds, en het onderpand mijner onsterfelijkheid! O, welk eenenaamvkeu-rige zelfbeproeving wordt er van mij gevorderd! Hoe noodig is het, dat ik met eenen waarheidminnenden en scherpzien-den Mik mijn binnenste beschouw, dat ik mijne zonden erkenne, en rouwmoedig op mijne borst sla, mij verootmoedigende voor het aangezigt van mijnen God. In uwe tempels is uw maaltijd, eiken Zon- en Feestdag, ja, dag aan dag. aangeregt, en hoe dikwijls bleef ik van verre staan en hield ik mij van mijnen Verlosser verwijderd. O, en ik heb L' toch zoo zeer noodig; want Gij zijt genadig en barmhartig jegens allen, die zich in uwe armen werpen; en zonder U, o mijn God, wat is het leven ? treurig zonder eenige vreugde. Maar zalig )J is het lot van hen, die ü in het H. Sacra-
fl- ment waardiglijk ontvangen; daar ver-■ ^____S
!)
— m — r*- VU
krijgen zij het vooniitzigt, om erfgenaam 77 van het eeuwig leven te worden. Met ([, geloof en vertrouwen nader ik, oHcer! tot uwen maaltijd. Och! dat ik U waardiglijk mogte ontvangen, en dat van nu, voortaan mijn leven aan U alléén ware toegewijd; och, dat ik, alzoo, tot uw kind herschapen werde. Heer! ik heb uwe minnelijke uitnoodigende stoni gehoord ; ik wil komen, en met U, voor altijd en eeuwig, een verbond van vriendschap aangaan.
O, Gij, Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm U mijner! Kom en neem uw verblijf in mijn U tceder-minnend hart.
Kom, Heer Jrsus, kom haastelijk; blijf hij mij in eeuwigheid. Voor L! leef ik, voor U sterf ik!
In leven en in dood ben ik de uwe. Amen.
r J. /-ttn ---^
67
(y
NA DK HEILIGE COMMIME.
Zoo is dan aan al do wensclien en aan al (li1 verlangens van mijn hart voldaan : zoo heb ik U, mijn lieer en God ! in waarheidonl vangen. Zoo heb ik uwVleesch en Bloed, in dit heilige geheim der liefde, waarlijk genoten. Met kinderlijken ootmoed bidt mijn hart U aan: Jesus, goede herder! Jesus mijne liefde .lesns, vreugde mijns harten! Jesus,mijne sterkte! Jesus, mijne ecnige hoop! Jesus, mijn eenig verlangen! Jesus, mijn troost en mijne gelukzaligheid' Mijn geest verliest zich in uwe ontrermlng — mijne tong verstomt!
Gij zult echter mijn stamelen niet versmaden! Gij zult uw kind niet verwerpen, dat woorden zoekt, om L' aan te bidden, en hetwelk de liefde woorden doet vinden, om te kunnen uitroepen :
(f
A ''Ta
Geef mij een hart dat welgezind, U, hoven alles, alles mint.
— Ü8 —
En slotids in kommer en verdriet. Alleen tot U om uitkomst vliedt.
Hoe zondig ook en hoe onrein,
Ja, hoe nietswaardig ik moog zijn. De liefde, die mij 't hart doorgloeit. Haak dat uw lof mijn mond ontvloeit.
Jlijn' ziel vermeldt de zaligheid. Hem, reeds op aard, ten deel bereid. Die al zijn heil en al zijn vreugd Slechts zoekt in godsdienst en in deugd.
Uw spijs wekt altoos nieuwen lust. De dorst naar L' wordt nooit gebluscht; Want Gij, o Heer! en anders geen. Verkwikt en laaft de ziel alleen.
Neem, o Jesus! mijn hart en mijne gevoelens. Neem mijnen wil, neem mijn geheel wezen aan; want uwe liefde alleen is mijn gewin. God, U te beminnen, alls ■j mensehen als mijne broeders te beminnen, ■quot; zal, /00 lang ik nog op aarde leef, mijne
t
-^2.
— U9 — ^
CM
nistelooze pogii/g zijn. Ik wil, o Jcsus! /y gezind worden zoo als Gij; in reinheid wandelen, zoo als Gij gewandeld hebt; want uwe gezindheid is Gods gezindheid, en uw wandel voerl tot God, tot L'. Dit heilige vreugdefeest, dit heilige genot geve mij een' voorsmaak der hemelsche vreugde, welke ik eenmaal hier boven hoop te smaken, hier boven, waar geene duisternis,
geen dood, geene zonde, geene ellende, geene vergankelijkheid mij meer van U zullen scheiden; maar waar het licht van God, alle duisternis, de liefde Gods , alle zonden, waar uw vrede alle onrust, waar een eeuwig leven den dood zal vervangen. Alleluia! lof zij ü. Zoon van God, Jesus-Christus! lof en dankzegging tot in eeuwigheid! Alleluia!
YVquot;
QEBED
Jj
goddelijke Verlosser 1 om U luf, dank en verli||rlijking toe te brengen, voor den zogen , dat (iij mij den zaligen plegtigen dag van heden hebt laten beleven, waarop ik voor de eerste maal, bij het genot van uw heilig Ligchaam en lïloed, in de heilige gemeente der Geloovigen opgenomen en van al de voordeden verzekerd worde, die aan de belijdenis en beoefening van uwe zaligmakende leer I ziin verbonden. Hoe gewigtig, hoe plegtia
V (I O 11 K i N 1gt; E R E N li IJ li V N N E
EERSTE IJ. COMMUNIE.
71
gelijk een leerling tut zijnen waarden onderwijzer. Ik hrengU een nogonschuldig hart ten offer. Ach! dat het eeuwig U welhehagelijk zij. Vóór ik het heilig altaar nadere, om aan het grootste geheim uwer liefde deel te nemen, trede ik nog eenmaal in mijn binnenste; ik wil mijnen geest ingetogen houder, en hart en handen,met het innigst gevo;l van dankbaarheid, tot U verheffen! Wees geloofd, geprezen en aangebeden , heilige God ! dat Gij mij van christelijke ouders hebt doen geboren worden, welker vurigste, eenigste streven het was, mij in het Geloof en de in leer van Jesus-Christus, uwen Zonn, op te leiden en bevestigd te zien; en dat ik eenmaal , met waarheid , zou kunnen zeggen ; ik leef en sterf voor U, de oorzaak, de bewerker mijner zaligheid. Heer! Gij hebt het gebed mijner geliefde ouders verhoord, daar Gij mij onderwijzers gaart, die mij de overtuiging diep in het hart hebben geprent, dat de Godsdienst,
-
d
welke ik belijde, allétin geruststellend, zaligmakend, goclcleliji; — alléén de ware Godsdienst is. Ik smeek ü, Vader! zegen hen, die mij met zoo veel geduld en liefde hebben onderwezen — zegen mijne goede ouders, mijnen dierbaren vader, mijne lieve moeder ! Jesus, mijn Leeraar, mijn Middelaar, mijn God! ik zweer U heden eeuwige trouw en verkleefdheid aan uwe heilige geboden. Mijn roem en vreugde zij, van nu voortaan, de belijdenis en beoefening van uw heilig Geloof. Zoo lang ik leef, vergete ik nimmer, wat ik U beden beloof. Dat ik uwe heilige leer altoos nakome; want zij is de alleen zaligmakende. Hare voorsehriften zijn de voortreffelijkste en heiligste ; hare beloften schenken rust. De heiligste genademiddelen en Sacramenten geven moed en kracht, geheel het leven door. Laat uwe leer steeds de gezellin mijns levens, de beschermengel mijner deugd zijn. Bewaar en bescherm mijne onschuld door de zaligmakende genade van uwen
(f
t'oddelijken Geest! Bewaar en bescherm de reinheid van mijn hart, tot aan mijnen dood. Geef, dat ik volbrenge, wat ik 1' thans, met geheel mijne ziel, helove, en dat, als vroeg of laat het uur komt, dat Gij mij uit dit vergankelijk leven zult wegnemen, ik naar waarheid kunne zeggen ; ik heb het geloot' behouden, den edelen strijd gestreden, mij is weggelegd de kroon der regtvaardigheid, die de Heer bestemd heeft voor allen die Hem getrouw blijven. Ik bid ü, almagtigc God, dat dit geschiede in den naam van uwen veelgeliefden Zoon Jesus-Christus, mijnen Zaligmaker, wiens Ligehaam en Bloed ik, heden, door uwe genade, voor de eerste maal, het geluk zal hebben te ontvangen.
ï
Ziel van Christus, heilig mij!
Ligehaam van Christus, wees mijne spijs 1 Bloed van Christus, w ees mijn drank! Water, dat uit de zijde des Verlossers
vloot, wees mijne reiniging!
-----
i
V\ Lijden van mijnen Verlossei', wees mijne sterkte!
Dnoil van Jesus-Christus, wees mijn leven 1 Verhoor mij, goede Jesus!
Berg mij in uwe wonden !
Laat niets mij van ü scheiden !
Wees mij ten schilde,
Tegen de magt des bnozen vijands.
ïloc mij, in mijn laatste uur.
Uwe stem hooren : Kom lol Mij!
Geef, dat ik, met alle Heiligen,
1' eeuwig loveAmen.
t)0
OEBKD TOT JESüS-CHRISTliS IX HKT AI.T.ERHKIUr.STK
pACRAMENT DE^ ALTAAR^.
.vjXVJj^y elr cone vreugde smaakt mijn üVV' hart, zoo dikwijls ik in uwen cSl3-^ tempel mag verschijnen, om U mijne belangen voor Ie dragen, en geheel mijn hart voor U uit te storten; voor U, o Jesus! die hier in het allerheiligste Sacrament des Altaars waarachtig tegenwoordig zijl. O heilige nabijheid van mijnen God, hoe zeer ontwaart mijne ziel ü. — j Gij zijt hier tegenwoordig, almagtige God, Schepper van Hemel en aarde ! In aanbid-J ding verzonken, wil ik dit heilig geheim jj overdenken, en in mijne ziel al het groote 4 en zegenrijke overwegen, dat mij door dit (.'A
3^$)
-------
^ —70- K
I
fl
heilig Sacrament is ten deel geworden. Die overdenking zal mij beter, godvreezender maken.
Door de zonden van den eersten mensch waren wij van U afvallig, van uw vaderlijk hart vervreemd geworden. Gij ontfermdet ü over ons, menschen, uwe kinderen, en gaaft ons uwen Zoon Jesus, die, door zijne menschwording, door zijne leer, door zijn lijden , door zijnen dood en door zijne opstanding, ons helleven des geestes terug heeft gegeven. En dat leven des geestes in ons voort te zetten, is een van de oogmerken der instelling van het allerheiligste Sacrament des Altaars. Ach, hoe zeer wordt de geest dier instelling, hoe zeer wordt dit onderhoudend voedsel der ziel, in onze dagen, door velen miskend, die, te dwaas, uw heilig Sacrament tot een hloot herin-nerings-maal vernederen! Neen, het is een 4. maal der innigste vereeniging met U , geen hloot lierinnerings-maal ; want even als het voedende en versterkende van het
W - 77 - W
^ ligchamelijk voedsel ziel) met het ligchaam vereenigf, zoo worden wij, door het genot van dit heilig Sacrament, op nieuw met ü, o Jesus! en met onzen evenmenseh in U vereenigd. Gij zijt voor mij op het heilig Altaar tegenwoordig; Gij zijt het brood des levens, waarvan hot waardig genot mij tol het hemelleven versterkt . Dit heilig geheim is mede ' eene gemeenschappelijke en plegtige belijdenis van Jesus, den gekruisigde ; is eene verheerlijking, eene hulde, welke ik niet met woorden kan uitspreken, maar slechts door de kracht van uwen heiligen Geest in staat ben te beseffen. Voor U le leven in geest en waarheid; voor U te sterven met alle bereidwilligheid, en uwen dood in mijn leven te verkondigen tot aan uwe wederkomst, is mijne eenigste betrachting. Dit geheim uwer liefde is, al verder, een levend onderpand van mijne opstanding, en van mijn eeuwig leven aan gene zijde van het graf. Geef, o Jesus! geef het eeuwige leven aan allen, die zich
I
— 78 —
aan U overgeven; Gij zijt de goede Herder, Uien niemand zijne schapen kan ontweldigen, wijl Gij ze even zoo vast houdt, als de magt des Vaders met U één is. 0 laat toch, Heere! de geest uwer liefde zich in mijn hart uitstorten, om mij, naar de volheid uwer ontfermingen, eensgezind met U te maken, nadat Gij, in uw heilig altaar-geheim, mijne ziel met het brood dos Hemels zult hebben verzadigd. Mijn verstand onderwerpt zich gewillig aan het Geloof, en door het oog der ootmoedigheid, aanschouw ik Lquot; in het allerheiligste Sacrament, als God en mensch, met vlecsch en bloed. Hoe geruststellend is dit geloof voor mij 1 Inelkennood, ja, alsnieraand uitkomst kan geven, vlied ik tot U, en Gij neemt mij goedwillig aan; treffen mij rampspoeden, Gij zijt het, die mij toeroept : Komt allen tot mij, die belast en beladen zijt, en ik zal u verkwikken. Als de dood dierbare panden van mijne zijde wegrukt, dan vlied ik tot den voet uws Altaars. en verkrijg van U
!f2
— quot;quot;J —
kracht en sterkte, om uit te kunnen roepen: Gij hadt ze cms gegeven, Gij hebt zo ons ontnomen; uw heilige wil geschiede! Als lust tot zonde in mij ontstaat, en snoode hartstogten opwellen, dan zijt Gij het, die mij in het goede doet volharden, deu strijd tegen de zonden moedig doet voeren. Als mijne zonden mij diep nederdrukkeu, dan is hét uwe zaligmakende nabijheid in het heilig Sacrament, die mij oprigt, en, bij berouw cn boetvaardigheid, vergeving belooft. Wees daarom gelooid en aangebeden, nu en altijd, in het allerheiligste Sacrament des Altaars.
GEBED TOT DE\ DRIEËENIGEX GOD.
In uwen naam ben ik gedoopt. Vader in den Hemel! — Ik wil uwen naam verheerlijken. Ik ben gedoopt in den naam van uwen veelbeminden Zoon onzen Heer
Vb
J
'J
i
■■ i
\x en Zaligmaker, .lesus-Chnstus,—uwrijk //
, ) wil ik, zoo veel in mij is, uitbreiden, voor 'vf, U wil ik leven, dewijl Gij voor mij stierft. Ik ben in uwen naam gedoopt, Geest Gods 1 heilige Geest des Vaders eu des Zoons, ik wil uwen wil, welke mij, door uwe wekstem cn door de slem mijns gewetens , duidelijk wordt kenbaar gemaakt, volbrengen. Tot uwe eer, o Vader in den Hemel, wil ik leven, uw voorbeeld, o Jesus,
wil ik steeds navolgen, en, door de kracht des heiligen Geestes, alles doen wat mijne zaligheid kan bevorderen. Ik wil mijne oogen opheffen naar den Hemel, waar de sterren schitteren, waarboven mijn Vader woont; de Vader van mijnen Heer en Zaligmaker, Jesus-Christus; ik wil mijn hart naar U omhoog heffen, waar Gij, o Jesus, aan de regterhand uws Vaders zijt gezeten, en van waar Gij eens komen zult in heerlijkheid, om alle menscben te oordeelen; tot U, mijn Middelaar, mijne
voorspraak! wil ik hart en zin verheffen, 6y\ *
---------------
_81_
Uj c\J
V\ gelijk ook tot U, Geest van God, die al //
5 J de zaligen in liefde vereenigt. O heilige, (9 drieëenige God! wanneer zal het zalig land daarboven, het land van onbenevelde klaarheid, dat land mijner inwoning zijn 't Wanneer zal ik de heilige woningen mogen betrekken, welke Gij bereid hebt voor hen, die U lief hebben, in U geloo^en cn op U hopen? Wanneer zal ik met mond en hart, voor U, groote, barmhartige God, met alle uitverkorenen het eeuwig lollied mogen zingen : eer, aanbidding, glorie en heerlijkheid zij mijnen God, den grooten en goeden God; heilig, heilig, heilig is de drieëenige God, de Vader, de Zoon en de I!. Geest. Amen. Alleluia! Amen.
VERNIEUWING VAN DE DOOPBELOFTEN.
«h /
jj Met het heilig doopsel hebt Gij mij regt l
op den Hemel gegeven ; bij het ontvangen (?r\
^5^
— 82
van dat heilig Sacrament, ben ik in de Kerk van Christus ingelijfd, en heb de verpiigting op mij genomen, uwe leer, o Jesus! na te komen. Groot is de genade, waaraan ik door den heiligen doop ben deelachtig geworden, maar ook groot is de verpiigting, welke ik op mij heb genomen. Ik wil de onuitsprekelijke genade overwegen, die mij bij het ontvangen van dit H. Sacrament ten deel is gevallen. — Afgewasschen, gereinigd van al mijne zonden, van de erfsmet en dat uit genade, o God! — zonder eenige verdienste ; afgewasschen in uw bloed, o Jesus! dat van het kruis vloeide tot verzoening van het gevallen menschelijk geslacht, bekwam ik de heiligmakende genade, werd ik een nieuw schepsel, uw kind; ja, wat moer is, uw erfgenaam, o Jesus! niet meer tot de rampzalige kinderen van Eva behoorende. — Ik ben een hemelburger geworden, en heb het zekerste regt op het eeuwig leven bekomen. O, ik zal dit voorregt, mijne
— 83 —
tKioge waarde, niet vcnvaarloozen, ik zal die niet prijs geven, dnor te zondigen ; ik zal die noch voor aardsehe goederen, noch voor een vlugtig genot prijs geven. Neen . Heere! geene moeite zal mij te groot, geen lijden te bitter zijn, om dezelve altijd ongeschonden te bewaren; — en daar mij, door den heiliger Doop, de toegang tot alle genadeschatten der heilige Kerk geopend is, en ik het regt bekomen heb, om deel te nemen aan al de heilige Sacramenten, zal ik die genademiddelen tot zaligheid mijner ziel aanwenden : opdat ik kracht bekome, om aan mijne doopbeloften getrouw te blijven. Heilig en onverbrekelijk zij mij die belofte, welke ik onder den standaard van Christus heb gezworen. — In den naam van den drieëenigen God, waarin ik gedoopt ben, wil ik denken, spreken en handelen tot zijne eer en tot zaligheid mijner ziel, om alzoo door dien naam het eeuwige « leven in te gaan; ik wil in den naam van ,1
Christus ootmoedig wandelen; in geloof, amp; *
-iU-
(U
in godsvrucht en in liefde volharden, Int fV dc Heer mij zal liroonen en zalijt maken (j^ mei eindelooze vreugd. Amen.
r-v
1IANKZECGING VOOR DE GENADE, DOOR HET H. SACRAMENT DES VORMSELS ONTVANGEN.
Hoe plegtig, o God ! hoe gezegend voor de eeuwigheid was mij de dag, dat ik, door het waardiglijk ontvangen van het heilig Sacrament des Vormsels, krachten sterkte van den heiligen Geest verwierf, en ik hot geloof aan het goddelijk woord van uwen /.oon, dat in uwe heilige Kerk ons bewaard wordt. Bevestigd ben geworden. Heer 1 mst do warmste godsvrucht, dankt U mijn hart voor die genade. Op nieuw nam ik alstoen de verpligting op mij, uwe heilige geboden, o God, getrouw te volbrengen — mij geheel : aan uwe heilige dienst te wijden. — Uw
— Hii —
lieiligc Geest, «ie al het goede uitwerkt, schenke aan mijn zwak menschclijk willen goddelijk volbrengen. — Goede God ! hoe menig vrolijk uur hebt Gij mij in mijne jeugd doen beleven; hoe liefderijk deedt Gij mij in alles onderwijzen, wat mij tot de kennis uwer lee,quot; kan opleiden. — Ten bewijze van mijne hartelijke dankbaarheid voor al uwe weidalen, bied ik ü. onder vreugdetranen, geheel mijn hart aan. Gij zult mij, ook in de volgende jaren mijns levens, door de wekstem van mijn geweten, door den roep van de heilige godsdienst, kracht en moed verleenen, bij de gevaren, waaraan mijn geloof aan U, Zoon Gods, in deze wereld is blootgesteld, en niet dulden, dat het wankele. Door het geloof versterkt, wil ik eeuwig de uwe blijven, den weg der waarheid kiezen; uwen wil volbrengen, steeds heiliger en U welbehagelijker worden, U niiunicr verlaten.—Niets zal, niets kan mij van U scheiden; want Gij
f j) alleen blijft mijn God, mijn toeverlaat. ------—
4)
^ Gij zijt eeuwig getrouw. Geef, dat ik, op ^
j mijne beurt, U altijd getrouw en gehoor- (} ( j
zaam blijve, en dat hetgene ik, bij het ontvangen van het heilig Vormsel, gezworen heb, eeuwig zij. Ik beloof dit plegtig voor uw aanschijn en voor dat van al de Engelen en Heiligen des Hemels, die, dooide kracht des geloofs, heerlijk de baan voleind hebben, om welke te bewandelen.
Gij hen van eeuwigheid hadt geroepen.
Amen.
VJ
r-
DE ^EVE^ BOETPSALMEN.
PSALM 6.
(rfctucHTic mijni 't, Heer, in uwen toorn ; quot;ol. lt;gt;0 kastijd mij niet in uwe verbol-tsA genheid!
Ontferm U mijner. Heer! want ik ben verzwakt (ik kwijne weg); genees mij. Heer! want mijn gebeente is geheel ontsteld.
En mijne ziel is zeer beangst: maar Gij, Heer! hoe lang (zult Gij mij in dezen onverdragelijkeu toestand nog laten) ?
Keer U tot mij. Heer! en red mijn leven : behoud mij om uwe barmhartigheid I
Want in den dood is niemand uws gedachtig, en wie zal in de hel U loven? Ik ben afgemat van zuchten : allenachten
K — 88 — ^
^ wascli ik mijne legerstede ; mot mijne tra- ^ [j nen zal ik mijne rustplaats besproeijen.
Mijn oog is van verdriet doorgeknaagd : ik bon verouderd van wege al mijne vijanden.
Gaat weg van mij, gij allen, die onregt pleegt, want do Heer beeft de stem van mijn geween gehoord.
De Heer beeft mijn smeeken geboord, do Heer beeft mijn gebed aangenomen.
Dat al mijne vijanden beschaamd en zeer verschrikt worden ; dat zij baastelijk tut inkeer komen en zich schamen.
Eere zij den Vader, den Zoon en don II. Geest! Gelijk bet was van den beginne, zoo nu en altoos, in alle eeuwen dor eeuwen. Amen.
psalm 51.
Gelukzalig zijn zij, wier overtredingen vergeven, wier zonden bedekt zijn.
Gelukzalig de mensch, wien de Hoer de ^-p) zonden niet toerekent, en die geenebedrie-
C
89 —
gelijki', booze voornemens in zijn hart over heeft.
Omdat ik zweeg (dewijl ik heb nagelaten mijne zonden ootmoedig en opregt voor U te belijden), is mijn gebeente verteerd : terwijl ik den ganschen dag kermde.
Want dag en nacht is uwe hand zwaar op mij: in mijne ellende heb ik mij tot U gekeerd, terwijl ik met doornen (van knagend zelfverwijt) werd gestoken.
Ik heb U mijne zonden beleden, en mijne schuld beb ik niet verborgen.
Ik sprak : mijne misdaden zal ik tegen mij zeiven voor don Heer belijden, en Gij hebt de boosheid mijner zonden vergeven.
Daarom zal ieder Heilige tot U bidden, in den tijd dat er genade is te vinden.
Want als er groote watervloeden zijn, zullen zij tot Hem niet geraken.
Gij zijt mij eene wijkplaats in de verdrukking, die mij omvangen heeft, mijne vreugde zijt t;ij. Verlos mij van hen,
die mij omringen.
(f
quot;n
^5^
v( Ik zal ii onderwijzen (zoo spreekt Gij, ( j o God! tot uwen dienaar), en u den weg leoren, dien gij moet gaan; ik zal mijne -oogen opu gevestigd houden.
Wees (o mensch !) een paard of muilezel niet gelijk, die geen verstand hebben.
En die men muilbandt met breidel en toom, omdat zij anders niet willen luisteven noch tot U komen.
Vele smarten wachten den goddelooze;
doch hem, die op den Heer hoopt, zal barmhartigheid omringen.
Verblijdt u in den Heer, en verheugt u, gij regtvaardigen : en juicht in Hem, allen, die opregt van harte zijt.
Eere zij den Vader, enz.
psalm 37.
Heere! tuchtig mij niet in uwen toorn : en kastijd mij niet in uwe verbolgenheid!
Want uwe pijlen zijn diep in mij gedaald, en Gij hebt uwe hand op mij doen nederzinken.
91
Er is geene gezondheid meer aar. mijn vleesch, van wege uwen toorn : er is geen vrede meer in mijne beenderen, van wege mijne zonden.
Want mijne ongeregtigheden zijn tot boven mijn hoofd gestegen : en gelijk een zware last drukken zij mij.
Mijne wonden zijn verouderd en gansch vervuild van wege mijne dwaasheid.
Ik ben ellendig geworden, en ga gebogen, diep gekromd (onder den last van mijn lijden); ik ga den ganschen dag bedroefd.
Mijn binnenste is aangetast van eene schandelijke kwaal : en niets gaafs is er meer aan mijn ligchaam.
Ik bon verbroken en bovenmate verguisd: mijn hartelecd breekt los in angstgehuil.
Voor l', o Heere! ligt alles open, wat ik wensehte; mijn zuchten zelfs is voor U niet verborgen.
Mijn hart is ontroerd : mijne kracht heeft mij begeven, het licht mijner oogen — ook dat is weggeweken.
0)« _9o__ , ^
\s Mijne vnenden cn mijne naasten zijn x--(j togen mij opgekomen en opgestaan. s
Die, te voren, voor mij waren, bleven van verre : en die naar mijn leven stonden, deden geweld.
En die kwaad tegen mij zochten, spraken verderving; en smeedden onophoudelijk listen.
Duch ik, als een tloove, hoorde niet; en als een sprakelooze, deed ik mijnen mond niet open.
En ik was als een menseh, die niet hoorei) kan, en die geene tegenrede heeft in zijnen mond.
Want op U, o Heer 1 heh ik gehoopt, Gij, Heere, mijn God! zult mij verhooren.
Daar ik bad ; dat mijne vijanden zich toch nimmer over mij mogten verblijden , naardien mijn wankelen hen trotschclijk tegen mij zon doen spreken.
fj. Want ik hen tot de kastijding bereid, en ^ j \j mijne zonde (do oorzaak van mijne smart) \
fy) is mij altoos voor oogen. CrA ^___^
----f—
C/J^ - 95 - ^
Want ik zal mijne euveldaad bekennen; ') ^ en bekommerd zijn van wegc mijne zon- ( den.
Doch mijne vijanden leven en zijn magtiger dan ik ben: zij, die mij ten on-reat haten, zijn vermenigvuldigd.
Die kwaad voor goed vergelden, lasterden mij : omdat ilc het goede najaagde.
Verlaat mij niet, o Heere, mijn God!
wijk toch van mij riet af, haast.ü tot mijne hulpe, Heere, God mijns heils 1 Eere zij den Vader, enz.
ï gA
KT-
PSALM 00.
Ontferm U mijner, o God! naar uwe grootc goedertierenheid.
En, naar de menigte uwer ontfermingen, delg mijne boosheid uit.
Wasch mij volkomen van mijne ongereg-tigheid, en reinig mij van mijne zonde.
Want ik erken mijne ongeregtigheid: en mijne zonde is altoos voor mijne oogen.
u,
— 94
Voor l' alléén heb ik gezondigd; voor uw oog deed ik dat kwaad was. Gij wordt in iiwc raadsbesluiten regtvaardig bevonden, en behoudt rogt, als Gij geregt houdt.
Zie, ik werd in ongeregtigheid geboren ; en in zonde heeft mijne moeder mij ontvangen.
Zie, Gij bemint de waarheid (bet opregte. hart). De verborgenste geheimen uwer wijsheid hebt Gij mij geopenbaard.
Uespreng mij met hijzop, en ik zal rein worden : wasch mij, en ik zal witter worden dan sneeuw.
Doe mij de blijde boodschap booren (dat mijne zonden mij vergeven zijn) : dan zullen al mijne beenderen , hoe verbrijzeld zij nu ook zijn, wederom van vreugde opspringen.
Wend uwe oogen van mijne zonden af, en delg al mijne euveldaden uit.
Schep in mij, o God! een rein hart. En vernieuw in mijn binnenste den regten geest.
93
Verwerp mij niet van uw aangezigt, en neem uw' H. Geest van mij niet weg. Geef mij weder de vreugd uwsheils, en versterk mij met eenen geest, die ten goede bereid is.
Dan zal ik de goddeloozen uwe wegen leeren, dan keeren de zondaren tot U terug.
Bevrijd mij, o God! van de bloedscluil-den, God, Gij Gods mijns beils ! en mijne tong zal uwe geregtigheid verheerlijken.
Ontsluit, o Heer! mijne lippen, en mijn mond zal uwen lof verkondigen.
Bijaldien Gij aan offerande lust liaddet, hoe gewillig zou ik U die opdragen! In brandoffers hebt Gij geen behagen.
Het offer, dat U aangenaam is, is een verslagen geest: een verbrijzeld en rouw-betoonend hart, zult Gij, o God ! nimmer versmaden.
Doe, naar uwe goedgunstigheid, aan Sion verder wel : opdat de muren van Jerusalem weder opgebouwd worden. Dan zult Gij wederom in schuldelooze
- 96 - ^
offevs uw welbehagen vinden , in dank- ^' jl) en brandoffers : dan zullen er wederom op uw altaar offerdieren rooken.
Eere zij den Vader, enz,
PSALM 101.
lieer! verboor mijn gebed : en mijn geroep kome tot U.
Keer uw aangezigt van mij niet af, len dage , dat ik verdrukt worde , neig uw oor tot mij.
Op wat dag ik U aanrocpe, verhoor mij baastelijk.
Want mijne dagen zijn vergaan als rook : en mijn gebeente is dor geworden als verdroogd hout.
Ik ben verslagen als hooi; en mijn hart is uitgedroogd; zoodat ik vergeten heb mijn brood te eten.
Van wege het geluid mijns zuchtens, .p J kleeft mijn gebeente aan mijn vieesch. i amp; Ik ben den pellikaar der wildernis ge-rK vr fP
— 97 —
lijk geworden : ik ben geworden als de nachtrave in een huis.
Ik ben zonder slapen : en geworden als de eenzame musch op het dak.
Den gansehen dag beschimpten mij mijne vijanden : en die mij prezen, spanden tegen mij te zamen.
Ik at asch als brood : en mengde mijnen drank met tranen.
Om uwe gramschap en verbolgenheid : omdat Gij mij verheven en weder neêrge-worpen hebt.
Mijne dagen zijn als eene schaduwe vervlogen : en ik ben verdord als hooi.
Maar Gij, o Heer! blijft in eeuwigheid, en uwe gedachtenis van geslacht tot geslacht.
Gij zult opstaan, en II over Sion ontfermen ; want het is tijd, dat Gij U harer ontfermt, de tijd is gekomen.
-Want hare steenen behagen aan uwe dienaren : en zij hebben deernis met haar puin.
En de volken zullen uw' naam vreezen, amp; 7
-----------
- 98 - ^ (Y,
'j
I
Heer! en alle koningen der aarde uwe heerlijkheid.
Als de Heer Sion heeft opgebouwd ; en in zijne heerlijkheid gezien zal worden.
Hij heeft acht gegeven op het gebed der ootmoedigen : en Hij hoeft hunne beden niet versmaad.
Men schrijve deze dingen voor tiet volgende geslacht : en het volk, dat geschapen zal worden, zal den Heer loven.
Naardien Hij hoog uit zijn heiligdom heeft nederwaarts gezien: de Heer heeft nit den Hemel nedergezien naar de aarde.
Om het zuchten der gevangenen te hoo-ren : om de kinderen der gedooden in vrijheid te stellen.
Omdat zij den naam des Heeren verkondigen in Sion, en zijnen lof in Jeruzalem.
Als de volkeren zich zi.llen verzamelen, en de koningen om den Heer te dienen.
Hij heeft mijne krachten midden op mijnen levensweg doen afnemen.
Doch ik heb gezeg i : noem mij niet weg
--------
~ 99 - ÏCL
CU
ter helft van mijne dagen : uwe jaren zijn V van geslacht tut geslacht. (!,
In den beginne heht Gij, Heer! de aarde \ gegrondvest, en de Hemelen zijn het werk uwer handen.
Die zullen eens vergaan; maar Gij blijft altoos : zij zullen als een kleed verslijten.
En als een gewaad zult Gij ze verwisselen, en zij zullen verwisseld zijn.
Maar Gij blijft dezelfde ; en uwe jaren zullen nimmer eindigen.
De kinderen uwer dienaren zullen woningen (bij Lquot;) hebben ; en hun kroost zal in eeuwigheid bestaan.
Eere zij den Vader, enz.
psalm 12u.
Uit de diepte heb ik tot U geroepen : o Heer, Heer, verhoor mijne stem.
Dat uwe ooren opmerkzaam zijn op de stem mijner sniecking.
Zoo Gij, Heer! de misdrijven gadeslaat. Heer! wie zal dan bestaan ?
f
u
ï
Omdat er bij U genade is, en om uwe wet (waarin hulp beloofd wordt), o Heer! heb ik U verbeid.
Mijne ziel heeft op zijn woord zich verlaten : mijne ziel heeft op den Heer gehoopt.
Dat Israel op den Heer hope, van den morgenstond af, tot den nacht toe.
Want bij den Heer is barmhartigheid, en bij Hem is overvloedige verlossing.
En Hij zal Israël verlossen van al zijne ongeregtigbeden.
Eere zij den Vader, enz.
psalm 11-2.
Heer! verhoor mijn gebed, leen bet oor aan mijne sraeekingen, om uwer waarheid wil (om de waarheid uwer beloften) : verhoor mij naar uwe regtvaardigheid.
En kom niet in bet geregt met uwen dienaar; want niemand leeft, die zich voor
— 100 -
i uw aanschijn kan regtvaardigen. ij (Verhoor mij!) want mijn \ ij a
and heeft
(v
— 101 — 1
mijne ziel vervolgd; hij hoeft mijn leven *// ter aai'de vertreden. f
Vu
Hij doet mij leven in duistere holen, als degenen, die voor lang dood zijn : en mijn geest is in mij beangst: mijn hart is in mij ontsteld geworden.
Toen ben ik indachtig geweest de oude tijden, en overwoog al uwe daden : de werken uwer handen overdacht ik.
Mijne handen beb ik voor U uitgebreid: mijne ziel is voor ü gelijk aan eene landstreek zonder water (is dorstig naar de stroomen uwer genade).
Verhoor mij baastelijk, Heer! mijn geesfc is bezweken.
Keer toch uw aanschijn van mij niet af,
of ik word hun gelijk, die ten grave dalen.
Doe mij vroegtijdig (eiken morgen) de stem uwer barmhartigheid booren : want op L' heb ik gehoopt.
Maak mij den weg bekend, welken ik te gaan heb; want tot U beb ik mijne ziel opgeheven.
r/)i -102 -
V. |
W Verlos mij van mijne vijanden, Heer ! ,[) want Gij zijt mijne eenigste toevlugt; leer 'j} • mij uw welbehagen doen, want fiij zijt i mijn God.
j Uw goede geest zal mij geleiden op den I regten weg : om uws naams wille, Heer i zult Gij mij doen leven, naar uwe regt-1 vaardigheid.
i Gij zult mijne ziel uit de verdrukking 1 trekken : en in uwe barmhartigheid zult Gij mijne vijanden nitroeijen.
Gij zult ze allen ten onder brengen, die mijne ziel beangstigen, want ik ben uw dienstknecht.
Eere zij den Vader, enz.
LITANIE VAN ALLE HEILIQEJM.
T ker, ontferm L' onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontfor;:! ü onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm C onzer. God Zoon, Verlosser des wereld, ontferm
U onzer.
God H. Geest, ontferm U onzer. H. Drievuldigheid, één God, ontferm l'
onzer.
11. Maria, hid voor ons.
H. Raphael,
Mi
JjK j
— 101 —
Alle HH. Engelen en Aartsengelen,
voor ons.
Alle HH. Koren der zalige Geesten, H. Johannes de Dooper,
H.Joseph,
Alle HH. Aartsvaders cn Profeten, H. Petrus,
H. Paulus,
H. Andreas,
H. Jacobus (de meerdere), H. Johannes,
H. Thomas,
H. Jacobus (de mindere), H. Philippus,
H. Bartholomeus,
H. Mattheus,
H. Simon,
H. Thadeus,
H. Matthias,
H. Barnabas.
H. Lucas,
\j H. Marcus,
^|v Alle HH. Apostelen en Evangelisten,
bidt ^
—
— 105 —
Alle HH. Leerlingen des Heeren, bidt
voor ons.
Alle HH. onschuldige Kinderen, H. Stcphanus,
H. Laurentlus,
H. Vincentius,
HH. Fabianus cn Sehastianns.
HH. Johannes en Paulus,
HU. Cosmas cn Damianus,
HH. Gcrvatius cn I'rotasiiis,
Allo HH. Martelaren,
A. Hieronijmus,
H. Jlartinns,
H. Nicolaus,
Alle HH. Bisschoppen en Belijders,
Alle HH. Leeraren der Kerk,
H. Antonius,
H. Bcnedictus,
H. Bernardus,
Cl
ï
\b
I
! Alle HH. Priesters en Levieten,
; Alle HH. Monikken en Kluizenaars,
H. Catharina,
H. Anastatia,
Alle HH. Maagden en Weduwen,
Alle Heiligen Gods,
Wees genadig, spaar ons. Heer.
i Wees genadig, verhoor ons. Heer.
i Van alle kwaad, verlos ons. Heer.
:: Van cenen haastigen en onvoorzienen ^ |
i
i Van de listen des duivels, — /
j 1 Van gramschap, haat en allen kwaden o 11'
----------
V Van den geest dar onknischlieid, verlos V/
Van schadelijk onwefr,
Van den gcesel van aardbeving.
Van pest, hongersnood en oorlog.
Van den eeuwigen dood.
Door het geheim uwer menschwording, ^
Dooi' uwe komst, S.
Door uwe geboorte, f
Door uw heilig doopsel en vasten, |
Door uw kruis en lijden,
Door uwen dood en uwe begrafenis, 3 Door uwe opstanding.
Door uwe wonderbare hemelvaart,
Door de komst van den heiligen (leest
den Trooster.
Op deu dag des oordeels,
Wij, zondaren, wij bidden ü, verhoor ons. Dal Gij ons wilt sparen, wij bidden U, verhoor ons.
; s Dat Gij ons onze zonden kwijtscheldt, wij j bidden U, verhoor ons.
^ Dat Gij ons tot eene ware boetvaardigheid -----
O'S* — 108 —
wilt brengen, wij bidden U, verhoor
Dat Gij uwe heilige Kerk wilt bestieren
en beschermen.
Dat Gij den Paus en allo kerkelijke overheden in de heilige Godsdienst wilt bewaren.
Dat Gij de vijanden der heilige Kerk
wilt vernederen.
Dat Gij de ehristene koningen en vorsten vrede en eendragt wilt geven. Dat Gij aan de geheele Christenheid vrede en ware eenheid wilt verleenen. Dat Gij ons in uwe heilige dienst wilt
bevestigen en bewaren.
Dat Gij onze harten tot hemelsehe begeerten wilt opwekken,
Dat Gij al onze weldoeners met de
eeuwige goederen wilt vergelden. Dat Gij onze zielen en de zielen onzer broederen, vrienden en weldoeners voor de eeuwige verdoemenis wilt behoeden.
[)
é
_ -109 — ^
Dat Gij ons de vruchten der aarde wilt geven en bewaren, wij bidden U, verhoor ons.
Dat Gij aan alle overledene geloovigen de eeuwige rust wilt geven, wij bidden U, verhoor ons.
Dat Gij ons gebed will verhooren, wij bidden U, verhoor ons.
Zoon Gods, wij bidden U, verhoor ons.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, spaar ons. Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, verhoor ons. Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm L' onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Onze Vader, enz.
En leid ons niet in bekoring;
Maar verlos ons van den kwade. Amen.
\) Sv _ MO
I* S A I, M 6 9.
O God! wees opmerkzaam op mijne hulp; Heer 1 haast U om mij bij te staan!
Dut zij beschaamden bevreesd worden, die mijne zie! zoeken.
Dat zij terug wijken en zich schamen, die mij kwaad willen.
Laat hen schielijk, met schaamte, afdeinzen, die met mijne verdrukking den spot drijven.
Laat allen, die ü zoeken, zich in U verheugen en verblijden, en laat hen, die uw heil beminnen, gedurig zeggen : de Heer zij hooggeloofd!
Doch ik ben ellendig en arm : o God! help mij I
Want (;ij zijt mijn Helper en Verlosser: Heer, vertoef niet!
Ecre zij den Vader, en den Zoon, en den heiligen Geest: gelijk het was van den beginne, zoo nu en altoos in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Ui —
Maak uwe dionai en zalig.
Mijn God, die in U hopen.
Heer l wees ons een sterke toren. (Stel ons, Heer, in cent' liooge wijkplaats.)
Tegen onze vijanden. (Tegen hen, die opstaan tegen ons.)
Laat onze vijanden niets tegen ons vermogen. (Dat geen vijand ons verdrukke.)
En laat den zoon der boosheid ons geen nadeel toebrengen. (En dat geen booswicht ons benaaiiwe.)
Heer, handel niet met ons naar onze zonden; en vergeld ons niet naar onze boosheden.
Laat ons bidden voor onzen Paus N.
De Heer behoede hem, spare zijn leven, doe hem gelukkig wezen op aarde, en geve hein nimmer zijne vijanden ten prijs.
Laat ons bidden voor onze weldoeners.
SJb
r.U
Heer, verwaardig U, allen, die ons weldoen, om mvs naams wille, met het eeuwige leven te vergelden. Amen.
