-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

/M Jé A

DE NAVOLGING ^

NIEUWE DRUK.

Met Oefeningon en Gebeden achter ieder Hoofdstuk, door den Eerw. Pater Connelieu. S. J.

MET EEN B IJ VOEGSEL.

te VKNXjOO,

BIJ DE WED. H. BONTAMP3.

187 1,

-ocr page 6-

Ik heb overal rust gezocht, maar die nergens gevonden, dan in een hoekje met een hoekje.

-ocr page 7-

VOORREDE.

liet werkje, waarvan hier eene nieuwe Nederduitsche uitgave wordt aangeboden, onder den titel van : Navolging van Jesus Christus, is aldus genoemd wegens deszelfs aanhef in het l8t'; boek : die mij navolgt gt; (zegt de Heer) wandelt niet in de duisternis. (Joan. VIII. 12.)

Het bevat, hoezeer ook in den eenvoudigsten stijl geschreven, de kern van het zuiverste en verhevenste onderrigt. — Bij den eersten opslag treft het door zijne onvergelijkelijke eenvoudigheid. — Men vindt weinig aanlokkelijks in die reeks van spreuken, die daar zonder orde op het papier schijnen nedergeworpen. — Inderdaad heeft de spreukwijsheid van Thomas een zeer alledaagsch voorkomen. Men meent, dat men gemakkelijk hetzelfde, op dezelfde wijze, zou hebben kunnen zeggen. Zelfs ontsnapt dikwijls op het eerste gezigt het puntige, dat de eene gelijksoortige spreuk van de andere onderscheidt, aan het oog. — De spreuken van Thomas hebben den stillen glans van parels; waaraan zij ook door hare opvolging aan het dikwijls verborgen snoer van des schrijvers gedachte, niet kwalijk gelijken. — Intusschen, het duurt niet lang of men heeft ze als zoodanig herkend en geschat. — Men begint zich te verwonderen over zulk een' diepen stroom van wijsheid, waaruit al die schatten zijn voortgekomen. — In dit opzigt vergelijkt men onwillekeurig den eenvou-digen Thomas a Kempis met den wijzen koning van Jeruzalem. Ja, misschien bestaat er geen werk, dat, na de heilige Schrift, meer lezers gevonden heeft dan dit zelfde boekske : O oer de Navolging van Christus. — Van het oorspronkelijke telt men meer dan twee duizend uitgaven. — De vertalingen, die er alleen in het Fransch van bestaan, gaan het getal van duizend te boven, en worden nog dagelijks met nieuwe vermeerderd. — Er is geene bekende taal, waarin het niet is overgebragt. De lofspraken in zoo vele talen , aan dit kleine go-schrift te beurt gevallen, zouden bijeenverzameld ? eeQ

-ocr page 8-

6 VOORREDE.

groot boekdeel vullen : ja, men heeft niet geaarzeld aan hetzelve een' lof te geven, dien het met geen ander menschelijk geschrift deelt.

Immers, de vermaarde Pontenelle zegt er van : (1) n de Navolging van Christus is het schoonste boek, dat ooit uit menschenhanden kwam, want het Evangelie is niet van menschelijke herkomst. quot;

De groote Leibnitz drukt zich aldus uit. n Üe Navolging van J. C. is een der voortreffeiijkste werken, die ooit geschreven zijn. Gelukkig hij, die den inhoud niet alleen bewondert, maar er ook zijn leven naar rigt. quot; De kundige Perponcher laat zich in zijne voorrede over de niet minder gunstig uit: ;/het boekquot;

zegt hij n heeft genoeg eigenwaarde, om geen ander ge-n zag of' aanbeveling te behoeven. —• Er heerscht zoo w veel kalmte in, zoo veel ervaringsvrucht, zoo veel w helderheid, zoo veel opbouwings- en voedingskracht; w en is de inhoud zoo nuttig, zoo belangrijk, hoe een-n voudig, zacht, bescheiden en liefderijk is de stijl ; n maar ook hoe kort, krachtig en verheven tevens, u hoe wel naar den toon der ware wijsheid geschikt ; u hoe brandend in irodsvrucht, hoe geheel de zaligheid h des hemels ademende 1 quot; (Nav. van Ghr. voorr. xvin.)

Voegen wij hierbij nog de getuigenis van eenen schrijver die der Katholijke Kerk tot sieraad strekt, en bij haar zulke onwaardeerbare verdiensten heeft : het is die van den voortreffelijken Bisschop van Regensburg, Sailer. (2) ;/ Ik zocht eenen vriend,quot; zegt de waardige man. // dien ik te huis steeds bij mij konde hebben en n ook op reis ligt mee konde nemen, zonder den n voerlieden reden te geven, om zich over een zwaar « gepak te beklagen. — Ik zocht eenen vriend, die mij n in alle gevallende waarheid durfde zeggen, mij overal a op den afgrond der eigenliefde, en op mij zeiven op-w merkzaam maakte; eenen vriend, die den trage aan-ii spoorde, en den ijverige op het spoor hield ; die den » treurige opbeurde, en den blijmoedige betoomde, den (1) Vie du grand Corneille. (2) Lettr. p. 77.

-ocr page 9-

VOORREDE. T

u dwalende bestrafte , en den afgematte verkwikte. — w quot;Wel is waar, ik wist wel, dat buiten God, nergens ii zulk een alomtegenwoordige vriend te vinden was. ii Maar juist daarom had ik eenen tweeden zigtbaren a vriend noodig, die mij den alomtegenwoordigen, on-ii zigtbaren vriend berinnerde en tot hem benen dreef. ii En dezen getrouwen, zigtbaren vriend, die mij op God ii aandachtig maakte, en tot God aanspoorde, vond ik in n bet boek van de Navolyiny van Christus, Niet éénmaal n heb ik dezen vriend op vleijerij kunnen betrappen. — n Niet eenmaal voegde hij aan de eigenliefde een gunstig n woordje toe; overal vervolgde hij haar, en rukte haar u honderderlei maskers van het aangezigt, of joeg haarmet » eene scherp indringende roede uit de geheimste schuil-« hoeken, waarin zij zich verborgen had, onbarmhartig n weg. Niet éénmaal verdedigde hij de begoochelende ver-n beeldingskracht tegen de voorregten van het heilige ge-ii bod in ons. Niet eenmaal bragt hij aan de mode het offer, H om het dunne vernis der menschenliefde voor de godde-ii lijke liefde zelve te verkoopen ; stout en koelbloedig o noemdehij zelfbedrog wat zelfbedrog, ijdelheid watijdel-ii heidis. — Hij leerde mij de beste wenschen mijns har-ii ten beproeven, en zelfs de vroomste bewegingen van ii mijnen wil wantrouwen. Hij leerde mij droomen van n waarheid, en den vinger Gods onderscheiden van de ii verborgene bedriegerijen der booze eigenliefde. Door ii dezen weldadigen invloed mijns vriends op verstand en ii hart gesterkt, kreeg ik hem meer en meer lief, verstond ii ik hem beter en beter, en werd ik eindelijk ook zijn ii vriend, zoo als hij lang de mijne was geweest.quot;

Zoo spreekt Sailer, en in deze zijne taal stemmen zoo vele andere mannen mede, die door deugd en verstand zich eenen onsterfelijken roem verworven hebben. Ja de Navolging bevat niet alleen aanmerkingen, welke geschikt zijn om de ziel tc treffen, zij is daarenboven opgevuld met bewonderenswaard ige raadgevingen in alle omstandigheden des levens. — In welk eene gesteldheid men zich ook bevinden moge, men leest ze nooit zonder vrucht, — De

-ocr page 10-

,

8 TOORREDE.

heer de la Harpe is hiervan een treffend voorbeeld; laat ons dezen eens hooren spreken : wik was inmijue gevangenisalleen in eene kleine kamerquot; zegt hij wen diep be-ii droefd. Sedert eenigedagea had ik de Psalmen, hetEvan-wgelie en eenige goede boeken gelezen. Dcrzelver nitwer-n king was sehielijk, ofschoon trapsgewijze. Reeds was ik n aan hetgeloof teruggegeven. Ik zageen nieuw licht; maar h ik ontstelde en werd neerslagtig, daar het mij eenen af-w grond, namelijk dien van eene veertigjarige afdwaling w aanwees. Ik zag de geheele kwaal, maar nog geen red-« middel. Niets was er rondom mij, dat mij den bijstand a van de godsdienst aanbood. — Yande eene zijde was mijn ii leven in mijne oogen, zoo als ik hetzelve bij het licht der w hemelsche waarheid zag, en van eene andere zijde de ii dood, dien ik dagelijks verwachtte, zoo als men dien toen ii ontving. De Priester verscheen nietmeer op het schavot, n om dengene, die sterven moest , te vertroosten ; hij be-ii klom hetzelve niet meer dan om zelf te sneven. — Vol ii van deze treurige denkbeelden , was mijn hart verslagen, ii en wendde het zich tot God, dien ik had weergevonden, ii en nog naauwelijks kende. Ik zeide tot hem : wat moet ii ik doen ? quot;Wat zal er van mij worden?... Ik had op eene

tafel het boekje der Navolging, en men had mij gezegd, e

dat ik in dit uitmuntend werkje, dikwerf het antwoord 1

op mijne gedachten zoude vinden, — Ik open hetzelve d

onverschillig, en mijne aandacht viel bij het openen op n

deze woorden : Zie mij hier, mijn Zoon, ik hom tot u , v

omdat (jij mij geroepen hebt. Ik las niet verder , want de h

schielijke indruk, dien ik ondervond, is boven alle uit- S'

drukking verheven; en het is mij even onmogelijk, dien (

mede te deelenals te vergeten. — Ik viel met het aange- d

zigt ter aarde, en zwom in,tranen, onder het aanheffen g

van een luid geschreeuw, en he uitspreken van afge- d

brokenc woorden. Ik gevoelde dat mijn hart verligt en slt;

meer opgeruimd was, maar tevens als ware het gereed n

te bersten. Overvallen door eene menigte van deukbeel- k

den en gevoelens, weende ik vrij lang, zonder dat mij d

» eenig aandenken van dien toestaLd overbleef, dan dat n

li

-ocr page 11-

1

VOORREDE. 9

n mijn hart nooit iets sterker en aangenamer gevoeld n heeft; en dat de woorden : Zie mij hier, mijn Zoon, » onophoudelijk in mijne ziel weergalmden, en op eene quot; krachtige wijze al hare vermogens schokten. quot;

Hoe vele verborgene genaden moet dan niet het boek bevatten, waarvan eene enkele plaats, niet minder kort dan eenvoudig, eene ziel, die door filosofischen hoogmoed sedert langen tijd verhard was, heeft kunnen treffen ! —

l Dat men zich intusschen daarin niet bedriesje. —

i Om die levendige en plotselioge indrukken , en zelfs

r een waarlijk heilzaam uitwerksel , voort te brengen ,

a vereischl de Navolging een wel bereid hart. Men kan

i er tot een zeker punt het bekoorlijke van gevoelen ,

4 men kan hetzelve bewonderen, zonder dat uit deze onvruchtbare bewondering eenige verandering in den

1 wil of in het gedrag voortvloeit.

i, Niets is voor de zaligheid nuttiger, dan hetgeen op

, de ootmoedigheid berust : indien men niet ootmoedig

t is, of ten minste niet verlangt het te worden, zal het

e woord van God op de ziel vallen, gelijk de daauw op

, eene dorre zandwoestijn. Als de Zaligmaker zijnen

d Leerlingen den hemel wilde aanwijzen, wat deed hij

e dan? Jesus nam een klein kind, plaatste het in hun

p midden en zeide : « voorwaar, ik zeu'U, indien gij niet

, wordt als kleine kinderen, zoo zult gij niet ingaan in

ie het koningrijk der hemelen.quot; De man, die dit boekske

t- schreef, had tot zinspreuk : Zoek onbekend te blijven.

n ( amo nescire.)— De strijd, die sedert eeuwen tot op

c- dezen dag over den waren schrijver van dit werkje

n gevoerd wordt, is hoofdzakelijk toe te schrijven aan

e- de nederigheid van den maker, die zich in zijne hand-

n schriften alleen als afschrijver (hie liber est scriptu-

id manu et characteribus Thomte a Kempis ) doet voor-

■1- komen. En nogtans heeft deze ootmoedige man door

lij dit zelfde boek, dat op elke bladzijde den roem der

at menschen veracht en verwerpt, in de geheele Christelijke wereld, eenen naam verworven, die misschien

1 ♦

-ocr page 12-

10 VOOEEEDE.

alleen voor dien der Apostelen wijkt. — Ziedaar ons van het boek gekomen op deu Schrijver, bij wien wij nog een oogenblik willen toeven. Het is bekend, dat er van vroeger tijd af over den vervaardiger van dit beroemde werk hevige geschillen gevoerd zijn. Ja welligt is er geen werk, over welks Schrijver men meer getwist heeft, dan over dien van het boek van de Navolging van Christus. Meer dan twee eeuwen lang is men het daarover oneens geweest, en meer dan honderd boeken zijn daarover geschreven. Sommigen hebben den H. Kerkvader Bernardus als schrijver genoemd, doch zonder ge-noegzamen grond. Meer algemeen heeft men voor schrijvergehouden Joannes Gerson, een vermaard leeraar en Kanselier der Universiteit van Parijs: terwijl weder anderen en wel de meesten als schrijver noemen Thomas van Kempen. — of gelijk hij schrijft Thomas Hamerken, (Malleolus.) Deze werd ten jare 1380 geboren in het niet groote, maar in de uitgestrekte Rijnvlakte bij Keulen, bevallig gelegen stadje Kempen, l iet is van dit plaatsje, dat hij naar de gewoonte der tijden, zijnen naam van Thomas van Kempen ontleent. Als kanunnik regulier van de orde van den H. Augustinus leefde hij voorbeeldig, en is in het klooster van St. Agnesberg, bij Zwolle, ten jare 1471 in den geur van heiligheid overleden. quot;Welligt zou men thans (na de verhandeling van den Eerw. Zeer Gel. Heer J. B. Malon, enz , enz., enz., (1) met meer zekerheid uitspraak kannen doen : dan wij houden ons tevreden met het zoo schoone gezegde van den vromen schrijver, wie hij dan ook zij : onderzoek niet, wie het gezegd heeft; maar lei op hetgene gezegd wordt.

Wij voegen hierbij den wensch, dat dit gulden boekske ook thans nog in ons Vaderland hetzelfde vriendelijk onthaal moge vindeu , dat het sedert vier eeuwen alom mogt ontmoeten en onder den zegen van God veler harten geleiden op den weg der Navolging van Christus.

(1) Recherches historiuueset critiques sur le v eritable auteur du livre de l'Imitation de J. C. — Louvain. — 1848.

-ocr page 13-

1

ONDER RIG TI NO

BETREKKELIJK

HST SCtitt BïSifPI

J

Het heilig Misoffer is eeoe offerande, in welke Jesus Cliristus, z.cli als slagtoffer voor ons opdraagt, door de Uedieuing zijner Kerk, die zich aan het altaar, door den priester, zijn' bedienaar, doet vertegenwoordigen. Jesus Christus heeft hetzelve ingesteld, om onder ons deze offerande te doen voortduren, welke hij aan liet kruis, voor der mensehen zaligheid heeft opgedragen, en om ons de genade toe te voegen, die hij daardoor verdiend heeft. Er is alleen verschil in de wijze, waarop Jesus Christus, ons slagtoffer, zich voor ons aan God opdraagt; aan het kruis heeft Jesus Christus zich voor zich-zelven opgedragen en is hij op eene bloedige wijze geofferd; op onze altaren draagt hij zich op door de bediening zijner Kerk, vertegenwoordigd door den priester, en hij wordt op eene onbloedige wijze opgeofferd.

Deze offerande is een brandoffers aan God opgedragen, om zijne goedheid en oppermagt over alle schepselen te erkennen; wij moeten die dan bijwonen, met dc gevoelens eener diepe aanbidding en volmaakte onderwerping aan zijnen god-delijkeu wil.

Het is eene offerande van dankzegging, om God te bedanken voor de weldaden, waarmede

-ocr page 14-

12 ONDERBIGTING

hij ons overladen beeft: wij moeten dan , dezelve bijwonende, in levende gevoelens van dankbaarheid en liefde treden.

Het is ecu zoenoffer, opgedragen voor de kwijtschelding onzer zouden; niet in dezen zin,, dat het toereikend zoude zijn , bet heilig Misoffer met geloof bij te wonen om kwijtschelding onzer ongeregtiaheden te bekouicn} zonder dat het noodig ware onze toevlugt tot de biecht te nemen; maar omdat het een uitwerksel heeft om Gods verbolgenheid tc stillen, hem te bevredigen en de genade cn gesteltenis te bekomen , die onontbeerlijk zijn, om het Sa kram ent van boeivciardiglieid met godsvrucht tc ontvangen ; ten einde dit uitwerksel ten onzen opzigte te bekomen, moeten wijde heilige Mis hooren, met gevoelens van leedwezen. en met een vast voornemen van on? te beteren.

Het is eindelijk een verzoenoffer, dat is te zeggen, dat het Gode opgedragen wordt, om van hem al de tijdelijke en geestelijke hulp te verwerven, die ons noodig is; waaruit volgt, dat wij in hetzelve met geloof, godsvrucht, ijver en vertrouwen moeten tegenwoordig zijn.

Alzoo vloeijen de gesteltenissen, welke wij in deze verhevene offerande moeten bezitten, voort, nit de inzigten zeiven, welke de Kerk heelt, wanneer zij die opdraagt.

Het wordt aan God ai leen opgedragen, omdat het eene hulde is, die de oppermagt des scheppers aanduidt : hetzelve aan anderen opdragen, zou eene heiligsehendende eeredienst zijn, afgoderij door God verworpen. Wanneer men alzoo spreekt van eene Mis, ter eere van de heilige Maagd, van de Engelen of de Heiligen, is dit

-ocr page 15-

'

BETREKKELIJK HET H. MISOFFEH. 18

ï niet te zcgsen, dat men Imn de Ëeilige offerande

opdraagt, maar alleenlijk, dat men daarin de gedachtenis van hou hondt, om God te bedanken voor de genade, welke hij huu gedaan heeft; en t men smeekt hiimie tusscheukomst af, opdat zij,

r met ons, dit offer opdragen aan Hem, wien het

r behoort.

t Deze offerande wordt God opgedragen voor

e alle levenden eu dooden : hiervan komt de ge-

't daciitenis {Memento) der leveuden en de gedach-

tenis der overledenen, welke wij houden, om i- beide den Heer aan fe bevelen,

it Voor de levenden : het is voor allen, dat het

i- heilig offer wordt opgeofferd, zelfs voor de on-

;e geloovigen, de Joden en ketters, ile seheur-

i, makers, die in den kerkban zijn, omdat God de

st zaligheid van allen verlanyt. De Kerk treedt in

hare inzigten, dn^:-i:jk- hare offerande vernieu-te wende, die eens L- ■ draden v -or de zalighe d

m van geheel het Eicutehclijke gedacht. JJie alge-

te mceuc wei. ellén worden altoos uitgedrukt,

t, wanneer wij aan het altaar zeggen : Geheiligd zij

er uw naam, ons toelcome mo Rijk. Uw ivil geschiede.

Gebed, vol ijver en liefde, dat nitgesproken in in iiet midden oi.zer heilige geheiinenissen , de

t, vuiige wenschen uildnikt. welke wij vormen,

t, opdat alle int-n-ehen tot de keiuiis der waarheid

en het ruk Gods geraken, liet is daarom, dat de at Kerk in het openbaar, en oornanulijk op goeden

p- vrijdag, bidt voorde bekeerinü' der Jodeu, onge

il, loovigen en anderen, die Ach buiten den weg

;o- der zaligheid bevinden. Maar de L renden, voor

oo welke zij bijzonder het heilig Misoffer opdraagt ,

ge zijn hare onderdanen en trouwe kinderen ; voor

dit deze is de bijzondere bede, welke de Priester

i

-ocr page 16-

14 ONDEREIGTING

hemelwaarts zendt, wanneer hij het vlckkelooze Lam, den eeuwigen Yader, opdraagt ; Ontvang,

o heilige Vader ! dit zuiver en vlekkeloos slagtoffer , hetwelk wij U voor alle getrouwe Christenen opdragen.

Voor de overledenen : de overledenen, voor welke wij de heilige offerande opdragen , zijn noch de Heiligen in den hemel, (deze hebben gecne gebeden meer noodig) ; noch de verdoemden, (voor hen is geene verlossing meer); maar het is voor de zielen, die, nog niet geheel aan de goddelijke regtvaardigheid voldaan hebbende, in het Vagevuur, de plaats van zuivering, we-derhouden worden, tot dat zij gereinigd zijn van de ligte vlekken, waarmede zij uit dit leven gescheiden waren, liet is een punt des Geloofs , dat zij geholpen, verlicht en zelfs verlost worden door de gebeden en het heilig Misoffer; in alle tijden heeft de Kerk hetzelve voor de overledenen opsredragen.

Dewijl de heilige Mis opgedragen wordt voor allen, en voor in de goddelijke genade in den Heer ontslapenen, volgt hieruit, dat, wanneer de geloovigen den priester verzoeken de offerande des altaars voor eenen levende, welken zij aanduiden , of voor de overledenen , in het bijzonder op te dragen, de andere levenden en overledenen daarom niet z'jn uitgesloten van de deelneming in de heilige geheimen ; maar hierdoor wordt depriester verzocht God te bidden, dat hij zich, in zijne groote barmhartigheid, gewaardige de vrucht der heilige offerande op eene bijzondere wijze toe te voegen aan de levenden of overledenen , welke hem in het bijzonder worden aanbevolen.

-ocr page 17-

BETREKKELIJK HET H. MISOFFER,

Over het altaar en zijn toeWiooreu,

De altaren der kntliolijke Kerk zijn van de vroegste tijden; zij klimmen op tot den tijd dei-Apostelen, zoo als wij zien in den brief van den heiligen Paulus aan de Hebreeuwen. (Hoofdstuk XIII, vers 10.) Derzei ver wijding of toeheiliging , is van de eerste een wen in gebruik geweest, en uithoofde van zich zelveu en alles wat er toe behoort , bieden zij den verlichten geest niets aan , dat zijne godsdienst of zijne godsvrucht geen voedsel geeft. Inderdaad, liet altaar op zich zeiven genomen, brengt natuurlijk de herinnering bij, hetzij aan de heilige Tafel, aan welke Jesus Christus het laatste avondmaal met zijne Leerlingen nam, hetzij aan het kruis, aan hetwelk zijne liefde tot ons hem vasthechtte op den Calvarieberg, waar hij zijn leven voor de mensehen en voor hunne zaligheid wel wilde opofferen. De Kerk heeft bevolen, dat de altaren van steen zouden zijn, omdat zij, in eenen geestelijken en figuurlijken zin, bijzonderlijk Jesus Chnstus verbeelden, die in de heilige Schrift genoemd wordt de hoeksteen, uithoofde z:iner goddelijke sterkte ; en omdat hij de vaste band is , die de twee volkeren, Joden en Heidenen, door dezelfde middelen vau zaligheid vereenigt, welke hij beiden aanbiedt. De Kerk wil insgelijks, dat men overblijfselen der Heiligteu in de altaren zoude stellen, om ons hunne innige vereemsiiig voor te stellen met Jesus Christus, die door het altaar verbeeld wordt, en om alzoo te doen beseffen, hoe krachtig huniie voorspraak voor ons bij hem is. Dit gebruik is ook van de eerste tijden, en herinnert aan de dagen van vervolging ,

15

-ocr page 18-

16 ONDEEHIGTIKG

wanneer men zich in de noodzakelijkheid bevond, van liet heilig Misoffer in de onderaardsehe plaatsen op de grafsteden der martelaren op te dragen.

Dc doeken, waarmede het altaar overdekt is, verbeelden de linnen doeken, waarin het ligehaam van Jesns gewikkeld was in het graf; het kruis , in het midden geplaatst, is een zegeteekeu der overwinning, welke hot goddelijke Lam over de geheele wereld, niet door het staal, maar door het bont behaald heeft, even als de Profeten zulks voorzegd hadden , door de verdiensten van zijn lijden en van zijnen dood op den galgenboom des kruises. Do brandende waskaarsen, die Ier regter- en ter linkerzijde flikkeren, zijn een zinnebeeld van dien glansrijken dag, die de Joden en Heidenen verlieht heeft, en die hen van de duisternissen tot het wonderbaar liclit van het Evangelie heeft doen overgaan ; zij beteekenen dat noddeiijk licht, Jietwelk alle 'mensclen verlicJU, komende in deze wereld.

Over den Kelk en zijn joebehooreu.

Wij zien in de oudheid kelken van hout, steen, glas, koper, tin, zilver en goud; maar sedert lang heeft de Kerk gewild, dal men geene andere dan gouden en zilveren kelken zoude bezigen : eensdeels om de heiligschennissen of oneerbiedigheden te voorkumen . die door brooze stoffen konden veroor/.aaht worden, on anderdeels voor den meerderen eerbied; ten minste moet de kuip van zulke stoffen zijn, en zoo zij van zilver is, moet zij van binnen verguld zijn; de kelk moet door den bisschop of iemand, daartoe bijzonder

-ocr page 19-

BETEEKKELIJK HET H. MISOFFER. 17

gemagtigd, gey.ijd zijn ; hctzclfdo Leeft plaats omtrent de paiecn, die een klein ; plat, rond sciiotellje is, zonder boord, dienende om daarop liet ligeliaam van Jesus Christus te doen rusten ; zij luoet, even als de kelk, ten minste van z:lver zijn eu de oppervlakte verguld.

liet Purijicalorimn, is een linnen doekje, hetwelk men op den kelk legt, dienende om den-zelven ai' te droogen en te zuiveren.

De Pullus , eenen linnen doek, over een vierkant bordpapier gespannen, dientom den kelk gedurende het Misoffer te elekken, opdat er niets invalle.

Het J'elwn of ele kelkdoek , is een stuk van dezelfde stof, als het priesterlijk gewaad, om alles te dekken.

iMndeiijk de Beurs, insgelijks van dezelfde stof en kleur, bevat eenon gewijden doek, Corporaal genaamd, die van lijnwaad gemaakt is , welken men onder den kelk openspreidt, om het lig-cliaam van Jesus Christus, en de kleine gedeelten, welke zich van de heilige Hostie zouden kunnen afscheiden, onmiddelijk aan te raken.

T)e H, Lonaventura, in zijne uitlegginy ton de heilige Offerande der Mis, vindt in den kelk het albeeldsei van het graf van Jesus Christus; in de Baleen den steen, die den ingang van hetzelve sloot; in den Corporaal de zweetdoeken, waarin zijn heilig ligciiaiun gewonden werd; eu in het Burijicatortvrn, de spons met gal en azijn gevuld, welke men hem aanbood, om hem, door eenen brandenden dorst verslonden wordende, te laven; de Kelkdoek eindelijk, herinnerde hem de duisternissen, die zich bij den dood des Zaligmakers over de aarde verspreidden.

-ocr page 20-

ONDER RIOTING

Over het priesterlijke gewaad.

Heeft de burgerlijke maatschappij verschillende klcederen voor dc' onderscheidene bedieningen der overheden, der legers, der pleitzalen, ge-regtshoven, enz.; —veranderen vorm en kleur volgens dc plegtigheid der dagen , volgens de dagen van vrolijkheid- en rouw; — zoo is het ook niet te verwonderen , dat de christelijke maatschappij onderscheidene gewaden bezigt, voor het heilige aller geheimen ; de zwakheid onzer zinnen vordert dien toestel, die den uiterlijken glans der goddelijke bedieningen verheft, zonder iets bij derzelver wezenlijke grootheid te voegen.

In het begin nogtans was dit gewaad gelijk aan dc gewone kleedingstukken; om meer eerbied te betuigen, bediende men zich in de kerk van kleederen, die zuiverder, kostelijker en uitsluitend voor de eeredienst bestemd waren. Men heeft den ouden vorm, nogtans met eenige veranderingen , behouden. Zij moeten gewijd worden, alvorens men die voor de dienst gebruikt, en terwijl de priester zich kleedt, zegt hij gebeden, toepasselijk op de geheimzinnige beteekenis van elk stuk, waarmede hij zich kleedt.

Deze kleedingstnkken zijn :

1°. De Jmict, het schouderkleed , of de witte doek, waarmede ds geheiligde bedienaars hunne schouders en hunnen hals bedekken : dit is een teekeu, dat den priester herinnert aan de zedigheid en den eerbied , met welke hij tot de heilige geheimen moet naderen. Dit gewaad — zegt Paus ïnnoccntius III, — brengtons te binnen, datJesus

18

-ocr page 21-

BETREKKELIJK HET H. MISOFFER. 19 Christus zijne goedheid onder den sluijer onzer natuur heeft vsrborgeu , om onze zaligheid te bewerken.

2°. De Alhe, of het kleed van wit lijnwaad, hetwelk in het Eoomsche Keizerrijk de personen van onderscheid droegen, hoeft de Kerk behouden, omdat het door deszelfs witheid de volmaakte zuiverheid aanduidt, waarmede depriester tot het altaar moet naderen en aldaar het vlekkelooze Lam opofferen.

Het kan ons het witte kleed herinneren, waarmede Herodes den Zaligmaker uit spotternij deed omhangen, en leert ons, naar zijn voorbeeld, met geduld de spot en beschimpingen verdragen, waarmede de menschen ons om onze deugd bejegenen,

3°. De Cingel of gordel, dienende om de albe op te houden , is het teeken der kuischheid , die de eerste deugd des priesters moet wezen : hij kan ons ook aan de koorden herinneren, met welke de Zaligmaker gedurende zijne geese-ling aan de kolom word gebonden.

4°. De Stool, fijn lijnwaad, welke do rijken gebruiken om hunne aangezigten af te vegen. Eeeds in de zesde eeuw veranderde men derze!-ver gebruik en vorm; van dan af is zij van stof gemaakt in eenen langen en smallen wimpel, zoo als nog heden, en zij werd een eerekleed en het zinnebeeld van de magt der priesterlijke waardigheid. Innocentius III beschouwt deze als het teeken van de gehoorzaamheid en dienstbaarheid, welke Jesus Christus omhelsd heeft, om ons de vrijheid van Gods kinderen weder te geven. De priesters droegen hetzelve onder het heilig

-ocr page 22-

20 ONDIVRRIGTING

Misoffer gekruist over de borst, om aan te dui- ^

den, dat hunne inap;t al dcszelfs vermogen uit het ve

kruis van Jesus Christus trekt. a£1

5°. De Manipel, voorheen een kleine doek ,

die dc stool verving, toen deze niet meer dan w

een enkel versiersel geworden was, dienende als- i)(

dan zoo als vroeger do stool, om het zweet van 'j,;

het gelaat te droogen. Sedert de twaalfde eeuw js

werd dc manipel slechts een enkel versiersel, m

van slof gemaakt en aan den linker arm gedra- Wl

gen, maar behield zijne eerste beteekenis , die er

van den evangelischen arbeid, zweet en tranen. jjj

6°. Dc Xcó-wï/cZ, was voorheen een geheel ron- f,1 de mantel, waarin dc priester als gesloten was,

en die slechts écu opening had , om er het hoofd crj

door te steken. Wanneer men iets te doen had, o-c

ligttc men dien op en plooide hem op de armen; tn

hij was aan de twee zijden opgerold, hing voor j

en achter naar beneden en had bijna den vorm ci(

van onze hedendaagsche kasuifels, waaruit men !,(

datgene heeft gesneden, hetwelk op de armen Jj. opgerold of gevouwen was. De dienaren, die

den priester aan het altaar bijstonden, moesten de- w

zen zwaren mantel ondersteunen bij de bewie- o-e

rookingen, aan de offerande ci:, aan de opheffing; W:

het is om aan dat oude gebruik tc herinneren, dl

dat men nog de kasuifcl opheft bij die ver- as

schillende deelen der ilis. Dit kleed verbeeldt dc jn

liefde, die den priester geheel moet bezielen, en ei

het liefelijke juk van Jesus Christus, hetwelk de m

offeraar met vreugde cu bereidwilligheid moetdra- o-r

gen, wordt daarin aangeduid door het kruis, dat hf

zich van achter op hetzelve bevindt. te

7°. Dc Dalmaiica was voorheen een kleed, geschikt voor dc dienaren, en is nu een gewaad kl

-ocr page 23-

BETREKKELIJK HET II. MISOFFER. 31

geworden, hetwelk dc (linken en subdiaken, boven de albe dragen, wanueer zij den priester aan het altaar bijstaan.

8°. De Koorkap was voorheen een mantel, welke men gebruikte in de proeessicn, wanneer het regende, en dien reen den naam gegeven had van Fluviale; de schelp, die van achter is, was eene kap om het hoofd te dekken. Deze mantel is in het vervolg een enkel versiersel geworden , voor de heilige plegtigheden bestemd , en kan, even als de kasniie!, de evangelische liefde beteekenen, die den bedienaai- der altaren als in een' nieuwen menseh moet veranderen.

De inwendige g 'steltenis der geloovigen moet gedeeltelijk met do deugden, overeenkomen, el-gen aan de offerande, welke zij met Jesus Christus en zijnen vertegenwoordiger opdragen. De Amict, moet heu doen gedenken, aan de zedigheid der kleederen, de ingetogenheid der stilzwijgcnd-heid in Gods tempel; dc Albe en dc Cingel of Gordel aan de zuiverheid en ootmoedigheid; de Manipel aan het vrome leven en de wei ken des geloofs , welke zij met het heilig Slagtoffer moeten vereenigen ; de Slool aan de waarheid van hun ambt, hetwelk hen roept, om op aarde de offerande op te dragen, en in den hemel te heersolicn; de Kasuifel aan het zoete juk des geloofs, waaraan zij zich in alle omstandigheden moet n onderwerpen: eindelijk moet die uiterlijke toestel tot de oogen, maar nog meer tot liet hart spreken, om de grootheid der offerande, het langdurig gevolg Barer voorbereiding en den overvloed der vruchten , welke men er uit moet trekken, to verheffen.

Er blijft, nog een woordje te zeggen, over do kleuren der heilige Misgewaden.

-ocr page 24-

22 ONDEEEIamp;TING

Men bedient zich van het wit, voor de blijde en heerlijke geheimen, die tot Jesus betrekking hebben , en voor de feestdagen der allerheiligste Maagd en der Heiligen, die geene martelaren zijn. Deze kleur beteekent de blijdschap, den glans en dc zuiverheid.

Het rood wordt gebruikt op pinksterdag, en op de feestdagen der martelaren ; en duidt den geest van opoffering, do boedstorting en de vurigheid der liefde aan.

Het groen is voor de zondagen en de gewone dagen, op weike men de getijden van Jeria of geen bijzonder feest heeft; van den feestdag dei-allerheiligste Drievuldigheid, van den Advent, en van Kersmis tot sepfnagesima; dit is het zinnebeeld van de vruchtbaarheid der velden, en van de vruchtbaarheid der geestelijke werken.

Het purper., treurige kleur, zinnebeeld dei-boetvaardigheid is voor den tijd van deu Advent, van sepluagesinia en van de veertigdaagsche vaste.

Het zwart dieut voor deu rouw der Kerk en van hare kinderen.

Men verstaat door de Mis van Requiem, zulk eene, die in zwart gewaad gedaan wordt. _

Er is hiervoor gezegd, dat het heilig Misoffer steeds te gelijk voor alle levenden en overledenen opgedragen wordt; dat de priester nogtans hetzelve meer bijzonder opoffert voor eenen levende of eenen overledene, dien hij in zijne bedoeling aanduidt; hij kan aldus handelen, telken reize, dat hij de mis opdraagt, welke dag of welk feest het ook zij,, en de geloovigen zouden zich bedriegen, zoo zij ve-raeenden, dat een priester aan hunne meening niet voldoet voor eenen overledene, dien zij hem bijzonder hebben

'

-ocr page 25-

r

BETREKKELIJK HET H. MISOFFER. 23

aanbevolen, als hij niet in zwart leest : er zijn dagen, op welke de Kerk hem het gebruik van zwart gewand niet toelaat, zoo als op een groot getal feestdagen ; het is de kleeding van den priester aan het a taar r.iet, die de zielen in het vagevuur verligtiug verschaft, het is de toevoeging der verdieuslen van het ligchaam en bloed van Jesus Christus.

Over de zegening van en de besproeijing met het water.

Des zondags, vóór de Hoogmis, zegent de priester, met het heilig gewaad bekleed, uitgezonderd dekasuifel, met wijwater, om daarmede de vergadering te besproeijen.

De zegening met wijwater, het gebruik, van daarmede het volk te besproeijen . van hetzelve bij het ingaan der kerk te nemen, om daarmede op zijn voorhoofd het teeken van den Christen te maken, dit alles wordt door de ongeloovigen voor belagehelijke, bijgeloovige oefeningen en nieuwe uitvindingen gehouden, die door de onwetendheid ingeslopen zijn , en welke wij dwaas genoeg zijn om aan te nemen. Dit zijn even zoo vele lasteringen der ongodsdienstigheid, die, volgens den heiligen apostelJndas, datgene lastert, wat zij niet kent.

Het gebruik, van het wijwater met het zout te zegenen, is van de eerste tijden. Baronius, schrijvende over het jaar 131 van J. C., bewijst, dat dit gebruik eene apostolische overlevering is ; de oudste Kerkvaders spreken van dit wijwater. Wanneer men, zegt de H. Augustinns, een gebruik algemeen aangenomen ziet in de Kerk, dat gepleegd en onderhonden wordt, bij al de volkeren die het geloof omhelsd hebben, en men

-ocr page 26-

24 OXDERRIGTIXG

het be^in daarvan in den loop der eeuwen, die tusschen de Apostelen en ons zijn verloopen, niet kan aandnidèn, kan men houden, dat hetzelve tot de tijden der Apostelen opklimt. Dit algemeen grondbeginsel is op het gezegende water toepasselijk , waarvan rnen in de geheele katholijke Kerk gebruik maakt. Is men dan niet meer dan vermetel, wanneer men voor bijgeloovige en bespottelijke oefeningen houdt dezulke, die eenen zoo eer-biedwaardigen oorsprong hebben? dezulke, welke de Kerk, door Jesus Christus ingegeven, onderhoudt en alom aanbeveelt? En door die achtingswaardige oudheid is de geheimrijke beteekenis , aan de zegening van, en de besproeijing met het wijwater verknoeht, reeds voldoende, om te bewijzen , dat er uiets bijgeloovigs in dit gebruik is.

De Kerk zegent het wijwater, opdat de duivelen, uit kracht der gebeden, welke zij, hetzelve zegenende en bezwerende, uitspreekt, gcene magt zouden hebben op hetgeen door dit water aangeraakt wordt, maar de heilige Geest zijne heilig-makende kracht over hetzelve zou uitstorten. Zij vermengt gezegend zout met liet wijwater, omdat het zout het zinnebeeld der voorzigtigheid en wijsheid is, zoo als Jesus Christus leert, (Marc. IX. 48, 49.), en de kracht hebbende om van bederfenis te beveiligen, en duidt deszelfs vermenging met het wijwater, het zinnebeeld der op-regtheid en zuiverheid, de heilzame uitwerkselen aan van Gods genade in enze zielen , de eenvoudigheid en zuiverheid der duif, de voorzigtigheid der slang, de ware wijsheid, die van het bederf der zonde behoedt.

Men besproeit met dit wijwater het altaar en het heiligdom, om alles te verwijderen, wat de

-ocr page 27-

BETREKKELIJK HET H. AIISOFPEE. 25 aandacht en ingetogenheid van den priester zou kunnen storen; het vergaderde volk, om het tot de oflerande voor te bereiden, en om in aller harten de gevoelens van boetvaardigheid op te wekken, uitgedrukt in den psalm : ontferm U mijner, o God.' welken men gedurende de besproeijing leest.

^ Men plaatst dit water aan den ingang der kerken s opdat de geloovigen, als zij hetzelve nemen, _ aan God de genade zouden vragen, om gereinigd te worden van hunne zonden, ten einde hunne gebeden zuiverder en krachtiger te maken.

Ke^ is goed dit water te nemen, als men opstaat en slapen gaat, vóór dat men zijn gebed begint, wanneer men bekoord wordt, als er een on weder woedt, en er de zieken en de dooden mede te besproeien, tot verlichting hunner ziel, en _ alle plaatsen, alwaar men de listen des duivels vreest; deze gebruiken zijn alle door de Kerk van Jesus Christus goedgekeurd, en deze kan niets aanbevelen noch goedkeuren, dan hetgene heilig is.

Maar, opdat het gebruik van het gezegende water heilzaam zij, moet men er zich van bedienen met eenen geest van geloof en berouw over zijne zonden; omdat dit water niets door zich zelf, onafhankelijk van het geloof van hem die het gebruikt, gevoegd bij de gebeden der Kerk , uitwerkt. Men dient berouw te hebben, ten einde de genade te bekomen gereinigd te worden van zijne zonden, door zich met dit water te wasschen; God schenkt nimmer dengenen de vergeving der zonden, welke niet van boetvaardigheid doordrongen zijn.

-ocr page 28-

ONDEEKIGTINO

Over de godsdienstige omgangen in liet algemeen, en in het Wilder ovw die, welke voor de Parochiale Hoogmis geschiedt.

Het woord Processie (omgang) komt van het latiin procedere, hetwelk beteekent: gaan, voortgaan; het is een togt, welken de geestelijkheid, en het volk met eeuig godsdienstig voorwerp,

biddende doen.

Wij vinden de omgangen reeds voor het christendom in gebruik bij het Joodsehe volk, zoo als wij op verscheidene plaatsen van de heilige Schrift lezen; de chvistene Kerk heeft dezehei-lio-c oefening der eeredienst reeds van de vierde eeuw aangenomen, zooclra zij, docr liet eindigen der eerste vervolgingen, den vrede en de vrijheid begon te genieten.

Natuurlijke redenen hebben in den beginne aanleiding tot deze plegtigheid gegeven. Alzoo o-ino- men , wanneer men overblijfselen der heilige martelaren vond op eene plaats, alwaar zij gedurende de vervolging verborgen waren geweest, deze met plegtigheid halen, en men bragt ze zegepralend in de kerk, terwijl men psalmen en lofzangen zong; men deed hetzelfde, wanneer die overblijfselen van de eene plaats naar de andere werden overgebragt.

Daar het niet zelden gebeurde, dat de .Bisschoppen liet heilig Misoffer in andere kerken hunner bisschoppelijke stad, dan in do hoofdkerk, plegtiglijk gingen opdragen, vertrokken ze uit deze, vergezeld van de geestelijkheid en gevolgd door het volk , onder het zingen van psalmen en andere gebeden, en men begaf zich alzoo naar de bedoelde kerk.

In openbare of algemeene nocdwendigheden,

26

-ocr page 29-

BETREKKELIJK HET H. MISOFFER. 27 stortte men buitengewone gebeden ; men ging in bedevaart naar de grafstede der heilige Martelaren, psalmen zingende, en men keerde op dezelfde wijze terug; de gezangen werden lita-niën, dat is smeekingen, geheeten : hiervan komt de naam van litanie der Heiligen, welken naam men aan het gebed geeft, dat sedert geruimen tijd bij de wederinvoering der omgatiijen bezongen wordt. s

Ziedaar, grootendeels den eersten oorsprong der omgangen en lietgene er aanleiding toe gegeven heelt. Later heeft men die ingevoerd, welke op de zon- en voornaamste feestdagen des jaars, voor de parochiale Hoogmis gehouden worden; diegene, die plaats grijpen bij zekere bijzondere plegtigheden, altijd met een overeenkomstigdoel-wit; degene, die men doet rondom de steden en velden , zoo als op de kruisdagen, om de goddelijke zegeningen over de vruchten der aarde af te smeeken, en dieineenen geest van boetvaardigheid gedaan worden.

Die vóór de parochiale Hoogmis plaats hebben, werden voorheen rondom de kerk gedaan, of zelfs rondom de parochie, ten einde van God door de gebeden en het zingen der psalmen, het rijk zijner genade, zijne goddelijke bescherming over de gemeenten, de rust der zielen van de afgestorvenen, wier stoffelijke overblijfselen op de kerkhoven rusten, te verkrijgen; men droeg altoos gewijd water bij die omgangen, om de plaatsen, waar meu kwam, te besproeijen, en die tegen de listen des duivels te beveiligen, len einde de goddelijke dienst te verkorten, heeft men zich later tevreden gehouden , die omgangen alleen binnen de kerken doen.

-ocr page 30-

38 0NDERRIGTIN6

Aan het hoofd van alle omgangen wordt het kruis van Jesus Christus gedragen, om aan te duiden, dat hot de weg en de geleider is der geloovigen, eu dat allen zich ouder den standaard der zaligheid moeten scharen. De brandende fakkels ter regter- en linkerzijde des kruisea, zijn het zinnebeeld van Jesus Christus, die het licht der wereld is ; en die, welke door de geestelijkheid en het volk gedragen worden, zijn eene getuigenis van hun geloof in het geestelijke licht dat ons verlicht en geleidt.

Do vaandels, op welke de ligchamen van de heilige personen der Kerk afgeschilderd zijn, of hunne beelden, welke men in die omgangen ronddraagt, drukken het verlangen der geloovigen uit, om derzei ver voorspraak bij God te verwerven.

De brandende wierook, die overal den goeden geur verspreidt, leert den geloovigen, dat zij, zoo als de H. Paulus zegt, overal den goeden geur van Jesus Christus moeten verspreiden. Men brandt er eene grootere hoeveelheid in de omgangen, in welke Jesus Christus zelf, in zijn heilig Sakrament wordt omgedragen ; dit is een tee-ken van aanbidding, naar het voorbeeld der Wijzen, die hem in zijne krib kwamen aanbidden.

De geloovigen moeten den omgang met eene zeer diepe ingetogenheid vergezellen en trachten in dien geest te treden, die dezelve deed instellen. Alle zijn zij zeer geschikt, om ons te doen gevoelen, dat wij geene verblijfplaats op aarde hebben, dat wij onze toekomende woning opzoeken, dot de Christen een reiziger en balling in deze wereld is, dat de Hemel het ware vaderland is, wcrwaarts hij streeft, onder het

-ocr page 31-

BETREKKELIJK HET H. MISOFFER. 29 geleide van Jesus Christus, onder de schaduw en bescherming van de allerheiligste Maagd en der Heiligen, door de oefening des gebeds en dor boetvaardigheid, om alzoo tot het altaar des hemels te geraken, waar ongestoorde rust en het eeuwige heil aangetroffen worden : het is in deze godvruchtige gevoelens, dat de geloovigen de omgangen moeten beschouwen en volgen.

Al deze omstandigheden, in welke wij thans treden, bewijzen dan, dat er niets is, van hetgene de Kerk doet of bezigt in deplegtigheden van hare eeredienst, dat niet eerwaardig en hoogst geschikt is, om het geloof der Christenen op tc wekken en hunne godsvrucht te voeden. Dat de Christen zich dan bevlijtige, om er den zin van te vatten, om in de heilige gesteltenissen te treden, welke de Kerk hem, doorliet zien harer plegtigheden wil inboezemen ; en mogen de goddeloozen eindelijk schaamrood worden over hunne vermetelheid , door die voor bijgeloovige en belagchclijke oefeningen tc beschouwen, en ophouden van datgene te lasteren, wat zij niet kennen.

Over de beste wijze om het heilig Misoffer met vrucht te hooren.

De geschiktste wijze is zich te vereenigen met de gebeden en plegtigheden der Kerk , door ons geene andere inzigten voor te stellen dan de hare; onzen geest te vestigen op de gedachten, waarmede zij wil, dat wij ons zouden bezig houden; en in ons geene andere gevoelens op te wekken,

-ocr page 32-

30 ONDEIIRIGTING BETREKKELIJK HET H.M1SOF. dan die, welke zij wenscht dat wij koesteren, om liet voordcel le genieten van met haar te bidden eu op te oft'eren, en de vrucht niet te verliezen, die geliecht is aan den geest der woorden en plegtigliedeu vol beteekenis en geheimenis, w^elke zij in dit verhevene werk bezit. Tot dat einde gaan wij cene reeks van gebeden geven, betrekking hebbende op de woorden en verrigtingen des priesters aan het altaar, en zullen er eenige uitleggingen bijvoegen. Tot meerdere duidelijkheid, zullen wij de gebeden en plegtigheden van het heilig Misoffer in zes plegtige deelen verdeelen, die zeer gemakkelijk te onderscheiden zijn.

Het eerste is: de openbare voorbereiding, die aan den voet des altaars gedaan wordt.

Het tweede begint aan den Introïtus, en bevat de verrichtingen en de gebeden, die aan het altaar geschieden tot na het Symholum of de geloofsbelijdenis, hetgene weleer de Mis van de leerlingen in de godsdienst of Catechumenen geheeten werd, welke men vóór de offerande wegzond, beuevens de openbare boetelingen, als nos niet waardig zijnde bij de voltrekking der heilige geheimen toegelaten te worden. Het is dit, wat aan deze goddelijke verrigting den naam van Mis, van het latijnsche woord Missio, hetwelk wegzending beteekent, deed geven.

Het derde deel is de offerande der Mis.

Het vierde is dlt;; Canon of de Consecratie.

Het vijfde datgene, hetwelk aan den Pater noster begint, bevat de bereiding tot de nut-tiging en de nuttiaing of de Communie zelve.

Het zesde is. de dankzegging na de Mis.

-ocr page 33-

G E B E D E N

VOOR EN ONDER HET HEILIGE MISOFFER,

met uitlegging van deszelfs plegtigkeden.

GEBEDEN VOOK DE MIS.

Ik geloof vastelijk, o mijn God! dat de heilige Mis het onbloedige offer is van liet ligchaam en bloed van Jesus Christus, uwen Zoon. Maak dat ik hetzelve heden met die aandacht, dien eerbied en die heilige vrees bijwone . welke zulke merkwaardige geheimen vorderen.

Ik vereenig mij met den priester en uwe Kerk, om U dit offer met dezelfde, inzigten op te dragen, waarmede Jesus Christus hetzelve aan liet kruis heeft opgedragen : ik draag het U op, om uwe oppermagt over mij en over alle schepselen te erkennen, en om Ü mijne groote dankbaarheid te betuigen voor al de weldaden, welke Gij over mij hebt uitgestort.

Zoo gij de Mis bijwoont, met een bijzonder inzigt om God meer uitdrukkelijk te bedanken voor eene door zijne goedheid verworvene genade, zoo voeg er bij :

En namelijk, dat Gij mij dusdanige genade, om welke ik U smeekte, hebt vergund. Ik draag het U op, om door de eindelooze verdiensten van het goddelijk Slagtoffer, dat op het altaar fjaat

-ocr page 34-

GEBEDEN VOOB EN ONDER

opgedragen worden, de vergiffenis van al de zonden te verwerven, waaraan ik liet ongeluk heb gehad mij pligtig te maken. Laat niet toe dat ik de bruiloftszaal uws Zoons binnentrede, zonder met het bruiloftskleed versierd te zijn. Eeinig van nu af mijne ziel. Do heilige zaken zijn voor de Heiligen; het is mij niet geoorjoofd, U zoo nabij te naderen, zonder mij, even als Mozes, alvorens ontschoeid, dat is de aangekleefdheid aan de zonde uit mijn hart verbannen te hebben. Ik verfoei dan al mijne boosheden en ongereg-tigheden, ik vraag U daarvoor vergeving en verzaak dezelve voor altoos.

Eindelijk draag ik U, met uwe Kerk, deze eerbiedwaardige offerande op, om van uwe goedheid al de genaden verwerven, welke zij voor mij en voor al hare kinderen van U vraagt. Gij hebt mij, bij voorkeur boven zoo vele anderen het geluk geschonken, in haren schoot geboren te worden en haar toe te behooren : verleen mij door de verdiensten van Jesus Christus, uwen welbeminden Zoon, de noodige hulp om mijneij heiligen roep door werken, den Christen waardig, te verzekeren; gewaardig U, om mijner zaligheids wille, al die genaden toe te staan , welke ik heden bijzonderlijk van TJ verzoek.

Gewaardig U ook, mij gunstig aan te hooren voor allen, voor welke de regtvaardigheid en de liefde het mij ten pligt maken te bidden.

tndien het uw voornemen is de heilige Mis te hooren, ten einde eenige bijzondere genade voor iemand te verwerven, zeg hier dan den persoon en de genade, welke gij voor hem verlangt te bekomen i en herinner u altoos, dat, zoo gij om eenig tijdelijk goed bidt, gij het voorwaardelijk moet vragen, voor

32

-ocr page 35-

HET II. MISOFFER.

zoo verre die gunst met den goddelijken wil overeenkomstig en voordeelig voor uwe zaligheid is, of voor die van dengene, voor wien gij bidt.

Ik verzaak, vooral, o mijn God! aan al de verstrooidheden, die mijnen geest zullen komen overvallen; ik bid U , mij daarom te behoeden . opdat niets van het aardsche mij aan de liefderijke gemeenschap onttrekke, welke ik niet U , o mijn Heer en mijn God! verlang te hebben Amen.

In den naam des Vaders, en des Zoons, en des heiligen Geestes. Amen.

EERSTF. DEEL DER HEILIGE MIS.

DE OPEKBARE VOORBEREIDING , DIE AAN DEN VOET DES ALTAAKS GEDAAN WORDT.

De aankomst van den priester aan het altaar, verbeeldt de komst van Jesus Christus in deze wereld, door de mensohwording; en de priester, in zooverre hij menseh en zondaar is, herinnert wonderbaar aan de vernietigingen van het. vleeschgewordcn AA'oord, dat de gedaante van eenen slaaf aangenomen, en zich met al onze ongeregtigheden beladen heeft; en ia gelezene Missen schijnen de vernedering en vermindering van Jesus nog meer uit, door de eenvoudige en zedige treden van zijnen dienaar.

De priester begint met over zich op de uitgestrekt-ste wijze het heilig Kruisteekeu te maken, hetwelk dc aanwezenden gelijkelijk behooren te doen. Het gebruik van dit teeken klimt tot de Apostelen op, en reeds spreekt ïertulianus in de tweede eeuw van het

2*

33

-ocr page 36-

34 GEBEDEN VOOR EN ONDER

teeken en zinnebeeld der Christenen, die daarvan bij het begin en het einde hunner voornaamste werken gebruik maakten.

De priester begint met het teeken des kruises, omdat hij en het christenvolk aan de drie goddelijke Personen door het doopsel zijn toegewijd: den Vader, die hen heeft aangenomen voor zijne kinderen; den Zoon, in wien zij zijn aangenomen; den heiligen Geest, door wien zij zijn aangenomen, in den heiligen Doop herboren wordende.

De psalm, welken de priester aanstonds zegt, is eene bereiding tot het heilige offer, door gevoelens van vrees, verlangen, vertrouwen en heilige vreugde.

Aan het Confiteor of de schuldbelijdenis vouwt de priester zijne handen te zamen, blijft in eene nederige houding, die eenen zondaar past, en zich voor God beschuldigende, slaat Hij op zijne borst, terwijl hij smeekt hem te reinigen, eer hij tot het altaar opklimt; te dien einde biedt hij hem de verdiensten van Jesus Christus en van de Heiligen aan.

In den naam des Vaders, en des Zoons, en des heiligen Geestes. Amen.

De psalm Judica.

Ik nader tot het altaar, Heer, Gij, die het lieht zijt van hen, die ziek in duisternissen bevinden, en die mijne toevlugt zijt in al de rampen, welke mij omringen.

Cevvaardig U mijne ziel te bezoeken, en mij de zaligheid aan te brengen, naar welke ik verzucht : wolken des hemels, zendt ons den Eegt-vaardige, en dat de aarde den Zaligmaker voort-brcnge.

Heilige Geest, teedere en edelmoedige Ver-

-ocr page 37-

HET H. MISOFFER.

trooster! boezem mij gebeden in, die waardig zijn verhoord te worden; bestier mijnen wil, versterk niijnea moed, opdat ik over de wereld en over mij zei ven moge zegepralen : maak, dat ik steeds aan uwe inspraken onderdanig zij, maar vooral, dat ik U beminne!

Het Confiteor of de Schuldbelijdenis.

Ofscboou Gij, o mijn God! om mijne zonden te kennen, mijne belijdenis niet behoeft, en Gij in mijn hart al mijne ongeregtigheden leest, belijd ik die echter voor het aanschijn van hemel en aarde; ik beken dat ik ü door mijne gedachten, door mijne woorden en door mijne werken belee-digd heb. Ik beschuldig mij daarover, en bid U ootmoedig om vergeving. Heilige Maagd, Engelen des Hemels, Heiligen van het Paradijs, bidt voor ons, vraagt voor ons genade, terwijl wij in dit dal van tranen en ellenden zuchten, en verwerft voor ons de vergeving onzer zonden.

Misereatur.

6 Jesus! vergun ons de kostbare gave van het berouw en de vergiffenis, welke Gij zelfs aan de groote zondaars beloofd hebt, zoodra zij voor U hunne ongeregtigheden belijden en zuchten, omdat zij uwe eindelooze heiligheid beleedigd , uwe goedheid miskend, en uwe grenzelooze liefde veracht hebben.

De Priester klimt op het altaar.

Gelukkig hij, die in zijne zwakheid, door uwe

35

-ocr page 38-

36 gebeden toor ex onder

genade onderstennd, waardig tot uwe altaren

mag naderen!

Geef mij, Heer! die genade , door de verdiensten der Heiligen, die zoo veel deel hebben in uwe heerlijkheid.

Hij kust het altaar.

De kas van den priester op het altaar, wordt te gelijk aan Jesus Christus, door het altaar verbeeld, gegeven, en aan de Heiligen, wier overblijfselen in het altaar rusten, en niet Jesus Christus een ea hetzelfde altaar zijn. De priester kust hot altaar op dit oogen-bliis, om de hoop te betuigen, welke hij koestert, van voor zich en voor zijne geloovigen de vergeving te verwerven, die hij zoo even aan den voet des altaars, door de verdiensten van Jesus Christus en dooide voorspraak der Heiligen heelt gevraagd. Vereenigen wij ons met hem, door een heilig vertrouwen, en zeggen wij :

En gewaardig U ons, die do opvolgers van hun geloof en van hunne heilige verlangens zijn, de genade der verzoening te veiieenen, die hier op aarde liet begin was van den vrede, welken zij nu in uwen sehcot genieten.

Zoodra de priester het altaar gelust heeft, bewierookt hij , in plegtige Missen, hetz?lve ; dit is om God te bidden, de gebeden des christenvolks aan te nemen, gelijk een wierook van goeden geur.

De priester, den wierook zegenende, zegt : Wordt yezeyend door hem, tot wiens eer r/ij gebrand wordt. Amen.

-ocr page 39-

HET H. MISOFFER.

TWEEDE DEEL DER HEILIGE MIS.

GEBEDEN EN ON'DEIUUGTINGEN, VAN HET OOGEN-

BL1K j JJiT DE PRIESTER HET ALT A AT OPGAAT, TOT AAN BE OFFERANDE.

De Introïtus.

De priester leest, aan den kant des Epistels, het begin van eenen psalm, wellien men voorheen geheel bad, ten einde dm geest en de genade des gebeds over zich in te roepen, die zoo noodig gedurende het heilig Misoffer zijn, als col:. om den wensch en het verlangen uit te drukken, waarmede oude patriarchen naar de komst vjin den Messias haakten.

Gij zijt het, lieer! die den Heiligen van het oude Testament zulke vurige verlangens ingeboezemd hebt, om uwen eenigen Zoon op aarde te zien nederdalen; deel mij iets van die heilige vurigheid nude, en maak dat ik ondanks de ellenden en moeijelijkheden van dit leven in mij een heilig verlangen ontware, om mij door eene vurige liefde met l te vereenigen.

Het Kyrie Eleison.

Deze twee grieksche woorden beteekenen ; Heer,■ ontferm U onzer, en die, welke volgen : Christus, ontferm V onzer. De priester herhaalt die zoo dikwijls, om ous te leeren, dat het alleen door het aanhoudende gebed is, dat wij des Heeren bijstand in onze noodwendigheden kunnen verwerven.

37

-ocr page 40-

88 GEBEDEN TOOK EN ONDEK

Heer! wij zouden, uithoofde van de menigte onzer zonden, nimmer genoeg tot U kunnen zeggen , ontferm U onzer. Wij smeeken U om die genade, met liet geroep van den blinde van Jericho, met de voiharding van de Cananeesche vrouw, met de drift van al degenen, welke Gij U gewaardigd hebt te verhoeren, wanneer zij volharden tot U te roepen : Heer, ontferm U onzer.

Het Gloria in Excelsis.

Deze lofzang, nelks begin door de Engelen gemaakt en door hen, gedurende den Kersnacht, aan de raen-schen geleerd is, is eene reeks van lofbetuigingen tot God en Jesus Christus. De priester heft, als hij den-zelven begint, de handen hemelwaarts, om aan te duiden, dat men de harten tot in het hoogste des hemek moet verheffen, en hij vouwt die onmiddellijk daarna te zamen, als reeds den vrede en den goeden wil bezittende, welke Hij verworven en over de aarde getrokken beeft. Hij buigt zich daar, waar het gebed eene aanbidding, eene dankbetuiging wordt, of den naam des Zaligmakers herhaalt, en hij eindigt met het heilig Kruisteeken en met de aanroeping der allerheiligste Drievuldigheid, — Jlen zegt dezen lofzang niet in tijden van boetpleging : hij is voor plegtigheden voorbehouden.

Glorie zij God in den hoogsten, en op aarde vrede aan de mensahen, die van goeden wil zijn. Wij loven U , wij aanbidden U, wij verheerlijken U ; wij danken U om uwe overgroote heerlijkheid. Heer, God, hemelsche Koning! God, almogende Vader! Heer, eeniggeboren Zoon, Jesus Christus! Heer God, Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontvang ons gebed; die zit aan de

-ocr page 41-

HET H. MISOFFER.

regterhand des Vaders, ontferm U onzer; want Gij zijt alleen heilig, alleen de Heer, alleen de Allerhoogste, .lesus Christus, met den heiligen Geest, in de heerlijkheid des Vaders. Amen.

Onder de plegfige Slissen zou men de volgende uitbreiding van

dien lofzang kunnen lezen, terwijl hij gezongen wordt.

Glorie iu de hemelen aan God, die in dit groote geheim de wonderen zijner wijsheid, barmhartig-tigheid en magt op eene zoo onuitsprekelijke wijze heeft doen uitschitteren. Vreile aan de mensohen op de aarde; het is de God des vredes zelf, die denzelveu aan de wereld is komen brengen; heil denmenschen van goeden wil, die hun hart voor dezen hemelsohen en geheel goddelijken vrede openen, en die wel gesteld zullen zijn, om hem te ontvangen.

Groote God! God, eindeloos heilig, eindeloos goed! wat kunnen wij, op het zien van al de wonderen uwer teederheid doen, dan U onze lof-betuigingen , onze zegeningen , onze aanbiddingen en al de gevoelens onzer harten aanbieden ? Almogende God! Koning van hemel en aarde! wij doen U de dankbetuigingen, welke wij uwer heerlijkheid en liefde verschuldigd zijn; maar daar wij onbekwaam zijn om U door ons zeiven waardige hulde aan te bieden, vercenigen wij ons met die, welke do Engelen en gelukzaligen U bewijzen in den Hemel.

O Jesus, eenige Zoon des hemelschen Vaders! Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, onfterm U onzer; o Gij, die in hoedanigheid van slagtoffer, reeds de zonden van het menschdom, in uwe tranen afwascht, en die dezelve eens dooi'

89

-ocr page 42-

40 GEBEDEN VOOlt EX ONDETt

uw bloed zult uitvvissclicii: gewaardig ü onze gebeden te verhooren; ofsehoon iu ouze oogen vernietigd, zit Gij aan de regtorliaiid uws Yaders in den hemel; wij smeeken 1) erbarm U onzer, en kom onze kwalen genezen, door die met ons te deelen.

Wij erkennen U, o geboren wordende God! en alleen heilig, alleen de Heer, alleen groot, en eindeloos verheven boven alle grootheid. Gij heerschtmet den heiligen Geest, in de heerlijkheid van uwen hcmelsehen Vader; kom als Opperherder in ouze harten heersehen; wij wijden U die aan den voet van uwe krib toe, om ü altoos toegenegen te blijven. Voor wien zouden wij voortaan zuchten kunnen lozen, tenzij voor U , onzen Zaligmaker, onzen Weldoener, den God vol miimelijkbeid en goedheid! Wij willen U van ganscher harte beminnen in den lijd, om niet op te houden U te beminnen in de eeuwigheid.

Dominus Vobiseum.

Door deze woordeu, die beieekenen : Dé Heer s'fj met u, weuseht de priester anu hel volk Gods zegeu; en het is daarom dat hij zieh tol hetzelve wendt. Hij kust eerst het altaar, om te tooaen dat hij, wensehende den vrede aan het volk te ueven, danzelven eerst van Jesus Christus, door het altaar verheeld, moet ontvangen. Het volk antwoordt met hem : en, hj zij met uwen geest, drukt alzoo deszel.'s erkentenis uit jegens den priester, en den geest van liefde en eendragt, die onder hetzelve moet heerschen, om gezamentlijk te bidden, en God een heilig geweld aan te doen, door eene vereeniging van smeekingen.

Ja, wees met ons, Hoer, en mot uwen dienaar,

-ocr page 43-

HET H. MISOFFER. 41

opdat wij met godsvrucht mogen bidden, en Gij ons tev uwer verheerlijking en ter onzer zaligheid moget verhooren.

Het Oremus.

üe priesicr, aan den kant van den Epistel wedergekeerd zijnde, zegt : Oremus, dat is te zeggen : laai ons hidden, en hij maakt eene ligte buiging met liet hoofd naar het kruis, om aan te duiden, dat het dooide verdiensten van Jesus Christus is, dat wij de genade kannen verwerven, welke wij van God vragen; ook eindigt hij het gebed; met onzen goddelijken Zaligmaker aan te roepen ('oor de woorden : per Dominum nostrum Jesum Christum : door oneen lieer Jesus Chris-'ns. Hij zegt een of meerdere gebeden, volgens de dagen; de geloovigen moeten de meening hebben , van met hem te vragen, hetgene hij van God verzoekt. Het volk antwoordt : Ardtn, om te kennen te geven dat net de woorden des priesters bekrachtigt.

Ontvang, Heer. do gebeden, die voor ons lie-meiwaarts gestierd worden; verleen cus de genade en de deugden, welke de heilige Kerk , door den priester voor ons vraagt. Wij bekennen, dat wij niet verdienen door L' verhoord te worden; maar acwoardig U echter in aanmerking te nemen, dat wij U al deze genaden vragen . door Jesus Christus uwen Zoon, die met U leeft en heerschappij voert, in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Geef mij, Heer, de heilige vermorzeling des harten, ojKlat ik, aau den voel uwer altaren, mijne langdurige afwijking en schuldige zwak-ueid beweene; omgeef mij met uwe sterkte opdat de arbeid, de gevaren, de hinderpalen, de 'vervolgingen der meiischen , of de kwade voor-beelden mij nimmer van U scheiden.

