J'*- -L
Vf' op. ƒ quot; ■ ' gt;^ . ' ,
^ yT^ , { ' - *-•W? , •- quot;* % . •'^ lt; - , 7 •
*-gt; 'v^' quot;f ^ , 1 lt;
4'.
£■,. it-»
Vak
x ^ ^V ). v ^ -v ^ w, , ^'' . 'i
quot;V .quot; ■o.'amp;r y v~^vaL/'lgquot;'quot; ft^'1quot;'quot;'' ^ quot;-V /v.,. gt;. ? „ x Vv^r 'V X j :. 5^--quot; ^ '
v x
*\ KA
i ^
•A. T?
A-i'-**? •gt;-' ï^v -v'
t* •quot; j/* •/ „v , -lt; .quot;tk . $Wi
gt; -ï-v -'•-,lt; Jj i , rjv yr'.
^ /f ^.v n Tr-X '?
■ ^\v j' ''lt; Vv ^ ^ ^y, 11 quot;^5quot; l -v. gt; ■'
feio-r, vquot;, • 'u' j-^' • ',/*- ^ i
quot; tS'^J jr. iff /l'ü-v /j-ök '■XZ ■■ '~ .r .: - ,■ ^ 1 v
amp;\-Q^ -gt; r .^'lt;
• V I - ^ t •*
a r-i yV
S' -.^ »1
• i rv-* ;
Migt;«Vquot;gt;•?•-•'«lt;•gt;- , V4^
•SS—5 /-■ ? ^ )y- 2 ^ ' quot;quot; f V
quot;' ,'■' 'Cr ■ « 7* -
P. J. ROEPPS,
HERNKN bij Wijchen.
P. I Roeffs
O. F. M.
- OVERWEGINGEN
VAN HET
LIJDEN VAN 0. H. JESUS CHRISTUS.
Deze overdenkingen, onder den titel van: Overwegin-(icn van het Lijden van Jesus Christus, door wijlen den HoogEerw. Heer J. Cramer, bijeenverzameld en uitgegeven door den Zeer Geleerden Heer J. Brinkman , naauwkeurig getoetst en bevonden als overeenstemmende met de geloofs- en zedeleer der E, K. Kerk , ontvangen hiermede van den kant der Geestelijke Overheid de ver-eischte goedkeuring, en worden als stichtelijk den Geloo-vigen ter lezing en overweging aangeboden.
Amsterdam, Aartspriester van Moll., Zeel. en
den-?3'3quot; Januari) 1839. West-Vriesland.
DOOK WIJLEN DEK HOOG -EEttWA AKDEN KN WUÜBEROEMHEN HEEll
Proluiiotarius Apostolicus, Aartspriester over Hollanden Zeelun Pastoor in hel Maagdenhuis te Amsterdam.
BIJEENVERZAMELD EN UITGEGEVEN
DOOK
Professor in het Seminarie te Warmond.
EERSTE DEEL.
--------
Door den Uitgever is voldaan aan de bepalingen der Wet, en daardoor het regt van. eigendom legen nadruk gewaarborgd.
Sne.'peisdrvk van H. A. THIEME, te Nijmegen.
Elk Gillisten, die van de schoonheid onzer H. Godsdienst eeit waardig denkbeeld koestert, die waarlijk prijs stelt op zijn eeuwig heil, waartoe hij alleen zijn aanwezen ontvangen heeft, zal ook innig overtuigd zijn, dat tot bevordering van het Christelijk leven en tot bereiking van dat verheven doel, niets ge-wigtiger, niets noodzakelijker is, dan die waarheden, welkr de eeuwige Zoon Gods ons van den hemel heeft aangebragt, die waarheden, welke ons de nietigheid van al het aardschc, de verhevenheid onzer bestemming aanwijzen, die ons doen zien wat een Almagtig Opperwezen deed en nog onophoudelijk doel, urn nietige stervelingen, om Adams zondig nageslacht te zaligen en met onuitsprekelijke wellusten, schatten en grootheden te verrijken, en wat hij van hen eischt, om tot dat doel te geraken, deze dikwijls te overwegen, en gedurig te overwegen; want het is in der daad het gedurig overdenken dier eeuwige waarheden, hetgeen den mensch zijnen God, zijne zoo verhevene betrekkingen met en verpligtingen jegens Hem, jegens zijnen evenmensch en jegens zich zelven meer en meer doet kennen en gevoelen; hot is deze godvruchtige oefening, welke niet slechts zijn verstand voorlicht op den weg zijns eeuwigen heils, maar ook zijn hart in het naauwste verband stelt met zijnen God, het eenig voorwerp zijner volkomene verzadiging, ja welke hem reeds in dit rampzalig tranendal een teugje doet smaken van dien overvloed van Gods huis, waarvan hij nog eens hoopt vervuld te worden. Het is deze beoefening, maai ook deze alleen, welke ons in staat stelt, om de vijanden, die onophoudelijk onze onschuld belagen, te overwinnen; met één woord: het is deze beoefening, van welke de Apostel zegt: de reglvaarduje leeft door het geloof, ') terwijl men dan ook vooi het zedebederf geene andere reden behoeft te zoeken, dan die, welke de Profeet Jeremias in zijnen tijd aanvoerde: omdat er niemand is, die het ter harte neemt. 2')
Betreft deze opmerking de wa rheden en geheimen des ge-loofs in het algemeen, dan voorzeker is voor den Christen niets pligtmatiger, niets nuttiger, niets vertroostender, ft an de over-
') Hcbr. X: 38. 2) Jerem. XII; H.
weging van het Lijden onzes Goddelijken Verlossers, waaraan wij verschuldigd zijn, al wat wij na dit leven te hopen hebben, ja hetgeen het middelpunt is der geheele Godsdienst.
In de eerste plaats, een der voornaamste offers, die de raenscii aan zijnen God verschuldigd is en God wedeikeerig van hem eischt, is de erkentenis voor de genocene weldaden; om zich van het eerste te overtuigen, behoeft men alleen een regtscha-pen hart: en welk belang de Heer in onze dankbaarheid stelt, getuigen ons niet slechts de dankoffers door God in de oude wet voorgeschreven, niet alleen de menigvuldige dankgezungen na verkregene weldaden, die wij door de geheele H. Schriftuur ontmoeten, maar onze Goddelijke Meester zelf toonde zijne verontwaardiging over de negen melaatschen, die niet terug gekomen waren, om God den verschuldigden lof te geven. En kan den mensch grooter weldaad geschonken worden, dan in het lijden van Jesus Christus'? kon God den mensch grootei liefde bewijzen, dan met hem zijn eenigen Zoon te geven? Hoe kunnen wij dan ongevoelig genoog zijn voor die liefde, dat wij eene weldaad vergeten, welke ons eeuwige zegeningen aan-bragt? moest niet een gedurig denken aan die liefde onze aangenaamste verlustiging zijn? moesten wij niet dagelijks door vurige dankbaarheid onze hoogachting, onze wederliefde tot Hem doen blijken en ons waardig maken, in de vruchten van dit dierbaar lijden te deelen? Immers God behoeft onze dankbare erkentenis niet; Hij eischt die van ons om geene andere reden, dan opdat wij waardig wouden zijn, die rijke zegeningen, ons door zijnen Zoon aangebragt, te ontvangen, en hiertoe is niets heter geschikt, dan een hart, hetwelk weldaden op prijs weet te stellen, daar de ondankbaarheid steeds de bronnen van Gods gaven doet opdroegen.
Dan nog eene andere niet minder gewigtige reden maakt het den Christen tot een volstrekten pligt, zich het lijden zijns Verlossers dikwijls voor den geest te brengen. Jesus Christus heeft ons niet alleen door zijn lijden en sterven van den eeuwigen dood vrijgekocht, maar Hij heeft ons ook door zijn voorbeeld onderrigt, welken weg wij moeten bewandelen, om eenmaal de vruchten dezer Verlossing te kunnen plukken. God had ons ongetwijfeld met minder moeite, dan door den dood van zijnen Zoon kunnen verlossen; maar behalve dat, een zoo krachtig middel noodig was , om ons een denkbeeld van de oneindige regtvaardigheid Gods en van de zwaarte der zonden te geven, hoe weinig zou het den gevallen mensch gebaat hebben, verlost te zijn, indien hij van zijne zielskwalen niet genezen werd? Hoe zou hij ooit het groote doel van zijn aanwezen, het genot van eeuwige gelukzaligheden hebben kunnen bereiken, indien hij onkundig bleef, waarin dat geluk bestaat, of de middelen -niet kende, die hem daartoe moeten opleiden?
De erfzonde heeft ons twee doodelijke wonden toegebragt;
Vil
de onwetendheid in het verstand en de kwade begeerlijkheid in den wil; van daar. dat, wij nooh geluk, noch ramp kenden, dan die onder het bereik der zinnen vallen, terwijl het onzigt-bare, het eeuwige ons óf onbekend was, óf door de begeerlijkheid ten eencmale verdoofd werd. In dezen toestand vond (esus Christus de wereld, toen Hij als een licht kwam opdagen, om de duisternissen te doen verdwijnen en de verblindheid, ja de schandelijke gruwelen, ook der voornaamste wijsgeeren, loonden, hoe onvoldoende de menschelijke rede is, om alleen den mensch de wan? deugd te doen beminnen en tot zijn wezenlijk geluk op te leiden. Die goddelijke Leermeester verschoon in ons midden; Hij leerde ons, hoezeer de menschen zich tot hiertoe bedrogen hadden; Hij leerde ons, dat de grondslag van 's menschen geluk gevestigd was op de algeheele vernietiging van den ouden mensch, welke door den eersten stamvader tot in het hart bedorven was; Hij leerde ons het zinnelijke verachten , den hoogmoed verzaken, en geestelijke maar toekomende goederen zoeken, zich zeiven verloochenen, kruise i beminnen. Dan, opdat de mensch Hem zoude begrijpen, opdat zijne leer le boter zonde aangenomen en in beoefening gebragt worden, voegt Hij het voorbeeld bij zijne leer; Hij verwerpt, hetgeen wij beminden, verkiest hetgeen wij vlugten, en na oen leven van drie en dertig jaren in armoede en vernederingen te hebben doorgebragt, eindigt Hij het in de ongehoordste folteringen. Hij klimt op een kruis, en roept ons van dat kruis toe, dat tot Hem zouden komen; als een arend zijne jongen, neemt Hij ons door de kracht van zijn voorbeeld op zijne vleugelen, opdat wij Hem in die verhevene vlugt moedig zouden volgen, geene versterving onzer zinnen, geene zelfverloochening, geene rampen, folteringen, geene vernederingen, ja geenen dood meer zouden vreezen, om tot onze wezenlijke bestemming op te klimmen; daar van dat kruis gaf Hij het voorbeeld der verhe-venste deugden, opdat wij zijne voetstappen zouden volgen, l) opdat wij zouden zien op den eersten aanleider en voltrekker des geloofs, op Jesus, die zich de vreugde voor ooyen stellende, het kruis verdragen heeft, de schande versmadende en nu zit ami de regtorhand van den troon Gods. -)
Dan, zullen die voorbeelden van Jesus op ons dien gewensch -ten invloed hebben, gelijk zij het hadden op zoo vele duizende bloedgetuigen, heilige kluizenaars, maagden en belijderen, ja op de geheele wereld, door zijn kruis bekeerd, zullen wij aan het voorschrift, dat ons op den berg gegeven is, gelijkvormig worden (want deze gelijkwording is de grondslag en de maatstaf onzer eeuwige voorbeschikking), dan moeten wij ons ook dikwerf in den geest naar die plaats vervoeren, waar dat on -eindig liefdegeheim gewrocht is, dan moeten wij ons dikwerf voor de voeten des Gekruisigden nederwerpen, of ton minste Hem met het oog des geloofs aanschouwen, en wij behoeven geen ander boek, om de weg en der ware wijsheid te kennen , ') Petr. tr ; 21, Hebr. XIl ; 2.
vin
om dien trap van volmaaktheid te bereiken, tot welken een Paülus gestegen was, die ondanks de wetenschappen, welke hij aan de voeten van Gamaliel had verkregen, nogtans niets mee)- wüdc weten dan Jesus Christus en dien gekruist') geen anderen roem kende dan in het kruis 1) van onzen Heer Jesus Christus; daar zullen wij leeren wat wij te verlaten, wat te beminnen, welke deugden wij te beoefenen hebben; onder datzelfde kruis, zullen wij overvloedige krachten ontleenen, om ook in eene zwakke natuur, de gestrengste regels van het Evangelie na te leven, ons alle opofferingen, vervolgingen, folteringen en vernederingen te laten welgevallen, ja daar zullen wij ontwaren, dat datzelfde kruis, dat eenmaal zich de geheeic wereld heeft onderworpen, ook over onze zwakheden en bekoringen zal zegevieren.
Dan gij bijzonderlijk. die tegen rampen, ziekten, of welke verdrukkingen dan ook, op deze wereld te worstelen hebt, welaan, dikv;ijls zal een aandachtig oog geslagen op uwen ge-kruisten Verlosser u overtuigen, dat Jesus u bemint, dat Hij door eigen ondervinding geleerd heeft mededoogen te hebben met de lijdenden, dat Hij met u in de verdrukking is, de uwe geheiligd heeft door zijn lijden, en u alzoo eeuwige zaligheden voorbereidt, dat cilzoo de Christus moest lijden 3) en gij met Hem, om met Hero in zijne heerlijkheid in te gaan.
Maar niemand heeft meer regt om zich onder de schaduw van dat kruis te begeven , dan de zondaar, die door het gewigt zijner zonden nedergedrukt, zijne oogen niet hemelwaarts durft opheffen ; niets is beter geschikt, om hem te bemoedigen, dan de overweging van het lijden zijns Verlossers: het is waar, hij vindt daar het ijsselijkste tafereel door de goddelijke regtvaar-digheid voor de zonden opgehangen, maar ook ziet hij daar met onuitwischbare letteren op het kruis geschreven: ziet deze ontvangt de zondaars. quot;) Hij ziet, wel is waar, het afschuwelijke zijner zonden , maar ook zal hij zich daarvan overtuigen, dat het bloed van Jesus Christus ons van alle zonden zuivert. 5)
Eindelijk — want wie kan alle voordeelen, in deze godvruchtige oefening besloten, optellen'? —wat is in staat om ons dringender tot de liefde voor God op te wekken, dan eene gedurige herinnering aan die oneindige liefde, waarmede Jesus ons, dal is rampzalige zondaars, bemint en zich zeiven voor hen heeft, ten beste gegeven. Hij heeft mij bemind en zich voor mij geleverd; quot;) kan de nietige sterveling zich deze waarheid voor den geest stellen, zonder dat zijn hart in wederliefde ontvlamt 7 De Apostel der liefde vond geen krachtiger beweegreden, om de geloovigen tot deze deugd op te wekken. Laten wij dan God liefhebben, want Hij heeft ons het eerst lief gehad. ')
/
i Jc. 1:7. Gal. Ut 20. ') t Jo. IV: 19.
IX
Zietdaar, mijne Katholijke landgenooten! hoc belangrijk het voor u is, dikwijls het lijden uws Verlossers te overwegen en kunt gij bij deze overweging ongevoelig zijn*? Het lijden en sterven was het eenige voorwerp, naar hetwelk Jesus haakte van zijne Menschwording af, en daarom was zijn hart steeds bekneld, door een heilig ongeduld, dat dit tijdstip nog niet genaderd w?s; en zullen wij den eeuwigen Zoon Gods, die onze zonden op zich nam, die om onze boosheden gewond, om onze misdaden verguisd is, in dit bloedig strijdperk met een onverschillig oog beschouwen ? Zullen wij, om mij van de woorden des H. Bei nardus te bedienen, terwijl de aarde beeft, de stee-uen van één rijten, terwijl do graven zich openen, het voorhangsel des tempels scheurt, zon en maan verduisteren, eindelijk, terwijl de geheele natuur blijken van mededoogen geeft, zullen wij alleen ongevoelig zijn voor Hern, die alleen voor onr: leedl
Om ons van dezen pligt nog levendiger te overtuigen, behoeven wij slechts te onderzoeken, waarom Jesus, alvorens zich voor ons aan het kruis op te offeren, wilde, dat dit offer tot aan de voleinding der eeuwen op eene onbloedige wijze zoude voortduren; dit ontzagverwekkend geheim moest niet alleen een wezenlijk offer, maar ook eene afbeelding van het eenmaal op eene bloedige wijze voltrokken kruisoffer zijn, hel een moest een altoosdurend aandenken aan het ander wezen; Boel dit ier mijner gedachtenis, ') en zoo dikwijls gij van dit brood zult eten en van den kelk zult drinken, zuil gij den dood des Heeren verkondigen, tol dat Hij kome. z)
Jesus wilde derhalve, dat, zoo wij den heilzamen invloed zijns lijdens willen genieten, wij onophoudalijk onzen geest en ons hart met het aandenken aan zijn lijden zullen voeden.
Het was ter bevordering dezer godvruchtige oefening, dat de Hoog Eerw. en wijdberoemde Heer Cramer eene uitgave dezer overwegingen van het lijden onzes goddelijken Verlossers, welke ik thans de eer heb mijnen Katholijken Landgenooten met hetzelfde oogmerk aan te bieden, reeds voor langen tijd ontworpen had en ook zoude bewerkstelligd hebben, indien de veelvuldige werkzaamheden zijner hooge betrekking, gevoegd bij zijne klimmende jaren , de uitvoering van dit ontwerp niet hadden verhinderd.
Dank hebbe echter de ijver van den onvergetelijken man, •wiens uitersten wil mij de gelegenheid aanbood, om hetgeen begonnen was, met behulp der meestendeels aanwezige bouwstoffen te voltrekken, en het zaad, van den kansel onder zijne onderhoorige gemeente reeds uitgeworpen, ook na zijnen dood, door afzonderlijke overdenkingen, nog honderdvoudig vruchten te doen voortbrengen. Althans, wat mij betreft, ik zoude spoedij aan deze godvruchtige bedoeling hebben beantwoord, indien
2) Cur. XI: 30.
«) Luc. XXII ; 19.
ook de menigvuldige bezigheden mijner geestelijke bediening, /.oo in mijne tegenwoordige als vorige betrekking, mij niet dikwijls verhinderd hadden de onderhavige uitgave te bespoedigen. Nu echter — welken arbeid het mij ook gekost hebbe, dit werk bijeen te verzamelen, dat is; het m den vorm te brengen, •/.oo als het ontworpen en ook begonnen was, het aanvullen van het ontbrekende, hel eenigermate kuischen eener schrijfwijze, welke soms minder welgevallig schijnt, eindelijk het vermeerderen van het werk met de vier laatste overwegingen, welke ik deels naar aanleiding van kundige uitleggers en godvruchtige schrijvers, deels uit mijne zwakke vermogens heb bijeen verzameld, ten einde de lijdensgeschiedenis, door het vermelden der zoo belangrijke gebeurtenissen na dch dood des Verlossers, in haren geheelen omvang te leveren, — ondanks dit alles, acht ik het mij eene eer, tot die godvruchtige poging iets te hebben mogen bijdragen, te meer, daar ik mij durf verzekeren, dat met de meeste belangstelling zal ontvangen worden een zoo belangrijk onderwerp, voortgevloeid uit de pen van eenen man, die zoo door zijne warme godsvrucht, als door zijne diepe geleerdheid, een algemeenen roem heeft verworven, die gedurende eene reeks van bijna zes en vijftig jaren de stad Amsterdam, en gedurende meer dan vijf en veertig jaren als herder de gemeente van het Maagdenhuis op eene bijzondere wijze gesticht, en daar menige schitterende gedenkzuil zijner godsvrucht heeft nagelaten, die gedurende dertien jaren dat gedeelte dor Katholijke Kerk in Nederland, waarover hij als Aartspriester gesteld was, ook in moeijelijko tijdsgewrichten, met zóóveel wijsheid, ijver en standvastigheid bestierde, dat hij in waarheid aanspraak kan maken op den lof, aan den ijverigen Onias door den H. Geest toegekend: Hij heeft in zijn leven het huis des Heeren ondersteund en den tampel in zijne dagen versterkt. hij heeft zorg voor zijn volk gedragen en het voor het bederf behoed .... hij is bemind geweest bij God en bij de menschen, en zijne nagedachtenis is in zegening. ')
Ik zoude het overbodig achten, ter regtvaardiging der hulde-aan 'smans nagedachtenis toegezwaaid, eene bijna zevenjarige ondervinding aan te voeren; overbodig, eerwaardige ambtge-nooten, die vóór of met mij zijn huisselijk verkeer genoot, die de medehelpers zijner herderlijke bediening waart', uwe getuigenis in te roepen van dien ijver, welke hem geheel voor God en het heil der zielen deed leven; zijne openbare betrekkingen, zijne eeuwige zaligheid en andere godvruchtige werkjes, zijne meditationes sacrce, voor de kweekelingen van het heiligdom vervaardigd, kenschetsen niet alleen zijne geleerdheid, maar ook den Priester naar Gods hart. Eindelijk getuigen van 's mans verdiensten, de hoogachting, welke hij zich reeds bij het zigt-baar Opperhoofd der H. Kerk, Pius VI zaliger gedachtenis, blijkens de in de kerk van het Maagdenhuis te Amsterdam no|; aanwezige vereerende gedenkstukken, verworven had.
') Eccl. Ij en XI.V.
Xi
Dit alles bemoedigde mij, om deze 58 overwegingen aan mijne Katholijke Landgenooten aan te bieden en doet mij ver-jouwen , dat zij zich in hunne verwachting niet zullen bedrogen vinden, dat zij er voedsel voor hunne zielen zullen vinden. Met deze godvruchtige meening bezield, zult gij ook, vlei ik mij, gaarne over het hoofd willen zien sommige uitdrukkingen of zinsneden, welke onze hedendaags meer gekuischte taal en stijl minder dulden; en ik verzoek mijne godvruchtige lezers, dat zij , naar den geest van Christelijke eenvoudigheid. welke ëie des schrijvers was, de schoone waarheid, die hen onder-rigt, ook onder een soms nederig hulsel, niet zullen miskennen.
Dat overigens een vlijtig gebruik dezer overwegingen in u ruime vruchten voortbrenge in dit. leven, en u eenmaal geleide in het volle genot van het eeuwig geluk, hetwelk JesusChristus door zijn lijden en sterven voor ons verdiend heeft, is de vurige wensch van
1gt;EN UITGtVER.
I K H O U D.
1. I N L K I D I N G. B'z
Overwegingen van het lijden van Jesus Christus . . . 1 • II. OVERWEGING.
i'Csus ging met zijne leerlingen over de beke Cedron, daar een hof was, in welken Hij ging en zijne leerlingen. ■Toh. XA'III :-1................P
III. OVERWEGING.
Hij begon bedroefd en zeer beangst te worden. Matth. XXVI: 37.
Hij begon te vreezen en verdrietig te worden en zeide tol hen: mijne ziel is bedroefd tot den dood toe. Marc. XIV: 33. 14
IV. OVERWEGING.
In zich de verte van een steenworp van hen aftrekkende, knielde Hij neder en bad aldus; Vader, indien Gij wilt, neem dezen kelk van mij weg, nogtans niet mijn, maar Uw wil geschiede; toen verscheen Hem een engel van den hemel, die Hem versterkte, en in een benaauwden strijd zijnde, bad Hij nog langer. Luc. XXII: 41, 42,43. 'if
V. OVERWEGING.
Toen kwam Hij bij zijne leerlingen, en zeide tot hen; slaapt nu en rust; ziet nu is het uur gekomen , dat de Zoon des Menschen in de handen der zondaren zal geleverd worden. Staat op , laat ons gaan , zietdaar , die mij verraden zal is nabij. Matth XXVI: 45 , 46. . . Hf
VI. OVERWEGIN G.
(esus, die wel wist al wat Hem overkomen zoude , ging hun te gemoet en zeide tot hen : Wien zoekt gij ? Zij antwoordden Hem : Jesus van Nazareth. Jesus zeide hun : Ik ben het, enz. Joh. XVIII: 4 , 5 , enz......45
VII. OVERWEGING.
Die bij Hem waren wel ziende, wat er aanstaande was, vraagden Hem ; Heer! zullen wij er ook met het zwaard op slaan 1 en een van hen sloeg eenen knecht des hoo-gepriesters en hieuw hem het regter oor af. Maar Jesus zeide; zacht, laat het daar bij blijven , en deszelfs oor jreraakt hebbende, genas Hij hem. Lue, XXII; 49, 50, 51. 51
Vlfl. OVERWEGING. Bfe,
Toen zeide Jesus tot de overpriesters, de hoofdmannen des tempels en de ouderlingen , die om Hem gekomen waren: Gij komt hier aan met zwaarden en stokken, als tot eenen moordenaar. Alhoewel ik dagelijks met u in den tempel was, zoo hebt gij de handen niet aan mij geslagen; maar dit is uw uur en de magt der duisternissen. Luc. XXII:52, 53.
Toen traden zij loe, sloegen de handen aan Jpsus en namen Hem gevangen. Matth. XXVI : 50.
Toen verlieten Hem al de leerlingen en vlugtten weg. Tbid.: 56............... ... 58
ix. overweging.
En zij leidden Hem eerst tot Annas , omdat die schoonvader was van Caïphas, die Hoogepriester in dat jaar was. Nu Annas zond Hem gebonden tot Caiphas, den Hoogepriester. Deze Caïphas was diegene, welke den Joden den raad gegeven had, dat het nuttig was, dat er een mensch voor het volk stierf. Joh. XVIII; 13, 24,14.
De Hoogepriester ondervroeg Jesus dan wegens zijne leerlingen en zijne leer, enz. Ibid. 19......• . 07
X. OVERWEGING.
De overpriesters en de geheele raad zochten valsche getuigenissen tegen Jesus om Hem ter dood te brengen ,
doch zij vonden niet, enz. Toen sprak de Hoogepriester Hem aldus aan : Ik bezweer U bij den levenden God , dat Gij ons zegt, of Gij de Christus, de Zoon Gods zijt, enz. Toen spuwden zij in zijn aangezigt en sloegen Hem met vuisten, enz. Matth. XXVI: 59 , 60, 63, 67. . . 7tgt;
XI. OVERWEGING.
En Petrus volgde Hem van verre tot binnen het voorhof des hoogepriesters en zat daar met de dienaars zich bij het vuur te warmen.... Eene dienstmaagd ziende Petrus,
daar hij zich warmde, bezag hem, en zeide: Gij waart ook met Jesus van Nazareth; maar hij loochende het, zeggende: Ik ken Hem niet, en ik weet niet wat gij zegt; en zoo hij buiten voor het voorhof ging, kraaide de haan, en wederom eene dienstmaagd hem ziende, begon te zeggen tot degenen die daaromtrent stonden :
Deze is mede van dat volk; maar hij loochende het nog eens; en een weinig daarna zeiden degenen die daar stonden wederom tot Petrus; Voorzeker, zijt gij van dat volk, want gij zijt ook een Galileër. Toen begon hij te vloeken en te zweren; Ik ken dien Man niet, van wien gij spreekt, en tei stond kraaide de haan ten tweeden maal. Marc. XIV; 54 , 66 , 72.
En de Heer zich omkeerende, zag Petrus aan , en Petrus werd het woord des Heeren indachtig, en naar buiten gaande, heeft hij bitterlijk geweend. Luc. XXII; 61, 62. 87
XIV
XII. O V Ë KW. E O I K O. Kb.
Als nu de morgenstond gekomen was, hielden al de ovei -
priesters en ouderlingen des volks raad tegen Jesus om Hem ter dood te brengen; en zij leidden Hem gebonden, en gaven Hem Pontius Pilatus, den landvoogd over. Toen kreeg Judas, die Hem verraden had, ziende dat Hij veroordeeld was , berouw , enz. Matth. XXVII : *1—3. . 96
XIII, OVERWEGING.
Zij leidden Jesus dan van Caïphas naar het geregthuis. Het was 's morgen? vroeg, en zij gingen in het geregthuis niet binnen, opdat zij niet besmet zouden worden,
maar het Paschen inogten eten. Pilatus kwam dan tot hen buiten, enz. Joh. XVIII: 28, 29. enz......107
XIV. OVERWEGING.
Pilatus ging dan weder binnen in het geregthuis en riep Jesus , en zeide tot Hem; Zijt Gij de Koning der Joden 'f Jesus antwoordde ; Zegt gij dat uit u zeiven , of hebben het ii anderen van mij gezegd? Joh. XVIII: 33. 34, enz. •1'19
XV. OVERWEGING.
Pilatus hooiende van Galilea, vroeg of hel een man van Galilea was, en verstaan hebbende, dat Hij uit het gebied van Herodes was , zond hij Hem tot Herodes. Luc. XXIII :6. 7........quot;.........'129
XVI. O V K II W E G 1 N Li.
Pilatus dan de overpriesters, de hoofdmannen en het volk te zemen geroepen hebbende, zeide tot hen : Gij hebt mij dezen man aangebragt , als die het volk afkeerig maakt, en echter als ik Hem in uwe tegenwoordigheid ondervraag. zoo vind ik geene schuld in den man, van hetgene waarmede gij Hem beschuldigt; noch ook Herodes , want ik heb u to1 hem gezonden , en ziet, Hem is niets gedaan . als of Hij den dood waardig was, ik /.al Hem dan kastijden en laten gaan. Luc. XXIII : 'H, 15, J6...................138
XVII. O V E R W E G 1 N G.
Hij had toen oen vermaarden gevangene, genaamd Harab-bas; dewijl zij dan vergaderd waren , vroeg Pilatus hun:
wien wilt gij dat ik u loslate, Barabbas of Jesus die genoemd wordt Christus? Matth. XXVII: 16, •17.. . . '147
XVIII. O V E R W E G I N G.
Pilatus zeide hun ; wat zal ik dan doen met Jesus, die Christus genoemd wordt ? zij antwoordden allen: dat men Hem kruisige. De landvoogd zeide tot hen ; wal kwaad heeit Hij toch gedaan ? maar zij riepen nog sterker, zeggende; dat men Hem kruisige. Matlh. XXVII: 22,23. '156
XIX. OVERWEGING.
Toen nam Pilatus Jesus en geeselde Hem. Jo. XIX :1. . . 166
xv
T)e ki ijgsknechten van den landvoogd namen Jesus dan in het regthuij en vergaderden de gansche bende omtrent Hem en Hem ontkleed hebbende, hingen zij Hem een purperen mantel om . en eene kroon van doornen vlechtende , stelden zij die op zijn hoofd en een rietstok in zijne regterhand en voor Hem nederknieleude. enz. Matth. XXVII;27, 28, 29...........175
XXI. Ü V E H VV E G I N G.
Toen ging Pilatus nog eens uit en zeide tot hen : ziet ik breng Hem u hier buiten. opdat gij moogt weten, dal ik geene schuld in Hem vinde. Jesus kwam dan uit, dragende de doornen-kroon en het purperen kleed, en Pilatus zeide tot hen; Ziet den Mensch ! ,Io. XIX ;4—5. IRi
XXII. OVERWEGING.
Van toen af zocht Pilatus Hem los te laten, maar de Joden riepen , zeggende ; zoo gij dezen mensch loslaat, zoo zijt gij des Keizers vriend niet.; want al wie zich zeiven Koning maakt wederspreekt den Keizer, .lo. XIX : 12. 195
XXIII. OVERWEGING.
Nadat zij Hem bespot hadden , trokken zij Hem den purperen mantel af, deden Hem zijne kleederen aan en leidden Hem uit om Hem te kruisigen. Marc. XV: 20.
En zijn eigen kruis dragende ging Hij uit tot op de plaats, die genoemd wordt Calvariën . in het Hebreeuwsch Golgotha. .To. XIX ; 17.............205
XXIV. O V E R W E G I K G.
Zij dwongen zekeren Simon van Cyrenen , die daar voorbij ging en van het land kwam, zijnde de Vader van Alexander en Rufus, zijn kruis te dragen. Marc. XXV; 21. . 214
XXV. OVER W E G I N 0.
Hem volgde eene groote menigte van volk en vrouwen , die Hem beklaagden Maai- Jesus zich naar haar toekee-rende zeide; Dochters van Jerusalem, weent niet over Mij, maar weent over u zeiven. Luc. XXIII; 27. 28. . 22M
XXVI. OVER W E G 1 N O.
Maar Jesus zich naar haar toekeerende, zeide ; Dochters van Jerusalem, weent niet over Mij , maar weent over u zeiven en over uwe kinderen , want de dagen zullen haast komen , in welke men zeggen zal ; Zalig zijn de tn vruchtbaren en de ligchamen , die niet gebaard en do borsten, die niet gezogen hebben. Dan zullen zij tol de bergen beginnen te zeggen; Valt op ons; en tot de heuvelen ; bedekt ons. Want doen zij dit aan een groen hout. wat zal aan het dorre geschieden? Luc. XXIIl; 28 . 29 , 30 , 31.....;.........
XXVII. OVER W E G ING.
Er werden ook twee andere misdadigers met Hem geleid ,
*
2
/
zalig zijn geworden. 1) Wij waren dood en onbekwaam om tot Hem te naderen ; dan in dien staat kwam Hij tot ons , gaf ons het leven terug en met het leven den toegang tot het Paradijs, waaruit wij gebannen waren, ja zelfs tot een Hemelsch Paradijs , waar eindelooze schoonheden , wellusten en rijkdommen genoten worden ; o wonderlijke barmhartigheid , o onbegrijpelijke liefde !
Mijne ziel! kunt gij zulk eene wondervolle barmhartigheid , zulk eene onverdiende liefde overwegen, zonder tot in het diepste van uw hart getroffen, zonder verrukt en opgetogen te zijn van blijdschap , zonder een' zoo gena-digen God te loven , te zegenen, te beminnen ?
Lieve Schepper, mijn Vader! hadt Gij uwe heiligheid, uwe almagt, uwe grootheid te rade gegaan, Gij hadt ons verlaten en gestraft met eindelooze pijnigingen, zonder ons te bekeeren , en wij zouden u eeuwiglijk gevloekt hebben. Gij hadt ontelbare andere schepselen kunnen maken , die U getrouw zouden gebleven zijn , en uwen naam eeuwiglijk gezegend hebben ; maar neen , Gij hebt U beraden met uwe barmhartigheid ; en Gij hebt ons willen herstellen! Hoe zal ik dat kunnen vergelden ?
Gij hebt nog meer gedaan. Gij hebt uwe volmaaktheden besteed en al uwe heerlijkheid willen vertoonen met ons wel te doen. Gij hebt ons uwen eenigen Zoon , eenen God van eenen God , uit U van eeuwigheid geboren, aan U mede- zelfstandig , het eenigste voorwerp uwer liefde willen geven , om ons door Hem , als door eene brug tot U te doen naderen, ons door Hem deelachtig gemaakt aan uwe goddelijke natuur , ons Hem tot eenen Broeder gegeven , daar Hij van ons geslacht, van onze maagschap en van denzelfden Vader geboren is. Gjj hebt ons uwe liefde ingestort, tot boete en tot eene ware bekeering gebragt, zoodat wij in het goede kunnen volharden, terwijl Adam gevallen is. Gij hebt ons eindelijk beloofd, ons aan U volkomen gelijk te zullen maken, wanneer wjj U in de eindelooze zaligheid zullen zien, gelijk Gij zijt.
Dan hierbij heeft zich uwe liefde nog niet bepaald. Gij hebt uit het grootste kwaad , het grootste goed willen scheppen, en ons veel hooger willen verheffen , veel gelukkiger willen maken ; dan in geval Adam niet ge-
1) Eph. !f. 4.
3
zondigd had; trouwens dan was uw eeuwige Zoon niet mensch geworden , dan zou onze natuur met zulk eenen Broeder niet vereerd zijn geworden, dan hadden wij geenen Verlosser gehad; wij hadden gelijk Adam kunnen zondigen , en misschien hadden wij ook gezondigd en geen middel gehad om te voldoen voor de zonde, en' bij gevolg eeuwiglijk moeten branden. O grondjlcoze liefde , waarvoor de Serafijnen moeten verstommen !
Overweeg dit, mijne ziel! en uw hart zal als wegsmelten van wederliefde tot zulk een' genadigen God ! gij zult uwe tranen van dankbaarheid niet kunnen inhouden over een' zoo barmhartigen handel van uwen Schepper. Immers gij waart alle hulp onwaardig , uw moedwil verdiende eindelooze stralfen; uw Schepper heeft u gered, en hoe ?
Een God heeft aan u gelijk willen worden , heeft uwe zonden in dien staat op zich genomen , heeft daaraan schuldig willen wezen , daarvoor willen boeten en al de wraak uitstaan, die gij verdiend hadt: schande , pijnen , versmadingen 'en dood , en u al zoo in uwen vorigen staat van onschuld, geluk en onsterfelijkheid hersteld.
Maar wat is er nu billijker, dan dat wij deze zoo wonderlijke barmhartigheid dikwijls overwegen en gestadig nagaan , wat wij niet al gekost hebben aan dezen mensch geworden God , toen Hij voor ons heeft willen lijden ? wat is er billijker , dan dat wij een hartelijk medeleden in ons verwekken over zijne smarten? wat billijker, dan dat wij de zwaarte , de boosheid , de afschuwelijkheid der zonde , die de eenigste oorzaak van zijn lijden was, leeren kennen , en wij daarvan een afschrik opvatten ? wat eindelijk billijker, dan dat wij hem liefde voor liefde geven ?
Ja mijn Jesus ! mijn grootste Weldoener ! ik zal nimmer nw lijden vergeten, en uit welke rampen Gij mij daardoor getrokken, welk geluk Gij mij bezorgd hebt; ik zal de zonde boven al verfoeijen en vlugten , ik zal U eeuwiglijk beminnen en nooit weder beleedigen.
II. Overweeg, mijne ziel! de Goddelijke regtvaardig-heid in het lijden van Jesu§ Christus, — God kon zeker als onafhankelijk Heer en Meester , wegens een ongelijk tegen hem bedreven , handelen naar welgevallen , en vergeven zonder voldoening of ook eene kleine voldoening
4
eischen , en op de eene of andere wijze , ons in het aardsch paradijs wederom herstellen.
Maar Hij heeft eene volkomen voldoening willen eischen om ons zijne oneindige regtvaardigbeid en de zwaarte , de boosheid, de leelijkheid der zonde te doen kennen. Hij heeft ons niet alleen door zijne barmhartigheid willen uitlokken, maar ook door zijne gestrenge regt-vaardigheid willen verpligten en als dwingen om deugdzaam te leven. Hij heeft met die voldoening te eischen , de goede orde volkomen willen herstellen, die door de zonde geschonden was. Hij heeft eindelijk met ons verzoend willen worden, met in ons den geest van boetvaardigheid te storten, opdat wij zoo veel meer zijne volmaaktheden zouden beminnen, naar mate wij ónze zonden meer zouden haten.
God eischt dan voldoening; hij eischt die van den mensch , en de mensoh zelf moet die geven ; want een menschelijke wil is schuldig', een menschelijke wil moet dan ook boeten.
God is oneindig groot, dus eischt de regtvaardigheid dat de voldoening oneindig zij , gelijk de beleediging, tegen hem bedreven , oneindig was.
Maar hoe zal een nietig en zondig schepsel zoodanige voldoening geven ? Dat Adam met al zijn nageslacht uit het Paradijs gebannen worde ; hij zuchte , hij klage , hij weene , hij bezwijke zelfs onder den arbeid , de ellende, de rampen , de pijnen en den dood ; zal dan daarmede de Godheid voldaan wezen ? In geenen deele : God zeif zal zich voldoening verschaffen , en niet de mensch , die ze Hem schuldig is.
Wat dan ? De eeuwige Zoon Gods biedt zich zijnen Vader aan , vereenigt in zijn Persoon twee naturen, de goddelijke en de menschelijke; de eerste om als God aa,n zijne voldoening eene oneindige waarde te geven, de tweede om als mensch te voldoen voor de menschen; en Hij ondergaat aldus het bitterste lijden, daar ooit geschiedenissen van gewaagden.
Toen zeide ik, alzoo spreekt de goddelijke Zoon by den Apostel: zie, ik home om uwen wil te voldoen , o God, 1)..... en in dezen wil zijn wij geheiligd door
i) Hebr. X: 7.
5
de offerande van het Ligchaam van Jesus Christus, welke eens voor ons is volbragt.
Wie moet niet verrukt wezen van blijdschap over zoo genadige beschikkingen van onzen Schepper ! Wie is niet opgetogen van bewondering over zulk eene liefde van den eeuwigen Zoon voor ons , rampzalige stervelingen ?
Maar het blijkt dan ook hoe vreesselijk de regtvaar-digheid Gods is. Hij is zoo groot, zoo heilig, zoo regt-vaardig , dat Hem niets kan voldoen, dan zijn eigen en eenig geboren Zoon. O zonde ! wat zijt gij verfoeijelijk , dat, om u uit te wisschen , zulk een Hoogepriester, zulk een Slagtoffer , dusdanig Bloed noodig zijn.
Overweeg dit, mijne ziel! zie Jesus Christus , God en Mensch, hoe Hij bedroefd, bevreesd, verlegen ter aarde ligt in den hof: zie hoe Hij, verbrijzeld van harte, gelijk een arme zondaar 's Hemels bijstand inroept; zie , hoe Hij ter dood toe benaauwd, beangst is voor de verschrikkelijke oordeelen zijns Vaders , wiens toorn tegen de zonde ontstoken , Hij tracht te stillen ; eindelijk , hoe Hij van vrees, schrik en droefheid dermate overstelpt wordt, dat Hij levend , bloed zweet, en een engel noodig heeft, om Hem op te beuren. Het was de regtvaardigheid zijns Vaders , daar Hij voor beefde, het was de zonde waarmede Hij beladen was, die Hem als magteloos deed bezwijken.
En zult gij , mijne ziel! niet vreezen voor eene zoo vreesselijke Majesteit ? zult gij , met zoo vele eigene zonden als gij in uw leven begaan hebt, niet sidderen voor zulke verschrikkelijke regtvaardigheid ? Zult gij eenen God ter aarde zien vallen , uit afschrik van de zonde, en de stoutheid nog hebben van ze te bedrijven ?
Neen, mijn God I nooit weer zondigen; uwe onverbiddelijke gestrengheid , tegen uwen Zoon geoefend , omdat Hij een zondaar scheen te wezen , maakt mij beducht en verlegen ; hier zie ik , welk kwaad het is , uwe geboden te overtreden. Ik zal ze altijd getrouwelijk onderhouden; geef mij daartoe uwe genade.
III. Overweeg , mijne ziel! de oneindige wijsheid Gods in het lijden van Jesus Christus. O welk eene verhevene wijsheid bespeuren wij in al het doen en laten van onzen Heiland, in al zijn spreken en zwijgen en al zijne onderscheidene betrekkingen, in al zijne heilzame oogmerken,
6
in al zijiiè zoo uiteenloopende pligten, eindelijk in al de tegen elkander strijdige omstandigheden zijns lijdens.
Hij was God enMenscli, dus moest Hij de heerlijkste blijken zijner Almagt en onafhankelijkheid en te gelijk de zigt-baarste teekenen zijner zwakheid en dienstbaarheid geven.
Dit heeft Hij zoo duidelijk gedaan , dat verscheidene hoogmoedige dwaalgeesten der eerste Christen tijden loochenden , dat Hij Mensch , en anderen daarentegen , dat Hij God was , als niet kunnende begrijpen , dat een en dezelfde Persoon zoo strijdige werken konde verrigten.
Hij was onze Hoogepriester , onze Middelaar, de heiligheid zelve; Hij was ook het Offer voor onze zonde , een verfoeijelijke booswicht, die onze plaats bekleedde , onze boosheden droeg, en onze straffen verdiend had.
Dus moest Hij met vertrouwen tot zijnen Vader spreken en te gelijk bang, bevreesd zijn, voor Hem beven, tranen storten , geweldig roepen om verhoord te worden , en dit zien wij in den lijdenden Jesus.
Hij was als onze plaatsbekleeder een zondaar , en Hij was ook het Hoofd en de Herder aller regtvaardigen, dus moest Hij niet alleen gestraft worden , maar Hij moest zich ook voegen naar den staat zijner schaapjes , hen behoeden , hun voorbeeld en hun troost wezen : sterk zijn met de sterken , zwak met de zwakken, bang met de ban-gen , gelijk een der geringste onder hen , om hen alleen op te beuren, en dit heeft onze Jesus gedaan in zijn lijden.
Hij was onschuldig , en zijne onschuld moest voor alle regtbanken openlijk erkend worden , niettemin moest Hij van alle regtbanken veroordeeld worden , en het is beide geschied.
Hij was in de wereld gekomen, om getuigenis der waarheid te geven , moest derhalve kloekmoedig , ernstig, bedaard zijnen regters antwoorden ; daarentegen moest Hij gelijk een lam wezen, dat ter slagtbank geleid wordt, dat stom is , en zijnen mond niet open doet — en onze Jesus heeft het beide gedaan.
Al de voorzeggingen der Profeten moesten stiptelijk vol-bragt worden , men moest het duidelijk genoeg zien : en evenwel zij moesten verborgen blijven voor de overpries-ter» en de leeraars, die ze dagelijks lazen, zelfs voor den
J
duivel die hen opstookte, om Jesus te vervolgen. Ziedaar den schoonsten trek eener oneindige Wijsheid!
Al hetgeen de Profeten voorzegd hadden, gebeurde, doch uiterlijk scheen Jesus daar geen deel aan te hebben ; het geval, de ontmoeting , het lot, de gewoonte nam al het zeldzame weg, maakte de volbrenging gemakkelijk, en het geloof alleen kon bemerken, dat het eene Goddelijke hand was , die het uitvoerde.
Alzoo werd Hij den heidenen geleverd, omdat de Joden gee-ne doodstraf meer konden uitoefenen. Alzoo is het een woord alleen , dat Jesus als een Galileër naar Herodes gezonden wordt. Het is bij geval, dat Hij in vergelijking wordt gesteld met Barrabas , en het volk met zijne priesters Hem ter kruisdood durft eischen. — Eene toevallige en verkeerde toegevendheid van Pilatus verwijst Hem ter schandelijke geeseling , en geeft dep Joden meer regt om Hem te doen kruisigen. — Alzoo doet eene toevallige ontmoeting van twee moordenaars Hem in hun midden hangen. — De gewoonte doet Hem zijn eigen kruis dragen, zijn vroege dood belet het bevel van Hem de beenen te breken , de voor-zigtigheid beweegt eenen krijgsknecht zijne zijde met eene lans te openen en zijnen dood te bevestigen : de invallende sabbatdag , een nieuw graf van Joseph , de nabijheid dei-plaats doen het lijk daar begraven worden. Alles is natuurlijk , niets voorbedacht, niets zonderling , en met dat al doet het geloof ons eene onzigtbare hand zien en eene oneindige wijsheid , die al die tijden, plaatsen, personen, wetten , gewoonten en omstandigheden beschikt heeft, om ze tot hare oogmerken te doen dienen. O dierbare betrachting ! gij moet verrukt zijn , mijne ziel! in de beschouwing van zulke wonderen.
Dan er zoude aan dit alles nog iets ontbroken hebben, zoo geene mirakelen zijne Godheid en onschuld hadden bewezen , of indien zij te vroeg of te laat waren gebeurd. Maar Gods wijsheid bestelde ze zoodanig , dat het bewijs ontegensprekelijk was. en toch de vijanden van Jesus niet wederhouden werden, van zijnen dood te verhaasten. Wie anders dan een alwijze God kan dit aldus beschikken?
Niet minder zoude er aan ontbroken hebben, zoo de Evangelisten niet dezelfde oogmerken betracht, — dezelfde orde gehouden, — hetzelfde plan gevolgd, — dezelfde aandacht gehad hadden. Zij moesten de bewijzen der twee
8
naturen, willen en werkingen aanhalen zonder die te verwarren ; zij moesten al de onderscheidene betrekkingen , oogmerken, pligten en omstandigheden , hoe strijdig die ook schenen , bij elkander voegen zonder ze te vermengen : zij moesten eenvoudig elke waarheid op hare plaats verhalen zonder aanmerkingen , zonder ophelderingen , zonder verdediging, zonder klagten of, verwijten en zelfs zonder aan te stippen waarom zij zwegen.
Dit hebben alle vier de Evangelisten gedaan . en zulk eene onnavolgbare schrijfwijze is een nieuw bewijs van de Godheid van Jesus Christus.
Ja mijne ziel! Jesus Christus heeft getoond, ook in zijne diepste vernederingen , dat Hij een almagtig en al-wijs God is , en zoodanig moeten wij Hem in zijn lijden overal beschouwen. O zoete troost! o mijn God ! dit doet mij eenen Hemel van genoegen smaken; ik weet dan met eene onfeilbare zekerheid , dat Gij uwen eenigen welbeminden Zoon niet gespaard hebt om mij eeuwig gelukkig te maken. Mijne zonden deden mij beven voor uwe vrees-selijke Majesteit, uwe regtvaardigheid dreigde mij met hare wraak, maar nu weet ik, dat Gij al mijne zonden op Hem gelegd hebt, dat Gij Hem daarvoor gestraft hebt om ze mij te vergeven. O God , hoe hebt Gij mij bemind !
Welaan dan , mijne ziel! overweeg gestadig het lijden van Jesus Christus ; zoek daar uwen troost, de verbetering uwer zeden, uwe heiligmaking; gij zult daar waarheid en deugd vinden , en zelfs den koning der waarheid.
Ach mijn Jesus ! ik erken , ik aanbid U daarvoor , en ik bedank ü, dat Gij mij uwe ware kerk hebt doen kennen , waar alleen waarheid, onfeilbare waarheid te vinden is.
O ik , gelukkige ! hoe vele mijner medemenschen hebben niets dan eene gezindheid, een goeddunken , een onzeker gevoelen ! ik weet onfeilbaar , uit de klaarblijkelijkste ken-teekenen , dat ik in uwe kerk ben en niet te vieezen heb dan voor mijne eigene zwakheid. Heer! ik wil U beminnen , geef mij de genade van' volharding.
BEOEFENING.
Alle Vrijdagen door het jaar, en alle dagen in de Vasten bet Ijjden van Jesus Christus overdenken , daar in
9
opmerken die deugden , welke wij kunnen navolgen. Dan eenige onthouding plegen'', wat vasten , en een zintuig , een hartstogt versterven. Dagelijks het geloof vernieuwen. Dit zij de dankbaarheid , die wij Jesus Christus voor zijn lijden bewijzen.
Jesus ging met zijne leerlingen over debeke Cedron, daar een hof was in welken Hij ging en zijne leerlingen. Joh. XV 111: 1.
'1. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus nadat Hij het Paaschlam gegeten, de voeten van zijne Apostelen met eene ongehoorde nederigheid gewasschen , nadat Hij zijn Testament, met ons zijn Vleesch en Bloed tot een voedsel en tot eene offerande na te laten , gemaakt had, nadat Hij eene hemelsche aanspraak tot zijne Apostelen , een priesterlijk gebed uitgesproken en eenen lofzang gezongen had, uit de eetzaal vertrekt en uit Jerusalem, om zijn bitter lijden te beginnen. Voeg U bij dit H. gezelschap ; de laatste woorden en daden van uwen stervenden Vader zullen misschien nog indruk op u maken.
Ziedaar nu uitgaan den tweeden Adam , die niet deelt in het verderf van den eersten , en uit wiens zijde, nadat Hij gestorven zal zijn, eene zuivere bruid, te weten, zijne H. Kerk zal voortvloeijen, die vruchtbaar zal wezen tot het einde der wereld toe ; ziedaar uitgaan den waren Abel, uitgelokt door zijn ontaarden broeder en vermoord om zijne deugd, uit haat voor de getuigenis, die God hem had gegeven. Ziedaar uitgaan den echten Isaak , om van zijnen vader geofferd te worden, maar die zijne slag-ting overleeft, om zijne gehoorzaamheid gezegend en de vader wordt van een talloos nageslacht. Ziedaar uitgaan den waren Joseph , die van zijne broeders verraden , verkocht , geleverd en na zijne vernedering verheerlijkt in Egypte , daarvan de beheerscher en vader wordt, zoodat zijne maagschap, die hem verloochend heeft, hem ten ' laatste moet erkennen en aanbidden. O treffelijke zinne
beelden ! O hemelsche bespiegeling!
Jesus gaat uit om geslagt te worden gelijk het Paasch-
10
lam , opdat zijn Vleesch tot eene spijs verstrekke , en zijn Bloed tot een pand van verlossing en zaligheid. Hij gaat uit om opgeheven te worden gelijk de koperen slang , opdat al die in Hem gelooft van den beet des helschen serpents genezen worde. Hij gaat gelijk Mozes uit om op den berg met uitgestrekte arinen te bidden , opdat door zijn gebed de vijanden van zijn volk , duivel en dood, verslagen worden. Hij gaat uit gelijk de Hoogepriester . om met zijn eigen bloed, in plaats van dat van kalveren en bokken , het heilig der heiligen in te treden, als hij deszelfs voorhangsel , te weten zijn Vleesch zal laten verscheuren, en ons alzoo den ingang des hemels zal openen. Hij gaat uit gelijk de bok , geladen met al de zonden en vervloekingen , die Israël verdiende, om ze in barmhartigheid en zegeningen te verkeeren. Hij gaat uit, en wel naar den voet van den Olijfberg . gelijk de roode koe op den plegtigen verzoendag , om zich aldaar vrijwillig te offeren, eer de menschen hem het leven kunnen benemen , om daar door zijne liefde tot ons als verbrand te worden , en niet zoo zeer door water met die asch gemengd, als wel door zijn Bloed tot zuivering der zondaren te verstrekken.
Mijne ziel! hoe moeten u deze zoo schoone, zoo duidelijke zinnebeelden van onzen Heiland verrukken ! O wat een geluk voor u ze te mogen kennen! Eampzaligen, die de H. Schriftuur lezen gelijk de Joden en ongeloovi-gen, zonder dien dierbaren Verlosser, hoezeer Hij er ook overal wordt beschreven , te vinden.
Mijn God! wat is het geloof eene dierbare gaaf ! Ja, deze schaduwen zijn nieuwe en zekere bewijzen. dat ik het ware bezit. 0 ! verlevendig het, bid ik u. in mij , opdat ik mijn Jesus overal in de H. Boeken moge vinden en wel bijzonderlijk in het H. Sacrament des Altaars, als of ik Hem met mijne ligchamelijke oogen aanschouwde.. Ik zal dikwijls zulk een geloof vernieuwen.
II. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christ us wetende dat zijn uur gekomtn is 1) om te volbrengen , hetgeen de wil zijns Vaders eischt, en de Joden, de Overpriesters en Judas berokkenen , uit Jerusalem gaat, om zijne vijanden te ontmoeten.
Dan om zijne leerlingen tegen de aanstaande bekoringen te wapenen . zegt Hij hun onder den weg : in dezen nacht zult gij allen in mij verergerd worden. — Gij zult niet weten wat gij van mij moet denken , 'wanneer ik gevangen genomen word, geen geloof meer geven aan mijne woorden , geene hoop meer hebben op mijne beloften , als of alles verloren ware , en mij verlaten ; want er staat geschreven: ik zal den herder slaan en de schapen der kudde zullen verstrooid worden. 1)
Zoodanige voorzegging moest hen bemoedigen en wel zooveel te meer , toen Hij gewaagde van zijne aanstaande verrijzenis en van hun vaderland, waar zij Hem weder zouden vinden: maar nadat ik verrezen zal zijn , zal ik u voorgaan naar Galilean. 2)
Ziedaar mijne ziel, hoe onze Jesus alles weet, alles voorziet, alles verzorgt. Hebt gij ook zulke aandacht op uwe kinderen , dienstboden en onderhoorigen, om ze voor aanstoot, ergernis of gelegenheid van zonde te behoeden ?
Maar Petrus , die zich door dat gezegde als beleedigd achtte , voert daarop Jesus te gemoet: al voerden zij allen in U geërgerd, ik zal nooit geërgerd worden. O stoute taal van eenen zwakken sterveling, en die nooit meer gevaar loopt, dan wanneer hij zijne zwakheid niet wil erkennen; hoogmoedige, versmadelijke taal, voor zijne medebroeders , op wie hij nederziet! O mensch leg toch uw zelfbetrouwen af, daar gij een louter niet zijt, en zonder Jesus niets doen kunt. 3) Betrouw alleen op God, die niet zal lijden, dat gij bekoord wordt hoven uw vermogen , 4) maar ook Hij alleen kan u voor den val bewaren.
De Heiland antwoordt hem ook op zijne vermetele taal, doch met eene goedheid, die ons moet verrukken. Simon, Simon , zie de Satan heeft verzocht om u lieden te ziften gelijk de tarwe , 5) alzoo wist hij dan alles , ook zelfs wat er omging bij de booze geesten. De duivel had verlof gevraagd om de Apostelen te mogen plagen, gelijk hij met Job gedaan heeft; maar ik heb voor u gebeden, opdat uw geloof niet bezivijke, 6) en gij u mogt bekee-
1) Zach. XIII: 7. 2) Marc. XIV: '27.
3) Joh. XV. 5. 4) I Oor. X. 13
5) Luc. XXII. v. 31. 6) v. 32.
12
ren; gij dan, wanneer gij zult bekeerd zijn, versterk uwe broeders.
Deze laatste woorden zien op Petrus alleen, en zijn vol troost voor alle Catholijken. Jesus heeft gebeden en zijn gebed is verhoord voor Petrus en zijne opvolgers. Nooit zal het geloof bij hen bezwijken, zij zullen de steun, de sterkte , de toevlugt wezen voor al de herders der H. Kerk.
Hier ziet gij dan , mijne ziel! waar gij u aan vast moet houden in alle twijfelingen of twisten omtrent geloof en godsdienst.
O mijn God , welke rust verschaft deze waarheid aan mijn geweten , welke zekerheid in mijne pligten tot U!
Doch Petras , wel verre van wijzer te worden , houdt aan met op zijne kloekheid te roemen : Heer ! zegt hij , ik ben bereid met u in de gevangenis en in den dood, te gaan. 1) Hij waande te zullen doen, hetgeen hij gevoelde te w i 11 e n , en aldus verdiende zijn hoogmoed in de gelegenheid verlaten te worden en te vallen.
De zaligmaker voorzegt hem dien val: ik zeg u voorwaar , dat gij heden van dezen nacht, eer de haan tweemaal zal gekraaid, hébben , mij driemaal zult verloochenen. 2) Wie anders dan God , kon eene zoo juiste, zoo stellige, zoo naauwkeurig omschreven, zoo nabij zijnde en zoo onwaarschijnlijke voorzegging doen ? O mijn Jesus , ik bewonder uwe grootheid.
Petrus het beneden zijne eer achtende , zoo laag voor zijne medebroeders te schijnen, blijft aanhouden: Al moest ik met U sterven, ik zal U niet verloochenen , sleept zelfs door zijn voorbeeld al de anderen in zijne vermetelheid mede: ygt;desgelijks zeiden ook al de anderen.''
Ziedaar mijne ziel! u zelve in de leerlingen van Jesus volkomen afgebeeld ! zoodanig zijt gij ook , wanneer gij eenen buitengewonen ijver of godvruchtigheid in uw hart gewaar wordt, gij wilt dan gevaren en gelegenheden trotseren, meent alles te kunnen overwinnen ; zoodanig zijt gij , wanneer men u uwe gebreken of zwakheden voor oogen houdt, gij verdedigt u dan, ook zelfs ten koste der waarheid; zoodanig zijt gij in uwe bekoringen of wederwaardigheden , en gij bezwijkt onder uwe zwakheid,
1) v. 33.
2) Marc. XIV. v. 30.
13
omdat gij op u zelve betrouwt en de middelen verzuimt om te kunnen volharden.
Veel beter hadden Petrus en zijne mede-Apostelen gedaan , indien zjj de woorden des Zaligmakers geloofd en zich op zijne magt en goedheid verlaten hadden , indien zij raad gevraagd hadden, hoe zich in de aanstaande bekoringen te gedragen en zich tot het gebed begeven , naar het voorbeeld van Maria , Jesus' Moeder , die zijne woorden en al wat er gebeurde, noverleyde in haar hartquot; die, ofschoon met een hart vol smarten , echter pal stond op den Calvarienberg naast het kruis , om deel te hebben aan den lijdenskelk van haren zoon, die gerust en bedaard, den derden dag, waarop hij zoude verrijzen , al biddende afwachtte.
O heilige Moeder! verwerf mij , bid ik U, van uwen Goddelijken Zoon , dat ik ook in de gevaren , in mijne zwakheden en in mijne tegenspoeden onwrikbaar sta, dat ik mij zeiven mistrouwe en al mijn betrouwen stelle in de almagt en de goedheid van onzen Jesus.
III. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus onder dat gesprek met zijne leerlingen de beek Cedron overtrekt ; deze beek werd aldus genaamd om hare donkerheid en was gelegen ten oosten van Jerusalem , in een dal , dat deze stad van den Olijfberg afscheidt, waar al de onreinheden van stad en tempel geworpen , en de armen begraven werden ; in een dal, waar ten tijde der koningen Asa, Ezechias en Josias, de altaren en beelden der afgoden verbrand zijn, eindelijk in het dal van Josaphat, waar alle volkeren der aarde zullen geoordeeld worden.
Hiermede herinneren wij ons, dat Jesus gaat lijden, om de duisternissen van on- en bijgeloof te doen verdwijnen , dat hij ons van alle onreinheid der zonde gaat zuiveren, dat hij den dood gaat overwinnen, den afgodendienst verbannen, en dat hij nog eenmaal een vonnis van eeuwige zaligheid over ons zal uitspreken. O welk een zinrijke overgang! ach mogten wij er allen de voordeelen van beseffen.
Deze overgang was reeds meer dan duizend jaren afgebeeld in den H. Koning David, toen hij over deze beek henen trok , vlugtende voor zijnen zoon Absalon 1)
1) II. Reg. 16.
14
en aldaar van Semeï vervloekt, beschimpt, belasterd werd , zonder het te wreken. Jesus wil met dien overgang , gelijk David, zijn koningrijk herstellen. Judas , in zijn verraad en in zijnen dood , gelijkt volkomen den snooden Achitophel; de Joden, die Jesus vervolgen en daarom verworpen , verwoest en verbannen worden , aan Absalon met zijn aanhang. Een ander volk, namelijk de Heidenen , wordt in Israels plaats verkozen en neemt hun land in , zoo als zij, die met David over den Jordaan waren, de stad en de kroon herwonnen. Alzoo vinden wij Jesus Christus overal in de H. Schriftuur en hier merken wij de ware reden, waarom David zoo ontroostbaar was over den dood van Absalon; 1) want van toen af beweende hij reeds de verwerping,' de verwoesting en den ondergang van zijn volk , die na den Godsmoord, welke het zoude plegen , moest vervuld worden. —■ Aanbiddelijke beschikkingen van den al wij zen God, die zijnen Zoon zoo lang te voren heeft willen afbeelden, aanwijzen en bekend maken!
Dan , onze Jesus begint den voet van den Olijfberg te beklimmen, en gaat in eenen hof, Getsemani of OJijfpers genaamd, om geweldig gedrukt te worden door zijne smarten en eene overvloedige zalving over zijne geloovigen uit te storten. 0 welk eene troostrijke bespiegeling! laten wij Hem met eene 2) arme weduwe ledige vaten , dat is zuivere harten opdragen en Hij zal ze vullen met al do vettigheid zijner genade, zoodat wij en onze schulden betalen met boetvaardigheid te plegen en zalig worden met heiliglijk te leven.
Maar waarom gaat Jesus in een hof om zijn lijden te beginnen ? Omdat in een hof de zonde geboren is , wil Hij ze daar ook verdelgen; omdat in een hof de Godheid gehoond werd, wil Hij ook daar hare eer herstellen. — In een hof hebben Adam en Eva eene onbegrijpelijke ongehoorzaamheid tegen het gemakkelijkste aller geboden gepleegd , Jesus wil ook in een hof eene nog veel onbegrijpelijker gehoorzaamheid aan zijnen Hemelschen Vader bewijzen , om ons te verlossen.
Wel aan, mijne ziel! beschouw hier dan Jesus Christus, den tweeden Adam in dezen lusthot, die ook, gelijk het
-1) C. 1. 9.
15
l'aradijs aan het Oosten gelegen is. — Hij begeeft zich daarin om der regtvaardigheid Gods , die door geene andere oflerande verzoend kon worden, volkomen voldoening te geven , om door eenen boom de misdaad te boeten, die door eenen boom bedreven was ; om voor ons allen, die gebannen , onterfd , veroordeeld waren , den ingang , niet tot eenen aardschen , maar tot eenen Hemelschen en eeuwigen lusthof wederom te openen. Volg Hem derwaarts, mijne ziel! met uwen geest en zie met welk eene brandende liefde Hij daarin zijnen eersten stap doet! met welke bereidwilligheid Hij zich voor ons opoffert, met welken moed, welke bedaardheid en tevredenheid, Hij den bittersten en schandelijksten dood voorziet en te ge-moet gaat! o , mogten wij zijn hart kunnen bezigtigen, mogten wij zijn hart kunnen doorgronden, welk eenfc onpeilbare liefde zouden wij ontdekken. Ach , lieve Jesus! Gij hebt zoo veel willen lijden en gaarne voor rnij willen lijden, ik smeek U door dat zelfde lijden , doe er mij de vruchten van smaken , geef mij dat ik U kennen moge , en weten hoe ^eer gij mij bemint. — fan zal ik U ook willen beminnen, en hiermede zal ik de gansche wet vervuld hebben.
BEOEFENING.
Al wie godvruchtiglijk wil leven , zal bekoringen en tegenheden ondervinden, om die te overwinnen moet men bidden. Jesus bemint ons en wil ons helpen. Zijne liefde tot ons is onbegrijpelijk , wij moeten ze beantwoorden met wederliefde. Heeft Hij den Vader voor ons gebeden, wij moeten iets tot zijne eer willen Ijjden : nu eens een ongelijk met zachtmoedigheid, dan een ongemak met geduld verdragen, eene versterving onzer zintuigen oefenen, wij moeten eindelijk met bereidwilligheid 's morgens al onze werken, bezigheden, lasten en ongemakken tot zijne eer opdragen.■
16
Hij begon bedroefd en zeer beangst te worden. Matth. XXVI. 37.
Hij begon te vreezen en verdrietig te worden en zeidc tot hen: mijne ziel is bedroefd, tot den dood toe. Marc. XIV. 33.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus, omdat Hij arm en behoeftig was, niets hebbende ivaar Hij zijn hoofd mogt nederleggen , 4) des daags in den tempel leerde en des nachts uitging met zijne leerlingen, en verbleef op den Olijfberg om daar te bidden en gelijk veelal de geringe lieden , die om het hoogtijd van Pasohen in de stad kwamen , deden , in de open lucht, die in dat 1 and zeer gematigd is, zijne nachtrust te houden ! O welk eene les! een God uit gebrek onder den blooten hemel vernachten! welk een voorbeeld, om onze gemakkelijkheid te beschamen ! Mijn God ! leer mij door uwe genade , en help mjj, dat ik gaarne wat gebrek wille lijden.
Hij gaat daar in den hof Gethsemani en aan den ingang zegt hij aan acht zijner leerlingen : zit hier neder : terwijl ik derwaarts ga om te hidden; bidt dat gij niet valt in bekoring. Welke zachtaardigheid iu deze taal! Alsdan met zich nemende Petrus , Jacobus en Joannes, die de getuigen zijner heerlijkheid op Thabor waren geweest, gaat Hij zoo nog eenige stappen verder, en begint bedroefd en zeer beangst te worden.
Mijne ziel! wat is het toch, dat onzen Jesus bedroeft? nog voor weinige oogenblikken was Hij bedaard, kloek en te vreden; er is sedert niets gebeurd, dat Hem bedroeven kan en dewijl bovendien de droefheid een gevoel is van een tegenwoordig kwaad , wat kon er gebeuren, dat Hjj niet te voren wist, Hij die alles weet ?
Dan hieruit blijkt het , dat Jesus volkomen vrijwillig die droefheid in zich verwekt en dat daarom de Evangelisten zeggen : hij begon bedroefd te worden ; derhalve dat hij bedroefd werd , omdat hij bedroefd wilde wezen.
Wat is het dan, dat Hem kan bedroeven, door wien
\1
de bedroefden vertroost worden , die de vreugde der Engelen is ? Niets anders dan onze zonden , waarmede Hij beladen is ; want God , zegt de Profeet, heeft ons aller boosheid op Hem gelegd, 1) en Paulus : Hem, die geene zonde kent, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, 2) als ware Hij zelf de zonde, die gestraft moest worden. Daarom vervolgt de Profeet : Hij is onder de kwaaddoeners gerekend; Hij heeft onze krankheden op zich genomen en onze smarten gedragen : om onze hoosheden is Hij gewond en om onze ondeugendheid verpletterd; dr straf , die ons den vrede moest geven is op Hem gevallen en door zijne striemen zijn wij genezen. — Hij beschouwde al de zonden , die ooit door menschen gepleegd werden, ook zelfs de gruwelijkste, de moedwilligste, de onverschoonlijkste , als de zijnen , het waren zijne eigene ; want Hij had er zich borg voor gesteld ; Hij moest er dus voor gestraft worden. Is het dan nog te verwenderen , dat Hij er bedroefd en tot den dood toe over bedroefd wordt ? Hij kent er al de zwaarte , de grootte , de lee-lijkheid van. Hij kent de oneindige majesteit, heiligheid en regtvaardigheid zijns Vaders. Hij weet, dat Hij ze als een oneindig kwaad oneindiglijk wil straffen, Hij weet hoe schromelijk het is , in de handen van den levenden God te vallen. — Des moet Hij hier vergeten , dat Hij onschuldig is en gelijk aan den Vader, dewijl Hij hier niet te voorschijn treedt dan in de gedaante esns zondaars ; zijn Vader kan Hem hier niet als zijnen Zoon , maar alleen als eenen kwaaddoener beschouwen, die al zijne wraak verdiend heeft. O welke droefheid moet Hem dit veroorzaken !
Mijne ziel, het is u onmogelijk te beseffen, welke smarten onze Jesus bij deze gelegenheid verduurde, want als borg was Hij schuldenaar en moest derhalve al de schulden, die wij bij de Godheid hadden, betalen , als zondaar de wraak des Almagtigen doorstaan en zijne regtvaardigheid overwinnen ; als onze Verlosser moest Hij onze zonden uitputten door eene droefheid en een berouw zoo groot als de zonde zelve. Wie is in staat dit te begrijpen?
Dit alles heeft Jesus vervuld ; Hij heeft onze schulden
1) Isaïas LUI: 6.
2) II Cor. V: 21.
•18
betaald , Hij heeft al de wraak des Almagtigen doorgestaan , zijne regtvaardigheid overwonnen , onze zonden uitgewischt door zoo groote droefheid, berouw en smarten als het kwaad verdiende ; geen wonder dan , dat Hij in de bitterste droefheid uitroept: mijne ziel is bedroefd tol den dood toe. 1)
Daar heeft Hij voor ons het berouw verdiend , en er de kracht aan gegeven, om vergiffenis en heiligmaking te verkrijgen. O mijne ziel , wat een zoete troost! Jesus heeft dan onze zonden vernietigd , en zij zijn ons vergeven ; maar , o lieve Verlosser, hoe veel heeft ü dat gekost ; wat ben ik U dan niet schuldig !
Ach , geef mij, bid ik U , eenige kennis van uwe en uws Vaders oneindige grootheid , heiligheid en regtvaar-digheid , dan zal ik ook mijne zonden , die ü bedroefd hebben , met een hart vol rouw en droef heid beweenen , ik zal ze verzaken en voor altijd verlaten.
Uwe droefheid over mijne zonden zal mijn heul, mijn troost en mijne toevlugt wezen , en mjj tot berouw opwekken.
II. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus in den hof niet alleen bedroefd, en tot den dood toe bedroefd is over onze zonden; maar ook door dien vreesselijken last beangst, bedrukt, benaauwd , beklemd , en boven mate verlegen wordt. De smarten des doods 2) zegt Hij in een der psalmen , welken de Apostel ook op Hem toepast, hebben mij omvangen en de beken der boosheid hebben mij ontroerd, de pijnen der helle hebben mij omringd , de strikken des doods hehben mij verrast. 3) Akelige staat!
Adam zich schuldig bevindende, alhoewel reeds door de zonde verblind, schaamt zich echter zoodanig voor zijnen God, dien hij beleedigd heeft, dat hij zich verbergt onder het geboomte van het paradijs. Caïn siddert en beeft voor zijne zonde en tart den dood uit om zijn gewetens-angst te ontvluchten. Judas is zoodanig verschrikt over zijn verraad, dat hij geen troost vindt dan in den rampzaligen strop ; zoo beangst maakt hem het gewigt der zonde.
Ach hoe beangst, hoe beschaamd moet dan de heilige
i) Matth. XXVI : 38. 2) Ps. XVII; 5. 6. 3) Hebr. II: 13.
19
ziel van Jesus niet zijn ? hoe moet Hij sidderen en beven, Hij , dio de oneindige heiligheid zijns Vaders en de onbegrijpelijke zwaarte der zonde geheel en al kent , die er al het kwaad vail beseft en zich schuldig beschouwt aan al de boosheden, die ooit door menschen bedreven zijn of zullen bedreven worden ?
Hij schijnt zijne smarten niet langer te kunnen verbergen ; geperst, bekneld, gedrongen en als naar zijn adem hijgende , barst hij in deze bittere klagten uit; mijne ziel is bedroefd tot den dood toe'.
Doch wat baat, wat troost zal hij vinden bij zijne van droefheid slapende leerlingen? dan dit is ook voorzegd en in een der psalmen door de Evangelisten aan Christus toegevoegd : ik wachtte, of iemand mededoogen zoude heiben, O doch daar was er geen: en die mij zoude troosten ; maar ik vond er geenen. 2) 0 zonde , hoe zijt gij te betreuren!
O mensch, hoe afschuwelijk zijt gij , als gij die hebt bedreven !' en vraag dan ook niet, mijne ziel! hoe groot, hoe smartelijk de angst van Jesus geweest zij , want niemand zal u dat kunnen zeggen.
Beschouw Hem in dien erbarmelijken staat liever met medelijden en beween uwe zonden ; — ook de uwen hebben Hem gedrukt. — O welke droefheid, welk leedwezen zoudt gij er over hebben , zoo gij den angst van Jesus kendet, zoo gij wist, hoe groot de heiligheid Goda is ! zoo gij kondet beseffen wat het zeggen wil , een onmeet-baren God te beleedigen! hoe vele bittere tranen zoudt gij storten.
Maar vooral, volg het voorbeeld van uwen leermeester, van Hem die ook uw Heer en Meester, uw Schepper en uw God is; zijt gij beladen met zonden, overstelpt u droefheid, beknelt u de angst ? spreek tot een getrouwen vriend en leg Hem uwe kwellingen bloot, gij zult troost vinden en mogt Hij soms ten uwen opzigte slapende zijn : uwe ootmoedigheid zal voor u den troost Verwerven, dat een engel des Heeren u zal komen versterken.
Och! had Judas zulk een heilzaam middel gebruikt in zijne wanhoop , hij zou nu niet eeuwig moeten branden.
2) Joh. II: 17.
'20
O mijn God! laat mij nooit in zulke liarde beproevingen vallen ; maar wanneer ik mij daardoor gedrukt zie , doe mij dan ootmoedig wezen en raad nemen bij mijnen zielzorger , aan wien ik niets verberge.
III. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus niet alleen bedroefd en beangst is over het tegenwoordig kwaad, te weten het ondragelijke gewigt onzer zonden , h«twelk Hem drukt, maar ook geweldig begon te vreezen wegens een toekomend kwaad , dat Hem boyen het hoofd hing. Hij had al onze krankheden op zich genomen en onze zwakheden aangetrokken, Hij voelde onze hartstogten, schoon zonder zonden, om te toonen , dat Hij waarlijk mensch en aan ons gelijk was, want elk der twee naturen had in Hem al wat. haar eigen is , als ook al hare eigene werkingen met onderlinge gemeenschap, als zich in éénen persoon vereenigende ; de goddelijke natuur, datgene wat der Godheid, zoo als de wonderdaden, de menschelijke natuur , dat den menachen eigen is , zoo als het lijden en sterven; het was alzoo dezelfd e persoon, dezelfde God , dezelfde Jesus Christus , die mirakelen deed en die bedroefd , beangst , bevreesd was.
Maar wat vreest Gij toch, mijn Verlosser! Gij, de wonderlijke, de sterke God, de vrede-Vorst, de le^uw van Juda, de hoeksteen ouzes heils ? wat vreest Gij op wiens wenken de blinde natuur zich keert en wendt en voor wiens aanschijn hemel en aarde aidderen , weg vlugten , ja verdwenen ?
Mijne ziel! Jesus is ook gevoelig gelijk wij ; Jesus vreest, hetgeen wij vreezen, te weten de schande, de pijnen, den dood! Hij ziet één voor één al de moordtuigen , die zijn ligchaam zullen verscheuren , al de vervaarlijke pijnen , al de schromelijke versmadingen , die Hem aangedaan zullen worden, levendig voor den geest; en zoude Hij daar niet voor vreezen 1 banden , boeijen, stokken, roeden, z weepen ,• doornen , nagelen, kruis, verraad , verlating , verloochening , bespottingen , bespuwingen , lastertaal, naaktheid, schaamte, smarten, benaauwd-heid , zieltogingen , dood. O afgrijsselijk gezigt! wie onder de menschen was ooit zoo ongelukkig , wie zou onder zulk een droevig vóórweten niet bezweken zijn ? O goede
21
Jesus , wat heb ik U al niet gekost, wat hebt Gij mij lief gehad!
Dan hiermede heeft Hjj den duivel voor ons overwonnen , want die hoogmoedige geest kon zich nimmer verbeelden dat een Zoon Gods . zoo klein, zoo zwak , zoo laag zoude kunnen worden , dat Hij lijden en dood vreesde ; dus meende hij , dat hij Hem, wiens hemelsche deugd en leering hij niet kon verdragen , gerustelijk het leven kon benemen; en alzoo werd hij bedrogen door de nederigheid van Jesus , gelijk hij den mensch bedrogen had door zijnen hoogmoed. O wonderlijke uitvinding der liefde om mij van dien tiran te verlossen! o Jesus, welke dankbaarheid ben ik U niet schuldig; och , mogt ik ook zoo nederig worden !
Welaan , mijne ziel, beschouw eens met aandacht uwen lijdenden Jesus in zulk eenen akeligen toestand: Hij is bekneld , Hij is in de bange verwachting van ondragelijke smarten , Hij is overstelpt van droefheid , en zoude er zeker onder bezwijken, zoo de Godheid Hem niet ondersteunde : mijne ziel , zegt Hij , is bedroefd tot den dood toe. Ach, het kan niet anders , of gij moet medelijden hebben met zijnen bitteren staat, uwe eigene zonden bragten Hem daarin; gij verdiendet al die pijnen en versmadingen , welaan , geef Hem dan ten minste een gering bewijs uwer wederliefde en beween hartelijk uwe zonden.
Ja mijn Jesus! ik had verdiend, eeuwiglijk van den helschen tiran geplaagd , gekweld , gefolterd te worden en eindelooze schanden te ondergaan ; maar Gij hebt mij daarvan ontheven. Och, doorsteek mijn vleesch met uwe vreeze; doe mij bang wezen voor de helsche pijnen, opdat ik nimmer tot de zonde wederkeere. Help mij met uwe genade, die Gij door uwe vreeze voor mij verdiend hebt! •
IV. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus bij droefheid , angst en vreeze , ook nog een onuitsprekelijk verdriet gevoelt over het weinige nut, dat zijn bloed met zoo vele pijnen, te midden der schandelijkste bespottingen vergoten, bij de menschen zal voortbrengen.
Hij vertegenwoordigt zich de gruwelijkste ondankbaarheid , die de moesten onder hen zullen betoonen voor al
22
•de bitterheden , die Hij voor hen ondergaan zal; Hij ziet, hoe ongeloovig , hoe hardnekkig zijn eigen volk zal blijven , dat de wraak des Hemels het zal verwerpen , stad en tempel vernielen en het voor altoos verbannen zal onder de volkeren ; Hij weet, dat zijne Christenen zeiven, de afgrijsselijkste heiligschennissen bedrijven en daarmede zijn bloed als met voeten zullen treden. zoodat het grootste getal van hen , waarvoor Hij sterft, nog eeuwiglijk zal verloren gaan en branden.
Ach ! daarover hooren wij Hem , bij den koninklijken Profeet , tot zijnen Vader de bitterste klagten uiten ; Gij hebt uw aangezigt van mij afgekeerd en Ik hen ontrouw geworden ; tot U , Heer ! zat Ik roepen , en tot mijn God zal Ik smeeken; wat nuttigheid is er in mijn bloed? 1) Wat zal het baten zoo bitter te lijden , dewijl maar een klein getal behouden, de meesten ten verderve gaan zullen ? O wat eene diepe smart voor het liefderijk hart van Jesus ! U zag Hij ook mijne ziel! en kermde over uwe ondankbaarheid.
Maar hoe ! een Zoon Gods, de Algenoegzame, de Almag-tige , de Alw^ze verdriet hebben ? Ja , mijne ziel ! Jesus moest ons gelijk worden , ja zelfs de zwakste , de kleinmoedigste , de vreesachtigste, de verlegenste onder ons worden , om allen een voorbeeld, eene toevlugt en een troost te wezen , wanneer wij verdrietig zijn in bnze ziekten of rampen. Hij moest zijne priesters opbeuren , wanneer zij ook geen voordeel doen met al hunnen ai-beid en aandrang op zondige zielen. Hij moest hen allen overtuigen , dat Hem hunne zwakheid, hunne vreeze , hun verdriet niet mishaagt. mits zij getrouw blijven aan hunne pligten.
O lieve Jesus ! welk eene goedheid ; doch niemand anders dan Gij , die de Bron van alle magt zijt, kon zoo laag nederdalen, zonder iets te verliezen ; alle anderen zouden zich geschaamd hebben , zoo zwak te wezen , omdat zij waarlijk zwak en magteloos zijn , om zich weder op te beuren. Maar Gij valt of staat, Gij daalt of klimt, gelijk Gij wilt en doet ons met U dalen of klimmen, even als Gij uwen Martelaars smart en pijnen deedt trotseren en over dood en hel zegevieren. 0 mijn Verlosser , wees Gij altijd mijne sterkte!
d) Ps. XXIX : 8.
23
Dan gij , mijr,e ziel! hebt gij wel ooit met ernst bedacht,-dat gij zoo veel waarde hebt , dat een Onmeetbare voor u tot den dood toe bedroefd , beangst, bevreesd en verdrietig wordt ? Ach bedenk het dan wel , en bedenk het dikwijls: dan zult gij zeker uwe zaligheid en die van anderen meer behartigen , want dan zult gij beseffen , hoeveel er aan gelegen is , dat gjj zalig wordt, daar een God zoo veel voor u gedaan heeft.
Gij zult dan ook uwen Jesus willen beminnen en Hem hartelijk beklagen. Ja , mijne ziel! Jesus wil van u beklaagd wezen , want Hij zelf beklaagt zich bij zijne leerlingen : mijne ziel is bedroefd tot den dood toe.
Ach ! ik beklaag U , mijn Jesus, en mijn hart is vol medelijden met uwe doodelijke droefheid; het is voor mij en om mij eene eindelooze zaligheid te geven , dat Gij zoo bitter lijdt, en wie weet nog, of ik die wel waardig zal zijn en niet tot uwe smart zal verloren gaan ; ach! waar zal ik wezen , aan welke zijde zal ik in den dag des oordeels geplaatst worden : onder de schapen ? onder de bokken ? in welken staat ben ik nu ?
O mijn God ! dit doet mij beven ; mijne zonden zijn groot en menigvuldig, mijne zwakheid is niet minder, de gevaren ontelbaar , doch hetgeen mij doet betrouwen is, dat de volharding uwe gaaf is en niet verdiend kan worden; want uwe liefde voor mij is oneindig. Ja , mijn Jesus! ik ben uw prijs, uw buit en uwe overwinning; het is uw belang dat ik zalig worde , help mij !
JiEOEFEN'INO.
Des avonds voor de nachtrust , droefheid en rouw verwekken over de zonde , ook zelfs over die welke door anderen bedreven worden ; trachten zielen te winnen voor den Hemel, ja, in alle droefheid of verdriet zich troosten met die van Jesus Christus en gaarne iets lijden om Hem te gelijken.
En zich de verle van een steenworp van hen aftrekkende, knielde Hij neder en had aldus: Vader_
24
indien Gij wilt, neem dezen kelk van mij weg, nogtans niet mijn , maar uw wil geschiede; toen verscheen Hem een engel van den hemel, die Hem versterkte , cn in een benaauwden strijd zijnde, had Hij nog langer. Luc. XXII. 41. 42. 43.
I. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus , na zijne doodelijke droefheid zijnen drie uitverkoren leerlingen te kennen gegeven te hebben , van hen als afgetrokken wordt, (welk woord zijne liefde , de verlegenheid en den druk zijner ziele aanduidt,) en een steenworp verder gaat om te bidden ; aldus de eenzaamheid zoekende en te gelijk de gelegenheid , om zijnen leerlingen ten voorbeeld te wezen , dewijl zij Hem in het licht dei volle maan gemakkelijk zien en om de nabijheid ligtelijk hooren konden.
Hier buigt Hij zijne knieën en valt plut op zijn aange-zigt ter aarde neder ; 4) de eeuwige , de eenig geboren Zoon Gods , het Woord des Vaders, door hetwelk alle dingen gemaakt zijn, de medezelfstandige met den Vader, van voor den dageraad geteeld, de luister zijner heerlijkheid , het afdruksel zijner zelfstandigheid. de blijdschap des Hemels , de wellust der Engelen , de Heer der heerlijkheid , door wien de koningen heerschen en de wetgevers gebieden , ligt hier in het stof nedergebogen.
Leer hier , mijne ziel! van uwen Zaligmaker , in uwe droefheid en in al uwe gewigtige ondernemingen uwe toe-vlugt nemen tot het gebed , maar leer ook hoe gij bidden moet; kan een slaaf voor zijnen heer , een misdadige voor zijnen regter, een schepsel voor zijnen Schepper , een rampzalige zondaar voor zijnen God zich dieper vernederen , dan hier onze Jesus , Hij die in de gedaante Gods was, en het zich geenen roof achtte , God gelijk te zijn , Hij , de onschuld , de Heiligheid zelve ? O dierbare betrachting! O God , .wat zijt Gij groot! o mijn Jesus , hoe maakt Gij mij beschaamd !
Leer , mijne ziel! de stilte zoeken , als gij u tot het gebed begeeft; met den diepsten eerbied , voor den ontzaggelijken Troon des Allerhoogsten verschijnen , en voor die vreesselijke Majesteit nedervallen, uwen mond in het stof leggen , of er mogelijk nog hoop voor u ware ; leer wegzinken in den afgrond uwer nietigheid , leer eindelijk,
1) Matth. XXVI. 39.
25
in zulk eene gestalte uwe armoede en ellende belijden r een zoodanig gebed betaamt u voor eene onmeetbare grootheid en wordt ongetwijfeld verhoord.
Maar hoe bidt onze Jesus ? Vader , zegt Hij , ach mijn Vader! alzoo voegt Hij bij den diepsten eerbied het allerhoogste vertrouwen. O treffend voorbeeld! ü gelukkigen , die den Almagtige naderen met den zoeten , liefelijken en teêrhartigen naam van Vader! het kan niet anders zijn , of zulk een vertrouwen moet verhoord worden ; zulk een lieftallige naam geeft een kind moed om alles te vragen en beweegt het gemoed eens vaders om alles te geven.
Zoo gelukkig zijt gij , mijne ziel! de almagtige God is uw Vader , en o ! welk een Vader ! hoe edel, hoe rijk , hoe goed ! een Vader , die u erfgenaam wil maken van al zijne goederen , schatten , kostbaarheden , en die met dien beminnelijken naam wil aangeroepen wezen! Vraag Hem in den naam van Jesus , zijnen Zoon , vraag Hem al wat gij begeert en wat u zalig kan wezen , en het zal u geworden. Jesus heeft u beloofd , dat al wat gij den Vader zult vragen in zijnen naam , 1) u gegeven zal worden. O God! geef mij den geest des gebeds , deze is de bron van alle weldaden en heiligheid en zal mijne eerste en meeste bezigheid wezen.
II. Overweeg, mijne ziel! het gebed dat Jesus Christus tot zijnen Vader spreekt. Hoezeer het onveranderlijk besluit, in den eeuwigen raad genomen, dat hij moet lijden en sterven , Hem wel bewust is, daar Hij nogtans met de menschheid het gevoel, of eene natuurlijke neiging tot het leven en een afkeer van den dood heeft aangenomen, draagt Hij zijnen Vader voor , hoe hard , hoe gevoelig , hoe smartelijk het valt. een zoo schromelijken en schandelijken dood te moeten ondergaan ; Vader , zegt Hij dan, mijn Vader , indien Gij wilt, neem dezen kelk van mij weg.
Mijne ziel! moeten wij hier dan twijfelen of onze J esus in onze verlossing bewilligen zal ? Ach , wie beeft daar niet voor ? mijn God ! zou ik dan nog eeuwig moeten branden ? doch neen , onze Jesus heeft ons te lief om dien kelk te weigeren ; Hij verlangt niet, dat die Hem zoude voor-
20
bijgaan ; Hij weet, dat het besluit zijns Vaders , dat Hij lijden en sterven moest, onveranderlijk was : nog kort te voren had Hij Jacobus en Johannes met zoo veel nadruk gevraagd of zij den kelk, dien Hij dronk, ook wel konden drinken ; veeds had Hij zijnen dood gevierd en zijnen Apostelen bij de instelling van het Allerheiligste Sakrament er het onderpand van gegeven ; Hij had hen met zooveel moed over zijnen aanstaanden dood getroost en hun de dierbare voordeelen er van voor oogen gesteld ; Hij had eindelijk met zijnen Vader hetzelfde aandeel in de keuze der -middelen , om den inensch te verlossen en mede het besluit , dat Hij zoude lijden en sterven , opgemaakt, en dus zelf dien kelk met die bitterheden opgevuld ; hoe zoude Hij dan nu kunnen verlangen, dat de lijdenskelk van Hem verwijderd worde , nu zich zeiven kunnen verloochenen , met eene onstandvastigheid aan den dag te leggen, die men van geenen gewonen mensch zou verwachten ? Neen; Hij stemt daar volkomen in toe, en zegeviert over alle zwakheden , die Hij van ons heeft overgenomen ; hoe bedroefd en beangst, hoe bevreesd en verdrietig Hij ook wezen moge : nogtans, zegt Hij, niet mijn , maar uw wil geschiede.
Te weten : zijn goddelijke wil, welke ook die des Vaders is, verkoos de pijnen , de schande en den dood, niet in zoo verre zij schadelijk zijn voor de mensehheid, maar alleen, in zoo verre zij bekwaam waren , om onze verlossing te weeg te brengen , in welke beschouwing zij goed, nuttig en verkiesbaar waren. Derhalve, wanneer onze Jesus die vlugt, en smeekt daarvan als zoodanig ontslagen te worden, wel verre, dat zijn raenschelijke wil met den goddelijken in strijd zoude zijn , stemt hij %er volkomen mede overeen.
Hij wil door zijnen weêrzin aantoonen, dat wij niet anders dan door zijne pijnen en schande konden verlost worden , en wij het aldus waren , die dien kelk met zoo vele bitterheden hebbeh opgevuld , en door onze zonden een beletsel stelden , dat die kelk niet van Hem kon gaan. 0 hoe bedriegen wij ons dan , wanneer wij ons voorstellen , dat het eenen God even gemakkelijk was ons te verlossen, a's te 'scheppen ; hoe verkeerdelijk beoordeelen wij de goddelijke regtvaardigheid wanneer wij zoo weinig zorg aan den dag leggen, om de regtvaardigheid te bewaren, als of zij even gemakkelijk herkregen als verloren wordt, terwijl Jesus ons die zoo duur heeft gekocht.
27
Jesus wilde ons door zijne vrees voor den dood ook doen zien , dat God den dood niet gemaakt heeft , dat de dood niet natuurlijk is volgens den eersten aanleg van den mensch; maar eene straf van de zonde , die door den njjd en den haat des duivels in de wereld gekomen is; want nadat Hij genoeg heeft aangewezen , welken afkeer Hij er van heeft, stemt Hij volkomen met den wil zijns Vaders in, onderwerpt zich daaraan, en gaat den dood te gemoet om hem te overwinnen , te niet te doen , en er eenen weg van te maken tot de onsterfelijkheid. Nor/lans niet mijn. maar uw wil ycschiede. O hemelsche betrachting!
O Jesus, wat zijt Gij groot , hoe hebt Gij ons bemind! wees dan niet verlegen , mijne ziel! als gij den dood, ziekte of andere rampen vreest: Jesus heeft ze willen vreezen, pm uwe vrees en die van al zijne zwakke schaapjes te heiligen ; zij zijn dus geen merkteeken , dat gij buiten de gunst Gods zijt; ook de martelaren vreesden den dood , want zonder dat ware het eene geringe verdienste geweest, hun leven voor het geloof op te offeren , maar zij overwonnen die vrees door de liefde en standvastigheid, welke God in hunne harten stortte , en ook deze genade verwierf ons Jesus door zijne vrees voor den dood ; Hij droeg onze zwakheid , om ze aan het kruis te hechten en te overwinnen. Neen , die lieve Vader bemint u als den appel van zijn oog , en Hij zendt ze u over niet als een kwaad, maalais een middel van heiligmaking en zaligheid. Wees dan vol betrouwen en geduld. Gij moogt ook wel bidden , dat die bittere kelk u voorbij ga , Jesus heeft het ook gedaan; maar volg foch vooral zijne gelatenheid in Gods heiligen wil , die Hem met zijne sterke schaapjes zijnen kelk met al den droesem doet aanvaarden: vNiet mijn , maar uw wil geschiede.quot; Bid dan , en bid met eerbied en aandacht onder die voorwaarde, en gij zult verlost of van geduld voorzien worden , om er voordeel mede te doen. Lieve God, mijn Vader! geef mij, dat ik altijd met uwe alwijze beschikking te vreden zij-
III. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus , nadat Hij in zijne doodelijke droefheid zijn gebed tot den Vader gesproken heeft, zich begeeft bij zijne leerlingen , en hen vindende slapen , tot Petrus zegt: Simon slaapt gij ? en tot allen : hoe ! hebt gijlieden dan -niet één uur met 'mij hunnen waken? waakt en bidt, opdat gij niet valt
28
in bekoring , de geest is wel gewillig maar het vleesch is zwak 1); waarmede Hij twee wezenlijke en eerste pligten van een herder uitoefent: bidden en onderwijzen. 0 heilig , o wonderlijk gedrag !
Bid gij ook zoo mijne ziel! wanneer u of den uwen eenige bekoringen boven het hoofd hangen ? zijt gij ook zoo bezadigd , zoo gelukkig , zoo zacht, zoo lieftallig , als gij uwe broeders moet vermanen ?
Ach , gij vertrouwt te veel op de gewilligheid van den geest, als gij buiten de gelegenheid of bekoring, door eenigen ijver vervoerd zijt , zoo als Petrus. Gij kent de zwakheid van het vleesch niet, alhoewel eene droevige ondervinding u meermalen daarvan overtuigd heeft; gij weet niet wat geluk het is , zich te mogen nederwerpen voor den troon des Allerhoogsten , en met God te spreken, daarom verlaat gij het gebed: gaarne zult gij geheele nachten op gastmalen en in vermakelijkheden doorbrengen , doch één uurtje biddens zal u deerlijk verdrieten. Wat wonder dan , dat gij ook met Petrus valt in de bekoring ? o mijn God! ik beken, veel schuldiger dan Petrus te zijn, leer mij bidden als het eenigste middel, om U bestendig getrouw te bleven.
Dan na deze vaderlijke vermaning, om ons het aanhouden in het gebed te leeren , gaat Jesus wederom bidden met denzelfden eerbied, aandrang en hetzelfde vertrouwen , zeggende : Mijn Vader ! mag deze kelk niet voorbij gaan , jen zij ik hem drinke, dat uw wil geschiede.
Hij keert ook weder tot zijne leerlingen , en hen vindende slapen, onthoudt Hij zich van alle verwijt over hunnen slaaplust; van daar gaat Hij voor de derde maal bidden ! zeggende dezelfde woorden , en ook voor de derde maal komt Hij weder bij zijne leerlingen.
Het is onmogelijk de liefde van onzen Jesus levendiger te beschrijven, dan hier de Evangelisten doen. Hij schijnt vol kommer, onrust en in gestadige beweging. Dan -is Hij bij zijn Vader om te bidden, dan wederom bij zijne leerlingen om hen wakende te houden, dan keert Hij weder tot het gebed , dan weder tot de zijnen. Hjj schijnt gelijk eene moeder , die in de grootste verlegenheid is wegens hare kinderen; gelijk eene hen, die hare kiekens onder hare vleugelen vergadert ; gelijk een arend, 1) Marc. XIV : 37 , 38.
20
die zijnen jongen leert vliegen. Hij verliest hen geen oogenblik uit het oog , Hij wekt hen op , Hij leert hun bidden. O Jesus , nergens in geheel uw leven en lijden zijt Gij zoo groot, zoo verwonderlijk, als Gij hier zijt: uwe liefde gaat alle maat te boven.
Leer dan, mijne ziel, van een zoo voortreffelijken Leermeester, liefde en zorg te dragen voor de uwen; leer hoe veel er aan gelegen is, dat gij voor u en voor hen waakt en bidt ten tijde der bekoringen: leer hoe noodzakelijk het is te volharden in het gebed; leer dat eenvoudige en weinige woorden de beste zijn om van God de beste gaven te verkrijgen ; dus geene betere , geene heilzamere gebeden dan die korte, welke wij schietgebedjes noemen , die van een brandend hart uitgaande , door lucht en wolken heendringen tot voor den troon des Almagtigen , en wie is er, die niet aldus in al zijnen handel en wandel den ganschen dag kan bezig zijn ? Heer ! help mij , opdat ik zoo leve.
IV. Overweeg myne ziel ! hoe Jesus Christus overstelpt van droefheid , angst, vrees en verdriet, bekommerd en verlegen over zijne leerlingen, wier gevaren Hij allen kent, biddende met den sterksten aandrang, en herhalende tot drie malen toe hetzelfde gebed, in zoo vervaarlijken toestand geraakt, dat Hij met den dood schijnt te worstelen. Hij zal hjer vrijwillig den doodstrijd voorkomen , dien Hij bij de scheiding van ziel en ligchaam op zijn kruis zou moeten lijden, maar waar het Hem betaamt , met kloekheid te sterven, en geraakt hier in den doodstrijd, om onzen doodstrijd te verzachten, ons ten voorbeeld te strekken, en de genade te verdienen, van heiliglijk te sterven. 0 mijn Jesus, wat zijt Gij weldadig , hoe hebt Gij ons bemind!
In dezen akeligen toestand wordt Hem van zijnen Vader een Hemelsche bode toegezonden, die Hem versterkt , het zij door zijne tegenwoordigheid alleen Hem te kennen gevende , dat zijn gebed verhoord is , het zij met Hem eenige uiterlijke hulp of verkwikking te geven , het zij met zijne gevoeligheid , moed en kloekheid toe te spreken, het zij eindelijk met Hem de vruchten zijns lijdens, namelijk zijne opstanding en de zaligheid van ontelbare zielen , voor oogen te stellen.
Ach! zijn Vader is dan verzoend, zijn gebed verhoord
30
en onze Jesus getroost! O triomf! het is gewonnen.
Doch wel verre, mijne ziel! nu eerst zal de vreesse-lijkste strijd beginnen. Want voor Hem is elke troost eene wezenlijke smart , de versterking, zwakte, de opbeuring , hartzeer, de verkwikking , verdriet: tussohen begeerte en afkeer, tusschen troost en droefheid, tusschen sterkte en zwakheid, tusschen gewilligheid en tegenzin, tusschen kloekheid en vrees, tusschen moed en schroom dobberende, wordt zijn hart zoodanig beklemd, geperst en gedrongen, dat zijn Bloed zelfs ontsteld wordt in zijne aderen, en langs alle kanten naar buiten dringende , als door eene teems over zijn ligchaam nederdrijft, ja , in menigte druppelen op de aarde afdruipt. O mijn bloedige Bruidegom , wie zal geen medelijden met U hebben ! O wat hebben wij U veel gekost! Ach , mijne ziel ! zie uwen zieltogenden Jesus nederzijgen, zie Hem zoodanig in zijn bloed gewenteld , dat Hij de hulp van eenen zijner engelen als noodig heeft! Gij hebt Hem dat berokkend door uwe zonden.
Dan in dezen erbarmelijken staat houdt Jesus niet op te bidden en om u te leeren , hoe gij bij opeenstapeling van rampen doen moet, bidt Hij nog langer , nog ernstiger, nog dringender: mijn Vader , neem dezen kelk van mij iveg , nogtans niet wat Ik wil, maar ivat Gij wilt; de geest is wel gewillig en heeft reeds dien bitteren kelk aanvaard , Ik heb er zelfs naar verlangd , Jk was gekneld tot het volhragt werd , i) doch Jk ben ook de Middelaar van goddelooze zondaars ; Ik heb hunne schulden op mij genomen, en het vleesch is zwak, Vader! neem dezen kelk weg. O bitter gevecht, o bloedige strijd!
TJwe zonden , mijne ziel! al de zonden , al de gruweldaden , die ooit op aarde bedreven zijn , of zullen bedreven worden , de hardnekkigheid en verwerping van zijn volk , de verdoemenis van ontelbare zielen, de wraak van eenen gestoorden God, o hoe vele smarten benaauwen zijn hart! Hij zag ook n , mijne ziel! Hij zag al uwe ondankbaarheden , uwe moedwilligheden en heiligschennissen.
Daarvoor voldeed Hij door zijne bloedstortingen, daarvoor werd Hij gestraft, daarvoor verpletterd. en worstelde aldus met de goddelijke regtvaardigheid, die Hij moest overwinnen, om het vonnis tegen ons geveld , te veranderen, om de wel verdiende vervloeking, tegen on?-
•1) Luc. XII: 50.
31
uitgesproken , in zegening te veranderen, om voor onver-schoonlijke kwaaddoeners, verzoening, heiligmaking en de onsterfelijkheid te verkrijgen.
O geweldige strijd! o vervaarlijke druk , angst en be-naauwdhéid! ach beschouw Hem, mijne ziel! mot het klamme zweet op zijne wangen , of liever overgoten met bloed , bleek, ontsteld : al trillende en bevende , met de haren ten berge , al zuchtende , weenende en zieltogende van droefheid, ter aarde liggen : en geen wonder , want om tegen eenen God, tegen de Heiligheid zelve, een worstelstrijd voor ontaarde boosdoeners te kunnen verduren werd een God vereischt, en een mirakel om daaronder niet te bezwijken. Maar Jesus, God en Mensch, heeft onze zonden uitgewischt, onze schulden betaald , den dood zijn angel ontrukt en het bittere van den doodstrijd weggenomen.
Ach ! zoo ik de heiligheid Gods kende , gelijk Jesus , ik zou ook bloed zweeten van rouw en droefheid en ik zou bezwijken ; doch ik ondankbare ! ik gevoel naauwe-lijks eenig medelijden, jegens mijnen zoo weldadigen Verlosser ; ik onthoud mij zelfs niet nog op nieuw zonden te plegen, die de oorzaak zijner smarten waren ; welke wraak heb ik dan ook niet te duchten, na' eene zoo onuitsprekelijke liefde miskend te hebben !
WelaVi , mijne ziel! nooit weer zondigen , alle droefheden , rampen , tegenspoeden , ziekten , vernederingen , armoede , vervolgingen , bekoringen, dor- en verlatenheden aan Jesus opdragen , zelfs Hem daarvoor bedanken , ze gaarne willen lijden, als om eenige druppeltjes uit zijnen kelk te proeven , dien Hij tot den bodem toe uitgedronken heeft; hiermede zult gij u tot eenen zaligen dood bereiden en uw doodstrijd zal vol troost, vol vrede vol vergenoeging en een voorgevoel wezen eener hemel-sche en eindelooze blijdschap. — Help mij, mijn Gocl!
BEOEFENING.
Gewen 1 u tot korte en eenvoudige schietgebedjes dooiden dag en in al uwe bezigheden. — Verdubbel ze in benaauwdheden of rampen. — Zeg in aluwe tegenheden ; »Uw wil geschiede!quot; wees ook kort in al uwe andere gebeden , maar herhaal ze dikwijls, wanneer zij uw hart raken. Gevoelt gij dorheden of verstrooijing, laat niet na te bidden en te volharden met Jesus.
32
Toen kwam Hij bij zijne leerlingen , en zeide tol hen: slaapt nu en rust; ziet nu is het uur gekomen , dat de Zoon des Menschen in de handen der zondaren zal geleverd worden. Staat op, laat ons gaan, zietdaar, die mij verraden zal, is nabij. Matt. XXVI. v. 45. 46.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus; nadat Hij den geweldigen doodstrijd en de bloedzweeting onder een aanhoudend gebed doorgestaan, en misschien ook van den Hem verschenen engel zeiven vernomen heeft, dat zijn gebed verhoord, de r^gtvaardigheid zijns Vaders ontwapend en onze verlossing verworven is, met kalmte en bedaardheid opstaat en als een getrouw herder , als een kloek veldheer en als het hoofd der martelaren zijnen vijanden te gemoet gaat, om in hunne handen geleverd te worden : zoo vrij , zoo gebiedend is Hij over al zijne aandoeningen en daden !
Dan, Hij begeeft zich nog eens bij zijne leerlingen,-en hen wederom vindende slapen , zegt Hij : Slaapt nu en neemt uwe rust, verwijtende hun aldus op eenen vaderlijken toch tevens gevoeligen toon hunne lafheid en ontrouw ; het is genoeg, vervolgt Hij, het uur is fjekonier*, dat in den raad mijns Vaders bepaald is ; den tijd van waken hebt gij voorbij laten gaan en deze komt niet terug ; die van bekoring is aanstaande : Zie zoo zal de Zoon des menschen in de handen der zondaren overgeleverd worden.
O welk een scherp verwijt voor u, mijne ziel! veel waakzamer is de wereld , als er kwaad te doen is , dan gij, om deugden te oefenen. De vijanden van Jesus brengen den ganschen nacht slapeloos door en gij kunt geen uurtje in het gebed besteden. 0 mijn God ! ik zal voortaan getrouwer wezen.
Slaat op , zegt Jesus , laat ons gaan. — Waar heen mijn Zaligmaker ? — Ik heb het begrepen — buiten den hof gaat Jesus om zjjne vijanden te ontmoeten : want zietdaar , zegt Hij, die mij verraden zal, is hier bij. — Men hoort ook reeds in de stilte des nachts gedreun van menschen , geraas van tuigen , gerammel van wapenen, gemor en gemompel, men ziet in de donkerheid van de
33
beek Cedron , lantaarnen en fakkels en eene groote menigte van volk , hetwelk door zijnen toestel schijnt aan te duiden , dat het op leeuwen of tijgers jagt maakt, of een ontembaren struikroover wil vangen ; zeker uit vrees van weerstand te zullen ontmoeten en door beleid van den verrader, om Jesus gelijk een dief en moordenaar door overmagt te vermeesteren, te binden en te kwellen. Mijn Jesus, zoo moest Gij dan als een dief behandeld worden , omdat ik het ben van de eer uws Vaders.
Maar wie mag toch zijn verrader wezen ? misschien een Pharisee, omdat Hij hem vele malen beschaamd heeft voor het volk ; of een tollenaar, die door zijne prediking bekeerd en tot armoede geraakt is ; of een wellustig jongeling, dien Hij den roof zijner wulpschheid ontrukt heeft; wien heeft onze Jesus toch ooit anders kunnen beleedigen : Hij die het land doortrok weldoende aan allen : 1) neen, mijne ziel! en niemand onder de stervelingen zou dit ooit hebben kunnen gissen.
Zij naderen en een van dat rot, te weten de verrader, na den hoofdman iets in stilte gezegd te hebben , spoedt vooruit als om aan te wijzen dat hij tot die menigte niet behoort, treedt haastig toe.... maar.... o God! het is Judas...., een van de twaalf lievelingen van Jesus...., een vertijDuweling...., een Apostel...., o Judas! o booswicht! o ontaarde ! O hemelen! waar zijn uwe donderslagen , om zulk een monster te verpletteren ?
Mijne ziel! hoe is toch die ongelukkige Apostel tot zulk een val gekomen ? Zekerlijk niet op eens , want niemand wordt op een oogenblik een snoodaard. — Maar hij had reeds vroegtijdig eenige kleingeloovigheid getoond aan de ivoorden van Jesus 2) en kleine dieverijen gepleegd aan de beurs, 3) die hij droeg en had aldus aan zijne begeerlijkheid gedurig nieuw voedsel gegeven ; deze begeerlijkheid nu leed eene groote teleurstelling , toen Maria , de zuster van Lazarus, eene kostbare zalf over Jesus uitstortte. Deze dienst aan Jesus bewezen, was naar zijn inzien, eene verkwisting ; men zou dien kostbaren balsem tegen een hoogen prijs hebben kunnen verkoopen en het geld aan de armen geven ; dit voorwendsel was geenszins het gevolg zijner zorg voor de armen , maar zijner begeerlijkheid. Daar deze winst hem nu ontsnapt is, zoekt
1) Act. X; 38. '2) Joh. VI : 71. 3) Joh. Xll: 0.
2
34
hij zich voor zijne bedrogene verwachting schadeloos te stellen , beraamt het gruwelijke plan , om zijnen Meester aan diens vijanden over te leveren , volvoert het en acht zich niet minder gelukkig , ten koste van zijnen Zaligmaker zijne onverzadelijke geldzucht te voldoen dan de Joden, omdat zij met weinige kosten zich van het voorwerp van hunnen haat en nijd kunnen verzekeren. Judas werd dus een Godsmoorder , omdat hij een dief, een dief, omdat hij een gierigaard was , en alzoo was hij van stap tot stap tot de ondeugd gekomen, want die kleine dingen niet acht zal allengskens vervallen 1). Aldus was Judas van kleine zonden tot de gedachte gekomen van grootere. van de gedachte tot de begeerte, van de begeorte tot de daad, van de daad tot de hardnekkigheid , van de hardnekkigheid tot de wanhoop, en van de wanhoop tot den rampzaligen strop. O mijn God! hoe weinig werk maak ik van kleine zonden. Ach , dit doet mij beven ! Een Judas van een alwijzen God zeiven tot het Apostelambt verkozen , een Judas , die zieken genezen , duivelen gebannen , mirakelen gedaan had , valt zoo diep en zoo schandelijk , wat zal er van mij geworden ?
Ik kan TJ dau ook nog verraden, wanhopig worden en eeuwiglijk branden ; want indien een Apostel gevallen is, en alzoo de hoogste waardigheid in de Kerk hiertegen geen zekere waarborg verstrekt, indien Judas , een leerling en volgeling van Jesus , die gestadig het bijzijn , de dierbaarste lessen van zijnen goddelijken Meester genoot, niet anders zag dan voorbeelden van heiligheid, nogtans gevallen is , hoe moet ik dan niet beven , met alle om-zigtigheid mijne ziel bewaren, mijne hartstogten bestrijden , daar één genoeg is , om mij in het eeuwig verderf te doen nederstorten ? maar zorg vooral, mijne ziel! de eerste opwelling der bekoring tegen te gaan.
O hoe gemakkelijk is het, die eerste gedachte te overwinnen , dien eersten smaak van drank te versterven, die eerste drift te temmen , die eerste aantokselen te weder-staan! maar wanneer men der eerste gelegenheden den teugel gevierd heeft, dan wordt het weldra schier onmogelijk die te bedwingen. Heere ! help mij, dat ik ü getrouw zij in kleine dingen en nimmer zal ik tot groote vervallen.
35
U. Overweeg, mijne ziel, het ongelijk , waarmede Jesus Christus door het verraad van Judas werd bejegend.
Menigfe anderen zijn , wel is waar , het slagtoffer van verraad geworden, maar wie had ooit zijnen verrader zoo vele weldaden bewezen als Jesus aan Judas ? — Als God had Hij hem geschapen, onderhouden en met allerlei gaven begunstigd, en als menseh wilde Hij hem door zijn eigen bloed verlossen , heiligen en eeuwiglijk gelukkig maken. — Hij had hem uit de heffe des volks tot het Apostelambt verkozen , om het grootste koningrijk te stichten , dat ooit op de aarde bestond. — Hij had hem zijne naauwste vriendschap , gemeenzaamheid en zijn vertrouwen geschonken en hetgeen Hem van weldadige men-schen tot onderhoud werd aangeboden , in bewaring gegeven. Hij had hem met eene wonderlijke ootmoedigheid, als een geringe dienstknecht, de voeten gewasschen en gespijsd met zijn eigen Vleesch en Bloed. — En zulk een weldoener nog verraden ? 0 welk ongelijk! O welke ondankbaarheid 1 Mijne ziel! zijt gij ook niet schuldig aan eene zoo schreeuwende ondankbaarheid , als gij zondigt ?
Maar , mijne ziel! zoudt gij niet vooronderstellen , dat een groot gewin, een aanmerkelijk voordeel Judas heeft uitgelokt, om hem tot eene zoo trouwelooze euveldaad te doen besluiten? Zoo toch zag men wel meermalen schandelijk verraad gepleegd , om een rijk te vermeesteren , schatten of waardigheden te verkrijgen. Maar neen! Judas , die trouwelooze gierigaard, achtte zijnen Meester zoo hoog niet; Judas verraadt , verkoopt, levert Hem voor dertig zilverlingen , dat is, voor de waarde van omtrent dertig guldens. Welke hoon voor mijnen Jesus!
Is dan het leven van eenen God-Mensch , die met een woord de dooden verwekte , de duivelen uitwierp , onwe-ders stilde , zieken , blinden, dooven, stommen , lammen, kreupelen genas , die met vijf of zeven brooden vier of vijf duizend menschen verzaadde, niet meer waard dan dertig zilverlingen?
0 mijn God ! wie beeft niet voor uwe regtvaavdigheid! Moet dan uw welbeminde Zoon, alleen omdat Hij de gedaante eens zondaars heeft aangenomen, zulk eene ongehoorde schande ondergaan ? Wee mij , die ook meermalen zoo snood geweest ben!
Ja mijne ziel! zoo gering achtte Judas den Heer zijnen
36
Gfod , of om beter te spreken, hij schatte Hem zelf tegen zoo hoogen prijs niet; want in plaats van zijne waar, volgens de gewoonte der kooplieden, op te vijzelen , gaat deze heiligschendige koopman naar de overpriesters met den onbepaalden eisch: Wat wilt gij mij geven en ik zal Hem u leveren ; — is op het eerste bod : zij beloofden hem dertig zilverlingen , terstond te vreden, schoon hij gretig naar geld en een dief was en slaat de koop toe: hij beloofde het als aan hem het voordeeligst, wel duidelijk te kennen gevende, dat hij het nog voor veel minder gedaan zoude hebben.
O gruwelijke versmading! aan welk dier op de markt toont men niet nog meerdere achting? hoort men niet dagelijks twisten over koopwaren, om een weinigje hooger te verkoopen of lager te bieden. Ziet men niet menigmaal liegen en bedriegen , gewigten of maten ver-
valschen, om wat meer te winnen? daar deze verrader.....
wraak, o Hemelen! wraak ! Uw Koning is hier een worm en geen rnensch , de spot der menschen en de srriaad des volks. 1) Ach verdrukte Jesus ! moest Gij dan zoo schandelijk mishandeld worden voor mijne zonden? Och weef mij tranen, opdat ik ze rouwhartig moge beweenen. Ook ik heb U meermalen op zoo schandelijke wijze verraden .
Dan hoe wordt hier de schande van Jesus nog vermeerderd , wanneer men overweegt, dat Judas een leerling van Jesus was in het stuk van zeden ; hoe ! heeft Hij dan in den tijd van drie jaren , niet anders van hem kunnen maken dan een gierigaard , een verrader ? Heeft zijne school geene betere lessen dan om hare leerlingen tot stelen en moorden af te rigten ? heeft deze leermeester dan zulke verfoeijelijke gevoelens , zulke afgrijsselijke leerstellingen , dat zijne eigene leerlingen genoodzaakt zijn, Hem aan het geregt over te leveren ? O schande!
Lieve Jesus! zoo Grij geene andere wonderwerken ver-rigt hadt, wij zouden uwen vervolgeren regt gegeven hebben , want wien is ooit iets dergelijks overkomen , dat hij verraden werd van eenen vertrouwden leerling , en wel van eenen leerling der zeden ? En indien een va,n de twaalf zoo bestaat, wat moet men dan van de anderen denken ?
1) Ps. XXI: 7.
37
Mijne ziel! welke ergernis moet dit schandelijk verraad van Judas den goeden en welgezinden gegeven hebben ! Moesten zij niet met regt zijne heiligheid, zijne mirakelen , zijne wijsheid en leeringen verdenken ? Welke opspraak bij de onverschilligen! Welke triomf voor zijne vijanden, en hoe moest niet hunne woede en baldadigheid worden opgewekt, om Hem te teisteren nu zij Hem in handen hadden !
Dan, mijne ziel! hebt gij door uwe ongeregelde levenswijze , ook niet wel uwe godsdienst verlaagd , anderen reden gegeven die te haten ? Niets brengt de godsdienst meer in minachting , niets weerhoudt anderen meer om tot den schoot der H. Kerk terug te keeren, dan het onchristelijk gedrag harer belijders; en wanneer wij allen leefden naar de voorschriften onzer godsdienst, zouden er misschien weldra geene of weinige ongeloovigen meer wezen ; o hoe dikwijls heb ik dan der H. Kerk tot schande gestrekt, die door mijne zonden Katholijken en Onkatholijken verergerde!
Dit veroorzaakte onzen Jesus eene zoo bittere smart , dat Hij zich bij zijne Profeten hierover jammerlijk beklaagt : Indien mijn vijand mij gelasterd had, ik zoude het verdragen hebben , en zoo degeen die mij haatte , mij trotschelijk bejegend had , ik had mij voor hem moeten wachten; maar gij, mijn eensgezinde, mijn leidsman, i) mijn bekende , die te zamen met mij de zoete spijze naamt, ach dit is onverdragelijk! Reeds in het Avondmaal werd Hij in den geest ontroerd, verklarende openlijk, dat een van de twaalf Hem zoude verraden. 2) O Jesus . wie moet geen medelijden met U hebben ?
Maar beschouwen wij liever ons zeiven. Zoo mij dertig guldens te wachten stonden , zou ik U , o Jesus ! misschien ook niet verraden ? Och heb ik niet wel voor minder eenige zonden bedreven ? Trachten wij dan voortaan liever door getrouwheid aan zijne hemelsche leeringen, door naleving van zjjn heilig Evangelie, door voorbeelden van deugden , door standvastigheid en moed, in de gezelschappen tegen laster en ontucht zijne eer te verdedigen , zonde te beletten . zielen te zaligen. Ja mijne ziel! dit is de echte wijze om het lijden onzes dierbaren Verlossers te vereeren.
1) Ps. LIV: 13, 14, 15. 2) Joh. XIII: 1.
38
III. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus, nadat Hij den hof heeft verlaten, om te toonen , dat Hij niet overvallen wordt, maar zich vrijwillig in de handen zijner vijanden overgeeft, zijnen verrader ziet naderen. Die booswicht namelijk, de krijgsbende verlatende, was eenige schreden vooruitgeloopen , om Jesus op te-zoeken en te gelijk zijn verraad voor Hem te verbergen; o verblindheid ! zijne snoode ontwerpen voor een God, die alles weet, te willen verbergen , terwijl men zelfs de opmerkingen der menschen niet lang kan ontgaan!
Wat nu , mijne ziel! wat zal Jesus nu doen ? Wat zoudt gij Hem raden ? Hoe! die booswicht, die ontaarde! Zulk een afschuwelijk monster ! Hij zal hem ongetwijfeld zonder uitstel, dewijl Hij toch als God de hoofdstoffen tot zijne dienst heeft, door eenen donderslag verpletteren, door het vuur des hemels verslinden , of in den afgrond doen verzinken. Doch neen : Jesus zal de gansche wereld , den duivel zelfs met al zijnen aanhang door zijn heilig gedrag beschamen. Welaan, overweeg dit met allen ernst Beschouw hier twee personen van het grootste onderscheid, die ooit op aarde tegen over elkander stonden : een Zoon Gods en een zoon des verderfs , de magt en de zwakheid, de wijsheid en de dwaasheid, de deugd en de ondeugd ; zie hier van den eenen kant de regtzinnigheid , van den anderen de geveinsdheid; de getrouwheid tegen over de ontrouw ; hier de hoop , ginds de wanhoop ; zie hier eindelijk de regt-vaardigheid, de zedigheid, de goedaardigheid, de zachtmoedigheid , de weldadigheid , de heiligheid zelve tegen over het onregt ,■ de gierigheid, de wreedheid, den nijd, den wraaklust en het verfoeijelijkste verraad. O welk onderscheid , welke ongelijkheid !
Deze twee zoo ongelijke partijen trekken tegen elkander op , en hemel en aarde staan in de grootste verwachting naar den uitslag van dezen gewigtigen strijd; de duivel , die Judas in het hart gegeven had, dat hij Hem ■verraden zoude en in hem gevaren was , 1) tracht zich Jesus gelijk alle andere menschen te onderwerpen; Jesus daarentegen houdt het belang der menschen en gaat den sterkgewapende aantasten om hem zijn rijk te ontrooven en de menschen uit zijne slavernij te verlossen. O gewig-
1) Joh. XlII. 2 en 27.
39
tige tweestrijd! waarin niet over tijdelijke maar eeuwige, niet over aardsohe maar hemelsche , niet over vergankelijke maar over onvergankelijke belangen op eens voor altijd zal beslist worden.
De duivel had ons uit afgunst door list zonder geweld overwonnen , met ons tot zijne wederspannigheid over te halen. — Het was dus billijk , dat hjj zijne tirannij over ons uitoefende, want door wien iemand overwonnen is, dien is hij tot een slaaf geworden ; 1) het was billijk ; dat* hem , die de bedienaar was der Goddelijke wraak . zijn regt niet ontnomen werd voor dat hij het verdiende te verliezen, te weten wanneer hij stout genoeg zoude zijn een mensch te vervolgen, die hem niets schuldig was, noch onder hem behoorde, bit ondernam hij tegen Jesus , de heiligheid zelve, die hem zijne zwakheid toonde, terwijl Hij voor hem zijne Godheid verborg, waardoor hij dan ook door list zonder geweld werd overwonnen. — O dierbaar geheim! o wonderlijke uitvinding van eenen alwijzen God !
Dan het was de gierigheid , de ontrouw , het verraad van Judas, de smaad, de hoon, de schande en het bittere hartzeer onzen Jesus aangedaan, waarmede de duivel Hem begint aan te tasten, en welke onze Jesus door de volmaaktste heiligheid overwint. O hemelsche vertooning! de duivel wil Jesus tot ongeduld verleiden, en Jesus zegepraalt over al zijne listen met alles te verdragen.
Daarmede beschaamt Hij hem, daarmede voldoet Hij voor onze zonden en verzoent ons met den Vader, daarmede verstrekt Hij ons tot een voorbeeld der volmaaktste deugden.
Zie toch eens , mijne ziel! hoe Hij zijnen verrader behandelt , hoe Hij hem toespreekt; hemel en aarde staan er over verwonderd. Judas nadert en biedt Hem eenen kus aan. Dit is de leuze om Jesus te doen kennen : Dien ik kussen zal, 2) had hij gezegd , die is het, grijpt Hem en leidt Hem voorzigtiglijk en Jesus is bereid om dien kus met beleefdheid aan te nemen. — Judas spreekt: Wees gegroet Meester- Jesus antwoordt; Vriend! vj aar toe zijt gij gekomen ? 3) O lieve God ! moet zulk een monster nog den zoeten naam van vriend dragen , die een zoo schandelijk
1) 2 Petr.: 2—19. 2) Marc. XIV : 44.
3) Matth. XXVIII: 49.
40
misbruik maakt van het teeken door de natuur , ja door de godsdienst zelve gesteld om liefde, vriendschap en eerbied uit te drukken en het tot eene leuze maakt van doo-delijken haat, van vijandschap en duizend heiligschennige mishandelingen ! die zich van het vertrouwen , van de plaats, waar Jesus dikwjjls ging bidden , met een woord, die zich van al de weldaden , welke hij van zgnen Heer en Meester ontvangen had , bedient, om Hem aan den dood over te leveren , op hetzelfde oogenblik, wanneer hij voorgeeft Hem te beminnen. O hoe grievend voor het hart van Jesus ! geene woorden zijn in staat deze helsche boosheid in al hare afschuwelijkheid voor te stellen ! O mogt toch deze verfoeyelijke geveinsdheid met Judas van deze aarde verdwenen zijn! dan helaas , niet zelden vindt men nog menschen, die het teeken van vriendschap en vrede op hunne voorhoofden dragen, en nogtans hunnen evenmensch in het geheim trachten te vervolgen. Niet zelden worden er gevonden , die Jesus den verraderlijken kus toebrengen. Het zijn dezulken , die met doodelijke zonden bezoedeld , de H. Sacramenten en bijzonderlijk de H. Communie durven ontvangen ; zij komen met de lievelingen van Jesus aanzitten , in den schijn , om Hem te omhelzen , den kus van eerbied en van liefde te geven , maar in der daad om Hem aan zijne vijanden over te geven , en dat op diezelfde plaats , op datzelfde oogenblik als Jesus zich aanbiedt om hun zijne teederste liefde te bewijzen. O die ondankbaren ! ja mijne ziel, deze zijn nog het voorwerp van Jesus' bittere klagten ; ook hun zegt Hij : mijn vriend ! waar toe zijt gij gekomen ? mijn vriend! dien ik met zoo vele weldaden overladen , ja zelfs mijn Vleesch en Bloed tot spijs en drank uwer ziel geschonken heb , waartoe zijt gij gekomen ? Indien mijne vijanden , die mijne tegenwoordigheid in dit liefdegeheim niet erkennen , mij lasteren , ik verdraag het met meer langmoedigheid, omdat zij lasteren, hetgeen zij niet kennen; maar, gij, mijn vriend, mijn bekende , mijn dischgenoot, mijn vertrouweling, ach hoe grievend is deze hoon ! o God , bewaar mij toch voor zulke gruwelijke zonde!
Maar ach Judas! zal de stem van een zoo goeden Meester u niet in het hart treffen ? Judas kust Hem, en Jesus neemt de laatste proef, met hem bij zijnen naam te noemen , of Hij hem uit zijnen slaap kan opwekken en zegt:
41
Hoc Judas! verraadt gij zoo den Zoon des Menschen met eenen kus ! 1) Eene zoo bedaarde , zoo ernstige en liefderijke taal zou zeker leeuwen en tijgers getemd hebben, maar niet dien versteenden Judas. Spiegel u , mijne ziel! in de hardnekkigheid van Judas : zoo wordt men, als men de zonde niet meer vreest.
Wat zegt gij nu mijne ziel, van zulk een Goddelijk gedrag van Jesus ? moet daarvoor duivel , vleesoh en wereld niet beschaamd staan? Heeft Hij zijn voorschrift: ^Bemint uwe vijanden en doet wel aan die u haten'' niet volkomen onderhouden ? Doet gij ook zoo met degenen , die u beleedigd hebben ?
Maar, zegt gij , ik heb de minste schuld niet in den hoon, dien men mij aandoet; — was Jesus dan schuldig ? Men heeft mij op het zeerst beleedigd , mijn goed , mijne eer , mijn leven aangerand ; — maar werd Jesus niet als een dief , als een bedrieger , als een godslasteraar ter dood geleverd ? het is loutere kwaadaardigheid , die mij vervolgt; — maar wat was het anders dan kwaadaardigheid , die Jesus naar zijne eer en zijn leven stond ? Hij die mij dit aandoet, is een slechtaard en alle gunst onwaardig ; — maar wat was Judas dan ? wat zal de wereld wel zeggen ? — maar de gansche wereld bewondert de zachtmoedigheid van Jesus en zijner geloovigen; nog roemt zij die der Constantinussen , Theodosiussen , ja zelfs die van Cesar , Octaviaan en anderen in plaats van ze te verachten.
Daarenboven , Jesus eischt dit van u , ik zeg u.... 2) en zult gij het Hem weigeren ? Hij wil, dat gij u aan zijn gezag onderwerpt en verzekert u , dat Hij zelf wraak voor u wil nemen over de beleediging, die men u aandoet en zult gij het Hem niet toebetrouwen , tegen Hem opstaan , u zijn regt aanmatigen ?
Neen , goede Jesus ! ik vergeef uit geheel mijn hart, allen, die tegen mij iets misdaan hebben; ik zal allen die mij beleedigen met zachtmoedigheid behandelen. Geef Gij mij een vonkje van die wonderlijke liefde . welke Gij Judas bewezen hebt.
2) Matth. V : 22.
42
BEOEFENING.
Gebed en oefening maken ons deugdzaam : Jesus Christus doet liet beide en verdient voor ons geduld en zachtmoedigheid. Om die deugd in gewigtige gevallen te oefenen , moet men ze vooral in geringe zaken toonen en zich nooit door driften laten vervoeren. Toon ook moed en kloekheid in allen tegenspoed of laster. Wanhoop nooit aan de bekeering uwer kwaaddoeners, hoe slecht zij ook wezen mogen ; overwin het kwaad door het goed en zoek hunne beterschap tot het laatste van hun leven. Bereid u altijd zorgvuldig tot de H. Communie door eene opregte biecht en wacht u ooit eenige zonde te verzwijgen , of tot dien Heiligen maaltijd te naderen met eenige aangekleefdheid aan eene of andere doodzonde : want gelijk er niets is , dat ons meer met God vereenigt dan eene waardige Communie , zoo is er ook niets , dat ons meer van God verwijdert en meer voorbereidt tot eenen on-boetvaardigen dood , dan het onwaardig ontvangen van dit H. Sacrament.
Jesus , die wel wist al wat Hem overkomen zoude, ging hun te gemoet en zeide tot hen : Wien zoekt gij'? Zij antwoordden Hem : Jesus van Nazareth. Jesus zeide hun: Ik ben het, enz. Joh- XV111: 4, 5 , enz.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus in den wil zijns Vaders ziende al wat Hem te doen stond , en al wat zijne vijanden , die er de blinde uitvoerders van waren , zouden doen , zonder zich te ontstellen , zonder iets te vroeg of te laat te doen , met een onbepaald vermogen over alle gebeurtenissen , over alle oogenblikken beschikt.
Na den behoorlijken tijd aan het gebed te hebben besteed , na zijne leerlingen opgewekt, en hen van hetgeen nakende was , te hebben verwittigd , na den verraderlijken kus ontvangen en den verrader ter zijner bekeering met de teêrhartigste en tegelijk nadrnkkelijkste woorden
43
aangesproken te hebben . laat Hij hem daar staan en gaat eenige voetstappen verder , om de krijgsbende , die achter gebleven en in vollen aantogt xas, in persoon te ontmoeten. O kloekheid! doch verwonder u niet mijne ziel! het is een God , die zich hier voor u offert. O goedheid! o liefde!
Dan, hier bevir dt zich de geheele krijgsbende in de grootste verwarring , niet wetende wien te grijpen ; misschien werd zij door het zwakke maanlicht , de schaduw der olijfboomen en het schemeren der lantaarnen verhinderd , om Hem te kennen , maar nog meer bedwelmd door de ongehoorde kloekheid van Jesus en die bedaardheid van geest, waarmede Hij zich vrijwillig aanbiedt, hun de hoop beneemt van Hem vrees in het hart te jagen, hen ten eenemaal ontmoedigt en hun hunne dwaasheid doet zien , eene zoo talrijke bende , (zoo als men meent van over de duizend mannen ,) te hebben aangevoerd om ee-nen mensch te vacgen , die zich zeiven in hunne handen levert. Zie daar mijne ziel, hoe weinig de goddelooze op den deugdzame vermag , hoe vruchteloos al zijne maatregelen zijn , wanneer God het niet gedoogt! Neen , hij heeft geen vermogen op u , dan in zoo verre God zich van hem als een blind werktuig , ter uitvoering zijner alwijze raadsbesluiten en tot uw grooter geluk wil bedienen. Betrouw dan op Hem en gij hebt niets te vreezen.
Zij beginnen dan te zoeken , hier en ginds te loopen, om Jesus te vinden , ja zelfs zijne leerlingen aan te tasten. Maar , onbezonnen volk ! kent gij dan dien vermaarden Profeet niet, over wien gij zelf klaagdet, dat Hem de gansche wereld naliep ? Kent gij Hem niet, dien gij menigmalen op zijn woord alleen en als magt hebbende, de duivelen zaagt uitdrijven , de blinden doen zien, de dooven hooren , de stommen spreken en de dooden doen opstaan ? En gij Judas , kent gij Hem niet meer , met wien gij dien avond nog gegeten hebt, dien gij bezig zijt te verraden en op het oogenblik nog gekust hebt ? Gij dan overpriesters , gij hoofdmannen des tempels, gij ouderlingen des volks , die u niet schaamt met geregts-dienaars uit te gaan, om iemand te vangen, kent gij Hem dan niet meer , die dagelijks met u in den tempel was, die u meermalen berispt, bestraft, beschaamd heeft ?
44
Mijne ziel! verwondert gij u niet over eene zoo groote verblindheid? zoudt gij niet zeggen, dat zich hier het wonder i) van Sodoma vernieuwt, toen die goddeloozen den gauschen nacht naar het huis van Loth zochten, zonder het te vinden, of dat van Eliseus 2), toen de bende van den koning van Syrië vbor hem stond, zonder hem te zien ? Aldus is Jesus hier onbekend, zoolang het Hem zal believen. Hij zal hen toespreken, en zij zullen naar Hem moeten luisteren, zoolang Hij zulks wil. Met één woord: Hij doet met zijne vijanden al wat Hem behaagt.
Zoo afhankelijk zijn wij van God; te vergeefs geeft Hij ons de zintuigen, zoo Hij er ons ook niet het gebruik van verleent.
Hij is in alle dingen, en alle dingen zijn in Hem. Dus tiod alleen hebben wij te vreezen , het is God alleen op wien wij moeten betrouwen. — Te vergeefs zoekt ons de wereld of de duivel, als God ons beschermt; en wanneer wij met ziekten, kwalen of tegenspoeden te worstelen hebben , God is het, die ze ons toezendt en tot onze zaligheid beschikt.
Mijne ziel, welk eene troostrijke overweging! O mogten wij ze waarderen ! Heer help mij , opdat ik altijd en in alle gevallen te vreden , geduldig zij , en op U betrouwe.
II. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus , bij de algemeene verwarring der krijgslieden, die door zijne kloekheid bedwelmd, niet weten wien te grijpen , manmoedig toetreedt en vraagt; wien zoekt gij ?
Maar lieve Zaligmaker! wien anders dan U, die het voorwerp zijt geworden van den haat en de woede uwer kinderen ? Wat zegt gij dan , Joden ? Wat zegt gij , Heidenen ? op wien zijn die zwaarden , die stokken gemunt ? op wien die haat, die woede, die bloeddorst , die op uw gelaat te lezen zijn ? Wien zoekt gij ? Jesus van Nazareth , zeggen zij , zonder nog te weten wie met hen sprak. Misschien zagen zij Jesus aan voor eenen vreemdeling , die op het minste onheil niet bedacht was, ja voor wien hun snood ontwerp geheel onbekend was. Zij konden zich zeker niet verbeelden , bij zoo veel toestel,.
2) 4 Reg. V.
gedruisoh en wapenrusting , in Jesus zoo veel bedaardheid en kalmte te zullen ontmoeten.
O Jesus, wat zijt Gij hier groot! ach Gij zijt mijn God, die mij verlichten moet om U te kennen. Israël heeft IJ ter dood gezocht, hij zoekt U nog en kan U niet vinden, hij hoort U spreken in de H. Schriften, maar omdat hij U haat, miskent hij U. Ach vele Christenen zelfs, omdat zij U niet beminnen, — kennen , noch zien, noch vinden U in uwe aanbiddelijke geheimen, want Gij zijt nabij degenen , die U in waarheid en met een opregt hart zoeken.
Maar Jesus maakt zich hier op eene zoo gevoelige wijze bekend , dat al hadden zij nooit van Hem iels gehoord , zij Hem nu wel zouden leeren kennen. Hij deed een straal zijner almagt van zich uitgaan , die in deze twee woorden uitblonk ; ik hen het. Naauwelijks had Jesus deze woorden gesproken , of de geheele bende , als door eenen donderslag getroffen , of door een al te schitterend' licht, of door eene onwederstaanbare magt terug gestoote: deinst achteruit en valt ter aarde neder.
Wat dunkt u, Joden en Heidenen ! van zulk een vermogen ? Ziet en tast gij niet, dat hier diezelfde God spreekt, die aan Mozes zijnen naam bekend maakte; Ik hen die is , die gansch Israël deed sidderen en beven op den berg Sinaï, die hemel en aarde uit niet geschapen heeft en slechts een oogenblik noodig heeft, om het heelal te doen verdwijnen ? Kan zich ooit de Godheid van Jesus den menschen met meer achtbaarheid vertoonen, dan zij hier doet ? Heerlijker dan op Sinaï, wanneer het volk van Israël, ja Mozes zelf door een buitengewonen schrik bevangen, maar niet ter aarde werd geveld ! heerlijker, dan wanneer zijn Vader Hem twaalf legers engelen tot ontzet hadde gezonden !
En gij, mijne ziel ! wat zegt gij ? Ziet gij niet, dat een woord van Jesus in zijne zwakheid gesproken, de gansche wereld, in de Joden en Heidenen, die Hem komen vangen , afgebeeld , kan doen nederstorten ? Ziet gij niet, dat alle schepselen te zamen gevoegd , niet in staat zijn het gewigt van een enkel woord van dien God-Mensch , ook in zachtmoedigheid gesproken, te dragen ? Ziet gij eindelijk niet, dat hier als voorspeld wordt de algemeene val van Israël en dat een ademtogt van Jesus hen uit
stad en tempel over den geheelen aardbodem doet wegstuiven ?
Heere, niemand is U gelijk , Gij zijt groot en uw naam is groot in vermogen , wie zal U niet vreezen , o Koning der volkeren ? 1) en zult gij, mijne ziel! nog gerust en veilig zonder den diepsten eerbied in zijne tegenwoordigheid durven wezen in den tempel, tot zijn altaar naderen , de aanbiddelijke offerande zijns Ligchaams en Bloeds bijwonen , die de Hemelen op den palm van zijne hand iveegt ? die den ganschen aardklomp aan zijne drie vingeren heeft hangen , bij wi^n alle volkeren geacht worden als een droppel water of een luttel stof , 2) nog minder; Als of zij rJrt waren , een niet en ijdelheid. Zult gij Hem niet vreezen, voor wien hemel en aarde wegvlugten en nergens meer te vinden zijn 9 3) zult gij zoo zondig , zoo onheilig als gjj zijt, voor Hem durven komen , die op eenen troon zit van vurige vlammen , welks raderen een gloeijend vuur zijn en die van duizend duizenden trawanten gediend wordt! 4)
O Jesus, wat zijt Gij vreesselijk! hoe zwak is ons geloof : wanneer wij het op de proef zetten !
Maar is Jesus zoo vreesselijk in de zwakheid des vlee-sches , terwijl Hij als een lam ter slagtbank geleid wordt, kan Hij met zijne stem de woestijnen doen daveren , de zwaarste cederboomen ter aarde werpen , gansche benden van gewapende mannen , die woede en wanhoop ademen, in het stof doen nedervallen, wat zal Hij dan wezen, als Hij in de gestalte van eenen almagtigen Heer en Eegter, in volle pracht en luister, omringd, omstuwd van millioenen engelen en heiligen , op den troon zijner heerlijkheid zal verschijnen , om alle volkeren der aarde te oordeelen en te vergelden ? Q vreeselijke gebeurtenis !
O ik trage Christen! waar zal ik mij dan voor dit aanschijn verbergen ? ik zal Hem dan ook hooren zeggen: Ik ben het, dien gij niet teldet, dien gij versmaad hebt door. uwe oneerbiedigheden in den tempel, dien gij door uw kwaadspreken vervolgd , door uwe onregtvaardigheden verraden hebt, dien gij gebonden , geslagen , gekruisigd hebt door uwe oneerbaarheden, afgunst, haat en andere zonden, o Jesus ! doorsteek mijn vleesch met uwe vrees,
l) Jer X: 6. 2) Isa. XL.
3) Apoo. XX. 4) Dan. VII
47
opdat ik niet meer zondige. Ik zal voortaan uw oordeel onophoudelijk gedenken, U bedanken voor uw bitter lijden , U beminnen en getrouw blijven aan uw H. Evangelie * help mij door uwe genade.
III. -Ovetiveeg , mijne ziel ! hoe Jesus Christus , nadat Hij , door de zoo wonderlijke nedervelling der krijgsbende, zijne almagt, onschuld en het vrijwillige van zijn lijden heeft aangetoond, hen door diezelfde almagt wederom oprigt en tevens in de gelegenheid stelt , om Hem en het boosaardige hunner onderneming te leeren kennen.
Wie verwacht hier dan niet , dat zij door zoodanige ondervinding geleerd , Jesus Christus voor den Zoon Gods erkennen , hunne wapenen voor zijne voeten nederleggen, en eenparig op hun aanschijn nedervallende, Hem als den Zoon Gods zullen eerbiedigen en aanbidden ? Want blijkt het hier niet openlijk , dat Jesus Christus zich zeiven genoegzaam en zijne magt onafhankelijk is ? Dat de bijstand van anderen , ook zelfs van twaalf legers engelen , die magt eer verduisterd , en die zijner vijanden gevleid zoude hebben ? Heeft Hij hier niet duidelijk getoond, dat alle krachten der aarde voor Hem verdwijnen, en Hij Heer en Meester is van dood en leven ? Dat zij, hoe sterk gewapend ook , in zijne handen zijn en zoo zij iets op Hem vermogen , het zijn eigen vrije wil is , die zich overgeeft : wat wonder dan , dat zij tot inkeer komen ?
Doch verre van daar ; door dit tweede mirakel , dat evenmin als het eerste door hen opgemerkt wordt, wederom opstaande , varen zij even blind , even hardnekkig in hun godvergeten ontwerp voort , ja zelfs met nog grooter verbittering tegen Jesus dan te voren , beginnen zij op nieuw te zoeken en als van woede schuimende, zich hier en daar te verspreiden om Hem te vinden.
Ach mijne ziel! zou men het wel kunnen gelooven, zoo Gods woord het ons niet verzekerde, dat zoo luisterrijke mirakelen niet den minsten indruk maakten op zoo vele menschen , die ze ondervonden? Leer dan van Jesus, die zijne vijanden wederom doet opstaan , veeleer medelijden hebben met uwe afgedwaalde broeders , dan door verbittering het groote gebod der liefde overtreden. Bid veeleer voor hen , opdat, indien noch de mirakelen , noch zelfs de opwekking van dooden , of hetgeen nog grooter is ,
indien de wonderbare val van zoo velen op hen geen invloed heeft, de zoete genade van Jesus hen toch moge bekeeren; sidder en beef liever voor u zelve op zulke voorbeelden en leer hier , hoe ongelukkig de mensch is , wanneer hem het licht der genade verlaat. O mijn God ! bewaar mij voor een zoo gevaarlijken toestand.
Het was de onverzoenlijke haat der overpriesteren en Phariseën tegen Jesus , en het vast besluit om zijne voorbeelden , zijne mirakelen en .zijn gezag bij het volk uit den weg to ruimen , hetgeen hen verblindde , hen minder opmerkzaam deed wezen op de wonderen , die zij zagen , en hen alzoo in hun boos opzet deed verharden en het ook anderen deed inboezemen. — O leer daar uit, mijne ziel! uw hart te sluiten voor zulke driften.
Wie had ooit gedacht , dat een volk zoo begunstigd , zoo gezegend, zoo verheven als Israël, tot die helsche boosheid kon vervallen, dat het zijnen eigenen Messias ter dood vervolgen en nog als over zijn eigen moedwil zoude zegepralen ? O mensch ! niets kan u beter overtuigen van de bedorvenheid uws harten , dan zulk een betreurenswaardig voorbeeld.
Het is God niet, maar wij , die ons zeiven verharden, wanneer wij verdienen overgegeven te worden tot eenen versmadelijken zin, zoodat wij dingen doen, die niet betamen , zijnde vervuld met alle ongeregtigheid, snoodheid, nijdigheid , kwaadaardigheid, l) dan zijn wij blind en zien onze bedorvenheid niet, dan zijn wij doof en luisteren naar geen raad, stom en willen niet bidden, ongevoelig voor beloften of bedreigingen, dan eindelijk gelijken wij volkomen aan razende zieken: de hevige koorts zien wij aan voor eene overmaat van gezondheid, wij verwerpen de geneesmiddelen, omdat wij denken ze niet noodig te hebben, verstoeten al wie ons wil helpen , en wij nemen ons vermaak in hetgeen onzen dood kan verhaasten.
Mijne ziel! doe vrucht met deze overweging ; God zal u niet verlaten, tenzij gij Hem eerst verlaat. Verlaat Hem dan nooit, en zoo gij ongelukkig in eenige zonden mogt vallen , begeef u terstond bij uwen geneesmeester , bid Hem om vergeving en de genade om niet weder te
1) Rom. -I : 28 , 29.
49
vallen. Heere ! behoed mij voor verharding in hei kwaad.
IV. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus ziende , dat de krijgsbende van den val opgestaan , Hem nog niet kent en twijfelt wien zij zal aanranden, zich weder aan de menigte vertoont en vraagt: Wien zoekt gij ? waarop zij ook wederom antwoordt: Jesus van Nazareth. Jesus herhaalt hierop andermaalquot;; Ik heb u gezegd dat ik hel ben , als wilde Hij haar nogmaals doen denken , op hetgeen er gebeurd was. Ongehoorde zachtmoedigheid!
Maar doof zijnde voor al wat hen kon wederhouden , meenen zij nu verlof te hebben , om Hem te vangen. Zij schieten toe , maken banden en boeijen gereed, omringen Jesus van alle zijden , terwijl anderen aanstalte maken om ook zijne leerlingen aan te vallen ; dan Jesus dit niet ge-doogende , zegt met eene bedaarde en moedige stem : Indien gij mij zoekt, zoo laat deze gaan, met welke woorden Hij ook hen bevrijdt van alle vervolging, o Jesus, wat zijt Gij magtig!
Deze waarschuwing scheen juist geschikt, om de aandacht zijner vijanden op zijne leerlingen gaande te maken en hen, tot grootere spijt van Jesus , te vangen , derhalve zouden alle anderen dit gezwegen hebben ; dan al wat Jesus zegt, wordt hier stiptelijk nagekomen , omdat Hij spreekt, wiens woord Hemel en aarde geschapen heeft, en omdat volbragt moest worden het woord , dat Hij gezegd had: Ik heb van degenen die Gij mij gegeven hebt, niemand verloren. 4) Wie moet op een zoo mag-tigen Heer niet al zijn betrouwen stellen?
/
Op u , mijne ziel! dacht Jesus ook, toen Hij die woorden sprak ; want zij doelen niet alleen op het tijdelijk , maar ook op het eeuwig behoud zijner leerlingen ; want Hij wilde hen hier beveiligen voor eene bekoring, waarop zij niet genoeg voorbereid waren en waaronder zij zouden bezweken zijn ; zij zouden andere beproevingen te verduren hebben; zij moesten ook eenmaal hun leven voor hunnen Meester opofferen , maar niet voor dat zij met de noodige kracht des Allerhoogsten zouden bekleed zijn. Zie daar met welke liefde en omzigtigheid Jesus met de zijnen handelt! maar onder dezen zijn ook wij , want ook wij
-1) Joh. XVIII : 9.
zijn zijne leerlingen , ook wij zijn aan Jesus door zijnen Vader gegeven , ook ons wil Hij derhalve niet verliezen. O welke troostrijke overweging!
Onze Jesus bevindt zich in het midden van woedende vijanden ; Hij wordt gevangen, om de bitterste pijnen , schande , kruis en dood te ondergaan, en hier zich zeiven als vergetende , zorgt Hij nog voor zijne huisgenooten , voor zijne kinderen , voor ons ; voor ons spreekt Hij tot zijnen Vader : is het, dat gij mij zoekt, moet ik het offer wezen uwer wraak , straf mij dan en doe mij ondervinden al wat de zonde verdiend heeft, maar laat dezen gaan ; ik wil sterven , maar laat dezen leven , en stel ze in de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods: 1) O liefde ! zie daar dan den waren Jacob , die zich zeiven aan den haat van zijnen broeder Esau wil opofferen, maar God smeekt, zijn huisgezin te sparen. Zie daar het ware kenmerk der liefde! haar eenigste verlangen is het behoud van anderen ; anderen wel te doen , en hiervoor zich zelve op te offeren , de moeijelijkheden te ondergaan en gaarne anderen er de vruchten van te zien plukken. O hoe volkomen heeft dan Jesus den pligt van eenen goeden herder vervuld! Voortreffelijk voorbeeld voor ouders en oversten !
Mijne ziel! kunt gij nog ondankbaar genoeg wezen , kunt gij uw hart nog wederhouden van Hem te beminnen, die u zoo bemind heeft ? moet gij niet van liefde kwijnen voor dien goeden Jesus? moet niet uwe allerzoetste bezigheid zijn in de vereeniging en den gedurigen omgang met Hem , ja moet gij niet wenschen met alle schepselen, die in den Hemel, op de aarde , onder de aarde en in de zee zijn , uit te boezemen : het Lam dat geslagt is zij zegen , lof, eer , heerlijkheid en raagt in alle eeuwigheid , 2) en wenschen dat eeuwig te mogen doen ? Och Jesus! stort in mij die liefde ; zij is de dierbaarste van alle gaven.
BEOEFENING.
Gewen u in de bekoringen u zeiven te vragen , wien
1) Apoc. V. : 13.
2) Rom. VIII : 21.
51
zoekt gij ? Hem die u zal oordeelen en beschaamd maken voor de gansche wereld ! Zijt gij gevallen , sta weder op door eene heilige biecht en nader dikwijls tot dat H. Sacrament. Stel altijd het volkomenste betrouwen op uwen Zaligmaker , die u bemint en voor u zorgt. — Leer van Hem ook voor de uwen te zorgen, te bidden en goede voorbeelden te geven.
Die hij Hem waren wel ziende, wat er aanstaande was , vraagden Hem : Heer! zullen wij er ook met het zwaard op slaan 9 en een van hen sloeg eenen knecht des hoogepriesters en hieuw hem het regter oor af. Maar Jesus zeide: zacht, laat het daar hij blijven , en deszelfs oor geraakt hebbende, genas Hij hem. Luc. XXII: 49, 50, 51.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus nimmer zulke grootheid en magt getoond heeft, dan in den hof Gethsemani bij zijne gevangenneming ; terwijl Hij omringd was van eene gansche krijgsbende, welke nu alle beletselen ziet opgeheven , om Hem te vangen en kluisters en boeijen gereed heeft, om Hem weg te slepen, toont Hij een onafhankelijk, een goddelijk gezag , waarover hemel en aarde verbaasd staan. Hij doet en spreekt al wat Hij wil, en met eene gemoedskalmte, als of Hij op eenen stillen berg, of in eene eenzame woestenij , of in den tempel het volk leerde; de krijgsbende moet zoo lang wachten , tot dat het Hem behaagt, dat zij de handen aau Hem slaan.
Maar de leerlingen opmerkende , dat Jesus.geene de minste tegenweer biedi en op het oogenblik weggevoerd zal worden , branden van ijver voor hunnen Meester ; zij vertrouwen, dat twee zwaarden, die zij met voorweten van Jesus bij zich hebben , met zijne hulp genoeg zullen zijn , om dat volk te verslaan , zoo als één alleen genoeg was in de hand van Jonathas , om over een mngtig leger der Philistijnen te zegevieren, en zij vragen Hem vol
52
vuur, vol gramschap : Heer! zullen wij er ooh met hel zwaard op inhouwen ? Schoon voorbeeld van moed en vertrouwen en te gelijk van ondergeschiktheid !
Doch Petrus , vuriger dan de anderen, om zijnen Meester te verdedigen , wacht geen antwoord af: hij trekt zijn zwaard uit, slaat er op in en kapt het regteroor af van Malchus den knecht des hoogepriestera, die misschien de stoutste was om Jesus aan te randen , en zeker zou hij diens hootd hebben doorkliefd, zoo niet Jesus zelf door zijne almagt den slag anders bestierd had. Wonderlijke kloekheid van Petrus, ware zij slechts beter geplaatst geweest!
Nooit hadden deze leerlingen willen begrepen, dat het koningrijk , waarvan Jesus hun menigmaal gesproken had , een geestelijk , een hemelsch , een eeuwig koningrijk zoude wezen, en dat Hij het niet dan door zijn lijden en dood zoude intreden. Zij meenden , dat het een aardsch koningrijk zoude zijn,, en hoopten nog eenmaal grooten der wereld te worden , eenen hoogen staat te voeren , magt en rijkdommen te zullen bezitten.
Deze hoop moest geheel verdwijnen , zoodra Jesus gevangen werd. Hun eigenbelang vorderde derhalve , dat zij Hem verdedigden; ook meenden zij , dat Hij verdedigd wilde wezen en hadden kwalijk begrepen hetgeen Hij gezegd had : den rok te verkoopen , om een zwaard te koopen , en dat twee zwaarden genoeg waren; 1) Hij had daar gesproken volgens hunne bekrompene denkbeelden en hun de aanstaande woede zijner vijanden, hun klein geloof, hun mistrouwen , hunne vlugt en hun afval voorzegd ; weldra bleek dan ook uit hunne schandelijke vlugt op welken grond al hun moed berustte, en dat hun de ware kloekmoedigheid ontbrak. Zij vertrouwden op den bijstand van hunnen Meester en rekenden hierdoor de overwinning als zeker ; van daar hunne onverschrokkenheid; nadat Jesus hun echter verboden had, geweld met geweld te keeren, was hun de hoop op de overwinning benomen en bleef hun niets over dan het geduld van hunnen Meester te volgen of de vlugt ; doch die zuivere heldenmoed om voor Jesus te lijden en zijn voorbeeld te volgen ontbrak hun , en van daar die
1) Luc. XXII: 36 , 38.
schandelijke vlugt. Hier blijkt dan de zwakheid van den mensoh, wanneer hij , van alle uitwendige bescherming beroofd . geene toevlugt heeft dan het geduld , geen ander plegtanker dan het eeuwig geluk.
Dit wanbegrip had hun twee zwaarden doen mede-nemen en aangemoedigd om geweld met geweld te kee-ren , versterkt in het vertrouwen , dat Jesus zoowel met weinig als met veel volks kon overwinnen. Eenigen vragen Hem dan , of zij er op in zullen houwen , en Petrus doet dadelijk den aanval en kapt het oor van Malchus af.
Zoodanig zult gij u zelve ook bevinden , mijne ziel ! zoo gij uw hart ondervraagt: gij bemint en verdedigt het geloof, doch doet gij het niet veelal minder uit liefde voor de waarheid, dan omdat bet het uwe is, minder om den hemel, dan wel om de aarde, om aanzien en voordeel ? En daarom is uwe verdediging niet met ge duld en lijdzaamheid vergezeld , maar veeleer door spjjt en verbittering aangevuurd, veel minder verdraagt gij de bespotting en doet alzoo den Gekruiste schande aan , die u geene andere wapenen heeft gegeven dan het geduld. Gij volbrengt uwe pligten ; maar doet gij het alleen om God te behagen, is het ook niet , omdat gij den menschen niet wilt mishagen ? Gij bidt, gij vast, gij geeft den armen: maar zijt gij wel te vreden God alleen tot uwen getuige te hebben , of zijn deze oefeningen ook niet met eenig eigenbelang vermengd , hoe diep het ook in uw hart verborgen zij ? Ja , mijn God! ik moet het bekennen, veelal schuilt de eigenliefde onder mijne beste werken ; ik zoek meer de menschen en hunne goedkeuring dan ü , meer de aarde dan den hemel , meer mijn tijdelijk genoegen dan de eeuwige vreugde , meer de gemakken dan uw kruis en lijden ; maar voortaan zal ik mijne eigenliefde gedurig trachten te bestrijden , en in de banden van mijnen Jesus mijne vrijheid, in zijne schande mijne eer en heerlijkheid, in zijne pijnen mijne vreugde en zaligheid zoeken. Heer ! help mij met uwe genade.
II. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus deze voorbarige daad van Petrus heeft toegelaten , om de liefde en trouw zijner leerlingen te beproeven, om zijne magt en onafhankelijkheid te bewijzen , om zijn geduld
«n zijne zachtmoedigheid te toonen , en eindelijk om ons te onderwijzen , hoe wij de waarheid moeten verdedigen.
O, welke vertooning! de leerlingen gebruiken geweld en vervullen alzoo hetgeen de profeten en Jesus zelfs voorzegd hebben : dat Hij met de booswichten zal gerekend worden. Jesus , midden in de verwarring en tusschen de wapenen , spreekt als of Hij alleen is met zijne leerlingen ; zijne vijanden die als leeuwen en tijgers woeden , moeten luisteren tot dat Hij uitgesproken heeft. Wie staat niet verbaasd over zulke kalmte des gemoeds, in het midden der onstuimigheid , wie bewondert niet de achtbaarheid , de majesteit van onzen Jesus ?
Hij spreekt zijne leerlingen aan , en de geweldige daad van Petrus noch goed- noch afkeurende, zegt Hij : Zacht, laat het daar hij blijven. En tot Petrus in het bijzonder : Steek ilw zwaard wederom op , want allen die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan. De ongeloovigen, de boozen gebruiken ook wapenen en worden door wapenen overwonnen ; maar gij zult geene andere wapenen gebruiken, om mij of de waarheid te verdedigen, dan het geloof, de liefde , het geduld, de zachtmoedigheid en het gebed : deze zullen u onoverwinnelijk maken, want niemand dan gij zal die weten te gebruiken. De kracht der waarheid en die der tijdelijke magt zijn van verschillende aard en vermogen niets tegen elkander ; de waarheid laat zich niet door geweld vernietigen , maar ook wijkt het geweld niet altijd voor de waarheid ; deze blijft eeuwig , maar haar openbare triomf is voor het toekomend leven voorbehouden.
Hij gaat nog voort in spijt der razende bende ; o Jesus hoe magtig zijt Gij! of meent gij , dat ik mijnen Vader niet kan hidden , en dat Hij mij niet terstond meer dan twaalf henden engelen zoude toezenden ? Ik heb slechts te spreken, en de gansche hemel is bereid om mij te verdedigen: Één engel alleen deed al de eerstgeborenen van Egypte sneuvelen ; één alleen versloeg op éénen nacht vijf en tachtig duizend krijgsmannen van Sennacherib ; wat zal dan een talrijk leger van geesten, die sneller dan het licht, vuriger dan de vlammen zijn , niet uitwerken ?
Hoe zoude dan volbragt worden , hetgeen geschreven staat, dat het aldus moest geschieden ? De profeten hebben
55
mij beschreven als een lam , dat geslagt zal worden zonder tegenspraak , en als een beruchten booswicht, die met wapenen , geweld en onstuimigheid gevangen wordt genomen ; hoe kan dit bewaarheid worden, indien de engelen mij verdedigen ?
Zal ik dan den kelk , dien de Vader mij gegeven heeft, niet drinken ? Weet gij beter wat mij betaamt, en wat mij te doen staat, dau mijn Vader ? wilt gij zijnen wil wederstreven en mij weerhouden van te gehoorzamen ? is het mijne gehoorzaamheid niet, die u en het geheele menschelijke geslacht moet behouden? wat zegt gij, over-priesters , hoofdmannen des tempels , ouderlingen, van zulke taal, van die kalmte, bezadigdheid en dat vermogen ? wat dunkt u van die hemelsche leer, van dat geduld en die zachtmoedigheid, van dat vertrouwen en zulke gelatenheid in den wil des Vaders? Wat zegt gij eindelijk van die openhartigheid en regtzinnigheid in uw bijzijn , en ondanks uwe overmagt van wapenen ? moet gij niet bekennen, dat dergelijk gedrag al uw begrip , al uwe denkbeelden overtreft? zult gij dan nog voortgaan? . .
Ach mijne ziel! dat slangen-zaad kent geene misgeboorte, zwanger gaande van zulk een monster, moeten zij het ook baren. O verblindheid! o ellendige menschen , die hunne driften den toom vieren! beklaag ze hartelijk, maar vooral, leer hier van Jesus het kwaad met het goede te overwinnen. Hij gebiedt u het zwaard op te steken , uwe gramschap te temmen , uwe gevoeligheid te verdooven , uwe oploopendheden neder te zetten, en geduld, liefde en zachtmoedigheid te oefenen. Met deze wapenen heeft de H. Kerk al hare vijanden overwonnen , en wij , hare kinderen, zullen ook daardoor alleen overwinnen ; onze goddelijke Meester heeft ons dit geleerd. Hij zond zijne Apostelen niet, om het rijk des Satans te vuur en te zwaard te vernietigen „ gelijk Hij zelf niet gekomen was , om de troonen ten onderste boven te keeren, of om den standaard des opstands te planten, maar om stervende zich het Heelal ten onder te brengen ; wel verre van de openbare rust te willen verstoren, zeide Hij : Ik zend u als lammeren onder de wolven, 1) en met deze wapenen alleen rustte Hij zijne Kerk tegen de wereldsche mag-
1) Luc. X : 3.
56
ten uit ; terwijl Hij hare verdediging op zich nam. Betrouw dan op zijne almagt en op zijne plegtige belofte , bedien u altijd van die wapenen, en gij zult zegevieren ; want geweld , ongelijk, versmading- beschadigen alt^d en alleen dengene die ze aandoet; geduld, liefde. zachtmoedigheid , verdienen eindelooze belooning! Lieve Jesus! geef mij uwen geest, die niet dan zachtheid ademt; daarmede zal ik mij zeiven , als ook dwaling, ongeloof en vijanden beschamen.
III. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus, te midden onder de bende , die Hem komt vangen , niet alleen gerust en vrijmoedig tot zijne leerlingen blijft voortspreken , maar ook nog een ongehoord wonderwerk verrigt, ten voordeele van de onbeschaamdste onder hen, den eerste , die aan Hem de handen heeft durven slaan. 0 dierbare beschouwing , treffend voorbeeld !
Mijne ziel! vertoef hier een weinig en beschouw met een aandachtig oog uwen Zaligmaker : terwijl Hij omge ven is van gewapende en woedende vijanden, die niet dan moord en bloed ademen , is Hij nog bezorgd voor eenen , die Hem aanvalt , die Hem ter dood wil slepen, en die door eene wel is waar voorbarige, doch tevens wettige drift gekwetst is geworden ; nog heeft Hij medelijden met den gekwetste , stelpt het bloed, neemt het afgekapte oor op , voegt het weder aan het hoofd en geneest het door zijne Goddelijke magt.
Heeft ooit de wereld eene dergelijke daad van zachtmoedigheid gezien , gehoord of gelezen ? Zijt gij niet van verwondering opgetogen , moet gij zulk een goeden Jesus niet lietkrijgen ? wat toch hebt gij niet te wachten van zulk een weldadigen Heer, wanneer gij Hem nederig smeekt, die ongevraagd , vervolgd , beleedigd , zoo veel liefde heeft voor eenen doodelijken en woedenden vijand O welke betrachting !
Maar gij Joden , verstomt gij niet voor zulk eene onbegrijpelijke goedheid en zulk vermogen ? ziet gij dan de onschuld , de onvergelijkelijke heiligheid van Jesus nog niet, ziet gij dan niet dat het vleesch de hand zijns Makers erkent ?
Neen , mijne ziel! noch weldaden noch mirakelen zullen
hen bekeeren; zij zijn daar reeds aan gewoon, zij luisteren niet meer , hun regteroor, het zinnebeeld der leerzaamheid, blijft afgekapt; zij luisteren noch naar waarheid, noch naar bewijzen , noch zelfs naar wonderen meer, en blijven even verhard in hunne goddelooze ondernemingen. O rampzaligen ! kan ooit de verblindheid , de hardnekkige onbeschaamdheid verder gaan ?
Men zou het schier niet gelooven , zoo niet de ondervinding ons overtuigde ; maar aldus gaat het ook met de ongeloovigen en goddeloozen onzer dagen , zij blijven in hun ongeloof of ondeugden voortleven , en noch beloften, noch bedreigingen , noch weldaden , noch straffen , noch zelfs de duidelijkste bewijzen zijn bekwaam, hen tot inkeer te brengen : want drift, vooroordeel, eigenbelang hebben hunne harten ingenomen, en maken hen volkomen doof voor al wat hen tot de zaligheid kan leiden.
Het afgekapte regteroor van Malchus is een duidelijk zinnebeeld dezer doofheid ; twee Evangelisten stippen deze gebeurtenis aan en geven daarmede die geheime beteeke-nis genoeg te kennen. Jesus bestiert den slag op het hoofd van Malchus door zijne almagt zoodanig , dat juist het regteroor wordt afgekapt. Israël mist tot nu toe dat oor, sedert dat hij Jesus verloochend heeft; hij bezit Gods woord, maar hoort het naauwelijks en verstaat het verkeerd , omdat hij in zijnen Messias niet anders dan de vervulling zijner aardsche denkbeelden ziet en niets begrijpt van het geheim van zijn lijden en dood. Dat ooi-zal echter nog eenmaal genezen worden , als de menigte der heidenen zal ingegaan zijn, dan zal alzoo geheel Israël zalig worden. 1) Zij zullen het regteroor herkrijgen en ingeënt worden op den ouden stam door eene al-gemeene bekeering, dewijl zij wegens de verkiezing welbeminden zijn om der vaderen wille. 2)
Ach mijne ziel! ook gij hebt misschien wel dergelijke ongelukkige doofheid in u of anderen ondervonden , na eenige zonden bedreven te hebben ; gij luisterdet dan misschien noch naar woorden , noch naar voorbeelden , noch naar bewijzen , en achttet geene eindelooze zaligheid meer, gij vreesdet niet meer de eeuwige pijnen der helle. Het doof Jodendom wijst ons aan , dat het nimmer te berekenen is , tot welke schanddaden , snoodheden . hardnek-
1) Rom. XI: 25 26. 2) 1b. 28.
kigheden, tot welke verbittering men tegen waarheid en deugd kan vervoerd worden.
Niemand anders dan Jesus kan ons daarvan genezen ; zonder Hem hebben zelfs de wonderen geen invloed op het hart, men vervalt gestadig van de eene boosheid in de andere, tot dat men in den afgrond nederstort. 0 mijn God! behoed mij daarvoor door uwe genade ; want ik zoude ook nog zoo goddeloos kunnen worden. Wat blijft u dan over , dan een aanhoudend bidden en smee-ken en een vast betrouwen , dat Hij , die ongevraagd zijnen ergsten vijand genezen heeft, u ook vernederd, beschaamd en smeekend , wel zal willen genezen. l ieve Jesus ! genees ons oor , opdat wij altijd naar U mogen luisteren en uw woord en uwe voorbeelden mogen volgen. Help ons , opdat wij onze vijanden en vervolgers mogen behandelen, gelgk Gij de uwen behandeld hebt. Geef ook aan het doof Israël het regteroor terug , opdat hij T in uw woord en uwe voorbeelden vinde , en welhaast moge beginnen IJ te aanbidden en te beminnen.
BEOEFENING.
Tracht in al uwe werken geen ander oogmerk te hebben dan aan God te behagen, en versmaad alle wereld-sche belangen. Acht u gelukkig, als gij eenig ongelijk lijdt, en gelegenheid hebt om dezulken, die het u aandoen, eenige dienst te bewijzen. Laat niet na dikwijls te bidden voor de bekeering der joden , heidenen , ketters , ♦scheurmakers en hardnekkige zondaars.
Toen zeide Jesus tot de over priesters, de hoofdmannen des tempels en de ouderlingen, die om Hem gekomen waren: Gij komt hier aan met zwaarden en stokken , als tot eenen moordenaar. Alhoewel ik dagelijks met u in den tempel was , zoo hebt gij de handen niet aan mij geslagen . maar dit is uw uur en de magt der duisternissen Luc. XXII ■. 52 , 53.
39
Toen traden zij toe , sloegen de handen aan Jesus en namen Hem gevangen. Matth. XXVI: 50.
Toen verlieten Hem al de leerlingen en vlugtten weg. Ibid.: 56.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus na de wonderbare genezing van het oor van Malchus met die zelfde bedaardheid en kalmte , waarmede Hij zijne leerlingen had aangesproken, zich wendt tot zijne vijanden , hun het godvergeten opzet, dat zij ten uitvoer legden , verwijt , en hen zoo van hunne onmagt als van zijne vol-komene vrijheid , zelfs dan , wanneer Hij zich in hunne handen zal overgeven, ontegensprekelijk overtuigt. Hij spreekt voornamelijk tot de geestelijken, die de aanvoerders der bende zijn. Mijne ziel, overweeg hoe bitter hun haat tegen Jesus mout zijn, daar eerwaardige mannen als zij , zich verlagen, om eene bende van dievenleiders te vergezellen, ja zeiven aan te voeren. O zoete troost voor ons , wanneer wij van de wereld gehaat worden, omdat wij zonden , misbruiken of ongeregeldheden willen beletten.
Gij komt hier aan , zegt Jesus , met stokken en zwaarden , als tot eenen moordenaar , om op die wijze mijne eer te bezwalken en mij bij het volk voor eenen schadelijken mensch , eenen oproermaker en booswicht te doen doorgaan , want dit is uw belang en dat uwer schijnheiligheid en hiertoe hebt gij te vergeefs alle andere middelen uitgeput.
Maar waarom hebt gij mij niet reeds eerder aangerand, toen ik nog dagelijks met u in den tempel was ? toen ik u uwe snoodheden en huichelarij verweet, toen uw hart brandde van nijd en wraaklust'? Gij meent, dat ik ook nu deze wapenen niet kan wederstaan ; maar ondervindt gij dan tot op dit oogenblik niet, dat uwe handen gebonden zijn ? Ik ben alleen en nogtans hebt gij het vermogen niet, om mij te vangen , zoolang het mij niet behaagt.
Dan dit is uw uur en de magi der duisternissen , doet nu vrij al wat gij besloten hebt, het is u toegestaan, gij kunt nu tegen mij woeden; de vorst der duisternissen , wiens kinderen gij zijt, heeft mijnen Vader gevraagd, zoo als Hij dit weleer ten opzigte van Job deed, om mij te
60
mogen plagen , en hij heeft daartoe verlof ontvangen ; gij zult zijne werktuigen zijn , hij heeft u dien haat ingegeven , dien gij mij toedraagt; doch uwe woede zal beperkt zijn door de wijsheid mijns Vaders , en na lang genoeg gewoed en de schriften der Profeten volbragt te hebben, zult gij met uwen vader, den satan, tot uwe vorige onmagt terug keeren.
Met zulk een gezag en achtbaarheid spreekt onze Jesus tot zijne doodelijke vijanden , zonder vrees van tegengesproken ie zullen worden. O welke heerlijke trekken van majesteit, te midden der diepste vernederingen, welk een verheven en goddelijk denkbeeld toch hebben eenvoudige Evangelisten van eenen God gegeven , die voor ons gaat lijden ! Hoe verwonderlijk , zulk eene grootheid bij zulk eene kleinheid te voegen ! Zoo ergens , dan is zeker hier een ontegensprekelijk bewijs voor de waarheid van het Evangelie en voor de Godheid van onzen Jesus te vinden. Maar bewonder bier dan ook de verhardheid van zgne vijanden , die op deze woorden niet getroffen werden; dit is uw uur: het uur, naar hetwelk gij reeds lang ge-wenscht hebt, dat u door Gods regtvaardige oordeelen is toegestaan , om het zegel op uwe boosheid te leggen. Ongelukkig uur , hetwelk God den mensch toestaat, om te zondigen ! Rampzalige magt, die niet wordt uitgeoefend , dan om God te beleedigen , de onschuld te onderdrukken en om de belangen des Satans te handhaven ! Rampzalige duisternissen , die de misdaden der zondaren bedekken, die de schande en den ijsselijken afgrond, waarin zij zich ne-derstorten , voor hunne oogen verbergen. Verschrikkelijke duisternissen eindelijk , die door de uiterste duisternissen , door de helsche straffen zullen opgevolgd worden! O God! ben ik ook niet van dit getal ? Deze woorden doen mij beven. Verlicht mij , bid ik u , en geef dat die straffen mij altijd met eene heilige vrees doordringen , in tegenspoed of rampen God uwen Vader te aanbidden , op Hem betrouwen : zij komen van Hem en zullen noch grooter , noch langduriger zijn , dan het Hem behaagt en u zalig is. De satan heeft gevraagd u te mogen bekoren, het is hem toegestaan tot uwe beproeving. Wordt gij belasterd, beleedigd , vervolgd ? hij bedient zich van anderen, die hij als werktuigen gebruikt, om uwe deugd te doen wankelen . en alzoo wordt gij tot de volmaaktheid geoefend.
61
Haat ze dan niet, die u dat aandoen , maar bid voor hen , en hiermede zult gij uwe vijanden beschamen. Uw lieve Vader, die in den Hemel is , heeft hunne magt beperkt en zal ze van u afwenden , wanneer het Hem zal behagen.
Maar zorg vooral, dat gij u nooit als een werktuig des satans laat gebruiken om anderen te plagen, te belasteren , te vervolgen , om aan haat , nijd of afgunst uw hart te openen of om geleden ongelijk te wreken , zoodat anderen door u beproefd worden en zij met u geduld moeten oefenen , opdat gij den goddeloozen joden niet gelijk wordt, die Jesus uwen Heiland ter dood vervolgd hebben , want hetgeen gij tegen den minste der zijnen doet, dit doet gij tegen Hem.
II. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus door deze woorden : »Dit is uw uur en de magt der duisternissenquot; na eenen geruimen tijd alle pogingen zijner vijanden verijdeld te hebben , eindelijk het geheim zijner zwakheid ontdekt, zooals weleer Samson , in wien Hij werd afgebeeld, de zijne aan eene ontrouwe Dalila bekend maakte, en daardoor den Philistijnen werd in handen geleverd. Jesus, de ware Samson, geeft zich hier aan eene ontrouwe vrouw , aan de Synagoog over , omdat Hij zijne liefde tot snoode zondaars , die Hij door zijne banden in vrijheid wil stellen , door zijne wonden genezen , door zijnen dood doen leven , — niet langer verbergen kan : Hij staat dan hier zijnen vijanden toe . Hem gevangen te nemen.
Hier zal dan, mijne ziel! het eerste treurbedrijf van Jesus' uitwendig lijden een aanvang nemen. Welaan, vernieuw hier ook uwe aandacht. om dit wel te overwegen.
Naauwelijks wordt de krijgsbende met hare aanvoerders gewaar, dat alle verhindering uit den weg geruimd, alle paal en perk verbroken zijn en zij verlof hebben, om Hem te vangen, of dadelijk vallen zij al juichende en zegevierende , onder eene menigte van scheldwoorden en vervloekingen, en met eene onbeschrijfelijke woede op Hem aan : deze grijpt Hem bij de kleederen, gene bij het hoofd , een derde bij den baard ; de eene bindt Hem de handen , een ander de armen , een derde het lijf, terwijl anderen Hem stooten , slaan en voortdrijven als moesten zij het wreedste dier temmen , dat op de aarde te vinden
62
is. Zoo zeer heeft een God willen mishandeld worden. O zonde , hoeveel hebt gij mij gekost!
Ongetwijfeld hadden zij Hem terstond verscheurd, zoo zij den raad of den landvoogd niet gevreesd hadden; welke mishandelingen heeft men toch niet te vreezen van eene bende uit de lage volksklasse , die moord en bloed ademt, en na eerst het onderspit te hebben gedolven , eindelijk het slagtoffer harer woede is meester geworden. Voeg hierbij , dat zij door den satan werden opgehitst, om tegen Jesus te woeden , Hem de gruwelijkste wreedheden te doen ondervinden , zijn geduld op de bitterste wijze te tergen , en aldus een geheim te ontdekken, dat voor hem de gevaarlijkste gevolgen kon hebben , en daaruit kan men nog zooveel te duidelijker afleiden , dat geene pen kan beschrijven , hetgeen Jesus in zijne gevangenneming heeft moeten lijden.