1)
l
^ - 112 M
Laat ons bidden voor de geloovigen, die ^
ij overleden zijn. „„hot
Heer! geef hun de eeuwige rust, en net
eeuwige licht verlichte hen.
Dat zij rusten in vrede, \nien.
Voor onze broeders, die afwezig zijn, mijn God, maak uwe dienaren, die in ü
h0Zend hun hulpe van uit uw heiligdom. |
^quot;^Sed; en tnijn eeroep kome tot l'.
' O Oud! wien het eigen is, altijd barmhartig te zijn en te sparen, «i'hoor onze ootmoedige bede, opdat wij en al uwe dienaren, die met dc ketenen der zonden gebonden zijn, door dc ontferming uw goedertierenheid genadig ontbonden woi-
lt;1(!quot;vij bidden ü. Heer! verhoor de gebeden der ooimoedigen, en spaar hon.die hiinne zonden belijden; opdat w\j én ver0e\iig j) én vrede van uwe goedertierenheid mogen -p verwerven.
onuitsprekelijke barmhartigheid : ma; ons van alle zonden vrij, en scheld ons tevens de straffen kwijt, die wij er door hebben verdiend.
O God! die door zonden beleedigd , doch door boetpleging verzoend wordt, zie genadig neder op de gebeden van uw volk, dat zich voor ü verootmoedigt, en wend van ons af oe geesels uwer gramschap, die wij door de zonden verdienen.
Almagtige, eeuwige God, ontferm U over uwen dienaar, onzen Paus N... en geleid hem, volgens uwe goedertierenheid, op den weg des eeuwigen levens; opdat hij, door uwe hulp, hetgeen U behaagt, begeere en met alle kracht volbrenge.
O God, van wien heilige begeerten, goede voornemens en alle regtvaardige werken voortkomen, geef uwe dienaren den vrede, welken de wereld niet kan geven; opdat onze harten uwe geboden
(ty
Heer! verheerlijk aan ons genadig uwe (/
iak (i
(4gt;
^ zijn toegedaan , en wij geene vijanden y |t meer te v roezen hebbende, onder uwe
bescherming in rust mogen leven. i
O Heer! ontvonk onze nieren en harten door hel vuur van den heiligen Geest; opdat wij ü met een zuiver ligchaam dienen,
en door een rein hart behagen.
O God, Schepper en Verlosser van aile geloovigen, verleen aan de zielen van uwe dienarenen dienaressen vergeving van alle zonden : ten einde zij de kwijtschelding,
waarnaar zij altoos verlangd hebben,
door godvruchtige smeekingen mogen verwerven.
Wij bidden U, o Heer'. voorkom al onze werken door den invloed uwer genade ,
en voltrek deze door uwe medewerking,
zoodat al ons bidden on werken altijd van U beginne, en, alzoo begonnen, door U
voltrokken worde.
Almagtige, eeuwige God ! die over ^
) levenden en doodenheerseht, en U ontfermt
^ over allen, (lie Gij tevoren weet, dat door
geloof en goede werken de uwen zullen h' i] zijn; wij bidden U ootmoedig, dat degenen, :j, voor welke wij ons heblien voorgenomen I te bidden, hetzij zij nog In doze wereld leven , of reeds, door den dood, van hier weggevoerd, op de voorspraak van al uwe Heiligen, naar uwe barmhartigheid, vergeving van al hunne zonden mogen verkrijgen : door or z.cn Heer Jesus-Chris-liis, uwen Zoon, die met U leeft en heerscht In de eenheid des heiligen Geestes, God in eeuwigheid. Amen.
Heer! verhoor mijn gebed! En mijn geroep kome tot U1
De almagtige en barmhartige Heer ver-hoore ons.
Amen.
En dat de zielen der geloovigcn, door Gods barmhartigheid, in vrede rusten !
Litnniëii op al de dagen der week.
tot de
(op zondag.)
iwyr eer, ontl'erm U onzer, ^lpj Christus, ontferm U onzer.
QfjLT' Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God Vader, uit wien alle dingen zijn, ont
ferm U onzer.
(jod Zoon, dooi' wien alle dingen zijn, ( 'X ontferm U onzer.
117 — % (
God heilige Geest, in wien alle dingen zijn,
ontferm U onzer.
Heilige en ondeelbare Drievuldigheid,
één God,
Onbegrijpelijke Majesteit,
Onbeperkte Magt,
Oneindige Wijsheid,
Onuitputhare goedheid,
Heer der heerschappijen.
Die alleen God, en één God zijt, s
In wien wij leven, ons bewegen en het 2 aanwezen hebben, ^
Wiens Majesteit de aarde vervult.
Aan wien alléén de eer en de glorie toekomt.
Die ons troost in onze droefenissen. Die alléén groote wonderen doet,
{-N Die zijt, en waart, en wezen zult, j Regtvaardig en verschrikkelijk in uw oordeel,
--
— 118
Heerlijk en wonderbaar in uw rijk, ontferm C onzer.
Die alléén de onsterfelijkheid bezit, en s het ongenaakbare licht bewoont, s1 Eeuwige Vader, s
Eeniggeboren Zoon,
H. Geest, van beide voortkomende, = H. Drievuldigheid, één God, ■?
Wees genadig, spaar ons. Heer.
Wees genadig, verhoor ons. Heer.
Wees genadig, verlos ons. Heer.
Van alle kwaad,
Van alle zonden.
Van alle ongeloovigheid en dwaling.
Van de overtreding uwer geboden, g Van het veronachtzamen en misbrui- sr ken uwer genade, g
Van de verwaarloozing der heilige quot; dingen, g
Van den eeuwigen dood.
Door uwe almagt,
Duor uwe wijsheid.
Door uwe oneindige goedertierenheid, .24 «-A
I
5:
n
— 119 —
^ Dooi' uwe ovcrgi'oote barmliartigheid, (/ , 1 verlos ons, Heer. (|,
Door uw geduld en uwe langraoedigheid,
verlos ons. Heer.
Wij, zondaren, wij bidden U, verhoor ons.
Dat Gij ons de genade wilt verleenen, om altijd en overal te belijden, dat Gij de ware God /.ijt.
Dat Gij ons de genaih' wilt verleenen, s om U te vereeren, eenen God, in de ^ Drievuldigheid van Personen, en de 1: Drievuldigheid, in de éénheid van g uw Wezen te aanbidden, cj
Dat Gij ons de genade wilt verleenen, lt; om L', uit geheel ons hart, lief te 3-hebben, 5
Dat Gij het vulk, hetwelk uwen heili- § gen Naam is toegeheiligd, wilt be- ^ houden en zalig maken,
|! Dat Gij de dwalenden op den weg der C ' geregtigheid wilt terug leiden, -
--
v
i
120
Dat Gij U verwaardigt ons te verhooren,
wij bidden U, verhoor ons. H. Drievuldigheid, verlos ons. H. Drievuldigheid, maak ons zalig. H. Drievuldigheid, maak ons levend.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm ü onzer.
Onze Vader, enz.
v. Laat ons loven den Vader, den Zoon en den heiligen Geest.
r. Laat ons ze loven en verheerlijken in alle eeuwen.
v. Wees geloofd. Heer! in het uitspansel des Hemels.
n. Zeer geprezen en verheerlijkt, en hoog verheven in eeuwigheid.
v. Dat God ons zegene ! God, onze God, zegene ons!
is. Dat de gansche aarde Hem vreeze. v. Heer, verhoor mijn gebed.
u. Mijn geroep kome tot II.
* Ob
-f
r
— 1-21 —
Almagtige, eeuwige God, die aan uwe dienaren de genade verleend hebt, door het licht van het ware geloof dc heerlijkheid uwer eeuwige Drievuldigheid te erkennen, en in uwe opperste Majesteit hare Eenheid te aanbidden; verleen ons, dat wij door de kracht van datzelfde geloof, ten allen tijde, voor alle kwaad mogen bewaard worden, door Jesus-Christus, uwen Zoon, onzen Heer, die, waarachtig God, met li leeft en heerschappij voert, in de éénheid des heiligen Geestes, in eeuwigheid. Amen.
t
I
TOT DEN
(oh maandag.)
'fj EEu, ontferm U onzer.
U Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Clii»;stns, hoor ons.
C'.iristus, verhoor ons.
God, Vader in den Hemel, ontferm 1) onzer. God Zoon, Verlosser der wereld,
Heilige Drievuldigheid, één God, ? H. Geest, die van den Vader en den 5 Zoon voortkomt, ^
Geest der waarheid, die alle waarheid | { i leert, r-
Geest van wijsheid en verstand, ^
X
— 125
Geest van raad cn sterkte, ontferm onzer.
Geest van wetenschap en godsvrucht, Geest van de vrceze des Heeren,
Geest van liefde, blijdschap en vrede. Geest van lankmoedigheid, weldadigheid en goedhartigheid.
Geest van zachtmoedigheid, trouw en
matigheid.
Geest van eerbaarheid en reinheid. Geest des Heeren, die de gansche
aarde vervult,
H. Geest, die in ons woont.
Geest van genade.
Geest van heiligmaking.
Geest van krachten wijze gematigdheid, H. Geest, door wiens ingeving de heilige
Godsmannen hebben gesproken, H. Geest, die de dolende zondaren te
regt brengt,
H. Geest, die al uwe ware geloovigen één van hart en ziel maakt.
.A
rU
r
V gt;}
u
fp
1-24
H. Geest, die de ware vrijheid verleent,
ontferm U onzer.
H. Geest, die dubbelhartigen en veins-aards ontvlugt, en niet woont in een ligehaani, dat aan de zonde is onderworpen,
H. Geest, die aan onzen Heer Jcsus-Christus, zonder male, gegeven zijl,
H. Geest, ziol van het ligchaam der
Kerk van Christus, =
H. Geest, die ons het duistere der hei- 2 lige Selirifluur door de onfeilbare ~ Kerk verklaart, c
H. Geest, die alleen ons Gods Wet |
kunt doen volbrengen,
H. Geest, die zelf de gever van het
bidden zijl,
H. Geest, die zelf voor ons en in ons met onuitsprekelijke verzuchtingen bidt,
H. Geest, die ons hart van droefheid en kwellingen bevrijdt.
€
rp
-
123 — gt;2quot;'
Vin
W H. Geest, die de liefde Gods uitstort in onze halten, ontferm U onzer.
H. Geest, die in uwe geloovigen als in
uwe tempels woont,
H. Geest, die uit uwe geloovigen stroomen van levend water doet voortvloeijen,
H. Geest, door wien wij nu niet meer slaven zijn, maar kinderen en erfgenamen Gods,
H. Geest, door wien wij niet meer in = gedurige vrees voor welverdiende 2.' straf leven, maar zoo als kinderen hun vader uit liefde eeren en dienen, o H. Geest, die ons doet zuchten naar de g volkomene bezitting van het voorregt ^ der aanneming tot kinderen,
H. Geest, die, in ons wonende, onze sterfelijke ligehamen zult levend maken, H. Geest, die ons in onze zwakheid te hulpe komt.
•tin
i H. Geest, die onze harten door het rL geloof reinigt.
U. Geest, Trooster, die met ons blijft i
eeuwigheid, ontferm U onzer.
Wees genadig, spaar ons, H. Geest. Wees genadig, verhoor ons, H. Geest. Wees genadig, verlos ons, H. Geest. Van den geest der dwaling,
Van den geest van onkuischheid. Van don geest der godslastering,
Van alle verhardheid in de boosheid en
van alle vertwijfeling.
Van alle laatdunkendheid en van het bestrijden der geopenbaarde waarheden des Christendoms,
Van alle boosaardigheid en van zondige
gewoonten,
Van quot;Ikrenken der broederlijke liefde, Van onboetvaardigbeid, vooral in ons
sterfuur.
Van allen kwaden geest.
Van allen geest, die maar eenigzins met
U strijdig is.
Door uwe eeuwige voortkomstvanden Vader en den Zoon.
-3^
127
Door uwe onzigtbare zalving, verlos ons, H. Geest.
Door devollieid der genade, waarmede Gij de H. Maagd Maria, steeds hebt begiftigd,
Door den invloed van heiligheid, waarmede Gij de Moeder des Heeren, bij de ontvangenis des Woords , als overstroonulet.
Door uwe heilige verschijning bij den 1
Doop van Christus,
Door uwe heilrijke nederdaling over -de Apostelen, I
Door de onuitsprekelijke goedheid , ^ waarmede Gij Gods Kerk bestuurt, do Overheden doet eensgezind zijn, de Martelaars versterkt, de Leeraren verlicht en de geestelijke orden instelt. Wij, zondaren, wij bidden U. verhoor ons.
Dat gelijk wij in den geest leven, wij alzoo ook naar den geest wandelen, wij bidden U, verboor ons.
ct
Vb
dj
-/■/
f
(r
V
— 128
■u
het vleesch
P
(v
Dat wij de werken van door den geest dooden, wij bidden U verhoor ons.
Dat wij U nimmer bedroeven.
Dal wij U, o Geest der genade! geene
versmading aandoen,
Dat wij altijd trachten de eenheid des geestes, door den band van vrede, te onderhouden.
Dat wij naar U leven, en de begeer- -i lijkheden des vleesches niet in- : volgen.
Dat wij alle geesten met gelooven, maar
beproeven of zij uit God zijn.
Dat wij, steeds gedachtig dat wij uw tempel zijn, vreezen ons zeiven te schenden,
Dat wij degenen, die tot misdrijf zijn vervallen, met den geest van zachtmoedigheid te regt brengen.
Dat wij in U zaaijen en van li het eeuwig leven inoogsten,
Dat het 1! behage ons een nederig ge-
ï
— 129 —
voelen van ons zeiven te doen hebben , en onze harten van den rijkdom los te maken, wij bidden U, verhoor ons. Dat het U behage, ons zachtmoedig te
doen worden,
Dat het ü behage, ons de genade van eene zalige droefheid en boetende, heiligende tranen te verleenen.
Dat het U behage, ons hongerig en „ dorstig naar de geregtigheid te doen ==: worden, £
Dat het U behage, ons ware gevoelens g van liefde en barmhartigheid in te g boezemen, lt;
7 O
Dat het U behage, in ons een zuiver 3 hartte scheppen, en den regten geest § te vernieuwen, s
Dat wij vredelievend en waardig zijn, quot; den naam van kinderen Gods te dragen,
Dat wij alle vervolgingen om de geregtigheid kloekmoedig en standvastig verduren.
130 —
Dat wij vrij zijn van de zonden, welke noch in deze noch in de toekomende wereld vergeven worden, wij bidden U, verhoor ons.
Dat Gij nimmer van ons wijket, wij bidden U, verhoor ons.
Dat wij U nimmer wederstaan, wij bidden ü, verhoor ons.
Dat Gij ons, tot het einde toe, in het goede leven wilt bevestigen, wij bidden ü, verhoor ons.
Geest Gods, wij bidden ü, verhoor ons.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden dei' wereld, stort uwen heiligen Geest over ons uit.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, zend over ons den beloofden Geest des Vaders.
Litm Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, geef ons den goeden Geest.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm ü oh/ t.
-
a
(P
!rr\
Onze Vader, enz.
{ ) De genade des heiligen Geestes verlichte onze zinnen en harten. Amen.
l.AAT ONS BIDDEN.
O God! die de harten der geloovigen door de verlichting van den heiligen Geest onderwijst, verleen ons uwe genade , opdat wij door dien zelfden Geest leeren verstaan wat goed Is; — ons verstand verlicht, ons hart gereinigd worde; en wij ons ten allen tijde over zijne vertroosting verheugen, door Jesus-Christus, uwer; Zoon, onzen Heer, die met U en den heiligen Geest, een eenigGod, leeft en regeert in eeuwigheid. Amen.
van den
ALLERHEILIGSTEN NAAM JESÜS.
(op dingsdac.)
(ÜÜit dagen nllaat aan hen die deze litanie lezen.)
eer, ontferm U onzer.
o
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Jesus, hoor ons.
Jesus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm U onzer God Zoon, Verlosser der wereld, God H. Geest,
H. Drievuldigheid, één God,
.Jesus, Zoon van den levenden God, Jesus, schitterend licht des Vaders,
Jesus, glans van het eeuwige licht,
■
133 —
Jesus, koning der heerlijkheid, ontferm U onzer.
•Tcsus, zon der regtvaardigheid,
.lesus. Zoon van de Maagd Maria,
Minnelijke Jesus,
Wonderlijke Jesus,
Jesus, sterke God,
Jesus, vader dei- toekomende tijden,
Jesus, verkondiger van Gods verheven
Jesus, zoet en ootmoedig van harte, 2 Jesus, minnaar der zuiverheid, |
Jesus, onze minnaar,
Jesus, God des vredes,
Jesus, oorpsrong des levens,
Jesus, voorbeeld der deugden,
Jesus, ijveraar der zielen,
Jesus, onze God,
Jesus, onze toevlugt,
Jesus, vader der armen,
A
^ Jesus, scliat der geloovigen, outf. ü onzer.
Jcsus, goede herder,
Jesus, waar licht,
.lesiis, eeuwige wijsheid,
.lesus, oneindige goedheid,
•lesus, onze weg en ons leven,
•lesus, blijdschap der Engelen,
.lesus, koning der aartsvaderen,
•lesus, meester dei' apostelen,
•lesus, leeraar der evangelisten,
•lesus, sterkte der martelaren,
Jcsus, licht der belijders,
Jesus, zuiverheid der maagden,
Jesus, kroon van alle Heiligen,
Wees genadig, spaar ons, Jesus.
Wees genadig, verhoor ons, Jesus.
Van alle kwaad, verlos ons, Jesus.
Van alle zonde,
Van uwe gramschap.
Van de listen des duivels, 1
O
Van den geest van onkuiscliheld, , Van den eeuwigen dood, ;
Van de veronachtzaming uwer inspraken, ■'
- 153 - ^
^ Doov hot geheim uwer heilige menschwor-5 'j ding, verlos ons, Jesus.
Door uwe geboorte,
Door uwe kindschheid,
Door uw allergoddelijkst leven.
Door uwen doodstrijd en uw lijden, §-Door uw kruis en uwe verlating. ~ Door uwe smarten, F
Door uwen dood en uwe begrafenis, Squot;
Door uwe hemelvaart.
Door uwe vreugden.
Door uwe heerlijkheid.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, spaar ons, Jesus.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, verhoor ons, Jesus.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, ontferm U onzer, Jesus.
Jcsns, hoor ons.
-tóf
Jesus, verhoor ons.
■ö
\)X
^--5)
^ _ 136 - ÏXÏ,
LAAT OSS BIDDEN.
Heer Jcsus-Christus, die gezeid hebt: Vraagt en gij zult verkrijgen; zoekt en gij zult vinden , klopt en er zal u opengedaan worden, wij bidden U, verleen ons op onze smeekingen het gevoelen uwer allergod-delijkste liefde, opdat wij U, uit gansch ons hart, door woorden en werken mogen beminnen en nimmer ophouden van U te loven.
Maak, o Heer, dat wij te zamen de vrees en de liefde van uwen heiligen Naam in der eeuwigheid mogen bezitten, omdat Gij nooit van uwe bestiering berooft alwie Gij ü gewaardigt in de kracht uwer liefde te vestigen. Door onzen Heer, enz.
ter eere van
DE HEILIGE ENGELEN.
(op woensdag.)
fEER, ontferm U onzer.EER, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, Vader in den Hemel, ontferm IJ onzer.
God Zoon , verlosser der wereld, ontferm U onzer.
God heilige Geest, ontferm U onzer. H. Drievuldigheid, één God, ontferm U
onzer.
H. Maria, bid voor ons.
H. Moeder Gods, bid voor ons.
dj
ï
(f
SA
y».
H. Maagd der Maagden, bid voor ons.
H. Maria, koningin der Engelen,
H. Michael,
H. Gabriël,
H. Raphaêl,
H. Cherubijnen,
H. Serafijnen,
li. Troiinen,
li. Heerschappijen,
H. Overheden,
H. Magten,
H. Krachten,
H. Aartsengelen.
H. Engelen,
H. Engelen, die Gods verheven troon omringt.
Die ten allen lijde het aanschijn des
Vaders aanschouwt. Die onophoudelijk God het driemaal
heilig toezingt.
Die 'sHeeren bevelen volvoert. Die aan ons menschen den goddelijken wil bekend maakt.
— 138 —
---
- 159 - gt;e0
Die ii over onze boetpleging verblijdt,
bidt voor ons.
Die tot onze dienst wordt uitgezonden, Die ons bewaakt en in bescherming
neemt,
Die ons leert en onderrigt.
Die ons vergezelt en leidt.
Die ons waarschuwt en vermaant.
Die onze gebeden aan God opdraagt. Die voor ons bidt.
Die de geboorte des Zaligmakers aan H:
de herders bekend maaktet, —
7
Die bij de geboorte van den Verlosser § den Allerhoogste, met gejuich en 3 gezang, verheeriijktet, ?
Die den Heer in de woestijn diendet.
Die, in sneeuwwitte kleederen, bij het graf' van den verrezen middelaar waart neergezeten,
Die, onmiddelijk na de hemelvaart van den Zoon Gods, aan de Apostelen IJ verscheent,
^ Die eenmaal,met verschrikkend bazuin----------
V _ HO -
geschal, alle menschen zult dagen om voor den regterstoel van Christus te verschijnen, bidt voor ons.
Die den Zoon des menschen zult omringen bij zijne plegtige komst ten oordcel der wereld.
Die bij de algemeene opstanding der £ dooden de uitverkorenen zult ver- ^ zamelen, §
Die de werken der ongcregtigheid uit s het koningrijk van den Zoon des ^ menschen zult inzamelen,
H. Engelen Gods,
Alle koren der zalige geesten,
Jesus, vreugde der Engelen, wij bidden U,
verhoor ons ootmoedig smeeken! Van alle rampen en gevaren, verlos ons. Heer.
Van alle listen en lagen des duivels, verlos
ons, lieer.
Van alle scheuring, ongeloof en ketterij, verlos ons. Heer.
--
--
— lil —
Van eenen onvoorzienen dood, behoed ons. Heer.
Wij, zondaren, wij bidden U, verhoor ons.
Dat liet U behage, ons door uwe heilige Engelen, voor de ligchaams- en zielsgevaren te behoeden, waaraan wij gedurig zijn blootgesteld.
Dat het U behage, door nwe heilige ^ Engelen, in al onze behoeften te voorzien; — ons bijstand te ver- g leenen, 3
Dat het U behage, ons door uwe hei- p lige Engelen in uren van bekoring te ondersteunen, opdat wij, staande gquot; blijvende, verwinnen, --
Dat het U behage, ons door uwe hei- = lige Engelen tot ware boetpleging op te leiden.
Dat het U behage, ons door uwe heilige Engelen in onze droefenissen en rampspoeden . onderwerping,
-
--
troost en bemoediging te doen verwerven, wij bidden U, verhoor ons.
Dat bet U behage, door de veelvermogende voorbidding uwer heilige Engelen, uwe regtmatige verbolgenheid g van ons af te wenden,
Dat het U behage, door uwe heilige ê Engelen, ons op ons doodsbed ver- ^ kwikking en lafenis te doen be- -J' komen, g.
Dat het U behagquot; onze zielen, na het § verscheiden, door uwe heilige Enge- g len te doen opnemen, en tot U ten ■' Hemel te voeren,
.lesus, vreugde der Engelen,
Lam Gods, dat wegneemt de zonden dei-
wereld, spaar ons. Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden dei-wereld, verhoor ons. Heer. ^ Lam Gods, dat wegneemt de zonden der 'J wereld, ontferm U onzer.
--------
— 143 — 'lt;■
Hoer, ontferm ÏJ onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
Looft den Heer, jdj al zijne Engelen!
Gij sterke helden, die zijn woord volbrengt, gehoorzaamt aan de stem van zijn gebod.
Looft den Heer, gij al zijne heerscharen!
Gij, zijne dienaars, die, wat Hem behaagt, volvoert,
God heeft zijne Engelen van wegens u bevolen, dat ze ii bewaren in al uwe wegen.
De Engel des Hoeren zal zich legeren rondom degenen, die Hom vreezen :
En Hij zal hen uit allen nood rukken.
In de tegenwoordigheid der Engelen, zal ik U, o mijn Godlof zingen.
Ik zal, naar uwen heiligen tempel gekeerd, U aanbidden, Heer! en uwen naam verheerlijken.
Hoer, verhoor mijn gebed !
En mijn geroep kome tot II!
i-sy^------1?=^
— Ui —
({
LAAT ONS BIDDEN.
Almagtige God! onuitsprekelijk liefderijke Vader! die ü verwaardigt uwe Engelen, ten dienste van ons, zondige men-sclien, uit te zenden! geef dat wij ten allen tijde hunne bescherming en bijstand, het vermogen, de kracht van hunne voorbidding ontwaren, en eenmaal door de verdiensten van Jesus-Christus, in hunne zalige gemeenschap, U en uwen welbeminden Zoon altoos en eeuwig dankbaar verheerlijken. Amen.
fp
van het
H£ILiq SACRAMENT.
(op hondehdag.)
reer, ontferm o onzer.
szrgt; Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, Vader in den Hemel, ontferm U onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, o God, heilige Geest, p:
^ )
Heilige Drievuldigheid, één God, a Levend Brood, uit den Hemel neder- i dalende, S
to
116 —
Verborgen God, onder zigtbare gedaante
schuilende, ontferm U onzer.
Tarwe der uitverkorenen.
Wijn, die maagden kweekt.
Voortreffelijk Brood en lekkernij der
koningen,
Gedurig offer.
Reine spijs-offerande,
Onbevlekt Lam,
Allerreinste Tafel,
Gedenkstuk van Gods wonderen, Bovennatuurlijk brood, 2
Vleesebgeworden Woord, onder ons g
wonende,
H. Offer,
Drinkbeker der zegening.
Troostvolle verborgenheid van ons geloof.
Hoogwaardig en uitmuntend Saera-ment, ^
^ Allerheiligste offerande,
---
T
--
- u- - x
Zocnoffei' voor levenden en dooden, ontferm ü onzer.
Hemclsch behoedmiddel, waardoor wij
voor de zonden behoed worden.
Wonder van Gods wonderen.
Allerheiligste gedachtenis van het lijden des Heeren,
Geschenk dat a le volheid tc boven gaat.
Voortreffelijk gedenkteeken der godde- 0 lijke liefde, 5.
Overvloeijende bron van (iods mildda- § digheid, H,
Doorluchtig, overheilig geheim, 2
Krachtige spijs dei- onsterfelijkheid, S Levendmakend, aanbiddelijk Sacra- ' ment,
Brood, dat door de almogendheid des
Woords zijt vlecsch geworden. Onbloedig, rein offer van het nieuwe verbond,
\j Tafelgeregt en gastheer,
fyi Allerheiligste maaltijd, waarbij Enge-
— lis —
len tegenwoordig zijn en dienen, ont- Y/
ferm U onzer.
Teeken van genade.
Hoogepriester, die zelf het oCTcr zijt, j? Geestelijke spijs van verkwikking onzer 3 zielen, ^
Teerpenning dergenen, die in den Heer | sterven, f
Onderpand der toekomende glorie.
Wees genadig, spaar ons. Heer.
Wees genadig, verhoor ons. Heer.
Van het onwaardig nuttigen uwsligehaams
en bloeds, verlos ons. Heer.
Van de hegeerlijkheid des vleesches. Van de begeerlijkheid der oogen, ^ Van de grootschheid des levens, g. Van alle twijfeling, ongeloovigheid, ^ verblindheid des harten en ketterij, j= Van alle oneerbiedigheid en misbruik _ met opztgt tot dit hoogheilig Sa- g crament.
Van alle zwakheden en zonden, die de
fVi
.2lt;
Vs
4^)-
119
heerlijke uitwerkselen van dit aanbiddelijk Sacrament konden verminderen en tegenhouden, verlos ons, Heer. Van alle gelegenheden tot zondigen,
Door de groote begeerte die Gij hadt, um dit Paaschlam met uwe leerlingen te eten,
Door den diepen ootmoed, waarmede Gij de voeten van uwe leerlingen S wasehtet, Squot;
7 V-
Door de onuitsprekelijke liefde, waar- = mede Gij dit hoogheilig Sacrament quot; hebt ingesteld, 5
Door het dierbaar Bloed, dat Gij voor ?■
ons op het Altaar hebt nagelaten.
Door de vijf kruiswonden, welke Gij in het allerheiligste Ligchaam, dat Gij voor ons hebt aangenomen, hebt ontvangen.
Wij, zondaren, wij smeeken U, verhoor ons.
Dat het U behage, in ons geloof, eerbied en godsdienstige gemoedsstemming ten
— 150 —
opzigte van dit wonderbaar Sacrament te onderhouden en te vermeerderen, wij smeeken U, verhoor ons.
Dat het ü behage, ons, door eene op-regte belijdenis onzer zonden, tot het ^ dikwijls nuttigen dezer geestelijke ==: spijs vóór te bereiden, 3
Dat het U behage, de onschatbare, he- g. nielsche vruchten van dit allerhel- — ligste Sacrament, in ons overvloedig r-uit te storten, s.
Dat bet U behage, ons, in het uur van g onzen dood, met deze hemelspijs tot | de reis naar de eeuwigheid te ver- | sterken.
Zoon van God,
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, spaar ons. Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden dei-wereld, verhoor ons. Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
--
lV - 151 -
rt\
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
Heer, verhoor mijn gebed!
En mijn geroep kome tot U.
LAAT ONS BIDDEN.
Heer Jesus! die ons in dit wonderbaar Sacrament eene aitoosdurende gedachtenis van uwe liefde cn van uw lijden en sterven hebt nagelaten, geef dat wij de geheimenissen van uw Ligchaam en Bloed met zulk eene ware godsvrucht vereeren, dat wij al den zegen, al de heilrijke gevolgen van onze verlossing onophoudelijk mogen ontwaren. Gij, die met den Vader en den H. Geest, één cenig God, leeft en regeert in eeuwigheid. Amen.
van het
(op vrijdag.)
^rj eer , ontferm ü onzer.
oS Christus, ontfeiiu U onzer.
Heer, ontferm ü onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm U onzer.
God Zoon, Verlosser des wereld, ontferm
U onzer.
God H. Geest, ontferm U onzer. H. Drievuldigheid, één God, ontferm U onzer.
. Jesus, die,na het H. Avondmaal, dat eeuwig J gedenkstuk van uwe oneindige liefde, 5 ingesteld en don lofzang gezegd te
!
----
155 -
hebben, van Jerusalem over de beke Cedron, naar den Olijfberg uitgingt, om uw gebed te doen, ontferm U onzer, ■lesns, die, door het voorgevoel des smaads en der smarten, en ook van do diepe vernedering der mensehe-lijkheid, waarvan Gij het slagtoffer wezen zoudt, bedroefd en diep beangst werdt,
Jesus, die, tot het lijden bereidvaardig, U aan den wil van uwen hemelsdien i Vader onderwierpt, §■'
Jesus, die, bij uwen afmattenden 2 lijdensstrijd door een Engel versterkt werdt, §
Jesus, die door Judas, een van uw ge- ~ liefkoosd twaalftal leerlingen, werdt verraden,
Jesus, die door eene bende huurlingen
werdt geboeid,
Jesus, die door al uwe leerlingen werdt verlaten,
Jesus, die geboeid naar Annas en
Caïplias wordt gebragt, ontferm U onzer.
Jesus, die van een dienaar een kaakslag ontvingt,
Jesus, die door valsche getuigen werdt
beschuldigd,
Jesus, die, getuigenis der waarheid gevende, als een godslasteraar ten dood werdt veroordeeld,
Jesus, die Petrus, nadat Hij U had g verloochend, door een blik van me- -5 delijden en ontferming bekeerdet, Ê Jesus, die aan Pilatus, een helden,
werdt overgeleverd,
Jesus, die, voor Herodes gebragt, door dezen en door zijn hofgezin bespot werdt,
Jesus, die gesteld werdt achter den
oproerigen moordenaar Barrabas, Jesus, die wreedelijk werdt gegeeseld, Jesus, die ter bespotting met een' purperen mantel werdt omhangen,
135
Jesus, die, ter bespotting met doornen V
werdt gekroond, ontferm U onzer.
Jesns, wien men ter bespotting een
riet tot scliepter in de band gaf,
Jesus, wiens kruisdood door de Joden onder oen ontzettend geschreeuw geeisebt werd,
Jesus, die door Pilatus tot den kruisdood veroordeeld en aan de woede der Joden overgeleverd werdt,
Jesus, die, bij het dragen van den kruisbalk, onder den zwaren last diep gebukt gingt,
Jesus, die, als een schuldeloos lam, ter
slagting geleid werdt,
Jesus, die van uwe kleederen ontbloot werdt,
Jesus, die voor onze boosheden gewond werdt,
Jesus, die, vol verscboonende liefde ,
uwen Vader om vergeving voor uwe vijanden en moordenaars badt.
Cu^ — |:i(i —
v^' Jesus, die met de booswichten werdt ge ( 1 lijk geacht, ontferm U onzer.
Jesus, die nog aan het kruis gelasterd
en bespot werdt,
Jesus, die den geloovenden en berouw-hebbenden moordenaar in genade aangenomen en hem het Paradijs beloofd hebt,
Jesus, die uwe Moeder aan den heili-j gen Johannes hebt aanbevolen,
Jesus, die, aan het kruis hangende, |. uitriept : Mijn God! mijn God! ? waarom hebt Gij mij verlaten ?
Jesns, die in uwen dorst met gal en , edik gelaafd werdt, s
Jcsus, die betuigdet dat het al volbragt r
was, watwegensU stond geschreven, Jesns, die, stervende uwen geest in de
handen uws Vaders hebt bevolen, Jesus, die uw hoofd buigende, onder een luid geroep den geest gaaft, ; ■, Jesus, door wiens sterven delionderd-man en velen uit liet volk bekeerd fp werden.
137 —
Jesus, wiens zijde met cene speer door- ^
stoken werd, ontferm U onzer. lt;
Jesus, uit wiens doorstoken zijde water en bloed vloeiden,
Jesus, wiens ligchaam door twee eerwaarde mannen van het kruis afgenomen en begraven werd,
Jesus, die na uwen dood nederdaalde! ter helle, om de zielen der afgestorvene regtvaardigen te troosten en te verlossen, S
Jesus, die op den derden dag na uwen ~-dood vol heerlijkheid uit het graf zijt verrezen,
Jesus, die levenden en dooden zult
komen oordeelen.
Wees genadig, spaar ons, Jesus.
Wees genadig, verhoor ons, Jesus.
Van alle kwaad, verlos ons, Jesus.
Van alle zonden, verlos ons, Jesus. Van eenen haastigen en onvoorzienen
dood, verlos ons, Jesus.
Van gramschap, haat en allen kwaden wil, verlos ons, Jesus.
Cl
158 —
srrr
Van do listen des duivels, verlos ons, Jesus.
Van het eeuwige verderf,
Van pest, hongersnood en oorlog,
Door uwen doodstrijd en bloedig avvee-
Door uwe geeseiing en ondergane g, mishandelingen, ^
Door uwen dorst, door uwe tranen en g
naaktheid,
Door uwen dood en uwe begrafenis.
Door uwe opstanding.
Op den dag des oordeels.
Wij, zondaren, wij bidden U, verhoor ons. Dat wij de dwaasheid van het kruis hooger achten dan alle menschelijke wijsheid, wij bidden U, verhoor ons.
Dat wij er naar streven, U, o Jesus-Christus, vooral als gekruist en gestorven voor onze zonden, te kennen, wij bidden U, verhoor ons.
— 1S9 — gt;2
Dat wij het voorbeeld van uw lijden ons voorstellende, uwe voetstappen navolgen, wij bidden U, verhoor ons.
Dat wij dagelijks ons kruis opnemen en U volgen.
Dat wij, daar Gij onze zonden op het kruishout in uw ligehaam hebt gedragen, aan de zonden afgestorven zijnde, voor de geregtigheid leven, f
Dat wij op U, o aanvoerder en voltrekker quot;2; van ons geloof, steeds het oog geves- £ figd houden, 2
Dat wij, naar uw voorbeeld, als wij P gescholden worden , niet weder- g schelden ; als wij beleedigd worden, gquot; niet dreigen, maar het aan U overla-ten, die regtvaardig oordeelt, §
Dat het verre van ons zij op iets anders ' dan op uw kruis, o Heer Jesus! te roemen.
Dat, uit liefde tot U, de wereld voor ons gekruisigd zij en wij zulks voor de wereld zijn,
— 160 —
Dal wij, hetgeen ons tot winst was, uwen wil, voor schade schatten, bidden U, verhoor ons.
Dat uw bloed ons van alle doode werken reinige, om U, o levende God, tc dienen.
Dat wij, die zoo duur gekocht zijn, U in ons ligchaam verheerlijken.
Dat wij ons vleesch met deszelfs hartstogten en begeerlijkheden kruisigen,
Dat, gelijk wij deelgenooten uws lij-dens zijn, wij ook der vertroosting deelachtig worden.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden wereld, spaar ons, Jesus.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden wereld, verhoor ons, Jesus.
I .am Gods, dat wegneemt de zonden wereld, ontferm U onzer, Jesus. i Jesus-Christus, hoor ons.
Jesus-Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm II onzer.
om
wij
amp;
i
der der der
f
— 161 —
Christus, ontferm U onzer. Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
Heer, verhoor mijn gebed! En mijn geroep komc tot U.
LAAT 0gt;S BIDDEN.
Laat, o Heer Jesus-Christus ! al de zegeningen van uw lijden en sterven over ons komen. Verwek in ons den levondigsten afkeer tegen do zonden. Verleen ons uwe genade, dat wij de zonden, welke ons zoo diep verlagen, den Hemel ontrooven, en van L' scheiden, die uw bloed voor ons vergoten hebt, in ons geheel en al uitroei-jen. Verleen ons het vertrouwen, dat onze zonden, om invent wille, die tot onze verzoening zljt gestorven, genadig zijn vergeven. Sehcnk ons uwe hulpe, opdat wij heilig worden: maak ons getrouw, en sterk ons In alle beproevingen van dit vergankelijk leven ; tTef rust en verkwik-
— -162 —
king aan ons hart in dagen van droefheid en lijden. — O Gij, die ons tot uw eigendom gekocht hebt, wees ons genadig : en daar Gij zelf, goddelijke, dierbare Verlos-531', met den dood geworsteld hebt, zoo verlaat ons niet in ons sterfuur. Laat, zoo lang wij hier op aarde 1'evcn, het denkbeeld ons steeds vergezellen, dat het onze zonden zijn, die ü ter nedervelden, verwondden en aan het kruis bragten. Laat ons zalig in hoop van hier gaan, en doe ons, in ons laatste uur, uwe stem hooren : « Heden zult gij met Mij wezen in het Paradijs. » Ja. Amen.
amp;
5^-
--
ted eehe
VAN DE HEILIGE MAAGD MARIA.
(op zaterdag.)
eer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, Vader in den Hemel, ontf. ü onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm ü onzer.
God heilige Geest, ontferm U onzer. H. Drievuldigheid, één God, ontferm ü
onzer.
H. Maria, bid voor ons.
H. Moeder Gods, hid voor ons.
H. Maagd der maagden, bid voor ons. Moeder van Christus, bid voor ons
A
(U
Moeder der goddelijke genade, bid voor f/ ons. (|}
Allerreinste Moeder,
Allerkuisehte Moeder,
Ongeschondene Moeder,
Onbevlekte Moeder,
Lieftallige Moeder,
Wonderbare Moeder,
Moeder des Scheppers,
Moedor des Zaligmakers,
Allenvijsste Maagd,
Roemwaardige Maagd,
Vereerenswaardige Maagd,
Veelvermogende Maagd,
Goedertiercno Maagd,
Getrouwe Maagd,
Spiegel der geregtigheid.
Zetel der wijsheid.
Oorzaak onzer blijdschap.
Geestelijk vat.
Eerwaardig vat,
Uitmuntend vat van godsvrucht, --
1
— 165 —
Geheimzinnige roos, bid voor ons.
Doren van DaviJ,
Ivoren toren.
Gulden huis.
Ark des Verbonds,
Deur des Hemels,
Morgenstar,
Behoudenis der zieken,
Toevlugt der zondaren.
c.
C/5
Koningin der Profeten,
Koningin der Apostelen,
Koningin der Martelaren,
Koningin der Belijders,
Koningin der Maagden,
Koningin van alle Heiligen,
Koningin zonder vlek ontvangen. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, spaar ons, Heer.
----
— 166 — %
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der , .
wereld, verhoor ons. Heer. (j.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der '
wereld, ontferm L' onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm ü onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Jesus-Christus, hoor ons.
Jesus-Christus, verhoor ons.
Wees gegroet, Maria, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
5^--
Heer Jesus-Christus! die ü verwaardigd hebt mensch, ja een zoon des menschen te worden, U eene vrouw tot Moeder op aarde verkiezende, die God tot Vader hebt in den Hemel. Wij bidden U, geef dat wij uwe heilige Moeder, altoos Maagd, zoo vereeren, dat die vereering U welbehage-lijk zij, die met den Vader en den heiligen Geest, waarachtig God, in eeuwigheid leeft en regeert. Amen.
--—-----
Vcrscliillende Lifaniën cn Geleden.
LITANIE
tot het
r eer, ontlcrm L' onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm U onzer. God Zoon, Verlosser dei' wereld, ontferm
' ni
God H. Geest, ontferm U onzer.
— 168 — ^ if)
('U
v* H. Drievuldigheid, één God, ontferm U V t j onzer. (
Hart van Jesus, zelfstandig vereenlgd
met het Woord,
Hart van Jesus, heiligdom der Godheid,
Hart van Jesus, tempel der H. Drievuldigheid,
Hart van Jesus, afgrond van wijsheid.
Hart van Jesus, zee van goedheid,
Hart van Jesus, troon van barmhartigheid.
Hart van Jesus, onuitputhare schat.
Hart van Jesus, uit welks volheid wij
alles ontvangen hebben.
Hart van Jesiis, onze vrede en onze-
verzoening.