-ocr page 44-

42 OliUEDEX VOOR EK ONDEll

Ik smeek U om die genade, door de eindelooze verdiensten van Jesus Christus, mijnen Znligquot;-maker. Amen.

De Epistel.

De Joden begonnen de vergadering van den sabbath-dag, met de lezing van Mozes en de Profeten. De eerste Christenen volgden dit gebraik, in hunne vergaderingen op den zondag, en in al de eeuwen der Kerk heeft men lezingen gedaan uit de heilige Schrift, genomen uit de boeken van het oude Testament of uit de werken en brieven der Apostelen, vooral uit die van den heiligen Paulus. De Kerk, vóór het Evangelie de schriften der Godsgezanten doende lezen, schijnt het voorbeeld van Jesus Christus na te volgen, die eenige zijner Leerlingen voor hem uitzond om de geesten en harten voor te bereiden in de plaatsen werwaarts hij zelf gaan wilde.

Ik beschouw dezen Epistel, o mijn God! als eenen brief, die van den hemel komt, om mij uwen aanbkideiijken wil te doen kennen. Vergun mij, bid ik U , de noodige kracht, om datgene te volbrengen, wat Gijmij beveelt. Gij zijt liet, Heer, die den Profeten en Apostelen ingegeven hebt, hetgeen zij geschreven hebben: verleen mij eenig deel ia hunne verlichtingen, en laat tevens in mijn hart een vonkje dalen van dat heilig vuur , waardoor zij ontstoken waren , om U, gelijk zij, te beminnen en te dienen op aarde.

In de groote Missen, wanneer de Epistel gezongen wordt, kan men de volgende lezing ev bij voegen :

Het is hoog tijd, dat wij uit onzen slaap ontwaken, want de dag gaat voorbij, en de nacht des doods nadert, wanneer er geen t.rd meer zal zijn,

-ocr page 45-

HET H. MISOFFER.

om aan onze zaligheid te werken. Laten wij dan de werken der duisternissen verwerpen , ons met Jesus Christus bekleedcn, en de zinnelijkheden des vleessehes niet meer volgen. Dat ons leven vein, onze godsvrucht levendig zij; wij verwachten onzen fiod en snellen hom te gemoet. De hemelen doen over de regtvaardigen bij uitstekendheid den dauw hunner zegeningen nederdalen : dat ons hart zich eindelijk opene, als een dorre grond voor het water, en al de christelijke deugden voortbrenge. Hechten wij ons aan het goede; onthouden wij ons zelfs van den schijn van het kwaad; dat de God des vredes ons in alles heilige, ten einde onze ziel onberispelijk bevonden worde voor zijn aanschijn. De genade van God, onzen Zaligmaker, is sedert lang verschenen, en leert ons de goddeloosheid en den geest des tijds te vlugten; in deze wereld met matigheid, godsvrucht en regtvaar-digheid te leven, alzoo de gelukzalige hoop en de toekomst der heerlijkheid van onzen Heiland te verbeiden _. die zich geleverd heeft, om ons van alle ongeregtigheid vrij te kooj^en.

Het Gradueel.

Na den Epistel, leest de .priester nog eenigo woorden van de psalmen, zoo als aan het Int r dit us, om het gebed of de loffaetuiging te vereenigen met de onder-rigting in den Epistel ontvangen. Die verzen noemde men Gradueel, omdat zij gelezen ol' gezongen werden op de trappen van de Jubé of het koor. Het woord Alleluja, dat in het Gradueel voorkomt, van Septuagesima tot den paasohtijd uitgezonderd, is een he-breeuwsch woord en beteekent : Loof God! en het drukt tevens een gevoel van verrukking, van vreugde

43

-ocr page 46-

44 GEBEDEN TOOH EN ONDER

uit. Men behoort, geduveude dit gebed, zijn hart hemelwaarts te verheffen , zich hij de Engelenkooren te voegen, en te trachten hunne blijdschap, op het zien van Gods weldaden, na té volgen.

Uwe lessen onderwijzen en behagen mij , Heer ! /jij verheugen mij, en Joen mij de hoop koesteren , van U eenmaal in den hemel, mijn Vaderland, te zullen zien.

Het overdragen van het boek van de regter- naar de linkerzijde des aitaars.

Deze overbrenging doet ons zien, dat de Joden, geweigerd hebbende de Profeten en Apostelen aan te hooren, verlaten werden, en dat de Apostelen tot de Heidenen gegaan zijn , wien zij het Evangelie gebragt hebben. Bidden wij God. dat hij nimmer toelate, dat wij door onze zonden gelijk de Joden verdienen, dat '.ijn licht ons ontnomen worde, om aan anderen gege-\eu te worden Gedurende deze overbrenging van het üouk, ia de priester diep nedergebogen in het midden aes altaars, en hij doet een vurig gebed, om zijn hart n zijne lippen te zuiveren, vóór dat hij het heilig Evangelie leest.

Ai aar om dit hemelsche Vaderland te verdienen, ••.uiver Heer, dit hart, in hetwelk Gij uw verblijf moet nemen ; reinig mijne lippen met het gloeijen-de vuur der heilige liefde, dat Gij gebruiktet om die van uw profeet Jesaïas te reinigen, opdat Gij mij, na waarlijk uwe heerlijheid op aarde verkondigd te hebben, eens moget toelaten, om die in den hemel te vieren. O AJgoede! behoed mij van de ongeloovigheid, die haar venijn onder ons verspreidt, en straf mij nimmer met mij de fakkel des geloofs te ontnemen,

-ocr page 47-

HET H. MISOFFER,

Dorainis vobiseura, vóór het Evangelie.

Doe mij, Heer, uwen heiligen wil kennen: spréék. o mijn God! uw dienaar hoort.

Het Evangelie.

In de plegtige Missen wordt het bock der Evangeliën bewierookt, opdat de geur van den wierook bet teeken zij van den goeden geur, welken God in die zielen verspreidt , welke zich door het heilige Evangelie doen kennen. Men draagt brandende waskaaren ter regter-en ter linkerzijde van het hoek, om ons te doen kennen , dat Jesus Christus het ware licht is, dat ons doorzijn evangelisch woord verlicht. Wij blijven staande, gedurende de lezing van het Evangelie, om aan te duiden, dat wij bereid zijn Jesus Christus te volgen, als den eenigen Meester, welken wij moeten aanhooren, en dien wij voortaan willen gehoorzamer:.

Beschouw het Evangelie, hetwelk gij gaat hooren, als het rigtsnoer van uw levon en uwe zeden, een rigtsnoer, hetwelk gij beloofd hebt te zullen volgen door de in het Doopsel aangegane verbindtenissen, en waarnaar gij strengelijk zult geoordeeld te worden. De priester maakt, vóór hij het Evangelie begint, een teeken des kruises met den duim, op de eerste woorden van hetzelve, om te doen zien, dat de leer van Jesns Christus in de wereld aiets uitgewerkt heeft, dan door de verdiensten van zijn lijden en zijnen kruisdood.

De drie kruisteekens, welke de priester op het voorhoofd, den mond en de borst maakt, en welke wij gelijkelijk naar zijn voorbeeld maken, zijn de teekenen van drie plegtige geloofsbelijdenissen. Wij maken het eerste op liet voorhoofd , om aan te toonen, dat wij ons voor het Evangelie niet schamen; het tweede op den mond, om te betuigen dat wij met den mond

45

-ocr page 48-

46 gebeden vooe en onder

eene hcmelsche leer willen lielijden, welke wij in het hart bezitten; en ln.t derde op de borst, om te toonen, dat wij verlangen het la-uis van Jesus Christus diep in ons hart te prenten, en onze aangeldeefdheid aan het geloof door daden te willen bewijzen.

Men moet de wijsheid en de waarheid zelve aanbidden, in al de woorden van het Evangelie; Jesus Christus spreekt daar voor ons; en wien zouden wij aanhooren tenzij hem, die de woorden des eeuwigen levens bezit? Na het lezen of zingen van het Evangelie, kussen de priester en de diaken het eerbiediglijk, om hunne verknochtheid aan die hemelsehe woorden te betuigen.

Ik sta op, o opperste Wetgever, om te betuigen, dat ik bereid ben de eeuwige waarheden, die in het heilig Evangelie besloten zijn, ten koste van mijn leven zelfs, te verdedigen. Gij leert ons, dat niet allen die zeggen; lieer, Heer! (dat is die zich bevredigen uw Evangelie met den mond te belijden, zonder den vasten wil te hebben naar hetzelve te leven) bet rijk der hemelen zullen binnen treden; maar dat alleen diegenen hetzelve zullen ingaan, die hunne werken volgens uwe geboden zullen verrigt hebben.

Verleen mij dan de genade zoo veel getrouwheid te hebben in de vervulling van uw goddelijk woord, als Gij mij standvastigheid inboezemt in het te gelooven. Helaas! waartoe zou het mij dienen, wanneer ik voor U zal verschijnen, het geloof te hebben gehad, zonder de verdiensten der liefde en der goede werken, tenzij om mijne veroor-deeling vreeselijker en mijn eeuwig lot sehrik-kelijker te maken! O God dor barmhartigheden! oordeel mij niet naar de aanhoudende tegenstrijdigheid, welke ik tussehen uwe leer en mijn gedrag gesteld heb, en boezem mij den moed

-ocr page 49-

HET n. MISOFFER. 47

in, om te beoefenen hetgeen ik geloot'. U, Heer! zal al de roem daarvan toekomen.

Wanneer het Evangelie in de pligtige Missen gezonden wordt, zou men intussehen ds volgende lezing, uit de heilige Evangeliën getrokken, geheel or' gedeeltelijk kunnen doen.

Zoo iemand mij bemint, zegt Jesus Christus, zal hij mijn woord bewaren, mijn Vader zal hem beminnen, wij zullen tot hem komen en in hem onze woning vestigen. Bemin den Hoer uit geheel uwe ziel, uit al uwe krachten, ziedaar het eerste en grootste gebod. Het tweede is aan dit gelijk ; gij zult uwen naaste beminnen gelijk u zeiven : doe zulks en gij zn!t leven. De geheele wet en de profeten zijn in deze twee geboden besloten. God is een geest, en hij wil in geest en waarheid aangebeden worden ; want indien uwe regt-vaardigheid niet volmaakter is dan die der Pharizeën, zult gij het rijk der hemelen niet binnen gaan. Doe boetvaardigheid, want zoo gij geene boetvaardigheid doet, zult gij allen verloren gaan. Het rijk Gods nadert; de bijl is reeds aan den wortel van den boom gezet, en aan den kant, waar hij zal vallen, zal hij altoos blijven. Wees steeds bereid, want ik zal komen op het uur, waarop gij het niet verwacht. Heil hun, die van de goederen dezer wereld onthecht zijn! Zalig zijn de zaohtmoedigen, de vreedzamen die rein van harte en barmhartig zijn; zalig degenen, die met gelatenheid lijden, die dorstig zijn naar de regt-vaardigheid, want het rijk der hemelen behoort hun toe. Wat baat het den mensch het heelal te winnen, zoo hij zijne ziel verliest? Niemand kan twee meesters dienen; vergadert geene schatten voor de aarde, maar voor den hemel; zoekt voor

-ocr page 50-

48 GEBEDEN VOOB EN ONDER

alles het rijk Gods, en zijne regtvaardigheid, het overige zal u, als toemaat, gegeven worden. Komt tot mij; mijn juk is zoet en mijn last is ligt; leert van mij dat ik zachtmoedig en ootmoedig van harte beu, en gij zult de rust uwer zielen smaken. Zoo iemand mij wil volgen, dat hij zich zei ven verloochene, dagelijks zijn kruis opneme en mij nakome. Bemint uwe vijanden; vergeeft, eu men zal u vergeven; vraagt, en gij zult ontvangen. De weg des verderfs is breed; maar die tot het eeuwig leven leidt, is eng, eu weinigen volgen hem. De hemel lijdt geweld, men moet strijden om hem te bekomen; het is alleen door het lijden, dat ik tol de heerlijkheid gekomen ben, en er is voor u geen andere weg, want de leerling is niet boven den meester. Die zich ver heft, zal vernederd, die zich vernedert, zal verheven worden. Die uit God is, hoort Gods woorden. Zoo gij mijne geboden onderhoudt, zult gij in mijne liefde verblijven, en gij zult daar ziju, waar ik zelf ben, waar ik u eene plaats beu gaan bereiden.

Deze zijn de heilige woorden ; dat onze zonden uitgewischt worden door de kracht van het Evangelie, met opregtheid iu oefening gebragt!

Het Credo.

Het Evangelie wordt op de zon- sn zekere feestdagen gevolgd door het Credo of de Geloofsbelijdenis, omdal het bijzonder op die plegtigheden is, dat degeioovigen vol van denzelfden geest voor de altaren, de aanbidding van onze heilige geheimen moeten vernieuwen, en een plegtig blijk moeten geven van hun volkomen geloof aan al de waarhedeïi des Evangelies, in het kort bevat in het Symlohm,

-ocr page 51-

het h. misoffer. 49

Ik geloof in eeneii God, deu^ ader, filrtiojjenden Schepper van hemel en aarde, van alle zigtbare en onzigtbare dingen; en in eenen Heer Jesus Christus, den eeniggeboren Zoon Gods, die uit den A ader voor alie tijdei. geboren is; God van God, licht van licht; waarachtig God van den waarachtigen God; geboren en niet gemaakt, van een wezen met den Vader, door wien alle dingen gemaakt zijn; die om ons menschen en om onze zaligheid nedergedaald is uit den hemel en is VLEESCH GEWORDEN DOOR DEN HEILIGEN GEEST , L'll DE MAAGD .MA15IA; ll]! 1? fi ' nsch gCWOrdeil ;

die ook gekruist is voor ons onder Pontius Pi-latns; tij is gestorven, begraven cu don dérden dag wederom opgestaan, volgens dc Schriftuur ; hij is opgeklommen ten hemel, zit ter regterhand des Vaders, en zal wederkomen met heerlijkheid, om de levenden en dooden te oordeelen; wiens iijk geen einde zal hebben. Eii iu den heiligen Geest, den Heer, die levend maakt, die van den Vader en den Zoon voortkomt, die met den Vader en den Zoon te gelijk aangebeden en verheerlijkt wordt, die door de Profeten gesproken heeft. En eene heilige katholijke en apostelijke Kerk. Ik belijd een Doopsel tot vergiffenis der zonden, en ik verwacht de verrijzenis der dooden en bet leven der toekomende eeuivc Amen.

GEBED

gedurende liet zingen van liet Credo.

Hoe znl ik L , o mijn God! waardig bedanken voor de kostbare gave van het geloof,quot;quot; waarmede Gij mij, bij voorkeur van zoo vele anderen, die zuchten in de duisternissen der dwaaileereu ,

3

-ocr page 52-

50 gebeden voor en onder

begunstigd hebt? Maak, Heer! dat zij mij steeds dierbaar zij, die wonderbare gaaf, hoog verheven boven de eer, de rijkdommen, de vermaken en de ijdelheden dezer vergankelijke wereld. Geef mij eene volmaakte neiging voor alles . wat liet , e-eioot mij leert, opdat ik met gelijken eerbied aanbidcle, al wat ik niet begrijp in uwe onuitsprekelijke geheimen, en al wat mijne geestvermogens te bovengaat. Dewijl mijn verstand zoo bekrompen is, dat ik mij zeiven niet begrijp, besef ik, eindelooze God! dat het noch billijk, noch mogelijk is , nwe goddelijke geheimen te doorgronden.

Maar Gij hebt mij door uwe genade overtuigd van de kennis, getrouwheid en opregtheid dergenen, door welke Gij uwe heilige aanspraken aan de wereld verkondigd hebt. üe wereld heelt daaraan geloot gegeven; het zou het grootste der wonderwerken zijn, zoo zij zonder wonderwerken die had kunnen gelooven. En werwaarts zou ik mij wenden, om meerdere zekerheid to verkrijgen?

Indien ik mij bedrogen vond, zoudt Gij het zelf zijn, die mij in dwaling gebragt hadt. Wanneer dan mijne zinnen en mijne verbeelding twijfelen ,

zullen echter mijne reden en mijn wil nimmer twijfelen. Dat geloof, o Je^us! dat geloot, hetwelk de Apostelen over do geheele aarde verkondigd ,

en zoo vele dvüzendc Martelaren met hun bioed bezegeld hebben; dat geloof, hetwelk zoo vele 9 heilige leeraars, in hunne onsterfelijke schviften , verdedigd hebben; dat geloof van alle eeuwen, dat steeds den goeden geur zijner deugden over de wereld verspreid en den hemel met heiligen bevolkt heeft; dat geloof, dat nimmer het lijden zonder vertroosting, de kwalen zonder hulpmiddel gelaten heeft, dat verhevene geloof zal voor altoos

A

-ocr page 53-

TTET H. MTS'lFFE-R. 51

het mijne zijn. Voltrek dan in mij, smeek ik ü, o mijn goecte Zaligmaker ! voltrek'nw werk : niet alleen door iu mijne ziel de .fakkel des geloofs in al haren glans to behouden, maar ook, en wel vooral, door hetzelve werken des liehts voor mijne eeuwige zaligheid, te doen voortbrengen. Amen.

Dominus vobiscum.

ilijn God ! dat uwe genade met ons en met den priester, uwen bedienaar, zij , om Ü deze offerande waardig to kunnen opc.'rasren.

DEBDE DEEL DER HEILIGE (VHS.

HET BEG1X DEP OFFERANDE OF Dfi OPDRAGT.

Het Offertorium.

Ontvang, o heilige Vader, eeuwige en almogende God, dit vlekkelooze offer, dat wij, hoe onwaardig wij ook zijn mogen , ü opdragen : ik draag het L op , nis mijnen levenden en waren God, voor mijne talloozn zonden, beleedigingen en nalatigheden: ik draag het U ook op', voor alle geloovige Christenen, levenden en overledenen, opdat het hun en mij ter zaligheid ver-strekke. Amen.

-ocr page 54-

52 GEBETfflV VOflB T5V ONDEE

Wanneer de priester den wijn en het water in den kelk giet.

[ .

6 God! die door een vreemd uitwerksel uwer magt, den mensch in eenen verheven graad van voortreffelijkheid en uitstekendheid geschapen hebt, en die door eeu nog bewonderenswaardiger wonder uwer goedheid, U gewaardigd hebt, dit werk uwer handen, na zijnen val te herstellen: verleen mij, door hot geheim, hetwelk de vermenging van het water met den wijn ons vertoont, quot;de genade van te mogen deelea in de goedheid van Jesus Christus, uwen Zoon , die zich volgaarne met onze menschheid hcol't willen bekleedeu; Hij, die God zijnde, met U, in de eenheid van den heiligen Geest, leeft en heerseht, in alle eeuwen. Amen

De opdragt van den Kelk.

Ik draag Ü, Heer ! met uwen bedienaar , den kelk der zaligheid op, en smeek uwe goedheid, denzelven als eeu reukwerk van goeden geur te doen opstijgen tot den troon uwer goddelijke Majesteit, voor onze zaligheid en voor die van de geheele wereld.

Ik bied mij voor L; aan, Heer! met eenen oot-moedigengeest en een rouwig hart; ontvang mij , bid ik ü, en maak dat de offerande, welke ik L geheel uit eigen beweging opdraag, in vereeniging met die van Jesus Christus, heden met U, op dusdanige wijze voltrokken worde, die U dezelve aangenaam kan maken, o Heer mijn God !

In de plegtiae Missen bewierookt de priester liet brood en den wijn, die opgedragen zijn geworden, zeggende -. dat deze wierook, dien (jij gezegend hebt,

-ocr page 55-

HET H. MISOFFER. 58

tot 27 opklimme , liner ! en uwe iarmhartigheid over ons neder dale! Vervolgens bewierookt hij het altaar en zegt : Lat mijn gebed i Heer! tot V opklimme gelijk deze wierook : dat de opheffing mijner handen V aangenaam zij i geljk de avond offerande. Stel, Heer! eene wacht aan. mijnen mond, en de omzigtighieid op mijne U;; Lquot;.at niet toe J dat mijn hart vervoerd' worde tot kwaadwillige woorden , om mijne Z07iden te verschoonen.

Terwijl hij het wierookvat aan den diaken wedergeeft, zgt; ut hij : Dat de Heer het vuur zijner liefde in ons ontstel:a, en ons door eene eeuwige liefde doe branden. Amen.

Dat wij ous best doen, om in al die godvruchtige gevoelens te treden, en die heilige verlangens in ons te vormen

Daarna bewierookt de diaken aanstonds den priester aan het altaar, Jesus Christus vertegenwoordigende, en in zijnen persoon het heilige geheim opdragende.

De priester wasclit zijne vingeren.

Depriester, na zijne handen gewrsschen ie hebben, alvorens het heilig Misoffer te beginnen, waseht hier zijne vingeren, om in den geest van Jesus Christus te treden, die de voeten zijner Apostelen wieseh , vóór dut hij hun het heilig Sakramcnt des Altaars toediende, ofschoon zij bevorens reeds zuiver waren. Dit toont ons, dat het niet genoeg is, zuiver te zijn van gruweldaden, om aan de geheimen deelachtig te worden; maar dat men zich van de geringste vlekken der zonden moet zuiveren.

Mijn God! ge waardig lT mijne ziel te wasschen en te reinigen van alle vlekken der zonden : vernietig in unj de minste onvolmaaktheden. erj

-ocr page 56-

54 GEBEDEN VOOK EK ONDEIl

maak mijne ziel. door uwe genade, zoo zuiver

als zij het onmiddclijk na het Doopsel was.

Vergun mij. Heer ! de genade van de wereld te vergeten, die de strengheid uwer oordeeleu moet ondergaan ; van deze aarde te veraehten, die ter prooi zal zijn aan uwe wraaknemingen, en van geene de minste aandacht te verleeneti aan die ontwerpen, aan die listen, die slechts de duurzaamheid van eenen dag, van eene minuut, van eene seconde hebben ; dat ik onder de voeten vertrede die eer, die verlangens, die gevaarlijke vermaken, die den geest veria'en en bedwelmen; die valsehe goederen, die de ziel in het verderf storten; die valsehe bekwaamheden, die vermaken, dien valscheu uitweudigen schijn van achting, en vriendschap, die zoo veel rampzalige slagtoffere maken ; en dat de eerste, de ijverigste mijner zorgen zij, den dag uwer wraakneming te voorkomen, op welken Gfi eene vreeselijke rekening over uwe weldaden en genaden zult vragen! Hierom smeek ik U, omijn God! dooide eindelooze verdiensten van Jesus Christus. Amen.

Hot orate Pratres.

De priester, na zijue vtn ;er(;ü ^rewasscheü ie liebbeu , komt weder n het midden (ies altaars , en aldaar nedergebo^en . doet bij eene nieuwe opdragt van de offerande, welke liij der heilige Drievuldigheid gaat aanbieden, ter gedachtenis van het lijden, den dood, de verrijzenis en de hemelvaart van onzen Heer Jesus Christus; eu om de genade Ie verwerven van dit waardiglijk te doen . keert hij zich tor de omstanders , zeggende • hidi broeders, om hen te verwittigen, zich

-ocr page 57-

HET H. MTSOFFER. 55

door kunne gebeden. mcl hem te vereenigen, ten einde de offerande, welke hij :uiu God voor zich en voor hen gaat opdragen, aan liem aangenaam te maken.

Hoer! verhooi' de gebeden van al uwe geloo-visreu, die veicenigd zijn, om TJ dit verhevene offer op te dragen, hetwelk wij U bidden aan te nemen, tot verheerlijking van uwen naam, tot ons bijzonder voordeel en tot welzijn van uwe geheeleKerk. Gewaardig U. in onze harten te storten de noodige gesteltenissen, om met vrucht dit groote werk van onze Godsdienst bij te wonen ; heiüg den priester, die uwe heilige geheimen voltrekt, en reinig zijne handen en zijn hart, opdat hij in staat zij uwe genade over zich en over ons te brengen.

De stille gebeden.

Na het Orate fVatres. keert de priester zich naar het altaar, cn zegt in stilte een of meer geheden, die volgens den dag veranderen, en deze worden stille yeieden genoemd, uithoofde hij die iu stilte zegt ; zij strekken bijna allen om aan God te vragen, dat hij de giften, die op liet altaar .zijn, goedgunstig aanneme , en hij ons door zijne genade in staat zoude stellen , om zelve iiein, als ecne hem aangename offerande, te worden aangeboden.

Verander, o mijn God ! deze offerande in uw ligehaam en bloed, en herschep onze harten in U zeiven, door de kracht dezer aanbiddelijke geheimenis; dut uw heilig Woord op deze offerande, welke wij U opdragen, nederdale , opdat zij een heilzaam slagtoffer worde, dat uwer Majesteit aangenaam, en uwen dienaren nuttig

-ocr page 58-

56 GEBEDEN VOOE EN ONDER

zij, door de toepassing van bet bloed van Jesus

Christus.

Dat deze offerande overvloedige zegeningen over uwe geloovigen doe nederdalen, hanne barton verandere, (ie zonde en de aardsolie ge-neigdbeden in dezelve vernietige, en U aldaar een aangenaam brandoffei' en ccpc bestendige woning bereide, in erecuiging met U, en dooide verdiensten van Jesus Christus, uwen Zoon en onzen lieer, die met U leeft en beersebappij voert.

VIERDE DEEL DER HEILIGE MIS.

DE CANON OF REGEL DER CONSECRA.TiE, VOORAFGEGAAN DOOR DE PREFATIE.

Aan het einde der stille gebcdon verheft de priester zijne stem, zeggende : in alln eeuwen der eeuwen, eene uitroeping, die de geloovigen uitnoodigt, om zich met hem le vereenigen en hem te antwoorden ; Amen. Men heeft dit antwoord steeds met vurigheid gegeven : de heilige Hieronvmas zegt, dat men dit woord Amen overal in de kerkin als eenen donder hoorde weergalmen.

De geloovigen geven hierdoor haute bewilliging, aan al hetgeen de priester, in het geheim, van God komt te vragen.

De Fj-efaiie is eene inleiding tot de gebeden van den Canon, die bij uitstekendheid genoemd wordt gebed. Zij is eene uitnoodiging om de harten tot God

-ocr page 59-

HET U. 5IIS0FFER. 57

te verhefftHj ea hem te Janken voor het grootste wonderwerk, dat door de Consecratie uitgewerkt wordt.

Eeuwige Vader! zie hier het ooaeublik, waar-0P uw goddelijke Zoon, onze Zaligmaker Jesns Christus, uit den hemel op het altaar gaat nederdalen : niets, dat aardseh is, moet mij meer bezig houden; mijn hart moet niet meer verzuchten, dau naar zulk een zuiver offer, dat de zonden der wereld uitivisclit; reinig hetzelve door het vuur uwer liefde , opdat het geenen stnaak meer vinde, dan in de hemelsciie goederen. Door welke dankbaarheid zal ik immer al uwe weldaden kunnen erkennen , en voornamelijk die , van ons een verzoenoffer te geven, dat dagelijks en meermaals eiken dag, voor ons de offerande vernieuwt, welke liet eens op den Calvarieberg heelt opgedragen , ten einde uwe barmhartigheid over ons te trekken ? Het is, eeuwige Vader ! door Jesus Christus ' uweu welbeminden Zoon, dat al de liemelluigen U verheerlijken en U hunne hulde aanbieden. Keem goedgunstig aan. Heer! dat zondaars zoo als wij, hunne zwakke i of betuigingen met die dezer hemelsehe geesten vervoegen, en dat wij ons allen, met harten geest, met hen vereenigen-de, in eene verrukking van vreugd, liefde, dankbaarheid en verwondering uitroepen :

S a u c t u s.

Heilig, eindeloos heilig, alleen waarlijk heilig is dc Heer, onze God! het heelal is vol van zijne heerlijkheid. Dat de gelukzaligen hem zegenen in den hemel, terwijl wij op de aarde Dengene aanbidden, die nederdaalt in den naam des Hee-

3*

-ocr page 60-

58 GEBEDEN VOOR EN ONDEK

ren, aan wien eer eti heerlijkheid in alle eeuwen

zij toegekend.

Ka den Sanctus j aan tien Canon.

De Prefatie wordt gevolgd door den Canon, dat in het grieksch order of regel beteekent. Men heel t dezen naam gegeven aan de gebeden, die de Consecratie vooralgaan, vergezellen en onmiddelijk volgen, omdat zij in alle Missen dezelfde zijn : zoodat de regel daarvan bestendig, en de orde onveranderlijk is.

De voorschriften dezer gebeden zijn zeer oud en vol van de grootste gevoelens van Godsdienst; men ziet er al de vragen, welke de Kerk door de verdiensten van Jesus Christus doet, terwijl de voorspraak der heilige Apostelen en Martelaren er ook zeer uitdrukkelijk in uitgedrukt is.

Dit deel der heilige Mis wordt in stilte gezegd, omdat het bestemd is voor een meer aandachtig en inwendig gebed. Ofschoon ieder in het geheim bidt, moet men daarom niet nalaten, zich in den geest met elkander te vereenigen, en zich met den Priester te vervoegen, die altijd in den naam van allen tot God spreekt. De priester maakt dikwijls het teeken des kruises over zich en over het opgedragene; want, wat is er natuurlijker, dan dat men den gekruisigden Jesus dikwerf verbeeldt, in een werk, dat een aandenken is van zijnen smartelijken dood, en waarin hij zich zeiven aan ons geeft, om onophoudelijk zijne offerande te verkrijgen.

Ziehier de letterlijke vertaling ven die gebeden, tot aan de Consecratie ; laten wij die , met den priester , in den naam der Kerk, godvrucbtiglijk lezen.

Te lugitur.

Wij biddenU dan, o allerbarmhartigste Vader!

-ocr page 61-

HET H. MISOFFER, 59

en smeeken U, door ouzen Heer Jesus Christus, uwen Zoon , deze giften, deze offerande, dit reiu en vlekkeioos oflcr aau te nemen en te zegenen, hetwelk wij ü voor uwe heilige Iverk opdragen, opdat het U behage haar den vrede te schenken , haar te oewaren, iu i(e eeni.eid te behouden, en haar over de geheele aarde te besturen , en met haar uwen dienaar N. onzen Paus; onzen Bisschop N.; eindelijk al degenen, die rojt^e-loovig zyn cn belijdenis doen van het roonaseh katholijke en apostelijke geloof.

iJE GÜBACBTEMS DEK LEVEKDEN.

Memenio.

De priester ijidt hier voor liet geheele genootschap der in loven zijnde geloovigen , en bijzonder voor die, welke hem verzocht hebben het heilig Misoffer tot hunne meening op te dragen. Laat ons, van onzen kant, in dit oogenblik bijzonderlijk aan fiod diegenen onzer levende broeders aanbevelen, aan welke wij verlangen, dat de vruchten der heilige Offerande, door de goddelijke barmharti :Ueid, iiicer bijzonderlijk toegevoegd worden. quot; 0

Wees uwe dienaren cn dienaressen N. cn N. indachtig, Heer! en allen, die hier tegenwoordig zijn, wier geloot' cn godsvrucht U bekend zijn, voor welke wij ü deze offerande van lof opdi.igen. ol die dezelve, zoo voor z:eh als voor ben, .1.111 welke \vn verbonden zijn. 0])drnorcn voor de verlossing hunner zielen, voor de hoop hunner zaligheid en behoudenis, en om U hunne hulde, als aan den eeuwigen , levenden en waren God . aan te bieden.

-ocr page 62-

60 GEBEUF.N vook en onder

GEDACHTENIS DER HEILIGEN.

Communicanten.

In gemeenschap vereenigd zijnde met al uwe Heiligen , eeren vs'ij do gedachtenis, eerstens van de verheerlijkte Maagd Maria , Moeder van God , Jesns Christus, onzen Heer, en van uwe gelukzalige Apostelen en Martelaren , Petrus en Paul us. Andreas, Jacobus , Joannes, Thomas, Philippus, Bartholomeus , Matthseus, Simon en ïliadseus, Linus, Cletus, Xystus, Cornelius, Cypriauus , Laurentius, Chrysogonus , Joannes en Paulus , Cosmas en Damianus, eu van al uwe Heiligen, door wier verdiensten eu gebeden wij U smeeken, ons in alles de hulp uwer bescherming te verlee-nen : dit is hetgeen wij U vragen, door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. Amen.

VEUTEOÜWEN IX DE Ol'EEliANDE.

Hue Ingitur.

Hier strekt de priester de handen uit over de giften, die geheiligd worden ; en door de oplegging der handen , als lid der Kerk, vereenigt hij zich met het offer , om met hetzelve opgedragen en opgeofferd te worden; en als bedienaar der Kerk en priester van den Allerhoogste neemt en stelt hij z.eh, als het ware, m den naam en door het gezag van God , in bezit des slagt-offers , in zoo verre het de plaats der mensehen genomen heeft, die het slagtoffer van Cods verbolgenheid en regtvaardigheid moesten zijn. Het is uit dezen staat van goddelijke veroordeeling, dat wij getrokken worden door de opoffering, welke Gods Zoon van zich zeiven aan zijnen Vader gedaan heeft, om de stral te

-ocr page 63-

HET H. MISOFFER. 61

dragen, welke wij door onze zonden verdiend hadden, en om hem eene genoegzame voldoening te geven, waartoe wij huiteu staat waren.

Deze pligtplaging, welke de priester hier doet, met de handen over het op te dragene slagtoffer uit te strekken, is eene navolging van hetgene Mozes van wege God aan de priesters der oude Wet voorschreef. Wanneer men , zegt hij, eene offerande voor de zonde zal opdragen, zal de irriester de hand over het hoofd des slarjtoffers dtsteken , en ah dan zal het yunslig aangenomen worden en tot boete der zonden verstrekken. ( Levit. ch. ] , 4.)

Wij smeeken U dan. quot;Heer! de hulde gunstig aan te nemen, weUce wij U bewijzen door deze opdragt, en welke ook die van uwe geheele Kerk is : verleen ons, tijdens de dagen van dit sterfelijke leven, den vrede, die van U komt; behoed ons van do eeuwige verwerping, en stel ons onder het getal uwer uitverkorenen ; door onzen Heer Jesus Christus. Amen.

Quam Ohlationem.

Wij bidden U dan. Heer! deze offerande te zegenen, haar te stellen onder liet getal van die, welke Gij goedkeurt; haar aan te nemen , een waardig offer er van te maken , waardoor wij U eene redelijke en geestelijke eeredienst bewijzen ; zoo dat zij voor ons worde het ligchaam en het bloed van uwen welbeminden Zoon, onzen Heer Jesus Christus. Amen.

Voor ons, dat is te zeggen , om ons de gaven mede te deelen, welke Hij, door de opoffering van zijn ligchaam en bloed verdiend heeft, de genade van de geheele vergiffenis onzer zonden

-ocr page 64-

62 GEBEDEN YOOR EN ONDER

en van al de liul]), die ons noodig is. om het werk onzer zaligheid te voltrekken.

Bij de Consecratie.

Dat de hemel zich opene, en de Eegtvaardige op de aarde iiederdale . en dat de zondaren de vertroost li gt;ir gemeten van aldaar hminen Verlosser te zien. Kom Heer, kom liefderijke Hersteller der wereld! kom een ucli'-Im voltrekken, dat als het kort begrip van al uwe wonderdaden is : kom eene verandering uitwerken, welke wonderbaarder is. dan do schepping van het heelal.

Bij de Oplicffing.

Nadat Jesus Christus zich, volgens zijue belofte, tegenwoordig gesteld heeft, auabidt hem de priester met eene kniebuiging , en heft hem op, om hem aan bet volk te toonen, en door hetzelve aangebeden te worden.

Vereenig in dit eerbiedwaiirdiir oojjenblik al uwe krachten , om in de verhevene uevoelens van aanbidding te treden, waarin zich de hemelsche Geesten be-vinden, die he- alt.'.-'tr omringen en zich voor den Opperhm' \ :ii ln-nirl en aarde vernietigen. Zie hen , met de oo, « a des geloofs, door eene heilige siddering bevangen, en te gelijk verslonden door de vlammen der vurigste liefde voor den heiligen, oneindig bemin-nenswaardigen God, zoo mild in weldaden; denk, dat zoo hij wei v.ui Jen troon zijner heerlijkheid wil nederdalen, zulks is, om u de schatten zijner genade te brengen. O outvau-' zijn weldoend bezoek niet vruchteloos: eenmaal zuudt ;ij het vragen, gij zoudt er naar verlangen, en welligt zuu hot te vergeefs zijn! Aanbidding, berouw, liefde, dankbaarheid, onder-

-ocr page 65-

II£T H. 3IIS0FPE1!, 68

werping, hoop; ziedaar, wat gij op dit oogenblik uwen goddelijlsen Verlosser moet aanbieden, die vol zachtmoedigheid en met de belofte zijner elndeiooze barmhartigheid tot li Icoïnt. Zondaren, wie Lïij ook wezen moogt, komt uwen God , uwen Zaligmaker te gemoet!

O tahUari»Rodin... O shnjtoffer der zaligheid, dat ons den hemel opent: de a;eest der duisternissen levert ons eencii gewi'ldigen strijd; versterk ons tegen zijne aanvallen.

Eoceimuis AHfielor7im...7j\pAiamp;ih\:ooA. der En-jielen, dat het voedsel der mensehen is geworden; het is waarlijk het brood der kinderen, dat den dieren niet moet. toegeworpen worden.

Bene Pastor... (joedf: Herder! waarachtig Brood! Je-nis , ontferm 1' onzer. Wees ons voedsel en onze steun; doe ons de ware goederen genieten in het land der levenden. AAees onze geleider tot dat heajfUehe «derland: toon ons steeds den weg aan, die naar hetzelve geleidt; breng ons op liet regte spoor, zoodra wij van hetzelve afwijken ; houd ons op dat heilige pad , tot dat wij in da haven komen, waar Gij de belooniug uwer trouwe schapen zijt.

Vervolg van den Canon na de Opheffing.

Zoodra de priester den kolk, na de opheffing, weder op het altaar gesteld heeft, bedekt hij denzelven, en maakt hij uit eerbied eeic kuic; gt; ; hij herhaalt dit tot aan de Nuni ,ai.', telken reize dat Lij den kelk ontdekt of dekt. Terwijl hij, om zoo te spreken, Jesus Christus tusseheu zijne handen heeft, bidt hij God zijnen Vader, voor de levenden su overledenen, vol

-ocr page 66-

64 GEBJ5DEX VOOK EN ONUEE

Tertrouwen op de tegenwoordiglieid van Jesus, die voor ons spreekt, en onze gebeden allerkrachtigst maakt.

Letterlijke vertaling van het vervolg van den Canon tot aan den 1'ater Noster.

TJnde et memores,

Nadat de priester, na de woorden der Consecratie van den kelk , het hevel, door Jesus Christus gegeven , toen Hij zijn eigen ligchaam en hloed geconsacreerd had : Zoo meniyioerf gij dit zult doen, zult (jij het doen ter mijner gedachtenis, uitgesproken heeft, vervolgt hij met deze woorden :

Het is hierom, Heer! dat wij, uwe dienaren, en met ons uw heifig volk, ons herinnerende aan het gelukzalig: lijden van uwen Zoon, Jesus Christus, onzen Heer, aan zijne opstanding uit het graf, overdo hel zegepralende, en aan zijne heerlijke opstanding ten hemel, uwe onvergelijkelijke Majesteit opdragen hetgene de gift zelve is, welke wij van U ontvangen hebben; het zuivere offer, liet heilige offer, het vlckkelooze offer, het heilige Brood des levens, dat geen einde zal hebben , en den kelk der eeuwige zaligheid.

Supra qua;,

Gevvaardig L', Heer ! gunstig neder te zien op de opdragt, welke wij ü van de heilige offerande, van dit vlekkelooze Slagtoffer doen; gewaardig U, die aan te nemen, gelijk het U behaagd beeft, de geschenken van den regtvaar-digen Abel, uwen dienaar, do offerande van onzen Aartsvader Abraham, en die van Melchi-sedeoh, uw' opperpriester, aan te nemen.

-ocr page 67-

HET H. MiSOFFüR.

Suplices te rogamus.

De priester buigt zich diep neder, om zich voor God te verootmoedigen, en hem de vurigheid van zijn gebed betuigende, zegt hij het volgende :

Wij smeekcr. ü, o almogende God ! te bevelen , dat deze gesclienkeu door de handen van uwen licil.'j;eu Engel op uw verheven altaar gedragen worden, in de tegenwoordigheid uwer goddelijke Majesteit, opdat wij allen, wie wij ook zijn, welke, aan dit altaar deelachtig geworden zijnde , het ligehaam en bloed van uwen Zoon zullen genuttigd hebben, vervuld worden met al uwe^zegeningen en al de genaden des hemels, door onzen Heer Jesus Christus. Amen.

GEDACHTENIS DER OVEHLEDENEN.

Memento.

Wees ook , Heer ! gedachtig uwe dienaren en dienaressen N. en N., die geteekend met het teeken des Geloofs, hun sterfelijk leven voor ons hebben geëindigd, om in den slaap des vredes te rusten.

Hier blijft de priester een weinig stil, om iu het bijzonder aan ('ud de overledenen aan te bevelen, voor wellie I:ij wil uidden, en voornamelijk dengene , voor wien bij het heilig Misoffer moet opdragen. Daarna gaat hij voort ;

Wj smeeken U, Heer! hun door uwe barmhartigheid, en aan allen, die in Jesns Christus rusten, de plaats van verkoeling, licht en vrede te verleenen; döor denzelfden Jesus Christus , onzen Heer.

65

-ocr page 68-

QEBEDEX VOOR EN ONDER

Kobis ijuoijuc peccatoribus.

Dc priester zegt deze drie woorden op eenen Looge-ren toon, opdat de omstanders dezelve zouden kannen hooren , zicli met hein vereenigen en gezamentlijk de goddelijke barmliartigheid afsmeeken.

Ook ons, zondaars, die uwe dienaren zijn eu op uwe groote barrahartiglicid hopen , ge-vvaardig U, ons ook deel te geven in het he-ntelsclie erfdeel, met uwe heilige Apostelen en Martelaren, met Joaiines, Stephanus, Matthias , Barnabas, Ignatius, Alexander, Mareellinus , Petrus, Felicitas, Perpetua, Airatha. Lucia, Agnes, Cecilia, Anastasia, en metal uwe Heiligen. Gelief ons in hun heilig gezelschap aan te nemen, en geen acht te geven op onze verdiensten, maar toegevend te zijn jegens ons, door onzen Heer Jesus Christus, door wien Gij, Heer 1 deze goederen steeds voortbrengt, heiligt, levend maakt, zegent en ons geeft. Dat U door Hem, met Hem e]) in Hem, alle eer en glorie gegeven worde, o God , almogende Vader ! in de eenheid van don heiligen Geest.

Deze laatste woorden : duoy hem , met hem eu in hem, enz., zeggende, maakt de priester driemaal liet teeken des kruises met de heilige Hostie over den kelk, om aan te toonen, dat God alleen , door de kracht der offerande, welke Jesus Cüristas aan het kruis heeft opgedragen, vereerd wordt. Vervolgens maakt hij er twee over het altaar, om aan te duiden, dat het door het kruis is (waarvan het altaar een afbeeldsel is, omdat gelijkelijk de offerande op hetzelve voltrokken is) dat de heilige Drievuldigheid, die hier genoemd wordt, alle eer en glorie ontvangen heeft.

66

-ocr page 69-

HET H. MlSOFl'EU. 67

Deze woorden : V alle eer en glorie geytven vjorde, uitsprekende, heft de priester dea kelk en de teilige Hostie een weinig omhoog. Vóór de twaalfde eeuw, was er iu de Mis geene andere opheffing van het lig-ehiiam en bloed van Jcsus Christus, dan deze. Alstoen verhief de priester dezelve hoog genoeg, dat het volk Jesus Christus konde zien en aanbidden , door wien de. heilige Drievuldigheid alle eer en heerlijkheid bewezen werd. Deze kleine opheffing is nog een voetspoor en overblijfsel van het oude gebruik.

Na dit laatste gebed van den Canon geëindigd te hebben, spreekt de priester een weinig luider, om het volk zijne toastemining te vragen, in al hetgene hij in hunnen naam tot God zoo even heeft gezegd

Vers. In alie eeuwen der eeuwen.

Antw. Amen.

VIJFDE u i£EL DER HEILIGE MIS.

IJ K Ti li 11 E1 L) 1 N G T O T 1) E N U ï T 1 G I N G.

Voorrede van liet gebed des Heeren. Oremus.

Door de heilzame voorschriften van Jesus Christus opgewekt, en door de goddelijke leering onderwezen, durven wij zeggen :

Pater Noster.

Ouze Vader, die in de hemelen zijt, geheiligd zij uw naam. Ons toekome uw rijk. Uw wil

-ocr page 70-

68 GEBEDEN VOOR EN ONDER

geschiede op de aarde, als in den hemel. Geef ons lieden ons dagelijksch brood. Eu vergeef ons onze schulden, gelijk wij vergeven ouzen schuldenaren. Eu leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van liet k\V!gt;ad. Amen.

Iü de plegtige MIsdon . u mru tijdens het zingen van het Noster de uitbreiding van liet gebed des

Heereu kunnen leznn : zie de inhoudstafel.

Libera nos.

De priester, met eene sfille slem Amtn antwoordende , wil hierdoor zeggen : Ja , utijn God! ik vraag U, in den naam dur gtihimlri vergadering, dat Gij ovs van alle kwaad gelieft te verlossen; ei Iiij breidt daarna deze vraag uit, door een gebed., gedurende hetwelk men zal kunnen zeggen ;

Libera nos.

Mijn God 1 verlos mij van de zonden van mijn voorgaand leven. on waarvan ik aan uwe vcgt-vaardigheid rekening moet geven; onttrek mij aan mijne kwade «rcwooaten, en aan mijne altoos voortdurende ongeregelde geneigdheden, die mij tot het kwaad uitlokken. Eindelijk, mijn God ! verlos mij van den duivel . v. ti de u-areld, van het vleesch en van den eeuwigen dood.

De priester Ciudi t dit iiorte gcued , makende met de Fateen liet lef:ken des kruisea over zich ; daarna kust hij dezelve; dit is, omdat dc laatste woorden eene vraag bevatten , waar.ioor bij .iode den vrede vraagt, waarvan de Fntenn bet werktuig of zinnebeeld is, en wij dezen vrede, de vriendsekap des Ueeren niet kunnen bezitten, dan door de verdiensten van

-ocr page 71-

HET IT. MTS OFFER. 69

het lcruis. Dp Pa/ren is het zinnel'ocld van dien vrede , omdat ze Ik t si hotel ie is, waarop men het ligehaam van Jesus Chriatus zet, dat tot toeken van vrede en verzornl»iu- nu.» «-• worden.

Na liet te ken des krnises en den kus der Fateen, bre-.-kt de Priester do luilige Hostie, om Jesus Christus na te vo.Iucd. , die het heiü .c brood brak, voor dat hij liet aan zijne Apo !lt;••• q rd'lcelde j hij laat een klein gedeelte in den kelk vallen, om de vereeniging van het ligehaam en bloed van Jesus, in zijne heerlijke opstand n/: r' ia te '.'n.'en

Vervolgens de oogen op de gedaante van het brood vestigende, drukt hij, terwijl hij op ziine borst slaat, tot driemaal toe, op het zien van Jesus Christus, de gevoelens nit, die den H. Joannes den dooper bezielden, toen hij de Z«;on Gods zag : Lam Gods, dat de zonden dar wereld wegneemt gt; ontferm V onzer !

Het Agnus Dei.

Mijn Z;-:. ' '-iristus! Gij zijt het

ware Lam ( ds, quot; om onze zouden uit

te wisschen; iualt; dat v! ,:. door uwe genade, na do verge den 1 komen te heb

ben, een nieuw leven leiden, en verleen ons de liefde tot, en den v ' met onzen evennaaste , welke Gij zoo zeer aanbevolen hebt en die zoo noodzakelijk zijn, om deelgenoot te worden van de uitwerkselen u r Communie.

Na driemaal het Agnus 1) gezc i te hebben, stiert depriester, diep nedergebogen, een gebed tot God, om hem te smeeken zijnen vrede c n de Kt rk te vergunnen, en eene ware eent hen l;1 hare leden daar te

stellen; eene vereen:- ■ i\vi.n den geest en het hart, die liefde, waarvan Jesus ( hristus gezegd heeft, dat het door haar is , dat nirn zijne ware leerlingen zal kennen,

-ocr page 72-

70 GFBF-TVRX VOOR quot;RN ONP^H

Tn de plegtige Missen, staat de Priester , na het altaar gekust te hebben , regt op en wenscht den vrede aan den Diaken, en door dezen aan de geestelijkheid en het aanwezende volk. Hij kust het altaar, om aan te duiden, dat hij den vrede niet kan geven, dan na dien alvorens zelf van Jesus Christus, die door het altaar afgebeeld wordt, ontvangen te hebben. Gedurende den vredekus moeten de aanwezenden vragen , om met een ieder in vrede te leven , en nimmer door hunne schuld de eendragt te verbreken, die onder de Christenen, welke alle broeders en in Christus ingelijfd zijn, moet heersehen.

Het gebed voor den vrede is gevolgd door twee andere, door welke de Priester van God de vrucht der Offerande en Communie afsmeekt.

Om in dit oogcnblik volmaaktelijk in den geest der Kerk te treden, en zich inniger met den Priester te vereenigen, zoude het te wenschen zijn, dat al de aanwezenden rein genoeg waren, om werkelijk tot de heilige Tafel te naderen. Laat ons, zoo wij dit geluk niet hebben, Jesus Christus smeeken, dat Hij het ons ten spoedigste verleene, en ons zeiven tcedere genegenheden tot hem, een diep berouw over onze misdrijven, en een levend verlangen om hem te ontvangen, inboezeme , om alzoo ten minste geestelijk te communiceren. Jesus Christus vergunt dikwijls, aan eene welgedane geestelijke communie, dezelfde genade, welke Hij aan eene werkelijke communie zou geven.

Het Domino non sum dignus er. de Nuttiging'.

Wanneer de priester gaat nuttigen, zegt hij driemaal met een diep gevoel zijner onwaardigheid : Heer , ik hen niet waardig, dat Gij komt onder mijn dak, maar spreek slechts één woord en mijne ziel zal gezond worden. quot;Deze woorden zijn die van den hoofdman des Evangelies nagevolgd, en passen volmaaktelijk den

-ocr page 73-

TT?T TT. ^rrSOTTFR. 71

Christen, die, steeds der mededeelingen en genade van eenen God onwamp;.ardig, geene andere aanspraak daarop heeft, dan door zijne overgroote barmhartigheid; dat hij dan, door zijne ootmoedigheid en heilige gesteltenissen, traehte God te bewegen van op zijn gebed met de troostvolle woorden , die eertijds den melaatsehen de gezondheid wedergaven, te antwoorden : Ih wil het, wees gezond.

Gebed voor de geestelijke Communie.

Heer Jesns ! ik beken, dat Gij het ware levende Brood zijt, vnn den hemel nedergedaald , en dat Gij met ziel en ligchaam en met nwe Godheid, door eene bewonderenswaardige goedheid, eene hartroerende barmhartigheid eu eene wonderbare magt, wezenlijk tegenwoordig zijt, onder deze gedaanten van brood en wijn, om ons met U zeiven te voeden. Tk aanbid Ü aldns nit al de opregtheid van mijn hart.

Ik .geloof, dat Gij in dit aanbiddelijk Salcra-ment eindelooze schatten en hemelsehe genaden beslnit, waaraan mijne behoeftige en ellendige ziel vuriglijk verlangt deel te hebben.

Ik geloof aan de woorden, welke Gij gesproken hebt; wie wijn vleesch eet, en mijn bloed drinkt, die blijft in mij en ik in hem... hij zal in eeuwigheid leven. Zie mij hier, o levend Brood ! ellendig en kwijnend van honger en dorst, aan eindelooze zwakheden onderworpen. O hoezeer verlang ik U te nuttigen, opdat ik met U, opperste geneesheer onzer zielen, vereenigd zijnde, geheel en waarlijk door nvv leven moge leven.

Ik beken nn, met schaamte overdekt en met een diep leedwezen over mijne zonden, dat ik

-ocr page 74-

73 GEBEDEN TOOT! EN ONDER

niet waardig ben, dat Gij in mijne woning komt; ik durf ü dan mijne ziel niet laten binnentreden , om U aldaar te huisvesten, door werkelijk uw heilig ligchaam te ontvangen; maar ik weet en geloof, met den hoofd man van het Evangelie, dat, ofsohooi! Gij afwezend zijt, dat is te zeggen ; ofschoon ik de heilige Communie niet ontvang, Gij echter met een enkel woord mijne ziel kimt reinigen van al wat haar onwaardig maakt om U te ontvangen.

Ach, gewaardig U dit woord van sterkte en heiligmaking uit te spreken; genees, door de almogende zalving uwer genade , mijne kranke ziel, en haast U uw verblijf in haar te komen vestigen, om haar in haren honger te voeden en in hare uiterste zwakheid te versterken. Gij, die volgens den wil uws Vaders en de werking-des heiligen Geestes, door nvven dood het leven aan de wereld hebt sjegoven : voed mij , maak mij levend, heilig mij door nw gezegend ligchaam en bloed.

ö Beminnenswaardige God ! Gij , wien ik voortaan boven alles wil beminnen ; maak, dat ik L nooit meer beleedige; vergun mij uwe genade om deze en die zonde... tc vlugteu, aan welke ik mij zoo gemakkelijk, zoo dikwijls pligtig maak: hecht mij aan U door de banden der vurigste liefde , en verzeker mijne getrouwheid hier op aarde, opdat ik het onuitsprekelijke geluk moge smaken van U in de eeuwigheid te beminnen en te bezitten.

Deze oefening van eene geestelijke Communie kan oolc dienen voor de bezoeken aan het allerheiligste Sakrament gedurende den dag, bij voorbeeld , gedurende het Lof.

-ocr page 75-

HET H. MISOFFER.

Beknopt voorschrift van Fenelon.

Heor! ofschoon ik, door mijne zonden en trouwloosheden, onwaardig ben tot uw altaar te naderen, en U door de heilige Communie te ontvangen . durf ik U nogtans smeeken mij eenig deel in uwe barmhartigheden te vergunnen. Gewaardig ü, mij de genade te verleenen van deelachtig te worden aan de verdiensten uwer offerande; verlicht mijnen geest, versterk mijnen wil, en reinig mijn hart, opdat ik niet meer dan aan U denke, niets meer, dan U alleen, uit liefde tot U beminne; maak, door uwe genade, dat ik niets meer verlange, dan voor U te leven, te lijden en te sterven.

ZESDE EN LAATSTE DEEL DER H. MIS.

BEVATTENDE DE DANKZEGGING.

De nuttiging wordt gevolgd door twee afwasschingen, uit eerbied voor liet ligchaam en bloed van Jesus Christus : de eerste, opdat er niets in den mond des priesters van overblijve; de tweede, opdat er niets blijve van de heilige gedaanten in den kelk of aan zijne vingeren. Terwijl hij de afwassching nuttigt, vraagt hij nogmaals de vergeving der zonden, de genade van een heilig leven en den prijs des eeuwigen levens. De gebeden, welke hij daarna zegt, zijn eene dankzegging, om God te bedanken voor de groote weldaad, welke hij hem en het ehristene volk daar even heeft bewezen, en tevens eene nieuwe betuiging van trouwheid. Al de aauwezenden moeten zich dan met den priester vereenigen, ora hunne dankbaarheid te bewijzen, en hun opregt voornemen te betuigen van voortaan een christelijk leven te leiden.

4

73

-ocr page 76-

GEBEDEN VOOR EN ONDER

De laatste Gebeden.

Wat zal ik U '.vedenreven, Heer! vooi' al de weldaden waarmede Gij mij overladen hebt? Hoe zal ik U immer de dankbaarheid kunnen bewijzen, welke ik U voor zoo veel goedheid, voor zoo veel liefde verschuldigd ben? Ontvang, bid ik LT, om in mijne oumagt te voorzien, de lofbetuigingen der regtvaardigen op aarde, van de allerzaligste Maria, de zuiverste der maagden, van al uwe Engelen eti Heiligen in den Hemel.

Ik ga heen, zoo ik hooj), gezuiverd door uwe heilige geheimen; door uwe genade geholpen, zal ik trachten mij te beveiligen tegen al datgene, wat mij op nieuw zou kunnen bezoedelen; ik zal over mijne zinnen waken, opdat de dood, door de zunde, geenen ingang meer in mijne ziel vinde, en ik znl niet ophouden U ootmoedig en vurig te bidden, ten einde Gij mij, tot mijnen laatsten zucht, tegen de vijanden mijner zaligheid veulediget. Maak mij getrouw aan deze heilige voornemens, welke Gij, o mijn God! o mijn Vader! mij hebt ingegeven; ik r-meek L om dezelve, door Jesus Christus, uwen Zoon, onzen Heer.

Het ita Missa est-

Nadat de gebeden gedaan zijn, keert de priester zich weder naar het midden des altaars; hij kust de plaats waar de overblijfselen der Heiligen rusten, keert zich om naar het volk, en na hetzelve de goddelijke gaven toegewenacht te hebben, door de woorden : Bominus cobiscum, zendt hij hen weg, zeggende : Gaat, de mis is geëindigd; en het volk dankt God. door deze woorden ; Deo gratias : Gode zij dank.

74

-ocr page 77-

HET H. MISOFFER. 75

De priester, zicli daarna weder naar het altaar om-keerende, buigt zijh diep neder, en stierteen laatste gebed tot de heilige Drievuldigheid, waarin hij haar op nieuw het werk hij uitstekendheid) hetwelk hij zoo even heeft voltrokken, aanbiedt, terwijl hij haar vraagt, dat hetzelve het onderpand zijner zaligheid en van die van het geloovige voik moge wezen. Vervolgens het altaar kussende, om zelt' de zegening van Jesus Christus, do^r het altaar afgebeeld, te ontvangen, heft hij de handen hemelwaarts, om te toonen, dat het aan dezen Opperpriester, die in den Hemel, aan de regterhand van dén troon der opperste Majesteit gezeten is, toekomt, het geloovige volk, door de verdiensten van zijne geheimen en van zijn kruis, voor de eeuwigheid te zegenen. Hij keert zich daarna om tot het volk, en zegent het in den naam van de drie personen der allerheiligste Drievuldigheid, terwijl hij over hetzelve het kruistecken maakt, om te leeren, dat het slechts door het kruis ia, dat wij in de hemelschc zegeningen kunnen deel hebben.

In de Missen, in welke de Gloria in excelcis niet is gezegd geworden, zegt de priester, in plaats van ite miss a est, naar het altaar gekeerd :

Vers : Laat ons den Heer zegenen; waarop het volk, even als op ita miss a est, antwoordt : Gode zij dank.

Terwijl de priester den zegen geeft, behoort het volk zich onder de hand des Heeren te verootmoedigen , en hem te smeeken van het door de bediening des priesters te zegenen.

De godsvrucht der laatste eeuwen heeft het gebruik ingevoerd, hetgene door Paus Pius V, in eene wet is veranderd, van aan het altaar, het begin des Evangelies van den li. Joannes te lezen, waarin de Godheid van Jesus Christus in de grootheid der eeuwige raads-besluiten, die den Zoon Gods op de aarde hebben doen nederdalen, in zulke verhevene uitdrukkingen vermeld zijn. De geheele godsdienst is in de woorden, besloten. Bet volk moet hetzelve, regt staande en met eerbied

-ocr page 78-

76 ONDERKTGTING BETREKKELIJK HET H. MTS OP.

aanliooren, en Jesus Christus vragen, dat hij ons de, genade verleene, van tot deu dood toe de hoedanigheid van kinderen Gods te behouden, welke hij ons door zijne Menschwording, zijnen Dood, zijne Opstanding en Hemelvaart verdiend heeft.

Gelied hetwelk de priester, in hel midden des altaars neder-gehogen bidt, xónr dat hij deu zegen geeft.

ö Mijn God! s:eef ojeen acht op mijne on-waardisheid; maar ni€ts inziende dan uwe onnitputbare barmhartigheden en do. verdiensten van het goddelijke Lam, dat opgeofferd is geworden, om de zonden der wereld uit te wis-schen, doe over mij den overvloed uwer ze^e-ningen nederdalen.

Gebed gedurende het laatste Evangelie.

Eeuwig Woord, waardoor alles is gemaakt, en dat, in de volheid des tijds voor ons Yleosoh geworden zijnde, deze eerbiedwaardige en verhevene offerande ingesteld hebt; wij bedanken ü hiervoor met den diepsten ootmoed. Dat alle Engelen en Heiligen des hemels U daarom loven . en maak dat wij zelven beginnen U te zegenen op de aarde, door ons gedurende dezen dag en al den tijd, welken Gij ons nog in de wereld vergunnen wilt, op zoodanige wijze te gedragen als onze goddelijke aanneming waardig is.

Ehjf na de Mis nog eenise oogenblikken overwegen, alvorens de Kerk te verlaten; bedank God en vraaaquot;, dat het bijwonen des heiligen Misoffers voor u niet vruchteloos zij. Tot dank-zeatrina: kunt sni het Te Beum lezen. Zie c/or/-

. • l rr t

rrncMige Oefmintjen voor den Zonaag.

-ocr page 79-

DE NAVOLGING

yAïJ

-c^amp;SXH-

EERSTE BOEK.

VKKiMANIM.KN , WELKE VOOR HET GEESTELIJK LEVEN NUTTIG ZIJN.

EERSTE HOOFDSTUK,

Mi*n moei Christus navolgen, on nllc ijdelheden der wereld versmaden.

1. Die mij volgt, zegt (Ie Heer, wandelt niet in de duisternissen. (Joauu 8. v. 13.) Dit zijn de woorden van Christus, waardoor wij vermaand worden om zijn leven en zijne deugden na te volgen, indien wij waarlijk verlicht en bevrijd willen worden van alle verblindheid des harten.

Dat dan onze grootste betrachting zij, het leven van Jesus Christus te overwegen.

-ocr page 80-

78 DE NAVOLGING VAN JESt'S CHRISTUS.

2. üe leering van Jesus Christus overtreft alle Iccringen der Heiligen; en die zijnen geest had, zuil daarin het verborgen manna vinden.— Doch liet geschiedt d:it velen , die hel Evangelie gedurig hooren, zoo weinig daardoor geraakt worden, omdat zij den geest van Christus niet hebben. — Wilt gij de woorden van Christus wel verstaan en er smaak in vinden, dan moet gij geheel uw leven aan het zijne trachten gelijkvormig te maken.

8. Wat zal het u baten, dat gij over de Drie-ëenheid diepzinnig kunt spreken, indien gij niet ootmoedisr zijt, en alzoo aan de Drieëenheid mishaagt? Waarlijk, verhevene woorden makenden mensch niet heilig en regtvaardig; maar een deugdzaam leven maakt hem aan God behage-lijk. -— Ik heb liever vermorzeling des harten te gevoelen, dan te kunnen uitleggen waarin zij bestaat. — Al wist gij geheel de Schriftuur, en alle de spreuken der wijsgeereu van buiten, waartoe zou dit alles u dienstig zijn, zonder de genade en de liefde 'iods?—IJdelheid der ijdel-hedeu, en alles h maur ijdelfieid (Ecci 1, 2.) behalve Ood te beminnen, en hem alleen te dienen. — Door d»' verachting der wereld tot het rijk der hemelen te streven, daarin bestaat de grootste wijsheid.

4. Het is dus ijdelheid, vergankelijke rijkdommen te zoeken, en daar zijne hoop in te stellen. ■— Het is ijdelheid, op eerambten uit te zijn, en zich tot eenen hoogeu staat te verheffen. --Het is ijdelheid, de lusten van het vleeseh in te volgen, en dat te verlangen, waarvoor men daarna strengelijk zal moeten gestraft worden. — Het is ijdelheid, naar een lang leven te trachten,

-ocr page 81-

EERSTE BOEK. 79

en nief Viekommeid to zijn (ini \vigt;l te loven. — Het is ijdelheid, niet te. denken dan op liet tegenwoordig leven, en nie t te voorzien wat er op volgen moet. — Het is ijdelheid, geheebt te zijn aan hetgene wat zoo haastig voorbij gaat, en ukt daar htnen te suuliu» waar eeue eeuwige vreugde heerscht.

5. Herinner u dikwijls die spreuk \aii den wijzen man, dat hel oocj niet verzadigd wordt van hetyene hei ziel, en hel oor niet vervuld wordt van hetgene het hoort. (Ecel. 1, 2.) Tracht dan uw hart af te trekken van de liefde der zigtbare dingen, en u geheel te keereu tot de onzigtbare. — Want die hunne zinnelijkheid involgen, besmetten hunne ziel, en verliezen Gods genade.

OEFENING.

Om Jesus Christus volmaakt te vereeren, en door de eer, die men Hem bewijst, den pligt van een opregt Christen te vervullen, moet men zich bevlijtigen om Ilern te kennen, te beminnen en na te volgen : dit is volstrekt noodzakelijk tot het eeuwige heil van al de Christenen , die slechts Christen zijn door de kennis, door de liefde en de navolging van onzen Zaligmaker. Zich laten voorstaan van den Heer behagelijk te zijn door de verhevene kennissen, welke men van zijne Godheid heeft, zonder te trachten zijn voorbeelden te volgen, en te leven zoo als Hij geleefd heeft, dat is de gevaarlijkste aller ijdelheden.

GEBED.

Waartoe zou het mij baten, mijn liefderijke Verlosser! datgene te bestuderen en te kennen, wat in uwen Persoon het grootste en in uwe

-ocr page 82-

80 DE NAVOLGING VAN JJSüüS CHRISTUS, geheimen het verhevenste is, indien ik niet alles aanwend, om mij de verdiensten en de vrucht derzeive toe te voegen, door uwe geboden te onderhouden en uwe deuo-den te beoefenen, terwijl ik ter mijner zaligheid, datgene moet weten en doen, wat gij geleerd en gedaan hebt, namelijk mijne godsdienst kennen en haar uitoefenen? Ziedaar de genaden, die ik vraag, o mijn God! en welke ik van U durf verwachten.

TWEEDE HOOFDSTUK.

Dat men een klein gedacht moet hebben van zich zeiven.