Het betaamde den Evangelisten een eenvoudig verhaal der waarheid , zonder aanmerkingen , zonder ophef, zonder klagten of verwijtingen te geven , en deze is ook altijd hunne bestendige schrijfwijze in de bitterheden onzen Jesus aangedaan ; maar de Profeten mogten verder gaan en hun gevoel, hunne verwondering, hun ijver en verontwaardiging met de krachtigste uitdrukkingen te kennen geven ; hun was het vergund de vernedering, de schande en pijnen van den Messias en de onbeschrijfelijke woede zijner vijanden met de hevigste kleuren af te schilderen , en wat zeggen zij van zijne gevangenneming ? Vele jonge stieren hebhen mij omringd, vette stieren hebben mij om vangen, zij hebhen hunnen muil tegen mij geopend , gelijk een grijpende en brieschende leeuw ; 1) deze woorden, om niet van andere plaatsen te gewagen , zijn genoeg om er zich al het ijsselijke van voor den geest te stellen : hoe baldadig toch is de jonge stier , waarbij de overpriesters, de hoofdmannen des tempels en de ouderlingen vergeleken worden! met welke wreedheid valt de leeuw op zijn roof aan , hoe briescht en schuimbekt hij daar tegen, met welke woede grijpt, bijt, schudt en scheurt hij dien aan
flarden ?____Ja mijne ziel! zoo wreedelijk werd uw lieve
Jesus , uw Bruidegom mishandeld . nadat Hij zich aan die ontmenschte booswichten had overgegeven.
Ps. XXI: 13, 14.
63
Maar wie bewondert hier niet het gedrag van onzen Jesus in bet midden van zoo vele mishandelingen? O welk een Goddelijk geduld in Hem , die gekomen was , om er het voorbeeld van te zijn! beschouw hier , mijne ziel! dat helder gelaat, niets staat er op te lezen, dat eenige droefheid verraadt; zijne oogen nedergeslagen, niet door het gevoel zijner ellende , maar uit eene opregte nederigheid, zijn mond is gesloten door eene achtbare stilzwijgendheid, zijne kleur is die , welke der onschuld en bewustheid van een gerust geweten eigen is. Ziedaar zijn uitwendig gelaat , maar wie is in staat dien onuitputbaren schat van zachtmoedigheid en liefde , die in zijn hart verborgen is , te doorgronden ?
O gij verblinden ! hoe bedriegt gij u, die meent, dat Jesus voor uwe magt heeft moeten bukken! Hoe ! is Hij dan in uwe handen en in uwe kluisters niet diezelfde Zoon van God , die voor zijne voeten nedervelde ? Wat vermogen zoudt gij dan op Hem gehad hebben , indien zijne eigene verkiezing Hem niet in uwe handen bad overgeleverd , indien zijn verlangen, om zondige stervelingen aan de helsche kluisters te ontrukken, Hem niet van zijne vrijheid had beroofd ?
Ziedaar dan , mijne ziel! in welke banden de God van hemel en aarde gebonden naar Jerusalem wordt geleid. Niet de banden en kluisters zijner vijanden, maar die dei-liefde , die alles overwint, die sterk is als de dood, heeft den onoverwinnelijken God overwonnen en gevangen weggevoerd. O wonderlijke bespiegeling! O God ! hoe hebt Gij ons bemind, O Jesus! Gij hebt door uwe banden de kluisters dor zonden, die mij aan de helsche magten bonden , verbroken, en mij weder in de vrijheid hersteld 1
Dan , mijne ziel! waar is uw medelijden met zijne bitterheden , waar uwe dankbaarheid voor zijne liefde ? gij hebt zoo veel ten beste voor de wereld : de minste dienst die zij u bewijst, treft uw hart; maar wat hebt gij voor Jesus uwen weldoener anders over , dan nieuwe beleedi-gingen , oneerbiedigheden in zijnen tempel, verstrooidheden in uwe gebeden , onmatigheden in eten en drinken , verzuimenissen uwer pligten , pracht en ij delheden , die der wereld behagen ? Wat anders dan eenen weerzin van alle afhankelijkheid en onderwerping , terwijl gij geen anderen gebieder duldt dan uwe eigenliefde, de bron van zoo
04
vele dwalingen en overtredingen, en den onvermij-delijken hinderpaal in het christelijke leven , hetwelk op de zelfverloochening, de onderwerping van verstand en hart gegrond is ? Och zeg toch eens , heeft de wereld voor u gedaan, hetgeen Jesus gedaan , zoo veel geleden als Jesus voor u geleden heeft ? Wordt gij hier niet beschaamd, kunt gij uwe tranen weerhouden, als gij uwe ondankbaarheid bij de verwonderlijke liefde van uwen Jesus vergelijkt ? Zult gij u dan nog niet in de banden der Goddelijke liefde , die alleen aan het hart de ware vrijheid kan schonken, laten vangen ? U liever aan de helsche kluisters der zondige begeerlijkheden vast leggen ? Ach ik rampzalige ! wat heb ik dan anders te wachten dan die ketenen , waaraan God de wederspannige engelen gekluisterd houdt , om in den dag des oordeels het vonnis hunner eeuwige verwerping te bevestigen en in de eeuwige vlammen te doen gevoelen? Wat heb ik anders te wachten, dan dat de uitvoerders der Goddelijke regtvaardigheid mij zullen omringen , aan handen en voeten binden , om mij in de uiterste duisternissen te werpen?
Lieve Jesus, bewaar mij voor dit ongeluk ! ik zal voortaan uwe boeijen omhelzen, mij door de banden uwer liefde aac U verbinden , aan uwe geboden getrouw blijven tot in den dood, voor U alleen leven; voor ü alleen sterven ; trek mij tot U door uwe genade.
III. Overweeg , mijne ziel! hoe de leerlingen ziende , dat Jesus zijne magt niet meer gebruikt, maar zich aan de willekeur zijner vijanden overgeeft , ziende dat deze dadelijk de handen aan Hem slaan , Hem binden , kluisteren en de boosaardigste wreedheden tegen Hem plegen , den moed gansch verloren geven ; Jesus als te zwak en overwonnen beschouwen , en allen eenparig , niemand uitgezonderd , Hem verlatende de vlugt nemen. O , welke smart, welke schande voor onzen Jesus!
Toen , zegt de Evangelist, verlieten Hem al de leerlingen ; toen : wanneer Jesus in de boeijen geklonken was en zij de meeste kloekmoedigheid hadden moeten toonen, wanneer zij meer dan ooit hunnen eerbied voor hunnen Meester . getrouwheid aan hunnen Heer , standvastigheid voor hunnen Vriend verschuldigd waren ; toen wanneer Jesus meer dan ooit hunnen troost en hunne hulp behoefde,
65
zijn zij allen gevlugt; ziedaar dan een voorbeeld der menschelijke onstandvastigheid! Wilt gij een altijd getrouwen vriend bezitten, die in voor- en tegenspoed u nimmer zal verlaten ? zoek dan boven alle andere , de vriendschap met God, want Hij is de Vader van alle vertroosting, i) verlaat u op Hem , en gij zult in eeuwigheid niet beschaamd worden. 2) Mijn God , geef dat ik U nooit verlate !
Dan , Jesus heeft die ontrouw zijner leerlingen willen lijden opdat, wanneer naderhand diezelfde leerlingen vol moed en onverschrokken alle vervolgingen trotseren , de kracht des H. Geestes zoo veel te meer in hen zoude uitschitteren.
Deze vlugt strekt ook tot een nieuw en duidelijk bewijs van de onnavolgbare regtzinnigheid der Evangelisten , die wel verre van deze schandelijke vlugt der leerlingen , als zij zeiven waren , te bewimpelen of te verschoonen , in weinige maar zinrijke woorden, al het lage, al het vuige en verfoeijelijke uitdrukken , dat in die vlugt kan gevonden worden ; trouwens volgens dit verhaal hadden zij allen verklaard ; met Hem in den dood te willen gaan en hadden zij ook moeds genoeg gehad , om met zwaarden op den vijand in te houwen ; zoodra zich echter eenig gevaar vertoont, verliezen zij alle vertrouwen op Hem , achten alle hoop verdwenen ; zij maken geen staat meer op zijne magt, beschouwen Hem niet meer als den Zoon Gods , die Israël zou verlossen , maar als een mensch , die zijne beloften niet meer kan houden en achten derhalve ook niet meer hetgeen- Hij met deze woorden ; indien gij dan mij zoekt, zoo laat dezen gaan , heeft willen zeggen, dat zij namelijk stil en gerust zich konden verwijderen, en daarom vlugten zij overhaastig hier en elders honen om zich te redden.
Het waren evenwel deze zelfde woorden , die hen voor alle vervolgingen vrijwaarden , en dit blijkt volkomen in den jongeling , die door het geraas der krijgsbende ontwaakt , uit nieuwsgierigheid den gevangen Jesus volgt, aangegrepen wordt, en het niet ontkomt, dan door het linnen kleed , waarmede hij gedekt is , in hunne handen te laten en naakt weg te vlugten; want, indien aldus een onbekende werd aangetast, zoodat hij zijn behoud
1) 2 Cor. 1 ; 3. 2)Ps. XXX:1.
(36
alleen aan zijn loshangend kleed te danken had, hoeveel te eer zouden de leerlingen gevat zijn geweest, die niet minder dan Jesus het voorwerp van den haat der Joden waren , zij die de leer en deugden van Jesus zelfs nog na zijnen dood alom verkondigen en al hunne oogmerken verijdelen konden ? Wie bevrijdt hen dan, wie beschermt, wie behoedt hen ? wie anders dan het alvermogend woord van Jesus : vindien gij dan mij zocht, zoo laat dezen gaan ?quot;
Doch in weerwil van deze verzekering, op welke zij zich rustig hadden moeten verwijderen , verliezen zij allen moed en alle vertrouwen , en zoo vermetel als zij te voren waren, toen zjj op hunne getrouwheid roemden, zoo lafhartig zijn zij , nu zich het gevaar vertoont. Dan, zij steunden op eigen krachten en mistrouwden den bijstand en de beloften des Heeren ; geen wonder , dat zij dan ook de vlugt namen; hoogmoed en laagheid gaan altijd gepaard , de ootmoed alleen geeft ware kloekmoedigheid en hoe meer men , uit overtuiging zijner zwakheid , zijne eigene krachten mistrouwt, zoo veel te meer verlaat men zich op die van den Heer.
Hierbij hadden zij het hoofd vol van de wereldsche grootheden en van een aardsch koningrijk , dat zij in de dienst van Jesus te gemoet zagen: nu zij dat vooruitzigt zagen verdwijnen, moesten hun ook terstond moed en trouw ontzinken, O hoe zwak is het hart, wanneer het vastgekleefd is aan tijdelijke belangen! zoo lang men buiten gevaar blijft van iets te verliezen, kan men zich inbeelden godvruchtig te wezen; maar zoo haast men hetgeen , waarop men verliefd is, moet missen, is men ook bereid om deugd en godsdienst te verzaken.
Gij ook , mijne ziel ! zult hier misschien u zelve vinden: wanneer noch gevaren. noch gelegenheden, noch aanvechtingen u omringen , meent gij wereld en hel te kunnen trotseren ; doch zoodra ei' voor u iets te verliezen is, zoodra eenige versmading of beschimping te lijden , ongemakken te verduren zijn , om God en zijne wetten getrouw te blijven , dan vlugt gij , waar gij moest staan , zwijgt waar gij moest spreken en toont alzoo, dat u zelfs de gemoeds-gesteltenis ontbreekt, die volstrekt vereischt wordt. om een waar leerling van Jesus te zijn en om zalig te worden. Wanneer ziekte , tegenspoed, schade of
67
schande u beproeven , dan verliest gij den moed en mistrouwt Gods goedheid en magt. Ach , betrouw toeh op eenen God , die oneindig goed en magtig is en u niet zal laten bekoren boven uwe krachten.
Gij moet u alle tijdelijke belangen , gezondheid , eer of bezittingen aantrekken , gelijk men een loshangend kleed aandoet zonder koorden of banden , waaraan u niemand vast kan houden en waarvan gij u naar welgevallen kunt ontdoen. In die gesteltenis zult gij altijd onvenvinnelijk zijn in alle bekoringen of rampen , dan zult gij niets vreezen , altijd en overal te vreden zijn met den wil van God , en gij zult niets begeeren dan Hem te behagen. 0 mijn God! help mij met uwe genade, opdat ik tot zulke volmaaktheid kome.
BEOEFENING.
Het hart van alle aardsche aangekleefdheden zuiveren , dat is : noch verblijd over aanwinst , noch bedroefd wezen over verlies van tijdelijke goederen. Gods wil aanbidden en te vreden zijn in al wat ons overkomt. Getrouwelijk zijne pligten vervullen en de uitkomst aan God overlaten. Het lijden van Jesus Christus dikwijls overwegen, Hem bedanken in ziekte en tegenspoed , dat Hij ons de gelegenheid geeft, Hem eenigzins te gelijken.
En zij leidden Hem eerst toi Annas, omdat die schoonvader was van Caïphas , die Hoogepriester in dat jaar was. Nu Annas zond Hem gebonden tot Caïphas den Hoogepriester. Deze Caïphas was diegene, welke den Joden den raad gegeven had , dat het nuttig was, dat er een mensch voor het volk stierf. Joh. XVIII: 13 , 24, 14.
De Hoogepriester ondervroeg Jesus dan ivegens zijne leerlingen en zijne leer. Etc. 19.
I. Overweeg , mijne ziel! hoe Jeaus Christus door zijne vijanden , als door woedende leeuwen aangevallen, gebon-
68
den aan de koorden , die om zijne handen, zijn ligchaam. en zijnen hals waren geslagen , met woedende drift wordt voortgerukt , om onverwijld het doodvonnis over Hem te doen uitspreken ; zulke gestrengheid en spoed had men zijnen verrader te wijten , die den Joden zorg en bedachtzaamheid had aanbevolen : dien ik zal kussen, die is het, grijpt Hem aan en leidt Hem voorzigtig. 1) O koorden van liefde voor mij !
Wie is hier in staat, om den triomf en het vreugdefeest uit te drukken , welke dit dartel gepeupel vierde , nu het Jesus in zijne handen had , welke versmadingen, beschimpingen en vervloekingen het Hem toevoegde ? onder hoe vele stooten , voetschoppen en slagen Hij van den Olijfberg, over de beek Cedron, door de Schaapspoort Jerusalem , word binnen getrokken , Hij , die daar eenige dagen te voren met gejuich en in heerlijkheid ingehaald en nu uitgegaan was, om in Gelhsemani te bidden! Ach, dit gaat alle denkbeelden te boven! te meer , wanneer wij opmerken, dat niet alleen zijne leiders zeiven Hem den bittersten haat toedroegen , maar ook wel wisten , dat zij hunnen meesters en den ganschen raad geene grootere dienst konden bewijzen , dan met Hem wreede-lijk te teisteren. O mijn Jesus ! in welke handen zijt Gij gevallen ! Maar ach , dit is slechts gering bij hetgeen Gij zult moeten lijden !
Zulk eene gewigtige regts-oefening, hoe heimelijk ook beraamd , kon echter niet verholen bleven , en niet alleen velen der grooten , maar ook zelfs uit den burgerstand , hetzij door de leden van den raad , hetzij door de ge-regtsdienaars , hetzij door de hoofdmannen of soldaten on-derrigt , werden die gewaar , en deze zullen ook zonder twijfel gelijk het doorgaans geschiedt , de gewigtige mare anderen wederom hebben toevertrouwd, zoodat het gerucht weldra door de stad algemeen verspreid werd en het onderwerp aller gesprekken was. Eenige godvreezen-den hebben zekerlijk gezegd , hetgeen Jeremias voorzeide : Christus de Heer , die de adem onzes monds was , is om onze zonden gevangen genomen , 2) maar ook anderen zullen met den raad ingestemd en Jesus veroordeeld hebben , wederom anderen hebben er over gelagchen, ge-
1) Marc. XIV: 4-i.
2) Jer. Thr. IV; 20.
69
spot en Jesus voor eenen bedrieger , eenen verleider, een too venaar en godvergeten booswicht uitgekreten; allen zijn nieuwsgierig, allen staan den uitslag al te wachten. 0 welke schande voor onzen Jesus! Verbeeld u voor een oogenblik , mijne ziel, dat het u gebeurde , en gij op eene zoo onteerende wijze geboeid en teregt gebragt en alzoo bij uwe bloedverwanten , medeburgers , vrienden en vijanden . voor een verfoeijelijken kwaaddoener gehouden werdt; zoudt gij niet wenschen, dat de grond zich voor uwe voeten opende en u inzwolg ? Ach! welke vernedering moest het dan zijn voor onzen Jesug , die door zijne wonderen en hemelsche leeringen bekend was als een groot Profeet, als een afgezant des Hemels , die God zijnen Vader noemde en zich wilde doen erkennen voor den eenig-geboren Zoon Gods , en nu op bevel van den achtbaarsten raad der aarde gebonden , gekluisterd , geboeid , door dieven voerders naar de vierschaar gesleept wordt om gestraft te worden. Lieve Jesus! o welk een treurig begin van uw lijden ! Ach dit was voor mij ! ... . ik bewonder uwe liefde .... geef mij wederliefde !
Aldus werd Hij geleid naar Annas, den schoonvader van Caïphas , om hem, die meermalen het Hoogepriester-schap bekleed had, 1) die de achtbaarste, de rijkste, de aanzienlijkste van den raad was, die in ouderdom, in beleid , in welsprekendheid en geluk alle anderen overtrof , het genoegen te geven , van Jesus gevangen te zien, waarnaar hij zoo vurig verlangd en waartoe hij niet weinig had bijgedragen.
Voor dien verwaanden grijsaard verschijnt onze Jesus als een pligtige . . . een God voor de voeten van een snoodaard , van eenen Sadueeër , die volgens de dwaling zijner
1) De Hoogepriester werd niet meer, volgens de Goddeljjke instelling, voor zijn geheele leven aangesteld, 'loen het bestuur van Judea door de Romeinen aan Herodes den groote was opgedragen, stelde deze Hoogepriesters aan en zette hen naar welgevallen weder af. Naderhand werd deze waardigheid door de Romeinen begeven en werden, zoo door der Joden heersehzucht. als door de geldzucht der Romeinen, de veranderingen al menigvuldige!'. Duidelijk bewijs van het verval der Joodsche godsdienst.
(Zie den geschiedschrijver Josephus, 18 b. 4 hoofddeel.)
Aanmerking des Uitgevers.
70
sekte , geene onsterfelijkheid der ziel erkende , en derhalve noch loon , noch straf na dit leven verwachtte ; die al zijn geluk alleen in deze wereld stelde , die zelfs geen denkbeeld had van ware deugd of godsdienst , maar die al de' achting, die hem de wereld toedroeg aan zgne waardigheid te danken had en derhalve de leer , de voorbeelden , de wonderen van Jesus niet kon verdragen. O mijn Verlosser , hoe diep zijt Gij vernederd !
Mijne ziel! wie weet, met welk vermaak deze oude en rijke booswicht den onschukligen en verdrukten Jesus in zijne boeijen aanziet ? Wie weet, welke smaad- en schimpwoorden hij Hem toevoegt, door wien hij en de zijnen meermalen over hunnen hoogmoed , hunne eerzucht, gierigheid en huichelarij berispt waren ? wie weet, met welke blikken van verachting hij nu op Hem nederziet, welk gelach , welke baldadigheden hij den zijnen toelaat ?
Het was voor u mijne ziel! dat een God, die het Heelal bestuurt, zulke vernedering heeft willen ondergaan, en kunt gij dit overwegen , ronder dat uw hart getroffen wordt ? Wat zoudt gij niet veil hebben voor iemand , die zich voor u liet binden , kluisteren , teregt stellen en bespotten , in de vooronderstelling dat gij dit hadt moeten ondergaan? Welke liefde en dankbaarheid zoudt gij van dien mensch eischen, om wiens ketenen te slaken, gij zulke mishandelingen hadt willen verduren.
Ach, wat zijt gij dm niet aan Jesus verschuldigd, die, om voor u eene eindelooze vrijheid in een hemelsch Paradijs te verdienen , zoo schandelijk heeft willen geboeid, vervoerd en mishandeld worden ! Heer , doe mij dit beseffen en ik zal dankbaar zijn !
II. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus , na een kort maar smartelijk vertoef bij den snooden Annas , nog strenger gebonden en geboeid , naar diens schoonzoon Caïphas verzonden , en aldus wederom tusschen eene ontelbare zamengevloeide menigte door de stad geleid of liever gesleept wordt, om aldaar voor den hoogen raad , in allerijl bijeen vergaderd, en daar al de priesters , schriftgeleerden cn ouderlingen bijeen ivaren , 1) te verschijnen , ondervraagd, geoordeeld en gevonnisd te worden.
1) Marc. XIV : 53.
Lieve Jesus ! hier , bij zulke eerwaardige mannen , zult Gij toch ongetwijfeld troost vinden , hier zal uwe onschuld erkend , uwe eer , door uwe boeijen zoo schandelijk belee-digd , wederom hersteld en uw leven beveiligd worden. Hoe . zou dit wel anders kunnen zijn ? L»e bloem der gan-sche natie, de geleerdste , de godsdienstigste, de bezadigdste mannen van het geheele land , de geheele hoogste geestelijkheid van Israël, die de geregtigheid moeten handhaven , zijn hier vergaderd: bier heeft onze Jesus dus niets te vreezen , maar alles te hopen.
Welaan dan , wat kwaad heeft hij gedaan , waar zijn de aanklagers , waar zijn de getuigen . waar zijn de bewijzen ? Men spreke , men leze, men onderzoeke . men vergelijke en beslisse.
Doch o mij bedrogene ! helaas ! Waarheid vindt zelden ingang bij de wereld. Hoe hoog , hoe heilig, hoe eerwaardig onze staat ook wezen moge , wij zijn tot alle boosheid bekwaam, wanneer wij aan hoogmoed, nijd, afgunst, of andere driften den toegang tot onze harten verleenen.
Caïphas , cle hoogepriester heeft reeds het vonnis tegen Jesus opgemaakt, en beslist, eer Hij gevangen was : hij had, bij gelegenheid der wonderdadige opwekking van Lazarus , denzelfden raad bijeengeroepen. Daar nu zeiden zij tot eikanderen; Waf zullen wij doen; ivant deze mensch doel vele teekenen'' 1) O verblindheid ! zij bekennen dan openlijk . dat Jesus wonderen doet, derhalve dat Hij de Zoon Gods is ; want dat heeft Hij door zijne wonderen willen bewijzen. Wat blijft hun dus over , dan in Hem te gelooven ? Of zullen zij Hem vervolgen ? Maar welke wraak hebben zij dan niet te duchten ?
Indien wij Hem alzoo laten hecjaan. 2) Hoe, zullen zij dat kunnen beletten , aan God de wet voorschreven, zijne almagt afperken ? 0 dwaasheid! Zoo zullen zij allen in Hem gelooven. Dat is pligtmatig , dat behooren zij ook te doen en welk kwaad kan daar uit voortvloeijen ? En de Romeinen zullen komen , en zullen onze plaats en volk verwoesten. 3) Dit zal juist gebeuren , omdat zij niet willen gelooven ; want de Eomeinen hebben geen belang in eenen Messias , die zonder wereldsche magt, zonder gezag, zon der legers , zonder wapenen is en die niet leert dan ge-
1) Joan. XI; 47.
3) Ibid.
2) ibid, 48.
hoorzaamheid. en onderwerping; en wat zullen de Romeinen tegen eenen Zoon Gods vermogen ? O ongerijmdheid! in tegendeel de Profeten hebben voorspeld , dat alle volken der aarde in Hem zullen gelooven , wel verre van Jerusalem , om die reden te willen verdelgen ; maar die booswichten willen zich daarom van Jesus ontdoen , omdat Hij niet voornemens is , hen van het juk der Romeinen te verlossen , omdat Hij geene wereldsche magt voert, omdat Hij niet haakt naar den troon van David en zijne wonderen geene andere strekking hebben, dan om de deugd , de heiligheid en de begeerte tot hemelsche goederen in te boezemen , en zulke wonderen willen zij niet; die rampzaligen! zoo willen zij dan liever hunnen Messias , hun eeuwig geluk , dan een tijdelijk verliezen.
Maar o God , hoe verschrikkelijk zijn uwe oordeel en ! Zij vreesden , een tijdelijk geluk te verliezen en dachten niet aan het eeuwige, maar zoo verloren zij ze beide : Leer daaruit , mijne ziel! wat gij te vreezen hebt , wanneer gij uwe ware belangen uit het oog verliest en voor eenig tijdelijk voordeel of vermaak opoftert; wat men zich ook in de zonde belooft, zij strekt altijd ten nadeele van den zondaar. O God ! geef mij , U de bron van alle zegeningen , nooit te verlaten.
Dan , hetzij de vergadering het niet eens ware , hetzij deze te lang draalde , Caïphas breekt alle beraadslaging af en zegt op eenen trotschen en verachtelijken toon; gij verstaat u de zaak niet en gij denkt niet eens , dat het u nuttig is , dat een mensch sterve voor het volk , opdat het gansche volk niet verloren ga. 1) Dat is : Hij zij dan schuldig of niet en ondanks al zijne wonderen , de staatkunde eischt, dat. Hij sterve voor het volk.
O godvergeten vonnis! mijn Jesus , in welken kuil van moordenaars zijt Gij gevallen! Maar God, die uit het kwaad goed weet te scheppen , deed dezen snooden hoo-gepriester spreken als een Profeet en den dood van Jesus en de strekking daarvan voorzeggen , namelijk : voor hel volk en niet voor dat volk alleen , maar opdat Hij de kinderen Gods , die verstrooid waren , vergaderen zoude in zijne Kerk 1).
Ziedaar dan, mijne ziel! uwen Jesus veroordeeld , voor dat Hij gevangen is , onverhoord , zonder beschuldigers ,
73
zonder getuigen, zonder misdaad, zonder bewijzen; veroordeeld omdat Hij wonderen verrigt heeft, die meu niet loochenen kan , veroordeeld , omdat Hij het offer moet wezen voor het volk,
O God ! hoe wonderbaar is uwe wijsheid ! kon ooit de onschuld van Jesus duidelijker blijken , kon ook duidelijker bewezen worden . dat Hij de ware Messias , de Christus , de Zoon Gods was , die gedood moest worden ? O booswichten! zoo verkracht gij dan liet heilig regt, zoo verraadt gij uw tijdelijk en eeuwig belang, om uwen haat , uwe spijt en afgunst tegen eenen onschuldige, dien gij duidelijk genoeg voor uwen lang gewenschten Messias erkent, bot te vieren.
Wacht u, mijne ziel ! voor zulke heillooze driften, daar gij ziet, tot welke boosheden zij u kunnen vervoeren. Uwe boosheden zullen strekken ter verheerlijking Gods en heiligmaking van anderen , maar gij zult eeuwig branden. Heere ! bewaar mij voor zulk een onheil en geef, dat ik nooit de waarheid miskenne.
III. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus, de eeuwige Zoon Gods , door wien alle dingen gemaakt zijn , de onfeilbare en almagtige Kegter van levenden en doo-den , voor dien goddeloozen raad verschijnt, als een misdadiger gebonden , gekluisterd , om ondervraagd , veroordeeld en ter dood verwezen te worden. O mijn God, welke vertooning ! Overweeg dit eens , mijne zi'el! want het moet u doen blozen over uwe kieschheid in het stuk van eer en aanzien bij de menschen. Een God staat geboeid en gebonden voor den snoodsten aller regters , die zijnen dood reeds besloten heeft en niets anders zoekt , dan dat schreeuwend onregt voor het volk te bewimpelen. Wie kan dan nog klagen, dat hij van slechte menschen belasterd , vervolgd , vernederd wordt, wie moet niet zwijgen bij de be-chouwing van eenen on meetbaren God, voor ons in zijne menschheid aldus mishandeld!
Be Hoogepriester ondervroeg Jesus dan , rakende zijne leerlingen en leer. 1). Hoe! na meer dan driejaren, sedert welke Jesus leerlingen aangenomen en openlijk gepredikt heeft in den tempel en elders, nadat zij Hem
1) Joh. 18, 19.
74
wegens de voornaamste stukken der wet gehoord en ondervraagd en zijne antwoorden bewonderd hebben, weten zij nog niet, wat Hij geleerd heeft ? Hoe , hebben zij Hem dan reeds veroordeeld ? Wie ziet niet , dat zij slechts een voorwendsel zoeken , om den schijn van regt te behouden ?
Dan Jesus wil hun dien schijn zelfs niet geven . opdat hunne boosheid en zijne onschuld in alle eeuwen bekend zijn. Jesus antwoordde hem: Ik heb openlijk en voor al de wereld gesproken ; altijd heb ik in de vergaderingen geleerd en in den tempel, waar al de Joden hijeen komen, ik heb niets in het verborgen gesproken. Wat vraagt gij mij ? vraag degenen , die mij gehoord, hebben, wat ik tot hen gesproken heb. Zie die iveten wat ik gezegd heb. 1) Zoo vrij , zoo zachtaardig, maar tevens krachtig is de onschuld, ook in de boeijen! Hij zwijgt van zijne leerlingen, omdat Hij van hen niets goeds zeggen kan en toch hunne schande, ontrouw en lafhartigheid niet voor het licht wil brengen, Hij onthoudt zich van alle verwijt of klagten tegen het onregt, dat Hem wordt aangedaan en houdt zich alleen bezig, met zich op de zachtste maar bondigste wij ze te verdedigen en alzoo zijne vijanden te beschamen. Hij had den raad, voornamelijk Caïphas, kunnen verwijten, het goddeloos besluit , reeds in den raad genomen . om Hem namelijk te doen omkomen , vóór dat zij Hem van eenige misdaad konden overtuigen, en dat zij zijn bloed reeds van eenen ontrouwen leerling gekocht hadden. Dan dit alles daar latende, vergenoegt Hij zich met de voorgestelde vraag te beantwoorden. O treffelijke onderrigting voor ons , dat wij altijd onze overheid moeten eerbiedigen, ook dan, wanneer zij onregt heeft , met bescheidenheid ons zeiven verdedigen , zonder haar te verachten. Wat zegt gij dan, hoo-gepriester ? wat zegt gij , raadsheeren van zulk eene beslissende redenering ? Gij moet iets stelligs opwerpen, of ook niets dan een algemeen antwoord verwachten Zult gij het dan toestemmen, zult gij het wederleggen?
Noch het een , noch het ander : de gansche vergadering is verstomd; maar een onbeschaamde dienstknecht des hoogepriesters geeft Jesus een zwaren slag, zeggende
9) Jo!i. 20 , '21.
75
Zult gij den Hoogepriester aldus antwoorden ? 1) O hemelen ! verdraagt gij zulken hoon , uwen Koning aangedaan , en gij aarde , beeft gij niet van verontwaardiging ? O godvergeten regtbank, waarin het zwijgen verboden en het spreken gestraft wordt! In welk land . onder welke natie werd ooit het onmenschelijk gebruik gedoogd , van eenen misdadigen , veel minder eenen on-schuldigen leeraar , door een dienstknecht te laten mishandelen ? Zoo men niet wil hooren , waartoe dient dan het vragen, en zoo men vraagt, waarom wil men dan niet hooren ? 0 nijd , wat werkt gij niet uit!
Maar deze mishandeling, dat verwijt randde zijne onschuld aan en Hij moest niet alleen onschuldig zijn, maar ook als zoodanig bekend zijn en als zoodanig sterven. Derhalve moest Hij hier , gelijk Job tegen zijne onregtvaardige vrienden, zijne onschuld verdedigen , namelijk , dat Hij noch onvoor-zigtig , noch oneerbiedig, noch tegen de waarheid gesproken had , en zegt: Zoo ik kwalijk gesproken heb , geef bewijs va» het kwaad; maar zoo ik wel gesproken heb , waarom slaat gij mij; 2) woorden die zijnen vijanden den mond snoeren en ons leeren , dat wij bereid moeten zijn , om allen hoon te lijden , maar onze onschuld als onzen dierbaarsten schat, en voornamelijk wegens den eerbied aan onze oversten , altijd en overal moeten verdedigen.
Mijne ziel! bedenk hier eens welke onverdragelyke be-leediging het voor onzen Jesus was, een zoo schandelijken kaakslag te ontvangen in eene volle vergadering der eerwaardigste mannen van Israël, op eene zoo baldadige wijze , van een gevingen knecht met zulk een schamper verwijt , na zulk een wijs antwoord. O mensch , schaam u ; moet dan uw hoogmoed met zoo onbegrijpelijke vernedering van eenen God geboet worden ? Wat zult gij , na zulk voorbeeld nog kunnen voorwenden, om uwe wraakzucht te regtvaardigen ? De schending uwer belangen , eer of waardigheid? Dan , zie op het aanschijn van uwen Jesus en zwijg. Jesus hoe beminnelijk zijt Gij , die dat voor mij hebt willen lijden! Ach, wie moet ü niet liefhebben ?
Ja ik ben beschaamd over die goedheid en be
76
naam van Christen onwaardig te wezen, omdat ik, wel verre van zulk voorbeeld te volgen , liever ongelijk aandoe en op welverdiende berispingen, uit gramschap en woede opvlieg om het te wreken , in plaats van te verdragen. Genees mij, Heer! door uwe genade, en doe mij , bij de beschouwing uwer vernederingen , allen hoon, alle versmadingen en beleedigingen opvatten als hemel-sche schatten , die Gij mij toezendt, om mij te zaligen.
BEOEFENING.
Bedenk in uwe wederwaardigheden de boeijen van Jesus. Wacht u van ooit onregtvaardig te wezen jegens den evenmensch. Waak op uw hart , dat nooit drift , nijd of afgunst u verleide, verdraag gaarne eenig ongelijk, acht dat eenen grooten schat. Olfer het aan Jesus op. Wees niet bezorgd voor uwen naam of uwe eer : Hij zal die , zoo veel gij noodig hebt, handhaven en u rijkelijk beloonen.
De overpriesters en de geheele raad zochten valsche getuigenissen tegen Jesus om Hem ter dood te brengen , doch zij vonden niet, enz. Toen sprak de hoogepriester Hem aldus aan : Ik bezweer U bij den levenden God , dat Gij ons zegt, of Gij de Christus, de Zoon Gods zijt, enz. Toen spuviden zij in zijn aangezigt en sloegen Hem met vuisten, enz. Matth. XXVI. 59. 60. 63. 67.
I. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus , na den goddeloozen raad , door zijne zachte en bondige antwoorden , zoo op de ondervraging des hoogepriesters betrekkelijk zijne leer en leerlingen , als op den vreesselijken kaakslag , Hem door een der dienstknechten gegeven, beschaamd te hebben, zich der stilzwijgendheid op al de tegen Hem ingebragte beschuldigingen volkomen overgeeft.
Het was onveranderlijk besloten , dat Hij sterven moest, maar nog niet bepaald op welke wijze. Zij zeiven konden Hem , gelijk later Stephanus, wel hebben omgebragt, maar
77
zij vreesden voor oproer onder het volk , dat Hem vooreen groot Profeet hield, en wilden Hem ook daarenboven liever door de regterlijke magt der Romeinen , op eene plegtige wijze tot den kruisdood , die de smartelijkste en de schandelijkste was, veroordeeld hebben, om alzoo Jesus, zijne leer en leerlingen aan eene eeuwige schande en vergetelheid over te leveren.
Ach, aldus werd dan, o Jesus! uwe voorzegging 'bewaarheid , dat Gij voor mij gekruist moest worden. Ten dien einde moesten zij Hem den landvoogd Pilatus overleveren en vervolgens ook grove misdaden inbrengen , en wel zulke , die den regter konden bewegen om die gruwelijke straf aan Hem ten uitvoer te brengen.
Daar de eerste aanval op zijne onschuld nu mislukt was, zochten zij een tweeden en bedachten , Hem door valsche getuigenissen te bezwalken, of liever te overschreeuwen. O ver-foeijelijke raad! o godvergeten regters ! Valsche getuigenissen? mijne ziel tot zulke ongeloofelijke booshedenvervalt ook een volle raad van de geleerdste en achtbaarste mannen der aarde , wanneer zij vooroordeel opvatten en hunne driften opvolgen , zoo als doorgaans het droevig geval is, wanneer men in zijne bediening meer zijn eigenbelang dan pligtvervulling en het algemeen welzijn beoogt. Jesus was hun een steen des aanstoots, omdat de heiligheid zijns levens en de kracht zijner leer en wonderen hunne achtbaarheid schenen te benevelen. O wat moet u dit doen vreezen en op uwe hoede doen zijn !
Maar hierin slagen zij nog minder. Immers zij vonden niet , alhoewel vele valsche getuigen te voorschijn kwamen, want hunne getuigenissen waren niet bekwaam, niet gelijkluidend en niet gewigtig genoeg om den landvoogd in zijnen dood te doen stemmen. Zoo heerlijk blonk de heiligheid van Jesus ! niemand kon Hem van zonde overtuigen. Hij was onberispelijk in al zijn doen en laten ; want het betaamde, dat wij zoodanigen Hoogepriester hadden , heilig , onnoozel en onbesmet , afgezonderd van de zondaren , die niet noodig heeft voor zijne eigene misdaden te offeren. 1) O wij gelukkigen! wij zijn dan zeker, dat Hij onze borg is en wij door Hem verhoord worden.
Al wat de goddelooze raad aanwendt om Jesus sc.uildig
78
te maken strekt sleclits om zijne heiligheid meer te doen uitschitteren; ja zij vervullen hier hetgeen de Profeten voorzegd hebben : Valsche getuigen zijn tegen mij opgestaan en de hoosheid heeft tegen zich zelve gelogen , 1) en wederom : er stonden valsche getuigen op , en zij ondervraagden mij over hetgeen ik niet vAst, 2) zoodat Jesus zich niet behoeft te verantwoorden. De Profeten hebben het voor Hem gedaan. O hoe kostbaar is een gerust geweten ! hoe troostend, zoo geleefd , niets gedaan, niets gezegd te hebben , dan hetgeen den toets der vuilaardigste lasteraars zelfs kan doorstaan. Dit is de krachtigste wijze om zich zeiven alsmede zijne godsdienst te verdedigen , maar nog meer zal u dit te stade komen , mijne ziel ! in dien vreesselijken dag, wanner gij voor God en de wereld zult verschijnen , gelijk gij zijt. Maar , o heilige onschuld van mijnen Jesus! hoe beschaamt gij mij, die geene valsche getuigen behoef. om van vele zonden overtuigd te worden , en hoe dikwijls overtuigt mij mijn eigen geweten, ook dan, wanneer mij de wereld onschuldig acht. O God! spaar mij, want dit doet mij beven voor uwe regt-vaardige oordeelen.
Maar eindelijk kwamen er twee getuigen , en zeiden ; deze heeft gezegd : ik kan den Tempel Gods omverwerpen en dien na drie dagen wederom ophouwen ; of Ik zal dezen Tempel afbreken. Doch hunne getuigenis was niet hekwaam. Want men mogt dit gezegde aan ijdelen roem of ook aan overdreven ijver voor den tempel toeschrijven , dien Hij zou willen herbouwen , men kon Hem echter aan geene tempelschennis schuldig verklaren ; doch Jesus had niet gezegd : ik kan of ik zal, maar ontbindt dezen Tempel, sprekende van zijn eigen ligchaam — en daarmede waren zij onledig — en binnen drie dagen zal ik dien oprigten , 3) en dat zal Hij doen , als Hij weder uit de dooden zal opstaan.
Wat zal nu onze Jesus antwoorden ? Hij zweeg; het verdraaijen zijner woorden , de ongerijmdheid der beschuldiging was te zigtbaar , een bondig antwoord zou hen nog meer verbitterd hebben. Jesus ziveeg.
Op dat zwijgen stuift Caïphas op en als van spijt barstende , dat hij niets tegen Hem vinden kan, voert hij
1) Ps. XXVl: 12. 2) Ps. XXXIV ; 11. 3) Joh. II: 19.
79
Hem vinnig te gemoet: antwoordt Gij niets op hetgeen dezen tegen U getuigen. 1) Zoo durft de booswicht, die zijn dood heeft aangeraden , die mede de valsche beschuldigers heeft gezocht, nog den schijn ran regt aannemen! maar Jesus blijft zwijgen en vervult hiermede de voorzeggingen der Profeten : gelijk een schaap zal Hij ter slagt-hank geleid worden en Hij zal zivijgen gelijk een lam.
O wonderlijk stilzwijgen van Jesus, die zoo menigmaal getoond heeft , dat Hij met één woord zijnen tegenstrevers den mond kan snoeren ! Hier zie ik dan wederom , mijn Verlosser ! dat Gij als onze borg optreedt en ons voorbeeld wilt zijn. Namelijk wij hadden van onze stamouders geleerd, onze misdaden te verschoonen.
Adam wierp de schuld op Eva , en deze op de slang; wij , hunne maar al te getrouwe navolgers zijn te eerzuchtig om schuld te bekennen , wanneer wij schuldig zijn, van daar die menigvuldige bewimpelingen , ja niet zelden ge-heele achterhoudingen in het H. Sacrament van boetvaardigheid , om niet zoo schuldig te schijnen als wij zijn. Daarenboven al te kiesch op onze eer , zijn wij te hevig in de verdediging onzer onschuld , al te vurig in het spreken , waar wij meer vrucht zouden doen met zwijgen. Jesus , die al onze misdaden op zich heeft genomen, houdt het diepste stilzwijgen in acht , om voor onze valsche verontschuldigingen en ongeduldige verdedigingen te boeten. De onschuld wordt als een boosdoener behandeld, om schuldige stervelingen in de onschuld te herstellen. Schaam u dan , mijne ziel! over uwen hoogmoed , en wanneer gij te onregt beschuldigd wordt, zie dan op Jesus , de onschuld zelve, en acht u met de Apostelen gelukkig, voor den
naam van Jesus eenige versmading te mogen lijden.....
Lieve Jesus , zou ik U dit durven weigeren , ik , die mij, zoo ik ook valschelijk beschuldigd word , aan vele andere zonden schuldig ken en niet dan verachting verdien? Geef mij . bid ik U , altijd dus te denken.
Op zulk een achtbaar en statig zwijgen , gevoegd bij de voorzeggingen , bij zijn onberispelijk leven en bij zijne mirakelen , zou elk , die redelijk denkt, Hem erkend hebben voor dengene, die Hij was ; doch de raad alleen, welke door vooroordeel en drift verblind , niets anders dan
1) Matth. XXVI: 63.
80
aardsche grootheid in den Messias zocht, en dus niet anders dan Jesus , op welke wijze dan ook , hot leven te benemen , was onvatbaar voor alle opmerking.
Maar mijne ziel! zijt gij , wanneer gij iemand haat of nijd toedraagt, ook niet met vooroordeelen, verblinde drift tegen hem bezield? Veroordeelt, lastert, scheldt en vloekt gij hem niet zonder eenig bewijs ? O hoe gaarne gelooft gij dan ook alle kwaad van hem , ja zelfs uit den mond van valsche getuigen , die hem belasteren, u verblijdende, dat anderen hem ook haten ; al wat hij doet is eene misdaad , zijne deugd is schijnheiligheid , zijn spreken is on-regtzinnigheid , zijn zwijgen is hardnekkigheid ; het is genoeg , dat gij hem haat, om van Hem niets goeds te weten en alle kwaad te spreken.
Zoudt gij aldus van anderen behandeld willen zijn , zoo ligtvaardig veroordeeld , zoo geschonden worden, zonder de bondigste bewijzen ? doe dan niet, hetgeen gij niet wilt, dat u geschiede, tiij mishandelt Jesus , uwen God en Verlosser , in uwe medebroeders , en voor Hem zult gij het verantwoorden, wanneer Hij uw Eegter zal worden. O Jesus , help mij !
II. Overweeg , mijne ziel! hoe Caïphas , door het bestendig zwijgen van Jesus Christus op alle getuigenissen tegen Hem ingebragt, door spijt en woede vervoerd, dat hij niets in Hem vinden kon om zijnen bloeddorst te lesschen, eindelijk den aanbiddelijken naam des Hee-ren gebruikt, om Hem te doen spreken en uit zijne woorden iets te trekken, hetgeen Hem den dood kan berokkenen. Ik bezweer- U , zegt hij , opstaande in het midden der vergadering, bij den levenden God , dat Gij ons zegt, of gij Christus , de Zoon Gods zijt. O booswicht, die de vreesselijke majesteit van Gods naam bezigt, om onschuldig bloed te vergieten.
Zoo moot dan het gewigtige vraagpunt, of Jesus de lang verwachte Messias is , op één oogenblik beslist worden. Maar gij , opperpriesters , die anderen de wet moet verklaren, vraagt gij nog, hetgeen de Profeten en de tallooze wonderen , die Hij gedaan heeft , zoo duidelijk getuigen ? O verblinden! waarom vraagt gij den dooven , den stommen en den blinden niet, die Hij genezen heeft ? Waarom ondervraagt gij de wateren niet, waarop Hij
81
gewandeld , de winden , die Hij gestild heeft ? Deze zouden Hem als uit éénen mond toeroepen : Gij zijt de Christus de Zoon van den levenden God ; wie ziet dan niet, dat die booswicht niets anders bedoeit, dan de onschuld aan zijne driften op te offeren ? Hem was namelijk bewust , dat Jesus zich voor den Messias uitgaf, dat Hij dit door zijne menigvuldige mirakelen wilde bewijzen , en dat Hij zich door zijne leerlingen ook in die hoedanigheid deed erkennen ; bij gevolg , wanneer Hij dit bekende te zijn , kon Caïphas Hem bij den landvoogd beschuldigen, als iemand, die zich de koninklijke waardigheid, aan die hoedanigheid noodzakelijk verbonden, had aangematigd tegèn het belang des Keizers ; als Jesus dit echter ontkende meende hij Hem als een godslasteraar , als een die zich door het volk voor den Zoon Gods liet aanbidden , met den dood te kunnen straffen. O helsche list, o moorddadig opzet!
Jesus echter had te veel eerbied voor den naam zijns Vaders, ook in den mond eens goddeloozen, om hier langer , te zwijgen; Hij antwoordt vrijmoedig : Gij hebt het gezegd, Ik ben het.
Toen het de verdediging zijner onschuld en dus zijn eigen belang betrof, toen zweeg Hij ; dan nu het de eer zijns Vaders en die zijner Kerk geldt, nu oordeelt Hij dat hot tijd is van te spreken , en wil niet don gering-sten schijn geven, dat Hij de belijdenis der waarheid wil ontduiken. Hij was in de wereld gekomen , om getuigenis der waarheid te geven , om zijnen naam bekend te maken , en hierover wordt Hij ondervraagd , hieraan waren de esr zijns Vaders , zijne ambtsbediening , het eeuwig geluk der menschen te naauw verbonden : Hij kon , Hij wilde derhalve niet zwijgen , Hij sprak vrijmoedig , hoezeer Hij wist, dat deze belijdenis Hem het leven zoude kosten.
Hier leert mij dan het voorbeeld van Jesus, mijne eigene zaak met een bedaard stilzwijgen te verdedigen , maar , wanneer ik den naam van God hoor lasteren, of den even -mensch hoor of zie beleedigen , of waar ook de eer van God mjj gebiedt te spreken , nooit om een tijdelijk belang een laaghartig stilzwijgen in acht te nemen , of de waarheid te bewimpelen , maar die altijd vrijmoedig ie belijden. Maar men zal mij bespotten ! Ach wie lijdt
82
niet gaarne den dood, veeleer bespotting, voor eenen God, die voor ons bespot en gedood is ?
Doch der hooge waardigheid van Jesns, in de grootheid geboren, betaamde het van groote dingen en met grootmoedigheid te spreken, dus voegt tJij er bij : Doch Ik zeg ulieden , Gij zult den Zoon des Mensehen eens zien zitten aan de regterhand der kracht Gods en komen op de wolken des hemels. O welke verhevenheid in deze taal! bijzonder in den mond van eenen gevangene, en te gelijk van Hem , die door duizende mirakelen getoond heeft, dat Hij God is . dien een Johannes de Dooper getuigenis heeft gegeven , dat Hij de Zoon Gods is, dien de duivelen zeiven verkondigden de Zoon des Allerhoogsten\) of de heilige Gods 2) te zijn , die onberispelijk leefde en, volgens de getuigenis der afgezondenen des raads zeiven sprak , zoo als nooit eenig mensch gesproken heeft; 3) eindelijk wiens werken , woorden , levenswijze en lijden door de profeten naauwkeurig en duidelijk beschreven worden. O vreesselijke taal uit zulk eenen mond!
Hoe bedenkelijk werd nu deze zaak voor de leden van den raad! Moesten zij niet sidderen en beven voor dien vreesselijken regterstoel, waarmede Jesus hen bedreigde ? Hebben zij ooit leugentaal in Hem gevonden , Hem ooit in zijne woorden kunnen vangen , ooit zijne reden wederleggen , Hem ooit van zonden kunnen overtuigen ? derhalve moet het waar wezen , dat Jesus nog eens op de wolken zal komen , om regt te oefenen. O hoe moeten dan die schandelijke gevangenneming, die kaakslag in den vollen raad toegelaten , die valsche getuigen , die woedende haat en onmenschelijke bloeddorst hunne harten knellen , met schrik en angst vervullen ! Dan verre van daar : hunne aardsgezindheid , die slechts eenen rijken en magtigen Messias verwacht , verblindt hen zoodanig, dat niets in staat is , hunne oogen te openen.
Caïphas inwendig verheugd, reden gevonden te hebben, om Jesus te doen sterven , geeft uitwendig zijne hoogste verontwaardiging te kennen over zulke taal, scheurt zijne kleederen en roept luider stemme : Wat hébhen wij nog getuigen noodig ? gij hebt daar zijne lastering gehoord; wat dunkt u ? helaas , heeft ooit de aarde een dergelijk
1) Marc. V ; 7. 2) Ibd. 1 ; 24. 3) Johan. VII : 46.
83
voorbeeld van verhardheid , onregt en bloeddorst opgeleverd? Ach mijne ziel! vergeet toch nooit dien schrome-lijken regterstoel, waarop ook gij den Zoon des menschen eenmaal zult zien zitten ; dat dan een levendig aandenken aan deze waarheid uwe driften beteugele.
Maar het blijkt hier ook , dat het Jodendom verworpen en Jesus als onschuldig en als de Zoon Gods veroordeeld is; Caïphas legt door deze scheuring zijner kleederen zijn hoogepriesterschap af; straks zal ook het voorhangsel des tempels scheuren en zullen alle offers en altaar verdwijnen , om vervangen te worden door het eeuwig priesterdom van den waren Melchisedech en het offer zonder vlek, dat niet in éénen tempel, maar voortaan door de geheele wereld zal opgedragen worden. Hij lastert God met zijnen Zoon te verloochenen , hij geeft te kennen, dat hij getuigen noodig heeft en die niet kan vinden, dus verklaart hij duidelijk genoeg , dat Jesus onschuldig is. Door zijn toedoen sleept hij eindelijk den geheelen raad in zijne woede mede , en deze verklaart eenparig : Hij is des doods schuldig, omdat Hij bekent, de Christus , de Zoon Gods te zijn.
Maar moet dan de Messias dit ontkennen ? Kan Hij andere teekenen geven , dan die door de Profeten gegeven zijn ? Kan Hij dit door andere middelen dan door mirakelen bevestigen ? bij gevolg Jesus wordt veroordeeld als onschuldig en als de Christus , de Zoon Gods. O boosheid, o onregt! geen wonder dan , dat gij en de geheele natie door u vertegenwoordigd , verworpen zijt, daar gij hielde grootste aller misdaden , eenen Godsruoord pleegt. O rampzaligen ! hoe zult gij opzien , wanneer gij dienzelfden Jesus zult zien komen in de wolken des Hemels! bergen en heuvelen zult gij toeroepen , dat zij u bedekken voor dat aanschijn, maar te vergeefs : gij zult dan verpletterd worden.
Mijne ziel! uw Jesus is dan juist daarom veroordeeld en uit de wereld verbannen , omdat Hij u zoo lief heeft gehad, dat Hij in de wereld gekomen is , om u eeuwig-lijk gelukkig te doen leven. O ondankbaarheid!
Zijt gij daar ook niet schuldig aan ? hebt gij nooit eenen onschuldige beleedigd , vervolgd, belasterd ? hebt gij nooit aan driften , aan uwen haat, uwe winzucht of wulpsch-heid toegegeven ? Gij hebt dan ook den onschuldigen
84
Jesus veroordeeld en wederom gekruisigd. Erken, verzaak, bestraf uwe boosheid , eer de tijd van wraak daar ia en gij verworpen wordt; want ook gij zult Jesus zien komen in zijne magt en heerlijkheid op de wolken ; gij zult Hem zien, dien gij mishandeld hebt in uwe broederen, dien gij door uwe zonden veroordeeld , in uwe Communiën zoo oneerbiedig bejegend hebt. Hij zal komen om i egt te doen ; wat hebt gij verdiend , zegening of vervloeking ? O , bemin Hem toch , die zoo waardig is , bemind te worden. Heere ! ik zal mij bekeeren.
III. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus van den goddeloozen raad door eene snoode onregtvaardigheid, zonder eeuig bewijs of eenige overtuiging van misdaad, alleen omdat Hij bekent de Christus, de Zoon Gods te zijn , dien zijne eigene wonderen , dien de Profeten aanduidden , — ter dood veroordeeld , door eene nog gruwelijker onregtvaardigheid en wreedheid aan den moedwil van ongebondene geregtsdienaren wordt overgeleverd, om den ganschen nacht het voorwerp van hunnen spotlust ea hunne baldadige woede te wezen. O mijn Jesus ! welke booswicht was ooit zoo ongelukkig, dat hij aan eerlooze snoodaards, zijne gezworene vija.nden werd ten prooi gegeven ? O hoeveel zult Gij van een zoo baldadig rot moeten lijden ?
Naauwelijks was het vonnis : Hij is des doods schuldig, uitgesproken of sommigen (terwijl de raad zich ter rust gaat begeven en misschien nog eenige leden aanwezig zijn) begonnen Hem in het aangezigt te spuwen , zij sloegen Hem met vuisten ; anderen gaven Hem kaakslagen, en zijn aangezigt bedekkende, zeiden zij : Christus ! profeteer ons , wie is het, die U geslagen heeft ? en andere lasteringen , die zij Hem zeiden.
Mijne ziel! is het niet onbegrijpelijk , dat een God zich aan zulke toomelooze baldadigheden onderwerpt ? hoe hebben toch de Evangelisten eene zoo ongeloofelijke vernedering van hunnen Meester zonder aanmerkingen, zonder klagten of verwijtingen , kunnen beschrijven ? Ach, lieve Verlosser! indien ik gelooven moet, dat Gij zoo bitteilijk hebt willen lijden , dan moet ik nu ook wel gelooven aan uwe belofte , dat Gij mij hemelsche eindelooze goederen, zult geven.
Dit begreep Moses reeds en achtte den smaad van Christus voor grooteren rijkdom , dan de schatten van Egypte; want hij zag op de vergelding. 1)
Dit moest zelfs het onderscheidend kenmerk van den Messias en een wonder van verblindheid in de schriftgeleerden zijn, dat zij het bij de Profeten niet zagen. Samson, overgeleverd aan den spot der Philistijnen , is eene volmaakte afbeelding van den Christus. Job zegt niet van zich zeiven , maar van Hem: Be laagste onder de menschen ontzien zich niet mijn aangezigt te bespuwen. 2) David noemde Hem : oenen spot der menschen , den smaad des volks. 3) Isaïas zegt van Hem: mijn ligchaam heb Ik overgegeven aan die mij sloegen. en mijne wangen aan die mij plukten , mijn aangezigt heb ik niet afgekeerd van die mij smaadheden aandeden en bespuwden. 4) En wederom: Hij zag er verachtelijk uit en als de laatste onder de mannen , als een man van smarte en die van lijden luist te sproken. Zijn aangezigt vjas als verborgen en verachtelijk : zoodat wij Hem niet achtten. 5) Eindelijk zegt Jeremias: Hij zal zijne wang aanbieden aan die Hem slaat, met smaadheden zal Hij verzadigd loorden. 6) Hij zal in lijden behagen nemen, daar naar verlangen, omdat Hij den wil des Vaders kent en er de rijke vruchten van te gemoet ziet. O mijn Jesus , hoe hebt Gij mij bemind! Hij zelf sprak er met genoegen van tot zijne leerlingen: zij zullen den Zoon des menschen bespotten, bespuwen : geeselen en dooden , 7) en ten derde dage zal Hij verrijzen. Hij zal bespot, gegeeseld, bespuwd worden. 8) Hij wil daarmede aan zijne verrijzenis doen gelooven en wie kan daaraan twijfelen ?
Maar gij , mijne ziel! beschouw uwen Verlosser eens wat nader in dien afschuweUjken staat. Hij is om u, voor u en door u onder een dartel, baldadig en barbaarsch volk , dat Hem op allerlei wijze teistert; hoor eens dat lagchen en lasteren , zie eens dien moedwil en die woede : Deze spuwt Hem in het aangezigt, gene rukt Hem den baard uit; een derde slaat Hem met vuisten , een ander
1) Heb. XI. 26.
2) Job. XXX ; 10 3) Ps. XXI: 7. 4) Isa. L ; 6.
5) Isa LUI. 6) Thr. III: 30 7) Marc. X: 34.
8) Luc. XVIII ■ 32.
86
geeft Hem kaakslagen , een ander beschimpt, bespot 1 vloekt en plaagt Hem; dan om het helsch spottoonee-volkomen te maken, binden zij Hem de oogen en toe, slaande, profeteer nu eens Christus, zeggen zij , wie is hij die U geslagen heeft' en met deze en andere onge-loofelijke mishandelingen brengen zij den nacht door. O God , is er dan geen vuur meer aan den hemel, om zulke booswichten te verslinden ? Welk Christen kan deze mishandelingen overwegen zonder te zuchten , ja zonder eene beek van tranen te storten. O vertooning ! o afgrond van vernedering! aan deze onderwerpt zich eene onmeetbare Majesteit, omdat onze hoogmoed zulk een geneesmiddel noodig heeft! O vervloekte hoogmoed !
Ach , ik rampzalige was het, die Jesus vuist- en kaakslagen gaf, zoo menigmaal ik Gods wet en wil. zijne goedheid, zijne regtvaardigheid , zijne almagt versmaadde , om mijnen wil en mijne genegenheden in te volgen; want om daarvoor te voldoen , heeft zijn Vader Hein tot die onbeschrijfelijke versmadingen veroordeeld. Ach ik bond Hem de oogen , wanneer ik in de duisternis wilde zondigen ; ik bespotte , belachte Hem , wanneer ik naar eer, aanzien en ijdelheid trachtte. O mijn Jesus! mijn hart krimpt weg van smarten over uwe vernederingen en mijne zonden die ze verdiend hebben !
Maar dewijl onze Jesus de eer en hoogachting der wereld verloochend , verworpen , veroordeeld heeft. en versmadingen , bespottingen, de diepste vernederingen veredeld heeft met die te verkiezen , wie zal dan voortaan de ootmoedigheid niet beminnen ? wie niet gaarne eenig ongelijk , verachting ot versmading willen lijden ? O mijn God! geef mij, om de versmadingen van Jesus, dat ik de wereld en alle eerzucht verzake en de nederigheid be-minne.
BEOEFENING.
Veroordeel nooit uwen evenmensch en verban alle kwade vermoedens zonder openbare bewijzen. Zwijg het kwaad, dat gij van hem weet; zoo zoudt gij ook willen behandeld worden. Een is uw Regter , voor Wien gij ook zult moeten verschijnen. Bespot niemand , opdat gij niet bespot wordet in den dag des oordeels. Veracht de wereld,
87
verneder u in alles , wees de minste. Voorzie, welk ongelijk u werl ervaren kan en wapen u door laet gebed , om het te verdragen met stilzwijgendheid; want behalve dat gij u hierdoor aan uwen Goddelijken Meester zult gelijkvormig maken, zal doorgaans een bedaard 3ti!zwi)gen uwe onschuld zoo veel te helderder doen uitschijnen.
En Petrus volgde Hem van verre tot binnen het voorhof des hoogepriesters en zat daar met de dienaars zich bij het vnur te warmen. ... Eene dienstmaagd ziende Petrus, daar hij zich warmde, bezag hem, en zeide: Gij waart ooli met Jesus van Nazareth; maar hij loochende het, zeggende: Ik hen Hem niet, en ik weet niet wat gij zegt; en zoo hij buiten voor het voorhof ging , kraaide de haan , en wederom eene dienstmaagd hem ziende. begon te zeggen tot degenen die daaromtrent stonden: Deze is mede van dat volk ; maar hij loochende het nog eens; en een weinig daarna zeiden degenen die daar stonden , wederom tot Petrus: Voorzeker, zjt gij van dat volk , want gij zijt ook een Gali-leër. Toen begon hij te vloeken en te zweren: Ik ken dien Man niet. van wien gij spreekt, en terstond kraaide de haan ten tweeden maal. Marc. XIV: 54 , 66 , 72.
En de Heer zich omkeerendc, zag Petrus aan, en Petrus werd het woord, des Heeren indachtig , en naar buiten gaande, heeft hij bitterlijk geweend. Luc. XXII: 61 , 62.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus nooit ergens duidelijker zijne goddelijke alwetendheid, barmhartigheid en almagt heeft getoond, dan in de verloochening en boetvaardigheid van Petrus; en hoe deze val en bekeering van den eersten der Apostelen ons tot eene heilzame 'onderwijzing en te gelijk tot een voortreffelijk voorbeeld strekken , waarom zij ook van alle vier de Evangelisten op het naauwkeurigst worden beschreven.
De Heiland had hem meermalen gewaarschuwd en zelfs voorzegd : van dezen vacht, eer de haait tweemaal zal gekraaid hebben , zult gij mij driemaal verloochenen. Hij had hem tot driemaal toe uit den slaap gewekt en tot het gebed aangemaand, om niet in bekoring te vallen; hij wa.s de kloekmoedigste , de getrouwste , de ijverigste onder de leerlingen , en had verklaard ; ik ben bereid , met U in da gevangenis en in den dood te gaan , en al moest ih met U sterven , ik zal U niet verloochenen. Hij had zelfs op den eersten aanval het zwaard getrokken tegen de aanvallers ; nu stelde hij zich , even als zijne medegezellen, door de vlngt in volkome ne veiligheid ; het was daarenboven reeds laat in den nacht, dus ten hoogste onwaarschijnlijk, ja schier onmogelijk, dat hij nog voor het hanengekraai zijnen Meester driemaal zoude verloochenen.
Evenwel het gebeurde , en wel juist zoo als voorzegd was; Petrus van den eersten schrik hersteld , volgt Jesus van verre , waar Hij geboeid wordt weggeleid , om het einde te zien , en hiermede geeft hij reeds te kennen wat er van zijne zoo hoog opgegevene trouw zal geworden. Hij volgt Jesus , omdat hij Hem bemint en wenscht te zien , wat er van Hem zal geworden ; maar hij volgt Hem van verre , om zich aan geene gevaren bloot te stellen ; en wat is hier anders van te vreezen , dan dat eene geringe bekoring , de stem van eene vrouw , genoeg zal zijn , om deze steenrots te doen wankelen ?
Neen , mijne ziel! hij , die Jesus niet dan wijfelende volgt, dat is : niet dan met een traag hart dient , zal niet lang blijven staan ; eene onverwachte bekoring zal genoeg zijn om hem te doen bezwijken ; de christelijke kloekmoedigheid , een levendig geloot, een onwrikbaar vertrouwen, eene vurige liefde alleen zullen u in staat stellen, om der Hsten van satan en der menigvuldige bekoringen , die u gedurig omringen, het hoofd te bieden.
Dan al volgende ontmoet hij eenen leerling , die bij den hoogepriester bekend is, en aan het huis van Caïphas gekomen , terwijl deze binnen gaat in de zaal, blijft Petrus aan de deur staan. Ach, ware hij daar gebleven, ware hij , gelijk die leerling, terstond weggegaan ! maar op dezes voorspraak wordt Petrus binnen gelaten, en gaat in het voorhof met de dienaars bij een kolenvuur zitten, om zich te verwarmen.
89
Ongelukkige Petrus! hoe zal hij deugdzaam kunnen blijven bij zulk een goddeloos gezelschap , zoo ledig , zoo onbezorgd , niet gewapend met het gebed ? wat kan hij anders dan bezwijken? want men blijft niet lang deugdzaam onder de boozen , wanneer men zonder noodzakelijkheid hun gezelschap zcekt ; neen, die hot gevaar beminl,t zal et' in vergaan, i)
Eene dienstmaagd , die de deur bewaarde , wordt liem gewaar , beziet hem , en zegt; deze was ook met hem en tot Petrus ; zijt gij ook niet van zijne leerlingen ? gij ■waart ook met Jesus van Nazareth. Ach Petrus ! wat nu ? Gij meendet onder de menigte onopgemerkt te blijven, maar gij zijt ontdekt; welaan, toon dan nu moed en standvastigheid , ga nu met Jesus in de gevangenis en in den dood, zeg nu rondborstig uit: ik ben een zijner leerlingen , ik heb zijne heerlijkheid op Thabor gezien , zijne mirakelen aanschouwd, zijne voorzeggingen gehoord, zijne deugden en weldaden ondervonden en ik weet, dat Hij de Zoon Gods is : het zal tot geen stervensgevaar komen , want Hij , die u in den hof behoedde , kan u ook hier redden.
Maar Petrus op dien onverwachten aanval verbijsterd, verliest moed , trouw , geest, vrijheid en geheugen ; hij loochende het voor allen. Vrouwmensch ! zegt hij; ik ken Hem niet, ik ken den mensch niet, ik hen niet van zijne leerlingen , ik iveet niet wat gij zegt, en hiermede spreekt hij de schandelijkste leugentaal, en verzaakt het geloof in den Zoon Gods , te voren door hem zoo loffelijk beleden.
Mijne ziel! spiegel u in dit voorbeeld van zwakheid, en gij zult er u zelve volmaakt in terug vinden. Gij meent sterk genoeg te wezen , om het gevaar te trotseren en met kwade gezellen om te gaan; maar naauwelijks vraagt men u , of gij bedient « van schandelijke leugens, naauwelijks spreekt men kwaad, of gij spreekt mede, naauwelijks spot men met deugd en godsdienst, of gij begint ook te spotten. Ja , hoe dikwijls hebt gij in mindere gevaren of bekoringen dan die , waarin zich Petrus bevond , Jesus verloochend ? Petrus wel is waar , pleegde schandelijke ontrouw , maar hij zondigde niet met voor-
i) Eccl. III : 27. ■
90
bedachtzaamheid , niet uit een vuig gewin, niet uit haat, of om eenig genoegen te smaken. maar uit zwakheid. Gij , mijne ziel, hebt gij niet meermalen dat heilig verbond , waarvan de hemelsche geesten getuigen waren, dat gij uwen God getrouw zoudt blijven, schandelijk verbroken , alleen om uwe driften op te volgen ? O mijn God , indien zulk eene rots, zulk een cederboom voor eene geringe dienstmaagd bezwijkt, wat zal er dan van een zwak rietje , wat zal er van mij geworden ? Ik zal dan de kwade gezelschappen vlugten als eene besmettende pest, en, wanneer ik er soms in komen moet, zal ik mij door vurige gebeden wapenen ; en wanneer ook mijn pligt mij derwaarts mogt roepen, zal ik mijn betrouwen stellen op Hem , door wien ik alles vermag.
II. Overweeg, mijne ziel! hoe stiptelijk bewaarheid werd, hetgeen Jesus Christus wegens de verloochening van Petrus voorzegd had. Het scheen te zullen falen, toen hij na zijne eerste verloochening , zich vol onrust en knaging , tot buiten het voorhof begaf , en de deur zocht uit te gaan , terwijl de haan voor de eerste maal begon te kraaijen en hem zijne ontrouw deed gedenken. De eerste zonde geeft knaging en verlegenheid , daarna wordt men stouter.
Maar juist hier bij de deur , wordt hij van eene andere dienstmaagd aangerand , die hem den uitgang belet, en zegt tot diegenen, die daar waren : deze was ook van Jesus den Nazareër; een ander zeide hem : gij zijt ook van dat volk ; en Petrus loochent wederom ; o mensch , zegt hij , ik hen niet, hij voegt er eenen dierbaren eed bij , hij zwoer : ik ken den Mensch niet. Hoe Petrus ! kent gij Hem niet ? Aldus stortte hij , die zich even te voren zoo vermetel op zijne kloekheid beroemde, van de eene zonde in de andere , van kwaad tot erger in den diepsten afgrond neder.
Gelijk een steen , die losgelaten , niet ophoudt te vallen , zoo houdt gemeenlijk de mensch, door Gods regtvaar-dig oordeel, aan zich zeiven overgelaten niet op , zonden op zonden te stapelen. Eerst had Petrus zynen Meester verloochend , nu voegt hij er een afschuwelijken meineed bij . straks zal hij vreesselijk vloeken en zweren. Gij ook, mijne ziel! vleit u zelve, wanneer gij zondigt, dat gij u bij
91
een enkelen misstap zult bepalen , dat gij niet meer dan eens uwen lust zult voldoen , en dat gij u na dezen zult bekeeren ; maar zie toe, dat u deze schijn niet bedriege; het ia gemakkelijker de eerste zonde te vermijden ; maar wanneer gij u eenmaal der zonde hebt overgegeven , dan heeft de drift uw hart overmeesterd en trekt u weldra van lieverlede tot eene tweede, en alzoo worden de driften sterker , de bekoringen menigvuldiger , de krachten om te wederstaan zwakker , en derhalve valt men als van zelve tot andere misdaden , dewijl men reeds een slaaf der zonden is geworden.
Petrus had zijne eerste zonde bedreven , met zijnen Meester te verloochenen ; nu weder aangerand, tracht hij die te verdedigen en bedrijft eene veel grootere zonde ; want de leugen is gelijk een bouwvallig huis, dat gestadig hersteld moet worden. Wilt gij, gevallen zijnde, voor verdere boosheden behoed blijven, wees ootmoedig en beken ; herstel uwen eersten misslag , dit zal u tot eer strekken ; de grootste ketterijen en scheuringen in Gods Kerk zijn uit zulke mistastingen geboren , die men , om niet te erkennen dat men gedwaald heeft, hardnekkig wil verdedigen.
O mijn God l Gij bemint de waarheid, omdat Gij de Waarheid zelve zijt en de Bron van alle waarheid ; ik wil U en dus ook de waarheid beminnen. Help mij , opdat ik de leugen altijd hate , hoe voordeelig zij zich ook moge voordoen. Ik zal ü voortaan aanroepen, zoo menigmaal ik in gevaar ben van leugentaal te spreken, opdat ik haar, ja ook de geringste, ontkome. Heer, ik smeek U om genade.
III. Overweeg, mijne ziel! hoe smartelijk het voor Jesus Christus moet geweest zijn , van den eersten , den kloeksten , den besten zijner leerlingen zoo schandelijk miskend, verzaakt, verloochend te worden, in dienzelfden tijd, toen Hij voor den raad gelasterd , veroordeeld en overgeleverd werd aan den moedwil van een dartel en wreed gepeupel. O mijn Verlosser, hoevele smarten heb ik U niet gekost, maar ach , hoe weinig overweeg ik die.
Hij beklaagt zich hierom ook bij de Profeten : Ik ben aan mijne broeders vreemd geworden en aan de kinderen mijner moeder een uitlander. 1) Mijne bekenden hebben
92
mij hegeven , als of zij Mij vreemd waren, mijne bloedverwanten verlaten Mij. 1) Buiten twijfel heeft dat onmen-schelijk rot, zoodra de raad, om zich ter ruste te begeven, gescheiden was , Jesus uit de raadzaal in de voorkamer , of welligt ook naar liet voorhof gesleept, om daar tegen Hem hunne woede en hunnen spotlust den teugel te vieren, zoodat Jesus zich derhalve in diezelfde plaats bevond, waar Petrus bezig was -Hem te verloochenen. Hier ziet gij dan , Petrus, hoe onwaardig uw goede Meester van de moedwillige knechten en geregtsdienaars geteisterd, geblinddoekt, bespuwd en tot het voorwerp van een barbaarsch spottoo-neel vernederd wordt! Hier hoort gij het helsch gejuich en gelaster van die eerloozen tegen dat onnoozel Lam !
Ach Petrus! wordt hier uw hart niet ontroerd ? kunt gij zulke mishandelingen , tegen uwen Meester gepleegd , in koelen bloede verdragen ? zal hier uw moed zwijgen ? maar hier wordt hij , na omtrent een uur verblijven, wedpr aangerand, en een van die om hem stonden zegt; deze was ook met Hem, want hij is ook een Galileër, undeveiL zeggen tot Petrus : voorzeker zijt gij ook van dat volk , want uwe spraak maakt u genoeg bekend. Eindelijk een knecht des Hoogepriesters , een neef van dengene , wien Petras het oor had afgekapt, komt daar bij en zegt hem : heb ik u niet met Hom in den hof gezien ? O welk eene harde beproeving! dan heil u. Petrus! Jesus is niet ver van ü , Hij zal u hooren , Hij zal u beschermen en gij ziet, dat de oogen van dien knecht wederhouden worden, om u niet vcor eenen geweldenaar , voor den kwetser en doodslager zijns neefs te erkennen; wat vreest gij, terwijl een Almagtige uw helper is ? Welaan dan , doe u hier gelden , overtuig dat aw Meester onschuldig is.
Maar Petrus heeft geslapen , wanneer hij moest bidden, op zijne krachten zich beroemd , in plaats van ootmoedig te zijn; hij heeft reeds zijnen Meester verloochend, en zijne verloochening met eenen meineed bevestigd , ongetwijfeld zal hij dan ook in dieperen afgrond nederzinken, boozer worden , zelfs in de tegenwoordigheid van zijnen Meester. O treffelijke aanmoediging voor u , mijne ziel , om uwe zwakheid te erkennen . de gevaren te vlugten , het gebed te beminnen en u bij tijds tegen de bekoringen te wapenen.
1) Joh. XIX; 13.
93
Petrus antwoordt: memch ik weet niet wat gij zegt, en toen begon hij te vloeken en te zweren, dat hij den Mensch niet kende , ik ken dien man niet, van wien gij spreekt. Hij wenscht zicli den eeuwigen vloek en de eeuwige verwerping toe, hij wil van God verbannen, gescheiden , veroordeeld wezen, in geval hij een leerling, een vriend , een volgeling van Jesus is, ja indien hij Hem ook kent.
Wie zal nu nog ontkennen , dat Jesus een alwetend God is ? O welke droefheid voor Hem . niet alleen door zijne bitterste vijanden, maar ook door zijne lievelingen zoo schandelijk gehoond te worden ! wat moesten toch de vijanden van Jesus, voor wien zich niemand durfde verklaren , denken ? moest hen dit niet in den afkeer van Jesus bevestigen , daar iemand , dien zij teregt voor eenen zijner leerlingen hielden , zoo schandelijk alle menschelijke en Goddelijke wetten verkrachtte. O betreurenswaardige Petrus , in welken afgrond van boosheid zijt gij nederge-stort ? Vreest gij niet zoo afschuwelijk te liegen en uwe leugens met zulke gruwelijke vloekwoorden te staven , in dezelfde plaats waar Jesus u hoort ? 0 welke droefheid moet zulk eene ontrouw uwen Meester veroorzaken. O God! moet dan uw welbeminden Zoon voor mij in het huis van Caïphas niet alleen door zijne gezworen vijanden, maar ook door zijne beste kinderen zoo schandelijk gehoond worden ? O mijne ziel! heb medelijden met uwen Jesus en verfoei die rampzaligen , die zich niet ontzien , moedwillig de afgrijsselijkste eeden en vervloekingen uit te braken , in de tegenwoordigheid van eenen alzienden God , die het zal wreken.
Petrus , hoezeer hij ook uit zwakheid gezondigd had , had evenwel ook die wraak verdiend , maar Jesus is hem genadig; want terwijl hij nog sprak en voortging met vloeken en zweren , kraaide de haan de tweede maal en Jesus zich omkeerende zag l'etrus aan , hunne oogen werden op elkander gevestigd en Petras werd bekeerd.
Ziedaar dan , mijne ziel ! hoe diep men valt, als men het gebed verwaarloost en op zich zeiven betrouwt. Gij meent , dat gij rijk en wel voorzien zijt, en dat u niets ontbreekt, omdat gij eenige goede oefeningen verrigt, of ijver gevoelt; maar gij zijt ellendig, jammerlijk, arm, blind en naakt, want gij hebt niets van u zelve, de minste
94
bekoring kan u nedervellen en wanneer gij op uwe eigene krachten steunt, zult gij ongetwijfeld bezwijken.
Leer clan zonder ophouden bidden. Het gebed alleen kan en zal u doen volharden , het gebed is de bron van alle deugd en heiligheid. Zonder het gebed vervallen wij tot alle kwaad , met het gebed zijn wij bekwaam den hoog-sten top van heiligheid te bereiken. Hij , dien wij bidden, verliest niets van al wat Hij ons geeft. Heere! leer mij bidden.
IV. Overweeg, mijne ziel ! hoe de bekeering van Petrus ons de alvermogende kracht der genade van Jesus Christus leert kennen, gelijk zijne verloochening er ons de noodzakelijkheid ten duidelijkste van bewijst.
Groot was zijne zonde , gruwelijk zijne ondankbaarheid, onberekenbaar de ergernis , onuitwischbaar de hoon , dien hij Jesus aandeed. Alhoewel meermalen gewaarschuwd. begeeft hij zich echter in het naaste gevaar en midden onder zijne vijanden. Hij acht zich beleedigd alleen door het vermoeden van Hem te kennen, weert dat af met eenen valschen eed, hij voegt daar de gruwelijkste zelfver vloekingen bij , en alzoo bevestigt hij al wat tegen Jesus bedreven wordt, en dat op dezelfde plaats waar zich Jesus bevindt, waar Hij hem hoort, wa'ar Hij zich omkeerende hem zien kan en daar Hij aan een woest volk overgeleverd, geslagen , bespot, geblinddoekt, beschimpt en tot een on-menschelijk schouwspel gebruikt wordt! O welke gruwel!
Dan terwijl hij nog bezig is in zijne verfoeijelijke ontrouw en voortgaat met vloeken en zweren , valt hem de haan als in de rede en kraait voor de tweede maal: maar niets is bekwaam om Petrus tot inkeer te brengen; noch het eerste, noch het tweede gekraai , noch angst, onrust of knaging, noch het bijzijn zijns Meesters, noch de versmadingen, die Hem worden aangedaan , hebben invloed op het hart van Petrus , en hij zou hardnekkig gebleven , hij zou wanhopig zijn geworden.
Doch hier is Jesus hem genadig. Hij keert zich vol liefde om, en ziet hem aan, zoodat Petrus gewaar wordt, dat Jesus hem aanziet; en Petrus kent en verzaakt dadelijk zijne zonden ; nu beseft hij zijne ontrouw, zijne ondank* baarheid , zijne vermetelheid ; zijne traagheid in het gebed, nu hoort hij de stem zijns gewetens , het gekraai van den
95
haan , het verwijt van zijn hart, nu ziet hij de ijdelheid zijner beloften , de waarheid der voorzegging zijns Meesters en al het vuige zijner verloochening ; zijn gemoed ontroert ; zijn hart scheurt van droefheid en hoe gaarne wenschte hij zijnen Meester te voet te vallen , maar hij mistrouwt zich zeiven , hij is beschaamd , het voorhol van Caïphas is hem te naauw, hij zoekt de deur , hij gaat naar buiten en begint bitterlijk te weenen , om zijne tranen niet dan door zijnen dood af te wisschen. Jesus wil ook niet, dat Petrus zich nu yertoone , maar dat hij de gelegenheid vlugte ; na zijne verrijzenis zal hij voor dienzelfden raad Jesus verdedigen, en noch kerker, noch dood vreezen, doch niet voordat hij tien dagen in het gebed zal hebben door-gebragt. O wonderlijke kracht der genade van Jesus Christus ! o goedheid , o liefde! Hij zelf is de speelbal van een dartel en woedend volk , en denkt hier nog met medelijden aan een verdwaald schaapje , het op de schouderen zijner alvermogende genade terug brengende Handel gij ook zoo, mijne ziel! wanneer uwe vrienden, uwe huisgenooten, uwe dienstboden u beleedigd hebben.
ïe regt verhalen de Evangelisten zoo stiptelijk den val en de bekeering van Petrus , en verhaalt Joannes zijne drievoudige betuigingen , dat hij Jesus bemint. Wij hebben dien troost noodig, als wij het ongeluk hebben van de regtvaardigheid te vervallen. Petrus weent zoo veel te meer omdat hij aan de beloften zijns Meesters gedenkt; ygt;ik heb voor u gebeden, opdat uw geloof niel bezwijke,quot; en daarom ook verzekerd is van de vergiffenis ; en wij zullen met hem onze zonden beweenen , omdat de Heer ons zijn woord heeft gegeven, dat Hij ons , wanneer wij tranen storten, vergeven zal, en omdat zijne beloften onherroepelijk en zijne gaven onberouwelijk zijn.
Verre dan van u, mijne ziel! de minste wanhoop, verre van u alle kleinmoedigheid. Stort tranen van leedwezen over uwe misdaden, vermijd de gelegenheden, verlaat de kwade gezellen , vlugt de gevaren , scheid u van dien vriend of die vriendin af, die de oorzaak of aanleiding uwer zonden is geweest, en wees verzekerd , dat Jesus ook uwe zonden vergeven zal. Hebt gij geene tranen? Welaan vraag ze dien lieven Jesus, die op de aarde gekomen is om de zondaren te bekeeren, de zieken te genezen en de verlorene schaapjes terug te brengen.
96
Vraag Hem clan , dat Hij ook u gelijk Petrus aanzie : zijne genadige , zijne beminnelijke oogen zullen ook uit de uwen tranen persen en u uwe zonden bitterlijk doen be-weenen.
Lieve Jesus! Petrus Lad het gebed verwaarloosd , en toch hebt Gij hem genadig -willen aanzien en bekeeren ; ik bid U en zal U volhardend bidden , dat Gij U gewaar-digt, mij aan te zien en te bekeeren. Geef mij tranen , geef mij bittere tranen , en ik zal U nooit meer verloochenen; ik zal ü geheel mijn leven liefde betuigen ; ik zal ü durven belijden voor den gansohen raad der boosdoeners , ja voor alle magten der aarde ; ik zal het mij eene eer rekenen , op een kruis met U te sterven , ja zelfs die eer mij onwaardig achtende , verkiezen even als Petrus aan een omgekeerd kruis , met het hoofd naar de aarde gehecht te worden.
BEOEFENING.
Het mistrouwen van zich zeiven en het betrouwen op God zijn twee zuilen, waarop de volmaaktheid van het christelijk leven moet gebouwd worden. Wij oefenen het een en ander, wanneer wy wèl bidden. Men gewenne zich dan , vóór alle werken of ondernemingen te bidden , en wij zullen met verwondering gestadig den bijstand des Heeren gewaar worden.
Als nu de morgenstond gekomen was, hielden al de ov er priesters en de ouderlingen des volks raad tegen Jesus om Hem ter dood te brengen : en zij leidden Hem gebonden, en gaven Hem Pontius Pilatus , den landvoogd over. Toen kreeg Judas, die Hem verraden had, ziende dat Hij veroordeeld was, berouw, enz. Matth. XXVII: 1—3.
I. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus , nadat Hij 's avonds laat door den in aller ijl vergaderden raad des doods schuldig verklaard is , nadat Hij den ganschen nacht tot een schandelijk vreugdespel van een baldadig gemeen
97
verstrekt heeft, nadat Hij den besten zijner leerlingen, tot zijne bitterste smart, heeft hooren vloeken en zweren, dat hij Hem niet kende, in den vroegen morgenstond, wederom voor den raad wordt gebragt, om het doodvonnis tegen zich te hooren bevestigen, en den landvoogd Pilatus te worden overgeleverd , die alleen de magt had . om Hem tot den schandelijken kruisdood te verwijzen, zoo als zij begeerden.
Zij meenen namelijk zijner veroordeeling alle mogelijke plegtigheid te moeten bijzetten , ten einde het volk tegen Jesns en in hunne belangen op te ruijen, en daarom vergaderen zij ook meermalen en beraadslagen met alle om-zigtigheid , hoe en door welke hooidbeschuldigingen zij den landvoogd zullen overhalen , om Jesus ter dood te brengen ; zij roepen derhalve alle overpriesters , leeraars , ouderlingen , raadsheeren , de vorsten van Juda , de hoofden dos volks en allen die stem in den raad hebben, bijeen. Nooit was eene raadsvergadering voltalliger , nooit werd er gewigtiger zaak verhandeld dan de onderhavige, waarin niet slechts geheel Israël , maar het geheele inensch-dom het grootste belang heeft , want hier zal beslist worden over den dood van den Zoon Gods , hunnen Messias. O hoe stichtend zou deze ijver des Joodschen raads geweest zijn , wanneer do eer van God, hun wezenlijk belang of dat van den evenmensch de drijfveer ware geweest ; hoe zou hunne waakzaamheid, de aandrang om hunne ontworpen plannen te volvoeren, — onze traagheid , onze slaperigheid in de bevordering onzer eeuwige belangen doen blozen , en waar bevestigde zich de spreuk der eeuwige waarheid meer dan hier, dat namelijk de kinderen dezer wereld voorzigtiger zijn in hunnen handel dan de kinderen des lichts ? O rampzaligen ! hoe duur zal u dit te staan komen.
Voor dezen vollen raad verschijnt nu Jesus in de moedigste houding ; zij zeggen Hem ; Zoo gij de Christus zijt, zeg het ons ■, waaruit blijkt, dat zij het voor eene hoofdbeschuldiging genomen hebben , dat Hij de Christus, de Messias , de koning der Joden zeide te wezen : eene aanmatiging, die geschikt was, zoo om het volk, hetwelk eenen rijken en magtigen Messias verwachtte, als om Pilatus te verbitteren , die tegen zulken koning de opper-magt des keizers verpligt was te wraken. Dit verlangen
4
98
zij dan nog eens uit zijn eigen mond te hooren en dan hebben zij hun oogmerk bereikt: o hoe arglistig is de zonde, de afgunst ! geen leeuw is zoo gretig naar de prooi; geen dorstig hart zoo snakkend naar eene waterbeek , als deze leeraars naar het bloed van onzen Jesus. Mijne ziel! vertrouw nooit eene drift, die in uw hart
ontstaat. j- i -j
Jesus antwoordt hierop , met diezelfde waardigheid , vrijheid en standvastigheid, als in de nachtvergadering , en als of hij zich onder zijne leerlingen, of onder het volk in den tempel bevond; Schoon ik het u zegge, (Hy tast hen aldus in het gemoed,) gij zult mij niet gélooven\ ik ken uwe harten, ik verwacht van u noch regt, noch gunst, noch billijkheid, en of ik u al iets vrage, gij zult mij niet antwoovdeu , noch wij laten gaan. Ik heb u te voren wel gevraagd wegens den doop van Joannes , wegens den Zoon van David , wegens den hoeksteen , wanneer ik u dan ondervraag wegens de armoede, de «eringheid, het lijden en sterven, het graf en de opstanding van den Messias , daar de Profeten van gesproken hebben , gij zult mij evenmin als toen antwoorden , uit vrees van u zeiven te beschamen en van uwe booze ontwerpen te moeten afzien: neen, gij zult uwen haat tegen mij niet afleggen , gij zult niet rusten , voor dat o-ij mij hebt doen sterven. Ongelukkige gesteltenis , niets meer te willen inzien, opzettelijk doof te zijn voor alle bedenkingen , liever alles te verwerpen dan zijne dwalingen te erkennen en te verlaten! Hier over had Jesus zich meermalen beklaagd, nog onlangs 'bitter geweend over Jerusalem, omdat zij niet wilde inzien, hetgeen haar tot vrede, tot verzoening, tot behoud kon strekken. Geen wonder, dat de verwerping haar zoo nabij was; want welk middel blijft den mensch over, wanneer hij de kennis der goddelijke wegen niet wil ontvangen ? 0 God! bewaar mij, want ik kan ook nog in die diepte wegzinken.
Dan in weerwil vaii dit alles. laat Jesus niet na zonder ' vrees de waarheid te zeggen. en hun door eene laatste waarschuwing met zijne toekomende wraak bedreigende , vervolgt Hjj ; maar voortaan zal de Zoon des menschen zitten aan dc regterhand der kracht Gods. O welke majesteit in deze woorden! hoe duidelijk wijst Hij in zijn persoon het onderscheid der twee naturen, de god-
99
delijke en de menschelijke aan ! hoe kort, hoe bondig en hoe natuurlijk spreekt Hij van de verhevenste dingen, van zijne gelijkheid aan God, van zijne heerschappij , zijn alvermogen ! O Jesus, hoe groot zijt Gij ook hier in uwe boeijen !
Dit begrijpt ook de raad, en besluit uit die woorden , dat Jesus zich den Zoon Gods wil noemen , van dezelfde natuur, dezelfde magt, dezelfde heerlijkheid met God, als zittende aan de regterhand zijner kracht; dus vragen zij Hem allen gezamenlijk: Zijt gij dan de Zoon Gods, en Jesus antwoordt: Gij zegt het, want ik hen het. Ik ben het in dienzelfden en allervolstrektsten zin , waarin gij vraagt, en zoo als gij het voor eene godslastering zult uitkrijten : ik ben de wezenlijke Zoon Gods.
In dien zin begreep ook de raad deze woorden van Jesus , zoo als de hoogepriester Hem om dezelfde reden reeds aan godslastering had schuldig verklaard, welke aantijging niet anders toepasselijk kon zijn , dan op de aanmatiging der goddelijke waardigheid zelve. Zij begrepen teregt, dat gezeten zijn aan de regterhand der kracht Gods, eene uitdrukking was , die op geen geschapen wezen , hoezeer dan ook bevoorregt of verheven, kon toepasselijk zijn , dewijl tusschen God en een schepsel altijd een oneindige afstand blijft, welke zoodanige uitdrukking niet veroorlooft.
Zie daar , mijne ziel! hoe Jesus voor zijne Kerk zorgt in het midden zijner vijanden, ja, zich van dienzelfden raad, die niet anders bedoelt, dan zijne veroordeeling te schandelijker te maken , 'bedient, om zijnen naam voor de navolgende eeuwen des te meer te verheerlijken , en zgner Kerk de wapenen in handen te geven , tegen allen, die zijne Godheid , welke de grond is der geheele godsdienst , naderhand zouden loochenen. O Jesus, zoo on-derrigt Gij mij ; ik aanbid U als mijnen God, die mij zalig gemaakt hebt, want ik heb het zelf uit uwen mond gehoord.
Moesten deze woorden den raad niet van schrik doen verstijven? Hoe, een Zoon Gods in het regt doen verschijnen , Hem binden, bespotten , slaan , bespuwen, ver-oordeelen ? Want heeft Hij niet door een allerheiligst leven en door duizend mirakelen getoond, dat Hij van God gezonden was ? En , indien zij als regters wilden
100
handeien, hadden zij dan niet na eene zoo gewigtige belijdenis op nadere onderrigfcing en bewijzen moeten aandringen? Had niet Caïphas dadelijk ns, de eerste belijdenis van Jesus , als het hoofd der godsdienst, den raad de kenteekenen van den Messias moeten voorhouden ? had hij Jesus, die zich voor den Messias uitgaf, hierover niet moeten onderhouden, en onderzoeken, of Hij die kenmerken in zich vereenigde. Doch juist het tegendeel: zij hebben nu gevonden , hetgeen zij zoeken. Toen zeiden zij: wat hebben wij nog getuigenis van noode , dewijl wij het zelven uit zijnen mond gehoord hebben. O ellendigen ! hoe zult gij opzien , als die Jesus zittende aan de regterhand der kracht Gods, binnen weinige jaren zijne legers zal afzenden . om u met stad en tempel te verdelgen.
Maar gij , mijne ziel! staat gij niet verbaasd over zoodanige verblindheid? Moet gij ook niet bevreesd zijn in den tempel, daar Hij tegenwoordig is ? Siddert en beeft gij niet, als gij die ontzaggelijke Majesteit hebt beleedigd, zijnen naam misbruikt, zijne wetten geschonden of Hem oneerbiediglijk hebt ontvangen in de H. Communie ?
O mijn Jesus ! ik erken U voor den weg, de waarheid en het leven , als het eeuwige Woord des Vaders , ik belijd , dat Gij God zijt , bovenal gezegend in eeuwigheid ; dit is de grondzuil mijns geloofs, dit is mijne hoop , mijn troost en mijn roem , en daarvoor geef ik bloed en leven ten beste. Dat zij beven , die eene zoo heldere waarheid bestrijden of verduisteren. Ik aanbid U, ik bemin U, en zal mij nimmer schamen uw Godheid , uwe wetten en uwe godsdienst, alom . waar het noodig is , te verdedigen.
II. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus alzoo door afgunst, vooroordeel en dolzinnigheid van den raad ter dood veroordeeld, op nieuw en veel strenger gebonden , en door de gansche vergadering , overpriesters , ouderlingen, leeraars en raadslieden in een drom van geregtsdienaren en soldaten , onder een algemeenen toevloed vau volk , naar het geregthuis wordt geleid , om het vonnis , door hen geveld , door den heidenschen landvoogd Pilatus ten uitvoer te doen brengen.
Kunt gij , mijne ziel! dit fooneel zonder aandoening aanschouwen? O welke schande voor onzen Jesus! gelijk een booswicht, geboeid over de straten en markten van
-101
Jerusalem , naar de vierschaar gesleept te worden , vergezeld van de aanzienlijkste en eerwaardigste mannen, die Hem des doods schuldig verklaren ? Hij, die te voren gehouden werd voor een groot profeet, magtig in woorden en werken ? Moest niet ieder een zoo groot als klein, zoo rijk als arm , oud en jong met een oog van verontwaardiging en afschuw op Hem neder zien ? Waren zij niet volkomen onschuldig of verschoonbaar , zij allen , die Hem scholden , veroordeelden , daar Hij van wettige en wel van geestelijke regters voor een misdadige, een bedrieger , een booswicht werd gehouden ?
Doch daarvoor zorgde de Voorzienigheid, en juist toen, wanneer Jesus van de geestelijke regtbank veroordeeld, naar Pilatus zou gebragt worden , kreeg Judas berouw , en hragt de dertig zilverlingen den overpriesteren en ouderlingen weder, zeggende : tV. heb gezondigd verradende hel onnoozel bloed. Wonderlijke magt en wijsheid des Heeren !
Niemand had meer zijn goeden naam bezwalkt, niemand Hem meer bij vriend en vijand verdacht gemaakt dan Judas, die een leerling, een vertrouweling van Jesus was, en Hem nogtans verried. Blaar niemand kon ook beter dien goeden naam herstellen, dan Judas hier door eene zoo hartelijke en openbare belijdenis zijner misdaad doet, zoodat daardoor geheel Jerusalem van zijne onschuld overtuigd en alle verschooning, aan al wie Hem vervolgt of mishandelt, ten eenenmale ontnomen was.
Zijne boetvaardigheid zelfs schijnt volmaakt : hij bekent openlijk , en voor de geheele wereld, hij geeft aan zijne misdaad de hatelijkste benaming : verradende , zegt hij; hij toont door werken , dat zijn berouw niet in eenige woorden bestaat; want hij brengt het geld terug bij de overpriesters en ouderlingen , die hem het verraad betaald hebben : hij heeft de kloekmoedigheid , van zich in persoon voor hen te vertoonen , hij verklaart ronduit de onschuld van Jesus , en verwijt hun zonder eenige vrees voor hun geweld of hunne woede, dat zij onschuldig bloed gekocht hebben; eindelijk geen troost vindende bij die wreedaards, gaat hij naar den tempel en werpt daar de dertig zilverlingen , den prijs des verraads, neder , en herstelt volkomen de ergernis, die hij had gegeven.
Ach had hij maar op zijnen goeden Meester vertrouwd!
102
had hij zich ten minst bij de andere leerlingen vervoegd, zich vernederd, bekend, geweend; hij zou vergiffenis bekomen hebben; zijn verraad had tot zijne verheerlijking gestrekt, de wereld zou hem geprezen, de Hemel hem gekroond hebben.
Maar zijn hoogmoed, beschaamd over zijne laagheid, vlugt God en menschen, en zoekt de eenzaamheid om zich der wanhoop over te geven. Hij beschuldigt niet zoo zeer zich zeiven en zijne gierigheid, als wel zijne medepligtigen, die hem verleid hebben ; hij meet de Goddelijke barmhartigheid naar zijne eigene denkbeelden af , en hij, die zich zeiven niet kan verdragen, meent, dat God hem ook niet op de aarde kan dulden : Groot er is mijne hoosheid 1) zegt hij met Caïn , dan dat ik genade verdiene ; o onbezonnen mensch !
De duivel had hem eerst op het geld doen verlieven, toen was het geene groote zaak, zijnen Meester over te leveren in de handen zijner vijanden , daar Hij zich wel zou weten te redden , en dus kon hij naar zijne meening die penningen gemakkelijk verdienen ; maar toen de zonde bedreven, zijn Meester veroordeeld was, werd hem de zonde een walg , een gruwel, toen had de hel voor hem haren afgrond geopend , en was gereed , hem in te zwelgen , toen was de Hemel met stalen grendels gesloten, Gods barmhartigheid doof, de regtvaardigheid gereed tot wraak ; waar zal ik mij wenden ? bij wien troost zoeken ? in welk oord zal ik mijn verblijf nemen , waar niet ieders oog , ieders tong mij mijne schande zal verwijten ? Ach , bij uwen God , rampzalige! zoo gij niet vreest eene heilzame schaamte tot boetvaardigheid te ondergaan, want zijne barmhartigheid is grooter dan uwe boosheid. Doch Judas geeft geen gehoor dan aan den duivel, die hem met droefheid, spijt en schaamte overstelpt, zoo dat het leven hem verdriet, en hij zijn heil zoekt in den rampzaligen strop, om eeuwige schande te lijden.
Mijne ziel! men kan de zonde haten , bekennen , zich schamen , hartzeer , spijt en afkeer er van hebben, zonder bekeerd te wezen. O, hoe velen naderen met zoodanig berouw tot de H. Biecht. Wat doet gij ? Beschuldigt gij daar alleen u zelve of ook anderen ? Haat gij uwe zonden
1) Gen. IV v. 13.
103
ook uit liefde tot uwen God , of alleen uit vrees voor zijne wraak ? Schaamt gij u voor den Hemel, of alleen voor de menschen ? Hebt gij spijt, berouw, hartzeer over uwe zonden met vertrouwen op Gods oneindige goedheid , of geeft gij u eener wanhopige droefheid over, die u goeden raad en raadslieden doet vlugten? Neen, mijn God ! ik zal mij verootmoedigen, ik zal mijn eigen schuld bekennen , en van u alleen troost, bijstand en vergeving verwachten. Een God, die voor mij lijdt, kan mij niet verlegen laten.
Hf. Overweeg, mijne ziel ! hoe de goede naam van Jesus Christus, door het moorddadig verraad van een zijner vertrouwdste leerlingen ten hoogste beleedigd, niet alleen door zijn berouw en hartelijke belijdenis volkomen hersteld , maar ook nog meer bekend en zijne onschuld ruchtbaarder wordt door het gedrag der overpriesters en ouderlingen , ten opzigte van dezen ongelukkigen verrader.
Judas, diep bedroefd over zijne gruwelijke wandaad, en meer dan men zeggen of denken kan , beschaamd en verontwaardigd over zich zeiven, neemt zijne toevlugt tot hen, brengt den prijs zijner zonden terug, en beklaagt zich openlijk, dat hij gezondigd heeft, met onschuldig bloed te verraden. Wat antwoorden daarop die slangen gebroedsels ?
O mijne ziel, het bloed moet ons in de aderen verstijven op het aanhuoren van dit antwoord , zij zeggen hem ; wat gaat ons dat aan ? gij moogi toezien. O booswichten ! al hadt gij daar geen het minste deel in genomen , dan nog was zulk een antwoord onmenschelijk en godvergeten. Verpligt u niet de wet der natuur zelve, zulk een ongelukkigen medemensch op te beuren , te geleiden , te regt te helpen ? Maar gaat u dat niet aan ? u, die de bewerkers zijner misdaad zijt ? u , die met hem overeen gekomen zijt ? u, die hem betaald hebt ? u, ten wier dienste hij het verraad gepleegd heeft ? Niemand dan gij geleek ooit meer aan den broedermoorder Caïn, wanneer hij met eene wreede koelbloedigheid God zeiven durfde te antwoorden : Ben ik dan de bewaarder mijns broeders? 1) Hoe! gij wilt uwe handen wasschen in het
1) Gen. IV : 9.
•lOi
bloed des regtvaardigen; de verrader . dien gij hiertoe gebniiktet, verwijt u deze gruweldaad in de bitterheid zijns harten ; en zult gij hem daarop koelbloedig toevoegen : gij moogt toezien ?
O wereld , hoe groot is uwe boosaardigheid ! Wie moet u niet mistrouwen , zelfs dan , wanneer gij ons de schoonste beloften doet ? Toen Judas kwam om zijnen Meester te verraden , was hij welkom, en hij werd gestreeld , gevleid , begunstigd, maar nadat hij het kwaad gepleegd had , en de wroeging zijns gewetens niet langer kon verduren , werd hem toegevoegd : gij moogt toezien. Alzoo is een onbezonnen jongeling van zijne medegezellen geliefkoosd . zoo lang hij hunner driften voedsel bij kan dragen ; doch ter naauwernood is hij in armoede gedompeld, of men keert hem den rug toe. Gij alleen, lieve Jesus! zijt getrouw en verwijdert niemand van U , die troost bij U wil zoeken.
Arme Judas ! hoe bitter zijt gij bedrogen. Waar zult gij u nu wenden ? Tot Jesus ? welaan dan zijt gij behouden . want Hij zal u niet verstoeten. Maar neen , zijn hoogmoed duldt die schaamte niet, Hij wil liever naaide hel zich wenden en geeft zich der wanhoop over , gelijk veelal hoogmoedige zondaars liever verloren willen gaan , dan hunne laagheden met ootmoedigheid belijden.
Wie beeft niet bij de beschouwing van dit akelig too-neel ? Wie had het ooit durven denken , dat Judas , een Apostel. een vertrouweling, van Jesus mét zoo vele weldaden begunstigd , aan zijne zijde een zoo schandelijk uiteinde zoude hebben , dat Judas een verworpeling zoude worden ? Wie zal U dan niet vreezen , o Koning dei-eeuwigheid ? Wie kan zich verzekeren , dat hij ten einde toe zal volharden, die eenen Apostel van de hoogste waardigheid tot den diepsten afgrond ziet nederzinken? O God, geef dat ik altijd doordrongen moge zijn van vrees voor uwe regtvaardige oordeelen , geef dat ik tus-schen de hoop en de vreeze leve !
Rampzalige Judas ! gij hadt met Jesus in zijn rijk aan zijne tafel mede kunnen aanzitten , mede op eenen troon kunnen zetelen, om met uwe ambtgenooten, de twaalf geslachten van Israël te oordeelen. Wie heeft u dat voor-uitzigt voor altijd ontzegd ? Niets anders dan de begeerlijkheid , de bron van alle kwaad; omdat hij rijk wilde
105
zijn , verloor hij al wat hij had , zelfs de vrucht van zijn verraad , terwijl hem niets overig bleef dan zijn Apostelambt , eene verfoeijelijke nagedachtenis en eene rampzalige eeuwigheid.
Zoo gaat het doorgaans met allen , die Judas in zijne hebzucht navolgen. Reeds vóór hunnen dood verliezen zij veelal, hetgeen zij ten koste der onschuld en zaligheid gekocht hebben , of behouden ten minste na hunnen dood niets dan den knagenden worm , die nooit zal sterven , die hun eeuwig verwijten zal, dat zij een vergankelijk geluk , dat hun ontsnapt is , meer bemind hebben , dan eeuwige en onverwelkbare goederen , waarvoor zij bestemd waren.
Dan uit deze wanhoop van Judas zal het ontaard gedrag der overpriesters en de reine onschuld van Jesus bij geheel Jerusalem en zelfs bij de geheele wereld zooveel te duidelijker uitschitteren. Want Judas, met het bloedgeld bezwaard , gedrukt, overladen , zoekt zich daarvan te ontdoen , werpt het in den tempel neder en beneemt zich zeiven het leven, zoodat hij al hangende door midden splijt en zijne ingewanden uitstort, weike vrees-selijke en zonderlinge dood al spoedig bij iedereen bekend moest worden.
De overpriesters rapen dat bloedgeld op, en na gehouden raad , achtten zij het onwaardig , om in de schatkist des tempels geofferd te worden , alhoewel zij geene zwarigheid hadden gemaakt, het met een zoo moorddadig doel daaruit te nemen en geene bepaling der wet hen verhinderde, het der schatkist ontroofde geld daaraan terug te geven. Zij bekennen hier echter openlijk , dat zij dat geld tot een moorddadig einde gebruikt, dat zij het bezoedeld , dat zij het onbekwaam gemaakt hebben , om den Heer opgedragen te worden. Zij besluiten dan , om met dat geld eenen pottenbakkers akker te koopen , ter begraving van vreemdelingen, en aldus strekt datzelfde bloedgeld tot een middel, om het verraad van Judas, de onschuld van Jesus, den moorddadigen aanslag der overpriesters alom door de geheele wereld , van waar er vreemdelingen te Jerusalem kwamen , te verbreiden , zijnde deze akker bekend onder den naam van bloedakker. O wonderlijke wegen der Hemelsche voorzienigheid ! de vijanden zeiven zijn in hare handen de werk-
106
tuigen, om den verrader te straffen , de onschuld te regt-vaardigen, hunne eigene boosaardigheid aan de wereld tot aan het laatste nageslacht over te brengen, en alzoo de wijzen dezer wereld in hunne waanwijsheid te vangen.
Hier ontbreekt niets meer, dan ook aan te toonen, dat Jesus de ware Messias is, en dit blijkt in dat gansche werk van ongeregtigheid, daar het door den Profeet Jeremias voorgezegd en door den Profeet Zaoharias duidelijk beschreven is ; want daar staat: Dat zij den lieer op den prijs van dertig zilverlingen gesteld hebben en dien prijs gaven tot een akker van een pottenbakker 1) eene voorzegging, die zoo klaar is, zoo nadrukkelijk ia, dat wij verbaasd staan, hoe die leeraars der wet haar over het hoofd gezien hebben, eene voorzegging, die alleen reeds bekwaam is, om eenen Jood van goede trouw te bekeeren.
O Jesus! hoe groot zijt Gij ook in het midden der schandelijkste beleedigingen, die U worden aangedaan; door een uwer getrouwste vrienden wordt Gij verraden , en dat verraad zelf dient om de geheele wereld te overtuigen, dat Gij de Zoon Gods zijt.
Mijne ziel! zijt gij niet verwonderd ? is uw hart niet met troost vervuld, als gij zoo klaar bewezen ziet, dat een almagtig God zoo schandelijk heeft willen mishandeld worden, om U eene eindelooze zaligheid te schenken ? Zult gij zulk eene goedheid mistrouwen? Zult gij wanhopen en twijfelen, dat Hij u genadig zal zijn, wanneer gij uwe toevlugt tot Hem neemt ? Hoe zou Hij haar kunnen verwerpen, die Hij zoo duur gekocht heeft? Mogtet gij dan zondig, ja een groot zondaar zijn, niets goeds, maar alle kwaad gedaan hebben , deze bekentenis geeft u het grootste regt op zijne barmhartigheid; want om uwe zonden heeft Hij geleden , om uwe ondeugendheid is Hij verpletterd; Hij is niet gekomen, om de regt vaardigen. maar om do zondaars te roepen en nooit doet men Hem grooter ongelijk, dan wanneer men Hem mistrouwt, gelijk men Hem nooit meer eert, dan wanneer men op Hem alle vertrouwen stelt.
O mijn God! help en versterk mij tegen de listen des satans, die mij vrees voor U in het hart jaagt, om mij aldus van ü te verwijderen, nadat ik gezondigd heb,
107
terwijl hij mij de vrees benam, toen ik ü beleedigde; voortaan zal ik ü mijne misdaden belijden en mij niet meer schamen, die voor uwe priesters te bekennen. Laat toch nimmer toe , dat mijn hoogmoed, mijne eigenliefde mij bedriegen; uwe barmhartigheid is altijd grooter dan mijne boosheid , hoe groot deze ook wezen moge; zelfs in het uur des doods zal ik op Hem betrouwen en ik zal niet beschaamd worden, want van zulk eene goedheid heb ik alles te wachten.
BEOEFENING.
Erken u bekwaam tot alle boosheden, ook tot verraad zelfs, zoo God u verlaat. Verwonder n niet, als gij valt, maar betrouw op eenen God. die voor u verraden en mishandeld heeft willen wezen. Vlugt de eenzaamheid, zi) is eene groote bekoring, waarvan de hoogmoed en eigenliefde de bron is. Neem raad in alle verlegenheid, bij vrome lieden en volg dien raad.
Zij leidden Jesus dan van Caiphas naar het yereyt-huis. Het was 's morgens vroeg, en zij gingen in het geregthuis niet binnen, opdat zij niet besmet zouden worden, maar het Pasehen mogten eten. Pilatus kwam dan tot hem huiten, enz. Joh. XV1I1: 28, 29, enz.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus onmen-schelijk gebonden en geboeid als een weerloos lam , dat ter slagtbank bereid, voor ons geofferd gaat worden , naar Pilatus geleid en daar in handen van diens trawanten wordt overgeleverd. De geheele raad, die at het volk en geheel Israël vertegenwoordigt, vergezelt Hem , om alzoo door hunne achtbare tegenwoordigheid den reg-ter over te halen, het vonnis in hunne algemeene vergadering tegen Hem geveld , zonder verder onderzoek , te doen bekrachtigen en ten uitvoer te brengen, of, om des noods zijne aanklagers te wozon, de beschuldigingen te staven, de tegenwerpingen op te lossen en te beletten,
I
■108
dat iemand zijner vrienden of bewonderaars voor Hem durve spreken.
Het was hun niet genoeg, hunnen Messias aan eenen heidenschen landvoogd over te leveren , zij zeiven vergezellen het geleide. om hunnen doodelijken haat tegen Jesus, die hunne schijnheiligheid dikwijls bestrafte, in persooon te voldoen. Zij wenschen Hem als een slaaf, als een booswicht, als een gevloekt en afschuwelijk uitvaagsel der aarde, den wreedsten en schandelijksten dood te doen sterven en alzoo zijne onschuld , zijne mirakelen en alle bij het volk bestaande denkbeelden, dat Hij de Messias kon wezen, uit de dooven. Zij zoeken door deze overlevering, al het hatelijke van dit werk der afschuwelijkste ongeregtigheid van zich af te keeren en op den landvoogd te werpen ; zij trachten allen wederstand, alle oproerige beweging des volks, hetwelk aan Hem om zijne weldadigheid zeer gehecht was , te voorkomen , en zich onder de bescherming der wacht en krijgsbenden des landvoogds te beveiligen ; zij willen eindelijk langs dien weg buiten alle verdenking blijven bij de Eomeinen , dat zij naar nieuwigheid haken , hunne vrijheid herwinnen en oproer willen stichten. Zoo listig, zoo wreed is de haat; o Heer, bewaar mij voor die drilt!
Dan dit was juist in de hand der Voorzienigheid een middel, om hare oogmerken te bereiken en de voorzeggingen der Profeten te vervullen , 1) want koningen en oorsten , Heidenen en Joden, moesten te zdvnen komen tegen den Heer en tegen zijnen gezalfde , om te doen , hetgeen de hand\en de raad Gods beschikt had , te geschieden. 2) Dit strekte juist, om de onschuld van Jesus duidelijker te doen blijken, door de openlijke verklaring van een heidenschen regter ; dit strekte , om aan te wijzen , dat niet alleen de Joden , maar ook de Heidenen schuldig zijn en deel hebben aan het lijden en den dood van hunnen Verlosser, en bij gevolg beide door eene zonderlinge barmhartigheid de vruchten daarvan genieten; dat zij ééne kudde zijn en éénen Herder hebben , dat de Heidenen bij uitzondering verkoren en de Joden verworpen worden , zoodat Jesus een licht der Heidenen en zij zijn erfdeel, zijne bezitting zouden wezen.
O Act. IV .-26.
•2) Ps. II: 2.
109
0 rampzalig Israël , zoo zeer door God bevoorregt boven alle volken . dien God zijnen eerstgeboren zoon noemde , dien Hij zijnen naam had bekend gemaakt, op wien die heerlijke belofte berustte , waarin al uw roem bestond , dat namelijk de Messias uit u zoude geboren worden ! Hier stoot gij dan den Zoon uit den wijngaard en levert uwen Messias , uwen Koning en redder in handen der Heidenen, om Hem door den schandelijksten dood van de aarde te doen verdwijnen ; gij oftert aldus den dierbaarsten schat. dien gij bezit, aan uwe aardsgezind-heid , aan uwe woede op en viert uwe eigene verwerping. 0 ondankbaren ! heeft Hij u daarom uit Egypte geleid , is Hij daarom in eene wolk voorgegaan , om u door onbekende wegen in het beloofde Land te geleiden , opdat gij Hem als eenen booswicht naar het geregtshof van Pilatus zoudt overvoeren ? Heeft Hij u daarom tot eenen schoonen wijngaard geplant , om Hem , nu Hij de geringe vruchten van zijnen arbeid komt vorderen , uit zijn eigendom te stooten ? Ongelukkige morgenstond ! welke treurige gevolgen zal deze voor u hebben ? Deze zal u van altaar en tempel berooven , de wet en de Profeten ontnemen , koningrijk en priesterschap en wat oneindig meer is , de verlossing uwer zielen ontrukken en na dezen zult gij te vergeefs eenen Messias verwachten tot aan den avond dezer wereld , wanneer gij Hem wederom van de Heidenen zult terug vragen.
Maar bewonder hier , mijne ziel! de wegen der Goddelijke Voorzienigheid, in wier handen de boozen zelvende werktuigen zijn , om haren wil ten uitvoer te brengen , en hare voorzeggingen te volvoeren : volgens deze moest Israël door Gods regtvaardige oordeelen verworpen en wij het erfdeel des Verlossers worden ; Israels val moest onze rijkdom worden , maar opdat Gods regtvaardigheid voorde geheele wereld blijken zoude , zou Israël niet alleen dit vonnis door zijne boosheid zich zeiven berokkenen , maar het moest er ook de uitvoerder van zijn ; en opdat naderhand de Heidenen er zich niet in zouden ergeren , dat geheel Israël zijnen Messias verloochend heeft, daarom heeft God reeds lang door den Profeet Daniël voorzegd , dat deze natie Hem zoude verloochenen , dat zij ophouden zoude , zijn volk te zijn en dat zij den Gezalfde des Heeren om het leven zoude brengen.
110
Aanbid , mijne ziel ! zulk een heilrijk geheim ; gij bezit Jesus en de val van Israël is uw rijkdom geworden ; wees dankbaar voor eene zoo onwaardeerbare genade en dat het verstokte Israël u tot een voorbee ld strekke ; dit volk had al zijnen voorrang, dien het boven andere volken bezat, aan de belofte en verwachting van den Messias te danken ; maar dat zelfde volk, zoo als het nog voor onze oogen zweeft, in zijnen haat tegen den Messias en van Hem afgetrokken beschouwd , wat is het anders , dan een volk , dat aan de verachting van God en menschen is overgegeven ? Ook gij , mijne ziel! hebt al uw geluk , al uwen roem te danken aan de vereeniging, die gij hebt met Jesus Christus; stel dan ook hierin uw hoogste geluk , uwen roem en troost; acht dan ook alles als niets, om Jesus Christus te winnen en vereenig u gaarne met Hem , door het gebed en door de H. Communie , dit zal u ook boven de wereldlingen verheffen ; maar wacht u . dat gij Hem niet aan uwe blinde driften opoffert, opdat zijne regtvaardige wraak op u niet nederstorte.
Dan, overweeg verder het God-vergeten gedrag van den Joodschen raad ; zij zoeken niets anders dan den dood van Jesus; daartoe hebben zij de gunst van het volk noodig, en om die te winnen , bedienen zij zich van hunne gewone schijnheiligheid; want, na Jesus te hebben overgeleverd, blijven zij buiten staan, opdat zij in het geregtshuis niet besmet worden, maar op den hoogen feestdag van Paschen , van de offers 1) mogen eten, het-
1) Door het Paschen-eten, waarin de Joden door het regt-huis van Pilatus binnen te treden vreesden te zullen verhinderd worden . kan hier niet anders worden verstaan, dan het eten der heiloffers, die volgens de wet gedurende het Paasch-feest en bijzonderlijk op den plegdgen dag van Pasehen ge-slagt werden, en in Deut. 16: 2 onder dezelfde benaming voorkomen: Gij zuil dan den Heer uwen God het Paschen slagten van schapen en van ossen, enz.: klaarblijkelijk wordt hier niet van het Paaschlam zoo als v. 1 gehandeld, maar van andere offerdieren, die op den vijftienden dag der maand, zijnde de eerste plegtige dag der ongezuurde brooden, geslagt werden, om het vreugdefeest meer luister bij te zetten. Dat nu hier van deze laatste en niet van het Paaschlam wordt gehandeld, blijkt uit ditzelfde hoofddeel van Jc innes v. 39 en 40: Gij zijt gewoon, dat ik er u te Paschen eenen loslate enz.; deze ioslating van eenen gevangene geschiedde dus op den plegtigen Paaschdag, ter gedachtenis van den uitgang
welk echter op geene plaats door Gods wet, maar alleen door menschelijke overleveringen verboden was. 0 heilige menschen , moest nu het altijd oppervlakkige volk zeggen, o godvruchtige mannen ! ziet, hoe naauwgezet van geweten zij zijn ! zouden zulke mannen het geringste onregt kunnen plegen ? neen , Jesus moet dan een bedrieger , een booswicht., een godslasteraar wezen!
Mijne ziel! kan er ooit verfoeijelijker huichelarij , boosaardiger misbruik van de godsdienst gepleegd worden ? Waar was ooit het verwijt van Jesus toepasselijker dan hier, dat zij namelijk blinde leidsmannen waren, eene mug uitziftende en een kemel doorzwelgende ? Zijn er wel straffen evenredig met zulk een moorddadig opzet ?
Maar , zijt gij daaraan ook niet eenigermate schuldig ?
uit Egypte, die op dezen dag geschied was. Hieruit volgt dan ook van zelf, dat de Joden 's avonds te voren het Paaschlam reeds gegeten hadden, en dat het gevoelen, dat de Verlosser het eten des Paaschlams eenen dag zoude voorkomen hebben, met geenen genoegzamen grond kan worden beweerd, of liever hier genoeg wederlegd wordt. Evenmin kunnen, als een bewijs voor de waarheid van dit gevoelen, worden aangevoerd de woorden van hoofdst. 10: -14; Bet was de dag der voorbereiding van Paasch, want het woord parasceve, voorbereiding beteekent niets anders dan onze Vrijdags die bij de Joden voorbereidingsdag genoemd werd, omdat zij, tegen het einde daarvan, de spijzen bereidden voor den Sabbatdag, waarom volgens een aangenomen gebruik , die geheele dag aldus genoemd werd. Dan deze benaming kan op geenen der andere feestdagen behalve den Sabbatdag eenige betrekking hebben^ omdat op dezen de spijsbereidingen niet verboden waren. Dit blijkt eindelijk nog duidelijker uit den H. Marcus, die van dezen dag zegt, hoofddeel 15; En als het nu avond geivorden was, (ivant het was de dag der voorbereiding, die voor den Sabbatdag komt); dat nu deze dag door den H. Joannes genoemd wordt de voorbereiding van Paasch, is, omdat de eerste dag van Paschen toen inviel op den dag der voorbereiding. Daar het niet tot mijn bestek behoort over deze zaak verder uit te weiden, zal de gegevene opheldering, zoo ik vertrouw , genoeg zijn tot wederlegging van al wat hiertegen door sommigen zou aangevoerd kunnen worden, en al-zoo om aan te toonen, dat Jesus Christus, ons Paaschlam, op het plegtig Paaschfeest der Joden, voor het menschelijk geslacht is opgeofferd, en Hij alzoo de toonbeelden door de waarheid heeft doen vervangen nadat Hij de oude Wet, door de viering van het oude Paaschfeest, vervuld had.
Aanrn. van den Uitgever.
•112
Gij toch ook deelt wel eenige aalmoezen uit, gij verrigt soms wel eenige langere gebeden, onderhoudt wel eenige vrijwillige vastendagen , feestdagen of communiën ; maar misschien niet zoo zeer om God in stilte te behagen , als wel, om bij uwe ouders, vrienden of stadgenooten in aanzien \ e wezen , terwijl uw hart vol hoogmoed , vol haat, afgunst en wraakzucht is, terwijl gij uwe tong wentelt in het bloed van uwen evenmensch , door moord-dadigen achterklap en vuige lastertaal , en gij het minste ongelijk niet kunt verdragen , zonder het te wreken; daar intusschen diezelfde schijnheiligheid u bij de men-schen vrijspreekt , en uwen evenmensch zoo veel te meer benadeelt. Is dit niet een verfoeijelijk misbruik maken van de Godsdienst , is dit niet eene schandelijke huichelarij , gelijk aan die der Joden ?
Och, verfoei zulk eene gruwelijke levenswijze; wees altijd inwendig zoo opregt van harte, als gij uitwendig schijnt. Doe al uwe werken om God en nooit om den menschen te behagen ; opregte deugd zal altijd geëerbiedigd worden , schijnheiligheid blijft niet verborgen , vergeet nimmer den geest van het Evangelie , te weten de liefde , uwe pligten , en na eene naauwgezette vervulling daarvan , kunt gij nffeer andere goede werken verrigten , voornamelijk de barmhartigheid jegens den evenmensch.
II. Overweeg , mijne ziel! hoe Pilatus , alhoewel een Heiden , die de bijgeloovige kieschheid der Joden , of de vrees, van door zijnen omgang besmet te worden , inwendig veracht, echter de toegevendheid wel wil gebruiken, tot hen buiten te komen , waarschijnlijk op een overdekt balkon , om met hen wegens de zaak van Jesus te handelen ; waardoor wij leeren , ons naar de denkbeelden van anderen te voegen, hoe ongegrond, hoe verachtenswaar-dig ons die ook mogen toeschijnen, wanneer daardoor liefde en vrede bevorderd en ons geweten niet bezoedeld Wordt.
Hier vraagt hun Pilatus: Wat beschuldiging heht (jij in te brengen tegen dezen mensch ? Hij wil hooren en weder hooren , hij wil onderzoeken , weten en oordeelen, gelijk het een getrouwen regtcr betaamt. Er is niets eenvoudiger, niets billijker. O ware hij standvastig daarbij gebleven ! hoe zoude hij ons beschaamd hebben , die den evenmensch
•113
beoordeelen , hem zonder onderzoek verwijzen , zonder hem te hooren en alleen op losse gezegden van afgunstige vijanden. Mijne ziel! zijn zoo niet doorgaans de vonnissen, die gij over het gedrag of de hoedanigheden uws naasten velt ?
Vat beschuldiging hebt gij dan in te brengen, gij oveipriesters , leeraars , hoofdmannen, wat kwaad heeft Jesui gedaan ? Heeft Hij eene hemelsche leer verkondigd, en on deze te staven , ongehoorde wonderwerken verrigt, bHndin doen zien , dooven doen hooren , stommen doen sprekin , kreupelen doen gaan , dooden doen opstaan ? Heeft Hij door bedreigingen en beloften , door vermaningen ei voorbeelden de zondaars bekeerd en al het volk tot deigd en op den weg des hemels willen geleiden ? Gij kuit immers niet loochenen, dat dit het oogmerk van al zijn doen en laten was ? Dan dit zijn geene misdaden , naar verdiensten ; wel nu, waardoor heeft Hij dan den dool verdiend , welke zijn de punten van beschuldiging , wiar zijn de bewijzen , waar de getuigen ? doch in dit ondeKoek verlaten wij ons op den regter , daar hij van de Voorzienigheid beschikt is , om de Joden te beschamen en de onschuld van Jesus aan den dag te brengen.
De Joden met die vraag , welke zij niet verwacht hadden , verlegen zijnde , voeren hem bits te gemoet: Indien deze geen kwaaddoener was , wij zouden Hem u viel overcjeleverd hebben. Welke hoogmoed , welke trotschheid in deze woordtn '. als willen zij zeggen; hoe , denkt gij , dat wij , het ontzagverwekkend Sanhedrin , een zoo achtbare raad, die üls hoogepriesters leef en waarheid 1) op. de borst dragen , wier voorhoofden prijken met de woorden : Heiligheid den Heer, 2) de kundigsten, de besten, de bloem der geheele natie , Hem zouden veroordeeld hebben , indien Hij niet schuldig ware ? de geringste twijfel daaromtrent beleedigt ons. Dan hiermede toonen zij juist hunne oumagt, om iets tegen Jesus te bewijzen.
Pilatus begrijpt dit en bijt hun schamper toe : Neemt gij zeiven Hem en oordeelt Hem naar uwe ivet; ik ben geen wreede beul, die zonder kennis van zaken , uwe vonnissen ten uitvoer brengt: gij hebt wetten , die gij moogt
2) Lev. VIII: 8.
1-14
volgen en de daartegen strijdende misdaden straffen , masr ik ben regter , wiens pligt het is , te onderzoeken.
Hierop ingetogener jegens Pilatus , maar ook zoo viel te heviger tegen Jesus , antwoorden zij : Het is ons ■•liet geoorloofd , iemand te dooden , te weten op den hoJgen feestdag , dien wij vieren; bet is ons niét geoorlcofd, een zoo gruwelijken booswicht als Jesus, zulk eei oproermaker dien schandelijken en smartelijken dooi aan te doen, dien Hij verdiend heeft. O mijn God! molt;t dan uw welbeminde Zoon zoo diep nederdalen, om nij op te rigten ? O mijne ziel, een God wordt om uwe jonden, als de grootste aller booswichten mishandeld , en gj houdt nog niet op zonden te plegen!
Dat dit de zin dier woorden is , blijkt uit de gevolgtrekking van den Evangelist: Opdat hel ivoord ran Jesus hetwelk Hij gezegd had , te kennen gevende , vat dood Hij zou sterven , volbragt zal worden, i) Hij bid meermalen gezegd en nog twee dagen te voren , dot Hij geleverd en gekruisigd zoude tvorden ; 2) de Profeten hadden voorspeld , dat zijne handen en voeten coorgraven zonden worden, dat zij op den Heer zouden zim, dien zij doorstoken hebben , dat de Heer wonden in zijne handen en voeten zoude hebben. 3) En Jesus zelf, dat Hij van de aarde zoude verheven worden , gelijk de koperen slang in de woestijn.
De Alwijsheid nu deed de gierigheid ?an Judas, de lafhartigheid van Pilatus , de haat en de woede der over-priesters dienen, om die voorzeggingen fe vervullen.
O Voorzienigheid, hoe schittert Gij ooi zelfs in de geringste omstandigheden van het lijden van onzen Jesus! wij waren de booswichten , die den sohandelijksten , den smartelijksten , ja den eeuwigen dood verdiend hadden ; de eenig-geboren Zoon moest een booswicht worden , om ons vrij te spreken, de Joodsche raad wil Hem in die hoedanigheid gekruisigd hebben en alzoo worden Gods oogmerken bereikt en Jesus wordt het slagtoffer, dat onze zonden wegneemt.
Mijne ziel! stel al uw betrouwen op den Heer , werp op Hem al uwe bekommernissen en zorg slechts , dat gij naar het voorbeeld van Jesus , die, hoewel als kwaaddoe-
1) Matth. XXVI:21. 2) Zach. XII en XIII. 3) Jo. UI: 14.
115
ner, echter onschuldig leed, niet anders lijdt dan als Christen, opdat gij aldus ook iets uit den beker prooft , dien Hij voor u geheel geledigd heeft; zoo zal en uw geluk op aard en uwe zaligheid in den Hemel verzekerd zijn. Uwe vijanden , kwaadsprekers, benijders, vervolgers zullen niets tegen den wil des Heeren vermogen ; zij zullen ia zijne handen de werktuigen uwer heiligmaking zijn ; zijn voorzeggingen en beloften zijn onfeilbaar, verlaat u dan op God ; zijne wijsheid weet alles ten beste te schikken , 'racht dan in alle dingen zijnen heiligen wil te volgen en bid Hem gestadig, dat deze in u geschiede : dan zult gij ware rust, dan zult gij vrede en vergenoeging smaken , want het eenigste oogmerk van ons aanwezen is te leven voor en om God. Heer , help mij , opdat ik altijd zoo leve !
III. Overweeg , mijne ziel! hoe de Joodsche raad in verlegenheid geraakt door de kloekmoedige handelwijze van Pilatus , wel bemerkende , dat noch hun getal, noch hunne achtbaarheid in staat is, hem te bewegen, dat Hij Jesus op hun woord en zonder onderzoek veroordeele, en vreezende dat hun haat en hunne woede tegen Jesus te leur zal gesteld worden en zij dus de voldoening, van Hem den kruisdood te zien ondergaan, niet zullen smaken, — zich verpligt vindt beschuldigingen op te maken en alzoo door leugens en laster zijn doel tracht te bereiken. Wij hebben bevonden , zeggen zij , dat deze rnensch ons volk verleidt en verbiedt den Keizer schattingen te geven , zeggende , dat Hij Christ us de Koning is. O godvergeten lasteraars ! waar toch en bij welke gelegenheid hebt gij bevonden. hoe bewijst gij , wie zijn de getuigen, dat Jesus ooit tegen de goede orde, de rust , de leer. de godsdienst of tegen de overheden iets heeft ondernomen ? Immers Hij verklaarde openlijk, dat Hij niet gekomen VMS , om de wet en de Profeten te vernietigen , maar om ze te volbrengen. 1) Hij vermaande het volk. te onderhouden wat zij zeidon, die op den stoel van Mozes gezeten waren , 2) en toen men Hem Koning wilde maken , nam Hij de vlugt. 3) Hoe zou Hjj dan het volk verleid hebben ? doch dit trachten zij te bewijzen ; welaan
1) Matth. V. 2) Ibid. XXIII : 2. 3) Jo. VI : 15.
116
laten wij hen hooren: Hij verbiedt den Keizer schatting te geven. O goddeloozen ! hoe ? gij zeiven hebt nog slechts weinige dagen geleden, gij, overpriesters en sc.hriftge' leerden! tot Hem verspieders gezonden, die zich zonden veinzen . opregte lieden te zijn . om Hem te achterhalen in zijne woorden en den landvoogd over ie leveren, die hem zeiden : Meester ! wij iveten , dat Gij opregt spreekt an leert en dat Gij niemand naar het aangezigt ziet, maar den weg Gods in ivaarheid leert, is het geoorloofd, den Keizer schatting te geven of niet ? Gij en al het volk waart verstomd over zijn antwoord: 1) Geef den Keizer wat den Keizer toekomt, omdat de munt zijn beeld en zijn naam draagt, en aan God wat God, toekomt. Hij maakt het zelfs tot een godsdienstigen pligt, en gij , met Hem dat te vragen , met daarover in uwe scholen te twisten, toont genoegzaam, dat gij er aan twijfelt en al-zoo het volk van dien pligt tracht te doen verwijderen; gij toont dat gij juist eenen Messias verwacht , die dat juk van uwe schouderen zal afnemen. Onbeschaamde huichelaars ! bloost gij niet, wanneer gij tegen beter weten aan, voor al het volk, zulk eene leugen tegen Jesus durft aanvoeren ? Mijne ziel! zulken laster heeft een God voor u willen verdragen, om u te troosten, als gij belasterd wordt , en om u geduldig te leeren zijn , aan God uwe eer op te offeren, wanneer zij ook met den blaam der schandelijkste misdaden bezwalkt wordt. Hij weet , hoe veel aanzien u noodig is, en Hij zal u op zijnen tijd verdedigen.
Om dezen laster eenigen schijn van waarheid te geven, voegen zij er bij : zeggende, dat Hij Christus de Koning ■is. Welke list! Hij had zich openlijk in den vollen raad uitgegeven voor den Christus ; nu, de Christus moest volgens de Profeten Koning wezen; het kan derhalve niet anders naar hunne meening , of dit moet een heidenschen landvoogd in den waan brengen , dat Jesus een mededinger des Keizers wil wezen , te meer daar het den Romeinen niet onbekend was, dat de Joden eenen vorst verwachtten , die de geheele aarde zou beheerschen ; en dus was naar hun oordeel niets beter geschikt, om Pilatus onverwijld tot een doodvonnis te doen besluiten, dan hem
1) Matth. XXII: 15 enz.
te doen zien , dat Jesus zich hier voor uitgaf en dit is hun genoeg. O snoode menschen! heeft Jesus dan niet duidelijk genoeg getoond . dat Hij geene aardsche grootheid zocht, alhoewel Hij zich deze gemakkelijk had kunnen verschaffen ; maar Hij had geen ander oogmerk, dan om anderen goed te doen en gelukkig te maken en hoezeer Hij ook in der daad , bij zijne plegtige intrede in Jerusalem , de toejuichingen des volks in de hoedanigheid van Koning had ontvangen, bleek echter zoo uit zijne leer , als uit dien geheelen toestel duidelijk genoeg , dat zijn rijk van een geheel anderen aard was dan de koningrijken dezer wereld , en de Keizer bij gevolg daarvan niets te vreezen had. Of is elk een , die zich voor den Christus uitgeeft, een vijand des Keizers ? maar dan verwacht gij zeiven dezen vijand en zijt trouweloozen. Of moet zich de ware Christus verloochenen ? üij belastert derhalve den waren Christus , of gij verzaakt de hoop van Israël, gij verwerpt de beloften der Profeten , gij weder-streeit God zeiven , die Hem u toezendt, zoodanig en gelijk het Hem behaagt.
Of kan Hij de ware Christus niet zijn , zonder wereld-sche grootheid , zonder aardsche rijkdommen , zonder we-reldsche magt, zonder aanhang , stoet en trawanten ? Dan dit alleen haat gij in Jesus , en daarom moet Hij sterven ; had Hij gezag , vermogen , gevolg en legers tegen den Keizer aangevoerd, gij zoudt Hem gevolgd en met al uwe krachten gehandhaafd hebben ; maar een Christus , die niet dan deugd en heiligheid bezit, die uwe levenswijze afkeurt , uwe zonden bestraft , uwe geveinsdheid ontmaskert, uwen hoogmoed vernedert, die uw bijgeloof en uwe aardsgezindheid veroordeelt, een Christus , die door twaalf arme visschers als zijne rijksvorsten omgeven is, twee en zeventig andere geringe menschen tot zyne afgezanten, niet dan geringe lieden, als zijnen stoet, met zich voert en op eene ezelin zijne intrede binnen zijne hoofdstad doet, een Christus, die arm, nederig, heilig is, deze is de uwe niet; zulk een Christus , Hij zij dan ook de ware , deze moet sterven en hiertoe moeten alle middelen , ook leugens en laster worden aangewend.
Gij , mijne ziel ! vindt gij hier u zelve niet terug : acht gij niet het aanzienlijke , het prachtige der wereld ? Veracht gij niet of in u , of in den evenmensch het een-
voudige , het wezenlijke , te weten : de ware deugd ? Wanneer gij eenmaal tegen iemand een vooroordeel hebt opgevat , of zich iemand gering en zonder aardsohen luister aan uw oog vertoont, is hij dan niet het voorwerp uwer verachting ? sluit gij dan niet uwe oogen voor zijne reinste deugden , geeft gij niet aan al zijne woorden en daden een verkeerden zin, ten einde hem bij anderen hatelijk te maken ? En wat is deze verfoeijelijke handelwijze jegens den evenmensch , anders dan eene wezenlijke navolging van den Joodschen raad jegen onzen Jesus ?
De godsdienst en de godsvrucht zelve , wanneer zij van uitwendigen luister beroofd zijn, hebben bij u mindere waarde; zij behagen u niet in hare eenvoudigheid en waarheid, maar gij wilt die altijd van uitwendige pracht omtogen zien ; zelfs het Allerheiligste Sacrament van het Ligchaam des Heeren, in een eenvoudig tabernakel geplaatst , is bij u van mindere waarde, dan met vele kostbaarheden en kaarsen versierd; en wanneer gij lot de H. Communie nadert, hebt gij meer lust om uw ligchaam met kleederen . dan uwe ziel door nederigheid en versterving te versieren; uwe naauwgezetheid bestaat meer in den mond te spoelen , dan uw hart van haat, nijd, vijandschap en andere driften te zuiveren. O mijn God ! deze betrachting doet mij zien , dat ik den goddeloozen raad , die mijnen Jesus ter dood eischt, in vele opzigten gelijk. Geef mij, dat ik zulke afschuwelijke wanorde , zulk een schandelijk ongeloof in mij bestraffe en verbetere.
BEOEFENING.
Verblijd u , als gij onschuldig wordt beschuldigd ; beveel aan God uwe onschuld en betrouw : gij gelijkt dan aan Jesus. Bemin waarheid en eenvoudigheid , en doe al uwe werken om God, en niets om door de menschen gezien of geacht te worden. Offer aan God des morgens al uwe werken van den dag op.
119
Pilatus ging dan weder binnen in het geregthuis en riep Jesus, en zeide tot Hem: Zijt Gij^ de Koning der Joden? Jesus antwoordde: Zegt gij dat uit u zeiven. of hebben het u anderen van. mij gezegd ? Joann. XVIII: 33 , 34, enz.
1. Overweeg, mijne ziel! hoe de Joodsolie raad te leur gesteld in zijnen eisch , dat Jesus op hun woord alleen door den landvoogd zou veroordeeld worden, zich vleit, dat, nu zij hunne beschuldigingen tegen Hem ingebracht hebben, Pilatus wel zoo veel achting en vertrouwen in hen zal stellen, dat hij Jesus terstond tot den kruisdood zal verwijzen. Doch hier vinden zij zich wederom in hunne verwachting te leur gesteld, Pilatus wil hooren en weder hooren , en niets beslissen, eer hij zich volkomen van de daadzaken overtuigd heeft. Hij leert u , mijne ziel! niet ligtelijk het kwaad van uwen evenmensch te gelooven, hoe aanzienlijk en geloofwaardig zij ook mogen wezen , die het u verhalen.
Pilatus verlaat dan den raad , die zich buiten het ge-regtshuis bevindt, treedt daar binnen en roept Jesus bij zich , om Hem te ondervragen. Beschouw hier, mijne ziel! den Zoon van den levenden God , Hem , door wien de Koningen heerschen en de wetgevers gebieden, den Schepper en Heer van hemel en aarde voor de vierschaar van eenen heidenschen landvoogd, om op beschuldigingen te antwoorden, om zijn vonnis van leven en dood aan te hooren ; zoo diep wilde een God zich voor u vernederen. Bewonder dan hier zijne lielde tot u , en dat zij dankbare wederliefde in uw hart ontsteke.
Hij wil met Jesus in eene gemeenzame onderhandeling treden, om Hem des te beter te onderscheppen, en vraagt Hem wegens zijne koninklijke waardigheid, het voornaamste onderwerp zijner beschulding ; zijt Gij de Koning der Joden ?
Maar Jesus wil geene gemeenzaamheid , geene onnoo-dige woorden, geene nieuwsgierigheid, en geeft aan Pilatus eenen wenk, dat Hij hem niet wil antwoorden dan in zijne hoedanigheid van regter , en vraagt hem vrijmoe-
120
dig ; zegt gij dat uil u zeiven , of hebben het u anderen van Mij gezegd ?
Pilatus begrijpt den inhoud dier berisping, hij is er over getroffen, en zegt met verontwaardiging: ben ik dan een Jood ? hierdoor zijne verachting voor de Joden en hunne godsdienst te kennen gevende, als wilde Hij zeggen ; wat gaat mij dat aan , wien zij als Koning verwachten ? ik stoor mij geenszins aan die belagchelijke denkbeelden der Joden, ik ben een Romein en de stadhouder des Keizers, uw eigen volk en uwe overpriesters hebben U aan mij geleverd. Wat hebt Gij gedaan 1 Zulke taal moet zich een God hooren toevoegen; de regter van levenden en dooden staat hier voor een heiden , die noch van openbaring, nbch van beloftequot;, noch van zaligheid het geringste denkbeeld heeft, en die over zijn leven zal beslissen. Schaamt u, gij, overpriesters, gij, leeraars, hoofdmannen en raadslieden! Uwe eerste en voornaamste belangen , de beslissing over uwen Messias in de handen gegeven te hebben van eenen regter. die zich schaamt, eenige kennis van de godsdienst te hebben.
Dan, dewijl Pilatus hier in zijne hoedanigheid van regter spreekt, wil Jesus hem ook een duidelijk, beknopt en bondig antwoord geven , hem onderrigten, ja de schoonste waarheden en verhevenste geheimen wegens zijn koningschap, wegens zijne goddelijke zending en zijne hemelsche bediening leeren; hij moge een heiden , een ongeloovige en onwaardig wezen, om die hemelsche waarheden te leeren kennen, het is genoeg, dat hij overheid en regter zij ; Jesus wil dat de zijnen altijd bereid zijn tot verantwoording hij een ieder, en bijzonderlijk bij een regter , in wiens handen de Voorzienigheid hen gesteld heeft, die reden afeischt van de hoop, die in hen is, 1) zelfs dan , wanneer zij er een slecht gebruik van maken, en hier geeft Hij hun het voorbeeld.
Hij zegt dan : Mijn koningrijk is van deze wereld niet . Het is van een geheel anderen aard ; Ik zoek niets op deze aarde. Ik heb niets van haar ontvangen; zoodat gij niets van Mij te vreezen, maar ook niets te hopen hebt; want ivas mijn koningrijk van deze wereld, gij zoudt Mij in dien nederigen staat niet zien, alleen en verlaten, gekluisterd en geboeid, bespuwd en met onreine uitwerpselen overdekt, wreedelijk geslagen en in uwe handen ;
121
mijn volk zou wel voor Mij strijden , dat ik den Joden niet zoude geleverd worden , maar nu is het zoo , dat mijn koningrijk van hier niet is.
Welke taal , welke verhevene waarheden, welke grootheid vertoont hier onze Jesus, ook zelfs in zijne hoeijen en in het verhoor van eenen regter! Ziedaar dan nu de reden, waarom zich Jesus in dezen toestand bevindt: de Joden wisten, dat hun Messias de koninklijke waardigheid zoude bezitten , dat Hij den troon van David beklimmen en dat zijn rijk eeuwig zoude duren; daar zij echter niet dan van een aardsch geluk droomden, gaven zij , in hunne verbeelding den Messias zegevierende legers, prachtige paleizen en al dien luisterrijken toestel, die den Koningen eigen is ; van daar hunne verbijstering, toen zij Jesus in dien nederigen toestand zagen te voorschijn komen , van daar dat zij ondanks de duidelijkste bewijzen, waardoor Hij zich had doen kennen, durfden zeggen: hoe lang zult Gij ons gemoed in twijfel houden ? zoo Gij de Christus zijt, zeg het ons openlijk; 1) vandaar al die verwarde uiteenloopende denkbeelden , die zij van Jesus hadden, dezen Hem een verleider noemende, terwijl genen Hem voor Elias, anderen wederom voor Joannes den Dooper hielden, zonder Hem nogtans voor den Messias te erkennen ; van daar die aardsche verwachtingen zijner leerlingen zeiven , die hun tot aan de Hemelvaar., van Jesus bijbleven ; zij begrepen niet, dat zijn rijk niet van deze wereld was.
Het koningrijk van Jesus is niet van deze wereld , en hierdoor zien wij dan ook, hoe een zoo nederige staat met die waardigheid niet strijdig is, ja ons juist het ware denkbeeld geeft van den Messias en van de wijze, waarop wij moeten leven. Hier leert Hij ons , waarom Hij , die gedurende zijn leven de verachting der wereld gezocht. hare toejuichingen gevlugt had, bij de aannadering van zijnen dood , niet dan van grootheid sprak , en waarom Hij , die toen men Hem Koning wilde maken , de vlugt nam, bij zijne plegtstatige, ftaar tegelijk zoo eenvoudige intrede in zijne hoofdstad, — zich voor Koning van Israël zegevierend liet inhalen , en de toejuichingen volstrekt wilde ontvangen , al zouden ook de steenen geroepen hebben; geen wonder : Hij trad daar binnen om
122
te sterven , zijn rijk was van deze wereld niet en moest door zijnen dood gevestigd worden; van daar, dat Hij ook nergens grootmoediger is , dan heden voor den reg-ter, en zonder op andere zaken te antwoorden, de vraag of Hij Koning is , dadelijk met eene houding vol Majesteit toestemmend beantwoordt.
O dierbare onderrigting voor mij! Ja, mijne ziel! Jesus heeft dan een koningrijk , Hij is Koning en wij zijn zjjne onderdanen ; doch zijn koningrijk is niet van hier ; het is hier, want reeds op deze aarde heerscht Hij door zijne genade in en over de harten der geloovigen ; maar het is van deze wereld niet, het is geestelijk, het is hemelsch, het is goddelijk; dus moeten wij ook geestelijk , hemelsch , ja goddelijk wezen; te weten , wij moeten hier niets hopen , niets vreezen , niets zoeken , hier ons verblijf niet willen vestigen , maar naar den Hemel haken , waar Jesus heerscht, waar ons Vaderland is en Jesus ons uit zijne heerlijkheid toeroept : gijlieden zijt niet van deze wereld, maar Ik heb u uil deze wereld uitgekozen 1). Gij ook, mijne ziel I behoort onder deze , derhalve hebt ook gij hier geen tijdelijken voorspoed, geen aardsch geluk , geene wereldsche goederen te wachten. Laat anderen , die tot het koningrijk van Jesus niet behooren , die geringe , die korte , die bederfelijke voor-deelen genieten ; gij zijt tot een verhevener geluk bestemd, voor u zijn hemelsche , onmeetbare , onvergankelijke rijkdommen bereid. Welaan , verzaak dan al wat aardsch is, bemin de armoede , die u rijk zal maken, zoek de vernedering , die u zal verheffen , oefen de versterving , die u leven , ware vrijheid en geluk zal geven en wees altijd bereid, otn uit deze wereld te gaan en dat goddelijk koningrijk te bezitten. O mijn God , verlicht mij en help mij door uwe genade , opdat ik hier zoo leve , dat mijn hart, mijn verlangen . mijne hoop in den hemel wonen!
II. Overweeg, mijne ziel! hoe Pilatus , uit het antwoord van Jesus Christus : mijn konitigrijk is van deze wereld niet, en uit het onderscheid, dat Hij maakt tusschen zijne onderdanen en de Joden , wien Hij geleverd was , zeer wel begreep , dat Hij Koning was, zoo niet van deze, ten minste van eene andere wereld , hoedanig die dan mogt
•123
wezen., daar hij zeker als heiden, van een geestelijk koningrijk geen denkbeeld Troii hebben.
Ban, dewijl niemand zonder toestemming van den Eoom-schea Keizer den naam van Koning mogt voeren en Pi-latus alles uitdacht wat dienen kon, om Jesus , ton gevalle der Joden, met cenigen schijn van regt, te kunnen straffen, (waarmede zij hem ook naderhand -wilden dwingen, zeggende: al wie z ich zeiven Koning maakt weder-spreekt den Keizer), vraagt hij onzen Jesus : zoo zijt Gij dan Honing.
Maar wat nu, mijne ziel! wat zal onze Heiland antwoorden ? Zal Hij quot;bekennen, dat Hij Koning is, dan geeft Hij in de handen zijner vijanden, een middel, om Hem als wederstrever te vervolgen; zal Hij het ontkennen , te weten in den. zin, die 11 etn gevraagd wordt , als die eenig tijdelijk gezag wilde voeren , dan zal Hij dubbelzinnig wezen, de regtzinnigheid beleedigen.
Dan, koesteren wij geene vrees over het doen en laten der ongeschapene Wijsheid; wel verre Tan onzen Jesus , die de laeiligheid zeWe is, dat Hij eenige list zou bezigen, die Hij den zijnen altijd verboden heeft; Hij antwoordt altijd openhartig : gfi; zegt het , Ih hen Koning. Een antwoord, waarop de Apostel Paulus zijnen roem draagt , en eene zoo deftige belijdenis '1) noemt , welke Hem den kruisdood heeft berokkend.
Met dat al, ten einde zijne vijanden alle gelegenheid te benemen, om Hem. met den minsten schijn van regt te kunnen vervolgen, voegt Hij er bij : Ik ben daartoe geboren, en daartoe ben Ik in de wereld gekomen , opdat Ik van de wctarheicl getuigen zoude. O hemelsche taal! onze Jesus zegt hier, tia,t Hij reeds was van alle eeuwigheid , van de oude tijden af, eer Hij in de wereld kwam: Hij zegt , dat Hij geboren is, om Koning te wezen , en in de ■wereld gekomen om. voor de waarheid te getuigen, dat Hij de waarheid noch kan, noch moet verbergen en dat Hij niet ia de boeijen zoude zijn , zoo Hij die verborgen , verzwa-kt of gespaard had voor degenen, die door haar veroordeeld worden , dat Hij gekomen is, om joden en heidenen de ware godsdienst te verkondigen , Gods oordeelen bekend te maken, den geest en het hart der taenschen te verbeteren en hun de waarheid en
1) Tim. VI: 13,
124
de wet Gods te doen beminnen. Wie kon ooit zulk eene taal spreken, dan een God-menscli, die de waarheid zelve, de bron va,n alle waarheid is en die als Heer en Meester der geesten en harten de waarheid kan doen bevatten en beminnen? Wie kan ooit zulk eene taal spreken , dan Hij , die eenmaal zal fcoonen, dat Hem alle magt gegeven is en dat nocli wereldsche magten , noch de poorten dei-hel in staat zijn , om dat rijk der waarheid te vernietigen? Hoe gelukkig zijt gij dan onder de vanen van zulk een magtigen Koning te dienen . wiens grootheid en vermogen de eer , het geluk en de veiligheid zijner onderdanen uitmaakt.
Om dit oppergezag over zijne onderdanen te staven. voegt Hij er bij : Al ivic uit de waarheid is, hoort mijne stent. Al wie daartoe verkozen is uit alle volkeren, geslachten en landen der wereld, al wie de dierbare gaaf des geloofs zal hebben, al wie van eeuwigheid daartoe is voorbeschikt, luistert naar mij , onderhoudt mijne geboden, bemint de waarheid, en geeft er getuigenis van, die niet uit de waarheid zijn , de Joden namelijk, die mij vervolgen, liooren mijne stem niet, en zullen verworpen worden, en ik zal er de overblijfselen van behouden , wanneer liet mij zal behagen. Staat gij niet verbaasd, mijne ziel ! over een zoo Goddelijk antwoord van onzen Jesus, ter-wijl Hij gekluisterd voor zijnen regter staat, om veroordeeld te worden ? Doch leer hieruit vooral. dat de voornaamste hoedanigheid van Jesus onderdanen, de eerste pligt en een bijzonder teeken hunner eeuwige voorbeschikking bestaat, in Gods woord aan te hooren, daarentegen een openbaar teeken van verwerping , dat te verwaarloozen. O mijn God! doe mij dat eerbiedigen en nooit verzuimen.
Pilatus is volkomen onverschillig wegens al dat gezegde van den Heiland , omdat hij niet uit de waarheid is, hij schijnt zelfs medelijden met zijne boeijen te hebben , om eene zoo geringe zaak, als naar zijne meening de waarheid is.
Ziedaar dan uwen Verlosser tussohen zijne vijanden, die Hem om de waarheid vervolgen en Pilatus , die haar als onverschillig beschouwt ! Vindt gij hier u zelve ook niet, mijne ziel? Haat gij somtijds niet eenen zielzorger, onders of getrouwe vrienden , die u de waarheid zeggen , die u uwe fouten onder het oog brengen ? of beschouwt gij de waarheid , die u onderrigt, ten minste niet met
onverschilligheid ? offert gij haar niet wel aan uw eigenbelang of uwe driften op ? Denk toch , dat de waarheid of u verbeteren moet, of eenmaal u zal veroordeelen en laat u daarom nooit door uwe driften of door lage vleijers verblinden, maar bemin de waarheid, ook dan wanneer zij u berispt, als een dierbaar geschenk des Hemels , en beschouw hem als uw grootsten vriend , die u de waarheid zegt.
Doch Pilatus begrijpt wel, dat noch staat, noch Keizer iets te vreezen hebben van eenen Koning der waarheid. Hij vraagt hem : Wat is de waarheid ? en zonder antwoord te wachten , als of hem deze niet betrof . spoedt hij naar buiten op het voorhof, waar de raad benevens de toegevloeide menigte waren terug gebleven . en verklaart openlijk en plegtig ; II; vind geene schuld in Hem. 0 triomf !
Het is de uitspraak van eenen vertegenwoordiger des Keizers , die het hoogste belang in de zaak heeft, van eenen heiden , wien Jesus niet aangaat, van eenen reg-ter , die naauwkeurig onderzocht heeft; het is uit overtuiging des gemoeds ; het is voor eenen behoeftige zonder voorspraak, zonder bijstand, het is tegen vermogende lieden , van wier haat veel te vreezen , van wier gunst veel te hopen is. Nooit kon de onschuld bondiger, regt-vaardiger en plegtiger uitgesproken worden.
Maar zulken Uoogepriester moet gij hebben , mijne ziel! die heilig, onnoozel, onbesmet is, en die niet van noodc heeft, voor zijne eigene misdaden tc offeren en daarna voor die van het volk. 'O Hij is het ware Paaschlam , derhalve moet Hij zonder gebrek en smetteloos wezen ; Hij is onze borg , dus moet Hij zonder schulden wezen , om de onzen te kunnen betalen ; Hij moet eindelijk het offer zijn voor de zonden, dus moet Hij geene zonden kennen.
0 opbeurende troost voor u , als gij bedrukt en verlegen over uwe misdaden , niet tot uwen God durft naderen en voor zijne regtvaardige wraak vreest; Jesus is onschuldig en te gelijk uw Broeder , uw Middelaar , uw Voorspreker, zijn Hemelsohe Vader heeft Hem daarvoor openlijk doen verklaren , zelfs van een heidenschen reg-ter om er u van te verzekeren. Welaan dan , stel al uw betrouwen op Jesus , nader vrij in zijnen naam tot den
1) Heb. VII; 26.
126
ontzagverwekkenden troon zijns Vaders , hoe groot, hoe menigvuldig uwe boosheden ook mogen wezen. Gij kunt nimmer verstooten worden ; begeer , vraag , eisch, en het zal u geworden. O mijn God , welk een hemel van vreugde stort dit in mijn hart !
III. Overweeg, mijne ziel! hoe hard deze plegtige uitspraak van Pilatus, wegens de onschuld van Jesus Christus , den overpriesteren en leeraren in de ooren klinkt, met wat gefronste wenkbraauwen en donkere oogen zij die aanhooren; zij geschiedt in het openbaar, voor al het volk van Jerusalem , hetwelk Jesus om zijne mirakelen en deugden niet anders dan genegen kon zijn; zij geschiedt welligt met opzet om het volk de gelegenheid aan te bieden, om voor dien armen , onschukligen en bewonderenswaardigen Man op te komen en voor Hem te stemmen; zij geschiedt daarenboven ook in het bijzijn van Jesus zeiven , dien Pilatus mede naar buiten nam en dei-menigte aanwees; zij strekte tot zijne grootste eer en tot hunne onvergetelijke schande, dewijl zij niet onduidelijk daardoor , als de vuilste lasteraars worden ten toon gesteld ; dit is dan een vreesselijke donderslag , dien zij niet verwacht hadden.
Doch wat nu ? waar zullen zij zich nu wenden , om Jesus te doen sterven ? Dan het ontbreekt der boosheid nooit aan listen ; zij stuiven met eene helsche woede op en beginnen als grimmige leeuwen te tieren, zij beginnen klagten op klagten, leugens op leugens, laster op laster te stapelen , om den regter en den vrijgesprokene te overschreeuwen . en het bloed van Jesus , dat zij met geene bewijzen kunnen vorderen, door geweld af te dwingen. Immers zij beschuldigen Hem met vele dingen; zij hielden nog sterker aan , zeggende : Hij maakt het volk oproerig , leerende door geheel Judea van Galilea af, daar Hij begonnen heeft, tot hiertoe.
Maar wat zij ook mogen inbrengen, zij kunnen noch bewijzen, noch getuigen aanvoeren; het antwoord van Jesus aan Pilatus heeft alles wederlegd, en deze heeft Hem volkomen vrijgesproken ; zal Hij dan wederom antwoorden ? neen , Jesus zwijgt en blijft zwijgen met eene achtbare gerustheid.
Tot hiertoe gedraagt zich Pilatus als een verstandig
127
en goed regter , maar hier doet liem menBohenvrees den eersten zijner misslagen bedrijven : Hij vraagt Jesus wederom en begeeft zich tot een nieuw onderzoek ; dus verkracht bij zijn vorig vonnis , geeft den laster gewigt, en hergeeft den lasteraars moed , om hun boosaardig ontwerp te volvoeren.
Mijne ziel! men kan geen twee heeren dienen: het is onmogelijk de waarheid en de onschuld te verdedigen, en vriend te blijven dergenen, die' ze haten : men moet geen regter wezen , als men geen moed genoeg heeft om kwaadwilligen te beteugelen.
Maar wat vraagt hij onzen Jesus? Hij zegt: Antwoordt Gij mats'! zie met hoe vele dingen zij TJ beschuldigen. Maar zijt gij zelf niet inwendig overtuigd, dat al wat zij inbrengen oude én reeds verguisde beschuldigingen zijn , die zij slechts herhalen ? Gij zelf ziet klaarblijkelijk , dat Jesus volkomen onschuldig is , dat er geen schijn is , om Hem te verdenken , dat niets dan haat en woede Hem vervolgen ; gij wilt misschien , dat Jesus zoo onvermoeid zij in het wederleggen, als zijne vijanden in Hem te beschuldigen , zoodat gij . met het regt te handhaven, niets te wagen hebt; maar dit is uw pligt, gij hebt ge-vonnisd, gij moet de regtvaardigheid handhaven , Jesus vrijlaten en zijne vervolgers beteugelen.
Jesus kan duizende bewijzen voor zich aanvoeren : maar de zwakheid van den regter en de kwaadaardigheid zijner vijanden volkomen kennende, wil Hij geene overtollige rede , noch den laster eenig gewigt geven , Hij wil zijne beschuldigers niet misdadiger maken, Hij wil eindelijk den regter stichten door een eerbiedwaardig stilzwijgen. Jesus heeft verder niet meer geantwoord , zoo min aan Pilatus als aan zijne beschuldigers.
Deze stilzwijgendheid van onzen Heiland was bij den landvoogd zoo zonderling , zoo ongehoord , zoo onbegrijpelijk , dat hij ten hoogste verwonderd was; wel verre van daarover gestoord te wezen. stond hij verbaasd , dat een man, dien het aan geene bekwaamheid ontbrak, niet antwoordde op valsche beschuldigingen. waarvan zijne eer en zijn leven afhingen , en die Hij gemakkelijk kon doen verdwijnen, en dat voor een regter, die Hem genegen is en behouden wil. Hij zag, dat zijne geheele houding eene waardigheid en kalmte aanduidde, geheel
-128
strijdig met de vrees voor aanstaande pijnen, geheel vreemd van alle gramschap en wraakzucht, terwijl de bloeddorst zijner vijanden op hun gelaat te lezen was.
Hij wist niet, dat Jesus de Zoon Gods was, dat Hij vrijwillig stierf, en voor hon zei ven , die Hem ter dood zochten ; dat Hij stierf om de bevelen zijns Vaders te volbrengen , dat Hij medelijden had met de hardnekkigheid zijner vervolgers , dat Hij naar lijden verlangde en een voorbeeld wilde wezen voor de zijnen. O hadde hij dat geweten , hij ware opgetogen geweest en verzonken in den afgrond zijner nietigheid, hij ware een navolger geweest van Jesus' grootmoedigheid, lijdzaamheid en geduld !
Gij , mijne ziel! gij weet dat alles , en welken indruk heeft het op uw gemoed ? Gij wordt dagelijks of beschuldigd , of berispt, of gelaakt, of tegengesproken ; zwijgt gij dan, of weert gij u daartegen ? O welk een schat van verdiensten, welken rijkdom van genade zoudt gij inzamelen met gedurig te zwijgen ! en zoo gij geen moed genoeg hebt om Jesus in eene zoo gemakkelijke zaak te volgen , hoe zult gij dan met Hem in zijn lijden en in den dood gaan ? Gij benijdt het geluk der martelaren, bewondert hunne kloekmoedigheid , gij verlangt deel te hebben aan hun lijden en hunne heerlijkheid , doch met welk regt, zoo gij laag genoeg zijt, om op de minste tegenspraak niet te kunnen zwijgen ? Of hebt gij misschien mindere reden , om op valsche aantijgingen te zwijgen , op beleedigingen uwe gramschap in te binden ? Beroemt gij u niet, zijn leerling te zijn ? Hebt gij dan geene zonden uit te wisschen , ja moet gij niet elke beschuldiging als eene welverdiende straf beschouwen ?
O mijn God ! ik beklaag al de gelegenheden eener zoo edele en heilzame stilzwijgendheid, die ik heb laten voorbijgaan , ter-pijl ik zweeg , waar de eer van God en het welzijn van mijnen evenmensch mij geboden te spreken, en ik maak een voornemen, van er nimmer wederom eene te verzuimen. Help mij door uwe genade.
BEOEFENING.
Dikwijls denken op den Hemel en daar naar verlangen, de wereld verachten en gaarne eenig gebrek of ongemak lijden, al ons betrouwen op Jesus Christus stellen, en Hem alles durven vragen, wat dienen kan tot den Hemel.
-129
Willen wij daar eenmaal wezen, wij moeten Jesus gelijken en met Hem onschuldig lijden, zelfs onze eer ten beste geven , als het noodig is.
Pdatiis hoorende van Galilea , vroeg of hot een man van Galilea was , en verslaan hehhende , dat Hij uit het gebied van Herodes was, zond hij Hem tot Herodes Luc. XXIII 6 , 7.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe het geschreeuw der over-priesters en leeraren tegen Jesus Christus: Hij maakt het volk oproerig, loerende door geheel Judea van Galilea af, door de toegevendheid van Flatus en het onverbiddelijk stilzwijgen van den Heiland, heviger en aanhoudender geworden, den landvoogd in de uiterste verlegenheid brengt, en hem doet inzien , dat hij of de geregtig-heid moet te kort doen, met den onschuldigen Jesus te veroordeelen, of zich den haat en de woede van den Joodschen raad zal berokkenen, wanneer hij Hem vrij laat gaan. Dan hij vindt in de wereldsche staatkunde een middel, om, zoo hij meent, de geregtigheid te behouden , zonder nogtans de gunst van den raad te verliezen ; hij tracht de gansche zaak , niettegenstaande zij wel degelijk tot zijne regtbank behoorde , en hij reeds de bij hem ingekomene beschuldigingen geregtelijk onderzocht, en er plegtig het vonnis over uitgesproken had, van zich af te keeren , en aan eene andere regtbank over te laten ; want zoodra hij hoort spreken van Galilea , waarvan Herodes viervorst was , en ook in die dagen , ter viering van het Paaschfeest in Jerusalem , en niet ver van het regthuis zijn verblijf had , zendt hij Jesus tot hem , en herwint hiermede de gunst en de vriendschap van dien koning! Mijne ziel! verwondert het u niet, dat een Ged de speelbal heeft willen zijn van de goddelooze staatkunde dezer wereld , en zich aan hare kunstgrepen heeft willen opofferen ? Maar alzoo heeft hij de ongetrouwheden willen boeten , die gij gepleegd hebt, wanneer gij uwe plig-
5
130
ten jegens uwe onderdanen , die uwer waakzaamheid waren aanbevolen , op anderen hebt willen schuiven, te weten op priesters, leermeesters, doopborgen of anderen, en aldus uw geweten in slaap hebt gewiegd.
Doch de raad was over deze verzending bovenmate verheugd , want daur Pilatus onwillig scheen, om Jesus ter dood te brengen, twijfelden zij niet, of de goddelooze Herodes, die openlijk met zijns broeders huisvrouw in bloedschande leefde , die Joannes den dooper wreedelijk om het leven had gebragt, die de sekte der Saduceërs aanhing, en noch aan het bestaan van geesten, noch aan de toekomende opstanding geloofde. noch eeuwige belooning of straf verwachtte , die vol listen was en zijnen vader Herodes , bijgenaamd den groote , welk den vrees-selijken kindermoord te Bethlehem had aangerigt, volkomen waardig was; — twijfelden zij niet, of deze snoodaard zoude geen zwarigheid vinden, om Jesus ter dood te brengen.
O verfoeijelijke regter ! die de eer van zijn ambt alleen op waarde stelt en er den pligt van miskent, die de onschuld verraadt, die niet zoo zeer het algemeen welzijn , dan zijne eigene baatzucht in het oog heeft, en daarom ook te zwak is , om de ondeugd tegen te gaan ! 0 ik rampzalige! die naar hooge waardigheden streef en geenen moed bezit , om de geregtigheid tegen boosaardige vijanden te verdedigen! O welke verantwoording voor den regterstoel van eenen God , dien men niet kan bedriegen !
Onze Jesus intusschen , om de zijnen een voorbeeld te stellen , zwijgt, en weigert noch regtbanken , noch reg-ters ; zij zullen Hem alle vervolgen, maar ook alle zullen Hem onschuldig moeten verklaren , want dit is het lot der ware deugd; van de wereld gehaat te worden en over haar te zegepralen , meest alle heiligen hebben dat ondervonden ; ook ik wil dan de wereld verachten en mijnen Jesus navolgen.
Maar gij , volk van Jerusalem ! die zijne heiligheid en mirakelen bewonderd hebt, die getuige zijt van den laster, welken de raad tegen Hem aanvoert, zult gij tegen zulke mishandeling niet opkomen ? Zult gij gedoogen , dat de onschuld onderdrukt worde; zult gij hier zwijgen ? Welaan juich het vonnis toe , dat Pilatus uitgesproken heeft, en
-131
aldus zult gij den regter aanmoedigen , om de lasteraars te doen zwijgen , en de onschuld doen zegepralen.
Of durft gij niet spreken ? — Waarom verwijdert gij li dan niet van deze plaats , waarom bevestigt gij den laster door uw bijzijn ? die nieuwsgierigheid zal voor u de rampzaligste gevolgen hebben; weldra zult gij nu niet meer enkel getuigen , maar medewerkers der ongeregtig-heid worden en niet alleen tegen beter weten aan Jesus veroordeelen , maar luidkeels zelfs zijnen dood eischen.
Gij ook mijne ziel , wordt meermalen van getuige der lasteringen en leugens, die men in de gezelschappen tegen uwe geestelijke herders of anderen uitbraakt, medepligtige, omdat gij noch spreken , noch u verwijderen durft; weldra mengt gij u , ten believe uwer vrienden , in hunne gesprekken , gij verraadt uw geweten en verkracht uwe onschuld.
Het nieuwsgierig volk mag Jesus nog aanhangen, maar zijn goede gezindheid zal weldra in alkeer veranderen , wanneer het de versmadingen ziet, waarmede Hij overladen wordt.
Men voert Hem, als eenen boosdoener , gebonden en gekluisterd naar Herodes, en wie weet welk gejuich, welke bespottingen , welke scheldwoorden Hem volgden? zij omringden Mij als bijen , aldus beschrijft onze Jesus dien optogt , bij den koninklijken Profeet, en zij brandden op als vuur in de doornen... Jk werd geweldig gcstao-len , opdat Ik vallen zoude. I) 0 welke schande! kon het anders zijn , of het volk moest langzamerhand Hem als een huichelaar , als een bedrieger beginnen aan te zien en uit te krijten ?
Ach , deze schande hebt Gij voor mij willen ondergaan, mijn Jesus! en zulk een geneesmiddel had mijn hoogmoed noodig. Ik zoude het oordeel en de opspraak der men-schen vreezen, en daarom of van mijne pligten afwijken, of de geregtigheid te kort doen , of uit ontzag voor anderen mede zondigen ; Gij hebt mij daartegen willen versterken en leeren , geene menschen te ontzien , geene eer bij de wereld te zoeken, de versmadingen der zondaars te verachten en getrouw te blijven aan den wil en de geboden des Heeren. Maar gelijk Gij mij dat leert, geef
134
Was er ooit betere gelegenheid , om zich op de pleg-tigste wijze en met het beste gevolg, voor den Zoon Gods te doen erkennen , en zijne vijanden te beschamen ? een eenig mirakel zoude dit hebben te weeg gebragt en Herodes, met zijn gansch hof, bekeerd hebben , of zoo Hij dacht, dat een mirakel niet noodig ware, zou Hij hem niet op zulk eene verhevene wijze hebben kunnen toespreken, of zijne inwendige gedachten openbaren, dat het de Zoon Gods was , die tot hem sprak ?
Maar neen ! — Jesus zwijgt; noch de hevige beschuldigingen der overpriesters , noch het ontzag voor de hoo-ge personen , die daar waren , noch de vragen van den Koning , noch zijn aanhouden , zijn herhalen , noch aandrang , nadruk of ernst kunnen Hem tot spreken bewegen. Hij antwoordde Hem niet met al.
Ach , mijne ziel! zoo gij daar als een geheim leerling van Jesus waart tegenwoordig geweest, zoudt gij niet de bitterste spijt en smart gevoeld en u over Hem geschaamd hebben , wanneer gij Hem , door zijne stilzwijgendheid eene zoo schoone gelegenheid zaagt verwaarloozen ?
Wat moet nu Herodes , wat de overpriesters , wat het hofgezin, wat moet de geheele aldaar aanwezig zijnde stoet van Hem denken ? Ongetwijfeld , dat Hij zijn leven moede, dat Hij ongevoelig is voor eer , voor ontzag, voor zijn eigen belang of dat Hij onvermogend is , iets bondigs te zeggen.
Dit was ook de gevolgtrekking, die zij er uit afleidden : Herodes met zijn hofgezin versmaadde Hem en Hem een wil kleed aandoende, bespotte Hem en zond Hem weder naar Pilatus. Te weten , de spijt, de droefheid , de schande , die hij gevoelde , omdat hij door het zwijgen van Jesus te leur gesteld is , doet hem overgaan tot versmadingen en bespottingen; en wie weet, welke beschimpingen , welke verwijtingen , welke scheldwoorden, welk gelach , welke baldadigheden onze Jesus hier heeft moeten hooren en verduren van eenen vorst, die iets groots verwacht had en zich bedrogen vindt , die zich over dat bedrog wil wreken en zich nu trotschelijk beroemt het geheim ontdekt te hebben , die nu zijne mirakelen , zijne leer , zijne deugden als verdichtselen uitkrijt en Hem als een gering schepsel, als een uit de hefte des volks en als eenen zinnelooze aanziet ? Wie begrijpt, wat
135
Jesus hier heeft moeten lijden van een losbandig hofgezin Tan een stoet van ongebondene vleijers, die niet anders zoeken , dan den vorst te behagen, zijne gevoelens te beamen , zijne voorbeelden te volgen ? O Jesus! hier ontbreken ons woorden , om zulken hoon te beschrijven!
Dan hierbij bepaalden zich de vernederingen niet, welke Jesus aan dit goddeloos hof moest verduren , want nadat hun spotlust verzadigd was, deed men Hem een wit of liever een blinkend kleed aan , tot eene leuze , dat Hij van zijne zinnen beroofd was , om Hem alzoo bij het volk ^bespottelijk te maken. O welke schande! Hij wien alle eer en heerlijkheid toekomt , Hij , die alom geroemd , gezegend en geprezen werd van het volk , Hij , die de schijnheiligheid der Phariseën meermalen doorhaalde , de dwalingen der Sadueeën bestreed , de verwaandheid der overpriesters en leeraren beschaamde , wordt nu voor eenen krankzinnige gehouden en als zoodanig wederom geboeid over de straat naar het regthuis geleid.
Mijn Jesus! heeft dan mijn hoogmoed IJ zoo veel moeten kosten ? O welke ergernis voor degenen , die ü nog eenigzins aanhangen ! Zal nu niet al het volk zich van U verwijderen , den schriftgeleerden toevallen en al uwe hemelsche zedelessen , al uwe Goddelijke leeringen verachten ? Hoe , treft het U niet, dat zoo vele menschen wegens uwe waardigheid dwalen ? Neen , Jesus wil u voor eene eeuwige schande vrijwaren en ontziet niets , om dit doel te bereiken.
Dan de waanwijze trotschheid van Herodes en de vermetele nieuwirgierigheid des volks, zijn ook onwaardig, het geheim van Jesus te kennen; zij meenen , dat zijn aanhoudend zwijgen een teeken is van dwaasheid , en juist is dit de fijnste trek eener hemelsche wijsheid: Herodes wenscht een mirakel te zien , dat zijne ijdelheid voldoet en hij ziet er een, dat alle andere overtreft, maar hem veroordeelt, wanneer namelijk Jesus zich voor hem verbergt, ongenaakbaar en onbegrijpelijk maakt door zijne stilzwijgendheid.
Nooit zag men onder de zon heerlijker vertooning van wijsheid , van welsprekendheid en wonderwerken, dan hier voor den troon van Herodes.
Immers , die zedigheid van eenen man , beroemd door duizende ongehoorde mirakelen , die bedaardheid, die zachtmoedigheid , die weigering om zich te verdedigen, die ver-
-136
lating van zijne eigene zaak , zelfs van zijn leven, die nederigheid , die gerustheid en dat geduld in alle versmadingen en bespottingen, die standvastigheid, die langmoedig-heid in alles te lijden zonder te klagen, zonder te zuchten, zonder stem , met één woord, dat niet antwoorden, is dit niet het grootste wonder , dat ooit op de aarde werd gezien ? Wiens wijsheid, wiens deugd ging ooit zoo ver, welk mensch was ooit bekwaam om iets dergelijks en zoodanig te verdragen ? Ook werden daardoor Herodes , zijn hofgezin, de overpriesters en leeraars verbijsterd en allen bleven zij doof voor die Goddelijke taal.
Hun hoogmoed bedroog hen; zij meenden, dat Jesus hun gelijk en gevoelig was voor wereldsohe eer , en dat Hij dus , indien Hij buitengewone gaven bezat, die zeker aan het hof van eenen Koning zoude ten toon spreiden ; dan een weinig ootmoedigheid was genoeg geweest, om in deze stilzwijgendheid een groot geheim op te merken : want wie zal ooit eenen zinnelooze naar de regtbank leiden? wie is zoo wreed , zoo onmensohelijk , dat hij eenen zinnelooze ter dood zal eischen ? Een ootmoedige ziet hier den zoon van David, toen ook deze den zinnelooze speelde voor den Philistijnschen Koning Achis , om zijn leven te be houden en merkt Jesus aan, zoo als Hij van dien heiligen Koning beschreven werd; Een worm cn geen mensch , een spot der menschen en de smaad des volks. 1)
Eene ootmoedige ziet in dat wit of blinkend kleed een zinnebeeld zijner onschuld en een sieraad zijner koninklijke en priesterlijke waardigheid ; een ootmoedige ziet in den vrede en de vriendschap , welke Herodes en Pilatus bij die gelegenheid maken , de voorzeggingen der Profeten bewaarheid , dat Joden en heidenen, waarvan zij de hoofden zijn , in ééne kudde zouden vergaderd worden , waarvan Jesuamp; de Herder wezen zal.
O wat onderscheid tusschen de verwaandheid der wereldwijzen en de leerzaamheid der geloovigen ! de eerste tasten naar den wand, alsof het blinden waren. 1) Zij honen , versmaden , bespotten en verklaren de Eeuwige Wijsheid zelve zinneloos ter zelfder tijd , wanneer zij bezig is , hen te genezen. Zij willen de waarheid des geloofs onderzoeken , de geheimen Gods doorgronden , de leer en
•1) Ps. XXI: 7
2) Isaïas LIX : iO.
137
tucht der Kerk beoordeelen naar hun kortzigtig en duister verstand en volgens de grondregelen der wereld ; zij trachten niet dan naar aardsche en zinnelijke goederen, de he-melsche toekomende schatten, die God, godsdienst en deugd hun beloven , zijn hunne aandacht niet waardig, dan alleen om ze te bespotten; zij dobberen altijd in de onzekerheid, in wantrouwen en twijfelingen ; daarom willen zij mirakelen en zij zien het zigtbaarste mirakel niet in de kinderen van Israël, die over onze straten omzwerven en de wraak des Heeren op hunne voorhoofden dragen ; zij zien het luisterrijkste wonder niet in de vast- en duurzaamheid der Ka-tholjjke Kerk , in weerwil van vervolgingen, sekten, vijanden , verergernissen , ondeugden en misbruiken , omdat zij die stomme welsprekendheid niet verstaan , omdat zij die zwijgende wijsheid verachten.
Dan hoe ongelukkig is hij voor wien Jesus zwijgt : zoo lang Jesus nog door zijne dienaren of anderen of on-middelijk door de gevoeligste slagen , tot het hart van den zondaar spreekt, dan eerbiedigt hij nog de grondbeginselen en waarheden der godsdienst, dan is er nog hoop , dat zijn geweten zal ontwaken ; maar wanneer Jesus zwijgt , zich door zijne regtvaardige oordeelen voor hem verbergt, welk middel blijft hem dan tot bekeering, wat blijft hem dan over, dan door zijne verblindheid, van boosheid tot boosheid te vervallen , met al wat heilig is, naar het voorbeeld van den trotschen Herodes den spot te drijven en eindelijk in zijn eeuwig verderf neder te storten ? En dit is doorgaans de regtvaardige straf van hen , die Jesus naderen niet tot hunne verbetering, maar met een valsch hart , die zijn woord verzuimen aan te hooren , of het alleen uit nieuwsgierigheid , of andere ijdele oogmerken aannemen.