Hart van Jesus, voorbeeld aller deugden,
Hart van Jesus, dat oneindig bemind wordt en oneindig beminneiiswaar-dig zijt, (J
Hart van Jesus, bron van water, dat ^
ï
1C9 —
tot het eeuwig leven'vloeit, ontferm U onzer.
Hart van Jesus, voorwerp van het welbehagen des henielschen Vaders,
Hart van Jesus, verzoening voor onze zonden,
Hart van Jesus, ter onrzake van ons
met bitterheid vervuld.
Hart van Jesus, in den hof der Olijven
bedroefd tot den dood.
Hart van Jesus, met smaad verzadigd, ~
Hart van Jesus, door liefde gewond, 3
3
Hart van Jesus, met eene lans door- ^ stoken, g
Hart van Jesus, aan het kruis uitgeput S
van bloed.
Hart van Jesus, om onze zonden van
droefheid verbrijzeld.
Hart van Jesus, nu nog door de men-sehen beleedigd en versmaad in het allerheiligste Sacrament uwer liefde. Hart van Jesus, toeviugtder zondaren. Hart van Jesus, sterkte der zwakken,
--(b—
f\
^ Halt van Jesus, troost der bedrukten, ontferm U onzer.
Hart van Jesus, volharding der regt-
vaardigen.
Hart van Jesus, zaligheid van hen die
in U hopen, g
Hart van Jesus, hoop der stervenden, ?• iiai t van Jesus, gewenschte steun van i al uwe aanbidders, c
Hart van Jesus, genoegen van al mve | Heiligen,
Hart van Jesus, onze hulp in de groote rampen, die op ons zijn ne-dergestort.
Lam Gods, dat wegneemt do zonden der
wereld, spaar ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt, de zonden der
wereld, verhoor ons. Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, ontferm Uonzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm ü onzer.
--£zsgt;rc.(.
1 amp;gt;
17 ] — ^ (\
fU
v. Jcsus, zachtmoedig en ootmoedig van V/ harte,
r. Maak ons hart gelijkvormig aan het uwe.
f
LAAT ONS HIDDEN.
Hoer Jcsus. die door eene nieuwe weldaad U gewaardigd hehl aan uwe Kerk de onuitsprekelijke rijkdommen van uw hart te openen, maak dat wij aan dit aanhidde-lijke hart liefde voor liefde kunnen wedergeven , en, door waardige eerbewijzingen, den smaad herstellen, waarmede de on-dankhaarheid der mensehen hetzelve vervult.
Almogende en eeuwige God, sla uwe oogen op het hart van uwen allerliefsten Zoon, aanzie de voldoening welke Ilij l voor alle zondaars aanbiedt; aanhoor de lofzeggingen, die Ilij U voor hen bewijst; door zijne goddelijke eerbewijzen bevredigd, vergeef onze zonden en wees ons
/•fV
---
— 172 —
harmhartip, in den naam van dcnzelfden Jesus-Christus, uwen Zoon, die met ü leeft en heerscht in de eenheid van den H. Geest, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
TOEWIJDING AAN HET H. HAKT VAN JESUS.
Aanbiddelijk Hart van mijnen Venlosser, in aanzien der oneindige liefde die Gij voor al de mensehen gehad hebt; in aanzien van tiet kostbaar bloed dat Gij voor onze zaligheid hebt willen vergieten; in aanzien uwer barmhartigheden, wijd ik U vandaag toe alles wat ik ben, alles wat ik bezit, mijn ligehaam, mijne ziel, mijne gedachten, mijne verlangens, mijne woorden, mijne werken, mijn lijden; maar nog meer in 't bijzonder wijd ik U mijn hart met al zijne geneigdheden toe. Aanvaard mijn offer, o goddelijk Hart van Jesus! zuiver mij, heilig mij, ontvlam mij door het heilig vuur uwer liefde. Amen.
«vV
i.
J)
ter eere
lt;5
quot;tj eeii, ontferm ü onzer.
'n
rJ, Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, lioor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsehe Vader, ontferm U onzer. God Zoon, Verlosser des wereld, ontferm
U onzer.
God H. Geest, ontferm U onzer. H. Drievuldigheid, één God, ontferm U onzer.
Hart van Maria, zonder vlek ontvangen, bid voor ons.
1; Hart van Maria, vol van genade, bid i /A voor ons. ^
— 174 -
Hart van Maria, onder alle harten geze- //
gend, bid voor ons.
Ootmoedigste Hart van Maria,
Zuiverste Hart van Maria,
Minnelijkste Hart van Maria,
Hart van Maria, heilige rustplaats van
de allerheiligste Drievuldigheid,
Hart van Maria, zeer gelijkvormig aan
het allerheiligste Hart van Jesus,
Hart van Maria, tahernakel van God, h; mensch geworden op den dag uwer ^ boodschap, f
Hart van Maria, met nieuwe genaden §
vervuld in uwe bezoeking.
Hart van Maria, woonplaats van Jesus,
Hart van .Maria, overgoten met blijdschap in de geboorte van Jesus,
Hart van Maria, vol van bewondering
in de aanbidding der Wijzen,
Hart van Maria, doorstoken met het zwaard van droefheid om de voor-
I
-
175 - gt;2'
zegging van den H. Simoon in uwe zni-J vering, bid voor ons.
Hart van Maria, vol van zorg en angst
in de vlngt naar Egypte,
Hart van Maria, bedrukt om het verlies van Jcsns, en wederom verblijd om zijne vinding in den tempel.
Hart van Maria, bevangen door droefheid niet dat van Jesus in den hof van Olijven,
Hart van Maria, wreedelijk verscheurd 3r in zijne geeseling, ~
Hart van Maria, inwendig met door- 1 nen doorstoken in zijne krooning, § Hart van Maria, vol angst en benaauwd- quot;quot; held in de ontmoeting van Jesus, dragende zijn kruis.
Hart van Maria, deelnemende in alle
pijnen en smarten van Jesus,
Hart van Maria, met Jesus aan het
kruis genageld.
Hart van Maria, overgoten met droefheid in den dood van Jesus,
176
Hart van Maria, met Jesus in het graf
legd, bid voor ons.
Hart van Maria, verrezen tot de blijdschap in de verrijzenis van Jesus, Hart van Maria, verrukt door liefde in
de verschijning van Jesus,
Hart van Maria, vervuld door eene onuitsprekelijke vreugd in de hemelvaart van Jesus,
Hart van Maria, door eenen nieuwen overvloed van genade geheiligd in de nederdaling van den H. Geest,
Hart van Maria, boven alle gelukzaligen verheven op den dag uwer hemelvaart.
Hart van Maria, gesteld aan de regter
hand van Jesus, in den Hemel.
Hart van Maria, toeviugt der zondaren, Hart van Maria, bescherming der regt-
vaardigen.
Hart van Maria, wellust der maagden. Hart van Maria, troost der bedrukte en zieke menschen,
1
n
- 177 - K
Hart van Maria, hoop der stervenden, bid voor ons.
Hart van Maria, blijdschap der Engelen
en der Heiligen, bid voor ons. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, spaar ons, Jesus.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, verhoor ons, Jesus.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer, Jesus! v. O H. Maagd! gedoog dat ik u love. r. Geef mij sterkte tegen uwe vijanden. H. Maria, Moeder van onzen Heer Jesus-Christus, en koningin der wereld! die niemand verlaat, noeh verstoot, beschouw mij met een oog van barmhartigheid : o verhevene vrouw! verkrijg voor mij bij uwen Zoon vergiffenis van al mijne zonden, opdat ik nu in den geest met alle mogelijke liefde den lof en de verdiensten van uw heilig en onbevlekt Hart overwegende, hiernamaals de kroon der eeuwige zaligheid verkrijge : dooi' onzen Heer Jesus-amp; 12
-------
- m - ^
•cv Christus, die leeft en lieerscht met God J] den Vader in de eenheid des H. Geestes, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
VERZUCHTINGEN TOT MARIA.
I
H. Maria, Moeder Gods, Moeder van mijnen Heer en Verlosser Jesus! Beminnelijke Moeder! duld dat ik tot u spreke! Verleen mij, goedgunstig, gehoor! Sta mij toe u te zeggen wat ik van u denke, u te kennen te geven wat er bij mij omgaat, als ik uwen naam hoore noemen.
Gij zijt vol van genade; gij zijt de geze-gendste boven alle vrouwen, dewijl gij waardig zijt bevonden. Moeder te zijn van den Verlosser der wereld. In den tempel van uwen onbevlekten schoot wilde de gansche volheid der godheid rusten. Gij zijt de reinste aller maagden ; maagd vóór, bij en na het baren, (iij hebt het vooruit
3)---(i~ïr
Si _ 1-9 - K' _
^ \ gezien , dat alle geslachten n zouden zalig / i) spreken. Ook ik, heilige en lofwaardige 'J Maagd, ben een dergenen, die u van gan-scher ziele zalig roemen. Ook ik roeme u als de gelukzaligste van het gansch vrouwelijk geslacht.
Nog op de deur schitteren uwe deugden : uwe deugden, die u bij den Heer eene eer hebben verworven, eenig in hare soort. Wij roemen u niet enkelijk zalig uit hoofde van uwe verhevenheid, maar ook wegens uwe uitstekende verdiensten; gij zijt en bij den Hemel en bij de aarde geprezen, dewijl gij niet alleen vol van genade zijt, maar ook verrijkt met de schoonste deugden.
Wij prijzen u, omdat gij u zelve voor den Heer hebt verootmoedigd; de Heer heeft uwe ootmoedigheid aangezien, en u verheven. Wij prijzen u!
1 Wij prijzen u, omdat gij de reinste van L alle maagden zijt; de Heer heeft uwe
p) schuldeloosheid aangezien, en in uwen ^---
— 180 —
heiligen schoot een verblijf verkozen. Wij prijzen u!
Wij prijzen u wegens uw geloof; de Heer hooft uw vast gelool aangezien, en uw geloof heeft u waardig doen zijn, moeder van onzen Verlosser te worden. Wij prijzen u !
Wij prijzen u wegens uwe godsdienstigheid; de Hoer heeft de godvruchtigheid uwer ziel aangezien, en u zijne hooge gunst en welbehagen doen blijken. Wij prijzen u !
Wij prijzen n wegens uw onwrikbaar vertrouwen; de Heer heeft uw vertrouwen aangezien, enuin uwe hoop niet beschaamd laten staan. Wij prijzen u !
Wij prijzen en danken u, dat gij voor onzen Verlosser mot moederliefde hebt zorggedragen; de Heer heeft uwe moederlijke zorgvuldigheid aangezien, en u, als zijne geliefde moeder, in den Hemel tot zich opgenomen en verheerlijkt. Wij prijzen u!
frgt;
5^-
---
Wij spreken ti zalig wegens de onderwerping, waarmede gij het lijden van uwen Zoon hebt gedragen; de Heer heeft uwe met een zwaard van smart doorboorde ziel aangezien, en uwe wonden door bovenmate hemelsche zaligheid geheeld. Wij allen spreken u zalig!
Wij spreken u zabg in leven en in sterven ; de Heer heoft u in den dood even zoo bewaard als Hij u in het leven had bijgestaan; Hij heeft u tot zich genomen, opdat gij zoudtzijn, waar Hij is, uw geliefde Zoon, uw Heer en onze Heer, uw Verlosser en onze Verlosser. Wij allen spreken u zalig!
Wij spreken u zalig, omdat gij uw lijden hebt doorgestaan en verheerlijkt zijt. Wij allen spreken u zalig 1
Gij zijt de Moeder des konings van het rijk der Hemelen en als zoodanig door den ganschen Hemel vereerd. Wij allen spreken u zalig!
ï
}j Een iegelijk der heinollingen verheft vlt; uwen lof, gij zijt de gezegendste boven
fa lt;T\
V alle vrouwen, vol van genade! de Heer , ] is met u ! Gezegend zij in eeuwigheid de vrucht uws ligchaams, Jesus-Christus , AVij allen spreken u zalig!
Lieve Moeder! gij zijt nu reeds daar, waarheen wij onze oogen wenden; doch ik sta nog, geiijk gij eens hebt gedaan, onder het kruis, en zie, met tranen op de wangen, omhoog tot mijnen dierbaren Verlosser.
Dit is mijn troost, mijne vreugd, mijne hoop, dat ik van u en uwen Zoon niet eeuwig gescheiden zal blijven. Gaarne wil ik met u nog onder het kruis staan, en lijden, zoo lang het mijnen God behaagt, als maar eens uw lieve Zoon met ontferming op mij nederziet en tot mij zegt; Gij zult met Mij wezen in het Paradijs. Dit is de verhevene gedachte, die mij bemoedigt. Dit is mijn f vurigste wensch; ja, buiten het geluk te ) zijn waar gij zijt, ken ik geen geluk ; alle lijden wordt mij dragelijk , als in
- 185 _ ^
komt.
Bij deze hoop wil ik gaarne lijden en in de dienst van mijnen God onverdroten werkzaam zijn. Ondertussclien wil ik tot mijnen troost nog iets doen : ik wil voorspraak zoeken, en die zoek ik bij u, koningin des Hemels ! Moeder Gods ; gij zoudt de Moeder van mijn' Verlosser niet zijn, indien gij ons r iet lief haddet zoo als Hij ons liefheeft; yj zoudt niet vol van genade zijn, indien gij ook niet vol van liefde waart. Wees gedachtig, hoe zeer uw Zoon Jesus ons lief heeft; Hij is de liefde, en mitsdien zijt gij de Moeder der liefde.
Zie nederwaarts op mijn vertrouwen, hooggezegendc, en laat mij niet te schande worden! Den Hemel is het bekend, hoe veel ik van uwe liefde en voorbidding hope; laat mij voor den Hemel niet beschaamd staan. Ik ben ook een lid van het rijk, waarin gij eene zoo hooge eer geniet. fp Ook ik behoor tot dc aanbidders van Jesus,
VJb)
^ mijne ziel dat troostrijk denkbeeld op-
'5^
Un fi-j
^ ook ik geloof in den Zoon Goils, ook ik Y/
hoop op Hem, ook ik heb Hem lief! Ik behoor tot degenen, die u. Moeder van Jesns-Christiis! van ganscher harte beminnen en eeren. Ons bestuurt een en dezelfde geest, ons verbindt een en dezelfde band der liefde, gelijk zij in den Hemel te huis is. Duld, dat ik u nog te kennen geve wat ik van uwe goedertierenheid verlange.
Moeder! gij staat ter zijde van den troon uws Zoon, wees mij gedachtig. Bid voor mij! Ik weet, dat God, die de liefde is, op het gebed zijner Heiligen ons verhoort, en zou Hij dan niet vooral de voorbidding verhooren van u, die de Moeder zijt van den Zaligmaker der wereld? Hemel en aarde moeten met elkander verbonden zijn. Die band van eenheid wordt door het gebed onderhouden. Wij zonden den Hemel minder beminnen, indien niet al f ^ het goede van daar afdaalde. Al wat wij ^ j verkrijgen, verkrijgen wij door het gebed. \1 '|v Wel is waar, het is God bekend, wat wij !rp\
)V
lt;rr
------:rrlt;lt;-7
^ — 183 —
nooilig hebben, en evenwel heeft Hij het ^
r
va
alzoo gevormd, dat wij zijne beste gaven alleen door het gebed, door bidden en voorbidding, verwerven. Dit, Moeder! is ii bekend. Laat ik mijn hart nog verder voor u uitstorten.
Ik heb ii gebeden mijns gedachtig te willen zijn, als gij ir uwe heerlijkheid bij den troon van uwen Zoon staat; doch ik heb nog zoo vele behoeften, dat ik geene rust heb, voor ik u die heb aanbevolen.
De voornaamste van al mijne nooden is, dat ik zij in de liefde uws Zoons, en mij moge verblijden met het vooruitzigt, eens voor eeuwig met Hem en met u te zullen leven. Bid voor mij, dat uw Zoon mij zijne liefde schenke; dat zijn geest nimmer mee van mij wijke! dat nooit de verhardheid en verblindheid der boosheid mijne ziel overkomen.
Dat ik voor eeuwig daar moge wezen, waar gij reeds zijt, bid voor mij!
Dat ik met ernst er naar streve ,
—quot;
— 180 —
deugdzaiim en steeds volmaakter te worden, bid voor mij!
Dat ik er naar streve, den geest van ware godvreezendheid te bekomen, bid voor mij!
Dat ik mij er op toelegge, zoo ootmoedig te worden, als gij waart, opdat de Heer mij genadig aanzie, bid voor mij!
Dat ik trachte, zoo godzalig als gij te wandelen, bid voor mij!
Dat ik trachte mij van alle zondevlek-ken te reinigen, bid voor mij!
Dat ik wake, dat geene zondige gedachte, geen booze lust mijn hart genake en ontheilige, bid voor mij!
Dat ik het vaste geloof verwerve, hetwelk u deed zoggen : Zie de dienstmaagd des Heeren 1 bid voor mij!
Dat ik van u moge leeren, hoe men zich geheel en al aan Gods besturing moet overgeven, bid voor mij!
Dat ik in lijden zoo geduldig, zoo onderworpen moge zijn als gij waart, bid v. mij! -
ÓK - 187 - X t
Dat ik steeds to', mijn Verlosser met cene liefde moge opzien, als die, waarmede gij, bij uwen uitgang van de aarde, het oog op Hem hieldt geslagen, bid voor mij!
Dat ik, in den dood, den weg moge begaan, dien uwe heilige ziel heeft betreden, bid voor mij!
Dat ik in eeuwigheid mijnen God moge loven, waar de Heer dos Hemels u als zijne Moeder in heerlijkheid heeft verheven, bid voor mij!
Bid voor mij, H. Moeder, ook in andere aangelegenheden, die aan mijnen God beter dan aan mij zclven bekend zijn.
Dit, Moeder! zij van nu voortaan bet verbond tusschen u en mij! Wees mij gedachtig in uwe heerlijkheid: van mijne zijde wil ik, zoo lang ik nog leve, in dit dal der tranen, waarin zoo vele tranen door ii gestort zijn, aan u denken, u lief hebben, u eeren, u zalig roemen, u navolgen.
Draag nu en ten allen tijde dewensehen
5^
188
mijner ziel aan uwen lieven Zoon voor, en mogten ze wensehen wezen naar zijnen geest, ach, bid dan , dat ik in mijne verwachting niet te leur gesteld worde. Doe mij bevinden, dat het gebed den Hemel ontsluit en alle goed over ons doet ne-derkomen.
Ben ik eens, waar gij reeds zijt, dan zal ik uwe liel'de danken, en in het lollied instemmen, hetwelk do hemellingen uwen Zoon, den Koning des hemelrijks, eeuwig zingen.
Gezegend zij de Vrucht uws ligchaams, mijn Heer, mijn God, mijn Verlosser, mijn geloof, mijne hoop, mijne liefde, mijne vreugde, Jesus-Ghristus, nu en in eeuwigheid. Amen.
GEBED TOT HET II. HAUT VAN MARIA.
U O hart van Maria, Moeder van God en U onze Moeder! zeer minnelijk hart, voorwerp
D
ü
— I8S —
van het welbehagen der aanbiddelijke Drievuldigheid, waardig van de Engelen en van de mensehen geëerd en bemind te worden ! Hart, het gelijkvormigste aan dat van Jesus, waarvan gij het volmaaktste afbeeldsel zijt! Hart vol goedheid en zoo medelijdend met onze ellenden! gewaardig onze koude harten te verwarmen, maak , dat zij alleenlijk met het hart van hunnen goddelijken Zaligmaker zich bezig houden, stort daarin de liefde uwer deugden , ontsteek ze door het zalig vuur, waardoor het uwe onophoudelijk verslonden werd. Ontvang de H. Kerk, bewaar haar, wees hare verzekerde schuilplaats, wees haar onverwinbaar schild tegen alle bestormingen harer vijanden. Wees onze weg om tot Jesus te gaan, en de bronader, door ■welke w-ij alle genaden, ter zaligheid noo-dig, mogen ontvangen. Wees onze bijstand in onze noodwendigheden, onze troost in onze kwellingen, onze sterkte in de bekoringen , onze toevlugt in de vervolgingen,
ngt;
--
,2*
onze hulp in alle gevaren, maar bijzonder in den laatsten strijd onzes levens, in het uur des doods, als de gansche hel zich tegen ons zal ontketenen om onze zielen te roeven, in dien vervaarlijken oogenhlik, van welken onze eeuwigheid afhangt. Ach ! laat ons dan, o medelijdende Maagd, smeeken wij u, laat ons dan de zoetigheid van uw moederlijk hart en dc kracht van uw vermogen op dat van Jesus gewaar worden, met ons in de bron van barmhartigheid eene verzekerde schuilplaats te verleenen, opdat wij, door een regtzinnig leedwezen, een levendig geloof, eene vaste hoop, eene brandende liefde, dien zelfden Jesus met u in den Hemel mogen zegenen in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
*
ter eere
eer, ontferm li onzer.
f . Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm ü onzer.
Ctiri.stiis, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, Vader in don Hemel, ontferm U onzer. God Zoon, verlosser dor wereld, ontferm U onzer.
Gort, heilige Geest, ontferm ü onzer. Heilige Drievuldigheid, één God, ontform U onzer.
H. Maria, bruid van Joseph, hid voor ons. H. Joseph, hniidegom van de maagd Maria, bid voor ons.
cM
f
Zorgvader van Jesus, Ijid voor ons.
Man naar Gods harte,
Getrouwe en voorzigtige dienaar des Heeren,
Bewaarder der niaagdenreinheid van Maria,
Medegezel en troost van Maria,
Allerzuiverst in maagdenreinheid. Allernederigst in ootmoed.
Allervurigst in liefde,
Allerverhevenst in beschouwing.
Die door de getuigenis van den heiligen Geest zeiven regtvaardig verklaard zijt.
Die, aangaande de goddelijke verborgenheden, boven een iegelijk zijt verlicht geworden.
Die, met betrekking tot de heilige verborgenheid van de menschwording des Woords, van uit den Hemel zijt s ingelicht geworden, /is
IJ Die mot Maria, uw e bruid, die bevrucht \l ffi was, naar Bethlehem zijt opgegaan,
— 192
^^=9
- 195 — ^
Die, ilaitv or vour u geene plaats was in de herberg, in ecncn stal uwen intrek hebt genomen, bid voor ons.
Die zijt verwaardigd er bij tegenwoordig te mogen zijn toen Christus ter wereld kwam, er, , in doeken gewonden, in de kribbe werd nedergelegd. Die den Heer bij zijne besnijdenis Jesus
genoemd hebt,
Die met Maria bet kind Jesus in den
tempel aan God hebt opgedragen, Die, in den droom, door een Engel S aangemaand, om met het Kind en § zijne moeder naar Egypte te vlug- g ten, des nachts met deze daar heen £ gereisd zijt.
Die, toen Herodes gestorven was, met liet Kind en deszclfs moeder naar het land van Israël teruggetrokken zijt.
Die den te Jeruzalem achtergebleven Zoon drie dagen, niet zijne moeder, vol angst gezocht hebt,
- m -
Die Hem na drie dagen in den tempel, zittende in het midden der leeraars, met Wijdschap wedergevonden hebt, bid voor ons.
Aan wien de Heer der heeren op aarde onderdanigheid getoond heeft, g;
Dien in het H. Evangelie lof wordt g toegebragt, 2
Bruidegom van Maria, uit welke Jesus p geboren is,
H. Joseph, onze voorspraak, hoor ons.
H. Joseph, onze beschermheilige, verhoor ons.
In al onze nooden, kom ons met uwe voorbidding te hulp, H. Joseph.
In al onze kwellingen, kom ons met uwe voorbidding te hulp, H. Joseph.
In het uur van onzen dood , kom ons met uwe voorbidding te hulp, H. Joseph.
Om uwe kuischheid, kom ons met uwe voorbidding te hulp, H. Joseph.
Om uwe vaderlijkquot; zorg en trouw, kom
— 193 — ^
ons met mve voorbidding te hulp , H. Joseph.
Om al uw arbeiden en zwoegen, kom ons met. uwe voorbidding te hulp, H. Joseph.
Om al uwe deugden, kom ons met uwe voorbidding te hulp, H. Joseph.
Om uwe overhooge verhevenheid en eeuwigdurende zaligheid, kom ons met uwe voorbidding te hulp, H. Joseph.
Wij, uwe beschermelingen, wij bidden u, verhoor ons.
Dat gij u gewaardiget, onze ootmoedige smeekingen om vergiffenis bij uwen geliefden voedsterzoon Jesus te on- ^ dersteunen, g;
Dat gij u gewaardiget, ons te allen tijde 3 aan uwe overdierbare heilige bruid j= aan te bevelen, lt;
Dat gij de gaven van reinheid allen g-gehuwden en ongehuwden wilt ver- 2 werven, §
Dat gij voor alle getrouwden huwelijks- 'r trouw, huisselijken vrede en een-
I
n
dragt wilt afsraecken, wij bidden u, verhoor ons.
Dat gij alle huisvaders in de christelijke opvoeding hunner kinderen met uwe voorspraak wilt te hulp komen, ,
Dat gij alle genootschappen en broeder- =3: schappen, die zich in het bijzonder aan uwe vereering hebben toege- rëquot; wijd, met uwe voorbidding wilt be- = gunstigen, lt;
Dat gij allen, die op den bijstand uwer 5-voorbidding hun vertrouwen stellen, = altijd en overal met uwe voorspraak g wilt beschermen.
Dat gij alle overledene geloovigen door uwe veelvermogende voorspraak wilt te hulp komen.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, spaar ons. Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de, zonden der
wereld, verhoor ons. Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer.
— 197
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm ü onzer.
Onze Vader, enz.
Bid voor ons, H. Joseph!
Opdat wij der beloften van Christus mogen waardis worden.
LAAT ONS RIDDEN.
Wij bidden ü. Heer ! dat wij, om de verdiensten des Bruidegoms uwer allerheiligste Moeder, mogen geholpen worden, en wij op zijne voorspraak mogen verwerven, hetgeen wij door ons zeiven niet kunnen bekomen. Gij, die leeft en regeert met den Vader en den H. Geest, in de eeuwen der eeuwen. Amen.
van de heilige
MARTELAREN VAN QORCUM,
teu dood gebbact te db1elle, DEN 9C julij 1572.
■it-eeb, ontferm üonzer. ré\ Christus, ontferm U onzer,
Heer, ontferm U ouzer.
Christus, hoiJr ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm U onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm
U onzer.
God H. Geest, ontferm U onzer. H. Drievuldigheid, één God, ontferm U
nn7er_
Koningin der Martc
-
- 199 —
Heilig ucgentiental Martelaren van Gor-
cura, bidt voor ons.
Heilige Martelaren Lecnardus en Nico-laas, Pastoors van Gorcura, met nog drie wereldlijke Priesters,
Heilige Martelaren Adrianus en Jacobus, Religieuzen van de Orde van Premonstreit, en Jobannes van de Orde van den H. 1); ninicus.
Heilige Martelaren Xico aas enHierony-
mus,raetnognegen Minderbroeders, g: Heilige Martelaren, die noch pijnigin- ^ gen, nocb den dood ontzien hebt voor § de zaak van Christus, o
Heilige Martelaren , die kloekmoedig ? een ieder aanmoedigdet om standvastig te blijven in het Geloof,
Heilige Martelaren, die gevangen genomen, en in eenen duisteren, verpestenden kerker vverdt geworpen.
Heilige Martelaren, die door verwaten krijgsvolk bespot, geslagen en mis-f-)-' handeld werdt,
— quot;200 —
Heilige Martelaren, die, eene geladen pistool in den mond gestoken zijnde, gevraagd werdt, nf gij bereid waart voor het geloof te sterven, bidt voor ons. Heilige Martelaren, die kloekmoedig antwoorddet : ja, en het schot verwachtende, uitriept ; Heer, in uwe gezegende handen beveel ik mijnen geest !
Heilige Martelaren, die voortgesleept, gesleurd, geslagen, en met eene koord omhoog getrokken zijnde,
half dood bleeft hangen, amp;
Heilige Martelaren, die, afgenomen g zijnde, daarna nog kloekmoediger ^ dan te voren uwe medegezellen tot = volharding aanmoedigdet.
Heilige Martelaren, die men met brandende kaarsen aangezicht, mond, ooren en neus verbrandde, Heilige Martelaren, die voor dertig stuivers geveild werdt.
Heilige Martelaren, die na vele bespot-?lt;
YV
— 501
ver- V
tingen, slagen en versmadingen tluurcl te hebben , half naakt in een vaartuig geworpen, naar Dordrecht vervoerd werdt, bidt voor ons.
Heilige Martelaren, die, voor geld ten toon gesteld zijnde, van groot en klein bespot werdt,
Heilige Martelaren, die, te [Iricllc aangekomen , wederom vele bespottingen ondergaan hebi,
Heilige Martelaren, die niet ophieldt, onder al de mishandelingen, voor ^ uwe vijanden te bidden, amp;
Heilige Martelaren, die door Lumey , § met alle vinnigheid, verraders en 2 afgodendienaars genoemd werdt, S Heilige Martelaren, die, op zijn bevel, voor hem op de knien moest neder-vallen, en vervolgens, met een vaan voorafgegaan, ter bespotting rondom eene galg geleid werdt.
Heilige Martelaren, die men door honger, dorst en andere kwellingen be-
■!
(4gt;
)V _ 205 - ^0
vx proefd heeft van het Geloof te doen af-j vallen, bidt voor ons.
Heilige Martelaren, die, voor den raad der nieuwgezinden gebracht zijnde, uw geloof aan de wezenlijke tegenwoordigheid van Jesus-Christus in het allerheiligste Sacrament des Altaars onverschrokken beleden hebt. Heilige Martelaren, die na deze belijdenis terstond ter dood veroordeeld zijt, terwijl men eenparig riep : hangt hen op! hanr/l hen op! amp; Heilige Martelaren, die twee aan twee g uit de stad geleid wordende, elkander 2 tot den marteldood aanmoedigdet, p. zeggende; Heden zullen wij bij God en het Lam ons verheugen.
Heilige Martelaren, die, geheel ontkleed, in eene schuur opgehangen, kloekmoedig voor het Geloof zijt ge-
cfnrvpn hiHMnndp fgt;n 11 vaIwn in
V _ 205 -
(dgt;
nog onraenschelijk mishaudcld werdt, ^ daar de wreedheid uwer moordenaren nog niet verzadigd was, bidt voor ons! Heilige Martelaren, die, uit groole vervolgingen gekomen, uwe kleede-ven in het bloed vanhetLnmgewas-sehen en gezuiverd hebt,daaromnu voor den troon van God Hem dag en nacht onophoudelijk tijt dienende, — Heilige Martelaren, allerkloekmoedig- amp; ste strijders voor Cliristiis-Jesus, c Heilige Martelaren, bcsclienucrs van ~
tiet katholiek geloof in ons vaderland, = Heilige Martelaren, levende offeranden.
Heilige Martelaren, die na uwen dood aan eenige godvruchtige zielen verschenen zijt in wille, blinkende kleederen en met gouden kroonen op het hoofd,
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, spaar ons. Heer.
|. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der p wereld, verhoor ons, Heer.
■r
. W — 20i
v-;' Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm ü onzer.
Onze Vader, enz.
v. Die heerlijke Mannen hehben op eene heerlijke wijze hun bloed voor den Heere vergoten. Zij hebben in hun leven Christus lief gehad, en zijn Hem nagevolgd in hun sterven.
r. En daarom hebben zij zegekroonen behaald.
v. Één Ceest en één Celoof bezielden hen.
r. En daarom hebben zij zegekroonen verworven.
v. Bid voor ons, heilige Martelaren van Gorcum!
it. Opdat wij in het belijden öes Geloofs u mogen navolgen. (j
' J X'I-N.
OJ
ï
--
503 ~ ^
(T
LAAT UNS BIDDEN.
O God, die den roemrijken strijd van den H. Nicolaas cn zijne gezellen voor liet ware Gelaof, met den lauwertak der eeuwige heerlijkheid verheerlijkt hebt; geel' ons genadiglijk, dat wij hier op aarde strijdende, eenmaal gelijk zij mogen gekroond worden in den Hemel. Door onzen Heer Jesus-Christus, enz. Amen.
GEBED TOT DE HEILIGE MARTELAREN VAN CORCUM.
Heilig negentiental Martelaren van Goi-cum, en alle heilige Martelaren, die ooit in ons vaderland het ware Geloof door uwen marteldood bevestigd cn tot luister ver-strékt hebt, slaat uwe oogen nogmaals op ons vaderland, en bidt den almagtigen cn goedertieren God voor ons, dat Hij zijne goddelijke barmhartigheid aan deze landen ( gelieve te verleenen, opdat dezelve den
---V-^-r
- 506 - ^
gewenschten vrede en de vruchten der J) eendragt mogen genieten, en dat de ■ verdwaalden op den regten weg der zaligheid mogen komen, en de regtgeloovigen in het goede meer en meer mogen aan-groeijen, en dat wij allen hier God zoo mogen dienen, dat wij Hem hierna eeuwig in den Hemel mogen aanschouwen, door Jesus-Christus, onzen Heer. Amen.
Imprimatur ; J. BRINKMAN, Libr. Cens.
Amstelodami, 11 .Vug. 1805.
---------
TEIl EERE
VAN DEN il. ANTOMUS VAN PADUA.
fEER, ontferm U onzer.EER, ontferm U onzer.
Cliristus, ontferm U onzer.
Heer, ontfer m U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, Vader in den Hemel, ontferm U onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer.
God, heilige Geest, ontferm U onzer.
Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm Uonzer.
H. Maria, moederlijke beschermster van den H. Franciscus, vaderlijke onderwijzer van den H. Antonins van Padua
•p) bid voor ons. i* *
f'
C
^'■^1 H. Antonius van Padua, bid voor ons. jj Zalige vrucht van Spanje,
| Lichtend licht van Italië,
I Apostel van Frankrijk,
I Bazuin van het Evangelie,
Lelie van reinheid.
Kostbare parel van armoede.
Heldere star van gehoorzaamheid, Spiegel van boetvaardigheid.
Roos van lijdzaamheid,
Vlam van liefde.
Vat van heiligheid.
Pilaar der H. Kerk,
Arke des Verbonds,
Schatkist der H. Schriftuur,
Leeraar der waarheid.
Sieraad der Seralijnsche orde, Uitroeijer der zonden.
Verwoester der ketterijen,
Geesel der ketters,
Uoede der tirannen.
Schrik der ongeloovigen,
-fcr.'
IJveraar voor het heil der zielen.
— 208 —
15^-
---
- 209 -
Trooster der bedroefden, bid voor ons. Genezer der zieken,
Opwekker der dooden.
Wonderdoener,
Toeverlaat bij verliezen.
Navolger der Patriarchen en Profeten, g Albeeldsel der Apostelen, °
Smachtverlangend naar den martel- =
0 CA
dood.
Uitstekend onder de Leeraren,
Roem der Heiligen,
Lieftallige vader en beschermer.
Wees genadig, spaar ons, Heer.
Wees genadig, verhoor ons. Heer. Van alle zonden en van alle kwaad, verlos ons. Heer.
Van de listen des duivels, verlos ons, Heer. Van pest, oorlog en hongersnood, verlos ons. Heer.
Van den eeuwigen dood, verlos ons, Heer. Door de verdiensten van den H. Antonius van Padua, verlos ons. Heer. '
J
Door zijne vurige liefde, verlos ons. Heer. Door zijnen ijver voor de bekeering der zondaren.
Door zijn brandend verlangen naar den ^ marteldood, %
Door zijne volharding in het volbrengen ^ zijner beloften van vrijwillige ar- f moede, zuiverheid en gehoorzaam- 3 beid, r-
Door zijn onvermoeid arbeiden.
Door de menigte en verscheidenheid van de door hem bewerkte wonderen. Op den dag des oordeels.
Wij, arme zondaren, bidden U, verhoor ons. Dat Gij ons tot ware boetvaardigheid J.
wilt brengen, s:
Dat Gij het vuur van liefde tot U in Ê onze harten ontsteken wilt, =
Dat Gij ons deelachtig wilt maken aau
de verdiensten van den H. Antonius, 5 Dat Gij ons vaderland in de vereenng | |J van den H. Antonius wilt doen vol- g
standig zijn, quot; ^
Dat Gij aan allen, die- de voorspraak van Jj den B. Antonius inroepen, gezondheid J,. naar ligchaara en ziel verleenen wilt. wij bidden U, verhoor ons.
Dat wij. door de verdiensten van den J; H. Antonins, in alle deugden mogen toenemen, S
Dat Gij allen, die den H. Antonius ° vereeren en aanroepen, niet uwe quot; zegeningen gelieft te begunstigen, ? Dat Gij U verwaardigt ons te verhooren, | Jesus-Christus, Zoon van den levenden 3 God, ^
Lam Gods, dat wegneemt de zonden dei-
wereld, spaar ons. Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden dei-
wereld, verhoor ons. Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, ontferm U onzer.
Heer, ontferm II onzer.
(Christus, ontferm U onzer.
j Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
........
- 212 - ^
\\ Bid voor ons, H. Antonius!
,iJ Opdat wij der beloften van Christus mo- L.
I gen deelachtig worden.
LAAT ONS BIDDEN.
O Heer Jesus-Christus, die op don Goeden Vrijdag op het altaar van uw kruis hebt willen verheven worden , en vervolgens uwen geest in de handen uws herael-schen Vaders hebt bevolen ! wij bidden U,
door uwe verdiensten en om die van den
i H. Antonius, wiens ziel ook op oenen vrijdag van deze wereld is gescheiden, dat wij de vrucht en zalige gevolgen uws tijdens,
op de voorspraak van dien Heilige, door uwe genade, altoos in ons mogen ontwaren, Gij, die met den Vader in de gemeenschap des heiligen Geestes leeit en regeert in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
iT
VAN DE HEILIGE MOEDER ANNA.
'jteer, ontferm U onzer.
Sn Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, Vader in den Hemel, ontf. U onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer.
God heilige Geest, ontferm U onzer. H. Drievuldigheid, één God, ontferm U
onzer.
H. Maria, bid voor ons.
H. Moedor Gods, bid voor ons.
H. Maagd der maagden, bid voor ons. H. Anna, bid voor ons.
v Moedei' der H. Moeder Gods, bid voor ons. v/
Grootmoeder des Zaligmakers,
Wortel van Jesse,
Vruchtbare boom.
Vruchtdragende roede,
Van koninklijke afkomst.
Dochter der Patriarchen,
Roem der Profeten,
Vruchtbaarmakende wolk.
Lichtende wolkkolom.
Doorschijnende wolk.
Vat vol genade.
Spiegel van gehoorzaamheid.
Spiegel van lijdzaamheid.
Spiegel van barmhartigheid, '
Spiegel van godsvrucht.
Bolwerk der Kerk,
Toevlugt der zondaren.
Hulp der Christenen,
Bevrijding der gevangenen.
Vertroosting der gehuwden,
Moeder der weduwen, t
Leidsvrouw der maagden. vrp,
Veilige haven der reizigers, bid voor ons. ^ ' j Weg der vreemdelingen, f
Ooi' der dooven,
Troost der bedroefden,
H. Anna, hulp van allen, die u aanroepen,
wees onze voorspraak.
LAAT OXS BIDDEN.
Almagtige, eeuwige God, die de H. Anna verkoren hebt om de moeder te wezen van haar, die uwen eenigen Zoon gebaard heeft, verleen ons, dat wij, die met waren eerbied hare nagedachtenis vereeren, om hare verdiensten en voorspraak tot de glorie des eeuwigen levens mogen geraken.
door Jesus-Ghristus, onzen Heer. Amen.
gebed voor de h. kerk.
armhartige Goii! verleen aan uwe pi% heilige, apostolische Kerk uitbrei-ding en welvaart, opdat al hare ledematen in de keiuiis der waarheid, in geloof aan U en aan uwen Zoon, Jesus-Christus, gestadig voortgang maken. Doe, o Heer! den blijden dag spoedig dagen, dat alle volken het Evangelie van uwen Zoon geloovig zullen aannemen; dat alle geslachten onder één herder, ééno kudde zullen worden. Laat de kennis der eeuwige waarheden tot onze dolende broeders komen, die, door zucht tot nieuwigheden verblind, aan uw altijd onfeilbaar Woord vreemd zijn geworden. — Voer hen terug, o Heer, in den heiligen moederschoot uwer
------/s
— 217 —
Kerk ! Verheerlijk uwe Kerk ! geef haar waardige voorstanders, waardige bisschoppen en Priesters ! Schenk haai' getrouwe leeraars! Zegen hun ambt en hunne bediening ! Schenk hun licht, waarheid, deugd cn liefde ! Zegen hunne pogingen, en laat hun woord, hetwelk uw woord is, op goede aarde vallen! Geef cok aan ons, o Heer! wijze en godvruchtige Priesters, getrouwe leidsmannen, priesters, die, hetgeen zij loeren, door daden en levenswijze doen zigtbaarzijn 1 Laat hun gezegend onderwijs ons verheugen. Doe ons uw woord, hetwelk zij op den leerstoel der eeuwige waarheid, en in al hunne gewijde betrekkingen voorhouden, in ons hart bewaren; geef dat, als zij ons vermanen, verzoeken en waarschuwen, wij hen bereidwillig volgen. Bewaar en bestier het zigtbare hoofd uwer Kerk, opdat hij de hulk van Petrus nog lang besture; dat uwe kracht en uw invloed steeds aan hem zigtbaar zij. Bewaar en zegen onzen kerkvoogd, opdat wij, zijne ^
i
^ - 218 -
\ roepstem volgende, goede schapen van den '/ ^ goeden Herder, Jesus-Christus , mogen (, wezen. Beloon al de moeite, al het zwoegen, al de opofferingen van onze dierbare zielzorgers: laat ons hen nog lang behouden, en uw zaligmakend woord met vrucht hooren verkondigen. Amen.
GEBED VAN OUDERS VOOR HUNNE KINDEKEN'.