1. Alle menschen zoeken natuurlijkerwijze te weten; doch waartoe dient de wetenschap zonder de vreeze Gods? — Een nederig boer die den Heer dient, is waarlijk beter dan een trot-sche wijsgeer die den loop der sterren nagaat, en zich zeiven verwaarloost. Die zich zeiven wel kent, wordt klein in zijne eigene oogen, en is met den lof der menschen niet gediend. —Indien ik alles wist wat er in de wereld is, en dat ik de liefde niet bezat : wat zou imi dat baten voor de regtbank Gods, die mij oordeelen zal volgens mijne werken ?

3. Houd op van zoo vurig te verlangen naar wetenschap, want dat brengt groote verstrooi-jing voort en veel bedrog. — Die veel weten, zijn uit om gezien te worden, en cm den naam van wijzen te hebben. — Daar zijn vele dingen, welker kennis weinig of geen voordeel aan de zie! toebrengt. — Hij is een dwaze, die zich met iets anders bezig houdt, dan met hetgene dat tot zijne zaligheid dienstig is. — Veel woorden

-ocr page 83-

EERSTE BOEK 81

verzadigen de zisl niet; maar een goed leven verkwikt den geest, en een üuiver geweten geeft een groot betrouwen op God.

3. Hoe meer en hoe beter gij weet, zoo veel te strengel' zult gij geoordeeld worden, als gij niet des te heiliger leeft. —Hoe groot dan uwe kunst of wetenschap ook zij, draag er geenen roem op; maar vrees liever wegens 'de kennis die u gegeven is. — Indien u dunkt dut gij veel weet, en tamelijk wel verstaat; wees verzekerd dat er nog veel meer is dat gij niet weet. -— Hei geen groot gevoelen vanuzelven. (Eom. 11, 20;) maar belijd liever uwe onwetendheid, — Wat wilt gij u boven iemand anders stelien, terwijl er velen gevonden worden die geleerder zijn dan gij, en beter onderwezen in de wet Godsquot;? — Wilt gij iets met nut leeren en weten, wees dan gaarne onbekend, en voor niets geacht,

4. Zich zelven kennen en klein achten, dat is de hoogste en nuttigste wetenschap — Van zich zelven niets maken, en van de anderen altijd een goed en groot gedacht hebben, dat is eene groote wijsheid en cene hooge volmaakt-heid. — Indien gij een ander openlijk zaagt zondigen, of eenen groven misslag begaan , daarom zoudt gij u niet moeten achten; want gij weet niet hoe lang gij in het goed zult volharden, — VWj zijn allen zwak; maar denk dat er niemand zwakker is dan gij.

o E p i; N l K G.

's Menschen wetenschappen, zegt de heilige Schrift, zijn ijdel en nutteloos/zoo hij zich niet toelegt God te kennen en te beminuen, cu

-ocr page 84-

I

83 DE NAVOLGING VAX JESUS CHKIbTUS.

om zich zei ven te vergeten eu te haten. H et eenvoudige en levende geloof van eenen meusch , die zonder aarzelen en zonder te onderzoeken, al datgene gelooft, wat God wil dat wij ge-looven, en die in zijn hart alzoo gesteld is om alles te doen, wat God wil dat wij voor onze zaligheid zouden verrigten, dit geloof zeg ik. is verkieslijk boven de goddelijke en menschelijke kennissen, die. zonder dit levend geloot, den geest verhoovaardigen, het hart verdorren, en die tevens vruchteloos voor het eeuwige heil eens Christens zijn.

GEBED.

Genees in mij, o Heer! de gretigheid, die ik in mij koester, omalies te weten; genees mij ook van de onachtzaamheid in het volbrengen van alles, wat ik ter mijner zaligheid verrigten moet. Immers, gij zult mij niet oordeelen, over hetgene ik geweten, maar over hetgene ik ter mijner zaligheid gedaan, ol waaraan ik ontbroken heb. quot; Kan ik mij bevlijtigen om U. grondig te kennen zonder U te aanbidden en te bewonderen ? Maar kan ik tevens mij toeleggen om mij wel te kennen, zonder mij te haten en mij als niet te achten? O verworpen, verborgen en onbekend leven niet Jesus Christus in God, 4 o , gij zijt, een voortreffelijk middel om de geloo-vigen te heiligen en zalig te maken! Dan helaas! hoe weinig ziet men dit in het Christendom gekend en gevolgd! Geef, o Zaligmaker! aan de gansche wereld, van zulk een leven de keunis, de achting, de liefde en de beoefening. Amen.

ii

-ocr page 85-

KEBSTE BOEK.

DEKDE HOOFDSTUK.

Over de leering der waarheid.

I. Gelukkig hij die de waarheid zelve ouder rigt, niet door figuren en voorbijgaaiHe woorden, maar zieh vertoouende gelijk zij is. —Onze meening en onze zin bedriegen ons dikwijls, en zien niet veel. — Waartoe dient al dat getwist over geheime en duistere dingen', waarover men ons in hot oordeel niet berispen zal, omdat wij ze niet geweten hebben? — Het is eene groote dwaasheid, dat wij het nuttige en noodzakelijke vervvaarloozen, om ons bezig te houden met zeldzaamheden en dingen die schadelijk zijn. Wij hebben oogen, en zien niet.

iJ. at raakt ons de kennis van geslachten en soorten ? —Hij, tot wien het eeuwig Woord spreekt, wordt verlost van vele meeningen. — Alles komt van dat eenig Woord, en alles spreekt van hetzelve: en dat is hel beginsel, dat ook tol ons spreekt. (Joan. 8, 25.)-—Niemand begrijpt zonder hetzelve, noch oordeelt regt. — Hij, voor wien eéne zaak alles is, en die tot deze eenüe zaak alles terugbrengt, en in dezelve alles ziel: die kan standvastig van harte zijn, eu gerust in den Heer volharden. — O waarheid, die God zijt : maak mij één met u in eeue eeuwige liefde. Het verdriet mij menigmaal, vele dingen te lezen eu te hooren ; in u is alles wat ik wil eu verlang. — Dat alle leeraars zwijgen; dat alle schepselen voor uw aanschijn hunne stem wederhouden ; spreek Gij alleen tot mij.

o. Hoe moer iemand ingetogen is, eu outiiech

83

-ocr page 86-

84 DE NAVOLGING VAN JESÜS CIIRISTUS. van alle uitwendige dingen, hoe meer en hoe verhevener zaken hij zonder moeite bevatten zal, want hij ontvangt van boven de gave van verstand. Eene zuivere, eenvoudige en standvastige ziel is, temidden van menigvuldige bezigheden, niet verstrooid ; omdat zij alles ter eere Gods doet, en altoos tracht om zich zelve in niets te zoeken.

— Wat is er dat u meer verhindert en lastig valt, dan de ouverstorvene genegenheden van uw llavt? — De goede en God-minnende mensch be-seliikl eerst inwendiglijk de werken die hij uit-wendigüjk te doen heeft. —En deze trekken hem niet tót 'de lusten der kwade genegenheid; maar hij weet ze te wenden naar het voorschrift der regte rede. Wie heeft eenen grooteren strijd^ dan die arbeidt om zich zeiven te overwinnen?

— En dat zou toch onze voornaamste bezigheid moeten zijn, namelijk ons zeiven bevechten, dagelijksch sterker worden tegen ons zeiven, en wat vooruitgaat in het goed.

4. Alle volmaaktheid in dit leven is met eenige onvolmaaktheid verknocht, en alle onze kennissen zijn vermengd met eenige duisterheid. —De ootmoedige kennis van u zelven is een zekerder weg om tot God te:geraken, dan de diepe navor-schingen der wetenschap. — Niet dat de wetenschap, of de eenvoudige kennis eener zaak te misprijzen zij : zij is, in haar zelve beschouwd, goed, en van God gesteld: maar een goed geweten en deugdzaam leven verdient toch altijd de voorkeur. — Doch omdat er velen meer uit zijn om te weten dan om wel te leven : daarom dolen zij dikwijls en brengen weinig of gecne vruchten voort.

5. Och, of zij zoo veel naarstigheid besteed-

-ocr page 87-

EERSTE BOEK. 85

den om hnnne gebreken uit te roeijen en deugden te bekomen, als zij bekommerd zijn om vraagstukken op te lossen! daar zoude zoo veel kwaad en zoo veel verergernis ouder het volk niet zijn, noch zoo veel verslapping in de geestelijke gemeente. — Voorwaar, als de dag des oordeels zal gekomen zijn, zal men ous niet vragen wat wij gelezen, maar wat wij gedaan hebben; nog hoe fraai wij gesproken, maar hoe wel wij geleefd hebben. — Zeg mij, waar zijn nu die. leeraars en die meesters, die gij wel gekend hebt toen zij nog leefden, en toen zij bloeiden in wetenschap?— Anderen bezitten nu hunne plaatsen, en wie weet of zij op hen nog wel eens denken. In hun leven schenen zij iets te wezen, en nu zwijgt men van hen.

6. O, wat gaat den roem der wereld haastig voorbij! Och, of hun leven hadde overeengekomen met hunne wetenschap! dan zouden zij met voordeel gestudeerd en gelezen hebben. — Hoe velen gaan er in de wereld niet verloren door hunne ijdele wetenschap, en met niet bekommerd te zijn om God te dienen! — En omdat zij eerder -verkiezen groot Ie zijn dan ootmoedig, daarom vergaan zij in hunne gedachten. — Diegene is waarlijk groot, die eene groote liefde heeft. — Diegene is waarlijk groot, die in zijne eigene oogen klein is, en die het hoogste toppunt van eer voor niets rekent. Diegene is waarlijk voor-zigtig, die alle aardsche dingen als vuiligheid acht, om Christus te winnen.— Eu diegene is waarlijk wel geleerd, die den wil van God volbrengt, en zijnen eigen wil daar laat.

-ocr page 88-

Sfi DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

O E r E N 1 N G.

i)e waarheden bestuderen, niet zoo zeer oin ze te kennen, dan wei om ze te beoefenen ; het eeuwige woord aanhooren, hetwelk meer tot het hart dau tot den geest spreekt; weten hetgene ter zaligheid noodig is, en hetzelve doen, ziedaar wat de wetenschap van den Christen moet uitmaken.

De bespiegelende kennis moede, die de nieuws-gierierigheid van mijnen geest streelt, en die mijn hart noch treft, noch verandert, verveelt het mij zoo vele dingen te weten, en zoo veel te hooren zeggen over de eeuwige waarheden en over mijne zaligheid, en zoo weinig te doen ter bewerking van mijn eeuwig heil.

GEBED.

O mijn Verlosser! Gij die ons geleerd hebt, dat het niet diegenen zijn, die zeggen : Heer, Heer! welke het hemelrijk zullen binnen treden, maar dezulken, die den wil uws Vaders volbrengen, en hnn leven aan hun geloof gelijkvormig maken : schenk ons eenen christelijken geest, een christelijk hart, een christelijk leven. Maak, dat ik , onthecht van alles, en slechts U alleen betrachtende, al mijne kunde, mijne bekwaamheden, geheel mijn geluk en al mijne verdienste daarin doe bestaan , om U behagelijk te zijn, U te beminnen , uwe liefde te winnen, en om mij voor het tijdelijke en onvergankelijke, uwer waardig te maken.

-ocr page 89-

EERSTE ROEK.

VIEEDB HOOFDSTUK,

l)at muu behoedzaam moet zijn in zijne werken

1. Men moet sjeen geloof ireveu aan alle woord, noch gehoorzaam zijn aan iedere beweging des har-

* ten; maar de zaken overwegen met voorzigtigheid, met aandacht eu volgens God, — Helaas! niet zelden gelooft en zegt men gemakkelijker kwaad van een ander dan goed : zoodanig zwak zijn wij. — Doch volmaakte menschen geiooven niet ligtelijk alles wat verhaald wordt, want zij kennen de zwakheid van den sterveling, die tot het kwade overhelt en zoo ligtvaardig is in zijne woorden.

2. Het is eene groote wijsheid, niet te werk te gaan met overhaasting, en niet stijfhoofdig te blijven in zijne eiixeiie gevoelens. — Het behoort mede tot de wijsheid, niet dadelijk geloof te aeven aan alles wat de menschen zeggen; en niet aanstonds aan anderen mede te deelen wat men gehoord of geloofd lieeft. — Raadpleeg altoos eenen wijzen en godvreezenden man; en laat li liever geleiden van iemand die beter is , dan uw eigen goeddunken te volgen. — Een goed leven maakt den mensch wijs volgens God, en ervaren in vele dingen. — Hoe meer iemand ootmoedig en aan God onderdanig is, zoo veel te verstandiger en geruster zal hij wezen in alles.

OEFENING.

Niets is tegenstrijdiger aan de liefde en rampzaliger aan de zaligheid, dan de echte of valsehe aanbrengingen van den oenen aan den andereu,

87

-ocr page 90-

88 DE NAVOXjGING VAN JESUS CHRISTUS.

dewijl deze de gemoederen verbitteren, de harten ontroeren, de oneenigheden voeden, en den haat vermeerderen, en dat uien over dezelve de vergeving van den Heer niet kan bekomen , zoo men in de biecht niet vast besloten heeft, van het toegebragte kwaad te herstellen en de personen te verzoenen , tussehen welke men twee- , dragt heeft verwekt. Men moet derhalve geene dingen overdragen of aan de aanbrengingen geen geloof slaan; en zoo men niets tegen den naaste gehoord mielt. moet men dit bij zich houden , en er aan niemand iets van zeggen.

GEBED.

Verleen mij, o mijn God! dat ik naauwgezet het gebod van liefde jegens mijnen evenmensoh nakome, een gebod, dat gij ons gegeven hebt, toen gij ons geboodt den naaste te beminnen, zoo als gij ons bemind hebt; vermits dit gebod volstrekt ter zaligheid noodig is. Geef mij ook tevens die gevoelige liefde, die ons verpligt ze in niets te kwetsen , dewijl gij gezegd hebt, dat. wanneer men den naaste beleedigt. men alsdan uwen oogappel kwetst. Verleen mij dan, datik uw hart geen verdriet aandoe, met eenig ongenoegen aan mijne broederen te veroorzaken.

VIJFDE HOOFS TIK.

Over het lezeu der heilige Schriftuur.

1. In de heilige Schriftuur moef men de waarheid zoeken en niet de welsprekendheid. — De heilige boeken moeten gelezen worden met den-zelfden geest waarmee zij geschreven zijn. —

-ocr page 91-

EERSTE BOEK

Wij uioeten er eerder het nut in zoeken , dan de schoonheid van zegging. Wij moeten zoo gaarne godvruchtige en eenvoudige boeken lezen als verhevene en diepzinnige geschriften. •— Laat u niet gelegen zijn aan het gezag des schrijvers , en bekommer u niet o,.'hij weinig of veel kunde bezit; maar dat de liefde der zuivere waarheid u tot het lezen opwekke. — Let op hetgeen u gezegd wordt, zonder te onderzoeken wie het zegt.

3. De menschen gaan voorbij, maar de waarheid Gods blijfi in der eeuwigheid (Vs. 116, 3). — God spreekt tot ons op verschillende wijzen , zonder onderscheid van personen. — Onze weet-gierigheid is dikwijls voor ons een beletsel in het lezen der heilige Schriftuur, wanneer wij willen verstaan en doorgrnnden, daar wij eenvoudig moesten voortgaan. — Wilt gij er vrucht uittrekken, lees met ootmoedigheid, met eenvoudigheid en goede trouw, en tracht nooit naar den naam van geleerdheid. — Ondervraag -aarnc, en luister stilzwijgend naar de woorden der Heiligen; toon geen mishagen in de gelijke-kenissen der ouderlingen, want zij worden niet zonder rede voorgesteld.

OEFENING.

Lees de Schrift en de godvruchtige boeken met denzelfden geest, in welke zij geschreven zijn; lees ze, om er de waarheid in op te sporen, om u te onderrigten, en u te stichten, om in u een opregt christelijk leven te vormen. Lees de heilige Schrift, met geloof, ootmoed, eerbied en onderwerping; bid daartoe den heiligen Geest, die ze heeft ingegeven , van ze te mogen verstaan, daarin smaak te vindenen ze in toet werktestellen,

89

-ocr page 92-

00 DE NAVOLGING VAN JESCS CHRISTUS.

G E B E I).

Mijn ZaliguKiker! spreek tot mijn hart om het te veranderen, opdat de waarheden , die ik lees, mijnen geest mogen treffen en overtuigen. Geel', dat ik, door het lezen van goede boekeu , in uwe wet en in uwen wil onderwezen, mij toe-legge om ze in alles te volgen, en dat aldus datgene, wat Gij mij leert, de regel van mijn gedrag worde! Amen.

ZESDE HOOFDSTUK.

Over de ongeregelde begeerten.

1. Zoo haast als de mensch iets begeert op eene ongeregelde wijze, wordt terstond zijne inwendige rust gestoord. — De hoovaardige en de gierigaard hebben nooit rust; maar die arm en ootmoedig van geest zijn, genieten eenen volkomen vrede. — De mensch , die nog niet gausch in zich zeiven verstorven is, wordt lig-telijk bekoord en overwonnen in kleine en geringe zaken. — Hij wiens geest nog krank is, en die nog eenigzins gehecht aan het vleeseh, en genegen is tot zinnelijke dingen, die heeft groote moete om zich geheel te ontmaken van alle aardsche lusten. — Hierom gevoelt hij dik wijls droefheid, wanneer hij zich daaraan onttrekt, en hij valt ligt in onverduldigheid als hem iemand wederstaat.

3. Doch wanneer hij het voorwerp van zijn verlangen bereikt heeft, zoo bezwaart hem aanstonds de knaging van zijn geweten, omdat hij zijnen lust gevolgd heeft, die niets bijbrengt voor

-ocr page 93-

EERSTE BOEK. 91

den vrede dien hij zocht.—Dus met te weder-staan aan zijne driften, vindt men den waren vrede de^ harten , en niet met ze in te volgen. — Daar is dim geen vrede in he! hart van eenen vleesehelijken mensoli, nocli in den mensch die zich aan de uitwendige dingen overgeeft ; de vrede is het erfdeel van den vurigen geestelijken meisch.

OEFENING.

Na de genade Gods, is de vrede des harten het grootste aller goederen, en niets mogen wij sparen oin dien in ons le onderhouden. Doch wij kunnen dien vrede der ziel niet vinden, noch hem behouden , dan met aan onze hartstogten en ongeregelde verlangens wederstand te bieden: want hoe meer wij die willen bevredigen, des te minder wij vergenoegd zullen zijn; hoe meer wij die bestrijden, des te minder zij ons lastig zullen vallen; hoe meer weerstand wij haar zullen bieden, hoe meer zij ons in vrede zullen laten.

GEBED.

(Jeef ons, o (jod! dien iiiwendigen vrede, die gewetensrust, die kalmte vol vertrouwen, die ons van uwe goedheden verzekert en ons getrouw maakt om daaraan te beantwoorden: — dien vrede van God, die alle gevoelens overtreft, die onzen ueest en ons hart in uwe liefde bewaart, en welken Gij alleen kunt geven. Bedaar onze onstuimigeen ongeregelde driften door den moed , welken Gij ons, ter overwinning daarvan, zult geven. Geef dat de begeerlijkheid, die wij in ons gevoelen, aan de rede, de rede aau het ge-

-ocr page 94-

93 DE NAVOLGING VAN JESUS fHlilSTÜS.

loof, en geheel de ineiisch aan zijnen God onderworpen zij. Amen.

ZEVENDE HOOFDSTUK.

Dat men de ijdele hoop en de hoovaardigheid vlugten moet.

1. IJdel is hij, die zijn hooji stelt op men-schen, of op andere schepselen. — Schaam u niet anderen te dienen, om de liefde van Jesus Christus, en in deze wereld voor arm aangezien te worden. — Steiui niet op u zeiven, maar stel uwe hoop op God. — Doe wat in u is, en God zal uwen goeden wil bijstaan. — Stel g'eeu be trouwen op uwe wetenschap, nog op het vernuft van eenigen mensch; maar liever op de genade Gods, die do ootmoedigen helpt en de verwaanden vernedert.

3. Draag geenen roem op uwe rijkdommen, als gij er hebt; noch op uwe vrienden, omdat zij magtig zijn; maar op God die alles geeft, en die, boven alles, nog zich zeiven wenscht te geven. — Verhef u niet wegens de grootheid of de schoonheid van uw ligchaam, die door eeue geringe krankte geschonden en verwoest wordt. — Schep geen zelfbehagen in uwe behendigheid of verstand, uit vrees van God te mishagen, aan wien alle goed, dat gij van de natuur gekregen hebt, toebehoort.

'A. Houd u niet voor boter dan een ander. om somtijds niet voor erger gehouden te worden bij God, die weet wat er in den mensch is. — Verhoovaardig u niet op uwe goede werken, want de oordeelen Gods verschillen van die der

-ocr page 95-

EEKSTR BOEK.

menschen : wat aan deze behaagt, mishaagt hem dikwijls. — Is cv in u iets goeds, denk dat er in de anderen iiog iels - beters is, opdat gij de ootmoedigheid moogt bewaren. — Daar is geen kwaad bij, zoo scij u onder alle andei'en stelt; maar daar is groot kwaad bij, zoo gij u slechts boven éénen stelt — Eeuwige vrede is bij den ootmoedige ; maar in het hart van den hoovaar-dige is meestal nijd en spijt.

o F. F E N l N e.

Steun slechts op datgene, wat onwankelbaar is, namelijk op Uod, op wien men alleen kan staat maken; immers niets is zwakker, onzekerder en onstandvastiger dan de mensch, die slechts de dwaling, de arglist en c'c leugen ten aandeel heeft. Verhoop derhalve alles van God, en verwacht niel.s van u zclveu noch van anderen. Beroem u niet over uwe goede werken, noch over uwe kunde; maar geef in en van alle dingen de glorie aan God, aan wicn zij alleen toekomt.

G E B E n.

Mijn God! daar Gij diegenen haat en veracht, welke door een gelieim zelfbehagen, zich in ixwe tegenwoordigheid durven verheffen, en dewijl Gij diegenen eert en liefhebt, die zich niet dan het kwaad toeschrijven, en al het goede, dat zij doen, aan ü toeëigenen ; verleen ons die inwendige ootmoedigheid des harten, die ons tot U doet naderen, en uwe liefde doet bekomen; genees in ons dien hoogmoed en die ijdelheid van eenen opgeblazen en trotschen geest, die ons van U verwijdert en ons uwen haat doet inloopen, en geef ons dit nederig, ouderworpen en leerzaam

93

-ocr page 96-

94 DE NAVOLGING VAN JESUS CHKTSTÜS.

hart voor uwen heiligen wil, hetwelk over ons uwe barmhfirtigheid trekt.

ACHTSTE HOOFDSTUK.

Dat men al te groote gemeenzaamheid verinijden moet.

1. Open. uw hart nivt aan alle man; maar overleg uwe zaak met iemand die wijs is en God vreest. — Wees zeldzaam met jonge en vreemde menschen. — Vlei de rijken niet, en zoek niet om onder de grooten te verkeeren. Verkeer met de ootmoedigen en met eenvoudigen, met personen die godvruchtig en goed van zeden zijn, en spreek liefst over stichtende dingen.— Wees niet gemeenzaam met eenige vrouw; maar beveel aan God in het algemeen alle deugdzame vrouwen. — Zoek geene andere gemeenschap dan met God en met zijne Engelen, en wees liever van de menschen niet gekend.

2. Liefde moet men voor alle mensehen hebben, maar gemeenzaamheid is niet raadzaam.— Somtijds gebeurt het, dat een onbekende persoon, door zijnen goeden naam, schijnt een licht te zijn, maar die van nabij gezien al zijnen glans verliest. — Wij denken somtijds dat wij aan anderen behagen door gedurige verkeering; terwijl wij dan eerder hun beginnen te mishagen , door de gebreken die zij in ons bespeuren.

O K F E N I N G.

Vlied de wereldsohe gezelschappen, dc nutte-looze gesprekken, de uitstorting en dc genegenheden des harten, die door Godii liefde noch geregeld, noch beheerscht zijn : want dit alles

-ocr page 97-

EERSTE BOEK. 95

verstrooit eene ziel, verwijdert haar van God, onttrekt haar de ingetogenheid en den innerlijken geest, die zoo noodzakelijk ter zaligheid is, werpt haar in gevaarlijke gelegenheden van te zondigen , en leidt haar langzamerhand in de ongeregeldheid. T)at uwe vrienden personen zijn. die een godvreezend. geregeld en onberispelijk leven leiden , ten einde hun voorbeeld u tot de deugd brenge, en u van het pad der ondeugd ver-wijdere. Gelukkig is de Christen, die zioh aan zijnen Zaligmaker, aan zijne pligten en aan zijne zaligheid gekleefd houdt, en die, slechts van en voor God levende, hier reeds op aarde datgene begint te doen, wat hij in de eeuwigheid zal voortzetten.

GEBED.

Geef, o mijn Jesus! dat ik U meer dan mijne ouders, meer dan mijne vrienden, meer dan mij zeiven beminne. — Geef, dat ik mij bevlijtigeom U te kennen, L' te beminnen, Lf na te volgen; opdat ik, als aan U toebehoorende, niet meer in gevaar zij, zoo als zoo vele Christenen, na mijnen dood voor eenen onbekenden God te verschijnen, dien ik nooit zou bemind hebben; want zoo ik U in den tijd niet bemin, is het te vreezen, dat ik U in de eeuwigheid ook niet zal beminnen ; en integendeel, indien ik nu geene pogingen onbeproefd laat om U te beminnen, heb ik rede te hopen van U altijd te beminnen. O beminde, liefdevolle en boven alles beminnenswaardige God! maak dat ik U beminne, en dat ik U als God beminne, dat is, met eene liefde voor welke alles wijkt, wat in mij is.

-ocr page 98-

96 DE NAVOLGING VAX JESXJS CHRISTUS.

NEGENDE HOOFDSTUK.

Ovev dc gehoorzaamheid en onderworpenheid.

1. Het is iets groots in de gehoorzaamlieid onder eenen overste te leven, en zijn eigen meester niet te zijn. — Het is veel voordeeliger in onderdanigheid te staan dan in overheid. — Sommigen staan onder de gehoorzaamheid meer uit dwang dan uit liefde, en die hebben verdriet en zijn geneigd tot morren. — En zij zullen geene vrijheid van geest bekomen, voor aleer zij zich uit ganscher harte onderwerpen om God. — Loop her- en derwaarts; gij zult geene rust vinden, tenzij in eene ootmoedige gehoorzaamheid onder het bestier van uwen overste. — De inbeelding dat men beter zal zijn in andere plaatsen, heeft er velen bedrogen.

3. Het is waar, elk eene gaat gaarne te werk naar zijnen zin, en is meer genegen voor die welke van zijn gedacht zijn. — Maar als God onder ons is, is het somtijds noodig dat wij van ons eigen gevoelen afgaan, om den vrede te onderhouden. — Wie is er zoo wijs, dnt hij alles wel weten kan? — Daarom betrouw n niet te veel op uw eigen goeddunken; maar luister ook gaarne naar het gevoelen van anderen. — Als uw gedacht goed is, en dat gij er nogtans om Gods wil afgaat om een ander te volgen, daar zult gij meer voordeel uit halen.

3. Ik heb dikwijls hooren zeggen, dat het zekerder is raad te vragen en te ontvangen, dan raad te geven. — Het kan ook voorvallen, dat elks gevoelen goed zij; maar zich naar anderen

-ocr page 99-

EERSTE BOEK. 97

niet te willen voegen als de gelegenheid of de rede het vereischt, dat is een teeken van hoogmoed en van hardnekkigheid.

OEFENING.

Welk geluk, van niet af te hangen dan van God, in den persoon der oversten , die zijne plaats bekleeden ! Hoe verdienstelijk is de volstandige oefening der gehoorzaamheid, aangezien zij een aanhoudend werk van verloochening, van verzaking aan zich zeiven en van do volmaaktste liefde Gods is ! Het is de gehoorzaamheid, die de uitmuntendheid, het geluk en de verdienste van het christelijk en kloosterlijk leven uitmaakt, en die God tot den volkomen meester en eio-e-uaar van onze harten maakt. Maar hiertoe wordt veieischt, dat de geest, het hart en de werken zamenspannen, om ons de gehoorzaamheid te doen oefenen : de geest om ze goed te keuren, het hart om ze te beminnen, en de werken om ze spoedig, edelmoedig en standvastig te oefenen.

GEBED.

.. 0 ' Zaligmaker ! zou ik U de onafhankelijkheid van eenen God kunnen zien slagtofferen voor de gehoorzaamheid, zonder ze te beminnen en te oefenen ? Zou ik U, gedurende dertig jaren stipt in alles aan de heilige Maagd, uwe Moeder , en aan den heiligen Josef kunnen zien gehoorzamen, zonder mij te verbinden om Haauw-keurig al datgene te onderhouden, wat Gij mij door uwe ingevingen, door mijnen regel en'door mijne oversten gebiedt? Maar hoe zal ik naar den tegenzin en den last kunnen luisteren, dien ik in de gehoorzaamheid aantref, ziende dat Gij

-ocr page 100-

98 DE NAVOI.OlKfi van .TESCS CHRISTUS, uan uwe beulen zelfs zijt gehoorzaam yevveest, wauiicei' zij geboden U op uw kruis te legden? Ü, mijn Jesus! geel' düt ik mij aan de ge'noor-znfuü' eid onderwevpe, om de uwe na te volgen, oui L 'net verlausreii te tooncn, dat ik heb van I. te beliHgen, en om in alles en altijd uwen lieilivjen wil te volbrengen. Amen.

TIENDE HOOFDSTUK.

Van het vermydca Jer oauooilige woorden.

1. Vermijd het gewoel dt r meiisehcn, zoo veel gij kunt : wiint het veriiandelen van were'dsehe zaken is sciiadelijk, dan zello wanneer het met eene goede meening gesehiedt. —Immers, wij worden zoo ligt door de ijdelheid besmeurd eu gevangen. — Ik wenselite al dikwijls gezwegen te hebben, en onder de monschen niet geweest te zijn. — Maar waarom spreken wij en onderhonden wij ons zoo gaarne met anderen, daar wij nogtans zelden , zonder kwetsing van ons geweten , tot de stilzwijgendheid wederkeeren ? — Daarom spreken wij zoo gaarne, ornaat wij door zamensprakeii van eikander zoeken getroost te worden. en ons hart willen ontlasten van \er-Êchiliende gedachten die het bezwaren. -—• En zeer gaarne spreken en denken wij over dingen , die wij zeer beminnen of verlangen, oi' die wij voelen dat ons tegen gaan.

2. Maar dikwijls, helaas ' ijdelijk en te vergeefs. Want die uitwendige troost verhindert niet weinilt;; den inwmdigen troost, die van God komt. — Daarom moet men waken en bidden, opdat dt tijd niet veiioope zander nut. — Indien u het

-ocr page 101-

EERSTE BOEK. 99

spreken geoorlootc! en dienstig is, spreek van dingen die stiobten. — De kwade gewoonte, en de onachtzaamheid voor onzen voortgang, zijn de groote oorzaak dat wij onzen mond zoo weinig bewaken. — Nogtans is eene godvruchtige samenspraak over geestelijke dingen hoogst voor-deelig tot onzen geestelijken voortgang, vooral onder meiischen die mirt hntzellde hart en denzelfden geest in God vereenigS zijn.

OEFJSNING.

Waken en bidden, is het eenigste middel, hetwelk Jesus Christus in het Evangelie aan eenen Christen geeft, cm de zonde te viugtén, om aan de bekoring te_ wederstaat! en zijne zaligheid te verzekeren. Weinig toi de schepselen eu veel tot God spreken , de onnoodige cn nieuwsgierige gesprekken vermijden, zijne tong niet gebruiken dan om goede en nuttige dingen te zeggen . is een voortreffelijk middel om eenen inwendigen mensch te worden, om de zuiverheid des harten en den vrede des gewetens te behouden, en om zich innig niet God tc vereeuigen. Eene ziel, die te veel rp.tt de menschen omgaat, die gansch wereldsgezind is en zich met beuzelarijen ophoudt, vindt niet veel smaak in God, houdt zich niet veel met het gebed bezig , en oefent weinig de overweging (meditatief; zaken, die nogtans tot de zaligheid der Christenen nuttig eu zuo noodzakelijk zijn. Wat doet gij, verstrooide en dolende ziel, zegt de heilige Augustinus, wanneer gij u door geschapene voorwerpen, vergankelijke vermaken en tijdelijke goederen zoekt te bevredigen? Zoek in u zeiven, door de overweging, het ware

-ocr page 102-

*

100 DE NAVOLGING VAN JEStTS CHRISTUS.

en het opperste goed, hetwelk in u is en hetgeen alleen u kan bevredigen.

GEBED.

Heer! geef mij dien inwendigen geest, dien *

geest van overweging en ingetogenheid , die mij doet acht slaan op de inzigten, die Gij wegens mijne ziel hebt en mij getrouw aan uwe genade doet worden. Maak, dat het eerbiedig aandenken aan uwe tegenwoordigheid, de bestendige bezigheid van mijnen geest zij, maar een aandenken en eene bezigheid , voor welke alles in mijn hart wijkt, en dat uwe tegemvoordiglieid in mij het vervolg van uw leven en de vertroosting van mijne ziel zij. O, mijn Hod ! het verdriet mij als banneling buiten uwe tegenwoordigheid televen,

en zoo weinig bij hel aauzien uwer grootheid getroffen te wezen, dat ik niets onderneem om baar te behagen. Wat kan ik in den hemel en op de aarde aantretten, hetgene met U kan vergeleken worden? Gij zijt de God mijns harten; maar geef, dat liet onder uwe oogen leve , en dat het, altijd in uwe tegenwoordigheid zijnde, niet trachte dan naar het geluk van U in den tijd te behagen ,

opdat Gij deszelfs aandeel in eeuwigheid moogt wezen. Amen.

ELFDE HOOFDSTUK.

Van de middelen om den vrede te bekomen, en van den ijver om voortgang te doen.

1. Wij konden eenen grooten vrede hebben ,

indien wij ons niet wilden bemoeijen met het zeggen en het doen van anderen, en met din- ,

i

-ocr page 103-

EERSTE BOEK.

gen daar wij niet mede belast zijn. — Hoe kan iemand lang; in vrede blijven, die zich met vreemde bekcmmernissen inlaat, die gelegenheden zoekt, welke verstrooijing bijbrengen, en weinig of zelden zich met zijn inwendige bezig houdt ? — Gelukkig de eenvoudigen , want zij zullen veel vrede genieten.

2. Waarom zijn sommige heiligen zoo volmaakt geweest en zoo ingetogen ? — Omdnt zij zich gansclielijk hebben trachten te versterven van alle aardsche lusten : en daarom hebben zij God kunnen aankleven uit geheel het binnenste van hun hart, en vrijelijk met zich zeiven bezig zijn. — Maar wij, wij hebben te veel werk met onze driften , en zijn te zeer bekommerd met vergankelijke dingen. — Zelden ook overwinnen wij ten volle eene enkele ondeugd, en hebben geenen ijver om dagelijks voortgang te doen ; daarom blijven wij laauw en koud.

3. Waren wij ons zeiven volkomen afgestorven, en inwendig niet in verwarring, dan zouden wij ook de goddelijke dingen kunnen smaken , en iets proeven van de hemelsche beschouwing. — Het grootste, ja het geheel beletsel is, dat wij , verslaafd zijnde aan onze driften en begeerlijkheden , geene moeite doen om den volmaakten weg der heiligen in te gaan. — Eu als er ons eene kleine zwarigheid overkomt, laten wij te haastig den moed zinken, en wenden wij ons naar menschelijken troost.

4. Indien wij ons best deden om, als kloeke mannen, staande te blijven in den strijd, voorzeker zouden wij de hulp Gods van den hemel over ons zien nederdalen. — Want hij is bereid hen te helpen die strijden en op zijne genade betron-

101

-ocr page 104-

103 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

wen; hij is hi t die ons gelogeiiiieid geeft van*te strijden, opdat wij zouden ovenvinnen. —Indien wij den vooitgnng van het christelijk leven maar stelleii in de uitwendige oefeningen, dan zal on'.e godvniclitighcid haast ten einde zijn.

5. Maar laat ons de bijl aan don wortel zetten, opdat wij verlost van de driften , een gerust gemoed mogen Lebben. — Indien wij ieder jaar maar één gebrek uitroeiden, wij zouden haast volmaakt zijn. — Maar nu bevinden wij integendeel dikwijls, dat wij beter waren en zuiverder in het begin van onze bekeering , dan na vele jaren van ons geestelijk leven. — Onze vurigheid en onzen voortgang zou dagelijks moeten aan-groeijen, ei; nu schijnt het groot te zijn . als iemand een del van zijne eerste vurigheid behouden kan. — Indien wij in het begin maar een weinig geweld deden, wij zouden daarna alles met gemak kunnen doen en met vreugd.

6. Het is moeijelijk te laten wat men gewoon is; maar het is nog moeijelijker tegen zijnen eigen wil in te gaan. — i)och als gij geene kleine en iigte dingen overwint, wanneer zult gij er dan moeijelijker te boven komen ? — \\ edersta van eerst ai uwe neiging, en ontmaak n van de kwade gewoonte, opdat /.ij u somtijds niet al-lengskens tot grooter moeijelijk!.eid brengs. — O , indien gij ovea'woogt wat vrede gij u zeiven en wat vreutïd gij anderen zoudt; aandoen , met te leven gelijk het behoort, ik geloof dat gij meer bezorgd zoudt zijn voor uwen geestelijken voortgang.

ORFtMNG.

Even als er n.eis tegenstrijdiger is aan den

-ocr page 105-

EERSTE BOEK. 103

'.vfiren vrede, aan het geluk en dn rust des levens, dan zich aan zijne ongeregelde Insten over te seven en zich derzelver slsaf en slnstoffer te maken; ai/.oo is er niets füescljikter om in ons eene ware gewetensrust voort (e bre.naen. om het 'joluk vai. dit loven uit te ma^uii. en ouzo zaliüheld te verzekeren , ilan onoptioudeiijk onze booze neigingen te bestrijden en te overwinneii, en ii. nlle gelegenheden wederstand te bieden aan de ongeregelde begeerten vsm uus 'nart. Leg ii dan ernstig toe om u te versterven, om datgene wat li tegen strijdt te overwinnen, om aan de hevigheid mi er lusi -u te wederstaan en om in alles aan uwen wil te verzaken. En die oplettendheid , die zorg, en dat iieilig geweld, hetwelk volstrekt tui uwe zaligheid nuodig is, zal u in den tijd en in de eeuwigheid gelukkig maken, aaugezien ei geen war: vrede des ge we-, tens, noch eenige verdienste te vinden is, dan in hetgene uie.n voor God, en tegen zieh• elven doet.

G E H K ü.

o , Mijn Zaligmaker! hoe gelukkig, vergenoegd en zeker van mijne zaligheid zou ik niet wez-n , indien ik, om aan uwe regtvaartliglieid door de boetpleging. en aan uweliei'de door de getrouwheid te voldoen , datgene verrutto, wat ik zonder ophouden doe om mijne driften en de aanzoekin-gen mijner eigenliefde te bevredigen ! Duld niet. Heer ' dat ik eenen anderen Meeste'' diene dan U. Verbreek mijne kluisters en verlos mij uit de onregtvaardige slavernij, in welke ik door mijne begeerlijkheden geboeid lig. Mijn hart is geheel voor U. Laat niet toe, dat de ijdelheid, de eigenheide , ue weilust, Ue luiheid, de gramschap.

-ocr page 106-

104 DE NAVOLGING VAN JESCS CHRISTUS, die vreemde goden , hetzelve verdeelen , of veeleer hetzelve aan de magt uwer liefde onttrekken ; want ik gevoel, dat, zoo ik mijn hart tusschen U en mij verdeel, ik U hetzelve onttrek, en dat Gij van mij alles of niets eischt. O mijn God, mijn Al! o God mijns harten! wees mijn aandeel in eeuwigheid. Amen.

TWAALFDE HOOFDSTUK.

Van het nut des tegenspoeds.

1. Het is goed voor ons, dat wij somtijds eenige zwarigheden en tegenspoeden hebben, omdat deze dikwijls den menseh tot zijn hart terug roepen, doende hem erkennen dat hij in ballingschap leelt, en op niets dat van de wereld is zijne hoop moet stellen. — Het is goed dat wij soms tegenspraak lijden, en dat men van ons een slecht en ongunstig gevoelen hebbe, zelfs als wij wel doen en met ecne goede meening tc werk gaan. Dat dient ons dikwijls tot ootmoedigheid, en behoedt ons voor ijdslen roem. Dan immers zoeken wij beter God, den inwendigen getuige, wanneer wij van buiten door de menschen misacht worden, en dat men van ons geen goed denkt.

3. Daarom moest de menseh zich in God zoodanig bevestigen, dat hij niet nocdig hadde veel mensehelijken troost te zoeken. — Wanneer een menseh van goeden wil gekweld of bekoord, of wel met kwade gedachten geplaagd wordt, alsdan begrijpt hij beter dat hij God noodig heeft, en hij bevindt, dat hij zonder hem niets goeds doen kan. — Dan bedroeft hij zich, zuclit en bidt voor de ellenden welke hij lijdt. — Daa verdriet het

-ocr page 107-

EEH8TE BOEK. 105

hem lauger te leven, en hij w-ensclit dat de dood kome, opdat hij moge ontbonden worden en met Christus wezen. — Alsdan ook merkt hij wel dat eene volkomen zekerheid en een volle vrede op de wereld niet bestaan kunnen.

OEFENING.

Men moet den tegenspoed bc -chomven als beproevingen der liefde, die dezelve zuiveren ca haar bovennatuurlijk in ons doen worden. Indien een ieder de achting en het ont^ig voor ons had , welke onze eigenliefde verlangt, en welke zij ons dikwijls wijs maakt te verdienen, zouden wij voor den evenmensch Hechts eene verkeering hebben, die ons zou lastig vallen, als eene men-schelijke erkenter.is en een geheim welbehagen jegens ons zeiven. Maar God wil, dat wij overal tegenspraak. onverwachte toevallen en wederstand ontmoeten en lijden van degenen, met welke wij leven, opdat wij lieu alleenlijk ten aanzien van Hem zouden beminnen, en omdat Hij het gebiedt. Gelukkig is een hart, hetwelk door tegenspoed beproefd en door bekoringen gezuiverd wordt, zoo als liet goud door liet vuur beproefd eu gezuiverd wordt. Het is hierdoor , zegt de Wijze-man, dat bet waardig wordt met tiod te zijn, en bekwaam oir. volgens zijn hart te wezen.

o E B E I).

Heer ! ondersteun mij in de gelegenheid van druk en tegenspraak, die Gij toelaat mij overgezonden te worden, en die Gij wilt, dat ik zal ondergaan; gedoog niet dat zij in mij de liefde voor den naaste of mijne getrouwheid jegens ü vermindereu. Met mijn hart niet te sparen, spaar

-ocr page 108-

1Ü6 Uii NAVOLGING VA:. JLSUS CHRISTUS, het uwe, ei! maak dat de bekoringen , verre van mij van U te verwijderen, mij meer dan ooit aan U vasthechten, door den dringenden en aanhoudenden nood, dien zij mij van uwe hulp doen gewaar worden. Amen.

DERTIENDE HOOFDSTUK.

Van het wederstaan aan de bekoringen.

1. Zoo lang wij op deze wereld leven, kunnen wij zonder kwelling en bekoring niet wezen. — Daarom staat er bij Job geschreven : Hut leven van den raensch op de aarde is eene bekoring. — Alzoo zoude ieder voor zijne bekoringen moeten op zijne hoede zijn, en waken in het gebed, opdat de duivel geene gelegenheid vinde om hem te bedriegen ; hij, die nooit slaapt, maar rondloopt, zoekende wie» hij zul kunnen verslinden. (I. Petri. 5,8.) — Daar is niemand zoo volmaakt en zoo heilig, dieniet somtijds bekoringen heeft; wij kunnen daar niet volkomen van bevrijd zijn.

3. Maar de bekorinsen zijn dikwijls den mensoh zeer nuttig, alhoewel zij lastig en zwaar zijn , omdat zij hem verootmoedigen, zuiveren en on-derrigten. — Alle heiligen hebben in vele kwellingen en bekoringen geleefd, en daar voortgang mee gedaan. — En die de bekoringen niet hebben kunnen doorstaan zijn verworpen geworden en bezweken. — Daar is geen orde zoo heilig , en geene plaats zoo geheim, of daar zijn bekoringen en beproevingen.

3. Daar is geen mensch vrij van bekoringen, zoo lang als hij leeft, want wij dragen in ons de bron van bekoring, dewijl wij in de begeer-

-ocr page 109-

EEHSTE BOEK. 107

lijklieid geboren zijn. — Als de eene bekoring of kwelling wijkt, Jan komt er eene andere in de plaats; en wij ziSen altijd iets te lijden hebben, wuat wij liebbeu Let goed vau ons eerste geluk verloren. — Velen zoeken de bekoringen te ontvlugten, en zij vallen er nog meer in.

— Door de vlngt alleen kunnen wij ze niet meester worden; maar door de verduldigheid en de ware ootmoedigheid worden wij sterker dan alle onze vijanden,

4. Die maar de bekoringen van buiten ontwijkt, en er den wortel niel van uitroeit, zal weinig vorderen ; zij zullen zelfs te eerder tot hem wederkeeren, en hij zal ze meer gevoelen.

— Allengskens, endoor geduld en langmoedig-heid, zult gij ze (met Gods hulp) beter over-winneu , dan door ec-u ongeduldig en hardnekkig tegenstreven. — Neem dikwijls raad in de bekoring, en behandel niet met hardheid iemand die bekoord wordt; maar vertroost hem, gelijk gij zondt wensch^n dat n gedaan wierde.

5. liet beginsel van alie kwade bekoringeu is, de ongestadigheid van den geest, en het klein betrouwen op God. —- Want, gelijk een soiiip zonder roer door de baren heen en weder geslingerd wordt, zoo wordt eeu slappe menseh en die zijne vooruemens laat varen, op verschillende wijzen bekoord. — Het vuur beproeft het jjzer, en de bekoring den regtvaardigen menseh.

— Uij weten dikwijls uiet wat wij kunnen ; maaide bekoring loont wat wij zijn. — Men moet nogtans waakzaam zijn, vooral in het begin der bekoring : omdat alsdan de vijand gemakkelijker overwonnen wordt, wanneer men hein in de deur des gemoeds niet laat binnentreden, maar dat uien

-ocr page 110-

108 DE NAVOLGING VAN JESUS CIIRISTÜS.

hem, zoo linast liij kiopt, terwijl hij nog; buiten is, afweert. — Zoo heefteen oude wijsgeer gezegd :

Verzet u legen het heyinnend kwaad; te laat komt het geneesmiddel, ah de ziekte door lang verzuim de overhand genomen heeft. — Eerst is liet maar ^

een gedachte die in het verstand komt; daarna eene sterke inbeelding; hierop volgt het behagen , en eene ongeregelde beweging en de toestemming. — En zoo komt de booze vijand langzamerhand geheel binnen, als men hem in het begin niet te keer gaat. — En hoe langer dat iemand traag is om te wederstaal!, des te zwakker wordt hij dagelijks, terwijl de vijand tegen hem magt wint.

G. Sommigen lijden zwaarder bekoringen in het begin hunner bekeering; anderen op het einde. — Paar zijn er ook al , die er bijkans geheel hun leven mede gekweld worden. — Eeni-ggn worden maar ligtelijk bekoord , volgens de schikking van Gods wijsheid, die den staat en de verdiensten der mensehen aanziet , en alles voorbeschikt tot zaligheid zijner uitverkoornen.

7.T)aarom moeten wij niet wanhopen, als wij bekoord worden; maar God des te vuriger bidden, opdat Hij ons gelieve te helpen in alle onze kwellingen : en Hij zal zeker, volgens de spreuk van den Apostel, ons in de bekoring zulke hulp verschaffen , dat wij ze zullen kunnen doorstaan. — Laten wij dan onze ziel onder de hand Gods verootmoedigen in alle bekoring en kwelling; want de ootmoediaien van geest zal Hij redden en verheffen.

8. In de bekoringen en in het lijden wordt de mensch beproefd, hoe veel voortgang hij gedaan heeft. De verdienste is ook grootcr, en de deugd •

-ocr page 111-

EtKSTE BOEK. 109

komt heter te voorschijn. — Het is zoo eene grootc zaak r.ict, dat iemand godvruchtig en vurig is, als hij gecne zwarigheid voelt : maar wanneer hij in den tijd van tegenspoed metge-^ duld zich staande houdt, dat voorspelt grooten

voortgang. — Sommigen worden van groote bekoringen bewaard en worden dikwijls overwonnen in kleine, die dagelijks voorkomen ; opdat zij, daardoor verootmoedigd zijnde, nooit op zich zeiven in groote zaken zouden betrouwen, daar zij zoo zwak zijn in kleine.

OEFENING.

De bekoringen dienen om ons van de geheime verkleefdheid te zuiveren, welke wij tot de ijdel-heid en tot de eigenliefde hebben, als ook van het vertrouwen, hetwelk wij in ons zelven hebben , met ons het gewigt onzer ellenden te doen gevoelen, met ons van de voldoening eenen afkeer te geven, en met ons te verpl'gten om op God alleen te vertrouwen. Zij dienen daarenboven nog om ons te verootmoedigen, door de ondervinding onzer zwakheden, en door het gevoel van den wortel van verdorvenheid, dien wij in ons dragen. Zij dienen, ten laatste, om ons te onderrigten over di1 magteloosheid, in welke wij zijn van iets goeds ter zaligheid te doen, of om ' ons van de zonde te bevrijden zonder de hulp Gods.

GEBED.

Heer! ik gevoel in de groote bekoringen, dat ik niets uit mij zelven kan dan U vergrammen , en dat ik, door de neiging tot het kwaad vervoerd, in gevaar ben van mijn eeuwig verderf ■ in te loopen. Maar ik weet ook dat Gij mij kunt

-ocr page 112-

110 UB KA VOLGING VAN JÜSUS CHRISTUS.

ondersteunen tegen de geweldigste aanvallen mijner driften , en uw Apostel verzekert mij hetzelve. Ik zal tins mij zeiven mistrouwen, geheel mijn vertrouwen in ü stellen., en tot U zeggen : Heer! bewaar mij; ik ben op het punt van te vergaan. Ik zul mijne hand, gelijk de H. Petnis, tot l' uitsteken, en ik hoop dat Gij mij niet zult laten omkomen.

VEERTIENDE HOOFDSTUK.

Dat men het vermetel oordeel vermijden moet, en zich zelven niet zoeken.

1. Keer uwe oogen op u zelven, en wacht u van eens anders daden te oordeelen. De mensoh die een ander wil oordeelen, arbeidt te vergeefs , hij slaat dikwerf mis, en hij zondigt ligtelijk ; maar met zich zeiven ie oordeelen en te onderzoeken , arbeidt hij altoos met vrucht. — Gelijk eene zaak ons ter harte aaat. zoo oordeelen « ij er doorgaans over; want het juist'- oordeel verliezen wij ligtelijk door onze eitrenliefde. — Indien God altijd het zuiver inzigt was van ons verlangen, w j zouden zoo ligt niet gestoord worden als men onzen zin weerstaat.

3. Maar daar schuilt dikwijls iets van binnen, ol daar komt iets van buiten bij , waardoor wij ook, en even zoo sterk, getrokken worden. — Iele meusehen zoeken heimelijk zich zelven in lietgene wat zij doen, zonder dat zij het weten.— Zij schijnen in eenen volmaakten vrede bevestigd te zijn, zoo lang alles geschiedt naar hunnen wil en hunnen zin : maar als het anders gebeurt dan zij het begecren, worden zj aanstonds out-

-ocr page 113-

1

EERSTE BOEK. Ill

roerd en droefgeestig. — Door het verschil van gezindheden en gevueleus ontstaan er niet zelden oneenigheden tussohen vrienden , tussehen medeburgers, en zelfs tussehen geestelijke en god-« vrnchtige personen.

3. Eene otide trewoonte legt men moeijelijk af; cu verder dan hij zelf gaat, laat niemand zich gaarne brengen. — Wanneer gij op uwe eigene rede of vernuft meer steunt dan op de deugd van onderwerping, die ons Christus getoond heeft, dan znlt g'j zelden en laat een verlicht menseh worden; want God wil dat wij hem volkomen onderworpen zijn, en dat wij ons bovenalle rede verheffen door eene blakende liefde.

OEFENING.

Wij oordeelen veeleer door de neiging van ons hart, dan door het licht van onzen geest. Onze eigenliefde brengt gewoonlijk te weeg, dat wij in ous zei ven goedkeuren, wat wij in anderen ver-oordeelen, en wij zijn zooveel te scherpzinniger op de gebreken van den naaste, als wij te verblind zijn op de onze. Een geest, die zich üe-stadig met God bezig houdt, en eene ziel, die getrouw is aan de beweging zijner genade, eene ziel, die alüoo met God bezig en aan hem gehecht is, houdt zich in haar zelve niet op dan • met God, en met haar in God: en daar zij haar

hart tracht te bewaren, vergeeft zij niets aan zich zeiven en vergeeft alles aan anderen.

G E B is I).

6 Mijn God ! wanneer zal ik vrij van alle verkleefdheid tot het schepsel, en vrij van alle vooringenomenheid voor mij zeiven zijn ? wanneer

1

-ocr page 114-

110 DB NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

ondersteunen legen Je geweldigste aanvallen mijner driften , en uw Apostel verzekert mij hetzelve. Ik znl dus mij zei ven mistrouwen, geheel mijn vertrouwen in U stellen, en tot U zeggen ; Heer! bewaar mij; ik ben op het punt van te vergaan. Ik zal mijne band, gelijk de H. Petrus, tot 1' uitsteken, en ik hoop dat Gij mij niet zult laten omkomen.

VEEETIEN DE HOOFDSTUK.

Dat men het vermetel oordeel vermijden moet, en zich zeiven niet zoeken.

1. Keer uwe oo^en op n zeiven, en wacht ii van eens anders daden te oordeelen. De menscb die een ander wil oordeelen, arbeidt te vergeefs, hij slaai dikwerf mis, en hij zondigt ligtelijk ; maar met zich zeiven te oordeelen en te onderzoeken, arbeidt hij altoos met vrucht. — Gelijk eene zaak ons ter harte aaat, zoo oordeelen wij er doorgaans over; want het juiste oordeel verliezen wij ligtelijk door onze eigenliefde. — Iü-dien God altijd het zuiver iuzigt was van ons verlangen, w'j zouden zoo ligt niet gestoord worden als men onzen zin weerstaat.

2. iMaar daar schuilt dikwijls iets van binnen, ol daar komt iets van buiteii bij , waardoor wij ook, en even zoo sterk, getrokkea worden. — Vele menseheu zoeken heimelijk z;ch zeiven n iietgene wat zij doen, zonder dat zij het weten.— Zij schijnen in eenen volmaakten vrede bevestigd te zijn, zoo lang alles geschiedt naar hunnen wil en hunnen zin : maar als het anders gebeurt dau zij het begeeren, worden zj aanstonds out-

-ocr page 115-

1

EERSTE BOEK. Ill

roerd cn droefgeestig. — Door liet ver^cliü van gezindheden en gevoelens ontstaan er niet zelden oneenigbeden tusschen vrienden, tussehen medeburgers, en zelfs tusschen geestelijke eu god-« vruohtige personen.

3. Eene oude gewoonte legt men moeijelijk af; cn verder dan iiij zelf gaat, laat niemand zich gaarne brengen. •—- Wanneer gij op uwe eigene rede of vernuft meer steunt dan op de deugd van onderwerping, die ons Christus getoond heeft, dan zult g'j zelden eu laat een verlicht mensch worden; want God wil dat wij hem volkomen onderworpen zijn, en dat wij ons boven alle rede verheffen door eene blakende liefde.

OEFENIKÜ.

Wij oordeelen veeleer door de neiging van ons hart. dan door het licht vau onzen geest. Onze eigenliefde brengt gewoonlijk te weeg, dat wij in ons zelveu goedkeuren, wat wij in anderen ver-oordeelen, en wij zijn zooveel te scherpzinniger up de gebreken van den naaste, als wij ie verblind zijn op de onze. Een geest, die zich ae-stadig met God bezig houdt, en eene ziel, die getrouw is aan de beweging zijner genade, eene ziel, die alzoo met God bezig en aan hem gehecht is, houdt zich in haar zelve niet op dan ♦ met God, en met haar in fjod: en daar zij haar

hart tracht te bewaren, vergeeft zij niets aan zich zeiven en vergeeft alles aan anderen.

G li quot;B E 1).

ö Mijn God ! wanneer zal ik vrij van alle verkleefdheid tot het schepsel. en vrij van alle m vooringenomenheid voor mij zeiven zijn ? wanneer

i

-ocr page 116-

112 DE NAVOLGING VAN JESUS CHBISTUS.

zal ik mijnen geest, mijn havt en mijne oogen alleen op U, op mijne plinten en op mijne zaligheid gevestigd houden? Maak, Heer, dat ik door alles te vergeten, of onwetend te zijn in datgene, wat ik niet moet kennen of onderhouden, niet leve dan voor U en in U. IJdelheden, vermaken , nieuwstijdingen, tijdkortingen, rare dingen, hoe weinig zijtgij, of veeleer zijt gij een niet voor eene ziel, voor wie God alleen genoeg is! O , mijn Zaligmaker! laat niet toe, dat ik mij ophoude met iets anders te kennen, te beminnen en te bezitten dan ü, Gij, die bij mij verre alle dingen overtreft. Boezem in mijn hart een verlangen om U te behagen,-en eene ootmoedige bewilliging in alles wat Gij verlangt. Amen.

VIJFTIENDE HOOFDSTUK.

Van de werken die uit liefde gedaon worden.

1. Om geene zaak ter wereld . of uit liefde voor niemand mag men iets kwaads doen; maar men mag, om iemand in den nood dienst te bewijzen, soms wel een goed werk uitstellen , of ook voor een beter verwisselen. — Want op die wijze wordt het goed werk niet te niet gedaan, maar is in een beter veranderd. — Zonder de liefde is een uitwendig werk niet verdienstelijk : maar wat uit liefde gedaan wordt hoe klein en hoe gering het in zich zei ven zij, dat wordt geheel en al vruchtbaar. Want God let meer quot;op de grootheid der liefde waarmede men iets doet, dan op de grootheid van het werk zelf.

3. Hij doet veel. die veel liefde heeft. — Hij doet veel, die hetgeen hij doet, wel doet. —

-ocr page 117-

EBKSTE BOiK.

Hij doet veel, die meer het gemeen voordeel betracht dau zijn eigen voordeel. — Dikwijls wat men voor lieftie aanziet, iseerdervleesehelijkheid: want het gebeurt zelden dat de natuurlijke genegenheid, de eigen wil, de hoop van tijdelijke belooning, of hetinzigt van eenig bijzonder voordeel, op onze werken niet eenigen invloedhebben.

3. Die de ware en de volmaakte liefde bezit, zoekt nooit zich zei ven, in welke zaak het ook zij ; maar hij begeert alleenlijk dat in alles de glorie van God geschiede. — Hij benijdt ook niemand, omdat hij nooit eenig bijzonder voordeel wenscht, en zijne vreugd in zichzelven niet stelt, maar in God alleen zijn geluk zoekt, en alle andere goederen klein acht. — Hij eigent nooit aan het schepsel eenig goed toe , maar brengt alles tot God terug, van wien alle goed oorspronkelijk voortvloeit, en in wiens genieting, als in hun laatste einde, alle heiligen rusten.— ó I Wie maar een vonkske van de ware liefde bezat . die zou voorwaar gevoelen, dat alle aard-sche dingen vol van ijdelheid zijn.

OEFENING.

Men kan niet genoeg de woorden van den schrijver herhalen, die zegt, dat God zoo zeer niet aanziet hoeveel men doet, als uit hoe groote liefde het werk voortkomt, en dat men veel doet, als men veel bemint; dat is, dat onze woorden aan God waarlijk niet behagen, dan voor zooveel zij bezield zijn door het verlangen van aan hem aangenaam te wezen en zij door het zegel der liefde gestempeld zijn. Doet, zegt de heilige Pau-lus, al wat gij doet, door ingeving en beweging van de liefde Gods. Het is die levende eu wer-

113

-ocr page 118-
-ocr page 119-

114 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHlilSTÜS.

keude ücfdc. wanneer zij m.nnVu erf herhna wordt, die de v\idici)?ien van onze goede «••rki iiitiiiaakt; en liet geloof zelfs is zwak en kw: neud in ons, indien het ior.r cle liefde en doi «ene godvruchtige quot;envi-diieid n et bezield tot fiod. flip ons drszelt's \vaaii!ed(-n verupe baard heeft. I.aat on?- dun tvnnl;tei! den He te beminnen in alles wat wij d'ieu. en al! doen met God te beminnen Heer alles voi TJ en in U ! Ziedaar hetgene ons hart moet ze; gen en onophoudelijk doen . om een boveun tunrlijk en verdienstelijk leven te leiden . en o in den tijd te beginnen, hetgene wij in ile eei wigheid znllrn voortzetten.

(i t BED.

Het smart nnj zeer. o mijn God ! dat ik zi veel tijd doorbreng, zonder mijnen treest m uwe tegenwoordii.'heid en mijn hart met u« liefde bezig ie houden ! Weike schande voor no van zoo weinig op eenen (iod te denken , d gedurig op mij denkt, en van zoo menigmaal Heer! onverschilligheid voor U te. gevoelen Gij die altijd doorliet vniir uiijnei liefdebrand fiedoog i.iet, dal ik een oogeiiblik leve zondi l te beminnen; en. aangezien Gij het mitlde punt mijns harten z.jt, druk dus in hetzelve d: gedurige teederheid ei. dat levend en vurig ve langen van lT te behagen én van Ü in alles e boven alles te zoeken . opdat ik gei-ne rust. gse geluk en geene ware voldoening meer vindt dan in U. Amen.

-ocr page 120-

EERSTE BOEK.

ZESTIENDE HOOFDSTUK.

Dat men i eas anders gebrelten vordrujrt'D moei.

1. Wat de, irienscii in zich zeiven uf in cie «ndcreu niet vevbetereu kau, dat moet hij vcr-cluldiu' verdragen , tot dat God het anders schikke.

— Denk , dat het misschien zoo beter is iot he-proevii'Ef van mvo verdnldiglieid, zonder welke onze verdiensten niet veelte achten zijn. — Gij moet nou'tfins God bidden , dat Hij u helpe om znlke belet'els te overwinnen . ol otn ze, met zachtmoedigheid te verdragen.

?. Als iemand, eens of tneemanl vermaand zijnde, niet luisteren wil, treed daarum met hem in g'eenen twist; maar beveel alles aan God, opdat zijn wil geschiede en hij verheerlijkt worde in aüe, zijne (iietmurs, want hij kan zeer wel het kwaad in lïoed verkeeren. — l^ecr verduldig zijn in het verdragen van een» anders sebreken en allerlei krankheden; want gij hebt. er ook vele, die van de audereü moeten verdragen worden.

— Ir.dien sri.i u zei ven niet kunt mnlcen gelijk gij zoudt, willen zijn, Loe /.uit gij dan een ander naar uwen z'n kunnei! iubberi. — quot;ij hebben gaarne dat anderen volmaakt zijii, en onze eigene gebreken verbeteren wij niet.

8. Wij wiilen dat andere.n streng berispt worden, en hebben niet yaarne dat men ons be-rispe. — Het mishaagt ,tm dat men anderen te veel toegeeft, en ivij kunnea niet verdragen dat men ons iets weigere. — Wij willen dat anderen door wetten ingetoomd worden, en wij zeiven willen in gcene zaken bedwongen zijn. —

113

-ocr page 121-

116 DE NAVOLGING VAN JESUS CHKISTUS. Zoo is het dan blijkbaar, hoe zelden wij voor den evenmensch dezelfde maat gebruiken als voor ons zeiven. — Indien alle menschen volmaakt waren , wat zouden wij dan voor God van anderen te lijden hebben ?

4. Maar nu heeft het de Heer zóó geschikt, opdat wij elkanders last zouden leeren verdragen : want niemand is vrij van gebreken, niemand is er of hij brengt zijnen last mee ; niemand is voor zich zeiven genoeg, of komt toe met zijne eigene wijsheid : maar wij moeten elkander verdragen, elkander troosten, helpen, onderrigten en raad geven. — Hoe veel deugd ieder mensch bezit, dat blijkt best bij gelegenheid vaneenigen tegenspoed. — Want de gelegenheden maken den mensch niet zwak; maar zij toonen hoedanig hij is.

OEFENING.

Hoe heiligmakend is de oefening, en welk voortreffelijk middel is de beoefening van liefde, om ons den hemel te doen bekomen, namelijk, van in ons en in anderen de zwakheden te verdragen, welke wij niet kunnen verbeteren ! Want er is niets bekwamer om ons te verootmoedigen en ons voor God te vernederen, dan het gevoel Van onze ellenden; en niets is regtvaardiger, dan van anderen te verdragen , hetgene men wil dat men van ons verdrage. Wij moeten dan alles, wat uit de gesteltenis van den naaste voortkomt, geduldig verdragen, en niemand iets door onze gesteltenis doen lijden. Het is alzoo, volgens den H. Paulus, dat wij elkanders last dragen en de wet van Christns volbrengen zullen, die de wet van liefde, van zoetheid en van geduld is,

-ocr page 122-

EEE3TE BOEK.

GEBED.

Hoe waar is het, Heer ! dat de tegenspoed voordeelig is voor eenen Christen, die dezelve met ootmoedigheid en onderwerping wil verdragen, aangezien hij in hem de deugd zuivert, beproeft en volmaakt ! Maar Gij weet hoe lastig ons de beproevingen vallen, en hoe gevoelig wij over datgene zijn, wat onze begeerten tegengaat.

ó Mijn God ! duld niet, dat wij onze gevoeligheid involgen; maar geef, dat wij ze slagt-otferen um het geluk te hebben van U te bezitten , aangezien het betoomen zijner gevoeligheid, het stilzwijgen, als het hart getroffen is, en de ingetogenheid, als men op het punt is vau zieh uit te laten, de noodigste oefening en het zekerste teeken eener ware christelijke deugd is, die het eeuwig geluk verdient. Ziedaar, wat wij van uwe oneindige goedheid verhopen. Amen.

ZEVENTIENDE HOOFDSTUK.

Van het kloosterlijk leven.

