., * ■ - 4 ■ | |||
. |
.. - | ||
If i - ; ' , 1 |
' ■ ' |
v-fc | |
_ ; .i-1 l:; ' -tv |
•v , gt;; ■ ■- | ||
■ ■ | |||
- H.quot; ' ' ■■ |
-■ | ||
, |
at;; s ' : j,-;: ' |
: -•gt;' - gt;Ve'35«v | |
lt; ■ 1 •gt; ? ' •• . • |
quot;quot;'iiV'- Z1.- |
■ - -!gt;• 'quot;-I.- | |
■ |
t' | ||
quot;quot;iquot; -V' . |
V- ' 4^ | ||
x- . . -- amp;• - . |
''I-'' |
lt;s v ■ ' ;• r.- • |
- |
UA 7
DER
■C f gt; 3
S/ V
OVERWEGINGEN oyer het leven en de deugden der Heiligen en Gelukzaligen
YAN DE pRDE DES ji, pOMINICUS
GEVOLGD VAN
GEESTELIJKE OEFENINGEN Tan Toorbereiding lot de feestdagen v. d. H. H. D0H1N1CUS en CATBARIM VAN MM.
Iiibrum cni titulus „Het Heilig Jaar der Prediklieerenquot; revisnm et approbatum a duobus Patribus Ordiuis nostri im-primi permittimus.
Datum Huissen, in Conveutu Reg. SS. Rosarii, in Commem. B. P. N. Dominici in Soriano, die 15 Septembris 1879.
jPR. pESL, JlEUNEN, O. j3. Pr. Prov. Germ. Inf.
HOEVEN, bac 39 Octobris 1879.
C. VAN DBE VEEKEN, Ziir. Censor.
Snelpersdruk, Eduard van Wees, Breda.
Aan de Leden van de Derde Orde des 11. Dorainicus!
Aan ü, Beminde Broeders en Zusiers in den Heiligen Vader Dorninicus! aan ü vooral willen wij dit werkje, eene vrucht van den arbeid onzer zwakke krachten, van harte toewijden en aanhevelen.
Wat wij voortreffelijks en nuttigs geleverd hebben, danken wij grootendeels aan den ijver en bekwaamheid onzer Broederen in Frankrijk en België; echter hebben de vele zaligverklaringen der laatste jaren en menige gebeurtenis, op het veld der geschiedenis nieuw ontdekt, den inhoud van het oorspronkelijk werk niet onbelangrijk vermeerderd.
Met nederig vertrouwen durven wij dan ook de vele heilzame vruchten reeds berekenen, die deze arbeid voor U kan, en, onder Gods zegen en op de voorbede onzer glorierijke Heiligen, ook zal voortbrengen. Wat anders toch zijn de levens onzer Heiligen en Gelukzaligen voor ons dan een kostbaar geslachtboek, waarin wij geen blik kunnen werpen zolder met heiligen trots op onze doorluchtige afkomst vervuld te worden, zonder ons te voelen opgewekt om insgelijks hunne roemrijke wegen van heiligheid te gaan bewandelen ?
Mogen dan de horte overwegingen, bij elk beknopt leven gevoegd, voor ü als zoovele vingerwijzingen zijn op hetgeen er edels door U na te volgen is, of op de eene of andere smet, welke den waren Zoon en Dochter des H. Dominicus niet mag blijven aankleven en ontsieren ! Zoo zult Gij, voorgelicht door de woorden en voorbeelden uwer Heiligen en Zaligen, ook veilig en gemakkelijk met hen den weg volgen, die U onfeilbaar tot volmaaktheid en heiligheid hier op aarde, en tot eene glorievolle vereeniging met hen in den Hemel geleiden zal.
Evenwel zullen ook andere godvruchtige zielen, hopen wij, op elke bladzijde van dit boeksken (dat met volkomen onderwerping aan het decreet van Urbanus VI beiverkt is) wel de eene of andere schoone en nuttige les, heilzame vermaning en liefdevolle opwekking kunnen aantreffen en ter harte nemen.
Ten slotte bevelen wij nogmaals aan den zegen van Hem, die het kleine en zwakke dezer wereld door zijne genade groot en magtig weet te maken, onzen arbeid nederig aan en verzoeken wij voor ons-zelven Uwe godvruchtige gebeden.
l6T« ei Ovempp op ie ieita te Heiiiea ea Geliibaliien.
Bladz.
10. De Gelukz. Gondisalvus van Amaranthe. 1 Overweging: Over de beantwoording aan de genade.
15. Peest van den Zoeten Naam Jesus. . . 4 Overweging: Over de beminnelijkheden van
den Allerheiligst en Naam Jesus.
16. De Gelukz. Stephana van Quinziano. . . 7 Overweging: Over hare liefde tot het lijden.
19. De Gelukz. Andreas van Pesehiera. . . 11 Overweging: Over de liefde tot de armen en tot de armoede.
23. De Heilige Eaymnndus de Pennafort. . 14 Overweging: Over zijne nederigheid.
24. De Gelukz. Marcolinus.......17
Overweging: Over zijne vereenigmg met God.
26. De Gelukz. Margaretha van Hongarije. . 21 Overweging: Over haar leven vol opoffering.
INHOUD EN BLADWIJZER
Bladz.
28. Overbrenging der Overblijfselen van den H. Thomas van Aquinen.......24
Overweging: Over de zegepraal der zuiverheid en nederigheid van den H. Thomas.
9. De Gelukz. Bernardus Scammaca. ... 29 Overweging: Over de helceering van dezen Gelukzalige.
12. De Gelukz. Eeginaldus van Orleans. . . 415
Overweging: De twee Tcenmerhen van den warm volgeling van Jesus Christus.
13. De Heilige Catharina de Eiccis. ... 33 Overweging: De gelijkvormigheid van deze
Heilige met Jesus Christus.
14. De Gelukz. Nicolaus Palea......36
Overweging: Hoe deze Gelukzalige tot God
getrokken werd, en hij aller harte tot den dienst van God wist te brengen,
15. De Gelukz. Jordanus van Saxen. ... 40 Overweging: Over de gelijkenis van dezen Gelukzalige met onzen H. Patriarch Dominicus.
18. De Gelukz. Laurentius de Ripefracta. , 43 Overweging: Over zijnen ijver voor de kloostertucht.
19. De Gelukzalige Alvarez.......47
Overweging: Over zijne godsvrucht voor het
lijden van Jesus Christus.
21. De Gelukz. Aimon Tapparelli.....51
Overweging: Over de getrouwheid in kleine zaken.
25. De Gelukz. Constantius van Fabriano. . 55 Overweging: Over het leven van gebed en boetvaardigheid van dezen Gelukzalige.
28. De Gelukz. Villana de Bottis.....58
Overweging: De zegepraal van de liefde tot
II
INHOUD EN BLADWIJZER
Bladz.
Jesus schittert uit in de beheering, in het leven en in den dood van deze Gelukzalige.
Donderdag na Sexagesima......62
Overbrenging van de Eelikwiën der H. Catharina van Senen.
Overweging: De geheimzinnige vereeniging van de H. Catharina van Senen met Onzen Heer Jesus Christus.
1. De Gelukz. Christopborus van Milaan. . 421 Overweging: De groote ijver van Christophorus
voor zijne volmaaktheid en voor de wetenschap.
2. De Gelukz. Henricus Suso......66
Overweging; Over de liefde van dezen Gelukz.
tot de eeuwige wijsheid.
6. De Gelukz. .Tordanus van Pisa.....70
Overweging: Over de vruchten, door onzen
Gelukzalige uit de studie der H. Schriftuur getrokken.
7. De Heilige Thomas van Aquinen. ... 73 Overweging: Hoe het gebed den H. Thomas
tot een groot Leeraar en grooten Heilige gevormd heeft.
10. De Gelukz. Petrus de Jeremia.....77
Overweging: Over de verloochening van zich zeiven.
18. De Gelukz. Sybellina de Biseossis. . . 80 Overweging: Over de godsvrucht der Gelukzalige hij de heschouwing der ontkleeding van Jesus Christus op Calvarië.
22. De Gelukz. Ambrosius Sansedonius. . , 83 Overweging: Over de vruchten door den Gelukz. Ambrosius uit de bekoringen getrokken.
3. De Gedachtenis der Wondeteekenen van
de H. Catharina van Senen......87
III
IV INHOUD EN BLADWIJZE»
Bladz.
Overweging: Over de nederigheid en liefde dezer Heilige hij het ontvangen van de lidteéke.idn der H. Wonden.
5. De H. Vincentius Ferrerius......91
Overweging: De H. Vincentius is het werktuig geweest van Jesus' barmhartigheden jegens de H. Kerk.
9. De Gelukz. Antonius Pavonius.....96
Overweging: Over het martelaarschap van dezen Gelukzalige.
10. De Gelukz, Antonius Neyrot.....99
Overweging: Over den val en de boetvaardigheid van den Gelukz. Antonius.
13. De Gelukz. Margarita van Castello. . . 102 Overweging: Hoe de Gelukz. Margarita het
inwendig leven beoefend heeft.
14. De Gelukz. Petrus Gonzalez.....105
Overweging: Over de bekeering van dezen
Gelukzalige.
17. De Gelukz. Clara Cambacurta.....109
Overweging: Over de liefde van deGelukz. Clara.
20. De H. Agnes van Monte-Politiano. . . jllé Overweging: Over de woorden: Dezen {de
maagden) volgen het Lam overal waar het gaat.
21. De Gelukz. Bartholomeus Cerveri. . . . 118 Overweging: Over deze woorden: Niemand
heeft grooter liefde dan die zijn leven geeft voor zijne vrienden.
26. De Gelukz. Gregorius en Dominicus. . . 121 Overweging: Over den dood van deze Heilige Belijders.
29. De Heilige Petrus van Verona. . . • 123 Overweging: De H. Petrus beschouwd ah
leerling, verdediger en martelaar van het H. Evangelie.
30. De Heilige Catliarina van Senen. . . . 126
INHOUD EN BLADWIJZER
Bladz.
Overweging: Hoe Jesus Christus zich. aan de H. Catharina, en deze zich aan Hem gegeven heeft.
5. De Heilige Paus Pins V.......131
Overweging: Over de liefde van den Heiligen Pius tot onzen Heer Jesus Christus.
10. De Heilige Antoninus........134
Overweging: Over den inwendig en geest, welke
Hem bezielde.
11. De Gelukz. Joanna van Portugal. . . 138 Overweging: Over hare deugd van volharding.
13. De Gelukz. Albertus van Bergamo. . . 141 Overweging: Over zijn geduld en zijne liefdadigheid.
14. De Gelukz. Aegidius........145
Overweging: De GoddelijJce barmhartigheid
bekeert en heiligt den Gelukzaligen Aegidius. 20. De Gelukz. Columba van Eieti. . . . 148 Overweging: Over de geheimzinnige heteekenis van den naam onzer Gelukzalige. 25. Overbrenging der H. Relikwiön van onzen
H. Vader Dominicus.........152
Overweging: Over de openbaring der heiligheid van onzen Gelukzaligen Vader.
28, De Gelukz. Maria Bartbolomea Bagnesi. 155 Overweging: Over het goed gebruik, dat de
Gelukzalige van hare ziekten gemaakt heeft.
29. De Gelukz. Wilhelmus en zijne Gezellen. 159 Overweging: Over de dankbaarheid jegens God.
31. De Gelukz. Jacobus Salamonus. . . . 162 Overweging; Over zijn vertrouwen op Maria en zijne toewijding aan haren dienst.
1. De Gelukz Alphonsus Navarrete en Gezellen. 166
V
INHOUD BN BLADWIJZEE
Bladz.
Overweging: Over de verheerlijking dezer martelaren.
2. De Gelukz. Sadoc en zijne Gezellen. . . 170 Overweging: Over de liefde, die deze Gelukz.
Martelaren vereenigde.
4. Vervoering der H. Overblijfselen des H.
Petrus...............173
Overweging: Over het levendig geloof des Heiligen.
7. De Gelukz. Stephanus Bandello. . . . 177 Overweging: Over de bescherming en navolging der Heiligen.
10. De Gelukz. Joannes Dominicus. . . . 180 Overweging: Over den ijver van dezen Gelukzalige.
18. De Gelukz. Osanna van Mantua. . . . 184 Overweging: Over de gunsten, welke haar het Kind Jesus qeschonken heeft.
3. De Gelukz. Marcus van Modena. . . . 187 Overweging: Over den geest van ijver en boetvaardigheid van den Zaligen Marcus.
7. De Gelukz. Paus Benedictus XI. . . . 190 Overweging: Over zijne liefde tot de verachting.
9. De Heilige Joannes van Keulen en Gezellen. 194 Overweging: Over het geloof der Martelaren van Gorcum aan het H. Sacrament des Altaars.
13. De Gelukz. Jacobus van Voragine. . . 197 Overweging: Over de vruchten van vrede, die het hart van Jacobus vervulden.
18. De Gelukz. Ceslas.........200
Overweging: Over den ijver van dezen Gelukzalige.
23. De Gelukz. Joanna van Orvieto. . . . 204 Overweging: Over de genadegunsten, die deze Gelukzalige door de voorspraak der Engelen bekomen heeft.
VI
INHOUD EN BLADWIJZER
VII
r
Bladz.
27. De Gelukz. Augustinus van Bugella. . . 207 Overweging: Over zijnen geest van gebed.
28. De Gelukz. Antonius ab Ecclesia. . . . 211 Overweging: Over de vereeniging van dezen Ge-
lukzali'je met God door middel van het gebed.
31. De Gelukz. Mannes de Guaman. . . . 214 Overweging: Over den schat, dien de H. I)o-minicus aan den Gelukz. Mannes ontdekte.
2. De Gelukz. Joanna van Aza.....217
Overweging: Over de kracht van het gebed dezer Gelukzalige.
i. Onze Gelukzalige Vader, de H. Dominicus. 220 , Overweging: Over de groote rnagt van onzen H. Vader, in den hemel en op aarde.
8. De Gelukz. Augustinus van Nooera. . . 226 Overweging: Op de woorden: Ik ben de Goede
Herder.
9. De Gelukz. Joannes van Salemo. . . . 229 Overweging: Over de moeijelijkheden, die deze
Zalige ondervonden heeft, om tot de volmaaktheid te komen.
16. De Heilige Hyacinthus.......233
Overweging: Over het geluk vanJesus en Maria
fP fllPYtPll
17. De Gelukz. Emilia Bicchieri. .... 238 I Overweging: Over het streven naar de volmaaktheid.
23. Do Gelukz. Jacobus van Mevania of Bevagna. 241 Overweging: Over deze woorden: Bekleedt ü met den Heer Jesus Christus.
30. De Heilige Eosa a Sancta Maria van Lima. 244 Overweging • Over de woorden: Mijn beminde is naar mijnen hof uitgegaan om zich te vermaken in den tuin en leliën te plukken.
INHOUD EN BLADWIJZER
Bladz.
3. De Gelukz. Guala.........248
Overweging: Over het bizonder voorregt aan dezen Zalige verleend, dat hij onzen 11. Vader Dominicus den hemel mogt zien binnengaan. 5. De Gelukz. Catharina van Eaconisio. . 251 Overweging: Jesus was de Leermeester en Weldoener van deze Gelukzalige.
15. Gedachtenis van het Miraculeuse beeld des
H. Dominicus te Soriano.......254
Overweging: De H. Dominicus, volmaakte navolger van Jesus, is ons voorbeeld.
16. De Gelukz. Imelda Lambertini. . . . 259 Overweging: Over de vereeniging van Jesus
met de Zalige Imelda.
20. De Gelukz. Franciscus van Possadas. . 263 Overweging: Over de kracht door dezen Gelukzalige uit het gebed geput.
24. De Gelukz. Dalmatius........266
Overweging: Over het engelachtig leven des Gelukz. Dalmatius.
Op den eersten Zondag dezer maand. . 269 Peest van den Allerheiligsten Rozenkrans der Gelukzalige Maagd en Moeder Gods Maria. Overweging: De Rozenkrans is een rijke bron van zegening.
3. De Gelukz. Joannes Messias.....272
Overweging: Over zijne ootmoedigheid.
7. De Gelukz. Mattheus Oarreri.....275
Overweging: De Gelukzalige werd het slagtoffer zijner vrijwillige versterving.
10. De Heilige Ludovicus Bertrandus. . . 279 Overweging: De gevoelens van vrees, die dezen Heilige bezielden.
VIII
INHOUD EN BLADWIJZER
Bladz.
12. De Gelukz. Jacobus van Dim.....282
Overweging: Over zijne liefde voor den arbeid en voor de gehoorzaamheid.
14. De Gelukz. Magdalena de Panateri. . . 286 Overweging: Over de vertroostingen, door deze Gelukzalige gesmaakt, in het aanroepen van den Zoeten Naam.
22. De Gelukz. Petrus Capucci......289
Overweging; Over den heiligen invloed, dien
de gedachte aan den dood op den Gelukzaligen Petrus uitoefende.
23. De Gelukz. Bartholomeus van Brogance. 293 Overweging: Over zijn geduld in rampen en
zijne nederigheid in de verheffing.
26. De Gelukz. Damianus van Finari. . . 296 Overweging: Deze Gelukzalige was een voorbeeld van onschuld en versterving.
29. De Gelukz. Benvenuta Bojani.....300
Overweging: Over den geest van versterving der Gelukz. Benvenuta.
Tweede Zondag van deze maand. . . . 304 Feestdag der bescherming van de Orde des H. Dominicus door Maria.
Overweging: Wat hebben de predikheer en aan de bescherming der H. Maagd te danken.
3. De Gelukz. Simon Ballachi......306
Overweging: Over de volgende woorden: Gij zijt gestorven en uw leven is in God met Christus verborgen.
5. De Gelukz. Martinua de Porres. . . . 310 Overweging: Over de liefde van den Gelukz.
Jamp;CLVt ZThUS m
7. De Gelukz. Petrus de Euffia.....313
Overweging: Deze Gelukzalige werd door Gods heilige genade een apostel en een martelaar.
IX
INHOUD EN BLADWIJZER
Bladz.
9. Feestdag van alle Heiligen der Orde. . 316 Overweging: Over het groot getal en over de glorie der Heiligen van de Orde des H. Dominicus.
14. De Gelukz. Joannes Liccius.....320
Overweging: Over de groote genadeschatten
die van het Kruis op onzen Gelukzalige nederstroomden.
15. De Gelukz. Albertus de Groote. . . . 323 Overweging: over de godsvrucht des Gelukzaligen voor de Allerheiligste Maagd.
16. De Gelukz. Lucia van Narni.....326
Overweging: Over hare Maagdelijke Zuiverheid.
27. De Gelukz. Margaretha van Savoijen. . 329 Overweging: Over de edelmoedigheid en het geduld dezer Gelukzalige Weduvie.
29. De Gelukz. Jacobus de Benefactis. . . 333 Overweging: over zijnen ijver en zijne liefde.
16. De Gelukz. Sebastianus Maggi. . . . 336 Overweging: Over de volmaakte gehoorzaamheid aan Gods geboden en Evangelische raden.
22. De Gelukz. Maria Mancini......339
Overweging: Hare omgang met de H. Catharina
van Senen en met de Zalige Clara Cambacurta.
%
Overwegiflgen op hel leven en de Deugden Tan den H. Dominicus.
Oorsprong en doel van de GodsvrucM der Vijftien Dingsdaagsche Oefeningen, vóór het feest van den H. Dominicus......343
X
INHOUD EK BLADWIJZER
Bladz.
OVERWEGINGEN Op den In Dingsdag: Be nederigheid v. d. H.
Dominions.....345
Op den 2n Dingsdag; De naasteliefde v. d. H.
Dominicus.....348
Op den 3n Dingsdag; De verachting v. d. II.
Dominicus voor tijdelijke goederen. . . . 352 Op den 4n Dingsdag: De ij ver v. d, 11. Dominicus
voor het zielenheil. . 355 Op den 5n Dingsdag: Over omen pligt om den H.
Dominicus na te volgen. 359 Op den 6n Dingsdag: Over den Geest des Gebeds
v. d. H. Dominicus. 362 Op den 7n Dingsdag: Over de in- en uitwendige versterving v, d. H.
Dominicus.....365
Op den 8n Dingsdag: Over het geduld en de zachtmoedigheid des II. Dominicus......869
Op den 9n Dingsdag: Over de liefde v. d. H.
Dominicus tot God. . 372 Op den lOn Dingsdag: Over dengeest vanarmoede
des H. Dominicus. . 375 Op den lln Dingsdag: Over het geloof en vertrouwen des H. Dominicus. 379 Op den 12n Dingsdag: Over de volmaakte zuiverheid v. d. U. Dominicus. 382 Op den 13n Dingsdag: Over de godsvrucht v.d. B.
Dominicus tot de H. Maagd Maria . . . 385 Op den 14n Dingsdag: Over den kostbaren dood
des 11. Dominicus. . 388 Op den 15n Dingsdag: Over de glorie v. d. E. Dominicus in den Hemel. 392
XI
INHOUD EN BLADWIJZER
OverwegiDgcn ter voorbereiding tol hel feesl v. d. Heilige Calliarina van Senen.
Bladz.
EERSTE OVERWEGING.
Over de volmaakte gelijkvormigheid der H. Catharina aan Jesus, en hare navolging van Zijn verborgen leven.......398
TWEEDE OVERWEGING.
De FI. Catharina volgt Jesus na in zijn openbaar leven...........403
DERDE OVERWEGING.
Hare navolging van Jesus' smartvol leven. 409
12 FEBRUARIJ.
De Gelukz, Reginaldus van Orleans. . . 415 Overweging: Deze Gelukzalige was een ware en getrouwe dienaar Gods.
1 MAART.
De Gelukz. Christophorus van Milaan. . 421 Overweging: De groote ijver van Christophorus voor zijne volmaaktheid en Voor de wetenschap,
Hel Heilig Jaar der Predikheeren.
Iedere dag van het jaar wijst den naam aan v an een heilige, gelukzalige of eerbiedwaardige, die de Orde aan de H. Kerk heeft geschonken. I
XII
ft
OVKR
HET LEVEN EN DE DEUGDEN VAN DE HEILIGEN 3 EN GELUKZALIGEN DER DOMINICANER ORDE.
10 JANÜARU
DE GELUKZALIGE GUNDISALVUS VAN AMAKANTHE,
BELIJDER
Van zijne teederste jeugd af was de Gelukz. Gun-disalvus een toonbeeld van de vurigste godsvrucht. Na de H. Priesterwijding ontvangen te hebben toonde hij, als Herder eener gemeente aangesteld, de deugden te bezitten, die den waren priester vormen. Op goddelijke ingeving verliet hij, met toestemming van zijn Bisschop, de schapen hem toevertrouwd, om de heilige plaatsen te Rome en te Jerusalem te bezoeken. Na eene afwezigheid van veertien jaren bij zijne terugkomst door zijn neef, die inmiddels
ij met de zielenzorg was belast, op eene onwaardige wijze mishandeld, stichtte hij , verre van zijne woning een kluis, waar hij, vrij van alle aardsche zorgen, den tijd met bidden en het verkondigen van Gods woord doorbragt. Op zekeren dag verscheen hem de Allerh. Maagd en beval hem religieus te worden in die Orde, waar het Officie met de groetenis des Engels zou beginnen. Toen nu Gundisalvus eene kerk der Predikheeren binnentrad,
JANaAEU
juist op het. oogenblik dat men het Officie der H. Maagd begon, begreep hij dat Maria hem bestemd had kind van den H. Dominicus te worden. Aanstonds begaf hij zich naar den Prior van het klooster, wierp zich aan zijne voeten en verzocht nedrig om het kloosterkleed. In de Orde opgenomen muntte hij uit door zuiverheid des levens en door o-rooten ijver in het predikambt. Op zijn ziekbed door eene verschijning der H. Maagd en van Hemel-lingen begunstigd, stierf hij vol blijdschap in het jaar 1259. Paus Clemens XII stond het Officie en de Mis ter zijner eere toe.
OVEEWEGING
ovee de beantwoording aan de genade.
Gratia ejus in me vacua von Juit. I. Cor., XV. 10.
Zijne genade is in mij niet ijdel geweest.
Ie Punt. Overwegen wij met welk eene volko-mene getrouwheid de Gelukzalige Gundisalvus beantwoordde aan de genadegaven hem geschonken. Van af zijn prilste jeugd, zelfs vooraleer hij tot de jaren van onderscheid gekomen was, tot de deugd getrokken, volgde hij, toen hij in staat was ze te. onderscheiden, met zulk eene vurigheid de'inspraken des H. Geestes, dat hij reeds geheel aan God behoorde op een leeftijd, waarop de meeste kinderen Hem ter naauwernood kennen....... Kunnen wij
er aan twijfelen, of deze getrouwheid was de bron der heiligheid, waartoe hij gekomen is, wijl Godo slechts harten vraagt luisterende naar zijne stem om er meesterstukken zijner liefde van temaken?..
Wij weten niet wat God in ons doen zoude, zegt een Heilige, zoo wij geene hinderpalen aan
2
JANUA3UJ.
de werking zijner genade stelden...... Maar helaas!
hoevelen hebben wij er niet gesteld aan Jezus stem? hoe dikwerf hebben wij niet achterwaarts gezien , sedert wij ons aan Zijnen dienst hebben toegewijd? Moet het verwondering baren, dat wij Hem zoo weinig beminnen? Zeggen wij dan heden onvoorwaardelijk : »Zie mij hier, o Heer, om uwen wil te volbrengenquot; 1). Gij hebt mij reeds zoo lang en Pi met zooveel teoderheid tot ü trachten te trekken, eindelijk schenk ik mij geheel aan U.
2e Punt. De getrouwheid, zal zij onkreukbaar zijn, moet beproefd worden; die van den gelukzaligen Gundisalvus werd aan lange en smartelijke beproevingen blootgesteld, maar steeds trad hij als overwinnaar te voorschijn. Met de herderlijke bediening belast, draalt hij niet zijne kudde en zijn vaderland te verlaten, als een geheime inspraak hem naar het Heilige land roept. Bij zijn terugkeer, verdraagt hij met een heldhaftig geduld de onwaardige bejegeningen van een wreeden en eer-zuchtigen neef, die hem een verblijf in zijne eigene woning weigert; en in verlatenheid en verachting blijft hij vast aan het kruis zijns Goddelijke Meesters , gehecht. Eindelijk onder de vele moeijelijkheden, ter liefde van Jezus Christus en Zijner Kerk onderstaan,
1 grijs geworden, brengt hij een laatste offer van
e trouw, terwijl hij zich het overige zijns levens aan
de orde van den H. Dominicus verbindt. In dien d j nieuwen levensstaat maakt God, door zijne genade voltrekkend wat Hij begonnen was, van hem een ij Heilige, waardig in Maria's armen te sterven, van
n de «Getrouwe Maagdquot; die zelve hem onder hare
do bevoorregte kinderen geroepen had.
3
n | Bewonderen wij dit schoon toonbeeld en beseffen
-n 1) Hxce venio Ps. XXXIX, 10.
i
JANUARIJ
wij tevens, dat het niet voldoende is dat onze ziel, de bruid des H. Geestes, door Zijne genaden voorkomen worde, zelfs als zoude zij even als de Heilige Maagd er door vervuld zijn; maar dat bovendien eene moedige en getrouwe medewerking vereischt wordt, om al die deugden in haar te doen bloeijen, die den Christen vormen en die de Apostel in ons hart wil geplant zien.
15 JANUARIJ
FEEST VAN DEN ZOETEN NAAM JESUS 1).
Het Feest der Besnijdenis is, eigentlijk gezegd, de feestdag van den Zoeten Naam Jesus, gelijk Witte Donderdag het voornaamste feest en de gedachtenis is der instelling van het Allerh. Sacrament des Altaars.
De Orde van den H. Dominicus die zich, van haar oorsprong af, door godsvrucht tot den H. Naam van Jesus heeft onderscheiden, viert reeds sedert vier eeuwen en nog heden het feest der Besnijdenis als het Patroonfeest van Gods H. Naam of van den Zoeten Naam Jesus. Toen later door het gedurig toenemen der godsvrucht tot den Allerh. Naam Jesus, een bijzondere feestdag met een eigen Oöicie werd aangevraagd, namen de Predikheeren
1) De godsvrucht tot de Allerh. Namen van God en van Jesus is een van de voornaamste erfschatten der Domini-kaner Orde.
De aartsbroederschap van de Allerh. Namen van God en Jesus werd in het jaar 1274, onder den Gelukz. Paus Gregorins X, ten tijde van het tweede Concilie van Lyon, in onze Orde ingesteld. Zij stelt zich voornamentlijk ten doel door de vurige vereering diev H. Namen eene vergoeding te schenken voor de oneer door de vloekers en godslasteraars Gode aangedaan. Talrijke aflaten zijn aan de broederschap verleend.
4
JANüAUIJ
hieraan ijverig deel. Voor de Orde werd zulks den 31 Augustus 1680 toegestaan.
OVERWEGING
over de beminnelijkheden van den ai/lee-heiligsten naam jesus.
Nomen ejus Jesus. S. Luc. II. 21.
Jesus is zijn naam.
Ie Punt. Jesus Allerheiligste Naam is geen zinledige en onvruchtbare Naam; Hij is als het ware een Sacrament, dat, wat het beteekent, bevat en voortbrengt 1). Hij beteekent alle hemel-sche zoetheden vloeijende uit de levende bron des Kruizes. Alle Heiligen, en inzonderheid die onzer Orde, ontvingen terwijl zij aan deze goddelijke bron de liefde tot Jesus gekruist gingen putten, onuitsprekelijke gewaarwordingen van zoetheden in de godsvrucht tot zijnen Allerheiligsten Naam. De gelukzalige Jordanus van Saxen vervaardigde uit uitgelezen Psalmen daarover een letterkeerdicht. Henricus van Keulen 2) vond er bemoediging in
1) De E. P. Dassier, Dominikaan, Preek over den Zoeten Haam Jems. Hij was een van de uitstekendste kanselredenaars der XVIIe eeuw.
2) Henricus van Keulen, vriend van den Gelukz. Jordauus van Saxen, hervormde door de prediking der godsvrucht tot den Zoeten Naam, de zeden der inwoners van Keulen. De Gelukz. Jordanus drukt aldus in een zijner brieven de droefheid uit over den dood zijns vriends: „ik heb beweend, zegt hij, en ik beween nog immer een opregten vriend, een welbeminden broeder; ik zal steeds beweenen een dierbren zoon, Henricus, Prior van Keulen. Hij is reeds naar zijne hemelsch Vaderland opgeklommen, en mij laat hij op deze ellendige aarde achter. Maar ik heb niet alleen tranen gestort. Geheel Keulen was in droefheid I nimmer heeft men eene dusdanige droefheid gezien...... Steeds heeft hij op dezs aarde [een engelachtig leven geleid en thans, ik houd er mij jvan overtuigd', heerscht hij met God en geniet Jesus Christus.quot; XLIV Brief.
a
j vnuauij
de werkzaamheden van zijn Apostolaat; de gelukzalige Egidius, een minnaar, die hem verrukte; Henricus Suso de teederste en vurigste vervoering; de gelukzalige Catharina van Racconigi een diepen en waren afdruk van haren beminden Bruidegom in het binnenste haars harten; onze heilige Moeder Catharina van Senen eindelijk, de teedere godsvrucht, waardoor zij hare brieven begon: In den Naam van Jesus gekruist en van onze minnelijke Moeder Maria, en ze eindigde met de zoete woorden: Zoete Jesus! Jesus mijne liefde! Allen, in een woord, hebben er, als het ware, een nektar des paradijzes geput, als een balsem die hunne smarten matigde en lenigde.
Leggen wij ons toe op deze beminnelijke devotie, om er die heilzame olie te vinden welke verlicht zoodra de liefde ze ontsteekt, en welke tevens het hart dat ze smaakt, met godsvrucht voedt. Zeggen en herhalen wij dikwerf den Allerheiligsten Naam Jesus, zoodat Jesus Naam meer ons hart ver-vuile dan de lucht, die wij inademen. »Jesus! Naam zoeter gedachtenis, ware vreugd schenkend aan 't hart! maar zoeter dan honig, de tegenwoordigheid van die Hem draagt 1).quot;
(5
2e Punt. Jesus Allerheiligste Naam, geheimenis van liefde, is niet alleen een zoete olie, maar bovendien vol kracht en magt. In Jesus Naam, ontvangen de zielen vergiffenis der zonden, bevrijding hunner kwalen, magt over de duivelen en het bezit van alle goederen voor tijd en eeuwigheid. Evenals de Apostel der volkeren , de H. Paulus , — na ondervonden te hebben, hoe noodzakelijk het was om al wat hij voor het heil der zielen deed uit kracht diens H. Naams te verrigten, — zich van dit magtig wapen bediende ter vervulling zijner
1) De Gelukz. Heuricus Suso. Getijden der Eeuwige Wijsheid.
JAN U A RIJ
7
r
Apostolische Zending; evenzoo heeft onze gelukzalige Vader, de H. Dominicus door dezen Allerheiligsten Naam zoovele wonderen in der menschen zielen en ligchamen uitgeweikt. Ook een groot getal zijner roemrijke kinderen hebben daardoor de wonderbare uitwerkselen huns ij vers doen schitteren. De H. Vincentius Ferrerius heeft er die wel-sprekenheid geput, waardoor hij als het wonder van Europa was; de H. Ludovicus Bertrandus, den heldhaftigen moed te midden der gevaren van zijn Apostolaat in de Indiën; zoovele anderen eindelijk de zegepraal, ongeacht de tegenkantingen der wereld en de bekoringen des duivels. In één woord, al onze Heiligen hebben niet alleen voor hunzelven de zoetheden van Jesus Naam genoten, zij hebben er ook een magtig wapen in gevonden tot uitbreiding van zijn rijk.
»Dns moeten wij, volgens den H. Thomas, dezen Allerheiligsten Naam op onze lippen hebben, in ons hart bewaren, aan onze ooren doen hooren, in onze handen dragen, op ons voorhoofd schrijven: in ons hart, omdat Hij deszelfs vreugde is; op onze lippen, omdat Hij er de geneugte van is; in onze ooien omdat Hij ze door zijn welluidendheid verrukt; daarenboven in onze handen omdat Hij der-zelver kracht is; op ons voorhoofd omdat Hij het met eere kroont. In dezen Naam moeten wij wandelen, bidden, arbeiden, spreken, ons verheugen.quot; 1)
16 JANUARIJ
DE GELUKZALIGE STEPHANA VAN QUINZANO'
Maagd der derde orde.
In deze doorluchtige Maagd blonken reeds vroeg-
1) Preek over de Besnijdenis.
JANUAUIJ
8
T
tijdig de heerlijkste genadegaven Gods uit. Naau-welijks zeven jaren oud, deed zij belofte van eeuwige reinheid, terwijl zij op vijftienjarigen leeftijd,
alle wereldsche ijdelheid verzakend, het orde kleed der derde Orde van den H. Dominicus aannam.
Nu beoefende zij de strengste ligchaamskastij-dingen, waardoor zij het onder de heerschappij des geestes bragt en, alzoo beter tot allerlei soorten van deugden bekwaam, klom zij zeer spoedig op * tot een hoogen trap van volmaaktheid. Niettegenstaande haar reeds heilig leven wilde God haar door veelvuldige beproevingen middelen verschaffen om tot nog hooger volmaakheid op te klimmen. Laster, inwendige kwellingen, langdurige ziekten beproefden hare deugd, maar zij verdroeg alles met wonderbare edelmoedigheid.
Van een vurige liefde tot God brandende, verlangde zij, hevig bewogen door de geheimen des lijdens, aan den Gekruiste gelijkvormig te worden. Dit verlangen werd dan ook bevredigd, doordien zij niet alleen de smarten, door Christus voor onze zaligheid geleden, ondervond, maar ook de indruk-selen der wonden in haar ligchaam ontving.
Strevend naar de verbreiding van Gods meerdere éer, nam zij de leiding op zich van onderscheidene jonge dochters die tot haar kwamen; en na dezen opgewekt te hebben tot het verlangen naar grootere volmaaktheid, stichtte zij onder vele zorgen en moeijelijkheden nabij Soncino een nieuw klooster i) der Orde, hetwelk zij vele jaren heiliglijk bestuurde.
Zij stierf in geur van heiligheid den 2 Januarij 1530. Benedictus XIV stond aan de Predikheeren Orde toe haar feest te vieren.
JANUAEIJ
OVERWEGING
OVER HARE LIEFDE TOT HET LIJDEN.
Sponsus Sanffuinum tu mild es. Ex. IV. 25.
Een bloedige Bruidegom zijt gij mij.
Ie. Punt. Hare liefde tot Jesus doet haar naar het lijden verlangen. Het kruis van Christus is het zegel en het kenteeken van zijn verbond met de ziel. »Hij is de Bruidegom des Bleeds, wijl Hij aan het kruis de Kerk als Bruid gekozen, en haar door zijn dood op Calvarië verworven heeft. Daarom is eene bruid zijner niet waardig, zoo zij slechts met moeite Hem volgt en niet moedig en standvastig in het lijden is 1).
Stephana bevatte vroegtijdig dit geheim dei-liefde. «Jesus, hart mijns harten, ziel mijner ziel, riep zij uit, o mijn Bruidegom! laat mij lijden, omdat gij zoo veel en zonder ophouden voor mij geleden hebt! O Kruis, o smarten mijns Bruidegoms! Komt over van Hem in mij; want als Bruid en zijn erfdeel, heb ik niet minder regt op zijn smarten dan op zijne goederen.quot; Alzoo door hare liefde boven de gevoelens der natuur verheven, vond zij slechts vreugde in het lijden, waardoor zij meer aan den gekruisten Jesus gelijkvormig werd.
9
»Geef mij, zeide de Gelukzalige Henricus Suso , een bedrukte, die God in zijn lijden zegent en looft, en gansch verschrikt zal de hel voor hem vlugten. Het kruis bezit zulk een kracht, zulk een vermogen, dat het hem die het draagt onwillekeurig aantrekt.quot; Dit geheim verklaart zich voor de ziel, die bemint: het kruis schenkt haar Jesus.
1) Olier XU Brie/.
JANÜARIJ
10
2r. Punt. De liefde geeft haar moed tot het lijden. De heilige eerzucht van Stephana werd bevredigd , of liever hare begeerten ontvlamden naarmate God ze verhoorde. Veertig jaren doorgebragt in strenge boetoefeningen, in bekoringen, in inwendige duisternissen en verlatenheden, in ziekten, in kwellingen vaa allerlei soort, en deze met een groot hart uit liefde tot haren eenigen Bruidegom , den gekruisten Jesus, gewild, aangenomen en onderstaan , — leverden het bewijs hoezeer haar geduld en edelmoedigheid haar verlangen om te lijden evenaarden. En braken soms eenige lichtstralen door deze nevelen heen, zij waren ook evenveel aansporingen om met des te meer ijver voort te streven op het pad, waarop zij besloten had Jesus tot op Calvarië te volgen. Deze moed werd beloond door de genade der vijf wonden, waarmede haar ligchaam als met een rijken bruidschat getooid werd. Zoo werd de vurigste wensch haars harten vervuld; zoo ontving zij reeds hierbeneden de belooning voor hare edelmoedige trouw.
Het lijden is inderdaad de ware belooning der liefde, en hij, die waarlijk bemint, beklaagt zich nimmer, hoe hevig de smarten ook mogen zijn, die hij te verduren heeft. Wat kan men voordee-ligers wenschen om in de liefde vorderingen te maken, wijl God in deze wereld niets grooters geven kan dan de genade en de gelegenheden van te lijden 1).
1) Massouliê, Overwegingen volgens den II. Thomas v. Aquinen. Pater Antonius Massouliê, Dominikaau van de provincie van Toulouse was een der heiligste en geleerdste religieusen van zijn tijd.
JANUAIUJ
19 JANUARIJ
DE GELUKZALIGE ANDREAS VAN PESCHIEEA.
Belijder.
Eeeds vroegtijdig zag men don gelukzaligen Andreas naar de volmaaktheid streven. Immers zich onttrekkende aan de kinderlijke vermaken, vond hij zijn grootste genoegen in het verkeer met God door het gebed; terwijl hij reeds van toen af de gansche vasten op water en brood doorbragt, een gebruik dat hij tot aan zijnen dood toe in stand hield. Veel had hij van den kant zijner beide broeders te verduren; zoo zelfs, dat hij somwijlen den nacht buitenshuis moest doorbrengen. Doch hij onderstond alles met een wonderbaar geduld, totdat hij eindelijk van zijne moeder het verlof bekwam om het ordekleed van den H. Dominicus waarnaar hij reeds lang verzucht had, aan te nemen. Weldra blonken de heerlijkste kloosterdeugden in hem uit: inzonderheid de gehoorzaamheid, opzigtens welke hij zeide dat »een gehoorzame religieusquot; eenluidend was met »ecn heilige religieus.quot; Na door zijne oversten tot het predikambt te zijn geroepen, arbeidde hij in 's Heeren wijngaard met schier onbeschrijfelijken ijver. Geen plaats zoo klein, geen hut zoo ongenaakbaar, waarheen hij niet zijne schreden rigtte om zielen te winnen. Hij bekwam zulk een overwigt op aller gemoederen, dat soms zijne tegenwoordigheid alleen voldoende was om een woedenden volkshoop tot bedaren te brengen en de hardnekkigste ketters, na een korten redetwist, tot gehoorzaamheid aan de Kerk terug te voeren: waardig alzoo als een Vader der armen, ja, als een door God gezonden Engel vereerd te worden.
Tot verdere instandhouding en uitbreiding van het Geloof en van de goede zeden stichtte hij vele kerken
11
januari j
en kloosters, maar nimmer kon men hem er toe brengen om waardigheden onder zijne broeders te bekleeden. Eindelijk stierf deze man volgens Gods hart in 1480, na tot het einde zijns levens onder vele moeijelijkheden het rijk des Heeren te hebben uitgebreid. Paus Pius VII hechtte zijne goedkeuring aan den hem sinds lang bewezen eeredienst.
OVEEWEGING
over de liefde tot de armen en tot de armoede.
Pauperes ecangelizantur.
S. Matth. XI. 5.
Den armen wordt het evangelie verkondigd.
1G. Punt. De Gelukzalige Andreas zoekt Jesus onder de armen. Wat nu is een arme in het oog eens Christens? Meer dan een broeder, meer dan een vriend, een andere Jesus. Vol liefde tot zijn Goddelijken Meester zoekt de Gelukzalige Andreas Hem onder hen, die uiterlijk hot nietigst en verach-telijkst schijnen. Hij ziet in den naaste zijnen Jesus lijdend en verlaten, en dit schouwspel, terwijl het hem als buiten zichzelven voert, doet hem vermoei-jenissen en ontberingen verachten om zich aan de zaligheid der arme landbewoners toe te wijden. Zijne gebeden en predikatiën hebben slechts hun geestelijk heil ten doel; om hunnentwille verduurt hij alles.
»Wat zal zij groot zijn, de belooning aan de barm-hartigen toegezegd! wat zullen zij gelukkig zijn de ooren, die eenmaal deze woorden, bovenmate zoet, zullen mogen hooren: Komt, gezegenden mijns
Vaders....... want ik heb honger gehad en gij hebt mij
gespijsd; ik heb dorst gehad en gij hebt mij gelaafd. O, ware er geen andere beweegreden dan deze, zoude
12
JANÜAEIJ
zij niet voldoende zijn, niet alleen om ons aan te sporen tot een dagelijksch beoefenen van liefdadige werken; maar ook tot het zoeken van gelegenheden waardoor wij zei ven verdienen zouden deze troostvolle woorden te mogen hooren: Komt gezegenden mijns
Vaders 1)......
2e. Pünt. Onze Gelukzalige zoekt Jesus in de beoefening der armoede. Beseffen wij, dat woorden f l zonder voorbeelden weinig kracht bezitten; en moge ook het geven van aalmoezen en het verleenen van goeden raad verdienstelijk zijn, zoo zoude er event-wel,—terwijl wij deze beoefenend, nogthans tegelijkertijd weelde en ijdelheid beminden, — een ware tegenstrijdigheid bestaan, eene bedekte verloochening des Evangelies, dat van allen de onthechting althans des harten en de armoede des geestes eischt.
Zoo niet onze Gelukzalige! Als een waar leerling van Jesus, die om de armen zalig te maken, zelf 11 arm werd, wilde hij zich ook alles voor allen maken en hierom deelde hij gaarne in de moeijelijke en harde levenswijze van hen, aan wie hij 't Evangelie des heils verkondigde.
Kom en zie, sprak onze Heiland voorheen tot een
anderen Andreas; Kom en zie...... de vossen hebben
hunne holen en de vogelen des hemels hunne nesten
1) Lud. van Grenada, Verhandeling over het gehed.
Lud. van Grenada, de Bossuet van Spanje bijgenaamd, } zal immer zoo wegens zijne heiligheid als wegens zijne der Kerk nagelaten geschriften beroemd blijven. De H. Fvanciscus van Sales achtte ze zoo hoog dat hij zijnen priesters voor-Schreef dagelijks daaruit ten minste een punt te lezeu en te overwegen; terwijl de H. Carolus Borromeus zijne werken boven alle anderen van denzelfden aard stelde, en nooit eene andere wetenschap verkondigde dan die zich in zijne kostbare geschriften bevond. Met het vertrouwen der koningen van Spanje en Castilie vereerd, stemde Ludovicus er nimmer in toe eenige waardigheid aan te nemen. Hij stierf in 1588.
13
JANUARI J
maar de Zoon Gods heoft niets waarop Hij zijn hoofd kan nederleggen 1). Beschouwen ook wij wat het verlangen om den armen Jesus na te volgen dezen nieuwen Andreas verrigten doet. Zijne woning is de hut der landbewoners. Hij weigert niet het zwarte en harde brood dat men hem als aalmoes schenkt; hij leeft arm te midden der armen, maar ook niets wêerstaat aan de medeslepende kracht zijns woords, door zulke treffende voorbeelden gesteund.
O Jesus, koning der armen! wie zal ons doen begrijpen welk een verborgen schat in de armoede te vinden is ? Ontdekt Gij ons Heer, die kostbare parel, en laten wij om hem te vinden, aan alles verzaken wijl men daarmede de zielen, den hemel en uwe liefde koopt.
23 JANÜAEIJ DE H. EAIJMUNDUS DE PENNAFORT.
Belijder.
Deze heilige toonde reeds vroeg door zijne rijke geestes — en ligchaamsgaven, welke verwachtingen men omtrent hem voor rijper leeftijd zou mogen koesleren. Zijne voorbereidende studiën deed hij in zijn vaderland; waarna hij zich naar Bologne begaf om zich op het kerkelijk en burgerlijk regt toe te leggen. Spoedig bekwam hij den graad van doctor en nu verklaarde hij onder algemeene bewondering het kerkelijke regt.
14
Op vgf en veertigjarigen leeftijd trad hij in de Dominikaner Orde, waar bij, na het afleggen zijner plegtige geloften, als een nieuw krijgsman, in allerlei deugden, doch vooral in de liefde zich oefende. Den H. Petrus van Nolascus stond hij in de vestiging
1) Luc. IX. 58.
JAITÜAKIJ
der Orde tot bevrijding van Christenslaven ter zijde. Door Paus Gregorius IX naar Eome ontboden en tot aalmoezenier en biechtvader des H. Vaders benoemd, weigerde hij later standvastig den aarts-bisschoppelijken zetel van Tarragone. Het generalaat zijner Orde, dat hij gedurende twee jaren heiliglijk waarnam, legde hij weder uit eigen beweging neder. Omstreeks honderd jaren oud en beroemd om zijn deugden, wonderen en verdiensten ontsliep hij in den Heer in het jaar 1275. Zijne heiligverklaring geschiedde door Paus Clemens VIII.
OVERWEGING
over de nederigheid van den h. raijmundus.
Quicumque voluerit in nobis primus esse, ent omnium Servus. S. Marc. X. 44.
Al wie onder u de eerste zijn wil, hij zij de dienaar van allen.
Ie, Punt. Zijne ootmoedigheid doet hem de gehoorzaamheid beminnen. Zich zeiven diep verachtend, onderwerpt de H. Raijmundns zich volstrekt aan den wil zijner oversten, en hoezeer op gevorderden leeftijd in de Orde getreden, toont hij zulk een achting voor de gehoorzaamheid, dat de jongste novice hem in onderworpenheid en eenvoudigheid niet zou kunnen evenaren. Na langen tijd de evangelische bediening te hebben uitgeoefend, na overal blijken van achting en vertrouwen te hebben ontvangen, smeekt hij zijne oversten hem een tweede noviciaat te doen beginnen; en nu aanschouwen zijne broeders met verwondering hoe deze groote geleerde er zich geheel op toelegt om in vergetelheid te brengen wat hij in de oogen der Kerk en der wereld was, en om zich aan allen te onderwerpen uit liefde tot Jesus.
15
JANUAEIJ
De roem der Heiligen bestaat: in zich aan hun goddelijken Meester gehjkvorming te maken; hun geluk: met Hem zich te verbergen, en hunne eenige eerzucht: zich aan allen uit liefde tot Hem te onderwerpen.,
»Jesus Christus, zegt de H. Vincentius Perrerius, zal nimmer zijne genade, zonder welke men niets kan, aan iemand schenken, die, iemand kunnende vinden om hem te besturen, dezen weg verzuimt in de overtuiging, dat hij zich zeiven voldoende is, en alles zelf vinden kan, wat hem nuttig is ter zaligheid. Want de gehoorzaamheid is de koninklijke weg waarlangs de mensch ongehinderd komen kan tot het hoogste van dien geheimzinnigen ladder waar de Heer gezeten schijnt 1).quot;
2e. Punt. Zijne nedrigheid doet hem de verachting zoeken. Bij eene nedrige gehoorzaamheid, vrucht van het mistrouwen in zich zeiven, voegt de H. Raijmundus een diepe- verachting voor eerbe-wijzingen. Hij beeft op het gezigt der bisschoppelijke waardigheid en weigert haar. Eoept de keuze zijner broeders hem aan het bestuur der Orde, zoo zucht hij, nu hij zich boven allen verheven ziet en zich herinnerende, dat hij niet gekomen was om te gebieden, maar om te dienen, spreekt hij tot zijne vergaderde broeders: »ik betuig U in alle opregt-heid, dat het mij veel aangenamer zijn zou aan den geringsten leekebroeder te gehoorzamen dan aan de gansche Orde te gebieden.quot; Slechts zijn twee jaren sedert zijne verheffing verloopen, of hij legt het gezag, waarmede hij bekleed was, neder, om zijn dagen in de gehoorzaamheid te eindigen.
16
»Wilt gij, zoo spreekt de H. Thomas, naar het voorbeeld dezes grooten Heilige, het gebouw uwer
1) Verhandeling oner het Geestelijk leven Hoofdstuk IV.
JANUARI J 17
volmaaktheid hoog optrekken; leg de nedrigheid tot grondslag 1).quot; — En, zegt deGelukz. Henricus Suso: »Hg die in dezen weg der nedrigheid wandelt heeft het middel gevonden om den weg des Para-dijses te verkorten: deze is de weg des vredes, der volkomene gerustheid; 't is onmogelijk God met meer zekerheid te dienen dan zich met opregtheid in de diepte zijner nietigheid te begraven 2).quot;
O Jesus, stort in mijn hart de liefde tot deze goddelijke deugd, die het meest blijkbare karakter der uitverkiezing is; en moge de herinnering aan uwe vernederingen «n aan de verachtingen waaraan gij waart blootgesteld, zoo diep in mijn hart gegrift worden, dat zij mij steeds met standvastigen moed, uit liefde tot Ü, alle tegenstrevingen mijner hoo-vaardige natuur doe overwinnen.
24 JANÜARTJ DE GELUKZALIGE MAECOLINÜS.
Belijder.
Uit arme doch vrome ouders geboren, bewandelde de gelukzalige Marcolinus reeds op jeugdigen leeftijd den weg der heiligheid. Naauwelijks tien ' jaren oud, werd bij, door een hooger licht verlicht en daardoor tot eene strengere levenswijze aangetrokken, in de Predikheeren Orde aangenomen. In den proeftijd deed hij zulk een verbazenden vooruitgang in de deugd, dat hij na afloop er van voor de anderen een beeld was van religieuse volmaaktheid. Maar inzonderheid scheen in hem uit de
1) 10e Redevoering.
2) Geestelijk onderhoud. I.
2
januarïj
gave des gebeds en der beschouwing; hij bragt een groot gedeelte van den dag en van den nacht op zijne knieën door, en zoozeer in God verslonden, dat hij voortdurend in geestvervoering scheen te zijn, terwijl hij geen ander geluid vernam dan het teeken dat, onder de Heilige Offerande bij de opheffing, aan de geloovigen gegeven wordt. En wanneer hij zelf de Goddelijke geheimen opdroeg , wie beschrijft den gloed van liefde, die hem geheel buiten zich zeiven bragt en hem ganscb onbewegelijk aan 't altaar deed verblijven. De vereering van Gods Moeder was hem mede dierbaar en men houdt het er voor dat eene afbeelding van Haar op een gemeenzame wijze zijne vurige verzuchtingen beantwoordde. Vier en tachtig jaren oud, op den dag door hem zei ven voorzegd, eindigde zgn leven, met Christus in God verborgen, in den jare 1397. Benedictus XIV keurde in 1750 den eeredienst, hem bewezen, goed.
OVERWEGING
over de vereeniging waarin de gelukzalige maucolinus met god leefde.
Beati mundc corde, quoniam ipsi Deum videbunt. S. Matth. V. 8.
Gelukzalig de zuiveren van harte, want zij zullen God zien.
le. Pünt. Zoo innig was de gelukzalige Marcoli-nus met God vereenigd, dat niets hem van dit beminnenswaardig voorwerp kon aftrekken. Zelfs de schijnbaar onverschilligste handeling zoude hij niet hebben gedaan, zonder ten minste met 't hart te zeggen: »Mijn God, al wat ik doe, is ter uwer liefde.quot;
18
jaxl'aüij
Hoe was hij tot deze volmaakte zuiverheid van meening, van verlangen en van handelen gekomen, die hem met God vereenigde ? Door ingetogenheid, gebed, stilzwijgendheid en eene waakzame oplettendheid om de gelijkheid van gemoed te bewaren.
Wilt gij vorderingen maken in de deugd, stel u uw Hemelschen Vader voor oogen, die inderdaad overal tegenwoordig is; verbeeld u onophoudelijk deze woorden aan uwe ooren te hooren weerklinken: »Mijn zoon, keer in ü zeiven en ontdoe U van alles. Zoek de zuiverheid des harten, door Uw verstand van de beelden hierbeneden af te wenden en üw wil van de liefde der zigtbare dingen. Voeg hierbij een gedurige gedachte aan God, met vurigheid u onmiddelijk met Hem vereenigende, opdat uw ziel met al hare krachten en vermogens in haar zelve getogen, van eenerlei geest worde met Hem. Ziehier een kort begrip van heiligheid, waardoor men gemakkelijk tot de hoogste trap van volmaaktheid opklimmen kan 1).quot;
19
2e Punt. God schenkt zich aan die Hem zoekt, en somtijds zelfs met eene zoetheid, slechts te begrijpen door hen, die er de gelukkige ondervinding van hebben. De Gelukzalige Marcolinus had zijn hart gesloten voor elke genegenheid, aan de zuivere liefde tot God vreemd; en niets werd in hem gevonden dat een hinderpaal stelde aan de uitwerkselen der Goddelijke liefde; daarom dan ook deelde God zich aan hem mede door onuitsprekelijke vertroostingen. Inzonderheid aan 't heilig altaar werd hij met de uitnemendste gaven begunstigd: zijn gelaat
1) Tanlerus. .Toa'.mes Taulcrus, een duitsch Domiuikaaii, bijgenaamd de verlichte leeraar. muntte vooral te Keulen en Straatsburg door zijne welsprekendheid uit. Hij was een religieus, zeer ervaren in de geheime wcgeu van het geestelijk leven. Hij stierf te Straatsburg ii; 1389.
JANUARIJ
had alsdan zulk een uitdrukking van heiligheid, dat alleen op het gezigt er van zondaars zich bekeerden. Maar zijn uiterlijk was slechts een flaauwe afschaduwing van de inwendige genade, die zijn ziel versierde.
't Is ons niet vergund binnen te dringen in dat heiligdom der H. Drieëenheid; maar luisteren wij althans hoe de H. Thomas het geluk des Christens beschrijft, die evenals onze Gelukzalige tot den staat van vereeniging met God gekomen is:
20
»0, hoe gelukkig is de ziel, welke in die oogenblik-ken zich niet alleen bemind, maar zelfs geliefkoosd gevoelt; die de overmaat van liefde, welke God voor haar heeft, ziet, of liever, gevoelt, doordien Hij, om haar zijne teederheid te doen kennen, zoo krachtig haar Zijne Voorzienigheid, Zijne Wijsheid, Zijne Goedheid openbaart, dat Hij de overige schepselen schijnt vergeten te hebben. Maar hoezeer wordt niet het geluk van deze ziel verhoogd, wanneer zij zich op hare beurt met al hare vermogens uitstort in dien Oceaan van volmaaktheden! Op dat gelukkig oogenblik vervult zij het gebod der liefde voor zooverre eene ziel in staat is het op aarde te vervullen 1)quot;. 'tjls zeker onmogelijk dat zulk een geluk hierbeneden duurzaam zij, maar zoude het slechts een enkel oogenblik duren, zoo moest een daarmede begunstigde ziel tevreden zijn, wijl onder alle toestanden waartoe de genade een getrouwe ziel verheffen kan, geen gelukkiger is dan die van de vereeniging met God.
1) H. Thomas. Ojms LXIH, cap. II.
JANUARU
26 JANÜARIJ
DE GELUKZALIGE MARGARETHA VAN HONGARIJE.
Maagd.
21
Margaretha, dochter van Bela IV Koning van Hongarije en van Maria van Constantinopel, werd, ten gevolge eener gelofte door hare ouders in moeije-lijke rijksomstandigheden gedaan, reeds op driejarigen leeftijd aan God toegewijd, en gebragt naar een klooster der Dominikaner nonnen. Uit ganacher hart leerlinge des Kruizes geworden en haars vaders huis vergetend, verdiende zij aanstonds dat de Koning der Koningen hare schoonheid verlangde. Naauwelijks zeven jaren oud, vroeg zij met een heiligen aandrang het heilig kloosterkleed en legde, vijf jaren later, voor den eerwaardigen Humbertus 1), vijfden Generaal der Orde, hare plegtige beloften af. Volijverig bevlijtigde zij zich nu door verachting van zich zelve en door het kruisigen van haar vleesch den Koning der Martelaren gelijkvormig te worden. Zij schepte er behagen in immer de slechtste kleederen te dragen, het huis te reinigen en steeds de nederigste diensten te verrigten, terwijl zij haar ligchaam door boetplegingen, vasten en waken afmatte. Voor haren Beminde aan het kruis afgebeeld, of onder de sluijers der Eucharistie verborgen bragt zij dagelijks onderscheidene uren door, haar hart uitstortend. Streng in het onder-
1) De eerwaardige Humbertus, vijfde Generaal onzer Orde, muntte vooral doop ootmoedigheid en zuiverheid des levens uit. Na vele kloosters gesticht te hebben deed hij afstand van zijne waardigheid als Generaal en begaf zich in het klooster te Lyon, waar hij in 1277 als eenvoudig religieus stierf. Hij vervaardigde eene uitleggiug van den regel des H. Auguslinus.
JAKüARIJ
houden der armoede en hare oversten op een wenk gehoorzamend, was zij voor allen een spoorslag tot de beoefening der deugd. Geen wonder dan ook, dat Christus zijn gezellin in het lijden ook deelgenoote maakte van zijn vertroostingen en magt. Zij bezat de gaven van wonderen, van voorzegging en van onderscheiding der geesten; ook is het waarschijnlijk dat zij de lidteekenen der vijf H. Wonden droeg. Na een geheel engelachtig leven stierf zij op acht en twintig jarigen leeftijd in het jaar 1271.
over het leven vol opoffeking van
de gelukzalige maegaretha.
Odor suavissinius victim a Domini. Ex. XXIX. 18.
De zoetste geur is Gods slagtoffer te zijn.
lc Punt. Beschouwen wij dat Margaretha eene slagtofterande was door hare liefde tot de boetvaardigheid.
Hij, de onschuld zelve, die onze ongeregtigheden en zwakheden heeft tvillen dragen, eindigde op Cal-varië zijne offerande niet: Hij zet ze nog voort in zijne Heiligen, de ledematen van zijn geheimzinnig ligchaam, die volgens het woord des Apostels, volvoeren ygt;wat aan Christus lijden ontbreekt'''; dat is, door hunne deelname er aan, terwijl zij zich slagt-offeren door de schenking van zich zeiven en door de versterving van den ouden mensch.
Margaretha was eene dezer uitverkoren zielen, geroepen om aan do smarten en het offer van den gekruisten Jesus deel te nemen. Door haren vader den Heer toegewijd, als een offer om te verkrijgen, dat de Tartaren, die het koninkrijk verwoestten, mogten verjaagd worden, trachtte zij zich te door-
22
JAN U A EU
dringen van dien geest van opoffering waartoe zij bestemd scheen; met liefde en vol edelmoedigheid de strengste boetvaardigheid omhelzend, oefende zij zich in het vasten, waken, bidden, en onderstond zij, naar het voorbeeld van haren Goddelijken Bruidegom, duizenden vrijwillige kwellingen, tot uitwissching der zonden die Gods toorn over haar vaderland deden afdalen.
's Heeren slagtoffer te zijn, zegt de eerw. Pater Alexander Piny 1), is eene aangename geur, ja de uitgezochtste onder allen. Odor: dat is onder alle gesteltenissen der ziel, die den Heer verheerlijken — en dit noemt men eene aangename geur voor God zijn — is er geene die een zoeter geur uitwasemt en die Hem meer glorie schenkt dan de gesteltenis of de inwendige weg dier zielen, welke als zoovele slagtoffers des Heeren zijn. Zoodanige was onze ,, heilige prinses door een geest van boetvaardigheid,
van versterving, van liefde tot Jesus, gemakkelijker te bewonderen dan natevolgen. Maar zullen wij ons bepalen tot eene onvruchtbare bewondering harer deugden ? en zoo wij den moed niet hebben, om naar haar voorbeeld de uitwissching van de zonden onzer broeders op ons te nemen, zullen wij ten minste er niet toe besluiten om de boetvaardigheid tot uitdelging onzer eigene zonden te omhelzen?
2e Punt. Beschouwen wij hoe zij eene slagtoffer-ande was door hare liefde tot de verachting.
Diezelfde geest van offer en liefde, die de gelukzalige Margaretha er toe bragt om haar ligchaam door de boetvaardigheid op te offeren, deed haar tevens de vernederingen en verguizingen met gretigheid omhelzen. Zij voerde hare zucht naar verachting tot het uiterste; de wereld zoekt niet met
l) Een Predikheer nit de 17e eeuw in zijn Je phis parfait pour Dien.quot;
23
JANÜAKIJ
meer ijver eerbewijzingen en loftuitingen, dan deze doorluchtige prinses naar vernedering en vergetelheid streefde. Zij oordeelde dat de smaad van J. G. een grooter goed was dan alle rijkdommen van Egypte; zich begravende in de diepte van haar niet, brandde zij van begeerte om den Schepper, door hare zelfverloochening de eer terug te schenken, die de wereldlingen door hun hoogmoed Hem ontrooven.
Gods geest, veroorzaakt in de heilige zielen evenals in die van Jesus dezen grooten dorst naar verachting; en dezen Goddelijken Zaligmaker moet men niet alleen beschouwen in de vernederingen, die Hij in Zijn eigen Persoon geleden heeft, maar bovendien in den smaad en verguizingen, welke Hg in Zijn geheimzinnig ligchaam en in Zijne ledematen wenscht te lijden; waarom Hij sprak: Sitio, ik heb dorst; ik sterf van verlangen naar nieuwe smarten en nieuwe versmadingen. En is het niet billijk, Jesus ook in ons deze vreugde te schenken door aan zijn verlangen te voldoen en het te bevredigen?quot;
O Gelukz. Maagd, Heilig Slagtoffer van Jesus, gij hebt Hem deze vreugde verschaft, ja, gij hebt den dorst gelescht die Hem doet smachten naar getrouwe zielen, aie grootmoedig en in alle nederigheid en liefde zich aanbieden als deelgenooten Zijner pijnen en versmadingen; verkrijg voor mij dan ook, om Jesus verdiensten en de uwen, de genade van ten minste eenige tegenspraak en verachting tot zijn glorie te verdragen.
38 JANDARIJ
OVERBRENGING DER OVERBLIJFSELEN VAN DEN H. THOMAS VAN AQUINEN.
Naardien de H. Thomas te Possa-Nova in de abtdij
24
JANUARIJ
der Cisterciensen-Orde gestorven was, bleven deze kloosterlingen in het bezit van ziju ligchaam. Eerst bijna eene eeuw later werden de kostbare overblijfselen aan de Predikheeren overgedragen en op bevel van Paus Urbanus V in hun klooster te Toulouse nedergelegd. Deze overbrenging had den 28 Januarij 1360 op eene plegtige wijze plaats. Op den dag, tot de plegtigheid bestemd, voegden meer dan honderd vijftig duizend personen zich bij den stoet, gevormd uit vele bisschoppen en een groot getal priesters, benevens Lodewijk van Anjou, broeder van Karei V en alle genootschappen dei-stad Toulouse, om de zegepraal des Heiligen luister bij te zetten. Aldaar in de Dominikaner kerk bijgezet, verbleef het er tot aan de fransche omwenteling. Toen werd het kostbaar ligchaam naar de aartsbisschoppelijke kerk, waar het thans nog rust, •overgebragt.
De jaarlijksche viering van dit feest, het patroonfeest van den Engelachtigen strijd 1) werd in 1368 door Paus Urbanus V toegestaan.
OVEKWEGING
ovek de zegepraal der zuiverheid en nedrigheid van den h. thomas.
Cum Christus ajyparuerit vita vestra, tune et vos apparebitis cum ipso in gloria. Col. III. 4.
Wanneer Christus, tiw leven, zal verschijnen, zult gij mede met Hem in glorie verschijnen.
Ie. Pont. Beschouwen wij hoe de zuiverheid van den H. Thomas beloond werd.
1) Het koord, waarmede de H. Thomas door de Engelen werd omgord, bevindt zich thans, als eene kostbare reliek, in het Dominikaner klooster te Chieri in i'ieinout.
25
JANUAllIJ
God, die wonderhaar in Zijne Heiligen is, 1) wilde niet dat de kostbare overblijfselen des H. Leeraars aan de vergetelheid werden prijs gegeven. Deze maagdelijke schat, nooit door den onzuiveren adem der zonde bevlekt, moest ook door den dood worden geeerbiedigd, om ons te leeren welke zorg God voor zijne vrienden draagt en om ons de vervulling te toonen van dit woord der H. Schrift: De gedachtenis des reglvaardigen is aangenaam als der bloemen balsem, doordringender dan de voortreffelijkste reukwerken 2).
Treden wij dan in den geest toe tot deze eerbiedwaardige overblijfselen; wij vooral, die het koord, door Engelenhand den H. Thomas geschonken , dragen; zij wasemen een geur uit als kaneel en welriekenden balsem; zij verspreiden een geur gelijk aan de zuiverste mijrrhe. 3) Deze kostelijke geur zal in onze zielen de liefde tot de engelachtige deugd opwekken; maar vragen wij aan de voeten geknield van Hem dien de Kerk met den roemrijken titel van Engelachtigen Leeraar begroet, ons zei ven af, wat een zuivere ziel is.
Een zuivere ziel is eene ziel, die in den geest verrezen is, die dezelfde hoedanigheden bezit als het verrezen ligchaam van Jesus Christus; dieniet meer onderworpen aan het vleesch, geestelijk is als
een engel, en goddelijk als God, haar Vader.......
Voorwaar eene wonderbare zaak dat een schepsel, grof als de mensch, deze genade bezitten kan reeds in dit leven zelfs; een engel gelijken en in een
1) MiraiiHs Deus in Sanctis tuis. Ps. LXVIT. 38.
2) Memoria JosUte in compositionem odoris opus pgmeniarii. Eccli., XLIX, 1.
3) Simt cimnamomnm et balsamum aromatizans odorem dedi, quasi mijrrha electa dedi snavitatem odoris. Eccli., XXIV, 30.
26
JANUAEU
dusdanige inededeeling met God treden kan. Deze genade werd den H. Thomas verleend; ook wij, hoe onwaardig overigens ook, kunnen ze verkrijgen; nogthans slechts na een langen en krachtigen strijd volgens den geest van Christus, die een geest is van afzondering en opoffering, op een diepe ootmoed gevestigd.
2o Punt. Beschouwen wij, dat, zoo de zuiverheid van den H. Thomas heden zegepraalt, ook zijne nedrigheid, die er de grondslag van is, op dezen luistervollen dag hare verheerlijking viert.
Hij is onze broeder en ons vleesch 1), zoo spraken de kinderen van den H. Dominions met heiligen trots. En scheen het niet billijk, dat men, na zijnen dood, met zijne broeders vereenigde hem, die gedurende zijn leven immer met hen vereenigd was geweest; op wien men deze woorden der H. Schrift kan toepassen: Ik heb wortel geschoten onder een verheerlijkt volk, wier erfdeel het deel mijns Gods is, en mijn verblijf is in de vergadering der Heiligen. 2) Eventwel zijn vier en negentig jaren sedert zijn dood verloopen en nog immer zijn zijne geestelijke broeders van het bezit zijner kostbare overblijfselen verstoken, Maar zulk een lang begeerig uitzien verhoogt, nadat het ligchaam des H. Leeraars aan zijne broeders is teruggegeven, de zegepraal des nedrigen volgelings van Dominicus. Nu zijn het
1) Frater enim et caro nostra, est, (Genes. XXXV. 27.) I)eze waren de woorden van don Generaal der Orde, Elias, aan Pans Urbanns V, toen hij in naam Zijner Orde de teruggave van het ligchaam des H. Thomas vroeg. Bij deze gelegenheid deed de Opperpriester deze sehoone lofspraak op de verdiensten der Dominicaner orde: „Zoolang deze Orde bestaat, zeide Hij, vrees ik de ketterij en hare verwoestingen niet.quot;
2) Et rad'cavi in populo honorijicato et in jiarte Dei mei haereclitas illius, et in p/enitudine sanctorum detentio mea. Eccü., XXI. 16.
27
JANUARIJ
niet meer zijne broeders alleen, die den Heer prijzen en zegenen, de vreugde in de kerk ia algemeen, en Koningen en volkeren beijveren zich als om strijd om hulde te brengen aan hem die, hoezeer de eerste van allen door wetenschap en deugd, zich nogthans den geringste van allen had geacht door zijne nedrigheid des harten.
Zoo schept God er behagen in zijne vrienden te verheerlijken; 1) zoo kroont Jesus zijne eigene gaven. Hoe meer de Heiligen er naar streefden zich zeiven te vernietigen en God de glorie te schenken van al het goede dat in hen was, des te meer ook verheft Hij hen dikwijls reeds op deze wereld in onze oogen om ons te leeren hoezeer de ootmoed Hem aangenaam is, en om den hoogmoed en ij dele glorie der wereld te beschamen.
O groote Heilige, uw ootmoed verwerft en bewaart in TJ een zuiver hart; door de zuiverheid en ootmoed verkrijgt gij de glorie; o verwerf ons door de verdiensten van Jesus, oneindig zuiver en ootmoedig, dat wij op uwe schreden wandelende, even rein en nederig zijn mogen om alzoo in uwe glorie te mogen deelen.
O driewerf zuivere H. Thomas, door God als een lelie van zuiverheid uitverkoren, die het kleed des doopsels zonder vlek hebt bewaard en, door twee Engelen met een heilig koord omgord, als een ware engel in het vleesch geleefd hebt; ik smeek n mij aan Jesus, het Lam zonder vlek en aan Maria de Koningin der Maagden aan te bevelen, opdat ik, die insgelijks de heilige koord om mijne lendenen draag, dezelfde gave als gij moge bekomen, en alzoo na U op aarde nagevolgd te hebben, eens met U, o magtige Beschermheilige mijner onschuld, gekroond moge worden onder de Engelen in den Hemel.
Onze Vader, Wees gegroet. Glorie.
28
Bid voor ons, H. Thomas, opdat wij waardig enz.
1) Nïmis hononficati snul amici tui Deus. Ps. CXXXVIII, 16.
FEBUUARIJ
Laten wij bidden 1).
O God, die ons in den harden strijd, welken wij hebben te onderstaan, met de heilige koord van den H. Thomas hebt willen wapenen, wij smeeken U door zijne hemelache bescherming te verwerven, in dezen strijd den vijand van . ons ligchaam en van onze ziel te overwinnen opdat wij met de lelie eener altijddnreude zuiverheid gekroond, eens den palmtak der gelukzaligen in het midden van de zuivere kooren der Engelen mogen ontvangen. Door Christus onzen Heer. Amen.
9 FEBRUAEIJ
DE GELUKZALIGE BERNARDUS SCAMMACA.
Belijder.
De Gelukzalige Bernardus werd te Catana op Sicilië uit een geslacht geboren uitmuntend door adeldom en godsvrucht. Als jongeling in de strikken der wereld verward, gaf hij zich aan allerlei buitensporigheden over. Maar terwijl hij blindelings op het pad des verderfs voortholde, toonde God in hem zijne oneindige barmhartigheid; want, ten gevolge eener bekomene wond, verpligt het bed te houden en aldus aan de slechte vermaken zich niet meer kunnende overgeven, besefte hij, door een hooger licht verlicht, het gevaar waaraan hij zijne eeuwige zaligheid blootstelde. Hij nam het besluit de wereld te verlaten en nadat hij zijne vorige gezondheid herkregen had, begaf hg zich naar het klooster der Predikheeren en verzocht vurig om onder de broederschap opgenomen te mogen worden.
Met het witte habijt der Orde bekleed, scheen hij tegelijkertijd in een ander mensch herschapen
1) Pc Broeders en Zusters van den Engelachtigen strijd kunnen zoo zij dit gebed lezen 100 dagen aflaat verdienen.
l
29
30 FEBUTJAMJ
te zijn. Steeds naar liet. volmaakste strevende, muntte hg 'uit in gehoorzaamheid, ootmoed en in andere deugden. Steeds gedachtig dat het doel van de Orde, tot welke hij behoorde, voomament-lijk het heil van anderen was, legde hij er zich met alle naarstigheid op toe om de behoeften van den naaste te hulp te komen. Maar opdat hij, terwijl hij anderen predikte, zelf niet zou verloren gaan en om de ongeregtigheden van zijne jeugd te boeten, legde hij zich zware ligchaamskastijdingen op. Eindelijk na een leven, rijk aan deugden en verdiensten, sliep hij den dood der regtvaardigen in om de kroon der geregtigheid te ontvangen, in het jaar 1436.
OVERWEGING.
over de bekeering van den gelukzaligen bebnaedus.
Smryam et ibo ad Fatrem.
Ö. Luc. XV. 18.
Ik zal opstaan en tot mijnen Vader gaan.
1° Punt. De bekeering van den Gelukzaligen Bernardus was zonder uitstel en edelmoedig.
De zonde is eene heillooze afgrond: ongelukkig de ziel, die er zich blindelings in stort! Aan de woede zijner hartstogten overgegeven, was de jeugdige Bernardus tot dien ongelukkigen staat vervallen, waarin alle licht verduisterd en elke goede begeerte vernietigd is. Maar de eene afgrond roept een anderen afgrond 1); de afgrond onzer ellenden, o Jesus, opent dien van uwe oneindige en onuitsprekelijke barmhartigheden. Gij aanschouwt
1) Mijssus abijssum invocat. B. X LI. 7.
FEBEUAEIJ
dezen verdwaalde, gij strekt uwe armen tot hem uit, en straft gij hem, — 't is uw hart dat de schicht rigt waarmede gij dit oproerig kind treft. Terwijl Bernardus, aan het been gewond , hevige smarten lijdt, wordt hij tevens tot in het diepste zijner ziel geschokt door de herinnering aan de ergernissen, die hij gegeven heeft; hij herkent de hand, die zich op hem heeft verzwaard; hij keert in zich zeiven en roept vol edelmoedigheid uit: Ik zal opstaan en tot mijnen Vader gaan. Aanstonds staat hij op, hij verbreekt zijne kluisters en werpt zich in zijns Vaders armen, die hem met liefde ontvangt.
Werpen wij, op het gezigt van een zoo plotselinge en edelmoedige bekeering, een terugblik op ons zeiven, onderzoeken wij, welke de gesteltenissen onzes harten zijn. Stellen wij de verbetering van onzer wandel niet uit? Zeggen wij soms niet met schuldig vermetel vertrouwen: later zal ik mij bekeeren, later zal ik deze of gene onvolmaaktheid in mij trachten te verbeteren? Zijn wij niet zoo dwaas, de vergiffenis onzer gebreken in de laatste oogenblikken te hopen; wij zouden moeten vreezen dat de goddelijke regtvaardigheid, tot straf onzer verhardheid ons zeide. »Gij hebt aan mij niet gedacht toen gij er den tijd toe hadt, ik zal uwer in den dood niet gedenken 1).quot;
31
2e Punt. Was de bekeering van den gelukzaligen Bernardus zonder uitstel en edelmoedig, de beoefening der deugden van een opregt boetvaardige verz-ekerde derzelver volharding. Ter naauwemood tot God teruggekeerd, sluit hij zich in een klooster op, en van toen af, nederig, verstorven , leeft hij vreemd voor de wereld en houdt er zich niet meer mede bezig, dan om haar door
1) H. Cathariua van Seuen. Zamenspralcen. LXXV , 8.
FEBRÜAEIJ
zijne gebeden, zijne boetoefeningen en predicatiën te hulp te komen. Vol liefde tot de zondaars, arbeidt hij met des te meer ijver aan hunne bekeering , naarmate hij door eigen ondervinding weet, hoe boos en bitter het is den Heer verlaten te hebben 1). Eindelijk door de standvastig getrouwe beantwoording aan de genade, die hem met zooveel liefde geroepen had, verdient hij zoetigheden te smaken, zoo mild door haar in gezuiverde harten uitgestort.
Beschouwen wij met dezen heiligen boeteling hoeveel wij aan God verschuldigd zijn, die ons te midden van zoovele ongeregtigheden verdragen heeft. Beschouwen wij inzonderheid wat de weldaad der verlossing aan onzen Zaligmaker gekost heeft. De pelikaan, zegt men, brengt hare jongen ter wereld in een staat den dood nabij; en hen aldus zonder beweging ziende, opent zij hare borst, en geeft hen, door het bloed dat op hen vloeit, warmte en leven weder. »Ook wij, spreekt Grenada, waren dood en Jesus, de liefdevolle pelikaan, tot in het - binnenste zijner ziel door medelijden getroffen, heeft zijn hart door een lans doen doorboren : Hij heeft zijn Bloed op ons doen vloegen en gelijk Hij door Zijne wonden onze wonden genezen heeft, zoo heeft Hij door Zijnen dood ons het leven geschonken.quot; Moesten wij bij de beschouwing van een weldaad, die aan onzen Verlosser zooveel gekost heeft niet insgelijks van liefde en dankbaarheid sterven?
O Heer mijn God, bekeer mij; »zoete pelikaan, o Jesus Heer, gekomen om ons te verlossen, zuiver mij door uw Bloed, waarvan oen enkele druppel voldoende is om de zonden der gansche wereld af te wasschen 2)quot;.
1) Scito et vide quia malum et amarum est reiiquisse te Bominum Deum iimrn, Jer. II, 19.
2) De H. Thomas vaa Aqainen.
32
FEBEÜARIJ
13 rEBRÜARIJ DE H. CATHAEINA DE KICCIIS.
Maagd der Derde Orde.
Te Florence uit het doorluchtig geslacht der EicciSrs geboren, toonde Catharina reeds vroegtijdig haar deugdzame inborst. Op dertienjarigen leeftijd verzaakte zij de geneugten der wereld en begaf zich in het klooster van den H. Dominicus te Prato in Toscane. Brandend van liefde tot God legde zij zich met alle naastigheid toe op het gebed en al den tijd dien hare bezigheden haar toelieten en dien zij aan een korten slaap ontwoekerde , gebruikte zij daartoe. Om haar ligchaam onder het juk des geestes te brengen, kwelde zjj het door een ijzeren keten en door aanhoudende tuchtiging, terwijl zij, gedurende acht en Veertig jaren zich van vleesch onthoudende, gewoonlijk groenten en kruiden, soms slechts brood en water gebruikte. Haar medelijden met de geloovige zielen in het vagevuur was zoo groot dat zij de hevigste smarten, van Godswege haar overgezonden, tot uitboeting van de schulden dier zielen, gaarne verdroeg. Geruimen tgd bestuurde zij het klooster metvoorzigtigheid envoi ijver voor de regeltucht; intusschen was zij zoo nederig dat zij de geringste werkzaamheden op zich nam en de zieken met de grootste liefde en den vurigsten ijver diende. De heerlijkste genadegaven blonken in haar uit; onder andere gunstea ontving zij den bruidsring en de heilige wondteekenen. Gedurende verscheidene jaren ^gevoelde zij, op de donderdagen en vrijdagen, tot de hoogste beschouwing vervoerd, achtereenvolgens alle smarten des Verlossers in zijn lijden verduurd, op eene wonderdadige wijze in haar ligchaam.
33
3
FEBEUAKIJ
Door zware ziekten- eindelijk overvallen en voorzien van de H. Sacramenten der Kerk, stierf zij op negen en zestigjarigen ouderdom in het jaar 1589 onder het gezag der Englenkooren. In het jaar 1746, werd zij door Benedictus XIV heilig verklaard.
OVERWEGING
over de gelijkvormigheid van de h. catharina de ricciis met onzen heer jesu3 christus.
Quos praescivit et praedesiinavit conform es fieri imaginis Tilü Sul. Rom., VlII, 29.
Die Hij vooruit gekend en voorbestemd heeft om gelijkvormig te worden aan het beeld Zijns Zoons.
le Punt. Beschouwen wij hoe de liefde deze zuivere bruid gelijkvormig gemaakt heeft aan haren Bruidegom door de geneigdheden des harten. quot;Welke was de krachtigste in Jesus' hart ? De liefde, de liefde tot de zielen. Voor de zielen is Hij op aarde gekomen, heeft Hij geleden, is Hij gestorven. Catharina schijnt ook slechts voor haar geleefd en geleden te hebben. Gestadig smeekte deze edelmoedige maagd God de bekeering der zondaren af en offerde zij zich zelve op om voor hen te voldoen. Vond zij zich in betrekking met een ongelukkige, verdwaald op het pad des verderfs, dan bragten hare vurige woorden in hun geweten den angel der wroeging en weldra dien des berouws. Groot was haar medelijden met de zielen door de goddelijke regtvaardigheid in de plaats der zuivering weerhouden. Diliwerf verkreeg zij door hare vurige smeekingen een deel van haar lijden, en onder de smarten, die de liefde haar dragen deed, werd haar ligchaam als een vuurkool verteerd; maar met nog vuriger liefde
34
FEBRUAEIJ
t riep zij uit: »voor de eeuwige zaligheid dezer
gt; zielen neem ik volgaarne alle mogelijke smarten
I aan, en ik wensch allerlei soort van tormenten
: te legden, opdat zij de tegenwoordigheid va.n Jesus
Christus mogen genieten en Zijnen lof zingen.quot;
Leeren wij dat »Gode niets aangenamer is dan het verlangen om tot den dood smarten en beproevingen te onderstaan tot heil der zielen; hoe meer men lijdt, des te meer toont men dat men God bemint; de liefde doet Hem ons duidelijker kennen en hoe meer men Hem kent, des te meer smart het Hem beleedigd te weten 1).quot;
Waar is onze liefde, voor de eer van God en het heil onzer broeders, wij die zoo onverschillig zijn omtrent de beleedigingen, die God worden aangedaan; die zoo traag zijn om ze te herstellen en zoo laf om de geringste moeijelijkheden te
verduren?........
2e Punt. De liefde werkt nog een ander wonder in Catharina uit. Zij maakt haar, zelfs in haar ligchaam, een trouw evenbeeld van Jesus. Beschouw, hoe hare handen eveneens met nagelen zijn doorboord en haar hoofd met doornen gekroond is! Alle smarten van Gods Zoon zijn over haar gekomen opdat zij een volmaakt afdruksel van Jesus gekruist zijn zoude. En nogthans hooren wij nog hare klagten en verzuchtingen: »0 mijn Bruidegom, o mijne liefde, gij lijdt voor mij, i- waarom ben ook ik niet gekruist ? Zie ten minste, o Heer, de vreugde waarmede ik voor U lijdo.quot; Zij beklaagt zich niet over het lijden, zij beklaagt zich dat zij niet genoeg lijdt.
85
Wanneer wij, even als Oatharina, geestelijk met Christus gekruist zijn, dan zullen wij in ons lig-
1) H. Catharina van Senen. Zamensp-aken V, I.
FEBKÜAEIJ
cliaam de teekenen Zijner liefde dragen. «Schenken wij Hem edelmoedig ons gelieele wezen, alles wat ons toebehoort, zonder ooit iets terug te' nemen; nemen wij niets dan het streng noodzakelijke; zoo ztdlen onze handen aan het kruis gehecht zijn. Doen wij het goede met vreugde, met kracht en volharding en onze linkervoet zal aan de Zijne vereenigd wezen. Zijn wij op onze hoede dat de vurigheid van ons ligchaam en van onze ziel niet met den tijd afneemt en ons tot onachtzaamheid doet vervallen, zoo zullen wij onze armen op het kruis hebben uitgestrekt, immer bereid Jesus wil te volbrengen 1).quot; Zoodoende zullen wij het beeld van Jesus gekruist m onze harten dragen en gelijkvormig aan Hem ia het uur onzes doods bevonden worden.
14 FEBRUARIJ DE GELUKZALIGE NICOLAUS PALEA.
Belijder.
36
Nioolaus zag te Giorenazza, eene stad in Apulië, voor het eerst het levenslicht. Door 's hemels zoetigheden voorkomen, gaf hjj reeds als knaap blijken van de verhevene roeping waartoe hij door God was voorbeschikt. Zoo groot was zijn streven naar bet immer meer volmaakte, dat by eer een teugel dan aansporing behoefde. Met het klimmen der jaren hield tevens zijn voortgang in kennis en deugd gelijken tred. Te Bologne boorde bij den H. Dominicus prediken, en nu brandde hij aanstonds van verlangen, om onder de volgelingen des H. Ordestichters te worden opgenomen. Nadat hij zijn verlangen bevredigd zag, legde hij zicb met
1) De Gelukzalige Henricus Suso.
febrüarij
nieuwen jjver op de beoefening van allerlei deugden toe, inzonderheid van die, welke meer overeenkomstig den geest waren van de Orde, die hij omhelsd had. Onder alle genadegaven die men in hem bewonderde, schitterde vooral uit zijne onschuld en opregtheid des harten, waardoor hy zich bij een ieder beminnelijk maakte. Tot een geschikt strijder onder de voorname leiding des H. Patriarchs gevormd, trachtte Nicolaus, nadat de H. Dominicus naar betere gewesten was opgegaan, door de bediening des woords zielen voor God te winnen. De Heer zegende zijn arbeid uit den Hooge en bevestigde denzei ven door teekenen. Aan het hoofd zijner provincie geplaatst, bestuurde hij ze met ijver en voorzigtigheid, zoodat het zoet scheen hem te gehoorzamen; van daar namen velen het Ordekleed aan, die later door deugd en geleerdheid haar tot luister verstrekken. Veertig jaren in apostolischen arbeid doorgebragt, getuigden van de overvloedige vruchten door hem ingezameld. Hij overleed omstreeks het midden van de dertiende eeuw in bet klooster te Perusia, dat hij zelf gesticht had.
OVERWEGING
over de wijze waarop de gelukzalige nic0-laüs tot god getrokken werd en hoe hij aller harten tot hem trok.
Quam dulcia fattcibus meis doqvut iua;
super mei ori meo. Ps. CXVI1I, 103.
%
Hoe zoet zijn mij uwe woorden; zoeter dan honig voor miju mond.
Ie Punt. Beschouwen wij hoe de gelukzalige Nicolaus tot den dienst van God getrokken werd.
37
FEBRUAEIJ
»Gelukkig de ooren die luisteren, niet naar het uitwendig gedruiscli dat hen treft, maar naar de waarheid die hen inwendig onderrigt 1).quot; »De Allerh. Maagd en onze Gelukzalige Vader de H. Dominicus waren de werktuigen van deze zoo zoete stem des H. Geestes, die de jonge Nicolaus hoorde en begreep; want onze EL Patriarch was zijn meester in het religieuse leven, en Maria gewaardigde zich, door de gunsten waarmede zij hem overlaadde, zijne Meesteresse te zijn.
Benijden wij het geluk van dezen gelukkigen leerling, maar leeren wij tevens dat Gods stem zich niet in het gewoel der wereld doet hoeren. Zeggen de schepselen ons niet: twij zijn het goed niet dat gij zoekt; zoekt het elders zoo gij het wilt vinden 2).quot;
»0 Jesus! ik verlang dat goed, ik verlang het meer dan immer 3).quot; Spreek gij tot mij geheel alleen, en laat alle schepselen zwijgen. Geef U zeiven aan mij, en ik ben rijk genoeg.
2e Punt. Beschouwen wij hoe de Gelukzalige Nicolaus aller harten tot den dienst van God trok.
sHij die Jesus gevonden heeft, heeft een rijken schat gevonden en een goed boven alle goed 4).quot; Maar kan de ziel, die Jesus stem gehoord heeft en die, na langen tijd naar Hem verlangd te hebben, Hem bezit, dezen schat alleen voor zich-zelve bewaren? Neen, want zoo het eigen is aan het vuur te branden en zich te verspreiden, het is ook aan de liefde eigen zich mede te deelen. Hij dan die zich tot God getrokken gevoelt en die Hem bemint, zoekt, als het ware, noodzakelijk
1) Navolging, Til, 1.
2) De Gelufcz. Henricus Suso. Boek der Eetmi/ie wijsheid, I.
3) Ibid.
4) Havolying II. 8.
38
FEBRUAEIJ.
iet zielen voor Hem te winnen. Komt, zegt Hij, Icomt
(jg tot mij, verzadigt U aan de vruchten die ik draag,
3e uant mijn geest, de geest van Jesus, is zoeter dan
Ef. 'wig 1).quot;
Zoo dan trok de Gelukzalige Nicolaas, door de (je zoetheden eener hemelsche liefde, in de school van
lS. H. Patriarch geput, aller harten tot Jesus Chris-
je tus; niemand kon weerstaan aan het aangename
j.. van zijn onderhoud, aan de innemendheid zijner
manieren en aan die zalving welke de ziel, vol-in maakt met God vereenigd, overal met zich voert.
m Willen wij anderen tot Jesus' liefde voeren?
Q_ rigten wij dan ons leven in naar het leven van
,(1 dezen Goddelijker Verlosser, de zachtmoedigheid
Ut en nedrigheid zelve. Volgen wij hen niet na, die
ligtvaardig op hunnen naaste een smet werpen en hem veroordeelen; die allen verachten welke niet j leven zooals zij.
n' »Onder een uiterlijk streng leven hebben hunne
hartstogten nogthans al hun kracht behouden; zij .g voeden hun eigen wil en laten dezen steeds meer
en meer den scepter voeren 2).quot; Laten wij ons dan veeleer beijveren om het schoone toonbeeld, quot; dat ons heden te beschouwen wordt gegeven, na
te volgen, en laten al onze woorden en werken de barmhartigheden verkondigen van den God, dien wij dienen.
i £
1) Transito ad me, et a ffeneraüonibus mets implemini: Spiritus enim mens Super mei dulcis. Eccli. XXIV, 26 et 27.
2) De Gelukz. Henricus Suso, Boek der Eeuwige wjsheid XXXI.
39
FEBRUABIJ
15 FEBRÜAEI.T
DE GELUKZALIGE JOEDANUS VAN SAXEN.
Belijder,
Tweede Generaal der Orde.
Uit het doorluchtig geslacht der graven van Ebernstein in Saxen geboren, leidde de gelukzalige Jordanus, nog in de wereld verkeerend, een allé-zins godvruchtig leven. Barmhartig jegens den armen, gebeurde het zelden of nooit dat een arme zonder aalmoes zich van hem verwijderde; en toen hij eens een bedelaar niets te geven had, schonk hij hem zijn gordel 1). Hierop trad hij eene Kerk om te bidden binnen en zag den Gekruiste er mede bekleed; hij werd door dit schouwspel zoo zeer getroffen dat hij besloot het ordekleed aan te nemen. De wereld vaarwel zeggende, werd hij door den Gelukz. Reginaldus 2) in do Predikhee-ren Orde aangenomen.
Nadat de H. Dominicus gestorven was, werd hij wegens zijn deugd en geleerdheid waardig gekeurd, Hem in het bestuur der Orde op te volgen. Niets liet hij onbeproefd wat tot uitbreiding der Orde dienstig zijn kon. De godsvrucht tot de Allerh. Maagd lag hem na aan het harte; aan hem dankt de Orde het godvruchtig gebruik, dat na de Completen de Salve Eegina processies gewijze gezongen wordt 3). Eindelijk vatte hjj het plan op de Heilige plaat-
1) Deze was voorheen dikwerf met kostbaarheden versierd.
2) De Gelnkz. Reginaldus, stichter van het klooster te Bologne, door de H. Maagd zei te tot de Orde geroepen, die de laatste vorm aan ons habijt heeft geschonken is een onzer doorlnchtig?te voorvaderen door de heiligheid zijns levens, door de kracht van zijn woord en door het groot getal kinderen dat hij der Orde toebragt.
3) Allen, die hierbij tegenwoordig zijn, verdienen 200 dagen aflaat.
40
FEBRUARI J.
sen in Palestina benevens zijne broeders aldaar te bezoeken; maar in de nabijlieid van Acbon werd bij door een geweldigen storm overvallen, ten gevolge waarvan bij met zijne beide gezellen den dood in de golven vond in het jaar 1237, Hemel-scbe licbten wezen 's nachts zijn aan het strand gespoeld ligcbaam aan, en men verbaalt dat gedurende verscheidene dagen een aangename geur aan de banden van die hem begraven hadden bleef medegedeeld. De H. Antoninus en andere beroemde schrijvers getuigen van de vele en groote wonderen waardoor God ziin dienaar verheerlijkte.
OVERWEGING.
over de gelijkenis van den gelukzaligen jordanüs met onzen h. patriarch.
Si cognovissctis me, et Fatrem meum utique cognovisseiis. Joan. VIII, Indien gij mij kendet, zoo zoudt gij ook mijnen Vader kennen.
1. Punt. Terwijl deze nieuwe Eliseus den mantel van Elias erfde, dat wil zeggen, de waardigheid van onzen roemrijken Vader in het bestuur der Orde, ontving hij tevens als erfschat zijn ijver vol zachtaardigheid en zijn teedere liefde tot Maria.
Verwonderlijk was zijn ijver om de regeltucht, door onzen H. Stichter vastgesteld, te handhaven; even als deze, wist hij aan een groot getal zielen de liefde tot de armoede, waarmede bij vervuld was, in te boezemen, zoodanig wel dat in alle kloosters der Orde, die bij bezocht, men geen handen genoeg vinden kon om habijten in gereedheid te brengen voor bet groot getal jongelieden, die bet heilig habijt uit zijne banden wenschten t« ontvangen.
41
februaeij.
Wat vooral er toe bijbragt om den ijver des Gelukzaligen vruchten te doen dragen was, dat hij nimmer eenige bitterheid toonde, maar steeds was hij even als onze Gelukz. Vader vol zachtaardigheid en medelijden.
Herinneren wij ons de woorden vol goedheid die aan zijn hart, als aan een heiligdom des vredes, ontvloden; zijne teederheid voor de zondaren ; die gave dor liefde welke, zich overvloedig mededeelend, de meest geschokte harten tot bedaren bragt, overal blijdschap des Hemels en zalving des H. Geestes uitstortte; en verwonderen wij ons dan niet, dat deze Gelukz. Vader zoovele zielen voor Jesus' liefde won; dat hij hen de moeijelijke wegen des kruizes zoo gemakkelijk maakte, want zachtaardigheid en liefde hebben eene aantrekkelijkheid waaraan niemand weerstaan kan.
Wanneer, o mijn Jesus, zal ik met dezen waren leerling van den H. Dominicus kunnen zeggen: gt;hadde ik mij met evenveel studie toegelegd op eene bepaalde wetenschap als ik gedaan heb op deze woorden van den H. Paulus: ik heb mij alles voor allen gemaakt, ik zoude een voortreffelijk leeraar zijn.quot;
2°. Punt. Een andere treffende trek van gelijkvormigheid van den Gelukz. Jordanus met onzen roemrijken Vader den H. Dominicus, was zijne godsvrucht tot do Onbevlekte Moedermaagd. Waardige zoon van dezen getrouwen dienaar van de Koningin des Hemels, heeft hij ons een gedenk-teeken van zijne liefde tot Haar nagelaten in het door hem ingestelde gebruik onzer H. Orde om steeds eiken avond de Salve Regina te zingen, en door het vervaardigen van de vrome groetenis de kroon, van Maria's naam geheeten, welker gebeden zoozeer geschikt zijn om de harten met een ware en duurzame godsvrucht tot den H. Naam van Jesus' verhevene Moeder te ontvlammen.
42
FEBKUAUIJ.
Lateu wij, om den Gelukz. Jordfl,nus na te volgen en niet te vergeefs den naam van kinderen des H. Dominicus te dragen, Maria beminnen; laat zij na Jesus het eerste en voornaamste voorwerp onzer liefde zijn en herinneren wij ons dagelijks, terwijl wij hare getijden, den Eozenkrans, hare litaniën, de Salve Begina bidden, haro weldaden , hare deugden, hare volmaaktheden, trachten wij in het binnenste onzes harten de aangename vruchten te smaken, die de aanroeping van dezen duizendwerf beminnelijken naam voortbrengt; beijveren wij ons overal de devotie tot den H. Rozenkrans te vestigen of te verbreiden; leven wij eindelijk door de liefde tot deze beminnelijke Maagd en wenschen wij in hare armen te sterven onder het uitspreken van haren zoeten naam in vereeniging met dien van Jesus.
18 FEBRUARIJ.
DB GELUKZALIGE LAÜRENTIÜS DE KIPAFEACTA.
Belijder.
Deze Gelukzalige werd in de nabijheid van Pisa geboren. Godvreozend van af zijne jeugd en eenvoudig, trad hij, reeds Diaken en strevend naar hooger volmaaktheid, in de Orde der Predikheeren, waarin hij zich een toonbeeld van gehoorzaamheid en zuiverheid toonde. Verachter der wereld, ijverig in het bijwonen der dag- en nachtgetijden, zachtaardig in woorden en werken, was hij bij Gód en de menschen bemind, maar terwijl hij bij anderen in hooge achting stond, was hij klein in zijne eigene oogen.
Bij zijne Oversten hoog aangeschreven als getrouw ijveraar voor de Eegels der Orde, werd hij
43
FEBRUARU.
door hen gekozen om de regeltucht in Etrnrie te herstellen en aan het hoofd der novicen geplaatst; onder dezen telt men den H. Antoninus, later Aartsbisschop van Florence.
Ziehier hoe deze groote Heilige de deugden van zijn leermeester waardeerde: gt;ik ben, zegt hij, met de gansche Orde der Predikheeren bedroefd en ik kan mijne tranen niet bedwingen, omdat wij die schoone lelie van zuiverheid, het sieraad onzer Orde, verloren hebben. O hoevele zondaren heeft hg niet bekeerd! hoevele bedrukten getroost! niemand kon aan Gods geest, die door hem sprak, weörstaan. En hoe dikwijls ben ik niet zelf in mijne moeijelijke bedieningen door dien heiligen man, opgebeurd en getroost!quot;
Voortdurend bezig met de overdenking van Gods wet, bezat hij een groote kennis van de geheimen der H. Schrift, welke hij verklaarde en waardoor hij in zijne predication velen van het pad dor on-geregtigheid tot de deugd terugvoerde.
Zestig jaren lang arbeidde hij onvermoeid in 's Heercn wijngaard; maar nu ook was het oogen-blik aangebroken om in te gaan in de eeuwige rust zijns Heeren. Na de H. Sacramenten ontvangen, en zijne om zich heen geschaarde Broeders vermaand te hebben God te beminnen en de instellingen der Orde in eere te houden, ontsliep hij in vrede in het jaar 1457.
44
PEBRUARIJ
OVERWEGING.
OVEa DEN IJVER VAN DEN GELUKZALIGEN Laü-BEXTIUS VOOE DE KLOOSTEULIJKE TUCHT.
Fortio mea, Domine, diri euslodire legem ticam. Ps. CXVIII, B7.
Miju deel, o Heer, ik heb het gezegd, zal de onderhouding Uwer wet lijn.
Ie. Punt. Bescbouwen wij den ijver van den Gelukz. Laurentius om den regel te doen beoefenen.
De Gelukz. Laurentius, door God verkozen als een volmaakt toonbeeld van regeltucht, wordt door Hem aan den Gelukz. Joannes Dominicus als med-gezel toegevoegd in de herstelling, die deze er van bad ondernomen. Hoewel nog jong, beantwoordde Laurentius door eene edelmoedige medewerking aan de genade dezer roeping. Weldra bloeide weder de schoonheid van het reguliere leven, verduisterd door het ongeluk der tijdsomstandigheden en men zag, doordien dit nieuwe leven zich aan onderscheidene uitverkoren zielen mededeelde, uit de leerschool van dezen bekwamen meester mannen te voorschijn treden als een H. Antoninus, een Gelukz. Petrus a Tiferno en verscheidene anderen, die de Kerk door hun wetenschap , maar meer nog door hunne heiligheid tot sieraad verstrekten.
Welk een eer bragt daardoor onze Gelukzalige niet toe aan God! want voomamentlijk in de reguliere orden en vereenigingen, die hare eerste vurigheid behouden hebben, wordt Hij, zoo volmaakt zulks op aarde mogelijk is, bemind en geprezen; door haar worden de geloovigen gesticht, de ongeloo-vigen lot het Geloof en de zondaars tot boetvaardigheid gebragt.
45
46 FEBUUAUIJ.
Wenschen wij den Gelnkz. Laurentius geluk, uitverkoren te zijn geweest om zulk een groote eer aan God te brengen en bidden wij, om in den geest te treden, dien hem bezielde, ten minste voor het behoud en de herstelling der religieuse Orden; hebben wij voor allen een grooten eerbied en diepe achting, wijl zij als het middenpunt der Kerk zjjn; maar beminnen wij bij voorkeur die,
waartoe God ons geroepen heeft; hebben,wij haar gCj
lief als goedgeaarde kinderen die aan hunne eigene familie de zuiverste genegenheden huns harten schenken, zonder nogthans aan anderen de achting en het eerbetoon, haar verschuldigd, te weigeren.
2e. Punt. Beschouwen wij den ijver des Gelukzaligen om zelf te beoefenen wat hij aan anderen voorhield.
De H. Thomas zegt »dat de religieus, die een vurige begeerte heeft om zijne Orde in hare oorspronkelijke zuiverheid te bewaren, niets moet sparen van wat in zijn vermogen is om deze zuiverheid te doen bloeijen, maar dat hij altijd en bovenal met zich zeiven beginne 1).quot; Wat inderdaad zoude de ijver tot regelmatigheid, zoo men ze slechts in anderen eischte, anders zijn dan eon streng gispen hunner gedragingen, een geheimen hoogmoed en eene onverstorvenheid des te gevaarlijker, wijl zij onder den sluijer van deugd zich verbergt? De Gelukz. Laurentius handelde niet met dezen trotschen ijver. Nederig en vol liefde,
predikte hij meer door voorbeelden dan door woorden. Zijne leerlingen zagen steeds in zijn gedrag een levenden regel, die hen tevens krachtig en zoet tot de beoefening van de aan de natuur moeijelijkste pligten vermaande; en liet hij hen bij zijn afscheiden »de liefde tot de regeltuchtquot;
1) H. Thomas, XII, WS.
PEBKUAMJ. 47
als het kostbaarste testament na, het was ook slechts na daarin voor hem, gedurende een langen en heiligen levensloop, een volmaakt toonbeeld geweest te zijn.
Laten ook wij getrouw aan onze regels en aan de pligten van onzen staat zijn; en herinneren wij ons het korte maar zinrijke woord dat een heilig religieus dikwerf herhaalde: »Bewaar den regel, en de regel zal u van de zonde en van de hel bewaren 1).quot;
19 FEBRUARIJ. DE GELUKZALIGE ALVAREZ.
Belijder.
Het tijdelijke versmadend, trad de Gelukz. Alvarez, bij eene voorname afkomst den luister der deugd voegend, reeds vroegtijdig in de Predik-heeren Orde. Na do voleindiging zijner studiën,
1) De Eerw. Pater Lequieu. Brieven aan de religieuzen van het Allerh. Sacr.
Antouius Lequieu werd den 23 Februarij 1601 te Parijs geboren en trad reeds vroegtijdig in de Predikhecren Orde. Na vele jaren, in den vurigsten ijver doorgebragt, beproefde hij eene hervorming, waardoor hij vele moeijelijlvhcdea en vernederingen te verduren had; eindelijk toch bereikte hij i het doel van zijn streven en stichtte onderscheidene kloos-
ters, die door strenge armoede en een vurige liefde tot het gebed en de boetvaardigheid uitschitterden. God wekte hem op om eene nieuwe Orde in te stellen. Getrouw aan deze stem stelde hij de religiensen van het Allerh. Sacrament en van O. L. V. in en gaf haar een regel vol wijsheid en zalving.
Deze religiensen, die den geest van hun insteller behouden hebben, bezitten in het Zuiden van Frankrijk nog vele kloosters, als te Marseille, Aix, Avignon, Carpentras en Bollene.
De eerbiedw. Pater Lequieu stierf den 7 October 1674 in geur van heiligheid.
T
FEBUUAEIJ.
waarin hg zich zeer had onderscheiden, legde hij zich met allen ijver op het predikambt toe, terwijl een groot gedeelte van Spanje en Italiö met de grootste vrucht voor het zielenheil doorreisde. Zijne godsvrucht tot het Ijjden van Christus deed hem de reis naar Palestina ondernomen, en bjj zijne terugkomst, liet hij in het klooster van Scala-Coeli, dat hij zelf gesticht had, de verschillende staties van Jeruzalem afbeelden 1). Joannes II van CastiliS en zijne moeder Catharina kozen hem tot biechtvader: maar de liefde tot religieuse afgetrokkenheid deed hem om ontslag verzoeken en na zulks verkregen te hebben, verwijderde hij zich van het hof en begaf zich naar het nieuwe klooster , dat bij met 's Konings behulp nabij Cordova gesticht had. Hier leidde hij met anderen zijner medebroeders, onder strengere tucht, een heilig leven, zijn ligchaam steeds als een nog niet bedwongen vijand beschouwend en het door allerlei soort van strengheden tuchtigend. Een diep medelijden voor de ellenden der armen en ongelukkigen gevoelend, trachtte hij ze zooveel als in hem was met alle liefde te verzachten. En toen hij eens een arme, geheel met zweren overdekt, ontmoette, wikkelde hij dien ongelukkige in zijn mantel en droeg hem naar het klooster om hem daar zijne hulp te verleenen; men verhaalt dat toen hij hem in tegenwoordigheid zijner medebroeders nederïegde, de gedaante diens arme eensklaps in het beeld van van den Gekruiste veranderd wörd. Zijn heilig leven werd bekroond door een gelukzalig uiteinde in het jaar 1420.
1) Deze Staties zijn acht in getal: le. De doodstrijd van Christus in den hof der Olijven; 2e. De Gevangenneming; 8e. De geeseling; 4e. De Doornenkrooning; Se. De Ecce Homo-, 6e. De Kruisdraging; 7e. De Kruisiging; Se. De afneming van het Kruis.
48
FEBRÜAEIJ
OVEEWEGING
over de godsvrucht van' den gelukzaligen alvarez tot het lijden van j. c.
Sub umbra illius qacm desideraveram. sedi, et fractus ejus dulccs gutturi meo. Cant., II, 3.
Ik heb mij nedergezet onder de scluiduwe van Dien ik beminde, en zijne vruchten zijn zoet voor mijnen mond.
le. Punt. Beschouwen wij het meclelijden dat de Gelukz. Alvarez met Jezus lijden had.
Dikwijls overwoog hij het, en immer met vernieuwde gevoelens van godsvrucht. In het voorwerp zijner liefde verslonden, als gedompeld in het goddelijk Bloed des Verlossers, liet hij zich tot de uitstortingen der teederste godsvrucht vervoeren. Dan was hij als aan de aarde onttogen; niets van al het geschapene kon zijn hart aftrekken. Hij scheen geheel en al één geworden te zijn met Jezus gekruist, den eenigbeminde zijner ziel.
Geven ook wij ons over aan de genade van dit geheim van liefde en smart; smaken wij de aangename vruchten van dezen levensboom en zeggen wij met dezelfde gevoelens als de Gelukz. Alvarez: O schitterend licht, goddelijk woord, wonderbare wijsheid, Lam, de zuiverheid, de nederigheid zelve, hoe wreed zijt gij door die verscheurende wolven, die woedende tijgers behandeld geworden! O hadde ik, zoo ik daarbij ware tegenwoordig geweest, hoe onwaardig en ellendig overigens ook, voor en met U mogen sterven! en indien ik dit geluk niet hadde gehad, ik zoude mij ten minste aan den voet van Uw Kruis ter aarde hebben geworpen; ik zoude den rotssteen, die het droeg, hebben omarmd,
49
FEBEUAEIJ
en wanneer hij bij uwen laatsten snik gespleten zoude zijn, ware ook mijn hart van medelijden en liefde gebroken 1).