De kinderen, die Gij mij gegeven hebt, o God! zijn uw eigendom, zijn de beste gaven waarmede uwe vaderlijke liefde mij zegende. Bewaar ze, Algoede! — Help mij ze voor U opvoeden 1 Geef mij, om dit naar behooren te doen, geduld, wijsheid, moed en kracht! Deel mij een straal van uw goddelijk licht mede, opdat ik hen beminne, zoo als het behoort, en hunne gebreken liefderijk berispe, opdat ik ten regten tijde beloone en straffe. Schenk aan mijne (-p) kinderen, bij het leeren, ijver en lust;
^ — 219 — v\
^ ^ schenk hun liefde tot U en tot al het goede! ) Bewaarhei! voortrotschheid, eigenzinnigheid en verderfelijken lediggang! Geleid hen,Heer! Bevestig hen in ons allerheiligste Geloof! Mogen zij U, goede God! in al de betrekkingen huns levens voor oogen houden, altoos de stam van hun geweten nakomende. Laat hun 'aart alléén voor deugd en regtvaardigheid kloppen ! Doe mij aan al de kinderen, welke Gij mij geschonken hebt, vreugde beleven ! Vorm hen tot ware Christenen, die, niet alleen in naam, maar ook in waarheid aanbidders zijn van uwen Zoon Jesus-Christus. Heer ! ik wil hen, ten eenigen tijde, den stand laten kiezen, waartoe (Jij hun krachten en aanleg hebt gegeven, opdat ik, door het goede, dat zij in dien stand eens mogen bewerken, in mijne oude dagen, zoo Gij mij die mogte schenken, troosten vreugde beleve. Ik begrijp, o God! wat er toe jj behoort, om kinderen wèl op te voeden,
^|5 en ik gevoel hoe weinig vermogend mijne \)
2-20 —
krachten daartoe zijn. Dan, ik wil alles doen, wat in mij is, om dien zoo heiligen jiligt in gemoede te vervullen. — Zegen mijnen wil, doe mij dien volbrengen! O, hoe geruststellend zal het voor mij op mijn sterfbed zijn, te kunnen zeggen : Goede God! Gij heht mij kinderen geschonken: ik heb die mij toevertrouwde panden zorgvuldig bewaard — ik geef ze U weder: ik heb hen tot ware Christenen gevormd, opdat zij burgers van het eeuwige leven zouden worden. Zoo handelende, mag ik de toekomst met gerustheid tegemoet zien, en met vertrouwen dagelijks om meerdere genade bidden! Zegen mijne kinderen, zegen mij en al de mijnen met uwen vaderzegen — in den naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes. Amen.
r,j GEBED VAN KINDEREN VOOR HUNNE OUDERS. (
/ ^ p-ji Lieve Vader in den Hemel! Gij hebt mij ''r
2^=5,-----------------(r^;é
2lt;
() % - 221 - ^ i;
goede ouders geschonken, die voor mij naai' ligchaam en ziel zorgen, mij onderwijs, kleeding, spijs en drank verschaffen. Ik weet dit, en gevoel mijn kinderlijk hart diep getroffen, als ik bedenk, welke moeite mijne goede ouders, van mijne geboorte alquot; tot op dit uur, met mij hadden. O ! hoe beminden zij mij! Hunne liefde kan ik nimmer vergelden 1 Ik kan nogtans, uit geheel mijn hart, U, Vader! en dan mijne lieve ouders danken, voor al de liefde en zorg aan mij betoond, en voor zoo vele slapeloozc nachten, welke zij om mijnent wille hebben doorgebragt. Ik betuig het voor U, mijn God! uit geheel mijn hart wil ik mijne ouders beminnen; ik wil hun onderdanig cn gehoorzaam zijn, nooit hen voorbedachtelijk bedroeven; over eiken misslag spoedig berouw betoonende, wil ik volgaarne gehoorzamen aan al wat zij mij bevelen. Nooit wil ik hen tegenspreken, maar mij naar hun verlangen schikken,
fp hunne zwakheden stil en geduldig dragen. -----
--
CpK - 222 -
Ik wil hen eeren, tot dat de dood hen mij ontrooft. Heere! beloon hen, laat het hun hier op aarde altoos welgaan. Goede hemelsche Vader' beloon hen reeds hier, dooreen lang en gelukkig leven, door een leven vrij van zorgen — ik wil hun tot steun in hunnen ouderdom zijn. — Gelijk Tobias zijnen vader verzorgde, zoo wil ik mijne ouderen met kinderlijke liefde verzorgen, en wanneer het uur komt, dat Gij hen tot ü roept, laat mij dan hunne oogen zacht sluiten en voer Gij ben op naar de eeuwige zaligheid, welke Jcsus-Christus, uw Zoon, ons beloofd heeft. Amen.
gebed van onderdanen voor hunnen koning.
Domine sulvum fac Regem, etc.
v. Heere 1 behoed onzen koning ; ™
\j r. En verhoor ons, op den dag dat wij v fp U aanroepen. ïp\
'
■ip - «-
v. Heere! verhoor mijn gebed : / ^
,[; r. En dat mijn geroep tot U kome. ( ,
r.EllED.
Heere, open de ooren uwer barmhartigheid voor de gebeden van lien, die U smee-ken, en opdat Gij ons verleent, hetgeen wij begeeren, geef dat wij van ü vragen wat U behagelijk is. Door onzen Heer Jesus-Christus, die met U leeft en regeert in de eeuwen der eeuwen. Amen.
r.EREI) OP EENEN NAAMDAG.
Ik draag, o God! den naam van een (eene) uwer geliefde Heiligen. — In den H. Doop is mij die naamgegeven, opdat ik in de voetstappen van hem (haar), die
denzelven heeft gedragen , zou treden, en * ^
_ 22i —
levende zoo als hij (zij) geleefd heeft, zou V/ worden, wat hij (zij) nu is. (Overweeg hier (! het merkwaardigste der voornaamste deugden uit het leven van uwen heiligen Patroon of van uwe heilige Patrones.) Onder het getal Heiligen, die uw aanschijn aanschouwen, bespeur ik zwakke stervelingen, die uwe genade, o God! met moed en kracht toerustte; zondaren, welke uwe genade op het pad der deugd terug bragt; jongelingen, die het kostbare sieraad der onschuld ongeschonden bewaarden; maagden, die door reinheid van leven het Lam volgden; grijsaards, die den last van hooge jaren met christelijke gelatenheid droegen; martelaren, die voor de zaak van Christus bloed en leven wet vreugde prijs gaven, dit ellendige leven met de kroon der eeuwige heerlijkheid verwisselden; bisschoppen en priesters, die het rijk van uwen Zoon en van zijn Evangelie verbreid- /iv den; monikken en kluizenaars, die in hei- \ lige ingetogenheid de genoegens der wereld
verzaakten, om bij de heschouwing van de hemelselie dingen, die aan gene zijde van hot graf voor ons bewaard worden, het cenige noodzakelijke en blijvende, U en uw rijk, Christus en zijne eer en zijnen dood, nooit uit het oog te verliezen. O! hoe vele voorbeelden stelt mij, Jesus ! uwe Bruid, de Kerk met uwe Heiligen , ter navolging voor! Heer! in geest en waarheid, wil ik mijnen naamdag vieren, door met kinderlijke opregtheid de gelofte af te leggen, van mijnen heiligen Patroon (mijne heilige Patrones) gelijkvormig, en juist daardoor 11 welbehagelijk te worden. Bid voor mij, heilige N., opdat dit om de verdiensten van Jesus-Christus mij gesehiede. Amen-
(L
GEBED BIJ HET VERKIEZEN VAN EENEN STAAT.
Mijn God en vertrouwen wend |
Vader! met kinderlijk ( quot; ik mij tot ü; ik wil zalig amp; |
— 226 —
wordpn. Dit is mi.jn vurigste wensch ; en om zulks te'worden, bon ik bereid alles te doen. Wat wilt gij dan dat ik doe? Geef mij uwen heiligen wil te kennen, ik weet, dat alles in het onderhonden uwer geboden ligt opgesloten. Veel is er echter aan gelegen, welken staat men kiest om in denzelven uwe geboden te onderhouden en uwen wil te volbre; :un. Laat mij derhalve den staatkennen, dien Gij voor mij bestemd hebt. Spreek, Heer ! uw dienaar (dienares) hoort; ik ben bereid de geliefkoosde neiging mijns harten op te offeren. Verhoor mij, in deze zoo gewigtige aangelegenheid, door Jesus-Christus. Amen.
cSgt;^-^lt;g:
VAN
•X
Wgt;iK£
OEFENING VAN GELOOF.
t^k geloof en bel ij :1 dat er slechts é^n K God is, één in wezen en natuur, J'' maar drievuldig in Personen, God de Vader, God de Zoon en God de H. Geest; dat God een oneindig volmaakt Wezen, een Belooner van het goed en Straffer van hel kwaad is; dat de Zoon Gods voor ons is mensch geworden , onbeschrijfelijk veel geleden heeft, en aan hot kruis voor onze zondrti is gestorven; dat de ziel van den mensch onsterfelijk en de genade r\
— 228 —
Gods ons ter zaligheid onmisbaar is. Ik ft geloof voorts met een ootmoedig hart, al wat (5od geopenbaard heeft, en ons door de heilige katholijke Kerk voorgehouden wordt te gelooven. Ik geloof dit alles, omdat het uw woord en uwe leer is, o God! die de eeuwige waarheid en wijsheid zijt, die niet bedriegen kunt noch bedrogen kunt worden. In dit geloof wil ik, met uwe genade, leven en sterven. Heer, vermeerder mijn geloof.
OEFENING VAN HOOP.
Almagtige God! allerbannbartigste Vader! ik hoop, met vast vertrouwen door uwe genade, en om de oneindige verdiensten van Jesus-Cbristus, vergeving mijner zonden, kracht om uwe geboden te onderhouden en eenmaal het eeuwig leven te zullen verkrijgen. Dit hoop ik , dewijl Gij bet beloofd hebt. Gij, die oneindig goed zijt, wilt ons geven, waar wij om bidden,
i Gij zijt ook almagtig en kunt het ons geven,
lIJ
r
_ 229 — ^ _
Gij zijt getrouw, en zult het ons geven. ^ Versterk mij. o God, in deze hoop.
OEFENING VAN LIEFDE.
Mijn God ! ik bemin U uit geheel mijn hart, uit geheel mijne ziel, boven alles, dewijl Gij alleen waardig zijt boven al bemind te worden; dewijl Gij de oorsprong van al het goede, de inhoud aller volmaaktheid, en in li zeiven het hoogste, beste wezen zijt. Ontsteek, o God 1 in mij meer en meer hel vuur uwer liefde, l'it liefde tot U is het mij leed, dat ik ooit tegen U gezondigd heb. Liever wil ik sterven. dan U immermeer, voorbedaehtelijk, door de zonden te beleedigen. Bevestig mij in deze liefde.
OEFENING VAN BEROUW.
) Mijn Heer en mijn God! het is mij leed, j
ja, het berouwt mij uit den grond van -----
ik boven al had raneten beminnen, door ( , de zonde, die U , als het heiligste en volmaaktste wezen, zoo zeer mishaagt, heb beleedigd. Ik verfoei, uit den grond mijner ziel, al de zonden, welke ik ooit heb bedreven. Zie niet op mijne vroegere zonden, niet op hetgeen ik uit onwetendheid heb misdreven of nagelaten, maar zie op uwe barmhartigheid! zie met een oog van barmhartigheid op mij! — !k vat ernstig het voornemen op mijn leven te verbeteren , boete te plegen en alles in bet werk te stellen, wat mij uwe liefde en vriendschap kan doen herkrijgen. Geef, o God! aan mijnen wil het volbrengen. Amen.
251 — « i.
ZIELSVERLANGEN NAAR GOD.
Laat wicn liet ook lust, Iniiten God iets (beminnen;
Ik wijd Hem , voor eeuwig, mijn hart en (mijn zinnen. Bij 't hijgendst verlangen. Met droeHieu; bevangen.
Smacht, liefderijk Schepper, mijn ziel (steeds naar U!
Wat kan ons in liefde zoo hevig ont-(gloeijen.
Of't harte zoo zalig en eindeloos boeijen. Als 'tgeen, wat Gods goedheid. Daar boven ten toon spreidt Voor hem, die den Heere getrouw heeft (gediend.
O gij, die te dwaas, ja als waar' het van (waarde.
Zoo zwoegt en zoo tobt om het heil dezer
fp) (aarde! i-js.
— /TN
_ 232 _ %(£
Geen' vrede des harten.
Neen, onrust en smarten.
Is 't al wat de wereld ons immer verschaft.
Hoe lang zult gij nog, bij dat rusteloos (streven.
De dingen verbeuren van 't eeuwige leven'? Ach, mogt gu beginnen.
Uw' God te beminnen!
Wat heilstaat, wat zegen viel u dan ten
(deel!
Spreekt, Christ'nen, in god'lijken geest-(drift ontstoken. Heb ik bij mijn zang niet de waarheid ge-(sproken? Getuigt, welk een' vreden,
Reeds nu, hier beneden.
De Deugd en de Godsdienst ten deele doen
(zijn.
j Wat naamlooze vreugde, wat zalig onthoeren
-
— 233 —
Zal 't zijn als ge u eens naar den Hemel (ziet voeren' Een eeuwig verblijden Vervangt dan uw lijden; En, juichend, maait gij, 't geen werd (weenend gezaaid.
Ach ! dat ik mijn leven nog eens mogt (beginnen,
'k Zou leven alléén om mijn God te betminnen : Maar 't geen van dit leven Me is overgebleven,
Dat word', van dit uur, aan Hem plegtig
(gewijd.
Behaagt U mijn willen,o liefderijk Vader! Dan treed ik, vertrouwend, l! kinderlijk
(nader.
En geef mij dan krachte.
Dat 'k niets meer betrachte Dan 't geen wat uwe eer en mijn zaligheid
(geldt.
2^quot;quot;^--e—
t
(te winnen. Voor mij hebt ge uw leven Ten beste gegeven,
En nu, nu behoor ik voor eeuwig U toe.
S5IACHTVERLANGES KAAR DEN HEMEL.
Kaar C, Heer! is mijn verlangen!
Naar den Hemel wil ik toe! 's Werelds kommervolle gangen, 'tAardsche tobben ben ik moê. Wrange smart verteert mijn dagen;
Ach! ik kan het niet meer dragen, Hecre van L' af te zijn,
Doe de hoop me in 't harte dalen ; Dat'k haast wone in de schoone Hemelzalen. —
JU'
gt;$0
- :!53 -
Wat kan ons de wereld bieden? — ) Schijngeluk en ijdlen waan :
Vreugd, die bij 't genot gaat vlieden.
Ja, weldra, heel is vergaan.
Ach! dat zulke beuzelingen,
Meeslijds, God in 't hart verdringen, Wordt door mij, gestiig, beschreid.
Daarom is mijn grootst' verlangen, Nog van heden te betreden . Hemelgangen.
Wat ook gij ooit toe moogt deelen.
Wereld, gij verlokt mij niet:
Moge uw heil den dwaze streelen,
Dien gij in uw' kluister ziet.
Ik blijf naar iets eediers haken.
Dan uw' grootheid en vermaken, Ik veracht wat gij gebiedt.
En smeek : ware mij gegeven.
Van de zonden gansch ontbonden,
't Hemelleven! --
— -236 —
Schoon verblijf der Hemellingen !
\Vaar Gods gunst den sterfling loont! Waar geen neevlen meer omringen
't Licht waarin de Godheid woont, O ! wanneer toch zal ik sterven,
Uw bezit, o God! verwerven.
Daar waar Gij verheerlijkt troont ? —
Vreugdetranen, vloeit bij beken.
Eens aanschouw ik, dit vertrouw ik, 's Hemels streken.
LIEFDE TOT JESUS.
O God, van wien do liefde stamt 1 Mijn hart, geheel in liefde ontvlamd. Zij ü, mijn Heiland tjegewijd,
L', die de Liefde zelve zijl!
Wie is in liefde aan ü gelijk? Gij kwaanit tot ons, van uit uw Rijk, Verborgt uw' Majesteit als Goii,;
Hadt deernis met des mensehen lot. amp; «
----
Gij boodt U zelf lof Mid'laar aan, Zocht op 't geen zon verloren gaan; En sleet uw dagen in ellend,
Tot aan uw smart'lijk levensend.
Wie maalt uw teed're liefde ons af, Haai' Gij de ons opgelegde straf, Hoe zwaar en smart'lijk, hebt gelet'n; De hel en haar geweld bestreen.
De Olijfberg zag U neergestrekt Ter aard, met bloedig zweet bedekt. En hoe, tot lijden ganseb bereid. Gij dronkt den kelk der bitterheid.
Met liefde. Heer! gingt Gij ter dood. En tusschen moordenaars, ontbloot. Met doornen allerwreeds gekroond, Stierft Gij, mishandeld en gehoond.
Met uwe beulen zelv' begaan,
Riept ge om genade uw' Vader aan. /« Zoo gloeit van min nog 't laatste woord, O Jesus! uit uw' mond gehoord.
i
— 238 — ^
Zoo stierf 't onschuldig goi'lijk Lam, Dat onze zonrlen op zich nam, Hoe teeiier iniiidi'l Gc mij. Heer! En, ach! hoo hiltel min ik weer !
Zie neèrop mijn verbroken hart;
Zie op mijn' tranen, op mijn'smart! quot;k Besef mot een verslagen geest, Hoe snooil ik altoos ben geweest.
Neem me in genade, Ontfermer, aan! Ik blijf, U, Heer! van nu voortaan, ü, die mij alles, alles zijt.
Tot in mijn sterven toegewijd.
AAN DE ALLERHEILIGSTE MAAGD.
Die vol van genade zijt !
Maagd der Maagden, wees gegroet! i
Ons gezang is u gewijd. « —---
1 ^ — 239 — _
fU
Heel de Kerke nnemt u : groot! y/
Boven quot;t vrouwelijk geslacht; (
Looft en prijst uw' Miiagde-schoot,
Die ons heil heeft voortgebragt.
Maagd, verheerlijkt voor Gods troon 1 Sta ons bij in eiken nond;
Ach! beveel ons aan uw' Zoon.
Toch vooral in onzen dood.
AAN DS H. MOEDER GODS.
Aan u zij lof en eer, gezegendste der (vrouwen!
Zie neder, hoe ons hart van liefde voor u
(brandt.
Wij vallen u te voet, met kinderlijk vertrouwen.
En wat ons hier nog beid', wij stellen 'tin f]
(uw' hand. fj
J) Slt; - 240 - /C
O Moeder, steeds door zucht naar ons ge-' (luk gedreven!
Die ons zoo menigmaal op 't licfd'rijkst (bijstand boodt, Verlaat ons nimmermeer in dit rampzalig
(leven.
Wil onze voorspraak zijn in 't uur van (onzen dood.
Verheerelijkte Maagd! voldoe ons zielsverlangen :
Verwerf van uwen Zoon, door uwer bede
(kracht,
Dat Hij ons in zijn rijk, genadig, wil ontvangen.
Als onze pelgrimsreize op aard' zal zijn (volbragt.
Uj
Yv J)
OP DEN
(ook op elken dag tot eene avond-overdenking te gebruiken.)
Moo is dan wederom een jaar voorbij en den volgenden morgen begin ik wederom een nieuw jaar te beleven. Wonderbaar en liefderijk bebt Gij mij ook in het af'geloopen jaar geleid 1 Elke dag leverde het nieuwe bewijs op, dat Gij, o God! voor mij en voor alle menschen een Vader zijt. Welken dank. welke plegtige aanbidding hen ik ü niet schuldig, en hoe zal ik het aanleggen om die gewaanvor-oo is dan wederom een jaar voorbij en den volgenden morgen begin ik wederom een nieuw jaar te beleven. Wonderbaar en liefderijk bebt Gij mij ook in het af'geloopen jaar geleid 1 Elke dag leverde het nieuwe bewijs op, dat Gij, o God! voor mij en voor alle menschen een Vader zijt. Welken dank. welke plegtige aanbidding hen ik ü niet schuldig, en hoe zal ik het aanleggen om die gewaanvor-{ dingen uit te drukken, welke de herinnering j aan de menigte en aan de grootheid uwer
fp weldaden, in mijne - iel verwekt? O, hoe
10
- 242 - % (t
beschaamt maakt mij deze herinnering, als ik bedenk, hoe dikwijls ik in die vervlogen jaren ondankbaar jegens U ben geweest; hoe dikwijls ik mijne pligten, waartoe ik mij door uwe vaderliefde had moeten laten aansporen, verzuimd heb. Heden, op den laatstcn dag des jaars, wil ik nog eens voor uw aangezigt het verloopen jaar in mijn geheugen terug roepen — wil ik ernstig aan mijn geweten vragen ;
t.) Ben ik beter of slechter geworden? 2.) Ben ik in de kennis der zaligheid gevorderd of achteruit gegaan ?
5.) Hoe zou ik voor Gods oordeel bestaan hebben, indien Hij mij door den dood van deze wereld hadde geroepen ?
O God! hoe beschaamd maakt mij het terugzien op het verloopen jaar : Maar het zal anders, het zal beter worden. Heden (ik neem U, alwetende God, tot getuige van mijne gelofte) vat ik ernstig het voornemen j op, gedurende het te beginnen jaar geenen 5 enkelen dag te laten voorbijgaan, zonder
243 - ^ V\ gt;
mijnen gpest en mijn hart, door kinder-lijke gebeden, tot U te verheffen.
Naauwkenrig en gemoedelijk wil ik al de pligten vervullen, welke mijn heilig Geloof mij oplegt.
Door werken van liefde zal ik mijn geloof aan den dag leggen.
Nimmer zal ik bij liet streven naar de volmaaktheid stil staan , maar altijd voorwaarts trachten te geraken.
Dit wil ik. — Dit wil ik ernstig; Gij,
mijn God ! zult mij hij het ton uitvoer brengen van dezen mijnen wil versterken. Ja, in uit nieuwe jaar zult Gij nok weder mijn Vader wezen. Schenk mij en allen, die mij dierbaar zijn, of met mij in liloed-venvantschap bestaan, gezondheid en sterkte. Geef mij, wat ik dagelijks noodig heb. Geef allemenschen, mijne broederen, geluk, heil en zegen. Laat mij, bij al het lijden, dat mij zuil mogen treffen, nooit vergeten , dat Gij alle lotgevallen der menschenwijsselijkbestuurt, en datin uwe
- 241 - ^
wereld niets geschieden kan, wat Gij niet, ?7 !; op eene heerlijke wijze, tot mijn welzijn j kunt doen verstrekken. Ook in rampen en j [ lijden geeft Gij mij gelegenheid, om U, vol | j vertrouwen, als mijnen besten Vader te vereeren. Geef, dat niet alleen de dag van 1 morgen, maar al de toekomende dagen van I mijn leven voor de eeuwigheid gezegend i zijn. Doe mij steeds gedenken, dat zij allen onherroepelijk voorbijgaan, en ik weetniet of ik morgen nog wel zal leven. Aan U beveel ik mij zeiven en al mijne geliefde panden. Gij alleen weet, wat heilzaam en nuttig voor mij is. Geef mij, hetgeen U behaagt, om de liefde van uwen eenig-geboren Zoon, Jesus-Christus. Amen.
Overdenkingen en ^elied gedurende «n den Advent. ('
I) Hoe eerbiedwaardig, hoe heilig zijn mij C-jS,
de dagen, die door de H. Kerk bestemd zijn, om ons, hij ingetogenheid en ernstige overdenking, voor te bereiden tot de pleg-tige gedachtenisviering,datjesus-Christus, in de volheid dos tijds nit eene maagd werd goboren, ten eiiuie ons tot kinderen Gods te verheffen. Mogte deze Advent voor mijne ziel heilrijk, van de hoogste aangelegenheid zijn ! Heilige tijd, waarin wij de komst des Heeren te gemoet zien, en waarin ik de barmhartigheid van God, hij het doen verschijnen van zijnen Zoon in het vleescb, wil overwegen. Deze geheur-tenis , mij zoo onuitsprekelijk heilrijk, verdient mijne gansche opmerkzaamheid, mijnen ontmoedigen dank... Ik wil deze dagen tot zaligheid mijner ziel besteden. Met ernst wil ik het al ter harte nemen, wat in de schriften des Nieuwen Verhonds omtrent die gebeurtenis staat geschreven. De overweging daarvan zal mijne ziel tot vreugd, mijn hart tot troost verstrekken. Ik begin met, in ootmoedig geloof, het
) fi
7
i « In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.
« Dit was in den beginne bij God. Alles is door hetzelve gemaakt, en zonder hetzelve is er niets gemaakt van hetgene er i gemaakt is.
it In hetzelve was het leven, en het leven was het licht der menschen. En het lich' scheen in de duisternis, maar de duisternis heeft hetzelve niet begrepen.
« Van God werd een mensch gezonden, wiens naam was Johannes. Deze kwam 1 om getuigenis te geven van het licht, i opdat allen door hem zouden gelooven. Hij zelf was het licht niet, maar hij kwam om getuigenis van het licht te geven. Dit was het ware licht, hetwelk allen mensch lt;1, verlicht, die in deze wereld komt. Hij was /gt; L in de wereld, en de wereld is door hem ï gemaakt, en de wereld heeft Hem n
— 217
gekend. Hij kwam in zijn eigen, maar de zijnen namen Hem niet aan. Nogtans aan allen, die Hem aangenomen hebben, heeft Hij magt gegeven om kinderen Gods te worden, aan degenen, die in zijnen Naam gelooven; die niet uit den bloede, noch uit den wil des vleesches, noch uit den wil eens mans, maar nit God geboren zijn. — En het Woord is vltesch geworden, en het heeft onder ons gewoond. En wij hebben zijne heerlijkheid gezien; eene heerlijkheid als die van den eeniggeboren Zoon des Vaders, vol van genade en waarheid. »
Zoo spreekt Johannes, de beminnenswaardige, welken de Heer, toen Hij als mensch op aarde omwandelde, met zijne bijzondere vriendschap vereerde. Zoo spreekt de leerling, welke Jesus lief had. O! welke woorden van eeuwig leven bevat dit Evangelie. Opgetogen, vervuld met den H. Geest, verliest hij, even als ik, een zoon des stofs, een adem van God, ver-
^p) liest hij zich in de diepte der eeuwigheid, quot; #
--
Cv^ - 5-iS - rt\\j
VI) , , , r.\ J:
s^\ in dc diepte van liet Wezen aller wezens, y/
— In den beginne van eeuwigheid was het ( Woord bij Goil, bet was God zelf. — Gij, o Jesns! zijt de waarheid en het leven! Johannes XIV, 6. Gij zijt de wijsheid des Vaders, zijne eeuwige wezenlijke gedachte ; zijn eenigseboren Zoon, in des Vaders schoot! Alles is door hetzelve gemaakt, en zonder hetzelve is er niets gemaakt van hetgeen er gemaakt is. Niet slechts zijn alle dingen dunr het Woord geschapen ; zij bestaan ook door hetzelve.
— Alles bestaat door Hem . zegt uw Apostel. Kol. I. 1quot;. — « Ja, hetzelve was het leven, en het leven was bet licht der menschen. En bet licht scheen in de duisternis; maar de duisternis heeft bet-zelve niet begrepen. »— Verder lees ik in ! bet negende vers: «Dit was bet ware licht, i hetwelk allen mensch verlicht, die in do j wereld komt. » Gij, Hccre Jcsus! hebt ,fi mij den goddelijken straal van verstand ll gegeven; — de vermanende klopping des
--
J) ^ - 249 -
gewetens. Al wie zich door U laat besturen, brengt Gij tot den Vader. Alles, wat ik bezit, heb ik van ü : « In Hem leven wij, en bewegen wij ons, on zijn wij. », Hand. XVII. 28. Maar voor hoe vele gedoopte geloovigen blijft Gij een onbekende God! O, op hoe velen van ons die in uwen naam gedoopt zijn, kan men toepassen, hetgeen de Evangelist zegt : « Hij kwam in zijn eigen , maar de zijnen namen Hem niet aan.»Aeh! dattrotschlieid en zinnelijkheid todi nimmermeer mijneziel dermate bedwelmen, dat de uitspraak van den Profeet ook op mij wijze, als Hij zegt: Uwe boosheden scheiden n en uwen God van elkander, en uwe zonden verbergen u zijn aangezigt. Isaias I.IX. 2. uw licht schijnt altijd; want Gij zijt de zon der regtvaardigen, die van geen ondergang weet'? Doch, hoe dikwijls onttrok ik mij aan uw licht! Ik moet van trotscbheid en zinnelijkheidafstand doen, zult Gij, o Jesus! mijneoogenopenen,enmij, bij den genade-
c gt;
V
230
glans van uw goddelijk licht, den weg en de waarheid doen ontdekken, die tot U geleiden.
« Nogtans aan allen, die Hem aangenomen hebben, heeft Hij magt gegeven, om kinderen Gods te worden : aan degenen die in zijnen naam gelooven. » Tot welk cene hooge waardigheid verheft Gij mij, mijn Zaligmaker! — Schepselen, die met den vloek van God beladen waren, verheft Gij,o Jesus! tot kinderen Gods. Welk eene genade! — Zonder ü vermogen wij niets; Gij alleen zijt de sterke, de magtige! O, onuitdrukbare liefde! van de heerlijkheid nws troons, waarvan de aarde de voetbank is, en die zich door het gansche uitspansel uitstrekt; van de hoogheid uwer Godheid vernedert Gij ü tot de menschheid! —
Van de hoogte dier heerlijke openbaring daaltJohannes,de leerling, weikon de Heer liefhad, neder tot de herinnering aan de zalige jaren, welke hij met het mensch-
geworden Woord op aarde geleefd had.« En amp;
-------
fi3
_ 25, - ^
/(e/ Woord is vleesch geworden, cn heeft ^ onder ons gewoond. En wij hebben zijne (Jj heerlijkheid gezien , eene heerlijkheid als van den eeniggeboren Zoon des Vaders, vol van genade en waarheid. »
Als ik deze Sebriftiuirplaatsen lees, hoe word ik dan met weemoed bevangen; hoe ontstaat dan in mij hel vurig verlangen, dat ik den tijd geleefd luidde, toen Gij,
Zoon Gods! op de aarde woondet. Ach, wat zijn al de genoegens der vriendschap, der reinste en innigste liefde, die in alle gevallen nog door. U tot stand moeten komen en duurzaamheid verkrijgen; wat zijn zij, in vergelijking van den hemelschen wellust, welken uwe Discipelen in den omgang met L: genoten! in den omgang met LT, die hen heiligdet, en hun kracht verleendet, urn zulk eene vreugd te kunnen dragen. Doch gaarne wil ik ootmoedig mij te vreden stellen, en, mijne onwaardigheid levendig beseffende, het woord, dat Gij tot
I
«h
Cd* - 8® - * . ^ (!'-/ W Thomas spraakt, keer op keer overwegen; //
i Omdat gij gezien hebt, Thomas! hebt gij geioofil. Zalig zijn zij. die niet zien en toch gclooven. JohannesXX. 29. Ja, met onwankelbare trouw, geloof ik aan uw woord, en wil er eeuwig aan gclooven. Hoe veel stof tot overweging biedt mij dit Evangelie! In mijn hart wil ik het prenten. Ik wil. gedurende den heiligen tijd van den Advent, de volgende vier punten mij voor oogen stellen, en tot onderwerp mijner overdenking maken ;
1.) Wat zou het menschdom zonder Jesus zijn ?
2.) Wat is het door Jesus reeds geworden ?
5.) Wat kan het door Jesus nog worden ? 4.) Wat zal het door Jesus zeker eens worden?
Zonder uwe komst in deze wereld . 5t\
w ï
ÏSx _ 253 - %%
heilige, goddelijke Verlosser! rustte de W vloek uws Vaders nog op ons ontaard | geslacht, daar wij door de zonde afvallig van God waren geworden. In duisternis lag de aarde verzonken, de ware kennis van God was door afgoderij verbasterd;
toen kwaamt Gij, Zaligmaker der wereld, Jesus-Christus, eeuwige Zoon des Vaders, Gij God van Gort, licht van licht, geteeld en niet gemaakt 1 toen kwaamt Gij in de gedaante van een' mensch, om ons niet uwen Vader te verzoenen: Gij, op wien de Oudvaders en Profeten zoo verlangend hadden gewacht! Schenk mij den geest der ware boetvaardigheid, het noodige licht om mijne zondige gesteldheid te kennen, op den weg der deugd en ge-regtigheid terug te koeren, en alzoo met vrucht uwe komst in het vleesch te vieren, en rein van ziel en hart, U te loven en te aanbidden. Amen.
U.-1
/-^gt;^5-
% «ehed op liet II Kersfeest.
.1) '-De voorzeggingen, o God! aangaande
den rijkdom uwer ontfermingen, zijn vervuld ; Oij licht uwen eeniggeboren Zoon, Jesus-Christus, ons gezonden. — Hiertigt Hij in de krib.
In het stof gebogen, aanbid ik dit groote geheim der liefde, en zeg met kinderlijk gevoel en vol geloof:
« Het Woord is vleesch geworden, cn heeft onder ons gewoond. »
Hot Woord! — daarmede erken ik uwe Godheid :
Is vleesch ! — daarmede erken ik den Zoon des mensehen :
Gewórden!— Ik erken in U, mijnen God! in Christus, mijnen Verlosser !
Wees met innige liefde aangebeden,
Zoon van God! Ik aanbidU en don Vader! Op U, Menschenzoon, die in alles aan ons ft \j zijt gelijk geworden, uitgenomen in de vi. /j zonden, op U stel ik al mijn vertrouwen. - j \
- _
JjK -235-
Uwe leiding, n Heer ! wil ik volgen; want ,{) uw Geest maakl mij tot een kind Gods, en in leven cn dood wil ik trachten dien eernaam waardig te wezen. Verleen mij, o Jesus! daartoe uwe genade. Amen.
Overdenking cn gel)cd geilurende de 11. Vnste.
Voor ons hart is er geen aandoenlijker, voor onzen geest gecne meer verheffender beschouwing, dan echte reine deugd, met wederwaardigheden , tegenkantingen en rampen van allerlei aard, te zien worstelen.
Nooit verschijnt dedeugd zoo luisterrijk, dan als zij zegepralend uit den strijd terugkeert. Nooit vertoont zich de grootheid, f.s de adel, de kracht, de standvastigheid jj van 's menschen geest in helderder licht,
dan als hij, omgeven van tallooze hinder-^
---
nissen, geene inspanning, geene moeite yy i ontziende, der goede zaak standvastiglijk getrouw, zijnen pligt het smartetijkste 1 offer brengt. F.n nooit toonde zieh diÈ strijd, de strijd der reinste, der heiligste deugd, heerlijker dan bij het lijden van mijnen goddelijken Verlosser, Jesus-Christus,
In dezen door onze Moeder, de katholijke Kerk, bestemden tijd van de heilige Vaste, wil ik met een geloovig hart het lijden i en sterven van onzen goddelijken Zalig-; maker meer van nabij beschouwen . met innig gevoel overwegen. Ernstig en afgetrokken, wil ik mij met mijnen liefderijken • Verlosser bezig houden, en in mijn hart i nagaan, wat Hij ter mijner behoudenis 1 j heeft geleden. Op elk dezer heilige dagen i | zal het aandenken van Jesus mij bovenal j
i dierbaar zijn; ik zal, in gewijde beschou- 'l L wing, Hem op zijne leidensbaan voet voor
); voet volgen , mij dagelijks een nieuw |
fji gedeelte zijner smarten voor oogen stel-
---------
dp* - 237 - gt;equot;
^ \ lende. Daarbij zal ik er mij op toeleggen, J zijnen wil stiptelijk te vervullen, zijn heilig beeld diep in mijne ziel prentende. Steeds zal Hij mij voor oogen zweven; overal mij vergezellen, en mij, als met geweld, in dankbare liefde tut Hem , mijn' goddelijke Weldoener, ontsteken. En, eens ontvlamd door de overweging van Jesus lijden, zal ik gaarne zijne roepstem volgen. Het zij dus mijn onwankelbaar besluit, gedurende deze Vaste, geen dag te laten voorbij gaan, zonder eene schrede voorwaarts te doen in de beschouwing van het groote verlossingswerk. Ik zal bijzonder in deze dagen het voorbeeld van den Apostel volgen, die de wetenschap van Jesus lijden als de eerste en gewigtigste van alle wetenschappen bovenal beoefende. Werkeloos wil ik bij die overweging niet blijven, zij zal mijne aanbidding van kinderlijke Hl liefde tot Jesus vermeerderen; zij zal mij
^ de zonden, om welke Hij zijn bloed vergoot ^ 17
-
.O'Ü - 238 - ^
vin ''M
in hare geheele afschmvelijkheid doen
.{j zien; zij zal mij met moed en gelatenheid [ in lijden en in elk donker oogenblik op mijne pelgrimsreize toerusten ; zij zal mij met ijver bezielen , om mijn moeijelijk dagwerk getrouw te verrigten,en om voor het welzijn mijner broederen gceuen arbeid te ontzien. — Zoo zal ik door eene opmerkzame bescbonwing van het lijden onzes goddelijken Verlossers, volgens zijn oogmerk, voorzeker beter en godvreezender worden.
Ik begin de lijdensgeschiedenis van Jesus, gelijk die in de heilige Evangelien besehreven staat, met opmerkzaamheid te overwegen.
Ik leer bij het lijden en sterven van Jesus kennen :
1.) Verschillende karakters van men-schen.
2.) Het schoonste voorbeeld van den Zoon Gods, tegelijk een Zoon des men-schen. tji
239 — *'(£
vj\ 3-) Het eeuwige raadsbesluit des he- quot;r) 1) melschen Vaders.
Menschen.
Ik leer menschen kennen :
a. uit de groote wereld, en is. uit den nederigen kring van Jesus.
Menschen uit de groote wereld. Ik leer kennen :
a.) In de Hoogepriesters, die Jesus ten dood veroordeeld hebben, onregtvaardig-heid, uit haal, afgunst en heerschzucht.
b.) In Herodes en zijn hofgezin, onregt-ardigheid, uit 1
'■egt- ^
vaardigheid, uit ligtzinnigheid en spotlust. U
gt;1
c.) In Pilatus,
onregtvaardigheid, uit
— 2G0 — 'L vLgt;
rlJ
menschenvrees, daar hij op het dringend S/ aanhouden der Hoogepriesters toegaf. (|,
Menschen uit ilea nederigen kring van Jesus.
a.) De een verraadt den Heer.
li.) Een andere verloochent Hem. c.) Anderen weder, ja allen, begeven Hem lafhartig.
Ik leer 's menschen en Gods Zoon kennen :
a.) In zijne gehoorzaamheid jegens den heraelschen Vader.
b.) In zijne liefde tot de menschen.
u.j in /.ijue iiüiuü lui uu mcuauiicu. ^
e.) In zijne onderwerping en lijdzaam-heid tot het einde toe.
2lt; ^ --
Ik leer de raadsbesluiten des eeuwigen Vaders kennen.
liet lijden cn sterven moesten volbragt worden.
a.) Don Verlosser.
b.) Den Verlosser van het zondige menschdom.
O mijne ziel! neem het lijden en sterven van uwen goddelijken Verlosser wel ter harte, en word toch eenmaal geheel doordrongen van de verheven, zalige gedachte :
.lesus heeft om mijne zonden geleden.
Heb ik mij die genade wel waardig gemaakt ?
Ben ik, even als Jesus, in alle betrekkingen des levens, mijne pligten alsmcnsch en als christen getrouw nagekomen?
{x Heb ik mij zeiven leeren kennen zoo als ,, ik baarlijk ben?
fp Heb ik mij door de bedriegelijke wereld
— 263 —
en door liet genot dei' zinnen niet laten verleiden?
Is liefde, heilige broederliefde, de drijfveer van al mijn doen en laten?
Kan ik hoon en smaad met christelijke gelatenheid verdragen?
Vind ik in mij het verlangen : met de waarheden des heils, — van het zaligmakend Evangelie der liefde, meer en meer bekend te worden, en daarin ware wijsheid te zoeken?
Is mijn geloof overeenkomstig met de leer der zigtbare, door Jesus gestichte Kerk? Want zij alleen is de zuil en het fondament der waarheid.
Hoe dikwijls heb ik liet edele spraakvermogen misbruikt door mijne niede-christenen te verkleinen, te lasteren?
Zoo is het, helaas! tot nu toe geweest. Uit zegt mij luid de waarheidpredikende stem mijns gewetens... Haar, 1,00 zal het niQt blijven. Ik wil opstaan, en, met den U nieuwen mensch aangedaan , een beter (rjj^
Christen worden, mij, o Jcsus! uws lijdens {j en dood waardig gedragende. Moedig en onwankelbaar wil ik mijne bestemming trachten te bereiken. Ik wil in de wereld, maar niet .met de wereld, al dc gaven, welke uwe vaderlijke goedheid mij zoo mildelijk ten deel heeft doen vallen , dankbaar aannemen, en de lasfen en bezwaren van mijnen stand blijmoedig dragen, in de vaste hoop , dat uwe liefde eens bet al in blijdschap zal veranderen. En — mogt de moed mij soms begeven, dan zal ik op U, goddelijke Verlosser, mijne oogen vestigen, op LT, verhevenste voorbeeld, en zal beschaamd leeren inzien, hoe veel grooter uw lijden geweest is dan liet mijne immer kan wezen.
Ik wil met moed in uwe voetstappen treden. Gij zeil spoort mij daartoe aan : Zoo iemand achter mij wil komen (zoo spreekt Gij), die neme zijn kruis op, en volge mij I Door lijden, o Jesusl zijt Gij uwe heerlijkheid binnengegaan, en alléén
n
26i
door lijden zal ik ook tot dc eeuwige heerlijkheid geraken. Ik zal al de dagen mijns levens, maar vooral in dezen, door uwe Kerk daartoe bestemden tijd, uwe lijdens-geschi edenis lezen,en bij datlezenüzoekcn. — Ik zal U in mijn hart opnemen, en mij nimmermeer van U verwijderen, tot dat de dood mij bij U brenrt, o mijn Heer en God, daar ik hope, aan het einde mijner baan, onder het getal der uwen opgenomen te zullen worden. Amen.
Gebed op den heiligen Paasclidag.
