-ocr page 1-

DE H. KUNERA.

HAAR LEVEN, HARE RELEKWIEËN, HARE VEREERING EN MIRAKELEN,

IN HET KORT BESCHREVEN

DOOR

in r. O e r 1 a c ii. amp;

O CLsy^ quot;^Hur

can. reg. Ord. Praem.

in de Abdij van Berne te Heeawijk.

KERKELIJK GOEDGEKEURD.

lt;n MOSMAXS,

VHERTOGENBOSCH. — MARKT, A 14. 1883.

-ocr page 2-

MET TOESTEMMING VAN DE OVERSTEN DER ORDE.

-ocr page 3-

EEN WOORDJE VOORAF.

De H. Maagd en Martelares Kunera stond eertijds bg de Nederlandsche Katholieken hoog in eïr en aanzien. Door geheel Holland, en vooral in Gelderland en Utrecht, word haar feestdag luisterrijk gevierd. Cm haar beter te kennen werd hare legende dikwijls afgeschreven, en zelfs gedrukt reeds kort na het jaar 1515. Maar hot woelige protestantisme heeft in de 16de en 17do eeuw allen uitwendigen godsdienstigen luister vernietigd, de schoonste instellingen door ruw geweld afgeschaft en al zoo ook aan de inwendige devotie groote schade toegebracht. Sinds eenige jaren begint de godsvrucht tot onze goede goede H. met do hernieuwing van den waren katholieken geest in ona vaderland to herleven, en het is die godsvrucht, welke Kimera nader wil kennen. Om aan dat lofwaardig verlangen te voldoen, ieb ik de geschiedenis geschreven, welke hier ten gerove vt.n den vromen christen beknopt wordt medegedeeld.

Do ^üensbeschrjjving is getrokken uit eene oude ree-

-ocr page 4-

■i

biedwaardige overlevering, waartegen in latere tijden een enkele schrijver vermoedens heeft geopperd, die echter door anderen verworpen worden; doch aan haar bestaan en heiligheid, en aan de wettigheid der vereering heeft, zoo vor ik weet, nooit een katholiek getwijfeld.

Nochtans onderwerp ik alles aan het gezag der onfeilbare leermeesteres, der H. Kerk, en verklaar volgens de voorschriften van Paus Urbanus VIII, voor mijn boekje geen grooter gezag te willen aanmatigen, dan de H. Kerk mij toelaat, aan wie alleen de macht toekomt om heiligen te verklaren en hen aan de vereering der geloo-vigen voor te stellen.

Moge het vaderland zijne eerste heilige, die het tengevolge van zoo verschrikkelijke omwentelingen, waardoor het beroerd en geteisterd werd, bijkans vergeten heeft, wederom kennen, eeren en aanroepen. Moge ook die goede Patronesse van Nederland haar dierbaar volk tot den schoot der waarheid en deugd door hare machtige voorspraak terugvoeren en allen beschermen. Moge dit werkje daartoe iets bijdragen, dan heeft het zijn doel bereikt.

Hees wijk. Fa. G.

op den feestdag van den H. Willebrordus,

1882.

-ocr page 5-

I.

RHENEN en zijne herinneringen aan de H. KUNERA.

De oude stad Rhenen in het Bisdom van Utrecht was de woon- en martelplaats van de II. Kimera, wier gedachtenis daar nog voortleeft in verschillende gebouwen, wegen, plaatsen en ruïnen, ofschoon de geheele stad, in der tijd door protestanten overmeesterd en door brave katholieken verlaten, tot de dwalingen van Galvijn is overgegaan. Binnen hare veste aan den kant van den Rijn prijkt de oude Runera- of Kuinerskerk, met haren prachti-gen toren die een der schoonsten van Nedeiland en de heerlijkste gedenkzuil is van onze beroemde Heilige. Ten Oosten buiten de Berg-poort geleidt de Kimera-laan naar het Ku-mra-bergje, dat vijf minuten buiten de stad oprijst, en waarachter zich op tien minuten af-stands de groote Heimcnberg met zijn tafel-

-ocr page 6-

6

berg of Koningstafel hoog in de lucht verheft.

Als men zich hier op het hoogste punt naar de stad omkeert, dan geniet het oog een bekoorlijk vergezicht. Rhenen met zijn reus-achtigen toren in het midden, omringd door oude muren en daken, ligt voor uwe voeten, en largs zijne linkerzijde slingert de breede Rijnstroom door de uitgestrekte groene velden der Betuwe, waaruit hij aiwisseling menige torenspits, eveneens door een groepje daken omgeven, ten hemel wijst.

Rechts voert de Kimera-weg over de bergen heen naar de plaats, (een half uur ten Noorden der stad) alwaar in 1158 door Godfried van Rhenen, Bisschop van Utrecht, een sterk kasteel werd gebouwd, dat weleer onder den naam van het Huis ter Horst bekend stond, en niet slechts eene kapel maar ook een collegiaal kapittel bezat, hetwelk na 1529, toen het kasteel verwoest werd, naar de stad is overgeplaatst.

Tegenover dat slot, ten noorden van den Kunera-weg, staat een oude kleine toren, de steenen kamer of Remmerstein genaamd; oostwaarts ligt de we^bebouwde landstreek, de Dijk

-ocr page 7-

geheeten, en daarneven een half uur ten oosten van Rhenen, het landgoed Heimerstein of Haraerstein, alwaar, gelijk de proteslantsche bewoners bij overlevering getuigen, de H. Ku-rena een tijdlang huisvesting genoot, totdat zij in het belang harer veiligheid naar Prattenburg is overgebracht, waar zij den marteldood vond. Wat hiervan waar is zullen wij zien bladz. 27,

Het overblijfsel van het kasteel Prattenburg, thans eene bouwmanswoning, ligt eveneens aan den Kunera-weg, anderhalf uur ten noordnoordwesten van Rhenen. Ontleent het misschien zijn naam aan het droevige feil der marteling, zooals de bewoners beweren, ofwel heeft, Ku-nera's heilig gebeente van Heimerstein herwaarts overgebracht, hier eenigen tijd als in ballingschap Dgepratquot; of getreurd?

Volgen wij Tan Prattenburg den weg zuidwaarts, dan komen wij in het dorpje Eist, dat een groot uur noordwestwaarts van Rhenen ligt. Daar ontmoet men den straatweg die van Utrecht naar Rhenen loopt en ons door de Westpoort wederom Rhenen binnenvoert. 1)

1) Kerk. arch. Kist en Moll, 11, bl. 82, 40. A. J. v. d. Ai. „Rhenenquot;, „Heimeubergquot; enz., in zijn aardrijksk. woordenboek.

-ocr page 8-

8

Deze nu is de weg, welken weleer, doch in omgekeerde richting, de groote processie volgde, als zij op Kunera's feestdag ot onder het octaaf de H. Relekwieën ronddroeg, en welke daarom de Kunera-weg genoemd is en nog genoemd wordt. De geloovigen, uit alle oorden van ons land samengestroomd, trokken met de geestelijkheid aan het hoofd en met het kostbaar H. gebeente in het midden, dat op eene versierde baar door de voornaamsten der stad gedragen werd, door de quot;Westpoort naar Eist, alwaar de eerste statie gehouden en gepredikt werd; vervolgens naar Prattenburg, alwaar voor den tweeden maal werd uitgerust, en eindelijk tusschen Ter Horst en Remmerstein over Heimerstein en het Kunera-bergje, alwaar gewoonlijk het derde en vierde oponthoud plaats greep, door de Bergpoort naar de groote Kerk en Kunera's grat terug. Dezelfde weg werd ook door het jaar door boetvaardige en hulpbehoevende pelgrims in boetekleederen en soms barrevoets gepasseerd.

Rhenen is zeer oud. Men vindt op den Hei-menberg nog vele sporen van overoude leger-wallen en vestingwerken door de Romeinen of

-ocr page 9-

9

Batavieren aangelegd. Eertijds immers lag het zeer waarschijnlijk op het eiland der Batavieren aan den linkeroever van den Rijn, die toen langs Wageningen door de Geldersche vallei in het meer Flevo, de Zuiderzee vloeide. Het werd dikwijls Kienen of Rienes geheeten, waarom het ook zeer waarschijnlijk is, dat de Romein-sche geschiedschrijver Tacitus, die onder de voornaamste legerplaatsen der Romeinen alhier Arnhem, Wageningen, Wijk bij duurstede en ook Grinnes noemt, door dit laatste Rhe-nen verstaan heeft. I).

Is Rhenen zoo oud en zoo merkwaardig, dan is het ook zeker bezocht geweest door de heilige bisschoppen van Tongeren en Maastricht of door hunne ijvervolle medehelpers, die reeds in de derde eeuw, als moedige kampvechters van den goddelijken Yerlosser, onbeschroomd doordrongen tot in de woeste streken van ons nog heidensch vaderland, en zoowel binnen als buiten de Romeinsche legerplaatsen Jesus naam verkondigden.

Bovendien werd door landverhuizingen, voor-

1) A. J. van der Aa, ib.

-ocr page 10-

10

al van de katholieke Britten in de 5e eeuw, de verspreiding des Evangelies zeer bevorderd. En door verschillende ontdekkingen van steenen, kruiken enz. uit den Romeinschen tijd, versierd met een kruis, een anker, een lam of een schip en andere teekenen van het Christengeloof, is het thans genoegzaam bewezen en algemeen aangenomen, dat de eerste bisschoppen en priesters die voor geen gevaren terugdeinsden, reeds lang vóór den H. Willebrordus, aan de Batavieren en zelfs aan de Friezen het kruis der verlossing, het anker der Christelijke hoop, hel geslachtofferde lam en het scheepje van Petrus, dobberende op de wereldzee, hebben bekend gemaakt. 1)

Het zal dus niet te verwonderen zijn, dat door Kunera's tijdgenooten in de vijfde eeuw ook te Rhenen het Christendom openlijk beleden werd. Later in het begin der achtste eeuw predikte er de groote Willebrord, Suit-bert, Werenfried en hunne gezellen. Een monnik van Werden aan de Roer, Folker geheeten, gaf den 7den Nov. 855 aan zijn klooster vele

1) Boll: tomo LVII 152 B. Schutjes, I 135.