2e. Punt. Het teederste medelijden openbaarde zich bij den Gelukz. Alvarez in de uitwerkselen der waarachtige liefde.
Hij toonde vooreerst, dat zijne godsvrucht edelmoedig was, door de alsdan zoo lange en moeije-lijke reis naar Palestina te ondernemen; en om de godvruchtige gevoelens door den H. Geest in zgn ziel gestort niet te doen verzwakken, begaf hij zich, in zijn vaderland wedergekeerd, dikwijls naar de bidplaatsen, die hij had doen oprigten, zonder dat ooit de guurheid der jaargetijden of de duisternissen van den nacht in staat waren, zijn ijver tegen te houden of te doen verzwakken. Keerde hij van zulk een goddelijk onderhoud met den lijdenden Jezus terug, o, geene vermoeijenis, geen verachting scheen hem te groot; hij had duizenden levens voor zijn gekruisten Verlosser willen geven; en zich aan het zielenheil zijns naasten toewijdende, wrocht hij wonderen van ijver en liefde.
50
Wanneer wij naar het voorbeeld van den Gelukz. Alvarez en van een groot getal dienaren Gods onzen Goddelijken Verlosser in den geest op den smartelijken weg van Calvarië volgen, laten wij ons dan tevens bezig houden met de voorbeelden van deugd, die Hij ons tijdens zijn leven en bij zgn dood gegeven heeft; overwegen wij zijn geduld, zijne zachtaardigheid, zijne gehoorzaamheid, zijn medelijden, zijne armoede, zijne liefde, zijne ne-drigheid, zijne goedheid, zijne zedigheid en alle andere deugden, die Hij in den hoogsten graad heeft doen schitteren, en zoodoende zullen wij, op het
1) Be Gelukz. Hcnricus Suso, Boek der Eeuwige Wijsheid,
FEBEUARIJ
gezigt van al wat Hij gedaau heeft, ons beijveren Hem na te volgen, en, ons voordeel doende met de genaden, die Hij ons schenkt, zullen wij uit onze traagheid opstaan en naar Hem onze schreden, rigten 1).
21 FEBRüARIJ.
DE GELUKZALIGE AIMCN TAPPARELLI.
Belijder.
51
Op het einde der veertiende eeuw te Savignano in Piemont geboren, en van kindsbeen al met groote ligchaams- en geestes gaven verrijkt, omhelsde de Gelukz. Aimon op rijperen leeftijd de Orde van de Predikheeren. Om zich tot een geschikt arbeider in 's Heeren wijngaard te vormen, legde hij zich met grooten ijver toe op de versterving, nedrig-heid, armoede, zachtmoedigheid en op alle andere deugden die in een Apostolisch man gevorderd worden. Hij slaagde zóó wel in de studiën, dat men hem aan de Turijnsche Hoogeschool met den grootsten bijval de H. Schrift hoorde verklaren. Aan het predikambt zich toewijdende , had hij het geluk zijn ijver door de bekeering van vele ketters bekroond te zien, terwijl de Gelukz. Amadous, j hertog van Savoije, door de heiligheid en geleerdheid van Gods dienaar bewogen, hem tot prediker en zielbestuurder uitkoos. Nadat de Gelukz. 13ar-tholomeus Cerveru door de ketters was omgebragt, werd onze Gelukzalige in zijne plaats tot Commissaris der Inquisitie en tot algemeen vicaris vim Savignano aangesteld. Niet lang daarna volgde zijne benoeming tot algemeen Geloofsonderzoeker
1) Grenada, Ovenceffiujen.
FEBRUAEIJ
in Opper-Lombardijë on Liguriö. Deze zwaar-wigtige en gevaarvolle betrekking vervulde hij met heiligen ijver tot aan zijnen dood. Onderhisschen zocht hij in eene aanhoudende beoefening van het gebed het hulpmiddel om in de deugd staande te blijven; want buiten het choorgebed en het opdragen der H. Mis, onder welke heilige handelingen hij een ieder grootelijks tot stichting verstrekte, zag men hem meermalen vurige gebeden ten Hemel opzenden. Ook begaf hij zich meermalen naar eenen eenzamen berg, om door ongestoorde overweging het liefdevuur, dat in hem was, nog levendiger te doen ontbranden. Honderd jaren oud, op bet feest van Maria ten-Hemel-opneming, nadat hij ter barer eere de kerkelijke getijden gezegd had, gmg hij, in het jaar 1495, op ten Hemelvreugde , het kruis des Heeren, dat hij eenige oogenblikken te voren zoo liefdevol omhelsd had, nog steeds in de armen houdende.
OVERWEGING
op deze woorden:
Enge, serve lone et fideüs, quia super pauca fuisti fidelis, super multa ie eonstituavi, S. Matth, XXV, 23.
Welaan, goede en getrouwe knecht, omdat gij over weinig zijt getrouw geweest, zoo zal ik U over veel stellen.
1'j Punt. Beschouwen wij de verdiensten door den Gelnkz. Aimon, ten gevolge zijner getrouwheid in kleine zaken, verworven.
Was deze heilige religieus op het einde van zijn leven met verdiensten beladen, het was quot;niet juist hierom dat hij veel boetvaardigheid gepleegd.
52
FEBKUAKIJ 53
dat hij dikwijls gepredikt of dat hij een groot getal zondaren bekeerd had, wijl al deze zaken uit zich zeiven geen bovennatuurlijke verdienste voor God bezitten. Wat toch zijn, in zijne oogen, onze werken, zelfs de schijnbaar verhevenste? Zjj zjjn voorzeker oneindig klein, en zoo God zich gewaardigd ze te beloonen, het kan slechts zijn t. ter wille van de goede en zuivere meening, die
S3 Ze bezielt. Beschouwen wij dien heiligen grijsaard op het einde van zijn levensbaan. «Welaan goede en getrouwe knecht, zegt hem de Heer, gij zijt in de kleinste zaken getrouw geweest; dat wil zeggen; gij hebt alles met liefde gedaan en zoo kunt gij Mij de vruchten van uwen arbeid aanbieden, »treed binnen in de vreugde uws Heerenquot; 1).
Wij bedriegen ons door te denken, dat wij ons slechts door het verrigten van groote zaken Gode behagelijk maken. Soms trekken wij meer verdiensten uit geringe en verborgene, en altijd vinden wij in hare beoefening meer zekerheid. Het is zeer dienstig, ons steeds te herinneren dat niet de stoffelijke grootheid onzer handelingen, noch de plaats, waar wij ze verrigten, hare waarde bepalen, maar alleen de geest van geloof, de heilige begeerten en vooral ons streven om ons met den goddelijken Middelaar te vereenigen. En dien geest, dien God alleen ons kan geven, kunnen wij overal vragen en op alles toepassen. Q 2e Punt. Beschouwen wij de vertroostingen, die
deze getrouwheid hem in zijne laatste oogenblik-ken aanbrengt.
Wanneer het uur des doods is aangebroken, schijnt het langste leven kort. Heeft men uit liefde tot Jesus gearbeid en geleden, het lijden en de arbeid is voorbij en de verdienste blijft overig;
1) Intra in 'jav.divm Domini tui, S. Matth. XXV, 23.
4
FEBKUAKIJ
heeft men. integendeel de vermaken der wereld genoten, zoo blijft sleckts bitterheid en kwelling.
Gelukkig de dienaar, dien zijn heer wakende vindt,
want hij zal hem over al zijne bezittingen stellen 1).quot;
In dit uiterst oogenblik zal God het hart van zijn dienaar vervullen met al den troost, waarvan hij zioh gedurende zijn leven uit liefde tot Hem onthouden had.
quot;Wij zien het in onzen Gelukzalige. Eene eeuw 3p bijkans. in den dienst van God, dat is: in verloochening en boetvaardigheid, naar het voorbeeld van Jesus en van de heiligen doorgebragt, wordt door een kostbaren dood bekroond. Zietdaar het begin van dien keten van genaden, die hem gedurende de eeuwigheid sieren zal; zietdaar den eersten druppel uit dien stroom van zuivere wellusten , waarin hij zich in den schoot van God zal baden. Beschouwen wij dezen regtvaardige in zijne laatste oogenblikken. Hij ziet zijne vorstinne, Maria, die hem te gemoet komt; hij kust in verrukking het kruis van zijn welbeminden Verlosser; en, op dit heilig hout geleund, ijlt hij,
Maria volgende, henen om deel te nemen aan de zegepraal harer ten Hemel opneming. Hij gaat heerschen met Jesus, zijn Vriend en Heer, en zoo ontvangt hij het beheer over al zijne goederen.
54
O, hoe schoon is het, mijn God, U toe te be-hooren, vermits U te dienen heerschen is! Wat zïj_t gij vrijgevig jegens uwe dienaren! Houd moed, O mijne ziel, ziet hier de belooning, die U wacht.
1) Beatus ille servns quem, cum venerif Dominus invenerit vigilant em, quoniam supra omnia quae possidet conshtuel ilium. S. Luc. XII, 43, '14.
FËBEUAEIJ
25 FEBRCARTJ
DE GELUKZALIGE CONSTANTIUS VAN F ABRI AN O,
Belijder.
55
Nadat de Gelukz. Constantius, te Fabriano geboren, zijne eerste kinderjaren helliglijk had door-gebragt, trad hij uit ijver tot meerdere volmaaktheid in de Orde der Predikheeren. Hij maakte daarin, eerst onder den H. Antoninus, vervolgens onder den eerbiedwaardigen Conradus van Bresse 1), zulke snelle vorderingen, dat hij voor anderen weldra een waar toonbeeld van alle religieuse deugden was. Hij bezat in hooge mate den geest des gebeds. Na de Metten en Lauden bleef hij alleen in het choor en bad er met zooveel vuur, dat zijn zuchten en geroep, uit het binnenste zijns harten voortkomende, van verre gehoord werden. Dagelijks bad hij de getijden der overledenen, waarbij hij zeer dikwerf het Psalterium voegde; hij betuigde dit nimmer gebeden te hebben, zonder dat hij verkreeg, hetgeen hij van God gevraagd had. Van daar begreep men toen , terwijl de Mahomedanen Griekenland bestreden, hem verzocht werd het te bidden, en hij, herhaalde malen aangevangen hebbende , hetzelve niet kon ten einde brengen, dat zulks door Gods beschikking kwam tot straf voor de zonden van dat volk. Zijne boetvaardigheid hield met zijn ijver voor de zaligheid der zielen gelijken tred, want behalve dat
1) De Eerbiedw. Conradus was een heilig religieus, inzonderheid door zijn ijver voor de belangen der H. Kerk bekend. Door Paus Martinus V belast om den oproerigen inwoners van Bologne aan te kondigen, dat zij met den Kerkdijken ban waren geslagen, werd hij door dezen in de gevangenis geworpen en ten laatste gedood.
PEBRUARIJ
hy de instellingen van de Orde naauwkeiirig onderhield , vergenoegde hij zich op de vrijdagen steeds met water en brood, terwijl hij zijn vleesch door geeselslagen en een ruw boetekleed kwelde.
was magtig in woord en daad, zoodat hij het geluk had vijandschappen en verdeeldheden, die toen in de stad Ascoli woedden, te doen opbonden. Na eindelijk het aloud Dominikaner klooster in die stad hersteld, en zijne broeders tot de getrouwe naleving der regeltucht terug gebvagt te hebben, stierf hjj in 1481 rijk aan jaren en verdiensten.
OVERWEGING.
DE LIEFDE VAN DEN GELUKZALIGEN CONSTiNTIUS TOT GOD EN TOT DEN NAASTE DEED HEM EEN LEVEN VAN GEBED EN BOETVAARDIGHEID OMHELZEN.
Diliges Dominum tuum.....et
proximum sicut teipsum. S. Mare. XII, 30, 31.
Gij zult den Heer uwen God beminnen... en Uw naaste gelijk TJ zeiven.
Ie Punt. Beschouwen wij de geneugten, welke zijne liefde tot God en tot de versterving hem in het gebed doet smaken.
Steeds onderhoudt men zich gaarne met een vriend, en daarom beminde de Gelukz. Constan-tius, wiens hart slechts naar den hemel haakte, het gebed, het voornaamste middel om zich met God te vereenigen. Zijn leven was gansch van de wereld afgetrokken; zijn gebeden waren lang en vurig. Nimmer verliet hy na de Metten het choor; maar shij stortte, in het midden van den
56
FEBROAEIJ
nacht, zijn hart als een water voor den Heer uit 1),quot; die hem wederkeerig met de zoetste vertroostingen vervulde. Zijne vurigheid onder het opdragen der H. Misofferande verrukte zijne broeders. Maar, daar het gebed zonder de versterving niet volmaakt kan zijn, zoo kan hij, die Jesus een groote liefde betoonen wil, zich niet vergenoegen Hem in stilte te genieten, maar hij moet zich opofferingen, die het bewijs van opregte liefde zijn, opleggen. Zoo spoorde de geest van boetvaardigheid den Gelnkz. Constantius gestadig aan tot het kwellen van zijn ligchaam door lijfskastijdingen, en tot het verzaken aan alle genoegens en voldoeningen van zijn zinnen, van zijn geest en hart.
»De versterving en het gebed houden de sleutelen van de schatten des Heeren in handen, en zij openen ons zeker de deuren des Hemels. Daarom vreest een zeker vroom dienaar des Heeren niet te zeggen, dat beiden zoo dikwerf de reis van de aarde naar den Hemel maken, en bij de deurbewaarders van het Paradijs zoo goed bekend zjjn, dat hun nimmer de toegang geweigerd wordt 2).quot;
2e Punt. Beschouwen wij den ijver waartoe hem zijne liefde bragt.
Deed de liefde tot God den Gelukz. Constantius zichzelven alle genoegen ontzeggen, de liefde tot den naaste deed hem zijn persoonlijk belang als vergeten; zijne gebeden en verstervingen hadden vooral het belang der Kerk, de bekeering der zondaren, de uitbreiding van het rijk onzes Heeren J. C. in de zielen ten doel. Wie twijfelt er aan of zijne woorden, door den ijver, welken hij in
1) Sed effudi animam in conspectu Domini. IKegum, I, 15.
2) Grenada, Verhandeling over het gebed. Se deel, XI Hoofdstuk, § 7-
57
FKBEÜARIJ
58
4
het gebed putte, bezield, stortten zicb in do harten uit als een zaad tot een vernieuwd leven. Doch zijn vurigst verlangen was, van door zijne gebeden en tranen de uitwerkselen van Gods regtvaardigheid opzigtens de zielen in het vagevuur te verzachten. Volgens den geest zijner Orde en der gansche Kerk kende hij geene zoetere bezigheid dan voor de afgestorvenen nederige gebeden op te dragen, waaronder het Psalterium het maast gewone was , ö en dat hij nooit bad zonder bijzondere gunsten te ontvangen.
»Het hart van de ware dienaren Gods smelt, als het ware, van liefde tot alle menschen, hetzij levenden of afgestorvenen; en waren er in de wereld niet eenige dier uitverkoren zielen, wij zouden zeer te beklagen zijn. Onze liefde moet niet in ons hart besloten blijven, maar wij moeten haar, zooveel wij kunnen, zich naar buiten laten openbaren, door onze naasten met onze gaven, met onze hulp, door het verstrekken van troost en raad ter hulp te komen. Kunnen wij niets voor hen doen, trachten wij ten minste de begeerte in ons op te wekken om hun van dienst te zijn. Aan deze teekenen zullen wij erkennen of wij God liefhebben 1).quot;
28 FEBKUARIJ
DE GELUKZALIGE VILLANA DE BOTTIS. .j
Weduwe der Derde Orde.
De Gelukz. Villana, te Florence geboren, toonde reeds vroegtijdig hare liefde tot de hemelsche zaken en tot de versterving. Van daar dat zij, om haren
1) Tauler, Predieatie «p den 12en Zondag na het feest der Allerh. Drieëenheid. I
i
FEBUÜABIJ
Goddelijken Bruidegom met meer vurigheid te kunnen dienen, het ouderlijk huis ontvlugtte, ten einde zich in een klooster in den rei van Jesus bruiden te scharen. Doch te vergeefs. Zij werd, hoewel eerst tegenstrevend, op het verlangen haars vaders in het huwelijk verbonden, en terwijl zij zich in dezen staat aan de aardsche ijdelheden overgaf, verdween langzamerhand in haar het zoo moedig begonnen geestelijk leven. Maar Jesus, de goede Herder, gedoogde niet dat dit dwalende schaap zoude omkomen. Toen zij zich eens kostelijk had opgetooid en hare schoonheid in een spiegel bewonderde, werd zij eensklaps verschrikt door het beeld des duivels, dat zich in plaats van haar eigen beeld vertoonde. Zij besefte op dit gezigt de afschuwelijkheid barer ziel; aanstonds ontdeed zij zich van haar kostbaar gewaad, en, in een nederig kleed gehuld, ijlde zij naar een klooster der Predikheeren om, onder een vloed van tranen, de vlekken barer ziel te reinigen.
Na deze verandering, door de hand des Aller-hoogsten uitgewerkt, bevlijtigde Villana zich om door vasten, bidden, versmading van al het vergankelijke en door allerlei soort van uitboetingen den verloren tijd te herwinnen. Aangemaand om hare strengheden te matigen, antwoordde zij, dat door de goddelijke liefde, die zij ondervond, aardsche prijs haar een walging was. Om den Ge-kruisten meer en meer gelijkvormig te worden onderstond zij gaarne beleediging, hoon, laster, lange en zware ziekten en kwellingen des duivels, welke beproevingen zij nog wilde vermeerderd zien. Maar ook God beloonde den standvastigen moed Zijner dienaresse door de gave van voorzegging, door hemelsche verschijningen en zamen-spraken. Eindelijk brak het oogenblik der eeuwige belooning aan, en nadat zij de H. Sacramenten
59
FEBRUAEIJ
ontvangen had, kruiste zij bij de woorden uit de lijdensgeschiedenis des Heeren: sEn zijn hoofd gebogen hebbende, gaf Hij den geestquot; hare armen en gaf hare kostbare ziel over in de handen haars scheppers in het jaar 1360.quot;
OVERWEGING
ovee de zegepraal van de liefde tot jesus in de bekeewno, het leven en den dood der gelckz. villana.
Mitericordias Domini in aeternum eantabo. Ps. LXXXVIII.
'5 Heeren barmhartigheden zal ik in eeuwigheid bezingen.
le Pünt. De liefde tot Jesus zegeviert in de bekeering van Villana door de standvastigheid, waarmede deze edelmoedige dienstmaagd des Heereu alle wereldsche ijdelheden veracht. Met de gave van godsvrucht sedert hare jeugd bedeeld, maar vervolgens door den stroom der vermaken mede-gesleept , werd zjj door den uitbundigen lof en de vleijerijen der wereld verdoofd. Jesus spreekt, verschrikt haar, dreigt, en weldra verdwijnt
de bekoorlijkheid, die haar had verleid, zij zelve valt haren overwinnaar te voet.
sO bedriegelijke wereld, 0 schuldige en onzuivere liefde, verdwijnt en verberg U onder uwe schandelijke assche. Gij zijt overwonnen, wij zijn de overwinnaars. Ziet gij niet, hoe deze wilde struik een goddelijke en vruchtbare tak geworden is? Hemelen, verblijdt U, en gij Heiligen van het Paradijs, rigt een feest aan en zingt: »Glorie aan God 1).quot;
60
Ook wij, en welligt reeds sedert lang, hebben
1) De Gelnkz. Henricus Suso, Brief VI.
vekanderlijk feest
de wereld verlaten om ons aan God te schenken; maar hebben wij nimmer achterwaarts gezien? Leeft de wereld niet in ons hart?
2° Punt. Beschouwen wij de zegepraal van de liefde tot Jesns gedurende het leven en bij den dood der Gelukz. quot;Villana.
De kwade neigingen tot genoegens, gepaard met het menschelijke opzigt, moesten noodzakelijk even zoovele hinderpalen zijn tegen het besluit dezer jeugdige vrouw, door den hartstogt, om aan de schepselen te behagen, overmeesterd; maar wat zijn alle pogingen der hel om eene ziel op den weg des verderfs tegen te houden, wanneer de liefde tot Jesus zich eens heeft doen smaken en wanneer zij, aan de genade getrouw, bidt en zich vernedert? Zoodoende verkrijgt Villana de genade om over zich zelve en over den duivel te zegevieren, gelijk zij de wereld overwonnen had. Alsdan is baar leven slechts een langdurige uitboeting door een heiligen dood bekroond. Ziedaar de laatste en roemrijkste zegepraal van Jesus liefde die, na in Zijne dienstmaagd de vijanden harer zaligheid overwonnen te hebben, zijne eigene gaven kroont door haar te roepen om in eeuwigheid zijne barmhartigheden te bezingen.
Wat kan aan Jesus wedergeven eene ziel die, terwijl zij evenals de Gelukz. Villana het ongeluk gehad heeft de onschuld des doopsels te verliezen, een tweede maal, welligt verscheidene malen geroepen is? O, zij geve zich eindelijk zonder voorbehoud aan haar goddelijken Meester over; zij buige haren wil onder het beminnelijk juk van Gods heiligen wil, en zij spreke meer door daden dan door woorden met de H. Theresia, in de gevoelens van de Gelukz. Villana tredende; »Jesus leve: Hij schenke mij Zijn leven; Hij regeere en ik zij zijn gevangene; geen andere vrijheid begeert mijne ziel.quot;
61
vekaïjdekxijk; feest
donderdag ka sexagesima.
der overblijfselen van de h. catharina van senen
Maagd der Derde Orde.
Eerst werd het ligchaam van de H. Cathavina van Senen, die te Kotne in geur van heiligheid gestorven was, niet ver van de Kerk der Minerva, in een nedrig graf begraven. Maar toen de roep harer deugden en van de wonderen, door hare voorbede uitgewerkt, zich heinde en verre verspreidde en de toeloop van geloovigen dagelijks steeds grooter werd, liet de eerbiedwaardige Eay-mundus van Capua, Magister-Generaal der Predik-heeren, voorheen biechtvader der Heilige, hare overblijfselen in 1385 naar genoemde kerk overbrengen. Vervolgens, in 1430, toen over de bevestiging harer vereering bij den H. Stoel gehandeld werd, plaatste de H. Antoninus destijds Prior van het klooster der Minerva ze in eene kunstig bewerkt praalgraf, opgerigt in de kapel van O. L. V. van den Allerh. Rozenkrans; totdat Pius II haar onder het getal der Heiligen stelde , en nu werden zij onder het altaar nedergelegd, waar zij tot het jaar 1855 rustten. Hoewel da eer, aan de overblijfselen der heilige door de geloovigen bewezen, nimmer onderbroken is geworden, zoo scheen de algemeen zich verspreidende vurige vereering een nieuwe zegepraal te vorderen. Daarom werd, nadat de kerk der Minerva prachtig was herbouwd en gerestaureerd, besloten, het voorwerp van zoo-veler godsvrucht, naar het hoogaltaar over te brengen. Den 5 Augustus 1855 werden derhalve de heilige overblijfselen uit de plaats, waar zij tot
62
veeaxdeelijk feest
dan toe rustten, genomen, en nadat zij volgens gebruik als echt waren erkend, in plegtigen optogt, op de schouders van Predikheeren gedragen, door de eeuwige stad gevoerd. Eindelijk werden zij den 9en derzelfde maand, na gedurende drie dagen aan de vereering der geloovigen te zijn uitgesteld, onder het hoofdaltaar geplaatst, dat Z. H. Pius IX op het feest van onzen H. Vader Dominieus eigenhandig geconsacreerd had. Dezelfde Opperpriester vergunde aan de Predikheeren-Orde de gedachtenis dezer plegtige overbrenging jaarlijks te 'mogen vieren, daartoe aanwijzende den Donderdag na Sexagesima, waarop voorheen het feest der verloving van de H. Catharina van Senen gevierd werd; op dien dag toch werd, volgens den eerbiedw. Eaymundus, den H. Antoninus en andere beroemde schrijvers, de Serafijnsche Maagd met Christus, den Bruidegom der Maagden, op geheimzinnige wijze verloofd.
OVERWEGING
over. de geheimzinnige vereeni6ing van de h. catharina van senen met onzen heer j. c.
S/tonsaio te mihi in fide.
Oseas, II. 20.
Ik zal U mijne bruid maken in het geloof.
le Punt, Beschouwen wij, hoe de H. Catharina van Senen zich als slagtoffer aan Gods regtvaar-digheid aanbiedt tot vergiffenis van de zonden der wereld. Bij het zien der beleedigingen tegen de Opperste Majesteit in diepe smart gedompeld, en bij de gedachte aan den ongelukkigen staat der wereld-
63
VERANDEBLIJK FEEST
lingen door innig medelijden geroerd, roept zij even als Mozes uit: Heer, wisch mij uit het hoek des levens, maar schenk vergeving aan Uw volk 1).
Terwijl deze nedrige maagd alzoo aan de voeten haars goddelijken Meesters ligt nedergeknield en slechts weent en zucht, werpt Jesus een blik van welgevallen op haar; en, terwijl Hij haar uit den afgrond harer zelfvernedering opheft roept Hij haar tot zijn bruid en doet haar deze plegtige belofte: Gij zult mijne bruid zijn in het geloof. Ja, voor immer zult gij mijne bruid zijn door ge-regtigheid en billijkheid, door genade en barmhartigheid 2). Daar gij de ijdelheden der wereld en de genoegens der zinnen ontvlugt, en in mij alleen de begeerten uws harten gesteld hebt, zoo wil ik, terwijl uwe nabestaanden zich in maaltijden en wereldsche genoegens verlustigen, het huwelijk met U vieren, dat Mij aan uwe ziel verbindt; ik zal, volgens mijne belofte, ü huwen door het geloof. Jesus zocht een hart dat Hem schadeloos stelde voor de ondankbaarheid der menschen, en Catharina biedt Hem het hare aan. Zij vernedert zich en pleegt boetvaardigheid terwijl de wereld-lingen zich in genoegens baden en met bloemen zich tooijen. Ongeacht de wederstrevingen der be-dorvene natuur levert zij zich zonder voorbehoud, niet alleen met onderwerping, maar met vervoe-ling over aan al wat haar gekruiste Jesus van haar vraagt; tot haar dan ook neigt Hij zich vol liefde, want het offer, dat Hem behaagt, is dat van een vernederd hart 3).
1) Aut dimitle eis have voravi, aut sl non facis , dele me de lïbro tuo quern scrlpsisti. Exod. XXXII, 31, 32.
2) Et sponsabo te mihi in fuh:, et sponsabo te mihi in jvs-tUia et judicia et in misericordia et in miseraiionibus. Oseas. II, 19.
8) Cor contritum et hmiliatum, Deus, non desjnciës. Ps. L, 19.
64
VERANDERLIJK FEEST
Hoe meer zij zich vernedert, des te meer verheft God haar; hoe meer zij zucht, des te meer troost Hij haar, O heerlijk verbond: gij zult mijne bruid zijn, en al wat ik bezit, behoort aan u. Hoe groot, o mijn, God, is de overvloed meer zoetigheden weggelegd voor hen, die U vreezen 1.)
Beijveren wij ons met de H. Catharina onzen god-delijken Zaligmaker door onze vurige gebeden te troosten; en zijn wij de gunsten die Hij aan zijne welbeminden schenkt onwaardig, laat onze zoetste troost zijn Hem in zijne verlatenheden gezelschap te houden. Heden vraagt Hij ons even als zijne Apostelen: wilt ook gij mij verlaten 2) ? Maar antwoorden wij Hem met liefde: Ach! Heer, tot wien zouden wij gaan ? Gij hebt de ivoorden des eeuivigan levens 3.) 1
2c Punt. Welke was de vrucht der vereeniging van de H. Catharina met Jesus? Een bewonderenswaardige kracht, verbeeld door den diamant, in den geheimzinnigen ring, het pand dezer vereeniging, geplaatst. »De vier kostbare steeuen, die hem omgaven, zijn het zinnebeeld van de vier soorten van zuiverheid der H. Catharina; zuiverheid van gedachten, zuiverheid van meening, zuiverheid in woorden en werken. De verloving was eene bevestiging in het geloof; de ring was daarvan een zigtbaar onderpand voor haar; God schonk haar denzelven opdat zij het werk dei-zaligheid van de zielen, haar toevertrouwd, met moed zoude vervullen 4).quot;
65
Qua magna multitudo dvlcedinis tuae, Jjornine, qitam alsconduti timentibus tc. Ps. XXX, 20.
MAAKT
Toen begon voor de heilige een nieuw leven. ZÜ is met het geloof gewapend en door de beweging eener allerzuiverste liefde met den almagtigen God verbonden; nu kan zij zich zonder gevaar aan haren ijver overgeven. Maar bemerken wij wel, dat zij hare eenzaamheid slechts op het uitdrukkelijk bevel van Jesus Christus verlaat. Omhelst zij het werkende leven, het is slechts na wapenen bekomen te hebben om dezen nieuwen strijd te strijden. En verlaat zij soms het gebed, zij keert daartoe steeds als tot haar middenpunt wedex-. Wanneer iemand, zegt de H Thomas, die het beschouwende leven beoefent, tot het werkende leven geroepen wordt, zoo voegt hij slechts een pligt bij den eerste, en hij verlaat niet den staat waarin hij zich bevond. De mensch moet niet zoo diep in deze heilige ledigheid insluimeren, dat hij het nut van den naaste vergeet; noch ook zich zoozeer met de zorg des naasten bezighouden, dat hij zich niet meer aan God door de beschouwing hecht 1). Trachten wij in de volheid van dezen geest te treden, welke die van alle heiligen onzer Orde geweest is. Helaas! waar zou onze kracht zijn, zoo wij het gebed verzuimden? Welke wapenen zouden wij hebben om ie strijden te midden van de verwikkelingen des levens?
2 MAART.
DE GELUKZALIGE HENRICUS SUSO
Belijder.
In regtvaardigheid en heiligheid opgevoed, deed de Gelukz. Henricus zulk een voortgang in de deugd dat hij, door God tot verhevener zaken
1) H. Thomas. TI, 2, 9. CLXXX1I, 5.
66
MAAUT
67
bestemd, reeds op dertienjarigen leeftijd in de Orde der Predikheeren trad. Uit menschelijke zwakheid eventwel allengs in zijn ijver verflauwend, leefde hij gedurende vijf jaren in den religieusen staat zonder de kleine fouten en gebreken te achten. Maar God, die de rijkdommen zijner barmhartigheid in hem wilde toonen, trok hem, van de aardsche genegenheden hem bevrijdend, geheel tot zich; van daar dat Henricus, na grootmoedig zijn inwendigen strijd overwonnen te hebben, alleen naar het hemelsche strevend, vaststelde, zich in eene gedurige overdenking van Gods tegenwoordigheid te oefenen. Een voorbeeld van christelijke versterving, trachtte hij het lijden van Christus in zich uit te drukken; want behalve een haren kleed en een ijzeren keten, droeg hij een onderkleed van naalden voorzien benevens een kruis, waarin nagels waren geslagen, op zijne schouders, hierbij voegde hij nog veel waken en kastijdingen. God eventwel, had hem tot beproeving zijner deugd nog moeije-lijker lijden bestemd. Van alle kanten werd hij met kwellingen als bestormd. Lastertaal, inwendige dorheden, verlatenheid zijner vrienden en duizenden andere beproevingen stortten gelijkertijd op hem neder; maar hij verloor den moed niet. De aanbiddelijke naam van Jesus was in alles zijn troost, zijn kracht. Onverpoosd arbeidde hij aan het heil der zielen. Met de gave van een verheven gebed verrijkt, gebruikte hij het licht, dat hij ontving , om werken te schrijven, die hem den naam van »verrukkenden leeraarquot; deden verdienen. Rijk aan dagen en verdiensten stierf hij in het klooster te Ulm, den 25 Januarij 1346.
MAAKT
OVERWEGING.
over de liefde van den geltjkz. henricus tot db eeuwige wijsheid.
JJiteciio cusi o dra leg urn illius est; custodia auiem legum, constnamalio incorruptionis est. Lib. Sap. VI, 19.
De liefde tot de wijslieid is gelegen in de onderhouding harer voorselu'iften, en de onderhouding harer voov-schriften is het toppunt van heiligheid.
lc Punt. Bescliouwen wij hoe Henricus na langen tijd zijn hart tnsschen den Schepper en het schepsel verdeeld te hebben, zich eindelijk aan de üitnoodigingen der Eeuwige Wijsheid overgeeft en slechts naar Jesus haakt. Alsdan ziet hij het ijdele en ongestadige zijner vroegere genegenheden in en hij hecht zich met alle kracht aan Hem wiens Opperste schoonheid hem bekoord had. »0 eeuwige wijsheid! roept hij uit, zie mij hier gansch voor Uwe liefde! Ja! ik wensch, ik kies U tot mijn welbeminde, tot de Vorstin mijns harten, en met de innigste gevoelens omhels ik ü, hecht ik mij aan ü.quot;
Maar toen Henricus reeds veel mèent gedaan te hebben om de liefde der Goddelijke Wijsheid te verwerven door het verlaten der wereld en door het zich opleggen van gestrengheden, waarvan de verbeelding alleen ons verschrikken doet, wordt hem geopenbaard dat hij slechts gekomen is tot de eerste beginselen der ware verzaking en dat, zoo hij volmaakt wil worden, hij ze op nog verhevener wijze moet oefenen. Zijn edelmoedige ziel geeft zich aan alle plannen van God over en hij ondervindt beproevingen duizendwerf smartelijker dan al het lijden dat bij zich zeiven had opgelegd.
68
MAAIlï
Onder de verstervingen zijn er geene aangenamer aan God en nuttiger voor ons zeiven dan die welke wij zeiven niet hebben gekozen en die ons overkomen óf van wege onze bediening, óf van wege onze oversten óf door gebeurtenissen van onzen wil onafhankelijk. »Welke ook deze beproevingen mogen zijn, zij verheffen ons, zij vereenigen ons naauwer met Hem, dan alle vrijwillige kruizen die wij zouden kunnen kiezen 1).quot; Onze Gelukzalige leert het ons door zijne onderwijzingen en door zijn voorbeeld. Willen wij clan den kostbaren schat van Jesus liefde bekomen? Zijn wij altijd tot lijden bereid en streven wij naar eene volkomene gelijkvormigheid van onzen wil met dien van God.
2e Punt. Heeft de liefde tot de eeuwige wijsheid, dat wil zeggen de liefde tot Jesus, den Ge-lukz. Henricus aan de liefde tot de wereld onthecht en hem gehecht aan het kruis Zijns Goddelijken Meesters, — zij heeft hem ook een slagtoffer van den zuiversten ijver gemaakt ; na veel ontvangen te hebben, heeft hij ook veel hervoortgebragt. Hij offerde voor het heil der zielen wat hem het dierbaarste was, de zoetheden der eenzaamheid , op, en bij het zien van bet verderf der zondaren door droefheid verteerd, kon noch beleeding, noch laster zijn vurige liefde tegenhouden. Door de hulp, die hij van de Engelen, van de Allerh. Maagd en van Jesus zeiven ondervond, gesteund, ijlde hij heen overal waar een ziel te redden was. »S,uk mij uit dit leven, o mijn God, riep hij uit, want ik kan het verderf van zoovele zielen niet verdragen ; wanneer ik er aan denk, ondervind ik de
uitputtingen des doods---- »»0 Gij, zoo magtig
69
en beminnelijk, zoo zoetaardig en zoo verschrik-
1) Boek der eeuwige wijsheid, XÏX.
MAAKT
kelijk, verhoor mijn gebed: Ziehier mijn hart, mijn ligchaam en ziel, ik offer ze U op om dooide ruwste kwellingen en den wreedsten dood de zaligheid der zondaars te kunnen verdienen 1).quot;
Treden wij in dezen geest van ijver en liefde voor de zielen weten wij voor haar somtijds onze rust, de zoetheden der eenzaamheid en des gebeds op te offeren. »Omdat gij Jesus om Jesus verlaten hebt, zeide eens de Zaligmaker tot de H. Gertrudis, daarom zal Jesus u tot zich nemen en in zijn hart dragen.quot;
6 MAART.
DB GELUKZALIGE JOEDANUS VAN PISA.
Belijder.
70
God, die wonderbaar in zijne heiligen is, geleidt hen veeltijds langs verschillende wegen, om hen tot dien graad van heiligheid te doen komen, waartoe zij bestemd zijn. Onze Gelukzalige trad met een overvloed van bovennatuurlijke en natuur-lijke gaven verrijkt, in het Uomikaner klooster te Pisa, zijne geboortestad, en schitterde weldra door zijne welsprekenheid. Van alle kanten snelde men toe om de godspraken uit zijnen mond te vernemen en zijne talenten te bewonderen. Wonderbaar waren dan ook de vruchten die hij voorbragt. Niemand kon aan de goddelijke kracht, die zijne woorden vergezelde, wederstaan. Duizenden zondaars zag men de wegen des verderfs verlaten om die des heils te bewandelen. Duizenden regtvaar-digen bragten, door zijne woorden versterkt, de schoonste vruchten van heiligheid voort. Een ieder die hem zag en hoorde, beschouwde hem als een
1) Zamempraah der negen rotsen, III.
ma art
wonder der natuur en der genade en werd tot de deugd aangespoord. Zoo wonderbaar was zijn geheugen dat hij de gansche H. Schrift woordelijk van buiten kende. Zijne oversten, zijn diepe wetenschap, aan verhevene heiligheid gepaard, kennende, riepen hem van Plaisance naar Parijs om aldaar de sententien te verklaren. Op reis naar Frankrijk werd hij door eene ziekte overvallen amp; die hem in 'het jaar 1311 vreedzaam zijne ziel den Heer deed wedergeven.
OVERWEGING
over de vruchten dooi!. den gelukz. jordanus uit de studie der h. schrift getuokkfn.
Nam et testimonia, tua meditatio me a est, et consilium meunijnstiji-cationes iuae. Ps. CXVIXI, ^4.
Uwe uitspraken, o mijn God, zijn do stof mijner overdenking en Uv. e geregtigheden mijne leidsvrouw.
Ie Punt. Uwe uitspraken zijn de stof mijner overdenking.
»Wat een verheven woord, het woord van God! Niets is zoo zoet als 's mensehen woord wanneer het voortkomt uit een regtzinnigen geest en een minnend hart; het doordringt, het treft, bet bekoort ons, het doet onze smarten insluimeren, het verheft onze vreugden, het is de balsem- en wierookgeur van ons leven. Wat moet dan het woord van God niet zijn voor die het weet te kennen en te begrijpen? Wat moet het zijn zoo men zich kan toespreken: God heeft deze gedachte ingestort, hij spreekt mij door haar, tot mij wordt zij gerigt, ik luister ? En wanneer men, van bladzijde tot bladzijde voortgaande, eindelijk ge-
71
MAAJlï
komen is aan liet woord yan J. C. zeiyen, tot dat wooid, niet meer eene inwendige en prophetische ingeving, maar de voelbare inblazing der Godheid, de tastbare uitdrukking van het Woord van God,
door de menigte _ zoowel als door de leerlingen verstaan, wat blijft er over dan zich zwijgend aan de voeten des Meesters neêr te zetten en in ons hart de echo zijns monds te doen weerklinken 1 ?quot;
Schijnl het ons niet toe heden in den geest ^ den Gelukz. Jordanus te zien de zoo zuivere waarheden , wier bron God zelve is, smakende, en zich 1 essenende aan dezen stroom van geneugten , die hem voor immer van de valsche vermaken der wereld deden walgen? Heer mijn God. zal ik uitroepen met hem, de goddeloozen hébhen mij kunne verdichtselen verhaald, maar niets vergelijkbaars met Uwe wet heb ik gevonden 2). O moge zij immer de geneugten mijns harten, de stof mijner overweging zijn!
2« Punt. üive geregtigheden zijn mijne leidsvrouw.
Is iet alleen vond de Gelukz. Jordanus zijne geneugten in ^ de overdenking van de wet Gods, hij putte daarin ook liefde tot de deugd, de overwinning^ zijner hartstogten, voedsel voor zijnen ijver. \an af zijne jeugd voedde hij zijn geest en hart met de goddelijke grondregelen der H.
Schrift, en in deze school, wier Meester de H.
Geest, gevormd, kende hij nimmer de bewegingen en onrust der hartstogten. Zijn hart verhief zich ongehinderd tot God en geen aardsche beslommeringen onderbraken zijn verkeer met zijn Welbeminde.
Uitstekend redenaar, was hij ook niet minder heilig; was hij het voorwerp van bewondering
1) 1-, Lacordairc, Tweede brief aan Emmanuel,
2) Narravtrunt mijd iniqni fahulationes sed non ut lex tua. Ps. CXVII, 85.
72
MAA'tT
zijner eeuw door zijn welsprekenheid, liij toonde ziob haar apostel door een ijver, dien de heiligheid zijns levens en het vermogen van zijn gehed rijke vruchten deed voortbrengen.
Scheppen wij met dezen Gelukzalige ons behagen in het lezen der H. Schrift en van goede boeken die hare leer verklaren; verwijderen wij verre van ons nuttelooze, soms zelfs schadelijke boeken. Wij zullen in die heilige bezigheid wapenen ter bestrijding onzer hartstogten vinden; want het woord Gods is een tweesnijdend zioaard 1); het zal in ons den wortel der ondeugden verwoesten, en in onze harten de liefde tot de uitne-mendste deugden doen aanwassen.
O Jesus, Goddelijk Woord, spreek tot mijn hart, onderrigt het, maak het leerzaam aan uwe stem. «Nimmer zullen uwe woorden uit mijn geheugen gewischt worden; zij zullen de regel en de kracht mijns levens zijn: Dit is mijn begeerte, mijn eenige eerzucht 2).quot;
7 MAAKT
Belijder en Kerkleevaar.
De H. Thomas, het sieraad en het licht der H. Kerk word op het Kasteel Eocca Secca, bij Napels, uit een doorluchtig geslacht geboren. Vijf jaren oud, werd bij aan de zorg der Benedictijner monniken van den berg Cassino toevertrouwd; van daar naar Napels ter verdere voltooijing zijner studieën gezonden, nam hij in die stad, gehoorzaam aan Gods stem en aan de heerlijkste verwachtingen
1) Sermo peuetraHIior omnigladio ancipiti. Hebr, IV, 13.
2) De Gelukz. llenr. Snso, Boek der Eeuwige wysheid, XXIII.
73
MA ART
74
verzakend, het ordekleed van den H. Dominicus aan. Zijne familie stelde alles in het werk om hem van besluit te doen veranderen, maar alles, zelfs onwaardige kunstgrepen zijner broeders, stuitten af op zijne standvastigheid. Te Keulen, onder de leiding van den Gelukz. Albertus den Groote, deed hij zijne studieën in de wijsbegeerte en godgeleerdheid. Vijf en twintig jaren oud verklaarde hij doze wetenschappen te Parijs met den grootsten bijval, maar nooit ving hij aan te onderwijzen of te schrijven dan na een vurig gebed. Op veertigjarigen leeftijd schreef hij zijne Summa Theologiae waarvan Paus Joannes XXII verklaarde, dat zij evenveel wonderen als artikels bevat. Uit Jesus mond zelve mogt hij de goedkeuring over zijn arbeid vernemen. Eens als naar gewoonte aan den voet des altaars nedergeknield, hoorde hij zich toespreken : Bene de me scripsisti Thorna: Thomas, gij heht wel over mij geschreven; welke belooning verlangt gij? — U alleen o Heer-,.....waarlijk een antwoord dat de zuivere liefde des heiligen in een heerlijk daglicht stelt. Door het Opperhoofd der Kerk op het Concilie te Lyon geroepen begaf hij zich niettegenstaande zijne ongesteldheid op reis; maar daar zijne ziekte steeds meer en meer toenam , zag hij zich verpligt in de abtdij van Fossa Nova te blijven, waar hij den 7 Maart 1274 zijne zuivere ziel in de handen zijns Scheppers overgaf. Paus Joannes plaatste hem in 1523 onder het getal der Heiligen.
MAART
hoe het gebed van den h. thomas tot een oboot leeraar en een guootkn heilige gevollmd heeft.
Si scires domim Dei.
S. .loan. IV, 10.
O, zoo gij de gave Gods kendet!
Ie. Punt. Vooniamentlijk het gebed heeft den H. Thomas tot een der grootste Kerkleeraren gemaakt. God openbaarde het aan de H. Catharina van Senen toen Hij haar zeide: »Aanschouw den glorierijken Thomas, wiens wonderbaar begrip, door een bovennatuurlijk licht en door eene ingestorte kennis verkregen, zich in mijne waarheid verdiepte; hij dankte deze gunst veel meer aan zijn gebed dan aan zijne studiën. Hij was tevens een heldere fakkel die zijne Orde en het geheimzinnig ligchaam der Kerk, waaruit hij alle ketterijen verdreef, verlichtta 1).quot;
En inderdaad had de H. Thomas zijne kennis in de school van het menschgeworden Woord verkregen. Eens vroeg hem de H. Bonaventura waar hij al het verhevene, dat de wereld in zijne werken bewonderde, geput had. Ziedaar, antwoordde Thomas met de vincrer naar het kruisbeeld wijzend,
ziedaar mijn Boek..... Verwonderen wij ons dan
75
niet, zoo wij in zijne geschriften alle schatten van goddelijke en menschelijke wijsheid vereenigd vinden en zijne leer door den Oppersten Leeraar der zielen zien goedgekeurd; wij weten dat de H. Geest zijn meester en God zelf zijn raadsman was.... Hij was zijne leerlingen voorgegaan in wat hij
1) Zameuspraak, Cl, 8, 14.
MAAllT
hen voorschreef: «'beoefent een aanhoudend gebed; gij zult in de geheimen des Bruidegoms mogen doordringen, zoo gij in de afzondering hart aan hart met Hem weet te verkeeren.7'
Leeren wij alzoo hieruit, dat. het gebed een waarachtige en overvloeijende bron van licht is,
en dat hij die dikwerf tot deze zon van geregtigheid nadert overvloedig helderheid en licht ontvangen zal.quot; Zonder reden dan, o mijn God, beklaag ik mij over mijne dwalingen en zoek ik mijne ongeregeldheden te verontschuldigen, omdat ik TJ niet ken. Raadpleegde ik U, o opperste waarheid, in het gebed over mijne twijfelingen, naderde ik tot U, o eeuwig licht, steeds zoude ik in voldoend helder licht mij bevinden 1).quot;
2e. Punt. Het gebed hesft van den H. Thomas een groot Heilige gevormd.
Deed niet de vurighèid zijner gebeden zoovele zegeningen en genaden over zijne kindschheid afdalen, waardoor hij in zijne jeugd voor de gevaren der verleiding behoed werd? Twijfelen wij er niet aan, de geest des gebeds alleen vrijwaarde zijn hart ' \ voor de opgeblazenheid der wetenschap, behield zijn geest in nedrigheid, zijne ziel in zuiverheid ...
»Zijn omgang met God was aanhoudend on zoo innig, dat bij zoo weinig mogelijk met de schepselen sprak. Hij verwonderde zich dat een religieus aan iets anders dan aan God kon denken .... De verwonderlijke ootmoedigheid en de immer vurige i godsvrucht, die zijn gebed vergezelden, maakten het zoo krachtig dat het steeds verhoord werd ...
76
»Ziedaar hoe het gebed van onzen roemrijken H. Thomas was. Bidden wij hem met aandrang dat nij ons den waren geest des gebeds verkrijge, en beginnen wij met allen moed en ijver er ons in te
]) Massoulié, Overwegingen volgens den 11. Thomas.
MAAKT
oefenen, om in Gods H. tegenwoordigheid te leven, om het stilzwijgen en do eenzaamheid te beminnen , om al wat ons zon kunnen verstrooijeu te vlugten 1),quot; en herinneren wij ons wat hij zelf ons geleerd heeft: »een religieus zonder gebed is een soldaat zonder wapenen; om heilig te worden
is hot slechts noodig te willen.quot; « _
10 MAART.
DE GELUKZALIGE PETRUS DE JEREMIA.
Belijder.
77
Uit een adellijk geslacht te Palermo geboren, werd onze Gelukzalige in zijne jeugd naar Bologne gezonden om zich aldaar ia de studie der regten te bekwamen. Op het puilt de doctorale onderschcidingsteekenen te ontvangen begaf hij zich, de aardsche goederen verachtende en getrokken door de liefde tot het hemelsche, in het Dominikaner klooster dier stad. Groote standvastigheid had hij noodig om de wederstand zijns vaders te overwinnen, maar eindelijk, na zijne ziel voor God door gebeden en tranen uitgestort te hebben, gelukte het hem. Door de geloften aan de Orde verbonden, en na voleinding zijner stu-dieën der H. Schrift eu godgeleerdheid, wijdde hij zich gansch aan de bezorging van het zielenheil door de bediening des woords en van het H. Sacrament der boetvaardigheid. Vreezende of hij soms, na anderen gepredikt te hebben, zelf niet zoude verloren gaan, legde hij zich allerhande boetple-
1) Leven van de eerhiedio. Moeder Francisco, der Sera-fijnen? Deze cerbiedw. religieuse in het klooster van de H. Catharina te Toulouse werkte mede tot de stichting van het klooster des H. Thomas van Aqninen, te Parijs. Zij stierf heiliglijk in laatst gemelde stad in 1660. Haar leven is bij Dieulafoy te Toulouse in 1851 op nieuw uitgegeven.
maart
gingen op. Hij droeg onder anderen een vijfdubbele ijzeren keten zoodanig om zijne lendenen gekneld, dat zij eerst na zijnen dood, toen zijn ligohaam verdroogd was, kon worden weggenomen. Zóó groot was zijn begeerte om ter liefde van Jesus te mogen lijden, dat hij zich als minder door Hem bemind beklaagde, wanneer hij niet dikwijls door eenige ziekte of andere kwelling bezocht werd. Meermalen werd hij met de opleiding der nieuwelingen belast, die hij tol allerlei deugd wist te vormen. Door de faam zijner heiligheid en geleerdheid bewogen, riep Eugenius IV hem op het Concilie te Florence, waar onze Gelukzalige zich zoozeer onderscheidde dat de Paus hem de Bisschoppelijke waardigheid aanbood. Maar hij weigerde standvastig alle kerkelijke waardigheid; alleen nam hij de moeijelijke taak op zich om de regeltucht in onderscheidene kloosters zijner Orde te herstellen. Zijne ziel verliet in 1452 deze aarde onder het uitspreken van deze woorden van David: De Heer bescherme mij bij mijn vertrek uit deze wereld en hier namaals gedurende de gansche eeuwigheid.quot; Pius VI stond de vereering des Gelukzaligen toe.
OVERWEGING.
OVER DE VEULOOCHENING VAN ZICH ZELVEN.
Ahncget semetijmm.
S. Matth, XVI, 24.
Verloochen u zeken.
le. Pdnt. Beschouwen wij hoe de Gelukz. Petrus de verzaking aan de wereld beoefend beeft.
Uit de onderrigtingen en voorbeelden zijner deugdzame moeder leerende dat het christendom op de zelf verloochening gevestigd is, beijverde hij zich
78
maart
van af zijn teederste jaren, om de wereld en hare vermaken te vlugten; ook op het oogenblik dat zijne talenten hein een uitgelezen rang onder zijne medeleerlingen konden doen innemen, gaat hij zich verbergen in de stilte van een klooster. Levendig en aanhoudend door een teerbeminden vader aangezocht om de zoetheden van een vreed-yj zaam leven in den. schoot zijner familie wederom te komen genieten, wilde hij er nooit in toestemmen om den heiligen staat, dien hij omhelsd had, te verlaten. Met denzelfden geest, waarmede later de H. Ludovicus Bertrandus bezield was, vervuld, zeide hij tot zijne ouders: »mijn besluit, ik twijfel er niet aan, komt van den H. Geest, en ik zoude Hem wederstaan, zoo ik anders handelde. Vergun mij dan o vader, zijne uitspraken te volgen: eens zult gij en mijne moeder getroost zijn, van mjj den weg mijner zaligheid te zien bewandelen. Laat mij hier David's woorden herhalen: Ziehier da plaats mijner rust tot in de eeuwen der eeuwen. Ik zal in dit huis wonen, omdat ik het heb uitgekozen 1).quot;
Ziehier hoeverre de Heiligen zich boven de gevoelens der natuur verheffen , wanneer zij die strijdig rekenen met den Goddelijken Wil. Zij weten dat »de deugd iets verhevens, iets moeijelijks is, en dat hij die naar het volmaakte zieleleven streeft, standvastig, edelmoedig zijn moet, en zich niet i-. door hinderpalen moet laten terugschrikken en overwinnen 2).quot;
2S. Punt. Beschouwen wij dat het meest eigenaardige karakter der heiligheid aan den Gelukz. Petrus zou ontbroken hebben, hadde hij niet zich zeiven verloochend, gelijk hij de wereld verloochend had. Maar wie beoefende de zelfverloochening meer
1) Brief van den TL Ludovicus Bertrandus.
'2) De Gelukz. Henricus Saso. Geestelijke Verhandeling, II.
79
MAART
dan hij ? Men kan zeggen dat hij in het klooster leefde als ware zijne ziel in den hemel en zijn ligchaam in het graf geweest. Hij verzaakte aan de genoegens der zinnen door eene volkomeue versterving; aan zijn eigen wil door eene bereidvaardige gehoorzaamheid aan zijne oversten en aan zijne regels. Kortom zijne religieuse deugden, en inzonderheid zijne versterving, deden hem een voorwerp van algemeene bewondering zijn.
Latin wij, wat ons betreft, ons niet vergenoegen hem te bewonderen, maar bevlijtigen wij ons hem na te volgen, althans overeenkomstig de plannen van God omtrent ieder onzer. Mogelijk vraagt de genade van ons niet dezelfde offers, dezelfde boetplegingen; maar tot een iegelijk heeft onze Goddelijke Meester gesproken: verloochen U zeiven, neem uw kruis op. »Waartoe zoude het dienen over de verloochening te spreken, ze te wenschen, ze aan God in het gebed te vragen , zoo wij ze nimmer in beoefening brengen. 1).quot;
18 MAART.
DE GELUKZALIGE SYBILLINA DE BISCOSSIS.
Maagd der derde Orde.
Sybillina werd uit vrome doch arme ouders te Pavia geboren. Op twaalfjarigen leeftijd van het gebruik barer oogen beroofd, wist zij uit dit lig-chamelijk ongeluk de rijkste vruchten van heil voor hare ziel te trekken.
80
Door eenige zusters der derde Orde opgenomen omhelsde Sybillina den regel dien zij beleefden. In dit heilig gezelschap werd zij met alle zorg in de oefening des gebeds onderwezen, als ook bekend
]) De Gelukz. Heuricns Snso. Geestelijke Verhandeling, I.
maaet
gemaakt met de middelen om de zuiverheid van geest en hart te bewaren. Na drie jaren begaf zij zich, begeerig om een nog strenger loven te leiden, naar eene volstrekte eenzaamheid, waar hare ziel, door de beschouwing van Jezus lijden verteederd, overvloeide van de zoetste genegenheden en godsvrucht. Vol verlangen om aan haren lijdenden Bruidegom gelijkvormig te worden, matte zij zich door de strengste boetplegingen af; hard brood was hare spiize; dagelijks kastijdde zij zich ten bloede toe en aan hare door het waken, bidden en veelvuldige kniebuigingen vermoeide ledematen vergunde zij slechts, op een houten bank neergestrekt, een korte rust. Hoezeer ongeletterd sprak zij over de geheimvolste zaken met wonderbare gemakkelijkheid. Vervuld met deugden vloog haar reine ziel op ten hemel in het jaar 1367 het negen en zevenstigste jaar haars levens.
De goddelijke Bruidegom openbaarde de heiligheid zijner bruid door onderscheidene wonderen die bij haar graf geschiedden. Paus Pius IX heeft de vereering, gedurende vele jaren der Gelukz. Sybillina bewezen, goedgekeurd.
OVER DE GODSVllCCHT DER GELUKZ. SYBILLINA bij DE BESCHOUWING DUB ONTKLEEDING VAN j. C. OP CALVAKIE.
llaec me consolata est in humililate mea. Ps. CXVIII, 50.
Dit was mijne troost in het midden mijne.quot; vernedering.
le Punt. De ernstige overweging van Jezus bitter lijden vervulde de ziel der Gelukz. Sybillina met de zuiverste liefde tot Hem. Inzonderheid
81
MAART
hiold zij zich bezig dien staat van berooving te beschouwen waarin onze Goddelijke Heiland zich bevond toen men Hem vóór zijne kruisiging zijne kleederen afrukte. Deze smart en schaamte vervulden haar geest en hart met bitterheid, en terwijl zij zich aan den lijdenden Jezus als slagtoffer aanbood , smeekte zij Hem haar te willen aannemen, Hem betuigende dat ' zij uit liefde tot Hem alle kwellingen en verlatenheden aanvaardde en niets verlangde dan met Hem versmaad, gekruist te worden en te sterven... .
Willen wij even als deze Gelukzalige ziel in den geest treden van een geheim zóó smartelijk, dat wij het tot heden toe welligt nog niet naar waarde overwogen hebben, dan moeten wij ons overtuigd houden dat de geheimen des Jijdens niet oppervlakkig en als uit gewoonte moeten overwogen worden; zij moeten worden doorgrond en op velerlei wijzen beschouwd. Gelijk het verhemelte geen smaak kan vinden in eene spijze die men met overhaasting gebruikt, evenzoo is het gelegen met eene overweging zonder liefde en aandacht.
2o Punt. Niet alleen bragt deze beschouwing van den lijdenden Jezus in onze Gelukzalige een onuitpultelijk verlangen te weeg om in de smarten van haren welbeminden Bruidegom te deelen en zich van alles te ontdoen om Hem alleen te bezitten , zij gaf haar tevens de kracht en den moed om Jezus, het toonbeeld der uitverkorenen, na te volgen. Strenge boetplegingen, volstrekte afzondering, onttrekking van gevoelige troost, inwendige beproevingen duizendwerf wreeder dan alle kwellingen des ligchaams, deze waren de middelen, die zij in vereeniging met God bezigde, om de natuur te onderdrukken en gelijkvormig te worden aan het beeld haars Goddelijken Bruidegoms.
Welaan houden wij met deze getrouwe bruid
82
MAART
83
4»
den verlaten en lijdenden Jezus gezelschap; verlaten wij Hem niet in den staat waartoe zijne liefde tot ons Hem gebragt heeft. Van de wereld versmaad, door allen verworpen, gehoond zelfs door hen, die Hij met zijne weldaden overladen heeft, door zijne vrienden, door harten die Hem zijn toegewijd, — roept Hij ons niet alleen om medelijden te toonen met zijne verlatenheid, maar zelfs m om daaraan deel te nemen.
Helaas! niemand wil lijden, zelfs niet zij die geestelijk schijnen. En nogthans gt;het leven des menschen, wil hij eenigen voortgang in de deugd maken, moet een aanhoudend lijden, eene aanhoudende verlatenheid zijn. Naar welken kant gij u ook keert, gij zult geen anderen weg vinden... . Lijd dan gaarne en beveel U Gode aan in alles, want Christus Jezus onze Heer heeft zelf veel , ■ moeten lijden om alzoo zijn heerlijkheid binnen te
gaan 1).quot;
22 MAAET.
DE GELUKZALIGE AMBROSIUS SANSEDONIUS.
Belijder.
Deze Gelukzalige kwam zoo mismaakt ter wereld dat hij eer een monster dan een mensch geleek. Op zekeren dag werd hij door zijne voedster naar eene kerk der Pedikheeren in zijne geboorteplaats Senen gebragt, en hier bekwam hij eensklaps bij het driewerf uitspreken van den Zoeten Naam Jezus, eene wonderbare ligchaamsschoonheid.
Ambrosius erkende in dat wonder eene stem des Hemels die hem tot de Predikheeren Orde riep en reeds op jeugdigen leeitijd begaf hij zich in die
1) Predicatie van Tauler.
MAART
84
kloosterorde. Met de jaren nam hij in deugden toe en zoo groot was zijne ootmoedigheid dat hij het aartsbisdom van Senen, dat hem aangeboden werd, weigerde. Zijn ijver voor het welzijn van den ovenmensch kende geen palen; meermalen trachtte hij, met eigen levensgevaar, den vrede in de steden van Duitschland, door de partijen der Guelven en Gibellynen verontrust, te herstellen. De inwoners van Senen verkozen hem om bij den Gelukzaligen Gregorius X, Paus van Eome, voor hen te spreken en Ambrosius verkreeg de ontheffing van het interdilct, waarmede zij geslagen waren. Zijne predikatiën bragten de grootste wonderen voort. Dikwerf werd hij onder het prediken in de lucht opgeheven, terwijl niet zelden eene duif zich op zijn hoofd kwam nederzetten. Slagtoffer van liefde gedurende zijn leven, mogt hij ook als slagtoffer van liefde sterven. Want toen hij eens te Senen eene predikatie tegen het woekeren hield, verd hij door zulk een ijver ontvlamd, dat tweemaal een borstader bij hem sprong. Blijde zag hij den dood te gemoet, die hem in het jaar 1286 de deuren des Hemels opende. Clemens VIII heeft zijn naam in het Eoomsch martelaarsboek doen opteekenen, terwijl Gregorius XV aan de Predikheeren Orde toestond het feest van dezen waarlijk apostolischen man te vieren.
MAAET
OVERWEGING
over de vruchten die de gelukzalige ambuosius uit de bekoringen getrokken heeft.
FUi, accedens ad servitutem Dei . . . praefara animam tuam ad tentationem ... Ecclcs, II, 1.
Mijn zoon, wanneer gij den Heer wilt beginnen te dienen, bereid dan nwe ziel tot de beproeving.
Ie Punt. De gunsten, die de Gelukz. Ambrosius in zijne jeugd ontving, waren de vrucht zijner overwinningen op den duivel.
Het is reeds voldoende om bekoord te -worden dat men den ernstigen wil liebbe om God te dienen, en dikwerf hoe getrouwer eeno ziel is, des temeer listen gebruikt de duivel om haar te versclialken. Omdat gij aangenaam aan God ivaart, zeide de Engel tot Tobias, was het noodig dat tegans_poed u beproefde 1). Aldus werd de Gelukz. Ambrosius van af zijne jeugd en gedurende zijn gansche leven, niettegenstaande zijne heiligheiden reinheid, bekoord.
85
Nauwelijks begon hij den Heer te dienen, of de hel viel hem op de meest behendige wijze a,an. Terwijl hij zich met vurigen ijver aan de werken van barmhartigheid in het verleenen van gastvrijheid aan reizigers wijdde, verscheen de geest dei-duisternissen hem in de gedaante eens kluizenaars en beproefde door vleijende taal hem van zijn voornemen om religieus te worden af te trekken. Met dit doel schilderde hij den vromen jongeling met de schoonste kleuren af de stichting welke hij bij den naaste door zijne goede werken te weeg bragt en het voordeel dat hij er voor zijne eigene volmaking uit zonde trekken. Maar deze arglistige
1) Et quia accephis eras Deo necesse fuii ut imtaiio probaret te. Tob., XII, 13.
MAART
taal maakte op den nederigen en moedigen leerling van Jezus Christus niet den minsten indruk, hij verkreeg door zijne getrouwheid de onschatbare genade der roeping tot den religieusen staat.
sWendden wij slechts onze ooren en ons hart van de bekoring af zoodra zij zich vertoont, de overwinning zoude gemakkelijk zijn; maar zoo wij ze met behagen beschouwen en als het ware met haar in overleg treden, dan zijn wij reeds bijna overwonnen en wij schenken haar kracht tegen ons 1).quot; »Laten wij dan moedig den duivel we-derstaan; de strijd zal een oogenblik, maar onze heerlijkheid eeuwig duren 2).quot;
2e. PtJNT. De weldaad van de roeping tot het religieuse leven was niet de eenige vrucht van Ambrosius' edelmoedigen wederstand; maar daar hij nog vreesselijker strijd moest leveren en daarom des te meer behoefte aan het gebed gevoelde, deed het vertrouwen wat hij in het teeken des H. Kruises stelde en de aanroeping van den Allerh. Naam Jesus hem over zijne vijanden zegevieren, ja, de genade der volharding verwerven. Leerling van Albertus den Groote, medeleerling van den H.Thomas van Aquinen, leerde hij uit de lessen des eersten en uit de voorbeelden van beiden, de eigenliefde te overwinnen, de strikken des hoogmoeds en der eerzucht te vermijden, met een zuiver inzigt voor Gods eer en de belangen der Kerk te arbeiden; zoo werd hij de apostel van Duitschland, de vredestichter onder de volkren , een prediker, waardig ten gevolge van zijn ijver in de verkondiging van Gods woord, te sterven.
gt;Hij is de ware kampvechter, die de bekoringen
1) Tauler, Freek voor den Xll Zondag na de H. Drievuldigheid.
2) De Gelukz. Henriciis Snso, Brief IV.
86
APRIL
en den aandrift zijner natuur tot de zonde overwinnend , een volmaakte heerschappij over zijn geest uitoefent. De verkeerde neigingen leiden in een zeker opzigt, de deugden in de ziel binnen; immers door de vrees welke zij ons inboezemen,
maken zij ons vuriger in den dienst van God.....
Onze zorg en toeleg om over onze eigene bedorvenheid en ellende te waken bevestigen en ver-stêrken ons ia het goede; want hoe meer wij onze zwakheden kennen, des te meer gevoelen wij ons gedrongen naar de genade en zegeningen des Hemels vurig te verlangen en ze zorgvuldig te bewaren, wijl de ondeugd, zoowel als de deugd, van onzen wil afhangt 1).quot;
Vreezen wij dan de bekoring niet, maar hopen wij -— even als de Gelukzalige wiens leven wij overwegen — op God, die ons de overwinning kan en wil schenken.
3 APRIL.
DE GEDACHTENIS DER WONDTEEKENEN VAN DE H. CATHAEINA VAN SENEN.
Maagd der derde Orde 2).
Den 18® Augustus 1370 geraakte de H. Catha-rina na het ontvangen der H. Communie als naar gewoonte in geestverrukking. Maar nu merkte men bijzonder op, dat zij, na eenigen tijd met haar aangezigt plat ter aarde gelegen te hebben, langzamerhand zich oprigtte en hare armen uitstrekte. Haar aangezigt was geheel vlammend en in dien staat bleef zij met geslotene oogen gerui-
1) Tauler, Instellingen. Hoofdst. XIX.
2) Daar de maand April met een feest der H. Catharina van Senen begint en eindigt, hebben eenige godvruchtige personen dezelve aan deze beroemde Heilige toegewijd.
87
april
men tijd ter neder liggen; vervolgens viel zij, als hadde zij eene doodelijke wonde ontvangen, eensklaps plat ter aarde, terwijl zij eenigen tijd daarna wederom het gebruik harer zinnen terug bekwam. Zij had alsdan de lidteekenen der H. Wonden ontvangen zooals zij later aan haren biechtvader verklaarde: gt;Mijn vader, zeide zij, ik mag TJ bekend maken dat ik door de barmhartigheid onzes Heeren Jezus Christus, zijne Wonden in mijn '' ligchaam draag. Ik zag mijn gekruisten Zaligmaker,
in een glanzend licht gehuld, over mij nederdalen. Uit zijne vijf H. Wouden daalden vijf stralen af dio mijn hart met de pijlen der goddelijke liefde doorboorden; ik vroeg mijnen Heer om de gunst dat deze wouden niet zouden zigtbaar zijn en ook deze verleende Hij mij.quot;
Tot aan haren dood gevoelde de H. Catharina de pijnen dezer wonden en welverre van haar te verzwakken, versterkten en vertroosten deze pijnen haar. De gedachtenis dezer bijzondere gunst die ondor zoovele anderen aan de Seraphijnsche Maagd werd verleend, wordt sedert het pausschap van Benedictus XIII door eene bijzondere plegtigheid in onze Orde gevierd.
OVERWEGING
over de nederigheid en liefde van de h. catharina bij het ontvangen van de lidteekenen dell
h. wonden ,
Fuscicul/is myrrhae dilectus meus mil.i. Cant, T, 13.
Mijn welbeminde is voor mij als een bundeltje mirrhe.
lö Punt. Beschouwen wij de ootmoed en de liefde der H. Catharina bij het ontvangen van de afdruksels der H. Wonden.
88
APRIL
Toen de aartsengel Gabriël Maria aankondigde dat zij Gods Moeder worden zou, vreesde Maria voor haren maagdom en zij gaf slechts hare toestemming tot de voltrekking van het groote geheim , nadat zij de verzekering ontvangen bad dat de lelie barer reinheid ongeschonden bewaard zou blijven.
De Serafijnsche Catharina, bruid van den ne-drigen Jezus, ziet op een zekeren dag haren ge-kruisten Bruidegom door een glansrijk licht omgeven tot haar nederdalen; uit de openingen zijner gezegende wonden rigten zich stralen naar do handen, voeten en zijde van Catharina. Aanstonds beseft zij wat deze verschijning beteekent en zij roept uit: »Ach! Heer mijn God, ik bezweer ü, o laat deze teekenen toch niet uitwendig op mijn ligchaam zich vertoonen 1)!quot;
Jesus Heilige Moeder had eerder aan de eer van het goddelijk Moederschap verzaakt dan dat zij hare reinheid hadde verloren; ook Catharina had zich liever van alle gaven en gunsten, waarmede de Hemel haar begenadigde, verstoken gezien, dan aan den schat barer nedrigheid te verzaken. De deugden in de Allerh. Maagd en in de H. Catharina zijn verschillend; maar een zelfde geest bezielde beiden.
Catharina aanvaardde dan de smart, maar zij wenschte niet den glans; en God gewaardigde Zich haar te verhoeren, want hare smarten werden nimmer dan door Hem alleen gekend.
89'
O Heilige Braid van Jesus! leer mij in stilte lijden; den geringsten graad van nedrigheid boven de meest uitstekende gunsten stellen; mij gelukkig achten zoo ik weinigen van die gaven bezit welke
1) Leven van de B. Catharina van Senen, door den Gelukz. Eaymuudus van Cajma.
APRIL
uitwendig schitteren; mij uit nedrigheid aan de genietingen onttrekken en mij eerder aan Jesus dan aan Zijne gaven hechten.
2e Pukt. Beschouwen wij hoe de liefde haar beweegt zich voor den naaste op te offeren.
Het goddelijk zegel in het ligchaam van Catha-rina gedrukt, drukte zich nog levendiger af in hare ziel, en zij verzekerde dat zij, zoowel ten gevolge der heilige kwijning die haar sedert dat oogenblik verteerde, als ten gevolge van de smart die haar ligchaam kwelde, niet meer zonder een aanhoudend wonder kon leven. Doet haar vurige liefde tot Jesus haar de smart aannemen, en haar nedrigheid allen glans verre van zich stooten, de liefde tot den naaste nogthans dringt haar het leven te aanvaarden en zij spreekt, even als weleer de H. Martinus, tot God: «Heer, zoo ik nog dienstig ben voor uw volk, ik weiger den arbeid niet.quot;
O! hoe waar is het dat het leven van verzaking met liefde en in vereeniging met Jesus gekruist omhelsd, eene ziel vrij, aan alles onthecht, tot den zwaarsten arbeid en de grootste opofferingen bekwaam maakt! Waar de geest des IIeer en is, daar is vrijheid 1). De liefde is sterker dan de dood 2). Wat is er dengenen dio bemint aan gelegen of hij leeft of sterft, of hij arbeidt of rust, welke plaats, welke bezigheden, welke bedieningen hij waarneemt ? Men verzaakt zelfs aan het dierbaarste om de pligt van liefde te vervullen, omdat men in alles en overal aanleiding vindt Jesus te beminnen, omdat men Hem overal ontmoet en ziet en omdat Jesus voldoende is.
1) Ibi autem spiritus Domini, ibi litertas. 11 Brief aan de Corinth., Ill, 17.
2) For/is est ut mors dilectio, Poek der Gezangen. VIII, 5.
90
APRIL
Jligt u dan op, o bruid van den Koning der Koningen, rigt u op en ga waar de liefde u roept 1). »Gij haastet u om u met uwen Bruidegom te ver-eenigen; maar keer terug op uwe sclireden om uwe kinderen in hunne ellende te hulp te komen. 2)quot; »Zoo de liefde waarachtig is , dan moet zij arbeiden, weigert zij te arbeiden, dan is zij de opregte liefde niet 3).quot;
5 APRIL.
DE H. VINCENTIUS PEBEERIUS.
Belijder.
Deze Heilige, met regt de Apostel van Europa genoemd, ontving van zijne eerste kinderjaren af de gave der voorzegging. Zeer vroegtijdig reeds oefende hij zich in allerlei deugden. Zijn ligchaam hield hij door vasten en andere gestrengheden in bedwang en hij weigerde aan hetzelve al datgene waardoor zijne driften zouden kunnen gevoed worden. Nooit gebruikte hij vleeschspijzen. Bijzonderlijk muntte hij uit in liefde tot de armen en in tee-dere godsvrucht tot de Moeder Gods, zoodanig zelfs dat hij in al zijne predikatiën Maria's lof verkondigde en de geloovigen tot die heilzame godsvrucht opwekte. To Valencia, zijne geboortestad , begaf hij zich in de Orde der Predikheeren en trachtte zich den geest der Orde eigen te maken door onverpoosd het voetspoor des H. Stichters, den H. Dominicus, te drukken. Even als deze brandde hij van ijver tot de zaligheid der zielen, en werkte dag en nacht om door zijne gebeden, zijne woorden en voorbeelden de zondaren
1) Surge arnica mea. Boek der Gezangen, VIII. 6.
2) Leocn der H. Catharina, door E. Cartier.
3) B. Thomas. Op LXI. a. 3.
91
april
tot boetvaardigheid op te wekken. Wonderbaar waren dan ook do uitwerkselen van zijnen ijver; hij bad bet geluk meer dan dertig duizend Joden en Mooren tot den schaapstal van Jesus te brengen.
Een toonbeeld van alle deugden, behandelde hij, in eenvoud en ootmoedigheid des harten wandelend, hen die hem lasterden en vervolgden, met alle zachtiiioedigheid en omhelsde hen zelfs. Gods krachl toonde zich in hem, tot bevestiging van zijn leven en van zgne prediking, door vele teekenen en wonderen. Want zieken genas hij door oplegging der handen, booze geesten dreef hij uit; hij schonk den dooven het gehoor, den stommen de spraak, blinden het gezigt weder; hij reinigde de melaatschen en wekte do dooden ten leven op.
Deze bazuin des Evangelies, na onderscheidene landen van Europa met onbeschrijfelijk voordeel voor de zaligheid der zielen doorkruist te hebben, ging ter ruste op na zijn moeijehjken doch vruchtbaren arbeid den 5 April 1419.
OVERWEGING'.
de h. vincentiüs ferueuius is het werktuig geweest va.n jesus barmhartig heden jegens zijne kerk.
Dedi spirihim meum super eum, judicium gentibus prefer et. Isais XL1X, 1.
Mijnen geest heb ik over hem uitgestort; gereg-tigheid zal hij den volkeren verkondigen.
l6 Punt, Beschouwen wij hoe de H. Vincentius, arbeidende en lijdende, het werktuig is van J. C. ten dienste van zijne Kerk.
92
APRIL
'aar Bewonderen wij de liefdevolle bezorgdheid waar
oor; mede de Goddelijke Herder over zijne Kerk waakt. 3eu Terwijl Hij den arm zijner geregtigheid om haar te en. beproeven over haar verzwaart, ondersteunt Hij hij, haar terzelfder tijde door den arm zijner barmhar-de- tigheid, doordien Hij Heiligen opwekt, die zieh als iet zuilen verheffen van dit gebouw dat de poorten )ds der hel nimmer zullen overweldigen. Zoo ook in
an de zestiende eeuw, toen de westersche scheuring
3e- de Kerk teisterde, riep Hij den H. Vinceutius Fer-ior rerius uit Spanje, opdat hij het zout der aarde
it; en hot licht der wereld worden zou. Zulke erger
en lijkheden overstroomden alsdan de Christen maat-
de schappij dat, volgens de getuigenis van den H.
p. Vincentius zeiven, men tot de dagen van den
ie zondvloed had moeten opklimmen om eene zoo al-
or gemeeno verdorvenheid te vinden. Bij het zien
g van zoovele rampen, die bij niet kon beletten,
n stortte de Heilige, als een andere Jeremias, bit
tere tranen, en zijne droeiheid was zoo groot dat hij bedenkelijk ziek werd. Alsdan oordeelde God, die hem tot werktuig zijner barmhartigheden had uitverkoren, voor hem het uur der vertroosting gekomen.
De Goddelyke Heiland verscheen hem, vergezeld van den H. Dominicus en van den H. Franeiscus, en zijn sponde naderende, sprak Hij: Rigt u op, Vincentius, en wees genezen; droog uwe tranen, de scheuring zal weldra eindigen zoo de menschen zich slechts van hunne ongeregtigheden bekeeren. Ga dan, en verhef uw stem tegen de ondeugd; tot deze prediking heb ik u bijzonder uitgekozen. Waarschuw den zondaren dat mijn oordeel nabij is.quot; Vervolgens voorzegde hem de Zaligmaker de genadegaven, die zijn apostolaat zouden vergezellen; en ten teeken van liefde, zijn aangezigt met zijne Goddelijke Hand aanrakende, zeide Hij hem ten
93
APKIL
tweede male: »0 mijn Vincentius, rigt u op.quot; De verschijning verdween, de Heilige was genezen. Hij staat op, en aan een moedig kampvecliter gelijk, vliegt hij ten strijd..... Hij is als die Engel
der Apocalips, die het hemelruim met een statige vlugt doorklieft, om alle volkeren der aarde de boodschap des heils te brengen 1).
Stellen wij al ons vertrouwen op God, wanneer wij onze Moeder de H. Kerk onder velerlei leed zien gebukt gaan. Laat ons geloof dan niet wankelen; want zoo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn 2) ? Hopen wij des te meer, naarmate het schijnt dat wij aan alles moeten wanhopen.
»0 Heer! de goddelijke Waarheid heeft het gezegd: zoekt en gij zult vinden; vraagt en gij zult verkrijgen; klopt en u zal worden open gedaan; welnu dan; ik, arme en ellendige, wend mij tot Uwe Majesteit; ik roep Uwe barmhartigheid in, en ik vraag U barmhartigheid voor de wereld en inzonderheid voor de H. Kerk 3).quot;
2e Punt. Beschouwen wij hoe de volmaaktheid van zijnen levenswandel, meer nog dan de welsprekendheid zijner predikatiën, den H. Vincentius lot een magtig werktuig in Gods hand maakt. In waarheid kon hij met J. C. zeggen: Ik heb u een voorbeeld gegeven 4); want Hij ving aan te doen, en vervolgens te onderwijzen 5). Zijne nedrigheid en zijne ontvlugting der kerkelijke waardigheden aan het hof des Opperpriesters, getuigden van zijne geringachting van alle eereambten..... Arm en
1) Bul der Heiligverklaring van den 1rineentius FciTerius.
2) Si Deus pro nolis, quis contra nos? H. Paul. aan de Rom., VIII, 3l.
3) Gebed van de H. Catharina van Senen, III, 5, 6.
4) Earemplum enim dedi voiis. H. Joann. XIII, 15.
5) Coepit facere et docere. Hand. der Apost., I, 1.
94
APRIL
streng van leven, scheen hij niet meer onderworpen aan de behoeften des ligohaams, en hoezeer begaafd met eene engelachtige reinheid, naderde hij toch dagelijks tot het H. Sacrament der biecht; aldus had niemand hem kunnen logenstraffen wanneer hij, op zijn kleed wijzende, sprak: gt;Het witte kleed is het zinnebeeld van de zuiverheid der Pre-dikheeren en de zwarte mantel beteekent de gestrengheid hunner levenswijze.quot; Eindelijk de bespiegeling met den meest werkzamen ijver vereenigend, was de tijd dien hij aan het gebed wijdde, zijn rust, en beoefende hij in al zijn volmaaktheid, het voorschrift dat hij gegeven heeft, »dat de orde der Predikheeren de religieusen ten hemel voert, niet langs den ladder van het beschouwende leven alleen, noch van het bedrijvig; maar dat zij langs beiden moeten opklimmen.
Wat moest hij onder de volkeren niet uitwerken die bewonderingswaardige man, vooral toen God bij de gave eener zoo uitstekende heiligheid, die der wonderwerken voegde' Is het te verwonderen dat zijn woorden, door het voorbeeld van oen heilig leven versterkt, de volkeren bekeerde, en dat de bekeeringen, ten gevolge der mirakelen, welke zijne heiligheid bevestigden, standvastig en duurzaam waren?
Treden wij in den geest van dezen grooten Heilige, ons voordeel doende met de raadgevingen, die hij ons in zijne verhandeling over het geestelijke leven geeft; »Al wie, zegt hij, aan anderen nuttig wil zijn en hen door zijne woorden stichten, moet, vóór alles in zich zeiven de deugden bezitten, die hij hen wil inboezemen; zonder dat, zal hij weinig slagen; zijn woorden zullen geen uitwerksel hebben, indien men niet ziet dat bij beoefent wat hij leert, en dat hij meer deugden bezit dan hij van de anderen vordert.quot;
95
APRIL.
9 APRIL.
DE GELUKZALIGE ANTONIUS PAVONIUS.
Martelaar.
De Gelukzalige Antonius, na, vroegtijdig de ijdel-heden dezer wereld verzaakt, en het religiense leven in de Orde van den H. Dominicus omhelsd te hebben, legde zich met den grootsten ijver op de studie der wetenschappen en der evangelische volmaaktheid toe. Na verloop van eenige jaren werd hij tot geloofsonderzoeker in Piemont benoemd en door Joannes Orsini de Eivalta, bisschop van Turijn ontboden, om het geloof togen de ketterij der Waldensen, die alsdan groote verwoestingen aanrigtten, te verdedigen. De Bisschop zond hem naar Brucherasio, waar de ketterij de diepste wortelen geschoten had, maar de ketters zijne wetenschap en vurigen ijver kennende, besloten hem om hals te brengen. Door eene openbaring des Hemels van hunne booze plannen onderrigt, gevoelde zich evenwel de Apostel niet in het minste ontsteld. Integendeel hij verheugde zich bovenmate en kondigde zijnen vrienden op gebeimzinnige wijze zijne uitnoodiging tot een gastmaal aan. Dit liet zich niet lang wachten. Nadat hij in het jaar 1374, op beloken Pasohen, de H. Offerande der Mis opgedragen en met zijn gewonen ijver het woord Gods verkondigd bad, vielen zeven gewapende mannen op hem aan en vermoordden hem op de meest barbaarscbe wijze.
Deze luisterrijke marteldood verwierf hem den openbaren eeredienst, die tot op onze dagen heeft voortgeduurd. De H. Congregatie heeft den 22 November 1856 die vereering goedgekeurd en Z. H. Pius IX heeft dezelve den 4 December van hetzelfde jaar bekrachtigd.
96
APlllL
OVERWEGING
OVER HET MARTELAARSCHAP VAN DEN GELUKZ.
ANTONlüS PAVONICS.
Desiderio desideravi hoe Pascha mau-dncare voliscnm. S. Luc. XXII, 15.
Met groot verlangen heb ik verlangd dit Pascha met n te eten.
Ie Punt, Beschouwen wij de vurigheid waarmede de Gelubz. Antonins naar den martelpalm haakt.
Hij weet door openbaring dat God hem de gunst voorbereidt om zijn bloed voor het geloof te storten, en met het hevigst verlangen verzucht nu zijne ziel, door eene vreugd vervoerd, die hij niet kan bedwingen , naar dat gelukkig oogenblik waarop zij bruiloft zal vieren met den bruidegom, dien zij bemint. Het is de H. Geest, aan wiens inspraken hij immer getrouw was, die hem met dezen geestdrift vervult, en die hem met zijn Goddelijken Meester zeggen doet; Met een groot verlangen heb ik verlangd dit Pascha te eten.
Gelukkig het hart, dat aan de stem des H. Geestes getrouw, zich zonder voorbehoud aan de inspraken der goddelijke liefde overgeeft! Het verlangt bovenal Gods H. Wil te vervullen; maar ook Hij , die met zijne goederen de hongerende en dorstige ziel verzadigt en verkwikt, verrijkt hetzelve met zijne kostbaarste gaven.
97
God wil op eene oneindige wijze gediend worden, maar niets is oneindig in ons dan het verlangen en de verzuchtingen onzer ziel 1). Wekken wij ons dan op tot vurige verlangens, zijn wij hongerig en dorstig naar de geregtighei'd, en vragen wij den Heer onze begeerten werkstellig te maken;
1) De H. Catharinaj zamenspr. XCII, 5.
7
APRIL
want zegt de Schriftuur: de begeerten van een waakzaam raensch zullen verzadigd worden 1).
2- Piikt. Besoliouwon wij verder den moed waarmede de Gelukz Antonius den marteldood verduurt.
Hij snelt hem te gemoet, gelijk een overwinnaar den zegepraal. Men bedreigt hem, maar niets doet hem vreezen; de nadering zelfs zijner moordenaren is niet in staat op zijne lippen het woord der waarheid te doen verstommen en hij sterft als een onversaagd Prediker, nadat hij nog eenmaal de heilige leerstukken der Katholijke Kerk verkondigd had. Voor hem, even als voor allo ware dienaren van J. C., is sterven niets anders dan den overgang van een leven vol ellenden naar een oneindig en eeuwig geluk; het is oen zaadkorrel in de aarde gestrooid, waarna men den rijksten oogst verwacht.
Staan wij dan op om met hem te sterven 2). Vraagt God van ons allen den marteldood niet,
toch 'wil Hij dat wij onophoudelijk inwendig sterven, door onzen eigen wil en onze ongeregelde neigingen te kruisigen; door ons aan de zonde, aan de wereld en aan ons zeiven te onthechten, en zoodoende naar het voorbeeld van Jesus, van Maria, en van de Heiligen er toe te geraken slechts één gedachte, één begeerte, één doel te hebben; den aanbiddelijksten wil van God, de heilige zaak van God en van Zijne Kerk, het heil van al onze » broeders.
1) Co'jV.alinnes ruhnsü semper in ahundantia 1'vov., XXI.
2) Eamus el quot;os, n! monamvr cum co. S. Joann., XI, 16.
98
APRIL
10 APRIL.
DE GELUKZALIGE ANTONIUS NELJROT.
Martelaar.
Anl onius werd op nog jeugdigen leeftijd door den H. Antoninus, destijds Prior van het St. Marcus-Idooster te Florence, in de Doiuinicaner-Orde opgenomen. Op oene reis naar Napels werd hij door zeeroovers van Tunis gevangen en naar Afrika gevoerd, waar hij na vele folteringen te hebben onderstaan, eindelijk het geloof in Jesus Christus afzwoer. Spoedig eventwel zag de barmhartige God met ontferming op hem neder en rigtte hem op door de kracht zijns arms. In stilte bereidde zich Antonius door gebed en boete tot den naderenden strijd voor. Hij kleedde zich in het habijt der Orde, doorliep met een kruisbeeld in de hand de straten van Tunis en verfoeide openlijk zijne dwaling. Vruchteloos beproefde men, zoowel door beloften als door bedreigingen, zijn moed aan het wankelen te brengen, tot dat zijne verleiders, eindelijk door zijne standvastigheid overwonnen, besloten hem om het leven te brengen. Hij werd gesteenigd. Dit had plaats in het jaar 1469. Zijn heilig ligchaam werd naar Eipoli overgevoerd en Paus Clemens XIII, door de menigvuldige mirakelen die op zijne voorbede geschiedden, bewogen, stond aan de ; Predikheeren Orde de viering van zijn feestdag toe.
99
april
over den val en de boetvaardigheid van den gelukz. antonius neijrot.
Calamnm quassatum non c outer et, et linum fiimiyans non extinguet. Isaias, XLTI 3.
Hij zal het gekrenkte riet niet verder verbreken, en de rookende vlaswiek niet uitblussclien.
lo Punt. Leeron wij door de beschouwing van den val des Gelukz. Antonius, die van uit den verliovcnsten staat tot de schandelijkste geloofsverzaking vervalt, hoe verre het ongeluk kan reiken eener ziel die door God aan hare eigene zwakheid wordt overgelaten; verwonderen wij ons eventwel daarover niet, terwijl wij weten dat engelen in den hemel gezondigd hebben, dat ouder de twaali apostelen een verrader was.
Wij moeten dan alleen uit zulk een vreesselijk voorbeeld beslmton, dat er geen plaats op aarde is die ons beveiligt tegen den giltigen adem van den geest der duisternis, dat er gene roeping bestaat, hoe heilig overigens ook, waarin men niet diep kan vallen, zoo men do inspraken der genade verwaarloost. O! hoe waar is het, dat eene nederige maar aan God gehechte wil sterk is, terwijl er niets zoo zwak is als eene trotsche en onstandvastige ziel! Wel een reden om ons te verootmoedigen, om immer op ons zeiven te waken en inzonderheid om getrouw te blijven in de beoefening des gebeds; want, »indien het vleesch waarmede wij omkleed zijn ons aanhoudend tot het aardsche trekt en hebben wij niets dat ons ten hemel verheft, wat kunnen wij anders verwachten dan dat het vleesch eindelijk geheel over den geest zal zegepralen. Luisteren wij naar deze woorden van J. C.;
100
april 101
wat uit het vleesch geboren wordt is vleesch; maar wat uit den yeest geboren ivordt is geest 1).
2e Punt. Was de val van Antonius betreurenswaardig, de boetvaardiglieid, die er op volgde, was heilzaam voor liem en roemvol voor God.
Na vier maanden in zijn droevigen staat te hebben volhard, herinnert hij zich de barmhartigheden des Heeren; de heilige broederschap, dir hij üf j onteerd, zijn kloosterkleed dat hij verscheurd heeft,
de vrede dien hij smaakte in de dienst van God, maar vooral het bloed van Jeins en zijne liefde die hij als met de voeten vertreden heeft. Hij vergelijkt de dienst van een zoo goeden Meester met de slavernij, waartoe hij gebragt is; edelmoedig schudt hij nu de ketenen af, die hom kluisteren; het martelaarschap vertoont zich aan hem als de wreker van zijn afval, en mot vurigheid omhelst hij het, zich gelukkig achtend van in zijn bloed de schande zijner trouweloosheid te kunnen af-wasschen.
»Komt, heilige Engelen, levend in die zuivere en zalige gewesten der glorie, verheugt n met mij; heft liederen aan des gejuichs en der vreugde, want een zoon van God was gestorven en hij is verrezen 2 !quot;
Verlaten ook wij de duisternissen waarin onze ongetrouwheden en het misbruik van zoovele genaden ons dompelen; nemen wij de wapenen der ) boetvaardigheid ter hand om den Heer te wreken,
dien wij door onze zonden beleedigd hebben , om Hem de plaats terug te schenken die Hem in ons hart en in ons leven toekomt. Hopen wij in zijne
11 Grenada, verhandeling orer hel geied, derde deel, hoofdst. 1, LV, 2.
2) De Gelukz. Ilenricus Suso.
4»
APRIL
barmhartigheden: »Hij zal het gekrenkte riet niet verder verbreken; Hij zal de rookendo vlaswiek niet nitblusschen.quot;
13 APRIL.
DE GELUKZ. MARGARITA VAN CASTELLO.
Maagd der Derde Orde.
De Gelukzalige Magarita kwam blind ter wereld. Hare ouders, dio zeer bedroefd waren over zulk een ongeluk, verzochten van God de genezing van hnn kind; maar daar God hunne gebeden niet verhoorde, hadden zij de wreedheid hnn kind te verlaten. God verliet echter de ieugdige Margarita niet. Hij bewoog het hart eener brave vrouw dat kind tot zich te nemen en eene christelijke opvoeding te geven. Het kind beantwoordde aan de lessen der nieuwe moeder en nam met do jaren in deugden toe. Na eenigen tijd zagen de zusters der derde orde van Castello dat wonderbaar kind, en zij werden zoodanig getroffen door de deugden, welke in haar uitblonken, dat zij zich aanboden het onder zich op te nomen. Margarita nam met de grootste blijdschap dat voorstel ann en verbond zich door beloften aan de orde van den H. Dorai-nicus. Met nieuwen ijver zette zij thans het werk harer zaligheid voort en haar voortgang op den weg der volmaaktheid was zóó groot, dat zij weldra voor hare medezusters een toonbeeld van religieuse deugden was. Daar zij wegens het gemis harer oogen niet kon lezen, leerde zij het Psalmboek van David, het officie der H. Maagd en dat van het H. Kruis van buiten. Hare ziel vond in die gebeden der H. Kerk en in het dagelijksch ontvangen der H. Eucharistie die verlichtingen en die kracht, welke de uitverkorenen voortbrengen. Haar leven
102
APJtlTi
was alzoo gelieel hemelsch tot Jat zij den 13 April 1320 zich ging vereenigen met den Bruidegom der maagden, aan wien zij zicli had toegewijd.
Haar eeredienst is door Paus ClemensXtoegestaan.
OVERWEGING
hoe de gelukz. margakita het inwendig leven beoefend heeft.
Qui sB'juitiiv me non amhulat in tenehris.
S. Joaun., VI11, 12.
Die mij volgt wandelt niet in de duisternissen.
lc Pust. Overwegen wij hoe do Gelukz. Margarita aan do natuur afstierf. Die het inwendige leven leeft is dood aan de zinnen en aan de harts-togten, is met God vereenigd en met Zijn geest bezield. Dit gelukkige leven kan slechts in eene ziel zich vestigen naar mate der zorgen, die zij aanwendt om den ouden mensch te kruisigen, ten einde zich met den nieuwen te hekleeden; en omdat nu do genietingen der zinnen, de vermaken, de eerbewijzingen, de genoegens der wereld, het leven der natuur onderhouden en even zoo vele hinderpalen zijn voor het leven der genade, zoo , kan God aan eene ziel geene grootere gunst be
wijzen, dan Zelf de handen aan het werk te slaan om ze rondom haar te vernietigen. Dit deed Hij voor Margarita; blind bij hare geboorte, door hare ouders verlaten en bovenmate arm, was zij, om zoo te spreken, bij de dageraad haars levens in de gelukkige noodzakelijkheid om haar vleesch met zijne ondeugden en bedorvenheden te kruisigen en zich slechts cp hare eigene zwakheid te beroemen. Zoo was zij dan dood aan do wereld en aan zich zelve.
103
april
_ Trachten wij dan ook, gelijk de Gelukz. Margarita volgens Jesus geest te leven en aan al datgene te verzaken, wat Hij niet is, of wat ons tot Hem niet voert.
»0 goddelijke Geest, ontruk ons aan al het aardsohe, verhef ons tot al datgene wat U beha-gelijk is! Laat niets ons aan deze wereld binden! Laat niets op aarde ons hart innemen! Neem Gij alleen bezit van ons hart, van onze genegenheden en van alles wat wij zijn 1),quot; opdat wij slechts van en voor ü leven.
2quot; Punt. Beschouwen wij hoe zij van het leven van Jesus leefde.
as Margarita uitwendig verlaten, in duisternissen, voor alles dood, inwendig was zij rijk dooide genade. Hare oogen waren voor het zonnelicht gesloten; maar een goddelijk licht schitterde in hare ziel, en verlichtte haar met de klaarheid van Hem die gezegd heeft: 7/c hen hel licht 2). Haar vader en moeder hadden haar verlaten; nu verheugde zij zich in het gezelschap van den Hemelschen Vader, van Zijnen Zoon en onzen Heere, Jesus Christus, van Maria, en do bewoners van het gelukzalig Sion. Zij was arm in vergankelijke aardsche goederen, maar voor God en voor haar zelve was zij waarlijk rijk en leefde gelijk de H. Petrus, in de on bederfelijkh eid van een zacht-moedigen en stillen yeest 3). Scheen eindelijk haar aardsch leven een langdurige dood. God zelf was het leven harer ziel, en zoo volmaakt was hare vereeniging met God, dat zij zich uitwendig in
1) M. Olier. Inleiding tot het christelijk leven en de christelijke deugden.
2) ly/o sum lux, S. Joaun., V!IT, 19.
3) In incorruptibilitotc nuieti et viodesti spiritus. ï. S. Pctr., JU, 4.
104
APIÏIL
haar ligchaam openbaarde; want na haren dood vond men op haar hart de heilige boeiden gegrift van Jesus, Maria en Joseph, die gedurende haar leven de onafscheidelijke gezellen barer ziel geweest waren.
«Gelukkig dan de oogen die, gesloten voor wat uitwendig is, slechts het inwendige betrachten! Gelukkig zij die de geheimen doorgronden door het hart geopenbaard, en die door dagelijksche oefening er naar streven zich meer en meer te bereiden om de hemelscbe geheimen te doorgronden.
»Bescliouw deze dingen, mijne ziel, en sluit de deur uwer zinnen, opdat gij begrijpen uioogt wat de Heer, uw God, in u spreekt 1).quot;
»Heer, die gewild hebt dat de Gelukz. Margarita, van het gezigt beroofd, zou geboren worden, opdat het oog barer ziel, door inwendige verlichting, steeds ü allen zou beschouwen, wees het licht onzer oogen, opdat wij te midden van de duisternissen dezer wereld niet verdwalen, maar komen tot het verblijf van het eeuwig licht 2).quot;
U APRIL.
DE GELUKZALIGE PETRUS GONZALES.
Belijder 3).
Zonder genoegzaam te denken aan den grooten stap, dien hij ging doen, omhelsde de Gelukz. Petrus, op zeer jeugdigen leeftijd, den geestelijken stand. Geheel en al vervuld van den geest dei-wereld , streefde hij slechts naar het verkrijgen
J) Boek der Navolying, lil, 1.
2) Gebed uit het officie der Gelukz. Margarita.
3) Door de zeelieJeu wordt Hij vereerd ouder den naam van H. ïchnus.
105
APRIL
106
van eerambten. Ten einde aan zijne verlangens te voldoen, bezorgde hem zijn oom, de aartsbisschop van Astorga, het officie van kanunnik in zijne hoofdkerk en wilde hem ook, kort daarna, tot de waardigheid van deken verheffen. Petrus liet alles in gereedheid brengen om bij de aanvaarding zijner nieuwe waardigheid allen mogelijken luister ten toon te spreiden. Op een prachtig nitgedoscht paard gezeten, trok hij op don dag, tot de plegtigheid bestemd, de straten der stad door, terwijl door het gejuich der menigte, zijne ij delheid niet weinig gestreeld werd. Dan, o onbestendigheid der aardsche zaken! Eensklaps werd hij van het paard in het slijk geworpen en nu veranderden de eerbewijzingen der menigte aanstonds in bespotting. Deze vernedering deed hem in zich zeiven koeren, hy erkende zijne ijdelhcid en, luisterende naar da stem der genade, besloot hij vau gedrag te veranderen. Getrouw aan do inspraken des H. Geestes verliet hij de wereld eu trad in de Orde cler Predikhesren. Hoezeer zijne standvastigheid door valsche vrienden, die hem van zijne roeping afkeerig trachtten te maken, op allerlei wijzen beproefd werd, kon evcnt-wel niets zijn moed aan het wankelen brengen en weldra werd hij een ijverig geloofsverkondiger. Met den besten uitslag arbeidde hij aan de bekeering der zondaren en aan de onderwijzing der armen. Na aldus vele zielen voor God gewonnen te hebben, stierf hij zalig in het jaar 124Ö. Paus Benedictus XIV heeft ziin eeredienst goedgekeurd en aan de Orde der Predikheeren toegestaan zijn feestdag te vieren.
APRIL
OVER DE BEKEERING VAN DEN GELUKZALIGEN 1'ETliUS GONZALES.
Jionum mihi quia lunn üasti me.
I's. CKVlIl. 71.
Het was mij goed, o Ifeer, dat Gij mij vcruederdet.
lc Punt. Bewondereu wij de kracht der genade van Jesus Christus en zegenen wij Hsiu voor de middelen die Hij aanwendt ter bekeering der zielen. Het is Hem gernalclcelijk, spreekt de Schriftuur, den arme in een. oogenblik te verrijken 1) , het vat van schande in een. vat van glorie te veranderen 2), een zondaar in een Heilige te herscheppen. Deze eeuwige wijsheid, die niet aan onze kortzigtige berekeningen onderworpen is, schept er behagen in de buitengewoonste middelen en do minst redelijke in schijn, te doen gelukken; nimmer is zij wonderbaarder dan wanneer zij do oogen dei-blinden opent door zo met een weinig slijk te bestrijken, zoodls geschiedde aan den blindgeborene des Evangelies 3).
Iets dergelijks had plaats met den Gelukzaligen Gonzales. Jong, rijk, vervuld met eerzuchtige lannen, is hij slechts er op bedacht zijne ijdelheid oor de bewondering der wereld to voeden. Maar terwijl hij, op een prachtig opgetuigd paard gezeten, aller blikken tot zich tracht te trekken, laat God toe dat hij in het slijk geworpen wordt. De menigte bespot hom..... Eensklaps is bij veranderd.
Het slijk besmeurt zijne kleederen, maar reinigt zijne ziel; als een andere II. Paulus staat hij op,
1) ïacife est etiim in oculls Dei suhilo knneslare jMt'.perem. JScel., XI, 13.
2) Erit vas in honore sanctifira!nm. Timoth. II, 2!.
3) Exjmit in terram, ei fecit lulum ex sjAifo, et finivit hittim super oculos ejus. S. Joaun., IX, 0.
107
april
hij veracht de wei-eld en spreekt tot God: Heer, wat wilt gij dat ik dos 1) ?
«Geen oog vermag te aansolionwen, geen tong te verhalen, geen menschenhart zich voor te stellen do uitvindingen mijner liefde om mijne genade te schenken aan eene ziel en haar met mijne waarheid te vervullen, zeide de Heer tot de H. Catharina van Senen; maar laat deze ziel den tijd ongebruikt voorbij gaan, dan is er voor haar geen genees- f?quot;) middel meer, omdat zij den schat geen vruchten heeft doen dragen, dien ik haar had toevertrouwd,
toen ik haar het geheugen schonk om zich mijne weldaden te herinneren, het verstand om mijne waarheid te zien en te kennen, de liefde om zich aan Mij, de eeuwige Waarheid, welke het verstand haar had doen kennen, te hechten.quot;
Overwegen wij aandachtig deze woorden, en vraagt do genade eonige opoffering van ons, stellen wij ons alsdan den Gelukz. Gonzales voor oogen,
dralen wii niet hare roepstem te volgen; want elke minuut van vertraging ware een graad van glorie minder voor den hemel.
2quot; Pikt. Betrachten wij de vruchten van bekeering des Gelukz. Gonzales. Het is, volgens het woord des Heeron, noodig, dat de graankorrel eerst verrotte, vooraleer zij vruchten voortbrengt.
De graankorrel, die verrot, is de nedrigheid......
103
Op dezen grondslag eener nedrige zelfkennis trok deze Gelukzalige het gebouw zijner volmaaktheid r/} op. Naar gelang dit gebouw op de pninhoopen ^ der eigenliefde zich verhief, groeide ook de liefde tot God en tot den naaste in zijn hart aan. Weldra kon hij het vuur van ijvor dat de geest van Jesus in hem ontstoken had niet meer in zich besloten houden, en nu wijdde hij zich geheel en
1) Domine, quid me vis facerc? Act. Apost., IX, 6.
APRIL
al aan de prediking van het rijk Gods. Zijn arbeid, door zijne heiligheid en de wonderen, die hij wrocht, ondersteund, plaatste hem op den eersten rang dier werklieden, waarvan J. C. spreekt: Ik heb u uitverkoren, en u aangesteld, opdat gij heengaat en vrucht draagt en uw vrucht blijve 1). Eindelijk, nadat hij door zijn heilig leven meer tot de eer-van God had toegebragt, dan hij Hem had ontroofd door zijne liefde voor de wereld, kon hij bij het uur van zijn dood getuigen: Het is mij goed, o Heer, dat gij mij vernedert hebt, opdat ik alzoo uwe oordeelen leere kennen 2).
»Traeht immer u op den laatsten rang der schepselen te plaatsen. Beschouw u als den ge-ringsten, den ellendigsten, den schuldigsten en ondankbaarston der zondaren; en wanneer gij u aldus vernederd hebt, zal God, die 'iet geringe aanschouwt, ook op u nederzien; Hij zal zijne ge-nuden op u doen afstroomen en u met Zichzelven vervuilen 3).quot;
17 APRIL.
DE GELUKZALIGE CLARA GAMBACURTA.
Weduwe der derde Orde.
Clara, dochter van Petrus Gambacurta, een der voornaamste burgers van Pisa, werd nog zeer jong zijnde, wegens staatkundige redenen, aan een jeugdigen edelman van dezelfde stad verloofd. Niettegenstaande hare vurige genegenheid tot den maagdelijken staat, trad zij, volgens het verlangen
1) lv/o eiegi ros, et posui ros nt catis el fructum ajferatis, et fritcius resler maneat. S. Joarni., XV, 16.
2) Botivm Tilihi quia humiliasfi vie, ut discam justificatioues tuas. Ps. CXVIII, 71.
3) De Ecrw. Pater Antonins Le Quleu.
109
APJIIL
110
liaars vaders in hat huwelijk; maar de band des huwelijks werd, toen zij zeventien jaren oud auis, door den dood haars jeugdigen echtgenoots verbroken. Clara, aan een vogol gelijk, die aan het net is ontsnapt, nam aanstonds de vlugt naar de eenzaamheid, werwaarts zij door de neiging haars harten zich getrokken gevoelde. Zij begaf quot;zich in het klooster der Clarissen te Pisa, en smaakte aldaar de zoetheden van het kloosterleven. Weldra echter werd zij door haren vader en hare broeders gedwongen die eenzaamheid te verlaten. Allerlei moeite, allerlei geweld werd aangewend om Clara tot een tweede huwelijk te doen overgaan. Standvastig^ doorstond zij alle deze beproevingen tot dat zij eindelijk van haren vader de toestemming bekwam om in een klooster van de Dominikaner Orde te treden. Thans geheel en al aan de heilige verpligtingen van haren regel zich wijdend, werd zij weldra een volmaakt toonbeeld van alle religieuse deugden, doch inzonderheid van de liefde, ^ooi-ijver tot den luister van hare orde verslonden, stichtte zij door de mildadiglieid van haren vader, die inmiddels geheel veranderd was, een klooster te Pisa, en begon met den Gelukz. Joannes Domi-nicus die beroemde hervorming, welke zich eenige jaien daarna door geheel Lombardije verspreidde. Edelmoedig vergaf zij den moord op haren vader en hare beide broeders gepleegd; zij nam zelfs de weduv. e des moordenaars inet hare dochters in haar klooster op, terwijl zij haar met weldaden overlaadde. ]Je Gelukzalige Clara schonk het habijt aan een groot aantal jonge dochters, die door een heilig leven haar naam onsterfelijk maakten. Ein-delijk gaf zij, onder het herhaald uitspreken van den Zoeten Naam Jesns, op zeven en vijftigjarigen ouderdom haar ziel in de handen haars Scheppers weder. Haar ligchaam bleef mede na haren dood
APKIL
beweegbaar en verspreidde den aangennamsten geur. De groote gunsten wolke men bij baar graf ondervond, bewogen in het jaar 1830 Paus Pius VIII den eeredienst, die haar sedert onheugelijken bewezen werd, goed te keuren.
OVEil DE LIEFDE VAN DE GELUKZALIGE CLARA.
ergo misericordfïs, sicut ei Tater rester mis ricurs ent. S. Luc., V1, 36.
Wcest barrnliartig, gelijk uw Ilumclsche Vader barmhartig is.
Ie Punt. Beschouwen wij hoe de Gelukz. Clara de barmhartige liefde jegens den evenmensch, vóór haar intrede in den kloosterlijken staat, beoefond heeft. Toen de wereld haar in overvloed hare goederen aanbood, had zij slechts één vermaak, namentlijk die goederen aan da armen van J. C. uit te deelen. Weduwe geworden en door haren vertoornden vader onregtvaardig in een naauwen kerker opgesloten, blijven haar nog eonige juweelen over; weldra echtur zijn zij verdeeld onder hen die geen brood hadden om zich te voeden; eindelijk heeft zij niets rueer overig dan het kleed dat haar bedekt en ook hiervan ontdoet zij zich -«liever, gelijk oen andere Catharina van Senen, wenschende zonder dit kleed, dan zonder de liefde te zijn....quot; Maar weinig is het alles te geven wat men bezit, wanneer men niet zich zeiven schenkt. Hoevele personen brengen gaarne het offer van eon stukje geld en schrikken voor het denkbeeld alleen terug om persoonlijke diensten aan lijdenden, of zieken te betoonen! Dat deze dan een blik werpen op deze liefderijke dienstmaagd der armen. Zij bezoekt do zieken, vertroost hen, verzorgt hen met eigen
111
APRIL
handen, verpleegt, naauwelijks vijftien jaren oud, eene arme vrouw lijdende aan een kankerkwaal. Ziethier een toonbeeld van waarlijk barmhartige en meewarige liefde volgens bet woord des Zaligmakers: IVeest barmhartig gelijk uw ïlemelscheVader barmhartig is.