Wilt gij deze verschrikkelijke maar welverdiende straf ontvlugten, wacht u dan de stem der genade, die tot u spreekt, te verdooven , of degenen , die u berispen . te miskennen; want wie weet of die stem , door u verwaarloosd , u niet aan u zeiven zal overlaten.
Veel gelukkiger zijn de laatsten, die kleinen namelijk , wien God zijne verborgenheden veropenbaart: dezen zien duidelijk Gods grootheid in alle waarheden der godsdienst , zij bewonderen zijne wijsheid , en verwachten van zijne goedheid eindelooze , hemelsche gelukzaligheden ; om
138
die te verkrijgen , willen zij gaarne voor dwaas gehouden worden, want zij verachten alle wereldsche eer en aanzien , zij beminnen de armoede , temmen hun vleesch , versterven hunne zintuigen, en wel verre van geprezen te willen zijn , hunne gaven te willen toonen , hunne bekwaamheden te doen gelden, zwijgen zij op alle ongelijk , versmadingen , leugen en laster , naar het voorbeeld van hunnen Meester.
Mijn Jesus! maak mij ook zoo gelukkig. Gij , Eeuwige Wijsheid vernederd , verborgen onder den sluijer van dwaasheid , Gij hebt ons de genade verdiend , om de wereldsche wijsheid te verzaken. Wij bidden U, om de versmadingen en bespottingen aan het hof van Herodes geleden , geef ons die genade , welke ons uwe lessen stip-telijk zal doen volgen.
BEOEFENING.
Nooit godvruchtige lieden, behoeftigen of geestelijkeherders bespotten of uitlagchen, hen hooren en verdedigen met alle hoogachting , gelijk Jesus Christus zeiven. Met den diepsten eerbied in den tempel wezen , en voor-namelijk waar Jesus Christus tegenwoordig is in het allerheiligste Sacrament. Zijne pligten volbrengen , zolder om te zien naar liet oordeel der menschen. Zich gelukkig achten , wanneer men om die reclcnTversmaad wordt.
Pïlatus dan de overpriesters , de hoofdmannen en het volk te zamen geroepen hehhende, zeide tot hen : Gij hebt mij dezen man aangebragt. als die het volle afkeerig maakt, en echter als ik Hem in uwe tegenwoordigheid ondervraag, zoo vind. ik geene schuld in den man . van hetgene waarmede gij Hem beschuldigt; noch ook Herodes, want ik heb u tot hem gezonden , en ziel, Hem is niets gedaan, als of Hij den dood waardig
-139
was , ik zal Hem dan kastijden en laten gaan.
Luc. XXIII: 14, 15, 16.
I. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus , de eenig-geboren Zoon des Hemelschen Vaders , met een kleed van bespotting , ten teekcn zijner zinneloosheid , omtogen , tusscheu een drom geregtsdienaren en krijgslieden , streng gebonden en geboeid, onder het schelden, vloeken en spotten eener ontelbare volksmenigte , wederom van Herodes naar Pilatus wordt geleid , en hoe deze twee hoofden des volks , door die onderling bewezene inschikkelijkheid , vrienden worden op dien dag , daar zij te voren vijanden waren tot eikanderen, en zich alzoo vereenigen, om gezamenlijk naar het voorschrift der Profeten tegen God en tegen zijnen Gezalfde te woeden. O welke overweging ! Herodes , behalve den algemeenen afkeer, dien de Joden van de Heidenen, en dezen wederkeerig, uit verschil van godsdienst en leer , van de Joden hadden, was daarenboven zeer gestoord tegen Pilatus, naar alle waarschijnlijkheid , omdat dezen landvoogd voor weinigen tijd , sommige Galiloërs , die onder zijn gebied behoorden , had laten ombrengen, en hun bloed met hunne offeranden gemengd, i) Maar, nu hij dat regtsgebied erkent, met hem Jesus als een Galileër toe te zenden , al is het dan ook om geene andere reden , dan om zich van die netelige zaak te ontdoen , nu wordt de gramschap van Herodes gestild en een volkomen vrede gesloten. Zoo gemakkelijk is de wereld te bevredigen , wanneer het te doen is om den regtvaardige te onderdrukken. Mijne ziel ! als er vrede te maken is met uwen vijand , doe het liever om God , dan om eenige toegevendheid jegens dengene , die u be-leedigd heeft. en nog veel minder ten koste der onschuld.
Dan Herodus vindt geene schuld in Jesus , en met Hem zinneloos te verklaren, geeft hij te kennen, dat zijne trotschheid medelijden heeft met het eenvoudig volk; hetwelk eenen uitzinnige voor een Profeet en zelfs voorden Messias aangezien had. Hij gispt, hij veracht niet minder den ernst, den nadruk der overpriesters en leeraren , die zoo hoogen toon voerden, om eenen zinnelooze, die niet dan verachting waardig is , te beschuldigen; want hoe kan een zinneloos mensch schuld hebben ? Aoh , mijn 1) Luc. XIII: 1.
•140
Heer en mijn God! zoo laag hebt Gij willen dalen , om mij , die zoo diep gezonken was, te zoeken en op te rigten.
Pilatus , alhoewel hij door de handelwijze van Herodes veel van zijn achting voor Jesus verloren had , als hadde Hij zich niet weten te verdedigen voor den troon van Herodes, en alhoewel zwakker geworden, om Hem , die van Herodes als een uitzinnige was behandeld , tegen den Joodschen raad te handhaven, bleef echter nog in de vaste bewustheid, dat Hij onschuldig was cit wist, dat de overpriesteren Hem uit nijdigheid geleverd hadden.
Dit brengt hem in de uiterste verlegenheid: hij had gehoopt , dat H erodes zich de zaak van Jesus, als van Galilea komende, zoude aangetrokken hebben : en echter zag hij er zich nu wederom mede belast; hij beeft bij de bedenking, dat hij de onschuld zal moeten veroor-deelen , en hierin is hij een voorbeeld voor alle regters , priesters, leermeesters en ouders, als zij door drift ot menschelijk opzigt, de regtvaardigheid wegens hunne onderdanen kwetsen. Maar hij wil ook de overpriesters en de leeraars niet tegen zich innemen , en hier is hij een snoode wereldling, die zijne pligten verzaakt, omdat hij den menschen vreest te mishagen.
In deze verjegenheid roept hij de overpriesters , de hoofdmannen en het volk bijeen , om zich nu ten eene-male van die zoo hagchelijke zaak te ontdoen , en Jesus in hunner aller tegenwoordigheid onschuldig en vrij te verklaren , Gij hebt mij, zegt hij vol kommer en klagende, dezen man aangehragt, als die het volk af keer ig maakt, en eehter dit is onwaar en een verfoeijelijke laster , want, als ik die zeer wel weet, wat er omgaat in .ludea, Hem in uwe tegenwoordigheid, ondervrage , zoo vind ik geene schuld in den man, van hetgeen, waarmede gij Hem beschuldigt, noch ook Herodes , die niet minder bewust is van al wat er in Galilea gebeurt, icant ik heb u tot Hem gezonden en zie Hem is niets gedaan, alsof Hij den dood waardig was.
Wel is waar, Cerodes heeft hem bespot, maar daarmede heeft hij u ovk bespot, want als men den beschuldigde versmaadt, versmaadt men ook den beschuldiger . en zijne misdaad vjor dwaasheid verklaren, is ook dengene voor dwaas vjrklaren, die hem daarvan betigt.
Treamp;d hier , mijne ziel! voor een oogenblik, zoo ver u
141
mogelijk is , in de geheimen des Heeren. God wil zijnen Zoon voor ons geleverd hebben aan den nijd zijner broederen; dooh zijne onschuld en heiligheid, moeten op het allerluisterrijkst blijken voor twee regtb?„nken en van twee onderscheidene regters , namelijk van een heiden en een van de heidenen herkomstig erkend, en zij moeten openlijk voor de geheele wereld verklaard worden, zelfs moet dit gebeuren, alhoewel Hij zwijgt gelijk een lam en zijnen mond niet opent. O dierbare bespiegeling, hoe troost gij mij !
Wij ook, mijne ziel! indien wij ware leerlingen van dezen Jesus zijn, zullen meermalen ter onzer beproeving, aan don nijd onzer medemenschen opgeofferd worden ; doch de Heer zal altijd onze onschuld verdedigen, ook zonder dat wij behoeven te spreken. Buizende martelaren en andere vervolgde heiligen, strekken hiervan tot het duidelijkst bewijs , hunne gedachtenis wordt nu alom in Gods Kerk gevierd en hunne heiligheid strekt tot bewondering en voorbeeld voor alle christenen.
Ach, mogt gij dan ook zoo gelukkig wezen en met uwen Jesus onschuldig lijden. Want ivat tof is hel. indien gij, ah gij zondigt, ook de slagen ■verdraagt; maar als gij weldoende, verduldiglijk lijdt , dit is aangenaam hij God 1). Dit doet u bij God eer behalen en bij de men-schen, dit bereidt u eindelooze zaligheid, dit doet n tot God naderen. O mijn God! geef mij kloekheid, opdat ik nimmer Wage, opdat ik tevreden zij, ja mij verblijde, wanneer mij onschuldig eenig ongelijk wordt aangedaan.
11. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus, in weerwil van die plegtige en openbare verklaring zijner onschuld, aan het gruwelijkste onregt en de schandelijkste verguizingen blootgesteld en daarna veroordeeld wordt.
De regter verklaart Hem onschuldig ; wie kan dan nog twijfelen , of de overpriesters en leeraars zullen schaamrood naar huis moeten keeren , wie twijfelt of het volk zal die uitspraak toejuichen en Jesus, hunnen grooten Weldoener , in trioml naar zijne woning geleiden? Wie twijfelt of Pilatus zal Hem terstond op vrije voeten stellen ? Wat zouden de beroemdste redenaars in dit geval meer kunnen doen, dan bewijzen dat Hij onschuldig is ? Ja, hoezeer ook Jesus zwijgt, hoezeer ook niemand voor Hem •1) Petr. II. 20.
li1!
spreekt, blijkt het op de duidelijkste wijze en de regter zelf erkent het; het moge meer gebeurd zijn, dat een onschuldige veroordeeld wierd , maar wanneer werd ooit een onscbuldige als onschuldig veroordeeld ? moet derhalve op die regterlijke verklaring niet dadelijk de loslating volgen. ?
Ja, mijne ziel! voor alle anderen en in alle oorden der wereld, maar niet voor Jesus, die ons van de zonden komt verlossen ; Hij alleen moet sterven , onschuldig sterven , en als onschuldige sterven. O mijn Heiland , welke verpligtingen voor mij.
Pilatus alhoewel niet kloekmoedig genoeg , omdenJood-schen raad te wederstaan, nogtans het vast voornemen hebbende om Jesus vrij te laten , ziet naar middelen uit ter bereiking van dit doel; hij meent de nijdigaards iets te moeten toegeven , te meer , dewijl er toch aan Jesus, een behoeltig man, die van Herodes voor zinneloos is verklaard , weinig gelegen is ; dus besluit hij : ik zal Hem kastijden, dat is geeselen, en lal en gaan. W ien geeselen? — Jesus , een onschuldige ? o godvergeten regter ! hoe zult gij opzien, als deze Jesus op de wolken des hemels zal komen met groote magt en heerlijkheid , en gij om een zoo schreeuwend onregt , door Hem tot eindelooze pijnen, tot eeuwige schande zult veroordeeld worden ; ja , in dit leven zelfs , zult gij er de wraak van gevoelen , wanneer gij in de ballingschap gezonden, uw eigen wreker worden en gij , wanhopig , u zeiven van het leven zult berooven. 1)
Wilt gij kastijden ? kastijd dan de schuldigen , kastijd de o verpriesters , de leeraars , de hoofdmannen, den raad, dien gij van vuilen laster hebt overtuigd ; maar het zijn vermogende lieden . wier werken men moet ontzien , wier driften men moet inschikken , ook ten koste van eer en leven der ongelukkigen ! O wereld , hoe goddeloos zijt gij ! Moet gij niet bekennen , mijne ziel ! dat men in de wereld doorgaans zoo handelt ? Hebt gij zelve niet wel de armen verstoeten , kwalijk bejegend, beschimpt, om den rijke te behagen ? hebt gij ook niet soms van onschuldige priesters , kloosterlingen of andere godvruchtige menschen kwaad gesproken, aangehoord en toegestemd, omdat vermogende
1) Eene aloude overlevering zegt, dat Pilatus naderhand in ballingschap gezonden is naar Vienne inDauj hiné, en zich met zijn eigen zwaard het leven heeft benomen. Zie Eus. B. II hoofd. 7.
143
nijdigaards het alzoo wilden ? of hebt gij ook niet soms de driften en ondeugden dergenen , voor wie gij ontzag hadt, gevleid , ten nadeele van geringe mensohen , die zij onderdrukten ?
Een onmeetbare God werd, om zijn leven te behouden, als onschuldig tot eene schandelijke geeseling veroordeeld, ter voldoening van den onverzadelijken nijd der grooten dezer wereld ; maar ook gij zijt schuldig aan dien gruwel, wanneer gij de armen veracht of vervolgd hebt. Een oordeel zonder barmhartigheid 1) wacht u, die geene barmhartigheid gedaan hebt. O mijn God! ik erken mij daaraan schuldig , ik zal het onregt vergoeden en voortaan deugdzame armen meer dan de rijken achten ; help mij met uwe genade.
III. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus , behalve het schandelijk voorstel van Pilatus, om Hem alhoewel onschuldig, ten gevalle der overpriesters te laten geeselen, nog door eene tweede onregtvaardigheid onderdrukt en mee den gruwelijksten hoon wordt overladen, wanneer Hij om dezelfde reden en tot hetzelfde oogmerk, met snoode misdadigers wordt gelijk gesteld , en slechts dooide gunst des volks zijn leven zal mogen behouden.
Het was de gewoonte en zelfs de pligt van den landvoogd , eenen misdadige op het Paaschfeest vrij te laten , dien het volk begeerde: dit geschiedde ter gedachtenis der wonderlijke verlossing van Israel uit Egypte, toen zij door het bloed des Paasclilams, waarmede de stijlen hunner deuren bestreken waren door den slaanden engel, die al de eerstgeborenen der Egyptenaren deed sneuvelen, bevrijd bleven en midden door de Eoode Zee, die vcor hen geopend stond , veilig naar hét beloofde land trokken. Deze verlossing was eene schaduw, een voerteeken van de verlossing der menschen uit de eeuwige slavernij des duivels , door het bloed des waren Paaschlams Jesus Christus , en hier zijn de Joden, de vertegenwoordigers van alle volken der aarde, bezig met dat bloed te storten. O wonderlijke wegen der goddelijke Al voorzienigheid ?
Wij zien hier wederom de schoonste vereeniging dei-schaduw met de wezenlijkheid ; een misdadige moet losgelaten worden tot een gedenkteeken eener tijdelijke ver-
i) Jac. II; 13.
144
lossing ; ter zoli'der tijd wordt het waarachtige Paaschlam geslagt, dat alle menschen van misdadigen vrij zal maken en een heidensche landvoogd is de uitvoerder dezer geheimen, waarvan de heidenen ook bijzonderlijk de vruchten zullen genieten. 0 hoe vol verhevene overdenkingen is het lijden van Jesus Christus ! hoe groot zijt Gij , mijn Verlosser , ook te midden der schandelijkste versmadingen, waaraan Gij zijt bloot gegeven! Wie moet ü niet loven, danken , zegenen ?
Dan, dewijl de Joodsche raad weinig aandacht op het eerste voorstel eener geeseling scheen acht geslagen te hebben, omdat zij geene geeseling maar den dood wilden, zoo laat Pilatus, het onregtva?.rdige er misschien zelf van inziende, het gaarne varen en vat zeer gretig het tweede bij de hand , om de loslating van Jesus , op het Paasch-feest, als die van eenen misdadige aannemelijk te maken. Ja mijn Jesus! Gij zijt de grootste aller misdadigers; want Gij wilt schuldig wezen aan alle misdaden der menschen, om de straf daarvoor te dragen ; dus wilt Gij niet losgelaten worden , Gij wilt niet als een misdadiger leven , maar liever sterven , om de zonden met uw bloed uit te wisschen. Och, dat uw bloed ook de mijnen uitwisschen, en ik voor uw oordeel onschuldig moge verschijnen !
Als dan het volk opgekomen was en begon te verzoeken , hetgeen hij hun altoos gewoon was te doen , zeide Pilatus tot hen: ik vind geeno schuld in Hem , doch gij zijt gewoon, dat ik u te Paschen eenen loslate , wilt gij dan, dat ik u den Koning der Joden loslate'! Welke ongerijmdheid, welke tegenstrijdigheid, geene schuld in Hem te vinden en Hem als een misdadiger los te willen laten en dat eenen Koning ! Zoo ongeremd is men in de wereld, als men regt en deugd heeft verzaakt: men kent de waarheid en volgt de leugen, men weet beter en doet erger, omdat een tijdelijk belang ons wegsleept. Mijne ziel! beklaag uwe medebroeders de onkatholijken en bid uwen Vader , die in den Hemel is, dat zij alle tijdelijke voordeelen megen miskennen, ten einde alleen de inspraak van hun geweten te volgen: bid voor de zondaars , dat zij de geringheid en de vergankelijkheid der aardsche dingen, daar zij op verdwaasd zijn, mogen kennen en zich tot eene ware bekeering begeven.
145
Pilatus noemt onzen Jesus den Koning der Joden , hij laat ook in 't vervolg nooit na , Hem dien naam te geven en de Voorzienigheid scheen daarover te waken; wel verre van Hem door deze benaming te bespotten, bedoelt hij hiermede, het volk tot medelijden en eerbied te bewegen, Hetwelk hij redelijker , bedaarder, godsdienstige!- hoopt te zullen vinden, dan de overpriesters en leeraars, van wier onverzoenlijken haat en wraakzucht hij overtuigd is.
Hij ziet Jesus aau als een zonderling en boven zijn begrip verheven man ; die zedigheid, grootmoedigheid en dat geduld doen hem verbaasd staan ; hij bemerkt dat zijne deugd, zijn roem, zijne belangeloosheid en zijne vrijmoedigheid in het bestraffen der ondeugden van de overpriesters en leeraars en voornamelijk van hunne schijnheiligheid, de eenigste misdaad is, die zij vervolgen. Hij gevoelt dan in allen ernst, dat Jesus zeker Koning is , die tot de godsdienst der Joden behoort , een hemelsche Koning , een Koning der waarheid , eu hij zegt: Wilt (jij, dat ik ii den Koning der Joden loslate?
Hij stelt Hem nog niet in vergelijking met andere misdadigers ; want hij twijfelt niet, of dit voorstel zal gretig door het volk worden aangenomen, dan hoe bedriegt hij zich hier! zijne lafheid, zijne onvoorzigtigheid, zijn ontzag voor de menschen vernedert, hoont, verguist hem reeds zoodanig, dat hij Jesus welhaast in vergelijking zal moeten stellen met den snoodsten booswicht, dien hij in zijne kerkers heeft gesloten en voor wien Jesus zal moeten wijken.
Immers in plaats van moedig het regt te handhaven , de onschuld te verdedigen , de lasteraars te straffen, en zijn gezag , zijne waardigheid en zijn ambt als regter tc bewaren, handelt hij met Jesus, wiens vlekkelooze onschuld hij kent en verklaard heeft, als met eenen misdadiger ; hij doet Hem als eenen misdadiger voorkomen aan het volk , hetwelk de vrijheid vraagt voor een plig-tige, en niet voor een onschuldige, die noch het Paasch-feest, noch gewoonte, noch de volkstem, maar alleen de regtvaardigheid van den regter noodig heeft, om losgelaten te worden : hij geeft Hem aan hunne ongestadige en wispelturige neigingen over; hij stelt zelfs het volk tot regter aan , om het vonnis van leven en dood over Hem uit te spreken; eindelijk hij maakt van het regt ,
dat hij Hem pligtshalve schuldig is, eene gunst des volks, dat Hem genadiglijk zijne misdaden vergeeft, en verlof schenkt om een onverdiend leven te leiden.
Kan ooit een eerlijk man grooter hoon worden aangedaan ? Wat dan eenen Koning, en wat eenen Zoon Gods, door Wien alle dingen geschapen zijn en onderhouden worden, door Wien zij leven, die Hem zoo schandelijk honen en die op de aarde gekomen is, om hun hemelsche rijkdommen te schenken,
0 mijn Jesus! Gij hebt dat voor mij willen lijden, om mijne eerzucht te beschamen en mij te leeren alle ongelijk geduldig te verdragen; want een God is voor mij mensch geworden. onder de misdadigers gerekend , en heeft als zoodanig behandeld willen worden. Wie ben ik toch, rampzalige sterveling, die durf klagen, dat men mij onschuldig beleedigt, belastert, vervolgt ?
Maar wat zeg ik, onschuldig? Neen! ik ben de grootste aller misdadigers ; geene vernedering , geen smaad , geen boon , dien ik niet verdiend heb ; want ben ik het niet, die meermalen mijnen God, mijnen grooten Weldoener op de schandelijkste wijze beleedigd heb , die mijne driften en booze geneigdheden tot regter over zijne heilige geboden aangesteld , en ze stoutelijk overtreden heb ; die uit ontzag voor menschen , en om hun te behagen of niet te mishagen , mijne wezenlijke pligten heb verwaarloosd , de eerbaarheid geschonden, de vastendagen verbroken, den dag des He :jren onteerd, mijnen kinderen de noodige zorg geweigerd heb , kwaadspreken gewettigd of andere misdrijven gepleegd ? Heb ik dan al die versmadingen , beschimpingen, dien hoon en al het ongelijk, hetwelk de Goddelijke Voorzienigheid mij overzendt, om mij te oefenen, te tuchtigen, te straffen , niet ruimschoots verdiend ? O mijn Jesus ! ik erken mij veel schuldiger dan Pilatns , want hij kende ü niet, en ik ken U door het dierbaar geloof, dat Gij mij genadiglijk hebt geschonken. Help mij, dat ik mijne schuld in mij behoorlijk straffe, met gaarne ongelijk te lijden.
BEOEFENING.
Verlangen naar de eer van onschuldig te lijden. De
-147
beleedigden , onderdrukten , vervolgden , vertroosten. De armen wel doen en wel bejegenen. De wederwaardig' heden , rampen , versmadingen of schande , die ons overkomen , aan God opdragen ter voldoening onzer zonden.
Hij had toen een vermaarden gevangene, genaamd Barahhas; dewijl zij dan vergaderd waren, vroeg Pilatus hun : wien wilt gij dat ik u loslate. Bar-abbas of Jesus, die genoemd wordt Christus ? Matth. XXVII: 16—17.
I. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus door den lafhartigen Pilatus aan het volk voorgesteld , om ter gelegenheid van het Paaschfeest, in weerwil der verklaring zijner onschuld , als een misdadiger losgelaten te worden, en Hij , daar het volk geen antwoord geeft op dat voorstel , in vergelijking gesteld wordt met een d-er snoodste booswichten, ten einde langs dien weg, van de gunst des volks zijne loslating te verkrijgen , en alzoo een tweeden nog grooteren hoon ondergaat voor onze zonden.
De gevangene , met wien onze Heiland ter keuze des volks in vergelijking wordt gesteld, was zekere Barabbas, welke naam hem niet schijnt eigen geweest, maar bij den zijne gevoegd te zijn, beteekenende in onze taal 's vaders kind, misschien , omdat hij in ondeugd en weelde van zijne ouders opgevoed, tot allerlei kwaad was afge-rigt en zich door zijne slechte opvoeding, in ongemeene euveldaden had te buiten gegaan ; immers die Barabbas was een moordenaar en om zeker oproer in de stad en om een doodslag in de gevangenis geworpen.
Gij leert hier , mijne ziel! zoo gij kinderen, onderdanen of dienstboden te bestieren hebt , hen te bewaken, te beteugelen en te bestraflen , eer zij door uwe zorgeloosheid tot booze daden vervallen en u te laat uwe zorgeloosheid doen betreuren.
Deze allergrootste en beruchte kwaaddoener wordt door den snooden Pilatus verkozen, om nevens Jesus gesteld
148
te worden; hij meent door de verbazende ongelijkheid van deze twee personen het volk te zullen noodzaken, om Jesus ter loslating te verkiezen, dien zij nog voor eenige dagen als een Koning , een Zoon van David, een Messias of Christus binnen Jerusalem in zegepraal hadden ingehaald en het scheen hem onfeilbaar, dat hij in deze zijne staatkunde moest slagen; daarom voegt hij ook bij zijn voorstel den eerbiedwaardigen naam van Christus : liarah-has of Jesus, die genoemd wordt Christus.
Maar de staatkunde, die geen regt durft oefenen, noch de boozen beteugelen, zal altijd bedrogen worden en niets anders doen dan den onschuldige meer en meer honen. Hoe , Jesus dien hij onschuldig verklaard heeft, in gelijken rang stellen met eenen oproermaker, eenen doodslager , eenen moordenaar ! de deugd met de ondeugd , de trouw met de ontrouw , de zedigheid met de muitzucht, een Koning der waarheid met de kwaadaardigheid, de wraaklust, de wreedheid en de verfoeijelijkste boosheid ? O welk een onverdragelijke hoon voor onzen Jesus ! Moest nu niet het volk Hem als eenen misdadiger aanzien , vermits Hem de regter als zoodanig voorstelt ? Want is het niet een misdadiger, dien zij vragen, stelt hij zich dan niet in het naaste gevaar , om Jesus, alhoewel onschuldig, te moeten dooden ? want zoo Hij onschuldig is , kan het volk niet Hem , maar wel Barabbas kiezen , omdat zij eenen schuldige begeeren . maar Pilatus heeft Hem reeds gelijk gesteld met eenen doodschuldige; het zijn hier derhalve twee misdadigers , waarover moet beslist worden en die beslissing hangt van het volk af; beide kunnen zij niet meer losgelaten worden , zoo de een verkozen wordt moet de andere sterven ; Pilatus is dan geen regter meer , hij heeft het regt uit zijne handen gegeven, hij kan van de onschuld van Jesus niet meer gewagen , hij is gevangen door zijne eigene rede en verstrikt in zijne woorden. Het leven van den on-schuldigen Jesus hangt af van de altijd grillige gunst des gemeens, dat van welsprekende volksverleiders gedreven wordt, werwaarts deze verlangen ; dus hier zegepralen de overpriesters , de leeraars , de hoofdmannen . die dat zeer wel opmerken en zich ook ten nutte weten te maken. Het leven van onzen j'esus is dan verloren , de laffe staatkunde van Pilatus heeft Hem verraden ; hij
149
moge een goede meening gehad hebben, maar ook met eene goede meening kan men veel kwaads doen en men moet ze altijd verdenken , wanneer God alleen daarvan niet het doelwit is. O mijn Jesus , welke schande hebt Gij hier willen ondergaan voor mij ! hier wordt tot de letter toe bewaarheid, hetgeen uw Profeet voorzegd heeft: dat Gij onder de boosivichten zoudet gerekend vjorden; \) want de wereld beschouwt U hier als een booswicht en gelijk aan den snooden Barabbas.
Welaan , mijne ziel ! verhef hier uwe gedachten , gij die weet, dat Hij een God is , die zoo groot eene schande heeft willen lijden . beschouw hier dan den Koning en Heer van hemel en aarde nevens eenen lagen boosdoener, de Bron des levens nevens een rampzaligen moordenaar , de Eeuwige Wijsheid nevens de dwaasheid , de Heiligheid zelve nevens de goddeloosheid, de Oneindige Goedheid nevens de moedwilligste kwaadaardigheid, en bewonder zijne liefde tot u, die u zulk eene honende vernedering heeft doen verkiezen, om u hemelsche en onverwelkbare eer en heerlijkheid te schenken. Moet u zoodanige beschouwing niet aanzetten , om dien goeden Jesus zoo veel te hartelijker te eerbiedigen , te aanbidden , te loven , te zegenen , als Hij schandelijker voor u gehoond werd ? zoo veel te meer zijnen heiligen naam te ontzien , zijnen tempel hoog te achten , zijne dienaars te eeren , zijne feestdagen te onderhouden ?
Ontwaart gij hier niet de hoogste verontwaardiging tegen de gevloekte staatkunde van Pilatus , die uit eigenbelang het regt verkracht, de onschuld onderdrukt , en , met den onnoozele in gelijken rang naast den booswicht te stellen , Hem overgeeft aan den nijd en de woede zijner vijanden ? Maar , mijne ziel ! hebt gij niet meermalen zoodanig gehandeld? De duivel, -de wereld, bet vleesch stelden meermalen , wanneer zij u bekoorden , nevens el-kanderen en in eenen rang , Jesus , zijne wetten , zijnen wil, en eene kleine winst , Jesus en een wellust, Jesus en eene drift , Jesus en eenen vriend of eene vriendin , en Jesus moest wijken ; gij draaldet, gij vertoefdet, gij bleeft beraadslagen , welke keuze gij zoudt doen, en gij zondigdet reeds in de bekoringen zelve ; gij hoondet groo -
•1) Js. LIÜ : 12.
150
telijks deiig-ene , die boven alle aardsche dingen oneindig verheven, oneindig beminnelijk is ; gij werdt ondankbaar, dwaas , ontaard,
0 mijn Jesvis , vergeef mij mijne ontrouw^! i]j erken U voor den grootsten ■weldoener der mensclien.; Gij hebt geen Loon, geene scliande ontzien, om len te verlossen ; ik zal U voortaan en n-we gunst Loven alle tijdelijke belangen verkiezen , en uwe eer, uwen -wil , -uwe wetten boven mijn eigen leven waarderen.
11. Overweeg , mijne ziel ! hoe Jesus Christus in zijn bitter lijden van alle mensclien verlaten wordt, niemand zich zijne zaal aantrekt, niemand voor Hem durft spreken, en diezelfde , die Hem onschuldig verklaard heeft, zijn regter Pilatus, door zijne baatzucht en onvoorzigtig-heid Hem met schande overlaadt en aan den nijd en de woede zijner -vijanden overgeeft, — uitgezonderd adleen ééne eenige vrouw, eene heidensche vrouw , de hoi0wouw van Pilatus.
Hij had meer dan drie volle jaren het geheele land doorwandeld, weldoende aan allen, loerende en genezende van allerlei kwalen; Hij had overal hefc volk verbaasd doen staan over zijne wonoerwerken , en deze waren niet dan weldaden ; men riep Hem openlijk uit voor een groot Profeet , men wilde Hem tot Zoning verklaren, men erkende Hem veelal voor den Christus, den Kessias en in die hoeda.nigheid had men Hem plegtig en in triomf ingehaald binnen de hoofdstad; en nn is er van al die menigte uit bet ganscbe land niet één , die voor Hem durft optreden, ganscL Israël is stom , zijne eigene leerlingen zwijgen , de een verraadt Hem , de ander verloochent Hem , de overige nemen eenparig de vlugt, en worden niet gevonden.
De huisvrouw van Pilatus alleen neemt zijne verdediging op, pleit voor Hem en is Lekommerd voor zijn leven ; bekooiaerd kat zij baren man zegge.n, terwijl deze op zijn regterstoel zit , om het volk zijne voorregten te laten wedervaren en bezig is, met bun de keus te geven, van Jesus of Harabbas op het hoogfeest los te laten : bemoei u toch niet met dien. mensch, dien de Joden a hebben overgeleverd; Hij is een regtvaardig, een heilig mensch , en heeft geene schuld in al hetgeen, waarvan
■151
Hij beschuldigd wordt; ik heb heden nog dezen morgen sedert gy van mijne zijde zijt opgestaan om naar de vierschaar te gaan een akeligen en angstigen droom gehad , die mij daarvan verzekert, en mij zware rampen voorspelt over het vergieten van zijn onnoozel bloed. Hoe wonderlyk is de Groddelijke Voorzienigheid, wanneer zij den mensch wil redden ! nooit ontbreken haar middelen . de zwakste zijn in hare hand de sterkste ; de gansche wereld zwijgt , Israël miskent zijnen Messias , eeno heiden-sche vrouw erkent en verklaart zijne onschuld en geeft daarmede te kennen, dat het geloof van de Joden zal overgaan tot de Heidenen. Een droom van Pilatus zou minder in aanmerking- zijn gekomen , ja misschien door hem zei ven veronachtzaamd zijn geworden , maar nu deze zijner huisvrouw was ingegeven , en openlijk door eenen bode aan Pilatus met zulk eene ernstige waarschuwing werd bekend gemaakt , nu ontving Jesus wederom een nieu w bewijs voor zijne onschuld , hetwelk het doel der Goddelijke Voorzienigheid was in dit zonderling voorval. Haar man schijnt ook groeten indruk gevoeld te hebben van dat gezegde , dewijl hij kort daarna zoo ernstig voor al het volk uitriep : ik bim onschuldig van het bloed dezes Piec/tvaarcligen.
Betrouw dan , mijne ziel! op eenen God , dien het nim-nier mangelt aan middelen noch aan goedheid om u in uwe wederwaardigheden te helpen. Is het noodig ? zwakke vrouwen zullen de ■werktuigen wezen van zijnen bijstand ; is het noodig ? sprakelooze dieren , eene ezelin zal Balaiim toespreken , om het volk van Israël niet te vloeken; is het noodig ? de steenen zelfs zullen roepen ; mistrouw dan nooit; uwe onschuld zal onder de bescherming des Ileeren altijd veilig wezen.
Bewonder hier ook de kloekheid dezer vrouw : en het is -wel opmerkenswaardig, dat in het lijden en sterven van onzen Heiland , de vrouwen veel meer moed getoond hebben , dan de mnnen ; wij treffen haar overal aan , zoo bij de kruisdraging, als op den kruisberg , en hij het graf, in weerwil van beulen of krijgsknechten, die Hem omringen , terwijl de mannen zich schuil houden.
quot;Wij moeten ons op zulk een voorbeeld schamen; wij vreezen altijd voor onheilen of vervolging, als er iets goeds te doen is en deze vrouw tart alle gevaren; zij
ziet, dat de gansche wereld Jesus vervolgt en Hem wil doen sterven : zij alleen wil Hem van zijne banden ontslaan , de overtuiging zijner onschuld is haar genoeg, om voor Hem te spreken. in weerwil van raad , van volk en vijanden.
Ach , mogt het tot troost gestrekt hebben voor onzen Jesus! maar voor Hem is geen troost; Hij moet verpletterd worden , om onze zonden. Zij spreekt tot eenen man, dien het aan moed ontbreekt, om zich te doen gelden, hare poging blijft derhalve zonder vrucht.
Mijne ziel! wij moeten onze pligten vervullen in weerwil van de geheele wereld, en onze moed zal van den Heer onderschraagd worden, onze wil zal Hem aangenaam wezen , wat er ook zij van de vruchten , die er uit voortkomen , wij zullen nimmer wegens die vruchten, maar wegens onzen arbeid en onze pogingen geoordeeld worden.
Ja, mijn God! voortaan zal ik kloekmoedig den weg der deugd bewandelen , ik zal niemand meer ontzien, om uwe eer en wetten te verdedigen, en mij altijd onbewimpeld voor IJ verklaren. Wie mij dan ook zou willen bestrijden , ik zal steeds betrouwen, dat Gij mij in de vervulling mijner pligten , uwe behulpzame hmd zult toereiken.
III. Overweeg, mijne ziel! hoe terwijl Jesus Christus aan het volk met en in vergelijking van Bar abb as is voorgesteld , de overpriesters en de ouderlingen , terwijl Pila-tus den bode zijner huisvrouw aanhoort en antwoordt, zich onder de menigte verspreiden en gelijk vergiftige slangen het vergif van hunnen haat, nijd en wraakzucht tegen Jesus uitspuwen , om het volk tegen Hem op te stoken en aan te zetten , dat zij Barabbas zullen eischen en Jesus ter dood brengen.
O welke goddeloosheid , en wel voor regters des volks, voor priesters des Allehoogsten , voor bedienaars van het heilig altaar ! zij , die Israëls leidsmannen moesten zijn , worden diens verleiders en , gelijk hen de Heiland weleer noemde, de dieven , de moordenaars. Zulke schanddaad doet u zien , mijne ziel ! hoe veel er aan gelegen zij , dat wij door getrouwe raadslieden, regters, overheden en priesters bestierd worden , die het volk waarheid en deugd
153
voorhouden , en gij den Heer onophoudelijk moet bidden , dat Eij ons zoodanige toezende.
Nadat Pilatus den bode zijner huisvrouw heeft laten gaan , keert hij zich tot het volk en vraagt : wien wilt gij van de twee , dat ik u loslate ?
Maar onbezonnen landvoogd ! gij hebt Jesus reeds ten hoogste beleedigd, met uwe eerste uitspraak zijner onschuld ; ten gevalle zijner vijanden aan een nieuw onderzoek te onderwerpen, gij hebt Hem daarom als eenen misdadiger willen doen geeselen, gij hebt daarom zijn leven doen afhangen van de gunst van het wispelturig volk , Hem vergeleken bij een schandelijken boosdoener , en daar gij weet, dat zijne vijanden Hem uit louteren haat en nijd vervolgen , hebt gij hun de gelegenheid gegeven om dat volk te verleiden; want kunt gij nu anders verwachten, dan dat het volk Jesus versmaden, dienzelfden haat en nijd tegen Hem opvatten , en met zijne vijanden zamen spannen zal ?
Dadelijk antwoordt ook het volk, de gansche menigte , allen te gelijk, zonder uitzondering en als uit éénen mond ; weg met dezen , maak dezen van kant, en laat ons Barab-has los. Zij gewaardigen zich zelfs niet , zijnen naam te noemen , die reeds een vloek is geworden. O ondankbaren! heeft die Jesus niet uwe zieken genezen , uwe kreupelen doen gaan , uwe dooven doen hooren, uwe blinden doen zien , uwe dooden opgewekt ? voor eenige dagen hadt gij allen eerbied , alle liefde voor dien goeden Jesus ; gij waart verrukt in Hem aan te hooren ; nu gaat gij zelfs uw regt te buiten uit louteren hant gelijk uwe overpriesters ; want gij hebt wel het regt, om de vrijheid van eenen misdadige te eischen , maar niet om iemand ter dood te vragen, en nu wilt gij Jesus doen sterven.
Mijne ziel , sta hier stil en beschouw een almagtig God , van zijn eigen volk , dat Hij met zoo vele weldaden overladen heeft , miskend en verloochend, en den Gever des levens ter dood geëischt, terwijl dat volk eenen moordenaar doet loslaten. Wat zegt gij ? staat gij niet verbaasd over zulke uitzinnigheid ? reken dan nooit op de gunst der menschen ; hij die u heden zegent , zal u morgen vervloeken. Doe dan nooit een deugdzaam werk om hun te behagen , of door hen gezien te worden : hij is een dwaas, die van de wereld belooning verwacht voor
*154
zijnB goede daden , God alleen is getrouw, die ons zoo lief heeft gehad , dat Hij zijn eenigen Zoon voor ons ten beste heeft gegeven. !
Maar terwijl gij hier verontwaardigd zijt over de trouweloosheid van Israël , vraag ook eens u zelve of gij ook niet schuldig zijt aan hetgeen gij in anderen veroordeelt.
Hebt gij ook niet wel aan eenig vergankelijk goed , een zinnelijk vermaak de voorkeur gegeven boven God . die u boven alles bemind heeft ? betreurt gij niet meer het verlies van eenig vergankelijk goed , dan het verlies des hemels ; zoudt gij niet liever Gods genade. dan uwe goederen verliezen ? Wat is dit anders dan Barabbas de voorkeur boven Jesus geven ? wat toch is de zonde anders , dan eene afwijking van God en eene verkiezing van het vergankelijke . met verachting der goddelijke geboden ? deze veroordeelen uwe begeerlijkheden , maar gij wilt niet, dat Jesus over uw hart heersche , en zegt dus ook : maakt dezen van kant , want beide behouden is on-mogelijk , gij moet of God of de zonde verachten. Maar ik zag dit alles zoo verre niet in : het was eene drift, die mij op een oogenblik wegsleepte. Hoe , mijne ziel! dacht gij er niet aan , wanneer gij uwen God aan uwe driften op-offerdet, wanneer gij Jesus Christus in uw hart kruisig-det? Waren de Joden verschoonbaar , omdat zij door hunne blinde driften vervoerd werden , toen zij Jesus ter dood eischten ? Moest de hoogachting voor uwen Verlosser,
die gij Hem voor zoo vele weldaden verschuldigd zijt,
uwe hevigste bekoringen niet beteugelen ? en toont gij dan niet, met daar niet aan te denken , dat gij Hem wemig acht ? Och , mijne ziel! mogt dan deze overweging u beschamen , u de zonden doen verfoeijen en u opwekken om voortaan hem te beminnen, diq u zoo grootelijks bemind heeft, dat Hij zich voor u heeft opgeofferd.
Deze liefde zal ons zelfs Israels dolheid en woede tegen •'esus openbaren en hetgeen de haat, de nijd, de boosheid hier ten uitvoer brengen . zal een dierbaar geheim van barmhartigheid , heiligheid en regtvaardigheid wezen ter verheerlijking van onzen Jesus. De goddelooze Barabbas . een oproermaker en moordenaar, wordt losgelaten, en Jesus , een onschuldig Lam , wordt voor hem geofferd :
Barabbas had de wraak verdiend en Jesus heeft die willen ondergaan, om hem van zijne banden te ontdoen.
153
Wij waven die beruchte booswicht, onze eerste vader Adam was tegen God opgestaan en had geheel zijn geslacht den dood berokkend; de tweede Adam , heilig , onnoozel , onbesmet, moet geslagt worden voor den eersten, beiden kunnen zij niet leven, sterft Jesus niet, dan zijn wij allen tot den tijdelijken en eeuwigen dood verwezen; maar Jesus neemt onze zonden op zich , wordt zondaar voor ons Het volk in zijne goddeloosheid, en de Vader in zijne barmhartigheid roepen beide, dat Jesus moet sterven , om den booswicht te doen leven.
O welke hemelsche bespiegeling! mijn God, hoe hebt Gij mij bemind ! meer dan uw eenigen Zoon ; Hem hebt Gij gestraft , om mij te sparen , Hem vervloekt, om mij te zegenen , Hem geslagt, om mij te doen leven , de straf, die ons den vrede moest aanbrengen, is op Hem gevallen. O welk een dierbaar geluk voor mij, zulke Goddelijke geheimen te kennen !
Welaan dan mijne ziel! beantwoord zulke wonderlijke liefde met wederliefde, vereenig u met Jesus en draag u met Hem zijnen Vader op, die u in Hem tot zijn kind heeft aangenomen. die u in Hem uwe zonden heeft vergeven. Wanneer gij iets te lijden hebt , het zij laster, onregt, smaad, pijnen of dood, lijd het gaarne met Hem. Gij zult nooit zulke schande, zulke smarten moeten lijden, als Hij voor u heeft geleden. Zeg nooit : ik ben onschuldig , neen ! gij zijt zondig voor God en al wat gij lijdt, is niets in vergelijking van hetgeen gij verdiend hebt; gij hadt verdiend eeuwig te branden in den afgrond der hel, Jesus heeft u van deze straf door zijn onschuldig lijden ontheven. O mijn Verlosser , welke verpligting voor mij. Ach help mij , opdat ik U dankbaar zij voor eene zoo onwaardeerbare weldaad. — Geef mij liefde.
BEOEFENING.
Gods heiligen naam nooit ijdelijk gebruiken , noch on eerbiedigheden in den tempel des Herren plegen. Zich niet storen aan de oordeelen der menschen. wanneer men voor God onschuldig is. Worden wij, minder geacht , minder bevoorregt dan anderen, ons daarin verblijden, omdat wij dan aan Jesus eenigzins gelijken. en omdat wij voor God niet dan smaad verdiend hebben.
Pilatus zeide hun: wat zal ih dan doen met Jesus, die Christus genoemd wordt ? zij antwoordden allen : dal men Hem kruisige. De landvoogd zeide lol hen : wat kwaad heefl Hij toch gedaan ? maar zij riepen nog sterker , zeggende : dut men Hein kruisige. Malt],. XXVII: 22—23.
I. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus met een goddeloozen Barabbas in vergelijking gesteld , door al het volk eenparig , als uit éénen mond en met een algemeen geroep, ter dood geüiscbt wordt; Weg met dezen, maak dezen van kant en laat ons Barabbas los. Overweeg, hoe de onvoorzigtige en laffe Pilatus in zijn gemoed overtuigd en door een goddelijken drootn zijner huisvrouw gewaarschuwd , dat Jesus een onschuldig en regtvaardig man is . zich daardoor in de uiterste verlegenheid bevindt, niet wetende waar zich te wenden , om Hem uit die wreede handen te verlossen.
Dan , de bange landvoogd, in plaats van de wet te geven aan het volk , de ondeugd te beteugelen , het regt te handhaven , gelijk het een goed regter betaamt en men verwachten moest van eenen Pilatus, die ons door zijne tijdgenooten wordt beschreven als een onverzettelijk endoor trotschheid onverzoenlijk man , vraagt raad van datzelfde volk , hetwelk hem moet gehoorzamen en tegen Jesus door een doodelijken haat vooringenomen is, van dat zelfde volk, hetwelk Hem beschuldigt, Hem ter dood eischt en niets vuriger wenscht, dan om zich van Hem te ontdoen: Wat zal ik dan doen met Jesus, die Christus genoemd wordil O mijn Jesus , in welke handen zijt Gij gevallen !
Wat zult gij met Hem doen? gij moet Hem loslaten, Hem veilig doen leven , Hem krachtig beschermen en zijne valsche beschuldigers gestreng straffen, en zoo gij den haat der groeten, de woede des volks vreest, den Keizer verslag doen van al het gebeurde en op uw volbragten pligt, op de geregtigheid en uw geweten betrouwen , dit zegt u de gezonde rede , dit zegt u uwe huisvrouw , dit zegt u nw eigen geweten.
Maar neen . Pilatus is te hoogmoedig , te zeer gehecht aan de schijngoederen dezer aarde , en dezulken zijn zwak.
bang , laag , als er iets goeds te vemgten is , waarbij zij geen tijdelijk belang hebben. Zij hebben geene kracht, dau om de onschuld te onderdrukken , en zijn derhalve onbekwaam om regt te doeu. Hij is de slaaf des volks geworden en zal zich aiet diens wil moeten vereenigen. Mijne ziel, welke voortreffelijke les , om de wereld te leeren verachten !
Dan hij hoopt nog altijd , dat het volk , alhoewel het door de overnriesters verleid , aan Barabbas den voorkeur had gegeven , toch zoo boosaardig niet zoude zijn , vau Jesus' bloed te willen zien vergieten, en daarom geeft hij Jesus den eernaam van Christus en van Koning der Joden, om hunne harten te vermurwen, om hunne vrijheidszucht te streelen en hun ontzag en eerbied voor Jesus in te boezemen. Dan dit moge tot verheerlijking van Jesus strekken , eene beschikking der Voorzienigheid zijn, dit kan de Joden met schaamte bedekken , die nog minder doorzigt toonen dan een blinde heiden, doch dit zal hen niet bekeereu. Reeds gewoon aan den smaad •, welken èn de raad. èn Herodes , èn Pilatus zelf Hem reeds hebben aangedaan , zal het volk Hem niet dan met verachting aanzien , eu daarvan niet terug komen. Zooveel vermogen heeft het voorbeeld ; mijne ziel! wacht u dan altijd God, godsdienst of den tempel door uwe oneerbiedigheden verachtelijk te maken , voornamelijk voor uwe kinderen , dienstboden of' onderhoorigen.
Hét volk beseft de verlegenheid van den landvoogd, en wordt stoutmoediger ; het vraagt nu niet meer : Maak dezen vtm kant; maar eischt een bepaalden dood, den schandelijksten en smartelijks ten, den dood, dien de over-prieaters , de leeraars en hoofdmannen verlangen: laai ons Hem , zoo hadden zij sedert eeuwen bij de Profeten voorzegd , tot den allerschandelijksten dood oerwijzen, 1) den dood , dien Jesus zelf meermalen voorspeld had te zullen sterven, alhoewel zijne leerlingen dit niet gelooven, niet begrijpen konden : Zij antwoordden, allen , ilut men Hem kruisige.
Pilatus is beschroomd, bevreesd , verdrietig ; het volk verleid, stout, verbitterd: de raad blijde en zegevierend; maar welke is toch de gemoedsgesteldheid van Jesus? mijne ziel ! hoe zoudt gij gestald zijn , zoo gij iemand met wel-
1, Sap. II: '20.
158
daden, met liefde, achting, hulp en allerlei gunsten hadt overladen , en deze nogtans niet dan kwaad van u sprak, uwe belangen tegenwerkte en u allerlei nadeel trachtte toe te brengen ? 0 welke droefheid, welke smart zoudt gij niet gevoelen ? Overweeg nu, dat Jesus een almagtig God is, die al dat volk doet bestaan en leven , die hun , al wat zij hebben , gegeven heeft, die hen met allerlei zegeningen overlaadt; overweeg, dat Hij ook mensch is en geheel zijn leven voor hen besteed heeft, hen onderwezen , getroost , gesticht heeft, hunne zieken genezen , hunne melaatschen gereinigd, hunne lammen en kreupelen hersteld, hunnen honger gestild, hun alle liefde bewezen en om hunnentwille den haat, nijd en de wraakzucht hunner oversten op zich gehaald heeft.
Besluit dan uit dit alles, welke droefheid en smart zijn hart moest overstelpen, toen Hij van dat volk zoo woedend ter kruisdood werd geëischt: zijn er wel woorden, om dit uit te drukken ?
Maar Tesus zwijgt. O Goddelijk zwijgen , gij verbaast mij! Jesus lijdt alles, zijn hart is zelfs nog vol liefde voor dat volk, Hij heeft medeleden met hunne dwaling en wil gaarne dien hoon , die schande , dien ondank lijden, om hen gelukkig te maken ; och, mogten zij het erkennen ! Ja, mijn Jesus! Gij dacht toen ook aan mij , die meermalen gedaan heb , hetgeen dit volk doet , die ü tot den kruisdood geëischt heb, om eene drift, om wellust, wraak of geldzucht, om eenen Barabbas los te laten en Gij hebt het verdragen , om het mij door uw bloed te vergeven. Ach! ik moet U dan wel beminnen, zoo ik geen wreedaard wil zijn !
Pilatus beproeft nog eens , of hij het volk kan bevredigen : Wat kwaad , zegt hij hun, heeft Hij toch gedaan ? maar zij riepen nog sterker , zij schreeuwden er tegen aan: kruisig Hem! kruisig Hem! Wie zag ooit onder menachen zulk een redeloos geschreeuw ? o goddeloozen! hier was het dan , dat gij den heilige en regtvaardige geloochend en begeerd hebt, dat men u den doodslager zoude geven ; hier hebt gij door het zwaard uwer tong den Gever des levens gedood. 1)
Nog eens en voor de derde maal tracht Pilatus hen te winnen : Ik vind , zegt hij , geene schuld des doods in
1) Hand. 111:14.
159
Hem , ik zal Hem dus kastijden en laten gaan ■ Zijt toch tevreden, gij kunt niets kwaads, neen gij kunt niets dan alles goeds van Hem zeggen, want niemand ging ooit ongetroost van Hem henen ; doch Hij mogt u mishaagd hebben , ik zal dan doen wat ik kan, om u te behagen ; ik vind toch niet, dat Hij den dood verdiend heeft, daarom zal ik Hem strengelijk laten geeselen en ontslaan ; ziet eens wat ik u toegeef; schandelijk en wreedelijk gegeeseld , zult gij Hem wel willen laten gaan. 0 heilig regt , hoe deerlijk wordt gij hier geschonden! waar heeft dan Jesus die geeseling verdiend , indien Hij geen kwaad gedaan heeft, gelijk Pilatus bekent ? 0 snoode regter ! moet dan een onschuldige zoo gruwelijke schande en pijn verduren , om aan een laag gemeen te behagen ?
En wat zegt dit gemeen ? Zij drongen aan met groot geroep , eischende dat men Hem zoude kruisigen , en zij maakten een geweldig geschreeuw ; o God, welke razernij ! o godvergeten regter , die daarvan de oorzaak zijt door uwe lafhartigheid ! o hoe zul u dat rouwen!
Maar mijne ziel! vergeet hier niet de oorzaak dezer moordkreten wederom verder te zoeken; neen, zij zijn niet alleen die eener verwoede joodsche menigte, zij zijn veeleer het geroep der zondaren, het geschreeuw onzer zonden ; en ook gij vereenigt nog uwe stem met die van het Jodendom, zoo dikwijls gij zondigt, gij herhaalt dit geschreeuw, zoo dikwijls gij uwe zonden herhaalt. Die woedende menigte, door de overpriesters aangevuurd, weet noch wat, noch waarom zij roept, noch hoe gruwelijk hare misdaad is; hetgeen zij echter eischt is niets anders, dan de bezoldiging uwer zonden , niets anders, dat hetgeen de onverbiddelijke regt vaardigheid eener be-leedigde majesteit van God, ter vernietiging uwer zonden eischt, niets anders , dan hetgeen alle regtvaardigen van het begin der wereld gehoopt, vurig van God afgesmeekt , en de Profeten voorzegd hebben van het lijden , dat de Christus zou ondergaan; zij zagen het kruis in de toekomst als te gemoet , zij zonden de vurigste wenschen ten hemel op , dat die dagen toch spoedig mogten vervuld worden. Abraham verlangde dien dag te zien ; hoe menigmaal heeft David zich door het roepen tot heesch wordens toe vermoeid , dat die dag mogt
160
aanbreken , en riep in de beschouwing van den grooten afstand weemoedig uit : Mijne oocjen zijn bezweken op uwe toezegging, wanneer zult gij mij vertroosten ? 1) Isaias bad : o Heer , zend het Lam , dat de aarde zal heheersehen ! 2) allen hebben zij geroepen , dat toch het offer , door welks bloed zij van hunne zonden moesten gezuiverd worden , op het altaar mogt gelegd en voltrokken worden, dat de overtreding ophouden . de zonde een einde nemen en de eeuwige regtvaardigheid mogt aaiige-bragt worden.
Gij , mijne ziel! hebt dien eisoh van het heelal zien voltrokken worden , gij hebt het bloed van Jesus Christus tot vernietiging der zonden zien stroomen . en kunt er dagelijks de vruchten van inzamelen ; waar is dan uwe dankbaarheid voor een zoo dierbaar geluk ? Hebt gij niet wel, door uwe zonden , dien eisch van het joodsche volk vernieuwd; den Zoon Gods , eenmaal het slagtoffer der joodsche woede geworden, niet. tot in den hemel toe willen vervolgen ? O mijn God , deze overweging doet mij blozen. Ik zal voortaan die stem tegen mij zeiven, dat is , tegen mijne bedorvene natuur aanheffen , een doode-lijken haat tegen haar koesteren , alles aanwenden . om ze in mij te vernietigen. Ik zal al de schuilhoeken van mijn hart doorzoeken , en waar ik mijne bedorvene neigingen zal gewaar worden , za,l ik ze vangen , binden , beschuldigen , veroordeelen en aan het kruis hechten, mijne handen, opdat zij geene ongeregtigheid plegen ; mijne voeten , opdat zij geene kwade wegen bewandelen ; mijne tong , opdat zij niet lastere of onbehoorlijke gesprekken voere ; mijne oogen , opdat zij geene ijdelheid zien ; mijn vleesch , opdat het den geest onderworpen zij en het alzoo bhjke , dat ik U toebehoore , en niet dan voor U leve. O Jesus , help mij door uwe genade!
II. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus, na reeds onderscheidene malen door zijnen regter onschuldig verklaard te zijn, eindelijk , eer Hij aan de willekeur zijner vijanden wordt overgegeven, op de allerluisterrijkste wijze en door eene openbare en zonderlinge plegtigheid, in het bijzijn van al het volk van Israël . met hunne overpries-ters, hoofdmannen , ouderlingen en leeraars aan het
1) Ps. GXVIII: 82. 2) Is. XVI: 1.
•161
hocM niet alleen onschuldig wordt verklaard , aan
al wat zp Hem aantijgen, maar ook uitgeroepen als een regtvaaruige , die alle deugden bezit, en in al zijn handel en wandel volkomen onberispelijk is. 0 mijn God hoe verwonderlijk zijt Gij , uwe wegen zijn waarheid en geregtigheid !
Pilatus bemerkte, dat hij met al zijne verklaringen van onschuld mets won; hij zag van de hoogte zijns regterstoels, dat de toevloed van menschen grooter werd . dat het volk niet meer te bedwingen was , dat het oproer vermeerderde en gevaarlijk voor hem werd. Hij nam dan water, wiesch zijne handen voor het volk; zeggende: Ik hen onschuldig aan het bloed dezes regtvaardiqen ■ aii moogt toezien. 1)
Deze plegtigheid, met zoodanig oogmerk verrigt is eenig in de geschiedenissen der wereld , doch eenig was ook het geval, waarin zij geschiedde. Mijne ziel ! een Zoon jods , de onmeetbare Majesteit , de Almagtige , de onveranderlijke , de algenoegzame Heer van hemel en aarde
De p'egtiffheid waarvan zich Pilatus bediende, om ziine onschuld aan het vergieten van onschuldig bloed te betuiffen was nogtans met vreemd van die, 1) welke den Joden was vooigeschreven, wanneer een doodslag was gepleegd, zonder dat men den misdadige had kunnen ontdeliken: in dit seval moesten de ouden der stad. welke in de meeste nabijheid Ia-' van het vermoorde ligelmam, eene jonge koe offeren en daar over hunne nanden wasschen, zeggende: «onze handen heb-
SZ h f' irf vTJ0Tien' noch onze oogen hebben het gezien ■
wees Heer! het volk Israel genadig, dat Gij verlost 'hebt en reken met du onnnozel bloed tn hel midden van uw vnlk Israel Ja zelfs willen vele uitleggers, dat Pilatus, om ziine onschuld zoo veel duidelijker voor de Joden uit te drukken op dit gebruik zoude gezinspeeld hebben; anderen echter wil-ien. dat deze handwassching betrekking heeft op een oud 2) gebruik der heidenen die zich voor onrein hielden, wanneer quot; in of buiten den krijg, menschen-bloed vergoten hadden en om zien hiervan te zuiveren, zich soms het geheele lio-! chaam in eene rivier afwiesschen. Aan welk gevoelen men ook den voorkeur geve, zeker is het, dat dele handeling hoe ondoelmatig ook voor Pilatus om zi, h van het gepleegde onregt te zuiveren, echter zeergeschikt was, om amp;üe Joden aan hunne bovengemelde plegtigheid te herinneren en vrees voor de wraak des lleeren in te boezemen.
v-siii
Aanm. van den Uilgeve)' 2) Zie onder anderen Virg. Ac». II. 713.
C
; S' 1 •
1) Deiur, XXI.
162
door een ondankbaar en woedend volk tot den kruisdood geëischt! wie las , wie hoorde , wie dacht ooit aan iets dergelijks ? 0 mijn God , Gij hebt ona genadiglijk willen verlossen ! Ik loot. ik oank . ik zegen U ! _
Het oproer wordt hier zeker niet door Jesus oi zijne leerlingen berokkend . het wordt door dezelfden , die Hem van oproer beschuldigen, aangestookt. Zoo boos is de wereld , als zij de deugd wil onderdrukken ! Jesus was als een lam , dat stom is en zijnen mond niet, open doet. het bleek dan zooveel te duidelijker , dat Hij met schui-dicr, maar door oproer werd ter dood gebragt, en alzoo werd de wereld beschaamd en de deugd verheerlijkt.
Dan , te vergeefs wascht Pilatus zijne handen, zoo hij het tegen Jesus bedreveno niet herstelt, zoo hij zijnen dood niet belet, terwijl hij daartoe als regter de magt heeft. Hij is zelfs zooveel te schuldiger , als hij door het wasschen toont , overtuigd te zijn van des Heilands onschuld. Ja , zondaar! hoe meer kennis , hoe grootere zonden, en welke getuigenis gij ook door uitwendige plegtigheden , besproeijiug of andere eerbewijzingen aan de Godheid van Jesus Christus of aan zijne wezenlijke tegenwoordigheid in het H Altaar geheim aflegt, dit alles zal u voor God niet onschuldig verklaren , zoo gy uwe zonden door geene opregte boetvaardigheid tracht
uit te wisschen.
Dan, welke heerlijkheid voor onzen Jesus. ziyne on-schuld, deugd en heiligheid worden voor geheel Israel, uit alle oorden der wereld , op het Paaschfeest bijeen wekomen , en zelfs voor het laatste nageslacht door eene
zonderlinge, ongehoorde en onvergetelijke plegtigheid , al» door een onuitwischbaar gedenkteeken gestaafd, Jesiis ecnter moet sterven, de Profeten hebben het voorzegd: Jesus wil zijn leven afleggen , zijn Vader eischt zijnen dood, ter verzoening voor het mensclidom en Hij moet sterven
als een regtvaardige.
Wie staat niet ten hoogste verwonderd over de almagt en wijsheid des Heeren , die zoo tegenstrijdige omstandigheden heeft weten bijeen te voegen in den dood onze» Verlossers.' de gansrhe wereld moet Hem voor regtvaardig erkennen , een regter uit naam van het hoogste gezag op aarde, te weten dat des Uoomschen Keizers, verklaart zulks en de gansche wereld , te Jerusalem vergaderd,
1C3
eischt Hera ter dood en dwingt dien rector Hem daartoe te verwijzen. O God . boe groot, o Jesus , hoe verwonderlijk zijt Gij in uw lijden!
Het I'aaschlam moest zonder eenig gebrek zijn ; alle ofleranden moesten onbesmet, niet blind . niet kreupel, niet gekwetst, niet verminkt. zij moesten volmaakt wezen ; de priesters zeiven mogten niet de minste ligchaams-gebreken hebben ; de Profeten noemden Hem den regt-vaardige. 1) God zelf noemde Hem zijn regtvaardigen dienaar, 2) en men bad, dat de wolken den reglvaardige wildtn o 1 regenen. 3) Ook noemden Hem dè Apostelen den regtvaardige , die geen zonde gedaan heeft , in wiens mond geen bedrog is gevonden. 4) en Hij zelf midden onder zijne vijanden, die Hem naspoorden, die Hem belaagden en in zijne woorden wilden vangen , d.-iagrle hen nit; Wie zal mij van zonde overtuigen ? 5) Ja , mijne ziel! zoodanig moest onze Jesus wezen , heilig , onnoozel onbevlekt, om onze verzoener , onze middelaar , onze voor-spreker te zijn en als zoodanig wordt Hij door den boozen Pilatns veroordeeld.
Dit blijkt uit zijne laatste woorden : Gij moogt toezien ! als wilde hij zijne schuld van zich op de Joden wernen. Neen, mijne ziel! de schuld van anderen, die u aanzetten , u raden of dwingen , die u gelegenheid geven , verschoont de uwe niet Gij zijt het, die haat. vloekt, scheldt of steelt: gij zondigt dus , hoe/eer ook zij zondigen . die u daartoe aansporen Men zondigt zeldzaam buiten de gelegenheden, bekoringen . gezellen of aanstokers ; dan op dezen de schuld wrpen , is zich zelven nog schuldiger maken , omdat men bjj zijne schuld onboetvaardigheid en hoogmoed voegt Leer mij, o God! mijne zonden aan mij ïelven en mijne boosheid toeschrijven. Ach bewaar mij , dat ik immer mij zelven verschoone , bijzonderlijk in het H. Sacrament der Biecht.
UI. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus , niettegenstaande Hij, door eeue zoo zonderlinge plegtigheid voor al het volk van Israël en voor de géheele wereld van den Romeinsclien lan Ivoogd regtvaardig verklaard, volgens alle regten en bij alle regtbankea der aarde hj,d moeten
1) /.ach IX : 9. 2) Isa Llll. 3) Isa. XLV : 8
4) Petr 11 : 22. 5) Jo. V.ll : 46.
■164
ontslagen worden , echter integendeel door geheel Israël, in hunne hoofden vertegenwoordigd, en door de twaalf stammen , uit alle oorden op het Paaschfeest zamen gevloeid , tot den kruisdood wordt verwezen.
Eilatus wendde deze laatste poging aan , om hunne gemoederen , ware het mogelijk , te vermurwen ; hij toont zich bevreesd voor do wraak des Hemels , indien hij op hun dolzinnig aanzoek een regtvaardige doet sterven en tracht ook hun hier vrees voor in te boezemen.
Mijne ziel! zoudt gij dan niet verwachten, dat het volk van Israël, in de ware godsdienst en de goddelijke wetten onderwezen, hetwelk ook dagelijks in de heilige boeken leest, welke verschrikkelijke wraak God meermalen over hunne vaderen heeft uitgeoefend , op eene zoo treffende poging eens heidenschen regter vermurwd, getroffen , tot inkeer komen en Jesus zal sparen ?
Maar niets minder dan dat: al het volk antwoordde eenstemmig : Zijn bloed zij op ons en op onze kinderen. Als wiilen zij zeggen : Gij hebt niets te vreezen , wij nemen al die schuld op ons, het zal onze misdaad wezen en wanneer die mogt gewroken worden , willen wij er voor gestraft worden ; dat vrij alle vervloekingen op ons komen , die de uitstorting van dat bloed moge verdienen , ja op onze kinderen zelfs , die tot het einde der wereld zullen geboren worden ; wij stemmen volkomen toe , dat deze onze schuld erflijk , onvergeeflijk en eeuwig zij, zoodat en ons en gansch Israël alle hoop op behoud en zaligheid ontnomen worde O ijsselijke vloek , o moorddadige kreet! wiens haren rijzen hier ni.et ten berge ? Wie kan er aan denken zonder te beven ? Doch wee u . o ongelukkig Israël! gij hebt dan u en uw nageslacht aan de vervloeking overgegeven ; alle eeuwen zullen getuigen, dat gij van Hemel en aarde vervloekt zijt en hetgeen gij gewenscht hebt eene wezenlijke voorzegging was , dat gij niets voorzegd hebt, hetwelk niet nog dagelijks vervuld wordt. Geene veertig jaren verliepen , of Jerusalem werd der volkomenste verwoesting prijs gegeven en hemelen en aarde schenen zich te vereenigen , om die stad te verdelgen ; ja nog ■ wordt dat bloed van hen geëischt en sedert bijna achttienhonderd jaren, zien wij hen omzwerven , als droevige ballingen , het vervloekingsteeken oj» hunne voorhoofden dragende , zonder koning , zonder pries-
terdom , zonder tempel, zonder altaar of offerande , gehaat , veracht, bespot door alle volken, geslagen met blindheid , nog ellendiger naar de ziel dan naar het lig-chaam. Dood hen niet, 1) zeide weleer de koninklijke Profeet, opdat mijne voiken , de Heidenen, die u zullen kennen , het niet vergeten ; verstrooi Jien door uwe magt en werpt se neder.
Aldus werd hun eisch vervuld , want God laat zich niet stralfeloos bespotten, en alzoo worden ook veelal op de schrikkelijkste wijze de godslasteringen vervuld , die wij op onze straten hooren, wanneer ontaarde Christenen zich zelvcn toewenschen, dat God hen doode, verdoeme, straffe, of in den afgrond doe zinken. Ach bid voor hen , mijne ziel! en roep over hen het bloed van Jesns Christus in tot hunne bekeering, eer zij sterven en in den afgrond der verdoemoris en eindelooze folteringen nederzinken. Bid, dat zij zich spiegelen in het verstokt Jodendom, en hier in waren ernst betrachten, wat ook hun zal overkomen.
Het zelfde bloed van Jesus, hetwelk over hen, die het met voeten treden, ijsselijke vervloekingen uitwerkt, brengt allen, die het met levendig geloof en hartelijke liefde aanroepen , de dierbaarste zegeningen aan. De eerstelingen der kerk van Jerusalem , hiermede besproeid, verwierven genade, verzoening en zaligheid en schitterden van allerlei deugden , opdat men overtuigd zoude zijn , dat zijn bloed ook zelfs die zonden vergeeft, welke het zoo goddeloos hebben uitgestort.
Dan, na Hem zijn hunne naUomelingen te. niet gegaan, en hun naam in het eerste lid begraven. 2) Zoo als de Profeet voorzegd had: een verslindend vuur van wraak heeft de bron der genade als uitgedroogd , en Israël werd een voorbeeld ter bespiegeling voor alle onbekeerde zondaars en een onwrikbaar bewijs der christelijke godsdienst. Ja , mijne ziel! dagelijks zweven zij voor uwe oogen , die in hunnen ellendigen staat u toeroepen : ook over u zal de goddelijke wraak nederdalen . zoo gij trouweloos genoeg zijt, om zjjne bevelen te schenden ; vlei u niet, zoo niet onmiddelijk de straf op uwe zonden volgt; God weêrhoudt zijne straffende hand , tot dat de maat vervuld is , wanneer zijne genade wordt veionaohtzaamd , volgt de straf even zeker, als het zeker is, dat Israël deze heeft on-■1) Ps, LVHI : i2. 2) Ps. CVill: 13.
•160
dervonden. Dat, o Jesus! uw aanbiddelijk bloed mij tot zaligheld strakke Stort het op mij , o n tnij altijd de wraak in lachtig te doen zijn. die het op Israël heeft uitgeoefend . opdat ik U al zoo getrouw blijve. Stort het op onze dwalende broeders , op de Joden zelfs en op alle verharde zondaars , om hen van de waarheid uwer Kerk , die Gij , op den soheibrief' aan hot ondankbaar Israël, tot bruid hebt verkoren , te overtuigen en hen tut de ware deugd te bekeeren. ik hoop ü daarvoor eeuwiglijk te mo-gen loven.
. BEOEFENING.
Bewaar uw hart voor alle vooroordeelen. driften of aangekleefdheid aan wereldsche belangen. Gewen u in al uwe ondernemingen een kort gebed tot God te doen. Verschoon u nooit, met anderen te beschuldigen De bekentenis onzer schuld is de beste weg tot vergeving. Gedoog niet, dat men in uw bijzijn vloeke , lastere of verwen-sclie , herinner denzulken den staat der Joden. Offer voor hen in de H. Dienst met den priester het bloed op van Jesus Christus , als ook in de H, Communie.
XIX OVBRWBGING.
Toen nam Pilatus Jesus en geeselde Hem. Jo. XIX: 1.
I. Overweeg , mijne ziel ! hoe Jesus Christus , nadat nu alle middelen om Hem uit de klaauwen zijner vijanden te redden . uitgezonderd het eenigste , dat Hem onder de bescherming van den regter had moeten stellen , -waren uitgeput, de allerwreedste geeseling moet ondergaan , waarvan ooit de geschiedenissen gewaagden O mijn God ! Jesus gegee eld ! De oneindige Majesteit gegeeseld geworden! Ach mijne ziel! begeef u in den geest naar het regthuis van Pilatus , om dat vreesselijk treurspel te zien en te betrachten.
Pilatus is dan eindelijk met al dat dralen , overleggen, verklaren en toegeven , met al zijne st atkunde en goede meening in de strikken van den haat en de woede der overpriesteren en leeraren gevallen, hij verzaakt dan open-
167
lijk regt, waarheid en geweten. Hij stond loc , dal men hunnen eisch vuldoen zoude, hij liet hun Barahhas los cn gaf Jesus aan hunnen wil over. O godvergeten regter ! Hoe bitterlijk zult gij dit schreeuwend Dnregt nog eenmaal betreuren. Met dat al laat Pilatus zijn plan, om ■lesus uit de handen zijner vijanden te redden , niet varen en hervatte xen dien einde het raiddel, dat hij reed.-? had voorgeslagen; namelijk, van Jesus te doen geeselen. om aldus het volk tot medelijden te bewegen en zijn leven te sparen.
Maar, o mijn Jesus , welken hoon , welke versmadingen heeft U dit plan niet gekost, en wat pijnen en folteringen zal hot ü nog moeten kosten! Hoe! zal dio geeeeling het dolzinnig en razend volk moeten stillen , -vermurwen , tevreden stellen, zal die geeseling den haat en de woede der overpriesteren, leeraren en hoofdmannen verkoelen , en hen bewegen om Jesus uit medelijden in vrijheid te stellen , zal die geeseling deze barbaren . deze tijgerharten moeten bckeeren ? Uan zal onze Jesus niet alleen op eene onmenschelijke wijze gegeeseld, gewond, met bloed overdekt. verpletterd en geheel onkennelijk moeten worden ; neen . dan nog zullen zij niet tevreden wezen , dan nog zullen zij niet rusten , voor dat Hij onder de folteringen bezwijke , nooit zal hunne woede ophouden , voor dat zij Hem door den dood ten eenemaal uit hun midden verbannen zullen hebLen Dit is evenwel het einde waarom Pilatus de geeseling gebiedt en den beulen zijne bevelen geeft.
Welke taal, welke woorden, welke uitdrukkingen zullen dan bekwaam wezen , om die geeseling te beschrijven ? Geen wonder, dat de Evangelisten er niet dan in het voorbijgaan tan spreken . en Johannes er slechts met een woord van gewaagt. Zij zeggen genoeg met aan te stippen , dat het oogmerk van Pilatus in die geeseling was , den onverzadelijken moordlust der Joden voldoening te geven. De Profeten hebben er meer van gezegd, echter met algemeene bewoordingen , die duidelijk te kennen geven , dat geene menschelijke taal bekwaam is , de wreedheid er van te beschrijven. De geeselen , zegt Jesus bij David, zijn op ipij vertnenigvuldigd; 1) zij hebben boven de smarten mijner wonden er »oq bijqeuocqd; 2) up
I) Ps. XXXIV. 2) Ibid. LX Vil I.
168
mijnen rug hebben de kwaaddoeners gearbeid of geploegd, 1) dat is gekorven en doorsneden ; al mijne beenderen hebben zij geteld. 2)
Wij hebben Hem gezien, zegt Isa'.as , maar Hij had geene gedaante, wij hielden Hem voor eenenmelaatsehe , van God geslagen en vernederd ; maar het is om onze hoosheden, dat Hij gewond, dat Hij verpletterd werd. 3) Wie ziet in al deze woorden niet onzen Jesus door zijnen Vader , om onze zondeti , waarmede Hij beladen was , tot de ijsselijkste geeseling veroordeeld en zoodanig gefolterd , dat het al onze denkbeelden te boven gaat ?
De duivel beproefde hier , of hij het geheim ontdekken kon , dat Jesus de Zoon Gods was ; Laat ons Hem , zeide hij , beproeven door smaadheid en pijnen , om zijne zachtmoedigheid te iveten en eene proef nemen van zijn geduld ; een dreigend woord , een ongeduldige wenk zou Hem bekend gemaakt hebben , derhalve stookte hij en Joden en beulen op, om die pijnbank allerschandelijkst en allerpijnlijkst te maken.
Alzoo had hij ook den geduldigen Job , een levend zinnebeeld van Jesus, geplaagd , en deze Profeet beschrijft duidelijk zijne vreesselijke geeseling. 7,ij hebben hunne verwoedheid jegens mij ingespannen , en al dreigende op hunne tanden tegen mij geknarst ; '/.ij hebben mij met schrikkelijke oocjen bekeken, al verwijtende op mijne wang geslagen , en zich met mijne pijnen verzadigd; God heeft mij in de handen der goddeloozen geleverd , zij hebben mij rondom mei hunne spiesen bezet en mijne lenden door en door gewond ; zij hebben mij niet gespaard , en mijne ingewanden op de aarde uitgestort; met de eene wond op de andere hebben zij mij verscheurd, als oen reus zijn zij op mij aangevallen. 4)
Wij zien hier klaarblijkelijk onzen Jesus gegeeseld , daar Job, den satan uitgezonderd, geene vijanden had, die hem kwetsten; wij zien hier Jesns in het regthuis van Pilatus , door krijgsknechten omgeven, onder eene toegevloeide menigte , die Hem allen even verbitterd aanzien en trachten te vernemen , of ilij zich ook door een mirakel zal redden ; wij zien Hem daar met eene onuitsprekelijke woede aangevallen , geslagen , gewond , doorkor-
1) Ibid. CXXVI1I. 2) Ibid. XXI.
3) Jsa. LUI. 4) Job. XVI; 10-25.
169
ven en verscheurd worden, zoodat zij zich met zijne pijnen verzadigen , en Hij van het hoofd tot de voeten niet aan eene wond is.
Mijne ziel! beschouw Hem eenige oogenblikken in dien treungen toestand , zijn Vader heeft Hem aan die o-od-deloozen overgeleverd , en de satan , die het beheer over hunne harten voert, zet hen op do geweldigste wijze aan om Hem te teisteren ; het geduld , de stilzwijgendheid van Jesus doet hunne woede vermeerderen en zij zouden niet ophouden met folteren , zoo zij niet hoopten , dat de kruisiging zljne lijdzaamheid zoude uitputten.
Ach, dit hebben uwe zonden verdiend, mijne ziel! voor deze wil een eeuwige Zoon Gods voldoen en voor deze wordt Hij zoodanig mishandeld. Gij kendet noch de heiligheid Gods , noch zijne onmeetbare grootheid , veel minder zijne oneindige regtvaardigheid en de gestrengheid zijner oordeelen. Gij weet derhalve ook niet, hoe onuitsprekelijk zwaar de zonde is en wat het is , eene wet van God te overtreden : Jesus , een genoegzame God, leert u dat in zijne schroomelijke geeseling, en toont u hier de oneindige ongeregeldheid der zonden , waarvoor Hii zoo bitterlijk geleden heeft. De eer zijns Vaders werd door de zonden beleedigd , Jesus bemint zijnen Vader en wil die eer ten koste zijner smarten herstellen; daarom kent Hij geene maat en meent niets geleden te hebben , zoolang er nog meer geleden kan worden. O mijn God ! zal ik dan nog durven zondigen , zal ik nog weigeren voor mijne zonden te lijden ? Mijn Jesus ! 0zal ik U dan nog niet beminnen . die zoo veel voor mij hebt uitgestaan ? Ach , geef mij liefde , zij is uwe gaaf. Ik zal uwe geeseling nimmer vergeten.
II. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus tot de geeseling veroordeeld, onder een drom van krijgsdiena-ren , binnen het regthuis , waar men gewoon is do misdadigers te pijnigen , gelijk een lam ter slagtbank geleid, of liever gesleept wordt; hoe Hij bij eene daar staande kolom , door wreede beulen aangetast en ontkleed wurdt, hoe de zachtmoedige Jesus bedaard en gewillig hen zijné kleederen helpt uittrekken, hoe Hij aldus naakt en bloot zijne handen aanbiedt, om aan den ring der kolom vastgebonden te worden , en in dien staat eenen ijsselijken
^170
storm van slugen afwacht, die zijn ligchaam van het hoofd tot de voeten zullen verscheuren.
O mijn God, o mijne ziel. o gruwel! een God, de Schepjier van hemel en aarde , ontkleed, beschaamd, gebonden om gegeeseld te worden! Mij , door wien alle dingen gemaakt zijn , die de aarde met kruiden , de hoornen met loof, de vogelen met pluimen , de lucht met wolken , den hemel met flikkerende starren versiert, staat naakt voor eene groote menigte verbitterde vijanden , die Hem elk om quot;t zeerst willen pijnigen ! Seraphij-nen , die door den profeet Isaias gezien werdt , met uwe vleufelen de heerlijkheid Gods bedekkende, ach! daalt uit de hemelen neder en bedekt de schandelijke naaktheid van uwen God , voor ons arme stervelingen mensch geworden !
O hemelsche Vader! moet uw welbeminde Zoon voor ons lijden , opdat wij niet eeuwiglijk branden , ach ! vervolg Hem dan , straf Hem voor onze zonden . waaraan Mij schuldig heeft willen zijn , verdruk Hem , pijnig, verpletter Hem ; maar ontsla Hem van die pijn , waarvan elk aanschouwer een bijzondere beul is ; want deze is ondragelijk voor eene ziel van onvergelijkelijke schoonheid en hemelsche zuiverheid : ach hoe bitterlijk klaagt Hij daarover bij den koninklijken Profeet: mijn aunge-zigt is met schaamte bedekt. Gij weel , o Vader , mijne versmaadheid , mijne schande en schaamte! 1)
Mijne ziel! staat gij niet verbaasd over eene zoo diepe vernedering1 van een algenoegzamen God ? kunt gij dat betrachten zonder getroffen te wezen ? hadt gij ooit kunnen denken, dat zoodanige verlaging des Allerhoogsten noodig was , om uwe zonden te boeten , om uwe geeste-Ijjke kwalen te genezen ? O hoe groote zonde moet dan de ergerlijke naaktheid , de ijdele opschik in kleederen en pracht wezen ? hoe groote zonde, oneerbare beelden of schilderijen ten toon te stellen , wulpsche taal, spotternij, dartelheid , kluchtspelen in de gezelschappen te voeren , die het hart der jonkheid bederven , waarvoor een Zoon Gods naakt moet staan en blozen ?
Want al deze schaamteloosheden bragten Hem in dien schaam vollen toestand, waarin de lijdensgesch edenis Hem hier voorstelt, hiermede is Hij beladen , hiervoor ver-i) Ps. LXVIII; 8. 20.
171
antwoordelijk aan de Goddelijke regtvaardigheid. over dit alles staat Jesna met zoo veel te meer schaamte bedekt , omdat de onbeschaamde zondaars niet over zich zulven blozen of zich schamen, wanneer eene heilio-e vrijmoedigheid hen moest bezielen in de ootmoedige belijdenis tuinner gepleegde onbeschaamdheden. Jesus eindelijk ondergaat hier de onverdragelijkste schaamte om die verloren schaamte in ons te herstellen , die God ter beteugeling der zonde had gegeven, en welke eonxnaal verloren zijnde den mensch aan alle ongeregeldheden blootstelt; trouwens de schaamte is de getrouwe en onafscheidelijke bewaarster vrn de reinheid der ziel ; zij is een vlammend zwaard, dat gedurig rondom de zintuigen zweeft om alles af te weren , wat de zuiverheid van het hart zou kunnen bezoedelen , zij is het kenmerk der onschuld , het sieraad des levens ; maar wanneer deze het hart niet meer bewaart, dan is er ook niets moer , dat ons van de schandelijkste ongeregeldheden weerhoudt, niets dat in staat is, ora ons tot bekeering op te wekken. Hebt gij dan , mijne ziel! u het verlies van deze edele en voor uw eeuwig geluk onmisbare hoedanigheid niet te verwijten ?
Hebt gij u nooit aan zulke gruwelen schuldig gemaakt, mijne ziel ? welaan boet ze met tranen van een waar berouw , belijd ze met schaamte aan uwen priester en gedenk , dat, zoo gij ze verzwijgt, gij in den grooten dag des ooiueels naakt zult staan en Vlozen, niet alleen voor uwen priester , maar ook voor uwe ouders voor uwe kinderen, voor uwe vrienden en vijanden, ja voor degeheele wereld ^ gij zijt verdwaasd op eer, roem, aanzien, hoe smartelijk zal u dan die naaktheid zijn ?
Bekeer u dan, en Jesus zal met zijne naaktheid de uwe bedekken . want Hij heeft door zijne naai theid voor al uwe onzuiverheden voldaan. Hij heeft voor u willen blo zen om u voortaan de schaamte te leeren beminnen , Hij leert en helpt u eindelijk , den roem cn het aanzien dei-wereld te versmaden . en wie zal ooit durven klagen dat hem schande, schaamte of smaad aangedaan wordt, nadat een Zoon Gods zoo groote versmading heeft willen lijden?
lgt;e duivel heerscht over de werekllingen door hunne hartstogten , door hunnen hoogmoed , hunne eerzucht en weelde, Jesus doet die verachten , met de naaktheid en schaamte te verkiezen , aldus heerscht Hij over zijne uit-
■172
verkorenen en doet zijne naaktheid en schaamte door alle volkeren bewonderen en aanbidden. O Jesas, hoe groot zijt Gij ook in het midden uwer diepste vernederingen ! o hoe schoon moet de hemel wezen, dien een eeuwige Zoon Gods met zulke onbegrijpelijke schande heeft willen verdienen ! Mijn God ! doe mij schande en smaad beminnen, om ook die heerlijkheid te verkrijgen.
III. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus naakt staande voor eene groote menigte doodelijke vijanden, en verbitterde aanschouwers , aan eene kolom gebonden om de straf der geringste slaven te ondergaan , om streng gegeeseld te worden , niet lang die ondragelijke schaamte heeft moeten verduren, maar weldra met bloed en wonden wordt overdekt. Hoe, een Zoon Gods, die uit den hemel gedaald is om ons te verlossen en hemelsche zaligheden aan te brengen ! Verfoeijelijke menschen ! O mijne ziel , alhoewel tot in het merg uwer gebeenten ontroerd , bedwing echter rouw en tranen , om dat treurtooneel met bedaardheid te aanschouwen. Zie dan , hoe dat teeder , dat hemelsch ligchaam, door den H. Geest in het ligcham eener allerzuiverste maagd gevormd, wordt aangevallen van woedende krijgsdienaren , opgestookt van de Joden , van den duivel aangevuurd en gelast van den landvoogd. Hem zoodanig te teisteren, dat Hij de ongevoeligste harten tot medelijden opwekke , en de onverzoenlijkste haat en nijd zijner vijanden voldaan zij. O God, wat bloedblad zal dat wezen !
Dan ik hoor reeds de moorddadige slagen van roeden, zweepen, riemen op die gezegende leden , onder een gruwelijk gevloek en geraas van het volk, dat bij den eersten aanvang nog twijfelend, of Hij die geheel zijn leven wonderdadig geweest is, zich niet bij deze gelegenheid door een mirakel zal redden , nu verzekerd wordt , dat Hij ^ich niet kan verdedigen en derhalve noch maat noch breidel meer kent om Hem te folteren.
De eerste slagen hebben weldra dat maagdelijk ligchaam aan alle zijden dusdanig geopend, dat het binnen weinige ©ogenblikken niet dan ééne wond is, waaruit het bloed als uit duizende bronnen zijne naaktheid bedekt, de kolom besproeit, den vloer bevochtigt, de beulen bespat en een edel purper voor de schaamte van Jesus vervaardigt uit den schat zijner aderen.
173
Dan dit is slechts een begin van dat gruwelijk moord-tooneel. waarmede die dorstige tijgers zijn ligchaam scheuren, zij moeten zelfs zijne wonden doorgraven, zij moeten, zoo als voorzegd is, zijne beenderen tellen; immers onze Jesus werd niet gegeeseld naar de wet der Joden, die alleen roeden gebruikten en niet boven de veertig slagen mogten geven; maar omdat I'ilatus Hem nam en geeselde naar de wijze der Romeinen , die geen getal bepaalden , noch van slagen , noch zelfs van beulen en niet alleen met roeden geeselden , maar te gelijk met zweepen , riemen en koorden, waarin scherpe beentjes, ijzeren haakjes en stekels gevlochten waren , en dikwerf tot dat de lijder den geest gaf. O gruwelijke marteling! Zie dan eens, mijne ziel! hoe die onbevlekte leden door zulke moordtuigen deerlijk gemarteld , de rug van één gereten , de schouders doorwond, de boezem doorploegd, do zijden geopend , de lenden verscheurd worden; zie eens, hoe, nu de eerste beulen afgemat zijn van het slaan , andere het bloedbad vervolgen, niet meer de oppervlakte des lig-chaams, maar de wonden slaan, het vleescb van de beenderen rukken, het gansche ligchaam misvormen; zie eens hoe onze Jesus te midden dier onbegrijpelijke pijnen onbewegelijk blijft staan , en zwijgt zonder klagen , zonder zuchten, zonder zelfs de slagen te ontwijken , als of Hij ongevoelig was, terwijl zijne pijnigers door zoo ongehoorde , zoo goddelijke stilzwijgendheid woedender worden , en nog langer slaan , ja niet zouden ophouden, zoo zij niet zagen, dat Hem de krachten begeven en Hij hun door den djod zoude ontsnappen. O ontaarde wezens !
Mijne ziel! krimpt uw hart niet weg van medelijden ? Zoude ooit iemand heviger pijnen kunnen lijden ? Verbeeld u ook niet , dat wij ze vergrooten , want noch de nijd der overpriesteren kon grooter. noch de Profeten konden nadrukkelijker wezen. Ach een eenige slag zou engelen en menschen verbaasd hebben doen staan ; wat dan zulk eene onmenschelijke mishandeling? O zoo gij beseftet wat het zeggen wil , dat een God gegeeseld en Tvreedelijk gegeeseld wordt , niet alleen zoudet gij in tranen wegsmelten, maar ook van rouw en schaamte in den afgrond van uw niet willen wegzinken. Maar hoeveel meer moet deze bedenking uw hart treffen , dat die God-Mensch al die pijnen heeft willen lijden voor uwe zon-
den, om ev n een diepen afkeer van te doen opvatten , om u vertrouwen in te «.boezemen op zijne liefde . om u in ziekte en tegenheden tot een voorbeeld en troost te verstrekken, om eene groote wederliefde tot Hem, uwen grooten Weldoener , in n te ontsteken : om u van de onvergetelijke schoonheid des hemels te overtuigen, en u door de hoop tot heldhaftige daden , tot edele ondernemingen , tot verhevene deugden op te wekken. O mijn God! dit beschaamt inij nog meer, en ik vind geene woorden , om uwe goedheid en mijne ondankbaarheid uit te drukken.
Ja mijne ziel! onzen Jesus kwam de hemel toe, Hij was van daar gekomen ; doch Hij heeft dien willen verdienen , en daarom betnamde het, dat Hij , die het hoofd , de Koning aller helden was, ook sllen in heldhaftige deugden. in verdiensten , vernederingen en in lijden overtrof. O hoe zult gij dan met zidken Koning aan het hoofd juichen , hoe blijde zult gij zijn en van liefde branden voor eenen Koning, die z.ooveel voor u ged ,an heeft! moet u dit niet aanzetten, om Hem in zijn lijden te volgen ? De Apostelen waren zelfs blijde . dat zij de eer h idden voor den naam van Jesus gegeeseld te worden ; de H. Paulus roemde er op , straf voor het geloof te ondergaan , en de geete'lng van Jesus is altijd in de H Kerk een troost geweest voor bedroef Ie , verdrukte , bekoorde en boetvaardige zielen; heilige menschen zijn gewoon de geeseling of kastijding aan den lijve te oefenen ter eere van den ge.'eeselden Jesus, naar het voorbeeld van Paulus, daar hij zegt: Ili kastijd mijn ligchanm en hreiu/ het onder bedwang, 1) en de instellers van geestelijke orden maken er eenen regel of eene wet van voor hunne leerlingen, om hen te vernederen, om het vleesch te temmen , den ijver te onderhouden . de bekoringen te overwinnen en den geest tot den smaak van hemelsche goederen meer te bekwamen en tot God te verheffen. O mijn Jesus! maak mij ook deelachtig aan uwe vernederingen en uw lijden. Leer mij mijn ligchaam kastijden en in bedwang houden. Ik zal mij nimmer over uwe geeseling schamen , ik, die wel verdiend heb, voor mijne zonden gestraft te worden en oak gestraft zal worden , indien ik zelf geene straf wil oefenen.
•U I Cor IX : '27.
OEFENING.
Verblijd zijn, als wij om deugd of geloof eenige vei-smading mogen lijden. In pijnen, ziekten, ongemakken,
tegenspoed , vernederingen zich troosten met de geese-ling van Jesus. De lijt kastijding is een zonderling mid- ,
del om zich met zjjne geeseling te vereenigen en er de verdiensten van te verkrijgen: wien dat niet voegelij* of doenlijk is , behoort eene andere pijnlijkheid te verkiezen en wel te gedenken, dat een Christen niet leven moet zonder eenige ligchamelijke boetvaardigheid, die hem aan Jesus gelijkvormig maakt.
JJc krijgsknecht en van den landvoogd namen Jesus dan in het regthuis en vergaderden de g wsche bende omtrent Hom en Bern ontkleed hel/hen de , hingen zij Hem een purperen mantel om, e ei nc kroon van doornen vlechtende , stelden zij die op zijn hoofd en een rietstok in zijne regterhand en voor Hem nederknielende, enz. Malth. XXV1J: 27, 28 , 29.
' 'V'
■)li'i'j . iff ...quot;
mj
*
176
de plaats der geeseling in het voorhof, waar het krijgsvolk zijn verblijf houdt en roepen de gansche bende bijeen, om getuigen en uitvoerders van het schandspel te wezen. Welaan, mijne ziel! begeef u ook derwaarts in den geest, zie wat daar omgaat en overweeg hiervan het geheim.
Jesus wordt weder uitgekleed en ach! met welk gevoel van smarte , daar het bloedig vleesch aan zijn kleed vastgekleefd, wederom wordt afgescheurd en van nieuws zijne wonden geopend wbrden! hoe pijnlek valt het ons, wanneer een genezend middel op eene opene wond door de zachte hand eens behendigen heelmeesters opgeligt wordt, boe knerst men de tanden , hoe trekt men mond en oogen , hoe zucht, hoe kermt en klaagt men ! welke ijsselijke pijnen moest dan onze gezegende Heiland verduren , toen al zijne wonden, door het geweldig afrukken zijner kleederen , op nieuw geopend werden!
Mijne ziel! dit heeft Jesus willen lijden , om uwe verkleefdheid aan geld, goed, aanzien en vermaak te genezen , maar hoe smartvol zal het voor u ook zijn , wanneer u , al wat gij bezit en u gelijk uw vleesch aanhangt , door den dood zal afgerukt worden ; leer dan in uw leven afstaan, aan armen mededeelen , voor deugd en godsdienst besteden hetgeen gij overtollige liefde toedraagt en dat gij niet zonder smart zoudt verliezen. Jesus heeft voor u de genade verdiend, om dat zonder pijn en zelfs met blijdschap te doen, en om als arm van geest den schoonen hemel te verdienen.
Beschouw hier ook onzen Jesus onder de bende van krijgsknechten en booswichten van het laagste gepeupel , gelijk een lam onder zoovele wolven, wien het door eenen laf hartigen landvoogd is toegelaten. Hem te folteren, te plagen en naar welgevallen te verguizen. O welken smaad, welke bespottingen en schimpwoorden heeft Hij van dat toomeloos rot niet moeten hooren ? allen, dip Mij zagen, aldus klaagt Hij bij den koninklijken Profeet, hebben Mij bespot, zij hebben de lippen geroerd en het hoofd geschud. 1)
Maar haasten wij ons , want het goddeloos kluchtspel gaat een aanvang nemen. Zij willen Hem als een Koning uitdossen en zijne naaktheid met een koninklijk gewaad
1) Ps. XXI; 8.
177
bekleeden? het purper is de Meur van Keizers en Koningen en zij vinden eene oude lomp van een purperen krijgsmantel, waarmede zij Hem opsieren. Keizers en Koningen dragen kroonen op hunne hooiden en zij vervaardigen met welgewapende handen eene kroon van scherpe en lange doornen op de wijze van een hoed , welken zjj Hem op het hoofd zetten . er op drukken , om dien daaraan vast te hechten ; Keizers en Koningen hebben ook een schepter in handen en zij geven Hem eenen rietstok in de regterhand; hie» mede is de voorname persoon van het tooneel behoorlijk uitgerust, om de klucht te volvoeren en de plegtige huldiging van dien •pot-Koning te vieren.
O Hemelen ! gij , die weleer eene geringe oneerbiedigheid jegens het tabernakel of jegens eenen profeet vreesse-lijk hebt gestraft, zult gij eene zoo ongehoorde, zoo onmenschelijke mishandeling , uwen God en Koning , het Heilig der Heiligen aangedaan, ongewroken laten? O baldadig rot! hoe verslagen zult gij staan , wanneer gij dien spot-Koning zult zien verschijnen op de wolken des hemels, om u te oordeelen en uwe spotternij te straffen. Wacht u , mijne ziel! van te spotten met de zedige en eerbare kleeding van vrome Christenen; gij zoudt ook verslagen staan op de verschijning van Jesus, om te oordeelen.
Nu is Hij geduldig en spreekt geen woord. Hij laat zich geleiden , kleeden , ontldeeden , opsieren , kroonen , slaan, bespotten zooveel men wil, want Hij is van zijnen heipelschen Vader overgeleverd aan dat dartel en ongebonden graauw , dat wel weet, den Joden geen grooter genoegen te kunnen geven , dan met Hem op de wreedaardigste wijze te mishandelen, Hij is daartoe veroordeeld , omdat Hij onschuldig ia en geene bijzondere misdaad gepleegd, ook geene bijzondere straf verdiend heeft, maar voor alle misdaden der menschen, waarmede Hij beladen is , allerlei straffen moet ondergaan. Hij onderwerpt zich daaraan gewillig en is met zijne smarten tevreden. O zonde , h e groot is uwe boosheid!
Ja, mijne ziel! om uwe pracht, weelde en overdaad, waarmede gij het onreine vat uws ligchaams opsiert, te boeten, laat Jesus zich met eenen spotmantel omhangen ; om uwen hoogmoed, uwe gierigheid en al die ondeugende
478
gedachten , aanslagen en oogmerken, die gij in uw hoofd voedt, te wreken, laat Jesus zich met pijnlüke doornen kroonen , om uwe heerschzucht, verwaandheid en ijdele pralerijen te straffen, draagt Jesus een schandelijken rietstok ten teeken der nietigheid van alle aardsche grootheid ; voor p.1 uwe zonden heeft Jesus willen voldoen en dien ' ten gevolde alle pijnen en versmadingen willen lijden. Lieve Heiland! help mij. ten einde met deze overweging vrucht te doen : geef mij de genade, die Gij met uw lijden voor mij verdiend hebt, om alle zonden te vlugten en bijzonderlijk om een waren afkeer te hebban van pracht, hoogmoed en heerschzucht.
II. Overweeg mijne ziel! hoe Jesus Christus in het voorhof van Pilatus ontbloot van zijne kleedei en , omhangen met den spotmantel , neergezeten onder den rondom Hem geschaarde menigte van krijgsknechten , om het voorwerp van een kluchtspel te zjjn, sidderende van koude , brandende van schaamte, krimpende va,n pijnen, voor zijne oogen de akelige kroon ziet vervaardigen , die dienen moet om zijne koninklijke waardigheid te bespotten ; hoe Hem die wreede hoed onder een algemeen gejuich op het hoofd gezet, gedrukt, geperst en geslagen wordt met diezelfde ijzeren handen , die hem gevlochten, hebben. O welke ijsselijke pijnen lijdt hier onze Jesus.
Dan dit alles is voor die barbaren een vermaak , eene klucht, een spel ; zij zien dat geheele ligchaam van een gereten en op onderscheidene plaatsen tot op het gebeente doorkorven in de moorddadige geeseling, zoadat geen enke lid overbleef, dat niet doorwond was, het hoofd alleen uitgenomen en ook dit moet het voorwerp hunner woe e zijn. O ontmenschten'. Het kan niet anders of de nijc ige satan moet die wreedaards hebben aangezet om Jesus te folteren en aldus het geheim te ontdekken , dat hij wl^® weten : of Jesus waarlijk de Zoon Gods was ; want het schijnt onmogelijk , dat menschen zoo wreed , zoo laag, zoo baldadig kunnen worden, dat zij vermaak scheppen in de pijnen van een man , die nooit iemand deerde , die van dtn regter onschuldig verklaard wordt en die reeds met bloed en wonden overdekt is.
Welaan , mijne ziel! beschouw Hem in dien treurvollen toestand , zie hoe die scherpe en lange doornen door vleesch
179
en aderen heen , in alle '/.ijden des hoofds doorgedreven , honderd bronnen Viin bloed openen: zie hoe dat bloed langs alle kanten over haar . oogen , wangen, hals, schouderen, borst en kleed tot op den grond vloeit, zie hoe misvormd, besmeurd, bebloed gehetl zijn aangezigt en ligohaam is geworden ! Ach , welk versteend gemoed zal bij deze beschouwing niet diep getroffen zijn ?
Een enkele doorn , niet in het hoofd , maar slechts in den voet, is bekwaam om den kloekmoedigsten man , ja een leeuw te doen schreijen van pijn ; welke pijnen moet onze Jesus clan verduurd hebben , toen honderde doornen gedrukt, geperst, gedreven werden , niet in den voet, maar m het hoofd , het edelste en gevoeligste deel van 's menschen ligchaam , daar alle zenuwen, zintuigen en zielskrachten vereenigd zijn ? Dan onze verbeelding schiet hier te kort. want al wat Jesus hier geleden heeft, is met geene pen te beschrijven.
Den snoodsten aller booswichten en onzen doodelijksteu vijand zoo deerlijk mishandeld te zien, zou de zuchten uit het diepste van onzen boezem , de tranen uit de oogen persen , ja ook een redeloos dier , zoo onbarmhartig gefolterd . zou het levendigst gevoel v:;n medelijden in ons verwekken ; welke gevoelens dan moeten in ons niet oprijzen , wanneer wij onzen grooten Weldoener, onzen Verlosser en Zaligmaker , onzen God , die onze broeder heeft willen worden , om ons de kroon der onsterfelijkheid op te zetten en eene eindelooze heerlijkheid te schenken, zoo ontnenschelijk gefolterd zien, om voor onze zonden voldoening te geven 1
O zonde , hoe groot moet uwe boosheid zijn , die zoo vele smarten heeft moeten kosten! o hoogmoed , o on-regt, o onkuischheiJ, hoe gruwelijk moet gij zijn voor de oogen van God, die van zijn welbeminden Zoon zoo veel bloeds en zoo deeilijke mishandelingen heeft gevorderd om ze uit te wisscoen !
O mijn Jesus! wit dankbaarheid en liefde ben ik U niet al verschuldigd? Gij hebt de vervloeking, die uw hetnel-sche Vader tegen ons uitsprak ; dat de aante. doornen en distel en voorlhrevge , 1) op U genomen ; Gij hebt ze op uw hoofd willen dragen, om ons le zegenen met allen geestelijken zegen en hemelsche gaven ; 2) Gij zijt die voor
1) Gen. 111. 1) Eph. I.
180
ons zoo gelukkige ram , in de doornen verward 1) , om ons in den persoon van Isaak te sparen. Nooit zal ik de zonde weêr beminnen; ik verzaak zo van harte , om U voortaan alleen te beminnen , die voor mij zoo bitterlijk hebt willen lijden. Help mij met uwe genade, om volstandig in dit voornemen te blijven.
III. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus toegerust gelijk een tooneel-koning, met een stuk purper of scharlaken op de schouders, eene doornen-kroon op het hoofd, een rietstok in de hand en op een steen , als op zijnen troon gezeten, nu in ernst de speelbal is geworden van een baldadig gemeen. Doch vergeet niet, mijne ziel! dat Hij de Koning der heerlijkheid is. De krijgsknechten, die Hem mishandelen , zijn Heidenen en kennen Hem niet; zij zijn opgestookt door de Joden en aangevuurd door den duivel, om Hem op de geweldigste wijze te plagen ; zij meenen , dat Hij een ellendige Jood is , die waant Koning te wezen , en dat Hij langs den weg van oproer en verleiding waarvan Hij beschuldigd wordt, deze waardigheid wil bereiken ; hun gansche aanleg is dan , om met zijn rampzalig koningschap den spot te drijven en de zwakheid , de nietigheid zijner magt tot een kluchtspel te gebruiken.
Dan de gewaande Koning op zijn troon gezeten met een koninklijk gewaad omtogen, met een koninklijke kroon versierd, met den koninklijken rijksstaf in de hand , is gereed om eerbied , hulde en geschenken te ontvangen.
Zij knielen onder een algemeen geschater voor Hem neder en zeggen: Wees gegroet, Koning der Joden ; te gelijkertijd geven zij Hem wreede kaakslagen, spuwen Hem in het aangezigt en den rietstok uit zijne hand nemende, slaan zij Hem op het hoofd , als om de kroon daarop te bevestigen ; na de eersten volgen de tweeden , onder een aanhoudend gelach en doen dezelfde begroeting , dezelfde giften, als wilden zij Hem bij zijne troonsbeklimming geluk wenschen , en daarop volgen wederom anderen, dezelfde pligtplegingen verrigtende , tot dat elk der bende den Koning zijne hulde heeft bewezen.
Lieve Jesus ! hoe toch hebt Gij zulk een ongehoorden moedwil kunnen verdragen ? waarom doet Gij die boos-
1) Gen. XXII.
■181
wichten niet dadelijk in den afgrond verzinken ; of wilt Gij ze nog sparen : waarom niet een enkelen wenk uwer almagt gegeven, die dat baldadig rot zal doen boven ?
één wenk alleen is genoeg , om hemel en aarde te doen daveren.
Maar neen. Jesus zwijgt en verdraagt, als ware Hij ongevoelig, men spot met Hem naar welgevallen, Hij geeft, Hij neemt den rietstok , hoe en wanneer men dien wil nemen of geven; Hij ontwijkt zelfs in 't minst de slagen, stooten of speeksels niet, en dat zonder te klagen,
zelfs zonder te zuchten.
Mijne ziel! zoudt gij ooit aan zoo wreede mishandeling en zoo wonderlijk geduld hebben kunnen gelooven , zoo niet God zelf door de Evangelisten het u verzekerde ?
Moet gij u dan niet schamen , dat gij op een gering ongelijk , een ongevoegelijk woordje, eene onbeleefdheid opstuift en wraak zoekt ?
Wat zult gij , arme aardworm! antwoorden voor den regterstoel des Heeren, daar Hij zelf, de Koning van hemel en aarde, voor u bespottingen heeft willen verduren,
die Hem smartelijker waren. dan alle doornen , die zijn hoofd doorstaken ? Ja . mijne ziel ! een edel mensch wil liever den smartelijksten dood oudergaan , dan in zijne eer en waardigheid bespot worden , hoeveel te meer dan een God ? Met dat al, Jesus zwijgt en verdraagt van het laagste graauw ongehoorde, onbeschrijieiyke bespottingen,
die niemand dan God kan verdragen.
Ach, mijn Heiland! Gij zijt groot, heilig en bewonderenswaardig in al uw lijden, maar nergens meer dan in uwe doornen-krooning ; trouwens hier doet Gij zien , dat Gij een God zijt, hier verraadt Gij U zeiven, hier ontdekt Gij uw geheim. Een mensch zou zoo heilig , zoo geduldig niet kunnen wezen ; en indien de hoogmoed den satan niet verblind had, die niet gelooven kou , dat een God zich om den mensch zoo diep kon vernederen, hier zoude hij U gekend, en er van afgezien hebben U te vervolgen ;
doch dit wildet Gij niet: uw koningrijk is van deze wereld niet, Gij moest lijden en alzoo ingaan in uwe heerlijkheid,
en dat lijden moest den duivel verblinden, terwijl het den ,
geloovigen strekt tot een onfeilbaar bewijs, dat Gij waar- y,;
lijk de Zoon Gods zijt. Ik aanbid ü dan, mijn Jesus!
onder de doornen-kroon en te raidden uwer diepste ver-
ijg
lui-i
182
nederingen. ik aanbid uw goddelijk geduld, het merkteeken uwer oneindige liefde tot mij. Geef mij , dat ik U moge navolgen.
Jeans wil het voorbeeld, de troost, de sterkte zijner uitveikorenen wezen , Hij gaat ben voor, overtreft hen allen in lijden en in geduld ; Hij verdient voer hen de genade , om zijne voetstappen te drukken ; ook zij zullen geeselingen. pijnbanken, versmadingen en bespottingen voor geloof en deugd moeten lijden, onwrikbare getrouwheid aan hunnen God zal ware grootmoedigheid zijn en huu tot hunne hoogste eer strekken ; doch purper, kroon en rietstok is voor Hem alleen , hierin zal niemand zijn deelgenoot zijn ; Hij is hun Koning , zijne vernederingen en zijn geduld moeten zonder voorbeeld wezen : en onder duizende bewijzen, dat de pennen der Evangelisten door den geest Gods bestierd «erden , is dit het eerste , dat zij een zoo goddelijk geduld hebben kunnen beschrijven Maar behalve dat onze Jesus door zijn onuitputbaar geduld duidelijk toont, dat Hij de Zoon Gods is, geven de soldaten zeiven, terwijl zij Hem als eenen spot-Koning ten toon stellen , door die teekenen, waarmede zij Hem meenen te onteeren, het natuurlijke denkbeeld zijner onafhankelijke tuagt te kennen en werken alzoo tegen hunne meening mede , om Gods raadsbesluiten in Jesus te vervullen. God wilde, dat zijn Zoon als Koning gegroet, als overwinnaar gekroond, als God zoude aangebeden worden; en dit wordt hier, alhoewel het in de oogen der soldaten ee.n kluchtspel is , echter in die der Eeuwige Wijsheid volbragt Wien toch voegde eene kroon van dooi nen beter , dan den Koning der lijdenden , die geene andere onderdanen wilde , dan die bereid zouden zijn droefheid , vervolgingen en den marteldood te ondergaan en deze kroon, hoezeer ook nu niet strekkende dan om Jesus te bespotten, zal nog eenmaal de wellust der heiligen zijn en door de geheele wereld vereerd worden. — Dezen met doornen gekioonden Koning voegde ook een schepter en zij geven er Hem een, die de volmaaktste overeenkomst heeft met de kroon, te weten een rietstok. Niets was beter in staat, om de natuur zijner magt uit te drukken , omdat deze zich nooit door kracht of geweld , maar door de zwakheid zelve heeft doen kenmerken ; koningen en vorsten hebben legers noo-dig , zoo ter vernietiging hunner vijanden , als om bunna
•183
onderdanen ie bedwingen ; de Koning, dien wij aanbidden, behoeft geene niensehelijke hulp , geene uitwendig3 magt, daar Hij ze in zich zeiven vindt. De zwakste middelen , een broos riet is in zijne handen genoeg, om de grootste wonderen te verrigten. Met dezen rietstok , welke het zinnebeeld is van het kruis , heeft Jesus meer volken ten onder gebragt, dan de grootste helden; met dezen rietstok heeft Hij de duivelen overwonnen en zijn rijk , dat is zijne Kerk, gevestigd op de puinhoopen des ongeloofs , verheven en uitgebreid tot aan de grenzen der aarde. — Niets voegde ook onzen Jesus beter dan de purperen mantel , geene kleur was er gepaster dan deze voor een Koning , die zijn Rijk door zijn bloed moest vestigen , die de Koning der martelaren moest wezen en dus het teeken moest geven van al die bloedige oorlogen , die het bloed van zoovele Christenen zouden doen stroomen ; hier heeft Hij den triomf van het marteldom willen doen kennen en ons willen aantoonen, dat wij door pijnen en smarten . ja door de opoffering van ons leven , zijn rijk moesten verkrijgen ; ééne omsta,ndigheid zoude ons toeschijnen aan de majesteit van Jesus niet te kunnen voegen, te weten, de versmadingen die Hij van de soldaten ontvangt; dan niets kwam ook beter met de waardigheid van dezen Koning overeen , wiens rijk op de verachting der wereldsche eer gegrond was. O Jesus! hoe groot zijt Gij toch, ook in uwe diepste vernederingen.
Zulk een Koning dient gij , mijne ziel! eeu Koning , gekroond met doornen , die door zijn geduld en zijne vernederingen zeiven toont, dat Hij een almagtig God is ; zoo gij op zijne heerlijkheid aanspraak wilt maken , zult gij Hem moeten volgen , zoo niet van nabij door geese-lingen en pijnbanken , ten minste van verre , met ongelijk , smaad , bespottingen of onregt te lijden , met verstervingen , ongemakken , boetvaardigheid en geduld te oefenen , met wereld , pracht, overdaad, vermaak en ijdel-heden te verzaken.
Jesus is de Koning der deugd , bevinden zich daarin éenige doornen, zij zullen nimmer aan die van Jesus evenaren en deze zullen de uwen verzachten. Beschouw Hem dan menigmaal onder die pijnlijke kroon en Hij zal uw troost, uwe sterkte wezen Mijn Jesus! help mi] : opdat ik U volgen moge.
184
BEOEFENING.
De gierigheid of alle aangekleefdheitl aan tijdelijk goed ait het hart bannen en wanneer gij deze in u gewaar wordt, eene aalmoes geven. De bespottingen , onzen Zaligmaker aangedaan , vergoeden met aanbidding en met grooteren eerbied in zijnen tempel. Gaarne wat ongemak lijden , wat ongelijk , smaad of bespottingen verdragen , om den gekroonden Jesus te gelijke». Dikwijls door den dag schietgebedjes doen en geduld , geloof, liefde en kloekmoedigheid vragen.
Toen ging f'ilatus nog eens uit en zeide tot hen : ziet ik breng Hem .u hier builen , opdat gij moogt weten , dat ik geene schuld in Hem vinde. Jesus kwam dan uil, dragende de doornen kroon en hel purperen kleed, en Pilatus zeide tot hen: Ziet den Mensch ! Jo. XIX: 4—5.
1. Overweeg mijne ziel! hoe Jesus Christus in den ganschen loop zijns bitteren lijdens bij niemand de minste voorspraak vindt dan alleen bij zijnen regter , maar dat deze voorspraak zelve tot niets ander dient. dan om Hem meer pijnen , grooter smaad en schandelijker mishandeling te doen ontmoeten. De regter verklaart Hem onschuldig, hij is genegen om Hem in vrijheid te stellen , en wendt daarom alle pogingen aan om den haat en de woede zijner vijanden te stillen; maar daarom juist moet Hij eene moorddadige geeseling ondergaan , daarom wordt het den krijgsknechten toegelaten, Hem eene kroon van doornsn op het hoofd te drukken , met een stuk purper zijne naaktheid te beschimpen , met een spotriet zijnen staat en zijne waardigheid te hoonen, daarom wordt Hij op eene onmenschelijke wjjze op het hoofd geslagen, in het aangezigt gespuwd en tot een baldadig kluchtspel gebruikt. Ach! wie onder de zon viel ooit in zulke wreede handen ?
Met datzelfde oogmerk neemt Pilatus Hem, nadat da
185
bende haven spotlust heelt uitgeput , zoo als hij toegerust is , mede naar buiten op het voorplein van het regt-huia en eenige voetstappen vooruit tredende, zegt hij aan de daar vergaderd goblevene overpriesters , hoofdmannen , leeraars en toegevloeide ontelbare menigte aan-schouwers : Ziet, ik breng Hem u hier huiten , opdat gij moogt weten , dat ik geene schuld in Hem vinde.
Geene schuld ? o snoode regter! schaamt gij u niet u zeiven zoo openlijk te veroordeelen, een onschuldige zoo wreedelijk gefolterd , zoo gruwelijk mishandeld te hebben ? gij verraadt hier uw geweten , uw gezag , uwe pligten om den grooten te behagen en gij zult Jesus met nog meerdere schande overladen, zonder Hem de geringste hulp aan te brengen. Ach mijn God! terwijl ik dit aan Pilatus verwijt, moet ik aAne zondaar mij zeiven dan niet verwijten , dat ik om de wereld te behagen . meermalen door kwaadsprekendheid den goeden naam van geringe menschen bezwalkt, of op andere wijze on-regt tegen hen gepleegd heb ?
O mijn Jesus! zoo Gij geene schuld hebt en nogtans van uwen Vader , die de oneindige regtvaardigheid zelve is , verwezen wordt om zoo bitterlijk te lijilen ; ach , Gij moet dan zonde hebben , die Pilatus niet kent. Ja mijne ziel! Jesus heeft uwe en aller menschen zonden op zich genomen en daarvoor wordt Hij zoo deerlijk gestraft. Ach! mogtet gij deze waarheid met droefheid erkennen , ophouden met zonden te plegen en uwe vorige misdrijven van harte verzaken.
Dan, eenige oogenblikken na den regter , komt Jesus op het voorplein , te voorschijn , dragende de doornen kroon en hel purperen klcd. en ongetwijfeld ook den rietstok in zijne geboeide handen, zoo als Hij door de baldadige krijgsbende is uitgerust. De regter op Hem wijzende , zegt tot de vergaderde menigte , ten einde haar tot medelijden te bewegen ; ziet den Mensch ! ziet, hoe Hij mishandeld is, ziet, hoe zwak, hoe arm, hoe ellendig , hoe diep vernederd , hoe verachtelijk Hij hier staat;
•iif
uiy , uuü uiup veriieueru , noe veracnieiyK nij nier öi/cictt, wie kan zulk een Mensch , in zulk eene diejte ellende verzonken , nog meer vervolgen ?
Welaan, mijne ziel! vertegenwoordig u eens in uwe verbeelding het regthuis van Pilatus , de ontelbare me-nigte aanschouwers , overpriesters , ouderlingen , raads-
•186
heerfin , wetgeleerden . hoofdmannen en al wat aanzienlijk is in Jerusalem ; den landvoogd zoo als hij op het balkon staat, verbeeld u eindelijk den lijdenden Jesus tus-schen twee krijgsknechten, magteloos . uitgeput van krachten , druipende van bloed , het aangezigt gezwollen , de wangen nog gloeijende van de kaakslagen en uitgedost als een spot-Koning, zoo als Hij uit het regthuis den landvoogd volgt, om aan het volk vertoond te worden.
Ziedaar dan nu uwen Koning, den Heer van hemel en aarde , door wien de koningen heerschen en de wetgevers gebieden; ziedaar den waren Salomon met zijne kroon, waarmede hem zijne moeder de synagoog gekroond heefl, '1) zie Hem daar gebonden voor staan. Och, beschouw Hem van het hoofd tot de voeten : dat aanbiddelijk hoofd . hetwelk met hemelstarren versierd moest zijn, is bezaaid en doorwond met scherpe en schandelijke doornen , die schouderen, waarop het prinsdom rust, pronkt met een spotmantel : die oogen , die den hemelgeesten ontzag inboezemen . zijn bezwalkt met geronnen bloed ; dat minnelijk aanschijn , de blijdschap der engelen, dat alom zegen verspreidt, is met vuisten geslagen en met afzigtelijk speeksel bezoedeld; die lippen , waaruit zoovele goddelijke leeringen vloeiden , zijn opgezwollen van de slagen ; die banden, die de zieken genazen , de melaatschen reinigden , de kreupelen herstelden, de blinden verlichtten , de dooden opwekten . zijn met boeijen en banden omkneld en dragen een bespottenden rietstok. O treurige vertooniug! Wiens ingewanden /■ ijn niet ontroerd bij deze beschouwing ?
Hier staat Hij als een snoode booswicht. Hij , die levenden en dooden zal komen oordeelen : hier staat Hl) als een bespottelijke onzinnige ; de eeuwige ongeschapene wijsheid des Vaders , in wien alle schatten van wijsheid en. weienschap Gods verborgen zijn ; 2) hier staat Hij als een belagchelijk vorst, Hij op wiens wenken het heelal davert, de luister van Gods heerlijkheid, en die alle dingen draagt door het woord zijner kracht. 3).
O zonde , hoe gruwelijk moet gij zijn , ter welker voldoening een God in een zoo jammervollen toestand wordt gebragt! o God hoe groot zijt Gij , die door zoo diepe
1) Cant. III. i) Colloss. 11 : 3.
3) Hebr. I : 3.
•187
vernederingen van uwen wezenlijken Zoon alleen verzoend wordt! Zeg dan nooit, mijne ziel! dat God ongenadig is, wanneer Hij den zondaar met eeuwige straf bedreigt, daar Hij zijnen welbeminden Zoon zoo deerlijk om de zonden straft. Loof Hem veeleer , dat Hij a zulken Verlosser heeft gegeven.
Zie den mensch ; zie hoe Hij midden ie eene zee van smarten bloost voor al die aanschouwers, die Hem te voren beschouwen en eerbiedigen , als een allerheiligsten afgezant des hemels. maar Hem nu verachten, veroor-deelen , verfoeijen.
Zie den mensch ; die door eene wonderlijke uitvinding zijner liefde , door zijne schaamte , de wraak des Hemels van uw hoofd op het zijne wendt en voor u de deur des homels opent, om u eeuwig gelukkig te maken.
Zie den mensch , die op aarde is gekomen , om met u te verwisselen , om uwe zwakheden , ellenden , rampen , pijnen , schande en melaatschheid op zich te nemen , om een van God geslagen , een vernederde , verachte en de laatste der mannen te worden en u daarvoor zijne onschuld , zijne hemelsche schoonheid en zijne heiligheid te geven.
Zie den mensch , die voor uwe zonden geollerd is , en zonder wien er geene vergeven worden. Zie uwen eerstgeboren broeder, die in uwe maagschap getreden is om voor u de kroon der onsterfelijkheid te verdienen. Zie uwen bruidegom , die u teederlijk bemint en alhoewel hij uitwendig noch gedaante , noch luister heeft, echter inwendig de schoonheid zelve is en haar u wil mededeelen.
Zie dan den Mensch, die u bemint en zich voor u heeft overgeleverd ; zie dan niet hopeloos rond ; wanneer gy onder het gewigt uwer zonden of krankheden gebukt gaat, wanneer duivel, wereld en vleesch u belagen ; zeg dan niet; ik heb geenen Mensch: maar zie den Mensch, \) die uw voorspreker is bij den Vader tegen degenen , die u beschuldigen , die u tot zich roept, bij wien gij troost en rust voor uwe ziel zult vinden.
Zie eindelijk den Mensch , den wezenlijken Koning der waarheid en der deugd , maar wiens koningrijk van deze wereld niet is , die hier niet geeft , dan hetgeen Hij in
1 j Joan. V ; 7.
188
de handen en op het hoofd draagt, die der begeerlijkheid niets inwilligt, maar wiens oogmerk alleen is , om ons deugdzaam te maken en na den dood onverwelkbare schoonheden , wellusten en rijkdommen te geven, en zoo gij u hiervan wilt verzekeren , zie dan den Mmsch, want Hij is de weg . de waarheid en het leven en Hij heeft geleden , opdat gij zijne voetstappen zoudt volgen; zie dan den Mensch en tracht Hem gelijkvormig te worden in zijne lijdzaamheid , in zijne diepe vernederingen ; opdat gij het ook eens in zijne heerlijkheid moogt zijn.
Lieve Jesus! U verkies ik heden tot mijnen Koning; U wil ik dienen en volgen , ik wil hier niet, dan hetgeen (Jij zelf hebt gehad ; ik wil niet, dan hetgeen Gij beloofd hebt; onzigtbare , eindelooze rijkdommen in den hemel; help mij , dat ik daar altijd naar hake.
II. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus in dien treurvollen toestand, waarin Hij op het voorplein van het regthuis verschijnt , en Pilatus Hem aanwijst, druipende van bloed en uitgerust als een man van smarten , het volk niet dan tot medelijden en tot het verzoeken van zijn ontslag kon opwekken.
Dit bemerken ook de overpriesters en hunne dienaars en zij vreezen, dat die vertooning op het volk, hetwelk tegen Jesus minder was ingenomen, zoodanigen indruk zoude maken, dat misschien hun moordzuchtige eisch te leur gesteld en de genegenheid voor hunnen weldoener wederom kon herleven , en daarom eer nog iemand van het volk zijne stem verheffe en van anderen gevolgd worde nemen zij , om hun geenen tyd te geven , het woord op en schreeuwen luidkeels: kruis Hem, kruis Hem.
Immers de nijd is onverzadelijk en nooit te vreden , zoo lang er nog een druppel bloeds in de aderen van dengene, dien hij vervolgt, overig is. Dat onschuld, regter, pijnen, dat mishandelingen , rede, medelijden , dat alle mensche-lijkheid voor hem pleite , de nijd rust niet, voor dat het otter aan zijne woede geslagt is. Niet zelden laten zich ook godvruchtige menschen daardoor wegslepen en niet zelden maken zij grootere zwarigheid in een gewoon gebed, eene Communie of andere oefening achter te laten , dan te belasteren, te ondermijnen , te benadeelen , te vervolgen degenen , welke hunne eigenliefde of hun vooroordeel
489
niet kan dulden. Wacht u, mijne ziel! voor zulke snoode drift, die, hoe verhevener, hoe waardiger en heiliger uw staat is , meestal zooveel te heviger en geweldiger woedt.
Pilatus zelf, alhoewel een blinde Heiden, ziet dien on-zinnigen nijd der Joodsche overheden , en verdrietig geworden zijnde , dat hij den onschuldigen Jesus , noch uit hunne moorddadige hauden redden, noch hunnen razen-den bloeddorst kan lesschen ; voegt hij hun met bitterheid te gemoet: Neemt gij Hem dan en kruist Hem , want ik vind geene schuld in Hem. En ziedaar onzen Heiland voor de vijfde maal door zij non regter onschuldig verklaard , opdat nimmer in de volgende eeuwen de minste twijfel wegens zijne heiligheid zoude kunnen ontstaan, noch het Jodendom die zoude miskennen. O Voorzienigheid , hoe verwonderlijk zijt Gij ! O heiligheid van mijnen Jesus, hoe blinkt Gij hier te midden der dikste nevelen van smaad en schande !
De overpriesters begrepen wel, dat deze woorden : Neemt gij Hem , geene overgeving , maar een scherp verwijt over hunnen onverzoenlijken haat bevatteden; zij zochten dat ook niet , omdat zij Jesus wilden gekruist hebben en dit schreef hunne wet niet voor , daarom trachten zij den regter ter geruststelling van zijn geweten wijs te maken , dat , hetgeen hen te^en Jesus opzet, geen haat, maar een godsdienstige en heilige ijver is en Hij volkomen den dood verdiend heeft: Wij hebben eenr wet, zeggen zij , en volgens die wet moet Hij sterven , omdat Hij zich zeiven Gods Zoon gemaakt heeft. O snoode huichelaars!
Daar zij door de beschuldigingen, betreffende de l:!o-meinsche wetten hunnen helschen aanslag niet hadden kunnen volvoeren, nemen zij de Joodsche wet, aan Pilatus geheel onbekend , tot een voorwendsel van hunnen moordlust, niet twijfelende , of hij zou ingevolge de vrijheid , die hun gelaten was , om naar hunne godsdienstige wetten te leven , ook eenen eisch , waarover hij niet kon oordeelen, eindelijk inwilligen en Jesus aan hunne woede opo(Ieren. Nu , de wet quot;waarop zij zich tegen Jesus beriepen , scheen die te zijn , welke de godslasteraars tot den dood veroordeelde, want, zeiden zij , Hij heeft zich zeiven Gods Zoon gemaakt. Meermalen was het hun onverdragelijk geweest, dat Jesus God zijnen Vader noem-
V
'quot;.i-' ''
li ■■'l -i- , '
1
190
de en dat in zulken volstrekten zin , als op niemand det stervelingen kon toegepast worden ; want hierom hadden zij Hem reeds vroeger willen steenigen en ook nog dezen nacht des doods schuldig verklaard , omdat Hij zonder godslastering , naar hunne meening zich deze waardigheid niet kon aanmatigen.
Maar welke is de wet, volgens welke gij .lesus tot den kruisdood wilt verwezen hebben , waar geschreven , door wien verkondigd, wie heeft zich ooit tot eenen Zoon Gods gemaakt. die gelegenheid gaf tot zoodanige wet en welke wet heeft ooit den kruisdood voorgeschreven ? Er waren onder de Joden valsche Profeten , er warei- godslasteraars , en deze werden ter dood veroordeeld , doch niet anders , dan om gesteenigd ie worden, berhalve is de wet, die Jesus tot het kruis veroordeelt . geene andere, dan hun doodelijke haat, met den schijn van godsdienst en ijver bekleed
O veinsaard» ! zoo tracht gij dan uwe moordzucht ouder den dek.nantel van godsdienst te verbergen, zoo ontziet gij dan niets om uw moorddadig doel te bereiken. Doch dit was het juist, dat Jesns altijd in hen verfoeid had , dat zij onder den schijn van godsdienst, om hunne heersch- en hebzucht te voldoen , de onnoozelen verdrukten , het bloed der weduwen uitzogen , ja, onder den schijn van ijver voor het opdragen van offeranden, liever hunnen ouderen gebrek lieten lijden ; maar hier leggen zij het zegel op hunne huichelarij, nu zij zich van Gods wet bedienen , om hunnen Messias te doen sterven.
Niet zelden ziet men nog onder de Christenen dien zelfden geest heerschen , de wetten van God brf-ed uitmeten , wanneer het hun eigenbelang vordert . maar die geheel anders beoordeelen , wanneer ze tegen hunne belangen worden ingeroepen. Niet zelden wordt, onder den schijn van godsdienst, de naaste onderdrukt, zijn goede naam bezwalkt. Mijne ziel! verfoei zulke handelwijze, want Gods wet is waarheid en laat zich naar geene harts-togten plooijen , maar is altijd dezelfde, wacht u dan, ooit heilige zaken tot werktuigen van uwe driften , eigenbelang of vooringenomenheden te doen dienen en oordeel altijd naar die wet die ook u eenmaal zal oordeelen.
Maar Jesus heeft zich voor den Zoon Gods uitgegeven. Ja , mijne ziel! en dit heeft Hij door duizende mirakelen
19!
bewezen , dit heeft Hij alom het volk geleerd , ja in den vollen raad verklaard , dit wijst de vervulling der voorzeggingen uit, dit duiden zijne onschuld , het zwijgen en verdragen in al zijn bitter lijden aan en dit is onze zoetste troost, onze hoop , onze roem , onze toevlugt.
Of is het misschien niet waar, dat God een Zoon heeft dan de H Schriftuur heeft het duidelijk genoeg getuigd. Moet de Messias geen God wezen? dan dezelfde H. Schriftuur zegt het Moet Hij het dan loochenen , moet Hij voor den Messias niet erkend willen wezen, en wanneer Hij door mirakelen bewijst , dat Hij de Messias is , moet men Hem dan niet gelooven ?
O rampzaligen ! gij verloochent alzoo den waren Messias , wie Hij ook wezen moge , als gij .lesus verloochent; gij miskent de beloften der vaderen , gij verzaakt de voorzeggingen der Profeten, gij verwerpt de geheele godsdienst , die Moses geleerd heeft, gij doet afstand van alle hoop en van al den roem van Israël en geeft duidelijk te kennen , dat gij die goddeloozen zijt, die in het boek der wijsheid van den regtvaardige zeggen ; Hij verzekert., dat Hij de wetenschap Gods heeft en Hij noemt zich den
Zoon Gods..... Hij beroemt zich , dat Hij God tot Vader
heeft..... Laat ons Hem tot den allerschandeiijkslen dood
verwijzen. 1)
O mijn God ! uwe wegen zijn aanbiddelijk ; trouwens , zou wel iemand, die bij het regthuis van Pilatus was tegenwoordig geweest, de woorden van 's Heilands vijanden naauwkeuriger hebben kunnen aanteekeuen , dan hier de wijze man honderde jaren te voren doet; Gij zijl dan, mijn Jesus! de wezenlijke Zoon Gods en deze waarheid verrukt mij.
Een God heeft dan op aarde willen komen, om mot ons te verkeeren, voor ons te lijden , om ons te verlossen en ons eindelooze zaligheden te schenken. Wie moet U niet beminnen, mijn God! Wie moet niet op uwe beloften vertrouwen ? Mijn Jesus! ik zal voortaan voor U alleen leven. Help mij door uwe genade.
Hl. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus reedi door zjjne verklaring, dat Hij Koning is , alhoewel niet van deze wereld , door zijne onbezwalkte onschuld . door 1) Snp. U.
fti
: „ m.
192
zijn wonderlijk geduld in al zijne pijnen en versmadingen, door zijne zonderlinge en verhevene houding in zijn spreken en zwijgen , alsmede door het algemeen gerucht zijner wonderkerken en de waarschuwing der huisvrouw, die Hem eenen Regtvaardige noemde , — den regter Pilatus geene geringe vrees had aangejaagd, dat hij zich aan Hem vergrijpen en de wraak des Hemels op zich zoude doen nederdalen.
Doch toen Pilatus van de overpriesters hoorde, dat Hij zich zeiven Gods Zoon maakte, was hij nog meer in vrees. Hij was voor zich zeiven beducht , en in overweging nemende , dat hij Hem wreedelijk had doen geeselen, dat hij baldadigen krijgsknechten had toegelaten Hem op eene ongehoorde en onmenschelijke wijze te pijnigen , te bespotten en tot een kluchtspel te gebruiken, was hij beangst , dat hij welligt eene hemelsche Godhe'd mishandeld had, die zich daarover naar verdienste zoude weten te wreken.
Dit doet hem besluiten , die zaak verder en met ernst te onderzoeken ; doch om zijne vrees aan niemand te doen blijken, laat hij Jesus, zoo als Hij uitgedost is , met purper omhangen , met doornen gekroond, den rietstok in de hand, binnen komen in het regthiiis en zegt Hem: Van waar zijt Gij ? van welke afkomst , van welk geslacht? zijt Gij een Zoon van de groote of halve goden, wie is uw vader , wie uwe moeder ? want iets hemelsch in Hem vermoedende , vraagt hij op de wijze der Heidenen, die hunnen veelvuldigen goden zonen en dochters toeschreven en waanden, dat zij zich meermalen op de aarde lieten zien.
Maar Jesus gaf hem geen antwoord. Het was Pilatus genoeg, te weten, dat Hij onschuldig was; Jesus wil de paarlen niet voor de zwijnen werpen; want Pilatus was onbekwaam en zijn hart te bedorven , om hemelsche waarheden te bevatten , alhoewel een woord alleen hem in het hooge denkbeeld , dat hij van Jesus had , zoude bevestigd hebben. Het was hem ook om geene onderrig-ting te doen , maar alleen nieuwsgierigheid en verwaande hoogmoed deden hem naar den oorsprong van Jesus vragen ; billijk verbergt dan ook Jesus dezen voor hem. God openbaart zijne waarheden niet dan aan de eanvoudigen en opregten van harte : zoo veropenbaart Hij zich zonder
193
eenig voorbehoud aan eene arme , ontuchtige Samaritaan-sche vrouw, aan eenen blindgeborene en aan allen , die bereid zijn , de waarheid te omhelzen en getrouwelijk te volgen , en wanneer God zich zeiven en zijne waarheden bekend maakt, zoo heeft dit geene andere strekking, dan om zich te doen beminnen en zijne woorden als een fakkel voor onze voeten te doen dienen op den weg naar den hemel, maar niet om de nieuwsgierigheid of den hoogmoed te voldoen ; dit is dan ook de reden , waarom nog velen , op het voorbeeld van Pilatus , naar den persoon van onzen goddelijken Verlosser te vergeefs onderzoeken en in dat eeuwige Woord des Vaders niets meer ontdekken, dan het ligchamelijk oog en het kortzigtig ▼erstand hun openbaart. Och , mogten zij toch de waarheid opregt zoeken , dan zou .lesus voor hen niet langer zwijgen , maar zich openbaren en zij zouden in Hem eenen schat van hemelsche wijsheid en eene bron van zaligheid vinden. 0 God ! geef mij , altoos met dat oogmerk uw woord aan te hooren.
Jesus zweeg dan en deze stilzwijgendheid was hier veel verwonderlijker, dan in bet midden der smaadheden en pijnen. Pilatus , die Hem met zoodanige vraag meende te vereeren , stond verbaasd over die grootmoedigheid : daar hij echter regt meende te hebben antwoord te ontvangen, zegt hij \ ol gramstorigheid en al dreigende: Hoe, spreekt Gij mij niet 2 iveet Gij viel, dat ik rnagt heb, om U te kruisigen en mai/i heb. om U los te latev ? Zoo verwaand spreekt de wereldling, als konde hij de magt hebben, om onregt te plegen , onschuldigen te straflen, zonder daarover aan iemand verantwoording schuldig te zijn, en dat in het bijzijn van den Zoon Gods , de Eeuwige Eegt-vaardigheid zelve , die slechts een oogenblik behoeft, om hem te verpletteren.
Maar Jesus onderrigt hem beter. Alhoewel met bloed overgoten , met wonden overdekt, krimpende van pijnen en in den ellendigsten toestand , spreekt Hij echter met eene onnavolgbare Majesteit, en Hij , die in zijne eigene /aak zweeg als een lam , onderwijst hier als een hei der ; Gij zoudt toch tegen mij geene magt hebben , ten ware die u van boven gegeven was. Gij zoudt met al uwe magt tegen mij niets vermogen , een oogenblik was genoeg , om u met al uwe krijgsmagt neder to vellen , zoo
7
104
als ik nog in den afgeloopen nacht getoond heb; maar daar alles , wat mij zou overkomen, door Gods raad bepaald is, onderwerp ik mij en geef mij aan alle mishandelingen over. Daarom heeft d.eyeen , die mij aan u geleverd heeft, grootere zonden gedaan. Daarom , omdat het met mij alzoo gelegen is. dat gij over mij geen regtsgebied hebt , en zonder Gods bijzondere toelating-niets tegen mij zoudt vermogen, daarom zondigt gij; omdat gij te zwak , te laf zijt en de Joden te veel ontziet , daarom gaat gij uwe magt te buiten met die tegen mij uit te oefenen , die aan uwe regtbank niet onderworpen ben ; dan , hoezeer gij zondigt, zij nogtans , die mij aan u geleverd hebben, hebben grootere zonden gedaan en zwaardere straf te wachten ; gij kent mij niet, maar zij, Caïphas en zijn raad, die de voorzeggingen der Profeten kennen , hebben zich gemakkelijk kunnen overtuigen , dat ik de Messias en dus boven u en hen allen verheven ben ; gij zondigt uit vrees , maar zij uit haat en nijd , die hen vervoerd hebben , om mij aan u te leveren. O hemelsche leer ! ongehoorde kloekmoedigheid!
Pilatus is daarmede ook zoodanig ingenomen, en die zoete berisping uit den mond van eenen gevangene komt hem zoo wonderlijk voor , dat hij niet meer twijfelt, of Jesus is meer dan andere menschen; en van toen «/ zocht Pilatus Hem los te laten. O mijn Jesus! hoe verwonderlijk zijt Gij ! ik moet U beminnen , omdat Gij zoo goed , zoo heilig , zoo groot zijt, maar ik moet U ook vreezen , omdat Gij mijn Regter zijt
Ja mijne ziel! Jesus spreekt hier als Regter , het zijn de laatste woorden , die Hij in het regthuis gesproken heeft, en hoezeer Hij ook als een spot-koning toegerust en de laatste der mannen is , spreekt Hij echter met een goddelijk gezag; Mij onderscheidt en oordeelt over de zwaarte der zonden en veroordeelt de zondaars. Hoe meer weldaden gij genoten hebt, hoe slechter uwe oogmerken zijn , hoe verhevener uw staat is, hoe grooter uwe zonde» ook zullen zijn. Bedenk dat met ernst en vrees.
Wilt gij veilig wezen, gerust voor dat oordeel verschijnen, gehoorzaam dan uwer overheden, wie zij ook mogen zijn, goede of kwade , groote of kleine , en gehoorzaam haar als God zeiven, van wien zij hare magt ontleenen: gjj zijt altijd verzekerd, dat gij den wil Gods doet, en de*
•195
Keizer geeft, wat des Keizers is; een gehoorzame gaat nooit verloren , gelijk een ongehoorzame nooit zalig wordt. Wie was ooit meer bevoegd , om zich aan de tijdelijke magt te onttrekken dar de Zoon van God en toch eerbiedigt Hij ze . onaangezien de wijze en omstandigheden, die haar op den troon geplaatst hebben , zelfs dan , wanneer zij hare magt misbruikt; het is waar , Hij zwijgt, wanneer het het gewigtig vraagpunt betreft wegens zijne goddelijke afkomst, dewijl Hij in haar geen gezag erkent, om in godsdienstige zaken te beslissen , maar , wanneer het op leven of dood aankomt, o dan bukt Hij niet alleen voor het schreeuwendst onregt, maar erkent hier ook de hand van Uod ; kon Hij u dan duidelijker den pligt van gehoorzaamheid op het hart drukken ? O Jesus ! die tot den dood toe gehoorzaam zijt geweest , help mij . opdat ik gehoorzaam moge wezen.
BEOEFENING.
Zich dikwijls Jesus Christus voorstellen , in den toestand waarin Pilatus Hem vertoont met deze woorden : Ziel den Mensch ; daaruit afmeten de grootheid der zonden , Hem voor Koning verkiezen en niet leven dan voor Hem, noch iets anders in de wereld zoeken dan ongemakken ; zich wachten van haat, nijd, vooroordeel tegen den evenmenscb en altijd het beste van hem oordeelen ; blijde zijn als men de gelegenheid heeft van te gehoorzamen.
Van toen af zocht Pilatus Hem los te laten, maai-de. Joden riepen . zeggende : zoo gij dezen mensch loslaat , zoo zijt gij des Keizers vriend niet; want al ivie zich zeiven Koning maakt wederspreekt den Keizer. Jo. XIX . 12.
I. Overweeg, mijne ziel ! hoe Jesus Christus, zoo door zijne wonderlijke stilzwijgendheid als door zijne vrijmoedige vermaning, zich bij den landvoogd zoo achtbaar maakt en hem zoo grooten eerbied voor zijnen persoon inboezemt.
1:
dat hij nog meer dan te voren , en wel met volkomen opzet Jesus uit de handen zijner vijanden tracht te rukken. Van toen af zocht Pilatus Hem los le laten. Zoodanig is de deugd, dat zij hare vijanden zeiven dwingt, haar te eerbiedigen en te bewonderen.
Pilatus schijnt aangedaan , ontroerd . getroffen en vast besloten te hebben, Jesus los te laten : zulken diepen indruk heeft die stilzwijgendheid en die vermaning op zijn hart gemaakt. Dan waartoe is het hem noodig, te zoeken, hetgeen hij in zijne handen heeft ? Want hij zegt zelf: OM hij de magt heeft om Jesus los te laten ; waarom dat dan niet gedaan , waarom uitgesteld ? de wederstand aan de genade des Hemels zal gestraft worden met een schandelijken val. Gij ook mijne ziel! werdt misschien meermalen getroffen of door eene vermaning of door eene of andere wederwaardigheid , die u opwekte , en gij verbeel-det u reeds bekeerd te zijn ; dan in plaats van alle moeije-lijkheden het hoofd te bieden, zocht gij ook naar een bekwamer tijd , naar geschikter gelegenheid of middelen , om de deugd met uwe hartstogten overeen te brengen, en zoo bleeft gij zondigen en werdt zelfs erger dan te voren ; want God , die ons beden zijne genade geeft. heeft ons die morgen niet toegezegd: heden, terstond zonder uitstel, zoo yij zijne stem hoort, moei gij uw hart vermurwen, de zonden verlaten , de deugd beoefenen.
Dan naauwelijks bemerken de Joden , dat Pilatus nog meer dan te voren de partij voor Jesus kiest, en hij zich wederom op het balkon vertoont of zij roepen met luider stem , eer hij nog tijd heeft om te spreken , indien gij dezen Mensch loslaat. zoo zijt gij des Keizers vriend niet. want al wie zich zélven Koning maakt, wederspreekl. den Keizer.
Wie had ooit gedacht, dat de Joden . die eenen inga wortelden haat tegen den Keizer en eenen aangeboren weerzin tegen diens ondragelijk juk koesterden , ja zelfs onophoudelijk zich hiervan trachtten te ontdoen, een Someinschea landvoogd zouden durven verdacht maken van ontrouw jegens den Keizer ? doch wat durft de nijd niet ? bij kent noch reden, noch welvoegelijkheid , noch wetten; wie stond mot den Keizer in een naaüwer verband dan Pilatus, die al zijn geluk en welvaren aan d n Keizer te danken had. wie was meer onderworpen dan Jesus, die een oogeii-
197
blik te voren aan Pilatus zelf' als den eersten en voornaam-sten grondregel zijner leerlingen heeft voorgedragen, dat de magt, wellie Keizers, Koningen, r eg Iers voeren, van hoven komt en van God geschikt is? Pilatus beschouwt dat ook als een niets beduidend geraas eener dolle menigte ; evenwel datzelfde geraas , hoe ongegrond dan ook en van waarheid ontbloot, is de klip waaraan zich Pilatus sfoot en waartegen hij zich schandelijk laat verbrijzelen. 0 verfoeijelijke baatzucht en gunst of welbehagen der wereld! hoe velen zijn er , die op deze klip verbrijzeld worden, die, om de menschen te ontzien, tegen beter weten aan hunnen pligt verzuimen. Gods wetten verkrachten of zijne eer niet durven handhaven. Mijne ziel! zoo gij een vriend dezer wereld wilt zijn, dan wordt gij Gods vijand, en welks hulp zullen u die menschen aanbrengen , voor welke gij uwe onschuld zult opgeofferd hebben , wanneer gij u voor Gods oordeel zult bevinden ? zullen deze iets tot uwe redding kunnen toebrengen ? vrees dan geene menschen, die u niets meer dan een sterfelijk ligchaam kunnen ontnemen , maar vrees Hem , die ligchaam en ziel ten vure kan doemen! Stel geen betrouwen op het welbehagen der menschen , want die heden uw vriend is , is misschien niergen uw vijand , of ten minste km hij u niet verder dan tot aan het graf vergezellen; de vriendschap met God is alleen bestendig, duurt eeuwig, kan alleen ware rust aan het hart, en hierna de eeuwige vreugde schenken. O God! ik wil u nooit verlaten.
Overweeg hier, mijne ziel, de onuitsprekelijke goddeloosheid der Joden. Eerst was hot: ïJij moei sterven, omdat Hij zich zelven (Jen Zuon Gods heeft gemaakt. Dit boezemt Pilatus , wel verre van hem aan te sporen Jesus te veroordeelen, zoo veel te meer vrees voor Hem in, als voor eene zekere Godheid; zij veranderen dan den aanval, en nu is het: Hij moet sterven, omdat Hij zich zelven Koning heefl gemaakt, en den Keizer wederspreekll en dit zal den lafhartige doen bezwijken , zij doen hem derhalve tegen zijn geweten zondigen.
Pilatus kon niet ontkennen, dat Jesus zich voor Koning uitgaf; doch hij wist ook even goed als de .loden, dat zijn koningschap geen den minsten argwaan aan den Keizer kon geven, dat zijn koningschap niet van deze wereld,
gt;
U'
108
maar ten eenemaal geestelijk en hemelsch was en alleen de godsdienst betrof. Hierin werd hij bevestigd, zoo door den deerniswaardigen staat , waarin Hij zich bevond , als door dit gezegde der Joden ; waarom bij ook in hot vervolg Jesus steeds als een Koning en een Koning der Joden doet voorkomen. Beide zondigden zij dan tegen hun beter weten. Maar dit is nog niet alles. Moet de Messias geen Koning wezen ? Beschrijft Hem niet de gansche Schriftuur als zoodanig ? Zal dan de Messias misdadig weren en moeten sterven , indien Hij zich zeiven Koning noemt ? Zij randen dus onmiddelijk en onbewimpeld den Messias zeiven aan, zij verzaken Hem , en met Hem al de hoop, den roem, de godsdienst van Israël. Jesus zal dan als hun Messias sterven, zij willen moordenaars van hunnen Messias zijn. Nooit heeft de aarde zulke goddeloozen opgeleverd ; dan zie daar de vrucht hunner aardsgezindheid!
Had Jesus wereldsche pracht, rijkdom en gezag gevoerd , den Keizer verpletterd, zijn rijk ingenomen , zij zouden Hem vol vreugde erkend en aangeboden hebben; maar Jesus veracht alle aardsche goederen, Hij leert slechts waarheid, deugd, boetvaardigheid, gehoorzaamheid en geduld, en belooft niet dan hemelsche goe leren, die, alhoewel eindeloos en onbedenkelijk dierbaar, echter onzigt-baar en toekomende zijn : deze willen zij niet, zulk een Messias behaagt hun niet, deze moet sterven, en daartoe zijn alle middelen te verkiezen ; kan daartoe verdenking van ontrouw aan den Keizer dienen , welaan dat middel moet gebezigd worden. O goddeloosheid!
Maar hier moest onze Jesus een troost en voorbeeld zijner leerlingen in de volgende eeuwen zijn, wanneer zij, in. weerwil der onwrikbaarste getrouwheid aan hunne vorsten, den laster der boozen moeten ondergaan, en zoo veel te meer verdacht worden gemaakt, hoe getrouwer zij aan God en zijne Kerk zijn ; terwijl veelal hunne beschuldigers. door den geest van nieuwigheid gedreven , het hart vol haat en opstand tegen hunne vorsten hebben , en zoo veel minder vertrouwen verdienen, als zij aan God en godsdienst ongetrouw zijn. Doch veelal is dit het lot der uitverkorenen. Is dit ook uw deel, myne ziel! omdat gij ondeugd en dwalingen bestrijdt? Troost u met uwen Jesus, zwijg met Hem, en acht u gelukkig, een teugje uit zijne kelk te mogen smaken Heer! help mij en geef mij geduld.
•199
li. Overweeg . mijne ziel! hoe Pilatus, spijtig en verdrietig over dat woest geroep en de hem door de Joden gedane bedreiging van quot;s Keizers ongenade , hen terstond verlaat, zich naar binnen begeeften Jesus uit het regt-hnis gaat halen, zijnen hoogen regterstoel doet plaatsen op eene verhevenheid met kostbaar marmer bevloerd, waar de regters onder den open hemel, ten aanzien van al het volk , gewoon waren , het doodvonnis tegen de misdadigers uit te spreken , en aldaar in de tegenwoordigheid van geheel Israël, op de plegtigste wijze voor hemel en aarde , Jesus verklaart voor den Koning der Joden, zeggende : Ziet daar uwen Koning.
O God . hoe wonderlijk zijt Gij in uwe beschikkingen ! O Jesus. hoe groot zijt Gij in uwe geringheid ! Zie hier, mijne ziel ! uwen Koning. den Koning van hemel en aarde , den Koning van menschen en engelen. Aanbid Hem , die zich voor u en voor al zijn volk den dood overgeeft, om een hemelsch en eeuwig koningrijk te winnen, en u met Hem te doen heerschen. Zeg tot u zelve, zoo dikwijls gij het beeld des gekruisigden Jesus ziet : zie daar uwen Koning, dien gij volgen en gehoorzamen moet, en in wiens rijk gij eeuwiglijk hoopt te zullen leven.
O dierbaar geheim ! Pilatus is hier de stem van alle volkeren der wereld . en spreekt uit hunnen naam ; Ziet ilaar nwen Koning ! want dit zullen alle volkeren , door alle eeuwen heen , den verblinden Joden toevoegen , tot dat zij Hem zullen erkennen : Ziet daar uwen Koning! Hij moge zich in eenen deerniswaardigen toestand bevinden , met bloed overgoten, eene doornenkroon op het hoofd . een spotmantel op de schouders, een rietstok in de hand dragende, gebonden en geboeid : Hij is in dien staat alleen , nadat Hij Koning, omdat Hij de Messias is , omdat Hij voor ons in. het strijdperk is getreden, en Hij zal sterven ris een Koning, als de ware Messias, door de Profeten beschreven.
Nooit zag men grooter plegtigheid dan hier. waar Jesus Koning wordt verklaard; de plaats is de vierschaar van het. Eoomsch keizerrijk. te midden der heilige stad , en wordt van den Evangelist in het Grieksch en in het Hebreeuwsch aangeteekend, om Heidenen en Joden te doen gedenken , dat zij beide deel hebben gehad aan dat groot geheim , en dat de eersten Hem erkend hebben . dien de tweeden hebben verloochend.
200
De dag , waarop de Joden uit alle natiën ter vieringvan het Paaschfeest te Jerusalem vereenigd waren , en de gemagtigden der twaalf stammen de vrijlating van eenen misdadige vragen, is de plegtigste van het gansche jaar. Het uur is tussohen het eltde en twaalfde omtrent den middag, de geschiktste tijd , om geheel Jerusalem te doen weten en te doen ibij wonen hetgeen er gebeurde. Daarbij is de gansche stad in beweging . drie regtbanken . namelijk de algemeene raad , de Koning van Galilea en de Landvoogd , hebben kennis genomen van de zaak , de ge-heele wereld , door het volk vertegenwoordigd , is er getuige van.
En wie spreekt bier eindelijk het vonnis uit? Pilatus namens den Keizer , den grootsten of liever den eenigsten monarch der toenmaals bekende wereld, en nog meer uit naam van God zeiven , die zijn hart , zijne tong en zijnen mond bestiert: want hij is hier een prediker , een Profeet, een Evangelist, en verkondigt, ja wijst met den vinger den grooten Koning van Israël, den Zoon van David, den zoo lang gewenschten Messias aan, dien engelen en menschen zullen aanbidden, die in eeuwigheid zal heerschen en wiens koningrijk geen einde zal hebben. Ziet daar uwen Koning !
Wie bewondert niet de alwijze beschikkingen des Hemels , die de heerlijkheid van Jesus , ook in het midden der diepste vernederingen , zoo luisterrijk aa*? de geheele wereld vertoont ? Een blinde Heiden zonder God of godsdienst erkent den Koning van hemel en aarde, dien de verlichte Joden miskennen.
Hoe akelig ook de toestand zij , waarin Jesus zich bevindt , Hij is echter dezelfde , dien de Profeten alom als eenen Koning- verkondigd hebben , dien Zacharias beschreven heeft als arm on rijdende op eene ezelin en een veulen van eene ezelin , '1) dien de Joden zeiven in die gestalte , nog weinige dagen geleden , plegtig als eenen Koning hebben ingehaald , dien weleer de wijzen uit het oosten bij zijne geboorte zochten : waar is de Koning der Joelen, die geboren is 1 2) die ook gedurende geheel zijn leven een koninklijk gezag over de duivelen, over de zee en winden, over ziekten , kwalen en dood voerde;
1) Zach. IX : 9,
2) Matth. 11 : 2.
201
V ,
met regt dan wijst Pilatus op Hem en zegt tot cle Jo-den : Ziet daar uwen Koning!
Maar wil Israël Hem daarvoor niet erkennen , gij ten minste , mijne ziel! erken , aanbid Hem als uwen God en Kuning over Sion en zijnen heilii/en berg. Looi1 Hem, als die zich voor u in den strijd heeft begeven . die vo'or u met bloed overgoten is , die voor u met zijnen dood -een onvergankelijk koningrijk heeft veroverd , en u einde-looze gelukzaligheden zal schenken.
Gehoorzaam dan ook aan zijne wetten , wees getrouw aan zijne dienst , hecht u aan Hem door eene standvastige liefde , volg zijne voetstappen , strijd met Hem tegen den haat, den nijd , de wraakzucht , tegen den hoogmoed, tegen de onkuischheid, tegen de gierigheid, tegen de onmatigheid , tegen de verkleefdheid aan Je schepselen , tegen de wereld, het vleesch en den duivel en begeer niets buiten Hem , noch in den hemel noch op de aarde ; Jesus zij uw deel, de God uws harten , nw God in eeuwigheid. 0 Jesus! help mij , dat ik voortaan zoo, leve en voor U sterve.
III. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus, openlijk en op de plegtigste wijze van Pilatus voor den Koning der Joden verklaard . ook openlijk en eenparig met eene ongehoorde woede van de Joden verloochend, veroordeeld en vervloekt wordt. Maal:- weg , roepen zij gezamenlijk en luidkeels uit, maak weg, kruisig llbm. Noch zijne alom beroemde deugd, noch zijne hemelsche leeringen , noch zijne minzame weldadigheid , noch zijne menigvuldige mirakelen, noch eindelijk zijn erbarmelijke toestand, zijne pijnen , schaamte en schande hebben den geringsten ingang bij die versteende harten ; zij willen Hem verdelgen en wel door den sinartelijksten den schandelijksten dood . den dood des kruises. 0 Jesus , welke droefheid voor üI
O ondeugend geslacht! is dat uwe dankbetuiging, voor zoo vele zieken , melaatschen , blinden , stommen , dooven , kreupelen en bezetenen , die Jesus genezen heeft! Ach mijne ziel! ook gij waart meermalen zoo ondankbaar voor de tallooze weldaden des Heeren; ook gij hebt Jesus verloochend , ter dood geëischt, voor u zelve gekruisigd, zoo dikwerf gij zonden gepleegd en het Bloed
/
202
van .iesua nutteloos voor u gemaakt hebt. Zoo gij dan over de wreedheid der Joden en de smart van Jesus getroffen zijt, bedroef u niet minder over uwe eigene boosheid.
Dan welk een dierbaar geheim zien wij hier ontwikkeld , hoe duidelijk zien wij , de zinnebeeldige plegtig-heden van het Oude Verbond vervuld worden! die gruwelijke moordkreet vertoont ons het opleggen der handen; van de ouderlingen op de offers, die voor de zouden der gemeente geslagt werden, of die de hoogepriester deed op den bok, die uit de twee, daartoe bestemd, door het lot bepaald werd , om in de wildernis gejaagd en der goddelijke wraak te worden overgegeven op den grooten verzoendag , wanneer hij onder die oplegging der handen al de ongeregtigheden van Israël beleed en op denzelfden bok al de zonden en misdaden van het volk , dat is de vervloekingen en straften, die zij verdienden , toewensohte.
Deze plegtigheid was blijkbaar niets anders dan een toonbeeld , en elk Iraëliet besefte gemakkelijk, dat die bok daarmede noch schuldig werd, noch de zonden konde dragen , en van daar , dat deze plegtigheid ook alle jaren herhaald moest worden. Maar Jesus Christus, de Wezenlijkheid der schaduw, draagt waarlijk onze zonden, wordt van het priesterdom van Aaron en van gansch Israël vervloekt , ter dood geëischt, in de wildernis uit de stad gejaagd en daar ter kruisiging der goddelijke wraak overgegeven , zoodat Hij door zijnon dood en zijne begrafenis uit de rij der menschen verdwijnt. O welke bespiegeling 1 alzoo vinden wij onzen Jesus overal in de H. Schriftuur.
Nu Filatus Jesus aldus door het woedend volk algemeen vervloekt, verwenscht en verwezen ziet, geraakt hij in de uiterste verlegenheid , weet niet meer wat te doen en zegt vol ontsteltenis en al klagende: r/Ml ik uwen Koning kruisigen 1 welke woorden wel duidelijk aanwijzen, dat hij van Jesus het hoogste denkbeëld heeft, en Hem voor den waren Koning der waarheid , den Messias der Joden aanziet. Daarom , wil hij zeggen ; ziet toch wel toe , wat gij doet. Gij eischt den dood van uwen Koning , ik raad u , beter bedacht te zijn ; gij zult de moordenaars van uwen Messias zijn en de geheele wereld zal u verfoeijen.
Doch uit vrees, dat het volk door die nadrukkelijke taal getrollen mogt worden, haasten zich de overpriesters
203
te antwoorden : Wij hebhen geenen Koning dan den Keizer. 0 boozen! aldus verzaakt gij dan voor u, voor Israël en voor altoos alle geluk, allen zegen ; ja de gansohe gods ■ dienst uwer vaderen , en de beloften aan Abraham en David gedaan, alom herhaald door do Profeten , onophoudelijk vernieuwd in de li. Boeken , zijn bij u enkele verdichtselen ; want hier verloochent gij niet alleen Jesus, maar ook eiken Messias, al ware er nooit een door Israël verwacht, en gij erkent er geenen dan den Keizer. 0 welke grief voor het hart van Jesus.
Welaan dan , goddeloozen ! gij zult verhoord worden , gij zult onder het juk des Keizers moeten bukken ; Jesus, dien gij niet wilt, dat over u heersche , zal daarom niet minder èn uw èn 's Keizers Koning wezen. Hij zal den Keizer met zijne legers op u afzenden, 4) Hij zal u, zijne doodslagers vernielen , uwe stad in brand steken. uwen tempel, uw altaar, uw priesterdom, uwe offeranden verdelgen en gij zult ballingen, zwervers, vlugtelingen, de ^ maad der wereld, het uitvaagsel der aarde zijn. Gij eischt nu, dat Jesus gekruisigd worde, en wilt geenen Koning dan den Keizer ; maar deze zal u, wanneer zijn leger uwe stad zal insluiten, kruisigen en wel dagelijks meer dan vijfhonderd, zoodat èn plaats voor de kruisen èn kruisen voor u zullen ontbreken ; de overigen zullen slaven zijn. dertig voor één zilverling verkocht worden , en velen dagen zonder Koning , zonder vorst , zonder offerande en zonder altaar Billen , 2) het zal u zelfs ontzegd worden uwen ondergang te beweenen, en gij zult uwe tranen nog met geld moeten koopea.
O vreesselijhe wraak ! zie daar , mijne ziel! hoe de bedreigingen Gods bewaarheid worden , en hoe God altijd over zijne schepselen heersebt, door zijne weldaden of door zijne regtvaardigheid. Ach , zie toch toe , dat gij uwen Jesus getrouw blijft, dat gij niet afwijkt van den weg der deugd , dat gij u niet gelijk de Joden door uwe driften laat overheerschen ; want indien Hij de natuurlijke takken niet heeft gespaard , hoe zal Hij u dan sparen , die op den stam zijt ingeënt ? bid voor het ongelukkig Israël, bid Jesus gestadig, dat de tijd verkort worde , dat zij we-derkeeren en zoeken den Heer hunnen God en David
2) Oseae 111; 1.
204
hunnen Koning. 1) Wacht, u van menschen te ontzien of eigen belang te zoeken, als gij liet regt moet uitoefenen. Doe wel en zie niet om , en alzoo zult gij door God en menschen gezegend worden.
Pilatus na veel onderzoek, na vele verklaringen , uitstel , aandrang en pogingen , om den onschuldigen Jesus los te laten, bezwijkt eindelijk onder de vrees voor de ongenade des Keizers , verraadt zijn geweten , bedrijft het allergruwelijkst onregt, dat ooit op de aarde gepleegd is, laat den doodslager Barabhas vrijgaan en geeft Jesus aan den wil zijner vijanden over , en daarmede ontwaart hij du wraak van God en de ongenade des Keizers , zoodat hij in ballingschap gezonden, zich zeiven van wanhoop het leven beneemt. Rampzalige mensch, die de trouwelooze wereld wilt dienen ! Leer, mijne ziel! dat niets dan de deugd u gelukkig kan maken en het u altijd zal berouwen , de ondeugd bemind, de wereld gediend te hebben. Jesus alleen is getrouw : Hij sterft om u vrij te laten gaan , Hij belooft u vrede, rust, een vergenoegd geweten en hierna eindelooze zaligheden, en Hij vervult onfeilbaar zijne beloften. Verzaak dan de wereld , verkies Jesus tot uwen eenigen Koning, en tracht Hem met al uwe vermogens te dienen.
HEOEFENING.
Lees dikwijls godvruchtige boeken , hoor predikingen , en wordt gij getroffen, stel nimmer uit uwe goede voornemens te volvoeren. Spreek nooit kwaad van uwe overheden. Eerbiedig de vorsten en gedoog niet, dat zij belasterd worden. Begeef u van dezen dag zonder uitstel geheel en al tot de dienst des Heeren. Ontzie noch driften, noch vrienden, noch belangen. Hij, die u beschermen en beloonen zal, is almagtig.
1) Oseae. 111 : 5.
203
Nadat zij Hem bespot hadden , trokken zij Hem den purperen mantel af, deden Hem zijne kleederen aan en leidden Hem uit om Hem te kruisigen. Mare. XV: 20.
En zijn eigen kruis dragende ging Hij uit tot op de-plaats , die genoemd wordt Calvariën , in hel He-brecuvjsch Golgotha. Jo. XIX: 17.
I. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus van den lafhart.igen landvoogd Pilatus , na vijf onderscheidene malen voor onschuldig, voor een reptvaardige , ja zells voor den Koning der Joden op de plegtigste wijze verklaard te zijn, nu eindelijk zonder eenig bewijs van misdaad , zonder eenig bepaald vonnis ; alleen op het geschreeuw en het oproer der Joden , door hunne overpriesters en leeraars opgestookt, aan hunnen wil wordt overgeleverd , om gekruisigd te worden , en Hij met eene voorbeeldelooze lijd-ïaamheid zwijgende , geiijk een lam . dat schreeuwend on-regt verdraagt, en er de uitvoering geduldig van afwacht. O dierbare bespiegeling!
Verbeeld u dan eene tallooze menigte , zamengevloeid om getuige van dat doodvonnis te zijn , en de uitvoering er van bij te wonen. Verbeeld u een ijsselijk geraas en geschreeuw eener woedende menigte , die op Jesus gebeten, zijn vonnis onder duizende vervloekingen tegen Hem uitbraakt ; verbeeld u onder het lage gemeen een groot aantal overpriesters, ouderlingen, leeraars, hoofd- en raadslieden , wier blijdschap op de aangezigten geschilderd , hun hartelijk genoegen getuigt, dat nu eindelijk , na vele moeite , de zaak gewonnen is en Jesus het slagtoffer van hunnen haat, nijd en wraaklust zal worden ; verbeeld u , hoe de onschuldige Jesus , nadat Hij van Pilatus in handen zijner wreede beulen is overgegeven , naar beneden geleid , daar nog, zoo van zijne beulen , als van de aanwezige overpriesters en het omstaande volk , beschimpt, bespot en uitgelagchen wordt: verbeeld u eindelijk het haastig heen- en weêr loopen van de geregtsdienaars, om het kruis op te slaan , de benoodigde koorden te verschaffen , de nagelen te bereiden , en nog twee andere veroordeelde boosdoeners in gereedheid te brengen , om ze met
'i06
Hem te doen sterven. *0 akelige vertooning , wie kan een zoo afschuwelijk treurspel zonder het diepste gevoel aanschouwen ? 0 hemelen ! waarom wreekt gij dan niet dade • lijk zulken snooden regter , die de zr.ak van l: wen Koning zoo schandelijk verraadt? O mijn Jesus ! tot welke diepe vernedering hebben U mijne zonden gebragt? Mijn hart betreurt uwen droevigen toestand , nooit zal ik weêr zondigen. Maar het purperkleed mogt het volk nog eenigen eerbied inboezemen , en Jesus moest in zijne eigene kleederen alom en bij een iegelijk bekend staan. Men rukt Hem van den doorwonden rug en van de verhakkelde schouderen dien ruwen mantel af. 0 vreesselijke pijnen! gij, mijne ziel! indien gij ooit met wonden zelfs onder de zachtste handen van eenen heelmeester geweest zijt,kunt eenigermate beseffen , welke gruwelijke pijnen onze Jesus hier geleden heelt : u bemoedigde men , eene teedere hand verpleegde uwe wonden , en nogtans knarstet gij de tanden van pijnen en smarten ; wat moest dan onze Jesus gevoelen , toen Mem een ruwe mantel. een geruimen tijd in zijne wonden vastgekleefd , ongenadig en met geweld afgerukt, en daarmede het teedere vel , ja geheele stukken vleesch . door de felle geeselslagen losgerukt, wreede-lijk werden afgescheurd. 0 mijn Jesus ! hebben dan mijne zonden zoo veel verdiend ? Ach help mij , dat ik ze voor altijd verlate . en mij voor eeuwig aan uwe liefde toe-wijde.
Doch hierbij bepaalde zich die foltering niet; want ook werden Hem zijne eigene kleederen met het ongenaaide kleed wederom aangetrokken, en welk brein kan beseften, welke pen de smart afmalen , die Jesus hier leed of door het afnemen on wederom opzetten der doornenkroon ot door het heen en weder rukken daarvan bij het gewéldig aantrekken van dat kleed, waardoor alle oude wonden geopend en zoo vele nieuwe gemaakt werden als er doornen in die kroon waren. O Jesns! moet Gij dan alzoo nog eerst duizend dooden sterven, eer Gij op het altaar des kruises geofferd wordt ? wie moet U niet liefhebben , die zoo bitterlijk voor ons hebt willen lijden ?
Kujit gij , mijne ziel! uwen Jesus, uwen Verlosser, uwen grooten Weldoener , uwen God en Zaligmaker in dien pijnlijken en vernederden toestand, verlaten van alle men-schen , omringd van vijanden en beulen , aanschouwen en
207
niet in een vloed vau tranen uitbarsten ? zijt gij niet be schaamd over uwe ongevoeligheid ? staat gij niet verbaasd, dat Hij , wien hemel en aarde gehoorzamen , voor wien de Seraphijnen uit ontzag hunne aangezigten bedekken, die levenden en dooden zal komen oordeelen , zoo onmensche-lijk behandeld wordt en Hij dit alles lijdzaam en stilzwijgend verdraagt ?
Geschiedde dit niet alles uit liefde tot u , en in uw belang , waar is dan uwe dankbaarheid, waar uwe wederliefde ? wat zult gij antwoorden , wanneer Hij op de wolken des hemels zal komen , en zoo groote pracht zal vertoonen , als Hij nu vernedering ondergaat? Lieve Jesus , Gij hebt met uwe eigene kleederen van onschuld en zuiverheid en met dat van de eenheid uwer Kerk wederom willem omgeven worden , ondanks duizende pijnen , die zij U kostten; geef mij . dat ik ook mijn vorig kleed , het kleed van heiligheid , dat ik in den H. Doop heb aangetrokken , door ware boetvaardigheid wederom herneme , dat ik daarin met IJ tot den dood moge gaan en daarmede voor uwe vierschaar in uw oordeel verschijnen.
11. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus naar beneden aan de deur van het regthuis geleid , uit- en aangekleed , nadat de moordtuigen uitgerust en de twee boosdoeners in gereedheid gebragt zijn , in aller ijl naar de strafplaats 'wordt weggevoerd.
Dan nog eerst moet Hij volgens d:; gewoonte der Eo-meinen met zijn kruis beladen worden , en ziedaar den moordbalk, door een aandrang van volk henen aange-bragt, waarop Hij sterven moet. O dierbaar kruis! mijne hoop, mijn troost , mijn heil ! op u zal de dierbaarste aller offeranden opgedragen , de heerlijkste aller triomfen gevierd worden; want gij zult het werktuig wezen, waarop de eeuwige regtvaardigheid verzoend . de duivel overwonnen , de dood verkracht, de hel gesloten , de hemel geopend, en ons eene zalige onsterfelijkheid geschonken zal worden
Men legt Hem dat kruis op zijne door wonden van één gereten schouderen ; dan herinner u hier, mijne ziel ! dat het zijn eeuwige Vader is , die ons aller boosheden, «n daarmede ook zijn kruis op Hem gelegd henft , en
208
ziedaar dan den waren Isaak, den eenig geboren en welbeminden zoon , voor wien Abraham zelf in persoon het hout wil kappen, bereiden en op zijne schouderen leggen, om het naar dienzelfden berg te drugen, daar onze Jesus op zal gekruisigd worden en zijn offerande gelijk Isaak zal overleveren. Zoo juist, zoo naauwkeurig is onze Jesus in de aloude zinnebeelden beschreven.
Isaïas beschrijft Hem nog duidelijker: Hij moet van den purperen mantel en rietstok.als de kenteekenen van zijn koningschap beroofd worden en tot zjjne schande iu zijne eigene kleederen bekend staan; maar zijn Vader doet Hem zijne kroon behouden en geeft Hem een ken-teeken van dat koningschap , dat Hem onder alle Koningen der aarde doet onderscheiden , op wiens schouderen het vorsteridom gelegd is, den wonderlijken, den raadsheer, den God, den magtige, den Vader der toekomende eeuw, den vrede-vorst, 1) dat is den eeuwigen en waren Messias , die met zijn kruis op zijne schouderen zich de gansche wereld zal onderwerpen , allen hoogmoed vernederen, alle wijsheid beschamen en zich van alle Koningen en Keizers doen aanbidden, zoodat het kruis het kostbaarste sieraad hunner kroonen zal zijn.
Maar ach , hoevele pijnen , hoe greote schande moest Hem die verheerlijking kosten! want reeds is het eene onteerende straf. gekruisigd te worden : maar zijn eigen kruis , het rampzalig werktuig des doods te moeten dragen , is dit niet eene openlijke belijdenis, dat men het wel degelijk verdiend heeft. O schande! maar hoeveel grooter voor een beroemd man, die bij iedereen voor een groot Profeet werd gehouden , die zich voor eenen afgezant des hemels , ja voor den Zoon Gods uitgeeft, en nu op den eisch van den hoogepriester, van den ganschen raad en de geleerdste . de aanzienlijkste , de eerwaardigste mannen van Israël ter dood veroordeeld, genoodzaakt wordt, zijn eigen kruis naar de strafplaats te voeren. O onverdragelijke schande!
Het is op den vollen middag, in do volkrijkste atad Jer wereld, al het volk is in beweging, straten, markten en daken zelfs zijn opgevuld met aanschouwers, om den vermaarden Jesus van Nazareth als den grootsten booswicht ter dood te zien geleid worden : deze vloekt , gen»
1) Is. IX : 0.
209
lastert , ginds wordt Hij verwensobt, elders gescholden , hier beschimpt en uitgelapchen en door een ieder aangezien als een verleider, een huichelaar, een toovenaar, een godslasteraar, met een woord als de snoodste «lier booswichten. Aldus werd Hij onder den last van den moordbalk door wreede beulen voortgedreven , om uit de stad naar het strafveld gebragt te worden. Kan ooit eenen sterveling dieper vernedering worden aangedaan !
O God, hoe onnaspoorlijk zijn uwe wegen ! Zal dan zulk een ellendige'worm . onze Messias , onze Verlosser, onze Middelaar, onze Heer en Meester. onze Regter, onze God zijn, dien wij moeten aanbidden ? 0 welke ergernis voor de wereld , voor de wijsgeeren voor de on-geloovigen en zelfs voor zijne getrouwste vrienden! zal men Hem niet veeleer als een gezworen vijand van God en de menschen beschouwen ! Ja , mijne ziel ! Jesus is heden een vijand van God , een zondaar , de snoodste aller boosdoeners , omdat Hij al onze zonden op zich genomen heelt, daarom is Hij de spot der menschen, de smaad des volks geworden, maar uit liefde voor de menschen Het zijn niet zoo zeer de Joden, als wel God zijn Vader zelf, die Hem als zijnen vijand vervolgt, om wezenlijke boosheden , -naar Hij aan schuldig is , die Hem beschouwt als eenen kwaaddoener en als zoodanig straft, die Hem niet deze schanden overdekt, Hem dien moordbalk op de schouderen legt; die Hem de bitterste smart doet gevoelen. Hem ter dood leidt, die Hem eindelijk zal slagten; alle merkteekenen van onschuld zijn hier verdwenen, Hij is voor Gcd, voor engelen en voor menschen een schandelijke zondaar , die des doods schuldig is. O diepe vernedering voor onzen Jesus ! o smart! ook zelfs de troost der martelaren van onschuldig te lijden is Hem ontzegd. Keen , Hij zelf moet bekennen . dat Hij die schande , die vernedering , die smarten , dien dood verdiend heeft.
Voeg nu hier bij , mijne ziel! de bittere pijnen , die Hem dat kruis veroorzaakt. Bat gestadig bonzen van het dwarshout tegen zijne doornen-kroon, die daardoor aan het waggelen geraakt, nieuwe wonden opent, en oude vernieuwt, dat onophoudelijk stooten van het achtereinde op de ongelijke steenen . waardoor alle leden dreunen en de bebloede schouderen zelfs van het ruwe
210
Tleesch moesten ontbloot worden; bij deze overweging T aoo gij nog eenig gevoel bezit, moet uw hart bloeden , uwe oogen in tranen wegsmelten uit medelijden over de onverdragelijkste pijnen van uwen Jesus.
0 God, hoe ver gaat uwe wrekende hand, als Gij uwen Zoon om de zonde wilt straffen ! Ik ben verschrikt, ja bedwelmd door het geklater van zulke hevige donderslagen , die op Hem nederstorten. Ach! hebt Gij Hem niet gespaard , de heiligheid zelve , alleen omdat Hij in de gedaante eens zondaars was , hoe. zult Gij inij dan sparen , als ik wederom zondig ? Gij hebt mijne misdaden op Hem gelegd , in Hem gestraft en ze zijn mij vergeven ; daarom is het lijden van mijnen Jesus mijn zoetste troost. Dan wee mij! zoo ik weder hervalle: de jjsse-lijkste wraak toeft mij en het lijden van mijnen Jesus is voor mij de verschrikkelijkste aller bedreigingen.
Mijne ziel ! Jesus , omdat Hij God en Mensch is „ heeft de wraak zijns Vaders kunnen torschen, voor de stonden kunnen voldoen . die uitputten , den dood inzwel-gen en zijne slagting kunnen overleveren ; maar gij, nietig schepsel, die niet dan laagheid , zwakte en onmagt zijt, gij zoudt daaronder bezwijken en door uwen bedorven wil altijd boos , altijd zondig blijvende , de smart, de schande, de ijsselijkste pijnen daarvan voor altoos moeten lijden in een vuur , dat nimmer uitgebluscht zal worden. Bedenk dan in allen ernst, dat, zoo gij door nieuwe zonden de oneindige verdiensten van Jesus verliest, gij eene oneindige voldoening zult moeten geven, zoo niet in hevigheid , prijs of waarde , ten minste in duurzaamheid , dat is voor eeuwig. Neen , mijn God , nooit zal ik meer zondigen ; ik zal boetvaardigheid plegen , mijne zin tuigen versterven, mijne nieuwsgierigheid bedwingen , ik zal de gevaarlijke gezelschappen vlugten , de gelegenheid vermijden en alle middelen beramen om niet te zondigen , ten einde die rampzalige eeuwigheid te ontgaan.