-ocr page 11-

11

goedei'en, gelegen in de gouw Flethetli, waarover graaf Wichman bevel voerde. 1) Onder anderen schonk hij hoeven te Rhenen.

De kleinzoon van Wichmans opvolger, Mein-wercus, werd bisschop van Paderborn in het het jaar 1009, en is als een heilige gestorven. Uit zijne levensbeschrijving weten wij, dat hij eens dicht bij de stad Rhenen kwam, en dat uit de keik van Rhenen de relikwieën van de II. Kunera gehaald werden, om er in zijn bijzijn de handen op te leggen en plechtig te zweren. 2)

Uit dit alles blijkt, dal Rhenen reeds vroeg het ware geloof heeft omhelsd, eeno kerk heeft gehad, en zijne Patronesse heeft vereerd. De legende van de 11. Kunera, in de drie volgende hoofdstukken verval, zal het nog duidelijker maken. De hoofdzakelijke inhoud dier overoude legende, zoo eenvoudig, zoo nauwkeurig en zoo stellig beschreven en zoolang geëerbiedigd, niet slechts door het Christen-

1) Binterim, III 25, Das Erzbisthum Köln. Miraeus cod don.

2) Kosweyde, I 614, leven van de H. Cimera. Boll, XXIII, pag. 57—XXI p. 524.

-ocr page 12-

12

volk, maar ook door Katholieke en On-katolieke schrijvers 1) en door het kerkelijk brevier, moet wel geloof verdienen, zoolang niet doorslaande bewijzen voor het tegendeel worden aangevoerd.

1) Boll, XXIII, p. S6. A. — Bat. Sacra „S. Cuneraquot;. — Onze Wachter 1874. — Brevier van Utrecht, 63106 1623,1640 en 1767. — Kist, ibid bl. 30.— Moulin in den Overijsselschen Alm. 1841, bl. 110 en 111. — Kath. Nederl. Martelaarsboek door W. M. van Hechem, Deel I bl. 322.

-ocr page 13-

II.

KUNERA'S komst en verblijf te RHENEN.

De 21ste October van het jaar 451 was voor Keulen een verschrikkelijke dag. Elf duizend heiligen, van welke de voornaamsten en misschien de meesten maagden waien, en uit Briüannic waren overgekomen, werden neergeschoten en neergesabeld door de wulpsche en wreedaardige Hunnen. Deze woeste barbaren, met een groot leger tegen de Romeinen opgetrokken en verslagen in Frankrijk, kwamen op hunnen aftocht hunne woede bot vieren en wraak nemen aan het onschuldige en Christelijke Keulen, en richtten daar, waarschijnlijk buiten de stad, een vreeselijk bloedbad aan. 1) Onder hen of in hunne nabijheid bevond zich zekere heer of koning.

1) Boll. torn. LVII, vita SS. Ursulae etc.

-ocr page 14-

14

pie door velen Radboud genoemd wordt. Was hij nog heiden en als bondgenoot der woestelingen een der medewerkers van die afgrijselijke slachting? Of was hij reeds Christen en door goddelijke beschikking of door eigen heldenmoed gedreven, op deze noodlottige plaats gekomen, om eenige slachtoffers aan de handen der Barbaren te ontrukken?

Wij weten liet niet, maar sommige afschriften der legende zeggen, dat hij door de schoonheid van eene Maagd, die op het punt stond met de anderen ongenadiglijk gedood te worden, tot medelijden bewogen werd, en zij schijnen daardoor te beduiden, dat hij overigens met een onverschillig oog het moorden aanzag en er - aan medewerkte. Wat er van zij, de schoone maagd, die onverschrokken ter liefde van Jesus Christus den martelaars dood te gemoet trad, werd door hem gered. Hij verborg haar onder zijnen breeden vorstelijken manlel en ontvluchtte met haar te paard naar Rhenen.

De verloste maagd was de II. Kunera, wier vaderland en aikonst niet met zekerheid bekend zr'n, al beweren sommigen, dat zij eene nicht was van de Heilige Ursula en de dochter

-ocr page 15-

15

van een Engelschen Koning Aurelius en diens gemalin Florentia. 1) De H. Kanera behoorde tot het gezelschap der H. Ursula cn zou zeker met dat maagdelijk leger te Keulen den martelaarspalm verworven hebben, hadde God haar niet gespaard, om na een heilig leven van nog weinige jaren, die kroon nog eens te verdienen.

Te Rhenen aan het hol toonde Kunera dankbaarheid jegens haren heer en redder, door hem getrouw en vlijtig te dienen, dankbaarheid ook en vooral jegens den goeden God, door Hem, evenmin als weieer de kuische Jozef in zijne verheffing, niet te vergeten, maar in alles zijne geboden te onderhouden en zijn welbehagen te zoeken.

Kunera was aan het hof uitermate gelukkig en tevreden. Zij stond iedereen ten dienste en werd om hare deugd dooi' den koning :n de koningin meer dan alle andere huisgenooten bemind. Om de armen te kunnen helpen, leed zij zelve gebrek, en wanneer zij niet meer in slaat was hunnen nood le lenigen, dan trachtte zij door menig zoel woord van troost en opbeu-

1) Boll, tonj, XXIII vita S. Cimera, )). 55 etscqq.

-ocr page 16-

16

ring hen aan te sporen, om hun lijden geduldig te dragen. Gods hulp en genade verdiende zij door hare veelvuldige en vurige gebeden en door goede werken van boetvaardigheid en versterving. Gods liefde won zij door hare kuisch-heid, hare ingetogenheid en haren afschuw van wereldsche praal. Zoo klom zij van deugd tot deugd, maakte zich sterk voor grooter beproevingen en aldus bekwaam en waardig om nog eens ten marteldood gevoerd te worden.

De booze geest pleegt vooral diegenen aan te vallen, die het meest voortgang maken in de deugd en de liefde Gods. Ook Kuaera's geluk zou weldra verstoord worden. De koning achtte, beminde, vertrouwde en beloonde haar; ook de koningin had haar met veel liefde opgenomen en reeds lang haar geëerd en bemind, maar de listige duivel, die zooveel geluk, vrede en deugd niet kon aanzien, poogde tweedracht te zaaien en bij de koningin afgunst op te wekken wegens de verheffing en den voorspoed der vreemde dienstmeid, der gelukkige Kunera.

Door afgunst heelt hij zoo velen misleid, helaas, ook deze vrouw liet zich vinden. En

-ocr page 17-

17

ofschoon Kunera zich over het vertrouwen en de gunsten, welke de koning haar schonk, geenszins vcihoovaardigde, maar altijd zoowol ton opzichte der vrouwe als van den heer en andere huisgenooten de nederigste en liefderijkste was, werd zij toch weldra door de jaloersch geworden meesteres tegengesproken, beknibbeld en beschuldigd. De koning kende zijne getrouwe Kunera en stelde haar steeds in het gelijk, maar de koningin hield niet op; en hoe meer hare pogingen om Kunera te vernederen mislukten, hoe kwaadwilliger en nijdiger zij werd.

Kunera, die den koning aan tafel diende, was gewoon de spijzen, die er over bleven, ter zijde te zetten, om ze na den noen aan de armen te brengen, die voor de poorten lagen te jammeren. Dikwijls had de heilige hun geleerd hunne armoede geduldig te dragen en den onderstand gelaten af te wachten, doch daar zij nog heidenen waren, had die vermaning niet altoos de gewenschte uitwerking, zoodat men hen dikwijls luide hoorde schreien en kermen. Op zekeren dag, toen de goedhartige Kunera de overgeschotene broodbrokkels, in plaats van ze zelve te nuttigen, voor die ongelukkigen weg-

2

-ocr page 18-

18

droeg, werd zij door de boosaardige koningin beschuldigd van alles te verspillen. Heer koning, zeide zij, nu kunt gij 't met eigene oogen zien, hoe die Kuneia, van welke gij zooveel houdt, al ons goed weghaalt; zoo doet zij altijd, zij brengt alles weg en als gij 't niet belet, dan zullen wij te gronde gaan.quot; Ditmaal vond de jaloersche vrouwe gehoor, en Kunera, die in hare goede trouw er nooit iets kwaads in gezien had de overtollige of hare eigene spijzen aan de noodlijdenden uit te reiken, werd oogenblikkelijk teruggeroepen met de boodschap, dat de koning wilde weten wat zij daar wegdroeg.

De goede maagd begreep aanstonds wat er gebeurd was, en was zeer bevreesd voor de booze tong der vrouw, die steeds alles ten slechtste had uitgelegd. In dat hachelijk oogen-blik viel zij op hare knieën, hief hare handen en oogen ten hemel en bad: »0 goede God des hemels, trooster der bedroefde harten, neem van mij den angst, die mij bevangen heelt. Lieve Heer, wil mij bijstaan. Verlos mij, want Gij weet dat de koningin mij vervolgt en mishandelen wil. 0 lieve Heer, ik beveel mij in Uwen naam.quot;

Getroost stond zij op, want waarlijk haar ge-

-ocr page 19-

19

bed is verhoord. De goedertierenc vader des hemels heelt met welgevallen neergezien op de ootmoedige dienares, die Hem met zooveel vertrouwen nadert. Zijne almacht zal een wonder doen, om voor altijd den mond der kwaadwillige te stoppen en om de heilige te redden en te beloonen.

Yol moed treedt Kunera voor den koning en zegt: 0 edele koning, wat begeert gij van mij ?quot; En toornig klonk het antwoordt: wie heeft u zoo stout gemaakt, dat gij ons goed met groote hoopen wegdraagt?quot; De ootmoedige Kunera sprak: »genadige heer, het is zoo niet, gij allen moogt het zien wat ik wegbreng;quot; en meteen opent zij haren voorschoot om de weinige brood-brokkels te toonen; doch zie, ze waren in spaanderen veranderd.