Op den derden dag na uwe begrafenis zijt Gij, o eeuwige, ecniggeboren Zoon van den levenden God, door uwe goddelijke kracht opgestaan uit de dooden: Gij zijt opgeklommen ten Hemel in de heerlijkheid Gods, en zit aan de regterhanduws Vaders, van waar Gij zult komen om levenden en
hgt;
— 265 —
dooden, regtvaardigen enonregtvaardigen, te oordeden. Uwe verrijzenis, o Jesus ! is de grnote, voor Hemel en aarde evenzeer gewigtige gebeurtenis, welke uwe Kerk de geloovigen doet vieren met al de vreugde, waardoor liet dankbare liart vatbaar is. — Ja, uwe verrijzenis heeft onze verlossing voltooid: Alleluia zij U,7.oon van God, Jesus-Christus! — Door uwe verrijzenis hebt Gij ons van de banden des doods los gemaakt. Gij leeft bij den Vader, en Gij leeft er ook voor mij, en voor allen, welke Gij met uw bloed gekocht hebt. Hoe kan ik U mijnen innigen dank, mijne diepste aanbidding beter bewijzen, dan coor mij in Geloof, Hoop en Liefde, geheel aan U over te geven. Heer! doe ons de uwe zijn en blijven. Niets scheidemij van U. Ikwil voor ceuwiggeheel de uwe wezen, (Jij die looft en heerscht mot den Vader en don H. Geest, God, hooggeprezen in eeuwigheid. Amen.
4
— quot;206 —
Gclicd op dc heilige Pinksferdagen. [
Welk ceu vreugdevolle en zegenrijke dag is de dag van heden, do dag dat Gij, Jcsus-Christus! door de zending van den heiligen Geest op de Apostelen, uwe zigtbare Kerk, wier lioeksteen Gij zelf van eeuwigherd zijt, gevestigd hebt. O, welk een allergewilligste, welk een heilige dag 1 Uwe goddelijke grootheid, o dag, wil ik in mijn hart overwegen : — Nadat Gij, o Heer vanquot; het Heelal! van de aarde naar den Hemel waart opgeklommen, door uw sterven de wereld met den Hemel verzoend, den dood verwonnen liadt, en, met uwe Godheid en menschheid vereenigd, aan de regter hand uws Vaders waart verheven geworden, bewoog ü uwe liefde tot ons mensehen, om den geest te zenden, die van eeuwigheid één is met U en den \ ader. O liefde, oneindige liefde mijns Verlossers! in het slof gebogen, aanbid ik i'! ,1a, zij
---
--
— 267 —
quot;U
zijn vervuld de beloften, welke (iij aan uwe geliefde Leerlingen hebt gedaan : Gij hebt hun den Geest der waarheid gezonden, die hun alle waarheid zoude loeren. En hoe werden zij met moed bezield, hoe deed die Geest in hen, aan de verbaasde menigte, het vermogen van uwe goddelijke Godsdienst en de inagt der toekomende wereld ten klaai'ste zien ! Het was slechts weinig beteekenend, dat Gij hen talen deedt spreken, welke zij nooit geleerd hadden, dat zieken genazen, waarop de schaduw van Petrus in het voorbijgaan viel, dat zij dood ter aarde stortten, die tegen hem, dat is, tegen den H. Geest, waarvan Petrus vervuld was, hadden gelogen; dat die Apostel tot den lammen bedelaar, die voor de deur des tempels lag, kon zeggen: Zilver en goud heb ik niet; maar wat ik heb, dat geef ik u, in den naam van Jesus van Nazareth, sta op en wandel. Hoe hoog ook die magt uwe Apostelen boven al het menschelijke ver-^ hief, zoo waren nogtans al die wonderen
-----
V - 268 - % (£
niet meer dan schaduwen, in vergelijking mot de scheppingen, die, als het geloof ons verlicht, do hoop des eeuwigen levens in ! ons opgaat, on do liefde, die ziel van de Godsdienst van Jesus-Christus, ons ont- j vlamt, in 's menschcn harte gewrocht worden. Door de kracht van den II. Geest versterkt, gingen uwe eerste belijders voor uwen naam met vreugd in den dood. Hoe velen vergoten hun bloed voor uwe heilige leer! Al wie uwe genadestem volgden, werden door den H. Geest verlicht, en kromden zich gedwee onder uw zacht juk. Geheel barhaarsche volken werden regt-vaardige, zedige, mededoogendc en beschaafde menschon. Teedere maagden loofden U onder de ijsolijkste folteringen. Duizende en duizende belijders van uwe heilige leer trotseerden de magt van tirannen, verheerlijkten U, en baden voor hunne beulen. i
f
— 269
ff
lt;0^
van mijnen Verlosser gegrondvest, die Kerk, waarvan Gij, eeuwige Zoon des Vaders, voorzegd hebt: « dat de poorten der helle haar niet xullen overweldigen. » Ja, uwe II. Kerk bestaat en zal bestaan tot dat Gij komen zult. O troostrijk geloof, wees diep in mijn hart geprent. Met vertrouwen mag ook ik bidden : « Vader! geel' mij den H. Geest! » den Geest der genezing, dat Hij reinige al hetgeen in mij onrein is, dat Hij in mij het vuur uwer goddelijk liefde ontsteke. Geest der waarheid ! leer mij wandelen op het pad der geregtigheid! leer mij de deugd boven alles sehatten. Geest der sterkte! geef mij kracht om de verleidingen van het vleesch en van den satan moedig te wederstaan. Geest der wijsheid! leer mij do gevaren kennen, die hier op aarde het eeuwige heil mijner ziel bedreigen ; — doe mij, door U verlicht, in zelfvolmaking toenemen. Geest der onverschrokkenheiden standvastigheid 1 stort in mijn hart de vaste --------
VA overtuiging uit, dat godsdienstigheid en f/ . ] deugd de grootste eer en roem van den IJj mensch zijn. Goddelijke Geest! verlicht de verblindheid mijner ziel bij de menigvuldige dwaalwegen van dit leven; waarschuw mij als ik in gevaar ben. Dat mijn vleesch nimmermeer de overhand op den geest behale. Breng mij tot zelfkennis; neem alle traagheid van mij weg. Geef mij lust tot het gebed ; ontsteek in mijn binnenste het vuur uwer liefde tot God en den naaste , doe al mijn doen en laten , naar Gods heiligen wil , verstrekken tot zaligheid mijner ziel.
O Maria ! gezegende , uitverkorene! — (, Koningin des Hemels! die uit de jammeren /» Ij dezer aarde in den Hemel zijt opgenomen, II
ly) welk eene verandering, welk eene verwis---
1
seling!gij, nok een mensehenkind, nederig gt;/ en arm, en toch zoo voortreffeiijk voor Gods ( oog, zoo bemind, zoo geëerd, zoo gezegend door den Allerhoogste. Gij, eenc dochter nit Israël! , werdt de moeder van den Verlosser der wereld, werdt de Moeder van Hem, wiens rijk geen einde, wiens magt gecnebeperking heeft. Gij, H. Maria! zoo godvruchtig van zin, /00 heilig van wandel tot aan het einde ir.vs levens , — hoe heerlijk zijt gij voor Hemel en aarde. Welk een hartelijk deel naamt gij aan het lijden van uwen Zoon; met hoe veel lijdzaamheid droegt gij al de kwellingen van dit leven ! Ook voor u sloeg een mil' dat gij van alle lijden, naar ligchaam en ziel, verlost werdt, dat al uwe tranen werden afgedroogd, en uw hart met onuitspreekbare vreugde werd vervuld. Ja, gezegendste der vrouwen! gij waart de eerste en voornaamste christen vrouw, i igste vereerdster van den ||
(jv* PCI alu t il \ÜU
|J de ootmoedig; fji Verlosser; de
moederlijke vriendin der- ^
_ «T-T _
genen, die uwen Zoon beminden : en daarom loven u alle geslachten der aarde. De aanbidders van uwen Zoon vereeren u; de Engelen des Hemels dienen u ; de zamenkomsten der geloovige christenen roemen u, o tot voor den troon van God verheerlijkte! — de liefde des Allerhoog-sten is met u : des Hemels vreugde is uw loon en deel in eeuwigheid!
Zoo heeft God uwe trouw beloond, hooggezegende Maagd! zoo heeft God uw geduld, welk tot het einde toe stand hield, vergolden. Heilige God, hoe groot zijt Gij! hoe heerlijk is Maria! —O Maria! heiligste van al de vrouwen, die ooit geleefd hebben, hoe zalig, hoe onuitsprekelijk zalig zijt gij — zult gij eeuwig zijn! Maria! Moeder der barmhartigheid ! bid voor mij, zondaar, nu en in het uur van mijnen dood. Amen.
273
Aan Maria, dc van droefheid overslelpte Moeder.
Verwerf mij, o Maria ! hoogbegenadigde, gezegende boven al de vrouwen ! Moeder Gods! door uwe voorbidding toegang tot uwen geliefden Zoon, Jesns, welken gij ons gebaard hebt, opdat Hij mij genadig zij. De onbevlekte reinheid van uw liefderijk hart verwerve mij, naar ligchaam en ziel, de gave van zuiverheid. Uw ootmoed, aan God zoo welbehagelijk, doe mij eenen zooootmoedigen geest verwerven, dat mijn levenswandel nooit door trotsehheid worde bevlekt. Om de gezegende vrucht uws ligchaams, bid voor mij, om vruchtbaarheid in alle deugden en in verdienstelijke werken, die mij kunnen doen behagelijk worden aan uwen Zoon. Om de genade, welke gij bij Godgevonden hebt, bid voor mij, om
genade en vergeving voor mijne menig-« 18
----
- 274 -
vuldige zware zonden. Om uw standvastig geduld in lijden en bij het kruis van uwen 4 beminden Zoon, bid voor mij om een vast j en onwankelbaar vertrouwen op God bij alle wederwaardigheden. Uwe ingetogenheid, godsvrucht en leerzame gezindheid, waarmede gij elk woord uit den mond van uwen goddelijken Zoon geloovig aannaanit, verwerven mij de genade, dat ik een ijverig hoorder van zijn goddelijk woord worde. Uw liefderijk moederhart, dat gij allen betoont, smeeke voor mij om vurige liefde tot God en de menschen. Om uwe menigvuldige tranen, bij het kruis van uwen Zoon gestort - en om de hevige smarten, welke gij bij zijnen dood hadt te lijden — smeek voor mij om bijstanden sterkte in het uur van mijnen dood, wanneer vreeze voor het oordeel mij zal beangstigen. Ach! blijf toch voor mij eene goede, liefderijke voor-\ spreekster in leven en in sterven. Amen.
welk men kan bidden ter eere van het lij- ' I den onzes Heeren Jesus-Christns en I van de H. Maand Maria, zijne Moeder, om voor zich of voor anderen de genaden en de geestelijke of lijdelijke vertroostingen te hekomen, welke men noodig heeft.
(yjamp;i barmhartigheid en de vaste hoop der bedrukten! door het zwaard van weedom, dat uwe ziel doorstak, wanneer uw «is eenige Zoon Jesus-Christus, onze Zalig- / JJ maker, den dood des kruises onderstond; \| ri- door de kinderlijke liefde, die hei ' quot;
-
K _ 276 _ % (\j
medelijden hebben met uwe moederlijke ^ ^ smarten — door de zorg, welke Hij nam , (J^ om al stervende u te bevelen aan zijnen welbeminden Leerling, erfgenaam van zijne gevoelens voor u; gewaardig u gevoelig te zijn en hulp toe te brengen aan de pijnen, smarten, ellenden en treurige noodwendigheden, welke ik beproef. O gewisse schuilplaats der ongclukklgen ! o zoete troost der bedrukte zielen ! o liefdadige verlosseres dergenen, die in gevaar of lijden zijn ! aanzie de tranen, welke mij de rampen afpersen, die ik om mijne zonden te lijden heb. Tot wie zal ik in de onrust en de verlegenheid, in welke ik gedompeld ben, mijne toevlugt nemen, ten zij tot u, inagtige beschermster. Moeder van den Zaligmaker der wereld en van den hersteller der rampen, die het menseh-dom kwellen ? Ach, heilige Maagd, aanhoor met die teederheid, welke u eigen, is, het ootmoedig gebed dat ik u toestier.
Ik smeek uwe hulp af door de liefde en # '
i
barmhartigheid van Jesus, uwen delijken Zoon — door de naauwe ging, welke Hij met de mensehelijke natuur heeft aangegaan, wanneer Hij. met onze sterfelijkheid bekleed, zich gewaar-digde in uwen zuiveren schoot te rusten en uit u geboren te worden, om onder ons te wonen — door de vrees, het verdriet, de droefheid en den wreeden dood-angst, welke die goddelijke Zaligmaker in den hof van Olijven heeft geleden, wanneer Hij zijnen Vader smeekende, Hem van de bitterheden zijns lijdens te verlossen, zich nogtans met eene volkomene overgeving aan zijnen heiligen wil onderwierp
— door de kloekmoedige getrouwheid, met welke gij Hem tot den dood gevolgd zijt — door do onuitdrukkelijke smarten, welke u de smaad, de pijnigingen en al wat Hij van de woede zijner vijanden te lijden had, veroorzaakt hebben — door de banden, waarmede men Hem gebonden heeft
— door zijn geduld en stilzwijgen te mid-
n aanbid- /7 e vorccni- [jj
den der mishandelingen — door zijne wreede geeseling en de ontelbare won- C 5 den, waarmede zijn ligchaam werd overdekt — door de doornen kroon, die zijn hoofd doorboorde — door do gal en den azijn, waarmede Hij werd gelaafd— door het kruis, waarmede men Hem heiaden heeft — door de nagelen , waarmede Hij daaraan gehecht werd — door de be-schimpingen en pijnigingen, die Hij aan het kruis geleden heeft — door de lans die zijne zijde opende — door het bloed en water, die er uit gevloeid zijn, en die voor ons eene bron van genaden zijn geworden — door de barmhartigheid , welke Jesus aan den boetvaardigen moordenaar betoonde — door deze goddelijke woorden, welke Hij in het midden van zijne smarten tot zijnen hemelschen Vader stierde : Varfcr! ver geef het hun, ivant zij welen niet wat zij doen; en door deze, die zijne offerande eindigden: Mijn God! mijn God! waarom helt Gij mij verlaten? Alles is
— 279 —
voïbragt.... Mijn Vader, in uwe handen beveel ikmijnengeest!...—door de wonderen uitgewerkt ten tijde van den dood van dezen God-mensch, wanneer het voor-hangsel des tempels scheurde, de aarde beefde, de zon verduisterde, de steenrotsen barstten, de dooden verrezen — door de nederdaling van Jesus in het voorge-borgt der hel, en door de vreugd, welke de regtvaardigen. die Hem afwachtten, verrukte — door de glorie van zijne zegepralende verrijzenis — door de verschijningen, waarmede Hij u, H. Maagd ! alsook de Apostelen , de Leerlingen en de heilige vrouwen vereerd heeft — door zijne glorierijke hemelvaart, wanneer Hij in hunne tegenwoordigheid zich ten Hemel verhief — deer de gaven van den H. Geest den vertrooster, welke Hij over u en hen op den Pinksterdag deed nederdalen, en die Hij naderhand over de ge-\j heele aarde verspreid heeft — door zijne
tweede komst in deze wereld en door het ---
— 280 - ^ (£»
verschrikkelijk oordeel, welk Hij over de levenden en de dooden zal uitspreken — eindelijk, H. Maagd, door de smarten, welke gij gestadig met uwen goddolijkcn Zoon deeldet, en door de vreugd en het onuitsprekelijk genoegen, waarmede Hij uwe ziel op den dag uwer hemelvaart vervulde en eeuwig zal blijven vervullen : ik smeek u, o teêrhartigste Moeder! toon dat gij waarlijk mijne Moeder zijt; heb medelijden mot mijne ellenden; verhoor mijn ootmoedig gebed, hetwelk uit het levendigste betrouwen voortkomt.
Noem hier de hulp en de genaden, welke gij verlangt te bekomen.
O Maagd, vol van goedheid ! overtuigd van het vermogen, welk gij bij uwen al-magtigen Zoon hebt, durf ik door uwe krachtige voorspraak de hulp en de vertroosting verhopen, welke ik vraag vol-
(v
— 281
gons hot welbehagen van mijnen God, die beloofd heeft den wil te zullen volbrengen van hen, die Hem vreezen, en de verlangens hunner harten te zullen verhooren. Zie teeder op mij neder, o mijne Moeder ! aanzie mijnen nood, en kom mijne krankheid te hulp.
Bovenal gewaardig u, van uwen lieven Zoon, voor mij te bekomen een levendig geloof, eene vaste hoop, eene brandende liefde, een opregt berouw over al mijne misdaden, eene bron van heilige tranen, eene ootmoedige en regtzinnige belijdenis mijner zonden , eene genoegzame voldoening, eene naauwkenrige waakzaamheid over mij zeiven, eene volstrekte onthechting van al wat aardse,h is, eene ware liefde tot God en den evenmenscb. Ge-waardig n, mij de genade te verwerven Jesus in zijn leven, in zijn lijden en in zijnen dood na te volgen ; in alles mijnen wil te schikken naar den wil van God ; te wandelen in zijne tegenwoordigheid; te
gt;e
Lb
(Iftiiken, tc verkeeren en te handelen volgens zijnen geest; te volharden in zijnen dienst, in zijne liefde , in de oefening der goede werken ; eindelijk door ccnen heiligen en voor zijne oogen kostbaren dood het eeuwige leven te verdienen, in hetwelk ik het geluk zal hebben mijnen God te aanschouwen, tc loven en te bezitten, om mij bij u, oH. Maagd! te bevinden, en met de Engelen en dc Heiligen, met mijne zalige ouders en vrienden deel te hebben in de hemelsche belooningen. Amen.
— 282 —
Vereering van »!en heiligen
Enffel-Bewaarder.
ö
Gij, afgezant des Heeren, ter mijner bewaring mij toegevoegd! H. Engel-Bewaarder ! hoe verblijd ik mij in den Heer, die u aan mijne zijde gesteld heeft. O, hoe
- 283 -
treft mij het zeggen van Jesus. dat gij, Engelen, over eenen zondaar, die boetvaardigheid doet, meer vreugde hebt dan over negen en negentig regtvaardigen. Uwe liefderijke deelneming aan mijne volmaking, aan mijn streven naar verbetering, spoort mij aan om nimmer bij die gewig-tige bezigheid stil te staan. Uw beroep : Gods wil te volvoeren, zij mij een voorbeeld ter navolging in alle betrekkingen des levens. Even als gij wil ik altijd den heiligen wil van mijnen liefderijken God trachten na te komen. Help mij, H. Beseherm-Engel, door uwe voorbede dit besluit ten uitvoer te brengen. Ja, ik wil al mijne krachten inspannen om den wil van mijnen God en Heer op aarde te volbrengen zoo als de Heiligen in den Hemel. Gij, Engelen des Heeren! zijt door den goeden hemelschen Vader tot bewaarders van ons, mensehen, aangesteld; dit vervult mij met dank je-\j gens U, H. God! leert mij mijne waarde
als mensch kennen. O! waarlijk! de ---
— 282 —
donken, te verkeeren en te handelen volgens zijnen geest; to volharden in zijnen dienst, in zijne liefde , in de oefening der goede werken ; eindelijk door oenen heiligen en voor zijne oogon kostbaren dood het eeuwige loven te verdienen, in hetwelk ik hot geluk zal hebben mijnen God te aanschouwen, te loven en te bezitten, om mij bij u, oTI. Maagd! to bevinden, en niet de Engelen en do Heiligen, met mijne zalige ouders en vrienden doel te hebben in do hemelsohe bolooningen. Amen.
Vereering van den heiligen Engel-Bewaarder.
Gij, afgezant des Hoeren, ter mijner bewaring mij toegevoegd! H. Engel-Iie-waarder! hoe verblijd ik mij in den Heer, die u aan mijne zijde gestold heeft. O, hoe
y
---
J) ^ — 285 — ^
V treft mij tiet zeggen van Jesus. dat gij, J, Engelen, over eencn zondaar, die boetvaardigheid doet, meer vreugde helit dan over negen en negentig regtvaardigen. Uwe liefderijke deelneming aan mijne volmaking, aan mijn streven naar verbetering, spoort mij aan om nimmer bij die gewig-tige bezigheid stil te staan. ü\v beroep : Gods wil to volvoeren, zij mij een voorbeeld ter navolging in alle betrekkingen des levens. Even als gij wil ik altijd den heiligen wil van mijnen liefderijken God trachten na te komen. Help mij, H. Bescherm-Engel, door uwe voorbede dit besluit ten uitvoer te brengen. Ja, ik wil al mijne krachten inspannen om den wil van mijnen God en Heer op aarde te volbrengen zoo als de Heiligen in den Hemel. Gij, Engelen des Heeren! zijt door den goeden hemelschen Vader tot bewaarders van ons, menschen, ^ aangesteld; dit vervult mij met dank je-ƒ gens ü, H. Godl leert mij mijne waarde
ï als mensch kennen. O! waarlijk! de --
28 i
mensch moot iets groots zijn , wijl gij, zalige Geesten! Iicm ten dienste zijt bestemd. Olde vereering; welke ik n, mijnH. Engelbewaarder, wijde, zij mij eene aansporing om moedig den strijd tegen het kwaad te voeren , want gij, zalige Geesten ! strijdt met mij. Wees aan mijne zijde in het uur der bekoring; smeek voor mij om genade en ontferming, vooral in het uur van mijnen dood. Voer, na dit leven, mijne ziel opwaarts voor den troon des Allerhoog-sten, en verwerf mij, zondaar, genade en barmhartigheid, door Jesus-Christus. Am.
Groote God! wees geprezen in uwe Heiligen; Gij zijt het, die hen geschapen en zoo hoogbegenadigd hebt. Gij kendet de waarde van elk uwer vrienden, en
— 285 — ft
kwaamt hen steeds vóór met uwen rijken J) zegen. Gij hebt hen vóór liet begin der wereld als uwe lievelingen vooruitgezien, üij hebt hen uit de wereld verkoren, door onderscheidene beproevingen tot Ugebragt en hun hcmelschen troost in dezielgestort. Door uwe kracht versterkt, verkregen zij volharding in het goede. — Hoe zegenrijk werd hunne deugd door U gekroond! Met welke onbeschrijfelijke liefde bemint Gij hen! Ja. Heilige, ondoorgrondelijke! Uloof ik in uwe Heiligen. Gij, o Heere Jesus-Christus, hebt hen van duisternis, zonde en dood verlost, en in uw rijk —■ in het Rijk des lichts, der liefde en des levens overgevoerd.
Gij, o Heiligen! prijkt in Gods Paradijs als allerschoonste bloemen , waarin de genade Gods en de geest van den Verlosser zich verheerlijken. O zalige, vereeuwigde gemeente Gods! gij aanschouwt, gij bemint, gij bloeit in Gods oneindige vreugde! Gods
goedheid houdt u opgetogen. Reeds nu
___________ _
f
— 286
wenschte ik daar boven bij n mijne woonplaats te hebben. In den geest wil ik de aarde verlaten, mij in uwe Koren mengen, en mot n, óén van hart en ziel, Gods lof vermelden.
Daarheen wond ik mijne oogen! derwaarts verheft zich mijn hart; — tot u. Heiligen Gods ! stijgt mijn gebed. O, mogto het éénstemmig met tnve eeuwige Alleluia's klinken!
Uwen en mijnen God — uwen en mijnen Verlosser — uwen en mijnen II. Geest zij eer, lof en dankzegging— God en het Lam van eeuwigheid tot in eeuwigheid. Amen.
Celled liij liet verdienen van eenen Aflaat.
1] God, heilige Vader! die de rcgtvaai'dighcid (
fp zelve zijt, voor wien niets zondigs kan amp; quot;
----
licstaan; die de gebreken en misdaden gt;' JJ der menschen niet ongestraft laat, en vol ontferming en liefde te allen tijde uwe vaderarmen open houdt om rouwmoedige zondaars weder aan te nemen, zoo zij ware vruchten van boetvaardigheid, vruchten der bokeering waardig, voortbrengen ; vergeef mij, om de verdiensten van Josus-Christus, uwen Zoon, die voor ons, zondaren, zijn bloed vergoten en zich in den dood overgegeven heeft. Barmhartige Cod, in het binnenste van mijn hart gevoel ik leedwezen over al de zonden van mijn gansche leven. Hij de bitterste gewaarwordingen, besef ik maar al te levendig, welke straffen ik er door heb beloopen; nogtans hoop ik niet vast vertrouwen, dat Gij mij om de oneindige verdiensten van mijnen goddelijken Verlosser, uwen geliefden Zoon, genadig en barmhartig zult zijn. Jesus-Christus, Zoon van God, die van den Vader alle magt over ons hebt ontvangen, in uwe Kerk hebt Gij eenen Opperherder
quot;SPN/'C t-
\)2lt;
288 — ^
gesteld, opdal hij de kudde, welke Gij dour ) ^ uw dierbaar bloed gekocht hebt , zoude (j behoeden en besturen. Door uwen godde-lijken Geest geleid, heeft hij heden voor alle rouwmoedige, regtgeloovige zondaren, in uwen allerheiligsten Naam, kwijtschelding van alle verdiende straffen verkrijgbaar gesteld. O Jesus, mijn eenige Middelaar bij uwen hemelsehen Vader, moge ik onder het getal der waarachtig boetvaardige zondaars worden gesteld! moge ik aan dezen genadeschat van volkomene kwijtschelding aller verdiende straffen deelachtig worden! In geloof en vertrouwen op uwe oneindige vaderliefde tot ons, mcnschen, bid ik om de uitbreiding en verheerlijking uwer H. Kerk. Verwijder haar van alle rampzalige verdeeldheid en tweedragt; laat al de ledematen uwer Kerk eensgezind zijn; laat, heilige God! het licht van uw Evangelie over al de volken der aarde opgaan ! — Verlicht en ver-
I
^ _ 289 _
j ^ sterkt met de volheid des heiligen Geestes yy
JJ het Opperhoofd uwer Kerk, den Paus van ( , Rome NN., alsook al de andere bisschoppen en zielzorgers, opdat zij, door heiligheid van leer en wandel, alles bevorderen, wat aan de uitbreiding van het Christelijk Katholijk Geloof dienstbaar kan zijn. Geef ons den vrede, dat kostbaar geschenk uwer genade. Doe de harten en gemoederen van alle koningen en vorsten één zijn; opdat zij tot geluk en zegen van uw volk regeren, en wij allen in vrede en eendragt ü loven en aanbidden, nu en eeuwiglijk. Amen.
■
ONDERHOUD MET QOD,
[r£i( OD, Schepper, Vader, en Gij,Verlosser, r\j die daar boveu in liet Rijk der zalig-tï'1- heid eeuwig woont en heerscht, ik verhef mijn'geest tot U, en stort met kinderlijk vertrouwen mijn hart voor U uit.
Nog ver van U verwijderd, wandel ik hier in het verderfbaar bekleedsel, en heb, gebogen onder den last des levens, met lijden te kampen. Zwak, ziek en ellendig, lig ik op mijne legerstede, en weet niet wanneer mijn laatste uur zal slaan, wanneer de dood mij uit deze wereld zal wegnemen.
Dat uur is aan U alléén bekend, alwetend Gud! Maar wanneer het ook kome, laat bet een gelukzalig uur voor mij zijn. Als ziel
291
«1 ligchaam van elkander zullen scheiden, neem dan mijne ziel tol U, want. Gij hebt haar voor U geschapen, en doe mijn ligchaam, tot op den dag der opstanding, vreedzaam rusten in het graf.
Dit is mijn wensch, dit is mijne bede. Vader, verhoor ze. Vergeef mij, al wat mijn hart heeft misdreven en gezondigd. Wees niet gedachtig de onbezonnenheid mijner jeugd. Vergeef de misslagen van mijne rijpere jaren. Werp over al de zonden van mijn leven den sluijer uwer genadige verschooning en barmhartigheid. Een rouwmoedig cn verbroken hart leg ik, o Vader! voor uwe voeten neder. Versmaad het niet om Jesus-Christus, uwen Zoon, die ten zoenoffer voor mij aan het kruis is gestorven. Mijne smarten met de smarten en het sterven van Jesus vereenigd, breng ik U, o God! ten nfler, opdat ik gereinigd, U welbehagelijk, voor uw aangezigt verschijnen moge. O! hoe heilrijk zal het voor
mij zijn, als ik tot mijn laatsten ademtogt, # ^ ~
---
f
f]
--
— 292 — '
in boetvaardigheid volstandig, in geduld ^ standvastig, en in christelijke onderwerping aan uwen 'heiligen wil onwankelbaar zal zijn geweest! Met vertrouwen op uwe vaderlijke goedheid en barmhartigheid zal mijn geest, bevrijd van de banden des stofs, tot U, mijn Schepper, opvaren ; de aarde met den Hemel, het dal der tranen mot het oord der vreugd en zaligheid verwisselende.
Dan zullen geene rampspoeden mij meer bedroeven; geene smart, geene ziekte mij meer treffen; dan zal geene verleiding mij meer verlokken, geen zielsgevaar mij meer doen beven; niets, volstrekt niets, wat onaangenaam is, mij meer bejegenen. Bij U, mijn God, zal ik zijn! U zal ik van aangezigt tot aangezigt aanschouwen; mij met de Engelen in die aanschouwing verblijden. Uwe voor mij, hier beneden,
, dikwijls duistere en verborgene wegen, uwe J heilige, ondoorgrondelijke raadsbesluiten, verordeningen en toelatingen, die ons.
- 293 -
stervelingen, zoo dikwijls toeschijnen, met Jj uwe wijsheid en liefde te strijden, zal ik als goed, als wijs, als heilig leeren kennen en prijzen. U, o God en Vader, zal ik bezitten , in onuitsprekelijke blijdschap bezitten, en aan dat bezit zal nimmer een einde zijn. Gij geeft uwe schapen het eeuwig leven, en niemand zal ze uit uwe handen rukken (Johann. x, 28.). Eene zaligheid wacht mij, die niet slechts eindeloos zal zijn, maar wat meer is, die al de verwachting en wenschen van het hart zal te boven gaan. Geen oog heeft het gezien, geen oor heeft het gehoord, en in 'smenschen hart is het nooit opgekomen, hetgeen God bereid heelt voor degenen, die Hem lief hebben (i. Con. n. 9.).
O schoone Hemel! o heerlijk Vaderland ! o onuitsprekelijke zaligheid! hoe zou ik om uw bezit niet alles, alles geduldig dragen'? Door mijn lijden christelijk te verdragen, kan ik uw bezit verwerven. Ik wil dus met Gods genade volharden, en strijden tot het
-----
K - 291 -
einde toe; opdat ik de kroon ontvange, die ff mij door den regtvaardigen Regter is toe- [ ,
gelegd (n. Tim. iv, 8.).
Ach ! nog veel meer wil ik lijden uit liefde tot U, o Jesus! die voor mij zoo veel helit geleden. Ja, al wat ik reeds geleden heb, wat ik nog lijde, en verder zal te lijden hebben, zal ik naar uw begeeren, ter uwer liefde lijden. « Ik heb 11 een voorbeeld gegeven, opdat gij mijne voetstappen zoudt navolgen (Johann. xra, 13. Mare.
vin, 54. i. Petr. ii, 31.). »
Ik volg uwe stem, goddelijke Verlosser!
ik neem mijn kruis op en volgU na. Gij zelf moest door lijden in uwe heerlijkheid ingaan (Luc. xxvn, 26.). Uw lijden was van langen duur, was smartelijker dan het mijne, en Gij droegt het toch gewillig; Gij waart gehoorzaam tot den dood, ja tot den dood des kruises (Philipp. n, 8.). Daarom c gt; ook heeft de Vader 11 eenen naam gegeven, ,
j die boven alle namen verheven is, opdat fy) in uwen naam al de knién zich buigen derge- ,
quot;fe V-
1
----
— 295 — %
nen, die in den Hemel, op dc aarde en onder de aarde zijn (Philip. 11,9-10.). Ikvolg U na, en hoop na lijden Lij U in de vreugde te komen. Jesus, geef mij moed en kracht tot de uitvoering van dit christelijk besluit: sterk mijn zwak geduld; bevestig mijne wankelende standvastigheid; ondersteun mijne gebrekkige zwakheid. Bind mij, krachtelooze wijnrank, i'.an U vast; opdat ik, in leven en sterven, m U vruchten ten eeuwigen leven voortbrenge. Zonder U vermag ik niets, word ik moede, bezwijk ik. — Ik vereenig mij dus geheel met U ! Jesus, voor U leef ik! Jesus, voor L' lijd ik! Jesus, voor U sterf ik! Jesus, ik geloof aan U! Jesus, ik hoop op U! Jesus, ik bemin UI Heer, vermeerder mijn geloof! Verlevendig mijne hoop! Ontvang meer en meer mijne liefde ! Laat het heilige vuur in mij niet verdooven; doe mijne hoop vervuld worden ; laat mijn geloof niet wankelen, mijn verlangen naar U niet
fa
— 296 —
verminderen : mijne standvastigheid in jJ lijden en strijden niet moede worden. (, Jesus, ik geef mij geheel aan U over ! in leven en in dood wil ik de uwe zijn ! Geloofd en gezegend zij uw allerheiligste Naam in eeuwigheid. Amen.
Heere, uw wil geschiede! Ik aanbid uwe alwijze beschikkingen. Gaarne en geduldig wil ik lijden. Ik wil mij in den gloeijenden oven des lijdens doen zuiveren,
vast gcloovende, dat al, wat van uwe hand komt, dienstbaar is aan het heil mijner ziel.
Dat Gij, o Vader ! op mijn kinderlijk gebed mij de gezondheid weder zult ,» quot;quot;quot;leenen, mag ik nogtans van uwe \l dertierenheid en liefde hopen. Iksmeek (-j^
— 297 —
U om bijstand, o God ! Zegen de gences-
I
5) middelen, welke ik tot herstelling gebruik. Verlicht mijnen geneesheer, opdat hij, bij de behandeling van mij, de beste middelen aanwende. De zegen en de goede uitslag komen alléén van U.
Als ik op mijn ziekbed nederlig; nachten lang slapeloos doorbreng; alle rust mij ontvliedt, o, geef mij dan, hemelsche Vader! kracht, dat ik niet kleinmoedig worde. Ik wil U beminnen, in liefde tot U volharden. Wat zal mij van uwe liefde scheiden? — Noch droefheid, noch angst, noch kommer, noch lijden, noch de dood zelf. Welligt dat mij dit lijden overkomt, om de zonden, welke ik heb begaan. Christelijk wil Ik dit lijden dragen. Leer mij ook hier uwen heiligen wil erkennen en naauwkeurig nakomen. Dit smeek ik U, in den naam van Jesus-Chrlstus, uwen , , celiefden Zoon. Amen.
GEBED VAN EEN ZIEKE,
WJ HET
ontvangen van het heilig Sacrament des Oliescis.
O, liuc dank ik U, goddelijke Zaligmaker, dat ik in deu sclioot uwer heilige, alléén zaligmakende Kerk ben geboren, welke Kerk als eene tcederlievende Moeder, den mensch van af zijne geboorte tot aan zijnen dood, met teedere zorgvuldigheid verzorgt. Door het heilig Doopsel werd ik als een nieuwgeboren kind in Christus, U, Verlosser der wereld! in de armen gelegd en tot een heilig leven ingewijd. Door het heilig Vormsel werd ik, zwakke sterveling , tot den strijd tegen het ongeloof en de zonde gezalfd, in het heilig Sacrament van boetvaardigheid werd ik , zoo dikwijls ik het ongeluk had door
— 299 — gt;2 I _
I'M
overtreding van uwe heilige geboden , gt;/ U, o goede God, te beleedigen, met U verzoend! en in het heilig Sacrament des Altaars met goddelijke spijze tot een heilig leven gevoed en versterkt, en nu komt zij, die liefderijke Moeder, mij, zieke, te hulp, mij tot den laatsten strijd zalvende.
O, goddelijke Godsdienst van mijnen liefderijken Jesus ! Gij zijt van den Hemel neérgedaald op de aarde om ons, in leven en in sterven, te heiligen. Uwe genade, o Heer! is onuitputtelijk. Gij versterkt mij, vol van smarten op mijn leger uitgestrekt, thans met het 11. Sacrament des Ollesels, waardoor Ik, Inwendig gerust gesteld, met U, Jesus, naauwer vereenlgd, en met moed tot den laatsten strijd uitgerust word. Hoe troostrijk is de groetenis des Priesters bij het binnentreden : Vrede zij dezen huize, en allen, die er in wonen! Hoe hartelijk is zijn gebed voor mij, in den naam der H. Kerk.
300 —
Heer Jesus! Gij hebt door uwen Apostel Jacobus gezegd: « Is iemand onder u ziek, ( zoo late hij den Priester der Kerk tot zich roepen, en dat zij over hem bidden, hem met olie zalvende in den naam des Heeren, en het gebed des geloofs zal den zieke behouden : de Heer zal hem verkwikken; en zoo hij in zonde is, ze zullen hem vergeven worden (Jac. v, ii—15.). »
Ik smeek U ootmoediglijk, dat Gij mij door dit heilig Sacrament tegen alle verzoekingen der hel versterket en be-schermet; mij mijnezonden vergevet, en is het met uwe eer en met de zaligheid van mijne ziel overeen te brengen, de gezondheid des ligchaams wederschenket! Zie, o God, op mij, arm, zondig mensch, die door ziekte gedrukt word, ontfermend neder. Verkwik mijne ziel : want Gij hebt haar geschapen. Laat ze door uwe bezoeking verbeterd worden. Vernietig in mij alle magt der hel, in den naam van God den
Vader, den Zoon en den H. Geest, door de -
n
501
f/
oplegging der priesterlijke handen, onder aanroeping van al de H. Engelen, Aartsengelen, Aartsvaders, Profeten , Martelaren, Belijders, Maagden, en van alle Heiligen. Zegen mij, o Heer! door de hand van uwen Priester. De zegen van God den Vader, die mij geschapen heeft, de zegen van God den Zoon , die voor mij aan het kruis is gestorven, de zegen van God den H. Geest, die door het H. Doopsel in mij is uitgestort, beware mijn ligehaam, make mijne ziel zalig, verlichte mijn verstand, besture mijne zinnen, en geleide mij tot het eeuwige leven, door Christus, onzen Heer. Amen.
Gelied na Iicrstel ecner ziekte.
« Loof, mijne ziel den Heer, en al, wat binnen mij is, zijnen H. Naam. Loof, mijne ziel, den Heer, en vergeet zijne weldaden
i
t4gt;-S)-a
_ 302 — ^
nooit. » Zoo zong David, die man naar Gods hait; zoo roep ik ook tot U, heiligste God ! en draag U de hulde van mijne lof-en dankzegging op. Voor uw alziende oog leg ik de gelofte af dat ik alleen tot uwe eer de mij teruggeschonkene gezondheid en de kracht mijner ledematen zal aanwenden; getrouw en stiptelijk zal ik de door U mij opgelegde beroepspligten vervullen; ik zal ze nakomen tot zaligheid mijner ziel en tot welzijn van mijnen evenmensch. Ik zal arbeiden voor uw rijk, voor uwe eer, voor mijne eeuwige zaligheid, en voor het heil van mijne broederen. Ik zal de herkregene gezondheid bewaren door matigheid en ingetogenheid , en mij zorgvuldig wachten voor alles, waardoor ik die zou kunnen krenken.
Deze heilige stemming, dit dankgevoel, deze innige, hartelijke dankerkentenis, eeuwige, barmhartige Weldoener! zij de hoofdstemming mijns gemoeds in dit uur.
24
--.5=^1
--
^ — 303 — # I
Niet slechts in dit uur, maar eiken dag \an mijn leven, wil ik :
Uwe eer verbreiden.
Jesus Naam verheerlijken.
U, oGod! beminnen — Elk oogonblik wél besteden.
Aan de eeuwigheid denken. l)e zonden vlieden.
De deugd vereerer,.
Waken — bidden — strijden. Om alzoo, met uwe hulp, te verwinnen. Amen.
(Naar den heiligen Augustinus.)
Verwek, in mij, o God. een vurig verlangen naar ü. Dat ik veeleer alles dan ü vergete. Schenk mij liefde tot ü. Doe de lust tot het kwaad in mij verzwakt en
30 i - ^
onderdrukt worden. De zonde heersche niet meer in mij. Wat schuld en berouw na zich sleept, worde dooi' mij niet meer bejaagd; worde door mijn hart steeds veracht. Geef aan mijne oogen tranen; aan mijne hand giften voor de bchoeltigen, welke Gij tot mij zendt. Help mij mijne neigingen en hartstogten verwinnen! Versterk mijne ziel, opdat zij kracht verkrij-ge om, uit liefde tot U, het smartelijkste, het wreedste te ondergaan; het zwaarste te doen ; zich bet aangenaamste, als het on-regtvaardig is, te ontzeggen. Geef mij een levend geloof en eene onwankelbare hoop. Dat mijn hart zich nooit aan het vergankelijke hechte. Laat matigheid mijne deugd zijn, en geef, dat ik de aardsche dingen altijd met matigheid gebruike. Dat mijn hart zich alle verwijfdheid en wellust ont-wenne. Geef, dat ik altijd te vrede zij. Argwaan, list, vleijerij, hardheid, gierigheid, nijd, toornen wraakzucht; zijn verre van mij. Zachtmoedigheid zij mijn eigen-
' 2lt;
505 —
dom. Ik wil toegeven waar ik mag; vergeven waar ik kan ; kwaad met goed vergelden en opregt handelen. Niemand anders dan den vriend der ondeugd wil ik mijden en vlieden. Mijn hart luistere dadelijk als pligt en deugd spreken; volbrenge welgemoed, hetgeen zij gebieden ; het vereere wat Gij, n God! heiligt, en verwerpe, wat Gij, o God! haat. Dank vervulle mijn hart, als Gij het mij laat welgaan , zegening en tevredenheid, als Gij mij door lijden beproeft. Laat mij, zelfs bij het hardste lot, het geloof tn vertrouwen op uwe voorzienigheid niet verliezen. De aarde zij mij stof, de tijd een oogenblik, en het doelwit van al mijn verlangen en van al mijne pogingen eene zalige onsterfelijkheid, en het hezit van U, o God! Amen.
eer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Jesus, hoor ons.