III. Overweeg, mijne ziel ! hoe Jesus Christus met zijn pijnlijk en schandelijk kruis beladen, midden door Jerusalem henen , volgens de gewoonte der Romeinen en ook zelfs der Joden buiten de poort geleid , om ter dood gebragt te worden , in dien uitgang de verhevenste geheimen der Godsdienst vervult en ontwikkelt.
211
De dag zijns lijdens wordt te regt de groote verzoendag genoemd, op welken Hij de zondige wereld met de be-leedigde Godheid verzoend en eene eeuwige regtvaardig-heid aangebragt heeft. Gelijk oudtijds op Israels plegtigen verzoendag de ligchamen der dieren , 1) het geslagte kalf namelijk en een der twee bokken , daartoe door het lot bepaald, buiten de legerplaats verbrand werden . terwijl hun hloed voor de zonde door d.en hoogepriester in zijn plegtig gewaad, dragende het wierookvat met het reukwerk in zijne hand, in het heiligdom gehragt werd om er den genade zetel méde te besprengen , zoo moest ook Jesus , die door zijn hloed het volk zoude heiligen , builen de poort sterven, en gelijk daarna de andere bok, met al de ongeregtigheden van Israël beladen , door den hoogepriester gevloekt, in de wildernis gejaagd werd, alzoo moest ook onze Jesus, met schande overladen, van gansoh Israël verdacht en gevloekt, als een schar-dvlek der natie , als een uitvaagsel des volks , als de snoodste der booswichten , buiten de stad gebannen en der wrekende Voorzienigheid overgeleverd worden. O rijkdommen van wijsheid en kennis Gods!
Aldus met onze zonden en vervloekingen beladen, overgelaten aan de wraak zijn Vaders, wordt Hij van too-melooze krijgsknechten als van wild gedierte verscheurd , zijn bloed , dat de geheele wereld heiligt, wordt niet in den tempel of binnen de muren, maar in de open lucht, in de wildernis tusschen hemel en aarde, dat is niet alleen voor Joden, maar voor alle menschen op het altaar des kruises gestort, door melk hloed hij eenmaal is ingegaan in hel heiligdom , dat is in den hemel, en eene eeuwige verlossing heeft te weeg gehragt. 2) Daar spreekt dat bloed voor ons en verwerft voor ons eenen schat van genade en weldaden. O hemelsche overweging! wie zal dan op dien weldadigen Jesus zijn vertrouwen niet vestigen , wie Hem niet beminnen ?
Jesus vertrekt uit Jerusalem , of liever, wordt daar met zijn smart-verwekkend kruis uitgedreven en alzoo verliest Israël zijnen Messias en wordt met stad en tempel der vervloeking en den ondergang overgegeven ; alle volkeren der aarde komen tot bekeering en hebben deel aan het offer dat de Joden slagten en waarvan zij zeiven beroofd
I) Hebr. XIII : li, 12. 2) Hebr. IX ; 1«
212
blijven, om u te leeren, mijne ziel, Jesus nooit door haat, nijd , wulpschheid of andere driiten uit uw hart te verbannen , want daaruit volgt onheil , ramp , onrust , slavernij
en verwerping.
Deze verwerping van Israël en de verkiezing der Hei-denen was nog weinige dagen te voren door onzen Jesus voorzegd: De landlieden van den wijngaard zijns Vaders. na onderscheidene tot hen gezondene knechten , namelijk zijne Profeten , mishandeld te hebben , zouden ook den Zoon buiten den wijngaard stooten en Hem dooden, waarom zijn Vader die booswichten zoude verdelgen , en den vjijngaard aan anderen geven. Het rijk Gods zoude hun ontnomen en aan een ander volk worden gegeven.
Hoe juist werd dit bewaarheid! God zond zijne legers, verdelgde de booswichten , en zij . die zijnen Zoon uit de stad banden om Hem te kruisigen , werden door de wanhoop gedreven, om uit de stad te vlugten entkruisen te zoeken. Dit is het deel van hen, die den tijd en de middelen van boetvaardigheid verachten. Zij vinden niet dan wanhoop en kruisen.
De wijngaard wordt aan anderen gegeven , de Heidenen , ondanks hunne verblindheid , komen tot het geloof, treden in de voorregten van Israël, verkrijgen genade en waarheid, beleven ware deugd en bewonen Jerusalem, waar geene Joden meer mogen komen.
De stad zelve wordt verplaatst onder eene andere benaming , de tempel, daar oudtijds de offers werden geslagt. er buiten en de kruisberg daar binnen gesloten en Jerusalem heeft geen roem, geen luister, dan van het nieuwe altaar , het kruis van onzen Jesus , zoodat er voor een anderen Messias hoegenaamd geene plaats meer is , om te doen hetgeen de Profeten voorzeiden.
O heerlijkheid van Jesus! hoe prijkt hier zijne magt over alle aardsche gebeurtenissen ! hoe duidelijk zien wij in zijnen uitgang onder het pijnlijk kruis de dierbaarste geheimen ontwikkeld ! hoe juist vervuld al wat de wet, do Profeten en Jesus zelf voorzegd hebben.
Welaan , mijne ziel! doe vrucht met deze betrachting Laat ons dan tot Hem uitgaan, buiten de legerplaats zijne smaadheid dragende; 2) uitgaan met Jesus en yerkiezen hetgeen Hij verkozen heeft, pijn en droefheid , 1) Matth. XXI : 35 enz. 2) Hebr. XIII : 13.
213
armoede, versmading, die ons met Hem bet heiligdom dei hemels zullen doen ingaan , die daar ons vaderland zullen doen vinden, want wij hchhen hier ge.enc blijvende stad, zegt de Apostel, maar wij zoeken de toekomende; 1) uitgaan met Jesus , en vlugten hetgeen Hij gevlugt heeftr eer , gezag , rijkdommen , gemakken , die ons van God doen afwijken, en ons beletteti om tot Hem weder te keeren, O hemelsche leering! Jesus heeft onze zwakheid, onze aardsgezindheid en ongeregeldheden willen genezen , met te verkiezen al wat wij vreezen , en ons te berooven van al wat wij begeeren. Aldus heeft Hij der aardsohe goederen hare achting benomen, en aan de pijnen en schanden van zijn kruis eenen prijs . eene waarde , eene heerlijkheid gehecht , die alle geluk dezer aarde te boven gaat , en daarmede belet Hij ons het zondigen, als Hij der zonde het lokaas beneemt , daar wij alleen zondigen , omdat wij eenig voordeel van de wereld begeeren of omdat wij een of ander nadeel willen vlugten.
Wat zegt gij. mijne ziel! wilt gij uw wezenlijk geluk betrachten ? Volg Jesus in zijnen smaad . verzaak de wereld en al hare schijngoederen, begeer niets van deze aarde, bemin het lijden ; deze dag zij de dag uwer bekeering v hij zal u ook een dag van rust, troost, heiligmaking en gelukzaligheid wezen. Heer, help mij, dat ik getrouwelijk uwe voetstappen moge drukken.
HICOEFKNtNG.
Benige ongemakken verkiezen, pijnlijkheden zoeken, vermaak of verkwikking willen derven, om onze zonden te boeten. Wordt ons ongelijk aangedaan, gesc'iedt ons on-regt. doet men ons smaad aan, zich daarover verblijden. Ontmoeten wij tegenspoeden, ram|ien, ziekten, droefheden of pijnen, geduld bewaren, ons met Jesus troosten en tot den hemel opzien , naar weiken wij langs dien weg opwaarts gaan.
1) Hebr. XIV.
'214
/Aj dwongen zekeren Simon van Cyrenen , chc daar voorl/ij ging en van het land kwam , zijnde de Vader van Alexander en Ru fits, zijn kruis te dragen. Marc. XXV: 2!.
I. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus , met ziju bruis beladen, omgeven door een drom van kri]gsknech( en, door de straten van Jerusalem , onder het heen en weder rukken en stootën, over de ongelijke steenen, van de woedende bende voortgedreven , eindelijk onder een afgrijs-selijk geraas en helsch gejuich der heulen . aanschouwers, overpriesters en leeraars, die den trein vooruitgaan of volgen, om getuigen te zijn van de uitvoering hunner lang ontworpene wraak tegen het onbevlekte Lam, — de stadspoort uitgekomen den weg naar den kruisberg begint.
En daar niemand met Hem eenig mededoogen heeft, niemand Hem de geringste hulp of ondersteuning aanbiedt, ja al ware er dan ook al iemand gevonden, die zich zijner ontfermde, toch niemand aan zijn kruis, dat eene vervloeking was , de hand durft slaan , — en daar het bloed-zweeten in den hof • de onmensohelijke geeaeling en de pijnlijke doornen-krooning al zijne krachten hebben uitgeput . zoo moet Hjj nu alle vermogens bijeenzamelen, om met dat vreesselijk gewigt op zijne schouders verder voort te gaan , tot dat Hij eindelijk vermoeid en afgemat , daaronder moet bezwijken.
O God ! bezwijken, een Zoon Gods bezwijken ! de sterke, de Almagtige, de Schepper van hemel en aarde bezwijken! 0 welke ergernis voor de wereld , voor het ongeloof, voor zijne vrienden ! Is dan onze hoop gevestigd op eenen niensch , die nederzijgt onder een stuk hout, die zich niet redden , niet opbeuren of op den voet kan houden ?
Tot nog toe is Hij vol moed geweest; bereidwillig ging Hij zijne vijanden te gemoet, antwoordde den hoogepries-ter onbeschroomd , Hij zweeg met achtbaarheid voor Herodes , sprak met edelmoedigheid op een onverschrokken toon tot Pilatus ; welken hoon , welk onregt, welke folteringen men Hem aandeed , Hij was steeds even geduldig en bedaard en trok aller bewoadering tot zich : waarom
215
heeft Hij zich dan ook hier niet op dezelfde wijze gedragen ? waarom ook hier niet met diezelfde onverschrokkenheid zijn kruis op Calvariën gebragt ?
Of heeft Hij zich zelveu hier misschien verraden en oub misleid ? Zijn dan zijne mirakelen niet anders dan kunstgrepen des duivels geweest, zijne voorzeggingen slechts raadsels , zijn zedig leven niet dan huichelarij ? Maar kan de duivel dooden opwekken , kreupelen doen gaan , stommen doen spreken, duivelen uitdrijven ? Kan de duivel vrijwillige daden voorzien of voorzeggen? Kan de duivel eene hemelsche zedeleer, goddelijke waarheden verkondigen, de volmaaktste deugd en heiligheid doen beleven?
Is het misschien niet waar , dat Hij onder zijn kruia is bezweken? maar drie Evangelisten Mattheus, Marcus en Lucas verhalen eenparig , dat zekere Simon van Cyrenen gedwongen werd , zijn kruis op te ueraen en het achter Hem te dragen , zeker niet uit medelijden , want die bloed-dorstigen kenden geene deernis ; maar omdat Hij bezweek en zij geen oponthoud wilden . daar zij Hem uit hoofde van het l'aaschfeest bij tijds op het kruis wilden zien sterven, terwijl echter Jesus niet verder kon komen.
Ja mijne ziel! Jesus do kloekheid zelve , bezwijkt onder de wraak zijns Vaders, onder het gewigt onzer zonden; en gij hebt wel meermalen gelagchen, gespot en geroemd op uw moedwilligheden. O boe ongerijmd was zulk een gedrag ! hoe zwaar zal het den zondaar zijn, wanneer het bloed van Jesus van Hem zal worden afgeeischt, wanneer de wraak des Almagtigen op hem zal nederstorten. Het kruis , dat Jesus draagt , is het onze ; het is het kruis , dat wij verdiend hebben, het kruis der zondaren, waaronder wij voor eeuwig en vruchteloos zouden bezweken zijn, een zwaar en schandelijk kruis . hetwelk alle tnenschelijke krachten te boven gaat. Jesus treedt in onze plaats, om het te dragen en de wraak zijns Vaders te overwinnen ; Hij heeft onze zwakheid als de zijne aangenomen; Hij moest er dan ook onder bezwijken. Dan dewijl Hij de bron van alle kracht in zich zeiven is , kan en wil Hij door zijne opstanding uit de dooden , zich zeiven en ons met Hem opbeuren en ons met Hem doen verrijzen, O troostrijke bespiegeling!
Om onzentwille bezwijkt onze Jesus , voor ons ligt Hij ter aarde , derhalve ligt Hij nog lager dan wij zijn , en
216
van daar roept Hij ons toe . dat wij ons op Hem zouden werpen , dat is : dat wij onze zwakheid erkennen en van Hem ook krachten , moed en vertrouwen kunnen on moeten ontleenen ; Hij zegt ons , dat Hij ons met Hem wil oprigten en bekwamen , om Hem tot in den dood te volgen en met Hem eene gelukzalige on.-tevlelijkheid te winnen. Komt tot Mij, allen die heiast en beladen zijl. '1) Wie gij dan ook zijt, zondaars, ondankbaren, goddeloozen, bedrukten , bekoorden , belasterden , zieken , armen .neêr-slagtigen ! Ik zal u verkwikken. Twijfelt toch niet langer aan mijne liefde , gij ziet, dat Ik geworden ben, hetgeen gij zijt: Ik ben uw bloed , uw broeder . ja zelfs minder dan gij zijt; Ik heb Mij zoo diep vernederd, dat Ik uw medelijden behoef en een van u mijn kruis moet opnemen , omdat Ik buiten staat ben het langer te torscben. Gij durft misschien tot Mij niet komen , omdat gij mijne onmeetbare grootheid nog vreest; maar ziet, Jh ben klein geworden . om u tot Mij te lokken ; gij ligt ter aarde en ziet, Ik ben ook ter aarde gevallen, zult gij dan ook mijne zwakheid, mijne tranen , mijne zuchten vreezen ? Ik kom u in uwe vorige waardigheid herstellen , Ik wil uwe zwakheid veredelen en al wat in uwe zwaarmoedigheden natuurlijk is, heiligen ; want gij zijt mijne aanwinst en Ik heb niededoogen met uwe ellenden ; derhalve verdien Ik voor u de genade , om moed te scheppen . geduld te hebben en tevreden te zijn in uwe ellenden Mijne ziel! treft u zulke taal niet, verdient een zoo goede Jesus al uwe liefde niet ? vindt gij u bier niet genoodzaakt, uwe zwakheid en omnagt te bekennen , op Hem te vertrouwen, tot Hem in al uwe droefheden , bekoringen , gebreken, ja zelfs in uwe zonden , hoe groot en menigvuldig zij ook mogen zijn , uwe toevlugt te nemen ?
Indien' gij bij die bittere kruisdraging waart tegenwoordig geweest , indien gij den Zoon Gods , den Heer der Heeren ter aarde had zien vallen . zou niet uw hart in tranen weggezonken zijn . zou niet uw hoogmoed beschaamd zijn geworden ? Want heeft Hij ooit eene onnavolge-lijke ootmoedigheid geoefend, om u die schoone deugd te leeren, dan is het hier in zijne bezwijking onder het kruis.
In al zijn lijden was Hij groot , kloekmoedig , heilig , en zijne vijanden zeiven moesten Hem bewonderen; maar
1) quot;Matth. XI; 28.
217
nu Hij onder zijn kruis bezwijkt. moet alle bewondering ophouden, men moet bekennen, dat Hij waarlijk zwak en niets meer is dan andere menschen ; men moet Hem aanzien als een die verstooten werd en anderen noodig had , om opgebeurd te worden , als een uitvaagsel van het menschdom , die niets anders verdient, dan tot het kruis verwezen te worden.
De duivel zelf werd hier misleid en het geheim onzer verlossing bleef voor hem verborgen, tot dat het vol-bragt was. Die hoovaardige engel kon niet begrijpen , dat eene oneindige Majesteit zich zoo diep konde vernederen: een Zoon Gods moest, zoo hij meende , alles kloekmoedig verrigten , Hem betaamde geene zwakheid ; de bezwijking van Jesus stelde hem gerust, en hij bleef en overpries-ters en leeraars en beulen aanhitsen , om den dood van •fesus en daarmede onze verlossing en zijn eigen ondergang te verhaasten. O verborgene wijsheid , o treft'eud voorbeeld !
Wij vreezen voor schaamte , voor smaad , voor armoede en al wat ons vernedert; en onze Jesus leert ons dat alles vei kiezen en beminnen. Wij willen wel iets lijden, geduld oefenen , kloekmoedig zijn in wederwaardigheden , maar wij willen ook dat de menschen het weten en bewonderen ; dan onze Jesus leert ons dien roem te quot;er-smaden ; in de ootmoedigheid zelve , die ons aanzien en roem doet vlugten , zoeken wij dikwijls meer ons zeiven dan God, en willen als zoodanig bekend wezen bij de menschen ; Jesus leert ons ook , dien listigen trek van hoogmoed in ons te vernietigen , en God , deugd en hemel alleen te zoeken. O hemelsche zedeleer ! Heer , help mij zoo te leven.
II. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus onder zijn kruis met onuitsprekelijke smarten, van zweet en bloed overgoten , de stad uitgesleurd en den weg naar het straf-veld opgaande , zoodanig vermoeid. afgemat en uitgeput wordt van krachten . dat Hij ter aarde nederzijgt en in bet volkomenste onvermogen is , om met zijn kruis verder te gaan.
Wat nu ? zullen zij Hem dan aldaar dooden ? Maar die dood is voor Jesus te gemakkelijk : Hij moet langzamer sterven , meerdere pijnen lijden , Hij moet gekruisigd
218
en op zijn kruis nog bespot , beschimpt en belasterd worden. Dan zijn Hemelsche Vader , die de goddelooze ondernemingen van Israël tegen zijnen Zoon tot zijne heerlijkheid en onze verlossing bestierde, die de voorzeggingen der Profeten wilde vervuld hebben . die het offer op het altaar des kruises wilde zien , ten einde al zijne wraak daarop uit te storten , heeft reeds eenen man beschikt, die Hem te hulp zal komen , die Hem van zijn kruis ontlasten en het naar Golgotha zal dragen. God geleidde de oogmerken en de voetstappen van zekeren Simon van Cyrenen zoodanig , dat hij van zijnen akker kwam en naar zijn huis keerde, waarschijnlijk om op het uur des gebeds in den tempel te wezen , en onbewust van al wat er gebeurde en niets dergelijks vermoedende , op hetzelfde oogenblik daar voorbij ging. als Jesus zijne hulp noodig had.
Hier zagen hem de krijgsknechten , die .Tesus leidden , en stelden hem voor. bet kruis van Jesus te dragen Simon , de eer die hij genoot. met het kruis van den Messias , den Zoon Gods, zijnen Verlosser, te torsohen, niet kennende , was onwillig ; doch die woeste bende. die noch regt , noch reden kende , dwongen hem het kruis op te nemen.
Mijne ziel ! aanbid hier de wonderlijke beschikkingen des hemels. Het schreeuwendste onregt. de gevoeligste schande wordt hier eenen onschuldige aangedaan, met hem een strafhout te doen dragen, dat hij zelfs niet mogt aanraken , zonder zijne eer , zijn aanzien , ja de burgerlijke zamenleving te verliezen : en nogtans strekt hem dit, ondanks zijne onwilligheid en tegenkanting, tot zijne hoogste eer en tot een geluk . benijdenswaardig zelfs voor de engelen.
Klaag dan nimmer . wanneer u onregt wedervaart, wanneer gij belastert of onderdrukt wordt; want er geschiedt niets buiten de beschikkingen van God , die het kwaad toelaat, om er goed uit voort te brengen. Het zijn beproevingen , die u eer aandoen , die uw geluk bevorderen en tot uwe heiligmaking en zaligheid verstrekken.
Buk met lijdzaamheid onder het geweld , gelijk Simon, onderwerp u aan het lot, zonder stil te staan , zonder het kruis te verlaten , en uw eerste tegenstand, wel verre van uwen lof te verminderen, toont nog meer het geluk, de genade en de eer . die u geschiedt. Wanneer een Abel
219
gedood, een Joseph gekerkerd, een Job geplaagd, een David vervolgd werd , was dat zekerlijk tegen hunne verkiezing , doch hun geduld onder het geweld heeft heu geheiligd.
Meent gij , dat de H. Martelaars daarom lofwaardiger zijn , omdat zij van zeiven en gewillig de pijnen en den dood te geinoet gingen? Verre van daar, en wanneer eenige onder hen aldus gedaan hebben , de H. Kerk beschouwt het als eene buitengewone ingeving van God . om die drift te verschoonen, maar zij heeft eenen zonderlingen eerbied voor die H. Martelaars, welke, wanneer zij konden , de vlugt namen, en aldus, met hunne zwakheid te belijden en de genade van het marteldom hooger te waarderen , des te grooter blijken hunner ootmoedigheid gaven.
Het is niet alleen geoorloofd , maar zelfs een pligt, de gevaren te vlugten , en eene vermetelheid, die niet zelden met den val gestraft wordt, ze buiten noodzakelijkheid te zoeken en te willen trotseren, doch wanneer de Voorzienigheid er ons in geleidt, wanneer de eer van God , de liefde tot den evenmensch dit eischt, dan is het tijd. om gehoorzaam , getrouw en kloek te wezen. Dit deed onze Simon , dit deden de martelaars en gingen de ijsselijkste folteringen . de schandelijkste beleedigingen en den ver-schrikkelijksten dood met blijdschap te gemoet, niet juist, omdat ze in zich zeiven verkiesbaar zijn, nean : de natuur tot de onsterfelijkheid geboren, vreest en vlugt den dood : maai' omdat zij voor God, dien zij meer dan hun ligchaam en leven beminden , gaarne wildon lijden en sterven
O hemelsche zedeles voor u, mijne ziel! ook gij wordt soms onvoorziens beproefd sn gedwongen het kruis van Jesus te dragen , want de duivel is nog niet bekeerd, noch de ondeugd uit de wereld gebannen; niet zelden hoort men bij ondersclieidene gelegenheden , wanneer men zich onder de menschen bevindt, de godsdienst bespotten , de deugd belasteren , de godsvrucht honen , de eerbaarheid kwetsen, den goeden naam des naasten onteeren , de overheid schenden , en gij ziet a op het onverwachtst genoodzaakt u zelve te verklaren en het kruis van Jesus te torschen , zonder het te kunnen Ontvlugten.
Hoe hebt gij u bij deze gelegenheid gedragen ? Verde-digdet gij de godsdienst, deedt gij die onreine tongen zwij-
220
gen , sloot gij den mond der kwaadsprekers , streedt gij voor regtvaardigheid en deugd? Ot hebt gij u niet veeleer over het kruis van Jesus geschaamd en het laten liggen, niet gespot met die spotteden , gelagchen met die lachten , u niet met hunne gesprekken vereenigd ? Ach , had gij ten minste met uwe oogen , met uwe gebaarden , ot zuchten en tranen doen blijken, dat gij hunne taal ver-foeidet!
In zulke omstandigheden, waarin de Voorzienigheid u ter uwer beproeving laat komen , ondervindt gij , dat het kruis van Jesus op te nemen , geene ijdele woorden zijn , maar ook blijkt het dan evenzeer , dat gij niet verder zijn leerling zijt, dan in zoo verre niets te wagen . niets te verliezen , niets te lijden is.
III. Overweeg . mijne ziel I hoe Jesus Christus Simon van Cyrenen door eene bijzondere gunst verkoos , om zijn kruis met en achter Hem te dragen , en hoe overvloedig Hij hem voor dien korten arbeid beloonde. Wie zou ooit van dien man hebben hooren gewagen , indien hem dat geweld , die schande niet ware aangedaan l Deze ontmoeting heeft zijnen naam overal , waar het Christendom verspreid is , beroemd gemaakt, zij gaf hom een werkelijk aandeel in de verlossing van het menschdom en het lijden zijns Verlossers , het eerste merkteeken zijner eeuwige voorbeschikking ten hemel: immers hier geleidde hij hetOfFei, hier bragt hij het ter plaatse , daar het geslagt moest worden , voerde derwaarts zelf het altaar, waarop het sterven moesten aldus verschafte hem datzelfde onregt, hetwelk hem voor het oog der wereld ten uiterste ver-nederde , een zeker priesterschap , dat hem tot de grootste eer en heerlijkheid verstrekte.
Hij kende toen wel is waar , het geluk dezer verhevene bediening niet; dan wie weet, hoe hij naderhand zijnen God voor die onwaardeerbare genade heeft bedankt? Wie weet , hoe hij voor die moeite en schande , die hij vooi zijnen Zaligmaker heeft mogen lijden , nu in den hemel juicht? Ja, zijne kinderen zelfs hebben deel in zijnen roera, zij worden bij name door den Evangelist Marcus genoemd, en voortreffelijke schrijvers vinden in den vader en zijne zonen geheimvolle zinnebeelden, volgens welke Simon, een loodsche naam , de eerstelingen der Joden , Alexander ,
221
een Grieksche naam, de Grieksche Heidenen , en Rufus een Latijnsche naam , de Latijnsche Heidenen , die tot het geloof zouden geroepen worden , aanduiden , en alzoo Simon , de vader van beide , de eerste Kerk van Jerusalem vertegenwoordigt, waar het begin was van al de Katho-lijke kerken der gansche aarde, van welke de Grieksche en dc Latjjnsche de voornaamste zijn ; en ziedaar hoe een geringe, een onbekende Simon zijn gansche maagschap beroemd maakt, en hij tot aan de ui!einden der aarde als veredeld en zijne gedachtenis in zegening blijft, terwijl zijn naam staat opgeteekend in het boek der levenden, omdat hij het kruis van Jesus Christus heeft gedragen.
Wilt gij , mijne ziel! dat uw aandenken bij de menschen in zegening blijve? draag heï kruis van Jesus , wees deugdzaam , lijd versmading , vernedering en schande , en zoek niet dan den hemel, en uwe gedachtenis zal niet lof vermeld worden, terwijl die der zondaren met hunnen dood verdwijnt. Wij kennen geene andere helden dan kruisdragers . en deze alleen worden door de geheele wereld gevierd : Abel, Joseph , Job , Uavid , Elias , Jeremias , de Apostelen, Martelaars , Belijders en Maagden , zijn door het kruisdragen alom beroemd geworden en zullen beroemd blijven ; draagt gij dan ook dat kruis en gij zult gelukkig en roemrijk zijn. Deze kruisdraging van Simon herinnert ons duidelijk aan die zonderlinge en vreemd schijuendo spreuk van Jesus: Die achter Mij wil komen .... r.eme zijn kruis op en volge Mij; i) die mijn leerling en Mij waardig wil wezen , die Mij tot Koning verkiest en met Mij in mijne heerlijkheid wil treden , drage een kruis gelijk Ik het zal dragen, en volge Mij , gelijk Simon Mij volgen zai. Noch Jesus , noch Simon behoeft meer te spreken, daar de daad zelve spreekt. Jesus is onze Koning, onze voorganger, onze leidsman, en wij zijn in Simon afgebeeld; wij moeten dan een kruisdragen, zoo wij Hem willen toebehooren ; Jesus heeft dit het eerst gedragen . toen het niets dan schande , bitterheid en vervloeking in zich bevatte , wij dragen het achter Hem , nu er niets dan eer, troost en zegen in zijn opgesloten , vermits Hij , eerst onder het kruis bezwijkende, er het gewigt aan heeft ontnomen , omdat Hij daarvoor ons de genade verdiene, waar-
■; W-i
HP
•1) Matth. XVj ; 24.
222
door het ons dragelijk, ligt en zelfs aangenaam ia geworden.
Waarom toch anders is Jesus onder zijn kruis bezweken, waarom heeft Hij gewild, dat Hem iemand in zijne kruisdraging zou behulpzaam zijn ? Was Hij misschien niet meer in staat, öm zich door diezelfde goddelijke kracht te ondersteunen , waardoor Hij alles draagt, en zou een dergelijk wonder niet ter zijner verheerlijking gestrekt hebben ? Of had Hij zijne kracuten, hoezeer dan ook uitge put , niet kwnnen verzamelen , zooals Hij dit naderhand deed , toen Hij alvorens den geest te geven, een luid geroep , dat boven alle krachten vJin eenen sterrende was , ten hemel deed opgaan ? Of kon Hij niet millioenen engelen tot zijnen bijstand inroepen, alhoewel de hulp van éénen meer dan overvloedig was? Ongetwijfeld, mijne ziel, Jesus kon dit alles ; maar dit was niet overeenkomstig het plan van het groote verlossings werk door deal-wijze Voorzienigheid bepaald , het kruis was niet vcor de engelen, dus moest Hij ook hunne hulp niet inroepen. Hij moest ook geen mirakel doen , om het alleen te kunnen dragen , omdat het kruis niet alleen voor Hem bestemd was ; het was het zijne en dat der menschen , Hij moest het dus met de menschen of zij moesten het met Hem torschen en daarom Trilde Hij , dat Simon Hem wierd toegevoegd , nadat Hij het eerst zelf gedragen had , als wilde Hij ons hiermede zeggen; Ziet daar voortaan uw aandeel , het aandeel van Gods uitverkorenen; dat kruis is niet minder voor u , dan voor Mij , ja het is in meerder opzigt voor u, dan voor Mij; want het is voor Mij, alleen geweest, omdat het voor u moest zijn.
Welaan dan, mijne ziel ! neem het kruis op, Jesus heeft het volle regt, om het u op te leggen, Hij heeft het eerst gedragen en hiermede voor u eindelooze zaligheden gewonnen ; indien Hij dat geweigerd had, zoudt gij een schandelijk, een ondragelijk, een vei vloekt kruis voor eeuwig hebben moeten torschen in de helsche vlammen. De wereld levert niet minder hare kruisen opx: zij geeft zware , rampzalige, onvruchtbare kruisen : hoogmoedigen, gierigaards, hoereerders, overspeelders, dronkaards hebben verdriet , hartzeer, spijt , knaging, ziekten, kwalen, ongemakken en duizend andere ellenden; en deze zijn die kruisen der twee moordenaars die hen, tenzij eene ware boetvaardigheid haar volgt, tot eene eeuwige veroordeeling geleiden.
223
Draagt gij dan uw kruis gewillig : Jesus zelf legt het u ter uwer beproeving op de schouderen en het vereenigt u met Hem, en wanneer gij het met onderwerping draagt, dan ondersteunt gij Hem gelijk Simon, Wees dan in uw» wederwaardigheden, ziekten, lasten, vermoeijenissen gebrek, armoede en versroadingen tevreden; de genade Gods is u genoeg, zijne kracht wordt in de zwakheid, volhragt; \) en nooit hebt gij meer verzekering , dat God u lief heeft, dan wanneer Hij u met kruisen be/.oekt, niet omdat een algoede God behagen neemt in zijne schepselen te zien lijden , maar omdat wij verdient hebben te lijden en Hij ons door het lijden deelgenooten der rijkdommen , schoonheden , wellusten, en heerlijkheid wil maken, die Hij voor de zijnen bereid heeft. O zoete troost! mijn God, help mij , dat ik gewillig moge lijden.
BEOEFENING.
In alle bekoringen , zwakheden , en gebreken den moed niet verliezen en zoo wij ook zijn bezweken, op Jesus vertrouwen en tot Hem om bijstand roepen. Al wat in ons goed is verbergen voor de menschen en als zoodanig niet bekend willen wezen, üe achting dor wereld verachten , waarheid en regt zonder aanzien van personen verdedigen ; tevreden wezen in ziekten, tegenspoeden, ongemakken en dikwijls God om geduld bidden, door Jesus Christus onzen Heer.
Hem volgde eene groote menigte van volk en urouvjeu, die Hem beweenden en beklaagden. Maar Jesus zich naar haar toekeerende zeide: Dochters vati Jerusalem , weent niet over Mij, maar weent over u zei-ren. Luc. XXIII: 27, 28.
I. Overweeg, mjjne ziel! hoe Jesus Christus, terwjjl Hij door eene tallooze menigte volks omgeven, een zwaren kruisbalk boven zijne krachten op zjjne schouderen torscht
I) 2 Cor. XII : 9,
224
en met schande overdekt, naar de strafplaats geleid , op den weg door eanigen uit het volk en bijzonderlijk door eenige vrouwen beweend en beklaagd wordt, maar ook dezen geringen troost nog weigert en de tranen met wil van diegenen , die Hem beweenen.
Het laat zich gemakkelijk vooronderstellen, wanneer ook de Evangelist het niet stellig gezegd had, dat bij den uittogt van Jesus , met zijn kruis beladen , een verbazende toevloed van volk moet geweest zijn, dit toch leert de ondervinding bij elke regtspleging, naar welke doorgaans de geheele bevolking als zamenvloeit, en straten markten , wegen, huizen en daken met nieuwsgierigen zijn opgevuld.
Maar hoe veel te meer is dit het geval, wanneer een beruchte boosdoener of een verheven persoon, die, het zij door de grootheid zijner misdaad , het zij door de onderscheiding van stand, de algemeene aandacht tot zich trekt, ter dood wordt gebragt. Iedereen wenscht zijnen toestand , zijne houding, zijne gebaarden , zijnen Y/il of onwil van nabij te kennen , iedereen tracht zijne inborst, zijn hart, zijne innigste gevoelens en gedachten te bespieden.
Hoe groot moest dan de aandrang des volks niet zijn, toen Jesus van Nazareth , zoo vermaard door zijne mirakelen , door het geheele land zoo gunstig bekend om zijne hemelsche leer , zoo hoog geprezen , geroemd en als tot de wolken verheven door al het volk , dat van Hem het crezigt, het gehoor , de spraak , den gang of de genezing van ingewortelde kwalen , of zelfs het leven bad terug ontvangen, dat Hem nog voor weinige dagen als een Koning im triomf en luister had ingehaald , toen nu deze zelfde Jesus door den hoogen raad des doods schuldig en door den landvoogd onschuldig verklaard , in een oproer en door het geschreeuw der menigte zijnen vijanden m handen gegeven, naar de strafplaats word gevoerd , om den schandelijksten dood te sterven. Zulk eeue zonderlinge regtspleging quot;van een zoo zonderlingen persoon kon met anders dan de geheele stad , ja zelfs de aanzienlijkste inwoners tot zich trekken, aller nieuwsgierigheid opwekken, hoe Jesus zich in zijnen toestand gedragen , wat Hij zeggen , welk gelaat Hij toonen zal, met één woord, hoe Hij ter dood zal gaan.
225
Ja, mijne ziel! geheel Israël is bij den kruistogt van Jesas tegenwoordig, vergezelt Hem ter dood en stemt in den moord van den Messias toe. Zie hier de overpriesters, leeraars en ouderlingen, die niets dan moord en wraak tegen Hem roepen , om de menigte gaande te honden en niet van stemming te doen veranderen ; daar het gemeen, dat Hem nu op het voorbeeld zijner overheden als den vijand des volks , als het uitvaagsel des menschdoms met bespottingen overlaadt: dan ginds ter zijde zien wij eeni-gen onder het volk en ettelijke vrouwen, die Hem beklagen en weenen. Wat mag dit aanduiden ?
De gansche wereld is tegen Jesus: een Koning , de landvoogd , de hooge raad, de prièsters , sde leeraars , de gansche menigte , uit alle gewesten der aarde zamenge-vloeid , soldaten , geregtsdienaars , eindelijk al wat leeft, vervolgt Hem , elk versmaadt, beschimpt en pijnigt Hem , slechts eenige zwakke vrouwen durven zich vóór Hem verklaren , Hem beklagen , tranen storten , met mond en handen te kennen geven , dat zij Jesus voor onschuldig houden, dat zij verontwaardigd zijn over de mishandelingen Hem aangedaan , dat zij de schuld daar var op den raad werpen , dat zij den dood van Jesus , als eene ramp , een ongeluk en eene misdaad van het volk aanmerken. Immers , zij beklagen de twee misdadigers niet. die met Jesus moeten sterven , Hij alleen is het voorwerp van hare teederheid.
Maar merkten dan de Joodsche oversten niet op , dat deze tranen hen veroordeelen en de deugd van Jesus vereeren ? Zullen zij dat volk , die vrouwen straffeloos eenen man laten troosten , tegen wien zij al hunne woede uitoefenen en dien zij bezig zijn , met schande en smaad te verzaden ?
Doch wie kan de beschikkingen des hemels wederstaan ? Jesos voert het oppergebied over alle gebeurtenissen: zjjne wijsheid bestiert alles ; zijne vijanden vermogen niets tegen Hem , dan in zoo ver het Hem behaagt ; zijne onschuld wordt ondanks hunne woede erkend . openlijk verklaard , ja zelts luide uitgeroepen door zwakke vrouwen. O Jesus hoe magtig zijt Gij , zelts in uwe diepste vernederingen !
Staat gij niet verbaasd , mijne ziel! over den moed dezer vrouwen ? Hoe , in het bijzijn van zulke vermogende en
226
verbitterde vyanden de zijde van Jesus te durven kiezen, Hem troosten , vereeren en hunne handelwiize openlijk afkeuren en laken ? Welke reden ■ van beschaming voor Petrus en de overige leerlingen ! En gij . mijne ziel! hebt gij moed genoeg om het gedrag dezer vrouwen te volgen ? durft gij , wanneer godsdienst of deugd verguisd wordt in de gezelschappen , durft gij dan daar voor optreden ? wanneer lasteraars of kwaadsprekers de eer van uwen evenmensch bezwalken, durft gij dan het onregt wraken? Spiegel u in deze heldinnen, die noch magt, noch gezag, noch geweld , noch wapenen vreezen , om Jesus trouw te blijven , en zoo zij Hem al niet kunnen helpen, Hem ten minste met hare tranen troosten. Zie daar , hoe zich de ware liefde doet kennen en hoe gering de uwe is tot Jesus. Alhoewel Jesus in handen der beulen , de verachting des volks , het uitvaagsel der menschen is , erkennen zij Hem echter niet te minder voor haren Vriend en Meester. Maar gij . gij doet als de wereld , gij kent geene vrienden dan rijken en die genen, welke door hun geluk de achting der wereld bezitten : terwijl gij u schaamt voor armen , geringen en noodlijdenden , die uwe vriendschap inroepen en om hulp of bescherming smeeken, en geeft gij hier mede niet duidelijk te kennen, dat gij geene andere achting dan voor de goederen dezer aarde en geene liefde hebt voor Jesus , noch voor de liemelsche goederen, die Hij beloofd heeft. O God help mij, opdat ik den geest der wereld verzake.
II. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus het misbaar en de tranen dezer vrouwen ziende, zich tot haar wendt, om haar aan te spreken en hiermede duidelijk aantoont, dat Hij een onafhankelijk God is, die over menschen en gebeurtenissen naar welgevallen beschikt.
Nog voor weinige oogenblikken had Hij de hulp der menschen noodig ; al hijgende kroop Hij voorwaarts , Hij wankelde , Hjj viel , Hij bezweek onder het gewigt van zijn kruis, en zijne woedende vijanden , ten einde Hem de strafplaats te doen bereiken en opdat het vermaak van Hem op zijn kruis te zien sterven hun niet zoude ontglippen , vonden zich genoodzaakt een ander te dringen , Hem verligting toe te brengen, en het kruis achter Hem te dragen . en naauwelijks een oogenbük daarna , is Hij
227
in staat, zich om te keeren , anderen te troosten, te onderwijzen, naauwkeurige voorzeggingen en waarscliuwing-eu te doen, en wel met zoodanige achtbaarheid, gezag en bedaardheid, als ware Mij alleen in het midden zijner leerlingen.
Welke grootheid! Hij wendt zich tot de weenende vrouwen zonder zich om de overpricsters en leeraars, die Hem omringen en de beulen die Hom leiden, te bekreunen; Hij doet ze wachten , zoo lang Hij zulks wil en zonder toestemming te vragen , zegt Hij al wat Hij haar zeggen wilde , als een Heer en Meester , die niemand ontziet en voor wien alles moet bukken.
Wie staat niet verbaasd over zoodanige onafhankelijkheid ? Wie zag ooit iets dergelijks in een ter dood veroordeelden mensch? Moet niet iedereen erkennen, dat Jesus een goddelijk gezag toont in het midden zijner verdrukkingen ? ja, moet niet iedereen erkennen dat zelfs de Evangelisten, door eene hemelsche ingeving alleen zoo onderscheidene en grootsche trekken konden afmalen in het gedrag van hunnen Meester , wiens leven en dood zij beschrijven ? Zou men niet eer verwacht hebben , dat Jesus in zijn el-lendigen toestand bij de tranen der vrouwen de zijnen gevoegd , dat Hij ten minste over het onregt geklaagd , of gezucht zou hebben over de wreedheden die men tegen Hem pleegde ?
Maar neen , Hij vergeet hier zich-zelven , Hij keurt de tranen dier goede vrouwen af, onderwijst haar met allen ernst en bedaardheid, en zegt dat zij ter oorzake der rampen, die haar boven het hoofd hangen, over haar zeiven en over hare kinderen moeten weenen. O Jesus , hoe zijt gij in uw lijden te bewonderen !
Hier ziet gij dan wederom , mijne ziel! dat Hij , die lijdt, de Zoon Gods is en dat Hij lijdt om de regtvaar-digheid zijns Vaders , die het zwaard zijner wraak tegen u heeft opgeheven, te ontwapenen; hier ziet gij, dat God waarlijk een jaloersche God, een verslindend vuur is, en geene zonde spaart; hier ziet gij, dat èn de zondvloed, die alle menschen verzwolg, èn de brand van Sodoma die vijf steden in de asch legde , èn de slayernij van Juda , of de ondergang van geheel Israël slechts flaauwe schaduwen zijn der onverbiddelijke regtvaardigheid en onverzoenlijke heiligheid , die God getoond heeft in het lijden van onzen Jesus.
■228
Ach! wie had zich ooit kunnen verbeelden , dat die regtvaardigheid , die heiligheid zich zoo ver konden uitstrekken , dat zij niet voldaan konden worden , dan door wreedheden tegen Gods welbeminden Zoon gepleegd . die ons doej ijzen ? een God , een almagtig God gewaardigt zich onze zonden op zich te nemen ; een Zoon Gods in alles gelijk aan den Vader, van eene en dezelfde natuur, stelt zich in onze plaats, en in die gedaante is het nog niet genoeg dat Hij arm en ellendig leve, dat Hij bloed zweete van benaauwdheid, dat Hij met eene onmenschelijke wreedheid gegeeseld, met scherpe doornen gekroond worde , dat Hij ongehoorden smaad verdure, dat Hij onder een kruis bezwijke, dat Hij zelfs gekruisigd worde en sterve : neen het Offer moet geslagt en alles volbragt zijn , Hij moet in eene zee van pijnen en schande sterven, eer zich de natuur mag bewegen, om Hem bekend te maken. O vreesselijke regtvaardigheid !
Wij hadden een geheel ander denkbeeld van God , wij achtten Hem aan ons gelijk . toegevend , zwak en even als w|j , weinig over onze zonden getroffen: zoodanig oordeelen wij doorgaans over God en over de grootheid der zonde, omdat wij boos, verblind en onregtvaardig zijn. Zelfs de ijsselijkste straf der engelen , die tot den eeuwigen brand verwezen zijn , de verblindheid van onderscheidene volken , die noch van het geloof, noch van genade, noch van verlossing eenige kennis hebben, en alzoo verloren gaan , een ontelbaar getal kinderen . die uit dit leven worden weggerukt alvorens den H. Doop te hebben ontvangen en ongelukkig worden, dit alles maakt weinig indruk op onze harten; zulke gestrengheid verbaast ons , ja»komt ons als het ware overdreven voor en wij hellen liever tot het ongeloof over.
Nu wij echter in allen ernst overwegen , hoe Jesus de onschuld , de heiligheid zelve , onder de hand zijns Vaders geslagen , verpletterd, en met versmadingen verzadigd wordt, omdat Hij de gedaante eens zondaars heeft aangenomen . nu blozen , nu zwijgen wij , nu beven wij voor de straffende regtvaardigheid van God , en verzaken de zonden als het grootste ongeluk dat ons kan wedervaren.
Wélaan , mijne ziel! doe vrucht met die schrikverwekkende gestrengheid des Heeren ; overweeg in ernst wat gij verdiend hebt, wanneer gij door de zonden van uwen God
zijt afgeweken : beschouw die onuitbluschbare vlammen , waartoe gij verwezen waart, en waar gij een wiglij k zoudt gewanhoopt hebben ; overweeg, hoe Jesus door zijn lijden, zijne weldadige hand heeft toegereikt, om u daaruit te redden. Moet zulk eene overweging u geene warme tranen van dankbaarheid en vreugde doen storten ? Moet u deze de zonde niet voor altijd vaarwel doen zeggen, u niet opwekken, om uw hart , uwe vermogens . uw leven , ja al wat in u is . aan dien goeden Jesus op te dragen en voor Hem te besteden ? .Ta , mijn God I voor u alleen leef ik voortaan. Help mij.
III. Overweeg, mijne ziel I hoe Jesus Cristus de tranen en het beklag dezer godvruchtige vrouwen afwijst, en zich tot haar keerende , zegt: Dochters van Jerusalem , weent niet over Mij, maar weent over u zeiven.
Hoe , lieve Jesus ! wilt Gij dan niet beweend, niet beklaagd worden ? hebt Gij zelf niet, bij den profeet David , de levendigste klagten geüit: Ik wachtte of iemand mededoogen zoude hebben , doeh daar was er geen , en die Mij zoude troosten, doch Ik vond er geen'! d) Ziedaar vele vrouwen, die mededoogen hebben met uwen ellendigen toestand , die bittere tranen storten , en door hare tranen openlijk uwe onschuld erkennen, die hare trouw en liefde voor U op het levendigst doeu blijken , die de woede, den haat. de wreedheid uwer vijanden met mannelijke kloekmoedigheid trotseren , en het geweld wreken , dat U wordt aangedaan. Konden ooit magte-looze vrouwen U zoeter troost verschall'en ? hoe zegt Gij dan . dat niemand mededoogen heeft. dat niemand U troost ? hoe verwerpt Gij dan dit geween, quot;deze klagten ?
Ja , mijne ziel! Jesus verwerpt die tranen , dat mededoogen , dien troost, want dezulke hebben Hem nooit ontbroken , noch ontbreken Hem tot heden toe. Immers , wie kan zonder medelijden een onschuldige , gelijk Jesus is, zoo deerlijk mishandeld zien ? wie kan eenen man , van het hoofd tot de voeten met wonden overdekt, met eene doorne-kroon op het hoofd , en onder een zwaren moordbalk bezwijkende , zonder tranen beschouwen ? wie kan een man , van uitstekende deugden, die wel «leed aan
1) Pa. LXVIII : 21.
230
allen , die zich niet dan door weldaden kenmerkte , niemand beleedigde , der onmensohelijkste mishandelingen ter prooi zien, zonder Hem te beklagen? wie.is er eindelijk, die niet gaarne een traan plengt voor Jeans , bij de overdenking van zijn smartelijk lijden.
Doch dit zijn de tranen niet, die Jesus begeert, die Jesus troosten : het zijn , wel is waar, tranen van godvruchtige vrouwen , maar die Jesus beleedigen , tranen die voortvloeien uit eene dwaling en een verkeerd besef van zijnen staat Zij bésqbouwen Hem als een verdrukte , die zich niet verdedigen , niet redden kan , die zwak , die ongelukkig, overwonnen is door zijne vijanden.
Neen , zulke tranen begeert Jesus niet, deze zijn Hem onwaardig , Hij heeft zich vrijwillig overgegeven aan al die mishandelingen, Hij treedt vrijwillig in het strijdperk, om den dood en de zonde te overwinnen, Hij wil nitit dan door zijne vernederingen over de magten der duisternissen zegepralen, door zijne pijnen en schanden der regt-vaardigheid zijns Vaders voldoen, ten einde ons met Hem te verzoenen; en zulken triomf voegen geene tranen.
De tranen der vrouwen zijn dan ongepaste, beleedigende tranen , die Jesus nieuwe droefheid veroorzaken, die Hij derhalve verwerpt: weent niet over Mij, enz. Tranen , die Jesus troosten , zijn dezulke , die wij over ons zeiven storten: maar weent over u zeiven: storten wij tranen, die voortkomen uit-het besef der grootheid onzer zonden, uit overtuiging van den vloek , dien wij verdiend hadden, en waaronder wij eeuwig zouden gezucht hebben, zoo Jesus geen mededoogen met ons had gehad, storten wij eindelijk zulke tranen , die uit de betrachting onzer ondankbaarheid, onboetvaardigheid en verblindheid ontspringen.
Zulke tranen zijn de vruchten zijns lijdens, zulke tranen zijn Hem waardig , want deze verwekken in ons liefde , dankbaarheid, leedwezen, ware boetvaardigheid en verbetering onzer zeden.
En nu, mijne ziel! stort gij ook zulke tranen over uwen Jesus ? Het voegt u wel getroffen te zijn , tranen te storten over den betreurenswaardigen toestand van Jesus in zijn lijden. Het is wel billijk u met Hem te vereenigen , zijne Menschheid te beminnen , hare tegenwoordigheid hoog te achten en te verlangen, haar te mogen
231
zien, haar te aanbidden en te loven in den Hemel en deze liefde en hoogachting zullen u overvloedige tranen afpersen. Doch zoodanige mogen het niet alleen blijven, zij moeten u tot hoogere betrachting opvoeren, zij moeten u doen opklimmen tot de oneindige liefde des Vaders, die Hem aan ons heeft gegeven , Hem voor ons heeft geslagt; zij moeten u verheffen tot de gehoorzaamheid van den Zoon , die zich voor ons heeft geleverd : tot de goddelijke regtvaardigheid, die zulk een dierbaar offer heeft ge-eischt ; tot de gruwelijkheid der zonden , die zonder dat offer onvergeeflijk zouden geweest zijn, die ons in eene ein-deloofce verdoemenis, hardnekkigheid en wanhoop zouden gedompeld hebben. O hoe volmaakt, hoe troostvol, hoe heilzaam zullen dan uwe tranen wezen!
0 Jesus, geef ons zulke tranen , die wij alleen van U kunnen erlangen. Verlicht onzen geest, vermurw onze harten en wij zullen de goddelijke oordeelen, die ons bedreigen, door TT ontgaan. Bekeer ons en wij zullen bekeerd worden.
BEOEFENING.
Hoog achten, hetgeen groot is voor God, de deugdzame armoede , de heilige eenvoudigheid , de geringe menschen, die God dienen : en gering achten wat voor God gering is, namelijk den rijken hoogmoed. Geen wereld ontzien om God getrouw te zijn. Zijne weldaden en bijzonderlijk onze verlossing uit de helsche vlammen, door Jesus Christus zijnen Zoon, dikwerf overwegen, en door gestadige en korte gebeden van God vragen een waar besef van zijne heiligheid en onze onwaardigheid, van zijne liefde tot ons en onze onverschilligheid jegens Hem.
Maar Jesus zich-naar haar toekeerende, zei.de: Dochters van Jerusalem, weent niet over Mij, waar weent over u zeiven en over uwe hinderen; wanl de dagen zullen haast komen, in welken men zeggen zal'.
I - ■*
232
Zalig zijn de onvruchtbaren en de ligchamen. die niet gehaard en de borsten, die niet gezogen hebben. Dan zullen zij tot de bergen beginnen te zeggen : Valt op ons; en lot de heuvelen: bedekt ons. Want doen zij dit aan een groen hout, wat zal aan hel dorre geschieden? Luc. XXI11 : 28, 29, 30, 31.
I. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus in zijne kruisdraging , terwijl Hij zich naar de weenende vrouwen toekeert, haar aanspreekt en degenen, die Hem ter dood voeren, doet stilstaan tot dat Hij uitgesproken heeft, niet alleen zijne airaagt en onafhankelijkheid doet zien , maar ook duidelijk te kennen geeft, dat Hij alwetend en van de toekomende dingen zoo juist, zoo zeker , zoo grondig onderrigt is, als waren ze reeds geschied , als ware Hij daarbij tegenwoordig geweest, ja als ware Hij het zelf, die ze zoude doen verwezenlijken.
Hij spreekt van nabij zijnde verschrikkelijke rampen, die der gansche natie zullen overkomen; Hij spreekt daarvan , als van gebeurtenissen, welke eenige dier vrouwen of ten minste hare kinderen zullen bjjwonen; Hij spreekt daarvan, wanneer de Joden ten hoogsten top van weelde, welvaren en luister waren gestegen, en in het genot van een stillen en bestendigen vrede , zoodat er niet de geringste waarschijnlijkheid was , dat zij konden gebeuren. Hij spreekt daar eindelijk van , om de vrouwen te waarschuwen , om ze te onderwijzen , om ze tot berouw en tranen op te wekken , en haar voor de hemelsche regt-vaardigheid te doen vreezen ; Weent niet over Mij , zegt Hij, maar weent over u zeiven en over uwe kinderen. Want de dagen zullen haast komen, enz. Welke grootheid in die woorden en welke goedheid tevens! Hij vergeet hier zich zeiven, om alleen voor die vrouwen te zorgen ; Hij zelf is in den betreurenswaardigsten toestand , waarin ooit een sterveling zich bevond en Hij spreekt tot haar als of Hem niets deerde ; Hij is van droefheid en smarten overstelpt, ojverdekt met wouden, overladen met schande en Hij spreekt tot haar, gelijk een Vader, alsof Hij niets anders te verrigten bad; Hij bezwijkt onderzijn kruis van zwakte, en Hij spreekt als Heer en Meester van het heelal.
Aldus vergat Hij zich zeiven in het hof Gethsemani, toen Hij gevangen , geboeid en in handen van woedende vijanden . alleen zorgde voor zijne leerlingen, om hen voor alle vervolgingen te bewaren, en zeide : Indien gij Mij dan zoekt, zoo laat dezen gaan ; aldus vergat Hij zich zeiven aan het huis van Caïphas, toen Hij geslagen, bespot, bespuwd, tot een vreugde bedrijf van een wreed en dartel gemeen verstrekte , en in dien staat zich omkeerde, den ungeluklngen Petrus aanzag, hem daarmede zijne ontrouw verweet en aldus zijne verloochening bitterlijk deed beweenen.
Op dezelfde wijze vergeet Jesus zich zeiven in zijne kruisdraging, om de tranen der vrouwen , die zij over Hem stortten, op te droogen, en ze over aanstaande rampen te doen vloeijen. Hij- verzaakt die tranen, omdat Hij uit liefde voor ons ging sterven; Hij weigert dien troost, omdat Hij moed genoeg bezit om alles te verdragen: Hij keurt dal geween af, omdat Hij als een held, dood, duivel en zonden wil overwinnen ; llij vergeet zijne pijnen , om alleen voor die vrouwen , zijne vriendinnen te zorgen, vjeent niet over mij, ik behoef uwe tranen niet, maar weent over u zelvm en over uwe kinderen. Stort tranen, doet boetvaardigheid en wacht u voor de ijsse-lijke wraak , die de inwoners van Jerusalem boven het hoofd hangt, ,
Ziedaar, mijne ziel! welke liefde, waakzaamheid en zorg gij uwen kinderen, onderhoorigen, leerlingen en vrienden verschuldigd zijt. Jesus leert u door zijn voor-l)eeld u zelve als vergeten en al het uwo , rust, gemak, belang en tijd aan hun welzijn opofferen, hen verzorgen, over hen waken , hen troosten , onderwijzen , waarschuwen , hun vrees inboezemen , ten einde hen voor alle gevaarlijke gezelschappen en al wat hun eeuwig welzijn zou kunnen verhinderen , te behoeden.
Dit doet onze Jesus; als een zorgvuldig Herder jaagt Hij zijnen schaapjes eene heilzame vrees in het hart, vermaant hen , zich van eene gevloekte natie af te scheiden^ en haar ongeloof te beweenen Hebt gij ook zoo getrouwelijk uwe pligten vervuld ? Hebt gij geene reden om te vreezen , dat gij misschien ook heete tranen zult moeten storten over u zelve en over uwe kinderen , die gij der losbandigheid, ongodsdienstigheid, ongehoorzaam-
234
heid en andere ondeugden hebt prijs gegeven , dat misschien de wraak eens vreesselijken regters ook nog eena over uw wangedrag zal nederstorten?
Welaan beween uwe misdaden met warme tranen van berouw en boetpleging, begeef u tot uwen Jesus met een hart vol betrouwen , smeek Hem om zijne genade, opdat gij zijn voorbeeld volgen en uwe zaligheid en die der uwen met al uwe vermogens moogt betrachten.
11. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus , om de ijsselijkheid der wraak, die Jerusalem tot straf van zijnen Godsmoord boven het hoofd hing , met meer nadruk en juistheid voor de vrouwen af te malen , tot drie malen toe het moederschap ongelukkig noemt: Weent, zegt Hij haar, want de tijd nadert; dit geslacht zal niet voorbijgaan, uwe kinderen zullen het beleven , dat men gelukkig zal achten de onvruchtbare vrouwen, gelukkig de ligchamen, die niet gebaard, gelukkig de borsten, die geene kinderen gezoogd hebben.
O jjsselijke voorzegging! was het niet ten allen tijde een zegen des huwelijks en het eerste oogmerk van den echt, kinderen te mogen voortbrengen ? Zal dan die zegen een vloek kunnen worden ? Zullen dan die moeders, die de dierbaarste gunst des hemels meenen te genieten, wanneer zij een talrijk kroost om zich heen zien, juist daarom rampzalig wezen ? Zal dan de zoete naam van moeder een ongeluk , eene straf, eene vervloeking worden ? Ach, hoeveel gaf niet menige vermogende onvruchtbare echtgenoote, wanneer zij dien zegen kon Koopen !
Nooit kon evenwel die verschrikkelijke voorzegging stipter bewaarheid worden , dan in de ijsselijkheden , welke tijdens de belegering en verwoesting van Jerusalem , binnen den korten tijd van zeven en dertig jaren voorgevallen zijn, toen kinderen uit de armen der moeders gerukt en vermoord , toen sprakelooze zuigelingen van de borsten gerukt , tegen de steenen verpletterd , toen zwangere vrouwen opengereten en haar de ongeboren vruchten in het aan-gezigt werden geworpen, toen de hongersnood eene ontelbare menigte deed omkomen, ja zelfs eene ontaarde moeder tot de ongehoorde wreedheid vervoerde , van haar eigen kind te dooden , te braden en te eten , om haren hongei
235
te stilleu ; eene daad die den onversclirokkensten Romein deed ijzen ; toen eene groote menigte gecne uitkomst ziende, uit de stad vloden , den Romeinen of Arabieren in handen vielen , hun de handen werden afgekapt, of het ligchaani werd opengereten en zij op andere ooraenschelijke wijzen gepijnigd , gegeeseld, beschimpt en gekruisigd werden ; toen eindelijk meer dan elf honderd duizend sneuvelden . meer dan zeven en negentig duizend als slaven weggevoerd en verkocht werden, zoo dat hij die de slaven zag, meende, dat er niemand gesneuveld was , en het hem , die de gesneuvelden zag . onmogelijk toescheen . dat er nog slaven konden wezen.
Kon ooit de voorzegging van Jesus naauwkeuriger vervuld worden ? Moest het de moeders, die toch altijd het lijden harer kinderen als haar eigen beschouwen . die gaarne jnet haar eigen dood hun leven zouden wenschen te koo-pen , moest het haar niet grievend smarten, moeder te wezen ? Konden zij anders dan met afgunstige oogen de onvruchtbare vrouwen aanzien , als bevrijd van die smarten, die het langzaam of schielijk ombrengen van haar geliefd kroost haar toebragt. smarten onvergelijkelijk heviger dan alle , die slechts haar zeiven troffen.
Maar het was Jesus zeli, die zijne legers tegen hot ondankbare Jerusalem had uitgezonden , Hij zelf was de uitvoerder van hetgeen Hij voorzegd had ; de wraak des hemels stortte over die stad neder. De Romeinen zeiven, alhoewel ongeloovigen , die hier Gods werktuigen waren , moesten het erkennen , en een Jood, een vijand van het Christendom , die noch van Jesus , noch van zijne voorzeggingen wist, zegt, dat nooit eene stad onder de zon , zoo vele rampen heeft ondergaan , dat de soldaten als door eene goddelijke ingeving gedrongen werden , haar op het naauwste in te sluiten, dat door 's hemels beschikking een onnoemelijk getal Joden bij gelegenheid van het Paasch-feest daar vereenigd en alzoo als in eene gevangenis was opgesloten, (een duidelijk teelten van de wraak Gods . die de geheele natie wilde straffen , welke op dien pleg-tigen dag den Messias had verloochend) , dat de tempel des Heeren door een goddelijk vonnis ten vure gedoemd •was, en ook van een krijgsknecht door een goddelijker! aandrang in brand werd gestoken , dat eindelijk God hei. yolk tot den ondergang had verwezen. Zieda-pr een vijand,
236
getuige van hetgeen er gebeurd en voorzegd is. 1) O God, wie moet voor U niet beveu ?
0 mijne ziel! besluit uit deze zoo gruwelijke, zoo onbeschrijfelijke wraak , die God genomen heeft over degenen, welke zich tegen zijnen Zoon hadden vergrepen , wat zij te duchten hebben, die zich aan Hem vergrijpen , of wat nog vreesselijker is, zich vermeten onwaardiglijk tot de H. Communie te naderen , waardoor zij zich aan zijn Lig-chaam en Bloed schuldig maken.
Zij mogen zich veilig achten gelijk de Joden , omdat Gods genadige hand hen tot boetvaardigheid wacht, maar vroeg of laat zal zij hen trefi'en. O hoe velen zijn alzoo onverwachts , en als zij er het minst aan dachten, door den dood verrast en ter eindelooze verwerping verwezen. O (iod! behoed mij voor zulk een bitter onheil en doe mij boven alles de zonde vlugten.
III. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus, om aan te toonen , dat den Joden nog veel zwaardere rampen dan de reeds aangekondigde boven het hoofd hingen, op de vorige zoo stiptelijk vervulde woorden , nog deze laat volgen : Dan zullen zij tol do bergen beginnen te zeggen : valt op ons , en tot de heuvelen bedekt ons. Hij bedoelt namelijk de verbaasdheid , de schaamte , den schrik en de wanhoop, die de hardnekkige Joden zullen bevangen , wanneer zij bij den ondergang van Jerusalem in de holen der bergen zich verschuilende, gewaar zullen worden , dat diezelfde Jesus, dien zij gebonden, gegeeseld , bespot, in het aangezigt gespuwd en onder een schandelijk kruis hebben doen bezwijken , zich over hen wreekt; wanneer zij naderhand zijne heerlijkheid zullen zien schitteren in duizende wonderwerken, die zijne leerlingen in zijnen naam zullen doen en de gansche wereld Hem zal aanbidden , wanneer zij zich zeiven in hun ongeloof over de geheele aarde verspreid , als de voetschoppen , het uitvaagsel aller natiën zullen beschouwd zien; wanneer zij eindelijk dienzelfden, zoo schandelijk verguisden Jesus bij het einde der eeuwen op de wolken des hemels als op zijnen troon , zullen zien komen , met een onbeschrijfelij-ken luister omtogen en van al de zaligen omringd., om hun ongeloof en hunne boosheden te straffen.
1) Flav. Jos. Lib. 0 et 7.
237
De Profeet Isaïas 1) had reeds lang te voren dien schrik en die wanhoop, welke eenmaal de Joden zouden ver-Tullen , letterlijk beschreven en de Evangelist Joannes 2) doet in zijne openbaring dezelfde voorzegging wegens de ongeloovigen en de zondaren in den dag des oordeels ; en dit alles geeft ons duidelijk te kennen , dat Jesus iu de vorige woorden den Joden nog eene veel schi ikkelijker straf heeft willen aankondigen , dan de verwoesting van Jerusalem geweest is.
De dagen zullen haast komen, zegt Hij, in welke men zeggen zal: Zalig zijn de onvrucldharen. Want na eenigen tijd, nadat de eerstelingen van Israël in de Kerk zullen ingetreden zijn , nadat zij het geloof aangenomen en de beloften der Profeten zullen genoten hebben , dan zal de natie der verblindheid worden overgegeven ■ de vijgeboom zal zonder vruchten zijn , de bijl zal den boom tot met den wortel uitroeijen ; er zullen geene kinderen van Abraham meer zijn, de moeders zullen niet meer baren dan kinderen van wraak , niet dan verworpelingen , die door de gansche wereld zullen omzwerven , om voor alle volken het kenmerk der goddelijke regtvaardigheid tegen hen uitgeoefend , op hunne voorhoofden te di agen. O hoe gelukkig wave het hun dan zonder erfgenamen te blijven en het gevloekte geslacht in de wieg te zien omkomen! O hoe gelukkig de onvruchtbaren, die aan het ongeloof eu dus ook aan de vervloeking geene kinderen , geene opvolging zullen geven.
Zij zullen buiten het verbond gesloten en van alle beloften beroofd worden; de H. Schriftuur, die zij niet wilden verstaan , zal hun ontnomen en aan een ander volk gegeven worden; de voorzeggingen der Profeten zullen hun tot een vergif strekken; de zonde hunner vaderen zal altijd voor den Heer wezen ; en de zonde hunner moeder zal niet uitgewischt worden, en hunne kinderen zullen ten ondergang worden geboren ; 3) eindelijk het ongeloof, de onboetvaardigheid , en de verharding zai zonder mededoogen , — en zij altijd vijanden van den Heer zijn, zoodat met alle reden de ouvruchtbare vrouwen gelukkig zullen genoemd worden en ook wezenlijk zullen zijn.
O Jesus! Gij doet ons door eene zoo schrikwekkende
1) Is. II : 1, 2) Openb. VI : 15, 16, 17.
3) Ps. CV1II.
238
voorzegging , en nog meer door de zoo zigtbare vervulling sidderen. O rampzalige Joden ! die niet anders dan uwe vooroordeelen en aardsgezindheid liebt willen involgen , hoe beangst , hoe beschaamd zult gij zijn, als Jesus op zijn troon zal zitten?... o God! zult gij vol wanhoop uitroepen: wee ons.... ach! wat zien wij hebben wij dan dien almagtigen Heer met voeten geschopt, gesleept en voortgedreven met zijn kruis, tot dat Hij daaronder bezweek 'i Was Hij het dan, dien wij gebonden , geslagen , in het aangezigt hebben gespuwd , dien wij blinddoekten en op de bespottelijkste wijze toeriepen : Profeteer nu Christus ! wie is 'l, die U geslagen heeft ? moet men zich dan verwonderen , mijne ziel! dat die rampzaligen in die gesteltenis vol wanhoop tot de bergen zullen neggen: valt op ons, en tot de heuvelen: hedekt ons?
Maar indien een zoo geliefkoosd geslacht, indien de gezegende stam van geloof, deugd en voorregten beroofd, verblind, verhard. verlaten, en zoo vreesselijk voor zijne ondankbaarheid is gestraft, wat zal er da,n van ons , ingeente ranken geworden , als wij de barmhartigheid des Heeren, die ons ingeënt heeft, versmaden? Met hoe veel te meer reden zal ik dan , wanneer ik dienzelfden .lesus . dien ik door mijne zonden gegeeseld, met doornen gekroond , gekruisigd heb , op den troon zijner heerlijkheid zal zien , vol schrik en wanhoop uitroepen : Wee mij ! bergen valt op mij . heuvelen bedekt mij.
Wanl doen zij dit (met deze allerverschrikkelijkste woorden eindigt Jesus zijne aanspraak tot de vrouwen) doe)} zij dit aan een groen hout, ivat zal aan het dorre geschieden '! als wilde Jesus hier zeggen : het verwondere u niet, dat de boosdoeners, op mijne verschijning in de heerlijkheid mijns Vaders , zoo verschrikt. ontroerd ek verbleekt zullen wezen, dat mijne wraak zoo ijsselijk, hunne straf zoo onbegrijpelijk groot zal zijn : want indien zij dit aan een groen hout doen , indien Ik , een vruchtbare boom , een groene en gezegende olijfstam. indien Ik . do Heiligheid zelve , de eeniggeboren Zoon van den levenden God, in wien Hij zijn welbehagen heeft genomen , zoo onge-nadiglijk gestraft word voor zonden , die Ik niet bedreven , maar uit goedheid op Mij genomen heb , indien Ik zoo wreedelijk mishandeld en gefolterd word , wat zal er dan aan het dorre hout geschieden ?
239
Mijne ziel! betracht in allen ernst deze schrik volle woorden ; wat zal dan dien dorren, onvruchtbaren boomen, dien sappeloozen brandstokken wedervaren ? hoe zullen zij gefolterd worden ? wat wraak zullen zij ondergaan, welke smarten moeten verduren, die geen deel aan de verlossing hebben gehad , die haar verwaarloosd, verworpen, versmaad, of die door hunne zonden hebben verloren.
Ach wie beeft niet bij deze overdenking ? Nooit heeft een sterveling zoo gruwelijke pijnen, zoo ondragelijke schande, zoo wreede mishandelingen ondergaan, als Jesus, en wie is niet ontroerd bij de overweging, wat de haat, woede en wreedheid tegen Hem uitvonden ; Jesus zegt nogtans, dat het verschil tusschen de wraak en straf dei-zondaren, en hetgeen Hij heeft ondergaan , zoo groot is, als Hij , een groen hout, in waardigheid , grootheid en heiligheid, een verachtelijken rampzaligen verworpeling overtreft.
0 God, welke overweging! Eene kille vrees doordringt mijne ingewanden. Wee mij ! zoo ik in zonde sterf, wat heb ik niet te vreezen! o welke pijnen, smarten, schande, droefheid , tranen , knarsing der tanden , woedequot; en wanhoop wachten mij in een afgrond van vuur en vlammen , waarin ik eeuwiglijk zal gekerkerd worden.
Overweeg dit, mijne ziel ! en nooit zult gij het genoeg kunnen doen. Zoo onbegrijpelijk de waardigheid en heiligheid van Jesus is, zoo onbegrijpelijk zal ook de wraak wezen, die over u zal genomen worden , • indien gij niet leeft, gelijk het betaamt.
O Jesus ! tot U neem ik mijne toevlugt: öij zijt mijn Verlosser , mijn Middelaar , mijne Offerande ; nimmer zal ik wanhopen; ik zal mij in geene bergen of rotsen, maar vol betrouwen en liefde zal ik mij in uwe heilige wonden verbergen.
. BEOEFENING.
(iroote zorg dragen voor degenen , die ons ondergeschikt zijn. Het kwaad bestraffen en het goed beloonen. De zonde verfoeijen uit den grond des harten , en voornamelijk zich wel bereiden tot de H, Communie. Dagelijks denken aan de ongelukkige eeuwigheid , en zondaren trachten te bekeeren.
240
Er werden ook twee andere misdadigers mei Hem geleid , om gedood te worden ; en als zij geko-men waren tot de plaats, Calvarië genaamd, hebben zij Hem daar gekruisigd. I.uc. XXIII: 32. 33.
1. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus, niettegenstaande zijn geheel lijden eene aaneenschakeling van vernederingen is geweest , bijzonder nogtans in zijne kruisdraging en kruisiging de ondragelijkste schande heeft moeten verduren , vermits Hij met twee moordenaars naar de strafplaats gevoerd , en met hen tot dezelfde schandelijke doodstraf werd verwezen, en bij gevolg van iedereen voor een kwaaddoener , voor een bedrieger en een val-sohen Profeet moest gehouden worden.
Een wettig gezag, door Hem zeiven als goddelijk erkend , had Hem veroordeeld, het Priesterdom had Hem daaraan overgeleverd ; de aanzienlijkste . de eerwaardigste raad op aarde had Hem des doods schuldig verklaard ; een zijner tafelgenooten had Hem verraden , de eerste en voornaamste zijner Apostelen had Hem verloochend, al de anderen hadden de vlugt genomen : niemand treedt voor Hem op , hemel en aarde verlaten Hem en voor Hem , wien de aigemeene faam vele mirakelen toeschreef , voor Hem zwijgt nu God en de natuur. O welke schande! welk oog moest Hem niet met verachting beschouwen ? Dan nu moest deze verachting zoo veel te grooter zijn, nu Hij in het gezelschap, ja aan het hoofd van twee beruchte booswichten , naar zijne als welverdiende straf werd geleid. Wie toch kon hier tusschen deze drie veroordeelden eenig onderscheid zien , wie de onschuld van Jesus opmerken , daar er zekerlijk twee van hen schuldig , en allen door denzelfden regter verwezen waren.
O gruwelijke schande ! Zoudt gij , mijne ziel! niet blozen , zoo gij met dergelijke wezens werdt gelijk gesteld ? zoo gij met hen moest verkeeren , voor zoodanig een werdt aangezien ? maar hoe zoudt gij gesteld zijn , zoo gij zelfs onschuldig met hen dezelfde doodstraf moest' ondergaan ? Zoudt gij niet van schaamte als in den grond willen wegzinken.
241
De Martelaars zeiven , hoe heilig , hoe geduldig , hoe ootmoedig zij waren , wilden zulken hoon niet verdragen; niet zelden eischen zij van hunne regters eene openlijke verklaring , dat ''.ij niet als misdadigers , maar alleen als Christenen stierven.
Maar Jesus moest onze troost wezen , wanneer men ons belastert of ten onregte beschaamt Hij moest de mishandelingen ondergaan, die de verkeerdheid der menschen kan uitvinden ; Hij moest openlijk voor een kwaaddoener, moordenaar, Hij moest met één woord voor een booswicht aangezien worden , om de schande , waarmede wij gevlekt worden , te veredelen, en ons te leeren , met welk geduld, niet welke kalmte en goedheid wij die moeten verdragen.
Met welke lijdzaamheid verdraagt Jesus de vermetele oordeelen , die het volk over Hem velt , met welke kalmte hoort Hij de scheldwoorden aan, die het gemeen Hem toevoegt, met welke minzaamheid gedoogt Hij , dat zelfs moordenaars Hem naast zijne zijde , op denzelfden weg en naar dezelfde plaats gaan vergezellen !
O God ! hoe verre zijn wij nog van zulk een voorbeeld verwijderd ! hoe hevig ontbrandt onze toorn op de minste beleediging , met hoeveel bitterheid en ongeduld verdedigen wij ons tegen hen , die van ons hebben kwaad gesproken ! hoe wraakzuchtig varen wij op onze valsche beschuldigers uit!
Waarom, mijne ziel! tracht gij niet liever met bedaardheid en geduld uwe onschuld en eer der goddelijke Voorzienigheid aan te bevelen ? Is het niet God , die alle dingen beschikt, die alle gebeurtenissen bestiert , alle toevallen verordent?
Wie toch had het alzoo besteld , dat juist op den dag, toen Jesus zou sterven , twee misdadigers hun doodvonnis , tien dagen te voren naa,r de wet van Tiberius , ontvangen hadden? De Joden? maar deze wilden Hem niet ombrengen op het Hoogfeest, opdat er geen oproer ontstaan zoude. Pilatus ? maar hij kon niet weten , dat Jesus hem geleverd zou worden , en wie noodzaakt hem, Jesus terstond te doen sterven. Wie dan ?
God , zijn Vader wilde, dat het onbevlekte Lam , op het plegtig Paaschfeest geslagt, dat Hij in de handen dei-Heidenen geleverd, dat Hij. onder de kwaaddoeners ge-
242
rokend , 1) dat Hij als een kwaaddoener zoude aangezien worden en als een kwaaddoener met kwaaddoeners , zijne welverdiende straf zoude ondergaan, opdat niet het geringste teeken Hem van de kwaaddoeners konde onderscheiden.
Aldus was het voorzegd van de Profeten , en al de ondernemingen zijner vijanden strekten niet, dan om uit te voeren , hetgeen de hand des Heeren geschikt heeft te geschieden. 2) Zij beschouwden het als eene gelukkige ontmoeting , om de onschuld van Jesus te bevlekken en het volk te verblinden.
Maar God , die het deed voorzeggen , heeft daarvan het uitstekendste kenmerk gemaakt, om Hem namelijlfals den waren Messias te doen kennen.
0 welken troost verschaft u dit, mijne ziel! wanneer men u belastert, onderdrukt, verongelijkt of beschadigt. Het zijn, wel is waar , de menschen , die u dat kwaad berokkenen , doch de Voorzienigheid des Hemels gebruikt hen , om u te beproeven ; God bereidt u daardoor eene heerlijke kroon ; nu eens is Hij een Vader , die u tuchtigt, dan een Regter die u straft, dan weder een Bruidegom die zich voor n verbergt, om n meer op Hem te doen verlieven, en Hij zal niet toelaten, dat het kwaad boven uwe krachten zij.
• Draag dan nooit haat tegen uwe vervolgers , wreek u nooit over die snooden, gij zoudt u aan dezelfde misdaad schuldig maken , daar zij aan schuldig zijn , en aldus met de deugd alle regt op belooning verliezen ; kus liever de hand van God uwen Weldoener, die uit het kwaad goed zal scheppen , die u op deze wijze zal volmaken , verheerlijken , zaligen. O mijn God! doe mij , bid ik U , door uwe genade zoo leven , zoo denken , zoo handelen.
II. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus, na veel arbeid , moeite , pijnen en bloedstorting , eindelijk met de twee ter dood verwezene misdadigers . met de soldaten , met de beulen , de overpriesters de leeraars, de hoofdlieden , de ouderlingen en een groote menigte volks , op den Calvarieberg is gekomen, ter plaatse genaamd Golgotha , de gewone regtsplaats , eene vervloekte , eéne eer-
.i) Isa. LUI. '2) Hant. IV.
243
tooze plaats, waar de openbare misdaden gestraft worden , om binnen weinige oogenblikken als een moordenaar, als een booswicht aan eene schandelijke paal vast geklonken te worden en den verschrikkelijksten dood te sterven. Welaan, begeef ook gij u in den geest naar die plaats, en beschouw daar uwen Heer en Meester , den Koning dei-Heerlijkheid , die daar zijn leven wil laten, om u van een eeuwigen dood te verlossen. Verbeeld u, met wat bittere droefheid de beschouwing van die akelige plaats zijn hart moet vervullen , wat schrik zijue ziel moet bevangen, met den aanstaanden dood voor oogen te zien, hoe beschaamd Hij moet zijn , zich op het punt ziende , daar , in het bijzijn var. zooveel volks , meestendeels zijne doodelijke vijanden , ontkleed te worden , aan een schandelijk hout vastgenageld en voor de wereld ten toon gesteld te worden ?
Ongetwijfeld moet u deze overweging medelijden met zijnen toestand inboezemen, tot liefde en dankbaarheid voor een zoo goeden Jesus .opwekken en u een afschrik geven van de zonde , die alleen Hem tot dien staat heeft gebragt.
Maar zoo smartelijk als deze plaats voor zijne gevoeligheid was, zoo aangenaam, zoo dierbaar , zoo heerlijk moest zij voor zijne zedelijkheid zijn , omdat daar de diepste geheimen der goddelijke barmhartigheid door Hem volbragt zouden worden.
Op deze plaats zal de barmhartigheid de volheid harer genade over het menschdom uitstorten; op deze plaats zal de regtvaardigheid de volkomenste voldoening erlangen voor al de zonden der wereld; op deze plaats zal onze Jesus den beslissenden slag leveren aan den helschen draak, hem den kop verpletten , aan dood en hel den laatsten slag toebrengen , diezelfde zoo schandelijke strafplaats veranderen in het trioinfgevaarte , waaraan Hij duivel , dood en hel vast zal ketenen. O verrukkende bespiegeling !
Lieve Jesus! hier beschouw ik U met bewondering, hier ben ik opgetogen van blijdschap over het heil, dat Gij mjj hebt aangebragt. O gelukkige plaats, waar Gij al onze schande van onze hoofden hebt afgewend, en er hem mede beladen , die ze ons heeft berokkend.
Veel beter wordt dus deze plaats Galgala of Golgotha
244
genaamd , dan die , waar Josué het volk , over de Jordaan getrokken , besneden had , toen de Heer tot hen zeide ; Heden heb Ik de schande van Egypte van u weggenomen : want hier treden wij wederom in onze vorige eer en reg-ten , hier wordt ons het paradijs wederom geopend , hier ontvangen wij weder den toegang tot God onzen Vader ; dus zijn wij nu niets meer schuldig aan den vorst der duisternis , onze ketenen zijn geslaakt, onze slavernij is geëindigd.
Wie zal nu kunnen zeggen, hoe teederlijk Jésus ons bemint ? Wie zal begrijpen , hoe lief wij Hem zijn , daar Hij op eene zoo eerlooze plaats, gelijk een booswicht en met booswichten voor ons zijn leven wel heeft willen geven ? Ja, Hij zelf zegt ons, dat Hij naar dit oogenblik verlangde , dat Hij als gedrongen werd , om onze verlossing te volbrengen.
En zult gij , mijne ziel! weigeren Hem te beminnen '! weigeren eenige boete voor Hem te doen , eenige zintuigen te versterven , eenig ongelijk te verdragen, eenige aalmoezen uit te deelen , meer aandacht in uwe gebeden te hebben , ten einde al zoo uwe liefde- tot Hein te doen blijken ?
Welaan dan, laat ons opklimmen lot den berg des Hee-ren , 1) zoo dikwijls wij de H. Offerande bijwonen. Zijt gij een arihe zondaar ? daar heeft Jesus voldaan voor al uwe zonden ; zijt gij u van grove misdaden bewust ? daar vindt gij overvloedige genade , om deugdzaam te leven ; tracht gij naar de volmaaktheid ? danr heeft Jesus u de hulpmiddelen bereid , om er toe te geraken.
Gij hebt dan slechts te vragen en hartelijk te vragen. Jesus, die u bemint, zal u alles geven en u ten hemel opleiden.
111. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus op denzelfden berg geklommen is , om te sterven en zijnen Vader de grootste aller offeranden op te dragen, waar sedert vroegere tijden de vermaardste offeranden den Heer opgedragen zijn , zoo dat deze berg tè regt moet aangezien worden als het middelpunt der gansche godsdienst.
Deze berg , in zijn geheel beschouwd, is een en dezelfde met Moria en Sion , als drie heuvelen van eenen berg, waar-
•J) Mich. IV: 2.
245
van Moria en Sion binnen de stad en Calvarië buiten de poort gelegen waren.
Op dezen berg oll'ei de Melchisedeoh, de oudste der pries-teren en het voornaamste zinnebeeld van onzen Jesus , den Priester in de eeuwigheid , brood en wijn ; daar werd Hij van Abraham voor zijnen Vader erkend, begiftigd met de tiende van zijnen buit en aangezien als ver boven hem en zijne toekomende priesters uit het geslacht van Aaron verheven, als van wien hij zelf en zijne priesters moesten gezegend worden.
Naar dezen berg werd Isailk van zijnen vader geleid , dragende het hout, waarop hij zoude geslagt worden , terwijl hij zijne oti'erande overleeft, om de levendigste schaduw te zijn van onzen Jesus , die zijn kruis daar opdraagt en sterft, om te herleven tor volbrenging der belofte , dat hij een ontelbaar geslacht zal nalaten.
Op dezen berg was de eenigste tempel der aarde geplaatst , waar God wilde geotterd hebben en waar alle offeranden , alle plegtigheden, alle tempeldiensten niet anders waren , dan zinnebeelden , voorboden en beloften van de eenige Hem aangename offerande van bet Lig-ohaam van onzen .lesus , zijnen Zoon.
Op dezen berg eindelijk was de opperzaal, waar Jesus zijne onbloedige offerande heeft ingesteld , ter gedachtenis van zijnen dood en waar de H. Kerk , door de komst des H. Geestes als ingewijd en geheiligd, de zetel der waarheid is geworden.
Dan wij zullen op dezeu berg nog meer geheimen ontdekken ; want het is niet zonder de gewigtigste reden, dat alle vier de Evangelisten hunne gewone beknoptheid als vergetende, den naam van dezen berg, te weten Golgotiia aanstippen, ja zelfs drie van hen de verklaring, de plaats der doodshoofden daar bijvoegen: want eene aloude overlevering , waarvan de oudste en eerbiedwaardigste kerkvaderen getuigen . leert ons , dat die plaats Golgotha of Calvarië genaamd werd, omdat daar het hoofd aller menschen , Adam begraven ligt. 0 welke schoone waarheden , diepe geheimen , heerlijke overwegingen vinden wij hierin voor ons opgesloten !
Jesus is dan op dien berg geklommen , om zijn verloren schaapje te zoeken, om zijn eigen werk, het maaksel zijner handen, maar door de list des duivels bedor-
246
ven , te herstellen. om den eersten raensch , die met geheel zijn nageslacht den dood had verdiend, het leven terug te schenken. Hij zoekt hem , daar hij begraven ligt en Hij stort zijn bloed, om het daar op hem te doen nederdruipen en zijne zonden af te wassihen. Weleer had Hij tol. onzen stamvader gezegd : Gij zijl slof en lol slof zult (jij ivederkceren ; i) hier verandert Hij dat vonnis en roept hem toe : Onhvaak, (jij die daar slaap! on sin op nit do dooden , cn Christus zal u verlichicn. 2)
Gelukkig Calvarië! waarop God den mensch genadig heeft willen zijn en den zetel dor godsdienst heeft geplaatst. Eeeds meer dan drie duizend jaren reikhalsde dat schuldig hoofd, van welk het zijnen naam heeft ontleend, naar zijne verlossing en ziet! hier komt Jesus om die ten uitvoer te brengen. Zonder twijfel heeft dan ook Adam bij den dood van Jesus, toen dc aarde heef de, dc steenrotsen harstten en de draven opengingen, 3) de stem van zijnen Verlosser gehooid en is Hij met andere heiligen, die ontslapen waren na zijne verrijzenis, opgestaan cn uit zijn graf gegaan. Want indien Jesus op die plaats de zondaars heeft willen verlossen , waar de eerste mensch begraven lag , wie kan dan twijfelen , of ook dore heeft daarran de eersfe vruchten genoten ?
O Jesus, hoe beminnelijk zijt Gij ! wie moet op IJ niet betrouwen ? Gij , de Heer van hemel en aarde. Gij, door een nietig schepsel beleedigd en gehoond , komt in persoon op een strafveld, geboeid, gekluisterd, om het daar te zoeken en door uwen schandelijken, dood wederom van den dood op te wekken i Mijne ziel! staat grj niet verrukt over zulke goedheid ?
O mijn God! doe mij toch eene zoo groote goedheid op waren prijs stellen, en door een heilig leven daar aan beantwoorden. Welaan : mijne ziel ! tracht uw ligchaam , dat nog eenmaal zal verrijzen , hiertoe door zuiverheid , matigheid en versterving voor te bereiden. Welaan, neem gij ook het kruis ven Jesus op en volg Hem. Sluit voortaan uwe oogen voor alle wulpschheid , uwe ooren voor alle kwaadsprekendheid, uwen mond voor allen laster, leugen of overdaad , en bewaar uw gevoel onbesmet, en gij zult daarvoor rijk beloond worden: uw ligchaam, hetwelk gij aldus versterft, zal nog eens de onsterfelijk-i) Gen. 111 ; 19, 2) Eph. V : 14. 3) Matth, : 51,
heid aandoen , en eene onverwelkbare heerlijkheid genieten , die zintuigen, die gij nu bedwingt, zullen nog eens eindelooze wellusten smaken; Jesus klimt op Calvarie, om u daarvan te verzekeren.
Indien het echter nog eenigen tijd vertoeft, eer gij dien loon ontvangt, gedenk dan, dat ook een krijgsman moet strijden , eer hij de kroon ontvangt, dat een akkerman moet ploegen en zaaijen, eer hij kan maaijen en oogsten. Heer , geef mij moed en geduld , om naar die onsterfelijkheid te dingen.
BEOEFENING.
Zich wachten van kwaad te .spreken , bijzondei-lijIc van degenen die ons beleedigen ,'of kwaad van ons gesproken hebben. Betrouw op God, die weet , hoe veel eer wij noodig hebben. Als gij de H. Dienst bijwoont, verbeeld u op Calvarië te wezen , en Jesus daar aan zijnen Vader op te dragen. Bedenk , hoeveel wij aan Jesus verschuldigd zijn, die voor ons de onsterfelijkheid heeft verdiend. Trachten wij Hem daarvoor te beminnen en liefde te toonen , met Hem , door de versterving onzer zintuigen , eenigzins te willen gelijken.
En zij gaven Hem wijn te drinken mei gal gemengd en als Hij het geproefd had , wilde Hij het niet. drinken. Matth. XXVII: 34.
i. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus met al het volk, dat Hem in zijne bittere kruisdraging vergezelde, op den berg Calvarie aangekomen is , en het kruis aldaar terstond op den grond nedergelegd, de nagels bereid, de hamers in de hand genomen , de plaats, waarin de moordbalk moet gesteld worden , gegraven en alles in gereedheid gebragt wordt, om de doodstraf aan Hem te voltrekken.
Dan voor dat Jesus aan zijn kruis wordt vastgenageld, moet nog eerst de vurige haat der Joden tegen Hem woeden; alle soorten van pijnen heelt Hij in den loop
248
van zijn lijden uitgestaan; alle zintuigen hebben hunne bijzondere smarten geleden : het gezigt — met Judas den verrader , den lafhartigen Petrus , de spottende vijanden te zien ; het gehoor — met het vloeken, lasteren en schelden der woedende menigte te hooren; de reuk —in het onreine spuwsel dat zijn aangezigt enteerde ; het gevoel — met de wreede geeseling en doornen-krooning; de smaak alleen was ongeschonden gebleven, en ook deze moet zijne smarten hebbeil , de voorzeggingen der Profeten , moeten ook hierin vervuld worden , en Jesus moet ook hieraan voor den waren Messias worden gekend.
Het was de gewoonte bij de Joden en Komeinen , den ter dood veroordeelde eene goede teug kraohtigen wijn voor te dienen, om hem te verkwikken en tegen den doodsangst te bemoedigen ; men deed ook in den wijn wel eenige korreltjes wierook of mirre , om dien drank meer kracht te geven , de hersenen van den lijder te bedwelmen, en de pijnen des doods minder te doen gevoelen ; deze drank werd ook onzen Jesus aangeboden ; zij gaven Hem wijn te drinken met mirre gemengd. 1)
Eindelijk vindt onze Jesus dan bij zijne moorddadige vijanden eenig medelijden, eenige verkwikking.... maar.... zouden die tijgerharten wel voor eenig medelijden vatbaar wezen ? Zouden die bloeddorstigen wel ooit verzadigdkunnen worden?
Neen , mijne ziel! de Evangelist Marcus, spreekt van wijn en mirre zoo als het was , zoo als het scheen , zoo als het wezen moest; maar de Evangelist Mattheus stipt het ons duidelijker aan. te weten : dat die wijn, die in den Griekschen tekst edik of azijn genoemd wordt, omdat het een bedorven of zure wijn was, die ook met gal was gemengd. O verfoeijelijke wreedheid! doch wie zou van die barbaren verwachten , dat zij iets goeds beoogden en Jesus iets goeds ter verkwikking zouden aanbieden ? Kan ooit een gruwelijker, nadeeliger en zelfs ondragelijker drank bereid worden, dan gal met mirre en bedorven wijn? dit was voorzeker eene uitvinding der hel.
Lieve Jesus ! is dit dan de dankbaarheid voor die rijke wijngaarden , die Gij in het gezegend land van Canaan aan uw volk geschonken hebt ? is dit de belooning voor dien vrede , dien overvloed , die welvaart, dien zegen , dien Gij over hen hebt uitgestort, dat zij U laven met •I) Marc. XV : 23.
249
een doodelijken drank , waardoor hoofd en ingewanden vergiftigd worden ? Wie kan hier zijne verontwaardiging tegen zulke ontmenschte booswichten bedwingen ?
Dan beteugel hier, mijne ziel! uwe drift, het zijn , wel is waar , de Joden , die dezen drank bereid hebben , maar het zijn de Heidenen , van welke wij afstammen , die hem onzen Jesus aanbieden ; derhalve zijt gij het ook, die u aan die ontzettende wreedheid hebt schuldig gemaakt ; trouwens ook gij boodt Jesus dien vergalden drank aan , toen gij dien zoeten drank der H. Sacramenten met uwe traagheid, verstrooidheden, onwaardigheid en gebreken , of uwe aalmoezen met verkeerde oogmerken , of uwe gebeden met ijdele gedachten, of uw vasten en andere goede werken met menschelijk opzigt of eigenbelang verbitterd hebt. 0 welke bittere gal voor den smaak van onzen Jesus.
Dan hier worden wij de zonderlinge en ongehoorde wreedheid , de diepe versmading van Israël jegens onzen Jesus gewaar, als wij hen , onder het voorwendsel van verkwikking , zijne ingewanden zien vergallen, als wij hen onverschillig zien, op welke wijze zij llem verguizen , zoodat hun haat, hunne woede en wreedheid in de geschiedenissen zonder voorbeeld en zonder navolging zijn. De Evangelisten zijn altijd te bewonderen in hunne gematigdheid , doch zij zijn het bijzonder, als zij over zulke helsche uitvindingen zwijgen.
Ja, Jesus en zijne leerlingen zwijgen; maar de Profeten Isaïas, Jeremias en anderen spreken over het verstokt Israël om deze onmenschelijke mishandeling de ijsselijkste vervloekingen uit, en noemen het alom den ondanl;baren, bedorven, verbasterden wijngaard. Jesus en zijne leerlingen zwijgen ; maar Moses had het hun reeds vroeger verweten; hun wijngaard is van Sodoins wijngaard en. uit de bijvelden van Gomorra; hunne druif is eene druif vnn gal , en de wijnirossen overbilter, hun wijn is draken gal en ongeneesbaar vergift van adderslangen, i) Kon deze beschrijving ooit duidelijker dan op hen worden toegevoegd , toen zij hunnen Messias die drakengal , dat adder-vergift te drinken gaven ? Jesus en zijne leerlingen zwijgen; maar David doet Hem spreken. Zij hebben Mij gal tot spijs en edik in mijnen dorst te' drinken gegeven; 2)
1) Deutr. XXXII : 32. 2) Ps. LXVI11: 22 , 23.
250
waarop de verachrikkelijkste vervloekingen volgen : hun disch worde hun tot een en strik . lot vergelding en tot een struikelsteen-, laat hunne oog en verdonkerd worden, dat zij niet zien en huig hunnen rug altijd krom, stort uwe gramschap over hen uit en dc verbolgenheid uws toorns grijpe hen aan, dat hunne woning verlaten worde en dat niemand in hunne woonploMtsen wone. Wie onzer is in staat de wraak des hemels over liet verbannen Israël naauwkeuri-ger te beschrijven . dan de H. Profeet deze in den geest voorzien heeft.
Wat. volgt hieruit, mijne ziel? Wee u. zoo gij de H. geheimen der Mis bijwonende . bittere gal van haat, nijd en wraakzucht in uw hart durft verbergen ! wee u , zoo gij het ontvangen der H. Sacramenten . met doodelijke gal van ijdelheid, wereldsche pracht en verkleefdheid aan de aarde in u durft te vereenigen ! Wee u , zoo gij uwe goede werken met vergiftige gal van gierigheid , onregt. kwaadsprekendheid of oneerbaarheid durft te vermengen ! Gij ziet hoe het Jodendom gestraft is , hoe het onder de verachting van het gansche menschdom gekromd gaat; gij ziet hunne onbegrijpelijke verblindheid, en dat de H. schriftuur zelfs lum een strik en struikelsteen is geworden. Gij zult ook zoo gestraft worden en zonder oogen zijiv, zoodat gij noch de grootheid van God . noch de heiligheid der godsdienst, noch het belang uwer zaligheid zult inzien.
Verre zij van u dan alle geveinsdheid, bedrog en huichelarij: wees altijd inwendig, zoo als gij u uitwendig vertoont, matig, regtvaardig, godvruchtig; God ziet u tot in de verborgenste schuilplaatsen van uw geweten en wee u , zoo gij uw uiterlijk gedrag met gal vermengt, want in de eimïelooze eeuwigheid . die u wacht, waar geween en knarsing der tanden zal zijn, zult gij draken-gal , vergif van adderslangen smaken.
II. Overweeg, mijne ziel! hoe .Tesus Chrrtns zich in den ganschen loop van zijn bitter lijden nergens duidelijker voor den waren Messias heeft doen kennen . dan bij deze gelegenheid , toen hem een bedorven wijn of edikt, met mirre of gal gemengd, werd aangeboden . eer Hij ging sterven.
'251
Koning David had het voorzegd: Zij hebben mij,gal tut spijs geyeven en edik te drinken in mijnen durst, 1) ea het is volkomen zeker, dat deze woorden noch op David , noch op iemand anders, dan op Jesus toepasselijk knnnen zijn.
Voeg hierbij, dai deze geheele psalm letterlijk den Messias , zijn leven , lijden sa zijne heerlijkheid en de verwerping der Joden voorspelt, zoodat onderscheidene teksten uit dien psalm , door de Evangelisten en andere Apostelen gebruikt worden , ora de daden van Jesus , of de bijzonderste voorvallen zijns levens als voorzegd , aan te duiden ,• waaruit dan ook volgt, dat de letterlijke vervulling dier woorden , een der krachtigste bewijzen oplevert , dat Jesus de ware Messias is.
Ja , mijne ziel! de diepste vernederingen , de ondragelijkste mishandelingen , do gruwelijkste wreedheden tegen onzen Jesus gepleegd , moeten de sterkste bewijsgronden ter bescherming van ons geloof opleveren. Wie toch , tenzij een alwetend God hot hadde veropenbaard, zou ooit hebben kunnen voorzeggen , dat' de ware Messias, de hoop , de troost, de room van Israël, zoo barbaarsch en oumenfchelijk van zijn eigen volk zoude mishandeld worden, dat zij Hem vóór zijnen dood als tot eene verkwikking , met een doodelijken drank van edik met gal gemengd , zouden laven ? Zoo levendig zagen de Profeten al de omstandigheden van Jesus' lijden , zoo juist beschreven zij die , ondanks alle onwaarschijnlijkheid, zoo duidelijk deden zij Hem kennen. Dan dit bewijs strekt ons tot een aan-genamen troost: want het is dan nu waar, dat een Zoon Gods voor ons op aarde gekomen is, om voor de zonden te boeten en er ons vergeving van te schenken. Had Adam zich dan laten verleiden door de schoonheid eener vrucht, door den smaak, welken hij er van verwachtte , door de vrouw , die hij met eene ongeregelde liefde beminde , en door den satan, die hem wetenschap beloofde, in den schijn om hem gelukkig te maken , doch in der daad om hem in zijn eeuwig verderf te doen nederzinken, — Jesus klimt op den Calvarie-berg, waar Adam begraven ligt, en wil daar, om voor die onmatigheid te voldoen, eenen drank proeven, die schijnbaar in staat is, om Hem te
■vV; :
252
verkwikken , maar in der daad om zijnen smaak en zijne ingewanden te vergiftigen.
Heerlijke bespiegeling ! Adam vond zijnen dood in zijne onmatigheid, Jesus geeft ons het leven door zijne versterving ; de smaak van de schoonste aller vruchten heeft Adam aan den satan onderworpen , door den smaak van den hitteraten aller dranken heeft Jesus hem -wederom van dien vijand der menschen verlost; de smaak van Adam heeft ons allerlei ziekten, kwalen en bitterheden berokkend , de smaak van Jesus heelt ons allerlei hulpmiddelen verdiend , om in al die ellenden getroost te wezen. Ook wij worden meermalen met krankheden , ziekten , koortsen , benaauwdheden en walgingen bezocht; nergens vinden wij alsdan eenige rust, bittere dranken worden ons ter genezing aangeboden , die , wel verre van onze ellende te verzachten , ze dikwijls vermeerderen : hoe zullen wij ons, mijne zielin dezen toestand gedragen ? Zullen wij er tegen morren , Gods wil wederstreven ! Zullen wij, volgens de ingeving en naar het voorbeeld des satans en dergenen, die hem toebehooren, ongeduldig ên wanhopig zijn ? Neen, mijne ziel' dit zou tot niets strekken . dan om onze ongemakken ondragelijk te maken , onze smarten te verdubbelen , en ons in nog dieper ongeluk neder te storten. Neen , veel liever willen wij Gods regtvaardigheid aanbidden , welke ons hier straft, om ons na dit leven te sparen , zijne Voorzienigheid zegenen, welke ons aaji deze aarde ontrukt . om ons den hemel te schenken; en zijne goedheid smeeken om geduld , kloekheid en overgeving aan zijnen aanbiddelijken wil. Jesus heeft ons die genade verdiend door zijnen gal-drank. om in onze ziekten die deugden te oefenen en wij hebben die slechts te vragen. Met deze aan God zoo welgevallige deugden zullen wij ons een schat van verdiensten uit onze ziekten inzamelen, met onze ellende te vreden zj'n , en eene eindelooze zaligheid verkrijgen. Heer , geef mij, altijd aan uwen wil onderworpen te wezen.
III. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus, wel is waar den gal drank proeft , om de voorzeggingen der Profeten te vervullen , en er al het bittere, al het vergiftige en het doodelijke van te smaken, maar echter dien weigert te drinken , omdat Hij geene verzachting van pij-
253
nen, geene bedwelming van zinnen, geene verhaasting van den dood wilde gedoogen.
Hiermede heeft Hij wederom den duivel, die op allerlei wijze trachtte te ontdekken , , of Hij de Zoon Gods was, misleid, gelijk deze den eersten mensch misleid had ; want, met dien drank te proeven . deed Hij zich bij hem voor , als ol Hij niet wist , waarmede die vermengd was, en met hem te weigeren , gaf Hij den duivel den schijn, dat Hij iets nieuws gewaar wei-d , en dit bragt hem in den waan , dat hij van den dood van Jesus niets had te vreezen.
Mijne ziel! zoo welmeenend behartigde .lesus onze belangen , zoo zeer haakte Hij naar onze verlossing! Hij wil sterven , gaarne sterven , om ons te behouden, en sterven , op eene zoo smartelijke wijze, als de duivel zelf kan uitvinden. Zijt gij ook zoo bereid , om voor uwe ziel eenige bitterheid te smaken , uwe zinnelijkheden te versterven , honger of dorst te lijden tot uw eeuwig behoud ? onderhoudt gij ook gaarne de goddelijke en kerkelijke wetten , hoezeer deze dan ook tegen uwe natuurlijke neigingen strijden , om uwe heiligmaking te bevorderen ? Jesus geeft u hier het schitterendste voorbeeld. Hij proeft van den drank , zoo veel als noodig is , om er al het bittere , het wrange en walgelijke van te smaken ; maar Hij weigert te drinken , omdat Hij bezig is , met de allerheiligste offerande zijns ligchaams zijnen Vader op te dragen , die aan Aiiron en zijne kinderen ten strengste bevolen had : Wijn, en al ivaf dronken maken kan , zuil gij niet drinken, als gij in het tabernakel gaat. 1) Hij is hier als hoogepriester op Calvarië en als in een heilig tabernakel, en draagt eene eeuwige oll'erande op, die ons voor eeuwig met God verzoenen zal ; hoe , zou Hij dan eenen drank doorzwelgen , die zijne aandacht belemmeren, zijne zinnen verwarren , zijne hersenen verdooven moest ? Hoe , zou Hij dan eene wet overtreden, die Hem aanduidde , en die den priesters was opgelegd, om zijne weigering te beteekenen ?
Leer, mijne ziel! de wetten van Gods Kerk en wet bijzonderlijk den geest, dat is het oogmerk dier wetten, stiptelyk onderhouden : vast, om het vleesch te tuchtigen
254
doe welgemeende boetpleging en voeg hierbij het gebed , om over u en uwe medebroederen Gods barmhartigheid te doen nederdalen; woon bestendig de H. dienst bij, om God te aanbidden , voor zijne weldaden te bedanken, voor uwe zonden te voldoen en weldaden af te smeeken ; ontvang de H. H. Sacramenten der Biecht en der H. Communie, om waarlijk geheiligd en met Jesus vereenigd te worden. Zoo zult gij zijn voorbeeld in waarheid volgen , zoo zult gij Hem behagen.
Hij moest geheel uuchteren wezen , om het ons te lee-ren, wanneer wij tot zijne geheimen naderen; Hij was het onbevlekte Lam , derhalve moest Hij als het lam als gespeend wezen ; Hij was onze Middelaar, de groote Profeet en onze Leermeester , en om deze hoedanigheden te vervullen, om den vrede te maken, voorzeggingen te doen , zedelessen te geven , moest Hij gezond verstand , bedaarde zinnen en volle kennis behouden.
De Joden wilden Hem gaarne zien sterven als eenen beachonkene, die niet weet wat hij zegt, en Jesus wil sterven , zoo als zijn Vader besteld had ; Hij wil, dat de gansche wereld verzekerd zij, dat Hij niet sprak dan woorden van verstand en bedaardheid.
De drank, die Hem toegediend werd, strekte om de pijnen der kruisiging, die alle denkbeelden te boven gaan, en door hare langdurigheid onverdragelijk zijn , te vev-liohten ; dan Jesus wil den kelk zijns Vaders tot den bodem toe ledigen, al de wraak zijner regtvaardigheid doorzwelgen , Hij wil zonder behoedmiddel, geduld en gehoorzaamheid oefenen. Derhalve, Hij weigert hem te drinken. Deze drank was eindelek geschikt, om des lijders laatste uur te verhaasten, dan Jesus wil den tempel zijns ligchaams niet geschonden hebben, wilde geene ongeregeldheid, geene ziekte, daar deze zijner liooge waardigheid niet voegde ; Hij alleen was meester van zijn leven , en had magt, om. het af te leggen en het iveder aan te nemen, i) Hij weigert te drinken.
Elk oogenblik zijns levens was door den wil des Vaders bepaald en geregeld. elk had zijne bijzondere bediening , niets was overtollig, niets te weinig , elk moest besteed worden tot eene bijzondere verrigting en Jesus is bereid alles te lijden en zoo lang te lijden, als het zijnen quot;Vader
1) Jo, X: IS.
255
behaagt en tot dat Hij het werk onzer zaligheid volbragt heeft. 0 liefde van onzen Jesus tot ons ! geene pijnen , geene folteringen zijn Hem te zwaar , noch te lang , om ons gelukkig te maken. Hij wil geene verlichting van hetgeen onze zonden verdiend hebben; Hij wil zich noch tegen de hevigheid der pijnen, noch tegen het gevoel der schande, noch tegen de langdurigheid zijns lijdens wapenen, gelijk wij veelal doen , om onze opgelegde boete, of het vasten, of de versterving onzer zintuigen , of ook, om de geneesmiddelen in onze ziekten gemakkelijk te maken: dat helsche woede alles uitvinde , om Hem te folteren , onze .lesus is bereid, om al hunne uitvindingen, hunne uitge-zochtste wreedheden af te matten. O mijne ziel! hoe toch zullen wij die groote liefde vergelden ? Gij alleen, mijn Jesus kunt in mij bewerken , dat ik TT liefde voor liefde wedergeve. Geef mij dan , o Heer , dat ik liefde toone, geef mij , dat ik voortaan in al mijne werken geen ander oogmerk hebbe , dan U te behagen , dat ik niet leve, dan om mijnen evennensch ten dienste te wezen en te helpen, dat ik mijn ligchaam, dien tempel des H. Geesles nimmer door ongeregèldheden , eet- of drink-lust of oneerlijkheden ontheilige , da.t ik eindelijk alle ongemakken , verstervingen, boetvaardigheid, ziekten, tegen-heden en al wat uwe alwijze Voorzienigheid mij overzendt, voor en om U kloekmoedig te gemoet ga en verdure.
BEOEFENING.
Acht geven op al onze werken, 's Avonds onderzoeken, niet alleen wat kwaad wij gedaan , maar ook wat goed en met welk oogmerk wij het verrigt hebben. Voor God en om God alleen leven. Altijd en in alle gevallen, ziek of gezond, arm of rijk , geëerd of versmaad , even tevreden wezen , daar ons dit alles van God wordt toegezonden en wij niets te doen hebben , dan Gods wil te volbrengen. Den smaak versterven, ook alle vermaak in eten of drinken willen derven. Dagelijks iets van onze nooddruft afstaan voor de armen.
256
Zij hebben Hem aldaar gekruist. Luc. XX11I: 33.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus , na den Hem aangeboden drank van bedorven wijn , met mirre en gal gemengd , geproefd en geweigerd te hebben , omringd wordt van zijne beulen , die elk om het zeerst in die zonderlinge regtspleging willen deelen en opgestookt van de Joden, in woede en wreedheid wedijveren. Zij omsingelen mij , zegt Hij bij de Profeten , gelijk de bijen en zij brandden op als een vuur in de doornen. 1) En wederom : vele honden hebben mij omringd, eene vergadering van booswichten heeft mij bezet, 2) en wie weet, welken smaad , welke beschimpingen en scheldwoorden zij Hem hier toevoegen ?
Dan het wordt tijd , dat het offer geslagt worde. Het kruis ligt op den grond , de kuil is gegraven , de nagels en hamers zijn gereed . en allen slaan zij gezamenlijk de handen aan het werk. Zij ontrukken Jesus zijn overkleed, trekken Hem zijn onderkleed uiteen.
Mijne ziel! bepaal uwe aandacht voor een oogenblik bij deze ontkleeding; het schijnt de Evangelisten verboden te zijn, in al het lijden van Jésus eenige aanmerking te maken en zij zeggen slechts een 'eenig woord : zij hebben Hem gekruist. Zonderlinge schrijfwijze ! O hoe doet deze het ongeloof blozen ! hoe treilend doet zij zien , dat het God zelf is , die hunne pennen bestiert; den Profeten en Apostelen was het echter vergund , meer te zeggen in hunne geschriften, uit welken schat wij onzen rijkdom ontleenen. Wie begrijpt hier de foltering, die onze Jesus in deze ontkleeding heeft uitgestaan ? O hoe smartvol was voor Hem het uittrekken van zijn onderkleed, hetwelk zonder naad en van boven af aan uil een stuk geweven was! 3) hier toch werden al zijne wonden, door de vrees-seljjke geeseling veroorzaakt, wederom geopend en het geronnen bloed , ja het vleesch zelf daaraan vastgekleefd, gewelddadig afgescheurd. Welke pijnen moest Hij niet verduren , toen Hem door deze ontkleeding zijne doorne-kroon van het hoofd gerukt of afgestooten tn daar wederom op vastgedrukt werd ? O bittere folteringen! hoven de smar-
1) Ps. CXV1I: 12. 21 Ibid. XXI: 17. 3) Jo. XIX: 23, 24.
257
ten mijner wonden , zegt Hij en niet zonder reden , bij den Profeet, hebben zij nog bijgevoegd. 'J)
■Ia , mijne ziel! zooveel kostte het uwen Verlosser, uwe iidele pracht, de .verkleefdheid aan mve kleederen en sieraden te boeten en te genezen ; zoo groot is uwe Heide tot die ligchameliike goederen , dat het u smart, wanneer gij er iets van moet afstaan, als waren zij gelijk het vleesch aan uw ligchaam gehecht; maar hoe smartelijk zal het u vallen, wanneer de dood n aan dit alles zal ontrukken en gij naakt in het graf zult nederdalen , om der verrotting te worden overgegeven. Voor deze heeft een God willen gestraft worden niet eene zoo smartvolle berooving zijner kleederen , Hij heeft voor u de genade willen verdienen , om er u van te ontdoen , en u meer op het kleed der onschuld . op het sieraad der deugd en de kroon der onsterfelijkheid te doen verlieven. O mijn Jesus, hoe vurig hebt Gij mij bemind ! mijn hart brandt van wederliefde ; voortaan zal ik de ligchamelijke goederen niet dan volgens de süptste regelen der christelijke matigheid gebruiken ; berooft uwe alwijze Voorzienigheid er mij van, ik zal met uwen heiligen wil tevreden zijn en daarin zonder tegenspraak of klagten blijven berusten.
II. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus, op eene zoo gruwelijke wijze van zijne kleederen beroofd , naast het aldaar liggend kruis naakt moet blijven staan en de onverdragelijkste schaamte verduren. tot dat Hij op dat moordhout geworpen en er aan zal vastgeklonken worden.
De Heer van Hemel en aarde , de onmeetbare God, die met het licht omhangen is, Hij die den hemel met glansrijke sterren , de lucht met heldere wolken , de aarde met aangename kruiden , de vogels met vederen , de menschen met allerlei kostbare kleederen bedekt , staat hier geheel naakt in de tegenwoordigheid van een dartel gemeen, van eene talrijke menigte , zoo vijanden als vrienden en van alle soorten van menschen.
0 God! welk eene afgrijsselijke foltering voor het allerzuiverste hart van onzen Jesus , die zelfs geene andere moeder heeft willen hebben dan eene allerzuiverste en allerheiligste Maagd ! dit is eene foltering , die alle andere
1) Ps. LXVII1: 37.
9
258
tc boven gaat on die Hij verduren moet van zoo vele beulen , als Hij aanschouwers gewaar wordt en zoolang tot dat Hjj den geest geeft.
Engelen des bemels ! bedekt hier toch met uwe vleugelen de schandelijke naaktheid van uwen Koning, want deze vernedering is onverdragelijk ; mijne ziel ! kunt gij dit zonder ontroering overwegen ?
Geen wonder . dat de zon en de maan bij de naaktheid van haren Schepper , de vlugt namen en de aarde met duisterheid overdekt werd ; geen wonder , dat de Profeten hiervan gewaagden en zich van de krachtigste uitdrukkingen bedienden : Dc maan zal schaamrood worden, de zon zal bcschaamd staan, i) Geen wonder, dat Jesus daar bitterlijk over klaagt: I)c schaamte heeft mijn aangezigt bedekt 2) en wederom tot zijnen Vader: Gij weet mijne versmaad/leid, mijne schande en mijne schaamte. 3) A\s wilde Hij zeggen : De menschen beseffen het smartelijke dezer schaamte niet en kunnen dat niet bevatten , God alleen kan het beseffen. O zonden! hoe vele schande, schaamte en vernedering hebt gij onzen Jesus niet berokkend.
Hier blijkt nu volkomen , dat Jesus de tweede Adam is , dat Hij , met diens zonde beladen . er de schande van draagt, dat Hij , gelijk de eerste , gewaar wordt, dat Hij naakt is en uit vrees zich voor het aanschijn des Heeren verbergt. O mogteu wij ook alzoo onze naaktheid erkennen , die wij van den eersten Adam hebben overgeërfd! dan helaas ! het tegenovergestelde is waar ; wij roemen er op en doen haar tot onzen hoogmoed dienen, wanneer wij namelijk onze ligchamen met overtollige sieraden omhangen , en hoe veel te meer , wanneer wij ergerlijke naaktheid vertoonen. O rampzalige zondaars! hoe zult gij in den dag des oordeels van schaamte blozen, wanneer gij voor hemel en aarde geheel naakt zult staan, wanneet' al uwe schandelijke onreinheden , die gij zelfs aan geenen priester durfdet openbaren , zullen te voorschijn komen en u met eene eeuwigdurende schaamte zullen overdekken. Och mogtet gij u de naaktheid van Jesus ten nutte maken en dikwijls overwegen , dan zoudt gij het kleed der regtvaardigmaking van Hem ontleenen , en met de verdiensten zijner naaktheid uwe schande bedekken. Ja,
1) Is. XXIV; 23. 2) Ps. LXVHI: 8. 3) Ibid. 20.
259
lieve Jesus ! üij hebt niet alleen de schande willen dragen van naakt te staan , maar ook die , van naakt te staan met een verscheurd ligchaam , met al de teekeneu dor schandelijke geeseling , die Gij ondergaan hebt. O schande! elk zag die striemen , die wonden en reten, elk beschouwde U als den snoodsten der booswichten , elk erkende IJ als den laagsten onder de menschen , en dit hebt Gij willen lijden , om de ergerlijke naaktheid en onbeschaamdheden der zondaars en zondaressen in U te straften , ten einde hen voor de vervaarlijke schande in uw oordeel te behoeden. O mijn Verlosser! hoe lief hebt Gij de zondaars gehad ? Och mogten zij dit erkennen en hunne schandelijkheden voortaan verfoeijen !
Mijne ziel! is uw hart niet getroffen, bij de overweging , dat een God om en voor u zoo diep is nedergedaald ? Een Almagtige naakt... doorwond... verscheurd door roeden en zweepen... bebloed van het hoofd tot de voeten en daar openlijk staan voor al het volk . om gekruisigd te worden! O God, o hemelen! wie beschouwt zulken toestand en smelt niet weg in tranen ? Ach hier bezwijken taal en denkbeelden , hier staat men opgetogen en zwijgt.
Kunt gij dan , mijne zie) ! een zoo beminnelijken en weldadigen God niet lief hebben ? Uwe zonden bragten Hem in dien staat, uwe onkuisohheden en dartelheden deden Hem in zulken afgrond van vernederingen neder-zinken en zult gij die nog beminnen, zult gij nog de ijdele pracht en overdaad in uwe kleederen najagen?
Neen , mijn Jesus! voortaan zal ik zuiver van harte wezen , zuiver in de eenzaamheid, waar Gij mij ziet, zuiver in het openbaar , zuiver in de gezelschappen , zuiver in al mijnen handel en wandel en nimmer gedoogen, dat iemand in mijn bijzijn eenige onzuiverheid spreke of plege.
JU. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus, als een schandelijke booswicht onder zijne beulen , in het gezigt van al het volk op den kruisberg vergaderd, gansch naakt staande , het oog vestigt op het kruis , dat aldaar naast Hem op den grond ligt, gereed om uit gehoorzaamheid aan zijnen Vader, daarop vastgeklonken en als op een heilig altaar geofferd te worden.
260
Bezie Hem nog eens, mijne ziel! in deze houding. Welke majesteit in zijn aangezigt, welke blozing op zijne wangen . welke zachtmoedigheid in zijne oogen, welke zedigheid , ingetogenheid. aandacht en diepe opmerkzaamheid staan op zijn voorhoofd te lezen , is dit het gelaat van eenen misdadige ? neen , dit is de houding van eenen God.
0 , mogten wij ook eens den toestand zijner ziel kunnen doorgronden! Welke bron van liefde , welk verlangen j om voor ons het offer te wezen. welke schatten van heiligheid en genade, welke hoogte , breedte , lengte en diepte van medelijden en goedheid zouden wij daar ontwaren! Verrukkelijke bespiegeling! Ja. mijn Jesus! Gij waart hier volkomen vrijwillig : een enkel woord was genoeg , om deze laf-e menigte die U omringde , te doen verdwijnen ; Gij wildet het offer voor mij wezen, Gij wildet sterven , om mij eeuwig gelukkig te doen leven , Gij wildet gehoorzaam zijn tot den dood en tot den dood des kruises. Ik wil U dan beminnen.
Dan Jesus legt zich neder op zijn kruis op den eersten wenk zijner beulen , of liever Hij wordt daarop geworpen door deze wreedaards ; zij rekken Hem er op uit, een grove nagel wordt op den eenen handpalm gepast, met een hoog opgeheven hamer er in geslagen , en, o gruwelijke pijn ! mot herhaalde slagen door hand en hout heengedreven. 0 heilige Moeder van mijnen Jesus ! o welk een scherp zwaard ging toen door uwe ziel! Och , hadt gij voor Hem mogen sterven! O wie is in staat de diepe smarten te beschrijven , welke bij het hooren dezer slagen uw hart doorwondden ?
Hierna wordt de andere hand op eene geweldige wijze uitgerekt en met geene mindere wreedheid vastgeklonken, eindelijk ook beide de voeten, met verwoedheid nederge-trokken, worden aan het kruishout vastgenageld en alzoo is dan het Lam op de slagtbank vastgehecht, het offer ligt op het altaar, waarop het zal moeten sterven, maar ook hiermede zullen hemel en aarde verzoend wezen.
Ja. mijne ziel! zonder dit offer waart gij eeuwig Gods vijand en het voorwerp zijner wraak gebleven: zonder dit hadt gij noch genade, noch geloof, noch ware deugd gekend : zonder dit waart gij tot onuitbluschbare vlammen . tot een eindeloos geween en wanhopend geknars der tan-
261
den veroordeeld, eu met dit offer is de hemel voor i; geopend en eene zalige onsterfelijkheid u toegezegd. 0 dierbare zegen!
Welaaa, mijne ziel ! beschouw dan nog eens uwsn Jesus op dat altaar , beschouw zijne regterhand , doorboord, verscheurd, bebloed, om uwe wraakzucht en oneerbaarheden te boeten ; zijne linkerhand met een ruwen nagel doorgraven , druipende van bloed . om uwe onregt-vaardigheden , geheime winste/i en slinksche handelwijzen te straffen. Zie zijnen regtervoet een stroom van bloed geworden, om uwe misdadige stappen , verkeerde wegen en zondigen wandel te wreken ; zijn linkervoet , eene levende bron, om uwe kwade genegenheden, gewoonten en hebbelijkheden te genezen , zie dat goddelijk hoofd met scherpe doornen , waarop het niet dan met de ondragelijkste pijnen kan rusten , gekroond om uwen hoogmoed te vernederen; zie eindelijk zijn geheel ligchaam uitgerekt, gespannen, opgewonden op dien moordbalk, om uwe weelde en gemakkelijkheden te beschamen. Ach, hoe bitterlijk klaagt Jesus bij zijne Profeten over dien toestand: Zij hebben mijne hemden en mijne voeten doorgraven, al mijne beenderen hebben zij geteld en zij beschouwden en bezagen mij. 1) Ach 'mijn Jesus ! wat hadt Gij nog meer kunnen doen , om mijn hart te winnen ? En zoude ik U dan nog niet beminnen ? 0 mij snoode ! wanneer ik IJ zie , dan zie ik , wat ik verdiend heb en beef voor eenen regtvaardigen God , die U voor mij heeft willen straffen, en hoe zoude Hij dan mij sparen , wanneer ik mij jegens ü ondankbaar toonde ? Help mij . dat ik uwe liefde tot mij met wederliefde vergelde.
IV. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus, wreedaardig aan zijn kruis vastgeklonken , daarmede door zijne gezamelijke beulen, onder een afgrijsselijk geschreeuw wordt opgeheven, de moordbalk in den kuil, daartoe ge -graven , wordt nedergeploft, en aldus al zijne ledematen geschud en geschokt worden, en Hij bij gevolg op nieuw onbeschrijfelijke pijnen in geheel zijn ligchaam moet gevoelen.
Ziedaar dan het groote werk der goddelijke regtvaar-digheid en menschelijke boosheid voltrokken, een werk al onze aandacht en bewondering , al onze aanbidding, 1) Ps. XXf ; 17, 18.
quot;vettiouwen en liefde overwaardig ; een God gekruist! het Heilig der heiligen aan een raoordhout geklonken , de zegen van Israël, de verwachting der volken , de blijdschap der engelen , het geluk der zaligen aan een schandelijk kruis opgehangen ! ach , wie kan eene zoo belangrijke gebeurtenis ooit vergeten? Welk hart gevoelt zich niet gedrongen . om die gedurende geheel zijn leven onophoudelijk te overwegen.
Dit is het middelpunt der geheele godsdienst, dit is de inhoud der H. Schriftuur: Zij hebben Hem aldaar gekruist. Dit is het kort begrip van al de geheimen des Heeren , het voorwerp aller geschiedenissen van het Oude Verbond , het oogmerk van alle plegtigheden en offers ; dit is het wezenlijke ligchaam der schaduwen , de waarheid der zinnebeelden, het einde dei' wet en der Profeten; alles toch , wat ons daar groot , schoon . dierbaar en bewonderenswaardig voorkomt , is zulks alleen , omdat het ons zegt, belooft, beteekent, verkondigt en aanwijst, dat Jesus , de Zoon Gods , voor ons gekruisigd is.
Ö mijne ziel! welke vertooning! een almagtig God gekruisigd , wie staat hier niet in de hoogste verwondering opgetogen ? wie kan deze plaats verlaten, zonder alles te hebben opgemerkt, en wie kan alles opmerken ?
Die almagtige God wil uw Middelaar zijn, en hangt in deze hoedanigheid tusschen hemel en aarde , om ze met elkander te verzoenen. Hij ziet van deze hoogte de geheele uitgestrektheid zijner bediening; Hij ziet een Vader , die beleedigd is en die beleediging op zijnen Zoon wreekt, om zich eene evenredige voldoening te verschaffen ; Hij ziet misdadige schepselen, die tegen Hem zijn opgestaan en die. in plaats van genade te vragen, in hunne boosheden blijven voortgaan; Hij ziet de oneindige verwijdering, die tusschen beide is, en ondergaat de straf, die zij verdiend hebben , verdient voor hen de genade, die hen tot bekeering brengt , en aldus wordt en de eer des Vaders en de vrede met den mensch hersteld. O dierbaar geheim! o onwaardeerbare troost!
Wie dan kon ooit den gekruisigden Jesus uit het oog verliezen ? Welaan, mijne ziel! voortaan zij het kruis met den Gekruisigde het voorwerp uwer godvruchtige overwegingen , en gij zult meer en meer inzien, hoezeer Jesus !i bemind heeft, gij zult opgetogen zijn in de overweging
263
zijner liefde, gij zult eindelijk u zelve vergeten , geheel uw hart aan Hem geven , en al het aardsche , al het menscheljjke, ja al wat Jesus niet is , ten eeneraaal verachten.
BEOEFENING.
De eerbaarheid en matigheid in kleederen, huissieraden, in handel en wandel onderhouden en doen onderhouden. Ui uw huis, waar gij u den meesten tijd bevindt, het beeld van een gekruisigden Heiland ten toon stellen. U ook in het begin en aan het einde uwer voornaamste werken met het kruis teekenen , waaruit alle zegeningen voortvloeijen.
Zij hebben Hem daar gekruist , en de misdadigers, den eenen aan de rcgterhand en den anderen aan de linkerhand. Lue. XXIIl : 33.
I. Overweeg , mijne ziel' hoe de kruisiging van Jesus Christus eene zoo wouderlijke, zoo onbegrijpelijke en te geiijk een voor ons zoo belangrijke gebeurtenis is , dat wij daarop altijd, gestadig , ja onophoudelijk het oog behooren te restigen en eene eeuwigheid als het ware te kort is , om onze aandacht te verzadigen.
Ksn man, de schoonste, die ooit op de aarde verscheen, op wiens voorhoofd eene zedige majesteit stond uitgedrukt, uit wiens mond niets dan minzaamheid voortvloeide, die iedereen wèl en niemand kwaad deed , die den behoeftige bij voorkeur tot zich noodigde en nimmer ongetroost liet henen gaan ; een man , om wien te volgen , dorp- en stadbewoners hunne spijs , hunne bezigheden , hunne belangen vergaten , die alom geluk en zegen verspreidde ; een man geleerd , nederig , godsdienstig, matig, regtvaardig , kuisch , geduldig , barmhartig , liefdevol , ja die alle deugden bezat en geheel beminnelijk was ; een man , die om zijne onschuld en voor de regtvaardigheid door onmenschelijke vijanden wordt vervolgd, die, na eene reeks van pijnen en versmadingen met een onvergelijkelijk
'264
geduld en moed geleden te hebben , eindelijk op een schandelijk kruis wordt vastgeklonken, om daarop te sterven ; wien geen lid aan het ligchaam overifv bleef , hetwelk niet gewond was; wiens hoofd door eene kroon van scherpe doornen doorstoken , wiens aangezigt, schouders en borst met bloed overgoten , wiens rug , zyden en lendenen verscheurd, van één gereten en beploegd waren door eene barbaarsche geeseling: wiens handen en voeten zoodanig uiteen zijn gerekt , dat men zijne beenderen kan tellen , en met grove nagelen doorboord , die het bloed er uit doen stroomen ; eindelijk een man , ia dezen akeligen toestand bespot, beschimpt , uitgelagchen van zijne vijanden; deze is onze Jesus op zijn kruis ! Wiens hart scheurt niet van droefheid, wiens gemoed is niet vol medelijden , wie kan zijne tranen bedwingen bij deze beschouwing?
Doch wat zoggen wij ? Jesus is zoo gering niet, als Hij zich hier aan het ligchamelijk oog vertoont; neen , Hij is oneindig meer en boter: Jesus is niet alleen heilig . deugdzaam , volmaakt en beminnelijk , maar Hij is ook de oneindige heiligheid zelve , Hij is een algenoegzarue, onmeetbare, almagtige God , die hemel en aarde geschapen heeft en gestadig schept , met die te onderhouden. Eij is de Koning der heerlijkheid , dien alle engelen aanbidden , Hij is de Regter van levenden en dooden , die ten jongsten dage, door duizend millioenen hemelsche geesten omringd , op de wolken des hemels zal komen , om al wat ooit leven ontvangen heeft, te oordeelen. Maar hoe ? aen God ülzoo gefolterd ? een God hangende aan zijne wonden, bespot en geheel verguisd tusschen twee kwaad doet er s ? hier verstomt alle taal, hier bezwijkt het menschelijk verstand : wiens oogen smelten hier niet in tranen? een God gekruisigd
Waarom ? — Om mij en voor mij. Ik had gezondigd en Hij heeft de stral' daarvoor willen dragen, Hij heaft mjj de verlorene onsterfelijkheid willen wedergeven. Hij heeft voor mij eene eindelooze zaligheid willen verdienen. Hy heeft mij bemind, Hij heeft zich zeiven voor mij geleverd. Hoe, een God? voor mij? mijne ziel! kunt gij dat ooit vergeten ? Zal zulke beschouwing ooit uwe aandacht verzadigen ? O liefde! och mogt ik deze met wederliefde kunnen beantwoorden ' ik zal ten minste nooit zijne kruisiging uit mijne gedachten kunnen verwijderen,
265
Ja , mijn Jesus! Gij zijt mijn geluk, mijn wellust, mjjn rijkdom , mijne heerlijkheid ; Verre zij van mij , dal ik zoude roemen, dan in het kruis van onzen Heer Jesus Christus 1) Dat het ongeloof mij bespotte , dat het Jodendom verergerd zij in die zoo diepe vcrneclering van eenen God; ik zal den gekruisigden Christus prediken. welke den geroepenen Joden en Heidenen Gods kracht en Gods wjsheid is; 2) een kracht Gods, die de gansche wereld voor het kruis heeft doen bukken, eene wijsheid Gods , die alle mensohelijke wijsheid beschaamd heeft. Van de aarde opgeheven , 3) ziet Gij , o Jesus ! van uwen troon de gansche wereld , die Gij als Middelaar met uwen Vader verzoent , Gij strekt uwe handen uit, naar het. Oosten en naar het Westen , en Gij trekt alles tot U. Gij hebt hoornen in uive handen, daar uwe sterkte in verborgen is, dood en duivel vlugten voor U iveg en alle volkeren met hunne Koningen zijn voor U nedergehogen. 4)
Uw kruis zal dan voor mij het teeken mijner dankbaarheid voor uwe liefde wezen , dat teeken zal ik eerbiedigen , ik zal het met eene ware godsvrucht, naar de wijze der eerste Christenen, op mijn voorhoofd drukken, ik zal mij bij het uit- en ingaan , vóór het nuttigen van spijs en drank , gedurende mijn werk en mijne rust, bij mijn slapen en opstaan er mede teekenen, want dit teeken is de roem der Christenen , de schrik der duivelen , het herinnert hen aan dengene, die daarop vastgeklonken werd en alzoo de hel heeft overwonnen. Verfoeijelijke Christenen, die dat teeken in weerwil der aloude overleveringen verwerpen : ik zal voor hen bidden, opdat zij meerdere dankbaarheid toonen aan Jesus Christus, hunnen Verlosser.
II. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus, daar Hjj voor ons vrijwillig wilde sterven, onder alle doodstraffen , zoo als de steeniging, het vuur. de onthoofding, de wurging, de kruisiging en andere , die bij de Joden en Heidenen van zijnen tijd werden uitgeoefend, deze laatste heeft willen verkiezen , eensdeels ten einde aldus zijnen dood door een zigtbaar duidelijk teeken , namelijk door het maken van een kruis , te doen herinneren , voor te
1) Gal. Vi ; 14. 2) Cor. 1 : 23. 24. 3) Jo. XI!: :K. 4) Hab. Ill : 4, 5, C.
26(i
stellen en te vertegenwoordigen, welke herinnering van een anderen dood niet of kwalijk geschieden kon ; maar ook en wel bijzonderlijk, omdat deze doodstraf zijner waardigheid en bediening meer voegde.
Zijn ligchaam , een dierbare tempel van een hemelsch maaksel en door den H. Geest zeiven in den allerzuiver-sten schoot van Maria gevormd, dat ligchaam mogt niet misvormd of geschonden , geen been mogt er van gebroken worden , noch de verrotting van het graf er de heiligheid van bezoedelen. Des moest Hij niet sterven, dan uitgerekt op een kruis , waar Hij alles behield , wat Hij in zijne allerheiligste ontvangenis had aangenomen, om alzoo ongeschonden te kunnen verrijzen. Welke schande o zondaar ! doet gij u zeiven aan , wanneer gij uw ligchaam , hetwelk een tempel van den H. Geest is, door vleeschelijke onreinheden onteert, o hoe beschaamd zult gij wezen in den groeten dag des oordeels !
.fesus was niet alleen een tempel , maar ook eene offerande en eene vrijwillige offerande : Hij is geofferd omdat Hij gewild heeft ; l) deze vrijwilligheid moest blijken tot aan het einde zijns levens, toen Hij dat aflegde ; 2) elke andere dood , door steenen , vuur , zwaard, of door eene andere wijze veroorzaakt , zou door zijn schielijk geweld , die vrijwilligheid verduisterd hebben ; op zijn kruis kon Hij met bedaardheid en majesteit den dood te gemoet gaan , alle omstandigheden regelen , al de voorzeggingen vervullen , al de zinnebeelden en schaduwen van het Oude Verbond bewaarheden , al de geheimen volbrengen , Hij bleef volkomen meester van leven en dood, om alle dingen te bestellen , die tot zijnen triomf over dood en duivel behoorden; eindelijk Hij kon aldaar nog een oogenblik voor zijnen dood een krachtig geroep uiten , den dood als verlof geven , om Hem te naderen, en den hoofdman met zijn onderhoorig krijgsvolk overtuigen , dat Hij waarlijk Gods Zoon was. O welke heerlijkheid voor Jesus! welk een aangename troost voor den Christen, als hij het oog op den Gekruisigde vestigende, ziet, dat al zijne schulden, die hij bij de Godheid heeft , betaald zijn!
Eindelijk Jesus was ook de Priester en de eenige waardige Priester van eene zoo zuivere offerande; flij moest derhalve
\) Isa V.
i) ,loh. X: 17.
267
bidden voor zijn volk , terwijl Hij voor hunne zonden voldeed en den vrede met zijnen Vader bewerkte; Hij moest zoolang bidden als het offer op het altaar lag. Dit priesterschap kon nooit duidelijker blijken, dan op een kruis ; daar bad Hij met uitgerekte armen, die onbeweeglijk bleven , om zijn aanhoudend gebed te kennen te geven ; daar bleef Hjj bidden, zoo lang het Hem behaagde ; daar bad Hij met luide stem , met een krachtig geroep on met tranen, tot dat Hij verhoord iverd. 1)0 dierbaar geheim l o groote liefde van Jesus tot mij ! aeli, mogt ik er de breedte, de lengte, de dieple en de hoogte van hegrijpen , 2) dan ook zoude ik hier de vier afmetingen van het kruis vinden en te gelijk het van liefde brandend hart van den gekruisten Jesus ontdekken.
Ja , mijne ziel! Jesus zag ook u op zijn kruis , Hij bad voor u en verkreeg voor u al die genademiddelen, die gij hebt, om uwe zaligheid te bewerken ; Hij bad gelijk Mo-zes op den berg, het zinnebeeld van Calvarië . met uitgerekte handen tot den avond toe, terwijl Josué de Aina-leciten bevocht en overwon ; onze Jesus vereenigt in zich beide die zinnebeelden : Hij bidt met uitgerekte armen , gelijk Moses , en strijdt met Josuó , door het storten van zijn eigen bloed , in plaats van dat zijner vijanden, tegen de magten der hel. Wie moet dan in bekoringen , rampen en tegenheden niet vol vertrouwen wezen , die weet, dat een Zoon Gods voor Hem gebeden, en zoo aanhoudend gebeden heeft ?
Welaan , mijne ziel! vestig het oog op uwen gekruisigden Jesus , en gij zult moeds genoeg bezitten , om alle tegenspoeden , ziekten , droefheden en gevaren te trotseren, ja het eeuwig leven verkrijgen. Want gelijk Moses de slang in de woestijn verheven heeft , alzou moet de Zoon des menschen verheven worden , opdat al, die in Hem gelooft , niet verloren ga, maar hel eeuwig leven hebbe. 3)
Op een kruis werd een slang opgeheven , en op het aanzien der slang werden de Joden genezen van het vergif der vurige slangen , die hunne morring verdiend had. Op een kruis geheven , heeft Jesus onze gedaante van zondaars , die van de slang gebeten en slangen geworden
'2) Eph. Ill : 18.
1) Hebr. V ; 7. 3) Jo. 111 , 14, 15.
'268
zijn , vertoond , zonder het vergif daarvan te hebben ; en op het aanzien van den gekruisigden Jesus met een levendig geloof, dat door de liefde werkt, worden wij van het vergif der helsche slang gezuiverd , met moed en sterkte begaafd en ten homel ingelaten. O trellelijk zinnebeeld ! De gebetene Joden moesten de slang en het kruis aanzien, en ofschoon zij reeds den dood op de lippen hadden, het vergif verdween en zij waren behouden.
Ach , mijne ziel! beschouw ook met dat geloof en vertrouwen uwen Jesus op zijn kruis , en hoe diep ook het vergif in uw hurt moge doorgedrongen , hoe zondig , hoe snood , hoe nabij gij ook der wanhoop en der hel mogt wezen, gij zult genezen worden. Stel dan op die plaats, waar gij u gedurende het grootste gedeelte van den dag bevindt. den gekruisigden Jesus bij u , beschouw , overweeg zijne pijnen, zijne schaamte en schande op dat moordhout, overweeg zijne liefde tot u , en gij zult het vergif der zonden uitwerpen , gij zult wederliefde tot Jesus voeden , gij zult bekeerd zijn en uwe zaligheid bewerken.
III. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus op zijn kruis altijd het waardigste voorwerp van de bewondering en liefde zijner geloovigen zal zijn, en wij daar eene onuitputbare bron van hemelsche waarheden en goddelijke zedelessen zullen vinden ; met hoe grootere schande en smarten wij Hem overladen zien, hoe meer wij daar zijne heerlijkheid, zijne volmaaktheid en deugden zullen zien schitteren. De dood des kruises was de verschrikkelijkste, de schandelijkste en do smartelijkste aller dooden, de pijnen waren onbeschrijfelijk en van langen duur; het was de uiterste, de wreedste en de afschuwelijkste straf, eene straf, die niet, dan tegen slaven, oproermakers, struik' roovers , moordenaars en de snoodste booswichten van het Tcenschdom werd uitgeoefend; men kon derhalve voor Jesus geen zwaarder dood uitdenken. Aldus wordt een God mishandeld !
Doch de alwijze Voorzienigheid wist die afschuwelijke schande in de grootste heerlijkheid te veranderen; want Jesus is op zijn kruis , als een Koning op zijnen troon met eene kroon op het hoofd en met een opschrift daarboven geplaatst, hetwelk Hem als een Koning verklaart,
269
die strijd en overwint voor zijne onderdanen ; Hij is daar als een middelaar van den grond opgeheven, om de zondige aarde met den hemel te verzoenen ; Hij is daar als een hoogepriester, die voor zijn volk bidt en offert; Hij is daar eindelijk als eene offerande, om der goddelijke regt-vaardigheid voldoening te geven voor de zonde. O hoe grootsch is dat tafereel !
Doch er scheen aan die grootheid nog iets te ontbreken ; Hij moest op zijn kruis ook als regter verschijnen en de Voorzienigheid bestierde de toevallige gebeurtenissen, alsook den doodelijken haat der Joden zoodanig , dat Hij inderdaad die heerlijke hoedanigheid vertoonde. Juist twee misdadigers hadden reeds hun doodvonnis ontvangen en moesten met Jesus dezelfde doodstraf ondergaan ; dit vermeerderde niet weinig de helsche vreugde der Joden ; nu toch konden zij zijne schande , hoezeer deze reeds ten top scheen gestegen te zijn , nog aanmerkelijk vergrooten en Hem onder de booswichten doen sterven , ja zelfs in hun midden ale het hoofd van die uitvaagsels der men-schen plaatsen en alzoo zijne onschuld, door de regters zoo dikwijls openlijk verklaard , verduisteren en iedereen in den waan brengen , dat, gelijk die boosdoeners, ontwijfelbaar schuldig en teregt veroordeeld waren , ook Jesus ontwijfelbaar en teregt als een beruchte booswicht gestraft werd. O mijn ziel , welke schande heeft een God voor u niet willen ondergaan !
Maar Jesus bad het kort voor zijn lijden 1) en Isaïas vele eeuwen te voren voorzegd; Onder de hooswichten is Hij gerekend,; 2) de Joden hebben dit hoofdstuk van Isaiaa ten alle tijden van den Messias verstaan en wij verwonderen ons over hunne verblindheid, dat zij niet hieruit alleen Jesus voor den waren Messias erkenden : had deze omstandigheid in zijn lijden ontbroken, wij zelven zouden minder vertrouwen in Hem stellen. Nu Hij echter in den rang der booswichten geplaatst, gelijk deze gehandeld, tot dezelfde stiaf verwezen en in het midden van ben gekruisigd is , nu blijft er geen twijfel over . dat Jesus de ware Messias is , dat zijn kruis eene vierschaar en Hij aldaar als een regter geplaatst is , in het midden der misdadigers , daar het hoogste gezag voert en Heer en Meester is over leven en dood , dat Hij vrijspreekt en veroordeelt
1) Luc. XXII: 37. 2) Is. Llü: 12.
•I-
270
en in die twee alle andere zondaars begrepen zijn, terwijl Hij den oenen regtvaardigt en den anderen in zijne boosheid verlaat, den eenen het paradijs belooft en den anderen in zijne zonden laat sterven , ofschoon beiden even schuldig , den eenen echter verkiest en den anderen verwerpt. O welke heerlijkheid en luister in het midden der vernedering. Wie anders dan een God heeft zulke wonderen kunnen verrigten ?
Welaan , mijne ziel! beschouw hier uwen Jesus op zijn kruis , en overweeg geheel uw leven lang , hoe Hij mishandeld , en nogtans altijd en overal even groot is: al wat Hem omringt , is schuldig , Hij, de barmhartigheid en regtvaardigbeid zelve, bevindt zich in het midden ; Hij vergeeft en straft, ook zelfs in het midden zijner smarten en vernederingen ; zoo gij dan reden hebt , om op zijne genade te vertrouwen , omdat Hij de zondaars bekeert en hun den hemel toezegt, gij hebt ook reden , om met vrees en al bevende uwe zaligheid te bewerken , omdat Hij de zondaars ook in hunne boosheid laat sterven.
O Jesus, verkies ook mij, ondanks mijne onwaardigheid, stel mij onder uwe schapen in den dag des oordeels ; Gij zijt op uw kruis ook een herder , die uw leven voor uwe kudde hebt gegeven De verkiezing van eenen booswicht in het laatste uur zijns levens zal mij altijd aanmoedigen , om mij op uwe barmhartigheid te verlaten , zonder ooit aan uwe genade te wanhopen. Help mij , bid ik TJ , door uw bitter lijden en sterven.
BEOEFENING.
Bedroef u niet, wanneer men u eenigen smaad aandoet , God kan dien tot uwe eer doen strekken. Maak voor al uwe werken een kruis , en gewen u , dat met aandacht te doen , denkende aan den gekruisigden Jesus : dat teeken is uw roem en het beste middel, om alle bekoringen, ja alle kwaad van u te verwijderen.
HINDE VAN HET EERSTE DEEI..
OVERWEGINGEN
DOOR WIJLEN DEN HOOG-EKKWAARDKN KN VVI.TDBEROKMDEN HEER
Protonotarius Apostolicus, Aartspriester over Holland en Zeeland, Pastoor in het. Maagdenhuis te Amsterdam.
\ BIJEENVERZAMELD EN UITGEGEVEN boor
Pirofessor In het Seminarie te Warmond.
TWEEDE DEEL. Derde Of tik.
1 quot; i | ||
t; -i-: | ||
'' .1 „: | ||
11 |
L | |
: quot;•, |
Door den Uitgever is voldaan aait de hepalinyen det- | |
Wet, en daardoor het regt van eigendom tegen nadruk | ||
■ |
gewaarborgd. | |
s | ||
• |
w | |
d | ||
. |
t( ,1 | |
u d | ||
; 'i ■ |
z; | |
■ |
K | |
. |
g | |
■VV | ||
■ |
d | |
d | ||
.. |
h | |
.■ i | ||
Pr: |
Sneipersdrkk van H. C. A. THIKIMK, te Nijinecjen. | |
iïi-; |
VAN HET
LIJDEN VAN 0. H. JESÜS CHRISTUS.
Tilalus had ook een opschrift geschreven enhoven aan het kruis gesteld, alwaar geschreven stond : lesvx van. Nazareth, Koning der Joden. . . enhetioas in ,t llehreeuwsch, in het Grieksch en in Latijn geschreven. Be overpriesters zeiden dan tot Pilatus: Gij moest niet schrijven: Koning der Joden, maar roat Hij gezegd heeft: Ik ben de Koning der Joden. Pilatus antwoordde : Dat ik geschreven heb, heb ik geschreven. Joh. XIX: 12—22.
I. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus in den geheelen loop zijns lijdens, maar bijzonderlijk op zijn kruis, wel is waar, alle mogelijke smaad en schande heeft on-dergaau. nas ar die smaad en schande zeiven ook niet dan tot zijne eer en verheerlijking- hebben gestrekt, en men daarin altijd zijne verhevene «vaardigheid zoodanig ontdekte, dat zij onverschoonbaar waren, die Hem verwierpen.
Dit blijkt vooral in het oprchritt, hetwelk boven aan zijn kruis geplaatst werd. Het was de gewoonte bij do Eomeinen , dat , wanneer een misdadiger ter dood werd geleid, een geregtsdienaar de misdaad, waarom hij gestraft werd, openlijk bekend maakte, of dat het opschrift, waaide misdaad op uitgedrukt stond , voor hem werd uitgedragen , of wel, ter lezing voor een iegelijk , boven zijn. hoofd werd geplaatst.
Dit laatste gebeurde bij de kruisiging van onzen Jesus r zij stdden zijne beschuldiging schriftelijk boven zijn hoofd-.W
1) Matth. XXYI1 : 37. Jl.
1
'2
dock dit scheen niet genoeg te zijn , om Jesus te verlagen : het opschrift moest in de drie vermaardste talen der gansche wereld, namelijk : in de Hebreeuwsche voor de Joden , in de Latijnsche voor het Komemsche keizerrijk , en in de Grieksche voor de volkeren van het Oosten herhaald worden , opdat alle natiën hem als eenen booswicht konden kennen , wettiglijk om zijne euveldaden ter dood verwezen. Mijae ziel! is het niet onbegrijpelijk, dat een God , eene oneindige Majesteit zich zoo diep heeft willen vernederen , zoo schandelijk laten mishandelen ? een God, de oneindige heiligheid, aan een kruis te zien hangen als een booswicht, tusschen twee moordenaars , die met Hem dezelfde straf ondergaan, met een opschrift zijner euveldaden boven het hoofd! wie staat niet verbaasd over zulk een wonder?
Maar dit verdiende uw hoogmoed, uwe eerzucht en ijdel-heid , en Jesus heeft hiervoor willen boeten. O hoe zoudt gij morren tegen de goddelijke Voorzienigheid, zoo u iets dergelijks overkwam. Dan dit zal u gebeuren , zoo gij in uwen zondigen levensloop voortgaat; gij zult in den groeten oordeelsdag , met het opschrift uwer boosheden op uw voorhoofd , voor de geheele wereld worden ten toon gesteld , uwe ouders, bloedverwanten , vrienden en vijanden zullen dat lezen ; uwe geheimste daden , uwe verborgenste ontwerpen , gedachten en begeerten zullen daarop geschreven zijn. O God , welke schande • wees mij genadig, ik zal mij bekeeren!
Ofschoon de Joden niet anders bedoelden , dan op deze wijze de schande van onzen Jesus te vergrooten , was het er echter wel verre af, dat zijn opschrift daartoe strekte ; het diende integendeel, om zijne onschuld en waardigheid ontegensprekelijk aan te wijzen. Het opschrift was : Jesus wait Nazareth , Koning der Joden , 1) in het Latijn en in het Hebreeuwsch: Dit is Jesus, de Koning der Joden, en dus niet anders dan eene verklaring van zijnen staat en zijne waardigheid, zonder eenigen schijn van misdaad. O wonderlijke wegen der goddelijke Voorzienigheid!
Pilatus de landvoogd had het doen schrijven en dez was ten volle overtuigd, dat Jesus een zekere Koning was van een Koningrijk , waarvan hij geen denkbeeld had; want toen hij Jesus voor de eerste maal vroeg : Zijt gij de Koning der Joden ? en tot antwoord ontvangen had :
•1) Joh XIX : '19. 2) Matth. XXVit : 37.
3
Mijn koningrijk is van deze ivereld niet, 1) en op de nadere vraag: Zoo zijl gij dan Koning ? tot antwoord ontving : Gij zegt het, Ik hen Koning, ging tij terstond tot de Joden , en zeide : Ik vind gecne schuld, in Hem ; na welken tijd hij Jesus steeds als een Koning der Joden voordroeg ; Wilt gij , zeide hij in de vergelijking met Ba-rabbas : Wilt gij dan , dat ik u den Koning der Joden loslate ? daarna op zijnen regterstoel zittende , verklaart hij Hem wel plegtiglijk als zoodanig : Ziet uwen Koning, en eindelijk : Zal ik dan uwen Koning kruisigen 1 uit welke handelwijze van Pilatus wel duidelijk schijnt te blijken , dat hij ook in het opschrift Jesus aan de Joden als hunnen Koning heeft willen voordragen ; ook niet onwaarschijnlijk tot een schamper verwijt, (daar zij hem tot die veroordeeling gedwongen hadden) , dat zij hun eigen Koning deden sterven ; als wilde hjj zeggen: ziedaar , hoe dit volk zijnen Koning mishandelt: dit is Jesus, de Koning der Joden ; de gansche wereld moet het misdrijf weten ; alle talen , alle volkeren moeten het herhalen, hoe zij hunnen Koning ter dood brengen; wat de boosdoeners betreft , men trekt zich hunner niet aan , maar Jesus , de Koning , is onschuldig, en het moet bij Joden , Komeinen en Grieken bekend wezen , hoe Hij gestorven is.
Wie anders dan de hand Gods wist het aldus te beschikken , dat zijn wezenlijke Zoon, in plaats van schande, de luisterrijkste heerlijkheid ontving bij het opschrift zijns kruises ? wie anders dan God heeft Jesus door een hei-denschen regter doen verklaren voor den Koning, den Messias der Joden ? en waarom in drie talen , dan om aan te toonen , dat Hem alle volkeren der aarde nog eenmaal hunne hulde zouden aanbieden , en zijn dood door de giheele wereld moest bekend gemaakt worden ?
Ja, mijne ziel ! Jesus is uw Koning; de Patriarchen hebben Hem in die hoedanigheid verwacht, de Profeten voorzegd, de H. Boeken beschreven, de Joden te gemoet gezien, de engelen verkondigd, de wijzen aangebeden, en een heidensche regter zelf erkent en verklaart Hem als zoodanig, ook dan, wanneer Hij aan een kruis hangt om als een misdadiger te sterven ; dat kruis is zijn troon , waarop Hij de wereld bestrijdt en overwint, niet met het bloed van anderen te storten, maar door zijn eigen bloed
-I) Joh. XVIII; 33, enz.
i :»rf-
, ' ' Cv'
. ■ '.V ...lp
Mi
V 4quot;
v-v'.-.
ïi-
.V
■^5
4
te geven; en hiermede zullen de godsdienst der Joden, de magt der Romeinen en de wijsheid der Grieken eenmaal voor zijn kruis moeten bukken. Welaan, beschouw Hem op zijn kruis als op zijn triomfwagen, van het hoofd tot de voeten bebloed, maar door datzelfde bloed voor u zegevierende over dood en hel. Hij is de eeuwige en ware Koning van hemel en aarde ; en zijn koningrijk is geheel onafhankelijk, daar Hij zelf zich zijne onderdanen en verdedigers verwerft, en zich door hen doet gehoorzamen , wanneer Hij wil. Hij heerscht over alle Koningen en Vorsten, staten en volkeren; door Hem heerschen en geven zij hunne wetten; Hij behoeft geen bijstand, geene hulpbronnen, Hij zelf stort onophoudelijk den rijksten zegen over de zijnen uit, en maakt hen tijdelijk en eeuwig-lijk gelukkig ; want zoo magtig Hij is , zoo goed , zoo minzaam , zoo milddadig is Hij ook ; de armen , de verdrukten, de vervolgden, de weduwen en weezen zijn zijne lievelingen , als zij ootmoedig van harte zijn , Hij voorkomt hunne klagten, Hij stilt hunne verzuchtingen, droogt hunne tranen en verhoort hunne smeekingen, ja Hij geeft hun zelfs den geest des gebeds. Zulk een Koning, mijne ziel! beschouwt gij op een kruis ; och, vergeet Hem toch nooit, overweeg dikwijls zijne smarten, zijne smaadheden , zijne schande !
O Jesus , dierbare Koning! reken mij ook onder uwe nederige onderdanen , ik wil U beminnen , gehoorzamen en getrouw blijven tot aan den dood; ik zal TJ gestadig op uw kruis overwegen , ik zal U dikwijls bezoeken ter plaatse , waar Gij tegenwoordig zijt, te weten in het H. Sacrament, en met den diepsten eerbied in de H. Dienst, waarin Gij als op uw kruis wordt geofferd en sterft, tegenwoordig zijn.
II. Overweeg , mijne ziel! hoe de overpriesters , nu Jesus Christus door Pilatus zoo duidelijk voor den Koning der Joden verklaard is , verstoord en grammoedig worden, en zich gezamelijk naar Pilatus begeven, om hem hunne verlegenheid bekend te maken, en eenige verandering in het opschrift verzoeken; Gij moest niet schrijven. zeggen zjj, Koning der Joden ; maar wat Hij gezegd heeft: II: ben Koning der Joden. 1)
1) Joj. XIX: 21.
Zij voelen het gewigfc en de gevolgen dezer verklaring: want velen van de Joden lazen dit opschrift; en de plaats, ■maar Jesus gekruisigd werd, was nabij de stad, en hef was in het Hehreeuwsch , in het Grieksch en in het Latijn geschreven 1); zoodat de geheele wereld zelfs in de volgende eeuwen hun kon verwijten, dat zij een onschuldige, die van den regter zeiven als zoodanig verklaard was, ja dat zij hun eigen Koning , hun eigen Messias , voor wien de regter Hem openlijk hield , vermoord hadden, en der -halve al de schande van dat bedrijf op hen moest neder-komen. Indien zij gezwegen en een misslag in het opschrift, of door Pilatus, of door zijnen handschrijver begaan, als van weinig belang onopgemerkt hadden laten voorbijgaan, zouden zij den Christenen een krachtig bewijs ontnomen hebben , dat het opschrift eene ernstige verklaring des renters was van het koningschap van Jesus ; het zoude hunne schande verminderd en die van Jesus vermeerderd hebben, gelijk zij beoogden. Doch God zit voor ook bij de beraadslagingen der goddeloozen; zij spoeden naar Pilatus , wijzen hem de grove feil aan. die hij begaan heeft, en die niet minder zijne dan hunne eer beleedigt; zij doen hem opmerken , dat met een enkel woord daarbij te voegen , alles kan hersteld worden : en daarmede overtuigen zij do gansche wereld, dat het opschrift eene wezenlijke en ernstige verklaring der koninklijke waardigheid van Jesus bevat. O hoe wonderlijk is hier de Vooutienigheid Gods. om de boozen te beschamen en onzen Jesus te verheerlijken !
Het opschrift zelf in de drie talen der wereld geschreven , duidt een groot geheim aan , hetgeen Pilatus zelf niet kende ; Jesus wordt verklaard voor den Koning dei-Joden , zoo als Hij van de wijzen uit het Oosten in zijne kindschheid gezocht werd, en zoo als de priesters en schriftgeleerden Hem uit.de Profeten aanwezen, als den Messias , die te Bethlehem moest geboren worden. Alle talen der wereld zullen Hem zegenen , want alle volkeren der aarde zijn Hem , volgens de Profeten , van zijnen Vader toegezegd en alle volkeren zullen in Hem gezegend worden. Israël blijft echter de stam , en Jesus wordt genoemd de Koning der Joden en niet der Heidenen ; deze zullen dee-len in de voorregten van Israël, als door eene zonderlinge barmhartigheid ingeënt op den ouden stam , om na hunne 1) Joh. XIX: 20
6
afgodendienst verlaten te hebben , één wijngaard uit te maken. O schoone overweging!
Wie anders dan God, heeft deze dierbare geheimen door Pilatus, een hiervan onbewust Heiden, doen aankondigen ? Israël, wel is waar , is van zijne voorregten vervallen , na het geloof verzaakt en het sap van den stam te hebben verloren; doch beroem u niet, 1) mijne ziel! gij draagt den wortel niet maar dc wortel u.... gij staat door het geloof. doch heb geen hoog gevoelen , maar vrees. Ja mijne ziel! beef, zoo dikwijls gij den tempel des Allerhoogsten intreedt en tegenwoordig zijt bij de vrees-selijke geheimen des altaars ; want gij hebt niet de geringste aanspraak op dat geluk ; gij zijt van die hondjes, welke van de kruimpjes eten , die van de tafel hunner JJeeren' vallen. 2) Uwe voorouders ware snoode afgodendienaars , en gij zoudt hen gevolgd hebben; maar Jesus heeft u zijn opschrift doen lezen ; door Hem zijt gij verlicht , bekeerd en op den goeden olijfboom ingeënt; eene loutere genade heeft u behouden.
O Jesus! ik werp mij voor uwe voeten neder, luidkeels uitroepende: Uwe barmhartigheid, o Heer! is groot over mij en Gij hebt mijne ziel uit een diepen afgrond verlost. 3) Zonder U hadde ik eeuwig gewanhoopt, eeuwig moeten branden in de helsche vlammen , doch met U zal ik eindelooze zaligheden genieten, ik zal U onophoudelijk loven, danken , Zogenen ; ik zal met den diepsten eerbied en aandacht mijne gebeden voor IJ storten ; Gij zijt nrjn getrouwste vriend, ik zal U dan gaarne toespreken; Gij zijt mijn grootste weldoener , ik zal ü dan gedurigen dank betuigen; Gij zijt de bruidegom mijner ziel, ik zal U dan altijd een hart vol liefde opdragen ; help mij met uwe genade , om deze voornemens te volbrengen.
III. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus in het boven zijn hoofd geplaatste opschrift, waarin Hij voor den Koning der Joden , voor den door de Profeten beloofden Messias en als de eer en roem der gansche natie, op wien hunne geheele godsdienst gevestigd is , door Pilatus voor de geheele wereld verklaard wordt, — meer
1) Matth. XV : 27.
-1) Rom. XI: 18 , 20. 3) Ps. LXXXV; 13.
dan ooit in zijn lijden aantoont, dat Hij waarlijk die Koning, die Messias is, dat Hij Heer en Meester is over ■alles wat er gebeurt , dat Hij volkomen zegeviert over zijne vijanden , en dat al hun geweld, al hunne listen tot niets anders strekken , dan om zijne heerlijkheid te vergrooten.
Het was eene onbegrijpelijke ergernis voor de overpries-ters, die zijne kruisiging berokkend, of liever afgedwongen hadden , Hem aldus van den regter , in naam van den grootmagtigen Keizer van Rome , voor hunnen Messias te zien verklaren , te meer , daar zij zeiven hier als van ter zijde beschuldigd werden, de moordenaars van hunnen Messias te zijn: derhalve spannen zij al hunne krachten in , om Pilatus over te halen , dat hij het opschrift zoude veranderen ; en wie weet hoe vele redenen, welke gebeden en smeekingen, welke listen en lagen , welke bedreigingen zij niet al gebruiken om hem te bewegen , een enkel woord er bij te voegen , dat alles zou herstellen ? Niemand zou ook twijfelen , of Pilatus . een hoveling, een staatkundig regter , die zwak, lafhartig en bang genoeg geweest is, om tegen zijn geweten, ondanks de overtuiging van zijn hart, en alleen om den Joden te behagen en 's Keizers gunst niet te verliezen, het bloed van een onschuldiger te doen stroomen, zal ook hierin met de overpriesters ligtelijk overeenstemmen en ingevolge hun verlangen het opschrift veranderen; zoo hij dit weigert, dan heeft hij alles te vreezen; zij zullen hem bij den Keizer aanklagen , opstand verwekken, hem vervolgen tot den laatsten druppel zijns bloeds ; ondanks dit alles is Pilatus onbewegelijk en hij blijft onveranderlijk bij zijne verklaring; wat ik geschreven heb, zegt hij op bitsen toon, dat heb ik geschreven; en daarmede is alles onherroepelijk afgedaan.
Wonderlijke Voorzienigheid! Jesus wil als een groot-magtig en onafhankelijk Koning sterven , voor zijn volk ; een heidensche landvoogd moet Hem als zoodanig verklaren en zijn eigen volk klaagt daarover en verloochent Hem ; diezelfde ongeloovige en nog zoo even door zijne lafhartigheid gekenmerkte regter wordt een Profeet. die de bekeering aller volkeren aankondigt, terwijl de kinderen des rijks in hunne hardnekkigheid blijven voortgaan.
Och waarom zijt gij dan bezorgd , mijne ziel! wegens
8
vervolging, tegenspraak of geweld, dat tegen Gods Kerk, tare dienaars , hare eenheid, hare waarheden, haar heiligdom of hare regten inogt ondernomen worden ? Jesus is onze Koning ! Hij is Heer en Meester over alle tijden en menschen ; Hij zal zich van zijne vijanden zeiven bedienen , om zijner Kerk haren behoorlijken luister te geven ; onze gebeden, onthoudingen, aalmoezen en deugden zullen meer, dan alle mensehelijke hulpmiddelen vermogen.
Aldus strekten ook alle vervolgingen van vroegere tijden tot opbouw der Kerk , het bloed der Martelaren was het zaad der Christenen ; aldus dienden de ketterijen, om de waarheid op te helderen, terwijl zij zeiven in haar niet zyn teruggekeerd, zoo als ook andere. die nog bestaan , haar zullen volgen ; want wat geschreven is , dat is geschreven. Aldus waren de scheuringen het werktuig in de hand Gods , om de éénheid meer te vestigen en hare waarde meer te doen hoogachten ; aldus zal eindelijk de Kerk zegepralen over het ongeloof, hetwelk thans de argelooze jeugd bedwelmt en in het verderf sleept; zij zeiven zullen door hunne dwaasheden, hun wangedrag en ongerijmde dwalingen , de werktuigen in Gods hand zijn , waardoor zij de wereld zullen overtuigen van de wijsheid en kracht van Jesus' kruis en regt doen wedervaren aan de onwrikbare waarheden van het Evangelie. Gelukkig en duizendmaal gelukkig de leerzame kinderen der H. Kerk, die onwrikbaar blijven tegen alle verleiding en standvastig gehecht zijn aan hetgeen er geschreven staat 1
Welaan dan, mijne ziel! stel uw betrouwen op uw grooten Koning, die de stormen doet bedaren, die de winden doet zwijgen en de vervolgingen doet ophouden , wanneer het Hem behaagt. Hij toch is onafhankelijk en almagtig ; niemand geeft Hem en niemand kan Hem iets ontnemen : zoo iemand weigert Hem te erkennen. Hij kan hem straffen, een ander koningrijk oprigten, zijne onderdanen aan zijn regtsgebied onderwerpen en daardoor maakt Hij hen gelukkig.
Andere Koningen hebben niets van zich zeiven , alles is ontleend; de legers , de stoet, de kroon , die hunne grootheid aantoonen , zijn de eerste bewijzen van hun onvermogen , geen stofje zweeft in de lucht, waarover zij het bewind kunnen voeren : maar de gekruisigde Jesus
9
\
heeft niets noodig, is groot door zich zeiven en de Schepper van al wat bestaat, die op het einde der dagen levenden en dooden zal oordeelen , voor wien de Koningen als de onderdanen zullen moeten verschenen, om van Hem loon of straf naar verdiensten te ontvangen. O Jesus ! mijn Koning , mijn Verlosser , mjjn Kegter ! ik beloof U heden eeuwige trouw en liefde , wees mij genadig.
BEOEFENING.
Onderhoud stiptelijk de geboden der H. Kerk. Tracht altijd met aandacht te bidden ; begin ten minste met aandacht en eerbied en weer zoo veel mogelijk de verstrooidheden. Wacht u van alle vrijwillige dagelijksche zonden. Vestig al uw betrouwen op den gekruisigden Jesus, in al uwe tegenspoeden , ziekten of rampen ; Hij is magtig om alles te herstellen , gij zijt zijn onderdaan en Hij draagt u eene oneindige liefde toe.
En de krijgsknechten, ah zij Hem gekruisigd hadden, namen zijne kleederen en maakten er vier deden van, voor ieder een deel en uok den rok. Joh. XIX: 13.
1,. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus, door de wreede handen der krijgslieden , die bij de Romeinen de gewone uitvoerders der vonnissen waren , geheel naakt aan het kruis vastgenageld , ons in de verdeeling zijner kleederen wederom de duidelijkste blijken geeft , dat Hij het zelf is, die den geheelen loop zijns lijdens heeft af-geteekend.
Het was de gewoonte der Romeinen , dat cle kleederen der misdadigers aan de uitvoerders der doodvonnissen in eigendom werden gelaten. Nadat nu deze bloeddorstige beulen , die geen mededoogen kenden . met verkrachting van alle menschelijkheid, hunnen ongehoorden last volvoerd hadden, zaten zij daar, zonder zich om de smarten van Jesus te bekreunen , gerust neder , verdeelden zijne kleederen in vier deelen . zijnde voor elk een Jeel bestemd.
10
waaruit dan ook het getal der beulen alsmede dat der nagelen blijkt , waarvan ieder van hen er een door zijne handen en voeten heeft geboord. Over deze vier deelen wierpen zij het lot , wat elk daarvan zoude hebben. 1)
Welaan , mijne ziel! beschouw met een hart vol medelijden uwen Jesus in dezen toestand , waarin zijne liefde voor u Hem heeft gebragt. O welke overweging ! en wie is hier niet van verwondering buiten zich zeiven ? Voor den Heer van hemel en aarde , die de akkers en velden met allerhande vruchten verrijkt, die menschen en dieren de wonderlijkste verscheidenheid van kleederen bezorgt, die de leliën met het uitgelezenste wit , de rozen met het keurigste rood versiert, waarin al de kunst der menschen zich verliest , voor Hem blijft niets over dan een kruis tot een sterfbed , vier ruwe nagelen , om aan te hangen en op te rusten en eene kroon van doornen , om daarmede bespot te worden. Al wat zijne schaamte nog eenigzins dekken kan , wordt Hem ontnomen, verdeeld en door het lot beschikt.
O hemelen , hoe hebt gij zulk een gruwel kunnen aanschouwen ? hoe is het mogelijk, dat een God zoo arm heeft kunnen worden , om ons te verlossen ? Dan zulk een voorbeeld hadden wij noodig , om onze baatzucht te beschamen , om onze ongeregelde liefde tot de aardsche goederen te genezen en dit wilde ons Jesus leeren.
Hij had het te voren reeds gezegd : de vossen hebben hunne holen en de vogelen des hemels hunne nesten, maar de Zoon des menschen heeft niets; waar Hij zijn hoofd zal nederleggen : 2) dan hier verkondigt Hij met de daad veel krachtiger , dat zijn deel, het deel van den Messias op deze aarde , de armoede en zelfs de uiterste armoede is : want in die hoedanigheid werd Hij voorzegd van de Profeten, die Hem overal verkondigden als een arme en noodlijdende , ja die dezen toestand , waarin wij Hem betrachten , beschreven en als het voornaamste teeken gesteld hebben, om Hem voor den Messias te erkennen; hier toch werd letterlijk vervuld hetgeen van Hem geschreven stond: Zij hebben mijne kleederen onder hen verdeeld, en over mijn kleed hebben zij het lot geworpen ; 3) zoodat het onbegrijpelijk is, dat de Joden Hem niet erkenden.
1) Marc. X-V: '24: 2) Matth. VIII; 20.
3) Ps. XXI.
Dau het verwondere u niet, mijne ziel! hoe zal een volk , op aaidsche voordeelen verliefd , de hemelsche , welke Jesus alleen medebragt, kunnen smaken ? Hoe velen zijn er nog ouder ons , die door zulke Joodsche denkbeelden vooringenomen , en op de goederen , de pracht, den voorrang , op vermogen en gezag verdwaasd, den armen Jesus niet kennen! Hunne tong alleen erkent Hem voor den Zoon van God, omdat hun geest in Hem al zijife kenmerken ontdekt, maar hun hart is verre van Hem verwijderd.
Wat zegt hier uw hart, mijne ziel? zoekt gij ook uw geluk in het geld, uwe vreugde en uwe eer in uwe kleederen, uw genoegen in uw gezag en vermogen ? vreest gij ook de armoede boven alles ? 0 hoe verre zijt gij dan verwijderd van den geest der eerste Christenen , op wie de Apostel zoo zeer zijn ruem droeg , toen hij den bekeerden Joden schreef: Gij hebt de herooving uwer goederen met vreugde verdragen , wetende dat gij een. heter en blijvend goed hebt. 1)0 God ! verdoof in mij de zucht tot de aardsche goederen en doe mij naar den hemel verlangen.
II. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus op zijn kruis de naaktheid van den onschuldigen Adam heeft willen aannemen , om die van den schuldigen Adam met zijne kleederen te bedekken. Adam gevoelde terstond na zijne 30nde de schande zijner naaktheid, en verborg zich onder het geboomte , omdat hij het' kleed der onschuld en regt-vaardigheid verloren had , en wat bleef hem en ons, zijnen nakomelingen , in dezen rampvollen toestand anders over , dan in den dag des oordeels , ja in eeuwigheid voor de oogen van God met schande en smaadkleederen overdekt te worden ? Dan Jesus geeft ons hier , door zijne naaktheid en armoede , het kleed der onsterfelijkheid weder. Jesus onze Koning legt zijn vorstelijk gewaad niet af, dan om ons er mede te bedekken; Hij is slechts zoo naakt, om ons een kleed van onsterfelijkheid te schenken ; want daar Hij rijk ivas , is Hij om uvjent wil arm geworden, opdat i/ij door zijne armoede rijk zoudt worden. 2) O mogten wij dit geheim bevatten! mogten wij in de ar-
1) Hebr. X: 34.
2) 2 Cor. Vüi: 9.
moede en naaktheid van onzen Jesus die schatten ontdekken , welke de geloovigen van Corinthe er in zagen; want is daar op dat kruis alleen van zijne kleederen beroofd , om er zijne bruid , de H. Kerk, mede te versieren. Ja, mijne ziel! hier wordt die bruiloft gevierd, waarvan Joannes in zijne openbaring zoo luide spreekt, als hij zegt; De bruiloft van het Lam is gekomen, en, zijne bruid heeft zich bereid ijemaakt, en haar is gegeven dat zij zich bekleede met een zuiver en helder blinkend fijn lijnwaad , want dit fijn lijnwaad zijn de regtvaardigmakingen der heiligen. \) Ziedaar het dierbaar sieraad van Gods kerk , waarmede zij door haren godde-lijken Bruidegom , als den prijs zijns bloeds, zijner armoede en naaktheid werd begiftigd; want, zegt Joannes, Hij was gekleed met een kleed; dat in bloed geverwd was, en zijn naam wordt genoemd het ivoord Gods 2). O voortreffelijke bespiegeling! het eeuwige Woord des Vaders , zijn wezenlijke Zoon hangt hier naakt aan een kruis, maar is bedekt met bloedige wonden , Hem in eene ijsse-lijke geeseling toegebragt; dit is zijn koninklijk gewaad , Hij behoeft geene andere Meeding ; de zijne geeft Hij aan zijne Bruid , en dit geschenk zal de bron quot;an alle regt-vaardigheid, van die deugden en goede werken zijn, waarmede zijne Kerk tot aan het einde der eeuwen zal prijken. 0 dierbare schatten , o onwaardeerbare rijkdommen! Prijkt ook gij, mijne ziel! met zulke kleinooden? O lieve Bruidegom! een druppel van uw bloed is genoeg om ons met deugden te versieren ; ik smeek Ü om bijstand; want ik neem mij ook voor , een zoo voortreffelijk kleed te dragen en heiliglijk te leven,
III. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus, niet zonder geheimzinnige redenen, zijne kleederen aan die goddeloozen , die Hem gekruisigd hebben , aan zondaren , aan Heidenen gegeven , ja volkomen heeft afgestaan. Hij wilde namelijk daarmede zijne Kerk , alom onder de Heidenen verspreid, versieren. Van daar, dat de Joden er geen deel aan hebben, dat zij van de kleederen van Jesus tot een droevig voorteeken hunner verwerping, als afstand doen en ze als het sieraad der H. Kerk, den Heidenen in
2) Ibid. X!X: 13.
1) Apoc. XIX: 7, 8.
13
alle oorden der wereld, door deze vier krijgsknechten gevoegelijk afgebeeld, ten geschenke worden gegeven , als zijnde de vrucht zjjns kruises, waardoor Hij zijne bruid heeft geheiligd. Welke dankbaarheid zyt gij dan , mijne , ;
ziel! niet aan Jesus verschuldigd , die uit liefde tot u ,
zich van zijne kleederen berooft, om daarmede zijne krui-sigers zeiven te begiftigen. En in der daad, wie anders is het, die eiken krijgsknecht zijn aandeel toewijst, dan de alwijze Voorzienigheid , die alleen het lot bestiert en waarover niemand anders der stervelingen te beschikken heeft, zoodat deze lotwerping het sterkste bewijs wordt,
dat het geloof eene onverdiende genade is, dat Jesus zelf deze dierbare gaaf schenkt, aan wie Hij wil, die zijne Apostelen aan de verschillende werelddeelen gezonden heeft, die de harten der menschen heeft bereid , met het te omhelzen en te beleven; dit is de reden, waarom sommige landen dadelijk de stem zijner afgezanten hoor-il ja , dat het voor anderen werd uitgesteld, dat anderen die niet dan na vele jaren hoorden, dat eindelijk anderen, die dierbare gaaf wederom regtvaardiglijk verloren. Wij verkrijgen haar door eene goedgunstige en onverdiende genade des Heeren , wij behouden haar desgelijks door de dankbaarheid en ootmoedigheid en verliezen die alleen door eigene schuld , te weten door ondankbaarheid en hoogmoed.
O vreesselijke overweging 1 hoezeer moet het voorbeeld van onderscheidene volken, voorheen zoo beroemd door de godsdienst en tegenwoordig tot de gruwelijkste afgoderij hervallen , ons doen beven en vreezen, dat wij door eene welverdiende straf voor onze misdaden , dat licht,
hetwelk ons beschijnt, nog eenmaal zullen verliezen ! O i God , bewaar ons toch voor zulke ramp! Gij toch zijt •
onze eenige troost en uw geloof het dierbaarste pand .
dat wij bezitten, de grondslag van alle deugd en godsdienst , het eenige plegtanker onzer zaligheid. Is dit eenmaal verloren, tot welke gruwelen is men dan niet in staat 1 Hoe kan hij zedig zijn , die niet meer weet, wat hij eenmaal te wachten hebbe ? Wat zal hem van eene ongeregelde levenswijze wederhoaden, die niet gelooft, i
of er niet aan denkt, dat hij eenmaal in de handen zal : ■
vallen van eenen almagtigen God ? En wat hebben wij niet te hopen, te beminnen, zonder U te kennen en
B'
r
, X'
14
Jesus Christus, dien Gij gezonden hebt ? Zal dan deze ellendige wereld , zal dat nietig leven, deze onbestendige tijd alleen het erfdeel zijn, dat wij te hopen hebben ? En wanneer dat alles ons onder de voeten wegzinkt, tot wien zullen wij dan onze toevlugt nemen ? Te regt wordt hier de hoogmoed vernederd dergenen, die hunne waanwijsheid boven de goddelijke waarheden verheffen , daar zij in het akelig stervensuur zich van allen troost, van alle hulp verstoken zien.
Welaan, mijne ziel! bedank dan dagelijks uw God , voor die dierbare gaaf des geloofs, zonder welke niemand de zaligheid kan verkrijgen. Geef mij , o God! dat ik dit geschenk uwer goedheid altijd hoogachte , geef mij , het heiliglijk te beleven en tot het laatste oogenblik mijns levens in dat geloof te volharden.
BEOEFENING.
Zoek uw geluk niet in de aardsche schatten, maar leer de hemelsche hoogachten en beminnen, die Jesus door zijne naaktheid heeft verdiend. Bewaar zorgvuldig-het kleed der onschuld, dat gij in den H. Doop hebt ontvangen, als uw grootsten schat en als den eenigen . die u kan bijblijven na dit leven. Overweeg tot dat einde dikwijls de waarheden van het geloof, als het eenig rigt-snoer van uw leven.