»De beek scheidt zicli niet van haren oorsprong. Zoo ook niet de barmhartigheid van de liefde. Schept de liefde er behagen in van hare goederen mede te deelen, de barmhartigheid neemt deel in de smarten, dio worden geleden, zij zou ze op zich willen nemen; zoo dan vergenoegt de barmhartigheid zich niet van hare bezittingen te geven, dit is eigen aan de liefde; zjj goeft zich zelve dooide smart die in haar door du ellenden, welke zij ziet verduren, wordt opgewekt Ij.quot;
2s Punt. Maar gaan wij verder en zien wij tot welk een hoogte do Gelukzalige Clara de heldhaftigheid barer medelijdende liefde in het klooster opvoerde.
112
De wereld bewonderde in Clara Gambacurta eene rijke, edele vrouw, begaafd met de bevalligheden der jeugd, die haar tijd en vermogen aan het welzijn van haar medemensch opofferde. Maar toen zij zelve, uit liefde tot den armen Jesus, de armoede ging omhelzen, beschuldigde men haar van geestdrijverij, alsof het klooster, met haar aan de blikken der wereld te onttrekken, tevens alle gevoel van edelmoedigheid en liefde verstikte. Die wereld weet niet dat verre van haar de schoonste bloemen van deugd worden aangekweekt; nimmer dan ook beoefende Clara in hooger mate de barmhartigheid, nimmer verrigtte zij meer goede werken dan toen zij religieus geworden was. Overste geworden, wilde zij dat men geen arme den aalmoes
1) Grenada, Verhandeling over het gehed. Over den aalmoes.
APBIL
113
weigerde, zij zond naar de gasthuizen vertrouwde personen om in hare plaats de zieken te bezoeken, en wist zóó wel in de anderen de liefdegevoelens, die haar bezielden, over te storten, dat al baai-geestelijke dochters eenparig eene aanzienlijke erflating, aan het klooster vermaakt, weigerden, ten gunste van een gesticht voor verwaarloosde kinderen, dat volgens bet plan van hare heilige overste te Pisa zou gevestigd worden. Wat nog oneindig meer zegt, Clara opende de poorten van baar klooster voor de moeder en dochter van den moordenaar baars vaders en barer broeders, en betuigde in eene ziekte dat zij daarvan niet herstellen zou dan door van het brood te eten van de tafel des moordenaars.
Hoe wonderbaar is niet de liefde, die Jesus, de oneindige liefde, in de harten stort van zijne veelgeliefde kinderen, zijne heiligen! Zij omringen alle menschen, zonder uitzondering met hun bezorgdheid, hun teederheid, bun medelijden. Boven alle beleedigingen verheven, strekt die liefde hare werking tot allen uit. Zonder ooit afgeschrikt of moede t') worden verspreidt zij, immer wassend, over-vloeijend, onuitputtelijk, alom haar gezegenden geur. 't Is baar een geluk, een behoefte, een onwederstaanbare aandrift zich mede te deelen, zich zonder mate te schenken zelfs aan hen die allerminst hare belaugstelling verdienen. Haar geliefdste spreuk is het woord des Apostels: Overwin het kwaad door het goed. 1)
1) Vince in lono malum, Rom. XII, 31.
8
APRIL
20 APRIL.
DE H. AGNES VAN MONTE-POLITIAN O.
Maagd.
Deze H. Maagd werd te Monte-Politiano uit zeer rijke ouders geboren. Negen jaren oud omhelsde zij het Hoosterleven in de orde van den H. Domi-nicus, terwijl zij, die haar vijftiende jaar nog niet was ingetreden, op bevel des Pausen aan het hoofd der religieusen gesteld werd. Overal verspreidde zich weldra de roem harer heiligheid en hierdoor werden de inwoners harer geboortestad opgewekt haar te verzoeken, een klooster te stichten ter plaatse, waar tot dusverre een huis van ongebondenheid zich had bevonden. Zij nam dan bezit van het klooster dat door de godsvrucht der geloovigen was in gereedheid gebragt, en voerde er den regel in door den H. Dominicus aan zijne eerste dochters geschonken. Daar, in die heilige plaats, zegt de H. Catharina van Senen, zag men met verwondering jonge maagden, aangemoedigd door het voorbeeld van haro engelachtige overste, zonder eenige andere hulp dan die der Voorzienigheid, een leven leiden in de uiterste armoede en in het stipt onderhouden van den regel. De zachtmoedigheid van Agnes betooverde aller harten en hare ootmoedigheid behaagde God zoozeer, dat Hij haar met buitengewone gunsten overlaadde. Zij bezat de gave van voorzegging, van een verheven gebed en maakte door onderscheidene mirakelen hare heiligheid kenbaar. Op zekeren dag verscheen haar de Heilige Maagd met het kindje Jesus, en begunstigde Agnes met allerlei betuigingen van liefde, terwijl Jesus haar, ter gedachtenis van dit visioen, het kleine kruis, dat hij om zijn hals droeg, overreikte. Dit was het voorteeken
114
APSIL
van die langdurige folteringen welke onze Heilige gedurende den overigen tijd haars levens te doorstaan had. In het iaar 1317 riep Grod haar op om aan de eenwige bruiloft te gaan deelnemen.
Toen de H. Catharina van Senen, na den dood der Heilige haar graf bezocht en hare voeten wilde kussen, verhief de andere voet van Agnes zich naar den mond van Catharina. In het jaar 1713 stelde Benedictus XIII haar onder het getal der Heiligen.
OVERWEGINa op deze woorden:
Hi sequun tur Jgnum quocumque ierit, Apoc. XIV, 4.
Deze (de maagden) volgen het Lam overal waar het gaat.
le Punt. »De Maagden volgen het Lam.quot;
115
Het hart van Agnes sprak van haar prilste jeugd af met de bruid der Gezangen: »Trek mij, o Heer en wij zullen heenijlen naar U.quot; 1) Hoe magtig was zij niet, die aantrekkelijkheid der liefde, en met hoeveel ijver deed zij onze Heilige de voetstappen van Jesus niet drukken! Nimmer dacht zij aan iets anders dan aan Hem, of begeerde zij iets dan om Hem; nooit had zij een anderen wil dan den zijnen. Haar eenige vreugde was het onderhoud met Jesus, en ook liet deze Goddelijke Bruidegom, om te toonen dat de gebeden van Agnes voor Hem opstegen als de aangename geur der bloeijende wijngaarden, op wonderbare wijze leliën en rozen opwassen, ter plaatse waar zij zich onderhouden had; somtijds zond Hij En-
1) Trahe me: post ie curremus. Cant. I, 3,
APRIL
gelen om haar met een hemelsch manna te verkwikken. Ja, Hij zelve kwam haar begunstigen met liemelsche omhelzingen, die het hart van Agnes in verrukking brengend, haar voor immer alle aardsche genoegens deden vergeten.
«Gelukkig de ziel, die uw welbeminde, uwe bruid wordt, o Jesus! Met wat hemelsche vertroostingen , met wat zoetigheden vervult Gij haar niet! door hoevele geheime gunsten en liefkoozingen betuigt Gij haar uwe liefde! quot; De H. Agnes getuigde het toen zij zeide: Het is Zijn Bloed dat mijne wangen verwt.
»Welaan, mijne ziel, nu voortaan geene onverschilligheid meer; verdiep u in beschouwing, treur, verzucht, tracht ten minste eenmaal in uw leven deze liefde te smaken.quot; 1)
2e Punt. »De Maagden volgen het Lam overal waar het gaat.quot;
116
De Christenziel tot de waarheid van Jesus bruid verheven, moet Hem overal volgen, dat is zoowel op Calvarië als op den ïhabor. Zoo dan verliet de H. Agnes, door den Verlosser met de zoetste vertroostingen vervuld, den moed niet wanneer haar het uur van strijd wordt aangekondigd. Een hemelsche gezant daalt tot haar neder en voorzegt haar het urn- des lijdens door de woorden; Beminde bruid mijns Meesters, de tijd om van Zijnen kelk te drinken is gekomen. Agnes, even als Jesus door de verschijning eens Engels versterkt neemt edelmoedig den haar aangeboden kelk aan, en nu wordt de hel tegen haar ontketend, smar-lelijke ziekten overvallen haar; maar haar hart blijft onwrikbaar aan het kruis, waarop zij met
1) De Gelukz. Heuricus Suso, Boel- der eeuwiye Ifijs-he'td, Xir.
APRIL
haar welbeminde wil sterven, gehecht. Zij diende Hem toen Hij haar met zoetigheden vervulde en haar het manna der hemelsche vertroostingen toezond: waarom zou zij Hem verlaten nu zy meer moet geven dan ontvangen? Is niet de liefde uit haren aard edelmoedig, getrouw en vol toewijding? Zegt zij niet immer: Nog meer! Nog meer'.
Helaas! hoe is onze liefde ? Hoe is onze getrouwheid ten tijde der beproeving? Waar zijn onze werken, waar is onze moed? Wij zeggen dat wij Jesus willen beminnen, wij betuigen dat wij Hem nimmer willen verlaten, en reeds lijdt de eerste beproeving onzer deugd schipbreuk.
Maar het lijden neemt een einde..... De God-
delijko Bruidegom, wil zijne bruid, na haar op den Calvarieberg gevoerd te hebben, eindelijk uit de plaats harer ballingschap verlossen om zich voor immer met haar in de zalige geneugten des Hemels te vereenigen. Daar zegeviert Agnes met de maagden, hare zusters, in het gevolg van het Lam, daar zingt zij gedurende de gansche eeuwigheid het geheimzinnige lied, hetwelk te begrijpen niet aan allen gegeven is. Bidden wij haar ons tot zich te willen roepen. «Trachten wij hare heiligheid te bekomen, zegt de H. Catharina van Senen, en wij zullen die zeker verkrijgen, zoo wij met ootmoed daarom vragen, opdat wij ook eenmaal het Lam mogen volgen, overal waar het gaat.quot;
117
APRIL
21 April.
DE GELUKZALIGE BARTHOLOMEUS CERVERI.
Martelaar.
Deze Gelukzalige, uit een edel geslacht gesproten, muntte niet alleen in wetenschap maar ook vooral door deugden uit. Om zijne verhevene kennis bekwam hij eene plaats aan de universiteit van Turijn. Maar overtuigd dat wetenschap zonder deugd, gelijk de Apostel zegt, het hart opgeblazen maakt, legde hij er zich bijzonder op toe om voortgang te maken in de deugd. Hij begaf zich in de orde van den H. Dominicus, en weldra onderscheidde hij zich door zijne heiligheid zoozeer, dat bij tot Geloofsonderzoeker benoemd werd. Op zekeren dag van het jaar 1466, toen hij zich om zijne bediening uit te oefenen, naar Cerveri begaf werd hij onder weg door vijf ketters overvallen en ter dood gebragt. Naar men verhaalt werd de zegepraal des martelaars door eenige wonderbare teekenen verheerlijkt. Eerst verscheen, boven de stad Cerveri, een bovennatuurlijk licht, gelijk aan eene nieuwe zon, als om te getuigen van de vurigheid zijns geloofs. Vervolgens zag men op de plaats zelve, waar hij door de slagen der Waldenzen was neêrgeveld, een schoonen boom, wiens bladeren en takken de gedaante van een kruis hadden, ten teeken van den arbeid dien hij van J. C. ondernomen had. Nog verdient vermelding dat er geen druppel bloed uit het verscheurde lichaam des martelaars vloeide op het oogenblik dat hij doorstoken werd, maar toen later zijne broeders het heilig lichaam ter aarde wilden bestellen, werden zij met zijn bloed bespat en hierdoor vervuld van verlangen om dien held des kruizes na te volgen. De eere-dienst des Gelukzaligen is in het jaar 1855 door Z. H. Pius IX goedgekeurd.
118
,4 april 119
OVERWEGING.
op deze woorden :
Major em dilectionem nemo hab et ut animam ponat quis pro amieis tuis.
S. Joannes, XV, 13.
Niemand heeft grootere liefde dan die zijn leven ^ geeft voor zijne vrienden.
j le Punt. Jesus heeft deze liefde betoond toen
Hij zijn leven gaf voor ons, die Hij zijne vrienden noemt, alhoewel wij echter zijne vijanden waren door onze zonden; Hij heeft navolgers, die ook hun leven voor Hem, deneenigen waren Vriend hunner zielen, opofferen. Maar wekt het dan verwondering dat men, wanneer men Jesus bemint, met Hem lijden wil en sterven? »De getrouwe dienaren des Heeren kennen de vrees en de angsten . des doods niet; integendeel zij verlangen naar den dood. In den ruwen krijg, dien zij met een heiligen haat hun ligchaam aandoen hebben zij die natuurlijke teederheid, die de ziel voor het ligchaam heeft, verloren; zij hebben hunne eigenliefde overwonnen en gedood, en zij wenschen uit liefde tot God te sterven. Zij zeggen: Wie zal mij van dit ligchaam des doods bevrijden ? Ik verlang ontbonden te worden om met Christus te zijn. Zij zeggen met den Apostel: De dood is een gewin.quot; 1)
Zien wij thans hoe vurig onze H. Martelaar den dood te gemoet snelt. Hij is door eene goddelijke * openbaring onderrigt dat de ketters hem ter dood zullen brengen; maar wel verre van zich aan hunne slagen te onttrekken, begeeft hij zich, zonder te wankelen, waar de belangen des Geloofs hem roepen, en hij sterft voor de Kerk met de grootste blijdschap.
1) De H. Catharina van Senen, Verhandeling over het geled, LXXX.1V.
«4
I
APEIL
Misschien vraagt God van ons niet het offer van ons bloed; maar zijn verlangen is dat wij ten minste het lijden met overgeving zullen aanvaarden ; dat wij ons met nederigheid aan alle beproe-yingen en aan het doodvonnis, tegen alle menschen uitgesproken, zullen onderwerpen. Betuigen wij Hem dan, dat wij van af dit oogenblik in alle zijne inzigten omtrent ons gewillig treden, en nemen wij den dood aan zooals Hij dien ons zal willen toezenden.
2° Pdkt. Is het waar, en de H. Thomas getuigt het, dat heldhaftige handelingen de schitterende kenmerken der liefde zijn, en zijn onder deze de kwellingen en het lijden daarvan de hechtste bewijzen, — welke bewijzen van een zuivere en ware liefde heeft dan niet de Gelukz. Bartholomeus gegeven.
Ongetwijfeld zou zijn leven niet op zulk een schitterende wijze een einde hebben genomen, ware het niet voor het oog van God zeer heilig en geheel aan het Hemelsche gewijd geweest.
De versterving van het vleesch en ijvervolle arbeid aan het zielenheil waren het begin geweest van het offer, dat zoo heerlijk voltrokken werd; en ook, al had de heilige martelaar zijne wenschen naar het martelaarschap niet vervuld mogen zien, toch zou hij zijn martelaarskroon daarom niet verloren hebben: want, zegt de H. Hieronymus, datgeen, wat iemand tot martelaar maakt is niet enkel het bloed dat voor het geloof gestort wordt; maar het vlekkeloos leven eener ziel, die God met liefde dient, dat is op zich zelf een voortdurend martelaarschap. De kroon van de eerstgenoemde dienaren Gods wordt gevlochten van rozen en viooltjes, die van de laatsten is een kroon van leliën. Ziedaar waarom er in het Hooglied gezegd wordt: Mijn welbeminde is wit en rood; waardoor te kennen quot;wordt gegeven, dat
120
^ APEIL 121
zij, die gedurende den vrede zegepralen, dezelfde belooningen ontvangen als degenen, die in den oorlog de overwinning behalen.quot;
Laat deze waarlieid ons bemoedigen en opwekken! Geven wij dan ten minste duidelijk blijken van onze liefde tot Jesus, door steeds te leven in zijne liefde en door zijne liefde, zoo wij niet ster-lt;i ven kunnen uit liefde voor Hem,
i -
26 April.
DE OELUKZ. GREGORIUS EN DOMIN1CUS.
Belijders.
Deze twee gelukzaligen waren ijverige predikers van Gods woord en heilige navolgers van onzen jj Heiligen Vader Dominicus. Toen zij zich op zekeren dag op weg hadden begeven naar Bescano, een stad in Kastilië, overviel hun een verschrikkelijk onweêr. Terwijl zij onder eene rots tegen alle gevaar beschut meenden te zijn, sloeg de bliksem de rots ter neder en werden beide religieusen onder steenhoopen bedolven en gedood. God, die steeds een wakend oog op zijne dienaren vestigt, liet niet toe, dat hun dood onbekend bleef. Wonderbare teekenen vertoonden zich boven de plaats waar de heilige geloofsbelijders hun zaligen dood ^ j gevonden hadden. De inwoners van Bescano kwamen toegesneld, verwijderden de rotsblokken, vonden de kostbare overblijfselen der beide Dominicanen, en voerden ze met vreugde en heilige vereering naar hunne stad. Daar werden de Gelukz. Gregorius en Dominicus tot op onze dagen luisterrijk vereerd en aangeroepen, zoodat hun openbare eere-dienst in 'tjaar 1856 door Paus Pius IX bekrachtigd werd.
APRIL
OVEE WEGING.
over den dood van deze heilige belijders.
JMigenlihus Ileum omnia cooperantur in tonum, Rom. VIII, 28.
Voor hen, die God beminnen, werkt alles mede ten goede.
la Punt. Een plotselinge dood, wanneer men daar van ook maar hoort spreken, vervult iedereen met schrik en beving. En toch is het niet zoo zeer een plotselinge als wel een onverwachte dood, dien men vreezen moet. Een klaar bewijs hiervan vinden wij in deze twee heiligen. Zij stierven, zonder dat zij het vooraf hadden vermoed maar niet zonder volkomen te zijn voorbereid om voor God te verschijnen. Zoo werd dan voor hen de dood een gewin. »0, Wat wordt hij rijk door God gezegend, die wel voorbereid, zijn laatste nur beleven mag. Vreezen wij van door den dood verrast te worden. Die hem afwacht om dan eerst te leeren sterven, verkeert in groote dwaling. Juist met aan den dood te denken leert men sterven.quot; 1)
122
2e Punt. Overdenken wij hier, dat die gebeurtenissen, welke oogenschijnlijk voor ons noodlottig zijn, zelfs de dood niet uitgezonderd, dikwerf bronnen van genade, bronnen van weldaden zijn. Wanneer wij zuchten en weenen over rampen, die ons of anderen treffen, dan voltrekt God in zijn wijsheid en goedheid zijne raadsbesluiten; en wat God uitwerkt, is altijd glorievol voor Hem zei ven en zalig voor den mensch. Een ieder immers, dia deze twee ijverige geloofsverkondigers zou hebben zien omkomen, zou zeker hun lot beklaagd hebben; en echter wachtte God hen op dat zelfde uur reeds in den Hemel af, om hun, door een heiligen
1) De Gelukz. H. Suso, Boek der eeuwige Wijsheid,
APRIL
dood de belooning voor hun arbeid te schenken, en hunne heiligheid aan de Kerk van Jesus Christus te openbaren. Alzoo werkt alles mede ten goede van degenen die God beminnen. »Van het oogenblik af, dat Hij de wereld schiep en den mensch naar zijn beeld en gelijkenis vormde, heeft Hij immer zijn Goddelijke Voorzienigheid doen blijken; en als wat Hij gedaan heeft of nog doen zal, moet ons tot heil strekken, om reden, dat Hij onze heiligmaking wil en alles daartoe regelt en bestuurt.quot; 1) Verlaten wij ons derhalve veilig op zijne Goddelijke leiding. Werpen wij al onze zorg
op den Heer....., zooals Hij zelf er ons toe opwekt,
en Hij zal ons van alle angsten en benaauwdheden bevrijden. Laten wij leven zonder vrees voor het tegenwoordige, zonder ongerustheid voor de toekomst even als kinderen, die in de armen hunner moeder gerust en welbewaakt insluimeren.
29 April,
DE H. PETRUS VAN VERONA.
Martelaar.
De H. Petrus werd uit ouders geboren, die de ketterijen volgden der Manicheën. Hij zelf bestreed echter in zijn vroege jeugd reeds die afschuwelijke leerstellingen.
Immers hg had het geluk mogen hebben van , op een katholieke school te worden opgevoed, en vond aldaar een heilzaam tegengif voor het venijn der dwalingen, waarmede hij in het huis zijner ouders ten verderve kon gebracht worden. Op
1) De H. Catharina van Seuen, Zamens. CLII.
123
APRIL
zekeren dag door zijnen oom gevraagd wordende, wat hij op die school alzoo leerde, antwoordde bij onbewimpeld: De geloofsbelijdenis der Apostelen, en begon toen aanstonds, zonder dat hij door zijn oom aan het wankelen kon gebracht worden, uit
te leggen wat hij van het katholiek geloof kende.
Petrus was toen nog maar een kind van zeven j aren.
Eenigen tijd later naar Bologne ter hoogeschool ' hc
gezonden, leerde hij daar den H. Dominicus ken- 1®'
nen en werd door diens wetenschap en schitterende ge deugd zeer getroffen. Eindelijk, na persoonlijk
met onzen heiligen Patriarch te hebben kennis ge- li'
maakt, trad hij in de Orde der Predikheeren. bi
Hier maakte de vijftienjarige jongeling, die de d'
onschuld van het Heilig Doopsel niet verloren bad d1
en de lelie der zuiverheid tot aan zijnen dood toe v
vlekkeloos bewaarde, de grootste vorderingen in amp;
de deugd en wetenschap. Hij was bezield met b
een vurigen ijver voor het zielenheil van anderen 1'
en werkte onvermoeid aan de bekeering van tal- li
looze ongeloovigen. Later werd hij tot geloofs- ^
onderzoeker aangesteld en was daardoor voortdurend r
aan de woede en wraak der ketters blootgesteld. ^
Het gevaar verdubbelde zijn moed en zijne liefde 1
voor het martelaarschap. God had hem inderdaad ^
tot dat offer geroepen. In bet jaar 1252 werd 1 hij door de ketters gedood. Innocentius IV heeft gt; hem onder het getal der heiligen laten opschrijven. cgt; 1
124
, ' april 125
OVERWEGING.
de h. petrus als leerling, verdediger, en martelaar van het heilig evangelie
Credidi propter quod locutus sum.
Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken. Ps. CXV, 1,
le Punt. Overwegen wij op de eerste plaats, 1 hoe de Heilige Petrus in alle omstandigheden zijns levens een volmaakt leerling van het Heilig Evangelie geweest is.
Nog kind zijnde ontsloot hij zijn hart voor de liefde tot God, en jongeling geworden oefende hij, midden onder de hevigste verleiding van ze-debederf en ketterij de schoonste en verhevenste deugden, maar bovenal de heilige deugd van zuiverheid; als religieus was hij voor zijne broeders een toonbeeld van ootmoedigheid en had hij derhalve bij zich den grondslag van geheel het religieuse leven gelegd. De heiligen Gods zijn gelijk aan een licht op den kandelaar geplaatst; zij wijzen ons voortdurend op den weg der waarheid, die ons rechtstreeks tot het eeuwige leven opvoert. Laten wij dat licht volgen, en van daag het wondervolle leven van onzen H. Petrus voor onze oogen doen schitteren ; het zal ons leiden tot Jesus en ons ware leerlingen van Hem maken.
2° Punt. Vervolgens doet zich de H. Petrus aan rj ons voor als een kloekmoedig verdediger, en martelaar van het Evangelie. Naauwelijks was zijn jeugdig verstand door de eerste stralen van het licht des geloofs beschenen, of hij wordt niet alleen gen ijverig katholiek, maar zelfs een verdediger van zijn heilig geloof. Het is iets treffends den kleinen Petrus met zooveel opregtheid en eenvoud de waarheden onzer heilige godsdienst aan zijnen oom te hooren belijden, uitleggen en
APEIL
verdedigen. Wat krachtdadiger! indruk moeten die woorden van den jeugdigen Apostel niet gemaakt hebben! Maar ook geheel zijn leven door heeft hij zich dankbaar getoond jegens God voor de weldaad des Geloofs en voor het bizonder voor-regt, dat hij reeds zoo vroeg de strikken der ketterij mogt ontkomen. Een enkele trek uit de geschiedenis van zijn marteldood doet hem ons kennen als een heldhaftig strijder voor zijn geloof. Op het oogenblik, dat hij door zijn vijanden was nedergeveld, en zich niet in staat meer gevoelde om met zijne stem luide het katholiek geloof te belijden, doopte hij zijn vinger in het bloed, dat hij gestort had, en schreef deze woorden: Credo in Deum; Ik geloof in God!
»0, Wat zal die kroon, welke een rechtvaardige door het lijden verworven heeft, in den Hemel schitteren! hoe zullen die wonden welke hij voor Jesus ontvangen heeft, van heerljjk glorielicht stralen!quot; 1) Welaan, mijne ziel, schep moed, gij behoeft nog maar een weinig tijds te lijden en te strijden: weldra breekt de dag aan eener eeuwige rust. Voor een oogenblik lijdens wordt u eene eeuwigheid van geluk geschonken.
DE H. CATHAEINA VAN SENEN.
Maagd, Beschermheilige der Derde Orde.
126
De H. Catharina werd te Siena geboren; van af hare eerste kinderjaren deed zij allen, die haar kenden, verbaasd staan over de buitengewone gunsten welke zij van God ontvangen had. Nog geen zeven jaren oud, beloofde zij eeüwige zuiver-
1) De Gelukz. H. Saso.
APRIL 127
heid aan haar Hemelsclien Bruidegom, en had later den moed om zelfs de zwaarste beproevingen van den kant harer ouders en bloedverwanten liever te doorstaan, dan zich tot den huwelijken staat te laten overhalen. Op vijftienjarigen leeftijd gehoorzaamde zij aan eene openbaring des hemels en wijdde zich aan den dienst van God in den regel van de derde Orde des H. Dominicus. Afzondering van de wereld en diepe stilzwijgendheid waren haar grootste vreugde; maar zij moest veel strijden tegen den duivel, die de zuiverheid van haar maagdelijk hart benijdde, en door ongehoorde bekoringen en helsche kunstgrepen trachtte te bezoedelen. Ootmoed en naauwlettende zorg, dat geen toegang tot hare ziel voor den vijand geopend werd waren hare zegepralende wapenen. Na die overwinning genoot zij allerlei hemelsche vertroostingen, en onttrok zij zich zooveel mogelijk aan elke gemeenschap met het aardsche. God had echter besloten dat zij niet alleen hare eigene zaligheid, maar ook die van tallooze anderen zou bewerken, en op zijn bevel was voortaan de bekeering dei-zondaren, en het beoefenen van de verhevenste liefdewerken haar voornaamste streven. Op schitterende wijze heeft die nederige Maagd ook gearbeid aan den vrede der Kerk. Zij was het, die Paus Gregorius XI krachtdadig aanspoorde om Avignon te verlaten en zijn zetel weder te Eome te vestigen. Om in deze zending, welke God haar had toevertrouwd, zekerder te slagen verdubbelde zij haar nachtwaken, vasten en strenge verstervingen.
Jesus, haar Goddelijke Bruidegom, toonde dan ook op wondervolle wijze, hoe dierbaar Hem die heilige bruid was. Hij genadigde haar met zijne heilige Wonden, gaf haar zijn eigen Goddelijk Bloed uit zijn heilige zijde te drinken en liet haar door
128 APRIL
zijne Engelen de Heilige Communie brengen; ja, Hij schonk haar, zooals men verhaalt, ten laatste zijn eigen Hart! Zoo was het leven dezer H. Maagd een aaneenschakeling van de grootste wonderen.
Catharina stierf te Rome den 29en April 1380. In het jaar 1856 werden haar overblijfselen op plegtige wijze vervoerd, en Paus Pius IX heeft haar zelfs tot Beschermster van Rome verklaard.
OVERWEGING.
hoe jezus christus zich aan de heilige catharina en hoe de h. catharina zich aan hem gegeven heeft.
Dilectus meus mihi et ego illi. Mijn welbeminde is aan mij en ik aan Hem. Hoogl. XI, 16.
1° Punt. Onze Heer Jesus was zoo innig en wondervol met Catharina vereenigd, dat zij vol waarheid zeggen mogt; Mijn welbeminde behoort geheel aan mij. Misschien zijn er geen heiligen, die zoovele en zoo buitengewone gunsten van God ontvangen hebben. Het scheen, als of de Hemel voor Catharina geen geheimen meer had, en God zelf haar tot meesteresse van zijn hart en goederen had aangesteld. Mijne dochter, zoo sprak Hij haar op zekeren dag met de teederste liefde toe, wien Mest gij; mij of ui Heer, antwoordde zij, Gij weet het, dat ik geen anderen wil heb dan den uwe, en dat uw Hart mijn Hart is. En inderdaad, haar Hemelsche Bruidegom had haar alles geschonken: Zijne moeder, zijne wonden, zijn bloed, zijne vreugden, zijn smarten, ja, tot zelfs zoo als men zegt zijn eigen Hart toe, dat Hij in de plaats van
APKIL
baar hart gesteld had. Hoe gelijkvormig was zij dan ook niet aan Jesus in haar denken en willen in al hare genegenheden; en welk een volheid van genade, van licht en van liefde was niet haar deel! O Jesus! wat zijt Gij goed en liefderijk voor den mensch! »Welke gelijkvormigheid bestaat er niet tusschen u en de ziel, die zich opheft tot u door het geestelijk licht, dat zij van u ontvangt, en door de liefde, welke zij zich verwerft, met haar oog op uwe heerlijke waarheden te vestigen.....
Gij zijt oneindig, en maakt ook haar door een weldaad uwer genade oneindig.... Gij toch geeft haar niet een gedeelte uwer genade, maar Gij schenkt ze haar geheel en al....quot; 1) En zoo handelt Gij met iedereen , die zich beijvert om u met een oprecht kinderlijk hart te beminnen, steeds meer en meer te beminnen, omdat Gij zelf zoo zeer ons bemind hebt.
2e Punt. Maar heeft Jesus zich in de volheid zijner liefde en genade aan Catharina gegeven, hoe beantwoordde zij van haren kant zulk een milddadige liefde?
Zoodanig, dat zij met een van Seraphijnsche liefde brandend hart kon zeggen: Ik behoor geheel aan mijn Welbeminde. Hare gebeden, hare tranen hare gestrengheden, alles, in één woord, wat zij verrichtte, was voor Jesus en zijne Kerk.
129
En bewonderenswaardig was de belangeloosheid en grootmoedigheid harer liefde tot God en de men-schen; zoo dat wij moeijelijk zouden kunnen bepalen, hoe die liefde zich nog verder had kunnen uitstrekken. Eene ziel die zóó bemint vergeet zich zelve, vergeet eigen lijden en eigen vreugde; zij
1) De IT Catharina van Sencn.
9
APEIL
is geheel en al verslonden in hare hemelsche ver-eeniging met Jesus, en denkt alleen aan zijne ontelbare weldaden, eindelooze volmaaktheden, goddelijke belangen, en aan de eer Hem gegeven, aan de beleedigingen Hem aangedaan. Vandaar dan ook haar vurig verlangen om voor Jesus' liefde een offerande te worden, en geheel zijn eigendom te zgn. Op deze wijze dan ook beoefende de H. Catharina de verhevene les, die haar Goddelijke Meester haar gaf: Mijne dochter, clenlc aan mij.
Geven ook wij even gelijk de H. Catharina, ons geheel aan Jesus. Geven wij alles, geven wij dat, zonder iets terug te houden en met eene liefde vol eenvoud en kinderlijkheid. Leeren wij van die H. Seraphijnsche Maagd, dat wij niet alles gegeven hebben, zoo wij een enkel oogenblik van onzen tijd, een enkele handeling van onzen wil, een enkele zucht onzes harten achterhouden.
O Heer Jesus, vervul mijnen geest, mijn hart en mijnen wil, opdat ik niet meer denko dan aan u; opdat ik mij met niets bezig houde dan met u; en dat ik geen vreugde zoeke dan alleen in het ijverig en naauwkeurig volbrengen van uwen aanbiddelijken wil. Dit wil ik, o mijn Jesus, dit vraag ik u zender ophouden, om alzoo eenmaal met uwe heilige bruid te kunnen zeggen: Mijn Welbeminde is aan mij, en ik aan Hem.
130
MEI
5 Mei.
DE H. PIUS.
Paus en Belijder.
De H. Pius werd te Bosco in Italië geboren. Als jongeling van 15 jaren trad hij in de Orde der Predikheeren. Hij legde zich daar met uitstekend gevolg op de wetenschappen toe, en onderscheidde zich door de beoefening van de schoonste religieuse deugden. Van trap tot trap klom hij op in heiligheid voor God, in waardigheden onder zijne broeders en eindelijk ook in de verhevenste bedieningen der katholieke hiërarchie.
In het jaar 1566 werd hij het zichtbaar Opperhoofd der H. Kerk. Als Paus veranderde hij niets in de strengheden van zijn vroeger leven, en toonde zich een onvermoeid ij veraar voor de glorie Gods en de uitbreiding der H. Kerk. Zijn arbeid en gebeden deden bij God de zegepraal van Lepante verwerven; en ten einde die wondervolle gebeurtenis te vereeuwigen stelde hij het feest in van Onze Lieve Vrouw van Overwinning, en voegde in de Litanie van Lorette ook de woorden; IhiJj» der Christenen, hid voor ons. Eenige dagen voor zijn dood wilde men hem in zijne smarten eenige verzachting en verkwikking aanbrengen, maar hij weigerde, en sprak: Weihoe! wilt gij, dat ik voor een paar dagen, die mij nog te leven overblijven, de regels der boetvaardigheid zou overtreden, welke ik gedurende zestig jarig beoefend heb?quot; en menigmaal bad hij in zijn laatste, smartelijke ziekte: Heer; vermeerder mijn lijden en mijn geduld! Zijn dood (1572) werd zeer betreurd en beweend door de Katholieke Kerk, maar hare vijanden juichten als over eene zegepraal, Clemens XI heeft dezen grooten Paus heilig verklaard.
OVERWEGING.
over de liefde van den h. pius , tot onzen heer jezus christus.
Chantaa Christi urget nos.
De liefde van Christus dringt ons. II Cor. V, 14.
le Punt. De H. Pius V heeft Jesus bemind met Hem boven alles te stellen, met alles te verlaten om Hem alleen te volgen, met zijn Evangelie tot voorbeeld en grondregel te verkiezen voor zijn leven, arbeid en lijden.
Die innige gehechtheid aan zijn Goddelijken Meester schonk hem kracht en moed om de schoonste en moeijelijkste deugden in een hoogen graad van volmaaktheid te beoefenen. Immers hy was arm te midden der rijkdommen, ootmoedig onder de schitterendste waardigheden, hij vergaf het grievendst onregt, dat hem werd aangedaan, ofschoon hij ruimschoots in staat was zich te kunnen wreken, en pleegde de grootste boetvaardigheid niettegenstaande hij met de koninklijke en hoogepriestelijke kroon versierd was. Is dit niet inderdaad een sterke, vurige, beproefde en standvastige liefde? Onze Heiland heeft ons het voorbeeld gegeven; zijne voetstappen moeten wij volgen; en hoe meer van nabij wij Hem nastreven, des te volmaakter zullen wij zijn. Maar wat Hij vooral met een oog vol welbehagen in zijne navolgeren ziet, is de liefde tot God en den evenmensch. Willen wij dan, even als deze roemrijke zoon des H. Dominions, aan God en Jesus Christus behagen, laten wij dan die brandende liefde van den H. Pius tot ons voorbeeld nemen. Denken wij met hem er aan, dat God liefde is, en dat degene, die in de liefde blijft, in God zelf woont.
2® Punt. Een ander bewijs voor de liefde, die
MEI
MEI
*
de H. Pius in zijn hart voor God omdroeg, was de opofferende liefde waarmede hij de H. Kerk, de Brnid van J. Chr. beminde. Wat hervormingen heeft hij niet tot stand gebragt, welke nufhnn-ken uitgeroeid, wat heerlijke instellingen die tot luister onzer H. Godsdienst strekken, in het aanzijn geroepen! Zijne zorg om tot aan de grenspalen des aardrijks het geloof te verspreiden, zijn ijver ^ voor het bekeeren van zondaars en voor het bewaken der zedelijkheid en kuischheid zijner onderdanen wekken nog de bewondering des na-geslachts.
Waar het geloof bedreigd, de onschuld verdrukt werd, daar deed zijn magtige stem christelijke legerscharen ter overwinning snellen en het lijden der Katholieke Kerk in vreugde veranderen.
»11 oor en ook wij de stem van God niet, die ons toeroept om Hem bij te staan in het redden der zielen ? ... Neen, mijn God, wij kunnen het niet werkeloos aanzien, dat zoo vele zielen zich op weg bevinden naar hare eeuwige verdoemenis; dat de afbeeldsels Uwer Majesteit zich verlagen tot schandelijke beelden en gelijkenissen des duivels.quot; 1)
Wij kunnen het niet langer aanzien, dat de poorten van zoovele steden, van zoo vele gewesten en rijken voor U gesloten zijn en wijd openstaan voor satan en voor de gruwelen der hel.
Nu Heer, gaan wij, met moed en vertrouwen gt; gewapend, als Uwe soldaten, tegen Uwe vijanden ten velde trekken, opdat Gij overal en door allen als de Oppermonarch der wereld moogt erkend worden en de wereld U als zoodanig met liefde diene.quot; 2) Nu Heer, willen wij ons voor Uwe
1) Den eersten Zondag van October, Feestdag van den H. Rozenkrans.
2) Pater Antonias Lequieu, Onuitgegeven brieven .
Kerk opofferen, met haar lijdeu en strijden, zonder ophouden onze handen tot ü verheffen ten einde voor haar üw hulp en genade af te smeeken, want de liefde van J. C. dringt ons.
10 Mei.
DE H. ANTONINUS.
Aavtsbisschop van Florence.
Van kindsbeen af legde de H. Antoninus eene vurige genegenheid tot de deugd aan den dag. Zestien jaren oud, ontving hij uit de handen van den Gelukz. Joannes Dominicus het kleed onzer Orde, terwijl de gelukz. Laurentius a Ripafracta zich met zijne opleiding tot het religieuse leven belastte. De schoone voorbeelden zijner oversten bleven niet zonder indruk op het hart van den jongeling, integendeel hij trok daaruit zulk een voordeel, dat hij zelve weldra een voorwerp van stichting en bewondering voor al zijne medebroeders werd. Niets was in staat hem de tegenwoordigheid Gods uit het oog te doen verliezen of hem zijn regel te doen overtreden. Later met het bestuur van onderscheidene kloosters zijner orde belast, kweekte hij al zijne religieusen op tot de deugd meer nog door zijne voorbeelden dan door zijne woorden.
In zijne hoedanigheid van hoofd der Congregatie in Lombardije, waar de Gelukz. Joannes Dominicus de hervorming begonnen had, legde hij er zich met ijver op toe om dat werk, door zoo vele heiligen begonnen en reeds zoo vruchtbaar, te voltrekken.
MEI
mei
Nadat hij door Eugenius IV ontboden was om op het Concilie te Florence tegenwoordig te zijn, besloot de Paus, verwonderd over de deugden, die hij in den Heilige zag uitschitteren, hem tot de aartsbisschoppelijke waardigheid te verheffen. In weerwil zijner tegenkantingen, tot welke zijne nederigheid hem aanspoordde, werd hij tot die hooge bediening verheven. In het bisschoppelijk ;i paleis beoefende hij alle religieuse deugden en toonde hij zich mede een waar opvolger der Apostelen. Zijne liefde tot de armen en noodlijdenden verwierf hem den titel van Vader der armen, en zijne voorzichtigheid die van Raadgever. Hij handhaafde , zelfs met gevaar van zijn leven, de regten der Kerk, en vervaardigde een groot aantal nuttige werken voor de godsdienst.
Hij stierf den 2en Mei 1457 in zijn zeventigste levensjaar. Zijn heilig ligchaam dat onbedorven is gebleven, wordt in de Kerk van San-Marco te / Florence bewaard. Paus Adriaan VI heeft in 1523 ■ zijne heiligverklaring uitgesproken.
OVERWEGING.
over den inwendigen geest, die antoninus bezielde.
Veri adoratores adorahunt Patrom in spiritu el verltate. S. Joaun. IV, 23.
De ware aanbidders zullen den Vader in geest en waarheid aanbidden.
le Punt. De H. Antoninus ontving de volheid van Jesus geest, toen hij het kloosterleven omhelsde, want hij was een volmaakt aanbidder in geest en in waarheid, doordien hij zich niet
136
vergenoegde den regel, uitwendig naauwgezet, te onderhonden; maar ook was hij een volmaakt voorbeeld van alle deugden. Leefde hij onder zijne broeders als eone brandende ea vurige fakkel, inwendig werd hij verlicht door dat goddelijk licht, 'fc welk de heiligen geleidt; en zij, die met hem in aanraking kwamen gevoelden het dat zijne ziel met een onzigtbaar manna gevoed werd, dat wil zeggen met den inwendigen geest, die geen andere is dan de geest van Jesus,
»De geringe zorg die men dikwerf aan den dag legt om den inwendigen geest te beoefenen, zegt een vroom schrijver, is oorzaak van alle misbruiken die de religieuse orden ter ondergang gebragt hebben, en de reden daarvan is duidelijk: het geestelijk leven is het kanaal van de genade en vertroostingen des Hemels, en daarom zoeken de religieusen, die van deze hulpbron verstoken zijn en alzoo te midden der moeijelijkheden en gestrengheden geen hemelschen troost ondervinden, — de vertroostingen der aarde. Dit inwendig leven bestaat vooreerst in eene aanhoudende oplettendheid om zich van zijne gebreken te zuiveren en deugden te verwerven; vervolgens in de inwendige ingetogenheid en in de vereeniging van de ziel met God.quot; 1)
Hechten wij ons dan, gelijk de H. Antoninus gedaan heeft, niet aan de letter, die doodt, maar aan den geest, die levend maakt; dan zullen wij beseffen en in al deszelfs zoetheid dien verheven grondregel smaken, welken hij zoo gaarne herhaalde. God te dienen is heerschen. 2)
2e Pünt. Beschouwen wij nu den H. Antoninus
1) Pater Joannes de Kiehac, Levens der Heiligen en Gelukzaligen der Dominicaner Orde. Voorrede.
2) Servire Deo regnare est.
MEI
I
4^ MEI 137
niet meer in de stilte van het klooster, waar alles medewerkt tot de volmaakte beoefening van den inwendigen geest, maar te midden van de drukkende lasten der bisschoppelijke waardigheid.
Ondanks zijne menigvuldige bezigheden, was hij evenwel niet minder ingetogen; zijne gebeden waren langdurig en menigvuldig, en te midden dei-grootste bedrijvigheden verloor hij nimmer de 'J gedachte aan Gods heilige tegenwoordigheid. Zijn secretaris beklaagde hem eens wegens de drukten, die hem de rust benamen, welke hij scheen noo-dig te hebben. En de heilige antwoordde hem: Het is onmogelijk, mijn zoon, dat wij de kalmte onder zoovele stormen bewaren, zoo wij niet eene verborgene schuilplaats hebben waar de zaken dezer wereld niet kunnen binnentreden, en waarheen wij ons kunnen begeven, nadat wij onze uitwendige pligten volbragt hebben om alzoo van den uitwendigen mensch tot den inwendigen over te gaan. Deze Heilige had zich dan, even als de H. Catharina van Senen, in het binnenste zijns harten eene bidplaats gebouwd, om zich aldaar alleen met Jesus te onderhouden.
Wij klagen dikwerf over de menigte onzer bezigheden en over de zorgen die ons beletten ons geheel en al aan God te schenken; maar het voorbeeld van den H. Antoninus leert ons dat niet de arbeid een hinderpaal voor ons is, maar het ■j ongeregelde dat er in gevonden wordt. Verzaken wij dan aan die ongeregeldheid, door God in al onze handelingen steeds voor oogen te hebben, 1) en wij zullen Jesus zeker vinden.
1) Taulci', Freek II voor Finksteren.
12 Mei
DE GELUKZALIGE JOANNA VAN PORTUGAL.
Maagd.
AlpLonsus V, koning van Portugal, en Elisabeth van Coimbre bekwamen, door hunne gebeden bij het graf van den H. Dominicus, de gunst van eene prinses ter wereld te brengen, die haar vaderland en de Orde van den H. Dominicus tot luister verstrekken zou. De rijksgrooten begroetten haar bij hare geboorte als wettige erfgename van den troon, maar Joanna werd, toen zij tot de jaren van verstand gekomen was, door Gods genade getroffen, en besloot hare maagdelijke reinheid aan J. C. op te offeren. Door haar gedurig aanhouden, bekwam zij op een nog zeer jeugdigen leeftijd de toestemming om zich in het Dominikaner klooster van Areiro te begeven, waar zij het religieus habijt aannam. Gedurende haar novitiaat werd zij door eene ziekte aangetast, en nu kreeg zij van den koning het bevel naar het hof terug te keeren. In de droefheid die de godvruchtige prinses ondervond , wijl zij zich nu aan hare dierbare eenzaamheid ontrukt zag, zocht zij verligting in de beoefening der verstervingen van het religieuse leven. Te vergeefs dongen Richard van Glocester en Maximiliaan van Oostenrijk naar hare hand; zij wederstond aan alle aanbiedingen der wereld. Na aldus nieuwe deugden en nieuwe kracht te hebben bekomen, zag zij de poorten van het klooster van Areiro wederom voor zich geopend; het bleef nu voor immer de plaats barer rust. Zij leidde daar nog gedurende eenige jaren een engelachtig leven en ontsliep den 12 Mei 1490, 28 jaren Oud, in de omhelzingen des Heeren.
Wegens de vele mirakelen, die bij haar graf
MEI
geschiedden, heeft Paus Innocentius XII aan de Orde der Predikheeren en aan het rijk van Portugal toegestaan, haar feest te vieren.
OVERWEGING.
ovee de volharding van DE gelukzalige joanna van roirruGAL.
Qui per sever averit usque in finem, hic salvus erit. Math. XXIV, 13.
Die ten einde toe volhard zal hebben, zal zalig zijn.
1° Plnt. De gelukzalige Joanna overwint alle hinderpalen die hare roeping in den weg staan.
Ziet, hoe deze jeugdige prinses, een voorwerp van bewondering, door de geheime inwerkingen van Gods genade getroffen wordt. De H. Geest spreekt tot haar hart: Luister mijne dochter, neig uw oor tot Mij, vergeet het huis uws vaders, en de Koning zal naar uw schoonheid verlangen. 1) Zij herkent de stem, die haar roept; 'tis die van haren God, van den Koning der koningen, van den Opperheer haars levens. Zij verbreekt allo banden die haar aan de wereld hechten, en begeeft zich daar waar zijne liefde haar roept. Te vergeefs wapenen zich de magten der wereld tegen haar; te vergeefs wordt zij door de duizendwerf schrikkelijke pogingen der vaderlijke teederheid als bestormd; zij geeft de worsteling niet op, vooraleer zij overwinnaresse is geworden.
1) Audi y filia..., inclina aurem beam et ohliviscere domvm pat ris fzdy et concupiscet rex decor em tuum.
Ps. XL1V, 10, 11.
MEI
Hoe moeten wij bij den aanblik van zulk een schoon toonbeeld niet zuchten en ons beschaamd gevoelen wanneer wij daarbij onze kleingeestigheid in den geest des Heeren beschouwen! Helaas! wij hebben niet eens dezelfde moeijelijkheden te overwinnen en toch worden wij ontmoedigd; wij geven de heiligste ondernemingen op, voor een woord van afkeuring of voor nog minder, en vergeten spoedig de gewigtigste besluiten. En toch moesten wij er aan denken dat »de volharding alleen de belooning verwerft.quot; 1)
2° Pünt. Zij volhardt in hare roeping ondanks alle moeijelijkheden.
Nadat Joanna aan het klooster, waarhenen zij zich begeven had om het bederf der wereld te ontvlugten, ontrukt was, leefde zij als eene vreemdeling aan het hof; niets kon daar hare genegenheden verdienen, en toen zij eindelijk wederom vrij was, keert zij naar de heilige schuilplaats van Jesus' bruiden weder als naar eene ark der behoudenis , die haar verblijf moest zijn tot den dag waarop zij hare vlugt naar de eeuwige rust nemen zal. Maar vergeten wij ook niet dat deze getrouwe ziel, na door aanhoudenden strijd de vijanden die zich tegen hare afzondering verklaarden, overwonnen te hebben, zelfs toen nog niet hare zaligheid in zekerheid achtte. Zij wist dat het leven des mensdien een voortdurende strijd is. 2) Zij beoefende de deugden van haren nieuwen staat met eene heldhaftige standvastigheid, inzonderheid de nederigheid, die zij uit liefde tot haren goddelijken Bruidegom, dien zich zelf vernietigenden Godmensch, tot den verhevensten graad opvoerde. Nadat deze koningsdochter de wereld verzaakt had eu de
1) H. Catharina van Senen, Zamenspr. XL1X, 4.
2) Militia est vita hominis super terrain. Job VII, 7.
MEI
MEI
nederige dochter van den H. Dominicus geworden was, verachtte zij nog meer zich zelve; maar God die de nederigen verheft plaatste eindelijk in zijn eeuwig rijk op haar hoofd een onvergankelijke kroon van glorie.
»Gij zijt eene Koningin, roemrijke dienstmaagd des Heeren, wijl gij in het bezit van een koninkrijk gesteld zijt. Plaats u aan de regterzijde van uwen 1 Bruidegom, uitgedoscht met een van goud schitterend kleed, niet van valsch goud, maar van het zuivere en schitterende goud der liefde van J. C.quot; 1) Verkrijg ons de gave der volharding zonder welk niemand het einddoel kan bereiken. Wat zal het ons baten, goed begonnen te zijn, zoo wij achterwaarts zien en op den weg bezwijken ? quot;Waartoe zal het ons dienen de wereld verlaten te hebben, zoo wij ons zei ven blijven zoeken.
13 Mei.
DE GELUKZALIGE ALBERTÜS VAN BERGAMO.
Belijder van de Derde Orde.
De Gelukzalige Albertus werd uit arme ouders, te Villaco, nabij de stad Bergamo, geboren. Zijn teeder hart vond behagen in de eenzaamheid van het landelijke leven. In de beschouwing van de schoonheden der natuur, vond hij tevens voedsel voor zijne ziel, wij hij zich door middel der zigt-bare schepping tot den Onzigtbare, den Maker van al dat wonderbare, wist te verheffen. God schiep behagen in den eenvoud van den jongeling en beloonde hem met buitengewone gunsten. Hij
1) De Gelukz. Jordauus van Saxen, Brief
V
bezat reeds op zevenjarigen leeftijd de gave van een verheven gebed. Nadat hij later in den huwelijken staat getreden was, toonde hij zich den vader der armen en ongelukkigen, die tot hem hunne toevlugt namen. Hoewel zijn milddadigheid dikwerf met mirakelen beloond werd, zoo kon zijne vrouw dit evenwel niet verdragen, en verzette zij zich tegen hem. Somtijds overviel zij hem met allerlei soorten van verwijting; maar Gods dienaar verdroeg dit alles met geduld, en antwoordde niet. Door eene wraakroepende onregt-vaardigheid van het erfgoed, dat zijn vader hem had nagelaten, verjaagd, zag hij zich verpligt te Cremona te gaan wonen, waar hij den overigen tijd zijns levens onder de beoefening van werken van barmhartigheid doorbragt.
In deze stad nam hij het kleed der derde Orde van den H. Dominicus aan; hij ondernam eene bedevaart, naar het heilige land; eindelijk gaf hij, na een leven vol verdiensten voor God en de mensohen, in het jaar 1278 vreedzaam zijne ziel aan haren Schepper weder.
MEI
OVERWEGING.
OP DEZE WOORDEN.
Charitas jpatiens est, h enig na est, I Corinth, XTII, 4.
De liefde is geduldig, zij is weldadig.
le Punt. Bewonderen wij in dezen Gelukzalige hoe hij in zijn leven deze twee eerste kenteekenen der liefde, door den H. Panlus beschreven, heeft uitgedrukt.
De liefde is geduldig. Zonder zich te beklagen verdraagt Albertus de vervolgingen van eenige begeorige mensohen die hem de geringe nalatenschap zijner voorouders betwisten____ Zelfs in den
schoot van zijn huisgezin worden hem door de gezellin zijns leven kwellingen aangedaan, maar hij uit geen klagt; even als de heilige man Job, zegent hij de werktuigen waarvan God zich bedient om hem te beproeven.
MEI
»Wanneer de ziel met zachtmoedigheid en geduld de verdrukking weet te verdragen dan heeft men het bewijs dat in haar de volmaakte liefde beerscht. De verdrukking en de kwellingen die God toelaat oefenen het geduld zijner dienaren. Het vuur eener teedere liefde wordt in hunne ziel vermeerderd door het medelijden dat zij gevoelen voor die hen beleedigen; want zij lijden meer door het nadeel dat de anderen zich door hunne beleediging van God toebrengen dan door het onregt dat zij zeiven ondergaan. Zoo handelen zij, zegt de H. Catharina van Senen, die tot eene hooge volmaaktheid zijn opgeklommen. 1) »Maar, helaas! zoo handelen wij niet! slechts een teeken, een blik is voldoende
1) Zametispraak over de gehoorzaamheid. CLVII, 2.
V
om ons te kwetsen en tot duizenden kleine begeerten van wraakneming op te weiken.
2e Punt. De liefde is weldadig naar het voorbeeld van God, die zijne ■weidaden, zelfs over de ondankbaarslen zijner schepselen, uitstort. Gelukkig het hart, 't welk evenals dat van den Gelukzalige, wiens gedachtenis wij vieren, beseft hoe zoet het is den Heer na te volgen en zich geheel voor Hem op te offeren. Hoewel Albertus arm geworden was, zoo vond hij toch in zijne liefde de hulpbronnen, die hem van elders ontbraken, en als hadde hij schatten bezeten, gelukte het hom immer de behoeftigen, die in menigte tot hem kwamen, te hulp te komen. Hij schonk aan allen zonder uitneming van personen; maar vooral wist hij de bedroefden te vertroosten, aan zijne vijanden te vergeven, hen goed te doen en den moed op te beuren van die op het punt stonden onder het gewigt hunner smarten te bezwijken.
»Wij zijn verpligt onze naasten als ons zeiven te beminnen, en willen wij hun een waar bewijs van liefde geven, dan moeten wij hen geestelijker wijze helpen door onze gebeden en door woorden van opwekking; dan moeten wij lun goeden raad geven en te hulp komen in hun noodwendigheden, ten minste moeten wij zulks verlangen te doen zoo wij niet anders kunnen.quot; 1)
MEI
Dit heeft de Gelukz. Albertus gedaan. Moge dat voorbeeld zijner liefde ons aanmoedigen. Beminnen wij even als hij ter liefde van Jesus onze vijanden, doen wij goed aan die ons vervolgen, en schenken wij althans de aalmoes van het medeleden , zoo wij de aalmoes van tijdelijke goederen niet kunnen geven.
1) De H. Catliarina van Seiien, Zameiispr.
14 Mei.
DE GELUKZALIGE /EGIDIÜS.
Belijder.
iEgidius was de derde zoon van Eadugue, gouverneur van Coimbre. Van kindsbeen af werd hij door zijne ouders tot den geestelijken stand bestemd. In plaats van aan de inzigten zijner ouders te beantwoorden, legde hij zich op de geneeskunde toe, gaf zich vervolgens aan allerlei soort van ongebondenheid over en werd ten laatste toovenaar. Maar God had medelijden met hem; Hij trof hem door zijne genade, en iEgidius, door droefheid overstelpt bij de overdenking zijner buitensporigheden , beweende zijne ongeregtigheden en bekeerde zich opregt. Hij verliet de wereld en begaf zich in de Predikheeren-Orde, die ten dien tijde heerlijk bloeide. Het gebed en de beoefening der boetvaardigheid waren de wapenen, waarmede hij de hevige aanvallen, die hij van den vijand der menschen te doorstaan had, afsloeg. Ook bovenmate groot was zijne godsvrucht tot Maria; door het vast vertrouwen, dat hij in hare magtige bemiddeling stelde, herkreeg hij, na zeven jaren, het geschrift waardoor hij zich vroeger aan den duivel verbonden had. Na alzoo den duivel en de wereld overwonnen en zichzelven geheiligd te hebben, werd hij door zijne oversten waardig gekeurd, het heilig Evangelie te verkondigen, in welke bediening hij de wonderbare gaaf bezat om de versteendste harten te treffen. Meermalen werd hij tot Provinciaal zijner Orde verkoren. Eindelijk nadat hij meer zielen door zijn ijver gesticht, dan vroeger door zijne buitensporigheden verergerd had, werd hij in den jare 1265 opgeroepen naar het land van rust en vrede om daamp;r
MEI
10
voor eeuwig Gods barmhartiglieden te gaan verheerlijken. Benedictus XIV heeft den 9 Maart 1748 zijne eeredienst toegestaan.
OVERWEGING.
dt5 goddelijke baemhaetigheid bekeert en heiligt den gelukzaligen /egidius.
Dirujmisii vincula me a, tibi sacrijicabo hostiam laudis. Ps. CXV, 7-
Gij hebt mijne banden verbroken, een offer van dankzegging zal ik U aanbieden.
1» Punt. De Goddelijke barmhartigheid bekeert iEgidius.
Overwegen wij dat de Goddelijke barmhartigheid oneindig grooter is dan alle zonden der schepselen. Zij heheerscht al zijne werken, 1) zegt de psalmist. Deze barmhartigheid dringt den zondaar op eene krachtige wijze en ontrukt hem aan den eeuwigen dood. Wat doet zij niet om het hart van iEgidius te trefien ? Gij, o God, wilt de zaligheid van deze ziel en Gij roept haar met teederheid. Gij klopt aan de deur des harten, maar dat hart blijft eerst doof voor Uwe roepstem, vervolgens bezigt Gij, daar zachtheid niets vermag, eene barmhartige gestrengheid. Een engel wordt tot iEgidius gezonden en doet hem vreeselijke bedreigingen. Eindelijk opent deze verharde zondaar zijne oogen voor het licht, hij erkent en betreurt zijne misdaden.
mei
Zouden wij bij de beschouwing van een zoo sprekend bewijs van de barmhartigheden des Heeren
1) Miserationes ejus super omnia opera ejus, I's. CXIV, 9.
l MEI 147
nog ooit aan onze zaligheid kunnen wanhopen? Neen, vertrouwen wij op de Goddelijke goedheid, en zeggen wij in de gevoelens van dien heiligen boeteling: »Geen zonden meer, o Heer; ik zal een vrijen loop aan mijne tranen geven, zoolang als ik dit ballingsoord moet blijven bewonen. Maar wei-ligt zal mijn Goddelijke zaligmaker op mij een blik werpen van medelijden, en dan zal ik mij 1 voor hem nederwerpen en tot hem zeggen: Heer het is waar; eenmaal was ik uw grootste vijand; grootelijks heb ik u beleedigd, al de pijnen dei-hel konden mij niet naar verdiensten straffen, maar o Heer, wil mijne zonden bedekken met den mantel uwer liefderijke barmhartigheid en laat uwe goedheid uitstralen boven mijne boosheid. 1)
2° Punt. Hoe Gods barmhartigheid iBgidius tot een heilige en een Apostel maakt.
Welk een wonderdadige bekeering! Hij, die eerst anderen ten verderf voerde, gaat thans zelf, o mijn God, uwe heilige liefde prediken en onderwijzen. Het verderf zijns harten heeft plaats gemaakt voor de reinheid en zuiverheid, voor een vurige liefde, waarmeê hij nu zijn God bemint. Hoe dan is dat wonder geschied ? Door de macht van Maria. Zij, die reine Maagd, die toevlugt dei-zondaren, die schrik der duivelen verwerft voor jEgidius, dat hem het goddelooze geschrift weder in handen komt, waardoor hij zijne ziel aan satan ') had overgeleverd. »0 barmhartigheid, de gedachte
aan u ontvlamt ons hart; langs welken kant ik mij ook wende, ik vind slechts barmhartigheid.quot; 2) Om over yEgidius zijn helsche heerschappij te kunnen uitoefenen, schenkt de duivel hem een
1) Grenada, Overwegingen.
2) De H. Catharina van Senen.
7
weinig van zijn macht die hij, de booze geest, tegen de schepselen mag gébruiken ; maar thans beheerscht iEgidius — alleen door het aanroepen van Jesus'
naam, geheel de hel. De geest der duisternis bedoelde, tegelijk met en door iEgidius, vele andere zielen schade en verderf te berokkenen; maar Gods barmhartigheid redt hem; versiert hem met heiligheid, en geeft hem de genade van een groot aantal zondaars te bekeeren. Ja, mijn God! üw 1
barmhartigheid overtreft al uwe werken..... Zij
geelt leven en licht, waardoor uw goedertierenheid in allen uitstraalt zoowel in rechtvaardigen als in zondaren; zij, die barmhartigheid, schittert in het hoogste der hemelen in uwe heiligen, en beschouw ik deze aarde, dan zie ik haar overal.quot; 1)
20 Mei.
DE GELÜKZ. COLUMBA VAN RIETI.
Maagd van de Derde Orde.
Deze Gelukzalige maagd ontleende haren naam Columba— Duif — aan de schitterend blanke duif, die boven de doopvont zweefde, op het oogenblik,
dat het heilig Doopsel aan dat bevoorrecht kind werd toegediend. Inderdaad, reeds als kind oefende zij de deugd van zuiverheid en was zij buitengewoon gt;
MEI
boetvaardig. Drie jaren oud, bezat zij al het gebruik barer verstandelijke vermogens. En op welk een voortreffelijke wijze wist zij daar gebruik van te maken! Dikwijls sliep zij op doornen; vastte eiken vrijdag, en had al hare driften in toom. Op twaalfjarigen leeftijd wijdde zij zich geheel aan
li
1) De H. Catharina t. a. p.
haar Goddelijker! Bruidegom toe. De inwoners van Perugia, door haar voorbeelden getroffen, baden de nederige Maagd om in die stad een blooster te komen oprigten. Niet dan met moc'.'c Icon men er bare nederigheid toe overhalen. Zij stichtte en plaatste het onder de bescherming der H. Catha-rina van Senen. Hier oefende zij zich in de ver-hevenste deugden ; gebed, versterving, nederigheid en geduld schitterden bijzonder in haar uit. En toen zij eens op schrikkelijke wijze gelasterd werd, en hare zaak zelfs voor den Generaal der Orde behandeld worden moest, toonde zij zich een ware bruid van haren gelasterden Bruidegom Jesus-Christus door een treffende lijdzaamheid, geduld en vergevingsgezindheid. De waarheid zegevierde echter ook hier over den laster; en nu scheen God er behagen in te nemen om de Gelukz. Columba door groote en vele wonderen bij de menschen te verheerlijken. Geëerd en bemind bij de menschen om hare vermogende heiligheid, ging de Gelukz. Columba in 1501 de kroon des levens bij God ontvangen.
OVERWEGING.
ovejl de geheim zinkige beteekems van den naam o.kzer gelukzalige.
Quis daiit mi hi pennas sicid columhae ? et volatam et requiescam.
Wie zal mij de vleugelen geven eener duif? dan zou ik vliegen gaan, en rust zoeken. Ps. XIV, 7,
le Punt. De Gelukz. Columba was wezenlijk aan eene duif gelijk.
Volstrekt bij haar geen bitterheid van gal in
APRIL
hare gevoelens jegens anderen; geen drift of gramschap op het hooren van liefdelooze woorden, noch zelfs ontvredenheid ook wanneer zij op het sma-delijkst beleedigd mogt worden. Gebed en stilzwijgendheid waren de wapenen, die zij tegenover onregt en laster bezigde. Welk eene zachtzinnige duif van Jesus Christus! «Aangenaam, ja hoogst welgevallig aan haar Hemelschen Bruidegom was die tortelduif, daar zij schitterde van het edelgesteente der kostbaarste deugden.quot; 1)
Daarom wilde God haar reeds bij haar leven de glorie doen kennen van de zaligen in den Hemel en zond Hij tot haar een engel af, om haar de verzekering te geven, dat zij eenmaal die zaligheid in alle eeuwigheid zou mogen genieten: »o geduldigheid, schoone deugd, en allerzoetste vrucht! hoe zoet zijt gij voor die u smaken mogen, en hoe behagelijk bij God! Gij laat zoetheid genieten in de bitterheid, vrede te raidden van onrecht en verdrukking. Geduld is als een koning, die gezeteld is op een onvorwrikbare rots, en altijd over-winnaar blijft, nooit verwonnen wordt. Maar de verduldigheid is nimmer alleen: steeds vergezelt haar de volharding. Zij is het merg van de liefde zij is ons een teeken, dat wij het bruiloftskleed, reeds dragen. 2)
2C Punt. De duif heeft hare woning in de spleten en holen van rotsen, van daar doet zij ons haar kirren, zuchten en klagen vernemen. Met matige teugen lescht zij haar dorst aan de boorden van helder en frisch stroomend water, en de blankheid harer vederen is altijd onbesmeurd.
Welke was de plaats waar de Gelukz. Columba
1) Piilchrae sunt ye:iae tuae sicut tnrhirts; collutn Itmm sicut monilia.
3) Du H. Catharlna vaa Seiien. Ztmsiiipr. XCV, 3.
150
woonde? Het Heilig Hart van Jesus. In deze verborgen afzondering zuchtte en klaagde, bad en beminde zij. Daar openbaarde zij aan baar Bruidegom den vurigsten wenscb baars harten, n. 1. van Hem alleen en bovenal te mogen beminnen en van Hem ook door alle schepselen te doen beminnen.
Daar laafde zij zicb, niet aan den stroom alleen maar aan de bron zelf van alle genaden; en om zicb steeds in onschuld en reinheid te bewaren, reinigde en sterkte zij zich eiken dag, elk uur, elk oogenblik door de kracht van dat allerzuiverste bloed van Jesus Christus, door den kostbaren wijn, die maagden voortbrengt.
MEI
Maar ook Gij, godgewijde ziel, die aan Jesus door uwe geloften of door uw Heilig Doopsel geheel toebehoort, ook Gij zijt een vriendin, eene duif van dien Bruidegom. Welaan, vestig ook gij dan in Jesus' heilig Hart, als in een veilige rots, uwe woonstede. Daar zult gij schatten gouds en liefde in rijken overvloed aantreffen; en als gij dat daar vinden moogt, zult ge dan niet daarvan een grooten voorraad opdoen? De stroomen, die uit de heilige wonden uws Verlossers voortkomen, bevatten in overvloed het schitterendst goud, ja, het zijn stroomen en bronnen van louter goud. En plaatst gij u aan zijne rechter zijde, o, dan zal do stroom, die daaruit ontspringt, u geheel en al met goud overstroomen. Nader dan dikwerf tot Hem, dompel u tot in het diepste van dien Oceaan, want aan die rechterzijde van Jesus Christus hebben de heiligen met hunne Moeder de H. Kerk hunne kleederen blank gewasschen in het bloed des Lams.quot; 1)
1) De Gelukz. Jordanus van Saxen. Brief XVI.
Jïi j inijn Jesus j laat mij wonen in do diep© wonden van uw zachtmoedig en nederio- Hart.
25 Mei.
OVERBRENGING DER H. RELIQUIEN VAN ONZEN H. VADER DOMINICUS.
Het ligchaam van onzen Heiligen Vader was te Bologne in de Kerk van den H. Nicolaas in een graf nedergeiegd. Later werd die Kerk verwoest en was het graf der Heiligen aan al de guurheden der jaargetijden blootgesteld. De kinderen van den H. Dominicus hadden dan ook een kostbaarder rustplaats voor hunnen geliefden Vader gereed gemaakt en wel in eene der kapellen van de St. Nicolaas-Kerk. De Gelukzalige Jordanus van Saxen, die waardige opvolger des H. Patriarchs, had in het jaar 1233 het kapittel-generaal te Bologne beroepen, en toen werd op 24 Mei het heilig gebeente opgedolven ten aanschouwen van vele Kerkelijke Personen en een groote schare van Predikheeren. God verheerlijkte onzen Heiligen Vader op treffende wijze: een hemelsche geur steee oo uit het graf.
xWij hebben — zoo verhaalt de Gelukz. Jordanus — dien aangenamen geur waargenomen en geven getuigenis van wat wij toen ondervonden hebben. Langen tijd bleven wij aan het graf, maar konden ons niet verzadigen aan de aangenaamheden die wij genoten. Er was niets, dat afkeer wekte; het hart werd tot godsvrucht gestemd, en vele mirakelen hadden er plaats. Kwamen wij met onze hand, met onzen gordelriem of eenig ander voorwerp in aanraking met het ligchaam
MEI
MEI 153
aanstonds was aan dat alles diezelfde heerlijke geur geliecht.quot; In het jaar 1257 heeft Paus Alexander IV aan de Orde van den H. Dominicus toegestaan om jaarlijks ter gedachtenis aan die overbrenging een plegtig feest te vieren. Intusschen heeft, sinds eeuwen en tot op onzen tijd toe, de godsvrucht der geloovigen voov onzen H. Vader zich steeds vol kracht en luister getoond; zoowel door de schoonste j voortbrengselen der kunst, die het ligchaam des Heiligen omgeven, als door de tallooze bedevaartgangers , die den grooten Apostel daar komen vereeren en aanroepen.
OVERWEGING.
ovek de openbaring deu heiligheid van onzen gelukz. vader.
Ent sepulchrum ejus ylonosum. Zijn graf zal heerlijk zijn. Isaias XI 10.
1° Punt. Treffend en bewonderenswaardig is het, hoe God steeds vol zorg is voor de glorie zijner heiligen. Hoe meer zij gedurende hun leven getoond hebben, dal. zij volgelingen waren van den gekruisten Jesus, en om diens wille smaad, vervolging en lijden ondergaan hebben, des te meer wil God, dat zij reeds vóór den dag der verrijzenis op deze aarde een zekere verheerlijking zullen ontvangen. En zien wij eens hoe veel wonderen de Hemel gedaan heeft, om den H. Dominicus in zijn graf bij de mensehen groot en machtig ie doen schijnen.
Een groote menigte zieken en gebreldngen hebben bij onzen Heiligen Vader genezing bekomen naar
1) Ia een zendbrief aan zijn Broeders.
154 MEI
het ligchaam; maar wie zal hen tellen, die daar naaide ziel genezen zijn, en troost in droefheid, kracht in lijden, en zooveel barmhartigheid en vergeving verkregen hebben? Bij dat graf hergeeft de dood zijn prooi, de hel en de duivelen hun dienaars en slagtoffers. O Dood, u-aar is uw zegepraal? O Dood, waar is uw prikkel. 1)
Op deze wijze leert God ons beseffen, wat verhevene zaak de heiligheid is onzer ligchamen die j de tempels van den H. Geest zijn. Denken wij er dan menigmaal aan, dat zij eens glorievol zullen moeten verrijzen. »Maar de duivel oefent op ons vleesch een groote macht uit, en hieruit volgt voor ons de groote verpligting van voortdurende waakzaamheid en zelfverloochening, ten einde wij mogen blijven hopen op ons eeuwig leven hiernamaals.quot; 2)
2i! Punt. Op dezen dag is het niet alleen de aarde, die zich verheugt en feest viert ter eere van de vele mirakelen, die aan het graf des H. Dominicus gebeurd zijn; neen, zelfs de Hemel is in de hoogste vreugde over zooveel eer en verheerlijking, aan één zijner roemrykste bewoners geschied. De heiligen in den schoonen hemel juichen en jubelen over de weldaden, die onze beminde Vader aan de wereld heeft mogen schenken en niet ophoudt te schenken. Hoor! zij zingen: »de Heer heeft des Hemels poorten geopend; manna, tot spijze voor zijn volk, heeft Hij doen regenen, en \ hun een hemelsch brood gegeven. Het brood van , Engelen heeft de mensch gegeten.quot; 3)
1) Cor. XI, üö.Vii est, mors, victoria lua? Vbi est, mors, stimulus tuvs ?
2) H. Olivier. Inleiding enz.
3) Januas Cceli aperuit et pluit ill is manna ad manducandum el panem Coeli dedit eis. Panem Angelormn manducavit homo Ps. LXXVII, 37, 38, 29.
KEI 155
En wij ? Luisteren wij als kinderen naar de lessen, die zulk een voorbeeldig Vader ons heeft achtergelaten ! Zijn woorden en daden zijn voor ons een hemelsch manna, zoet voor onze ziel en haar versterkend in de liefde en nederigheid.
»Ziedaar dan, o Gelukzalige Vader, op één oogenblik al uwe smarten, al uwe droefheid, al uw lijden geëindigd en verdwenen, en plaats makende voor eeuwig geluk. Dat geluk, die zegepraal vervult a thans met de grootste vreugde; en dankbaar zingt Gij Gode dezen schoonen lofzang: zegen, licht dankzegging, eer, sterkte en kracht aan God. Door alle eeuwen der eeuwen. 1)
«Heilige Vader, waak steeds over ons van uit den hoogen Hemel waar Gij zijt, en bestuur degenen, die aan u zijn toegewijd.quot; 2)
28 Mei.
DE GELUKZ. MARIA BARTHOLOMBABAGNESI.
Maagd van de Derde Orde.
Maria Bartholomea werd te Florence uit een adelijk geslagt geboren. De edelste natuurlijke en bovennatuurlijke gunsteu waren haar deel, maar bovenal had zij een buitengewonen ijver om steeds de heilige deugd van zuiverheid te bewaren. Sprak men haar van een aardsche verbindtenis door het huwelijk, dan riep zij vol vurigheid uit; Jesus alleen is mijn Bruidegom; en de gedachte, dat zij ooit in de wereld zou moeten blijven, deed haar beven en sidderen. Eens verviel zij zelfs in een zware ziekte, toen men haar een huwelyk voorstelde; en dit alleen kon haar Vader bewegen
1) De Gelakz. Heuricus Suso.
2) De Gelukz. Jordauus van Saxen.
om de achttienjarige maagd haar vrije keuze te laten volgen. Spoedig trad zij in de Derde Orde van den H. Dominious. Hare gezondheid kwam echter nooit wöer tot den vorigen bloei; integendeel , gedurende vijf en veertig jaren werd zij aan de hevigste smarten en onophoudelijk lijden ten prooi.
Maar dat bed van smarten ging voor velen een plaats van troost, sterkte en genezing worden.
Op het hooren spreken alleen over de doodzonde werd zij zoozeer ontsteld, dat haar legerstede van hare beving en siddering begon te schudden. Na een leven vol lijden en verdiensten riep God haar tot de glorie der heiligen.
Haar ligchaam, dat de H. Magdalena de Pazzi, nog hier op aarde, eens op een troon van licht gezeteld aanschouwd had, rust te Florence en is nog geheel ongeschonden. Pius VII heeft haar in het jaar 1802 Gelukzalig verklaard.
OVERWEGING.
over het goed gebruik, da.t de gelukzalige van haar ziekten gemaakt heeft.
Cum infirmor, tunc potens sum
Als ik zwak Ijen, dau ben ik sterk.
De H. Paulas II Corinth. XII, 10.
1« Punt. Overdenken wij hier het geduld der Gelukz.^ Maria Bartholomea. Met een volkomen overgeving aan Gods H. Wil verduurde zij, vijf en veertig jaren lang, de grootste pijnen en smarten. Ja, zij achtte er zich gelukkig om, dat zware oifer aan den gekruisten Jesus te mogen
mei
MEI
opdragen. Het gebeurt zeer zelden, zegt Thomas van Kempen, dat men in zijne ziekten zich heiligt; want velen, wanneer zij ligchaamsmarten te lijden hebben, laten ook hunne ziel, hun hart tot zwakheid en moedeloosheid vervoeren; dan klaagt en jammert men, en wenseht men niets zoo zeer als zijn vroegere gezondheid weder te mogen genieten.
En toch zijn die smarten en ziekten (volgens
gt; het gevoelen eener vrome religieuse onzer H. Orde) niets anders dan liefkoozingen van den Goddelijken Bruidegom. Zij zijn voor ons eene groote genade, die onze ziel zuivert, tot ootmoedigheid stemt, en ons van dit aardsche leven een juist, en daarom, een gering denkbeeld doen vormen; zoodat wij worden opgewekt om met liefde het offer van ons leven aan God te komen brengen.
Aanvaarden wij dan, gelijk onze Gelukzalige, alle leed en lijden met gelatenheid en als een geschenk van Gods hand; en denken wij er aan »dat onze liefde tot God heerlijk door het geduld uitstraalt, en het geduld wederom gekend wordt in het lijden: want liefde, geduld en lijden zijn altijd onafscheidelijk verbonden.quot; 1)
2e Punt. Welk een ijver bij Maria Bartholomea, te midden harer hevigste smarten. Op haar ziekbed zelfs vindt zij het middel om een zeker predikambt uit te oefenen. Inderdaad, personen van allen stand en betrekking of leeftijd worden door
gt; hare heldhaftige deugden tot haar getrokken, en luisteren gewillig naar vermaning of berisping, en gevoelen ingelijks den moed bij zich opleven, om, wat het kosten moge, voortaan God getrouw te gaan dienen.
Maar niet genoeg zijn voor onze zalige die vreesselijke smarten; haar ijver om den lijdenden
1) De H. Catharina van Seneu.
Verlosser van zoo nabij mogelijk te volgen doet haar zelfs nog veel meer lijden uitdenken, want strenge vasten, harde boetplegingen voegt zij nog daarbij; ja, zoo hard en pijnlijk, dat een gezond ligchaam die ternaauwemood zou kunnen uitstaan.
Het menschelijk ligchaam zoekt en streeft altijd naar rust, verkwikking en uitspanning; de heiligen zagen daarin altijd een groot beletsel voor de deugd, en dit is de reden, dat zij de vrijwillige ligchaam- J lijke versterving zoo hoog schatten en zoo ijvervol beoefenden. Gelijk wij hier weder in Maria Bartholomea kunnen opmerken.
»Maar;quot; zegt Henricus Suso, een zalige Ordebroeder onzer gelukzalige Feestheilige; »maar hebt ge soms den moed niet om op zulk eene wijze uwe ziekten te verduren, welaan, verander dan ten minste uw ligchaams verstervingen in verstervingen uws harten; wees ootmoedig en vol onderwerping aan Gods H. Wil; stipt in de stilzwijgendheid: Spreek nooit een woord, dat niet sterkt tot verheerlijking van God, of tot het welzijn uwer naasten.quot;
MEI
29 Mei.
DE GELUKZALIGE WILHELMUS EN ZIJNE GEZELLEN.
Martelaars.
De Gelukzalige Wilhelmus van Arnald was met eenige gezellen (waaronder twee zijner Ordebroeders Bernardus de Rupenfort en Garcias van Aure) door Paus Gregorius IX naar Toulouse gezonden om daar duizenden katholieken ter hulp te komen; want in dien tijd woedde de ketterij der Albigen-sen weder op schrikbarende wijze. Groot was de ijver dier moedige mannen; en God zegende hun arbeid met vele en schitterende bekeeringen.
Geen wonder, dat de ongeloovigen hevig op onze geloofspredikers verstoord werden, en zelfs bloedige wraak op hen wilden nemen. In 't jaar 1242 werden de Gelukz. Wilhelmus en zijne Gezellen door de Albigensen op het raadhuis te Avignonet (bij Toulouse) verzocht om daar hun geloofsleer uiteen te komen zetten en tu verdedigen. Allen, ten getale van elf, waren op het bepaalde uur naauwelijks aanwezig, of onderscheidene moordenaars kwamen uit schuilhoek-m te voorschijn, en doodden hunne weerlooze slagtoffers.
Geen geiammer of gehuil, maar vreugdezangen vloeiden van de lippen der stervenden. Hun dood werd hunne overwinning en zaligheid; want vele wonderteekenen maakten het gruwelstuk der booswichten aan de inwoners der stad bekend en getuigden van de hemelsche glorie der onverschrokken Apostelen.
Tot op onze dagen werden zij nog op de plaats der marteling en in de omliggende steden vurig vereerd en aangeroepen; daarom heeft in het jaar 1866 hunne openbare eeredienst van den Heiligen Vader Pius IX de bekrachtiging mogen erlangen.
MEI
OVERWEGING.
over de dankbaarheid jegens god.
Te Beum laudamus.
ü, o God, loven wij.
1° Pünt. Weten wij, dat waarlijk onze dankbaarheid jegens God zich niet beter laat uitspreken dan door het loflied: Te Deum laudamus? Dit is het gezang der zaligen in den Hemel. Hun van liefde en dankbaarheid gloeijend hart, moet zich uitstorten voor God in de vurigste woorden van lof, dank en aanbidding.
Verplaatsen wij ons heden in den geest bij onze Heilige Martelaars voor den troon van God. Zij werpen hunne kroonen en palmtakken neder voor den zetel des Lams, en roepen jubelend uit: »Glorie wijsheid, dank, eer, kracht en sterkte aan onzen Godquot; 1) en brengen Hem alleen al de eer hunner overwinning en hemelsche gaven, die zij ontvangen hebben. Luide verkondigen zij het, dat zij aan Hem de schepping, de verlossing, hunne roeping, de kracht zijner genade en den palm der zegepraal te danken hebben; zij prijzen en verheffen de barmhartigheden des Heeren over hen, en deze groote barmhartigheid vooral, dat zij voor eeuwig tot zulk een groote eer en glorie zjjn toegelaten.
mei
»0 mijn God, wanneer zal het oogenblik aanbreken, dat mjjn ballingschap op deze wereld eindigen mag? Wanneer zal ik mij mogen aansluiten bjj die millioenen Heiligen, om dat heerlijk lied te zingen, aan welks duur en bekoorlijkheid nimmer einde zal komen? Hieraan gevoel ik een allergrootste behoefte; want hoe zou ik kunnen
1) Apoc. VII, 12.
MEI
nalaten naar U te verzuchten, o Jesus, die de eenige vreugde mijns harten uitmaakt!quot; 1)
2e Punt. Bemerken wij hier tevens, dat een zuivere ziel, dat een hart, waar God zijne woonstede in heeft, reeds op deze aarde haar loflied, haar Te Deum begint aan te heffen, om het nooit zelfs in alle eeuwigheid niet, te eindigen. Zij kan haar heilig ongeduld niet langer bedwingen, en haar hart heft met den propheet dezen zang van liefde aan: «Mijne ziel zal ten allen tijde den Heer zegenen; altijd zal mijn mond zijn lof verbreiden; al wat in mij is, prijze zijn heiligen naam.quot; 2)
Zelfs te midden hunner folteringen juichte en jubelde het hart onzer Gelukzaligen.
Alles toch is voor een heilige ziel voorwerp van lof en dankzegging: het goede zoowel als het kwade, dat haar overkomt; gezondheid of ziekte , verachting of eer, overvloed zoowel als gebrek en armoede, vertroosting en beproeving, leven en dood— dit alles is evenzeer in staat om haar in lofzangen vóór God te doen nederknielen. De Heilige Geest zelve zegt het ons: de ziel van een regtvaardige is steeds zoo kalm en te vreden en opgewekt, als genoot zij aanhoudend de vreugde van een gastmaal. Secura mens, quasi juge convivium. 3)
Ik wil u dan, o goede Jesus, tot aan mjjn laatste levenszucht zegenen en verheerlijken in mijn gezang. Laat mij dan ook, even gelijk den Zaligen Wilhelmus en zijnen Gezellen, op mijn stervensuur de kracht en moed overblijven, cm U als Heer van leven en dood te aanbidden; ü te zegenen
1) De Gelukz. Henricus Suso.
2) Ps. XXIII, I; C1I, 1. 8) Prov. XV, 15.
11
voor alle weldaden, die ik gedurende mijn aardsche loopbaan van ü ontvangen heb — om dan het schoone Te Deum, hier in mijne laatste oogenblik-ken aangeheven, in den Hemel vóór üw troon in alle eeuwigheid te mogen voortzetten.
31 Me!.
DE GELUKZALIGE JACOBUS SALAMONUS.
De Gelukzalige Jacobus stamde af van een doorluchtig geslacht. Zijne vrome moeder omhelsde, na den dood van haren echtgenoot, den religieuzen staat, maar had vooraf zorg gedragen, dat haar kind een echt godsdienstige opvoeding zoude ontvangen. Jacobus werd aan de zorg eener godvree-zende tante toevertrouwd en geheel en al tot den dienst van God en de H. Maugd Maria opgeleid. Tien jaren oud ontving hij te Venetië het kleed van den H. Dominicus en toonde zich allernaauw-gezetst in het volbrengen van den heiligen regel. Zijn aangenaamste bezigheid was het gebed en dit werd de bron waar hij zooveel kracht en liefde uit putte om de armen steeds bij voorkeur tot voorwerp zijner ijverigste zorgen te nemen. Met vaderlijke goedheid voorzag hij iu hunne ellende en behoeften, met bewonderenswaardig geduld onderwees hij hen de heilige waarheden van het geloof; en het was verrukkelijk te zien, hoe hij onder hen vol ijver de vereering van de H. Maagd verspreidde en opwekte. Overal beminde en vereerde men dien H. Dienaar Gods als om strijd. De geestdrift des volks, als het hem alleen maar zien mocht, was buitengewoon groot; somtijds sloeg die vereering wel eens tot zekere overdrijving over, zoodat men meer dan eenmaal verpligt was
MEI
MEI
om de kapel, waar de Gelukzalige de H. Mis opdroeg, met een ijzeren hek af te sluiten, ten einde hem voor overlast te vrijwaren. Op het punt van dit aardsche leven voor het hcmelsche te verlaten, werd hem door zijn Overste gevraagd, of hij geen vrees gevoelde voor den dood; maar treffend was zijn antwoord: o neen; ik bemin mijnen God zoozeer, dat ik niet bevreesd ben, I dat Hij mij eenig kwaad zal doen. In zulk een
zoet vertrouwen gaf hij op drie en tachtigjarigen leeftijd zijn ziel aan haren Schepper en werd hij voor eeuwig in den hemel met do kroon der zaligen beloond. Gregorius XV heeft zijn openbare vereering toegestaan.
OVERWEGING
over het vertrouwen op maria en oveu de toewijding aan haren dienst.
Ecce Maler lm.
Ziedaar uwe Moeder. S. Joan. XIX, 27.
1° Punt. Groot was het betrouwen des Gelukz. Jacobus op Maria. Reeds in zijn vroege jeugd nam hij Maria tot moeder en leefde hij geheel voor ■gt; haar. Wederkeerig was de H Maagd alles voor haar engelachtig kind. Zij bevrijdde hem van de gevaren der wereld, bewaarde zijne kinderlijke onschuld en voerde hem op tot hooge en schitterende heiligheid. Maria is vol goedheid, en zeer mild jegens hare dienaren met de genadeschatten die de Hemelsche Vader en J.-Chr. haar hebben toebedeeld. Maar bovenal bemint haar moederhart het schuldeloos kind, dat haar als zijne moeder
aanroept. De naam van Moedei-, die wij haai- geven,
is haar allerdierbaarst, omdat daardoor zulke teedere herinneringen bij haar worden opgewekt. Of is het niet iuist dat Goddelijk moederschap, waar al hare grootheid en aanzien bij God en de menschen aan ontsproten is? Naderen wij dan in het gebed dikwerf tot haar als tot onze moeder. Welk een troost en kracht in ons lijden, welk een liefde tot God,
welke een zalig vertrouwen op onze eeuwige zalig- |
heid vindt ons hart niet bij Maria wanneer het geheel aan die Beminnelijke Moeder is toegewijd 1 Om onze gebreken en fouten zal zij ons niet van zich afwijzen, maar veeleer ons die helpen verbeteren ; ons kruis zal zij ons met moed helpen dragen, en in elke omstandigheid van ons leven kunnen wij bij geen schepsel veiliger en zekerder toevlugt vinden dan bij Maria, onze lieve Moeder.
2e Punt. De Gelukzalige Jacobus heeft dan ook,
geheel zijn lange levensjaren door, zich een ijverig dienaar van Maria betoond. De naam van Maria was hem als kind en grijsaard do dierbaarste van alle namen. Zijne vreugde, zijn grootst vermaak was het den lof van de Allerheiligste Maagd te mogen verkondigen. Al zijn arbeid van meer dan zeventig jaren rekende hij meer dan beloond, als hij maar één enkelen blik van welgevallen daarmede van Maria mocht aanschouwen. Van zijn strenge boetplegingen en onvermoeiden Aposto-lischen arbeid rustte hij uit aan den voet der T
mki
altaren van Maria. Het magtigste wapen waarmede hij zoo ontelbaar vele zielen voor den hemel wist te winnen was de Rozenkrans; en de gloed van liefde die zijne ziel vervulde als het Wees gegroet zijn mond ontvloeide, deed zelfs in het midden des winters rozen bloeijen in den tuin van het klooster te Perugia. Tot in de laatste oogen-blikken van zijn heilig leven bleef hij die teedere
r
M 1.1
godsvrucht tot de 11. Maagd prediken en beoefenen; want de woorden die hij met de liefde van een kind en mot het geloof eens nitverkoornen voor het laatst heeft uitgesproken, waren deze: Maria, Mater miserie or diae! Maria, Moeder vol barmhartigheid ! —
Op dezen dag eindigen wij de schoone Maria-maand. Koe treffend voor ons, dat juist een der vurigste en heiligste kinderen van Maria ons tot zulk een stichtende en toepasselijke overweging aanleiding gaf! Bidden wij van daag onzen Uelukzalige, dat hij ons aanbiede en opdrage aan onze lieve Moeder en haren zegen over ons doe nederdalen. Laten wij zelf ook nedevknielen voor haren troon, en haar met den Gelukzaligen Henricus Suso toeroepen: »o luisterrijke Meesteresse! Koningin van hemel en aarde! Gij zijt de poort der barmhartigheid, die altijd geopend en nooit voor iemand gesloten is. Eerder zou de wereld vergaan dan dat Gij uwen bijstand weigeren zoudt aan hem, die u in het binnenste zijns harten aanroept. Plogti neem ik het besluit van eiken morgen en eiken avond u vurig aan te roepen en te vereeren, vermids ik overtuigd ben, dat alles wat Gij met uwe zuivere handen Gode aanbiedt, Hem behagelijk en, ondanks mijne nietigheid, kostbaar zijn zal.
Aanvaard dan mijne werken, mijne gebeden, mijne neigingen, mijn ziel en mijn ligchaam — in één woovd: geheel mijn leven; vertoon het aan God, als iets wat uw eigendom is , en ik zal mij gelukkig rekenen!
I .Tuni.
DE GELUKZALIGE ALPHONSÜS NAVARRETE EN GEZELLEN.
Martelaars.
De Provincie van den H. Rozenkrans op de Philippijnsche Eilanden is altijd een schitterende diamant geweest in de kroon onzer H. Orde. Mannen van wetenschap en heiligheid heeft zij in grooton getale voortgebragt, maar ook mannen vol onverschrokken moed om in China en Japan onder duizenderlei gevaren en opofferingen het Geloof te gaan prediken en dat H. Geloof met hun martelaarsbloed te bezegelen.
Alphousus Navarrete was de aaavotrder van vele zulke mannen en Apostelen. In het begin der XVIIe eeuw stond hij aan het hoofd der Missie ia Japan. Zijn voornaamste medebroeders waren: Franoiscus Moralez, Alphonsus de Mena, Thomas Zumarragua, Hijacinthus Orfanel, Angelus Orsucci, Ludovicus Bertrandus, een bloedverwant van den H. Ludovicus Bertrandcis en Ludovicus Elorez — die allen de schitterendste voorbeelden van Apostolischen moed en opoffering gegeven hebben. Lij dezen moeten nog gerekend worden zeer vele broeders en zusters der Derde Orde en vele leden van den H. Rozenkrans. Zulk een heilige en ijverige legerschaar van J.-Chr. aanvaardde onder de leiding van Alphonsus Navarrete den strijd tegen de afgoderij en zedeloosheid.
De glansrijkste overwinningen bekroonden hun onverschrokken moed en volhardenden strijd tegen Satan; zelfs in het Keizerlijk paleis en onder de hoogste rangen der Maatschappij verbreidden zij het Rijk van Christus.
Keizer Xongusama kon eindelijk niet langer den
J UNI
JUNI
ondergang van het heidendom in Japan meer aanzien. Vreeselijke vervolgingen lichtte hij aan onder de Christenen; en toen hij tot zelfs de laatste * sporen van den Christelijken Godsdienst wilde doen verdwijnen, waren er vele Katholieken, die in hunne standvastigheid geschokt werden en menigeen werd er gevonden, die voor de gruwzame martelingen f terugbeefde. Toen meende de Gelukzalige Alph. 3 Navarrete dat het uur gekomen was, dat hij aan allen een voorbeeld geven moest. Hij gaat overal in het openbaar de ongeloovigen bestrijden en bekeeren, de Christenen versterken in hun geloot en velen hunner tot den schaapstal van Christus terugbrengen. Eindelijk was het oogenblik aangebroken, dat hij zelf voor de regters gesleept en ter dood veroordeeld werd. Met elf zijner broeders gaf hij op schitterende wijze getuigenis van zijn geloof door eene wreede marteling en den dood te ondergaan. Gedurende diezelfde vervolging gaven, op hun kloekmoedig voorbeeld, insgelijks zeer velen hun leven voor J.-Chr., zoodat Pius IX den 7 Juli 18G7 bij een plegtig Decreet eene schare van tweehonderd en vijf Martelaren zalig verklaard heeft. Meer dan de helft van dit getal behooren tot de Predikheeren-Orde.
OVEEWEGING
OVER DE VEitHEERLIJKlNG DEZER IIEJLIGE JIAIUELAUEN.
Fielt sub lus allure auinias inlerfectorum propter verbum Dei.
Ik zag ouder het altaar de zielen van diegenen, die om het woord van God ter dood zijn gebragt. Apoc. VI, 9.
1,: PuN'i'. Het decreet der zaligverklaring van deze martelaren stelt hen door deze woorden aan ons voor als slagtoffers ter eere van het Goddelijk Lam.
167
JUNI
Zij werden door de H. Kerk «gezien onder het altaarquot;, d i. aan don voet der Altaren waar zij zich aan Jesus Christus aanboden, om met Hem den marteldood te ondergaan, nadat zij rijkelijk deelachtig waren geworden aan zijn verdiensten. Die verdiensten putten zij uit hun onverdroten apostolischen arbeid, en de kracht om zulke roemrijke apostelen te zijn dankten zij aan hunnen Eozenkrans.
Hvn zijn gegeven Uanhe Heecleren, en deze hehhen zij gewasschen in het Bloed des Lams (1). Zij hadden zich eerst geheiligd in de Orde van den H. Dominions, gehuld in het witte kleed zijner kinderen ; zij hebben dat kleed de hoogste eer aangedaan door het te besproeien met hun heilig martelaarsbloed.
Gemarteld zijn zij, al predikende het »Woord van Godquot;, en op deze wijze hebben zij zich de kronen der Apostelen en Bloedgetuigen van Jesus Christus verworven.
O Heilige Martelaren, onze Broeders, en kinderen van den H. Eozenkrans! wij hooren ons door U uit den hoogen hemel toespreken, met dezelfde woorden, waarmede Gij de vreesachtige en trage Christenen van uwen tijd hebt toegesproken: Wat vreest gij ? Spoedig zal uw lijden ophouden en gij zelf u bevinden onder het getal der zaligen. Een weinig moed! Smeekt God dat Hij u stenne en helpe, en gaat dan met ons mede ten Hemel. Ik bezweer het u, bij de liefde des Zaligmakers.
2o Punt. Gij zijt de vreugde van Israël; Gij zijt de glorie van ons volle. (2)
Het is een groote eere voor onzen H. Vader
1) Et datae sunt illis dn gul a e stolae alhae. Apoc, VI, 11.
2) Tu laetiiia Israel, fe honorificentia poptli nostri.
Judith XV, 10.
168
169
Dominicus en zijne H. Orde die groots schare van Martelaars in en door de Katholieke Kerk te zien vereerd als helden des Geloofs. Het waren deels moedige missionarissen, deels heilige geloovigen — zoo vrouwen als kinderen — maar allen dooide kracht van den Rozenkrans tot zulke onverschrokken strijders voor Christus geworden-
Maar laat die eer en glorie voor ons niet een reden van schaamte worden. Want denken wij er aan, dat de H. Kerk ons niet alleen op hunne deugd en glorie wijst, maar wel inderdaad ons opwekt om hen in hunne werken van heiligheid na te volgen. Hebben zij door het menigmaal en vurig bidden van den Rozenkrans in overvloedige mate de kracht en genade ontvangen van heilig te kunnen leven cn heilig te sterven, laten dan ook wij niet buiten Jezus en Maria om, onze zaligheid trachten te bewerken. Nog niet lang geleden is immers onze H. Vader Dominicus zelf ons er op komen wijzen, hoe de Rozenkrans het wapen is, dat een Dominicaan nooit mag afleggen. Denken wij aan Soriano. Daar gaf hij ons duidelijk te verstaan, dat door Maria onze overwinning op de weield verzekerd zijn zal, even als onze overwinning op onze driften en verkeerde neigingen. Heffen wij dan vol vertrouwen onze harten tot Maria; haar biddende: Koningin der Martelaren, Koningin van den Allerh. Rozenkrans! Wees onze voorspreekster bij God. Wend uwe oogen vol barmhartigheid niet van ons af, maar toon ons, na deze ballingschap do gezegende vrucht uws ligchaams, Jezus! O Goedertierene, o teedere en zoete Maagd Maria!
2 Juni.
DE GELUKZALIGE SADOC EN ZIJNE GEZELLEN.
De Gelukz. Sadoc had het geluk van uit de handen des H. Dominicus het Ordekleed te ontvangen. Naar Polen gezonden om daar het geloof te verkondigen, dat door de invallen der Barbaren zijn ondergang nabij was, vestigde hij zich te 1 Sandomir. Hier bestuurde hij als Prior een klooster zijner Orde en werkte met 39 zijner medebroeders vol ijver aan de zaligheid der zielen. Hoe welgevallig aan God en verdienstelijk voor den Hemel die heilige schare van Predikheeren daar arbeidde, zou spoedig blijken. Op zekeren nacht, toen men volgens gewoonte het martelaarsboek luide aan de communiteit voorlas, werden ook deze woorden, in gouden letteren geschreven voorgelezen: Te Sandomir, marteldood van veertig religieuzen van de Orde der Predikheeren. De heilige mannen stonden verbaasd; maar weldra begrepen zij, dat voor hen de kroon der martelaar in den Hemel reeds gevlochten werd. Des anderendaags ging die hemelsche voorzegging in vervulling. Woeste horden van Tartaren nemen Sandomir stormenderhand in,
dringen de kloosterpoort der Dominicanen binnen en de plegtige tonen van den Salve Jlerjina wijzen hun den weg naar het choor, waar de Gelnkz.
Sadoc en zijne broeders God en de H. Maagd '' verheerlijken. Een jeugdige novice alleen gaat vol ^ angst en schrik op de vlucht en hoort in zijn schuilhoek een hemelsch gezang, dat des te voller en heerlijker klinkt naar mate het getal der broeders-martelaren grooter wordt. Ook hij kan nu zijn begeerte naar die zelfde glorie niet langer weerstaan; hij schaamt zich over zijn lafheid, begeeft zich vol moed en onverschrokken ter slagt-
JUNI
plaats en ontvangt insgelijks den palm van het martelaarscliap. (1)
De openbare eerdienst dezer martelaren werd door Paus Pius VII goedgekeurd.
OVERWEGING
OVER DE LIEFDE, DIE DEZE HEILIGE MARTELARENquot; VEKEESIGDE.
Erant cor unnm et anima una.
Zij wareu eeu vau hart eu ziel.
liund. d. Ap. IV, 32.
1° Punt. Overwegen wij hoe deze martelaren gedurende hun leven door de goddelijke liefde vereenigd waren. O hoe heilzaam en aangenaam is het, dat broeders in eevdragt zamenleven (2). Deze woorden hebben de kloosters bevolkt, zegt de H. Augustinus. Op het hooren van deze zoete stem des Heeren hebben ook de Gelukz. Sadoc en zijn medebroeders, liunne ouders, bloedverwanten en tijdelijke goederen verlaten om in de Predikheeren-Orde de zalige genoegens van het gemeenschappelijk leven te genieten. Wat moet het niet een heilige, van ijver blakende broederschap geweest zijn te Sandomir, daar er aan haar hoofd een overste stond, die zijnen religieuzen en apostolisohen geest naar het beeld van den grooten H. Dominicus zelven gevormd had. Onder zulk een bestuur
1) Sedert den dood dezer H. Martelareu, die onder het zingen van den Salve Megina voor God gestorven zijn, Ueelt zich in onze H. Orde de gewoonte gevestigd, vau den Salve te zingen aan het sterfbed der religieuzen.
2) Ecce quant bonum et quam jucundum hahitare fratres in uHum. I's. CXX1I, 1.
171
moesten de broeders a! spoedig tot een hoogen trap van heiligheid opstijgen. Men mag veilig ge-looven, dat juist hun broederlijke eensgezindheid hen voor Gods oog zóó welgevallig maakte, dat zij allen en gezamentlijk op éénen dag en op één uur met den martelpalm begenadigd zouden worden^ Hoe moedig en onvervaard hoorden zij vooraf dat zij sterven moesten. Toen werd het woord des H. O eest os bewaarheid: Zij die den TIeev vveezeïi zullen noch vreezen, noch ontsteld worden. Een broeder, door een hroeder bijgestaan, is sterk als een burgt. Een driedubbel koord kan men moeijelijk verbreken. (I)
Ook wij hebben derhalve voor geen gevaar te vreezen, zoolang wij door de gehoorzaamheid met onze Oversten, en met onze broeders door de liefde vereenigd zijn. Integendeel in de gevaren en vervolgingen zal onze deugd versterkt, en wij in onze heilige roeping meer en meer bevestigd worden.
2quot; Punt. Gods heilige liefde vereenigt hen ook in den dood. Treffend is de aanblik, die hun stervensuur ons aanbiedt. Zij liggen neder geknield aan den voet des Altaars, met een liefde tot God bezield, die zelfs den dood trotseeren durft. Zij verheffen hunne stem tot Maria, de Koningin der Martelaren , haar lof zingende door den Salve Regina.
Inderdaad, die Moeder van Barmhartigheid wordt hun leven, hunne hoop en zal aanstonds haar Lieven Jesus aan die godvreezende zonen van den H. Dominicus gaan toonen. Want daar stroomt reeds een menigte Tartaren, met woest geweld en ontblooten zwaarde de kloosterkerk binnen. Met woede en waanzin werpen zij zich op de in
(1) Qui timet Bominmn non trejndatit et non vaveiit quoiiiam ipse est spes ejus. Eccles. XXXIV: 16. '
Frater qui adjuvatur a fratre quasi civifas firma..
„ . Prov. XVIII: 19.
Fumculus triplex difficile rumpitur. Eccles. IV: 12.
JUNI
JUNI
gebed vereenigde broeders laten geen enkele hun-
m ner bet leven, maar slagtofferen ze allen uit baat
e- tegen Jesus Cbristus. Hier was ook de liefde
id sterker dan de dood. O boe zoet is bet voor
:ij broeders, vereenigd te leven en als belooning voor
ir die religieuze vereeniging te zamen den martel-
a* dood te mogen sterven. Denken wij er steeds
it aan, dat zulk een broederlijk samen wonen op
3s t deze wereld, een afbeeldsel is van de zalige ver-
'■n euiiiging der Heiligen in den Hemel.
r, Kom dan, o H. Geest, uwe woonstede vestigen
t. in onze barten; opdat Gij de band wezen moogt
L) die ons allen onafsobeidelijk vereenigt, en die ver-
;e eeniging ons sterk moge doen zijn tegen den
it duivel, de wereld en bet vleescb, zoodat wij
e rijk in verdiensten worden voor den scboonen Hemel.
;e
4 Juni.
n
d VERVOEEING VAN DE H. OVERBLIJFSELEN d DES H. PETRUS.
® Martelaar.
ir
(. Nadat de H. Petrus in bet jaar 1252 den mar-
t teldood ondergaan had, werd zijn beilig ligebaam
r te Milaan in de kerk des H. Eustorgius begraven,
a , Na verloop van vele jaren had er een overbren-t ging plaats, die later meermalen herhaald werd
:1 en telkens op plegtige wijze geschiedde.
Het hoofd werd in 1651 op een Altaar, ter i eere des Heiligen opgerigt, met eerbied overgebragt;
en in het jaar 1736 vervoerde men daarheen ook de andere overblijfselen. Bij deze gelegenheid wa^ het ligebaam nog door niet het minste bederf geschonden.
JUNI
Eindelijk werd ook hot hoofd des Heiligen in het jaar 1739 in een kostbare reliquiekast van goud en kristal besloten.
Al deze overvoeringen gingen steeds vergezeld van den grootsten luister en de schitterendste mirakelen. Vorstelijke personen stelden er een eer in, het graf en de H. Overblijfselen van den grooten Martelaar door rijke giften te versieren.
Ook de H. Thomas van Aquinen droeg zijnen heilige ordebroeders bizondere godsvrucht toe en heeft gelijk men verzekert, een schoon gedicht op hem vervaardigd. Ter herinnering aan zoovele plegtige en door den hemel mild gezegende overvoeringen van de reliquilin des H. Petrus heeft Benedietus XIV aan do predikheeren toegestaan een bizonderen feestdag te vieren.
OVERWEGING.
)
over het levendig geloof des h. petrus. lt;
I
Ego sum resurrectio et vita. Qui credit ]
in me etiam si mortuus fuerit, vivef.
Ik beu de opstanding en het leven. Die in mij gelooft, ook lt;
al is hij gestorven, zal leven. S. Joann, XI: 45. (
le Pünt De H. Petrus leeft nog in de H. Kerk . | door zijn geloof. Inderdaad, de laatste woorden die de heilige aan de wereld en bizonder aan de ketters, die hem ter dood brachten, toevoegde waren woorden van een allervurigst geloof. Credo ik geloof, zoo scheef hij in zijn laatste oogenblik-ken met zijn eigen bloed. Ook kan men zeggen,
dat die groote Apostel veel meer ongeloovigen tot de Kerk heeft eruggebragt na zijn marteldood,
174
juni 175
clan tijclens zijn in bekeeringen zoo vruchtbaar leven. Hij toont ons derhalve duidelijk, dat zijn verdien-stenvol geloof ook thans nog leeft door de magt van Hem, die de verrijzenis en het leven is.
Laat dan ons leven insgelijks een leven zijn van geloof; en dan zullen wij niet alleen de verdiensten daarvoor met ons ten Hemel medenemen, maar ook nog aan gene zijde des grafs voor de H. Kerk nuttig wezen. Want do gedagtenis eens rechtvaardigen zal eeuwig voortduren. (1) En onze voorbeelden zullen nog na onzen dood menigeen tot God brengen.
Een mensch van geloof is diegene, die voortdurend zijne ziel voedt en onderhoudt met de grondregels van Jesus Christus; hij oordeelt volgens hetgeen Jesus hem geleerd, hij bemint wat Jesus bemind en versmaadt wat Jesus versmaad heeft.
Toen ih hij 11 iccts, zeide de Engel Raphaël tot Tobias, scJieen ilc ivel met u te eten en te drinken; maar ik gebruik eene onzigtbare spijs en een drank dien de menschen niet kennen. (2) Op deze wijze gaat het ook den man van geloof. In zijn uiterlijke handelingen is hij in niets van andere menschen te onderscheiden; maar toch is zijne verkeering in den Hemel. (3) Het geloof, levende door de liefde, verheft hem boven al het geschapene; ja boven zich zeiven: hij ziet, smaakt, dient en bemint God in en boven alles.
O Leven van Geloof, wanneer zult gij het ster-
(1) Li memoria aetenm ent jnstns. Ps. III: 7.
(2) Etenim C'im essem vohiscum, videbar qiddenl vobiscum ma'jiducttre cl hihcre. Ssd ctjo ciho iuvisibili, et potu qui ab howinibiis vidsri non potuit, utov. Tob. XII: 19.
(2) yoslra autem conversalio in roelis est.
felijk leven dat ik met mij omdraag, met uw kracht bezielen, en mijne werken, die anders voor den hemel geene waarde bezitten, als in heinelsch goud veranderen ?
2C Pont. Zien wij thans, hoe de werken van onzen heiligen martelaar beloond worden.
Even als Jesus, zijn Goddelijke meester en voorbeeld , had de H. Petrus den ongeloovigen kunnen toespreken: Zoo gij mij niet yelooved wilt, gelooft dan aan mijne werken. (1)
Zijne deugd en schitterende wonderen gaven immers openlijk getuigenis van zijne heiligheid. De eerste belooning voor den H. Petrus is dan ook de eer die hij geniet in de katholieke Kerk. Met die eer, welke de heiligen in de kerk genieten, kan geene andere aardsche eer vergeleken worden. Tot spjjt van de wereld en van de hel rusten de overblijfselen des H. Petrus op onze altaren; en de glorie die zij bij de verschillende vervoeringen hebben ondervonden, gaat al den luister die ooit aan helden en koningen bewezen is , verre te boven. Maar bovenal is het de eeuwige glorie, die bij uitnemendheid de belooning is voor de heiligheid van Gods dienaar.
Daar in den hemel, wordt aan hen vervuld, wat Jesus eenmaal zoo plegtig beloofd heeft: Indien iemand mij gediend zal hebhen, zal mijn Vader hem verheerlijken. (2) Het is waar, niet aan iedereen geeft God zulk een schitterende belooning, als Hij reeds op deze wereld aan den H. Petrus gegeven heeft; maar God beschikt over de eeuwige Gelukzaligheid, zoodat Hij nog rijk genoeg
(1) Si mihi non vultis credere, nperiius credite.
S. Joann. X: 38.
(2) Si quis mihi mmistraceril honorijlciihit eitm Palsy meiis.
Joan. XII: 2G.
juni
JUNI
na dit leven zal kunnen beloonen. Daar dan ook zullen zijne uitverkorenen leven met Hem, die de verrijzenis en het leven is, en aan wiens rijk geen einde zal komen. (1)
Juni.