Jesus, verhoor ons.
God, Vader in den Hemel, ontferm U over
de afgestorvene geloovlgen.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm
l) over de afgestorvene geloovlgen. God, heilige Geest, ontferm U over de afgestorvene geloovigen.
Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm U over de afgestorvene geloovigen. «
' j H. Maria, bid voor hen. U
^ h. Moeder Gods, bid voor hen.
----
_ 307 - ^
? H. Maagd der maagden, bid voor hen. y) J Moeder der barmhartigheid, ' !_
Goedertieren Maagd,
H. Engelen, die door God aan de afgestorven geloovigen tot bewaarders op aarde zijt toegeschikt geweest,
Alle H. Engelenen Aartsengelen,
Alle H. Koren der zalige Geesten,
Alle H. Onschuldige Kinderen, gquot;
Alle H. Bisschoppen en Belijders,
Alle H. Leeraren der Kerk,
Alle H. Priesters en Levieten,
Alle H. Monikken en Kluizenaars,
Alle H. Maagden en Weduwen,
Alle Heiligen Gods,
Wees genadig, vergeef hun. Heer.
Wees genadig, verhoor ons, Heer.
Door uwe oneindige barmhartigheid, verhoor ons. Heer.
) 5lt; - 308 - ^ y\j
fU
Door uw allersmartelijkst lijden, verhoor v/ ons, Heer. Ij}
Door uwe heilige wonden, verhoor ons. Hoer.
Door uwe luisterrijke opstanding, verhoor ons, Heer.
Door uwe heerlijke hemelvaart, verhoor ons. Heer.
Wij, arme zondaars, wij smeeken U ootmoedig, ach, verhoor ons.
Dat het Uhehagc, de zielen dergenen, die in U ontslapen zijn, van alles te reinigen wat nog onrein er aan mogt wezen, en voor het hemelsche leven nog ongeschikt mogt doen zijn, wij smeeken U, verhoor ons.
Dat het U bchage den tijd hunner reiniging kortstondig te doen wezen, wij smeeken U, verhoor ons.
Dat het U hehage, hun lijden door hemel-schen troost te verzachten, wij smee-
) ken U, verhoor ons.
5 Dat het U hehage, hun smachtverlangen
--
— quot;.09 —
naar U te vervullen, wij snieeken U, verhoor ons.
Dat het u beliage, bet eeuwige licht voor hen te doen opgaan, en hen in vrede te doen rusten,
Dat het U behage, hen haastelijk te stellen in het bezit van het vaderlijk erfdeel, hetwelk hun in den Hemel J. bewaard wordt, 2
Dat het U behage, hen tot de aan- g schouwing van uw aangezigt toe te Squot; laten, ^
Dat het U behage, hen te laven en te ^ verkwikken uit de stroomen van uwe g. onvergankelijke goedertierenheid, | Dat het U behage, hen met de onuit- 2 puttelijke goederen van uw huis te •t/, verzadigen.
Dat het U behage, al hun smachtver-
langen te vervullen.
Dat het U behage, U te ontfermen over de zielen van degenen, diein de wereld
geene bijzondere voorbidders hebben, // en aan wie niemand gedachtig is, wij ^ smeeken U, verhoor ons.
Dat het U behage, U le ontfermen over allen, waarmede wij in dit leven door de banden van bloedverwantschap,
liefde, vriendschap of dankbaarheid naauw verbonden zijn geweest.
Dat het U behage, deze alles genadig te vergeven, wat zij uit menschelijke zwakheid, ja, misschien uit al te groote liefde voor ons verzuimd, misdreven en gezondigd hebben.
Dat het U behage, aan de afgestorven geloovigen de H. Mis-offeranden en waardige Communiën, die voor hen aan uwe goddelijke Majesteit worden opgedragen, voordeelig te doen zijn. Dat het U behage, al de afgestorven geloovigen aan het lijden en sterven van uwen lieven Zoon haastelijk te doen deelachtig worden,
•X , ---
— 311 —
W Dat het U behage, ze allen zalig te maken, en door uwe heilige Engelen uit den staat der zuivering, naar het land der levenden, het hemelsch Sion, te doen overbrengen, wij smeeken U ootmoedig, ach, verhoor ons. Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, geef hun rust.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, geef hun rust.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, geef hun de eeuwige rust. Jesus-Christus, hoor ons.
Jesus-Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm ü onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
En leid ons niet in bekoring;
Maar verlus ons van den kwade. Amen. Heer, verhoor ons gebed !
En ons geroep kome lot U.
I
312 - gt;20(
LAAT ONS BIDDEN.
O God! Schepper en Verlosser van alle geloovigen! verleen aan de zielen van uwe dienaren en dienaressen vergeving van al hunne zonden; opdat zij de kwijtschelding, waarnaar zij altoos verlangden, op ons ootmoedig smeeken, mogen verwerven. Amen.
(T
GEBED
VOOR DE AFGESTORVEN GELOOVIGEN.
Dat wij elkander liefhebben en voor elkander bidden, dat is, o God! uw wil, welken Gij ons door uwen lieven Zoon, onzen Heer en Zaligmaker, geopenbaard hebt. Uit liefde stieren wij onze gebeden hemelwaarts voor de geloovigen, die in U ontslapen zijn : vol vertrouwen, bidden wij voor hen om eeuwige rust. Laat hen,
^^3
,2)^ — 313 —
o Jesus! door uw dierbaar, aan het kruis ,1) vergoten bloed, vergeving hunner zonden verwerven. Delg al hunne zwakheden, al hunne schulden uit. Wees uwe kinderen, die in berouw zijn afgestorven, genadig ! Verschoon, vergeef, vernietig al hunne zonden; Gij toch zijt een Godvanlangmoe-digheid en van ontferming. Voer hen, na doorgestane beproeving, in de woningen des vredes , der rust en des eeuwigen lichts. Voer hen, o Gol! in de eeuwige vreugde, zoo zij zich nog in den staat der zuivering raogten bevinden : mijne geliefde ouders, mijne broeders en zusters, mijne weldoeners, mijne vrienden en al degenen, voor wie liefde en dankbaarheid mij ver-pligten te bidden, beveel ik U bijzonder aan. Vast is het troostelijk geloof in mijne ziel gevestigd :« Met wijsheid en goedheid voert Gij al uwe kinderen tot hunne eeuwige bestemming — want Gij zijt hun Vader! » O gij, afgestorven geloovigen! eens zie ik u weder! Welligt zal ik ook
^31i -
spoedig het tijdelijke met het eeuwige {}9 verwisselen; want gelijk eene bloem bloeit (Jj cn verwelkt, zoo vergaat mijn leven. Maar dat uwe ligchamen vrij vergaan! uwe ziel is eeuwig, onsterfelijk, en gij hebt toch als heilige reisspijs het onderpand van ons eeuwige leven, het vleesch en Woed van Jesus-Christus in het allerheiligste Sacrament des Altaars ontvangen, gij hebt het mede op weg genomen, dat brood des Hemels, bij welks waardig genot de dood in eeuwigheid niemand kan schaden-
Mogten mijne in ootmoed tot den Vader in den Hemel opgezonden gebeden u te stade komen! Ik draag voor u het offer des nieuwen Verbonds op, ik offer ook voor u op al de werken van barmhartigheid, waartoe God mij sterkte en genade zal verleenen. — Verhoor mijn gebed, o God I voor de arme zielen, vooral voor de ziel van NN. Laat mij haar, diiar boven, bij ,, u wedervinden en met haar hereenigd, mij p verblijden in het eeuwige leven. Wanneer
/£9^?-
■A Cü^ — 515 —
zult gij komen, heerlijke dag! dat ik, met Y/ mijne afgestorvene broeders hereenigd,
voor den troon van God zal verschijnen , en door de genade van Jesus-Christus geregtvaardigd , in den glans van het eeuwige licht, in alle eeuwigheid het Lam lof, eer en roem zal toebrengen? Amen.
■=S8«Ss»
CHRISTELIJK AANDENKEN
AAN DE AFGESTORVENEN.
Navolging van het kerkgezang : Dien ine. Dies ill(B.
De dag der wraak, de dag spoedt aan. Die de aard door vuur zal zien vergaan. Gelijk Sibil en David spelden.
Hoe beeft, hoe schokt dan ieders borst. Wanneer de langverwachte Vorst De deugd en de ondeugd komt vergelden.
-•^1
-—
- ó16 - *(£gt;
Als 't donderend bazuingeschal fJ
Des aardrljks schoot doordringen zal, (j. En elk zal voor Gods vierschaar dagen : — Natuur en dood, verstomd, verkracht, Het schepsel uit des afgronds nacht Voor 'sRegters zetel aan ziet klagen ; —
Terwijl voor 't schrikbre Godsgerigt Het schuldboek opgeslagen ligt. Om 's werelds oordeel uit te spreken; En niets ontscholen aan den dag. Dat vorschend oog ontslippen mag.
Dat rots en zeekolk door kan breken.
Rampzalige, ach! waar berg ik mij ? Wat voorspraak dan ? Wat pleit mij vrij ? Waar ook de heiligsten bezwijken ?
Gij, Gij, verhoorder van 't gebed. Die zondaars, zoo genadig, redt.
Doe ook aan mij uw deernis blijken!
Sla Gij, o Bronwel van gena!
Niet mij, maar uw' verdiensten ga.
En wat Gij deedt, om mij tc sparen! ---
— 317 —
Hoc zocht Gij mij door angst en nood 1 Verlostet mij door kruis en dood! En zoudt Ge uw' redd'ling niet bewaren ?
Ik, oorzaak, voorwerp, prijs en doel, (MijnHeer en God! ach, welk gevoel!) Waarvoor Ge uw bloed hebt uitgegoten! Ik, doemling, wien de wraak verstoot In weerwil van uw' offerdood! En — 't godd'lijk bloed om niet gevloten !
Neen, delg mijn schuld genadig uit, Eer 't vreeslijk oogcnblik ontspruit. Van 't onverbidbre vonnis spreken ! Betraand, en 't schaamrood op 'tgclaat. Erken ik al mijn euveldaad ; Ontfermend God, verhoor mijn smeeken!
Gij, die Maria vrijspraak hoodt. Den moordenaar uw rijk ontsloot. Gij hebt ook mij do hoop hergeven :
Mijn' heê verdient niet, dat Gij hoort. Maar zelv'uw goedheid brengt haar voort
En wil niet dat de zondaars sneven. =*-
-
— 518 — ^ ^
O geef mij, als gij vierschaar spant, De gunstplaats aan uw regterhand.
Bij de aan uw' stem getrouwe lammeren; En als uw Hemel op zal gaan,
O laat mij 't vloekwoord niet verstaan. Ten doem bestemd voor helsctie jammeren.
Ik smeek, o God, in 't stof geknield, 't Verbrijzeld hart met rouw bezield :
Wees met mijn uiterste bewogen,
Wen de onherroepbre stond genaakt, Die 'teind van elks verwachting maakt. En alle mom wordt afgetogen.
Gij, God, Verlosser, Regter, Heer!
Zie op mij zwakken sterv'ling neêr !
Wien buiten U nooit iets moest lusten.
En doe hen. Heer! van nu voortaan.
Die in den dood zijn heên gegaan,
lu uwen vrede vreedzaam rusten.
VESPER-PSALMEN OP ZONDAG.
v. O God! wees opmerkzaam op mijne hulpe : r. Heere! haast U om mij te helpen. (Psalm lxix, 2.) Eere zij den Vader, en denZoon, en den H. Geest! Gelijk het was van den beginne, zoo nu en altoos , en in |
v. Deus in adju-torium meum in-tende. K.Domine.ad ad-juvandum me fes-tina. Gloria Patri et Filio, et Spirutui Sancto. Sicut erat in principio,etnunc,et semper, et in saxula |
Sx
— 520
alle eeuwen der eeuwen. Amen. Alleluia, of: Lof zij U,Hcer! koningder eeuwige heerlijkheid. |
sfficulorum. Amen. Alleluia, of: Laus tibi , Domine, Rex |
psalm 109.
De Heer heeft gesproken tot mijnen Heer ; Zit aan mijne reg-terliand, tot dat ik uwe vijanden stelle tot eene voetbank uwer voeten. De Heer zal den schepter uwer magt uit Sion doen komen ; heerseh in het midden uwer vijanden. |
Dixit Dominus Domino meo : Sede a dextris meis. Donee ponam jni-micos tuos seabel-lum pedum tuorum. Virgam virtutis tufe emittet Dominus ex Sion, donü-nare in medio inimi-corum tuorum. |
— 52 J
Bij ü is liet vorstendom op den dag uwer kracht, met vollen luister van heiligheid; voor den dageraad hel) ik U uit den schoot voort-gebragt. De Heer heeft gezworen, en liet zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid naar de ordening van Mel-chisedech. De Heer is aan uwe regterhand. Hij beeft, ten dage zijns toorns , koningen verslagen. Hij zal geregt oefenen onder de volken ; Hij zal de |
Tecum principi-um in die virtutis tuagt;, in splendori-bus sanctorum : ex uteroanteluciferum genui te. Juravit Dominus. et non pcenitebit eum: tu es sacerdos in aeternum secundum ordinem Mel-chisedech. Dominusadextris tuis : confregit in die ine su;e reges. Judicabit in na-tionibus , implebit ruinas ; conquassa-21 |
verwoestingen vermeerderen ; Hij zal de hoofden van vele landen verdelgen. Hij zal op deu weg uil de beken drinken; daarom zal Hij het hoofd omhoog heffen. Eere zij den Vader, enz. 5-22 |
De torente in via bibet; propterea ex-alfabit caput. Gloria Patri, etc. |
psalm 110.
ik zal U loven. Heer! van ganscher harte in den raad der regtvaardigen, en in de zamen-komsten. Groot zijn de werken des Heeren : uitgelezen, volgens |
Contitebor tibi , Domine,in toto cor-dc meo : in eonsilio justorum et congre-gatione. Magna opera Do-mini ; exquisita in l | omnes voluntates |
Hij heeft ecne gedachtenis van zijne wonderen gesticht, de genadige en barmhartige Heer; Hij heeft gespijsd, die Hem vreezen. Hij zal eeuwig aan zijn verbond gedenken : Hij zal do kracht zijner werken aan zijn volk bekend maken. Door hun de erfenis der volken te geven : de werken ---- |
Confessio et mag-nliicentia opus e-jus : et justitia ejus manet in sieculum sseculi. Memoriam fecit mirabilium suorum, misericors et mise-rator Dominus : es-cam dedit timenti-bus se. Memorerit in ste-culum testamenti sui : virtutem ope-rum suorum annun-tiabit populo suo. Ut det illis h.'ere-ditatera gentium ; opera manuum ejus, — 323 — zijnen wil en zijn ejus, welbehagen. Zijn doen is lofwaardig : en zijne geregtiglieid duurt in alle eeuwigheid. |
zijner handen zijn waarheid en regt. Al zijne hevelen zijn getrouw onwrikbaar voor ecuwig: zij zijngemaakt in waarheid en billijkheid. Hij heeft verlossing aan zijn volk gezonden : Hij heelt zijn verbond in eeuwigheid gehouden. Heilig en geducht is zijn naam ; de vreeze (les Heercn is het beginsel der wijsheid. Goed is het verstand van allen, die j, zich er naar gedra-' gen ; zijn lof bestaat in alle eeuwigheid. ^5)- |
Veritas et judicium. ^ Fidelia omnia mandata ejus,confirmata in sseculum sa;culi : facta in veritate et aequitate. Kedemptionera mi-sit populo suo: mandavit in sternum testamentum suum. Sanctum et terri-bile nomen ejus : initium sapientis ti-mor Domini. Intellfictus bonis omnibus facientibus eum : laudatio ejus manet in sseculum U sseculi. '■T |
I^^5)--
K _ 325 - ^Cb
re zij den Va- Gloria Patri, etc. p
ff
PSALM 111.
Welgelukzalig do man, die den Heer vreest : die grootcn lust in zijne geboden heeft. Zijn kroost zal vermogend zijn op aarde : het geslacht der opregten zal gezegend worden. In zijn huis zal eere en rijkdom zijn: en zijne regtvaardig-heid duurt in eeuwigheid. In de duisternis gaat den opregten het licht op : de ge- |
Beatus vir qui timet Dominum; in mandatis ejus volet nimis. Potcns in terra erit semen ejus; generatio rectorum benedicetur. Gloria et divitia; in domo ejus; et justitia ejus manet in sseculum sseculi. I Exortum est in tenebris lumen rec-tis : misericors et ^ |
-5^
nadige, barmhartige en regtvaardige. Welbehagelijk is aan God de mensch, die wel doet en uitleent : hij zal zijne gesprekken met oordeel inrigten ; terwijl hij in eeuwigheid niet zal wankelen. De regtvaardige zal in een eeuwig gezegendaandenken blijven : hij behoeft voor geene kwaadsprekendheid te vreezen. Met bereidvaardigheid vertrouwt zijn hart op den Heer: zijn hart is versterkt ; hij zal |
Jucundus homo qui miseretor et commodat, disponet sermones suos in judicio : quia in Eeternum non eom-movebitur. In memoria av terna erit justus : ah auditione mala non timebit. Paratum cor ejus sperare in Domino, confirmatum est cor ejus : non commo-vebitur donec despi- --- --- _ 326 _ miserator et justus. // |
niet ontroerd worden tot dat hij nederziet op zijne vijanden. Hij strooit uit en begiftigt de armen: zijne rcgtvaardig-heid duurt in eeu-wigheid, zijne magt zal met luister verheven worden. De goddelooze zal het zien en zich vertoornen : hij zal op zijne tanden knarsen, en (van spijt) verteren : het verlangen der godde-loozen zal te niet gaan. |
ciat inimicos suos. Dispersit, dedit pauperlbus, justitia ejijs manetin sscu-luiji sseculi: cornu ejus exaltabitur in gloria. Peceator videbit etiraseetürdentibus suis freraet et ta-bescet : desiderium peccatorum peribit. |
_ 528 — ^ UJ,
PSALM 112.
Looft den Heer, gij dienaren ! looft den naam des Hoeren. De naam des Hoeren zij geprezen : van nu af tot in eeuwigheid. Van den opgang der zon tot haren ondergang, zij de naam des Heeren geloofd. De Heer is verheven boven alle volken : en hoven de Hemelen is zijne heerlijkheid. Wie is gelijk de Heer , onze God , die in het hooge |
Laudate, pueri, Dominum : laudate nomen Domini. Sit nomen Domini henedictum, ex hoe nunc et usque in s®-culum. Asolisortn usque ad oceasum, lauda-bile nomen Domini. Exeelsus super omnes geutes Do-minus, et super eoe-los gloria ejus. Quis sieut Domi-nus Deus ncster, qui in altis haaitat, et |
woont en het nederige in den Hemel cn op de aarde gadeslaat? Die den behoeftige uit het stof op-rigt: en uit den drek den arme optrekt. Om hem te doen zitten bij de vorsten: bij de vorsten van zijn volk. Die de onvruchtbare in een talrijk huisgezin doet wonen : als eene blijde moeder van kinderen. Eere zij den Vader, enz. |
humilia respicit in ccelo et in terra ? Suscitans a terra inopeni, et dc stereore erigens panpe-rem. Ut collocet cum cum prineipibus, cum prineipibus po-puli sul. Qui habitare facit sterrilem in domo, matrem filiorum 1®-tantcm. — 329 — Gloria Patri, etc. PSALM H-2. |
Toen Israel uit
530 —
f (L
domus populo
•TA M
to
Egypte toog : het huis van Jacoli uit een vreemd volk.
Toen werd het joodsche volk aan God toegeheiligd ; Israel werd zijne heerschappij.
De zee zag hel en vlood : de Jordaan week terug.
De bergen huppelden als rammen: en de heuvelen als lammeren der schapen.
Wat was het, o zee! dat gij vloodt ? en wat was het, Jordaan! dat gij terug weekt ?
Bergen , dat gij
Mare vidit et fu-git :Jordanisconvor-sus est retrorsum.
Montes exultave-runt et arietes; et colles sicut agni o-viuni.
Quid est tibi, mare quod i'ugisti ? et tu Jordanis, quia conversus es retrorsum?
Montes exultastis
.-Egypto :
Jacob de harharo.
Facta est Judaea sanctüicatio ejus : Israël potestas ejus.
v.l^ \x huppeldet als ram-jl men : en gij, heuvelen, als lammeren der schapen? De aarde beefde voor het aangezigt des Heeren ; voor het aangezigt van den God van Jacob. Die den harden kei veranderde in overvloedige wateren, en de rots in waterbronnen. Niet ons. Heer ! niet ons, maar geef eere aan uwen naam. Om uwe barmhartigheid en waarheid; opdat de heidenen nooit zeggen: Waar is bun God? |
A facie Domini mota est terra, a facie Dei Jacob. Qui convertit petram in stagna aqua-rum, et rupem in fontes aquarian. Non nobis, Uo-mine, non nobis, sed nomine tuo da glo-riam. Super misericor-dia tua et veritate tua : nequendo di-cant gentes: Ubi est Deus eorurn? ------- — 551 — fL) sicut arietes; et col- /7 les sicut agni o- ^ viuni. |
— 352 —
Deus autem nos- , ter in coelo ; omnia qusecumque voluit,
fecit.
Simulacra gentium argentum et aurum; opera raanuum ho-minum.
Oshabent, et non loquentur ; oculos habent, et non vide- i bunt.
Au res habent, et non audient; nares habent, et non ado-rabunt.
Manes habent, el non palpahunt; pedes habent, et non ambulabunt; non U
clamabunt in gutture -
Onze God is in den Hemel: Hij doet al wat Hem welbe-liaagt.
De afgoden der volken zijn zilver en goud ; werken van 's menschen handen.
Zij hebben oenen mond, maar spreken niet; zij hebben oogen, maar zien niet.
Zij hebben ooren, maar hooren niet: zij hebben oenen neus, maar ruiken niet.
Zij hebben handen, maar tasten niet : zij hebben voelen, maar gaan
niet; zij maken geen -—
335 —
(T
(v
gei'oep met hunne keel.
Dat die ze maken, hun gelijk worden : en allen, die er op vertrouwen.
Hethuis van Israel heeft gehoopt op den Heer ; Hij is hun helper en beschermer.
Het huis van Aii-ron heeft gehoopt op den Heer : Hij is hun helper en beschermer.
Degenen, die den Heervreezen, hopen op den Heer : Hij is hun helper en beschermer.
De Heer is onzer ;edachtig geweest;
Similes illis fiant qui faciunt ea, et omnes quiconlidunt in eis.
Domus Israël spe-ravit in Domino ; adjutor eorura et protector eorum est.
Domus Aftron spe-ravit in Domino : adjutor eorum et protector eorum est.
Qui timent Domi-num. speraveruntin Domino : adjutor eorum et protector eorura est.
Dominus raemor fuit nostri, et bene-
334
%
en Hij heeft ons gezegend. Hij heeftgezcgend het huis van Israël: Hij heeft gezegend tiet huis van Aaron. Alle, die den Heer vreezen, liecfl Hij gezegend; geringen zoo wel als aanzienlijkon. De Heer zegene u meer en meer: n en uwe kinderen. Gezegend moogt gij zijn door den Heer, die den Hemel en de aarde gemaakt heeft. De hoogste Hemel is voor den Heer : maar de aarde heeft |
dixit nobis. Bonedixit domui Israel : benertixit domui ASron. Bonedixit omnibus , ([iii timent Do-minum: pusilliscum majoribus. Adjiciat Dominns super vos : super vos et super filios vestros. Benedicti vos a Domino, qui fecit ecolum et terrain. Coolum cceli Domino : terramautem rieditfiliisbominum. |
J) ^ — 33 jx Hij gegeven aan de ,|J menschenkinderen. De dooden zullen U niet loven, Heer! noch zij die in het graf dalen. Maar wij, die leven, wij prijzen den Heer ; van nu af tot in eeuwigheid. Eere zij den Vader, enz. |
Non mortui lau-dabunt te, Doniine, no que nmnes qui descendunt in infer-num. Sed nos qui vivi-mus , benedicimus Domino, ex hoe nunc et usque in sseculum. Gloria Patri, ete. |
LOFZANG VAN MARIA. (Luc. 1. 16.)
Mijne ziel verheft den Heer. En mijn geest juicht Gode, mijnen Zaligmaker. |
Magnificat anima mea Dominum. Et exultavit spiritus meus, in Deo salutari meo. |
T
Hij sloeg de ne-deviglieid van zijne dienstmaagd gade ; zie, van nu aan zullen allcvolken mij zalig noemen. Hij, de Magtige heelt groote dingen aan mij gedaan, zijn naam is heilig. Zijne barmhartigheid strekt zich uit,door alle geslachten over hen, die Hem vreezen. Magtvol werkt zijn arm : Hij verstrooit hen, die, in de verbeelding van hun hart, zich iets lieten voorstaan. Hij stiet magtigen van den troon, ï 1 |
Quia respexithu- militatem ancilla; [ su® : ecce enira ex hoc beatam me di-cent omnes genera-tiones. Quia fecit mihi magna qui potens est, et sanctum nomen ejus. Et misericordia ejus a progenie in progenies, timenti-bus cum. Kecit potentiam in brachio suo : dis-persit superbos mente cordis sui. de ssde, et exaltavit ^ Deposuit potentes 336 |
en verhief nederi-gen. Behocftigon gaf Hij goederen volop, rijken zond Hij ledig weg. Hij heeft Israël, zijnen dienaar, opgenomen, indachtig zijne ontfermende goedheid. Welke Hij heeft toegezegd aan onze vaderen, aan Abraham en zijn nakroost tot in eeuwigheid. Eere zij den Vader, enz. |
humiles. Esurientesimple-vit bonis, et divites dimisit inanes. Siiscepit Israel puerum suum, re-coi'datus misericor-dia; su:e. Sieul locutus est ad patres nostros. Abraham et semini ojns in sieeula. Gloria Patri. etc. |
— 354 —
dixit nobis.
en Hij heeft ons gezegend.
Hij heeftgezegend het huis van Israël; Hij heeft gezegend het huis van Aaron.
Alle, die de» Heer vreezen, heeft Hij gezegend : geringen zoo wel als aanzienlijken.
De Heer zegene. u meer en meer: u en uwe kinderen.
Gezegend moogt gij zijn door den Heer, die den Hemel en de aarde gemaakt heeft.
Do hoogste Hemel is voor den Heer :
maar de aarde heeft amp;
Benedixit domui Israël : benedixit domui ASron.
Benedixit omnibus , qui tinient Dn-minum: pusilliscum majoribus.
Adjiciat Dominus super vos : super vos et super Alios vestros.
Benedicti vos a Domino, qui fecit eoelutn et terrain.
Coehmi cceli Domino : terramautem
deditfiliishominum. ---
Hij gegeven aan de menschenkinderen. De dooden zullen U niet loven, Heer! noch zij die in het graf dalen. Maar wij, die leven, wij prijzen den Hoor : van nu af (ot in eeuwigheid. Eore zij den Vader, enz. |
Non mortui lau-dabunt te, Domine, no que omnos qui deseondunt in infor-nnm. Sod nos qui vivi-rmis , bonedicimus Domino , ox hoe nunc ct usque in saeculuni. Gloria Patri, etc. — 333 |
LOFZANG VAN MARIA.
(Luc. I. 16.)
Mijne ziel verheft Magnificat anima
den Heer. moa Dominum.
En mijn geest Et exultavit spiri-
juicht Gode, mijnen tus mens, in Deo
^p) Zaligmaker. salutari meo. f'
Hij sloeg de nederigheid van zijne dienstmaagd gade : zie, van nu aan zullen ulievolken mij zalig noemen. Hij, de Magtige heelt groote dingen aan mij gedaan, zijn naam is heilig. Zijne barmhartigheid strekt zich uit,doorallegeslach- ten over hen , die Hem vreezen. Magtvol werkt zijn arm : Hij verstrooit hen, die, in de verbeelding van hun hart, zich iets lieten voorstaan. 'H Hij stiet magtigen V! van den troon, |
Quia respexit hu-militatem ancilla; suae ; ecce enim ex boe beatam me di-eent omnes genera-tiones. Quia fecit mibi magna qui potens est, et sanctum nomen ejus. Et misericordia ejus a progenie in progenies, timenti-bus eum. Fecit potentiam in bracbio suo ; dis-persit superbos mente cordis sui. a Deposuit potentes de ssde, et exaltavit |
en verhief nederiger). Behoeltigcn gaf Hij goederen volop, rijken zond Hij ledig weg. Hij heeft Israël, zijnen dienaar, opgenomen, indachtig zijne ontfermende goedheid. Welke Hij heelt locgezegd aan onze vaderen, aan Abraham en zijn nakroost tot in eeuwigheid. Eere zij den Vader, enz. |
humiles. Esurientesimple-vit bonis, et divites dimisit inanes. Suscepit Israël puerum suum, rc-eordatus misericor-dia suae. Sicnt iocutus est ad patres nostros. Abraham et semini ejus in sfecnla. Gloria Patri, etc. |
O
op de
«=S8N5^Samp;
Op Kersdag en onder het Octaaf, de drie eerste Psalmen van den Zonday, de vierde is ;
i's alm 129.
Uit de diepte heb ik tot U geroepen, o Heer,Heei'! verhoor mijne stenmie. Laat uwe ooren opmerkzaam zijn op de stemme mijner smecking. Zoo Gij, Heer! de |
De profnndis cla-mavi ad te,Domine, Domine'. exaudi vo-cem meam. Fiant aures tna; intendentes, in vo-cem deprecationes niea;. Si iniquitatcs ob--- |
— 559 —
verlossen van al Israël ex omnibus V Jj zijne ongeregtighe- iniquitatibus ejus. (| den.
Eere zij den Va- Gloria Patri, etc. der, enz.
De vijfde, psalm is : Memento, Domine ! David.
Op Nieuwjaarsdag, de Psalmen als np de Feestdayen van de li. Maagd Maria.
Op Drie-Koningen, l'aschen, Pinksteren en H. Drievuldigheidsdag, de Psalmen van den Zondag.
Op 's Heeren Hemelvaarl en op den zondag onder hel Oelaaf, de vier eersle Psalmen van den zondag; de vijfde is : Laudate Dominum, omnes gentes. Zie hl. öiö.
34 j —
Ij Op H. Sacraments-ilag, de twee Psalmen ^ van den Zondag, de derde is : Credidi, hl. 541; de vierde is :
psalm 127.
Welgelukzaligzij, die den Heer vreezen en in zijne wegen wandelen. Want gij zult van den arbeid uwer handen eten gelukzalig zijt gij, en het zal u welgaan. Uwe huisvrouw zal gelijkeen vruchtbare wijnstok zijn, aan de zijde uws huizes. Uwe kinderen znl- |
Beati omnes, qui timent Dominum ; qui ambulant in viis ejus. Labores manuum tuarumquia mandu-cabis, beatus es, et benetibi erit. Oxor tua sicut Vitus abundans, inla-teribus domus tua;. Filii tui sicut no- |
- 512
len zijn als jonge vellse olivarum ; in olijfplanten, rondom uwe tafel.
Zie, alzoo zal de mensch gezegend worden die den Heer vreest.
De Heer zegene u uit Sion, en dat gij zien raoogt het goede van Jerusalem,
al uwe levensdage.
Zie ook uwe kindskinderen; vrede over Israel.
Eere zij den Vader, enz.
t
eireuitu mensa; tuae.
Eccesicbenedice-tur homo ; qui timet Dominum.
Benedicattibi Do-
minus ex Sion : et videas bona Jerusalem, omnibus diebus vita; tme.
Et videas lilios fillorum tuorum ; pacem super Israël.
Gloria Patri, etc.
De vijfde : Lauda, Jerusalem, Dominum. Zie verder.
Cr
gt;et\
't
Op de Feestdagen der Apostelen en Evan gelisten, in de eerste Vespers, de vier eerste Psalmen van den Zondag; de vijfde is :
v. psalm 116.
343
Looft den Heer, alle volken ; prijst Hem, alle natiën. Want zijne goe-dertierenheidisover ons bevestigd ; en de trouwe des Hee-ren duurt tot in eeuwigheid. Eere zij den Vader, enz. |
Laudate Domi-nmn, omnes gentes, lauuate eum, omnes populi. Quoniam eonfir-mata est super nos misericordia ejus : et Veritas Domini manet in sternum. Gloria Patri, etc. |
In de tweede Vespers, op de Feestdagen der Apostelen, de twee eerste Psalmen
van den zondag; daarna de drie volgende. amp;
541
5^=9-
III. PSALM Hij.
Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken ; ik werd bovenmate verdrukt. Ik sprak in geestvervoering, de men-sehen zijn allen be-driegelijk. Wat zal ik den Heervergelden voor al wat Hij mij verleend heeft? Ik zal den beker der verlossing opnemen, en den naam des Heeren aanroepen. Ik zal den Heer mijne geloften betalen, in tegenwoordigheid van al zijn |
Credidi, propter quod lociitus sum ; ego autcm humilia-tus sum nimis. Ego dixi, in ex-eessu meo , omnis homo mendax. Quid retribuam Domino : pro omnibus, quffi retribuit mihi ? Calicem salutaris accipiam: et nomen Domini invocabo. Vota mea Domino reddam coram orani populo ejus : pre-tiosa in eonspeetu |
Vi.'i volk ; kostelijk is in de oogoii des llce-ren de dood zijnei-Heiligen. O Heer ! omdat ik uw dienstknecht ben , uw dienstknecht , zoon van uwe dienstmaagd. Daarom hebt Gij mijne banden losgemaakt : ik zal U een offer des lofs offeren : en den naam des Heeren aanroepen. Ik zal den Heer mijne geloften betalen in tegenwoordigheid van al zijn volk : in de voorhoven van het huis des Heeren ; in uw ----— |
Domini mors sanctorum ejus. O Domine, quia ego servus tuum ego servus tuus et filius ancilke tufe. Dirnpisti vincula mea; tibisacrificabo hostiam landis; et nomen Domini in-vocabo. Vota mea Domino reddam in conspectu omnis populi ejus : in atiiis domiis Do-mini, in medio tui, Jerusalem. |
$-
546
midden, o Jerusalem.
Eerc zij den Va- Gloria Patri, etc der, enz.
iv. psalm 12ti,
Toen de Heer de gevangenen Slons deed wederkecren : toen werden wij geheel vertroost. Toen werd onze mond met vreugde vervuld ; en onze tong met gejuich. Toen zeide men onder de Heidenen : de Heer heeft groote dingen aan deze gedaan. * Groote dingen heeft de Heer aan |
In convertendo Dominus captivita-tem Sion ; facti su-mus sicut cousolati. Tune repletum est gaudio os nostrum; et lingua nostra ex-ultatione. Tunc dicent inter gentes: magnilicavit Dominus facere cum eis. Magnitlcavit Dominus facere nohis- |
ons gedaan: wij zijn verblijd geworden. Heer! doe onze gevangenen terug keeren als de regen uit het zuiden. Die met tranen zaaijen, zullen met gejuich maaijen. Zij gingen onzeker , weenden , en wierpen hun zaad. Maar komende, kwamen zij met gejuich,dragende hunne garven. Eere zij den Vader, enz. |
cum : facti sumus lae tantas. Converte,Domine, captivltatem nos-tram: sicut torrens in austro. Qui seminant in laciymis: inexulta-tioue metent. Euntes ibant et llebant : mittentes semina sua. Venientes autem venient, cum exul-tatione , portantes manipulos suos. Gloria Patri, etc. 347 |
v. psalm 158.
Heer! Gij door- Domine, probasti (
grondt en kent mij: me et cognovisti q amp; amp; '
-
Gij weet mijn zitten l) en mijn opslaan. Mijne gedachten verstaat Gij van verre; mijn pail en de maat van mijnen weg spoort Gij na. En al mijne wegen hebt Gij vooruit gekend : ofschoon ik geen woord sprak. Zie , Heer ! Gij weet liet alles, zoowel liet toekomende als liet verledene ; Gij hebt mij gevormd en logt uwe hand op ri\ niij. Al te wonderbaar is mij uwe kennis ; |
me : in cognovisti sessionem meam , et resurrectionem meam. Intellexisti cogi-tationes meam de longe : semitam meam et fnnicuhim nieiiin investigasti. Et omnes vias meas pravedisti : quia non est sermo in lingua mea. Ecce, Domine, tu cognovisti omnia 110-vissima et entlquia, tu formasli me, et posuisti super me manum tuam. Mirabilis facta est 1 scientia tua ex me ; — 518 — |
— 3i9 —
zij is te hoog, en ik kan ze niet bereiken. Waar zal ik heen gaan voor uwen geest? en waar zal ik heen vlieden voor uw aangezigt? Vaar ik ten Hemel, daar zijt Gij: of daal ik in den afg rond, Gij zijt er. Nam ik de vleugelen des dageraads, en ging ik wonen aan het uiterste der zee. Ook daar zal uwe hand mij geleiden : en uwe regterhand mij houden. Ik zeide : mogelijk zal de duisternis mij bedekken; maar confortata est, et non potero ad earn. |
Quó iho a spiritu tno, et quó a facie tuft fugiain. Si ascendero in Coelum, tu illee es : si dcscendero in in-fernum, ades. Si assuinpsero pennas raeas dilicu-In : ct habitaveroin extremis maris. Et enini illue ma-mis tuit deduce! me: et tinebit mo dex-tera tua. Et dixi, forsitan tcnehra' conculca-bunt me : et nox il- |
ook de nacht ontdekte mij in mijne wellusten. Want de duisternis is voor U niet donker, en de nacht is voor U zoo helder als de dag ; de duisternis van den nacht en liet licht van den dag zijn één bij U. Gij toch hebt mijn binnenste gevormd: en mij uit den schoot mijner moeder genomen. Ik zal U loven, omdat Gij U op eene eerbiedwekkende wijze hebt verheerlijkt : wonderbaar zijn al uwe werken, mijne luminatio mea in dilieiis meis. ï |
Quia tenebra; non obscurabunter a te, et nox sicut dies illuminatibur: sicut tenebra; ejus, ita est lumen ejus. Quia tu possedisti renes mcos, susce-pisti me de utero matris mete. Confitibor tibi , terribilites magnili-catus es ; mirabilia opera lua, et anima mea cognoscet ni-mis. — 3bO — |
— 351 —
:ö*
ziel beseft dit volkomen. Mijn gebeente, dat Gij, voor betoog verborgen, gevormd hebt, is voor U niet verholen, noch bet donkere graf zal mijn ligchaam voor mv oog verbergen. Toen ik nog niet volmaakt was, zagen uwe oogen mij; en in mv boek worden ze allen opgeschreven, die dagelijks gevormd worden , en waarvan nog geen aanwezig is. Uwe vrienden, o God, zie ik toch zeer hoog geëerd : |
Non est occulta-tum os meuni a te , quod fecisti in oe-culto : et substantia mea in inferioribus terrse. Imperfectum me-um viderunt oculi tui et in lihro tuo omnes scribentur. dies formabuntur et nemo in eis. Mihi autum nimis honorati sunt amiei tni , Deus, nimis |
- 552 - ^ vb
w hunne heerschappij eonfortatis est pnn- ys
]j is bovenmate magtig eipatus eorum. Uj, geworden.
Zoude ik ze tel- Dimunerabo cos:
Ion ; zij zijn meer et super arenam
dan het zand; ik multiplicabuntur ;
ontwaak en ben nog exurrexi, et adluic
l,jj u. sum tecum.
' Dewijl Gij, o God! Si occideris,Deus,
de booswichten zult peccatores;virisan-
dooden, zoo laat af guinum declinati ii
van mij,gij, mannen me.
des bloeds.
Want gij zegt in Quia dicitis in co-
uw liart; te vergeefs gitationc ; accipient
zullen wij uwe ste- in vanitate civitatcs
den verkrijgen. tuas.
Heer! haatte ik Nonnc qui odc-
nicthen, die U haat- runt tc , Domine ,
ten ; en teerde ik oderam : et super
niet uit om uwer inimicos tuos tabes-
ij vijanden wil'? ccbain \^
fa ik haatte hen met t'crfecto odio ode-
volkomen haat: zij zijn mij • vijanden geworden. Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij mi en ken mijne palen. En zie of een weg van onger egfigheid hij mij is, en geleid mij eeuwig op den regten weg. Eere zij den Vader, enz. |
ram illos: et inimici facti sunt mihi. Proha me Pens, et scito cor meuni : interroga me et cognosce semitas meas. Et vide, si viaini-quitatis iu me est : et deduc me in via ffiternum. filoria Patri, etc. |
Op de Feestdagen der Mnrfelaren, in de eerste Vespers, gelijk als in de eerste Vespers der Apostelen, zie hl. 045, in de tweede. Vespers dezelfde,behalve den vijfden, die is ; Crcdidi, zie hl. 544.
é
— 354 —
Op de Feestdagen der Belijders injüi' eerste Vespers, gelijk op Hemelvaart; nok in de tweede Vespers; doch op dien van eenen Belijder-Bisschap, is in de tweede Vespers , de rijfde Psalm gelijk volgt :
v. psalm 151-
J)
Gedenk , Heer ! aan David , en al 7.ijne zachtmnedi!:-heid. Hoe hij den Heer gezworen heeft en den God van Jacob gelofteheeftgedaan. Ik wil de woning mijns harten niet ingaan, noch mijne legerstede beklimmen. Ikwilmijneoogen geenen slaan ver- jt _____ I |
Memento Domine David : et omnis mansnetudinis ejus. Sicnl juravit Domino ; votum vovit Deo Jacob. Si introieroin ta-bernacnlum domus meae : si ascendero inlectum strati mei. Si dedero somnum (ls ocuüs nieis ; et pal- C'igt; |
ter uwer rust; Gij en de Verbondskist uwer heiligheid. üat uwe Priesters met gercgtigheid bekleed worden : en uwe Heiligen juichen. Wend toeh, om uwen dienaar David, het aangezigt van uwen gezalfde niet af. De Heer heeft aan David de waarheid gezworen, en Hij zal ze niet verijdelen; ik zal cenen van de vrucht uws sehoots np uwen troon doen zitten. Indien uwe zonen mijn verbond hou- n |
Propter David servum tuum, non avertasfaciomchris- ti tui. Juravit Dominus David veritatem, et non frustrabitur e-am ; de fructu ventris tui ponam super sedem tuam. ;io — ^ .. in requiem tuam, tu '// et area sanctiticatio- (, nis tua;. Sacerdoteslui in-duantur justiliam ; et sancli tui exul-tent. |
den , cn de getuigenissen, welke ik lum zal loeren. En ook hunne kinderen dit tot in eeuwigheid doen : zoo zullen zij op uwen troon gesteld zijn. Want de Heer heelt Sion uitverkoren cn begeerd tot zijne woning. Dit is mijne rustplaats eeuwiglijk : hier zal ik wonen, want ik heli het verkoren. Ik zal zijne weduwen rijkelijk zegenen ; en zijnequot; hehoeftigen met hrood verzadigen. rpJ |
meiim : et testamo-nia mea luec, quE doeeho eos. Et tilii eorum usque in sfficulum ; sedcbnnt super se-dem tuam. Quoniam elegit üominus Sion ; elegit earn in hahita-tionem sibi. llific requies mea in saeculum siEculi; liic habitabo, quoniam elegi earn. Viduam ejus lie-nedieens henedi-eani: pauperes ejus saturalio panihus. |
3^
p
— 338 —
Sacerdotcs ejus induam salutari; et sancti ejus exulta-tione exultabunt.