1. Gij moet in vele dingen uwen wil leeren breken, indien gij met de anderen in vrede en eendragt leven wilt. — Het is geene kleinigheid in een klooster of in eene vergadering te wonen , en daar zonder klagten te verkeeren, en getrouw te volharden tot den dood toe.— Gelukkig hij, die daar wel geleefd heeft, en zaliglijk gestorven is. — Wilt gij naar behooren vast staan en voortgang maken, houd li als een banneling en als een vreemdeling op aarde. —Een dwaas moet

117

-ocr page 123-

118 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHIUSTU3. gij worden om Otiristus wil , indien gij een geestelijk leven lijden wilt

2. Eabijt en kruin baten niet veel ; maar ze-denveibetering en volkomene verstorvenheid aller driften maken den waren kloosterling. — Die Iets anders zoekt dan üod alleen, en zijner /iele zaligheid, zm! niet vinden dan kwelling en droet-heid. — Ook zal hij niet lang in vrede blijven, die niet tracht om de minste te zijn en aan allen onderworpen.

3. Om te dienen zijt gij gekomen, niet om te heerschen. Weet dat gij geroepen zijt om te lijden en te arbeiden, en niet om ledig te gaan en te praten. — Hier dan worden de mensohen beproeld , gelijk het gond in den vnnroven. — Hier kan niemand volharden , tenzij hij uit gan-scher harte zich om God verootmoedigen wil.

OEFENING.

Men moet veel vermogen op zich zeiven hebben, zieh kunnen inhouden en zich in verscheidene gelegenheden kunnen overwinnen, om gelukkig te leven en aldaar krachtdadig aan zijne volmaaktheid en zijne zaligheid te werken. Even als de inborst van dengene, met wien men leeft, dikwijls met den onzen niet overeenkomt, moet de genade den vrede en de liefde onderhonden , door de sterkte die zij geeft, om de tegenstrijdigheid van inborst te lijden en te verdragen, even gelijk de natuur den vrede in de wereld door de tegenstrijdigheid der elementen onderhoudt. Zoo dat gij noch ware gewetensrust, noch verzekering der zaligheid zult vinden dan in de inwendige versterving, uie u aanzei om u in alles tc

-ocr page 124-

EfJISTT, BOEK. 110

overvviunei!, en die u in de ware ootmoedigheid des harten aimraocditrt om alles te verdragen.

B B B K I).

Mijn Zalijrraiiker flinir Gij mij tu.-veeltuui den vrede mijns harten te zoeken en vreedzaam met mijnen naaste te leven , en dat het mij onmogelijk is het eene te bezitten en het andere te doen zonder ootmoed, van anderen te verdragen e,!i niemand iets le doen iijden ; zoo gebied mij in dit punt al wat Gij wilt. en geel' mij de genade om te doen wat Oiij gebiedt; want hoe zal ik ook de boovaardigheid van mijnen geest kunnen bedwingen on; do verachtii:g, de versmadingen de vernederingen, die mij zoo dikwijls overko-men, te verdragen en in dank aan te nemen, indien Gij !Lij, Ueer, door de buitengewone kiaeht van uwe genade niet te hulp komt ?

En hoe zal ik al de gevoeligheid en gramstorigheid mijns harten in do tegenspraak kunnen uitdooven, wanneer Gij-zelf liie niet tegenhoudt? Maak dan, o mijn God! dat ik in het geval van eenige versmading of van eenige tegenspraak , getroffen zijnde door den eerbied , dien ik aan uwe tegenwoordigheid verschuldigd ben, en dooide onderwerping, die ik voor uwen heiligen wil moei hebben, dat alles in mij voor uwe liefde wijke. Amen.

ACUTTJEMDE HOOFDSTUK.

Van de voorbeelden der beiliïïc Vaders.

1. Beschouw de schoone voctbeeldeu der heilige Ouders, in welke de ware voliuaaktheiu eu

-ocr page 125-

120 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHEI3TÜ3. godzaligheid heeft uitgeschenen, en gij zult zien, hoe weinig het is, ja bijna niets, wat wij doen. — Ach ! wat is ons leven , vergeleken bij het hunne ? — De heiligen en de vrienden van Christus hebben den Heer gediend in honger en dorst, in koude en naaktheid, in arbeid en vermoei-jing, in waken en vasten, in gebeden en heilige betraehti ngen, in vele vervolging en versmaad-heid.

2. O, hoe vele en hoe zware kwellingen hebben niet geleden de Apostelen, de Martelaren , de Belijders, de Maagden, en alle anderen, die de voetstappen van Christus navolgen wilden! — Want zij hebben hunne zielen in deze wereld gehaat, om ze in het eeuwig leven te bezitten. — O, wat streng en verloochenend leven hebben de heilige Vaders in de wildernis geleid! wat lange en zware bekoringen hebben zij doorgestaan! hoe dikwijls zijn zij van den vijand geplaagd geworden! wat onophoudelijke en vurige gebeden hebben zij God opgedragen! wat harde onthoudingen hebben zij gepleegd! wat grooten ijver en vurigheid voor den geestelijken voortgang hebben zij gehad! wat sterken oorlog hebben zij gevoerd tegen de ondeugden, om ze ten onder te brengen ! wat zuivere en opregte meening tot God hebben zij gehouden ! — Gedurende den dag arbeidden zij, en bragten halve nachten door met bidden, alhoewel zij bij het werken het inwendig gebed nimmer nalieten.

3. Al bunnen tijd besteedden zij voordeelig-lijk ; de uren welke zij met God overbragten schenen kun te kort; en door de groote zoetigheid, welke zij in het beschouweud gebed vonden, werd somtijds de noodzakelijke verkwikking des

-ocr page 126-

EERSTE BOEK. 131

ligchaams vergeten.— Zij zagen af van alle rijkdommen, van alle waardigheden en eeretitels, van alle vrienden en magen ; zij begeerden niets van de wereld, zij namen naauwclijks den nooddruft des levens, en hielden zich tegen dank ruet het ligchaam bezig, zelfs voor het noodzakelijke.

— Armwaren zij derhalve aan aardsehe dingen , maar zeer rijk in genade en in deugden. — Uitwendig leden zij gebrek, maar inwendig werden zij verzadigd met genade en goddelijken troost.

4. Zij waren vreemd aan de wereld, maar met God vereenigd, eu zijne vertrouwelijke vrienden. — In hunne eigene oogeu schenen zij niets , en verachtelijk voer de wereld; maar in de oogen van God waren zij kostbaar, en zijne lievelingen.

— Zij volhardden m de ware ootmoedigheid, zij leefden in de eenvoudige gehoorzaamheid, zij wandelden in de liefde en in de verduldigheid: en daarom deden zij dagelijks voortgang in de volmaaktheid, en verwierven groote genade bij God. — Zij zijn tot voorbeeld gegeven aan alle kloosterlingen; en zij moeten ons meer opwekken tot voortgang in het goed, dan het getal der flaauwen ons aanleidt tot verslappino1.

5. 6, Hoe groot was de ijver van alle kloosterlingen, iu de eerste tijden hunner heilige instelling ! — O, welke vurigheid in het gebed; welke drift om elkander in de deugd voor te komen; welke regeltucht heerschte er; welke eerbied en gehoorzaamheid scheen in allen uit, onder den regel van hunnen stichter! — De voorbeelden die zij ons hebben nagelaten, getuigen dat zij waarlijk heilige en volmaakte menschen geweest zijn, die zoo dapper strijdende, de wereld

G

-ocr page 127-

123 DE NAVOLGING VAN JESüS CHRISTUS, met voeten hebben getreden. — Nu wordt het al voor iets groots aangezien, als iemand geen overtreder is, als iemand met geduld draagt, wat hij vrijwillig op zich heeft genomen.

6. ö Traagheid en nalatigheid van onzen staat, dat wij zoo haast afwijken van de eerste vurigheid; en dat het leven ons tot last dient, door onze laauwheid en moedeloosheid! — O , dat de ijver der deugd in u niet geheel sluimere, gij die zoo dikwijls en zoo vele voorbeelden van oodvruehtiae mensehen trezien hebt!

O ~ c

OEFENING.

Niets is bekwamer om ons tot een deugdzaam leven aan te moedigen, dan het voorbeeld van hen , die wel geleefd hebben. Dit voorbeeld, maakt ons de deugd mogelijk, gevoelig en gemakkelijk, en de voorstelling in anderen, die ze reeds geoefend hebben, toont ons haar gebruik aan; want wij moeten tot ons zeiven zeggen, wanneer wij de levensbeschrijvingen der Heiligen lezen of hunne voorbeelden aanschouwen : Ziedaar wat mensehen, als wij, gedaan, verdragen en verlaten hebben om den hemel te verdienen, welken wij hopen. En wij, wat hebben wij tot dusverre gedaan 0 Waarom zouden wij niet doen hetgene zij gedaan hebben, om dezelfde vergelding te verdienen ? Helaas ! hoe zeer moet ik niet vreezen, wanneer ik voor God zal verschijnen, dat hij mij van den eenen kant mijn geloof, mijne godsdienst, en de voorbeelden der deugdzame mensehen, die in denzelfden staat als ik geleefd hebben, zal toonen en tot mij zal zeggen , wanneer hij mij met deze getuigen zal

-ocr page 128-

EERSTE BOEK. 123

vergelijken : Z'edaav wat pij moest gedaan hebben, en zie wat gij gedaan hebt : oordeel zelf, wat verdient gij ?

G E B E D

Heer! treed ir:etin liet oordeel met uwen dienaar, want nooit zal ik door mijn leven kunnen geregtvaardigd worden , wanneer het met dit der Heiligen vergeleken wordt. Geef mij de genade, o mijn Zaligmaker! Gij, die ze voor mij verdiend hebt, dat ik mij op mijne pligten toelegge, dat ik den geest van mijüe godsdienst aanneme, dat ik hare regelen en grondstellingen volge, en mijn leven met mijn geloof doe overeenkomen; opdat ik voor U verschijne, omgeven met uwe regtvaardigbeid, ondersteund door uwe barmhartigheid en bezield doov uwe liefde, Amen.

NEGENTIEN DE HOOFDSTUK.

Van de oefeningpn eens goeden kloosterlings,

1, Het loven van een goed kloosterling moet versierd zijn met alle deugden, opdat hij inwendig zoodanig zij, als hij uitwendig voor de men-schen schijnt. — En met regt moet er veel meer van binnen zijn, dan wat van buiten gezien wordt; want degene die ons inwendig besehouwt is God, dien wij ten hoogste moeten vereeren , overal waar wij zijn; en wij moeten, gelijk de engelen, zuiver wandelen in zijne tegenwoordigheid. — lederen dag moeten wij ons voornemen vernieuwen, en ons tot vurigheid opwekken, even alsof wij heden eerst tot bekeering gekomen waren : cn wij moctc-n zeggen ; help mij, Heer,

-ocr page 129-

124 DE NAVOLGING VAN JKSUS CHRISTUS.

mijn God, in mijn goed voornemen en in nwe heilige dienst, en geef mij dat ik nu van daag voor goed beginne, want hetgene ik tot hiertoe gedaan heb is zoo veel als niets.

2. Volgens ons voornemen is onze voortgang ; en die groeten voortgang maken wil, moet groo-ten vlijt aanwenden. — Indien degene die sterke voornemens maakt, nog dikwijls verflaanwt, wat zal hij dan doen, die zelden of maar zwakkelijk iets voorneemt? Het verlaten van ons voornemen gebeurt nogtans op verschillende wijzen, en een klein verzuim van onze oefeningen , kan moeijelijk plants hebben zonder eenige schade.— Het voornemen der regtvaardigen hangt meer aan dc genade Gods dan aan eigene wijsheid ; ook is het op Hem dat zij altoos betrouwen als zij iets ondernemen. — Want de menseh wikt , maar God beschikt; en de weg des mensehen staat in zijne magt niet.

'4. Indien uit een heilig inzigt, of ten voor-decle van eenen medebroeder soms eene gewone oefening nagelaten wordt, die kan daarna gemakkelijk ingehaald worden. Doch wanneer zij ligt verzuimd wordt uit tegenzin of uit onachtzaamheid, zoo is het al vrij misdadig, en men zal gewaar worden dat zulks nadeel doet. — Laten wij ons uiterste best doen, dan zullen wij nog ligtelijk in vele dingen ontbreken. Men moet zich echter altoos iets bepaalds voorstellen, en voornamelijk tegen die dingen , die ons het meest verhinderen. — Ons uitwendig en ons inwendig moeten wij gelijkelijk onderzoeken en regelen , want beide zijn dienstig tot or.zen voortgang.

4. Kunt gij in geene gedurige ingekeerdheid leven, doe het evenwel van tijd tot tijd , ton

-ocr page 130-

EERSTE BOEK. 125

minste eens op don dag, namelijk des morgens of des avonds. —- Waak des morgeus uwe voornemens, en onderzoek 's avonds uw gedrag, hoedanig gij dien dag geweest zijt in woorden , in werken en in gednclitei! : want misschien hebt gij daarin meermalen God beleedigd en den naaste. — Wapen u als een kloek man tegen de listen des duivels ; betoom de gulzigheid , en gij zult alle andere vleesehelijke genegenheden gemakkelijker bedwingen. — Wees nooit geheel werkeloos; maar lees of schrijf, of bid of overdenk, oi houd li bezig met eenig werk vau ge-meene nuttigheid. — Ligehamelijke oefeningen moeten echter mei bescheidenheid gepleegd worden, want zij zijn voor allen niet even raadzaam.

5. Wat buiten liet gemeen is, dat moet men niet ten toou stellen ; het is beter die bijzondere oefeningen iu het geheim te doen. Wacht u nog-tans van traag tc zijn voor de gemeene oefeningen, en vlijtig voor de bijzondere : maar als gij wel cn getrouw volhragt hebt wat opgelegde pligt is, eu blijft er u dan nog tijd over, zoo wees aan u zei ven en doe volgens uwe godsvrucht. Niet allen kunnen dezelfde oefening hebben : maar de eene is dienstiger voor deze, de andere voor gene. — Zelfs zijn verschillende oefeningen ons aangenamer op eenen tijd dan op een anderen ; daar zijn er waar wij meer smaak in vinden op feestdagen, andere op gewoonlijke dagen. — Sommige zijn ons noodig ten tijde der bekoring , andere in den tijd van vrede en rust — Zulke gedachten behagen ons meer als wij droefgeestig zijn, en andere weer als wij blijde zijn in den Heere.

6. Tegen de voornaamste feestdagen moet

-ocr page 131-

126 DIS NAVOLGING VAN JESUS CUKISTUS. men zijne godvruchtige oefeningen vernieuwen, en de voorspraak der heiligen vuriger afsmee-keu. — Van den eeuen feestdag tot den anderen moeten wij voornemen zoo te leven, als of wij dan uit deze wereld zouden scheiden, en ingaan tot den eeuwigen feestdag. — Derhalve moeten wij ons op de heilige tijden zorgvuldig bereiden , en heiliger zijn in onzen wandel, en al de regels naauwkeuriger onderhouden, als zullende welhaast het loon onzes arbeids van God ontvangen.

7. Eu wordt dat oogenblik uitgesteld, denken wij dan dat wij nog niet goed genoeg bereid zijn , en die groote glorie nog onwaardig , welke in ons geopenbaard zal worden op gestelden tijd : en laten wij bezorgd zijn om ons beter te bereiden tot onze verhuizing.— Zalig is de dienaar (zegt de Evangelist Lucas) diende lieer, als hij komt, zal wakende r/indeu. Voorwaar, ik zey hel n, over alle zijne goederen zal hij Item stellen.

OEVÜNINH.

ó! Welk een groot vermogen hebben op ons de levende, krachtdadige en volstandige verlangens van aan ons zeiven te sterven , en in en voor God te leven, en dit onions op te wekken om hetzelve in het werk te stellen; want men doet altijd wat men waarlijk wil; maar ons ongeluk is, dat wij dikwijls niet dan zwakke en kraelitelooze verlangens hebben om God te bevredigen, terwijl wij er zulke levende en krachtdadige vormen om ons zelveu te voldoen. Hierdoor geschiedt hi t, dat de nutteloosheid onzer wenschen en verlangens een groot beletsel tot onze volmaaktheid en tot onze zaligheid is. Men zou zich wel geheel aan God villen overgeven,

-ocr page 132-

EERSTE BOEK. 127

maar men wil dit niet volstrekt; men wil dit ten tijde van bet gebed en van de communie , en men wil dit niet meer in andere omstandigheden. Men wil zich niet dau gedeeltelijk en voor cenigen tijd van zijne pligteu kwijten, hetgeen zooveel teweeg brengt, dat ons leven niets is dan eene aaneenschakeling van goede verlangens en sleelite uitwerkselen, vau beloften en ongetrouwbeden. Indien uien zoo leeft, is dit krachtdadig aan zijhc zaligheid werken?

G E B E D.

Heer! daar wij vermoeid zijn va;i de nutteloosheid onzer verlangens en voor U niets hebben dan gedachten zonder oefening, en beloften zonder uitvoering, zoo bidden wij 1' vurig om ons de genade te verleenen, van bij onze verlangens de volbrenging, en bij de gedachten der deugd de oefening derzelve te voegen; want het is ons niet onbekend, dat Gij in het Evangelie zegt, dat het diegenen niet zullen zijn, die zeggen : Heer, Heer ! welke het rijk der hemelen zullen binnen treden, maar alleen die, welke den wil van uwen Vader zullen volbrengen. Maak dan , o mijn Zaligmaker! dat er in mij geene vertraging meer zij tusschen te denken, te verlangen en te doen wat Gij wilt. Amen.

TVV1NT1GSTE HOOFDSTUK.

Van de liefde der eenzaamheid en der stilzwijgendheid.

1. Zoek den bekwamen tijd om u met u zeiven op te houden, en denk dikwijls aan de weldaden Gods. — Laat daar wat bloot nieuwsgierigheid

-ocr page 133-

128 DE NAVOLGING VAN .IESUS CHRISTUS, is. — Lees zulke dingen die meer liet hart roeren dan den geest bezig houden. Indien gij u de overbodige gesprekken en het nutteloos heen en weer loopeu ontzegt, en dat gij u niet op-houdt met nieuwigheden en ijdele geruchten ; zoo zult gij bekwamen tijd genoeg vinden om u op heilige overdenkingen toe te leggen. De grootste heiligen vermijdden, waar zij konden , den omgang der menschen, eu verkozen in de eenzaamheid voor God te leven.

2. Een oude wijsgeer heeft gezegd : „ Zoo dikwijls als ik onder de menschen geweest ben, ben ik minder mensoh weergekeerd.quot; Dat ondervinden wij meermaals als wij lange onderhandelingen hebben. — liet is gemakkelijker volstrekt tc zwijgen, dan geen woord te veel te zeggen. — Het is gemakkelijker in huis verborgen te blijven, dan zich buitens huis genoegzaam te kunnen behoeden.

Wie derhalve tot de inwendige eu geestelijke dingen zoekt te komen, die moet met Jesus het gedrang ontwijken. — Niemand komt veilig in het openbaar, dan die gaarne verborgen blijft. — Niemand spreekt veilig, dan die gaarne stilzwijgt. — Niemand is veilig overste, dan die gaarne onderdaan is, — Niemand gebiedt veilig , dan die wel geleerd heeft te gehoorzamen,

S, Niemand mag gerust zich verheugen , tenzij

üij inwendig de getuigenis van een goed ge-

heiligen altoos vervuld geweest met de vrceze Gods, — En daarom waren zij i iet minder bezorgd en ootmoedig van harte, omdat zij in grootc deugden en genade uitschenen, — Maar de gerustheid der boozen komt voort uit hoovaardij

-ocr page 134-

EERSTE BOEK. 129

en verwaandheid, en eindelijk gaat zij over tot zelfbedrog. — Belooi u nimmer veiligheid in dit leven, al schijnt gij een goed kloosterling, ol' een heilige kluizenaar.

4. Die van de mensehen voor de besten geacht werden, hebben dikwijls het meeste gevaar ge-loopen, door Lun te groot betrouwen op zicb zeiven. — Daarom is het voor velen beter dat zij niet geheel vrij van bekoringen zijn, maar dikwijls aangerand worden; uit vrees dat zij al te gerust mogten wezen, of misschien tot hoovaar-digheid mogten overgaan; en ook opdat zij zich niet te gemakkelijk tot de uitwendige vertroostingen zouden begeven. — O, wie nooit vergankelijke vreugde zocht, wie zich nooit met de wereld ophield, wat zou hij zijn geweten zuiver bewaren ' — O , wie alle ijdele bekommering ter zijde stelde, niet denkende dan aan de zaligheid en aan God, en op hem al zijne hoop vestigende , wat grooter vrede en rust zou hij genieten !

5. Niemand is waardig hemelschen troost te ontvangen, tenzij hij zich naarstig geoefend hebbe in de heilige boetvaardigheid. — Wilt gij waarlijk boetvaardig zijn, treed in uwe kamer en sluit u af van het gewoel der wereld, gelijk er geschreven staat: wordt vermorzeld in uw daap-kwnLers. (I's. IV.) In uwe celle zult gij vinden , hetgeen gij buiten dikwijls verliezen zult, — De cel die men zelden verlaat, wordt zoet; maar als men er zelden in is, wordt zij verdrietig. Indien gij in 't begin van uw kloosterlijk leven haar wel bewoond en bewaard hebt, zij zal u daarna eene lieve vriendin zijn, en uw zoetste troost.

6. In de stilte en de rust doet de vrome ziel vooiTgang, en leert zij de verborgenhuden der hei-

-ocr page 135-

ISO UK NAVOJ,G!NG VAV JESUS CHKISTÜS.

lige Sshriftuur—Daar vindt zij de bronnen der tranen waarin zij iederen nacüt ziek wasoht cn reinigt, opdat zij met haren Schepper des te gemeenzamer worde, hoe meer zij van alle wereld-sche geruchten verwijderd is. — Wie dan van zijne vrienden en magen scheidt, tot dien zal God met de heilige engelen naderen. — Beter is het verborgen te zijn en voor zijne ziel te zorgen , dan zich zeiven te verzuimen eu mirakelen te doen. — Het is loffelijk in eenen kloosterling , zelden uit ta gaan, eu niet zoeken te zien of van anderen gezien tè worden.

7. Waarom wilt gij zien, wat gij niet hebben moogt ? De wereld vergaat en hare begeerlijkheid. — Begeerten van zinnelijkheid lokken u uit tot wandelingen; doch als de tijd voorbij is, wat brengt hij t'huis dan bezwaardheid van geweten en verstrooijing des harten? — Een blijde uitgang baart dikwijls een treurige wederkomst; en een vrolijke avond maakt een droeven morgenstond. — Zoo is alle vleeschelijke vreugd ; zij komt al lagehende in, maar op 't einde kwetst zij, eu geeft, de dood. — Wat kunt gij elders zien, dat gij hier niet ziet ? Zie daar den hemel, en de aarde, en al de hoofdstoffen : daaruit zijn alle dingen gemaakt.

8. A^at kunt gij ergens zien dat bestendig zij ouder de zon? — Gij meent misschien u te verzadigen; maar dat zal u niet gelukken. — Al zaagt gij in eens alles wat bestaat , wat zou het zijn dan een ijdel gezigt ? — Hef uwe oogen op tot God in den Hemel, en bid voor uwe zonden en verznimenissen. — Laat de ijdele dingen voor de ijdele menschen ; maar gij, bekommer ii met datgene wat God u geboden heeft. —

-ocr page 136-

EERSTE JJOEK. 131

Sluit uwe deur aeliter u too, en roep Jesus bij u, uwen welbeminden.— Blijf met hem in uwe relle, want gij zult elders zoo grooten vrede niet vinden. —^aart gij niet uitgegaan, en badt gij niets van de wereld gehoord, gij zouJt beter in dien zoeten vrede volhard hebben. Zoo haast gij soms wat nieuws zoekt te hooren, dan moet gij daarna ontroering des harten verdragen.

OEFENING.

De uiterlijke eenzaamheid is niet toereikend om een hart bezig te houden én te bevredigen, hetwelk zieh alleen van de schepselen zou ontmaken om met zich zelf bezig te zijn; neen, men moet er de inwendige eenzaamheid bijvoegen, welke in heilige overde.ikiagon en in het gebed gelegen is. Eene ziel, die van alle zinnelijke vermaken is afgescheiden, zoekt en vindt in God die vol-komene voldoening, welke zij in seen schepsel kan aanlretfen. De geest van dusdanigen persoon houdt zich geduru bezig met een eerbiedig aandenken aan de tegenwoordigheid van zijnen Hod; zijn hart is bezield door een levendig en vurig verlangen van hem te behagen en zijne liefde waardig te worden. De ziel bekommert zich niet dan met hem alleen, en al het overige is niets voor haar. la hare aangename eenzaamheid geeft zij zich geheel aan God over, en is geheel ui hem verslonden. Zij is door zijne liefde vervuld, zij vergeet alles, om steeds aan hem te denken ; zij zucht gedurig in de tegenwoordigheid van haren God, geheel doordrongen van droeiheid over hare ongetrouwheden; zij haakt onophoudelijk naar het geluk van hem te zien, van hem te beminnen en hem in den hemel te

-ocr page 137-

132 DE XA.mGINU VAN JESUS CHRISTUS, bezitten; zij voedt zich met het lezen der heilige boekeu en met de oefening des gebeds; zij heeft geen verdriet wanneer zij met God over de zaken barer zaligheid spreekt, of wel zij verdraagt ootmoedig het verdriet, dat zij in die handelingen heeft; en om zijne opperste heerschappij te eeren door de vernietiging der zonde in zich, ziet zij gaarne af van haar eigen vergenoegen om hem te bevredigen.

GEBED.

o Mijn God! wanneer zal het wezen, dat mijne ziel zich met stilzwijgendheid, in de eenzaamheid en het gebed zal ophouden, gelijk zij dikwijls het voorwerp mijner verlangens hebben uitgemaakt? Het verdriet mij zoo veel te spreken , zelfs van U, en zoo weinig voorU te doen. Kom , Heer! kom, o eenigst voorwerp mijner liefde ! o middenpunt en opperste goed mijner ziel! kom mijnen geest door die levende en zalige gedachten aan uwe tegenwoordigheid vervullen , voor welke alles in mij wijkt. Kom tot mijn hart spreken, en zeg aan hetzelve wat Gij wilt dat het voor U zij; maar werk in, met en door hetzelve datgene uit, n'at Gij zult gebieden. Helaas ! zal mijne ballingschap nog lang duren? Wanneer zal het voorhangsel, hetwelk den tijd van de eeuwigheid scheidt, weggeschoven worden ? Wanneer zal ik datgene aanschouwen wat ik geloof'? Wanneer zal ik vinden wat ik zoek 'J Wanneer zal ik bezitten, wat ik bemin, en hetgene Gij zijt, o mijn God? Maak Heer, dat op die heilige verlangens, welke Gij mij ingeeft, het eeuwige geluk moge volgen, dat ik van uwe barmhartigheid verhoop. Amen.

-ocr page 138-

EERSTE BOEK.

EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Van het berouw des harten.

1. Wilt gij eeiiigen voortgang mukeu, zoo houd ii in de vreeze Gods, en wees niet al te ligtvaardig; maar hond mve zinnen in bedwang , en geef n niet over aan buitensporige vrolijkheid. — Begeef u tot de boetvaardigheid des harten, en gij zult de godsvrucht vinden. — De rouwhartiglieid brengt veel goed voort, dat de uitgelatenheid gewoonlijk haast doet vej-liezen. - Het is te bewonderen, dat de mensch in dit leven zien aau eene volkoinene vreugd kan over geven, wanneer hi, zijne ballingschap en de menigvuldige gevaren zijner ziel bedenkt en overweegt.

3. Omdat wij zoo ligtzinnig van harte zijn en onze gebreken veronachtzamen, daarom gevoelen wij de smartet; onzer ziel niet ; maar wij lagehen dikwijls dwazelijk, als wij met regt behoorden te weenen. — Daar is geen ware vrijheid noch oprcg'to vreugd , dan in de vreeze des Heeren gepaard met een goed geweten. — Qeluk-kig hij, die allen hinderpaal van verstrooijiug afweren kan, om Èait en zinnen te vergaderen in eeue boetvaardige ingetogenheid. — Gelukkig hij, die van zich verwijdert alles wat zijn geweten bevlekken of bezwaren kan. — Strijd kloekmoedig; eene gewoonte wordt door eene andere gewoonte overwonnen. — Indien gij de ménschen laat varen, dan zullen zij u wel laten doen gelijk gij het goed vindt.

3. Trek n dc zaken van anderen niet aau. en bemoei u niet met die der Grooten. — Heb altijd het oog eerst up u zeiven, en vermaan u

133

-ocr page 139-

134 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

zeiven eerder clan iemand van uwe vrienden. — Al mist gij de gunst der menselien, wil u daarom niet bedroeven ; maar maak daar zwarigheid in, dat gij u niet wel en niet voorzigtig genoeg gedraagt, gelijk het eenen dienaar Gods en eeuen vromen kloosterling zon betamen. — Het is dikwijls nuttiger en zaliger dat de menseh niet veel vertroostingen hebbe in dit leven, vooral naar het vleesch. — Doch, dat wij geeue goddelijke vertroostingen hebben , of die maar zelden beproeven, zulks is onze schuld : omdat wij de rouwhartigheid niet zoeken, en dat wij de ijdele eu uitwendige vertroostingen niet verwerpen,

4. Erken dat gij der goddelijke vertroosting-onwaardig zijt, maar veeleer groote kwellingen verdient. — Wanneer de menseh met eene ware rouwhartigheid doordrongen is, dan valt de ge-heele wereld hem zwaar en bitter. — Eeu deugdzaam menseh vindt stof genoeg om te treuren en te weeuen. — Want, hetzij hij zich ze!ven beschouwt of op den evenmensch denkt, hij weet dat niemand hier beneden zonder kwellingen leeft. — Ea hoe naamver hij op zich zeiven let , zoo veel te grooter is z'jiie droefheid. — De stof van regtinatige droefheid en van inwendige rouwhartigheid, dat zijn onze zonden en ondeugden, daar wij zoodanig in gedompeld liggen, dat wij zelden de hemelsehe dingen in beschouwing kuunen nemen.

5. Indien gij meer dacht op i,.wcii dood dan op de gewone lengte van het meuschelijk leven , gij zoudt ongetwijfeld meer ijver hebben om u te beteren. — Indien gij ook de toekomende pijnei'. der hel of des vagevuurs rijpelijk over-

-ocr page 140-

E-HSTE BOEK. 135

woogt, ik o-ebüf dat gij gaarne allen arbeid en lijden verdragen, en geenc strengheid, hoe groot ook, schroomeu zoudt. — Jlaar omdat die waarheden aan het nart niet komen, en dat wij noquot;' zoeken hetgeen out- streelt, daarom biijven wij kond en traag.

6. Het komt dikwijls uit armoede van den geest, als ons ellendig vlcesch zoo ligtelijk aan het klagen valt. -— .I5:d dan ootmoediglijk den Heere, dat hij u deu geest van boetvaardigheid geve, en zeg met den Profeet: voed wij, Hem, met lie! hvood des n'ccdow/s, oh (feef viij mijnen drank gememjd nwi vele Iranen. ( I's. 7'J. fi.)

OEFENING.

Kunnen wij onze ellende gevoelen zonder dezelve te be ween en : zonder ons over dezelve voor God te vernederen en zonder onophoudelijk tot hein onze toeylugtte nenu n, opdat hij ons onderste mie en bevrijde van hem te vergrammen? Het is dit gevoelen van ootmoed gheid en die toevlugt vol vertrouwen tot (iod, die den geest van berouw uitmaken, waarover de schrijver in dit hoofdstuk spreekt. Hoe is het mogelijk een oogenblik van blijdschap m dit leven te genieten, in welk men altijd lijdt, altijd zondigt, waarin men als banneling van het Paradijs leeft? Ach! met hoe groote reden heeft dc 11. Augustinus gezegd, dat een \\are Christen het leven verdraagt en naar den dood verlangt, die een einde aan de zonde zal stellen en hem voor altijd aan zijnen God' zal onderwerpen. Hoe verdrietig is het. te gevoelen , dat men altijd geneigd is om God te vergrammen, en altijd in gevaar van verloren te gaan ! O leven, hoe zeer strekt gij tot last aanquot; eenc

-ocr page 141-

136 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

ziel, die waarlijk haren (iod bjuiint, eu die verdriet vindt in gesel)eiden van hein en als nit het Paradijs gebannen te zijn ! O dood, hoe aangenaam zijt gij voor eene ziel, die niet dan naar God verzucht en die niet meer wil leven zonder hem te bezitten !

G E B E JD.

0, Mijn God! geef mij de genade, dat mijn hart van alles onthecht en geheel in U verslonden , geen vermaak vinde dan in U te beminnen en voor U te werken eu te lijden ! Alzoo stem ik gewillig toe in het deel hetgeen Gij mij voorstelt. Geef dat ik uw vermaak in den tijd uit-make, met gaarne al de wederwaardigheden aan te nemen, welke Gij mij overzendt, eu dat Gij mijn vermaak in de eeuwigheid uitmaakt, met mij het bezit en de blijdschap uws harten te doen binnen trekken. Wat moet men te dien prijze niet doen en lijden? Ondersteun mij. Heer! in het verlangen hetwelk Gij mij ingeeft, van alles te ondernemen en te verdragen om dit geluk te bekomen. Amen.

TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Van de betrachting der inensehelyke ellende.

1. In wat plaats gij ook wezen moogt, en waar gij u keert of niet, gij zijt immer ellendig , ten zij gij u tot God wendt. — Waarom ontstelt gij u, als het u niet gelukt, gelijk gij wilt eu verlangt? Wie is er, die alles naar zijnen wensch lieeft? Noch ik, noch gij , noch eenig mensch op aarde. — Niemand is cr op de wereld vrij van

-ocr page 142-

EbiKSTK BOEK. 137

alle kwelhug of bekomaieriug, liij zij Ktmina; of Paus.— Wie hoeft het beste lot ? Voorwaar^ degene die iets voor God lijden kan.

3. Vele zwakke en kranke menseheu zeggen : Z:.e, wat goed leven heeft die man; hoe rijk is hy, hoe groot, hoe magtig, hoe verheven! — Mficii beschouw eens de hemelsche goederen, eu gij zult zien dat alle die tijdelijke dingen nietig zijn; dat zij onzeker zijn eu eerder tot last diequot; nen dewijl men ze nooit bezit zonder bezorgdheid en zonder vrees. — Het is het geluk van den menscL met, tijdelijke goederen te hebben in overvloed, neen, de middelmaat is genoeg voor hem. —- Het is waarlijk eene ellende , op de aarde televen. -— Hoe geestelijker een menseh \\ il wezen, hoe bitterder hem het tegenwoordige leven wordt; omdat hij de gebrekkelijkheden van den gevallen menseh beter gevoelt en klaarder inziet. — Inderdaad, eten, drinken, waken, slapen, rusten, arbeiden, en de onderworpenheid aan al de andere behoeften der natuur, dat is waarlijk eene groote ellende, en eeue kwelling voor den godvruehtigen menseh, die gaarne ont° bonden zou zijn, en vrij van alle zoude.

3. Want de inwendige menseh wordt in deze \veield zeer bezwaard door de behoeften des lio-chaams. - Daarom bad de Profeet vurig om daarvan vrij te mogen wezen, zeggende: Heer onttrek mij aan mijne noodwendiijheden. — Maar wee degenen die hunde ellende niet kennen : en driemaal wee dezulken, die dit ellendio- en vergankelijk leven beminnen. — Want zoodanio-zijn sommigen daaraan verkleefd (al kunnen zij naauwelijks met arbeiden of bedelen het noo-clige krijgen), dat als zij hier konden eeuwig

-ocr page 143-

138 DE NAVOLGING VAN JESUS CUKISTCS.

leven , zich om liet rijk Gods niet zouden bekommeren.

4. 6 Dwazen en heidenen in het hart . die zoo diep in het aardsche gedompeld liggen, dat zij geenen smaak vinden dan in de vleesehelijke dingen! Maar de ongelukkiger! zullen wel eens op het einde tot, hun spijt gevoelen , hoe slecht en hoe nietig het was wat zij bemind hebben. — Integendeel, de heiligen Gods, en alle trouwe vrienden van Jesus Christus , hebben geen acht gegeven op hetgene wat aan het vleeseh behaagt, of wat in den tijd schittert : maar alle hunne hoop en al hun verlangen haakte naar de een-wige goederen. — Geheel hun is art was omhoog gerigt naar de bestendige en onzigtbare dingen , uit vrees van door de liefde der zigtbare goederen nederwaarts getrokken te worden. — Mijn broeder, verlies de hoop niet van voortgang te doen in het geestelijke : gij hebt nog tijd en stond.

6. Waarom wilt gij uw voornemen tot morgen uitstellen? Sta op, begin van stonden af, en zeg : Nu is het tijd van werkzaam te zijn, nu is het tijd van te strijden, nu is de bekwame tijd om mijn leven te beteren. — Als het u tegen gaat, als gij gekweld wordt, dan is de tijd om verdiensten te vergaderen. — Gij moet door het vnur en het water gaan, eer dat gij komt in de plaats van verkwikking. — Tenzij gij geweld doet, zult gij de ondeugd niet meester worden. — Zuo lang wij dit gebrekkelijk ligchaam dragen , kunnen wij zonder zonde niet wezen, of niet leven zonder verdriet en droefheid. — ^ ij zouden gaarne vrij zijn van alle ellende, maar omdat wij door de zonde de onschuld verloren

-ocr page 144-

EERSTE BOEK, 139

hebben, zija wij liet waar geluk ook kwijt geworden. — Daarom moeten wij geduld hebben, cn Gods barmhartigheid afwachten, tot dat de ongeregtigheid voorbij ga, en deze sterfelijkheid door het leven verslonden worde.

6. O, wat is de mensehelijke krankheid tfroot, zij is altijd genegen tot zonde! — Heden biecht gij uwe misdaden , en morgen doet gij wéder het kwaad — Nu neemt gij voor behoedzaam te zijn, en binnen eon uur handelt gij, als of gij niets hadt voorgenomen. — Wij hebben dan reden om ons te verootmoedigen, en om nimmer een groot gedacht van ons zeiven te hebben , daar wij zoo broos zijn en zoo onstandvastig. — Men kan op een oogenblik verliezen door onachtzaamheid, wat door de genade, en met veel arbeid naauvvelijks verworven is.

7. Wat zal er van ons nog worden iu liet einde, wij die zoo vroeg reeds ijverloos zijn ? — Wee ons, indien wij zoo de rust willen zoeken, als of wij reeds in vrede en in veiligheid waren , daar nog geen spoor van ware heiligheid in onzen wandel te merken is. — Eet zou wel noodig zijn, dat wij nog eens onderwezen en als buigzame nieuwelingen tot de beste zeden opgeleid wierden : of er soms nog hoop ware van eenige toekomende beterschap en van meerderen voortgang in de deugd.

OEFENING.

Welk geluk en welke verdienste, het hart van eenen barmhartigen God te mogen zoeken en te kunnen vinden, om in hetzelve al zijne ellenden af te leggen en er als van ontslagen te worden ! En hoe gelukkig is men, wanneer men

-ocr page 145-

140 DE NAVOLGJNG VAN JESUS CHRISTUS, begrijpt en smiuikt, dat bet ware geluk, en als het aardsclieparadijs, bestaat in voor God te lijden, eii van onder alle kwellingen diegene het liefste to verdragen, welke ons liet meeste tegenstrijdt en verootnioedigt! Want er is niels dan de liefde Gods, die ous kan aanmoedigen om die te verdragen. Hoe ongelukkig is bet de ellenden dezes levens niet te kennen of ze niet te beminnen , en niet onophoudelijk naar het ware geluk van bet toekomende leven te zuchten ! Met reden heeft de heilige Gregorius gezegd , dat men den honger en zijn ongeluk bemint, en dat men zijne verzadiging en zijn geluk niet zoekt. Is het mogelijk van op alle stonden de onstandvastigheid en zwakheid zijns hurten te gevoelen, dat zoo gemakkelijk zijne goede voornemens vergeet, en bijna niets doet van hetgeen het aan God beloofd heeft, zonder zieli in zijne tegenwoordigheid te verootmoedigen, en hem, in de gelegenheid zelve, even als Judith, te bidden om ons te versterken en ons getrouw te maken !

G E B E 1).

Wij bidden TJ, o Vader van barmhartigheid en God van alle vertroosting: ondersteun ous in den gedurigen strijd, dien wij tegen onze driften, tegen onze eigenl efde en tegen ons zeiven moeten voeren. Want helaas. Heer! wat kunnen wij in hevige bekoringen doen , dan in zoude vallen , aan ü mishagen, U vergrammen en in ons verderf loopen? Laat ons dan aan ons zei ven niet over ; maar maak, terwijl Gij in ons den inwendigen mensch versterkt; gelijk uw Apostel spreekt, dat wij aan alles en op alle stonden aan onze zondige neigingen verzaken, die zonder cphouden ons

-ocr page 146-

EERSTE BOKK. 141

hart van U zoeken af te trekken. Maak, dat uwe overwinning bestemd zij, en dat wij geheel en voor altijd aan U toebehooren. Amen.

DE1E EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Van de betrachting des doods.

1. Hot zal zeer haast met n gedaan ^ijn; zie maar hoe gij gesteld zijt : heden is de menscb, en morgen is hij verdwenen. — En als hij uit der oogenis, dan is hij ook welhaast uit der harte. O uitzinnigheid en onverstand van den metiscn , die maar alleen aan het tegenwoordige denkt, en niet meer vooruitzigt heeft op het toekomende!— Gij moet n in al uwe werken equot; u}. ^ gedachten zoodanig gedragen, als o iTij heden sterven moest. — Indien «ij een goed geweten hadt, gij zondt weinig voor den dood bevreesd zijn. — Het ware beter de zonde te mijden, dan den dood te vlugten. — Ind:en gij van daag niet bereid zijt, hoe zult gij het morgen wezen '? — De dag van morgen is onzeker; en wat weet gij ot' het voor n zal morgen worden?

3. Wat helpt liet lang te leven , als wij ons zoo weinig beteren ? — Ei! een lang leven reugt met altijd beterschap, maar maakt dikwijls de schuld nog grooter. — Och, of wij op (leze wereld maar eenen dag wel geleefd hadden 1 tien tellen de jaren hunner beteerino*; maar de vrucht der beternis is dikwijls zoo klein. — Indien het sterven vreeselijk is, het zal misschien gevaarhjicer zijn langer te leven. — Gelukkig die de uur zijns doods gedurig voor oogen heeft

-ocr page 147-

143 TIE NAVOLGING VAN JESUS CtTHTSTUS.

en zich alle dagen bereidt om te sterven. — Indien gij ooit eenen menscli hebt zien sterven , denk dat gij ook denzelfden weg zult doorgaan.

8. Als het morgen is, denk dat gij den avond niet krijgen zult. — En als het avond is geworden , wacht li van op den morgen te rekenen. — Wees dan immer bereid, en leef zoo , dat de dood li nooit in ongereedheid vin de. — Velen sterven schielijk en onvoorziens. Want op de uur dat men er niet. aan denkt, zal de Zoon des menschen komen. — Als die laatste unr zal gekomen zijn , dan zult gij geheel anders beginnen te denken over al uw voorgaande leven : en gij zult 'eer bedroefd zijn, omdat gij zoo onachtzaam en zoo traag zijt^geweest.

4. Hoe gelukkig is hij en hoe voorzigtig, die nu tracht zoodanig te wezen in het leven, als hij wenscht gevonden te worden in den dood! — Daar is toch niets dat een zoo groot betrouwen van wel te sterven geeft, als de volkomen verachting der wereld, het vurig verlangen van voortgang in de deugd te doen, de liefde der regeltucht, dc arbeid der boetvaardigheid, de vlijtigheid in het gehoorzamen, de verloochening van zich zei ven, en het verdragen aller tegenspoeden om de liefde van Jesus. — Gij kunt veel goed doen terwijl gij gezond zijt; doch ziek zijnde weet ik niet wat gij zult kunnen. — Weinigen worden beter met ziek te zijn ; gelijk die veel te spelevaart gaan , zelden heilig worden.

5. Betrouw u niet op vrienden en magen, eu stel uwe zaligheid in de toekomst niet nit: want de menschen zullen n eerder vergeten dan gij denkt. Hot is beter daar bij tijds in te voorzien , en eenig goed vooraf te zenden, dan zijne hoop

-ocr page 148-

EriïSTE BOEK. 143

te stellen op de hoop van anderen. — Indien gij nn voor u zeiven niet bezorgd zijt, wie zal zicb namaais voor i bekommeren ? Nu is de tijd zeer kostbaar : nu zijn het de dagen van zaligheid ; nu is de aangename tijd. — Maar helaas ! dat gij dien tijd niet nuttiger besteedt, waarin gij verdienen kunt om eeuwig te leven ! — De tijd za! komen, dat gij verlangen zult.naar eenen dag, naar eene uur om u te beteren, en ik weet niet of gij ze verkrijgen zult.

6. Welaan, mijn broeder, wat groot gevaar kunt gij ontkomen, wat groote vrees kunt gij vermijden , indien gij nu altijd bevreesd zijt en bezorgd voor den dood ! — Doe nu uw best om zoete leven, dat gij in de uur des doods eerder moogt blijde zijn dan bevreesd. — Leer nu sterven voor de wereld, opdat gij dan moogt beginnen te le-cn met Christus. — Leer nu alles versmaden, opdat gij dan vrijelijk tot Christus moogt oprijzen. — Kastijd nu uw ligehaam dooide boetvaardigheid, opdat gij dan een vast betrouwen moogt hebben.

7. O dwaas! wat denkt 'gij lang te zullen leven, gij die niet eenen dag zeker hebt 1 — Hoe velen zijn bedrogen geworden, en onvoorziens uit hun ligehaam gerukt? — Hoe menigmaal hebt gij niet hooren zeggen: die mensch is door het zwaard gesneuveld, gene is verdronken, deze is gevallen en heeft, den hals gebroken, die is al etende gestorven , gene al spelende 1 — De eene is omgekomen door het vuur, de andere door het staal, een derde door de pest, een vierde door moordenaars-handen: en zoo is aller einde de dood, en 's menschen leven gaat spoedig voorbij gelijk eene schaduw e.

-ocr page 149-

144 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

8. Wie zal uwer gedenken na uwen dood ? en wie zal voor u bidden? — Doe, mijn broeder; doe nu alles wat gij kunt : want gij weet niet wanneer gij sterven zult; en gij weet niet wat er voor u na den dood volgen zal. — Zoo lang gij tijd hebt, traelit eeuwige rijkdommeu te vergaderen. — Denk op niets dan op uwe zaligheid en zorg alleen voor de dingen die God raken. — Maak u nu vrienden, met de heiligen Gods te vereeren en hunne werken na te volgen, opdat, als gij uit dit leven scheidon zult, zij u ontvangen in de eeuwige woonsteden.

9. Houd u op narde als een reiziger en een vreemdeling, die zioii de dingen dezer wereld niet aantrekt. — Bewaar uw hart vrij, en tot God in den hemel gerigt, want gij hebt hier geene blijvende woonplaats. — Stier uwe gebeden en uwe dagelijksehe zuchten met tranen naar om-lioog , opdat na den dood uwe ziel waardig zij om zaliglijk tot den Heer over te gaan. Amen.

OEFENING.

Den dood vreezen , zonder de zonde te schuwen, die alleen hem voor ons rampzalig kau maken , is den dood vruchteloos ter zaligheid vreezen; want als men dien als een Christen vreest, dan maakt men van de vrees des doods den regel en de beweegreden van een vroom leven. Het groote geheim en de beste oefening om wel te sterven, is van in den staat te leven, waarin men wenscht in het uur des doods te wezen, en in welken men wenscht, dat God ons zou vinden. Men moet dan alle goed doen en alle deugden oefenen, gelijk wij in het uur des doods zonden wenschen gedaan te hebben. Tracht

-ocr page 150-

EERSTE BOEK. 143

u dagelijks in iets te versterven van hetgene gij in het uur des doods zult moeten verlaten. Heil dien Christen, wiens hart voor dat ligehaam sterft! Zijn dood zal heilig en diebaar in de oogen des Heeren wezen.

e E B E u.

Daar ik verzekerd ben dat ik eens zal sterven , maar noch het uur, noch den staat ken, in welken ik sterven zal, zoo bid ik U, mijn Zaligmaker, door de verdiensten van uwen heiligen dood , dat Gij mij zelf tot eenen zaligen dood zoudt bereiden door eene naauwkeurige getrouwheid aan mijne pligten, aan uwe genade, aan liet gebed, door het dikwijls en heilig gebruik der Sakramenteu, door de goede werken, door de deugden die eigen aan mijnen staat zijn; want dit zal mijne vertroosting iquot; het uur des doods wezen. Maak, dat ik mij altijd in uwe genade behoude, niet doe dan om U te behagen, naar niets hake dau naar uwe liefde; want, mijn Jesus! met aldus uit l , voor U en gelijk Gij te leveu, zal liet mij altijd voordeeliger wezen te sterven om U nooit te vergrammen. en Ü voor altijd te aanschouwen, te beminnen en te bezitten. Amen.

VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Vaa hot oordeel en van de straffe der zondaars.

1. In alle dingen zie op het einde, en hoe gij staan zult voor den strengen Regter, voor wien niets verborgens is, die met geen geschenken is om te koopen. bij wien geeue verschooningen

-ocr page 151-

146 DE NAVOLfilXO VAK JESUS CHRISTUS, gelden; maar die oordeeleu zal naar de regtvaar-dio-heid. — O ellendige en dwaze zondaar! wat zult gij God antwoorden, die al uwe zonden kent; gij die somtijds iiet aangfczigt ducht vau een vergramden mensch? — Waarom voorziet gij uiel beter tegen dien dag des oordeels, alwaar niemand door een ander zal kunnen ontsehul-digd of' verdedigd worden , maar elk een het lastig genoeg zal hebben met zich zolven. Nu is uw arbeid vruchtbaar, uw weeneu aangenaam, uw zuchten verhoorbaar, uwe droefheid verzoenend en reinigend.

2. Hij heeft een groot en zaligend vagevuur, de geduldige mensch, die, het ongelijk lijdende, bedroefder is over de boosheid van anderen, dan over het leed dat hem aangedaan wordt; die gaarne bidt voor zijne tegenstrevers, en hun van harte vergeeft wat zij misdoen; die zelf altoos bereid is vergiffenis te vragen als hij anderen tuisdaan heeft; die meer tot medelijden genegen is dan tot gramschap; die zich zeiven gedurig gewold aandoet, en zich bevlijtigt om het vleesch aan den geest volkomen re onderwerpen. — Het is beter zich nu van zijne zonden te zuiveren en de ondeugden uit tc iM 'ijen, dan ze te bewaren om hiernamaals gezuiverd te worden. — Waarlijk . wij bedriegen ons /.elven door de ongeregelde liefde, welke wij voor het vleesch hebben

ij. Wat zal dat vuur anders verslinden , teiuij uwe zonden? — Hoe meer gi.i nu n zolven spaart en het vlec.sch involgt, zoo veel tfl harder zult gij het daarna boelen, en zoo veel te meer stof bewaart gij voor bet vuur. — Waar de mensch meest in gezondigd heelt, duur zal hij ook zwaarder in gesliall worden. Duar zuilen de tiageu

-ocr page 152-

HEESTE BOEK. 147

met gloeijciide prikkels voortgestuwd. en de gulzigen met geweldigen bonger en dorst ge-pijnigd worden. — Daar zullen de ontuchtigaards en de minnaars der wellusten met ziedend pek en stinkenden zwavel overgoten worden; en als woedende honden zullen de iiijdigen huilen van de pijn.

4. Daar za! geenc ondeugd zijn of zij zal hare eigene foltering hebben. — Daar zullen de hoo-vaardigen met schaamte overdekt, en de gierigaards met de bitterste armoede geperst worden. — Daar zal eene uur in de pijn zwaarder wezen, dan hier honderd jaren in de strengste boetvaardigheid. — Uier rost men somtijds van zijnen arbeid, en men geniet troost van den kant zijner vrienden; daar integendeel is geene rust, geen troost voor de verdoemde:!.— V\ces dan nu bekommerd en heb leedwezen over uwe zonden, opdat gij in don dag des oordeels inoogt gerust zijn met de gelukzaligen. — Dan immers zullen de Tegivaardiyen vrijmoedig zich verheffen, tegenover degenen die hen verdrukt en veracht hebben. (Sap. 5, 1.) — Dan zal hij regt staan om te oordeeien, die nn zich ootmoedig onderwerpt aan de oordeeien der menschen. — Dan zal de arme en nederige een groot betrouwen hebben, en de hoovaardige zal van alle kanten met vrees bevangen zijn.

5. Dan zal het blijken , dat hij de wijze in deze wereld geweest is, die om Christus heeft leeren dwaas en veracht zijn. — Dan zal iedere kwelling, die men verduldig verdragen heeft, verheugen , en alle ongeregiigheid zal haren mond sluiten. (Ps. 1IJ6.) — Dan zal de godvruchtige in de blijdschap zijn , en de ongodsdienstige zal treu-

-ocr page 153-

148 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, ren. — T!an ziil liet gekruiste vleeseh meer vreugd gevoelen, dan indien het gedurig in de weelde ware gekoesterd geweest. — Dan zal het slecbt kleed schitteren, en het fijne kleed zal duister worden. — Dan zal het armoedig hutje meer geprezen worden dan het verguld paleis. — Dan zal de standvastige verduldigheid meer helpen dan de magt van geheel de wereld. — Dan zal de eenvoudige gehoorzaamheid hooger verheven worden dan alle aardsehe listen.

6. Dan zal een zuiver en goed geweten meer verheugen dan de hooge geleerdheid. — Dan zal de versmading der rijkdommen zwaarder zijn in de weegschaal dan al de schatten der aarde. — Dan zult gij meer troost hebben wegens een god-vmohtig gebed, dan wegens ecneu kostelijken maaltijd. — Dan zult gij blijder zijn over de gehouden stilzwijgendheid, dan over lange gesprekken. — Dan zullen de heilige werken meer waard zijn dan vele schoone woorden. — Dan zal een streng leven en eene harde boetpleging meer behagen, dan alle aardsehe vermaken. — Leer dan nu in het kleine lijden, opdat gij dan van het zwaardere moogt bevrijd zijn. — Beproef eerst hier, wat gij daarna zuit kunnen. — Indien gij nu zoo weinig verdragen kunt, hoe zult gij dan de eeuwige pijnen kunnen uitstaan? — Indien het minste lijden u zoo onverduldig maakt, wat zal de hel dan doen? — Zie, gij kunt voorwaar geene twee vreugden hebben; hier in de wereld u verblijden, en namaals met Christus heersehen.

7. Indien gij tot den dag van beden altoos in de eer en in de weelde geleefd hadt, wat zou dat alles u buten, zoo gij in dit oogeblik sterven moest? — Allea is dan ijdelhtid, behalve

-ocr page 154-

EERSTE BOEK. 149

Gofl beminnen pii lietn iilleen dienen. — Want die God uit gansctier harte bemint, vreest noeh dood, noch straf, noch oordeel, noch hel; want eene volmaakte liefde maakt dat men gerust tot God gaat. — Maar die nog vermaak heeft in de zonde, het is geen wonder dat hij de dood veest en het oordeel. — Nogtans is het goed, indien de liefde n nog van het kwaad niet wederhoudt, dat ten minste de vrees der helle n intoome. — Doch die de vreeze Gods op zijde stelt, die zal niet lang in het ffoed volharden, maar hij zal welhaast in de strikken dos duivels vallen.

O T5 F B N T X G.

Hoe bekwaam is iiet aanschouwen cn de vrees van Gods oordeelen on van eene ongelukkige eeuwigheid , om onze driften te beteugelen, om de gramstorigheid van onzen inborst tegen te honden, en om ons te dwingen de vermaken en aanlok-selen der zonde van ons te verwijderen! Waartoe (zouden wij somtijds moeten zeggen,) waartoe zal het zondige vermaak van die wraak, van die oukuisehheid, van die gramstorigheid, van die onregtvaardigheid en van die kwaadsprekend-hi'id dienen? Alleen om mij een oogenblik te bevredigen. En wanneer ik sterf, na mij hieraan overgegeven te hebben, en dit zonder Sakramen-ten of zonder bekeering, zoo als dit u'esehieden kan , en zoo als het aan vele stervelingen is geschied, waarop zal die voldoening der zonde dan uitkomen? Op eene ongelukkige eeuwigheid!

Een oogenblik van voldoening, — eeneeeuwige pijn! Neen, ik zal mij niet blootstellen, om voor een kortstondig vermaak voor altijd ongelukkig tc zijn. Ach! het is maar al te waar, hetgene de

-ocr page 155-

150 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Wijze-man zegt, namelijk ; diit men, om niet te zondigen, ten minste uit gewoonte, men alleen de uitersten van dea menscli behoort indachtig te wezen. Want als men dikwijls en innig overdenkt, dat men eens rekening zal moeten geven over den staat van ons geweten, ov'er onze levenswijze, en over al onze zonden, en dit aan cenen Regter die ailes kent en niets vergeet, wie is er dan , die over dit oordeel en over die geduchte rekening verschrikt zijnde, op zich zeiven niet zal waken en zijn leven verbeteren? Wij moeten dan oveituigd zijn, dat het ware middel, om in het andere leven niet veroordeeld te worden, is : ons zeiven hier te oordeelen en te straffen.

G E B E D.

O opperste Regter overlevenden endooden, die in het oogenbiik van onzen dood onze eeuwigheid moet vaststellen: wees indachtig, dat Gij zoo wel onze Zaligmaker als onze Regter zijt; en voor zooveel ais onze zonden uwe regtvaardigheid hebben getergd, wees indachtig, dat uwe wonden uwe barmhartigheid hebben bewogen. Aanzie dan die wonden, die Gij voor ons hebt ontvangen , eu dat bloed, dat Gij hebt uitgestort om onze zonden uitte wisschen, en wij smeeken f' , door dit dierbare onderpand onzer zaligheid , om ons de vergiffenis onzer zonden te verleenen , en ons op te wekken, ten einde wij die aan ons zeiven nooit vergeven. Amen.

VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Van de ijverige verbetering onzes levens.

I. Wees waakzaam eu naarstig in de dienst

-ocr page 156-

I

EERSTE BOEK. 161

(rods, er\ dpnl: diknir.a^ : anrom zijt rrij hier gekonien en waarom hebt gij de wereld verlaten? Is het niet om voor God t'1 leven en om een geestelijk meiisch te worden?-—-Wees dus vurig om voortgang te doen, want gij zult haast *** den loon van uwen arbc.d ontvangen ; en dan zal er geene vrees of geene droefheid meer zijn. Een weinig zuil gij nu arbeiden, en groote rust, ja eene eeuwige vreugd zult gij vinden. — Blijft gij getrouw en ijverig in het goi-d, find zal buiten twijfel getrouw zijn en rijk in vergelding. — Gij moet altijd goede hoop hebben en een vast betrouwen, dat gij den prijs zult bekomen; maar ti niet houden voor verzekerd, om niet traag te worden of laatdu ! K end

2. Een angstig mensch. die dikwijls dobberde tusschen de vrees en de hoop, was op zekeren keer, overstelpt van droefheid . naar de kerk gegaan. Daar ging hij knielen voor oenen altaar om te bid don . en dacht bij zich zei ven, zeggende: O, indien ik wist dat ik zoude volharden tot het einde! Eu terstond hoorde hij inwendig dit antwoord van God : Ware het zake dat gij dit wist, wat zoudt gij doen willen? Doe nu hetgeen gij dan zou (it doen, en gij zult wel gerust zijn. — Aanstonds getroost en versterkt, gat hij zich over aan den goddei ijken wil, en de angstige twijfel hield op. —-Van dan af was hij niet meer • nieuwsgierig om te onderzoeken wat hem in het

toekomende te wachten stond; maar hij legde zicb meer toe om te weten wat de wil van God was en liet mee^t volmaakt, in zijne oogen, om ieder goed werk te beginnen cn te volvoeren.

8. Stel moe hoop in den Heere, en doe hei yoed, zegt de Profeet, en (jij zult de aarde in

-ocr page 157-

153 1gt;E NAVOLGING VAN JÜSÜS CUKISTUS.

vrede bewonen en gespijsd worden van hare rijke voorthrenyseis. (Ps. 36, 3.)— Iets clat velen \ve-derhoudt van voortgang te doen, en hun den ijver ontneemt om zich te beteren, dat is de schrik van dc moeijelijkhcid, ot' do arbeid van den strijd. — In der daad, zij maken boven alle anderen den meesten voortgang in de deugd, die kloekmoedigst trachten te overwinnen, wat hun het zwaarste valt en het tegenstrijdigste. — Want daar gaat de mensch het meest vooruit, en verdient grooter genade, waar bij meest zich zeiven overwint en zijnen geest versterft.

4. Het is waar, niet allen hebben even veel te overwinnen en te versterven. — Nogtans zal iemand die opregt ijverig is, meer toenemen in het goed, al hadde hij uog zoo veel driften, dan een andere die minder kwade genegenheden heeft, maar die niet zoo ijverig is voor de deugd.— ïwee dingen zijn voornamelijk dienstig om gedurig te beteren : zich met geweld aftrekken van datgene waar de bedorvene natuur naar overhelt, en vlijtig te arbeiden om die deugd (e bekomen, welke wij het meest noodig hebben. Tracht ook die gebreken bijzonderlijk te mijden en te overwinnen , welke u in anderen meest mishagen.

5. Trek uw voordeel uit alles om voortgang te doen. Ziet of hoort gij goede voorbeelden, dat zij u opwekken om die na te volgen. — Maar ontmoet gij iets dat berispelijk is, zie toe dat gij hetzelfde niet bedrijft; of hebt irij het somtijds gedaan, tracht er u zoo veel te spoediger van te beteren. — Gelijk uw oog op anderen acht geeft, zoo wordt gij van de anderen ook opgemerkt. — Hoe aangenaam en boe zoet is het niet ijverige en godvruchtige broeders te zien,

-ocr page 158-

EERSTE BOEK. 153

vol bereidwilligheid mi gehecht aan huuueu regel! — Maar hoe droevig en pijnlijk valt het, als men er ziet die ongeregeld leven, en die datgene niet volbrengen waartoe zij geroepen zijn! -— Hoe schadelijk is het de pligten van zijnen roep te vervvaarloozen, en zich op to houden met dingen daar.men niet mee belast is!

6. Wees indachtig welke voornemens gij gemaakt hebt, en stel u het beeld voor van den gekruisten Jesus. — Gij moogt wel schaamrood worden, als gij het leven van Jesus Christus beschouwt, dat gij nog zoo weinig gedaan hebt om aan hem gelijkvormig te worden, alhoewel gij reeds zoo lang in den weg van God getreden zijt. — Een kloosterling, die zich ernstig en godvrucht'glijk toelegt op het allerheiligste leven en lijden des Heeren, zal daar overvloedig in vinden alles wat hem nuttig en noodzakelijk is; en hij heeft niet noodig buiten Jesus iets beters te zoeken. — Och , of de gekruiste Jesus in ons hart kwame, hoe haast zouden wij ganseh voleerd zijn!

7. Een ijverig kloosterling neemt alles wat hem bevolen wordt we! aan, en draagt het gewillig. — Eeu flaauw en onachtzaam kloosterling heeft kwelling op kwelling, en lijdt van alle kanten benaauwdheid; omdat hem de inwendige troost ontbreekt, en den nitwendigen troost te zoeken hem verboden is. —Een kloos-terling die buiten zijnen regel leeft, is in gevaar van diep te vallen. — Wie op vrijheid uit is en de gemakken zoekt, zal altijd in benaauwdheid zijn ; want het een of ander zal hem mishagen.

8. Hoe doen zoo veel andere kloosterlingen,

7*

-ocr page 159-

154 BE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

die ul zeer uaauw gebonden zijn door de kloosterlijke wetten! — Zij gaan zelden uit, zij leven afgescheiden, zij worden zeer armoedig gevoed en grovelijk gekleed; zij arbeiden veel, spreken weinig, waken laat, staan vroeg op, hebben veel *

te bidden, veel te lezen, en onderhouden in alles (

naauwkeuriglijk den regel. — Beschouw de Karthnizers, de Bernardijnen, en meer andere Religieuzen , zoo mannen als vrouwen : hoe zij alle nachten opstaan om de lofzangen Gods te zingen. — En daarom zou het schandelijk zijn voor u, lui en vadzig te wezen in eenen zoo heiligen tijd, wanneer eene zoo groote menigte van kloosterlingen God beginnen te loven.

9. O, indien er niets anders te doen ware. dan onzen Heer en onzen God met hart en mond gedurig te loven! — O, indien gij nimmer moest eten, of drinken, of slapen; maar de lofzangen Gods onophoudelijk zingen rnogt en niet bezig zijn dan met geestelijke oefeningen :—gij zoudt veel gelukkiger wezen dan gij nu zijt, nu de noodzakelijkheid u dwingt zoo dikwijls het lig-chaam te dienen. — Och , of wij van die noodzakelijkheden vrij waren, en niet te denken hadden dan op het geestelijke onderhoud onzer ziel,

daar wij, helaas, zoo zeiden smaak in vinden!

10. Als een mensch het zoo ver gebragt heeft,

dat iiij in niet één schepsel zijnen troost zoekt, ♦

dan begint hij eerst God volkotnenlijk te smaken, en dan zal hij ook wel te vred n zijn met alles wat er gebeuren kan. — Dan zul hij zich over iets groots niet. verheugen , noch over iets kleins zich bedroeven; maar hij stelt zich geheel en vol betrouwen in de handen van God , die hem alles in alles is, voor wieu niets verloren

-ocr page 160-

EEESTi; BOEK. 153

gaat of sterft, maar voor wieii alles leeft, eu gehoorzaamt aan zijne wenken,

II. Wees altoos mv einde indachtig, en denk dat de verloren tijd niet wederkeert. Zonder zorg en naarstigheid zult gij nooit deugden bekomen. — Als gij begint te verftaauweu, dan znlt gij ook beginnen gekweld te worden. — Maar indien gij in de vurigheid volhardt, zoo zult gij eenen grooteu vrede vinden, en de arbeid zal u ligtcr Viillen door de genade Gods en de lieiVl. der deugd. — Een vurig en ijverig man is bereid tot alles. — Het is grootere arbeid de ondeugden en de driften te wederstaat), dan te werken in het zweet des aan-ehijns. — Die zich niet wacht van kleine gebreken , zal allengskens in grootere vallen. — Gii zult des avonds altoos blijde zijn, als gij den dag wel hebt door-gebragt. — Waak over u zeiven, wek u zelven op, vermaan u zelven, en wat er van ds andere ook zijn moge, verzuim nooit u zelven. — Zoo veel zult gij voortgang doen, als gij u zelven zult hebben geweld gedaan.

OEFEN! N G.