Toen de koning dit zag en vernam, dat Kunera niet slechts zijn goed niet verkwistte, maar dat God ook een mirakel gedaan had om duidelijk te doen zien, dat zij onschuldig was, en dat de aantijgingen der koningin valsch waren, toen sprak hij tot haar: »mijne liefste vriendin, nu vertrouw ik u de sleutels van al mijne goederen, want ik zie en ondervind dat al uwe werken

-ocr page 20-

90

goed zijn, en ik vind niemand getrouwer in mijnen dienst dan gij.quot; Aldus ontving Kunera de sleutels en bewaarde ze getrouw wanneer de heer uitreed, en gaf ze terug als hij wederkeerde.

De booze vrouw ontving eene h^rde berisping, en viel alzoo in den kuil, dien zij voor Kunera gegraven had. Maar zij werd er niet beter om. Zij had om hare boosheid de achting des konings verloren, die tegelijk met de sleutels op de gehate Kunera werd overgebracht. Dit ontstak haar in woede en de nijdige vatte het godde-looze plan op om, het kostte wat het wilde, Kunera van kant te maken. Zij hitst hare kamerjuffer op, die gewis ook met leede oogen den vooruitgang der vreemde arme dienstmaagd had gadegeslagen, zij openbaart hare begeerte, haalt er de andere toe over, en beide ellendelingen treden in geheim overleg, hoe zij best haar boos opzet zullen volvoeren. Spoedig helaas, bood zich daartoe eene gunstige gelegenheid aan, zooals ons het volgende hoofdstuk leeren zal.

De H, Kunera geeft ons een schoon voorbeeld van standvastigheid in het geloof, niet slechts

-ocr page 21-

21

in het midden der wereld en aan een heidensch hof, maar ook in het midden van beulen, die hare vriendinnen wreedaardig vermoordden. Zouden wij ons dan schamen voor datzelfde geloof? Neen, al valt de heele wereld af, al spannen ook allen samen om ons te bespotten of te dooden, wij zullen onzen goeden God en Vader, en onze Moeder de H. Kerk getrouw blijven. Ook geeft Kunera aan alle huismoeders een voorbeeld van liefde en milddadigheid jegens de armen, maar boven alles is zij het toonbeeld van onderdanigheid. Zij gehoorzaamde met groote liefde en nederigheid aan eene vrouw, die haar verachtte en vervolgde, aan een heer die heiden was, en wel zoo nauwkeurig, dat deze haar het beheer van zijn huis toevertrouwde. 0, mochten alle dienstknechten en dienstmeiden vooral in onze dagen het gebod der christelijke onderdanigheid aldus verstaan, en gehoorzamen aan hunne meesters, gelijk de groote Apostel wil, gehoorzamen ook al zijn zij lastig, gehoorzamen in eenvoud des harten als aan Christus zeiven, niet voor betoog, maar uit liefde, wetende dat een ieder al het goede, dat hij doet, van den Heer terug ontvangt.

-ocr page 22-

22

Een oud kerkboek 1) wijst ons op de wonderbare beschikking Gods, die de H. Kunera in Ursula's gezelschap spaarde, om haar naderhand met een roemrijker martelkroon te vereeren, en vermaant ons dan, ons niet vermetel in groot lijden te werpen, maar als het door God wordt overgezonden, hetzelve met groot vertrouwen op zijne goedheid aan te nemen, en, als ons de gelegenheid daartoe onttrokken wordt, ons dan door een deugdzaam leven, evenals de H. Kunera een nog grooter goed waardig te maken.

1). De Christelijke waarheden enz. gedrukt te Antwerpen in 1708, bhdz. 277.

-ocr page 23-

III.

KUNERA's dood en begrafenis.

Jaloerschheid is eene verderfelijke ondeugd. Zij brengt voort afkeer, verdeeldheid en haat onder huisgenooten en vrienden, en zij wordt niet zelden zoo geweldig dat zij voor geen doodslag terugdeinst. Ook de onschuldige Kunera werd er aan opgeofferd.

Eens was genoemde koning met andere hee-ren ter jacht uitgereden, toen de twee nijdige onmenschen, de koningin en hare kamenier, als razende honden de arme maagd aanvielen, en haar een handdoek om den hals sloegen om haar te verwurgen. Daar staat zij als een weerloos lam tusschen bloeddorstige tijgerinnen, en terwijl zij onder de 'voeten gesleurd wordt, beveelt zij hare ziel in de handen van God,

-ocr page 24-

24

Met ruw geweld wordt de doek toegehaald, zij sterft in bittere smarten en wordt opgenomen in het gezelschap der heilige maagden, in de zalen van haren hemelschen bruidegom, alwaar zij tot belooning van hare vele goede werken en deugden in alle eeuwigheid gelukkig is.

De moordenaressen wisten wel dat 't haar leven zou kosten, als de misdaad bekend werd. Daarom zwoeren zij elkander de zaak geheim te houden, sleepten haren prooi in een paardenstal, stopten het heilig lichaam met den dwaal om den hals in den grond en bedekten het met mest, opdat niemand het vinden zou. Maar God, die zijne Heiligen wreekt en verheerlijkt, voorzag er anders in.

De koning keerde van de jacht terug en zijne vrouw gaf hem de sleutels, zooals Kunera placht te doen. Toen vroeg hij waar deze was, en grammoedig antwoordde de koningin met eene leugen, die zij te voren bedacht had; »Ku-nera's vrienden zijn hier geweest, terwijl gij uitwaart, zij hebben haar genomen en weggevoerdquot;. De koning, die Kunera's getrouwheid kende, twijlelde zeer aan die woorden, maar ging stilzwijgend in zijne kamer. Men bracht

-ocr page 25-

25

de paarden naar den stal, waar Kunera begraven lag. doch, hoe vermoeid zij ook waren, slaan noch stooten baatte, om hen naar binnen te drijven. Dus werden zij naar een anderen stal gebracht, waar zij ongemoeid binnentraden.

Toen door dit wonder, ofschoon het opzien baarde, de waarheid nog niet aan het licht kwam, gebeurde er een ander. De knechten, die den wonderbaren stal naderden, merkten eensklaps oost- en westwaarts kruiswijs gedraaide toortsen, die daar stonden te branden en een helder licht van zich afgaven.

Aanstonds werd dit den heer geboodschapt, die het wel niet geloofde, maar toch anderen zond, om het verschijnsel te zien. En toen zij wederkomende hetzelve bevestigden, stond de koning op om zich in eigen persoon van de waarheid te vergewissen. En waarlijk, ook hij zag de lichten, die evenwel verdwenen als men naderbij kwam. Meteen ontwaarde men, dat de grond nog versch was opgegraven; de vloer werd onderzocht en tot aller verbazing vond men het lijk der lieve Kunera, nog omwonden met den doek, waarmede zij gewurgd was.

-ocr page 26-

De koning stond op het gezicht van het lijk zijner gelrouwste dienares stom van spijt en ontstak in gcwe'digen toorn tegen zijne gemalin, welke hij aanstonds verdacht dien gruwelijken raoord begaan te hebben, omdat hij wist dat zij een feilen haat droeg tegen de heilige maagd. Hij liet haar halen en toonde haar hel deerlijk misvormde en besmeurde lijk. »Zijn dit dan, zoo sprak hij, zijn dit dan de vrienden, die haar hebben weggenomen?quot;

Zij zweeg en wist niet wat te antwoorden, maar de koning liet haar volgens heidensch gebruik uitkleeden en geeselen. Hij strafte haar zoo ongenadig, dat zij, hare zinnen bijster en van den duivel bezeten, ontvluchtte langs den weg; welken in later tijd de processie volgde, zoo geweldig, dat zij als eene razende rondliep, hare kleederen scheurde, heure haren uittrok en op den derden dag zich van een hoogen berg ne-derstortte en den hals brak. De kamenier werd gegrepen en in een groot vuur verbrand. Zoo straft God groote misdaden ook in dit leven! Zoo wreekt Hij zijne Heiligen!

De marteldood van de H. Kunera moet zijn voorgevallen op den 98en Oct. 454-. Een zeer

-ocr page 27-

oud afschrilt der legende zegt, dat de koning verlicht werd door den H. Geest en zijn paleis ter eere der H. Jonkvrouw Kun era in eene kerk herschiep. Daardoor wordt duidelijk genoeg te kennen gegeven, dat hij door de laatste groote gebeurtenissen in zijne ziel getroffen, en door de genade overwonnen, tot het ware geloof is bekeerd. Ongetwijfeld heeft hij ook aan de beminde heilige een eerzamer grafplaats geschonken.

Nog hedendaags wijzen de Protestanten van Rhenen het huis Hammerstein of Heimerstein aan als het voormalig verblijf van Sinte Kunera, en het Prattenburg a]s de plaats, waar zij eenmaal is vermoord geworden. Zij zeggen zelfs, dat zij hier in den tuin nu en dan eene dame zien verschijnen, die in wit satijn is gekleed, zich van den eenen hoek naar den anderen begeeft en dan in het houtgewas verdwijnt, terwijl het geruisch van haar kleed duidelijk hoorbaar is. Ook zien zij op die plek soms ronddwalende lichten vooral in den paardenstal. 1)

Zou dit waar zijn? Ik geloof het niet. Waarom toch zou de II. Kunera zoo dikwijls

1) Kist en Moll, ibid, bl. 33, 41.

-ocr page 28-

28

verschijnen en zoo buitengewone gunsten bewijzen aan Protestanten, die met de Heiligen spotten? liet is moennalen opgemerkt dat zij, die den vromen Katholiek van bijgeloovigheid beschuldigen, als hij geloof slaat aan wonderen, die door de beste getuigenissen bewezen zijn, zelf hel hijgtloovigste zijn, en overal verschijningen en spoken meenen te zien.

Ook zeggen die van Rhenen, dat op het Kunera-bergje weleer eene kapel heeft gestaan, dat deze de eerste kerk en bewaarplaats geweest is van Kunera's relikwieën, welke later naar de stad zijn overgebracht, waarschijnlijk wel door Sint Willebrord. 2)

Dit is mogelijk, doch in strijd met de vermelde legende, die zegt dat de Heer van Rhenen op zijn eigen paleis ol kasteel eene kapel voorde Heilige inruimde. Daarom zal op dat bergje slechts een bedchuisje gestaan hebben, waar jaarlijks de groote processie voorbijkwam en misschien eenige oogenblikken verpoosde, om het Heilig overschot ter openbare vereering te vertoonen; want zeker is het, dat het heiligdom ten minste in de 14e eeuw »te vier stedequot;, dat is

2) ibid bi. 32.