Doch alzoo dc rok zonder naad en van hoven af. aan één stuk geweven ivas, zoo zeiden zij tot elkandercn: Laten wij hem niet snijden, maar laten wij er om loten, wie hem hebben zal; opdat dc schriftuur zoude volhragt worden, wélke zegt: Zij hehhen mijne kleederen onder hen gedeeld en over mijn-kleed hebben zij het lot geworpen. Dit deden dc krijgsknechten. Joh. XIX : 23, 24.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus in dg behooving zijner kleederen niet alleen de voorzeggingen der
Profeten, maar ook de zinnebeelden van het Oude Verbond in zich heeft bewaarheid.
Wie kan zijnen gekruisigden Verlosser , van zijne kleederen en van zijn rok beroofd, aanschouwen, zonder zich voor den geest te brengen, hoe Joseph, door zijne ontaarde broeders ook de veelkleurige rok werd ontnomen, eer hij in den waterloozen put werd geworpen, en deze den rok, na dien met het bloed van eene geit geverwd te hebben, aan hunnen vader zonden, om te zien of hij dien ook voor het kleed van zijn zoon erkende? Wat toch duidt ons de geheimzinnige Joseph aan, toen hij van zijnen rok beroofd en deze in vreemd bloed werd gestoken, toen hij in een put nederdaalde, als om daar te sterven en begraven te worden, toen hij naar Egypte werd gevoerd, daar als herleefde en over een vreemd volk het hoogste gezag voerde? Wien vertegenwoordigde hij in al deze zonderlinge gebeurtenissen ? Wat duidt ons dit alles anders aan, dan de be-rooving van de kleederen en bijzonder van den rok van Jesus, wat anders dan zijn dood, zijne begrafenis en opstanding, zijn gezag en zijne heerlijkheid onder de volken der aarde ? Kon ooit eene schaduw de wezenlijkheid beter aanwijzen? Kon ooit een voorteeken de gebeurtenissen volmaakter te kennen geven ? Wie bewondert hier do goddelijke Alwijsheid niet, die in de schaduwen van het oude Verbond zoo naauwkeurig heeft weten aan te toonen al wat onzen Jesus zoude wedervaren ?
Wanneer gij dan, mijne ziel! een onschuldigen Joseph in de handen ziet van zijne bloeddorstige broeders, die hem eerst van zijnen rok berooven, eer zij hem willen ombrengen, wat gevoelt dan niet uw hart ? En kunt gij dan de onschuld, de heiligheid zelve door hare ontaarde kinderen, door het zoo zeer begunstigd Israël van zijnen rok beroofd, naakt aan een moordhout zien hangen, daarop den pijnlijksten. den schandelijksten dood zien sterven, zonder dat uw hart tot in het diepste getrotfen zij ? Wie verfoeit zulke ontaarde broeders, die ondankbare Joden niet ? Dan, mijne ziel! wend veeleer dat medelijden voor Jesus, die verfoeijing van zijne kruisigers tegen u zelve ; want gij, gï) zelve zijt het, die Hem alzoo mishandelt, ja gij zijt het, die Hem nog heden door uwe zonden zoo schandelijk ontbloot, en zoo dikwijls gij het oog vestigt op den Gekruiste, zoo dikwijls zegt gij ook in waarheid, dat
16
gij Hem door uwe misdaden in dien staat hebt gebragt. Wat blijft u dan over, mijne ziel! dan u zelve te verfoeijen, u zelve uwe ondankbaarheid te verwijten en het gruwelijk kwaad, dat gjj gedaan hebt, in u zelve te beweenen, te straffen door werken van boetvaardigheid, en ziedaar wat gij bijzonder gedurende den H. Vastentijd te overwegen en te doen hebt.
II. Hoe meer gij, mijne ziel! dit zinnebeeld met aandacht opmerkt, hoe meer geheimen gij er in zult ontdekken. Het was de rok van Joseph alleen, die in vreemd bloed werd gestoken, terwijl hij zelf ongeschonden bleef en leefde, om alleen eene schaduw van den stervenden en verrezen Jesus te zijn en gelijk de berooving van Josephs rok het zinnebeeld van die van Jesus was, alzoo was ook die rok zelf het zinnebeeld van Jesus' rok. te weten van zijne heilige menschheid, welke het kleed zjjner Godheid is. Het was dit kleed, hetwelk niet in het bloed van een dier, maar in zijn eigen bloed werd geverwd; het was zjjne menschheid, die waarlijk sterven moest en wederom herleven , om de voorzeggingen te vervullen , terwijl de Godheid in den levenden Joseph afgemaald, ongeschonden en levend bleef. Want Hij, zegt Paulus , die het zich geen roof achtte, aan God gelijk te zijn , heeft zich zel-H ven vernietigd, de gedaante eens dienstknechts aannemende , zijnde den menschen gelijk geworden en in kier-ding, 1) zoo als de Latijnsche tekst luidt, als een mensch bevonden ; in de gestalte, in de hoedanigheid, in het gewaad van een mensch , kwam het woord des Vaders , de eeuwige Zoon Gods onder ons wonen, in die gestalte leed Hij, in die hoedanigheid verduurde Hij versmadingen , in dat gewaad stortte Hij zijn bloed , in die kleeding stierf Hij, zoodat wij met volle waarheid zeggen, dat God, alhoewel volgens de menschheid alleen , voor ons geleden heeft cu gestorven is. Ja , mijne ziel! zoo lief heeft God u gehad, dat Hij voor u heeft willen lijden en sterven; voor u heeft Hij dat geringe kleed aangetrokken, voor u werd Hij een dienstknecht en daalde Hij van zjjnen troon neder. Wie is in staat eene zoo genadige handelwijze genoegzaam te bevatten ? Doch , mijne ziel! deed een God zoo veel
A) Pliilipp [1:6,7.
-voor u, hoeveel zijt gjj Hem dan verschuldigd en wat doet gjj voor Hem ? Vernedert gjj u ook gaarne voor uwen evenmensch, om aan God te behagen ? Lijdt gij ook gfiarne of ten minste met geduld eene versmading of schande, om' voor uwe zonden te voldoen ? Verduurt gij gaarne of met onderwerping eenige pijnen of smarten ? Zijt gij vlijtig in de beoefening der boetvaardigheid, in de versterving der zinnen en begeerlijkheden, ten einde beter uwen God te kunnen dienen ? Wordt gij hier niet schaamrood , mijne ziel ? Hebt gij u zelve geene groote ondankbaarheid te verwijten ? De Heer van het heelal, de Koning der Koningen , eene oneindige Majesteit , een God heeft alles, ja zelfs het onbegrjjpelijke voor ons veil gehad en helaas! wij hebben niets veil voor Hem ; een weinig ongemak. een gering verlies eene kleine moeite, pijnlijkheid of arbeid is genoeg , om Hem te beleedigen, om zijne wetten te overtreden. Mijn Jesus ! ik vind geene woorden om deze ondankbaarheid uit te drukken, en wat zal ik doen, dan die beweenen ? Ik smeek U de genade, om mij voortaan te beteren.
II). Overweeg , mijne ziel LJdoe Jesus Christus in de verdeeling zijner kleederen , niet alleen de uitbreiding des geloofs door de geheele wereld, maar ook in den rok zonder naad . van boven af aan één stuk geweven , de eenheid zijner Kerk heeft willen afmalen. In der daad, wie kan een zoo omstandig verhaal van den Evangelist met aandacht overwegen , zonder er een diep geheim , waarop de Evangelist ons oplettend wil maken, in te ontdekken ? Wie vindt zich hier niet genoodzaakt zijne gevoelens te vereenigen met die der aloude kerkleeraren ? Hoe vaak toch bedienden zich deze lichten der H. Kerk van dit zinnebeeld tegen de scheurmakers hunner tijden , hun verwij -tende , dat zij den ongenaaiden rok van Jesus verscheurden , hetgeen zijne kruisigers niet durfden te ondernemen.
Dit zinnebeeld moet ons zoo veel te minder bevreemden , wanneer wij opmerken, dat God zelf het huis van Juda, de Kerk van het oude Verbond bij een linnen onderkleed vergeleek ; want toen de Profeet Jeremias van den Heer bevel had ontvangen , om een linnen gordel of onderrok te koopen , daarmede zijne lendenen te omgor-
18
ilen en dien niet in het water te doen , om te zuiveren , hem daarna in de grot van eene steenrota bij den Euphraat te verbergen , den gordel eindelijk , nadat deze vele dagen aldaar gelegen had en verrot was , van daar te halen toen zeide de Heer : Op dezelfde wijze zal ik den hoogmoed van Juda doen verrotten .... want gelijk een c/urdel aan de lendenen van iemand vast is , zoo had ik ook , zegt ile Heer , hel geheele huis van Juda aan mij gehecht, opdat het mijn volk zoude ivorden en mij lot roem, lof en eer zoude verstrekken , maar zij hebben er niet naar geluisterd. 1) Deze gordel of rok van den Profeet was dus een zinnebeeld der synagoog, en der naauwe ver-eeniging , die er bestond tusschen God en de Kerk van het oude Verbond. De Heer had zich dit volk uitgekozen, opdat het Hem tot roem , lof en eer zoude strekken , Hij had als het ware al zijn magt en wijsheid daartoe besteed, om het groot en gelukkig te maken , en der geheele wereld te toonen , dat Hij het lief had , het begunstigde en er innerlijk als mede vereenigd was. Doch het ondankbare Israël luisterde niet; God voorzegt het dan door den Profeet, dat Hij hen in ballingschap zal zenden in de landen bij den Euphraat. dat Hij het daar zal laten verrotten, gelijk een linnen rok , die tot niets dienstig is en Hij alzoo hunnen hoogmoed zal straffen.
Werd dan het onderkleed van Jeremias door God ten zinnebeeld der verouderde Kerk van het Jodendom gesteld , waarom zouden wij dan ook , naar het voorbeeld der oudvaders , het onderkleed van Jesus niet ten zinnebeeld stellen van zijne heilige en onbevlekte Kerk , van zijne vereeniging en van het allernaauwst verbond met haar gemaakt, opdat zij Hem tot roem , lof en eer zonde strekken; haar heeft Hij al zijne leeringen, waarheden en geheimen toebetrouwd , haar heeft Hij zijne voorbeelden en beloften gegeven , haar eindelijk heeft Hij al zijne liefde geschonken en die met zijn dierbaar bloed verzegeld. Zij is zijne bruid , zijne welbeminde , en gelijk het de Apostel meermalen zegt: zij is zijn ligchaam en de geloovigen zijn zijne ledematen ; nooit zal Hij haar verlaten , Hij is met haar tot aan de voleinding der eeuwen.
I) Jerem. X1J!: 9.
19
En hoe kou de H. Kerk met meer juistheid worden afgeschetst dan iu den rok van Jesus ? Deze is zonder naad gebreid of geweven, en eene aloude overlevering zegt, dat de Allerheiligste Maagd zelve die vervaardigd had. Dit kleed bestaat niet uit onderscheidene stukkeu, een eenige draad gaat van boven naar beneden, een eenige hand heeft hot gevormd ; niets vreemds is daaraan , niets dat onnoodig is en tot het geheel niet behoort. O Kerk van Jesus ! hoe juist vind ik u hier afgemaald ! ééne hand heeft u gevormd, één geest bezielt u, één oogmerk , één begin en einde , bij u is geene verdeeling of bijeenvoeging van afzonderlijke dealen , maar door eene onafgebrokene opvolging van Jesus en zijne Apostelen af tot ons , van boven naar beneden zijt gij van eeu eenig maaksel: nimmer ontwaart men bij u eenige vernieuwing of hervorming, want gij zijt altijd volmaakt, altijd dezelfde , en noch uw geloof , noch uw zeden zijn aan eenige verandering onderworpen ; want geen draad zelfs kan worden afgesneden , zonder het geheel te schenden , gij zijt het werk van een alwijzen en almagtigen God: die zich van u afscheidt, is buiten u, maar gij zijt daarom niet minder dezelfde ; ja geheele landen en volken kunnen zich van de eenheid der H. Kerk afscheiden , zij echter is daarom niet minder de ééne Kerk ; geen geweld , geene vervolging , geene misbruiken , geene dwalingen zullen haar ooit kunnen hinderen. Zij is de rok van Jesns en wordt zelfs onder de handen van ruwe krijgsknechten nooit gescheurd , die rok blijft altijd dezelfde , het lot alleen beslist het, wien hij zal toebehooren , maar de rok verandert niet; hoe menige scheuringen vinden wij van het begin des Christendoms af aangeteekend ? Waar zijn zij nu ? waar is die der Nicolaïten ? die der Novatianen , Lu-ciferianen , Donatisten en onderscheidene anderen van latere tijden ? Zij zijn verdwenen, terwijl de eenheid der H. Kerk dezelfde is gebleven : wij beleven er anderen en liet ongeloof overdekt de aarde , velen verlaten de Kerk van Jesus, maar is daarom hare eenheid geschonden ? Neen , zij is dezelfde en zal het blijven tot aan het einde der eeuwen : zij , die haar verlaten , zullen verdwijnen , omdat zij van den draad zijn afgescheiden en het weefsel hebben verlaten, maar het weefsel zelf is en blijft onverdeelbaar. Te vergeefs zal men die eenheid aan-
20
randen , de beloften van Jesus zijn onherroepelijk en zif zal stand houden tot in de eeuwigheid. 0 troostrijke waarheden voor alle godsdienst-minnende zielen ! Neen , vrees dan niet, mijne ziel! voor de bruid van Jesus, Hij zal haar altijd ongeschonden bewaren, maar beween die ongelukkigen , die zich van haar afscheiden , om een altaar op te rigten voor hunne vreemde goden , en bid den Vader des lichts, dat Hij hun genadig zij en hen tot den schaapstal, waaruit zij weggedwaald zjjn, terug leide.
Doch , mijne ziel! terwijl gij met mededoogen uwe afgedwaalde broeders beschouwt, zijt gij het zelve niet, die den ongenaaiden rok van Jesus wilt verscheuren ?' hieraan toch maten niet alleen zij zich schuldig, die zich van de eenheid der H. Kerk afscheuren , maar ook zij , die den band der liefde , welke de harten der gsloo-vigen onder elkander verbindt, verbreken , die twist en tweedragt onder de maagschappen en huisgezinnen zaaijen. Wat hebben dezen te wachten , dan met diegenen , die zich van de eenheid der H. Kerk afscheuren, in navolging van het huis van Juda , als een bedorven en onbruikbaar linnen verworpen te worden ?
0 God ! deze overweging doet mij niet alleen uwe goedheid dankbaar loven , maar ook beven voor uwe regt-vaardigheid , wanneer ik op mij zeiven nederzie. Ach , wees mij genadig in den tijd der genade, opdat ik in den dag der wraak uwe regtvaardigheid niet ondervinde. Ik zal aan de eenheid uwer Kerk onwrikbaar gehecht blijven , hare leer, hare opvolging en overleveringen der Apostelen standvastig eerbiedigen , niet het geringste ervan afwijken. Heer, ondersteun en vermeerder mijn geloof.
BEOEFENING.
Het voornaamste middel om het geloof te behouden en aan de eenheid der H. Kerk gehecht te bljjven, is de ootmoedigheid, zoo als het altijd de hoogmoed geweest is , die de hervormers en nieuwsgezinden heeft doen afscheuren. God wederstaat den hoovaardigen, en geeft den nederigen zijne genade. Het zijn de hoogmoedigen , die overal misbruiken of vinden , of breed uitmeten en onder dit voorwendsel de waarheid bestrijden , terwijl zij te verblind zijn , om hunne eigene misdaden en ongere-
geldheden te zien en te verbeteren. Onze eerste zorg-moet wezen ons zeiven op te merken en te hervormen, en daarmede zullen wij van zelve ootmoedig worden. Onderhond zorgvuldig de geboden der H. Kerk, eerbiedig de priesters, vJngt zorgvuldig het kwaadspreken en al. wat de liefde kan kwetsen.
En die voorbij gingen lasterden Hem, hunne hoofden schuddende, en zij zeiden : welaan Gij, die den tempel Gods afbreekt, en in drie dagen wederom opbouwt, verlos U zeiven. Indien Gij de Zoon Gods zijt, zoo hom af van het kruis. Matth. XXVII: 39 , 40.
I. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus , alhoewel met smarten overladen , wel verre van het mededoo-gen zijner vijanden op te wekken , nog daarenboven met eene ongehoorde barbaarschheid op zijn kruis wordt belasterd en beschimpt, en alzoo dien eenigen troost zelfs niet geniet, welke men ook den grootsten der misdadigen niet ontzegt, dien namelijk, van beklaagd te worden; wie betreurt toch zelfs de noodzakelijkheid niet, schuldigen van het leven te moeten berooven ? Doch onzen Jesus wedervoer dit lot, omdat Hij onschuldig stierf, omdat Hij stierf voor al de zonden der menschen, omdat Hij ons moest leeren , schaamte en schande te overwinnen, opdat eindelijk wij , zijne leerlingen , bij de bewondering zijner pijnen en schande , in Hem onzen troost zouden vinden en op Hem onzen roem dragen.
Toen nu de krijgsknechten hunnen wreeden last volvoerd , de kleederen van Jesus onder zich verdeeld en daarover het lot geworpen hadden, hieven zij daar zitten om Hem te bewaren, zoo om getuigen van zijn afsterven te zijn, als om te verhoeden, dat zjjne wraakzuchtige vijanden nieuw geweld tegen Hem plegen of zijnen dood zouden verhaasten.
Eene onzigtbare Voorzienigheid zorgde hier, dat alle oogmerken des Hemels volbragt werden , dat er getuigec.
22
genoeg waren van den doods des Heilands, opdat ook zijne opstanding onwraakbaar zoude wezen; zij zorgde , dat er niets gebeurde , hetgeen strijdig was met de voorzegging der Profeten , dat eindelijk de dood Hem niet eer naderde dan het Hem behaagde, namelijk , nadat al de Schriften vervuld waren.
De gelaeele zaak scheen dan voor de Joden voldongen ; zij hadden overwonnen, en het met Jesus zoo ver gebragt, dat zij niets meer konden begeeren ; zijn dood was aanstaande , niets bleef hun overig dan den laatsten snik af te wachten !....
Doch neen, mijne ziel! kunnen zij niets meer met da-den , zij zullen Hem nog zooveel zij kunnen , met woorden kwellen. Mij dunkt, ik hoor onzen Jesus van zijn kruis te vergeefs met Jeremias zijn volk toeroepen : O gij alle», die daar voorbijgaat over den weg, overweegt en beziet of er eene smart is gelijk mijne smart. 1) En m der daad de Evangelist spreekt van voorbijgaande Joden , die van Siloë of Gabaon over den weg naar Jerusalem kwamen , om het Paaschfeest te vieren , het zij stedelingen , die daar naar de gewoonte dier natie wandelden en voorbijgingen ; doch wel verre , dat de droevige toestand van Jesus hunne harten tot mededoogen opwekte, zij belasterden Hom , zij zegevierden over zijne kruisiging j bespotteden en verweten Hem, dat Hij zijne welverdiende straf onderging: en als ware dit blijk der diepste verachting niet genoeg, zij schuddeden ook hunne hoofden, hetgeen bij de Joden de kwaadaardigste wijze van bespotting was , die men kon bezigen , om het voor-werp zijner bespotting in het hart te treffen. Tan daar dat Jesus zelf zich over deze hoofdschudding bij den Profeet David zoo bitter beklaagt, dat alle vorige smaad en beschimping, die hij op meer dan eene plaats en op verschillende tijden geleden had, daarbij niet schijnen in aanmerking te komen ; doch zegt Hij ; Ik ben een worm en geen mensch, een spot der menschen en de smaad des volks , allen, die Mij zagen, hebben Mij bespot, zij roerden de lippen en sehuddeden het hoofd. 2)
Bemerk hier, mijne ziel! de uitdrukking van den Profeet , dat allen. die Hem zagen, het hoofd over Hem
1) Tren. I: 12.
23
schuddeden , en dat de Evangelist alleen van de voorbijgangers gewaagt, zeker omdat het in deze zigtbaarder en beter te bemerken was, en ook kwaadaardiger, als die zich niet gewaardigden stil te blijven staan, om zoo veel te meer hunne verontwaardiging te kennen te geven, en als wilden zij zeggen: Zie nu waartoe Gij gekomen zijt! waar zijn nu die schoone beloften van uw Koningrijk ? nu toont Gij wat Gij vermoogt .... lang genoeg hebt Gij de eenvoudigen misleid.... welaan, rampzalige ! toon nu wat Gij kunt uitwerken. Ach, was dit de onmenschelijke taal van voorbijgangers, die geen groot belang in zijnen dood schenen te hebben , wat moet men dan oordeelen van degenen, die daar alleen aanwezig waren , om het genoegen te smaken, van Hem te zien hangen aan zijn kruis en te zien sterven , of die zijnen dood beschouwden als eene wettiging van al het kwaad, dat zij Hem hadden aangedaan !
Wie zoude in die oogenblikken daaraan hebben gedacht, dat ditzelfde kruis , zoo diep versmaad , nog eenmaal de roem der geheele wereld en het schoonste sieraad aan de kroon van Koningen en Vorsten zoude zijn, de Joden zeiven nog eenmaal daarvoor zouden moeten bukken en beven ?
Doch een veel grooter mirakel is het geduld van onzen Jesus onder die honende bespottingen. Schaamt gij u niet , mijne ziel! een leerling van zoodanigen Meester te zijn en zoo zeer van Hem in zeden te verschillen ? O hoeveel hebt gij u niet te verwijten , wanneer gij u bij dat voorbeeld vergelijkt! Mijn Jesus! Gij hebt door uw onbeschrijfelijk geduld voor mij verdiend, ook geduldig in smaad en bespottingen te wezen ; o, geef mij, dat ik het worde , terwijl Gij mij reeds uwe genade verleent van het te willen zijn.
Maar gij , zaad van Chanaan , en niet van Juda, gij lasteraars der onschuld ! kent de geheimen niet, die op dat kruis voltrokken worden; gij kent noch de liefde, die Jesus u bewijst, noch den gruwel, dien gij bedrijft in Hem te bespotten. Gij beseft het nu niet, maar zult het tot uwen ondergang beseffen, dat gij hier, gelijk weleer Cham , de zoon van Noë , de naaktheid van uwen Vader bespot, en dus ook de vervloeking van dien Vader over u zult doen nederkomen : want er is in de gan-
'24
sohe heilige Scliriftuur geen zinnebeeld of geene voorzegging , die, volgens de opmerking van onderscheidene Kerkvaderen, der Joden boosheid en straf naauwkeuriger aanwijst.
Noe had een wijngaard geplant, eu , na van den wijn gedronken te hebben , werd hij dronken , en lag ontdekt in zijne woontent. Cham de naaktheid zijns Vaders ziende, bespotte hem , maar zijne twee broeders bedekten met hunne mantels de schande huns vaders. Noë tot zich zeiven gekomen en vernemende wat er geschied was , vervloekte Chanaan, den zoon van Cham , omdat de kinderen van Chanaan nog veel grootere misdaad aan den Messias zouden bedrijven, terwijl hij over Sem en Japhet rijke zegeningen uitsprak. 0 heerlijke overeenstemming van het zinnebeeld met de waarheid!
l)e Heiland zelf getuigt, dat Hij als een vader de.s huisgezins een wijngaard had geplant; dronken van den wijn der liefde , vergat Hij zijne heerlijkheid en onschuld en laat zich van zijne kleederen beroofd , naakt aan een kruis vastklinken voor de oogen zijner kinderen en Hij werd van hen bespot : maar deze werden, zoo als wij nog getuigen daarvan zijn , gevloekt, niet als kinderen van Sem en Abraham , wier geloof zij verzaakten , maalais zaad van Chanaan , wiens verwerping zjj beërfden en met wiens naam de zondige Joden in de H. Schrift meermalen bestempeld worden, omdat zij navolgers waren van zijne boosheden.
Dan om ons nog duidelijker te overtuigen . hoezeer de Joden . in dezen vloek over Chanaan uitgesproken , begrepen zijn , bemerke men, welken zegen Noë over zjjne twee andere zonen uitsprak: Gezegend , zegt hij , is dc Heer God van Sem, dat Chanaan zijn slaaf zij. 1) God verbreide Japhet, dat hij wone in de woningen van Sem en Chanaan zijn slaaf zij. Wanneer wij nu in aanmerking nemen, dat Abraham , de vader der ge-loovigen , een afstammeling is van Sem en bij gevolg de Joden van hem alle zegeningen geërfd hebben ; wanneer wij bedenken, dat Japhet de vader is geweest der volken, die het noorden van Asië, en Europa en bijzonderlijk Griekenland bevolkt hebben en dat deze door den roep
i) Scliepp, IX; 20, '27.
25
der Heidenen tot het geloof, gezegend zijn, wie ziet dat niet, hoe duidelijk van den eenen kmt de zegen vaa Noë , dat hij ivone in de woningen van Sem, in Japhet is bewaarheid geworden , toen de Heidenen, tot het geloof bekeerd , Israels erfdeel ingenomen en Uewooad hebben , maar dat 30k Chanaan buiten het geloof van Sem en van de barmhartigheid aan Japhet belezen , uitgesloten , het zinnebeeld is der ongeloovige Joden , die tioeb met degenen , die uit hun geslacht het geloof hebben aangenomen , noch met de bekeerde Heidenen eenig aandeel hebben en zij naar den geest en naar de letter hunne slaven zijn , als door de geheele wereld van vreemde volken de wetten ontvangende.
Bemerk hier , mijne ziel! welke gewigtig-e gevolgtrekkingen in deze waarheden zijn opgesloten. Het blijkt in de eerste plaats, dat de eerbied der twee zonen van Noë voor hunnen vader in een staat , die zijner wijsheid en waardigheid niet betaamde , de goddelijke zegeningen heeft ten gevolge gehad ; wij zien integendeel, dat de bespotting van den goddeloozen Cbam de oorzaak is geweest van die vreesselijke vervloekingen, die tot op zijn nageslacht zijn overgegaan , die nog op het rampzalig Jodendom drukken en tot het einde der vrereld zullen blij -ven drukken; zegening of vervloekingzynalzoo onafscheidelijk aan het gedrag van kinderen met hunne oaders verbonden en hiervan is het aangehaalde alleen , alhoewel ontelbare andere voorbeelden voorhanden zijn, een meer dan voldoend bewijs. Kent gij u hierin schuldig , mijae ziel? Herstel dan, zooveel in uw verin ogen is, hetgeen gij tegen uwe ouders hebt misdreven . ook zelfs dan , wanneer gij hen reeds mogt verloren hebben, of hebt gij het geluk hen nog te bezitten, wadit u hen ooit te be-leedigen , veel meer hen te bepotten.
Ook uit het voorgevallene met Koe en zijne zonen, blijkt niet minder , dat de eerbied der eersten en de bespotting des laatsten niet alleen als eene persoonlijke, maar ook als eene zaak, het gansche volk betreffende, moet beschouwd worden . waaraan namelijk het -welvaren of de ondergang der nakomelingen verbonden was; ja zelfs zien wij, dat de godsdienst daarmede in het naauwste verband stond en de zegen of de vervloeking eeuwig zoude zijn; en hieruit volgt dan ook, dat in Noë een
2G
geheim moet opgesloten geweest zijn en hij een anderen persoon moet verbeelden , wiens ontvangen eerbied of geledene bespotting eeuwige zegeningen of eeuwige onheilen zouden ten gevolge hebben.
Maar wie is dan deze ? Onze Jesus , de Vader van een nieuw geslacht, gelij k Noë de vader eener nieuwe wereld was. Door eene overmaat van liefde als dronken zijnde , stelde Hij zich bloot aan den laster. de bespotting en baldadigheid zijner eigene kinderen. Deze begrijpen niets van het geheim , hierin verborgen . bespotten zijne liefde en schrijven zijn goddelijk geduld aan zwakheid, zijne volharding in het werk onzer Verlossing aan onmagt toe, tergen Hem op de gevoeligste wijze, terwijl zijne stilzwijgendheid hunne woede meer en meer doet ontbranden.
O beklagenswaardigen ! gij beroemt u nog de eenige van God gezegende natie , de uitgelezenen van Abraham te zijn , dan te vergeefs; want uwe boosheid heeft u verblind ; uwe bespotting roept al de vervloekingen van Chanaün over u in : gij zult beroofd worden van de waarheid ; uwe stad , uw tempel en heiligdom zullen verdelgd worden ; verstrooid over de gansche aarde , zult gij het uitvaagsel des menschdoms zijn en de slaat uwer broederen en dit zal de vrucht uwer bespottingen wezen. Gij acht nu dien Jesus niet , gij gewaardigt u zelfs niet een oogenblik stil te staan, om Hem in zijne smarten te beschouwen , maar , als of gij daarmede den tijd zoudt verliezen, doet gij niet , dan al voorbijgaande spotten en het hoofd schudden: maar ach, hoe drukkend zal u eenmaal zijne wraak, hoe smartelijk uwe tranen, hoe ondragelijk zal eenmaal uwe slavernij zijn! Ziedaar in-tusschen. mijne ziel, het juiste beeld van het tegenwoordig ongeloof! ook nu spot men met de godsdienst, met hare bedienaren en geloofsleer, doch als in het voorbijgaan ; een enkele oogslag is zelfs voor den weetniet genoeg , om over de verhevenste waarheden der godsdienst te beslissen ; wat den verwaanden wereldlingen niet behaagt , is onwaar : al wat met hunne hersenschimmen strookt , is waar of goed, zonder eenig onderzoek of eenige overweging ; een ernstig nasporen zoude hen anders doen denken , dan men acht zich dit der moeite niet waardig en spot er mede als in het voorbijgaan. On-gelakkigen ! alzoo berokkenen zij zich de vervloeking van
27
Ohanaan- Bid voor hen. mijne ziel , opdat God hunne versteende harten vennurwe.
II. Overweeg , mijne ziel! welke woorden de vijanden van Jesus tegen Hem uitbraakten , om hunne onmen-ïchelijke handelwijze te regtvaardigen, en Jesus aan eeuwige schande over te geven. Welaan, zeggen zij al voorbijgaande, Gij , die den tempel Gods afbreekt, en in drie dagen ivederom opbouwt, verlos U zeiven ; de Evangelisten Mattheus en Marcus beginnen dezen tekst met het woordje vah, hetwelk wij vertalen door welaan , anderen door foei , wederom anderen door ha en dat eene uiterste verontwaardiging, een doordringend verwijt en eene kwaadaardige bespotting beteekent , die met een zeker gejuich gepaard gaat, als wilden zij zeggen ; Ha ! Jesus van Nazareth ! vinden wij U hier op een kruis! dit is niet de plaats , die U voegt. Foei ! Gij booswicht! ziedaar, nu ontvangt Gij loon naar werken, Gij bedrieger en verleider des volks , die door uw grooten ophef niets anders beoogdet, dan het volk aan ü te verbinden; toon nu , wat er van dat gewaand vermogen is , waar Gij ü zoo trotsch op beroemdet; gij hebt U immers uitgelaten, dat Gij den tempel kondet afbreken en in drie dagen wederom opbouwen? Welaan! het is nu de tijd om die voorgewende magt te doen blaken !
Zulke taal , mijne ziel! laat een Zoon Gods zich toevoegen , die hemel en aarde geschapen , die het leven , de gezondheid en de spraak heeft gegeven aan degenen, die Hem zoo onwaardig bejegenen. Wat dunkt u , zoudt gij zoo doen , wanneer gij aldus mishandeld werdt en de magt hadt u te wreken ? gij zegt niet zelden , dat gij mensch züt en Hij een oneindig en volmaakt God is ; maar indien gij dan erkent, dat zulk een geduld goddelijk is , en dat een God alleen zulke versmadingen kan verdragen , veroordeelt gij dan u zelve niet ? want indien Hij de levende God is, was dan de hoon Hem aangedaan ook niet oneindig grooter, dan die, welken gij ooit van uwen evenmensch kunt ontvangen ? Is dan zijn geduld niet oneindig grooter dan het uwe zoude zijn ? ja zal het dan den nietigen sterveling, den zondaar, die allen hoon en alle schande heeft verdiend. niet oneindig gemakkelijker zijn, het ongelijk van zijnen mede-
28
mensch te verdragen, dan hefc een onmeetbaren God is, het van zijne eigene schepselen te verduren ? Leer dan , mijne ziel! vah [dezen uwen Meester zwijgen en verdragen , wanneer men u verongelijkt; want indien gij in zijne heerlijkheid wilt deelen, dan ook moet gij zijne voetstappen drukken en doen wat Hij gedaan heeft.
Wij zien echter nog al het vurige van al die verwijtin-sen niet. De Joden hadden Hem reeds van dat gezegde wegens den tempel voor Caïphas beschuldigd, en Jesus had daarop gezwegen, vermits de valschheid der beschuldiging openlijk bleek, wijl de getuigen niet overeenkwamen ; daar echter dit onderwerp geschikt was . om Jesus voor het gemeen in het hatelijkst daglicht te stellen, liet men niet na, het ruchtbaar te maken en Hem te doen doorgaan als een goddelooze . die niets anders beoogde , dan door het afbreken des tempels , de godsdienst te vernietigen , ofschoon Hij , om hun de oogen te verblinden, het onmogelijke had voorgewend , dat Hij binnen drie dagen dien wederom zoude opbouwen : dit ware ongetwijfeld de Joden op het teederste punt aanranden en reeds hadden zij den Profeet Jeremias voor een gruwelijken booswicht uitgekreten, omdat hij hun voorzegd had , dat , tenzij zij zich bekeerden , de tempel tot straf hunner boosheden zoude verwoest worden. 4) Immers zij meenden, dat God zich van zijne heerlijkheid zoude berooven, indien Hij den ondergang des tempels toeliet, en dachten er niet aan , dat God uitdrukkelijk aan Salomo gezegd had , dat, indien zijne geboden niet getrouw bleven , Hij den tempel van zich zoude verwerpen ; 2) het scheen hun onmogelijk toe , dat God hen immer zou kunnen verlaten , daar zij het eenigste volk waren, hetwelk Hem kende en zij meenden , als kinderen van Abraham, aan God noodig te zijn, ter vervulling der beloften.
Niet zelden zijn er onder de Katholijken, die in diezelfde dwaling verkeeren , die niet kunnen gelooven , dat God de gaaf des geloofs dengenen ontneemt r welke die door hunne zonden verdienen te verliezen, vermits , naar hun oordeel, God belang heeft in de zaligheid der men-schen. Dan , indien wij ook in den tempel en in Jerusalem , in weerwil van de Joodsche denkbeelden tot den
•1) .Terem. VII.
2) 3 Reg. IX: 8.
23
grond toe geslecht, geene blijkende overtuiging hadden , hoevele dwaalgeesten, met welke wij, ondanks allen in-wendigen luister en uiterlijk aanzien der Katholieke Kerk, onze en andere landen sedert drie eeuwen overstroomd zien , doen ons te regt voor Gods regtvaardige oordeelen vreezen
Neen , mjjne ziel! God heeft geene menschen noodig , Hjj ontziet niemand en straft de schuldigen , en zoo er menschen ontbreken, die zijnen naam verheerlijken en de beloften gestand doen houden , Hij is magfcig , om uit de steenen, kinderen van Abraham te vormen. Verneder u dan menigmaal, mijne ziel! voor den troon der Goddelijke barmhartigheid en smeek , dat Hij door het lijden, de schaamte en schande van Jesus onzen Middelaar u genadig zij en u de dierbare gaaf des geloofs niet ontneme.
Dan wie ziet hier de boosaardigheid niet der vijanden van Jesus in de verspreiding van den laster, dat Hjj den tempel des lleeren wilde afbreken ? Nooit had Jesus dit gezegd ; zijne woorden waren deze : Breekt dezen tempel af, i) sprekende van den tempel zijns ligchaams en hiermede waren zij bezig op denzelfden tijd , toen zij hem dezen laster aanwreven; dan liet was volstrekt buiten hun bereik en vermogen te beletten , dat Hij dien binnen drie dagen zoude oprigten ; woorden vol waarheid , en die tot de letter toe vervuld zijn.
Zulk een laster , mijne ziel! heeft Jesus willen verdragen , om uwen laster , uwe kwade opvattingen en verkeerde uitleggingen van de woorden uws evenmenschen te boeten , en gave God , dat niet dikwijls onder de Christenen gebeurde, hetgeen den verblinden Joden overkwam, dat zij , meenende het wel te weten , hunnen laster zonder knaging des gewetens onder de menschen verspreiden, zonder er ooit boetvaardigheid over te plegen of vergoeding te stellen, en alzoo door hunne verblindheid tot de helsche vlammen verwezen worden , de vervloeking , die zij anderen wilden berokkenen , op zich zeiven nederstor-tende en , zoo als het de Joden zeiven waren , die met Jesus te belasteren, den tempel afbraken, den ondergang van stad en godsdienst bewerkten, die de verwerping der
1) Joh. II: 19, 21.
30
geheele natie verdienden en ze reeds begonnen te ondervinden.
De alwijze Voorzienigheid heeft uit die wraak een onwaardeerbaar voordeel getrokken voor alle andere volken, die zij tot de waarheid heeft gebragt , en van welke Israel slechts de schaduw was; doch ook daardoor is de wraak, over het verblinde Israël genomen, nog plegtiger geworden en hun tempel voor altijd vernietigd , tot een verschrikkelijk teeken gesteld , waarin alle volken en bijzonder de kwaadsprekers en lasteraars zich te spiegelen hebben, daar zij zich hnnne verdoeming zeiven berokkenen.
Mijn Jesus! bewaar mij toch bijzonderlijk voor deze zonde , want ik weet dat zij gevaarlijker is dan alle andere , omdat men hierin de meeste zonde , en de minste boetvaardigheid pleegt, zelden herstelling geeft en alzoo meestal verloren gaat. — Vreest gij bijzonder, zoogenaamde godsdienstigen, maar in waarheid godsdienstschen-ners! gij toch meent den Heer eene dienst te doen , met de gezegden van hen , die voor het uitwendige juist zoo godsdienstig niet schijnen, als gij u verbeeldt te zijn , ten kwade uit te leggen, vreest voor u zeiven , daar gij u aan de eeuwige vervloeking bloot stelt.
lil. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus op zijn kruis niet alleen het voorwerp der kwaadaardigste lasteringen was , maar zijne schande en versmadingen ten top stegen, toen zijne vijanden zich van denzelfden laster bedienden , om Hem in zijne ellende zelve te bespotten, en zijn Goddelijk geduld te tergen. Gij , aldus voeren zij Hem te gemoet: Gij , die voorgeeft den tempel te kunnen afbreken, en in drie dagen weder op te bouwen , verlos nu U zeiven , indien Gij de Zoon Gods zijt, zoo hom af van het kruis. Kon ooit schamperder verwijt worden uitgedacht, om Jesus in het hart te treffen ? Kon ooit zijne Almagt meer getergd worden, dan met die woorden : verlos V zeiven ?
Ach , mijn Verlosser! wien hemel en aarde ten dienste staan, die met éénen wenk zee en winden doet bedaren, met één woord eene gansche krijgsbende nedervelt, kreupelen doet gaan , blinden zien , dooven hooren , stommen spreken en dooden doet verrijzen , kunt gij die taal verdragen ? Doch het geduld van Jesus is onverwinnelijk en
31
nog meer te bewonderen dan de boosheid der Joden. Zij begrepen niet, dat Jesus , ingevolge de voorzegging der Profeten , Isaias , Daniël, ja van bijna allen , niet alleen moest gekruist worden , maar ook sterven; neen , Hij zou de hoedanigheid van Middelaar niet gehad hebben, indien Hij zich zeiven had verlost en hieruit blijkt dan ook des te meer de goddeloosheid dezer woorden : indien Gij 'Ie Zoon Gods zijt, zoo kom af van het kruis.
O verblindheid ! zou Hij dan de zoon Gods niet kunnen zijn , indien Hij op het kruis bleef en stierf, om het zoenoffer voor de zonden te zijn ? Immers kon Hij het zijn en toch gekruisigd worden , met het oogmerk , om weder van het kruis af te komen : Hij kon dan, volgens hunne eigene bekentenis, de Zoon Gods zijn , en nogtans onregtvaardig aan het kruis zijn gehecht; maar waarom zou Hij dan om diezelfde reden . om welke Hij op het kruis was genageld, er ook niet aan kunnen sterven ? waarom niet datzelfde offer voltrokken , hetwelk Hij begonnen was ? voegt hot misschien eenen Zoon Gods meer , aan een kruis te worden vastgeklonken , en zich er van te ontdoen , dan daarop te sterven ? Moet Hij ook niet door zijn voorbeeld zijnen leerlingen leeren volharden ? Of wilt gij misschien hier een wonderwerk van Hem eischen ? Doch volgens uwe eigene woorden , heeft Hij die overvloedig verrigt , anderen zullen op zijnen dood volgen , ja de geheele natuur zal dan ontroerd worden.
Zoo zijn dan hunne smaadwoorden , woorden niet slechts vol van goddeloosheid , maar ook van dwaasheid en dwalingen. Zij willen de wet voorschreven aan het Opperwezen , over den wil des Heeren , over zijne eeuwige raadsbesluiten , en over de verlossing van het menschdom beschikken ; dan aldus zullen zij al tergende zich de vervloeking des Hemels op den hals halen. Schoone zedeles voor de ongeloovigen en voor de naam-Christenen; want ook deze zouden wel verlangen wonderwerken te zien, om zich van de waarheid des geloofs vollediger overtuigd te houden , en zouden, in weerwil van de verwerping dei-Joden , waarvan zij ooggetuigen zijn, zich in die gelegenheid bij de Joden gevoegd hebben , om Jesus van het kruis te doen afkomen ; ja hoe velen zijn er misschien , die zich aan de smaadheden van Jesus ergeren , die wel zouden willen , dat God ons door geen ander middel had
- K.'
■i'
'i :i
'M. : amp;. '
. ïl
ilï 'fc
•Ife
K'iHj-
32
verlost, dan door de schande van zijnen Zoon ; dit verlaagt hen te veel, en zij zouden gemakkelijker gelooven, er met meer troost aan denken. wanneer zulke geheimen meer gelijkvormig aan hunne denkbeelden waren; dan een Zoon Gods , aangerand van het laagste graauw, versmaad , gehoond, beschimpt en bespot, zonder het geringste ongeduld , zonder het geringste teeken van magt te doen blijken, is een al te zeer verborgen God. Zij tfurven er niet aan denken, uit vrees van te zullen twijfelen , naardien zij niets er van begrijpen en daarom gemakkelijk vooronderstellen , dat een God ons met minder , ja zonder eenige voldoening van zijnen Zoon te eischen , had kunnen vergeven ; en van daar , dat zij op zekere wijze afkeuren de onbegrijpelijke liefde van God tot den mensch en van Jesus Christus, die zich aldus heeft willen vernietigen, willen gehoorzaam worden tot den dood, ja tot den dood des kruises.
Ach gave God, dat er onder de Christenen niet gevonden wierden , die nog verder afwijken en zich schamen over de schande van Jesus die zij moesten bewonderen , die uit hoogmoed verwerpen, hetgeen juist hun eigen hoogmoed heeft noodzakelijk gemaakt, in plaats van hunne eigene wonden te beschuldigen, de liefde van hunnen geneesmeester beoordeelen en de barmhartigheid bespotten, in plaats van die dankbaar te laven. Dan hoe juist heeft de Apostel deze dwazen afgemaald: Dij vleeschelijke mensch, zegt hij , neemt cis dingen . die van den geest Gods zijn niet aan , zij schijnen hem cent; dwaasheid en hij kan ze niet verstaan, omdat er geestelijk van moet geoordeeld worden 1) Vernederende woorden voor de wereldlingen, die zich zoo hoog op hunne wijsheid beroemen , terwijl intusschen eene eeuwige schande hen wacht.
Gij, mijne ziel! acht u gelukkig en als een bewijs dei-oneindige liefde van Jesus tot u , door de schande des kruises van de eeuwige schande verlost te zijn. Draag roem op deze schande en roep uit de volste overtuiging nws harten met den Apostel uit: Verre van mij, dat. ik zoude roemen , dan in het kruis on zes Heeren Jesus Christus, door wien de wereld aan mij gekruisigd is en ik der ivereld; de wereld spot met de schande des
1) Cor. XII: U.
33
kruises , omdat het voor haar dwaasheid is ; ik in tegendeel stel daar mijn hoogsten roem in, want zij heeft mij eene eindelooze heerlijkheid aangebragt en ik beschouw er eene goddelijke wijsheid in. Hoe meer dan de uitzinnige wereld mij veracht, hoe grooter genoegen ik zal smaken, zoo veel te meer geschikt te zijn voor de eeuwige heerlijkheid. — Wacht u dus, mijne ziel! u door den hoogmoed te laten verblinden en het kruis van Jesus uit uw hart te verbannen , want het is alleen de hoogmoed , die het ongeloof voortbrengt en om dit te bewijzen , is het niet noodig elke eeuw des Christendoms door te loopen, daar ons eigen hart ons van deze waarheid overtuigt; want nooit twijfelen wij aan de goddelijke waarheden, dan wanneer wij ons verbeelden verstandig , bekwaam, verlicht en scherpziende te zijn. Het geloof is eene gaaf van God, die Hij volgens zijne eigene getuigenis alleen den ootmoedigen schenkt , en den hoogmoe-digen weigert.
Mijn Jesus! bewaar mij voor zulke verblindheid en geef mij , dat ik uwe schande, waardoor Gij mijnen hoogmoed hebt uitgewischt, beminne. Vermeerder mijn geloof, bevestig mijne hoop en doe mijn hart in uwe liefde ontvlammen , opdat ik der waarheid getrouw blijve en TJ , die naar de smaadredenen uwer vijanden niet hebt willen luisteren , maar uw offer, hoe schandelijk en smartelijk dan ook , ten einde toe hebt willen voltrekken, getrouw tot in den dood volge, zonder mij door de bespottingen der wereld te laten afschrikken. Ik bid U ook , lieve Jesus ! dat zij, die U nog niet kennen , of U kennende , niet beminnen , tot IJ mogen keeren , zich voor uw kruis komen vernederen en daar de ware wijsheid leeren.
BEOEFENING.
Laat nooit toe , dat de godsdienst in uwe tegenwoordigheid bespot worde. Schaam u nooit uw geloof te belijden en te verdedigen ; zoo gij op Calvarië waart geweest , zoudt gij daar den smaad , Jesus aangedaan , onverschillig hebben aangehoord ? Hoe zoudt gij dan , zonder lafhartig te zijn, kunnen verdragen , dat zijne geheimen worden aangerand ? Wacht u zorgvuldig voor het
34
kwaad spreken en de woorden of daden van anderen verkeerdelijk te beoordeelen. Bid veel voor de bekeering der ongeloovigen.
Insgelijks hespollcden Hem ook dc overpriesters mei de schriftgeleerden en dc ouderlingen, zeggende: Anderen heeft Hij verlost en zich zeiven kan Hij niet verlossen. Zoo Hij de Koning van Israel is, dal Hij nu afkome van hel kruis en wij gelooven Hem , H ij hcefl op God betrouwd, dat Hij Hem nu verlosse, indien Hij Hem genegen is; want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon. Mntlh. XXVII: 4142.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus niet alleen al de smarten, die wij verdiend hadden, in zijn onbevlekt ligchaam heeft willen gevoelen . maar ook, om ons aan te toonen, dat zjjne liefde niet verder kon gaan en om ons van de eeuwige schande te bevrijden , alle ziele-smarten op de meest vernederende wijze heeft willen verduren.
Tot hiertoe waren het eenigen uit de heffe des volks of burgers van Jerusalem , of wel de voorbijgaande reizigers . die Hem de laagste beschimpingen toevoegden ; dooh nu zullen wij ook de priesters , de leeraars der wet en de raadsheeren, dezelfde , die den onschuldigen Jesus hadden veroordeeld , op hunne beurt beschimpingen hoo-ren uitbraken. Blaar hoe! zullen dan lieden van zoo hoo-gen rang zich hier en wel met het graauw vermengd, bij eene regtsoeiening bevinden, aanschouwers eener doodstraf, ja zelfs de aanvoerders zijn, om den veroordeelde te bespotten ? O gij verblinden! de natuurlijke schaamte weerhoudt u dan niet meer, om op eene zoo openbare en schaamtelooze wijze uwe ongeregtigheid door de on-gehoordste onmenschelijkheid te vergrooten, met een tot den dood verwezene te beschimpen? Doch, mijne ziel! aldus moesten de voorzeggingen vervuld worden en wij de oordeelcn Gods leeren kennen en vreezen. Waar toch zal het ooit duidelijker blijken , tot welken afgrond van.
35
boosheid men kan nederzinken , wanneer men door zijne hartstogten vooringenomen is tegen de deugd?
Veertien eenwen hadden zij reeds den Hemel gesmeekt, dat Hij den regtvaardige afregenen en zijne komst zoude verhaasten, en naauwelijka verscheen deze na zoo vete sraeekingen , of zij laten niets onbeproefd, om zich van Hem te ontdoen; ja dezelfden , die dagelijks de voorzeggingen der Profeten lazen , dezelfden , die onophoudelijk de wenschen hunner voorvaderen vernieuwden, zij die steeds bozig waren met Davids verzuchtingen'naai- dert heiltijd des Messias , bevinden zich nu op Calvarië bin dien Messias te vermoorden, ja wat meer is, (want smaad en schande zijn voor eene edele ziel ondragelgker dan de dood), om Hem te bespotten, te beschimpen. Tot zulke gruwelen vereenigen zich priesters , leeraars der wet en ouderlingen , of de hoofden der vier en twintig priesterlijke familiën , met één woord , al wat achtbaar ,' eerwaardig en aanzienlijk was bij de gansche natie.
0 verraderlijke wereld ! verlangdet gij daarom zoo vurig naar dat Lam , om het zoo onmenschelijk te verscheti-ren ? Badt gij dan daarom de engelen , dat zij xi hntihen Vorst zonden geven, om den troon zijner héerlijkheid in een door uwen moord onteerden zetel te veranderen ? Zuchttet, klaagdet, reikhalsdet gij dan daarom naar mveiï Verlosser, om Hem met de booswichten denzelfden dood te doen ondergaan ? Wie staat hier niet verstömd over de ongestadigheid der wereld? En zoudt gij , mijne ziel! u nog op haar verlaten, wannneer zij u de pracht, de weelde en de overdaad voorstelt als het middel óm vergenoegd en in vrede te leven? Neen, zij zal u benijden, belasteren, vervolgen en niets dan onrust en droefheid vérschaf-fen. Gij alleen, mijn God! zjjt getrouw-in uwe beloften, gestadig in uwe gunsten, standvastig in uwe lièfde! Ik Tfril dan der wereld vaarwel zéggen en U alléén beminnen.
Die zoo geleerde en eerbiedwaardige mannen' nogtans verstaan niets van hetgeen zij doen, en alhoewel zij dagelijks de H. Schrift doorbladeren, bemerken zij echter1 niet, dat zij de uitvoerders der profetische voorzeggingen zijn, dat zij door deze juist afgemaald worden, ja dat zij dezelfde taal voeren, die in het boek der wijsheid staat aangeteekend, en gevoerd werd door de booswichten
36
tegen den regtvaardige , die zich Gods Zoon noemde , en zij derhalve, met Jesus op dezelfde wjjzen te bejegenen . die voorzeggingen tot de letter toe vervulden : Laat ons, aldus wordt hunne taal vermeld , den Regtvaardige lagen leggen , want Hij is ons nadeelig.... Hij verzekert, dal Hij de weienschap Gods heeft en hij noemt zich zeiven de Zoon Gods,.,., zelfs verdriet het ons Hem te zien , want zijn leven is geheel anders,.... wij worden van Hem geacht als menschen van geene waarde,.... Hij houdt hel met het einde der regtvaardigen , en Hij beroemt zich , dat Hij God tot Vader heeft. Laat ons dan zien of zijne ivoorden waarachtig zijn: want is Hij waarlijk Gods Zoon, zoo zal God Hom ondersteunen en Hem verlossen uit de handen zijner vijanden ; laat ons Hem beproeven, door smaadheid en pijnen , om zijne zachtmoedigheid te weten,.... laat ons Hem tol den allerschandelijksten dood verwijzen, want volgens zijn zeggen zal er zorg voor Hem worden gedragen. '1) Dit , vervolgt de wijze man , waren hunne gedachten, maar zij dwaalden, want hunne boosheid had hen verblind , zij wisten Gods geheimenissen niet. Kon ooit de Profeet, al ware hij op den Calvario berg tegenwoordig geweest , indien hij zelfs in de harten der priesters gelezen had f hunne gevoelens en woorden nauwkeuriger hebben aangeteekend ? Dan mog-ten zij ook dezen tekst over het hoofd hebben gezien , nimmer toch kon hun ontgaan hetgeen de koninklijke Profeet had voorzegd, dat den Messias bij zijnen dood door de goddeloozen zoude toegevoegd worden : Al die Mij zagen, hebben Mij hespol, zij roerden hunne lippen, schuddeden het hoofd. Hij heeft op den Heer gehoopt, laat Hij Hem nu verlossen , dat Hij Hem helpe , zoo Hij Hem lief heeft. 2)
Hoe duidelijk ook , door deze en andere voorzeggingen de priesters , leeraars en ouderlingen in al hunne schande werden ten toon gesteld , zij echter wel verre van daarin zich zeiven te herkennen , braakten alles tegen Jesus uit, wat de boosaardigheid of liever wat de duivel hun ingaf; immers deze was niet minder dan zij ongerust over den staat en de waardigheid van Jesus , wiens geduld hem deed vreezen , of niet in den geheelen omvang
^ap. II: 12.
2) Ps. XXI; 8, 9.
37
van dit werk een zeker geheim was opgesloten; een gering ongeduld, een wonderwerk. of het afkomen van het kruis had hem terstond ingelicht, dat Hij de Zoon Gods niet was, en hij dus niet te vreezen had; indien Jesus echter standvastig bleef, dan moest hij het uiterste wagen en zijne aanhangers met al zijn vermogen aanzetten, om Hem met alle mogelijke smaad en smarten te overladen. Daarom deed hij de vijanden van Jesus twijfelen, wat er gebeuren zoude en bij' zijnen dood tegenwoordig zijn. Meermalen had zich Jesus uit hunne handen gered, nog voor weinige oogenblikken had Hij cene geheele krijgsbende ter aarde geworpen ; dit deed hem nadenken, dat Hij welligt nog eens hunne handen zoude ontkomen. Hoe meer nu de tijd verliep, hoe meer zij zich gerust stelden en alles bedachten , wat nijd en wraakzucht konden uitvinden, om Jesus op de gevoeligste en smartelijkste wijze te honen.
Leer hier , mijne ziel! zonder hier verder te willen uitweiden over hetgeen Jesus van deze onmenschen verduurde, waarvan men zich toch nooit het juiste denkbeeld xal kunnen vormen , waaraan men zich blootstelt, wanneer men den duivel gehoor geeft, of zijn hart door haat, nijd , of andere kwade hartstogten laat verblinden. Bewaar mij toch , o God! voor zulke rampzalige raadslieden ; ik beloof IT , dat ik al wat mij van den weg der geregtigheid afleiden , en mijnen evenmensch eenig onregt sou kunnen berokkenen , zorgvuldig van mij zal weren.
II. Overweeg, mijne ziel! hoe wij in de woorden der priesters , die zij Jesus durven toevoegen , eene verblindheid ontwaren, die alle begrip te boven gaat. Anderen , zeggen zij, heeft Hij verlost, zich zeiven kan Hij niet verlossen. Het is dan waar , dat Hij anderen verlost heeft; zij erkennen dan, of zijn , in weerwil van al hun onderzoek en bezorgdheid cm het te verduisteren , gedwongen te erkennen , dat Hij anderen heeft kunnen verlossen. En hoe toch zouden zij de opstanding van Lazarus , dien zij in hunne dwaasheid daarom besloten hadden te dooden , ooit hebben durven of kunnen loochenen ? Hoe de genezing van den blindgeborene, dien zij op het allernaanwkeurigst onderzocht hadden , hoe duizend andere wonderen , waarvan het geheele land, de geheele natie getuigen was ? Anderen
38
heeft Hij dan verlost, gij stelt dit in uwe bespottingera zeiven als zeker, hoogeerwaardige mannen! maar waarom dan in Hem niet geloofd ? Gij kur.t immers niet ontkennen,, dit Hij dit deed op eene bovennatuur!ijke en nooit gehoorde wijze ? Gij hebt het gezien en ondervonden , dat Hij die wonderen verrigtte , om te bewijzen, dat Hij van God-gezonden, dat Hij vóór Abraham, dat Hij van de Profeten voorzegd , dat Hij de Zoon Gods, de ware Messias was. Maar indien gij dit niet kunt loochenen. waarom-dan toch weêrstaat gij zulke doorslaande bewijzen ? Waarom toch mishandelt, bespot en verguist gij Hem , terwijl gjj verzekerd zijt, dat Hij. een goddelijk vermogen heeft T Wie zag ooit eene soortgelijke hardnekkigheid ? Wie staat niet verstomd over zulke uitzinnigheid , razernij en woede ?
Gij beseft, mijne ziel! zelfs de mogelijkheid niet, dat eene zoodanige gesteltenis in geleerde mannen kan gevonden-worden. Dan , gave God! dat wij ook nog in onze dagen, niet zulke rampzaligen te betreuren hadden , dat niet velen door hunnen 2.edeloozen levenswandel in dienzelfdea afgrond verdienden neder te zinken , ja dat niet velen er zich reeds in bevonden ! Neen , het zijn de mirakelen niet. die den mensch bekeeren; deze zullen hem scheurmaker, ongeloovig of zondaar laten , dit blijkt uit de Joden . en nog in onze tijden , uit een niet gering getal geleerden . die de waarheden , de kenteekenen en den luister van God? Kerk klaarblijkelijk zien , en in weerwil van dit alles in. de duisternissen hunner dwalingen blijven rondtasten. Wederom een aantal anderen , die nog dagelijks de werkingen der goddelijke Voorzienigheid, de kenmerken der vorige gebeurtenissen en de vervulling der aloude voorzeggingen en mirakelen voor hunne oogen zien , en in weerwil van dit alles de geopenbaarde godsdienst blijven loochenen. Anderen eindelijk , en mogt hun getal gering zijn , die , hoezeer zij alle oogenblikken den invloed van een oneindig vermogen eener onmeetbare wijsheid en onnaspoorlijke goedheid eens Opperwezens gewaar worden, het nogtans durven ontkennen.
Dan waarom diegenen aangevoerd, die buiten ons zijn ? Niet zelden zijn er onder de Katholijken zeiven, die niet overtuigd willen zijn van de billijkheid en heiligheid der kerkelijke wetten , en ze ondanks. hun beter weten , willen overtreden, ja zelfs de goddelijke wetten geweld aandoen;
39
-an om in hunne boosheid veilig te kunnen voortgaan , met de wereldlingen van welke Job gewaagt, tot God zeggen : Weg van ons! wij willen uwe wegen niet kennen , 1) en aldus der natuur zelve ten schande strekken, zonder «enige knaging des gewetens.
Ach hoe velen zijn er misschien, die in weerwil van hunne bewustheid , dat zij in doodelijke zonden verkeeren , dat zij eene eeuwige wraak verdiend hebben , en elk oogenblik in een afgrond van eindelooze folteringen kunnen neder-storten , als gerust en zonder knaging des gewetens voortleven , zonden op zonden, gruwelen op gruwelen stapelen, en zich zelfs beleedigd achten , wanneer een vriend , een overste , een priester hen op het minzaamste waarschuwt. Wat toch is dit anders dan eene wezelijke navolging der verblinde en versteende priesters , leeraars en ouderlingen, die in weerwil van hunne eigene bekentenis, dat Jesus wonderwerken verrigt had , Hem echter zoo schandelijk bespotten. 0 hoe vele redenen heeft dan de mensch om zich te vernederen! Maar, mijne ziel! welke raad voor deze rampzaligen ? Geene andere, dan een hartelijk ea ootmoedig gebed ; niemand dan God alleen kan uit z ulke steenen . kinderen van Abraham maken en het gebed kan dit van Hem verwerven. Ik bid ü, mijn Jesus ! laat . toch nooit toe , dat ik zoo versteend worde , maar geef mij , dat ik de inspraken uwer genade getrouwelijk volge.
III. Overweeg, mijne ziel! hoe de bespottingen dier aanzienlijke mannen niet alleen eene onbegrijpelijke verblindheid , maar ook eene helsche kwaadaardigheid aan den dag leggen ; en dit blijkt uit de strekking van de woorden, die zij in het bijzijn van Jesus en ten aanhooren van het volk uitbraakten. Daar zij er wel ver af waren van te twijfelen, dat Hij anderen verlost had , dewijl zij juist daarom in hunnen raad besloten hadden , Hem te dooden , kan die strekking geene andere zijn, dan om het volk, dat zich aldaar bevond, aan zijne mirakelen te doen twijfelen, ten einde er de gedachtenis ten eenemaal van uit te wisschen, om zich te regtvaardigen, dat zij niet in Hem geloofd hadden , en eindelijk om aan te toonen , dat zij wél hadden gedaan , met zich niet aan bijgeloovigheid over te geven. maar te regt een voldongen bewijs vorderden, zoa
I) Job. XXI ; 14.
40
als het wezen zoude , wanneer Hij zich zeivan van het kruis verloste. Zij stelden dan tegen al zijne vorige mirakelen zijne tegenwoordige onmagt als eene onwederlegbare opwerping, en beweerden , dat Hij er geene kon verrigten, omdat Hij zich zeiven niet kon verlossen.
Het is dan dien mannen niet genoeg zeiven goddeloos te zijn, maar zij wenden alles aan, om ook het volk te verleiden en te bedriegen. Ziedaar, mijne ziel! tot welken afgrond men nederzinkt, wanneer men eenmaal zijn hart voor den duivel en de hartstogten geopend heeft; men wendt dan alles aan om ook anderen, ten koste van hun eeuwig geluk , in zijne hartstogten, vooroordeelen, dwalingen en ongeregeldheden te doen deelen , ten einde gezag en hoogachting te bewaren. O betreurenswaardige staat eens verharden zondaars! Er is dan niets meer bekwaam hem te wederhouden , toomeloos holt hij op den weg der onge-regtigheden voort, tot dat hij door 'sHemels wraak getroffen , met vruchtelooze tranen zijne eindelooze rampen moet beweenen. Wacht u dan toch , mijne ziel! eenigen hartstogt den teugel te vieren.
Maar, lieve Jesus ! zult Gij gedoogen, dat die booswichten uw uitverkoren volk zoo schandelijk misleiden ? Zult Gij uwe schapen, voor welke Gij uw onwaardeerbaar bloed vergiet, in hun verderf zien nederstorten, zonder dat Gij U hun lot aantrekt ? Hoe toch kan een eenvoudig volk , niet gewoon te onderzoeken, weinig vatbaar voor redenen, meerendeels afhankelijk van de aanzienlijken en geleerden, zich voor zulke strikken wachten ? Welaan dan, ik bid U, kom van dat kruis af , waaraan U toch niets anders dan de liefde tot verleide zielen heeft vastgeklonken ; verrigt nu, niet voor hen, die beter weten en U moedwillig bespotten , maar voor die eenvoudigen, die hen ter goeder trouw volgen , verrigt nu een wonderwerk en verlos ü zeiven , opdat zij in ü gelooven.
Maar wat zegt gjj , mijne ziel! zouden er dan onder de Joden zulke eenvoudigen en onschuldigen hebben kunnen zijn , die niets van de wonderen van Jesus wisten , die van zijn heilig leven , van zijne hemelsche leering niets gehoord hadden ? Heeft Hij die dan niet in het openbaar , in den tempel, op den weg in het bijzijn des volks verrigt ? En wat er ook van de boosheid der aanzienlijken en geleerden moge zijn, is niet de wet Gods , de geregtigheid en
41
•de openbare rede, het rigtsnoer ook des volks , veeleer dan de ergerlijke voorbeelden der geestelijken of der grooten ? Neen , mijne ziel! nooit zullen die voorbeelden voor u spreken, waar gij de duidelijke wet Gods en die zijner Kerk tot uwen leiddraad hebt. Nimmer zal het u voor den regterstoel des Alwetenden tot verontschuldiging strekken , wanneer gij u door een lafhartigen priester een zwakken biechtvader tot de overtreding der kerkelijke of goddelijke wetten laat verleiden ; geleid door een blinden leidsman, zult gjj beiden in uw verderf storten.
Overigens , kon en moest dan het volk het bedrog dezer booswichten niet hebben opgemerkt ? Zij eischten , dat Jesus ter stavftg zijner vorige wonderen, zich zeiven zoude verlossen, maar was niet het wonder. dat zij eischten altijd kleiner , dan de wonderen die Hij reeds gedaan had en derhalve altijd aan uitzondering onderhevig ? Was het niet een oneindig grooter wonder een doode tot het leven terug te brengen . ja een ligchaam dat reeds eene prooi des verderfs was , ongeschonden uit het graf te roepen , dan eenige nagelen los te maken, van het kruis te komen en te blijven leven ? Intusschen, die wonderen had het volk gezien en toch bleven zij in hun ongeloof en hielden niet op Jesus te haten, te lasteren en te beschimpen. Dan hier, mijne ziel! zult gij de voortreffelijkste zedeles ontdekken , die immer door geheel het lijden te stade komt.
Nadat deze priesters , leeraars en ouderlingen lang genoeg hunne oogen hadden gesloten voor het licht, dat Jesus hun drie jaren lang in zijne mirakelen , leeringen en heilige levenswijze vertoond had, werden zij door eenen nacht van dikke duisternissen overvallen , waardoor zij volkomen blind werden. Zij zagen niet meer , dat haat en afgunst de eenige drijfveeren hunner vervolgingen waren , zij vergaten hunnen staat , hunne waardigheid en ambtsbekleedingen , om Hem van zijn zoo dierbaar leven te berooven, en al het onregt, al het wreede en on-menschelijke , dat zij bedreven , scheen hun toe billijk en wettig te zijn. Op dezelfde wijze had zich ook het volk quot;vergrepen, in weerwil van de duidelijkste bewijzen, die Jesus hun van zijne goddelijke zending had gegeven. Zij hadden derhalve verdiend aan hunnen hoogmoed en hunne ondankbaarheid te worden overgegeven. Gods genadegiften hangen van zjjn welbehagen a.f en niet van den wil der
42
menschen; en ziedaar de reden van die onbegrijpelijke verblindheid, hardnekkigheid en woede , welke den vijanden van Jesus tot gidsen verstrekten.
Maar ziedaar ook, mjjne ziel! de reden van het obgeloof , wangedrag en zedebederf dezer tijden ! velen verwaar-loozen de heilzame vermaningen, verlichtingen en opwekkingen , die God hun door de priesters , vrienden , door de ongevallen of rampen , of door de leiing van godvruchige boeken , of ook door invallende goede gedachten toezendt: God vertoont hun eens of meermalen zijne grootheid en. almagt, de schoonheid der deugd en de bitterheid derzonden , de heerlijke belooning, die zij voor het goede, maar ook de vreesselijkheid zijner wraak , die zij voor het kwaad te wachten hebben ; zij zijn er door getroffen, gevoelen eenige neiging in zich , om die hemelsche roepstem te volgen; doch een heerschende hartstogt verstikt die pas ontluikende kiem, sleept hen weg en zij geven zich weder der ondeugd over. Die stem spreekt niet meer, de eene zonde volgt de andere , het geweten wordt verdoofd , gevoelt geene knaging meer , alle afschrik van de zonde is verdwenen , en nu zwelgen zij de boosheden als-water in, als ware er niets meer te vreezen of te hopen; geene gevaren, geen alles beslissende dood zelfs, noch de op handen zijnde overgang van dit vergankelijk leven tot eene onbegrensde eeuwigheid heeft eenig vermogen meer op hunne versteende harten.
Het is dan niet noodig , mijne ziel, de bewijzen ter bevestiging dezer waarheid in het voorbeeld der Joden te zoeken, God gave dat niet de ondervinding zelve hiervan het treurigste bewijs opleverde; van waar toch ziet men dien dronkaard , dien hoereerder , dien natuurschender , vloeker en woekeraar, zonder vrees voor de wrekende hand Gods , zonder knaging des gewetens, op den weg der ondeugden voorthollen , gerust en vrolijk voortleven , als hadden zij niet het geringste kwaad bedreven en niets te vreezen ? Zij zijn, helaas! door de dikste duisternissen omvangen ; reeds van nu af straft God hunne boosheden, met hun zijn heilzaam licht te onttrekken, zij ontzien zich zelfs niet nu en dan uit welvoegelijkheid, gewoonte of door tijdsomstandigheden als genoodzaakt, tot de H. Sacramenten te naderen, verbeelden zich ook, zonder «enig voornemen van beterschap , een leedwezen te hebbest
43
over hunne gruwelen , omdat zij , alvorens daartoe te naderen , eenige gebeden slechts oppervlakkig gelezen hebben, en ontzien zich alzoo niet om de gruwelijkste heiligschennissen te plegen , omdat God hen aan hunnen hoogmoed en hunne ondankbaarheid heeft overgegeven , en ziedaar de • oorzaak hunner verblind- en onboetvaardigheid! ziedaar de reden, waarom de ijsselijkste slagen van 's Hemels wraak, die of hen , of hun vaderland treffen , hen niet doen ontwaken , ziedaar waarom zij , zoo zij ook de dooden voor iunne oogen uit hunne graven zagen opstaan , wanneer ook Jesus van zijn kruis afdaalde, hun al zijne heerlijkheid vertoonde , nogtans gevoelloos in hun ongeloof en hardnekkigheid zouden voortleven. O gruwelijke straf, betreurenswaardige toestand! Het verwondere u dan niet meer , mijne ziel! hoe het verstokte Israël zijnen Messias, in wien het alle voorzeggingen en merkteekenen vervuld en uitgedrukt zag, heeft kunnen kruisigen , hoe de geleerden , zelfs de bedienaars van het Altaar Hem , in weerwil der luisterrijkste wonderwerken , hebben kunnen bespotten. Mijn God ! bewaar mij toch voor een zoo schromelijk ongeluk. Ik zal mij spiegelen aan hun voorbeeld, mij zeiven in acht nemen , en nimmer uwe heilige ingevingen verwaarloozen. Laat nooit toe, dat een verderfelijke hartstogt mijn hart inneme ; o waarschuw mij liever, zelfs door rampen of smarten , opdat die gevaarlijke slaap mjj niet overvalle , ja straf mij hier , kerf , brand , snijd Mjj , maar spaar najj toch in de eeuwigheid.
BEOEFENING.
Zoo gij niet tot verharding in de zonden wilt geraken, geef dan altijd acht op de goddelijke inspraken , en bid God gestadig om een leerzaam hart. Hoor gaarne en met aandacht het woord Gods. Beschouw de ziekten en tegenspoeden als zoo vele waarschuwingen , die God u tot uwe bekeering toezendt. Geef nooit aan eenige drift toegang tot uw hart; want de eerste zonde bevat in zich de kiem van vele andere , ja van de verharding. Hebt gij nogtans u door eene of andere drift laten wegslepen, iiaast u dan die door ware boetedoening uit te wisschen.
44
Zoo Hij de Koning van Israël is, dat Hij nu afkom e van het kruis en wij gelooven Hem. Hij heeft op God betrouwd, dat Hij Hem nu ver losse indien Hij Hem yenegen is, want Hij heeft gezegd lit ben Gods Zoon. Matth. XXVII: 42.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus op zijn kruis met schaamte en schande overladen, en door de laagste bespottingen verguisd, door zijn onvergelijkelijk geduld en stilzwijgen , eene grootheid ten toon spreidt, die elk ander, uitgezonderd zijne verblinde vijanden moest overtuigen , wie Hij was.
Onbegrijpelijk was de verblindheid der voornaamste vijanden van Jesus, toen zij zich tegen Hem van dezelfde woorden bedienden , die bij de Profeten aangeteekend staan en aldus , zonder het te bemerken , hunne voorzeggingen vervulden ; doch veel onbegrijpelijker is het geduld van Jesus in die te willen aanhooren en verdragen.
Een Zoon Gods , Heer , Meester en Koning van hemel en aarde , wiens rijk geen einde heeft, die alles schept, bestiert, onderhoudt en naar welgevallen wederom vernietigt , op een schandelijk vloekhout naakt en bebloed vastgeklonken , van zijne eigene vrienden , de bedienaars van zijn eigen altaar , de uitleggers zijner eigene openbaringen , de hoofden van zijn eigen volk, op de laagste wijze versmaad, gescholden, bespot en met eene voorbeelde-looze baldadigheid uitgedaagd, om zijne magt, zoo Hij nog magt heeft, te toonen , om zijn gezag, indien Hij dat nog heeft, uit te oefenen , met één woord, want wie is in staat alles uit te drukken ? Een God op de schandelijkste wijze bejegend , blijft geduldig en zwijgt.
Wie verstomt hier niet? Wiens geloof lijdt hier niet de geweldigste verzoeking ? O God , hoe groot zijt Gij, hoe diep uwe geheimen, hoe onnaspoorbaar zijn uwe wegen ! Op een zoo schitterend licht wordt de hoogmoed verblind ; de ootmoedige alleen kan er den glans van verduren. — Wij dan , wij hebben de heerlijkheid van het kruis , zoowel als de schande van zijne vijanden zien schijnen , en fille magten der aarde achten het zich een geluk onder
45
die banier te strijden ; maar in de eerste tijden van het Christendom , zag men een niet gering aantal waanwijzen , die zich meer op hun eigen verstand dan op het geloof verlatende , wel met de gebeurtenissen der kruisiging van Jesus instemden , doch ook beweerden, dat al het schandelijke slechts in schijn geschied was, zoo dat Jesus alleen voor het oog der menschen had geleden. Immers het scheen hun onbetamelijk , dat een God zulke laagheden zoude ondergaan , zich op zoo onmenschelijke wijze laten mishandelen ; en , helaas! zijn er nog niet ten huidigen dage , die verwerpen , al wat zij niet begrijpen en juist daarom der godsdienst vaarwel zeggen, omdat hun hoogmoed niet kan beseffen , dat een God aan menschen zulke liefde kan bewijzen ? Jesus heeft huns inziens te veel gedaan , zich te diep vernederd; Hij heeft zijne waardigheid niet weten te behouden en zich schamende zoodanigen God te belijden, willen zij liever , dat Hij den schijn of den leugen, dan dat Hij de waarheid hebbe aangenomen; liever zijne moordenaars verschoo-nen, dan hunne kortzigtige denkbeelden, ten dienste des geloofs opofferen.
Wij weten intnsschen , dat Jesus de waarheid zelve is en zijne versmadingen zijn onze eenigste hoop; zij waren noodzakelijk voor onzen hoogmoed en al wat ons noodzakelijk is, betaamde ook eenen God, die oneindig en, onbegrijpelijk is in zijne barmhartigheid en liefde. Wij , Katholijken, schamen ons over de bespottingen van Jesus niet, omdat wij daardoor zalig worden , wij gevoelen integendeel den zoetsten troost, dat Hij zoo veel voor ons veil had en wij leeren van Hem de ondragelijkste mishandelingen met gelatenheid te verduren ; want deze wekken ons op om Jesus te beminnen , te loven en te danken ; ja wij stellen er onzen roem in , omdat zij onzen hoogmoed beschamen en onze bedriegelijke denkbeelden aan zijne geopenbaarde waarheden leeren onderwerpen. Dit eischt van u , mijne ziel! de overweging der onbegrijpelijke versmadingen, onzen Jesus aangedaan.
Het verstokte Jodendom scheen ook in dat ongeloof te verkeeren , daarom voegen zij Hem toe, of zeggen zij tot elkander : Zoo Hij de Koning van Israël is, dat Hij nu 'ifkornc van hei kruis en wij qelooven Hem. Zulken Koning voegt naar hun oordeel zulk een dood niet, dus-
46
danigcn Messias verwachten zij niot; zoo Hij die lang verwachte en door de Profeten voorzegde Messias is , en zoo Hij wil , dat -wij Hem daarvoor erkennen , dan moet Hij van zjjn kruis afkomen. Zij vorderen derhalve , dat Hij zich verklare, en ton einde Hem daartoe te verplig-ten , steken zij Hem inet hunne scherpe tongen naar het hart, zijne stilzwijgendheid zou tot bewijs strekken , dat Hij een bedrieger was en dat zij geregtvaardigd zijn , indien zij niet geloofden. Zij vooronderstellen dan nog , dat Hij de Koning van Israël kan zijn , dat Hij die ook is, wanneer Hij van het kruis afkomt, bij gevolg is Hij nog onschuldig en wordt alleen dan niet schuldig , wanneer Hij op zijn kruis blijft.
O booswichten! gij hebt Hem dan onschuldig veroordeeld , onschuldig mishandeld , onschuldig gekruisigd. Wat zal er dan van u worden , indien Hjj eens die ontzaggelijke Koning is ? Wat zal er van u worden, daar het blijkt, dat gij een regtvaardige hebt bespot en aan een kruis genageld ?
J.i, mijne ziel! een wenk zijner Almagt was genoeg , om die booswichten te verdelgen : dan neen , Jesus heeft dit alles stilzwijgend voor u willen verduren; voor u bleef Hij op zijn kruis, voor u scheen Hij een bedrieger , een huichelaar en godslasteraar.
Schaamt gij u dan niet over uwe lafhartigheid , mijne ziel ? Zult gij nog weigeren, voor uwen Jesus alle ongelijk , bespottingen en schande te verdragen ? Zult gjj niet gaarne zijne heilige wetten en die zijner Kerk onderhouden ? Boetvaardigheid , verstervingen en ongemakken aannemen , uwe hartstogten temmen ? Dit eischt van u de liefde en dankbaarheid , welke gij dien dierbaren weldoener verschuldigd zijt. Druk toch deze verpligting diep in uw geweten.
II. Overweeg, mijne ziel! hoe die onmenschelijke vij-anden van Jesus, ten einde hunne bespottingen en verwijtingen van zijne onmagt alle kracht bij te zetten, Hem uitdagen om van zijn kruis af te komen, onder het voorwendsel van in Hem te zullen gelooven. En wij gelooven in Hem, zoo spreken die verblinden , als ware het een groot geluk voor Jesus, wanneer zij ziah ge-waardigden in Hem te gelooven. O vermetelheid!
47
Maar zal dan de goddeloosheid, van Hem gekruist te hebben, door dat geloof terstond vergeven zijn ? Zal er dan geen offer moeten zijn , om ze uit te wisschen ? Zal Jesus dan wederom op zijn kruis moeten klimmen ? om die met zijn bloed af te wasschen ? Of is het misschien slechts een geringe fout, die dadelijk vergeven is , zoodra gij dit slechts wilt ? O verblindheid! wij ye-luouen in Hem; maar hangt dan dat geloof alléén vau hun wil en welbehagen af ? Zal dan het geloof niet meer eene gaaf van God, eene vrucht zijner genade zijn ? Zullen zij dan terstond en geest en hart veranderen ? Zal er geen nijd , geen hoogmoed meer in hen wonen ? Zullen zij ootmoedig#' genoeg zijn , om hunne huichelarij , hunne lasteringen, hunnen haat tegen de waarheid en dengene , welke hun die voordroeg, te verzaken ? Zullen zij hun meesteischap in Israël nederleggen, ten einde ootmoedige leerlingen des Gekrnisten te worden ? Zal een enkel mirakel dit te weeg brengen en al hunne hartstog-ten verdooven ? Zoo één mirakel hiertoe in staat was , waarom hebben het dan alle mirakelen van Jesus niet kunnen doen ? Waarom hebben dan deze tot niets anders gestrekt , dan om hen meer en meer te verbitteren ? Waarom hebben zij niets anders gezocht, dan ze te verduisteren en Hem te vervolgen en te vermoorden , dien die mirakelen aanwezen? Maar neen! noch mirakelen, noch de zigtbaarste wonderwerken Gods zullen of de ongeloovi-gen verlichten of de zondaars opregt bekeeren zonder de genade, dio de harten vermurwt, die den wil verandert.
Leer hier dan, mijne ziel! niet op uwe krachten te steunen , maar u zelve te mistrouwen en u Voor den troon der barmhartigheid te vernederen , om van haar verandering des harten , verbetering uwer zeden af te smeeken.
Dan deze blinde leidslieden zeggen, dat zij in Jesus zouden gelooven , indien Hij van zijn kruis nederdaalde, en wij zeggen, dat wij in Hem niet zouden gelooven; dat, indien Hij de bespottingen zijner vijanden niet kon verdragen , zich door ongeduld liet verleiden , indien Hij gehoor gaf aan wangunstige menschen en met hen wilde twisten over hetgeen Hij al of niet kon doen, wij Hem nocit als den Messias, die ons beloofd is, zouden beschouwen. Dusdanigen Messias laten wij gaarne den Pha-riseën en Saduceën over, die geen anderen schijnen te
■: S,
V.'i
■
-v.
'Av
:!
% 1
■-A
.K
48
■wachten , dan een die hunnen hoogmoed , hunner ijdel-heid en aardsgezindheid welgevallig ia. Wij verwachten een Messias, die de versmadingen wèet te verachten en te overwinnen , die alleen met God bezig blijft in de opoffering van zich zeiven , die het altaar niet verlaat, noch in zijne verrigtingen door ijdele bespottingen van dwaze booswichten verstrooid wordt. Wjj verwachten een Messias , die zijne waardigheid weet te behouden , die ons tot voorbeeld en troost kan strekken, die ons leert meelacht te geven op onzen pligt, dan op de bespotting der menschen, eindelijk , die onze zaligheid meer bemint, dan eigen eer en leven — en deze zijt Gij , myn Jesus !
Vrees intusschen niet , mijne ziel! dat door deze schijnbare onmagt zjjn roem zal verduisterd worden , want zijne mirakelen hebben reeds meer dan genoegzame blijken zijner magt gegeven , en nog anderen zullen bij zijn sterven , ja ontelbare wonderen zullen zijne opstanding en hemelvaart volgen.
En wat is zijn geduld te midden der versmadingen en bespottingen anders dan een gedurig mirakel en een nieuw bewijs zjjner Godheid ? Wie anders toch dan een God kon zulke scherpe beleedigingen zonder ontroering aan-hooren, zulk een geduld uitoefenen ? Wie anders dan een God kon van zijn smartelijk kruis met zoo veel mede-doogen neder zien op hen zelfs , die zijn geduld zoo baldadig tartten, wie anders kon zoo openljjk en met zoo veel nadruk voor hen bidden dan een God , wiens liefde geene palen kent ?
O mijne ziel! hoe beminnelijk is de waarheid! hoe troostvol onze Godsdienst, hoe ver zijn hare geheimen boven alle denkbeelden der wereld verheven! deze oordeelt , dat het kruis eene schande is , en zij dwazen zijn, die op het kruis roemen. Zij ergert zich aan de versma-djng van Jesus en veracht degenen, die Hem aanbidden : en intusschen getuigt de door de openbaring voorgelichte rede zelve, dat het kruis van Jesus en zijne smaadheden eene goddelijke wijsheid is, en eene kracht, die alle krachten overtreft; deze zegt ons , hoe wijsselijk het Opperwezen onze verlossing door het bloed zijns Zoons heeft gewrocht, en hoe Hij , die oneindig regtvaardig is, die zich door eetrwige straffen over zijne vijanden wreekt ook oneindig barmhartig is in hen te sparen , en niet
49
minder oneindig wjjs, iu de beste middelen daartoe uit te kiezen. Ja, mijne ziel! alles gaat uw verstand te boven , alles verwondert u, alles is in God onbegrijpelijk , en evenwel, zoo gij het met ernst overweegt, is alles billijk , alles vertroostend , alles leerzaam , alles heilig.
Beschouw dan , mijne ziel! met een levendig geloof den Koning der heerlijkheid , met schaamte overladen , ja als in een afgrond van vernederingen verzonken ! Ziedaar uwen bruidegom aan een moordhout geklonken , en daarop gehoond , bespot en beschimpt. O hoe hoog moet dan Gods regtvaardigheid gestegen zijn , die zulke wraak eischt over de zonde! hoo verschrikkelijk die majesteit, die tegen ons verstoord was! Zulke diepe vernedering van een mensch-geworden God, het offer van zijnen geest, van zijn lig-chaam, van al zijn bloed . ontelbare en ondragelijke pijnen waren volgens de besluiten dier oneindige heiligheid niet genoeg , om onzen hoogmoed te genezen , om onze vermetelheden te boelen : de regtvaardigheid eischte bij dat alles de gevoeligste smaadheden , de vuigste bespottingen, de bitterste verwijten ; door zoo vele opofierin-gen wilde zij , dat de genade ter onzer heiligmaking verdiend werd! Mijne ziel, wij beseffen nooit hoe ver hier de schande van Jesus ging, omdat wij geen denkbeeld hebben van het oneindig onderscheid tusschen Hem en ons, en niet kunnen beseffen, hoe ver zijne waardigheid boven onze nietigheid verheven is. Wij begrjjpen het nog minder , omdat de schande van het kruis geëindigd , en door de verrijzenis van Jesus , door het geloof der volken, door den ondergang van Jerusalem , en de slavernjj der Joden in heerlijkheid is veranderd; maar in dien tijd , toen Jesus aan het kruis hing , en dit een schandelijk sirafhout was , toen zijne liefde, heiligheid en onschuld met den laster bedekt waren, toen al wat aanzienlek , geleerd en eerbiedwaardig was in Jerusalem Hem voor eenen bedrieger hield , en als zoodanig aan al het volk verklaarde, toen zelfs zijne goedheid , zijne stilzwijgendheid en zwakheid tegen Hem getuigden: toen waren zijne smaadheden loutere schande; en in plaats van eenig woord , mirakel of eenige bedreiging te bezigen, om te doen zien , wie Hij was; in plaats zelfs van zich inwendig tegen die schande te verzetten , of die af te weren, wilde liever daarvan al het gevoel hebben,
50
daardoor getrofl'en en ontroerd zijn, zoo als wij daardoor getroffen zouden geweest zijn, indien wij er het -goddelijk regt mede hadden kunnen verzoenen ; omdufc wij die schande verdiend hadden , maar Hij ze op zich genomen had , om daarvoor zijne regtvaardigheid en heiligheid te schenken.
Ja, mijne ziel! gij hadt openbare, eeuwige schande verdiend: gij hadt verdiend, dat uwe geheime en schandelijke boosheden bekend werden gemaakt voor hemel en aarde, dat uwe waanwijsheid bespot, uwe huichelarij , uwe ijdelheid, eigenliefde en trotschheid beschimpt werden van alle schepselen. De engelen des hemels zouden u beschaamd, en u uwen afval en uwe ongehoorzaamheid in het aangezigt verweten hebben ; maar Jesus heeft al die schande op zich genomen , heeft ze willen verduren , om u daarvan te bevrijden. Wat dunkt u, mijne ziel! kunt gij nu nog verwonderd zijn , dat Jesus, ondanks zulke ongehoorde uitdagingen, zelfs den geringsten schijn niet aaneemt, van zijn kruis te willen komen ? ïfeen , lieve Jesus! ik erken hier geen onmagt, maar bewonder de grootheid uwer liefde; ik erken uwe wijsheid , in het uitvinden der middelen om mij te verlossen. Hier toch leert Gij mij het verschrikkelijke van Gods regtvaardigheid en de boosheid mijner zonden kennen ; geef injj, dat ik U nooit meer beleedige door de zonden , die U deze schande berokkend hebben , geet mij , dat ik U hemlnne.
III. Overweeg, mijne ziel! hoe ver de vijanden van Jesus in hunne blinde woede zich zeiven vergeten, en om Hem geheel te verguizen , in Hem al wat heilig is, ja God zeiven aanranden , wanneer zij bij den smaad ook deze woorden durven voegen ; Hij heeft op God belromvd; dal Die Hem nu ver Losse, indien Hij Hem genegen',is; want Hij heeft gezegd : Ik ben Gods Zoon.. Dunkt hefc n niet, mijne ziel ! hier geene priesters , leeraars en oversten der godsdienst, maar veeleer eene zamenrotting van booswichten te hooren , die met al wat heilig is den spot drijven ? Hij heeft op God, belroutvd , maar sedert wanneer is dit dan een misdaad geworden? Was dit niet juist ten allen tijde het voortreffelijkste merkteeken des regt-vaardigen ? En gij, die de bedienaars zijt eener godsdienst, die niet dan betrouwen inboezemt, gij du rit dat betrou-
51
■wen beschimpen ? Het kan dan geeno verwondering baren, dat zoodanige gruwel door den koninklijken Profeet voorzegd , ja zelfs door den wijzen man herhaald werd ; doch onbegrijpelijk is uwe verblindheid, dat g}j in deze voorzeggingen u zelve niet leest! Ongetwijfeld , Jesus heeft op zjjnen Vader betrouwd, Hij heeft u verzekerd , dat Hij altijd verhoord is en alles verkregen heeft. wat Hij ge-vraagd heeft, en zijn niet al zijne mirakelen, in den naam zijns Vaders gedaan , daarvan zoo vele sprekende bewijzen ?
Maar heeft Hij ooit gezocht op deze aarde te regeren of een lang leven te genieten ? Heeft Hij in tegendeel niet altijd van zijnen dood gesproken ? Heeft Hij zijnen leerlingen niet dikwijls duidelijk gezegd, dat Hij op een kruis zoude sterven , dat Hy daar versmaad , beschimpt, gelasterd zoude worden ? — Maar Hij heeft ook niet minder gezegd , beloofd, verzekerd, dat Hij na drie dagen weder van don dood zoude opstaan; doch kan dat geschieden, eer Hij sterft? En welke blijken hebben zij, dat het niet zal bewaarheid worden ? Blijkt niet in tegendeel, dat Hij hierop betrouwt, dewijl Hij op het kruis blijft, om er op te sterven ? Kunt gij dan ooit iets dwazer zeggen , dan: Dat God Hem nu vcrlossc, indien Hij Hum ffcncgcn is; neen , indien God Hem lief heelt, zal Hij Hem zeker nu niet verlossen , want hiermede zou Hij Hem zijn middelaarschap , zijn priesterdom , en ons alle hoop benemen ; zijne offerande zou gebroken , zijn verbond vernietigd zijn , de geheele H. Schriftuur nutteloos , en al de Profeten van leugen overtuigd zijn geworden. Immers moest de Christus niet volgens den Profeet Isaïas sterven, uitgeroeid worden uit het laad der levenden, moest Hij niet zijne ziel voor de zonde ton hcslc geven . en zijn leven ter dood overleveren'! 1) Moest niet de Christus , volgens Daniëls duidelijkste voorzeggingen, na de twee on zestig weken gedood worden , en het volk , dat Hem verloochenen zal. zijn volk niet meer wezen 9 2) — En wat toch zullen al de slagtoffers, voor en onder de wet opgedragen , beteekenen , indien zij ons niet op dat eene •offer wijzen, dat Goi waarlijk verzoenen , ons geweten bevredigen en ons regtvaardig kan makon ? Zou God be-
i) Dan. IX- 2G.
1) Is. JiTlI; 8 , 10. i i.
52
hagen kunnen scheppen in het bloed van bokken en stieren , zou zijne gramschap kannen gestild worden door het slagten van beesten, die noch hunnen Schepper, noch den mensch , noch zonde , noch geweten kennen ?
Het is intusschen onbetwistbaar , dat er zonder bloedstorting geene vergeving der zonden is, en hieruit volgt dan mijne ziel! dat zonder den dood van den Messias uwe zonden onvergeeflijk zouden blijven , en alzoo moet ingevolge de voorzeggingen der Profeten, het oogmerk der offeranden , ja volgens het plan der geheele godsdienst , de Messias sterven, opdat Hij in weerwil van al de dwaze ondernemingen, de schandelijkste mishandelingen , den vuigsten smaad en de bespottingen zijner vijanden , van den dood opsta. Jesus heeft derhalve de waarheid gezegd en bewezen, dat Hij de Zoon Gods is. O dierbare waarheid! 0 Jesus! uw onbegrijpelijk geduld onder de hevigste bespottingen uwer vijanden overtuigt my , dat Gij de ware Messias, dat Gij de Zoon des eeuwigen Vaders zijt, die het offer voor onze zonden heeft willen zijn en tegelijk een voorbeeld ter onzer navolging t
Welaan, mijne ziel! overweeg hier welke opbeurende zedeles in deze verwijtingen van het verblinde Jodendom voor u zijn opgesloten. Niemand onder de stervelingen, ja wij durven het openlijk verklaren, niemand der he-meleche geesten, kan zich een denkbeeld maken, veel minder een volledige schets geven van al het smartelijke en schandelijke, hetwelk Jesus op zjjn kruis vaa de scherpe tongen zijner vijanden heeft geleden. Voeg nu hierbij den pijnlijken staat . waarin zijn ligchaam zich bevindt en zeg dan, mijne ziel! of er eene smart is gelijk zijne smart, 1) zeg dan of ooit een sterveling in zoodanigen staat zou kunnen geraken. Neen nooit was er iemand , nooit zal, nooit kan hij er komen ; want de dood zou vroeger een einde aan zijne pijnen maken.
Intusschen, het was in dien staat, dat Jesus op God betrouwde, geduldig leed en den dood afwachtte, om heerlijk te verrijzen. De Profeten hadden dit niet slechts in de toekomst gezien, maar zijne vijanden zeiven getuigden het: Hij heeft op God belrouivd. Jesus heeft dan op God betrouwd, en niet te vergeefs: want hoe-
i) Thren. I: 12.
53
zeer Hij van zijnen hemelschen Vader scheen verlaten te-zijn . deze was Hem nogtans genegen als zijnen welbeminden Zoon , in wien Hij zijn welbehagen had en dien Hij wel is waar , voor eenige oogenblikken om onze boosheden verguisd had , maar om Hem binnen weinigen tijd-met luister en eer te bekroonen , en Hem eenen naam te geven, die boven alle namen is.
O dierbare Godsdienst, hoe troostend zijt gij voor een bedrukt hart! O zoete verkwikking voor den ongelukki-gen lijder! O hoe verraadt zich hier de schande van het ongeloof ter verheerlijking der Godsdienst! die ongelukkige ! beschouw hem , mijne ziel! in een rampvollen staat, ■waaruit hij zich niet weet te redden, geduld , moed en betrouwen ontzinken hem , en terwijl de trouwelooze wereld hem geene redmiddelen meer aanbiedt, meent hij , dat de gelukszon hem voor altijd ontweken is ; nu randt hij de natuur zelve aan , vertreedt alle wetten , verzaakt zich zeiven en beneemt zich lafhartig het leven. Ziedaar den rampzaligen troost, dien hij vinden kan! en hij berokkent zich alzoo met eene onuitwischbare schande voor alle eeuwigheid, de vreesselijkste wraak des Almagtigen , die alleen over 's menschen leven kan beschikken, en derhalve die gruwelijke schennis zijner regten eeuwig- zal straffen.
Doch met hoeveel kracht vertoont zich hier de Godsdienst ! de ware Christen al mogt hij ook de ongelukkigste zijn , die ooit de aarde betrad , al waren hem geene redmiddelen meer overig, dan vindt hij nog den zoetsten troost in zijne Godsdienst; dan houdt hij zich zoo veel te meer verzekerd , dat zijn Schepper hem lief heeft en hem genegen is, omdat Hij zijne grootste lievelingen met rampen bezoekt, om hen van de verkleefdheden aan eene nietige wereld te zuiveren , en hun eeuwige wellusten , rijkdommen en schoonheden te bereiden. Welken vrede , welke zielskajmte , welk genoegen ontwaart hij ook in den knellendsten toestand, wanneer zijn geweten hem niets verwijt! mogt hij zich echter aan eenige misdaden schuldig kennen, dan nog zegt hem de Godsdienst, dat zijne gelatenheid, zijne onderwerping die niet alleen vernietigt , maar dat hij ook daarenboven een schat van weldaden te wachten heeft, en deze hoop bemoedigt hem tegen alle gevaren, doet hem pijnen en schand trotse^-
54
ren , omdat hij op God betrouwt, die den zjjaen alles ten goede beschikt.
In deze gemoedsgesteltenis vinden wij al de bloedgetuigen van Jesus: nooit waren hun de folteringen te smartelijk, nooit verloren zij den moed, nooit zochten ajj hunne pijnen te verkorten , omdat vrede, genoegen , blijdschap nooit hunne harten verlieten. Vinden wij ee-nigen , die zeiven in den dood liepen : geen ongeduld of wanhoop, maar eene bovennatuurlijke kracht, die zij gewaar werden, vervoerde hen tot deze buitengewone daad, om zekere misdaad of schennis te vermijden; want al hun betrouwen was op God gevestigd, dien zij zochten te behagen.
Leer hier dan , mijne ziel! in uwe tegenheden u nooit aan kleinmoedigheid over te geven, nooit den duivel gehoor te geven , wanneer deze u zou inluisteren, dat gij van God verlaten , dat gij zijn kind niet meer zjjt: zoo toch zocht deze benijder van 's menschen geluk het vertrouwen van den godvreezenden Job te doen wankelen , sn bediende zich hiertoe van zijne eigene huisvrouw en vrienden, dan hij bleef onwankelbaar, en vond in God een teederen vader , die hem beproefd maar niet veriaben had.
Wilt gij u hiervan op de voldingendste wijze overtuigen ? Vestig uw oog op den Oalvarie-berg, en beschouw den welbeminden Zoon des Vaders niet alleen als een voorbeeld van vertrouwen, maar ook als een sprekend bewijs van de liefde des Vaders tot u : wanneer gij uwen Jesus tusschen hemel en aarde aan zijne bloedende wonden ziot hangen, wanneer Gij hem der vuigste lasteringen en bespottingen ziet ten prooi gesteld, om u eeuwig gelukkig te maken, kunt gij dan meer verlangen , om a vertrouwen in te boezemen ? deed ooit een vriend , ja deedt gij ooit voor u zeiven zooveel als Jesus voor u deed, die daar aan het kruis hangt ? Mijn God, deze overweging beurt mij op. Uw voorbeeld strekt mij tot een waarborg, dat ik op U betrouwende nooit zal beschaamd worden, omdat Gij mijn Vader zijt! help mij door uwe genade, opdat mijn vertrouwen op TJ, ook in de doode-lijkste verlegenheid, niet wankele, en doe mij altijd ver-» ^ekerd zijn, dat dengenen, die God beminnen, alles mede werkt tot hun eeuwig geluk.
55
BEOEFENING.
De wereld verachten. Zich niet storen aan de bespottingen der menschen, wanneer het de vervulling zijnei pligten geldt. In alle wederwaardigheden zich tot God wenden en op Hem betrouwen , dien wij nooit meer eeren dan door een kinderlijk vertrouwen , en die nooit zal toelaten dat de beproeving boven onze krachten gaat, maai' daaruit voordeel zal halen tot zaligheid onzer zielen. De kleinmoedigheid als de ergste bekoring van den wanhopi--gen duivel vlugten.
Maar Jesus zeide: Vader', vergeef het hun. Luo. XXIII: 34.
I. Overweeg mijne ziel! hoe Jesus Christus iu al zijn lijden , ja gedurende geheel zijn leven, ook onaangezien zijne mirakelen, nergens duidelijker heeft doen blijken v dat Hij de Zoon Gods was , nergens zijne oneindige volmaaktheid en de goddelijkheid zijner leer , ter beschaming van het ongeloof, met meer kracht heeft bevestigd, nergens eindelijk voortreffelijker voorbeeld ter navolging heeft gegeven, dan in het oogenblik, toen Hij op het bed zijner smarten uitgestrekt, zijnen hemelschen Vader om vergeving bad voor zijne kruisigers.
Om u een waar denkbeeld te vormen van de grootheid en oneindige liefde, die in dit gebed zijn opgesloten , beschouw dan uwen Verlosser nog eens in dien pijnlijken toestand , waarin uwe zonden Hem bragten. (En inderdaad een opregt geloovige is nooit verzadigd, vindt altijd genoegen in de overweging van zijn gekruisten Verlosser , die den hemel met de aarde verzoend heeft, die het offer voor onze ongeregtigheid is geworden en sterft om ons eeuwig te doen leven.) Hij hangt aan een schandelijk moordhout tusschen hemel en aarde , beroofd van al zijne kleederen ? Hij heeft geen oorkussen dan eene kroon van doornen, die Hem , bij de minste beweging de vinnigste smarten veroorzaakt, daar boven hangt het opschrift zijner beschuldiging ; naast Hem hangen twee boos
56
tioenevs, die om hunne gruweldaden tot den dood zijn 'veroordeeld , in wier midden Hij gepletst is en daarom als de voornaamste boosdoener wordt aangezien : al het gewigt van zijn bebloed ligchaam hangt aan zijne vastgenagelde handen, zijne voeten zelfs zijn doorboord en met ijzeren nagelen vast geklonken ; rondom zich ziet Hij de krijgsknechten , die Hem gekruist en na zijne kleeding-door het lot verdeeld te hebben , daar rustig nederzitten, om Hem te bewaren; Hij ziet de overpriesters , schriftgeleerden , ouderlingen en eene groote menigte volks, die Hem met alle uit te denken versmadingen, lasteringen , beschimpingen overladen.
Ziedaar , mijne ziel! den staat waarin de liefde van Jesus Hem voor ons heeft gebragt ? Kunt gij uwen Verlosser , uwen Vader in Hem beschouwen , zonder dat uw hart uit mededoogen als van een scheurt ? Stierf ooit een Vader voor zijne kinderen op een zoo pijnlijk doodbed?
Maar wat zegt Hij toch , wanneer Hij in dezen zoo smart-vollen toestand begint te-spreken? Wat dunkt u toch. rampzalige wijsgeeren , lt;irme wereldlingen , wat kan uwe ewakke rede Hem anders in den mond geven , dan klag-ten , verwijtingen en wraak ? Of zoudt gij ten minste niet luidkeels uwe deugd en onschuld doen gelden , en zoo al iemand onder u zich zeiven in lijdzaamheid bleef bezitten en niet dan tot zijne vrienden of bloedverwanten of slechts van dezen sprake , zou niet diens heldenmoed alom worden uitgeroepen ? Dan Jesus verheft zich boven natuur en rede, vergeet zijne eigene pijnen , schanden , vrienden en al wat Hem deert, en bidt voor de overtreders. O Jesus , hoe zijt Gij in al uwe handelingen te bewonderen!
Ja , mijne ziel! Jesus bidt in de akelige omstandigheden als een priester , die bezig is der Godheid de dierbaarste offerande op te dragen; Hij draagt zijnen Vader zijne pijnen en schanden , zijn ligchaam , bloed en leven op ; Hij straft in. zich zeiven onze ongeregtigheden en ter «elfder tijd bidt Hjj Hem om barmhartigheid voor de schuldigen, ja Hij bidt met zooveel aandrang en ernst, dat Hij hen zoekt te verschoonen, om te gemakkelijker genade voor hen te verkrijgen.
Jesus leert u dan , mijne ziel! dat er geene gelegenheid, geen staat, geene omstandigheden kunnen zijn , waarin gij aiet zoudt kunnen bidden. O dierbare zedeles! welke
57
ziekte , -welke zorgen , benaauwdheden of smarten ons onderdrukken , altoos kunnen en moeten wij bidden, ja ook op het ijsselijkste doodsbed uitgestrekt, kunnen en moeten wij ons hart, onxe oogen , onze stem ten hemel verheffen.
Mijn God! help mij , dat ik een zoo voortreffelijk voorbeeld moge navolgen ; dan zal ik overal en in alle voorvallen mijns levens tot U mijne toevlugt nemen , dan zal ik bekwaam zijn , om U gestadig ook in mijne bezigheden of in mijne tegenheden eene offerande van gebeden en van boetvaardigheid op te dragen.
II. Overweeg, mijne ziel, met welke krachtige taal Jesus Christus de vergeving voor zijne kruisigers van zijnen hemelschen Vader heeft afgebeden. Overweeg met aandacht de laatste woorden van uwen stervenden Jesus ; want de laatste uitspraken eens stervenden Vaders zijn altoos dierbaar voor regtgeaarde kinderen. Vader! zegt Hij, ach, mijn Vader! — Ziedaar mijne ziel! dezelfde taal , waarmede gij tot uwen God moet naderen; Jesus heeft u dit geleerd en voor u het regt verkregen , om zoo te mogen spreken.
In weerwil van allen laster en bespotting, ondanks zijne vijanden , die Hem ter zelfder tijd beschimpen, omdat Hij zich den Zoon Gods noemt , blijft Hij zeggen Vader! zoodat niets in staat is Hem te beletten, dat Hij de waarheid spreke , waar zulks voegt, niets dat Hem het vertrouwen op zijn Vader kan benemen. Omringd en vol van smarten, door God en menschen verlaten , blijft Hij onbewegelijk staan in de hoop en ziet een vaderlijk hart in Dengene, die Hem aan die onmenschelijke vijanden en aan die ijsselijke pijnen heeft overgeleverd.
O , hoe ellendig zijt gij . mijne ziel! wanneer gij u in wederwaardigheden , ziekten of bekoringen , aan mistrouwen of wanhoop overgeeft! Leer toch in alle ongevallen uwen God beschouwen als een teederhartigen Vader, die zijne alwijze oogmerken ten uitvoer legt tot zijne heer-lijkheid en tot uw eigen geluk. Neem dan tot Hem uwe toevlugt als tot uwen Vader en het zij gij dadelijk uwe wensehen vervuld ziet, het zij gij tot uwe zaligheid nog eenigen tijd op het kruis zult moeten blijven, wees verzekerd , dat gij op Hem niet vruchteloos zult hebben betrouwd. f
Maar, lieve Verlosser! wat verlangt, wat verzoekt Gif
58
'ïoch, wanneer Gij alzoo uwen Vader aanroept ? -Vraagt öy misschien, om van uw kruis verlost te worden en te blij ven leven , zoo als wij doen , wanneer eeua ziekte ons aan het bed kluistert ? Verlangt gjj misschien eeni-gen troost of eenige verligting in uwe benaauwdheden, zoo als wij bij het minste ongeval smeeken ? Vraagt gij welligt een. kleed , om uwe schandelijke naaktheid te dekken , eene andere kroon dan die van doornen . die u zoo pijnlijk steken , een anderen steun dan die van scherpe nagelen , waaraan gij hangt ? Of wilt gij den mond gesloten hebben van hen, die u zoo gevoelig lasteren en bespotten. Wat zouden wij in minder knellenden toestand anders gedaan , ja, hoe dringend zouden wij misschien , volgens de inspraak eener ongeduldige woede, het bliksemvuur ter verdelging dier onmenschen hebben ingeroepen. Dan neen, Jesus wil niets van dat alles , Hij , die den zijnen zoo nadrukkelijk bevolen had , te hidden voor degenen, die hen vervolgden en belasterden, 1) wil zijne leer door zijn voorbeeld bekrachtigen, Hij smeekt zijnen Vader om barmhartigheid , om genade en vergeving : Vader , vergeef het hun ! Maar voor wie smeekt Hij dit ? Vader! Ik bid U voor hen, die Mij haten en vervolgen , voor hen , die Mij zoo schandelijk gevangen. zoo valschelijk beschuldigd , zoo onregtvaardiglijk veroordeeld hebben : voor hen , die Mij bespot, bespuwd, gegeeseld . met doornen gekroond en aan dit kruis hebben vastgeklonken ; voor dezen bid Ik, voor dezen smeek Ik om vergeving; Vader , vergeef het hun ! zij kennen mijne onschuld niet, zij weten niet, dat Ik uw Zoon en hun Messias ben , het is de haat, de nijd , het vooroordeel , hetgeen hen verblindt; Vader , vergeef het Iran ! Ik ben immers niet in de wereld gekomen , om de zondaars te verderven, maar om ze te behouden: Vader, vergeef het hun.! Gij zijt immers mijn Vader , die Mij bemint, die uw behagen in Mij hebt, die Mij volgens uwe belofte altijd verhoort; Vader, vergeef het hun dan !
Wat dunkt u , mijne ziel! van deze liefde-taal, van zoodanige handelwijze ? Waar deed Jesus duidelijker zijne onuitputbare liefde tot de menschen blijken ? Waar gaf Hij duidelijker zijn goddelijk alvermogen te kennen ? Wanneer wij toch van den eenen kant de onbegrijpelijke be-
1) Matth. V; 44.
59
leedigiiigen zijner vijanden beseffen , van den anderen kant; bedenken, dat Jesus, die duizende malen getoond had v dat Hg «en onbeperkt gebied voerde over al het geschapene , in denzelfden tijd toen Hij gekruist, bespot, beschimpt en belasterd werd, toen men zijn geduld aan zwakheid , zijne zachtmoedigheid aan laagheid, zijn gebed aan huichelarij toeschreef, — dat Jesus voor dezulken, die Hem zoodanig hoonden, om vergeving smeekt; wie moet dan niet erkennen, dat niemand dan een God van •eene oneindige volmaaktheid, eene zoo ongehoorde belee-diging kan dulden , dat zijne liefde tot nietige stervelingen onverwinnelijk , zijn geduld onmeetbaar, dat zijn gedrag onbegrijpelijk is en alle verbeelding te boven gaat V Want indien Jesus geen God was, had de regtvaar-digheid ongetwijfeld zijne goedheid beperkt; Hij zou God tot zijnen regter hebben aangeroepen, zoo als weleer Za-charias , om dat ongelijk te vergelden , en zijn bloed zou wraak geroepen hebben zoo als dat van Abel; maar nu spreekt het heter dan dat van Abel; want daar Hij Gods eigen en zelfstandige Zoon , en derhalve almagtig en onbepaald is, vraagt en verkrijgt Hij genade voor wien Hij wil ; als Meester over zijne eigene gaven , heeft niemand het regt Hem te vragen , waarom Hij dengene dien Hij veroordeelen kan , genadig is; en daarom ontwapent Hij de regtvaardigheid des Vaders door de kracht van zijn gebed, zonder hetwelk zijn bloed wraak zou roepen over zijne vijanden , zijné onbeperkte liefde bedekt de gruwelijke boosheid, in den Godsmoord opgesloten; Hij gewaagtquot; alleen van hetgeen dien kan verontschuldigen , en werpt de schuld eer op hunne onwetendheid dan op de kwaadwilligheid , terwijl Hij als schijnt te vergeten , dat zij , van het begin zijner openbare bediening tot het laatste oogenblik zijns levens, niet anders gezocht hebben , dan Hem het leven te benemen.
Beminnelijke Jesus! hoe groot is uwe liefde voor verloren zondaars, hoe troostrijk is voor mij het gebed. voor uwe kruisigers ; want wij allen waren in dit gebed begrepen , omdat wij allen de hand geleend hebben aan uwen dood. Ja, zoo menigmaal ik gezondigd heb, was ik een van die moordenaars , die ü dien wreeden dood berokkenden ; maar Gij hebt voor mij gebeden , en hiermede is uw dood , die mjjne misdaad was, voor mij eene bron.
00
van vergeving en zaligheid en uwe wonden spreken nog onophoudelijk voor mij. Geef mij. o Jesus! door de verdiensten daarvan , de genade eener opregte bekeering: geef mij, dat ik uwe liefde meet en meer beseffe en met wederliefde beantwoorde.
III. Overweeg, mijne ziel! dat Jesus Christus niet alleen zijnen Hemelschen Vader voor zijne kruisigers heeft gebeden, om de wraak des Hemels voor hen en voor ons allen in zegeningen te doen veranderen . maar ook, door dit bewijs zijner onbeperkte liefde, ons een voorbeeld heeft willen stellen van die verhevene en zoo edelmoedige deugd der Christelijke liefde , die ons alle wraakzucht uit het hart doet verbannen . het geleden ongelijk gaarne van harte doet vergeven. Jesus , onze nieuwe Wetgever, had ons reeds als een zijner voornaamste voorschriften bevolen, onze vijanden lief te hebben , wel te doen dengenen, die ons haten, te bidden voor hen die ons vervolgen en be-lastereta. Dan Hij wist, hoezeer de hoogmoed zich tegen dit gebod zou verzetten, hoe vele schijnredenen uitvinden , om het te ontduiken. Altijd had Hij , gedurende de uitoefening van zijn predikings-ambt, deze leer door de voortreffelijkste voorbeelden bevestigd; en opdat nooit iemand , onder eenig voorwendsel, zijne wraakzucht zoude verschoonen , deed Hij in zijn sterfuur , in dien rampvollen staat, met een hart vol liefde, hetgeen Hij bevolen had.
Welaan, mijne ziel! vestig uwe aandacht op uwen stervenden Jesus , en indien het voorbeeld van Jesus niet in staat is , uwe gevoeligheden te doen bedaren , wat zal dan ooit uw hart kunnen treften ? Zult gij ooit zoodanige folteringen van de kwaadwilligheid uwer vijanden te verduren hebben ? Heeft men u ooit dien smaad , die lage verwijtingen , die harde beschimpingen toegevoegd, waarmede men de pijnen van Jesus heeft vermeerderd ? Vergeet hier niet, dat Jesus de Heer van hemel en aarde is. die met een wenk alles keert en wendt of doet verdwijnen ; wie moet zich dan niet schamen over zijne wraakzucht , wanneer hij zijnen God zoo lijdzaam, zoo vol liefde ziet ?
ïen onregte , mijne ziel! zoudt gij de vergeving van het ongelijk als eene laagheid beschouwen; neen , nooit
61
zult gü grooter zijn , dan wanneer gij het kwaad door het goede verwint, 1) met den kwaaddoener te beklagen , te verschoonen, te vergeven ; in tegendeel, nooit ia men lager, dan wanneer men zicü bezig houdt met Wagen over het geleden ongeljjk, wanneer men op middeleii van wraak bedacht is en zich alzoo door het kwaad laat overwinnen. 2)
Immers, moet gij niet erkennen, dat hij , die u belee-digt, zich zeiven benadeelt, eer hjj u kwetst ? Is het dan niet billijk; dat wij naar het voorbeeld van onzen Jesus die grootheid van geest toonen, welke ons de misdaad van den persoon doet onderscheiden, zoo als wij de ziekte van den zieke onderscheiden ? en wie toch is zoo laag, zoo onverstandig, dat hij eenen zieke zal ten kwade duiden , hetgeen hij in eene razende koorts tegen ons zegt of doet ? verschoonen wij dan niet alles omdat wij hem lief hebben, hoezeer wij eenen afkeer hebben van zijne razemjj en die trachten te genezen ? Maar wat zjjn de driften en ondeugden van hen , die ons beleedigen, anders dan razende koortsen en als deze zijn voorbijgegaan, zijn die personen niet meer onze vijanden, maar onze vrienden , die onze liefde vragen en behoeven , en die ons niet schuwen , dan omdat zij bang zijn voor onze wraak, of ons als wrekers verachten. Zoo heeft onze Jesus met ons en met zijne kruisigers gehandeld , Hij heeft ons onderscheiden van onze misdaden, deze heeft Hij door zijn bloed vernietigd, en ons behouden. Is het dan niet billijk , dat wij met onze broeders handelen zoo als wij willen , dat God de Heer met ons handele ? Welaan , mijne ziel! ding gij dan ook naar zulke grootmoedigheid ; nooit zult gij beter toonen , dat gij Christen zjjt. en dat het Christendom goddelijk en boven al liet aardsche verheven is.
Maar , zult gij misschien nog willen inbrengen , het is met kwaadwilligen opzet, dat men mij beleedigd, gescholden of belasterd heeft. — Gij wilt dan zeggen , dat g|j met Jesus juist in het zelfde geval zijt. —- Jesus toch werd ook en veel meer met kwaadwilligen opzet, en uit nijd en wraakzucht mishandeld , maar zal ooit het door ii geleden ongelijk met dat van onzen Jesus in eenige vergelijking kunnen komen ? heeft ooit eon vijand zoo
2) Ibid.
-i) Rom. XH ; 21.
bitteren haat, zoo ijsselijke woede tegen u uitgeoefend , als de Joden tegen Hem ? men heeft kwalijk van u gesproken , u bespot, belasterd, maar , geschiedde dit ooit met zoo veel baldadigheid, als tegen uwen Heiland en Meester ? men heeft u beschadigd, van geld, goed of onderhoud beroofd, maar heeft men u ook uw laatste kleed onttogen, zoo als men uwen Heer en Koning deed? men heeft u geslagen , gekwetst , gepijnigd ; maar zijt gjj ooit wreedelijk gegeeseld, met zoo vreesselijke doornen gekroond , met zoo ijsselijke nagels aan een moordhout vastgeklonken , als uw menschgeworden God ? heeft men ook uwe lijdzaamheid aan onmagt toegeschreven, zoo als de zijne ? waren ooit uwe vijanden zoo ondankbaar , zoo onbeschaamd als de zijnen ? Maar wie zijt gij dan , die u bij uwen Schepper durlt vergelijken ? Hij is een onafhankelijke , een eeuwige, een onmeetbare God, de Schepper en Bestuurder van het heelal en gij ? wat zijt gij meer dan een geringe aardworm, een verachtelijk wezen? Hij, de onschuld, de heiligheid zelve, die alle eer, aanbidding en liefde waardig is, en gij, een zondaar, een ondankbare , die alle verachting verdient, ook dan, wanneer men u verongelijkt. Met welke versmading, met welke schaamte kunnen u ooit menschen overladen , die uwe zonden niet verdienen ? moest niet eeuwige wraak , in den diepsten afgrond der hel uw aandeel zijn ? wanneer gij nu uwen Jesus zoo grootmoedig zijnen vijanden hoort vergeven, zult gij het dan uwen broeder, die u beleedigd heeft, durven weigeren ? hoe zult gij dan, die zelf eene zoo groote schuld bij dien vreesselijken God te voldoen hebt, Hem om vergeving durven smeeken, zoo gij weigert uwen broeder eene geringe beleediging kwijt te schelden ? Durft een mensch , tegen een anderen mensch zijne yramsclwp behouden, en van God genezing verzoeken? \) Neen, mijne ziel! volg het voorbeeld en voorschrift van Jesns, ik zeg u , bemint inve vijanden , doet ivel dengenen, die u haten , en bidt voor degenen, die u vervolgen en belasteren , 2) of erken, dat gij tot de zijnen niet meer behoort , dat gij afstand doet van uwen Heer en God, en met Hem, van al zijne beloften en vertroostingen, van de eeuwige vreugde des hemels, en al het aangename, dat
'2) Matth. V : 44.
1) Eccl. XXVIII : 3.
63
de godsdienst ons aanbiedt. Er bljjft u geene andere keus overig, dan die van te vergeven en eeuwig te juichen of eeuwig te branden ; want zijnen vijand haten en aanspraak op het eeuwige leven te willen behouden , is het onmo-geljjke willen.
Zoudt gij dan . in cene zoo gewigtige zaak , die over uw eeuwig geluk of ongeluk moet beslissen , nog een oogen-blik kunnen aarzelen ? zoudt gij nog twijfelen , terwijl het voorbeeld en de wet van Jesus . uwen Verlosser en eenigste hoop , zoo duidelijk spreekt ? Neen , mijn Verlosser ! ik heb vastelijk besloten alle haat. alle gramschap af te leggen, en uw voorbeeld te volgen , want ik wil uw leerling blijven ; ik laat alle wraak aan U alleen , want die mij belee-digen , verongelijken U ook , en Gij alleen zult het vergelden, wanneer de tijd van wraak zal komen. Geef mij beminnelijke Jesas! deze dierbare , deze belanglooze en grootmoedige liefde , die Gij op uw kruis jegens uwe vijanden betoond, en ook voor mij verdiend hebt, die liefde , die natuur en zinnen overwint, en ik zal nw voorbeeld volgen.
HEGEKENINft.
Gewen u dagelijks en bijzonder des avonds , eer gij u ter vuste begeeft, den geringsten afkeer, dien gij gevoelt, uit te dooven , ja zelfs dengenen, die u het meest beleedigd hebben, de meeste liefde en weldadigheid te bewijzen. Denk dikwijls aan het voorbeeld , hetwelk Jesus ons op zijn kruis heeft gegeven: want niets is beter geschikt, om ons eene wave en opregte liefde tot onze vijanden in te boezemen en onze gevoeligheden te overwinnen.
Vader', vergeef het hun , wantsij welen met wat zij doen. Luc. XXIIJ: 34. ,
I. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus ons niet alleen door het gebed . in het midden van zoo vele onuitsprekelijke smarten en verguizingen voor zijne doodelijke vijanden zoo vurig uitgestort, de grootste blijken van goddelijk geduld en liefde tot zijne vijanden heeft gegeven.
64
maar ons ook ten hoogste verbaast, ja de troostrijkste lessen geeft in de verschooning , die Hij bij zijn gebed voegt, om van zijnen Vader de vergeving van al wat Hem wordt aangedaan, zoo veel te zekerder en als met een zeker regt te verkrijgen: Vadert vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. Hoe ? was dan de onwetendheid der Joden de drijfveer der mishandelingen , tegen Jesus gepleegd ? Was het niet veeleer erkende kwaadaardigheid , helsche nijd ? Hadden zij Hem dan niet de voortreffelijkste wonderdaden zien verrigten ? Waren zij niet volkomen van de vlekkelooze heiligheid zijns levens overtuigd ? Hebben zij zelfs geene valsche getuigen moeten opmaken , om Hem te kunnen beschuldigen ? Waren niet de genezing des blindgeborenen en de opstanding van Lazarus , de voornaamste redenen, waarom zij Hem ter dood gezocht hebben ? Kunnen dan zulke opzettelijke vijanden van alle waarheid, onder voorwendsel van onwetendheid , nog eene verschooning verdienen ? Ja , mijne ziel! Jesus tracht hen hiermede te verontschuldigen , hiermede verkrijgt Hij hetgeen Hij vraagt, en hiermede geeft Hij u en allo geloovigen de bemoedigende en troostvolle verzekering , dat Hij voor u en voor allen op zijn kruis gebeden heeft.
Gij zijt ten hoogste verontwaardigd , wanneer gij uwen Heiland door den haat der Joden, door de woede der overpriesters , door het onregtvaardig vonnis van Pilatus en door de wreedheid zjjner beulen , aan een kruis ziet geklonken , gij brandt als van woede tegen die booswichten , wanneer gij u de ijsselijke pijnen, die Hij daar verduurt , de onbegrijpelijke schande , die Hem zijne naaktheid veroorzaakt, de schande , Hem door de lasteringen en beschimpingen van Joden en Heidenen aangedaan, voor den geest brengt, gij zijt buiten a zelven over de goedertierenheid en liefde van Jesus, wanneer gij Hem voor dezulken zoo hartelijk hoort bidden; maar vergeet gij dan niet, dat niet slechts de Joden en Heidenen schuldig zijn, maar ook gij uwen Heiland dit alles deedt verduren ? Bedenkt gij wel, dat de Joden en Heidenen in naam van geheel het ondankbare geslacht van Adam dezen gruwe-lijken godsmoord pleegden , en derhalve onze plaats bekleedden, onze personen vertegenwoordigden ? Dat zij het ongeloof en de boosheid vereenigende , volkomen uitdruk-
65
ten hetgeen wij zijn ? Hebben wij niet allen in onze be-dorvene harten den wortel dierzelfde htrtstogten , die de Joden , de overpriesters en schriftgeleerden , die Pilatus en de Romeinen verblindden ? die hun de waarheid deden haten , de onschuld deden veroordeelen ? Ach, mijne ziel! ook gij , toen gij zondigdet ,■ toen haat, afgunst of on-regtvaardigheid u den evenmensch deed beleedigen , toen wulpschheid , overdaad , hoogmoed of ijdelheid uw hart bezoedelden , toen hebt gij ook uwen Heer en God gekruist , en njaaktet u aan dat onschuldig bloed van den (ïodmensch schuldig. — Indien het toch ontegenzeggelijk is, dat Jesus geleverd is om, onze misdaden , 1) indien volgens den Profeet Isaïas , God ons aller boosheid op Hem gelegd heeft , 2) en Hij derhalve met onze zonden beladen , aan het kruis genageld is, om daarvoor gestraft te worden en aan de eeuwige regtvaardigheid voldoening te geven , dan volgt het ook van zelf , dat wij allen en elk in het bijzonder de oorzaak zijn van al wat Hij onmid-delijk van zijne vijanden geleden heeft. Doch waarom deze waarheid bij gevolgtrekking aangetoond , daar de Apostel haar onmiddelijk bewijst, wanneer Hij van de hervallen zondaars zegt, dat zij wederom voor zich zei ven den Zoon Gods kruisigen. 3)
Zult gij dan , mijne ziel! nog durven beweren , dat gij zuiver zijt van dat bloed , dat gij geen deel hebt gehad aan dien godsmoord ? Maar indien wij niet minder de hand leenden aan zijnen dood dan de Joden en Heidenen, dan heeft Hij ook voor ons niet minder dan voor hen gebeden. O dierbare troost! o met welk genoegen , met welk vertrouwen , met hoe vele gevoelens van dankbaarheid en liefde vestig ik dan mijne hoop op mijnen ge-kruisten Verlosser , en roep ik juichend met den Apostel: Hij heeft mij bemind , en hij heeft zich voor mij gelegerd ; 4) Hij heeft voor mij als voor een zijner vervolgers gebeden , en verkregen de vergeving van diezelfde misdaad, waarvan Hij het slagtoffer is, dat is van al mijne zonden. Wie zal dan van u niet alle goed mogen verwachten , die zoo weldadig zijt voor hen , die U zoo onmenschelijk mishandeld hebben ? Wie zal zich niet op
1) Rom. IV: 25. 2) Is. Llll; 6.
3) Hebr. VI: 0. i) Gal. II; 20.
3
66
U verlaten , U niet beminnen, die hier getoond hebt, hoezeer Gij mij bemint ? Maar Jesus heeft n hier ook doen zien , hoe verfoeijelijk gij zoudt zijn , indien gij Hem door nieuwe zonden beleedigdet. Dan neen , mijn Verlosser ! nooit zal ik mij wederom aan die onverschoonlijke trouweloosheid schuldig maken.
II. Overweeg, mijne ziel! de onbegrijpelijke liefde van Jesus tot zijne beulen , in deze woorden ; Zij weten niet wat zij doen , zoo levendig uitgedrukt
Als ware het te weinig hen te beminnen , hen te vergeven , voor hen te bidden , wil Hij hen zelfs verschoo-nen , hen als regtvaardigen voor de oogen zijns Vaders , ja Hij doet alles gelden , voert alles aan , wat de hatelijkheid der misdaad , die zij in zijnen persoon bedrijven, eenigzins kan verschoonen , en daarom schrijft Hij alles aan onkunde toe. Om namelijk de liefde van Jesus tot zijne vervolgers beter te beseffen , bemerken wij , dat de gekruiste Heiland hier niet van die onkunde gewaagt, die volstrekt bestaanbaar is met de goede trouw van een opregt hart, daar het al te duidelijk blykt, dat haat en afgunst, en derhalve de kwaadaardigheid de eerste en voornaamste oorzaak was, waarom zij zijne wonderwerken verduisterd , zijnen dood geëischt, en Hem veroordeeld hadden. Hij spreekt dan van die onkunde, die zijne Godheid en het wonder , dat er gebeurde , voor hen verborg; Hij bedoelde die onwetendheid omtrent Gods wijsheid , die verborgen was in een geheim , hetwelk , volgens de woorden des Apostels, niemand der geleerden dezer wereld gekend, heeft; want hadden zij dit gekend, zij zouden nooit den Heer der heerlijkheid gekruist hebben. 1)
Dit begrepen noch zij. noch de duivel, hun meester ; zij beseften niet, hoe het mogelijk was , dat een Zoon Gods zulke vernederingen , pijnen en schande kon ondergaan ; hun eigen hoogmoed verblindde hen en zij werden alzoo in hunne eigene strikken gevangen , al wat zij aanwendden om Jesus te beproeven en te doorgronden , strekte om Hem meer en meer voor hen te verbergen , of liever om hen te verblinden, te verbijsteren en te
-1) Cor. II : 7. 8,
67
beschamen , vermits hunne aardsgezindheid nimmer zoo-danigen Messias had verwacht.
En ziedaar de onwetendheid , hoe onverschoonlijk , hoe vrijwillig ook , waarvan zich Jesus bedient, om genade en vergeving voor hen te verwerven , als niets anders ter verontschuldiging hunner verfoeijelijke misdaad kunnende aanvoeren.
Ziedaar , mijne ziel ! tot hoe verre de liefde uwen Jesus vervoert voor zijne doodelijke vijanden , voor hen , die werkelijk bezig zijn , Hem op de schandelijkste en wreedaardigste wijze te vermoorden, vindt Hij nog redenen van verschooning. Ach , hoe verre zijt gij van die liefde verwijderd , die altijd uitziet, om de misdaad van anderen te bedekken : immers handelt gij zoodanig wel zelfs met uwe vrienden , met uwe weldoeners , ouders of kinderen ? Is er wel eene groote mishandeling, eene merkelijke be-leediging noodig , ja is het u niet genoeg , dat hun gedrag u mishaagt, om hen te veroordeelen. en hunnen goeden naam bij anderen te krenken? Mijn Verlosser, hoe verwonderlijk zijt Gij! leer mij toch, bid ik U, door uwe alvermogende genade uw voorbeeld volgen , stort in mij die liefde , die geen kwaad denkt, 1) die wel ver van onophoudelijk de gebreken van mijnen broeder te veroordeelen , altijd wenscht, het zij in hunne onwetendheid, zwakheid of meening iets te vinden, dat het hatelijke van zijne misdaad bedekt en mij de beleediging zoo veel te gemakkelijker doet vergeven; want dit is het ware kenmerk uwer leerlingen , dit is het groote gebod , dat Gij ons hebt opgelegd , dat wij elkander liefhebben , gelijk Gij ons hebt lief gehad.
Maar welke dierbare troost , mijne ziel! is ook voor u in deze woorden opgesloten. Jesus heeft dan niet alleen voor die overtredingen, die het gevolg waren eener onschuldige onwetendheid , maar ook voor die zonden gebeden , die gij met volkomen beraad en moedwil hebt gepleegd. In elke zonde tocht grijpt eene zekere onwetendheid plaats, die den ellendigen zondaar zoo vermeten de zonde doet bedrijven, en van welke hij nimmer wederkeert, dan wannter het licht der genade hem tot God terugvoert.
Is het niet zoo , mijne ziel ? Zoudt gij de aardsche goederen en vermaken met zoo veel zucht beminnen en naja-
1) 1 Cor. 13.
68
gen en de hemelsche zoo gering achten, indien gij de oneindige waarde van deze en de ijdelheid van gene ken-det? Zou zich wel iemand zco vrijmoedig aan dronkenschap , hoererij , overspel, woeker of andere zonden schuldig maken , indien hij wist , hoe verschrikkelijk en hoe zeker de wraak is , die een ontzaggelijk God daarover zal nemen? Zouden de bespotters van godsdienst en van al wat heilig is , zoo vermeten de geheimen en waarheden van het Evangelie durven beschimpen of belagchen, indien zij de grootheid Gods en de heiligheid der Godsdienst kenden ? Zouden de zondaars wel dagen , weken en jaren lang , in eenen staat van doodelijke zonden durven voortleven , durven slapen en dartelen . indien zij levendig overtuigd waren . dat zij als een haar des hoofds boven een onmeetbaren afgrond hangen, waarin zij elk oogenblik kunnen nederstorten , om daar in alle eeuwigheid hunne vermetelheid te beweenen ; en ach! mogten zij bij tijds hunne oogen voor het licht der waarheid openen , opdat zij het niet eenmaal met die van het boek der wijsheid te laat zullen moeten erkennen : Zoo zijn wij dan afgedwaald van den weg der waarheid , het licht der ivaar-heid heeft over ons niet geschenen en de zon der kennis is over ons niet opgegaan, 1)
Dan neen, mijn gekruiste Jesus! was ik tot nu toe onwetend gelijk de Joden en Heidenen , heb ik U door mijne zonden ter dood gebragt, voortaan zal ik anders en beter leven. Gij hebt voor mij ooi: als voor een onwetende gebeden: Vader vergeef het hun, want zij weten niet ivat zij doen , en dat gebed heeft voor mij ook het noodige licht verdiend en verkregen om U te kennen, om afstand van mijne zonden te doen en bij U het eeuwig leven te behalen. Ik heb gedwaald als een verloren schaap en dit is de eerste belijdenis van hen, die tot U terugkomen ; ik schaam mij over mijne vorige werken dei-duisternissen , maar ik herleef bij de eerste schemering van een heilig licht, dat Gij mij mededeelt, als de vrucht van uw gebed en reeds beween ik de dwaling , waarin ik gedompeld lag. O Jesus! ik verwacht van U de vergeving mijner misdaden , door de kracht van uw gebed, voor mij zoo liefderijk tot uwen Vader gespro-
1) Sap. 5; 6.
ken: Vader vergeef het hun , want zij weten niet wat zij doen
III. Overweeg, mijne ziel! dat alhoewel Jesus de onkunde zijner moordenaars bij zijnen Vader deed gelden , om | voor hen de vergeving zoo veel te gemakkelijker af te smeeken, deze hen echter niet van de gruwelijkste zonde vrijsprak. Waarom toch bad Hij zjjnen Vader voor hen zoo vurig om vergeving, indien zij met Hem te vervolgen , niet de grootste zonden pleegden ? Kon ooit aischuwelijker misdaad bedreven worden, dan die van eenen godsmoord ? Kon ooit eene onwetendheid vrijwilliger , kwaadaardiger en derhalve schuldiger zijn dan die van Jesus' vijanden ? Zij zouden wel is waar , nooit den Koning der heerlijkheid gekruist hebben , indien zij go-weten hadden , dat Jesus waarlijk de Zoon Gods , de Heer van leven en dood , de Schepper van hemel en aarde was; maar de duivel zelf zou dit niet gedaan , noch anderen ingegeven hebben , indien hij dit geweten had; derhalve is in deze gemoedsgesteltenis niets , dat meer tot hunne verontschuldiging dan tot die van den duivel kon strekken; wat toch was de oorzaak hunner verblindheid anders dan de hoogmoed , de eigenwijsheid , de ongeregelde liefde tot zich zeiven en tot het vergankelijke en de onverschilligheid tot de ware deugd? Met één woord : de overmaat hunner boosheid heeft hen in de diepste duisternissen doen nederstorten en het geheim eener goddelijke wijsheid voor hen verborgen , dat zij bewonderd zouden hebben , indien zij opregt en leerzaam van harten waren geweest. Deze maakte hun de leering van Jesus ondragelijk, want zijne heiligheid , zijn voorbeeld en zijne wetten veroordeelen hen, en dit deed hunnen haat en nijd ontbranden: dit deed hen te zamen spannen om zich van Hem als van een gedurig verwijt hunner ondeugden te ontdoen , en dat wel als eenen der gruwelijkste booswichten , en door den wreed -sten en schandelijksten dood tot bewijs , dat Hij niet de Zoon van God , maar een bedrieger was. Zoo beraadden zij zich onderling, gelijk wij het in het boek der wijsheid vinden opgeteekend; Laat ons den regtvaardigen lagen leggen Hij kant zich tegen ons gedrag aan , Hij verwijt ons de overtredingen der wet,.. Hij noemt zich zeiven den Zoon Gods , het verdriet ons zelfs Hem te
70
zien laat ons zien , of zijne woorden waarachtig zijn,.,, iaat ons Hem tot den schandelijksten dood verwijzen; dit waren hunne gedachten , maar zij dwaalden ; want hunne hoosheid heeft hen verblind, zij hebben de geheimenissen Gods niet gekend. 1) Wel verre dan, dat hunne verblindheid voor hunne misdaad pleitte: zij was de vrucht en tegelijk de straf van hunne wraakzucht, zij waren onwetend omdat zij het wilden zijn en gereed waren aan hunnen nijd alle regtvaardigheid en hun ge--weten op te offeren.
Leer hier dan , mijne ziel! dat het niets tot uwe verontschuldiging zal bijbrengen, dat gij de vreeze Gods, zijne regtvaardige oordeelen of bedreigingen vergeten hebt; want deze verblindheid is het gevolg der boosheden , en de laatste straf in dit leven , welke doorgaans door de eeuwige gevolgd wordt. Deze onwetendheid kan bestaan met de wezenlijke kennis des verstands , daar zij in het hart huisvest, en in de bedorvene gesteldheid daarvan haren oorsprong heeft; maar deze verblindheid wel verre van den zondaar te verschoonen , is op zich zelve reeds eene misdaad , en vermeerdert bij gevolg zijne schuld voor de oogen van God.
Mijne ziel! overweeg deze waarheid wel, want zij zal u de voortreffelijkste onderrigting voor uwe zeden verschaffen. — Menigmalen beroepen wij ons bij het onderzoek des gewetens over onze pligten op onze onwetendheden , en trachten ons bij overtredingen hiermede te verschoonen. Zoo wenden dikwijls ouders hunne onwetendheid voor wegens het wangedrag hunner kinderen, overheden wegens dat hunner onderdanen, leerlingen of dienstboden. Maar is het dan uw pligt niet, om over hun gedrag te waken ? Hebt gij wel de noodige vlijt aangewend , om u van hun doen en laten te onderrigten , hun wangedrag te bestraffen ? Gij hebt dan al wat hun betrof kunnen en moeten weten , weet dan ook , dat gij voor de oogen van den alzienden God schuldig zijt aan al de misdaden , door hen bedreven.
Aldus zal zich menig man des handels in den dag des oordeels bedrogen vinden, wanneer hij zijne onwetendheid zal voorwenden , toen hij onder voorwending van gewoonte, of zoogenaamd handels-gebruik den evenmensch onregtvaar-
\) Sup. 11 12, enz.
diglijk behandelde, in weerwil der duidelijkste natuurwetten , die ons verbieden anderen te doen , hetgeen wij niet willen , dat ons geschiedt.
Aldus zal eene ontelbare menigte van Christenen beschaamd staan , omdat zij , na zeer wel geweten te hebben al wat hun ligchamelijk onderhoud, hun ambt of hunne bediening betrof, ten opzigte der geloofswaarheden , kerkelijke wetten, voorbereiding tot de H. Sacramenten en al wat hen voor eeuwig gelukkig kan maken, in de diepste onkunde geleefd hebben ; aldus zullen eindelijk vele Christenen verloren gaan , die niet wisten , of liever er niet aan dachten , dat zij door hunne wulpsche gedachten, onzuivere begeerten , verholen onnatuurlijkheden , ontheiligingen van het huwelijksbed , of door hun vloeken en zweren, eerrooverijen en vele andere wandaden doodelijk zondigden. ïe vergeefs zullen zij hunne onwetendheid tot hunne verontschuldiging inroepen, daar hun eigen geweten hen overtuigen zal, dat zij als redelijke schepselen en nog meer als Christenen het ongeoorloofde , het onzedelijke , het afschuwelijke dezer wandaden hadden kunnen en moeten weten , maar dat zij niet huh-hen willen verslaan om goed te doen 1) en hunne hoosheid hen verblind heeft. 2) Indien zij niet verzuimden , of niet met versmading nalieten Gods woord en de on-derrigting der priesters te hooren , zouden zij beter weten en beter leven ; dan wijl hun dit te gering is, wijl zij te verstandig, dat is te hoogmoedig zijn, om de eenvoudige lessen van het Evangelie te hooren, daarom zal hunne eeuwige verwerping het gevolg zijn hunner moedwillige verblindheid.
O God ! bewaar mij voor deze onwetendheid ; want indien een heilige Koning , meer dan iemand in uwe wet onderwezen, tot U aldus uitriep: Gedenk de misdaden mijner jongheid niet, noch mijne onwetendheden, 3) hoe vele redenen heb ik dan niet , om er voor te vreezen ? Stort ook in mij eene heilige vrees voor deze onwetendheid , opdat ik alles aanwende, om mijne ware pligten te kennen en te behartigen.
Ja, mijne ziel! de onwetendheid der Joden ten opzigte van hunnen Messias moet u doen beven ; die van eenen Judas in het verraad zijns meesters, die der Hei-1) Ps XXXV: 4. 2) Sap. II: 21. 3) Ps. XXIV; 7.
72
denen in het aanbidden hunner afgoden , die van zoo vele ketters en scheurmakers in het bestrijden van Gods kerk, die voor het helderste licht, dat hen als de middagzon beschijnt, hunne oogen sluiten , dit alles moet u doen verstommen en u doen zien, dat men door een of anderen hartstogt vooringenomen , tot de diepste en schul-digste onwetendheid kan vervallen , zoodat men God zelve eene dienst meent te bewijzen, met zijne afgezanten te vervolgen, te belasteren, te vermoorden. Van daar, dat men niet zelden zelfs onder de Katholijken, de plegtighe-•ien en wetten der Kerk, ja de waarheden des geloofs zeiven in de gezelschappen oneerbiedig hoort beoordee-len of verachten en in de plaats daarvan andere zou willen invoeren , als ware men tot regter over de Godsdienst aangesteld. Het is waar , zij zijn doorgaans de on-knndigste , het is doorgaans de onwetendheid , dis hen doet spreken, maar die haren oorsprong ontleent in den haat, dien zij tegen de Godsdienst koesteren en hen bi) gevolg zoo veel te schuldiger maakt voor de oogen van God. quot;Betreur de zoodanigen , mijne ziel! en smeek den Heer , dat Hij het hun vergeve , want zij weten niet wat zij zeggen. Maar leer bijzonderlijk uit hun voorbeeld acht te geven op u zelve en u nooit, door haat, nijd of andere bartstogten te laten vervoeren, alle vooroordeel of vooringenomenheid af te leggen, wanneer gij over eemge zaak moet oordeelen. Dit neem ik mij voor , mijn Verlosser1 mistrouwende op mijne duisterheden , wil ik voortaan in uw licht wandelen , U als het eenigst voorwerp van mijn hart verkiezen , uwe inspraken en niet die mijner hartstogten involgen. Geleid mij altijd door het licht uwer genade , opdat ik dit voornemen volbrenge en met in die blindheid vervalle , die mijn hart van U zou verwijderen.
BEOEFENING.
Verschoon gaarne de gebreken van anderen en denk , dat de uwen misschien grooter zijn. Bewaar uw hart voor de indrukselen der hartstogten , want deze doen ons gemeenlijk verkeerd oordeelen ; hoor gaarne Gods woord en de berispingen van ouders, oversten en allen , die u uwe gebreken onder het oog brengen. Betrouw niet op uw
verstand , maar vrees veeleer voor uwe verblindheid, want wij zijn dikwijls zoo blind , dat wij onze blindheid zelven niet gewaar worden. 1)
Ditzelfde verweten Hem ook dc moordenaars , die met Hem gekruisigd warenook bespotteden Hem de krijgsknechten en kwamen Hem edik aanbieden , zeggende: zijt Gij de Koning der Joden , zoo verlos U zelven. Matth. XXVIl: 44. Luc. XXIII: 36 , 37.
I. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus in eeue zee van smarten aan het kruis hangende , wel verre van eenigen troost te vinden . in tegendeel, niet alleen zijne smarten , maar ook zijne smaadheden elk oogenblik ziet vermeerderen , en niet alleen van de Joden en overpries-ters, maar ook zelfs van een der moordenaars en van de krijgsknechten , op de grievendste wijze belasterd en bespot wordt.
De Zoon Gods , van eeuwigheid en op eene goddelijke wijze uit den Vader geboren, Hij, door wien alle dingen geschapen zijn , die hemel en aarde bestuurt, die allen schepselen hun aanwezen , voortdurend bestaan en onderhoud verschaft, Hij . wiens wijsheid en almagt wij elk oogenblik in de natuur bewonderen, door wien alleen wij ons geluk kunnen bereiken , door eenen godvergeten regter ter dood veroordeeld, op een schandelijk kruis aan handen en voeten vastgeklonken , met een doornenkroon op het hoofd, ten spot van zijn koningschap , tusschen twee kwaaddoeners en bedekt met druipend bloed om in dien vrees-selijken staat den naderenden dood af te wachten , en tot vermeerdering zijner bitterheden , daar op allerlei wijze beschimpt, bespot, belasterd : ziedaar , mijne ziel! eene rijke bron ter uwer betrachting. Hier ontbreken woorden, hier schieten alle denkbeelden te kort en verwarren zich de gedachten. Gij alleen , o God! hebt zulks kunnen uitdenken , om eene evenredige voldoening te vinden , voor
1) Thomas van Kempen, 2de B. Hde Hst.
74
het ongelijk, U aangedaan door de zonde , Gij alleen hebt zulk een middel kunnen eischen , om uwe regtvaav digheid te bevredigen; Gij alleen hebt zulk een middel kunnen uitkiezen , om ons te behouden , want Gij alleen kunt begrijpen, welke gruwel in de zonde is opgesloten en wat Jesus geleden heeft , toen Hij zoo onmenschelijk werd mishandeld ; terwijl kortzigtige stervelingen niet anders dan verwonderd kunnen staan , over een zoo onbegrijpelijke gebeurtenis.
O mijne ziel! wat zegt uw hart toch bij dusdanige beschouwing ? Zi!gt het u niet, dat gij beven moet voor eenen God , die eene zoo verschrikkelijke wraak neemt over de zonden ? Zegt het u niet, dat gij nooit genoeg wederliefde kunt betoonen voor zulke barmhartigheid , die u iret zooveel lijden heeft willen behouden ? Zegt het u niet, dat die Jesus, die dit alles ondernomen heeft, al uw vertrouwen, al uwe verkleefdheid , al uwe liefde , uwe dankbaarheid, uwe gehoorzaamheid en dienstvaardigheid ©verwaardig is.
Lieve Verlosser! op deze overweging geef ik mij heden geheel aan ü over , Gij alleen zijt het waardig , want zonder ü moest ik eeuwig weenen , en door U hoop ik eeuwig te juichen ; Gij alleen zult voortaan het innigst voorwerp van mijn hart wezen , voor ü zal ik voortaan alle onge -lijk geduldig verdragen, om U zal ik voortaan geenen behoeftige meer ongetroost laten voorbijgaan , met U zal ik eindelijk boetvaardigheid en versterving plegen over mijne zonden. Geef mij , bid ik ü , dat ik nooit meer van ü gescheiden worde. Ach , geef mij , lieve Jesus! dat ik het altijd beseffe , wat Gij voor mij hebt geleden.
Wanneer de krijgsknechten nu het kruisigen van dne vérschillende personen verrigt en de kleederen van Jesus verdeeld hadden , waren zij op den kruis-berg gaan zitten , deels om , volgens de gewoonte . Jesus te bewaren, deels om van den arbeid te rusten. Intusschen hielden de Joden zich bezig, met Jesus op allerlei wijze te belasteren en ■gt; te bespotten , naardien zij Hem toch geen ander kwaad meer konden aandoen , uit hoofde van de aanwezigheid der wacht. De voorbijgangers schuddeden hunne hoofden en zeiden; Welaan Gij , die den tempel Gods afbreekt, en in drie dagon weder opbouwt, verlos U zeiven , indien Gij Gods Zoon zijt, zoo kom af van het kruis.
De overpriesters , de schriftgeleerden en ouderlingen zeiden ; Anderen heeft Hij verlost en zich zeiven kan Hij niet verlossen ; zoo Hij de Koning van Israël is , dat Hij nu af home van het kruis, en wij zullen Hem gelooven : Hij heeft op God betrouwd, dat Hij Hem nu verlosse,indien Hij Hem genegen is, want Hij heeft gezegd: Ik hen Gods Zoon. 1) Zulke hartjrrievende woorden moest onze Jesus verdragen van zijn eigen volk , hetwelk Hij niet dan goed gedaan had , en tot welks verheerlijking Hij gekomen was.
Dan hetzelfde verweten Hem ook de moordenaars , die met Hem gekruisigd waren. 2) Ook die met Hem gekruisigd waren , zegt Marcus, beschimpten Hem ; te weten één van hen ; want de Evangelist spreekt in het meervoudige , om te kennen te geven , dat uit alle soorten van menschen , welke zich op den kruisberg bevonden , er eenigen waren , die onzen Jesus in het hart zochten te treffen, om Hem te honen ; immers het is niet waarschijnlijk , dat de moordenaar , die den anderen over zijne lasteringen berispte, eerst dezelfde boosheid bedreven hebbe , dewijl hij daardoor aan zijne berisping alle kracht benomen , of ook eene zekere ongestadigheid getoond zoude hebben , zoodat de Evangelist Mattheus hier op dezelfde wijze spreekt als Lucas, wanneer hij zegt, dat de krijgsknechten Hem edik aanboden , daar Mattheus echter stellig zegt, dat slechts één Hem dien edik gegeven had.
Deze kwaaddoener dan verweet Jesus , al hetgeen hij van de Joden gehoord had. En wie kan ontkennen , dat het aan het hart van Jesus eene bijzondere smart veroorzaakt moet hebben , een rampzaligen booswicht, een deelgenoot in zijne pijnen en dood zooverre zijnen haat te zien drijven , dat hij als zijne eigene smarten vergeet, om zijne smaadwoorden bij die der anderen te voegen ?
Ach ! mijne ziel! ook dit heeft uw Verlosser voor u willen lijden , en iemand op den kruisberg willen vinden , die in de angsten des doods zeiven eene soort van troost zoekt, me1 hem te verguizen ; tot zulk eene laagte is Hij voor u nedergedaald. Verwonder u dan niet. als gij hoort of ziet , dat er booswichten zijn, die met den dood op de lippen. God en Godsdienst belasteren en in hunne wanhoop verschooning hunner gruwelen, of verligting in hunne be-naauwdheden meenen te vinden , wanneer zij met hunne.
1) Mattli. XX VII: 39, 40. 2) Ibid, 44.
tongen den Hemel als durven beoorlogen. Zij zijn levende bewijzen van eenen wrekenden God , die hen heeft overgegeven aan de bedorvenheid van hun hart en sprekende voorbeelden der versteendheid , tot welke de mensch kan geraken , wanneer hij aan zich zeiven is overgelaten.
Ja, mijne ziel! ook wij zijn daartoe bekwaam , wanneer wij der zonden den toegang in onze harten verlee-nen en nooit verzekerd , tot hoe verre onze boosheid gaan zal. Ach , hoe velen , die te voren zelfs godvruchtig waren , zijn ten laatste rampzalige booswichten geworden , alhoewel zij nooit dachten , zoo diep in de boosheid te zullen wegzinken. Hoe veel redenen hebt gij dan , mijne ziel! om altijd te vreezen , altijd Gods verlichting en bijstand af te smeeken, altijd over uw hart te waken , altijd, wanneer gij eenige zonden bedreven hebt, terstond wederom door het H. Sacrament van boetvaardigheid u in Gods gunst en genade te herstellen.
II. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus van onmenschelijke krijgsknechten , die geen medelijden kenden , niet alleen op de gruwelijkste wijze aan het kruis genageld is , maar ook door hunne helsche spotternij diep in het hart getroffen werd. Nadat de verwijtingen, bespottingen, lasteringen en beschimpingen der Joden eeni-gen tijd geduurd hadden , geraken de krijgsknechten , na eenigzins uitgerust te zijn, in beweging, en door het voorbeeld der Joden en hunne oversten uitgelokt, beginnen zij ook met Jesus den spot te drijven, en om Hem met hunne spotredenen te gevoeliger in het aangezigt te honen , komen zij nader bij het kruis, zeggende ; Zijt gij de Koning der Joden , zoo verlos U zeiven.
Overweeg hier wel, mijne ziel! dat deze soldaten Heidenen waren , en alzoo tot de letter bewaarheid werd, hetgeen Jesus voorzegd had, dat Hij ook bespot zoude worden van de Heidenen. Het blijkt ook uit hunne bespottingen zeiven , dat zij niet de minste kennis hadden van het Koningschap van Jesus, en niet anders deden dan de Joden navolgen, en daarom zeer slechte redenen voortbragten ; want indien Jesus alleen Koning der Joden was , zoo volgde daar in geenen deele uit, dat Hij zich zeiven konde verlossen , dewijl geen enkele Koning, door zijne vijanden overwonnen en aan een kruis vaat-
genageld, zich zeiven kon verlossen. Maar was het wel te verwonderen , dat deze Heidenen onzen Jesus bespot-teden , daar de Joden hen voorgingen ? Was het te verwonderen , dat zij dien Koning verwierpen, daar zijn eigen volk Hem aldus mishandelde ? Dat zij geen denkbeeld hadden van Jesus en zijne waardigheid, daar de bewaarders en uitleggers der voorzeggingen zeiven Hem niet kenden ? Zeker kon men na zulke voorbeelden , van verblinde Heidenen niet veel beters verwachten: meer echter is het te verwonderen , ja niets was er onwaarschijnlijker . niets meer tegen alle redenen aandruischend , dan dat die Gekruisigde nog eens door de Heidenen erkend en aangebeden zoude worden. Hoe ? een Koning dei-Joden , die wel verre van over hen te heerschcn, in tegendeel op een schandelijk kruishout komt te sterven , na hiertoe veroordeeld te zijn door de schrandersten der natie , zonder dat iemand zijne verdediging opneemt, zou die erkend en aangebeden worden van Grieken en Romeinen , bij wie de kunsten, wetenschappen, bij wie verstand en schranderheid den hoogsten top bereikt hadden ? Is het wel mogelijk, dat ooit iemand zich zulke denkbeelden voor den geest had kunnen brengen ? Zou men niet veeleer gezegd hebben , dat Athene en Rome eerst van verstand en zinnen zouden moeten beroofd zijn , eer zulke schijnbare ongerijmdheid kon gebeuren ? Doch het kruis van Jesus heeft over alles gezegevierd , en datzelfde geduld, waarmede Jesus alle versmadingen, beschimpingen , lastertaal en bespotting verdroeg en stilzwijgend aanhoorde, hoezeer dan ook dat geduld een onoverwinnelijk beletsel moest zijn voor het geloof der Heidenen , heeft het echter de gansche wereld aan Hem onderworpen. Ja, mijne ziel! de Voorzienigheid had juist in dien tijd de Grieken en Romeinen tot den hoogsten top van geleerdheid doen opklimmen en hun het kruis doen omhelzen, om de waanwijze wereld te beschamen. O Jesus! hoe magtig zijt Gij ! Wij menschen zouden gedacht hebben , dat een mirakel op het kruis verrigt, eene wraakoefening plegtig over zijne vervolgers gedaan, een toeken zijner almagt bekwaam zoude geweest zijn , om zich, zoo niet van de verhardste Joden , die er reeds velen gezien hadden en aan zijne wonderen gewoon waren, ten minste van de Heidenen , die leerzamer waren , te doen kennen.
78
Maar God heeft geene middelen noodig , de zwakste , de strijdigste , ja de beletselen zeiven zijn in zijne hand middelen , om zijn oogmerk te bereiken : de dwaasheid van het kruis zal de wijsheid der wijzen beschamen , en de bekeering der Heidenen zal alleen het werk zijner genade zijn. Dat de wereld dan vrij woede tegen Jesus en zijne Kerk, dat hare vijanden hare waarheden of oefeningen bespotten, zij zal altijd over on- en bijgeloof blijven zegepralen , en al hunne ondernemingen zullen verijdeld worden, want zij weten, dat Jesus haar zijne belofte heeft gegeven, en Hij haar beschermer is. Het is dan onze pligt te bidden , te verdragen , te vertrouwen , en wat er ook gebeuren moge, wij zijn verzekerd, dat zij altijd onwrikbaar stand zal houden. Het zij dan verre van u, mijne ziel! u te schamen, in de tegenwoordigheid van andersgezinden de merkteekenen van onze Godsdienst te dragen , of te vreezen , dat gij hen zoudt verergeren , want het is dan juist de tijd , waarin wij ons geloof moeten belijden ; en deze belijdenis , men moge die bespotten , zal hen nogtans stichten door de kracht van het kruis van Jesus. Gij zoudt dan zeer kwalijk handelen, zoo gij geen kruis durfdet maken , uwe vastendagen of kerkelijke feestvieringen in het bijzijn van Protestanten vreesdet te onderhouden, ja gij zoudt zelfs nog grootere zonde bedrijven , dan wanneer gjj deze pligten verzuimdet in het bijzijn van Katholijken, omdat de ergernis grooter is , en gij misschien oorzaak zoudt zijn, dat diezelfde Protestanten verder van de Kerk afdwalen, ol die nog meer belasteren ; nooit stichten wij hen meer dan als wij de wetten der H. Kerk stiptelijk onderhouden en wie weet of God zich van hunne bespottingen zeiven niet wil bedienen , om hen tot het geloof te leiden , zoo als het gebeurde met de krijgsknechten op den kruisberg. O Jesus! ik bewonder uwe almagt, ik zal het mij tot eene eer rekenen, dat ik tot uwe Kerk behoor.
Maar welke zijn nn de woorden , die deze krijgsknechten onzen Jesus toevoegen ? Zijt Gij de Koning der Joden , zoo verlos U zeiven ; zij vragen ook een wonderwerk , zoo als de priesters , de leeraars , het volk, de omstanders , de voorbijgangers , de moordenaar het vroegen , doch met meer onverschilligheid dan de priesters , en de leeraars; deze laatsten , die den dood van Jesus
79
berokkend hadden vit nijd , en omdat hunne schijnheiligheid zijne berisping, zijne deugd niet kon verdragen, verlangden allen, maar alleen met den mond, dat Jesus zich zoud^ verlossen, want zij vreesden het, deze vrees nu verminderde wel, naar gelang de dood van Jesus scheen te naderen ; daar echter een oogenblik genoeg was, om hen te beschamen, gaven zij voor , dat zij een wonderwerk begeerden, opdat, zoo het gebeurde , zij het zouden schijnen verwacht te hebben, en zoo het niet gebeurde , het tot een bewijs van Jesus' onvermogen zoude strekken , en zij in dat geval niet anders gedaan hadden, dan den spot er mede drijven. O goddeloozen! Maar ziedaar , mijne ziel! een naauwkeurig afbeeldsel van die booswichten , die men meermalen onder de Chris ter en aantreft, als zij zich in de gezelschappen en bijeenkomsten, over hunne drogredenen tegen de Godsdienst en al wat heilig is , beroemen ; zij wenden dan voor , dat zij gaarne eenen priester of een anderen geleerde wilden te woord staan : zij zouden hem , naar hun zeggen , wel schielijk den mond sluiten , niet, dat zij zulks verlangen , immers daartoe biedt zich telken ure des daags de gelegenheid aan , in tegendeel daarvoor vreezen zij, en vlugten zelfs de pries-sters als hunne ergste vijanden, maar om hunne ongerijmde spotternij kracht bij te zetten , het gezelschap te verleiden , en hun eigen toegeschroeid geweten eenige voldoening te geven ; immers wie weet niet, dat al wat zij voortbrengen enkele grootspraak is , en al hunne redenen, al hunne bewijzen enkel bestaan in bespottingen ? Rampzaligen , die nog eens bevinden zullen , dat zij bedrogen zijn en anderen bedrogen hebben, doch misschien te laat' Het volk , de omstanders en bijzonder de soldaten vragen een wonderwerk . maar uit loutere nieuwsgierigheid , gereed om Jesus te blijven bespotten, zoo het niet gebeurt , of vrij te spreken als het gebeurt , zeer onverschillig in het een en in het ander ; zij wilden het liever , dat Jesus een mirakel deed , omdat zij dan iets zeldzaams zouden zien , doch zij verwachten het niet, en stellen er ook weinig belang in. Zie hier een afbeeldsel van die onverschilligen , die gewoon zijn in de bijeenkomsten spot en schendtaal ook tegen de Godsdienst onverschillig aan te hooren . zonder één woord te durven reppen tot verdediging. Zij wilden wel, dat er iemand ware , die
80
de tongen besnoeide, om alzoo iets nieuws te leeren, maar wat de zaak zelve betreft, daariu zijn zij gansch onverschillig.
Laffe zwijgers ! daar de eer van hunnen God en zijne Kerk hen verpligt te spreken: zij hebben dan ook te wachten, dat zij in den dag des oordeels verloochend zullen worden van Hem , dien zij niet hebben durven belijden. Maar wij hebben geene kennis genoeg om dezulken tegen te spreken ; maar hebt gij dan geene kennis genoeg , om uwe verontwaardiging' te toonen , het gezelschap te verlaten , de lasteraars te beschamen en uwe liefde voor de eer van uwen Schepper te doen blijken ?
Eindelijk de moordenaar vraagt ook, maar met veel ongeduld een mirakel en verwijt met verbittering den Heiland zijn onvermogen , of zijn uitstel. Hij heeft echter zeer weinig vertrouwen , dat het gebeuren zal, want niet anders dan zijn eigenbelang doet er hem naar verlangen. Zie hier , mijne ziel! de Katholijken levendig afgebeeld , wie niets anders dan hun eigenbelang Katholijk doet blijven ; weinig vertrouwen zij , de eeuwige zaligheid te zullen bewerken , dewijl zij zondig leven ; met ongeduld verwachten zij nog eens ontslagen te zullen wezen van de lasten der Godsdienst, dus schuwen zij de priesters, vlugten de deugdzamen en vreezen voor de berisping, omdat zij aan hunne driften zoodanig verslaafd zijn , dat zij de uitroeijing daarvan voor onmogelijk houden. Alzoo sterven zij ook onboetvaardig op een ellendig kruis , om een eeuwig kruis in den afgrond der vlammen te vinden. O God! bewaar mij voor die onverschilligheid in mijne wezenlijke belangen.
III. Overweeg , mijne ziel ! hoe de smaad en bespottingen , die Jesus Christus van de krijgsknechten heeft geleden , ons de heillooze kracht der voorbeelden en de vreesselijke gevolgen der ergernissen doen zien. Het was het voorbeeld alleen der overpriesters en schriftgeleerden, hetwelk de krijgsknechten aanzette om Jesus te lasteren. Nimmer zouden zij er anders aan gedacht hebben, om een stervenden kruiseling, die niemand ooit het minste kwaad had aangedaan, in zijne smarten nog meer te plagen , veel minder te bespotten , hetgeen toch het uiterste van alle onmenschelijkheid is. Datzelfde voorbeeld
bewoog ook den moordenaar , om Jesus te bespotten en verwijten te doen , ook zelfs toen hij den zekersten dood voor oogen zag.
O ijsselijke vertooning, o onbegrijpelijke verblindheid ! Ach mogten zich de verharde zondaars in dit voorbeeld spiegelen , mogten zij hier leeren , hoe vermetel zij zijn , wanneer zij zich beloven, dat zij zich op hun sterfbed zullen bekeeren ; hier toch sterft een zondaar onboetvaardig naast den Verlosser der wereld . naast den Vergever der zonden. Zij hopen bij hun verscheiden op de H. Sacramenten , op den bijstand der priester^; maar dat zij zich hier overtuigen , dat het bijzijn van den Zoon Gods niet genoeg is tot eene ware bekeering , hoe veel minder zullen dan Sacramenten of priesters op hen uitwerken ? O vreeselijke overweging !
Maar wat was toch de oorzaak van zulken gruwel in dezen onboetvaardigen boosdoener ? Het was de ergernis , die de leeraars der wet hem hadden gegeven en van daar, dat hij sterft met bespotting en laster op zijne tong, om eeuwig zijne onboetvaardigheid in den afgrond der hel te beweenen. Ontzettende overweging voor ouders en oversten! gij klaagt over de ongodsdienstigheid en zedeloosheid uwer kinderen , uwer dienstboden of andere onderdanen ; dan met welk regt durft gij u over hen beklagen ? Zijt gij zeiven godsdienstig en van een onbesproken gedrag ? Neen en dat bemerken zij, en meenende in uw gedrag een genoegzamen regel voor zich zeiven te vinden, handelen zij even als gij , en derhalve zijt gij de eerste oorzaak van hun wangedrag en hunne ongodsdienstigheid. Hoe toch zal een huisgenoot naar behooren de vasten-wet onderhouden, het woord Gods aanhooren , 's morgens en 's avonds zijne gebeden verrigten , hoe zal hij zich van vloekwoorden , van kwaadspreken en oneerbare taal onthouden, wanneer ouders en oversten het voorbeeld geven ? Wat werki met meer kracht op kinderen en onderdanen , dan het voorbeeld van ouderen en overheden ? Vergenoegen zich niet doorgaans kinderen , wanneer zij naar vader of moeder gelijken , onderdanen, wanneer zij zijn als hunne overheden en vindt men dan ook niet doorgaans de laatsten in de eersten terug? O hoe verschrikkelijk zal dan hun oordeel zijn , hoe zullen zij in dien poel van eeuwige jammeren op de tanden knar-
82
sen in de bewustheid, dat zij de oorzaak zijn geweest van het eeuwig verderf dezer ongelukkigen , die zich niet bekeerden , omdat hunne zonde als gewettigd werden door het voorbeeld hunner voorgangers.
Niet minder verschrikkelijk is deze waarheid voor die gehuwden, die in de gezelschappen , door hunne verfoei-jelijke tongen , de eerbaarheid schenden en de harten hunner aanhoorderen verderven! eeuwige brand wacht ook dat slangen-gebroedsel, om daar het onkuische vuur hunner begeerlijkheden te boeten. Mogten zij van een ieder zoodanig verfoeid worden , als zij het van hunnen Regter in het oordeel zullen gedaan worden. Zij vinden nu hun vermaak in die zoutelooze taal, zij ontzien zich niet voor de alomtegenwoordigheid van God, bespotten hunnen Jesus , verwijten Hem zijne onmagt en belasteren zijn geduld , wanneer zij onschuldige harten bezoedelen, en hun, voor wie Jesus gekruist is , voor wie Hij al zijn bloed heeft uitgestort, denkbeelden inboezemen , die hen misschien tot aan het graf vergezellen , en ongevoelig in hun eeuwig verderf zullen doen nederstorten. O die rampzaligen ! welke wraak toeft hen! Hun zullen die zielen worden afgeëischt, en eene eenige is genoeg , om de verdoeming over hen in te roepen. Te vergeefs zouden zjj zich de vergeving hunner ergernissen beloven , hoe dikwijls zij ook tot het H. Sacrament van boetvaardigheid naderen, tenzij ze door hunne stichting en zorgen, die zielen trachten te herwinnen.
Mijne ziel! wacht u toch van ergernis te geven ; wilt gij goddeloos zijn , liever de eeuwige vlammen verduren dan deugdzaam zijn ? ach kies dit dan voor u alleen , maar wees geen Apostel des duivels , die ook anderen in hun eeuwig verderf tracht neder te storten.
Wat moet men eindelijk oordeelen van die snoodaards , die in de bijeenkomsten hunnen spotlust tegen God en de Godsdienst, tegen priesters en altaar botvieren, omdat zij zeer wel weten , dat niets geschikter is , om de menschen er van te verwijderen , dan de spotternij ? dan hier ontbreken woorden , om de verontwaardiging , die dezulken verdienen , uit te drukken ; niemand anders dan Gij , al-wijze en alvermogende God! kan zulke gruwelen naar verdiensten straffen. Dit is echter zeker , dat er niets gemakkelijker is, dan de geheimen der Godsdienst te bespot-
83
ten , dat dit het eenigste bewijs is, dat heden het ongeloof tegen de godsdienst weet aan te voeren; doch ongelukkig zijn de menschen daarvoor vatbaarder, dan voor de duidelijkste bewijzen, bijzonder wanneer hunne zeden bedorven zijn, hun hart verkeerd of hunne deugd zwak is.
Welaan , mijn ziel! maak heden een voornemen , van die goddelooze tongen te besnoeijen , waar of welke deze :'
ook zijn mogen. Schaam u nooit over het kruis van Je- , 'v !
sus , maar kom er openlijk voor uit, als de eerbaarheid of Godsdienst geschonden worden ; nooit is vervolging of dood eervoller, roemwaardiger, zaliger, dan bij zulke gelegenheden.
Ja, mijn Jesus ! die voor mij zoo vele bespotting hebt ■willen lijden! ik zal U voortaan beminnen en uwe eer verdedigen , wanneer die door ongeloof of ondeugd wordt aangerand; ik zal mijnen roem stellen in uwe schande en versmadingen ; mij gelukkig achten , voor uwen naam versmading te mogen lijden : geef mij hiertoe uwe genade.
BEOEFENING.
Heb altijd een diepen eerbied voor al wat betrekking heeft op de Godsdienst; maak dikwijls een eerbiedig gebruik van het H. Sacrament der Biecht en der H. Communie ; wacht u van anderen , en bijzonder uwe kinderen en onderdanen , door onbehoorlijke gesprekken te verergeren ; berisp hen , die in uwe tegenwoordigheid tegen de Godsdienst of tegen de eerbaarheid spreken, zonder hierin iemand , zelfs ouderen of oversten te ontzien. Tracht bijzonder , door de goede voorbeelden, uwe onderhoorigen te stichten, en de ergernis te vergoeden, zoo als gij hen daardoor ontsticht hebt. Vlugt zorgvuldig de kwade ge- ■
zeischappen , en doe ze ook dengenen vlugten , die uwer ;j ^
hen van de moordenaars , die daar hingen, lasterde Hem ook, zeggende : indien Gij de Christus zijt, zoo verlos U zeiven en ons. Maar de andere antwoor-
84
dende, bestrafte hem , zeggende : vreest gij dan enk God niet, daar gij onder dezelfde straf zijt ? en wel met regt, via.nt wij ontvangen het regte loon naar onze werken , maar deze heeft niets kwaads gedaan. Luc. XXIII: 39—41.
I. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus , in het midden van zoovele vernederingen , van alle smaadheden, lasteringen , en bespottingen , Hem door alle soorten van menschen aangedaan , eene verhevenheid ten toon spreidt, die alle verwondering overtreft, vermits Hij op datzelfde kruis , waarop Hij door het vonnis van een onregtvaar-dig regter moet sterven , niet alleen de teekenen , maar ook al het ontzag , al het vreesselijke van een onafhankelijk en vrijmagtig regter vertoont, die daar een vierschaar gespannen heeft en het regt uitoefent, niet alleen over leven en dood , maar zelfs over eene eindelooze eeuwigheid van geluk of rampen.
Het is daarom , dat Hij op zijn hoofd eene kroon en daar boven den titel van Koning draagt; het is daarom, dat bij zijnen dood de zon verduisterd wordt, de steenrotsen splijten , de aarde beeft, het voorhangsel des tempels scheurt, en de dooden verrijzen ; want dit zijn dezelfde gebeurtenissen , die vooraf zullen gaan , wanneer Hij in zijne heerlijkheid levenden en dooden zal komen oordeelen ; het is daarom , dat Hij hangt tusschen twee kwaaddoeners , die even schuldig zijn, terwijl Hij den eenen tot zijne welverdiende straf verwijst en den anderen genade schenkt, met hem den hemel te geven. O treffelijke bespiegeling ! aldus toont onze Jesus , dat Hij al die folteringen en schandelijkheden heeft willen lijden, om den mensch zijne liefde te bewijzen , en hij dus onver-schoonlijk is, die zoo eene grootheid miskent ; dat Hij lijdt om den boetvaardigen genadig te zijn, met hun eene eindelooze zaligheid te verdienen. Ja, mijne ziel! wij zien hier op den kruisberg een verharden zondaar onboetvaardig sterven en ter eeuwige verdoeming veroordeeld , en zulks op den algemeenen verzoendag van het menschdom , en wel naast den eenigsten en algemeenen Middelaar tusschen God en de menschen , opdat de onbekeerde zondaar reden zon hebben om te vreezen; wij zien hier een zondaar op het einde zyns levens be-
keerd en den hemel winnen , opdat niemand zoude wanhopen.
Ziedaar., mijne ziel! wederom een wijd veld ter uwer overweging. Smartelijk was het zeker voor onzen Jesus , niet alleen van Joden en Heidenen , maar zelfs van eenen deelgenoot in zijne straf zich de ondragelijkste beschimpingen te hooren toevoegen : Indien gij de Christus zijt, zoo verlos U zeiven en ons. Ziedaar de taal van een verworpen booswicht, die niet denkt dan op zijn tijdelijk leven , op zijn ligchamelijk belang, ten koste van een onschuldige, dien hij in zijne pijnen bespot, in plaats van diens lijdzaamheid te bewonderen. Doch hier vinden wij de eerste en eenigste gelegenheid , die wij voor het overige in den ganschen loop van Jesus' lijden te vergeefs zoeken , welke Hem eenigen troost verschaft, en eenen verdediger zijner onschuld doet vinden. Een der aan de zijde van Jesus gekruisigde moordenaars hoorde des anderen lasteringen tegen Jesus, trok zich zijner aan , en bestrafte zijnen makker , zeggende; Vreest gij dan ook God niet, daar gij onder dezelfde straf zijt.
Ziedaar , mijne ziel! den eersten belijder van het Evangelie , ziedaar den eersten getuige des geloofs! hij bestraft de onmenschelijkheid niet, welke de lasteraar begaat, met eenen verdrukte en stervende te bespotten ; hij verwijt hem zijne onregtvaardigheid niet, omdat hij een onschuldige veroordeelt, die van zijne vijanden vervolgd wordt, maar hij wendt zich regtstreeks tot de Godsdienst, verwijt hem dat hij God niet vreest, dat hij daarom Jesus niet erkent, omdat hij alle vrees voor God had afgelegd , dewijl de zaak van Jesus met die van God in een onmiddelijk verband stond. O wonderlijke kracht der genade ! Maar laat ons verder gaan ; hij zegt niet: Vreest gij God niet? maar, Vreest gij dan ook God niet? Hij bestraft dus niet alleen zijn medepligtige , maar ook van ter zijde al de vijanden van onzen Jesus , al zijne onregt-vaardige regters, al degenen, die Hem daar op den kruisberg belasterd , beschimpt en bespot hadden, en wier voorbeeld die rampzalige gevolgd had ; als wil hij zeggen : Zijt gij ook zoo onbeschaamd , zoo wreed , zoo goddeloos geworden, gij , die met den dood op de lippen hangt, zijt gij ook zonder Godsdienst en zonder geweten, vreest gij ook de wraak des Hemels niet ? Ziet gij ook
86
niet, dat hetgeen in de kruisiging van dien regtvaardige geschiedt, niet anders dan onregt, geweld en een opstand tegen God zelve is ? Zijt gij dan gelijk aan die overpriesters , die schriftgeleerden en oversten des volks, dat is zonder vreeze Gods ? Ziet gij dan zijn goddelijk geduld niet ? Bemerkt gij dan zijn vertrouwen op God niet ? Zijn zijne mirakelen zeiven het voorwerp niet van uwe en hunne bespotting.
Mijne ziel! zoude men ooit van eenen Christen volmaakter belijdenis , naauwkeuriger getuigenis, krachtiger verdediging kunnen eischen ? In eenen tijd , wanneer het ongeloof algemeen is , wanneer de Apostelen eenparig de vlugt hebben genomen , de een Hem verraden, de andere Hem verloochend heeft, de overige verspreid zijn , heeft een boetvaardige moordenaar moeds genoeg , om regt en waarheid te handhaven , in het bijzijn zijner vijanden en van Jerasalems aanzienlijkste inwoners, Jesus openlijk te verdedigen , ja hij ontziet zich niet , hun te doen verstaan , dat hij hen beschouwt als verdrukkers der onschuld , als stichters der ongeregtigheid , als vervolgers , als verraders en moordenaars van een Zoon Gods.
O mijne ziel! mogt zulk een voorbeeld altoos uwen naijver opwekken, wanneer de Godsdienst bespot, de eerbaarheid gekwetst of de eer van den evenmensch wordt belasterd door vergiftige tongen ; dan toch is het spreken , het belijden der waarheid , zonder aanzien van personen een dure pligt van den Christen , het zwijgen eene schuldige laaghartigheid , maar helaas ! bij de meesten het geval , en niet zelden verraadt of verloochent men zelfs door zijne toestemming of mededeeling in deze gesprekken , de geregtigheid en de waarheid. O mijne ziel! wat zult gij zeggen in den dag des oordeels , wanneer die moordenaar u beschamen zal , die zoo veel moed toonde op een kruis en in de angsten des doods, terwijl gij zoo laaghartig zijt in vollen welstand ; hij , die Jesus durft verdedigen voor magtige vijanden , terwijl gij zwggt voor uw gelijken en vrienden, gij, die de gruwelijkste lastertaal tegen Kerk en Godsdienst, die de verfoeijelijkste oneerbare uitbrakingen , de onteerendste verguizingen van uwen evenmensch onverschillig aanhoort , zonder een woord tegen deze hemeltergende ergernissen te durven uiten. Van dat kruis velt Jesus reeds het vonnis tegen u , daar betuigt Hij u
87
reeds dat Hij u voor zijnen hemelschen Vader niet zal erkennen , die Hem voor de menschen niet hebt durven belijden ; want daar is Hij op zijnen regterstoel en wordt de een verwezen, de ander beloond. God heeft ons wel is waar niet noodig om regt en waarheid te handhaven , zijne genade kan uit steenen Abrahams kinderen scheppen en uit den mond der verouderdste zondaars de schoonste getuigenissen doen voortvloeijen ; doch Hij eischt van ons , dat wij Hem in voorkomende gelegenheden belijden en wil door ons de wereld stichten , om ons daarvoor te beloonen. O Jesus , geef mij den noodigen moed en ik zal uwen naam overal belijden waar die geloochend , verheerlijken waar die onteerd wordt.