DE GrELUKZALIGrE STEPHANUS BANDELLO.
Belijder.
Deze ware zoon van den H. Dominicus werd te Castelnuovo uit brave ouders geboren. Reeds vroeg gevoelde hij zich tot den dienst van God in den religieuzen staat geroepen. Ten einde zijne eigene zaligheid en tegelijk die zijner medemenschen te kunnen bewerken, trad hij in de Orde der Predik-heeren. Gebed en studie werden zijn hoofdzaak in onze Orde, en hierdoor toonde hij een juist inzigt te hebben in het doel, dat den Predikheeren bizonder eigen is. Wonderbaar was zijn vooruitgang.
Al spoedig werd hij een volmaakt religieus en een bewonderenswaardig Apostel. Aan de Universiteit van Turijn beroepen om daar de wijsbegeerte en godgeleerdheid te onderwijzen, onderscheidde hij zich door zijn uitstekende bekwaamheden. Onderwijs en prediking wist hij dagelijks te vereenigen , zoodat hij een voor den hemel hoogst verdienstelijk leven leidde. Zijn heiligheid werd door God menigmaal door groote mirakelen, die hij wrocht, glansrijk bevestigd. Hij stierf te Saluces.
Eenige jaren na zijn dood zag men hem met de H. Maagd Maria in de lucbt verschijnen aan de
(1) Cujfs regni non erit fit/is.
12
inwoners van Saluces, die toenmaals een zwaar, vijandelijk beleg doorstonden, de overwinning te komen verzekeren. Pius IX heeft zijn openbare vereering den 21 Februari 1856 goedgunstig toegestaan.
OVEEWEGING
over de bescherming en navolging der heiligen.
Mi set de smnmo, et acccpit me et assumpsit me.
Hij heeft mij zijne hulp uit den hemel toegezonden, mij beschermd en gered. Ps. XVII, 19.
le Punt. Dat de heiligen in den Hemel ons beschermen is een troostrijk leerstuk onzer H. Kerk. Hoe aangenaam immers is het niet voor een Christen, dat hij gedurende zijn leven en zelfs nog na zijnen dood in de gebeden der heiligen een grooten steun mag vinden in zijne zwakheid en een toevlugt in zijne smarten. Alle vrienden Gods zijn onze voorsprekers; maar toch vinden wij in dezen of genen heilige een bizonderen patroon of patrones, gelijk iedere staat of stad, elke religieuze orde een afzonderlijken beschermheilige mag aanroepen. De Gelukzalige Stephanus Bandello was alzoo de patroon der inwoners van Saluces; en dezen hebben menigmaal ondervonden hoe magtig en heilzaam bij God zijne voorbede voor hen geweest is.
Maar hebben ook wij geen bizonder regt op zijne bescherming? Wij toch behooren met hem tot de zelfde familie, tot de zelfde heilige orde; en daarbij, de heilige Kerk heeft ons toegestaan en opgewekt om dien Gelukzalige met vertrouwen aan te roepen. Ook de H. Stephanus zal ons dan zeker zijne bescherming niet weigeren, als wij (
JUNI
zijne broeders of zusters, met nederig vertrouwen zijne hulp inroepen: Verheffen wij derhalve onze oogen en harten menigmaal tot hem; bidden wij, dat hij onze beschermer wil zijn. Hij zal uit den hemel met liefde op ons nederzien; hij wacht ons reeds met ongeduld af, en bidt God, dat wij eenmaal met hem vereenigd mogen woïden; »want de liefde der heiligen overtreft alle genegenheden van onze aardsche betrekkingen.quot; (1)
2e Puïjt. De heilige Kerk geeft ons de heiligen niet alleen als beschermers, maar zij stelt hen ons ook ten voorbeeld. Tot een ieder van ons zegt zij, wat eenmaal de H. Augustinus tot zich zeiven zeide: Kunt gij niet doen wat zoovele anderen gedaan hebben, die aan dezelfde gevaren en bekoringen waren blootgesteld? Misschien schrikt de oneindige heiligheid van Jesus Christus U af; maar wat kunt gij tot voorwendsel aanvoeren om u te ontslaan van hen na te volgen, die met dezelfde zwakheden geboren zijn en geleefd hebben als gij ? Laten wij ons dan schamen over onze vrijwillige zwakheid en traagheid in het navolgen der heiligen. Staan wij nog op dezen dag uit onze onboetvaardigheid op; gaan wij, op het spoor der heiligen en zaligen des hemels, een meer verstorven en minder aardsch leven leiden. Putten wij vooral moed en krachten uit het voorbeeld van den zaligen Stephanus Bandello.
JUNI
Zijn volmaakte armoede en strenge boete wijzen ook ous den weg ten hemel. Hij streefde naar niets zoo vurig, dan het aardsche om het hemelsche, het schepsel om God te vergeten, en geheel zich zeiven voor God op te oiferen aan de zaligmaking van zijn evenmensch; in één woord: hij geeft ons het voorbeeld om gedurende ons leven voortdurend
1) De Gelnkz. Henricus Suso.
JUNI
aan ons zeiven afgestorven te zijn; want «willen wij op deze vergankelijke en bedriegelijke wereld in Gods genade, en, de gansche eeuwigheid door, in Gods glorie leven, dan moeten wij sterven leeren, d. i. aan ons zeiven verzaken, onzen eigen wil afleggen. Zalig de dooden die in den Heer sterven, en zalig de armen van geest, omdat zij gedurende hun ballingschap op aarde God zien door de verecmiging van liefde, om hem later, in den luister van het hemelsoh vaderland, in zijne glorie te aanschouwen. (1)
10 Juni.
DE GELUKZALIGE JOANNES DOMINICÜS.
Bisschop en Belijder.
Joannes Dominicus werd uit behoeftige ouders geboren. In zijne jeugd gaf hij zoo weinige blijken van aanleg voor de wetenschap, dat hij niet dan na veel moeite de gunst mogt verwerven van in onze orde te worden aangenomen. Maar weldra bemerkte men wat kostbare schat in hem aan de Predikheeren-Orde geschonken was. Een groote liefde voor de volmaaktheid en een krachtig, onvermoeid streven daarnaar deed hem weldra als een heilige, en zijn ijver voor, en vorderingen in de studie ook al spoedig als een groot geleerde uitschitteren. In Lombardije vooral gaf hij van zijne wijsheid en deugd de schoonste bewijzen, doordien hij aldaar een groot aantal vurige religieuzen wist te vormen, en voor allen een voorbeeld was der verhevenste deugden. Paus Gregorius XII riep hem uit dien zoo rijk gezegenden werkkring
1) üe H. Catli. v. Senen. Het gebed 6, 47.
180
juni
om hem eerst tot Aartsbisschop van Eavenna en daarna tot de hooge waardigheid van Kardinaal te verheffen. Toen genoemde Paus op het Concilie van Constants van zijne waardigheid afstand geuiatn had, legde ook de Gelukz. Joannes Dominicns zijne waardigheden neder, hoewel de Vaders van het Concilie alle pogingen aanwendden om den oot-moedigen religieus van dien stap terug te brengen. In alles beoogde Joannes het heil der Katholieke Kerk en werkte mede tot de verheffing van Martinus V op den Pauselijken Stoel, waardoor de vrede der Kerk weder hersteld was. Hij stierf in Boheme, werwaarts hij om een gewigtig gezantschap te vervullen gezonden was. Talrijke mirakelen geschiedden bij zijn graf en waren de oorzaak dat Paus Gregorins XVI hem met de plegtige openbare eeredienst in de Katholieke Kerk verheerlijkte.
OVERWEGING
ovf.k den ijver van den gelukz. joannes dominiccs.
J'iam mamlaiorum iuornm cncurri, cum dilatasii cor meiim.
Den weg uwer geboden heb ik bewandeld, terwijl gij mijn hart verblijd hebt. Ps. CXVIII, 32.
Ie Punt. Groot was de ijver van den Gelukz. Joannes gedurende zijn novitiaat. Bovenal beminde hij hot gebed; en hii wtende bij de gedachte alleen dat hij den tijd, dien hij voor zijn levensonderhoud gebruiken moest, niet voor het gebed besteden kon. Dikwijls moest men hem yoor het uur van den maaltijd, op zijn verzoek, komen waarschuwen, zoo innig was hij steeds in zijne vereeniging met God verslonden. Hij was zoo gehoorzaam en ootmoedig, dat men ook van hem menigmaal zeide,
181
wat eens Alexander van Hales van den H. Bona-ventura gezegd beeft: dat hij in Adam niet scheen gezondigd te hebben.
Zooveel aantrekkelijks en beminnelijks had zijne omgang voor de menschen, dat iedereen zijne tegenwoordigheid zocht, en zijne medebroeders, als hij hen tot deugd en pligt opwekte, zeer gemakkelijk tot den grootsten ijver en liefde voor het religieuze leven getrokken werden.
»De ijver, zegt de H.Thomas, is een groot, een onverzadelijk en een onophoudelijk verlangen om aan God te behagen; en dit verlangen ontspruit uit een vurige liefde, vermits de liefde ons er altijd naar doet streven om aan hem te behagen, dien wij beminnen.quot; (1)
Zoodanig was ook de liefde van onzen Gelukzalige. Tot welk een ijver zal hem deze liefde niet hebben opgevoerd! Hierdoor werden het gebed, het onderhouden van den regel en beoefening van alle deugden hem eiken dag des te gemakkelijker. Trachten dan ook wij, op het voorbeeld van den Gelukzaligen Joannes Dominicus, steeds met grooten ijver en heilige inwendige blijdschap te arbeiden, achten wij het een groot geluk in alles aan den goeden God welgevallig te wezen, en zijn wij altijd gedachtig, dat het ware middel om altijd vurig te zijn hier in bestaat: van altijd onze handelingen, zij mogen groot en gewigtig wezen of niet, met naauwkeurige getrouwheid te verrigten.
JUNI
2o Puvr. Een kostbare vrucht van zijnen ijver was de hervorming der provincie van Lombardije. In het klooster van Maria-Santa-Novella te Florence gekomen, bemerkte hij dat de regeltucht er nog verre van was van aldaar een vollen bloei te beleven. Hij wilde dit verbeteren, en begon met
1) 2. 2. Qu. 9. a. 82.
T
f
|
li
JUNI
zelf een zoo volmaakt mogelijk leven te leiden. Vele waren de moeielijkheden, die hij hier te boven moest komen, zoowel van de zijde der zwakke menschelijke natuur als van die der booze verleidelijke wereld. Maar weldra zag hij rondom zich een groot aantal vurige jongelieden wien hij een zelfden geest van werkdadigen ijver als hem zelf bezielde, wist in te storten, zoodat hij, bij zijne i verheffing tot de hooge Kerkelijke waardigheden, eene schaar van heilige en ware apostelen in Lombardije achterliet.
God vraagt niet van ons allen dat wij op zoo verhevene wijze van onzen ijver blijken geven; maar laten wij dan ten minste niet door vreeze terug gehouden worden, als er sprake is dat wij onze driften moeten bestrijden en alles in ons uitroeijen wat aan Jesus mishaagt. Verzetten wij ons met te meer ijver tegen de moeijelijkheden die ons van onze bekeering afhouden, naarmate zij grooter zijn; en dat wij nooit vermoeid of afgeschrikt worden in het streven naar steeds hoogere volmaaktheid. Laat onze ijver voor onze religieuze heiligheid tot een heiligen naijver overgaan om, ware het mogelijk, alle schepselen der aarde, ja, zelfs de Seraphijnen des hemels in ijver en liefde te overtreffen. Denken wij steeds: het is nog zoo weinig wat ik tot nu toe gedaan heb, en zooveel blijft er mij nog te doen over, dat mij tot hooger 7 volmaaktheid kan opvoeren.
Zoo waar is het, dat wij altijd oneindig veel schuldig blijven aan onzen hemelschen Vader, dien God van liefde, die zooveel voor ons gedaan heeft en in het vervolg nog zoo veel voor ons wil doen.
18 Juni.
DE GELUKZALIGE OSANNA VAN MANTUA.
Maagd v, d. Derde Orde
Osanna, uit een adelijke familie gesproten, had den ouderdom van zeven jaren naauwelijks bereikt, of God toonde aan haar door zijn buitengewone gunsten, hoe lief Hij haar had. Hij leerde haar ' jeugdig verstand duidelijk inzien, wat het ware doel is van den mensch, en hoe men in de wereld zoo dikwijls en op zulk een gruwelijke wijze zich aan dat doel onttrekt. Met zulk een helder inzigt in hare roeping als mensch, hechtte zij zich met hart en ziel aan haren Schepper en gevoelde zij een levendigen afkeer van alle vermaken dezer wereld. Zelfs de kleinste fouten, die zij bedreef, boezemden haar zooveel schrik in dat zij dagelijks biechtte, ten einde hare ziel zoo rein mogelijk te bewaren.
Niet lang echter mogt zij de rust en vrede van haar afgezonderd leven genieten. Zware vervolgingen moest zij doorstaan van den kant dei-wereld; maar met waren heldenmoed weOrstond zij elke beproeving, om hare aan God beloofde zuiverheid te bewaren.
Zwaar vooral viel het haar, ter liefde van God tegen de onredelijke liefde harer dierbare ouders te strijden; weldra echter volgde de zegepraal en nu bekleedde zij zich met het heilig habijt dei-Derde Orde, dat zij tot aan haren dood in eere en heiligheid gedragen heeft.
Zij vond groote vreugde in langdurige beschouwingen, en wisselde die af met velerlei uitwendige oefeningen van naastenliefde. Milde aalmoezen deelde zij onder de armen uit; bezocht de zieken, vertroostte hen en wekte ze op tot geduld in hun
JUNI
I
lijden. Zij rekende voor zich den dag verloren, dien zij niet voor een gedeelte aan de zorg der kranken besteed had. Znlk een liefde verwierf haar van Jesus zijn H. Wondenteekenen; eindelijk mogt zij, die al haar leven onder de grootste gestrengheden des ligcliaams haar maagdelijkheid ongeschonden bewaard had, tot de bruiloft van het Goddelijk Lam worden toegelaten. Paus Innocentius ' XII heeft aan onze H. Orde toegestaan ter harer eere de H. Mis en het Officie te lezen.
OVERWEGING
over de gunsten, die de gelukz. osanna van het kind jesus ontvangen heeft.
Ego dilecto meo, et ad me conversio ejus.
Ik behoor aan mijnen beminde, en jegens mij is zijne liefde.
Hooglied VII, 10.
le Punt. Twee voorname uitwerkselen van Jesus' liefde tot onze Gelukzalige hebben wij heden te bewonderen.
Ten eerste: Hij verkoos haar tot zijne bruid. Hij, die om hot menschdom te verlossen de gedaante van een kind heeft aangenomen, verscheen op zekeren dag aan de zevenjarige Osanna insgelijks onder de gedaante van een kind van haren leeftijd. Hij vatte hare hand aan, verkoos haar tot zijne bruid en schonk haar tot zigtbaar teeken van die geestelijke vereeniging een schoenen, schitterenden ring. Welk een treffende liefde, en ook wat bekoorlijke eenvoud en kinderlijkheid! O Emmanuel, God met ons! hoe verre daalt Gij in uwe liefde af tot het schepsel! Indien de menschen U en uwe eindelooze liefde kenden, hoe zouden zij
sterven van liefde tot ü. Laten ook wij tot het Goddelijk Kind Jesus gaan, het hart vervuld van eerbied voor zijne grootheid, van bewondering voor zijne nederigheid en van liefde en dankbaarheid voor zijne weldaden. O Jesus, God van hemel en aarde, red en help ons; o dierbaar en teeder Kindeken Jesus, zie vol liefde op ons neder!
2e Punt. Ten tweede: God stond aan de Gelukzalige Osanna toe, dat zij op wonderdadige wijze aan zijne smarten zou deelachtig worden. Jesus, de wellust der Engelen, droeg eenmaal een zwaar kruishout op zijne schouderen en op zijn bloedend hoofd een doornenkroon. In zulk een toestand wierp hij nog later een blik van liefde op Osanna, en noodigde haar toen uit Hem te willen volgen. Op dat aandoenlijk gezigt haast zich onze Gelukzalige aan Jesus' roepstem te beantwoorden; toen ook begreep zij in hunne volle waarheid de woorden die de H. Geest haar toesprak: Het leven en de dood bestaan in God te beminnen.
Zij begreep volkomen, dat de liefde het leven is der ziel, en dat men, om Jesus waarlijk te beminnen met Hem moet lijden en sterven aan alles, wat Hem niet toebehoort. Dit mogt zij ook ondervinden; want altijd had zij veel te lijden,
maar toch nooit zooveel, of haar hart dorstte steeds naar nog meer beproeving en lijden. Hare smarten, zeide zij dikwerf, zou zij tegen alle schatten der aarde niet hebben willen verruilen. i Dat wij dan, op het voorbeeld van de Gelukzalige Osanna, dikwijls aan het Goddelijk Kindje Jesus denken, en aan zjjne liefderijke stem gehoor geven, als hij ons dringend uitnoodigt deel te nemen in zijn arm, nederig en smartvol leven. Hij heeft in een stal willen geboren worden, en van Bethlehem tot op Golgotha ons een voorbeeld gegeven, hoe wij het lijdenskruis met Hem moeten dragen.
JUNI
Helaas, dat wij zoo laat begonnen zijn met Hem te dienen; maar laten wij den tijd trachten in te halen dien wij verloren hebben; laten wij nu alles aan zijne liefde ten offer brengen: Hij zal onze pijnen verzachten en den last van onzen arbeid zoet en ligt maken.
3 Julij.
DE GELUKZALIGE MARCUS VAN MODENA.
Belijder.
Deze heilige dienaar Gods was een der grootste sieraden onzer H. Orde. Op het voorbeeld van den H. Dominicus wijdde bij zich met den grootsten ijver toe aan het heil der zielen, na eerst in de eenzaamheid des kloosters zich zeiven tot een heilige gevormd te hebben. Een echt apostolische geest bestuurde zijne daden. Onvermoeid in het prediken van Gods woord, wist hij nog gelegenheid te vinden om menig uur van den dag aan het gebed en aan geestelijke bespiegelingen te besteden. Niet minder zorg wendde hij aan, om waar het hem maar mogelijk was, ook het lichamelijk lijden en de tijdelijke behoeften der geloovigen te lenigen of geheel te doen ophouden. Op zekeren dag kwam zich eene arme vrouw aan zijne voeten nederwerpen, ontroostbaar over den dood van haar eenigen zoon en den heilige smeekende van toch haar lieveling tot het leven op te wekken.
De Gelukz. Marcus van medelijden getroffen knielde neder voor God, en op zijn krachtige voorbede schonk God aan de treurende moeder haar kind weder. Bij deze gelegenheid voorspelde haar echter de heilige man Gods, dat zij haren y-oon toch niet lang in het leven zou mogen be-
JUNI
houden, gelijk ook gebeurde; want op twaalfjarigen leeftijd stierf het kmd aan de pest. Na een leven, rijk in verdiensten bij God en de menschen, stierf de Gelukz. Marcus den 21 September 1419. Talrijke wonderen bevestigden zijne heiligheid en glorie in den hemel; zijne eeredienst bleef nog tot op onzen tijd voortduren en werd eindelijk in liet jaar 1859 door Pans Pius IX bekrachtigd.
OVERWEGING
over den geest van ijver en boetvaardigheid des ge ldkz. marcus.
Imita-tores mei estate, sicnt et ego Chrisii.
eest gij mijne navolgers, gelijk ik eennavoJger van Christusben.
1 Cor. XI, 1.
Ie Punt. De Gelukz. Marcus was een volmaakt navolger van den H. Paulus, dien grooten Apostel en navolger van Christus.
JULI
De Apostel der heidenen, die bij uitnemendheid de verkondiger van Gods woord onder de volkeren was (1), is terecht altijd voor de Predikheeren-Orde een waardig voorbeeld geweest, en door haar met bizondere voorliefde vereerd geworden. Paus Alexander IV spreekt ons op deze wijze toe: de pvedikheeren hadden dag en nacht het leven en de verdiensten des H. Paulus voor oogen; even als hij roemden zij op niets, dan op het kruis van Jesus Christus; en terwijl zij de ijdelheden en vermaken der wereld verachtten, haakten zij naar geen ander doel dan naar het hemelsch Vaderland....quot; Aan onzen Gelukzaligen Marcus komt dan ook de
1) /a quo posit us sum ego praedicator. Tim. II, 7.
189
Bn eere toe, dat hij met regt met dat uitgelezen
n vat, met dien kampvechter voor Jesus' glorie en
rf heiligen naam kan vergeleken worden 1 O Gij,
.e wiens hart van ijver brandde voor het huis des
n Heeren en het beil der zielen, o Gij, volmaakte
n navolger van Hem, die zelfs voor de zaligheid der
,9 menschen wilde afgezonderd zijn van Christus,
ontferm ü over mij, heb medelijden met mijne ellende, en verwerf voor mij eenen waren aposto-lischen ijver, die mij op waardige wijze den heiligen staat zal doen vervullen, waartoe Jesus' barmhartigheid mij onwaardige geroepen heeft.
2e Pünt. De H. Marcus, vol vrees dat hij na :s aan anderen gepredikt te hebben, zelf wellicht
mogt verloren gaan, kastijdde naar het voorbeeld des Apostels zijn ligchaam om bet in bedwang te houden. »0 Paulus, zoo verzuchtte hij met de i. H. Catharina van Senen, o Gij, die zoo begeerig
waart naar lijden en folteringen, dat gij openlijk j. verkondigdet niets anders te kennen dan Jesus
j en den gekruisten Jesus alleen! Ik kwijn en sterf
van begeerte om met U te lijden. Wie zal mij van dit sterfelijk ligchaam bevrijden om met Jesus Christus te wezen? Ik ben met Hem gekruist, Hij is mijn leven, en de dood is mij een gewin; want ik voltrek thans in mijn ligchaam wat aan het lijden van Jesus voor zijn ligchaam de H. Kerk ontbreekt.quot;
f Hoort gij, mijne ziel, die vurige ontboezemingen?
Hoe veroordeelen zij uwe flaauwheid, uw weinigen ijver! Niet een geest van vreeze maar een geest van liefde, wijsheid en kracht had God aan den Gelukz. Marcus geschonken; daarom was Let hem niet genoeg den weg der waarheid aan anderen aan te toonen, maar hem zelf ook te bewandelen....
Waarin volgt gij hem na?..... Helaas, moet men
misschien van U niet zeggen, dat gij aan anderen
juli
een last wilt oplegger., dien gij zelf met uwe j
vingeren niet zoudt willen aanraken? Spreek dan j
voortaan niet meer van boetvaardigheid en van ^
den geest van opoffering, tenzij gij eerst zelf die e
onontbeerlijke deugden eens Apostels hebt leeren ^
t
DE GELUKZALIGE BENBDICTUS XI. |
Paus en Belijder.
Nicolaas van Treviso, later roemrijk bekend onder den naam van Benedietus XI, ontving het habijt der Predikheeren in het klooster van den H. Joannes en den H. Paulus te Venetië. Hij onderscheidde zich door groote voorzichtigheid en heilige zachtmoedigheid, terwijl altijd een diep en ernstig nadenken zijne handelingen voorafging en bestuurde. Zulke deugden deden hem van trap tot trap in waardigheden opstijgen, zoodat hij zelfs als Generaal over geheel onze Orde werd aangesteld. Paus Bonifacius VIII schatte zijne bekwaamheden zeer hoog en verhief hem tot Kardinaal.
Na den dood van dezen Paus trok Nicolaas door zijne nederigheid en eenvoud, die hij onder de hoogste eerambten steeds had weten te bewaren,
aller oogen tot zich en weldra vielen bij de Pauskeuze de stemmen van alle Kardinalen op zijn ' persoon. Een groote strijd werd zijnen ootmoed hierdoor aangedaan, maar de stem van God besliste. Ook als Paus bleef onze Gelukzalige, die nu den naam van Benedietus XI had aangenomen, de nederige en boetvaardige religieus van voorheen.
Zjjne godsvrucht werkte heilzaam op geheel de Katholieke Kerk, terwijl zijn ijver, ofschoon deze maar acht maanden vjjf dagen op den Stoel van
JULI
JULI
Petrus schitteren mogt, zeer veel tot welzijn dei-Kerk heeft tot stand gebragt. Twisten en oneenig-heden, die in onderscheidene steden van Italië erfelijk geworden waren, werden door zjjn liefdevol maar krachtig woord beslist; de christenvorsten bereidden zich op zijne aanmaning tot den strijd tegen de ongeloovigen; overal zocht hij steun en kracht om de katholieke waarheid en deugd wijd en zijd te verspreiden. Zijne kortstondige regeering heeft hem echter de dankbaarheid en roem van het verre nageslacht en de glorie des hemels doen verwerven. Zijn graf werd door tal van mirakelen verheerlijkt; Paus Clemens XII heeft zijne openbare vereering op onze altaren goedgunstig verleend.
OVEEWEGING
OVER DE LIEFDE VAN DEZEN HEILIGEN FAUS VOOR DE VERACHTING.
Exinanivit seme tijisum. Philip. II, 17.
Hij heeft zich zei ven vernederd.
le Punt. Liefde te koesteren voor vernederingen minachting en verachting voor zijn eigen persoon is een uitvloeisel van een diepe kennis van zich zei ven; zij is van onze liefde tot den vernederden Jesus, eene vruchten altijd werd zij beschouwd als het merg dei-ootmoedigheid. »Die de vernedering ontvlugt, zegt de Gelukz. H. Suso, zal, al ware hij hooger dan de hemel verheven, van God verstooten worden; maar hij die zich vernedert, al ware hij de ellendigste zondaar ter wereld, van God bemind worden.
Beschouwen wij in onzen Gelukzaligen Paus de uitwerkselen van deze deugd.
Hij die de verachting bemint, vlngt eerambten,
loftuitingen, eerbetoon en achting, in één woord, al wat hem in de oogea van anderen kan verheffen of aanzien verwerven. Zoo trachtte ook Benedictus, toen hij nog eenvoudig religieus was, zich zelfs te midden zijner broeders te doen vergeten..... Maar de nederigheid is, ofschoon tegen
de bedoeling en buiten de verwachting van den nederige-zelf, als een doorschijnend kristal, waardoor zich al de schoone eigenschappen en voortreffelijke gaven eens heiligen zeer gemakkelijk laten opmerken. Zoo wist men van den Gelukz. Benedictus zeer goed, wat edele schatten van deugd en wetenschap in hem verborgen waren, en hoe hij meer dan iemand anders tot de hoogste waardigheden in de Orde en in de Katholieke Kerk geschikt was. Slechts op een uitdrukkelijk gebod van Bonifacius VIII liet hij er zich toe bewegen om het Kardinaalspurper aan te nemen; en zijne op-regte en groote afkeer voor alle verheffing deed hem bij zijne verkiezing tot Opperhoofd der Kerk in tranen wegsmelten.
Laten wij, even gelijk die heilige Paus maar met nog meer reden, ons zeiven overtuigen dat wij niet het minste regt hebben om op de achting en onderscheiding van anderen te mogen rekenen: maar dat wij wel aan de verachting en vergetelheid der menschen verdienen prijs gegeven, daar wij de eindelooze majesteit van God door onze zonden beleedigd hebben.
»Het toppunt der volmaaktheid, zegt de Gelukz. Henricus Suso, bestaat in zelfverloochening en liefde tot verachting; zonder dit komen wij niet tot de volmaaktheid, waarheen wij ons ook wenden, waar wij ons ook mogen bevinden.quot;
2e Punt. Die de verachting bemint, vlugt niet alleen de eerambten, maar zoekt vernedering, dat is, alles wat hem klein kan maken in de oogen
JULI
JULI
van anderen, gelijk hij klein en gering is in zijn eigen oogen.
Op deze wijze handelde ook de H. Benedictus. Eens werd hem geboodschapt, dat zijne moeder hem begeerde te spreken. De Heilige Paus nu was van eene geringe afkomst. Voor de gelegenheid echter van deze audiüntie had zich zijne moeder met zeer prachtige kleederen versierd en vertoonde zich aldus aan haren zoon. De Paus, wel verre van dezen opschik goed te keuren, wilde haar niet herkennen, en zeide: Mijne moeder was een arme vrouw, die slechts arme kleederen droeg. Maar toen zij daarna, ontdaan van alle wereldsche pracht, aan 's Pausen hof verscheen, riep Benedictus vol vervoering uit: Zietdaar mijne ware moeder; en hij omhelsde haar tederlijk. Wat schoone les voor ons, die zooveel zorg aanwenden om alles in woorden of daden te vermijden, wat ons maar in het minst vernederen of verkleinen kan bij anderen. Wat schoone les ook vooral voor de grooten der aaide, die van nederigen tot hoogen stand zijn verheven en in hun hoovaardigheid hunne vroegere nederigheid en geringheid niet meer willen en durven herinneren.
O Jezus, Gij die u zoo vernederd hebt, dat Gij de gedaante van een slaaf hebt aangenomen, schenk ons de genade van nooit iets te zoeken dan de vergetenheid en de verachting der menschen; en dat wij nooit vergetende den ongelukkigen staat, waarin de zonden ons gebragt heeft, altijd levendig onze nietigheid gevoelen en uwe barmhartigheid voor oogen mogen hebben.
13
9 Juli.
DE H. JOANNES VAN KEULEN EN ZIJNE GEZELLEN.
Martelaars,
Toen de vijanden der heilige Kerk in de zestiende eeuw alle pogingen aanwendden om in Nederland de ware leer van Jezus Christus te vervalschen en den schaapstal van Christus door hunne ketterijen ten verderf te brengen, bestuurde de Heilige Joannes van Keulen als pastoor de parochie van Hornaar. De ijver, waarmede hij tegen de dwalingen dei-hervormers optrad, verwekte hunnen haat en weldra ook hunne bloedige vervolging. Met nog negentien andere geestelijken werd hij te Gorcum gevangen genomen. Onbeschrijfelijk zijn de pogingen van verleiding, bedreiging en geweld die door de ketters beproefd werden, om de strijders voor Jezus' leer van hun geloof af te brengen. Vooral trachtte men hen het leerstuk der wezentlijke tegenwoordigheid van J. Chr. in het H. Sacrament te doen loochenen en hen van de gehoorzaam beid aan den Paus van Rome af te trekken. Maar hun geloof was onverzettelijk en daarom werd tot hun marteldood door hunne vijanden besloten. Openbare bespotting, wreede mishandelingen en verguizing gingen hunnen dood vooraf, en zelfs na den glorievollen strijd werden hunne heilige lichamen nog vreeselijk verminkt en geschonden. God echter heeft hen tol op onzen tijd door velerlei wonderteekenen verheerlijkt, en sedert hunne plegtige heiligverklaring door Pins IX in 't jaar 1867 wordt hunne eeredienst meer en meer met luister en openbare plegtigheden gevierd.
JULI
juli
over het geloof der heilige martelaken van gorcum aan het h. sacrament des altaars.
Calix meus inebrians qnam prtcelam est-O hoe kostelijk is mijn vreugdevolle beker. Ps. XXII, 7.
le Punt. Het H. Sacrament des Altaars wordt bij uitnemendheid genoemd: het geheim van ons geloof, omdat bizonder dit Sacrament van den geloovigen mensch een zwaar offer eisclit. De nietigheid van de gedaanten van brood en wijn: ons gezigt, gevoel, onze reuk en smaak, die ons zoo het tegendeel van wat wij gelooven schijnen te zeggen — op dit alles moeten wij, met een geest van gehoorzaamheid aan Jezus' woorden, geen acht geven, maar alleen ons herinneren wat Christus eenmaal zeide: dit is mijn vleesch ; dit is de kelk van mijn Moed.
Gelukkig hij, die van God de genade ontvangen heeft van met geloof tot dit H. Sacrament te naderen: maar duizendmaal gelukkiger hij, die zijn geloof aan deze katholieke waarheid met zijn martelbloed bezegenen mag. Verheugen wij ons dan op dezen dag over het onschatbaar geluk onzer H. H. Martelaren; gedenken wij, hun ter eere, wat vervolging zij doorstaan, wat bespotting, wreedaardige behandeling en eindelijk wat schandelijken dood zij ter liefde van hun geloof geleden hebben.
O Jezus, mijne liefde, mijn leven en mijn al! zoo het aan mij niet gegeven is voor uwe liefde en voor de belijdenis van mijn geloof het leven op te offeren en als martelaar te sterven, o schenk mij dan ten minste, voor de voorspraak van den H. Joannes en zijne gezellen, de genade van altijd aan u een welgevallig offer van geloof en liefde en van een heilig leven op te dragen.
2e Punt. Het heilig Sacrament wordt ook genoemd:
JULI
het brood der sterhen. Het schenkt aan de ziel, ja, zelfs aan het lichaam eene kracht en moed, waardoor wij aan den duivel, aan de wereld en aan de begeerlijkheden onzer bedorven natuur een zege-pralenden weerstand kunnen bieden. Daarom was het, in de eerste tijden der Kerk aan geen martelaar toegestaan zich voor zijn H. geloof in het strijdperk te begeven, vooraleer hij dat H. brood genuttigd en den kelk van het H. bloed gedronken had. Wat een benijdenswaardig voorregt, juist voor het seloof aan dit H. Sacrament te mogen sterven, dat, geheel hun leven dooi-, voor hen een bron was geweest van de rijkste genaden; een bron van bovenaardsche kracht, waarmede zij den duivel en de hel overwinnen mogten, een bron van liefde tot God en den evenmensch, een bron van aposto-lischen ijver en van volharding tot aan zulk een wreeden dood toe! Hoe schoon is het woord van de H. Catharina hier op hen van toepassing: De wereld mag door hare verleiding of bedreiging hen trachten te weerhouden en te doen wankelen, maar zij zien niet achterwaarts en houden hun oog alleen op de waarheid gevestigd.... Vol vreugde, en als bedwelmd van zaligheid door den beker van Jezus' heilig bloed, blijven en strijden en zegevieren zij op het slagveld (1).
Voelt gij dan, beminde ziel, in u de krachten bezwijmen en den moed om door een braaf leven voor Jezus te strjjden in u wegzinken — welaan, spoed u tot het H. Sacrament des Altaars, daar is kracht en leven, moed en volharding tot aan den dood bij uwen lieven Jezus te vinden: Hij die mij eet, leeft voor mij.
(1 Zamenspr. I-XX V II
13 Juli.
DE GELUKZALIGE JACOBUS VAN VOEAGINE.
Bisschop en Belijder.
De Gelukzalige Jacobus trad op zeer jeugdigen leeftijd in zijne geboorteplaats Voragine of Verazzo in de Orde der Predikheeren. Dag en nacht bestudeerde hij vol ijver de H. Schriftuur en de werken der Kerkvaders, maar bizonder die van y den H. Augustinus, welke hij schier van buiten kende. Onder deze inspanning zijns geestes voedde hij zijne ziel ook dagelijks door het gebed, en beoefende hij alle deugden van een waren religieus. Weldra werd hij door zijne broeders tot overste gekozen, en stichtte hjj allen door woord en voorbeeld. Zeven en dertig jaren oud, werd hij tot Provinciaal van Lombardije benoemd. In de kloosters van zijne provincie bloeiden op voorbeeldige wgze de studiën en de regeltucht. Na verloop van eenige jaren beklom hij den Aartsbisschoppelijken zetel van Genua, en door zijne ijverige pogingen werd er aan de buitensporige verdeeldheden der Guelven en Ghibelijnen door een plegtige verzoening een einde gemaakt. Zooveel invloed bezat de heilige Bisschop op zijne onderdanen, dat op zekeren dag, toen hij zich in plegtgewaad tusschen de woedend strijdende burgers begaf, allen bij zijne komst verstomden, de wapenen neêrlegden en tot hun pligt wederkeerden. Groot was zijne godsvrucht tot de H. Maagd Maria. Ook zijne liefde tot de armen was zoo grenzenloos, dat hij bij gelegenheid van een hongersnood alles wat hij bezat tot ondersteuning der noodlijdenden verkocht. De menigvuldige werken, die hij vervaardigd heeft, hebben hem tot, nog op onzen tijd een grooten naam onder de geleerdste schrijvers verzekerd.
Paus Pius VII heeft de eeredienst van den Gelukz. Jacobus aan de Orde der Predikheeren toegestaan.
over ue vruchten van vrede, die het hart des gelukz. jacobus vervulden.
Pacem relinquo vohis.
Ik laat u den vrede. S. Joan. XIV, 27.
De vrede, wanneer zij in onze harten woont, kan ons tot hoogen trap van deugd en heiligheid doen opklimmen; ook is zij een zeker teeken dat, die hem bezit, reeds vele overwinningen op zich zeiven behaald heeft. De vrede is dan ook een voorsmaak van de genoegens des hemels en de bron van een onverstoorbaar geluk.
»Daarom, zegt de H. Thomas, heeft de Apostel deze drie vruchten van den H. Geest: liefde, vreugde en vrede, te zamen genoemd, om ons te doen verstaan, dat de vrede en de vreugde, d. i. de vreugde die den hemel waardig is, onafscheidelijk vereenigd zijn (1) quot; Deze gelukkige vrede was het deel van den H. Jacobus, en schonk reeds hier op aarde aan zijne ziel een der hemelsche zaligheden.
Het middel om dien vrede te verwerven, welken onze Zaligmaker als een bizonder bewijs zijner liefde aan de Apostelen heeft nagelaten, is dit, dat wij ons altijd de tegenwoordigheid Gods herinneren. Want, gelijk de tegenwoordigheid der zon de duisternis en de wolken doet verdwijnen, zoo ook zal liet voortdurend denken aan God en het voortdurend beminnen van God al onze onrust en strijd doen ophouden (2).
2e Punt. Een vreedzame ziel is een heiligdom waar God zijn verblijf in houdt, en dit volgens de uitspraak der H. Schrift: de verblijfplaats van
(1) Massoidié. Overwegingen volgens deu H. Thomas.
(2) Ihidem.
juli
God is in vrede; rondom dien vrede schittert de liefde, die alle harten tot zich trekt, alle vrees en ongerustheid wegneemt, en alle smarten verzacht. Zulk eene ziel schijnt hekleed te zijn met de magt van Hem, die de bulderende orkanen en de baren der zee met een enkel woord bedwong. Ook de H. Jacobus bedaarde door zijne tegenwoordigheid alleen de verdeeldheden van woedende vijanden; ö een enkel woord van zijnen mond verzoende onder de wraakgierigsten allen haat, twist en oorlog. Het was niet mogelijk, om aan de zoete kracht van zijn liefde- en vredeademend woord ernstigen weerstand te bieden.
»Begin, zegt Thomas van Kempen, begin eerst met de liefde bij u zeiven te vestigen en dan eerst zult gij haar aan anderen kunnen mededeelen (1).quot;
»Wees in uwe berispingen streng of zacht, volgens den aard der omstandigheden; maar zorg, dat zij altijd voortkomen nit een zachtmoedig, nederig en goedwillig hart. Uw bestuur kenmerke zich door die liefde, welke het kwade door het goede overwint; want niet door het kwaad wordt het kwaad verbetert, en nooit zal de eene duivel den anderen uitdrijven (2). Het verlies van Gods genade is het eenige dat de zielen der Heiligen moet ontroeren en bedroeven (3).quot;
(1) Navolg, v. J. Chr. 11, 3.
(3) Dc Gelukz. Henricus Suso. Brief VII.
(3) De Gelukz. Jordaaus van Saxen. Brief II.
18 Juli.
DE GELUKZALIGE CESLAS.
Belijder.
De Gelukzalige Ceslas was de broeder van den heiligen Hyacinthus en ontving te gelijk met dezen, uit de handen van onzen H. Vader Dominicus, het habijt onzer Orde. Ceslas werd al aanstonds na zijne religieuse professie als missionaris naar het noorden van Europa gezonden. Het eerst vestigde hij zich eenigen tijd te Praag; en hier werd zijn arbeid rijkelijk door den hemel gezegend. Een klooster voor de broeders en weldra ook een voor de zusters onzer H. Orde werden in die hoofdstad van Boheme opgerigt; zelfs de Bisschop dier plaats had zooveel achting voor den heiligen Ceslas en zooveel liefde voor de Predikheeren opgevat, dat hij met toestemming van Honorius III zijn hooge kerkelijke waardigheid nederlegde en een heilig Dominicaan werd. Tal van broeders zond de ijverige Ceslas naar alle noordelijke landen van Europa, en velen hunner bekroonden den religieusen ijver en apostolischen moed, die zij in de school des Gelukzaligen geleerd hadden, en onder woeste volkeren schitteren deden, met een heldhaftigen marteldood. Hij zelf doorliep Saxen, Polen, Moravië, Pruissen en Pommeren, al predikende het woord des Heeren en overal den bloei der Katholieke Kerk en de uitbreiding onzer Orde bewerkende, zoodat zelfs een aanzienlijk getal van tot de H. Kerk bekeerde Tartaren in de Predikheeren Orde een leven van deugd en heiligheid gingen leiden. Schitterend waren de mirakelen waarmede God de groote heiligheid zijns dienaars bevestigde en bekroonde Meer dan vijfhonderd duizend Tartaren hadden zich uit Azië met alvernielend geweld op de westelijke
JULI
landen van Europa geworpen. Overal waar zij zich vertoonden lieten zij sporen na van de gruwzaamste verwoesting, en geen magt was in staat die toom-looze horden met goed gevolg weerstand te bieden; ook de moedige graaf van Sileziën, Hendrik II, de vrome bijgenaamd, moest voor hun overmagt bezwijken en sneuvelde met de bloem zijner dapperen op het slagveld van Wolstad. ,j Nu rukten de ontzaglijke legerscharen der vij
anden tegen de stad Breslau op. Al spoedig zagen zich de verdedigers gedwongen die plaats aan de gruwelen der Tartaren over te laten, maar duizenden inwoners zochten nu een schuilplaats binnen de muren van het kasteel. Ook hier echter werd weldra hun toestand onhoudbaar, en reeds waren zij op het punt van in de handen der vijanden te vallen toen de Gelukz. Ceslas zijn magtig gebed ten hemel opzond om redding voor zijne dierbare vrienden en landgenooten. Eensklaps daalde er een verwoestend vuur uit de wolken in het vijandelijk leger; schrik en onsteltenis en doodsangst vervulden het hart der barbaren, die thans in de grootste wanorde en met ontzaglijk verlies terug werden geslagen.
De Gelukz. Ceslas werd steeds in Polen en bij andere slavische volkeren als een magtigen beschermheilige vereerd; Paus Clemens XIII heeft in het jaar 1713 zijn eeredienst goedgekeurd.
over ben ijvee van den gelukz. ceslas.
Socius meus, el in vos adjutor. II Cor. VIII, 23.
Hij is mijn deelgenoot en medearbeider onder n.
Ie Punt. Volgens den H. Thomas van Aquinen ontspruit de ware ijver uit »den voervloed dei-liefde;quot; wat moet dan de ijver van den Gelukz. Ceslas niet groot geweest zijn, daar zijne liefde geene grenzen kende.
Hij ontving liet heilig Ordeskleed uit de handen van onzen luisterrijken Vader den H. Dominicus, en wel op het oogenblik, dat al diens kinderen heiligen waren. Hoe vurig en teeder hij den grooten Patriarch ook beminde; toch wilde hij van dien Vader volgaarne scheiden, om overal de goddelijke liefde te gaan verkondigen. Groot waren de wonderen zijner brandende liefde tot Jesus Christus. Ontelbare bekeeringen tot het geloof of tot een christelijk leven; uitbreiding zijner Orde tot zelfs onder de woeste Tartaren; een strenge levenswijze en voortdurende versterving — ziedaar wat hem aan ons kennen doet als een ijverig dienaar des Heeren.
In hem werd het woord van de H. Catharina van Senen bewaarheid, dat eene ziel, die vol ijver is voor de eer van God, alle mensclien van welken ouderdom ook of staat tot de liefde wenscht te brengen van J. Chr., omdat zij voortdurend de zielen zeiven beschouwt als geschapen naar het beeld van God en vrijgekocht door het vuur dei-liefde en het kostelijk bloed van Jesus, de zoon Gods.
Maar zijn ook wij met deze gevoelens bezield? Hebben ook wij steeds de lessen en voorbeelden van deH. Dominicus voor oogen ? Waar blijven onze
JULI
JÜLI
ijvervolle werken? Wat hebben wij verlaten, wat gearbeid, wat geleden voor bet heil der zielen?
2e Punt. De Gelukz. Ceslas volgde onzen H. Vader Domincns ook na in diens volhardenden en stand-vastigen ijver. Toen de Gelukzalige man jaren lang in 's Heereu wijngaard gearbeid had, en hij door zijne broeders, werd aangespoord om toch zijne gestrenge levenswijze wat te matigen en na zooveel jaren van Apostolischen arbeid een weinig rust te gaan nemen, antwoordde bij, »dat de liefde tot God nooit opregt en volmaakt is, tenzij uit haar een standvastige ijver geboren worde.quot; Deze les, aan zijne broederen, gegeven, beoefende hij tot aan zijnen dood toe; en hierin toonde bij zich een waren zoon van de H. Dominions, die insgelijks midden in zijne Apostolische werkzaamheden en vermoeijenissen tot de belooning zijner werken door God werd opgeroepen. Eene heilige religieuze te Breslau aanschouwde, in een hemelsch visioeu, de ziel des Gelukz. Ceslas op het oogenblik, dat zij in het luisterrijk choor der Apostelen werd binnengeleid.
Indien G-od van ons niet zulk een ijver vraagt, als de Gelukz. Ceslas in zijne grootsohe werken deed schitteren, welaan! dat wij dan ten minste niet bij de geringste moeijelijkbeden den moed verliezen en ons laten afschrikken tot liet brengen van een of ander klein offer en kleine verstervingen. Denken wij steeds, dat het hier de redding geldt en de zaligheid van zielen, die door het kostbaar bloed des Zaligmakers van den eeuwigen dood bevrijd zijn en ook bevrijd zullen blijven, als wij van onzen kant niet flauw en traag zullen wezen om baar van de zonde tot de deugd, van de deugd tot aan den drempel der gelukzalige eeuwigheid te brengen. Zullen wij echter met vrucht aan de Zaligheid der zielen kunnen arbeiden , dan moeten wij zelf eerst met ijver aan onze eigene volmaaktheid
arbeiden. Want God bedient zich in zijne geestelijken wijngaard van geen onvolmaakte en achtelooze werklieden; zijne dienaars or.oeten mannen zijn met een hart, brandend van ijver; met eene ziel vol edele zelfverloochening en diepe nederigheid; met eene ziel en een ligchaam, beiden gehard tegen het lijden, dat zij ter liefde Gods en tot heil der zielen zullen ondervinden; eindelijk moeten de Apostelen van Jesus Christus menschen zijn , die , aan zich zeiven afgestorven , geheel voor God en het goddelijke leven, om op de ure der vergelding voor hun arbeid en lijden en opoffering, de rijke kroon te ontvangen welke zij zich door een volhardenden en liefde vollen ij ver hebben waardig gemaakt. Streven wij met den Gelukz. Ceslas naar zulk een volmaakt Apostelschap — zijn voorbeeld moet ons opwekken en bemoedigen, zijne voorbede bij God zal ons daartoe de kracht en genade, en de volharding ten einde toe verwerven.
23 Juni.
DB GELUKZALIGE JOANNA VAN ORVIETO.
Maagd der Derde Orde.
Joanna aanschouwde het eerste levenslicht op het kasteel Carnasola, in het bisdom van Orvieto. In haar prille jeugd verloor zij beide baar ouders, maar op den leeftijd van vijf jaren wist zij reeds bij God vertroosting en bescherming te gaan vinden. Zij koesterde ook een bijzondere godsvrucht voor de heilige engelen en beminde al zeer vroeg de engelachtige deugd van zuiverheid als haar kostbaarsten schat. Ten einde deze ongeschonden te bewaren bezigde zij de uitstekende middelen van versterving en gebed; haar teeder ligchaam kastijdde
JULI
205
zij door vasten en veelvuldige nachtwaken. Zoo overwon zij den duivel en zijne helsche Hsten, en gevoelde zij zich ook sterk genoeg om op alle aanzoeken en verleiding der wereld te zegevieren. Zij begaf zich naar Orvieto en ontving hier het habijt der Derde Orde. Hare levensjaren bragt zij door in aanhoudende gestrengheden jegens zich zelve en in vereening met God door het gebed. Buiten-gewone gunsten des hemels beloonde, hier op aarde reeds, hare heiligheid; ook bezat zij de gave der voorzegging. De inwoners van genoemde stad vereerden haar, om hare onuitputtelijke liefde jegens de armen, met groote achting en bizondere liefde; en deze vereering bleef voortduren ook na haren zaligen dood, in het jaar 1306. Benedictus XIV heeft die eeredienst met zijne pausselijke goedkeuring bekrachtigd.
OVEEWEGING
over de genadegunsten, die de gelükz. joanna door de voorspraak der engelen bekomen heeft.
Anqelis suis mandavit de te, v.t custodiant te in omnibus viis luis.
Ps. XC, II.
Zijnen Engelen heeft Hij bevolen, dat zij n znllen bewaren op al uwe wegen.
Ie Punt. De Gelukz. Joanna schijnt door de hemelsche zorg der Engelen tot zulk een hoogen trap van deugd te zijn opgevoerd. Hare teedere liefde en godsvrucht voor de heilige Engelen deed hunne magtige bescherming over haar nederdalen. En wat kan eene jeugdige maagd in de school van Engelen wel anders leeren dan een hemelsche zuiverheid en liefde? Op zekeren dag, dat hare
JULI
juli
jeugdige vriendinnen haar een weinig liefdeloos behandelden omdat ze een arme weeze was, zeide zij, op een schilderij van Engelen wijzende: ik ben veel rijker dan gij; want ziedaar mijn vader en mijne moeder!quot; Wat groot geluk is het, een kind en beschermeling der engelen te wezen! Zij verwierven voor Joanna een jeugdige onschuld, een maagdelijke zuiverheid, en een groote liefde tot God. Hnnne bemelsche ingevingen hielden haar steeds op den weg der deugd, hunne bescherming behoedde haar tegen de verleiding van duivel, wereld en vleesch; en redde haar eens uit een dreigend gevaar , waarin hare maagdelijke deugd op harde proef gesteld werd. «Vreest de aanvallen uwer vijanden niet, roept de Gelukz. Henricus Suso ons toe; daar de engelen en heiligen zelfs U bijstaan en van allo kanten omgeven.quot;
2e Punt. Door de gunst en voorbede der engelen van alle kwaad bevrijd, trachtte de Gelukz. Joanna ook een geheel engelachtig leven te leiden. Hoe zij hunne reinheid en zuiverheid navolgde, zagen wij hierboven; maar ook in hare liefde tot God en tot de menschen nam zij de gelukzalige hemelgeesten tot voorbeeld.
Zij beminde God zoozeer, dat zij bereid was alles om Hem te verlaten, alles voor Hem te lijden.
Ook van liefde tot baren evenmensch brandde haar hart zoodanig; dat deze woorden te Ovieto in aller mond waren: die zeker wil wezen door Joanna met groote gunsten te zullen worden overladen, behoeft alleen maar kwaad van haar te gaan spreken.quot;
Zoo ook wij van Jesus en zijne heilige engelen bemind willen worden, laten wij onze zuiverheid, die schoone hemelbloem, voor de minste vlek en smet vrijwaren; laten wij met Joanna aan God geen enkel offer, dat Hij van ons vraagt, hoe groot ook, weigeren,
206
JULI
on volgen wij haar heerlijk voorbeeld met immer onzen evenmensch, waar het ons ook doenlijk is, met onze hulp en troost bij te staan. Men moet voor zijnen naaste alles doen, zegt de H' Franciscns van Sales, alles ~ uitgenomen zichzelven te verdoemen.
O Heer, die de engelachtige zuiverheid en brandende liefde der Gelukz. Joanna met hemelsche gunsten hebt overladen, doe ons hare deugden zoo navolgen , dat wij door reinheid van levenswandel en door zuiverheid van hart aan U steeds mogen behagen !
27 Juli
DE GELUKZ. AUGUSTINUS VAN BUGELLA.
Belijder.
Augustinus werd in de zestiende eeuw uit een adellijk geslacht te Bugella geboren. Als jongeling trad hij in de Orde der Predikheeren en werd al spoedig een toonbeeld van religieuze volmaaktheid. Het nachtwaken, het dragen van een scherpen boetgordel, en het bijna voortdurend vasten waren voor hem de meest geliefkoosde verstervingen. De kracht tot deze heilige oefeningen vond Augustinus in een grooten ziele vrede een heldhaftig geduld, en eene diepe nederigheid.
Zijne verduldigheid en versterving deden al zijne broeders verbaasd staan, toen hem bij gelegenheid eener smartelijke ziekte de wonden en verzweringen zijns ligchaams met een gloeijend ijzer werden uitgebrand en hij onder de verschrikkelijkste pijnen zelfs geen enkelen kreet of zucht slaakte, maar met hemelsche kalmte zulk een foltering doorstond Meermalen werd hij door zijne broeders tot overste
gekozen en hij wist hen door beminnelijke zachtaardigheid en door de zoete kracht van zijn vaderlijke vermaningen tot hooge deugd en vurigen Apostolischen ijver op te voeren. Hij zelf was ook een onvermoeid ijveraar voor de eer van God en voor het zielenheil van duizenden. Grroot was zijne magt over de duivelen; en zelfs de gave van het genezen der ziekten had hij van den hemel ontvangen.
Na een leven vol verdiensten werd hij door God tot de eeuwige belooning opgeroepen. Vier jaren na zijn zaligen dood werd zijn ligchaam nog ongeschonden en geheel gaaf opgedolven uit een zeer vochtigen grond, en overgebragt in een van goud en kostbaar marmer schitterend praalgraf. Pius IX heeft onzen Gelukzaligen Augustinus va,n Bugella verheerlijkt door het goedkeuren van zijne openbaren eeredienst. —
OVERWEGING.
oveu den geest van gebed, uitschitterend ondek de deugden van den ziligen augustinus.
Oportet semjier orare, et non deficere.
liUcas XVIir : 1.
Men moet altijd bidden, en niet ophouden.
Ie Punt. Het gebed is volgens de leer der H. Vaders eene verheffing van de ziel tot God, en in de voortdurende verheffing van ons hart tot God kan men zeggen, dat de geest van gebed gelegen is.
Dit beteekent geenszins, dat iemand, die van dien geest des gebeds vervuld is, volstrekt aan niets anders denkt of denken mag dan aan God; maar dat hij het zich door eene heilzame gewoonte eigen gemaakt heeft van meermalen op een dag.
JULI
ja meermalen op een uur aan God te denken en zich met God te onderhouden.
Na eens stort hij voor God zijn hart uit in een vurig schietgebed, waarin hij zijn Schepper, zijn Zaligmaker, zijn Eenige Liefde verheerlijkt; dan weder werpt hij zich in den geest voor den troon van God en het Lam neder, om vergeving voor zijne zonden, kracht in de bekoringen, liefde voorde deugd, ijver in het volbrengen zijner dagelijksche bezigheden af te smeeken, of wel hij draagt die bezigheden nog eens ter eere van zijnen Schepper op; in het kort, de geest van gebed doet ons, zonder dat wij onze dagelijksche pligten verzuimen, meer met God en zijne heiligen in den hemel, dan met het aardsche op deze aarde verkeeren.
Deze geest bezielde ook den Gelukz. Augustinus, en maakte hem tot een man van gebed en hemelsche beschouwing. Eene ziel, een hart, dat zoodanig in God verslonden is, kan niet anders dan geheel onthecht wezen van het aardsche. Augustinus was dan ook gevoelloos voor alle menschelijke gunst en ongunst; voor de vermaken en genoegens dei-wereld ; voor het lijden en de smarten die hij door pijnlijke ziekten in zijn ligchaam ondervinden moest.
Die geest van gebed vormde hem tot een waardig religieus, tot een voorbeeldig priester, en bezielde hem met dubbelen ijver voor het heil en de zaligheid der aan zijne zorg toevertrouwde zielen.
2° Punt. Zulk een verhevene wijze van bidden is ongetwijfeld de volmaaktste vervulling van het gebod des Zaligmakers: Gij moet altijd hidden en nooit ophouden. Bijaldien wij dan tot nog toe onzen Gelukzaligen Augustinus slechts bewonderen kunnen en wij er welligt nog verre van af zijn van insgelijks voortdurend in den geest met God vereenigd te wezen, laten wij dan, op dezen dag vooral, de
JULI
JULI
magtige voorspraak inrcepen van dien heiligen dienaar Gods.
De Geest des gebeds heeft hem tot dien hoogen graad van heiligheid gebragt; ook wij zullen met zulk een verheven wijze van bidden gemakkelijker van onze dagelijksche gebreken bevrijd blijven, en in korten tijd tot veel hooger volmaaktheid kunnen opstijgen. Vergeten wij niet zeer dikwijls te bidden om dien geest van gebed; want voorzeker, geen i gebed kan aan God aangenamer wezen. De H. Jacobus zelf wekt ons op, om van God de wijsheid af te smeeken, die ons voorlicht in het bewerken van onze zaligheid; en die zelfde Apostel voegt er aanstonds bij, dat God ons gebed om die genade zeker en overvloedig verhoeren zal (1). Welnu, kan men een krachtiger middel om eenmaal met God in den hemel vereenigd te worden, uitdenken, dan dien geest van gebed ? Daardoor toch trachten wij reeds op deze wereld ons zoo innig en zoo dikwijls als mogelijk is met God te vereenigen; daardoor worden wij sterk en onverwinnelijk in onzen drievoudigcn strijd; tegen den duivel, de wereld en het vleesch; en de vertroostingen die ons de geest van gebed van den hemel doet nederdalen, zijn reeds een voorsmaak van het eeuwig geluk, dat wij bij God zullen genieten.
(1) Siquis autem vestrwm indiget Sapientia, postv.let a Deo, (jid dat omnibus affluent er; et dabitur ei. S. Jacob I, 5.
28 Juli.
DE GELUKZALIGE ANTONIÜS AB ECCLESIA.
Belijder.
Antonius stamde af van het roemrijke geslacht der markgraven van Chiesa de Eoddi, en werd te St. Germano in Piemont geboren. Reeds zeer vroeg legde hij zich met ijver op de stndiën toe, en was weldra bekwaam genoeg om in onze heilige Orde te worden aangenomen. Door zijne heilige levenswijze schitterde hij onder zijne broeders uit en werd waardig bevonden om achtereenvolgens de vermaarde kloosters van Florence, Corno en Savone als prior te besturen. Groot was zijne liefde tot het gebed. Gewoonlijk bleef bij 's nachts na afloop der metten tot aan de Primen toe in het koor der kloosterkerk; en wanneer zijne broeders de eerste H. Mis gingen bijwonen, vonden zij hem in de zelfde godvruchtige houding neergeknield, waarin zij hem 's nachts verlaten hadden. Vele buitengewone gunsten verwierf hij door zijn heilig leven van den hemel. De H. Maagd verscheen hem menigmaal in zijne cel, en onderhield zich dan op een zeer vertroostende wijze met hem. Dikwerf schonk God ook de gave der wonderen aan den H. Antonius. Zijn zegenende hand gaf niet zelden plotseling de gezondheid terug aan de zieken, en genas dezen van de hevigste en gevaarlijkste kwalen. Ook voor-zeide hij het uur van zijnen zaligen dood. Op dat oogenblik vergaderden zijne broeders zich aan zijn legerstede en hadden toen het geluk en uit den mond huns vaders de heilzaamste vermaningen te mogen hooren; daarop ontsliep hij vol vrede in den Heer. Aanstonds na zijn dood werd onze Gelukz. als een Heilige vereerd, welke vereering steeds onafgebroken is blijven voortduren, waarom Paus Pius VII hem onder het getal der zaligen heeft laten opteekenen.
JULI
OVERWEGING
over de vereexigikg van den gelukz. antoniüs met god door het gebed.
Tihi dixit cor meum, exquisivit te facies mea. Ps XXVI, 8.
Tot U sprak mijn hart; mijii aangezigt zoekt U.
le Punt. Overwegen wij de vruchten die zieli Antonius verwierf door liet gebed. Even als de H. Bernardus zou onze Gelukzalige al de genoegens der aarde hebben willen geven, om één enkel uur zich met God te mogen onderhouden. Hij wist immers maar al te wel, welke groote voordeelen zulk een hemelsch onderhoud voor eene vurige ziel oplevert. Daar putte hij aan de bron der genade zelf; daar zuiverde hij zijn hart van alle ongeregelde gehechtheid aan de wereld; daar vond hij licht voor zijn eigen levenswandel, en ook overvloedige wijsheid om anderen den weg der deugd te leeren bewandelen. Want als de Gelukz. Antonius opstond uit zijn gebed, dan waren de woorden van vermaning, die hij tot de zondaren rigtte, gelijk aan gloeijende schichten, die de harten zijner hoorderen van liefde en berouw vervulden.
Maar met wat weinig ijver en hoe zeldzaam begeven wij ons tot het gebed, en wanneer wij bidden, hoe ondankbaar toonen wij ons dan niet zelden jegens God. Jezus doet ons de eer aan, van met ons vriendschappelijk te komen spreken, maar wij sluiten ons oog voor de weldaden die hij zoo mild ons aanbiedt en toereikt; wij luisteren niet naar zijne stem, zoo vol liefde en teederheid, troost en bemoediging — om des te meer onze aandacht te vestigen op de wereld en hare verstrooijingen, die wij, geknield voor Gods troon, toch in onze verbeelding met ons mededragen.
JULI
juli
2e Punt. En toch, zonder het gebed zal onze voortgang in het geestelijk leven, niets te betee-kenen hebben; het gebed is immers de ziel van dat leven.
Het voornaamste middel nu om goed te kunnen bidden is, dat wij wezenlijk overtuigd zijn van tot en met God te spreken. Hieruit zal dan ook aanstonds volgen, dat wij de wereld, de verstrooij-ingen, onze bezigheden van zoo straks, in één woord, dat wij alles op dat oogenblik vergeten behalven God-zelf. Dan inderdaad hebben wij ons hart in die veilige afzondering en eenzaamheid binnengeleid, buiten welke God niet tot ons zal spreken. (1)
Vervolgens zullen wij nooit al de vruchten van het gebed mogen plukken, wanneer wij terstond na het gebed in 't geheel er niet meer aan denken, dat wjj zoo even het groot en onschatbaar geluk hebben gpnoten van tot den troon van God te zijn toegelaten. Wie verlaat het paleis van een vorst, zonder nog uren daarna in zijne gedachten en gesprekken telkens op dat eervol en dikwijls met gunsten en weldaden gezegend bezoek terug te komen? Denken dan ook wij nog menigmaal na het Gebed aan hetgeen wij tot God gezegd, aan God beloofd hebben, en aan datgene vooral waartoe God-zelf ons in het gebed heeft opgewekt en aangespoord. Als wij zoo zullen bidden, dan kunnen wij teregt ware navolgers van den Gelukz. Antonius genoemd worden, en zullen wij met hem, voor tijd en eeuwigheid, de zaligste vruchten van onze gebeden mogen inoogsten.
(1) Ducam earn in soliindinem, et loquar ad cor-ejus.
Oseas XI, 34.
214 juli ^
31 Juli.
DE GELUKZALIGE MANNES DE GUSMAN.
Belijder.
Mannes, de oudste broeder van den H. Dominicus,
wijdde zich al zeer vroeg aan den dienst van God.
Hij had het geluk, een der eerste leerlingen van onzen H. Vader te zijn, die op 's Heeren hemelvaartsdag van het jaar 1217 hunne geloften deden.
De heilige Stichter, die tot grondregel had »dat het zaad slechts vruchten voortbrengt als men het gt;
zaait, en niet als men het in de graanschuren opeenstapeltquot; verspreidde zijne eerste leerlingen over de voornaamste landen van Europa, en zond Mannes naar Parijs. Hier stichtte onze Gelukzalige, met Michaül de Fabra en Joannes van Navarre, het beroemde klooster van den H. Jacobus. Tien maanden lang leefde hij daar met zijne broeders in de uiterste armoede; maar toen hunne deugd en
li
apostolische ijver meer en meer in de stad bekend werden, kwam men hun van alle zijden ter hulp.
Weldra wekten zij het vertrouwen en de liefde van oen groot aantal jonge lieden, zoodat in 1219
hun klooster reeds dertien religieusen bevatte en 1
binnen korten tijd een roemrijke kweekschool van ^ deugd en wetenschap werd. Later werd de Gelukz,
Mannes door den H. Dominicus tot prior aangesteld z
over een klooster in Languedoc. In alles toonde z
hij zich het evenbeeld van onzen H Patriarch; c en door zijne ijver voor de uitbreiding onzer H. Orde ; e en het voorbeeldig naleven van den Ordesregel is
hij steeds een sieraad geweest der jeugdige Domini- a
caner Orde en heeft hij zich in ruime mate de a
liefde Gods en de glorie des hemels verworven. 3
Zijn heilig ligchaam werd bijgezet in het graf \
zijner zalige ouders, Felix de Gusman en de v
Gelukzalige Joanna van Aza. Gregorius XVI heeft 1]
zijne openbare vereering toegestaan. e
OVERWEGING
over den schat, dien de h. dominicüs aan den geltjkz. mannes ontdekte.
Invenit Philippus Natha7iaëlt et dicit, Invenimus Jesum a Nazareth,
Philippus vindt Nathaniël, en zegt: Wij hebben Jesus van Nazareth gevonden. S. Joan. I, 45.
le Punt. Het hoogste goed, de kostbaarste schat, dien onze H. Vader Dominicus kende en beminde, was Jezus Christus.
Hein beminde hij met al de krachten zijner ziel; en zijn edel hart kende geen grooter geluk dan dien Goddelijken Heiland ook door anderen te doen beminnen. De H. Dominicus was op het kasteel zijner ouders een helder stralend voorbeeld van deugd voor al zijne broeders, en op deze wijze predikte hij reeds vroegtijdig de liefde tot Jezus en veroverde hij vele harten voor zijn Goddelijken Meester.
Toen hij dan openlijk optrad als Hoofd en Stichter der Piedikheeren Orde, zag hij al spoedig zijn oudsten broeder, den Gelukz. Mannes, zich heldhaftig aanbieden om dien nieuwen, veelbelovenden wijngaard te helpen uitbreiden.
Zoo verliet dan de zalige Mannes het kasteel zijner ouders, zijne vele tijdelijke bezittingen en zijn dierbaarste betrekkingen om den heiligen schat, door Dominicus gevonden, insgelijks te gaan vinden, en zich daarvoor geheel en al op te offeren.
Ook aan ons toont de H. Dominicus Jezus Christus, als den schat bij uitnemendheid, die alleen en boven alles waardig is om onze harten tot zich te trekken. Maar zijn ook wij even edelmoedig en even offervaardig als de Gelukz. Mannes om aan de stem van onzen Patriarch te gehoorzamen, om Jezus als het voorwerp onzer hoogste liefde te gaan zoeken en door werken van deugd en heiligheid te vinden?
JULI
Zijn wij zonen van den H. Dominicus en broeders van den Gelukz. Mannes, laten wij dan ook hun voorbeelden volgen, «opdat wij in waarheid met hen zeggen mogen: wij hebben Jezus gevonden.quot; (I)
2° Punt. Gij zijt het zont der aarde____ Gij zijt
het licht der wereld.... Laat dan uw licht schijnen voor de menschen, opdat zij uwe goede iverhen zien kunnen. Deze woorden des Zaligmakers sprak ook de H. Dominicus tot zijne eerste zoowel als tot al gt; zijne broeders, die hem ooit als hun hoofd- en leidsman volgen wilden.
Inderdaad de Gelukz. Mannes werd het zout dei-aarde. Hoevelen toch heeft hij er niet van het bederf der wereld tot de gaafheid en reinheid dei-evangelische deugden teruggebragt! Hoe schitterde zgn licht voor de menschen! Niet alleen doordien hij duizenden bij duizenden met zijn apostolisch woord den weg aanwees, die hen uit de duisternissen des ongeloofs tot de waarheid der katholieke kerk leiden kon, maar vooral door zijne schitterende deugd van armoede, van maagdelijke zuiverheid en van strenge boetvaardigheid.
Ziedaar de schatten die hij in en bij Jezus gevonden had. Zoekt Jezus in alles, zegt ons de schrijver der Navolging van Christus, en in alles zult gij Jezus vinden. Indien gij u zeiven zoekt, gij zidt u zeiven vinden maar tot uw eeuwig ongeluk. Gelukkig derhalve, ja, oneindig gelukkig zijn wij, indien wij met de Gelukz. Mannes reeds hier op aarde zeggen kunnen: Wij hebben Jezus gevonden. »0 Jezus,
hoop der boetvaardigen, wat zijt Gij zoet voor hen,
die U aanroepen; wat zijt Gjj goed voor hen, die TJ zoeken 1 Maar wie kan uitspreken wat Gij zijt voor hen, die ü gevonden hebben?quot; (2)
(1) Redevoering van Grenada.
(2) Gewoonlijk toegeschr. aan den H. Bernardns.
JULI
AUGUSTUS
2 Augasfus.
DE GELUKZALIGE JOANNA VAN AZA.
VV eduwe.
Joanna van Aza, de moeder van onzen heiligen vader Dominicus, was eene godvreezende vrouw van doorluchtige geboorte. Zij trad in het huwelijk met Felix de Gusman, die eveneens van hoogen adel en een voorbeeldig christen was. God zegende dit huwelijk met drie kinderen , waarvan er twee op onze altaren vereerd worden. De oudste, An-tonius genaamd, leefde geheel voor God en voor de armen van een hospitaal en stierf in geur van heiligheid. De tweede zoon was de Gelukz. Mannes, en de derde onze H. Patriarch. Toen de Gelukz, Joanna den H. Dominicus ter wereld zon brengen, zag zij in een hemelsch visioen, haar kind reeds afgebeeld in de gedaante van een hond, die in zijn muil een licht ronddroeg om de wereld te verlichten. God maakte haar van deze geheimzinnige verschijning ook den zin bekend, door haar te verzekeren dat dit kind eenmaal gelijk zoude wezen aan een brandende fakkel, die de H. Kerk zou verlichten. Na dit wondervol gezigt trachtte de Gelukz. Joanna zich die genade door een nog heiliger leven al meer en meer waardig te maken. Zij was een toonbeeld voor de vrouwen en moeders: nederig, voorzigtig, vol ijver in het gebed, maar daarbij ook van de teederste zorg vervnld voor de opvoeding harer kinderen. Haar liefde tot de armen en de beminnelijkheid harer andere deugden verhieven haar in de oogen harer tijd- en landgenooten tot eene heilige. Inderdaad, na haren dood die omstreeks 1216 te Calaroga plaats had, bleef hare vereering onafgebroken voortduren, totdat eindelijk, op verzoek van Ferdinand VII,
217
218 augustus
haar openbare eeredienst door Paus Leo XII in 1828 werd goedgekeurd.
OVERWEGING
over de kracht van het gebed der zalige joanna.
Petite et dabitur vobis.... quaerite et invenietis. S. Matth. VII, 7.
Vraagt ea a zal gegeven worden... zoekt en gij zult vinden.
Ie Punt. De Gelukz. Joanna verwierf zich door hare gebeden de groote genade van moeder te worden des H. Dominicus. »Het gebed heeft al zijne verdiensten door de liefde, al zijne kracht door het geloof en het vertrouwen.quot; Zoo sprak eenmaal de H. Thomas. Dit in aanmerking genomen, kunnen wij gemakkelijk begrijpen van welk een geest de Gelukz. Joanna bezield was, voordat zij den H. Dominicus haren zoon mogt noemen. Wij weten reeds, op wat wondervolle wijze vóór zijn geboorte haar kind door den hemel aan haar was afgebeeld. Ontsteld en vol onzekerheid na dat droomgezigt, werpt zij zich aanstonds neder op het graf van den H. Abt Dominicus van Silos; en terwijl zij daar met een levendig geloof en een vast vertrouwen hare gebeden hemelwaarts zendt, gevoelt haar moederhart vrede en kalmte, en een zoete hoop van den hemel in zich nederdalen; met één woord: zij was inwendig verlicht en verzekerd van de heiligheid van het kind, dat zij weldra ter wereld zoude brengen.
Zij was ook waarlijk de vrouw, van wie de H. Schriftuur de sterkte en zieleschoonheid en wijsheid zoo treffend verheerlijkt (1). Zij geloofde
(1) Fortitudo et decor indumentum ejus.. os suum apeniit Sapientiae. Prov. XXXI, 25, 26.
AUGUSTUS
aan de beloften van Jezus Christus; zij vraagde, en Viet werd haar gegeven dat kind van zegening; zij klopte, en de poorten des hemels openden zich om over haar de grootste genade, die een moeder vragen kan, neder te zenden. Vragen wij dan gelijk zij, met evenveel geloof en vertrouwen. »Want het levendig geloof leert men kennen uit de volharding in de deugd en in het gebed. Nooit moeten wij dan ook het gebed achterlaten, tenzij de liefde het vraagt.quot; (1)
2e Punt. Heeft nu deze vereerenswaardige vrouw door de vurigheid barer gebeden zulk een sterken zuil aan de kerk mogen schenken, zeker moeten wij ook aan hare volharding in het gebed het behoud van het kostbaar leven en van de onschuld des H. Dominicus toeschrijven.
Wij kunnen ze ons dan ook gemakkelijk voorstellen die naauwlettende zorgen die zij koesterde, om vroegtijdig reeds in den jeugdigen H. Dominicus die edele gaven van verstand en hart te ontwikkelen, maar hem vooral wijzende op wat oevaren zijne deugd in deze bedorven wereld schipbreuk lijden kon. Ja, de gebeden dier moeder waren het zaad waaruit Gods liefdevolle almagt die rijke oogst van deugden liet ontspruiten, welke wij in onzen H. Patriarch te bewonderen hebben.
Volkomen is dan ook in haar bewaarheid dit woord uit de H. Schrift: Zij heeft acht gegeven op de gangen van haar huisgezin.... hare kinderen stonden op om haar zalig te prijzen. (2)
Laten ook wij opstaan in den geest, en zeggen wij tot die luisterrijke vrouw en moeder hetzelfde, wat de inwoners van Bethulië tot Judith zeiden:
(1) De H. Cathariaa van Seneu. Hst gebed. Zamenspr. XL, 5.
(2) Consideravit semitas domus saae... surrexerunt filü ejus et beatissimam praedicaverunt earn. Prov XXX, 87, 38.
219
AUGUSTUS
Bid gij dan voor ons; want gij zijt een heilige, god-vreezende vrouw, (1)
Maar het is geenszins genoeg haren bijstand in te roepen; vergeten wij ook niet uit haar voorbeeld te loeren, dat God onze zaligheid en de vervulling Zijner heilige raadsbesluiten aan het gebed heeft vastgehecht. «Wanneer wij bidden, zegt de 11. Thomas, dan geschiedt dit niet omdat wij Gods besluiten willen veranderen, maar om datgene te verwerven, wat hij besloten heeft niet te geven, dan door het gebed (2).quot; Laten wij dan bidden, opdat in ons ook vervuld worde wat Jezus eenmaal zeide: tot nu toe heht gij nog niets in mijnen naam gevraagd; vraagt en gij zult ontvangen, opdat uwe vreugde volmaakt zij. (3)
4 Augustus.
ONZE GELÜKZ. VADER, DE H. DOMINICüS.
De H. Dominicus werd in het jaar 1770 te Calaroga, een dorp van Oud-Castilië, geboren. Op het oogenblik dat hem het heilig doopsel werd toegediend straalde er een schitterende ster boven zijn voorhoofd — een heerlijke vooispelling van den glans zijner toekomstige heiligheid.
^ Zeven jaren oud, zonden hem zijne ouders naar zijnen oom, den aartspriester Gumiel D'isan. Hier verbleef Dominicus tot hij den ouderdom van 15 jaren bereikt had. Op dien leeftijd had hij reeds zulke vorderingen in de wetenschap gemaakt, dat
(1) Nunc ergo or a pro nobis, quoniam muiier sancta es et iimens Beum. Judith VIII, 29.
(2) 2. 2. q. 83.
(3) Usque modo non petistis quidqueam in nomine meo; petiie et acdpietis, ut garudium vestrum plunm sit, S. Joan. XVI, 24.
220
AUGUSTUS
221
de Universiteit van Palentia hem gaarne onder hare leerlingen opnam en alzoo eenige jaren getuige wezen mogt van de beminnelijke deugden des heiligen jongelings. Groot was zijne liefde voor de armen dier stad. Zijne rijke middelen veroorloofden hem ruimschoots de menigvuldigste liefdewerken te oefenen; maar zoo ver ging zelfs die liefde, dat hij , gedurende een hongersnood, zijne kostbare gt; boekenverzameling verkocht om de armen te kunnen voeden. Bij zekere gelegenheid dat hij ^ne arme weduwe zag weenen over het verlies van haar eenigen zoon die door de woeste mooren naar een vreemd land was weggevoerd, bood de edele jongeling zich zeiven aan om de plaats van dien zoon te gaan innemen. En werkelijk zou hij dit plan ten uitvoer gebragt hebben, had Gods voorzienigheid niet op eene andere wijze die weduwe ter hulp gekomen. Toen hij den leeftijd van 25 jaren bereikt en zijne studiën met schitterend gevolg voltooid had, wijdde hij zich in het kapittel van Osma aan God toe, en werd kort daarop als Prior verkozen. Vervolgens deed hij eene reis door Frankrijk. Hier zag hij de gruwelen en verwoestingen door de ketterij der Albigenzen aangerigt, maar voelde tegelijk een heilige begeerte om door het prediken van Gods woord die onheilen van de Kerk af te wenden. Toen hij weldra begreep welk een onberekenbaar nut door het ijverig verkondigen i des Evangelies gesticht werd, zocht hij rondom zich een schare van onverschrokken en heilige Apostelen te vereenigen; hieruit ontstond eene Orde, die door Paus Innocentius III de Predik-heeren-Orde genoemd, en in het jaar 1216 plegtig door Paus Honorius III bekragtigd werd. Eeeds tien jaren vroeger had hij te Prouille een klooster gesticht voor jonge dochters, die tegen de gevaren der wereld daar eene schuilplaats vonden. De Derde
i
AUGUSTUS
Orde heeft hij, volgens het gevoelen van velen, in het jaar 1220 op eene zijner reizen door Lom-bardije ingesteld.
Zijne groote godsvrucht voor de Allerheiligste Maagd Maria deed hem den Rozenkrans van den hemel verwerven; en men kent de waarde van dat heerlijk en hemelsch gebed!
De heilige deugd van zuiverheid heeft onze Gelnkz. Vader tot aan zijnen dood ongeschonden ) bewaard. Zoo magtig was de gave der wonderen,
waar God den H. Dominions mede begenadigde, dat hij, behalve tallooze andere mirakelen, ook drie dooden ten leven verwekt heeft. Op den leeftijd van een en vgftig jaren was de Heilige naar het ligchaam uitgeput door een rusteloos apostolisch leven en zware boetplegingen, maar daardoor ook aan God zoo welgevallig, dat hem een jongeling van bovenaardsche schoonheid verscheen; die hem het uur van zijnen dood meldde en na het uitspreken van deze woorden verdween: Kom, mijn welbeminde, hom in de vreugde, hom!
Den 6 Augustus, op een Vrijdagmiddag van het jaar 1221, werd onze ][. Vader Dominicus voor zijne schitterende deugden met den hemel beloond, en reeds in 1234 sprak Gregorius TX zijne heiligverklaring uit.
222
AUGUSTUS
OVERWEGING
over de guoote magt van onzen h. vader in den hemel en op aarde,
Potens in opere et sermone coram Beo ei mncto populo.
Lucas XXIV, 19.
Magtig was hij door woord en daad bij God en al het volk.
Ie Punt. Overdenken wij op dezen dag met ware kinderlijke vreugde hoe magtig op deze aarde de H. Dominicns geweest is ter oorzake zijner deugden.
Bij het overwegen van het leven des H. D. staan wij verbaasd over het groot aantal wonderen, waardoor hij door God verheerlijkt werd. Al zijne handelingen waren deugden, al zijne deugden wonderen.
Zijn gebed en prediking overwonnen de hardnekkigheid der ketters; zijn ootmoed vernietigde de magt des duivels; zijn geloof zegepraalde over den dood; zijne versterving deed hem steeds zich zei ven beheerschen. Zulk een magt verleende Jezus Christus, aan Wien alle magt in hemel en op aarde gegeven is, aan onzen 11. Patriarch. Maar ook de Magtige Maagd bij uitnemendheid wapende den H. Dominicus met het schild van den Eozen-krans, waardoor hij altijd ontzaglijk was tegen zijn eigen vijanden en altijd en overal met den heerlijksten uitslag de vijanden der Katholieke Kerk bestrijden kon.
»Wij weten, zegt een zijner vroomste en meest begaafde zonen; dat allo heiligen door hunne deugden hebben uitgeschitterd; maar iedere heilige beoefende bij voorkeur de eene of andere deugd. Wat de deugd betreft, die de H. Dominicus met zekere voorliefde beoefend zou hebben, gij zoekt haar te vergeefs; want ik durf zeggen, dat hij niet in een enkele maar in alle deugden te zamen den hoogsten graad van volkomenheid bereikt heeft.quot;
223
224 augustus \
\
O mogten wij, die tot de groote genade van kinderen te zijn des H. Dominieus geroepen werden, o mogten wij insgelijks zulk eene volkomen zegen op den duivel, de wereld en het vleesch behalen!
2e Punt. Indien de magt van Dominieus op deze aarde zoo groot is geweest, dat hij, volgens zijne eigen getuigenis, alles van God verwierf, waar hij om bad, wat mogen wij ons dan niet voorstellen van het vermogen dat hij thans in den s hemel bezit. Ook ons schijnt hij, en vooral op dezen dag, toe te spreken, wat hij eenmaal aan broeder Rudolphus verschijnende zeide: Mijn zoon,
ik ben niet gestorven, want ik heb een goeden meester, bij en met wien ik leef.quot; Ja, hij leeft nog en zoo wel voor ons als voor de Kerk. Hij leeft daar in den schoonen hemel, een leven van liefde en zaligheid in God, een leven van vaderlijke liefde jegens hen die hier op aarde zijne kinderen » en trouwe navolgeren tracjiten te wezen. (1)
Hoevele zieken en zondaren hebben zich tot hem gt; gewend en bij hem genezing naar ziel en ligchaam gevonden. Welk rouwvol hart is ooit ongetroost van zijn beeldtenis huiswaarts gekeerd ? En wij,
zijne kinderen, hebben alle reden om de rijkste vruchten zijner voorspraak in den hemel te durven verwachten; tot ons immers zeide hij: ter plaatse waarheen ik mij ga begeven, zal ik u voordeeliger wezen, dan ik tot nu toe heb kunnen zijn.quot; j-Wondervolle hoop! vervul dan, o Vader, wat gt; gij beloofd hebt, van namenlijk ons altijd door uwe gebeden bij te staan. Gij die uitgeschitterd hebt door zoovele wonderen ten voordeel e van ligchamelijke ziekten, schenk ons insgelijks een heilmiddel tegen het lijden onzer zielen door ons de genade van J. Chr. te verwerven.quot; (2)
(1) Grenade. Reder, over den H. Dominicns.
(2) Verhaal van Broeder Ventura. No. 7.
AUGUSTUS
In de vergaderingen der Derde Orde, bidt men gedurende de negen dagen die het feest des H. Dom. voorafgaan, het volgende gebed vóór het altaar van den grooten Patriarch:
O Groote en onvergelijkbare H. Dominions, licht der kerk, leeraar der waarheid, schild des geloofs, geesel der ketters, martelaar door begeerte, spiegel van zuiverheid, wij werpen ons neer aan uwe voeten en wij erkennen U als onzen Vader. lu uwe handen komen wij de beloften hernieuwen van te leven en te sterven in de naanwgezette naleving der Regelen, die gij ons hebt nagelaten.
Wij bekennen, o groote Heilige, ze ontelbare malen overtreden en gedwaald te hebben op den weg des hemels, dien gij ons hebt aangewezen. Wij hebben de genaden, welke gij ons door uwen arbeid en uwe heilige werken verworven hebt, verspild, en daardoor den schat, dien gij ons in naam van den Oppersten Meester hadt toevertrouwd, in den grond bedolven. Verlaat ons niet, o gelukzalige Vader! gij die met zooveel teederheid gezocht hebt naar de schapen, die van 's Heeren schaapstal waren afgedwaald; verlaat ons niet, maar ontvang ons weder onder het getal uwer kinderen, die als verloren zonen tot u wederkeeren; aanschouw vol goedertierenheid de droefheid onzer harten, en de tranen die wij storten, omdat wij niet volgens uwe voorschriften geleefd hebben. Daarom brengen wij u heden eene eereboete, en wij smeeken U ons de genade te verwerven voortaan meer overeenkomstig onze roeping te mogen leven, „wees ons een ware Dominicus, dat is, een getrouwe herder van 's Heeren kudde.quot; Verwerf ons Gods barmhartigheid gedurende de dagen die wij nog op aarde moeten doorbrengen; maar verwerf ons dan vooral de uitwerkselen dier barmhartigheid, wanneer het verschrikkelijk uur des doods daar zal zijn
Wij beloven ü, o Gelukzalige Vader, voortaan zonder ophouden te zullen trachten ons leven naar uw heilig leven te regelen; help ons onze beloften volbrengen, verkrijg ons uwen geest en bekleed ons met het kleed uwer deugden. Hernieuw in geheel onze Orde dien geest van vurigheid en regeltucht, die altijd van al uwe kinderen even zoovele heiligen gemaakt heeft;en mogten er gevonden worden, die van dien weg zijn afgeweken, breng hen dan terug, bidden wij ü, tot de volkomen naleving dier regelen; opdat wij onze H. Orde in haren oorspronkelijken glans mogen zien schitteren. H. Vader Dominicus, bevoorregte dienaar der H. Maagd Maria, stel ons onder de bescherming dier Moeder van barmhartigheid;verkrijg voor ons eene teedere, kinderlijke godsvrucht tot Maria, een vurige liefde jegens God en onzen evenmensch, en het heilig verlangen van
225
15
AUGUSTUS
van ons menigmaal te mogen vereenigen met Jesns Christus in het geheim zijner liefde.
Eindelijk, maak ons erfgenamen van de goederen, die gij bij uitersten wil aan uwe H. Orde geschonken hebt, en verwerf toch dat nooit iemand onzer afwijke van de regelen, wier trouwe naleving wij beloofd hebben. Draag ook zorg voor onze tijdelijke belangen; doe den eerbied en liefde, die wij U toedragen, dagelijks in onze harten toenemen, en neem ons op onder het getal uwer trouwe kinderen, opdat wij met u onze God en Zaligmaker mogen loven en prijzen in de eenwen der eeuwen. Amen.
Hierna zegt men driemaal Onze Vader, Wees gegroet. Eere zij den Vader, enz. Vervolgens het Hesp. O Wonderbare hoop, enz., met het v. Bid voor ons. H. Vader Dominicus, enz., en het volgende geheel.
Laten wij Bidden.
O God, die u gewaardigd hebt uwe Kerk door de verdiensten en leeringen van uwen Belijder, onzen Vader den Gelukzaligen Dominicus, te verlichten; geef, dat Haar door zijne voorspraak geen hulp ontbreke in het tijdelijke en dat zij altijd moge toenemen in het geestelijke. Door Christus onzen Heer. Amen.
8 Augustus.
DE GELUKZ. AUGUSTINUS VAN NOCEKA.
Bisschop en Belijder.
De gelukzalige Augustinus werd in Dalrnatië uit de adelijke familie Dragovia geboren. In hetzelfde jaar dat de H. Hyacinthus zijn luisterrijke apostolische loopbaan eindigde, trad Augustinus in de orde van den H. Dominicus. Spoedig nadat hij
226
AUGUSTUS
zijn proeftijd voleindigd had, werd hij naar Parijs gezonden om onder de leiding van den H. Thomas van Aquihen de godgeleerdheid te beoefenen. In korten tijd maakte hij zoowel in de geestelijke volmaaktheid als in de wetenschap zeer groote vorderingen, zoodat Paus Benedictns XI hem waardig keurde den Aartsbissohoppelijken zetel van Zaga-brieuse te bekleeden. Zoo zeer was de roem zijner herderlijke wijsheid en deugd verbreid, dat Eobert van Napels tot Paus Joannes XXII het verzoek rigtte om den Gelukz. Augustinus naar de stad Nocera over te plaatsen, ten einde die plaats uit haar diep zedelijk en stoffelijk verval op te heffen. De Paus bewilligde dit verzoek volgaarne, en nu werd de hervorming van Nocera het voorwerp van de ijverigste zorgen des Gelukz. Bisschops. Niettegenstaande zijne hooge waardigheid bleef Augustinus altijd nog de stipste religieus en de jegens zich zeiven gestrenge kloosterling. Zijne godsvrucht tot de H. Maagd was allerteederst, en onder hare bescherming mogt hij tot aan zijnen dood de heilige kuischheid vlekkeloos bewaren.
Evenzeer muntte hij uit door een kinderlijke liefde en vereering van zijn H. Vader Dominicns wiens feest hij in geheel zijn bisdom steeds luisterrijk deed vieren. Merkwaardig is het dat onze Gelukz. in het jaar 1323, daags vóór het hoofd-feest van den H. Dominicus, tot de belooning zijner verhevene deugden, in den hemel werd opgenomen. Zijne eeredienst werd door Paus Clemens XT goedgekeurd.
227
augustus
OVERWEGING
op deze woorden.
Egostim pastor tonus... oves meae vocem meam andiunt,
Ik ben de goede herder... mijne schapen hooren mijne stem.
Joan. X: 27.
le. Pünï. De heilige Kerk geeft aan den Gelukz. Augustinus, in zijn officie, den naam van goede herder; bierdoor wekt zij ons op om de trekken van gelijkvormigheid te overwegen, die er tusschen onzen gelukzalige en Jesus, den goeden herder by uitnemendheid, bestonden.
De goede herder nu bewaakt, geleidt en voedt zijne schapen; ja wat meer is hij beschermt en verdedigt ze met opoffering zijns levens: zoo ook geleidde en bestierde onze Gelukz. Augustinus zijne kudde d. i. de geloovigen aan zijne zorg toevertrouwd. Ongeloof en zedenbederf roeide hij onder hen uit; vol ijver spijzigde hij hen met het woord van God en het eigen goddelijk Vleesch en Bloed van Jesus Christus. En dat hij zijn leven gaf voor zijne geloovigen mogen wij gewis hieruit opmaken, dat hij dag en nacht geen oogenblik heeft laten verloren gaan, dat aan het eeuwig en tijdelijk geluk zjjner kudde door hem besteed kon worden.
Aanbidden wij den Zoon Gods, die zijnen dienaars zoo rijkelijk mededeelt van zijne liefde jegens ons. Het is waar, zegt de H. Catharina van Senen, dat Jesus Christus niet meer zigtbaar op deze wereld aan het zielenheil zal komen arbeiden; maar Hij heeft toch zijne dienaars, die Hij zijne gezalfden noemt. Met hen kan Hij de wereld redden en haar het leven geven; want zij volgen met moed zijn goddelijk voetspoor, en branden van ijver om Hem te verheerlijken met zielen te winnen en verongelijkingen te doorstaan. (1).
(X) De H. Cath. van Senen. Gebeden XX; 13.
228
augustus
»0 Goddelijke Zaligmaker schenk ons die gezalfden, opdat zij in vasten, waken en in tranen hun leven voor het welzijn hunner kudde slagt-offeren.quot;
2e. Pdnt. Indien Jesus ons door zijne dienaars, die de herders onzer zielen zijn, bestuurt, dan moeten wij ook aan hunne stem als aan de stem van Jesua zeiven gehoorzaam wezen. Mijne schapen, zegt Hij, hoor en mijne stem-, dat wil zeggen: met eerbied en kinderlijke leerzaamheid luisteren zij naar mijne raadgevingen, en aanstonds gehoorzamen zij vol liefde aan mijne bevelen. Zorgen dan ook wij om steeds met geloof en liefde de stem onzer herders te aanhooren, God zelf heeft hen over ons aangesteld; zij waken over ons met onverdroten ijver; waarschuwen ons voor hetgeen ons een beletsel zou kunnen zijn voor onze eeuwige zaligheid, en houden ons altijd op den weg van Gods geboden, die regtstreeks ten hemel voert. Onttrekken wij ons dan nooit in het minste aan hunne herderlijke leiding en overwinnen wij onze eigenliefde, die zoo menigwerf naar eene valsche vrijheid haakt, o Heer, die u gewaardigd hebt in den persoon van den Gelukz. Augustinus aan uwe kerk een voorbeeld van een goeden herder te geven; geef ons, door zijne voorbede, dat wij altijd in uwen schaapstal ons als ware en nederige schapen gedragen mogen. Amen.
9 Augustus.
DE GELUKZ. JOANNES VAN SALEENO.
Belijder.
De Gelukz. Joannes, geboortig van Salerno, studeerde nog te Bologne toen de H. Dominicus in
229
AUGUSTUS
die stad eeu klooster zijner Orde stichtte. Zijne liefde en achting voor onzen H. Vader bewoog hem zich in de Predikheeren-Orde te begeven. Hij was echter niet standvastig in zijn nieuwen levensstaat en liet zich spoedig door zijne bloedverwanten weder overhalen om in de wereld terug te keeren. Evenwel duurde deze ongetrouwheid niet lang. Hij wierp zich met innig leedwezen over zijn onberaden stap andermaal voor de voeten des H. Dominicus neder en had het geluk weder onder diens kinderen en volgelingen te worden opgenomen. Thans gaf hij zich geheel en zonder eenig voorbehoud aan God over en streefde naar niets zoo vurig dan om den heiligen ijver, de groote armoede en voorbeeldige zachtmoedigheid van den H. Ordestichter zoo getrouw mogelijk na te volgen.
Eenige jaren na zijne professie werd hy door zijne oversten naai Florence gezonden om daar een klooster op te rigten, waarin hij later het geluk had den H. Dominicus te mogen ontvangen.
God, die zjjne dienaars gelijk het goud door het vuur beproeft, liet toe dat de Gelukz. Joannes door de gevoeligste smarten getroffen werd, die eene kuische ziel maar treffen kunnen.
Eene schaamtelooze had de stoutmoedigheid van zijne heilige deugd te belagen, maar nog tijdig genoeg ontdekte de heilige het gevaar en ontvlugtte het met aan dat ongelukkig schepsel, Gods eeuwige gramschap en wraak voor oogen te houden. Ofschoon hij haar echter niet op datzelfde oogenblik tot bekeering kon brengen, mogt hij toch eenige tijd daarna door gebed en boetvaardigheid hare ziel voor God winnen. Joannes heeft ook het zeer groote voorregt gehad bij den dood van onzen H. Vader Dominicus tegenwoordig te zijn geweest. Eindelijk ging hij zelf het loon zijner schitterende
230
AUGUSTUS
deugden in den hemel ontvangen. Hij stierf te Florence in liet klooster van Santa-Maria-Novella. Paus Pius VI heeft in 1738 zijne eeredienst goedgekeurd.
OVERWEGING.
over de moelteli.]kheden dib de zalige joannes
ondervonden heeft om tot de volmaaktheid te komen.
Saiiientia in tentatione amiulat cum eo et imprimis digit eum, Eccles. IV: 18.
De ivijslieicl wandelt met hem in de bekoring, en kiest hem op bijzondere wijze uit.
lo. Punt. Overwegen wij welke groote hinderpalen de Gelukz. Joannes op den weg der volmaaktheid ontmoet heeft. In den beginne was hij een der eerste en vurigste religieuzen van den H. Dominicus, maar spoedig krijgt hi] een oogenhlik van groote zwakheid en wordt hij ontrouw aan de stem van Jesus, die hem tot zijn apostel verkoren had. Inderdaad, reeds meende de wereld zich over die overwinning te mogen gelukwenschen, maar de gebeden van onzen groeten heiligen Patriarch waren te magtig dan dat zelfs de duivel, de wereld en het vleesch te zamen hunnen prooi zouden kunnen behouden. Weldra werpt zich Joannes als een boetvaardige aan de voeten van zijn geestelijken redder, die hem weder met liefde en vreugde in zijne orde opneemt. Sedert dat oogenblik werd hij een ijverig religieus, en streefde hij naar niets zoo vurig als naar de volmaaktheid.
Wanneer ook wij door de bekoring worden overvallen, en wat God verhoede! evenals de Z. Joannes worden overmeesterd — denken wij niet, dat alles verloren is; er bestaat dan voor ons nog een red-
231
232 augustus
dingsmiddel, namelijk de voorspraak van den H. Vader Dominieus. Ja, laat ons met vertrouwen bidden, en herinneren wij ons den raad, welken de Gelukz. Henricus Suso aan eene zijner geestelijke dochters gegeven heeft.
«Lijden uit liefde tot God is een volmaakt geluk ; wel komt ons de versterving in den beginne hard en onverdragelijk voor, maar langzamerhand verliest zij hare bitterheid en verkrijgt zij eene onbeschrijfelijke zoetheid. Welnu dan, hebt gij geslapen in de wereld, dan is het nu eén tijd van waken en werken om de verzuimenissen van uw vroeger leven te herstellen. Open uwe ziel voor Jesus; laat uwen Bruidegom u zoo dikwerf bezoeken als hem behaagt, bemin hem, laat hem zich niet van u verwijderen en geef hem eene woonplaats in het binnenste uws harten. Geef u geheel aan hem, en wees nu ten minste even vurig in heiligheid als gij vroeger in de zondige wereld ijverig zijt geweest in de misdaad.quot;
2e. Punt. Laten wij vervolgens de moeijelijk-heden overwegen, die hij heeft moeten overwinnen om in zijnen staat te volharden. Na zijne terugkomst in de orde moest onze heilige eenen anderen strijd doorstaan om getuigenis af te leggen, hoe zeer hij de schoonste van alle deugden, de engelachtige deugd van zuiverheid beminde. Een valsche strik werd er gespannen om hem zijne zuiverheid te doen verliezen; maar door zijne waakzaamheid en versterving wist hij den aanslag te verijdelen en glansrijk te zegevieren. Men verhaalt , dat de duivel bij deze gelegenheid gedwongen was te bekennen, dat die heilige man »niet had kunnen gedeerd worden door de vlammen, die om hem te verbranden ontstoken waren.quot;
De gedachte aan zijne eerste ongetrouwheid was hem een spoorslag om in 't vervolg op zijne hoede
T
^ AUGUSTUS 233
te zijn legen de minste bekoring, en hierdoor klom hij steeds hooger en hooger den trap van heiligheid op, en werd hij een waardige zoon van den H. Dominicus. Zoo verdiende hij dan ook tegenwoordig te wezen bij den gelukzaligen dood des grooten Patriarchs.
Indien u dan insgelijks groote bekoringen overvallen wees dan niet bevreesd; het is strijd en j oefening, waarin onze goddelijke Zaligmaker wil, dat zijne dienaars en dienaressen zonder vrees en zwakheid zullen zijn; want God, de heer der heerscharen, is li ij en met ons, hij zal ons helpen overwinnen.
Gij moet dan niet alleen strijden met moed en onverschrokkenheid, maar ook met groote voor-zigtiglisiuf want zegt de wijze koning Salomon, men moet niet zonder toebereidselen ten oorlog || trekken. (1).
16 Augustus.
DE HEILIGE HYACINTHUS.
Belijder.
De H. Hyacinthus stamde af van de graven van Ordrowag, een der roemrijkste geslachten van Polen (2). Met zijnen broeder, den Gelukz. Ces-las en nog twee Duitsche edellieden ontving hij -* te Eome uit de handen van den H. Dominicus zelf het habijt onzer orde; zes maanden later vertrokken zij allen als geloofsverkondigers naar de noordelijke landen van Europa.
(1) De Gelukz. Jordanus Tan Saxen.
(2) De paters Predikheeren vooral hebben het geluk mogen hebben door hun waakzamen ijver de ketterijen der her. vormers uit dit schoone land verwijderd te houden.
AUGUSTUS
Hyacinthus verkondigde het heilig Evangelie in Polen, Boheme, Groot sn Klein Rusland, Livonie Zweden en Denemarken, als ook op de oevers van de Zwarte Zee, op de eilanden vau den Archipel en langs de kusten van Klein Aziü. Overal waar hij zich bevond schitterde zijn heiligheid door tallooze bekeeringen en vele wonderen. Een groote menigte kloosters heeft hij gesticht, die allen door regeltucht bloeiden en beroemde apostolische mannen binnen hunne muren opkweekten. Te Krakau wekte hij een jongeling van den dood op. Te Kiew gebeurde het, dat hij, ziende hoe de stad door de Tartaren verwoest werd, in de eene hand het H. Sacrament en in de andere een beeld van de H. Maagd droeg en zoo over de golven van de rivier de Dnieper wandelde, om ten minste het Allerheiligste te redden. Eindelijk zien wij hem in zijn apostolischen ijver zelfs tot in het noorden van China binnen dringen.
In het jaar 1257 te Krakau teruggekeerd, werd hij door eene ziekte overvallen. Terwijl hij zijn einde voelde naderen, vergaderde hij de oudste paters van het klooster rondom zijne legerstede en sprak hen aldus aan: Mijne welbeminde kinderen! God roept mij tot zich, morgen zal ik hier niet meer wezen en reeds van u gescheiden zijn. Daarom geef ik u allen eenen schat, waarop gij erfregt bezit, te weten, de woorden van den H. Dominicus, die ik zelf uit zijnen mond vernomen heb; dat gij namelijk zoudt bewaren de zachtmoedigheid des harten en de ootmoedigheid der ziel; dat gij U allen zoudt vereenigen in de liefde tot elkander; dat gij van de heilige armoede niet zoudt afwijken, want dit is het testament van de eeuwige erfenis.quot;
Hierop begon de 72 jarige grijsaard den psalm. »In U o Heer heb ik gehoopt,quot; aan te heffen en
234
augustus
ontsliep vervolgens zalig in den Heer. In het jaar 1594 werd deze groote zoon en navolger van den H. Dominicus, deze vurige vereerder van de Allerheiligste Maagd Maria door Clemens VIII, heilig verklaard.
OVEEWEGING.
over het geluk van jesus en maria te dienen.
Jan urn enim meim suave est, et onus meum leve.
S. Matth. XI: 30 Miju juk is zoet, mijn last is ligt.
1°. Punt. Overwegen wij hoe zoet het is, Jesus en Maria te dienen. De liefde is eene verhevene zaak; zij is een goed dat onder alle opzigten groot is, want zij maakt ligt wat zwaar, en zoet wat bitter is. (1). Waarom is het juk des Heeren zoo zoet en aangenaam? Omdat men het met liefde dragen moet. Zien wij dit in den H. Hyacinthus.
De Heilige ontvlugtte de vervolging der Tartaren en nam het H. Sacrament des Altaars met zich mede. Toen hij nu onderweg een beeld der H. Maagd voorbij ging, dat hij gaarne aan de roofzucht der vijanden had onttrokken, maar 't welk hij, omdat het van natuurlijke grootte en van massief zilver was, moest achterlaten, en hij reeds die beeltenis zijner lieve Moeder met een weemoedig hart voor het laatst meende gegroet te hebben — toen hoorde hij zich eensklaps toespreken: Hyacinthus , mijn zoon, neem ook mij mede; waarom toch zoudt ge mij aan de bespotting en ont-eering van afgodendienaars hier overlaten?quot; «Mijne Goede Moeder, antwoordde hij, ik ben niet sterk genoeg u te dragen.quot; Daarop hernam de H. Maagd:
(1) Navolging van Christus III: 5.
235
AUGUSTUS
Neem mij mede; want de liefde maakt alles ligt.quot;
Aanstonds vat nu onze Heilige met de linkerhand t
ook het zware Moedergodsbeeld aan, en zoo trekt i
hij in gezelschap van Jesus en Maria de stad uit i
O zoete last en wonderbaar juk; o onverge- 1
lijkelijk voorregt! wandelen ook wij steeds op onzen 1
levensweg in gezelschap van Jesus en Maria, o Wat £ zou het juk des Heeren zacht en zoet voor ons ' j
wezen, als wij het met een gewillig hart zouden 1
weten te dragen; indien wij met ootmoed de oor- «■
deelen G ods leerden aanbidden in de beproevingen , t
die Hij ons overzendt, in één woord, als wij ons c
met vreugde en moed aan zijnen heiligen wil zouden 1
onderwerpen. Dan zou die last zoo ligt worden, i
dat wij, ook wanneer alle rampen die ons, kin- ^
deren van Adam, treffen kunnen, over ons neder- 1
kwamen — dan nog met de grootste vreugde dat 1
alles zouden aannemen; ja, met zulk een vreugde '•
die ons hart reeds met een voorsmaak van den '•
2e. Puïst. De dienst van Jesus en Maria, met
liefde aangenomen en omhelsd, maakt het juk en lt;
den last des levens niet alleen ligt en zoet, maar i
heeft daarenboven nog het voordeel, dat zij ons ! de pijnen van dit leven en de smarten des doods
236
Immers toen de H. Hyacinthus, met de eene hand het H. Sacrament en met de andere de beelte- gt; 1
nis dragende van Maria droogvoets over de Dnieper wandelde, wie was het die hem dien last zoo ligt maakte ? De last zelve, dien hij droeg. Bemint gij God, zoo vraagt Augustinus, gij zult over de baren dezer wereld wandelen zonder te verdrinken; be-mint gij de wereld, zij zal u inzwelgen. De wereld weet wel hare volgelingen te verslinden, maar niet te dragen.....
I
AUGUSTUS
237
Ten laatste, Jesus en Maria verzachten de bitterheid des doods. De H. Hyaciuthus was op zijn 72-iten levensjaar geheel ongeschikt geworden voor zijn moeijelijken Apostolischen arbeid. Geen won-def, hij Jiacl jaren achtereen in den wijngaard des Heeren een veld bearbeid, dat een uitgestrektheid bezat van vier duizend uren. Een korte ziekte sloopte zijn laatste levenskrachten. Met wat kalmte ja, hemelsche vreugde zag hij het oogenblik zijner bevrijding uit de banden des ligchaams tegemoet! Jesus, dien hij gedurende zijn leven zoo ijverig gediend, Maria, die hij altijd als zijne moeder vereerd en verheerlijkt heeft, komen hem nu in zijne laatste oogenblikken troosten en bemoedigen, ja met teederheid uitnoodigen om bezit te gaan nemen van zjjnen troon in den schoonen hemel. De aller-heilligste Maagd verzekert hem, dat hij op den dag barer glorievolle hemelvaart insgelijks ten hemel zal opstijgen. Inderdaad, op dien gezegenden dag stierf de heilige, zonder stervenssmart, vol vreugde en verrukking.
»0 Jesus, o Maria, verleen mij de genade al de dagen mijns levens in uwen dienst getrouw te volharden, en eindelijk in uwe armen te mogen sterven. O Heiligste der maagden, onuitputtelijke bron van barmhartigheid, sta mij bij in die smartelijke en gewigtige oogenblikken, opdat geen vijand mij in iets kan schaden; want nooit zal ik behoeven te vreezen of te wanhopen, indien gij mij wilt zalig makenquot; (1)
(1) De Gelukz. Henricus Suso.
AUGUSTUS
17 Augustus.
DE GELUKZALIGE EMILIA BICCHIERI.
Maagd v. d. Derde Orde.
Van hare vroegste jeugd af versmaadde Emilia al de voorregten die eene luisterrijke afkomst haar aanbood. Toen zij, vier jaren oud, hare moeder moest verliezen stelde zij zich met kinderlijke liefde en vertrouwen onder de bescherming van de Allerheiligste Maagd, en koesterde sinds dien tijd geen vuriger verlangen dan eenmaal onder de religieuzen der Derde Orde van den H. Dominicus te worden opgenomen. Op zestienjarigen leeftijd verkreeg zij hiervoor de toestemming haars vaders. Niet zonder veel strijd en groote opoffering schonk Petrus Bicchieri zijne beminde dochter aan haar hemelschen Bruidegom; maar eenmaal dit offer gebragt hebbende, ging hij verder en deed zelfs een klooster bouwen, waar Emilia haren proeftijd eindigde en hare geloften aflegde. Hier leefde zij nu in de grootste afzondering, in de innigste vereeniging met God; alleen haar vader had het geluk die edele bruid des Heeren nu en dan te mogen zien en spreken, en alsdan den zoetsten hemeltroost in zijn vaderhart te genieten. Diep trof onze Gelukzalige het verlies van zulk een vader; maar met liefde, tevredenheid en onderwerping zag zij dien laatsten band, welke haar nog aan de aarde hechtte, door den hemel verbreken.
Haar schitterend voorbeeld deed haar de liefde en het vertrouwen winnen van hare medezusters, tot wier overste zjj ook weldra werd aangesteld. Diepe ootmoed kenmerkte al hare woorden en daden; en niets trachtte zij hare religieuzen ernstiger aan te bevelen, dan dat dezen in al hare werken God als eenig doel voor oogen zouden hebben.
238
AUGUSTUS
Gedurende hare laatste ziekte was zij een toonbeeld van geduld en onderwerping. Zij stierf met de namen van Jesus, Maria en Dominicus op de lippen. Clemens IX heeft hare eeredienst toegestaan.
OVERWEGING
OVER HET STREVEN NAAR DE VOIMAAKTHEID. 'gt; ...
Haec est voluntas Dei sanchficaiio vestra.
S. Paul, ad Thess. IV, 3.
Uwe heiligmaking is de wil van God.