Volgens den ijver, dieu men heeft voor zijnen voortgang, trekt men voordeel uit al hetgene men ziet dat goed is, om hetzelve in het werk te stelen en zich tot God te begeven. Om voortgang in de deugd te doen, moet men zich zelven overwinnen, aan alles verzaken en aan de geneigdheden zijns harten versterven; het is zeker dat men in de dienst van God niet vordert, dan voor zoo veel men zich geweld aandoet. Laat on-i dus de ongeregelde genegenheden bestrijden en overwinnen, die ons tot kwaad of

-ocr page 161-

156 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, tot verslapping brengen; hierdoor zullen wij onze zaligheid verzekeren. Een levend, volstandig en edelmoedig geweld, dat men aanwendt om zich zeiven te overwinnen, doet eene ziel op den weg der zaligheid eu volmaaktheid meer voortgang maken, dun honderd ijdele vcniangens eener ziel, die zich geheel aan God zou willen overgeven, en die niets doet van hetgene zij zou willen verrigten. Hoe meer meü zich zeiven versterft, hoe meer men voor God leeft, eu hoe meer voldoening men aan zich zeiven ontzegt, hoe meer men aan God geeft. Hoe gelukkig is men, als men zijn leven doorbrengt, zonder zich zeiven te bevredigen, en God in alles te voldoen. Hoe zeker is men hierdoor om eene gelukzalige eeuwigheid te bekomen!

GEBED.

Heer! Gij kent de groote moeijelijkheden, welke wij gevoelen in ons zeiven te overwinnen en ons aan U in de ongelegenheid te onderwerpen; laat niet toe, dat die moeijelijkheid ons belette van hetzelve werkstellig te maken. Het is billijk, dat wij uwe eer en uwen heiligen wil voor onze voldoening en voor onzen wil stellen, en wij hebben voorgenomen dit ook te doen. Versterk ons in deze voornemens; maak ons aan dezelve getrouw; maak dat alles in ons voor U wijke, maak dat wij van dag tot dag in deugd toenemen, een bovennatunrlijk en verdienstelijk leven leiden, en alzoo waardig mogen worden om uwe genade in dit leven eu de eeuwige gelukzaligheid in het andere ie bezitten. Amen.

-ocr page 162-

DE NAVOLGING

T WEE DE BOEK.

VERMANINGEN LEIDENDE TOT HET INWENDIG LEVEN.

EERSTE HOOFDSTUK.

Van de inwendige verleeoring.

1. Het Rijk Gods is binnen in n, (Luo. 17.) zegt de Heer ■— Bekeer u uit ganscher harte tot den Huere, en laat deze elleudiue wereld varen, en uwe ziel zal rust vinden. Leer de uitwendige dingen versmaden, en leg u toe op de inwendige, en gij zult het rijk Oods in u zien komen, — Want hef rijk Garis is trede en hlijdschap in den heiliym Geest. (Eom. 14,) en dat wordt aan goddeloozen niet gegeven — Christus zal tot u komen, en zijnen troost mededeelen, indien gij hom van binnen eene waardige woonstede bereidt. — Al zijne heerlijkheid en schoonheid is van binnen, en daar heeft hij behagen in. — Hij bezoekt dikmaals den inwendigen mensoh ,

-ocr page 163-

158 DE NAVOLGING VAN JÜSUS CHR1STÜS.

eu zijne aanspraak is zoet, zijne vertroosting minnelijk, zijn vrede rijk en zijne gemeenzaamheid wonderbaar boven mate.

2. Welaan dan, getrouwe ziel. bereid uw hart voor dien Bruidegom; opdat hij zich gewaardige tot u te komen en in u te wonen. — Want hij spreekt in dezer voege : Indien iemand mij bemint, die zal mijne woorden getrouw zijn, en wij zullen tol hem naderen, en wij zullen onzen woon hij hem nemen. (Joann. 14.) — fJeef da» plaats aan Christus, en sluit, alle andere dingen buiten. — Ais gij Tesus zult bezitten, dan zult gij rijk zijn; hij alleen zal u genoeg wezen. Hij zal uw verzorger zijn, en uw getrouwe zaakvervanger in alle dingen, zoodanig dut srij niet zult noo-dig hebben iets van de mensehen te verhopen. Want de mensehen veranderen ligtelijk , en vallen u eensklaps at'; maar .lesus Christus blijft in eeuwigheiden houdt stand bij u tot het einde toe

3. Daar is niet veel staat te maken op den broozen en sterfehjken mensch, alhoewel hij u genegen ee uw vriend zij : en gij moet er zoo zeer geen droefheid in maken , als hij u somtijds wederstreeft i-n u tegenspreekt. Die van daag met uziju, '.uilen morgen misschien tegen u opstaan, en omgekeerd; want zij veranderen gelijk de wind. — Stel al uw betrouwen op God; lnj zij uwe vrees en liefde. Hij zal voor n verantwoorden en hij zal het wel schikken gelijk het best is. — (jij hebt hier geene blijvende woonstee,

een reizieer, en niniiner zult gij rnat lieDüen

tenzij gij naauw met Christus vereenigd zijt. 1.. Wat ziet gij hier in het rond, vermits liet

-ocr page 164-

TWEEDE BOEK, 159

hier de plaats uwer rust niet is! In den hemel moet uwe woonplaats zijn, en gelijk.iemand die voorbij gaat, zoo moet gij wat aardseh is beschouwen. Alle dingen gaan voorbij, en gij te gelijk met hen. — Zie toe dat gij er niet in hangen bhjft, uit vrees van versehnlkt te worden tot uw verderf. — Bij den Allerhoogste zullen uwe gedachten zijn, en uw gebed moet onophoudelijk opklimmen tot Jesus Christus. — Zijn de hemelsehe dingen te verheven voor uw verstand, berust dan maar in liet lijden van Jesus, en houd uwen woon in zijne heilige wonden.— Want, zoo gij godvruchtiglijk uwen toe-vlugt neemt tot de wonden en dierbare likteekens van Jesus Christus, zult gij eene groote versterking in het lijden voelen; gij zult u weinig bekreunen om de verachting der menschen, en de lasterlijke woorden gemakkelijk verdragen.

5. Christus is ook op de wereld van de menschen versmaad geweest en in den uitersten nood hebben vrienden en kennissen hem in de schande gelaten. — Christus heeft willen lijden en misacht worden, en gij durft ergens over klagen? — Christus heeft vijanden gehad en kwaadsprekers; en gij wilt niet hebben dan vrienden en weldoeners?— Waarover zal uwe verduldigheid dan gekroond worden, als u niets onaangenaams overkomt. — Indien gij niets strijdigs wilt uitstaan, hoe zult gij dan de vriend van Christus wezen ? — Lijd met Jesus en voor Jesus, indien gij met Jesus heerschen wilt.

6. Ware het dat gij eens in het hart van Jesus wel hadt doorgedrongen, en een weinig van zijne vurige liefde geproefd hadt, dan zoudt gij niet meer bekommerd zijn met uw eigen voor-

-ocr page 165-

160 DB NAVOLGING VAN JKSUS CHBTSTCS. of nadeel, maar gij zondt u eerder verheugen over den smaad die u aangedaan wordt; want de liefde van Jesus doet den mensch zieh zeiven versmaden. ■—-De minnaar van Jesus en van de waarheid, een opregt inwendige mensch en die vrij is van alie ongeregelde genegenheden, die mag onbeschroomd zich tot God keeren, en, in den geest zich verheffende boven zieh zeiven , in een zalig genot berusten.

7. Die alie dingen acht voor hetgeen zij zijn, en niet voor hetgeep zij uitgegeven en gehouden worden, die is waarlijk wijs. en meer onderwezen van Uod dan van de menschen. —Die in zijn inwendig weet te leven, en weinig werk maakt van de dingen die buiten hem zijn. die zoekt naar geen plaatsen of wacht naar geen tijden om zijne godvruchtige oefeningen te volbrengen. — Een inwendig mensch is op een oogenblik verzameld, omdat hij zich nooit geheel uitstort tot de uitwendige dingen. — Voor hem is uiterlijke arbeid of bezigheden, die nu en dan noodig zijn. geert beletsel; maar gelijk de zaken voorvallen, zoo weet hij er zich naar te voegen. — Die inwendig wel gesteld cu geregeld is, eüe laat zich niet gelegen zijn aan het wonderbare of het verkeerde der menschclijke haiidelingeu. — De mensch wordt in zoo verre verhinderd en verstrooit, als hij zich de uitwendigedmgen aantrekt.

8. Indien liet met u welging, en dat gij behoorlijk gezuiverd waart, alles zon u ten goede strekken, en u tot voorbeeld dienen. — Daarom mishagen en stooren u dikwijls vele dingen, omdat gij aan n zeiven nog niet volstrekt verstorven zijt, en nog niet geheel afgetrokken van alles wat aardsch is. — Niets besmeurt en be-

-ocr page 166-

TWEEDE T?OT:K. 161

lemmert zoo het hart van den mensch, als de ongeregelde liefde tot de schepselen. ■— Indien gij weigert van buiten getroost te worden, zoo zult gij de hemelsche dingen kunnen betrachten, en de innige vreugde dikwijls proeven.

OEFEN! N G,

Deze woorden van den schrijver : Open mv hart voor Jams Christus. en sluit het voor al het overige; laat de iiitwendiye zaken daar, en houd n met de inwendige bezig : deze woorden, zeg ik , toonen ons dat hit ware geluk en de ware verdiensten dezes levens gelegen zijn, in zich in te keereu tot zijn gemoed en zich tot God te begeven door een eerbiedig aandenken aan zijne tegenwoordigheid, en door eene gedurige verheffing 'ijns harten tot hem. Ben ingekeerde geest en een getrouw hart, ziedaar het kenteeken van eenen inwendigen persoon, en van eenen Christen, die den lieer in geest en in waarheid aanbidt; dat is te zeggen, die hem die inwendige dienst bewijst, welke men aan zijne opperste goedheid verschuldigd is, en die zoo noodzakelijk is voor eene ziel, die al wat zij is, niet is dan om uit liefde voor God te leven. Het is die woning van God in de ziel, die vaste woning van de ziel in God , door verheffing des harten, door sraeekingen , door zuchten, door overgevingen van zich zeiven aan hein, die haar door een inwendig, bovennatuurlijk en verdienstelijk leven doet le ven, die haar als een paradijs op deze wereld doet vinden, en die voor haar als eene voorafgaande bezitting van het hart en van het geluk van God zeiven is. Mijn voornemen is : mijne zinnen te versterven,

-ocr page 167-

1G3 DE NAV0L9TNG VA.V JEStTS CFIRTSTUS.

mijnen geest met o'eene ijdele en nuttelooze ge-d ehteii op te honden, en over mijn hart te waken, om er niets in te laten binnen komen, dan hetiiene mij opwekt om Jesus Christus te vreezen of te beminnen. Al het overige zal voor mij wezen, ais of het niet aanwe/.ia: ware; en voornamelijk wil ik mij bevlijtigen om Jesus Christus te kennen, te beminnen en na te volgen, te vreden zijnde om alles voor hem en gelijk hij te lijden. om eens met hem te heer-sehen. O mijne ziel! haak niet dan naar zijne liefde, leef niet dan voor hem. en verlang niet dan het geluk van hem te bezitten.

GEBED.

O nujn liefdeivaardige Zaligmaker! o leven mijner ziel! o eeniif voorwerp van mijn vertrouwen en eemg onderpand mijner zaligheid! kom iii mij, neem bezit van mijn hart, het is geheel voor U; prent in hetzelve den geest uwer ge-heiiioen , de inwendige gesteltenissen van uw hart en de deugden, die fiij zelf hebt uitgeoefend; maak dat het. door uwen geest bezield , levende door uw leven, en als niet uwe regtvaardigheid bekleed, aan IJ meer dan aan zich zeiven toebe-hoore; dat Gij het zijt. die in hetzelve leeft ; en dat het. door eene gelukkige verandering in ailcs voor L wijkende, niets meer ondernerne dan door bewegingen van uw hart. Amen.

TWEEDE HOOFDSTUK.

Van de ootmoedige ouderworpeaheid.

1. Laat er u weinig aan gelegen zijn, wie

-ocr page 168-

TWEEDE BOEK 163

voor u of tegen u is; maar maak eti zorp; dat God met n zij in alles wat gij doet. — Heb een pocd geweten, en God zal u wel verdedigen. — Want dien God helpen wil, dien kan niemauds kwaadaardiglieid hinderen. — Als gij kunt zwijgen en lijden, dan zult gij ongetwijfeld de hulp van God gewaar worden. — Hij weet den tijd en de wijzen om u te redden; derhalve moet gij u op hem verlaten. — Het is Gods werk te helpen, en te bevrijden van alle beschaamdheid. — Het is dikwijs zeer voordeelig, ora in ons de ootmoedigheid te vermeerderen, dat anderen onze gebreken kennen en berispen.

3. Wanneer de mensch zich verootmoedigt over zijne gebreken, dan bedaart hij ligtelijk de anderen, en geeft gemakkelijk voldoening aan die op hem vergramd zijn. God beschermt en verlost den ootmoedige; hij bemint en vertroost den ootmoedige ; hij neigt zich tot den ootmoedige; aan den ootmoedige geeft hij overvloedige genade, en na zijne vernedering verheft hij hem tot de glorie. — Aan den ootmoedige maakt hij zijne geheimen bekend, eu trekt en lokt hem zoetelijk tot zich. — De ootmoedige, als hij versmaad wordt, bewaart den vrede, want hij steunt op God en niet op de wereld. — Denk niet dat gij iets gevorderd zijt, zoo lang gij u niet acht als den minste van allen.

OEFENING.

Wanneer men van een ieder geacht en geprezen wordt, dan is het gemakkelijk te zeggen, dat men die eer niet waardig is, en men niet dan smaad verdient. Om te weten, of men de waarheid zegt, moet men inzien of men het in

-ocr page 169-

164 DE NAVOLWG TAX JESTTS CHIÜSTUS. de versmading zegt. Mijn voornemen op dit punt is, van al het kwaad, lietgcne uien van tiuj zal zeggen of hetgeen men mij zal aandoen, van de hand Gods te aanvaarden, als iets dat ik verdiend heb; en verre van daarover te morren, zal ik den Heer zegenen, dat hij gedoogt, dat men mij regtvaardigheid doe, om mij barmhartigheid te kunnen bewijzen ; ik zal mij gelukkig aehten in den geest der menschen te sterven en uitgedoofd te worden, en slechts in den geest van God te leven, door de versmading in dank aan te nemen, en in zijn hart, door de oefening van de ware ootmoedigheid.

GEBED.

Heer! Gij weet hoe gevoelig ik voor de tegenspraak, de lastertaal en de versmading ben. Alles wordt in mij ontroerd, wanneer ik deze moet verdragen. Maar ik weet ook, dat dit, hetgene voor mij onmogelijk schijnt, voor U gemakkelijk is, en dat ik, door de hulp uwer genade ondersteund en versterkt, met geduld de vernederingen kan ondergaan, die ik uit mij zeiven niet dan met verdrieten gemor zou kannen aanvaarden. Maak dan, o mijn Zaligmaker! dat ik , door uwe leering' onderwezen en door uwen geest bezield, met schrik de eer, de achting en den lof aanschouwe, die mij dikwijls voor uwe oogen verachtelijk maken, maar dat ik integendeel met onderwerping en erkentenis het ongelijk en de versmading ontvange, die. aldus aangenomen, mij tot het voorwerp uwer liefde, zullen stellen. Amen.

-ocr page 170-

TWKEDE BOEK.

DEE DE HOOFSTUK.

Van eeneu goeden vreeclzamcn mensch.

1. Houd ii zeiven eerst in den vrede, alsdan zult gij bij anderen den vrede kunnen stichten. — Een vreedzaam mensch is nuttiger dan een groot geleerde. Ecu driftig meusch maakt vau liet goed kwaad, en geeft gemakkelijk geloof aan het kwaad. — Een goed vreedzaam meusch keert alles in het gt;;oed.— Die wel te vreden is, heeft van niemand kwaad vermoeden. Integendeel, iemand die kwalijk tc vreden, en ontroerd is, wórdt gekweld met nllerlci achterdocht: hij heeft nooit rust, en hij laat do anderen ook geen rust; — iiij zegt dikwijls wat hij niet zou moeten zeggen, eu doet niet wat hij zon moeten doen; — hij let op hetgene d;it de anderen verpügt zijn te doen, en hij verzaimt zijueu eigen pligt. Heb dan eerst ijver voor u zeiven, dan zult gij ver-vorvolgens uwen ijver mogen besteden voor uwen evenmensch.

2. Gij weet uwe eigene werken wel te verschoo-nen en te verbloemen, en de ontschuldigingen van anderen wilt gij niet aannemen. — Het zou billijker zijn u zeiven te beschuldigen, en uwén broeder te verschooneu. — Wilt gij verdragen worden, verdraag een auder. — Zie hoe ver gij nog van de ware liefde en ootmoedigheid af zijt; deze vertoornt zich nooit of is nooit tegen iemand verontwaardigd dan tegen haar zelve. — Het is niets groots met goede en zachtmoedige menschen te kunnen leven ; want dat is natuurlijk aangenaam aan iederoeu; ieder bemint zijne rust en

165

-ocr page 171-

166 DE NAVOLGING VAN' JFSUS CHTilSTUS.

is DTiecr geneget! voor die niet hera van één gevoelen zijn. — .Maar in vrede leven mei stimr-sehe en boosaardige aieuschen, of m t mensehen die goenen regel kennen en die ons gedurig dwarsboomen, dat is eene groote genade, dat is een grootmoedig en hoogst iofi'elijk werk.

3. Daar zijn er die met zich zeiyen in vrede zijn, en die ook in vrede zijn met de anderen. —

En daar zijn er die zelf gecnen vrede hebben en die een ander niet in vrede laten : zij zijn voor de anderen lastig, maar altijd nog lastiger voor zieh zelven. — Eu daar zijn er die zich zeiven in den vrede bewaren, en die bezorgd zijn om de anderen tot dm vrede terug te brengen. —

Doch geiieel onze vrede, in dit ellendig loven ,

ligt eerder in eene ootmoedige lijdzaamheid,

dan in vrij te zijn van allen tegenstrijd. — Die best weet te lijden, zal den mees ten vrede bezitten;

hij is overwinnaar van zich zelven en meester van de wereld, de vriend van .iesus Christus en de erfgenaam dos hemels.

O U F B N I N (}.

Wanueer men dien grondregel van den schrijver aanneemt, namelijk, dat de ware vrede veeleer bestaat ia de grootmoedige onderwerping aan hetgene ons tegenstaat, dan in niets te vinden hetgene ons tegenstrijdt, dan moeton wij be- • sluiten den vrede te zoeken m de tegenspraak,

en de rust in de onheilen, met a; het kwaad,

dat men ons zou kunnen aandoen, of van ons zou kunnen zeggen, met een geduld en eene zoetaardigheid te verdragen, die alle vervolgingen overwint. Eene ziel, die waarlijk ootmoedig is,

weet op niemand iets te zeggen dan op zich zelve;

i

-ocr page 172-

TWEEDE BOEK. Ifi7

zij legt zich toe om and even lo verontschuldigen en zich zelve te beschuldigen, en is nooit vergramd dan op zich zelve. Mijn voornemen is dan, in vrede met God te leven en hem in alles gehoorzaam te wezen; jegens mijnen naaste ; om het gedrag van niemand te berispen, mij met de zaken van een ander niet te bemoeijen; en jegens mij zeiven . om in alle genegenheden de neigingen en tegenstrijdigheden mijns harten te bevechten en te overwinnen.

G E B E D.

Heer! Gij hebt door uwen Profeet gezegd : Betracht den vrede en jaar/ denzelre na; dat is te zeggen, laat niet na dien te zoeken , tot dat Gij hem zult gevonden hebben. Er is niemand dnn Gij, mijn Jesus! die mij denzelve kunt geven, aangezien Gij alleen mij vrede en verzoening met uwen Vader op het kruis hebt verschaft. Eeeds is het lang geleden dat ik met U, met mijnen naaste en mij zeiven zoek in vrede te leven; maar mijne ongetrouwheden, mijne gevoeligheden en mijne oploopendheden. gedurige oorzaken van de onrust mijner ziel, beletten mij dien vrede te genieten. Gij, mijn Zaligmaker! die de stormen hebt gestild, en die U door de winden welke de lucht ontstellen, en door dc baren , die de zee ontstuiinig maken, doet gehoorzamen: stil ook de bewegingen van mijn hart, hetwelk niet dan in 1_ de wave rust kan vinden. Maak dat het, in alles aan uwen heiligen wil onderworpen, zijnen vrede en zijne rust vinde, in alies te doen, te laten en te lijden wat Gij wilt. Amen.

-ocr page 173-

168 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

VI Ril DE HOOFDSTUK.

Vau het rein gemoed eu vau de goede meenmg.

1. Door twee vleugelen wordt de menscli boven liet aardsche opgeheven, namelijk door de eenvoudigheid en door do zuiverheid. — De een-voudigheid moet iu de meeuiug wezen, en de zuiverheid in liet hart. De eenvoudigheid zoekt God, de zuiverheid vindt hem en smaakt hein. — Geen goed werk zal u moeijclijk vallen, indien gij inwendig vrij zijt van alle ongeregelde genegenheid. — Indien gij niets anders beoogt of zoekt dan Gods welbehagen en het voordeel van den eveumensch, dan zult gij de inwendige vrijheid genieten. Was uw hart goed en opregt, dan zou ieder schepsel voor u eeu spiegel des levens zijn, eu een boek van heilige kering. — Daar is geen schepsel, hoe klein en hoe gering ook, of het vertoont de godheid van God.

2. Indien gij van binnen goed en zuiver waart, dan zoudt gij alles zonder beletsel zien en wel verstaan. — Eeu zuiver hart doordringt den hemel en de hel. — Gelijk oen ieder van binnen gesteld is, zoo oordeelt hij over het uitwendig. — Indien er vreugd in de wereld bestaat, dan is zij het deel van den mensch die zuiver van harte ia. — En is er ergens kwelling en benaauvvdbeid, eeu kwaad geweten voelt ze het meest. — Gelijk het ijzer in hot vuur gestoken zijne roest verliest, eu wit gloeijend wordt, zoo is het eeu' mensch die zich geheel tot God keert : hij legt zijne traagheid af, eu verandert iu een nieuwen mensch.

3. Als de mensch begint te verflaauwen, zoo

-ocr page 174-

TWEEDE BOEK. 169

vreest hij deu imiisten arbeid, en hij ontvangt gaarne uitwendigen troost. — Maar als hij voor goed zich begint te overwinnen, en kloeknioedig in den weg van God te wandelen, alsdan acht hij klein wat te voren hem zwaar viel.

OEFENING.

De zuiverheid des harten bestaat, in eene afgescheidenheid van alles, wat het zou kunnen bevlekken. Eene vrijwillige ontrouw, eene zonde door het gezigt bedreven, eene afgekeerdheid van God, prenten in de ziel eene vlek, die hare schoonheid verduistert eu haar voor de oogen van God mismaakt doet worden. Zalig zijn degenen, zegt Jesus Christus, die zuiver van harte zijn, ivant zij zullen God zien. Zij zuilen hem door een levend geloof in dit leven kennen, hetwelk hun, gelijk er van Mozes gezegd is, het gezigt van den Onzigt-bareu zal doen verdragen , alsof zij hem met hunne oogen aanschouwden, en zij zullen hem in het andere leven door het licht der glorie aanschouwen. Men moet dan op dit punt een besluit nemen, van zooveel mogelijk geene zonde te bedrijven , of ten minste van de gewoonte derzelve niet aan te nemen, vermits zij de zuiverheid eener ziel verdooft, haar tot slaaf van hare eigenliefde maakt, haar aan de vermaken der zinnen vasthecht en ongeschikt maakt om zich tot God te verheffen. Oin die zuiverheid des harten te bekomen, moet men ze daarenboven onophoudelijk aan God vragen, en hem met den koninklijken Profeet bidden : schep in mij, o mijn God! een zuiver hart, en hernieuw in het binnenste mijner ziel eenen opregten geest en eene zuivere meening, die niets anders zoekt dan U in alles en boven alles tu behagen. Eindelijk,

-ocr page 175-

170 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS, men moetzicli aan niets dan aan God en aan zijnen wil hecliten ; wai t alle vevkleeldbeid aan liet schepsel besmeurt eene ziel en maakt haar onbekwaam en onwaardig om met God vereenigd te worden.

GEBED.

Heer! vergun mij de eenvoudigheid des ge-moeds en de zuiverheid des harten, waardoor wij uwer liefde waardig worden, aangezien (üj ons zoo zeer in uw Evangelie hebt aanbevolen om ootmoedig, eenvoudig en klein gelijk do kinderen tc worden, indien wij den hemel willen binnentreden, en dat die heilige en eenvoudige kindsehheid, welke iu dcregtzinnigheid en de afgescheidenheid bestaat, tot de zaligheid van alle Christenen zoo noodzakelijk is. Amen.

VIJFDE HOOFDSTUK.

Van de zclfbetrachting.

1. Wij mogen onszei ven niet te veel betrouwen, want al dikwijls ontbreekt ons dc genade cn liet verstand. — Wij hebben maar weinig licht in ons, en dat weinige verliezen wij haast door onachtzaamheid. — Dikwijls worden wij niet eens gewaar dat wij zoo blind van binnen zijn. — Dikwijls doen wij kwaad, cn er:;er nog; met ons te verschoonen. — Wij worden soms door onze driften gedreven , en wij meencn dat liet ijver is. — Kleinigheden berispen wij in anderen, en onze grovere misdrijven zien wij overliet hoofd. — Wij voelen zeer haast cn achten zeer groot wnt wij van anderen te lijden hebben; maar wat anderen van ons uitslaan, daar deuken wij niet om. — Die

-ocr page 176-

TWEEDE BOEK. 171

zijn eigen daden wel en billijk beoordeelde, zou geene redenen zien om over anderen streng te oordeelen.

2. Een inwendige mensch stelt de zorg van zich ztlven voor alle andere zorgen; en die op zich zeiven naarstiglijk let, zwijgt gemakkelijk van anderen. — !Nooit zult gij inwendig en godvruchtig zijn, tenzij gij over anderen stilzwijgt, en u zelveu in het bijzonder gadeslaat. — Ais gij do oogen niet vestigt dan op u en op God, dan zult gij weinig ontsteld worden door hetgene gij van buiten ziet. Waar zijt gij, als gij bij u zelveu niet tegenwoordig zijt? En als gij alles doorioopen en u zelven verzuimd hebt, wat hebt gij clan gewonnen? — Indien gij den vrede cn de ware vereenighig met God zoekt te bezitten, zoo moet gij alle andere dingen ter zijde stellen, en u alleen voor oogen hebben.

H. Gij zult derhalve groeten voortgang maken, indien gij u vrij bewaart van alle tijdelijke zorg. — Gij zult sterk veraeliteren, indien gij prijs stelt op iets dat tijdelijk is. — Niets zij voor u groot, niets verheven, niets liefelijk, niets aangenaam , dan God alleen of wat God aangaat. — \Vat er u troostelijks van eenig schepsel moge overkomen, acht het voor enkel ijdelheid. — Eene Godminnende ziel versmaadt alles wat onder God is. — God alleen, eeuwig en oneindig en alles vervullende, is de troost der ziel, en de ware vreugd des harten.

O E F B N I N G.

De ounoodige bemerkingen op ons zelven en op de uitwendige voorwerpen doen ons veel tijd, genade en verdiensten verliezen. Indien wij ons

-ocr page 177-

172 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

best deden om de eerbiedige gedachte aan God, te stellen in de plaats van dieijdele en moeijelijke gedachten jegens ons zeiven en jegens de schepselen, dan zonden wij altijd heilig bezig zijn. God in zich zeiven aanschouwen en zich zeiven aanschouwen in God; onder de oogen des Zaligmaker leven door de betrachting; tusschen zijne handen, door de onderwerping aan zijnen wil; aan zijne voeten, door ootmoedigheid en de op-regte belijdenis onzer ellenden: ziedaar wat wij moeten doen om als ware Christenen te leven, die niet zijn al wat wij zijn, dan door de ver-eeniging met Jesns Christus. Waarom zich dan zoo sterk en zoo menigmaal bezig honden met nieuwstijdingen, met nieuwsgierigheden, met ijdelheden, en zich zoo weinigen zeldzaam ophouden met zijnen God, met zijne pligten en met zijne zaligheid? liet is, omdat men onver-schilig is voor de zaken der eeuwigheid, en te zeer verkleefd aan het tijdelijke. Laat ons dan beginnen niette zijn hetgeue wij eens zullen wezen, dat is, alleen bezig met, voor en in God.

GERED.

Heer! neem van mij weg dien ledigen geest, die zijnen tijd verkwist en zich met niets bezig houdt; alsmede die onnoodige gedachten, die mij het geluk van uwe tegenwoordigheid en de aandacht in mijne gebeden doen verliezen; of wanneer ik, in het gebed zijnde, op U altijd niet kan denken, maak dan dat mijne onvrijwillige verstrooidheden, met mijnen geest van U te af trekken , mijn hart niet van U verwijderen. Eu vermits de oorzaak mijner verstrooidheden in het gebed ontstaat, doordien ik er mijnen geest uict genoeg-

-ocr page 178-

TWEEDE BOEK. 173

zaiiin op toelejr, bid ik U, o mijn God! van mijn hart doi v et tie levende en vurige beweging te raken en te vervullen, opdat ik in mijn gebed en gedurende den dag meer op U dan aan mij zeiven denke. Amen.

ZESDE HOOFDSTUK.

Van de blijdschap van een goed geweten.

1. De roem van een deugdzamen menseli, is de getuigenis van een goed geweten. — Heb een ïoed geweten, en gij zult immer blijde zijn. — Een goed geweten kan zeer veel verdragen, en is blij te moede in het midden van den tegenspoed. — Een kwaad geweten is altoos vreesachtig en ongerust. — Gij zult zacht rusten, indien uw hart u niets te verwijten heeft. — Wil n niet verheugen, tenzij als gij wel gedaan hebt. — De boozen genieten nooit ware vreugd, zij voelen den inwendigeu vrede niet; want dtmr is geen vrede voor de goddeloozen, zegt de Heer. (Is. 57.) — A.1 zeggen zij somtijds : wij zijn gerust, daar zal ous geen kwaad overkomen; en wie zou ous durven hinderen; (Jer. 5.) geef er geen geloof aan : want de gramschap Gods zal onverwachts oprijzen, en hunne werken zullen tot niet gebragt worden, en hunne gedachten zullen vergaan.

ü. Zich beroemen in de kwelling, dat is voor die bemint niet moeijelijk: want zich aldus beroemen, dat is roemen op het kruis des Hee-ren. — De roem is kort, die van de menscheu gegeven en ontvangen wordt. — De roem der wereld is altijd vergezeld van droefgeestigheid

-ocr page 179-

174 DE NAVOLGING VAN' JE3ÜS CHRISTUS. — De roem der braven is in hun geweten, en niet iu den mond der mensclien. — De blijdschap der regtvaardigen is van God en iu God, en hunne vreugde is over de waarheid. — Die den waren en den eeuwigen roem verlangt, acht den tijdelijken roem niets. — En die den tijde-lijken roem zoekt, of hem niet hartelijk versmaadt, wees verzekerd dat hij den hemelscheu weinig bemint. — Hij heeft groote rust des harten, die zich noch aan lofspraak noch aan mis-prijzing gelegen laat.

ó. Hij zal gemakkelijk tc vreden zijn eü gerust, wiens geweten zuiver is. —Gij zijt er niet heiliger om. als gij geprezen wordt, noch slechter, als zij u verachten. — Wat gij zijt dat zijt gij; en gij kunt door het zeggen van anderen niet grooter worden dan gij zijt voor de oogen van God. — Indien gij opmerkt wat gij bij u zeiven van binnen zijt, dan zult gij niet bekommerd wezen over hetgeen de meuschen van n zeggen. — De mensch ziet iv, het amu/ezigt, maar God ziet iu het hart. (1. Beg. IR.) Do mensch beschouwt de werken, maar (Sod onderzoekt de ineeniug. — Altijd wel doen, en weinig van zich zeiven houden , dat is het toeken van eeue ootmoedige ziel.— Niet willen getroost worden van eenig schepsel, dat is het toeken van eene groote zuiverheid, en van inwendig vertrouwen.

4. Als men van buiten hocgeiianuid geen getuigenis ten zijnen voordoele zoekt, dan blijkt het dat men zich geheel aan God heeft overgegeven. Want niet hij, die zich zeiven prijst, is lofwaardig, zegt de Apostel Paul us, maur die van God geprezen wordt. (2. Cor. 10.)—Inwendig met God omgaan, en aan niets uitwendigs

-ocr page 180-

TWEEDE BOEK. 175

gehecht zijn, dal is de staat van een imvendigen tuensch.

OEFENING.

I)c vrede van een goed geweten neemt altijd do ongerustlieden niet weg, die de bekoringen en inwendige kwellingen in den geest veroorzaken; maar /.ij brengt zooveel voort, dat onder al de beroerten, die in dezelve ontstaan, het hart onderworpen en getrouw is aan zijnen God, onderworpen om de kwelling te lijden, en getrouw om ze niet in te volgen; maar om te wederstaan, oui te strijden en om niets uit kraeht van de kwelling te veronaohtzamen. Het is alzoo, dat eene bedroefde en onderworpene ziel, volgens den koninklijken Profeet, een aangenaam slagtoffer is voor (iod, die nooit een vermorzeld en verootmoedigd hart verwerpt; —verootmoedigd van zich onderworpen te zien aan het gevoelen zijner ellenden, en vermorzeld over de gelegenheid, die het aan God gegeven heeft van hem dezelve te doen gevoelen. Laat ons daarom een vast en volstandig besluit nomen van nooit door onzen val, noch door onze kwellingen, noch door ondervinding onzer ellenden den moed te laten zinken; maar van ons voor God te verootmoedigen, dat wij zoo ellendig zijn; van hein vergiffenis te vragen over de zonden die wij bedreven hebben, met geenen wederstand te bieden, zuo als «ij dit moesten doen, iegen de aanvallen van dc vijanden onzer zaligheid; van er ons zoo aanstonds over te straffen, met ons eenige voldoening te ontzeggen: en laat ons daarna in vrede zijn, want het gerust geweten is zulk een ,

-ocr page 181-

]76 DE NAVOLGING VAN .IESUS CHKISTUS. wat vrij van zonde is door de getrouwheid, of dat door de boetvaardigheid gezuiverd is.

GEBED.

Heer! Gij weet aan hoe vele bekoringen, uitwendige kwellingen en gevaren der zaligheid wij door de natuurlijke en geweldige neiging, die wij tot het kwaad gevoelen, en door den gedurigen afkeer, dien wij voor het goed hebben, als ook door de aanvallen der bekoringen, zijn blootgesteld. Hoe zonden wij aan zoo vele nuigtige vijanden, die zoo hevig op ons verderf uit zijn, kunnen wederstaan, indien f-iij ons niet helpt? Het is dan tot U, dat wij ons hart, onzen Keest en onze oogen verheffen, om ü te smeekeu van ons niet te laten vergaan, en van niet te gedoogen, dat wij onder de bekoring bezwijken; maar van ons van het grootste, het eenigste kwaad, dat wij te vreezen hebben, namelijk de zonden, te verlossen. Amen.

ZEVENDE HOOFDSTUK.

Aran de liefde tot Jesus boven al.

1. Zalig die begrijpt wat het is Jesus te beminnen, en zich zeiven te verachten om Jesus. — Men moet om dien Beminde alles verlaten wat men bemint, want Jesus wil alleen en boven alles bemind worden.-—De liefde van het schepsel is bedriegelijk en onbestendig. — De liefde van Jesus is getrouw en volhardend. — Die het schepsel aanhangt, valt met het schepsel.— Die Jesus aanhangt, zal vast staan voor altijd. — Bemin dien, en houd dien te vriend, die als

-ocr page 182-

TWEEDE BOEK. 177

iilleu u afvallen , u niet zal verlaten, en niet lijden dat gij in liet einde verloren gaat. — Gij moet aan alles eens vaarwel zeggen, hetzij gij het wilt of niet wilt.

2. Houd u bij Jesns, in het leven en in den dood; en beveel u aan de getrouwheid van hem, die alleen u helpen kan als allesu verlaat,

— Uw beminde is van zulken aard, dat hij uwe liefde met niemand anders deelen wil; maar hij wil uw hart alleen hebben, en daarin zetelen gelijk een koning op zijnen troon.—Indien gij u van alle schepselen goed wist te ontmaken, Jesus zou met u gaarne moeten wonen. — Gij zult bevinden bijna alles verloren te hebben, wat gij. buiten .Tesus, op de mensehen gesteld hebt. — Vertrouw of steun op geen riet dat door den wind gedreven wordt, want alle vleesck is gras, en al zijn roem zal vallen gelijk de bloem der roeide. (Is. 40.)

3. Gij zult haast bedrogen zijn, indien gij maar let op het uiterlijk aanzien der mensehen.

— In stede van troost en winst, die gij in hen gezocht hebt, zult gij veelal niet vinden dan schade. — Ais gij Jesus zoekt in alles . zoo zult gij zeker Jesus vinden. — Indien gij daarentegen \i zeiven zoekt, dan zult gij ook u zeiven vinden, maar tot uw eigen verderf. — Want de meuseh is schadelijker aan zich zelven, als hij Jesus niet zoekt, dan geheel de wereld en alle zijne vijanden.

o E F E N i x G.

Leg geheel uwen geest toe om Jesus Christus ie kennen, geheel uw hart om hem te beminnen, cn al uwe zorg om hem na te volgen, daar het

8*

-ocr page 183-

178 DE NAVOLGING VAX JKSUS CIIRTSTUS.

hiertoe alleen is, dat gij Christenen zijt. Welke moeite zult gij vinden in eenen God Menseli te be-minnen, die alles wat hij is, niet is dan om u te bemiimen en u znliu; te maken? Maak dan uw voornemen, van u met hem bezig te honden, he'n in al zijne werken te bestuderen, en zijne inzig-ten te doordringen; van de gevoelens en den geest zijner geheimen te omhelzen, en tracht even als hij te wandelen, te lijden en te leven; want al de verdiensten van eenen Clirlsten in dit leven bestaan in de gelijkvormigheid, welke hij met Jesus Christus moet hebben; en het is die,, welke zijn geluk in het andere leven zal uitmaken. Zoo hij in zijn ootmoedig en lijd-nd leven tracht deel te nemen , zal hij ook aan zijn g irierijk eu onsterfelijk leven deelachtig worden.

GEBED.

O mijn Jesus 1 aangezien ik den hemel niet kan bekomen, dan door iiet regt, hetwelk uwe verdiensten eu uwe deugden er mij toe geven , zoobid ik U, mij een groot verlangen in te boezemen om ü te kennm en U na te volgen. Maak, o mijn beminnelijke Zaligmaker! dat ik uwe leering volge, uwe deugden ocfene. en mij naar uwe voorbeelden schi kke, opd at de gelijkvormigheid, welke ik met U zal hebben, mij uwer liefde doe waardig worden. en mij genade doe vinden voor uwen Vader, die ons 'liet bemint dan voor zooveel hij iets van ü in ons vindt Moedig dan mijn hart aan , oplat het zich mot uwe gevoelens voede en zich volgens de geaeigdheden van uw hart schikke. Dat het, volgens zijn voorbeeld, zoetaardig, ootmoedig, geduldig, liefdadig en in alles onderworpen zij aan den wil van uwen

-ocr page 184-

TWKEDE BOEK. 179

Vader. Ik hoop, wanneer ik mij aan hem, door cu in U zal aanbieden, dat ik niet zal verstooten wórden, en dat de verkleefdheid, die ik voor U wil hebben, mij tot onderpand uwer liefde en mijner zaligheid zal dienen. Amen.

ACHTSTE HOOFDSTUK.

Vaa de gemeenzame vriendschap met Jesus.

1. Als Jesus aanwezig is, zoo is alles goed, en niets schijnt er moeijelijk; maar wanneer Jesus afwezig is, dan ja valt alles hard. — Als Jesus van binnen niet spreekt, zoo is de troost niets waard; doch als Jesus maar één woord spreekt, o dan voelt men eene groote vertroosting. — Stond Maria Magdalena niet aanstonds op van de plaats waar zl zat te weenen, als Martha haar zeide: 7)e Meester is daar. en hij roept u? (Jonn. 11.)— Gelukkige stond, wanneer Jesus ons roept van de tranen tot dc blijdschap des geestes! — Hoe dor en hoe ongevoelig zijt gij zonder Jesus! Hoe dwaas en hoe ijdel, wanneer gij iets weuseht buiten Jesus! Is dat geene groo-tere schade, dan indien gij de geheele wereld kwaamt te verliezen?

S. Wat kan do wereld u baten zonder Jesus? — Zonder Jesus zijn, is eene onverdragelijke hel; met Jesus zijn , een zoet paradijs. Als Jesus met u is, geen vijand kan u hinderen. — Die Jesus vin ■ff vindt een grooten schat, ja een goed bovenalle goederen. — Een die Jesus verliest, verliest veel en zeer veel, ja meer dan geheel de wereld. —Hij is deerlijk arm, die leeft zonder Jesus, en onschatbaar rijk, d ie wel staat met Jesus.

-ocr page 185-

180 DE NAVOLGING VAN .TESUS CHRISTUS.

8. Het is eeue grootc kuust te weten wel met Jesus om te gaan, en Jesus weten te bewaren, is eene groote voorzigtigheid. — Wees ootmoedig en vreedzaam, en Jesus zal met u zijn. — Wees godvruchtig en stil, en Jesus zal met u blijven.

— Gij kunt Jesus haast verwijderen, en zijne genade verliezen, als gij u begeven wilt tot uitwendige dingen. — En als gij hem zuit verjaagd en verloren hebben, wie zal uw toevlugt zijn, en welken vriend zult gij dan zoeken? — Zonder vriend kunt gij niet gelukkig leven, en als Jesus voorn geen vriend is boven alle vrienden, wat zult gij dan treurig en trooteloos zijn! — Gij handelt dan zottelijk, indien gij in iemand anders uw vertrouwen stelt of uwe vreugd. — Het zou veel beter zijn geheel de wereld tegen te hebben, dau in ongenade met Jesus te wezen. — Onder allen die u lief zijn, zij Jesus alleen uw uitverkoren welbeminde.

4. Bemin ze allen om Jesus, maar Jesus om hem zeiven. — Jesus Christus alleen moet bijzonderlijk bemind worden, want hij alleen is een goede en getrouwe vriend onder alle vrienden.

— Om hem eu in hein moeten allen, vrienden en vijanden, n lief wezen, en gij behoort hem te bidden voor allen, opdat allen hem mogen kennen en beminnen. — Zoek nooit bijzonder geprezen of bemind te worden, want dat komt God alleen toe, die zijns gelijke niet Leeft. — En begeer ook niet, dat iemand in zijn hart met u bezig zij, en wees gij zelf met niemands liefde ingenomen^maar dat Jesus in u zij, en in allen menseh die braaf is.

5. Wees zuiver eu vrij van binnen, zonder gehechtheid aan eenig schepsel, — Naakt moet

-ocr page 186-

TWEEDE BOEK.

gij zijn, en een zuiver hart tot God dragen, indien gij wilt vrij wezen, en beproeven hoe zoet de Heer is. — Eu zekerlijk zult gij zoo ver niet geraken, tenzij zijne genade u voorkome en u trekke, zoo dat gij, van alles ontledigd en afgescheiden zijnde, ;met hem alleen vereenigdzijt. — Want als de genade Gods den mensch bezoekt, dan wordt hij bekwaam tot alles; cu wanneer zij zich van hem verwijdert, zoo zal hij arm en krank zijn, en als geheel overgelaten voor de gecselslagen. •— quot;Doch zelfs in dezen staat moet gij niet kleinmoedig worden of wanhopen; maar met gelatenheid God te wil staan, en alles wat Ti overkomt verdragen ter eere van Jesus Christus: want na den winter volgt de zomer, na den nacht komt de dag weerom, en na den storm heldere zonneschijn.

OEFENING.

Het is moeijelijk te leven, zonder iemand te hebben, aan wien men zijn hart kan openen , en aan wien men zijne geheimen kan toevertrouwen. Nu. aan wien kunt gij beter uw hart openen dan aan Jesus, hij, die van al de vrienden, welke gij onder de stervelingen kunt aantreffen, de ge-trouwste en standvastigste is, en die het meest uw vertrouwen verdient? Zoek dan uwen troost en uwen vrede niet dan in hem; stort onophoudelijk uw liart in zijne tegenwoordigheid uit; neem uwe toevlugt tot hem in al uwe wederwaardigheden; laat den moed niet zinken om zijne schijnbare verstootingen, die niets dan uitwerkselen zijner liefde tot u, en beproevingen uwer getrouwheid tot hem zijn. Bid, verzoek, smeek zijne goedheid van u te hulp te komen,

181

-ocr page 187-

183 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, en wees verzekerd, dat hij u vroeg of !aat de uitwerkselen zijner goedheid zal doen gevoelen; maar hond uw hart vrij en onthecht van alle schepselen; bemin niets dan hem, nit liefde tot hem, en bemin niets dan hetgene u opwekt om hem te beminnen. Dat de wederwaardigheden, het ongeluk, de droefheden en verootmoedigin-gen de heerschende voorwerpen van uw hart worden, gelijk zij het van het hart van Jesus geweest zijn. Dat dc achting en de lof der men-sehen voor u een voorwerp van schrik en versmading worden, daar zij het ook voor Jesus geweest zijn. Eindelijk, span alles in om hem te kennen, om met hem te spi-eken, om hem te beminnen en aan hem te behagen, opdat, aldus in de heilige oefening der liefde van Jesus levende, de laatste beweging uws harten eene oefening van zijne liefde mogen wezen.

GEBED.

Mijn Jesus! even als de liefde, die Gij ons toont, eene voorkomende liefde is, en Gij ons uwer liefde doet waardig worden met ons te beminnen, trek, win en hecht mijn hart aan uwe liefde. Maak dat het, van alle zaken en van alle neiging tot eigenliefde onthecht, niet meer trachte dan naar uwe liefde, en ik met niets meer bezig of bekommerd zij dan met U, en dat liet niets meer dan Ü in alles vedange, zoeke en beminne. O mijn beminnelijke Zaligmaker! wees het heerschende voorwerp en het opperste goed mijner ziel. Maak, dat ik, door uwen geest bezield, door uwe voorbeelden onderwezen, getrouw aan uwe genaden, gehoorzaam aan uwe geboden, voor Ü leve, door U leve, gelijk Gij

-ocr page 188-

TWEF/DK HOEK. 183

leve, om op aerde het geluk te beginnen, hetwelk ik van U in den hemel venvacht, namelijk van ü te bezitten en U ts beminnen. Amen.

NEGEND15 HOOFDSTUK.

Vaa het derven aller verlroostiog

1. Het is niet moeijelijk den troost der menschep. te verachten, als meu den goddelijken troost beproeft. — Maar het is groot en zeer groot, allen troost te kunnen derven, den goddelijken zoo wel ais den menschelijken, en ter eere Gods die ballingschap der harten gewillig te verdragen, en in niets zich zeiven te zoeken , of zijne eigene verdiensten niet te achten, — Is het iets groots, dat gij blijmoedig zijt en vurig als de genade in u komt? Dio stond is wcn-sehelijk voor allen. — Hij reist vrij gemakkelijk, die van de genade Gods gedragen wordt. —En is het wonder dat hij geenen last voelt, die van den Almogeuden gedragen wordt, en geleid van den oppersten leidsman?

'?j. Wij hebben gaarne iets tot onzen troost, eu de menseh kan moeijelijk zich zeiven uitschudden. — Do heilige martelaar Laurentius heelt met zijnen priester de wereld overwonnen, omdat hij alles versmaad heeft wat in de wereld vermakelijk scheen; en omdat hij gedoogd heeft, ter liefde van Jesus., dat de opperste Priester Gods, de heilige Sixtus, dien hij zoo teer beminde, ook van hem gescheiden wierd. — Hij heeft dan de liefde van den mensch overwonnen door de liefde des Scheppers, en het goddelijk welbehagen verkozen boven den menschelijken

-ocr page 189-

184 DE KAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, troost, •— Eu gij ook, leei- ceiien teergeliefden, eeueu boezemvriend verlaten, ter liefde Gods.— En beklaag u niet, wanneer gij van eenen vriend verlaten wordt, wel wetende dat wij allen in liet einde toch eens moeten scheiden.

3. De mensch moet veel en lang met zich zel-ven strijden, eer dat hij leere zich zeiven gansch overwinnen en al zijne genegenheden tot God keeren. —quot;Als de mensch op zich zei ven steunt, vervalt hij ligtelijk tot menschelijke vertroostingen. •— Doch de ware minnaar van Jesns, en de vlijtige ijveraar der deugden valt op geen vertroostingen, en zoekt die gevoelige zoetigheden niet; hij heeft het meer op sterke beproevingen , en op zwaren arbeid te lijden van Jesns Christus.

4. Als u dan eeisige geestelijke vertroosting van God gegeven wordt, neem ze aan met dankbaarheid ; maar versta dat het een geschenk Gods is, en niet uw eigen verdienste. — Wees er niet te hoog in, of te zeer over verblijd, en val in geen ijdel vermeten, maar wees te ootmoediger wegens de ontvangene gaaf. behoedzamer en naamver in alle uwe werken; want die uur zal voorbijgaan, en de bekoring zal volgen. — Wanneer xi de vertroosting onttrokken wordt, wees daarom niet wanhopig; maar wacht met ootmoed en geduld naar dc hemelsche bezoeking; want God is magtig om u nog eene grootere vertroosting weer te geven. — Dat is geen nieuws , of niets vreemds voor die in de wegen Gods ervaren zijn; de grootste Heiligen en de Profeten van het oud Verbond hebben dikwijls zulke afwisseling beproefd.

5. Zoo was het dat iemand van hen, als hij de tegenwoordigheid der genade gewaar werd ,

-ocr page 190-

TWEËD1Ï BOEK. 185

uitriep : In mijnen overvloed heb ik gezegd; ik zal in eeuwigheid niet wankelen. (Ps. 29.) Maar wat hij in zich zeiven beproefde, als hem de genade onttrokken werd, voegt hij er bij, zeggende: Gij hebt ure aanschijn van mij afgekeerd, en ik hen ontroerd geworden: (Ib.) — ïe midden nogtans van deze ontsteldenis geef hij de hoop niet op, maaibij bidt God te vuriger, en zegt; Tot u IIeere, zal ik roepen, en ik zal mijnen God smeeken. (1b.) — Ten laatste bekomt hij de vrucht van zijn gebed, en getuigt dat bij verhoord is geworden, als hij zegt: De Heer heeft geluisterd en zich mijner ontfermd : de Keer is mij ter hulp gekomen. (Ib.) -—Doch waarin? Gij hebt zegt hij, mijne klagten in vreugde veranderd, en Gij hebt mij met blijdschap omringd. (Ib.) — Indien het met groote Heiligen dns gegaan is, zoo moeten wij, kranke en arme mcnschen, niet wanhopig worden, indien wij nu eens vol ijvor en dan weêr verkoeld zijn; want de Geest komt en gaat volgens het welbehagen van zijnen wil. Daarom zegtT de heilige man Job: Gij bezoekt den mensch van 's morgens af, aanstonds beproeft gij hem. (Job. 7.)

6. Waar mag ik dan mijne hoop in stellen, of waar moet ik mij op verlaten, tenzij alleen op de groote barmhartigheid Gods en in de verwachting der hemelschc genaden? — Want al heb ik brave menschen, of godvruchtige medebroeders, of getrouwe vrienden bij mij ; al lees ik heilige boeken of schoone lessen; al hoor ik den zoeten klank der godgewijde lofzangen; dat alles baat mij weinig en ik heb er niet veel smaak in, wanneer ik verlaten beu van de genade, en overgegeven aan mijne eigene armoede. — Dan is er geen beter middel dan de

-ocr page 191-

186 DE NAVOLGING VAN' JESUS CHRISTÜS. verduldigbeiJ, en ilc overgeving van mij zclveu in den wil van God.

7. Ik lieb nooit iemand zoo godvruchtig en zoo volmaakt gevonden, ofinj heeft al somtijds die onttrekking der genade beproefd, en eene vermindering van ijver gevoeld. — Geen heilige is zoo hoog opgetoiien en verlicht geweest, of' hij heeft al voor en na bekoringen gehad. — Immers, liij is die liooue beschouiving van God niet waardig , die niet voor God beproefd is geweest met eenigc lovellinï. ■—Do bekoring gaat vooraf, en is veelal het teeken dat eciio vertroosting volgen za!. ■— Want aaii die beproefd zijn door de bekoringen , wordt de heinelsche troost beloofd. Die da overmiunhuj znl hehaald hebben, zegt de Moer, hem zal ik ie eten yeven van den hoorn des levens.

8. Doch do goddelijke vertroosting wordt gegeven, opdat de monjcli sterker zij om de strijdigheden te verdragen. — En dan volgt weer de bekoring, opdat hij zich niet verlieft'e over liet goed. — Do duivel slaapt niet, en het vleesch is nog niet verstorven: daarom houd niet op u tot den strijd te bereiden, want links en regts zijn vijanden die nimmer rusten.

O E F E N I N O.

Even als men door het geloof, eu niet door do zinnen, tot God nadert, en dat het geloof uit zich zelve:i dor en duister is , moeten wij niet verwonderd zijn, dat wij ons nu eens dor en mistroostig eu dan weder iu vertroosting en blijdschap gevoelen. Alles bestaat in dei troost met ootmoedigheid te ontvangen, en in de mistroostigheid met kloekmoedigheid te verdragen. Het

-ocr page 192-

TTTE-EDE BOEK

goud en zilver, zegt de TVijze-nian, zuivert men door liet vuur, eu dc zielen die zicli waardig maken in het i.art van Jesus aangenomen te worden, worden door de moeijelijksto en de vernederendste kwellingen gezuiverd en beproefd, en die door de onderwerping, met welke men ze verdraagt, zoo veel uitwerken, dat God ons zijner waardig maakt en vindt. Verneder dan uw hart onder de almogende band Gods, en doorsta met geduld de beproevingen des Heeren, die n door het bevechten der bekoringen, ootmoedig, klein en van Hem afhankelijk maakt, eu die wil, dat gij hem volgens het voorbeeld der heilige Martelaars, al lijdende bemint, en dat gij, met hem te beminnen, lijdt, en gij zijne grootheid eert door de vernietiging van geheel u zeiven.

GEBED.

O Heer! hoe gelukkig is men als men geene voldoening, noch eenig geluk smaakt dan in U! Manr hoe gelukkig is men nog, als men zonder eenigen troost, zonder cenigen smaak en zonder eenige gevoelige voldoening in uwe dienst te ontvangen, ondanks al deze smnrteloosheid, toch niet nalaat getrouw aan zijne oefeningen en aan uwe genaden to wezen! Het is hierdoor, o mijn God, dat men toont, U uit liefde van U zeiven te beminnen; dat men tracht, niet zien zeiven menschelijkenvijze, maar U te bevredigen; en dat, met onze zelfvoldoening te verzaken, die het natuurlijk leven des harten is, men vermaak schept in ü te behagen, eene voldoening vinde met aan dezelve uit liefde van U te verzaken. Het is billijk. Heer! dat ik uwen heiligen

187

-ocr page 193-

188 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

wil boveu alle zelf-voldoeningen stel. en ik U meer voor U , dan voor mij dieue. Ik verlang dit. Heer! maar geef mij den moed om zulks te doen; en dat de onderwerping aaa uw welbehagen mij voortaan tot alle vertroosting strekke. Amen.

TIENDE HOOFDSTUK.

Over de dankbaarheid voor de genade Gods.

1. Waarom zoekt gij de rust, gij die geboren zijt voor den arbeid? — Bereid u meer tol het lijden dan tot het verblijden, en meer om uw kruis te dragen. dan om vreugd te genieten — Want wie is onder de wereldsche menschen die niet gaarne vertroosting en geestelijke blijdschap zou aannemen, indien hij ze altoos bekomen kon ? — Immers ue geestelijke vertroostingen gaan alle wereldschegenoegten, en allé wellusten van het vleesch verre te boven. — Alle de genoegten dezer wereld zijn of ijdel of schandelijk; de geestelijke genoegten zijn alleen vermakelijk en eerbaar, als voortkomende uit de deugd en van God ingestort in de zuivere harten. — Maar niemand kan deze goddelijke vertroostingen altijd naar zijnen zin genieten : omdat de tijd van bekoring nooit lang ophoudt.

3. Eene valsche vrijheid van geest en een groot vertrouwen iu zich zeiven, zijn een groot beletsel voor de bezoekingen van boven. — God doet wel, met de genade der vertroosting te geven; maar de mensch handelt kwalijk, als hij niet alles aan God wedergeeft door de dankbaarheid. — En daarom kunnen de gaven der genade in ons

-ocr page 194-

TWEEDE BOEK. 189

uiet vloeijen, omdat wij ondaiikbaar zijn jegens den gever, en niet alles wederstieren tot zijnen eersten oorsprong, — Want de genade wordt nooit geweigerd aan hem die er behoorlijk dankbaar voor is, maar de hoovaardige zal beroofd worden van datgene, -.vat aan den ootmoedige gewoonlijk wordt gegeven.

4. Ik wil den troost niet die mij de rouwigheid des harten zou ontnemen, en ik zoek de opgetogenheid des geestes niet, die naar den hoogmoed leidt. — Want niet alles wat verheven is, is heilig, ofwat zoet is, is goed; en niet allewenseh is zuiver, of niet alles wat ons lief is, is aangenaam aan God. —■ Ik ontvang gaarne eene genade, die mij altoos ootmoediger en godvreezender make, en waardoor ik bereidwilliger worde om mij zeiven uit te gaan. Die geleerd is door de gaaf der genade, en onderwezen door de onttrekking dier zelfde genade, die zal zich niets goeds durven toeëigenen; maar hij zal eerder zijne armoede en zijne naaktheid belijden. — Geef God wat van God is, en schrijf u toe wat uw is : dat is te zeggen, geef dank aan God voor zijne genade, en erken dat gij, niets anders voor u hebbende dan de zonde, ook niets anders verdient dan de straf der zoude.

3. Stel u altoos op het laagste, en u zal het hoogste gegeven worden; want het hoogste staat niet vast zonder het nederigste. — De grootste heiligen voor God, zijn de minsten voor hen zei ven; en hoe meer zij door de genade verheven worden, zoo veel te ootmoediger zijn zij in hun hart. — Yol van de waarheid en van de hemelsohe glorie, zijn zij niet begeerig naar ijdele glorie. — In God gegrond en bevestigd,

-ocr page 195-

190 DE NAVOLGING VAN JESCS CFIHISTl'S. kunnen zij geenzins hoogmoedig zijn. — Zij, die al het goed dat zij ontvangen hebben aan God toeeigenen , zoeken de eer niet die de menschen geven, maar zij willen de eer die van God alleen komt; wat zij begeeren en waar zij gedurig naar trachten dat is, dat God in hen en in alle heiligen verheerlijkt worde boven alles.

5. Wees dan dankbaar voor het kleinste, en gij zult waardig zijn grootere gunsten te ontvangen. — Houd het minste al voor zeer groot, en de geringste gunst voor eene bijzondere gaaf. — Als gij de grootheid van den gever inziet, zoo zal geene zijner gaven u klein of verachtelijk schijnen; want hoe kan er iets klein zijn dat van den Allerhoogsten geschonken wordt? — Zelfs als hij straffen en gecsels zendt, moeten zij ons aangenaam zijn; want wat hij ons laat overkomen of niet, hij doet het altijd voor onze zaligheid. — Die, Gods genade zoeken te bewaren, zij dankbaar als zij hem gegeven wordt, en verduldig als zij hem wordt ontnomen. Hij moet bidden opdat zij wederkome; voorzigtig en ootmoedig zijn, opdat hij ze niet verlieze.

o E F E N i N a.

Beroem u nooit over Gods gaven, die dikwijls gevolgen van uwe zwakheid , altijd uitwerkselen van zijne goedheid, en gewoonlijk boven uwe verdiensten zijn. Wanneer gij nu, na God vergramd te hebben, gevoelt dat uw hart over nwe ondankbaarheid en uwe ongetrouwheid geraakt is, moet gij n voor God vernederen en verootmoedigen , omdat gij Mem zoo vol goedheid en u zeiven zoo vol boosheid ziet. Doordrongen van droefheid van La hart eens Zaligmakers gewond

-ocr page 196-

TWIUiLE BOEK. 19]

te hebben, die u zeü's opzoekt, als gij Hem vhigt, en die u riet zijne genade vervult, als gij u die onwaardig maakt, keer tot Hem terug door eene ware boetvaardigheid, vraag Hem vergiffenis over nwe zonden, en denk niet meer dan om Hem te wreken en u zelveu te straifen.

o E B E 1).

Heer, wiens goedheid oneindig is en wiens barmhartiMieid ;.1 ovze ellenden overtreft ; gedoog niet, dat de ondankbaarheid ons nwe weldaden doe vergeten, en ongetronwheid ons uwe genade doe onwaardig worden. Wij bekennen in uwe tegenwoordigheid, dat wij slechts uwe verlatenheid, nwen haat en de liel verdienen; maar wij smeekon U, mijn Zaligmaker! van ons niet volgens hetgene wij verdienen, te behandelen; maar wel volgens de overheersehende genegenheid van uw hart, welke is van ons barmhartig tc wezen. Amen.

ELFDE HOOFSTUK.

Van het klein getai der minnaars van Jesus kruis.

1. Jesus heeft nu veel liefhebbers van zijn hemelsch koningrijk maar weinige dragers van zijn kruis. — Hy' lieclt er velen die verlangen naar de vertroostingcii, maar weinigen die op de kwellingen uit zijn. — Hij vindt er velen die met hem willen aan tafel zitten, maar weinigen die met hem willen vasten. Allen zoeken met hem zieh te verblijden, maar weinigen willen voor hem iets onderstaan. — Velen volgen Jesus tot het breken des broods, maar weinigen tot het

-ocr page 197-

193 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, drinken van den kelk des lijdens, — Velen ver-eereu zijne wonderdaden, maar weinigen volgen hem op ia de versmaadbeid van zijn kruis. — Velen beminnen Jesus, zoo lang hun geene tegenspoeden overkomen. — Velen loven en zegenen hem, zoo lang zij eenige vertroostingen van hem ontvangen. — Maar als Jesus zich verbergt, en ben eenen oogenblik verlaat, dan vallen zij of in klagten, of in eene groote neêr-slagtigheid.

2. Maar die Jesus beminnen om Jesus zelveu, en niet om bunnen eigen troost, die zegenen hem in allo kwelling en in alle benaanwheid des harten, zoo wel als iu de rijkste vertroosting. — En al wilde hij hun nooit eenigen troost ver-leenen, nog zouden zij hem altijd willen loven, en danken.

3. O wat vermag niet de liefde van Jesus, wanneer zij zuiver is en niet vermengd met eigenbelang of eigenliefde! — Zijn het geene huurlingen, zij die altijd vertroostingen zoeken? — Toonen zij niet dat zij eerder minnaars zijn van zich zei ven dan van Jesus Christus, zij die altijd denken op hunne voordeelen en hunne baat? — Waar zal men iemand vinden die God voor niet dienen wil?

4. Zelden ontmoet men eenen mensch die genoegzaam verstorven is, om van alles ontbloot te zijn. — Want den waren armen van geest, onthecht van alle schepselen, wie zal hem vinden? Verre, ja tot aan de uithoeken der aarde toe, is hij te zoeken. — Al geefi een mensch alles wat bij bezit, dat is nog niets. — En al doet hij groote boetvaardigheid, dat is nog weinig. — En al is bij ervaren in alle wetenschap-

-ocr page 198-

EERSTE BOEK. 198

pen , daar is hij niet veel mee gevorderd. — En al heeft hij eene groote deugd, en eene zeer vurige godvruchtigiieid, zoo ontbreekt hem toch nog veel, namelijk eene zaak die hem ten hoogste noodig is. — En wat is dat? Het is dat hij, alles verlaten hebbende, zich zelvcn verlate; dat hij zich zelvcn geheel uitga, en niets overhoude van de eigenliefde. — Het is dat, als hij alles gedaan heeft hetgeen hij wist te moeten doen, hij dan nog denke niets gedaan te hebben.

5. Dat hij weinig achte hetgeen men voor groot zou kunnen aanzien, en dat hij in de op-regtheid van zijn hart zich erkenne voor een onnutten knecht, gelijk de eeuwige waarheid zegt: Wanneer yij alles gedaan zult hebben icat u bevolen is, zegt: wij zijn onnutte knechten (Luc. 17). — ]Jan, ja dan zal hij waarlijk arm en naakt van geest zijn, en met den Profeet mogen zeggen: ben alleen, en ii' ben arm (Ps. 34. ), — Nog-tans is niemand rijker, niemand magtiger, niemand vrijer, dan hij die zich zelvcn, die alles verlaten, en de laagste plaats verkiezen kan.

OEFENING.

Hoe vele Christenen zijn er , die Jesus Christus arm in zijne krib, en lijdende op het kruis aanbidden, en die zeiven niets willen lijden noch aan iets gebrek hebben! En echter is hij in armoede en pijnen geboren ; H ij heeft geleefd en is gestorven , om ons de ontblooting van alles en het geduld in druk en lijden te loeren; om ons noodzakelijke deugden ter zaligheid te leeren ; om ons die door zijne woorden en voorbeelden te leeren, en om er ons de oefening door zijne

9

-ocr page 199-

*

194 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

genade van te verdienen. Wat baat het u, Jesus Christus, uwen Zaligmaker en uw voorbeeld te aanbidden, indien gij hem niet navolgt en geheel uw vertrouwen in hem niet stelt ? Maak dan het voornemen, de ontbering van alles te # oefenen, met aan uwe zinnen de gevaarlijke en nuttelooze vermaken te ontzeggen, met aan uwen geest alle ijdelheid en vrijwillige welbehagen over zich zeiven te weigeren, en u alle arglist in hot veroordeelen van anderen te ontzeggen; met uw hart van allo verkleefdheid aan zijne eigene voldoening te berooven of het alle genegenheid voor zich zeiven in alle gelegenheden te onttrekken. Zet zelfs die inwendige armoede en die ontblooting zoo verre voort, van in alles aan uwen eigen wil te verzaken, om niet dan dien van God te verlangen en te volbrengen. liet is aldus, met in alle gevallen u aan God te onderwerpen , dat gij Hem als den meestor en eigenaar van uw hart zult aanstellen, en gij, dooide oefening van die gestadige ontblooting , God zeiven in eeuwigheid tot aandeel hebben znlt.

GEBED.