II. Overweeg . mijne ziel! hoe Jesus Christus in het verschillende uiteinde der met Hem gekruisigde boosdoeners ons een treifend voorbeeld geeft van de wonderlijke kracht der genade, en de onnaspoorlijke oordeelen des Aller-hoogsten. Op hetzelfde oogenblik , dat de een als 't ware den hemel rooft, blijft de andere hardnekkig en gaat voor eeuwig verloren ; beiden zijn zij even schuldig aan dezelfde misdaad, aan dezelfde onregtvaardigheid, aan dezelfde overtreding der openbare wetten , beiden zijn zij op denzelfden tijd en in dezelfde gevangenis geworpen, beiden door een en hetzelfde vonnis tot dezelfde straf verwezen , beiden hebben zij Jesus naar den kruisberg vergezeld , en zijn gelijktijdig met Hem aan het kruis gehecht , beiden /,ijn gelijkelijk getuigen geweest van de versmadingen en verguizingen, Jesus aangedaan, en van zijn geduld in al zijne smarten en schande , beiden hebben zij Hem hooren bidden voor zijne vervolgers , beiden hebben zij gehoord, dat Hem niets anders verweten werd dan zijne godsvrucht , zijn vertrouwen op God, zijne weldaden , mirakelen en lijdzaamheid , zoodat zij met betrekking van hunnen toestand, in gelijke verhouding staan ; ondertusschen de een gelooft, de andere blijft ongeloovig, de een hoopt, de ander is wanhopig , de een bemint, de ander lastert. Van waar toch zulke verscheidenheid van gevoelens, daar al het overige zoo gelijk is ? Hebben zij zich dan niet beiden kunnen bekeeren ? Zonder twijfel, doch niet zonder de genade van bekeering ; zij zijn derhalve om geene andere redenen van eikanderen onderscheiden , dan omdat God den een zijne genade heeft willen
IM,
'amp;V'
■rv'
M;
V'-':
ï'k'
88
verleenen , en den andere in zijne verhardheid heeft willen verlaten ; maar is God dan een aannemer van personen ? Is er ongeregligheid hij God ? Verre van daar , zegt de Apostel; want Hij zegt tot Moses : i/; zal mij ontfermen over dengene over wien ik mij ontfermen, en ik zal barmhartigheid doen dengeim, dien ik barmhartig zijn zal; 1) en hoe verder ? Zoo ontfermt Hij zich dan over dengene, dien, Hij wil, en Hij verhardt dengen e, dien Hij ivü. 2) Want waren beiden de kwaaddoeners niet waarlijk schuldig ? Hadden zij niet beiden verdiend, in hunne zonden verlaten te worden ? Was God verpligt, hun de genade van bekeering te geven ? Of is God geen volkomen meester over zijne eigene gaven ? Ongetwijfeld, en wanneer Hij den eene geeft, wat Hij noch den een, noch den anderen verschuldigd is , wanneer Hij den eene barmhartigheid bewijst en den andere zijne regtvaardigheid doet ondervinden , dan doet Hij wat Hem behaagt, zonder dat iemand het regt heeft Hem te vragen : Waarom doet Gij alzoo ? En ziedaar , mijne ziel! de reden, waarom, terwijl zij beiden verdiend hadden voor eeuwig verworpen te worden , God den eene heeft willen bekeeren en den andere willen verlaten.
quot;Verstaat gij deze waarheid wel, zondaars ! die uwe bekeering gestadig uitstelt en wel onder voorwendsel, en in de verbeelding , dat gij u op uw doodsbed bekeeren zult, ziet gij in den onboetvaardigen boosdoener, wat ook gij te vreezen hebt ? Het is waar , gij kunt u bekeeren , indien gij wilt, maar bedenkt het wel, dat gij nooit zult willen, dan door eene goedgunstige genade van God , want het ■is God, die ir, ons het willen en het volbrengen uitwerkt, 3) en dat Hij u deze genade niet schuldig is, maar gij in tegendeel eene eeuwige verdoemenis zonder eenige genade verdiend hebt; slechts een eenige vinden wij in de H. Schriftuur , die eenen tijd omvat van vierduizend jaren, aangeteekend , wien zulk eene barmhartigheid werd ge schonken op het laatste oogenblik zijns levens en dat nog wel op een kruis , als dat van Jesus en naast het kruis van Jesus en zulks op den grooten dag van genade, barmhartigheid en van verzoening.
Maar wat reden , welke waarschijnlijkheid, wat regt liebt gij toch, om u die onverdiende gunst te beloven ?
1) Rom. IX: 14, 15. 2) Ibid. XI. 3) Philipp. II: 13.
89
De barmhartigheid Gods ? Maar ziet gü dan niet , dat een andere zondaar op denzelfden dag, op een gelijk kruis , naast denzelfden Jesus , tot de eeuwige verdoeming wordt verwezen en hem die groote genade, die zijnen medepligtige tot bekeering bragt, ontbreekt. Gij gevoelt misschien op deze overweging nu eene vrees voor Gods schrikkelijke oordeelen , gij ontwaart misschien eenige genegenheid in uw hart , om een christelijk leven aan te vangen , ten einde eeuwige rampen te ontvlugten , welaan sla dan dat genadelicht, de heilige beweging, die God in u opwekt, niet in den wind: hoort gij zijne stem heden, wilt uwe harten niet verharden 1) Werkt met de genade . welke gij nu hebt, mede , gelijk die goede moordenaar , en Hij die in u het goed werk heelt begonnen zal het volbrengen , 2) gij zult gelijke wonderen van geloof toonen, en met hem een gelijk paradijs winnen. De genade des Heeren raakte zijn hart, hij ontving die met dankbaarheid en deed terstond wonderen van bekeering. Deze vijand der menschen , een roover en moordenaar , tot alle boosheid afgerigt, zonder geweten , zonder on-derrigting wordt door de goddelijke Voorzienigheid der regterlijke magt overgeleverd , gevonnisd en wordt onder de straf zijner gruweldaden op één oogenblik een voor-treflijke belijder van Jesus ; Hij vergeet zijne pijnen, Hij veracht de wreedheid en langdurigheid zijner smarten en zijne ziel , welke door droefheid , benaauwdheid en doodsangsten onbekwaam scheen . om op iets anders dan zijne folteringen te denken , ziet in Jesus hetgeen anderen niet zien, denkt op diens verdediging en al zijne krachten bijeenzamelende , bestraft hij zijnen medgezel over diens lasteringen , bekent zijne eigen schuld en vraagt Jesus , dat Hij hem indachtig zij , als Hij in zijn rijk zal treden.
O lieve God! hoe verwonderlijk zijt Gij , als Gij genadig wilt wezen! Wat zag toch deze misdadige in Jesus , in dien mensch, verzadigd van smarten en smaad , die meer naar een worm dan naar een mensch geleek , die het uitvaagsel der aarde scheen te zijn ? Wie had hem het geheim van Jesus' lijden ontdekt ? Wie gaf hem dat geloof, hetwelk noch ergernis, noch al de haat, vervolging of bespottingen der Joden hem konden ontnemen ?
•1) Hebr. 111: 7, 8. 2) Philip. I: 6.
90
Niets anders , dan dat licht der alles doordringende genade van Hem , die alleen uit de duisternissen licht weet te scheppen , dat licht scheen hier in de duisternissen , deed hem Jesus kennen , ontdekte hem diens waardigheid en heiligheid , en bezielde hem met een onverschrokken moed om de verdediging van Jesus op te vatten, ook toen Hij zich in een staat bevond , waarin men het nooit verwacht zou hebben.
0 eeuwig licht! wie wederstaat uwe kracht , als Gij ons wilt verlichten ? Geen wonder , dat Gij geene men-schelijke bediening i.oodig hebt , dat Gij de wereld bekeert en leerzame harten vormt, wanneer en zoo het u belieft. Een zoodanig voorbeeld, mijne ziel! strekt tot een groot bewijs , dat wij onze kracht niet van ons zel-uen ontleenen, tot eene groote les voor de ootmoedigen, en tot eene vreesselijke bedreiging voor de hoovaardige zondaars , zijn geloof heeft al die hoedanigheden , welke men van een groot geloof kan verwachten ; het is kloekmoedig , het is nederig, het is lieftallig, het is ijverig, het belijdt openlijk wat het hart meent, het bestraft en belijdt zijne eigene schuld , het. vermaant en tracht te be-keeren, het volbrengt alle pligten.
Maar zoo een geloof, mijne ziel! hebt gij noodig, om van uwe zonden op te staan , als gij u op het einde uws levens zult willen bekeeren ; en zult gij in de benaauwd-heden eener doodelijke ziekte , in de pijnen en smarten bekwaam zijn, om uw geweten te onderzoeken , en hetgeen nog noodzakelijker is , om u tot een goed berouw op te wekken ? Zult gij kloekmoedigheid genoeg bezitten, om uwe gegevene ergernissen te herstellen ? uwen achterklap , uwe lastertaal, of hetgene gij onregtvaardig bezit te vergoeden ? Gij hebt zeker menschen gekend , die na kwalijk geleefd te hebben , van de H. Sacramenten voorzien , gestorven zijn , maar weet gij ook of zij het nadeel anderen door hun slecht gedrag naar ziel en ligchaam aangedaan, hersteld of vergoed hebben ? Een ontegensprekelijk bewijs , dat hunne bekeering niet opregt was , en zij met de H. Sacramenten , met het lichaam des Hee-ren als 't ware op de tong , zijn verloren gegaan. Welk gegrond uitzigt is er dan , dat men zich op het laatste zijn levens, bekeere ? Wij hebben wel is waar in den goeden moordenaar een voorbeeld van dusdanige bekee-
91
ring , maar zoo gij u met dat voorbeeld wilt vleijen, zie dan ook , hoedanig die bekeering moet wezen. Zij moeteen wonder van Gods alvermogende genade zijn , eene bekeering , waarover wij verbaasd staan , die namelijk niet alleen de zonden verzaakt, maar ook voldoening geeft aan God voor de zonden door het plegen eener strenge gt;
boetvaardigheid. Immers hoor met aandacht, wat deze X ,
boetvaardige zondaar zegt: Wij lijden teregt: want wij ontvangen den regtvaardigen loon naar onze werken, * / ;
maar deze heeft niets kwaads gedaan. Wat dunkt u ,
kon men ooit tot het plegen van boetvaardigheid groo-tere bereidwilligheid aantreffen , dan in dezen bekeerden zondaar ? Zijt gij ook zoo tevreden met de wederwaardigheden , welke Gods Voorzienigheid u overzendt tot straf voor uwe zonden? Erkent gij ook, dat gij wel teregt gestraft wordt, als rampen of tegenspoed u treften ? Schaam u dan , dat gij van eenen moordedaar moet onderwezen worden : want hij is niet alleen een opregte boeteling ,
hij is zelfs een volmaakt leermeester geworden , die ons gt;
de schoonste lessen van boetvaardigheid heeft gegeven:
Ons wel teregt; wat toch hebben wij anders verdiend,
toen wij zondigden , dan eeuwige smarten , en dus is alle vl
tijdelijke straf. hoe zwaar zij ook moge zijn, veel eer eene kwijtschelding, dan eene straf: Ons wel teregt, want alle ligchamelijke straf, hoe groot dan ook, is altijd te gering,
om in vergelijking te komen, met hetgeen wij verdienden.
Ach, mijne ziel! mogt gij deze les wel onthouden,gij,
die zelfs durft klagen over eene ligte voldoening, die u van eenen lieftalligen biechtvader , meer tot uwe genezing,
dan tot voldoening wordt opgelegd , gij , die steeds tegenspreekt , wanneer gij met tegenspoed of rampen wordt bezocht en de Voorzienigheid aanrandt, wanneer het u kwalijk gaat, terwijl gij intusschen vergeet, dat gij door uwe verregaande boosheden verdiend hadt, eeuwig te branden ; zeg dan veeleer met den gekruisigden boeteling: ' ■ ■:
wij wel met regt, want wij ontvangen het regte loon Vi;
naar onze werken. Wanneer u eenig ongelijk wordt aan- . :
gedaan, wanneer uw goede naam wordt belasterd , wanneer ziekte of ongeval u overkomen , uw tijdelijk welzijn kwijnt, of andere straffen Gods u treffen , zeg dan ook en gij zult de waarheid zeggen: Wij ontvangen loon naar onze werken, wij hebben zulks verdiend en veel meer *•-•4
:•. -I
92
verdiend dan hetgeen wij lijden ; dan zult gij toonen, een waar boeteling te wezen , gelijk gij door ongeduld, door uw tegenstreven duidelijk te kennen geeft, dat uwe boetvaardigheid niet regtzinnig , uw berouw niet waarachtig , uwe bekeering niet opregt is.
III. Overweeg , mijne ziel 1 hoe onze bekeerde moordenaar met zich alle straf waardig te achten, niet alleen zich zeiven beschuldigt, maar ook aan Jesus de voortreffelijkste getuigenis geeft., die ooit uit den mond zijner liefste leerlingen kon voortvloeien. Maar deze heeft niet» kwaads gedaan, niet alleen heeft Hij niets gedaan, waarvoor Hij aldus veroordeeld, gekruisigd en mishandeld moest worden, maar Hij heeft niets kwaads gedaan. Wat hebben de Profeten , wat de Apostelen , wat de Evangelisten, wat hebben alle geloovigen van onzen Jesus meer kunnen zeggen , dan dat Hij onschuldig, onnoozel, onbevlekt , zonder zonde was ? Ditzelfde en wel met veel meer nadruk zegt hier deze moordenaar en wij geraken in twijfel , wat wij meer te bewonderen hebben, of wel de kracht der goddelijke genade, welke van een beruchten booswicht als op een oogenblik , een voortrelïelijken belijder heeft kunnen maken , of de vernedering van onzen Jesus, die door dusdanigen boosdoener bij uitzondering van alle anderen heeft willen beleden , geloofd en geprezen worden , of zijne onmeetbare barmhartigheid met een zoo groot zondaar zoo genadiglijk tot zich te roepen.
0 mijne ziel! zijt gij niet als buiten u zelve , bij de beschouwing van zulk eene wonderbare bekeering? Een booswicht, die zijn leven in snoodheden heeft doorgebragt, die geregtelijk en naar verdiensten ter dood is veroordeeld , op een oogenblik onderwezen in de dierbaarste geheimen der Godsdienst, vervuld met liefde tot zijnen God en Zaligmaker . een volmaakt beljjder der onschuld , dei-heiligheid , ja der Godheid van Jesus : Ziedaar mijne ziel' een tot hiertoe nooit gehoord wonder der alvermogende en nooit volprezen kracht van Gods genade. Zulk een triomf scheen aan de heerlijkheid van Jesus in zijne vernedering nog te ontbreken . om aan te toonen , dat Hij waarlijk de Zoon van God was, die gekomen was om de zondaars izalig te maken. Zulk eene wonderbare barmhartigheid moest de vrucht wezen van zijn lijden.
93
Gij ook , mijne ziel! hoe diep gij dan ook in den afgrond der zonden verzonken ligt, gij kunt ook zulk een toppunt van deugd en heiligheid bereiken , indien gij de inspraken der goddelijke genade, die gij dikwijls gewaarwordt , wilt volgen; gij kunt ook en op een oogenblik in een volmaakt belijder van Jesus veranderd worden. Schep dan moed , de hand des Heeren is niet verkort; hetzelfde bloed, dat den moordenaar bekeerde , vloeit nog , dezelfde genade , dezelfde bekeering , dezelfde vergeving , dezelfde goedheid is ook voor u bereid . zoo gij bereid zijt die te genieten. Uw Jesus heeft ook op u gedacht in den ganschen loop zijns lijdens , Hij heeft ook voor u gebeden, voor u in het bijzonder dat troostend voorbeeld van bekeering gegeven, hetwelk wij hier betrachten. Ik zoude u nog een aantal voorbeelden uit de kerkelijke geschiedenis kunnen aanvoeren , van snoode zondaars , die op een oogenblik bekeerd en tot een höo-gen trap van heiligheid zijn gestegen en tot luister van Jesus' kruis gestrekt hebben ; ik zoude u kunnen wijzen op eene boetvaardige zondares van het Evangelie, op een Mattheus , een Paulus , op de Pelagia's, Maria's van Egypte en van Alexandrië, op de Guillelmussen , de Augustinus-sen en tallooze anderen in Gods Kerk : en deze, mijne ziel! zullen in den dag des oordeels tegen u getuigen , dat, zoo gij niet heilig zijt gelijk zij geworden zijn , nadat zij kwaljjk geleefd hadden , het aan niemand anders dan aan u zelve te wijten is.
Welaan dan , mijne ziel! hoe groot en menigvuldig uwe zonden ook zijn , betrouw op de magt en goedheid van dien lieven Jesus, die u tot bekeering roept, die u zijne genade aanbiedt, u zijne gunst en zijnen bijstand toezegt, ja die liever door u , dan door anderen wil beleden zijn, gelijk Hij van niemand liever in zijn lijden, dan van een stervenden moordenaar wilde beleden worden. Zeg niet, wie weet, of de Heer mij zal aannemen , naardien ik Hem zoo ondankbaar behandeld heb ? Schaam u over zulke taal, en zie op den verloren zoon : hoe ondankbaar had dezen zijnen vader behandeld, zijn goed in wulpsch heid verkwist, door de armoede zelve zich als uit noodzakelijkheid bekeerd : doch in weerwil van dit alles , met hoeveel liefde wordt hij niet ontvangen , omhelsd en gekleed ? En verlangt gij nog meer ? een moordenaar met
94
den doodangst op de lippen , wordt aangenomen en gelukkig gemaakt, terwijl hij zich reeds op den oever eener eeuwige verdoeming bevindt, zoo haast hij zijne schuld erkent en om genade smeekt. Maar wat moeite, wat strijd zal het kosten , zegt gij, om die vriendschappen te breken, die onkuischheden te overwinnen, dat herstel van goed en eer te doen, die winst te missen . dat vloeken te verzaken , dien drank te derven, Doch zijt gij misschien alleen en zonder hulp ? Is het misschien door uwe eigene kracht, dat gij dit zult ondernemen ? Verre van daar. Haar arm, zegt David, heef t ze niet behouden, maar uwe regterhand en uw arm en het licht uws aanschijns : •!) te weten de gunst en de genade des Heeren , en met deze is er niets, dat niet alleen mogelijk, maar zelf niet gemakkelijk en aangenaam wordt; gij weet bij voorraad, dat al wat gij te verlaten hebt slechts ijdel, broos en vergankelijk is; gij weet. dat het u zelfs meermalen droefheid en verdriet gekost heeft, uwe zondige begeerlijkheden in te volgen , en dat het u tot eeuwige rampen , eindelooze smarten en knarsing der tanden zoude voeren , en eene schaar van getuigen , te weten allen die zich bekeerd hebben . verzekeren u, dat gij onnadenkelijke zoetheden , onuitsprekelijke wellusten , onbegrijpelijke genoegens zult smaken , wanneer gij u op dien heilrijken weg tot den hemel zult bevinden.
Welaan , mijne ziel! zijt gij nog aan de zonden onderworpen ? Neem heden het besluit ze te verzaken ; zijt gij traag? neem heden het besluit, voortaan vlijtig te zijn in uwe Godsdienst en pligten ; neem ook vast voor, om, zoo dikwijls gij de H. Offerande der Mis bijwoont, den Heer te bidden voor de bekeering der zondaars en verdwaalden ; het kan niet missen, of onze gebeden, zoo menigmaal en zoo volhardend gestort, zullen de goddelijke barmhartigheid bewegen , en een groot getal zondaars tot de deugd en verdwaalden tot de Kerk terugbrengen.
Genadige Jesus! ik dank , ik zegen uwe grondelooze barmhartigheid, die een zoo rampzaligen booswicht tot die wonderlijke en volmaakte bekeering gebragt heeft ; hiermede hebt Gij mij overtuigd, dat Gij niemand verstoot en ook ons genadig wilt wezen , als wij ons bekee-■1) Ps, XL11I.: 4, 5.
ren. Ach ! toon mij ook eene zoo onschatbare goedheid , en doe mij door uwe alvermogende genade wederkeeren van mijne ongeregeldheden en dwalingen; doe mij de zonde verzaken , en de ij delheden der wereld regt waarderen, want ik weet, dat ik alles kf,n in TJ . die mij versterkt; ja Gij roept mij reeds heden , en op die stem verzaak ik mijne zonden , en van dit oogenblik heb ik besloten, mijne driften en begeerlijkheid in toom te houden en uw kruis opnemende U na te volgen. Ik bleef bij de herinnering aan den rampzaligen toestand van eenen hardnekki-gen zondaar . die naast uwe zijde ter eeuwige verdoeming wordt verwezen. Ach! dat zulks mij nooit geschiede! Ach ! dat ik nooit mijne bekeering uitstelle tot op mijn sterfbed, maar zoo ik het ongeluk mogt gehad hebben , U te beleedigen; spoedig tot U terugkeere Lieve Verlosser ! ik smeek U hier , dat gij de verharde zondaars bekeert , dat Gij de verdwaalden terug voert op den weg des levens ; immers zij zijn ook uwe kinderen , schoon zij van ü zijn afgeweken; zij zijn ook door uw bloed gekocht , zij zijn de voorwerpen uwer liefde , voor wie Gij ook gebeden hebt. Ach , een straal van uw goddelijk licht zal hen tot ü doen wederkeeren , en zij zullen mede den triomf uitmaken , zij zullen de overwinning , de buit van uwen kruisdood zijn ; ik smeek het door die pijnen , die smarten , die droefheden en schande . welke Gij voor ons en voor hen hebt willen lijden.
• BEOEFENING.
Beschouw de ziekten , de wederwaardigheden als welverdiende straffen voor uwe zonden en offer ze aan God op in den geest van boetvaardigheid. Denk dikwijls aan den dood en veroorloof u niets, hetwelk gij op uw sterfbed zoudet wenschen niet gedaan te hebben. Steun nooit op uwe eigene krachten , maar op den bijstand der goddelijke genade. Bid dikwijls voor de bekeering der zondaars
Toen zeide hij tot Jesun: Heer! wees mijns indach Hg , als Gij in uw rijk zult komen.
96
En Jesus zeide hem : Heden zult gij met Mij zijn in het Paradijs. Luc. XXIII: 42 , 43.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus in de zonderlinge bekeering van eenen moordenaar , niet alleen de kracht zijner alvermogende genade , maar ook de noodzakelijkheid heeft doen zien , van de toestemming en medewerking met de genade , waardoor dan ook deze luisterrijke bekeering is tot stand gebragt , want hoezeer het God is . die in ons het willen en het volbrengen uitwerkt , heeft Hij nogtans de uitwerking zijner genade aan onzen vrijen wil verbonden en dit blijkt bijzonder in het dierbaar gebed , hetwelk deze boeteling tot Jesus sprak.
De eerste aanleiding tot de bekeering van den moordenaar moeten wij ongetwijfeld zoeken in het voorbeeld , dat hij in onzen Jeaus aanschouwde ; hij ontdekte in Hem eene lijdzaamheid en zachtmoedigheid , welke hem verwonderde, eene onwrikbare liefde, goedaardigheid en medelijden, zelfs tot zijne vijanden , voor welke Hij een zoo hartelijk en zielroerend gebed had uitgesproken , welk alles hem in Jesus iets groots deed beschouwen , hierin bevestigde hem nog meer Jesus' verwonderlijk stilzwijgen op al de lasteringen , verwijtingen, smaad en beschimpingen , die Hij met een onveranderlijk gelaat aanhoorde en verdroeg. De inwendige verlichting des Hemels deed hem beseffen, dat zulk een deugd niet bloot menschelijk was , dat zoodanige lijder niet schuldig kon zijn, dat de Hem toegevoegde verwijtingen juist gegrond waren op de wonderen, die Hij gedaan had; en aldus werd hij innerlijk overtuigt, dat die Jesns waarlijk de Zoon Gods , de Messias moest wezen, die in de wet beschreven en voorzegd was van de Profeten ; ten gevolge dezer verlichting, wekte God in hem eene genegenheid des harten op , opdat hij zich deze kennis ten nutte maken , en door een opregte bekeering zijne zaligheid zoude zoeken. Dan ongetwijfeld, had hij aan zulke ingevingen kunnen wederstaan en die, zoo als de andere kwaaddoener , kunnen verwerpen , en hoe dikwijls bevestigen wij dit niet in ons zeiven, wanneer wij de opkomende heilzame gedachten, de heilige neigingen en godvruchtige aanlokselen tot deugd of goede werken, die Gods genade in ons doet geboren worde, minachten , ver-waarloozen en schielijk vergeten.
Veel gelukkiger was deze zondaar ; hij toch sloeg er acht op en besloot gebruik te maken van deze dierbare gunst des Hemels. O God, boe wonderlijk zijt Gij in den roep uwer uitverkorenen ! alzoo volgdet Gij dien zondaar met uwe genade, Gij gaaft hem die gevoelens , die woorden , welke hij sprak en alzoo voltooidét Gij zijne bekeering. Zoo krachtig is dan de deugd , om anderen op haar te doen verlieven en zelfs hare grootste vijanden in het hart te treffen.
O hoe menigmaal , mijne ziel! zaagt gij ook de schoonste .voorbeelden van godsvrucht, van menschlievendheid en milddadigheid , van matigheid en geduld ; gij ziet die niet alleen in het Evangelie of in de levens der Heiligen , maar ook in het gedrag van brave Katholieken ter uwer navolging overvloedig voorgesteld ; en maakt gij u deze ten nutte ? Bepaalt gij u niet alleen , met ze te. bewonderen of te prijzen ? Doen zij in tegendeel bij u soms geene afgunst ontstaan , welke uw hart nog boozer maakt, en gebeurt ook bij u niet, hetgeen wij op den kruisberg zien ? Want hetzelfde voorbeeld, dat den eene bekeert, strekte den andere tot zijne verharding en eindelijke onboetvaardigheid.
Zoo groot is het verschil tusschen de harten der men-schen , waarop dat dierbaar zaad der genade als op eenen akker wordt uitgestrooid en waarin de goede voorbeelden een bijzonder aandeel hebben : in dezen zien wij het de voortreffelijke vruchten voortbrengen , terwijl het in anderen niets dan distelen en doornen oplevert. Dan aldus onderscheiden zich de uitverkorenen van de verworpelingen , en alzoo zullen zij onderscheiden zijn in den dag des oordeels en door hunne eigene schuld veroordeeld worden , zij , die de genade des hemels, de treffelijke voorbeelden zullen verworpen hebben. 0 mijn God, daar zoo velen deugdzaam zijn , waarom kan ik bet ook niet wezen ?
Onze boetvaardige moordenaar in het voorbeeld van Jesus, door een heraelsch licht van zijne Godheid overtuigd , ontvangt de dierbare gaaf des geloofs, het begin, den grond en den wortel van alle vegtvaardigmaking; dat geloof veroorzaakt in hom eene heilzame vrees voor de goddelijke oordeelen en straffen, door de levendige overtuiging en openbare belijdenis ; deze verdiend te hebben : Wij wel met regl, zegt hij, want wij ontvangen
98
hot reyle loon naar onze werken; doch deze vrees is gepaard met een vast betrouwen op de grondelooze barmhartigheid des Heeren; de goedheid en de liefde van Jesus boezemt het hem in en hiermede begeeft hij zich tot het gebed.
Mijne ziel! als gij door eene zalige vermaning geraakt, door een treffelijk voorbeeld opgewekt, of door eene heilige vrees voor de strafien des Hemels in uw hart getroffen, u tot bekeering wilt begeven ; uwe bedorven natuur , de ingewortelde gewoonte, de verouderde hebbelijkheid, de bekoorlijke gelegenheden , de afgunstige vijand , de duivel, zullen u tot wanhoop trachten te vervoeren , u den moed benemen en een deugdzaam leven als onmogelijk voordragen, doch houd u verzekerd, dat die eerste goede gedachte haren oorsprong heeft uit uwen God, die u roept en u bekee-ren wil, dat Hij de barmhartigheid zelve is en niemand, die tot Hem wederkeert, kan verstooten, dat Hij magtig genoeg is, om u alle zwarigheden te doen overwinnen.
Welaan , betrouw dan en bid , want daardoor zal uwe bekeering voldongen wezen ; aldus is die van onzen boet-vaardigen moordenaar voltrokken geworden, terwijl de uwe meermalen vruchteloos was, omdat gij het gebed verzuimdet. Of weet gij dan niet, dat, gelijk het begin ook de voortgang uwer boetvaardigheid van den Hemel moet komen , dat de volharding eene onverdiende genade is. Hij , die u zonder u geschapen heeft, zal u wel niet zonder u zalig maken, doch het zal zijne genade zijn, waarmede gij zult werken, zoodat als Hij uwe verdiensten beloonen zal, Hij zijne eigene gaven zal bekroonen ? Het gebed alleen zal dan het middel zijn , om een zoo onwaardeerbaar heil te erlangen.
II. Overweeg, mijne ziel ! met welke krachtvolle woorden , met welk een geloof en betrouwen de boetvaardige moordenaar zich tot Jesus wendt, om de vergeving zijner zonden van Hem te verkregen en in genade te worden aangenomen : Heer! wees mijns gedachtig , als Gij zult komen in uw rijk. Hij keert zich tot Jesus, niet zoo zeer met het ligchaam, hetwelk aan een kruis was vastgeklonken, als wel met hart en tong , omdat hij in Hem reeds de bron van alle goed erkende. Heer! zegt hij ; hij ontdekt dan in den gekruisigden Jesus , in het midden zijner pijnen en
99
schande, eene heerlijkheid , die zjjne ligchamelijke oogen niet zagen, hij ziet door het geloof het licht in de duisternis, de eer in de schande , den zegen in de vloek , het leven in den dood; hij beschouwt onder de doornen-kroon een hoofd, dat met eer en heerlijkheid gekroond is, en Hem, die tusschen hemel en aarde aan een schandhout is vastgenageld , als den Heer van het heelal, die den snood-sten booswichten, den grootsten zondaars zijne gen ade en barmhartigheid kon en wilde bewijzen.
Wie staat niet verrukt over zulk een geloof, wie bewondert zulk een vertrouwen niet ? Een rampzalige zondaar , die nooit anders gedaan heeft, dan de wetten van dien grooten Heer te overtreden , is hier stout genoeg om Hem aan te roepen als zijnen Heer , om gunsten van Hem te vragen, en zulks in het volkomenste vertrouwen, van ze te zullen verwerven. Hoe , meent hij dan, dat de Heer al die misdaden , die hij heeft bedreven , vergeten kan ? Denkt hij dan , dat die Heer zijne barmhartigheid voor een ieder veil heeft, zelfs snoode, ontaarde en goddelooze zondaars niet uitgezonderd ? Ja, mijne ziel' onze boeteling ziet in Jesus al wat de Profeten van Hem gezegdhebben en spreekt Hem met dezelfde vrijmoedigheid aan, als weleer een Mosos , een David , Jonas , Daniël en andere heilige mannen tot den Heer spraken , en met zoo veel te grooter vertrouwen, als hij onwaardiger was. Och, gave God , dat wij volkomen den ernst, de aandacht, het geloof en het vertrouwen kende , waarmede hij Jesus onder de benaming van Heer aanroept, mogten wij naau-keurig weten , hoe zijn hart geraakt is, in de nabijheid van zijnen Heer en Meester. Gelijk Jonas in den buik van den visch , gelijk Daniël in den kuil der leeuwen , wendt hij zich vol gevoel en betrouwen tot Jesus , dien hij erkent voor den Heer van hemel en aarde en voor zijnen Verlosser, die op het punt staat ook voor Hem te sterven. Och, mogt gij van hem leeren , wanneer gij, voor het altaar nedergeknield, daar dienzelfden Jesus ontmoet, dien onze boeteling zoo ernstig smeekte , mogt gij beseffen welk geluk het is , u nabij zulken Heer te bevinden, wiens magt onbeperkt, wiens goedheid en liefde tot ons onmeetbaar zijn. Waarlijk uw geloof moet klein zijn, als gij in zijne tegenwoordigheid vreemde gedachten , ij dele denkbeelden , onnutte voornemens en gestadige verstrooid-
100
heden koestert, en, terwijl gij alles in uw geheugen bewaart , Hem alleen kunt vergeten. Én waar is veelal uw vertrouwen ? rekent gij doorgaans niet meer op de beloften , toezeggingen , moeite of den arbeid der menschen, dan op die van Hem , die hemel en aarde bestiert en ons tot een pand zijner liefde, al zijn bloed , tot den laatsten droppel toe, heeft gegeven ? Schaam u mijne ziel! van eenen kwaaddoener to moeten leeren, hoe gij uwe gebeden moet storten. Heer! zegt hij , viees Mijns yedachtiy als Gij zult komen in Uw Rijk ; hij smeekt niet gelijk zijn medepligtige om verlost te worden van zijn kruis , hij verlangt niet om langer te leven , hij wil niet meer tot de aarde van welke hij reeds opgeheven is, nederdalen , hij is niet meer voor zijn ligohaam bezorgd , neen, de ziél alleen is hét voorwerp zijner gedachten, hij is alleen bekommerd over zijne zaligheid, en smeekt dat hij behouden moge worden; doch hij erkent hier ook zijne onwaardigheid, en daarom vraagt hij niet om met Abraham , Isaak en Jakob in het rijk Gods , veel minder om aan zijne regter- of linkerhand te zitten ; het is hem genoeg , dat hij niet gansch Vergeten moge worden, wanneer Jesus in zyn rijk zal gekomen zijn, hij is tevreden met de kruimelen , die van de tafel vallen , hij wil gaarne de laatste wezen, omdat hij de onwaardigste is, zoo hij slechts in Jesus' gedachte moge blijven. Wonderlijk geloof! hier zoude Jesus andermaal mogen zeggen : Ik zegye U voorwaar, dal Ik zoo groot een geloof in Israël niel gevonden hebbe. 1) Want dit geloof Overtreft zeer verre dat der Apostelen zeiven; immers daar, waar zij zeiven bezweken waren, volstrekt twijfeldén en niets overhielden dan eene flaauwe hoop , ja zelfs alle hoop bij hen verdwenen scheen te zijn : Wij hoopten , dat Hij het was , die Israël zoude verlossen , 2) daar zegt onze moordenaar, zonder de minste aarzeling: Wees mijns gedachtig. Hij erkent Hem voor zijnen Opperheer , hij gelooft, dat Hij juist door zijn kruis , door zijne schande, door zijnen dood, bezit zal nemen van zijn rijk. Ja, wij vreezen niet te zeggen , dat zijn geloof niet alleen dat der Apostelen, maar zelfs dat der voornaamste en heiligste Patriarchen en Profeten overtrof ; groot was het geloof van Abraham,
-1) Matth. Vil! : 10.
2) Luc, XXIV: 21.
401
doch hjj geloofde , toen God hem zelf uit de wolken toesprak ; groot was het geloof van Moses, doch hij zag met eigene oogen de heerlijkheid des Heeren ; groot was dat van een Isaïas, doch hij had den Heere gezien op eenen verhevenen troon. Veel meer ontdekken wij in den boetvaardigen moordenaar , vermits hij in Jesus geloolt, wanneer deze als een misdadiger of een booswicht, die van God en menschen vervloekt werd, op een verachtelijk kruis zijn leven moet laten; in dien staat erkent hij Hem voor zijnen Heer en God, den gever van alle goed , de bron van alle genade en regtvaardigheid. en die straks in een onvergankelijk rijk zegepralend zal intreden, van waar h jj smeekt dat een genadig oog op hem moge geslagen worden. Hij erkent hier , dat die Jesus meester is over dood en leven , dat Hij genadig is wien Hij wil, en dat het onderscheid tusschen de uitverkorenen en de verworpelingen van zijn aandenken afhangt, dat Hij oneindig goed is en dus noch misdaden, noch onwaardigheid, maar alleen zijne eigene goedheid raadpleegt, dat hij in Jesus zal vinden al wat hem ontbreekt, en zijne laatste levensoo-genblikken genoeg zijn om alles te mogen hopen. 0 verrukkelijke deugd! wjj noemen hem dan gaarne met de H. Oud vaderen . den eerstgeborene van den gekruisigden Jesus : wij noemen Hem eenen Profeet, eenen Martelaar , maar vooral eenen Leeraar.
Ja, mijne ziel! deze bekeerde is vooral een uitmuntend leeraar, die ons de treifelijkste waarheden, de stichtendste lessen voordraagt. Gij bijzonder , kleinen van hart! die uwen God meer vrees dan liefde toedraagt, en g|j rampzalige zondaar ! die uwe bekeering uitstelt, omdat gij vreest niet te zullen volharden , nader dezen leeraar , en hy zal u overtuigen, dat gij beiden verkeerde gevoelens koestert voor God en voor Jesus Christus, dien Hjj voor u opeen kruis heeft doen sterven. Gij kunt u niet voorstellen, dat God zich tot u kan verlagen , dat Hij u kan beminnen , omdat gij uwe boosheden , uwe misdaden niet kunt verdragen ; anderen, zegt gij, kunnon zich op hunne onschuld en boetvaardigheid verlaten , maar wij , wij hebben niets zekers dan onze misdaden en niets dan wraak te wachten, wij durven derhalve nooit het oog op onzen Regter vestigen en vergeten Hem liever. Zie daar die vreesachtigm, die ongeloovigen , voor wien een brandende poel van
102
vuur en sulfer te duchten staat. 1) Zie daar de bron der meeste ondeugden. Schaamt u, aldus roept u een bekeerde moordenaar toe , schaamt u over uwe onregtmatige gevoelens. Ik ben een misdadige , die niet dan boosheden bezit, maar ik ben, hetgeen alle menschen zijn, voor dat zij geregtvaardigd worden ; ik heb niets dan wraak te duchten, maar ik betrouw op eene barmhartigheid, die onmeetbaar is , ik weet, dat alvorens in mij iets wezen kan, hetgeen God bemint. Hij mij het eerst moet beminnen en ik dus altijd zijne liefde onwaardig ben , zoo Hij zelf mij die niet waardig maakt; maar ik weet ook, dat, hoe onwaardig ik ook moge wezen. Hij mij nogtans bemint. Dit bemoedigt mij, dit doet mij onverschrokken tot Hem naderen ; trouwens , waaarom toch anders zou Hij geworden zijn , wat ik ben ? Wat zegt gij, mijne ziel, hebt gij meer te vreezen dan een moordenaar, of is Jesus nu minder uw Verlosser, dan Hij toen was ? Zou Hij u minder dan Hem beminnen ? Wij hebben de liefde gekend, zegt Joannes , die God voor ons draagt, en geloof daaraan gegeven ; 2 ) vervolgens zegt hij ; laat ons dan God liefhebhen, naardien Hij ons eerst lief gehad heeft. 3) Dit is de grondslag van alle deugd, en een opregt Christen houdt zich volledig overtuigd, dat God hem bemint; hieruit vloeit dat vertrouwen, hieruit die verheuging van hoop, welke de Apostel wil, dat wij hebben, en standvastig behouden zullen ; daarom , alzoo vervolgt de Apostel, en druk deze woorden diep in uwe ziel; heden zoo gij zijne stem hoort, verhard uwe harten niet. 4) Welaan , mijne ziel! luister naar deze stem, en doe vrucht met deze leer. Uwe onwaardigheid is eene rede te meer om tot Jesus te naderen, op Hem te vertrouwen, die niet gekomen is om regtvaardigen , maar om zondaars zalig te maken. Jesus ! die uw rijk zijt ingetreden om onze voorspreker te zijn bij uwen Vader , en de vruchten van uw lijden en dood tot ons te doen nederdalen , ik bid U , geef mij, als eene dezer heilzame vruchten, dat vertrouwen van dien heiligen boeteling.
1) Apoc. XXI: 8.
2) Joan. tV; 16. 3) Ibid. 19. 4) Hebr. III; 6 en 7.
103
III. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus met eene goddelijke grootheid en onbegrijpelijke goedheid, den boetvaardigen moordenaar in genade aanneemt en hem deze troostrijke woorden toevoegt: Heden zult gij met Mij in hel Paradijs wezen. — Niemand kan ontkennen , dat de gekruisigde Jesus in deze woorden, waarmede Hij den moordenaar toespreekt, eene voorbeeldelooze grootheid , ja , een goddelijk gezag doet blijken , te midden zijner vernederingen en smaadheden ; Hij hangt aan een schandelijk kruis , in het midden van twee boosdoeners , als het uitvaagsel der menschen , verlaten , bespot en beschimpt van een iegelijk ; slecht een eenige verklaart zijne onschuld en dezen vergeeft Hij niet alleen terstond zijne zonden. Hij maakt hem niet alleen regtvaardig, onaangezien hij een geheel leven in ondeugden heeft doorgebragt, maar Hij beschikt ook zelfs over de eeuwige belooning , Hij opent den he mei voor wien Hij wil, Hij doet daar door zijn eigen gezag zelfs een zoodanige ingaan , die er voor altijd scheen uitgesloten te moeten blijven , en derhalve vertoont Hij zich als de meester van hemel en aarde, als de alvermogende onmeetbare God, aan wien alles gehoorzaamt. Hij had slechts weinige oogenblikken , voor dat Hij gevangen werd , reeds zijnen Apostelen gezegd : In mijns Vaders huis zijn vele woningen , Ik ga , om u daar eene plaats te bereiden. Groot-sche beloften voorzeker! Maar o ! hoe werden zij door de schande en vernederingen, die daarop volgden, verduisterd ; doch hier doet Hij zijn woord gestand ; een moordenaar strekt tot het eerste bewijs en Hij doet duidelijk blijken, dat zijne vernedering Hem noch van zijne Godheid , noch van zijne liefde iets heeft ontnomen, dan bemerk wel, mijne ziel! dat Jesus deze vermenging van majesteit en schande niet heeft willen betoonen , om zijne versmadingen of pijnen te verminderen, maar alleen in ons belang, te weten, om ons geloof op te beuren, en opdat wij zouden beseffen , hoe groot en welk een ontzaggelijk persoon Hij was , die voor ons zulke schandelijkheden wilde ondergaan en dat Hij deze alleen leed, om ons te behouden. O ondankbare ! die een zoo magtigen Jesus niet bemint! die Hem nog durft beleedigen.
Jesus zeide hem : Ik zeg u voorwaar ; hier gebruikt Hij een dierbaren eed . om te bevestigen, hetgeen Hi) zeg-
104
gen zal; want, dewijl Hij volgens zijne eigene woorden de weg , de waarheid en het leven zelf is , zoo zweert Hij bij zich zeiven, wanneer Hij bij de waarheid zweert en dus zweert Hij bij het hoogste gezag, dat bestaat en derhalve kunnen zijne beloften nooit krachtiger dan op die wijze bevestigd worden ; aldus beloont hij het geloof van den moordenaar , Hij vervult hem met troost en bemoedigt hem, ten einde hem een blijden en zaligen dood te schenken. O hoe zoet is de ware boetvaardigheid, hoe groot is de goedheid des Heeren tot degenen, die tot Hem wederkeeren, hoe aangenaam is de dood, als men krachtens de beloften des Heeren, een eeuwig geluk te gemoet ziet.
Heden zult gij met Mij zijn in het Paradijs ; gij vraagt Mij , dat Ik u zal gedenken , wanneer Ik in mijn rijk zal zijn ; maar Ik wil daar niet intreden , zonder U. Gij zult mijne eerste overwinning, mijn eerste buit zijn. Ik wil u in mijne zegepraal medevoeren , nog heden, nog op dezen dag zult gij met Mij zijn in eene plaats van rust, van troost, van vreugde en van zaligheid.
Zoo was dan een snoode moordenaar de eerste, die Jesns voor zijnen Verlosser erkende, en ook de eerste getuige zijner heerlijkheid, ziedaar dan , wat het geloof in hem vermag, ziedaar het onderscheid tusschen de ware regtvaardigheid en de valsohe , die op de werken der wet gegrond is: een moordenaar wordt verkoren , terwijl het gansche hoogepriesterschap en al de leeraars der wet verworpen worden. O duizendmaal gelukkige boeteling ! vrees dan niet den beschuldiger uwer broederen , vrees de slang niet, die u verslonden had , zij is niet meer , zij is uit den hemel in den afgrond nederge-veld; vrees nu niet meer den engel , die met zijn vlammend zwaard voor het paradijs geplaatst is , om u den ingang te beletten ; Hij, die u toespreekt en een paradijs belooft, is er Heer van en opent door zijn kruis die plaats der wellusten , die door den eersten Adam gesloten was; zijne regtvaardigheid zal u bedekken, en al uwe misdaden niet alleen uitwendig of oppervlakkig, maar inwendig en werkelijk , niet alleen bedekken, maar uitwisschen; Hij verandert, Hij vernietigt al het vorige en te vergeefs zal men de likteekenen uwer zonden zoeken , zij zijn weggenomen , en al waren zij zoo rood als scharlaken, zij zijn wit geworden als sneeuw.
105
Heden zult gij met My zijn in het paradijs ; wie kan deze zoo troostrijke woorden hooren , zonder de goedheid van Hem , die ze gesproken heeft, te bewonderen? Wie moet niet eene levende hoop opvatten, om ook dergelijke gunst en milddadigheid te erlangen? Zijn het misschien uwe menigvuldige zonden, die u van deze hoop weerhouden ? maar een goddelooze wordt op een oogen-blik geheiligd , en stapt van een schandelijk welverdiend kruis in het paradijs ; is het misschien uwe verkleefdheid, uwe hebbelijkheid, uwe gewoonte in het zondigen, die u doen vreezen ? Maar hier ziet gij, dat de genade van Jesus terstond zijne uitwerking gehad, en eenen verouderden zondaar veranderd heeft in een volmaakten boeteling.
Welaan , mijne ziel! hoe verouderd ook in het kwaad , hoe diep ook in de boosheid begraven, schep moed: met het geloof van dezen moordenaar is ook voor u nog een schoone hemel te winnen. Die Jesus, die zich over hem met geschaamd heeft, zal zich ook over u niet schamen ; die hem genade schonk , zal ook u niet verstoeten , die hem den hemel gaf, zal dien ook voor u bereiden. O God geef mij zulk een geloof, verleen ook mij eene zoo vaste hoop, dan zal ik bekeerd en zalig zijn.
Maar wat moet hier verstaan worden door het woord Paradijs ? want Jesus heeft hier noch het aardsche paradijs , dat niet meer bestond en door den zondvloed geslecht of verdelgd was , noch den hemel der hemelen , de plaats der gelukzaligen , daar God al zijne heerlijkheid of rijkdommen vertoont, kunnen bedoelen, dewijl deze door de zonde gesloten, en niet dan door den plegtigen ingang van Jesus, den eerstgeborene onder de dooden, geopend is.
Wij laten ons omtrent de bijzondere gevoelens der geleerden , nopens deze of dergelijke geschillen, niet in. Dit is toch buiten het bestek eener eenvoudige overweging , welke wij hier alleen bedoelen , en waar niets doelmatig is , dan hetgeen zeker is , of ten minste door het algemeen gevoelen der geleerden gestaafd wordt. Wij zeggen derhalve , dat hier het wo9rd Paradijs die plaats be-teekent, waar de zielen der regtvaardigen na den dood ^ verbleven , in de verwachting van de verlossing Israels , welke plaats ook genoemd wordt de schoot van Abra-
106
Lam, 1) waarin Lazarus van de engelen gedragen werd, eene plaats tran rust, van troost, van genoegen, waar niets anders ontbrak dan de beschouwing van het goddelijk Wezen , hetgeen een waar Paradijs is , eene plaats in welke de allerheiligste menschen van het oud Verbond , een Abraham , Isaak , Jakob , Moses , Samuel, David en andere Patriarchen en Profeten van hunnen arbeid rustten, en reeds het loon hunner uitstekende deugden begonnen te genieten. Wjj belijden, dat onze Jesus na zijnen dood nedergedaald is ter helle en de Katholij-ken verstaan dit doorgaans van die onderaardsche plaats, waar die oudvaders de komst van den Messias verwachtten , die hen van daar in het koningrijk der hemelen mede zou opvoeren , hetgeen niet kon vervuld worden , voor dat Jesus zelf ten hemel opklom , in zijne plegtige hemelvaart. Ondertussohen, de verzoening tusschen God en de menschen was getroffen door den dood van Jesus , de goddelijke regtvaardigheid voldaan voor de zonde , de verlossing van den mensch voltooid en daarom meenen wij , dat Jesus , ter helle nedergedaald met den boetvaar-digen moordenaar , zich aan hem en de daar zijnde vaders , aanschijn aan aanschijn , zonder spiegel of raadsel, zonder dekmantel of schaduwe , heeft laten zien, en hen allen aldus waarlijk gelukkig en volkomen zalig heeft gemaakt , zoodat die plaats waarlijk een paradijs was, schoon de zielen nog niet ten hemel waren opgenomen , immers de grootste vreugde der gelukzaligen bestaat in de genieting en aanschouwing van het Goddelijk Wezen, en wanneer men dat geluk bezit, is al het overige toevallig, zonder hetwelk de zielen volkomen zalig waren.
Maar bemerk nu eens, welk een onnadenkelijk geluk onzen bekeerden moordenaar wedervoer, toen hij aldus in een zoo korten tijd, door zgne bereidwillige bekeering, in een zoo heerlijk paradijs werd ingelaten ; o hoe verre overtrof dit zijne verwachting, daar hij niet anders gevraagd had, dan dat Jesus hem zoude gedenken.
Overweeg met aandacht de vreugde, de verrukking. die deze ongelukkige boeteling ondervond , toen hij, op het kruis gestorven, met Jesus in dat zalig paradijs intrad. Dan hier ontbreken ons woorden, hier verwarren zich de denkbeelden en zijn alle uitdrukkingen te zwak,,
107
om dat genoegen te doen kennen , hetwelk hij op dat oogenblik smaakte , toen hij zich door Jesus in een eeuwig geluk zag geplaatst. O hoe dankte , hoe loofde en zegende hij zijnen Verlosser , zonder wien hij , gelijk zijn me-depligtige, eeuwig had moeten weenen, en door wien hij nu eeuwig juichen zal. Nu ziet hij onvergelijkelijke schoonheden, nu smaakt hij onnadrukkelijke wellusten, nu bezit hij onmeetbare rijkdommen; in Jesus te zien en te genieten , geniet hij alle goed, zijn hart is te klein , om de vreugde , die hij gevoelt, te bevatten en hij is als in de vreugde verdronken. Petrus galmde reeds zijne vreugde uit, toen hij slechts een enkelen straal van Jesus ligchamelijke heerlijkheid zag, en riep luidkeels uit: Hoer, het is ons hier goed te zijn ! i) Wat moet dan die gelukkige moordenaar gedacht, gezegd, geroepen hebben, toen hij van een smartelijk kruis, van de hevigste folteringen , van de schromelijkste doodsangsten , op een oogenblik tot eene plaats van weelde , wellusten en zoetigheden overging , zonder vrees van ze ooit te kunnen verliezen , volkomen verzekerd , dat hij die in alle eeuwigheid zoude bezitten, dat hij met zijnen Jesus ten hemel zoude opvaren, en daar al de heerlijkheid Gods,' en alle ook zelfs toevallige zaligheden zoude genieten. Dan , waartoe mijne ziel! u verder verdiept in het oneindige , waartoe vruchtelooze pogingen aangewend, om eene onbegrijpelijke zaligheid te willen beschrijven ? maak u deze overweging veeleer ten nutte, en laat zij tot uwe verbetering en heiligmaking strekken.
En inderdaad, hoe troostend, hoe bemoedigend is zij voor den zondaar om zijne zonden te verzaken. Zie daar eenen booswicht, die op het laatste uur komt en nog vóór diegenen, welke den last en de hitte van den dag hadden gedragen , vóór eenen Abel , den eersten der regtvaardigen , vóór eenen Abraham , den vader der gö-loovigen , vóór de Profeten , die in den tijd hunner bediening zoo veel voor de wet des Heeren geleden hadden , zijne belooning wegdraagt. En wat hebt gij dan niet te wachten , mijne ziel ? Welke góedheid , liefde en belooning , als gij u vroegtijdig tot den Heer begeeft en uwe zonden verzaakt ? Moet gij niet uit dit zoo luisterrijk voorbeeld besluiten, dat onze Jesus meer arbeid schijnt 1) Matth. XVII; 4.
108
te geven aan zondaren , die zich bekeeren, dan aan zijne lievelingen , die altijd onschuldig zijn gebleven , dat Hij de zondaars meer begunstigt, hen meer beloont, hun grootere liefde toedraagt ? Welaan dan, keer u tot eenen zoo liefderijken Verlosser, vraag Hem zijnen bijstand , zijne genade, vraag Hem, dat Hij uwer gedachtig zij; gij zult meer ontvangen dan gij durlt vragen , gjj zult meer begunstigd worden dan gij n kunt beloven; doch vraag met. een heilige vrijmoedigheid ; want het is gemeenlijk ons bekrompen hart, dat den vloed der goddelijke barmhartigheden tegenhoudt; mogten wij ons toch eens verzekerd honden , dat niemand die zich tot den Heer begeeft , verstoeten kan worden. Wie zou dan niet gaarne eenige uren met Jesus willen lijden of eenigen smaad verdragen , om van Hem deze troostwoorden te mogen hooren : Heden zult gij met Mij zijn in het Paradijs , indien hij verzekerd werd daarna eeuwig te zullen juichen; maar hebt gij niet dikwijls doen blijken , mijne ziel! dat gij den hemel weinig acht, gij die bij het geringste onge-Ijjk , bij de bekuoring tot eenen wellust, en bij elke gelegenheid om eene onregtvaardige winst te doen, terstond den hemel verzaakt, om dat ongelijk te wreken , om dien wellust te genieten, die winst u te geven ? Bedriegt gij u dan niet, wanneer gij zegt, voor een korten tijd alles te willen lijden , ja aan een kruis te willen sterven, om eeuwig te leven ? Maar onze Jesus eischt van ons niet, dat wij op een zoo bitter kruis sterven. Andere duizenden en millioenen martelaren , die Hij ook naar evenredigheid heeft beloond, heeft Hij dien bitteren lijdens-kelk met zich doen deelen ; van u vraagt Hij alleen, dat gij ophoudt te zondigen , dat gij uwe driften en begeerlijkheden beteugelt, zijne wetten en die zijner Kerk onderhoudt , dat gij Hem lief hebt. en daarvoor wil Hij u dien schoonen hemel geven, ja Hij verzekert u nog daarenboven , dat zoo gij dat gering kruis gewillig opneemt , gij ook reeds in dit leven een overvloed van troost, rust en genoègen zult smaken en met den goeden moordenaar uwe lasten, kwellingen , pijnen en ongemakken naauwelijks zult gevoelen; indien gij nogtans u hieraan niet wilt onderwerpen, dan zult gij ondanks u zeiven, met den onboetvaardigen moordenaar een bitter kruis torschen en er al het pijnlijke en schandelijke van onder-
109
Tinden. Lieve God! doe mij heden deze keus krachtdadig nemen en bestendig onderhouden ; geef mij , dat ik u voortaan beminne, voortaan niet leve, dan om door ware boetvaardigheid mijne vorige zonden te boeten ; geef mij eindelijk , dat ik ook eenmaal uit uwen mond moge hooren : Heden zuil gij met Mij in het Paradijs zij?}.
BEOEFENING.
Betrouw altijd op de oneindige barmhartigheid van God, en zoo gij tot wanhoop bekoord wordt, vestig dan uwe oogen op het kruis van Jesus Christus en stel op Hem al uw betrouwen ; bid om den geest van boetvaardigheid. Denk dikwijls aan den Hemel, en bijzonder in de gelegenheden of bekoringen tot de zonden, 'en lijd gaarne eenig ongelijk , eenige versterving of ongemakken.
Nu hel was omtrent het zesde uur, als er eene duisternis over de geheele aarde kwam lol de negende uur toe; de zon werd verduisterd. Luc. XXIII: 44 ,45.
1. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus, door een ongehoord wonderwerk , aan de geheele wereld een blijk heeft willen geven, dat Hjj alhoewel met het zwakke vleesch omhuld , aan een schandelijk kruis stervende, nog-tans de Schepper der natuur was: terwijl Hij tusschen hemel en aarde op zijn kruis onbewegelijk vastgeklonken aan al de schande der kruisiging, aan de bespottingen en vervloekingen zijner vijanden was overgegeven , overdekte eene buitengewone en bovennatuurlijke zonsverduistering de geheele aarde, een wonderwerk , hetwelk in al zijne omstandigheden beschouwd , juist geschikt was , om bij den dood van een Zoon Gods te geschieden.
Wanneer' wij het mirakel der zonsverduistering op dep vollen middag , bij het afsterven van onzen Heiland, met het oog des geloofs beschouwen , dan stanu wij
110
verbaasd over de wijze beschikking des Hemels , welke van den eenen kant eene genoegzame getuigenis gaf, om Hem voor dengene, die Hij was ook bij den hard-nekkigsten Jood te doen kennen , en Hem evenwel in die pijnen en schande, daar Hij in verzonken was , laat sterven; wie moet niet bekennen , dat het ■God alleen was , die in eenen tijd der volle maan , namelijk op den veertienden dag der eerste maand, waarop het Paasch-feest gevierd werd, zulke duisternissen niet alleen over Palestina , maar over de geheele wereld konde veroorzaken ? Wie zag ook niet, dat die duisternissen alleen betrekking konden hebben op hetgeen op den kruisberg voorviel, en dat bij gevolg diezelfde duisternissen de klaarste bewijzen waren van Jesus' onschuld en goddelijke waardigheid ? van den anderen kant, zoo die mirakelen vroeger gebeurd waren of hunne betrekking met den Gekruisigde vroeger had kunnen bespeurd worden en Jesus daaruit voor den Koning der heerlijkheid was erkend, dan ware zijn dood, het offer voor onze verlossing , nog belet geworden door dezelfde vijanden , die dezen berokkend hadden en misschien voor iets kwaads beducht waren , omdat hun het geheim van Jesus , om zijn wonderlijk geduld, hoe langer hoe meer twijfelachtig voorkwam. Daarom juist beschikte het de Voorzienigheid aldus, dat de duisternissen strekten , om aan te toonen , dat de Zoon Gods , de Schepper der natuur in lijden was , en hare betrekking met dien dood nogtans te laat bleek , om of den duivel of het verstokte Jodendom te kunnen bewegen , onzen Jesus aan den dood te ontrukken ; want met zijnen dood verdwenen ook de duisternissen en gaven daarmede als te kennen , dat zjj geene andere dan die betrekking hadden.
Ziedaar , mijne ziel! hoe duidelijk de Heer der gansche aarde heeft willen bekend maken , de gansche natuur heeft willen doen gevoelen, dat zijn welbeminde Zoon ter dood ging en schandelijk van zijn eigen volk werd mishandeld ; dan wie zou ooit geloofd hebben, dat een onmeetbare God, die met één woord duizende werelden scheppen kon. zoo deerlijk zoude mishandeld, zoo bitterlijk zoude gestorven zijn , indien niet ontegensprekelijke mirakelen die schande hadden weggenomen. Dan nu zien en bewonderen wij hier de goddelijke barmhartigheid, nu zien wij dui-
delijk den Zoon van den levenden God op een kruis vastgenageld en wij staan verrukt, ja sprakeloos.
O mijn God! wie zal TJ niet beminnen, die ons eene oneindige liefde hebt bewezen ; o Jesus ! wie zal voor U niet alles willen lijden ? Heeft dan een almagtige God voor mij , ellendigen sterveling , willen sterven ? Ben ik rampzalige zondaar , dan van zoo groote waarde , dat de Heer van hemel en aarde voor mij zich aan een kruis heeft laten vastklinken , dat Hij daarop versmaad, bespot en belasterd heeft willen worden ? Lieve Verlosser ! welke dankbaarheid zijn wij U verschuldigd ! hoe ontaard zijn wij , die U in weerwil van al die liefde nog gestadig be-leedigen door de overtreding uwer heilige wetten ! o welke wraak verdient zulke ondankbaarheid. Heer! help ons met uwe genade , opdat wij ons beteren en door waardige boetpleging de straffen van ons afwenden , die wij voor onze zonden verdiend hebben. Deze duisternissen strekten voornamelijk om de schandelijke bejegeningen , die de over-priesters en schriftgeleerden tegen onzen Jesus uitbragten, te wederleggen ; want de Joden eischten zulk een teeken en hadden sedert lang den Zaligmaker te kennen gegeven, dat zij een teeken aan den hemel verlangden , om Hem te erkennen als dengene, voor wien Hij zich uitgaf. Hun hoogmoed maakte hen zulk een teeken onwaardig, en de Heiland zeide hun toen ook , dat zij geen ander teeken zouden zien , dan dat van Jonas , te weten van zijnen dood en zijne opstanding; om evenwel dezen dood te verheerlijken en het Jodendom te beschamen , liet God de Heer duisternissen verspreiden over de geheele aarde , en gaf alzoo een wonderteeken aan den hemel, hetwelk hunne goddeloosheid, afgunst en wraakzucht tegen Jesus zigtbaar te kennen gaf en bestrafte; zij verweten Hem op zijn kruis , dat Hij anderen behouden had , dat Hij voorgaf op God te betrouwen , en God Hem ondertusschen verlaten had , dat Hij zich voor den Zoon Gods had doen erkennen , en het nu althans de tijd was een onwederlegbaar bewijs van deze voorgewende hoedanigheid te geven ; doch ook nu bleek het hier in de verduistering der zon op den vollen middag, dat de Almagtige zich zijne zaak aantrok, daar hemel en aarde treurden over zijnen staat; hier bleek het dat zoo Hij zich niet uit de handen zijner vijanden redde, zoo Hij niet van het kruis kwam , het zijne eigene
112
verkiezing was , en Hij daar stierf, omdat Hij wilde sterven , hier bleek' eindelijk, dat al hun smaad, beschimpingen en spotternijen een ijdel geklap was van magte-looze en uitzinnige menschen , die niets anders bedoelden dan hunnen nijd en hunne wraakzucht tegen Hem te voldoen , en dat Hemel en aarde daarover verontwaardigd waren.
Dan hetgeen alle verwondering te boven gaat is , dat de Joden die wonderlijke verduistering niet bemerkten, of misschien hare betrekking op Jesus niet inzagen ; want zij was met de kruisiging begonnen en hield aan gedurende den tijd , toen zij zelfs bezig waren Hem te bespotten; want, alhoewel een ongewijd schrijver verhaalt , dat er zulke groote duisternissen heerschten , dat men de starren aan den hemel konde zien , zoo geven echter de Evangelisten genoeg te kennen, dat ïij zoo groot niet waren , of men kon in de nabijheid de dingen onderscheiden , de menschen kennen en hun toespreken , als ook met wenken of oogslagen eenige aanwijzingen doen, schoon het wel waarschijnlijk is, dat zij in het begin en op het einde grooter waren , om beter opgemerkt te kunnen worden. Ondertusschen moeten wij onzen Jesus op zijn kruis, te midden van die statige duisternissen zoo veel te dieper bewonderen , dewijl Hij van de aanwezigen kon gezien worden en in zijn lijden een onnavolgbaar, een goddelijk geduld ten toon spreidde. De gansche natuur is als in een rouwfloers gehuld , om den dood van haren Heer en Meester te betreuren , en ons op deze gebeurtenis zoo veel te meer opmerkzaam te doen zijn; de gansche natuur toonde hare gramschap over de hemeltergende boosheid van het Jodendom, wanneer haar Heer en Meester op eene onmenschelijke wijze gefolterd, en in zijne folteringen bespot en beschimpt werd, en hoe toch kon iemand hierbij ongevoelig blijven , terwijl de wellust des hemels , de bron van alle goed , het begin van alle geluk , de grootheid , de wijsheid , de liefde zelve zoo schandelijk mishandeld werd ! De Joden alleen bleven verstokt en vervolgden hunne smaadheden en lasteringen , om zijn goddelijk geduld te tergen.
Doch wat zeggen wij ? de Joden alleen ? neen ook wij Christenen zijn niet minder ongevoelig, en hoezeer wij
H3
ook met volle zekerheid weten , dat Hij die Koning der Heerlijkheid is . laten wij echter niet na Hem te bespotten en door onze zonden te versmaden, en zijn alzoo ontaarder dan do levenlooze schepselen, vermits wij van den gruwelijken godsmoord , waarvoor de zon de vlugt nam , om die schennissen niet te zien , zeiven de bewerkers zijn , ja dezen gruwel in ons vernieuwen , zoo dikwijls wij onze onmatigheden , onze ontucht, onzen haat en wraaklust vernieuwen. Indien de zon over de goddeloosheid der Joden scheen verontwaardigd te zijn , wat dunkt u , mijne ziel! zal er dan in den dag des oordeels , ten aanzien onzer zonden , nog eens gebeuren ? zullen ook dan niet alle schepselen tegen ons opstaan en wraak roepen voor hunnen Schepper? Ja, mijne ziel! de H. Geest zelf verzekert ons , dat de geheele wereld voor hem zal vechten tegen de ouzinnigen. 1) Heer wees ons genadig en geef ons, dat wij onze misdaden verzaken , Jesus op zijn kruis hoogschatten en ware liefde toedragen, en onze zonden niet minder dan den Gekruisigde gestadig betreuren.
II. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesua Christus in de wonderlijke zonsverduistering op den kruisberg bij zijn afsterven de geheimzinnigste schaduwen des ouden Verbonds in zijnen persoon verwezenlijkt.
Wij zien hier eenen hoogepriester , niet met het bloed van kalveren of stieren , maar met zijn eigen bloed in het Heilige der Heiligen treden , dat is in eene stik-duistere plaats , waar de Ark des Verbonds geplaatst was, en waar God van uit het midden der Cherubijnen zijn antwoord gaf; in de duisternissen bevindt zich Jesus op zijn kruis , Hij voegt daarbij nog den wierook zijner gebeden , ten einde van zijnen Vader genade en barmhartigheid. voor ons af te smeeken , en aldus het zinnebeeld des hoogepriesters in' het Heilige der Heiligen te volmaken : want deze mogt daar niet inkomen daa in eenen dikken nevel van wierook, waardoor de duisterheid dezer ontzagverwekkende plaats nog verdubbeld werd.
O verrukkelijke overweging! Jesus , die levende Ark van een eeuwig Verbond, bevindt zich in die duisternissen , welke door het Heilig der Heiligen worden afgebeeld.
•!)• Wijsh V: 21.
■114
Hij toch is de ware Hoogepriester , die voor ons ofiert, voor ons verzoening teweeg brengt, en uit den duisteren nevel terugkomt, wanneer Hij uit de dooden opstaat, om ons te zegenen , zoo als weleer de hoogepriester deed, ten opzigte van Israël. O dierbaar geheim !
Welaan mijne ziel! beschouw uwen Jesus met een treurig , maar tevens bemoedigd hart in die plegtige duisternissen , daar Hij de Godheid voor u verzoent en genade verwerft om ze u te schenken ; Hij offert daar zijn dierbaar bloed , dat Hij voor u stort, Hij vertoont het den Vader , Hij voegt daarbij zijne pijnen en schande , maar bijzonderlijk de versmadingen, beschimpingen, spotternijen en lasteringen , Hem van het baldadig Jodendom aangedaan. Wie kan hier scheiden, waar zoo verrukkelijke bespiegelingen onze aandacht boeijen ? neen, wij gaan niet weg van den kruisberg, waar zulke rijkdommen van genade worden uitgedeeld.
Ziedaar , mijne ziel! uwen .Teaus op zijn kruis , in eene zee van smarten en smaad voor u gedompeld , omdat gij zulks verdiend hadt ; een afgrond van vuur en tranen was u door uwe wederspannigheid tegen de goddelijke bevelen voorbereid, gij moest voor hemel en aarde beschaamd gemaakt worden , en deze schaamte moesj; eeuwig duren ; voor eeuwig moest gij van de duivelen bespot , beschimpt, of verguisd worden ; eindelooze duisternissen , waar nooit het geringste straaltje van troost of verzachting kon doorbreken , wachtten u. Uw Jesus beschouwde u in dien droevigen staat, had medelijden met u , verkoos in uwe plaats de pijnen , de tranen , de schande , den smaad . de duisternissen, om u hiervan volkomen vrij te spreken , en een hemel van genoegen , van blijdschap , licht en heerlijkheid te verdienen. 0 God ! hoe kan het zijn, dat wij nog op iets anders denken dan op eene zoo grondelooze barmhartigheid ; hoe is het mogelijk , dat wij nog iets anders dan zulk een weldoener beminnen ? Ja , mijn God! voor U zullen wij voortaan leven , voor U sterven , en van dit oogenblik offeren wij U alles, wat wij ooit doen, begeeren of denken zullen.
De duisternissen, die tijdens de merkwaardige uren van •lesus' afsterven de aarde overdekten, doen ons niet alleen aan de vervulling der schaduwen , maar ook aan andere gewigtige waarheden denken; zij schetsen ons ook die duisternissen af, onder welke de zon der regtvaardigheid.
115
door de menschelijke natuur waaronder zij school, en nog meer door de smaadheden des kruises, verborgen was. Zij waren ook eene levendige afbeelding der duisternissen, waarmede het menschdom, ten opzigte der goddelijke dingen, en der dienst, die wij der Godheid verschuldigd zijn, als omgeven was, vermits de gansohe aarde in eenen stik-donkeren nacht van onwetendheid en afgoderij gedompeld lag; zij duidden ons Eian, dat de menschelijke wijsheid en al het licht der wijsgeeren niet bestand is tegen het kruis van Christus ; dat de wereldwijzen zich de oogen als blind zien op dat dierbaar geheim; zij maalden ons eindelijk die duisternissen af, waarin het gansche Jodendom ten opzigte van hunnen Messias gedompeld was ; zij toch waren meer dan andere volken door God begunstigd; eene heldere zon van verlichting in de waarheden en wetten, die God eu zijne dienst betroffen, bescheen hen, terwijl al de overige volken in de duisternissen woonden ; zij meenden zelfs, dat hun dat licht toebehoorde en niet ontnomen kon worden ; zij dachten , dat zij het ten tijde van hunnen Messias, bij voorkeur zouden genieten ; dan, toen deze verscheen , hoorden en zagen zij Hem te vergeefs wonderen verrigten en zij waren ondankbaar genoeg, om de kennis der zaligheid, die Hij kwam aanbieden, hardnekkig te verwerpen , ondanks duizende bewijzen van de goddelijkheid zijner zending , te verloochenen , en van daar dat zij tot zoo ongemeene verblindheid vervielen, dat zij hunnen lang-beloofden Messias aan een kruis vastnagelden , daar den spot met Hem dreven en Hem er aan lieten sterven. O verschrikkelijke oordeelen des Heeren! wie moet bij zulk een voorbeeld niet vreezen ? het uitverkoren volk, de welbeminde kinderen des Heeren, zijn erfdeel, tot welks grootheid Hij al zijne almagt en wijsheid besteed had , aldus gestraft, verlaten, verworpen, en voor altijd der vervloeking overgegeven ! Mijne ziel1 het zal u dan niet baten in de ware Kerk te zijn , het ware geloof te belijden , zoo gij aan dat dierbaar geloof, door uwe werken niet beantwoordt; God zal ook u niet ontzien, maar u straffen. Hij zal u het licht ontnemen, u in de duisternissen laten wandelen, en anderen die weldaden geven, welke Hij voor u bereid had, maar die gij verstoeten hebt. O, mijne ziel! wees ootmoedig, en erken uwen God als den gever van al wat gij groots hebt, en alzoo zult gij behouden, hetgeen tot uwe zaligheid strekken kan.
116
III. Overweeg, mjjne ziel! hoe Jesus Chrjstus door dit wcnderbaar verschijnsel in de natuur piet alleen de schaduwen van het oude Verbond , mr^ar ook, ter beschaming vaji Israels volk , op de duidelijkste wijze de voorzeggingen der Profeten vervult. Het was inderdaad niet alleen verwonderlijk, dat de Joden, althans de overpries-ters en schriftgeleerden in die duisternissen Gods hand niet erkenden, dat njj daarvan de onmiddeljjke betrekking op Jesus niet gewaar werden, maar het was nog veel meer te verwonderen, dat zjj niet opmerkten , dat diezelfde duisternissen door de Profeten voorzegd waren: immers de Profeet Amos spreekt deze nadrukkelijke woorden ; En het zal geschieden op dien dag , zegt de Heer God , dat de zon zal ondergaan op den middag, en Ik zal het aardrijk doen verduisteren op den lichten dag. i) Duidelijker kon het toch niet gezegd worden , dat op den dag der verlossing en des lichts de zon zoude verduisterd worden ; dan dit wordt nog meer opgehelderd , wanneer de Profeet de gevolgen van die verduistering optelt, te weten dat het gansche Jodendom om zijne verblindheid verworpen zoude worden ; Uwe feestdagen , alzoo spreekt God bij den Profeet, zal Ik in treurigheden veranderen en al uwe zangen in gekerm. en Ik zal uw aller ruggen met zakken overtrekken en uwe hoofden kaal doen scheren; Ik zal het land in rouw stellen als over een eenigen Zoon en het zal eindigen met een bitleren dag; zie, de dagen komen , zegt de Heer, dal Ik een honger over het land zal zenden , niet den honger van brood, noch den dorst van water , maar vein het hoor en van het woord des IIeer en ; zij zullen in beweging zijn van de eene zee tot de andere en van het noorden tot aan het oosten, overal zullen zij het woord des Heer en gaan weken en zij zullen het niet vinden. 2) Kon het wel an-dei s ?ijn, of eene zoo belangrijke voorzegging moest bij de o verpriesters en schriftgeleerden bekend wezen ? Moest het wonder , dat zij zagen toen de zon op den middag wegschool , hen daaraan niet doen gedenken , en dewijl zij een vplslagen onheil over al het volk voorspelden, moesten zij daar niet al hunne aandacht op vestigen ; want
1) Amos. VIII; 9.
2) Amos. VIII: 10, H , 12.
H7
de rouw zou groot zijn als die van een eenigen zoon, hetgeen betrekking schijnt te hebben op eene uitdrukking vail den Profeet Zacharias , als hij zegt : Dat zij over den dood van den Messias zoo rouwig zullen zijn , als over dien van een eenigen zoon. 1) Het wonder , dat zij zagen, was zoo ongehoord en tevens zoo du'.delijk voorzegd, stond in een zoo naauw verband met de misdaad. die zij bedreven , dat zjj het niet konden voorbijzien , zonder geheel en al met duisternissen , met verblindheid geslagen te wezen ; maar ook dit was door den Profeet Isaïas voorzegd : Wij tastten , zegt hij , naar den wand , ids blinde rnen-
schen..... wij stieten ons op den middag, als of het don-
kei' ware , wij waren in de duisternissen als doode rnen-schen , 9) niets trof hen derhalve , zij bleven ongevoelig en als dooden, zoodanig hadden zij hunne oogen voor waarheid en regt gesloten; nu werd hun dan ook het woord des Heeren ontnomen , en alhoewel zij de H. Schriftuur bewaren , haar over de geheele aarde verspreiden , laten zij daar nogtans de Christenen heil en zaligheid uit inzamelen , terwijl zij zelven van honger en dorst vergaan ; want, dewijl ze daar Jesus Christus, den Messias, noch zoeken, noch vinden , vinden zij er ook geen voedsel voor hunne harten , en in plaats van tarwe , verkoopen hunne leeraars hun niet dan stroo en kaf, hetgeen zij met het verlies van hun eeuwig heil moeten vergelden. Ziedaar, mijne ziel! wat u de duisternissen van den kruisberg leeren.
Toen Israël de Profeten niet langer hoorde , heeft God hen met gevoelige teekenen , te weten , door de gansche natuur willen waarschuwen , en vermits zij deze niet meer hooren, laat Hij hun aan hunne eigene bedorvenheid over, onttrekt hun zijne genade en verwerpt hen van zijn aangezigt.
Zoo zal het ook eenmaal den zondaar gaan, en misschien heeft God reeds begonnen deze regtvaardige straf in hem uit te oefenen ; van waar toch , dat hij de vermaningen , die hem worden toegevoegd , reeds in (|en wind slaat ? van waar , dat hij zoo zelden Gods woord , hetwelk door de priesters verkondigd wordt, aanhoort ? van waar die geringe invloed, dien het afsterven van ee-nige zijner bekenden , of het deugdzaam voorbeeld van
1) Zach. XII: 10.
2) Isaï, LIX; 10.
eenige zijner nabestaanden, of de rampen, onheilen of smarten, waarmede de booze wereld van God gestraft wordt, op zijn hart te weeg brengen 1 Wat is hiervan de oorzaak , dan dat hij reeds in de duisterniesen wandelt, en hem het licht der genade heeft verlaten ; van claar , dat hij op geene onheilen bedacht is , ook dan, wanneer hij God werkelijk beleedigd en groote zonden bedreven heeft ; van daar dat hij gansche dagen en jaren in doo-delijke zonden blijft voortleven , zonder eenige vrees of nagedachten in zich op te wekken. O ijsselijke duisternissen ! o betreurenswaardige verblindheid! men wandelt op den rand van een afgrond, waar eeuwig yuur, onuit-bluschbare vlammen , eindelooze folteringen zijn, en men denkt niet aan het gevaar, waarin men verkeert! Gij , mijne ziel! ofschoon gij niet onder het getal der openbare zondaars behoort, hebt gij echter ook geene reden , om voor u zelve te vreezen ? Koestert gij in uw hart niet dikwijls onkuische voornemens of begeerten, zonder u hierover te verontrusten , onder voorwendsel, dat gij de daad zelve niet pleegt? Nadert gij niet gerust, maar nog-tans op eene heiligschendige wijze tot de H. Sacramenten, met uwe zonden in de Biecht te verzwijgen ? Kent gij u schuldig ? Ziet gij dan niet, dat gij op den rand staat , dat gij in het grootste gevaar verkeert, om voor eeuwig te branden ; ziet gij niet , dat gij alle oogenblikken sterven , en stervende in eene eindelooze verdoeming kunt nederstorten ? O God! geef mij altijd dat licht, hetwelk mij voor zulk een rampzaligen staat behoedt.
Spiegel u , mijne ziel! in het verblinde Jodendom ; tot welke misdaden vervalt men niet, als men door die blindheid getroffen wordt ? dan vreest men niet zijnen Weldoener , zijnen Verlosser op de schandelijkste wijze te mishandelen , en om het leven te brengen. O Jesus ! waarachtig' licht, die op deze aarde zijt verschenen, om alle menschen te verlichten, verlicht altijd mijn hart , opdat mij die duisternissen niet omgeven; geef mij bijzonderlijk, lieve Jesus ! dat ik nooit lang in de zonden blijve , maar zoo ik het ongeluk mogt hebben in eene of andere te vallen . dat ik , door uwe genade opgewekt, spoedig tot U terugkeere , ja geef mij , dat ik nooit van U afwijke , dat ik tot het laatste oogenblik mijns levens in uwe liefde •volharde.
BEOEFENING,
Zoo gij gezondigd hebt, verwek dadelijk eena oefening van berouw , en bereid u dan tot de Biecht, zonder deze lang uit te stellen. Hoor gaarne en met eerbied Gods woord verkondigen , luister bijzonder naar de vermaning van uwen biechtvader; verwerp nooit de inspraken van God , en gij zult nooit in zulke duisternissen geraken.
De zon, werd verduisterd , en het voorhangsel des tempels scheurde midden door. Luc. XXIII: 45.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus door zijnen dood een einde heeft gemaakt aan de plegtighe-den , slagtoffers en tempeldiensten der Mosaïsche wet en door zijn eigen bloed het Heilige der Heiligen intredende, ons den toegang tot Gods oneindige goedheid , en tot den hemel zeiven geopend heeft; hiervan wilde onze Jesus ons eene plegtige verzekering geven , wanneer namelijk de gordijn , welke in den tempel, het Heilige der Heiligen (waar de Ark des Verbonds was,) afscheidde van het Heilige (waar de Kandelaar , de Tafel met de ïoonbrooden en het Reukaltaar geplaatst waren , en de priesters hunne dienst ter offering van reukwerken ver-rigtten) , door eene onzigtbare hand en op eene bovennatuurlijke wijze , midden door gescheurd werd van boven tot beneden.
Daar de Evangelisten deze daadzaak zonder eenige aanmerking verhalen, zoude men die misschien als minder belangrijk kunnen beschouwen , zoo niet de Apostel zelf ons hierop, in zijnen brief aan de Hebreen, opmerkzaam gemaakt en onderrigt had , dat in deze scheuring de geheimzinnigste waarheden zijn opgesloten.
Dit bovennatuurlijk voorval moest ongetwijfeld de priesters , die daar in hunne bediening onledig, getuigen waren van zulk een wonder, met schrik en angst vervullen ; maar hoe veel grooter indruk moest het niet op aller gemoederen maken, dat het juist geschiedde, toen de gansche natuur ontsteld scheen en de zon de wereld als verlaten , ja zelfs reeds drie uren zich verborgen had.
120
Men kan ligtelijk beseffen , dat zij door eene zoo zonderlinge gebeurtenis , met schrik bevangen werden , en zoo den anderen priesteren en levieten, die in den vóórtempel dienden , als den overpriesteren en ouderlingen , terstond kennis gaven van het voorgevallene, en dus het gerucht spoedig onder het volk moest komen , zoodat de Evangelisten het als eene bekende , openbare en ontegensprekelijke waarheid konden schrijven, en zonder de minste vrees van gelogenstraft te zullen worden. Wanneer zij nu ernstig overwogen , wat er op dienzelfden dag en op datzelfde uur op den kruisberg gebeurde , wanneer zij zich herinnerden , dat die Jesus, welke daar zoo schandelijk stierf, door duizend luisterrijke wonderwerken getoond had, dat Hij de Zoon Gods , de lang verwachte Messias was , wat moesten zij dan niet denken ? moesten zij niet beide die wonderen, namelijk de zonsverduistering en de scheuring des voorhangsels, als de gevolgen van zijnen dood beschouwen, waarop zij eene zoo natuurlijke, openbare en allerzekerste betrekking hadden ? Zou men niet billijk verwachten, dat zij nu eindelijk , na zoo zigtbare teekenen , Jesus zouden erkennen , voor dengene, die Hij was ?
Doch het zijn de mirakelen niet, die de versteende harten bekeeren; de steenen mogen barsten , maar het Jodendom blijft ongevoelig. Beef , mijne ziel! voor zulk een vreesselijken toestand , want gij staat daar ook bloot voor , wanneer gij door eene doodzonde van God afwijkt. O Heer , behoed ons voor zoodanige verblindheid.
Maar deze scheuring bewees duidelijk, dat God die gordijn wilde weggenomen hebben, en dat het Heilig der Heiligen voortaan vrjj en open ware , opdat geen hoogepriester op den verzoendag daar voortaan behoefde in te gaan , maar de toegang een ieder vrij en open zoude staan, zonder den dood te moeten vreezen. Doch hoe is dat gebeurd ? Hoe is God dan verzoend geworden ? Wie heeft Hem voldoening gegeven, wat bloed is hiertoe gestort , dewijl toch altijd bloed tot verzoening is noodig geweest? Te vergeefs tracht men hiervan eene andere oorzaak op te sporen , dan in den dood van onzen Jesus. Ja, mijne ziel! bij de wegneming van dat voorhangsel houden alle plegtigheden en offeranden der oude wet op, want het was het voornaamste gedeelte des tabernakels ;
121
het was bijzonder met de offerande der wet, en wel met de plegtigste van allen , zoo als die , welke op den al-gemeenen verzoendag werden opgedragen , bijzonder verbonden ; het had de grootste betrekking op het priesterdom , omdat het volstrekt en wel op straf des doods verboden was , daar meer dan eens in het jaar en niet dan na verscheidene voorbereidingen binnen te gaan ; dat voorhangsel wordt intusschen door eene zigtbare kfacht Gods weggenomen en bij gevolg moet voortaan het tabernakel zijn aanwezen verliezen , de offeranden der oude wet worden te gelijk met het priesterdom afgekeurd , en een nieuw verbond zal het oude moeten vervangen.
Wij zeggen dan te regt, dat Jesus op zijn kruis al de plegtigheden der oude wet vernietigd en andere veel volmaaktere heeft ingevoerd, waardoor wij tot God naderen : want de afkeuring der voorgaande ivet geschiedt om hare zwakheid en nutteloosheid ; want dc wet heeft niet tot volmaaktheid gebragt, waar was eene inleiding tot eene hetere hoop , door dewelke wij tot God geraken. 1) Deze waarheid moet elke Jood toestemmen, zoodra hjj erkent, dat het voorhangsel door een mirakel gescheurd is, en dit kan hij nooit loochenen , daar zijne eigene priesters er de ooggetuigen van zijn geweest.
Doch in weerwil van een zoo overtuigend wonderwerk, blijft de Jood hardnekkig ; de Heer zal niet slechts het voorhangsel, maar ook het gansche heiligdom , den tempel en al wat daarop slechts eenige betrekking heeft, in de asch moeten leggen en tot de laatste overblijfselen toe verdelgen , opdat zij zouden gelooven ; achttien eeuwen zullen na dit alles voorbijgaan , en de Jood zal even hardnekkig blijven. O hoe kostbaar is dan de graaf des geloofs! niemand , dan God alleen, geeft het ons uit enkele goedheid, zonder eenige verdiensten, ja dikwijls na zeer vele kwade werken; wij verliezen het ook wederom , wanneer God onzen hoogmoed straffen, en ons aan onze nieuwsgierigheid en vermetelheid wil overgeven , en dan zijn er geene mirakelen, die ons meer bekeeren; hoe openbaar , hoe duidelijk ook de bewijzen moge wezen, wij blijven onverzettelijk loochenen, hetgeen wij niet willen gelooven. O rampzalige staat, verschrikkelijke straf! Och, mogten de voorbeelden van
1) Hebr. Vil; 18, 19.
122
anderen ons voorzichtig maken en doen vreezen, daar zoo velen hebben gedwaald, omdat zij niet gevreesd hebben.
II. Overweeg, mijne ziel! welke dierbare geheimen wij ontdekken in het voorhangsel, hetwelk het heilig der heiligen bedekte en altijd voor alle stervelingen gesloten bleef, uitgenomen voor den hoogepriester , wien de toegang slechts eens in het jaar, op den grooten verzoendag ajLaande vergund was. O , hoe ontzaggelijk vertoonde zich hier de majesteit des Heeren ! deze hoogepriester moest , om niet met den dood gestraft te worden , daar niet intreden , dan voorzien van het bloed der slagtoffers, zoo voor zich zei ven ; als voor het volk gedood , hij moest daarenboven allerlei reukwerk in het gouden wierooksvat werpen, om aldus aan die plaats, hoezeer ook gesloten en volkomen duister , door een wolk van rook eene grootere achtbaarheid te geven ; hij moest daar alzoo binnentreden onder het rinkelen der schelletjes, die in menigte onder aan zijn overkleed hingen , hiermede te kennen gevende, dat hij daar niet in zijn eigen naam, maar in zijne hoedanigheid van hoogepriester verscheen , die alleen waardig was voor die ontzagverwek-kende heiligheid te verschijnen. Deze zoo ontzettende plegtigheden moesten niet alleen door de overpriesters . die ook zwakke menschen waren , maar door Aaron zeiven, ofschoon zoo duidelijk van God tot die hooge waardigheid geroepen , onderhouden worden. Ondertusschen bleef het voorhangsel gesloten , en dit alles bragt geen ander voordeel aan , dan dat de Hoogepriester niet door het vuur verslonden werd , zoo als het Nabad en Abiu , den kinderen van Aaron , gebeurde.
Kon God ooit de onwaardigheid der menschen , om voor den troon des Heeren te verschijnen , den afstand dien hunne zonden tusschen hen en het Heilig der Heiligen , daar zijne regtvaardigheid woont, veroorzaakt hebben , met duidelijker teekenen te kennen geven ? Ziet, men hier niet, dat niemand , zelfs niet de hoogepriester -daar in eigen naam , of door eigene verdiensten kon intreden, maar alleen voorzien van het bloed des offers , dat God behagen kon, en hij dus een anderen hooge priester verwachtte . die daar door zijn eigen bloed zou ingaan ? Het blijkt hier eindelijk, dat alle offeranden,
123
ja het priesterdom van Aaron zelf, volkomen nutteloos zijn , dewijl toch na al die plegtigheden het voorhangsel gesloten bleef.
Zoo vreesselijk is de majesteit des Heeren, en zoo verre zouden wij van Hem verwijderd gebleven zijn , indien Jesus ons door zijn bloed , dien toegang , door de zonden verloren , niet hersteld had. Wij waren niet alleen uit den hemel, maar zelfs van zijne tegenwoordigheid uitgesloten , onwaardig om Hem te bidden , Hem oifers op te dragen en in zijn heiligdom te verschijnen; een vonnis des doods was tegen ons uitgesproken en voor ons was noch genade , noch vergeving , noch heil te hopen. O mijne ziel! hoe veel zijn-wij dan onzen Jesus verschuldigd , door wien wij den toegang verkregen hebben tot dien zoo vrees-selijken God; maar hoe onbegrijpelijk is ook de onbeschaamdheid van hen , die met een bezoedeld geweten het aanschijn des Heeren durven naderen ; de priester Oza , omdat hij eene hand uitstak , om de ark des Heeren te ondersteunen, werd met den dood gestraft; vijftigduizend Bethsamiten vielen dood ter aarde neder , omdat zij de ark met eene kleine nieuwsgierigheid gezien hadden : en wg,t was die ark toch meer dan eene schaduw , een zinneb^fld van hetgeen wij in waarheid aanbidden ? En zal dan een Christen , die dit weet, voor den troon des Heeren durven verschijnen , in zijnen tempel, voor zijn altaar in het heilig der heiligen binnentreden , en daar door zonden besmeurd de dierbare geheimen nuttigen; en die schennis zonder schrik , zonder ontsteltenis, zonder aandoening herhalen ? Maar is God dan veranderd , is Hij minder verschrikkelijk dan Hij te voren was ? Neen , mijne ziel! maar wij zijn vermeteler geworden , omdat de lieer niet meer tijdelijk of zigtbaar , maar eeuwig en onzigtbaar straft, en daarom vreezen wij niet, omdat wij , uit gebrek aan geloof, het denkbeeld van de grootheid dier ontzaggelijke geheimen en van do eeuwige straffen verloren hebben.
O God! help ons , opdat wij beter leeren denken en leven ; geef ons, dat wij het geluk , van uwe majesteit te mogen naderen, waarderen, geef ons de genade om door Jesus het genot uwer goedheden te smaken. Wat toch waren wij zonder onzen Jesus dan zondaars, die niets dan wraak verdiend en te wachten hadden. De staat
124
der afgevallen engelen was juiat de onze, zoo God met ons naar onze werken gehandeld hadde! Hetgeen zij reeds gedurende zoo vele eeuwen lijden, zou ook onze foltering zijn geweest; die onboetvaardigheid, de nijd en afgunst, die hen pijnigen , zouden ook ons gepijnigd hebben ; nooit zoude een goede gedachte, eene deugdzame begeerte ons getroost hebben, een eeuwig, een onuit-bluschbaar vuur , eeuwige duisternissen , eeuwige rampen waren ons d^el; in dezen toestand lagen wjj gedompeld , voor dat Jesus onze Verlosser werd ; maar God heeft met zijne barmhartigheid geraadpleegd, Hij heeft zijnen eenigen Zoon niet gespaard , maar Hem gegeven , om ons uit die ellenden te redden, en een schoonen hemel van einde-looze zaligheden te bereiden , om ons daar eeuwig te doen juichen.
Kunt gij dan nog nalaten , mijne ziel! een zoo be-minnel|jken quot;God onophoudelijk te loven en te danken? Welaan , overweeg dan met een dankbaar hart, hetgeen gij op den kruisberg ziet gebeuren : beschouw die handen en voeten op dab moordhont vastgenageld, zie dat hoofd, met scherpe doornen doorstoken en deerlijk bebloed, breng quot; ti al de overige leden van dat gefolterd ligchaam elk afzonderlijk voor den geest , en gij zult zien , dat er van het hoofd tot de voeten geene gezondheid in Hem is ; voeg hier nu bij de baldadigste beschimpingen van Joden en Heidenen , die Hem om het zeerst trachten te honen ; den vuigen smaad , die Hem van de hoogepries-ters , schriftgeleerden en ouderlingen der wet werd aangedaan ; eindelijk vraag eens, wie Hij is , die voor uw geluk tot dezen allerbittersten staat gebragt werd. Dan gij weet het, Hij is uw Schepper . uw God , aan wien gij behalve deze weldaden alles verschuldigd zijt, en wie is in staat om uit te drukken, welke verpligtingen u deze liefde oplegt, en welke straffen zijn groot genoeg voor hem , die zulk een God durft beleedigen ?
III. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus door het scheuren van het voorhangsel des tempels ons ook heeft willen te kennen geven, dat door de scheuring zijns vleesches, dat is, door zijnen dood de scheiding tusschen God en den mensch is weggenomen, en wij een Trijen toegang verkregen hebben tot het heiligdom Gods;
125
dat is. al wat bedekt, verborgen en geheim was in de wet. in de beloften , in de feestvieringen , in de pleg-tigheden, in de slagtofiers en offeranden, dat alles is door den dood van dat vleesch , door het scheuren van die gordijn ontdekt en openbaar geworden , en voortaan zullen de dierbare geheimen des geloofs niet meer onder den sluijer der afbeeldingen verborgen , den Jood alleen voorbehouden, maar door den glans van het Evangelie aan alle menschen veropenbaard worden. Het was ook billijk , dat, indien het voorhangsel des tempels als tot een teeken dezer openbaarwording moest scheuren, zulks niet door menschen, maar door eene goddelijke kracht geschiedde , en dat het van boven tot beneden scheurde, opdat het tot geen gebruik meer zou kunnen strekken; dat het eindelijk scheurde, wanneer de priesters van Aaron bezig waren hunne gewone offeranden op te dragen , opdat zij door de daad zelve konden getuigen , dat hunne dienst geëindigd was en een nieuw priesterdom het oude zoude vervangen , een priesterdom naar de orde van Melchisedech , dat eeuwig duren en zonder opvolging zoude zgn, zoo als het in den honderdnegenden psalm van den Messias gezegd wordt.
Dan door die scheuring is ook voor ons een nieuwe en levende weg geopend 1) tot het hemelsch tabernakel, want het is overbekend, dat de Joden het heilig dei-heiligen van den tempel als eene schaduw of als een zinnebeeld beschouwden van den hemel, van dat ongenaakbaar licht, in hetwelk de Godheid woont; en het tabernakel werd door Salomon zeiven genoemd; de gelijkenis van hel eeuwig tabernakel van God, in hel begin gemaakt 2). Wanneer dan ook de Apostel zegt, dat Jesus niet ingegaan is in een heiligdom , dat met handen gemaakt en eene afbeelding is van het ware, maar in den hemel zeiven , om nu voor ons te verschijnen voor hel aanschijn Gods , 3) dan zegt hij wel duidelijk, dat het Heiligen der Heiligen eene afbeelding was van den hemel, en de scheuring des voorhangsels ons aanduidt, dat doof onzen Jesus de ingang daartoe geopend is. Maar hetgeen de Joden zioh niet konden verbeelden , was, dat het voorhangsel nog eens wegge-
1) Hebr. X: -19. 20. 3) Sap. IX.
2) Hebr. IX : 24.
-126
nomen, veel minder dat het nog eens gescbeurd zou worden door een goddelijk wonderwerk.
Adam werd uit het paradijs verdreven en God stelde er eenen Cherubijn met een vlammend zwaard voor, opdat hij zich in de onmogelijkheid ziende van het wederom binnen te treden, daar niet meer naar trachten zoude. Dit paradijs scheen in het heiligdom te zijn afgebeeld en God scheen het volk er naar te doen verlangen , met daar eens in het j aar den hoogepriester te doen ingaan. Israël kon zich derhalve noch van dat voorhangsel , noch van de scheuring daarvan eenig denkbeeld maken; maar Jeaus werd op het kruis het offer voor onze zonden, het voorhangsel scheurde , en ziedaar de sluijer opgeligt, de beteekenis , de gelegenheid, de reden, de middelen en het oogmerk van dat voorhangsel en van die scheuring ten eenemaal ontwikkeld. Wij waren niet alleen uit het aardsch, maar ook uit het hemelsch paradijs verbannen, van God verwijderd en door een voorhangsel van Hem afgescheiden; slechts eene duistere schets van den algemeenen verzoendag hield onze hoop gaande , dat wij het nog eenmaal zouden intreden. Maar terwijl Jesus lijdt en sterft, scheurt die zoo belangrijke gordijn van boven tot beneden, de ingang tot het Heiligdom wordt geopend, de genadetroon toegankelijk, de verwijdering, de scheidsmuur weggenomen en nu zeggen wij met Paulus: Zoo laat ons toegaan met een opregt hart en volle verzekering des geloofs. 1) .Wie juicht dan niet van blijdschap over eene zoo dierbare weldaad, welk hart boezemt hiervoor niet de dankbaarste lofzangen voor den Heer uit, die ons met zulke dierbare genade heeft willen begunstigen ?
Welaan dan, mijne ziel! Laat ons met betrouwen tot den troon van genade gaan , om barmhartigheid te verkrijgen en genade te vinden tot onze hulp ten bekwamen tijde , 2) en dewijl het scheuren des voorhangsels u hiertoe den weg heeft geopend , verre zij dan ook van u, uit slaafsche vrees voor den Almagtige terug te deinzen. Dat Israël schrome , eenen donderenden God te naderen , die het van zich verwijdert! wij beminnen Hem , die ons
1) Hebr. X: 22.
2) Hebr. IV : 16.
127
den ingang opende , die ons allen uitnoodigt tot Hem te komen. Welaan dan, laat ons toegaan met een opregt hart en volle verzekering des geloofs, hebbende de harten gesprengd, gereinigd van kwade zondenschuld en de Ugchamen afgewasschen met zuiver water. 1)
Maar wie sprak deze laatste woorden ? O God ! moeten wij dan harten hebben , gereinigd van kwade zondenschuld, moeten wij het witte kleed van den H. Doop bewaard hebben , om met quot;betrouwen tot U te kunnen naderen ? Wie is zoo zuiver ? Wiens leven was altijd zoo heilig ? Hoe weinigen, die deze onschuld altijd vlekkeloos bewaarden ? O mij , rampzalige! die niet slechts eens, maar meermalen dat klêed der onschuld bezoedelde en , na de genade des H. Geestes gesmaakt te hebben , van den weg der deugd afweek. Maar schep moed, mijne ziel! hoe ongelukkig gij dan ook waart, met de onschuld van den H. Doop te verliezen , dat echter deze woorden van den H. Paulus uwe hoop niet doen wankelen: Hij , die de eerste zonde in zijn bloed heeft afgewasschen , zal u ook de tweede vergeven , want er zijn geene zonden , die het Lam Gods niet weggenomen heeft. Maar wij zijn ondankbaar geweest, wij hebben aan al de rijkdommen van Gods genade weerstaan , ze vruchteloos gemaakt en versmaad , ja , wij hebben het Bloed van onzen Jesus zelfs met voeten getreden , wij hebben Hem met Judas verraden , met Petrus verloochend , met de Heidenen gegeeseld en met doornen gekroond , gekruist, bespot , vermoord met de Joden, ja, wij hebben ontelbare malen alle mogelijke boosheden en misdaden, gruwelen en heiligschennissen bedreven. Schep nogtans moed, mijne ziel! want al die zonden konden de verdiensten van onzen Jesus niet uitputten ; uwe ondankbaarheid , hoe gruwelijk dan ook, overtreft geenszins zijne goedheid en liefde tot u.
O mijn Verlosser ! zal het dan waar zijn , dat Gij mij nog al mijne boosheden zult vergeven , dat ik toch nog eenmaal uw heiligdom. den schoonen hemel zal mogen ingaan, om daar voor eeuwig gelukkig te wezen ? zal ik TJ dan ook mogen beminnen , niettegenstaande ik U zoo schandelijk door mijne zonden beleedigd heb , zal ik dan nog deugdzaam kunnen worden ? Ach , mijn Jesus ! deze
1) Hebr. X : 22.
■128
hoop doet mij mijne zonden nog te meer verzaken. dit doet mij U nog meer beminnen , en van dit oogenblik af beloof ik U , dat ik mij zal verbeteren ; ik zal de dwaasheden , die ik begaan heb , niet tranen van berouw af-wasschen , alle overtredingen , die ik gepleegd heb , zal ik door verstervingen en ongemakken boeten en hetgeen ik tegen mijnen evenmonsch misdreven heb, door weldadigheid en liefde-werken vergoeden , ik zal voortaan geen grooter geluk kennen , dan met mijnen Jesus verzoend te wezen en door de liefde met Hem vereenigd te blijven.
Almagtige , onmeetbare God! die aan de grootste zondaars en dus ook aan mij , door uwen Zoon den toegang ' verleend hebt tot den troon uwer genade , ik bedank U voor het geluk van tot U te mogen naderen , op U te mogen vertrouwen ; geef mij , dat ik dit geluk meer en meer leere waarderen , geef mij , dat ik de goede voornemens , die Gij rnjj heden verleent, moge volbrengen. dat ik U altijd eene ware liefde toedrage en daarvan eenmaal den dierbaren loon in de eeuwige zaligheid ont-vange. 0 lieve God! wanneer zal de gelukkige dag aanbreken , dat ik U , die alle volmaaktheid zijt, aanschouwe ? Wanneer zal alle schaduw verdwenen zijn, om ü, o schoonheid boven alle schoonheden, van aanschijn tot aanschijn te aanschouwen ? Dit bid ik U door het bitter lijden van onzen Jesus , die voor ons den toegang tot U beeft geopend en door wien ik hoop , U in het Heiligdom , waarin Gij woont, eeuwig te zullen loven , danken en zegenen.
BEOEFENING.
Verban alle kleinmoefligheid uit uw hart en vertrouw altijd op God, die door ons nooit meer geëerd wordt, dan wanneer wij op Hem vertrouwen. Wees altijd in uwe gebeden en bijzonderlijk in de kerk , vol van den diepsten eerbied voor de ontzaggelijke majesteit van God, die daar tegenwoordig is. Denk dikwijls met een heilig verlangen op den hemel.
Ondet'lusschen stonden nevens het kruis van Jesus
129
zijne Moeder en zijner Moeders zuster Maria Cleohe en Maria Magdalena. Jesus dan ziende zijne Moeder en den leerling , dien Hij liefhad , daar staan , zei-de tot zijne Moedor: Vrouw! ziedaar uwen zoon. Joan. XIX: 25, 26.
I. Overweeg , mijne ziel! met wat getrouwheid, moed en standvastigheid eenige godvruchtige vrouwen, die Jesus uit Galileën alom gevolgd waren zich beijverden, om getuigen van zijne smaad en pijnen te zijn , zoo als zij het van zijne mirakelen en deugden waren geweest; en'hetgeen hier reeds dadelijk onze aandacht treft, is een heerlijk voorbeeld van ware en opregte vriendschap , die uit eene zuivere liefde ontstaat, die geen eigenbelang en derhalve ook geen onderscheid tuaschen voor- en tegenspoed kent , maar in tegendeel zich dan voornamelijk kenmerkt, wanneer rampen en wederwaardigheden eenen vriend treffen. O hoezeer verschilt onze vriendschap en liefde van die dezer kloekmoedige vrouwen! en wat is hiervan de reden , dan dat wij in onze vriendschap, veelal meer ons zeiven dan onze vrienden beminnen , en daarom ook slechts zoo lang wij van hen iets te verwachten hebben. En deze baatzuchtige eigenliefde is niet alleen de maatstaf onzer vriendschap . maar ook veeltijds die onzer liefde tot God zeiven ; wij beroemen ons, Hem te beminnen , zoolang het ons welgaat : dan de eerste bekoring , een gevoelige ramp , tegenspoed , armoede of smaad , die wij van den kant zijner Voorzienigneid ontmoeten , is ons genoeg, om Hem en zijne heilige wetten te vergeten. Schaam u dan , mijne ziel! bij de beschouwing van het voorbeeld dezer vrouwen De Heer heeft hier getoond , dat Hij de zwakken verkiest, om de sterken te beschamen i) en dat de kracht in de zvjakheid volbragt ivordt. 2) gt; De Apostelen , Joannes alleen uitgezonderd, die hier moedig stand hield . zij, die volgens hunne plegtige beloften als mannen bij Jesus hlijven, Hem nimmer verlaten , ja liever met Hem sterven zouden , hadden allen de vlugt genomen , zij durfden zich niet vertoonen , ja voor dat nog iets tegen Jesus beslotgu was, vreesden zij reeds , terwijl deze heldinnen zich openlijk vertoonden.
•1) 1 Cor. I; 27. II.
2) 2 Cor. XII: 9.
o
\ 130
al de woede en razernij der Joden trotseerden, haren Meester tot op Golgotha volgden en daar met verwijdering van alle vrees zich plaatsten. Zulke onwrikbare trouw en liefde was dan ook al te roemwaardig en den Evangelisten al te opmerkzaam, om de namen dezer vrouwen niet der geheele wereld bekend te maken en daarom vinden wij door drie der Evangelieschrijvers, behalve Maria de Moeder van Jesus, bijzonderlijk aangeteekend Maria Magdalena , misschien omdat zij met Joannes veel nader bij het kruis was en eenigermate de aandacht der wachters was voorbijgegaan, terwijl de andere , namelijk Maria Cleophe, de moeder van Jacobus en Joseph, de moeder der kinderen van Zebedeüs, Salome en vele andere , van welke Lucas gewaagt, welligt wat verder van het kruis stonden en daarom wordt van haar gezegd, dat zij alles van verre aanzagen.
Wie bewondert hier dan niet grootelijks de heldhaftige trouw dezer vrouwen en bijzonderlijk die van Maria Magdalena , uit welke Jesus te voren, volgens de getuigenis van Marcus zeven duivelen had uitgedreven. 1) Zoo zien wij dan hier wederom , dat zondaars en zondaressen menigmaal anderen voorgaan en hen beschamen, die zich op hunne onschuld beroemen. Mogt dit voorbeeld u lee-ren , mjjne ziel! uwe vorige levenswijze door verdubbelden ijver te vergoeden , den verloren tijd, dien gij aan den duivel, de wereld en het vleesch hebt opgeofierd, te herwinnen.
De vrouwen schamen zich het kruis van Jesus niet, leer hier dan , wanneer gij de Godsdienst, het priesterdom , de eerbaarheid of de eer van uwen naasten hoort onteeren, met eene heilige vrijmoedigheid u tegen deze ergernissen te doen gelden, en gij bijzonderlijk , die tot het vrouwelijke geslacht behoort, weet de eer, die deze vrouwen aan uwe zwakke kunne gegeven hebben op waren prijs te stellen, toont, dat gij dezelfde liefde voor Jesus, dezelfde trouw, denzelfden moed hebt en laat nooit toe, dat eerlooze mannen door hunne schandelijke taal in uwe tegenwoordigheid God of menschen beleedigen.
Maar onder deze vrouwen is er geene, die meer opmerkzaamheid , ja grootere bewondering verdient dan de Moeder van Jesus, welke nader bij het kruis stond dan
1) Marc. XVI: 9.
131
de andere en ondanks Lare hartverscheurende droefheid , ondanks de daar aanwezige wachters zich in zoodanige nabijheid bevindt, dat zij de oogwenken van haren Jesus gemakkelijk opmerken en zijne stervende woorden konde hooren.
Dan hier, o moeders! die kinderen in uwen schoot gekoesterd en opgevoed hebt, hier beroep ik mij op de getuigenis uwer moederharten; oordeelt, want niemand is hiertoe meer bevoegd, dan gij , welke smarten deze Moeder in haar hart moest gevoelen , toen zij haar eigen kind, op een schandelijk kruis vastgeklonken, in dien toestand den dood zag naderen. — Stelt u voor een oogenblik in hare plaats, verbeeldt u een eenigst kind , hetwelk u nooit beleedigd heeft, door wreede handen op een schandpaal te zien omgebragt! zou uw hart niet van droefheid van een scheuren? Zoudt gij den moed hebben deze regtsoefening te gaan zien , er bij tegenwoordig te zijn en zijne laatste woorden te hooren ? Zoudt gij niet liever stad en land ontvlugten, om van eene zoo ijsselijke gebeurtenis verre verwijderd te zijn ? Dan , wat ook hier het moederlijk hart moge getuigen, hoe dierbaar dat eenigste pand daaraan ook moge zijn : in welke vergelijking komt dit bij den Zoon van Maria, bij Jesus de Heiligheid zelve, want zonder hier nog van de onvergelijkelijke waardigheid van Jesus te gewagen , wie onder de kinderen der menschen werd ooit zoo mishandeld, als de Zoon van Maria ? Zij zag Hem met ruwe nagels aan een schandelijk moordhout vastgeklonken, naakt tusschen twee moordenaars hangen en zij kon Hem noch dekken , noch losmaken ; zij zag Hem met eene doornen-kroon op het hoofd, het gansche ligchaam van bloed druipen en zij mogt het niet afwisschen; zij hoorde de laagste bespottingen en lasteringen tegen Hem uitbraken en zij mogt Hem niet verdedigen; zij hoorde Hem voor zijne vijanden bidden en zag hunne woede nog meer ontbranden ; zij hoorde Hem van dorst klagen en mogt Hem niet laven. 0 welke pijnbank , hoe vele doorsnijdende zwaarden voor het hart van Maria ! O ijsselijk marteldom !
De geheele wereld staat verstomd over den moed van de brave moeder der Machabeën , die hare zeven zonen door de uitgezochtste folteringen ter dood zag brengen , en zij wordt te regt door de oudvaderen zevenmaal mar-
132
telares genoemd. — Elk bewondert Abraham., die zijnen eenigen en welbeminden zoon heeft kunnen slagten. Kaar welke vergelijking tusschen deze en Jesus , tusschen hunne wederzijdsche liefde en die van Jesus en Maria ? En wie is in staat te beseften, welk zwaard van droefheid hier het hart van Maria doorboorde , hoe groot hare standvastigheid moest zijn, om onder deze ziels-folteringen niet te bezwijken?
Wie is hier tevens ook niet getroffen over den moed en de gelatenheid , waarmede de Moeder van Jesus naast het kruis den deerniswaardigsten toestand van haar Zoon beschouwde. Het scheen voor eene moeder zeer oneigen te zijn , zich zoo nabij eenen op zoo smartelijke en schandelijke wijze stervenden zoon te begeven , daar deze beschouwing hare gevoeligheid in de hoogste mate moest opwekken , en haar tot eene vertooning van smarten kon vervoeren , die geene getuigen wil hebben, wanneer zij al te groot is.
Dan het was niet alleen het natuurlijk gevoel van het moederlijk hart, maar voornamelijk de geest Gods, die Maria naar het kruis henen voerde , en deze kent geene menschelijke voorzichtigheid. Zij verlangt niets vuriger dan de laaste bevelen , de laatste woorden , den laatsten wil van haren goddelijken Zoon te ontvangen; zij wil bij dat altaar aanwezig zijn, daar de eenigste offerande, die den mensch met God kan verzoenen , wordt opgedragen. Zij staat dan onder het kruis , ondersteund door haar geloof , gesterkt door het geduld haars Zoons , met volko-mene gelatenheid in den wil des Vaders. Zij staat daar om deel te hebben aan de verrigtingen van zijn priesterschap , om mede haren Jesus te offeren, en met Hem zich zelve, en zij offert der ontzaggelijke Majesteit niet alleen al haar natuurlijk gevoel, maar ook in den persoon van haren Zoon de dierbaarste gaaf, die zij ontvangen had. Zij staat daar, overwinnende door haren Zoon den duivel en de wereld, versmadende voor Hem al wat Hij voor haar versmaadt, trotserende de bespottingen der goddeloozen, tartende de woede en razernij van den vorst der duisternissen, en blijmoedig met haren Zoon alle schande deelende , ja de eer, van daarin te mogen deelen , hooger achtende dan alle schatten der aarde.
O heerlijke bespiegeling! o welke grootheid ontdekken
133
wij hier in dit staan van Maria onder het kruis. Welken moed , welke heldhaftigheid en godsvrucht! Wie zal deze Moedermaagd ooit naar waarde verheffen , hare verhevene deugden kunnen afschetsen ? Verre zij echter van ons . zoo als men der Katholijke Kerk wil aanwrijven , dat wij Maria als deelgenoote , of als in de Verlossing medewerkende , zouden voorstellen, Vertoeijelijke lasteringen . en wat heeft men ook ooit anders tegen de waarheid-minnende Kerk kunnen aanvoeren ? Neen , Maria is onze ver-loster niet, dit is Jesus , haar goddelijke Zoon , alleen , en hetgeen Maria hier offert , offert zij door haren Zoon: zij offert Hem en zich zelve , niet opdat zij ons de vergeving der zonden zoude aanbrengen , zoo als Jesus, maar om die door haar offer voor ons van haren Zoon te verwerven, daar zij , al wat zij bezit, alleen door haven Zoon bezit. — Het is deze Zoon , die ons verlost en Maria geheiligd heeft, en hare tegenwoordigheid op den kruisberg heeft gewild , opdat zij zich met zijne offerande zoude vereenigen. En ziedaar wat ons dien diepen eerbied , die hoogachting en liefde voor Maria inboezemt; niet als ware zij een andere God, maar als de Moeder van een Zoon Gods , als het allerheiligste , het allerdeugdzaamste . het verhevenste schepsel, dat ooit uit de handen van een alvermogenden en alwijzen God is voortgekomen,
Neen , mijne ziel! vrees dan niet , dat gij Jesus zult onteeren , wanneer gij zijne Moeder eert, want met haar te eeren , zult gij ook Jesus eeren, van wien zij al hare heiligheid ontleent; neen, geene eei-be wij zing, eener Moeder bewezen , beleedigt den Zoon , maar strekt Hem ter eere, dewijl het eene in het andere ligt opgesloten. Jesus ! geef mij dit altijd te beseffen , geef mij eene ware genegenheid voor uwe onvergelijkelijke Moeder , geef mij haar altijd naar waarde te mogen eeren.
II. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus door zijn gedrag ten opzigte zijner Moeder u inde laatste oogenblikken zijns levens op de voortreffelijkste wijze den kinderlijken pligt heeft op het hart gedrukt, en u te gelijkertijd heeft willen onderrigten , hoe gij u ten opzigte van Maria , zijne Moeder , hebt te gedragen.
De wet der natuur , de geschrevene wet van Moses
en ook Jesus zelf legt ons de dure verpligting op , vaderen moeder te eeren; en Hij, die gekomen was, om de wet te vervullen, heeft dit gebod door zijn voorbeeld ■willen bevestigen , — Hij had haar vervuld met eenen overvloed van genade, Hij had haar een heiligen bruidegom gegeven, haren maagdom bewaard, zijn eerste wonderwerk op hare voorspraak gedaan ; Hij wilde ook, dat zij nu bij zijn afsterven zou tegenwoordig zijn, om haar de laatste blijken zijner achting en liefde te geven; Hij wilde haar niet zonder troost, zonder bijstand , zonder hulp laten, Hij wil voor haar alleen een testament maken. Doch wat zal Hij geven, die niets bezit , die alles wat de aarde kan geven, verlaten heeft, dien niets overig bljjft, dan eene kroon van doornen ? Hij geelt haar dan, hetgeen Hij het meest bemint en Hem het naast aan het hart ligt, Hg geeft haar tot eenen zoon den leerling, dien Hij beminde.
Hij had reeds zorg gedragen voor zijne rampzalige ver -volgers, voor hen zijnen Vader biddende; den moordenaar had Hij het paradijs beloofd; nu ziet Hij zijne Moeder en den leerling, dien Hij lief had, daar staan. Ach, mijne ziel! wie kan zich de smart verbeelden, die Jesus gevoelt bij deze beschouwing ? Welk regtgeaard kind zou in dien staat zijne moeder , die om zijne smarten lijdt, die zich aantrekt al wat Hem overkomt, kunnen aanschouwen , zonder de hartsverscheurendste droefheid te gevoelen? Met welke woorden zullen wij dan uitdrukken, hoe grievend voor het hart van zulken Zoon de toestand van zulke Moeder was. Hier schieten alle denkbeelden te kort, hier ontbreken woorden , om eene zoo trefiende ontmoeting in al hare wezenlijkheid af te schetsen. Jesus dan ziende zijne Moeder en den leerling, dien Hij lief had , daar staan, zeide tot zijne Moeder: Vrouw! ziedaar uwen zoon. Wij moeten hier stilzwijgend voorbijgaan , en ons van alle aanmerking onthouden; wie toch is in staat te beseffen , welk grievend zwaard de ziel van Maria doorsneed, toen zij de stem van haren beminden Zoon hoorde, toen zij Hem hoorde spreken en zij het voorwerp zijner zorg werd. Jesus noemt haar Vrouw , misschien om hare droefheid niet te vermeerderen , of zoo als anderen meenen , om haar niet bij zijne vijanden voor zijne Moeder bekend te maken , of ook om haar moed in te spreken , of ein-
135
delijk , hetgeen het meest met de waarheid en met de geheimen , die op den kruisberg verrigt werden, overeenkomt , omdat zij die vrouw was, die volgens Gods belofte , aan Adam gedaan, der slang den kop zou verpletteren.
Bewonder hier dan , mijne ziel! den diepen eerbied, de hoogachting en liefde van Jesus tot zijne Moeder, want zijn kruis is de voortreffelijkste leerstoel, van waar gij uwe kinderlijke pligten kunt hooren verkondigen. Hij, die dertig jaren lang niet anders gedaan , of liever ons van dien tijd zijns levens niet anders heeft willen bekend doen worden , dan dat Hij zijner Moeder onderdanig was, stelt hier het zegel op dezen zoo duren en onvervreemd-baren pligt; Hij vergeet zijne eigene smarten, zijne schande, naaktheid en doodelijke benaauwdheden , om u te leeren , dat u niets dierbaarder moet zijn , niets meer aan het hart moet liggen dan zij , die u het leven hebben gegeven. Hij kon noch handen, noch voeten meer bewegen, zijn hart was van rouw en droefheid overstelpt , en toch daar is nog plaats voor zijne Moeder, Hij kan zich nog van zijne oogen bedienen, om haar aan te zien en die van haar op zijnen leerling te wenden : Ziedaar uwen zoon ; derhalve moet ook al wat gij hebt voor uwe ouderen ten dienste staan.
Vrouw , zegt Jesus , ziedaar uwen zoon! Hij geeft dan aan Maria in den persoon van Joannes een anderen zoon ; Hij sprak derhalve natuurlijkerwijze niet van zich zeiven, zoo als hij ook Maria niet meer zijne Moeder noemde, die Hij als zoodanig aan een ander gaf, om die varwisseling zoo veel te beter te doen gevoelen , Hij sprak haar aan onder de benaming van Vrouw, omdat zij geen anderen Zoon had en de Moeder van Joannes werd , omdat zij hem tot Moeder werd gegeven.
Deze beschikking van Jesus, en de wijze waarop die geschiedt, doet ons te regt besluiten, dat Joannes hier de plaats van ons allen bekleedde, en Maria niet slechts aan hem , maar ook ons allen tot Moeder werd gegeven; van daar immers, dat Jesus hem niet met name aanspreekt , omdat hij in hem tot ons allen sprak ; van daar ook , dat Jesus haar niet zegt: Zie deze is ook uw zoon , maar: Ziedaar uwen Zoon, ziedaar den Zoon, dien gij gebaard hebt: dan, daar nu Jesus Christus slechts één
130
ligchaam met zijne heilige Kerk uitmaakt, daar allen , die in zijnen naam gedoopt zijn, hem hebben aangetrokken , ledematen zijn van zijne ledematen , en niet zij leven , maar Christus in hen , zoo volgt dan ook uit dit alles , dat Joannes ons allen vertegenwoordigde , en wij in Hem aan Maria tot kinderen zijn gegeven . dat Joannes én Jesus én ons , die met Hem één ligchaam zijn, vertegenwoordigde, en wij , gelijk Jesus , kinderen zijn geworden van Maria.
Jesus heeft ons dan Maria tot Moeder gegeven, en heeft ons alzoo met een nieuw middel ter zaligheid en de krachtigste voorspraak begiftigd. 0 mijne ziel! indien gij het geluk kendet, hetwelk gij hierdoor bezit, indien gij de droefheid en smarten kendet , die gij aan Maria in deze baring gekost hebt, welke liefde zoudt gij uwer Moeder toedragen, welke achting zoudt gij haar bewijzen , hoe zoudt gij u beijveren om haar te vereeren ; haar aan te roepen , hare schoone deugden na te volgen.
III. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus door de woorden , waarmede Hij zijne Moeder aansprak op het kruis, ons niet alleen in haar eene Moeder heeft geschonken , maar ons ook hare verhevene hoedanigheden heeft willen doen kennen , opdat wij zouden zien, wat wij in haar te vereeren en na te volgen hebben.
Jesus spreekt haar aan onder de benaming van Vrouw, en wie ziet hier niet, dat Hij ons die Vrouw heeft willen aanwijzen, van welke God in de oudste en duidelijkste aller voorzeggingen wegens den Verlosser gesproken heeft, toen Hij de slang, den helschen draak , den duivel , die Eva bedrogen had , vervloekte : Ik zal, zegt God tot de slang, vijandschap stellen tusschen u en de vrouw , en tusschen uw zaad en haar zaad; zij zal u den kop verpletteren en gij zult haar listig op de hielen zitten. 1) Het kan niet in twijfel getrokken worden , dat de vrouw , van welke hier gesproken wordt; Maria , de Moeder van Jesus is , zoo als het buiten allen twijfel Jesus is , die door dat zaad der vrouw beteekend wordt. dewijl Hij haar Zoon is. Het is wel waar, dat de Hebreeuwsche tekst zegt, dat, te weten, dat zaad , hetgeen door de zeventig overzetters vertaald wordt door
1) Gen. lil : 15.
137
Hij zal u den kop verpletteren ; dit maakt nog tans geen wezenlijk verschil uit met de vertaling onzer vulgaat en die der meeste handschriften , met welke wij ook zonder eeuige zwarigheid hot vrouwelijke voornaamwoord zij gebruiken , omdat zij toch den kop der slang niet heeft verpletterd , dan door Jesus , haren Zoon , maar zij nog-tans niet ten onregte genoemd wordt , omdat zij dat zaad heeft voortgebragt.
Ziedaar intusschen , mijne ziel! op den kruisberg den plegtigsten en belangrijksten strijd , die ooit tussohen de slang en de vrouw gevoerd werd ; ziedaar, waarom Maria aan den voet des kruises moest staan , om dien vijand te verdelgen. O hoe schittert hier de eer, de achtbaarheid , de waardigheid en de luister van Maria! Zij is die vijandin der slang en bij gevolg is haar geest, haar hart, zijn hare oogmerken , hare neigingen geheel strijdig met die der slang; zij is geheel verwijderd van hoogmoed , van ondankbaarheid en afgunst, verheven boven alle verleiding , eenvoudig in haar geloof, ootmoedig in hare schitterende deugden , gehoorzaam in haar gedrag ; zij is eene vijandin van alle nieuwsgierigheid , wars van alle ijdelheid en redekavelingen over de bevelen des Heeren , overlegt zij in haar hart al wat God haar gelieft te openbaren en hetgeen zij van heilige menschen ziet of hoort; zij bemint de stilzwijgendheid , de ingetogenheid en de afzondering, waar de eer van God of het belang van den evenmensch haar niet gebiedt te spreken of zich te vertoonen; altijd onderworpen, zoo aan burgerlijke als aan geestelijke overheden, altijd tevreden met de wegen der goddelijke Voorzienigheid, altijd geduldig in moeijelijkheden en geleden ongelijk, altijd kloekmoedig en standvastig in wederwaardigheden, met één woord , altijd in regtstreeksche tegenoverstelling met de slang en de eerste vrouw , die door deze bedrogen was en die bedrogen werd door haren hoogmoed , door hare nieuwsgierigheid , ongeloof, wederspannigheid , heerschzucht en verkeerde lusten , met één woord, die bedrogen werd door hare gelijkvormigheid met de slang. Het was derhalve billijk , dat die groote vijandin des helschen draaks bij het kruis aanwezig was , om hem door haar zaad , door Jesus , den kop te verpletteren.
O dierbare bespiegeling ! hier meent dat helsch gedrogt
■138
zijn doel bereikt te hebben en hij jaicht over zijne woede, die hij tegen dat zaad uitoefent; hier boogt hij door dui-zende pijnen, versmadingen en lasteringen over de zwakheid van Jesus en zit alzoo dezen zijn vijand listig op de hielen , met diens zwakke en lijdelijke menschheid te vervolgen ; dan hier wordt hij in zijne listen gevangen ; die hiel, die menschheid namelijk , met de godheid vereenigdr sterft wel is waar , maar verrijst ook wederom heerlijk en onsterfelijk , de kop der slang wordt verpletterd, zijne magt verguisd , zijne dwingelandij vernietigd , en hij voor eeuwig van God en menschen gevloekt.
Jesus noemt dan zijne Moeder Vrouw , ten einde ons aan een zoo dierbaar geheim, eene zoo oude voorzegging , tijdens de vervulling daarvan , te herinneren. Zij kende dat geheim , zij wist, wie Jesus waa en hoe Hij het menschdom moest verlossen ; zij was bewust van het aandeel , dat zij daarin moest hebben , niet door zich zelve , maar door de genade , welke tusschen haar en de slang die vijandschap gesteld had, als ook door die naauwe, die volmaakte en onvergelijkelijke vereeniging, die tusschen Jesus en haar bestond ; en daarom begeeft zij zich bij het kruis van Jesus , om met en door Hem dat onwaardeerbaar heil te weeg te brengen.
Wel verre van u, zoo als onkundige schilders hare houding zeer ten onregte soms voorstellen , in de Moeder van Jesus eene vrouw te zien , die onder het kruis van haren goddelijken Zoon , van droefheid overstelpt , neder-zijgt en door de daar aanwezige vrouwen wordt opgebeurd ; want hiermede schrijft men haar eene menschelijke zwakheid, eene vrouwelijke kleinmoedigheid toe, die haar geloof en hare standvastigheid, welke voor het late nageslacht ten voorbeeld moesten verstrekken , grootelijks beleedigt. Neen, Maria, wel verre van te bezwijken, stond onder het kruis van haren Zoon onbeweeglijk , als eene rots in het midden der baren; en hoe smartelijk ook haar toestand, hoe grievend het zwaard ook was, dat naar de voorzegging des grijzen Simeons hare ziel doorboorde, zij was echter volkomen gelaten en onderworpen aan den wil des Heeren, wetende , dat dit offer tot heil der menschen moest voltrokken worden en zij offerde met eene onvergelijkelijke kloekmoedigheid, in zoo verre in haar was , al hetgeen zij in dien dierbaren
139
Zoon van den Heer had ontvangen, mede aan Hem op.
Ziedaar dan , mijne ziel! welk geheim , welk verheven werktuig des Allerhoogsten u wordt aangeduid, welken eerbied het u moet inboezemen , wanneer gij Jesus hier zijne Moeder hoort toespreken onder de benaming van Vrouw, ziedaar, welke Moeder Hij in haar eert. — Verlies echter nimmer uit het oog, terwijl gij haar deze hulde brengt, dat Jesus ook bij andere gelegenhedun, daarom zijne Moeder Vrouw noemt, opdat, hoewel zij boven alle schepselen verheven is, wij toch in haar geeuu Godheid zouden aanbidden.
Overweeg hier eindelijk nog, mijne ziel! dat die vijandschap , welke God in die eerste voorzegging heeft aangekondigd , niet alleen tusschen de slang en de vrouw, maar ook tusschen het zaad der slang en dat der vrouw, is daargesteld; want hoe blijkbaar door het zaad dei-vrouw Jesus, onze Verlosser, bedoeld wordt, verdient het nogtans onze opmerking, dat Jesus door de H. Schriftuur niet de Zoon , maar het zaad der vrouw wordt genoemd en deze benaming, welke eene meerdere uitgestrektheid , dan die van Zoon bevat en niet zoo zeer éénen persoon, maar eene menigte vooronderstelt , zegt ons dan ook , dat die vijandschap zich niet slechts bij de slang en Jesus zoude bepalen , maar dat zij zich ook zoude uitstrekken tot het zaad der slang en dat dei-vrouw , dat is tot haar geslacht, de lievelingen , de uitverkorenen , de ledematen van Jesus , die met Hem één ligchaam uitmaken. Men beschouwe hier namelijk in Jesus en de slang twee tegenovergestelde hoofden, die elk een afzonderlijk nageslacht hebben , hetwelk uit hen zijn oorsprong ontleent, te weten : het zaad der vrouw en dat der slang; van daar, dat in de taal der H. Schriftuur de kwaden, kinderen des duivels en de vromen , kinderen Gods genoemd worden, dewijl deze het hoofd en diens nazaten bevattende, tot het heilig geslacht en het zaad der vrouw behooren , omdat zij de Moeder is van het hoofd en de kinderen, die uit haar geboren worden en met Hem één ligchaam uitmaken . en gene bedoeld worden door het slangenzaad, omdat zij den duivel in zijne ondeugd volgen.
Hieruit kunt gij nu beoordeelen , mijne ziel! tot welk geslacht gij behoort. Volgt gij den hoogmoed , den nijd
140
en de wederspannigheid des duivels ? dan behoort gij ongetwijfeld tot zijn geslacht ; zoo gij echter die ondeugden vei betert, zoo gij de ootmoedigheid, de broederliefde , de gehoorzaamheid aan Goda bevelen en die zijner Kerk bemint , dan behoort gij tot het gezegend zaad der vrouw ; dan zijt gij met Jesus een kind van Maria, dan zijt gij een kind der beloften en dan hebt gij het regt, om onder den standaard des kruises te staan en der slang den kop te verpletteren. — Welaan , wat zegt gij ? uwe keus wordt hier volstrekt vereischt, want Jesus zegt : Die met Mij niet is, is tegen Mij ; men kan derhalve niet onzijdig blijven. Maar , o God ! zou ik dan nog aarzelen ? Neen, lieve Verlosser , ik weet al te zeer, dat Gij mijn lieve Vader zijt en ik niet dan door U gelukkig kan worden.
Maar weet dan ook , mijne ziel! dat die keus eene eeuwige vijandschap tegen de slang , een eeuwigen haat tegen de zonde en tegen alle ondeugd van u afeischt; zoo gij aan Jesus wilt toebehooren , dan moet gij ook zijne wetten onderhouden , zijne voorbeelden navolgen , zijne deug-ten beoefenen ; dan moet gij ook doordrongen zijn van den diepsten eerbied voor zijne Moeder , haar als de uwe aanzien , op hare krachtige voorspraak betrouwen , maar nog meer hare verhevene deugden navolgen, dan moet gij het kruis van Jesus omhelzen , de versterving beminnen , de boetvaardigheid betrachten en u zelve verloochenen ; dan moet gij met één woord uw hart aan al het aardsche ontrukken en in den hemel uw vaderland zoeken.
Lieve Jesus ! ik wil TJ toebehooren , U met uwe dierbare Moeder tot onder uw kruis volgen; ik verzaak de slang met hare helsche voortbrengselen. Geef mij, de standvastigheid uwer H. Moeder dikwijls te overdenken en te volgen ; geef, dat ik met haar den kop der slang verpletteren en tot dat gezegende zaad der vrouw moge be-hooren.
BEOEFENING.
Wanneer gij de H. Offerande der Mis bijwoont, verbeeld u met Maria onder het kruis te staan , en offer Jesus en u zeiven in dienzelfden geest met haar aan God op , als ook in allen tegenspoed , alle ziekten of rampen.
141
Stel u altijd onder de bescherming der gezegende Maagd en Moeder van Jesus, roep dikwijls hare voorspraak in en betracht zorgvuldig hare deugden.
Daarna zeide Hij tot den leerling: Ziedaar uwe Moeder; en van dat uur af heeft de leerling haar tot zich genomen. Joan. XIX: 27.
I. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus , door eene zonderlinge gunst, uit al zijne leerlingen , ja zelfs uit zijne drie bijzondere lievelingen , eenen uitkoos , dien Hij boven alle andere beminde en heeft willen bevoorregten. Deze was niet alleen met Petrus en Jacobus getuige geweest van de heerlijke gedaante-verandering op ïhabor , bij de opwekking van het dochtertje van Jaïrus , bij den doodstrijd van Jesus in den hof Gethsemani, en bij andere voorname gebeurtenissen tegenwoordig geweest, maar Hij had ook , met uitzondering der anderen, het onuitsprekelijke geluk gehad , van in het laatste avondmaal op de borst van Jesus te rusten en daaruit die verhevene kennis van Jesus' Godheid te putten , die hij naderhand verkondigd heeft. Dan het verdient onze bijzondere opmerking , dat hij , na zijnen Meester met de andere Apostelen verlaten te hebben, nu de stoutmoedigheid heeft, zich op den kruisberg onder de oogen zijner vijanden te ver-toonen en daar naast het kruis met de Moeder van Jesus te blijven staan. En wie erkent hier niet de hand der alvermogende genade , die hem de ergernis des kruises , en al den haat en de woede der Joden deed trotseren.
Ja, mijne ziel! Jesus wilde bij zijnen dood eenen getuige hebben , die alles zien en hooren, die alles wat er gebeurde, ja zelfs de minst zigtbare omstandigheden, zoo als het water , dat met het bloed uit zijne zijde gevloeid is, zonder zich met elkander te vermengen , kon opmerken en aanstippen , ten einde het naderhand te getuigen, door de geheele wereld te verkondigen en de dwaalgeesten , die in zijnen tijd reeds zouden beginnen te leeren , dat Jesus geen waarachtig vleesch heeft aangenomen, den mond te kunnen sluiten.
142
Jesus was, zoo als overal en gedurende geheel zijn leven , ook op zijn kruis de Heer en Meester aller gebeurtenissen , en vervulde dan ook Joannes met eene brandende liefde , die in hem alle vrees deed verdwijnen, en hem zoodanig bemoedigde , dat hij met Jesus' Moeder onbevreesd onder het kruis bleef staan. — Van daar kon hij nu ook zoo veilig zeggen: Hetgeen wij met onze oogen gezien hebben , hetgeen wij beschouwd en onze handen getast hebben-, 1) hij kon getuigen, dat hij van het avondmaal af tot den dood, tot de begrafenis toe alles gezien had, wat er gebeurd was, en derhalve, zoo wegens het afsterven zijns Meesters, als wegens het bloed en water, dat uit zijne zijde gevloeid is , openlijk zeggen : Die het gezien heeft, geeft er getuigenis van, en zijne getuigenis is waarachtig , en hij weet, dat hij de waarheid zegt, opdat gij ook gelooven zoudet. 2) Dierbare voorkeur , dezen leerling boven aide anderen toegekend! Onvergelijkelijk voorregt, van Jesus bemind en zoo bemind te zijn, dat hij onder al de anderen alleen de getuige mogt zijn van het lijden en sterven van den eeuwigen Zoon Gods ! Zoodanig bemint te zjjn , dat aan hem alleen zijne Moeder bij uitersten wil in diens plaats werd geschonken, ja dat hij boven alle verwachting bij haar de plaats van den Zoon Gods en te gelijk de plaats van alle uitverkorenen mogt bekleeden en deel hebben aan de heilrijkste geheimen.
Men kan zich niet onthouden in dit voorregt een bewijs en tevens eene belooning zijner maagdelijke zuiverheid te erkennen; dit gevoelen toch wordt niet alleen door de gansche oudheid gestaafd, maar ook door het geval zelfs aangeduid ; want indien die Apostel door den echt was gebonden geweest , indien hij en vrouw en kinderen had gehad , dan ware het niet eigen geweest , dat zijne zorg van deze werd afgetrokken , om ze aan eene Moedermaagd te besteden , en al die verpligtingen , die hij voor Jesus op zich had genomen, wegens haar te vervullen. Zoo heerlijk blinkt voor God de schoone deugd der kuischheid. Och, mogtet gij die beminnen, in welken staat gij u dan ook bevindt! want het brengt niet weinig toe aan de verhevenheid , den luister en de heiligheid onzer Godsdienst, dat zij eenen Jesus Maagd
1) 1 Joan. c. 1. 2) Joan XIX: 35.
143
aanbidt, eene Moeder eerbiedigt, die een wonder van zuiverheid was en dat zij ons de zuiverheid aanbeveelt, als het beste middel om de Godheid te aanschouwen: Zalig zijn de zuiveren van hart, want sij zullen God zien. 1) Door haar wordt men scherpziende in de leer der waarheid, door haar wordt men verlicht in de betrachting der goddelijke geheimen , en gelijk niets den mensch meer verblindt dan de onzuiverheid, zoo doet ons niets de grootheid. de liefde en heiligheid van Jesus en de uitstekende deugden zijner Moeder beter kennen dan de zuiverheid. — Kunt gij dan, mijne ziel! zulke verhevene voorregten in ernst overwegen en niet in liefde ontvlammen tot eene deugd , die den mensch in eene zoo naauwe vereeniging met zijnen God plaatst, die hem , ook met het brooze vleesch omhuld , den engelen gelijkvormig maakt en hem reeds in dit leven den staat der onsterfelijkheid als tegenwoordig doet beschouwen. O Jesus! geef mij deze hemelsche deugd te beminnen.
II. Overweeg, mijne ziel! dat onder alle gunsten, waarmede Jesus Christus Joannes, zijnen lieveling, be-voorregtte, deze bijzonder onze aandacht verdient, dat Jesus hem zijne Moeder tot een geschenk gaf en hem met de zoo hoog vereerende taak belastte , om haar te verzorgen , welke eer hij zich dan ook ten volle waardig maakte.
Het lijdt geenen twijfel, of de H. Joseph, de bruidegom van Maria, was reeds overleden; want behalve dat de Evangelisten , gedurende al den tijd der bediening van Jesus, geen enkel woord van hem gewagen, laat het zich niet denken , dat Jesus gescheiden zoude hebben , hetgeen Hij zoo heiliglijk had vereenigd en dat Hij zijne Moeder een ander ter bewaring, ter voeding en bescherming zoude gegeven hebben, terwijl een zoo heilige en zorgvuldige bruidegom nog in leven was. Ziedaar , mijne ziel! hoe Jesus u nog stervende door zijn voorbeeld leert , dat gij uwen ouderen alle zorg en liefde verschuldigd zijt en dat noch voor-, noch tegenspoed , noch leven , noch dood , noch jeugd , noch ouderdom , u van dezen duren pligt ontheffen. Zoodra dan ook Joannes deze laatste beschikking uit den
1) Matth. V: 8.
■144
mond van Jesus had gehoord, nam hij terstond en van dat uur af Maria tot zich, of, zoo als de Grieksche tekst het uitdrukt , in zijn eigen of in zijne eigendommen , dat is in zijne woning , daar hij zijn verblijf had , haar beschouw-wende als zijne Moeder , voor wier onderhoud hij zorgen moest, en zich zeiven als haar eigen kind ; want de kracht dezer woorden ; En van dat uur af heeft de leerling haar tot zich genomen, duidt aan, dat Joannes die eer, dat zonderling voorregt op waren prijs heeft weten te stellen, dat hij die nieuwe aanneming als eene nieuwe geboorte heeft aangemerkt en hij zich zoo naauw verpligt achtte de allerheiligste Maagd te dienen, te eeren en te verzorgen , alsof zij hem het leven had gegeven, dat zij hem eindelijk zoo dierbaar en eerwaardig was , als hem zijne eigene moeder wezen kon en niet zonder reden; want kon hem ooit grooter schat worden toebetrouwd , dan toen hij Maria, de Moeder van een almagtigen God . tot de zijne ontving ? Kon hij ooit beteren schat bezitten , dan die allerheiligste Maagd, die door eenen afgezant des hemels de verzekering ontving, dat zij bij God genade had gevonden , namelijk die genade , welke de mensch verloren had , die Maagd , van welke diezelfde engel de zonderlingste aller getuigenissen had afgelegd, dat zij met genade vervuld was ? Kon hem ooit grooter geluk ten deel vallen , dan door die allervolmaaktste Maagd, die een onmeetbaren God door een ongehoord wonder, zonder verlies harer maagdelijke zuiverheid, het leven had gegeven. — Dit was het laatste geschenk, hetwelk Jesus nog uit te deelen had , het laatste , waarover Hij nog bij uitersten wil kon beschikken. — Aardsche goederen had Hij nooit willen bezitten , zijne kleederen waren onder de krijgsknechten verdeeld, zijn vleesch en bloed had Hij zijnen geloovigen bij testament nagelaten , Hem bleef derhalve niets meer overig, dan zijne dierbare Moeder en deze geeft Hij aan Joannes. O gelukkige leerling^ Doch niemand scheen ook op dit geluk meer aanspraak te kunnen maken , dan Joannes ; hij was zuiver maagd en met wien kon de zuiverste aller maagden gevoegelijker wonen , wie kon getrouwer bewaarder van hare zuiverheid zijn dan Joannes ? Hij munt in liefde en trouw tot Jesus boven alle andere mannen uit, hij bevond zich naast het kruis ondanks vijanden en gevaren; wie had dus meer
145
deze gunst verdiend , dan Joannes ? Wie bezat meer gelijkvormigheid aan Jesus en Maria in zijne wederstreving aan de genegenheden der slang, en wie was derhalve geschikter om aan Jesus en Maria te behagen , dan Joannes ? Om zich hiervan te overtuigen , behoeft men slechts het Evangelie en de brieven door hem geschreven, te openen, en overal zal men zijn geest regtstreeks in strijd bevinden met dien der slang; deze toch is vol boosheid en nijd, vijand van vrede en eendragt en houdt zich altoos bezig met broeders door haat, achterdocht en voor-oordeelen van eikanderen te scheiden , niet anders zoekende dan Gods kerk te vernietigen, of door ketterijen te ver-deelen. Joannes in tegendeel ademt niets dan liefde , niets dan minzaamheid en vrede; altoos en overal is zijn hart vol van het groote gebod der liefde , hij verfoeit den haat als eenen doodslag, hij meet onze liefde tot God af naar die , welke wij jegens onze broeders koesteren , hij is vol zalving en goedheid , en vermaant niet dan al biddende en smeekende , hij is ootmoedig , teeder en mededoogend en in den hoogsten ouderdom behoudt hij de onnoozelheid, de eenvoudigheid , de openhartigheid en de zuiverheid van een kind.
O welk een voorbeeld, mijne ziel! o waart gij ook zoo afkeerig van de slang, Maria zou ook uwe Moeder zijn ; want, alhoewel gij het geluk niet hebt, waarmede Jesus zijnen beminden leerling heeft bevoorregt , indien gij echter in uwen wandel kuisch en ongeschonden zijt, indien gij n ten haren opzigte als een leerzaam en eerbiedig kind gedraagt, dan zal zij ook door hare veel vermogende bescherming in alles toonen , uwe Moeder te zijn. 0 Jesus! maak mij waardig ook in dat dierbaar geschenk te deelen.
III. Overweeg , mijne ziel ! hoe Jesus Christus in zijnen beminden leerling van zijn kruis tot ons allen gesproken en zijne Moeder ook tot ons aller Moeder heeft gegeven.
Maria en Joannes stonden zoo nabij het kruis, dat zij gemakkelijk de stem van Jesus hooren en zijne oogwenken onderscheiden konden; want stem en oogen alleen had Hij nog tot zijn gebruik , en deze wil Hij nog voor zijne Moeder en voor Joannes bezigen. Treffend bewijs der krachtige bescherming, die Jesus hier zijner Moeder
146
en zijnen leerling verleent, en te gelijk zijner onbepaalde vrijheid, in alle gebeurtenissen naar zijn welbehagen te bespeuren ! Zij stonden nader bij het kruis damp;a de andere vrouwen , ja zelfs nader dan de wachters, om de laatste woorden en wenken van Jesus te vernemen , zonder echter van iemand gestoord te worden. Zoo schijnt ook hier de kracht in de zwakheid uit, maar zoo deed Hij ons ook hier zien, wat Hij voor ons nog veil had! Reeds te voren had Hij zijnen dood gevierd en ons zijn Vleesch en Bloed tot een voedsel en tot eene offerande gegeven; hier geeft Hij ons Maria tot Moeder, opdat wij door hare krachtige voorspraak die dierbare geheimen met vrwcht zouden nuttigen of vieren. «Memand zegt een oud schrijver, 1) »kan het Evangelie van Joannes verstaan , dan die met hem de dierbare gunst genoten heeft, op de borst van Jesus te rusten , of die Maria van Jesus heeft ontvangen, om ook zijne moeder te zijn.... al die een waardig denkbeeld koestert wegens haar, is ook ten volle overtuigd, dat Maria geen anderen Zoon heeft gehad , dan Jesus. Bij gevolg, toen Jesus tot zijne Moeder zeide: ziedaar uwen Zoon en niet; ziedaar nog eenen Zoon , was het als of Hij zeide : ziedaar uwen Zoon Jesus, dien gij gebaard hebt. Want al wie volmaakt is , leeft niet meer, hij zelf, maar Jesus in hem.quot; En deze woorden bevestigen ons wel degelijk in het denkbeeld, dat wij allen bij het kruis aan Maria tot kinderen werden gegeven , en zij aan ons, in den persoon van Joannes , tot eene Moeder geschonken werd. Wonderlijke goedheid des Heeren! de Moeder van Jesus, die te Bethlehem zonder smarten baarde, heeft ons als het ware , maar niet, dan met de bitterste smarten en smaad, onder het kruis gebaard : Vrouw ! ziedaar uwen Zoon , het was Jesus , die het alzoo en bij uitersten wil beschikte, dat Maria onze Moeder zou wezen en wij hare kinderen zouden zijn, en zij ons bjj gevolg haar hart, hare liefde geven zou , en wij haar eer en gehoorzaamheid zouden bewijzen.
Deze waarheid betreft allen , die in Christus herboren worden , want als zoodanige tot de Kerk behoorende, behooren zij het ook aan Maria; en voor hen, in wie Jesus leeft, die Hem aankleven, zijne voorbeelden volgen , naar de volmaaktheid streven en alzoo tot het ge-1) Origenes in Joan.
147
tal zijner lievelingen behooren, voor hen is Maria eene Moeder , zoo als zij het voor Jesus was ; dezen baart zij door hare liefde en door hare gebeden, dezen offert zij aan haren Zoon, aan wien zij waarlijk toebehooren, omdat Hij hen door zijn bloed zich heeft verworven ; zij zegt tot Hem , hetgeen Hij door den Profeet tot zijnen Vader zeide : Zie , hier hen ik en mijne kinderen , die de Heer mij gegeven heeft. 1) Mogten zij echter ook in ontaarde kinderen veranderen , ook dan, o teedere Maagd ! vergeet gij nog uwe kinderen niet, ook dan achtervolgt gij hen met geene mindere liefde dan Paulus , toen hij den Galaters schreef; Mijne kindertjes! die ik wederom tracht ie baren , tot dat Christus in u gevormd worde; 2) zij is bezield met eenen heiligen naijver , verre boven dien des Apostels verheven , voor de zuiverheid dergenen, die haar van Jesus zijn aanbevolen, welke zij bereidt als eene maagd, die haren bruidegom te gemoet gaat, als zeide zij met den Apostel: Ik ijver voor u met eenen goddelijken ijver , want ik heb ulieden toebereid , om u als eene reine maagd van éénen man , aan Christus, tot eene bruid op te dragen. 3)
Ziedaar , mijne ziel! wat wij gewonnen hebben , toen Maria onze Moeder werd ; door hare voorspraak genieten wij de uitgelezenste gunsten der goddelijke barmhartigheid, door hare verbidding bewandelen wij waardiglijk den weg, waartoe wij geroepen zijn ; hare liefde tot ons doet ons ware ledematen zijn van haren goddelijken Zoon en ons zijne heilige geheimen waardiglijk verrigten of nuttigen. Gij betrouwt veel op de voorspraak en gebeden van vrome menschen op deze aarde , gij belooft u van hen eenen krachtigen bijstand, ter verkrijging van goddelijke gunsten, en niet zonder reden, mijne ziel! de Apostel Paulus , hoe heilig dan ook , beval zich met zeer veel aandrang in de gebeden der geloovigen en verwachtte er aanmerkelijke hulp van in zijnen arbeid : met hoe veel meer regt rekenen wij dan op de voorbidding der uitverkorenen in den hemel , die van alle vlekken gezuiverd zijn , die bij de goddelijke regtvaardigheid geene schulden hebben, die van alle zwakheden ontdaan , niet leven dan door liefde , die niets doen dan God onophoudelijk loven en niets willen dan Gods welbehagen. Maar 1) Isa. VIII: 18. 2) Gal. IV ; 19. 3) 2 Cor. XI : 2.
148
indien deze waarheid , zoo door de heilige Schriftuur als door de getuigenis van alle eeuwen gestaafd, onloochenbaar is , ook met betrekking tot den geringsten der uitverkorenen , indien wij met ?egt op hunne voorspraak vertrouwen . omdat zij gedurende hun leven God bemind hebben en van God bemind worden ; wat kunt gij dan van Maria, de Moeder van Jesus niet verwachten, die in heiligheid boven alle uitverkorenen verheven is en zoo veel te meer van Jesus bemind wordt , als eene moeder ingevolge de natuur-wet, beminnenswaardiger is dan de dienstknechten, die zoo veel meer bij baren Zoon vermag , als Hij haar meer heeft gegeven ; die eindelijk ons zoo veel meer liefde toedraagt , daar zij ons met de bitterste smarten op den kruisberg heeft gebaard. En zonder van haar goddelijk moederschap te gewagen, zonder in aanmerking te nemen, dat een onafhankelijke God eeni-germate van Maria heeft willen afhangen , hare toestemming tot de Menschwording heeft willen vragen , de door haar gestelde voorwaarden heelt willen vervullen, dit alleen zegt ons genoeg , dat Maria onze Moeder is , om te besluiten , dat Jesus haar niets voor hare kinderen en zij ons, haren kinderen , niets kan weigeren. O hoe groot is dan uw geluk , mijne ziel! eene zoo heilige en vermogende Moeder , van Jesus te hebben verkregen. O mijn God! welke liefde en dankbaarheid ben ik U niet verschuldigd, die mij van zoo vele en zoo krachtige middelen ter zaligheid hebt voorzien?
Dan , mijne ziel! wilt gij u aan deze Moeder beminnelijk , u hare voorspraak waardig maken, draag dan ook in u hare gelijkenis in de vijandschap met de slang, en verfoei met haar de werken, pracht, ijdelheden en beloften der slang. Volg haar in de liefde tot Jesus en zijne wetten, in de navolging zijner voorbeelden en in de overweging zijner geheimen en bijzonder die van zijn lijden en sterven.
Ziedaar de ware vereering van Maria , ziedaar het middel , om hare veel-vermogende voorspraak met vrucht in te roepen ; want nog zegt zij aan allen, die haar aanroepen, hetgeen zij op de bruiloft zeide , toen Jesus op hare voorspraak het eerste mirakel verrigtte : doet alles icut Hij u zeggen zal, 1) maar ook te vergeefs zult gij
1) Joan. II; 5.
149
op hare voorspraak rekenen , zoo gij deze voorwaarde niet vervult , zoo gij niet al? een kind van Maria leeft. Verlangt gij ten minste zoodanig te worden ? Welaan schep dan moed , de voorspraak van Maria zal u daarin helpen, zij zal hiertoe voor u van haren goddelijken Zoon genade en bijstand verkrijgen ; immers het oogmerk van Jesus' lijden en dood was , arme zondaren te bekee-ren , de bekeerden te helpen , de geholpenen te volmaken, en met dat zelfde oogmerk wilde Hij ook , dat Maria bij zijnen dood tegenwoordig was. Zij alleen onder alle stervelingen was bewust van het geheim der menschwor-ding, zij alleen wist, wat wij haren Zoon kostten, zij alleen besefte en bewonderde zijne liefde tot ons, zij beschouwde dat groot voorbeeld , zij zag zijne tranen en betrachtte zijne woorden en gebeden ; zij had hare oogen op dien Offeraar en op dat Offer , dat voor zondaren ge-slagt werd, gevestigd , en derhalve kan ook Maria niets anders dan voor arme zondaars alles veil hebben, niet anders dan hen beminnen , voor hen spreken en gestadige weldaden voor hen verkrijgen.
Welaan dan , mijne ziel! hoe diep gij ook in de zonden begraven mogt liggen , neem uwe toevlagt tot Maria, en gij zult van uwe gebreken en zwakheden genezen worden. Dierbare Moeder ! verkrijg voor mij deze genade van uwen goddelijken Zoon ; bid voor mij , zondaar , en strek uwe liefde en moederlijke zorg over mij uit gedurende al de dagen mijns levens , maar bijzonderlijk in het uur des doods.
r als ihen-uit-raak nind dan die zoo ier i de verons bitder in mi-im-oor dit om en toe en O iet ?e
n-m
( T
51
m ïn in in
1-
n i-
P
•s
S
BEOEFENING.
Beveel u dageljjks in de bescherming van de H, Moeder Gods ; beschouw haar als uwe Moeder , die u door Jesus zeiven is gegeven ; betrouw veel op hare voorbidding en neem tot haar bijzonder uwe toevlugt in alle noodwendigheden en bekoringen. Vier hare feestdagen met godsvrucht , en oefen tot hare vereering eenige versterving, maar tracht u bijzonder haar aan te bevelen door de navolging van hare deugden.
150
En omtrent het negende uur riep Jesus met eene groote stem, zeggende: Eli! Eli I lamina sahach-tani! dat is: Mijn God! mijn God! waarom heht Gij mij verlaten? Matlh. XXVII: 46.
I. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus, terwijl Hij bij de nadering van zijnen dood , zijne pijnen en be-naauwdheden elk oogenblik ziet vermeerderen, terwijl Hij, omgeven van de sombere duisternissen , de geheele natuur tegen zich gewapend ziet , terwijl de beschouwing zelve zijner bedroefde Moeder Hem tot eene foltering verstrekt, — nog tot vermeerdering zijner smarten, ook van zijnen hemelschen Vader verlaten en derhalve van dien dierbaren troost wordt beroofd , die den mensch ook in den meest hulpeloozen toestand nog overblijft.
Hij gevoelde namelijk in dat oogenblik , dat Hij overgeleverd was aan al de wraak , die een almagtig God over de zonde , waarmede Hij beladen was , kon uitoefenen en deze overweging perst Hem deze woorden af, dit doet Hem klagen en met allen ernst en aandrang uitroepen; Mijn God! mijn God! waarom heht Gij Mij verlaten ?
Nadat de Verlosser in den hof van Gethsemani alle menschelijke zwakheid, alle vrees en angst, alle droefheid en verdriet , welke Hij tot bloedzweetens toe op zijne ziel had laten werken, overwonnen had , scheen Hij in den ganschen loop zijns lijdens voor alle pijnen en smarten , voor alle schande en lasteringen als ongevoelig en Hij liet zich mishandelen , zoo veel en zoo lang het zijnen onmenschelijken vijanden behaagde. Altijd en overal zag men in Hem dezelfde kalmte en als een lam ter slagt-bank geleid, opende Hij nimmer zijnen mond, om te klagen , zoodat Herodes met zijne stilzwijgendheid den spot dreef en Hem voor een dwaze hield , terwijl Pilatus zijne bewondering niet kon verbergen, over een zoo achtbaar gedrag. — Na duizende smarten en versmadingen , had men Hem op het kruis genageld , tot den dood toe verzwakt en uitgeput van bloed, beklemd en van koude verstijfd, met bloed en bloedzweet overgoten, en in weerwil van dezen toestand bleef Jesus zoo geduldig
151
en bedaard , dat zijne vijanden wel in den waan konden geraken , dat Hij of' van zijne zinnen of ten minste van alle gevoel beroofd was. Het was er echter wel verre af, en voor alle andere menschen ware zulk een lijden ondragelijk geweest en het had hun én gevoel én zinnen benomen ; Jesus alleen door zijne Godheid , die, alhoewel niet met de pijnen , ncgtans met de gefolterde menaoh-heid in éénen persoon vereenigd was , ondersteund , behield altijd en overal volkomen bewustheid en gevoel en wel te meer , naar mate Hij zwaardere folteringen voor onze zonden onderging; om dit te toonen verheft Hij zijne stem tot een merkteeken zijner volle krachten ; Hij roept met luider stemme , zoo als de Evangelist Mattheus zegt, of volgens den H. Marcus, met eene groote stem en de Apostel meldt ons , dat het een duchtig geroep was 1) en dat Jesus hierbij ook tranen heeft gestort. Hij zegt: Mijn God ! mijn God! luuarom hebt Gij Mij verlaten ? en hiermede geeft Hij te kennen , dat Hij niet alleen het volkomen gebruik zijner zinnen bezat, daar Hij het volkomen gevoel van al de folteringen en verguizingen , die Hem werden aangedaan, maar dat Hij nog daarenboven smarten verduurde , die veel gevoeliger waren dan al wat men in Hem kon beschouwen , en deze waren de onttrekking van alle opbeuring, die Hij door de bewustheid zijner onschuld , als van de goedheid zijns Vaders kon verwachten, zoodat zijne gevoelige zielsvermogens geheel aan zich zeiven , dat is aan de droefheid en benaauwdheden waren overgelaten. Hier zou Hij ongetwijfeld, wederom bloed gezweet hebben , zoo Hij niet reeds schier al zijn bloed had verloren , want hier gevoelde Hij hetzelfde wat Hem het doodelijk bloedzweet had afgeperst, hier .beschouwde Hij zich zeiven in den volstrektsten zin, als het offer der goddelijke wraak , hier zag Hij zijnen Vader als een vergramd refter , die alleen in pijnen en schande zijn welbehagen had: hier was Hij in alle opzigten de borg voor schuldige zondaren , op vien de straffen neder-kwamen, die zij verdiend hadden , en hier toonde zich zijn Vader als een gewapende, die alle vaderlijke liefde had ter zijde gesteld en Hem niet als een Zoon , maar als een vijand behandelde, zoodat Hij nu te regt met den H. Job , in wiens ongeval zijn bitter lijden zoo naauw-■1) Hebr. V : 7.
152
keurig beschreven wordt , tot den Heer mogt zeggen; Jk roef) tot U, maar Gij verhoort mij niet, ik sta voor U, en Gij ziet niet eens naar mij. Gij zijt wreed tegen mij geworden en bestrijd mij met de' sterkte uwer hand. 1) — Mijn God! mijn God! in Gethsemani zag en sprak Hij zijnen Vader aan als Vader ; Zijn Vader ! dan hier schijnt Hij niet meer zijn Vader, maar alleen een almag-tig God te zijn , die al de pijlen zijner wraak tegen Hem uitschiet , en Hem, naar de voorzegging van Isaïas, slaat, vernedert, ja verplettert.
Mijn God ! Mijn God ! waarom hebt Gij mij verlaten ? Ziedaar , mijne ziel! wat het uwen Jesus gekost heeft , u te verlossen. Welk een gruwelijk kwaad moet toch de zonde wezen, waarover zoo gestreng wordt gehandeld tegen eenen Zoon Gods , die ze op zich heeft genomen. Gij zijt het, die aan Jesus die benaauwdheid veroorzaak-tet, gij zijt de oorzaak zijner klagten; gij hadt verdiend , hetgeen Jesus lijdt, want gij hebt uwen Schepper verlaten, en verdiendet van Hem verlaten te worden. Welke verpligting . mijne ziel, welke dankbaarheid z4jt gij dien Jesus verschuldigd! Welaan besluit heden al uwe zonden uit den grond uws harten te verzaken en te verlaten , welaan beloof Hem heden eeuwige dankbaarheid voor zoo vele pijnen , door Hem eene ware liefde toe te dragen. O God ! help mij , opdat ik aldus leve.
II. Overweeg , mijne ziel! dat Jesus Christus door deze woorden niet alleen heeft willen aanduiden , dat Hij met volle bewustheid van zinnen en volkomen gevoel lijdende was , maar ook dat Hij vrijwillig leed , dat Hij volbragt, hetgeen de Profeten van Hem hadden aangeteekend , en zij alzoo strekten ter beschaming der spottende overpries-ters en schriftgeleerden en tot de duidelijkste overtuiging , dat Hij de door de Profeten aangekondigde Messias was.
Inderdaad de woorden , die Jesus uitsprak , zijn letterlijk het begin van den een-en-twintigsten psalm , en met deze aan te halen , wijst Hij aan , dat de gansche psalm Hem betrof en van Hem verstaan moest worden; dat Hij dezelfde was , die men in zijne kruisiging de handen 1) Job. XXX: 20 21.
I
153
en voelen doorgraven had, zoodat zij zijne heenderen konden tellen; 1) dat Hij het was dien zij beschouwden. terwijl zij daar nederzaten , om Hem te bewaren ; dat zij Hem daar moesten erkennen, wiens kleederen zij , na Hem daarvan beroofd te hebben , onder elkander gedeeld hadden 2) en over wiens kleed, hetwelk zij niet deelden. zij het lot wierpen. 3) Hij doet hun gevoelen, dat Hij het was , dien zij bespotteden en beschimpten, en over wien zij hunne hoofden schuddeden, Hem toevoegende: Hij heeft op den Heer gehoopt, dat Hij Hem verlosse , dat Hij Hem behoede, dewijl Hij Hem behaagt, 4) zijnde deze dezelfde woorden , die de Evangelisten hebben aan-geteekend ; Hij stelt hen daar eindelijk aan hen zeiven voor onder de benamingen van honden , stieren , leeuwen en booswichten, die Hem omringden, die Hem grepen, Hem verslonden, 5) en inderdaad wij zien in dezen psalm het lijden van Jesus zoo duidelijk en zoo levendig beschreven , dat de Evangelisten zeiven het niet naauwkeuriger konden doen.
En wat was ooit beter geschikt, om zijne vijanden te beschamen , dan eene voorzegging aan te halen van al hetgeen werkelijk gebeurde , en waaruit bleek , dat de Messias volgens David lijden moest, hetgeen Hij leed, en zij niets anders deden, dan al het voorzegde ten uitvoer brengen. Intusschen Jesus begon dien psalm op een zoo krachtigen en majesteit-vollen toon aan te halen, dat zij als van zelf gedrongen werden dien te vervolgen , en alzoo te ontdekken , indien de gruwelijke boosheid , die zij pleegden , met hunnen eigen Messias te vermoorden , als het wonderlijk geduld van Jesus, in alles te verdragen , en eindelijk zijnen triomf en zijne heerlijkheid , wanneer Hij van alle volkeren zou aangebeden worden ; deze psalm moest hen zoo veel te opmerkzamer doen zijn, hen zoo veel te meer tot een ernstig nadenken opwekken , daar Jesus na letterlijk en met eene stem, bekwaam om hen te doen ontwaken , de eerste woorden te hebben uitgesproken , wederom tot zijn vorig stilzwijgen terugkeerde , en in de grootste kalmte het laatste oogenblik zijns lijdens afwachtte. O schoone teregtv.-ij -
1) Ps. XXI: 17, 18. 2 Ps. XXI: 18.
3) Ibid : 19. 4) Ibid ; 8.
5) Ibid : 9.
-ipf -
f
t
154
zing ter bekeering, zoo deze versteende harten nog voor goede indrukselen waren vatbaar geweest, dan hier gaven zij wederom de duidelijkste blijken van deze uitspraak des H. Geestes •' Wanneer een zondaar in de diepte geraakt is, dan versmaadt hij. 1) Dan was dit geroep vruchteloos en niet in staat, om het verstokte Israël tot inkeer te roepen , het is echter voor de geloovigen een dierbare troost, onzen Jesus alzoo de ergernis van het kruis te zien wegnemen, met ons aan te toonen, dat zijne schanden voorzegd zijn en gebeuren moesten ; hier toch zien zij , dat God hen langs geen anderen weg , dan dien der armoede , vervolgingen , rampen en wederwaardigheden , naar het voorbeeld van zijnen Zoon, tot zijne heerlijkheid wil geleiden en zij derhalve naar dat voorbeeld , geduld, langmoedigheid en bedaardheid moeten oefenen , indien zij nog eenmaal in die heerlijkheid willen deelen.
Want verbeeld u niet, dat Jesus , toen Hij deze woorden uitsprak , heeft willen te kennen geven , vermits Hij aan het gevoel zijns lijdens was overgegeven, dat de Godheid Hem daarom verlaten had; immers de Apostel zegt ons; God was in Christus, de wereld met zich verzoenende , 2) of , dat Hij zijn Hemelschen Vader te vergeefs had aangeroepen ; want, nadat Hij in den onder-havigen psalm zijne verlatenheid en de bitterheid zijns lijdens heeft te kennen gegeven , bedankt Hij zijnen Vader in het drie-en-twintigste en de volgende verzen, dat Hij niet versmaad , noch veracht heeft de smeekingen van den arme, noch zijn aanscjiijn van hem had afgekeerd , en als Hij tot Hem riep , Hij hem verhoord heeft, en de Apostel zegt, dat Hij om zijne eerbiedigheid verhoord is. — Waarom heeft dan Jesus deze verlatenheid ondergaan, waarom werd Hij , ondanks zijn geroep tot zijnen Vader, niet dadelijk van zijn kruis verlost ? ■ , Omdat zijn lijden en sterven de prijs onzer Verlossing
■; en de bron zijner verheerlijking moest zijn.
Hg leerde u hier , mijne ziel! dat, wanneer alle ellenden der menschheid op u nederdrukken, wanneer gij zelfs te vergeefs en zonder uitkomst uwe smeekingen tot den hemel schijnt op te zenden, dit geen bewijs is , dat God zich u niet aantrekt; Hij heeft u immers beloofd, dat ! I;.- 1) Spr. XVIII: 3. 2) 2 Cor. V: 19.
i t'
fl -1
iff1 r
•155
Hij met u in de verdrukking zal zijn, dat Hij u daaruit redden en n verheerlijken zal, maar ten bekwamen tijde wanneer gij genoegzaam zult gelouterd en beproefd zijn , zoo als het goud in het vuur, en gij getoond zult hebben, Hem waardig te zijn. Mogt dan het zoo bemoedigend voorbeeld van Jesus in al uwe tegenheden het rigtsnoer van al uw doen en laten zijn, gij zult in Hem den kraohtigsten troost smaken, omdat gij nooit zoo veel zult lijden als Hij , en met Hem zult gij u voor eeuwig eene onuitsprekelijke heerlijkheid voorbereiden. Heer! maak mij zoo gelukkig.
Hl. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus , toen Hij de eerste woorden van den een-en-twintigsten psalm uitsprak , wel verre van eenige verligting zijner smarten , of de bevrijding van den kruisdood te verlangen, ons integendeel de noodzakelijkheid heeft willen doen zien, om van zijnen Vader verlaten, den dood te worden overgeleverd , alsmede de rijke vruchten, welke Hg op zijn kruis voor ons verwierf. Hij beschouwde zich als beladen met onze zonden, zooals duidelijk blijkt uit hetgeen Hij op deze woorden laat volgen : verre zijn van mijn heil de woorden mijner zonden. Hij gaf hier te kennen, dat Hij sprak in de hoedanigheid van zondaar en als zoodanig moest sterven; dat Hij daar voor ons bad en zijn gebed ook verhoord is geworden, zooals Hij in het vervolg van dien psalm te kennen geeft. quot; — En wat vroeg hij dan, waarin Hij verhoord is geworden ? Dit leert ons de H. Paulus in deze woorden : ook is Hij in de dagen zijns vleesches , gebeden en smeekingen aan den-gene , die Hem uit den dood kon verlossen , met een krachtig geroep en met tranen opdragende, verhoord geweest om zijne eerbiedigheid. 1) Hieruit blijkt , dat Jesus gevraagd heeft, om van den dood verlost te worden, dat Hij verhoord is geworden en derhalve blijkt het ook, dat Hij om de verrijzenis zijns ligchaams heeft gevraagd.
Maar hoe kon Hij en wel met zoodanig geroep, met zoo vele tranen datgene vragen, waarvan Hij verzekerd was , dat Hij reeds meermalen voorzegd had en dat zeker geschieden moest, ja hetgeen Hij in zijne magt en in zijne handen had ? Immers Hij had zelf zijnen Aposte-
1) Hebr. V : 7.
-I
;e:!i
'. .• lij
••■.vfjiS
. 4
•V' gt;
lil
li 5|;,
■ÉMi
156
len gezegd ; niemand neemt mij het leven af, maar ik leg het van zelf af; ik heb magt om hel af te leggen en ik heb magt om het weder aan te nemen. 1) Hoe smeekt Hij dan nu zoo ernstig, hoe klaagt Hij dan, dat Hij verlaten en niet verhoord wordt ? dit is eene verborgenheid , die ons betreft: Jesus bad , Jesus riep , Jesus weende voor ons, voor ons deed Hij zijnen Vader als geweld aan ; wij waren alle gunsten onwaardig, al onze smeekingen waren vruchteloos , zoolang de Godheid niet verzoend was door de voltrekking van het offer op den kruisberg. Jesus leed voor ons en daarom bad Hij ook voor ons. Hij bad voor ons , dat Hij verrijzen zoude , om voor ons een getuige te kunnen zijn , dat zijne offerande den Vader aangenaam is geweest en wij waarlijk verlost zijn van de slavernij des duivels , om nog eenmaal eeuwig te juichen; want is Christus niet verrezen, zegt Paulus , zoo is dan onze prediking ij del, zoo is uw geloof
ook ijdel,..... is Christus niet verrezen , zoo is uw geloof
te vergeefs, ivanl gij zijt nog in uwe zonden. 2) Het was dan noodig voor ons , dat Hij verrees en Hij moest verrijzen, opdat wij door Hem zouden verrijzen , want door Christus zullen zij allen verrijzen ; 3) derhalve is deze verrijzenis van Jesus het voorbeeld en te gelijk de oorsprong van de onze.
Hij bad dus als onze hoogepriester voor zijn gansch ligchaam , de H. Kerk , waarvan Hij het hoofd is ; Hij bad, dat het zoude verrijzen, zoo als Hij verrijzen zou. Mijn God ! mijn God ! zegt Hij , waarom hebt Gij mij verlaten 1 welk nut zal er in mijn bloed wezen , indien mijne ledematen , de geloovigen , in het stof moeten bedolven blijven en daar verlaten worden ? waarom hen te verlaten , waarom hun die onsterfelijkheid niet wedergegeven , die Gij aan Adam geschonken hadt en om welke ik U thans met tranen smeeke.
Ziedaar , mgne ziel! waarin Jesus verhoord is , ziedaar, wat Hij voor ons heeft verkregen ; wij zullen zoo als Hij, wederom uit de dooden opstaan en herleven : want, naardien de dood door éénen mensch gekomen is , alzoo moet ook door éénen mensch de verrijzenis der dooden komen. Kon ooit dierbaarder weldaad aan het menschdom ge-
1) Joan. 40: XVIII. 2) I Cor. XV: 14.
3) Ibid, S'i.
157
achonken worden , kon ooit blijder tyding worden aangekondigd , dan dat wij nog eenmaal en voor eeuwig zouden leven ?
Docli terwijl gij u in deze blijde verwachting verheugt, vergeet ook niet, mijne ziel! tegen welken prijs Jesus u deze weldaad op zijn kruis heeft verworven , want dit heeft Hij u hier op de gevoeligste wijze op het hart willen drukken ; hier toch vervult Hij hetgeen den aartsvader Jakob werd afgebeeld , toen hij worstelde met den engel , die den Heer vertegenwoordigde. Jesus worstelt hier voor ons met de goddelijke regtvaardigheid en deze schijnt voor eenigen tijd aan zijne wenschen als te wecler-staan; Hij vraagt, gelijk Jakob , gezegend te worden : zoo gij mij niet zegent, zoo zal ik u niet loslaten 1) en Hij wordt bedroefd , dat die zegening door onze zonden verhinderd wordt, Hij stort tranen om de gestrengheid der eeuwige raadsbesluiten te verzachten , Hij houdt aan, Hij weent, Hij smeekt, roept met luider stem ; Hij houdt niet op , voor dat Hij het verkregen en God overwonnen heeft , gelijk Jakob, zoodat de Heer zijnen overwinnaar zegent en naar hem zijnen naam wil voeren.
Ja, mijne ziel! het was noodig , dat wij verwittigd werden, wat onze verzoening aan Jesus gekost heeft , toen Hij als een offer op het altaar was uitgestrekt, toen zijn dierbaar bloed vergoten werd en genade vroeg voor rampzalige zondaars , toen Hij als onze Hoogepriester voor ons bad en biddende zijn leven voor ons gaf, om het voor ons te verkregen. Wij moesten van de aanhouding van Jesus in zijne gebeden en het langdurig stilzwijgen zijns Vaders op deze gebeden onderrigt worden, want wij moesten weten , hoe onwaardig wij zijn , om verhoord te worden , hoe bezwaarlijk het was , om voor ons vergiffenis te bekomen ; want er is niets , dat ons meer dankbaarheid , niets , dat ons meer afschrik tegen de zonden kan inboezemen , dan de overtuiging, wat onze Middelaar heeft moeten doen om de Godheid daarvoor te verzoenen.
Beschouw dan hier met aandacht uwen Jesus in dien doodelijken strijd voor de belangen van het menschdom. God sprak als het ware tot Jesus , zoo als de engel tot Jakob : laat mij gaan , laat mij uwe zaak van die van
fi .■ •
A
'M
' 'W
I
-
.'V ■ •*
l'f''
11 ■ ::
158
het menschdom afscheiden , Gij kunt alles verkrijgen, Gij behoeft niet te sterven of stervende komt ü de onsterfelijkheid toe ; maar de menschen verdienen niet dan wraak, vraag dan niet, houd dan niet langer aan voor die schuldigen. Doch Jesus bemint ons te veel om onze verlossing en opstanding van de zijne af te scheiden : onze belangen moesten de zijnen wezen, Hij heeft derhalve niet in zijnen dood willen toestemmen, aan dezen geene toestemming willen geven Hem te naderen , Hij heeft zijn hoofd niet willen buigen, dan nadat onze belangen waren verzekerd , dan nadat Hij voor ons den zegen ontvangen had en wij in onze regten van Gods kinderen en erfgenamen hersteld waren. Ook daarom bidt Hij met zooveel aandrang met een zoo luid geroep, omdat wij ons zoodanig voor de oneindige en vergramde Godheid hadden moeten vernederen , met zoo veel aandrang , geroep en volharding zijne regtvaardigheid hadden moeten verbidden , indien wij hiertoe in staat waren geweest; of liever Jesus deed dit voor ons, omdat wij hier onbekwaam toe waren en geen zondig sterveling, geen ander schepsel, hoe heilig en onschuldig ook, aan de goddelijke regtvaardigheid kon voldoen.
Wat dunkt u, mijne ziel! zult gij dan nog niet besluiten , Hem te beminnen, die u zulke groote liefde heeft betoond? zult gij Hem nog door nieuwe overtredingen durven beleedigen en versmaden ? wat zal u dan ooit van de zonden kunnen weerhouden ? o God! hoe redeloos zijn toch de menschen! hoe groot hunne uitzinnigheid! die dwazen! hoe vele opofferingen, hoe veel arbeid, moeijelijkheden en ontberingen laat men zich niet gaarne welgevallen , wanneer de bekoming van een weinig geld, van eene geringe bediening, waarnaar zij haken of eene ingebeelde schoonheid dit van hen eischt. Schaam a hier, mijne ziel! en erken hier ootmoedig voor uwen God, dat ook gij aan deze onbegrijpelijke ondankbaarheid schuldig zijt. Jesus heeft alles voor u ten beste en gij niets voor Hem; Jesus lijdt en sterft voor u en gij wel verre van voor Hem te willen lijden en sterven , gij wilt zelfs voor Hem niet leven, terwijl gij voor duivel, wereld en vleesch gaarne alles verdraagt en alles onderneemt; Jesus wil niet leven, niet verrijzen , niet gelukkig wezen dan met u, ondanks de smarten , die gij Hem kost en gij gewaardigt u dikwijls niet, daar eens aan te denken.
159
x,;-.
Kunt gij , mijne ziel! kunt gij uwen Jesus op zijn kruis met zjjnen Hemelschen Vader zien worstelen, u herinneren met hoeveel aandrang Hij de onsterfelijkheid voor u heeft afgebeden, en nog zoo ondankbaar blijven, nog roekeloos uw eeuwig geluk uit het oog verliezen ? Neen! mijn Jesus! ik wil voortaan U alleen toebehooren , U beminnen , naar uwe wetten leven en bijzonderlijk uw bitter lijden dikwijls overwegen. Dat dan anderen uwe vas-ten-dagen overtreden, ik zal ze getrouw naleven; dat anderen zich aan wulpsche gedachten en begeerlijkheden overgeven, ik zal trachten mijn hart zuiver te bewaren ; dat anderen door hunnen onregtvaardigen handel, door hunne onreine tong den evenmensch beleedigen , ik zal, zooveel in mij is , de eendragt met allen bewaren : met één woord , ik zal noch duivel, noch wereld , noch vleesch beminnen, maar mij aan uw kruis hechten en daar overwegen , hoe ik mijne zaligheid moet bewerken , en terwijl anderen het bederf en de verrotting , als de vruchten hunner zonden, zullen inoogsten, zal ik de onsterfelijkheid en eeuwige zaligheden beërven. Lieve Jesus! geef mij dit nooit te vergeten, geef mij te beseffen wat ik U schuldig ben en geef mij naar uwen wil te leven.
BEOEFENJNG.