Ik zal zijne Priesters met heil beklee-ilen ; en zijne Heiligen zullen groote-lijks juichen.
Daar zal ik het huis van David doen gruot worden : ik heb reeds voor mijnen gezalfde cenen troonsopvolger bestemd.
Ik zal zijne vijanden met schaamte bedekken; maar op hem zal mijne heiliging bloeijen.
Ecre zij den Vader, enz.
Inimicos ejus induam confusione , super ipsum autem elllorebit sanctillea-tio mea.
Gloria Patri, etc.
Uluc produam cor-nu David : paravi lucernam christo meo.
Op het Veest eener Kerkwijding, al de Psalmen van den Zondag, behalve den
é
--
I. U — — 559 — ^ (
^ vijfden Psalm, die zijn moet : Lauda ' Jerusalem, Doniinum. Zie eerder.
De Vesperpsalmen up de Feestdagen van de ƒ/. Maagd Maria, ook gebruikelijk op de Feestdagen der Maagden en andere heilige Vrouwen.
De Iwee eerste Psalmen in beide de Ws-pers zijn ; Dixit Dominus; zie bl. 350, en Laudate pueri, Dominuni, bl. 358, de drie andere zijn deze :
III. PSALM 121.
Ik was verheugd uver hetgeen, wat mij gezegd werd : wij zullen ingaan in het huis des Hoeren. k |
Uetates sum in his, (|ult;e dicta sunt inlhi : in domum Domini ibimus. |
— 500 —
Onze voelen slon-den in uwe voorhoven, o Jerusalem. Jerusalem is opgebouwd als cenc stad, die wél te za-men is gevoegd. Want derwaarts gingen de stammen des Heeren op : het is eenc wet voor Israel, den Naam des Heeren te loven. Want daar waren de stoelen des ge-regts : de regter-stoelcn van David's huis. Bidt om don vrede voor Jerusalem ; en fjii dat er ov ervloed zij |
Stantes eranl pedes nostri: in atriis tuis Jesusalem. Jerusalem qiue a;-difleatur ut civitas : eujus participatio ejus idipsum. Illuc enim ascen-derunt tribus, tribus Domini : testimonium Israel ad eon-fitendum nomini Domini. Quia illuc sederunt sedeinjudicio: sedes super domum David. Ilogate qult;e ad paeem sunt Jerusalem : ot abundantia |
— ó(il —
over allen, die beminnen. Vrede lieersclie in uwe muren : en overvloed in uwe paleizen. Orn mijner broederen en mijner naasten wil, sprak ik U van vrede. Om het huis van den Heer onzen God, zocbt ik voor U het goede. Eere zij den Va-dor, enz. |
l'iat paxinvirtute tua : et abundantia in turribus tuis. Propter 1'ratres meos, et proxlmos meos, loquebar pa-cem de te. Propter domum Uomine Dei nostri, quiesivi bona tibi. (lloria Patri, etc. U diligentibus te. |
IV. PSALM 1^(1.
Hij aldien de Heer het huis niet houwt, zoo arbeiden de |
Msi üuiuinus iedi-licaverit domum : in il vanuin laborave- (qj^ - I v1 |
56*2 —
bouwlieden te vergeefs.
Indien de Heer de stad niet bewaart, te vergeefs waakt de wachter.
Gij staat te vergeefs op, eer het dag Is : staat op, nadat gij hebt uitgerust; gij die liet brood der smarte (die uw brood in het zweet uws aangezigts) eet.
Wanneer Hij zijnen lieveling rust zal geven , ziet, dan zullen kinderen een erfdeel des Heeren zijn ; en do vrucht des ligchaams een gunstgesehenk.
Als de pijlen in
runt qui edificant earn.
Nisi Domimis custodierit civita-teni: frustra vigilat, ([ui eustodit earn.
Vanum est vobis antelucerasurgere: surgite postquam sederitis, qui man-ducatis panem do-loris.
C.fini dederit di-leetis suissomnum: ecce hereditas Domini lilii : merces fructus ventris.
de hand eens sterken, zoo zullen zijn de kinderen derge-nen, die verjaagd worden. Gelukzalig deman, die daarin zijn wenseh vervuld ziet : hij zal niet beschaamd staan , als hij zijne vijanden zal toespreken voor het gcregt. Eere zij den Wider, enz. |
manu potentis : ita lilii exeussorum. Beatus vir qui iniplevit desiderium suum ex ipsis : non cunfondetur ; eum lucuetur ininiic-is suis in porta. Gloria l'alri, etc. |
v. psalm IiT.
Loof den Heer, o Jerusalem ! prijs uwen God, o Sion ! Want Hij heeft de |
Lauda.Jesusalem, Dominum : lauda Deuin tuum, Sion. Quonian) confor- |
grendels uwer poorten versterkt : Hij heeft uwe kinderen en u gezegend. Hij hoeft uwe landpalen in vrede gesteld; en Hij verzadigde u met de bloem des korens. Hij zendt zijn woord uit op de aarde : zijne bevelen zijn snel. Hij doet de sneeuw als wolle vallen, en strooit den nevel als asch uit. Hij werpt zijn ijs daarheen als stukken : wie kan zijne koude verdragen? |
Hij zendt zijn tavit seras porta-runt tuarum: bene-dixit lilüs tuis in te. Qui posuit fines tuospacem: et adipe frumenti satiat te. Qui emittit elo-quium suum terra;: velociter eurrit ser-mo ejus. Qui dat niveni sieut lanam : nebu-lam sieut einerem spargit. Mittit erystallmn suum sieut buceel-las : ante faeiem l'rigoris ejus ([uis sustinebit 't Eraittet verbum |
\\2lt;
woord uit, cn smolt 1 het ; zijn wind waait, on de waters vlocijen. Zijn woord maakt Hij aan Jacob, en zijne regten aan Israël bekend. Zoo deed Hij aan geen ander volk, noch maakte hun zijne regten bekend. Eerc zij den Vader, enz. |
Oiiianmintiat verbum suum Jacob, jnstitias et judicia sua Israel. -Nun fecit taliter omni nationi : et judicia sua non mandifestavit eis. Gloria Patri, etc. - — 3();) — (5Lgt; smim et liquefaciet ^ ca : Habits spiritus (jj, ejus, et fluent aqua1. |
LOFZANG : TE DKUM LAUDAMUS.
U, o God I loven Te Deiim lauda-
wij : U, o Heer! mus : te Dominum
prijzen wij; confitemur.
U, eeuwige Vader, Tc asternum Pa-
5V^:-
vcrccrl dc gansche aaide. U loven alle Engelen, alle Hemelen, alle magten, l! roepen de Che-rnbs en Serafs onophoudelijk loc ; Heilig , heilig , heilig is de Heer , God der Heerscharen ! Hemel en aarde zijn vol van de heerlijkheid uws Naams. U looft het heerlijke koor der Apostelen, U prijst de lofwaardige schaar der Profeten, |
tram , omnis tei veneratur. Tihi omnes Ange-li, tibi cccli, et imi-versae Potcstates, Tibi Cherubim et Seraphim, incessa-bili vocc procla-raant; Sanetus, Sanctus, Sanctus, Domlnus, Deus Sabaoth. Pleni sunt creli et terra majestatis glorise tu;e. Te gloriosus Apo-stolorum chorus, Te Prophetarum laudabilis numerus, |
L' roemt het luis-terrijke heer van Bloedgetuigen, U erkent de heilige Kerk over de gansche aarde, U, Vader der oneindige heerlijkheid ! En uwen waren,ee-nigen, aanbiddens-waardigen Zoon, Alsmede den heiligen Geest , den Trooster. Christus! Gij zijt de koning der heerlijkheid. Gij zijt de eeuwige Zoon des Vaders. Gij hebt, toen Gij, om den mensch fe veriosssn dc 507 |
TeMartyrumcan-didatus laudat exer-citus, Tc per orbemler-ramm sancta cnnti-tetur Ecclesia, Patrem immensa; majestatis. Venerandumtuum verum, et unicum Filiiim. Sanctum quoque paraclitum Spiri-tum. Tu rex gloria?, Christe. Tu Patris sempi-ternus es Fllius. Tu, ad liberandum suscepturus hominem, nnn horruisti (.JS |
raenschheid zoudt aannemen , den schoot ccncr maagd niot geschroomd. Gij hebt den prikkel des doods verwonnen , en den «eloovigen het Hemelrijk geopend. Gij zijt gezeten ter regterhand Gods, in de heerlijkheid des Vaders. Wij gelooven, dat Gij eenmaal als Reg-ter zult wederkomen. Daarom (hij deze woorden knielt men neder) bidden wij . U, kom uw e diena-j ren te hulpe, welke 5 Gij met uw dierbaar |
Tu.devicto mortis aculeo , aperuisti credentibus regna coelorum. Tu ad dexteram Dei sedes in gloria Putris. — 7)G8 Jiulex crederis esse venturus. Te ergo quaesu-mus, tuis famulis, subveni, quos pre-tioso Sanguine re-demisti. |
Bloed hfbt verlost, i Laat hen allen, in uwe eeuwige licei-li,ikheid. onder uwe Ueiligcn geteld worden. Heer! behoed uw volk, en zegen uw erfdeel. Heersehover hen, en verhef ze tot in eeuwigheid. Dagelijks loven wij ü. En prijzen wij uwen Naam, in eeuwigheid, en in eeuwigheid der eeuwigheden. Gelief ons, o Heer! heden voor alle zonden te bewaren. —- |
309 — % ( /Eterna fac cum Sanctis tuis In gloria numerari. Salvum fac popu-lum tuum. Domino, et benedic haeredi-tati tiuc. Et rege eos, et extollo illos usque in sternum. Per singulos dies benedicimus te. Et laudamus nomen tuum in sseeu-lum, et in sseculum sasculi. Dignare, Domine, ^ die isto, sine peccato U nos custodire. (rA — |
gt;2^
Ontferm ü unzer, o Heer! ontferm U onzer. Laat ons, o lieer! uwe barmhartigheid ontwaren, gelijk wij op Uvertrouwd hebben. Op U, o Heer! !ieb ik vertrouwd; en in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden. 570 |
Miserere nostri , Doniine, miserere nostri. Fiat misericordia tua, Domine, super nos quemadmodum speravimus in te. In te, Domine, speiavijiioneonfun-dar in seternum. |
i4^-
-A.
—Kg)oc.lt;§i^—
onderhouding met jesus-christus in het allerheiligste sacrament.
Komt tot mij, allen, die belast en beladen zijl, en ik zal u verkwikken. Matt. xi. 28.
elk ccn liefdevol en verkwikkend ÖW woord, waardoor Gij, mijn Heer oLgt;-. en God, van dil altaar , waarop het geloof met aanbidding Lquot; tegenwoordig erkent, alle menschen zoo vriendelijk uit-noodigt, om in Runnen nood met vertrou-(x wen tot U Inmne toevlugt te nemen, en /« ij mij in het bijzonder toeroept, om bij üver- \| fp: zaeliting in al mijn lijden te komen zoeken,
^
« Kom! » zegt Gij tot mij. Maar kan het wol mogelijk zijn, Heerc 1 dat Oij U verwaardigt, op mij acht te slaan, dat (quot;.ij aan een schepsel, zoo nietswaardig als ik hen, gedachtig zijt, en dat uwe goedheid zoo verre gaat, mij tot ü te roepen, om in al mijne behoeften te voorzien.
« Kom! i) gebiedt Gij mij. Maar, o ontzaggelijke God! hoe zou ik durven voor U te verschijnen ? Hemel en aarde sidderen voor uwen aanblik. Zelfs de opperste Serafs Imiveren terug voor den stralenden glans, die U omgeeft, en ik zou dien kunnen verdragen?
« Kom!» Maar ik ken mij zeiven aan duizende misdaden schuldig, daar ik uwe goddelijke geboden op veelvoudige wijzen heb overtreden. Geheel mijn leven ,was niets anders dan eene aaneenschakeling van ongcregtighcden, v;fti zonden. Hoe zou ik. schuldige, mij dan vermeten, voor U, mijn Uegter, te verschijnen?
n Kom! » Maar, Heerc, ik kan niet.
V j)
Mijne voeten weigeren mij hunne dienst; Jj cn gebukt onder den zwaren last mijner begeerlijkheden word ik door de ketenen van zondige neigingen wederhoiulen.
« Kom! » dus spreekt Gij : « dit bevel zal u de noodige krachten verleenen, om het na te komen; dewijl gij in Mij geen God zult aantreffen, wiens Majesteit schrikwekkend doet ijzen, noch degenen, die zijn troon naderen, doet bezwijken ; maar een' God, wiens goedheid allen, die tot Hem vlugten, oneindig troost; — geen' Regter, gereed om uwe misdaden te strafTen, maar een' Vader, die u, na al uwe dwalingen, aan zijn hart wenscht te ontvangen. »
«Kom! ii het is uw' Koning, uw Meester en Heer, — het is uw God, die het u gebiedt! het is uw Verlosser, uw Vader! de vriend uwer ziele, die het u verzoekt. Geven al deze onderscheidene betrekkingen Hem geene genoegzame bevoegdheid, om gehoorzaamhjjd van u te verwachten?
574
Kom! » dewijl ik het begeer: ofschoon ik u in geenen deele behoef, naardien ik in mij zeiven den oorsprong van alle mogelijk geluk vind, heb ik U echter alzoo lief, dat het mij oneindig aangenaam is, u bij mij te zien en in mijne zaligheid te doen deelen.
« Kom!» dewijl ik opzettelijk uit den Hemel op dit altaar ben neergedaald, om mij met u te onderhouden, mij van al mijne heerlijkheid heb ontdaan, om genaakbaar voor u te zijn, mij in eenen geheimzinnigen sluijer heb gehuld, om uwe zwakheid te gemoet te komen. Kunt gij dus, na dat alles, niet van u verkrijgen, slechts eenige schreden te doen, om bij mij te wezen ?
« Kom ! » op dit altaar verwacht ik u. Vrees niet dat ik mij zal verwijderen , zoodra ik u zal zien naderen, noch dat ik u de vrijheid van te spreken zal ontzeggen , als gij voor mij zult zijn verschenen, om mij uwe belangen voor te dragen. Ik ben
: want behoef, (jj
£=^1
den grooten der aarde niet gelijk, waartoe de toegang veeltijds zoo moeijelijk is, en bij welke men soms niet dan met veel moeite zich gehoor kan bezorgen. Ik heb op dit altaar eenen bewegingloozen stand aangenomen, om u te overtuigen, dat ik hier te allen tijde ben te vinden, en neem het diepste stilzwijgen in acht, opdat u geen de minste twijfel zoude overblijven aan mijne bestendige bereidvaardigheid, om altoos naar u te luisteren.
« Kom ! » daar zulk een vrije toegang tot mij u nog openstaat : niet altijd welligt zal u die verleend worden; er kon een tijd komen, dat gij vuriglijk zoudt verlangen, u tot mij te wenden, zonder dat dit u vergund zou wezen ; verwaarloos derhalve de gelegenheid niet, die gij er nu nog toe hebt.
« Kom! » naardien ik u eene eer aandoe, welke ik aan ontelbare volken beb onthouden. Hoe vele duizenden leven er op aarde, die mij niet willen erkennen
' (f '1
— .quot;ö —
Hoe schuldig zoudt gij dus zijn, met deze eer te verroelieloozen.
« Kom!»Wat toch kan u wederhouden ? beuzelachtig vermaak, ijdele eer, vergankelijke bezittingép of cene rampzalige verbindtenis? Doch, kunt gij om zulke nietswaardige dingen een God wederstaat!, die ii roept, en u zeiven aldus van de onberekenbare zegeningen berooven, waarmede Hij u wil overladen ?
« Kom! » dewijl cr bij mij alleen heil is te vinden; elders zult gij niet dan verraad, trouweloosheid, onvermogen, ongevoeligheid, smart en ellende aantreffen. Ik ben do eenige, op wien gij u kunt verlaten, en van wien gij trouw, troost en hulp moogt verwachten.
« Kom tot mij; » daar ik niets anders bedoel dan uw geluk, niets vuriger wensch dan uwe zaligheid. Gij hebt tot nu toe hen nagejaagd, die enkel op uwen ondergang, op uw verderf uit waren ; die n over-
Ify heerschten,benadeelden,onteerden,wond-
_ 577 -
\ in ketenen kluisterden on eene y/ wigdiirende straf berokkenden. Krkcn ^ uwe dwaling en verlaat hen onverwijld, om tot mij te vlieden, die niets beoog dan hetgeen 11 heilzaam tot vrede kan dienen.
n Kom tot mij! » dewijl gij in mij alios zult vinden, wat gij met mogelijkheid kunt verlangen ; mogt honger u prangen, ik ben het Brood uit den Hemol: mogt dorst u kwellen, ik ben de bronwol dos levenden waters; mogt duisternis u omgeven, ik bon het Licht der wereld; mogt armoede u kwellen, ik bon de allesvervul-lendo rijkdom; mogt zwakheid u tor neder drukken, ik ben de kracht zelve :
mogt de dood u bedreigen, ik ben do opstanding en het leven.
« Kom tot mij,en ikzal u verkwikken!»
ik zal u ontheffon van al do rampen, die u drukken , en waarvan gij te vergeefs u tracht te ontlasten. Ik zal u ontheffen van don last uwer begeerlijkheid, die u bij i( eiken stap ter nodor drukt. Ik zal u
ontheffen van de ketenen der zondige neigingen en hebbelijkheden, die u schandelijk boeijen, en u beletten de wegen des Hemels te bewandelen; ik zal u ontheffen van het juk der wereld, die, door hare grondregelen, wetten, gebruiken, raadgevingenen aanlokse!en,hedrio-gelijk verleidt, en tot de dienst der zonden poogt te verlokken.
fi ik zal u verkwikken, » onder de afmattende vermoeijenissen, bij het hevig, onophoudelijk strijden met uwe vijanden, die noch list, noch geweld onbeproefd laten om u te verderven.
« Ik zal u verkwikken! » bij de moeije-lijkheden en kwellingen, welke gij in de vervulling uwer pligteu en in de beoefening der deugd zullen ontwaren. Ik zal u kracht verleenen, die n boven alles zal verheffen. Ik zal u eindelijk verkwikken bij al de gestadige tegenspoeden dezes levens, waarin armoede, vei'sinaadheid,lig-chaamskwalen en tallooze andere smarten
u goone rust. geenc verademing gunnen, docli wier schadelijk vermogen ik zal verbreken, daar ik u kracht zal geven, nm ze zoodanig te dragen , dat zij u eeuwigen roem, ja eenc hemelkroon verwerven.
Ach, daar Gij mij dan zoo liefderyk tot ü roept, dierbare, goddelijke Verlosser ! vlied ik, arme en doemwaardige zondaar, met mijn diep bedorven hart, met mijne groote schuld, tot U. — Goedwillig verbreek ik eiken omgang, die mij van U kon terug honden, die mijn opperste goed, mijne eenigste hoop en mijn troost zijt.
Ik kom aan uwe voeten den ontorsch-baren last mijner zonden nederleggen, en smeek n ootmoedig nu, noch immer met mij, wegens denzelven in het geregt te willen treden.
Ik kom bij U kracht zoeken, om mijne inwendige vijanden te verwinnen, om mijne begeerlijkheid ten onder te brengen, om mijne driften te overmeesteren, en
570 —
f
l
van mijne zondige gewoonten .afstand te kunnen doen.
Ik kom aan uw heilig, vriendelijk hart eene schuilplaats zoeken tegen de verleiding dezer zedelooze eeuw; tegen den rampzaligen invloed, welken menschen-vrees, de tijdgeest, de zondige gebruiken, kwade voorbeelden en verderfelijke raadgevingen der wereld, gelijk mede de aanlokselen van de rijkdommen, van de vermaken en van de grootsehheid dezes levens op mij uitoefenen.
Ik kom mij in uwe armen werpen om dSar eene vrijplaats te vinden tegen mijne vreesselijke, onzigtbare vijanden, die onophoudelijk rondom mij heen zweven, om mij te verderven, en aan wier magt en kunstgrepen ik geen' wederstand kan bieden.
O mijn Jesus! Gij die mij zoo liefderijk tot U geroepen hebt, zult Gij mij afwijzen nu ik, door de kracht uwer teedere liefde aangemoedigd, in vertrouwen op de on-
5^-
— 080 — sZamp;j
fcilbaarlieid uwer belofte, lui U vlugt? ^ (j Ach! wat zal er van mij worden als [ ) Gij mij verlaat! — Ik werp mij in uwe armen, aan uw oneindig liefderijk hart. — Ach! verstoot mij niet, neem mij aan 1 Duld niet, dat mijne ziel zich in het ecuwig verderf nederstorte 1 Heb medelijden met mij! Ach! wees mij genadig; maak mij zalig. Kom, Heer Jesus! Amen. Ja, kom haastelijk. Amen.
(vrv e Broederschap der gedurige aan--t/ '''ddi'ig is in dc collegiale kerk van St. Martin, in de stad Luik, den 4e augustus 1765, door zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid, Karei, prins-hisschop van Luik, opgerigt, en den .lc december daaraanvolgende, doorZ. H. Clemens XIII bevestigd. Hoe zeer de gemelde Broederschap aan God behaagt, heeft derzelver wonderbare voortgang bewezen. Naauwelijks was zij opgerigt en door Zijne Heiligheid bevestigd, of zij werd in de voornaamste bisdommen ingevoerd en weldra door geheel Europa verspreid.
Het doel, tot hetw elk dezelve is ingesteld,
is ; opdat Jcsus in het allerheiligste Sa-___
I
— 583 — gt;lt;-
trament, op alle lijden van het jaar, zoowel bij dag als bij nacht, er eenigen zoude hebben, die Hem in dit II. Sacrament aanbidden, en alzoo eenigzins de beleedigin-gen cn versmaadheden zouden hersteld worden, welke Hem in het Sacrament dei' liefde, zoo door ongeloovigen, als slechte christenen, dagelijks worden aangedaan.
Om, ter bereiking van een zoo zalig oogmerk, de geloovigen ten krachtigste tot hef aannemen van die Broederschap op te wekken, en dus de godsvrucht tot bet allerheiligste Sacrament onder dezelve te vermeerderen, heeft Z. H. milddadig de onuitputbare schatten van de, H. Kerk geopend, en aan de ledematen van voornoemde Broederschap do volgende aflaten vergund, welke ook aan de nog lijdende zielen in bet vagevuur kunnen worden toegevoegd :
1. Vollen aflaat aan een' ieder die op den dag van zijne inschrijving zal gebiecht, gecommuniccerd en gebeden hebben tot
— 384 —
de gewone bedoeling van onze Moedeiquot; de H. Kerk.
2. Vollen aflaat op de volgende dagen, te weten; op den zondag onder de octave van het H. Sacrament; op den zondag onder de octavo van allo Heiligen ; op Drie-Koningendag ; op den eersten zondag van den Advent en van dc Vaste; op Witten-Don-derdag; op den eersten zondag van de maand mei; op onzes Heeren Hemelvaart; op den feestdag van den H. Lanibertns, den 17« september, mits men dan biechte, communicere en bidde ter meening van Zijne Heiligheid.
5. Vollen aflaat op den dag, op welken men zijn jaai lijksch biduur volbragt heeft; zoo nogtans , dat men op dien dag of immers in de week van denzelve biechte, communicere cn bidde tot bedoeling van onze Moeder de H. Kerk. Hierbij moet nogtans opgemerkt worden, dat men in staat van genade moet zijn om eenigen
Haat tc verdienen, en gemelde aflaat aan amp; ' *
7^
— 385 —
den dag gehecht is, waarop men zijn jaar-lijksch biduur volbragt heeft.
-i. Vollen aflaat, alle maanden eens te verdienen, met één uur in de kerk te bidden voor het allerheiligste Sacrament. Om dezen aflaat te verdienen, is het niet noodig te biechten of te communiceren, echter te zijn in staat van genade.
Eindelijk ten 5. Vollen aflaat in het uur des doods, wanneer men alsdan gebiecht en gecommuniceerd heeft; of, dit niet kunnende doen, met een opregt berouw over zijne zonden, zoo men niet kan met den mond, ten minste met het hart, den naam Jesus godvruchtig zal aangeroepen hebben.
r
■
Hij heeft de smachtende ziel verzadigd, en de hongerige ziel vervuld met goederen.
Ps. cvi. 9.
Wees gegroet, o levend Brood, dat uit den Hemel zijt nedergedaald, en aan de wereld liet leven geeft! Wees gegroet!
Naar U, o zon der regtvaardigheid! wenden, gelijk zonnebloemen, zich alle goJminnende zielen; zonder ophonden zijn hunne oogen op U gevestigd, tot U alleen verzuchten zij, in getrouwe liefde, want zoo als de zlgtbare zon de bron is van alle licht, bij hetwelk onze ligchamelijke oogen zien. zoo zijt Gij de onzigtbare zon van ons gemoed, in wier licht alles is begrepen, dat tot begrijpen f. bekwaam is, en waaruit alle deugden ons «
] toestralen. Als in een brandpunt ontstaken ^ jqV zich de Heiligen van alle eeuwen tot U in
— 387
serafijnsche liefdevlammen. In U, o levend Jj Brood! vindt de ziel, welke de geheele wereld niet in staat is te bevredigen , volkomen verzadiging; hier wordt liarc dorst gestild; hier worden al hare verlangens goddelijk bevredigd. Gij alleen, o Jesus, Gij, oneindige liefde I kunt haar oneindig verlangen bevrecigen.TütU, bron der zaligheid. Ijlden, door alle eeuwen, verbroederd, die zielen, die naar geregtig-held hongeren en dorsten ; want hier verzadigt Gij ze; terwijl de kinderen der wereld, bij hunne nietige genoegens, nooit voldaan, eeuwig hongeren.
O, wat ware de wereld zonder ü , Genadezon! — Eene onoverzienbare, beangstigende woestijn! overdekt mot schaduwen des doods, zonder licht, zonder warmte! Eene onoverschrijdbare kloof zou ons van den Vader der liefde scheiden : al
%
Jons verlangen zou worden te lein- gesteld, onze wil, vol zondige zwakheid en .'irach-teloos, zou zonder doel en hulp wezen, enons verlangen zou worden te lein- gesteld, onze wil, vol zondige zwakheid en .'irach-teloos, zou zonder doel en hulp wezen, en
— 58« —
gcene ziel zou zich kunnen voeden met hef Brood des eeuwigen levens.
Doch, hoe oneindig is uwe liefde, o God, hoe onnaspeurlijk uwe wijsheid!
Gij geeft U zeiven ten onderpand onzer eeuwige heerlijkheid. Gij zelf zijt de band, die alle uitverkorenen aan U verbindt,
daar Gij U zelven met 's menschen ziel vereenigt, en ons tot U verheft. Hoe liefderijk roept Gij, tot aan het einde der tijden, een iegelijk toe t « Komt allen tot mij, die belast en beladen zijt, en ik zal u verkwikken. » O zalige verkwikking! Hemelsch vertroostend bezoekt Gij hier de zieken; versterkt Gij de zwakken; heft (lij de gevallenen op; troost Gij de bedroefden; bemoedigt Gij de kleinmoedigen; onderwijst Gij de onwetenden; brengt Gij de verdwaalden teregt; spijst Gij de honge-rigen en verwarmt Gij de laauwen door , uwe liefde, ('.ij geneest ons hier met eigene i handen van alle gebreken, en biedt ons ö niet minder tot artsenij, dan uw allerhei- (ffS,
I
-
_ I K _ 389 — ^
ligste Vleesch en Bloed. O gnede Herder! ,) hoe trouw vervult Gij hier de beloften, welke Gij ons door uwen Profeet hebt gedaan :« Ik zal mijne kudde doen grazen, en ik zal ze doen nederliggen. Het verdoolde zal ik opzoeken, en het weggedrevene zal ik wederbrengen. »
Ezech. xxiv. 10-16. Bovenmate liefderijk handelt Gij met een' iegelijk, die lietdehonger naar U, n hemelsch Brood, heeft. Dan, wie toch is dezer oneindige genade, dezer wonderbare vereenlging met li, o Godl waardig? — Geen schepsel is zoo verheven; geene verdienste is in den Hemel of op de aarde voldoende, om dit onuitsprekelijk geluk te verdienen. Het is uwe oneindige ontferming alleen, die ons het toedeelt, terwijl niemand uwer genade waardig is. Ontvang mij dus, o liefderijke Jesus ! in genade. Reinig, in uw dierbaar bloed, mijne ziel; versier mij met uwe deugden; geef mij kracht van uwe kracht. — Uwe
l
390
liefde ontvlamme mij, vcrlccne mij gods-vruclit, heilige tranen \an berouw en een U welbehagelijk leven; opdat ik het pad der deugd standvastig bewandelende, U, mijn God en mijn alles, tot bet einde van mijn leven, dikwijls waardiglijk ontvange, eens in den Hemel aanschouwe, en met uwe uitverkorenen eeuwig mij in L' verblijde. Amen.
II.
Zoo dikwijls als gij (lil brood zult eten, en dezen Kelk drinken, zult gij den dood des lleeren verkondigen, i. Cou xi. 26.
O wonderbaar verborgen God cn Zaligmaker! zie neder van den troon uwer ontferming op het verlangen van mijn hart, op mijn innig verlangen., om U te loven en uwe oneindige barmhartigheid te prijzen, die zich zoo onuitsprekelijk liefderijk jegens ons mensehen betoont. Wat kunt Gij, o Vader der barmhartigheden!
* \
fi
— 591
voor ons doen, dat Gij niet hebt gedaan ! en waar is een hart, zoo verstaald, dat, door zulke onschatbare weldaden, niet tot de innigste wederliefde zou worden aangespoord? O zegel der eeuwige liefde, allerheiligste Sacrament, ■■vaarmede Jesus, onze Heer, het werk van onze verlossing heeft bezegeld, en waarin Hij, tot het einde der wereld, bij de kinderen der menschen blijft. Wees geprezen, liefderijke Jesus! niet als weezen hebt Gij ons achtergelaten ; want Gij, onze God en Heer! vertoeft, als eene nimmer uitdroogende bron van troost, bij ons; daar Gij geen smcekende laat staan, maar een' iegelijk, die tot U zijne toevlugt neemt, welken nood hij heeft te duchten ofte lijden, een helpend Vriend en Broeder zijt. O Heer Jesus! die door uwen dood U zeiven aan ons tot zielespijs hebt gegeven, opdat wij tot het eeuwige leven zouden geraken, steeds uwe liefde zouden gedenken, en
nimmermeer vergeten, wat Gij voor ons - quot;
Ö
ngt;
— 392 —
hebt gedaan cn geleden, nooit zal ik in staat zijn, U naar waarde te danken, en uwe liefde te vergelden, zelfs dan als geheel mijne ziel zich in liefde ontbonde.
Diep gevoel ik het, dat alleen oneindige liefde in staat is, zulke oneindige liefde te vergelden; doch daar ik volstrekt niets ben, niets bezit, dan hetgeen, wat ik door uwe genade ben en heb verkregen, zoo dank ik U, o Jesus! door U zeiven, en naar uwen heiligen wil uw lijden en sterven gedenkende, offer ik ü aan ü zeiven op.
Ik offer U op de oneindige liefde, met welke Gij, o God van onmeetbare Majesteit, voor mij mensch zijt geworden, en drie en dertig jaren in verdrukking, in leed, op deze aarde hebt geleefd. Ik olfer U op uwe droefheid, uw bloedig zweeten en uwen doodstrijd in Gethsemani. Ik offer U op uw brandend verlangen om voor onze zaligheid te lijden, toen Gij U zeiven vrijwillig aan uwe vijanden overgaaft, om
ten zoenoffer voor ons opgeofferd te wor --
-------
Of)K - 593 -
^ den. Ik offer U op de banden, met welke Jj Gij voor onsgebonden wevdt; de lasteringen, den smaad en de slagen, die Gij in den vcrschrikkelijken nacht, welken Gij in het huis van Annas en Caïphas door-bragt, moest verdragen. Ik offer U op de diepe ootmoedigheid, het onoverwinnelijk geduld, met hetwelk Gij hebt toegelaten dat moedwillige krijgsknechten U met doornen kroonden, met eenen purperen mantel omhingen, U bespotteden, op uw allerheiligste hoofd met eenen rietstok sloegen. Ik offer U op de afgematheid en vermoeidheid, met welke Gij, onder het zware kruis gebukt, den berg van Golgotha zijt opgeklommen. Ik offer U op de on-verdragelijke pijnen, welke Gij hebt geleden, toen men uwe heilige handen en voeten aan het kruis vastnagelde, uwe heilige ledematen uitrekte, en uw heilig bloed bij beken uit uwe diepe wonden vloeide. Ik offer, ü de zachtmoedigheid, waarmede Gij voor uwe beulen badt, en
1
ngt;
------
tfS. - 594 - ^
de lasteringen van uwe vijanden aanhoor-t j det, die liet hoofd schuddeden en U be- f. spotteden. Ik offer U op de onbegrijpelijke smarten, die uwe allerheiligste ziel had te lijden, toen Gij, in droefheid weggezonken, verlaten, aan de felste kwellingen ten prooi, en van allen troost beroofd, tnsschen twee misdadigers aan het kruis hingt. Ik ofl'or U op den onuitstaanbaren dorst, die U bij uw sterven kwelde; den ootmoed en den eerbied, met welken Gij het hoofd boogt, uwe ziel in de handen van uwen hemelsehcn Vader aanbevelende. Al dat lijden offer ik U op, gelijk ook het aandeel aan de eeuwige zaligheid, hetwelk Gij daardoor voor mij hebt verworven. Dat alles offer ik lT op, liefderijke Jesus ! ter voldoening voor mijne ontelbare zonden en misdrijven; voor mijne traagheid in jiwe dienst; en smeek van uwe barm-rs hartigheid, dat Gij door uw bloed mijne J ziel zuivert, opdat ik, behoorlijk voorbe-ffo reid, dit Saerament van liefde waardiglijk
— 395
■$, ontvange, en alzoo met U, het doelwit van ) mijn naamloos verlangen, op het naauwste V » vereenigd worde.
Ik offer U eindelijk op, omijn Jesus! de verzuchtingen, de tranen van godsvrucht, het brandende verlangen , de vreugde des harten, de hemelsche verlichtingen van alle godminnende zielen, die ü, in dit allerheiligste Sacrament, van dcszelfs instelling hehhen aangebeden en tot het einde der wereld zullen aanbidden. Ik offer U op den lof en de dienst der Engelen, die U in dit allerheiligste Sacrament omgeven, en U in eeuwigheid prijzen, beminnen en verheerlijken.
U loven alle volken, alle tongen roemen uwen aanbiddelijken, honigzoeten naam ;
alle harten zullen gedurig ü gedenken ;
want Gij zijt onze God, onze hoop, onze . . blijdschap, onze liefde, nu en in eeuwig-
Komt, eet m ijtilgt;rood, en drinkt den wijn, dien ik voor u gemengd heb. Spk. ix. 3.
Omhoog, mijne ziel! op vleugelen van verlangen, naar boven, naar uwen hemel-schen Bruidegom, die, onder liet om-klcedscl van brood verborgen, u roept. 'Zie de wonderen van zijn liart, welke Hij tol een blijvend gedenkteeken van zijne liefde voor u daarstelde. Wel zag dit de koninklijke Profeet in, als Hij, met het nog op de verre toekomst, profetisch uitriep : « Hij heeft eene gedachtenis van zijne wonderen gesticht, de genadige, barmhartige Heer : spijze heeft Hij gegeven aan degenen, die Hem vreezen; Hij zal aan zijn verbond eeuwig gedenken. » I's. cx. i.-S. Hier ziet gij de vervulling van hel verbond, dat de Heer inde tijden, die zijne Kerk verbeelden, met ce vaderen
I
— 397
xc
heeft gesloten, wanneer de geheimzinnige jj priester Melehisedech den dapperen strijder Abraham, den vader van alle geloovi-gen, met geheimzinnig (mijstiek) brood en wijn spijzigde; hier ziet gij de waarachtige verbondsark, waarin, niot meer vreeselijk en verschrikkelijk, maar liefderijk en genadig, onder de gedaante van brood, de beloofde Godheid in persoon schuilt; hier ziet gij het, door eene lange rij van eeuwen, afgebeelde Paaschlam, het ware Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt; hier dauwt hemelsch manna voor allen, die in de woestijn van dit aardsche leven zwerven. « Dit is het Brood, hetwelk uit den Hemel is neergedaald. Niet zoo als de vaders het manna hebben gegeten en gestorven zijn: maar wie dit Brood eet, die zal leven in eeuwigheid. » Niet het afbeeldende ongezuurde toonbrood, maar het brood des levens, welks genot leven, hoop en eeuwige zaligheid doet fji verwerven, het Brood der Engelen, het-
398 —
welk de woestijn dezer w ereld in een paradijs van hemelschen wellust verandert.
Naar boven dus, mijne ziel! zweef als eene bij over al de bloemen van dezen besloten lusthof, vertoef in overdenking op elk van dezelve, en verzamel zoeten honig der liefde en eeuwige lekkernij, opdat gij u door dien hemelschen dauw verkwikket en u nieuwe krachten vergaderet. om den weg naar het hemelsche vaderland met moed in te slaan en te betreden.
Zie hoe voedend dit Brood der Engelen is. Het herstelt de verlorene krachten; versterkt den door de zonden verzwakten wil; doet den honger naar zingenot en genoegens te niet; verwekt en onderhoudt met bovenaardsche zoetheid de liefde Gods. Overdenk, mijne ziel! hoe vriendelijk, hoe lieftallig Jesus, de eeuwige liefde, een' iegelijk ontvangt, die tot Hem komt, boe Hij zich aan allen overgeeft; hoe vurig Hij begeert alles voor allen te zijn; en leer van Hem, die zachtmoedig en nederig van
f
— 399 — gt;2
harte is, zachtmoedigheid en liefde jegens allo mcnsehen, met welke Hij omgaat, uitoefenen. Zie, hoe Hij hier zieh zeiven als geheel vernietigt, en zijne Godheid en menschheid omslnijert. Leer van Hem ootmoed, ii zeiven versterven, en een Inwendig godzalig leven leiden. Neem de leliewitte blankheid van dit Brood in aanmerking, en word .het Lam behagelijk, hetwelk rein en kuiseh, reinheid en kuisehheid hoven alles bemint; hebt gij het gewaad van uwe ziel bevlekt, wasch dan uwe kleederen in het bloed van het Lam. Gedenk datliet uw God is, die uit oneindige liefde voor u, in deze beperkte ruimte der gedaante van brood zich besluit; en verlevendig uw gevoel, opdat gij Hem beminnet, zoo al met geene oneindige liefde, dan toch zoo vurig als uw hart in dit sterfelijk leven het vermag. Hij alleen is hoogst beminnenswaardig, zeer schoon, zeer liefderijk, onuitsprekelijk / wonderbaar, bovenal heerlijk en magtig, ' onbegrijpelijk, oneindig en onmetelijk. Hij '
--
is de eeuwige liefde, — eeuwige zaligheid van allen, die Hem licfliebhen.
O goddelijke, dierbare Verlosser, welke taal zal ik tot U spreken; met welke woorden zal ik uwe grootheid verkondigen; met hoedanig een hart l! beminnen? O, kom mijn onvermogen te hulp; schenk mij een nieuw hart om U te beminnen; verleen mij de genade 11 altoos Ik-I'te hebben, U altoos te dienen, altoos in U alleen mij te verblijden ; in U alleen te rusten; wakende en slapende aan U te denken; dat ik altoos de uwe zij, en Gij de mijne! Amen.
IV.
Onze Vader, die in de Hemelen zijt geheiligd zij uw naam. Matth. vi. 9.