-ocr page 29-

29

op vier plaatsen werd ten toon gesteld op het feestgetij der H. Maagd en Martelares. 1)

Zeker ook is het, dat het H. Gebeente in de tiende eeuw, en latei tot op het einde der 19e in de kerk binnen Rhenen bewaard werd. Vóór dien tijd kunnen andere en meerdere kapellen buiten de stad dat voorrecht gehad hebben.

Ik voeg hierbij een klein, maar zeer oud kostbaar versje: 2)

„Rhenen. Beneden den hoogen heriycke toorn seer cierlyck Staet een S. Cunerkerk, die daer so men seyt is gemartiriaeert. Haer lichaem daer rust en die grafstede wert gevisiteert Van menschen, peerden, koyen vur sieckten gequelt.

Quade kelen werden prmcipalyck hier gecurert.quot;

Volgens het gevoelen van Rosweydus is dit onbeschaafd maar leerrijk stukje geschreven omtrent het jaar 1500 »sub initiis Geusia-nismiquot;.

Wij zien daaruit, dat de H. Kunera toen reeds algemeen voor de genezing van keel- en veeziekten aangeroepen en te Rhenen bezocht werd.

1) Zie de mirakelen van de H. Cunera in Boll. XXIII, p. 60 etseqq, en „dat leven .... van Sinte Kuneraquot; in de Koninkl. bibliotheek te 'aHage, no. 506, gedrukt circa 1515.

2) Mij welwillend toegezonden door W. J. van Hooff, Bol, landist, zie ook Boll. XXIII p. 57.

-ocr page 30-

IV.

KUNERA's verheffing.

Twee en een halve eeuw waren voorbijgegaan en nog lag het dierbaar overschot der H. Kunera onder de aarde bedolven. Daar verscheen Willebrord.de eerste Bisschop vanUtrecht, die van Engeland was overgekomen en door den Paus Sergius was gezonden, om de heidenen in deze gewesten te bekeeren. Velen had hij reeds voor Christus gewonnen, toen hij, om Gods zegen over het bekeeringswerk af te smeeken, met zijne getrouwen eene bedevaart ondernam naar Keulen, welke stad de roemrijke maagdenschaar door haar bloed had geheiligd.

Op zijne reis overnachtte hij te Rhenen, waar de Christenen hem blijde met groote eer ontvingen. Zij vertelden hem hoe groote wonderen onze lieve Heer verrichtte op de plaats, waar Sinte Kunera begraven lag, dat door hare voorspraak de blinden ziende, de dooven hoo-

-ocr page 31-

31

rende, de kreupelen gaande, de verlamden voelende en schipbreukelingen gered werden. Zij smeekten hem, dat hij het heilig lichaam waardiglijk uit het graf verheffen zou. Gaarne zou de Bisschop aan dat godvruchtig verlangen voldaan hebben, doch voor het oogenbhk kon hij aan de H. Kunera die eer niet bewijzen, maar beloofde het te doen als hij van zijne reis zou wederkeeren.

Daags daarna voer hij naar Keulen, doch toefde er zoo lang dat hij zijne belofte vergat. En toen hij eindelijk wederkeerende den Rijn afvoer en den Heimenberg bereikte, stak er een zoo vreeselijke storm op, vergezeld van donder en bliksem, dat het hem dacht, dat het schip met de geheele bemanning vergaan zou. In dien nood riep hij onzen Heer aan en sprak: »0 groote God, neem ons onder uwe almachtige bescherming en help ons, opdat wij niet allen vergaan.quot; Toen de storm steèds geweldiger brulde en het gevaar dreigender werd, begon hij te denken aan de H. Kunera en bad met veel vertrouwen dat zij de noodlijdenden redden zou, tevens belovende dat hij, zoodra men behouden den voet op het drooge zou kunnen

-ocr page 32-

32

zetten, met groote waardigheid de heilige Maagd uit de aarde verheffen zou.

Nauwelijks had hij dit gezegd of het onwe-der dreef weg en de lucht helderde op. De H. Bisschop dankte en zeide:»gezegend zij onze Heer J. G. Rechtvaardig zouden wij allen om onze nalatigheid zijn gestorven, want ik had beloofd de H. Kunera te verheffen en was dit heel en al vergeten. Laat ons naar Rhenen varen en de plaats bezoeken waar die Jonkvrouw begraven is.quot; Vervolgens toog de Apostel in bisschoppelijk gewaad, vergezeld van kaarsen-, kruisen- en vaandeldragers, naar de gralplaats der goede Heilige.

Daar viel de H. man op zijne Knieën en bad onzen lieven Heer, dat Hij hem de juiste plaats zou wijzen, waar het H. lichaam rustte. Toen nam hij eene spade in de hand en begon te graven op de plek waar altoos de mirakelen geschiedden. Weldra vond hij de H. Maagd nog met den doek om den hals en met twee huiven ot hoofddeksels saamgebonden daarbij, terwijl een aangename geur zich door de lucht verspreidde toen dat alles te voorschijn kwam.

Vervolgens droeg hij het H. lichaam eerbie-

-ocr page 33-

33

dig en plechtig, omgeven van priesters en klerken, die heerlijke lofliederen aanhieven, naar de kerk, en plaatste het in eene kast, opdat het daar openlijk door allen gezien en geëerd zou kunnen worden. Deze plechtigheid had plaats op den 12 Juni, en het is deze dag die naderhand altoos het meest is gevierd en die nog heden aan de 11. Kunera is toegewijd. De legende zegt, dat de H. Willibrord bij deze gelegenheid twee feestdagen instelde, den eenen om haren marteldood te vieren op 28 October, quot;den anderen als het hoogtijd harar verheffing op 12 Juni. Ook gaf hij, zoo vervolgt die legende, een aflaat voor die Kunera bezochten en offeranden brachten. 1)

De herinneringen aan Kunera's feestdagen bestaan voor de Protestansche stad Rhenen nog in de twee jaarmarkten, welke hier zooals overal elders aan Katholieke feestdagen, vooral aan Patroons- en Kerkwijdingsdag (iiermis) hun ontstaan te danken hebben. De eene jaarmarkt te Rhenen wordt gehouden des Zaterdags voor

1) Voor deze legende heb ik gevolgd het MS. der 14e eeuw, zoo als het opgenomen is in het Kerk. Arch, van Kist cn Moll, (11 bl. 20—29), dat mij voorkomt als het oudste en beste. Over deze verheffing ook v. Etten, leven van S. Wille-brord, bl. 316.

-ocr page 34-

34

42 Juni, waardoor het waarschijnlijk wordt dat Kunera's verheffing in latere tijden niet juist op 12 Juni, maar altoos, bij wijze van vigilie. Zaterdags voor 12 Juni begon. Evenzoo ook de sterfdag der Patrones, want de andere jaarmarkt wordt gehouden Zaterdags voor Allerheiligen, dus niet op, maar omtrent 28 .October. Beide jaarmarkten duurden eertijds acht volle dagen 1), waaruit men wederom kan afleiden, dat ook beide feestdagen met een octaaf werden gevierd, zooals dat overigens de aard van zulke plechtigheden vordert en ook genoegzaam blijkt uit de beschrijving der mirakelen te Rhenen. 2) Ziedaar dan de belooning, welke God voor zijne grootste dienaren bereid heeft. Meer dan duizend jaren na hunnen dood wordt hun naam in de H. Kerk met eerbied genoemd, hun lof verkondigd, hun sterfdag gevierd, en grooter, oneindig grooter is de roem en luister, welke hen in den hemel versieren, en onbeschrijfelijk het geluk dat zij daar genieten. 0 mochten wij allen zulk een dood sterven, zulk een leven leiden, zulke eene zaligheid bekomen!

1) A. J. van der Aa. „Rhenenquot;.

2) Bollandisten XXIII, ibidem.

-ocr page 35-

V.

KUNERA's relikwieën.

Kimera's heilig lichaam, de bekende handdoek en twee sluiers bleven alt jd te Rhenen en werden daar op genoemde leestdagen openlijk vereerd tot omtrent het jaar 1600, toen het Protestantisme, dat alles vernielde wat den Katholiek heilig was, ook te Rhenen zijne verwoestingen kwam voortzetten en alles onveilig maken.

De Eerw. Vicarius van Rhenen, Johannes Lu-dolphi, verborg den kostbaren H. Schat, vluchtte er mede naar 's-Bosch en bracht hem later naar Utrecht, alwaar hij nog lange jaren door de Hoogwaardige Bisschoppen is bewaard gebleven. Doch allengs geraakte hij in handen van Jansenisten, die hem ook lang zorgvuldig in eere gehouden hebben, maar nu, weinige jaren geleden, hem eervol (!) hebben verbrand, omdat naar hun streng oordeel de echtheid der relieken niet meer voldoende kan bewezen worden, d)

1) Boll, XXIII ib. Archief Bisdom Utrecht VII, 90—155.

-ocr page 36-

36

Gelukkig zijn eenige partiekelen of gedeelten er van aan deze vernieling ontkomen. Reeds in het jaar 1565 bezat Margeretha van Oostenrijk, regentes van de Nederlanden te Brussel, eene aanzienlijk relikwie van de H. Kunera, welke later op hel koninklijk paleis van Portugal is vereerd, en in 1633 naar Antwerpen is overgebracht, alwaar zij nog berust en vereerd wordt, n.1. in de kerk van den Zaligmaker. 1)

Een ander merkwaardig gedeelte van het H, overschot kreeg de godsdienstige edelman Thomas van Buerlo uit de handen van denEerw. Vicaris Joannes Ludolphi. Hij bracht het in 1602 in veiligheid bij de Jesuieten te Emmerik. 'X)

Een derde maar kleiner gedeelte van het H. gebeente is door den ijverigen Katholieke, Everard Botter, met zeer vele andere H.H. relikwieën uit de handen van de Calvinislen te Utrecht voor 2000 gulden losgekocht. Dit kosbaar kleinood kwam dóór de nicht van E. Botter aan den Pastoor van Berlicum, J. Moors, die het sinds 1618 (of vroeger) jaarlijks liet vereeren te Kaathoven, waar reeds honderd jaren te vo-

1) Boll, X, pag. 74, 75, 888 et XXIII, ibid.