O mijn Zaligmaker! ik vat eene groote gedachte op van ontblooting, welke Gij van een christen-hart eischt, methette verpligten zich aan ^ U te onderwerpen, en uwe liefde in do plaats van zijne eigenliefde te stellen. Maar hoe verre ben ik verwijderd en zelfs ongeschikt van dit door mij zeiven te verrigten! Hoor ! kom mij te hulp, om in alles mij zeiven te verzaken, en zonder ophouden mij te versterven. Gedoog niet, dat mijn hart aan mij toebehoore, aangezien Gij

-ocr page 200-

TWEEDE BOEK. 195

het mij sleclits liebt gegeven , omdat liet geheel aan U zou toebchooren. Maak, dat mijn hart, zoodra het zich in cenige gelegenheid bevinde van te leven of zich zelf in iets op te zoeken , aanstonds zich verlate, aan zich versterve . om niet meer dan in en voor U te leven. Het is alsdan, dat ik met uwen Apostel zal kunnen zeggen : Jesus Christus is mijn leven , en het is voor mij voordeclig aan alles te sterven, om niet meer dan uit Hem, gelijk Hij, en voor Hem te leven. Amen.

TWAALFDE HOOFDSTUK.

Van den koninklijken weg des H. Kruises.

1. Het schijnt aan velen hard om te hooren: Verloochen u zeiven, neem me kruis op, en volg Jesus. — Maar het zal nog veel harder om te hooren zijn in den jongsten dag: Gaat van mij, vermaledijden in het eeuwig vuur. (Math. 25.) — Die nu gaarne hooren spreken van het kruis te dragen, en die dat doen, die zullen alsdan niet behoeven te vreezen voor het woord der eeuwige veroordeeling. — Dat toeken des kruises zal in do lucht verschijnen, wanneer God zal komen om te vonnissen. Alsdan zullen alle dienaars van het kruis, die zich in hun leven aan den Ge-kruisten hebben gelijkvormig gemaakt, met een groot vertrouwen tot Christus den regter treden.

3. Waarom dan vreest gij het kruis op te nemen , door hetwelk men komt tot het eeuwig-rijk ? — In liet kruis is de zaligheid, in het kruis is bet leven, in liet kruis is de bescherming tegen onze vijanden. — In het kruis is de bron

-ocr page 201-

J 96 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

flor hemelscbe zoetiglieden, in het kruis is de sterkte des harten, in het kruis is de vreugd des geestes. — In hot kruis is de kern der deugd, in het kruis is de volmaakte heiligheid. — Daar is geen heil voor de ziel, of geen hoop op het eeuwig leven, dau in het kruis. — Neem dan uw kruis op, en volg Jesus, en gij zult ingaan ten eeuwigen leven. — Hij is vooropgegaan met het kruis op de schouderen, en hij is voor u aan het kruis gestorven, opdat gij ook uw kruis zoudt dragen, en wenscheu om aan het kruis te sterven. — Want indien gij mot hem sterft, zoo zult gij ook met hein leven. En indien gij zijn deelgenoot zijt in het lijden, dan zult gij die ook wezen in de verheerlijking.

3. Alles bestaat dan in het kruis, en in het sterven is alles gelegen : en daar is geen andere weg tot het leven, eu tot den waren inwendigeu vrede, dan de weg van het heilig Kruis, en van de dagelijksehe versterving. — Wandel waarheen gij wilt, zoek wat gij wilt, en gij zult geen hoogeren weg van boven of geen veiliger van onder vinden, dau den weg van het heilig Kruis. — Beschik en regel alle dingen naar uwen wil en naar uw goeddunken, en gij zult bevinden dat er altoos wat te lijden valt, hetzij met of tegen uwen dank; en zoo zult gij nimmer een kruis vinden. — Want, of gij zult pijn gevoelen in het ligchaam, of gij zult inwendige kwellingen in de ziel beproeven.

4. Nu eens zult gij van God verlaten zijn, dan weêr zal de naaste u kwellen, en wat meer is, dikwerf zult gij u zeiven tot last dienen. — En nogtans zult gij geen middel vinden om u daarvan te verlossen of geen troost die den last

-ocr page 202-

TWEEDE BOEK. 107

zou verligten ; itruii' gij moet bet verdragen zoo lang het God zal believen. — Immers, God wil, diit gij leert kwellingen nitstaaii zonder vertroosting, en dai gij u ganscli aan hem onderwerpt, en ootmoediger 'vordt door de kwelling. — Niemand is zoo diep geraakt over het lijden van Christus, als hij die ook iets geleden heeft. — liet kruis is dan altoos bereid, en het wacht u overal. — Gij kunt liet niet ontvlugten, waar gij ook loopen moogt; want overal waar gij komt, draagt gij u zeiven mede, en gij zult n zeiven altijd vinden. — Wend u naar boven, wend u naar onder, wend u naar buiten ot binnen, en overal zult gij een kruis vinden. — En gij moet noodzakelijk overal geduld nemen, indien gij denquot; in wendigen vrede bewaren wilt, en de eeuwige kroon verdienen.

5. Indien gij het kruis gewillig draagt, zoo zal het u dragen en het zal u leiden ten gewensch-teu einde, daar namelijk, waar het lijden zal ophouden; maar dat zal hier niet zijn. — Draagt gij bet ongewillig, zoo vermeerdert gij uwen last, on gij bezwaart u zeiven; en met dit alles moet gij bet toch dragen. Als gij een kruis afwerpt, zult «rij er buiten twijfel een ander ontmoeten, en dat zal misschien nog zwaarder zijn.

(5. Deukt gij te ontsnappen aan hetgeen nooit een sterveling heeft kunnen vermijden? Welke heilige is er ooit in de wereld vrij geweest van kruisen en kwellingen? — Jesns Christus ze'.f, onze Heer en God, is nooit eene enkele uur zonder lijden en pijn geweest, zoo lang hij geleefd heeft 1 Het slond vast, zegt hij. Christus moest lijden, en van de dooden opstaan, en alzoo tot zijne heerlijkheid iwjaan (Luc. 24.). — Eu gij,

-ocr page 203-

198 DE NAVOLGING VAX JE SUS CHRISTUS, hou zoekt gij dau uclicii anderen weg , dan dezen koninklijken «cs^, den weg van hol heilig Kruis?

7. Het gausche leven van Jesus Christus is etn kruis en ecne marteling geweest: en gij , gij zoekt voor ii de rust en do vreugd? — fiij doolt, ja gij doolt, indien gij anders zoekt dan gekweld te worden en tc lijden : want geheel dit sterfelijk leven is vol van ellenden, en rondom bezet met kruisen. Eu hoe verder iemand gekomen is in bet geestelijk leven , zoo veel te zwaarder kruisen zal hij dikwijls vinden, omdat de pijnlijkheid zijner ballingschap aangroeit door zijne liefde.

8. Nogtans is hij , dien God zoo veelvuldig beproeft, niet beroofd van allen troost en verkwikking, omdat hij voelt dat hem groote vrnch-leu toekomen uit het dragen van zijn kruis. — Want daar hij zich vrijwilligquot; aan het kruis onderwerpt, zoo wordt al de last die hem drukt, veranderd in een zoet vertrouwen dat hem troost. — En hoe meer het vleeseh door het lijden verpletterd wordt, zoo veel te meer wordt de geest versterkt door de inwendige genade. — Ja somtijds wordt hij door zijne lieide voor het lijden en don tegenspoed, waardoor hij begeert gelijkvormig te ziju aan den gekruisten Jesus, zoodanig versterkt, dat hij zonder pijn of kwelling niet zou willen leven; omdat hij meent veel aangenamer te zijn aan God, naarmate hij meer voor hem kan lijden. — Zulks is het werk niet van zijne eigene krachten, maar van de goddelijke genade, die zoo groote dingen vermag en uitwerkt in het zwakke vleeseh, dat het uit geestelijken ijver zoekt en bemint, waar het

-ocr page 204-

TWEEDE BOEK. 199

anders, uit zijne natuur, van afschrikten weg-vlugt.

ii. Het is den mensch niet eigen het knus te dragen, het kruis te beminnen, zijn ligchaam te kastijden en tot slaaf te maken, de eer te vlug-ten, quot;het ongelijk gaarne te verdragen, zich zeiven te verachten en te weuscheu misacht te worden , alle slag van rampen en verliezen te doorstaan, en geen den minsten voorspoed in de wereld te begeeren. — Indien gij u zeiven beziet, gij kunt door eigen krachten van dat, alles niets uitvoeren. — Maar indien gij op God betrouwt, zoo zal u de sterkte van boven gegeven worden, en de wereld en het vleesch zullen aan uw gebied onderworpen zijn.— Zelfs ja, gij zult den helschen vijand niet vreezen, als gij gewapend zijt met geloof, en geteekend met het kruis van Jesus Christus.

10. Bereid u dan, als een goede en trouwe dienaar van Christus, om het kruis van uwen Meester, die uitliefde voor u gestorven is, moedig te dragen. — Bereid u om vele tegenspoeden en allerhande ongemakken te lijden in dit ellendig leven : want dat hebt gij te verwachten waar gij zijn zult of niet. en zoo zult gij het bevinden, in welke plaats gij u ook moogt verbergen. — Het moet zoo wezen : en daar is geen ander hulpmiddel voor zoo vele kwalen , voor zoo veel kwellingen, dan dat gij u zelven tot het lijden schikt. — Drink met blijdschap den kelk des Heeren, indien gij zijn vriend zijn, en deel met hem hebben wilt. — Beveel de vertroostingen aan God; laat hem daarmee doen volgens zijn welbehagen. — Maar gij, stel u om kwellingen uit te staan, eu houd ze voor

-ocr page 205-

200 DE NAVOLGING VAN JËSUS CHRISTUS, groote vertroostingen want alle de smarten van dezen tijd kunnen niet toereiken om dc toekomende glorie te verdienen, al ware het dat gij ze allen alleen kondet dragen.

11. Als gij zoo verre zult gekomen zijn, dat het lijden u zoet zij, en dat gij er smaak in vindt om Christus wil, o acht u dan gelukkig, want gij hebt het paradijs gevonden op de aarde. — Zoo lang als het lijden u bitter valt, en gij het zoekt te ontvlugten, zoo lang zal het met u niet wel gaan, en de kwelling, die gij vliedt, zal u overal volgen.

12. Indien gij er u niet naar stelt, daar gij moet naar gesteld zijn, namelijk om te lijden en om te sterven, zoo zal het aanstonds beter worden, en gij zult den vrede vinden. — Al wierdt gij met Paulus opgenomen tot in den derden hemel, nog zoudt gij niet verzekerd zijn van niet te moeten lijden. Ik (zegt Jesus), ik zal hem toonen hoe veel hij om mijnen naam zal te lijden hebben. ( Act. 9.) — Daar blijft u dan niet over dan te lijden, indien gij Jesus wilt beminnen en onophoudelijk dienen.

13. Och, of gij waardig waart voor den naam Jesus iets te lijden 1 Wat groote glorie zou u te verwachten zijn, wat groote vreugd voor alle de Heiligen Gods, en wat eene stichting ook voor uwen evenmensch ! Want allen prijzen de lijdzaamheid, maar hoe weinigen zijn er die lijden willen ! — Met regt zoudt gij gaarne iets voor Christus moeten lijden , vermits er zoo velen zijn die grooter dingen lijden voor de wereld.

14. Ploud u overtuigd, dat uw leven moet zijn een gedurig versterven; en dat hoe meer men zich zei ven versterft, hoe meer men voor God

-ocr page 206-

TWEEDE BOEK. 201

begint te leven. — Niemand is gesrhikt om de hemelsei e dingen te begrijpen, tenzij liij zicli ouderwerpe om de teirenspocden te veidragen voor Josus Christus.— Niets is aangenamer aan God , en niets is voor u heilzamer op deze wereld. dan blijmoedig te lijden voor Jesus Christus. — En indien gij te kiezen liadt, zondt gij eerder moeten wenschen kwellingen te lijden voor Christus, dan vele vertroostingen te beproeven : want zoo zoudt gij meer gelijkvormig zijn , en meer overeenkomst hebben met alle Heiligen. — Want onze verdiensten en onze voortgang in de volmaukihcid bestaan niet in den overvloed van zoetigheden en vertroostingen; maar veeleer in het verdragen van groote zwarigheden en harde beproevingen.

15. Zekerlijk, indien er voor de zaligheid der mensehen iets beter , iets nuttiger ware geweest dan het lijden, Christus zou het door zijn woord en door zijn voorbeeld getoond hebben. — Maar nu vermaant hij openlijk zijne Leerlingen die hem volgden, en alle degenen die hem wensehen te volgen, tot het dragen van liet kruis, en zegt: Indien iemand mij wil nakomen, dul hij zich zeiven verloochene, dat hij zijn /ruis opneme..... en

mij volfje. (Lue. 9) — Alles dan doorlezen en doorzocht wezende, zij dit eindelijk het besluit : Bat wij door vele Icwellinyen tof het Rijk Gods moeten mg aan. (Act. 14.)

OEFENING.

Kan men de wonderbare voordeelen van het kruis en de groote verdiensten van den druk en het lijden, die de schrijver hier aanhaalt, lezen, gelooveu en doordringen, zonder opgewekt te

1

-ocr page 207-

502 DE NAVOTjGTVG VAN JBStJS OHKISTUS.

worden cn gaarne te lijden, om de wedenvaardig-lieden van de hand en van het hart van Jesus Christus te ontvangen, en zich te onderwerpen om te lijden al wat Hij zal willen en zooveel Hij zal willen; aangezien veel lijden en wel lijden een volstrekt noodzakelijk middel is om zalig te worden, en dat dit het gevoeligste en krachtigste uitwerksel van de goedheid Gods jegens u is, die ons de tijdelijke kwellingen overzendt, om ons van de eeuwige te bevrijden! Het is het zigtbare kenteeken dragen van oenen voorbeschikte, hetwelk volgens den heiligen Pauhis bestaat, in gelijkvormig aan Jesus Christus te wezen, dat is to zeggen, aan oenen verootmoedigden, vervolgden en lijdenden God; hot is zich zijn glorierijk leven waardig maken , met deel te nemen in zijn lijdend leven; het is de pijn, die men voor zijne zonden schuldig is , uitwisschon, door eeuc volmaakte oefening van boetvaardigheid; het is het hart van Jesus Christus winnen, zijne liefde verdienen, Hem wreken cu ons straffen. Hem oeren door onze vernedering, en zijn welbehagen voor onze voldoening stellen. Is dit alles niet geschikt om don Christen in zijne kwellingen te troosten en hem aan te moedigen om wel te lijden? /eg dan lijdende , om icel te mogen lijden : de hol, die ik verdiend heb, is sehrikkolijker dan al wat ik kan lijden ; mijn Zaligmaker heeft veel meer dan ik geleden , on het Paradijs is zeker wel eenig l.jden waard.

O E li E T).

Doordring mijn hart met dio gevoelens, o mijn Zaligmaker! wanneer Gij mij kwellingen overzendt, en maak, dat zij mij m al mijne

-ocr page 208-

TWERDE BOEK.

203

verdrukkingen ondersteunen; want, helaas, Gij weet, o mijn Jesns! hoezeer men van nature het kruis haat en vlugt, alhoewel men overtuigd is, dat Gij ons doorliet kruis verlost hebt, en dat wij onze zaligheid niet kunnen bewerken, noch in het Paradijs komen, dan door den Calvarieberg Geef mij, door het kruis, dar. geduld, die kracht en kloekmoedigheid, welke Gij aan uwe Martelaars verleend hebt. En , aangezien ik U geene grootere erkentenis en liefde kan bewijzen , dan met voor U te lijden, noch mij waardiger maken om uwe genade en uwe glorie te verdienen, dan met uw kruis te dragen, zoo gelief mij in druk en lijden te ondersteunen, door het verlangen van aan U tc behagen , en door de hoop van een eeuwig gelukkig leven. Amen.

-ocr page 209-

DE NAVOLGING

-C°ÖS55H-DEBDE BOEK.

VAN HET INWENDIG L E V E N.

EERSTE HOOFDSTUK.

Van de inwendige stem van Christus tot de getrouwe ziel.

1. I/i- zal aanhooren wat God de Heer in mij preekt. (Ps. 84.) — Zalig is de ziel die den Heer var, binnen hoort spreken, en uii zijnen mond een woord van troost ontvangt. — Zalig zijn de ooren, die den adem der goddelijke inspraak gewaar worden , en die geen acht geven op de inblazingen dezer wereld. — Ja zalig zijn de ooren die luisteren, niet naar de stem die van buiten klinkt, maar naar de waarheid die van binnen hare lessen geeft. — Zalig zijn de oogen die, voor de uitwendige dingen gesloten, alleen gerigt zijn op de inwendige. — Zalig zijn zij die in het inwendige doordringen, en dis zich door de dagelijksche oefening meer en meer trackten

-ocr page 210-

in staat te sti llen, om de iicmelschc verbot•icu-heden te keiinen. — Zalig zijii zij die huu vermaak stellen iu bezig te zijn uict (jod alleen , en zich ontmaken van alle aardsehe belemmeringen.— Overweeg deze dingen, mijne ziel, en sluit de deuren uwer zinnen digt, opdat gij moogt hooren wat de Heer uw God in u spreekt.

3. Dit zegt uw welbeminde : ik beu uwe zaligheid, uw vrede en uw leven, — Houd u bij mij, en gij zult den vrede vinden. — Laat alles wat vergankelijk is varen, en zoek wat eeuwig-is. Wat zijn alle tijdelijke dingen anders dan bedrog ? En wat baten alle de schepselen, als gij van den Schepper verlaten zijt ? — Zie dan van alles af, en wees behagelijk en getrouw aan uwen Schepper , opdat gij het waar geluk moogt bereiken.

OEFENING.

De ziel bereidt zich wel om teaanhooren, het-gene de Heer haar inwendig zegt, als zij in de eenzaamheid, in stilzwijgendheid en gebed leeft, niets meer verlangt dan alleen met haren God te wezen, en als zij Hem in zich door een levend en eerbiedig geloof zoekt; als zij aandachtig en getrouw is aan de bewegingen zijner genaden, aan den indruk zijner tegenwoordigheid , en aan de betrachting van zijne liefde. Derhalve, eenen aandachtigen geest hebbende en eene getrouwe liefde, den geest aandachtig op hetgene God van ons begeert, en het besluit iu het hart van hetzelve te doen, dit is zich krachtdadig voorbereiden om God le aanhooren, en om die in de innigste mededeeling van zijnen geest te ontvangen. God spreekt onophoudelijk tot ons

-ocr page 211-

ÜE NAVOLGING

DERDE BOEK.

VAN HET INWENDIG LEVE N.

EERSTE HOOFDSTUK.

Van de inwendige stem van Christus tot de getrouwe zie],

1. Ik sal aanhooren wnl God de Heer in mij spreekt. (I's. 84.) — Zalig is dc ziel die den Heer van binnen hoort spreken, en uit zijnen mond een woord van troost ontvangt. — Zalig zijn de ooren, die den adem der goddelijke inspraak gewaar worden, en die geen acht geven op de inblazingen dezer wereld. — Ja zalig zijn de ooren die klisteren, niet naar de stem die van buiten klinkt, maar naar de waarheid die van binnen hare lessen geeft. — Zalig zijn de oogen die, voor de uitwendige dingen gesloten, alleen gerigt zijn op de inwendige. — Zalig zijn zij die in het inwendige doordringen, en die zich dooide dagelijksche oefening meer en meer trachten

-ocr page 212-

Dl'lül!' BOKK ?quot;3

in staat te stellen, oui de licmelsche verbolgenheden te keimen. — Zalig zijn zij die hun vermaak stellen in bezig te zijn met God alleen , en zich ontmaken vau alle aardsehe belemmeringen.— Overweeg deze dingen, mijne ziel, en slnit de deuren uwer zinnen digt, opdat gij moogt hooren wat de Heer uw God in u spreekt.

2. Dit zegt uw welbeminde : ik ben uwe zaligheid, uw vrede en uw leven, — Houd u bij mij, en gij zult den vrede vinden. — Laat alles wat vergankelijk is varen, en zoek wat eeuwig is. Wat zijn alle tijdelijke dingen anders dan bedrog ? En wat baten alle de schepselen, als gij van den Schepper verlaten zijt ? — Zie dan van alles af, en wees behagelijk en getrouw aan uwen Schepper, opdat gij het waar geluk moogt bereiken.

OEFJixNIXG.

De ziel bereidt zich wel om te aanhooren, het-gene de Heer haar inwendig zegt, als zij in de eenzaamheid, in stilzwijgendheid en gebed leeft, niets meer verlangt dan alleen met haren God te wezen, en als zij Hem in zich door een levend en eerbiedig geloof zoekt; als zij aandachtig en getrouw is aan de bewegingen zijner genaden, aan den indruk zijner tegenwoordigheid , en aan de betrachting van zijne liefde. Derhalve, cenen aandachtige!) geest hebbende en eene getrouwe liefde, den geest aandachtig op hetgene God van ons begeert, en het besluit in het hart van hetzelve te doen, dit is zich krachtdadig voorbereiden om God te aanhooren, en om die in de innigste mededeeling van zijnen geest te ontvangen. God spreekt onophoudelijk tot ons

-ocr page 213-

sob de navolging vagt;; jksus chkistds.

door zijne ingevingen en de heilige voornemens , die Hij ons geeft om ons zeiven te versterven en voor Hem alleen te doen leven. Maar wij luisteren naar Hem niet, of wij luisteren alleen in het voorbijgaan : en onze ziel, geheel door de zinnen verslonden, geheel door hare driften ontroerd en met uitwendige zaken bezig, maakt zich ongeschikt en onwaardig om de inwendige werkingen van God te gevoelen. Men moet dan den geest een besluit doen nemen, van weinig aan de schepselen te denken en van hen te spreken, van het stilzwijgen en de eenzaamheid te beminnen, van onze ziel met de tegenwoordigheid Gods, en ons hart met zijne liefde te voe den, en van in alles voor Hem en onder zijne oogen te werken, om een inweudigen mensch te worden, die uit- en voor God leeft, gelijk ieder Christen moet doen om zalig te worden.

GEBED.

Vermoeid over de uitstorting mijner zonden, over de beweging mijner driften en over de nutteloosheid mijner begeerten, kom ik tot U, Heer ! om U vurig te bidden van mijnen geest en mijn hart tot hun middenpunt, hetwelk uwe tegenwoordigheid en uwe liefde is, weder te brengen. Het smart mij, o mijn God! zonder U te leven , en ik kan mij zeiven niet meer verdragen als vlug-toling van uwe tegenwoordigheid en als banneling van uw hart. Ach ! geef dat ik dikwijls , aan mij zeiven en aan de inwendige voorwerpen vrage : Waar is uw God? Alles spreekt mij van U en niets doet mij acht nemen op U. Gij zijt in mijn binnenste, en ik zoekU in mijn uitwendige, dat mij verstrooit en mij van ü verwijdert, O leven mij-

-ocr page 214-

BEKDE quot;ROEK 307

iicr ziel ' o niiddi-npunt mijns hnrtcn ' o over-heerschend en opperst voorwerp van mijnen geest! wanneer zal het wezen, dat ik zul zien hetgeneik geloof, en bezitten wat ik bemin? Maak, dat op het oogeiiblik, waarop mijn geest door uwe tegenwoordigheid zal getroffen worden , alles valle en alles in mijn hart wijke. Amen.

TWEEDE HOOFDSTUK.

Dat de waarheid van binnen spreekt zonder germseh van woorden.

1. Spreek, Heer! rcant uw dienaar luis!erf. — (I. Reg. 3.) Uw dienaar hen ih : geef wij verstand , opdat ih moe (jetnvjenissen moge kennen. ( Vi. 118.) — Neiff mijn hart naar de woorden nws uonds, dat nwe rede vïoeije als de morgen-daamo. (Ib.) — De kinderen van Israël zeiden eertijds tot Mozes : Spreek gij tot ons, en wij zatlen luisteren; maar dat de Heer tot ons niet spreke; opdat wij niet sterren. (Exod. 20.) — Zóó niet, Heere, zoo bid ik niet; maar liever wil ik met den Profeet Saunxël ootmoediglijk en vol van verlangen smeeken ; Spreek, Heer, Kant uw dienaar luistert. (I. Rcg. 3.) — Neen , niet Mozes of een der Profeten spreke tot mij; maar spreek gij liever, mijn Heer en mijn God, Gij, de ingever en het licht van alle de Profeten : want Gij alleen kunt zonder hen mij volkomen otiderrigten ; doch zonder U zonden zij niets vermogen.

3. Zij kunnen wel woorden uitgalmen, maar den geest verleenen zij niet. — Hunne taal is schoon; maar als Gij zwijgt, ontsteken zij het hart niet.— Zij dragen de letter voor, maar Gij out-

-ocr page 215-

208 1)B XAVOLOINU VAN JESUS CllltlSÏCS.

dekt er ilcn /.in van. Zij stellen du geheimen voor, maar Gij ligt het zegel op , dat ze voor het verstand verborgen hield. — Zij maken uwe geboden bekend, maar Gij geel't hulp om ze te volbrengen. — Zij tooneu den weg, maar Gij geelt sterkte om te wandelen. — Zij werken slechts van buiten, maar Gij onderwijst en verlicht dc harten. — Zij besproeijen uitwendig, maar Gij geeft dc vruchtbaarheid. — Zij roepen met woor den, maar Gij geeft begrip aan het gehoor.

8. Dat dan Mozes niet tot mij spreke, maar Gij, o lieer! Gij mijn God, die de eeuwige waarheid zij t, spreek Gij : opdat ik niet sterve, opdat ik niet vruchteloos luistere, als ik slechts van buiten vermaand en van binnen niet ontstoken worde. — Opdat het tot mijne veroordeeling niet strekke uw woord gehoord en niet volbragt, gekend en niet bemind, geloofd en niet onderhouden tu hebben. — SpTeetc dan , Heere, want uw dienaar luistert: Gij hebt immers cle woorden des eeuwitjen levens. (I. Eeg. 3. Jo. 6.) — Spreek tot mij, om mijne ziel een weinig te troosten, en om mij te leeren mijn leven te beteren, en zij het U tot lof, tot roem en tot eeuwige verheerlijking.

OEFENING.

God spreekt tot den geest door zijn licht, en tot het hart door zijne ingevingen. Alles , wat ons de Profeten zeggen door het lezen van de heilige Schrift, en de predikers doo.' de waarheden, welke zij ons verkondigen, dit alles overtuigt geenen geest, noch raakt een hart, indien God niet tevens door zijne genade tot hen spreekt. Men moet dan den Heer bidden, dat Hij tot

-ocr page 216-

DEKDE BOEK. 209

ons inwendig spreke, als wij uitwendig de heilige waarheden hooren verkondigen of ze lezen ; nit vrees van voor zijne oogen nog pligtiger te worden, indien wij het woord Gods aanhooren, zonder het te onderhouden; als wij de waarheden kennen, zonder ze te volgen; als wij zijnen wil kennen, zonder dien te volbrengen.

GEBED.

Spreek, Heer! maar spreek tot mijne ziel op eene wijze om U te doen verstaan en gehoorzamen. Doe haar de inzigten kennen, die Gij wegens hare zaligheid hebt, en doe haar de middelen gebruiken, om ze te bewerken. Mijn Jesus! leer den Christenen wat Gij voor hen zijt , eu wat zij voor ü behooren te wezen. Onderwijs hen in de grondstellingen van nw Evangelie, en moedig hen tevens aan om ze in het werk te stellen. Immers , wat zou het hun baten te gelooven, hetgeen Gij wilt dat zij gelooven, indien zij niet alles inspannen om te doen hetgece zij gelooven, en met het geloof ook het leven eens Christens vereenigen ! O eeuwig woord des Vaders ! door wien Gij gesproken en alles gemaakt hebt : spreek tot mijne ziel, en zeg haar dat Gij haar Zaligmaker zijt; maar werk en voltrek in haar het werk harer zaligheid. Amen,

DEEDE HOOFDSTUK.

Dat men de woorden van God met ootmoedigheid moet aanhooren, en dat velen ze niet overwegen,

I, Luister, mijn zoon, luister naar mijne woorden, hoogst liefderijke woorden, overtreffende al

-ocr page 217-

310 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, de wetenschap der geleerden en der wijzen van deze wereld. — Mijue woorclt'u zijn yeesl en levcu, cn moeten naai' den zin der mensehen niet verstaan worden.—■ Men mag ze niet tot ijdel be-hagen misbruiken; maar men moet ze in stilte aanhooreu, en ze met de meeste ootmoedigheid en de vurigste begeerte ontvangen.

3. Ku ik heb gezegd ; Zalig is hij, dien Gij onderrigt, o Heer, en dien Gij uwe wet leert kennen, om hem de kwade dagen te helpen doorbrengen. (I's. 93), eu opdat hij niet ongetroost zij op aarde.

3. Ik, zegt de Heer, ik heb van den beginne dc Profeten ouderwezen, en tot lieden toe houd ik uiet op tot allen te sprekeu. — Doch velen zijn doof aan mijne stem, en zijn verhard. — De meesten iiooren liever de wereld dan God : zij volgen liever dc begeerte van hun vleesch, dan liet welbehagen Gods. — De wereld belooft tijdelijke eu geringe goederen, eu men dient haar met den grootsten vlijt : ik beloof oneindige eu eeuwige goederen, en de harten der stervelingen zijn ongevoelig. — AA ie is er die mij dient en in alles gehoorzaamt met zoo veel zorg, als de wereld eu hare meesters gediend worden? Bloos. Sidon, zegt de zee. (Is. S3.) En wilt gij de reden weten, ik zal ze u zeggen ; — quot;Voor een klein gewin doet meu verre reizen ; en voor het eeuwig leveu, willen er velen ter naauwernood eenen voet verzetten.— Het minste loon wordt ijverig gezocht: schandelijke twisten rijzeu op voor een enkel stuk gelds; men outziet zich niet dag cn nacht te zweeten voor eene ijdele zaak, voor eeue geringe belofte.

4. Maar, o verkeerdheid! voor een onverau-

-ocr page 218-

DERDE BOEK. 211

derlijk goed, voor een onschatbaar loon, voor dc hoogste eer ca cene oindelooze glorie, is men te lui wat moeite te doen. — Bloos dan, o trage en morrende knecht; want de wercldminnaars zijn ijveriger voor hun verderf, dan gij om zalig tc worden. — Zij verblijden zich meer om dc ijdelhcid, dan gij om dc waarheid. —- En echter worden zij soms in hunne hoop bedrogen ; terwijl mijne belofte niemand bedriegt, eu ik niemand die in mij betrouwt met ledige handen laat weggaan. — Wat ik beloofd heb, zal ik geven ; wat ik gezegd heb zal ik vervullen , op voorwaarde uogtans, dat men tot het einde toe getrouw in mijne liefde volharde. — Ik beu de vergelder aller braven, en de sterke beproevcr aller regtvaardjgen

5. Schrijf mijne woorden in uw hart. eu overdenk ze naarstiglijk; want in den tijd der bekoring zult gij ze hoogst iioodig hebben. — Wat gij niet verstaat als gij het leest, dat zult gij begrijpen in den dag der bezoeking. — Ik ben gewoon mijne uitverkorenen te bezoeken op twcc-derlci wijze, namelijk door de bekoring eu door de vertroosting.—Eu dagelijks lees ik hun twee lessen voor : de uene, met hunne gebreken te berispen; dc andere, mot ze op te wekken tot voortgang in de deugd. — Die mijne woorden heeft en ze versmaadt, die zal een' regter vinden in den jongsten dag.

Gebed om de genade der ftodsvruclit te vragen.

(i. Mijn Heer eu mijn God ! Gij zijt al mijn goed : en wie ben ik, om U te durven aanspreken ? — Ik ben uw allerarmste knecht en een

-ocr page 219-

212 Oji NAVOLGING VAN JtóSUS C111ÜSTUS. verworpen anrdworm, veel armer ja en veraeli-telijker dan ik weet of zeggen ilnrf.- — Maar toch, gedenk, o Heer, dat ik niets bon, dat ik niets heb, dat ik niets vermag. Gij alleen zijt goed, regtvaardig en heilig ; fiij vermoogt alles, verleent alles, vervult alles : den zondaar alleen laat Gij ijdel. — Wees uwe barmhartigheden indachtig, en vervul mijn hart met uwe genade. Gij diequot; niet wilt dat een uwer werken ledig zij.

7. Hoe kan ik mij zelvcn dragen in dit ellendig leven, tenzij uwe barmhartigheid en uwe genade mVj versterken ? Wil uw aanschijn van mij niet afwenden; wil uwe bezoeking niet uitstellen; wil uwe vertroosting niet onttrekken, opdat mijne ziel voor u niet worde als eene aarde zonder w ater. (Ps, 142.)— Hecre! lïeere, leer mij uwen tolhrengen; (Ib.) leer mij waardiglijk en oot-moediglijk voor uw aanschijn v. andelenj want Gij zijt mijne wijsheid; Gij kent mij in der waarheid , en Gij hebt mij gekend eer ik op de wereld kwam, en zelfs eer de wereld geschapen werd.

OEFENING.

Het is verwonderlijk te zien, al wat eeue ijdele en bedriegelijke hoop aan de mensehei; voor een tijdelijk en vergankelijk goed doet ondernemen , en hot weinige, hetwelk eene vaste en zekere hoop, gegrond op het woord van God zeiven, aan de Christenen voor een geestelijk en eeuwig goed doet ondernemen. Het vooruitzigt van eenig belang, en de hoop van eeuige goederen te winnen, hoe onzeker zij ook zijn, moedigt alle harten aan behaagt ons zeer, droogt alle tranen af, en ondersteunt ons in alle moeije-'jkheden;

-ocr page 220-

DERDE BOEK.

cn men nclit zich voor zijnen arbeid wel beloond , als men de eer behaald, het vermaak genoten of het goed bekomen heeft, hetwelk men verlangde. Er is niets dan de hoop van het paradijs en het vooruitzigt van een eeuwig geluk . hetwelk door het geduld en door de goede werken kan verdiend worden, hetgeen niemand aanmoedigt, noch ondersteunt. noch troost; en men is alzoo neêrslagtig en moedeloos op het aanzien van den hemel, dien men kan winnen met te trachten wel te lijden, alsof de hemel niet was. Waaruit komt dit? riet is, omdat men te veel verkleefdheid voor de. tegenwoordige zaken, en te veel onverschilligheid voor de toekomende heeft; en do zwakheid van onze hoop komt uit do kwijning van ons geloof voort.

GEBED.

Ik ben ten hoogste beschaamd. Heer ! te zien dat ik mij zooveel moeite geef om de wereld te behagen en mijne driften te bevredigen, en dat ik mij zoo weinig moeite aandoe om uwe regt-vaardigheid door werken van boetedoening, of uwe goedheid door naaungezette pligtsvemüling tebe-vredigen! Helaas, waarom doe ik voor U niet, o mijn God 1 hetgene ik voor mij doe? Waarom heb ik zooveel ijver niet om U te behagen, als ik ijver heb om mij zeiven te voldoen? Verander, Heer! verander het voorwerp cn de genegenheid mijns harten. Stel ü in mijne plaats, en maak dat uwe liefde in mij zoo vurig worde om aan U te behagen, als mijne eigenliefde vurig is om mij zeiven te bevredigen. Geef mij dc liefde voor U, die men als eene vergoeding mag noemen, dat is te zeggen, die door hare vurigheid

213

-ocr page 221-

214 tgt;e navolging van jf.stis christüs. en volstantligheicl de traagheid en vevanderingen van mijne liefde voor U lierstelle. Amen.

VIEKDE HOOFDSTUK.

Dat uien in Gods tegenwoordigheid wandelen moet in waarheid en ootmoedigheid.

1. JKsus. — Mijn kind! wandel voor mijn aanschijn in de waarheid, en zoek mij immer in de eenvoudigheid uws harten. — Die voor mijn aanschijn in dc waarheid wandelt, zal beschermd worden voor booze aanvallen , en dc waarheid zal hem bevrijden van dc verleiders en van de lasteringen der ondcugenden. — Als de waarheid u bevrijdt, dan zult gij waarlijk vrij zijn, en gij zult u om het ijdel zeggen der menschen niet stooren.

3. De Ziel. — Heere' het is waar gelijk Gij zegt : ik bid IJ, dat het mij zoo geschiede. Dat uwe waarheid mij leere; dat zij mij geleide, dat zij mij behoede tot aan mijn zalig einde. Dat zij mij bevrijde van alle kwade genegenheid , van alle ongeregelde liefde, en ik zal met ü wandelen in ecne groote vrijheid des harten.

3. Jesus. — Ik ben de waarheid : ik zal u leeren wat regt is en behagelijk in mijne oogen.

— Denk aan uwe zonden met een groot leedwezen en met droefheid , en laat u nooit voorstaan dat gij iets zijt om uwe goede werken. — Want in der waarheid zijt gij een zondaar, onderworpen aan vele driften en daarin verwikkeld.

— Van u zeiven gaat gij altijd te niet; bet minste doet n vallen en overwint u ; het minste ontroert u en beneemt u den moed. — Gij hebt

-ocr page 222-

DEKDE BOEK.

niets om op te roemen, maar gij hebt vele redenen om u zeiven klein te achten : want gij zijt veel kranker dan gij zelf bevatten kunt.

4. Dat u dan niets groot sohijne van alles wat gij doet. — Dat niets aanzienlijk zij in uwe oogen, niets kostbaar, niets bewonderens- of achtenswaardig, niets verheven, niets oprcgt loffelijk of wenschelijk, dan alleen datgene wat eeuwig is. — Boven alles zij u de eeuwige waarheid lief, en mishage u steeds uwe eigene, uwe uiterste onwaardigheid. — Vrees niets zoo zeer , veracht en vlugt niets zoo zeer als uwe ondeugden en uwe zouden : deze moeten u raeer bedroeven dan het verlies van alle uwe goederen. — Sommigen wandelen zonder opregtheid voor mijn aanschijn; maar gedreven door eene vermetele nieuwsgierigheid, willen zij mijne geheimen kennen, en de verhevenheden Gods begrijpen, terwijl zij zich zeiven en hunne zaligheid verwaarloozen. — Deze vallen dikwijls in groote bekoringen en zware zonden, om hunnen hoogmoed en hunne nieuwsgierigheid, want zul-ken wedersta ik.

5. Vrees Gods oordeelen ; sidder voor de gramschap des Almagtigen. Wil de werken van den Allerhoogste niet onderzoeken ; maar onderzoek uwe ongeregtigheid, en zie wat al kwaad gij bedreven en hoe veel goeds gij verzuimd hebt. — Sommigen stellen al hunne godvruchtigheid in de boeken; anderen stellen ze in beelden, anderen wederom in uitwendige teekens en gebaren. — Sommigen hebben mij in den mond , maar daar is weinig in hun hart. — Daar zijn er anderen die, verlicht in hun verstand en zuiver van harte, niet haken dan naar de eeuwige dingen : die met

215

-ocr page 223-

316 DB NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, wederom van het anrdsohe te hooren spreken, ais tegen dank de noodwendigheden der natuur voldoen ; deze gevoelen wat de geest der waarheid in hen spreekt. — Want hij leert hun de vergankelijke dingen versmaden, en de eeuwige beminnen, de wereld vergeten, en naar den hemel snakken bij dage en bij nachte.

OEFENING.

Niets zal u beter doen beseffen wat Gij zijt, dan het gevoelen uwer ellenden. Even als gij niets dan neiging tot het kwaad gevoelt, zoo moet gij u door geene gevoelens van ijdelheid ol welbehagen verheffen. Gelukkig eene ziel, die zich tracht te kennen en over al de zwakheden, ellenden en ongeregelde neigingen, die zij in zich vindt , weet te zuchten ! Want dit is het, wat haar aan God onderwerpt, wat haar dwingt dikwijls tot hem hare toevlugt te nemen en zich ouder zijne almogeude hand te vernederen. Het is dat onophoudelijke gevaar, waarin zij zich bevindt, van onder de bekoringen te bezwijken , hetgene zooveel voorbrengt, dat zij ten zijnen opzigte zich in eenen staat van gedurige afhankelijkheid, en van eene opregte en volstandige ontblooting behoudt. Maak van nu af het voornemen. alle beproevingen, welke Hij u zal overzenden, van de hand Gods te aanvaarden, zijne inzigteu te volbrengen, en u aan zijn welbehagen te onderwerpen.

GEBED.

Haar het mij bekend is, o mijn God ! dat er Ü niets meer behaagt dan de gesteltenis van eene ziel, die geheel van U afhangt, en die zich be-

-ocr page 224-

derde boek. 217

vlijtigt om uwen wil te kennen en te volbrengen , zoo verzoek ik U de genade van mij leerzaam te maken voor uwe ingevingen eu getrouw om ze te volgen. Ik gevoel wel, dat het uw wil is, dat ik eene opregte en volledige verkleefdheid hebbe voor uwe dienst, eene groote naauwkeurigheid voor mijne pligten en eene vol-komene onderwerping aan uwen wil. Maar Gij wilt tevens, dat ik in alles met eenen inwen-digen geest, en met een waar verlangen van TJ te behagen, voortga. Dit is hetgene ik U verzoek, o mijn God! van mij, bij voorkeur aller schepselen, niet bezig te houden dan met of voor ü, van niets te achten dan hetgene eeuwig is, en als nietig te rekenen al wat met den tijd voorbijgaat. Wanneer, o mijn God, zal een inwendig, een verstorven leven voor alle zaken, een verborgen leven in ü met Jesus Christus, mijn aandeel worden, zoo als dit mijn verlangen is? Vereenig innig mijne ziel met U; win en hecht mijn hart aan uwe liefde in den tijd en in de eeuwigheid. Amen.

VIJFDE HOOFDSTUK.

Van de wond er hare uitwerkselen der goddelijke liefde.

1. De Ziel,—Ik prijze U, hemelsche Vader, Vader van mijnen Heiland Jesus Christus, omdat (iij U gewaardigd hebt rnij, arm schepsel, gedachtig te wezen. — O Vader der barmhartigheid , en God aller vertroosting ! ik dank Ü, omdat Gij mij, dio allen troost onwaardig ben, somtijds toch met uwen troost verkwikt. — Ik loof en prijze ü ten allen tijde, met uwen eenigen

10

-ocr page 225-

218 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

Zoon eu met den heiligen Gocst, onzen Vertrooster, in alle eeuwen der eeuwen. —Ach, mijn Heer en mijn God! mijn heilige minnaar! als (Jij in mijn hart zult dalen, dan zullen alle mijne ingewanden verheugd worden. — Gij zijt mijn iwm eu de vreugd mijns harten. — Gij zijt mijne hoop en mijne toevhigt iu den dag mijner kwelling.

3. Maar omdat ik nog zwak ben in de liefde en onvolmaakt in de deugd, daarom heb ik noo-dig van U versterkt en vertroost te worden; bezoek mij dan dikwerf en onderrigt mij in uwe heilige leeringen. — Verlos mij van de kwade driften, en genees mijn hart van allo ongeregelde liefde, opdat ik, gezond en zuiver zijnde van binnen, bekwaam worde om te beminnen, kloek om te lijden en standvastig om te volharden.

3. De liefde is iets groots, ja een onsoiiatbaar goed; niet haar wonlen ulle lasten liat, en alle moeijelijkheden gemakkelijk om te dragen. — Waiit zij draagt den last, zonder het gewigt er van te gevoelen, eu maakt al wat bitter is zoet en smakelijk. — De liefde van Jesusis edelmoedig, zij noopt tot groote dingen, zij wekt op om altoos Ie betrachten wat volmaakter is. — De liefde wil altijd opwaarts klimmen, en laat zich door geene aardsehc dingen wederhonclen. — De Helde wil vrij zijn, cn vreemd van alle wereldsehe genegenheid, opdat haar inwendige blik niet verhinderd worde; opdat yeen tijdelijk voordeel haar verstikke of geen ongeval haar doe bezwijken. — Niets is zoeter dan de liefde, niets is sterker, niets verhevener, niets uitgebreider, niets vermakelijker, niets volkomener, niets beter in hemel of op aarde; want de liefde is uit

-ocr page 226-

i

DERDE BOEK. 219

God geboren, en kan niet dan in Ood boven al n het geschapene berusten.

j 4. I)ie de liefde heeft, vliegt, loopten is blij-

e de; hij is vrij en laat zich niet tegenhouden. —

ti » Hij geelt alles voor alles, en bij heelt alles in t alles, omdat hij boven alles berust in het eenige

r Opperwezen, waar alle goed uit spruit en voort

vloeit. — Hij ziet naar do gaven niet, maar ver-e helt zich boven alle goederen, en tot den gever

zeiven. — De liefde houdt dikwijls geene maat, i- maar loopt over boven alle mate. — De liefde

e voelt geen' last, acht geenen arbeid, wil meer

e doen dan zij kan, spreekt nooit van onmogelijk-

e heid; want zij meent dat zij alles vermag, en

dat alles haar vrij staat. — Zij is derhalve be-k kwaam tot alles, zij onderneemt veel, en zij

brengt dingen ton uitvoer, waar degene die niet r bemint, ouder bezwijkt en liggen blijft,

e 5. De iietue waakt, en slapende slaapt zij niet.

— Afgemat wordt zij niet moede, gepraamd vindt r zij zich niet in het naauw , bedreigd wordt zij

;t niet oiitsteld; maar als een levendige vlam, als

i- een brandende fakkel, neemt zij haar vlugt naar

p omhoog, en zij komt alles te boven. — Die be-

- mint, kent de stem der liefde. — Een luid ge-

t roep in de oomi van God is, de brandende be-

i. geerte eener minnende ziel, die zegt: mijn God,

c j mijne 'ielde! Gij geheel aan mij, en ik geheel e aan U.

k (5. Breid mij uit in de liefde , opdat ik met

e den iuweudigeu mond des harten leere smaken

,3 hoe zoet het is te beminnen, in de liefde te

, | smelten, eu er in te zwemmen. — Dat de liefde mij bevange, dat ze mij vervoere door de vurig-;t , heid harer verrukkingen. ~ Laat ik het lied der

F

1___ _________

-ocr page 227-

220 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

liefde zingen; laat ik U volgen, mijn beminde, naar den hooge; dat mijne ziel bezwijke onder het verkondigen van uwen lof, dronken van liefde. —- Laat ik U beminnen meer dan mij zeiven, en mij zeiven slechts om U, en in U allen, die U opregt beminnen, gelijk de wet van liefde het gebiedt, die wet die uit U schijnt.

7. De liefde is vaardig, opregt, toegenegen, vrolijk en bevallig; zij is kloekmoedig, verduldig, getrouw, voorzigtig, verdraagzaam, standvastig en nocit haar zelve zoekend. — Want zoo haast iemand zich zeiven zoekt, houdt hij op te beminnen.— De liefde is behoedzaam, ootmoedig en regtzinnig; zij is niet weekelijk, niet iigt-vaardig , niet bekommerd met ijdele dingen; zij is matig, eerbaar, gestadig en altoos waakzaam op de zinnen. — De liefde is onderworpen en gehoorzaam aan de overheden, in hare eigene oogen slecht en verachtelijk, God toegedaan en dankbaar, op Hem hopende en steeds betrouwende, dan zelfs wanneer zij in God geenen smaak vindt: want men leeft niet zonder smart in de liefde.

8. Wie niet bereid is om alles te lijden en zijnen beminde te wil te staan, die verdient den naam van minnaar niet. — Wie mint, moet al wat hard en bitter is voor zijnen beminde mnt blijdschap verdragen , en om geene voorkomende moeijelijkheden van hem afwijken

OEFENING.

Wie zal ooit de wonderbare uitwerkingen der liefde Gods in eene ziel, die aan bare indrukken en beproevingen getrouw is, kunnen begrijpen en uitleggen ? Het is beter ze te gevo-jlen , dan

-ocr page 228-

DEllUE BOEK.

221

ze te bespreken, en het is volmaakter ze in liet werk te stellen dan die te gevoelen. Wat werkt de liefdofiüds niet uit, als zij levend , sterk en volledig is in eeuu ziel, die door de schoonheden en goedheden van haren Schepper is ingenomen, en door de vurigheid van zijne heilige liefde bezield ilt;? Zij denkt dikwijls aan Hem, want men kan niet vergeten wat men bemint; zij onderneemt alles om Hem te behagen; zij verdraagt alles om zijne liefde; zij vermijdt zorgvuldig de ligte onvrijwillige gebreken: want hoe kan men God beminnen en Hem willen mishagen? Zij wenscht den Hccre alle goed wat hij bezit en wat hij is; zij zon willen, dat al de harten der mensehen maar één hart waren, cn dat dit ééno hart van eenen seraf ware; zij verblijdt zich over al den lof en de eer, die Hem in den hemel en op de aarde gegeven wordt; zij noodigt alle schepselen uit om Hem te beminnen en te loven; zijzou Hem met verlies van haar leven, cn van haar wezen zell's, eene vermeerdering van geluk der voldoening willen bezorgen, indien dit koude wezen; zij kan zich over zijn verlies niet troosten; zij zucht onophoudelijk naar het geluk van Hem te aanschouwen; zij aanziet hel, leven als eene ballingschap , welke de wil alleen van haren God voor haar verdragelijk maakt; zij aanziet met vreugd den dood als liet cenig middel om Hem te bezitten en Hem nooit meer te vergrammen ; zij brandt door een geheim . hevig en gloei-jend vuur, dat haar in Gods tegenwoordigheid, in- en voor God verteert; zij behoort, aan zich zelve niet meer, maar aan Hem , dien zij meer dan zich zeiven bemint; zij zoekt, zij vindt, zij ziet overal haren God; hare vreugde en haar sreluk

-ocr page 229-

222 DE NAVOLGIXG VAN' JESUS CHKISTUS. in deze wereld is : te lijden, zie'i te vernederen, zich zelve to verzaken, zich te versterven, en aan alles, wat Z'nnelijk is te sterven, om het hart van haren God te winnen. Zij geloott. zij hoopt, zij bemint ten hoosfste door den eerbied, de achting en de verkleefdheid, die zij voor den Bewerker van haar geloof, van hare hoop en van hare liefde heeft. God bestaat, zegt zij, en dat is genoeg voor mijn geluk, voor mijnen troosten voor mijne blijdschap. God verdient dat men hem diene; hij wil cïatik dit of dat voor hem doe en lijde; Jesus Christus heeft hei zel ve wel voor mij gedaan en geleden. Ziedaar de beweegreden, die haar doet werken en lijden. Zij houdt zich niet tevreden met zich in alles aan de geboden van haren God te onderwerpen; maar volgt nog zijne genegenheden in, en rekent het zich tot eene wet zj:i welbehagen te volbrengen. Kortom, eene ziel. die haren God bemint, leeft niet meer, maar God leefl in haar.

G E B E u.

Hoe is het mogelijk, Heer! dat Gij, die hoogst beminnenswaardig zijt, en die ons zoo zeer bemint, hoe is het mogelijk, dat wij zoo weinig liefde voor U hebben ! Ontsteek op nieuw in onze harten het vuur der heilige liefde, hetwelk Gij, o mijn Zaligmaker ! uit den hemel o o de aarde gebragt hebt, en waardoor Gij wilt dat zij brnnde. Maak datwij, ongevoelig of onverschill.g voor alle schepselen, geene vurigheid of verkleefheid dan voor U alleen hebben , en dat wij, altijd bereid zijnde om alles te lijden en te verliezen, liever dan een oogenblik uwe liefde te verliezen, U boven alles beminnen, en dat alles voor ons minder aanzienlijk z'j dan Gij. Onderhoud i.n ons die

-ocr page 230-

DERDE BOÈK. 223

gewone liefde, die do lieililt;rniakende genade is; boezem ons die iverkclijke liefde in, waardoor al onze werken bezield worden ; geef ons die altijddurende liefde, die ons voor cn door U doende leven, het geluk bezorgevan in de oefening uwer liefde te sterven, om ze in de gelukzalige eeuwigheid te vervorderen. Amen.

ZESDE IIOOEDSTUK.

Van de beproeving des waren minnaars.

1. Jesus. — Mijn Zoon! Gij zijt nog geen kloekmoedige cn wijze minnaar. — Dk Ziel. — Waarom, licere? — Jesus. — Omdat gij om eene kleine wederstreving van uwe ondernemiu-gen afziet, cn te begeerig zijt naar vertroosting. — Een kloek minnaar staat vast in de bekoringen, en liij geeft geen gehoor aan de listige inblazingen des vijands. Gelijk ik hem in den voorspoed behage, zoo mishaag ik hem niet in den tegenspoed.

2. Een wijze minnaar slaat zoo zeer geen aeht op de gift des minnenden als op dc liefde des gevers. — Hij ziet meer op dc gunst dan op de waarde, en hij scliat den welbeminde hooger dan al zijne giften. — Een edelmoedige minnaar berust niet in de gave, maar in God boven alle gaven.—Daarom is alles niet verloren, indien gij somtijds zoo goed gevoelen van Hem of zijne Heiligen niet hebt, als gij zoudt willen. — Die teedere en zoete liefde die gij somtijds beproeft, is de vrupht der in u werkende genade, en als een voorsmaak van het hcmclseh vaderland : doch daar moet men niet te veel op steunen,

-ocr page 231-

224 DE NAVOLGING VAN JESUS CHEISTUS.

want zij gaat en zij komt. — Maar strijden tegen de invallende kwade bewegingen des gemoeds, en 's duivels aanzoek versmaden , dat is een tee-ken van deugd en groote verdienste.

8. Wees derhalve niet ontsteld om vreemde verbeeldingen die in u onjstaan, waarover het ook zijn moge. — Behoud altijd een vast voornemen en eene opi'egte meening tot God.—Het is geene begoocheling, indien gij soms in eene schielijke opgetogenheid verrukt wordt, en weêr aanstonds terugkeert tot de gewone sleehtigheden van uw hart. — Want in zulk geval lijdt gij die meer tegen uwen dank, dan dat gij ze zoekt; en zoo lang zij u mishagen en gij ze bestrijdt, zoo strekken zij u tot verdienste en niet tot verderf.

4. Weet dat de oude vijand al zijne krachten inspant om uwe begeerte tot het goed te beletten , en ii af te trekken van alle godvruchtige oefening : namelijk van de vereering dei' heiligen, van de gedachtenis mijns bitteren lijdens, van de heilzame herdenking uwer zouden, van de bewaking uws harten, en van het vast voornemen om in de deugd te vorderen. — Hij geeft u honderd kwade gedachten in, om verveling en walg in u te verwekken ; ten einde hij u aftrekke van het gebed en de heilige lezing. — Een ootmoedige biecht kan hij uiet lijden, eu was het in zijne magt, hij zou u verwijderen van de Communie. — Geef hem geen geloof, en laat u door hem niet ontrusten, al heeft hij dikwijls strikken geleid om u te verschalken. — Werp ze hem terug, als hij u kwade en onzuivere gedachten ingeeft; zeg hem : Vertrek , vuile geest, schaam u ellendige; wat moet gij onrein wezen, die mij zulke dingen in de ooren blaast. — Weg

-ocr page 232-

KEEDE BOEK. 225

van mij, booze verleider, gij zult nimmer in mij eenig deel hebben; maar Jesus zal met mij zijn, als een geduchte krijgsheld, en gij zult beschaamd staan. — Ik heb liever testerven, en alle pijn te ondergaan, dan u toe te stemmen. — Zwijg cu verstom, ik wil u weder geen gehoor geven, hoe zeer gij mij moogt plagen en kwellen. Be Heer is mijn licht en mijn heil, toien zou ik vreezen? — (Ps. 26.) Al stonden er legers tegen mij oj», mijn hart zou niet schrikken. (Ib.) De Heer is miju voorstander on mijn Verlosser.

5. Strijd als een moedig krijgsman : en zoo gij soms uit zwakheid struikelt, hervat uwe krachten sterker dan te voren, betrouwende op mijne groote genade, en wacht u zeer voor ijdel zelfbehagen en hoovaardigheid. — Hierdoor geraken velen op het doolpad, en vallen soms in eene bijna ongeneeslijke verblindheid. —Dat die val der hoovaardigen, die zieh dwaselijk vermeten, u strekke tot eigen voorzorg en gedurige ootmoedigheid.

OEFENING.

Ik begrijp, dat de '.vare liefde voor God meer kan bestaan, in voor Hem de dorheid des geestes, de smakeloosheden en lastige bekoringen te verduren, zonder ze nogtans te volgen, dan in het ontvangen van den inwendigeu smaak, de zoetheid en vertoostingen; want in deze laatste ontvangt men veel van zijnen God, maar in de eerste geett men Hem veel. In de eene bemint men de gaven Gods, en in de andere bemint men Hem zelven en zijnen heiligen wil, bij voorkeur van al zijne gaven; eu de liefde, die ons God doet beminnen voor hetgene hij is, is volmaakter dan

10*

-ocr page 233-

226 DE KAVOLGINO VAX JESUS CHRISTUS, die, welke ons hom doet beminnen voor hetgene Lij ons geeft. O, welk groot vermaak scbept God in liet aanschoviwen van eeue ziel, die altijd op zicb zelve waakt, om baar hart van de minste gebreken te bevrijden; die zieli altijd met hare pligten bezig hondt, nit eerbied voor zijne geboden cu door verkleefdheid aan zijnen heiligen wil, en die altijd edelmoedig is om al de ongeregelde bewegingen te bestrijden, welke hare begeerlijkheid en de bekoringen des duivels in haar doen oprijzen! Eeue ziel, die aan zich zelve niets toelaat of zich niets vergeeft; die haar best doet om aan de inzigten, die God over haar heeft, te beantwoordeii; om in zich al wat mensciielijk is te vernietigen, en in zich hel rijk der eigenliefde uit teroeijen, zulk oene ziel neemt tot regel van haar gedrag deze grondstelling van ae ware liefde; Alles om aan God te hehagen, en niets om mij zelve te voldoen. Maar wat het hart van God verrukt, is, te zien, dat die ziel, waarlijk door de sterkte en de genade van zijnen geest bekleed , in den strijd dien zij aan hare driften levert , niets kan verdragen wat aan het welbehagen van God zou strijdig wezen : van te zien, zeg ik, dat zij geenen troost noch eenige zigtbare hulp vraagt, zoekt of ontvangt, en haar vermaak stelt in het genoegen , dat God neemt van haar te zien lijden, zonder zelfs verzekerd te wezen dat hij er vermaakt in neemt. Hare onderwerping en overge-ving zijn haar troost en hare hulp ; iij acht zica gelukkig een slagtoffer voor de liefde van haren God te wezen

g e b e n.

Heer! lever mij niet over aan de gevoeligheid

-ocr page 234-

derde boek. 227

mijner eigenliefde, die niets wil lijden, noch aan de nutteloosheid mijner begeerten, die mij altijd datgene doet verlangen wat ik niet doe. Doordring mijn hart dcor het geluk en de verbind-tenis, van alles voor Li en gelijk Gij, te lijden. Maak, dat ik, geen ander belang hebbende dan het uwe, en niets willende dan hetgene Gij wilt, mij zoo gewillig aan de kwellingen van mijnen geest als aan den troost mijns harten onderwerpe; dat ik dikwijls lijdende tot U zegge : Wees voldaan, regtvaardigheid van mijnen God, terwijl ik nog in leven ben; immers Gij straft niet tweemaal dezelfde zonde. zoodra Gij mij dan over mijne zonden in deze wereld straft, is dit een teeken, dat Gij mij daarvoor in de andere niet zult straffen. Hoe min ik smaak in LT zal vinden, des te meer ik U zal beminnen; hoe meer ik de ongeregelde neigingen mijns harten zal bestrijden, des te meer zal ik het bezit van het uwe verdienen. O mijn God! o mijn Zaligmaker! ik neem er genoegen in hier van allen troost beroofd te wezen, indien ik U slechts nooit vergramme. A\eik geluk voor mij , van een slagtoffer van Galvarië, een martelaar van een gekruist hart, en een persoon te wezen, die geheel uwen wil is toegedaan. Amen.

ZEVENDE HOOFDSTUK.

.Dat men de genade der godsmicht moet verbergen onder de hoede der ootmoediglieid.

1. Jesus. — Mijn zoon ! het is beter cn veiliger voor u, de genade der godsvrucht te verbergen, ii daar niet over te verheffen, er niet

-ocr page 235-

228 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS,

veel van te spreken, of ze niet te vergrooten in uwe oogen; maar eerder u zelvcn te verachten , en te vreezen dat gij ze niet verdiend hebt. — Gij zult aan die gemoedsgesteldheid niet te sterk gehecht zijn, want zij kan haastelijk gausch veranderen. — Bedenk in de genade, hoe ellendig en arm gij gewoonlijk zijt zonder de genade. — Ook maakt gij dan niet alleen voortgang in het geestelijk leven, wanneer gij de genade der vertroosting geniet ; maar ook als gij hare onttrekking met ootmoedigheid, met zelfverloochening, metquot; geduld verdraagt, zoodanig dat gij alsdan niet verflaauwt in de oefening des gebeds, eu dat gij uwe andere werken , die gij gewoonlijk te doen hebt, geenszins laat varen. —- Maar dat gij vlijtiglijk doet wat in u is, gelijk gij best kunt en begrijpt, en u niet geheel verwaarloost om de dorheid of ongerustheid van geest die gij gevoelt.

3. Want daar zijn er velen die, als het hun niet wel meevalt, aanstonds onverduldig worden en neêrslasrlig. — Nogtans, des menschen weg is niet altijd in zijne magt; maar het behoort God toe te troosten eu te geven, wanneer hij wil, en zooveel hij wil, en aan wien hij wil, gelijk het hein behagelijk is, eu anders niet. — Sommige onbescheiden menschen hebben wegens de genade van godsvrucht, zich zeiven in het verderf gestort, omdat zij meer hebben willen doen dan zij konden, geen rekening houdende van hunne geringheid, maar eerder de beweging huns harten volgende, dan het rigtsnoer der rede — En omdat zij zich tot grooter dingen vermeten hebben dan God behagelijk was, daarom hebben zij haast de genade verloren, — Zij wilden

-ocr page 236-

DP.EDE BOEK. 239

tot in den hemel klimmen, en ziet zij zijn behoeftig geworden en in hunne ellende gelaten, opdat zij vernederd en verarmd, zouden leeren op hunne eio'eue vleugels niet te varon, maar onder zijne vleugels hunne hulp en hoop te stellen. — Die nog nieuwelingen zijn en onervaren in den weg des Heeren, kunnen zich ligtehjk bedriegen en struikelen , als zij zich niet gedragen naar den raad van wijze menschen.

8. Indien zij liever hunnen eigen zin volgen, dan gehoor te geve;i aan anderen die meer bedreven zijn, zoo za.' het met hen een sleehten uitval hebben, ten minste als zij niet willen afzien van hun eigen goeddunken. — Die in hunne eigene oogen wijs zijn, zijn zelden ootmoedig genoeg om zich van anderen te laten beslieren. — Het is beter weinig te weten en een klein verstand te hebben met eene ware ootmoedigheid, dan groote schatten van geleerdheid te bezitten mer een ijdel zelfbehagen. — Het is beter voor u weinig te hebben, dan veel, waar gij zoxtdt kunnen hoovaardig op zijn. — Hij doet niet w;js-selijk, die zich geheel aan de blijdschap overgeeft, vergetende zijne vorige armoede en de heilige vrees des Heeren, welke de ontvangëne genade schroomt te verliezen. — Ook hij heeft de ware wijsheid niet, die ten tijde van tegenspoed of van eenige zwarigheid, zich wanhopig gedraagt, die met weinig betrouwen op God denkt, en te klein gevoelen heeft van zijne hulp.

4. Die ten tijde van vrede al te gerust zijn wil, zal doorgaans , als het oorlog wordt, ten hoogste schroomvallig en neergeslagen wezen. — Indien gij altoos wist ootmoedig te blijven met een klein gedacht van u zeiven, en dat gij uwen

-ocr page 237-

230 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

geest wist te matigen en wel te bestieren, gij zoudt uiot zoo linast in gevaar of in zondevallen.— Het is hoogst raadzaam, als de geest van vurigheid u bezielt, dat gij alsdan overdenkt wat liet zijn zal wanneer dit licht weggaat. — Eu als zulks geschiedt, denk dan dat hetzelfde licht kan wederkomen, dewijl God het slechts voor een tijd lang ter waarschuwing cn Hem ter eere heeft onttrokken.

5. Zulke beproeving is dikwijls voordeeliger, dan indien u altoos alles naar wensch ging. — Want om over de maat der verdiensten te oor-deelen, moet men niet nagaan of iemand veel visioenen of vertroostingen heeft; men moet niet nagaan of hij geleerd is in de heilige Schrift, of tot ecuen hoogeu staat verheven ; — maar wel of hij ia de ware ootmoedigheid gegrondvest en met de goddelijke liefde vervuld is; of hij in alles alleen de eer van God zoekt; of hij zich zeiven voor niets acht; of hij zich iti waarheid versmaadt, en liever heeft ook van de anderen veracht en vernederd te worden, dan geëerd eu geprezen.

OEFENING.

In den staat van onschuld , zou de meuscli God niet gewilligheid, gemak eu volheid zijner liefde gediend hebben, omdat alles in hem zonder liefde aan zijne geboden zou ouderworpen geweest zijn; maar in den staat van zonde, in welken wij zijn, kunnen wij God bijna niet dienen dan met onophoudelijk tegen ons zeiven te strijden, noch hem beminnen zonder ons zeiven te haten ; en wij doen bijna niets voor liem, dan dit, hetwelk wij tegen ons doen. Derhalve moeten wij ons

-ocr page 238-

derde boek. S31

ootmoedig aan de smakeloosheden, aan de dorlicid en aan het verdriet, dat wij iu onze oefeningen van godsvrucht ontmoeten, onderwerpen : wij moeten in do inzigten van God treden, en ons eeue verdienste maken van Hem zoeken te behagen, zonder ons zeiven te bevredigen . en als slagtoffers zijner liefde, oiize vernietiging aanvaarden , om Hem te eeren; wij moeten gelijk zgii aan de lamp, die voor het allerheiligste Sfikvament brandt , en aan de kaars gedurende het heilige misoffer, die door het vuur allengskens verniegtigd wordt, om de vernietiging van den Zaligmaker op het Altaar te eeren. Indien eene opregt christene ziel kende, hoe zeer een bedrukte staat een heilige en zaligmakende staat kan wezen, een staat van zuivere en beproefde liefde voor God, eindelijk een staat iu welken men zieii zei ven uoeh zoekt, noch zich in iets vindt, en waarin men alleen God zoekt en vindt, welke achting zou zij voor zulk eenen staat niet hebben? Welke zorg zou zij niet dragen om cv nut uit te trekken, dat wil zeggen, om met geduld te lijden, om met kloekmoedigheid den Heer te verdragen, en om niets uit kracht van kwellingen na te laten i Indieu men wel overtuigd en doordrongen ware van de voórtdnrende verdiensten van den staat van dorheid, als 'men dien zonder morren verdraagt, dan zou men ongetwijfeld trachten aan de inzigten van God te beantwoorden, die ons hierdoor wil brengen om ons zeiven menschelij-kerwijze in niets te zoeken, om Hem in alles te bevredigen en ons eene wave verdiensten van zijn welbehagen te maken. Men zou zich gelukkig achten, de voldoening van zijn hart voor die van het hart van God op te offeren, van voor

-ocr page 239-

2SS DE KAVOLGiNQ VAN JESUS CHEISTUS. Hem te wijken, en zich van zijne pligten te kwijten, zonder het vermaak te geuieteu van te weten dat men hem behaagt.