Ie Pum. Laten wij overwegen, hoe de Gelukz. Emilia, nog in de wereld verkeerende, zich reeds op de volmaaktheid toelegde. De oefening der volmaaktheid is een gedurige en bizondere zorg eener ziel, die alles aanwendt om Gode te behagen; iederen dag streeft zij er naar om hare gebreken te verbeteren, hare fouten uit te roeijen en hier op aarde reeds, tot de innigste vereeniging met God te geraken.
Zulk een streven naar de volmaaktheid is ongetwijfeld iets grootsch en verhevens; weinigen vindt men er, gelijk de Gelukz. Emilia, die zoo vroeg mei, hart en ziel naar die volmaaktheid getrokken worden, en zoo volhardend voortgaan op den weg der heiligheid. Door de broeders en zusters onzer H. Orde werd onze Gelukzalige overal j tot dat geestelijk leven aangespoord en opgeleid, en onder hunne bestiering maakte zij van dag tot dag de grootste vorderingen in deugd en heiligheid. Niets op deze wereld kon haar aan de liefde voor 't hemelsche onttrekken: geen vermaken, geen vrienden, geen bloedverwanten. Worden ook wij in ons streven naar de volmaaktheid door geene beletselen teruggehouden? Onderzoeken wij ons hart, luisterende naar de woorden van Taulerus,
239
augustus
die er ons opmerkzaam op maakt, dat de eerste hinderpaal voor ons is: onze onverstorven en tot het zinnelijke zoo zeer geneigde natuur; de tweede, zegt hij, is de eigenliefde; de derde is de gemakkelijkheid waarmede wij ons uit onze geestelijke beschouwingen tot het aardsche laten trekken.
Overwinnen wij dan, op het schitterend voorbeeld van Emilia, die beletselen; volgen wij haren moed en standvastigheid in het streven naar steeds grooter volmaaktheid en bidden wij haar dezen dag vooral om hare voorspraak en hulp.
2e Punt. Had onze Gelukzalige reeds gedurende den tijd dat zij in de wereld onder de menschen leefde met zulk een buitengewonen ijver naar de volmaaktheid gestreefd — niet minder ijver betoonde zij voor hare heiligmaking toen zij zich dat streven naar de volmaaktheid in onze H. Orde tot plicht gemaakt had. Alle religieuzen van haar klooster hebben dit altijd kunnen getuigen; alle hare geestelijke dochters mogten haar in dit opzigt ten voorbeeld nemen. Geen kloosterzuster was meer ingetogen van geest, vuriger in het onderhouden der schijnbaar minst gewigtige regelen, inniger met God vereenigd in het gebed, rijker in liefde om den armen en noodlijdenden de nederigste liefdediensten te bewijzen.
En waarom heeft nu de zalige Emilia zoo hoogen trap van volmaaktheid bereikt? Omdat zij altijd levendig doordrongen was van deze woorden des Gelukz. Jordanus van Saxen: Er is niets zoo volmaakt in ons, dat nog niet volmaakter worden kan, en dit duurt voort tot op het oogenblik, waarop wij zullen mogen binnentreden in de verblijfplaats der zaligen, waar wij zoodanig van genoegens en volmaaktheden zullen overstroomd worden, dat ons niets meer te verlangen zal overblijvenquot;.
240
AUGUSTUS
Nemen wij dan onzen toevlugt tot de Gelukz. Emilia, opdat zij voor ons en voor al onze broeders en zusters der Orde de groote genade verwerve van volharding in het onderhouden der regeltucht en van steeds grooter en vuriger ijver in ons streven naar de volmaaktheid.
23 Augustus.
DE GELUKZALIGE JACOBUS VAN MEVANIA OF BEVAGNA.
Belijder.
Deze Gelukzalige scheen tegelijk met het kleed des H. Dominicus ook diens voortreffelijke deugden ontvangen te hebben. Hij beoefende steeds een strenge boetvaardigheid; was immer in het gebed verslonden en wist dit aan een buitengewonen apostolischen ijver met vrucht te verbinden.
Door zware inwendige beproevingen wilde God zijnen dienaar meer en meer zuiveren om hem vervolgens aan de aangename vertroostingen, die eene godminnende ziel kunnen te beurt vallen, deel te laten nemen.
Op zekeren dag zich met een hart vol droefheid aan de voeten van zijn Goddelijken Heiland neder-werpende, zag hij een mirakuleus bloed uit het kruisbeeld ter aarde nederstroomen. Onbeschrijfelijk was de troost en het geluk, dat zijne ziel sedert dit oogenblik vervulde. Hij verlangde nu niets meer dan spoedig ontbonden te worden om met Christus te kunnen zijn. Hij werd dan ook van zjjn stervensuur onderrigt en ging op den Hemelvaartsdag van Maria bezit nemen van het rijk dei-gelukzaligen. Clemens VIII heeft den waardigen zoon des H. Dominicus door het bekrachtigen van den openbaren eeredienst verheerlijkt.
241
augustus
OVERWEGING
over deze woorden:
Induimini Dominum Jesum Christum.
S. Paul, ad Rom. XIII, 14.
Bekleedt u met den Heer Jesus Christus.
le Punt. Inderdaad, de Gelukz. Jacobus heeft zich met zijnen Goddelijken meester als bekleed,
door diens smarten en lijden vrijwillig op zich te I nemen. Wanneer toch worden deze woorden des Apostels volkomener in eene ziel vervuld, dan wanneer zij ter liefde van Jesus Christus zijn arm,
pijnlijk en nederig leven navolgt en zich geheel door zijnen geest laat geleiden en bestieren?
Want nederig in de hoogste mate was onze Gelukzalige; hij beschouwde zich, ondanks zijne menigvuldigen, rijk gezegenden apostolischen arbeid, ondanks zijne moedige bestrijding van de ketterij der Nicolaïeten als een onnutten knecht in 's Heeren wijngaard; en toen hij door God met een folterend zielelijden bezocht werd, leed hij met den lijdenden meester vol geduld, en zonder klagen of jammeren. In den geest begaf hij zich naar Calvarië, zocht geen troost dan onder het kruis, en ondervond dan ook daar alleen de zoetste verkwikking voor rijn hart; want Jesus Christus besproeide zijnen tróuwen dienaar op wondervolle wijze met zijn eigen goddelijk bloed. (1)
»Laten wij dan ook, even als hij, ons dompelen » in het bloed van den gekruisten Jesus.... doen wij het met vreugde om daar onzen troost te vinden.
Hij zal ons daar verlichten: de duisternissen van onze ziel zullen verdwijnen, wij zullen daar leven
1) De II. Kerk bidt dan ook op den feestdag van den zaligen Jacobus: Deus, qui prodigiosa tui sanguinis aspersione diynatus
es beatum Jacohum..... O God, die den zaligen Jacobus met
eene wondervolle beproeving van uw bloed begenadigd hebt.....
242
AUSUSTUS
■
t
243
en genade mogen vinden: want alle zonden worden daar uitgewischt.quot; (1)
Beijveren wij ons dus, dat ons leven aan Jesus' leven gelijkvormig worde; dat wij zijn arbeid en lijden door onze pijnen en kwellingen navolgen en dat onze woorden en werken niet strijdig zijn aan hetgeen hij gedaan en gesproken heeft: dan voorwaar zijn wij met zijnen geest bekleed! • 2e Punt. De zalige, wiens feest wij heden vieren,
heeft zich, op de tweede plaatp, met zijn Goddelijken Meester bekleed door zich aan alle gehechtheid aan de wereld en hare vermaken te onttrekken, en alleen in de uiterste armoede zijnen schat te zoeken.
Hij wilde niets dan Jesus alleen. Men verhaalt, dat vele personen innig werden getroffen en medelijden betoonden over de volstrekte armoede en velerlei ontberingen waar zij hem steeds in zagen verkeeren. Zijne moeder zelfs kon het eindelijk niet meer aanzien, hoe hare zoon zich ter liefde van Jesus met de armste en meest versleten kleederen te vreden stelde, en gaf hem daarom eenig geld, om zich betere aan te schaffen. Maar Jacobns kocht daarvoor een crucifix, en gaf aan zijne moeder, op hare zachte verwijtingen ten antwoord: Mijne moeder, Jesus Christus is mijn kleed; wees dan ook niet verwonderd, dat ik mij dit kruisbeeld in plaats van kostelijke kleederen heb aangekocht.quot;
Gelukkig de ziel, die aan zulk eenen schat zijn » hart weet weg te schenken. Gelukkig zij, die iederen dag meer en meer aan de wereld en het wereldsche tracht te verzaken, en op deze wijze zich een veel heerlijker en kostbarer schat in den hemel zal vergaderen. Zoo kan men teregt ook van haar zeggen, dat Jesus voor haar op deze wereld alles is — hare goederen, haar wil, haar
1) De H. Catharina van Senen. Brief XKI.
AUGUSTUS
leven, en dat Hij dan ook zonder twijfel hiernamaals haar eeuwig leven en eeuwige glorie zal uitmaken. 0 Jesus, hij is al te onwaardig om door U in den hemel ii;et eere en heerlijkheid bekleed te worden, die zich op deze aarde met U niet heeft willen bekleeden. —
30 Augustus.
DE HEILIGE ROSA A SANCTA MARIA VAN LIMA.
Maagd v. d. Derde Orde.
Bosa a Sancta Maria was eigenlijk niet de naam van de heilige die wij heden vereeren; zij heette Isabella en stamde af van eene aanzienlijke Spaansche familie, die te Lima, de hoofdstad van Peru, woonachtig was.
Toch is zij alleen algemeen bekend onder den naam van Rosa a Sancta Maria, doordien zij Rosa werd geheeten wegens hare schoonheid van gelaat, en de H. Maagd Maria aan haren naam dien van Maria nog toevoegde; zoo welgevallig was onze heilige reeds gedurende hare jeugd aan de Allerheiligste der maagden. Vijf jaren oud, deed zij gelofte van zuiverheid, en volgde de H. Catharina van Senen na in hare verzaking van alles wat de ijdelheid en zinnelijkheid van den mensch maar streelen kan. Haar gelaat en handen misvormde zij door middel van scherp bijtende kruiden, groote en zware gestrengheden pleegde zij jegens zich zelve; de gevolgen hiervan, dat is, een smartvol lijden dat 15 jaren lang duurde en nog vermeerderd werd door het hevigst innerlijk zielelijden, verfteeeg zij met voorbeeldig en hemelsch geduld. Toen zij den derden regel van den H. Dominions omhelsd had, onttrok zij zich geheel aan de wereld ^bewoonde eene cel in een afgelegen gedeelte van den
244
augustus
tuin, en slichtte elk (jen, die haai- bezoeken kwam door hare zalvende, opwekkende en vertroostende toespraken. Op die plaats overlaadde God haar met de verhevenste gunsten en genaden. De H. Maagd verscheen in hare cel en gaf haar het kind Jesus in hare armen; haar hart brandde menigmaal van eene seraphijnsche liefde, en dan bad zij met deze bezielde woorden; Zend ze af, o Heer, schiet ze uit de vlammen der liefde, tvelke Gij op deze wereld zijt komen brengen! O mijn God, Gij zijt geheel beminnelijk; Gij hebt zoozeer de menschen bemind, en bemint hen nog zoo vurig; helaas! waarom bewijzen zij U voor die liefde geene wederliefde?
Toen zij den ouderdom van dertig jaren bereikt had, werd zij uitgenoodigd tot de bruiloft des hemels. Stervende gaf zij nog hare vreugde te kennen, dat zij als dochter der Katholieke Kerk en van den H. Dominicus deze aarde verlaten mogt; en haar scapulier kussende riep zij uit: o heerlijk wit kleed, gij voert mij op ten hemel. Tn het jaar 1671 werd Eosa a Sancta Maria van Lima door Paus Clemens X heilig verklaard en als beschermheilige aan America geschonken. (1)
OVERWEGING
op deze woorden.
Dilectus meus de seen dit in hortum meum.....ut pascatur in
hortis et lilia colligat. Cant. VI, S.
Mijn beminde is naar mijnen hof uitgegaan, om zich te vermaken in den tuin en leliën te plukken.
le Punt. Het hart van de heilige Rosa was als een heerlijk bloemperk, waar de goddelijke bruidegom
1) In de bul der heiligverklaring, vermeldt Clemens X ook nog het feit, dat de Predikheeren de eersten zijn geweest, die in Peru het heilig geloof verkondigd hebben.
245
AUGUSTUS
246
«
zijn welbehagen in vond. Daar kweekte Jesus de schoonste deugden als zoovele bekoorlijke bloemen: de violetten der nederigheid; de leliën van zuiverheid; de rozen van brandende liefde tot God en den evenmensch. Hoe meer hemelgunsten onze heilige maagd van Jesus Christus mogt ontvangen,
des te dieper gevoelde en erkende zij hare nietigheid en onwaardigheid. Zij kon het zich niet begrijpen hoe zulk eene oneindige majesteit tot zulk ^ een nietig schepsel kon of wilde afdalen. Vooral toonde zij die diepe nederigheid gedurende den langen tijd dat zij met het hevigst zielelijden door God beproefd werd. Dat lijden was haar smartelijker dan de pijnlijkste dood; maar met nederig geduld en overgeving aan Gods heiligen wil droeg zij met Christus het lijdenskruis; en toen hare nederigheid genoeg was gebleken, sprak Jesus haar toe: o roze mijns harten, wees mijne bruid. En het antwoord van de H. Rosa was dat van de nederigste der maagden : Zie de dienstmaagd des Heeren.
Zij heeft dan ook nog, met de nederigste op-regtheid van haar zelve durven zeggen: Ik sta verwonderd, dat de aarde, met den last van dit schandelijk schepsel beladen, niet openscheurt om het te verzwolgen.quot;
De lelie der zuiverheid versierde niet minder bekoorlijk het hart van de H. Rosa. Waken, vasten, geeselslagen, ijzeren haken en scherpe werktuigen waren de doornen, waarmede zij die schoon e lelie * omwond....
Zoo groot was hare liefde voor Jesus Christus, dat zij menigmaal als bedwelmd van die liefde buiten haar zelve vervoerd, en in de zoetste he-melsche beschouwing en vereeniging met Jesus werd opgenomen. Om zulk eene liefde te beschrijven,
moet men eerst zelf van den gloed der Seraphijnen ontstoken weze. O mogten ook wij met even
AUGUSTUS
i
247
groote liefde hare woorden tot de onze kunnen maken; Goede Jesus, wanneer toch zal ik eens aanvangen ü te beminnen ? Acli, waartoe dient mij dit hart. indien het U niet bemint? Denken wij er dikwijls aan, dat de goddelijke bruidegom ook in ons hart zijn welbehagen zal vinden, als het met de heerlijke bloemen van nederigheid, ingetogenheid, geduld, versterving, gehoorzaamheid lt; en zuiverheid zal versierd zijn; maar de kostelijkste dier bloemen is de liefde.
»En de bruidegom zal een hart, schitterend en zoetgeurig van zulke bloemen, menigmaal komen bezoeken.quot; (1)
2'; Punt. Jesus kweekte in dien geestelijken hof zijner heilige bruid niet alleen bloemen; maar verzamelde daar ook de schoonste vruchten. Deze vruchten waren vooral: een voortdurenden ijver voor de zaligheid der zielen, en eene groote begeerte om te mogen lijden; en in beide deze deugden herkennen wij de H. Rosa als de ware dochter van den H. Dominicus en van de H. Catharina van Senen.
Bij het zien der onverschilligheid van zoovele christenen en het rampzalig lot der volken die zich in hun ongeloof voor eeuwig ongelukkig maken, gevoelde onze Heilige haar hart van medelijden ineenkrimpen. Hoe gaarne had zij met het kruisbeeld in de hand, de straten van Lima willen ^ doorloopen om den zondaars deze woorden toe te
roepen: bekeert u en doet boetvaardigheid! Dewijl zij echter zulk een ijver bedwingen moest, bezielde zij toch de predikers van Gods woord met haar ijvervuur, en trachtte zij door gebed en boetvaardigheid datgene te verwerven, wat zij door eigen woord en prediking niet kon uitwerken.
1) De Gelukz. Jordanus van Saxen.
AUGUSTUS
Als men haar vermaande om toch hare ligchaams-kastijdingen een weinig te matigen, antwoordde zij: helaas, daar ik niets goeds kan verrichten, laat mij dan ten minste een weinig pijn lijden.
In haar laatste, maar allersmartelijkste ziekte bad zij tot God: Heer, vermeerder mijne smarten, mijn geduld en mijne liefde.
»Bij deze overweging hebben wij, helaas! geen ander gevoel en geene andere woorden, dan deze van de H. Catharina van Senen: Wij allen zijn gelijk aan boomen, die slechts bedorven vruchten voortbrengen; aan bloemen die dor en vergaan zijn; aan de takken der boomen, die door alle winden heen en weder geslingerd worden.quot;
Maar Gij, o kostelijke plant uit den hof des bruidegoms! »eerste bloem van heiligheid der nieuwe wereld.quot; (1) O Rosa, welriekende geur van Jesus Christus, doe ook ons wandelen in uwen geur en in uwe beschermende kracht, om hier op aarde welgevallig te kunnen zijn aan Jesus en eenmaal met U in het hemelsch paradijs te worden opgenomen.
3 September.
DE GELUKZALIGE GUALA.
Bisschop en Belijder.
248
De Gelukzalige Guala werd in het laatste gedeelte der twaalfde eeuw uit het doorluchtige geslacht der Eonü te Bergamo geboren. Wegens zijne bizondere heiligheid van leven werd hij reeds spoedig door den H. Dominicus-zelf als prior aangesteld van het predikheerenklooster te Brescia. Hier genoot hij jaren lang zoowel de liefde en
1) Bul vau heiligverklaring.
SEPTEMBER
kinderlijke vereering zijner broeders, als de alge-meene achting en eerbied der inwoners van Brescia; want zijne diepe nederigheid, zijne echt vaderlijke wijze van bestuur, zijne onthechting aan al het aardsche; zijne vele en menigvuldige gestrengheden jegens zijn ligchaam, alsmede zijne groote liefde voor de arme en lijdende ledematen van Jesus Christus — dit alles veroverde de harten van allen, f met wie hij in aanraking mogt komen. Geen wonder, dat hij met buitengewoon veel vrucht in den wijngaard des Heeren arbeidde. Gregorius X waardeerde de uitstekende verdiensten van onzen Gelukzalige en bekleedde hem met de Bisschoppelijke waardigheid.
Nu eens zond de opperpriester den zaligen Guala als legaat van den H. Stoei naar het noorden van Italië, om daar de hevigste burgertwisten te gaan beslechten, dan weder om aan de hoven van Koningen en Keizers het regt der volken en onderdanen te bepleiten.
Ter oorzake van de woedendste partijschappen en het heiligschennend geweld van sommige inwoners van Bergamo moest de eerbiedwaardige Bisschop vijf jaren in ballingschap doorbrengen, maar werd dan ook na dien tijd onder algemeen gejubel in zijne bisschopsstad binnengeleid.
249
Den 3 September 1244 ging hij bezit nemen van de eeuwige glorie, die aan den ijverigen religieus, j den heiligen priester en waakzamen herder door God beloofd is; sedert dien tijd bleven de geloo-vigen van Opper-Italië vooral, onzen Gelukzalige onafgebroken als een magtig voorspreker in den hemel aanroepen en vereeren , welke vereering Pius IX goedkeurde en bekrachtigde.
september
OVERWEGING
over het bizonder voorregt aan den zaltgen guala
verleend, van onzen h. vader dominicus den hemel te mogen zien binnengaan.
Video coelos ajjerios. Hand. VII, 55.
Ik zie den hemel geopend.
le Punt. Groot was de heiligheid van den Gelukzaligen Guala, dien waren volgeling en zoon 1 van den H. Dominicus. Een sprekend bewijs hiervan was het buitengewoon voorregt, dat hij van den hemel ontving, op het oogenblik dat de H. Patriarch dit aardsche leven vaarwel zegde en van het rijk der hemelen ging bezit nemen. Deze glorievolle intrede in den hemel werd door den Z. Guala in een visioen aanschouwd. Hij zag den H. Dominicus een weg betreden vol heerlijkheid; hij zag hem de poorten der gelukzalige eeuwigheid meer en meer naderen en ontvangen worden door den liefderijken Meester, die zijnen ijverigen dienaar Dominicus met hemelsche liefde en teederheid deze woorden toesprak: Goede on getrouwe knecht, treed binnen in de vreugde uws Heeren. Hij, de Gelukz. Guala, zag het hoofd zijns Vaders met onverwelkbare rozen gekroond door de Koningin van den Eozenkrans.
Wat blijdschap en verrukking voor het hart van onzen Gelukzalige, toen hij zijn heiligen Patriarch langs dien geheimzinnigen ladder den hemel mogt zien binnengaan. Wel moet hij in gebed en ver- gt; sterving, in reinheid des harten en ijver voor het religieuze en apostolisch leven zijnen H. Ordestichter en Vader volkomen waardig en dierbaar geweest zijn, dat hij toegelaten werd om de glorie van dien Vader het eerst van allen te aanschouwen!
250
2e Punt. Het is niet te verwonderen, dat de zalige Guala, na dit hemelsch visioen, meer en meer naar de eeuwige vreugde des hemels verzuchtte;
a
SEPTEMBER
dat hij meer en meer aan het aardsche onthecht werd, en niets vuriger verlangde dan de schitterende deugden van den H. Dominicus zoo volmaakt mogelijk in zijne handelingen af te drukken. Hoe menigmaal herhaalde hij, die alle gevoel voor het aardsuhe verloren had en zoo vervuld was van het hemelsche, deze woorden van den H. Paulus: Wie zal mij bevrijden van het ligchaam dezes doods?quot; (1) Als een afgemat hert, versmachtte hij naar de bronnen der eeuwige wateren. Intusschen zocht de Z. Guala op duizenderlei wijzen aan God te behagen en alzoo van trap tot trap in deugd en heiligheid te stijgen, totdat ook hij ten laatste denzelfden weg als de H. Dominicus mogt betreden en glorievol de poorten des hemels werd binnengelaten. In hem vereeren wij dan op dezen dag een der edelste zonen van onzen Gelukzaligen Patriarch; bidden wij hem, dat ook wij steeds getrouw mogen blijven aan den heiligen regel die hem tot zoo groote deugd hier op aarde, en tot zulk een hoogen trap van glorie in den hemel gebragt heeft.
5 September.
DE GELÜKZ. CATHARINA VAN RACONISIO.
Maagd der Derde Orde.
251
Eaconisio, eene stad in Piemont, was de geboorteplaats van onze Gelukz. Catharina. Eene arme hut, zeer arme ouders, behoefte dikwerf aan het nood-zaaklijkste — ziedaar wat deze wereld haar aanbood. Niettemin was het leven dezer nederige maagd een aaneenschakeling van wonderen. Armoede des harten, te midden van vele ontberingen, zelfverloochening, zelfkastijding, geduld in zware, pijnlijke ziekten,
1) Qtds me liberabit de corpore mortis hujus ? Ad Rom. VII, 24.
september
dit alles maakte haar dierbaar aan het hart van Jesus Christus. Op zekeren dag verscheen aan haar de Allerheiligste Maagd met haar Goddelijk kind. Maria nam de hand van Catharina, reikte deze too aan het kind Jesus met deze woorden; Mijne dochter, ik vereenig u met mijnen Zoon in het geloof, in de hoop en in de liefde.quot; De Goddelijke Bruidegom stak daarop een kostbaren ring aan de hand van Catharina, dien zij dan ook als zinnebeeld harer vereeniging met Jesus geheel haar leven lang heeft gedragen.
De zalige Catharina verlangde en bad om niets zoo vurig als om reinheid des harten. Heer, zoo was haar nederig en volhardend gebed, schep in mij een zuiver hart. Haar gebed werd verhoord: Jesus nam haar hart, zuiverde het, en gaf het haar weder onder deze woorden: Hier is voor altijd de plaats mijner rust. Hij drukte er vervolgens deze woorden op: Jesus, spes mea: Jesus, mijne hoop.
Booze menschen verachtten en mishandelden haar menigmaal, maar zij was gekruist met Jesus Christus en vond in zijn heilig Hart de zoetste vertroosting voor de bitterheden dezer wereld. Zij stierf, verlaten van hare vrienden, maar versterkt door de H. Sacramenten, op Zondag, 4 September 1547.
Pius VII heeft de eeredienst dezer Gelukzalige Maagd goedgekeurd.
OVERWEGING
jesus was de leermeester en weldoener van catharina.
Qui audit me non confundetur. Eccles. XXIV, 30. Die naar mij luistert zal niet beschaamd worden. le Pünt. Jesus was hare leermeester. De Gelukz. Catharina ontving van haren Goddelijken leermeester
252
september
drie verhevene lessen. Ten eerste: zij moest haren wil altijd aan den wil van God onderwerpen; ten tweede: zij moest zachtmoedig en ootmoedig van har* e wezen; ten derde: zij moest met moed en standvastigheid alle lijden ondergaan ter liefde van God.
Dit waren dan ook de grondregels van haar volgend leven; en Jesus die tegelijk haar leer-• meester en bruidegom was, vond hare ziel volkomen bereid om allergehoorzaamst te wezen aan zijne vermaningen. Nooit had zij eenen anderen wil dan den zijne; altijd en overal was zij een toonbeeld van zachtmoedigheid, ootmoed, engelachtig geduld en volharding in de deugd. Hoe meer de hemel haar met mildheid de meest zeldzame genade mededeelde, des te nederiger betoonde zij zich, des te meer trachtte zij onthecht aan het aardsche en vergankelijke te worden.
»Geef ook gij, godvreezejjde ziel, acht op de lessen der Goddelijke wijsheid, die niet bedriegen kan; schrijf ze op in het binnenste uws harten, en wees overtuigd dat zij u de teederste liefde tot Jesus zullen inboezemen. Laat hare vermaningen nooit uit uw geheugen worden gewischt, maar houd ze integendeel altijd voor oogen zoowel in vrede als in den strijd, zoowel in vermoeidheid als in rust en kalmte.quot; (1)
253
2e Punt. Jesus zelf verrijkte haar met zijne » wondervolle genaden. Hij scheen er behagen in te nemen om de ziel zijner uitverkoren bruid met de voortreffelijkste gaven te versieren. De hemel zelf scheen op zijn Goddelijke uitnoodiging op aarde nedergedaald om Catharina te troosten en te versterken. Engelen en heiligen, ja de Koningin des Hemels bezochten haar menigmaal en maakte hare
1) De Gelukz. Henricua Suso.
254 SEPTEMBEE
nederige cel tot een waar paradijs. Onze Goddelijke v
Zaligmaker nam haar, gelijk de H. Catharina van d
Senen, op een plegtige wijze tot zijne bruid; aan v
hare hand stak Hij een schitterenden ring, waarop V
gegraveerd stond: dies regis, de dag des Konings, o
hierdoor te kennen gevende, dat al de gunsten e
welke Hij hier op aarde aan haar mededeelde, c
slechts een flaauw afbeeldsel waren van die, welke c Hij haar nog bewaarde voor het toekomende leven; ' i
Jesus eindelijk zuivert haar hart van alle aardsche \
genegenheden, schenkt haar zijne heilige lijdens- 1
wonden en doet haar deelnemen in zijne verlaten- lt;
heid op het kruis, door haar van al hare vrienden 1 te laten beroofd worden.
O Gelukzalige Catharina, die eene getrouwe gezellin zijt geworden van Jesus in zijne vreugde,
smarten en glorie in den hemel, verkrijg ons de genade eveneens met gehoorzaamheid te luisteren naar de lessen zijner Goddelijke wijsheid, opdat
ook wij eenmaal aan zijne en uwe glorie deel- 1
achtig mogen worden. i
15 September.
GEDACHTENIS VAN HET MIRACULEUZE BEELD DES H. DOMINICUS TE SORIANO.
Het feest, dat wij heden vieren, is gewijd aan » de gedachtenis van eene buitengewone gunst des hemels, welke onze orde in het jaar 1530 door tusschenkomst der Allerheiligste Maagd Maria mogt ontvangen.
Op 15 September van genoemd jaar, begaven zich onze broeders van de stad Soriano, in Calabrië,
naar het koor om de metten te zingen, toen de broeder-sacristijn drie edele jonkvrouwen eerbiedig
SEPTEMBER 255
voor het altaar der kerk zag neêrgebogen en in diepe aanbidding verslonden. Eens van deze drie vroeg hem, of die kerk ook eene beeltenis van haren patroon, den H. Dominicus, bezat. Op het ontkennend antwoord des broeders schonk zij hem eene schilderij, met bevel deze aanstonds den overste ter hand te stellen. De prior stond verbaasd over de heerlijke schoonheid van het geschenk, maar vooral wijl hij er de afbeelding op ontwaarde van zijn welbeminden Heiligen Vader. In zijne vreugde snelde hij naar de kerk om zijne weldoenster hartelijk dank te zeggen, maar de edel vrouw was reeds met hare gezellinnen vertrokken.
Sommigen der kloosterlingen zagen in deze zaak niets bovennatuurlijks, anderen daarentegen durfden er, ofschoon niet met volle zekerheid, een geschenk des hemels in te beschouwen. Na verloop van eenigen tijd echter ontving een kloosterbroeder eene openbaring. De fl. Maagd verscheen hem in een visioen en tegelijk met Haar ook de H. Mag-dalena en de H. Catharina, Maagd en Martelares. De H. Catharina sprak tot den broeder: »Houd op met twijfelen, want de Allerheiligste Maagd Maria-zelve heeft aan uwe orde dit kostbaar blijk van liefde willen geven quot;
Spoedig werd nu de wonderbeeltenis door de openbare vereering der geloovigen verheerlijkt en talrijke schitterende mirakelen bevestigden den ï) hemelschen oorsprong van die afbeelding des H. Dominicus.
Binnen een tijdsverloop van acht en zeventig jaren kan men vijftienhonderd vier en tachtig mirakelen tellen, die volgens ingesteld kerkelijk onderzoek boven allen redelijken twijfel verheven zijn en het kenmerk van bovennatuurlijkheid zonneklaar met zich dragen.
Paus Innocentius XII heeft reeds in het jaar
■
september
1644 toegestaan dat het feest van den H. Dominicus van Soriano in onze gansche Orde zoude gevierd worden, en wel onder dezen naam: Gedachtenis van het wonderbeeld van onzen H. Vader Dominicus van Soriano, (f)
OVERWEGING
de h. dominicus, volmaakte navolger van jesüs, is ons voorbeeld.
Insjjice et fac secundum exemplar quod Hbi monstratum est.
Exod. XXVI, 30.
Aanzie en handel volgens het toonbeeld, dat u is aangewezen. le Punt. Laten wij overwegen, hoe onze Gelukz. Vader Jesus nagevolgd heeft. Het was ongetwijfeld de bedoeling der Allerheiligste Maagd, om ons,
f) Nog in onzen tijd heeft de Almagtige zich gewaardigd zijne heilige Kerk en in 't bijzonder ons klooster te Soriano door een schitterend mirakel te verheerlijken. De Hoogwaardige Bisschop van Mileto, Philippus Moncione heeft, na een gestreng kerkelijk onderzoek ingesteld te hebben, op 11 February 1871 onder aanroeping van Gods H. Naam plegtig verklaard dat het volgende mirakel den 15 September 1870 geschied is;
's Avonds voor genoemden 15 Sept. en op dien dag zeiven, 's morgens na de U. Mis, zagen zeer vele bewoners van Soriano en vele vreemdelingen het beeld des H Dominicus op buitengewone wijze zich bewegen. Het beeld was van massief hout en hecht en vast op een voetstuk genageld; toch verliet het zijne plaats, nu en dan ter hoogte van een halve palm in den vorm van een kruis, voor- en achterwaarts en ter zijden zwevende. De gelaatstrekken veranderden menigmaal van kleur, naarmate zij toorn en verontwaardiging, of kalmte en teederheid uitdrukten; de rechter-, maar vooral de linkerhand bewoog zich met levendigheid, de oogen wendden zich naar alle zijden, 't meest echter naar het altaar van O. L. V. van de Rozenkrans, en dit wel met veel zoetheid en vertrouwen. De ontsteltenis maar ook de geestdrift der toeschouwers was uitermate groot, en zoowel voor Soriano-zelf als voor geheel het diocees van Mileto strekte dit schitterend wonder tot vele stoffelijke en geestelijke zegeningen.
256
SEPTEMBEE
door het doen beschouwen van de treffende afbeelding des H. Dominicus, meer en meer op zijne verhevene dengden te wijzen. Die deugden nu waren op bizondere wijze het heilig evenbeeld van de bewonderenswaardige volmaaktheden van Jesus Christus. Luisteren wij eens, om de waarheid van onze woorden te hooren bevestigen, naar den Zaligen Eaijmundus van Capua.
»De H. Catharina van Senen zag op zekeren dag God den Vader almagtig door zijnen mond den Zoon, die eeuwig is gelijk Hij, voortbrengen; en dit wel in dien toestand waarin Grod de Zoon was op 't oogenblik, dat Hij de menschelijke natuur aannam.
Terwijl zij dit aanschouwde, zag zij uit het hart van God den Vader onzen H. Patriarch Dominicus geheel schitterend van glorie voortkomen, en hoorde eene stem, die haar zeide: Mijne geliefde dochter, deze twee zonen heb ik voortgebragt. Den eene door een teedere, zoete aanneming, den andere van nature.
Mijn zoon, dien ik van alle eeuwigheid door de natuur heb voortgebragt, heeft mij, toen hij zich met de menschelijke natuur bekleed had tot aan zijnen dood volmaakt gehoorzaamd; Dominicus, mijn aangenomen zoon, heeft van zijne geboorte af tot aan de laatste oogenblikken zijns levens toe, in alles mijnen wil nageleefd.
Mijn zoon van nature, die het eeuwig woord mijnes monds is, heeft openlijk door geheel de wereld gepredikt en getuigenis van de waarheid
gegeven..... mijne zoon door aanneming, heeft
insgelijks de waarheid mijner woorden aan de wereld verkondigd.....
Mijn zoon, door de natuur, heeft zijne leerlingen, mijn zoon door aanneming zijne religieuzen uitgezonden.
257
17
september
Mijn zoon van nature, is mijn Woord; mijn zoon door aanneming is de tolk, de dienaar van mijn Woord.
Mijn zoon van nature, heeft alles gedaan om door leer en voorbeeld de zaligheid der zielen te bewerken; mijn zoon Dominicus heeft al zijne krachten aangewend om de zielen aan de zonden en dwalingen te onttrekken; zijn hoofddenkbeeld bij het instellen en verspreiden zijner Orde was het heil der zielen. Daarom heb ik hem dan ook vergeleken met mijnen zoon van nature, wiens leven hij heelt nagevolgd; en thans ziet gij, hoe zijn ligchaam zelfs gelijkvormig is aan het ligchaam van mijn Goddelijken Zoon....quot;
Wie kan de uitgestrektheid en diepte van zulk een lof begrijpen? Ja waarlijk, het leven, de deugden van onzen H. Patriarch zijn wel waardig, dat wij er met ernst den blik op vestigen en het voornemen maken om insgelijks ons leven zooveel mogelijk met dat van onzen H. Vader in overeenstemming en in gelijkvormigheid te brengen.
2quot; Punt. Met verwondering en vertrouwen zullen wij steeds vervuld zijn zoo menigmaal wij de edele en treffende gelaatstrekken van onzen H. Vader aanschouwen.
s Ziet daar, zoo sprak een helsche geest _ door den mond eens bezetenen, zietdaar de beeltenis van een mensch, die zooveel ijver had voor het redden en zaligmaken dor zielen als ik om haar te verdoemen . ' Een andere wendde zijn aangezigt af van het beeld des heiligen, terwijl hij zeide: Deze heilige heeft nooit zich zeiven maar altijd God voor oogen gehouden, en wij, wij hielden ons immer met ons zeiven bezigquot;.
Slaan wij dan met vertrouwen onzen blik op den H. Dominicus, den volmaakten navolger van Jesus Christus, en laten wij handelen overeenkomstig zijn
258
SEPTEMBER
schitterend voorbeeld. Op den dag des oordeels zal hij ons niet als zijne kinderen erkennen, wanneer wij aan hem niet gelijkvormig zullen bevonden worden. Bidden wij zonder ophouden om deze genade, en roepen wij hem aan met den Gelukzaligen Jordanus van Saxen: Wees mijne ongelukkige ziel genadig, o gelukkige, gezegende ziel van dien
l groeten dienaar Gods, die met zóóvele zegeningen i * zijt verrijkt geweest, dat dezen niet alleen u-zelve : in de eeuwige rust hebben binnengevoerd, maar 3 ook den hemel hebben ontsloten aan een groot b aantal andere zielen, die aangespoord door uwe i heilzame raadgevingen, onderwezen door uwe weten-schap en opgewekt zijn geworden door uw ijverig k woord. Wees mij genadig. Gelukzalige Vader, en e open uwe ooren vol medelijden voor de stem mijner y, smeekingen. Verwerf mij de genade, naar uw voorst beeld Jesus te kennen en te beminnen, dan ben el ik rijk genoeg en vraag niets anders van uquot;.
i-
le 16 September.
er DE GELÜKZ. IMELDA LAMBERTINI.
Maagd onzer H. Orde.
en amp;
en Imelda, te Bologne uit de adellijke familie delen Lambertini geboren, toonde reeds van haar prille iquot;. ' jeugd een buitengewone genegenheid voor het eld geestelijk leven.
eft Op tienjarigen leeftijd werd zij aan onze eerwaarde
ge- zusters te Bologne toevertrouwd, en onder die
ons religieuzen maakte zij van dag tot dag meerderen voortgang in de deugd. Zelfs verzocht en verkreeg
jen zij van hare ouders de vergunning om het heilig
,sus kleed onzer orde uit godsvrucht te dragen en van
zijn dat oogenblik af had zij geen vuriger wensch, dan
259
SKPTBMBER
eenmaal zich voor eeuwig aan den Bruidegom der maagden te verbinden.
Dit eenvoudig kind was in het klooster zelfs voor de religieuzen een toonbeeld van nederigheid en gehoorzaamheid. Eiken dag stortte zij tranen van liefde en verlangen, als zij de Eerwaardige Zusters aan de Heilige Tafel zag aanzitten, terwijl zij-zelve om hare jeugdige jaren aan dat geluk geen deel mogt nemen.
Op 's Heeren Hemelvaart van het jaar 1333 gevoelde zij wederom eene levendige begeerte, maar thans vuriger dan ooit, en schreijend bad zij dat toch het uur van hare vereeniging met Jesus in de H. Communie zou verhaast worden en weldra aan mogt breken.
En ziet, daar aanschouwt de Priester boven het hoofd der jeugdige maagd een heilige hostie! Hij treedt nader, neemt het aanbiddelijk brood der engelen op de pateen en geeft aan Imelda den zoo vurig afgebeden Bruidegom harer ziel.
Maar de gloed der goddelijke liefde vermeesterde geheel die engelreine ziel, en ontvoerde haar uit de banden des ligchaams naar het eeuwige gastmaal van den Koning der maagden.
Het maagdelijk ligchaam van Imelda werd nu het voorwerp der innigste vereering van de ge-loovigen en in Gods hand het werktuig van vele en schitterende mirakelen.
Leo XII heeft aan de Predikheeren-Orde hare openbare, kerkelijke eeredienst toegestaan.
260
september
OVERWEGING
over de vereeniging van jesus met de zalige imelda, Deficit care mea et cor meum. Deus cordis mei el pars mea Deus in aeternum. Ps. LXXII, 25.
Mijn vleesch en mijn hart bezwijmen, de God mijus harten mijn eeuwig erfdeel is God.
le Punt. Met welk een vurig verlangen wil Jesus zich met zuivere zielen vereenigen!
ï Met geen grooter vurigheid stort zich de honigbij in den bloemkelk, die met honig gevuld is — zeide Jesus eenmaal tot de H. Mathilda — dan ik van begeerte brand om mij te schenken aan die zielen, welke naar mij verlangen in dit H. Sacrament.quot;
Inderdaad, hier zien wij zelfs door Jesus Christus een schitterend wonder gebeuren, opdat Hij aan de vurige begeerte van Imelda zou kunnen voldoen. Hij heeft medelijden met de smachtende liefde van zijne heilige bruid, en zijne almagt verbreekt alle beletselen, die haar van zijne Heilige Tafel terughouden. Ook tot ons spreekt Hij, rustende in ons hart op het oogenblik der H. Communie: »Zing mij de lofzangen van Sion, om de wonderen mijner liefde te verheerlijken. Ik zal n insgelijks teederheid voor teederheid wedergeven: Ik zal u schenken en doen smaken een waren vrede, een licht voor wen geest om mij heldor te kunnen aanschouwen, een vreugde zonder stoornis, een onuitsprekelijke zoetheid en een voorsmaak van het eeuwig leven.quot; »A1 deze genaden zal Hij geven aan hen alleen die zijne vrienden zijn, en zij, in hemelsche verrukking over zijne liefde, zullen uitroepen: Ja waarlijk. Gij zijt een verborgen God.quot; (1)
261
2e Punt. Het vurig verlangen van Imelda om zich met Jesus te vereenigen, beantwoordde op treffende wijze aan de liefde van Jesus tot zijne
I) De Gelnkz. Henricus Snso.
SEPTEUBBR
heilige bruid. Hare tranon en gebeden noemden het oogenblik zalig, waarop zij den Goddelijken Heiland in zjjn hoogwaardig Sacrament zou mogen ontvangen; want de liefde doet met ongeduld verlangen. Imelda beschouwde dien dag, als den gelukkigsten, dien zij ooit kon beleven; als den eenigen, welke haar het zalig oogenblik kon vooraf-beelden van het voor eeuwig binnengaan in de woontenten der eeuwige zaligheid, wanneer eene aan de aarde onttogen ziel in verrukking haren hemelschen Bruidegom voor het eerst mag tege-moetsnellen met deze woorden: Veni.... amen, vent, Domine Jesuf (1) Kom, ja kom Heere Jesus. En het aanbiddelijk Brood der Engelen daalde neder in het zuivere hart van Imelda, en door zijne hemelsche wonderworking maakte het onze Gelukzalige op één enkel oogenblik èn tot de gelukkigste der stervelingen èn tot eene heilige in den hemel.
In zijne vereeniging met ons door het H. Sacrament des Altaars, werkt God in onze ziel gelijkerwijze als het aardsche vuur op het hout, waarmede het gevoed wordt. Door het vuur verliest het hout zijne vochtige, ruwe en groene bestanddeelen, en wordt geheel droog en warm en langzamerhand aan het vuur zelve gelijk. Hoe meer die gelijkvormigheid aan het vuur toeneemt des te meer verdwijnt de eigenlijke natuur van het hout, die eindelijk geheel overgaat tot vuur.
262
Alzoo maakt het H. Sacrament des Altaars onze ziel geheel aan Jesus Christus gelijkvormig, zoodat wij met den H. Paulus uitroepen mogen: Ik leef, maar niet ik: het is Christus Jesus die in mij leeft. Zoo doordringt de kracht van dat H. Ligchaam en Bloed geheel ons geestelijk leven; verdrijft
1) Ei spiritus et spoma dicunt t Veni.... amen, veni Domine Jesu. Apoc. XXII, 1.
SEPTEMBER
nit ons, wat met dat Goddelijk liefdevuur in strijd zou wezen en voert ons op tot do innigste ver-eeniging met Hem, die zich zei ven eenmaal vergeleek met den wijnstok, waarvan zijne leerlingen en vrienden de ranken of twijgen zouden zijn. Bidden wij op dezen feestdag van onze beminnelijke en gelukzalige Zuster Imelda den Bruidegom onzer zielen, dat wij steeds in onze heilige communiën de geheimzinnige, geestelijke levenskracht, die onzer ziele uit het H. Sacrament kan toestroomen, in de rijkste mate mogen ontvangen en tot in den dood bewaren.
20 September.
DE GELÜKZ. FEANCISCUS VAN POSSADAS.
Pranciscus stamde af uit het geslacht Possadas, dat echter ten tijde der geboorte van onzen Zalige allen voormaligen luister en rijkdom had verloren.
Als kind reeds vond Pranciscus zijn grootste vermaak in het bidden van den rozenkrans en het verrigten van geestelijke oefeningen met andere kinderen zijner jaren. Zijne moeder zag met blijdschap dezen vroomen aanleg in haren zoon, maar vond zich in hare christelijke opvoeding van Pranciscus hevig tegengewerkt door haren tweeden echtgenoot. Deze mishandelde den knaap zelfs, ontnam hem de studieboeken en zond hem bij eeu zeer stuurschen en harden meester op ambacht.
Pranciscus wist het hart zijns meesters door geduld en nederigheid geheel voor zich te winnen, zoo zelfs, dat deze uit eigen middelen zijnen leerling tot het voltooijen zijner studiën voorthielp. Latei-ging hij naar Cordua en werd aangenomen in het klooster Scala Coeli. Hier leefde hjj als een heilig religieus en voorbeeldig priester. Zijne predikatiën
263
SEPTEMBER
werden met de schoonste vruchten gezegend; en zoo magtig was zijn woord op hart der geloovigen van Cordua, dat hij de tooneelspelen uit die stad wist te verbannen. Gebed en oefeningen van strenge boetvaardigheid vooral vormden hem tot zulk een heilige. Hij stierf in het jaar 1713 op negen en zeventigjarigen leeftijd; betreurd als de vader der armen, verheerlijkt als een heilige Gods. In 1818 werd hij door Paus Pius VII plegtig zalig verklaard.
OVERWEGING
over de kracht, boor onzen gelukzalige uit het gebed geput.
Laud an 3 invocato Bominum, el ab inimicis mets salvvs ero.
Ps. XVII, 4.
Loven zal ik den Heer en aanroepen; Hij zal mij van mijne vijanden verlossen.
le Punt. Het gebed is voor den zaligen Fran-ciscus een steun geweest in tegenspoed.
Van zijne kindeijaren af had hij reeds van zijne moeder geleerd de namen van Jesus en Maria veelvuldig en met eerbied uit te spreken, en vóór alle wereldsche wijsheid, kende hij de wetenschap des gebeds volkomen. Beatus vir, qui timet Dominum. Zalig de man die den Heer vreest; maar driewerf gelukkig ook het kind, dat reeds van eene vroome moeder zoo vroegtijdig geleerd heeft den Heer te vreezen en te beminnen, geheel voor Jesus en Maria te leven, de reinste onschuld des harten rein als een engel te bewaren, en eerst de zaligheid der deugd te genieten, voor dat de wereld nog het kinderhart met hare zondige vermaken en wellusten kan vergiftigen.
Vele en velerlei beproevingen wachtten onzen Gelukzalige, maar als God de zijnen op den proef
264
september
stelt, geeft Hij hun ook tegelijk in het gebed het wapen der overwinning.
Ofschoon mishandeld door dengene, die hem als eenen armen wees had behooren te troosten en te ondersteunen, verdroeg hij echter met heldhaftig-geduld alle beleedigingen hem aangedaan. En dat geduld, die liefde voor zijne ook latere vervolgers putte hij aan den voet des kruises in het gebed. En als Jesus zelf onze troost en steun is, wat kunnen wij ons dan nog bekommeren over onregt, smaad, mishandeling en verguizing van onze en Jesus' vijanden? Want hij, die God bezit, bezit alles. (1)
265
2e Punt. De tweede vrucht, die Franciscus uit het gebed putte, was eene groote ijver voor de zaligheid der zielen. Zijn hart brandde steeds van liefde voor zijn evenmensch, en die liefde, aan Jesus' liefde ontstoken, toonde zich in een onge-wonen apostolischen ijver. Want de liefde voor het zielenheil is alleen niet voldoende om den duivel te bedwingen, zijn helsche ketenen te verbreken t de zondaars tot regtvaardigen te maken, de regt-vaardigen tot volharding te brengen; neen, ijvervolle arbeid is daartoe noodig, en groote offers daarenboven. Met tallooze scharen stroomde het volk steeds naar zijne onvermoeide predikingen, en het was, als of een heilig vuur van hem uitging om zijne hoorderen te verlichten in de waarheid u te bewegen tot de deugd. Hier zag men, hoe een vurig gebed meer wonderen van bekeering werkt dan de grootste welsprekendheid en wijsheid. Wanneer hij namentlijk als een andere Moijses met opgeheven handen den hemel bad om erbarming en vergeving voor de zondaren en vervolgens den kansel besteeg, waren de vruchten zijner pre-
I) De Gelukz, Moeder Agnes van Jesus.
266 SEPTEMBER
diking dikwerf duizendvoudig; »want alleen door gebeden en verzuchtingen, alsmede door een voorbeeldig leven verwerft de priester de genade om talrijke bekeeringen te bewerken.quot; (1)
O Heilige Geest, verleen aan uwe dienaren den waren apostolischen geest, dat is: een geest van gebed en ijver, en niets zal er aan de kracht hunner woorden weerstand kunnen bieden.
24 September.
DE GELUKZALIGE DALMATIüS.
Belijder.
De Zalige Dalmatius was geboortig van St. Columba, in het bisdom van Giron (Catalonië.)
Te midden van de groote gevaren, aan welke de onschuld zijner zeden te Montpellier was blootgesteld, bleef hij aan God en zijne heilige wet getrouw en werd hij, na voleindiging zijner studiën, een sieraad der predikheeren van Giron. Vele jaren bekleedde hij met groote eere een leerstoel der godgeleerdheid, en verzocht later met diepe nederigheid de gunst om zijne volgende levensjaren aan eigen heiliging te mogen besteden. In de nabijheid des kloosters vervaardigde hij zich een plaats van afzondering, waar hij dagen lang in de ver-hevenste beschouwingen der goddelijke waarheid doorbragt. Als een andere Magdalena was hij menigmaal van engelenkoren omringd en in de heiligste verrukking. Moest hij de eene of andere reis ondernemen, nimmer bekommerde hij zich over zijn dagelijksch onderhoud, terwijl de hemel dan door schitterende wonderen over onzen zalige waakte.
1) Grenada. Verhandeling over het gebed.
SEPTEMBEK
Rijk in deugd en verdienste stierf hij den dood der heiligen, op den 24 Sept. van het jaar 1341.
Paus Benedictus XIII verleende aan de predik-heeren van Giron de openbare vereering van den Zaligen Dalmatius; welke eeredienst later door Innocentius XII tot geheel onze H. Orde werd uitgestrekt.
over het ekgelachtig leven des gelukz. dalmatius» Nostra convenatio in ('o cl is est. S. Paul. ad Philip. Ill, 20.
Onze wandel is in den hemel.
1° Punt. Overwegen wij met welke bizondere zorg de Zalige Dalmatius over zich zeiven waakte.
Van zijne jeugd af leidde hij een leven, bijna aan eenen engel gelijk, zoozeer was hij onthecht aan de zinnelijke genoegens. De onvolmaakt- en zwakheden der kinderjaren, kende hij niet, evenmin als de afdwalingen van den jongelingsleeftijd. Alle gelegenheid tot kwaad schuwde hij, en hij wandelde daarom dan ook altijd in eenvoud en reinheid des harten op den weg van Gods geboden. Laten wij ook onze zintuigen streng bewaken; zij zijn inderdaad de poorten, waardoor de voorwerpen dezer wereld toegang vinden tot onzen geest, tot ons hart. Zijn zij wel en voortdurend bewaakt, dan zal onze ziel zich in gerustheid en veiligheid bevinden. Maar bovenal moeten wij wachters plaatsen aan onze oogen, onze ooren en onzen mond, want gewoonlijk komen door deze toegangen het bederf en de zonde binnendringen in ons hart.
2e Punt. Bij deze naauwkeurige waakzaamheid voegde Dalmatius nog eene gestrenge boetvaardigheid, en zulk eene ingetogenheid, dat hij steeds genoemd werd: de broeder, die met zijnen engel spreekt.
267
SEPTEMBER
De wereld was zijn kruis, en al zijne vreugde vond hij in de eenzaamheid zijner grot, waar hij door werken van boete, onophoudelijke gebeden en vurige uitingen van de teederste liefde tot God steeds leefde in en met God, die met regt de ziel van zijn leven kon genoemd worden. Elke gestrengheid die hij daar jegens zich zeiven pleegde, elke druppel bloeds, welken hij daar ter liefde voor zijnen Jesus vergoot, maakte hem dierbaarder aan het Goddelijk Hart zijns Meesters en verwierf hem een onberekenbaren schat van geestelijke vertroostingen en genaden.
O engelachtige dienaar Gods, eerder een engel dan een mensch, verhef mij door uwe voorbede boven het zinnelijke dezer aarde, niet om mij deelachtig te maken aan die wonderbare hemelgunsten, waarmede gij zijt verrijkt geworden, neen, maar vooral om mij sterk te maken tegen die hevige en geweldige neigingen mijner zinnelijke natuur.
De mensch, die zich met Gods alvermogende genade boven zijne zwakke natuurlijke krachten weet te verheffen, wordt meer en meer aan God gelijk, en juist die gelijkvormigheid aan dat verheven onstoffelijk Opperwezen vormt Gods heiligen hier op aarde tot zulke edele, bewonderenswaardige schepselen.
268
»Leer mij, o groote God, hoe ik handelen moet om, zoover mijne zwakheid dit toelaat, tot zulk eene zuiverheid, innige vereeniging en gelijkvormigheid te geraken.quot; (1)
1) De Gelukz. Henricus Suso. Boek der Eeuwige Wijsheid. XV,
OCTOBER
October.
OP DEN BEESTEN ZONDAG DEZER MAAND.
Feest van den Allerlieiligaten Rozenkrans der Gelukzalige Maagd Maria.
Een oude overlevering verhaalt ons, dat de H. Dominicus op zekeren dag eene verschijning had van de H. Maagd Maria. Hij zou haar, zoo verlangde zij van hem, eene eer bewijzen, welke tegelijk hoogst vruchtbaar in zegeningen wezen zou voor zijne geestelijke kinderen; daarop beval zij onzen heiligen patriarch den rozenkrans in te stellen.
Ontelbaar zijn de genaden, die het rozenkransgebed niet alleen over de kinderen des H. Dominicus, maar zelfs over geheel de katholieke kerk van den hemel deed nederdalen. Toen de beroemde zeestrijd bij Lepanto, door de kracht van dat gebed vooral, ten voordeele der Christenen beslist werd, stelde de H. Paus Pius V een feest in ter eere van O. L. V. van Overwinning; maar Z. H. Gregorius XIII veranderde den naam van dat feest in dien van: O. L. V. van den Rozenkrans, en bepaalde de viering zelve op den eersten Zondag van October.
Nog maakt de geschiedenis melding van eene andere overwinning op de Turken, luisterrijk behaald. In het jaar 1716 werden zij door Prins Eugenius te Belgrado verslagen, en Paus Clemens XI schreef deze nieuwe zegepraal nogmaals aan de Koningin van den H. Rozenkrans toe. Een der vijf standaards, op den vijand buit gemaakt, werd door den overwinnaar zeiven, uit dankbaarheid jegens de Allerheiligste Maagd in de kerk der predik-heeren te Rome tentoongesteld.
269
octobee
de rozenkrans is een rijke bron van zegeningen.
Ave, gratia plena. S. Luc. 1, 8.
Wees gegroet. Gij vol van genade.
le Punt. De H. Rozenkrans is ongetwijfeld een kostbare schat van genaden. Daaruit hebben de H. Dominions en zijne kinderen de grootste en schitterendste genaden mogen ontvangen. Onze H. Stichter zelf dankt aan den Rozenkrans de ontelbare bekeeringen van zondaars en ongeloovigen, welke hij heeft mogen bewerken. Zoolang dan ook, zegt de Gelnkz. Alanus, als de rozenkrans in de Predik-heeren-Orde gebloeid heeft, hebben de religieuzen door heiligheid van levenswandel, veelvuldige mirakelen, wetenschap, alsmede door eere bij God en de geloovigen uitgeschitterd. In de eerste tijden onzer orde baden zij allen, minstens eenmaal daags, den rozenkrans; zoo verzekerd was men, dat aan deze vroome gewoonte de religieuze volmaaktheid onafscheidelijk verbonden was, dat men aanstonds de gevolgtrekking maakte over iemand die in zijne regeltucht verflaauwde: hij heeft heden zijn rozenkransgebed nagelaten en verzuimd, of het niet behoorlijk verricht.
Leefden er zelfs in de wereld personen van een berispelijk levensgedrag, zoo aarzelde men niet te zeggen, dat hij of geen lidmaat was in de broederschap van den Rozenkrans, of wel dat hij zijne verpligtingen kwalijk naleefde.
Wie zal dan ook in staat wezen om de vruchten van volmaaktheid, heiligmaking en zaligheid, wie, om het getal der mirakelen te berekenen, die allen door de kracht van dit gebed werden voortgebragt ?
Zoovele gunsten schenkt de algoede God aan hen die ter eere zijner heilige Moeder Maria het voortreffelijk gebed van den Rozenkrans menigmaal en
270
octobeb
op behoorlijke wijze bidden! Maken wij dan nu op dezen dag het vast besluit, in het vervolg dikwerf tot dien onuitputbaren schat van ligcha-melijke en geestelijke zegeningen te naderen. Ook aan ons wordt door Maria dat magtig wapen steeds aangeboden, en wie zou er aan kunnen twijfelen of hij een ware dienaar Gods, een waar kind van Maria, een trouwe zoon of dochter van den H. Dominicus is, als hij hartelijk zijne rozenkrans bemint?
2e Pünt. Maar op welke wijze wordt de Rozenkransons eene zoo mild vloeijende bron van genaden?
De rozenkrans, wanneer wij hem naar behooren bidden, geeft ons de grondregels van het H. Evangelie, en de geschiedenis van Jesus leven, lijden, sterven en verheerlijking, alsmede de vreugde, de smarten en de glorie van Maria in korte maar levendige tafereelen, ter beschouwing en overweging. Het kan niet anders, of die overdenkingen moeten ons verstand meer en meer doordringen van de katholieke geloofswaarheden; ons hart moet zich beurtelings van vreugde, medelijden en zoete hoop, heilzaam getrofien voelen, en het gevolg hiervan is ontegensprekelijk: een volmaakter leven als religieus, of een grooten ijver in de vervulling van onze pligten in de wereld. Hierbij komt nog de verhevenheid en liefelijkheid der mondgebeden, de menigvuldige en groote aflaten van den rozenkrans-zelven, sedert eeuwen door de pausen zoo rijk en mild aan dat gebed en aan de broederschap _ toebedeeld. Onderzoeken wij ons dan in welke opzigtén wij tekortkomen, zoowel in het bidden van onzen rozenkrans, als in het beoefenen van de regels dei-Aartsbroederschap. Maken wij nieuwe, krachtige voornemens voor de toekomst en bidden wij den H. Dominicus dat wij dien waren geest in ons verkrijgen mogen, die noodzaaklijk is om met vrucht
271
OCTOBER
€n wezentlijk ter eeve van Maria het rozenkransgebed te mogen verrichten.
Hoe vertroostend voor ons, met den Zaligen Alanus te mogen gelooven en vertrouwen, dat wij als ware vereerders en minnaars van dat aan God en Maria zoo welgevallig gebed, niet den dood zullen ingaan voor wij verzoend zullen wezen met God, gezuiverd en gesterkt door de H. Sacramenten, bijgestaan en vertroost door de H. Maagd zelve.
Heilige Maria, Koningin van den Allerheiligsten Rozenkrans! bid voor ons nu en in de ure onzes doods.
3 October.
DE GELUKZALIGE JOANNES MASSIAS.
Belijder.
Joannes Massias werd te Biviera in Castiliö uit adellijke ouders geboren. Toen hij in zijne prille jeugd zijne ouders moest verliezen, verviel hij tot zulk eene armoede, dat hij verpligt was voor zijn dagelijksch onderhoud de kudde te hoeden. Die armoede echter was voor de onschuld zijner zeden geen beletsel.
Geen dag liet hij voorbijgaan zonder den rozenkrans en de getijden der Allerheiligste Maagd Maria te bidden. Na eenigen tijd sloot hij zich aan bij een koopman, en verliet met dezen zijnen geboortegrond, om zich naar Lima, de hoofdstad van Peru, te begeven. In die stad was een klooster der predikheeren, waar wij weldra onze Gelukzalige zich als leekenbroeder zien aanmelden. Met onbeschrijfelijke nederigheid en ijver diende hij zijnen broeders; menigen nacht, die op een dag van veel arbeids volgde, bragt hij in waken, bidden en ligchaamskastijdingen door.
272
october 273
- God beproefde nu het geduld zijns waardigen dienaars, door hem gedurende twaalf jaren aan het ziekbed te kluisteren.
? Maar Joannes was een engel van geduld. Zijne
il eenige troost en verkwikking was het aanbiddelijk
ij Brood der engelen. Menigmaal zag men hem, ver-
slonden in Grod, boven zijn legerstede zweven; bij had de gave der voorzegging en van andere ' ? mirakelen, en stierf eindelijk in 1611 den dood der regtvaardigen. Z. H. Paus Gregorius XVI heeft 1 hem onder het getal der zaligen laten opschrijven.
OVERWEGING
oveu 1je ootmoedigheid des zaligen joannes massias.
JLlegi abjectus esse in domo Lei mei. Ps. LXXX1II, 11.
Miju verlangen was om de allerminste te wezen in het huis mijns Heeren.
le Punt. Overwegen wij de nederigheid van den Zaligen Joannes Massias in het midden der wereld.
Ofschoon gesproten uit eene doorluchtige familie, werd onze Gelukzalige tot zulk eene armoede ge-bragt, dat hij het nederigste werk moest gaan verrichten. Nooit echter liet hij zich over zijnen eenvoudigen en bij velen geminachten stand een woord van ontevredenheid of spijt ontvallen, want -t de ootmoedige Jesus, die zelf in de werkplaats van den H. Joseph zulk een voorbeeld van ootmoed had gegeven, stond hem steeds voor .den geest, alsmede zoovele heiligen, die in 's Heeren, huis de laagste plaats vrijwillig hadden verkozen.
Wanneer een God van den verhevenen troon zijner glorie als nederdaalt oa) de geringste bediening onder de menschen te komen, vervullen, dan mag geen opregt volgeling va,n dion Góddelijken
i
OCTOBEE
Meester er zich over beklagen, dat de Voorzienigheid hem niet op de trappen van een vorstentroon, maar in de nederige hut van een handwerksman heeft laten geboren worden.
O omhelzen wij, met Jesus Christus het kruis en de armoede, met Hem, die zich met liefde neder-legde op den kruisbalk en daarmede de grootste schande en smaad op zich nam, welke er in de wereld kan gevonden worden.
2e Punt. Overwegen wij vervolgens Joannes' nederigheid in den religieuzen staat.
Toen onze Gelukzalige het kloosterleven omhelsd had, verlangde hij onder zijne broeders de onaanzienlijkste bedieningen uit te oefenen. Vier en twintig jaren lang was hij met de zorg over de kloosterpoort belast, eene bediening die ongeloofelijk vele offers van den broeder-poortier eischen kan; maar hij bragt die allen met bereidvaardigheid en liefde. Zijne woorden en handelingen, zijne kleederen en voedsel, in een woord, alles deed in hem den waren religieus uitschitteren. Steeds achtte hij zich nog onwaardig in het Huis des Heeren de geringste werken te mogen verrichten.
•gt; Hij die zich zal vernederen, mijne beminde dochter, zeide onze Heer Jesus eens tot de H. Catharina, tal verheven wordenquot;; als om haar te herinneren, hoe dit een woord is waaruit de nederige kloosterling de grootste en teederste vertroostingen putten kan in zijnen staat van nederigheid. »En, voegde Christus er bij, waarlijk, de kleinen, de ootmoe-digen die zich vernederd hebben, die met ware, heilige gehoorzaamheid onderworpen zijn geweest, die aan hunnen regel en aan de stem hunner oversten geen weerstand geboden hebben, aan hen-iallen zal Ik, de Eeuwige, verheffing en verheerlijking schenken. Ik zal hen plaatsen onder de bewoners van de stad der zaligen en hunne moeite
274
OCTOBER
en arbeid zullen rjjkelrjk beloond worden; ja, gedurende hun leven zelf zal ik hun reeds een voorsmaak geven van het geluk der eeuwigheid. (1)
7 October.
DE GELÜKZ. MATTHEÜS CARRERI.
Belijder.
Deze Gelukzalige zag het eerste levenslicht te Mantua. Als kind beantwoordde hij reeds aan de vele zorgen zijner hoogadellijke ouders, die hem volgens de grondregels van het H. Evangelie trachtten op te kweeken. Zijne jeugd was niets anders dan eene voorbereiding tot het heilig religieus leven, 't welk hij reeds als jongeling in het predikheerenklooster zijner geboortestad ging beoefenen.
Gedurende den tijd zijner proefjaren beijverde hij zich om zijne reine ziel met de verbevenste deugden te versieren. Hij was een voorbeeld van ootmoedigheid, terwijl hij de heilige ligchaamsver-sterving tot aan hare uiterste grenzen beoefende, zoodat zijne gezondheid, hadden zijne oversten hem niet door hunne wijze raadgevingen en bevelen in zijnen ijver gematigd, ongetwijfeld voor altijd gebroken ware geworden. .
275
Toen hij zijne studiën had voltrokken en tegelijk den grootsten voortgang had gemaakt in de deugden, die den waren apostel vormen, mogt hij als verkondiger van Gods regtvaardigheid en liefde voor de geloovigen optreden. Onbeschrijfelijk magtig werkte - zijn apostolisch woord op zijne toehoorderen. Genoeg, als wij lezen, dat alle openbare vermake-lijkheden van bedorven aard ophielden en zelfs de
1) De Heilige Catharin* van Senen. Zameuspr. CLIX, 25.
october
schouwburgen gesloten werden in de groote stad Cordua.
Zooverre ging zelfs do overmaat zijner mensch-lievendheid, d;ii hij zich zelyen vrijwillig aanbood om de slavenketenen te dragen in de plaats van ecne moeder en hare dochter, die door zeeroovers gevangen waren genomen.
Buitengewoon was ook zijne godsvrucht voor het lijden van onzen Heer Jesus Christus; allervurigst verlangde hij naar smarten en folteringen, zoodat eindelijk zijn hartewenscb vervuld werd, en hij door een Seraphijn als met een gloeijende schicht in het hart gewond werd en sedert dien tijd naar het ligchaam geheel wegkwijnde; beproevingen en inwendige smarten voltrokken zijne offerande: hij stierf op het kruis zijns lijdens in 1470. Paus 15enedictus XIV verheerlijkte hem door het goedgunstig toestaan zijner openbare eeredienst. (IV42)
OVERWEGING.
|)h gelukz. mattheus wei!» ukt slagtoffer van zun vrijwillige versterving.
Vulnerasti cor meum. Cant. IV, 9.
Gij hebt mijn hart gewond.
le punt. Overwegen' wij, hoe onze Gelukz. zich uit liefde tot God slagtofferde.
Ofschoon de schichten dei- goddelijke liefde den Zaligen Mattheus korten tijd voor zijnen dood werkelijk getroffen hebben, zoo had hij toch reeds lang te voren zich zeiven tot een levende offerande gemaakt op het altaar der versterving en boetvaardigheid.
In den loop van zijn novitiaat was hij zoo gestreng jegens zich zeiven, dat zijn leven inderdaad
L76
ocTOBi.a
in gevaar kwam; en alhoewel zijn ijver hier eonig-zins overdreven moet geoordeeld worden, toout hij ten duidelijkste,, hoe innig hij zich toen reeds aan Jesus en dien gekruist verbonden had.
Op de vermanende stem zijner oversten matigde hij zich, en wachtte zich voor zulke uitersten; maar niettemin kruisigde hij op elke andere wijze zijn vleesch tot in deszelfs geringste en meest geoorloofde begeerten. Zijn liefde voor de boetvaardigheid en het lijden spreekt zich vooral uit in het kostbaar erfdeel, dat hij scheidende van deze wereld, aan de Zalige Stephana naliet: nl. het lijden. De dorst naar lijden, smaad en verachting, is in de oogen van den wereldling een dwaasheid, maar wat is zij voor den Christen anders, dan de grootste liefde tot — en de innigste gelijkvormigheid met Jusus Christus? En meenen wij niet, dat de hei-l'gen zich onder hun vrijwillig kruis ongelukkig of rampzalig gevoelden: neen, zij genoten de zaligste vertroostingen hier op aarde en hadden eene eeuwigheid van hemelsch genot vóór zich in de toekomst, gedachtig aan 's Heeren woord: Uwe droefheid zal in vreugde veranderen. (1)
2' Punt. Welk een groote zielenijver ging er met de boetvaardigheid van Mattheus gepaard.
277
Dezelfde ijver die den Gelukzalige deed branden va i begeerte naar lijden en vernedering, om gelijkvormig te worden aan J. Chr., vervulde ook zijn hart met onuitspreeklijk vurigen ijver voor het zielenheil. En dit is dan ook niet te verwonderen. Jesus liefhebben is zijne eer en glorie onder de menschen te verspreiden; dit is niets anders dan te zorgen, dat het eenmaal op Calvariij vergoten Goddelijk Bloed niet tot de verdoemenis, maar tot reiniging en zaliging van duizenden zielen strekken
1) Tristitia veslra certelur in gaudium.
278 OCTOBKR
zal. Hoe diep en pijnlijk wordt dan niet het hart eens heiligen gegrieft, bij het aanschouwen van zoovele en zoo gruwelijke zonden, als er dagelijks gepleegd worden. Dan gevoelt hij zich sterk om de eer van Jesus te gaan wreken op den duivel en de hel, en geen grooter begeerte koestert hij, dan om zielen van haar eeuwig verderf terug- en in den hemel binnen te brengen.
En hoe schitterend straalde in Mattheus die zielenijver: Vele religieuze gemeenten werden door hem tot hare vroegere heiligheid en jjver teruggebragt; een onberekenbaar groot getal zondaren bekeerde zich, getroffen door zijn echt apostolisch woord; eene menigte van vroome zielen maakten onder zijne voortreffeliike leiding den grootsten voortgang in de^ volmaaktheid; eindelijk mogen wij nog op het bizondere feit de aandacht vestigen, dat zijn heilige ijver ook aan de Kath. Kerk en aan onze H. Orde de Gelukzalige Stephana geschonken heeft.
Vergeten wij hier niet, dat de Zalige Mattheus daarom met zulk een vrucht arbeidde, omdat zijn ijver van den geest Gods bezield, en van de vurigste liefde doordrongen was.
Steeds vereenigde hij op de voortreffelijkste wijze de verhevene beschouwing, met de werkdadigste toewijding van zich zeiven aan het zielenheil van anderen; want hetzij hij zich met bidden of werken onledig hield, immer wist hij zich op te offeren, te lijden, en gelijktijdig de belangen van Jesus Christus te behartigen.
O Groote, Almagtige God, schenk ook aan ons, onwaardige broeders of zusters van uwen Gelukzaligen Dienaar, de genade van steeds met den vurigsten ijver den weg der boetvaardigheid te bewandelen, en, zooveel als onze staat of betrekking het veroorlooft, te werken aan het zielenheil van
OCTOBEE
anderen, zonder ons zeiven ooit te vergeten. Gelukzalige Mattheus bid voor ons 1
10 October.
DE H. LÜDOVICUS BERTRANDÜS.
Ludovicus Bertrandus, uit het zelfde geslacht als de H. Vincentius Ferrerius gesproten, werd te Valentia in Spanje geboren. Vijftien jaren oud, ontving hij bet Ordekleed uit de handen van den beroemden pater Micon, wiens voortreffelijke geestelijke leiding onzen Ludovicus tot een heilige vormde. Op lateren leeftijd werd Ludovicus de geestelijke leidsman van de H. Theresia, die aan hem in hare grootsche ondernemingen zeer veel verschuldigd was.
Na verloop van eenige jaren, bekwam hij van zijne oversten de zoo vurig afgebeden toestemming om in de nieuwe wereld aan de ongeloovigen het H. Evangelie te gaan verkondigen. Zeven jaren lang arbeidde hij aan de bekeering zoowel dor Spanjaarden als der inboorlingen. Onbeschrijfelijk waren de gevaren en de folteringen, die hem daar wachtten; maar zijne vv.rige liefde voor den God-delijken Heiland, zijn onuitputtelijk geduld en heldenmoed waarmede hij zich aan het zielenheil toewijdde maakten hem tot den waren Apostel der West-Indiën.
Evenwel vermogt onze Heilige, ondanks rijnen arbeid , die zelfs door Goddelijke wonderkracht geholpen werd, niet geheel en al de afschuwelijke dwingenlandij noch de onverzadelijke gouddorst dei-Spanjaarden te vernietigen. Hij keerde naar zijn vaderland terug en bragt zijne overige levensjaren door in het opkweeken en vormen van jeugdige apostelen.
279
OCTOBER
Hij voorzegde bet uur van zijnen dood, en ontsliep den 9 October 1580, in zijn een en vijftigste levensjaar. De H. Lndovicus werd door Paulus V gelukzalig, en duor Clemens X in het jaar 1671 heilig verklaard.
OVERWEGING
ovell de gevoelens van vrees, die onzen heilige bezielden.
Qui timet domimtm nihilnegligit. Eccl. VIII, 19.
Die den Heer vreest, is in niets achteloos.
1° Punt. De vreeze des Heeren, het ontzag voor het Goddelijk oordeel, was don heiligen Luclovicus een spoorslag om met standvastigheid de versterving te beoefenen.
Vol onzekerheid over zijne eeuwige zaligheid, werd bij dikwerf vreesselijk gefolterd door onrust en gewetensangsten; en wanneer men hem naaide oorzaak vroeg van zijn menigvuldig tranen-storten, antwoordde hij: Helaas! ik weet niet naar welken kant het oordeel van mijnen Regter mij zal doen vallen; en gij wilt niet dat ik weene!
Zulk eene ernstige gedachte bewaarde hem in onschuld en afschrik van zelfs de geringste overtreding van Gods fl. wet, terwijl hij niet naliet zijn vleesch te kruisigen en in bedwang te houden.
De gedachte aan Gods oordeel ten jongste dage deed altijd de heiligen beven en sidderen; en welken indruk maakt zij op ons?........ Onze handelingen wijzen dit uit; en geve de Algoede God, dat wij ons niet over ons zeiven te beklagen hebben. Maar mogt dit echter het geval wezen: wij hebben nog tijd en genade om ons leven te verbeteren, om onze traagheid en achteloosheid in 's Heeren dienst te doen plaats maken voor een vurigen ijver.
280
OCTOBER
voor een vooi'beelclig religieus leven. Zorgen wij, dat wij het doemvonnis van Jesus Christus eenmaal niet moeten hooren: Omnis arbor, quae non facit fructum bonum excidetur et in ignem mittetur: aüe boom, die geene goede vruchten voortbrengt, zal omgehouwen en in het vuur geworpen worden.
2^ Pugt;.T. Deze zelfde vrees verwekte in den H. Ludovicus een diepe ootmoedigheid.
Zijn vader wilde hern, om reden dat hij zoo weinig in de wetenschappen ervaren was, afraden in de orde van den H. Dominicus te treden; maar treffend was het antwoord van den ootmoedigen jongeling: Geloof mij, mijn vader! ofschoon ik mij zeiven onbekwaam en onervaren reken, zoo zelfs dat ik bij velen in minachting en versmading wezen zal, zoo laat ik mij echter niet afschrikken; want ik zoek de vernedering van Jesus Christus en wil niet beter behandeld worden dan mijn Goddelijke Meester. Ik denk maar aan het woord des Apostels: het baat mij weinig, door de men-schen geacht te worden, als ik slechts mijnen God moge tevreden stellen: Hij is het, die mij oor-deelen zal. Zulke gevoelens van echt christelijke nederigheid en met zulk een opregte liefde omhelsd, moesten onzen heilige wel tot den hoogsten trap van volmaaktheid en heiligheid opvoeren. Had hij een of andere vernedering ondergaan, dan begaf hij zich naar zijne cel, wierp zich met een vreugdevol hart ter aarde, Gode dankend, als of hij een buitengewone gunst ontvangen had. Het was een kernspreuk van den H. Ludovicus; de wereld verachten, den smaad verachten, zich zeiven verachten.
Zoo ééne zaak ter wereld onze zaligheid kan verzekeren, dan is het de heilzame vreeze des Heeren; want, zegt de H. Bernardus, niets is zoo vermogend om de genade Gods te verwerven en haar te behouden, of haar terug te bekomen wanneer
28.1
282 OCTOBER
men ze mogt verloren hebben, als zeer nederige gevoelens van zich zelve:a te hebben en in groote vreeze te leven.
Er staat geschreven: Welzalig hij, die altijd in vreeze is. (1)
12 October.
DE GELOKZALIGE JACOBUS VAN ULM.
Belijder.
De stad ülm, in Zwaben, had het voorregt de geboorteplaats te wezen van onzen Gelukzalige. Toen hij den leeftijd van vijf en twintig jaren bereikt had ging hij met groote godsvrucht het graf der H.H. Apostelen te Rome bezoeken en vereeren. In die stad vond hij zich genoodzaakt dienst te nemen onder de krijgslieden van den Koning van Napels, want zijne geldmiddelen waren ontoereikend geworden voor zijne terugreis naar ülm.
Te midden van de grootste gevaren en verleiding van den kant zijner losbandige krijgsmakkers bleef Jacobus een voorbeeldig christen, uitmuntende in kuischbeid en naastenliefde.
Eindelijk was de tijd daar, dat hij zich naar zijn geboorteland mogt terugbegeven; maar gedurende zijn verblijf te Bologna werd hij door de religieusen van den H. Dominicus zoozeer gesticht, dat hij met nederigen aandrang het habijt der leekebroeders van den overste afsmeekte en ook ontving.
Nu werd hij in dit geesteljjk krijgsleger insgelijks een voorbeeldig krijgsman, bij al zijne broeders bemind en vereerd om zijne zachtmoedigheid, minzaamheid, liefde en nederigheid; terwijl Gods almagt
1) Bealus homo, qui semper est j.aviclus, Prov. XX VIII, 14.
october
menigmaal de deugden des Gelukzaligen met won-derteekenen verheerlijkte.
Armoede en voortdurende arbeid, zelfs de meest onaanzienlijke bedieningen, werden door hem met heiligen hartstocht bemind en gezocht; hij was ook zeer ervaren in het schilderen van kerkvensters: zoodat hjj met eere werkzaam en nuttig was onder zijne broeders.
Op meer dan tachtigjarigen leeftijd ging hij de kroon der zaligen uit de banden zijns Goddelijken Meesters ontvangen; Leo XII verheerlijkte Gods dienaar ook hier op aarde met de kerkelijke eeredienst.
OVERWEGING.
de liefde van den gelukz. jacobus voor den arbeid en voor de ge1ioouzaawheid.
Quaeplaciia sunt ci facio semper. S Joaun. VIII, 29. Ik doe altijd wat Hein behaaglijk is.
Ie Punt. Beschouwen wij heden de twee voornaamste trekken van gelijkvormigheid tusschen den Gelukz. Jacobus en Jesus Christus. Onze Zalige gehoorzaamde en arbeidde even als Jesus van Nazareth. Nooit verloor Jacobus een enkel oo0'enblik van den kostbaren tijd , die den menscli geschonken is om te arbeiden voor den hemel; en dan vooral arbeiden wij volgens den geest van Christus, wanneer wij onze bezigheden verrigten niet om ons zei ven of den menschen, maar alleen om aan God te behagen; dan eeist kunnen wij met onzen Heiland zeggen; »Ik doe altijd wat mijnen hemelschen Vader welgevallig is;quot; zelfs wanneer hij door ziekte verhinderd ■werd zijne dagelijksche bedieningen uit te oefenen, wist Jacobus zich toch altijd op eene of andere wijze bezig te houden, tot zijne verbaasde broeders
283
284 OCTOBER
zeggende: Wie niet arbeidt, verdient ook niet te eten. (1) Is de arbeid cns als eene straf voor onze zonden door God opgelegd, welnu, laten wij hem dan met een geest van boetvaardigheid verrigteni; denken wij er ook aan, dat Jesns zelf den arbeid door zijn onophoudelijk werken, door zijn goddelijk zweet en doorgestane vermoeienissen geheiligd heeft, en deze gedachte zal ons troosten en ons liefde en ijver inboezemen voor den arbeid.
Maken wij heden het vaste voornomen: ia 't vervolg allen arbeid, zelfs den geringsten en schijnbaar verachtelijksten, te verrigten: omdat God het van ons wil, omdat wij Jesus Christus daardoor kunnen verheerlijken.
2c Punt. Vervolgens was ook op den Zaligen Jacobus geheel van toepassing het woord van den II. Geest: De geest des regtvaardigen overweegt de gehoorzaamheid.
Dit overwegen van de gehoorzaamheid kenmerkt den waren religieus, den waarachtigen heiligen dienaar Gods en volgeling van Christus. ïfooit immers zullen wij inderdaad regtvaardig wezen, zoo wij ons het leven van onzen Zaligmaker niet tot voorbeeld en rigtsnoer nemen; en wat is dut goddelijk leven anders geweest dan eene offerande van gehoorzaamheid aan den wil des hemelschen Vaders ? eene gehoorzaamheid van de grot van Bethlehem of tot op de kruin van Golgotha!
Geen wonder, dat ook onze Gelukzalige met alle krachten zijner ziel zich op de heilige deugd van gehoorzaamheid toelegde. Op zekeren dag vol ijver aan den arbeid om een met veel zorg bewerkt vensterglas in een brandenden oven te voltooien, treed zijne overste de werkplaats binnen en beveelt
1) Quoniam, si quis non vult operari, nee manducet.
S. Paul. 11 ad ïhess. UI, 10.
OCTOBKR
285
,
e onzen Zalige onverwijld naar Frankrijk af te reizen,
e om aan den Meester-Generaal der Orde eene be-
n langrijke tijding over te brengen.
De gehoorzame en heilige kunstenaar verlaat d aansl.inds zijn dierbaar kunststuk, er volstrekt niet
k over bekommerd, dat deze last van zijn prior de
, vruchten van zijn langdnrigen en kostbaren arbeid
e eensklaps en onherstelbaar komt vernietigen.
1 Bij eene andore gelegenheid wachtte hem een
t dergelijke beproeving; maar even bereidvaardig en
spoedig was zijne gehoorzaamheid, terwijl een glans t van genoegen en tevredenheid over zijn gelaat
r schitterde, omdat hij wederom een offer brengen
mogt aan de heilige deugd van gehoorzaamheid, i Maar nu ook loonde Gods ahnagt op schitterende
i wijze de heiligheid zijns dienaars. Teruggekomen
e van zijnen arbeid, hem door zijnen overste opgelegd.
bevindt hij, dat zijn schilderwerk niet het minfte t door het felle ovenvuur was beschadigd geworden,
i Behalve dat zijne gehoorzaamheid zoo bereid-
t vaardig was, en door hem met opregte vreugde
beoefend werd, kenmerkte zij zich ook bizonder t door hare bovennatuurlijkheid; want vertoonde de
t Zalige Jacobus zich a:in zijne oversten, dan was
} i het in eene uitwendige houding vol eerbiedigheid, i terwijl in den persoon zijns oversten het schepsel
i voor zijne oogen verdween en hij aan hein als aan
Jesus Christus zeiven gehoorzaamde. 3 1 Beijveren wij ons dit heerlijk voorbeeld van den
i Zaligen Jacobus zoo volmaakt mogelijk na te volgen,
f dan zullen wij met eene groote gerustheid en vrede
t des harten hier op aarde, en later in den schoonen
, hemel met de rijkste gloriekroon gezegend worden,
t
OCTOBER
14 October.
DE GELÜKZ. MAGDALENA DE PANATERI.
Maagd v. d. Derde Orde.
Deze Gelukzalige aanschouwde het eerste levenslicht te Trino in Piémont. Uitmuntende geestesgaven en ligchaamsschoonheid gingen bij haar gepaard aan eene buitengewone godsvrucht. Hare levenswijze was zeer ingetogen, en rein als van eenen engel. Weldra zien wij haar zich in de Orde van den H. Dominicus geheel aan God toewijden en uitschitteren door een voorbeeldige naastenliefde en ijver voor het gebed. Aanhoudend in overweging van het smartvol lijden des Zaligmakers, werd zij meer eh meer doordrongen van eene opregte liefde om insgelijks door strenge zelfkastijding haar dierbaren Heiland na te volgen. Bij al deze deugden mogen wij voegen: een groote eerbied voor den Zoeten Naam Jesus; eene heilige godsvrucht bij het naderen tot den disch der engelen, en eene onlesbaren dorst naar de bevordering van Gods glorie en de zaligheid der zielen. Magtig waren hare gebeden voor den troon van God. Toen God haar eenmaal openbaarde, welke vreesselijke straffen de stad Trino bedreigden, wierp zij zich neder aan den voet des kruises en hare smeekingen redden haar vaderland. Met de woorden op de lippen: Heere, in uwe handen beveel ik mijnen geest, ontsliep zij in den Heer, en ging hare engelreine ziel binnen de vreugde des hemels.
Paus Leo XII bekrachtigde met zijne goedkeuring in het jaar 1825 de eeredienst, welke haar sedert haren dood (1400) onafgebroken bewezen was.
286
october
over de vertroostingen, door onze zalige gesmaakt, in het aanroepen van den zoeten naam.
SU nomen Domini benedictum. Job T, 21.
De naam des Heeren zij gezegend.
Ie Punt. De Allerheiligste Naam Jesus is een Naam van kracht en sterkte. De Naam des Heeren, lezen wij in het boek der spreuken, is gelijk aan een sterken toren; tot Hem neemt de regtvaardige zijne toevlugt en hij zal zegevieren, (1)
Uit de kracht van dien heiligen Naam putte Magdalena den moed om onverschrokken den strijd aan te gaan met den duivel, de wereld en het vleesch. Door dien aanbiddelijken Naam was zij als met een schild bedekt tegen don smaad en verachting, tegen de folteringen, die zij zich getroostte voor het heil harer eigene ziel zoowel als voor de zaligheid van haren evenmensch.
Wat heerlijk schouwspel, onze Gelukzalige met aflegging harer natuurlijke beschroomd- en vreesachtigheid, menigmaal de gevangenen en ter-dood-vei-oordeelden te zien bezoeken! Hoeveel troost en kracht vloeiden er bij die gelegenheden niet van hare lippen voor die rampzalige slagtoffers hunner eigene boosheid; hoe vele zondaars heeft zij op zulke wijze niet aan den eeuwigen dood der hel ontrukt en als verloren zonen en dochters in het huis des eeuwigen Vaders teruggevoerd. Eens echter gebeurde het, dat hare liefderijke pogingen bij eenen booswicht geheel schipbreuk leden; terwijl zij hem beurtelings allerteederst en ernstig vermaande en opwekte tot berouw en boetvaardigheid, sloeg hij haar met ruwe vuist in het aangezigt; zij nu,
1) Turris fortisiima nonen Domini, ad ifsam eurrit jusiut tt exaltahitur. Prov. XVIII, 10.
287
OCTOBEU
wel verre van zich over doze barbaavsclie gruweldaad iu het minste te beklagen, antwoordde. vol zachtheid: Geloofd zij de Naam van Jesus Christus, terzelfder tijd hein do andere wang toekeerende!
Laten wij, vol bewondering voor onze Gelukzalige, het besluit maken insgelijks altijd ons vertrouwen te stellen op de kracht van dien üoddelijken Naam; dat hij altijd op onze lippen zw.jve, en wij zullen immer zegepralen over onze in- en uitwendige vijanden.
O Jesus! leer mij, van nu af, alle ongelijk, smaadwoorden, hoon en verachting met geduld verdragen; verleen mij de genade, dat ik mijne, vijanden hartelijk beminne, en altijd bij U ver-ontschuldige. (1)
2e Punt. De Naam van Jesus is een naam vol zoetheid en liefde. Uwe Naam o Jesus! is aau uitgestorte welriekende olie gelijk; daarom hebben de jeugdige maagden U bemind.
Onuitspreeklijk moet de zoetheid en vertroosting wezen die heilige zielen ondervinden bij het menigmaal herhalen en met liefde uitspreken van den Zoeten Naam. Uren lang werd deze zaligheid dikwijls genoten door Magdalena, als zij niet ophield dien beminnelijken Naam aan te roepen en aan hem zich zelve geheel op te offeren.
Volgen wij haar voorbeeld. »Dat de Naam van Jesus zoowel gedurende onze rust als gedurende onze bezigheden, als een kostbaar edelgesteente op ons hart schittere; laat onze mond, onze tong, onze stem zich niet dan met Jesus bezighouden; denken wij aan Hem, gedurende den tijd dat wij waken en arbeiden, met zooveel liefdevuur, dat wij
288
OCTOBER
in onzen slaap nog geheel van Hem vervuld zijn, en wij teregt met den profeet mogen zeggen: o Eeuwige God! o zachtmoedige, genadige Wijsheid! hoe zoet en beminnelijk zijt Gij voor eene ziel, die ü zoekt en naar niets anders verlangt dan naar U!quot; (1)
22 October.
DE GELUKZ. PETRUS CAPÜCCI.
Belijder.
De Gelukz. Petrus, uit het geslacht der Capueci, wijdde zich reeds op löjarigen leeftijd geheel aan God toe, en dit wel te Tiferno, in het klooster der P.P. Predikheereu. Weldra werd hij een voorbeeldig en heilig religieus, die zich door gestrenge onderhouding van de regeltucht, door menigvuldige, vurige gebeden en een boetvaardige levenswijze tot zijnen lateren arbeid voor het zielenheil uitstekend voorbereidde.
289
Ofschoon van adellijke afkomst waren hem echter de nederigste bedieningen in het klooster het aangenaamst, en stichtte hij zoowel zijne medebroeders als de inwoners zijner geboortestad, doordien hij menigmaal van huis tot huis aalmoezen ging inzamelen. Vele en groote bekeeringen werkte God door zijnen heiligen dienaar. Bij zekere gelegenheid zouden er twee roovers ter dood veroordeeld worden. Weinige uren voor de strafuitoefening kwamen zij tot inkeer en sidderden niet zoo zeer voor den dood, die hen wachtte, als voor de gruwelen die zij bedreven hadden en waarmede zij God zoo vreeselijk hadden beleedigd: zij wanhoopten geheel aan Gods ontfermende liefde. In die oogenblikken
1) De Gelukz. H. Suso. Brief XI.
19
octobeb
nu werden zij door onzen Gelukzalige in hunne gevangenis bezocM, en met hem scheen Gods genade insgelijks tot hen gekomen, want zijne woorden van troost en opwekking tot vertrouwen werkten zoo weldadig op hun gemoed, dat zij weldra een rouwmoedige biecht spraken en zich met boetvaardigheid en vertrouwen tot den dood voorbereidden.
Ook de gedachte aan den dood hield onzen Gelukzalige voortdurend bezig; betzij hij zijne gebeden verrichtte of predikte, altijd was hij gewoon een doodshoofd in zijne handen te dragen. Zóó ging hij dan ook wél voorbereid dat beslissend oogenblik tegemoet, en stierf op vijf en vijftigjarigen leeftijd den dood der zaligen. Paus Pius VII verleende aan onze H. Orde het officie en de H. Mis ter eere van den Gelukzaligen Petrus Capucci te vieren.
ovee den iieilzajien invloed, die de gedachte aan
den dood op onzen gelukzalige uitoeit.nde.
Vanitas vanitatum et omnia vamp;nitas. Eccles. I, 2.
IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid.
1° Punt. Het denkbeeld van den dood was wel in staat om den Zaligen Petrus met een opregt hart aan alle ijdelheid der wereld vaarwel te doen zeggen.
Waarom heeft die gedachte van hem een heilige gemaakt, en waarom kan zij dit ook van ons maken? Omdat al de nietigheid van de wereldsche vermaken, al de ijdelheid van aardsche zorg en kommer vooral, ons helder voor den geest komt, wanneer wij denken dat er eenmaal een oogenblik zal aanbreken, waarop wij voor altijd deze aarde en onze aardsche betrekkingen zullen verlaten. De eer en lof der
290
03
october
mensclien zullen ons niet meer kunnen treffen; dt rijkdom, de genoegens zullen wij niet mede kunnen nemen om die ook aan de overzijde van het graf nog eens te genieten; neen, arm en verlaten van allen en alles zullen wij gaan verschijnen voor de Goddelijke vierschaar. Om deze reden verzaakte de Zalige Petrus reeds vroegtijdig aan al wat de wereld hem verleidelijks kon aanbieden, want werkelijk had hij meer dan anderen gelegenheid om alles van de wereld te kunnen genieten.
»0 dood, hoe bitter grievend is uwe gedachte voor den mensch die zich gelukkig bevindt in zijne aardsche goederen, die door geene zorgen gekweld wordt, wien alles naar wensch gaat, en in gezondheid zijn brood mag nuttigen!quot; (1)
»Indien de menschen de zaken dezer wereld begrepen en waardeerden, zoo als deze begrepen en gewaardeerd moeten worden, wat zouden zij diep getroffen worden door de gedachte aan den dood; maar de dienaars dezer wereld slaan hier geen acht op: zij hebben ooren maar hooren niet, zij hebben oogen maar willen niet zien. Niemand denkt aan sterven, zoolang hij leeft en gezond is; men stelt uit tot aan het oogenblik zelf waarop de ziel van het ligchaam scheiden moet.quot; (2)
2e Punt. Niet alleen doet ons de gedachte aan den dood alle aardsche goederen verlaten, ma,ar wij leeren ook meer en meer de onthechting aan ons-zelven.
Wie kan er nog al te bezorgd wezen voor kleine, zinnelijke, ligchamelijke genoegens, als hij voortdurend zijn ligchaam voor oogen heeft, gelijk het eenmaal in het graf zal nederliggen: koud, gevoelloos, misvormd, eene spijze der wormen? Als
1) O mors, quam amara est memoria tua Jiomini pacem habenii in substantiis suis; viro quieto, et cujus viae directae sunt in omnibus, et adhuc valenti accipere cïbum. Eccl. XL, 1, 2,
2) De Gelukz. Suso. Boek der quot;Wijsheid XXIV.
OCTOBER
hij gestadig vol gedachten is aan het oogenblik waarop hij voor de rechtbank staan zal van Hem, die oordeelt volgens recht en billijkheid (1), en wiens oog geen rijkdom, schoonheid of geleerdheid bij iemand zoekt, maar de deugd en heiligheid alleen!
Petrus Capucci doorgrondde deze waarheden, en lichtte volgens haar zijn levensgedrag in, zoodat hij noodzakelijk een heilige worden moest, die te regt bij God geëerd en bemind, bij de menschen bewonderd en nagevolgd zou worden.
»De heilige afkeer en haat, dien een heilige voor zich zeiven koestert, doet hem ook den duivel, de wereld en het vleesch bestrijden. Komt hem in dien toestand de dood overvallen, dan blijft hij kalm en onverschrokken; want de wereld kan hem bij God niet aanklagen, wijl hij hare genoegens altijd verzaakt heeft; zijne zinnen, zijn ligchaam zullen dit evenmin, want hij heeft ze immer in bedwang weten te houden, en gekastijd door boet-pleging, nachtwaken, nederige en aanhoudende gebeden. Zijn eigenwil heeft hij gedood door zijn weinige gehechtheid aan dit leven, door zijne liefde voor de deugd. De overdreven bezorgdheid om zijn ligchaam te koesteren heeft hij reeds lang afgelegd, en bij gevolg behoeft hij niet gelijk anderen, die onophoudelijk hunne zinnen streelen, voor den dood bevreesd te wezen.quot; (2)
Mogten ook wij op dergelijke wijze leeren sterven! Zulk quot;eene geestelijke dood is de voortreffelijkste voorbereiding tot den wezenlijken, ligchamelijken dood; streven wij daarnaar, dan zullen onze medebroeders en zusters, die wij door ons heilig leven gesticht hebben, ook van ons zeggen mogen: Welzalig de dooden, die in den Heer sterven! (3)
1) Qui judicas justitiam. Ps. IX, 5.
2) De heilige Catharina van Senen.
3) Beali mntui qid in Domino moriunter.
292
OCTOBER
Gelukkig, o Jesus, de zielen, die gedurende hun leven reeds aan zich zeiven afgestorven zijn, om later in de omhelzing uwer eeuwige liefde van deze aarde te scheiden.
23 October.
DE GELÜKZ. BAETHOLOMEÜS VANBROGANCE.
Bisschop en Belijder.
Bartholomeus werd te Vicentia uit een adellijk geslacht geboren. Middelerwijl hij te Padua zijne studiën deed, geraakie hij met den H. Dominicus bekend, en gevoelde zich zoozeer door diens heiligen levenswandel aangetrokken, dat hij zich in de orde dor predikheeren begaf en weldra een waardige zoon van den H. Patriarch mogt genoemd worden.
Na zijne plegtige geloften, werd Bartholomeus voor het predikambt bestemd. Hij verkondigde Gods woord in de steden van Lombardije en van de Romeinsche Staten en zuiverde die gewesten van eene groote menigte verderfelijke dwalingen. Tal-looze bekeeringen werkte zijn moedig en krachtig apostolisch woord uit, terwijl zijne wetenschap en heiligheid alom roemrijk bekend waren.
Paus Gregorius ontbood hem naar Rome, en bekleedde hem met de waardigheid van Meester van het Heilig Paleis, eene waardigheid, het eerst aan den H. Dominicus en later altijd aan een zijner zonen opgedragen. Van dien tijd af stelde de Pausen Gregorius IX en Innocentius IV een groot vertrouwen in de wijsheid en deugd van onzen Gelukzalige.
Innocentius nam hem met zich naar het Concilie van Sion. Bij die gelegenheid kwam Bartholomeus
293
294 OCTOBER
ook in aanraking met den H. Lodewijk van Frankrijk, wiens biechtvader hij werd. Eenige jaren daarna werd aan zijne zorgen het bisdom van Kemelie, oene plaats op het eiland Cyprus, toevertrouwd. Later verwisselde hij dit met het bisdom van Viccntia, maar kon, wegens de woelingen van den beruchten Ezzelino, naauwelijks zijnen zetel in bezit nemen. Na den dood van dezen dwingeland wijdde hij al zijne herderlijke en vaderlijke zorgen aan de hem toegewezen kudde; eu niet alleen ging het geestelijk heil zijner geloovigen hem ter harte, maar ook bewerkte hij door zijn vermogenden invloed onder hen den burgerlijken vrede, die zoo menigmaal door twisten en partyschappen ten bloede toe verstoord werd. Na oen leven van schitterenden apostolischen arbeid, ging hij voor eeuwig de vreugde der zaligen genieten. Pius VII liet zijnen naam op de lijst der Gelukzaligen opschrijven.
OVERWEGING
OVER HET GEDULD VAN ONZEN ZALIGE IN KAMPEN, EN OVER ZIJNE NEDERIGHEID IN ZIJNE VERHEFFING.
Charitaspatiens est.... non inflatur. 1 Cor. Kill, 4.
De liefde is verdraagzaam.... zij is niet verwaand.
1° Punt. De Gelukz. Bartholomeus is een voorbeeld van geduld geweest. Sedert het oogenblik dat hij met edelmoedigheid het kruis van het religieuze leven ombelsd had, bleef hij daaraan altijd even edelmoedig getrouw. Welk een strijd, verachting en smaad had hij niet te verduren van den kant der ongeloovigen, aan wier bekeering hij zijne edelste krachten wijdde!
Als bisschop van Vicentia trof hem de wreede smart, dat hij niet tot zijne kudde mogt snellen
OCTOBER
om haar tegen de aanvallen van bloedgierige wolven te beschermen; ja, Ezzelino stond hem zelfs naar het leven, waardoor onzen Gelukzalige een bange vlugt en ballingschap bereid werden. Met heilig geduld onderwierp hij zich aan deze harde beproevingen, en wachtte het oogenblik af waarop God in zijne barmhartigheid dien rampspoed zou doen ophouden.
»Lijd met moed tot den dood toe, zeide eenmaal onze Goddelijke Zaligmaker tot de H. Catharina van Senen, want dit is een zeker bewijs, dat gij God liefhebt. Hebt gij de hand aan den ploeg geslagen, ziet dan niet meer achterwaarts, uit vreeze voor eenig schepsel of voor eenige ramp en kwelling, integendeel verheug u in uwe beproevingen. De wereld schept vermaak in hare onge-regtigbeid, maar gij moet de zonde beweenen, omdat alles wat mij beleedigt ook u beleedigt, en wat u beleedigt ook mij beleedigt. Ben ik immers niet volkomen één met u geworden?quot; (1)
295
2° Pünï. Onze Gelukzalige is nederig gebleven in zijne verheffing. Getrouw en edelmoedig in het vervullen zijner pligten, wist de Zalige Bartholomous daarenboven zijnen ijver en ootmoed ook in zijne verheffing tot de hoogste waardigheden te bewaren. Dit strekt hem inderdaad tot groote verheerlijking. Want hoeveel gemakkelijker is het niet in onzen tegenspoed God te blijven eeren en dienen, dan Hem even getrouw te blijven als alles in de wereld ons toelacht, en wij van alle zijden de vleijendste getuigenissen der menschen ontvangen, floevele deugdzamen hebben op deze gevaarlijke klippen geen schipbreuk geleden. Maar niet de deugd van Bartholomeus! Vereerd met achting en vertrouwen door de voortreffelijkste mannen zijner eeuw, ja,
1) Zamenspr. XII, 3.
OCTOBKR
door heiligen zelfs; in zegepraal, als 't ware, rondgedragen door zijne geloovigen, blijft hij niettemin de nederige leerling van den nederigen Jesus, en by al die verheffing en grootheid spreekt zijn hart: Niet aan ons, o Heer, niet aan ons komt deze eer en verheerlijking toe, maar aan Uwen Heiligen Naam. De nederigheid is het magtigste wapen eens christens tegen de aanslagen der hel. De duivelen zijn door hoovaardij gevallen en haten, ja, vlugten den ootmoed; het is onmogelijk voor den satan om langen tijd met zijne bekoringen bij een nederige ziel te vertoeven. «Vervloekt zijt Gij, sprak hij op zekeren dag tot de H. Catharina van Senen, want ik kan in niets bij ü slagen: Wil ik ü vernederen en ten onderbrengen door wanhoop, dan zegeviert gij door het vertrouwen op Gods barmhartigheid; poog ik ü te verheffen door hoovaardij, dan vernedert gij U door Uwen ootmoed tot in de hel, waar gij mij vervolgt.quot;
Bidden wij God, dat Hij ons hart sterke met geduld en nederigheid; en dat wij hierin onzen Zaligen Bartholomeus zoo volmaakt mogelijk navolgen.
26 October.
DE GELUKZALIGE DAMT ANUS VAN FINAEL
Belijder.
Deze Gelukzalige zoon des H. Dominicus was een telg van het doorluchtig geslacht der Tnrcheri, en werd geboren in het hertogdom Genua. Nog een kind zijnde, werd hij door eenen krankzinnige aan zijne ouders ontvoerd, die alles te vergeefs aanwendden om zijn verblijf op te sporen; eindelijk
1) Non nobis, Vomine, non nobis, sed nomini tuo da gloria-,n,
Ps. CXIII, 9.
296
octobek
mogt het hun als door een wonder des hemels gelukken, Damianus uit de handen dier ongeluk-kigen te bevrijden.
De jeugd van onzen Gelukz. was voorbeeldig; hij volbragt naauwkeurig zijne pligten, schuwde de zonde; en daar de liefde tot God en het hemelsche geheel zijn hart had ingenomen, koesterde hij geen vuriger wensch dan de wereld en hare genoegens te verlaten om zich onvoorwaardelijk en geheel aan de dienst des Heeren toe te wijden. Hij trad in de Orde der Predikheeren. Hier onderscheidde hij zich door groote zuiverheid van religieusen levenswandel, en later ook door buitengewonen ijver in de studie der gewijde wetenschappen. Menigmaal kastijdde hij zijn onschuldig, heilig ligchaam; uren lang was hij in het gebed verslonden, zoodat hij hier op aarde het leven van een hemelgeest scheen te leven. Als priester verdubbelde hij zijnen ijver in het streven naar de hoogste heiligheid, en geen wonder, dat zijn apostolische arbeid steeds met honderdvoudige vruchten gezegend werd.
Na een leven van voortdurend gebed en strenge boetvaardigheid ontsliep onze Gelukzalige te Gironne, en ontving hij van Paus Pius IX de glorie der zaligverklaring.
OVEEWEGING.
de gelukz. damianus een vooubeeld van onschuld en versterving.
Et ero imma culatus cum eo, et observaio meal iniquitate mea.
Ps. XVII. 24.
Vlekkeloos en vrij van ongeregtigheid zal ik mij bewaren.
le Punt. De Gelukz. Damianus was geheel zijn leven lang een toonbeeld van zuiverheid.
De jaren zijner kindsheid en jongelingschap bragt
297
october
hij door in kalme godsvruclit en engelachtige reinheid van zeden. Toen hij den religieusen staat omhelsd had, steeg hij immer tot hoogere volmaaktheid, en men kon van hem getuigen, dat hij nooit in het minste zijnen kloosterregel overtrad. O hoe schoon is het leven van een heiligen kloosterling! Zoo zuiver van zonden, zoo getrouw aan Gods wet te kunnen leven, dat het leven van den mensch, dat der engelen evenaart! Om zulk eene reinheid van levenswandel te hereiken, moet men, zegt de H. Vincentius, geheel aan zich zolven verzaken, volgens het voorschrift van Jesus Christus: »Zoo iemand mij wil volgen, dat hij dan zich zeiven verloochene.quot; Deze woorden geven te verstaan, dat wij onzen eigen wil moeten versterven; hem, om zoo te spreken, onder den voet moeten hebben, in alles huigen en geweld aandoen, door hem aan den wil
van anderen te onderwerpen........ Bijaldien wij
somtijds in ons streven naar de verheerlijking van God beletselen ontmoeten, laat ons daarover niet
mismoedig wezen........ Ontstaat er in ons hart
eenig verlangen naar of eenige gedachte van zelfverheffing, bieden wij aanstonds krachtigen tegenstand. Vlugten wij bizonder de lofprijzingen der
menschen........ Overwegen wij menigwerf al de
groote middelen, die Gods liefde ons geschonken heeft om de religieuse deugden met volmaaktheid te beoefenen.quot; (1) Dan worden wij het evenbeeld van onzen Gelukzalige, en ware navolgers van Jesus, dien wij ons altijd en overal als den weg, de waarheid en het leven voor den geest moeten stellen.
298
2e Punt. Is het niet vreemd en verwonderlijk dat een heilige Damiauus, die zoo zuiver en vlek-
1) De H. Viucentius Perrerins. Verhandeling over het geestelijk leven.
OCTOBER
keloos van leven was, evenwel de grootste gestrengheden jegens zich zeiven pleegde? Ja, hij kruisigde zijn vleesch en maakte van zich zelf een slagtoffer van boetvaardigheid. De heiligen Gods gaan in hunne liefde voor Jesus altijd verder dan streng noodzakelijk is; zijn zij door den hemel met buitengewone liefdebewijzen bejegend, van hunnen kant geven zij ook buitengewone blijken, van liefde en dankbaarheid. De boetvaardigheid der regtvaardige zielen is gelijk aan die sterke en bittere kruiden, die het bederf verwijderd houden van kostbare stoffen.
De gestrengheden, die wij jegens ons ligchaam plegen, werken krachtig en heilzaam terug op onze ziel. Zij maken ons ijveriger in het vervullen onzer dagelljksche werken; zij geven ons de heerschappij over onze zinnelijke genegenheden, die den mensch zoo menigmaal in de zonden doen vervallen; eindelijk is een boetvaardig religieus altijd ook een gehoorzaam en volmaakt religieus.
Leeren wij dan uit het schitterend voorbeeld van den Gelukz. Damianus, dat wij nooit te spoedig mogen denken, dat wij genoeg gedaan hebben voor onze volmaaktheid, en zijn wij overtuigd, welk groot nut er in gelegen is in een gestrenge be-handeling van ons ligchaam en onze zinnelijke begeerten. Ongetwijfeld zullen wij op die wijze naar ziel en ligchaam een Gode welgevallige, zuivere en heilige offerande worden.
299
OCTOBER
29.
DE GELÜKZ. BENVENÜTA BOJANI.
Maagd v. d. Derde Orde.
De Gelukz. Benvenuta werd op een kasteel nabij Forli (Italië) uit doorluchtige ouders geboren. Keeds iu hare prille jeugd was het haar een groot vermaak en eene aangename uitspanning zich in de eenzaamheid met gebed en overweging onledig te honden. Hare bizondere liefde voor de versterving zou aldra de grenzen der voorzichtigheid overschreden hebben, bijaldien hare gehoorzaamheid aan haren zielbestierder niet opregt en zeer nederig ware geweest. Later vond zij in den H. Dominicus, wiens derden regel zij omhelsd had, een waardig voorbeeld van gebed, overweging en versterving. God liet toe, dat een zware ziekte haar geduld beproeven ging; haar ziekbed werd haar dan ook een oefenschool van versterving en lijdzaamheid. Vele pogingen werden er door hare tederminneade ouders in het werk gesteld om van God hare genezing te verwerven, maar langen tijd te vergeefs; eindelijk bragten zij Benvenuta aan het grat des H. Dominicus te Bologna, en hier herkreeg zij op miraculeuse wijze hare gezondheid. Het overige gedeelte van haar leven bragt zij te Forli door. Even ijverig als voorheen legde zij zich ook nu op de versterving toe; zoodat eindelijk haar zwak ligchaam door het veelvuldig waken en vasten en het plegen der strengste zelfkastijding geheel bezwijken moest en zij in 1292 als een wezenlijk slagtoffer harer boetvaardigheid de belooning des eeuwigen levens ontvangen ging.