2) Achief bisdom Utrecht ib. et Boll XXIII, ib.

-ocr page 37-

37

ren ter eere van dezelfde H. Kunera eene kapel was opgericht, i) Ook bestond hier reeds lang eene bedevaart van die Heilige, welke jaarlijks, gewoonlijk Zondags vóór St. Jan Baptist werd gehouden en door de aanwezigheid der re'ikwie zoo sterk aangroeide, dat de offergelden van éénen dag, welke in het jaar 4606 60 gulden bedroegen, in 1643 tot 169 gulden vermeerderden. 2)

Als men nu weet, dat die som volgens tegenwoordige geldswaarde gelijk staat met 600 a 700 gulden, dan kan men bij benadering berekenen, hoe verbazend groot de menigte moet geweest zijn, welke jaarlijks op dien plechti-gen dag het bevoorrechte Kaathoven bezocht. Trouwe geloovigen uit geheel Noordbrabant, en vooral ook de Betuwe, en Veluwe en de omstreken van Rhenen, waar het geliefde voorwerp hunner vereering om de vervolging was weggenomen, stroomden hier te samen, om den bijstand der Patronesse at te smeeken, en troost te zoeken in die ellendige tijden van kerkver-

1) Vollcemissionaris, 2(le jnarg., bl. 420. Jaarb. dev H. Familie 1883, bladz. 104—117.

2) Uekcnboek van Kaathoven in het Archief der Abdij.

-ocr page 38-

33

volging, van besmettelijke ziekten, van armoede, hongersnood en oorlogen.

Onafgebroken, ook in het hevigste der vervolging, ook in de jaren 1637—1642, toen geen priester zich daar durlde vertoonen, is die dag plechtig gevierd, uitgezonderd alleen het jaar 1630, toen de kapel door de belegeraar? van den Bosch was verwoest. In de naburige parochies (van Heeswijk en Berlicum is dit zeker) werd op dien Zondag niet gepreekt en de laatste Mis gelezen om acht uren. De Eerw. Hee-ren, de Pastoor en Kapelaan van Berlicum en de Rector van Middelrode werden reeds vroeg met de kar gehaald, deden er den H. dienst, aten bij een kapelmeester en bleven er tot na den middag. Ook geestelijken van den omtrek waren er bij tegenwoordig. 1) De H. relikwie werd, als ik mij niet vergis, slechts eenmaal in het jaar te Kaathoven ter vereering uitgesteld en was overigens in bewaring bij den Pastoor, doch in 1687 was de vervolging zoo hevig geworden, dat ook de Heeren der Abdij van Berne, die tot nog toe waren gespaard, zich niet meer veilig achtten, en dat de Pas-

1) Dit alles en 'tgecn volgt uit het Archiefder Abdij van Berne,

-ocr page 39-

39

toor van Berlicum zijne kerkornamenten verborg bij Mr. Jacob van der Garamen, oud-soepen en oud-kapitein van den Bosch, die na jaren lang met heldenmoed voor de Katholieke zaak gestreden te hebben, naar Berlicum was uitgeweken en die daar de geestelijkheid en het ge-loovige volk met raad en daad ter zijde stond. 4) Inmiddels bleef het volk de beroemde kapel met hare Kunera-beeldjes bezoeken, en in 1643 verscheen er wederom tot aller vreugde de ijverige Pastoor J. Keijzers met de H. relikwie, doch in '1648 werd door den Munsterschen vrede aan die vurige godsvrucht een einde gemaakt en alle hoop op betere tijden vernietigd. 2) Alstoen vluchtte de Eerw. Pastoor met zijne kostbaarheden naar het land van Bavestein, naar Bedaf onder Uden, alwaar zijn confrater, de Pastoor van Heeswijk, Balthazar Jansen, in 1643 eene schuur, had gehuurd welke reeds eenige laren voor de godsdienstoeleningen ge-

1) De dichter J. Keyzev» lieeft zijn dood in een selioon epigi-amma betreurd. Hij noemt hem o. a, Selectorum civium autesignaui strennissimi .... Sic noster ciinimius heros occidit ast lethi sat memor ipse sui.

2) Het schip der oude kapel dient thans tot woning van den schoolmeester aldaar; het priesterkoor is afgebroken en eea sehoollokaal in de plaats gebouwd.

-ocr page 40-

40

bruikt was. Eiken Zondag kwamen de inwoners van Schijndel, Berlicum, Heeswijk, Dinther, Veghel, Den Dungen en'ï. wier priesters waren verbannen of gevangen gezet, uren ver door slijk en zand naar het vrije Bedaf, om daar in dien tijd van ellende te bidden, de H. Mis bij te wonen en de H.H. Sacramenten te ontvangen.

In 1672 en 1673 kwamen de Franschen hen verlossen van de Protestantsche dwingelandij. De dominés vluchtten uit de kerken, welke zij vóór 30 jaren hadden ingenomen, doch keerden in 1674, nadat de Franschen geweken waren, weer teru^. 1) Thans echter werd het vergund in hunne eigene parochies schuurkerken te bouwen, zoodat men des Zondags de lastige reis naar Bedaf niet meer behoefde te maken.

Nochtans de bedevaart aldaar bleef voortbestaan. Jaarlijks ging de Pastoor van Heeswijk of een ander Abdij heer er henen met de relikwie van de H. Kunera, die er gewoonlijk Zondags vóór St. Jan werd vereerd. De Pastoor

1) 16 Juli 1672 was Lodewijk XIV, koning van Frankrijk, op het kasteel te Heeswijk (Nuijeus). 21 Aug. 1672 lag Turenne met zijn leger „in de Telden Tan iJerlicumquot;. In Juli 1673 heeft de Condé zich met zijn leger te Heeswijk neergeslagen. Archief der Abdij.

-ocr page 41-

41

'sJongers schreef in 1690 dat hij er duizende pelgrims heeft gezien, wier godsvrucht en geestdrift nog werd vergroot en aangemoedigd door Z. H. den Paus, die in 1680 een vollen aflaat verleende aan allen, die na gebiecht en gecommuniceerd te hebben, de kapel van Bedaf zouden bezoeken op den feestdag van de H. Kunera. 1)

De toeloop werd zoo groot, dat vele biechtvaders er volop werk hadden en er soms drie, vier dagen moesten blijven. In 1704 schreef de Pastoor van Vlijmen M. v. d. Yeirdonc (van Berlicum) aan zijnen Prelaat: op Bedaffis alles geweest naar gewoonte, wel 1000 communicanten met 24 priesters, enz.quot;

In het jaar 1784 werd het zoozeer vereerde II. gebeente door den Zeer Eerw. Vicarius apost. verdeeld; de grootsté helft aan de parochiekerk van Berlicum en de kleinste aan die van Hees-wijk gegeven.2) Het kwam dus niet meer te Bedaf; en toch bleef Kunera's schamele kapel aldaar een

1) Die aflaat gold slechts vour zeven jarea, maar wevd telkens wederom aangevraagd. Deze is de eerste, waarvan de fur-rauul nog bestaat, lloogstwaavscliijnlijk was er reeds vroeger, wellicht ook te Kaathoven, een aüaat te verdienen. Al deze bijzonderheden uit ons archief.

2) Die verdeeling geschiedde 17 juni 1784; daarom zsl in 1884 het eerste eeuwfeest moeten gevierd worden.

-ocr page 42-

druk bezocht heiligdom, totdat de Fransche revolutie er een eind aan maakte. Alle sporen dier oude godsvrucht verdwenen, door het sloopen der schuurkerk in het midden van deze eeuw. •1)

Berlicum en Heeswijk zijn nog in het bezit van den alouden kostbaren schat. Berlicum heeft bovendien nog een draadje uit den doek der wurging, dat in het jaar 1705 door de Jansenisten te Utrecht is afgegeven. 2)

1). Wij bezitten nog gedrukte biljetten met de volgende aankondiging:

„Vollen aflaat. Sondaghs voor S. Jan Baptist, wesende den

..... junij in dit jaar 17.. sal in het kerekenhnis van Bedaf

onder Uden gelegen solemneelyck geviert worden den feestdag van de h. Maget ende martelaresse Cunera een bysondere Patronerse voor de pyne in de kele alsook voor siekte ofte qnellinge onder paerden en andere beesten. Op welken feestdag te verdienen is vollen aflaat etc. Den goddelyken dienst sal beginnen met sonnenopganck, ten 9 uren salder gepredickt worden, daarnaar sal gesongen worden de hoogmisse, sluytende naar deselve den feestdag met de benedictie van het hoogwaardigste h. Sacrament des Autaers.quot;

2). Er zijn nog twee andere Cunera's die eveneens voor gezellinnen van de H. Ursula gehouden worden, en wier schedels worden bewaard, de eene te Swibeek bij Dendermonde, de andere in de St. Vincentiuskerk te Keulen. Boll. XXIII p. 57 et LVII ibid.

-ocr page 43-

VI.

De vereering van de H. KUNERA.

Ik heb reeds gesproken van de processie, het plechtig eedzweren en andere eerbewijzen der H. Kunera te Rhenen betoond, wier herinnering in namen en plaatsen en overleveringen nog voortbestaat, maar vooral levert de Kunera- of Kuinderskerk met haar smaakvollen toren, die met zestien levensgroote Heiligenbeelden omgeven is, een krachtig bewijs voor de warme vereering, welke men in vroegere tijden der 11. Maagd en Martelares heeft toegedragen.