Denk in uwe verlatenheid en wederwaardigheden aan die van Jesus op zijn kruis; deze betrachting is voor ons de aangenaamste troost. Onderhoud in u eene levendige hoop op de onsterfelijkheid , en oefen gaarne eenige versterving , om uwe ledematen voor te bereiden tot eene zalige opstanding ; overweeg dikwijls , hoeveel het uwen Verlosser gekost heeft, deze voor u te verdienen.
Maar sommigen die daar stonden, dit hoorende, zeiden: deze roept Elias. Matth. XXVII: 47.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus , nadat Hij het gemis van allen hemelschen troost met luide woorden had te kennen gegeven , wel verre van bij de nade-
.. }
V
■ %
4
-a • • , ::gt;■ i
i ■■ gt;i| d ïl
r-
■
160
ring zijns doods, de harten zijner verbitterde vijfden tot eenig medeleden op te wekken , hun gelegenheid geeft, om zijn lijden door nieuwen hoon te verdubbelen.
Het zoo nadrukkelijk en zielroerend gebed, dat Jeaus met eene zoo luide stem had uitgesproken , kon niet anders dan den levendigsten indruk maken , op al degenen, die het gehoord en verstaan hadden ; want de ondervinding leert ons , dat toch bij de nadering des doods waar • heid en geweten bovendrijven. Jesus mogt dan waarlijk een zoo gruwelijke booswicht zijn , als Hij door zijne vijanden werd geschandvlekt, Hij mogt wezenlijk een lage bedrieger wezen , die zich zonder eenig regt voor den Messias en voor den wezenlijken Zoon Gods had doen erkennen ; het bleef toch verwonderlijk , dat Hij zelfs op zijn kruis en in al zijne pijnen en versmadingen een zoo bedaard en majesteitvol gedrag behield; verwonderlijk was het, dat Hij zich met zoo veel vertrouwen tot God wendde , en deze zoo gevoelige klagt durfde uiten; Mijn God ! mijn God ! waarom hebt Gij Mij verlaten 7 Als wilde Hij in het volkomen zelfbetrouwen op zijne onschuld door deze woorden de Godheid zelve uitdagen , om reden van zoodanige verlatenheid te geven ; verwonderlijk was het, dat Hij juist dezelfde woorden gebruikte , die ook de H. Koning David gebezigd had , en wel in naam van den Messias , in eenen psalm , waarin hij de nederigheid, de vervolging , het lijden en sterven van den Messias beschrijft. Dit gevoelden de overpriesters en schriftgeleerden, zij begrepen , dat degenen, die tot hun vloekgespan niet behoorden , dit gemakkelijk konden opmerken en hooge-lijk afkeuren , hetgeen zij tegen Jesus ondernomen hadden , ja dat zij Hem welligt konden erkennen voor dengene die Hij was ; dit moest verhinderd , hiertegen moest een middel worden aangewend , om dien heüzamen indruk , die goede gedachten te smoren. Wat dan gedaan ? Zoo als de wereld gewoon is te doen: men tracht namelijk eene andere wending aan de zaak te geven, üeze, zeggen zij roept Elias , laat ons zien of Elias komt om Hern te verlossen , hetgeen daarna door anderen , en ook eindelijk door de heidensche geregtsdienaars herhaald wordt.
Uit deze woorden is met zeer veel waarschijnlijkheid af te leiden, dat onze Heiland in zijn gebed , op het kruis met luider stemme uitgesproken , gezegd heeft : Eli,
161
Eli , zoo als hei Mattlacus meldt, en niet: Eloi, Eloi, zoo als de H. Marcus verhaalt; want, alhoewel de beide uitspraken dezelfde beteekenis en kracht hebben, was het echter veel natuurlijker voor de aanwezigen uit de eerste , dan wel uit de tweede op te maken , dat .lesus Elias te hulp riep. Doch hetgeen hier onze bijzondere aanmerking-verdient is , dat , daar de omstanders uit die uitspraak gelegenheid namen, om voor te geven , dat Jesus Elias riep , beide de Evangelisten zijn gebed met de eigenlijke woorden van den een-en-twintigsten psalm en in de He-breeuwsche taal hebben aangeteekend; waaruit dan ook als van zelf moet volgen , dat in het voorgeven van sommigen , dat Hij zijne toevlugt tot Elias nam, iets belangrijks moet opgeslotea zijn, dat het veeleer eene opzettelijke list is geweest, van de overpriesters en schriftgeleerden uitgedacht , om de aandacht der menigte van de zoo betee-kenisvolle woorden van Jesus af te leiden , en Hem met nieuwen hoon en jtaiaad te overladen : dan wel, dat het een gevolg zoude geweest zijn van misvatting of onkunde van sommigen in de Hebreeuwsche taal, immers , indien alleen een kwalijk begrip van sommige krijgslieden, of ook van eenige Grieksche Joden , die ter gelegenheid van het Paaschfeest te Jerusalem waren gekomen om te aanbidden , aanleiding tot zoodanig voorgeven of verklaren van Jesus' woorden had gegeven , zou dit den Evangelisten niet gewigtig genoeg hebben toegeschenen om het in hun verhaal in te lasschen , en alleen daarom het gebed van den Heiland in het Hebreeuwsch aan te halen.
O goddeloos vloekgespan! hoe zal u dat rouwen , wanneer gij dienzelfden Jesus , van magt en heerlijkheid omgeven , op de wolken des hemels zult zien , om te oordeel en en u ter helle te verwijzen, Gij zegepraalt nu . rampzaligengij hebt overwonnen en Jesus zal onder uwe wreede klaauwen sterven, doch gij zult niet altijd zegeviereiu er zal voor u een tijd van verantwoording komen, misleidt nu vrij de eenvoudige menigte ; maar van u zal men de zielen af-eischen, die door uw bedrog verloren gaan. O God behoed ons, opdat wij toch nooit van de booze wereld aldus bedrogen worden, dat wij toch nooit onschuldige menschen honen, belasteren of versmaden ; wacht u ook, mijne ziel! de deugden en goede werken naar het voorbeeld der goddelooze Joden te belasteren of daaraan eene verkeerde wending te geven. II. 6
162
Deze verdraaijing schijnt nog meer gestaafd te worden door het woordje zie , hetwelk de Evangelist Marcus er bij voegt: Zie deze roept Elias, als wilden zij zeggen : Merk wel op , dat hij nu zijne tcevlugt neemt tot Elias ; te voren heeft hij zich beroemd, dat hij op God betrouwde, dat God zijn Vader was en hem verlossen zoude; dan zie, van God verlaten , wendt hij zich tot Elias of die hem zal willen verlossen. O helsche uitvinding! kon ooit aan de woorden des Verlossers boosaardiger wending worden gegeven dan die der overpriesters ? wat was er m de woorden van Jesus, dat iets dergelijks beteekende, dan alleen de gelijkheid van letteren. Doch zij droegen een doodelijken haat tegen Jesus en wilden zich van Hem ontdoen en dit was genoeg om aan zijne woorden de vuilaardigste beteekenis te geven en Hem alzoo verachtelijk te maken bij het gemeen.
Hebt gij , mijne ziel! u ook niet wel aan soortgelijK; onregt tegen den evenmensch schuldig gemaakt? want niet zelden ziet en hoort men in de booze wereld, dat liet genoeg is iemand te haten of met hem in tweedragt o-ewikkeld te zijn , om terstond zijne beste daden te laken , en zijne deugden en goede werken, zijne geheele levenswijze, hoe stichtend dan ook, in een zoo hatelijk daglicht te stellen , dat men er eenen afschuw tegen opvat . en zoo men in al zijn handel e« wandel niets kan afwijzen , dan randt men de meening aan , men verdraait de oogmerken, en men tracht den persoon zoo hatelijk mogelijk te maken. Om voor zulke en dergelijke boosaardige liefdeloosheden te boeten, heeft Jesus deze zelf willen ondervinden , en in lijdzaamheid verdragen ; maar •ook daardoor is uwe boosheid zoo veel te grooter en on-verschoonlijker , wanneer gij die goddeloozen gelijkt, die zulke helsche uitvindingen te werk stelden , om Jesus te Vwellen. Dierbare Verlosser! die eene zoo verfoeijelijke verdraaijing uwer woorden hebt willen dulden, opdat uwe Christenen die zouden verfoeijen , geef ons toch door uwe genade , dat wij ons nooit meer schuldig hieraan maken , en zoo wij het mogten gedaan hebben , het ongelijk ot nadeel, daardoor veroorzaakt, mogen vergoeden.
Deze verdraaijing eindelijk stijgt ten top van boosheid , wanneer wij daarbij nog opmerken, dat zij niet zeggen. Hij, maar : Deze roept Elias , als wilden zij zeggen;
•163
Deze kwaaddoener , deze bedrieger , deze verleider de volks , deze godslasteraar , die zich voor den Zoon God uitgeeft , deze rampzalige , die om zijne euveldaden van God en menschen verlaten is , zoekt nu zijnen troost bij Elias , deze roept Elias. Deze , welke onwaardig is eenen naam te dragen , schaamt zich niet, nu Hij in verlegenheid is, tot Elias zijne toevlugt te nemen, alsof die H. Profeet zich zulk uitvaagsel der menschen aantrok ; deze... maar wie kan al het honende , al het verachtelijke uitdrukken , dat in dat woord is opgesloten, want do persoon , dien zij hiermede bedoelen, is in hun oog al wat verachtelijk kan genoemd worden , deze roept Elias. O God ! waar blijft uwe wraak over die snoodaards ? Hebt Gij dan niets meer voor uwen welbeminden Zoon over , omdat Hij onze zonden op zich genomen heeft , Gij , die altijd getoond hebt , dat uwe dienaars onder uwe bescherming staan , die twee en veertig kinderen van de woud-beeren hebt laten verscheuren, omdat zij den Profeet Eliseüs versmadelijk nariepen; 1) en gedoogt Gij nu, dat uw Zoon zoo vuilaardig verguisd wordt, zonder eenig gevolg? Hebt Gij zelf niet gezegd: Wilt mijne gezalfden niet raken ? 2) en Gij laat hier straffeloos toe, dat men uwen Gezalfde niet alleen rake, maar zelfs kruisige en nog daarenboven op de gruwelijkste wijze hone, in het midden zijner smarten en bjj de nadering van zijnen dood ? Ach , wie gevoelt hier niet het diepste medelijden met onzen Jesus, wie is hier niet verontwaardigd tegen die goddeloozen? Was het dien booswichten dan niet genoeg, Hem in eene zee van smarten te doen sterven ? Moesten zij Hem dan nog den gevoeligsten hoon aandoen, den spot drijven met zijne smarten, ja zelfs met zijne godsvrucht ? Hoe boos ook een sterveling moge zijn. hoe godvergeten hij ook moge geleefd hebben, hij wil toch bij het naderen van zijn sterfuur zich tot God begeven ; hij wil , dat anderen zulks doen , en ten minste-eene soort van bekeering voorgeven , en wie zag ooit zulk eenen booswicht, die den spot dreef met iemand, welke in het laatste uur zijns levens zijnen God aanriep ? Dan , waar de natuur voor terug deinst, hetgeen de reden verfoeit, hiervoor schamen zich geene overpriesters en schriftgeleerden , zij vreezen niet, met Jesus den spot te 1) 4 Kon. 11. 2) Ps. 0(V.
■.v'V''.;
■■V ■-'quot;'ill
SA
IS
164
drijven en zijne woorden te verdraaijen , opdat het blijke, dat Hij op eene zekere wijze zich van God verwijdert, van wien Hij zich verlaten ziet, en zich tot Elias wendt, om hulp van hem te erlangen. In welken afgrond van boosheid zinkt men niet, wanneer men aan het bederf zijns harten is overgegeven ? Wie beeft hier niet, wanneer hij nagaat, dat geestelijken , die dagelijks met God en heilige zaken omgaan , tot gruwelen vervallen, waarvoor Heidenen zich zouden schamen ? O God, bewaar mij toch door uwe genade !
II. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus , dooide versmadingen zeiven, die Hem hier worden toegevoegd , en ondanks de onregtzinnige meening zijner lasteraars , door hun gewagen van Elias , van hen zeiven een nieuw bewijs ontvangt, dat Hij de laug verwachte Messias is, dewijl zij juist eene omstandigheid aanhalen, waaraan de Messias zou gekend worden.
Het was een algemeen gevoelen bij de Joden , dat bij de komst van den Messias de Profeet Elias , weleer door God zoo wonderlijk van de aarde opgevoerd, wederom zoude verschijnen. Dit denkbeeld schijnt zijnen oorsprong te hebben , zoo in- de woorden van den Ecclesiaeticus : Van wien geschreven staat, dat gij02) zijnen tijd de gramschap des Heeren door uwe bestraffingen zult verzachten , dat gij ds harten der vaderen zult vereenigen met hunne kinderen en de stammen van Jakob herstellen, 1) als in die van den Profeet Malachias ? Zie ik zal idieden den Profeet Elias zenden , eer dat de groote en schrikkelijke dag des Heeren komen zal; — die zal het hart der vaderen tot hunne kinderen keeren , en het hart der kinderen tot hunne vaderen, 2) en onze Heiland bevestigt het, als Hij zegt, dat Joannes de dooper die Elias was , die komen moest, waarmede Hij te kennen gaf, dat die Profeet bij de eerste komst van den Messias niet in persoon , maar in deugd en kracht en in zijne tweede komst in persoon moet verschijnen. Indien dan Elias , dien Jesus op zijn kruis aanriep , naar het voorgeven zijner vijanden komen zoude, dan zou het ook zoo veel te meer bewezen zijn , dat Jesus die Messias is , bij wiens komst Elias moest tegenwoordig wezen, derhalve strekt de 1) Eccl. XLVIII: 10. 2) Malach. IV: 5, 6.
I
smaad zelf, dien zij Jesus aandoen , ten bewijze, dafc Hij de Verlosser is van Elias, zoo als Hij het van de geheele wereld is. Al de teekenen , die de Profeten van de komst des Messias gemeld hebben , waren aanwezig , de Samaritanen zelfs waren Hem wachtende, ja de Heidenen hadden die verwachting van hen overgeërfd, zoo als uit hunne dichters en geschiedschrijvers blijkt. De overpriesters en schriftgeleerden wisten wel is waar niet, hetgeen op Thabor geschied was , toen Moses en Elias daar verschenen met Jesus en met Hem over zijn toekomend lijden spraken , maar zij wisten , ten minste zij konden zeer wel geweten hebben , wat er bij de geboorte van Joannes gebeurd was , wat de engel aan Za-charias en Zacharias zelf ter gelegenheid van die geboorte gezegd had. Zij konden geweten hebben . hoe deze Joannes geleefd had, hoe en wat hij gepredikt, welke getuigenis hij van Jesus had afgelegd, en dat derhalve deze Joannes als een Profeet en als een Elias in den .geest tot een voorbode strekte van des Verlossers komst.
Deze waarheid halen zij aan onder den smaad, waarmede zij Jesus verguisden, en daarmede geven zij duidelijk genoeg te kennen , dat zij de waarheid zien , en met de handen tasten , ja dat zij die uitspreken , zonder haar nogtans te willen aannemen , omdat zij ze niet beminnen , en ziedaar de groote bron , niet alleen van Israels verblindheid , maar ook van alle ongeloof en ketterijen , die zich ooit tegen de waarheden des geloofs hebben aangekant. Het is niet mogelijk, de waarheid der goddelijke openbaringen te ontkennen , den luister en god-delijken oorsprong der Katholijke Kerk niet gewaar te worden ; wie toch zal ter goede trouw de wonderwerken van Moses en de Profeten, wie zal die van Christus en zijne Apostelen loochenen ? dan de Godsdienst kan zich met geen losbandig leven vereenigen , hare bedreigingen zijn te hinderlijk, voor de voldoening der ongeregelde hartstogten, deze vinden in haar een onverbiddelijk reg-ter , die altijd het geweten ontrust, en daar de godde-looze geen moed genoeg heeft om zich van de kluisters eener bedorvene natuur te ontdoen, daar hij besloten heeft, om het juk der deugd, der schaamte en onschuld van zich af te werpen , en rustig het aanlokkelijke der boosheden te genieten, daarom vindt hij om zijn knagend
•166
geweten te verdooven geen ander middel, dan het juk der Godsdienst van zich af te schudden, en tracht hij zich-zelven diets te maken, dat er geen God is, voor wiens wraak hij te vreezen heeft; dat de vrees der helsche-straffen slechts een vooroordeel, de toekomst niets is dan een hersenschim , en dat eene eeuwige vernietiging den deugdzame weldra met den goddelooze een gelijk lot zal doen ondergaan , hen beiden onder eene akelige grafzerk zal vereenigen , als hadden zij nimmer bestaan.
O mijn God! geef mg , dat ik toch nooit zoo ongelukkig worde, van de waarheid of de godsdienst te haten , want dan heb ik haar ook verloren ; niets is zoo beminnelijk als de waarheid , niets zoo troostrijk als de Godsdienst , er is derhalve niets ongelukkiger , dan deze dierbare schatten te verliezen.
III. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus, toen Hij de verblindheid en kwaadaardigheid zijner vijanden zag, toen Hij van hen de versmadelijkste bespottingen moest verduren, juist omdat Hij over zijnen veriatenen toestand en het gemis van alle hemelsche vertroostingen klaagde, den zwaarsten strijd ondervond , de bitterste van alle smarten gevoelde, die Hij tot nog toe had ondergaan.
Overal waar Hij zich wendt vindt Hij niets dan bitterheid ; welke zielsverkwikkende troost ware het voor Hem geweest. in het midden zijner pijnen , zijne oogen en zijn hart naar den hemel te kunnen opheffen en daar eenen teederen Vader te ontmoeten , die in Hem zijn welbehagen had. Gij ondervondt dit ook misschien in ziekten of andere wederwaardigheden, hoe opbeurend het is, zich tot den Vader aller vertroostingen te wenden, zich te herinneren, dat Hij volgens zijne eigene verzekering met ons in de verdrukking is, dat Hij met welgevallen op ons nederziet en dat zonder zijne bestiering geen haar van ons hoofd zal verloren gaan, maar hoe veel meer moest dan die toevlugt tot zijnen Vader, onzen Jesus opbeuren, die zoo naauw met Hem vereenigd was. Doch neen, deze Vader heeft thans niets voor zijnen Zoon over dan wraak, al zijne gramschap heeft Hij over Hem uitgestort ; een beklemd hart vindt ook verligting wanneer het zijne droefheid voor de menschen openlegt, daar men
167
altijd eenigen vindt, die tot medelijden worden opgewekt, dan onzen Jesus, die geenen troost vindt bij zijnen Vader, beklaagt zich daarover met luider stemme , en wel verre van mededoogen bij de menschen te ontmoeten , lasteren zij Hem en spotten met zijne klagten.
O mijn Jesus ! hoe hebt Gij toch voor mij zooveel willen lijden ? Gij klaagdet bij uwen Vader over uwe verlatenheid , omdat ik verdiend had verlaten te worden ; Gij hieldt aan , met voor mij te bidden , Gij bleeft smee-ken . Gij volharddet , Gij dwongt uwen Vader , dat Hij mij genadig zoude zijn, dat Hij mijne zonden vergeten , mij in het Paradijs herstellen en de verlorene onsterfelijkheid zoude terug schenken: en ik spotte met TT en met Uwe gebeden, ik bezwaarde de pijnbank . waaraan Gij uitgestrekt hingt, ik voegde U nieuwe versmadingen toe , om IJ nog meer te verguizen. O ik rampzalige! welke wraak heb ik niet verdiend voor die snoode ondankbaarheid ? en Gij Verlosser ! Gij bereiddet mij , juist toen ik U versmaadde , de onsterfelijkheid en eeuwige gelukzaligheden. O God! uwe goedheid is onbegrensd , hoe zal ik zulke weldaden ooit naar wensch weten te schatten en te erkennen ? welaan mijne ziel! betracht dit wonder van liefde met allen ernst Hot gebed van onzen Jesus heeft dan voor ons verkregen, dat wij naar zijn voorbeeld nog eens van den dood zullen opstaan en herleven : dit bederfelijk ligchaam zal dan nog eens de onbederfelijkheid en dit sterfelijke de onsterfelijkheid aandoen. O dierbare waarheid! ó edele gunst! maar niet minder schoon en edel zullen de gevolgtrekkingen zijn, die ik hieruit zal afleiden en door mijn gedrag zal verwezenlijken. Neen ik zal mij dan niet meer bovenmate bedroeven over het afsterven van ouders , nabestaanden of vrienden, want ik zal hen in een beter oord wedervinden , en dan zullen wij voor altijd bij elkander blijven; wij verliezen hen niet, maar winnen hen veeleer , zij gaan ons slechts vóór , waar wij hen weldra, zullen volgen ; die dierbaren , die aan ons hart ontrukt, in het graf nederzinken , worden daar slechts voor eenen tijd bewaard, om eenmaal weder in een nieuw leven te voorschijn te komen en aooit weder te sterven : neen, ik zal den dood niet meer vreezen , want ik weet, dat mijn ligchaam, om eenmaal naar het beeld van mijnen verheerlijkten Heiland te
168
verrijzen , in de aarde moet bedolven worden gelijk het koren. Ik zal gaarne boetvaardigheid plegen en verstervingen oefenen ; ik zal gaarne mijne zinnen beteugelen, gaarne mijne ledematen door eenig ongemak veraterven , en met Paulus mijn ligchaam kastijden , want ik zal daar rijke vergelding voor ontvangen , hoe groot toch zal mijne vreugde zijn , wanneer ik van den dood opstaande , eene onafgebroken gezondheid, een altijddurend welvaren, eindelooze wellusten en vermakelijkheden zal mogen genieten. Wat is toch deze rampvolle wereld in vergelijking van dit alles ?
Dan , helaas ! hoe groot is de dwaasheid der stervelingen , die om een weinig vermaak of tijdelijk voordeel dat eeuwig geluk verzaken , hetwelk hun beloofd is ; hoe zijn zij te betreuren , die onverschillige Katholijken , die , om ook een gering ongemak te ontgaan , zich niet ontzien de wetten der H. Kerk te overtreden, 's morgens zonder noodzakelijkheid hunne spijze , of 's avonds wederom hunne nooddruft te nemen, en alzoo in plaats van eeuwigen loon zich eeuwige straffen berokkenen. Het is waar, men vindt er bijzonder in deze zoogenaamde eeuw van verlichting, die de wetten van God en zijne Kerk naar hunne waanwijsheid en naar de regelen der bedor-vene natuur afmetende, met dit gezegde niet minder dan met de wetten der H. Kerk den spot drijven , God zal, volgens hen, den wensch om eene zoo geringe overtreding , om een weinig spijs , eene beete broods niet verdoemen , als wilden zij God van onregtvaardigheid beschuldigen , omdat Hij onzen stamvader om eenen appel ter dood verwezen en zijnen eeuwigen Zoon op de aarde gezonden heeft om te sterven. Dan hoe beschaamd zullen zij staan in den grooten oordeelsdag, die zulke grondbeginselen verspreid hebben en in het aanschijn des Heeren geheel verschillende zullen aantreffen. Boetvaardigheid of de hel, ziedaar het grondbeginsel, hetwelk alle geloovigen gedurende eene reeks van zes duizend, jaren beleden, en tot welks staving Moses en de Profeten , Jesus Christus en zijne Apostelen duizende mirakelen gedaan hebben ; en nu zal een enkel woord van dezen of genen weetniet genoeg zijn, om te beslissen, dat het zoo niet zijn kan ? 0 God! aan welke tijden hebt Gij ons overgelaten !
Welaan, mijne ziel! begin van dezen dag af, zoo veel.
169
in U is , boetvaardigheid te plegen ; want zoo gij met Jesus uit de dooden wilt verrijzen , moet gij Hem ook in zijn lijden gelijkvormig zijn ; daarmede heeft Hij het voor ons verdiend, daarmede zullen wij er ook deelachtig aan worden ; en Hij heeft ons geen anderen weg aangewezen , noch iemand zijner leerlingen , dien hun eeuwig geluk ter harte ging , een anderen bewandeld. Help mij, o Jesus ! door uwe genade , opdat ik U meer dankbaarheid bewijze voor al hetgeen Gij voor mij geleden hebt; geef mij , dat de onsterfelijkheid, die Gij voor mij door uw aanhoudend gebed van uwen Hemelschen Vader afgesmeekt en zoo smartelijk verdiend hebt , voortaan op hoogeren prjjs stelle, en dat ik gaarne boetvaardigheid plege , om die te verkrijgen.
BEOEFENING.
Wacht u van uwen evenmensch ligtvaardig te veroor-deelen , of in een hatelijk daglicht te stellen , het zij met misbruik te maken van zijne woorden , het zij aan zijne handelwijze een verkeerde wending te geven. Ver lil ij d u over zijn geluk, en heb medelijden met degenen, die onder ziekten of andere rampen zuchten , en tracht hun alle mogelijke hulp en troost aan te brengen. Bemin de waarheid in alle opregtheid , ook dan wanneer zij uw gedrag veroordeelt; zij is u tot eene gids naar den hemel gegeven. Verlang naar den hemel, en denk dikwijls wat Jesus voor u geleden heeft, om dien voor u te verdienen. Oefen gaarne eenige verstervingen , om Hem eenigzins gelijkvormig te worden.
Daarna Jesus wetende, dat nu alles volbragt was, opdat de schriftuur zoude volbragt worden , zeide Hij : Ik heb dorst. Joan. XIX : 28.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus, niettegenstaande zijn lijden reeds alle denkbeelden der men-schen overtrof, behalve de folteringen waarin gij Hem
-170
reeds beschouwt hebt, nog eene ondergaan heeft, die alle andere scheen te overtreffen; te weten, eene zoo hevigen dorst, dat Hij zich gedrongen gevoelde zich. openlijk daarover te beklagen en, in zoo verre dit zijn verdroogde mond gedoogde, uit te roepen : Ik heb dorst.
Het kan niemand verwonderen, dat Jesus, alhoewel Hij altoos in zijne bitterste smarten een onbegrensden moed en eene onoverwinnelijke standvastigheid getoond en nooit de geringste klagt geuit had, nogtans op zijn kruis over dorst klaagde; wanneer wij nagaan wat Hij geleden heeft, dan is het veeleer te verwonderen, dat Hij niet reeds vroeger hierover geklaagd heeft. Van den vorigen avond af had Hij niets ter zijner verkwikking ontvangen , Hij had den ganschen nacht slapeloos door-gebragt, was gebonden , geboeid, voortgestuwd en gesleept eerst naar Annas , van daar naar Caïphas , dan. naar Pilatas, van dezen naar Herodus en van daar wederom naar Pilatus , hier bespot, daar bespuwd, nu eens geslagen , dan mishandeld, daarna op de vreesselijkste wijze gegeeseld, en met eene ongehoorde en onmensche-lijke wreedheid van hoofd tot voeten doorwond, zoo dat zelfs baldadige krijgsknechten , om zijne koninklijke waardigheid en wel op de smartelijkste wijze te bespotten , Hem eene kroon van doornen op en door het hoofd drukten, waardoor Hij stroomen bloeds verloor ; daarna buiten Jerusalem geleid, met het gansche gewigt van zijn kruis beladen, zoodat Hij er eindelijk in het beklimmen van den kruisberg onder bezweek ; nadat Hij eindelijk den kruisberg bereikt had, was Hij daar, door vier goregtsknechten , met grove nagels door handen en voeten gedreven, aan een kruis vastgeklonken , waardoor zijn bloed wederom als uit vier onderscheidene bronnen in eene groote hoeveelheid vloeide ; men voege hierbij nog de doodelijke bloedzweeting in Gethsemani ondergaan , het vreesselijk uittrekken zijner zenuwen en aderen, de ijsselijkste droefheid, vreeze, benaauwdheid en andere zielesmarten , die Hij in Gethsemani had uitgestaan en die Hem ook op het kruis bijna drie uren lang folterden; al deze smarten , al dat bloedstorten , al die droefheden konden zeker niet anders ; dan eenen dorst veroorzaken , die alle andere smarten overtrof, zoo dat Hij te regt in den meergemelden een-en-twintigsten psalm mogt zeggen : Mijne kracht is verdroogd , als eene
171
potscherf, en mijne tong is blijven hangen aan mijn verhemelte , en Gij hebt Mij tot het stof des doods ge-bragt. 1) De honger is ongetwijfeld een scherp zwaard, veel scherper nogtans is de dorst en onze verbeelding «deinst terug, wanneer wij ons voor den geest brengen , dat de rijke vrek , van wien de Evangelist Lucas gewaagt, in de hel begraven en brandende in een onuitbluschbaar vuur, over niets meer klaagt dan over den dorst en daarom niet anders dan een weinig je water vroeg, om zijne tong ta verkoelen ; waaruit men kan afleiden , dat Jesus om dezelfde rede over niets anders klaagde dan over zijnen dorst.
Dan niet zonder reden, mijne ziel! leed Jesus dien versmachtenden dorst: als borg voor onze zonden moest Hij daarmede voor onze onmatigheden, voor onze dronken-schappen boeten. Tallooze boosheden zijn en worden hiermede nog dagelijks gepleegd, en nog onnoemelijk grooter en menigvuldiger zijn de gruwelen , die uit deze ongeregeldheid voortkomen ; deze had Jesus voor zijnen geest, en Hij leed den onverdragelijksten dorst, om de vergiftenis daarvoor te verdienen
Mijne ziel i hebt gij u aan deze schandelijke zonde ook niet wel schuldig gemaakt ? Welaan vestig dan hier het oog op uwen Jesus; de grootste foltering , die Hij verduurt , is de dorst, deze werd Hem veroorzaakt door uwe overdaad, gij bragt Hem dan in dien beklagens-waardigen toestand. O mogt ten minste deze beschouwing u eenen afkeer voor de gulzigheid inboezemen! of mogt gij soms zoodanig aan dezen hartstogt verslaafd wezen, dat gij voor geene dankbaarheid of wederliefde vatbaar zijt, dat de ontbering van uw geliefkoosden drank voor u de smartelijkste foltering is geworden ; overweeg ■dan ten minste , wat eenmaal van u zal geworden , wanneer gij der overdaad geen vaarwel zegt, overweeg dan , of het u niet ondragelijker zal zijn , in het midden der helsche vlammen eeuwigen dorst te lijden , eeuwig allen drank, ook het geringste druppeltje water te moeten ontberen , eeuwig naar verkoeling te snakken, zonder die ooit te verkrijgen. Dan helaas , die rampzaligen ! zij hebben geen denkbeeld van het ijsselijke, dat hen wacht , aij meenen , dat zij zich altijd in de voldoening van hunnen
1 Ps. XXI; 16.
172
geliefkoosden smaak zullen blijven verlustigen en zien nietr dat zij dagelijks hun sterfuur verhaasten en met snelle schreden hun graf of liever den afgrond der hel naderen. O God! bewaar mij voor dezen toestand: geef, dat ik de onmatigheid voor altoos, verfoeije als de bron van alle rampen , en de matigheid beminne als de bron van zegeningen.
II. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus, toen Hij op het kruis zijnen dorst te kennen gaf wel verre van eenige verligting in zijne smarten te beoogen , deze klagt alleen heeft geüit, om de voorzeggingen der Profeten te vervullen.
In de vorige vier woorden, die Jesus op zijn kruis had uitgesproken , straalden slechts grootheid, goedheid en kalmte door ; hier echter zouden wij bij het hooren uiten van deze woorden; Ik heb dorst, zijnen toestand naar ons natuurlijk gevoel afmetende, niet anders dan eene wezenlijke klagt over zijne smarten erkend hebben , zoo de Evangelist ons de reden niet zelf hiervan had opgegeven. Inderdaad, wanneer wij eenen misdadige ter dood veroordeeld , door wreede handen aan een schand -paal vastgenageld, en in dien staat reeds onderscheidene uren met den dood zien worstelen , toont dan niet zijne geheele houding, zijn gedrag en zijne woorden duidelijk aan , dat hij uitsluitend bezig is met zijne smarten , en zoo hij God niet geheel uit zijn hart heeft gebannen, al zijne zielskrachten vereenigt, om geduld te oefenen , zonder dat het hem mogelijk is zijne gedachten op eenig ander voorwerp te vestigen. Zoo moest het gelegen zijn met alle andere menschen , maar niet met onzen Jesus ; nooit leed een sterveling zoo vele en zoo ondragelijke ziels- en ligchaamssmarten, maar ook nooit toonde een sterveling een zoo groot geduld , zooveel bedaardheid en standvastigheid als Jesus ; het scheen, dat Hij ze of niet gevoelde of vergeten had, zoo stil en bezadigd was Hij , en sprak of zweeg Hij naar gelang van tijd en omstandigheden , en , als alleen bezorgd om de voorzeggingen te vervullen , plaatste Hij elke gebeurtenis in haren eigen rang, opdat elkeen zoude zien, dat de H. Schriftuur Hem overal beoogde, dat Hij alleen het voorwerp was quot;van haar geheelen inhoud, dat er niets is, hetgeen de
173
Profeten niet geweten hebben , en zij ook niets voorzegden , dat door Hem niet stiptelijk is bewaarheid. Van de hoogte zijns kruises , in het midden zijner smarten en versmadingen , overstelpt van droefheid en doodsangsten , ziet Hij door alle eeuwen heen en leest in de H. Schriftuur al wat Hem betreft; omgeven, bespot en belasterd van zjjne vijanden, zit Hij als in een plegtigen raad , en volbrengt alles wat besloten is. Nu ziet Hij, dat alles vervuld is, uitgezonderd eene omstandigheid uit den acht-en-zestigsten psalm: Zij hnbbcu mij gal tot spijs gegeven , en edik te drinken in mijnen dorst. 1) Deze omstandigheid kon niet verwezenlijkt worden , tenzij Hij van zijnen dorst gewaagde; Hij sprak slechts één woord : Ik heb dorst, en doet die vervullen. O Jesus! hoe groot zijt Gij ook in uwe diepste vernederingen! wie ziet hier niet, dat Gij vrijwillig en als een God lijdt en sterft. Wie bewondert hier niet uwe stipte gehoorzaamheid iii het vervullen der goddelijke raadsbesluiten, zonder dat ook het geringste uwer aandacht ontglipt is. O mogt ik ook zoo oplettend , zoo bezorgd zijn, om ook de minsten uwer geboden getrouwelijk na te komen. O God! geef mij , dat ik uwe wetten dag en nacht voor mijnen geest brenge en overwege, geef mij , dat ik die altijd in mijn hart rondvoere, en dat noch smarten , noch knellende omstandigheden mij mijne pligten doen vergeten.
Doch , wanneer wij overwegen , dat Jesus juist daarom over zijnen dorst heeft geklaagd, opdat Hij de Schriftuur en de voorzeggingen der Profeten zoude vervullen , dan treffen wij hier ook de waarheid aan, die weleer in Samson was afgebeeld , toen ook deze , na duizend Phili-stijnen met een ezels-kakebeen te hebben verslagen , groo-ten dorst gevoelde en zich voor den Heer beklaagde , zeggende: Gij hebt, o Heer I door de hand van uwen dienaar dit groot heil en deze overwinning gegeven, en zie nu sterf ik van dorst. 2) Alzoo hooren wij ook Jesus (oen Hij met de geringste middelen , namelijk door zijne pijnen en smaadheden , de helsche magten versloeg , ever zijnen dorst klagen.
Deze overeenstemming van het toonbeeld met de waarheid moet ons nog des te duidelijker in het oog vallen ,
1) Ps. LXVIU : 22. 2) Regt XV: 18.
174
daar de eerste Samson in geheel zijn leven en in al zijne daden eene afbeelding van den tweeden was: hij was uit eene onvruchtbare moeder geboren, nadat hij door een engel was aangekondigd en beloofd; van zijne geboorte af een Nazareër, wies hij aldus op en werd van den Heer gezegend ; hij huwde eene Philistijnsche vrouw , aan welke hij zijne geheimen openlegde , terwijl deze die wederom aan hare medeburgers vertrouwde, om dubbele kleederen van hen te winnen. Jesus, uit eene zuivere Maagd geboren, door een engel aangekondigd, volgens de voorzegging der Schriftuur een Nazereër genoemd, huwde de Kerk der Heidenen, maakte haar zijne geheimen bekend en door haar aan ons, om het kleed der genade en heerlijkheid te verkrijgen.
De eerste velde eenen leeuw neder en vond daarna honigraat in diens mond; de tweede overwon de wereld. en deed daaruit eene menigte zoete honigbijen van volmaakte Christenen voortkomen ; de eerste sliep tot den middernacht in Gaza, eene stad der Philistijnen , en opstaande neemt hij hare poorten op zijne schouderen en voert ze naar den tegenoverstaanden berg ; Jesus de ware Samson stond 's nachts uit de dooden op, voerde de poorten der hel mede , dat is overwon den dood , ondanks de wachters , die aan het graf geplaatst waren, om Hem daarin te weerhouden ; eindelijk Samson in handen zijner vijanden, wordt door hen bespot, hij rekt zijne handen uit tot de twee pilaren van Dagons tempel en na de hulp van God te hebben ingeroepen , doet hij die instorten , sterft daaronder, maar herwint stervende voor Israël vrijheid en zegen : Jesus op zijn kruis uitgerekt en bespot t bidt met eene groote kracht en doet stervende Satans tempel met al zijne afgodendienst instorten en schenkt ons genade , zegen en vrijheid. En ziedaar dan ook in den dorst van Jesus volkomen vervuld , hetgeen God voor zoo vele jaren had afgebeeld in dengene , dien Hij ter verlossing en bescherming van Israël had afgezonden.
Maar indien wij dan den sterken Samson met zoo veel nadruk en ernst over dergelijken dorst hooren klagen , dat hij meende te sterven , en wij de waarheid naar het zinnebeeld moeten afmeten , hoe verschrikkelijk moet dan de smart niet geweest zijn , die Jesus in dezen dorst heeft verduurd ? hoe ijsselijk toch is het van dorst te sterven!
-175
Maar, lieve Jesus, waart Gij dan dezelfde niet, die-weleer gansch Israël uit eene steenrots gelaafd hebt ? waart Gij het niet, die ons geheele stroomen van levende wateren, springende ten eeuwigen leven , I) hebt beloofd ? die ons zult laven uit do beek uwer ivellusten ? 2) en die ons zidt geleiden tot de stroomen der levende wateren ? 3) Hoe , Gij versmacht dan nu zelf van dorst in het midden der smartelijkste doodsangsten , welke ooit iemand verduurde 2 Ja, mijne ziel! het is de al genoegzame , die voor nietige en zondige stervelingen een zoo versmachtenden dorst heeft willen lijden, dat Hij zich niet heeft kunnen weerhouden , hierover te klagen. Ziedaar , o mensch! zoo lief heeft God u gehad, dat Hij alles voor u heeft willen lijden , wat gij voor uwe zonden verdiend hadt; eeuwige dorst was de welverdiende straf voor uwe onmatigheden, dan Jesus betaalt hier deze schuld. Zoo dikwijls gij derhalve u herinnert aan de klagt van Jesus over zijnen dorst, gedenk dan ook dat Hij zijnen Vader het laatste deel betaalt van hetgeen gij schuldig waart. Wat dunkt u, mijne ziel! van zulke vernedering van eenen algenoegzamen God ? Is u hart nier opgetogen van bewondering over zulke liefde ? Maar zult gij Hem dan uw hart kunnen onttrekken , Hem uwe liefde weigeren , die u zoodanig beminde ? Dan , staken wij hier alle verdere overweging : immers hij , die eenen dorstenden Jesus op het kruis kan aanschouwen zonder Hem te beminnen en Hem zijne ongeregelde zinnelijkheden ten offer te brengen, hij ga onder de dieren wonen, en schame zich nog onder de menschen te verschijnen.
III. Overweeg , mijne ziel!quot; hoe Jesus Christus over zijnen dorst klagende, ons heeft willen te kennen geven dat het niet alleen eene natuurlijke dorst was , die Hem de ondragelijkste folteringen veroorzaakte, maar dat Hij een anderen dorst leed, die nog oneindig meer zijne ziel pijnigde ; te weten den dorst naar onze heiligmaking en ons eeuwig geluk. Hem dorstte hier op dezelfde wijze , zoo als Hij honger had, 4) op dien morgen , toen Hij naar de stad ging, en den vijgenboom vervloekte , omdat Hij er niet dau bladeren aan vond , dewijl, zoo als de
I) Joan. VII: 38. -2) Ps. XXXV: 9.
3) Openb. VII; 17. /lt;■) Matth. XXI: 18.
176
Evangelist Marcus aanteekent, het geen lijd van vijgen lt;vas. 1) Hij beschouwde namelijk dien boom als eene afbeelding van het onvruchtbaar Israël; Hij had honger en kwam tot dat volk om er vruchten van in te oogsten en te smaken; reeds drie jaren lang had Hij daaraan gearbeid , en het in zijne hemelsche geheimen en waarheden onderwezen en had het derhalve tijds genoeg gegeven om zich te bekeeren en vruchten voort te brengen: daar echter alle pogingen te vergeefs waren en Israël niets had voortgebragt dan bladeren , dat is slechts eene ij dele vertooning maakte van uitwendigen luister en plegtigheden der wet zonder wezenlijke godsvrucht of inwendige heiligheid , vervloekte Hij het eindelijk , onttrok Hij het al den invloed zijner goddelijke genade en gaf het geheel der onvruchtbaarheid en verdorring over, zoodat het ook van zijnen uitwendigen luister beroofd , aan de verachting der geheele wereld werd overgegeven.
Datzelfde geeft Hij ook hier te kennen door zijnen dorst; Hij begeert gelaafd te worden met de vruchten des wijngaards, dien Hij geplant, besproeid en bearbeid heeft, maar deze biedt Hem niets aan dan edik en hierover beklaagt Hij zich : In mijnen dorst , zegt Hij door den koninklijken Profeet, hebben zij Mij edik' te drinken gegeven. 2)
Ja, mijne ziel! Jesus dorst op zijn kruis naar onze verlossing en heiligmaking en niets pijnigt Hem meer, dan de ondankbaarheid , die Hij voorziet van den kant der Christenen, en die de bron zijner weldaden en zegeningen zal doen verdroegen. Hij bad reeds drie en dertig jaren besteed , om ons tot zich te trekken en gelukkig te maken , dag en nacht had Hij niet opgehouden, ons te roepen en uit te noodigen. Hij klimt eindelijk op een kruis, van waar Hij volgens zijne verzekering alles tot zich zou trekken, om ons als van de hoogte toe te roepen, dat Hij ons bemint ; daar vergeet Hij zijne nagelen, zijne doornen-kroon en al zijne smarten , om ons te zeggen , dat Hij op ons allen denkt , dat Hij niet anders verlangt, dan ons zalig te maken en voor ons te sterven.
Ik heb dorst , aldus roept Hij u toe mijne ziel! o
1) Marc. IX: 13 2) Ps. LXVII1; 22.
177
mogtet gij Hem laveu met uwe tranen van boetvaardigheid ! welke verkwikkingen zoudt gij zijn dorstig hart , zijner verdroogde lippen niet aanbrengen?
Hij schaamt zich niet, om zich daar op het kruis voor zijnen Vader als een zondaar in onze plaats te vertoonen, onze boosheden op zich te nemen en er de welverdiende wraak voor te Verduren. Hij schaamt zich niet dat te bekennen ; Gy weet , zegt Hij tot zijnen Vader , mijne dwaasheid en mijne misdaden zijn voor V niet verhor-gen. 1) De wezenlijke Jacob zegt hier aan zijnen vader , dat Hij Ezau is, opdat wij in Hem zouden gezegend worden; Hij bekleedt zijne handen en hals met vreemde omkleedsels, maar behoudt zijne eigene stem, hart en onschuld en spreekt voor ons ; zijn Vader raakt en betast Hem en meent als 't ware , dat wij het zijn , want Hij is onder onze gedaante verborgen; Hij wilde dan, dat onze zonden op zijn hoofd en niet op ons zouden neerkomen, Hij heeft ze beleden en er de schande van gedragen , opdat wij gezegend zouden worden en met volkomen vertrouwen tot Hem als zijne kinderen kunnen naderen ; Laat ze om Mij niet beschaamd worden , alzoo vervolgt Hij in den gemelden psalm , die op U wachten, o Heer der heerkrachten , laat ze om Mij niet beschaamd, worden, die U zoeken, God van Israël] 2) bevrijd hen van alle schaamte , dewijl Ik die op Mij genomen heb, laat niet toe, dat zij voor U beven, dewijl Ik voor hen voldaan heb.
:
.•li v'3-
-V:
Ziedaar zondaar! wat Jesus voor u gedaan heeft , ziedaar den dorst, waarover Hij klaagde; Hij brandde van verlangen , dat het groote verlossingswerk zou vol-bragt en wij in de vrijheid van Cfods kinderen zouden hersteld worden. En kunt gij dan uwen Jesus nog gevoelloos hooren klagen ? Zoo gij eenen vriend in dezen toestand zaagt, zoudt gij hem lafenis weigeren ? Zoudt gij die ook niet eenen misdadige , ja zelfs een redeloos dier meêdoogend aanbieden ? En welke lafenis biedt gij uwen Jesus aan ? Want nog roept Hij u van zijn kruis toe : Ih heb dorst ; Hij verlangt van u gelaafd te worden in de armen, weduwen en weezen door uwe aalmoezen , bescherming en vertroostingen;. Hij dorst naar de
'2) Ibid; 7.
1) Ps. LXVdl: 6.
■i; ■ ■
-178
■vruchten uwer deugden en goede werken, Hij reikhalst naar de tranen van leedwezen over uwe zonden, met aandrang vraagt Hij uwe wederliefde en de verlo.oohening der wereld, en met dit alles kunt gij Hem lafenis aanbrengen. Biedt gij Hem die aan ? Overtreft niet veeleer uwe ondankbaarheid die van Israël, onder het zinnebeeld van den vijgeboom aangeduid! Brengt gij in plaats van vijgen of druiven geene kwade vruchten voort? Biedt gij uwen Jesus geenen edik aan , in plaats van zuiveren wijn en biedt gij Hem dit niet al spottende aan , om de bedorvenheid uws harten nog meer te kennen te geven ? Maar wat kan hiervan anders het gevolg zijn , dan dat de vervloeking over u nederstorte , die Israël in de uitersten ellende gedompeld heeft, sedert dat de wijngaard van heining en muur ontbloot, niet meer bearbeid of besproeid wordt en niet dan distelen en doornen voortbrengt ? En zijn wij niet dagelijks getuigen van hunne verwerping ?
Waren ook niet onze voorouderen het voorwerp dezer goddelijke wraak, toen zij 's Hemels dierbare genade met ondankbaarheid vertredende , in plaats van vruchten des gelcofs , Jesus wrange druiven van ongodsdienstigheid aanboden ? Zij werden overgegeven aan eenen geest van dwaling , en gaven den vader der leugentaal gehoor, die tot hen sprak door eenige gewaande hervormers , welke geene de minste bewijzen hunner zending konden geven en alleen hun eigendunkelijk gevoelen in de plaats van het goddelijk gezag stelden. En gij , mijne ziel! indien gij het licht des geloofs alzoo misbruikt, wat hebt gij anders te vreezen , dan dat het u ontnomen worde en gij aan den duisteren nacht van onkunde , aan de bedorvenheid des harten en aan de verkeerdheid uwer zinnen wordt overgegeven.
O God! bewaar mij voor dat schrikkelijk onheil. Ik beloof U mijn levenswandel te verbeteren en zal voortaan zoo volgens de grondbeginselen van mijn geloof trachten te leven , dat ik niet behoef te vreezen, volgens deze geoordeeld te worden ; ik zal voortaan met U dorsten naaide regtvaardigheid , naar de heiligmaking mijner ziel , ik zal voortaan mijn troost niet meer zoeken in de bedor-vene putten der aardsche wellusten, die geen water kunnen houden , maar van TJ te drinken vragen, die de bron der levende wateren hebt: dan zal ik met de Samari-
179
iaansche vrouw uwe geheimen mogen leeren, die voor het verstokte Jodendom verborgen bleven en Gij zult mij drenken met dat water der hemelsche wellusten, hetwelk mijn hart zal verzadigen en in mij zal springen tot het eeewige leven. Ik zal geen anderen troost zoeken dan in ü, en mijn grootste genoegen zal zijn, ü in uwe behoeftige ledematen allen bijstand aan te bieden. Geef mij, o Jesus ! door uwe genade, dat ik dit voornemen volbrenge. v
BEOEFENING.
Vlugt de onmatigheid , die vele andere zonden doet geboren worden , en in den mensch alle denkbeeld van redelijkheid en van een geestelijk en eeuwig geluk vernietigt.
, Bemin de matigheid, als de bewaarster der reinheid des harten en van vele andere deugden. Help de behoeftigen naar uw vermogen en beschouw in hen Jesus, die op zijn kruis over den dorst klaagt, en in hen door u gelaafd wil
I worden. Vernieuw dagelijks in u het verlangen en voornemen van u meer en meer te verbeteren en naar de volmaaktheid te streven. worden. Vernieuw dagelijks in u het verlangen en voornemen van u meer en meer te verbeteren en naar de volmaaktheid te streven.
• . ■'
En terstond liep er een va» ken eene spons halen en met edik vullen, en die op een rietstok gesto-ken hebbende, gaf hij Hem te drinken; en do anderen zeiden : Wacht, laat ons zien , of Elias Hem zal komen verlossen. Matth. XX VII; 48, 41gt;.
■quot;■Vf)-
1. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus, nadat Hij zijn verlangen , om zijn brandenden dorst te laven, had te kennen gegeven, niet alleen het geringste gevoel van mensohelijkheid bij zijne vijanden niet aantrof, maar zelfs met edik gelaafd werd , om zijne smarten nog te vermeerderen, en zoo veel nog in hun vermogen was, ook zijne verdroogde ingewanden te folteren.
Nooit werd op de wereld ijsselijker schouwtooneel vertoond , dan-hier op den kruisberg, bij het afsterven van
■- V*
V:quot;
V.V
•180
onzen Jesus ; na duizende pijnen , na schier al zijn bloed te hebben uitgestort, na drie uren lang aan zijne wonden gehangen te hebben , voelt Hij eisidelijk den dood naderen , en roept met een stervenden mond om lafenis voor zijne verdroogde tong en verzengde ingewanden , en wie zou dit eenen stervende kunnen weigeren ? en welke drank zou ons te kostbaar zijn , bijzonder voor iemand, die ons nooit eenig leed heeft gedaan , die al zijn leven besteedde, om menschen te redden , zoo als het Jesus van zijne vijanden zelfs op zijn kruis verweten en ten spot werd toegevoegd, uit wiens mond nooit anders dan zachtaardigheid en zegeningen vloeiden, wiens onschuld van den regter zelf erkend en uitgeroepen is, en die alleen aan de staatkunde werd opgeofferd ? Maar beschouw Hem van nabij , mijne ziel! nooit zag men in een ter dood veroordeelde eene zoo bewonderenswaardige lijdzaamheid , nooit die majesteit, bedaardheid en kalmte in al zijn doen en laten ; elk woord, dat uit zijn mond voortvloeit , is een wonder van langmoedigheid ; gewond van het hoofd tot de voeten , druipend van bloed , in eene zee van smarten , bespot en gehoond , bidt Hij voor zijne vijanden ; eenen moordenaar belooft Hij het Paradijs ; Hij spreekt tot zijne Moeder, alsof Hem niets deerde ; wie zou deze deerniswaardigen lijder niet gaarne en met den meesten spoed, ook den kostbaarsten , den meest verzachtenden wijn aanbieden.
Toen David tegen de Philistijnen was te veld getrokken , wenschte hij in zijnen hevigen dorst, uit de put van Bethlehem gelaafd te worden ; drie moedige helden , toeu zij hunnen Koning dezen wensch hoorden uiten, waagden zich met levensgevaar door den vijand heen en bragten de verlangde verkwikking aan. Men verhaalt, dat men soms anderen drinkbaar goud , opgeloste oostersche paar-len heeft te drinken gegeven; dan wie kon meer aanspraak maken op eene teug waters , ook met levensgevaar aangebragt, of op even genoemde kostbare dranken, weleer uit brooddronkenheid doorgezwolgen , dan de gekruiste Jesus? Doch te vergeefs beroepen wij ons hierop de regten van billijkheid en regtvaardigheid , Jesus is in handen zijner vijanden en er is niemand , die durft op te treden , om Hem eenige verkwikking aan te brengen , in tegendeel, elk tracht Hem om het zeerst te plagen, te
•181
honen en te verguizen. Maar men zal Hem toch geene teug waters kunnen weigeren ? Wie toch zal eenen zieltogende niet geven , wat men geen redeloos dier zou weigeren ? Doch neen , mijne ziel! voor Jesus heeft de wereld zelfs geen teug waters over , zelfs dan niet, wanneer Hij over een ondragelijken dorst klaagt, Ja, wanneer Hij met den dood worstelt; die onmenschen ! zij bieden Hem niets aan dan edik. O goddeloozen ! is dit dan een drank om eenen stervende te laven ? Strekt deze niet veeleer om zijnen dorst te vermeerderen en Hem op nieuw te pijnigen en te bespotten ? Het blijkt dan ook, dat zij geene andere bedoeling gehad hebben, want de Evangelisten Mattheus en Marcus doen hen bij dat voorgewend laven deze spotternij voegen : Wacht, (aat ons zien, of Elias Hem zal komen verlossen. Hebt gij ooit, o menschen ! ik beroep mij hier op de getuigenis aller volken , hebt gij ooit van zoo God-vergetene baldadigheid hooren gewagen ?
^elk een ruim veld voor onze overweging! Kunnen wij ooit duidelijker bewijs aantreffen van den haat, dien de wereld Jesus toedraagt ? Het is ,waar, beminnelijke Zaligmaker! reeds vroeg, en eer Gij geboren waart , waart Gij reeds het voorwerp van verachting ; er was toen reeds geene plaats voor U in de herberg: dan in uwen doodstrijd op het kruis U zelfs geene teug waters toe te staan , een verzuurden drank U in uwen brandenden dorst aan te bieden ! dat overtreft alle denkbeelden! Mogt gij , mijne ziel, u dan hier ten minste overtuigen , dat tus-schen Jesus Christus en de wereld altijd een afstand zal zijn , die nooit te yereenigen is. Verwonder u dan niet, wanneer gij om de Godsdienst veracht en vervolgd wordt, want altijd zal het waar blijven , dat zij , die godvruchtig willen leven , vervolging zullen lijden ; altijd zal het waar blijven, dat tusschen Christus en Belial, tusschen den geest en het vleesch , tusschen de hoogmoedige wereld en den ootmoedigen Jesus nooit eene vereeniging kan getroffen worden.
Maar , mijne ziel! terwijl gij bet onmenschelijk gedrag, tegen Jesus gepleegd , met de grootste verontwaardiging beschouwt, overweeg ook eens of gij in deze wreedaards u zelve niet terug vindt. Jesus heeft ons in eenen vruchtbaren en gezegenden wijngaard zijner Kerk geplaatst, en, zoo als gij het reeds overwogen hebt, Hij verlangt en.
182
eischt van u kostelijke vruchten , voortreffelijke trossen, smakelijke wijnen van deugden en goede werken ; maar , wat geeft gij Hem ? wat anders, dan onrijpe vruchten en zuren edik ? Zijn niet liefdeloosheden tegen den even-mensoh , oneerbiedigheden in zijnen tempel, onmatigheden , wnlpschheden , zijn niet onregt, bedrog , leugentaal en kwaadspreken de wrange vruchten, de bittere dranken, waarmede gij den gekruisten Jesus wilt laven? Ja, wat meer is , drijft gij ook niet wel den spot met Hem ? Wanneer gij namelijk goede werken verrigt, bederft gij die niet door uwe meening ? Geeft gij uwe aalmoezen niet, om van de menschen geprezen te worden ? vast gij niet, om geene verwijtingen te hooren ; nadert gij niet tot de H. Sacramenten , om eene uitwendige pligtpleging of om de gewoonte te volgen ? en wat is dit anders dan uw hart aan de wereld geven , wanneer gij wilt toonen , dat gij het aan Jesus ten offer brengt. Maar , helaas ! misschien klimt uwe boosheid nog hoogerimmers beroemt gij u niet soms in gezelschappen op uwe ongebondenheden , en op de behendigheid , waarmede gij anderen hiertoe verleidt of bedriegt ? 6n wat is dit anders dan Jesus honen, en zegepralen over zijne pijnen en schande ? O God! deze overweging beschaamt mij , ik erken mijnen moedwil. Spaar mij nog dit maal, o Heer ! want ik heb mg nu ▼astelijk voorgenomen, als een waar Christen te leven.
II. Overweeg , myne ziel! hoe Jesus Christus niet alleen in zijnen smartelijken dorst, en de daarop volgende voorgewende lafenis , zijne smarten alle oogenblikken zag vermeerderen , maar ook nog daarenboven de grievendste droefheid moest gevoelen, toen Hij van zijn kruis aanzag, met welken spoed en met welk eene helsche vreugde men te werk ging, om Hem dien pijnlijken drank toe te dienen.
Naauwelijks had Jesus gezegd: Jk heb dorst, of zij namen deze gelegenheid te baat, om Hem op nieuw te plagen: zij waren zoo werkzaam, dat zij niet met een gewonen tred gingen , maar haastig liepen , want , zegt de Evangelist Mattheus: Terstond hep er een van hen eene spons halen. Zij schenen verheugd te zijn , dat zij in de gelegenheid gesteld werden, om nieuwe wreedheden aan Hem te plegen. Zij zagen wel, dat de dood naderde en reeds op zijne lippen woelde , zij verzuimden derhalve
183
geen oogenblik, maar haastten zich , eer Hij den laat sten snik gaf. O hemelen! hoe hebt gij toch de mishandelingen , uwen Koning aangedaan , langer kunnen verduren ? Niets was in staat , om die goddeloozen te weerhouden, noch de plegtigheden van het Paaschfeest, noch het ontzag voor de geregtsplaats , noch de vreesse-lijkheid van den kruisberg, noch de erkende onschuld van Jesus , noch zijne langmoedigheid , geduld en kalmte bragten hen tot een bezadigd nadenken ; zij holden too-meloos voort, om zoo veel kwaads te doen, als zij konden.
Maar wie waren het toch , die zoo ijlings liepen ? Het waren de Heidensche soldaten, die belast waren , met de uitvoering van het vonnis des landvoogds. En wat was de reden van dien spoed, waarom waren zij zoo gereed, om eenen stervende zoo onmenschelijk te tergen ? Had Jesus hen misschien door zijne berispingen tegen zich verbitterd ? Dan wij ontdekken uit het Evangelie, dat Hij de Heidenen altijd met alle heuschheid en weldadigheid heeft behandeld ; Hij heeft den knecht van een hunner hoofdmannen genezen , den zoon van het Koningje te Capharnaüm van eene doodelijke koorts hersteld , eene Heidensche dochter ran Syro-Pheniciën van den duivel verlost, Hij heeft ook in de omstreken van Tyrus , Sidon en andere Heidensche steden geleerd , gepredikt en wonderen gedaan , Hij heeft ook de Heidenen tot zijne leer en Godsdienst uitgenoo-digd en het den Joden niet zelden in het aangezigt verweten, dat zij om hunne ondankbaarheid verworpen en de Heidenen in hunne plaats zouden verkoren worden. Hoe konden zij dan zoo woeden tegen eenen mensch , die wel verre van hun ooit eenig kwaad te hebben gedaan , hen altijd begunstigd en welgedaan had ? Dan zij wisten, dat zij daarmede den Joodschen geestelijken en overheden behaagden ; van deze hadden zij veel te wachten en dit was genoeg, om de genotene weldaden te vergeten en den onschuldigen Jesus alle mogelijke wreedheden aan te doen.
' Is dit niet zoo , mijne ziel ? leert het ons niet nog de dagelijksche ondervinding ? Waarom toch zwijgt men anders in de gezelschappen, wanneer de eer des naasten door achterklap of laster bevlekt wordt? Waarom verdraagt men het, dat er de Godsdienst wordt onteerd , dat heLsche tongen de kuische ooren der braven durven
184
bezoedelen? Waarom ziet men stilzwijgend de heilige wetten van Gods kerk door anderen overtreden , ja waarom is men soms lafhartig genoeg dit zelf te doen ? Om dat daar mensohen aanwezig zijn, voor wie men valsch ontzag heeft, omdat men dezulken zou beleedigen, van wie men niets heeft te wachten en daarom geenen moed heeft, om ter handhaving van goddelijken en christelijken liefdepligt, deze goddeloosheden tegen te spreken; hetgeen zooveel is gezegd , als dat bij vele Christenen God en Godsdienst zoo veel niet waardig zijn. O God ! hoe verschrikkelijk zijn uwe oordeelen ! Zoo verblindt Gij degenen , die door hunne traag- of onachtzaamheid zich uwer genade onwaardig maken. Bewaar mij, o Heer! voor zulke ondankbaarheid.
Ondertusschen haasten zich de soldaten om het zeerst, den dorstenden Jesus edik aan te bieden, want de uitdrukking van den H. Joannes: Zij vulden eene spons 1), duidt aan , dat er velen bezig waren, zoodat waarschijnlijk de een de spons aanbragt, een ander hyzop , die zeker met verre te zoeken was , wijl hjj in menigte op de bergen van Judeën groeide, een derde snelde om een rietstok uit. En wat dunkt u , mijne ziel! wat moest hier het hart van -Jesus gevoelen , toen Hij van zijn kruis al die toerusting zag ,toen hij diezelfde meuschen , wien Hij door deze bittere smarten, eeuwige wellusten voorbereidde, een zoo akeligen drank voor Hem zag gereed maken en aan zijne bleeke lippen brengen.
Wij willen hier niet aandringen op het gevoelen vah sommigen, dat deze edik, den Heiland aangeboden , nog met gal en mirre of met hyzop zoude gemengd zijn geweest , wijl deze op zich zeiven genoeg was , om eenen dorstenden lijder nog meer te pijnigen en zij Hem derhalve eenen drank aanboden, dien niemand een van dorst versmachtend dier zou hebben voorgesteld, en om die bespottelijke lafenis toe te dienen, loopen zij om strijd en beijveren zich, om in deze helsche vreugde te deelen.
O God! hoe groot moet toch de verbittering tegen uwen Zoon zijn geweest I O gruwelijke booswichten ! zij keeren de orde der natuur ten onderste boven , vergroo-
1) Johan. XIX : 29.
•185
ten den dorst desgenen , die in zijnen doodstnjd om lafenis roept! Zou men zich niet verbeelden hier veeleer vleesch-gewordene duivelen dan wel menschen te zien ? 0 hemelen! waar zijn toch eindelijk uwe bliksems ? Zult gij, o zeeën en vloeden, steenen en rotsen. lucht en aarde, zult gij zulke onmenschen nog langer gedoogen ? Neen! dat zij verdelgd worden, dat zij in den afgrond nederzinken, daar eeuwige dorst, daar vuur en sulfer het deel van hunnen kelk cal zijn 1).
Dan , neen ! Jesus wil alles in lijdzaamheid verdragen , indien Hij maar van ons kan verkrijgen, dat wij geduld en langmoedigheid in onze wederwaardigheden, toegevendheid en liefde tot onze vijanden , verdraagzaamheid in het geleden ongelijk betoonen , en waar zullen wij ooit volmaakter lessen , krachtiger voorbeelden aantreffen, dan bij deze gelegenheid ? Hij heeft de bitterheden van ons hart tot zich genomen , om die voor ons in zachtmoedigheid te veranderen en ons zijn geduld en zijne ootmoedigheid in de plaats te geven. In denzelfden tijd , toen wij Hem dien bitteren drank aanboden , bereidde Hij ons eene tafel, waarop de heerlijkste wijn en het brood der engelen ons zouden toegediend worden , omdat wij Hem. beminnen en Hem gelijkvormig zouden worden. Moet gij u dan niet schamen , mijne ziel! in de school van zoo-danigen Meester nog zoo ongevoelig , zoo ongeduldig en wraakzuchtig te zijn ? Wat zult gij antwoorden in den dag des oordeels , wanneer dit voorbeeld u voor oogen gesteld en uwe onverdraagzaamheid daarbij zal vergeleken worden ? O Jesus ! stort een straal uwer genade in mijne ziel, opdat ik van denkwijze en gedrag vcrandere, geef mij , dat ik ten allen tijde mijne vijanden aanmerke , ak uitvoerders der goddelijke beschikkingen , om mij te straffen of te oefenen.
III. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus zich in zijnen dorst en door het aannemen van den Hem aangeboden bitteren drank met volkomene onderwerping aan zijn hemelschen Vader heeft opgedragen, wetende , dat de Profeten het zoo voorzegd hadden en deze omstandig--heid dus volgens den wil zijns Vaders nog moest volbragt worden, om ons van den kelk zijner gramschap te verlossen. Dit ontdekken wij nog duidelijker bij den Evan--
I) Ps. X : 7.
180
gelist Joannes , waar hij gewag maakt van den hyzop , waarin de spons gestoken was , welke hiermede , volgens Mattheus en Marcus, op eenën rietstok geplaatst werd, om Jesus te drinken te geven, in welke zoo juiste opgave ongetwijfeld een geheim moet opgesloten liggen.
En inderdaad, onder al de offers der oude wet zijn er voornamelijk vier , die de meeste opmerking verdienen , namelijk : het Paaschlam, het offer des Verbonds aan den voet van den berg Sinaï, de roode koe voor de zonde en de offerande van dankzegging voor de genezing van me-laatschen. In al deze offeranden moest hyzop gebruikt worden ; wat het Paaschlam 1) betreft. was voorgeschreven, dat de hyzop in het bloed gedoopt en daarmede de stijlen der deuren moesten besproeid worden. Dat van het verbond geschiedde op de volgende wijze : A/s Moses al de hevelen der wel aan al het volk voorgelezen had, zoo nam hij het bloed van kalveren en hokken met water en purperen wol en hyzop en hesprangde ook zelfs het hoek en al hel volk. zeggende: Dit is het bloed, des Testaments, hetwelk God u toegezonden heeft. 2) Insgelijks moest men zich ook bij de roode koe , 3) die verbrand moest worden , van den hyzop bedienen, om de vlammen te besprengen, als ook om degenen, die onrein waren daarmede te zuiveren ; eindelijk moest ook bij het dooden van eene der twee musschen , 4) ter gelegenheid van de zuivering der melaatschen, de hyzop gedoopt worden in dat bloed , om daarmede de levende musch , als ook den melaatsche te besproeijen.
Wanneer wij deze voorschriften met aandacht overwegen en met de wijze , waarop de drank aan Jesus wordt toegediend , vergelijken, dan kunnen wij het niet als onverschillig aanmerken , wanneer wij den H. Joannes van hyzop hooren gewagen; en men kan niet twijfelen, of deze hyzop was noodig , om aan te wijzen, dat het offer van Jesus het zegel van alle vorige offers was, en hij als strekkende tot een band van gemeenschap tusschen het offer en het volk, aan den mond van Jesus gebragt en in zijn doodzweet of liever in zijne tranen en te gelijk in zijn bloed , dat uit het hoofd vloeide , gedoopt werd , om ons aan te duiden , dat Hij ons door die vermenging
1) Exod. XII: 22. 1) Hebr. IX : 19 , 20.
3) Num. XIX : 6. 4) Levit. XIV : 0, 7.
•J 87
van bloed en water de vrijheid en zuivering van onze geestelijke melaatschheid heeft geschonken, dat Hij ons den kus des vredes door zjjn bloed heeft aangebragt en het Verbond met ons heeft besloten , eindelijk dat Hij ons van den engel des verderfs heeft verlost.
Is het niet te verwonderen , dat de Joden getuigen, ja de uitvoerders van al die geheimen zijn, zonder echter hiervan iets te bemerken en dat alleen de leerling, die in het avondmaal op de borst van Jesus heeft gerust, die voortreffelijke waarheden heeft gezien ; die op den kruisberg vertoond werden ? Ziedaar , welke de gevolgen zijn eener heersohende drift, van vooroordeel of verouderde gewoonte. Zij waren op Jesus vertoornd, omdat Hij hun de waarheid gezegd had, daarom moest Hij sterven en alle middelen moesten hun dierbaar zijn om Hem te pijnigen.
Verre zij van u, mijne ziel! zoodanige verblindheid, die u deze laatste omstandigheid van Jesus' lijden zou doen voorbijzien , zonder op te merken , aan welke weldaden u die herinnert. Gij gingt gebukt onder het juk van den helschen Pharao, en gij waart met geestelijke melaatschheid geslagen en eene afschuwelijkheid voor den Heer, gij waart voor eeuwig uitgesloten van het erfdeel der he-melsche goederen; maar Jesus drinkt den bitteren lijdenskelk , Hem door zijnen Hemelschen Vader aangeboden, tot aan den droesem toe , door dat besprengend bloed, dat beter spreekt, dan dat van Abel, -1) en niet, zoo als dit laatste, de wraak des hemels van de aarde inroept , maar tot vergeving der zonden , ook van die zijner kruisigers, is uitgestort: Hij is niet door het bloede van bokken of kalveren , maar door zijn eigen bloed in het heiligdom ingegaan , 2) en Hij heeft ons gezuiverd van de doode werken, om den levenden God te dienen, 3) en Hij is door datzelfde bloed de Middelaar van het nieuw Verbond geworden, opdat wij de beloften der eeuwige erfenis souden ontvangen. 4)
Geen wonder dan, dat deze omstandigheid nog moest vervuld worden , en zoo juist door den beminden leerling van Jesus is aangeteekend ; want Jesus heeft in zijne smartelijke lafenis de waarheid , door het gebruik van den hyzop afgebeeld, verwezenlijkt, en voor u al deze voor-
1) Hebr. XIl: 24. 2) Ibid. IX: -12.
3) Hebr. Xll: 15. 4) Ibid. 14.
'V-
y:|:
i
■V • • 1 v-quot;' i
Wè
188
deelen verdiend. Dierbare overweging! O Jesus! hoe zal ik U de liefde vergelden, die Gij mij bewezen hebt ? Maar zult gjj u dan , mijne ziel! nog door uwe onmatigheden, door de voldoening uwer onzuivere lusten, bij de vijanden van Jesus voegen en zijnen dorst vermeerderen ? O dan zult gij ook vroeg of laat en eer gij zulks vermoedt, de oordeelen des Heeren over u laden, dan zou ook in u vervuld worden, hetgeen de Apostel den Hebreën voorhield , nadat hij hun de voordeelen, door dat bloed ons aangebragt, had voorgesteld ; Ziet toe, dat gij dengenen, die daar spreekt, niet veracht; want zijn zij het niet ontkomen, die hem verachtten, welke op de aarde sprak, (te weten de engel, die bij de wetgeving tot het volk sprak ,) veel minder wij , die Hem (te weten Christus) die van den hemel spreekt, afkeeren: 1) en indien de overtredingen der oude wet met den dood gestraft werden , hoeveel te zwaardere straf, meent gij dan , dat hij verdient, die den Zoon Gods vertreden heeft, en het bloed des Verbonds , waardoor Hij geheiligd was , onrein heeft geacht ? 2)
Bewaar mij , o Heer ! voor zulke straffen , ik zal voortaan den oneindigen prijs van uw bloed, waardoor Gij mjj hebt vrijgekocht, beter weten te waardeeren , mijne hartstogten bedwingen , en zorgvuldig de zonden vermijden, U alleen toebehooren , beminnen en ijverig dienen, met een waar leedwezen over mijne zonden zal ik die voortaan betreuren, er voor trachten te voldoen , en met David uitroepen : Besproei mij , o Heer! met hysop , en ik zal gezuiverd worden. Versterk mij, o Heer! in deze voornemens en geef mij , dat ik dikwijls gedenke aan den bitteren drank , die U is toegediend.
beoefening.
Vlugt de wereld , dat is de begeerlijkheid des vleesches, de begeerlijkheid der oogen en de hovaardij des levens ; want deze kunnen zich nooit met Christus vereenigen. Laat u nooit door menschelijk opzigt of tijdelijke belangen van uwe pligten weerhouden , maar tracht aan God alleen te behagen , Hem alleen te vreezen. Leer van Jesus alles geduldig te lijden, want de menschen kunnen u
1) Hebr. 25. -i) Hebr. X: 29.
189
niets aandoen, dan hetgeen God wil of toelaat. Houd uwe zinnelijkheid in bedwang: oefen gaarne , uit liefde tot Jesus, soms eenige versterving, maar bijzonderlijk die, welke de H. Kerk ons voorschrijft, en deel gaarne , hetgeen gij aan uwe zinnelijkheid onttrekt en buiten hetwelk gij kunt leven, den behoeftigen mede.
,-1/s Jesus nu den edik genomen had, zoo zeide Hij : Het is volbragt, Joan. XIX: 30.
I. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus , nadat Hij de laatste der voorzeggingen, die de Profeten van zijn sterfelijk leven beschreven hebben , vervuld en alzoo al wat zjjn Vader ter voldoening van onze zonden van Hem eischte, geleden had, eindelijk uitriep: Hel is volbragt.
O dierbaar woord 1 o blijde tijding ! nog een oogenblik en Hij zal zijnen geest in de handen des Vaders aanbevelen , en zijn hoofd nederbuigende , den geest geven. Zijn lijden is dan voleindigd , onze Verlossing is bewerkt, het offer-voor de zonde is geslagt, de hemel is wederom geopend en wij zijn in het paradijs hersteld , de hel is gesloten en den duivel, onzen beschuldiger, alle magt ontwrongen. Dan de laatste woorden van onzen stervenden Vader zijn al te dierbaar , zijne laatste bewegingen al te zinrijk , om die niet oplettend na te gaan , en al het leerzame , al het vertroostende daarin opgesloten , te overwegen. Maar voor dat gij deze woorden betracht, mijne ziel! is het noodig Hem nog eens te beschouwen in den akeligen toestand , waarin Hij zich op zijn kruis bevindt.
Welaan ! ziedaar dan den Ivoning der heerlijkheid , den Schepper van hemel en aarde , den Zoon des Allerhoog-sten, die zich gewaardigd heeft aan ons gelijk te worden, om ons eeuwige en onnadenkelijke wellusten in den hemel te bereiden ; van diezelfde menschen, voor wie Hij kwam, is Hij aan een schandelijk moordhout genageld , om er op te sterven. O ondankbaarheid! o wreedaards! Maar ach 1
•190
gij , niet minder dan zijne beulen, hebt Hem daaraan vastgenageld, en zoo dikwijls gij Hem daar beschouwt beschouwt gij niet anders dan het werk uwer handen. Zie die vier bloedstroomende bronnen aan handen en voeten , die zijn afgemat ligchaam meer en meer uitputten en tot den dood doen spoeden ; op zgn hoofd drukt eene doornenkroon , deels om zijne waardigheid te bespotten , deels om Hem gestadige pijnen te doen gevoelen en die op de minste bewegingen te verdubbelen ; de onmensche-lijke geeseling, in den hof van Pilatus ondergaan, heeft zijn ligchaam van alle kanten zoodanig gefolterd, doorhakt en doorgraven , dat het ééne wond is geworden en Hij schier de gedaante niet meer eens menschen heeft; zijne naaktheid strekt Hem tot eene nog ondragelijker foltering dan al de andere , te meer, daar Hij ziet, dat zijne kleederen onder zijne beulen verdeeld werden en over zijnen rok het lot werd geworpen. Rondom zich hoort Hij niet dan lasteringen , smaad en beschimpingen, zoo van den kwaaddoener , die met Hem gekruist is , als van de overpriesters, leeraars , ouderlingen , soldaten , aanschouwers en de menigte, die daar tegenwoordig is. En ach , bij dit alles ziet Hij zijne lieve Moeder , welke standvastig genoeg is, om daarvan getuige te zijn en met Hem te lijden , hetgeen Hij lijdt. O ijsselijke smart! O Maria! hoe zijt gij te bewonderen! uw Zoon lijdt om n meer , dan om zijn kruis , en gij wilt om Hem lijden , om in zijne offerande te deelen. In dien deerniswaardigen i staat wordt Hij ook , tot vermeerdering van smarten, van zijnen eeuwigen Vader zeiven verlaten , en alzoo van allen troost beroofd, opdat Hij al de wraak zoude verduren , die eene onmeetbare regtvaardigheid, ter voldoening voor al de zonden der menschen , waarvoor Hij zich heeft borg gesteld , op Hem kan nederstorten , zoodat Hij zich gedrongen gevoelt, luidkeels uit te roepen: Mijn God ! Mijn God ! waarom hebt Gij Mij verlaten ?
Kunt gij , mijne ziel! uwen vader , uwen redder in die zee van smarten aanschouwen zonder medelijden, zonder tranen ? Ja , tranen eischt Hij van u , en daarom klaagt Hij over zijnen dorst, maar nog meer , omdat gij Hem , in plaats van tranen van leedwezen over nwe zonden , niet dan zuren edik van ondankbaarheid , gierigheid en wraakzucht aanbiedt. Maar noch lijden , noch klagen kan on-
191
zen Jesus helpen ; zoowel de zondaars als zijne beulen blijven ongevoelig voor hetgeen Hij lijdt , ja zij blijven Hem bij voortduring folteren ; Hij echter blijft op zijn kruis het ofter voltooijen , en wacht daarom den laatsten snik, die een einde aan zijn lijden zal maken. Zijne krachten bezwijken, zijn ligohaam verstijft ; het akelige doodzweet vertoont zich op zijn aangezigt en zijne verstijfde leden , de dood nadert, Hij begint te zieltogen en gevoelt in dien toestand al wat de dood bitters kan hebben. Verbeeld u echter niet, mijne ziel! dat Jesus hier eenige zwalltóeid of berooving van gevoel en zinnen vertoont; neen , Hij blijft zich altijd gelijk , en in het midden van zijnen hevigsten doodstrijd toont Hij eene Majesteit, eene bedaardheid en grootmoedigheid , die tot hiertoe nimmer op deze aarde gezien was : Hij zegt met volle zinnen , met een bedaard gemoed, met eene verstaanbare stem: Het is volbragt.
Hij schijnt te opreken tot zijnen Vader en Hem te willen zeggen ; Uw wil is geschied, uwe bevelen zijn ten uitvoer gebragt, al wat Gij Mij opgelegd hebt , is voltooid en niets blijft mij te gehoorzamen over ; de laatste omstandigheid , die mijnen dood moest voorafgaan , heeft plaats gehad; hetgeen de zondaars Mij hebben aangeboden heb Ik gedronken, ten teeken va.n gemeenschap met hen , nu moet Ik nog voor hen sterven , hiertoe wacht Ik slechts het te geven teeken , en dan zal Ik in dien doop van smarten, waarmede Ik moest gedoopt worden , gansch verdronken zijn, om er den ouden Adam in te begraven en een nieuwen menach daaruit te doen geboren worden.
Ja , mijne ziel! Jesus heeft niet geleefd . dan om te gehoorzamen : daarmede is Hij zijn leven begonnen, daarmede zal Hij het ook eindigen . en dit was zelfs zijne spijs ; Mijne spijs , zeide Hij , is , dat Ik doe den wil desgenen , die Mij gezonden heeft, en dat Ik zijn werk volbrenge ; 1) de taak is vervuld, en waar niets meer te gehoorzamen overig blijft, daar moet ook mijn leven eindigen. Treffend voorbeeld , schoone les! uit gehoorzaamheid kwam Jesus op aarde , in gehoorzaamheid heeft Hij geleefd , uit gehoorzaamheid is Hij gestorven. Toen. zeide ik , alzoo wordt van Hem voorzegd , zie ik kome ;
1) Joan. IV: 34.
192
in den inhoud des hoeks is van mij geschreven, dat ik uwen wil doen zoude , mijn God ! ik heb er naar getracht, en naar uwe wet in l et binnenste van mijn hart ; 1) daarom werd Hij mensch en, mensch geworden, bragt Hij dertig volle jaren door in de gehoorzaamheid aan zijne ouders ; Hij was huft onderdanig , 2) omdat Hij de leermeester der jeugd wilde zijn. Gedurende den tijd zijner bediening betuigde Hij niet anders te doen, dan te gehoorzamen en te doen het(jene behagelijk was dongene , die Hem gezonden had ; 3) en eindelijk stierf Hij uit gehoorzaamheid: Hij heeft zich zeiven vernederd, zijnde gehoorzaam geworden tot den dood , ja tot den dood des kruises. 4)
Het schijnt alzoo een der voornaamste doeleinden in het verlossingswerk te zijn geweest , den menschen de deugd der gehoorzaamheid in te boezemen. Welaan, mijne ziel! spiegel u voor eenige oogenblikken in dit voorbeeld. Jesus beveelt u door zijn voorbeeld , gehoorzaamheid aan goddelijke en kerkelijke wetten, aan de bevelen der ouderen , burgelijke overheden , ja zelfs aan onregtvaardige regters, kwaadaardige vijanden en onmen-schelijke beulen ; en Hij heeft dit alles volbragt, welke ongemakken , bittere droefheden, hoe zware mishandelingen Hem deze gehoorzaamheid ook kosten mogt , Hij heeft het volbragt.
Wat zegt gij. Christenen! bij deze overweging? gelijkt uw gedrag naar dat van uwen Jesus , wanneer de H. Kerk u verpligt te vasten, boetvaardigheid te plegen, verstervingen te oefenen , de H. dienst bij te wonen en Gods woord te hooren ? Zijt gij ook zoo gehoorzaam , wanneer uwe ouders u bevelen uwe pligten te vervullen , de kwade gezelschappen te verlaten , de pracht en overdaad te vlugten, wanneer zij u de zedigheid en alles , waar gij u naar te gedragen hebt , voorschrijven? Zijt ook gij dan gezeggelijk zoo als dat Lam, dat zijnen mond niet opende, toen het ter slagtbank geleid werd, zoo gehoorzaam als Jesus , die gehoorzaam was tot aan den dood des kruises ? O mijn God ! hoe blozen wij hier voor uw aanschijn ! wij zeggen, wel ia waar , dagelijks in ons gebed : üvj wil geschiede op aarde als in den hemel,
I) Ps. XXXIX: 8 , 9. 2) i.uc. II : M. 3) Joan, VJI1: 20.
4) Philip. : 8.
J 93
dan wij meenen het tegendeel en willen . dat onze eigen en niet uw wil geschiede ; wij willen , dat onze wispelturige , verblinde en bedorven wil, die zich niet dan door de begeerlijkheid en driften laat geleiden, vervuld worde , terwjjl uw wil ons steeds een doorn in de oogen en de kennis, dat Gij het wilt, ons genoeg is, om regtstreeks het tegenovergestelde te doen; hoe dikwerf toch weigeren wij te verrigten hetgeen overheden bevelen , terwjjl wij nogtans uit eigene verkiezing hetzelfde zouden gedaan hebben. Hoe gaarne willen wij alle ongemakken verduren , moeite en arbeid verrigten, gansche nachten slapeloos doorbrengen , lastige reizen ondernemen, de eenzaamheid beleven, of' een verdrietig gezelschap bijwonen , wanneer wij dit zeiven verkiezen ; manr wanneer wij weten, dat het van ü komt, dat Gij het beveelt , of ons door uwe alwijze Voorzienigheid dat juk op onze schouderen legt, dan zuchten , dan kermen , dan klagen wij en dan wordt ons het leven ondragelijk.
Is het met u alzoo niet gelegen, mijne ziel ? Maar moet ook gij dan niet bekennen, dat gij weinig naar Jesns gelijkt ? Of meent gij , dat scnade, schande, vervolgingen , ziekten of andere rampen niet van God komen en gij die minder uit gehoorzaamheid uit zijne hand moet ontvangen , dan Jesus ? Heeft Hij a dan niet op diezelfde voorwaarden in zijne gemeenschap aangenomen ? O hoe weinig regt hebt gij dan, om u op zoo eenen voortretfelijken Meester te beroemen, of u do vruchten zijns lijdens toe te voegen! Moet gij niet veeleer bekennen, dat gij dagelijks in ugt;v gebed onwaarheid spreekt, u zelve en anderen bedriegt, ja God zeiven . dien gij nog uwen Vader durft noemen, belee-digt en onteert, zoo dikwijls gij tot Hem zegt: l[7iquot; wil f/eschiede. Mijn Jesus! geef mij toch, dat ik van TJ anders leere handelen; ik verfoei mijnen eigen wil , diemij zoo menigmaal uwe heilige geboden heeft doen overtreden , ik ben op deze wereld gekomen , om uwen wii' te doen; door uw voorbeeld steeds aangemoedigd , za! deze voortaan. hoevele opofferingen het mij ook moge kosten, alleen d« regel mijns levens zijn.
I1L Overweeg, mijne ziel ! hoe Jesus Christus door deze woorden : flet is volhragt , niet alleen heeft witlen
494
te kennen geven, dat Hij alles vervuld had , wat zijn Vader Hem had opgelegd, maar dat Hij het ook met het grootste genoegen had ondeigaan en gaarne nog meer had willen lijden, indien de regtvaardigheid Gods en het eeuwig geluk der menschen meer van Hem ge-eischt hadden. Hij was niet alleen met volle gehoorzaamheid op deze wereld gekomen , om den wil zijns Vaders te doen , maar had ook meermalen te kennen gegeven , dat Hij geen ander belang had, ja dat dit zelfs zijne spijze was ; Hij was niet alleen gekomen, om gehoorzaam te zijn tot aan den dood des kruises , maar Hij verlangde zelfs naar de vervulling van het oogenblik , door zijnen hemelsehen Vader hepaald, waarin Hij den doop zijns lijdens moest ondergaan. Toen dat uur vervuld was , wilde Hij den wijnpers alleen treden, den lijdenskelk alleen tot den bodem toe ledigen en daarom beval Hij zijnen vijanden zijne leerlingen te laten gaan ; met het zwaar gewigt zijns kraises beladen, weigerde Hij de tranen der godvruchtige vrouwen en Hij scheen geeno andere smart te gevoelen , dan die , welke Jerusalem boven het hoofd hing ; toen Hij in de ondragelijkste pijnen aan het kruis hing, wist Hij zijne krachten nog bijeen te zamelen , om voor zijne vijanden vergeving van zijnen Vader af te smeeken; zijne stervende oogen hadden nog kracht genoeg, om het hart van eenen stervenden boosdoener te overwinnen, nog had Hij er aan gedacht, om zijne Moeder te verzorgen , haar aan Joannes te bevelen en dezen aan baar , van God en menschen vervolgd en met smarten overladen, terwijl de gansche natuur hare aandoening over zijnen staat te kennen geeft en de zon de vlugt had genomen , wacht Hij in zijne hevigste pijnen . schande en benaauwdheden met de grootste kalmte , tevredenheid en majesteit den dood af, doorloopt alle omstandigheden , die in de H-Schriften van Hem aangeteekend staan , en nadat Hij in zijnen dorst den Hem aangeboden edik had aangenomen, ziet Hij, dat Hem niets meer te vervullen overblijft en zegt, als om zijn genoegen , over al het geledene uit te drukken: Het is volbragt! De strijd is gestreden , mijn werk voltooid, de pijnen en schanden zijn geëindigd , de regtvaardigheid ia voldaan, nu blijft mij niets meer overig , dan dat de dood Mij aanrande en Ik hem toe-
195
late, Mij van deze wereld te scheiden , om hem , door mijne opstanding uit het graf, als den laatsten mijner vijanden te overwinnen.
O heerlijke overwinning! zoo kan men dan te vreden zijn, troost en genoegen smaken ook in eene zee van smarten, wanneer men zich naar den wil des Heeren schikt; Jesus gaf hiervan het voorbeeld . en bereidde alzoo voor zijne martelaren , belijders, maagden en voor zijne uitverkorenen die vertroostingen , die gelatenheid. ja die blijdschap , die zij ook in de benaauwdste vervolgingen , in de hevigste folteringen, in de gevaarlijkste aanvechtingen en beproevingen ontwaarden , en van daar. dat zij al huppelende en juichende alle pijnen en den wreedsten dood te gemoet gingen.
O mogtet gij ook, mijne ziel! uwe oogen toch dikwijls op uwen gekruisten Jesus vestigen , uw hart met Hem vereenigen! welk een zacht juk zou het u zijn , altijd Gods wil te volbrengen, ziekten en tegenspoeden gedul-diglijk te verdragen , ouders en oversten de verschuldigde eer te bewijzen ; gij zoudt in Hem de aangenaamste verkwikking smaken, met genoegen den weg der deugd bewandelen , en met Hem volharden , tot dat alles vol-bragt zou zijn. Het kost, wel is waar, der bedorven natuur veel strijds zich zelve te verloochenen , het vleesch aan den geest te onderwerpen ; doch nadat men zich zeiven heeft overwonnen, wat troost, wat dierbaar en bestendig genoegen smaakt dan het hart, dat zich bewust is , zijnen pligt te hebben gedaan, de reden opgevolgd , de wet des Heeren onderhouden en daarvoor eene rijke belooning te hebben verdiend.
Hebt gij dit niet meermalen ondervonden, mijne ziel ? W anneer smaakt gij het meeste genoegen ? Is het niet dan , wanneer uw hart u niets verwijt, wanneer gij geen ander belang kent , dan God te behagen , niet anders wilt dan wat God wil ? Dit is het grootste geluk, dat de mensch op deze aarde kan bezitten , ja dat hem reeds een voorsmaak geeft van die bestendige vreugde . die de heiligen in den hemel genieten ; want deze genieten altijd de verzadiging van het goddelijk aanschijn en niemand kan hun hunne vreugde ontnemen ; zoodanig is ook de staat desgenen , die altijd Gods wil volbrengt en zich altijd aan zijne beschikkingen onderwerpt; hij
196
weet, dat niemand buiten God de ware rust des harten kan smaken, dat niemand aan God kan weerstaan en vrede hebben , dat al wat buiten den mensoh, al wat God niet is , niet in staat is het ledige van zijn hart te vervullen; van daar dat hij in het vergankelijke niets dan ijdelheid en verdrukking des geestes ziet , zich zeiven beschouwt als een balling , die naar zijn vaderland haakt; niets kan derhalve zijn hart aan God, in wien hjj de vervulling er van beschouwt, ontrukken en hij geniet in de onderwerping, een zielsgenoegen , dat de kinderen dezer wereld niet kennen , veel minder kunnen genieten. Wel is waar, deze onderwerping kost hem vele beproevingen, maar hij erkent daarin de hand dei-goddelijke Voorzienigheid, hij weet, dat een algoede God niets dan hetgeen goed is , kan toezenden , en dat Hij volgens zijne alwijsheid degenen , die Hem beminnen, alles ten goede doet strekken; hij erkent en kust in alles de hand van die vaderlijke Voorzienigheid , niet alleen , wanneer zij hem streelt, maar ook wanneer zij hem beproeft en kastijdt. en noch leven noch dood kan hem droefheid baren, want, zegt hij met Job : Het is fieschied, gelijk het den Heer behaagd heeft, de naam des Heer en zij gezegend; 1) hij weet, dat God hem een beter leven heeft voorbereid en dat eeuwige vreugde eenmaal zijn deel zal wezen.
Uit dit alles besluiten wij dan , dat indien een Christen nog door eigenbelang of baatzucht kan gedreven worden , dit hem tot onderwerping aan de bevelen van God , van ouderen en alle , zoo geestelijke als wereldlijke, overheden moet aansporen. Maar, o God! kan een Christen, die belijdt, dat een algenoegzame God voor hem gehoorzaam geworden is tot den dood des kruises, dat Hij den laatsten druppel van zijn bloed voor hem heeft willen vergieten , kan hjj nog eigenbelang hebben ? Wanneer zulk een voorbeeld, zulk een geneesmiddel on? niet helpt, welk een belang zal ons dan kunnen redden ? Lieve Jesus! ik weet, üat ik de uwe niet kan zijn, tenzij ik mij van allen eigenwil ontdoe, en mij volkomen aan U onderwerpe. Mijn hart is bereid, doe met mjj wat U behaagt, versterk mijne zwakheid, en geef mij, dat ik mij zeiven verloochene, opdat ik mij in ü terug vinde.
1) Job 1 : 21.
197
III. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus door deze woorden: Het is volhragt, ons de belangrijke les heeft willen op het harte drukken, dat wij naar zijn voorbeeld , door de volharding in het goede, do laatste hand moeten leggen aan het groote werk onzer zaligheid.
Van het begin zijns lijdens tot aan het einde toe, bleef Hij zich zeiven altijd gelijk, altijd bereid om te lijden , al wat de Voorzienigheid over Hem besloten had , al wat de boosheid der Joden en de wreedheid der Heidenen tegen Hem hadden kunnen uitvinden. Hij had zijnen rug den geesels, zijn hoofd den doornen, zijn heilig aangezigt den vuistslagen en andere onteeringen , zijne handen en voeten den nagelen , zijne lippen , zijne tong, zijnen mond aan den vergiftigen drank overgegeven, totdat noch pijn , noch smaad tegen Hem meer te bezigen was en Hij met volle waarheid kon zeggen ; Het, is volhragt. En hiermede was het grootste aller werken, de Verlossing van het zondig menschdom , de verzoening met zijnen Schepper voldongen , de gramschap des Vaders gestild en eene eeuwige regtvaavdigheid te weeg gebragt.
Ziedaar , mijne ziel! hoe gij in uwe goede voornemens, in uwe ondernemingen en in uwe oogmerken om naaide zaligheid te streven , moet volharden. Een goed einde moet het werk bekroonen , want de zaligheid is alleen dengenen beloofd, die ten einde toe zullen volhard hebben. Het is u dan niet genoeg , den grondslag van het gebouw uwer eeuwige zaligheid te hebben aangelegd, maar gelijk een gebouw meer arbeid en kosten vereischt, naar mate het hooger oprjjst, alzoo bestaat ook de grootste moeijelijkheid in dat geestelijk gebouw meer en meer tot eenen heiligen en God aangenamen tempel op te trekken , totdat een gelukkig einde na een onafgebroken Arbeid de laatste hand er aan zal gelegd hebben. Dit leerde ons Jesus, wanneer Hij zeide; Niemand, die zijne hand aan den pioen slaat en achterwaarts omziet, is bekwaam voor het rijk Gods. 1) Wat zal het u dan baten , met de huisvrouw van Loth het zondig Sodoma te hebben verlaten, zoo gij op den weg achterwaarts omziende, door de straffende hand der goddelijke regt-vaardigheid anderen ten voorbeeld wordt gesteld ? Ramp» 1) l.nc. IX . 63.
198
zalige Judas ! wat heeft het hem gebaat wel begonner. te hebben, eeu Apostel van Jesus te zijn geweest, mirakelen te hebben gedaan , daar hjj naderhand zich zoo schandelijk aan zijnen Meester vergreep en zich door een zoo ongelukkig einde kenmerkte? Wat zou het u baten mijne ziel ! in uwe jeugdige jaren wel begonnen te hebben , met warme godsvrucht, met hartelijke aandoening tot uwe eerste H. Communie te zijn genaderd, zoo gij daarna gansche weken , maanden of jaren in doodelijke zonden doorbragt ? O hoe zou u dezelfde dierbare genade , in die jeugdige jaren genoten, tot smart, tot benaauwdheid, ja tot wanhoop verstrekken , wanneer alles u zal aankondigen , dat uw sterfuur nadert, en gij alsdan zult bewust zijn , dat gij voor eenen regterstoel zult moeten verschijnen , waar niets verschoond, maar verschrikkelijke wraak over de goddeloosheden zal genomen worden; dan zal ook de onboetvaardige zondaar , maar tot zyn ongeluk , kunnen zeggen ; het is volbragt. Alles heeft een einde genomen, alle vermakelijkheden,, wellusten , rijkdommen , grootheid , alles is geëindigd , ziel en ligchaam , gezondheid , krachten , ouders , vrienden , alles is verloren. O mij rampzalige! ik heb mijn hoogste geluk gesteld in een vergankelijk goed , en alles is voorbij , ik heb de schijn-vermaken nagejaagd en zij zijn mij ontvloden ; de tijd is voor mij geëindigd en met dezen alles waar ik prijs op gesteld, wat ik dwazelijk bemind heb ; niets blijft mij overig dan de eeuwigheid , waar mij niets, dan mijne zonde , niets dan de wanhoop zal geleiden , waar ik niets dan een verschrikkelijk oordeel en eindelooze straffen kan ontmoeten. 0 ijsseljjke dood ! wie moet zich tegen u niet wapenen?
Hoe troostend zal hel in tegendeel voor u zijn, wanneer gij bij de nadering van uw sterfuur u zult kunnen overtuigen, dat gij Jesus bemind en zijn voorbeeld hebt nagevolgd ; hoe zult gij juichen , wanneer gij zult zien, dat de bekoringen , vervolgingen, ziekten en rampen een einde genomen hebben , en gij met Jesus kunt zeggen : Het is volbragt, en wanneer gij met den Apostel in vertrouwen zult kunnen zeggen : ik heb eenen goeden strijd gestreden , mijnen loop voltrokken , het geloof behouden , voortaan is mij de kroon der regtvaardigheid toegelegd, met welke de Heer mij in dien dagvergelder,
199
zal als een regloaardigen regter. \) Ik vereenig mijn lijden met dat van mijnen Zaligmaker, in wien ik al mijn betrouwen heb gesteld: ik heb het laatste onderpand zijner liefde ontvangen , het laatste middel voor de zonden is mij toegediend : er blijft mij nu niets overig dan te sterven in de vereeniging met Jesus , voor wien ik geleefd heb. O dierbaar sterfuur ! o gelukkige dood ! wie moet niet alles in het werk stellen om in dat ge-wigtig tijdstip, dat over eene geheele eeuwigheid zal beslissen , aldus te kunnen denken en spreken.
Welaan , mijne ziel! begin van nu af naar deze volharding te streven , en deze dierbare genade dagelijks van Gods barmhartigheid af te smeeken. Wij kunnen die, wel is waar , niet verdienen , want zij is eene bij -zondere gaaf van Gods goedheid , doch die wij van een langmoedigen God mogen verwachten , wanneer wij ons door een godvruchtig gedrag daartoe zullen voorbereid hebben , wanneer wij zullen getracht hebben om in alles den wil van God te volbrengen. O Heer! maak mij zoo gelukkig door uwe genade.
BEOEFENING.
Onderwerp u in al wat u overkomt aan de alwijze beschikkingen van God , bid Hem dagelijks dat Hij u zijnen wil leere kennen, en in al uw doen en laten dien te volgen geve. — In welken stand of ouderdom gij geplaatst zijt, gewen u, gaarne uwen wil af te staan , dien van anderen te doen ; gehoorzaam altijd met naauwgez^theid aan de geboden van Gods kerk en aan die van ouderen en overaten, zoo zult gij u zeiven verloochenen, Jesus gelijken , met Hem leven en gelukkig sterven ; want de deugd der gehoorzaamheid is de grootste waarborg tegen alle zonden en het zekerste middel om zich staande te houden in de heiligmakende genade en derhalve , om ten einde toe te volharden.
1) 2 Tim. IV : 7 , 8.
200
Uet is volbragl. Joan. XIX: 30.
I. Overweeg, mjjne ziel! hoe Jesus Christus door deze ■woorden: Het is volbragt, ons niet alleen door zijn voorbeeld tot volkomene onderwerping aan en overeenstemming met den goddelijken wil heeft aangespoord, maar ons ook heeft willen te kennen geven. dat Hij om voor onze zonden te voldoen, alles heeft geleden van de woede zijner vijanden , waarvoor zijne menschelijke natuur vatbaar was, zoo dat én zijn lijden én de boosheid zijner vijanden tot den hoogsten top waren gevoerd.
Het is algemeen bekend, dat eene der voornaamste •n duidelijkste voorzeggingen wegens de komst, het leven en den dood van den Messias aangeteekend staat bij den Profeet Daniël; daar wordt de juiste tijd , namelijk van zeventig jaarweken aangewezen, na welker verloop de Christus zal gedood worden en het volk , dat Hem verloochenen zal, zijn volk niet meer zal wezen ; wanneer een zeker volk met zijn opperveldheer..... de stad
met het heiligdom zal verwoesten en alzoo haar einde de verdelging zal zijn , de slagtojfers en de offeranden te niet zullen gaan en de gruwel der verwoesting in den tempel zal zijn. 1)
Wie ziet hier niet duidelijk, dat al dat gezegde van den engel Gabriël tot den Profeet Daniël letterlijk in onzen Heiland is bewaarheid geworden, dat namelijk zijn volk Hem op de schandelijkste wijze verloochend heeft en daarom van Hem verworpen is ; dat de Romeinen met hunnen Titus aan het hoofd, stad en tempel verwoest hebben . dat de offeranden zijn opgehouden en de gruwel der verwoesting , tot op den huidigen dag blijft voortduren ?
Dan wij vinden ook in deze zelfde zoo duidelijke eu alom bekende voorzegging hetgeen Jesus heeft uitgedrukt op zijn kruis, toen Hij zeide : {Consummatum est.) Hel. is volbragt. Immers de engel begint zijne voorzegging aan Daniël met deze woorden : De lijd is over uw volk en over uwe heilige stad tot op zeventig weken verkort.
i) Dan. IX : 24, '26, 97.
201
opdat de overtreding volbragt worde: (Ut consummetur praevaricatio.) 1) Dat is : opdat de grootste gruweldaad, die ooit gepleegd is , of gepleegd kan worden , geheim uitgevoerd of volbragt worde , zoodat alle overtreding. hoe groot en menigvuldig die ook moge zijn ophoude nadat de grootste van allen ten uitvoer zal gebragt zijn en zoo als de engel vervolgt: De zonde, een einde neme, de ongeregtigheid te niet gedaan en de eeuwige regt-vaardigheid te voorschijn gebragt worde, de gezigten en profeliën vervuld worden, en de Heilige der heiligen gezalfd vjorde. Deze overtreding van het ontaarde Israël is volbragt , toen Jesus het einde aller voorzeggingen , wegens Hem door de Profeten aangeteekend, op zijn kruis bereikt had ; die gruwel, dat de Christus zoude gedood worden, nadat zijn eigen volk Hem zoude verloochend hebben , is voltrokken ; die boosheid , dc grootste van alle , die ooit gepleegd , ja uitgedacht is kunnen worden, is gepleegd.
Ja , mijne ziel, Jesus zegt het, zoo als het zijn Profeet gezegd heeft, en Hij zegt het een oogenbLik voor zijnen dood. Het is volbragt. O God! hoo verschrikkelijk zijn uwe oordeelen! hetzelfde volk , dat met weldaden omringd en overladen werd , dat als op de vleugelen der Almagt zweefde , dat uit alle volken der aarde was uitverkoren , om gestadig met hunnen God om te gaam en van Hem als geliefkoosd te worden . zinkt in zulk een afgrond van ondankbaarheid neder , dat zij dienzelfden God, terwijl Hij in hun midden is, en zij met Hem in zijne heilige menschheid omgaan , op een kruis nagelen tussohen twee kwaaddoeners , Hem beschimpen, bespotten , bespuwen , vermoorden ! is het dan te Terwonderen , dat een zoo ongehoorde en onuitsprekelijke gruwel ook dien gruwel van verwoesting moest ten gevolge hebben, dat zij van de aarde verdelgd werden ? Wat zeg ik ? Neen , dat zij hunnen Godsmoord overleefden , maar om altijd en overal het kenmerk der goddelijke vervloekingen op hunne voorhoofden te dragen en der geheele wereld tot een voorbeeld te strekken.
Dan , mijne ziel! terwijl gij alzoo de gruwelen , tegen Jesus gepleegd , tot den hoogsten top gevoerd ziet, zijt gij het niet, die ze nog doet voortduren ? Waarom toch
I) Dan. IX : 24.
202
heeft Jesus heden verklaard, dat alles volbragt was, dat. Hij alles geleden had , wat de helsche boosheid uitdenken en zijne mensohelijke natuur kon verduren, dan opdat ook de overtreding zoude ophouden , de boosheid, die tot hiertoe de harten van Adams zondig nageslacht beheerd had, naar den afgrond der hel, waaruit zij was opgestaan, verdreven en de eeuwige regtvaardigheid zoude aangebragt worden ; want om de zonde heeft Hij de zonde veroordeeld in het vleesch. 1) God heeft zich van de zonde zeiven en wel van de gruwelijkste boosheid willen bedienen , om de zonden in het vleesch van zijnen Zoon te vernietigen, opdat de regtvaardigheid der wel zoude volbragt worden in ons , die niet naar het vleesch wandelen , maar naar den geest. Wanneer gij dan in uwe zonden blijft voortleven, wanneer gij door uwe ongetrouwheden de vruchten van zijn kruis in u zelve vernietigt, wanneer gij Jesus en zijne bevelen veracht in den staat zijner heerlijkheid, dien de Joden alleen in het nederige hulsel zijner menschelijke natuur veracht hebben, wanneer gij door uwe zonden den Zoon Gods nog na zijne verrijzenis op nieuw kruisigt, die verrezen is, om niet meer te sterven: wat is dit anders, dan. den gruwel, door de Joden gepleegd , maar die volgens de voorzegging van Daniël moest ophouden, te willen vereeuwigen, en de woorden van Jesus: Het is volbragt te willen logenstralfen ? Maar leer dan ook uit het voorbeeld der Joden, wat gij te vreezen hebt, zoo gij u niet beijvert om den gruwel der zonde uit uw hart te verbannen. 0 God! wees mij genadig, ik keer tot U terug, ik beloof voor mijne misdaden te zullen boeten, om genade van U te verwerven; ik beken, ook zelfs uw eigen vleesch en bloed ontheiligd te hebben in de allerheiligste geheimen ; maar, lieve Jesus ! mijn hart is bekeerd , ik verneder mij voor U , en ik hoop op vergeving door uw lijden en sterven ; door uw lijden is alles volbragt, daardoor zal de overtreding ophouden, de ongeregtigheid vernietigd en de eeuwige regtvaardigheid worden aangebragt.
i II. Overweeg, mijne ziel ! hoe Jesus Christus dooc deze woorden : Net is volbragt, ons tot onze grootste 1) Rom. Vlll; 3, 4.
203
opbeuring heeft willen aankondigen , dat Hjj zijnen Vader de vereischte voldoening heeft gegeven voor onze zonden, dat Hij de schuld voor ons volkomen heeft betaald em wij derhalve met God verzoend en in onze vorige regten hersteld zjjn.
Ja, mijne ziel! het is volbragt, Jesus heeft nu hel werk, dat de Vader Hem gegeven heeft, voleindigd. Dat werk bestond namelijk daarin : Dat Hij allen , die de Vader Hem gegeven had , het eeuwig leven geve : 1) aldus drukte Hij zich uit na het avondmaal, in hetwelk Hij dienzelfden dood , waarin wij Hem nu beschouwen , gevierd had.
Zoo moest dan de zonde een einde nemen , de onge-regtigheid vernietigd en de eeuwige regtvaardigheid worden aangebragt. O gelukkige tijding . die Jesus ons heden in de ooren doet klinken: Het is volbragt! Hij is dan die getrouwe middelaar , die het groote werk onzer Verlossing volbragt heeft: Zijn bloed heeft ons gezuiverd van alle zonden : 2) de waarheid zelve heeft het gezegd en is mijn borg , ik ben derhalve verzekerd , dat al wat de goddelijke regtvaardigheid van mij eischt, tot den laatsten penning toe betaald is , en dat de losprijs , voor mij gegeven , mijne vrijheid verdiend heeft: welke vreugde ! dat bloed , door mijn Jesus gestort, heeft mijne zonden afgewasschen ; mijn beschuldiger heeft dan niets meer tegen mij aan te voeren; ik kan nu veilig sterven, zonder te vreezen . dat de engel, die den ingang van het paradijs bewaart, mij zal afwijzen ; veilig kan ik mijne oogen sluiten voor het licht dezer wereld , want de blijde hoop lacht mij toe, dat zij wederom tot een eeuwigdurend licht zullen geopend worden. Ziedaar den zoetsten troost, die het hart van den sterveling kan vervullen! wij vreezen doorgaans voor dat oogenblik , dat ons aan deze wereld zal ontrukken, en trachten het zoolang mogelijk te verwijderen, omdat wij niet weten wat ons aan de andere zijde des grafs zal wedervaren: immers wij weten , dat de dood ons als eene straf v ooi-de zonde is opgelegd ; wij weten , dat wij eenmaal van ons doen en laten rekening zullen afleggen ; wij weten , en niets weten wij met zekerheid , dan dat wij gezondigd hebben, dat wij vol gebreken zijn en 's Hemels wraak 3) Joan. XVII, 4. 2) 1 Joan. I, 7.
204
hebben verdiend ; van daar, dat wij zoodanig den dooa vreezen , dat wij van het sterven zelfs niet willen hoo-ren gewagen en den dood als het grootste ongeluk en de bitterste aller rampen beschouwen. Maar hoe vermindert die vrees, wanneer wij Jesus , eer Hij sterft, hoo-ren zeggen ; Het is volbragt, en wij door deze verzeke-ling in het vaste betrouwen gesteld worden , dat wij na dit leven een eeuwig leven zullen verkrijgen; dat de schuld voldaan, de verzoening van den hemel met de aarde bewerkt. de hel gesloten en de hemel geopend is : werden wij uit het paradijs gejaagd door onze zonden , Jesus heropent het op zijn kruis, niet slechts aan schuldeloozen , niet slechts aan eenen Patriarch , Profeet, of Priester , die heiliglijk geleefd hebben , maar ook voür eenen beruchten moordenaar , om ons alzoo te verzekeren, dat hoe groot en menigvuldig ook onze zwakheden en overtredingen zijn, ook wij in die woning eene plaats kunnen vinden ; niet slechts voor dezen , maar ook voor ons heeft Hij alles volbragt, voor ons niet minder dan voor dezen de wraak des Vaders doorgestaan en overwonnen.
Welaan dan, mijne ziel! verberg u in Jesus, die al uwe zonden op zich genomen en daarvoor voldaan heeft; zijn eeuwige Vader zal u niet onderscheiden van dengene, dien Hjj reeds heeft gestraft; neen, een Christen vreest den dood niet meer, want Jesus heeft hem zijnen angel benomen ; veeleer ziet hij dien met verlangen te gemoet, omdat hij daar het einde zijner zonden en ongetrouwheden ziet, en al de vruchten van Jesus lijden en sterven , onbeperkte en ongestoorde blijdschap, vrede en eeuwige rust hoopt te genieten. De dood is eene straf geweest, maar is het nu niet meer ; alle straf toch , die de mensch door de zonde verdiend had , is op Jesus gevallen , en Hij verzekert ons , dat het volbragt is ; derhalve is de dood voor ons niet dan eene oefening, opdat wij aan Jesus, die zich vrijwillig den dood heeft onderworpen, gelijkvormig zouden zijn en wederom met Hem verrijzen ; hij is dan slechts een overgang iot een eeuwig leven, het werktuig tot daarstelling onzer eeuwige zaligheid.
Wat vreest gij dan , kleinmoedige ? Zal een landman bevreesd zijn het zaad, waarvan hij zich een rjjken oogst belooft , over zijnen welbereiden akker uit te strooijen ?
of twijfelt gij nog, of Jesus voor u de onsterfelijkheid verdiend heeft, nadat Hij zelf heeft gezegd ; Het is voi-hragt ? Of heeft Hij misschien voor de volmaakten alleen geleden ? Neen , mijn Verlosser ! Gij zijt niet gekomen, om de regtvaardigen, maar om de zondaars te roepen. (Jij badt op uw kruis , en werdt verhoord voor onwaar-digen , voor on verschoonbaren en voor dezulken die de meeste reden hadden, om te beven.
O kleinen van geloof! o ondankbare kinderen der menschen ! Wie zijt gij toch , die dö barmhartigheid van Jesus wilt beperken , aan zijne goedheid durft twijfelen ? Zal Hij dan u alleen den toegang tot zich sluiten, Hij die allen , welke nog onder het juk hunner zonden gebukt gaan , tot zich roept, om hen te verkwikken ? En wie naderde Hem ooit of werd ooit aan zijne voeten ge-bragt , die den gezegenden invloed zijner goedheid en almagt niet ondervond . of dien Hij als 't ware zijne al-magt niet in handen stelde , zoo hij slechts op Hem volkomen zijn vertrouwen durfde vestigen en zijne gunsten Loog genoeg achtte, om er vurig naar te verlangen ? Een melaatsche hield zich van zijne almagt overtuigd , maar stelde zijn goeden wil meer in twijfel, zeggende : lieer! zoo Gij wilt, kunt Gij mij zuiveren-, en Jesus an twoordde hem , en in hem ook aan alle zondaars : (w ant de melaatschheid in eene afbeelding der zonde) Ik wil word gereinigd. En zou nog iemand, na eene zoo plegtige verklaring, aan zijne goedheid durven twijfelen ? Geen voorbeeld echter bewijst ons krachtiger, dat een onbeperkt geloof en vertrouwen bij Jesus alles vermag, ja alle hinderpalen overwint, ook zelfs wanneer alle hoop schijnt vervlogen te zijn , dan dat der Ch. na-nesche vrouw , die van Jesus voor hare dochter de bevrijding van den duivel vroeg : hoe vurig zij Hem ook smeekte , Jesus gewaardigde zich niet haar te antwoorden, en geliet zich , hare smeeking zich in het geringste niet aan te trekken; noch haar aanhouden, noch het verzoek der Apostelen om hare bede in te willigen, kon van Hem een ander antwoord afpersen dan : Ih hen niet. (jezonden, dan tot de verloren schapen van het huis van Israel; 1) nu, zij was eene dochter uit het gevloekte Ohanaan , hoe veel te minder kon zij dan verwachten „
•1) Matth. XV: 24.
206
dat .)esus ten haren gevalle zoodanige uitzondering zoude maken; te vergeefs valt zij voor zijne voeten neder, hare smeeking verdubbelende. Hij antwoordde haar : HpI is niet billijk het brood der kinderen te nemen en •voor de honden te werpen. 1) En hiermede scheen de afwijzing volkomen te zijn, voor alle andere mensohen immers zou deze uitdrukking zelfs als eene beleediging beschouwd worden , of ten minste genoeg zijn , om alle hoop verijdeld te zien ; dan zij in tegendeel bedient zich van dit antwoord , om haar vertrouwen meer op te wekken en sterker aan te dringen : ootmoedig erkent zij hare onwaardigheid in vergelijking van Israël maar zij durft desniettemin van zijne goedheid , als eenc bijzondere genade de gunst te verwachten , die zij zoo ootmoedig afsmeekte ; Het is waar, Heer, en nogtans eten do honden de brokjes , die van de tafel des Heet'en vallen , 2) en inderdaad Jesus bewonderde haar geloof: Vrouiv, zeide Hij , groot is uw geloof u geschiede gelijk gij wilt, en op hetzelfde uur is hare dochter genezen , hieruit bleek, dat zijne weigering niets anders ten doel had , dan om baar geloof meer en meer op te wekken; en ons een voorbeeld van volharding in bet gebed te geven.
Hoe moet u dit voorbeeld beschamen , mijn ziel! hoe veel te meer uw vertrouwen opwekken , immers Hij spreekt tot u niet, zoo als tot deze vrouw „ maar roept u tot zich , roept u aan zijne tafel , biedt u het brood der kinderen aan, want door den H. Doop vereenigde Hij u met de schapen van het huis van Israël , en in dat vertrouwen bevestigde Hij u . toen Hij u de voltrekking van .Vt verlossingswerk aankondigde en zeide : Het is volbragt.
'Jaar Jesus , zult gjj misschien zeggen , is na zijne verrijzenis en zijne verheerlijking in den her.iel misschien niet meer met diezelfde gevoelens van mededoogen jegens mij bezield ; verkeerde gedachten neen , mijne ziel ! Jesus verandert niet. Hij is dezelfde gisteren , heden en in eeuwigheid ; 3) neen. zijne verheerlijking heeft in zijne goedheid tot u geene de minste verandering veroorzaakt, of indien Hij ten onzen opzigte mogt veranderd zijn , dan zoude het hierin bestaan , dat Hij na zijne verrijzenis zich aan ons met grooter liefde schijnt te vertoonen , dan te voren ; want ondanks de trouweloosheid , die de Aposte-1) Matth.. 26. 2) Ibid. 27. 3) Hebr. XIII : 8.
207
len in zijn lijden getoond hadden , was zijne eerste zorg, toen Hij van den dood verrees , hen te vertroosten en hun zijne verrijzenis aan te kondigen, en Hij gewaardigde zich zelfs hen zijne broeders te noemen , hetgeen Hij vóór zijnen dood nog nimmer gedaan had.
Maar hetgeen ons volkomen moet overtuigen , dat Hij nog dezelfde is tot ons , als in zijnen vernederden staat , is de opening zijner wonden , die Hij in zijn verheerlijkt ligchaam heeft behouden ; en de uitnoodiging, aan Thomas gedaan, dat deze zijne handen in de wond der zijde en zijne vingeren in de plaats der nagelen zou steken , doet ons zien , dat alleen zijne liefde dit wonderwerk gewrocht heeft, om ons den toegang tot zijne heilige wonden te geven ; en dit overtuigt ons volkomen , dat Hij aan de regterhand zijns Vaders dezelfde is als Hij op zijn kruis was, dat Hij ons in zijne handen en in zijn hart draagt . zoo als wij er in verborgen waren , toen Hij voor ons gewond werd , en dat ons aandenken hem niet minder tegenwoordig is dan zijne wonden , die onophoudelijk voor ons spreken bij zijnen Vader en bewijzen, dat de schuldbrief die tegen ons was, te niet gedaan en alles volbragt is.
O mijn Jesus ! dit beurt mij op , in weerwil van mijne zonden ; ik zal dan voortaan met vertrouwen tot U naderen , mij in uwe wonden verbergen. Geef mij een heilig verlangen , om met ü aan het kruis te sterven, waar ik een hemelsch paradijs te wachten heb.
III. Overweeg , mijne ziel ! hoe Jesus Christus eindelijk door deze woorden : Het is volbragt , tot onze opbeuring ons niet alleen heeft aangekondigd . dat het groote verlossingswerk voltooid is , en derhalve de grootste zondaars niet uitgezonderd , wij allen in de hoop hersteld zijn eener gelukzalige eeuwigheid ; maar ook , dat zijn lijden en sterven de eenige grond is, waarop die hoop berust, en wij dus ook zoo veel te meer reden hebben , om op ons zeiven , te mistrouwen en ons op zijne verdiensten te verlaten.
Zonder twijfel , er is geen ander middel om zalig te worden , er is geen ander middel tot bekeering en heiligmaking , geen ander middel, om waarlijk deugdzaam te worden , dan in den naam en dooi de verdiensten van.
208
Jesus Christus : Hem is alle magt gegeven in den hemel en op de aarde en Hij heeft ze beiden verzoend, als Hij zegt: Het is volhragt. In Hem is alles, wat God wegens het menschdom beschikt heeft , geëindigd . wij hebben niets meer te wachten , nadat Jesus gezegd heeft: Het is volbmgt, want alle geheimen zijn voltrokken , alle beloften vervuld , alle zaligmakende waarheden zijn verzegeld. Er is geen ander Verbond, geen ander Evangelie, geen andere Zaligmaker , en al wie zich tegen dezen steen stoot, zal verbrijzeld worden. Om Jesus zijn alle voorzeggingen geëindigd. al de boeken gesloten, alle verwachting , alle hoop met de allergelukkigste genieting bekroond. Zijne offerande , eenmaal opgedragen , verzoent de vorige en de toekomende eeuwen , zij begint met de geboorte der wereld en strekt hare uitwerking tot het einde er van uit: Want door ééne offerande, zegt de Apostel , heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden. 1) Niets kan daarbij gevoegd worden , men kan daar ook noch voor het verledene , noch voor het toekomende iets afnemen : het is een eenig offer , dat alles verdiend heeft: wan! anders , zegt wederom de Apostel, had Hij dikwijls moeten lijden van het begin der wereld af, maar nu is Hij eens verschenen in de voleinding der eeuwen , tot wegneming der zonden door zijne slagtofferande. 2)
Hieruit volgt dan , dat de genoegzaamheid van dat offer zich uitstrekt tot al de zonden , die ooit bedreven zjjn of zullen worden; Hij is de verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onzen , maar ook voor die van de yeheele wereld. 3) Hieruit volgt dan, kleinmoedigen ! dat Jesus ook voor u zijne olferande heeft opgedragen. Ja, Hij zag ook u op zijn kruis , Hij zag daar ook uw wantrouwen , uwe bevreesdheid en al uwe misnoegdheden en Hjj heeft ook daarvoor zijn bloed gestort. En om u te overtuigen , dat het ook voor u was , dat Hij dien prijs betaalt en gij derhalve geen ander offer noodig en voor niets anders zoudt te zorgen hebben , dan om deelachtig te worden aan hetgeen Hij voor u verdient heeft, zeide .Hij: Het is volhragt.
Maar hieruit volgt dan ook , mijne ziel! dat, wanneer
J) HcLir. X : -14.
3) l Joh. II; 2.
2) Ibiil. IX : '26.
209
gij by de beschouwing uwer ouwaardigaeid terugdeinst en denkt , geene aanspraak op Gods barmhartigheid te kunnen maken, gjj de algenoegzaamheid van die offerande en hiermede de oneindige goedheid Gods zelve grootelijks beleedigt.
Het is onze hoogmoed , die ons dat wantrouwen inboezemt ; gaarne , ja liever zouden wjj ons op onze eigene verdiensten willen verlaten dan op de barmhartigheden des Heeren en omdat wjj niets dergelijk? in ons kunnen vinden, willen wij liever den moed verliezen, dan ons in de armen der goddelijke goedheid werpen ; wjj kunnen ons niet verbeelden , dat God goed genoeg is , om zich tot ons te verlagen , dat Hij iemand beminnen kan, die om zjjne zonden zich zeiven niet kan verdragen, dat Hij geduld kan hebben met onze ongevoeligheid zelve ; wjj willen God naar ons zei ven afmeten en daarom kunnen wij niet begrijpen, dat Hjj ons beminnen kan, zonder dat wij het verdienen, dat zijne liefde geene verdiensten vooronderstelt maar die geeft, en dat zjj zich gaarne over onwaardige voorwerpen uitstort, opdat de kracht zjjner genade zoo veel te meer uitschijne en niemand op zich zeiven roeme. Daarom zegt de Apostel tot de Heidenen, opdat zjj zich niet zouden verhoovaar-digen: Wie heeft Hem het eerst gegeven , opdat Hij daarvoor vergelding ontvange? 1)
Dit beseffen wij niet genoeg, en van daar onze vrees en voor vele zondaars de oorzaak hunner eeuwige verwerping. Maar voor de vreesachtigen, geef acht op
deze zinrijke woorden , en de ongeloovigen.....hun deel
zal zijn iu den brandenden poel van vuur en solfer. 2) En geen wonder , zij zjjn altoos vol vrees , zonder iets te verwachten; en wat is hiervan het gevolg ? Wanhopende, zegt de Apostel, hebben zij zich overgegeven aan de ontuchtigheden . 3) en dit zegt hij van de goddeloozen in het algemeen; wie toch is er onder de gruweljjkste booswichten , die God niet beminnen zou , indien hij zich verbeeldde , dat hij van Hem bemind wordt ? wie der geloo-vigen zou niet den voortreffelijksten voortgang doen in de deugden. zoo hij dat vertrouwen en die verheuging
1) Ron. XI: 35. 2) A poe. XXI: 8. 3) Epb. IV; 19.
210
van koop 1) had, welke cle Apostel toeschrijft aan de geloovigen van zijnen tijd ? Daarom zegt de H. Joannes ; wij hebben de liefde gekend , die God voor ons draagt en geloof daaraan gegeven 2) en dat geloof deed hen heiliglijk leven; zij waren in het vast vertrouwen, dat God hen lief had en zij beminden Hem wederkeerig , ja ondernamen , verdroegen alles en waren bereid , ballingschap , kerker , pijnbank , schande , smaad en dood te verduren , om die liefde te doen blijken. Dan , helaas ' om de tegenovergestelde reden zijn wij zwak , traag en ongevoelig ; wij meenen , dat God niet dan gestrengheid voor ons over heeft en Hij van ons gevreesd wil zijn; wij meenen , dat wij of onschuldig moeten zijn of boetvaardigheid moeten gepleegd hebben , voor dat wij toegang tot Hem kunnen verkrijgen. Zoo lang wij onze hoop niet op ons zeiven of onze verdiensten kunnen stellen , vinden wij noch troost, noch rust, noch vertrouwen , omdat wij een anderen waarborg willen, dan zijne barmhartigheid , een anderen dan zijne beloften , een anderen dan onzen Jesus. O rampzaligen! o ondankbaren ! ziet gij dan niet, hoezeer gij Hem beleedigt , die u toeroept: Komt tot Mij , allen , namelijk : niet gij onschuldigen of boetvaardigen die uwe zonden hebt afgelegd , maar , diei belast en beladen zijt en Ik zal u verkwikken ? 3) Gij, die nog onder uwe begeerlijkheden , onder uwe gebreken , onder uwe zonden gekromd gaat en daarvan ontlast wilt wezen, komt tot Mij , en Ik zal u verkwikken.
Wat zegt gij dan , kleinmoedigen! wien anders moet gij het dan wijten , dat gij in uwe gebreken blijft voortgaan en geenen stap in de deugd kunt voorwaarts zetten, dan aan u zeiven en uwen hoogmoed? Welaan, verzaakt dan uwe eigene vindingen , verfoeit uwe eigenliefde, waardoor gij tot nog toe gedwaald hebt, en begeeft u onder de vleugelen van Jesus , uwen eenigen Middelaar en uwe toe-vlugt , dewijl Hij u verzekert, dat Hij voor u alles vol-bragt heeft. Maar dat oordeel, dat nog eenmaal door dienzelfden Jesus zal geveld worden , doet mij sidderen , want dan zal alle barmhartigheid ophouden! Ja, mijne ziel! datzelfde oordeel moest u vernederen , u voor hem doen bukken en met verzaking uwer eigenliefde en laat-
1) Hebr. Ill: 6. 2) I Joan. IV; 16. 3) Matth. XI; 28.
211
dunkenheid op Hem doen vertrouwen. Indien Hij uw reg-ter is , dan hangt uwe zaligheid van Hem af, die u tot den dood toe bemind heeft. Welnu, is uw vertrouwen óp een mensch niet zooveel te grooter . naar mate hij rnag-tiger is en u meer bemint ? Schaamt gij u dan niet, die op een mensch vertrouwt, wanneer hij u ook slechts de geringste beleefdheid bewijst, terwjjl gij wantrouwt op Hem , die alles voor u volbragt heeft ? Juist daarom moest gij dan zoo veel te meer zijne goedheid, barmhartigheid en liefde inroepen, zijne verdiensten hoogachten en bij Hem alleen uwen troost, uwe rust en veiligheid zoeken. Dat dan de verharde zondaar voor hem beve , dat Jesus voor hem een vreesselijke regter zij , voor u, die uwe zonden wilt verfoeijen, die van uwe gebreken verlangt ontlast te zijn , voor u zal Hij een verheerlijkte belooner zijn , met u zal Hij eeuwig willen heerschen , in u zal Hij zijnen roem dragen , als den buit zijner overwinning over hel , dood en duivel. Hij heeft het handschrift, dat tegen u was , het vonnis , waarvoor gij vreest, aan zijn kruis vastgehecht, Hij heeft het uitgewischt met zijn bloed, Hij heeft alles volbragt, om u te behouden en Hij zal uw regter zijn . om uw vertrouwen in hem te vergelden. Hel is God , die ze vrijspreekt , zegt de Apostel, wie zal ze veroordeele» ? 1) In Jesus zijt gij vrijgesproken , toen Hij alles volbragt heeft; God heeft u om Jesus wille al uwe misdaden vergeven , in Hem zijt gij geregtvaardigd en wie zal u dan kunnen veroordeelen ?
Welaan dan , mijne ziel! stol dan alleen uw betrouwen op uwen Jesus , dit zal het merkteeken zijn , dat gij Hem ware liefde toedraagt en het beste pand uwer eeuwige verkiezing. Door dit betrouwen aangemoedigd, zult gij wel verre van den dood te vreezen, in tegendeel verlangen van deze rampzalige aarde en van dit ligchaam des doods verlost te worden . om uwe vlugt te nemen tot in de hemelsche woonsteden en om altjjd bij Hem te wezen, wiens bitter lijden en sterven gij met zoo vele aandoening hebt overwogen : dit betrouwen zal u eindelijk in het uur des doods den grootsten troost , de gro-otste rust en veiligheid verschaffen. O Jesus ! help mij door uwe genade en geef, dat mij deze gevoelens duurzaam bijblijven en dat ik daarin ten einde toe volharde, opdat ik U nog
1) Rom. VIII: 34.
242
eenmaal in uwe eeuwige heerlijkheid aanschouwe en 11 eeuwig love , danke en zegene voor uwe liefde.
BEOEFENING.
Daar Jesus voor onze zonden alles volbragt heeft, vlugt ze dan zoo veel te meer en leer uit de straffen, over de Joden uitgestort, Gods regtvaardige oordeelen vreezen. Verwijder echter van u alle kleinmoedigheid; alle vrees, die ons nederdrukt en de zucht tot het goede in ons wegneemt , komt niet van God . maar van den duivel; alleen die vrees, welke vereenigd is met een ootmoedig vertrouwen , die onze hartstogten bedwingt en onzen ijver tot de deugd opwekt, is heilzaam. Het wantrouwen beleedigt God ; daarentegen een levendig en onbepaald vertrouwen vereert zijne goedheid en bijzonder de algenoegzaamheid van zijn lijden. Het wantrouwen en de wanhoop leidt ons tot alle zonden en tot eene gewisse verwerping , het vertrouwen op God tot alle goed en tot den Hemel. Denk in uwe kleinmoedigheid aan de woorden van Jesus : Het is volbragt. Stel bijzonder uw betrouwen in de kracht der H. Sacramenten , waardoor ons zijne verdiensten worden toegevoegd. Verlang dikwijls naar den hemel.
En Jesus roepende met luider stemme , zeide: Vadert in uwe handen beveel ik mijnen geest. Luc. XXII]: 46.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus, nadat Hij de gewigtige taak volgens de voorzeggingen der Profeten en den wil zijns Vaders volbragt had, zich tot den dood bereidt of liever ons leert, hoe wij sterven moeten, roepende met luider stem : Vader ! in uice handen beveel ik mijnen geest.
Welaan, mijne ziel! begeef u met vernieuwde aandacht naar het kruis van uwen stervenden Jesus ; want hoewel
213
al zijne woorden zoowel als zijne werken en al wat Hij' leed, opmerkenswaardig zijn, nergens echter verdient Hij meer onze aandacht, dan wanneer Hij van deze wereld gaat verscheiden, zoo als regtgeaarde kinderen bijzonderlijk in dat oogenblik hunnen vader in acht nemen, zich rondom zijne legerplaats vereenigen , en met oplettendheid zijne vermaningen , zegeningen, vertroostingen , of zijne voorbeelden , ja zelfs al zijne woorden gade slaan.
Daar de H. Matthens met duidelijke woorden zegt: Jesus wederom roepende met luider stemme, gaf Hij den geest maakt Hij ons niet zonder gewigtige reden opmerkzaam , dat de Heiland zich hier ten tweeden male met luider stem op zijn kruis laat hooien ; de eerste maal had Hij met eene luide stem gezegd : Mijn God! mijn God ! waarom heht Gij mij verlaten ? Hij scheen daar jammerlijke en luide klagten te uiten , hemel en aarde als van zijne Hagten te doen getuigen, dat Hij verlaten werd ; en geen wonder, Hij had daar gebeden voor de Verlossing van het menschdom , Hij had gebeden om de opstanding der stervelingen te verwerven , en hierin scheen de Godheid onverzoenlijk te zijn, waarom Hij dan ook met den grootsten nadruk , met geweldige kracht, met groote stem en met vele tranen bad , om aldus de regt-vaardigheid Gods als te overweldigen ; hij scheen derhalve ontsteld en als verlegen, en bezigde den naam van God , en niet dien van Vader. Maar wanneer Hij de tweede maal met luider stem, en dus ten getuige van alle schepselen roept, schijnt Hij te vreden en gerust te zijn , en geeft Hij te kennen , dat Hij alles verkregen heeft wat Hij gevraagd had , dat Hij de regtvaardigheid heeft overwonnen en verhoord is; want Hij bedient zich niet meer van den naam van God , maar van den zoeten en liefelijken naam , dien Hjj steeds gewoon was te gebruiken . en waarmede Hij zelfs op zijn kruis de vergeving gevraagd en verkregen had voor zijne kruisigers. Vader! zegt Hij, ach, mijn Vader! in uwe handen beveel Ik mijnen geest, als wilde Hij zeggen: alles is nu volbragt, de vrede tus-schen U en den mensch hersteld , de regtvaardigheid vol -daan , het vonnis , tegen het menschdom geveld , is aan het kruis gehecht en uitgewischt; nu blijft dus niets meer te verrigten over, de duivel is overwonnen , de hel gesloten, de hemel geopend . Ik heb niets meer te vrager.
214
voor degenen , die Gij Mij gegeven hebt, Vader ! daarvoor bedank ik U ih hunnen naam : Vader! in uwe handen beveel Ik mijnen geest.
Mijne ziel! kunt gij uwen Jeaus aldus hooren spreken, zonder aangedaan te zjjn over eene zoo verwonderlijke zorg voor u in het midden zijner smarten en bij de nadering van zijn sterfuur? O verrukkelijke beschouwing! een God van hemel en aarde bevindt zich in eene zee van smarten en op den oever des doods voor ondankbare, voor ontaarde , voor wederspannige schepselen en besteedt nog de laatste oogenblikken zijns levens , om hen gelukkig te maken , roept met luider stemme , als in dien staat wel te vreden zijnde, dat zij behouden zijn, dat zij gelukkig zullen wezen. Is ooit iets dergelijks onder de men-schen gezien ? Neen , mijn God! Gij alleen , die almagtig, alwijs en algoed zijt, kunt zulke ondoorgrondelijke geheimen , zulke onbegrijpelijke wonderen vertoonen. Wij staan verbaasd over zoo eene liefde, ach ! wat zullen wij U ooit tot eene genoegzame dankbaarheid kunnen bewijzen? Immers zonder dat offer voor onze zonden moesten wij eeuwig weenen, en met dit offer zullen wij en uit de dooden verrjjzen en eeuwig juichen.
Wat zegt gij hier, mijne ziel! kunt gij eenen Zoon Gods, zelfstandig met zijnen Vader, door wien alle dingen gemaakt zijn, aanschouwen in dien jammerlijken staat, zieltogende en al zgne nog overgeblevene krachten inspannende , om u vergeving , verlossing en zaligheid toe te roepen en niets voor Hem ten beste hebben , om uwe dankbaarheid te betuigen ? even wreed , liefdeloos en onbarmhartig blijven voor de armen , die Hij zijne kinderen , zijne broeders , zijne lievelingen noemt ?
Welaan , mijne ziel! toon door een krachtdadig medelijden jegens uwen behoeftigen, zieken of stervenden broeder, dat gij medelijden hebt met uwen stervenden Jesus. Geef blijken van uwe dankbaarheid voor zijne smarten en den smaad , voor u geleden , door de smarten en smaad der noodlijdenden te hulp te komen; toon , dat gij Hem in zijnen jammerlijken toestand betreurt, met de armen door milde aalmoezen bij te staan ; want gij weet, dat Jesus in zijn oordeel zich daarop zal beroepen en u verzekeren, dat gij aan Hem zult gedaan hebben, hetgeen gij den minste der zjjnen hebt gedaan.
215
II. Overweeg , mijne ziel! hoe dit luid geroep van onzen Jesus zoo veel te meer onze opmerking verdient, daar Hij op het punt stond van den geest te geven , daar zijn dood er onmiddelijk op volgde , dewijl deze in eenen gekruiste het gevolg alleen kan zijn van uitgeputte krachten , vermindering van levensgeesten en van ligchamelijke zwakheid; wie kan zich dan zonder de grootste verwon -dering eenen stervende verbeelden , die op het oogenblik, dat hij den geest zal geven , met luider stemme zoodanig kan roepen , dat hij op eene opene plaats van al de daar aanwezigen duidelijk verstaan wordt ? Dit verwonderde dan ook ten hoogste den hoofdman, die de wacht hield en het gebied voerde over de krijgsknechten , die Jesus gekruisigd hadden en daar bleven , om Hem te bewaren en de Evangelist Marcus teekent uitdrukkelijk aan , dat hij dat geroep als een bovennatuurlijk wonder beschouwde , waaraan niemand anders dan de Godheid zelve de hand had geleend : De hoofdman , zegt hij , die daar tegenover stond , ziende , dat Hij zoo roepende den geest gegeven had , zeide : Waarlijk , deze menseh teas Gods Zoon. 1) Zoodanig overtuigde hem zulk een wonderlijk geroep, dat Jesus niet alleen onschuldig was, maar ook eene goddelijke magt voerde, ja tot de Godheid zelve behoorde.
Jesus wilde namelijk toonen , mijne ziel! dat Hij niet als andere menschen uit noodzakelijkheid, ten gevolge van uitgeputte krachten of door ligchamelijke zwakheid stierf, maar omdat Hij den dood verkozen had, dat Hij vrijwillig en met beraad stierf, dat Hij stierf' om zijne almagt en zijn gezag over den dood te toonen ; Hij stierf niet uit kracht der natuurwetten, niet door de hevigheid der folteringen , door geen vonnis vanonregtvaardige menschen ; neen! Jesus stierf als Heer en Meester dei-natuur boven alle pijnen en smarten verheven , onafhan-kelijk van alle vervolgingen der menschen.
Neen , niemand kon Hem het leven benemen , daar Hij zelf de oorsprong , de vrijmagtige beschikker was van leven en dood ; niemand kon zonder dat Hij het wilde scheiden, hetgeen Hij zelf vereenigd had , dan Hij wilde, dat zijn dood een vrijwillig offer zoude zijn , met die plegtigheid en majesteit opgedragen , die zoodanigen hoogepriester e». zoo eene offerande betaamde.
1) Marc. XV: £9.
216
De menscheu verweten Hem zjjne zwakheid en schreden zjjn geduld aan onmagt toe; hier wilde Hjj dan doen blijken, dat de ware Samson zijne krachten nog had zelfs in de laatste oogenblikken zijns levens en dat, indien Hij zwakheid aan den dag had gelegd en zijne wonderlijke kracht scheen verloren te hebben, dit alleen geschied was, omdat Hij het zoo wilde en er vrijwillig in toegestemd had , dat men Hem de haren afsnede , zonder echter toe te laten , dat de wortel werd ontnomen ; want zulk geroep gaf duidelijk te kennen, dat Hij nog vol leven was en de onmiddelijk daarop volgende dood bewees volkomen , dat die ingeroepen en niet dan op het bevel van den stervende was genaderd.
O Jesus! hoe groot zijt Gij ook zelfs in het midden awer diepste vernederingen ; hoe groot zult Gij dan niet zijn, wanneer Gij op den troon uwer heerlijkheid zult zitten, om levenden en dooden te oordeelen, Gij , die stervende aan het kruis door een enkel geroep toont, dat Gij een almagtig God zijt. Hier beleed een Heidensch krijgsoverste , dat Gij de Zoon Gods zijt en wie zal het dan kunnen loochenen ?
Ja, mijne ziel! wend hier voor een oogenblik uwe verbeelding van den kruisberg naar die vertooning van heerlijkheid , die Jesus eenmaal zal ten toon spreiden, naar die plaats , waar Hij eenmaal alle menschen zal vonnissen , nabij dezelfde , waar gij Hem nu in zjjne vernederingen beschouwt. Daar toch zult gij dienzelfden Jesus regt zien oefenen en vergelden ; daar zal Hij ook roepen, maar met eene stem, die de bergen zal doen daveren en de grondzuilen der aarde beven. O zondaar! hoe bekneld zult gij daar staan , wanneer gij Hem zult zien , dien gij versmaadt, wiens afgezanten gij veracht hebt. Gij daarentegen , Godminnende ziel! hoe zult gij juichen , wanneer gij Hem zult aanschouwen, wiens bitter lijden en sterven gij met zoo veel gevoel, bewondering en godsvrucht overwogen hebt, wanneer gij de vergelding uwer aandacht, navolging en wederliefde zult ontvangen. O God! geef mij , dat ik dikwijls dat oordeel indachtig zij , geef mij zoo voor uw aanschijn te leven , dat ik in dien dag, wanneer uwe heerlijkheid zich zal openbaren, met -bljjdschap voor U verschijne.
Dan wij vinden ons genoodzaakt hier eenen vuigen las-
217
I
ter , tegen Jesus door het ongeloof aangevoerd, te wederleggen : Zij wenden nameljjk voor , dat Hij vrijwillig ster-Tende of zich voor onze zonden offerende , zich zeiven het leven benomen en derhalve aan zelfmoord zich heeft schuldig gemaakt. Doch uit eene zoo dwaze opmerking blijkt juist, welke menschen zij zijn, die de Godsdienst bestrijden en hoe vereerend het voor haar is , zulke redeloozen tot vijanden te hebben. Immers waren niet de folteringen , die Hij van zijne vijanden geleden had, meer dan genoeg , om Hem , ja zelfs onderscheidenen het leven te benemen ? Wat zullen wij zeggen van het bloedzweeten in den hof Gethsemani, een sprekend bewijs, dat zijne ziel bedroefd was tot den dood toe ? Wat was toch de oorzaak , dat noch die droefheid, noch die bloedzweeting, noch de wreede geeseling, noch de doornen-krooning. noch de bittere kruisdraging, noch de onmensofaelijke kruisiging zijn afgefolterd ligchaam deed bezwijken, ja dat Hij zelfs op zijn kruis niet stierf, vóór dat Hij het wilde ? Geene andere, dan omdat zijne Menschheid door de Godheid , waarmede zij persoonlijk vereenigd was, zoodanig ondersteund werd , dat, hoe noodzakelijk volgens de orde der natsiur de dood ook volgen moest, deze echter Hem niet kon aanranden, zoolang Hij er niet in toestemde.
Maar is dan een schuldige , die gevangen en gevonnisd wordt, aan zelfmoord schuldig, omdat hij met zijn lot tevreden is , ja zelfs eene onverdiende genade verwerpt , opdat hjj anderen ten voorbeeld strekke ? Is een krijgs-man een zelf-moordenaar, wanneer hij in den strijd tegen de vijanden des vaderlands zich vrijwillig den dood ten prooi geelt ? Doch zou men niet zonder vermetele oordeelvelling kunnen besluiten , dat het ongeloof zich van deze voorwendselen bedient , om het lage en schandelijke, der zoo vaak plaats hebbende , en door wanhoop , ongeduld of overdrevene eerzucht voorgeschrevene zelfmoorden te bemantelen ?
O dwazen ! aan God alleen behoort uw leven in eigendom toe , niemand kan er over beschikken dan God , die het u gegeven heeft en voor wien alleen gjj leven moet. Derhalve kan niemand dan God alleen en zij , wien Hij het gezag tot behoud der maatschappij heeft in handen sjesteld , eenen mensch het leven benemen. Wel verre
218
idus , dat het gedrag der lage zelfmoorders door het voorbeeld van den stervenden Verlosser kan gebillijkt worden . heeft Hij , in plaats van zijnen dood te verhaasten, dien langer verwijderd , om langer te kunnen lijden. Jesus , maar ook Hij alleen kon ter bereiking der dierbaarste oogmerken , ter vrijkooping van het schuldig mensehdom -over een leven beschikken , dat Hij zich zeiven naar welgevallen kon terug geven. Laten zij zich dan op hunnen onsterfelijken Socrates, op hunne moedige Lucretia, op hunnen Cato en soortgelijken beroemen : de ware Christen zal die altijd beschouwen als lage zelfmoordenaars , wien de ware moed ontbrak om tegenspoed , schande en ondergang te verduren. Ware moed trotseert alle rampen, hoe zwaar en menigvuldig deze den mensch drukken , zonder zelfs den dood te vreezen.
Neen , Jesus, oneindig boven alle wijsgeeren der wereld , ja boven alle menschelijke denkbeelden van grootheid verheven , bezwijkt niet ; even gerust, even bedaard, even onveranderlijk tot de laatste oogenblikken zijns levens , laat Hij nog een groot geroep hooren , om te too-nen , dat Hij desverkiezende nog langer kan leven. maar dat de voorzeggingen vervuld zijn en het bepaalde tijdstip daar is , waarop Hij zijn leven wil afleggen , om liet weder aan te nemen, en dus alles bij Hem door eene hemelsche wijsheid beschikt en geregeld is.
Leer hier . mijne ziel! in alle wederwaardigheden pal staan , nooit moed en geduld verliezen : niets of niemand zal u kunnen hinderen. zoolang gij uwen God getrouw blijft en u op zijnen bijstand verlaat; al wat u overkomt is eene beschikking van een lieven Vader , die u of voor uwe misdaden wil straffen, of in de deugd oefemn , of van de belangstelling der wereld wil afrukken, om w eeuwige , onnadenkelijke goederen in den hemel te bereiden en Hij , die u heden met den H. .Tob slaat, kan u straks wederom zegenen , wanneer gij getrouw blijft: de kroon is weggelegd voor hem , die volhard zal hebben. 0 God ! geef mij hiertoe altijd uwe kracht.
III. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus . alzoo roepende heeft willen sterven , om te toonen , dat Hij nog vol leven was en door den overvloed zijns levens den dood wilde ten onder brengen en voor ons overwinnen, om ona
219
een onsterfelijk leven te bezorgen. Hij moest den dood ondergaan, maar ook terzelfder tijd ons toonen , dat Hij dezen uit vrije verkiezing en niet nit noodzakelijkheid onderworpen was. Dit deed Hij met een groot geroep en door dat geroep gaf Hij ons te kennen, dat wij tot Hem moeten komen, om door zijnen dood het ware leven te verkrijgen.
Ja , mijne ziel! Jesus roept ons in de laatste oogen-blikken zijns levens van zijn kruis toe , dat Hij voor ons vergeving , genade en zaligheid heeft verkregen ; de gan-sche wereld konde Hem hooren , daar Hij voor allen leed en stierf; maar , helaas! de wereld heeft niet naar Hem willen luisteren: reeds van het begin zijns levens , maar bijzonderlijk gedurende de drie laatste jaren , had Hij niet opgehouden , door woorden en werken , door mirakelen , voorbeelden en lijden te roepen en op het oogenblik , dat Hij gaat sterven , verheft Hij nog eens zijne stem , om de menschen tot zich te roepen. Slechts een eenige, een Heidensch hoofdman hoort dat geroep , is daardoor getroffen en komt tot bekeermg ; al de overigen blijven ongevoelig , het Jodendom zegepraalt over zijnen dood , de oversten van Israël worden nog meer verhard in hunne boosaardigheid en gij , mijne ziel! wat zult gij doen ?
Welaan, vervoeg u onder het kruis van uwen stervenden Jesus en zoek in zijn geroep uw heil en uwe bekeering ; Hij roept u toe , dat uw hoogmoed en moedwil in het zondigen zulk eenen dood verdienden en dat Hij dien dood heeft willen ondergaan; Hij roept u toe, dat de heiligheid Gods zoo eene voldoening eischte en dat Hij ze heeft willen geven ; Hij roept u toe , dat het ongelijk der Godheid door de zonde aangedaan , door geen ander offer kon vergoed worden en dat Hij zich zeiven voor ons heeft opgedragen ; Hi] roept u toe , dat gij voor God alle oneer , alle schande en smaad moet verachten en dat Hij daarvan het voorbeeld heeft willen zijn.
De menschen vreezen de armoede , de versmading, pijnen en dood ; zij beminnen de rijkdommen , de eer , het gemak , het leven en de onafhankelijkheid ; van daar hunne onregtvaardigheden, zwakheden en gebreken ; dit verwijdert hen van God en van zijne liefde , dit belet hen tot Hem terug te keeren.
Jesus roept ons toe eer Hij sterft, dat al, wat wij be-
2-2Ü
minnen , valsche goederen zjjn ; dat Hij , die ouze Leermeester is, juist heeft verkozen, hetgeen wjj vreezen , dat Hij veracht, hetgeen wij beminnen; dat Hij naakt en ontbloot wil sterven en niets van deze aarde wil bezitten, dan kruis en doornen; dat Hij de pijnen en smaad wil verheerlijken, om ons er op te doen verlieven , dat Hg eindelijk daarmede voor ons de genade verdiend heeft, om zijn voorbeeld te volgen.
Wat zegt gij hier dan , mijne ziel! zult gij , die Hem als uwen God aanbidt, gij , die Hem uwen Vader en u zijn kind durft te noemen, geen acht geven op zijne laatste woorden, vermaningen en voorbeelden ? Zult gij nog kunnen beminnen hetgeen Hij verfoeit, hoogachten hetgeen Hij versmaadt, zoeken hetgeen Hij vlugt ? Zult gjj haten , verachten, vlugten , hetgeen Hij bemind , geacht en gezocht heeft ? Neen , lieve Verlosser! ik zal voortaan uw kruis en lijden beminnen , ik zal de versterving en de boetvaardigheid hoogachten , de wereld met hare ijdel-heden vlugten en naar uw voorbeeld haren vaischen goederen vaarwel zeggen , om de onverwelkbare , die Gij ons door uwen dood verdiend hebt, in den hemel te zoeken.
Welaan , maak heden een voornemen , om ziet en zaligheid boven al het overige te waarderen, het hemelsche boven het aardsche te stellen , het onvergankelijke boven het vergankelijke ; dit is de weg tot de zaligheid , dien ik moet bewandelen, indien ik het geluk des hemels wil erlangen , noch geld , noch eer , noch grootheid der wereld zal mij gelukkig maken ; in tegendeel ongelijk geduldig Ijjden , vijanden beminnen , noodlijdenden helpen , verstervingen plegen , boetvaardigheid oefenen , honger , dorst, koude , ongemakken en andere pijnlijkheden verdragen ; ziedaar hetgeen mij eeuwige vreugde, eindelooze wellusten zal verwerven; dit roept injj mijn Heer en Meester , mijn lieve Vader , mijn Verlosser, dit roept mij mijn gekruiste Jesus toe , die voor mij sterft. En zal ik doof zijn voor zulk een doordringend geroep ? Mijne oogen sluiten voor zulk een voorbeeld ? Neen , mijn Jesus ! Gij zult het voorwerp mijner overweging , Gjj zult mijn rijkdom , mijn wellust en mijne grootheid zjjn.
BEOEFENING.
Vestig dikwijls uwe oogen op de beeldtenis ran den
221
gekruisten Jesus : Hjj is de eeniggte hoop onzer behoudenis , het eenigste middel onzer zaligheid, het eetigste voorbeeld, dat ons kan heiligen. Schaam u dan ook niet, dat teeken in uw huis openbaar ten toon te stellen. Help gaarne in den naam van den gekruisten Jesus, allen die uwe hulp noodig hebben. Veracht de wereld en ontmk nu reeds uw hart aan al hetgeen gij eenmaal zult moeten verlaten ; leer alleen het eeuwige beminnen ea hetgeen daarop betrekking heeft en u naar den hemel leidt.
Vader! in uwe handen beveel ik mijnen geest. Luc. XXUI: 46.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus in zijne laatste woorden, na welke Hij zijn leven en Ijjden eindigde , ons den dierbaarsten troost nagelaten en geleerd heeft, met welken moed, met welk betrouwen wij uit deze rampzalige wereld moeten overgaan tot onzen He-melschen Vader.
Reeds drie uren had Jesus levend aan zijn kruis gehangen ; de duisternissen, die de aarde zoo lang bedekt hadden, waren verdwenen, zoodat Hij in het volle licht der zon hing, aan hemel en aarde ten toon gesteld; zijne smarten , wel verre van met zijne uitgeputte krachten te verminderen, vermeerderden aanhoudend, vermits het lig-chaam verstijvende en zwaarder wordende , meer en meer op de gaten der nagelen drukte en ze pijnlijker maakte. Het klamme doodzweet perste van alle kanten door zijne gezegende ledematen heen; eene innige benaauwdheid, die de scheiding van ziel en ligchaam natuurlijk vergezelt, verzwaarde aanmerkelijk dien toestand ; het aangezigt verbleekt , de oogen beginnen te breken, en daar andere menschen in die omstandigheden doorgaans hun bewustzijn en gevoel beginnen te verliezen , behoudt onze Jesus die volkomen , omdat Hjj met volle kennis het offer moest voltrekken, en Hij niet alleen het offer zelf, maar ook
222
de hoogepriester was , die het moest opdragen. Wij zullen hier niet breedvoerig uitweiden , hoe smartelijk de toestand van onzen Jesus in deze gelegenheden natuurlijk zijn moest; de vreesselijke pijnen en benaauwdheden, de inwendige zielsmarten , de hartverscheurende droefheid , waarvan Hij overstelpt was, de ijsselijke folteringen, waarin Hij als in eene zee zwom ; want niemand is in staat dit alles te beschrijven. Bemerk hier alleen, mijne ziel! dat het een Zoon Gods is , die zich daarin vrijwillig begeeft , om u aan te toonen , dat Hij u bemint en uwe zaligheid dit alles waard was , en dat gij zonder Hem dit alles hadt moeten lijden , omdat gij het verdiend hadt, en derhalve, zoo gij u den naam van mensch, en nog veel meer dien van Christen niet onwaardig wilt maken, gij zoodanige liefde met wederliefde moet vergelden, maar deze liefde eischt van u bijzonderlijk zijne voorbeelden op te merken en te volgen, daar Hij bij die gelegenheid zoo voortreffelijke voorbeelden heeft gegeven.
Het was in dienzelfden zoo bitteren en ongehoorden toestand , dat Hij zijne stem verhief, en als iemand , die nog zijne volle kracht had , luidkeels uitriep : Vader! in uwe handen beveel ik mijnen geest; hoe meer namelijk het onweder zich verhief, hoe meer de stormen loeiden, hoe meer de baren van onheilen, van smarten en benaauwdheden op Hem nederstortten : hoe meer zijn vertrouwen scheen te vergrooten , hoe hooger Hij zich scheen te beroepen op de bescherming zijns Vaders ; en hiermede onderrigtte Hij u , mijne ziel! dat, hoe meer zich uwe rampen vermenigvuldigen , gij u des te meer op den god-delijken bijstand moet verlaten. Vader ! in UiVe handen beveel ik mijnen geest. Het verstokte Israël was nog bezig met Hem te beschimpen , zijne magt en de mira-rakelen die Hij gedaan had, te bespotten , en Hem zijn betrouwen op God te verwijten: Hij heeft op God betrouwd , zeiden zij , dat Hij Hem verlosse, indien Hij Hem genegen is , want Hij heeft gezegd ; Ik hen Gods Zoon; 1} dan Jesus wel verre van acht te slaan op een zoo godde-loozen laster, wel verre van die kwaadaardige beschimpingen te ontzien , of zich door zulke ongerijmde verwijtingen den mond te doen sluiten , roept met luider stemme , opdat zij het allen konden hooren , dat Hij God als
1) Matth. XXVII; 43.
223
/ijnen Vader beschouwde , op Hem al zijn betrouwen stelde , en' dat deze zijn eenige hoop en steun was : Fa-dar! in uwe handen beveel ik mijnen, geest.
Schaam u dan nooit , mijne ziel. waar , of in welke omstandigheden gij u ook bevindt, schaam u dan nooit over het dierbaar geloof, dat gij belijdt, of over die heerlijke hoop , die gij voedt. Neen , het scheepje van Petrus moge door de stormen heen en weder geslingerd , door de ba-i-en der woeste zee overdekt worden , nimmer zal het vergaan : want Jesus moge soms slapen en het aan de verwoestende golven schijnen .over te laten , Hij is er in, en zijne beloften, dat Hij er tot aan de voleinding der eeuwen in blijven zal, kunnen niet vergaan.
Dat men dan uw vertrouwen bespotte , dat men lag-che met uwe standvastigheid : de Kerk zal altijd dezelfde onwrikbare rots blijven : hoe meer men haar dus belastert , hoe meer men u beschimpt, zoo veel te luider moet gij uwe stem verheffen en doen hooren. dat gij onwankelbaar aan de aloude waarheid gehecht blijft. Dan niet zelden gebeurt het , dat flaauwe Katholijken onder dergelijke bekoringen bezwijken : eene vrouw , eene dienstmaagd is dikwijls genoeg, om die reuzen te doen ■wankelen en bezwijken. Wapen u , mijne ziel! tegen die trouweloosheid en vestig altijd het oog op uwen gekruis-ten Jesus en op het betrouwen , dat Hij in eene zee van schande en pijnen doet blijken. Lieve Jesus! geef mij. dat ik ü volge.
II. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus deze woorden niet zoo zeer voor zich zeiven luidkeels uitsprak, als wel om ons een voorbeeld te geven. Hij toch was verzekerd , dat zijn Vader in Hem zijn welbehagen had , dat na zijnen dood zijn geest gelukkig , en in de handen zijns Vaders zoude zijn , dat Hij heerlijk uit den dood zoude herrijzen , ten hemel varen en aan de regterhand des Vaders zijnen zetel zoude vestigen; dan wij moeten nog verzoend worden, en daarom riep Hij voor ons , omdat Hij ons op zijn kruis vertegenwoordigde , voor ons voldoening gaf aan de regtvaardigheid des Vaders en voor ons verkozen had te lijden en te sterven.
De woorden , die Hij hier spreekt , zijn getrokken uit den dertigsten psalm en die gansche psalm is ons met
224
Hem gemeen, zoodat Hjj dien in onzen naam heeft uitgeroepen : Op U, Heer! heb ik mijne hoop gesteld, laat mij nimmer beschaamd worden, verlos mij door uwe rechtvaardigheid,.... gij Z'dt mij trekken uit den strik, dien zij voor mij verborgen hebben; want Gij zijt mijn beschermer; in uwe handen beveel ik ■mijnen geest, Gij hebt mij verlost, Heer! de God van waarheid. 1) Vervolgens beschijf't Hij de zware vervolgingen . droefheden , verwijtingen en de aanslagen zijner vijanden, om Hem het leven te benemen en zien wij daar alzoo de voornaamste trekken van Jesus' lijden duidelijk voorgesteld. Maar eindeljjk zegt hij : Ik heb gezegd in de vervoering mijner zinnen, of zoo als de Hebreeuwsche tekst duidelijker zegt; in mijne verschrikking over de zware ellenden en gevaren, waarin Ik ivas, Ik hen verstoeten van voor uwe oogen 2) met deze woorden den strgd aanduidende , waarin Hij zich bevond, toen Hij voor ons de regtvaardigheid des Vaders zocht te overweldigen en voor ons vergeving en genade eisehte ; daarom , of beter , maar Gij hebt de stem mijns gebeds verhoord , als ik tot U riep. Hier is Hij tevreden, vergenoegd en als verblijd , dat Hij door zijn geroep verkregen heeft, hetgeen Hij met zooveel aandrang gevraagd had, en Hij wendt zich dus tot degenen, die belang hadden in zijn gebed. Bemint den Heer, zegt Hij , gij alle zijne heiligen , want de Heer zal de waarheid zoeken , en zal grootelijks vergelden degenen , die hoogmoed bedrijven , gedraagt u mannelijk, en dat zich uw hart -oersterke , gij allen , die op den Heer hoopt, bedankt den Heer en schept moed , betrouwt op Hem , die mijn gebed voor u zoo genadiglijk verhoord heeft.
Mijne ziel! is niet de kracht en de nitwerking van dat gebed voor onzen Jesus, het eenige plegtanker , waarop al de hoop der heiligen , wanneer zij in den vrede des Heeren sterven , gevestigd is ? Hierop veilig nistende , o dan roepen wij moedig uit: Zoo God voor ons is , wie zal tegen, ons wezen ? 3) Jesus heeft voor ons de gramschap des Vaders gestild, voor ons heeft Hij gebeden , en toen wij om onze zonden van voor zijne oogen verstooten werden , is Jesus tusschen beiden gekomen en heeit ons wederom met Hem verzoend; voor ons
1) Ps. XXX : t , 5, ti. 2) Ibid , 23. 3) Hom. VlII: 31.
225
heeft Hij alle schulden, die wij hadden betaald, en eenen schat van zegeningen verkregen, die wij van Hem alleen konden verwachten.
Wij weten derhalve , dat Hij, met zijnen geest in de handen zijns Vaders aan te bevelen, ook ons er in aanbeval : In uwe handen, zegt Hij in den aangehaalden psalm , zijn mijne loten , verlos Mij uit de hand mijner vijanden, en van degenen, die Mij vervolgen, 1) en hoe zeer Hij ons hier in het oog had, blijkt uit het zoo verheven gebed , dat Hij na het avondmaal , bij het naderen van zijn lijden uitsprak; Heilige Vader , zegt Hij daar , bewaar hen die Gij mij gegeven hebt; 2) Ik ben hun hoofd en zij zijn mijne ledematen; zij zijn mijne kinderen, Ik ben hun Vader; Ik ben de tweede Adam, zij zijn mijne maagschap, aan mijn lot is het hunne verbonden , beiden zijn zij in uwe handen, hunne zaligheid hangt van mijn leven af, zoo ik niet verrijze , dan blijven zij in den dood; mijne ziel leeft in hen , en met deze U aan te bevelen, beveel Ik ook hen in uwe handen , en daar Ik verzekerd ben, dat Gij door de offerande van mijn leven met hen verzoend zijt , zal ook de aanbeveling mijner ziel, de grondslag wezen eener levende en standvastige hoop ; en van daar zeide ook de groote Apostel met een zoo volkomen betrouwen : Ik weet wien ik mijn pand heb toebetrouwd , en hen verzekerd , dat Hij magtig is het te bewaren , tot dien dag 3) te weten, wanneer Hij mijne hoop zal vervullen, wanneer ik de volledige vruchten der Verlossing zal plukken.
Ziedaar dan, mijne ziel, wat wij in dat laatste woord van onzen Jesus, op zijn kruis uitgesproken, gewonnen hebben. Nog zieltogend en als bezig zijnde met te sterven , dacht Hij aan ons; zich in eenen zoo jammervol-len toestand bevindende, dat nooit een geschapen wezen dien beseffen kan , zorgt Hij nog voor ons ; reeds waren zijne oogen gebroken, en nog zag Hij ons allen en elk in het bijzonder; ja, mijne ziel! Jesus zag u, Hij kende ii, beval u in de handen zijns Vaders, en alzoo bereidde Hij voor u al die weldaden, genaden en gunsten, die gij zoo overvloedig geniet; door deze zoo liefderijke aanbeveling bezitten wij de gaaf des geloofs en ontvangen wij de H. Sakramenten, tot heiligmaking onzer zielen
1) Rom. 1G. 2) Joan. XVII: 11. 3) Tim. I: 21. '
II. 8
226
daaruit eindelijk ontleenen wij al die inwendige aanlok-sels tot de deugd, dien haat tegen de zonde , van daalde vrees voor zijne oordeelen , en dat vertrouwen op zijne oneindige goedheid en andere godvruchtige gevoelens , waarmede wij meermalen bezield zijn.
Ei, mijne ziel! kunt gij dien weldadigen Verlosser uwe liefde nog ontzeggen ? Indien een mensch u in dergelijke benarde omstandigheden zijne teedere zorg en hulp bewees , zoudt gij hem niet volkomen uw hart schenken ? O mijn God! hoe vele reden hebben wij hier niet om te blozen! voor de wereld, voor duivel en vleesch , die ons echter niets dan bedrog , droefheid en onheilen aanbrengen , hebben wij liefde, genegenheid, zorg, ja alles ten beste, maar voor Jesus is alles, wat ons ook opgelegd wordt te veel, alles verdriet ons weldra, wat wij voor Hem willen beginnen. Lieve Verlosser! hoe groot is uwe liefde, die aan zulke ontaarde menschen zoo vele weldaden hebt willen bewijzen-! Wat zullen wij toch zeggen in dien grooten oordeelsdag, wanneer wij ü op den Troon uwer heerlijkheid zullen beschouwen! Leer mij, bid ik U , voortaan uwe weldaden meer naar waarde te beseffen , uwe liefde met wederliefde te vergelden , voor U alleen wil ik voortaan leven en sterven.
III. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus toen Hij door deze woorden zijnen geest in de handen zijns Vaders aanbeval en ons in deze aanbeveling insloot, ons alzoo ook de onsterfelijkheid onzer zielen en de noodige waakzaamheid om die onsterfelijke zielen te behouden, op het hart heeft willen drukken.
Het ligchaam , waarmede de ziel omhuld is , zal eenmaal aan de aarde , waaruit het genomen is , worden te-mg gegeven; maar de ziel onmiddelijk , uit Gods handen voort gekomen en naar zijn afdruksel gevormd , zal tot God terugkeeren en de gewesten der eeuwigheid binnen gaan, om in eeuwige gelukzaligheden of eeuwige rampen te deelen. Het was daarom , dat God haar behoud zoo hoog achtte, dat Hij er zijnen eenigen Zoon voor opofferde ; het was dit behoud, dat den God van hemel en aarde het leven kostte, en dat Goddelijk leven was alzoo wel besteed , daar het de zaligheid betrof van onsterfelijke zielen.
227
Dan , o dwaasheid der stervelingen! hoe weinig wordt de ziel met betrekking tot de eeuwigheid beschouwd ? hoe weinig het belang van haar eeuwig en onveranderlijk lot op waren prijs gesteld! hoe vaak wordt het door eene verdoemelijke vergetenheid verwaarloosd, en aan vergankelijke grootheid , rijkdommen of wellusten opge-otferd! Hoe gering is het denkbeeld , hetwelk de men-schen doorgaans van de eeuwigheid hebben , en om ons hiervan te overtuigen, lette men slechts op de onverschilligheid , waarmede men dagelijks hoort spreken van men-schen, die uit deze wereld scheiden; zijn het behoeftigen : men noemt hen gelukkig, omdat zij uit hunne armoede verlost zijn ; sterft een rijke : men beklaagt hem , omdat hij het genot der aardsche goederen niet meer kan smaken ; dan hoe weinig wordt er gesproken, hoe weinige bezorgdheid aan den dag gelegd, ja hoe weinig gedacht over het lot der onsterfelijke ziel, die van het ligchamelijke hulsel ontdaan, de onveranderlijke eeuwigheid is ingetreden ? Ongevoeligen! Stelt gij zoo weinig belang in het geluk van anderen ? Hebt ten minste medelijden met u zeiven , stelt ten minste uwe eigen zielen in veiligheid : want eenmaal verloren , is onherstelbaar verloren, eenmaal zalig is altijd zalig wezen, en hetgeen Jesus ons hier van de hoogte zijns kruises toeroept, hetgeen Hij hier voor ons doet, zullen wij eens en misschien binnen weinigen tijd zeiven doen.
Wij zullen eenmaal onze ziel in handen gesteld zien van die onwederstaanbare magt, waaraan niemand haar kan ontrukken, in die handen, die haar een eeuwig verblijf zullen aanwijzen, die aan elk belooning of straf zullen geven en haren toestand onveranderlijk vestigen. IJsselijke gedachten voor den zondaar in die laatste oogen-blikken , wanneer hem al het aardsche ontzinkt en hij zich op het punt ziet van in de handen te vallen van eenen God , dien hij veracht heeft! Maar wat spijt zal eeuwig zijn hart doorknagen , wanneer hij in het midden van onbluschbare vlammen zal ondervinden, dat hij eene onsterfelijke ziel, eindelooze zaligheden, waarvoor een onmeetbare God den schandelijksten dood onderging, roekeloos verwaarloosd , onherroepelijk verloren en aan een vergankelijk geluk heeft opgeofferd.
Maar hoe troostvol is ook datzelfde oogenblik voor den
II
228
Christen die zijnen God hartelijk bemint, die altijd deze aarde als een tranendal en als eeae vreemdelingschap en den hemel als zijn vaderland heeft aangezien , en dan met volle onderwerping aan den wil van God, met een kinderlijk vertrouwen en in de vereeniging met Jesus kan uitroepen: Vaderin uwe handen beveel ik mijnen geest.
Leer dan zoo sterven , mijne ziel! en leer dit bijzonderlijk bij uwen stervenden Jesus. Vader ! zegt Hij , in uwe handen beveel ik mijnen geest. Vader! die mij vóór de morgenstar uit uwen schoot hebt voortgebragt, Vader ! dien ik gehoorzaam ben geweest tot den dood des krui-ses , in uwe handen , in die alvermogende handen , die hemel en aarde geschapen hebben, in die sterke handen , die den geheelen aardbodem met drie vingeren dragen , in die milddadige handen , die alle dieren met zegeningen vervullen , beveel ik mijnen geest, dien geest, die het voornaamste deel mijner menschheid uitmaakt, die mijn ligchaam bezield heeft, en het voornaamste aandeel in mijn lijden heeft gehad; dien geest , die bedroefd is ge-weest tot den dood ; dezen geest stel Ik in uwe handen ter bewaring , tot dat Ik hem wederom zal aannemen in mijne opstanding. Gij bewaardet weleer Daniël in den kuil der leeuwen, Jonas in den buik van het zeemonster , de drie jongelingen te Babel in den brandenden oven : bewaar ook mijnen geest, tot dat Ik verrezen zal zijn. Hiermede gaf Hij te kennen, dat Hij wel verre van te wanhopen, het hoogste vertrouwen stelde in zijnen Vader , dat zijne gemeenschap met Hem door zijnen schandelijken dood niet verbroken was, maar Hij verzekert, dat Hem zijne ziel dierbaar zoude wezen en Hij haar in zijne bewaring zou nemen.
Ziedaar, mijne ziel! op welke wijze Jesus u leert sterven , te weten vol moed en betrouwen ; in Hem en met Hem zijn wjj, hetgeen Hij voor ons heeft willen wezen. Het is waar, wanneer wij alleen den oneindigen afstand beschouwen , die ons van onzen Jesus afscheidt, dan moet ons de moed ontzinken; wij toch hebben de aanhoudende listen en lagen des duivels, wij hebben onze zonden , de gestrengste rekenschap, het oordeel, het vonnis der verdoemenis te vreezen; Jesus daarentegen was zoo heilig, dat Hij hemel en aarde kon uitdagen : Wie zal Mij van
P iii:
K(
ïlf.'
229
zonde overtuigen ? 1) Hij was zoo groot, dat Hij openlijk zeggen kon: De prim dezer wereld heeft in Mij niets, 2) Zoo onbevlekt, dat nooit eenig bedrog in zijnen mond bevonden was. 3) Maar is dan die duivel, dien gij vreest, niet door Jeaus overwonnen ? Die zonden , die u bezwaren , zijn deze niet door zijn lijden en sterven vernietigd ? Is dat oordeel, die verdoemenis, waarvoor wij beducht zijn , niet door Jesus veranderd in een vast betrouwen , dat Hij ons genadig zal zijn ? Of is Hij dan gestorven , niet om ons te behouden, maar om ons zwaarder te straffen, te ontmoedigen , te verderven ? Verre zij van u, zulke onwaardige denkbeelden van uwen Verlosser te voeden; Hij is gekomen om arme zondaren te zoeken , te behouden , te zaligen , en niemand belee-digt Hem meer, dan hij die zijne goedheid mistrouwt. Verre zij dan van u alle vrees voor den dood , want Jesus heeft dezen eerst willen ondergaan, om hem voor ons zacht te maken, ja Hij heeft stervende voor ons den dood overwonnen. Vol van dat levendig vertrouwen, zeide de koninklijke Profeet reeds eeawen vóór den heil-tijd , dien wij beleven : Neen ik zal geen kwaad vreezen , al vjandeld.e ik in het midden, van de schaduwen des doods, aangezien Gij met mij zijt. 4) Met hoe veel te meer moed en vertrouwen kan ik dan nu dat laatste oogenblik te gemoet zien, hoeveel te geruster sterven , nu Jesus den dood overwonnen, ja wat meer is, nu Hij dien verzwolgen heeft, opdat wij erfgenamen des eeuwigen levens zouden worden , 5) want nu is de dood geen dood meer voor hen, die betrouwen, maar een overgang tot het eeuwige leven.
Wacht u echter, mijne ziel! op grond dezer waarheid een vermetel vertrouwen op Gods barmhartigheid te koesteren , want het zou eene verfoeijelijke vermetelheid zijn, in zonden te blijven, zich in het slijk der misdaden te wentelen, deugd en godsdienst te verzuimen, en zich met dien gelukkigen overgang tot de eeuwigheid te willen vlejjen. Om ons voor deze gevaarlijke dwaling te bewaren , vermaant de H. Petrus de geloovigen, dat hij hunne zielen aan God als hunnen getrouwen Schepper aanbevelen in goede werken- 6).
1) Joan. VIII; 46. 2) Ibid. XIV: 30. 3) 1 Petr. II; 22.
4) Ps. XXII: 4. 5) I Petr. Ill : 22. 6) 1 Petr. IV : 19.
230
Maar welk een zoete troost voor hem, die Jesus bemint , die op Hem vertrouwt, zijne heilige wetten eerbiedigt en zijne zonden verzaakt, mei Hem te mogen zeggen ; Vader! in uwe handen beveel ik mijnen geest, en dan zich tot Jesus zeiven wendende, er bjj te kunnen voegen: Gij hebt mij verlost, Heer, de God van waarheid! o troostvol vertrouwen ! o dierbare woorden tegen alle mistroostigheden ! onverwinnelijk schild tegen de aanvallen des vijands en heerlijke wederlegging van alle beschuldigingen , die hij tegen ons mogt inbrengen : Gij hebt mij verlost, Heer! Gij zijt de God der geloovigen die de waarheid belijden. Deze gemoedsgesteltenis, zulk een onwrikbaar vertrouwen moet ongetwijfeld de offerande van ons leven , die wij aan God opdragen, heiligen , onze gehoorzaamheid zegenen, wanneer wij den dood aannemen als eene onderwerping aan den wil des Heeren , en ons ook eenmaal door de overvloedige mededeeling zijner genade in denzelfden geest van Jesus doen uitroepen ; Vader! in uwe handen beveel ik mijnen geest.
In dat levendig vertrouwen, en onder het menigvuldig aanroepen van dien teederen naam van Vader , zal ik dan, o God! met een kalm gemoed dat laatste oogenblik afwachten, waarop Gij mij tot U zult roepen, en van uwe barmhartigheid en verdiensten verwachten , dat Gij mg , dien Gij met uwen geest zoo vurig in de handen van uwen Vader hebt aanbevolen, ook met U in de heerlijkheid zult overbrengen. Ondersteun mij in deze hoop!
BEOEFENING.
Vertegenwoordig u dikwijls het oogenblik des doods, en bijzonderlijk 's avonds , wanneer gij u ter rust begeeft, want deze is eene afbeelding des doods. Verwek dan in u een vertrouwen op Jesus, en beveel u met Hem in de handen des Vaders, maar laat dan ook niet na te onderzoeken in welken staat uwe ziel is. Van die oefening kunt gij u de heilzaamste vruchten beloven , hiermede zult gij u dat gewigtig uur bereiden, en ongetwijfeld eenen zaligen dood sterven.
231
Ln zijn hoofd heclerhuigende, qaf Hij den geest Joan. XIX: 30.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus , nadat Hij alles volbragt en zijnen geest in de handen zijns Vaders had aanbevolen , overstelpt van de akeligste be-naauwdheden , door geledene folteringen uitgemergeld en uitgeput van bloed en krachten , eindelijk den laatsten snik zal geven, maar eerst het hoofd buigt, om tot op het laatste oogenblik zijns levens voor de geheele wereld te doen zien, dat Hij niet sterft, dan omdat Hij den dood vrijwillig heeft ingeroepen , om hem voor ons te overwinnen.
Hetgeen in Gods eeuwige raadsbesluiten was vastgesteld , dat geschieden zoude, hetgeen de eeuwige onveranderlijke regtvaardigheid eischte, hetgeen door Gods ingeving van de Profeten beschreven was, is door de handen der boozen uitgevoerd; de Zoon Gods, onze Heer en Zaligmaker is overgeleverd , aan het kruis gehecht en gestorven, om de heilrijke Verlossing van het menschdom uit de klaauwen des satans te weeg te brengen. Deze listige vijand van het menschelijk geslacht was er op uit, om Jesus , dien hij wel niet volmaaktelijk kende , maar toch voor een buitengewonen mensch , ja grootelijks verdacht hield, of Hjj Gods Zoon niet waarlijk mogt zijn , op de uitgezochtste wijze te vervolgen en diens ondergang te berokkenen en trachtte Hem dus door allerlei middelen ter dood te brengen: alzoo werd hij bedrogen en vond zijn eigen ondergang in dien van Jesus en zijn verderf in zijne bedoelde zegepraal; daarom stookte hij de Joden tegen Jesus op , en deze eischten zijnen dood met eene zoo ongehoorde woede, dat zij niet verzadigd waren, zoo lang nog een druppel bloeds door zijne aderen vloeide, zoo lang Hij nog ademde.