Vele mirakelen verheerlijkten onze Gelukzalige, wier openbare eeredienst door Paus Clemens XIII werd bekrachtigd.
300
october
OVERWEGING
over den geest van versterving der gelukz.
benvenüta.
Quotidie morior. S. Paul. T Cor. XV, 31.
Dagelijks ben ik stervende.
le Punt. Bewonderen wij vooreerst Hare uitwendige versterving.
De versterving is een langzame dood; en hij, die met de Gelukz. Benvenuta voortdurend zijn vleesch versterft, kan gelijk de Apostel zeggen: Ik sterf dagelijks. En waarlijk, zich versterven is alles aan de natuur onttrekken wat haar tot kwaad en zonde verleiden kan, is al zoo aan de natuur dat leven ontnemen, hetwelk zij van Adam heeft ontvangen. Deze voortdurende versterving is een kenmerkende eigenschap van de Derde Orde des H. Dominicus (1), geen wonder, dat onze Gelukzalige haar zoo treflijk beoefend heeft. Wil de versterving volmaakt zijn, dan moet ze ook in- en uitwendig wezen. Uitwendig moet ze wezen, wijl wij als christen niet naar het vleesch maar volgens den geest behooren te leven; en hebben wij vroeger onze ledematen tot werktuigen van zonde en boosheid gebruikt, thans moeten wij ze geheel en onverdeeld toewijden aan de deugd.
301
De versterving onthecht ons meer en meer aan ons zeiven, en vereenigt ons op het innigst met God; daarom zijn alle heiligen ook vijanden van hun eigen ligchaam geweest; ja, het grootste deel der dienaren Gods heeft de versterving met schijnbaar overdreven ijver beoefend. Van hare jeugd af was Benvenuta gestreng jegens zich zelve; later bedekte zij haar ligchaam met een haren kleed, en droeg zij om hare lendenen een scherpe ijzeren
1) Handboek der Derde Orde, door Pater .fandel.
OCTOBER
keten, die haar zelfs in het vleesch groeide. Maar een enkel woord van haren biechtvader was dan ook voldoende, om haar in heure gestrengheden weder binnen de redelijke grenzen te brengen. De Gelukz. Jordanus van Saxen maakt de schoone opmerking: Zoo dikwijls wij ons naar onzen Zaligmaker begeven, en wij hem de mirre, dat is: een verstorven ligchaam komen aanbieden, mogen wij het goud der wijsheid en der voorzichtigheid niet vergeten ; want er moet altijd tusschen de deugd van versterving en de andere deugden een zekere evenredigheid bestaan. Vreezen wij ook niet al te spoedig, bizonder wanneer de gehoorzaamheid onze gids en leidsvrouw is, dat wij te overdreven zijn in onze verstervingen; en denken wij er aan: gt;.-Hij die zich niet versterft voor God, wordt een martelaar van den satan.quot; (1)
2e Punt. De inwendige versterving der Zalige Benvenuta.
Wordt de uitwendige versterving voor onze volmaaktheid noodzakelijk vereischt, ook de inwendige mag niet ontbreken. De uitwendige brengt het ligchaam onder het heilig juk des Heeren, de inwendige geeft ons de heerschappij over onze eigene ziel.
»De volmaaktheid is niet gelegen in zijn ligchaam te verscheuren en te vernietigen, neen, maar in zijn eigen wil uit te roeien.quot; (2)
Maar wie zal ons naar waarde kunnen schetsen, tot welk een verheven graad onze Gelukzalige de inwendige versterving heeft beoefend? Nooit gaf zij zich over aan de ijdele, ofschoon zelfs veroorloofde uitspanningen der wereld; steeds was zij verslonden in het gebed. En welk een kracht van
1) Pater Antonius Lequieu.
2) De H. Cathar. van Senen. Zamenspr. CIV.
302
OCTOBER
303
zelfbedwang hiertoe vereischt wordt, ondervinden wij, helaas, dagelijks!
Haar wil was immer in de heerlijkste overeenstemming met den wil van God, met den wil van den H. Dominicus, geopenbaard in zijn voortreffelijke Derde Orde. Zoo werd zij een voortdurend offer van de volmaakste versterving. »Heilige zielen, die begrepen hebben, dat men niet verliest, wat men aan God als oiïer aanbiedt, zij kennen geen medelijden met de zwakheid harer natuur, als er sprake is om hare hartstochten ten offer te brengen, welk offer God van haar afeischt. Dragen ook wij ons telken dage als een Gode welgevallige offerande duizend malen op: Kastijden wij ons vleesch, beteugelen wij onzen verkeerden geest; beiden moeten wij volkomen meester zijn. En dit kunnen wij, door Gods H, genade gesteund; dan zijn wij inderdaad aan de slagtoffers der oude wet gelijk, maar toch veel voortreffelijker dan deze; want die offerdieren vielen aan den voet der altaren dood neder; maar wij staan fier en moedig geslagtofferd aan den voet des kruizes.quot; (1)
1) De Eerbiedwaardige Moeder Francisca.
november
November.
TWEEDEN ZONDAG VAN DEZE MAAND.
Feestdag der bescherming van de Orde des H. Dominicus door Maria.
De zonen en dochters van den H. Dominicus wijden zich op bizondere wijze aan de Allerheiligste Maagd Maria toe, om reden, dat zij van haren Goddelijken Zoon de instelling der predikheerenorde verkregen heeft, en sedert nooit heeft nagelaten de predikheeren te beschermen en met velerlei gunsten te overladen. Zelfs het kleed der orde heeft zij zich gewaardigd aan den Zaligen Eeginaldus te doen kennen; daarenboven verhief zij den H. Vader Dominicus tot insteller en verspreider van het Eozenkransgebed. Geen wonder dat de dankbare kinderen van Dominicus ter eere van de Allerheiligste Maagd een afzonderlijk feest wilden vieren, om hunne magtige Beschermster te verheerlijken, hetwelk hun dan ook door Paus Bene-dictus XIII goedgunstig werd toegestaan.
OVERWEGING.
wat hebben db predikheeren aan de bescherming der h. maagd te danken?
Tu gloria Jerusalem, tu laetitia Israel. Judith XV, 11.
Gij zijt de glorie van Jerusalem, de vreugde van Israel.
le Punt. Jesus zelf heeft ons aan de bescherming zijner H. Moeder toebetrouwd. Herinneren wij ons alleen dien gedenkwaardigen dag, toen Zij aan den H. Dominicus verscheen en hem zeide: Ik ben degene, die gij eiken avond aanroept. Wanneer gij de woorden eja ergo advocata nostra uitspreekt, dan werp ik mij voor de voeten van mijnen zoon neder, en smeek van hem den zegen over uwe orde af.
304
I NOVEMBER 305
Jesus zelf verklaarde eens aan onzen H. Vader dat Hij zijne Allerheiligste Moeder aan ons tot beschermster had gegeven.
»Ik heb, zoo sprak de Goddelijke Heiland, aan mijne Moeder uwe Orde toevertrouwd;quot; en op het zelfde oogenblik vertoonde hij aan Dominicus een groot getal kinderen der Predikheeren-Ordedie onder den mantel der H. Maagd Maria gezeten 3 waren. O overmaat van goedheid en goddelijke liefde; o driewerf gelukkige kinderen, die wij zijn, van eene orde, welke aan de zorg van zulk een teedere en magtige Moeder werd toebetrouwd. Ja waarlijk, Maria is de glorie onzer H. Orde, en de vreugde van de kinderen des H. Dominicus. Zorgen wij dan ook, dat ons hart onophoudelijk brande van de teederste liefde voor die beminnelijke Moeder; en danken wij Jesus Christus, dat zijne liefde voor ons zich zooverre zelfs heeft uitgestrekt, dat Hij zijne Moeder als de Beschermster onzer H. Orde heeft willen aanstellen.
2e Punt. De H. Moeder Gods heeft nooit opgehouden hare moederlijke bescherming over de Predikheeren-Orde uit te oefenen. Eeuwen aan • eeuwen stroomden ons door hare voorbede de I grootste weldaden toe. Het heilig ordeskleed heeft i zij zelf aangewezen, en ons alzoo tegen de vijanden van ziel en ligchaam willen verdedigen. Den Allerheiligsten Rozenkrans reikte zij onzen H. Patriarch over en schonk daardoor voor alle tijden aan onzo H. Orde een schitterend, onverwinnelijk wapen, dat even magtig is om de wereld op de zonde te heroveren, als om den duivelen der hel den he-vigaten schrik in te boezemen. Zooveel trouwe zonen en dochteren van de H. Dominicus er dan ook op deze wereld geleefd hebben, zoovele vurige, dankbare kinderen van Maria konden er ook geteld worden; vandaar dat zelfs in de eerste tijden der
NOVEMBER
Orde de naam van Kinderen Maria met dien van Predikheeren eensluidend was.
O Maria, Gij die ons en onze Orde altijd op de treffendste en meest schitterende wijze hebt willen beschermen! duld, dat wij ons op dezen dag met grooter vurigheid en dieper gevoel van dankbaarheid dan ooit aan uwe voeten nederwerpen. Blijf ons en de geheele Orde met uwe moederliefde voortdurend zegenen; maak ons tot vele ijverige religieusen, bekwame, moedige apostelen, en tot de getrouwste volgelingen van TJ en Uwen Goddelijken Zoon Jesus Christus; dierbare Moeder, Koningin van hemel en aarde en van den Rozenkrans, sta ons-allen bij, nu en in de ure van onzen dood.
3 November.
DE GELUKZ. SIMON BALLACCHI.
Belijder.
De zoon van Rudolphus, graaf van S. Achangelo in de nabijheid van Eimini, werd door hevige driften gekweld en tot de grootste buitensporigheden vervoerd ; zelfs mengde hij zich in de twisten en partijschappen, die toenmaals Italië op bloedige wijze verdeelden, zoodat zijne ziel met grove misdaden was bezoedeld. Maar Gods liefde roept menigmaal den zondaar uit zijnen staat van vernedering, eensklaps tot het heilig licht van genade en deugd. Dit geschiedde insgelijks met dien jeugdigen graaf, Simon geheeten. Als een andere Saulus riep hij, door Gods genade tot in 't diepste zijns harten getroffen: »Heer wat wilt Gij, dat ik doen zal ?quot; En hij volgde de inspraak van zijn tot God bekeerde hart; begaf zich in de Orde der Predikheeren— en om geheel te breken met zijne vroegere trotsch-
306
NOVEMBER
hold, vroeg en verkreeg hij het heilig kleed der leekebroeders. Dag en nacht beweende hij' de zonden zijner jeugd, zoodat hij door zijn menigvuldig tra-nenstorten spoedig geheel blind werd. Menigen geweldigen strijd had hij te doorstaan tegen den boozen geest, die hem weder tot zijn vroegere misdaden trachtte te verleiden; maar do Gelnkz. Simon streed als een Christenheld, zocht bescherming bij God en de Heiligen, bizonder bij den H. Evangelist Joannes en moest op deze wijze wel zegevieren over den erfvijand onzer zaligheid. De kroon der overwinning gewerd hem in 1319. Eenwen lang als een heilige vereerd en aangeroepen, ontving hij eindelijk van Paus Pius VII de verheerlijking, die de II. Kerk aan hare Gelukzalige kinderen plegtig bewijst.
OVERWEGING
over de volgende woorden l
Mortui enim estis, et vita vestra abscondita cum Christo in Deo.
S. Paul, ad Coloss. III, 3.
Gij zijt gestorven, en uw leven is in God met Christus verborgen.
le Punt. Heeft God eene afgedwaalde ziel weder binnen zijnen heiligen schaapstal gevoerd, dan spreekt Hij haar toe: Gij zijt nu gestorven, d. i. Gij zijt niet meer van de wereld, de wereld heeft geen aantrekkelijkheid meer voor U. Ziedaar, waarin ook die heilige, bovennatuurlijke dood voor onzen Gelukzalige gelegen was. Hij was gestorven aan de wereld en hare genoegens, omdat hij de bitterheden des kruises had verkozen; hij was gestorven aan de rijkdommen, omdat hij vrijwillig, uit liefde tot den armen Jesus de armoede des kloosterlevens omhelsd had. Hij was gestorven aan zich zeiven; want verzaken aan zijn eigen wil; zich bereidvaardig
307
KOYEMBER
aan de heilige gehoorzaamheid onderwerpen — is dit niet voor velen veel meer dan den natuurlijken dood sterven? Daarenboven, zulk een geestelijken dood is niet op één oogenblik gestorven, neen, een reeks van lange jaren duurt menig werf deze dood, zulk een geestelijk afsterven aan zich zeiven.
O konden ook wij met onzen Gelukzaligen in waarheid zeggen: Vivo,... jam non ego: ih leef niet meer.' Want zoolang wij, ofschoon aan de wereld verzaakt hebbende, toch nog min of meer aan het uardsche gehecht blijven, zijn wij niet als de Zalige Simon geheel gestorven. »Laten wij dan sterven aan onze eigene gedachtcn, aan ons eigen oordeel. Laten wij dit ten offer brengen zoo vaak wij er de gelegenheid voor hebben. Onderwerpen wij altijd onzen eigen wil, behouden wij niets van onze eigenliefde.quot; (1)
308
2e Punt. Mijn levên is verborgen met Jesus Christus. »Sterven, zoo als wij dit zoo even overwogen hebben, is dit niet veel eer op een voortreffelijke wijze leven ? Want uit den dood wordt het leven geboren, dat eeuwig blijft voortduren. Wij lezen van J. Chr., dat Hij eenmaal gestorven zijnde verrezen is en niet meer sterven zal, en dat de dood geen heerschappij meer over Hem zal oefenen. Dit zelfde geschiedt ook met den mensch, die gestorven is aan zijne bedorven natuur en ongeregelde neigingen en hierdoor met Christus begint te leven, dat is: die getrouw en onafscheidelijk met Hem door het geloof, door de zuiverheid en liefde is vereenigd, ea een leven gaat beginnen geheel verborgen voorde wereld; een leven niet alleen overeenkomstig '« menschen natuurlijke rede, maar geheel bovennatuurlijk, aanhoudend gevoed door het leven van God, door de verlangens en inzichten van God-
1) M. Mier. Brief CLX1X.
t SOVtMBICR 309
3 zei ven. Znlk een leven naar het liarfe van Gotl, is
j rijk in de schoonste deugden.quot; (1)
1 Zoodanig was voortaan het leven van dün Ge
lukzaligen Simon.
s' Als hij gehoorzaamde, zag hij altijd in het gebod
zijner oversten den uitdrukkelijken wil van God ; j onttrok hij zich aan de oogen der wereld door zijne
l afkomst, zijne verdiensten, zijne talenten te ver-
j 1 bergen, dan was dit niet om een. natuurlijke be-t weegreden, neen, alleen ter liefde en ter navolging
e van den ootmoedigen Jesus. De verandering van
levenswijze door een voorinaligen groeten zondaar is voor de wereld een voorwerp van dwaasheid en r ergernis, maar inderdaad niets anders dan de
j hoogste wijsheid, door Jesus Christus zelf gepredikt
e on die later mot een eeuwigheid van geluk zal
beloond worden. Hier op aarde is zulk een ver-sgt; storven leven het begin van do innigste vereeniging
j' met God, die eenmaal in den hemel door een
? volmaakte liefde zal voltrokken worden. Zulk een
^ leven doet ons zeer gemakkelijk storven; het maakt
ons het leven zelf in schijn wel zwaar en pijnlijk, a maar de velerlei vertroostingen, die ons hart door-
j.. stroomen met eene zalige vrede en vreugde, geven
[y ons menigmaal een heiligen voorsmaak van het
js leven der gelukzaligheid.
;11 Laat ons leven derhalve hier op deze wereld
5: met Christus Jesus verborgen wezen, opdat later
gt; , de glorie van dienzelfden Godmensch ons goopen-i baard en ons eeuwig deel worde!
1- -
tn I-
Taulerus. Preek op Paaschdag.
NOVEMBER
5 November.
DE GELUKZALIGE MARTINUS DE POERES.
Belijder.
Deze Gelukzalige werd te Lima geboren. Zijne vermogende ouders gaven hem naar geest en hart eene voortreffelijke opvoeding. Nadat hij, als kind reeds, op wondervolle wijze de liefde tot de armen beoefend had, ging hij op lateren leeftijd zich met ijver op de geneeskunde toeleggen, alleen mot het heilig doel om zijne arme, kranke broeders en zusters in Jesus Christus in hunne behoeften en ziekten bij te staan.
God beloonde deze beminnelijke deugd van Mar-tinus zigtbaar, want Hij riep Hem tot den heiligen, religieusen staat in de Orde der Predikheeren. Zelf verkiezende om bij do leekebroeders zich aan te sluiten en met hen in liefde en ootmoed den zwaren, nederigen kloosterarbeid te verrigten, gaf hij hierdoor reeds duidelijk te kennen wat diepe nederigheid en liefde zijn hart bezielde.
Zijne zachtmoedigheid, onverstoorbare kalmte van gemoed, voorkomende offervaardigheid, zijn wondervol geduld verwekten bij iedereen grooten eerbied en liefde.
Zijne ijvervolle liefde voor den evenmensch was zoo groot, dat hij allervurigst verlangde om voor het geluk zij us naasten den marteldood te sterven. Hoogst verdienstelijk maakte zich deze nederige zoon van den H. Dominicus in zijne geboortestad, door eene openbare school op te rigten en te besturen voor de christelijke jeugd. Rijk in verdiensten bij God, bij zijne broeders en bij zijne medeburgers van Lima mogt hij wel met innig vertrouwen een laatsten blik op zjjn dierbaar kruis- en toonbeeld werpen, en zóó opgaan tot den liefdevollen Meester, die zijn getrouwe dienaren met eeuwige glorie en heer-
310
november
T
I
311
lijkheid beloont. In 'tjaar 1836 werd de Gelukz. Martinus door Gregorius XVI zalig verklaard.
OVERWEGING
over de liefde van den gelukz. mahtinus.
) Diligcs Dominum tuum ex iofo car de.....
Diligesproximum Umm tamquam te ipsum. S. Mare. Xll, 30, 31.
Uwen Heer zult gij beminnen uit geheel uw hart.....
Uwen evennaaste gelijk U zeiven.
le punt. Overwegen wij de groote liefde van den Gelukz. Martinus voor Jesus.
Ten tijde dat onze Gelukzalige nog in de wereld leefde, schitterde liij zoozeer in liefde tot Jesus uit, dat allen liem als den trouwen volgeling van den Zaligmaker bewonderden. Opdat nu die liefde in zijn hart niet verzwakken maar integendeel meer en meer zoude toenemen, omhelsde hij den religieusen staat. Hier ontvlamde zijn hart geheel voor God onder de veelvuldige gebeden en heilige overwegingen die hij verrigtte. Menigmaal verhief hij zijne stem en riep hij vol geestdrift uit: O Paradijs, o i Paradijs, wat zijt gij schoon' Dikwijls zagen zijne
medebroeders, hoe hij, neergeknield voor het kruis des Heilands, van den grond werd opgeheven; en tot zich zeiven wedergekeerd, was hij nog zoo ge-£ heel doordrongen van liefde, dat het hem onmogelijk
was, over iets anders dan over God en goddelijke zaken met anderen te spreken. Kan het dus verwonderen, dat de marteldood het eenig en vurig gewenschte middel was om zulk een liefde volkomen kenbaar te maken. O zoo dikwerf zouden ook wij van onze liefde tot God getuigenis willen geven door het oifer zelfs van leven; maar gelooven wij niet al te zeer aan dezen onzen zoo schijnbaar
november
vurigen ijver en liefde; want hoe is het mogelijk dat wij, die in het kleine en geringe nog zoo weinig Mijken onzer liefde tot Jesns hebben gegeven, eensklaps tot een reuzenwerk der liefde in staat zouden wezen? Neen, eerst in onzo dagelijksche werken getoond, dat wij Jesus beminnen, en dan eerst mogen wij meer en vuriger wenschen te beminnen , dan mogen wij afwachten of God onze liefde door het offer van ons leven wil bezegeld hebben.
2e Punt. Hij, die Jesus opregt liefheeft, zal ook zijnen evenmensch waarlijk beminnen. Beminnen wij immers God-zelf, dan beminnen wij ook datgene, wat God ook buiten ons liefheeft. En worden niet alle menschen als gekoesterd door de goddelijke liefde ? Zieken, weezen, gevangenen — dezen vooral nam Martinus bij voorkeur in zijne liefde op. Al wie door eenig leed of lijden gekweld werd kwam tot hem als tot een vader en vertrooster; ook de arme, verlatene kinderen werden zorgvuldig door hem verzorgd en onderwezen.
Door zijne liefde jegens don evenmensch zoo klaarblijkelijk te toonen, laat Martinus ons ook duidelijk zien welk oen groote liefde tot God zijn hart vervulde. Zoo oprecht, onbaatzuchtig en vol opoffering zich aan de tijdelijke en geestelijke belangen van anderen toe te wijden, doet den waren vriend van God oneindig duidelijker kennen, dan uren lang tot den hemel te roepen, zeggende: Heere, Heere!
Spiegelen wij ons derhalve in het voorbeeld van onzen Gelukzalige. Wanneer v. ij regtstreeks het onze kunnen bijdragen tot opbeuring en vertroosting van den medemensch, welnu, doen wij zulks met ijver en opofferende liefde; zijn wij echter niet in de gelegenheid om onmiddelijk met de armen en noodlijdenden in aanraking te komen, denken wij
312
NOVEMBER
daarom niet dat de naastenliefde volstrekt niet of moeijelijk ban beoefend worden: dragen wij dan vooral onze gebeden, onzen arbeid en vele onzer werken voor onzen evennaaste op en onbekend in de diepte onzer afzondering zullen wij Gode welgevallige offers brengen van onze naastenliefde en hierdoor bij God en zijne H. Engelen getuigenis geven, hoe vurig en opregt wij Hem liefhebben.
»De liefde, zegt de H. Catharina van Senen, is de voortretFelijkste der deugden.... glorievol treedt zij den hemel binnen, zelfs met zich dragende do vruchten van andere deugden (bijv. geloof en hoop) die daar buiten gesloten worden.quot;
Leggen wij ons dan bizonder toe om steeds meer en meer onzen God en Zaligmaker J. Chr. lief te hebben, en ook onzen evenmensch te beminnen. De liefde tot Jesus maakt ons ware menschen-vrienden; de liefde tot onzen evenmensch is het kenmerk en zegel onzer liefde tot Jesus.
7 November.
DB GELUKZALIGE PETRUS DE EÜPFIA.
Martelaar.
De Gelukzalige stamde af van de adellijke familie der Cambiani, heeren van Euffia. Al zeer spoedig had hij het geluk de ijdelheid van al het aardsche te mogen inzien en zich geheel, zonder voorbehoud aan God toe te wijden. Zijne luisterrijke afkomst verzakende, trad hij in de orde der predikheeren, en beoefende voortaan de gestrengste ontberingen der armoede en de diepste ootmoedigheid. Onder zijne kloosterbroeders schitterde zijne groote wijsheid, en ongemeene ijver voor het heil der zielen. Na verloop van tijd werd hij tot algemeen geloofsonder-
313
november
zoeker in Piémont aangesteld, ten einde die schoone landstreek van de ketterij dor Waldenzen te zuiveren. De ketters echter, vreezende dat hij hun dag aan dag de meest onherstelbare afbreuk zou blijven aandoen, zonden op den feestdag van Maria-zuivering van 't jaar 1365 hunne moordenaars op hem af; dezen vervolgden hem tot in het klooster der Minderbroeders van Susa, in de nabijheid van Prigellato gelegen, en deden hem de kroon der martelaren verwerven. In het jaar 1856 werd zijne eeredienst kerkelijk goedgekeurd en bekrachtigd.
OVERWEGING.
uk gelukzalige petrus werd door gods h. genade een apostel en martelaar.
Emitte spirittim tuum, et creahuntur, et renovabh faciem terrac
Ps. CIll, 31.
Zeud uwen geest uit eu zij zullen herschapen worden, en gij zult het aanschijn der aarde hernieuwen.
Ie Punt. Een tweevoudige kroon schittert om het hoofd van den Gelukz. Petrus: die van het Apostel- en Martelaarschap. Hierdoor werd hij gelijkvormig aan Jesus Christus, die de waarheid van zijne hemelsche loer door zijn eigen Goddelijk Bloed insgelijks bevestigde. Gods H. Geest riep door middel van de Goddelijke genade onzen Gelukzalige tot eenzaamheid des kloosters. Hier beoefende Petrus jaren lang die groote deugden van lieide en ijver voor eigen zaligheid, en opoffering van zich zelve ten einde later ook andere zielen tot de eeuwige zaligheid te geleiden. Na zich van alle aardsche banden te hebben losgemaakt, volgt hij eerst den Goddelijken Heiland in diens armoede en vernedering; vervolgens begeeft hij zich met hem in de woestijn ;
314
NOVEMBER
bidt daar onophoudelijk om 's Hemels zegen over zijn toekomstigen arbeid: verdiept zich in de heilige waarheden des geloofs om later dit geestelijk brood waardig en overvloedig voor anderen te kunnen breken; brengt in die gewijde plaats van afzondering jaren en jaren door in vasten, waken en boet-plegingen, opdat hij tegen de vermoeijenissen van zijn apostolaat gehard zoude worden. Geen wonder dat de goddelijke liefde onder al die heilige oefeningen geheel en al zijn hart vervulde, en hij wederkeerig niets inniger verlangde, dan dien God van liefde ook aan geheel de wereld, en ten koste van zijn bloed zelf te gaan prediken, o God , stort ook uwen zegen uit over allen die zich op dit oogenblik voorbereiden tot het heilig apostolaat! Schenk hun uwe liefde en genade, opdat zij sterk blijven in de deugd en bekwaam worden om eenmaal ter eere van uwen H. Naam met apostolischen moed en ijver op te treden.
2° Pont. Maar het leven van een apostolisch man, dat het leven van Jesus zelf is, die namelijk in zijne apostelen door zijn H. Geest zelf predikt en arbeidt — dat apostolisch leven is des te waardiger en volmaakter naarmate in den apostel de oude mensch meer en meer vernietigd is. Die oude mensch nu verdwijnt in ons wanneer wij ons zeiven door een boetvaardig en opofferend leven versterven, wanneer wij ons op geestelijke wijze kruisigen. Ja, de ware apostel had immer Jesus Christus en Dien gekruist voor zijne oogen; uit dat voorbeeld putte hij moed en kracht en ijver om zelfs de gruwe-lijkste folteringen ter eere van Jesus' heilige leer te ondergaan. Onverschrokken toog dan ook de Zalige Petrus de Ruffia ten strijde voor zijn God-delijken Meester. De schuilplaatsen der ketters, die holen van marteling en moord voor de ijverige geloofsonderzoekers, werden door hem opgezocht
315
NOVEMBER
en van zondo en ongeloof gezuiverd. Maar als of de Satan zelf het den ongeloovigen had ingegeven, zoo woedend en wreed poogden zich de ketters op onzen heiligen Apostel te wreken; zij besloten hem to dooden, en rustten niet voor zij den moedigen prediker der waarheid in handen hadden, ten eindo hem met dolk en zwaard om het leven te brengen. Zoo bekroonde Jesus in zijnen Gelukzaligen dienaar die werken van opoffering en liefde met de kroon zeil der H. H. Martelaren.
Volgen wij het schitterend voorbeeld van dien waardigen zoon des H. Doiuinicus; en zoo Jesi-s ook ons bloed al niet eische tot bewijs onzer liefde jegens hem, laat ons dan ten minste niets doen of laten, dat ons van trouwloosheid of zwakheid in Jesns' dienst moet doen verdenken.
9 November.
DE FEESTDAG VAN ALLE HEILIGEN DER OED M.
Cardinaal Baronius noemt de orde der predik-heeren eene kweekschool van talrijke heiligen. Paus Clemens X schreef op zekeren dag aan pater Vincentius Orsini een brief, waarin hij getuigde, dat er een geheel nieuwe kalender moest vervaardigd worden, wilde men aan iederen heiligen predikheer een afzonderlijken dag des jaars ter zijner vereering toewijzen.
Op dringend verzoek van voornoemden pater Vincentius verleende dezelfde Paus aan de Predik-heeren-Orde de groote gunst van telken jare op den 9 November de gedachtenis te vieren van alle heiligen der Orde.
316
november,
OVERWEGINGEN
over het glloot getal en ovf.il de glome der heiligen van db oude des h. dominicüs.
J'u;lt; i/ui seculi estis me, sedeb'Uis et vos super sedos duodecimjudi-cantes duodecim tribus Israel. S. Matth. XIX, 28.
Gij die mij gevolgd zijt zult insgelijks gezeteld zijn op twaalf tronen, om te oordeeleu over de stammen Israels.
1 . Punt. Beschouwen wij het groot getal heiligen, 't welk de Predikheeren-Orde heeft voortgebragt.
Gij die mij gevolgd zijt. Deze woorden spreekt Jesus op dezen dag tot de H.H. Apostelen, Martelaren, Belijders en Maagden onzer Orde; en te regt: zij hebben den engen weg van bet volmaakt christelijk leven bewandeld. De zonen en dochtereu des H. Dominicus heeft men gezien op den vorste-1 ijken troon zoowel als in de hutten der armen; in de diepste verborgenheid des kloosters en te midden van bet gewoel van volkrijke steden. Ja, hoevelen, die ons hunnen naam zelfs niet hebben achtergelaten, zullen zich op den jongsten dag aan ons als onze gelukzalige broeders en zusters ver-toonen!
Al die Heiligen zijn op deze wereld gelijk geweest »aan een licht op den kandelaar geplaatst, om den weg der waarheid te bestralen, die onfeilbaar tot het licht des eeuwigen levens geleidt; niet alleen hebben zij die waarheid door hunne woorden verkondigd, maar ookdoorhun voorbeeld allervolmaaktst
beoefend..... De Apostelen hebben de waarheid van
317
Jesus Christus door hunne bovenaardsche wijsheid en wetenschap verklaard en bevestigd; de Martelaars hebben haar bezegeld met hun bloed; de Leeraars door hun licht aan anderen opgehelderd, de Belijders haar door hun woord verkondigd. (1)
1) De H. Catharina van Senen.
november
De Maagden hebben Jesus, het Goddelijk Lam, hier op aarde reeds gevolgd en versierd met den luister harer maagdelijkheid.
»Vereeren wij dan die heiligen onzer Orde op eene bizondere wijze; stellen wij een groot vertrouwen op hunne bescherming, wijl zij onze broeders, en kinderen zijn van onzen geliefden H. Vader Dominicus; omdat zij hetzelfde heilig kleed gedragen hebben als wij, de zelfde regels en levenswijze volgden. Van hunnen kant hebben zij eene groote liefde voor ons (1),quot; en die liefde zal niet ophouden om ook voor ons met de heiligste en magtigste verzuchtingen Gods genade hier op aarde, en onze zaligheid voor hiernamaals af te smeeken. Maar bovenal gedenken wij op dezen dag: dat wij even als zij-zelven tot heiligheid en volmaaktheid geroepen zijn.
2e Punt. Overwegen wij de glorie van die gelukkige kinderen des H. Dominicus.
Gij, die mij gevolgd zijt, zult gezeteld zijn op twaalf tronen.
»De Orde van den H. Dominicus is zoo heilig, zegt de H. Vincentius Ferrerius, dat de religieus, die in alle punten zijnen regel onderhoudt, ongetwijfeld op den dag des oordeels aan de regterhand van J. Chr. en zijne Apostelen zal gezeten zijn om de Vorsten en Magtigen der aarde te oordeelen; welk een glorie, welk een onbegrijpelijk groot voorregt.quot;
»Hunne woorden, hunne werken hebben de wereld tot sieraad verstrekt, en de gedachte aan hunne heerlijkheid verkwikt en versterkt onzen geest.quot; (2)
»De Heiligen zullen juichen en jubelen in hunne glorie, vreugde is hun deel in hunne woontenten.quot; (3)
1) Massoulie.
2) Officie van dezen dag.
3) Exultabunt sancti in gloria, laetabuntur in cubïlïbus suis,
Ps. CXLIX, 4.
318
NOVEMBER
Maar wie heeft die nederigen, dio onaanzienlijker! en door de wereld verachten zoo zeer verheven? Wie heeft hen, die armen, zoo rijk gemaakt en doen plaats nemen aan de zijde van vorsten? (1) bit alles is geschied door de barmhartige genade van Jesus Christus! Ja, aan die genade zijn zij getrouw en daarom is God ook aan ken getrouw gebleven. »Jesus, zoo zegt de H. Catharina, is de weg, de waarheid en het leven; Hij is ook de brug welke ons ten hemel geleidt.quot;
Trachten wij ons diep te doordringen van de grootheid der belooning, en van de onuitsprekelijke glorie, die aan hen beloofd is, welke door hun heilig leven God verheerlijkt hebben, aan hen die hun leven in de beoefening van de religlense deugden doorbrengen en vergeten wij niet dat die belooning des te schitterender wezen zal naar gelang men hier op aarde met grooter ijver en in grooter aantal zijne werken van deugd en godsvrucht zal verrigt hebben. Dan zullen wij ook duidelijker begrijpen dat onze handelingen in geene evenredigheid staan met de grootheid der eeuwige belooning, en een gevolg hiervan is, dat wij een des te vuriger verlangen in ons hart zullen ontwaren naar steeds hoogere volmaaktheid en heiligheid.
Toonen wij ons dan altijd en overal onze voorvaderen waardig; wij zijn van een edel geslacht; herinneren wij ons menigmaal wiens zonen en dochters wij zijn, wie onze broeders en zusters eenmaal waren! En de kerk roept ons allen, priesters of leeken, religieusen of niet religieusen toe: jgt; Gedenkt, dat gij allen zijt de kinderen van Heiligen.quot; {2)
1) Ut colloctt eum cum princijfiihus. ?s. CXII, 7.
2) Filii xanctorum sumus. Tob. VIII, 5.
319
NOVEMBER
14 November.
DE GELUKZALIGE JOANNES LICCIUS.
Belijder.
Joannes Liccius dankte zijne geboorte aan avme ouders eener stad in 'tbisdom van Palermo. Naaivwe-lijks zes maanden oud verloor bij zijne moeder; de vader kon uit hoofde zijner armoede zelfs geen voedster vinden voor zijn kind, dat nu met het sap van greuaatappelen in het leven werd gehouden. Gods voorzienigheid waakte echter over den toe-komstigen Gelukzalige ; eene liefdadige vrouw verzorgde voortaan den kleinen Joannes. Tot de jaren van verstand gekomen vernam hij uit den mond zijner pleegmoeder, welke een bizondere liefde hem reeds in zijne eerste levensmaanden door God bewezen was geworden; hij wilde nu niets vuriger dan ook altijd aan God en zijn H. Dienst getrouw blijven: Gebed, ooieningen van boetvaardigheid, groote waakzaamheid over zijne zinnen — ziedaar de deugden die reeds vroeg in het hart des Gelukzaligen ontkiemden, en gelukkig door hem werden aan- en opgekweekt. Op zekeren dag had hij, te Panorma zich ophoudende, een onderhoud met den Gelukz. Petrus Jeremias. De H. religieus sprak met geestdrift over het geluk van het kloosterleven, en het kon niet anders, ot door zijn vurig woord daalde in het hart des braven jongolinga insgelijks een vurige begeerte om zich in den religleusen staat te begeven. Hij werd predikheer. Groot was zijn ijver voor het gebed, vooral voor den H. Rozenkrans; tot zijnen gelukzaligen dood toe was hij een voorbeeld van alle religiense deugden. Op den leeftijd van honderd en elf jaren ging hij de kroon des eeuwigen levens uit Gods hand ontvangen.
320
NOVEMBEE
OVERWEGING
ovell de grooïe genadeschatten, die van het kruis op onzen gelukzalige nedekstroomden.
Christo conjixus sum crtici. S. Paul, ad Gal. II, 19. Met Christus ben ik aan het kruis gehecht.
Ie Punt. Het kruis bewaarde Joannes van de zonde. Voor dat hij nog liet gebruik der rede ontvangen had, werd Joannes reeds door vele rampen beproefd; ellende en smarten omringden zijne wieg. Maar naauwelijks was het licht des verstands voor hem opgegaan of hij begreep al spoedig de nietigheid
i en vergankelijkheid zoowel van aardsche vreugde
a als van aardsche smart en lijden, zoodat hij zich door beiden niet van den weg der deugd wilde af
r laten brengen. Op deze wijze volhardde hij door
v het kruis in zijne kinderlijke onschuld.
, »Leef in vrede, met de overtuiging dat gij onder
.r het kruis nooit uwe verdoemenis zult vinden. Tien zielen, die de vreugde en de vertroostingen der
n genade smaken, zullen eerder tot zonde geraken
;e dan eene enkele ziel welke in lijden verkeert. De
in vijand heeft geen kracht op hen, die met liefde
3t onder het kruis verzuchten.... Stel een naauwkeurig
i, onderzoek in en vergelijk wijselijk den tijd met de
'd eeuwigheid, en gij zult tot de overtuiging komen,
ss dat het verkieselijker is honderd jaren in een
at j gloeieuden oven, dan geen enkel oogenblik uws jn l levens in eenig kruis of lijden door te brengen. 3; \ Gij vindt grooter verdienste met uw geduld te bewaren r- \ in tegenspoed, dan in het ten leven opwekken [jd van dooden. Wel is waar is de weg des kruises
.es eng en moeielijk, maar hij brengt ook degenen,
die hem volgen, tot binnen de poorten des hemels, tot de zegepraal van de martelaren, tot de glorie der heiligen; dan zullen zij, die door Jijden den
321
21
NOVEMBER
hemel veroverd hebben, een lied aanheffen, dat geen engelen zelfs zullen kunnen medezingen, wjjl zij nooit het kruis gedragen hebben.quot; (1)
2e Punt. Het kruis heeft van Joannes een heilige gemaakt. Gedurende zijn verdienstelijk leven aanvaardde en omhelsde hij met liefde en geduld het kruis zijns Goddelijken Meesters en zoo vond hij een krachtig middel om zijne hooge volmaaktheid
en heiligheid te bereiken.....
Van zijne jeugd af gewoon aan een boetvaardig leven, werd zijn hart doorstroomd van dien hemel-schen troost, welke alleen in het kruis verborgen is; daarom klemde hij zich al vaster en inniger aan dien heiligen kruisboom en waren geene bekoringen van den duivel, wereld of vleesch in staat hem tot zonde te verleiden. Deze afgestorvenheid aan zich zeiven maakte zijne vereeniging met God des te gemakkelijker, duurzamer en verdienstelijker.
»Ik ben in het klooster getreden, om te kunnen lijdenquot; zeide eenmaal de groote Savanorolla; en inderdaad is het kloosterleven een voordurende en gemakkelijke oefenschool voor den mensch om den weg des lijdens met Jesus Christus te bewandelen; het is een onafgebroken strijd tegen zijne menschelijke gebreken, een worstelen van de genade met de onvolmaakte of zondige begeerten, die den mensch overal blijven vervolgen. gt;Het kruis is een kostbaar geschenk des hemels. De kwelling en het lijden zijn een schat voor den zondaar zoowel als voor den volmaakten en. heiligen religieus. Het is een plaats van zuivering voor onzo liefde. Het kruis neemt onze zonden, weg en delgt onze straffen uit. Toon mij eene lijdende ziel, die haren God zelfs nog onder droefheid en smarten bemint en dient en de hel zal geheel ontsteld van haar wegvlugten.quot; (2)
1) H. Suso. Boek der Eeuwige 'Wijeheid XIX.
2) H. Suso. Boek der E. W. XXI.
822
NOVEMBER
Beminnen wij dan met den Gelukzaligen Joannes Liccius, geheel ons leven lang, de kruisen en wederwaardigheden , die God ons laat overkomen; dan zal het kruis ook voor ons een boom des levens worden op deze wereld en voor ons vruchten opleveren van genade, en glorie in den hemel.
15 November.
DE GELUKZALIGE ALBERTÜS DE GROOTE.
De Zalige Albertns, die wegens zijne diepe en uitgebreide wetenschap de Groote bijgenaamd werd, aanschouwde het eerste levenslicht in Zwaben. Op zekeren dag verscheen hem de Allerheiligste Maagd Maria en spoorde hem aan om zich in de orde der Predikheeren te begeven. Evenwel zou hij tegen een zware bekoring des duivels om in de wereld te blijven, welligt niet bestand zijn geweest, hadde de Gelukz. Jordanus van Saxen hem met zijn raadgevingen niet krachtig ter zijde gestaan. Albertus ontving dan ook uit de handen van den genoomden Zaligen Jordanus van Saxen het kleed der orde.
Toen hij later, na zijn inkleeding, groote moeilijkheden in de studie ondervond, en hij al meer en meer door gedachte van vrees en schaamte voor zijne medeleerlingen werd gekweld, nam hij het besluit de orde te verlaten. Maar nu ook kwam de H. Moeder Gods hem te hulp en schonk hem de grootste helderheid en diepte van geest, waardoor hij spoedig de meest verrassende vorderingen in de wetenschappen maakte.
Hij onderwees te Keulen en te Parijs de heilige godgeleerdheid. De H. Thomas van Aquinen behoorde tot het getal zijner leerlingen. Onder al zijn grootheid en roem schitterde de deagd van nederigheid bizonder in hem uit. Hij predikte herhaalde malen
323
NOVEMBER
een kruistogt tegen de ongeloovigen; werd tot Bisschop van Regensburg aangesteld, maar keerde, na eenigen tijd met veel vrucht in zijn bisdom gearbeid te hebben, tot zijne studiën weder. Toen de Gelukzalige eens voor een talrijke schare Gods woord verkondigde, verloor hij plotseling zijn geheugen en daarmede zijne diepe kennis. Dit was hem door de H. Maagd vroeger ook voorspeld en als een teeken aangewezen van zijn levenseinde.
Hij ontsliep, zes en tachtig jaren oud, gelukzalig in den Heer; zijne openbare eeredienst in onze H. Orde werd door Gregorius XV goedgekeurd en bekrachtigd.
OVERWEGING
over de godsvrucht des gelxjkzallgen voor de allerheiligste maagd.
Vcnerunt antem mi hi omnia bona -pariter cum ilia. Sap. VII, 1].
Met haar ziju mij tegelijk alle goederen toegekomen.
Ie Punt. Uit deze godsvrucht putte Albertus eene groote volmaaktheid. Hetzelfde, wat koning Salomon van de wijsheid gezegd hoeft, dat namenlijk met haar alle andere voortreffelijke zaken zijn deel geworden waren, kon Albertus ook op zijne vereering van Maria toepassen. Aan die liefde tot Maria en aan de wederliefde van Maria toch moest hij alle gunsten dank weten, waarmede Gods goedheid hem heel zijn leven lang begenadigd had: In de jaren zijner jeugd was die godsvrucht zijn magtig schild tegen de vijanden van zijn onschuld; op later leeftijd verwierf zij hem zijne roeping tot het geestelijk leven en bizonder tot de Orde der Predikheeren; eindelijk verleende God hem wegens die teedero godsvrucht een buitengewone wetenschap en de zoetste geestelijke vertroostingen.
In Maria beschouwde hij immer zijne lieve moeder
324
november
en alvermogende beschermster. Haren zoeten naam liad hij voortdurend op zijne lippen; eiken dag verkondigde hij haren lof, ja, menigmaal jubelde hij op zijne eenzame wandelingen, de vurigste lofzangen haar ter eere.
»0 Maria, wie zijt gij toch, dat uw naam alleen zoo vertroostend en verkwikkend is? Neen, geen harp noch snarenspeeltuig brengt zulke zoete, welluidende tonen voort, als de heilige naam van Maria, van de onbevlekte Maagd, voor ons kinderhart doet ruischen. Dat dan alle volkeren der aarde zich ter aarde buigen en nedenverpen voor dezen verheven en hooggezegenden naam van Maria (1).quot;
2o Punt. De liefde en godsvrucht van Albertus tot Maria verwierf hem de genade der volharding.
De vereerders van de Magtige Maagd bij uitnemendheid, worden op hunne beurt met een grooto magt van boven bekleed. Dit ondervond Albertus op schitterende wijze. De verleiding van de wereld, de inspraken van het vleesch, de sluwe aanvallen des duivels, dit alles vereenigde zijne krachten tegen onzen Gelukzalige; maar de Allerheiligste Maagd Maria waakte over haren lieveling en rustte hem toe met hemelsche kracht en moed om dien vijanden voor altijd het hoofd te kunnen bieden. Tot op zijn laatsten levensuur streed de meer dan taebtigjarigen grijsaard voor zijne deugd en volmaaktheid, en voor de eer zijner Hemelmoeder.
325
Werd zijne raad ingeroepen in moeijelijke omstandigheden; zette hij zich aan zijn schrijfarbeid, of besteeg hij den leer- en predikstoel — altijd begon en eindigde hij zijne werken met een aanroeping of dankzegging aan Maria. Haar leven was veeltijds het voorwerp zijner overwegingen of diepe studie.
1) H. Saso. Alleenspraak over de Barmhartigheid van Maria,
NOVEMBER
Wij mogen niet eindigen, dan met eerst te luisteren naar de opwekkende vermaningen van dezen vurigen en voorbeeldigen dienaar van de H. Maagd.
»Laten wij Maria dikwijls met wijsheid groeten: dikwijls opdat haar aandenken zich nooit uit ons hart, en haar lof zich nooit van onze lippen verwijderen ; met wijsheid opdat ons gedrag moge beantwoorden aan de deugden van haar die wij verheerlijken; want het is voegzaam dat eene Maagd bij uitnemendheid ook alleen door eene maagdelijk reine ziel, en de nederige Moeder Gods ook door ons met een nederig hart vereerd worde.quot;
16 November.
DE GELÜKZ. LUCIA VAN NAENI.
Maagd v. d. Derde Orde.
Reeds vroegtijdig versmaadde de Zalige Lucia al de schitterende voorregten en goederen, haar door geboorte en fortuin aangeboden, en verbond zij zich met Jesus Christus, den Hemelschen Bruidegom, door de heilige gelofte van zuiverheid.
Nogthans meende zij later dat het de wil des hemels was dat zij zich in het H. huwelijk zou begeven; zij bewaarde evenwel ongeschonden hare maagdelijke reinheid en leefde volgens eenen zeer gestrengen regel. Vasten, waken, zelfkastijding, waren de werken die zij bij voorkeur beoefende. Hare kostbare kleederen aan de armen uitdeelende, verscheen zij zelf nooit anders dan met een zeer eenvoudig gewaad. God beproefde haar door velerlei rampen die wel onmiddelijk haar echtgenoot maar niet minder haar teeder minnend hart gingen treffen. Hij werd zelfs in den kerker geworpen en spoedig daarop aan zijne gade door den dood ontrukt.
326
NOVEMBEE
De Gelukz. Lucia brak nu geheel met de wereld en werd eene nederige dochter van den H. Dominicus. Te Viterbo stichtte zij een klooster, waar de roem van hare engelachtige deugden een talrijke maagden-schaar heen deed stroomen.
Langen tijd bestuurde zij hier met groote wijs-beid dit klooster; maar ondanks hare heldendeugden moest zij door de giftige pijlen van den laster getroffen worden. Enkelen barer medezusters schaarden zich zelfs aan de zijde barer vijandinnen; maar het geduld der Gelukzalige Lucia zegevierde eindelijk op deze beproeving.
Na gedurende acht en vijftig jaren de hevigste ligcbaamssmarten geleden te hebben, en door haren hemelschen Bruidegom met de vijf H. Wonden verheerlijkt te zijn ging zij binnen in de vreugde des hemels. Haar ligchaam wordt nog te Ferrara ongeschonden bewaard, en door de geloovigen zeer vereerd. Benedictus XIII heeft aan de Orde der Predikheeren toegestaan, baar feest op dezen dag te vieren met liet officie en de H. Mis der Maagden.
OVERWEGING
ovell de maagdelijke zuiverheid van de gelukz. lucia. Ego Jlos carijti et liliiwi convalliuM. Cant. XI, 1. Ik ben een bloem des velds, eene lelie der dalen.
le Punt. Van hare vroegste jeugd af behoorde Lucia reeds aan de Bruidegom der Maagden.
Ik ben eene hloem des velds. Waarlijk de deugd van Maagdelijke zuiverheid is niet beter te vergelijken dan met een heerlijke bloem. De Gelukzalige werd al vroegtijdig door hare schoonheid bekoord; zij kweekte haar op met ongewone zorg. Op den leeftijd van vijf jaren was zij al voor
327
NOVEMBKR
eeuwig met Jesus Christus verbonden, en nooit is zij zelfs in het minst aa,n heure gelofte ontrouw geworden.
o Hoe gelukkig zijn wij, zoo ook ons hart altijd de lusthof geweest is, waar de bloem der maagdelijke zuiverheid onverwelkt heeft mogen bloeien!
Zoo niet ?.....zoo, helaas! de herinneringen onzer
jeugd een droevig leedwezen bij ons op moeten wekken, blaten wij dan het verledene herstellen, door ons des te inniger aan Jesus, den Koning dei-Maagden te verbinden; bestieren wij zoodanig ons hart, dat het geheel en onverdeeld aan Hem toe-behoore. Indien de dochter eens armen landmans de bruid worden mogt van een magtigen prins, met welk een ijver en liefde zou zij niet voortdurend aan hem gehecht, met welk een diep gevoel harer onwaardigheid altijd vervuld zijn. Om onze ziel ook dat geluk te laten genieten, moeten wij zelfs heiligen, die nooit hunne heilige deugd bevlekt hebben, trachten te overtreffen. Wat groote ijver zou ons niet bezielen, als wij zoo vurig in den dienst van God waren, als wij ijverig geweest zijn in de dienst en slavernij der zonde.quot; (1)
2e Punt. Overwegen wij de middelen, waardoor de Gelukz. Lucia hare maagdelijke zuiverheid vlekkeloos bewaard heeft.
328
Ik hen de lelie der valleijen. De heilige zuiverheid is deze lelie, nooit wordt hare frischheid beter bewaard dan in de aarde der ootmoedigheid. De overweging van de schoonheid des hemels, de vlekkeloosheid der engelen, de heiligheid van God zeiven wekt in eene ziel zeer ligt eene bizondere achting en liefde voor de zuiverheid; en wat de boetvaardigheid en versterving betreft, zij zijn als een digte en hooge haag, een schutsmuur, door
1) De Gelukz, H. Suso. Brief V.
NOVEMBER
welke de vijand terug wordt gehouden van ons on-middelijk te belagen en te bevrijden. Wel moet deze engelendengd in de hoogste mate de liefde gewonnen hebben van Jesus Christus, daar Hij in het maagdelijk ligchaam van Lucia zijne vijf aanbiddelijke kruiswonden afdrukte; maar denken wij daarbij, dat deze kostbare, benijdenswaardige schat niet dan na duizenden opoiferingen haar deel is geworden.
Eene kuische ziel is een engel op aarde; hierom zegt ook de Zaligmaker dat wij in den hemel aan de engelen gelijk zullen wezen. Maar om zulk een engelachtig leven te leiden moet men zijn ligchaam, dat voortdurend de kiem des verderfs en der zonde met zich draagt, in bedwang houden en versterven; want de versterving der zinnen, de godsvrucht des harten, en de onthechting aan de schepselen, brengt de zuiverheid voort en doet haar ongekrenkt in standblijven. o Maagdelijkheid, o schoone bloem, door den hemelschen hovenier in Zijnen hof bij voorkeur geplant en verzorgd! liefeljjker zijt gij, dan de heerlijkste reukwerken; uw naam is verkwikkend als balsem en olie: ja, daarom hebben de jeugdige dochters, d. i. de zuivere zielen, uwe liefde gezocht en zich altijd met U ter eere van haar hemelschen Bruidegom versierd. —
27 November.
DE GELUKZ. MAEGtARETHA VAN SAVOIJEN.
Weduwe.
Margaretha, uit het vorstelijke geslacht van Sa» voijen gesproten, was van hare jeugd af een voorbeeld van christelijke volmaaktheid. Niet weêrstrevig aan den wil harer ouders trad zij in het huwelijk met Theodorus, Markgraaf van Monlferrat. Zoowel
329
NOVEMBER
ia den huwelijken als weldra in den weduwlijken staat schitterde zij door bare beminnelijke deugden.
Tot een tweede echtverbindtenis was zij nooit te bewegen; veeleer omhelsde zij de Derde Orde van den H. Dominions, en bragt zij hare jaren door in gebed, versterving, liefdewerken jegens de armen, en verpleging der zieken. Te Abbe stichtte zij later een klooster voor maagden, en kort daarop begaf ook zij zich naar die heilige plaats om hare nog overige levensjaren aan de beschouwing der eeuwige waarheden te wijden. Treffend moet het geweest zijn, die voormalige Vorstin onder de nederige dochters des H. Dominions de nederigste plaats te zien innemen. Op zekeren dag verscheen haar de Zaligmaker en vroeg welk van de drie zwaarden, die hij haar toonde, zij wel wilde kiezen: ziekte, vervolging of lastering; oogenblikkelijk bood zij zich aan voor alle drie! God vervulde hare begeerte, maar schonk haar wederkeerig overvloed van he-melsche vertroostingen. Zij eindigde haar leven met een stichtenden en zaligen dood. Vele schitterende mirakelen getuigden van hare glorie in den hemel, om welke reden Paus Clemens X aan onze H. Orde haar plegtige eeredienst goedgunstig verleend heeft.
OVERWEGING
ovett de edelmoedigheid en het geduld onzer gelukzalige.
Aquae mullae non potuerunt extinguere char it a( cm. Cant. VUT, 8. Vele stroomen waters konden hare liefde niet uitblusschen.
le Punt. Beschouwen wij op de eerste plaats Margaretha's edelmoedigheid. Deze deugd neemt haren oorsprong in de liefde. Toen Jesus aan onze Gelukzalige verscheen, gaf hij haar de keuze tusschen
330
NOVEMBER
drie scherpe zwaarden: ziekte, vervolging en laster; maar hare liefde voor Jesus en zijn heilig kruis was zoo groot, zoo edel, dat zij geen der drie zwaarden weigerde, maar alle drie verzocht en verkreeg. Ziedaar dan ook de werking eener vurige liefde; deze berekent niet vooraf hare krachten, weegt en overweegt niet de moeijelijkheden, die haar wachten, het lijden dat zij al liefhebbende te verduren zal hebben — neen; evenals de over-groote liefde van Jesus Hem niet maar één enkelen bloeddruppel heeft willen doen storten voor 't heil der wereld, maar Hem al zijn Goddelijk Bloed deed ten offer brengen, zoo ook wenschte Margaretha zich zeiven geheel aan Jesus' kruis te hechten, en met Hem den laatsten druppel van den bitteren lijdenskelk te nuttigen.
Dragen ook wij ons kruis met edelmoedige liefde; zoo dikwijls toch als wij onwillig en verdrietig zuchten onder het lijden, hebben wij een bewijs dat de edelmoedigheid der liefde ons nog vreemd is; beminnen wij het kruis en het zal ons niet meer zoo ter nederdrukken door zijne zwaarte. De gedachte dat ook op onzen Calvarieberg Jesus Christus met ons is, moet ons verheugen en met moed en onverschrokkenheid bezielen.
23 Punt. Overwegen wij het geduld van Margaretha.
Hoe bewonderenswaardig de edelmoedige liefde van onze Gelukzalige ons ook toeschijne, hoe treffend en roerend ook het schouwspel wezen moge van die nederige religieus, die al het lijden dezer wereld ter liefde van den lijdenden Jesus vrijwillig op zich neemt — toch wordt hare overgroote liefde nog voortreffelijker in ons oog door het hemelsch geduld waarmede zij gepaard ging.
Jesus, onze Heiland, is niet voldaan door onze vurige betuigingen van liefde en offervaardigheid, zelfs nog niet wanneer wij in de eerste oogenblikken
381
NOVEMBEK
van lijden en beproeving kalm en gelaten blijven; neen, het voortdurende onafgebroken lijden ook onverpoosd en zonder ontevredene klagten te verduren; met andere woorden: het geduldig lijden bewijst Hem eerst onze opregte liefde. Want het geduld is het zegel der liefde.
Nooit klaagde en jammerde de Gelnkz. Margaretha over den pijnlijken, steilen en engen weg dien zij bewandelen moest. Zij bezweek niet onder den driedubbelen last van vervolging, lastertaal en ziekten. Trachten wij dit heerlijk voorbeeld na te volgen, maar wachten wij ons voor twee uitersten. Laten wij niet overmoedig wezen in onze liefde, en zonder overleg, gelijk de H. Petrus ons zeiven wagen aan het gevaar: wij moeten ons in de edelmoedigheid onzer liefde laten geleiden door den Geest Gods, welke zich na een vurig en aanhoudend gebed aan ons openbaart, of ons door den wil van onzen geestelijken leidsman wordt kenbaar gemaakt. Vervolgens moeten wij, eenmaal op den berg des lijdens gevoerd, onbevreesd, en zonder smart over het lijden ons vertrouwen stellen op Jesus, den koning der martelaren; zijn voorbeeld, zijne genade sterken ons; zijn glorie trooste ook ons met de zalige hoop eener onsterfelijke heerlijkheid in den hemel.
29 November.
DE GELÜKZALIGE JACOBUS DE BENEPACTIS.
Bisschop en Belijder.
De Gelnkz. Jacobns werd te Mantua geboren. Naauwehjks den jongelingsleeftijd ingetreden deed hij afstand van den luister zijner geboorte en werd hij een waardige zoon des ll. Dominicus. Met ijver legde hij zich toe op de beoefening van alle reli-
332
NOVEMBER
gieuse deugden, en vooral was hij zijnen broeders een voorbeeld van nederigheid. Hij mogt tot even hoogen trap van wetenschap als van heiligheid gei-;; ken, zoodat hem zelfs de aanzienlijkste wetenschappelijke graden en onderscheidingen te beurt vielen. Paus Benedictus XI schatte onzen Gelukzalige als religieus en geleerde zeer hoog, en bewees hem eene bizondere vriendschap; ja, die heilige opperpriester meende in Jacobus die ware apostolische en bisschoppelijke deugden opgemerkt te hebben, welke hem voor den zetel van Mantua allergeschiktst maakten. Benedictus had zich niet in zijne keuze vergist; want eenmaal Bisschop van genoemde stad, toonde zich de Gelukz. Jacobus den waarachtigen dienaar van den Goeden Herder bij uitnemendheid: Jesus Christus. Zijnen priesters was hij een voorbeeld van apostolischea ijver en volmaaktheid; vrede en eendragt herstelden zijne vrijmoedige, zalvende en vaderlijke vermaningen onder de bloedig verdeelde inwoners van Mantua; steeds was hij een vader der armen, gelijk men hem altijd noemde, maar bewees dit vooral bij gelegenheid dat een verschrikkelijke pest en hongersnood zijne arme schapen teisterden. Zoo arbeidde Jacobus jaren lang met vrucht onder zijne kudde, en eindigde dien arbeid niet, dan toen God hem, den edelen grijsaard, tot het loven der Gelukzaligen opriep. (1332)
Pius IX bekrachtigde de openbare eeredienst des Gelukzaligen in onze H. Orde en in het bisdom van Mantua.
333
NOVEMBER
OVERWEGING
over den ijver en liefde van jacobtj3 de benefactis.
Ego Jesus misi Angelv.m meum. Apoc. XXII, 16.
Ik, Jesus, ik heb mijnen engel afgezonden.
le Punt. Overwegen wij, hoe do Goddelijke Zaligmaker dezen heiligen herder als eenen engel tot zijne kerk heeft afgezonden, om haar te verlichten, te vertroosten en te bestieren.
Jesus vervulde zijn hart met wijsheid; en behalve dat Jacobus haar op de eerste plaats tot eigen volmaaktheid gebruikte, heeft hij haar ook gebruikt om de duisternissen van dwaling en zonde uit het hart van duizenden zielen te verdrijven.
Wenden wij ons heden tot het Hart van Jesus, den Goddelijken Herder, en smeeken wij Hem, dat Hij immer dienaars in zijne heilige Kerk verwekke zoo ijverig als de zalige Jacobus; bidden wij met de H. Catharina van Senen: Heer! wanneer het noodig was, hebt Gij altijd in de wereld het licht uwer apostelen doen schitteren; in onze dagen hebben wij er meer behoefte aan dan ooit, verwek dan ook andere Paulussen, wier geest geheel de wereld bestrale, doe uwe barmhartigheid als een sluijer nederdalen over uwe regtvaardigheid; zie ons slechts aan met een blik uwer eindelooze goedheid.
2e Punt. Maar het licht waarmede onze Gelukzalige de wereld bestraalde, verlichtte en schitterde niet alleen; integendeel, het oefende ook zijn heilzaamste werking op het hart dergenen die het geluk mogten hebben naar zijne stem te luisteren. Het vuur zijner liefde deelde zich mede aan wie hem hoorden, maar bizonder aan allen, die zijne weldaden mogten genieten. Hij immers was de vader der armen, en de stoffelijke weldaden, die hij zoo rjjkeljjk uitdeelde, troffen gewoonlijk zoozeer
334
NOVEMBER
335
het gemoed van degenen, welke ze ontvingen, dat hij meestal en ligchaam en ziel tegelijk redde. Denken wij er dikwerf aan, dat wij een bij nitstek Gode welbehagelijk werk verrigten, wanneer wjj door onze aalmoezen en gebeden de dienaren des Heeren helpen; dat wij dan de magt van den priester Gods als vermenigvuldigen, en alzoo het werk der zaligmaking, het werk van Jesus Christus zeiven, onbegrijpelijk veel bevorderen. Zorgen wij, dit verhoven doel uit al onze krachten te helpen bereiken.
«Beijveren wij ons, zooveel en zoolang wij het vermogen, om te arbeiden voor de Kerk van Jesus; zij is onze moeder in het geloof.... helpen wij haar door onze gebeden en goede werken; vernietigen wij in ons alle eigenliefde en traagheid, en brengen wij het onze er toe bij, om het heilig geloof zooveel mogelijk te verspreiden; niets is welgevalliger aan God, die ons dit ook als onze taak heeft opgelegd, waardoor wij onze zaligheid, het heil van anderen en uitbreiding der Katholieke Kerk zullen bewerken.quot; (1)
1) Gebed v. d. H. Cath. van Senen.
DECEMBER,
16 December.
DE GELÜKZ. SEBASTIANÜS MAGGL
Belijder.
Hij werd, te Brescia in Italiü uit een der oudste en edelste geslachten van zijn vaderland geboren. Op jeugdigen leeftijd wijdde hij zich aan vele vrome oefeningen, ten einde zijne eigene zaligheid te bewerken, en gevoelde tegelijkertijd in zijn hart een vurige begeerte om eenmaal ook te arbeiden aan het eeuwig geluk van zijn evenmensch. Met dit tweevoudig doel begaf hij zich in de Orde van den H. Dominicus. De ijver en buitengewone liefde waarvan hij brandde, deden hem grooten voortgang maken in deugd en wetenschap. Bizondere godsvrucht koesterde hij voor de H. Maagd, terwijl later zijne predikatiën, bezield door den H. Geest, meer dan honderdvoudige vruchten voortbragten.
De groote gave om godvruchtige zielen tot hooge volmaaktheid op te leiden, schitterde in hem vooral uit. Hij was geheel goedheid en liefde voor de zondaren, en de troost en steun der armen. Tweemaal bestuurde hij de Congregatie zijner broeders van Lombardijë als een heilige Dominicus.
Eindelijk van het uur en oogenblik zijns doods door God onderrigt, vergaderde hij aan zijn ziekbed al da broeders van het klooster Sancta-Maria-Castello, te Genua, waar hij zich toen juist bevond, en vermaande hen regt vaderlijk om toch boven alles aan hunne constitutie en regelen getrouw te blijven. Nog eenmaal drukte bij met de liefde van een Seraphijn het heilig kruisbeeld aan zijn hart, en ontsliep aldus heilig in den Heer. Clemens XIII verleende aan onze Orde zijne openbare vereering.
336
DECEMBER
OVERWEGING
overdevolmaa.kïe gehoorzaamheid aan gods geboden en evangelische kaden.
lieddam vota meet, quae vovi Domino. II Reg. XV, 7.
Volbrcugcii zal ik de geloften, die ik aan den Heer gedaan heb.
Ie Punt. De Gelukz. Sebastianus is een voorbeeld van een waar Christen geweest.
Zijne eerste levensjaren bragt bij door, zonder de grondstellingen der wereld te volgen. Immers het eerste onderwijs, dat hij ontving, leerde hem, hoe de hoovaardij en het zingenot de ziel van een mensch verachtelijk maken en haar van alle wezenlijke schoonheid berooven. Getrouw aan de belofte zijns doopsels, leefde hij steeds onthecht aan de goederen dezer aarde en geheel volgens de grondregels van het Evangelie. Welk eene treffende les voor ons, die, helaas! maar al te zeer aan de schepselen gehecht en te weinig doordrongen zijn van de hooge waarde der hemelsche goederen. Wij hebben welligt reeds alles bemind, uitgenomen dengene, die boven alles onzer liefde waardig is. Zijn wij toch op onze hoede tegen den duivel en zijne hoovaardij, tegen de wereld en hare ijdelheden, tegen de begeerlijkheden van ons vleesch, dat zoo vaak in opstand is tegen den geest en tegen God. En hebben wij ons iets te verwijten in dit opzigt, laten wij dan niet alleen een open oog hebben voor de wonden onzer zielen, maar nemen wij de middelen ter hand, welke ons uit onzen staat van laauwheid, onvolmaaktheid en zonde kunnen redden.
Zoo schitterde ook de Gelukzalige Sebastianus reeds in de wereld als een helder stralende ster te midden van dikke duisternis; maar zijne ziel was ia Gods oog te edel en kostbaar, dan dat zij aan den
337
22
DECEMBER
adem des verderfs mogt worden blootgesteld: God riep hem dan tot den religieusen staat.
2e Punt. Stellen wij ons nu den Gelukzalige voor als een toonbeeld van een volmaakt religieus.
Allen die in de wereld met een aan het aardsche onthecht gemoed en, met een hart, vervuld van liefde tot God, hun leven doorbrengen, hebben echter, zegt de H. Catharina v. Senen, nog maar den eersten trap der liefde tot God bereikt; zij bezitten alleen eene zeer algemeene liefde. Onze Gelukz. Sebastianus nu heeft Jesus Christus van zoo nabij mogelijk gevolgd. Jesus zag hem, reeds in de wereld naar de geestelijke volmaaktheid strevende, en heramde hem (1); en Sebastianus, dankbaar voor dien liefdevollen blik des Verlossers, verliet alles en volgde hem (2).
Zijne gehoorzaamheid was als die der engelen, vaardig en snel, zonder eerst het gebod der oversten te beschouwen of het billijk, te wikken en te wegen, of het zwaar dan wel gemakkelijk uit te voeren was. In geheel zijne houding straalde eene maagdelijke zedigheid; Zijne woorden, oogslagen, zijn gatig, alles was volmaakt in hem en heilig, ja, alles scheen van iets hemelsch doorstroomd. Zijne liefde tot de armoede ging zoo verre, dat de nederigste kleeding, de nietigste voorwerpen voor dagelijksch gebruik gretig door hem gezocht en als schatten van zijn oversten afgebeden werden. Vergelijken wij nu eens ons leven met dat van dien heiligen religieus.... »dat de laauwen en tragen ontwaken en zich ijverig aan hunne heilige oefeningen toewijden , zegt de H. Catharina van Senen; dat zij zich bizonder op hunne regels toeleggen en zij de oversten, die het heilig schip der Orde bestieren,
1) Jesus av.tem intuitu! eum, dilexit eum. S. Mare. X, 21.
2) Relictis omnibus, surgens se cut us est eum. S. Luc. V, 28.
338
DECEMBER
en de heiligen die daar in geleefd hebben van nabij navolgen. Deze laatsten waren toch menschen gelijk wij, en God is nog dezelfde als Hij eertijds was; zijne almagt is niet verzwakt, en zijn aanbiddelijke wil verlangt met evenveel vurigheid onze eeuwige zaligheid.quot; (1)
22 December.
DE GELUKZALIGE MARIA MANCINI.
Weduwe.
Maria stamde af ait het doorluchtig geslacht der Mancini te Pisa. Tweemaal begaf zij zich in den heiligen echt, maar toch waren de beslommeringen dezer wereld niet in staat om haar van de beoefening veler liefdewerken af te trekken. Toen de 11. Catharina van Benen op zekeren dag te Pisa vertoefde, en zij door eenig toeval met Maria, die toen reeds een heilige weduwe was, in aanraking kwam, werd deze zoozeer van liefde tot hoogere volmaaktheid ingenomen, dat zij hare goederen aan de armen uitdeelde en zelf zich aansloot aan de Zusters van Boetvaardigheid van de Derde Orde des H. Dominicus. Later betrok zij een klooster, dat vroeger door Petrus Cambacurti voor zijne dochter Clara gebouwd was, en werd zij dus eene Dominicanes van de Tweede Orde. Zij leefde zelfs nog met genoemde H. Clara, en stond haar in haren ijver en moeitevollen arbeid om Italië te hervormen, onverdroten en moedig ter zijde. Vele ligohaamssmarten doorstond zij hetzij uit vrije keuze of door toedoen des duivels, maar zij offerde dat lijden op tot bevrijding der geloovige zielen uit het vagevuur. Meermalen genoot zij de zigtbare bescherming en tegenwoordigheid van haren
De H. Cath. v. Senen. Zamenspr. CLXII, 7.
339
DECKMBEE
engelbewaarder. Nog vermeldt hare geschiedenis dat. zij jaren lang, na den dood van de Gelukz. Clara, overste geweest is van haar klooster en later zelve zalig in den Meer is ontslapen. (1431) Hare eere-dienst is dour Paus Pius IX toegestaan.
OVERWEGING.
DR OMGANG VAN ONZE GELUKZALIGE MET DE II. CAÏHA1UNA EN ÜE ZALIGE CLARA CAMBACUItïI.
Amicusfidelin—quiiiioenitiUuminiienUthesaurum. Ecclea.VI, Die eeu trouwen vriend mug vinden, viudt eeuen schat.
le Punt. Door de Seraphijnsche zamenspraken van de H. Catharina van Senen werd Maria Mancini tot een inniger vereeniging met God en een heilig leven opgevoerd.
340
Onze Goddelijke Zaligmaker heeft door zijn verkeer onder de mensehen ons willen leeren, hoe ook wij door onze tegenwoordigheid en onze gesprekken den evenmensch moeten stichten en voor den hemel trachten te winnen. En hoe velen hebben door zulk een wijzen, bescheidenen en godvruchtigen omgang menige ziel voor de deugd mogen winnen, of tot eene hoogere volmaaktheid weten te brengen ! De H. Catharina van Senen kon men nooit naderen, zonder zich tot God getrokken te gevoelen (1). Zoo ook heeft zij, door hare gesprekken en hemelsch onderhoud de heilige weduwe Maria Mancini tot de Orde van den H. Dominions gebragt, en van haar eindelijk ook een waardige religieuse gevormd, die thans zoowel bij God en diens H. Engelen als in de Katholieke Kerk hier op aarde de grootste eer en verheerlijking ontvangen mag. Onderzoeken wij
1) Bul der heiligverklaring van Catharina v. Senen.
j december 341
ons ernstig, wat wij in onzen omgang met personen te verbeteren hebben. Vermijden moeten wij vooral benzelachtige, nuttelooze gesprekken, waarin dikwerf aan de eer en goeden naam van onze naubtou te kort wordt gedaan, of die in ons, religieusen en godvruchtige christenen zeer te misprijzen zijn. Onze Gelukzalige Vader de H. Dominions sprak altijd van of met God; zorgen wij ten minste, dat, 1 wij nooit in onze woorden God vergeten of tegen
zijnen aanbiddelijken wil en wetten handelen: dan zullen wij veel kwaad bij ons en anderen voorkomen, en veel verstrooidheid en ongerustheid des harten vermijden.
2e Punt. Overwegen wij vervolgens, hoe Maria Mancini zich spiegelde in het voorbeeld van de Gelukzalige Clara. De za.monspraken met de H. Catharina van Senen hadden haar meer en meer a;in de aarde onthecht, en haar in de Orde der Predikheeren binnengeleid. Aan den omgang met de Gelukz. Clara moest zij het dank weten, dat zij voortdurend op den weg der volmaaktheid grooto vorderingen maakte. Beide Gelukzaligen hadden vele banden, ook dien welke haar aan aardscho bruidegoms verbonden, moeten verbreken; beiden beoefenenden ook nu voortaan dezelfde deugden van engelachtige zuiverheid, diepe ootmoedigheid en Seraphijnsche liefde tot God. Welk een heerlijk schouwspel, deze twee dienaressen des Heeren te zien wedijveren om den palm der volmaaktheid te verwerven! De ootmoed, die volgens de getuigenis van den H. Franciscus van Sales een pronkjuweel des geestes is, maakte van Maria en Clara gedurige brandoffers voor de glorie van Jesus: Zij immers waren geheel aan de wereld en wereldsche genietingen afgestorven, niet levende dan alleen ter verheerlijking van God en ter navolging van Christus Jesus.
DECEMBER
Gelukkig degene, die een waren, een opregten vriend gevonden heeft. Maar van zulk een geschenk des hemels moeten wij geen kwalijk gebruik maken. Men behoort zijne vrienden te beminnen in en met God; d. i. allen persoonlijk eigenbelang moet do ware vriendschap steeds uitsluiten en daarbi) zal eou vriend van God zich nooit door de vriendschap eens schepsels tot zonde of onvolmaaktheden laten verleiden.
»Waken wij over de neigingen onzes harten; zorgen wij dat er geen liefde of vriendschap in ons hart binnentrede voor zaken of personen die onze liefde niet waardig zijn: beminnen wij nooit het vergankelijke, Let onzekere, het kortstondige, maar wenden wij geest en hart van dit alles af en richten wij onze begeerten en verlangens naar God, die ons eenigst en opperste goed is.quot; (1)
342
f
1) Grenada. Memorial IV B. § VIII.
OVERWEGINGEN
OP
VAN DEN'
, p O M I N I C U S.
Zt'er siescliikl om zich \oor Ie bereiden lol zijn feesl, geilnreniii- di* viïticn Dingsdageu, die bel voorafgaan.
De godsvruclit der vijftien Dingsdagea bestaat hierin, dat men gedurende vijftien achtereenvolgende Dings-dagentot de H. Communie nadert, ter eere der vijftien Geheimen van den Allerheiligsten Rozenkrans en ter eere van den H. Vader Dominicus. Deze godvruchtige oefening heeft aldus haren oorspiong genomen: Op den eersten Dingsdag na Pinksteren van het jaar 1233 had te Bologne, in Italiii, de eerste plegtige overvoering van het ligchaam van den H. Dominicus plaats. Deze overvoering geschiedde door den aartsbisschop van Ravenna, met nog vier andere bisschoppen, in tegenwoordigheid van de overheden der stad en een grooten toeloop van geloovigen. Daar God deze plegtigheid door mirakelen verheerlijkte, was men, om aan de godsvrucht der geloovigen te voldoen, verpligt den volgenden Dingsdag eene nieuwe vervoering te doen plaats hebben. Intusschen nam deze vurige godsvrucht, tot den H. Vader met den dag toe, zoodat in 1239 en 1272 aan al de kloosters onzer Orde
LEVEN EN DEUGDEN
344
voorgeschreven werd, om op de Dingsdagen, die door geen feest bezet waren, de getijden en de mis te lezen ter eere van den H. Dominions. De Dinsdag werd hierdoor van at' het begin der Orde op een bizondere wijze aan onzen H. Vader toegewijd. De plegtige viering echter der vijftien Dingsdagen dagteekent eerst van 1631, toen de stad Florence vreeselijk door de pest geteisterd werd. Daar niets den voortgang dier verschrikkelijke plaag kon stuiten en de gaii^che stad met den ondergang bedreigd werd, spoorde in dien uitersten nood pater Michael Bruni, predikheer van het klooster Sancta-Maria-Novella, de ter neergeslagen inwoners aan, om zich onder de bescherming van den H. Vader Dominicus te stellen en de vijftien Dingsdagen, die zijn feestdag, 4 Augustus, nog voorafgingen bizonder aan hem toe te wijden. Men volgde dezen raad; de Hemel werd verzoend en de pest hield op. In hetzelfde jaar verscheen de H. Dominicus aan eene vrouw, wier man reeds sinds vele jaren ziek was en zeide haar, zonder dat zij hem kende: »Ga naar de kerk der s-Predikheeren; werp u daar neder voor het altaar »van den H. Dominicus, beloof hem vijftien achter-seenvolgende Dingsdagen te biechten en tot de H. »Tafel te naderen ter eere der vijftien Geheimen van »den H. Bozenkrans en uit gods vrucht tot den H. Vader, »en ik beloof n, dat uw man zal genezen. Daar-»enboven geef ik n de verzekering, dat allen, die »deze godvruchtige oefening zullen houden, verhoord »zullen worden.quot; Deze vrouw volbragt de belofte, die haar gevraagd was, en vond bij hare tehuiskomst haren man genezen. (1)
Daar nog vele andere uitstekende gunsten door deze heilige oefening werden verworven, verrijkten
1) „Kort verhaal van de mirakelen, gedaan door den H. Dominicus te Soriano,quot; door pater C. Mijleman, te Gent, 1648.
VAN DEN H. DOMINICUS
Iniiocentius X en diens opvolgers haar met aflaten. (1) Pius VII verleende honderd dagen aflaat voor iederen Dingsdag, benevens een vollen aflaat op een Dingsdag naar verkiezing, aan ieder, die gedurende vijftien achtereenvolgende Dingsdagen te biechten gaat en communiceert in een kerk der Predikheeren-Orde en daar bidt tot intentie van Z. H. den Paus. (2) Deze aflaten kannen slechts eenmaal in bet jaar verdiend worden.
Om in den geest van de godsvrucht der vijftien Dingsdagen te treden en daarvan de gewenschte vruchten te bekomen, kan men zich van de volgende overwegingen bedienen. (3)
OVERWEGING
VOOR DEN EERSTEN DINGSDAG.
De nederigheiil van den II. Dominicus.
Quid autem hales quod non accepisti ? Si autem accepisfi quid gloriaris quasi non acceperis ? S. Paul. I. Cor. IV, 7.
Wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt? Indien gij het echter ontvangen hebt, waarom beroemt gij n dan, alsof gij het niet ontvangen badt?
1. Overwegen wij de gevoelens van ootmoed van onzen H. Vader. De H. Dominicus, ofschoon groot door den luister zijner afkomst en nog grooter door de hoedanigheden van zjjn geest en zijn hart
1) Fonlana. De provincia Hom. Domin. Homae, 1670.
2) Bulla: Ad augendam. 10 Febr. 1808.
3) Deze overwegingen zijn, wat den vorm aangaat, grooten-deels ontleend aan het werkje: „Imitazione di san Domenico,quot; gedrukt te Turijn 1826, maar wat de verhaalde feiten betreft, aan de „Annalen der Predikheeren-Ordequot; van pater Mamaehi en aan het geregtelijk verslag der getuigen van de heiligverklaringdes H. Dominicus. {Acta Sanctorum. Bolland. 4 Aug. p. 632.)
345
346 LEVEN EN DEUGDEN
en de vermenigvuldige gunsten en voorregten, waarmede de Hemel hem overladen had, koesterde nogtans zulk een geringe gedachte van zich zeiven, dat de geloofwaardigste schrijvers van zijn tijd getuigen, nooit iemand te hebben gezien, die hem in deze deugd evenaarde, laat staan overtrof. Nooit deed of zeide hij iets, wat naar hoovaardigheid zweemde, integendeul, hij beschouwde zich als de veracbtelijkste van allen. Van hier ontsproot die omzichtigheid, waarmede hij 's Heeren genadegaven voor het oog van anderen verborg; die smart, welke de geringste toejuiching hem veroorzaakte; de bezorgdheid, waarmede hij eerambten en waardigheden vlugtte. Hij was innig overtuigd, dat hij, alles wat hij had, verschuldigd was aan Gods genade en hield zich zei ven, ofschoon hij het kleed der onschuld van af zijn doopsel steeds onbevlekt heeft bewaard, voor den grootsten zondaar der wereld. Zoo dikwijls hij een stad ot dorp binnenkwam , wierp hij zich eerst op zijne knieën en smeekte God, dat Hij toch ter oorzake van hem, die een ellendige zondaar was met ontelbare misdaden beladen, geen onheil zou brengen over de bewoners dier plaats. In een woord: hij liet geen gelegenheid voorbijgaan om zich te vernederen.
Moeten wij geen schaamte gevoelen bij het zien van zulke verheven voorbeelden, wij, die ons beroemen de kinderen, de navolgers van zoo groot een Heilige te zijn. Helaas! Wat overeenkomst bestaat er tusschen ons en deze zoo zuivere, onschuldige, engelreine en met verdiensten versierde ziel? Wij zijn arm in verdiensten, beroofd van alle deugden, onstandvastig in bet goede, ten prooi aan onze hartstochten en bij al die gebreken, die ons zoo diep moesten vernederen, koesteren wij nog ijdele gedachten, zijn wij blind voor onze zwakheden! Wat zou er van ons o verb] ij ven, zoo God
VAN DEN H. DOMINICUS
dat weinige goed, waarop wij ons zoozeer verheffen en dat toch het onze niet is, ons ontnam?
2. Overwegen wij in onzen H. Vader de uitwerkselen der ware ootmoedigheid: de diepe verachting van zich zeiven en de vurige begeerte om door anderen uit liefde tot den vernederden Jesus versmaad te wordon. De H. Dominicus vlugtte al de gelegenheden, waarin hij eenige eer of achting kon verwerven. Met de grootste zorgvuldigheid verborg hij zijn gaven, zijn deugden en verdiensten en begaf zich treurig en bedroefd naar die plaatsen, waar bij met eerbewijzingen ontvangen werd, terwijl hij daarentegen bij voorkeur en met vreugde zich daarheen spoedde, waar versmading en beleediging hem wachtten. Dit toonde hij, toen men hem op zekeren dag vroeg, waarom hij liever te Carcassonne dan te Toulouse verbleef en hij deze gedenkwaardige woorden ten antwoord gaf: »Die stad is voor mij het aangenaamste, waar de meeste menschen mij verachten.quot; Nooit liet hij toe, dat het gerucht zijner wonderen verspreid werd, vreezende, dat men hem, »die aan zoovele misdaden pligtig was,quot; voor een heilige zou aanzien. Hij verzocht aan zijne brooders om ontslagen te worden van het bestuur der Orde, terwijl hij hun met een diep gevoel van ootmoed zeide: »Ik ben onnuttig en krachteloos en verdien derhalve ontslagen te worden.quot; Zijn houding, zijn kleeding, alles toonde de groote minachting, die hij voor zich zeiven koesterde. Voordat hij eindelijk de aarde ging verlaten, zocht hij naar alle middelen om zich te vernederen en besloot, in tegenwoordigheid van twaalf paters eeu algemeene biecht te spreken, ja, toen hij vernam, dat de bestuurder der kerk Sancta-Maria-del-Monte, waarheen men hem vervoerd had, hem daar ter plaatse wilde laten begraven, riep de Heilige uit: sNeen, neen, nergens anders moet ik nisten dan
347
348 LEVEN EN DEUGDEN
ionder de voeten mijner broeders. Voert mi) van s hier, opdat ik hier niet sterve en in onze kerk xbegraven kunne worden.quot;
Hoezeer zijn wij van het volmaakt en heilig voorbeeld verwijderd! Spreekt men ons een bijtend of scherp woord toe, bewijst men ons niet de verschuldigde erkentelijkheid, achting of eer, terstond gevoelen wij ons gekrenkt, en verdriet, schaamte, verontwaardiging vervullen ons hart met bitterheid. Betrenren wij derhalve onze ellende, smeeken wij onzen Gelukzaligen Vader voor ons die ware ootmoedigheid des harten te bekomen, die hij uit Jesus' hart had geput, opdat wij alzoo onze verheven roeping waardig worden, die ons verpligt, uit al onze krachten te werken voor de glorie van God en hot heil der zielen.
Vereeren wij heden het eerste blijde Geheim van den H. Rozenkrans, de Boodschap des Engels, en vragen wij , door de voorspraak der Allerheiligste Maagd en van den H. Dominicus, de deugd van ootmoedigheid.
OVERWEGING
VOOR DEN TWEEDEN DINGSDAG.
De raasleiiefds van den 11. Dominicns.
Hoc estpraecejitum meum, ut düigatis invicem sicut dilen vos.
S, Joan. XV, 12.
Dit is mijn gebod, dat gij elkander bemint, gelijk ik u heb liefgehad.
1. Overwegen wij de groote liefde van onzen Gelukzaligen Vader. Gelijk hij God in zich Zeiven beminde, zoo beminde hi] Hem ook in diens af-
VAN DEN H. D0M1NICUS 349
n beeldsel, den mensch. Met den H. Paulus (1) achtte
■k hij zich schuldenaar van iedereen en besteedde alle zorg en ijver, om alle medemenschen, zonder oa-
ig der^oheid van personen, tot God te voeren, d Overtuigd, dat men zijne liefde met ondank,
ie slagen, vervolgingen en beleedigingen zou loonon,
d kon evenwel niets zijn vurige liefde tot den even-
i, mensch doen verflaauwen, want hierdoor won hij 1. I de liefde van Jesus, die gezegd heeft: »Wat gij
ij den geringste mijner bewezen hebt, hebt gij aan
t- mij gedaan.quot; Ofschoon hij aldus alle menschen met
it een vurige, edelmoedige, opofferende liefde beminde,
r- zoo beminde hij toch zijne brooders met de tee-
t, dorheid eener moeder, voorkwam aller verlangens
,n en voorzag in aller behoeften.
Als wij Jesus waarlijk liefhebben, dan zullen l ■wij met dezelfde zuivere liefde van onzen Geluk-zaligen Vader den evenmensch beminnen en vooral n hen, die door de banden eener geestelijke bloed-'e verwantschap innig met ons vereenigd zijn, hen , 'n die met ons aan éénen disch het brood van den Hemelschen Vader nuttigen. Laat ons dan elkander beminnen, gelijk hij ons heeft liefgehad. Doch, oin met die zuivere liefde te beminnen, welke God van de Hem toegewijde harten vraagt, moeten wij alle natuurlijke geneigdheden afleggen, vooral onzen afkeer en onze voorliefde. Beminnen wij anderen niet om hunne innemende manieren, om hunne f talenten, opgeruimdheid, geestesgaven of fortuin, ,s I maar ter wille van Jesus, om Hem alleen te behagen, en beschouwen wij allen, en ons zei ven ■ met hen, als ledematen van een en hetzelfde lig-chaam, waarvan Jesus het hoofd is. »Indien men »God bemint met eene zuivere, onbaatzuchtige n __
n 1) Graecis ac barbaris, sapientibua et insipientibus debitor sum
F- Rora. I. 14.
LEVEN EN DEUGDEN
gt;liefdo, dan beminnen wij insgelijks den evenmensch. »Vult men een beker in een fontein en trekt men »bem terstond terug om te drinken, dan is hij »spoedig ledig, maar drinkt men, terwijl men den »beker in de fontein houdt, dan wordt hij niet »ledig, maar blijtt altijd vol; zoo ook gaat het »met de geestelijke en tijdelijke liefde tot den «evenmensch: men moet daar drinken in God, »zonder dezelve tot zich te trekken.quot; Cl)
2. De liefde van onzen Gelukzaligen Vader was niet werkeloos, noch onvruchtbaar, noch bestond geheel in genegenheid en woorden, maar zij was werkzaam en krachtdadig.
Met onvermoeiden ijver werkte hij aan ieders welzijn en strekte zijn liefde uit niet alleen tot de christenen, maar ook tot de ketters en ongeloovigen. Volgens het voorbeeld van Jesus, zijn goddelijken Meester, loonde hij geen kwaad met kwaad, noch beantwoordde vervloeking met vervloeking, maar deed goed aan allen, die hem kwaad berokkenden. Als een liefderijke vader ontving hij allen, die bij hem hunne biecht kwamen spreken, omhelsde den verloren zoon, die vol leedwezen naar het ouderlijke huis wederkeerde, hielp do onwetenden in het belijden hunner zonden en moedigde hen aan in de goede voornemens te volharden. Zijne vurige liefde tot den evenmensch dreef hem zelfs om in de kerkers door te dringen en de ongelukkige, verlaten gevangenen door zijn bemoedigend woord te troosten.
350
Nooit kwam er een woord over zijn lippen, dat bitter of stootend was of naar vleijerij of kwaadspreken zweemde. Waren eenige zijner broeders ziek, dan troostte hjj hen met zooveel goedheid, en hielp hen met zooveel bezorgdheid en voorkomendheid, dat geen ander ooit hem hierin kon evenaren. Moest
1) De H. Catharina van Senen. Zamensprakcn XLIV, 1. 2.
VAN DEN H. DOMINICUS
hij de misslagen volgens de strengheid van den regel bestraffen, dan had hij zelf medelijden met den schuldige en zuchtte als hij verpligt was eenige straf op te leggen. Na zijne lange nachtwaken trad hij de cellen zijner broeders binnen, en zegende ben met het teeken des Kruises. Hij zorgde steeds, dat zij nooit gebrek leden en wrocht dikwijls een mirakel om in hun behoefte te voorzien. Kortom, hij toonde zich minzaam voor alle menschen, voor rijken, armen, joden en ongeloovigen, won hierdoor aller liefde, uitgenomen die van de ketters, daar bij hen in zijn geloofsgeschillen en preken aanviel, weerlegde en tot berouw trachtte op te wekken. Toen hij, ten tijde van hongersnood, alles tot zelfs zijn boeken verkocht had om de armen te spijzigen, kwam op zekeren dag een arme weduwe tot hem, die hem de noodige gelden verzocht om een barer kinderen vrij te koopen. Helaas! de Heilige bezat niets meer; wat zal hij thans doen? Om de ongelukkige moeder te troosten, biedt hij zich aan en verzoekt haar dringend hem te verkoopen om haar zoon aan de gevangenschap te onttrekken.
Al bezitten wij niet zulk een verheven, vurige liefde, als deze wondervolle Heilige, om ons voor onzen naaste te laten verkoopen en met een slavenjuk te beladen, onthouden wij ons toch ten minste van sommige voldoeningen, om onzen broeders een dienst te bewijzen en hun volgens God welgevallig te zijn. Wij kunnen niet beter onzen heiligen Vader behagen en ons zijne welbeminde kinderen toonen, dan door de trouwe beoefening dezer deugd , die in het Evangelie zoozeer aangeprezen wordt. Indien hij uit den Hemel ziet, dat ieder onzer met liefde zijn broeders dient, ter hulpe komt, verdraagt, verontschuldigt en gaarne zijn eigen denkwijze en eigen belang ten offer brengt voor het belang der heilige vereeniging; indien hij ook weet, dat wij allen medewerken om slechts
351
352 LKVEN EN DEUGDEN
één hart en ééne ziel uit te maken, dan zal hg ongetwijfeld ons liefhebben en ons als zijne dierbare kinderen zegenen.quot; (1)
Vereeren wij heden het tweede blijde geheim van den H. Rozenkrans, het Bezoek van Maria bij Hare Nicht Elisabeth, en vragen wij door de voorspraak van de Allerheiligste Maagd en van den H. Dominicus eene volmaakte liefde tot den evenmensch.
OVERWEGING
ii
VOOR DEN DERDEN DIKGSDAG.
De veracbiing tan den II. Doniinicus voor lijdelijke goederen.
Vbi enim est thesaurus tuus, Ui est cor tuum. J. Matth. VI, 21.
Waar uw schat is, daar is ook uw hart.
1. Overwegen wij, welken afkeer onze gelukzalige Vader gevoelde voor alle aardsche goederen. Hij achtte ze zoo gering, dat hij die ijdolheden geen genegenheid, ja zelfs geen gedachte waardig keurde. De wereld trachtte hem door het aanbieden van hare goederen, hare eerambten en hare genoegens te bedriegen en te verleiden; maar met welk een drift en fierheid verijdelde hij hare aanvallen en ontdekte hij hare begoochelingen ! Nog jong zijnde, deed hij afstand van de rijkdommen zijns vaders en bragt zich tot zulk een armoede, dat hij zijn dagelijksch brood moest gaan bedelen. De vergetelheid van het religieuse leven stelde hij boven de schittering van zijn luisterrijke afkomst, terwijl hij verklaarde, dat de eerambten hem zulk een vrees inboezemden, dat hij eerder des nachts, met een staf in de hand zou ontvluchten en zich in ballingschap begeven,
1) De eerwaarde Moeder Franeisca der Seraphijnen.
VAN DEN H. D0SIINICU3
dan een bisschoppelijke of andere hooge waardigheid aannemen. Om de aanzoeken der wereldsche genoegens te weerstaan pleegde hg de gestrengste boetvaardigheid en kruisigde zijn vleesch met al zijne begeerlijkheden en kwade neigingen; kortom, de aantrekkelijkheid der vergankelijke dingen was niet bij magte een gevoel van behagen en droefheid, hoop of vrees in hem op te wekken, want levende in de wereld, was hij als dood voor alles, wat Jesus niet was en kon in niets behagen scheppen, wat buiten Jesus, den eenigsten schat zijns harten, gelegen was.
Wij meenen onthecht te zijn aan de wereld, omdat wij de gelofte hebben afgelegd om haar te verachten ; maar is de wereld waarlijk voor ons gekruist, en zijn wij waarlijk gekruist voor de wereld? Is er niets in ons gedrag, wat strijdig is met de christelijke
zedeleer ?..... Onthechten wij ons dan voor goed aan
alles, wat God niet is en zeggen wij met den H. Franciscus van Sales; »Heer, ruk mij uit de wereld, of ruk de wereld uit mijn hart.quot;
2. Overwegen wij, hoe onze H. Vader, na alle gehechtheid aan het aardsche uit zijn hart gebannen te hebben, al zijne gedachten en neigingen tot het Hemelsche rigtte. Van zijn teederste jeugd af bragt hij de spelen en vermaken der kindschheid ten offer, om vele uren in het gebed te kunnen doorbrengen; het bezoeken der heilige plaatsen was later toen hij te Palencia studeerde, zijn eenige uitspanning terwijl hij, eenmaal onder de kanunniken van Osma op-opgenomen , een geheel engelachtig leven leidde en zich ter naauwernood buiten het klooster vertoonde; kortom gedurende geheel zijn leven kende hij geen grooter geluk dan Jesus te beminnen en te dienen. Niets scheen er op aarde te zijn, wat zijn aandacht verdiende en daarom rigtte hij dan ook al zijne uitwendige handelingen tot God, als het eenig middel-
353
LEVEN EN DEUGDEN
punt waartoe al zijne werkingen moesten zamen-loopen. Vreugde en droefheid, arbeid en rust, de tegenwoordigheid van hen, die hij beminde, en hunne afwezigheid: alles was hem een middel om zich met dengene te vereenigen, dien hij tot eenig erfdeel had uitgekozen.
En waarop hebben wij onze neigingen en gedachten gevestigd, wij die kinderen zijn van dien luisterrijken Vader, wij, die hem volmaakt moeten navolgen? Slaan wij dikwijls een blik naar het Hemelsch vaderland, waarheen wij ons begeven, om ons hart los te rukken van dit ballingsoord, waarin wij veroordeeld zijn nog een weinig tijds te verblijven ? Helaas! wat toeven wij op deze aarde? Wie zal ons naar die heilige stad opvoeren, waarvan de Allerhoogste zelf de grondslagen heeft gelegd, waar wij niet weer zullen moeten verzuchten naar Hem, noch naar hen, die ons beminnen en die wjj beminnen? Hier op aarde wordt ons hart van droefheid overstelpt, hier worden wij dagelijks
door smart gefolterd, hier worden wij gedwongen i
uit te roepen: »Wie zal mij van dit sterfelijk ligchaam c
verlossen.quot; (1) Verdragen wij dit alles nogtans met. c
geduld; vereenigen wij ons, zoover onze dagelijksche »
krankheden zulks toelaten, met Hem, die ons aan i
die kwellingen kan onttrekken. In Hem alleen vinden I
wij rust, buiten Hem vinden wij niets dan weder- g
waardigheden en smarten. Maar, vinden wij alleen v
in Jesus rust, waarom haar dan in de schepselen k
gezocht ? Roepen deze ons niet toe: «Ik ben voor K
n niet gemaakt, zoekt elders uw vrede, uw vreugde, ; h
nw troost; Sursum corda! Heft uwe harten omhoog!quot; I n:
Hemelwaarts derhalve onze verwachting, onze vreug- I gi
354
1) Quis me Uberahil de corpore morlis hujvs? S. Panl. ■Rom. Vil, 24.
1
VAN DEN H. DOMIN1CÜS
Vereeren wij heden het derde blijde geheim van den H. Rozenkrans, de Geboorte van Jesus, en bidden wij door de voorspraak van de Allerheiligste Maagd en van den H. Dominicus om een ware verachting voor de wereld.
OVERWEGING
VOOR DEN VIERDEN DINGSDAG.
De ijver van den ü. Dominicus voor hel zielenheil.
Qui facit ministros tuos flaumas ignis. S. Paul. Hebr. I, 7.
Hij maakt zijn dienaars gelijk aan vurige vlammen.
1. Beschouwen wij den vurigen ijver voor de zaligheid van anderen, die onzen Gelukzaligen Vader bezielde, en die voortsproot uit zijne grenzelooze liefde. Niets bedroefde hem zoozeer, als een beleediging Gode aangedaan. »0, God!quot; riep hij uit, »heb medelijden met de zondaars! Ach, wat zal er van die zondaars geworden?....quot; En hij vervulde de lucht met zijn bitter gezucht en droevige klagten. Toen de H.H. Petrus en Paulus hem eens verschenen en hem het apostolaat met deze woorden oplegden: »Ga en predik, want hiertoe heeft God u uitverkozenquot;, gaf hij aanstonds gehoor aan dit bevel. Eerst bekeerde hij te Toulouse zijn ketterschen gastheer, bij wien hij zijn intrek had genomen: vervolgens snelde hij tot de Albigenzen, van welke ketters hij meer dan honderd duizend tot de ware Kerk wederbragt, doorliep Frankrijk, Spanje, Italië, hervormde overal de zeden, roeide de misbruiken uit en voerde zondaars van eiken leeftijd, van alle geslacht, van allen stand, tot God terug. Teregt had zijne moeder hem in een droomgezigt gezien met een brandende fakkel, die de geheelc wereld verlichtte, want inderdaad, hij was »een vurige vlam,quot; die wjjd en zjjd de stralen der goddelijke
355
LEVEN EN. DEUGDEN
liefde verspreidde. »Doch zijn ijver stelde zich niet »tevreden met te werken aan de verheerlijking van gt;God en vele zielen voor Hem te winnen, hij wilde, »door overgroote liefde gedreven, zich zei ven in »zijne kindereu vermenigvuldigen en stelde onze »heilige Orde in, die zoovele ijverige Evangelie-»predikers heeft voortgebragt. O mijn Godl riep ihij in vervoering van liefde uit, door Uwe onmetelijk-»heid zijt Gij overal tegenwoordig en ik dien ü »slechts op weinige plaatsen; Uwe eeuwigheid volgt »ü in alle tijden en nog oneindig daarna en ik »kan U slechts gedurende de weinige dagen mijns »levens dienen. Met Uwe hulp moet ik derhalve »mijne onmagt aanvullen. Schenk mij dan kinderen, »die in mijne plaats zullen arbeiden in landen, »waar ik niet wezen kan, om Uwe glorie aan de »geheele aarde te verkondigen en die, na mijn »dood, mijn verlangen zullen vereeuwigen om LT, »gedurende alle eeuwen, te verheerlijken.quot; (1) Tot dit einde deelde hij, gelijk het hart aan de ledematen, de vurigheid van zijn geest aan zijn kinderen mede en deze, door den geest van hunnen Vader bezield, hebben zich hierdoor zoo schrikwekkend gemaakt voor de hel, dat de duivelen vol razernij meer dan eens hebben uitgeroepen: Die Orde strekt tot onze beschaming.
Heer, verlevendig in ons steeds den geest van onzen Gelukzaligen Vader en geef, dat, in den naam der kinderen van den H. Dominicus, de hel altijd verschrikt moge terugdeinzen.
356
2. De H. Dominicus toonde zijn brandenden ijver niet alleen door zijne vurige verlangens naar het zielenheil, maar ook vooral door de schitterende en luisterrijke voorbeelden, waardoor men met regt op hem kan toepassen, wat de H. Schrift van den
1) De eenvaarde Moeder Francisca der Seraphijueu.
VAN DEN H. DOMINICUS
H. Joannes den Dooper zegt; »Hij was een brandende en lichtgevende fakkel.quot; (1) Met weinig vrucht zou hi) in 's Heeren wijngaard hebben gearbeid, indien zijne werken niet gelijkvormig waren geweest aan zijne woorden, indien de uitwendige heiligheid zijner zeden niet beantwoord had aan de inwendige heiligheid zijns harten. Hij zelf gaf zijnen broeders het voorbeeld in de armoede en de verachting der wereld, ging hen voor in de stipte onderhouding van den regel, dien hij tot in de kleinste bizon-( derheden, zoowel in het koor als in de eetzaal, te huis als op reis, onderhield en waarvan hij niet dan om de dringendste redenen afweek. De ootmoed en zachtheid van zgn geest, zijn geduld, zijn zelfbeheersching, zijne liefde, in een woord: door al deze deugden leidde hij een zoo zuiver, heilig en onberispelijk leven, dat de ketters, zijne bitterste vijanden, nooit gelegenheid vonden hem zelfs het minste te verwijten. Door zijn heiligen levenswandel predikte hij nog krachtiger dan door zijn woorden en won meer harten door zijne heldhaftige zelfverloochening, dan door zijne preken en redevoeringen, hoe overtuigend deze ook mogten wezen. Tot rigtsnoer van zijn gedrag had hij zich dezen grondregel des Goddelijken Meesters gekozen: gt;Ik heilig mij voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in de waarheid,quot; (2) en arbeidde aldus niet uit eigen belang aan zijne volmaaktheid, maar alleen uit ijver voor de glorie Gods en de zaligheid der zielen.
«Dierbare, beminde broeders,quot; schreef hij aan de religieusen van Polen, »gij, die mijn vreugde en vertroosting zijt, »haast u in de ware rust te
1) Ille er at lucerna ardens et Ineens, S. Joan. V, 35,
2) Et pro eis ego sanctifico meipsum, ut sint et ipsi sanclijicati in veritate. S. Joan. XVII, 19.
357
4
LEVEN EN DFUGDHN
treden;quot; (1) gij, die anderen opwekt zich te spoeden, die hen waarschuwt om te waken en niet ophoudt, alle geloovigen tot heiligheid aan te sporen, toont zelve in al uwe handelingen de zuiverheid en heiligheid van uwen staat. Zorgt, dat terwijl gij anderen het Evangelie des vredes verkondigt, gij zeiven de banden der broederlijke liefde, die u vereenigen, vaster zamenknoopt. Wilt gij de gehoorzaamheid en ootmoed door anderen laten bemind worden, tracht dan zei ven dagelijks meer en meer gelijkvormig te worden aan Jesus Christus, die het volmaaktste toonbeeld is geweest der nederigheid, en gehoorzaam was tot den dood des kruises. Bestemd om, evenals de Engelen, te werken aan het zielenheil, moet gij door een onberispelijk gedrag die verhevene, hemelsche bediening in eere houden. Gedraagt u met allen eerbied onder Gods oogen en wandelt voortdurend in Zijne Goddelijke tegenwoordigheid; sticht alle geloovigen, opdat in den biechtstoel en op den kansel, uw woorden gelijk zijn aan vurige »vlammen, die uwe toehoorders verlichten en in liefde tot God ontsteken.quot; (2)
Gedragen wij ons volgens de raadgevingen en voorbeelden van onzen Gelukzaligen Vader. Al wat hij aan zijne zonen, die de dienaars van Jesus Christus zijn, gezegd heeft, zegt hij ook aan ieder onzer, voor zoover het met onzen staat overeenkomt, want »wij zijn allen gezonden, om te werken voor de »zaligheid van onze aiel en van die onzer mede-»menschen, door de beoefening der deugd, die het «afbeeldsel is der christelijke leer, en door het »voortdurend gebed, dat in den evenmensch de »deugden aankweekt.quot; (3)
1) Festinemus ergo ingredi in illam requiem. S. Paul. Heb. IV, 11.
2) Brief, toegeschreven aan den H. Domiuicus.
3) De H. Catharina van Seuen. Zamenspraak LXXXVI, 6.
358
VAK DEN H. DOMINICUS 359
'
Vereeren wij heden het vierde blijde geheim: de Opdragt van Jesus in den tempel, en vragen wij door de voorspraak van de Allerheiligste Maagd ©n den H. Dominicus een vurigen ijver voor het zielenheil.
OVERWEGING
VOOK DEN VIJFDEN DINGS DAG.
Over ODzeD pligt om deu 11. Dominicus le vereereo en oa le rolgeu.
Ronora patrem tuum. Deut. V, 16.
Eer uwen vader.
1. Overwegen wij de beweegredenen, die ons tot de vereering van onzen Gelukzaligen Vader moeten aansporen. Baar de H. Dominicus ons bizonder tot zij no Orde geroepen heeft, verpligt ons de dankbaarheid hem te beminnen en als onzen vader te eeren; en »wien anders onder de Heiligen zouden »wij beminnen dan dengene, dien God vereerd en •op zoo vele wijzen verheerlijkt heeft ? Indien een •goddelijk gebod de kinderen verpligt hunnen vader »te eeren, wat moeten wij dan niet doen, om een •vader te eeren, dien God met zoovele buitenge-•wone gaven begiftigd heeft?quot; (1) Sedert het gelukkig oogenblik, waarop wij zijne H. Orde intraden en ons door hem aan Jesus en Maria toewijdden, waakt hij over ons met een vad^ijk-ö zorg en verkrijgt voor ons talloos» genaden en gunsten. Maar al hadden quot;'a liem niöts anders te danken dan ^ ëeluli van zijn kinderen te zijn, aauAicn wij die genade alleen hoog genoeg kunnen schatten? Welk een eer en roem: Kinderen te zijn van een vader, zoo luisterrijk en vermogend bij God, zoo dierbaar aan Maria, zoo gehecht aan de
1) De eerwaarde Moeder Francisca der Seraphijnen.
LEVEN EN DEUGDEN'
Kerk, zoo bewonderenswaardig voor de wereld; bekleed te zijn met een gewaad, waarop zoovele eiligen in den Hemel en op de aarde roem dragen; deel uit te maken van een Orde, die, volgens de H. Catharina van Senen, »een breede weg is, vreugdevol en met bloemen bezaaid;quot; (1) eindelijk te leven in vereeniging met zoovele heilige zielen, die door hunne deugden geschitterd hebben en nog bun hemelschen glans verspreiden! Stellen wij dit geluk op hoogen prijs en onderzoeken wij, hoa wij tot nu toe onzen Gelukzaligen Vader hiervoor dankbaar zijn geweest, wien wij zoo vele en zoo krachtige middelen tot onze heiliging en onze zaligheid verschuldigd zijn. Met welke naauwgezet-heid onderhouden wij onze regels? Welke achting koesteren wij voor ons heilig ordeskleed?
2. De grootste eer en hoogachting toont men voor de heilige instellers der religieuse Orden, wanneer men als ware kinderen hunne deugden tracht na te volgen; want gelijk een natuurlijke vader gaarne in zijn kinderen zijn evenbeeld ziet, zoo verheugen zich ook deze H. Ordestichters, als zij ons hunne deugden zien navolgen en in ons den geest, dien zij tot erfdeel hebben nagelaten, zien voortleven. Vandaal kunnen wij ons heden voorstellen, hoe de H. Dominicus, als een fiere adelaar, die zijn jongen tot vliegen aanspoort, ons de hoogste hemeltransen den weg aantoont, waarop lig ons door zijne deugden is voorgegaan, en ons opwekt, t.e volgen, door de woorden VS/H den Jtd• P3/nlus» vfiii mrj
gelijk ik navolger ben van Christus, (a-; Ko., v,fit niet beklagenswaardig zijn, wanneer onder geleide van een vader, die zoo nederig, zoo onthecht aan
1) Zameuspraken CLVIII, 13.
3) Imitatores mei estate, ticvt et ego Christi. I Cor. XI, 1,
360
VAN DEN H. D0MINICÜ3
de wereld, zoo verstorven, zoo zachtmoedig, zoo liefdevol tot Jesus was, wij nog verslingerd zouden zijn op wereldsche genoegens, traag in den dienst van God, ongeduldig en van eigenliefde vervuld? Met welk recht zonden wij hem dan nog onzen vader kunnen noemen? Hoe zouden wij dan nog kunnen hopen, dat hij ons in ons stervensuur voor zijne kinderen erkenne? Moeten wij integendeel niet vreezen, dat hij alsdan tot ons, evenals eertijds tot die religieusen, die zijne liefde onwaardig waren, zal zeggen: *• Noemt mij niet meer uwen vader, ik erken u niet voor mijne kinderen.quot; (1)
Onderzoeken wij ons geweten, hoe wij onze geloften , onze regels en vooral de stilzwijgendheid, waarvan onze Gelukzalige Vader zich nooit heeft willen ontslaan, onderhouden hebben; hoe wij do vasten, die hij steeds streng onderhield, het gebed en de andere oefeningen, die onze Orde eigen zijn, volbragt hebben. Overwegen wij onze talrijke overtredingen en maken wij het voornemen ons leven te beteren. »Onze heilige Vader heeft wel is waar, met reuzenschreden voortgaande, in de beoefening der deugden een hoogte bereikt, waartoe weinigen zullen kunnen geraken; maar dit moet ons geenszins ontmoedigen; bewonderen wij hetgeen buitengewoon is in zijn gedrag en streven wij hem na in hetgeen waarin hij navolgbaar is.quot; (2)
1) Toen, weinig tijds na den dood des H. Dominicus, de religieusen van het klooster Sint Nicolaas, te Bologne, van de wetten der armoede waren afgeweken door een te prachtig klooster te houwen, verscheen de H. Vader in het midden van bet toor, op het oogenblik, dat een der religieusen zong: „Om pro nobis, beate Patei Dominice, bid voor ons. Gelukzalige Vader Domluiamp;wa,quot; pn voegde, verontwaardigd en bedroefd, hun de bovenaangehaalde woorden
2) De eerwaarde Moeder Francisca der Seraphijnen.