Aan den sierlijken drie honderd voet hoogen toren alleen is 40 jaren lang, van '1492 tot 1531, gearbeid, zijne pracht en zijnen rijkdom heeft hij vooral te danken aan de vrijwillige offers der godvruchtige bedevaartgangers, die tot on-

-ocr page 44-

4t

dersteuning werden aangespoord door den aflaat van 100 dagen, welke kardinaal Nic. de Cusa in het jaar 1454 verleende aan allen, die na gebiecht te hebben, op eenige aangewezene feestdagen de Kuinerskerk zouden bezoeken, de godsdienstoefeningen aldaar bijwonen en tot de opbouwing, verfraaiing en herstelling der-zelve iets zouden bijdragen 1)

De tweede kerk aan de H. Kunera gewijd, staat te Renswoude, drie uren ten noorden van Rhenen. Deze kerk en parochie, tot welke ook de weinige Katholieken van Rhenen behooren, is opgericht in het begin der vorige eeuw. Doch in het jaar 1860, toen de vereering van de H. Kunera in het artsbisdom van Utrecht heeft opgehouden, heeft men te Renswoude een anderen patroon gekozen, den H. Willibrordus. 2)

De derde kerk ter eere van de H. Kunera gebouwd vindt men te Nibbixwoude bij Hoorn. Zij is oud, doch in den tijd der reformatie door de Protestanten ingenomen, evenais die van Rhenen.

1). A.J. van der As. „Rhenen.quot; Kerkh. arch, ibidem bladz. 43—47.

2). Archief biadom Utrecht. VU bl. 112—114. A. J. T. d. Aa.

-ocr page 45-

45

De ijverige R. Katholieken hebben daarna ter barer eere eene nieuwe gesticht en nog altoos blijft de H. Kunera de patrones van Nibbixwoude, gelijk zij het vroeger van Rhenen en Renswou was. 4)

Ook te Nibbixwoude werd van oudsher eene processie en bedevaart gehouden, welke tijdens de vervolging der 16e en 17e eeuw nog in zwang waren. Daarvan staat deze eigenaardigheid opgeteekend, dat op den 12 Juni, «koeijen, schapen ende ander vee rontsomrne quot;t kerck-hoff geleyt werden, omme gesegent te worden.quot;2) De Heilige werd dus hier als de bijzondere beschermster van het vee aangeroepen, hetgeen ook te Rhenen geschiedde. 3)

Van de Kapel te Kaathoven en de schuurkerk te Bedaf met hare plechtigheden is reeds melding gemaakt.

Talrijk waren oudtijds de altaren, vicarkën, broederschappeu en gilden ter eere der II. Kunera opgericht en door haar beschermd, aldus

1). Ibidem, van Heussen, hist. dioc. Harl.

2). Bijdragen archief Haarlem VI ul. 165, 168.

3). Zie de mirakelen. Boll XXIIl. ib. en hiervoor iu het versje op bladz. 29.

-ocr page 46-

40

te Rhcnen, 1) te Zutphen, 2) te Kampen, 3) te Amsterdam, 4) te Haarlem, 5) te Antwerpen, 6) enz. en weinige oude gebedenboeken, in ons vaderland geschreven, heb ik gevonden, waarin niet de naam der gevierde Heilige ot in den Kalender óf in de litanie van Alleheiligen óf in beiden staat opgeteekend.

Ve'e jaren zijn eenige barer relikwieën in de koninklijke kapel te Lissabon door den koning, de koningin en andere hovelingen ver- I eerd, terwijl haar feestdag door de hofkapelaans i in Missaal en brevier gevierd werd 7) en toen zij in 1633 naar Antwerpen waren overgevoerd, werden zij den 7 Aug. 1672 met vele andere in eene allerplechtigste processie, bestaande uit bijna alle seculiere en reguliere : geestelijken en eene ontzachelijke menigte volks, met allen mogclijken luister door de rijk versierde straten der stad op zegewagens rondgevoerd

1) Van llcussen, hist. Uit raj p. 26S.

2) Van Heussen, hist. Dav. p. 78.

3) Ovcrijsselsche Almanak 1811, pag. 67.

4) Kerkh. Arch , Kist IT, bl. 38.

5) Bat. sacra p. 292 et hist. Hart. p. 14.

6) Boll, X, p. 74, 75, 888. 2a editio.

7) Boll, ibidem.

-ocr page 47-

47

en alzoo aan de openbare vereering hersteld. 1) Ook bij de Jesuieten te Emmerik werd de H. relikwie door het godvruchtig volk vereerd, en werd Kunera's feestdag kerkelijk gevierd. 2) In alle voormalige bisdommen van Holland: Utrecht, Haarlem, Deventer, Leeuwarden, Groningen en Middelburg is Kunera's feestdag op 12 Juni kerkelijk gevierd tot het jaar 1853. In 1860 is die vereering voor het nieuwe aartsbisdom wel afgeschaft, maar thans tracht men die wederom te herstellen. 3) In het bisdom van Haarlem wordt zij nog gevierd.

In het bisdom van 's Bosch is de H. Kunera buiten Berlicum met Kaatbcven, Heeswijk en Bedaf, zoover ik weet, nooit kerkelijk vereerd geweest. En ook in deze weinige plaatsen was die devotie door de beroeringen der revolutiejaren in vergetelheid geraakt. Den Hoogw. Heer G. Neefs, den waardigen op- en navolger van J. Moors, destijds Pastoor van Berlicum, komt de eer toe de H. Maagd alhier in hare waardigheid hersteld te hebben.

1) Uoü, ibidem.

2) Archief bisdom Utrecht, VII, bl. 101, HO. A. v. Lommei.

8) Arch. Utrecht, VII, biz. 113, 114. Aldus ook schreef

mij de Hoogw. Heer F. P. v. d. Burgt, President van het Seminarie Kijsenburg, waarvoor hier openlijk dank.

-ocr page 48-

De Pastoor van Heeswijk volgde aanstonds zijn voorbeeld en kreeg in hel jaar 4842 den 41 Sept. van Paus Gregorius XYI een vollen aflaat voor allen, die gebiecht en gecommuniceerd hebbende, op den feestdag van de H. Maagd en Martelares, Kunera, of gedurende het octaaf de parochiale kerk van Heeswijk eenmaal zullen bezoeken en daar zullen bidden volgens de gewone intenties. De aflaat is altijddurend, en toepasselijk op de zielen in het vagavuur. 4)

Die devotie werd sterk aangewakkerd en plotseling over geheel Nederland uitgebreid, toen in 1844 de longziekte bijna alle runderen, welke in het vorig jaar de longblaar nog had gespaard, uit het leven wegmaaide, en op eens hare woede werd gestuit, toen men wederom zijn toevlucht nam tot de H. Kunera.

De ïï. Kunera, wier relikwie in de kerk van Heeswijk eiken Donderdag wordt vereerd, wordt er vooral bezocht en aangeroepen op Zondag-voor St. Jan en onder het octaaf, terwijl op den invallenden Donderdag eene plechtige votieve Mis ter harer eere wordt gezongen en

2) A. v. Lommei, die het uit ons archief geput heeft, in areh. Utrecht ibidem, aan wien ook dank voor zijue vele moeiten.

-ocr page 49-

49

door eene feestrede hare lof wordt verkondigd.

Door het jaar, voornamelijk tijdens veeziekten, komen allerwege pelgrims naar Heeswijk of Berlicum, om water en brood te laten wijden en deze gezegende voorwerpen door de reliek der Heilige te doen aanraken. Ze laten dan hun vee daarvan innemen, bidden een novene, veelal een rozenhoedje negen dagen lang, en houden dit voor een zeker behoed- en geneesmiddel voor alle besmettelijke ziekten van paarden, koeien, varkens, schapen enz.

Gewoonlijk wordt de H. Kunera afgebeeld, slaande in godvruchtige houding, met een doek om den hals, wiens uiteinden over de schouders afhangen of die door twee aanwezige moordenaressen wordt toegehaald. Doch in het laatste geval is zij niet altoos staande, maar soms liggende op den vloer van een paleis , terwijl altoos een lichtkrans haar hoofd siert en soms een koninklijke kroon op hare slapen drukt, omdat sommigen haar voor eene koningsdochter gehouden hebben. 1)

1) Memorieboekje van Sinte Cuuera, te Kampen iu den Ovcr-ijsselschen Alm. 1S41. — Kist ibidem. — Uet boekje van de kou. bibl. — Een prentje te Antwerpen gedrukt op perkament.

4

-ocr page 50-

50

Ook vindt men haar met een lauwertak in de hand; soms ligt een rund aan hare rechterzijde, en staat op den achtergrond een stalknecht, die met eene zweep zijne paarden tracht te drijven, in een stal, waarbinnen eenige lichten branden. 4)

Ter gedachtenis aan de groote weldoenster gebruikte weleer de kerk van Kher;en een zegel, waarop de H. Kimera in staande houding met uitgestrekte armen; zij had daar den sleutel, het bewijs van haar vermogen en van hare getrouwheid, in de linker-, en den doek, het werktuig van haar wreedaardigen marteldood, in de rechterhand. 2) Ook vond ik haar met een gevulden opgetrokken voorschoot, eene herinnering aan de^ verandering der brooden in spaanderen. 3)

De doopnaam Kunera, Knera, Kuinder, Kui-ner. Runderen, Kniertje, (in boerenfriesch Tjon-ger), was in de omstreken van Rhenen veelvuldig en is thans nog, ook onder Protestanten,

1) In het boekje van ds kon. Wbl.— in ile kevk van Heeswijk — een koperen plaat van de 17c eeuw, alliier berustende.

2) Kerkh. archief II, titelblad.

3) In het boekje van de kou. bibl. — ea uitgesneden in een meshecht in 't jaar 1751. bij G. Pennings t( Heeswijk.

-ocr page 51-

51

geene zeldzaamheid. Zelfs aan mannen (Kuin-der of Kuiner) werd zij bij den doop tot Patrones gegeven. Zoo heette de tweede bisschop van Leeuwarden Cunerus Petri van Brouwershaven. 1) Misschien moeten wij in het dorpje Kuinre of Kuijndert, dat in het latijn Cunera heet en dat oudtijds een graafschap was, liggende aan en in de Zuiderzee, eene herinnering zien aan de H. Kunera. 2) Hetzelfde kan men zeggen van het riviertje Kuinre (in het friesch Tjonger), dat in Friesland door genoemde plaats henenvloeit.