G F; B E D.

Heei! zuiver mijn hart vau de genegenheden mijnei eigenliefde, die nooit tevreden is over datgene, wat zij voor U doet, dan voor zoo veel zij er voldoening uit trekt. Maak, dat ik in mijne godvruchtige oefeningen eerder zoeke aanü te behagen, dan mij zeiven te bevredigen; dat ik, onophoudelijk verstervende aan het natuurlijk leven mijner ziel, hetwelk de eigen voldoening is, geen andere zoeke, dan de getrouwheid om ü te dienen, en denaauwkeurigheid om in alles uwen heiligen wil te volgen. Maak, dat ik U, o mijn God ! meer door het gelool dan door de zinnen gaande, doe en lijde voor uwe liefde, ondanks het verdriet dat ik gevoel, al wat ik zou doen en lijden met al de zoetheid en gevoelige verrukkingen der godsvrucht, overtuigd zijnde van hetgene Gij aan de heilige Gertrudis gezegd hebt ; dat Gij \oor bet oogenblik des doods de vertroosting bewaardtt van alles, wat men gedurende het leven zonder vertroosting gedaan had. Maak eindelijk , dat al mijn werk en ai mijn geluk besta in ü te dienen, en L' meer om L dan om mij zei ven te beminnen Amen.

ACHTSTE HOOFDSTUK.

VuD de kleinachting zijns zelven in de oogen Gods.

1. Dk ZiEh. — J/ï zul tot mijnen llcev spreken, al ben ik stof en assche. (Gen. 18.) Indien

-ocr page 240-

DEKUB BOEK. 333

ik denk iets meer le zijn, zoo verheft Gij U tegen mij, en mijne ongeregtiglieden geven getuigenis van de waarheid, en ik kan zeniet wedeiieggen.— Maar indien ik mij verneder en vernietig; indien ik alle eigene achting uitschud, en in het stof verdwijne daar ik uit geboren ben, dan zal uwe genade mij gunstig wezen, en uw licht mijn hart nabij zijn ; alsdan zal alle zelfachting, ook de minste en de geringste, in de diepte mijner nietigheid wegzinken, en voor eeuwig vergaan.— Daar maakt Gij mij kenbaar aan mij zeiven; Gij toont mij wat ik ben, wat ik was, en waartoe ik gekomen ben ; want ik ben «iets, en ik wist het niet. •— Indien ik aan mij zeiven overgelaten worde, wat beu ik? Niets dan krankheid. Maar zoo haast Gij mij aanblikt, word ik sterk en vervuld met nieuwe vreugd. — En hoe wonder ja is het, dat ik zoo schielijk opgebeurd, en zoo vriendelijk van U omhelsd worde, ik die door mijn eigen gewigt altoos nederwaarts word gedreven!

2. Dat doet uwe liefde, die mij mildelijk voorkomt, en in zoo vele noodwendigheden ondersteunt, die mij voor groote gevaren behoedt, en (laat ik het zeggen) mij verlost van ontelbare kwaden. — Want met mij kwalijk te beminnen, heb ik mij zeiven verloren, en met U alleen te zoeken, met U alleen te beminnen, vond ik beide, mij en U, en uit liefde heb ik mij nog dieper vernietigd. — O allerzoetste Heer! Gij handelt met mij boven alle verdienste; Gij doet meer dan ik zou durven hopen of vragen.

3. Wees gezegend, mijn God! want al ben ik alle gunst onwaardig, toch houdt uwe edelmoedige en oneindige goedheid niet op van wel te

-ocr page 241-

234 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

doen, zelf? nnn de ondankbaren en die verre van U verwijderd zijn. — Bekeer ons tct U, opdat wij mogen dankbaar, ootmoedig en ijverig wexen : want Gij zijt ons heil, onze kracht eu onze sterkte.

OEFENING.

Wanneer men eenige gevoelens van ijdelheid of welb. hagen jesjens zicli zeiven ontwaart, moet mim slechts een oogenblik den onuitputtelijkeu grond zijner bedorvenheid aanmerken en als den afgrond zijner ellenden peilen, om die beweging van hoovaardigheid van liet begin af uit te doo-ven. Immers, hoe zou mén zich dit algemeene onvermogen, hetwelk men voor het bovennatuurlijke goed gevoelt, kunnen voorstellen, die ongeregelde neiging en helling tot het kwaad , die verblindheid van onzen geest, die boosheid van ons hart, die woede der driften, die altijd tegen de rede opstaan : kortom, hoe zou men zich kunnen voor oogen stellen wat men is, en wat men gevoelt te zijn, zonder zich zeiven klein te achten, en onder alle schepselen te verootmoedigen ? Maar als men zich beschouwt ten opzigte van God, indien men denkt op hetgene Hij is, eu hetgene wij voor zijne oogen zijn , namelijk eeu enkele niet, zondaars, maar zondaars met dui-zende schelmstukken beladen, die wij wol weten bedreven te hebben, maar die wij niet weten, of zij ons vergeven zijn geweest; zwakke en brooze schepselen, die zoo ongestadig in het goede eu zoo gestadig in het kwaad zijn; helaas! misschien stervelingen, die voor de oogen van God leven en sterven ia den staat van zonde, en verdienen het voorwerp van zijnen eeuwigen haat te wezen : hoe is het mogelijk, wanneer wij dit overwegen.

-ocr page 242-

Dl^RDE BOEK

dat wij aan ecne gedachte van ijrlellicid kunnen toegeven? Ach! het is maar al te waar, dat als mei) voor zich zeiven ec-uige achting heeft, men zich zalven miskent en vergeet.

GEB E 1).

Laat niet toe, o Heer! dat onze hoovaardigheid ons het gvzigt en liet gevoelen van onze dienden ontnemc. Verpligt ons, aan U eu aan ons zeiven regt te doen, door U van alles de eer te geven, die aan U alleen verschuldigd is; en aan ons do kleinachting toe Ie eigenen, die ons aandeel is, en waarlijk toekomt. D;it een Christen, o mijn Zaligmaker 1 die weet, dat alles wat hij is, niet is dan door U, en het niet onbekend is, dat hij in zich eencn onuitpnttelijken grond van boosheid en bedorvenheid draagt, U eer bewijze over al het goed, dat hij door uwe genade kan doen; en aan zich niet toeëigene dan het kwaad, dat hij doet, vermits hij zonder IJ niet dan tot kwaad bekwaam is. Boezem mijn hart die ware ootmoedigheid in, zonder welke het uwer liefde onwaardig is. Amen.

NEGENDE HOOFDSTUK.

Dat men alle diagen tot God, als tot liet laatste einde stieren moet.

1. Jksus. — Mijn Zoon! ik moet uw hoogste en laatste einde zijn, indien gij waarlijk wilt gelukkig wezen. — Door dat inzicht zal nw hart gezuiverd werden, dat nu dikwijls kwalijk tot zich zelve neigt en tot de schepselen. — Want indien gij in iets u zeiven zoekt, zoo bezwijkt

235

-ocr page 243-

236 UE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, gij iianstoiids, en gij wordt dor, — Stier dan alles hoofdzakelijk tot mij, want ik ben degene die liet al gegeven heb. -— Beschouw alle goed als voortvloeijende uit het opperste goed : en weet dan dat alles tot mij moet wederkeeren als tot zijnen oorsprong,

2, Uit mij, als uit eene levende bron, scheppen groot en klein, en arm en rijk het levende water, — Eu die mij vrijwillig en ijverig dienen , zullen gunst voor gunst ontvangen, — Maar wie zijnen room buiten mij , of zijn behagen in eenig bijzonder goed wil zoeken, die zal geene blijvende of ware vreugd genieten, diens hart zal niet zwellen, maar het zal op velerhande wijze geperst en vernepen worden, — Gij zult u ze!ven dan geen goed aanmatigen, noch eenigen menscli zijne deugd toeëeigenen : maar geef alles aan God, want zonder hem heeft de menscli niets. — Hij heeft het al gegeven; hij wil alles weder hebben; ou met groote strengheid eischt hij den dank die-hem toekomt,

8, Dit is de waarheid, die allen ijdelen roem op de vlugt drijft. — En indien de hemelsche genade, en de ware liefde in het hart komt, zoo zal er geen plaats zijn voor den nijd die hot hart doet krimpen, of de eigenliefde zal het niet innemen. — Want de goddelijke liefde overwint alles, eu breidt alle krachten der ziel uit. — Indien gij wel bedacht zijt, zoo zult gij u in mij alleen verheugen, en in mij alleen hopen ; want niemand is goed dan God alleen, die boven al geloofd eu in alles gezegend behoort te worden.

O IS F E N I N G.

Heb in al uwe werken eene zuivere en opregte

-ocr page 244-

DI.KDE BOEK.

meening om deivHeer te behagen, en tracht hem al den roem van het goed, dat Hij verrigt, te geven, daar Hij Je oorsprong en de volheid is van alle goed. Draag nergens roem op dan in uwe ellenden, en stel uwe eer in ze menigmaal aan een en barmhartigen God op te offeren, die behagen schept in eene ziel, die door de overweging barer nietigheid getroffen is. Hond u niet op met gedachten van ijdelheid en welbehagen jegens u zeiven, of met het verlangen om van anderen geacht en geëerd te worden; want God, zegt de koninklijke Profeet, overdekt met schaamte en verachting degenen, die den lof der men-sehen najagen en hen willen behagen. Het eenige middel, dat gij bezit om God te behagen en zijn hart te winnen, is u zei ven te versmaden en te haten.

GEBED.

Heer! duld niet dat ik mij eenig goed toe-schrijve, waarvan Gij de oorsprong en het begin zijt; en daar alle goed van U komt, maak dus, dat ik alles tot ü terug stiere. De glorie dan is uw aandeel. en ik wil ü deze geheel geven; de versmaadheid is mijn deel, en ik wil die van uwe hand aanvaarden; gelukkig, indien ik, met vreugde mij aan de versmading onderwerpende, uwe weldaden waardig worde, en indien ik, met een ootmoedig en onbekend leven te leiden, niets zoeke dan voor de oogen der wereld te sterven, om mij alleen in uw hart kunnen vestigen, Amen.

237

-ocr page 245-

238 de navolging van jesus chtjistü3.

TIENDE HOOFDSTUK.

Dat het zoet is God te dienen en de wereld te veraehten.

1. De Zikl. — Ik znl andermaal sproken, o Heer, en ik zal niet stilzwijgen; ik zal spreken in het oor van mijnen (jod, van mijnen Heer, van mijnen Koning, die in den hooge is.— O Heer! hoe groot is de overvloed der zoeiiy-heid, welke Gij bespaard' hebt voor die U vreezen ! (Ps. 3U.) Maar wat zijt Gij dan voor die Ü beminnen? wat voor die U uit ganscher harte dienen? — Onuitdrukkelijk voorwaar is de zoetigheid uwer beschomving, die Gij verleent aan uwe minnaars. — Gij hebt mij de teederheid uwer liefde vooral hierin getoond, dat, ah ik er niet was. Gij mij gesehapen hebt; en als ik ver van U was afgedwaald, Gij mij hebt terug geleid, opdat ik ü mogte dienen, en geboden hebt dat ik Ü beminnen zou.

2. O bron der eeuwige liefde, wat zal ik van IJ zeggen? — Hoe zon ik U kunnen vergeten, die U gewaardigd hebt aan mij te denken, ook nadat ik bedorven en verloren was? —Gij hebt, boven alle hoop, barmhartigheid gedaan metuweu dienaar, en boven alle verdienste hebt Gij hem genade en vriendsehap bewezen. — Hoe zal ik U die gunst vergelden? Want het is aan alle menschen niet gegeven, dat zij, alles afstaande, de wereld zouden verlaten, om hei kloosterlijk leven te omhelzen. — Is het iets groots dat ik L diene, die van alle schepselen gediend moet worden?—Neen, het moet mij niet grootsehij-nea dat ik U diene; maar veeleer komt mij dit

-ocr page 246-

[

quot;DERDE BOEK. 239

groot en wonderbaar voor, dat Gij een zoo ellen-dig en zoo onwaardig schepsel in uwe dienst wilt aanvaarden, en onder het g.tnl uwer ge-si- liefde dienaars rekenen.

3. Zie, alles wat ik licb, en wat ik tot uwe o dienst gebruik, is het uwe. — En echter is

en het, omgekeerd, eerder Gij die mij dient, dan ik

;r, U. — Zie, Ik mei en aarde, die Gij tot 's men-

— sehen dienst geschapen hebt, zijn gereed, en

',g- doen alle dagen hetgeen (jij hun gebiedt. — En

n! dat is nog weinig; Gij hebt ja de Engelen ten

ie- dienste van den mensch bestemd. — Maar iets

■te dat alles te boveu gaat, is, dat Gij zelf U ge-

e- waardigd hebt den mensch te dienen, en beloofd

an hebt U zei ven aan hem te geven,

id 4. Wat zal ik U wedergeven voor al die dui-

ik zende weldaden! — O mogt ik U dienen al de

ik dagen van mijn leven! — O ware ik ten minste

ig ih staat om ü maar eenen dag naar behooren

m tc dienen! — Voorwaar, Gij zijt allen dienst,

alle eer en ecuwigdurenden lof ovenvaardig. — in Gij zijt waarlijk mijn Heer, en ik uw arme

i, kneelit, die verpligt ben U uit allo mijne krach-

ik ten te dienen, en nimiiier in uwen lof te ver-

t, flaauwen. — Zoo w.1 ik, zoo verlang ik het,

li en wat mij daartoe oiitbrcekt, gelief het zelf

■a aan te vullen.

k 5. liet is eene groote eer, een grootc roem,

e b' te dienen en alles om U te versmaden. —•

Want zij znlien groote genade verwerven, die k zich vrijwilliglijk begeven tot uwe allerheiligste

k dienst. — Zij zullen den zoetsten troost van den

■t heiligen Geest beproeven, die voor uwe liefde

j- alle vieeschelijk vermaak hebben afgezworen. —

it Zij zullen eene groote vrijheid van geest beko-

-ocr page 247-

340 DE NTAVOLGINTamp; VAN JESUS CHRISTUS, men. ilie om uwen naam tien en gen weg inslaan, en alle wereldsche zorg ter üijde stellen.

6. O aangename, o liederijke dienst van God, waardoor de mensch waarlijk vrij en heilig wordt! — O zalige staat der geestelijke dienstbaarheid , die den mensch gelijk maakt aan de Engelen , behagelijk aan God, vreeselijk aan de duivelen , en achtingswaardig aan alle geloovigen 1 — O dienst, waard gezocht en vurig omhelsd te worden, waardoor bet hoogste goed verworven wordt, en de vreugd die eeuwig' zal duren !

OEFENING.

Zich onwaardig oordeelen van alle genaden; aan al diegene beantwoorden, welke men van God ontvangt; Hem al de glorie geven van de getrouwheid, die men voor Hem heeft; Hem dikwijls bedanken voor de goedheid, welke Hij gehad heeft, van ons in onze dwaling op te zoeken , en van ons na zoo vele zonden te ontvangen; alles van zijne barmhartigheid te hopen , en zich geheel in zijne handen stellen : ziedaar wat eene opregt christene ziel moet doen, die weet wat Jesus Christus voor haar is, en wat zij voor Hem moet wezen.

Hoe gelukkig is men van niets in zich te ontmoeten, hetwelk eenig gevoelen van ijdelheid of zelfbehagen kan voortbrengen ! Hoe gelukkig is eene ziel, die niet verpligt wordt uit zich zelve te gaan dan om in God te verblijven ! O hoe geschikt is het gevoelen zijner ellende, om ze in het hart van eenen barmhartigen God te stellen! En hoe zeer verpligt ons de ondervinding, die men heeft van het onvermogen tot alle goed , en van de neiging tot alle kwaad, het alleen met

-ocr page 248-

derde boek. 241

God te houden, en dikwijls tot Hem onze toe-vlugt te nemen !

gebed.

Heer! hoe zou ik U kunnen vergeten, Gij die mij zoo dikwijls van de hel bevrijd hebt, in welke ik door de wanorde en nutteloosheid van mijn leven stond te vallen! Genees in mij dit ijdel welbehagen en die opgeblazene ijdelbeid, waardoor ik mij laat voorstaan dat er iets goeds in mij te vinden is. Het is in U, Heer! het is van U ; en zonder U ben ik uiet bekwaam dan om U te vergrammen. Gedoog niet, dat ik mij onder uwe oogen door een vrijwillig gevoelen van hoogmoed verheffe, waardoor ik over mij het ongeluk zon kunnen trekken, met hetwelk de eerste engel is geslagen geweest. Veel liever heb ik door de menschen versmaad te worden, en uwe vriendschap te bezitten, dan hunne achting te genieten en van U verworpen te worden. Maak, dat ik U regt doe, met U al het goed toe te eigenen dat ik verrigt, en dat ik aan mij zeiven regt doe, met mij al hot kwaad , waartoe ik bekwaam ben, toe te schrijven , om daarvan vergiffenis te bekomen. Amen.

ELFDE HOOFDSTUK.

Dat men de begeerte zijns harten onderzoeken moet en matigen.

1. Jesus — Mijn Zoon! gij moet nog vele dingen bijleeren, diejnj nog niet wel genoeg weet. — De Ziel. — \Aelke zijn die dingen, Heer? — Jesus. — Gij moet uwe wenschen geheel schikken volgens mijn welbehagen ■ gij raoogt uw eigen

11

-ocr page 249-

242 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, minnaar niet zijn, maar een vurige IJveraar van mijnen wil. — Uwe begeerten ontsteken u dikwijls, en drijven u heviglijk aan : maar onderzoek of gij tot mijne eer bewogen wordt, dan of het niet eerder is tot uw eigen voordeel. — Indien ik er bet doel van ben, zoo zult gij wel te vreden zijn, hoe of ik het ook besehikke; doch indien er iets van eigenbaat onder schuilt, zie dat is het wat u verhindert en bezwaart.

2. Wees dan behoedzaam dat gij niet te veel steunt op eene begeerte, die gij opgevat hebt zonder mij raad te vragen : opdat het u soms daarna niet berouwe of mishage, hetgeen u eerst wel geviel, en dat gij beijverdet als het beste. — Want niet alle genegenheid die goed schijnt, moet aanstonds ingevolgd worden ; gelijk ook niet alle tegenstrijdige beweging dadelijk te vlngten is. — Het is somtijds raadzaam, dat men den goeden ijver en de beste begeerte zeifs in den toom houde, om niet door overhaasting in do verstrooijing van geest te vallen, om aan anderen geene ergernis te geven door onbescheidenheid van gedrag, of ook om zelf niet ontsteld en neêrslag-tig te worden door eens anders wederstand.

3. Somtijds ook is het noodig geweld te gebruiken, en zijne zinnelijke begeerten kloekmoe-diülijk tegen te gaan, zonder te vragen wat het vleesch wil, of wat het niet wil: maar liever daarvoor te werken, dat het zelfs tegen zijnen wil aan den geest onderworpen zij. — En zoo lang moet het gekastijd en onder het juk gebogen worden, tot dat het bereid zij tot alles; tot dat het leere met weinig te vreden wezen , zijn vermaak zoeke in de eenvoudigheid , en nimmer morre tegen eeuig ongemak.

-ocr page 250-

DF1ÏDE nOKK.

OEFJSN'IN'G.

Men moet zijne begeerten volgens den wil van God regelen, ze volgens de beweging zijner genade matigen, en zs allen schikken om aan Hem te behagen. Do ware boetvaardigheid des harten bestaat: in de vurigheid zijner begeerten te bedwingen , in de hevigheid derzclve tegen zieh zeiven te keeren . en in ze allen te vereenigen om God te behagen. De heilige oef'eniijg der zelfverloochening, die volstrekt ter zaligheid aller Christenen noodwendig is, en die den geest van het Evangelie, den ])ligt van ons Doopsel en de onvermijdbare verbindtems van eeneu Christen uitmaakt : die oefening, zeg ik, bestaat sreheel in het bedwingen zijner ongeregelde neigingen, in het schikken van zijne onverschillige en natuurlijke begeerten tot een bovennatuurlijk einde, en in het verzekeren zijner begeerten ter zaligheid, door de volbrenging der goede voornemens; dewijl een bovennatuurlijk en verdienstelijk leven , in hetwelk men de begeerte met de werking ver-eenigt, fot de zaligheul noodig is.

GEBED.

Wanneer, o Heer! zal ik, vermoeid van de ongeregeldheid en nutteloosheid mijner begeerten, gelijk dit moet wezen, beginnen met ze volgens uwen heiligen wil te schikken, en het goede te oefenen, hetwelk ik verlang te doen? Is het voor mij genoeg steeds te zeggen : Ik zou geheel aan U willen toebehooren , eu L' getrouw dienen, zonder het standvastig te doen en zonder liet krachtdadig te willen ? Helaas, mijn Cod 1 ik weet dat do hel door de nuttelooze

243

-ocr page 251-

244 de navolging van jesus christus, begeerten, en door die ; Ik zou mij wel willen zalig maken, vervuld is, eu dat zij niet nalaat liierom het te wezen. Ach ! kan ik mij bekeeren en mijne zaligheid bewerken, met het niet anders te willen dan gelijk al de verdoemde Christenen dit gewild hebben en nog willen? Heer ! ruk uit mijn hart die nutteloosheid der begeerten voor mijne zaligheid, die geschikt is om mij in het eeuwige ongeluk te storten, en maak , dat ik altijd de gedachte, de begeerte en de middelen vcreenige en in het werk stelle, die Gij mij geeft om U te behagen en mijne zaligheid te bewerken. Amen.

TWAALFDE HOOFDSTUK.

Van de oefening der verduldigheid en het bestrijden der kwade lusten.

1. De Ziel. — Mijn Heer en God! ik zie het wel, de verduldigheid is mij zeer noodig : want daar vallen veel zwarigheden voor in dit leven. — En hoe ik het overleg of niet om vrede te hebben, mijn leven kan zonder strijd en zonder lijden niet wezen.

2. Jesus. — Het is zoo, mijn zoon. Doeh mijn wil is niet dat gij zulken vrede zoekt, die vrij zij van alle bekoringen, en niets tegenstrijdigs beproeve. — Maar dat gij dan ook denkt den vrede gevonden te hebben, wanneer gij door vele kwellingen geoefend, en door vele moeijelijkhe-deu beproefd wordt. — Zegt gij ; ik kan niet veel uitstaan; hoe zult gij dan den gloed des va-gevuurs kunnen lijden ? Vau twee kwaden moet men altoos het minste kiezen. — Om dan hiernamaals de eeuwige pijn te ontgaan, tracht het

-ocr page 252-

DERDE BOEK 245

tegenwoordig lijden , om Gods wil met geduld te verdragen. — Meent gij dat de menschen van deze wereld niets of weinig te lijden hebben ? Keen, gij zult ze niet vinden, zelfs onder die welke in de grootste weelde zijn.

3. Maar . zegt gij, zij hebben toch vele vreugden , en zij doen alles wat zij willen : en daarom voelen zij weinig hunne kwellingen.

4. Het zij zoo : laten zij alles hebben wat hun hart lust; maar hoe lang, meent gij, zal dat duren?— Zie, gelijk de rook, zoo zullen de weelderigen dezer wereld vergaan , en daar zal geen geheugen blijven van hunne genoten vreugden.— Maar zelfs terwijl zij nog leven, smaken zij die niet zonder bitterheid, zonder verdriet of zonder vrees. — Want daar zelfs, waar zij meenden vermaak in te vinden , ontmoeten zij dikwerf uiets dan pijn en droefheid. — Zij hebben wat zij verdienen : liet is regt, dat die de ongeregelde vermaken zoekt en naloopt, ze niet geniete zonder schande en zonder bitterheid. — O hoe kort, hoe bedriegelijk, hoe misdadig, hoe eerloos zijn alle die vreugden ! — Dorh helaas ! in hunne dronkenschap, iu hunne blindheid verstaan zij dat niet: maar als redelooze dieren , om eenen oogenblik van vermaak in dit kortstondig leven, storten zij zich in den dood hunner ziel. — Gij dan, mijn zoon, vohj mee lusien niet in, eti zie af van uwen eiyen wil. (Eccl. 18.) Zoek uwe hlijdscïiajj in den lieere, en hij zal u (/even ■wat uw hart verlangt. ( Ps. 86.)

5. Wilt gij ware vreugd smaken, wilt gij over-vloedigen troost van mij ontvangen; zie in de verachting aller wereldsche dingen, en in het ont-vlugten van alle slechte vermaken zal uw zegen

-ocr page 253-

246 DE NAVOLGING VAN JESTJS CHRISTUS.

zijn en de rijkste troost zal ze u vergoeden. — En hoe meer gij n onttrekt aan den troost der schepselen, zoo veel te zoeter, zoo veel te krachtiger vertroostingen zult gij in mij vinden. — Doch in liet begin zul het u wel wat tranen kosten, wat arbeid en wat strijd, om zoo ver te komen. — De oude gewoonte zal er zich tegen stellen ; maar zij zal door eone betere gewoonte overwonnen worden. — liet vleesch zal klagen en morren ; doch het zal bedwongen worden door den ijver des geestes. — De oude slang zal u prikkelen, zal u kwellen ; maar het gebed zal haar verdrijven, en door een nuttigen arbeid zult gij haar eenen grooten toegang sluiten.

OEFENING.

De ware vrede bestaat, in de ootmoedige en standvastige onderwerping aan Gods wil, in de hevigste kwellingen, in do grootste bekoringen, en als gij in n zeiven niet meer zult vinden dan opstand, onrust en verdriet, en dit alles in de handen van God stelt, is het dat gij er de ware rust van eene ziel in zult vinden, die, op zich zelve niet steunende, niet anders dan in God bestaat, door het vertrouwen en de onderwerping. Zich ontmaken van alles wat ons behaagt, alles wat ons kwelt van de hand des Heereii aanvaarden , alles wat ons tegenstaat overwinnen, ziedaar het ware middel om in vrede v.e wezen.

O 1! B li IJ.

Heer! Gij alleen kunt ons dien vrede des harten, dien vrede Gods, dien onuitsprekelijken vrede en die ootmoedige onderwerping verleenen. TVij vragen, hopen en verwachten dien van U.

-ocr page 254-

derde boek. 847

Mijn Zaligmaker! verleen ons dien vrede, welke onzen geest en ons hart in dc afhankelijkheid uwer waarheden en van uwen heiligen wil behoudt. Am.

DEETIENDE HOOFDSTUK.

Dal mcu ootmoedig gehoorzamen moet, naar het voorbeeld van Jesus Christus.

1. Jesus. — Mijn zoon ! wie zich zoekt te onttrekken aan de gehoorzaamheid, onttrekt zich aan de genade; en die iets in eigendom wil bezitten. verliest wat in het gemeen is. — Die niet gaarne en gewillig zich aan zijnen overste onderwerpt, het is een teekeu dat bij liem het vleesch nog niet volkomen gehoorzaamt, maar dat het dikwijls weclerspannig is en tegenmort. — Leer dan uwen overste op het eerste woord gehoorzamen, indien gij uw eigen vleesch wilt meester worden. Want de uitwendige vijand wordt ligter overwonnen, als de inwendige mensch met zich zeiven niet in oorlog is. — Do lastige en de ergste vijand uwer ziel, dat zijt gij zelf, als gij van binnen verdeeld zijt. — Gij moet voor u zeiven eene ware verachting opvatten, indien gij wilt de overhand hebben over vleesch en bloed.— Omdat gij nog eene verkeerde liefde voor u zeiven hebt, daarom vreest gij u ten volle over te geven aan den wil van anderen.

2. Maar is het dan eene zoo groote zaak, dat gij, die maar stof en nietigheid zijt, u om Gods wil aan eenen mensch onderwerpt, wanneer ik, die de Almogende en de Allerhoogste ben, ik die alles uit niet geschapen heb, mij om uwentwil ootmoedig aan den mensch heb onderworpen? —

-ocr page 255-

248 DE NAVOLGING TAN JESÜS CHRISTUS. Ik beu de nederigste en de minste van allen gew orden . opdat gij uwe hoovaardigheid door mijne ootmoedigheid overwinnen zondt. — Leer onderdanig zijn, slijk der aarde; leer n vernederen, stof en ascb,eii u buigen onder de voeten aller menschen. — Leer uwen wil breken, en tot alle onderworpenheid u begeven.

3. Word ontstoken tegen u zeiven, en laat geene opgeblazenheid in u blijven; maar maak u zoo klein en stel n zoo laag, dat alleman over u kunne heenwandelen en u vertreden gelijk bet modder der straten. — Wat hebt gij te klagen, nietige mcBseh ? — Yuile zondaar, hoe kunt gij u verzetten tegen die u laken, gij die zoo dikwerf God vergramd, en honderdmaal de hel verdiend hebt? — Maar mijn oog heeft u gespaard, dewijl uwe ziel kostbaar was voor mijn aanschijn, opdat gij mijne liefde erkennen zoudt en immer dankbaar wezen voor mijne weldaden :—en opdat gij gedurig u op de ware onderwerping en ootmoedigheid zoudt toeleggen, en alle versmadingen verduldig uitstaan.

OEFENING.

Men moet zich niet tevreden houden met uitwendig te gehoorzamen, en iu zaken die gemakkelijk zijn, maar men moet ook uit ganscher harte en in de moeijelijkste dingen gehoorzaam wezen. Want hoe lastiger het ons valt te gehoorzamen, hoe meer verdienste men heeft. Zou men zich niet kunnen onderwerpen aan eenen mensch, om God, nadat men gezien heeft, dat God zich voor ons aan de menschen heeft onderworpen, ja aan zijne beulen zelfs?

Jesus Christus heeft geheel ziju leven willen

-ocr page 256-

deem boek. 249

gehoorzaam wezen, i:i gehoorzaam tot den duod des kruises, en ik zou miju leven niet willen doorbrengen met, te gehoorzamen, en van de gehoorzaamheid mijne verdienste en mijn kruis maken r De onafhankelijkheid is het aandeel van eenen God. en hij is mensch geworden om van een ieder af te hangen, en om de afhankelijkheid in zich te heiligen. Ik wil mij dan naar het voorbeeld van eenen onderdanigen, afhankehjken en gehoorzamen God schikken, en over niets in mij, noch zelfs over mijnen eigvn wil beschikken, '

GEB® 1),

o Mijn Zaligmaker! die in den schoot van Maria door de gehoorzaamheid zijt gevormd o'e-weest. Gij, die zc gedurende dertig jaren quot;te Nazareth stipt hebt geoefend, en uit gehoorzaamheid hebt willen geboren worden, leven en sterven : wek ons op om uw voorbeeld na te volgen, om in alles aan L . in de personen die over ons gesteld zijn , en die uwe plaats bekleeden, te gehoorzamen. Maar maak tevens, wanneer wij ons verbinden om te doen wat ons bevolen is, dat wij het gaarne doen, eu beter oordeelen, dat wij van ons leven eeue gedurige gehoorzaamheid maken, die ons in dit leven uwe genade en uwe heerlijkheid in de eeuwigheid verzekert. Amen.

Y EERTIEN DE HüOFDSï U K.

Van de betrachting der verborgene oordeelen Güda , om niet verwaand te worden in bet goed.

1. De Ziel — Heer! Gij dondert uwe oor-

11 ♦

-ocr page 257-

250 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

deelen uit over mij, cu Gij schudt alle mjiie beenderen met schrik en vrees, en mijne ziel valt aan het beven. — Ik sta verbaasd, en zie dat de hemelen niet zuiver zijn voor uwe oo^eti.

_Indien Gij in de Engelen boosheid gevonden ,

en hen niet gespaard hebt, wat zal er van mij worden? — De sterren zijn uit den hemel gevallen; en ik, handvol stofs, wat vermeet ik mij r — Menschen, wier werken loffeljk schenen, zijn zeer diep gevallen, en die het brood der Engelen aten, heb ik zien smaak vinden in deu draf der varkens.

2. Daar is dan geene heiligheid, indien uij , o Heere! uwe hand intrekt. — Geene wijsheid baat, indien Gij ophoudt haar te bestieren. Geene sterkte helpt, indien G;j nalaat haar te handhaven. — Geene kuischheid is verzekerd , indien Gij haar niet beschermt. — Geene eigene waakzaamheid is genoegzaam, indien Gij zelf ons niet behoedt. — Van U verlaten, zinken wij en gaan verloren ; doch van U bezocht, houden wij het hoofd boven en leven.— Want wij zijn ongestadig, maar Gij bevestigt ons: wit; zijn laauw , maar Gi) verwarmt ons.

8, 6 , Wat moet ik kleine en nederige gevoelens van mij zeiven hebben! wat moet ik het weinig achten , indien ik iets goeds schijn te hebben • O, hoe diep , Heere , moet ik mij buigen onder uwe grondelooze oordcelen, voor welke ik mij niets anders bevindc te wezen dan nietigheid , en enkel nietigheid ! — O onberekent aar gewigt, o oeverlooze zee, alwaar ik van mij niets viudc , alwaar ik ben als een niet in het geheel al. —-Waar zal dan de hoogmoed schuilplaats vinden . waar het vertrouwen op eigene deugd . Alle

-ocr page 258-

DERDE BOEK, 251

ijdele roem is verzwolgen in de diepte uwer oor-deelen over mij.

4. Wat is alle vleesch voor uwe oogen ? —

Zal de Hei zich leroemen tegen hem die haar gevormd heeft? (Is. 29.) — Hoe kan de mensch zich verheffen door ijdele woorden, als zijn hart waarlijk aan God onderworpenis?—Geheel de wereld is onbekwaam om hoogmoed in te boezemen aan iemand, die zich der waarheid onderworpen heeft ; en die gansch zijne hoop op God heeft gevestigd, zal ongevoelig zijn voor het gevlei aller lofredenaars. — Want zij zelfs, die spreken , wat zijn zij anders dan nietigheid ? Zij zullen verdwijnen met het gelnid hunner stem : maar de waarheid Gods Jjlijft in der eeuwigheid. (Ps. 116.)

OEFENING.

De ondoorgrondelijkheid der oordeelen Gods, voor wiens oogen alle mensch slechts een niet en zonde is, moet alle gevoel van trotschheid in onze ziel uitdooven en haar treffen bij het besef van Gods heiligheid en zuiverheid, en het gedenken van den grond van onzuiverheid en verdorvenheid, dien wij in ons dragen. Een engel zondigt, God kan hem niet verdragen ; Hij verwerpt hem om eene enkele zonde uit zijn hart en uit zijn paradijs. De mensch zondigt, en Hij verdraagt hem; Hij opent voor hem zijn hart en zijnen hemel, indien hij door eene spoedige en opregte bekeering tot Hem wil wederkomen. Laten wij uit het eene eenen diepen afschrik voor de zonde en eene heilzame vrees voor Gods regtvaardigheid opvatten, en uit het andere een vast vertrouwen in zijne barmhartigheid stellen.

-ocr page 259-

252 de navolging van* jesüs christus.

niet om haar te misbruiken met onze boetvaar-Jiglieid uit te stellen; maar om ons aau te moedigen haar wel te doen, eu met te trachten eene volkomene erkentenis voor al zijne weldaden te hebben.

GEBED.

6 Heiligheid van God, die de zoude niet kunt verdragen ! hoe kunt Gij een hart als het mijne dulden, dat ze onophoudelijk bedrijft en zich gewent om U te mishagen ? O zuiverheid van eenen God, voor wiens oogen de hemelen zelfs niet zuiver zijn, en die ongeregtigheid in de Engelen gevonden hebt; hoe komt bet, dat Gij mij niet verwerpt, in wien alles onzuiver en straf-pligtig is? Heer ! indien Gij wilt, kunt Gij mij zuiveren en heilig maken. Ik werp mij in de armen uwer barmhartigheid, eu smeek U van in mij alles te vernietigen, wat tegen uwe heiligheid strijdt, en mij op te wekken om mij te beteren en mij over mijne zonden te straffen. Amen.

VIJÏTIENDE HOOEDSTUK.

Wat men moet zeggen en doen in alle wenschelijke zaken.

1. Jesus. •— Mijn zoon! zeg in alle voorvallen ; Heere! indien het met uw welbehagen overeenkomt, laat het zoo geschieden.— Hsei e! indien er uwe eer in gelegen is, dat het zoo zij, in uwen naam.— Heer! indien Gij voorziet dat het mij dienstig is, indien Gij oordeelt dat het tot mijn voordeel strekt, geef mij het dan om het tot uwe eer te gebruiken. ■— Maar indien Gij wist

-ocr page 260-

DKKDE IJOI;K. 25S

dat het mij zon schadelijk wezen, of niet heilzaam voor de zaligheid mijner ziei, v gr wij der van mij die begeerte. — Want niet alle begeerte komt van den heiligen Geest, alhoewel zij voor de menschen regtmatig schijne en goed. — Het is moeijelijk om met zekerheid te onderscheiden, of het de goede of de kwade geest is, die u aandrijft om deze of gene zaak te begeeren , alsmede of gij uit eigene beweging te werk gaat. — Velen hebben zich in hef eind bedrogen gevonden, die in het begin door een goeden geest meenden gedreven te wezen.

3. Daarom, wat er u ook wenschelijk moge voorkomen, gij moet het nooit begeeren, nooit vragen, dan in de vrecze Gods, en met een ootmoedig hart; vooral moei gij het mij geheel overlaten, met afstand te doen van uwen eigen wil, en gij moet zeggen : — Heer! Gij weet hoe het best is; laat dit of dat geschieden, gelijk het U belieft. — Geef wat Gij wilt, en zoo veel Gij wilt, en wanneer Gij wilt. — Handel met mij gelijk Gij het goed vindt, volgens dat het U behagelijkst is, en het meest tot uwe eer strekt. — Plaats mij waar Gij wilt, en beschik vrijelijk over mij in alle dingen. -— Ik beu in uwe hand, keer en wend mij heen en weder, rond en om. — Zie, ik ben uw dienstknecht, bereid tot alles; want ik wensch niet voor mij te. leven, maar voor U ; inogt ik dat waardiglijk en volmaaktelijk !

Gübed om Pods welbehagen te volbrsngen.

3. Verleen mij, o allermildste Jesus, uwe genade, opdat zij met mij weze en met mij werke, en met mij volharde tot aan het einde. — Geef mij dat ik immer datgene verlange, datgene wille,

-ocr page 261-

254 UE NAVOLGING VAN JE9US CHRISTUS.

wat U aangenaamst is en meest behaagt.—Uw wil zij de mijne, en mijn wil volge steeds den mven, en kome daar ganseh meê overeen. — Laat mij olloos met U hetzelfde willen en niet willen: ja geef dat ik niets anders zon kunnen willen of niet willen, dan hetgeen Gij wilt of niet wilt.

4. Geef mij dat ik sterve voor al wat in de wereld is, en dat ik om uwentwil gaarne ver-aeht en onbekend zij in dit leven. Geef mij dat ik boven alle wensc'ielijke dingen in U beruste, en dat mijn hart in U zijn vrede zoeke. — Gij zijt de ware vrede dos harten, Gij alleen zijt ware rust: buiten U is alles bezwaarlijk en ontrustend. In dezen vredey dat is, in U alleen , die het opperste en het eeuwig goed zijt, moge ik slapen en rusten. Amen.

OEFENING.

Dewijl God alles wil wat ons overkomt, en dat Hij het wil voor ons welzijn en voor onze zaligheid, zoo moeten wij ons in alles aan zijnen heiligen wil overgeven, dat wil zeggen in de oe-fenini;. ]°Met nietstc willendan hetgeen God wil, en bet willen gelijk Hij dit wil en als Hij dit wil. 2° Ous nooit van zijnen heiligen wil door eene vrijwillige ontrouw verwijderen, en nimmer aan ons haiï toe te laten van iets te zeggen of te doen , wat met den wil van God strijdig is. 3° Nooit uit eenig inzigt zondigen, en ons niet tegen God stellen in hetgene Hij van ons wil.

Er is sleehts een sterk en standvastig voornemen noodig van alles te doen , te laten en te lijden hetgene Hij wil of van onze getrouwheid zou willen, om ons slagtoffers van zijne liefde

-ocr page 262-

derde boek.

cn van zijn welbehagen te maken, en ons op aarde datgene tc doen beginnen, wat wij hopen in den hemel te blijven doen. Laat ons dus den Heer dikwijls bidden, dat zijn wil in ons hier op aarde geschiede, gelijk Hij in ons in eeuwigheid zal geschieden.

oefening.

ó Mijn God ! wiens heilige wil de regel en de oorsprong van alle goed is : wees in mij de ziel van al mijne werken en de drijfveer van al de bewegingen mijns harten. Maak, dat ik in mijn geheel gedrag, in al mijne wederwaardigheden niets zoeke te doen of te lijden, dan hetgene Gij wilt, omdat-Gij het wilt, en gelijk Gij het wilt; dat ik in alles aan mijnen eigei. wil ver-zake; dat ik U alsden meester, en als den eigenaar van mijn hart make, opdat het in alles aan de genegenheden en aan den wil van het uwe onderworpen zij, zonder ooit van hetzelve af te wijken. Amen.

ZESTIENDE HOOFDSÏ U K.

Dat de ware troost in Gofl alleen te vinden is.

' 1. De Ziel.— Alles wat ik verlangen kan of uitdenken tot mijnen troost, dat verwacht ik hier niet, maar hiernamaals. — Bijaldien ik alle troos-telijkheden der wereld alleen bezate, en alle vermaken genieten kon, zeker is het, dat zulks niet lang zou kunnen duren. — Zoo dan, mijne ziel , gij kunt geen volkomen troost hebben of geene volmaakte vreugd vinden dan in God , die de trooster is der armen cn de verheffer der oot-

255

-ocr page 263-

256 DE NAVOLGING VAN JESCS CHKISTCS. moedigen. — Wacht een oogenblik, mijne ziel, verbeid de goddelijke beiofte, en gij zult overvloed hebben aan alle goederen iu den hemel. — Indien gij met te grooten drift bogeerig ziit naar de tegenwoordige dingen, dan zult gij de eeuwige , de hemelsehe missen. — Het tijdelijke zij tot uw gebruik, het eeuwige het voorwerp van uw verlangen. — Geen tijdelijk goed kan u verzadigen : want om dat te genieten zijt gij niet geschapen.

2 . Al bezat gij alle geschapene goederen, nog zoudt tjij niet gelukkig of te vreden zijn : maar in God, die alles geschapen heeft, ligt geheel uwe zaligheid en uw geluk. -—- Niet een geluk gelijk de dwaze minnaars der wereld zich verbeelden en hoogschatten; maar gelijk de getrouwe dienaars van Jesus Christus verwachten, en waarvan de godvruchtige mensohen , die zuiver van harte zijn en wier verkeer in den hemel is, somtijds den voorsmaak hebben. IJdel en kortstondig is alle menschelijke troost. — Zalig en waarachtig is de troost, dien men van binnen ontvangt van de waarheid. — Do godvruchtige mensch draagt altijd met zich zijnen trooster Jesus, en hij zegt tot hein ; sta mij bij, Heere Jesus, in alle plaatsen en tijden. — .Dat mijne vertroosting zij gaarne beroofd te zijn van allen menschelijken troost. — Eu wanneer ik uwe vertroosting mis, dan zij uw wil en uw billijke beproeving mijn grootste troost — Want Gij zult niet aUi/os vergramd zijn, en uwe bedreigingen zullen niet eemoig roezen. ( Hs. 103.)

OEFENING.

God is het middenpunt van onze harten, zegt

-ocr page 264-

DERDE BOEK. 257

de H. Augustinus, eu zij zullen altijd onrustig leven zoo lang zij in Hem niet. zullen rusten; dit is zoo lang als zij, aan zich zeiven en aan de schepselen verkleefd, hun geluk buiten God zullen zoeken. Men muet zich dan onthechten aan alles, wat God niet is, zich van alles afscheiden , als dood zijn voor alles, om het ware ge-hik te bezitten, hetwelk eene ziel in God vestigt. Zeggen wij dus niet, gelijk de wereldlingen : gelukkig zij, die alles, wat zij verlangen, in overvloed hebben, en aan welke noch goederen , noch wereldsche vermaken ontbreken! Laat ons liever zeggen ; gelukkig een hart, voor hetwelk God alleen genoegzaam is ! Gelukkig een Christen, die niet bemint dan datgene, wat hij altijd zal beminnen!

G E ü E D.

Wanneer, o mijn God! zal ik van al het aard-sche onthecht zijn, en niet meer wenschen dan naar het geluk van U te behagen en U te beminnen ? Wanneer zult Gij voor mij alles in alle dingen zijn, gelijk Gij het voor uwe Heiligen in den hemel zijt? Slaak, Heer! dat ik alle voldoening aan mijne zinnen en allen menschelijken troost aan mijnen geest onttrekke, om mijn vermaak in het vermaak van uw hart te stellen. Kwellingen, verdriet, tegenspoed ; gij zult voortaan hel vermaak mijns harten, of ten minste het voorwerp van deszelfs geduld uitmaken, zoodra ik zal overdenken, dat gij in het hart van uwen Zaligmaker zijt geheiligd geweest, eu dat Hij wil, dat ik dezelve lijde. Heerl indien Gij mij van uwen troost berooft, zoo als ik het verdien . maak dar., dat de ootmoedige onderwerping aan

-ocr page 265-

258 DE NAVOLGING VAN JESUS CHKISTÜS.

uweu wil mij tot ilen grootslen troost verstrekke. Amen.

ZE VENTIENDE HOOFDSTUK.

Dut men aan God alle zorg moet overlaten.

1. Jesus. — Mijn Zoon! laat mij mot u doen, wat ik wil : ik weet wat n voordeelis; is. — Gij denkt als een ineii.^oli, en lt;ïij oordeelt over vele dingen, gelijk de mcnsclielijke genegenheid u dat ingeeft.

2. De Ziel.— Heere! het is waar, gelijk Gij zegt. Uwe bezorgdheid voor mij is grooter, dan alle zorg die ik zelf voor mij kan dragen. — Die mensch staat vallens gereed, die niet alle zijne zorg op U legt. ■— Heere ! als maar mijn wil goed en vast op U gerigt blijft, doe dan met mij volgens uw welbehagen. — Want hoe Gij ook ten mijnen opzigte handelt of niet, het kan toch niet zijn dan wel. — Indien Gij wilt dat ik in de duisternis zij, wees gezegend; en indien Gij wilt dat ik in het licht zij, w-ees andermaal gezegend. Indien Gij U gewaardigt mij te troosten, wees gezegend : en wilt Gij dat ik gekweld worde, wees niettemin altoos gezegend.

3. Jtsus. —Mijn Zoon! zoo moet gij gesteld ziju, indien gij wenscht met mij te wandelen. — (jij moet even zoo bereid zijn tot lijden, als tot verblijden. — Gij moet even zoo gaarne arm zijn en behoeftig, als rijk en in den overvloed. ^

4. De Ziel. — Heere! gaarne zal ik voor U lijden alles wat U zal believen mij over te zenden.— Ik wil goed en kwaad, zoet en bitter, blijdschap en droefheid, onverschillig van uwe

-ocr page 266-

DERDE BOEK. 259

hand ontvangen; en voor alles wat mij overkomt U gelijkelijk dank bewijzen. —Bewaar mij slechts van alle zonde, en ik zal noch dood, noch hel vreezen. — Als Gij nj;j maar voor eeuwig niet verstoot, en mij met uitschrapt uit het boek des levens; dan kan het mij niet hinderen, wat voor kwellingen ik ook te lijden hebbe.

OEPENIXG.

Om den vrede in onrast te bewaren , moet onze wil in God onwankelbaar zijn en altijd God tot doeleinde hebben, dat wil zeagen, dat men in de oefening moet geschikt zijn om alles van de hand en van het hari van God, van zijne regt-vaardigheid en goedheid, met eene ootmoedige onderwerping aan zijn welbehagen te ontvangen. Goed en kwaad, gezondheid en ziekte, voor- en tegenspoed, vertroosting en mistroostigheid, bekoring en vred •, inwendige vertroostingen, beproeving en kastijding, uiles moet in eene ziel met, ootmoed, geduld en onderwerping ontvangen worden, als komende van de hand Gods; en dit is het eenige middel om den vrede te midden der grootste beroerten aan te treffen.

G t: IS £ 1).

Mijn God ! maak, dat ik mij in alles op uwe magt en goedheid verlate. G;j kuat en wilt mij helpen ; dit is voldoende om mij gerust te stellen en mij in de drukkendste wederwaardigheden te oüdersteuiieu. B waar mij slechts van de zonde , dan ben ik te vreden alles te lijden. Indien ik door de hevigste bekoringen aangerand word , indien ik op het punt ben daarin toe te stemmen, on als door de schaduw des doods om-

-ocr page 267-

260 DE NAVOLGING VAN JESDS CHUISTOS.

riiigd ben, zoo als de Profeet zegt,, zal ik mij geheel in uwe lumden stellen, en het grootste kwaad niet duchteu, omdat Gij met mij zijt, om mij het te helpen verdragen. Al de genade, die ik U vraag, o mijn Zaligmaker ! is dat mijne smarten U zoo aangenaam mogen wezen als zij voor mij verdrietig zijn : namelijk, wanneer ik ze met geduld verduur, dat zij voor mij middelen van boetedoening en zaligheid mogen worden. Amen.

ACHTTIENDE HOOFDSTUK.

Dat min de tijdelijke ellenden, naar het voorbeeld van Christus, met standvastigheid verdragen moet.

1.Jesüs.— Mijn Zoon ! ik ben uit den hemel nedergedaald om uwe zaligheid; ik heb uwe ellenden aangenomen, uiet uit nooddwang , maar uit liefde; opdat gij zoudt leeren verduldig zijn, en 's levens rampen zachtmoedig verdragen. — Want van den oogenblik mijner geboorte , tot aan mijn einde aan het kruis, heb ik gedurig te lijden gehad. — Ik heb groot gebrek gehad aan tijdelijke goederen ; ik heb dikwijls vele klagten over mij moeten aanhooren; ik heb schande en smaad met geduld verdragen ; ik heb voor mijne weldaden ondank ontvangen, voor mijne wonderwerken lastertaal, voor mijne leer berisping.

2. De Ziel.— Heere! vermits Gij verduldig geweest zijt in uw leven, daardoor voornamelijk het gebod uws Vaders volbrengende, zoo is het billijk, dat ik, armzalig zondaar, verduldig-lijk lijde volgens uwen wil, en, zoo lang het U belieft, den last van dit vergankelijk leven tot

-ocr page 268-

DEEDË BOEK. 261

mijne zaligheid drage. — Want alhoewel het tegenwoordig leven bezwaarlijk is, het wordt door uwe genade toeh hoogst verdienstelijk ; en uw voorbeeld, van uwe Heiligen nagevolgd, maakt het voor zwakke mensehen verdragelijk en zelfs luisterrijk. — Ook is het thans veel meer voorzien van vertroostingen dan het eertijds was in de oude Wet, toen de deur des hemels gesloten bleef, toen de weg die daar heen leidt donkerder scheen, en zoo weinige menschen bezorgd waren om het rijk Gods tè zoeken. — Eu toen zelfs de regtvaardigen en die tot de zaligheid verkoren waren, liet hemelseh rijk niet konden ingaan, voor dat Gij door uw lijden en door uwen heiligen dood de schuld betaald liadt.

3. ö, Welken dank ben ik U niet verschuldigd, dat Gij ü gewaardigd hebt mij en alle geloovigen den regten en goeden weg tot uw eeuwig kouing-lijk aan te toonen ! Want uw leven is onze weg, en door de heilige verduldigheid wandelen wij tot U die onze kroon zijt. — Indien Gij ons niet waart voorgegaan en ons niet onderrigt hadt, wie zou er aan deuken om IJ te volden? —— Ach 1 hoe verre zouden er velen achterblijven, indien zij uwe schitterende voorbeelden niet voor oogen hadden ! — Zie , na zoo veel wonderwerken gezien, na zoo veel lessen gehoord te hebben, zijn wij nog laauw : wat zou het wezen, indien wij al dat lieht niet outvangen hadden om uw voetspoor te volgen ?

OEFENING.

Dikwijls moeten wij op het smartvol lijden des Zaligmakers denken, die voor ons de straften welke wij schuldig waren, heeft geboet, en uit

-ocr page 269-

2fi2 BE NAVOLGISO VAN JBSÜS CHRISTUS, om ons op te wekken om behoorlijk te lijden. Het lijden, dat God ons overzendt, zijn proefnemingen om onze getrouwheid te doorgronden , of regtvaardige straffen om onze ongetrouwheden te tuchtigen. Wij moeten het met eene ootmoedige onderwerping en in eenen waren geest van boetvaardigheid aannemen; gelukkig nog, dat wij aan de goddelijke regtvaardigheid in den tijd mogen voldoen, om Gods goedheid in eeuwigheid te mogen nansehouwen.

De grootste kwelling, die wij hebben, is van ons zeiven te verdragen. l)e opstand van onze driften, de bitterheden van ons hart, de droefgeestigheid van onzen aard, de ongeregeldheden onzer gedaehten, en geheel ons eigen is zoo strijdig aan God, zouden een kruis wezen, dat zeer moe ij cl ijk te dragen is, tenzij wij menigmaal dachten aan het geduld, waarmede God ons verdraagt , en dat wij moeten navolgen in ons zeiven te verdragen. Laat ons dan trachten in kwellingen te leven en ze geduldig aanvaarden , om met den troostte sterven, van onze zonden door het goede gebruik der smarten van dit leven uitgewisoht te hebben, welke het noodzakelijkste geduid is tot de zaligheid van eeiien Christen.

GEBED.

Mijn God! hoe is het mogelijk, dat wij U zoo veel voor ons zien lijden, en dat wij niets voor ü willen verduren. Kan men gelooven , om met U in den hemel te heerschen, dat reen met U op de wereld moet lijden, als men alle gelegenheden van kwellingen vlugt of ongeduldig lijdt? O mijn God! verleen mij de kracht om wel te

-ocr page 270-

■DERTJF. BOEK. 26S

lijden, en maak dat liet geduld, dat Gij ons ingeeft, ons de eeuwige vergelding, welke Gij ons belooft , doe verdienen, Amen.

1 NEGENTIENDE HOOFDSTUK.

Van het verdragen van ongelijken, en wie voor opregt verduldig te houden zij.

1. Jesus. — Wat spreekt gij, mijn kind? Hond op van klagen, cu overdenk wn't ik, wat mijne Heiligen geleden liebben. — Gij hebt noo-niet gestreden tot bloedvergietens toe. — Het is weinig wat gij lijdt, in vergelijking van hen die zoo veel geleden hebben, die zoo sterk bekoord , zoo hard gekweld, zoo veelvondiir beproefd en geoefend zijn geworden. — Gij behoort dan der anderen zwaarder lijden indaehtio-te zijn ; opdat gij uwe kleine moeijelijkheden ligter verdragen moogt. — En indien'zij in uwe oogen zoo klein niet schijnen, zie toe dat zulks ook het gevolg niet zij van uwe onverdnldio-heid.— Doch zij mogen klein of groot wezen, doe uw best om ze alle verduldig te dragen.

_ü. Hoe beter gij u stelt tot het lijden, des te wijzer handelt gij, en zult te meer verdienen ; ook zult gij gemakkelijker lijden, als gij u met

moed en door de oefening daartoe voorbereidt._

En zeg niet : ik kan dat van zuiken mensch niet uitstaan, of ik moet zulke dingen niet verdragen, want hij heeft mij groot ongelijk gedaan, en hij verwijt mij wat ik zelfs niet eens gedacht heb; maar van iemand anders zal ik het gaarne lijden , gelijk mij dunken zal dat ik het lijden moet. — Zulks is eenc dwaze gedachte; want in

-ocr page 271-

264 de navolging van jesus christus, de plaats van te letten op de deugd van verduldigheid , en van wien die gekroond zal worden , is dat maar zien naar de personen, en naar het leed dat zij aandoen.

3. Hij heeft de ware verduldigheid niet, die niet lijden wil dan zoo veel hem goeddunkt, en van wien het hem behaagt. — Die waarlijk verduldig is, ziet niet van wien de beproeving komt, hetzij van zijn' overste, van zijns gelijke of van een mindere; van een braven en heiligen man, of van een ondengenden en onwaardigen. — Maar , om het even van welk schepsel, hoe groot en hoe dikwijls hem iets onaangenaams overkomt, neemt hij dat alles in dank aan van Gods hand , en houdt het voor eene groote winst. — Want God kan niets, hoe klein ook, zonder verdienste laten voorbijgaan , als het maar om zijnentwil geleden is.

4. Wees dan bereid tot den kamp , indien gij de overwinning behalen wilt. 1— Zonder strijd, kunt gij de kroon der verduldigheid niet bekomen. — Weigertgij te lijden, gij weigert gekroond te worden. — Maar verlangt gij naar de kroon , zoo strijd manhaftig, lijd verduldig. — Zonder arbeid geraakt men tot de rust niet, en zonder gestreden te hebben kan men niet zegevieren.

5. De Ziel. — Maak, Heere, ciat het voor mij doenbaar worde door de genade, hetgeen mij onmogelijk schijnt uit eigene krachten. — Gij weet hoe weinig ik lijden kan, en hoe haast ik den moed opgeef, als er de minste zwarigheid voorkomt. — Geef dat mij iedere beproeving en kwelling om uwen naam beminnelijk en wen-schelijk worde; want om uwentwil lijden en gekweld worden is allerheilzaamst voor mijne ziel.

-ocr page 272-

DERDE BOEK.

OEFENING.

De ocfeuiug van het geduld bestaat; 1. In alle wederwaardigheden van de hand Gods te ontvangen. 2. In alles met onderwerping te lijden.

3. In nooit over eenige tegenspraak te klagen.

4. In te gelooven, dat er ons, na de hel verdiend te hebben, geen ongelijk of geene onregt-vaardigheid kan wedervaren. 5. In geene klagteu dan over ons zeiven te doen. 6. In niets te zeggen als men ontsteld is. 7. In God voor het kwaad, zoo wel als voor het goed te bedanken; eindelijk in dikwerf met Job te zeggen : De Heer had het mij gegeven, c'e Heer heeft het mij ontnomen, zijn naam zij geprezen. Ziedaar, welke de oefening moet wezen, die ter zaligheid van alle Christenen noodzakelijk is, en die nogtans in de ehristene wereld zoo zeldzaam gevonden wordt; want er is niemand, of hij lijdt veel, en weinigen, die behoorlijk lijden.

Een lang en standvastig gednld in de wederwaardigheden, is eenc zeer krachtige boetpleging om de zonden uit te wissehen, welke God niet tweemaal straft; en wanneer hij ons in dit leven tuchtigt, toont hij ons hierdoor, dat hij ze in het andere niet zal straffen.

G E quot;B E D.

Maak, o mijn Zaligmaker! dat uw geduld, in alles voor mij en door mij te lijden, in mij het voorbeeld en het begin van mijn geduld zij, om alles voor U te lijden; en dat ik, uwe inzigten wegens mijne zaligheid volgende, welke Gij door het goede gebruik der wederwaardigheden wilt verzekeren, dezelve met eene ootmoedige onder-

12

265

-ocr page 273-

266 DE NAVOLGING VAN JESUS CrTEISTUS. werping van uwe hand en van uw hart ontvange, welke mij die tot mijn welzijn overzenden. Amen.

TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Van de bekentenis van eigene zwakheid, en van de ellenden dezes levens.

1. De Ziel — Ik zid mijne ongeregtigheid tegen mij belijden; voor ü, ileere, zal ik mijne zwakheid bekennen. — Het is dikwijls eene geringe zaak, die mij neerslaat en treurig maakt.

— Ik neem voor, mij met kloekmoedigheid te gedragen; doch zoo haast mij eene kleine bekoring overkomt, val ik iu groote benaauwdheid.

— Het is somtijds ei-iie beuzeling , waar eetie zware bekoring uit voortspruit. — En als ik eenig-zins meen gerust te zijn, omdat ik niets gevoel, zoo bevind ik mij soms bijna overwonnen door een enkelen blaas.

2. Aanzie dan, Heere, mijne geringheid en mijne krankheid die U allezitis bekend is. — Heb medelijden met mij , en trek mij uit het slijk, opdat ik er niet in verzinke, en ten eenemale overstelpt worde. — Dat is het, wat mij dikwerf neêrslagtig en. voor uw aanschijn beschaamd maakt, dat ik zoo ligtelijk val, en zoo zwak ben om te wederstann ar.u mijne driften. — En al brengen zij mij niet tot volkomen toestemming, nogtans valt mij hunne aanveohtiig lastig en pijnlijk, en het verdriet mij zeer alle dagen zoo te moeten worstelen. — Hieruit leer ik vooral mijne zwakheid kennen, dat altoos de verfoeije-lijkste inbeeldingen imj veel gemakke'ijker in den geest komen, dan zij er uitgaan.

-ocr page 274-

BERDE BOEK. 2fi7

o. O allersterkste God van Israël! ijverige minnaar der getrouwe zielen ! aanschonw, bid ik U,

den arbeid en den druk uws dienaars, en sta hem bij in alles, waarheen hij zich wende. —Versterk mij mot hemelsehe kvacht, opdat de oude mensch, dat ellendig vleesch hetwelk, aan den geest nog niet gansch onderworpen is, de overhand niet behale; dat vleesch waar men tegen vechten moet, zoo lang men adem schept in dit rampzalig le-ven' — Ach, wat is dit voor een leven, waar de kwellingen en ellenden u geen oogenblik rust laten, waar alles vol is van strikken en van vijanden! — T\ ant als de eeue kwelling of de eene bekoring wijkt , komt er eeue nieuwe in de plaats : ja, terwijl men tegen de eerste nog aan het strijden is, springen er meer andere onverwachts tusschen.

4. En hoe kan men een leven beminnen, dat met zoo vele bitterheden gepaard gaat, dat aan zoo veel rampen eu ellenden onderworpen is? — Hoe kan het een leven genoemd worden, dat zoo velerlei dood en verderf voortbrengt? Eu nogtans wordt het bemind, en velen zoeken er huu genoegen in — Men verwijt dagelijks aan de wereld, dat zij ijdel eu bedriegelijk is, eu echter verlaat men ze niet gemakkelijk, omdat de begeerlijkheden des vleesches te zeer de overhand hebben. — Sommige dingen lokken ons uit om haar te beminnen, andere om ze te versmaden. lot de liefde de/ wereld verlokken ons de begeerlijkheid des vleesches, de begeerlijkheid der oogen, eu de hoovaardij des levens; doch de pijnen cu de ellenden die deze te regt vergezellen, doen ons haat eu walg opvatten voor de wereld.

-ocr page 275-

268 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

5. Maar, helaas! het zondig vermaak overwint een hart dat de wereld toegedaan is, en dat zich gelukkig waant onder het gebied der zinnen; omdat het de zoetheid Gods en den iuwendigen wellust der deugd niet kent of nooit geproefd heeft. — Maar die de wereld geheel versmaden, en onder eene heilige regeltucht voor God willen leven, die kennen wel de goddelijke zoetigheid , die aan de ware zelfverloochenaars beloofd is, en zij zien klaarlijk hoe zeer de wereld dwaalt en op velerlei wijzen bedrogen wordt.

GEBED.

Het is niet genoeg zijne zwakheid en ellende te gevoelen en te kennen, alsook het gedurig gevaar, waarin men zich bevindt, van zijne driften te volgen en in zonden te vallen; men moet zich nog hierover in Gods tegenwoordigheid verootmoedigen, met vertrouwen tot hem zijne toevlugt nemen , steeds over de kwellingen onzer ballingschap zuchten, zich in de armen van den Zaligmaker werpen en op zijne goedheid steunen; tot hem wederkeeren zoodra men gevallen is, zich na den val weder oprigten, en noch in den staat van zonde, noch van laauwheid, noch van trouweloosheid, waartoe onze zwakheid ons aanzet, blijven voortgaan.

Dit leven is zoo vol bekoringen, wederwaardigheden en ellenden, dat let ondragelijk wordt voor eene ziel, die haren God bemint en hem vreest te beleedigen. Het middel, roept zij uit, van te leven zonder te zondigen? maar het middel van te zondigen en te leven? Hoe! altijd vallen, altijd zich weder oprigten, altijd zijne driften bestrijden en altijd aan de on-

-ocr page 276-

1

DERDE BOEK. 269

geregelde neigingen zijns harten vvederstaan!

!i'- Dit is niet leven, dit is zonder ophouden ster-

at ven. Laat ons niet ophouden onze heerschende

n; driften in te toornen, tc beveehten en te over-

en winnen, aangezien het hierin is, dat de verdien-

fd ste van een bovennatuurlijk leven bestaat, het-

n, welk den hemel waardig is.

en

i ö E B E u.

isj Ik beken, o mijn God, dat het leven mij tot

lit last zou strekken, indien ik daarin voor ü niet vond te lijden en te sterven. Gedoog dan, dat ik, van mij zeiven vermoeid en door de ellenden dezes levens afgemat, die ellenden stelle in

de een hart vol barmhartigheid, zoo als het uwe,

'ig' opdat Gij de goedheid hebbet mij te onder-

ne steunen, en mij het geduld te vergunnen om mij

en zelven te verdragen en de getrouwheid om alles

.g- te lijden.

itn

en EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

en

ld- Dut men boven alle goederen en alle gaven in God

en moet berusten.

'l ,

an 1- De Ziel. — Boven alles en in alles zult gij

;oe gestadig in den Heere rusten , mijne ziel, want

m. hij is de eeuwige rust der heiligen. — O aller-

3r- ' zoetste en allerminnelijkste Jesus! verleen mij in U

ijk te mogen rusten boven alle schepselen, boven alle

int gezondheid en schoonheid, boven alle eer en roem,

ipt boven alle magt en waardigheid, boven alle

lar wetenschap en vernuft, boven alle rijkdommen en

ie! kunsten, boven alle blijdschap en vreugd, boven

ijd alle vermaardheid en lofspraak, boyen alle ia- »

-ocr page 277-

270 DE NAVOLGING VAN JESUS CIIIUSTUS. zoetigheid en troost, boven alle lioop en belofte, boven alle verdienste en verlangen. — Boven alle gaven zelfs en alle geschenken die Oij over ons kunt uitstorten; boven alle heil en verrukking die de geest bevatten eu beproeven kan. — Eindelijk, boven de Engelen en Aartsengelen, en boven de liemelsche lieirseiui-ren, boven alle zigtbare en onzigtbare dingen, en met een woord, o mijn God, boven alles wat Gij niet zijt.