361
LEVEN EN DEUGDEN
Vereeren wij heden het vijfde blijde geheim: de Vinding van Jesus in den tempel en vragen wij door de tusschenkomst van de Allerheiligste Maagd altijd waardige kinderen van den grooten H. Dominicus te zijn.
VOOB BEN ZESDEN DINGS DAG.
Over den geest des gebeds van den U. Dominicus.
Ojtortet semper orare et nunquam defwere. S. Luc. XVIII, 1.
Men moet altijd bidden en nooit oplioaden.
1. Overwegen wij, hoe onze gelukzalige Vader alleen door een gedurige oefening van het gebed tot zulk een verheven trap van deugd gekomen is. Hij beminde het gebed zoozeer, dat bij gansche nachten aan den voet des altaars in gemeenzaam onderhoud met Jesus doorbragt. Niet alleen gedurende de oefening van het gebed , maar te midden der bezigheden en vermoeijenissen van zijn apostolisch, werkzaam leven was hij steeds in heilige ingetogenheid en geleek hierin aan een dier geesten, waarvan de Profeet spreekt, die, terwijl zij vlogen, voortdurend in God verslonden waren. Op zijn reizen, in zijne ziekten, gedurende zijne predikatiën, twistreden en onderhandelingen hield hij zich zoozeer met God vereenigd, dat hij ofschoon levende op aarde, met den Apostel zeggen kon, dat zijn verkeer in den Hemel was. Alhoewel hij niet het leven van een kluizenaar, maar dat van een apostel leidde, wist hij toch deze twee verschillende staten te vereenigen, doordien »de werkzaamheid des apostelaats in het minste r/ii11 uiec verstoorde, noch de rust van bet beschouwend leven de werkzaamheid van zijn
362
V4N DEN H. DOMIOTCUS
363
apostelaat verhinderde.quot; (1) Hg liet derhalve nooit noch in de rust des kloosters, noch in de werkzaamheden van het predikambt, het gebed achter; ja, wat meer is, op zijn sterfbed schreef hij zgn broeders voor: »altijd over God of met God te spreken.quot; Daardoor gaf hij te kennen, dat de menschen, langzamerhand hunne natuurlijke zwakheid verlatende , door de vereeniglng met God, zeiven bijna goden zouden worden, volgens het woord der H. Schrift: igt;Di.e zich aan den Heer hecht, wordt één met Hem.quot;
Wisten wij, hoe noodzakelijk en voordeelig dit zoet verkeer met Jesus voor onze ziel is, met hoeveel verlangen eu vurigheid zouden wij ons dan niet tot het gebed begeven! Maar, wat kannen wij hier in dit oord van verwarring en onrust van ons zeiven hopen, indien wij ons niet boven al die hinderpalen verheffen om ons oog tot God alleen te rigten? Om ons van het gebed te ontslaan, werpen wij welligt op, dat de bezigheden en werkzaamheden , waartoe onze staat ons verpligt, zulks verhinderen; maar hebben wij meer bezigheden dan de H. Thomas van Aquinen, de H. Vincentius Ferrerius, de H. Ca-tharina van Senen en zelfs onze heilige Vader? Hebben deze groote Heiligen nogtans niet uitgemunt in het gebed en hiertoe steeds den noodigen tijd gevonden? Verminderen wij die ijdele gesprekken en nuttelooze bezoeken, stellen wij orde in het gebruik van onzen tijd, dan zullen ons nog genoeg oogen-blikken voor het gebed overblijven. Mogt echter de tijd ons volkomen ontbreken, welnu, bouwen wij dan, gelijk de H. Catharina van Senen, in ons hart een cel, die wij nooit behoeven te verlaten en waar wij voortdurend, zonder onze bezigheden te onder-
1) Ludovicus van Granada. Redevoering over den H. Dominions.
LEVEN EN DEUGDEN
breken, aan God het offer onzer gebeden kunnen opdragen.
2. Overwegen wij de groote gunsten en genaden, die onze gelukzalige Vader in de heilige oefening des gebeds verwierf. Hij ontving daarin de gave eener zeer verheven bespiegeling en werd hierdoor tot de kennis der hoogste waarheden en der goddelijke volmaaktheden opgevoerd. Het licht, dat God hem daarbij schonk, was zoo levendig en doordringend dat het hem dikwijls van het gebruik zijner zintuigen beroofde en in de hoogste geestverrukking voerde. In deze goddelijke school putte hij de verhevene wijsheid, die hem over zoovele ketters deed zegevieren en hun de valschheid hunner leeringen overtuigde ; daar werd hij door dat hemelsch licht bestraald, waardoor hij zoovele zondaars uit de duisternis der zonde tot God wedervoerde en de H. Schriften in tegenwoordigheid des Pausen in den verhevensten zin verklaarde. Door die liefde tot het gebed eindelijk, ontving hij de gave van voorzegging, en van mirakelen benevens vele andere buitengewone genaden.
Welk een hemelsche daauw van genaden zou ons dor, onvruchtbaar hart niet verkwikken, zoo onze gebeden in den waren geest gestort werden? Wij zouden dan het gebed niet verlaten, vooraleer wij met meer kracht waren toegerust om onze gebreken te bestrijden en de deugden van onzen staat te verkrijgen. Door het gebed zouden wij kalmte vinden in onze ongerustheden, moed in onze smarten, licht in onzen twijfel. Moeten wij ons derhalve thans verwonderen, wanneer wij met zoo weinig ingekeerdheid, ootmoed, vertrouwen, geloof en liefde bidden, dat wij altijd ledig, arm, zwak, ongerust en onstandvastig van het gebed wederkeeren? Eoepen wij den bijstand in van onzen Gelukzaligen Vader, om door zijne vermogende voorspraak den geest aoo gotorig te verwerven. Nooit heeft hij
864
I VAN DEN H. DOMINICUS 365
l iets aan God gevraagd, wat hem niet is toegestaan;
kunnen wij dan nog twijfelen, dat hij voor ons eene zoo kostbare genade zal bekomen, indien 'r wij er hem met vertrouwen, nederigheid en vol-
j harding om smeeken?
O, Heilige Vader! Evenals de Apostelen tot Jesus, roepen wij, uwe kinderen, tot u: »Leer ons bidden;quot; (1) verkrijgt voor ons dien geest van gebed, zonder i welkun wij nooit uwe ware kinderen kunnen zijn.
Vereeren wij heden het eerste droevig geheim: de doodstrijd van Jesus in den hof der Olijven; en vragen wij door de voorspraak van de Allerheiligste Maagd en den H. Dominicus de genade om allen afkeer voor het gebed te overwinnen.
ll
a 'gt;
[1
s e 9 9 a e
OVERWEGING
VOOR DEN ZEVENDEN DINGSDAG.
Over de inwendige en uitwendige versterving van den H. Dominicas.
Qui autem sunt Christi, carnem mam crucifixerunt cum vitiis el concupiscetiüis. S. Paul. Gal. V, 24.
Die aan Christus toebehoorcn, hebben hun vleesch met zijne kwade driften en begeerlijkheden gekruist.
1. Overwegen wij, hoe onze Gelukzalige Vader de inwendige versterving beoefende. Van jongs af a I verklaarde deze kloekmoedige leerling van Jesus ,, i Christus een hardnekkigen oorlog aan zijne harts-e | tochten, legde nooit de wapenen om ze te bestrijden g | neder en verkreeg hierdoor een wonderbare bale \ heersching over zich zeiven. Hetzij hij door weder-st waardigheden werd gekweld of aan zielssmarten
? ten prooi was, nooit scheen hij droevig of verstoord,
n maar was altijd verheugd in de kwelling en ge-
quot; 1) Doce nos or are. S. Lne. XI, 1.
LEVEN EN DEUGDEN
duldig in het lijden. Eens door een hevigen regenbui, die de rivieren deed wassen, overvallen, begon hij, over dit ongeval evenals over allen tegenspoed verheugd, met luide stem den Heer te loven en te verheerlijken en hief den lofzang: »Ave maris stellaquot; en vervolgens den: gt;Veni Creatorquot; aan. »In één woord,quot; zegt de Gelukzalige Jordanus van Saksen, »niets verstoorde de rust zijner ziel dan het medelijden en de barmhartigheid, en,quot; voegt hij er bij, »zoo de inwendige vrede, door Adam verloren, volmaakt en ongeschonden in eenig mensch had kunnen worden aangetroffen, dan zeker in den H. Dominions, die bij voor- en tegenspoed zich zeiven steeds gelijk bleef.quot;
Denken wij een oogenblik na over die groote waarheid, dat het wezen der christelijke en religieuse volmaaktheid bestaat in de voortdurende bestrijding en onderdrukking onzer ongeregelde hartstochten. Al onze inwendige oefeningen van godsvrucht zijn, zonder deze zelfverloochening, evenals zonder den geest des gebeds, een ligchaam zonder ziel, een schijndeugd zonder werkelijkheid.
Welk een dwaling: naar de volmaaktheid streven en de noodzakelijkste middelen, om daartoe te geraken, verzuimen! Heilig willen zijn en zich niet door voortdurende versterving geweld willen aandoen ! Onderzoeken wij welke onze heerschende drift is; waartoe gevoelen wij de krachtigste en ongeregeldste neigingen, in welke fout hervallen wij het meest? Hebben wij tot nu toe ooit een krachtdadige poging aangewend om dien hartstogt te ontwortelen en vaste, onwrikbare besluiten gemaakt om hem voor altijd uit te roeijen?
2. Beschouwen wij de onverbiddelijke strengheid, waarmede onze Gelukzalige Vader, terwijl zijn geest en hart van Jesus' lijden diep doordrongen waren, zijn onschuldig ligchaam be-
366
VAN DEN H. DOMINICUS
367
handelde. Wetende dat het vleesch, wanneer het niet door vasten en verstervingen onderdrukt wordt, zich verzet tegen den geest, omgordde hij zich met een ijzeren keten en matte zijn ligchaam door alle eoort van arbeid af. Volgens het getuigenverhoor zijner heiligverklaring geeselde hij zich iederen nacht met drie ketens en smeekte, somwijlen als hij uitgeput was, met aandrang een medgezel de geeseling voort te zetten. Een dezer geeselingen was voor de zondaars, een ander voor de zielen van het vagevuur en het derde tot uitboeting zijner eigen zonden. In plaats van een linnen onderkleed, droeg hij een zeer ruw haren boetekleed. Nog kind zijnde verliet hij in stilte zijne wieg en legde zich op den grond te rusten neder; deze versterving der zinnelijkheid legde lüj zich later nog dikwijls op ten huize van zijn oom te Palencia, en vooral te Osma. Moest hij ergens voedsel gebruiken of overnachten, dan volgde hij niet zijn eigen keuze, maar die zijner broeders en toonde des te grooter vreugde, naar gelang hij slechter bediend werd. Zoo matig was hij in zijne maaltijden, dat hij dikwijls slechts van ééne spijs gebruikte en gedurende veertig jaren noch vleesch at, noch de vasten in zijn hevigste ziekten overtrad. Wanneer hij des nachts van de reis wederkeerde , al was hij ook doortrokken van den regen, dan begaf hij zich naar de kerk, legde na lang gebeden en zich door het waken afgemat te hebben, het moede hoofd op het altaar te rusten neder, of wel gunde zijn verstijfde ledematen een weinig rust op een lijkbaar, naarmate hij dien dag meer of minder gereisd had. Zoodra hij bniten een dorp was, ontdeed hij zich van zijn schoeisel en ging blootsvoets voort, hoe ongebaand de wegen ook mogten wezen. Stootte hij den voet tegen een steen dan verheugde hij er zich over en zeide zonder eenige ontsteltenis: ^Ziedaar onze boetvaardigheid.quot;
368 LEVEN EN DEUGDEN .
»Wat doen wg, wij die zoozeer aan onze gemakzucht toegeven en zoo bevreesd zijn ons ligchaam te kastijdea ? Wij zoeken in alles voldoening voor onze zinnen en deze heilige -man zocht in alles zijne zinnen te versterven! O, wat zijn de wegen der heiligen en de middelen, die zij hebben aangewend , verschillend van de onze. Welke verontschuldiging zullen wij aanbrengen om onze lafhartigheid te regtvaardigen ?quot;(1) Altijd zoo verstrooid en met zoo weinig liefde bezield voor de vernederingen en het smartvol lijden van Jesus, leiden wij een zinnelijk leven vol teedere bezorgdheid voor ons ligchaam, dat voor alle versterving terugschrikt. Een ligte ongesteldheid is ons voldoende om de gewigtigste oefeningen, waartoe onze staat ons verpligt, achter te laten. »Men draagt zooveel zorg voor zijne gezondheid bij het onderhouden van den regelzegt de H. Theresia, »dat men hem inderdaad nooit naauwkeurig onderhoudt en sterft zonder hem gedurende een maand, ja zelfs gedurende een dag volmaakt te hebben opgevolgd. Met betrekking tot de boetvaardigheid vreest men zoozeer onbescheiden te zijn, dat het te wenschen ware, dat men in al het overige zoo bezorgd was.quot; (2) Volgens de verpligting van onzen staat moeten wij de harts-togten, die onzen geest weerspannig zijn, onderdrukken , maar hoe zullen wij hiertoe ooit geraken, zonder medehulp der uitwendige versterving? Wij moeten ons het leven van onzen gelukzaligen Vader . niet alleen voor oogen stellen om het te bewonderen, maar vooral om daarin ons voorbeeld te zien en ons hierdoor op te wekken hem in ernst na te volgen; 1 ten minste in zijn volmaakte getrouwheid om de moei- 1 lijkste verpligtingen van den regel te vervullen. (3) 1
1) Ludovicus van Granada. Redevoering over den H. Dominicus.
2) Weg der volmaaktheid. Hfdst. X.
3) De eerwaarde Moeder Praneisca der Seraphijnen.
TAN DEN H. DOMINICUS
Vereeren wij heden het tweede droevig geheim: de geeseling van Christus, en vragen wij door de voorspraak van de Allerheiligste Maagd en van den H. Dominicus, den geest van versterving.
OVERWEGING
VOOR DEN ACHTSTEN DINGSDAG.
Over het geduld en de zaclilmocdigheid van den H. Dominicus.
Per patientiam cur ramus ad propositum. nobis certamen.
S. Paul. Hebr. XII, X.
Laat ons ia verduldiglieid loopen tot den voor ons liggenden kampstrijd.
1. Teregt kan men zeggen, dat onze Gelukzalige Vader, evenals de Apostel Paulus, zijn apostelambt met veel geduld uitoefende; want om zielen voor God te winnen en hardnekkige ketters tot de waarheid terug te leiden, doorstond hij duizende tegenstrevingen, wederwaardigheden en moeiten. Wie zal ze kunnen opsommen, die talrijke offers voor het heil der zielen door hem aan God gebragt ? Aan hoeveel vervolging, gevaar en smaad, zonder te spreken van de koude, den honger den dorst en de vermoeidheid, door hem op zijne reizen, die hij gedurende tien jaren blootsvoets aflegde, geleden, stelde hij zich niet bloot? Hoe dikwijls was hij niet bet voorwerp van verraad, laster, verachting en verguizing? En nog was dit lijden niet genoeg, ook de hel spande met de wereld zamen om Gods dienaar te kwellen en in zijn arbeid te bemoeijelijken. Op duizenderlei wijze, nu eens in zijn persoon, dan wedor in den persoon zijner broeders vielen de duivels hem aan om zijn ijver te doen verflaauwen en de verspreiding zijner Orde te beletten. Te midden dezer aanvechtingen vernam men echter nooit, noch
369
LEVEN EK DEUGDEN
gedurende zijne ziekte, noch zijne vele beproevingen, de minste klagt uit zijnen mond. Broeder Bonvisi verhaalt, dat toen hij te Milaan, waar de heilige aan de koorts leed, dezen verpleegde, nooit een enkele zucht aan diens lippen ontsnapte en hij steeds diep in het gebed en de beschouwing verslonden scheen. Toen de koorts geweken was, sprak onze Gelukzalige Vader met zijne broeders over God, las hun voor uit een geestelijk boek, of liet, als zijne krachten dit niet veroorloofden, het door een der broeders doen.
Gewoon zjjnde zich eerder over tegen-, dan over voorspoed te verheugen, loofde en dankte hij God voor zijne ziekte en toonde, ondanks de hevigste kwellingen, steeds een opgeruimd en blij gelaat. Gelijk een brandende fakkel door den wind aangewakkerd , voortdurend feller vlamt, zoo werd ook bij den H. Dominions het vuur der begeerte naar smarten meer en meer ontstoken, naar gelang hij grootere pijnen had te doorstaan. Wij hebben zeker zulke harde beproevingen niette lijden, wij hebben zeker zulke zware kruisen niet te dragen en nogtans, hoe is ons geduld! Worden wij niet om de kleinste tegenstrijdigheden verontwaardigd? Blozen wij derhalve van schaamte, dat wij dienaars zijn van den met doornen gekroonden Jesus en zijne eereteekenen: de smart, de oneer, de verachting weigeren te dragen; dat wij kinderen zijn van een vader, die het lijden met zooveel vurigheid beminde en wij niet
het geringste leed met geduld kunnen verduren.....
Leeren wij, dat de deugd van geduld, die den mensch het Lam zonder vlek tot aan het kruis doet volgen, het voornaamste kenteeken is, dat de ziel de onvolmaakte liefde voor de volmaakte verlaten heeft.quot; (1)
870
2. Overwegen wij de zachtmoedigheid, waarmede
1) De H. Catharina van Senen. Zamenspr. LXXVII.
VAN DEN H. DOMINICUS
onze Gelukzalige Vader in alle omstandiglieden en jegens alle personen handelde. De dwalingen der Albigenzen bestreed hij met zoo groote zachtaardigheid en bedaardheid in woorden en daden, dat de vijanden der Kerk, door die onbegrijpelijke zachtmoedigheid ontwapend, zich meer dan eens aan zijne voeten wierpen. Op zekeren dag door een hunner boosaardig in een met doornen begroeid woud geleid, ontviel hem , ofschoon bij iederen tred het bloed uit zijne verscheurde voeten stroomde, geen enkele verwijting, maar verdroeg hij als een zachtmoedig lam deze smarten met het diepste stilzwijgen. Door deze zelfverloochening, door dit groot geduld diep bewogen bad de tronwelooze gids den Heilige om vergeving en bekeerde zich tot God. Ten opzichte zijner broeders schitterde vooral zijne zachtmoedigheid uit. Betrapte hij iemand op eene overtreding, dan vervolgde hij zijn weg alsof hij niets bespeurd had, maar zeide hem eerst later met kalmte en liefdevolle woorden: sBeken het, mijn broeder, gij hebt kwalijk gehandeld,quot; door deze welwillende handelwijze wekte hij dan de religieusen tot schuldbekentenis op en zend hen, schoon hij de fouten streng strafte , nooit ontevreden van zich weg.
O, groote, onvergelrjke Heilige! Teederste, liefderijkste aller vaders; neen, de wereld heeft u niet gekend, toen zij u van te strengen ijver beschuldigde, of liever zij heeft u gelasterd, gelijk zij den zacht-moedigen, nederigen Jesus, die de goedheid, de liefde, de oneindige barmhartigheid zelve is, gelasterd heeft.....Maar ik, nw onwaardig kind, ik wil uwe
deugden doen herleven in mijn gedrag en aldiis in zekeren zin u de glorie wedergeven, waarvan men u beroofd heeft. Zonder mij te beklagen zal ik lijden en mijn ijver steeds door nederigheid, gematigdheid en zachtmoedigheid regelen; zonder mij te wreken zal ik de bjjtende scherts, de bespottingen en be-
371
LEVEN EN DEUGDEN
leedigingen verdragen. O, mogt ik ze zelfs met vreugde aannemen! Schenk mij hiertoe de genade »goedertieren Vader, H. Dominicus, wees het werk uwer handen gedachtig, spreek bij den oppersten Eechter ten voordeele nwer arme dienaars.quot; (1)
Vereeren wij heden het derde droevig geheim: de krooning van Christus met doornen, en vragen wij door do voorspraak van de Allerheiligste Maagd en van den H. Dominicus, het geduld en zachtmoedigheid.
VOOR DEN NEGENDEN D1NGSDAG.
Over de liefde van den ii. Dominicus lot God.
i'ortis est ut mort dilectio. Cant. VIII, 6.
De liefde is sterk als de dood.
1. Overwegen wij de vurige liefde, waarmede onze gelukzalige Vader God beminde. De vermeerdering van Gods glorie was het eenigst doelwit zijner handelingen en niets verlangde hij zoozeer, dan dat de Heer door hem en door allen gediend en verheerlijkt werd. Wanneer, volgens het woord van Jesus Christus, de mond spreekt uit den overvloed des harten, dan moeten wij ons niet verwonderen, dat de heilige mond van dezen bewonderenswaardigen man slechts met God en over God kan spreken, daar zijn geest geheel in de liefde Gods verslonden was. Vroeg men hem , waar hij zijn welsprekendheid geput bad, dan antwoordde hij: »In bet boek dei-liefde; en dit is voldoende om iemand voor de wetenschap en de prediking op te leiden.quot; In bet vuur der bespiegeling was hij dikwijls geheel op-
1) Vit de Getijdeu van den H. Dominicus.
372
VAN DEN H. DOMINICUS
getogen in God en van de aarde ontheven; terwijl hij zoozeer het lijden van Jesus voor oogen had, dat de overweging der smarten van onzen goddelijken Verlosser gedurende zijne reizen zijne eenige bezigheid was. Alsdan treurde en zuchtte hij en zeiae tot degenen, die hem vergezelden: gt;Gaat voor mij iiit en onderhoudt u over onzen Zaligmaker,quot; om alzoo ongestoord zich in Jesus' lijden te verdiepen en aan zijn tranen een vrijen loop te geven. Doch voegen wij bij de kenteekenen eener zoo brandende liefde nog zijne heldendeugden, die nog grooter bewijzen zijn van de liefde, waarin zijn hart ontvlamd was en trachten wij ons een denkbeeld te vormen van de kracht dezer goddelijke liefdevlammen.
Indien een enkele vonk' van dit vuur op ons hart nederstortte, dan zou het geheel en al in liefde ontvlammen; ja, al onze gedachten, al onze woorden, al onze handelingen zouden dan slechts liefde ademen en wij zouden, evenals de vurige navolgster en dochter van onzen luistergken Vader, de gelukzalige Stephana Quinzano, voortdurend een stem hooren, die tot ons hart riep: gt;Liefde! Liefde!quot;
God, het vleeschgeworden Woord, de gekruiste Jesus, de opperste Middelaar zij derhalve het voorwerp onzer begeerten, onzer gedachten, onzer werken. Trachten wij uit liefde tot Hem niet alleen met geheel ons hart en al onze krachten de zonde en de ongetrouwheid te ontvlugten, maar ook alle kruisen, die Zijne vaderlijke Voorzienigheid ons gelieft op te leggen, met geduld aan te nemen en zelfs met vreugde te omhelzen. Laten wij ons uit liefde tot Hem gaarne en zonder aarzelen alle voldoening, allen troost en genoegens ontzeggen, die ons van Hem zouden kunnen verwijderen of onzen voortgang op den weg der volmaaktheid meer of minder zouden vertragen.
»Ik bid U, dierbare Jesus, dat de kracht Uwer
373
374 LEVEN EN DEUGDEN
liefde, die gelijk is aan melk en lioning, mij geheel en al doordringe en van al wat aardscli is aftrekke; opdat ik aan de wereld starve uit liefde tot de liefde van U, die uit liefde tot liefde van mij U gewaardigd hebt op het hout des kruises te sterven.quot; (1)
2. Indien een vurig verlangen ora steeds moeite lijden voor dengene, dien men bemint, hot zekerste en opregtste kenteeken is eener vurige liefde, wie heeft dan onzen gelukzaligen Vader in dit opzigt ooit overtroffen? Hoe dikwijls, niot tevreden met het lijden dat hij op zijn apostolische loopbaan ontmoette en met de smarten, die hij zich zei ven aandeed, stelde hij zich niet bloot aan de zamea-zwering en de vervolging der ketters! Hoe dikwijls zocht hij niet de gelegenheid om uit liefde tot Jesus zijn bloed te vergieten! »Hij verzuchtte naar den marteldood, als een dorstig hert smacht naaide levende waterbron.quot; (2) Door de ketters ondervraagd , wat hij zou gedaan hebben, indien hij in hunne handenware gevallen, antwoordde hij: »Ik »zou u gesmeekt hebben, mij niet met een enkeion »slag het leven te benemen, maar mij langzamerhand »lid voor lid af te houwen, vervolgens mijne oogen »uit te rukken eu ten laatste mij half dood, badend »in mijn bloed, te laten sterven of te vermoorden »volgens uw welbehagen.quot;
Zoo verlangend was dit hart aldus naar smarten, dat zijne liefde een lijden uitvond, dat naauwelijks de wreedheid zou kunnen uitdenken. Geen wonder, derhalve dat God door een bovennatuurlijk licht de H. Gertrudis de toekomstige glorie van onzen gelukzaligen Vader openbarende, er bijvoegde, dat deze door de vurigheid zijner begeerten tot die hoogte in den Hemel zou geraken. (3)
1) Gebed van den H. Thomas van Aquineu.
2) üit de getijden van den II. Dominicus.
gj Leven vau de H. Gertrudis. Boek IV. Hoofdst. Lil.
VAN DEN H. DOMINICUS
Een ziel, die niet bereidvaardig is om alle kruisen te omhelzen, begrijpt de zuivere liefde tot God niet. De volmaakte liefde verdrijft de vrees, niet alleen omdat zij de zial edelmoedig maakt in de beproevingen maar ook, omdat zij liaar aanspoort in het lijden zich te verheugen. Te midden der strikken, die men hem spande, hief onze gelukzalige Vader een lofzang aan en behield altijd, welke smarten of welk leed hij ook verduurde, de beminnelijke kalmte zijner gelaatstrekken. Is onze liefde tot God in eenig opzigt gelijk aan de zijne? Soms ontwaren wij welligt in ons esnige teedere, gevoelige aandoeningen , maar dit is inbeelding en bedrog; want als het kruis ons overvalt, verstooten wij het; als Jesus ons den lijdenskelk aanbiedt, wenden wij onze lippen af. Neen, wij beminnen Jesus nog niet met een opregte, vurige liefde; maar smeeken wij Hem, dat wij voortaan Hem-alleen boven alle schepselen dezer wereld met de reinste en hartelijkste liefde mogen beminnen.
Voreeren wij heden het vierde droevig geheim: fa kruisdraging van Christus, en vragen wij door de voorspraak van de Allerheiligste Maagd en van den H. Dominicus, eene vurige liefde tot God.
OVERWEGING
VOOR DEN TIENDEN D1NGSDAG.
Over den geest vau armoede van den 11. Dumiiiicus.
Dominus pars Imereditatis meae. Ps. XV, 5.
De Heer ;s mijn erfdeel.
1. De liefde van onzen Gelukzaligen Vader voor de evangelische armoede bleek schitterend uit zijn eigen gedrag en uit het verlangen, dat hij koesterde, om die schoone deugd in zijne religieusen te zien uitblinken.
Overwegen wij, hoe deze voorname deugd door
375
LEVEN EN DEUGDEN
tem zeiven beoefend werd. Van kindsbeen af verkoos hij haar tot bruid. Nog jong zijnde onthield hjj zich niet alleen van allen overvloed maar zelfs van tct noodzakelijke, ten einde den armen bij te staan, züg van zijn rijk, vaderlijk erfgoed af en leefde altijd als een ware beminnaar der strengste armoede. Tot voorbeeld zijner religieusen hield hij zich tevreden met een enkel kleed, een versleten mantel en een kort scapulier; hij duldde nooit, hoe vermoeid hij ook was, dat een ander zijn reiszak droeg, bedelde van deur tot deur en verheugde zich. over de verachting, die hij zich door deze nederige oefening op den hals haalde. Evenals zijn goddelijke Meester had hij dikwijls des nachts geen steen om zijn hoofd neder te leggen en geen brood om zich te voeden; in zulk een toestand, zonder legerstede zonder brood smaakte hij de grootste vreugde en
dankte God..... Hij had geen eigen cel en stierf op
de cel van een zijner medebroeders, wien eveneens
het kleed, dat hij toen droeg, toebehoorde.....
Indien wij door onzen gelukzaligen Vader als zijne kinderen erkend willen worden, dan moeten wjj het voornemen maken voortaan de ontberingen zonder klagen te verduren, de lasten van onzen regel, de armoede onzer cel, de hardheid onzer legerstede, de ruwheid der spijzen ten minste met onderwerping aan te nemen en niet beschaamd zijn om in onze kleederen, onze verblijfplaats en in alles, wat tot ons gebruik strekt, arm te schijnen. »Tot hun allergrootst ongeluk, gaan sommigen alleen groot op den naam der armoede en omhelzen haar alleen op voorwaarde, dat hun niets zal ontbreken. Zij willen doorgaan voor vrienden der armoede, maar vlugten zooveel mogelijk alles , wat de armoede vergezelt: den honger, den dorst, de verachting en de vernedering. Dit is niet het voorbeeld navolgen van Hem, die ofschoon oneindig rjjk, zich voor
376
VAN DEN H. D0M1NICU8
ons arm heeft gemaakt; dit is niet in beoefening brengen, wat wij in het leven van den H. Dominicus, onzen Vader, aantreffen.quot; (1)
»0, Gij, die na al uwe goederen te hebben verlaten, van alles ontbloot, arm als Jesus, den weg der volmaaktheid hebt afgelegd; gij, die liever schatten voor den Hemel, dan voor de aarde vergaderd (2) hebt en arm waart in vergankelijke goederen, maar rijk ( door de zuiverheid uws levens; o, welbeminde Vader I »thans, nu gij dit ballingsoord verlaten hebt om , den vrede des Hemels te genieten, nu uw armoedig gordelkleed in een schitterenden mantel is veranderd,quot; (3) heb medelijden met uwe kinderen, verrijk hen met uwe deugden, want dit is de eenige schat, waarnaar wij streven.
2. Onze gelukzalige Vader heeft de armoede niet voor zich alleen gekozen, maar haar tot erfdeel aan zijne kinderen nagelaten. Hij wilde, dat zij zou heerschen in hun voedsel, in hunne kleederen, in hunne kerken, maar vooral in hun hart. Van af het begin der Orde, liet hij niet toe, dat zijne religieusen grondbezittingen hadden, maar zij moesten leven van aalmoezen en dit wel zoo matig, dat, wanneer in het klooster genoeg levensmiddelen voor één dag waren, men dien dag niet mogtbedelen, i noch iets ontvangen. Allen verbood hij, zich in
i tijdelijke aangelegenheden te mengen, behalve hun, die daarmede belast waren; kortom, door allerlei wijze en voorzigtige maatregelen trachtte hij zijne broeders de armoede te doen onderhouden en liefhebben. Toen de Procurator van het klooster Sint Nicolaas te Bologne, tijdens de afwezigheid des heiligen, de cellen eene elleboogslengte had opge- tijdelijke aangelegenheden te mengen, behalve hun, die daarmede belast waren; kortom, door allerlei wijze en voorzigtige maatregelen trachtte hij zijne broeders de armoede te doen onderhouden en liefhebben. Toen de Procurator van het klooster Sint Nicolaas te Bologne, tijdens de afwezigheid des heiligen, de cellen eene elleboogslengte had opge-
1) De H. Vincentius Ferrerius. Verhandeling over het geestelijk leren. Hoofdst. I.
1 2 Gebed van den gelukzaligen Jordanns van Saksen.
' 3) Getijden van den H. Dominicus.
377
LEVEN EN DEUGDEN
trokken, begon de H. Vader bij zijn terugkomst deze vergrooting ziende, te weenen en zeide, den Procurator en de religieusen ernstig berispende: »Wat, wilt gij de armoede verlaten en groote paleizen bouwen?quot; Vervolgens wilde bij bij zijne kinderen niet overnachten, maar ging bij de Minderbroeders gastvrijheid verzoeken. »Teu laatste willende toonen, dat bij de koninglijke armoede tot zijn bruid had uitverkoren, sprak hij in zijn testament zijn vloek en dien van God uit, tegen diegenen onder zijne kinderen, die iets op een algemeene of bizondere wijze zouden bezitten of achterhouden.quot; (1)
Laten wij om deze verschrikkelijke vervloeking te vermijden en integendeel de zegeningen van onzen Vader over ons te doen nederdalen, de armoede van geest en hart bewaren; nemen wij met vreugde de gelegenheden te baat, die zich aanbieden om iets voor de heilige armoede te lijden en verlangen wij evenals onze Gelukzalige Vader te sterven, van alles ontbloot met den Heer alleen tot ons erfdeel.
378
Vereeren wij heden het vijfde droevig geheim-, de kruisdraging van Christus en bidden wij door de voorspraak van de Allerheiligste Maagd en van den H. Dominicus, om de liefde tot de armoede.
1) De H. Cathariaa vau Senen. Zamenspr. CLVIII, 9.
VAN DEN H. D0M1NICÜS
OVERWEGING
VOOR DEN ELFDEN DINGSDAG.
Over hol geloof en bel vertrouwen ran den 11. Dominicus.
Adjutorium nostrum in nomine Domini, qui fecit caelum et terrain.
Ps. CXXTTI, 3.
Onze hulp is in den naam des Heeren, die hemel en aarde gemaakt heeft.
1. In geheel het leven, in alle handelingen van onzen gelukzaligen Vader, sprak het geloof, de eerste der goddelijke en do oorsprong van alle anderen deugden, op schitterende wijze uit. Met het eerste stoffelijk levensvoedsel, had hij ook het geestelijk voedsel tot onderhoud van zijn bovennatuurlijk leven ontvangen, (1) was hij onder den invloed dier goddelijke deugd opgegroeid en door de kracht des geloofs gesterkt om voor God en voor de H. Kerk de grootste offers te brengen. Door zijne geschriften was hij een onverschrokken verdediger (2) en door zijne deugden een getrouwe leerling van dat geloof, er ontbrak nog alleen, dat hij dit met zijn bloed bezegelde. Maar, al stierf hij niet voor dat geloof den marteldood, toch heeft hij dikwijls door zijn verlangen zijn leven hiervoor aangeboden en door zijne Orde, de Orde der Waarheid, als een bolwerk der H. Kerk tegen de aanvallen dor hel, in te stellen, als het ware zoo dikwijls zijn bloed vergoten, als er onder zijne kinderen martelaars en belijders van het gelooi zijn geweest. Met één woord; hij was, gelijk de H. Theresia zeide: de cherubijn van den geestelijken hof der Kerk. Wanneer de H. Schrift zegt: »Aan hunne vruchten zult gij ze kennen,quot; (3) wat moeten wij dan besluiten van de volmaaktheid van dit
1) De regtvaardige leeft uit het geloof. S. Paul. Hebr. X, 38.
2) Strenue defensor fidei,
3) Ex fructibus eorum cognoscetis eos* S. Matth. VII, 20.
379
380 LEVEN EN DEUGDEN
geloot, dat zooveel wonderen wrocht, zoovele deugden voortbragt en vooral tot zulk een brandende liefde tot zulk een diepen eerbied voor God en Godsdienst tot zulk een wonderbare aandacht in de viering der goddelijke Geheimen en tot zulk een vurigen ijver voor de bekeering der ketters en ongeloovigen opwekte?
O, Indien ons geloof zoo kwijnend niet ware, dan zou het, evenals een vruchtbare boom, overvloedige vruchten van heilige begeerten en godvruchtige werken voortbrengen! Maar met welken geest zijn onze werken, zelfs onze heiligste, als het gebed, het ontvangen der H. Sacramenten, enz. bezield? Hoe gedragen wjj ons in de beproevingen, in de geestelijke dorheden, in de bekoringen? Zoeken wij in alles en overal alleen God en Zijn heiligen wil? O, Gelukzalige Vader, vraag voor ons dien wonderbaren geest van geloof, die u steeds bezielde; bid Jesus, dat Hij het geloof in onze harten verlevendige.
2. Zoo krachtig en vast het geloof van den H. Dominicus was, zoo onwankelbaar was ook de hoop en het vertrouwen dat hg in God gesteld had. Dit vertrouwen, dat in de ziel ontstaat door het geloof aan Gods eigenschappen en aan de beloften des Hemels, was in den heiligen Vader zoo standvastig, dat noch de wereld, noch de hel, noch de tegenspoed, noch de beproevingen van welken aard ook, het tot wankelen konden brengen. Eijk door zijn vast vertrouwen op God, achtte hg de menschelgke hulpmiddelen gering. Ondernam hij eenig werk, dat de uitbreiding zijner Orde of het welzijn der H. Kerk ten doel had, dan was niets in staat hem af te schrikken. Had hij gebrek aan geld, kleederen of brood dan riep hij Gods hulp in en gaf zich vol vertrouwen aan Gods heiligen wil over. Waren de rivieren door den regen gewassen, zoodat hij ze niet kon overtrekken, dan maakte hij slechts
VAN DES H. DOMINICU3
het teeken des Kruises, beval zijne medgezellen hem te volgen en bereikte droogvoets don tegenover-gestelden oever. Vol vertrouwen op Gods genade zoud hij dikwijls de meest onontwikkelde zijner broeders nit om het geloof te verkondigen en zeide hun: »Gaat zonder vrees;quot; door dit woord gesterkt gingen zij heen en bekeerden, gelijk de H. Dominicus voorzegd had, de grootste zondaars. Kortom, hij stelde zoo groot vertrouwen op de Voorzienigheid, dat hij vast hoopte alles, wat hij aan God vroeg, hetzij voor de verbreiding zgner Orde, hetzij voor het welzijn der zijnen of van anderen, te zullen verkrijgen.
Waarom heffen wij dan niet, naar het voorbeeld van onzen Gelukzaligen Vader, in onze smarten, in onze droefheden, in onze noodwendigheden met vertrouwen onze blikken tot God? Waarom geven wij ons over aan een ijdele vrees voor onze zaligheid en verliezen wij den moed bij het zien onzer talrijke gebreken? Waarom twijfelen wij te bekomen wat wij aan God vragen? Heeft Hij niet, gelijk Hij aan de H. Catharina van Senen zeide, »eene oneindige magt om ons goed te kunnen doen, eene oneindige wijsheid waardoor Hij ons goed weet te doen en eene oneindige goedheid om ons goed te willen doen?quot;
Vereeren wij heden het eerste roemrijk geheim: de verrijzenis van Christus en vragen wij, dooide voorspraak van de Allerheiligste Maagd en van den H. Dominicus, de deugden van geloof en vertrouwen in God.
381
LEVEN EN DEUGDEN
OVERWEGING
VOOR DEN TWAALFDEN DINGSDAG.
Over de volmaakte zuiverheid van den 11. Dominicus.
Fiat cor meum immaculatum in justijicationibus tuis, ut nou confundar. Pa. CVIII, 80.
Dat mijn hart zuiver zij in uwe geregligheden, opdat ik niet beschaamd worde.
1. Overwegen wij de zuiverlieid des harten van onzen Gelukzaligen Vader. De H. Dominicus had eene zoo zuivere ziel, dat hij, volgens de getuigenis zijner levensbeschrijvers en der H. Kerk zelve, haar nooit met een enkele doodzonde bezoedeld heeft. »De grootste fout, die hem in zijn stervensuur eenigzins verontrustte, bestond hierin: dat hij in eene algemeene, openbare biecht bekend had van God de gave der zuiverheid te hebben ontvangen. Ofschoon hij deze bekentenis alleen had afgelegd, om God hierdoor te verheerlijken, beschuldigde hij zich nogtans hiervan als van eene groote zonde en buitensporige hoovaardij; want hij vreesde, dat er bij de meening, om zijne broeders te stichten en tot God te voeren, ongemerkt een geheim gevoelen van eigenwaarde was ingeslopen.quot; (1)
Vergelijken wij deze fout van onzen heiligen Vader met onze eigene fouten! Helaas! de onzen zijn oneindig groot in getal, hoedanigheid en boosheid. Zullen wij in ons stervensuur bij ons gewetensonderzoek slechts ligte onvolmaaktheden of zware, met overleg bedreven zonden te beweenen hebben? Indien wij op dit oogenblik voor God moeten ver-schijnen, wat zou ons geweten ons antwoorden? Zou het ons, evenals bij den H. Paulus, zeggen: »Ik ben mij van geen enkele fout bewust,quot; (2) of
1) De eerwaarde Moeder Franeisca der Seraphijnen.
2) Nihil enim mihi comcius sum. S. Paul I Cor. IV, 4.
382
VAN DEN H. DOMINICUS
wel, zooals bij David: »Mijne ongeregtigheden zijn talrijker dan de haren van mijn hoofd, mijn hart bezwijkt er onder?quot; (1) Voorkomen wij de schaamte en de schrik van dat vreeselijk oogenblik door meelacht te geven op de kleine fouten en geringe overtredingen. Zuiveren wij dikwijls ons hart en waken wij zelfs voor onze kleinste gebreken.
2. Overwegen wij het groote voorregt der maagdelijke zuiverheid, dat de H. Dominicus van den Hemel ontvangen had. Toen de heilige Vader aan de H. Catharina verscheen, (2) ten einde haar aan te sporen om in zijne Orde te treden, droeg hij in de hand, een schitterend witte lelie die evenals het braambosch van Mozes brandde zonder te verteeren, en maakte zich hierdoor aan haar bekend als de heilige, van wien de Kerk zegt; »Hij vereenigde de kroon der Maagden met die der Leeraars.quot; (3) Herkennen ook wij onzen gelukzaligen Vader aan zijne maagdelijke zuiverheid, want »de bloem der maagdelijkheid ongeschonden bewarende, erlangde hij de zuiverheid van een bevoorrcgt leven.quot; (4) Ofschoon hij deze groote gunst gedurende zijn leven altijd verborgen had, oordeelde hij het nuttig haar op zijn sterfbed aan zijne kinderen te openbaren, om hen daardoor tot liefde en hoogschatting voor deze deugd op te wekken en voegde er de belofte bij, dat, indien zij deze engelachtige deugd met zorg bewaarden, zij wonderbaar zouden vooruitgaan op deze wereld.
Hoe hoog achtte hij dezen kostbaren schat 1 Met welk eene zorg waakte hij hierover! Eene naauw-
1) Multiplicaiae sunt {iniquitates) super capillos cujiitis mei et cor mettm dereliquit me. Ps. XXXIX, 13.
2) Leven der H. Catharina van Seuen, door E. Cartier. 1 Deel, hoofdst. V.
3) Uit de Getijden van den H. Dominicus.
) Uit de Getijden van den H. Dominicus.
883
LEVEN EN DEUGDEN
keurige behoedzaamheid over al zijne zinnen, het vlugten der ledigheid en gevaarlijke gelegenheden, voortdurende kastijding des ligchaams, eene aanhoudende beoefening van het gebed waren de krachtdadigste middelen, die hij aanwendde, om deze engelachtige deugd te bewaren, üit zijne woorden, zijne houding, zijne zedige blikken: uit alles, sprak deze maagdelijke zuiverheid, terwijl hij van deze deugd niet dan met liefde en heilige geestdrift kon spreken. Kortom, hij bezat de zaiverheid in zoo hooge volmaaktheid, dat van zijn ligohaam, evenals van een lelie, een aangename geur uitging en hij dikwijls met een oogopslag in de door zonden onteerde harten de bekoringen verdreef en het goddelijke vuur der zuivere liefde ontvlamde. Door deze deugd was hij zoo welgevallig aan da Koningin der Engelen, dat er weinig heiligen zijn aan wie de H. Maagd zoo talrijke en schitterende voorregten geschonken heeft.
Indien wij onzen gelukzaligen Vader herkennen aan zijn zuiverheid, zal hij ook ons door dat hemelsch kenteeken als zijne kinderen herkennen? lloe getrouw zijn wij tot nu toe geweest, om de belofte te houden , die wij aan Jesus, onzen Bruidegom gezworen hebben? Indien wij ze ooit verbroken hebben zijn wij wel diep beklagenswaardig, maar indien wij ze door Gods genade, altijd getrouw hebben vervuld moeten wij altijd gedenken, dat wij dien kostbaren schat in brooze vaten dragen en wij derhalve niet voorzigtig genoeg kunnen zijn, om hem ongeschonden te bewaren. Vermijden wij de gelegenheden, vreezen wij elk onderhoud, elke nuttelooze, ijdele gedachte en geven wij streng op ons zeiven acht.
»0, licht der Kerk, leoraar dor waarheid, roos van geduld, ivoor van zuiverheid, gij hebt hot water der wijsheid om niet geschonken; o, prediker
884
VAN DEN H. D0M1NICÜS
der genade, vereenig ons met de gelukzaligen,quot; (1)
Vereeren wij heden het tweede roemrijke geheim; de hemelvaart van Christus en vragen wij door de voorspraak van de Allerheiligste Maagd en van den H. Dominicus de genade eener volmaakte zuiverheid naar ziel en lichaam.
VOOR DEN DERTIENDEN DINGSDAG.
Over de godsvrucht van den 11. Dominicus tol de B. Maagd Maria.
Et unde hoe mihi ut veniat mater Domini mei ad me ? S. Luc. I, 43. Vanwaar mij dit geluk, dat de moeder mijns Heeren tot mij komt.
1. Overwegen wij de godsvrucht van onzen gelukzaligen Vader tot de allerheiligste Maagd Maria. Van zijn prilste jeugd verkoos hij haar tot zijne moeder en beminde haar zoozeer, dat hij tranen stortte, wanneer hij slechts aan haar dacht. De naam van Maria zweefde steeds op zijne lippen en hij sprak dien gezegenden naam met zooveel liefde en eerbied uit, dat hij door de zoetheid, die hij daarin vond, als in geestverrukking scheen. Zonder ophouden verkondigde hij haren lof, en vlocht dien in al zijne preken in en trachtte daardoor aller harten tot liefde jegens Maria te ontsteken. Als insteller en verspreider der godsvrucht van den Rozenkrans verkondigde hij dit gebed, zoo welgevallig aan Maria, met zooveel vrucht, dat het weldra door de geheele Kerk werd aangenomen en verspreid. Vooral legde hij zich er op toe de godsvrucht tot Maria in de harten zijner kinderen te drukken, met ze door woord en voorbeeld tot eeno bizondere vereering dier Hemel-Koningin aan
11 Uit de Getijden van den H. Dotninicns.
385
25
LEVEN EN DEUGDEN
te sporen, en slaagde hierin zoozeer, dat zij zich te allen tijde en op alle plaatsen als hare getrouwe dienaars getoond hebben. Niet te verwonderen is het derhalve, dat de duivel op zekeren dag, door de bezwering der H. Kerk, vol woede uitriep: »Vervloekt, o Dominicus, zij de godsvrucht, die gij voor de H. Maagd Maria, de Moeder Gods, gehad hebtl Vervloekt zijn uwe religieusen, vervloekt zij uwe Orde! Liever zou ik de pijnen der hel doorstaan dan tot uwen lof te spreken..... Ik zeg u,
dat Dominicus een der dierbaarste vrienden is van Maria..... En Gij, groote God, Gij dwingt mij Dominicus , mijn grootsten vijand, te loven, want Gij wilt, dat allen weten, hoe goed en heilzaam het is Uwe Moeder te beminnen en met godsvrucht te dienen. O, Dominicus, ik koester voor u een dieperen haat, dan de menschen voor de pest.
Neen, de duisternissen van den helschen afgrond kunnen mij zoo wreed niet folteren als de woorden, die ik thans verpligt ben tot uwen lof te spreken. O hoe groot was uwe godsvrucht tot Maria! Om die vurige vereering moet ieder den H. Dominicus mot ijver dienen, wil hij welgevallig zijn aan de Allerheiligste Maagd Maria.quot; (1)
2. Overwegen wij, welke overvloedige genaden Maria op haren welbeminden zoon Dominicus deed nederdalen. Moeijelijk zou het zijn al die gunsten op te sommen. Herinneren wij ons slechts, hoe hij nooit eeno genade verzocht, die hij niet door de voorspraak van Maria verkregen heeft; dat hij door Maria tot haren apostel en tot insteller van don H. Eozenkrans werd uitverkoren, dat zij hem in zijne beproevingen te hulp kwam en dikwijls hem uit den Hemel verscheen, om hem te troosten, te versterken en te onderrigten. Zij toonde hem aan
1) Bezweringen, uitgeaproktn den 21 September 1670 te Sainte-Baume.
386
VAN DEN H. DOMINICUS
haren goddelrjlfen Zoon als een getrouw en krijgshaftig kampvechter, om kloekmoedig te strijden, alle hoosheden uit te roeijen en Gods gramschap, die op het punt stond over de wereld los te barsten door boetvaardigheid te doen bedaren. »Hij was een fakkel die God door tusschenkomst van Maria aan de menschen gegeven heeft, want zij schonk Dominicus het H. Ordeskleed en belastte zich van Godswege met de zorg over hem en zijne kinderen.quot; (t) Volgens den H. Vincentius Ferrerius was hij »het zout, waarvan de Allerheiligste Maagd zich bediende om de wereld voor algemeen bederf te bewaren.quot; (2) Ten laatste, toen onze gelukzalige Vader, op zijn sterfbed uitgestrekt, deze goede Moeder bad voor zijne kinderen, die hij als weezen zou achterlaten, ontving hij van haar dit antwoord, dat de maat harer gunsten vol maakte: »0, Dominicus, mijn welbeminde, omdat gij mij meer bemind hebt dan n-zelven, daarom zal ik uwe kinderen beschermen en verdedigen onder de schaduw van mijn maagdelijken mantel en allen, die in de onderhouding van uwen regel volharden, zullen zalig worden. (3)
Moeten troost en vreugde ons niet vervullen bij het vernemen eener zoo schitterende belofte, eener zoo zekere verwachting op ons eeuwig geluk ? Welk een erkentelijkheid moeten die buitengewone blijken van liefde ons, kinderen van eenen door Maria zoozeer hevoorregten Vader, en erfgenamen der genaden door hem va,n den Hemel ontvangen, niet inboezemen? Dienen wij derhalve Maria met getrouwheid, onder-houden wij naauwgezet onze heilige regels wier vervulling ons Maria's bijstand en liefde verwerven zal en denken wij aan de woorden van een godvruchtig schrijver: »dat de Koningin des Hemels niet te bell De H. Cattariua van Senen. Zamenspr. CLVIII, 10.
2) Eerste Preek over den H. PominicDS.
3) Leveu der H. Brigitta III Boek. hfdst. XVII.
387
LEVEN EN DEUGDEN
minnen, voor een kind van den H. Dominicus een bijna zeker voorteeken is zijner eeuwige verwerping. (1)
Vereeren wij heden het derde roemrijk geheim: de nederdaling van den II. Geest over de Apostelen en vragen wij, door tusschenkomst van den H. Dominicus, aan Maria de genade van haar altijd getrouw te mogen dienen.
OVERWEGING
VOOR DEN VEEETIENDEN DINGSDAG.
Over den kostbaren dood van den II. Dominicus. (2)
Intra in gaudium Domini tui. S. Matth. XXV, 21.
Treed in de vreugde des Heeren.
1. Overwegen wij, hoe onze Gelukzalige Vader op zijn sterfbed gesteld was; trachten wij bij dat plegtig, indrukwekkend tooneel met den geest tegenwoordig te zijn en vereenigen wij 'ons met zijne eerste leerlingen, die vol droefheid hun stervenden Vader omringen.
1) Annee Domhiicaine, door een priester der Derde Orde van den H. Dominicus.
2) Dese overweging kan men ook met vrncht houden op den 6n Augustus, den verjaardag van den dood des H. Dominicus. In de kloosters der Derde Orde in Frankrijk is het een gebruik, op dien dag de volgende godvruchtige oefening te verrigten:
De zusters begeven zich, in processie, van het koor naar hot altaar van den H. Dominicus en blijven daar aan den voet des altaars eenigen tijd (1) in overweging (neergeknield) over den dood van onzen luisterrijken Vader; daarna zeggen zij de volgende gebeden: „Gelukzalige Vader, die thans rust in Gods „schoot, en in Gods grootheid geheel verslonden zijt, gewaardig „O een blik te werpen op ons. Uwe kinderen; want, ofschoon „God het verheven voorwerp is Uwer voortdurende beschouwing, „ziet gij toch in dat goddelijk licht onze ellende en zwakheden. „Heb dan medelijden mee ons en sta ons bii in onze nood-
388
VAN DEN H. DOMINICDS
Evenals de Apostel Paulus heeft hij roemrijk den strijd des Heeren gestreden, de loopbaan afgelegd en Gods inzigten met naauwkeurige getrouwheid vervuld. Zijn engelbewaarder, die op den levensweg zijn vriend en geleider was, roept hem thans op Gods bevel en troost hem met deze zoete woorden: sKom, mijn vriend, kom in de vreugde, kom!quot; Wie kan de vreugde uitdrukken, die dat hart overstelpte, bij het hooren dier gelukkige tijding? Met welk een liefde en dankbaarheid zegende hij God, wiens barmhartigheid oneindig is 1 Te regt mag hij zich verheugen, want de talenten, hem door God toev^ftrouwd, heeft bij niet in den grond bedolven: eene nenigte zielen, door zijn ijver aan de hel ontrukt, voert hij als zegeteeken mede naar den Koning des Hemelrijks.
Indien God ons op dit oogenblik tot zich riep of ons sterfuur als aanstaande bekend maakte, hoe
„wendighedcn. Heilige Vader, vergeet Uwe kinderen niet. Schenk „hun, die naauwgezet volgens Uwe regels en voorschcifteu leven „de genade van volharding en aanzie met medelijdenden blik „hen, die hiervan mogten zijn afgeweken, opdat zij, niet langer „van Uw vaderlijke zorg en Uwe magtige bescherming verstoken, den roemvollen weg mogen vervolgen, waarop Gij ons „zijt voorgegaan. Doordring ons, die zoo dikwijls Uwe regels „overtreden hebben en in onzen eersten ijver verflaanwd zijn, „met den geest van onzen heiligen staat; geef ons de genade „van getrouw aan Gods inzigten te beantwoorden en verkrijg „voor ons, wij smeeken, wij bezweren het U, Gelukzalige Vader, „dat door de verdiensten van Uw heilig afsterven, ook onze „dood welgevallig moge zijn aan God, opdat wij met U eeuwig „in den Hemel Gods barmhartigheden mogen lofzingen. Amen.
Ant. „Heilige Dominicus, onze Vader, gij verdrijft door Maria „alle rampen en verkrijgt alle goederen voor ons.
v. „Bewaar ons. Gelukzalige Vader, als de appel Uwer oogen, R. „Bescherm ons onder de schaduw Uwer vleugelen.
LAAT ONS BIDDEN.
„Geef, o God, dat de verdiensten van onzen Gelukzaligen „Vader, den H. Dominicus, ons tot hulpmiddel mogen strekken „voor al onze kwalen. Amen.
389
LEVEN EN DEUGDEN
390
zouden wij dan gestemd zijn? Helaas, zou die tijding ons geen gegronde vrees aanjagen ? De tijd, die wij in zonde of werkeloosheid hebben doorgebragt, zou ons welligt beschuldigen; de ergernissen, dien wij onzen evennaasten hebben gegeven, de nalatigheid in het werk van God en van onze zaligheid zouden zich tegen ons verheffen. »Indien wij waarlijk wijs zijn, zullen wij eiken dag den dood afwachten, ons voor zijne komst gereed houden en tevreden de groote reis naar de eeuwigheid aanvaarden; want wat is meer onzeker dan het leven? De mensch is gelijk aan een kleinen vogel, boven wien dreigend een roofvogel zweeft of aan den ongelukkige, die aan het strand het schip ziet aankomen, dat hem voor altijd van zijn vaderland zal wegvoeren.quot; (1) 2. Overwegen wij de teedere liefde, die de H. Dominicus zijn kinderen betoonde, voor hij van hen voor altijd ging scheiden. Evenals de fakkel, vooraleer zij uitdooft, nog een laatsten schitterenden straal werpt, zoo scheen ook de ziel van onzen Gelukzaligen Vader in dat laatste oogenblik nog een helderder glans te verspreiden door de liefde, waarvan zijn hart voor zijne bedroefde kinderen overstroomde en door do heldendeugden, die hij nog op zijn sterfbed beoefende. Ofschoon door eene brandende koorts aangetast, wilde hij zich geheel gekleed en met een ijzeren keten omgord op een schamelen stroozak nederleggen. Vervolgens riep hij al zgne geestelijke kinderen tot zich, liet hun de beoefening der liefde, der armoede en der gehoorzaamheid tot erfdeel na en troostte hen met de belofte, dat hij hun in den Hemel nog voordeeliger zou wezen dan op de aarde. Daarna hief hij, met eene engelachtige uitdrukking op het gelaat, handen en oogen ten
1) De Gelukzaliae Henricus Suso. Boek der Eeuwige Wijsheid XXIV.
VAN BEN H. DOMINICüa
hemel en zeide: »Hemelsche Vader, ik heb volhard in eene volmaakte onderwerping aan Uwen H. wil. Hen, die Gij mij hadt toevertrouwd, heb ik bewaard ; ik beveel ze U daarom aan; bewaar hen en waak over hen.quot; Hierop begonnen de Paters de gebeden der stervenden te bidden en, toen men gekomen was aan de woorden: sKomt hem te hulp. Heiligen Gods; snelt hem te gemoet. Engelen des Heeren, ontvangt zijne ziel en voert haar op in de tegenwoordigheid des Allerhoogsten, vloog zijne ziel te midden der Engelenkoren naar den Hemel.
O, kostbare dood, hoezeer zijt gij te benijden! Gij voert een regtvaardigen balling van deze aarde
om hem het hemelsch Vaderland binnen te leiden.....
Streven wij eveneens naar dat geluk en bidden wij om evenals onze Gelukzalige Vader in onzen doodstrijd door de Allerheiligste Maagd Maria en onzen Engelbewaarder te worden bijgestaan. Roepen wij insgelijks de hulp in van den H. Dominicus, wiens heiligen dood wij overwegen, om ons in dat oogen-blik, dat over ons eeuwig lot beslissen zal, behulpzaam te wezen. Aan een groot aantal zijner kinderen, die in zijne armen gestorven zijn, heeft hij zich gewaardigd een bizondere hulp te verleenen, hoe gelukkig zouden wij derhalve zijn, indien ook ons zulk eene groote genade ware weggelegd!
Vereeren wij heden het vierde roemrijk geheim; de ten-hemelopneming van Maria en vragen wij door de voorspraak van de Allerheiligste Maagd en van den H. Dominicus de genade van een zaligen dood.
391
LEVEN EN DEUGDEN
OVERWEGING
VOOR DEN VIJFTIENDEN EN LAATSTEN DINGSDAG,
Over Je glorie van den H. Dominieus in den Hemel.
Quicunqueglorificaverit me, glorificaio eum. Reg. II, 30.
Al wie mij verheerlijkt, dien zal ook ik verheerlijken.
392
1. Overwegen wij, hoe God, na de ziel van onzen Gelukzaligen Vader uit dit ellendig ballingsoord tot zich geroepen te hebben, den luister des Heiligen door verschillende wonderen veropenbaarde, waaronder zeker het visioen, dat den Gelukzaligen Guala, prior van het klooster van Brescia, ten deel viel, vooral gedenkwaardig is. Deze heilige kloosterling zag op het oogenblik, dat de H. Dominieus den geest gaf, den hemel zich openen en twee ladders daaruit afdalen, waarvan de een werd vastgehouden door Jesus Christus, den ander door de Allerheiligste Maagd Maria. Beneden tusschen de twee ladders, waarlangs de Engelen afdaalden of opstegen, zag hij een schitterenden troon, waarop de ziel van onzen Gelukzaligen Vader, omstuwd van een stoet van hemelsche Geesten, die hem door hunne lofzangen verheerlijkten, geplaatst was. Vervolgens openden zich de poorten van het Paradijs en de gewijde hemelzalen ontvingen een inwoner te meer, terwijl »de kooren der Engelen hem toejuichten, die zich uit de vallei dezer gevaarvolle wereld verhief.quot; (1) Deze geheimzinnige ladders beteekenen de deugden, waardoor onze Gelukzalige Vader tot die verheven volmaaktheid is opgeklommen in de verstervingen, die hij gedurende zijn sterfelijk leven gepleegd heeft. De liefde tot God en den evenmensch, de verachting der aardsche zaken en de verloochening van zich zeiven, de versterving,
1) üit de Getijden van den H. Dominieus,
VAN DEN H. DOMINICUS
de armoede, het geduld, het gebed, de zniverheid, in één woord: alle deugden, zoowel van het werkend als van het beschouwend leven, waren de trappen, waardoor hij tot dien luister is gekomen, dien hij nu bezit en eeuwig genieten zal in den Hemel. »Verheugen wij ons met dezen trouwen vdend van Jesus,quot; gelijk de H. Theresia daartoe werd uitgenoodigd (1) en beschouwen wij den ladder, waarlangs de H. Dominicus ons toeroept hem te volgen, om ons met zich te vereenigen en met die genoegens te overladen, waarvan hij overstroomd wordt. Misschien schrikt de moeijelijkheid ons af en schijnt de weg ons te lang en te zwaar; maar,
1) Pater Marcellus Bouix verhaalt in zijne schoone vertaling van de werken der H. Theresia, het volgende feit volgens Ribera (Stichting van Segovia): „Voordat de H. Theresia Segovia verliet, om naar Avila weder te keeren, wilde zij eerst het Predikheeren-klooster van het H. Kruis bezoeken, dat bizonder beroemd is door eene kapel, waarin de H. Dominicus strenge boetvaardigheid pleegde en veel bloed vergoot. Vergezeld van den Pater Prior en van Pater Diego de Yanguas, die destijds haar biechtvader was, treedt zij de kapel binnen, nadert het altaar, werpt zich daar plat ter aarde neder en is weldra in een verheven gebed verzonken, waaronder zij onzen Gelukzaligen Vader Dominicus aan hare linkerzijde ziet staan. Na verloop van eenigen tijd riep Pater Diego de heilige. Terstond rigtte zij zich op en trachtte de tranen, waarmede zij als naar gewoonte in zulk eene omstandigheid besproeid was, te verbergen, en sprak vervolgens hare biecht aan Pater Diego, die daarna de H. Mis opdroeg en haar de H. Communie uitreikte. Thans geraakte de heilige wederom in geestverrukking en zag nogmaals den H. Dominicus aan hare linkerzijde. Zij vroeg nu, waarom hij zich aan deze zijde plaatste; waarop onze H. Vader antwoordde; „Omdat de regterzijde de plaats is van mijn Meester.quot; Onmiddelijk na deze woorden zag zij den Heer aan hare regterzijde. Jesus verbleef nog eenigen tijd met haar en zeide, alvorens haar van Zijne tegenwoordigheid te berooven: „Verheug n met mijn vriend.quot; De H. Theresia bragt nog twee uren in het gebed door, terwijl de H. Dominicus steeds aan hare zijde bleef en haar zijne vreugde over hare komst te kennen gaf. Hij verhaalde het lijden, dat hij in deze kapel doorstaan had.
393
394 LEVEN EN DEUGDEN
wat zijn al die inspanningen, al die vermoeienissen van zoo kort een leven vergeleken met de gelukzalige eeuwigheid, die God ons tot belooning bereidt? Verlevendigen wij onze hoop door deze zoete gedachte: het lijden is kort, maar de vreugde is eeuwig. Beklimmen wij met moed de trappen van deugden, die ons tot de hemelsche Heerlijkheid zullen opvoeren: beminnen wij vooral God uit geheel ons hart en onze broeders om God, bewijzen wij hun met een nederig en aan God onderworpen hart alle diensten; want deze deugden zijn de grondslag en de korte inhoud van onzen heiligen regel. Arm zijn in alles, wat het onze is en God niet is, beroofd van elk eigendom, van alle goed, van allen wil, van elk schepsel en van alles, wat ons van God kan aftrekken, opdat Hij ons hart, waarin Hij Zijn goddelijk beeld heeft gedrukt en al zijn genoegen en behagen vindt, geheel en ongestoord moge bezitten, ziedaar het doel onzer kloosterregels.... Om dit verheven doel te bereiken zijn al die bepalingen voorgeschreven en hoe beter zij tot dat einde geleiden, des te meer moeten wij die rogels beminnen, nakomen en in achting houden. Dit is het doel onzer geloften en onzer verpligtingen, die wij bij het omhelzen van den kloosterlijken staat op ons hebben genomen. Indien wij ze niet volbrengen zijn wij meineedig en ongetrouw jegens God. Vervullen wij ze daarentegen naauwgezet, dan zullen wij het doel bereiken, dat onze Gelukzalige Vader zich heeft voorgesteld, want daarin bestaat
maar ook de groote genaden waarmede God hem begunstigd had en beloofde ten Inalste onder vele troostrijke woorden, de H. Theresia de band drukkende, haar krachtdadig bij te staan in alles, wat hare Orde betrof. De H. Theresia zeide naderhand, dat God haar op die heilige plaats zoovele genaden en zoovele vertroosting geschonken had, dat zij ganrne uooit dat heiligdom verlaten zou hebben.quot; Ribera. Leven der H. Theresia. Hfdst. XIII.
VAN DEN H. DOMINICUS
395
de ware geest en het wezen der Orde, die hij gesticht en der regels, die hij heeft vastgesteld.quot; (1) 2. Overwegen wij, dat de glorie, die de heilige Dominicus thans in den Hemel geniet, de eenige belooning niet is, die hij ontvangen heeft, maar dat God zijn naam in de geheele, heilige Kerk nog verheerlijkt heeft. Hoevele kerken en altaren zyn hem toegewijd, hoevele kloosters zijner Orde, hoevele steden, gewesten en koningrijken zijn onder zijn bescherming gesteld! Hoevele gunsten heeft God door zijne voorspraak verleend, hoevele wonderen door zijne tusschenkomst gewrocht! Kon zijne nederigheid ooit op deze aarde meer verheven worden?.... Indien hij nn reeds overal geëerd, geroemd en geloofd wordt, welk een glorie zal hem dan op het einde der eeuwen, in tegenwoordigheid der gansche wereld, toegekend worden? De H. Gregorius zegt, dat ieder uitverkorene, op den laatsten dag des oordeels zal verschijnen met de wapenen, die hij op den helschen vijand veroverd heeft; hoe luisterrijk zal derhalve dan de verschijning van onzen Gelukzaligen Vader zijn, gevolgd door de zielen, die hij gedurende zijn apostolaat aan de hel heeft ontrukt ? Wie zal de ongeloovigen tellen, die door zijn leering verlicht, de zondaars, die door zijn arbeid en gebeden bekeerd zijn? Hoevele zijner luisterrijke kinderen, onze broeders, die zijne voetstappen hebben gedrukt en door de onderhouding zijner regels tot het toppunt van heiligheid zijn geklommen, zullen hem in dien plegtigen optogt volgen en deelen in de vreugde der gelukzaligen! Wat schitterende glorie! Wat luisterrijke stoet! Wat roemvolle zegepraal!.... En wij, zullen wij tot het getal dier gelukkige, bevoor-
1) Pater Tauler. Predicatie voor den vierden Zondag vaa de Vasten.
396 LEVEK EN DEUGDEN
regte kinderen van den H. Dominicus behooren, die de H. Catharina van Senen, in een geestverrukking, door den heiligen Vader aan den goddelijken Verlosser zag aanbieden »en waarvan hij zeide, dat zij zijn verdiensten en roem waren?quot; (1) Zullen wij op dien dag een deel uitmaken van den schitterenden stralenkrans des heiligen Dominicus of zullen wij uitgesloten zijn van de vereeniging onzer jubelende, zegepralende broeders en zusters? Het lot is in onze handen. Indien wij de regels van onzen heiligen Stichter nakomen en zijne voorbeelden volgen, zullen wij aan de glorie van dien dag nog meer luister bijzetten; maar verloochenen wij onze verheven roeping, zijn wij aan onze geloften ontrouw, beantwoorden wij niet aan Gods genade, dan zal de heilige Dominicus zich te regt over ons schamen en ons niet voor zijne kinderen erkennen.
»0 heilige Vader Dominicus, sta op en druk de voetstappen des Zaligmakers 1 Verzoen ons, die gij weet, dat in de oogen des Scheppers misdaan hebben, door uwe veelvermogende en liefdevolle tnsschen-komst met Christus en verkrijg ons de vergiffenis onzer zonden, de rust onzer zielen en de vreugde des Hemels.quot; (2) Amen.
Vereeren wij heden het vijfde roemrijk geheim: de krooning van Maria, en vragen wij door de voorspraak van den H. Dominicus de genade van eens met hem en al zijne hinderen onder den mantel van de Koningin des Hemels vereenigd te mogen zijn.
1) Leven der H. Catharina van Senen, door Cartier; getuigenis van Broeder Barthelemi.
2) Uit de Getijden van den H. Dominicus.
ter voorlereiiinE tot let feest
ƒ*• F
VAN DE ATHARINA VAN ^ENEN.
Over de volmaaklheid, waarmede deze heilige onzeo Beer Jesus Chrislus heefl nagevolgd.
Deze drie overwegingen zijn zeer geschikt om zich voor te bereiden tot het feest van de H. Cat-harina van Senen, die luisterrijke dochter van den H. Dominicus, voor allen de heldin harer eeuw en voor ons in het bijzonder de ware uitdrukking van den geest der Predikheeren-Orde. In haar zien wij een volmaakt afbeeldsel van het leven van Jesus, van zijn verhevenste en uitstekendste zijde beschouwd, n. 1. van de bespiegeling en de werking, het wezen van het Dominicaner-leven, het onderscheidend ken-teeken van alle heiligen onzer Orde.
1
OVERWEGINGEN VAN DE
EEESTE OVERWEGING,
OVER DE VOLMAA.KTE GELIJKVORMIGHEID DER H. CAT-HARINA. AAN JESUS EN HARE NAVOLGING VAN JESUS' VERBORGEN LEVEN.
Vivo, jam non ego, vioit vero in me Christus. S. Paul. Gal. 11, 20.
Ik leef, niet ik, maar Christus leeft in mij. 1. Overwegen wij, hoe de H. Catharina van Senen de getrouwe gelijkenis en het volmaakte afbeeldsel is van onzen goddelijken Zaligmaker. Eene navolging kan niet volkomener zijn dan wanneer zij ook in de uiterlijke gedaante eene verandering te weeg brengt, gelijk geschiedt aan het ijzer, dat eenigen tijd aan het vuur blootgesteld, zijn eigen natuur schijnt verloren en die van het vuur aangenomen te hebben. Zulk een volkomen navolging van Jesus nu had Catharina bereikt: zij was, als het ware, in Jesus veranderd. God zelve toonde door een wonder, hoezeer de genade deze getrouwe ziel in Hem hervormd had. Toen de gelukzalige Eaymnndus, haar biechtvader, aan sommige buitengewone zaken, die zij hem toevertrouwde, eens geen geloof hechtte, veranderde het gelaat der seraphijnsche Maagd eensklaps in dat van een streng man, die hem aanblikte en met schrik vervulde. Bevreesd en ontzet riep hij uit: »Wie ziet mij aldus aan?quot; waarop Catharina antwoordde: »Hij, die is.quot; Terstond verdween nu het visioen en Pater Eaymundus zag wederom duidelijk het aangezigt van Catharina, dat hij zoo even niet meer aanschouwd had.
God heeft dit wonder niet gewrocht om diengene alleen, die er bij tegenwoordig was te overtuigen, maar ook om ons allen te toonen, dat Catharina niet meer voor haar zelve leefde, maar geheel in den Almagtige hervormd was. Nog duidelijker bewijst het gansche leven van Catharina ons, dat zij waarlijk met d011 H. Apostel Paulus kon uitroepen: »Ik
398
H. CATHARINA VAÏJ SENEN
leef, niet ik, maar Christus leeft in mij.quot; Ten volle werden in haar de woorden bewaarheid, die Jesus haar eenmaal toevoegde; 3gt;Die mij bemint, zal van mijn Vader bemind worden en ik zal hem beminnen, en mij aan hem openbaren. Wij zullen tot hem komen en onze woonplaats bij hem nemen. (1) Dit is de staat der ware vrienden: veelvoudig in wezen, maar één door de liefde; want de liefde gaat over op datgene, wat men bemint en vereenzelvigt ons hiermede.
Getrouwe vriendin van Jesus, veropenbaar mij, hoe gij tot die volmaakte vereeniging gekomen zijt en hoe ik kan vertrouwen tot die volmaaktheid te geraken, waartoe de genade mij roept. »Mijn zoon gij zult in Jesus hervormd worden, naarmate gij u zelve meer verlaat.quot; (2)
2. Door zich de deugden van Jesus voortdurend voor oogen te stellen heeft de heilige Catharina die volmaakte hervorming In zich bewerkt. Overwegen wij, hoe zij ten eerste de gehoorzaamheid en de ootmoedigheid van Jesus' verborgen leven navolgde. De Evangelist vat het geheele leven van Nazareth met deze woorden zamen: .Hij was hun onderdanig;quot; (3) ook Catharina's leven was eene gedurige offerande van gehoorzaamheid en ootmoed. Hare nederigheid had eene volmaakte kennis van zich zei ven tot grondslag, terwijl zij tevens tot sleutel strekte voor het verkrijgen van alle deugden, gelijk de Zaligmaker eens aan Catharina verklaarde: »Weet gij, mijne dochter,quot; zoo vroeg hij haar; »wie gij zijt en wie Ik ben? Indien gij deze twee zaken kent, zult gij gelukkig zijn; gij zijt, dieniet
1) Qui autem dilvjit me diligetwr a Fatre meo, et ego diligam eum, et manifestaio ei meipsum. Ad eum veniemus, et mansionem apud eum faciemus. S, Joan, XIV, 21—23.
2) Imit. Boek I1T. hfdst. LVI, 1.
B) Erat suidilus illis. S. Luc. II, 51.
399
OVERWEGINGEN VAN DE
400
is en Ik ben, die is; indien gij uwe ziel van deze waarheid doordringt, dan zal de vijand u niet kunnen verleiden en gij zult al zijne strikken ontwijken; dan zult gij nooit toestemmen in de overtreding mijner geboden en zonder moeite de genade, de waarheid en den vrede bekomen.quot; gt;Hoe be-teekenisvol,quot; roept de gelukzalige Baymundus uit, »zijn deze weinige woorden! Hoe uitgestrekt is deze eenvoudige leering! Welk een grenzelooze wijsheid in dit korte gezegde! Wie zal mijn verstand verlichten om dit te verstaan ? Wie zal mij die geheimen ontsluijeren en Gods oneindigheid meten ?quot;(1) Door deze woorden dagelijks te overwegen leerde Catharina zich zeiven kennen, zich verachten en gehoorzamen tot den dood, terwijl de kennis van Gods heiligheid haar zooieer verlichtte, dat zij zich tot de grootste zonden en misdaden niet alleen in staat, maar zelf hieraan schuldig achtte. Daar zij zich zelve voor het nietigste en verachtelijkste schepsel aanzag, nam zij alle vernedering en versmading met vreugde aan. Toen men haar in het vaderlijk huis tot de vernederendste werkzaamheden eener dienstmaagd had verwezen, ontsnapte haar nooit een enkel woord, waarin de minste onwilligheid aan haren vader, hare moeder en hare broeders doorschemerde. Hare gehoorzaamheid later aan hare oversten was dan ook wonderbaar. De gelukzalige Eaymundus verzekert, dat, indien zij geen andere beproeving had geleden, dan de onderwerping aan biechtvaders, die langen tijd weigerden aan de buitengewone gaven, die zij van den Hemel ontving, geloof te hechten, dan zou haar leven reeds hierdoor een voortdurende marteling geweest zijn. Eindelijk verklaarde zij zelve in het uur van haren dood, dat zij nooit aan de gehoorzaamheid had te kort
1) Leven der H. Catharina van Seneu, door Cartier.
H. CATHAEINA VAN SEKEN
gedaan en nooit de ij dele glorie van God de drijfveer harer handelingen geweest was.
Leeren wij van deze wonderbare heilige, »dat de gehoorzaamheid steeds de ootmoedigheid tot voedster heeft en deze dagelijks aan gene voedsel verschaft. Men is gehoorzaam, zeide zij, naar gelang men ootmoedig is en ootmoedig naar gelang men gehoorzaam is. De ootmoedigheid is de voedster, die de liefde ondersteunt en de deugd van gehoorzaamheid met hare melk onderhoudt, zij bedekt haar met smaad, bekleedt haar met zelfverachting, om meer en meer aan God te behagen. Wie is hiervan het volmaaktste voorbeeld ? De Zoon Gods, de zachtmoedige Jesus. Wie heeft zich meer vernederd en
veracht, dan Hij!.......quot; (1) Hem heeft de heilige
Catharina nagevolgd en Zijne voorbeelden moeten ook altijd ons voor oogen zweven, willen wij evenals deze seraphijnsche Maagd de genade, de waarheid en den vrede bekomen.
3. Overwegen wij op de tweede plaats, hoe de H. Catharina Jesus heeft nagevolgd in Zijne liefde tot de eenzaamheid. Jesus, het Eeuwig Woord des Vaders, bleef gedurende dertig jaren in de eenzaamheid voor het oog der wereld en der menschen verborgen. Deze afgetrokken levenswijze was voor de H. Catharina zoo bekoorlijk en aantrekkelijk, dat de liefde tot de eenzaamheid een harer vurigste neigingen werd. Naauwelrjks heeft zij eenige kennis van de wereld, of zij wil haar reeds ontvlngten. Zij zoekt de rust der eenzaamheid om daar het zoet verkeer van haren Welbeminde te genieten. Waar vlugt gij heen, schuchtere duif? Het uur uwer verlossing heeft nog niet geslagen. Keer weder tot uwe gevangenschap. Zij stemt toe om de eenzaamheid te verlaten en zich derwaarts weder te
1) Zamenspraak over de gehoorzaaaiheid, hfdst. LIV, 8.
401
OVERWEGINGEN VAN DB
begeven, waar Gods wil liaar roept; doch altijd bemint zij de afzondering, trekt zich zooveel mogelijk daarin terug en wanneer de wereld haar aan de eenzaamheid wil ontrukken, voert zij de eenzaamheid met zich: want niets kan haar den vrede, hare inwendige cel, haar leven, geheel aan God en den omgang met Jesus gewijd, ontrooven. Toen haar ten laatste de vrijheid werd geschonken, aanvaardde Catharina bet kleed van den H. Dominions en maakte van hare vrijheid gebruik om gedurende drie jaren een streng stilzwijgen te bewaren en hare woning niet, dan om naar de kerk te gaan, te verlaten. Niets kon haren heiligen geestdrift voor de eenzaamheid meer opwekken dan de strijd, dien zij tegen den Heer zeiven te voeren had, als Deze haar riep om het welzijn van den evenmensch te behartigen. Zij wierp zich snikkende aan Zijne voeten, smeekte, ja bezwoer Hem, haar toch niet aan hare cel te ontrukken.
»Helaas! riep zij uit, waarom verdrijft mijn welbeminde Bruidegom mij uit zijn tegenwoordigheid? Indien ik [J beleedigd heb, ziehier mijn arm lig-chaam, straf het op dit oogenblik; alles zal ik met liefde aannemen, maar bespaar mij de smart my van ü mijn Welbeminde, al is het slechts voor één oogenblik, te scheiden.quot;
»Wees bedaard mijne dochter,quot; antwoordde haar Jesus, gij moet alle geregtigheid vervullen en mijne genade in u en in anderen vruchten doen voortbrengen, wel verre van mij van u te verwijderen, zal ik mij door de liefde tot den evennaaste nog inniger met u vereenigen.quot; (1)
402
De H. Catharina werd inderdaad zoo naauw met God verbonden en leidde te midden der wereldsche woelingen een zoo eenzaam leven, dat zij hierin
1) Leven der H. Catharina door E. Cartier.
H. CATHAEINA VAN SENEN
de kluizenaars, die zich in de diepste wildernissen hadden teruggetrokken evenaarde.
Luistert heden naar de woorden, die onze H. Moeder ons, gelijk eertijds den zaligen Rayumndus, toevoegt: -«Maak u een cel in uwe ziel eu verlaat die nooit.quot; Dat hare lessen en hare voorbeelden ons leeren door de ingetogenheid, het gebed en het vlugten der wereld, in Jesus en met Jesus het eenig noodzakelijke , namelijk God, te zoeken.
TWEEDE OVERWEGING-.
DE H. CATHAUINA VOLGT JESUS CHUISTUS NA IN ZIJN OPENBAAR LEVEN.
ZeJus domus tuae comedit me. S. Joan. II, 17.
De ijver voor uw huis heeft mij verslonden.
403
1. Overwegen wij, hoe de H. Catharina door hare leeringen den ijver van Jesus heeft nagevolgd. Jesus bragt, in de steden en dorpen van Judea predikende, den menschen het evangelie des heils, Catharina onderwees een zoo heilige en verheven leer, dat de zalige Raymundus van Capua niet aarzelt te verzekeren, dat deze leer welligt het grootste wonder is in haar leven. »Zij werd overstroomd van zooveel licht,quot; zegt hij, «dat zij genoodzaakt was het naar buiten uit te doen stralen en hare geheimschrijvers verzocht, te luisteren en alles op te schrijven, wat zij in hare geestverrukkingen zou zeggen: aldus werd binnen korten tijd een geheel boek zamengesteld, alleen handelend over hot verkeer der ziel met God. (1) Zoo dikwijls zij bij Paus Gregorius XI ontboden werd, sprak zij met zulk eene hemelsche welsprekendheid over du goddelijke
1) Leven der H. Catharina van Senen, door K. Cartier.
OVERWEGINGEN VAN DE
404
zaken, dat allen die haar hoorden, uitriepen: »Nooit heeft een mensch aldus gesproken; het is geene vrouw, die wij hooren, maar de H. üleest, die door haar spreekt.quot; Wie had die arme maagd dan aldus verlicht? Waar had zij, die nooit een meester had gehad, die niet kon lezen noch schrijven, deze wonderbare geloofsgeheimen geleerd, die de geleerdste en grootste godgeleerden verbaasden ? Zij zelve verklaarde dit aan haren biechtvader: »Wees verzekerd, vader, zeide zij, ?gt;dat in alles, wat den weg der zaligheid betreft geen mensch mij ooit onderwezen heeft: mijn Heer en Meester, de beminde Bruidegom mijner ziel, onze Heer Jesus Christus heeft het mij door Zijn ingevingen en verschijningen geopenbaard. Hij sprak met mij, gelijk ik thans met u?' Wat ons nog hooger achting voor hare leering moet inboeïemen, is de verklaring der H. Kerk zelve, die gezegd heeft, dat »haar leer niet door eigen kracht verworven, maar door God ingegeven wasquot; (1) en dat daarin nooit iets afkeuringswaardigs bevonden is. Welk een eerbied moeten wij dau niet koesteren voor eene loer, door den heiligen Geest zeiven ingegeven? Van welk eene liefde moet ons hart dan niet doordrongen zijn voor eene zoo zuivere, zoo volmaakte zedeleer? Overwegen wij rijpelijk die verheven bladzijden, die schoone grondbeginselen, zoo nuttig voor zondaars als voor regtvaardigen ? Doen wij ons best, om ze te smaken en den geest daarvan te verstaan? In al die geschriften vindt men de beoefening der voornaamste deugden, van de gehoorzaamheid , de nederigheid, de liefde, de overgeving aan de Voorzienigheid, van een voorzigtigheid en een vurigen en verlichten ijver voor het heil der zielen. Schatten wij die leer naar verdienste, regelen wij daarnaar ons gedrag?
1) Bul der Zaligverklaring van de H Cathariua, door Pius II.
H. CATHARINA VAN SENETJ
2. Overwegen wij, dat de H. Catharina Jesus' ijver heeft nagevolgd door hare liefde tob den even-mensch. Gelijk onze goddelijke Verlosser overal weldoende rondging, zoo bragt ook Catharina haar leven door in de beoefening der reinste en teoderste liefde. Zij onderwees de onwetenden, verkwikte de zielen, dreef duivelen uit en wrocht nog vele andere wonderen door Gods Almagt. Hoe dikwijls dreef de liefde haar niet, om met eerbied de ontbindende ligchamen der arme zieken te omhelzen! Menigmaal , als zij hare kleederen ten offer bragt om behoeftigen te dekken en zij met hen het brood deelde, dat Gods Voorzienigheid haar zond, beloonde God hare liefde door wonderwerken. Ca-tharina's zorg voor de ligchamelijke behoeften van den eveninensch werd echter nog overtroffen dooiden ijver, waarvan zij brandde voor zijne geestelijke behoeften, voor het eeuwig heil der ziel. Niets schrikte haar terug, wanneer het eeuwig geluk van een zondaar in gevaar was. Hare natuurlijke vreesachtigheid vergetende, begeleidde zij, met het kruisbeeld in de hand, de ter dood veroordeelden tot op de geregtsplaats, wekte hen op tot berouw en verkreeg door hare gebeden voor hen van den Hemel de barmhartigheid, die de wereld hun weigerde. De verhardste zondaars konden aan haar welsprekend woord niet weerstaan en zij bekeerde een zoo groot aantal zondaars, dat drie biechtvaders ter naauwer-nood voldoende waren, om degenen van hunne zonden te ontslaan, die zij door hare vermaningen tot God had wedergevoerd. Bij het zien van de beleediging Gode aangedaan, van de rampen der H. Kerk en het verlies der zielen, zou zij duizendwerf hebben willen sterven.
»In de onmiddelijke gemeenschap met God gevoelde zij hare liefde ontvonken en de heilige vlam dei-liefde werd dan zóó hevig, dat zij het zweet, door dien
405
OVERWEGINGEN VAN DE
heiligen vuurgloed geheel het ligchaatn uitgedrongen, in bloed wilde veranderen, omdat de vereeniging van hare ziel met God inniger was dan de vereeniging van hare ziel met haar ligchaam. Zij zeide tot zich zeiven: »0, arme ziel, gij hebt alle oogen-blildcöii uws levens verloren, er geschieden zooveel zonden in de wereld en in de Kerk, zooveel alge-meene en bizondere ongelukken! ik zou ze u willen zien herstellen door een bloedig zweet.quot;
O, heilige Moeder, laat in mijn hart een vonkje van dat liefdevuur vallen, waardoor gij verslonden werdt, opdat ook mijn hart ontvlamd worde in ijver en liefde voor de zielen, opdat ik slechts voor Jesus en voor haar leve en mijn hart met u onophoudelijk verzuchte: Zielen, Zielen, o redt u zeiven, of mogt ik u redden!
3. Beschouwen wij, hoe de H. Catharina Jesus' ijver heeft nagevolgd door evenals Hij voor hot heil der zielen te bidden. Jesus begat zich, na gedurende den dag geleeraard te hebben, in de eenzaamheid en bragt daar den nacht door in gebed ; eveneens trok Catharina, na den geheelen dag zich aan liefdewerken te hebben toegewijd en gelijk Jesus de bedroefden te hebben getroost en de onwetenden geleerd, zich 's avonds in hare col terug en onderhield zich daar met haren Beminde. »Zij waakte en bad,quot; zegt haar levensbeschrijver, »tot er voor de tweede maal in de kerk der Predikheeren voor de Metten geluid was, dan sprak zij tot God: gt;fleer, mijne broeders, die U dienen, hebben tot nu toe gerust en ik heb in Uwe tegenwoordigheid over hen gewaakt, opdat Gij hen voor het kwaad en de hinderlagen des duivels zoudt bewaren. Nu staan zij op om ü te loven, bescherm hen en sta mij toe een weinig rast te nemen. Vervolgens strekte zij zich uit op een plank en bediende zich van een stuk hout tot hoofdkussen.quot; Hiermede was
406
H. CATHAKINA VAN SENEN
zij echter nog niet tevreden. Te midden der meest veistrooijende bezigheden, verloor zij nooit de gedachte aan Gods tegenwoordigheid, terwijl alles haar een middel was, om zich met Hem te vereenigen. Zoo verbeeldde zij zich, toen hare ouders haar om hare godvruchtige oefeningen vervolgden, dat haar vader onzen Heer Jesus Christus vertegenwoordigde , hare moeder de plaats der Allerheiligste Maagd bekleedde en hare broeders en zusters de leerlingen des Zaligmakers waren. De keuken, waartoe zij als veroordeeld was, veranderde voor haar in een heiligdom, waar zij hare ziel, wanneer men zich aan tafel zette, met de tegenwoordigheid van haren God voedde. Welk leven was ooit meer bewogen en in schijn meer uitwendig dan het hare, en nogtans, wie heeft ooit in hoo-geren graad den geest des gebeds bezeten? Jesus zelve had haar in deze verheven kunst onderwezen. Dikwijls verscheen Hij haar en bad met haar de psalmen, gelijk twee religieusen, die te zamen de getijden zeggen. Wie zal ons de vurigheid van die gebeden openbaren, waarin Jesus zelf met Zijne Bruid bad. Hij alleen kent de genaden en voor-regten, waarmede Hij haar overlaadde; maar verliezen wij niet uit het oog, dat zij, om tot dit verheven gebed te geraken, waarin zij volgens den zaligen Eaymundns bijna altijd in geestverrukking was, al de woede der hel en de tegenstrijdigheden der natuur moest overwinnen; zoo bekende zij, o. a. aan haren biechtvader, dat het overwinnen alleen van den slaap haar groote moeite en krachtsinspanning gekost had.
Naar het voorbeeld van Jesus waren de belangen van Gods glorie, de eereboete voor de ondankbaarheid der menschen Gods goedheid aangedaan, de bekeering der zondaars en de verheffing der H. Kerk bet doel van Catharina's gebeden. «Gedurende zeven
407
408 OVERWEGINGEN VAN DE
jaren stortte zij tot deze intentie hare gebeden en beval stervende, in naam der liefde, aan hare geestelijke kinderen voortdurend nederige en vurige gebeden ten Hemel te stieren voor de hervorming en voorspoed der H. Kerk en voor den Plaatsbe-kleeder van Jesus Christus, den Paus.quot; (1) Kortom, zij kon met den heiligen Paulus zeggen: »De genegenheden mijns harten en mijne gebeden zijn a!lcn voor het heil van Israël.quot;
Het werk van onzen ijver heeft slechts verdiensten en behaagt aan God, voor zoover het bezield is met den geest des gebeds; indien wij derhalve tot het werkend leven geroepen zijn, leggen wij ons clan toe op het inwendig leven en vooral op het gebed; want, zoo wij niet eenige oogenblikken besteden om over ons zeiven na te denken en die onmerkbare uitputting onzer ziel te herstellen, zullen wij weinig voortgang maken in het rijk van Jesus en in groot gevaar verkeeren van ons te verderven. Laten wij ons den raad van den H. Bernardus herinneren, dat wij gelijk moeten zijn aan waterbekkens, die het overvloedig water alleen laten uitstroom en, maar niet aan kanalen, die al het water laten doorstroomen en niets in zich kunnen bevatten. Hoe immers zouden wij op eene krachtdadige en duurzame wijze kunnen werken op de zielen, door Jesus ons toevertrouwd, indien wij ons niet, gelijk de heilige Catharina ons dikwijls in hare zamenspraken herinnert, beijveren door onze nederige en vertrouwvolle smeekingen genaden over haar te doen nederdalen, en voor hen en de geheele wereld vrede en barmhartigheid te bekomen? Hoe zouden wij eindelijk kunnen vertrouwen, dat Jesus ons eenmaal voor Zijn vierschaar als Zijne bruiden en uitverkorenen zou erkennen, indien wij
1) Leven der H. Cathariua van Senen, door E. Cartier.
H. CATHAR1NA VAN SENEN 409
op deze wereld onverschillig voor de belangen Zijner glorie, ongevoelig voor de rampen van den even-mensch en bizonder voor de grievendste beleedigingen, Zijne liefde door de zonden aangedaan, hadden geleefd!
DE H. CATHARINA VOLGT JESTJS NA IN ZIJN LIJDEND LEVEN.
Christo confixus sum cruci. S. Panl. Galat. II, 19.
Ik ben met Christus aan het kmis gehecht.
1. Overwegen wij, hoe de heilige Catharina Jesus' lijdend leven heeft nagevolgd door haar geduld. Jesus, die zweeg, als men hem beschuldigde en voor zijne beulen zachtmoedig was als een lam , ter slagtbank geleid, boezemde de heilige Catharina een geduld in, waarvan wij ons slechts een flaauw denkbeeld kunnen vormen. Zeker is het hard onder zijn nabestaanden, in den kring eener familie, welke men teeder bemint, eene vervolging te moeten doorstaan, gelijk deze edelmoedige maagd moest verduren. »Alle dagen,quot; zegt de zalige Raymundus, »overlaadde men haar met de smartelijkste beleedigingen, die het hart eener vrouw kunnen kwetsen.quot; (1) Zij wilde Jesus alleen voor bruidegom, en de wereld bon haar deze grievende en aanhoudende versmading niet vergeven; ziedaar hare misdaad. Boven al die verwijtingen en dien bitteren spot, welke om haren trouw aan Jesus haar ten deel vielen, nogtans verheven, wist zij door haar geduld de pogingen te verijdelen, die hare ouders aanwendden, van haren Hemelschen Bruidegom te verleiden. Vervolgens trachtte de duivel, afgunstig op hare deugd, haar in zijn strikken te doen vallen, doch Catharina
1) Leven der H. Catharina van Senen, door E. Cartier.
OVERWEGINGEN VAN DE
begaf zich tot het gebed, vernederde zich en zegevierde ook dit maal over de hslsche magt. Thans ontstaat er weer nieuwe strijd, de afschuwelijkste lasteringen worden haar toegeworpen; maar haar eeuig wapen is het stilzwijgen of dit zachte antwoord: » Geloof mij, ik ben onschuldig;quot; God alleen laat zij de zorg over om hare gekrenkte eer te wreken. Eindelijk beproefde God haar door schrikkelijke, inwendige folteringen en door zulke vreeselijke ziekten , »dat hare huid aan haar gebeente zich had vastgehecht en haar ligchaam als uit het graf was opgestaan; zij ging, bad, was voortdurend vol bezigheden, maar degene, die haar zagen, hielden haar eerder voor een spook, dan voor een levend wezen.quot; (1) Nooit ontsnapte echter eene klagt aan hare lippen; integendeel, zij scheen verheugd, dat zij kon lijden. Kortom, noch de beleediging, noch de versmading, noch de vermoeijenis konden haar heldhaftig en wonderbaar geduld één enkel oogenblik aan het wankelen brengen.
Laat ons deze zeldzame en kostbare gave in de H. Catharina meer achten, dan alle wonderen, waarvan haar leven eene aaneenschakeling was. Zij zelve schatte deze deugd hooger dan de ver-hevenste verschijningen en openbaringen. »Alle deugdenzeide zij, »kunnen den mensch eenigen tijd bedriegen en doen gelooven, dat zij volmaakt zijn, ofschoon zij vele onvolmaaktheden hebben; maar voor U, o heilig geduld, kunnen zij zich niet verbergen, omdat gij de spiegel zijt der ziel, het wezen der liefde en aantoont of de deugden levend en volmaakt zijn.quot; (2) Vergeten wij nooit deze les van onze seraphijnsche Moeder en regelen wij daarnaar onze levenswijze.
2. Beschouwen wij, hoe Jesus in Zijn bitter
1) Loven der H. Catharina van Senen, door E. Cartier.
2) Zamenspraken XCV, 7.
410
i
H. CATHAHINA VAN SENEN
lijden door de Goddelijke kracht die in Hem was, werd ondersteund en hoe ook Catharina in de wonden van den gekruisigden Godmensch dien heldhaftigen moed putte, die hare natuurlijke krachten verre te boven ging. Men kan zeggen, dat men haalbij elke schrede in de beoefening eener heldendeugd aantrof. Verliet zij hare eenzaamheid, dan was dit slechts met bovenmenschelijke inspanning. Ver-rigtte zij werken van barmhartigheid, dan ging zij hierin zoover, dat zij de bedorven stoffen, die uit de wonden der zieken vloeiden, inzwolg, om den afkeer der natuur te overwinnen. Toen Jesus haar de keus gaf tusschen een kroon van goud on van doornen, nam zij met beide handen de doornenkroon en drukte die met geweld op haar hoofd, zeggende: »Heer, mijn geluk zal altijd bestaan in voor ü te lijden.quot; Was er sprake van de eer van God en den dienst der Kerk , dan stolde deze zwakke vrouw zich aan duizenden gevaren bloot, die de meest onverschrokken mannen zouden doen sidderen. Dan was zij niet meer die vreesachtige maagd, die zich in de eenzaamheid verbergt, maar een moedige apostel, die onbeschroomd de soms strenge woorden der waarheid aan pausen en koningen, aan regtvaardigen en zondaars, aangrooten en kleinen verkondigt. Toen de Paus haar als zijn afgezant naar Florence zond, dreigde het verbitterde volk haar met den dood: »Waar is zij, waar is dat ellendig schepsel?quot; schreeuwde de menigte vol razernij; de Heilige, meenende den palmtak van den marteldood alhier te vinden, gaf blijde ton antwoord: »Ziet hier Catharina; doet alles, wat God u toelaat, maar ik verbied u, in Zijn naam, iemand van hen, die met mij zijn, eenig leed te doen.quot; Bij deze woorden stortten de volksleiders plotseling neder, gelijk eertijds de soldaten op het woord van Jesus.
O, Heer, Gij maakt de wijsheid dezer wereld
411
412 OVERWEGINGEN TAN DE
beschaamd, Gij toont thans duidelijk, dat »Gij, hetgeen volgens de wereld het zwakste was, uitverkoren hebt, om de magtigen te beschamen.quot; (1) Maar, wij moeten ons niet over al die wonderen verbazen, als wij zien, hoe Catharina hare lippen op de wonde van Jesus' hart drukt en met lange teugen haren dorst lescht aan Jesus' goddelijk Bloed; want dat is die betooverende drank, die de martelaren heeft versterkt en onkwetsbaar gemaakt voor de aanvallen der hel en der wereld.
Laten wij dan, die zoo zsvak, zoo kleinmoedig zijn als wij ons moeten overwinnen, met Catharina sterkte en moed putten aan den voet des kruises. Luisteren wij naar de woorden, die onze Moeder op dit oogenblik tot ons, gelijk eertijds tot den zaligen Eaymundus rigtte: »Baad u in het bloed »van den gekruisten Jesus; verzadig u met dat »bloed, besproei u met dat bloed, ween in dat »bloed, verheug u in dat bloed, versterk u in »dat bloed en strijd vervolgens uit kracht van dat bloed, »om als een onverschrokken kampvechter de eer van 5God, de vrijheid der Kerk en het heil der zielen »te verdedigen....quot; »Dierbare Jesus! Jesus, mijne liefde!quot; (2)
3. Ten laatste maakte de geest van boetvaardigheid en opoffering van de heilige Catharina eene offerande, gelijk hij van onzen Heer Jesus Christus een slagtoffer gemaakt heeft, dat ten allen tijde den Hemelschen Vader wordt opgeofferd. Inderdaad, wat zien wij in deze maagd? Een onschuldig schepsel, dat haar vleesch en haren geest kastijdt door de vreeselijkste strengheden; eene heilige ziel, die uit brandende liefde in een langdurigen marteldood wordt geslagtofferd. »In hare kleine cel, zegt de zalige
1) Injirma mundi elegit Deus ut confundat foriia. I Cor. I. 23.
2) Brieven VI.
II. CATHA.EINA VAN SENEN
Eaymundus, zag men de strenglieden van de kluizenaars der Thebaïsche woestijn herleven. Van hare kindschheid af had zij zich alle aangename spijzen ontzegd, iederen dag onttrok zij zich eenig voedsel en gingquot; ten laatste zoover, dat zij niets gebruikte dan brood en geheel ruwe kruiden; niettegenstaande haar ligchaam door alle soort van ziekten werd uitgopn;, folterde zij het daarbij op duizenderlei wijze. Um den heiligen Dominicus na te volgen, tuchtigde zij zich dagelijks driemaal met een ijzeren keten; de eerste maal voor haar zeiven, de tweede voor de levenden en de derde voor de overledenen. In die geheime boetplegingen stroomde het bloed van hare schouders op den grond; maar de groote vreugde, die zij gevoelde, door het met het bloed van Jesus te vereenigen, deed haar alle smarten vergeten.
Zoo talrijke en groote offers waren echter nog niets in vergelijking met de inwendige smarten, die zij gevoelde bij het zien van de beleediging van God en van de verwoesting in de Kerk aangerigt. »Ik sterf en ik kan niet sterven,quot; schreef zij aan haren biechtvader, »heb medelijden met uw arme dochter, die, ter oorzake der beleedigingen Gode aangedaan, van weedom wegkwijnt. De wereld gaat den ondergang te gemoet en mijne ziel kan dit smartvol schouwspel niet verdragen.quot; Zich vervolgens tot haven goddelijken Bruidegom wendende, zeide zij: »Ik offer U thans mijn leven op, gebruik het voor Uwe glorie, zooals het ü behaagt. Daar Uwe regt-vaardigheid voldoening eischt, smeek ik U, versmaad het gebed Uwer dienares niet; oefen de straf, die dit volk verdient, op mijn ligchaam uit; ja, voor da eer van Uwen Naam en voor Uwe tl. Kerk zal ik met vreugde den kelk van smarten en van den dood drinken; Gij weet, dat ik dit altijd vurig verlangd heb en Uwe glorie geheel
413
414 OVERWEGINGEN V. D. H. CATH. VAN SENEN
mijne ziel van deze begeerte doet branden.quot; Dit brandoffer steeg als een welriekende geur voor 's Hemels troon en was Gode welgevallig. Het oproer, dat het leven van bet hoofd der Kerk bedreigde, werd gestild en Catharina leed tot haren dood, vooral van den kant der duivelen, de onbe-grijpelijkste folteringen. Eindelijk in den ouderdom van drie en dertig jaren, »geheel verteerd door de overmaat van liefde, vastgehecht aan den gekrnisten Jesus, met eene kroon van scherpe doornen op het hoofd en de vijf Wonden in het ligchaam, kwijnde zij, in afwachting van haren goddelijken Bruidegom, weg in de hevigste kwellingen van een langdurigen marteldoodquot; (1) en blies den laatsten adem uit, na hare geestelijke kinderen verzekerd te hebben, dat zij haar leven voor de Kerk gaf.
O dood, een leven waardig, dat de genade van Jesus tot een wonder der zuiverste liefde had gevormd, wie zal u genoeg kunnen loven! »Catharina schitterender dan allo sterren, eeuwige eer der maagden, roos des Hemels, glorie der Predikheeren, God heeft U door Zijn oogslag ondersteund. Hij zal steeds bij U blijven en zich niet verwijderen. De genade is op uwe lippen gespreid geweest, daarom heeft God U in eeuwigheid gezegend.quot; (2) Voer ons met u ten Hemel op.
1) Getijden der H. Catharina van Seoen.
2) Ibidem.
De GÉMlp Eepallis Tan Orleans,
Deze Gelukzalige wevd omstreeks het jaar 1160 in Frankrijk geboren. Van zijn geboorteplaats, afkomst en eerste levensjaren vermeldt de gescliiedonis volstrekt niets; echter weten wij met zekerheid, dat hij reeds als jongeling zich met zulk een ijver en goed gevolg op de wetenschappen toelegde, dat hij weldra aan de Universiteit van Parijs als leeraar werd beroepen en daar een vijftal jaren met grooten roem het kerkelijk regt mogt onderwijzen. Vervolgens werd hij te Orleans deken gekozen van het kapittel der kanunniken en gaf in deze nieuwe waardigheid aan leeken en geestelijkheid do schitterendste voorbeelden van wijsheid en deugd.
In het jaar 1218 zien wij Reginaldus te Rome. Hij was met den bisschop van Orleans op eene pelgrimsreize naar het H. Land, en had niet kunnen nalaten vooraf de graven der Heilige Apostelen te komen bezoeken en vereeren.
Hier te Rome leerde onze Gelukzalige den H. Dominicus persoonlijk kennen, en dit was voor hem genoeg om geheel en al voor dien roemrijken prediker en uitstekenden heilige, alsmede voor diens Predikheeren-Orue te worden ingenomen; zelfs verbond hij zicli weldra door plegtige geloften aan deze nieuwe kloosterorde.
Omstreeks dozen tijd werd hij zoo hevig door koortsen aangevallen, dat men spoedig zijnen dood verwachtte; maar op de voorbede van onzen H. Vader,
DE GELUKZ. HEGINALDUS
zoo verhaalt de geschiedenis onzer Orde, gewaardigde zich de H. Moeder Gods haren vurigen dienaar Eeginaldus met een hemelschen balsem te zalven, waardoor zijn ligohaam tegelijk van die doodeliike ziekte en van allen vleeschelrjken prikkel tot zonde genezen werd. Daarenboven toonde hem Maria ter zelfder tijd hot ordekleed dat voortaan door de predikheeren gedragen zoude worden.
Toen nu Eeginaldus als Dominicaan zijne reis naar Jerusalem vervolgd en niet lang daarna gelukkig volbragt had, zond hem de H. Dominieus naar Bologna, ten einde in deze stad de belangen der Orde te gaan behartigen. Hier stond hij aan het hoofd van wel een kleine schaar, maar zeker eene edele keurbende van predikheeren. Zijne gestrenge beoefening der armoede; zijne beminnelijke nederigheid, zijn onweerstaanbaar apostolisch woord werkten ontelbare bekeeringen onder het volk en vermeerderden dagelijks het aantal zonen van den H. Dominieus met mannen van beproefde deugd en beroemde geleerdheid.
Korten tijd daarop kwam onze H. Patriarch Bologna bezoeken. Hij stond verbaasd over de rijke vruchten waarmede de arbeid van Reginaldua zoo spoedig en zoo schitterend gezegend was geworden, en besloot nu aan zulk een ijverigen en bekwamen dienaar een grooter wijngaard toe te vertrouwen: de Zalige Eeginaldus werd dan aangesteld als Provinciaal der Orde te Parijs. Ook in deze wereldstad was hjj onvermoeid in het prediken van het H. Evangelie aan vreemdelingen zoowel als inwoners; duizenden volgden voortaan den weg der deugd door onzen heiligen prediker met woord en voorbeeld zoo krachtig aangepredikt en ontelbaren onder hen werden een sieraad der H. Kerk en van de Orde des H. Dominieus.
Niet lang echter zou de Gelukzalige aan dezen roemrijken en gezegenden arbeid zijne krachten
416
van orleans
mogen blijven wijden; want toen hij eindelijk nog den Gelukz. Jordanus van Saxen, den toekomstigen opvolger van den H. Dominicus, voor onze Orde op de wereld veroverd had, was de maat zijner goede werken volgemeten en werd hij-zelf in 't begin van Februarij 1220 door zijn Goddelijken Meester tot de glorie der Apostelen opgeroepen.
Zijne gedachtenis leefde in de Predikheeren-Orde van eeuw tot eeuw in dankbare en roemvolle zegening, terwijl zijne voorspraak bij God talrijke genezingen — vooral van doodelijke koortsen — voor zijne vereerders bewerkte. Eindelijk verheerlijkte Paus Pius IX in het jaar 1875 den grooten dienaar Gods met de openbare vereering der Gelukzaligen.
OVERWEGING.
de gelxïkz. reginaldus was een ware en getkouwe dienaak gods.
Serve bone et fidelis. Matth. XXV, 21.
O goede en getrouwe Dienaar.
le Punt. Het bizonder kenmerk van een waren volgeling van J. Chr. is vooreerst een groote onthechtheid aan de wereld; en hieraan kunnen wij ook vrijelijk de handelingen toetsen van onzen Gelukz. Reginaldus.
Het juk des Heeren had hij reeds van zijne jeugd af met moed en liefde leeren dragen, zoodat hij, jongeling en man geworden, des te ijveriger den weg der Christelijke zelfverloochening kon bewandelen. (1) Welk een sprekend bewijs immers, dat hij diep doordrongen moet geweest zijn van het
1) Bonum est viro, cum portaverit jugum ah adolescentia sua.
Klaagliederen III, 27.
417
27
DE GELTJKZ. REGINALDUS
ijdele en nietswaardige van de aardsche en vooral zinnelijke genoegens, als wij hem aan de (Jniversiteit van Parijs, te midden van een dartele, losbandige jeugd en ondanks de verleidelijkste voorbeelden, zijne ziel en ligchaam in onschuld zien blijven bewaren.
Op lateren leeftijd treedt hij op als priester en leeraar. Het priesterschap nu en het leeraarsambt vragen buitengewone offers van wie tot beide geroepen mogen worden. De priester bestijgt eiken dag het altaar, den geesteljjken kalvarie-berg; hier zijnen Goddelijken Heiland, het Allerheiligste Offer des Nieuwen Verbonds opdragende, leert ook hij steeds een heilig, vlekkeloos en Gode welgevallig offer en alzoo aan zijnen Opperpriester Jesus Christus gelijkvormig te worden.