1) Btfil, XXIII ibidem, v. Ileussen, liist. Leovnrd, p. 40.

2) v. Heussen, bist. Dav. p. 10i. — A. J. v. d. Aa. „Kuinrequot;,

-ocr page 52-

VII.

De mirakelen.

Vele mirakelen door de voorbede der H. Ku-nera geschied, vinden wij bij elke barer legenden. Slecbts enkelen wil ik hier aanstippen en daarbij doen opmerken, wat ook vroegere schrijvers reeds gezegd hebben, 1) dal de mirakelen, waardoor God getoond heeft, dat deze devotie Hem welgevallig is, ontelbaar zijn; dat de voornaamsten slechts zijn te boek gesteld; doch dat nog géén dier wonderen kerkelijk is onderzocht of bekrachtigd en dat zij niet dan op menschelijk gezag steunen.

De goddelijke goedheid pleegt hare Heiligen, inzonderheid in die zaken te verheerlijken, door

1) Boll, XXIII, pag. 65.

-ocr page 53-

53

welke zij bij hun leven het meest geleden ot de grootste deugden beoefend hebben. Door het toewringen der keel werd aan de H. Ku-nera het leven ontnomen, maar daarvoor verkreeg zij de martelaarskroon in den hemel en een bijzondere macht op aarde, want vele keellijders genazen door hare voorspraak. Een groote smaad werd haar II. lichaam aangedaan door het in een paardenstal te begraven, doch dit werd vergoed door de macht, welkezij van God bekomen heeft over besmette veestallen. Ook heeft zij vele gevangenen verlost, wellicht omdat zij zelve tegen haren wil, aan kerker en dood te Keulen ontrukt is.

Martinus Jacobs te Zierikzee werd gepijnigd door een keelgezwel, dat hem reeds twintig dagen belet had spijs of drank te gebruiken. De genezing, waaraan de heelmeesters wanhoopten, schonk hem de II. Kunera oogenblikkelijk; want zoodra hij beloofd had, dat hij de zwaarte van zijn lichaam door een gelijk gewicht tarwe en wijn, goud en zilver zou loskoopen, en aan het eerste vrouwelijk kind dat God hem schenken zou, den naam van Kunera zou geven, braken de banden zijner keel los; de man spuwde eene

-ocr page 54-

massa slechte stoffen uit, en bekwam eene bestendige gezondheid. 1)

Men merkte hierbij op, dat algemeen voor de genezing van een of andere ziekte zooveel wijn en brood of goud en zilver werd geofferd, als het genezen lidmaat of lichaam zwaar was, om daardoor te erkennen dat het geheel behoorde aan den Heilige, door wiens voorspraak het gered was of gezond geworden. 2) Iemand in de Betuwe had een beentje doorgezwolgen, dat hem ijsselijk en lang had gefolterd. Op de vigilie van Kunera's feestdag gaat hij naar Rhenen, treedt voor het altaar waarop het H. Gebeente was uitgesteld, laat den H. doek op de keel leggen en spuwt aanstonds het noodlottig voorwerp op den grond. 1)

Een schipbreukeling had met een wrak drie dagen op zee gedobberd, toen hem de II. Ku-nera, die hij had aangeroepen, als een twaalfjarig meisje verscheen en hem redde, nadat hij beloofd had met zijne vrouw en vijf dochters in boetekleederen godvruchtig de plaatsen te

1) Boll, XXIII, p. 65, en het boekje in de kon. bibl.

2) Zie dezelfde offers aan O. L. V. van den BoEch in Maria's Heiligdommen, door Hezenmans,

-ocr page 55-

55

zullen omgaan, door welke alle jaren hare relikwieën werden rondgedragen, het gewicht zijns lichaams raet evenveel tarwe en wijn te zullen vrijkoopen en bovendien zijn leven lang Kunera's pelgrim te zijn, dat is, alle jaren de bedevaart naar Rhenen te zullen doen. 4)

Jammer is het dat de mirakelen te Kaathoven en Bedaf geschied, niet zijn opgeschreven. Het lijdt geen twijfel dat iedereen getroost van daar henenging, dat velen zoo niet volkomen genezing dan toch beterschap of geduld in hun lijden verwierven. Ten bewijze strekt de ontzache-lijk groote toeloop, die zeker zou verminderd zijn en opgehouden hebben als men geen baat had gevonden. De zilveren ring van 1631, de wassen beeldjes, de boter en wol te Kaathoven geofferd, wijzen ongetwijleld op wonderbare genezingen van vingeren, handen, beenen en andere lidmaten, van menschen en vee. 2)

De bovengenoemde Pastoor L. Sjongers schreef in 1690, dat vooral de keellijdens genezing erlangden, dat hij eene brave weduwe uit Grave

1) Hol], ib. Meer clan 50 rnirakelen zijn daar geboekt.

2) Blijkt uit het rekenboek van Kaathoven. Arch, der Abdij.

-ocr page 56-

58

gekend heeft, wier keelontsteking, door genees-heeren opgegeven, door Kunera's voorspraak te Bedaf werd genezen, en dat zij daarom alle jaren uit dankbaarheid het beroemde Bedaf kwam bezoeken. Hij voegt er bij, een Pastoor van de Duitsche Orde gehoord le hebben, die op den preekstoel publiek verklaarde door de H. Kanera van eene soortgelijke kwaal genezen te zijn, en schrijlt dan verder, dat de honderde offers die daar in de schuurkerk waren opgehangen, luide getuigenis gaven van even zoo vele gunsten, welke het vrome hart aan de Patronesse dank weet. 1)

Een schrijver van omtrent het jaar 1515 2) verhaalt de genezing van gebrekkige en zieke paarden en sluit dan aldus: »die mirakelen van den peerden ende andere beesten en is geen ghetal ende zijn niet te vertellen noch uut te spreken die daghelicx gheschieden.quot; Dit zou ook ik kunnen zeggen van de genezingen die onder het vee thans nog plaats vinden. Jammer maar dat ze niet beter kunnen onderzocht en beschreven worden. Geen dorp waar men bij

1) Archief bisd. Utrecht, ib. bl. 112. — Boll, ib. p. 58.

2) Dit is het boekje ia de kon. bibl. No. 506,

-ocr page 57-

• *

O I

veeziekte tot de H. Kunera zijn toevlucht heeft genomen en het gewijde water en brood heeft aangewend, of men hoort er van gelukkige uitkomsten. 1)

De meesten hebben dan ook zulk een vertrouwen op den bijstand der goede Patronesse van het vee, dat zij voor geene ongevallen beducht zijn, als zij slechts de novene gedaan hebben. Sommige waren zoo gerust, dal zij al te roekeloos hun vee, dat die gezegende voorwerpen genuttigd had, lieten grazen in hel mid-pen van andere koeien die reeds door de longziekte waren aangetast, dat toch volgens hun zeggen geen letsel bekwam. Dit is evenwel zeer afkeurenswaardig, want ofschoon wij vast mogen vertrouwen, dat God ter verheerlijking zijner Dienares, voor zoo ver het ons zalig is, geneeskracht geven zal aan datgene, wat door de aanraking van hare relikwieën is geheiligd.

1) Een mirakel van 15 Juni 1703 verhaald ia van Heusseua Bat. sacra p. 130. Bisschop Kovenius (in Holland XXIII p. 57 c. schrijft in 163S: „ik weet, dat een of andere keellijder, wien wij ecu stukje der H. relikwie gezonden hadden, de gezondheid bekomen heeft.quot; Op die wijze gelooft ook te Berlicum een meisje, E. v. H., omtrent het jaar 1840 van een andere ongeneeslijke kwaal verlost te zijn.

-ocr page 58-

58

mogen vüj toch nooit de natuurlijke hulpmiddelen verwaaiioozen, en veel minder God of zijne Heiligen op de proet stellen door ons buiten noodzakelijkheid in een toestand te plaatsen, waaruit wij zonder buitengewone bovennatuurlijke hulp niet kunnen gered worden.

Het prentje van de H. Kimera vooraan in ditboelijo is gemaakt naar het model van het memorielioekje van Kampen, opgenomen in Overij: Alm: en Kerkh. arch. Kist amp; Moll. Een zeer oud en net houtenbeeldje, groot 55 c. M., heb ik 16 Oct. 1881 gevonden. Het is van hetzelfde model doch eene koningskroon omsluit de lange afhangende haarlokken. Het oude verguldsel was onder eene dikke verflaag verborgen. Naar allo waarschijnlijkheid is het te Bedal en Kaathoven vereerd geweest. Een soortgelijk oud beeldje is, ofschoon het werd hooggeschat, te Berlicum voor weinige jaren zoek geraakt. De pastoor van Nibbix-wou schreef mij don 18 Dec. 1882, dat ook hij een beeldje heeft, alsmede »eene kleine afbeelding op het zilveren beslag van een Missaal; beiden gelijken op de afbeelding in het Holl. Martelaarsboek van Opmeer.

-ocr page 59-

Aan de H. Ounera. ^

Wijze: »0 Wiüibrord die van omhoog.quot;

1

Geen nood, Cunerii! goeden moed! Laat Ura'la voor 't vergoten bloed Reeds schitt'ren met de martelkroon, Geen nood ! U wacht oen grooter loon: (bis) God, die U than? deze eer onthoudt, Bekroont u dra met dubbel goud.

2

Gij, door een koning van den -Sijn, Verborgen onder 't hermelijn.

Te pnard naar Rhenen weggevoerd, Zijt diep in uwe ziel ontroerd, (bis) Dat gij niet sterfen moogt voor God, Niet deelen aller zalig lot.

3

Geen nood! Uw wil geldt voor de daad. God kent U. Uw gezelschap baadt In 't kuische bloed: U spaart Hij thans Voor eenen tweeden lauwerkrans, (bis) Want dubbel geeft ü 't Rhenensch graf, Wat Keulen haar slechts eenmaal gaf.