Die dood was reeds besloten. voor dat Hij gevangen was, in den bloedraad van Caïphas, toen deze hooge-priester in den raad had verklaard , dat het nuttig was, dat er een mensch stierf voor het volk; die dood was besloten , toen Jesus naauwelijks gevangen zijnde , reeds
232
des doods werd schuldig verklaard; die dood was besloten voor de vierschaar van Pilatus, toen de overpriesters, de ouderlingen des volks , de Phariseën en Schriftgeleerden met de gansche gemeente Hem door aanhoudende stemmen ter dood en wel ter kruisdood eischten ; die dood was eindelijk besloten, toen de lafhartige landvoogd door snoode uitvindingen , door helsche listen en lage bedreigingen zich liet overhalen , om Jesus aan hunnen wil en tot den kruisdood over te geven. Jesus moest derhalve sterven en eer zouden zijne vijanden niet gerust hebben; hoeveel Hij ook reeds had geleden , hun bloeddorst was niet te verzadigen, zij bleven op den kruisberg, tot dat zij Jesus uit het land der levenden hadden zien verdwijnen. Zoo kwaadaardig is de mensch , wanneer hij , om zijne ondankbaarheid van God verlaten, zich door zijne hartstogten laat wegslingeren! Zoo onverzadelijk is de afgunst, wanneer deze ingang in ons hart heeft gevonden !
Maar, o verblinden! welk vermogen zoudt gij toch tegen Jesus gehad hebben, indien Hij zich niet vrijwillig aan den dood onderworpen had ? Neen, zijn dood is niet, gelijk bij dierlijke wezens , het gevolg van zwakheid ; Hij sterft niet ten gevolge der geledene folteringen, maar Hij sterft, omdat Hij het zoo wil en zijn dood is eene uitwerking zijner almagt, niet minder dan zijne opstanding ; dit betuigde Hij zelf, toen Hij van zijnen dood sprak ; Niemand , zeide Hij, neemt Mij het leven af , maar Ik leg het van zelve af, Ik héb magt om het af te leggen en Ik heb magt, om het weder aan te nemen. Dit is het gehad, dat Ik van mijnen Vader ontvangen heb. 1)
Zou Hij , die aan ligchamen , welke reeds eene prooi des bederfs waren , zelfs het leven terug gaf, ook zijn eigen leven niet van den dood hebben kunnen bevrijden ? Woedt dan, wreede beulen! zooveel in uw vermogen is, opent dat Ligchaam zoo veel gij wilt, om er het leven als te doen uitvloeijen, Jesus is de bron des levens en Hij zal daarom ook nooit ophouden te leven, zoo Hij zelf dien loop niet stuit; maar hetgeen uw haat tot hiertoe niet vermoet, dit zal zijïie liefde voor het behoud der menschen doen : op het oogenblik zal Hij het leven gebieden , voor eenigen tijd dat goddelijk Ligchaam te ver-
i) Joan. X; 18.
233
laten, zonder dat echter de natuurlijke toestand , waarin Hij is, eenig aandeel heeft in zijnen dood.
Het was deze waarheid, waarvan Jesus zoo in zijn lijden als in zijn ganschen levensloop zoo vele blijken had gegeven, en die Hij ook in zijnen dood zeiven duidelijk te kennen gaf, toen Hij zijn hoofd boog, voor dat Hij ging sterven : alle andere menschen sterven eerst en laten dan het hoofd zinken , maar Jesus, die door zijn luid geroep nog op het oogenblik heeft doen blijken , dat Hij nog vol leven is , neigt eerst het hoofd , als om toe te stemmen, dat de dood toetrede en geeft daarna den geest. Immers Hij wist, dat Hij in de wereld gekomen was , om zijn leven te geven, tot verlossing van velen ; 1) Hij wist, dat dit de wil en het welbehagen zijns Vaders was, die door den dood zijns Zoons zijne liefde tot ons wilde bevestigen. Hij wil dan ook gehoorzamen , het offer voltrekken. Hij. wil den dood sterven; gehoorzaam geworden tot den dood des kruises. 2)
Ziedaar dan, o goddeloozen! de vrucht van al hetgeen gij tegen Jesus met zoo veel woede en helsche listen ondernomen hebt: dit alles heeft tot niets anders gestrekt, dan om zijn goddelijk alvermogen zoo veel te duidelijker te doen blijken, zijner gehoorzaamheid zoo veel te meer luister bij te zetten en zijnen triomf over den dood te vergrooten , maar om op u zeiven de gruwelijkste wraak te doen nederkomen.
Hoe meer wij die hoofdbuiging van onzen Jesus van nabij overwegen, des te meer geheimen ontdekken wij daarin, zoodat wij er ons zeiven als in verliezen ; de bange dood scheen Hem niet te durven naderen, maar Jesus wenkt hem toe , Hij daagt hem uit, om in het worstelperk te treden; alles was reeds volbragt, de dood alleen moest nog overwonnen worden en zijnen angel in Jesus' vleesch verliezen; Hij roept hem dan ook, om dien steek toe te brengen , waardoor hij van zijnen angel zou worden beroofd ; Hij wil den dood in zijne sterkte, in zijne vesting , in zijn schuilhoek , dat is tot in het graf vervolgen , aangrijpen en nedervellen. O dood ! alzoo voert de Profeet Ozeas den Heiland sprekende in , o dood! Ih zal uw dood zijn , Ik zal uw dood zijn , o hel! en in hetzelfde vers had Hij gezegd: Van de hand des dood» 1) Matth. XX: 28. 2) Philip. II: 8.
234
zal Ut ze vrij maken, ik zal ze^van den dood verlossen. \)
Ja , mijne ziel! het is voor ons , dat Jesus heden met den dood worstelt, hem uitdaagt om Hem te overwinnen; want noch dood, noch duivel kon over Hem eenige magt uitoefenen, daar Hij onschuldig was: beiden nogtans waren vermetel genoeg, om Hem te bedreigen, en Jesus daagt hen uit ; zij verstouten zich Hem aan te randen en een onregtvaardig gezag over Hem uit te oefenen, dat zij niet dan tegen de zondaars konden hebben , en verliezen aldus het gebied ook over de zondaars, voor wie Hij zich laat aanranden; zij vallen beiden in den kuil, dien zij zei ven gegraven hadden, en worden door onzen Jesus overwonnen.
Met regt viert de H. Paulus , en wij met hem , deze zegepraal, wanneer hij al juichend uitroept; Gode zij dank , die ons de overwinning heeft gegeven, door onzen Heer Jesus Christus. 2) Immers had Jesus niet in zijn dood toegestemd, nooit hadden wij eenige rust kunnen hopen, eeuwige onrust zou ons, even als de duivelen , dag en nacht gefolterd hebben , wij zouden den tij delij ken dood met den eeuwigen hebben verwisseld; dan nu Jesus in zijn dood heeft toegestemd, nu de verslindende dood zijn gebied tegen alle regt en billijkheid tot Hem heeft durven uitstrekken, nu ontweldigt Jesus hem ook zijne sleutels , nu verbreekt Hg zijne grendels , verbrijzelt zijne boeijen , en het graf kan zijn prooi niet meer onder zijn geweld houden. Het graf waarin het zondig nageslacht van Adam , volgens het tegen hen uitgesproken vonnis , tot het stof moest terug keeren , om de vernietiging van al zijn geluk en het begin van eeuwige smarten te vinden , zal voortaan slechts een veilige burg, eene bewaarplaats zijn, van waar wij nog eens tot eene zalige opstanding zullen terug komen, waar onze ligchamen voortaan zullen beschouwd worden als een zaad , dat in de aarde geworpen wordt, om eenmaal tot de zalige onster-felijkheid te ontluiken, waar de overledene geloovigen voortaan niet anders zullen aangemerkt worden dan als slapende , die God wederom zal opwekken, en met Jesus opvoeren, 3) en als getrouwe arbeiders, tot wie de geest gezegd heeft, dat zij rusten van hunnen arbeid. 4)
li Ozeas XIII c. ii. 2) 1 Cor. 15: 57.
3') Thess. IV : 14. 4) Openb. XIV: 13.
235
Ziedaar, mijne ziel! het geluk, hetwelk de toestem-ming van Jesus in zijnen dood u heeft aangebragt. En aoudt gij dan nog vreezen te sterven ? Zoudt gij nog droefgeestig uwe aanstaande ontbinding ce gemoet zien, gelijk degenen, die geene hoop hebben ? Neen, ik zal voortaan dikwijls met Job uitroepen : Ik weet, dat mijn Verlosser leeft, 1) die mij in het graf is voorgegaan, en het voor mij in eene rustplaats heeft veranderd , dat Hij mij derwaarts zal geleiden , mij zal bewaren, en dat ik in den jongsten dag uit de aarde zal opstaan, en God mijnen Zaligmaker zal zien. Ja, dierbare Verlosser ! deze hoop is in mijnen boezem weggelegd en zal mijn steun zijn in de moeijelijkheden van dit leven ; deze hoop zal mijn hart gedurig meer en meer tot U doen ontvlammen, en mij bij het naderen van mijn sterfuur met David doen uitroepen: Ik hen verblijd in hetgeen mij gezegd is ; wij zullen gaan in het huis des lieer en. 2) O God! bevestig mij iii deze hoop.
II. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus , voor dat Hij den geest geeft, het hoofd buigt. niet alleen , om door zijne vrijwillige toestemming in den dood voor ons den dood te overwinnen , maar ook om ons door deze laatste daad nog te onderrigten en te vertroosten. Hij had niets meer tot zijne beschikking, om eenige beweging te maken , dan zijn hoofd; zijne handen en voeten waren aan het kruis vastgenageld , geheel zijn ligchaam was onbeweeglijk ; met den mond had Hij zich zijnen Vader overgegeven , nu herhaalt Hij deze onderwerping aan zijnen Vader met het hoofd en buigt het, om zijne toestemming te betuigen aan den eisch zijns Vaders, ter voldoening der eeuwige regtvaardigheid voor de ongehoorzaamheid van onzen stamvader en die der andere stervelingen , tegen de bevelen zoo van God als tegen die dei-geestelijke en wereldlijke overheden gepleegd. Hij buigt zgn hoofd , omdat Hij bukt onder den vreesselijken last der zonden, dien Hij voor ons tot op het kruis heeft willen torschen; Hij buigt zijn hoofd, als om zich tot de rust te begeven na dien zwaren arbeid , dien Hij reeds drie en dertig jaren heeft gedragen, en waaronder Hij
4) Job XIX: 25.
2) Ps. GXXl: 2.
236
gedurende dezen laatsten nacht en dag als bezweek ; Hjj buigt eindelijk zjjn hoofd voorwaarts, als om ons aan te wijzen , dat wij verzoening en vrede verworven hebben, dat het vonnis , hetwelk tegen ons was , is uitgewischt, en wij kinderen zijns Vaders, en zijne medebroeders geworden zijn, en Hij ons als zoodanigen den broederkus aanbiedt.
O verrukkelijke betrachting! o heilrijke buiging! wie juicht niet over die verwonderlijke liefde van Jesus ? Wie kan dan nu den dood nog vreezen , daar onze schulden uitgewischt, onze zonden vergeven, onze ongehoorzaamheden geboet, onze hoogmoed vernederd , verzoening en vrede verworven zijn, en Jesus ons den kus des vredes heeft aangeboden ? Wat hebben wij dan nog te vreezen , of liever wat hebben wij na dit leven anders dan rust, zegeningen en zaligheid te wachten ?
Wij hebben, wel is waar , het voorregt niet van vrijwillig te sterven , want onze dood is oorspronkelijk eene loutere straf, die wij door onze overtreding regtvaardig-lijk verdiend hebben , en wanneer wij er ons aan onderwerpen , doen wij niet anders , dan misdadigers genoodzaakt zijn te doen , wanneer zij van bevoegde regters ter dood veroordeeld zijn : maar wanneer onze Heiland ten bewijze van zijne vrijwillige onderwerping aan den dood het hoofd buigt, eer Hij sterft, dan verandert Hij den dood dergenen , die op Hem hopen, in eene vrijwillige offerande , Hij neemt er de schande voor ons van weg, verandert den dood in eenen slaap, in een eenvoudigen , ja zelfs in een spoedigen overgang van het leven tot het leven, van het tijdelijke tot het eeuwige , van de duisternis tot het licht, van de ballingschap tot het vaderland, van de slavernij tot de vrijheid. Ja , wat ons hart nog meer moet opbeuren, Hij heeft door deze zijne toestemming overvloedige genade en zegeningen voor de stervenden verdiend en aan den dood zijner geloovigen verscheidene gunsten en weldaden verbonden, waardoor zij dikwijls met zeer veel troosj;, ja wet vreugde en blijdschap sterven.
Dan er zijn weinige menschen, die zoodanige gelatenheid bg hun verscheiden aan den dag leggen, weinigen, die met dat levendig geloof, met dat vurig verlangen hun laatste oogenblik te gemoet zien, weinigen, die tot dien trap van volmaaktheid zijn opgestegen, dat zij niet
237
min of meer dien afkeer van den dood gevoelen, welke hun de natuur zelve instort. Maar ook deze vergat onze Jesus niet , ook voor deze boog Hij zijn hoofd, en verdiende Hij de genade , om het hoofd te buigen voor den wil des Heeren, om zich aan zijne beschikkingen te onderwerpen , en den dood als een middel der zaligheid aan te nemen, en zij vinden in de geheim- en troostvolle buiging van Jesus eene zekere inwendige kracht, om met Hem voor den naderenden dood het hoofd te buigen.
Neen, mijne ziel! Jesus versmaadt die kleinen, die zwakken niet, die zoo bedrukt zijn voor den dood, ook , dezen zijn Hem door zijnen Vader aanbevolen , ook deze wil Hij tot de zaligheid opvoeren , voor dezen uitte Hij de troostvolle woorden ; Het is de wil uws Vaders niet, die in den hemel is , dat er een van die kleinen verloren ga ; 1) neen, indien zij eenen weerzin , eene bangheid gevoelen , om te sterven , Jesus heeft ze verschoonbaar gemaakt, want Hij heeft in hen dien schrik overwonnen , en doet hen het hoofd buigen voor die algemeene wet, door eene hartelijke onderwerping , alhoewel deze nog met eenigen tegenzin vermengd is ; want Hij heeft, door zijne vrijwillige en volmaakte ofierande , diezelfde moeijelijkheid, die het der natuur kost, om het leven te verlaten , wel willen heiligen ; wanneer wij namelijk zoo veel liefde hebben, dat wij die moeijelijkheid , die vrees aan God opofferen , alhoewel zij niet krachtig genoeg is , om er al het gevoel van uit te dooven.
O hemelsche verkwikking voor een stervenden christen ! wat kan ons dierbaarder zijn, dan dat zelfs onze kleinmoedigheden, onze vrees voor den dood kunnen strekken tot eene offerande aan God, onzen Vader , die ons eeuwig gelukkig wil maken ?
Zoo gij aan deze liefde wilt beantwoorden, mijne ziel! zoo gij u deze genade wüt waardig maken, dan moet gij ook tot aan het einde uws levens, ja ook nog dan , wanneer gij op uw sterfbed zult uitgestrekt liggen , zoo lang gij nog ademen kunt , God loven , danken , aanbidden , en wanneer uwe oogen reeds zullen gebroken zijn , wanneer u de spraak reeds zal begeven hebben en de dood op uwe lippen zal woelen, dan moet gij uwe laatste zuchten, door uwen Jesus , tot God doen opgaan,
238
Hem uwen geest, uw ligchaam , uwe zintuigen, uw leven, ja zelfs uwen weerzin tegen het sterven opdragen , en aldus uw hoofd buigen , en met volkomen onderwerping aan zijnen wil, en met een onwrikbaar vertrouwen in den schoot der Goddelijke barmhartigheid nederleggen. 0 hoe gelukkig zult gij zijn , wanneer gij in deze ziels-gesteltenis het huis der eeuwigheid zult intreden! Want God zal degenen , die door Jesus ontslapen zijn , met Hem opvoeren , . . . . en zij zullen altijd met den Heer wezen. 1) O God , hoe vertroostend zijn uwe beloften ! geef dat ik mij aldus tot den dood bereide en in de vereeniging met U sterve.
III. Overweeg , mijne ziel! hoe Jesus Christus , nadat Hij het hoofd gebogen had , den geest geeft, en alzoo het ontzettend tafereel zijns lijdens, hetwelk door een bitteren doodstrijd begonnen was , door den schandelijksten en smartelijksten dood op het kruis eindigt en het geheim der Verlossing vervult. — Maar , o God! Jesus sterven ? de Zoon van den eeuwigen en onveranderlijken God, Hij, die het welbehagen zijns Vaders , de luister zijner heerlijkheid , het beeld zijner zelfstandigheid is, Hij , door wien alle dingen gemaakt zijn , de oorsprong des levens sterven ? op een schandelijk kruis den geest geven ? Zeker is dit eene daadzaak , waaraan nooit iemand, zelfs niet het doordringendst vernuft, zou hebben kunnen denken , zelfs niet nadat God ons zijne heilzame oogmerken , ten opzigte der menschen , heeft bekend gemaakt, en die nog nu, na volbragt te zijn, niet alleen het verstand verbastert , maar ons geloof zelf godvruchtiglijk doet verschrikt zijn voor een zoo onbegrijpelijk geheim , waarop het geen duurzaam oog kan slaan, zonder ontsteld en verlegen te worden. Hier is God ons geloof en onze verwachting voorbij gestreefd, en vinden wij ons als genoodzaakt eenen sluijer over de oogen te werpen, opdat zij door het glansrijk licht niet bedwelmd worden. Verre zij echter van ons een geheim te willen verwerpen, omdat het ontoegankelijk is voor het kortzigtig brein ; den wereldwijzen is de dood van den Zoon Gods eene dwaasheid , omdat zij Gods onmeetbare grootheid niet kennen ; wij aanbidden dit geheim , wij mogen door zijn luister overstelpt wor-
1) Thess. IV : 14 , 17.
239
den , maar wij bezwijken niet! God is de onfeilbare waarheid , een onuitputbare bron van barmhartigheid , en daarom durven wij alles, ook den dood van zijnen Zoon gelooven, op dien stervenden God staren , in Hem onzen troost, ons behoud zoeken, en wel met zooveel te meergrond , omdat wij in zijnen dood de vervulling der voorzeggingen en afbeeldingen der oude wet en dus een juist bewijs ontvangen , dat Hij de ware Messias is.
Deze moest, volgens den koninklijken Profeet, in het stof des doods gehragt vjorden. 1) Hij moest, volgens Isaïas uitgehakt worden uit het land der levenden.... God, zou de goddeloozen voor den prijs zijner begrafenis geven , en de rijken voor het loon van zijtien dood,.... Hem
door zijn lijden verpletteren ,.....Hem zeer vele menschen
toedeelen ; en Hij zou den buit der sterken uitdeelen, omdat Hij zijn leven ter dood heeft overgeleverd,. 2) Daniël had zelfs den tijd bepaald der twee en zestig jaar-weken . na welke de Christus zou gedood ivorden.. En wat beleed Israël, door het aanhoudend kelen zijner offerdieren , wat de hoogepriester door zijn jaarlijksch binnengaan in het heilig der heiligen met het bloed van bokken , anders dan dat Jesns , onze Hoogepriester , eenmaal met zijn eigen bloed zoude intreden in het heilig der heiligen ? Daarom heeft ook de H. Paulus, opdat niemand zijnen dood aan noodzakelijkheid of aan eene of andere toevallige oorzaak zoude toeschrijven, niet onopgemerkt gelaten , dat Jesus gestorven is volgens de schrifturen. 3)
Jesus geeft dan den geest, Jesus sterft, de godspraken worden vervuld, de goddelijke raadsbesluiten volbragt,en het vloekvonnis : Gij zult den dood sterven , door de eeuwige regtvaardigheid tegen het zondige geslacht van Adam uitgesproken , vernietigd.
Niemand heeft ons de oogmerken des Heeren in den dood van den eenig-geborcn Zoon Gods ooit beter leeren kennen , niemand de troostvolle uitwerkingen daarvan duidelijker en met meer nadruk aangewezen dan diezelfde Apostel, wanneer hij over het lijden en sterven van den Zaligmaker zegt : Dewijl de kinderen , die Hem namelijk van God gegeven zijn , aan vleesch en bloed deelachtig waren , daar zij als menschen aan lijden en sterven wa-
1) Ps. XXI; 16. '2) Is. LUI: 8, 9, 10 , 12.
3) 1 Cor. XV; 3.
240
ren onderworpen, zoo is Hij zelf daaraan ook deelachtig yeworden, en waarom ? Opdat Hij door den dood , den-gene die het gebied des doods had, namelijk den duivel, zoude vernielen. 1) Jesus is dan gestorven , om den duivel het gezag, hetwelk deze ingevolge de toelating van Gods regtraardige oordeelen over de menschen uitoefende, door zijnen dood te ontweldigen, doch op welke wijze, en hoe kwam ons dat te stade ? Opdat Hij hen , die door de vrees des doods geheel hun leven lang in slavernij zaten , zoude verlossen. 2) Hij heeft ons dan door zijnen dood van de vreeze des doods verlost, en dien in een aangenamen slaap , in eenen overgang tot de zalige onsterfelijkheid veranderd: Want nergens neemt Hij de engelen aan , maar Hij neemt het geslacht van Abraham aan; 3) Hij is de Verlosser niet van de engelen, maar die der menschen, en wat volgt daaruit ? Waarom Hij in alles zijnen broederen heeft moeten gelijk worden , opdat Hij- mededoogend zoude zijn , en een opregte hoogc-priester voor God, om de misdaden des volks te verzoenen. Want, naardien Hij zelf door het lijden beproefd is , zoo kan Hij ook degenen , die beproefd worden, ie hulp komen. 4) Te regt zouden wij voor eenen onsterfe-lijken en onlijdelijken hoogepriester geschrikt hebben, wij hadden niet durven hopen , dat Hij mededoogen met ons zoude willen hebben, maar nu Hij , door eigen ervaring, onze ellenden heeft leeren kennen, nu Hij onze vrees . onze droefheid, onze pijnen, benaauwdheden en zwakte gesmaakt heeft, nu Hij zich in denzelfden toestand, waarin wij ons bevinden, geplaatst, nu Hij zelf den dood ondergaan heeft, nu durven wij Hem toespreken , nu werpen wij ons gaarne in de armen zijner bescherming en verlaten ons veilig op Hem. Hij sterft dan en ondervindt wat sterven is, en daarom vreezen wij ook niet te sterven ; want wij zijn niet alléén gelaten , maar hebben onzen Overpriester , onzen Verlosser , ons hoofd , die ons in dien afgrond vergezelt, maar om ons wederom met zich tot eene zalige opstanding te vereenigen.
0 hoe ver overtreft ons geluk dat der vaderen van het oud Verbond! Zij toch, hoezeer zij met ons hetzelfde geloof gemeen hadden , dezelfde hoop der toeko-
-1) Hebr. II: 14. 2) Ibid. 15. 3) Ibid. 16.
4) Ibid. 17, 18.
241
mende verrijzenis koesterden, mogten echter het verwezenlijken van die blijde verwachting, slechts op eenen nog ver verwijderden afstand beschouwen; van daar, dat de dood voor hen niets dan treurige vooruitzigten opleverde ; de hemel was gesloten, en scheen onverbiddelijk voor alle smeekingen, een sombere nacht, welks gezigt-einder buiten hun bereik was , wachtte hen, de gansche natuur zweeg voor hen, nergens vonden zij troost, wanneer zij moesten sterven; zij wisten wat zij verloren, maar niet wat hun gemis zou vergoeden, zij zaten geheel hun leven lang door de vrees des doods in slavernij ; die berooving , die duisternissen , die sombere eenzaamheid zweefden gedurig als ontrustende schrikbeelden voor hunnen geest, en van daar al de verzuchtingen, de klag-ten, die zij dikwijls uitten : De dooden zullen U niet loven, Heer! noch iemand dergenen, die in het graf dalen, maar wij, die leven, loven den Heer. 1) Zal iemand in het graf uwe barmhartigheid verhalen en uwe waarheid in de verderving ? Zal men in de duisternissen uwe ivonderheden kennen , en uwe geregtig-heid in het land der vergeting ? 2) Het graf zal U niet loven , zegt Isaïas , en de dood zal U niet prijzen , die in den kuil nederdalen, zullen uwe waarheid niet verbreiden, de levenden, de levenden zullen U loven, gelijk ik heden doe. 3) Te regt dan vreesden zij te sterven; want voor dat de hoogepriester door zijnen dood den gevangenen de vrijheid gaf, moesten zij van al de feesten, gezangen , triomfliederen van Israël, die hun aangenaamste troost waren , verwijderd , in de akelige afzondering treuren ; maar nu het Lam geslagt, nu Jesus gestorven is , nu ontmoeten wij Hem terstond na onzen dood in zijne heerlijkheid, nu verlustigen wij ons terstond in de beschouwing van onnadenkelijke schoonheden, in de genieting van eeuwige wellusten, in het bezit van onmeetbare rijkdommen , nu zijn wij terstond bij Hem en zullen altijd bij Hem blijven. O dierbare trgost voor den stervende !
Schep dan moed, mijne ziel! want Jesus geeft den geest, en hiermede zijn wij in onze vorige regten hersteld , Hij heeft den schuldbrief, die tegen ons was, te
1) Ps. CXIII: 17, 18. 2) Ps. LXXXYII : 12, 13.
3) Isa. XXXVIII; 18, 19.
niet gedaan, door dien aan het kruis te hechten ; Jesus sterft en heeft ons niet alleen den toegang tot den troon der genade geopend , maar verschijnt zelf voor het aanschijn zijns Vaders, om voor ons te spreken , en wat kan ons dan nog kleinmoedig maken ? De menigte onzer zonden ? Maar heeft Hij die niet op zich genomen ? geene overvloedige voldoening daarvoor gegeven ? Wie zal dan veroordeelen dengene, voor wien Christus gestorven is , die ook verrezen is , die aan de regterhand Gods is, die ook voor ons hidt? 4) Zullen wij vreezen, onder het gewigt onzer zwakheden te zullen bezwijken ? Maar wij hebben eenen Hoogepriester, die ze kent, en uitgenomen de zonden , door alles beproefd is. 2) Wat hebben wij dan te vreezen, of liever , wat hebben wij niet te verwachten van Hem, die zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar Hem voor ons allen heeft overgeleverd; hoe zal Hij ons met Hem ook niet alles geven ? 3) O mijn God! deze hoop beurt mij op . en moedigt mij aan, om voortaan deugdzaam en voor U te leven , en mij op uwe beloften veilig te verlaten; ik weet, dat ik ook nog eerst zal moeten sterven , eer ik de vruchten der Verlossing volkomen kan plukken, maar wie zal niet gaarne een leven vol gevaren en gelegenheden der zonden verlaten ? Wie zal niet gaarne een leven vol ellenden verlaten , om een volmaakt geluk te genieten , om eeuwig met U vereenigd te zijn ?
Vergeet intusschen niet , mijne ziel! dat Jesus deze hoop door niets minder dan, door den schandelijken kruisdood heeft verkregen. Zulk een onbegrijpelijk wonder heeft de Heer willen uitwerken, om u een schoonen hemel te bereiden , zulk eene regtspleging heeft de goddelijke regtvaardigheid willen uitoefenen , om u de zonden te vergeven. Welaan dan, zoo gjj wilt, dat God dit alles niet vruchteloos of liever , tot uwe zwaardere verdoemenis , gedaan hebbe, verzaak dan voortaan de zonden uit den grond uws harten, want daarom is Jesus gestorven, om in ons den ouden mensch der zonden te vernietigen en opdat wij de zonden niet meer zouden dienen. Wilt gij eindelijk, dat in het uur van uwen dood het aandenken aan Jesus' lijden u tot troost zal verstrekken . dat uw afscheiden uit dit leven een overgang
1) Rom. VHI: 34. 2) Hebr. IV; 15. 3) Rom. mil: 32.
243
zij tot de zalige eeuwigheid , offer dan ook aan Jesus uw leven op, die zich voor u heeft opgeofferd; dit is het offer van dankbaarheid, dat gij Hem voor zoo vele weldaden moet aanbrengen , dit is het bewijs van uwe wederliefde , dat Hij van u vraagt: Want Christus is voor ons allen gestorven , opdat degenen die leven, niet meer voor zich leven , maar voor Bengene , die voor hen gestorven en verrezen is. 1) Kunt gij Hem dit weigeren ? Neen, lieve Jesus! nooit kan ik U naar waarde vergelden; hetgeen Gij voor mij gedaan hebt; doch Gij vraagt niets anders dan een dankbaar hart, een hart dat U bemint; welaan, geef mij als de vrucht van uwen dood, dat ik U voortaan beminne, dat mij niets meer van uwe ilefde scheide , dat ik voortaan geen hart meer hebbe dan om U te beminnen , U te verheerlijken en om in U mijne vreugde , mijnen troost, mijnen rijkdom , mijne wellusten en mijn geluk te zoeken. Jesus! geef mij , dat ik in uwe liefde sterve.
BEOEFENING.
Denk dikwijls aan het lijden en sterven van Jesus , maar bijzonderlijk wanneer gij de H. Offerande der Mis bjjwoont en in de H. Communie , want nergens vertoont zich meer de Godheid, de heiligheid en de liefde van Jesus , nergens ontmoeten wij voortreffelijker voorbeelden van alle deugden, nergens leeren wij beter leven en sterven. Dat lijden is een schild tegen alle bekoringen , een troost in ziekten en tegenheden; maar bijzonder in het uur des doods. Het is het zekerste merkteeken onzer eeuwige voorbeschikking. Draag ook 's morgens altijd uwe gedachten, woorden en werken van dien dag aan God op, in de vereeniging met het lijden van Jesus Christus.
En zie, het voorhangsel des tempels scheurde in twee stukken van boven tot heneden , de aarde beefde en de steenrotsen harstten, de graven gingen open: en
4) 1 Cor. V: 15.
244
vele Ugchamen der heiligen, die ontslapen voaren r zijn opgestaan en uit de graven gaande na zijne-verrijzenis , kwamen zij in de heilige stad en verschenen aan vele menschm. En de hoofdman en die met Hem waren, om Je sus te bewaren, ziende de aardbeving en hetgeen daar geschiedde, werden zeer bevreesd en zeiden: Waarlijk, dit was Gods Zoen. Matth. XXVII: 51 , 52, 53, 54.
I. Overweeg , mijne ziel! hoe de gansche natuur, zoodra Jesus Christus den geest had gegeven, door eene wondervolle beweging , haren Schepper en zijne onschuld en heiligheid erkent, zijnen dood betreurt en hiermede der Joden gruwelijke misdaad en ongevoeligheid te kennen geeft; want het voorhangsel des tempels enz.
Niemand kan met eenige mogelijkheid ontkennen , dat al die teekenen met den dood van onzen Jesus in het al-lernaauwst verband staan , ja het was ook voor den on-kundigste, voor het ongevoeligst hart te zeer in het oog loopende, om niet te ontwaren , dat het de dood van haren Schepper was, waarover zich de geheele natuur in beweging stelde. Reeds op den helderen dag had zich de zon verborgen, hetgeen tijdens de volle maan nimmer het gevolg eener natuurlijke zonsverduistering kon zijn ; Jesus deed dus zijne goddelijke majesteit met de helderste stralen schitteren in dien zelfden tijd, toen Hij in de diepste vernedering verzonken was. De Joden hadden een teeken van den hemel gevraagd en Jesns gaf hun een teeken, toen Hij aan het kruis hing en dit moest hen, indien zij nog voor eenige indrukselen vatbaar waren , buiten twijfel nog meer treffen, dan wanneer Hij gedurende zijne omwandeling op de wereld iets dergelijks verrigt had : doch wel verre van hunne oogen voor een zoo helder schijnend licht te openen, waren zij ziende blind , opdat zij zich niet zouden genoodzaakt zien, hunnen Godsmoqrd te erkennen; zij zagen in deze zoo zonderlinge duisternissen niets dan een gewoon verschijnsel in de natuur of beschouwden die misschien als een bewijs der goddeloosheid van den gekruisigde, zoo als zij weleer hadden durven lasteren, dat Hij in Beëlzebub, den prins der duivelen , den duivel uitdreef; althans de duisternissen hadden op die booswichten , geen anderen in-
245
vloed , dan om hunne godslasteringen te vermeerderen ,, men tartte zijn geduld op de ongehoordste wijze, men overlaadde Hem met lasteringen, beschimpingen en smaad ; duizende spotternijen werden tegen Hem uitgebraakt, zelfs zijn geduld en stilzwijgen strekten , om Hem met de bitterste verwijtingen zoodanig naar het hart te steken, dat hunne ^vergiftige tongen Hem veel gevoeliger waren, dan de nagelen zijner handen en voeten , en hoe meer Jesus zweeg, zoo veel te meer werden hunne vurige tongen door den helschen nijd aangeblazen. Maar toen Jesus begon te sterven, hernam de zon haar licht, om hun hunne wreedheid en de verwonderlijke houding van Jesus bij zijn afsterven te doen zien , en naauwelijks had Hij den geest gegeven, of de gansche natuur antwoordt voor Hem op al de lasteringen zijner vijanden : alle schepselen beginnen terstond als uit éénen mond te spreien, de geheels natuur roept hun toe, dat Hij , dien zij zoo on-menschelijk vermoord hebben, haar Heer en Meester was; het voorhangsel des tempels scheurde door midden van boven tot beneden, en kondigde hun aan, dat de wraak des Hemels tegen hen ontstoken was over de gruweldaad, tegen zijnen Zoon gepleegd, dat God op het punt stond hunnen tempel te vernielen , en die landbouwers ging verlaten, die zijnen Zoon buiten den wijngaard gestooten en vermoord hadden ; de aarde beefde over de afschuwelijke misdaad , door hare bewoners gepleegd , over het bloed van haren Schepper, waarmede zij bevochtigd was; de steenrotsen , die van Golgotha bijzonder, spleten van een, verweten den Joden hunne verhardheid, en vormen zich tot een altijddurend gedenkteeken, dat tot op den huidigen dag voor de geheele wereld is ten toon gesteld, en aan Juda's nakomelingschap zijnen Godsmoord verwijt; de graven ontsloten zich , en het onbeweegbaar stof erkent zijnen Heer , dien de levenden verworpen hebben.
Wie zou niet verwachten, dat die donderende stem dei-goddelijke Almagt ten minste de overpriesters, de ouderlingen en schriftgeleerden zoude getroffen hebben, die toch uit hunne schriftuur wisten, dat God zich meermalen van aardbevingen en scheuring der steenrotsen bediend had om zijne gramschap te kennen te geven ? De aarde, zegt de Koninklijke Profeet, werd beroerd en beefde: de gronden der bergen sidderden en beefden, omdat Hij op hen
246
vertoornd was. 1) Zijne verbolgenheid, zegt de Profeet Nahum, is uitgestort als een vuur, en de rotsen zijn door Hem vermorseld 2) Zij -wisten , dat zich de aarde weleer geopend, en de wederspannige Bore, Dathan en Abiron levend verzwolgen had. Wie zou niet verwachten, dat zij bij de beschouwing dezer buitengewone verschijnselen zich deze getuigenissen zouden te binnen gebragt en voor Gods gramschap zouden gesidderd hebben? Dan neen, zulke harten, der boosheid ten eenemale overgeleverd en onbeweeglijker dan de harde rotsen, waren voor geene bekeering vatbaar, en ondanks zoo vele duidelijke bewijzen, durfden zij Jesus nog zelfs na zijnen dood als eenen verleider aan Pila-tus voordragen.
De Profeet Isaïas zeide weleer tot de Joden : De os kent zij-nen meester, en de ezel de krihhe van zijnen heer, maar Israël heeft Mij niet gekend en mijn volk heeft Mij niet verstaan-.3) mag men hier niet met meer regt zeggen: de rotsen, de graven, de zon hebben hunnen Heer en Meester gekend , maar Israël is onverstandiger , ongevoeliger, hardnekkiger, dan die gevoellooze schepselen.
Dan waar toonden zij duidelijker , dat zij juiste navolgers waren van Caïn den broedermoorder ? Deze verfoei-jeljjke nijdigaard kon niet verdragen, dat God zich ter gunste van zijnen broeder Abel verklaarde , en dat diens deugd zijnen roem verduisterde ; en van daar dat hij niet alleen niet kon rusten, vóór dat hij hem had omgebragt, maar ook, nadat hij zijn moorddadig plan had volvoerd , de grootste ongevoeligheid over zijnen gruwel aan den dag legde. Diezelfde nijd beheerde de priesters, schriftgeleerden en ouderlingen, ten opzigte van Jesus; zij zagen, dat zijne heiligheid Lannen roem verduisterde en eene gedurige berisping hunner ondeugden was ; de openbare getuigenis, die God door tallooze mirakelen van zijnen Zoon aflegde, strekte alleen, om hunne woede meer en meer te doen ontvlammen , en nadat zij Hem door den schandelijksten dood hadden doen sterven, riep de geheele natuur als wraak over het vergoten bloed van hunnen broeder, den regtvaardigen Abel; het was alsof God hun door die wonderen toeriep : Waar is Abel, uw broeder? Wat hebt gij gedaan? Dan hun onbuigzaam hart antwoordde; Ik weet het niet, ben ik de
2) Nah. I; 6.
3) Is. I: 3.
247
bewaarder van mijnen broeder ? Neen, mijne ziel! wanneer haat, nijd of andere Lartstogten'smenschen hart overmeesterd hebben , dan zijn noch beloften, noch bedreigingen, noch hemel, noch hel, dan zijn ook de ontegenspreke-lijkste wonderen niet in staat hem te bewegen of te regt te brengen. Neen, het zijn de mirakelen niet die de on-geloovigen of de zondaren bekeeren, maar de aflegging van het eigenbelang of der driften, welke het hart voor de indrukselen der goddelijke genade sluiten.
Dan, mijne ziel! is deze beweging in de natuur bij den dood van Jesus ook niet geschikt, om uwe ongevoeligheid, uwe onverschilligheid in de Godsdienst en de betrachting uwer zaligheid te beschamen , Jesns , de eeuwigequot; Zoon Gods sterft voor u in eene zee van smarten ; gij, gij hebt mede de hand geleend aan dien smartelijken en schandelijken dood ? en zijt gij niet doordrongen van droefenis , smelt uw hart niet in tranen weg bij de overweging van die ijsselijke gebeurtenis?
Toen de brave Joseph , bij het lijk van zijnen afgestorven vader kwam , kon hij zich niet onthouden aan het gevoel van zijn hart den vollen teugel te vieren ; hij viel op het ontzielde ligchaam neder , hij kuste het en weende bitterlijk. Misschien betoont gij ook zoodanig treurge-voel, wanneer een beminde vader , moeder , echtgenoote of kinderen door den dood uit uwe armen worden weggerukt , en voor Jesus , die u oneindig meer liefde betoond heeft, en dien gij meer wederliefde verschuldigt zijt dan voor al wat in de wereld is, voor Hem hebt gij gee-ne zucht, geenen traan over ? Ach , lieve Verlosser ! zoo ondankbaar zijn uwe schepselen , uwe kinderen, uwe broederen ; hoe gemakkelijk valt het hun eenen vloed van tranen te storten, wanneer hen het verlies van eenig geld , goed of aanzien , ja soms van een gering redeloos dier treft, ja wat meer is bij het lezen van een nooit gebeurd geschiedverhaal , eenen roman , of bij de vertooning van een treurspel in den schouwburg ; maar aan de voeten van uw kruis een traan van dankbaarheid , van leedwezen of liefde te plengen, helaas! hoe zelden gaat hunne belangstelling in dat oneindig liefdegeheim zoo ver , ja hoe dikwerf zijn zij naar het voorbeeld der Joden ongevoeliger dan de steenrotsen!
Verbeeld u echter niet, mijne ziel! dat Jesus geëerd
248
-wordt met zulke tranen, die de zinnelijkheid afperst; maar Hij vraagt van u , hetgeen die wereldminnaars gevoelen jegens hen, die hua dat verlies berokkenden , of over dat onregt, daar zij in den schouwburg over wee-nen. Hij vraagt van u tranen van droefheid, afkeer en eeuwigen haat tegen de oorzaak van zijnen dood, namelijk tegen de zonde: zult gij Hem die weigeren ? Eunt gij u , zoo gij nog eenige liefde voor Hem hebt, weerhouden van uwe zonden hartelijk te beweenen , zoo dikwijls gij Hem met aandacht op zijn kruis zult overwegen ? O God ! geef mij een zoo opregt van droefheid doordrongen hart!
Maar het was ons bedunkens te laat, dat die mirakelen gebeurden en. het ware beter geweest, dat zij eer geschied waren en Jesus vóór zijnen dood in het aanschijn zijner vijanden verdedigd hadden , zoo toch gaat het met ons , wanneer men ons belasterd heeft, wij wenschen vóór onzen dood geregtvaardigd te worden en onze vijanden tot zwijgen gebragt te zien. Doch aldus sprekende schijnen wij te vergeten , dat het hier de tijd is van geloof en geduld en deze moeten wel zeer kort zijn, wanneer wij ze reeds verliezen , vóór dat wij sterven. Neen, mijne ziel! de leerling is niet beter dan zijn Meester en daar deze tot zijnen dood toe heeft willen strijden , is het ook billijk, dat wij Hem daarin volgen. Er zal een tijd ko -men, wanneer de geheele wereld met Hem tegen de uitzinnig en zal vechten 1) en dan zal een ieder regt wedervaren , dan zal geduld en geloof rijkelijk beloond worden.
II. Overweeg , mijne ziel! hoe de wondervolle beweging der gansche natuur, die onmiddelijk na den dood van onzen Jesus volgde , niet alleen strekte om den Joden hunnen gruwel, tegen den Messias gepleegd, te verwijten , maar ook om hun aan te duiden , dat de gansche natuur genegen was, om die booswichten te straffen en zij , na hunnen Messias verworpen te hebben , wederkee-rig verdienden, overal verworpen en gebannen te worden.
De aarde beefde, als weigerde zij die booswichten langer te dragen; de steenrotsen barstten, als wilden zij hen in de ingewanden der aarde doen nederzinken; de
1) Sap. V: 21.
249
graven openden zich, als om hun toe te roepen , dat zij zelfs niet verdienden na hunnen dood in den schoot der aarde te worden ontvangen , nadat zij hunnen Schepper gekruisigd hadden ; met één woord; alle schepselen ge ven te kennen , dat zij zuchten en als in barensnood zijn, uit hoofde van hun vurig verlangen , om het ongelijk , hunnen Schepper aangedaan , te wreken , en , omdat zij der ijdelheid onderworpen zijn, niet gewillig , 1) maar om den wil Gods en zich dus genoodzaakt zien ondanks zich zeiven, die ondankbaren te dulden , maar dat zij zich nu slechts bij bedreigingen bepaalden , uit eerbied voor haren Schepper , voor Jesus Christus , die niet gekomen was , om te oordeelen , maar om zalig te maken en wiens bloed geene wraak , zoo als het bloed van Abel, maar vergeving inriep.
Trouwens het eerste oogmerk des Heeren in het daar-stellen der schepselen was , dat de mensch ze met dankbaarheid en ter verheerlijking van zijnen Schepper zoude gebruiken , en dit is de eenige reden van hun aanwezen ; maar hieruit volgt van zelf, dat zij als in eenen staat van geweld verkeeren ten opzigte van hen, die aan dit oogmerk niet beantwoorden en zij derhalve zuchten en als in barensnood zijn, wanneer zij den ondankbaren ten dienste moeten strekken en aan hunne ijdelheid onderworpen zijn.
Moedwillige zondaars! verstaat gij die taal ? Al de .schepselen, waarvan gij het gebruik hebt, de aarde , de lucht, de zon , de spijze , de drank , de kleederen , het water , het vuur , ja de steenen der wegen , de huizen en torens zijn uwe vijanden , omdat gij vijanden zijt van hunnen Schepper; zij zouden u vernielen , zoo de Heer hen niet weerhield, ten einde u langmoedig tot boetvaardigheid af te wachten ; maar God kan ook in zijne oogmerken niet te leur gesteld worden, en daarom zullen zij nog eenmaal in vrijheid gesteld en van uwe dienst ontslagen worden, wanneer Jesus zijnen tijd, door zijnen hemelschen Vader vastgesteld, zal ontvangen, om zich in het openbaar regt te verschaffen , wanneer Hij als uit een verafgelegen land zal terugkomen , om bezit van zijn rijk te nemen en te straffen degenen, die na zijn vertrek
4) Rom. VIII: 22.
gezegd hebben, dat zij Hem niet voor hunnen Koning wilden erkennen.
God bepaalde zich bij den dood zijns Zoons bij bedreigingen , maar tevens gaf Hij te kennen , wat Hij nog eenmaal zal uitwerken tegen degenen, die zich dien dood niet zullen ten nutte gemaakt hebben: want zegt de H. Geest bij den wijzen man : Hij zal de wapenen met ijver aanschieten en de schepselen wapenen, om over zijne vijanden wraak te nemen. Hij zal de gereg-tigheid aantrekken voor een harnas , en een opregt oordeel opzetten voor een helm; i) Hij zal dan alleen zijne regtvaardigheid en heiligheid doen gelden eil met een onvergankelijk besluit ten uitvoer leggen, hetgeen de gestrenge wetten van het Evangelie den zondaren met zoo veel nadruk hebben aangekondigd , en de regelmatigheid nemen tot een schild, dat niet te doorschieten is. En wat zal ten opzigte der onboetvaardige zondaren het gevolg zijn van deze gesteldheid des regters ? Beeft hier rampzaligen! zijne zware gramschap zal Hij scherpen tot eene spies en de geheele wereld zal met Hem tegen de uitzinnigen vechten, de bliksemen daar Hij mede schiet, zullen regt naar hen toegaan : die zullen als met een weigespannen boog uit de wolken geschoten worden, en hun doelwit treffen , 2) zoodat zij te vergeefs zullen trachten zijne gramschap te ontvlugten ; want zijne straffende bliksems zullen hen , nadat zij het vonnis hunner eeuwige verwerping zullen ontvangen hebben , onmisbaar treffen , niet om hen te verpletteren , maar om hen te ontvlammen door een vuur , dat nooit meer uitgebluscht zal worden. Zijne gramschap als een stormtuig met steenen geladen, zal dikke hagelsteenen op hen schieten, het water van de zee zal van onstuimigheid tegen hen tieren : en de vloeden zullen met geweld' tegen elkander klotsen. 3) Gelijk een hagelbui van steenen, door den vijand in eene belegerde stad geworpen,''met een ijsselijk geraas zich nederstort en menschen en huizen verpletten, zoo zal de geheele natuur het onderst boven worden gekeerd , zoo zullen alle hoofdstoffen zich onderling vermengen , alle deelen van het heelal zich ontbinden, om zich op de goddeloozen neder te storten en met een onweerstaanbaar geweld naar dien duisteren kerker doen
1) Sap. V : 18 , 19. 2) Ibid. V : 20, 21,22. 3) Ibid. XX11I.
251
vertrekken , waar zij eeuwig zullen*opgesloten zijn. Eindelijk , een sterke wind zal tegen hen opstaan , en hen als een dwarrelwind verstrooijen. Hunne boosheid zal de geheele aarde tot eene woestijn maken en de ondeugendheid zal de zetels der magtigen omver-werpen. 1) De aarde zal verlaten zijn , want de gelukzaligen zullen met Jesus opgenomen zijn in de lucht, en de verworpelingen als een licht kaf verstrooid, en onder het akeligste gehuil en tandengeknars naar den afgrond verworpen worden. Daarna zal een nieuwe hemel en eene nieuwe aarde , die der boosheid niet meer ten dienste zal staan, het verblijf der heiligfen en het onderwerp hunner dankbare ontboezemingen uitmaken.
Kon ons de toekomende gramschap des Heeren met schrikkelijker kleuren worden afgemaald ? Bemerken wij hier echter, dat hetgeen den zondaar zal overkomen, altijd onvergelijkelijk meer zal zijn , dan God hier beschrijft , daar Hij zich hier naar onze zinnelijke denkbeelden voegt, waardoor nooit volkomen kan uitgedrukt worden, wat het eeuwige betreft. Maar, o rampzaligen ! hoe zult gij dan weenen, van verdriet en wanhoop op uwe tanden knarsen , wanneer gij aldus naar de uiterste duisternissen verbannen zult zijn en u noch het gezigt , noch het gebruik der schoone natuur zal vergund worden ? Hoe zult gij schreijen en jammeren, wanneer gij in den poel der eeuwige vlammen van dorst zult liggen versmachten , u in de grootste armoede zult bevinden, zonder dat de natuur u den geringsten troost, de geringste verkwikking zal aanbrengen.
Treft u deze waarheid, mijne ziel ? dat zij u echter niet ontmoedige ; de wonderen , die den dood van onzen Jesus vergezelden, waren wel teekenen der goddelijke gramschap, maar zij waren ook heilzame waarschuwingen om de zondaren in het hart te treffen.
Welaan , dat dan de overweging van uwen gestorven Jesus uw hart vermurwe zoo als de steenrotsen , het met leedwezen over uwe zonden vervulle, voortaan uwe ongeregelde driften beteugele en bestendige verbetering in u uitwerke ; dan zal dat bloed , alhoewel ook door u vergoten , nogtans in plaats van wraak, verzoening en zaligheid te weeg brengen. O Jesus! help mij , en maak
1) Sap. 24.
252
mij een van die kinderen, die Gij ook uit de ateenen kunt maken.
III. Overweeg , mijne ziel! hoe de beweging der ge-voelJooze schepselen bij den dood van onzen Jesus niet alleen strekte, om de godslasteringen der Joden te beschamen , om hun hunnen gruwelijken Godsmoord en hunne verhardheid te verwijten en Gods gramschap aan te kondigen, maar ook om ons af te malen en als te voorzeggen, welken omkeer van zaken tot eeuwig heil der menschen de dood van Jesus zou ten gevolge hebben, alhoewel de Joden daarin niet dan hunne misdaad zouden zien.
Het voorhangsel des tempels scheurde in twee stukken van hoven tot heneden , en kondigde der wereld aan. dat de wet tot hiertoe ten voordeele der Joden gegeven , vernietigd en door een nieuw verbond vervangen was, van hetwelk niemand was uitgesloten , en dat door den dood van Jesus Christus de toegang tot het heiligdom des hemels geopend was.
De steenrotseH harstten en gaven hiermede te kennen, dat God het vleeschelijk geslacht van Abraham verwerpen en zich ook van steenen, kinderen van Abraham zoude weten te vormen, dat zijne genade de harten zoude vermurwen dergenen , die nooit van Hem gehoord hadden , die de beloften van den Messias niet kenden , en het verste van den weg des heils verwijderd waren.
Be aarde heefde en vertegenwoordigde ons die ontzettende verwondering van het heelal, wanneer het kruis van J. C. haar zou gepredikt worden, den algemeenen opstand van vorsten en volken tegen het Evangelie, den strijd dei-martelaren, den val van het afgodendom en de vestiging van het rijk van Jesus op zijne puinhoopen. Dezen heil-zamen omkeer van zaken had God reeds door den Profeet Aggefis aangekondigd, zeggende: Nog een weinig tijds , en ik zal hemel en aarde, de zee en het drooge land beroeren , ja ik zal alle volken beroeren ; want Hij zal komen, naar wien alle volken verlangen. 1) En reeds vroeger had God zijne zegeviering over de tegenkantingen dei-wereld door den Koninklijken Profeet doen aankondigen: Be Heer, zegt hij, heerscht als Koning, dat de volken ge-1) Agg. II : 7, 8.
253
stoord worden, die daar zit op de Cherubijnen, dat het aardrijk beve: 1) het verworpen Jodendom zou alles in beweging stellen, om den voortgang van het Christendom te verhinderen; de heidensche volken , door de verkondiging van het Evangelie in hun verfoeijelijk afgodendom en in den diepen slaap hunner ongeregelde hartstogten verontrust, zouden hemel en aarde bewegen , het zwaard van verdeeling zou zoodanig op de aarde woeden, dateenbroeder zijnen broeder tot den dood zou overleveren, kinderen tegen ouderen zouden opstaan, de heiligste betrekkingen, de naauwste banden niet zouden ontzien, en derhalve de maatschappij in haar hart geschokt worden door den tegenstand, dien het Evangelie van den kant der dwaling en ondeugd overal zou ontmoeten ; maar te vergeefs zouden de volken woeden tegen den Koning der engelen, te vergeefs hunne krachten met Hem meten ; of liever de wereld van zijne goddelijke magt overtuigd, zou van eene heilzame vrees doordrongen, beven over haren vermetelen tegenstand, tot hiertoe aan God betoond, zich ootmoedig voor zijne voeten aederwerpen; de aarde zou door de uitzending van zijnen geest een geheel andere gedaante verkrijgen, Jesus al-zoo door zijn kruis alom zegevieren, en deze zoo heilzame schok, door de Profeten eeuwen lang voorzegd, wordt heden als nabijzijnde en als de vrucht van Jesus' dood der aarde op eene gevoelige wijze aangekondigd. O God! wie moet TJ niet dankbaar loven, wie moet TJ niet beminnen? Diezelfde teekenen, die aan Israël Gods gramschap en de instorting zijner reeds kwijnende grootheid aankondigen, zijn de voorboden onzer toekomende opstanding.
De graven gingen open. Onze Jesus gaf bij zijnen dood niet alleen te kennen, dat Hij door die heilzame verandering over de tegenkantingen zijner vijanden, over het ongeloof en de boosheid zoude zegevieren , maar dat Hij ook zijne heerschappij tot de ingewanden der aarde zoude uitstrekken. Hij had gezegd: Het uur komt en is nu hier, dat allen , die in de graven zijn , de stem van den Zoon Gods zullen hooren, en die ze hooren, zullen leven. 2) Deze voorzegging betrof niet alleen de geestelijke opstanding of de bekeering der Heidenen, maar duidde ons ook al de voordeelen aan, welke de dood van Jesus zoude
2) Joan. V : 25.
l)Ps. XCVIIl; I*
254
aanbrengen , en dus ook de opstanding onzer ligchamen., Jesus begint hier reeds te doen hetgeen Hij voorzegd had, want de graven gingen open, en vele ligchamen der heiligen, die ontslapen waren zijn opgestaan. En hiermede verwijdert Hij alle vrees , allen twijfel uit onze harten, hier geeft Hij ons de stelligste verzekering, dat ook wij nog eens zullen opstaan en eeuwig juichen.
O hemelsche vertroosting! Welaan, mijne ziel! overweeg toch deze waarheid met ernst. Jesus sterft, zijne ziel scheidt van zijn ligchaam ; het is niet mogelijk uit te drukken hoe smartelijk het Hem viel dat naauw verband, die zuivere liefde los te breken, maar Jesus sterft en zijne ziel is zelve de bode, om verlossing en vrijheid aan te kondigen aan de zielen der vaderen, die in eenen duisteren kerker bewaard werden, tot dat de regtvaardigheid Gods verzoend was. Wie kan zich hier een denkbeeld maken van de blijdschap, welke die heilige zielen vervulde, toen zij hunnen Messias zagen, die ze ten hemel kwam opvoeren? Wie beseft haar gejuich, hare dankzeggingen ? De ligchamen zelfs gevoelen er de kracht van, en ten bewijze, dat Jesus door zijnen dood den dood heeft overwonnen, herleven zij, vertrekken uit hunne graven, en vertoonen zich in Jerusalem aan verscheidene hunner vrienden.
Kunt gij dan, mijne ziel! nog eenige huivering, hoe natuurlijk deze dan ook moge zijn, voor den dood hebben , waarop zulk een heil moet volgen ? Ware ook slechts Jesus alléén van den dood opgestaan, dit was genoeg, om ons van onze toekomende opstanding te verzekeren , maar nu Hij met zich meer andere ligchamen van zondige men-schen door zijnen dood doet opstaan, nu Hij ligchamen doet herleven, die reeds tot stof vergaan zijn, menschen, die misschien vóór den zondvloed geleefd hebben, en wier beenderen niet dan door een alwetenden God konden onderscheiden worden, o hoe wordt nu ons geloof versterkt, ons vertrouwen opgebeurd, nu beschouwen wij ons met hen als verrezen, nu zien wij onzen dood alleen aan als een zachten slaap, waaruit wij weldra zullen ontwaken, en wij hooren vol troost en vreugde den Profeet Za-charias zeggen : Ook hebt gij uwe gevangenen door het bloed mvs verbonds uitgelaten uit den kuil, die zonder ivater was. Keert weder naar de sterkte, gij gevangenen ! die vol hoop zijt. Gij ziet anderen verrezen, alzoo
255
zult gij ook door dat bloed opstaan, welaan, keert weder tot de sterkte uwer hoop , betrouwt op Hem , die uwe sterkte, uwe vrijstad, uwtoevlugt, uw beschermer is; daalt in het graf, niet als gevangenen, maar als kinderen , die de vrijheid gewonnen hebt, welker genot u echter nog wordt uitgesteld , omdat gij die misbruikt hebt; dan eenmaal zult gij de stem van den Zoon Gods hooren, die stem zal de aarde doen beven, de steenrotsen splijten en de graven openen , en uw ligchaam zal herleven en tot Jesus worden opgevoerd , nadat het gelijkvormig zal gemaakt zijn aan zijn verheerlijkt ligchaam ; het voorhangsel van zijn eeuwigen tempel zal weggescheurd zijn, gij zult Hem in al zijne klaarheid aanschouwen. Welaan , mijne ziel! dit zij voortaan uw eenig verlangen op deze wereld , het oogmerk van al uw doen en laten. O Jesus ! verlicht mij hiertoe altijd door uwe genade , en geef mij, dat ik hier getrouwelijk naar uwe stem luistere, opdat ik eenmaal dooide stem uwer almagt uit het graf opgewekt, met vertrouwen tot U opzie.
Dan niet te vergeefs gaf de redelooze natuur door hare verbazende beweging te kennen, dat Hij , die daar den geest gaf, haar Schepper was en dat zijn dood eene geheele beweging onder de menschen veroorzaken , stee-nen harten breken, en de dooden uit het graf der zonden opwekken zoude; want reeds op denzelfden tijd begon deze voorzegging bewaarheid te worden en, hetgeen hier merkwaardig was , terwijl Israël de oogen sloot voor een zoo helder licht, wordt een heidensch krijgsman met degenen, die bij hem waren om Jesus te bewaken, daardoor verlicht, en erkent niet alleen het eerst de onschuld en heiligheid van Jesus . maar belijdt ook openljjk zijne Godheid.
Deze hoofdman was belast met de uitvoering van het doodvonnis , tegen Jesus geveld ; hij had de gelegenheid gehad om alles naauwkeurig gade te slaan, wat er gebeurde , hij had behalve de grootheid van geest, die hij in Jesus op zijn kruis had zien uitschitteren , bijzonderlijk opgemerkt, dat Hij zoo roepende, den geest had gegeven; 1) en derhalve in zijnen dood nog zelfs eene kracht ontwikkeld had , die aanduidde , dat Hij nog een geruimen tijd den doodstrijd had kunnen volhouden; dit
1) Marc. XV: 39.
256
alles vergeleek hij met de wonderen , waarvan hij zoo van nabij ooggetuige was, en besloot hieruit, dat Jesus niet alleen onschuldig, maar ook aangenaam moest zijn aan God , in wiens handen Hij zijnen geest met een zoo kinderlijk vertrouwen had aanbevolen, en die ook wederkee-rig op eene zoo wonderbare wjjze zich ten zijnen gunste verklaarde. Hij begreep dan ook met zijne mede-knechten, dat die opstand in de natuur hen betrof, vergeleek hunne gepleegde misdaad met Gods regtvaardige gramschap , welke zich als gereed toonde , om hen te verdelgen , en hij werd met eene doodelijke vrees bevangen; nu vond hij gsen ander redmiddel om 's Hemels wraak te ontkomen , dan in de ootmoedige erkentenis zijner misdaad , en dengene dien zij aan het kruis hadden gehecht, openbaar hulde te doen, met Hem niet alleen voor eenen regtvaardige, maar ook voor Gods Zoon uit te roepen. Niets was dan ook in staat, om hem hiervan terug te houden, noch de vrees voor den stadhouder , wiens on-regtvaardigheid hij veroordeelde, noch de overpriesters van Israël, dien hij hunnen Godsmoord verweet, noch de vrees, dat hij van zijne bediening zoude worden ontzet ; en terwijl Israël zwijgt, de leerlingen de vlugt hadden genomen, is hij de eerste, die zijn stem verheft, en alhoewel een heiden, toont hij echter meer licht te hebben om de Godheid van Jesus te onderscheiden, dan de overpriesters, die den Messias verwachtten; hij zeide: Waarlijk, dit is Gods Zoon! 1)
1) Wij vinden geene redenen om deze belijdenis van den hoofdman niet in al die uitgestrektheid te verstaan, die de tekst zelf letterlijk aanduidt; het kon toch dezen krijgsman niet onbekend zijn, dat Jesus zich voor Gods Zoon had uitgegeven ; hij had drie uren lang de tergendste godslasteringen (loor de overpriesters tegen Hem hooren uitspreken , welke alle betrekking hadden op deze aanmatiging, die door hen te meer gestaafd werd, omdat Hij niet van zijn kruis afkwam, noch de Hemel ter zijner redding kwam opdagen; hij had Jesus eene onnavolglijke grootheid vanzielen een onverbreekbaar geduld aan den dag zien leggen in al zijne pijnen en vernederingen, tot dat Hij den laatsten snik gaf. Hjj zag uit alle omstandigheden, dat de wonderen, die onmiddelijk den dood van Jesus vergezelden, hierop eene noodzakelijke betrekking hadden; door dit alles getroffen roept hij uit : Waarlijk dit was Gods Zoon! alle omstandigheden schijnen dus adn te duiden, dat hij aan deze waardigheid, die hij den Heiland
257
Wie staat hier niet verbaasd ? wie moet niet erkennen, dat dit eene verandering is van de regterhand des AUer-hoogsten ? trouwens, wie had ooit kunnen denken , dat deze krijgslieden , die nog voor weinige oogenblikken Jesus zoo wreedelijk gegeeseld , Hem in zijne doornen-krooning zoo diep vernederd hadden, en zélfs om den overpriesters te behagen, in Jesus te folteren hunnen last op de schandelijkste wijze waren te buiten gegaan , die Hem aan het kruis gehecht, en zich met de Joden vereenigd hadden , om Jesus met lasteringen en versmadingen te overladen , dat deze eensklaps bekeerd en de eerste verkondigers zijner Godheid zouden geworden zijn , zelfs toen deze nog onder de diepste verguizingen verborgen was ? O hoe duidelijk ontwikkelt zich hiar de kracht van Jesus' kruis! hoe weinig zal het Hem kosten , zich alle magten, alle volken, alle landen te onderwerpen !
Dan niet minder schittert hier de liefde van God tot arme zondaren ; vreemdelingen , Heidenen , krijgslieden, zoo ver van God en Godsdienst verwijderd, wier aard zoo strjjdig was met de christelijke zachtmoedigheid, zijn de eersten, die door de mirakelen , welke zij zien, getroffen worden , terwijl de wijzen , de verstandigen , de huis-genooten Gods, schriftgeleerden, priesters verhard blijven. Hier toont Hij dan reeds, dat Hij de Heidenen door zijnen dood tot zijn bijzonder erfdeel had verworven, dat Hij hen van de duisternissen tot zijn verwonderlijk
toekende, hetzelfde denkbeeld hechtte , als de priesters, toen zij Hem beschuldigden dat Hij zich die had aangematigd, en dit denkbeeld was, dat Jesus zich den Zoon van God noemde in den volsten zin van het woord, zoo als aangetoond is in de belijdenis, door den Heiland voor Caïphas afgelegd. Wij willen gaarne erkennen, dat deze hoofdman uit hetgene hij gezien had tot die verhevene kennis niet had kunnen komen , zoo de genade hem niet inwendig bestraald had, maar uit de omstandigheden van het verhaal beweren wij juist, dat dit het geval was. — Veel minder is het te vooronderstellen, dat de hoofdman hier in Jesus, volgens zijne heidensche denkbeelden , den zoon van een of anderen afgod zoade erkend hebben, en dit gevoelen wordt genoegzaam wederlegd door den H. Lucas, welke zegt, dat hij God verheerlijkte. Maar zou het eene verheerlijking , of niet veeleer eene nieuwe beleediging voor God geweest zijn, den eeuwigen en waarachtigen Zoon van God bij eenen Esculaap of eenen Hercules te vergelijken ?
Aanm. van den Uitgever.
258
licht zoude overbrengen. Hier ging dan reeds voor u dat licht op , mijne ziel! dat u uit het afgodendom tot / de kennis van uwen God, en tot den weg des hemels zou geleiden. Juich dan hier, want wij zijn afstammelingen der Heidenen , en toen wij nog goddeloos waren , is Jesus voor ons gestorven; als wjj van Hem verwijderd waren, heeft Hij ons geroepen door zjjne alvermogende genade ; als wjj nog niets verdiend hadden, heeft Hij ons eene eindelooze zaligheid en eene gelukkige opstanding beloofd. Kon Hij ons grootere blijken van zijne liefde geven ? Maar wat kunnen wij dan van Hem nu niet verwachten , wanneer wij Hem getrouwelijk dienen , indien Hij zooveel voor ons heeft ten beste gehad, toen wij zijne vijanden waren, wat zal Hij dan zijnen vrienden niet geven? Lieve Jesus ! hierop dus stel ik al mjjn vertrouwen, dat uwe liefde mijne zwakheid zal ondersteunen , en Gij mij de gaaf van volharding, als de vrucht van uwen dood zult schenken.
O Jesus ! geef toch, dat ik aan die groote liefde door wederliefde beantwoorde, dat ik niet jneer leve dan door en voor U, die voor mij gestorven zijt, om mij eeuwig te doen leven.
BEOEFENING.
Beschouw dikwijls Gods grootheid, goedheid , almagt en wijsheid in het geschapene ; want alhoewel God som-tjjds op eene buitengewone wijze , zoo als bij den dood van zijnen Zoon, tot de menschen spreekt, om zich met meer nadruk te doen hooren, nogtans is de geheele n£ tuur en haar aanhoudend bestaan een gedurig wonder , en als eene gedurige schepping; God omvat en vervult alles met zijn wezen, door en in Hem bestaat alles, alles herinnert u dus aan zijne tegenwoordigheid en aan de pligten, die gij ten opzigte van God te vervullen hebt, te weten: niets van het geschapene gaat buiten zijnen kring , alles beantwoordt aan de bestemming , die het van God heeft ontvangen, volg alzoo door uwe vrije verkiezing den wil van uwen Schepper, gelijk alle andere schepselen dit doen , zonder het te kunnen beseffen. Gedenk , dat Hij u tusschen Hem en de overige schepselen heeft geplaatst, opdat zij door u tot zijne ver-
259
heerljjking zouden strekken. Wacht u dan , u van het geschapene te bedienen , om uwe ongeregelde begeerlijkheden te voldoen; het moet ons tot God opleiden; of het zal eenmaal in de handen van God diénen om ons te straffen, en den dood des Scheppers te wreken , indien wij zijn bloed door nieuwe zonden zullen vertreden hebben. — Bedank God dikwijls voor uwen roep tot het geloof, en stel er grooten prijs op , want het is de vrucht van Jesus' dood ; schaam u nooit het te be-lijden, en wees ijverig in het naleven uwer godsdienstige pligten, veracht uwe dwalende broeders niet, en wanhoop niet aan hunne zaligheid , maar bid voor hen , en tracht hen bijzonderlijk door een godvruchtig leven voor den hemel te winnen.
De Joden dan, opdat de ligchamen op den Sab-bathdag niet aan het kruis zouden blijven, dewijl het nu de dag der voorbereiding , en die Sabbathdag een hooge dag was, verzochten van Pilatus, dat hunne heenen mogten gebroken en zij weggenomen worden. De krijgsknechten kwamen dan, en braken de been en van den eersten, als ook van den ander, die met Hem gekruist was; maar als zij bij Jesus kwamen en zagen , dat Bij nu dond was, braken zij zijne beenen niet. Ban een van de krijgsknechten doorstak zijne zijde met eene speer en terstond kwam er bloed en water uit. Joan. XIX: 31 , 32 , 33 , 34.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus van het oogenblik af , dat Hij den geest had gegeven , zelfs toen zijn ontzield ligchaam tusschen twee boosdoeners nog ten toon was gesteld, van zijhen Hemelschen Vader voor de vernederingen , waaraan Hij zich tot den dood des kruises toe onderworpen had , op alle wijzen verheerlijkt wordt: niet dat zijne vijanden door zijnen dood bevredigd , ophouden tegen Hem te woeden, want ook zijn
260
ontzield ligchaam zal nog het voorwerp hunner helsche woede zijn, tot dat het van voor hunne oogen geheel zal weggenomen zijn, ja tot in het graf toe zullen zij Hem vervolgen , maar ook daardoor zeiven de werktuigen in de hand der goddelijke VoDrzienigheid zijn, om de heerlijkheid onzes Verlossers te meer te doen schitteren. Dit bleek niet alleen, toen de gansche natuur hare droefheid en verontwaardiging over den dood van haren Schepper betoonde, maar ook op nieuw in de zoo geheimvolle opening zijner zijde.
De dag, waarop Jesus aan het kruis was gehecht, was de dag der voorbereiding, namelijk tot den Sab-bathdag, welke nu zoo veel te plegtiger was, omdat deze in de Paaschweek inviel, en de tweede dag was die der ongedeesemde brooden. Deze plegtif-3 dag, welke met den avond een aanvang nam , nu zeer nabij zijnde gaf der Joodsche overheden aanleiding, om tegen het voorwerp van hunnen doodelijken haat nieuwe folteringen uit te denken , en zoo aan zijne verguizing nog iets mogt ontbreken , Hem door eene schijnbare onderhouding der wet, als voor eenen van God gevloekte te doen doorgaan.
Het zou namelijk met de heiligheid van een zoo pleg-tigen dag strijdig zijn geweest, de ligchamen der gekruisigden aan die vloekhouten te laten hangen; het gezigt van die ellendigen, die aan hunne kruisen van pijnen krimpend, met den dood hingen te worstelen , zou te storend geweest zijn voor de vreugde , die dezen pleg-tigen feestdag voegde; hunne ligchamen moesten dus nog vóór het einde van den voorbereidingsdag , waarvan nog maar drie uren overig waren, weggenomen, en bij gevolg hun dopd verhaast worden.
Of zij hier het oog hadden op de wet, die voorschreef , dat, wanneer een misdadiger, tot den dood verwezen , aan eene galg werd opgehangen, zijn dood ligchaam niet op het hout zoude blijven , maar men het op denzelfden dag zoude hegraven, 1) kan te regt in twijfel worden getrokken, daar deze wet doelt op die ligchamen , die , zoo als bij de Joden de gewoonte was, nadat zij gestorven waren, aan een hout werden opgehangen. Dan zonder hier verder in te treden, schijnt het,
d) Deutr. XXH : 23.
261
'dat veeleer vrees en schaamte die booswichten drongen , om Jesus van het kruis te doen nemen ; de wondertee-kenen in de natuur en de openbare erkentenis van den hoofdman konden het volk wel eens tot inkeer brengen en hunne misdaad op hunne eigene hoofden doen neder-komen; ongetwijfeld was ook het gezigt van dat ontzielde ligchaam een gedurig verwijt voor hun schuldig geweten, zij konden dus niet rusten eer dat het uit hunne oogen verdwenen was; want zoo doen doorgaans onboetvaardige zondaars, zij trachten het gruwelijke hunner zonden, hun knagend geweten te stillen, met die uit hunne gedachten te verwijderen.
Dan te vergeefs, rampzaligen! zult gij trachten, die ontrustende schrikbeelden uit uwen geest te verdrijven ; nu eerst zult gij ondervinden, hetgeen Mozes zelf van u gezegd heeft: Gij zult uw leven als hangende voor u zien en dag en nacht vreezen. 1) Ondanks u zeiven , zal het onschuldig voorwerp uwer helsche woede u onophoudelijk voor den geest zweven, u eene vreeze in het harte jagen, niet die, welke uit het geloof ontstaat en tot regtvaardiging leidt, maar .die gedurig uw schuldig geweten zal folteren, omdat gij in den Gekruiste niets anders dan uwe gruweldaad zult beschouwen, zonder nogtans in Hem te gelooven.
Mijne ziel! wilt gij ware rust vinden? zoek deze niet met uwe zonden te willen vergeten, maar hebt gij het ongeluk gehad Gods heilige wetten te overtreden , zeg dan met den boetvaardigen Koning; Ih erken mijne on-geregtigheid en mijne zonde is altijd voor mij ; 2) dan zal uwe vrees u tot zaligheid en uwe schaamte tot uwe verheerlijking strekken. O God! geef mij altijd zoo opregt te zijn.
Intusschen bedienden zich die geveinsden volgens hunne gewoonte , van den schijn van godsdienstijver , om hunne schande te bedekken en hunne laatste wreedheid tegen Jesus te wettigen : Zij verzochten dan aan Fila-tus , dat den gekrwisten de beenen rnogten gebroken en zij weggenomen worden. Het oogmerk van deze beenbreking, waarbij men zich eene geheele vermorseling der beenen met een ijzeren moker of hamer moet . verbeelden , was om door de hevigheid van pijnen te ver-
1) Deutr. XXVIII: 66. 2) Ps. L: 4.
262
goeden, hetgeen de kortheid des tijds hun tot al te veel verligting zoude gestrekt hebben, en hen, die anders door langzame pijnen op hunne kruisen moesten uitgeput worden, zoo zij niet door hei roofgedierte werden verscheurd , nu, zoo onder de ijsselijkste pijnen, als onder de bloedstortingen te doen bezwjjken en daarna , zoo als zij aan hunne kruisen waren gehecht, in het naastgelegen dal daar henen te werpen.
O God, welke vernedering, welke schande voor de nagedachtenis van Jesus! een Zoon Gods , de bron van alle genade en zegeningen, die de aanbidding van engelen en menschen verdient, wordt hier als een van God en men-schen gevloekte behandeld , zijn ontzield ligchaam moet in alle haast voor het aanschijn der menschen weggenomen en in de aarde sbedolven worden , om door zijne aanwezigheid den plegtigen feestdag niet te schandvlekken; ja het was de wet zelve, die onzen Jesus onder dat denkbeeld der diepste verachting bij de geheele natie scheen te brengen , vermits zij gevloekt noemt, al die aan het hout hangt. 1) Wie zou ooit gedacht hebben, dat diezelfde Jesus nog eens over de geheele aarde zoude aangebeden worden ? O God , hoe wonderlijk zijn uwe wegen! hoe groot uwe liefde voor zondige en gevloekte stervelingen! O Jesus! geef mij, dat ik aan uwe liefde beantwoorde, geef mij , dat ik prijs stelle op de eeuwige zegeningen, die Gij mij door uwe schanden hebt verdiend.
Dan hetgeen de vernedering van onzen Jesus tot den hoogsten top moest opvoeren , hetgeen zijne nagedachtenis aan de altijddurende vervloeking moest overgeven, strékte juist tot zgne verheerlijking en om der geheele ■wereld te doen zien, hoe zeer eene goddelijke Voorzienigheid over Hem waakte: het was den Joden niet moeije-lijk, hun verzoek door Pilatus te zien inwilligen; want, ofschoon het breken der beenen in de kruisiging bij de Bomeinen niet gebruikelijk en eene afzonderlijk straf was, stond echter de landvoogd dit des te gereeder toe, omdat hg niets vuriger kon verlangen, dan het slagtoffer zijner gruwelijke onregtvaardigheid voor zijne oogen weggenomen te zien, opdat het zjjn knagend geweten niet langer zoude ontrusten.
De krijgsknechten kwamen dan en braken de beenen
1) Dentr. XXII : 33.
263
van den eersten ; als ook van den ander, die met Hem gekruist was; maar Jesus, die geene schending van zijn ligchaam mlde gedoogen , had den aandrang en het wreed ontwerp der Joden door het vrijwillig aieggen van zijn leven reeds voorkomen, en als zij bij Jesus kwamen en zagen, dat Hij nu dood was , braken zij zijne beenen niet. Wie moet zich niet overtuigd houden, dat eene bijzondere Voorzienigheid over dat doode ligchaam waakte ? Immers, wanneer wij den aandrang en het kruipend verzoek der Joden , het gereedelijk toestaan van Pilatus , het dadelijk ten uitvoer leggen der krijgslieden, met aandacht overwegen, wie zou dan niet gezegd hebben , dat zij met Jesus zouden beginnen, zonder zich eerst van zijnen dood te verzekeren ? Van waar dan nu hunne omzigtigheid ? Waarom vervoegen zjj zich eerst bij een der andere krui-selingen ? waarom Jesus, die in het midden hing, voorbij gegaan en eerst de beenen van den derde gebroken ? waarom bij Jesus komende opgehouden en onderzocht, of Hjj ook nog eenige teekenen van leven gaf? En daar het schjjnt, dat zij aan zijnen dood nog twjjfelden, waarom , ten einde zich hiervan volkomen te verzekeren , niet hunnen last volvoerd, maar met hetzelfde oogenblik zijne zijde geopend, hetgeen hun niet bevolen was ?
Waarom , mijne ziel ? omdat er geschreven is, dat er geen been van Hem zoude gebroken worden, maar dat men zijne zijde doorsteken zoude , omdat eene onzigtbare hand die der krijgslieden wederhield, om geen been van dat Lam te verbrijzelen.
Het ligchaam van Jesus scheen, nadat het door de ziel verlaten was, zonder bescherming en geheel aan den moedwil zijner vijanden ten prooi gesteld; doch de Godheid , die met het ontzielde ligchaam zelfstandig vereenigd bleef, waakte daarover en over de algeheele vervulling van hetgeen naar de voorzeggingen niet alleen in zijn leven , maar ook na zijnen dood moest geschieden, en zijne vijanden zeiven, hun verzoek bij Pilatus, al hunne pogingen zullen dienen om zijne besluiten uit te voeren , en de geheele wereld op deze uitvoering opmerkzaam te doen zijn.
O God, hoe groot zijt Gij voor die U beminnen! Ja, mijne ziel! diezelfde Voorzienigheid Gods waakt ook over alle voorvallen uws levens, Hij bewaart al uwe beenderen
264
en geen daarvan zal zonder Hem gebroken worden, geen haai- van uw hoofd vergaan; Hij is het, die uw strijdperk op deze aarde juist heeft afgepaald , die het bestek uwer vijanden heeft afgebakend en zoo deze zich ook tot aan het einde uws levens mogten uitstrekken , opdat gij aan Jesus gelijkvormig zoudt zijn, de dood zal de grens uwer droefheden en smarten en het begin uwer eeuwige verheerlijking zijn, en zoo gij uw ligchaam met dat des bekeerden kruiselings mogt verbrijzeld, tot stof vergaan zien, Hij , zal dien tempel weten te herbouwen tot een onvergankelijk gebouw. Welaan dan , mijne ziel! onderwerp u dan aan zijnen wil in al uwe tegenheden en ziekten , opdat uw dood niet zoo als van den onbekeerden boosdoener een overgang van tijdelijke tot eeuwige rampen , maar eene insluimering tot eeuwige vreugde zij. O God! geef mij altijd uwe genade , moed en geduld en een onwrikbaar vertrouwen.
II. Overweeg, mijne ziel! hoe die goddelijke Voorzienigheid nog luisterrijker uitblonk, toen een der krijgsknechten de zijde van Jezus doorstak , daar terstond water en bloed uit vloeide en aldus de Christenen een onwrikbaar bewijs ontvingen , dat Jesus waarlijk gestorven en bij gevolg ook waarlijk verrezen is.
Een der Komeinsche krijgslieden, die, zoo als het zich laat denken, gehoopt had , door de beenbreking, zoo ter voldoening zijner eigene wreedheid als van die der Joden, Jesus door de onbegrijpelijkste folteringen den geest te doen geven, nu ziende , dat Hij door een spoedigen dood zijner woede ontsnapt was, joeg zijne speer door zijne zijde, om toch , zoo veel nog mogelijk was , zijn gemoed tegen het ontzielde ligchaam te koelen , maar bijzonderlijk wilde hij als met de uitvoeringen der vonnissen belast, zich volkomen verzekeren, dat Jesus waarlijk gestorven was, of althans door zulke wonde dadelijk den geest zoude geven.
Dan zoo werden juist de oogmerken van God bereikt en de beulen zeiven waren er de uitvoerders van: het was namelijk voor de waarheid der Godsdienst van het grootste belang, dat de dood van Jesus door niemand in twijfel zoude kunnen getrokken worden , opdat ook nooit iemand zoude kunnen beweren, dat Hij levend in het graf gegaan en dus ook niet waarlijk van den dood verrezen
265
was. Deze gelegenheid werd het ongeloof ten eenemaal ontnomen , nu een der krijgslieden , met de uitvoering van het doodvonnis belast, om zich van het volvoeren van zijne taak te verzekeren , de zijde van Jesus doorstak, Hem eene speer door het hart joeg en daaruit het laatste bloed deed vloeijen , dat in de holten nog opgesloten kon zjjn, alsmede het water dat het zoogenaamde hart-zakje vervult, welke vloeijing van bloed en water een ontegensprekelijk bewijs van 's Heilands dood was , zoo als de wonde zelve doodelijk was geweest, indien Hij ook het volle genot des levens had gehad.
Deze gebeurtenissen worden dan ook, naar het oordeel van den Evangelist Joannes , zoo hoogst belangrijk voor de godsdienst, dat hij hier zijn verhaal als afbreekt, om ons met allen nadruk van de waarheid daar van te overtuigen , en die het gezien heeft, zegt hij van zich-zelven sprekende, geeft er getuigenis van , en zijne getuigenis is waarachtig , en hij weet, dat hij de waarheid zegt, opdat gij het gelooven zoudt. 1) Zijne getuigenis berustte niet op het verhaal van anderen , maar hij was ooggetuige geweest van al wat hij had aangeteekend. Hij was er tegenwoordig geweest, toen Jesus zijn hoofd boog en daarna den geest gaf; hij was er bij geweest, toen de krijgsknechten Hem gestorven vonden, en Hem daarom de boenen niet braken , maar , hetgeen alles afdeed, toen zijne zijde door eenen der krijgslieden doorstoken werd , •en er terstond bloed en water uitvloeide ; en hij had zoo nabij het kruis gestaan, alles zoodanig opgemerkt, dat hij het bloed en water te gelijker tijd had zien vloeijen , zonder dat beiden zich met elkander vermengden. Nu kon hij dan ook , om den dwaalgeesten den mond te sluiten die in zijnen tijd in Jesus Christus niet dan den schijn van eenen mensch erkenden en bij gevolg, de wezenlijkheid van zijnen dood loochenden, veilig en bij eigen ondervinding getuigen: drie zijn er , die getuigenis geven op de aarde: de geest, het water , en het bloed , en deze drie zijn één ; 2) dat is strekken om dezelfde zaak , namelijk de menschheid van Jesus Christus te betuigen , want Hij had waarlijk met een luid geroep en ter verbazing der aanwezigen , den geest gegeven , het bloed was in waarheid uit zijn hart, en het water uit het hartzak-1) Joan. XIX; 35. 2) Joan. V ; 8.
je gevloeid, hetgeen zonder doodelijke verwonding geene plaats kon grijpen; drie dingen hadden dus en het wezenlijk bestaan van zijn vleesch, en zijnen dood onweder-legbaar aangetoond.
Ja heilige Apostel! wjj gelooven dan vaatelijk uwe getuigenis , en wij bewonderen , danken en loven de oneindige liefde van Jesus tot ons. Wij zijn volkomen verzekerd, dat Jesus voor ons gestorven en verrezen is, en wij dus in Hem volkomen voldoening hebben voor onze zonden, wij gelooven, dat wij ook met Hem zullen verrijzen. O dierbare troost voor het hart van den Christen ! dierbare Heiland ! doorwond mijn hart door uwe goddelijke liefde, opdat ik ook in al mjjn doen en laten de ondabbelzinnigste bewijzen geve , dat ik met U aan het kruis gehecht en voor de zonden voor altijd gestorven ben, ©m voortaan niet dan voor U te leven, en met U eenmaal te verrijzen.
Doch eene gebeurtenis , die door den Evangelist zoo omstandig verhaald , zoo buitengewoon bevestigd wordt, die zoo duidelijk door de Profeten zelfs voorzegd was, en dus zoo vele kenmerken der goddelijke beschikking wegdraagt, ja wat de ivloeijing van water en bloed betreft, zonder zich met elkander te vermengen, zich alleen door een bovennatuurlijk wonder laat verklaren , kon behalve de strekking , om ons van 's Heilands dood te verzekeren, niet zonder geheimzinnige beteekenis zijn, en ongetwijfeld had de Apostel Paulus op deze het oog , toen hjj ons onderrigt-te , dat de wording der eerste vrouw , gedurende den slaap van den eersten mensch , eene afbeelding was'van de wording en naauwe vereeniging van Christus en zijne Kerk: Bit is een groot geheim, ik zeg in Christus en in de Kerk. i) Hiervoor vinden wij zoo veel te meer grond, daar onzen goddelijken Verlosser den laatsten Adam 2) en de waarheid noemt van hetgeen in den eersten was afgebeeld , die het voorbeeld was van den toekomenden. 3) Toen God Adam geschapen en in het paradijs geplaatst had, deed Hij alle dieren des velds en de vogelen des hemels voor hem komen, opdat hij naar hunne geaardheid aan elk zijnen naam geven, en te gelijker tijd zoude onderzoeken , of onder het menigvuldige gedierte er niet gevonden werden, waarmede hjj in onderlinge gemeenschap ion leven; doch daar werd voor Adam geene hulp ge-
1) Eph. V: 32. 2) 1 Cor. XV; 45. 3) Rom. V: 14.
267
vonden, die hem geleek, 1) geene die met hem in die verhevene natuur, in dat evenbeeld der Godheid deelde , Adam alleen zag zich van de noodige hulp verstoken, om zich in zijn nageslacht te vereeuwigen. Dan (de Heer God. die wilde, dat hij als 't ware de vader zijner echtgenoote zelve , en alzoo het hoofd van het geheele menschelijk geslacht zoude zjjn, zond dan eenen slaap in Adam , en als hij in slaap was, zoo nam Hij eene van zijne ribben, en vulde er vleesch voor in de plaats. En de Heer God bouwde de rib, die Hij uit Adam genomen had , tot eene vrouw , en Hij bragt ze bij Adam. Toen zeide Adam: Dit is been uit mijne beenen, en vleesch uit mijn vleesch. 2)
Daar nu de Apostel zegt: Christus heeft zijne Kerk bemind , en zich-zelven voor haar geleverd ,. . . . wij zijn ledematen van zijn ligchaam , uit zijn vleesch en uit zijn gebeente : 3) wie ziet dan niet, dat hij ons de juiste overeenkomst heeft willen aantoonen van het geheim, dat op den kruisberg na 's Heiland dood werd uitgewerkt, met de wonderlijke wording der eerste vrouw en moeder der levenden ?
God zag namelijk van de hoogte zjjner woonplaats, of er onder de kinderen der menschen, buiten hunne betrekking met Jesus Christus , ook iemand gevonden werd, of er iemand was , die God kende of Hem zocht ,) maar zij zijn allen afgeweken , zij zijn te zamen onnut geworden , daar is niemand die goed doet , daar is er ook niet één. 4) Zij waren voor Hem gelijk de dieren voor Adam, te weten alleen bedacht op een tijdelijk leven, zonder Godsdienst, zonder eenige deugd of gedachten, die betrekking had op of hen leiden kon tot een toekomend leven; want, als de mensch in eer was, heeft hij het niet verstaan, hij is bij de redelooze dieren vergeleken , en hun gelijk geworden. 5) God , die den dood des zondaars niet wil, maar dat hjj zich bekeere en leve, en daarom reeds van alle eeuwigheid besloten had, zich een nieuw geslacht te vormen , zond hiertoe zijnen Zoon, maar wilde, dat zijne bruid zelve, zijne Kerk, de moeder van dat nieuw geslacht niet alleen hare geestelijke vruchtbaarheid , maar ook haar aanwezen zelf van Hem zoude ont-
-1) Gen.: 20. 2) Ibid. II: 21, 22, quot; ai, 30.
4) Ps, XIII: 314.
268
lcenen, dat Jesus de eenige bron der regtvaardigheid. het hoofd aller zaligen , de eenige middelaar zoude zijn , en geen andere naam zoude bestaan, waarin wij zalig kunnen worden. God zond dar , alhoewel met diens volkomen toestemming, zijnen Zoon in eenen diepen slaap des doods , want het betaamde, dat de oude mensch der zonde eerst door zijnen dood vernietigd werd, eer de nieuwe mensch te voorschijn trad , dat Hij zich eerst den dood overleverde, en zich door zijn bloed eene heilige en onbevlekte Bruid vormde ; en toen Hij in dien doodslaap aan het kruis hing , werd zijne zijde met eene speer geopend; en Jesus deed uit het binnenste van zjjn hart, uit den zetel zijner oneindige liefde voor rampzalige stervelingen, zijne bruid, zijne Kerk voortkomen uit zijn vleesch en uit zijn gebeente, welke Hem reeds een talloos nageslacht heeft voortgebragt, en het nog tot aan de voleinding der eeuwen zal vermenigvuldigen.
En opdat zijne Kerk eene heilige en onbevlekte Bruid zoude zijn, en datzelfde levensbeginsel in haar altijd zou worden bewaard en volmaakt, opende Hij haar in zijn hart zelf eene bron, die tot heil zijner kinderen altijd open zou staan, waar zij de heilmiddelen in overvloed zouden putten , en dit gaf Hij te kennen, toen uit zjjne zijde bloed en water vloeiden , waaruit de H. Sacramenten hunne kracht ontleenen, en dus volgens de taal dei-vaderen , uit zijne zjjde haren oorsprong ontleend hebben. Deze nu zijn als 't ware begrepen in den H. Doop, die ons den toegang tot de overige opent, en in het H. Sacrament van zijn Vleesch en Bloed, hetwelk als de voltrekking er van kan beschouwd worden , en het zijn deze twee, die ons door het water en bloed bijzonderlijk worden aangeduid.
Het was ongetwjjleld de H. Doop, waarop de H. Joannes doelde , toen hij van de opening van 's Heilands zijde sprekende , zeide : Dit is Hij, die gekomen is door 'mater en bloed, Jesus Christus: Niet door het'water alleen, 1) zoo als de H. boetprediker, wiens doop daarom ook geene kracht had om de zonden af te wasschen, maar door het water en het bloed. En wat het H. Sacrament des Altaars betrelt, heeft de H. kerk altijd' bij. de verrigting van het onbloedig offer een weinig wa-
1) Joan. V : 6.
269
ter met den wijn gemengd, om ons te herinneren aan het water en bloed, dat uit de zijde van Jesus vloeide en waarmede die geheimzinnige kelk van het nieuwe verbond nog dagelijks vervuld wordt, om de gedachtenis zijns doods te vieren , en er ons de vruchten van toe te voegen.
Wat dunkt u, mijne ziel! van die verrukkelijke waarheden ? Is uw hart niet geheel opgetogen bij de overweging van die groote liefde van God tot rampzalige zondaars ? Kon zijne Wijsheid krachtiger middelen uitvinden , om u zijne liefde te betuigen en uw hart aan Hem te verbinden ? Kan een kind naauwer aan zijnen vader verbonden zijn , dan gij aan Jesus , die in den boezem der liefde ontvangen zijt , die in het hart van den Zoon Gods, nadat Hij voor u gestorven is , het leven hebt ontvangen , die door zijne liefde, gehoorzaamheid, geduld en vernederingen op zijn kruis zijt voortgebragt, door den geest zijns levens zijt bezield geworden en in diezelfde onuitputbare bron van liefde ook de middelen vindt, om dat leven te bewaren, en meer en meer te versterken ? Kunt gij zulken vader vergeten, een onverschillig hart koesteren jegens Hem ot Hem beleedigen , die u door zijne smarten en dood op zijn kruis voor den hemel gewonnen heeft ? Moet niet uw hart dag en nacht van liefde en dankbaarheid blaken ? Ach ik ondankbare! hoe weinig heb ik daarop gedacht. O Jesus ik zal U voortaan beminnen en gehoorzamen als mijnen vader en grooten weldoener.
Maar kon Jesus u ook duidelijker aantoonen , dat uw eenige pligt op deze wereld is , er u op toe te leggen, dat gij Hem gelijkvormig wordt; want, indien wij den geest zijns levens ontvangen hebben, dan ook zullen rnj ons zijne regtgeaarde kinderen , de erfgenamen zijns rijks niet kunnen noemen, zoo ons diezelfde geest niet bezielt; dat is zoo wij nog den hoogmoed , de wellusten , of het vergankelijke beminnen, want zoo iemand den geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe. i)
Welaan dan, mijne ziel! daar Jesus ons den geest zijns levens heeft medegedeeld, nadat Hij door zijnen dood onze zonden heeft vernietigd , keer er dan niet wederom tot terug, maar tracht dat verheven beeld van den twee-
270
den en onsterfelijken Adam in u te bewaren, meer en meer te volmaken , opdat Hij in den dag der algemeene vergelding zich zeiven, dat is zijne deugden , zijne heiligheid , zijne werken in u terug vinde en bekroone. Dit neem ik mjj voor, help mij, o God! door uwe genade ; geef mij, dat ik dikwijls mijne toevlugt neme tot de H. Socramenten.
III. Overweeg, mijne ziel! waarom de Evangelist Joannes er zoo krachtig op aandringt, dat wij zouden ge-looven , dat de krijgslieden de beenen van Jesus niet gebroken , maar met eene speer zijne zijde doorstoken hebben , te weten, omdat door deze twee omstandigheden twee voorzeggingen vervuld werden , die in Jesus Christus zich moesten vereenigen en ten bewijze strekken , dat Hij de ware Messias is: Want deze dingen, zegt de Evangelist , zijn geschied, opdat de schriftuur zoude volbragt worden: Geen van zijne beenderen zult gij breken. En wederom zegt eene andere schriftuur: Zij zullen hem zien, dien zij doorstoken hebben. 1)
Het scheen geheel natuurlijk te volgen , dat de krijgsknechten hetgeen hun bevolen was nalieten, namelijk om de beenderen van Jesus te breken, daar zij ziende , dat Hij reeds gestorven was, deze wreedheid geheel doelloos beschouwden, dan wie had deze omstandigheid aldus beschikt ? wie was het die gezorgd had , dat Jesus door zijnen dood hunner wreedheid vroegtjjdig ontsnapt was, wie anders dan Hjj , die gezegd had, dat er geene beenderen van Hem zoude gebroken worden ?
God had namelijk onder andere voorschriften, die by het eten van het Joodsche Paaschlam moesten onderhouden worden, ook gezegd: Nog geen been zult gij er van breken. 2) Wie ziet niet, dat zoodanig verbod een of ander geheim in zich moest bevatten ? Waartoe toch kon het dienstig zijn de beenderen van het Paaschlam in hun geheel te bewaren, daar God ook had voorgeschreven , dat er niets van tot den volgenden morgenstond mogt overblijven, en dat hetgeen er van overbleef moest verbrand worden ? Dan de beminde leerling des Heeren lost allen twjjfel op, wanneer hij ook zonder te zeggen, dat het Paaschlam eene afbeelding van den Messias was, nog-tans dit verbod beschouwt als eene zaak, die Hem onmid-1) Joan. XX : 36, 37. 2) Exod. XII: 46.
271
delijk betrof en in Hem moest vervuld worden, en hij geeft ook hiermede te kennen, dat Jesus Christus het oogmerk is niet alleen van de offerande der oude wet, maar ook van de plegtigheden, waarmede deze moesten opgedragen'worden.
Goddelijke Verlosser! zoo vinden wij U overal afgemaald in de oude wet, zelfs in de geringste omstandigheden en zoo worden -wij al meer en meer overtuigd , dat gij het oogmerk zijt van al wat er geschreven staat, ja van al wat God ooit gedaan heeft. Geef mij ook altijd uw woord zoo te lezen , te hoeren, of te overwegen , dat ik er U alleen in zoeke , in mijne werken U alleen beooge en vinde.
Dan zulk een verbod , in de plegtigheden der oude wet zelve zoo nadrukkelijk afgebeeld , kon niet dan ge-wigtige redenen ten doel hebben, om de beenderen van onzen Jesus voor alle breking te bewaren , en Hij zelf , toen Hij namelijk zijn ligchaam eenen tempel noemde , baande ons den weg om er de reden van op te sporen ; trouwens Hij was een tempel, een tabernakel, dat niet door menschen-handen , maar door die van God zelf was daargesteld. Ontvangen in dën allerzuiversten schoot eener Moeder-maagd, was Hij niet begrepen in den algemeenen vloek, die Adams geslacht tot het nietig stof verwijst; zijn ligchaam , altjjd aan den geest onderworpen, was nooit de schuilplaats geweest van dat helsch vergif, hetwelk , helaas! dikwerf door de ledematen der heiligste menschen woedt, met één woord Jesus was noch den dood, noch hét bederf iets verschuldigd ; het zou dan te onteerend, ja eene heiligschennis geweest zijn eene dier heilige tempelzuilen , door de hand des Allerhoogsten gevormd , te breken ; wel is waar moest zijn vleesch , als het voorhangsel tusschen het heiligdom en het volk, door eene geweldige scheiding tusschen ziel en ligchaam van één te scheuren , maar zonder nogtans eene der wezenlijke deelen te vernietigen.
Geheel anders is het gesteld met de andere stervelingen , die niet alleen uit het vleesch geboren zijn , maar ook zelfs na hunne regtvaardigmaking het doodelijk vergif tot in het merg hunner beenderen rondvoeren en eene wet in hunne ledematen gevoelen , die tegen den geest strijdt. Geen wonder , dat zij wederom tot stof terug kee-
272
ren, geen wonder, dat een gebouw, hetwelk tot in zjjne grondzuilen bedorven ia, ontbonden zal Worden, opdat het in de algemeene verrijzenis geheel gezuiverd van al wat het uit zijne eerste wording ontleende , een aanwezen ontvange , dat uit God alleen en derhalve aan geen be -derf meer onderhevig zal zijn.
Ziedaar clan ook, mijne ziel! de reden , waarom zoo vele heilige martelaren niet vreesden , hunne ligchamen aan de smartelijkste folteringen en verguizingen over te geven, ziedaar de redenen van zoo vele gestrenge boet-plegingen , waarvan elke eeuw des Christendoms zoo vele voortreffelijke voorbeelden oplevert; zij beschouwden hun ligchaam slechts als eenen vijand , die altijd onderdrukt moet worden, als eene verblijfplaats van elkander gedurig afwisselende begeerlijkheden, die tegen den geest strijd voeren ; zij wisten , dat naar mate de uitwendige mensch door vrijwillige verstervingen hedorven wordt, de inwendige van dag tot dag vernieuwd wordt; I) zij beschouwden r.ogtans die verstervingen en zelfs den wreedsten dood niet als een wezenlijk verlies , daar zij niet oogden op de zigthare maar onzigtbare dingen, 2) wetende dat hel bederfelijke het onbederfelijke niet kan bezitten , 3) maar dat zoo dit ons aardsch-woonhuis afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben , een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwigdurend in den hemel. 4)
Wat dunkt u , mijne ziel! bij deze overweging ? Schaamt gij u hier niet over uwe ongeregelde liefde , tot een aardsch en vergankelijk ligchaam , die u den dood doet vreezen , alsof gij daarna niets te hopen hadt, die u zoo vaak naar verschooningen of ten minste naar verzachtingen doet xiit-zien, wanneer de H. Kerk u het vasten oplegt, die u eindelijk in alles uwe zinnelijkheid doet streelen ? Mijn God ! ik zal mij voortaan meer toeleggen , om mg te versterven , het ligchaam der zonde in mij te vernietigen. Versterk mij door uwe genade.
Niet minder strekte de tweede voorzegging door den Evangelist aangehaald, om ons te doen zien, dat Jesus Christus alles vrijwillig geleden heeft, en alle omstandigheden zijns lijdens door de hand en den raad waren afgeperkt, waarvan zijne vijanden niet anders dan de
1) 2 Cor. IV; 10. 2) 1 Cor. 18.
3) 1 Cor. 15. 4) 2 Cor. V: 1.
273
quot;bloote uitvoerders zijn geweest: Ik zal, zegt God bij den Profeet Zacliariaa , over het huis van David en over de inwoners van Jerusalem eenen geest van genade en van gebeden uitstorten; dan zullen zij op Mij zien , dien zij doorstoken hebben.
Bemerk hier wel, mijne ziel! dat Hij , die hier spreekt, God zelf is, dat Hij dezelfde is , wiens zijde doorstoken zoude worden en die over het huis van David en over de inwoners van Jerusalem eenen geest van genade en van gebeden zou uitstorten , waardoor zij hunne misdaad beweenen en Hem , dien zij doorstoken hebben, voor hunnen Messias en God zouden erkennen. Hier vind ik dan wederom ook in het ontzielde ligchaam van mijnen Jesus een nieuw en onwrikbaar bewijs , dat Hij waarlijk God is , zonder dat het hedendaagsch ongeloof in staat is , tegen deze waarheid iets aan te voeren. Jesus is waarlijk God en de smaad zelf, ook na zijnen dood ondergaan , zal het teeken zijn , waaraan Hij nog eens door zijne vjjanden zal erkend en aangebeden worden. Lieve Jesus! ik bedank U voor het licht, dat Gij mij schenkt, om TJ te mogen kennen; uwe geopende zijde is de waarborg voor mijn geloof, het plegtanker mijner hoop.
Blijkbaar spreekt hier de Profeet van de algemeene bekeering der Joden als het gevolg eener overvloedige uitstorting der genade over het geheele volk ; wa,nt, gelijk zij het waren , die door hunne moordkreten Jesus gekruisigd hadden , zoo wordt ook te regt deze opening der zijde van Jesus aan hen toegeschreven , als mat hunnen raad of toestemming geschied ; en wanneer de Evangelist zegt, dat door dien steek, aan de zijde van Jesus toegebragt, gemelde voorzegging vervuld is , heeft tij slechts willen te kennen geven, dat de vervulling daarvan gegrond was op deze doorwonding en derhalve hiermede een begin had genomen , alhoewel die eerst in den algemeenen oordeelsdag zal voltrokken worden; want dan sal alle oog Hem zien, ook degenen, die Hem doorstoken hebben. 1)
O dierbare troost! ik ben dan door deze voorzegging verzekerd, dat de zijde van Jesas niet alleen geopend is, maar dat Hij zijne geopende zijde met zich ten hemel heeft opgevoerd , om die voor mij aan zijnen he-
274
melschen Vader te vertoonen, om mij daarin voor de goddelijke gramschap te verbergen , en mij eene veilige schuilplaats te verschaffen tegen alle bekoringen , moeije-lijkheden en gevaren. Welaan dan, mijne ziel! nader dan door deze opening tot de Ark des Verbonds, om u voor den zondvloed van een eeuwig verderf te bévrijden ; nader tot die bron van hemelsche zegeningen en wellusten ; daar zult gjj sterkte in uwe bekoringen, troost in uwe droefheden, daar zult gij rust vinden. Vrees niet voor de menigte uwer zonden; want Jesus heeft zijne zijde geopend, om u de ingewanden zijner barmhartigheid te doen zien, om u van zijne liefde te overtuigen , zijn hart staat open voor allen, die kunnen ge-looven , dat Hij hen oneindig bemint. Zijn hart staat open, opdat Hij ons allen met zich vereenige en aan zijnen Vader vertoone. En zult gij onverschillig blijven voor zulke liefde ? Hem niet weder beminnen ? In de valsche bronnen der aardsche wellusten uw genoegen, uw geluk zoeken ? Dan, o eeuwige liefde van mijnen Jesus ! bewaar mij; vernietig in mij alle liefde tot al wat vergankelijk is, begin van nu af aan in mijn hart te heer-schen en het door uwe liefde te ontvlammen , opdat uwe geopende zijde mij in den dag des oordeels niet beschame. Vereenig mij zoodanig met uw hart, dat niets meer in staat is , mjj aan U te ontrukken en uwe liefde in den hemel, waar de genieting van het hoogste * goed niets meer te verlangen zal overlaten , voor altijd mijn hart vervulle.
BEOEFENING.
Verlaat u altijd in al uwe tegenheden, of welk ongeljjk men u ook aandoe , op de goddeljjke beschikking, welke u nooit meer zal doen overkomen , dan Haar behaagt en u zalig is. Denk dikwerf aan de waardigheid, die gij bezit door het geloof, hetwelk n met Jesus Christus in één ligchaam vereenigt, tracht gedurig zijne deugden na te volgen en Hem te behagen. Heb een quot;Waren eerbied voor de H. Sacramenten , vereenig u dikwijls met Jesus in de H. Communie. Neem in alle bekoringen uwe toevlugt tot zijne heilige wonden.
275
Als het nu avond geworden was, kwam er een rijk man, van Arimalhea met name Joseph , die ook een leerling van Jesus was : dewelke bij Pilatus ging en verzocht het ligchaam van Jesus. Pilatus dan gebood dat men hem het ligchaam zoude geven: en Joseph nam het ligchaam , wond het in een zuiver linnen kleed : en legde het in zijn nieuw graf, hetwelk hij in eene steenrots uitgehouwen had. En een groo-ten'steen tegen den ingang van het graf gewenteld hebbende, ging hij henen. En Maria Mag-dalena en de andere Maria zaten daar tegenover het graf. Matlh. XXVII; 57—61.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe Jesus Christus in zijn lij-•den van zijne vrienden verlaten, van zijne vijanden gevloekt , aan den uitersten smaad overgegeven, reeds door eene heerlijke begrafenis de vruchten zijner vernederingen begint te plukken, en de kracht van zijn kruis doet gevoelen.
Nadat Jesus in het midden der boosdoeners op het schandelijk vloekhout was bezweken, scheen voor Hem ook niets meer overig , dan met de andere kruiselingen , zoo niet in de ingewanden van het roofgedierte, ten minste op een geregtsveld, een eerloos graf, zijn vorigen roem tegelijk met zijn vermoord lijk voor altijd bedolven te zien. Maar hier waakte de goddelijke Voorzienigheid ; volgens deze moest zjjn graf heerlijk zjjn, en zij beschikte hiertoe twee eerbiedwaardige mannen, Joseph, van Ari-mathea afkomstig en te Jerusalem woonachtig, een rjjk man en een aanzienlijk raadsheer, maar het meest roemwaardig , omdat hij het rijk Gods wachtende en een goed regtvaardig man en leerling was van Jesus, alhoewel hij tot hiertoe den moed niet had gehad, daar openlijk voor uit te komen uit vrees voor de Joden ; want de Joden hadden reeds lang gezamenlijk besloten, dat zoo iemand Hem belijden zou de Christus te zijn, hij uit de vergadering zoude geworpen worden 1). De tweede was Ni-
1) Joan. IX: 22.
276
codemus, die vóór dezen hij nacht tot Jesus gekomen was '1); een man, die mede den grooten sanhedrin der , Joden uitmaakte, of ten minste een lid van den magistraat en, zoo als uit zijnen stand en uit zijne overvloedige toebereiding van mirre en aloë blijkt, van een aanzienlijk vermogen was. Beiden hadden zij in hunnen raad en handel niet toegestemd en Nicodemus had zelfs bij eene gewigtige gelegenheid den Joodsohen raad openlijk in het belang van Jesus durven te gemoet voeren : Veroordeelt onze ivet wel eenig mensch, tenzij zij hem eerst gehoord en kennis heeft van hetgeen hij doet ? 2) Beiden waren dus mannen , die door hunnen stand geschikt waren, om het goddelijk lijk uit des regters handen te bekomen en op eene plegtige wijze te begraven, beiden waren zij door hunne deugden geschikt, om hunne middelen aan de grootheid van hun geloof en de oogmerken Gods dienstbaar te doen zijn , beiden eindelijk werden verkozen , om den Phariseën en overpriesters den mond te sluiten, die beweerden, dat niemand , dan uit de lage volksklasse Jesus aankleefde : beiden waren zij dus geschikt, om den triomf van het kruis zooveel te meer te doen uitschitteren.
En inderdaad , wie bewondert hier niet de kracht der genade in den moed dezer eerbiedwaardige Israëliten ? Hoe vele redenen moesten niet zulke aanzienlijke mannen wederhouden, zich openlijk te verklaren voor iemand, die door alle geregtshoven en bijzonderlijk door den hoogsteu j-aad der Joden tot den schandelijksten dood verwezen, en op het oogenblik in de diepste schande den geest had gegeven, en nog aan bet kruis hing tusschen twee openbare boosdoeners, zoodat zij zijn lijk, hetwelk voor God en menschen, naar het scheen, een vloek geworden was, zich niet konden aantrekken, zonder in zijne schande te deelen, ja zonder zich in het gevaar te stellen van alles te verliezen; en inderdaad was niet de geringste eerbe-wijzing aan een lijk, door den landvoogd en door den geheelen raad van Judeën van het leven beroofd , eene openbare erkentenis hunner onregtvaardige vonnisvelling ? Was het niet eene ontijdige verdediging van iemand, die reeds overleden was en voor wien men niets anders meer doen kon ? Kortom wat was dit anders , dan zich voor eiken wereldwijze bespottelijk te maken.
1) Joan. XIX: 39. 2) Ibid. VII: 51.
277
Dan de alvermogende kracht der genade , mijne ziel ï kent geenen wederstand en daarom waren voor Joseph en Nicodemus de rijkdommen geene hinderpalen, maar werktuigen hunner zaligheid ; hierdoor werd de dwaasheid en schande des kruises in hunne oogen eenc hemelsche wijsheid, die hun ontdekte, hoe hoogst vereerend bet voor den menach is, in de schande des kruises te mogen deelen , alles te verloochenen , om Jesus Christus te volgen. Geen aanzien hunner waardigheid , geen menschelijk opzigt, geene gevaren voor de vervolgingen , waaraan zij zich blootstelden , konden ben wederbouden , om de vernederingen bunnen Meester aangedaan, zoo veel in ben was, door eene eervolle begrafenis te vergoeden. 0 Jesus ! hoe magtig zijt Gij ook in den tijd uwer diepste vernederingen ! Hoe gemakkelijk zal het U zijn, de wereld aan uw kruis te onderwerpen! Ik zal ook dikwijls daartoe mijne toevlugt nemen , geef mij ook door het kruis alle hinderpalen mijner zaligheid weg te nemen.
Joseph trad dan vrijmoedig tot Pilatus in, om het lig-cbaam van Jesus te vragen , en nadat hij het verkregen had , kocht hij een fijn lijnwaad , zoo als de Evangelist Marcus opmerkt, om ons namelijk te doen zien , dat hjj zich niet vergenoegde een ander lijnwaad , hóe kostbaar dan ook , te gebruiken , dat reeds meermalen tot iets anders gediend had, maar dat het geheel nieuw was, opdat bet eenige overeenkomst zoude hebben met de vlekkeloo-ze onschuld en heiligheid van Jesus. Intusscben voorzag zich Nicodemus van eene aanzienlijke hoeveelheid mirre en aloë, welriekende kruiden, om het ligcbaam voor een spoedig bederf te bewaren en alzoo naar de wijze der Joden te begraven.
Dan wie is in staat, zich een volkomen denkbeeld te vormen van de gevoelens van eerbied en liefde , van droef-beid en mededoogen , waarmede zij dat ontzielde ligcbaam aan bet kruis beschouwden, de nagelen uit de handen en voeten trokken , Jesus in hunne armen ontvingen, met de welriekende kruiden bedekten en met bet lijnwaad omzwachtelden ?
Mijne ziel! zoo gij bij deze zoo plegtige gelegenheid waart tegenwoordig geweest, zoudt gij het voor u niet als een groot geluk hebben geacht, zoudt gij u niet gehaast hebben, de nagelen uit hunne handen te ontvan-
278
-gen? Zoudt gij niet met eene heilige huivering en een teeder gevoel van dankbaarheid en liefde , dat goddelijk ligchaam van het kruis ontdaan , omarmd , die voeten , handen en zijde gekust en u in de beschouwing daarvan verzadigd hebben, tot zoo lang het geheel door de kruiden en het Ijjnwaad bedekt en in het graf aan uwe oogen ontrukt was ?
Maar dat onuitsprekelijk geluk geniet gij, zoo menigmaal gij Jesus Christus ontvangt in de H. Communie; uw hart is het graf, waar gij Hem nederlegt om daar te rusten, en het hangt van uwe godsvrucht af, dit te herhalen, zoo menigmaal gjj dit tot bevordering van uw eeuwig geluk verlangt. O Jesus ! leer mij kennen, wat geluk ^het is zich met U in dit aanbiddelijk Liefdegeheim te vereenigen ; verwek in mjj dikwijls dat heilig verlangen.
Maar leer dan ook, mijne ziel! van deze deugdzame mannen, met welke reinheid des harten gij tot de H. Tafel moet naderen. Kunt gij dat ongeschonden Ligchaam niet met een nieuw Ijjnwaad omzwachtelen, dat is , hebt gÜ misschien het ongeluk gehad het eerste kleed der onschuld niet ongeschonden te bewaren , tracht het ten minste door tranen van boetvaardigheid van zijne vlekken te zuiveren, alvorens Jesus Christus er in te omwinden; wacht u, Hem in een graf neder te leggen, dat inwendig vol doodsbeenderen, en door een bederfelijken stank ont-eerd is , opdat de vloek op u niet nederdale; Zoo wie on-waardiglijk dit brood zal eten, of den drinkbeker des Heeren zal drinken , die zal schuldig zijn aan het ligchaam en bloed des Heeren. i) 0 God, bewaar mij voor zulken gruwel! ik neem mij vastelijk voor, mij altijd ten koste mijner bedorvene hartstogten door ware boetvaardigheid van dat kleed der onschuld te voorzien , en door de welriekende kruiden van ootmoedigheid, versterving van zinnen en andere deugden mjjn hart te versieren en u tot eene waardige rustplaats te bereiden. Versterk mij, bid ik u , door uwe genade.
II. Overweeg, mijne ziel 1 hoe het ligchaam van Jesus Christus met de welriekende kruiden gebalsemd en in fijn Ijjnwaad gewonden, door Joseph van Arimathea en Nico-•demus met den grootsten eerbied in een nieuw steenen graf
1) 1 Cor. XI: 27.
279
is nedergelegd, en hoe de goddelijke Voorzienigheid, om die begrafenis voor onzen Jesus heerlijk te doen zijn, hier bijzonderlijk uitschitterde.
Br was volgens de beschrijving van den Evangelist Joannes , nabij de plaats , waar Jesus gekruist was, een hof, en in dezen een graf, waarin nog niemand gelegd was. Joseph namelijk, had het daar in zijnen hof in eene rots uitgehouwen en voor zich zeiven bestemd; want deze godvruchtige Israëliet was niet als het grootste getal der men-schen die de gedachten van dat akelig verblijf, waar alle aardsche grootheid, genoegen en geluk bedolven worden, doorgaans verre van zich verwijderen , zich liever trotache woningen doen bouwen, als konden zij eeuwig leven, dan aan dat enge verblijf te denken, waarin zij tot aan de voleinding der eeuwen zullen opgesloten zijn , of wel door prachtige grafsteden hunnen naam op een stuk marmer vereeuwigen , en aldus zich eene ingebeelde, in de plaats van eene ware onsterfelijkheid voorbereiden. Deze ware zoon van Abraham wist zich ondanks zijnen verheven stand tus-schen deze twee uitersten te plaatsen ; een ruw en eenvoudig graf, maar in eene onvergankelijke röts uitgehouwen , in eenen hof geplaatst, herinnerde hem gedurig, dat alle grootheid, alle schatten gelijk zijn aan de bloemen des velds , die , naauwelijks ontloken , wederom verwelken, en daarom onze aandacht niet verdienen ; dat de ware grootheid van den mensch bestaat in al het aardsche te verachten, zjjn hart te ontrukken aan al wat hij eens moet verlaten , en alleen zich te hechten aan de hemelsche goederen , en in de verwachting daarvan dagelijks dat graf te beschouwen , waaruit hij eenmaal onsterfelijk hoopt te voorschijn te komen. Zoodanig was het 'leven van Joseph, want de H. Marcus zegt, dat hij ook het rijk Gods was verwachtende, i)
Voortreffelijk voorbeeld voor u , mijne ziel! maar dat misschien uwe aardsgezindheid en ongeregelde liefde tot dit tijdelijk leven beschaamt. Leer hier dan , u gemeenzaam maken met het graf, hetwelk weldra uwe woning zal zijn tot aan den jongsten dag; deze gedachte zal uw hart zuiveren van allen hoogmoed en alle aardsche genegenheden , en alzoo bereiden, om Jesus Christus et dikwijls op eene waardige wijze in te doen rusten.
1) Marc. XV ; 43.
280
In dit graf wilde Jesus Christus gedurende zijnen doodslaap rusten en ongetwijfeld was deze eer, welke Joseph hierdoor alleen mogt genieten , de vrucht zijner kloekmoedigheid , daar hjj niets ontzien had om het Ligchaam van Jesus te erlangen ; maar het was nog meer eene beschikking des Allerhoogsten , die de?,c grafstede voor zijnen Zoon verkoos , opdat zij tot een onloochenbaar bewijs voor zijne verrijzenis zou strekken, en ook omdat zij juist geschikt was , om de geheimen, die daar verrigt zijn, af te malen , waarom dan ook de Evangelisten die op het naauwkeu-rigst beschreven hebben.
Het graf was in een rots uitgehouwen, niemand was er in begraven geweest, er was volstrekt geen toegang dan van boven, en deze werd door een zwaren steen gesloten , door de overpriesters verzegeld en door de Eo-meinsche krijgsknechten bewaakt; derhalve ken niet de geringste overweging ontstaan, dat de leerlingen het lijk van hunnen Meester langs onderaardsche wegen zouden weggenomen hebben, of dat iemand anders dan Jesus er uit zoude opgestaan zijn. Maar, hetgeen nog meer te bewonderen is, al deze bestellingen der alwjjze Voorzienigheid waren zoodanig onder een zamenloop van tijd en omstandigheden verborgen, dat het toeval hier alles scheen beaohikt te hebben, de nabijzijnde Sabbatdag verhinderde het ligchaam verder te vervoeren, de nabijheid van het graf bij den Calvarie-berg was voor den deugd-zamen Joseph het eenige middel, om aan zijn godvruchtig verlangen te voldoen, gelijk ook juist het toeval het^ scheen te willen, dat te dier plaatse zich een zoodanig graf bevond en dat het aan Joseph toebehoorde. Maar wie was het, die dezen tijd en die omstandigheden aldus had weten te vereenigen? Wie anders dan Gij, o God! die wildet, dat het graf van uwen Zoon heerlijk zoude zijn tot op den huidigen dag, die alles voorziet , die alles tot zijn einde leidt, en nogtans, wanneer het U belieft, een sluijer werpt over uwe werken, om ze voor het ongeloof te verbergen, en voor uwe lievelingen des te meer te doen schitteren. O God! ik bewonder, ik aanbid uwe alwijze Voorzienigheid in al uwe werken, maar bijzonderlijk in hetgeen Gij gedaan hebt ter verheerlijking van uwen Zoon; ik bedank ü voor uwe liefde tot mij , die mij zijne verrijzenis, en met deze ook
281
de hoop mijner onsterfelijkheid, door zoo vele bewijzen hebt willen bevestigen ; want dit is de grondzuil van mijn geloof, het plegtanker mijner hoop ; geef mg , dat deze waarheid mij ook in uwe liefde bevestige, mij er meer in doe toenemen, geef mij , dat ook in al mijne werken Jesus Christus verheerlijkt worde , en ik door aan Hem gelijk te worden , ook in zjjne verrijzenis deele.
Dan behalve de geschiktheid van dat graf, om de verrijzenis van onzen Jesus te bevestigen, had het ook de schoonste overeenkomst met zijne waardigheid en de geheimen, die er in moesten verrigt worden.
Het graf, waarin de Heer van leven en dood wilde rusten , behoorde Hem niet in eigendom toe , en was derhalve juist geschikt voor Hem, die in zijn leven niets had gehad, waar Hij zijn hoofd op zou nederleggen; dan nog veel minder betaamde het, dat Hij een eigen graf had, dien de dood geheel vreemd is. Geheel anders is het met ons zondige stervelingen gelegen ; ons , die zondaars geboren worden, is de dood en dus ook het graf een eigendom geworden, wij bereidden het ons met eigen handen , toen wij met de regtvaardigheid, ook het leven verbeurden.
Dan niets van dit alles was toepasselijk op onzen Jesus ; het vloekvonnis des doods kon Hem niet betreffen , die de verrijzenis en het leven zelf is , het graf' het verblijf niet zijn van Hem, die eenmaal door zijne krachtige stem , alle graven zal openen ; Hij stierf, maar om redenen , die Hem niet betroffen. Hij stierf voor anderen , Hij moest dan ook van anderen zijn graf ontleenen en daarin slechts voor eenige oogenblikken, als een vreemdeling , worden nedergelegd , tot dat de onsterfelijkheid Hem uit deze onwaardige verblijfplaats kwam verlossen.
Het was ook niet zonder geheimzinnige redenen, dat het graf nieuw en aanvankelijk voor Joseph bestemd was , en dat niemand er te voren in gelegen had noch naderhand deze plaats heeft durven vervullen, janiemand die sedert zonder den diepsten eerbied , heeft durven naderen. Het was de schoot, waaruit Jesus Christus, door zijne verrijzenis , ten tweeden male moest geboren worden , en deze moest derhalve eene zekere overeenstemming hebben met dat heiligdom, waarin Hij de eerste maal
282
rustte , om voor ons geboren te worden ; het moest eene afbeelding zijn van die levende Ark des Verbonds, van die allerheiligste en altoos ongeschondene Moedermaagd, die door eene Goddelijke beschikking voor Joseph bestemd werd , alleen opdat hij de bewaarder en beschermer van hare meer dan engelachtige zuiverheid zoude zjjn, die de Moeder werd van Jesus Christus alleen, die wel verre van hare ongeschondenheid te ontluisteren , deze, door zijne geboorte uit haar , een nieuwen glans bjjzette , die eeuwig de hemelsche geesten zal verrukken, en óns niet dan met den diepsten eerbied tot haar doet naderen.
Eindelijk, het graf des Verlossers was nergens beter geplaatst, dan in eenen hof, te meer omdat de lentetijd, de geheele^ natuur als uit een graf deed herrjjzen; (luizende voorwerpen, die uit hunne eerstgestorvene kernen, honderdvoud ontloken, vereenigden daar het donkbeeld des doods en des levens , en herinnerden ons aan de woorden van Jesus , dat Hij als een tarwegraan in de aarde moest bedolven worden , om daar vermenigvuldigd te worden , en alzoo toonden de zigtbare afbeeldingen, dat het toekomende leven de vrucht is des doods , dat de Godsdienst in de natuur zelve staat afgebeeld, en de voorwerpen des geloofs en onzer hoop door zigtbare wonderen in de natuur als vertegenwoordigd worden.
O dierbare betrachting ! o hoe luisterrijk prijkt hier het grat van onzen Jesus boven de prachtige praalgraven der overige stervelingen; trouwens daar, waar alle grootheid verbrjjzeld wordt, waar ook het kostbaarste marmer der menschen nietigheid verraadt, daar zien wij in Hem, nadat Hij den schandeljjksten dood ondergaan heeft, niets dan ware grootheid ; daar zegt ook het stomme graf, dat Hö deze plaats slechts heeft gekozen, om zijne rust te nemen, tot dat Hij daaruit binnen drie dagen , heerlijk en onsterfelijk zal herboren worden. De kostbaarste gedenkstukken , de hechtste werken der handen, worden met den tjjd vernietigd, maar zgn graf zal heerlijk zjjn, en hoe eenvoudig dan ook, het zal de geloovigen door alle eeuwen heen uitlokken, om er hunne tranen van dankbaarheid op te komen storten, om daar te komen aanbidden, waar de voeten van den Godmensch en Verlosser der wereld gestaan hebben, zijn graf zal heerlijk zijn, zelfs in de handen der Heidenen.
SI
r
283
Maar hier ziet gij dan ook, mijne ziel ! hoe dwaaa het is , uw geluk in vergankelijke goederen of grootheden te stellen, u op uitgestrekte bezittingen te beroemen en het heilzame aandenken aan uw graf uit het oog te verliezen. Wat hebt gij dat u duurzaam zal bijblijven dan het graf? Zjjt gij niet genoodzaakt met Job te zeggen : Het graf zal mijne woonplaats zijn , en in de duisternis heb ik mijn bed gespreid. Tot de verrotting heb ik gezegd: Gij zijt mijn vader , en tot de wormen : Gij zyt mijne moeder en mijne zuster! 1) Of meent gij , dat gij, met uwe gedachten, er af te wenden, den dood, die u misschien van zeer nabij op de hielen zit, een oogenblik kunt verwijderen ? Maar wanneer ik zoo dikwijls aan den dood denk , dan zal ik altoos een treurig leven leiden, mijne tijdelijke pligten niet meer kunnen verzorgen ! Neen, mijne ziel! een ernstig aandenken aan den dood zal u doen zien wat gij zijt , uwen hoogmoed fnuiken, uwe zinnen doen versterven, uw hart doen sluiten voor het vergankelijke , het graf doen beschouwen als een akker of eenen hof, waar gij eenmaal voor de onsterfelijkheid zult rijpen; en dit alles zal u uwe pligten zoo veel te getrouwer doen vervullen, ze doen heiligen, en wara rust aan het hart schenken. O God! geef mij deze waarheden dikwijls te gedenken.
III. Overweeg, mijne ziel! met welke standvastigheid en liefde Maria Magdalena , de andere Maria en eenige andere heilige vrouwen zich tegenover het graf van Jesus Christus nederzetten, om alles , wegens de begrafenis naauwkeurig gade te slaan, en zich in de gelegenheid te stellen, om het ligchaam van Jesus nog eens te balsemen , zoodra de sabbatdag zou geëindigd zijn.
Het was voor de vrouwen niet genoeg, getuigen te zijn geweest, dat de twee leerlingen het ligchaam van Jesus met een rijken overvloed gebalsemd hadden, zij wenschten nog daarenboven ook het hare , in navolging dezer leerlingen, tot vereering van haren dierbaren Meester , bij te brengen ; het was dan ook daarom , dat zij zoo naauwkeurig alles opmerkten, en tot het eindetoe de plegtige begrafenis bijwoonden , opdat zij de-
1) Job XVII : 13, 14.
284
juiste plaats en ligging des ligchaams zouden weten , en na het einde van den sabbatdag aan haar heilig verlangen konden voldoen : Zij bezagen het graf, zegt de H. Lucas , en hoe zijn ligchaam daar gelegd werd, en sommigen, namelijk, nog vóór den aanvang van den sabbatdag , wederkeerende , bereidden zij kostbare kruiden en zalven, doch op den sabbatdag hielden zij zich stil naar het gebod, i) En wie zal ons zeggen , hoezeer zjj naar het oogenblik reikhalsden , waarin het haar zou toegestaan zijn de laatste erkentelijkheid te bewijzen, aan die stoffelijke overblijfselen , waaraan zij zoo vele weldaden te danken hadden.
Wat dunkt u, mijne ziel! van het gedrag dezer vrouwen? Zoudt gij niet gezegd hebben, dat haar ijver ontijdig en overdreven was, zoudt gij het niet als eene nuttelooze verkwisting geacht hebben , een lijk met honderd ponden welriekende kruiden omgeven en in het graf nedergelegd, andermaal te willen balsemen? Dan wacht u, de dwaling van den geldzuchtigen Judas na te volgen; want ook deze wendde voor, dat het eene verkwisting was, toen Maria, de zuster van Lazarus , Jesus zalfde met kostbaren balsem en dit met zoo veel gulhartigheid deed, dat zij de albasten flesch in stukken brak, opdat er niets van overig zoude bljjven. Dan onze Jesus , wel verre van deze daad als verkwistend of te vroegtijdig af te keuren, nam hare verdediging op zich en verklaarde, dat zij zijne begrafenis hiermede voorkomen en alzoo eene lofwaardige daad had verrigt. Wanneer wij dan nu in aanmerking nemen, dat het juist deze vrouwen waren, aan welke de verrezen Heiland zich het eerst vertoond heeft, moeten wij dan ook niet bekennen , dat het Gods geest is geweest, die Maria Magdalena en de andere vrouwen dit godvruchtig werk had ingegeven, zoo als vóór zjjnen dood aan Maria, de zuster van Lazarus?
Jesus wilde u namelyk onderrigten , mijne ziel! dat alle Christenen zonder onderscheid van personen , kunne of tjjd verpligt zijn door hunne milddadigheid deel aan zijne begrafenis te nemen, dat zij allen bjj zijn graf moeten komen, om daar een aangenamen geur hunner goede werken te verspreiden , en dat zij het evenbeeld 1) Luc. XXIJI: 55, 56.
285
T.ijner versterving in hunne ligcliamen moeten dragen. Hij wilde u leeren, dat zijne geheimen ons altijd als tegenwoordig en derhalve altijd de voorwerpen onzer overweging en vereering zijn ? dat ook wijders geen werk, dat uit eene zuivere liefde voorkomt, verloren is en dat, zoo de uitkomst aan onze pogingen al niet altijd beantwoordt, Hjj die daarom niet minder zal vergelden , zoo als blijkt uit deze godvruchtige vrouwen. Eindelijk dit voorbeeld leert u , dat, hetgeen anderen tot luister der Godsdienst of tot ondersteuning der lijdende mensch-heid hebben bijgedragen , u niet ontslaat, om van uwe tijdelijke middelen , ook het uwe naar uw vermogen ten offer te brengen. 0 beminnelijke Jesus! geef mij , dat uwe geheimen, waardoor Gij mij verlost hebt, mij altoos voor den geest zijn en mijn hart opwekken , om u door deugden en goede werken mijne liefde en dankbaarheid te bctoonen.
Dan terwjjl deze godvruchtige vrouwen zich verwijderden , om zich van welriekende kruiden te voorzien , bleven Maria Magdalena met Maria, de moeder van Jacobus en Joseph, tegenover het graf zitten, om zich als te verlustigen in de beschouwing der plaats, waar het voorwerp van hare liefde rustte. Welaan, mijne ziel! vervoeg u bij dit heilig gezelschap en beschouw, alvorens het graf van uwen Jesus te verlaten, nog voor eenige oogen-blikken den toestand , waarin zijn ontzield ligchaam zich daarin bevindt.
O welke overweging! een onsterfelijke God in een graf, zoodanig in windselen en doeken gewonden , dat er uitwendig geene kenbare trekken in Hem zijn overgebleven. Wie had ooit kunnen denken , dat een God zoo diep kon nederdalen, om nietige stervelingen te verlossen ? Mijne ziel! wanneer gij den Koning der heerlijkheid ziet opgesloten in eene sombere grafstede, van de zamenleving der menschen geheel afgezonderd, als een onverdragelijk voorwerp uit aller oogen verwijderd en onder de dooden geplaatst, om der altijddurende vergetelheid als te worden overgegeven, — wanneer gij uwen God zich aan, zoo onbegrijpelijke vernederingen ziet onderwerpen, om uwen hoogmoed te genezen , is er dan wel een graf diep genoeg om uwe ijdelheid , uwe ingebeelde grootheid te begraven , om u tot in het stof te vernederen ? Kunt gij
286
u nog over het gemis van tijdelijke goederen , van zinnelijke vermaken of van de achting der menschen beklagen , de wereld nog aankleven, wanneer gij ziet, tot wolke verlatenheid Jesus Christus gebragt is ? Kan u nog eenige opoffering van tjjdelijke goederen, van vrienden of vrijheid te groot zijn, wanneer gij zijne eenzaamheid , zjjne gevangenschap, zijn verblijf in dien duisteren kerker beschouwt?
Neen, mijne ziel! gjj zijt op dienzelfden grondslag gebouwd, op dienzelfden stam ingeënt door den H. Doop, gij zijt dus ook verpligt, om aan Jesus gelijkvormig te worden en wat toch is de H. Doop anders, dan eene navolging van zijnen dood en zijne begrafenis. Weet gij niet, zegt de Apostel, dat wij allen, die in Jesus Christus gedoopt zijn, in zijnen, dood gedoopt zijn, dat is : opdat wij , door Hem na te volgen , zijnen dood in ons zouden uitdrukken: Want, aldus vervolgt hij , ivij zijn door den doop met Hem hegraven in den dood , opdat gelijk Christus uit de dooden verrezen is door de heerlijkheid des Vaders, wij ook aldus in de nieuwheid des levens zouden vjandclen. Wam indien wij in Hem zijn ingeënt door de gelijkwording aan zijnen dood, zoo moeten wij het ook door de gelijkwording aan zijne verrijzenis zijn; dit weiende, dat onze oude mensch met Hem. gekruist is, opdat het ligchaam der zonde te niet gedaan worde en wij der zonde niet meer dienen 1).
Het was ook, om deze overeenkomst van den H. Doop met de begrafenis zoo veel te levendiger uit te drukken, dat men in de eerste tijden van het Christendom gewoon was , de doopelingen tot driemaal toe geheel onder water te dompelen, te weten , om hen er in als te doen verdwijnen en er den nieuwen mensch wederom uit herboren te doen worden.
Zoo gij derhalve met Christus begraven en geestelijk verrezen zijt, dan moet gij ook over de zonden gezegevierd hebben , dan moet gij ook voortaan op deze wereld leven zoo als zij, die begraven en dus van alle gemeenschap uitgesloten en geheel der vergetelheid als overgegeven zijn , dan moet geene zucht, om u door ijdele pracht of door de tentoonstelling uwer begaafdheden te onderscheiden of om van de wereld gezien te worden , om in
1) Rom. VI: 3-6.
i i;
i
ii
i! :;4
i •É
f
f-
287
iiare valsche vermaken te dealen , uw hart bekruipen, dan moet gij ook hare verachting en vervolging niet vreezen, geen ander geluk , geen ander genoegen zoeken , dan dat leven, dat met Jesus verborgén is in God; Gij zijl gestorven en uw'leven is met Jesus Christus verborgen in God. 1) Men beschouwe u als een nutteloos wezen voorde wereld, men verachte , men trede u met voeten , gij zult dan nogtans inwendig en voor uwen God vol leven zjjn en in uwe grootste vernederingen zult gij een genoegen smaken, dat de wereld niet kent, omdat uw omgang in den hemel en God alleen het doel van uw streven is ; geene nadering van het sombere graf zal de rust van uw hart kunnen storen , want een blik geworpen op de grafstede van den overwinnaar des doods zal u met liefde doen toestemmen , om derwaarts vervoerd te worden, waar ook Hij gedurende drie dagen en drie nachten zijne opstanding heeft verwacht , en van waar wij ook den Zaligmaker verwachten , onzen Heer Jesus Christus , die ons vernederd ligchaam zal hervormen , om het gelijkvormig te maken aan zijn verheerlijkt Ligchaam. 2)
O God ! deze overweging doet mij zien , hoe ver ik nog van dat inwendige leven verwijderd ben, waardoor ik de begrafenis van mijnen Verlosser , in mij moest uitdrukken; helaas! maar al te veel leeft in mij nog de oude mensch, die steeds geneigd is tot al wat het zinnelijk streelt, en met de meeste zórgvuldigheid alles vermijdt, wat daartegen aandruisCht; wel verre van alleen uwe hoogachting te zoeken, het welbehagen der menschen te verachten , zoekt het mijne eigenliefde en deze vergiftigt dikwijls mijne beste werken , terwjjl zij zich bij de geringste vernedering beleedigd gevoelt. Hoe zelden is mijn hart zoodanig van het aardsche ontdaan, dat het zich onverdeeld met ü , mijn God! kan vereenigen ? Getuigen hiervan de menigvuldige verstrooidheden in mijne gebeden, en wel verre dat mijne liefde mij , naar het voorbeeld van Maria Magdalena aan uw graf boeit, om het met tranen van leedwezen te besproeijen , om daar met dankbaarheid uwe weldaden te overwegen, hoe spoedig helaas! verdriet het mij, wanneer ik mij voor het Tabernakel bevind, waar Gij, ontdaan van allen luister , als in een graf onbewegelijk rust, om de smeekingen uwer kinderen aan te hooren.
1) Coloss. Ill: 3. 2) Philipp. Ut: 20, 21.
'288
O God! dit alles beschaamt mij, en doet mij vreezen, dat Gij door uw regtvaardig oordeel , mij de dierbare-vruchten der Verlossing zult onttrekken. Dan, o Jesus! deze overweging herinnert mij weder het geluk, waaraan ik door den H. Doop deelachtig werd, en aan de trouw, die ik TJ in dat dierbaar oogenblik gezworen heb. Hedea verzaak ik dan op nieuw den duivel, de wereld met al hare ijdelheden , en wijd mij volkomen toe aan uwe dienst, en aan de getrouwe vervulling uwer geboden; voortaan zal ik niets zoeken dan die dingen , die in den hemel zijn, en hetgeen mij daartoe kan opleiden, voortaan zal ik streven gelijk te worden aan uwen dood en uwe begrafenis. Ondersteun mij door uwe genade , en geef mij , dat ik deze geheimen dikwijls overwege. bijzonderlijk onder de H. Offerand,e en in de H. Communie. Geef'mij , dat uw dood mijn leven, uwe begrafenis mijne opstanding zij.
BEOEFENING.
Kader dikwijls met eene opregte voorbereiding tot de H. Communie, maar tracht er vooral de genade van te bewaren : denk dikwijls op den dood. en bezoek van tijd tot tijd het kerkhof, bijzonderlijk bij eene plegtige en godsdienstige begrafenis, en maak u alzoo eigen met uwe toekomende woonplaats , waar uwe stoffelijke overblijfselen ten jongsten dage zullen opgewekt worden. Verwijder van de begrafenissen dergenen, die u betreffen , alle ijdelheid. Bemin de eenzaamheid , en wacht u in uwe goede werken iets anders dan God te zoeken. Bezoek Jesus Christus dikwijls in het H. Sacrament, waar Hij onder de gedaante van brood als in een graf is opgesloten, om de geheimen van zijn lijden , dood en begrafenis te vieren , en breng gaarne iets naar uw vermogen bjj tot den luister van het huis des Heeren. Gewen' u dikwijls, maar bijzonderlijk in de H. Communie de beloften van den H. Doop te vernieuwen , want deze oefening is zeer geschikt om godvruchtig te leven.
289
are
as r Nu des anderen daags, zijnde de dag na de
ian voorbereiding , kwamen de overpriesters en de
Wi Phariseën gezamenlijk hij Pilatus, zeggende:
(en Heer ! wij zijn indachtig geworden , dat die
al verleider , toen Hij nog leefde , gezegd heeft:
ist, Na drie dagen zal ik verrijzen ; gebied dan ,
,an dat men het graf tot den derden dag toe be-
Jn, ware , opdat misschien zijne leerlingen Hem
ik niet komen stelen , en zeggen tot het volk : Hij
fe- is van den dood opgestaan. En de laatste
lat dwaling zou erger zijn dan de eerste. Pilatus
:er antwoordde hun: Gij hebt eene wacht, gaat
at ■ henen , en bewaart het gelijk gij het verstaat.
n- Zij gingen dan henen het graf met eene wacht bezetten en den steen verzegelen. Malth. XXVII: 62—63.
I. Overweeg, mijne ziel! hoe de overpriesters en de
ie Phariseën , toen zij door al hetgeen na den dood van Jesus
te gebeurd was , en bijzonderlijk door zijne eervolle begrafe-
id nis hunne pogingen , om Hem aan eeuwige schande over
m te geven , mislukt zagen en vreesden , dat hunne boosheid
■e wel eens op hunne eigene hoofden zoude kunnen neder-
n komen, zich van het graf trachten te verzekeren , ten
n einde alle verbreiding van Jesus' verrijzenis te verhinde-
L i ren, en hiertoe zelfs zich niet ontzien de heiligheid van
a den Sabbatdag te schenden.
Het is deze laatste omstandigheid, waarop de Evan-
e gelist aan het hoofd van dit verhaal niet alleen schijnt
a te doelen , maar ons ook opmerkzaam te willen maken ,
j zoo als de woorden : des anderen daags , zijnde de dag
t nu de voorbereiding aanduiden; daarenboven geeft ons
i deze zonderlinge uitdrukking genoeg te kennen, dat dit
niet van onzen Zaturdag volgens de natuurlijke tijdrekening, maar van dat gedeelte van den Vrijdag moet verstaan worden , waarmede de Sabbatdag reeds een aanvang nam, te weten na zonne-ondergang ; want daar het al te zeer bekend is, dat de Zaturdag op den Vrijdag of de Sabbatdag op den dag der voorbereiding volgde, is het ook duidelijk , dat de Evangelist hier iets bijzonders heeft II. 10
290
willen te kennen geven ; en hieruit volgt dan ook eene opmerkenswaardige omstandigheid, dat namelijk de Jood-sohe overheden al te waakzaam waren in hunne helsche belangen, om het doode ligchaam van Jesus gedurende een v geheelen nacht buiten hun opzigt te laten en om niet alle voorzorgen tê nemen , tegen het verspreiden van valsohe geruchten , en dat zij zich derhalve zoo spoedig mogelijk meester van het graf hebben gemaakt.
Zoo voorzigtig zijn de kinderen dezer wereld in hunnen handel ! zoo waakzaam in al wat hun ter volvoering hunner booze ontwerpen dienstbaar kan zijn ! Mijne ziel • zijt gij ook zoo wakende tegen die vijanden, die onophoudelijk het groote. het eenige doel van uw aanwezen pogen te verijdelen , tegen de gevaren , die u omgeven ; zijt gij zoo omzigtig, zoo ijverig als zulks het belang uwer ziel vereischt ? O God! hier moet ik blozen, ik bid li, geef, dat hun voorbeeld mij moge leeren, ten minste zoo zorgvuldig mijne ware, als zij hunne ingebeelde belangen te behartigen. Maar wie bewondert hier wederom niet de al wij ze voorzienigheid van God in de verheerlijking van zijnen Zoon ? Het graf is dan geen oogenblik in de handen der leerlingen geweest , geen oogenblik ontglipte het aan het waakzaam oog zijner kwaadaardige vijanden , nooit zal men dan ook in de volgende eeuwen kunnen voorwenden, dat het ligchaam van Jesus gestolen is en ik ben derhalve verzekerd, dat Jesus waarlijk verrezen is , zoo als Hij gezegd heeft. O dierbare troost.
Dan wie waren die menschen , die zich niet ontzagen , op den Sabbatdag , ja op een der plegtigste dagen van het geheele jaar tot den landvoogd te gaan , eene bende gewapende krijgslieden aan te voeren , het graf te verzegelen , en alzoo door slaafsche werken eene wet te overtreden , die reeds van het begin der wereld door God ingesteld, en in de wet van Moses den Joden zoo menigmaal op het hart gedrukt was. Het waren die zelfde mannen , die Israël ten voorbeeld moesten strekken : de overpriesters en Phariseën , die zich als de naauwgezetste nalevers der wet voordeden, die het den Messias als eene misdaad' aanrekenden , dat Hij op den Sabbat wel deed, Hem als eenen Sabbatschender uitkreten, omdat Hij mirakelen deei , die Hem slechts een woord kostten.
'291
Deze zelfden zijn het ,■ die zich nu onder den schijn van godsdienst-ijver , waar zij hunnen haat en hunne godde-iooze ontwerpen altijd mede bemanteld hadden , alles veroorloven , en het schijnt dan ook, dat daarom hier opzettelijk de Phariseën, die in de lijdensgeschiedenis naauwelijks voorkomen, genoemd worden, opdat hunne schijnheiligheid te duidelijker blijke , daar zij in heiligheid boven alle anderen wilden uitblinken. En wie ziet hier niet. dat al hunne voorgewende naauwgezetheid in het naleven der wet geene andere strekking had, dan om onder den schijn van godsdienst, hunne baatzucht en hunne bedorvenê hartstogten in te volgen , en zij ook elk oogenblik bereid zijn , aan deze het heiligste op te offeren ? Hiervan hadden zij reeds gedurende de prediking van Jesus zoo vele blijken gegeven , tot dat hunne woede, ten top gevoerd , het Heilig der Heiligen zelf op het schandelijk vloekhout deed sterven. Geen wonder dus, dat zij , die der boosheid geheel verkocht waren, die den grootsten aller gruwelen gepleegd hadden, zich ook nu niet ontzien den Sabbatdag te ontheiligen , alles in het werk te stellen , om , zoo het mogelijk ware . de verrijzenis van Jesus te beletten en zijnen naam voor eeuwig te schandvlekken.
Zoo veel is er aan gelegen , mijne ziel! aan de eerste opwellingen uwer driften geen voedsel te geven , geenen ingang tot het hart te verleenen , want eenmaal daar door overwonnen, zijn wij tot alles in staat, en al wat de Godsdienst heilig heeft, vermag niet ons te weder-houden. O God ! ik zal voortaan op mijne driften waken en ze door de vreeze van uwe regtvaardige oordeelen beteugelen. Geef mij hiertoe uw licht en uwe kracht.
Dan , terwijl gij hier met verontwaardiging de Joodsche overpriesters en Phariseën zich ziet vereenigen , om met de schandelijkste ontheiliging van den Sabbatdag hunne helsche plannen te volvoeren, hebt gij hier mijne ziel! u zelve niets te verwaten ? Hebt gij den dag des Hee-ren , die den Sabbatdag heeft vervangen en u niet alleen gelijk deze aan de groote weldaad van uw aanwezen, of aan de verlossing van een Egyptisch juk , maar aan die van eenen helschen Farao met dankbaarheid doet gedenken , die u met blijdschap herinnert aan de heerlijke verrijzenis van Jesus Christus uit de dooden en u in dit
292
dierbaar geheim ook uwe toekomende opstanding vrolijk doet te gemoet zien , die eindelijk door de rust, welke God na de schepping van het heelal is ingetreden, en nog meer door die van Jesus in het stille graf, na de voltooijing vsm het groote Verlossingswerk, die eeuwige rust zoo duidelijk aantoont , die ons na den arbeid van dit leven is voorbehouden : — hebt gij dien dag ook wel niet ontheiligd en in plaats van met de vrouwen volgens het gebod te rusten, en in stille eenzaamheid , zoo bij het heiligdom , waar Hij als in een graf rust, als in uw huis u met uwen Verlosser en uwe toekomende hoop bezig te houden , niet eer door slaafsche , of hetgeen erger is, door zondige werken met de Joodsche overheden u vereenigd, om de gelukkige vruchten der Verlossing , uwe heerlijke verrijzenis te vernietigen ? Hebt gij u ook wel niet met anderen vereenigd , om der begeerlijkheid den teugel te vieren! En wat is dit anders dan het voorbeeld der overpriesters en Phariseën navolgen ? O schandelijk bedrijf der Christenen ! O ondankbaarheid ! O verfoeijelijk© onverschilligheid in de belangen der eeuwigheid , die wij thans te betreuren hebben! 3
Welaan , mijne ziel! verfoei het gedrag dier goddeloo-zen en beijver u voortaan , om dien dag voor de dienst des Heeren en voor uwe onvergankelijke belangen af te zonderen. Dit zal uw hart, door tijdelijke zorgen verstrooid , vernieuwen en na den arbeid verkwikken, dit zal den zegen over uwen arbeid doen nederdalen en u tot dien eeuwigen rustdag voorbereiden. O God! mijne ongetrouwheden zijn mij leed , ik neem mij vastelijk voor die met uwe genade te vergoeden, den dag aan uwe dienst toegewijd heiliglijk over te brengen.
II. Overweeg, mijne ziel! van welke schijnreden de overpriesters en Phariseën zich bedienen bij den landvoogd, om zich meester te maken van het graf van Jesus en te gelijker tijd de vrees voor zijne verrijzenis, die hen bekroop, voor hem te verbergen! Wij zijn indachtig geworden , zeggen zij , dat die verleider , toen Hij nog leefde , gezegd heeft: Na drie dagen zal Ik verrijzen. Het is niet moeijelijk te ontdekken, van waar zij deze voorzegtfing ontleend hadden; want Jesus zelf had hun gezegd , dat , gelijk Jonas drie dagen en drie nachten in
■den buik van deu visch was geweest, de Zoon des men-schen ook alzoo drie dagen en drie nachten in het hart der aarde zoude zijn : en om te doen zien , hoeveel ge-wigt Hij aan deze voorzegging hechtte, had Hij die meermalen bij voorkomende gelegenheden herhaald , niet alleen ten aanhoore der Saduceën en Phariseën, maar ook van al het volk. Indien echter de^e voorzegging nog eenige duisterheid mogt gehad hebben , kon het hun toch niet onbekend zijn , dat Jesus zijne leerlingen meermalen over zijnen dood en zijne aanstaande verrijzenis in de duidelijkste bewoordingen had onderhouden. Zij zeiven erkenden dan, dat Jesus zijnen dood en zijne opstanding voorzegd had en hoezeer zij het voor het volk wilden doen voorkomen, dat zij over zijnen dood zegevierden, hechtten zij echter bet grootste gewigt aan eene voorzegging , met welker al of niet vervulling, hunne schande of eer noodzakelijk verbonden was.
Dan om de knaging van hun schuldig geweten en het gewigt dezer voorzegging voor Pilatus te bedekken , vreezen zij niet den Messias , den Gezegende in eeuwigheid , met den naam van verleider aan te duiden. O helsche tongen ! o gruwelijke godslastering! zoo houden zij dan niet op , Jesus tot in zijn graf te vervolgen en schamen zij zich niet Hem eenen verleider te noemen voor Pilatus, die openlijk zijne onschuld uitgeroepen, zijne deugden bewonderd heeft. Een kort tijdsverloop van drie dagen zal het uitwijzen of Hij, die zijne opstanding voorzegd heeft, of wel zijne lasteraars verleiders zijn, of liever, indien men reeds uit het verledene het toekomende moge baoordeelen , wie is dan reeds van nu af aan bedrog schuldig ? Hij, die de goddelijkheid zijner zending heeft aangetoond , met eenen blindgeborene het gezigt te geven, met eenen sedert vier dagen overleden Lazarus uit het graf te doen opstaan , of zij , die na het gestrengste onderzoek de daadzaken niet kunnende loochenen, den blindgeborene en nu ziende gewordene uit de synagoog werpen en het besluit nemen , om Lazarus te dooden ?
Zijn de woorden, die Hij gesproken heeft, die van eenen volksverleider? Wie kon ooit met meer juistheid vooruit bepalen, wat Hem zoude overkomen, ondanks alle onwaarschijnlijkheid, dat het zoude gebeuren ? En wat lieeft Hij voorzegd, dat niet stiptelijk is bewaarheid ge-
294
worden, behalve zijne verrijzenis, waarvan de tijd nog-niet vervuld is ? En levert dit alles , gevoegd bij de zoo juiste en zoo nabijzijnde bepaling zijner opstanding , niet het gegrondste vooruitzigt op, dat ook dit laatste gedeelte zijner voorzegging zal bewaarheid worden , zonder dat zij het zullen kunnen beletten ? Maar waar , of wanneer hebt gij Hem ooit van eenig bedrog of van de geringste misdaad kunnen overtuigen, ook zelfs in uwen raad en voor den regter , toen het aan valsche getuigen vergund werd alles te zeggen , wat de helsche woede hun ingaf ? Mijn God ! kunt Gij het verdragen, dat de eer van uwen Zoon tot in het graf vervolgd, zijne nagedachtenis nog bezwalkt worde ?
Ja, mijne ziel! de bron der waarheid moest alzoo door de kinderen van den vader der leugentaal voor eenen bedrieger worden uitgekreten, om zijnen leerlingen geduld in te boezemen, wanneer zij naar zijn voorbeeld met dezen blaam geschandvlekt worden. Zulk een voorbeeld behoefde onze ongeduldige verdediging, niet zoo zeer van de waarheid , als wel van ons zeiven. En zult gij , mijne ziel ! nog durven klagen ? Zult gij naar het voorbeeld der nog onvolmaakte leerlingen van Jesus wen-schen , dat het vuur van den hemel nederdale , om hen te verdelgen , die uwe Godsdienst belasteren , die u verachten ? Is dan de knecht beter dan zijn Meester? Is dit niet het lot, waaraan Hij de zijnen verbonden heeft ? Zalicj zult gij zijn , zegt Hij , als u de menschen zullen haten en als zij u zullen afscheiden en beschimpen en uiven naam als kwaad, nerwerpen, om den Zoon des menschen. Verblijdt u in dien day en verheugt u , want ziet uw loon is groot in den hemel. 1) Mijn Jesus ! ik zal voortaan gaarne in uwe schande deelen en uwe hoogachting zoeken.
Doch welk kwaad vreezen zij , dat deze voorzegging kan ten gevolge hebben . of liever van welke middelen bedienen zij zich om het kwaad te stuiten , dat zij vreezen? Gebied dan , aldus luidt hun verzoek bij den landvoogd , dat men hel graf tot den derden dag toe beware; en waartoe deze voorzorg? Opdat misschien zijne leerlingen Hein niet komen stelen en zeggen tot het volk : Hij is van den dood opgestaan en de laatste
1) Luc. VI: 22, 23.
295
dwaling zou erger zijn dan de eerste. Ziedaar den dekmantel , waaronder zy hunne vrees, dat de voorzegging van Jesus zoude bewaarheid worden , trachten te verbergen. Maar wie ziet niet , hoe de boosheid hier tegen zich zelve liegt ? Welke grond toch was er, om te vreezen , dat zijne leerlingen het lijk van hunnen Meester zouden wegnemen ? Hadden zij niet allen de vlugt genomen , zoodra Jesus gevangen werd ? Had niet de heldhaftigste onder hen , op de stem eener dienstmaagd zijnen Meester verloochend ? En welke middelen hebben zij aangewend, om Hem uit de handen zijner vijanden en van den kruisdood te redden ? Zullen zij nu tegen eene geheele natie ten strijde uittrekken, om een dood ligahaam te bemagtigen ? Welk belang kon hen aanmoedigen , om voor eenen overledene op te treden , van wien zij niets meer te verwachten hadden , ja door wien zij , wanneer Hij zijne belofte, dat Hij den derden dag zoude verrijzen, niet gestand deed, schandelijk bedrogen waren, zoodai zij alle redenen hadden , om Hem te verfoeijen.
Nog eens , welk vooruitzigt was er , dat ongeachte, ongeleerde , arme menschen de menigte zouden overtuigen , dat een man, door de wettige magten ter dood veroordeeld, zoude verrezen zijn, wanneer zij hiervoor geen ander bewijs konden aanvoeren , dan dat zijn lig-chaam den derden dag niet in het graf meer gevonden werd ! Had men hun niet billijk kunnen te gemoet voeren , dat zij het lijk gestolen hadden ?
Neen , de ware reden, die deze geveinsden de bewaring van het graf deed verzoeken, was de vrees, dat Jesus op den derden dag van den dood zoude opstaan , zoo als Hij gezegd had. Hun eigen geweten overtuigde hen , dat Jesus onschuldig , heilig en waarachtig , ja , dat Hij de lang verwachte Messias was; de wonderen , die zij van Hem gezien en die , welke in zijnen dood van Hem getuigd hadden , stonden hun als schrikbeelden voor den geest , ja zijne heerlijke begrafenis zelve , Bcheen hun als 't ware een voorbode zijner aangekondigde opstanding , en waarvan Hij reeds in die van Lazarus eene afbeelding had gegeven.
Het was dan de verrijzenis zelve , of ten minste hare verbreiding , die zij wilden beletten, daar zij wel inzagen, dat deze voor hen onberekenbare gevolgen kon hebben.
296
Groot was de eerste dwaling, zoo als zij het noemden , dat Jesus zich namelijk voor den Messias had uitgegeten, en h.et had hun veel moeite gekost, om die uit te roei-jen; maar , wanneer eenmaal het geloof a.an zijne verrijzenis ingang gevonden had, dan waren zij als onregt-vaardigen , als moordenaars van hamen Messias ten toon gesteld , en dan was hun doel ten eeneniaal verijdeld. Van daar dat zij in plaats van eindelijk met een waar leed'weaen het gruwelijke hunner misdaad te erkennen , in hunne verblindheid tegen de almagt van God zelve het harnas durven aantrekken.
Ziedaar dan, mijne ziel ! wat de Joodsche overheden gewonnen hebben met hunnen Messias aan hunne woede op te offeren. Jesus was hnn een steen des aanstoots , en het algemeen welzijn aoheea hun toe zijnen ondergang te vorderen , dewijl 'iijn toenemende luister hun met een algemeenen ondergang scheen te bedreigen, en onder dit voorwendsel werd zijn dood besloten , opdat niet al het volk zoude verloren gaan, en hiermede meenden zij zich ook van dien, voor hunne bedorvene ha.rten zoo lastigen, zedemeester ontslagen te zien; met zijnen ondergang en önteering zou hun gezag herleven, hunne rust hersteld zijn. Zij volvoeren hun goddeloos ontwerp, doen Jesus den schandelijksten kruisdood sterven, Hij is uit hun midden weggenomen , zijn ontzield ligchamp;am ligt rustig in een graf; de vlugt zijner leerlingen, de balseming van zijn ligehaam, alles schijnt aan te duiden , dat de geheele zaak van Jesus voor altijd geëindigd is. Nogtans, de overpriesters hebben geene rast, duizend angsten folteren hun schuldig geweten, een nieuw onweder dreigt op hunne hoofden neder te zullen storten , ja zij beschouwen hunnen toestand nog knel lender, dan toen Jesus nog leefde. Geen ■wonder, mijne ziel!, de goddeloozen zijn als eene onstuimige zee, die tot geaie stilte kan komew en wier golven dmbbe en slijk opwerpen. De godieloozen hebben geenen vrede , zegt de Heer G-od. 1) Hetgeen zij als eene ramp trachten te verhoeden, te weten, de verbreiding van en het geloof aan de verrijzenis van Jesus, zal geschieden en hunne boosheid zelve zal hiertoe dienstbaar zijn. Neen, mijne ziel ! vlei u nooit in de zonden , in de voldoening uwer bedorvene
297
ha/rtstogten bestendige rust te zullen viudea ; hoe aanlokkelijk zij ziet ook voordoen en u tot een toppunt van geluk schijnen te zullen opvoeren, de ondervinding heeft eiken zondaar en misschien ook u doen leeren, dat niemand God ooit heeft wederslaan en vrede genoten l), dat in de zonden niets te vinden is, dan verdrukking des geestes, dat zjj die blindelings het geleide hutiner driften involgen, zich van de eene moeijelijkheid in de andere storten en alzoo de zonde zich zelve straft. O G-od! geef mij toch deze waarheid altijd wel te beseffen : maar doe er mij dan bijzonder aan denken, wanneer duivel, wereld of vleesch mij door valsche bekoorlijkheden willen verstrikken , doe mij dan gedenken , da,t in de onderwerping aan uwe bevelen , dat in. U te beminnen alleen ware rust te vinden is, dat Grij alleen mijn God en mijn A-l zijt.
III. Overweeg, mijne ziel! hoe de overpriesters en Phariseën , nadat hun verzoek door den landvoogd was ingewilligd, op de naauwkeurig te wijze het graf van Jesus verzekeren, opdat zijn ligchaam, ook in zijne opstanding , hunner handen niet zoude ontglippen , maar ook daardoor in de handen der goddelijke Voorzienigheid de onwrikbaarste getuigen en de verkondigers worden van zijne verrijzenis.
Pilatus scheen , zoo als zijn antwoord te kennen geeft, gemelijk , zoo dikwerf over de zaak van Jesus te worden lastig gevallen, Ongetwijfeld verweet hem zijn geweten , dat hij eenen onschuldige , eenen man, die hem , zoo door zijne deugden als door zijne wijsheid, zoo verwonderlijk was voorgekomen, tot den kruisdood had veroordeeld. Dit billijk verwijt moest nieuw voedsel ontvangen op het vernemen , dat deze zoo bewonderenswaardige man zou gezegd hebben „ dat Hij drie dagen na zijnen dood wederom zoude opstaan; en hoezeer was deze ontmoeting geschikt, om hem ernstig in zijn gemoed te tasten, en opmerkzaam te doen zijn , wat er van deze voorzegging zoude geworden; dan het ging dezen verblinden Heiden , zoo als het doorgaans den grooten dezer wereld gaat, die ras hun knagend geweten trachten te verdooven , en zich schamen hunue belangstelling betrek-
298
kelijk de Godsdienst te toonen; althans hij voegt hun gemelijk te gemoet : Gij' hebt eene wacht, gaat henen en bewaart het, gelijk gij het verstaat. Gij hebt de wacht van de krijgslieden, die het ligchaam aan het kruis bewaakten, of die in de sterkte nabij den tempel, ter gelegenheid der hooge feesten , de openbare rust bewaren , nog tot uwe dienst, bewaart het dan , zoo als gij oordeelt, dat het noodig is. Nu hadden zij hetgeen, hunne versteende harten met geen minderen aandrang dan voor zijnen dood verlangden, nu zagen zij zich op nieuw meester van Hem, wiens magt zij nog meer vreesden na zijnen dood , dan toen zij , om Hem te vangen , eene talrijke bende uitzonden, Hem als een ontembaar dier bonden en kluisterden. opdat Hij hunner handen niet zoude ontsnappen. Vol helsche vreugde begeven zij zich naar Antonia's burgt, voerden van daar eene krijgsbende aan , bezetteden biermede het graf' , opdat noch van buiten Jesus' vrienden in staat zouden zijn, het te overweldigen , noch Jesus zelf, indien Hij volgens zijne voorzegging het mogt ondernemen , om uit zijn graf op te staan, zijn doel zoude bereiken, maar door hunne ver-eenigde raagt in zijn graf zelf ten tweede male zijn graf zou vinden ; en hiermede zich nog niet vergenoegende , voorzagen zij het van han zegel, opdat ook den wachters alle gelegenheid zoude benomen zijn, om dooromkooping, met de vrienden des gestorvenen gemeene zaak te maken, en opdat hunne verantwoordelijkheid te grooter en hier door ook hunne waakzaamheid te zekerder zoude zijn. Dan , q God! hier aanbid ik uwe wijsheid en magt, hier zie ik , dat Gij niet te vergeefs gezegd hebt : Ik zal de wijsheid der wijzen te niet doen, en het verstand der verstandigen vei'tverpeti; 4) en dat in uwe handen de boozen zeiven de werktuigen zijn , om de onwrikbaarste bewijzen tegen het ongeloof te stellen , dat uw Zoon waarlijk van deli dood verreden is; immers indien de overpriesters en de Phariseen zeiven de voorzegging van Jesus Christus niet openbaar hadden gemaakt, indien zij den lanélvocgd niet verzocht hadden , eene wacht aan het graf te stellen, hadden zij zich nog zeer krachtige middelen voorbehouden , om de waarheid , die het groote verschilpunt tusschen de synagoog en de godsdienst van.
'299
Jesus Christus moest beslissen , te verduisteren ; zij hadden nog met eenigen schijn van waarheid kunnen voorwenden , dat, indien het ligchaam niet meer in het graf werd gevonden , zijne leerlingen het hadden weggenomen ; men had kunnen voorwenden, dat de voorzegging naderhand was uitgedacht, en de verrijzenis , waarvan niemand kon getuigen, slechts eene uitvinding was van hen, die er belang in hadden , nm de schande van hiuinen Meester weg te nemen en zijnen roem te herstellen en daarom hoegenaamd geen geloof verdiende.
Slechts één middel bleef er overig , om dien booswichten dit voorwendsel te ontwringen , en dit middel stellen zij in hunne wereldsche staatkunde zeiven daar, met eene wacht aan het graf te plaatsen , die het gedurende drie dagen bewaakt; hiermede toch stellen zij zich voor de geheele wereld verantwoordelijk voor al wat er gebeurt , hiermede verpligten zij zich zeiven , om te getuigen , of het ligchaam van Jesus zich na drie dagen , nog al clan niet in het graf bevond , zonder eenige onwetendheid of schending van het graf of onteigening van het lijk te kunnen voorwenden , en zoo verraden zij hunne opzettelijke kwaadwilligheid, wanneer zij naderhand hunne slapende getuigen durven aanvoeren , dat de leerlingen van Jesus het ligchaam gestolen hadden. Ziedaar , mijne ziel! hoe God met de beraadslagingen der menschen lacht , zich van hunne boosheid zelve bedient, om zijne raadsbesluiten ten uitvoer te leggen en aan de verrijzenis van zijnen Zoon al die zekerheid, al dien luister te verschaffen, die wij noodig hadden, om het ongeloof voor altijd den mond te sluiten.
Dat dan de mensch zich aan het heilzaam gebied der goddelijke bevelen onttrekke, dat hij zich vermete den Allerhoogste te wedefstaan ; steeds zal hij ondervinden, dat er eene Voorzienigheid over hem heerscht , die ook nit het kwaad zelf het goed weet voort te brengen , die vooruit in zijne beraadslagingen, zijne booze ontwerpen regelt naar haar welgevallen en tot hare verheerlijking doet uitvallen , zoodat de boosheid altijd magteloos , en de wijsheid der wereld-wijzen eene wezenlijke dwaasheid is. God alleen , mijne ziel! verdient dat gij Hem vreest en al uw vertrouwen op Hem stelt, in Hem zult gij altijd gelukkig , buiten Hem altijd ongelukkig zijn ; maas
300
hetzy gij gelukkig, hetzij gij ongelukkig zijt, God zal altijd in u verheerlijkt, zijn wil zal altijd volbragt worden. Welnu, eerbiedig dan altijd zijne heilige bevolen en niemand zal u kunnen hinderen ; al wat de vijanden van uw geluk tegen u ondernemen , zal tot niets anders strekken , dan tot hunne beschaming en om in u te vervullen , hetgeen Gods Voorzienigheid oyer u besloten heeft, om u hier gelijkvormig te maken aan het beeld van zijnen Zoon en eenmaal in zijne heerlijke opstanding te doen deelen.
En ziedaar, mijne ziel! het groote doel, waarom de eeuwige Zoon Gods van den hemel nederdaalde , n door zijne voorbeelden en hemelsohe leeringen onderrigtte ; dit was het doel , waarom Hij al zijn bloed lit een losprijs uwer ziel zijnen hemelschen Vader opofferde ; dit was het doel van zijn lijden, dood en opstanding, dit was en moet altijd het doel dezer overweging zijn on de voorname vrucht van al hetgeen Hij voor u gedaan en geleden heeft, en nog aanhoudend doet voor u in het aanschijn zijns Vaders ; dit zij voortaan het doel van al uw streven , de drijfveer van al uw doen en laten , te weten, de gelijkwording aan IJem in' dit leven en daarna de eeuwige onsterfelijkheid, die Hij voor ons door zijn lijden en sterven heeft verdiend en dengenen zal mededeelen, in wien Hy het beeld zijner heiligheid zal uitgedrukt vinden.
BEOEFENING.
Vier altijd godvruchtig den dag des Heeren en over-■weeg op dien dag bijzonderlijk , wat Jesus Christus voor u gedaan heeft , om u te verlossen en tot de eeuwige rust te doen ingaan. Draag zorg voor een gerust geweten , of zoo gij iets misdaan hebt, volhard niet in het kwaad; bedien u veel minder van slinksche wegen , om uwen misstap te verbergen ; maar erken uwe schuld met ootmoedigheid ; dit zal u altijd tot eer strekken. Daarentegen , al wie elders rust zoekt dan in God, zal die nooit vinden. Betrouw in al wat gij doet op de Voorzienigheid Gods en alzoo zal u alles medewerken tot uw geluk en gij zult altijd tevreden zijn.
EINDE VAN HET TWËÏÏDS EN LAATSTE DEEL.
XXXI. OVERWEGING. Blz.
Pilatus had ook een opschrift geschreven en boven aan het
kruis gesteld, alwaar geschreven stond: Jesus van Nazareth , Koning der Joden .... en het was in 't He-breeuwsch, in 't Grieksch en in 't Latijn geschreven. De overpriesters zeiden dan tot Pilatus : Gij moest niet schrijven : Koning der Joden , maar dat Hij gezegd heeft: Ik ben de Koning der Joden. Pilatus antwoordde: Dat ik geschreven heb, heb ik geschreven. Joan. XIX; 19—'22................... t
XXXII. OVERWEGING.
En de krijgsknechten , als zij Hem gekruisigd hadden, namen zijne kleederen en maakten er vier deelen van,
voor ieder een deel en ook den rok. Joan. XIX; 23. . 9
XXXIII. OVERWEGING.
Doch alzoo de rok zonder naad en van boven af aan één stuk geweven was, zoo zeiden zij tot eikanderen: Laten wij hem niet snijden , maar laten wij er om loten, wie hem hebben zal, opdat de schriftuur zoude volbragt worden , welke zegt: Zij hebben mijne kleederen onderzich
gedeeld en over mijn kleed hebben zij het lot geworpen. » Dit deden de krijgsknechten. Joan. XIX: 23,24. . . . 14
XXXIV. OVERWEGING.
En die voorbij gingen , lasterden Hem , hunne hoofden schuddende , en zij zeiden: Welaan Gij , die den tempel Gods afbreekt, en die in drie dagen wederom opbouwt, verlos ü zeiven. Indien Gij de Zoon Gods zijt, zoo kom af van het kruis. Matth. XXVII: 39, 40....... 21
XXXV. OVERWEGING.
Insgelijks bespotteden Hem ook de overpriesters met de Schriftgeleerden en de ouderlingen , zeggende: Anderen heeft Hij verlost en zich zeiven kan Hij niet verlossen. Zoo hij de Koning van Israël is, dat Hij nu afkomevan liet kruis en wij gelooven Hem; Hij heeft op God betrouwd , dat Hij Hem nu verlosse, indien Hij Hem genegen is; want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon. -Matth. XXVII: 41, 42............34
tl
XXXVI. OVERWEGIN G. BI?..
Zoo Hij de Koning van Israël is , dat Hij nu afkome van het kruis en wij gelooven Hem. Hij heeft op God betrouwd , dat Hij Hem nu verlosse, indien Hij Hem genegen is, want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon. Matth. XXVII: 42...............44
XXXVII. OVERWEGING.
Maar Jesus zeide : Vader! vergeef het hun. Luc. XXIII: 34 55
XXXVIII. OVERWEGIN O.
Vader vergeef het hun, want zij weten niet, wat zij doen. Luc. XXIH ; 34...............63
XXXIX. O V E R VV E G I N G.
Ditzelfde verweten Hem ook de moordenaars, die met Hem gekruisigd waren ;.... ook bespotteden Hem do krijgsknechten en kwamen Hem edik aanbieden, zeggende: zijt Gij de Koning der Joden , zoo verlos U zeiven. Matth. XXVH: 44. Luc. XXIII: 36, 37 ............ 73
XL. O V E R W E G I N G.
Een van de Moordenaars die daar hingen, lasterde Hom ook, zeggende : indien Gij de Christus zijt, zoo verlos U zeiven en ons. Maar de andere antwoordende, bestrafte hem, zeggende: vreest gij dan ook God niet, daar gij onder dezelfde straf zijt ? en wij wel met regt, want wij ontvangen het regte loon naar onze werken , maar deze heeft niets kwaads gedaan. Luc. XXIII: 39—41. ... 83
XLI. OVERWEGING.
ïoen zeide hij tot Jesus: Heer! wees mijns indachtig, als Gij in Uw rijk zult komen.
En Jesus zeide hem: Heden zult gij met Mij zijn in het .Paradijs. Luc. XXIII: 42 , 43....... ... 95
XLIl. OVERWEGING.
Nu was het omtrent het zesde uur , als er eene duisternis over de geheele aarde kwam tot de negende uur toe; de zon werd verduisterd. Luc. XXH: 44, 45......10!)
XLIII. OVERWEGI N G.
De zon werd verduisterd, en het voorhangsel des tempels scheurde midden door. Luc. XXIH: 45.......119
XLIV. OVERWEGING.
Ondertusschen stonden nevens het kruis van Jesus zijne Moeder en zijner Moeders zuster, Maria Cleophe, en Maria Magdalena. Jesus dan ziende zijne Moeder en den leerling, dien Hij lief had , daar staan , zeide tot zijne Moeder: Vrouw! ziedaar uwen zoon. Joan. XIX: 25,26. 128
XLV. OVERWEGING.
Daarna zeide Hij tot den leerling: Ziedaar uwe Moeder;
Ill Biz.
en van dit uur af heeft de leerling haar tot «ich genomen. .loan. XIX: 27..............141
XLVI. OVERWEOl N G.
En omtrent het negende uur riep Jesus met luider stem, zeggende : Eli! Eli! lamma sabachtani ? Dal is : Mijn God ! mijn God! waarom hebt gij mij verlaten ? Matth.
XLVII. OVERWEOl N G.
Maar sommigen die daar stonden , dit hoorende , zeiden ;
leze roept Elias. Matth. XXVII; 47........159
XI,VIII. O V E R W E G 1 N G.
XLIX. |0 V E R W E G I N G.
En terstond liep er een van hen eene spons halen en met edik vullen , en die op een rietstok gestoken hebbende, gaf hij Hem te drinken ; en de anderen zeiden; Wacht, laat ons zien, of Elias Hem zal komen verlossen. Matth.
XXVII: 48, 49................ 179
L. OVER W E G I K G.
Als Jesus nu den edik genomen had , zoo zeide Hij ; Het is volbragt. ,Toan. XIX; 30...........189
LI. O V E R W E G I N G.
Het is volbragt. .loan. XIX: 30 .......... 200
Lil. OVERWEGING.
En Jesus roepende met luider stemme, zeide; Vader! in «we handen beveel ik mijnen geest. Luc. XXIII: 46. . 212
LUI. OVERWEG IN «.
Vaderün uwe handen beveel ik mijnen geest. Luc. X.XIII : 46. 221
LIV. OVERWEGI N G.
En zijn hoofd nederbuigende , gaf Hl] den geest. Joan. XIX : 30........'.......231
LV. t) V E R W E G I N G.
En zie , het voorhangsel des tempels scheurde in twee stukken van boven tot beneden, de aarde beefde en de steenrotsen barstten , de graven gingen open, en vele ligcha-men der heiligen, die ontslapen waren, zijn opgestaan en uit de graven gaande na zijne verrijzenis, kwamen zij in de heilige stad en verschenen aan vele menschen, en de hoofdman en die met hem waren , om Jesus te bewaren , ziende de aardbeving en hetgeen daar geschiedde , werden zeer bevreesd en zeiden ; Waarlijk dit was Gods Zoon. Matth. XXVII; 51—54........ 243
IV
LVI. OVERWEGING. Blz.
De Joden danopdat de ligchamen op den Sabbathdag niet aan het kruis zouden blijven, dewijl het nu de dag der voorbereiding , en die Sabbathdag een hooge dag was , verzochten van- Pilatus, dat hunne beenen mogten gebroken en zij weggenomen worden. De krijgsknechten kwamen dan en braken de, beenen van den eersten als ook van den ander , die met Hem gekruist was; maar als zij bij Jesus kwamen en zagen , dat Hij nu dood was, braken zij zijne beenen niet. Dan een van de krijgsknechten doorstak zijne zijde met eene speer en ter-Stond kwam er bloed en water uit. Joan. XIX: 31-—34. 259 LVII. OVERWEGING.
Als het nu avond geworden was, kwam er een rijk man van Arimathea, met name Joseph, die ook een leerling van Jesus was, dewelk# bij Pilatus ging en verzocht het ligchaam van Jesus. Pilatus dan gebood, dat men hem het ligchaam zoude geven; en Joseph nam het ligchaam,
wond het in een zuiver linnen kleed en legde het in zijn nieuw graf, hetwelk hij in eene steenrots uitgehouwen had. Kn een grooten steen tegenquot; den ingang van het graf gewenteld hebbende ging hij henen. En Maria Mag-dalena en de andere Maria zaten daar tegenover het graf. Matth. XXVII: 57—61............. 275-
LVIII. OVERWEGING.,
Nu des anderen daags , zijnde de dag na de voorbereiding, kwamen de overpriesters en de Phariseën gezamenlijk bij Pilatus, zeggende-: Heer! wij zijn indachtig geworden, dat die verleider, toen Hij nog leefde, gezegd heeft: Na drie dagen zal ik verrijzen; gebied dan, dat men het graf tot den derden dag toe beware, opdat misschien zijne leerlingen Hem' niet komen stelen , en zeggen tot het volk: Hij is van den dood opgestaan. En de laatste dwaling zou erger zijn dan de eerste. Pilatus antwoordde hun: Gij hebt eene wacht, gaat henen , en bewaart het gelijk gij verstaat. Zij gingen dan henen het graf met eene wacht bezetten en den steen verzegelen. Matth. XXVII: 62—66............... 289
I
■ ■quot;) h ■■ 'vw njR,' v gt; ■ ,-
^ i^.. '*y- ■
vj=i '-quot;quot; - irlt;» / ' ■) - i
0^ Ü'X-
quot;^J- -■gt; ■•':;!quot;-' .■r ^
'lt; ^-■ ''--i-^-x^'^v 'V
^v ^ - quot;wv^ ^ ^ ..; ^
kiamp;ïK* ' gt;4%
Jf
v/'- C-a quot;v •quot;■gt;Vgt; ' ■quot; «/■• rf 1 -
1 )jj \ ^-'. r M'^lV fc^7 ^ gt;4 ■^'CCj-,
^ : ■ • ; V 't,- ' ' ' r ^ ^ v ^ .^-/'
- ^ ' - lt; «h, ; ^ ^ 1 ' 'it^f x % • A v | 'r-. J. *lt;', \gt;*
■-v? -cb^ .-^
XV / /, gt; -^3 '.^ -Ht-.-- v ^ rV*^ ? ,
' - gt;\ '-r ^