De leeraar is een kampvechter voor Jesus' hemelreine leer: zijne edelste krachten en zijne kostbaarste uren, aan ernstige studie en vermoeijenden arbeid gewijd, en veel meer nog brengt hij ten offer aan God, ontzegt hij aan den slavendienst der wereld met haar vlugtige en bedriegelijke schijngoederen.
Voorwaar, wel heeft Eeginaldus met eere en verdiensten bij God en de menschen zijne dubbele roeping volbragt! Reeds begonnen zijne geestelijke Oversten hem voor zoovele trouwe diensten een waardige belooning aan te bieden: hij bezat volkomen de vriendschap en liefde van zijnen Bisschop; werd op nog jeugdigen leeftijd aan het hoofd gesteld van mannen, uitmuntend in geleerdheid en deugd, ja, wie weet, welk een schitterende loopbaan zich
voor onzen Gelukzalige nog zou ontsluiten......
maar eensklaps hoort hij de stem van zijnen Meester: »Wilt gij volmaakt wezen, ga dan, en verkoop al «we goederen, geef alles aan de armen en kom dan om mij te volgen.quot; Eeginaldus aarzelde geen oogenblik: naauwelijks had hij den H. Dominicus
418
van oeleans
en diens Predikheeren-Orde leeren kennen en hoogschatten, of hij verzaakte in alles aan de wereld en wijdde zich met al zijne edele gaven aan het grootsche werk van onzen H. Patriarch toe.
2e Punt. Het tweede kenmerk van een waren dienaar Gods is eene algeheele toewijding aan zijn Goddelijken Meester. Onze Gelukz. Ecginaklus had dus alle banden verbroken die hem nog aan de wereld hechtten; maar nu was de tijd aangebroken, dat hij zich al inniger aan zijn dierbaren Heiland en diens goddelijke belangen zou gaan verbinden.
Eenige maanden lang zonderde hij zich af van het gedruisch der wereld, om zich meer en meer van den geest onzer H. Orde te doordringen. In die heilige afzondering zuiverde hij zijn hart van al wat een prediker van Jesus' heilige leer kan besmetten en ontsieren; zijn geest voedde hij met de verhevenste waarheden van het H. Evangelie; hij oefende zich aanhoudend in versterving en boet-plegingen, en aldus versterkt en gewapend, werd hij al spoedig door den H. Dominicus naar de beroemdste steden van Europa gezonden om door woord en voorbeeld voor het heil der kerk en voor de uitbreiding zijner Orde werkzaam te wezen.
Trachten ook wij op dezelfde wijze onze verhevene roeping te begrijpen als de Gelukz. Eeginaldus. »Beijveren wij ons, om door gebed, overweging en boetvaardigheid den vrede en de reinheid des harten te bekomen; zegt de beroemde Ludovicus van Grenada ; deze immers zijn de ware middelen om ons zeiven te heiligen ten einde later met veel vrucht aan de heiliging van anderen te kunnen arbeiden.quot; Ja zij zijn de driedubbele grondslag waarop de zielenijver van een Apostel gevestigd moet wezen.
Het gebed onthecht ons aan de aarde en al het vergankelijke, terwijl het ons aan God steeds vaster er inniger verbindt; door de overweging der hemelsche
419
DE GELUKZ. KEGIMALDUS
waarheden vermeerdert in ons het vuur der goddelijke liefde, ja, wordt aan dit heilige vuur bij herhaling het edelste voedsel versehait waardoor het aanwassen moet tot eenen ook voor anderen on-weerstaanbaren gloed.quot; (1) Maar heeft eene Godminnende ziel zich niet of al te weinig en al te kortstondig in de versterving en zelfverloochening geoefend, nooit wage zij het, om het opofferend leven van een prediker te gaan aanvaarden. Zij moest eens, temidden van zooveel zorgen enbeslommeringen, van zoo groot gedruisch en gewoel der wereld, worden medegesleept in den val van hen-zelven, die zii met meer liefde dan kracht en wijsheid had willen redden!
Eindelijk stelt de getrouwe en ijverige dienaar des Heeren zoo gaarne al zijnen arbeid onder de magtige bescherming en zegen der Allerheiligste Maao-d Maria. Ten tijde van onzen Gelukzalige werden de predikheeren bij uitnemendheid »de kinderen van Mariaquot; geheeten. Hieruit kan men veilig afleiden welk een grooten eerbied, kinderlijke0 liefde en vertrouwen zij voor de Gezegende Moedermaagd koesterden en hoe zij voortdurend in hunne predikatiën en onderwijs diezelfde gevoelens ook bij anderen trachtten op te wekken. Waarlijk, de Zalige Eeginaldus moet wel, zooals uit het mirakel blijkt, dat door de handen van Maria-zelve aan hen geschied is, een dierbare zoon van die beminnelijke Moeder geweest zijn!
420
Volgen wij dan het schitterend voorbeeld van Eeginaldus zoo getrouw mogelijk na. Laten wij, ieder in onzen staat en betrekking, veel arbeiden voor onze eigene zaligheid en vergeten wij nooit dat elke ware zoon en dochter van den H. Do-minicus, het zij door woord en voorbeeld of wel
1 Ju meditatione exardescet ignis. Pa. XXXVIII, 4.
VAN ORLEANS
door gebed en goede werken, ook geroepen is tot het groote en verheven doel onzer H. Orde: namelijk de eeuwige zaligheid onzer medemenschen te helpen bewerken. Bidden wij op dezen dag dat wii door de voorbede van den Zaligen Reginaldus altijd aan onze heilige roeping mogen beantwoorden.
Onder de talrijke zonen van den H. Dominicus die in den loop der 15e eeuw door heiligheid van levenswandel uitschitterden , neemt de Gelukzalige Christophorus van Milaan eene waardige plaats in.
Hij was een beroemd prediker, die vooral in het noorden van Italië door zijne geleerdheid, deugd en een magtig redenaarstalent met buitengewone vrucht aan de uitbreiding van het levendig geloof onder zijne landgenooten arbeidde. Jaren lang bad bij reeds het woord Gods op ontelbare plaatsen mogen verkondigen , toen bij ook aan de stad Tabia eenigen tijd zijn apostolische arbeid ging toewijden. Op deze plaats had hij het geluk een rijken oogst van zielen voor den hemel te winnen, en zoozeer was hij in aller achting en liefde gestegen, dat de inwoners hem ongaarne uit hun midden zagen vertrekken en hem zelfs het voorstel deden om zich
421
•422 DE GELUKZ. CHRISTOPHORUS J
te ïabia te vestigen en er een klooster voor zijne Orde in bezit te nemen. Christophorns kon aan dien heiligen aandrang geen weerstand bieden. Als een heerlijk licht verspreidde hij nu nog vele jaren in genoemde stad en hare omstreken de zegeningen des Evangelies. Spoedig wist hij aan zich en aan onze H. Orde een aanzienlijke schaar van voortreffelijke mannen te verbinden, die in lateren tijd eveneens der Katholieke Kerk tot sieraad strekten.
Groot en voorbeeldig voor anderen was zijn ijver om de verheven bedieningen van het priesterschap en van het kloosterkoor met heiligen eerbied uit te oefenen. Innig overtuigd dat niet altijd alleen de heiligheid van den religieus maar ook diens wetenschap onberekenbaar veel nut onder de geloovigen kan uitwerken, toonde de Gelukzalige zich een groot voorstander en handhaver van de degelijke studiën der Predikheeren-Orde en wist hij zijn broeders een ongewonen ijver en liefde in te storten voor de gestadige overweging der H. Schrift en voor de studie zoowel der kerkleeraars in 't algemeen als in 't bijzonder en bij uitnemendheid voor die des Eugelachtigen Leeraars, den H. Thomas van Aquinen. Zelfs heeft onze Gelukzalige menig werk geschreven, dat zijnen religieusen en vooral den predikers van Gods woord uitnemende voor-deelen opleverde. Daarenboven scheen God er behagen in te nemen zijn trouwen dienaar nog te verheerlijken met den geest van voorzegging.
De Gelukz. Christophorus bereikte een hoogen ouderdom; maar mot klimmen der jaren verfiaauwde zijne ijver niet, integendeel, de edele grijsaard aanvaardde nog met jeugdige kracht en moed de zwaarste apostolische bedieningen. Te midden van zijnen arbeid echter werd hij omstreeks het jaar 1450 door zijn Heiland en Meester uit dit aardsche leven tot het leven der eeuwige glorie opgeroepen; van dat oogenblik af
VAN MILAAN 423
verheerlijkten hem de geloovigen van Tahia en omstreken als hunnen Gelukzaligen en magtigen voorspreker bij God, welke vereering in 't jaar 1875 door Pius IX werd goedgekeurd, bekrachtigd en tot geheel onze H. Orde uitgestrekt.
OVERWEGING.
DE GKOOTE IJVER VAN ONZEN GELUKZALIGE VOOK ZIJNE VOLMAAKTHEID EN VOOR DE WETENSCHAP.
Attende tibi et doctrinae. I Timoth. IV, 16.
Geef acht op u-zelven en op uwe wetenschap.
De H. Paulus vermaant zijnen leerling Timotheus, dien hij in het Apostelambt wil onderwijzen, om altijd zorg te dragen voor twee gewigtige zaken: namelijk, dat zijn levenswandel heilig en onberispelijk zoude zijn, en dat hij zich met ijver op de wetenschap en leer zou toeleggen, welke hij aan anderen moest verkondigen.
Deze raadgeving en ernstige vermaning is op alle kinderen des H. Dominicus van toepassing, omdat allen geroepen zijn tot eene Apostolische Orde, dat is, tot eene Orde, die aan het zielenheil van anderen arbeidt. »Wij zijn allen gezonden, zegt de H. Catharina van Senen, om te werken aan de zaligheid van onze ziel en van die onzer medemenschen.quot; (1) In welke beteekenis dit arbeiden aan de zaligheid van anderen op alle leden onzer H. Orde toepasselijk is, hebben wij in den loop van dit werk reeds menigmaal verklaard; genoeg zij het, er hier met de woorden van den H, Bernardus (2) op te wijzen, dat wij allen onderrichten en prediken moeten,
1) Zamensprank LXXXVI, 6.
2 Fasce veyho.pasce e.re7iijgt;lo,pasce sanctarumfiucta orationum.
424 DE GELTJKZ. CHEISTOPHOEÜS
door onzen priesters in hun zwaren arbeid voor het zielenheil zoowel met onze vurige gebeden krachtdadig bij te staan, als niet minder door onzen evennaaste met een voorbeeldig levensgedrag door woorden en daden voor te lichten.
Dit nu is de wetenschap, welke aan niemand onzer mag ontbreken, en waarop wij ons met des te grooter ijver zullen toeleggen, wanneer wij overwogen hebben, hoe de Gelukzalige Christophorus lt;le liefde voor de wetenschap in den eigenlijken zin des woords, met een buitengewonen ijver voor zijne volmaaktheid heeft weten te vereenigen.
Op do eerste plaats was onze Gelukzalige diep overtuigd dat geleerdheid en volmaaktheid uitmuntend zamen kunnen gaan: »Zelfs de kennis dei-ongewijde wetenschappen, zeide reeds Gregorius de Groote, kan ons voordeelig en behulpzaam wezen voor onze studie der geestelijke en gewijde.quot;
Echter komen er, helaas! omstandigheden voor, waarin groote geleerdheid voor eenen religieus in plaats van nuttig zeer schadelijk worden kan. Zoodra de gedachte aan onze kunde en ervarenheid ons tot ongeregeld zelfbehagen en hoovaardij of wel tot miskenning en verachting van anderen mogt vervoeren, kan onmogelijk de wetenschap met een waren religieusen geest gepaard gaan; dan immers blijkt het, hoe wij vergeten zijn, dat ons eerste en voornaamste streven altijd blijven moet; de studie der volmaaktheid en heiligheid; dan zullen wij maar al te spoedig den smaak verliezen voor het geestelijke en al te weinig tijd en ijver besteden aan de oefeningen van gebed en overweging, die toch de bronnen zijn waar alle volmaaktheid en deugd uit geput moeten worden.
Denken wij nu niet, dat de opoffering van onzen tijd en onze inspanning van geest voor de oefeningen der volmaaktheid, schadelijk zullen wezen
VAN MILAAN
voor onzen voortgang in de wetenschap; neen, zoo menigmaal wij met liefde de studie laten rusten voor onze noodzakelijke werken van godsvrucht, bevinden wij ons later veel beter gestemd voor de stadie-zelve. En waarom dit ? Omdat de geestelijke oefeningen ons hart en onzen geest met groote kalmte en rust vervullen; en gelijk een spiegel de omtrekken der voorwerpen des te zuiverder en fijner zal weergeven, naarmate het spiegelglas minder beeft of trilt en rustiger is in onze hand, zoo ook zal onze geest, onder den indruk van dien ernst en kalmte, welke de heilzame vruchten zijn onzer geestelijke oefeningen, aanmerkelijk dieper en juister de geheimen der wetenschap in zich kunnen opnemen.
Volgen wij het voorbeeld onzer groote Ordes-heiligen en Gelukzaligen, die dagelijks uren aan uren afzonderden voor de heilige belangen hunner ziel, en die evenwel op het gebied der wetenschappen met de hoogste eer en glorie schitteren. Vestigen wij heden vooral onze blik op den Gelukz. Christophorus. Ja, wij mogen hem ons voorstellen eiken dag uren lang verdiept in de meditatie dei-eeuwige waarheden, verslonden in het gebed; altijd en overal bij de schijnbaar geringste oefeningen van het kloosterleven tegenwoordig en geen grooter liefde koesterende dan om volmaakt en heilig te worden; zelfs wanneer hij zijnen dorst ging lesschen aan de studie van gewijde of ongewijde wetenschappen , was het zijn eenigste en hoogste doel: om door middel van ijvervolle studie zijnen God meer en meer te leeren kennen en beminnen, en om later met des te rijker vrucht aan het eeuwig geluk van anderen werkzaam te kunnen zijn.
425
Onderzoeken wij ons ze] ven met den geleerden en godvruchtigen Kardinaal Bona (1) betrekkelijk
1) Johannes Bona. Horol. Asc, Cap. II. § III.
426 DE GELUKZ. CH11IST0PH0RUS VAN MILAAN
onze goede meening bij liet stadeeren: Welke is onze beweegreden tot de studie? Is zij werkelijk niets anders dan de eer van God en het keil van onzen evenmensch ? Begeven wij ons niet tot de studie: op ongepasten tijde, met al te groote drift en hartstocht; zonder godsvrucht, zonder voorafgaand gebed tot den H. Geest en de Moeder van God; verzuimen wij niet somtijds om de studie bet gebed of eenig voorschrift van den regel; spreken wjj nederig over onze kennis en geleerdheid; geven wij aan God alleen de eer, of maken wij veel ophef van onze geestesgaven; eindelijk, beteugelen wij zoowel onze al te groote vooringenomenheid als tegen ingenomenheid met het eene of andere ons
voorgeschreven studie-vak ?.......
Wanneer wij ons op deze wijze op de wetenschap toeleggen, dan worden wij voortreffelijke navolgers van onzen Gelukzalige, en ware apostelen; dan mogen wij overtuigd zijn en den troost smaken, dat onze zielenijver door een opregte liefde ontstoken en van de ware wijsheid doordrongen en bestuurd wordt. (1) Geve de Algoede God dat wij allen zulke degelijke arbeiders mogen worden in 's Heeren wijngaard als de Gelukz. Christophorus van Milaan!
1) Zelum tuum imflammet charitas, imfor mei scientia.
De II. Barnardus.
j-iex J-ÏEILIG JJAAR
Iedere dag van het jaar wijst den naam aan van een heilige, gelukzalige of eerbiedwaardige,
die de Orde aan de H. Kerk heeft geschonken.
VERKOKTIWGSTEEKENS.
III Beteekent: lid der Derde Orde.
* Beteekent, dat van genoemde eerbiedwaardigen het proces van canouizatie bij de H. Congregatie te Rome aanhangig is.
V. A. O. Volle aflaat, verleend aan de gansche Orde.
V. A. K. Volle aflaat, dien de Broeders en Zusters van deu allerheiligsten Rozenkrans kunnen verdienen iu de kerken, waar -deze broederschap is opgerigt.
V. A. Z. N. Volle aflaat, dien de leden van de broederschap van den Zoeten Naam Jesus kunnen verdienen.
V. A. E. S. Volle allaat voor de leden van de broederschap van den Engelachtigen Strijd.
Als het feest van een heilige onzer Orde verzet wordt, dan kan men den aflaat verdienen op den dag, waarop het feest in dat jaar gevierd wordt. Ben. XIII. Bul. Pretiosus. § 24.
Op den eersten Zondag van iedere maand: V. A. R.
Op den tweeden Zondag van iedere maand: V. A. Z. N., mits men de processie bijwonc.
Op den eersten Dingsdag van iedere maand: V. A. O.
1. Besnijdenis onzes He er en. V. A. Z. N. Bizondeje feestdag van de broederschap van den Zoeten Naam Jesus. (1)
De Eerw. Pater Vinceniius Bernard. Van Cadenet, in Provence, afkomstig en geprofest in het koninglijk klooster van den H. Maxi-
1) Deze broederschap is reeds in het begin der Orde ingesteld om de eer van den H. Naam Gods en van Jesus te verspreiden, en de oneer te herstellen din den Naam des Heeren door vloeken en godslasteringen wordt aangedaan.
KALENDER
raianos, trad in de congregatie van het H. Sacrament en onderscheidde zich door het prediken van den H. Rozenkrans; hij rigtte op verschillende plaatsen van Provence, Dauphine, Languedoc en Auvergne deze broederschap op. (1696)
2. P. Isnard van Vicenza, een der eerste volgelingen van den H. Dominicus. Een groot aantal zondaars werd door zijne treffende preken en door de heiligheid zijns levens bekeerd, terwijl hij, alleen door het uitspreken van den Zoeten Naam Jesus, verscheidene dooden tot het leven opwekte. (1244)
3. P. Seraphinus Capponi de Poretla. Volgens den geest der Orde vereenigde hij het werkend met het bespiegelend leven. (Omtrent 1614)
4. F. Ybanez (ook Bannez) die gedurende twee en twintig jaren biechtvader was van de II. Thcresia en haar aanspoorde tot het schrijven van de '/Verhandeling over den weg der volmaaktheidquot; en de quot;Geschiedenis der Kloosterstichtingen.quot; Terwijl deze heilige Vrouw op zekeren dag eene duif op het hoofd van den heiligen religieus bespeurde en de stralen en de glans der duif zich nog veel verder schenen te verspreiden, werd haar gezegd, dat Pater Ybanez een groot getal zielen tot don schaapstal van Jesus zou wedervoeren. In het 38e hoofdstuk van haar werk verhaalt zij aldus;
«Op zekeren dag verscheen mij de Allerheiligste Maagd ea quot;hing een mantel van schitterende witheid om de schouders van quot;dezen religieus der Orde van den H. Dominicus, van wien ik quot;reeds op verschillende plaatsen van dit werk gesproken heb. //Deze mantel, zeide Zij mij, is het loon voor den //dienst in de oprigting van dit huis door hem be-quot; wezen; hij is eveneens een teek en van de bizon-quot;dere bescherming, waarmede ik voortaan zijne ziel quot;zuiver en vrij van alle doodzonden zal bewaren.quot; (I)
II
5. III. Zuster Benedicta, te Toul in Lotharingen. De H. Maagd
1) De H. Theresia heeft vele biechtvaders gehad uit de Orde der Predikheeren, o. a. Petrus Ybanez, Garcia van Toledo, die haar verpligtte haar leven te schrijven en Virtcentius Baron-Joannes de Palafon, een harer geschiedschrijvers, zegt. dat zij immer gerust was, als zij zich tot een religieus van den H. Dominicus had kunnen begeven; aan hen was zij, zoo niet geheel, dan toch voor een groot deel, hare hervorming verschuldigd De H. Ludovicus Bertrandus, door haar geraadpleegd, voorspelde den goeden uitslag harer hervorming; terwijl de H. Dominicus in eene verschijning haar zijne magtige bescherming beloofde. Van haren kant stelde de H. Theresia den H. Vader onder hare voornaamste beschermheiligen en beminde zijne Orde zoozeer, dat zij zich gewoonlijk dominicanes in passione noemde, d. i. met het hart.
KALENDER.
toonde haar in een visioen drie leliën, waarop deze spreuken stonden geschreven: lo Gedenk de grootheid der zonde en de goedheid van God om ze te vergeven. 2o Overweeg het lijden van raijn Zoon en de strenge boetp 1 egingen der Heiligen. 3o Herinner u, dat gij boven vele enderen uitverkoren zijt. Zij stierf in den ouderdom van 28 jaren. (1636)
6. Aanbidding der drie Wijzen of Brie-Koningen. V. A. R. en Z. N. Op den Zondag onder het octaaf, feestdag der Vinding van Jesus in den tempel, het vijfde geheim van den H. Ro/ iikrans.
7. 111. Zuster Maria Haggi, van Rome. Na veel tegenspoed te hebben doorstaan, betrok deze heilige Weduwe een huis nabij de kerk van Minerva te Rome en beoefende daar onder de leiding der Predikheeren de verhevenste deugden. Hare beide kinderen traden in de Orde van den H. Dominicus, terwijl zij zelve het kleed der Derde Orde ontving en het tot haren dood met eerbied bewaarde. Zij smaakte zulk een genoegen in de overweging van Jesus' heilig lijden, dat zij de teekenen der vijf H. Wonden ontving. (1600)
8. Zuster Helena van Hongarije. Zij muntte uit door eene teedere godsvrucht tot den gekruisden Zaligmaker. Door hare vurige liefde gedreven omarmde zij eens het Kruisbeeld zoo vast dat niets het haar ontwringen kon. en ten laatste het beeld zich zeiven aan hare omhelzing moest onttrekken. (1270)
9. F. Stephanus van Salanhac. Hij achtte den dag voor zich verloren, waarop hij geen vernedering ondergaan had.
10. De gelukzalige Gundizalvus van Amaranthe, Belijder.
11. Zuster Maria a Corona, van Sevilla. Zij had een bizondere godsvrucht tot de bloedige geeseling van Jesus. (1564)
12. Zuster Margarita Saumaise. Eerste geprofeste zuster van Dijon, kweet zij- zich, in weerwil van hare dorheid van geest, met vurigen ijver van hare pligten. Na haren dood verscheen zij aan een harer zusters, zeggende: V er he u g n met mij. (1631)
13. De deugdzame P. Franciscus Alanus, religieus van het klooster: O. L. Vrouw van goede tijding te Rennes. Door zijn ijver en voortdurenden arbeid om de godsvrucht tot de H. Maagd, vooral door middel van den H. Rozenkrans, onder het volk te verspreiden, verdiende hij den eerenaam van vertrouweling van Maria en Pater van den H. Rozenkrans. De faam zijner heiligheid reeds gedurende zijn leven alom verspreid, vermeerderde nog na zijn dood, toen vele geloovigen, door zijn voorspraak bij God in te roepen verhoord werden.
Ill
KALENDER
14. Zuster Agnes van Jesus, De zoete Naam en de verheven handelingen van Jesus wareu het voortdurend onderwerp harer overweging. Jesus zelf leerde haar, hoe zij zich moest voorbereiden tot de aflegging barer beloften.
15. Feestdag van den Zoeten Naam Jesus. V. A. Z. N.
* III (1) Zuster Maria Rosa Agoslini. (De eerbiedwaardige)
16. De gelukzalige Stephana van Qainzano, Maagd.
Te Reunes de Eerw. Moeder Margarita van Bremen, bijgenaamd de Maagd. Zij was beroemd zoowel om hare natuurlijke als bovennatuurlijke gaven. Bekend met de Grieksche, Latijuscheen Italiaan-sche taal schreef zij vele werken en stierf in het jaar 1663 als priorin van het St. Dominicus* klooster.
17. i5. Josephus van Candia. Door een kloekmoedige» marteldood wischte hij zijn vroegeren geloofsafval uit.
18. Zuster Elisabeth Crenier. Zij onderging den dood voor het geloof, omdat zij Hendrik VIH, koning van Engeland, zijne misdaden voor oogen gesteld had. (1559)
19. De gel uk z. Andreas van Fe schier a t Belijder.
* III De eerbiedwaardige Zuster Benedicta Rencurel.
20. P. Joannes Scalarius, van Castres. Hij was een religieus van bewonderenswaardige zuiverheid van leven, biechtte dagelijks en was voor allen een schitterend voorbeeld van gehoorzaamheid. (1272)
21. P. Vicentius Baron, van Spaansche afkomst en biechtvader der H. Theresia, die hij den weg der volmaaktheid leerde bewandelen. De naauwgezette onderhouding der regels achtte hij zoozeer, dat volgens hem een religieus, ook al was hij geheel alleen op deze wereld, nimmer, zelf niet het minste, hiervan moest afwijken. (1500)
22. Betrus en Arnoldus van Montpellier, broeders. Op denzelfden dag geboren, traden beiden op denzelfden dag in de Orde, werden te gelijk leeraar, evenaarden elkaar in heiligheid en stierven , na de H. Commnnie ontvangen te hebben, te gelijker tijd op Witten Donderdag. (1225)
23. De H. Raymundus de Fennafort, Belijder. V. A. O.
24. De gelukz. Marcolinus, van Forli, Belijder.
25. Bekeering van den H. Pauhis, feestdag cjer Dominicaner-leek e broeders.
P. Joannes Baptista Carré, van Bourg in Bresse. In 1612, tijdens de hervorming van P. Sebastianus Michaëlis ontving hij het ordekleed te Toulouse; later Prior van het klooster St. Honoré, te Parijs, stelde hij daar op verzoek van Maria de Medicis, koningin van Frankrijk, het Rozenkransgebed ia en maakte zic:i
IV
KALENDER
vooral verdienstelijk door de stichting van het Noviciaat van St. Thomas. Uit dit noviciaat ontsprong een nieuw en krachtig leven voor de Orde in Frankrijk, terwijl het tevens een seminarie werd voor de missiën der Antillen en van Guadeloupe. (1653)
26. De gelukz. Margarita van Hongarije, Maagd.
27. P. Laurentius% leerling van den H. Dominicua en eerste Engelsche Dominicaan. Wanneer hij bad, was zijn gerist geheel in God verslonden. (1) (1235)
28. Vervoering der Overblijfselen van den H. Thomas van Aquine naar Toulouse. V. A. E. S. Voornaamste feestdag der broederschap van den Engelachtigen strijd. (2)
29. Zuster Gertrudis van Jesus, van Duitschland. Op haar doodsbed kon zij aan hare zusters zeggen: '/Sedert do twintig vjaren, die ik in het religieuse leven doorbragt, heeft God quot;mij steeds de genade gegeven, eiken dag zoo te leven, alsof hij «de laatste van mijn leven ware.quot;
30. De Eerw. Zuster Claudia cCAngeli a Cruce, stichtte het klooster '/della Caritaquot; te Anagni. Zij onderwees met hare medezusters de arme meuschen, legde hierdoor in Italië den grondslag der licfdescholen en stierf door buitengewone gunsten overladen , te Rome. (1715)
Octaafdag van den H. Raymundns.
81. P. IJvcs, religieus van het klooster , (St. Jacob) te Parijs en provinciaal van het H. Land. Tijdens de kruistogten van den H. Lodewijk in Palestina, werd hij, wegens zijn verdiensten, door dezen bi-last met een gezantschap tot den sultan van I)a-
1) Vrijdag tusschen 15 en 27 February beginnen de zeven Vrijdagen ter eere van den H. Vincentius Ferrerius, mits het feest van dezen Heilige niet verplaatst wordt. Allen, die ter eere van den H. Vincentius gedurende de zeven achtereenvolgende Vrijdagen, die zijn feest voorafgaan, zullen gebiecht cn gecommuniceerd hebben, kunnen iederen keer een aflaat van 40 dagen en op een Vrijdag naar verkiezing een vollen aflaat verdienen. Bul van Pius VII, Ad augendam.
2) De broederschap van den Engelachtigen Strijd is eone geestelijke vereeniging van godvruchtige personen, die den H. Thomas — dien Engel van Zuiverheid — tot beschermer verkiezen in het bewaren van den heiligen schat der kuischheid. Ongeveer twee en een halve eeuw (van 't jaar 1649 af, toen zij haren oorsprong nam aan de Universiteit van Leuven) heeft deze uitmuntende Broederschap de glansrijkste en moeijelijkste overwinningen op den erfvijand van 't menschdom behaald, en nog in onze dagen bloeit zij als een sieraad onder de Katholieke instellingen. In navolging van den H. Thomas, die na zijn heldhaftige zegepraal door Engelen met een gordel bekleed werd, dragen de Leden een door een Prediklieer gezegende linnen koordje met 15 knoopen , terwijl zij aan de rijkste aflaten deelachtig worden.
V
KALENDER
raascus. Met den grootsten lof spreekt Joinville van hem in zijn Gedenkschriften, terwijl de schrijver van de Levens der Broeders hem een heilig religieus noemt, bemind bij God en by de menschen.
Diogsdag na den Zondag Septuagesima, viert men de G e-dachtenis van het gebed van O. H. J. C. in den Hof der O 1 ij v e n.
Diogsdag na den Zondag Sexagesima, de Gedacht en is van het L ij den van onzen Verlosser.
Donderdag na den Zondag Sexagesima, de Gedachtenis van de plegtige Vervoering der Overblijfselen van de H. Catharina van Senen, te Rome in 1 855.
1. De eerwaarde Moeder Anna Raviot, van Dijon. Gedurende veertig jaren onderhield zij naauwgezet de regels der Orde.
2. Maria Lichtmis, vierde geheim van den H. Rozenkrans. V. A. R. (1)
3. De eerwaarde moeder Juliana Cicarelli, van het klooster der H. Catharina van Senen, te Camarino in Italië. Van haar kan men, evenals van de H. Gertrudis, zeggen: '/Haar hart is de gewone verblijfplaats van den Zoon Gods.quot; (2)
4. Zuster Beatrix Regmn, te Lissabon. Zij muntte vooral uit in de zachtmoedigheid. (1600)
Jaargetijde onzer overleden Ouders. (3) V. A. O. en V. A. R.
1) Terwijl de gelukzalige Jordanus op dezen dag met zijne ordebroeders het kerkelijk otficie in het koor zong , verscheen hem de H. Maagd, met het kindje Jesus op den arm, en gaf hun allen haren zegen.
2) Deze eerbiedwaardige Moeder verklaart aldus den geestelijken zin van het inwendig leven der Predikheeren: ))De waakzaamheid »der oogen herinnert ons onze eigen gebreken met zorg to beschou-»wen; het neergebogen hoofd beteekent de onderwerping van den »wil; het kruisen der handen duidt het verlangen aan om voor »God te lijden; het buigen der knieën roept ons onze zwakheid »te binnen; de wollen kleederen toonen het geduld en de zacht-smoedigheid der lammeren; het witte kleed is het beeld van de «zuiverheid des harten, het zwarte dat der versterving aan de •wereld; terwijl de kruinschering de verwijdering van alle wereldsche «gedachten en het schoeisel de overdenking aan den dood beteekenen. Wanneer het inwendige van den Predikheer ,quot; zoo voegt zij er bij , »dus beantwoordt aan het uitwendige, dan is hij in waar-»heid een tempel van den H. Geest.quot;
3) Bij elk Jaargetijde wordt in onze Kerken het Officie der Overledenen gebeden en de Hoogmis opgedragen tot intentie der-genen , voor wie het Jaargetijde gehouden wordt. — De leden der Aartsbroederschap des Allerheiligsten Rozenkrans, die bij het Officie en de Hoogmis tegenwoordig zijn en tot de H. Tafel naderen, kunnen bij elk Jaargetijde een Vollen Aflaat verdienen.
VI
KALENDER
5. Dominicusvan Portugal, leekebroeder en een bizonder voorbeeld van ingetogenheid, gedold in ziekten en liefde tot den arbeid. (1263)
6. Zuster Louisa Junien, van Barcelona. Met grooten ijver en eene zuivere raeeniog verrigtte zij steeds hare dagelijksche bezigheden.
7. P. Thomas van Catimpré. Niet alleen wegens zijn veelomvattende en grondige kennis, raaar ook wegens zijn heilig religieuse leven verwierf hij zich een onsterfelijken roem. (1280)
8. P. Dominicus van Segovia gt; inedgezel en trouwe navolger van den H. Dominicus. Door de kracht van zijn woord werden alle tooneelspelers uit Segovia verbannen, terwijl hij zelf tevens aan alle inwoners een schitterend voorbeeld van heldendeugd gaf door zich, toen hij zijne zuiverheid bedreigd zag, op brandende kolen te werpen. (1260)
9. De gelukzalige Bernardus Scammaca, Belijder.
10. De eerbiedwaardige Pater Paulus van Hongarije. Te Bologne geboren, verkondigde hij het geloof bij de Cumanen en stierf er met negen zijner gezellen den marteldood. (1244)
11. De eerwaarde Moeder Louisa Malain, van Dyon. Zij had een bizondere godsvrucht tot de twaalf voorregten der H. Maagd. Gedurende haar leven door vele inwendige smarten beproefd, beloonde God haar bewonderenswaardig geduld door hare laatste levensdagen te verligten, hare vrees in liefde, hare ontsteltenis in vertroosting en hare duisternis in licht te veranderen. (1659)
12. De gelukzalige Ueginaldus van Orleans, Belijder.
13. III. De H. Catharina de Ricciis, Maagd. V. A. O.
14. De gelukzalige Nicolaas Palea, Belijder.
15. De gelukzalige Jordanus van Saksen, Belijder.
P. Joannes Nider, hersteller der regeltucht in Duitschland en godgeleerde onzer Orde op het concilie van Bazel. Hij is de schrijver van een aantal beroemde werken, bizonder van het werk getiteld; De Mieren, bevattende eene verzameling van stichtelijke voorbeelden en raadgevingen, en muntte als religieus uit door een groote godsvrucht tot het lijden van Jesns en door een vurigen ijver voor de herstelling der regeltucht. (1428)
16. P. Henricus van Keulen, die te gelijk met den gelukz. Jordanus door den gelukz. Reginaldus in de Orde werd opgenomen. Hij was een ijverig voorstander der glorie van Maria en bragt door de verspreiding der godsvrucht tot den Zoeten Naam in Keulen eene geheele verandering te weeg. (1230)
17. P. Wilhelmus van Jesus, van Narbonne. Deze religieus, die gedurende zijn leven de H. Engelen bizonder vereerde, mogt het geluk smaken, door hen op zijn sterfbed te worden bijgestaan.
18. De gelukzalige Laurentius van Bipa-Fracta.
VII
28
KALENDER
19. De gelukzalige Alvarez van Cordova, Belijder.
20. De zalige Margarita Melian, van Lissabon. Met een bi-zondere godsvrucht tot de Heiligen onzer Orde bezield, zocht zQ hen dagelijks op alle wijzen te vereeren. Eiken dag zong zij ter hunner eer het gezang: Benedictus Do ra in us, terwijl de Heiligen haar tot belooning in haar stervensuur met denzelfden lofzang kwamen verwelkomen.
Octaafdag der H. Catharina de Ricciis.
21. De gelukzalige Aimo Tapparelli, Belijder.
22. P. Petrus Celani, die te Toulouse zijn huis schonk aan den H. Dominicus, om daar zijn eerste klooster op te rigten. Zelf in de Orde getreden, stichtte hij het klooster van Limoges en werd de eerste provinciaal van Frankrijk. Ofschoon hrj slechts weinig gestudeerd had, ging hij overal, waar de H. Dominicus hem zond, ootmoedig en gehoorzaam het woord Gods verkondigen, dat door zijn mond de wonderbaarste vruchten voortbragt. (1257)
23. De zalige Philippina Govina, van Portugal. Volgens het gebod van den H. Dominicus sprak zij altijd met of van God. (1574)
24. De eerbiedwaardige Pater Joannes, van Fiësole, (1) meer bekend onder den naam van Fra Angelico, (wegens zijn engelachtig talent en leven). Christelijk kunstenaar in den verhe-vensten zin, gaf hij met zijn penseel de beelden en schouwtooneelen weer, die hij in de hoogste geestvervoering had mogen aanschouwen. Niet dan eerbiedig neergeknield, schilderde hij het gelaat van Jesus en Maria, terwijl tranen van liefde en leedwezen zijn oogen ontsprongen, zoo dikwijls hij een tafereel van Jesus' bitter lijden op het doek bragt. (1455)
25. De gelukzalige Constantius van Fabriano, Belijder. (1)
26. Broeder Thomas, Maria van Cupertino, novice. Hij was een engel van vurigheid en geduld. Zonder zich te beklagen, doorstond hij de pijnlijkste smarten, en riep, op het punt van te sterven, vol vreugde uit: «Naar het Vaderland! Naar het Vaderland.quot; Terwijl hij het beeld zijner welbeminde Moeder in de armen drukte, gaf hij, nog slechts 19 jaren oud, den geest en verheugd vloog zijne ziel ten Hemel op. (1593)
VIII
27. Zuster Isabella van den H. Dominicus, stichteres en eerste priorin van het klooster van Medina-del-Campo. Zij verliet met
1) Den eersten Woensdag na den 24sten (in de schrikkeljaren den 25sten) beginnen de Vijf Woensdagen, die het feest van de Indrukking der Vijf K. Wonden in het ligchaam der H. Catharina van Senen, de seraphijnsche maagd , voorafgaan. lederen Woensdag kan men, op de gewone voorwaarden, een aflaat van 40 dagen en een vollen aflaat op een der Woensdagen, naar verkiezing, verdienen. Bul van Pius V,
KALENDER
hare dochter, de markgravin van Veles, het hof, om zich in het klooster aan God toe to wijden en daar een nederig cn verborgen leven te leiden.
28. De gelukzalige Villana de Hollis, Weduwe.
Den eersten Vrijdag van de Vasten: Feest van de II.II. Lans eo Nagelen van O. H. J. C.
Den tweeden Vrijdag van de Vasten: Feest van den H. Zweetdoek en het Lijnwaad Onzes Heeren.
Den derden Vrijdag van de Vasten: Feest der H.H. Vijf Wonden O. H.
Den vierden Vrijdag van de Vasten: Feest van het Dierbaar Bloed O. H.: V. A. R. (1)
Den vijfden Vrijdag van de Vasten: Feest der Zeven Smarten van Maria.
Op twee dezer Vrijdagen, naar verkiezing, V. A. R.
De gelukz. Christophorus van Milaan, Belijder.
1. Zuster Antoinetle Chijflot, van Senur, in Anzois. De genoegens der jeugd najagende, mengde God, om haar aan de wereld te onttrekken, hare vreugde met bitterheid en bezocht haar zoolang met eene ziekte, tot zij het ordekleed van den IT. Uominieas ontving. Zij had daarna het geluk in eene heilige en brandende liefde tot God te sterven. (1641)
2. De gelukzalige Henricus Suio, Belijder.
3. Zuster Maria a Sancta Chrislina. Haar hart brandde zoozeer van liefde tot de religieusen onzer Orde, dat zij zich niet weerhouden kon en dikwijls uitriep: quot;Mogt het God behagen, quot;mij a! de pijnen des Vagevnars te doen lijden, in plaats van «mijne broeders, de zonen van den H. Dominicns, die met zooveel quot;ijver weiken voor het zielenheil en de herstelling der regeltucht!quot;
4. Pater Nicolaus van Ravenna. Zijn heilige levenswandel en zijn vurige preken waren de vracht zijner voortdurende overweging over het lijden van Jesus. (1398)
TX
5. Zuster Magdalena a Cru.ce, van Albe. Door de gedachte aan de hemelsche glorie groeide hare liefde tot God van dag tot dag aan, terwijl zij in de beschouwing van den hemel zooveel vertroosting vond, dat zij, eens ziek zijnde, zich bnileu de ziekeu-
1) Dit feest wordt bizonder door de Orde gevierd, omdat hei een der voornaamste overwegingen is van den Allerh. Rozenkrans. Voordat Paus Benedictus XIII, der Predikheeren-Orde, dit feest aan de geheele Kerk voorschreef, werd het reeds in de Orde van den H. Dominicus gevierd.
KALENDER
kamer liet voeren om den hemel, de woonplaats van haren god-delijken Bruidegom, te aanschouwen. (1580)
6. üe gelukzalige Jordanus van Pisa, Belijder.
7. De H. Thomas van Aquinen, Leeraarder Kerk.V. A.O. enE.S.
8. De eerwaarde Moeder Maria Villani, stichteres van het klooster van «de H. Maria der goddelijke liefde,quot; te Napels. Onder de zware vervolgingen en hittere smarten, die zij had te lijden, schreef zij een werk, getiteld: /'De drie goddelijke vlammen,'* benevens nog vele andere verhandelingen over de goddelijke Liefde. (1670)
9. Znster Maria Magdalena, van Mantua. God schonk haar ouder de bekoringen en verstervingen zdó grooten troost, dat zij hare oogen op een kruisbeeld moest werpen om hare geestelijke vreugde te matigen. (1472)
10. De gelukzalige Petrus de Jeremia, Belijder.
11. P. Franciscus van Perugia t aartsbisschop en apostolisch nuntius. Hij verliet zijn vaderland om het geloof aan de onge-loovigen te gaan verkondigen en verachtte dikwijls de grootste gevaren, om een enkele ziel voor Jesus Christus te winnen. Na een groot getal Indianen bekeerd te hebben, deed hij afstand van zijn aartsbisdom en stierf in het klooster van Perugia.
12. De zalige Margarita a Sancta Anna, van Sevilla. Slechts twaalf jaren oud, trad zij in het klooster en heiligde zich door een vurig gebed en een goed gebruik van haren tijd. Onzen Meer te beschouwen als Schepper, Herder en Bruidegom, was hare meest geliefde overweging. (1601)
13. P, Franciscus van Toulouse. Toen hij het geloof verkondigde aan de Albigenzen in Languedoc, werd hij door deze ketters met doornen gekroond en met lansen doorstoken. (1270)
14. Zuster Sckolastica ab omnibus Sanctis, religieuse van het klooster der Engelen te Jaen. Zij gebruikte niets dan brood en water, terwijl bidden en weenen hare grootste vreugde was.
Octaafdag van den H. Thomas van Aquinen.
15. III. Zuster Seraphina, van de congregatie der arme Zusters van de H. Catharina van Senen, te Tara, bij Venetië. •God
wil het; Zijn heilige wil geschiede!quot;.....was haar levensregel.
16. P. iforow, van Duitschland. Hij verliet de wereld en trad op aanraden der H. Maagd in de Orde der Predik-heeren. (1241)
17. * III. De eerbiedwaardige Maria-Clotilda-Adelaide, van Frankrijk, koningin van Sardinië, zuster van Lodewijk XVI. Deze princes mantte ait in alle deugden, maar bizonder in het geduld. (1802)
X
KALENDER
18. De gelukzalige Syhillina de JBiscossis, Maagd.
Te Chalons-sur-Saóne, Zuster Francisco, van Duretal. Zij onderhield naanwkeurig de regels , waakte voortdurend op zich zelve en beoefende alle soorten van christelijke en Higiense deugden. (1650)
19. De 11. Joseph, Bruidegom der allerheiligste Maagd. (1) V. A. O.
De zalige Hugo a Sancto Caro, eerste kardinaal van de Orde der Predikheeren en schitterend zoo door deugd als wetenschap. Paus ïnnocentius IV droeg hem in 1248 de eervolle taak op, een kloosterregel te schrijven voor de Orde der Carrnelieten, welke regel door de HL Kerk werd goedgekeurd. Hij is de eerste die een concordance der H. Schriftuur heeft uitgegeven.
20. P. Mauritius, prins van Hongarije. Op bevel zijner ouders trad hij in het huwelijk, maar verliet eenigen tijd later met zijn jeugdige bruid de wereld, waarna beiden het geluk hadden in het ordekleed van den H. Dominicus te sterven. (1326)
21. De zalige Joannes van Fistoja. Hij was een zeergeleerd en daarbij diep ootmoedig religieus. Tweemaal bedankte hij uit nederigheid voor de bisschoppelijke waardigheid.
22. De gelukzalige Amhrosius Sansedonms, Belijder.
23. Zuster Anna a Lapide, van Zwitserland. Gehoorzamende aan de stem van den H. Dominicus, haar in een visioen verschenen, trad zij in de orde, volhardde in den heiligen klooster-staat en overwoog steeds Gods groote barmhartigheid.
24. Zuster Francisca a Sancto Dominico, leekezuster, in Spanje., Terwijl zij gedurende haar noviciaat groote bekoring gevoelde om het ordeskleed af te leggen en eens de kerk binnentrad, riep het kruisbeeld, waarvoor zij knielde, haar toe: quot;Wel hoe, Francisca, gaat gij vertrekken en ook mij verlaten?quot; Deze verwijting trof haar zoozeer, dat de bekoring voor altijd verdween en zij voortaan in het bijstaan der zieken den Heer zoo getrouw mogelijk diende.
25. Maria-Boodschap. V. A. O. en V. A. R. Eerste geheim van den H. Rozenkrans. (2)
26. Zuster Anna a Sancta Cruce, van Spanje. Afstammende van een luisterrijke familie, verzetten hare ouders zich tegen hare professie; dit veroorzaakte haar echter zulk eene droefheid dat zij in een zware ziekte verviel, op haar sterf bed de geloften
1; Voordat Paus Benedictus XITT aan de ganschc Kerk voorschreef den naam van den H. Joseph in de litaniën te voegen, had de Orde reeds lang aan dezen grooten Heiligen, die eervolle plaats toegekend.
2) De H. Raymundus stelde dit feest het eerst in Spanje in.
XI
KALENDER
deed en aldus met de lelie der zaiverheid ia de hand zich met harea goddelijken Bruidegom vereenigde. (1604)
27. P. Gouthier van Straatsburg. Om zijne teedere godsvrucht tot het lijden van Jesus en de smarten der Allerheiligste Maagd had hij het geluk de Vijf H. Wonden te ontvangen.
28. De Leekezuster Simona Fotin, van Chalona-sur-SaGne. Vaarwel zeggende aan de wereld met hare ijdelheid, verzocht zij het kleed der leekezusters en stierf, na een heilig leven, op den door haar gewenschten dag. Ter eere van het lijden van Jesus bad zij dagelijks met uitgestrekte armen een zeker getal Onze-Vader's en Wees-Gegroeten. (1642)
31. Zuster Gerlruida van Reinfelde. Zij muntte uit door een diepen ootmoed en naauwgezette onderhouding der regels.
30. Zuster Maria, Margarita Dauphin. De liefde vervoerde haar zoozeer, dat zij zich als offer aanbood om voor een zieltogende religieuse een zaligen dood te verwerven.
31. Zuster Magnantia Chifflot, znster van Antoinette Chifflot (zie 1 Maart.) Kruisen en verstervingen waren haar zoo aangenaam, dat zij, brandende van liefde tot den lijdenden Jesus, soms zeide: quot;Dit bed van doornen is mij dierbaarder en aangenamer dan een bed van rozen.quot;
Op Witten Donderdag, Goede Vrijdag en Paschen V. A. R. en V. Z. N.
V. A. R. op den derden Zondag dezer maand.
Op den tweeden Zondag na het octaaf van Paschen: Feest der Bescherming v. d. H. Joseph.
1. F. F/nlippus, geloofsverkondiger in Palestina, die door zijn ijver een groot aantal ongeloovigen en ketters tot de ware Kerk heeft gebragt. (1237)
2. III. M. Olier, stichter van het seminarie Saint-Sulpice, te Parijs, en een zeer vellicht zielbestuurder.
3. Feest van de Indrukking der Vijf H. Wonden in het liychaam der 11. Catharina van Senen.
4. Zuster Maria Lopez, van Spanje. Zij was zoo liefdadig, dat zij met toestemming harer overste, bijna al hare kleederen en zelfs haar dagelijksch voedsel onder de armen verdeelde. (1533)
5. lie 11. Vincentius Ferrerius, Belijder. V. A. O.
0. Zuster Eleonora, van Portugal, Koningin van Arragon. Na den dood van haren gemaal. Koning Ferdinand, omhelsde zij den religieusen staat en stierf in geur van heiligheid (1435)
7. F. Auguslinus a S. Magdalena, apostel der Indien. Hij bekeerde eene zoo groote menigte ongeloovigen, dat men hem
XII
KALENDER
•vader des Christendomsquot; noemde, terwijl hij bovendien liet geluk had zijn woord met zijn bloed te bezegelen; want. door de wilden gevangen genomen, werd hij op barbaarsche wijze vermoord. (1678)
8. Znster Mathilda, van Duitsehland. Zij onderhield zoo streng het stilzwijgen, dat zij haar gansche leven treurde, omdat zij drie malen, en dit nog bij toeval, zich eenige woorden had laten ontsnappen.
9. De gelukzalige Anionius Pavo, Martelaar.
10. De gelukzalige Anionius Neyrot, Martelaar.
11. Zuster Joanna a S. Dominica, van Ferrara. Zij brandde van begeerte, om voor Jesus haar bloed te vergieten.
12. Zuster Antoinette Ximenes, van Segovia. Door zich zelven te mistrouwen en alleen op God te betrouwen, overwon zij de hevigste en langdurigste bekoringen. (1594)
Octaafdag van den H. Vincentius Ferrerius.
13. De gelukzalige Margarita van Castelle, Maagd.
De eerwaarde Moeder Catharina a Sancto Dominica, van Dyon. Eerst suppriorin, daarna priorin gukozen in het klooster te Semur, in Auxois, onderscheidde zij zich door haren geest van armoede. (1657)
14. De gelukzalige Fetrus Gonzalez, Belijder.
15. Zuster Elisabeth a S. Senediclo, van Alba, in Portugal. Op den dag waarop zij hare geloften deed, verzocht zij van den Heer de gunst om den marteldood te sterven. God verhoorde haar gebed, zond haar pijnlijke ziekten over, die zij met een wonderbaar geduld doorstond.
16. F. Thaddeus van Perugia. Hij had een bizondere godsvrucht tot de H.Elisabeth van Hongarijë en zag zijn gebed door hare voorspraak steeds verhoord.
17. De gelukzalige Clara Gambacurta, Weduwe.
18. Bertrandus van Caviga. De H. Dominicus gaf hem don raad weinig te weenen over zijn eigen zonden ; maar veel tranen te storten over de zonden van anderen. (1230)
19. F. Petrus Queraldus. Hij was een leerling van den H. Vincentius Ferrerius en een getrouw navolger zijner deugden, vooral van zijne godsvrucht tot Maria. (1272)
20. De II. Agues van Monte-Politiano, Maagd. V. A, O. (1)
21. De gelukzalige Bartholomeus Cerverie, Belijder.
XIII
22. P. Bernardus de Cansio, om de kracht zijner welsprekend-
1) Op den eersten Dingsdag na den 20 April begint de Vijftien-Dingsdaagseho devotie ter eere van den II. Dominicus, Op eiken Dingsdag I, P. O. Men kan ook deze devotie houden do ISDings-dagea voor het Kersfeest. Zie 14 Sept.
KALENDER
beid de trompet van den H. Geest genoemd. Geen zondaar kon aan zijn stem weerstaan.
23. Zuster Caiharina a (truce, van Valladolid. Gedurende vier jaren werd zij gefolterd door een hevige ziekte, zonder dat een enkele klagt haren mond ontviel. (1556)
24. Zuster Magdalena Angelica, van Lorca. Zij stelde zich tot levensregel: zich aan God over te geven, Hem nooit vrijwillig te vergrammen; alles uit liefde te verdragen en met de grootste vurigheid hare pligten te vervullen. (1580)
Feestdag van de H. Doornenkroon. (Achtstegeheim v.d. Rozenkr.)
25. Zuster Maria a Conceptione, nicht van Philippus II koning van Spanje. Zij weigerde de hand van eenen prins van koninglijken bloede en verklaarde: alleen de bruid te willen zijn van Jesus Christus en te sterven als dochter der Allerheiligste Maagd, in de orde van den H. Dominicus.
26. De gelukzalige Dominicus en Gregorius, Belijders.
27. P. Suero Gomez, een der eerste gezellen van den H. Do-tninicns. Hij verliet het hof, omhelsde het religieuse leven en werkte nu met evenveel ijver voor de uitbreiding zijner Orde als hij vroeger in de wereld voor de verheffing van zijn huis had gearbeid. (1233)
Octaafdag van de H. Agnes.
28. III. Znster Osanna van Catare. Op zekeren dag. als zij de kudde hoedde, verscheen haar God onder de gedaante van een schoon kind. Aanstonds begaf zij zich in de eenzaamheid om zich aan de beschouwing der eeuwige waarheden over te geven en verbleef daar gedureude vijftig jaren. (1566)
29. De II. Petrus van Verona, Martelaar. V. A. O.
30. De H.Caiharina van Senen, Maagd, door de H. Kerk met den titel van Seraphijnsche Maagd vereerd en door Pius IX tot tweede Patroonheilige van Rome verklaard. V. A. O.
V. A. R. en V. A. Z. N. op Hemelvaartsdag, Pinksteren (1)
1) Volgens een oud gebruik, in de kerk van St. Jan van Lateranen en in vele andere kerken nog in zwang, worden met Pinksteren ook in de kerken onzer Orde rozen gewijd om ze aan de gcloovigen uit te deelen. Deze wijding geschiedt: lo. Om God te bedanken voor den geest van liefde, dien Hij aan Zijne Kerk geschonken heeft en dagelijks nog schenkt; 2o. Ter eere van Maria, de geestelijke roos , door wie de Apostelen bizonder op dien dag de gaven van den H. Geest ontvingen en 3o. ter herinnering, dat ■wij dien geest van liefde zullen bekomen, indien wij lid zijn en bizondere godsvrucht koesteren voor de broederschap van den Allerheiligsten Rozenkrans, waarvan de rozen eveneens een zinnebeeld zijn.
XIV
KALENDER
en H. Drievnldigheidsdag; op H. Sacramentsdag (1) V. A. R.
1. P. Gr eg or im van Bergen, religieus van het klooster van Bordeaux, waar hij een strengeren levensregel invoerde. Hij brandde van ijver voor de glorie van God en den eerbied in de kerken. (1638)
2. P. Sehastianus Michaelis, hervormer der Predikheeren in Frankrijk en stichter van het klooster Saint-Honoré te Parijs. Uit het woord: //Wie is gelijk God?quot; putte hij steeds een bi-zondere kracht. (1631)
3. Kruisvinding. Negende geheim van den H. Rozenkrans.
Zuster Dominica a Cruce, van Douai. Zij had een grooten
ijver voor de zaligheid der zondaars en een teedere godsvrucht voor de zielen in het Vagevuur. (1628)
4. Zuster Cecilia van Ferrara. Na een huwelijk van acht jaren, werd zij religieuse in het klooster der H. Catharina, terwyl haar echtgenoot zich in dat van den H. Dorainicus begaf. Geheel haar leven oefende zij zich in het gebed en in de liefde tot de verachting. (1314)
5. De n. Paus Puis V, Belijder. V. A. O.
6. De Eerwaarde Moeder Catharina van Contay, van het koninglijk klooster van den H. Lodewijk te Poissy. Na de gelofte van zuiverheid te hebben afgelegd, werd zij, op nog slechts 15 jarigen leeftijd, blind. Verre van zich over deze ramp te beklagen, was zij daarentegen verheugd, omdat hierdoor het huwelijk, waartoe hare ouders haar wilden noodzaken, niet kon doorgaan. Op 30 jarigen leeftijd bekwam zij haar gezicht weder werd religieuse en was voor allen een voorbeeld van gehoorzaamheid, ootmoed, en liefde tot God.
XV
7. P. Thomas Malvenda, van Lombag, in Arragon. Grondige geleerdheid paarde hij aan diepe godsvrucht en zoowel door deugden als wetenschappelijke werken muntte hij uit; onder deze laatsten verdienen vooral melding zijn verbetering van den Brevier,
1) De orde van den H. Dominicus heeft altijd een bizondere godsvrucht gehad tot het H. Sacrament. Pater Stella, predikheer, was de voornaamste ijveraar der broederschap van het H. Sacrament, die door de Pausen in de kloosterkerk van Sancta Maria supra Minervam te Rome is opgerigt, aan welk aartsbroederschap alle andere broederschappen ter eere van het H. Sacrament ondergeschikt zijn. Dc plegtighcid van dezen feestdag heeft men grooten-deels te danken aan de Orde der Predikheeren, aan welke men het officie, door den H. Thomas opgesteld, de luisterrijke processie en over het algemeen de eer aan het H. Sacrament reeds voor 1539 bewezen verschuldigd is. Het Protestantisme deed de godsvrucht der Orde tot het allerheiligste Sacrament van liefde nog meer aangroeien.
KALENDER
den Missaal en het Martelaarsboek onzer Orde, welke verbetering door de Congregatie der Ritussen in 1603 is goedgekeurd. Pater Malvenda stierf in 1628.
8 De Eerwaarde Moecer Maria Clerc, een der voornaamste stichtsters van het klooster Chalons-sur-Saone. Bij de oprigting van dit huis had zij veel te lijden, maar kwam door haar geduid en haren ootmoed alle wederwaardigheden te boven. (1630)
9. III. Zuster Catharina Calabrez, van Giron. Nooit verliet zij haar huis dan om naar de kerk te gaan en werken van liefde te verrigten, terwijl zij haren overigen tijd aan gebed en handwerk besteedde.
10. De H. Antoninus, aartsbisschop van Florence. V. A. O.
Pater B er nar dus a S. Irenaeo. Het kindje Jesus noodigde
hem met een novice, dien hij in onschuld had opgeleid, uit tot den hemelschen maaltijd.
11. III. Zuster Margarita a Hallahan; zij stichtte in Engeland eene congregatie der Derde Orde en rigtte vele scholen wees- en gasthuizen op voor den behoeftigen stand. (1868)
12. De gelukzalige Joannat infante van Portugal, Maagd.
Octaafdag van den H. Pius V.
13. De gelukzalige Albert us van Bergamo * Belijder.
14. De gelukzalige Aegidius van Saniarem, Belijder.
15. * De gelukzalige Andreas Abellon, in Provence. Geboren te St. Maximin, ontving hij het habijt in het klooster van Marseille en werd driemaal tot Prior gekozen te Aix. Eene talrijke menigte stroomde steeds van alle zijden naar hem toe, om zijn woord te hooren, dat de versteendste zondaars tot inkeer bragt en in aller harten het goddelijk liefdevuur ontvlamde. De weinige vrije oogenblikken, die zijn apostolaat hem schonk, besteedde hij tot de glorie van 's Heeren Huis door schoone kerktapijten te schilderen. De talrijke wonderen na zijn dood te Aix op zijn graf geschied, benevens de voortdurende eer door de bevolking hem geschonken, doen hoopen, dat hij weldra door de H. Congregatie op de altaren zal worden verheven. (1480)
16. Zuster Eleonora a Tinitate, religieuse van het klooster St. Rosa, te Lissabon. Gedurende de zeventig jaren van haar klooster-leven beoefende zij vooral de strengste armoede.
17. Pater Stephanus, stichter van het klooster te Metz. Getroffen door den H. Dominions trad hij in diens Orde en was van af zijn intrede, zoo door zijn deugden als zijn vurige predikatiën de steun der Predikheeren.
Octaafdag van den H. Antoninius.
18. P. Alricus van Friesland% die door den H. Dominions
XVI
KALENDER
in zijne ziekte bijgestaan, van liefde stierf. (1236)
P. Joannes- Bapiista de Marinis, 57ste generaal onzer Orde, was een religieus, die brandde voor de glorie Gods en het onderhouden der regeltucht. Hij beoefende da armoede zoo streng, dat hij in zijn hevigste ziekte, niet de geringste verkwikking wilde ontvangen, die strijdig scheen met den geest van armoede. (1669)
19. Zuster Maria Magdalena Vrsini. In haren doodstrijd zeide de priorin op Gods ingeving: «Ik beveel u tot uwen Bruidegom op te gaan,quot; en in naam der heilige gehoorzaamheid, neigde zij terstond het hoofd en gaf den geest. (1605)
20. De gelukzalige Columba van Bicti, Maagd.
21. De Eerwaarde Moeder Agnes a Face, Zuster van Maria a Jesu. Zij stichtte het klooster der H. Catharina te Toulouse en was, volgens haren levensbeschrijver, in het gebed en in hare dagelijksche oefeningen gelijk aan de Engelen, die nooit van het genot van Gods aanschijn beroofd zijn. (1652)
22. Zuster Elisabeth Steglin, geestelijke dochter van den ge-lukz. Henricus Suso. In geheel haar leven toonde zij zich door hare deugden zulk een heiligen zielbestuurder waardig en liet in hare geschriften de schitterende voorbeelden van heiligheid na, waarvan zij getuige had mogen zijn. (1359)
23. De eerwaarde Moeder Maria Dominica Baret, geprofest in het klooster van Metz en stichteres van dat te Vie in Lotharingen. Met heldhaftigen moed doorstond zij dc folteringen, die een borstkanker baar veroorzaakte, daar het uitspreken der heilige namen van Jesus en Maria haar den grootsten troost schonk. (1561)
24. Feestdag van O. L.V. onder den titel van Hulp der Christenen.
25. Feest der Vervoering der H. Overblijfselen van onzen H. Vader Dominicus.
III. De eerwaarde Pater L. Capiier, stichter van het college: »Albert.le-Grandquot; te Arcueil bij Parijs, met zijn 12 gezellen , waaronder Pater Thomas Bourard van de eerste Orde en drie Paters van de Derde Orde quot;ter opleiding der jeugd.quot; Door de communards gevangen genomen, werden zij , na veel ver-stnadingen van het bandelooze volk te hebbeu geleden, zonder vonnis uit haat tegen den Godsdienst te Parijs doodgeschoten. (1871)
26. Pater Andreas Franchi. Na drie en twintig jaar bisschop te zijn geweest, deed hij afstand van zijn bisdom, ging in een klooster en stierf daar als een arme religieus. (1401)
27. Zuster Diana. Door den H. Domiuicus in de Orde opgenomen, stichtte zij een klooster te Bologne; De gelukzalige Jordan us, tsveede generaal der Orde, achtte haar zeer hoog en onderhield
XVII
KALENDER
met haar een schoone briefwisseling over het geestelijk leven en den bloei der Orde. (1236)
28. De gelukzalige Maria Barthohmea de Sagnesiis, Maagd.
29. De gelukzalige Wilhelmus en zijne Gezellen, Martelaars.
30. De Leekezuster Maria a Jem, van Charmes-sur-Mozelle. Haar gebeele leven bragt zij door in het gebed en den arbeid, terwijl de H. Rozenkrans, dien zij zeer vereerde, hare toevlucht was in de hevige smarten, waarmede God haar in hare ziekten trof. (1674)
31. De gelukzalige Jacobus Salomonius, Belijder.
1. De gelukzalige Alfonstis Navarrete en Gezellen, Martelaars.
2. De gelukzalige Sadoc en Gezellen, Martelaars.
3. De eerwaarde Moeder Maria ab Angelis, van Aumale. Drie jaren na haren dood verscheen zij aan een harer Zusters cn zeide haar: Ik geniet thans de hemelsche glorie, maar reeds onmiddelijk na mijn dood was ik den Hemel ingegaan, ware ik geen overste geweest. (1628)
4. Heest der Vervoering der 11. Overblijfselen van den II. Petrus.
5. Pater Joannes van Vicenza. Hij voerde onder de geloovigen het godvruchtig gebruik in, van elkander te groeten met de woorden: quot;Geloofd zij Jesus Christus.quot;
6. Zuster Augustina de Medicis, tante van Maria de Medicis, Koningin van ï'rankrijk, en religieuse van het klooster der H. Catharina van Senen te Florence. De Allerheiligste Maagd verscheen haar met het kindje Jesus aan de hand en gaf het haar in tegenwoordigheid van den H. Domiiilcus, do H. Catharina en vele andere Heiligen om Het te omhelzen. (1600)
7. Zuster Daniella van Vipara. Eene heilige religieus v. d. Derde Orde. Uitschitterend door vele mirakelen tijdens haar leven en na haren dood. (1650)
8. De eerwaarde Moeder Margarita van het U. Sacrament, geprofest van het klooster der H. Catharina te Toulouse en stichteres der kloosters van den H. Thomas en van het H. Kruis te Parijs. In het huwelijk getreden, verliet zij met haren echtgenoot, die Karthuizer werd, de wereld en leidde in het klooster een engelachtig leven. (1657)
9. P. Garcias van Toledo, biechtvader van de H. Theresia. Door het verkeer met deze Heilige bereikte hij een hoogen trap van volmaaktheid. (1580)
10. De gelukzalige Joannes Dorninicus.
11. De eerwaarde Zuster Margarita de Cignac, van Pronille. Door het volgende gebed werd Zij bizondet tot godsvrucht op-
XVIII
KALENDER
gewekt: »0 goede Jesus, die voor mij gekruist zijt, krois miju whart en doorboor het met de nagelen Uwer liefde.....quot; (1580)
12. De gelukz. Step/ianus Bandelli, Belijder.
* De eerbiedwaardige Ignatius Delg ado, bisschop en apost.-vicaris van Oost-Tongking en zijn coadjutor Dominions Henares, benevens 24 gezellen, waaronder vele religieusen van de Orde der Predikheeren, in 1833 door de heidenen voor het geloof om het leven gebragt.
13. De eerwaarde Zuster Claudina Courbon, van St. Etienne in Forez Stervende riep zij uit. «Ik dank U, miju Jesus, voor quot;alles, wat Gij in mij overwonnen hebt.quot;
14. Zuster Suzanna yéubry, eerste religieuse van het klooster, der Tweede Orde te Toni. Geheel verslonden door de liefde tot Jesus, zeide zij dikwijls: «Ik kan niet meer; Heer, zoo Gij quot;aanhoudt zal ik van vreugde sterven.quot; (1655)
15. Zuster Virginia d' Afflitta. Door den geweldigen tegenstand, dien zij der natuur steeds bood, wetd zij ziek en kon gedurende twee jaren niets zeggen dan: quot;Maria, wat zijt Gij schoon!quot; (1612)
16. Zuster Chariias van Brescia, eeu bevoorrecht en geliefd kind van Jesus. Drie dagen, zegt men, bleef zij aan de voeten van een Kruisbeeld in gebed verzonken, om de bekeering van een hardnekkigen zondaar te bekomen; tot zij ten laatste uit Jesus' mond deze troostvolle woorden hoorde: »Mijne dochter, quot;ik heb uw gebed verhoord.quot; (1515)
17. Catharina a Sancia Anna, Leekezuster. Van Gods liefde vervuld, schreef zij zich eenige regels van boetoefening voor, die zij de tien geboden des Kruises noemde.
18. De gelukzalige Osanna van Mantua, Maagd.
19. Pater Renoldus van Piperne. Men meent, dat hij de biechtvader is geweest van den H, Thomas van Aquinen. Tot bespotting van Jesus en Zijn H. Krnis, werd hij door de Saraeenen gekruisigd met het hoofd naar beneden; maar, ondanks deze vreeselijke marteling, verkondigde hij onder zijne smarten nog drie dagen lang het Woord Gods. (1240)
20. Zuster JDomitilla Piateri, van Bologne. Op zekeren dag, door hevige smarten overvallen, verscheen haar Jesus, Zijn Kruis dragende, en sprak haar deze woorden toe: «Zie mijne dochter, «wat ik voor u geleden heb; verdraag dan met blijdschap uwe «smarten, die weldra een einde zullen nemen en u een eenwige «belooning zullen verwerven in den Hemel.quot;
21. Pater Jegidius, van Gent. Door God van zijn stervensuur onderrigt, antwoordde hij aan een religieus, die hem naar zijn welstand vroeg: «Ik bevind mij zeer wel, want nog drie dagen
XIX
KALENDER
«moet ik voor mijne zonden boeten en dan zal ik door Gods •barmhartigheid het Paradijs mogen binnengaan.quot; (1200)
22. Petrus van Tarantaise, Aartsbisschop van Lyon en later Paus onder den naam van Innocentius V. De vereeniging van de Grieksche met de Latijnsehe Kerk, op het concilie van Lyon is men vooral aan zijn ijver en wetenschap verschuldigd. (1276)
23. F. Dominicus Gardes, van Toulouse. Uit eerbied voor Gods H. Naam berispte hij eens een Godslasteraar; deze werd hierover vertoornd en hief zijne hand tegen hein op. quot;Sla mij,quot; zeide de heilige religieus met de grootste kalmte, «maar zweer niet.quot; (1647)
24. F. Joannes Baptisla Tholemei, van Siëna. Een ongeregeld leven leidende, bekeerde hij zich door de gebeden van zijne nicht Nera van Tholemei en den gelukz. Ambrosins van Siëna en werd een vurig geloofsverkondiger in Azië. (1356)
25. * Dominicus Tuoc en zijne 54 Gezellen, waaronder vele Predikheeren, in de jaren 1798—1810 in China om het geloof gestorven.
26. De eerwaarde Moeder Juliana Morel, van het klooster St. Praxedis, te Avignon. Zij was een wonder van geleerdheid, sprak zeven talen en schreef vele werken, waaronder eene nit-legging van de quot;Verhandeling over het geestelijk leven,quot; door den H. Vincentins Ferrerins. Bij al deze kennis behield zij den geest van nederigheid en legde zich ook met allen ijver op de beoefening der deugden toe.
27. De eerwaarde Moeder Joanna du Moulin, geprofest te Dyon en stichteres van een klooster te Poitiers. Opgevoed aan het hof van Hendrik IV verliet zij de wereld, verzocht om het habijt der leekeznjters, maar ontving op last barer oversten het kleed der koorzusters. Veel had zij gedurende haar religieuse leven tc verduren: dorheid en traagheid in het gebed, lastering van den kant barer medezusters, vervolging van den kant der wereld; maar alles verdroeg zij met het heldhaftigste geduld en een volkomen vertrouwen op God. Zij voorzegde het nur van haren dood en verscheen aan vele personen, o. a. aan de eerw. Moedor Joanna ab Angelis, religieuse der H. Ursula te Londun. (1636)
28. F. Fetrus van Cordova, die vele heidenen in Amerika bekeerde. (1530)
29. Zuster Theresia Mexia de la Cerda, van Jaen. Zij kwijnde van liefde tot Jesns en, eens bet beeld van het Kindje Jesns ziende, riep zij in geestvervoering uit: O, kom dierbaar Kind van mijn hart, kom spoedig, opdat ik U met dit habijt beklrede. Het Goddelijk Kindje voldeed aan haar vurig verlangen, begaf
xx
KALENDER
zich uit de armen Zijner Allerheiligste Moeder en wierp zich in die van Theresia. (1575)
80. III. Zuster Anna de Gatelei, van Valence, in Danphine. Zij vereenigde zich geheel met den gekruisteu Jcsua en tjaf zich Gode over met deze woorden: Ja, minnelijke Jesus, U alleen behoor ik geheel toe. (1782)
1. De eerwaarde Moeder Elizabeth cFEchen, van Ottenhach, in Daitschland. De Heer gaf haar in eene verschijning te kennen dat het vasten Hem bbonder welgevallig is. (1322)
2. Bezoek van Maria lij hare nicht Elizabeth, tweede geheim van den H. Rozenkrans. V. A. R.
3. De gelukzalige Marcus van Modena, Belijder.
4. Zuster Maria a Sancto Bernardo. Toen zij, de wereld, hare ouders, kinderen en vrienden verlatende, haren jongsten zoon omhelsde, vroeg deze: Moeder! aan wien laat gij mij over? Aan Jesus, kind! gaf zij ten antwoord en de zoon, hierdoor getroffen , zeide insgelijk de wereld vaarwel en ontving het kleed der Orde.
5. P. Mattheus van Frankrijk. Op zekeren dag zag hij in geestverrukking den H. üorainicus en deze maakte op hem zulk een diepen indruk, dat hij van zijn kerkelijke waardigheid afstand deed en zich onder de eerste leerlingen van den H. Vader schaarde. (1226)
6. De zalige Guinand, van Maastricht, een der eerste Predik-heeren in Vlaanderen. God beloonde zijn geloof en verheerlijkte zijn deugd door mirakelen, die in en na zijn leven geschiedden. (Omtrent 1240)
7. De gelukzalige Benedietus XI, Paus.
8. Zuster Gerlruda van Brugge, geprofest in het klooster te Colmar. Terwijl zij bedroefd was over eenige geringe fouten, verscheen haar Jesns en sprak haar deze troostrijke woorden toe: «Zuster Gertrnda, mijne dochter en mijne bruid, ik beloof u, »dat noch Ik, noch mijne Moeder u ooit zullen verlaten.quot;
9. De //. Joannes van Keulen en zijne Gezellen. V. A. O.
10. P. Bominicus van Cordova. Wegens zijn ijver voor do regeltucht werd hij uit haat door eenige apostaten zijner Orde met een dolk doorstoken. Stervende zeide hij nog: quot;Heer, ontvang «mijn bloed met het uwe en schenk vergiffenis aan mijn vijanden; quot;Want zij weten niet, wat zij doen.quot; (1534)
11. Zuster /higrlica van J'e'/iafië, stichtster van het vermaarde klooster quot;Corpus Christi,quot; te Venetië. Zij was zoo in zich zeiven gekeerd, dat zij altijd in God verslonden scheen. (1541)
XXI
KALENDER
12. P. Jacobus Deze religieus werd door de Lntheranen vermoord, omdat hij het klooster der Dominicanessen te KenningeD in Duitschland, waarvan hij prior en biechtvader was, verdedigde. (1578)
Jaargetijde dergenen, die op onze Kerkhoven begraven liggen. V. A. O. en V. A. R. (zie 4 Februari.)
13. Ue gelukzalige Jacobus a Voragine, Belijder.
14. De gelukzalige P. Humberlus, 5de generaal der Orde. Ofschoon hem door de H. Kerk de eer der altaren nog niet verleend is, heeft de Orde hem altijd wegens zijn uitstekende deugden den eereuaam van gelukzalige toegekend.
15. Zuster Euphemie van Polen. De hand van den hertog van Bronswijk en van den markgraaf van Brandenburg afwijzende, koos zij in den religieuseu staat Jesustot haren eeuwigen Bruidegom.
16 O. L. V. van den Berg Carmel.
17. * Dom Barthelemy de Martyribus, aartsbisscbop van Braga, wiens roem op het concilie van Trente overal verspreid werd. Ondanks zijne verhevene waardigheid bleef hij steeds een nederig en heilig kloosterling en verlangde ook als zoodanig te sterven. (1590)
De gelukzalige Ceslas, Belijder.
18. Zuster ÏHaria a Purificatione, die op eene volmaakte wijze het gedurig stilzwijgen, in de Orde voorgeschreven, onderhield.
19. De zalige Margarita van Yperen. Eene bizondere godsvrucht hebbende tot het Allerheiligste Sacrament des Altaars, sprak Jesns haar eens toe: Zie, mijne dochter, welk een naauwe vereeniging er tnsschen Mij en d bestaat; laat ons dan altijd met elkander door de liefde vereenigd zijn en nooit ons van elkander scheiden. (1237)
20. De eerbiedwaardige Bisschop Josephus Maria Diaz, apost. vicaris van Midden-Tonking in 1856 om het geloof ter dood gebragt.
21. Zuster Beatrix a Cruce, te Lissabon. Zij legde zich er bizonder op toe, Maria, de lelie zonder vlek, door een engelachtige zuiverheid na te volgen, (1622)
22. De JET. Maria Magdalena, patrones onzer Orde. Haar graf te St. Baume, in Provence, is toevertrouwd aan de Fransche Predikheeren, die deze beroemde bedevaartplaats reeds sinds eeuwen bediend hebben.
23. De gelukzalige Joanna van Orvieto, Maagd.
24. F. Paulus Bustamenta en zijn gezellen, martelaars in Indië. Vol vreugde gingen zij te midden der hevigste folteringen den dood te gemoet.
XXII
Y 1 TjENDEE,
25. Zuster Beatrix Leijiona. Op 25 jarigen leeftijd weduwe zijnde, trad zij in het religieuse leven, stichtte een klooster te Avero in Portugal, waar zij de oorspronkelijke regeltucht der Orde invoerde.
26. P. Michael Benavides, tweede aartsbisschop van Mamlle. Om zijne liefde jegens Jesus en Maria noemde men hem evenals den H. Apostel Joannes, «den leerling, dien Jesus beminde.quot; (1605)
27. Zuster Anna de Vergas, van Valladolid. Zij overwoog steeds Jesus, lijdende aan het kruis.
28. De gelukzalige Anionius ai Ecclesia, Belijder.
29. * Zuster Catharina Paluzzi, stichtster van het kloostet der H. Catharina van Senen te Morlupi.
30. De gelukzalige Mannes, Belijder.
31. De zalige Barthelemy de Las Cusas, bisschop van Chiuppa in West-Indië. Hij was de vriend der arme Negers, stak tweemaal de zee over om hen bij den koning van Spanje tegenover de afpersingen en wreedheden der gouddorstige Spanjaarden te verdedigen en stierf op 92 jarigen leeftijd in Spanje. (1568)
1. * De eerbiedwaardige Dominicus Diaz, martelaar in China. (1838)
2. ba gelukzalige Joanna de Aza, Weduwe.
3. F. Petrus Morena, diaken, op weg naar Mexico door de ongeloovigen gedood. (1601)
4. Onze Allerheiligste Vader Dominicus, Belijder. V. A. O.
5. De eerbiedwaardige Zuster Dominica a Faradiso, stichtster van het H. Kruis te Florence. Wegens hare vele en verhevene deugden ontving zij talrijke hemelsche gunsten, waaronder deze bizonder vermeldenswaardige, dat Jesus haar een nieuw hart schonk, waarop een Seraphijn den H. Naam Gods gegrift had. De roem harer heiligheid drong zelfs door tot het pauselijk hof waar zij in hooge achting stond. (1553)
6. Zuster Hippolita de Rocaberti. Deze religieuse, door den H. Geest bizonder verlicht, schreef in het Latijn vijfentwintig boekdeelen over de verhevenste stoffen van het geestelijk leven. (1624)
7. Zuster Benedicla, van het klooster Subtilia te Colmar. Drie koningen dongen naar hare band, maar zij schonk haar bart alleen, aan den eeuwigen Koning, wiens rijk niet van deze wereld is.
8. De gelukzalige Augustinus van Nocera, Belijder.
9. De gelukzalige Joannes van Salemo, Belijder.
XXIII
29
KALEKDER
10. Zuster Nazarena, van Florence. Hare liefde tot de armen was Jesus zoo aangenaam, dat Hij zelf eens onder de gedaante van een armen zieke in haar huis Zijn intrek nam.
11. Zuster Helena, vaa Saragossa. Alle deugden, die zij in hare medezusters opmerkte, volgde zij na.
Octaafdag van onzen H. Vader Dotninicus.
12. P. Leodat, van Montpellier. Toen de allerheiligste Maagd aan hem op zekeren dag verscheen; vroeg hij, daar hij zich zoo groot een geluk niet waardig achtte: «Wiezijt gij?quot; — Ik ben de Moeder van God,quot; antwoordde de H. Maagd. «Indien gij de Moeder Gods zijt,quot; hernam hij, «laat mij dan niet langer in dit ballingsoord van ellende.quot; De H. Moeder van Jesus verzekerde hem nu van zijn eeuwig geluk, en voerde hem op ten Hemel. (1233)
13. P. Jordamts a S. Slephano en zijne gezellen. Martelaars in Japan.
14. Oe leekezuater Salina. Zij bezat zoo groote minzaamheid en zachtmoedigheid, dat haar nooit eenige klacht of bitter woord ontviel. (1580)
15. O. L. V. Hmelvaarl. V. A. R. en V. A. O.
16. De H. Hyacinthus, Belijder. V. A. O.
17. Ue gelukzalige Emilia Becchieri, Maagd.
18. Zuster Paula van Terra ra. Deze religieuse leidde een wonderbaar heilig leven en had altijd den dood voor oogeu.
19. Pater Michael Diaz. Hij was bovenmate verheugd , toen men hem levend verbrandde.
20. De eerbiedwaardige bisschop Hieronymus, Hermosilla apostolisch-vicaris van Oost-Tonking; zijn doorluchtige opvolger Mgr. Valenlinus Berrio- Ochoa en de eerwaarde pater Petrus Almato, te zamen door de heidenen om het geloof onthoofd in 1861.
21. Zuster Giomarda a S. Rosaria. Zij had een bizondere godsvrucht tot den H. Rozenkrans en zag gedurende haar gebed bij elk «Wees gegroetquot; een schooue roos verschijnen.
22. III. Zuster Lucina van Soncino. Na al hare goederen aan de armen uitgedeeld te hebben, ging zij zelfs nog voor hen bedelen. (148B)
23. De gelukzalige Jacohus van Mevagna, Belijder.
24. P. Joannes ah Angelis, Martelaar in Japan. Voor het welzijn der zielen leed hij vele folteringen, terwijl hij, vooral door de verkondiging van den H. Rozenkrans, de grootste bekeeringen verrigtte.
25. F. Angelus a Jesu Maria, van Perugia. Zijnagodsvrucht
XXIV
KALENDER
tot de Allerheiligste Namen van Jesns en Maria was zoo groot dat hij ze bijna nooit uitsprak, zonder in geestverrukking te geraken. (1334)
26. F. Bmthelemy Nieva, van Castilië. Ofschoon reeds ver in leeftijd gevorderd, begon hij uit liefde tot het apostolaat nog te studeeren en werd een heilige geloofsverkondiger. (1670)
27. P. Salomon van Keulen. Den ootmoed, de onschuld en den eenvoud van zijn kinderjaren bewaarde hij tot in zijn hoogen ouderdom.
28. Feestdag van den II. Vader Auguslinns, wiens schoont regel de grondslag is der constitutiën onzer Orde.
29. III. De zalige Lucia Custa, van Spanje. Zij rukte zich de oogen uit, om aan het gevaar fe ontkomen hare zuiverheid te verliezen. Haar feest wordt te Xerei in Spanje, gevierd.
30. III. De B. Rosa van Lima, Maagd. V. A. O.
31. Te St. Etienne, in Forez, de eerbiedwaardige Moeder SerapMca Brossard, geboortig van Lyon en religieuse van liet klooster der H. Catharina van Senen. Gedurende 62 jarén droeg zij met eere het heilig ordeskleed, was een voorbeeld in alle deugden en stierf in den ouderdom van 74 jaren. Vele personen hebben verklaard door hare voorspraak de grootste gunsten van God te hebben bekomen. (Omtrent 1697)
1. F. Joannes ln /as. Hij legde zich met den grootsten ijver op de studie toe en beoefende daarbij de strengste boetvaardigheid. (1641)
2. De eerwaarde Moeder Maria van Jesus, stichtster van het klooster der H. Catharina te Toulouse. Zij bad voortdurend veel voor de bekeering der zielen en spoorde hare geestelijke dochter.» hieitoe onophoudelyk aan. (Omtrent 1650)
3. De gelukzalige Guala, Belijder.
4. F. Amise, van Milaan. Zijne heiligste medebroeders legden de schoonste getuigenis af van zijn deugdzaam leven.
5. De gelukzalige Catharina van Ritcconiyi, Maagd.
Jaargetijde der overleden vrienden en weldoeners onzer
Orde. V. A. O. en V. A. R. (Zie 4 February.)
6. Zuster Cathnrina a iïatre Dei. Aanhoudend verznchlte lij tot Jesus: «Ach! Ik heb niets om te geven aan dien Heilige «der Heilige, die zoo schoon, zoo beminnelijk is! Niets kan ik «lijden voor Zijne liefde!quot;
1) Op den 1st Dingsdag na den 14 Sept. beginnen de vereerders van den H. Patriarch Dominleus de oefeningen der Vijftien Dingsdagen. Z. H. Paus Leo XIII heeft die schoone en teedere godsvrucht voor onzen H. Vader niet weinig onder de geloovigen trachten op te wekken door het verleenen van talrijke aflaten.
XXV
KALENDER
Octaafdag der H. Rosa.
7. De zalige Alanus de Rife. In Frankrijk, Duitschland en de Nederlanden predikte hij op last der H. Maagd deu H. Uozen-krans, daar deze devotie door verloop van tijden, oorlogen en pest onder het volk aan het kwijnen was geraakt. Hij stierf te Zwolle in 't jaar 1474 in geur van heiligheid.
8. O. L. r. Geboorte. V. A. R.
Op den Zondag na de Geboorte viert men het feest van den Allerheiligsten Naam vaa Maria. V. A. R.
9. P. llodolphus van Faenza, geneesheer. Hij gaf zijne kerk van den H. Mieolaas, te Bologna, aan onzen H. Vader Dominions om daar een klooster te stichten. (Omtrent 1220)
10. III. Zuster Maria de Becuan en hare gezellinnen, in Japan ter dood gebracht, omdat zij de religieusen barer Orde hadden bijgestaan. Toen Moeder Maria al bare goederen verloren had, schreef zij aan den Prior der Philippijnsche eilanden: «Wat mij het meeste verheugd. Vader, is, dat ik de strengste armoede moet doorstaan, omdat ik de religieusen van onzen H. Vader Doruiuiciis hulp betoond heb. Ja, zelfs duizend levens zou ik geven voor één van hen.quot; (Omtrent 1619)
11. De eerwaarde Moeder Anna Boursani, stichteres van het klooster der H. Catharina te St. Baume, dochter van Petrus Boursant, eerste raadsheer des Konings in het parlement van Dy on. Gedurende haar noviciaat had zij zware beproevingen te doorstaan; maar zij overwon ze met hare eigene krachteu te mistrouwen en zich geheel over te geven aan de zorg en het bestuur van haren biechtvader, pater Clemens Ondin, een heilig religieus van het klooster te Dyon. (1638)
12. Pater Thomns a Spiritu Sancto. Na een drie en twintig jarigen apostoliscben arbeid en vijf jaren gevangenschap, verwierf hij den palm der martelaren in Japan. (1622)
13. Broeder Joachim Ko, mandarijn en martelaar in China.
14. Kruisverheffing.
De zalige Zuster Joanna Henon, van Pemprat. Gedurende haar leven bleef zij steeds de inwendige wegen der goddelijke liefde bewandelen en de voetstappen van den gekruisten Jesus drukken en stierf een heiligen dood in 1690. Hare gedachtenis is in zegening, terwijl de geloovigen uit godsvrucht haar graf bezoeken.
15. V. A. O. van omen 7/. Vader Dominicus in Soriano.
Het heeft den Goeden God behaagt, onzen Gelukzaligen Patriarch
nog in onze dagen te Soriano door een schitterend mirakel te verheerlijken. Men leze hierover een uitvoeriger berigt op blz. 256. f
XXVI
KALENDER
16. De pelnkzalige Imelda Lamhertini, Maagd.
17. P* Hermanns^ van Dnitschland. De Heer Jesus beloonde zijne tcedere godsvrucht tot het H. Lijden door hem met het H. Blotid, dat uit Zijne vijf H. Wonden vloeide, te Invrn.
18. Zuster Gertruda a S. Dominico. Ofschoon alujd ziek, zeide zij aan hare medezusters in drie zaken nooit tegenzin te hebben gevonden, n.1.; in dag en nacht den Heer lof te zingen, te bidden en de pligten van haren staat te volbrengen.
19. De zalige P. Servatius, van Leuven. Nooit beleedigde hij iemand door eenig woord, was steeds voor Jesus van liefde ontvlamd en genoot de grootste vreugde, toen God hem verzekerde, dat hij weldra ten Hemel zou stijgen.
20. De gelukzalige Franciscus de Possadas, Belijder.
21. Broeder Jacobus a Sa net a van de Congregatie van het H. Sacrament. Nederig en verstorven, beoefende hij met een zeer zwak ligchaam de grootste gestrengheden zonder de minste verligting, en achtte zich gelukkig jong te sterven en zich met God te vereenigen. (1687)
22. P. Nicolaus, van Holland. Door zijne onderdanigheid en eenvoudigheid wrocht hij de grootste wonderen.
23. P. Judocus de Plandesy leerling en navolger van den H. Yincentius Ferrerins. (15de eeuw)
24. Onze I. V. van de Verlossing der Slaven.
25. Zuster Bernardina a S. Cruee, van Modena. Zij onderscheidde zich door hare godsvrucht om de geloovige zielen ter hulp te komen.
26. De gelnkz. Dalmaiius Moneriust Belijder.
De zalige Theophilus, van Metz. Zijne godsvrucht tot Maria was zoo groot en hij wist deze met zooveel aandrang zijn medebroeders aan te bevelen, dat men hem quot;Broeder der Allerheiligste Maagdquot; noemde. (1260)
27. De zalige Yves Maijeux, bisschop van Rennes. Deze iieilige bisschop was biechtvader van Koning Karei VIII, Lodevvijk Xf 1 en Koningin Anna van Bretagne, muntte uit door zijne liefdadigheid jegens de armen en stierf in geur van heiligheid. Sedert onheugelijken tijd wordt hij door de geloovigen als heilige vereerd, terwijl men zijn beeldtenis steeds met een stralenkrans omgeven geschilderd ziet. (1541)
28. De leekezuster Constantia, van Ferrara, die bizonder bekend is om hare liefde en ootmoedigheid. In hare laatste ziekte zag zij den H. Üominicus weenen over de misslagen der religieusen zijner Orde, en dit trof haar zoozeer, dat zij zich terstond aan God als zoenoffer aanbood om voor hunne schuld te boeten.
XXVII
KALENDER
29. De eerbiedwaardige P. Wilhelmus Cour iet t religiena van Toulouse, die met zijn gezellen, terwijl zij den Salve Regina zongen, in Japan gedood werden. (17de eeuw)
30. De eerbiedwaardige P. Josephus BonjiUt van het klooster St. Sabina, te Rome. Na een heilig leven vond men hem op zekeren morgen dood aan den voet van een beeld der Allerheiligste Maagd. (1605)
Den eersten Zondag dezer maand, feestdag van O. L. V. der Overwinning of van den H. Rozenkrans. V. A. R. (2)
1. P. Petrus van Coblens, van Bazel. Hij had een bizondere godsvrucht tot de H. Ursula en werd door Haar in het uur van zijnen dood bijgestaan.
2. De eerwaarde Moeder Maria Dominica Gauchas. Gedurende haar noviciaat legde zij zich bizonder toe op het geestelijk leven en stelde zich steeds tot zinspreuk het woord der H. Theresia: quot;Of lijden, of sterven.quot;
tt. De gelukzalige Joannes Massias, Belijder.
•1. De heilige Vader Franciscus van Assisie, stichter van de Orde der Minderbroeders en vriend van onzen H. Vader Dominicus. Ofschoon onze H. Vader hem nooit gezien had, herkende Hij hem bij eene ontmoeting toch voor den persoon, door God Hem in een visioen tot medehelper aangewezen. Terstond drukte Hij hem in zijne armen, zeggende: quot;Gij zijt mijn gezel, gij zult met
1) Eere en dank zij Gode en aan de H. Maagd Maria! Een nieuw tijdperk van krachtig leven is de Allerheiligste Rozenkrans in onze dagen ingetreden. Millioenen geloovigen bidden weder bij herhaling dut magtig gebed, 't welk zooveel glorie aan Jesus Christus, zooveel eer en verheerlijking aan onze lieve Moeder Maria, zooveel rijkdommen van geestelijke en tijdelijke zegeningen voor degenen, aanbiedt en oplevert, die als leden der eeuwenoude Aarts-Broederschap getrouw hunne weinige en gemakkelijke verpligtingen naleven.
Beijveren wij ons, om gedurende de schoone Octobermaand, die aan de vereering van de Koningin v. d. II. Rozenkrans bizonder i.s toegewijd, eiken dag een geurigen krans van schitterende rozen met godsvrucht en vertrouwen voor Maria's troon neder te leggen.
•2) » A11 e geloovigen, die na het ontvangen der H. Sacra-vmenten ter gedachtenis aan de roemrijke overwinning door de «wapenen der Christenen, bijgestaan door de H. Moeder Gods, op ••de Turken behaald, do Kapel van den Rozenkrans van af de eerste # Vespers tot aan den zonsondergang des feestdags zullen bezocht ;gt;eii aldaar tot intentie van den Paus zullen gebeden hebben, kunnen gt;zoo dikwijls (toties quoties) zij dit zullen verrigt hebben een »Vollen Aflaat verdienen.quot;
Deze Aflaat, genoemd »toties quoties,quot; is verleend door den H. Pius V, in zijn bulle «Salvatoris, 5 Maart 1572, en het laatst be-Vfstigd door Pius IX, 8 September 1862.
X.will
KALENDER
«mij optrekken; vereenigen wij ons en niets zal tegen ons ver-«mogen.quot; (1226)
5. De gelukzalige Uaymundus van Capua, biechtvader der H. Catharina van Senen. Aan de gansche Orde deelde bij den ijver mede, die zijn geestelijke dochter hem had ingegeven en herstelde, later tot generaal verkozen, overal de regeltncht. Paus Urbanus VI noemde hem «zijne tong, zijn hand en zijn hart.quot; (1399)
6. Zuster Elisabeth a Sancta Jnna, staatsjuffer der Koningin van Portugal. Kloekmoedig verachtte zij de ijdelheden der wereld en vond haar geluk in de stilzwijgendheid, de gehoorzaamheid en het gebed van het klooster.
7. De gelukzalige Mattheus Carrerius, Belijder.
8. De eerbiedwaardige F. Anionuis de luien.
Te Anton, Zuster Gabriella Maria Om de buiten
sporigheden barer jeugd noemde men haar de dwaze Bourgois, maar later verdiende zij in het klooster om hare deugden den naam van heilige. (1551)
9. Zuster Barthelemia a S. Martino. Zij vond geen behagen dan in geestelijke gesprekken.
10. De H. Ludovicus Bertrandus, Belijder. V. A. O.
11. De zalige Nicolaas van Brugge. Bij zijnen dood zag hij Jesus van vele Engelen vergezeld zijne cel binnentreden; van vreugde overstelpt, sprong hij op en gaf onder het zingen van Allelnia den geest. (1256)
12. De gelukzalige Jacobus van Ulm, Belijder.
13. De Leekebroeder Maühaeus, van Salamanca, bizonder beroemd om zijn ootmoed, geduld en beminnenswaatdigen eenvoud.
14. De gelukzalige Marjdalena de 1'annate rilt.
15. III. Zuster Elvira, van Alcala, geestelijke dochter van den H. Vincentius Ferrerius. Zij had een bizondere achting voor dezen heilige, die haar met zijn ordeskleed ook zijn geest naliet.
16. De zalige Wilhelmus d'Orlie, van Annecij. Hij leidde een zeer streng leven, gaf zich in de eenzaamheid over aan de beschouwing en de boetvaardigheid en verrigtte vele mirakelen. (1458)
17. P. Raijmvndas, Aartsbisschop van Tonlonse. Deze apostolische man schitterde uit door zijn engelachtige eenvoudigheid en diepe wetenschap.
Octaafdag van den H. Ludovicus Bertrandus.
18. De zalige Henricus de (Mstris. Nog zeer joeg aanvaardde hij het ordeskleed in het klooster van Leuven, had een bizondere godsvrucht tot de Allerheiligste Maagd, die hem dikwijls verscheen en stierf in geur van heiligheid, zoodat men hem met den stralenkrans der heiligen dikwijls ziet afgebeeld. (1340)
XXIX
KALENDER
19. * De gelukzalige Moeder Jgnes van JesusLangeac.
20. Zuster Isabella van Valencia. Gelieele dagen bragt zij door in het gebed voor het Allerheiligste Sacrament.
21. De zalige Odon van Gent. Toen hij in de Orde trad was zijn naam in geheel Vlaanderen beroemd, maar hij verachtte zoozeer alle eer en wereldsche glorie, dat men hem later geen grooter verdriet aandeed dan door hem te prijzen. (1239)
22. De gelukzalige Petrus van Tij er no % Belijder.
23. De gelukzalige Bnrtholomaeus de Bregantia, Belijder.
24. De eerwaarde P. Johannes Tauter, beroemd om zijn preken en algemeen geacht om zijn deugden.
25. Zuster Francisca va» die een bizondere godsvrucht koesterde voor het Allerheiligste Sacrament.
26. De gelukzalige D ami anus van Finale, Belijder.
27. Zuster Antoinnette van Brescia. Zij trad in het klooster omdat zij vast overtuigd was, dat buiten het klooster voor haar de eeuwige zaligheid verloren ging. (1507)
28. P. Fredericus d1 Espinal, die het habijt ontving in het klooster van Metz. Hij was vol ijver voor de zaligheid der zielen en werd daarom door eenige booswichten met een dolk doorstoken.
29. De gelukzalige Bevenuta Bojani.
30. Feestdag der Heiligen, wier relihoien in onze Kerken rusten.
31. Zuster Laurentia a Hesurrecüone, van Valladolid. Soms was zij achtereenvolgens zeven uur voor het Allerheiligste Sacrament in de overweging verdiept.
Den tweeden Zondag van November, feestdag der H. Maagd als Beschermster onzer Orde. V. A. R.
1. Allerheiligen, vijftiende geheim van den H. Rozenkrans. V. A. B.
2. Allerzielendag. (1)
Pater Rome us, Spanjaard, bijgenaamd de vriend van .lesns en Maria. (1267)
3. De gelukzalige Simon Ballachius, Belijder.
XXX
4. De eerbiedwaardige P. Duvaldes Vrsins, Dnitscher. Hij legde zijn geloften af in handen van den H. Vader Dominicns,
De Orde van den H. Dominicus heeft steeds uitgemund door een bizondere godsvrucht tot de zielen des Vagevuurs. Een Predikheer, P. Ambrosius Bandis, voerde het gebruik in, des avonds na den Angelus ))De Profundisquot; te bidden voor de zielen des Vagevuurs terwijl Benedictus XIII, insgelijks een Predikheer, deze godsvrucht met veel aflaten begunstigde.
KALENDER
en schitterde vooral door zijn engelachtige zuiverheid en diepen ootmoed. (Omtrent 1290)
5. De gelukzalige Martinus de Forres, Belijder.
6. P. Pelagius van Portugal, die juist datgene, wat hem de meeste moeite kostte, met de grootste voorliefde verrigtte.
7. De gelukzalige Petrus de 'lïu/J'm, Martelaar.
8. De eerbiedwaardige P. Colamlan, prior van het klooster te Montpellier. Onder zijne leiding heerschte er zulk een geest van gebed en ijver in het klooster, dat de religieuseu een groot gedeelte van den dag en den nacht in het gebed doorbragteu en op Pinksteren, zoo verhaalt men, de H. Geest in de gedaante van vurige tongen over hen neerdaalde.
9. Feestdag van Alle Heiligen onzer Orde, V. A. O.
10. De eerbiedwaardige bisschop MelcAior Garcia San Pedro coadjutor van Oost-Tonking en de eerwaarde Pater JosepJius iSa/^a/o, vicaris-provinciaal, beiden in 1856 door de ongeloovigen om het leven gebragt.
J aa rg et ij d e der Overledene Broeders en Zusters onzer Orde. V. A. O. en V. A. K. (Zie 4 Februarij.)
11. Zuster Caiharina a Sancta Columba , stichtster van het klooster der H. Catharina te Puy. Ondanks de vervolging der Hugenoten, die haar vergif toedienden, bleef zij standvastig in het geloof.
12. F. Jacohus Sestius. Gansch zijn rijkdom bestond in een kruis en een doodshoofd.
13. Zuster Cecilia li nidi. Hare liefde tot onzen H. Vader Dominicus, uit wiens handen zij den religieusen sluier had ontvangen, was zoo gvoot, dat zij niet dan met de vervoering van een heilige vreugde over zijn deugden en voorbeeldig leven sprak.
14. De gelukzalige Joannes Liccius, Belijder.
15. De gelukzalige yjlbertus de Grooie, Belijder.
16. De gelukzalige Lucia van Na mi, Maagd.
17. IIÏ. Zuster Lovisa Maria a Sancta Vaiharina vanSencn. Op den feestdag der H. Catharina van Senen trad zij in de derde orde en stic-rf rijk aan deugden en verdiensten in den jeugdigen leeftijd van 16 jaar en 7 maanden. (1317)
18. F. Raymundus van Pont in Arragon. Hij deed afstand van vele kerkelijke bedieningen om een ootmoedig en onbekend leven te lijden in de Predikheeren-Orde, die destijds overal door hare heiligheid en zielenijver schitterde, (1312)
19. P. Petnis Cerda, van Dinant. Hij sliep weinig en hragt gansche nachten in het gebed door. (1241)
20. P. Ballhazar van Antwerpen, dip om zijn godsdienstijver veel van de Turken doorstaan moest. (1588)
XXXI
KALENDER
21. O, L. V. l'raesentatie. V. A. K.
22. 1*. Benediclus van Font, beroemde geloofsverkondiger, In Frankrijk en Spanje predikte hij met veel vrucht en bekwam van zijn oversten verlof om het geloof in de Indien te verkondigen.
23. 1', Calinerius van Montelaar. Hij was een zeer naanw-keurige onderhouder der regeltucht.
24. Zuster Francisca a Sancta Ca-tharina. Toen zij met hare zusters in het koor was, kwamen de engelen medezingen.
25. De U. Catharina, maagd en martelares, patrones onzer Orde.
26. Zuster Beatix van Ferrara, novice. Zij had een bi-zondere godsvrucht tot de H. Catharina, stierf reeds op 20 jarigen leeftijd en verscheen aan een harer zusters, zeggende: «Bemin God opregt, mijne zuster, want daarin bestaat het eeuwig leven.quot;
27. De gelukzalige Margarita van Savoije, Weduwe.
28. 1'. Thomas Carnicier, novicen-meester van den H. Vin-centius Kerterius, die na den dood van zijn geestelijken vader een lofrede over hem uitsprak. (1373)
29. De gelukzalige Jucoius de JSenefactis, Belijder.
30. Johannes de Vercelli, 6de generaal der Orde en een religieus van wonderbare voorzigtigheid en wijsheid. Paus Gre-gorius X belastte hem, als hoofd der Orde, met de verkondiging der godsvrucht tot den Zoeten Naam. (1283)
V. A. Z. N. op den eersten Zondag van den Advent.
1. Zuster Catharina Lenze, van Senen. Zij muntte uit door bare engelachtige zuiverheid.
2. Zuster Eloira a Jesu Chrisio. Het Allerheiligste Sacrament des Altaars en de lijdende zielen in het Vagevuur waren het bi-zondere voorwerp harer godsvrucht.
3. 1'. Bernardus van Toulouse, door de Albigenzen voor het geloof in stukken gezaagd. (1260)
4. Zuster Cecilia van Èome. Zij behoorde tot de vier en veertig zusters, die van den H. Dominicus te Rome in St. Sixtns het ordeskleed ontvingen, en heeft zijn leven met kinderlijken eenvoud beschreven. (1240)
5. 1'. Moneta, van Cremona, een der eerste leerlingen van den H. Vader, die op diens cel en in diens armen wenschte te sterven.
6. Ue eerwaarde Moeder Maria a SpirUu Sancto. Zij was ootmoedig, godvruchtig, zuiver van hart en zeide steeds tot haar zusters: «Een goed religieus moet altijd bereid zijn te biechten, tot de H. Tafel te naderen en te sterven.quot; (1679)
7. 1'. Petrus Conslan. Zijne godsvrucht tot de H. Ursula was
XXXII
KALENDER
zoo groot, dat hij verheugd was te sterven, omdat, zeide hij, de H. Ursula en hare gezellinnen kwamen om Hem ten Hemel op te voeren.
8. Onbevlekte Ontvangenis der Mlerheiligsle Maaad. V. A. K. en V. A. O.
9. Zuster Elisabeth a Jesw,yamp;\xy*\\2iio\\i. Het vernederendste werk des kloosters was haar het aangenaamste, terwijl zij hare zieke medezusters met zoo groote liefde oppaste, dat, toen zij zelve ziek was, het kindje Jesus tot belooning haar kwam bijstaan en te drinken gaf, zeggende: «Elisabeth, ik zal altijd met mijne genade bij u zijn.quot;
10. Zuster Cecilia a Passione. Zij had een groote godsvrucht tot het lijden onzes Heeren.
11. i*. Joannes Lammekens, van Gent. God beloonde zijne gehoorzaamheid door hem, toen hij op bevel zijner oversten in Zeeland het geloof moest verkondigen, droogvoets de rivier over te laten gaan.
12. F, Samuel a Mauritania. Nadat hij 40 jaren in de wildernis had doorgebragt, gaven de Eugelen hem bevel naar zijn klooster weer te keeren; hij gehoorzaamde en werd tot prior verkozen.
13. F. Thomas Jonz, kardinaal van Engeland. Hij was een leerling van den geluk/. Albertns den Groote en medgezel van den H. Thomas van Aquinen. Hij brandde van liefde voor de Orde en toonde dit vooral door het naauwkeurig onderhonden der regels. (1310)
14. F. Sebastianus, van Madrid, geloofsverkondiger en martelaar in Indië. (1616)
15. De eerbiedwaardige Zuster Yolande, van Weenen. Daar zij van luisterrijke afkomst was, wilden hare ouders haar van het religiense leven afhouden, maar zij overwon alle hinderpalen en offerde hare zuiverheid op aan het Kind Jesus in het klooster van Mariëndaal. (1283)
16. De gelukzalige Sebastianus Maggius, Belijder. (1)
17. F. Zegere, van Rijssel, een zeer ijverig geloofsverkondiger en biechtvader. Gedurende den dag werkte hij aan de zaligheid der zielen, terwijl hij den nacht in het gebed doorbragt. (XlIIeeenw)
•1) Heden begint de noveen ter voorbereiding tot het Kersfeest. Volle aflaat op den eersten en laatsten dag der noveen voor al de geloovigen, die eeno kerk der Predikheeren bezoeken, de geestelijke oefeningen, alsdan gehouden, bijwonen en aan de voorwaarden, tot het verdienen van een aflaat vereischt, voldoen.
üp eiken dag der noveen een aflaat van zeven jaren en zevenmaal veertig dagen. Pius VII, bul »Ad augendam,quot; 16 Februari, 1808.
XXXIII
KALENDER
18. Zuster Euphemia a S. Petro. Zij muntte uit door liefde en medelijden tot den evenmensch.
19. Zuster Cecilia, van Ferrara. Tot loon voor hare bizondere godsvrucht tot de Allerheiligste Maagd, verscheen deze haar eens op Kersnacht en toonde haar het Goddelijk Kind, zooals dit te Bethlehem in een kribbe gelegen had. (1311)
20. Feestdag van den N. Dominicus van Silos, aan wiens voorspraak de gelukz. Joanna de Aza de geboorte van onzen H. Vader te danken had.
21. P. Mariano de Oude. Hij vereerde met bizondere godsvrucht de negen maanden, waarop het vleeschgeworden Woord in den schoot van Maria verbleven had en was de eerste, die te Palermo het schoon gebruik invoerde, de dagen, die het Kersfeest voorafgaan, door een noveen te heiligen.
22. De gelukzalige Maria Mnncini, Weduwe.
23. P. Vincentius Valverd, eerste bisschop van Cusco in Pern en martelaar. Hij muntte uit door zijne godsvrucht tot Maria, stichtte de hoofdkerk van Cusco onder hare bescherming en beval, dat al de priesters van zijn bisdom hare getijden zouden bidden op hare feestdagen. (1543)
24. III. Zuster Cat/iarina, van Herera, herstelster van de Derde Orde te Toledo. Zij was de toevlugt van armen en ongelukkigen, aan wie zij hare goederen uitdeelde en had zulk eene groote godsvrucht tot het Kindje Jesus, dat zij Zijn beeld altijd bij zich droeg. (1619)
25. Kersmis. V. A. R. en V. Z. N.
Op dezen dag overleed Zuster Ne ra Tolemeus, van Senen, die van hare jeugd af, hare zuiverheid aan het menschgeworden Woord toewijdde. Hare moeder vervolgde haar, leverde haar over aan eene dienstmaagd, die haar onmenschelijk behandelde en wierp haar zelfs in den kerker. Zonder de geringste klacht verdroeg zij al deze mishandelingen en had het geluk door Engelen in hare gevangenis te worden vertroost. (1287)
26. Zuster Isabella de Moralis. Aanstonds na hare professie werd zij ziek en zag hare wensch vervuld van altijd in de smarten van Jesus te deelen.
27. Zuster Francisca a Sancto Dominico, novice van bet klooster der Allerheiligste Maagd te Baëna. Haar leven was zoo onschuldig, dat zij nooit eene doodzonde bedreef en de geringste fouten ontvlugtte.
28. Zuster Maria van het klooster der H. Catharina te Valladolid. Voortdurend beweende zij hare geringste fouten. (1666)
29. Zuster Genoveva, van Senen, gezellin en geestelijke dochter van Zuster Nera Tolemeus. Na den dood van hare geestelijke
XXXIV
KALENDER
Moeder, riep zij dikwijls haren lijstand in en verkreeg door hare voorspraak de grootste genaden. (Omtrent 1290)
30. III. Zuster Esperanfa, van Valencia. Tot middernacht waakte zg dagelijks voor het H. Tabernakel en overwoog de blijde gel.oorte van het Kindje Jesas.
XXXV
31. De eerbiedwaardige Moeder Maria Blanea, van Dyon. In 1621 stichtte zij een klooster te Chalons-snr-Saóne, dat onder haar bestuur bloeide en een voorbeeld werd voor alle geestelijke vereenigingen. (1637)
Zit keerzijde.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eenige andere misstellingen gelieve de welwillende lezer zelf te verbeteren. |
jk.
Bd. 3'
s
H Th' § ' - ■ quot; i 18 -■
■ H
tigd. ■ zelf
iliiiiiii
_
- iyii
:ï'',
A',-
;'ïv
■
/; 'k:
quot; quot; ' •quot;• i'- ; '•-iiMir
■M