4

Te Rhenen dient gij aan het hof In liefde en trouw, mot roem en lof. Gij bidt, gij haat het zingenot, Gij, levend offer van uw God; (bis) Maar juist uw deugd, uw lieideen tronw Wekt de afgunst van de boozo vrouw.

5

De nijd, vol boosheid en vol list, Klaagt dat gij have en goed verkwist, Wanneer slechts van don overvloed Uw liefde en eenvoud do armen voedt; (bis) Maar God verandert in uw schoot In spaanderen het liefdebrood.

1) TJit „den schat der geestelijke lofsangenquot; van Stalpaart van der Wielen, omgewerkt.

-ocr page 60-

60

6

Zoo klimt 't vertrouwen van den Vorst, Die U de sleutels geeft, maar dorst Naar wrake kwelt de koningin:

Haar blaast de cluivelsche afgunst in, (bis) Dien dorst te lesschen aan het bloed Der onschuld, die geen kwaad vermoedt.

7

Terwijl de Heer uit jagen rijdt. Verzadigt zij haai' helschen nijd. En, woedeed als een razend dier. Verwurgt ze ü met haar Kamenier, (bis) Terwijl gij, schuldelooze Maagd,

Aan God voor haar vergeving vraagt.

8

Gij sterft. He kroon weleer ontroofd Siert dubbel thans uw maagd'lijk hoofd. Wel bergt men 't lijk in eenen stal, Maar 's Heeren oog waakt oreral: (bis) God hoedt U. Hij verdelgt den smaad, Beschaamt en straft de gruweldaad.

9

Sint Willebrord, die 't eerst den stat Van Utrecht droeg, verhief uw graf. Beval uw deugd en wondermacht Aan tijdgenoot en nageslacht; (bis) Verhoor dan 't volk, dat lijdend zucht En met vertrouwen tot U vlucht,

10

Canera, reik uit liefde uw hand Aan 't ongelukkig vaderland.

Dat zijn geloof en deugd verzaakt, Eu zoo zijn ondergang genaakt; (bis) Weer rampen af, bescherm de deugd, Breng allen in des Hemels vreugd.

-ocr page 61-

LITANIE VAN DE H. CUNERA.

(Voor persoonlijk gebruik goodgek. doorMgr.A.Godschalk 8 Dec. 18S2 )

td i—i

ö

O

i Moeder der armen.

2 | Troosteres der lijdenden,

Ptitrones der keellijder»,

Bjizondere bulpe tegen veeziekten, b ^ oevlucht van gebrekkigen en behoeftigen W i Bevrijdster der gevangenen.

Luister der dienstmaagden.

Koemrijke jonkvrouw.

Die onwankelbaar in het geloof onzer Moeder do H. Kerk, met een vast vertrou- ] wen op God en rol liefde tot den martel- ' \dood Ü ofïerdet, j

Heer, ontferm U onzer.

Christus, ontferm ü onzer.

Heer, ontferm U onzer.

God, Hemelsche Vader, ontferm U onzer. God, Zoon Verlosser der wereld, ontf. U onzer. God, Heilige Geest, ontferm U onzer.

Heilige Drieyuldigh. één God, ontf. ü onzer. Heilige Maria, bid voor ons.

Heilige Moeder Gods, bid voor ons.

Heilige Maagd der Maagden, bid voor ons. Heilige Cunera, bid voor ons.

/ Uitverkorene bruid des Heeren, \

Getrouwe gezellin van de H. Ursula. \ Dochter van gehoorzaamheid.

Spiegel van eerbaarheid en zedigheid, Voorbeeld vao getrouwheid,

| IJverig in nwen dienst.

Vurig in het gebed,

I Streng in de boetvaardigheid, ^ I Naarstig in goede werken,

Z I Eenvoudig in handel en wandel, ^ | Minnares van de ootmoedigheid,

Toonbeeld van verduldigheid.

Vijandin van werelsche pracht, M \ Vriendin dor armoede, / O

SJ O

-ocr page 62-

S2

Die door God wonderlijk zijt gespaard en we^s;evoerd,

Die als een brave dienstmaagd getrouw beVit gediend,

_ L;ie om uwe braafheid vervolging en | td W Bsmaail bob grlcden,

ö I Die door het mirakel der brooden vanf Q ^ iGod zijt verheerlijkt.

l'ie wreedaardig zijt gewurgd en in eonenl stal begravsn, . I q

O j Die in uw graf door God zijt bekend ge-

\ maakt en gewroken,

W \ Die door den H. Willibrorduszi)tverheven,[ Sd amp; J Dio door Nederland zijt vereerd geworden,

Die als lien-hermheilige tegen keel- enl O veeziekten zijt aangeroepen, B

Die voor velen in hunne behoeften, hunne H l ? rampspoeden en pijnen Gods bijstand hebt hh ! verworven.

Die hier op aarde een gvooten naam en in den hemel eene groo'e glorie hebt verkregen,

H. Cunera, kom ons te hiOp,

H. Cunera bid voor ons.

Opdat wij God met een zuiver lichaam dienen en meteen rein hart behagen; Cunera, bid voor ons.

Opdat wij uwe deugden, uwen eenvoud, uwe getrouwheid, uwe dienstvaardigheid en uw geduld navolgen,

Opdat wij onze zonden, die zoovele straf-1 i-j fen op ons doen neerkomen, door tranen, y amp; van eene ware boetvaardigheid uitwissohen,

Opdat wij onze kruisen geduldig dragen, Opdat, wij, voor zooveel het ons zalig is, van tijdelijke rampen verlost worden,

Opdat wij ons altijd overgeven aan Gods H. wil.

Opdat wij do zonden haten, de deugd beminnen en zalig sterven, I O

Opdat wij en allen die U bidden, verhoord j m worden. '

02

CD

OQ CD

O s

C3

co h-'•

P-

lt;

O O 1-S

-ocr page 63-

63

Lara Gods, dat wegneemt do zonden der ■wereld, spaar ons Heer.

Lam Gods, dat -wegneemt de zonden dei-wereld, verhoor ons Heer.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden dei-wereld, ontferm U onzer.

Christus, boor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm ü onzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

ONZE VADEH. — WEES GEGROET.

IE SB.

Almachtige, eeuwige God, die meermalen uwe reoht-matige gramschap door gevaarlijke ziekten getoond heht, ontferm U onzer, die U vrcoaen, die op IJ hopen, die U trachten te beminnen en van harte bedroefd zijn TJ vergramd te hebben, neem onze ootmoedige smeekicgen genadig aan, bevrijd ons door de voorspraak van de H. Maagd en Martelares Cuncra van alle besmettelijk ziekten en bewaar ons voor een schiel^kea onvoorzienen dood, opdat wij in dit leven in rust en vrede U mogen dienen en ons hiernamaals met U in do hemelsche glorie mogen verblijden. Door Jezus Christus onzen Heer. Amen.

Imprim a t ur.

Haaren, 7 Jan. 1883. T. CUYTEN,

Lib. Ccus.

i

«Sb

-ocr page 64-

BLADWIJZER.

Een wuoiiljo vooraf..........

/

[. Rhenen en zgne hernineringen aan

de H. Kunera....... »

II. Kimera's komst en verblijf te Rhenen »

III. Kunera's dood en begrafenis ... »

E

IV. Kunera's bevrijding............» j

V. Kunera's relikwieën ...... v

VI. De vereering van de 11. Kunera . . »

VII. De mirakelen..................»

Bijvoegsel............

Lied aan de H. Cunera..............2

Litanie van de II. Cunera..............»

Gebed.............

CHRONICON.

liamlentiir Salvator, B. Maria, Joseph, Norbe Celebriqiie Cunera.

-ocr page 65-
-ocr page 66-

13 i/r 3 6gt; ^ , -.. ; :, ; v '-

. *■ • • : ;- . ■. ' ■' - ï^Hsr-

• : , quot; , : ■ V-. -v ,gt;•■;•: ■ ivfsr

Bij den uitgever dezes zijn mede Terscheneti ; ^

Het leven van den H. quot;IVilleTirord of vestiging van het Chtistendom in Koórdelijk Nederland,

door F. J. P. VAN EfTEN . . . f 3,00

'■ ^ v'-,- : ' ''■ -v

lieven van den eerbledwaardi^en Clemens Maria Hofbauer, door P. CLAESSENS; 1,00

Oe IC.11- martelaren van *«orc«ui, uit de

beste bronnen in het Hollandsch overgebracht . „ 0,70

Wieuwe overwegingen ovei' het H. Sacrament des Altaars , door den WEerw. Heer A. RICARD, gevolgd door twéa onuitgegeven overwegingen over het-

, delfde onderwerp, door Mgt. DE LA BÖDILLÈRIE . „ 0,50

- In 'linnen bandje „ 0,75 ;

■ ' ' ~ fV. x quot; ■ '.-v quot; 'quot; ' oiyamp;i

Cr roei In Heili^lieiil, of de voortgang in het

geestelgk leven, door P. W. FABER, in het Hollandsch ï|

overgebracht doordoor P. W. TSCHIERSCHKE^ . „ 1,20

In linnen „ l,1

De Kunst zijne fouten te benuttigen, volgens ^en H. Franciscus van Salee, door P- JOSEPH lt;-| T1SSOT, vertaald dooi- J. G. WANSINK, . . „ Q,SÖ

jWanuel des directeurs de Congregations, recueil

d'instmctiöns pour lee Congrégations de la sainte vierge , ,

par le Père F. X. SCHOUPPE, S. J. . . . quot; . fr. 3,00 .

■ i •• ' ' . • '■ : quot;.'.v.-

Verklaringr van den 3Iecliel»clien Cate-cbismus* door den Z.Eerw. Heer LAMBRECHTS, _ ; Professor.2dln. 8®...... %. • f 3,00 -

P tei

S, x. Fquot;, tjlpa, Pastoor. Katechetisch Handboek oi

de Christelgke Leering verklaard . . ^ .,,2,50'

i ||

# '

Hl

i *

i:f.|

I'S ■ «

s

m

-ocr page 67-
-ocr page 68-
-ocr page 69-
-ocr page 70-