O Jesus'. onze Vader, Vader van allen, die Gij op bet kruis hebt wedergeboren, s N en in het allerheiligste Sacrament zoo 1) vaderlijk bemint, vertroost, voedt, en als
cene klokhen hare kiekens onder uwe --
— 401 —
vleugelen dekt, beschermt en behoedt, opdat geen van hen verloren ga, en neig uw oor tot mij, en verhoor het kinderlijk gebed van allen, die totU, onze liefderijke Vader, smeeken. Zie, ons hart smacht naar U, die in de Hemelen zijt; want ofschoon Gij in dit hoogheilig Sacrament op deze aarde woont, zien onze oogen U toch slechts met eenen sluijer omtogen, en verzuchten wij, zonder ophouden, om uw beminnelijk aangezigt in deszelfs volle schoonheid te aanschouwen. « Geheiligd zij uw naam! » Zoon Gods! door al de Engelen, die U, onder de gedaante van brood, aanbiddend omringen, door al de menschen, die Gij tot dit hemelsch gastmaal noodigt, dooi1 alle schepselen in de zigtbare en onzigtbare schepping, die van U het bestaan hebben verkregen, en met het afschijnsel van uwe schoonheid zijn versierd. O opperste lieerscher! a Uw Rijk toekome! » het rijk uwer hcmelsche heerlijkheid, het voorwerp van ons ver-
langen, het doelwit van onze hoop, de , haven van onze zaligheid : het Rijk, waarin [ wij ü, onzen Vader cn Koning, in den glans uwer heerlijkheid zullen aanschouwen, en eeuwig loven. Intusschen konie, al vast, het Rijk uwer genade! Dat de kracht van dit allerheiligste Sacrament de magt der duisternis, der wereld en der zinnelijkheid verdrijve, die ons onder haar juk willen huigen. Zwaai denschepter uwer vaderlijke magt over ons allen! « Uw wil geschiede op de aarde zoo als in den Hemel; » want uw wil vervult en verblijdt den geheelen Hemel. De gansche natuur gehoorzaamt eeuwig aan uwe wetten : alle Engelen en zalige geesten dienen U onwankelbaar met de hoogste liefde; want zij zijn versterkt door uwe genade, en nimmermeer verkeeren zij in gevaar \an ü, hun God en hunne liefde, af te wijken. Maar wij, o Heer! die nog in dit tranendal leven, en zwak zijn van harte, smeeken met diepen ootmoed dat uw aanbiddelijke
---
— -iOö — ^
wil ook in ons geschiede; dat wij, naar uw welbehagen, standvastig in geloof, eerbaar in woorden, regtvaardig in handel, zachtmoedig en rein van zeden mogen wezen; volgaarne belecdigingen verdragen ; vreedzaam met onze broeders ver-keeren; U, onze God, van harte liefhebben, als onze Vader, als onze hoogste Gebieder, vreezen, en uwe liefde, boven alles, alles, waarderen; daar Gij, om onze liefde te winnen , zoo onuitsprekelijk veel hebt willen lijden. — Geef ons daartoe kracht, o Jcsus! al de dagen van ons leven. « Geef ons heden ons dagolijksch brood. » Geef ons liet brood des levens, hetwelk onze zielen voedt, versterkt en kracht verleent tot het goede. Geef ons het brood der Engelen , hetwelk wij ootmoedig aanbidden, opdat wij voortaan alleen door l, in U en voor U leven. Vergeef, o « vergeef, liefderijke Jesus, ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; » want Gij zijt het Lam
_ 404 - *
Gods, dat de zonden der wereld wegneemt; r/ ter onzer verzoening vertoeft Gij, als eene ,,j( onuitputtelijke bron van genade, bij ons, j cu leert ons door woord en voorbeeld te j vergeven; ja, Gij bedreigt ons zelts, ons ge ene vergiffenis te zullen schenken, als wij onze vijanden niet van harte vergeven. Daarom, o Jesus! wil ik uit liefde tot U mijne vijanden vergeven en hen beminnen,
wil ik geen kwaad met kwaad vergelden,
maar hen met liefde bejegenen, goed van hen spreken en hen naar mijne krachten ondersteunen ; verleen mij uwe genade,
daar ik zonder deze niets vermag. Gij kent dc menschelijke natuur : Gij weet welkeen strijd er in mijn binnenste plaats heett; Gij kent de vijanden, waarmede ik onophoudelijk heb te kampen. De zwakheid van ons hart is ü bekend. « Lc:d ons (alzoo)
niet in bekoring,»neen, kom ons te hulpe, o Heer! op U hopen wij, laat ons niet ,,, ') bezwijken! « maar verlos ons van den (L kwade; » verlos ons van de ongeregelde (qs,
iÜÖ
ft f
driften van ons hart, van alle zonden Verleen ons uwe genade, opdat wij onze zinnelijke begeerten dooden, cns zeiven afsterven, en alleen voor ü leven, voor U, onze Vader, onze Koning en Heerscher, ons opperste Goed! Verleen mij, o Jesus! verlangen mijner ziele, dat ik in U Wijve, in U ruste, en geenen roem, geene andere vreugde zoeke dan U, mijne zaligheid in eeuwigheid. Amen.
V.
Gij hebt uw volk gespijzigd mei spijs der Engelen en hun brood van den Hemel gegeven, hetwelk allen smaak in zich bevat. li. d. Wijsh. xvi. 20.
Hoe groot, hoe overgroot is de liefelijkheid, o Jesus! welke Gij in dit Sacrament der liefde voor degenen bereid hebt, die U getrouw in geloof des harten belijden, daar Gij voor hen eeuwig verborgen blijft, die
'J
'Slt; _ 406 —
geen honger naar uwe liefde gevoelen. Met een geloovig hart aanbid ik ü, o Brood der Engelen! en belijd de almagt van uw wonderbaar vermogen, hetwelk meer vermag uit te werken dan Engelen en men-sclien in eeuwigheid in staat zijn te begrijpen. Geene menschelijke magt stelde U daar; niet de uitvinding van een men-schelijk hart riep U tot het aanwezen ; uw goddelijk Hart, Verlosser, vermogt alleen dit wonderbare middel uit te vinden, om U zeiven zoo naauw met 's menschen ziel te vereenigen. Al de bevattingskracht der Engelen schiet tekort bij dit hoogverheven Geheim, hetwelk zij in liefde en eerbied aanbidden. Hoe zou ik, nietswaardige zondaar, ik, stof en asch, het bestaan in dit allerheiligste Geheim te dringen, en hetzelve te willen doorgronden!
Bovenal goed zijtGij, o Heer! daar Gij, ten gevalle onzer zwakheid, ü vernederende, slechts geloof en een deugdzanien levenswandel, geen begrijpen of doorgron-
WT
fP5
r
den uwer goddelijke gclieimen van ens vordert. Hoe ook zouden wij, kinderen van éénen dag, begrijpen wat boven ons is, daar wij niet eens ons zeiven, nocii wat onder ons is begrijpen. Met den eenvoudige wandelt Gij, o (jod! den kleine schenkt Gij kennis; den reine en ootmoedige openbaart Gij den regten geest, en verbergt uwe genade voor nieuwsgierigen enhoogmoedigen. Want de wijsheid dezer wereld is dwaasheid voor U; zij bedriegt hen, die op haar vertrouwen; doch uw woord bedriegt in eeuwigheid niet, en nimmer dwaalt hij, die opU vertrouwt. Ik geloof dus onwrikbaar, en vast staat mijn vertrouwen op U, o eeuwige Waarheid, want Gij zelve zegt: « Ik ben het Brood des levens, dat levende Brood, hetwelk uit den Hemel is nedergedaald. Miju vleesch is waarlijk spijs; wie van dit Brood eet, die zal leven in eeuwigheid. Wie mijn vleesch eet en mijn Bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven
\
-^9
— 108
en ik zal hem opwekken ten uitersten dage. »
In den diepsten eerbied aanbid ik U, wien de heilige Engelen in den Hemel aanbidden, en houd mij, bij het licht des geloofs, te vreden, tot dat do dag der eeuwige klaarheid aanbreekt, en do schaduwen der beelden wijken. Liefderijk zorgt Gij intusschen- voor mijne zwakheid, want U in uwe goddelijke gedaante te aanschouwen, daartoe zijn mijne sterfelijke oogen niet in staat; kunnende geen sterfelijk wezen voor den schitterenden glans uwer heerlijkheid bestaan.
Dank zij U, o mijn verlosser! dat Gij mij. in deze aardsche vreemdelingschap, niet treurig en troosteloos hebt achtergelaten, en mij in de woestijn dezes levens, zoo als weleer het volk van Israël, in eene wolk vooraf gaat, welke de glans des dags omhult en den gloed dor zonnc matigt, die mij hier beneden den weg ten Hemel aanw ijst. In liefde volg ik, met aide eeuwen
a
---
— 109 ~
uwer Kerk, U, Heer der uitverkorenen! want wie U niet volgt, die wandelt in de duisternis, en weet niet waarheen hij gaat. Deze allerheiligste wolk verlicht den weg, die ten leven leidt; verlicht het pad van ootmoed en geduld, van zachtmoedigheid en ontferming, verlicht het pad, waarop Gij ons zijt voorgegaan, vereenigt, op eene wonderbare wijze, in dit verheven Sacrament , geloof, liefde en werken. Wel wonderbaar is de verborgen kracht van dit hemelsche bondzegel, hetwelk de ziel met genade vervult, de verloren onschuld hernieuwt en aan de ziel de door de zonden verloren deugd teruggeeft. In U bestaat de hoop en de verdiensten van alle verlosten; Gij, o allerheiligste Sacrament, zijt onze heiliging en verlossing , de troost der reizenden, de eeuwige genieting van alle Heiligen.
Dank zij U, o Schepper en Verlosser der menschen, dat Gij, om uwe grenzelooze
liefde aan de wereld te openbaren, een amp;
l
410 — ^ _
ifquot; ,-U
zoo groot gastmaal hebt aangorigt, waarbij v j Gij al uwe getrouwen verheugt en met den ( kelk des heils laaft; een gastmaal, hetwelk al de wellusten van liet Paradijs in ziel» bevat. Door het heilige Sacrament voert Gij uwe uitverkorenen van klaarheid lot klaarheid, tol inhet gelukzalige vaderland, hetwelk Gij voor ons met uw bloed hebt gekocht, waar allen zonder ophouden zich in uwe liefderijke tegenwoordigheid verheugen, en in den afgrond uwer Godheid wegzinkende, U, het eeuwige woord des Vaders, dat in den beginne was en in der eeuwigheid blijft, ongesluijerd aanschouwen en beminnen in eeuwigheid. Amen.
VI.
Gelijk Hij de zijnen had lief gehad, die in de wereld waren, zoo heeft Hij hen lief gehad tot hel einde toe. Jon. xm. 1.
ij O boven al liefderijke, overdierbare /pi Verlosser, wien ik, onder de sneeuwwitte
'
r-'r
f
Hl
gedaante van brood, met een vast geloof, met eeue zalige hoop en met al de liefde, waartoe mijn hart in staat is, aanbid, verlicht mij, opdat ik den diepen zin van de woorden overdenke, welke de door U beminde leerling uit uw brandend hart vernam, cn tot troost van allen, die U lief hebben, als een hemelsch pand uwer liefde, heeft te boek gesteld. « Daar Jesus de zijnen bemind had , die in de wereld waren, zoo heeft Hij hen tot het einde toe bemind. » Waar is de mensch, die zich niet door verrukking voelt weggesleept, als hij bedenkt, wie ons bemint V — En wie toch is het, die dat doet? Gij, o eeuwige Zoon Gods. de heerlijkheid, de eeuwige liefde en zaligheid des hemelschen Vaders; bet eeuwige licht van het eeuwige licht; de ongeschapen opperste glans zijner heerlijkheid ! Wanneer de liefde van een magtige dezer aarde ons gelukkig maakt, en ons hart tot hoogmoed verheft: wat zal uwe boven alles groote liefde, o oneindige
11» C L'UYLU d
4n
— 412 —
« God, in ons hart dan niet bewerken? Zal zij niet het gevoel van den dlepsten ootmoed en van onuitsprekelijke vreugde in ons verwekken, ons niet tot de innigste wederliefde doen ontvlammen, en ons hart niet boven alle aardsche liefde tot U verheffen? En wie zijn het, o eeuwige Zoon Gods , welke Gij lief hebt? — Schepselen, welke Gij uit het stol' tot U hebt verbeven, en eerst zelf de gaven hebt moeten verleenen, om U, oneindige Majesteit, (o kunnen beminnen; diep gezonken zondaars, die U, den eeuwigen God, beleedigd,uw vloek op zich getrokken hadden. En hoe bemint Gij hen? — Zoo als alleen de Godheid kan beminnen met oneindige liefde. U-.ve Majesteit vergetende en uwen hemeltroon verlatende, daaldet Gij op aarde, werdt mensch, en na als de laatste van alle menschen uoor de diepe
r \ ^Tv
j zelfvernedering, den vorst der duisternis l ^ gevonnisd, diens rijk omver geworpen, en ^
^ _ Hó -
V1; quot;I}
\x ons het volmaaktste voorbeeld van alle 7/
(jj denkbare deugden nagelaten te hebben, verscheurde! Gij op het smadelijke kruis I den schuldbrief, waarbij wij ons aan de I hel hadden verkocht.
0 ondoorgrondelijke Liefde! mei het volste regt noemt Gij uwe uitverkorenen, die U met al de liefde van hun hart beminnen, de uwen; want oneindig is de prijs, voor welken (jij hunne liefde hebt gekocht, en oneindig dc liefde, waarmede Gij hen bemint, want Gij bemint hen tot het einde toe. Niet slechts uwe leerlingen hebt Gij tot het einde van uw leven op aarde bemind; tot in den dood, tot het einde der tijden draagt (Jij allen, die door uw woord in U geloovig worden, in uw hart, en smeekt tot uwen hemelschen Vader voor alle toekomende geslachten. Ja,
niet alleen tot aan het einde der wereld bemint Gij, goede Herder, al de lammeren gt;
van uwe kudde, die hier, verre van ü, in ^ ----
4U
de woestijn van dit leven dolen; Gij roept ieder bij zijnen naam, en Gij zijt zelf de weg, het voedsel van het leven van allen, die uwen heiligen naam belijden; in eeuwigheid bemint Gij hen, en zult Gij hun de heerlijkheid en de wellusten doen toekomen, die geen sterfelijk oog gezien, geen oor gehoord heeft, en nooit in 'smenschen hart zijn opgekomen.
Helaas, dat bij deze verrukkendegcdach-ten mijn hart niet van vreugde smelte; dat mijne oogen zich niet in tranen van liefde uitstorten! Heilige, dierbare Verlosser! zie, ik ben ook een lam van uwe kudde; ach! verwerp mij niet van uw . heilig aangezigt. Voed ook mij met dit heilig Brood, en laat de bron des levenden waters ook voor mijn smachtend hart stroomen! Laat mij niet hongerende in de woestijn des levens terug keeron, opdat ik niet krachteloos opden weg bezwijke, maar blijmoedig tot de bezigheden terug keere, welke uwe Voorzienigheid mij heeft op-
^ ----
xgt;
r
----
^ gelegd. Geef, dat ik, uwer liefde steeds 'r/ J; gedachtig, U hier en in eeuwigheid love en prijze! Amen.
Hierna kan men bidden de litanie van den allerheiligsten i\Taalt;n Jesus, hl. 155, de litanie van het heilig Sacrament, l'l. l lö, en den lofzang : Te Deum lau-damus.
-------
voorbereiding.
©iTLiN God! het is mij van harte km leed, dat ik U, mijn opperste soed, ooit vergramd heb.... Tot „we meerdere eer en ter mijner zaligheid,
offer ik U deze heilige oefening op, ten einde al de aflaten te verdienen, die er aan vergund zijn, zoo voor mij als voor de zielen in het vagevuur, bijzonderlijk voor de ziel van N.
1. STATIE.
Jesus wordt tol den dood des hrtiises
veroordeeld.
v. Wij aanbidden en loven U, Christus! h. Omdat Gij door uw heilig kruis de gt; 1) wereld verlost hebt. I
A o jesus! mijne misdaden hebben he^ ----
onregtvaardige doodvonnis tegen U beroepen. Ik zou moeten van droefheid over mijne zonden sterven... Geef mij genade, opdat ik niet ophoude dezelve te beweenen.
Onze Vader. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer. Heer, ontferm U onzer.
God! wees ons, zondaars, genadig.
II. STATIE.
Jesus neemt het kruis op zijne schouders.
v. Wij aanbidden, enz.
O Jesus, die den zwaren boom des kruises up uwe verscheurde schouders hebt ge-waardigd te nemen, verleen mij genade, om met verduldigheid de kruisen te dragen, welke uwe Voorzienigheid mij everzendt.
Onze Vader. Wees gegroet, enz. Ontferm II onzer, enz.
III. STATIE.
Eerste val van Jesus onder het kruis.
v. Wij aanbidden, enz.
— 418 —
mijner zonden, vermoeid onder mv kruister , aarde zijt nedergevallen! ach, laat niet toe, ( hid ik U, dat ik in dezelve nog hervalle. Onze Vader. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, enz.
IV. STATIE.
./esi/s ontmoet zijne Moeder.
v. Wij aanbidden, enz.
O allerbedruktste Moeder! bekom mij van uwen lieven Zoon tranen van eene ware boetvaardigheid over mijne zonden, die de oorzaak van zijn en uw lijden waren... Sta mij hij in al de ellenden van dit IcNen... Verlaat mij niet in het uur des doods.
OnzeVader. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, enz.
V. STATIE.
Simon van Cyrenen helpt Jesus het kruis dragen.
v. Wij aanbidden, enz.
---
I
119
OJesus, geef mij sterkte, om met liefde het kruis mijns lijdens op te nemen, en om II met kloekmoedigheid na te volgen... Ik zal mij gelukkig achten U in iets te gelijken, en uwe smarten door de mijne te eeren.
Onze Vader. Wees gegroet, enz. Ontferm U onzer, enz.
VI. STATIE.
Veronica droogt het aangezigt van Jesus af. v. Wij aanbidden, enz.
O.Iosus! druk de gedachtenis van uw smartelijkste lijden zoo levendig in mijn hart, dat ik hetzelve gedurig overwege, en aangemoedigd worde om uwe bloedige voetstappen op te volgen.
Onze Vader. Wees gegroet, enz. Ontferm U onzer, enz.
VII. STATIE.
Tweede val van Jesus onder het kruis.
v. Wij aanbidden, enz.
O Jesus! mijne hoovaardigheid heeft ü
■
JSx _ 420 — ^ ~J
onder den last des kruises nedergeworpeii. W Ach! leer mij zoetaardig en ootmoedig van IJ} hart zijn. Ik wil alle verootmoedigingen en versmadingen verduldig lijden, opdat ik, U navolgende in uwe vernederingen, met U in de heerlijkheid moge deel hebben.
Onze Vader. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, enz.
Vlll. STATIE.
Jesus troost de weenende vrouwen.
v. Wij aanbidden, enz.
O Jesus, geef eene bron van tranen aan mijne oogen, opdat ik mijne zonden dag en nacht beweene... Ach, gewaardig mijne ongeregtighedcn meer en meer uit te wisschen, en mij van mijne zonden te reinigen.
Onze Vader. Wees gegroet, enz.
J Ontterm U onzer, enz.
'^3-
■t21 —
IX. STATIE.
heramp;e va! van Jesus onder het kruis. v. Wij aanbidden, en?.
O Jesus! reik mij eene helpende hand toe in het midden der gevaren, aan welke ik ben blootgesteld, opdat ik niet in zonde valle... Verdedig mij tegen de vijanden mijner zaligheid, opdat ik niet onder het geweld hunner bekoringen bezwijke.
Onze Vader. Wees gegroet, enz. Ontferm U onzer, enz.
X. STATIE.
Jesus wordt van zijne. Ideederen ontbloot, en met edik en ga! gelaafd.
v. Wij aanbidden, enz.
O Jesus! geef dat ik al mijne booze gewoonten atlegge ; mijn hart van al wat aardseh en vergankelijk is, onthechte; mijn dartel vleesch kastijde; mijne zinnen versterve, en gaarne met IJ uit den bitteren kelk des lijdens drinke.
h
OnzeVader. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, enz.
XI. STATIE.
Jestis wordt aan het kruis gehecht.
v. Wij aanbidden, enz.
O Jesns! hecht mij met U aan het kruis; ik wil met U, gelijk Gij, en om ü lijden; opdat ik in uwe liefde leve, lijdeen sterve, en eeuwig met ü en door U moge gelukkig zijn.
Onze Vader. Wees gegroet, enz. Ontferm U onzer, enz.
XII. STATIE.
Jesus sterft aan het kruis.
v. Wij aanbidden, enz.
O Jesus! door de bittere smarten, welke Gij voor mij aan het kruis, hebt geleden, bijzonder als uwe ziel uit uw gezegend lig-chaam is gescheiden, ontferm U overmijne ziel, als zij van deze wereld zal scheiden.
I Onze Vader. Weesgegroet, enz.
j Ontferm U onzer, enz.
---
— i-25 — XIII. STATIE.
Jesus wordt van het kruis afgedaan.
v. Wij aanbidden, enz.
O Maria! laat mij toe, dat ik mijnen gekruistcn Zaligmaker, iwen lieven Zoon, tussclien uwe armen aanbidde en mijne tranen met deuwemengc ..Bewaarmij door uwe magtige voorspraak van het ongeluk, uwen Jesus door mij .e zonden weder te kruisigen, en dus uw moederlijk hart met een nieuw zwaard te doorsteken.
Onze Vader. Wees gegroet, enz. Ontferm U onzer, enz.
XIV. STATIE.
Jesus wordt in het graf gelegd.
v. Wij aanbidden, enz.
Ik zal eens sterven en begraven worden gelijk Gij, o mijn Zaligmaker! Gewaardig U, in mijn sterfuur, mij door uwen kruisdood te vertroosten, en mijn ligchaam, wanneer Gij het weder zult opwekken, met uwe heerlijkheid te versieren.
V _ .121 - Xït
Onze Vader. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, enz.
Vijfmaal het Onze Vader, vijfmaal hel Weesgegroet, eniooveel maal Eerezij den Vader, ter eere van de vijf wonden van Jestis, en één Onze Vader en Wees gegroet jne/Eere zij den Vader, ter meening van den Paus van Rome.
DANKZEGGING NA DEN H. KRUISWEG.
O Heer Jesus-Cliristus, die gezeid hebt; Wie Mij tuil aanhangen, die neme zijn kruis op zich en volge Mij! — Zie, ik volgde U stap voor stap op den weg uws kruises en overdacht op denzelven al de geheimen van uw lijden. Ik dank U voor deze groote genade, en bidU, laat de oneindige verdiensten van uw lijden niet aan mij, arme zondaar, verloren zijn. Wasch mijne ziel in uw kostbaar bloed, en verleen mij, die U op aarde naar den Kalvarieberg volgde, ü eenmaal op den berg Sion, in den Hemel, te aanschouwen. Amen.
j n den naam des Vaders, enz. * i|\' Ik geloof in God den Vader, enz. (5) Eere zij den Vader, enz.
Onze Vader, enz.
Ik groet u, Dochter van God den Vader.
Wees gegroet, enz.
Ik groet u. Moeder van God den Zoon.
Wees gegroet, enz.
Ik groet u. Bruid van God den H. Geest.
Wees gegroet, enz.
Eere zij den Vader, enz.
DE VIJF BLIJDE GEHEIMEN.
I. De boodschap des Engels.
De namen van Jesus, enz. OnzeVader, enz.
1.DeH. Drievuldigheid heeft toegestemd in de menschwording van Christus. Weesgegroet, enz.
2. Maria is tot de Moeder van Christus
verkoren. Wees gegroet, enz. amp; ^
-
-C—-
H. ROZENKRANS.
— 420 —
5. De Engel Gabriel brengt Maria ile blijde boodsebap. Wees gegroet, enz.
-t. Maria was in de eenigheid in baar gebed.
5. De Engel zegde : « Wees gegroet, vol van genade, de Heer is met u'.»
6. Maria was verbaasd als zij den ^ Engel boorde.
7. üc Engel zegde : « Maria! wil niet ^ vreezen, want gij zult ontvangen door den H. Geest! » §
8. Maria zegde :«Zie de dienstmaagd ^ des Heeren, mij gescbiedc naar uw S woord. »
9. Maria is van den H. Geest overlommerd geworden.
10. En bet Woord is vleesch geworden, en bet beeft onder ons gewoond.
Eere zij den Vader, enz.
11. De bezoeking van Maria can hare nicht
Elisabeth.
De namen van Jesus,enz. OnzeVader, enz
f
427 —
1. Maria, uit ootmoed, gaat hare nicht Elisabeth bezoeken. Wees gegroet.
2. Maria bestierd door den H. Geest. ö.Maria, met alle haast opstaande,
gaal over het gebergte.
i. Maria wordt met veel liefde door
hare nicht Elisabeth ontvangen. 5. üe If. Johannes is gezuiverd on van blijdschap opgesprongen in zijns ;; moeders ligchaam. g
G. Elisabeth zegde : « Gezegend is de ot Vrucht uws ligchaams! » 0|
7. Maria heeft uitgeroepen : « Mijne g.
ziel maakt groot den lieer! » ra S.Elisabeth zegde : « Wat geluk ? geschiedt mij, dat de Moeder des Heeren tot mij komt? »
9. Hot huis van Zacbarias is door de komst van Jesus en Maria gezegend.
10. Maria heeft hare nicht drie maanden met veel liefde gediend.
Eere zij den Vader, enz.
kb
ï
ré
III. De (jeioorte van Christus.
De namen van Jesus, enz. Onze Vader, enz. ). Maria heelt gebaard en zij is maagd
gebleven. Wees gegroet, enz.
2. Maria heeft Jesus in eenen stal
gebaard en in doeken gewonden. 5. Maria heeft Jesus met veel liefde en verwondering aanschouwd.
4. Maria heeft Jesus omhelsd en aan haar hart gedrukt.
5. Maria heeft Jesus met hare heilige ^ borsten gevoed. g
6. Maria heeft Jesus in eene krib gelegd. ^
7. Jesus lag op hooi en stroo tusschen g os en ezel. ~
8. De Engelen hebben gezongen : | « Eere zij God in het allerhoogste,
en op aarde vrede aan de menschen. die van goeden wil zijn! »
9. De herders zijn het Kind komen bezoeken.
10. De drie koningen zijn het Kind
^ — ^29 __
komen aanbidden, en hebben hunne ^ giften geofferd. Wees gegroet, enz.
Eere zij den Vader, enz.
IV. Deopdragt van Christusin den tempel.
De namen van Jesus, er.z. Onze Vader, enz.
1.Maria gaat om lu.ar heilig Kind te offeren. Weesgegroet, enz.
2. Jesus en Maria onderwerpen zich aan de wet van Mozes.
Ö.Maria gaat door moeijelijke wegen naar Jerusalem.
■I. Maria heeft Jesus op hare armen ^ gedragen. g
3. Maria vervordert al biddende ha-
O
G.Maria heeft Jesus in den tempel s. geofferd. 2
7. Maria heeft aan de wet voldaan met ? de offergift der arme menschen.
S.Anna, de profetes, loofde God voor de verlossing van Israël.
9. DeoudeSimeonheeftJesusomhelsd
W en op zijne armen genomen. Wees .1) gegroet, enz.
| 10.Simeon zeiile ; « Heer! laat uwen dienaar gaan in vrede naar uw woord.» Wees gegroet, enz.
Eere zij den Vader, enz.
V. De vinding van het verloren Kind Jesus.
De namen van Jesus, enz. Onze Vader, enz.
1. Maria heeft haar lief Kind verloren. Wees gegroet, enz.
2. Maria heeft haren Schat gemist.
3. Maria heeft Hem met veel droefheid gezocht. ^
i. Maria is Jesus langs alle wegen en lt;
ö.Maria heelt Jesus na drie dagen o
0. Maria vindt Jesus in den tempel. -
7.Jesus, twaalf jaren oud zijnde, | leerde de Doctoren.
8. Maria zegde : ((Zoon,vvaiiromhebt Gij ons bedroefd? »
I
ngt;
^-5
451 —
9. Jesus is met hen afgegaan en was hun
onderdanig. Wees gegroet, enz. 10. Maria bewaarde al de woorden in haar hart, die Jesus tothaar sprak. Weesgcg. Eere zij den Vader, enz.
GEBED.
O Maria, allergoedertlerenste Moeder, verkrijg mijn hart droefheid, en mijne oogen tranen van berouw, om te beweenen, dat ik Jesus door de zonde zoo dikwijls heb verloren : gun mij Hem weder te vinden en altijd te behouden. Amen.
DE VIJF DROEVE GEHEIMEN.
I. De benaauwdheid van Christus in het hofje.
De namen van Jesus, enz. OnzeVader, enz.
1. Jesus gaat naar het hofje van Olijven. Wees gegroet, enz.
2. Jesus valt plat ter aarde neder. W. gegr.
3. Jesus volhardt in het gebed. Wees gegroet, enz.
-
— 452 —
Jesus is bedroefd tot den dood toe. Wees gegroet, enz.
S. .losus zweet water en bloed.
G. Jesus stelt zijnen wil in den wil van zijnen hemelselien Vader. lt;
7. Jesus vermaant zijne Leerlingen om g-te waken en te bidden. quot;
8. Jesus wordt van zijnen Apostel door eenenkus geleverd. g
9. Jesus wordt van zijn bemind volk gevangen. 3
10. Jesus wordt wreedelijk gebonden en gesleurd van den ecnen regter tot den anderen.
Hoe lief heeft God den mensch gehad, dat Hij zijnen eenigen Zoon niet gespaard, maar Hem geleverd heeft ten dood, ja, tot den dood des kruises.
11. lie. geeseUng van Christus.
De namen van Jesus, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus wordt van de Joden aan de Heidenen overgeleverd. Wees gegroet.
-
---
— 435 —
2. Jesus wordt bij Pilatus valschclijk beschuldigd. Wees gegroet, enz.
3. Jesus wordt door zijn volk achter Barrabas gesteld.
i. Jesus , alhoewel onnoozel ver- ^ klaard, wordt geleverd om gegec- m seld te worden. quot;=
cr5
5. Jesus kleederen worden uitgerukt. £
6. Jesus staat daar naakt en bloot. §
7. Jesus aan eenc kolom gebonden. ~
ö O
8. Jesus wordt wreedelijk gegeeseld. S
9. Jesus bloed vloeit langs de aarde.
10. Jesus is gewond om onze zonden.
Hoe lief heelt God den mensch, enz.
111. De krooning van Christus.
De namen van Jesus, enz. Onze Vader, enz.
1. De soldaten hebben Jesus eene doornen kroon bereid. Wees gegroet, enz.
2. Zij hebben de doornen kroon in Jesus hoofd gedrukt. Weesgegroet, enz.
3. Jesushoofdlangs alle kanten doorwond. Wees gegroet, enz.
--------
^ — m —
i.Jesus hoofd zijpendc van het bloed.
Wees gegroet, enz.
o. Jesus met eenen purperen mantel bespot.
6. Zij hebben Jcsus een riet voor ^ schepter in de hand gegeven. g
7. Zij hebben met het riet op het ^ gekroond hoofd van Jesus geslagen.
8. Zij hebben in Jesus gezegend 3 aangezigt gespuwd. ~
g. Jesus is verzaad van versraaadheden. |
10. Pilatus heeft Jcsus aan het volk • vertoond, zeggende : « Aanziet den mensch! »
Hoe lief heeft God den mensch, enz.
IV. De kruisdraging van Christus.
De namen van Jesus, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus werd veroordeeld om gekruisigd te worden. Wees gegroet, enz.
2. Jesus heeft zijn kruis met liefde omhelsd. Wees gegroet, onz.
Jesus heeft zijn kruis op zijne doorwonde
schouders gedragen. Weesgegroet.
Ö.
— too -
i. Jesus wordt tusschen twee mooniena-ren opgeleid. Wees gegroet, enz.
.lesns bezwijkt onder het kruis om onze zonden.
ö.Jcsus, geladen met zijn kruis, ontmoet zijne bedroefde Moeder, s-
7..Iesus wordt beweend door de god- g vruehtige vrouwen van Jeruzalem.
8. Jesus zegde haar : « Handelt men quot;S zoo met het groene hout, wat zal 2. aan het dorre geschieden ? » »
9. Niemand wilde Jesus zijn kruis .s helpen dragen.
10. Jesus klimt voor ons op den berg van Kalvaric.
Hoe lief heeft God den mensch, enz.
V. De kruisiging van Christus.
De namen van Jesus, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus wordt wreedelijk op het kruis uitgerekt. Wees gegroet, enz.
2.Jesus handen en voeten doornageld.
Wees gegroet, enz.
--
^ 5. Jesus wordt aan het kruis opgeregt, ^ t \ cn zijne wonden vloeijen van het bloed.
Wees gegroet, enz.
4. Jesus bidt voor zijne vijanden.
5. Jesus belooft den moordenaar het Paradijs. ^
6. Jesus beveelt den H. Johannes aan lt;
zijne Moeder.
7.Jesus, dorst hebbende, is met gal en edik gelaafd. 3
8. Jesus heeft uitgeroepen:«MijnGod! i5-waarom hebt Gij Mij verlaten ? » g
9. Jesus zegde : « Het is al volbragt.» ^ 10. Jesus heeft zijnen geest gegeven, en
zijn hart voor ons laten openen.
Hoe lief heeft God den menseh, enz.
GE11ED.
O Jesus! ik bid U door al uwe smarten cn uwen bitteren dood, door uwe doornagelde handen, doorboorde voeten, doorsto-s. kene zijde en al uwe gezegende wonden, j ontferm U mijner en druk uw heilig lijden S zóó-in mijn hart, dat mij niets anders
- ^7 -
\ ? bchage dan Gij, mijn Jesus, die voor mij ^ ^ { j gekruist zijt. Amen. ^ }
DE VIJF ROEMRIJKE GEHEIMEN.
1. De verrijzenis van Christus.
namen van Jesns, enz. Onze Vader, enz.
. Jesns is den derden dag heerlijk verrezen. Wees gegroet, enz.
. Jesns heelt dood en hel overwonnen.
.Jesns heel't de Oudvaders getroost en verlost.
. Jesus verblijdt zijne heilige Moeder.
. Jesus, als een hovenier, verschijnt ^ aan Maria Magdalena. S
Jesns vertoont zich aan Petrus. » De Leerlingen van Emans zegden : S «Waren onze harten niet brandende van liefde, als Hij tot ons sprak ? » S Jesus staat in het midden van zijne ~ Leerlingen, en wenscht hun allen den vrede.
Jesus toont zijne roemrijke wonden aan den H. Thomas.
De 1
2 5
6.
—---
— i38 —
40. Thomas roept uit; « O mijn Heer en
mijn God! » Wees gegroet, enz.
Geloofd en gedankt zij ten allen tijde het allerheiligste en goddelijke Sacrament!
11. De hemelvaart van Christus.
De namen van Jesus, enz. Onze Vader, enz.
1.jesus vaart roemrijk ten Hemel. Wees gegroet, enz.
2. Jesus klimt op door zijne eigene magt.
3. Jesus scheidt van zijne lieve vrienden. Jt. Jesus belooft met hen te blijven tot
5. Jesus belooft hun den H. Geest. „
6. De Leerlingen hebben Jesus aan-schouwd, en Hij heeft hen allen ^ gezegend. g
quot;.Jesus heeft voor ons den Hemel --geopend. S
8. Jesus zit aan de regterhand van • zijnen hemelschen Vader, j 9. Jesustoontzijne heilige wonden voor 5 ons aan zijnen hemelschen Vader.
439 —
10. Jesus is onze middelaar in den Hemel 1 Wees gegroet, enz.
Geloofd en gedankt, enz.
111. De zending van den H. Geest.
De namen van Jesus, enz. Onze Vader, euz. l.Jesus heeft den H. Geest gezonden. Wees gegroet, enz.
Jesus heeft den Trooster gezonden.
5. Jesus heeft het Vuur op de wereld gezonden.
■i- De H. Geest heeft de harten met liefde ontstoken.
De H. Geest heeft de verstanden ^ verlicht. g
6. De H. Geest heeft de harten ver- quot;p sterkt. |
'■De H. Geest heeft verscheidene talen doen spreken. g
8- De H. Geest heeft zijne gaven uit-gedeeld.
9- Kom, H. Geest! bezoek de harten van uwe geloovigen.
10. Kom, H. Geest! ontsteek in ons het
5^quot;
— «0 —
vuur uwer liefde. AYees gegroet, enz. Geloufd en gedankt, enz.
IV. De hemelvaart van Maria.
Denamen vanJesus, enz. Onze Vader, enz.
1. Maria is opgenomen ten Hemel. Wees gegroet, enz.
2. De hemelsclie Vader ontvangt zijne beminde Dochter.
3. Jesus omhelst zijn1 lieve Moeder.
-i. De H. Geest verwelkomt zijne lieve ^
5. De Serafijnen groeten Maria.
6. De Engelen dienen Maria. quot;A
7. Heel de Hemelis verblijd doorMaria. 5.
8. Maria zit het naaste bij Jesus. g
9. Maria is onze Moeder en middelares ? in den Hemel.
10.Maria is onze voorspreekster in den Hemel.
Geloofd en gedankt, enz.
1 V. De krooning van Maria.
) De namen van Jesus, enz. Onze Vader, enz.
--
— .«1 —
1.Maria is heerlijk gekroond in den Hemel. quot;Wees gegroet, enz.
2. Maria gekroond om hare serafljn-sche liefde.
3. Maria gekroond om hare engelachtige zuiverheid.
■i. Maria gekroond om hare groote ootmoedigheid.
5. Maria gekroond om hare volmaakte sï gehoorzaamh eid. S
G. Maria gek roond om hare heilige voorzigtigheid.
7. Maria gekroond om hare groote 1. verduldigheid. o
8. Maria gekroond om hare ijverige r5 dankbaarheid.
9. Maria gekroond om hare volh; irding in alle deugden.
■1 Ü.Maria boven alle Engelen en Heiligen in den Hemel gekroond, gelijk de Moeder Gods toekomt.
Geloofd en Gedankt, enz.
1
i]
-
^ - 442
Ik offer li , allerzuiverste Maagd en roemrijkste Moeder Gods, in de vereeniging van al uwe deugden, verdiensten en volmaaktheden, deze geestelijke kroon van gebeden en groetenissen ; gewaardig dezelve te ontvangen met al de lofzangen die u op de aarde en in den Hemel gedaan worden, en verkrijgvoor mij en al degenen, voor welke ik gebonden ben te bidden, van uwen lieven Zoon de genade om wèl te leven en zaliglijkte sterven.
Één Onze Vader, tot dankbaarheid, dat God ons de genade gedaan beeft van ons den Rozenkrans te laten lezen. Onze Vader, enz.
Één Wees gegroet, opdat Maria ons verstand opdrage aan den bemelschen Vader, en wij in eeuwigheid Gods barm-bartigheid mogen gedenken. Weesgegroet.
Één Wees gegroet, opdat Maria ons geheugen opoffere aan haren Zoon, en wij
— iiö
gedurig des7.elfs leven en bitter „ indachtig zouden mogen wezen. Wees ge- ( groet, enz.
Ec1!) Wees gegroet, opdat Maria onzen wil aan den H. Geest toecigene, en die Geest gedurig in ons van liefde moge branden. Wees gegroet, en:.
Het Ge/oo/'zullen wij bidden, opdat ons gebed aan God moge aangenaam wezen, dat het moge strekken tot zijne meerdere eer en roem, tot welstand van de H. Kerk, tot bekeering der zondaren en afgevallene christenen en tot welstand der gemeente. Ik geloof in God, enz.
e)^
Morgengebed. Bl. \\
Gebeden onder de H. Misse. 2 t
Communie-gebeden. 63 Gebed voor kinderen bij hunne eerste
H. Communie. 70 Gebed tot Jesus-Christus in het allerheiligste Sacrament des Altaars. 75 Gebed tot den drieêenigen God. 79 Vernieuwing der Doopbelofte. 81 Dankzegging voor de genade, door het heilig Sacrament des Vormsels ontvangen. 8i De zeven Doetpsahnen. 87 Litanie van alle Heiligen. 105
LITANIËN OP AL DE DAGEN DER WEEK.
Op zondag. Litanie tot de H. Drievuldigheid. 116
|5 Op maandag. Litanie f.ot den H. Geest. 122 JjA ' «
15-2 I
Op woensdag. Litanie ter eerc van de
Op donderdag. Litanie van het heilig
Op vrijdag. Litanie van het lijden van
— 415 —
Op dingsdag. Litanie van den allcr-heiligsten Naam .lesns.
Op zaturdag. Litanie ter eere van do H. Maagd Maria. 165
VERSCHILLENDE LITANIEN EN GEBEDEN.
Litanie tot het H. Havt van Jesus.
Litanie ter eerc van liet H. Hart van Maria.
Verzuchtingen tot Maria.
Gebed tot liet H. Hart van Maria.
Litanie ter cere van den H. Joseph.
Litanie van de heilige Martelaren van Gorcum.
Litanie ter eere van den H. Antonius van Padua. 207
Litanie ter eere van de heilige Moeder Anna. 213
167
175 178 188 191
198
-—
VERSCHILLENDE GEBEDEN.
Gebed van ouders voor huiuie kinderen .218 Gebed van kinderen voor hunne ouders. 2-20 Gebed van onderdanen voor hunnen
Gebed bij het verkiezen van eenen
Oefening van de goddelijke Dengden. 227 Zielsverlangen naar God. 251
Smaehtverlangen naar den Hemel. 254 Liefde tot Jesus. 256
Aan de allerheiligste Maagd. 258
Op den laatsten dag des jaars. 2il Overdenkingen en gebed gedurende
Gebed op het H. Kersfeest. 254
Overdenking en gebed gedurende de
H. Vaste.
Gebed op den H. Paascbdag.
Gebed op de H. Pinksterdagen.
ill
Op de feestdagen van Maria. Aan Maria, de van droefheid overstelpte Moeder.
Gebed van dertig dagen.
Vereering van den H. Engel-Bewaarder.
Vereering der Heiligen.
Gebed bij het verdienen van oenen aflaat.
Onderhoud niet God voor zieken. Gebed in ziekte.
Gefcd van een zieke bij het ontvangen van hetH. Sacrament des Oliesels. Gebed na herstel eene.-ziekte. Vertrouwen op God.
Litanie voor de afgestorven geloo-vigen.
Gebed voor de afgestorven geloovi-gen.
Christelijk aandenken aan de afgestorvenen.
Vesper-psalmen op zondag.
Vesper-psalmen op de feestdagen. _'
28-2 281
286 290 296
298 501 303
306
312
315 319 338
I
if)K - »8 -
Lofzang : Te Dcum laudamus. 0(55 ) Jj Gebeden onder het Lof. 571 ' Gedurige Aanbidding. 582 Gebeden voor de Gedurige Aanbidding; ^86 H. Kruisweg. 1 'i H. Rozenkrans. '-•gt;
IMPhlMATUR.
Mechlinise, 29 novembris I8fi0.
J. li. VAN HEMEL, Vic.-Gen.
---
gt;;
Ir
'p