3. Want Gij, mijn Heer en mijn God, Gij zijt boven alle dingen de beste, Gij alleen zijt de allerhoogste. Gij alleen de vrijmagtige. Gij alleen genoegzaam en de volheid zelve. Gij alleen de oneindige zoetheid , overvloedig in troost: — Gij alleen zijt de allerschoonste eu vol van liefde; Gij zijt de edelste, rijk in glorie boven mate, in wieu alle goederen te zamsn in de hoogste volkomenheid zijn, eu altoos geweest zijn, en immer zijn zullen, — En daarom is het alles te weinig en ongenoegzaam wat Gij mij geeft buiten U zeiven, of wat Gij van U zei ven openbaart en belooft, als ik U niet zie, als ik U uiet volkomeulijk be-zitte. — Want nimmer kan mijn hart ware rust genieten, nimmer kan het opregt tevreden zijn, tenzij het in U beruste en zich verheffe boven alle gaven en boven alle schepselen.

3. O mijn teergeliefde Bruidegom , zoete Jesus, allerzuiverste Minnaar, Heer van al het geschapene! wie zal mij de vleugelen van ware vrijheid geven om tor IJ op te stijgen, en in U te rusten? — O wanneer zal ik ten voile ontledigd zijn van het aardsche, en mogen zien hoe zoet Gij zijt, mijn Heer en mijn God? — Wanneer zal ik geheel in IJ verslonden wezen, zoodanig dat

-ocr page 278-

DERDE BOEK. 271

ik van liefde tot fJ mij zclvru niet gevoele, maar 1/ alleen, cji eene wijze die boven alle zinnen verbeven en aan allen niet bekend is? — Maar nu. nu zucLt ik dikwijls, en draag mijne onzalighcid met druk en smart. — Want in dit jammerdal outiDoeten mij vele kwellingen, die maar al te dikwijls mij storen, mij bedroeven en omnevelen; zij verbinderen en verstrooijen mij, zij houden mij tegen, beletien mij den vrijen toegang tot L , eu berooven mij van die zoete omhelzingen, welke hemelsche geesten altijd genieten. — Wees bewogen door mijn gezucht en door mijne verlatenheid op aarde.

4. O Jesus, luister der eeuwige glorie, trooster der uitlandige ziel! bij U is mijn mond sprakeloos, en mijne stilzwijgendheid zegt U alles. — Hoelang vertoeft mijn Heer om te komen? — Ach! dat hij kome tot mij, zijn armzaligen die naar; dat hij kome en mij verblijde! Dat hij zijne handen uitstrekke, en mij ellendige uit de benaauwdheid verlosse! — Kom, o kom, want zonder U is er geen blijde dag, geen blijde stond voor mij: want Gij alleen zijt mijne vreugde, en zonder U is mijne tafel ledig. — Ik ben een ellendige, en als een gevangene met boeijeu beladen, tot dat Gij mij zult verkwikken door het licht uwer tegenwoordigheid, mij der vrijheid wedergeven, en uw liefderijk aanschijn aan mij vertoonen.

5. Dat anderen buiten U zoeken wat zij willen ; mij behangt niet, mij zal nooit behagen dan U alleen, mijn God, mijne hoop, mijn eeuwig heil. — Ik zal niet stilzwijgen, ik zal niet ophouden te smeeken, tot dat uwe genade wederkeere, en Gij uwe stem laat hooren in mijn binnenste

-ocr page 279-

272 de navolging van jksus ciieistus.

6. Jescs. — Zie, hier ben ik. Zie ik kom tot ii, dewijl gij om mij geroepen hebt. Uwe tranen en het snakken uwer ziel, de vermorzeling van uw ootmoedig hart, hebben mij bewogen en tot u gebragt.

7. Ue Ziel. — En ik heb gezegd : Heere, ik heb tot U geroepen, en verlangd om U te genieten , bereid alles af te staan om uwentwille. — Gij hebt het eerst mij opgewekt, om U te zoeken. — Wees dan gezegend o Heer, die deze goedheid gebruikt hebt met uwen dienaar, volgens de menigvuldigheid uwer barmhartigheden. — Wat heeft uw dienaar verder te zeggen in uw bijzijn, wat blijft hem over, dan dat hij zich diep vernedere voor uw aansehijn, zijne eigene ougeregtigheid en verworpenheid steeds indachtig wezende.— Want Gij hebt uws gelijke niet onder al de wonderheden des hemels en der aarde, — Uwe werken zijn volmaakt, uwe oor-deelen zijn waarachtig, en door uwe voorzienigheid wordt het heelal bestierd. — U zij dan lof en eer, o Wijsheid des Vaders ; dat mijn mond, dat mijne ziel, dat alle schepselen te zamen U loven en prijzen.

oefening.

Men moet God stellen boven alles wat bestaat en hetgene niet is wat Hij is; dat wil zeggen, dat men in de oefening zich moet r.oeleggen om zich zeiven te verlaten, zich in alles te verloochenen, alle eigene voldoening af te sterven, en zich honderde geoorloofde vermaken te ontzeggen, om zich te straffen over de zondige vermaken die men genoten heeft. Zich versterven, zich verlaten en zich voor God opofferen; zich

-ocr page 280-

DERDE BOEK. 273

boven al het geschapene verheffen, om tot God te kunnen naderen en zich geheel in Hem te verliezen; in zich eenen voortdureuden staat behouden van inwendige en opperste aanbidding voor God, voor wien alles in ons moet wijken; Hem door onze werken en door de opoffering van alles wat ons behaagt, als den volkomen Meester en den God van onze harten aanstellen; door de liefde Gods in zoo verre doordrongen zijn, dat men niets meer smake dan Hem, in het paradijs dezer aarde, en als een voorsmaak van de eeuwigheid. Maar om hiertoe te geraken, moet men zich ontdoen van de vermaken des geestes, die denzelve verstrooijen en van God aftrekken, van de verkleefdheid des harten , die hetzelve aan het schepsel hecht, opdat de ziel ganseh vrij en ontslagen van het slavenjuk harer driften , zoo als de koninklijke Profeet zegt, vleugels van eene duif neme, om tot God te vliegen en in Hem alleen te rusten.

GEBED.

Hoe is het mogelijk, o mijn God, mijn opperste Goed, mijn eenige Vertrooster, dat ik mij tot U durf verheffen, ü tot mij trekken, en mij sterk met U vereenigd houden, ik, die door zoo vele ellenden, door zoo vele ongeregelde neigingen tot het kwaad, en door gedurige afkeer van het ^oed vervuld, doordrongen en overladen ben; ik, die mij alle oogenblikken van U in mij voel vallen, en van mij in mijne driften; ik, eindelijk, die in mij zoo vele hinderpalen heb, om mij aan Ü te hechten, en als een scheidsmuur tus-schen U en mij ontmoet! Maar wat voor mij onmogelijk is. Heer, is voor U gemakkelijk. Ik

12*

-ocr page 281-

S74 de navolging van jesus christus.

reken op uwe almogendheid en goedheid. Gij kent don staat, waarin ik mij bevind, Gij kunt mij helpen, indien Gij wilt. Ik zucht onophoudelijk onder het gewigt mijner ellenden; ik neem mijne toevlugt, tot U, om daarvan, door uwe barmhartigheid, te mogen verlost worden ; ik kan noch te vreden , noch gelukkig zijn, dan door en in U. Kom dan, o mijn God, kom een hart troosten en ondersteunen, dat niet haakt dan naar U , en hetwelk niet wil leven, dan door en voor zijnen God. Ik kwijn en verlang zeer U te bezitten , zonder vrees van U ooit te verliezen. Verwerp mij niet, o oneindig beminnenswaardige God; want ik kan van U geen oogenblik verwijderd en afgescheiden meer leven. Amen.

TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Van de herinnering der menigvuldige weldaden Gods.

1. De Ziel. — Heer! open mijn hart voor uwe wet, en leer mij wandelen in uwe geboden. (II. Mac. 1.) — Geef dat ik in uwen wil moge kennen, en dat ik uwe weldaden, zoo in het algemeen als in het bijzonder, met grooten eerbied eu met gestadige aandacht overdonke, om U daarvoor waardige dank te bewijzen. — Echter weet ik en belijde, dat ik onbekwaam ben om zelfs voor de minste uwer gunsten U den verdienden lof en dank te betuigen. — Ik ben minder dan al de weldaden die ik van ü ontvangen heb, en wanneer ik aan uwe oneindige verhevenheid denk, zoo bezwijkt mijn geest onder het denkbeeld dier grootheid.

3. Alles wat wij hebben in ziel en i.i ligchaam ,

-ocr page 282-

DERDE BOEK. 275

alles wat wij uit- of inwendig, natuurlijk of bovennatuurlijk bezitten, zijn uwe weldaden, en deze verkondigen uwe goedheid, uwe genegenheid, uwe mildheid jegens ons, die U dat alles te danken hebben. — Alhoewel de eene meer, de ander minder ontvangen hebbe, het is toch alles het uwe, want zonder U kan niemand het minste bereiken — Hij die meer ontvangen heeft, mag op zijne verdiensten niet roemen, noch zich boven de anderen verheffen, noch den mindere beschimpen; want die is grooter en beter, die zich het minste toeschrijft, en die in zijue dankbaarheid ootmoediger is en godmin-nender. — En die zich de slechtste en onwaardigste van allen acht, is de bekwaamste om grootere gaven te ontvangen.

3. Hij integendeel die minder ontvangen heeft, moet daarom niet treuren of kwalijk tevreden zijn, noch dengenen benijden die rijker in gaven is ; maar hij moet eerder zijne oogen oj) U slaan, om uwe goedheid hoogelijk te loven, omdat Gij zoo milddadiglijk, zoo vrijwilliglijk en zoo liefderijk uwe gunsten uitdeelt, zonder aanzien van personen. — Alles komt van U, en derhalve moet Gij in alles geloofd worden. — Gij weet wat een iegelijk dient gegeven te worden : en waarom deze min, gene meer heeft, daar hebben wij niet over te oordeelen : maar Gij alleen, die de maat kent van een ieders verdiensten.

4. Daarom, Heere, houde ik bet ook voor eene groote weldaad, weinig van die gaven te hebben, die in de oogen schitteren, en waardoor men bij de menschen lof en eer bekomt. En zekerlijk, als iemand zijne eigene armoede en verworpenheid in aandacht neemt, verre van over

-ocr page 283-

376 DE NAVOLGING VAX JESUS CIIBISTUS. dat gemis te klagen, treurig of moedeloos te wezen, zal hij er eer zijnen troost en groote blijdschap in vinden. — Want Gij, Heere, hebt de armen, de ootmoedigen en die voor de wereld verachtelijk zijn, tot uwe vrienden en huis-genooten vorkoren. — Getuigen daarvan zijn uwe Apostelen zei ven, die Gij lot vorsten gesteld Jiebt over yeJteel den aardbodem. (Ps. 44.) — Zij hebben hunne dagen doorgebragt zonder klagten, zoo nederig, zoo eenvoudig, zonder eenigen arglist of bedrog, zoodanig dat zij zelfs zich verheugden in versmaad te worden om uwen naam, en dat üij met de grootste liefde datgene omhelsden waar de wereld van afschrikt.

5. Niets derhalve moet zooveel vreugd baren aan die U lief heeft, en den prijs uwer weldaden kent, als de vervulling van uwen wil en van uwe eeuwige raadsbesluiten over hem. — Hij moet daar zoo veel genoegen, zoo veel troost in vinden , dat hij even zoo gaarne toestemme de minste te zijn, als een ander zou wensehen de meeste te wezen. Ja hij moet zoo gerust en tevreden zijn in de laatste plaats als in de eerste ; het uioet hem even lief wezen veracht en verstooten te worden in deze wereld en beroofd te zijn van allen naam en faam, als geëerd en verheven te wezen boven alle anderen. — Want uw wil, en de ijver voor uwe eer, moet alles overtreffen; en moet hem meer troosten, meer behagen, dan alle gaven die hem verleend zijn of nog zullen worden.

OEFENING,

Gelukkig eene ziel', die zich in hare oogen gering acht; die evenzeer tevreden is onder anderen te staan, als anderen tevreden zijn boven

-ocr page 284-

DEEDE BOEK.

allen getroost te worden ; die al hare verdiensten en al haar geluk stelt in onbekend, verworpen en versmaad te wezen; die even vurig verlangt de verachting en als afschrik der wereld te wezen, als de andereu weuschen door haar geacht en geëerd te worden! Want die ziel stelt haar vermaak iu het hart van God : zij is groot in de oogen van zijne majesteit, en verdient door hare ootmoedigheid zijne grootste genaden. Om tot dien graad van volmaaktheid te komen, moet men gaarne een onbekend en verworpen leven leiden ; niets doen uit inzigt van geacht of geprezen te worden, zeer gaarne eene versmading en eenen slechten uitval aanvaarden als iets dat wij verdienen, en met eene ootmoedige onderwerping de minachting, de tegenspraak en den laster ontvangen; zich met schande voeden, gelijk Jesns Christus zich daarmede heeft gevoed, en het zich tot eer rekenen aan hem gelijkvormig te,zijn.

GEBED.

ü mijn God: wanneer zal de achting der menschen en de eer der wereld voor mij worden, gelijk zij het moeten wezen, namelijk een voorwerp van versmading en de schrik van mijne ziel, en dat de verootmoediging en de minachting voor haar het aangenaamste voorwerp zullen worden ? Maak, dat de liefde, welke üij voor de versmading gehad hebt, Gij die het voorwerp van dc aanbidding der Engelen zijt, de beweegreden en de regel van mijn geduld zij om ze te verdragen, ik, die het voorwerp van uwen haat en van uwe eeuwige vervloeking verdien te wezen. Amen.

277

-ocr page 285-

278 de navolging vax jesus christus.

DEIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Van vier dingen die grooten vrede medebrengen.

1. Jesus. — Mijn Zoon ! nu zal ik u den weg des vredes en do ware vrijheid loeren kennen.

2. Dü Ziel. — l)oe, Heere, gelijk Gij zegt, want het is mij lief dat te hooren.

S. Jésüs. — Leg u daarop toe, mijn Zoon, om liever eens anders wil te doen dan den uwen.— Kies altoos eerder min te hebben dan meer. — Zoek altijd do laatste plaats, en achter een ieder gesteld te zijn. ■—■ Wensch altoos en bid, dat Gods wil volkomenlijk in n geschiede. — Zie, de mensch die zoo gezind is, treedt in het land van vrede en rust.

4. De Ziel. — Heer ! deze uwe weinige woorden bevatten in zich eeue groote volmaaktheid. — Uwe les is kort, maar rijk van zin en overvloedig in vruchten. — Indien ik dat getrouwelijk kou onderhouden, ik zou zoo haast niet moeten ontsteld zijn. — Want zoo dikwijls als ik mij ongerust of bezwaard gevoel, bevind ik dat ik van deze leer afgeweken ben.— Maar Gij, die alles vermoogt, en die immer den voortgang der ziel bemint, vermeerder in mij uwe genade, opdat ik uwe voorschriften moge nakomen en mijne zaligheid bewerken.

Sebed tegen kwade gedachten,

5. Mijn lieer en mijn God! verwijder U niet van mij ; haast U om mij te helpen. (I's. 70;) want in mij zijn allerhande gedachten opgerezen, en groote angsten die mijne ziel ontstellen. —

-ocr page 286-

TIKRBE BOEK. 379

Hoe zal ik er ongekwetst doorkomen , hoe zal ik ze overwinnen?

6. Ik, zegt de Heer, ik zal u vooropgaan, en ik zal de hoogmoedigen der aarde vernederen. (Is. 45.) Ik zal öe deuren dor gevangenis open maken, en n de geheime uitwegen loeren kennen,

7. Doe, Heere, naar uw woord, en dat alle kwade gedachten voor uw aanschijn vervliegen.— Dit is mijne hoop en mijn eeuigste troost, tot U mijne toevlugt te nemen in alle kwellingen , in U mijn vertrouwen te stellen , U uit ter harte aan te roepen, en uwe bezoeking met verduldigheid af te wachten.

Gebed om veilichtiag des gemoeds.

8. Verlicht mij, o goede Jesus, door de klaarheid des inwendigen lichts, en verdrijf alle duisternissen uit de woning mijns harten. ■— Bslet mijnen geest van rond te zwerven, eu verjaag de bekoringen die mij aanranden. — Help mij met uw magtigen arm, en bedwing die woedende beesten, ik zeg de verlokkende begeerlijkheden, opdat ik vrede vinde in uwe sterkte, en uw lof onophoudelijk weêrgalme in uw heiligdom, dat is, in een zuiver geweten. —Gebied aan de winden en de stormen; zeg aan de zee ; bedaar; en aan de noorde-wind, houd op van blazen; en daar zal eene groote kalmte wezen.

9. Zend uw licht eu uwe waarheid uit, opdat zij de aarde beschijnen : want ik ben eene woeste en duistere aarde, tot dat Gij mij verlichten zult. — Stort uwe genade uit van boven; besproei mijn hart met hemclschen daauw; verleen de waters der godvruchtigheid om deze dorre aarde te bevochtigen, ten einde zij goede en rijpe vruchten

-ocr page 287-

280 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

moge voortbrengen. — Geef adem aan mijne onder het gevvigt barer zonden neêrgedrukte ziel, eu verhef alle mijne begeerten tot de hemelsebe dingen ; opdat ik, na de zoetigheid der eeuwige goederen gesmaakt te hebben, zonder wa)g aan de aardsohe niet meer denken moge.

10. Vervoer mij, en onttrek mij aan al den kortstondigen troost der schepselen : want niets dat geschapen is kan mijnen honger verzadigen, kan mijn nart bevredigen. — Vereenig mij met U, door den onverbreekbaren band der liefde : want Gij alleen zijt der minnende ziel genoegzaam, en zonder U is alles ijdelheid.

OEFENING.

Niemand kan zich aan het gezigt, noch aan de regtvaardigheid Gods onttrekken : men moet dan, i0 onophoudelijk op zich waken; 3° aan zich niets vergeven noch toelaten wat den Heer mishaagt; 3° onder zijne oogen en onder zijne hand leven, dat wil zeggen, alles in zijne tegenwoordigheid doen en met hot inzigt van Hem te behagen; in alle omstandigheden de beweging zijner genade volgen, geen weerstand aan zijnen heiligen wil bieden, en niet een oogenblik uitstellen om dien te volbrengen, zoo dat men geenen tus-schentijd stelle tusschen -te kennen, te willen en te doen, wat God wil dat wij doen. .Niets is zoo aangenaam aan den Hoer, dan zijn vertrouwen in Hem te stellen, alles op PJem te verlaten, zich geheel aan Hem over te geven, en in alles van Hem af te hangen. Gelukkig is de zisl, welke , alles van de hand Gods aatnemende, zich in alles aan zijnen heiligen wil onderwerpt, die niets

-ocr page 288-

uekde boek. 281

wil dan lictgcne God, cu alles «il wat haar overkomt, omdat God het alzoo wil.

GEBED.

Heer! ik vraag U dagelijks, dat uw wil ge-sehiede op de aarde als in den hemel. Maak, dat mijne bede verhoord worde, en dat elk mijner werken geschiede in de afhankelijkheid van uwen heiligen wil, die de regel van mijn gedrag moet wezen. Verlos mijne ziel van het slavenjuk harer driften. Maak, dat zij allen aan uw gezag onderworpen zijn, en dat ik geen heerschende drift meer hebbe, dan die van U te behagen en U te beminnen. Amen.

VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Dat men zich wachten moet van eens anders gedrag nieawsgieriglijk na te vorschen.

1. Jesus. — Mijn Zoon! wil niet nieuwsgierig wezen, noch u ophouden met ijdele be kommeringen. — Wat raakt u deze of gene zaak? Volg gij mij. — Wat is er u inderdaad aan gelegen , hoedanig deze of gene zij, of hij zus of zoo handelt of spreekt? Gij zijt niet verantwoordelijk voor het gedrag der anderen; maar gij zult voor u zeiven rekenschap doen. Waarmee bekommert gij u dan? — Zie, ik ken alle menschen; ik zie alles wat onder de zon geschiedt, eu n eet hoe het met een ieder gesteld is, wat hij denkt, wat hij wil, eu tot wat einde hij te werk gaat. — Het is dan aan mij dat men alles moet overlaten : wat u betreft, houd u in vrede eu laat de woeligen woelen zoo veel

-ocr page 289-

2^2 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

willen. — Wat zij doen zullen of zeggen, lint zal op hen k^mon, want niemand kan mij bedriegen.

2. Lnop niet achter do sebaduwc van een grooten naam; wees niet bezorgd om dc ge-meenscbap met velen noch om do bijzondere vriendschap der luenschen. — Want al die dingen verslrooijen den geest, en brengen grooto duisterheid in het hart. — Ik zou gaarne met u sproken, en n mijne geheimen meded celen , indien gij- op mijn bezoek altoos aandachtig waart, en bereid om mij de deur mvs harten te openen. — Wees voorzigtig, waak en bid, en verootmoedig u in alle dingen.

O E F i! iv I N O.

Om den waren vrede der ziel te genieten, moet men : 1° allo nieuwsgierigheid vlieden , wegens alles wat den naaste aangaat; 2° mot geduld de kwellingen aanvaarden, die ons door dc regtvaardiihcid (rods of door do onregtvaar-diglieid der menschen overkomen; 3° zich aan het lijden gewennen, alsmede aan de berooving van zijnen zia en van de vertroosting; 4° aan God al de voldoening van onzen geest, van ons hart en van onze zinnen opofferen, en Hem bedanken, dat Hij niet toelaat, dat wij iets ter onzer bevrediging buiten Hem vinden.

GEBED.

Ik beken, o mijn Schepper, dat het eenigste verlangCi!, hetwelk ik gevoel, en de eenigste nieuwsgierigheid van mijnen geest is, te weten : of ik in uwe genade beu en of ik daarin tot den dood toe zal volharden; of Gij mijne zonden ver-

-ocr page 290-

deede boek. 2?3

geven hebt, en of Gij mij de grootc banuhar-tigheid zult toestaan, dat of Gij mij de ge-wensobte volharding zult verkenen. Maar ^ik wil l' dat verlangen toevertrouwen, U die zekerheid opofferen , en van uwe loutere goedheid die laatste gunst verbeiden. Amen.

VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Waarin de et-htc vrede des ïiarten en de ware voortgang bestaat,

1. Jesiv. —- Mijn Zoon! ik heb gezegd : Ik laai u mijnen vrede, ik geef n mijnen vrede .- niet gelijk de wereld dien geeft, geef ik hem u. (Joan. 14.) — Alle menschen zoeken den vrede; maar niet allen zoeken wat tot den waren vrede leidt.—Mijn vrede is, met die ootmoedig en zachtmoedig van harte zijn. Uw vrede zal wezen in eene groote verduldigheid. — Indien gij naar mij luistert, en mijner stem gehoorzaamt, zult gij groeten vrede genieten.

3. De Ziel. — Wat heb ik dan te doen?

3. Jesus. — In alle dingen let op n zeiven, wat gij doet, en wat gij zegt. Dat altoos uwe meening daarnaar streve, om mij alleen te behagen, en om buiten mij mets te begoeren, niets te zoeken. -—• Oordeel niet ligtvaardig van eens anders woorden of werken: bemoei u niet met zaken die u niet aanbevolen zijn : zoo zal het geschieden dat gij weinig of zelden ontroerd zult worden.—• Maar nooit eenige. ontsteltenis beproeven, nooit eenige moeijelijkheid van ziel of lig-ehaam te lijden hebben, zulks behoort tot dit leven niet : dat behoort tot den staat der een-

-ocr page 291-

284 de navolging van jesus christus.

M'ige rust. — Denk derhalve niet dcu waren vrede gevonden ie hebben, wanneer gij geene de minste zwarigheid gevoelt; of dat het alles wel is, als ii niemand tegenstreeft; of dat uw geluk volmaakt is. wanneer u alles naar vvenseh gaat. — Wacht ii ook van u in te beelden dat gij wat groots zijt, of dat God u bijzonderlijk lief heeft, wanneer gij eene buitengewone zoetigheid vindt in de godsvrucht ; want daaraan kent men den waren minnaar der deugd niet, of daar bestaat de voortgang en de volmaaktheid van den mensch niet in.

4. De Ziel. — Waarin dan, Heere?

b. Jesus. — In u uit ganseher harte op te dragen aan den wil van God; in u zeiven niet te zoeken, zoo min in het klein als iu het groot, in den tijd noch in de eeuwigheid.—Zoodanig dat gij, alles met hetzelj'de oog aanschouwende, en in dezelfde weegschaal wegende, mij gelijkelijk dankbaar zijt in den voor- en in den tegenspoed.— Indien gij zoo sterk, zoo standvastig in de hoop zijt, dat, wanneer u alle inwendige troost onttrokken wordt, gij dan nog uw hart bereidt om gruoter beproevingen door te staan, en u niet beklaagt als hadt gij zoo veel niet verdiend te lijden. — Maar dat gij integendsel mijne regtvaardigheid erkent in al mijne beschikkingen, en mijne heiligheid looit; alsdan wandelt gij in den waren, in den regten weg van vrede, en dan moogt gij met eenc vaste hoop betrouwen, dat gij mijn aanschijn zult wederzien in het volop der vrede. — Indien gij eenmaal tot eene volkomeue verachting van li zeiven geraakt, weet dat gij dan don overvloed des vredes zult genieten, voor zoo veel het mogelijk is in uw aardsche ballingschap,

-ocr page 292-

DERDE BOEK.

O E F E N I X G.

Men moet zich geheel en al aan den goddelij-ken wil onderwerpen, en alles evenzoo willen als God wil, dat wil zeggen: in de beoefening 1° niet te wensohen dan hetgeen God wil; 3° niets te weigeren van de rampen, welke God ons overzendt; 3° zich te stellen in eene volko-mene versmading van zich zelven, zelfs tot de vernedering en tegenspraak aan te nemen, als iets dat wij moeten lijden ; 4° sterk, getrouw en standvastig blijven in datgene wat God van ons wil, alhoewel men noch vertroosting, noch smaak, noch gerustheid gevoelt; 5° in een woord, vermaak scheppen in het vermaak van Gods hart, dat is: de volbrenging van zijnen heiligen wil.

GEBED.

Ja, Heer! ik wil in dit alles van uwe opperste heerschappij afhangen, mijn vertrouwen in ü stellen, en mij geheel aan U overgeven, daar ik verzekerd ben dat mijne zaligheid niet veilig dan in het hart van mijnen Zaligmaker kan wezen.

Maak dan, dat ik onder uwe oogen en tus-schen uwe handen leve, dat is in eene eerbiedige en gedurige herinnering aan uwe tegenwoordigheid, en in eene naauwkcurige afhankelijkheid van uwen heiligen wil, verzekerd zijnde, dat Gij des te grootere zorg zult hebben voor mijne zaligheid, naarmate ik moer zorg zal dragen U Ie behagen, mij te haten en U te beminnen. Amen.

2S5

-ocr page 293-

28(5 de navolging van jesüs CTnilSTUS.

ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Van de vrijheid des harten, eerder te bekomen door veel te hidden, dan door veel te lezen.

1. De Ziel. — Heere! liet is een werk van groote volmaaktlieid, zijnen geest nooit af te trekken van Let beschouwen der liemelsehe dingen, en in liet midden der aardschc bekommeringen te wezen alsof men er geene had : niet op de wijze van een ongevoelig mensch, maar door een zeker voorregtde vrijheid des harten bewarende, omdat men aan niet één schepsel uit ongeregelde liefde gehecht is.

3. Ik bid U dan, o allergenadigste God, verlos mij van de zorgen dezes levens, opdat ik er niet te zeer in verwikkeld worde ; van de menigvuldige noodwendigheden des ligehaams, opdat ik door wellust niet misleid worde; van alle beletsels der ziel, opdat ik ouder de zwarigheid n'et bjikke en bezwijke. — Ik spreek niet van die dingen, welke de ijdele wereld met den mees-teu drift najaagt; maar van die ellenden, welke, als een gevolg van den vloek die al wat sterfelijk is getroffen heeft, de ziel uws dienaars tot zijne straf bezwaren, en hem beletten de geestelijke vrijheid zoo dikwijls ic genieten als Lij wel zoude wenschen.

3. O mijn God! o onuitdrukkelijke zoetigheid! verkeer voor mij in bitterheid allen vloesohelijken troost, die mij aftrekt van de liefde der eeuwige goederen, eu die mij misleiden wil door den schijn van eenig tegenwoordig goed of vermaak. — Laat mij niet overwouuea worden, o mijn

-ocr page 294-

dekde bof.k. 287

God,- door hot vleesch eu het Woed; Jaat de wereld eu haar korteioDdige roem mij uiet verschalken; gedoog niet dat de duivel en zijne arglistigheid mij ooit doe wankelen. — Geef mij sterkte om te wederstaan, verduldigheid om té lijden, standvastigheid om te volharden. — Geef mij , in dc plaats van al de vertroostingen der wereld, de liefelijke zalving van uwen geest, en in stede van de aardsche liefde, doordring mij met dc liefde van uwen naam

i. Zie, spijs en drank, en Heeding en alle andere dingen noodio- tot onderhoud van het lig-chaam, dienen tot last van eene vurige ziel. — Verleen mij al zulke hulpmiddelen matiglijk te gebiuiken, zonder er aan gehecht tc zijn met al te groote genegenheid. —Ze alle derven en verwerpen, dat is nuquot; gioorloold, omdat men de iiiituui haien nooddruft moet uevcii : maar uwe heilige wet verbiedt het overtollige tc begeeren, en wat meer tot genoegen strekt; wantquot; anders zou liet vIeesch tegen den geest wederspannig worden. — Dat uwe hand mij in dit alles bc-stiere en tc regt wijze, opdat ik in niets bnitcn-spong zij.

OEFENING.

De versterving der zinnen en de overwinning der cigenzinniglicid zijn een zoo wezentiijke pliït voor eenen Cliristen t( r zaligheid, flat n:en ma»' zeggen , dat de ziel, die zich met uiterlijke \,oo°-werpen ophoucit en dikwijls meer met zich zeiven dan met God bezig is, niet verdient in Hem tc bestaan en voor Hem te leven, omdat zij, door zich aan hare driften over te geven, als niet rekent aan God te behagen. Ach! hoe zal zij in

-ocr page 295-

288 BE NAVOLGING VA.NT JESUS CHRISTUS, het uur des Joods van gevoelen en gedachte veranderen, als zij, alleen met haren God, van Hem dit verwijt zal moeten hooren : Ik ben voor ii niet geweest gedurende uw leven, ik zal voor u ook niets zijn in de eeuwigheid. Gij hebt uw zingenot boven het geluk van mij te behagen gesteld, het is billijk dat gij aan de ijsselijkheden eener ongelukkige eeuwigheid overgeleverd wordt. (1) Het is dit, hetgene^ geantwoord werd aan den rijken vrek, als hij in de hel over de strengheid der pijnen jammerde ; en het is dit, hetgene tot die zinnelijke zielen zal gezegd worden, die zich niet bedwingen, noch zich in iets versterven, tenzij zij trachten het geluk der eeuwigheid hooger te achten dan de vermaken dezes levens, en den hemel door het intoomen der driften te verdienen.

GEBET).

Heer! geef mij sterkteen moed om mijn hart te bedwingen, om het uwe te winnen; maak, dat ik aan do voldoening mijner zinnen verzake, om tot voldoening en vermaak van uw hart te mogen dienen; ik zal mij gelukkig rekenen alles te mogen opofferen wat mij kan bevredigen, om U te vergenoegen, en van mijn leven te mogen doorbrengen, met het ongenoegen van uw hart door de boetvaardigheid te herstellen en hetzelve door de getrouwheid te voorkomen. O boetvaardigheid, hoe liefelijk zijt gij voor een hart, dat door de liefde tot zijnen God ontstoken is, en voorgenomen heeft het te wreken en zich te straffen! Amen.

(1) Uecepistc bona in vita tuü XVI. v. 25.

-ocr page 296-

DEHDB BOEK.

ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Dat de eigenliefde den menach meest aftrekt van het opperste goed.

1. Jesus. — Mijn Zoon! gij moet u geheel aan mij geven, en voor u zei ven niets overhouden. •— Weet dat de liefde van u zeiven u schadelijker is, dan eenige zaak ter wereld. — Volgens dat uwe liefde en neiging is, zal iedere zaak u meer of min aankleven. Is uwe liefde zuiver , eenvoudig en wel geregeld, zoo zult gij aan niets verslaafd zijn. — Wacht u van te begeeren, wat gij niet moo-t bezitten. — AVil niet bezitten , wat u kan verhinderen en u de inwendige vrijheid doen verliezen. — Het is wonder, dat gij u niet uit den grond van uw hart geheel aan mij overgeeft, met alles wat gij wenschen of bezitten kunt.

8. Waarom laat gij u verteren van ijdele droefheid? — Waarom u vermoeid met onnutte zorgen ? Onderwerp u gausch aan mijn welbehagen, en gij zult nimmer schade lijden. — Indien gij deze of gene zaak verlangt; indien gij hier of daar wilt wezen, om uw enkel gemak, of om het beter naar uwen zin te hebben ; zoo zult gij nooit gerust van hart, noch vrij van zorg zijn, want in iedere zaak zult gij een gebrek vinden, en in iedere plaats iets dat u tegenstrijdt.

3. Het helpt dan weinig uitwendige dingen te bekomen ofte vermeerderen; het is veel beter die te versmaden, en ze tot den wortel toe uit het hart te roeijen. — En versta dit niet alleen van geld en rijkdommen , maar ook van de zucht

13

289

-ocr page 297-

290 T)E NAVOLGING VAN JESUS CimiSTUS.

naar eer en naar ijdclen lof; want al die dingen gaan voorbij met de wereld. — Geene plaats geeft veiligheid, als de geest des ijvers ontbreekt; en de vrede die men uitwendig zoekt, zal niet lang duren, als het hart geen goeden grond heeft, dat is te zeggen, als gij niet op mij steunt. Gij kunt veranderen maar niet verbeteren. — Want bij do eerste gelegenheid, die zich opdoet en daar gij gebruik van maakt, zult gij vinden wat gij hebt willen vlugten, en nog erger.

Gehed om de zuiverheid des harten en de hemelsche wijsheid te hekomen.

4. Bevestig mij, oGod, door do genade van den heiligen Geest. — Geef kracht, opdat in mij de inwendige mcnseh versterkt wordo, opdat mijn hart zich los en ledig make van alle onnutte zorg en angst, en zich niet meer late vervoeren door de begeerlijkheden van aardsche dingen , slechte of kostelijke; maar datikleere inzien dat alles voorbijgaat, en ik zelf zal voorbijgaan met de rest. — IS iets toch is bestendig onder de zon ; het is alles ijdelheid en kwelling des geestes. O hoe wijs is hij, die het zoo beschouwt.

5. Gect mij, Ifeere, de hemelsche wijsheid, opdat ik leere U boven alles te zoeken en te vinden, boven alles te smaken en te beminnen, en alle andere dingen aan tc zien voor hetgeen zij zijn volgens de verordening uwe',- wijsheid.— Geel' dat ik met voorzigligheid schuwe die mij vleit, en met geduld verdrage die mij tegenkant. — Want het is groote wijsheid, zich niet te laten schudden door eiken wind van woorden , en doof te blijven voor de streeiende taal der vleijerij :

-ocr page 298-

DElïüE BOEK. 29]

op deze wijze wordt de weg dien men ingeslagen lieeft met veiligheid voortgezet.

OEFENING.

Zich geheel aan God zonder eenige uitzondering overgeven, is : 1° zich niets te verwijten , in iets wat men Hem gegeven heeft; 2° in alle gelegenheden zich aan Hem overgeven, en zijnen wil stellen boven de genegenheden tot eigenliefde; 3° aan zich niets toelaten of zich in niets verschoonen, hetgene men weet aan God te mishagen; 4° Hem den volstrektstcn meester en als den eigenaar van ons hart maken, zoodat hy over alles beschikke, wat in ons is en ons toebehoort , en zelfs vnn onzen gcliceleu persoon , volgens zijnen heiligen wil; 5° leven ia eene afhankelijkheid en gedurige onderwerping aan de bewegingen der genade.

Aan God aldus geheel en zonder uitzondering toebehooren, is het ware middel om Hem te bezitten en in vrede tc leven. Dan, helaas! hoe weinige zielen worden er aangetroffen, die alzoo aan God geheel overgegeven zijn ! En hoe velen zijn er, die aan Hem slechts half toebehooren, die hun hart tnssehen God en het schepsel, tnssehen de lielde Gods en hunne eigenliefde verdeelen, alhoewel zij weten, dat alle verdeeling het hart van God kwetst, eu Hem belet geheel en al te heerschen in onze harten, waarvan Hij de meester niet is, tenzij Hij alleen het bezit, en in welke Hij als God niet heerscht, wanneer hij er niet alléén heerscht en in alles don voorrang bekomt.

-ocr page 299-

292 DE NAVOLGING VAN JESCS CHRISTUS.

GEBED.

Heer! laat niet toe, dat mijuhart, hetwelk slechts voor U gescluipen is, en dat geheel het werk uwer handen en de prijs van uw dierbaar bloed is: laat niet toe, zeg ik j dat het aan anderen dan aan U toebehoore, en niets zoo zeer als'U of boven 1' beminne. Ik ben voor (J genoeg, o mijn God! en waarom zoudt Gij voor mij niet genoegzaam wezen? Waarom zou ik U niet boven alles achten , Gij, die alleen mijn opperste goed zijt ? Mijn besluit is deswege genomen ; ik wil volstrekt niets beminnen dan Ü. Ik wil geheel aan U toe-behooren, in alles aan U trachten te behagen, en niet dan naar uwe liefde haken. Amen.

ACHT EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Tegen de kwaadsprekers.

1. Jesus. — Mijn Zoon! geef er niet om, als sommige mensehen kwaad van u denken, en zegden wat gij niet. gaarne hoort. — Gij moet van u zeiven nog een slechter gevoelen hebben , en denken dat niemand onvolmaakter is dan gij. — Indien gij een inwendig leven leidt, dan zult gij aan de. vlugtige woorden der mensehen uiet veel prijs hechten. — Het is geene kleine wijsheid stil te zwijgen in kwaden tijd, en inwendig zich tot mij tekeeren, zonder zioh door de oordeelen der mensehen te laten storen.

3. Uw vrede zij niet in den mond der mensehen : want of zij wel of kwalijk van u spreken , gij blijft daarom niet minder die gij zijt. Waar is de opregte vrede en de ware roem ? Is

-ocr page 300-

DERDE BOEK. 393

liet niet in mij ? — En die de meuschen niet zoekt te behagen of vreest te mishagen , die zal gi-ooten vrede hebben. — Uit ongeregelde liel'de en ijdele vrees , daaruit ontstaat alle onrust des harten en verstrooidheid der zinnen.

OEFENING.

Niets is bekwamer om ons te ontrusten en te storen, dan do oordeelvellingen en gesprekken van anderen jegens ons. Wij achten ons gelukkig wanneer wij hun behagen, en ongelukkig als wij door hen versmaad worden; en uogtans, wat is de aehting of smaad der wereld, dan eene scha-duw, een rook, een voorbijvliegende damp, die niets kan bijzetten aan hetgenewij zijn of moeten wezen! \\ij zijn slechts datgene, wat wij voor de oogen van God zijn, en moeten al de goede of slechte gevoelens, die men van ons heeft, als een niet rekenen. O menschelijk ojizigt! wanneer zult gij in ons voor de eer, die wij onzen God schuldig zijn , onderdoen? Helaas! hoezeer werpt het menschelijk opzigt in ons alles omver, waardoor wij aan God zouden kumien behagen ! Wat zal men van mij zeggen, indien ik dit of dat zeg of doe? Maar wat zal de Zaligmaker zeggen , indien ik dit of dat niet zeg of doe? Is het niet beter aan God , dan aan de menseheu te gehoorzamen, en aan God dan aan de wereld te behagen ? Waarom doe ik dan zulks niet ?

GEBED.

Mijn God! duld niet dat ik het menschelijk opzigt ooit stelle boven den eerbied, dien ik U verschuldigd ben; maar bewerk liever in ons, dat de eerbiedige en hoogste gedachte aan uwe

-ocr page 301-

394 de navolging van jesus christus, tegenwoordigheid en aan uwen wil, ons opwekke om alles te doen, alles te laten en alles voor uwe liefde te lijden. O mijn Heer en Eegter ! hecht mijn hart aan het uwe, door de vrees van U te mishagen, en door het verlangen van U te behagen. Maak dat ik, steeds mij zeiven afstervende, niet meer leve dan door U en voor U; dat ik dikwerf het voornemen hertieme van U te behagen, om dit altijd in het werkte stellen. Geef, dat ik mij in dier voege aan uwe liefde gedurende mijn leven gewenne, dat do laatete beweging van mijn hart, in liet uur van mijnen dood , eene oefening van liefde voor U mogen wezen. Amen.

NEGEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Hoc men in de uur van kwelling God aanroepen moet cn prijzen.

1. De Ziel.— Uw naam zij gezegend in eeuwigheid, o Heer! die gewild hebt dat mij deze bekoring en deze kwelling overkome, — Ontvlug-ten kan ik ze niet; maar ik moet tot U mijne toevlugt nemen , opdat zij door uwe hulp tot mijn goed moge keeren. — Heer! zie nu ben ik in 't lijden , en liet is niet wel met mijn hart; ik word zeer geplaagd in ditoogenblik door de bekoring. —En mi, allerminnelijkste Yader, wat zal ik zeggen? Ik zit gevangen tusschen de angsten. Eed mij uit dit uur. — Doch daarom ben ik in dit uur gekomen, opdat Gij zoudt verheerlijkt worden , wanneerik nadiep vernederd te zijn , door U mijne verlossing krijge. — Heer ! gewaa/dig U mij te redden ; want, arm schepsel als ik ben, wat kan ik doen, en waar wil ik heen zonder U?— Geef

-ocr page 302-

DEEDE BOEK.

mij ook ditmanl de verduldigheid , Heere ! — Help mij, rnijr God, en ik zal niet vreezeu , hoe zeci- ik ook mogt bezwaard worden.

2. En nu , wat zal ik intusschen zeggen ? Heer, dat uw «il geschiede ! Ik heb maar al te wel verdiend gekweld en gedrukt te worden. — Ik moet het dan ook uitstaan ; o mogt ik het doen met verduldigheid, tot dat het oiiweor voorbij zij, en de rust herleve ! — Uwe almogende band is magtig om ook deze bekoring van mij weg te nemen, en haren aanval te matigen , opdat ik niet geheel bezwijke; gelijk Gij te voren zoo dikwijls met mij gedaan hebt, o mijn God, mijne barmhartigheid ! — En hoe moeijelijker het voor mij is, zoo veel te gemakkelijker ia voor U die verandering, komende van de hand des Allerhoogsten.

OEFENING.

Men moet hevig en gedurig aan de bekoring wederstaan, maar tevens moet men ook tot God met vertrouwen zijne toevlugt uemen , om ze te overwinnen. Dikwijls laat God toe, dat wij zoo hevig aangevallen en zoo zwaar onder het gewigt onzer ellenden gedrukt worden, dat wij geen middel zien oin staande te blijven en wederstand te bieden , dan met ons krachtig met hem ver-eenigd tc houden eu ons als afhankelijk van de hulp zijner genade te aanschouwen. Derhalve , hoe minder hulpmiddelen wij in ons ontmoeten , des te meer moeten wij van Hem verwachten ; en wanneer wij op het punt zijn van onder de bekoring tc bezwijken cn te vergaan , tot Hem zejrgen : Heer ! red ons, wij vergaan ; onze oogen zijn opgeheven tot U, Gij die onze God zijt, en

296

-ocr page 303-

296 DE NAVOLGING VAN JESUB CHKISIUS. die ons kunt helpen; Gij die onze Vader üijt, en ons wilt helpen; Gij die onze Zaligmaker zijt , en in deze hoedanigheid hiertoe verpligt zijt. Wij rekenen op U. Hoe zwakker ik mij uit mij zeiven gevoel, des te meer verwacht ik van U de sterkte om te wederstaan. Uwe verheerlijking en uw voordeel hebben er belang bij om mij bij te staan, aangezien mijne ziel het werk uwer handen en de prijs uvvs bloeds is.

GEBED.

6 God! wij weten, dat wij zonder U in de hevige bekoringen niets kunnen dan zondigen , den moed verliezen en ten val geraken ; maar wij weten ook, dat Gij alles vermoogt, ons wilt te hulp komen en ons verlossen. Doordrongen van het gevoelen onzer ellenden en van het vertrouwen in uwe barmhartigheid, stellen wij ons in uwe handen, wij vertrouwen ons aan ü, wij maken staat op uwe goedheid, wij verzaken aan alles wat IJ mishaagt, en willen alles wat Gij wilt. Geef ons de genade, dat wij leven en sterven in de, c gesteltenissen, die U zullen opwekken om ons barmhartigheid te doen verwerven. Amen.

DEKTIGSTE HOOFDSTUK.

Dat men Gods hulp moet afsmeeken , en verwachten met vertrouwen naar de wederkomst der genade.

1. Jesus. — Mijn Zoon ! ik hen de Heer, ik hen het die sterkte geef in den dag der bekoring. (Nah. 1.) — Kom tot mij, als het met u niet welgaat. — Hetgeen vooral den hemclschen troost belet, is dat gij te lang vertoeft om u tot het

-ocr page 304-

DERDE BOEK. 297

gebed te begeven, — Want eer gij mve stem tot mij verheft, hebt gij elders reeds meer dan eens troost gevraagd, en uwe verkwikking gezocht in inwendige dingen. — En zoo geschiedt bet, dat gij nergens veel baat vindt, tot dat gij indachtig wordt dat i!c het ben, die redding verschaf aan die in mij hopen; eu dat er buiten mij geen krachtige hulp is, of geen bekwame raad, of geen duurzaam heilmiddel. — Maar nu gij weer adem schept na het onweder, herneem uwen moed in hot licht mijner barmhartigheden : want ik ben nabij (zegt de lieer) om alles te herstellen , niet alleen volkomenlijk, maar overvloedig en boven mate.

3. Is er roei iets dat moeljelijk zij voor mij; (Jer. 82.) of zal ik gelijk zijn aan die zegt, maar niet doet? Waar is uw geloof? Sta vast en volhard. — Geef den moed niet op, maar toon u manhaftig; mijn troost zal u toekomen op zijnen tijd. — Wacht op mij, wacht maar : i/c zal komen, eu ik zal n yenezen. — Eene bekoring is het die u kwelt, en eeue ijdele vrees die u versehrikt. — Waartoe dient die bekom-mering over toekom;-tigf; onzekere dingen ? niet dan om u droefheid op droefheid te geven. Laat iederen dag zij//, kwaad (jennen (Math. 6.) — Is het gcene ijdelheid, geene dwaasheid bevreesd of verblijd te zijn wegens toekomstige dingen , die misschien nooit zullen voorvallen?

3, Het is een gevolg der meuschelijke krankheid , doorzuike inbeeldingen gestoord te worden, en het teeken van eene ziel die nog zwak is , als men zoo ligt gehoor geeft aan de luisteringen van den vijand. — W ant het is hem onverschillig , of hij ons begoochelt en misleidt met wezenlijke

13 *

-ocr page 305-

298 DE NAVOLGING VAN JESUS CllKISTUS.

of met ingebeelde dingen; of hij ons omverwerpt door de liefde der tegenwoordige goederen of door de vrees der toekomende kwaden. — Dat dannw hart niet ontsteld worde of niet vreese. —

Geloof in mij en heb vertrouwen in mijne harm- * hartigheid. (Joau. 14) Wanneer gij denkt van mij verwijderd te wezen, dan ben ik dikwijls het naaste. — Wanneer gij bijna alles verloven acht, dan is het soms de tijd van groote verdiensten.— Het is niet al verloren, omdat eene «aak anders uitvalt dan zij zon moeten. — Gij moet niet oordeelen naar den tegenwoovdigen irulrnk, of gij moogt eeue zwarigheid, van waar zij ook kome, zoo niet aannemen en er u aan overgeven , als of er seen hoop meer ware van er uit te raken.

4. Donk niet dat gij geheel verlaten zijt, ai-hoesvel ik n voor een' tijd eenige kwelling overzend , of n den gewenschten troost onttrekke :

want zoo gaat men tot het rijk der hemelen. —

En het is ongetwijfeld dienstiger voor u, en voor al mijne dienaars, geoefend te worden, door tegenspoed, dan indien gij alles naar wensch hadt. — Ik ken de geheimen nws harten , en ik weet dat het voor uwe zaligheid zoo nuttig is somtijds eenige dorheid te beproeven , opdat gij u niet zondt verheffen in den voorspoed, en

u zeiven zoeken te behagen in hetgeen gij niet * zijt. — Wat ik gegeven heb, kan ik ontnemen, en wedergeven, als het mij belieft.

5. Wat ik geef blijft mijn; als ik het u afneem , ontneem ik het uwe niet ; want aan mij behoort alle goed en alle volmaakte gaaf. —

Als ik u eenige bezwaarnis, of eenigen tegenspoed laat overkomen, spreek niet :;egen of laat ,

-ocr page 306-

derde boek. 299

den moed niet ziukeu. Ik kan in ecu oogslag ii verligteu, en alle moeijelijklieid in blijdschap veranderen. — En wanneer ik op deze wijze met u handel, ben ik altoos regtvaardig en waardig hoog geprezen ie worden.

6, Indien gij wijs zijt, eu naar waarheid oordeelt, zoo zult gij in den tegenspoed u nooit tot moedeloosheid toe laten bedroeven ; maar gij zult u eerder verheugen en mij dank zeggen. — Uwe eenigste vreugd hierin stellen, dat ik u het lijden don heproeven, zonder u te sparen. (Job. 6.) — Gelijk de Vader mij bemind lieeft, zoo bemin ik u (Joan. 15), zeide ik aan mijne geliefde Leerlingen : en deze heb ik waarlijk niet gezonden tot tijdelijke genoegens, maar tot strijden en lijden; niet tot eer, maar tot versmadingen; niet tot ledigheid, maar tot grooten arbeid ; niet om tc rusten, maar om rijke vruchten te vergaderen in geduldigheid.— Wees , mijn zoon, wees deze woorden indachtig.

oefening.

Ik beu, zegt de Heer, door eeuen Profeet, ik beu de God, die sterkte geeft in den das; der verdrukking, en diegenen uit het gevaar verlost, welke O]) mij vertrouwen. Hoe geschikt zijn deze woorden om eene ziel in de bekoring en in de wederwaardigheden te vertroosten, te ondersteunen eu te versterken, als zij slechts getrouw cu standvastig blijft in alles wat God van haar eischt! Eu dit is het, wat de H. Schrift noemt: den Heer verbeiden eu laugmoedig afwachten.

Geloof iu mij, zegt de Zaligmaker, en dat uw hart noch ontsteld noch bevreesd zij. Derhalve moet men in de gelegenheden van in- of uitwen-

-ocr page 307-

300 DE NAVOLGING VAN JESUS CHBISTUS.

dige kwellingen. 1. Met vertrouwen tot God zijne toevlugt nemen; 2. zich ar.n zijnen heiligen wil onderwerpen; 3. niets van de oefeningen achterlaten; 4. zich overwinnen, beteugelen, zich in alles verzaken, om eenstemmig met God voort te gaan; 5. zijn geluk en zijne verdienste stellen in Gods majesteit te verheerlijken; 6. eindelijk , tevreden zijn met een gekruist en lijdend hart te dragen, hetwelk met smarten eu bitterheid overladen, en de gesteldheid is van het hart van Jesus op het kruis.

GEBED.

Neen, mijn Zaligmaker! ik zal niet gelooven dat alles verloren is, als ik het gevoel en den smaak uwer tegenwoordigheid zal verloren hebben; integendeei zal ik gelooven, dat alles gewonnen is, wanneer mijne ziel, met bitterheid overladen en ais van verdriet overstelpt, aan uw welbehagen zal ouderworpen zijn, endat zij slechts in U zal bestaan, zeggende met den Profeet; ik stol in U a! mijne sterkte, omdat mijne ziel in uwe handen is, cn uwe barmhartigheid mijn hart ondersteunt en opwekt, om nut uit het gevoelen mijner ellenden te trekken. O mijn God ! laat mil aan de nnrgt;;eregtigheden mijner driften niet over, maar beheersch ze door uwe genade en behoud mij slechts in het bezit van i.w hart. Amen.

-ocr page 308-

dekde boek.

EEN EN DEETIGSTE HOOFDSTUK

Dat men alle schepselen moet op zijde stellen, om den Schepper te vinden,

1, De Ziel. — Heere ! ik heb nog grootere genade noodig ; indien ik zoo ver wil komen , dat noeli mensch noeli eenig ander schepsel bekwaam zij om mij een beletsel te stellen. — Want zoo lang er iets is dat mij tegenhoudt, kan ik myne vrije vlugttotU niet nemen. — Hij snakte naar de vrije vlngt, die gezegd heeft; Wie zal mij vlerken geven als van eene duif? en ik zal ojncaarts vliegen, en ik zal rusten. (Ps. 54.) Wat is er geruster dan het oog van den eenvoudige ? En wat is er vrijer dan de mensch die niets verlangt op ara-de?— Men moet dan alle schepsels te boven stijgen; men moet zich zeiven geheel uitgaan, en zich in den geest verheffen, om te zien , dat (Jij , o Schepper aller dingen, 'niets gemeens hebt met eenig schepsel. — En zoo lang iemand niet gansch ontbonden is van al het geschapene, k.ui hij zijn verstand met geen genoegzame vrijheid op dc goddelijke dingen vestigen. — Daarom is liet dat men zoo weinige beschouwers vindt, vermits er zoo weinige zijn die zich volkomen weten af te scheiden van de schepselen en wat vergankelijk is.

3. Daartoe behoort eene groote genade, die de ziel opligte, en haar verrukke boven haar zelve. — En zoo lang de mensch niet aldus in den geest verheven is, onthecht van alle schepselen, en gansch in vereeniging niet God, zoo lang is alles wat hij weet, alles wat hij heeft

801

-ocr page 309-

303 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, van geen groot gewigt. — Hij zal lang klein quot;■ezen, en van den grond niet geraken, die iets voor groot acht buiten het eenigste, het oneindige, het eeuwig goed.— Alles wat God niet is , is nietigheid , en moet voor nietigheid gehouden worden. ■— Daar is een groot verschil tusschen de wijsheid van ecu verlichten en godvruchtigen mensch, en de wetenschap van een geleerden en geletterden klerk. — De wijsheid die van boven komt en die God zelf aan de ziel mededeelt, is veel edeler dau die de mensch bekomt door taaijeu arbeid en inspanning van geest.

3. Men vindt er velen die naar de beschouwing verlangen; doch wat daartoe noodig is, zoeken zij niet te doen. — Het groot beletsel is daarin gelegen, dat men zich ophoudt met het uiterlijke en het zigtbare, en dat men weinig werk maakt van de ware en innige versterving. ■— Ik weet niet wat het is, noch door welken geest wij gedreven worden, noch wat wij voorwenden, wij die, naar den uiterlijken schijn, geestelijke mensehen geheeten worden , dat wij zoo voel arbeids besteden, en zoo bekommerd zijn voor vergankelijke en nietige dingen, terwijl wij zeiden of nooit met onverstrooide zinnen aan onze inwendige belangen denken.

4. Helaas! naauwelijks z:jn wij een oogeublik ingekeerd, of w'ij storten aanstonds weêr naar buiten; en zoo smaken wij nooit een naarstig onderzoek van onze werken. — Wuar onze ge-negenheden toe overhellen, daar zien wij niet naar, en hoe onrein alles is, dat betreuren wij niet. — Alle cleesch hud zijnen weg Isclorven. (Gen. 6), en daarom volgde de groote watervloed. — Vermits dan onze inwendige genegenheden zeer

-ocr page 310-

DERDE BOEK.

bedorven zijn, zoo moeten onze werken , die er uit volgen, als teekens van het gebrek aan iu-nerlijke gezondheid, noodzakelijk ook bedorven wezen. ■—- Uit een zuiver hart komeii de vruchten van ecu goed leven,

5. Men vraagt hoe veel iemand gedaan heeft , maar niet hoe veel deugd er iu zijne daden is; daar schijnt men niet zoo zeer om bezorgd te wezen. ■— Men onderzo', kt of hij kleinmoedig , rijk, schoon is, of hij bekwaamheid heeft, een goed schrijver, c-n goed zanger of kunstenaar is; maar of hij arm v.ni uve^t is, of hij verduldig en zachtmoedig, of hij godvruchtig en inwendig is, daar vraagt men zelden naar. — üe natuur bc-schonwt maar liet uiterlijke van den mensch ; de genade wendt zich tot zijn binnenste. — Gene bedriegt zich dikwerf; deze hoopt in God, om niet bedrogen te worden.

OEFENING.

Niets is waardig door het hart eens Christens bezeten te worden, dan wat eeuwig is, en wij moeten slechts datgene lief hebben, wat wij altijd zullen beminnen. Laat ons derhalve trachten 1. het welbehasen van God boven al onze voldoeningen te achten; 2. in alles slechts zijn welbehagen te zoeken; 3. alle druk en lijden, dat hij ons overzendt, met ootmoedige onderwerping van zijne hand te ontvangen; 4. dikwijls met geestelijke zaken in Gods tegenwoordigheid bezig te zijn, en in alles van Hem af te hangen.

Waarom ons met beuzelarijen en ijdele overwegingen op ons zeiven eu met ongerustheid jegens andereu onledig houden, terwijl God, in ons zijnde, de eerbewijzingen onzer harten eu het

303

-ocr page 311-

304 DE NAVOLGING VAK JESUS CHRISTUS.

offer van onzen geiieelen persoon verwacht ? Hoe vele genaden ontsnappen er aan eene ziel, die verstrooid is, en bijna geene aandacht neemt op hetgene God van haar verzoekt! En echter weet men hoe gevaarlijk liet misbruik der genaden voor de zaligheid is.

G E 1) E 1).

6 Mijn God eu mijn al' o liefdewaardige ! 6 beminnende God ! ó God van liefde ! hoe weinig acht geef ik op uwe tegeuivoordigheid, hoe weinig ben ik getrouw aan uwe genade en hoe weinig moed bezit ik om voor U al mijne voldoening op te offeren ! En eehter zijt GJij de God mijns harten, en znlt, zoo ik hoop, mijn aandeel in eeuwigheid wezen. Maar om dit geluk te verdienen, wil ik onophoudelijk op U denken, alles voor uwe liefde opofferen wat mij daarvan zoir kunnen aftrekken, en niets zeggen of doen, dan wat voor den hemel voordeelig is.

Maak, Heer! dat ik alles vermijde wat U mishaagt; dat ik alles beminne eu uitoefene wat U behaagt: dat ik, door mij dikwijls met ü bezig te houden, in uwe tegenwoordigheid wandele , om in alles uwen heiligen wil to volgen. Amen.

TWEE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK.

Van de zelfverlooclitauig en de verzaking der begeer-lijklieid.

1. Jesus. — Mijn zoon ! gij kunt geene vol-k om ene vrijheid genieten, tenzij gij u zeiven go-heel verloochent. ■— Geboeid zijn alle eigenzuch-tigen en minnaars van zich zelven; zij zijn be-

-ocr page 312-

IfEHDE B01,K. 305

geerlijk , nieuwsgierig, ongedurig ; zij zoeken immer hun gemak, en niet wat mij behaagt; zij verzinnen eu oudernemeu veel, maar het houdt gecuen stand. — Want alles wat van God niet komt, moet vergaan. — Onthoud deze korte maar diepzinnige les : verlaat alles, en gij zult alles vinden. Verzaak de begeerlijkheid, eu gij zult de rust proeven. — Betracht dit in uw gemoed, en als gij het zult vervuld hebben, zult gij alles verstaan.

2. De Ziel. — Heer 1 dat is geen kinderspel, of geen werk van eenen dag : in die weinige woorden ligt al da volmaaktheid van het kloosterlijk leven opgesloten,

3. Jesus.— Mijn zoon! gij moet niet afschrikken, of het hoofd laten zinken, als gij hoort spreken van den weg der volmaakten; gij moet eerder opgewekt worden om liooger te klimmen, of er ten minste naar haken met een waar verlangen.

— Och! of bet met u zoo gesteld ware; och of gij het zoo ver gebragt haddet, dat gij geen minnaar waart van u zeiven, maar dat gij op eenen enkelen wenk van mij, of van den oversten, dien ik u gegeven heb, wist te gehoorzamen ; dan zoudt gij mij hoogst behagelijk wezen, eu geheel uw leven zou in de vreugd en in de rust voorbijgaan. — Daar blijft nog veel over dat gij verlaten moet, en indien gij er om mijnentwil niet geheel van afziet, zult gij nooit bekomen wat gij vraagt.

— Wilt gij rijk worden, volg mijnen raad, en koop van mijn youd door het vuur beproefd, (Apoc. 8.) dat is te zeggen, de hemelsche wijsheid, die alle aardsche dingen met voeten treedt.

— Verkies haar bovenalle wereldwijsheid, boven alle menschelijk en eigen welbehagen.

-ocr page 313-

306 DE NAVOLGING VAN JESXIS CHRISTUS.

4. Ik zea; het u, verwissel wat gvoot en kostbaar is ia de oojien der monschen, voor hetgene wat huu slecht en veraehtelijk schijnt. — Want men aanziet voor zeer gering en klein, en men vergeet bijna die ware wijsheid des hemels , die geen groot gevoelen heeft van haar zelve, en die niet zoekt verheven te zijn op de aarde. Som-migen prijzen haar wc! met den mond, maar zij wijken er van af door hun leven ; en uogtans is zij die Itodelyke parel (Math. 13.) die voor velen verborgen is.

OEFENING.

Wat is : alles veriaten ? Het is 1. zich verloochenen cu afsterven; 3. het is zijne zinnen, zijnen geest en zijn hart versterven; 3. liet is zich van alles onthechten wat ons behaagt, en met ootmoedige onderwerping al datgene aannemen , wat ons moeijelijk valt; i. het is : zijne vrienden in God, en zijne vijanden voor God beminnen, en zich zei ven haten; 5. het is aan niets dan aan zijnen God, aan zijne pligtcn , en aan zijne zaligheid verkleefd zijn; 0. het is al do bewegingen des harten tcv.'cu zich, en alleen voor God tc doen dienen; 7. het is zich slechts ophouden met de zora;, van Hem in alles te bevredigen, en met de vrees van Hem te mishagen; 8, het is zijn geluk en zijne eer te stellen in de winst van zijn hart en in het bezit van zij ae liefde.

Hoe gemakkelijk zegt men : ik zou gaarne alles verlaten, om geheel voor God te wezen ! maar hoe moeijelijk stelt men het in hst werk, tenzij men alle getrouwheid gebruike om zich van alles te ontdoen, wat ons niet tot God geleidt. Een weinig liefde tot God in een hart gedrukt ,

-ocr page 314-

DERDE BOEK.

mankt dien afstand en die zelfopoffering aan God voor bet 'larl mogelijk en gemakkelijk. Men moet ze willen en vragen, en zonder opiiouden in het werk stellen.

GEBED.

Mijn God! dnid niet, dat een liart, gelijk het mijne, bestemd om U alleen te beminnen , zich aan liet schepsel of aan zich zelf hechte, en dit bij voorkeur van de liefde, welke hetU verschuldigd is. Gij alleen kunt het bevredigen ei! gelukkig maken; liet is dan aan Ü' dat het zich alleen en onophoudelijk moet hechten. O mijn God I ik kan zonder U wel zond gen, met mij aan datgene te hechten, wat U mishaagt; maar ik kan mij zonder ü niet oprigten, noch onthechten en ontmaken van alles, wat mijnen geest kan verleiden, en mijn hart bederven, met dit van U af te trekken, 'vom mij te hnlp ondersteun mij . versterk mij in den strijd, dim ik mij moet aandoen, om alleï te verlaten en ü in alles te zoeken en te vinden. Het verveelt mij , mij zeiven als den slaaf mijner driften en het offer mijner zondige neigingen te aanschouwen. Verbreek, Heer! verbreek mij .e boeijen, en maak , dat ik, van alles onlheclit, slechts aan U gekleefd zij. Amen.

DllTE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK.

Van de oa^estacliglicid de? harten, en dat men zijne meening tot God moet rigten als lot het laatste einde.

1. Jksus. — Mijn zoon! betrouw uwe gemoedsgesteltenis van dit oogeublik niet, want die kan zeer haast veranderen.— Zoolang gij leeft, zijt

307

-ocr page 315-

308 DE NAVOLGING VAM JESUS C1IKISTÜS. gij, vvilleus of onwillens, der veranderlijkheid onderhevig; im eens blij te moede, dan weer treurig; nu gerust, dan ongerust; die uur vol godsvrucht, een ander uur ongevoelig; nu ijverig , eu straks traag; de eene stond ernstig, de stond daarna ligtzüinig. — Doch de wijze , en in het geestelijk leven wei geoefende man, verheft zich boven al die veranderlijkheden. Hij geeft geen acht op hetgeen dat in hem omgaat, of van wat zijde de wind der ongestadigheid blaast; hij is maar bezorgd om zijne meening geheel en al te rigten tot het gewenscht einde waar hij naar streven moet. — Eu zoo is het dat hij altoos een en dezelfde en onveranderlijk blijven kan, houdende het oog zijner goede mee-ning, te midden van allerhande voorvallen, on-afgebroken op mij gevestigd.

2. En hoe zuiverder het oog der meening is, zoo veel te standvastiger wandelt men door het midden der stormen. — Maar dat oog wordt in velen verduisterd, omdat men zoohaast zijn ge-zigt laat vallen op iets behagelijks dat zich opdoet. — Men vindt ja zelden iemand die geheel vrij zij van de vlek der zelfzucht. — Zoo kwamen eertijds de Jouen te Bethanië tot Maria en Martha, niet om Jesus alleen, maar tevens om Lazarus te zien. — Het oog der meaning dient dus gezuiverd te worden, opdat ket eenvoudig en opregt zij; men behoort het boven alles tot mij te rigten en al het andere voorbij te zien.

OEFENING,

Om de ongestadigheid van ons hart, in datgene wat de dienst Gods en de zorg der zaligheid betreft, te bepalen, moet men 1. zich zei-

.

-ocr page 316-

DERDE BOEK.

ven mistrouwen, en zijn vertrouwen op God stellen ; 3. tot God zijne toevlugt nemen en zijn bijstand in de gelegenheid verzoeken; 3. dikwijls zijne raeening hernieuwen van God te bevredigen, zönder zich zeiven te willen bevredigen • 4. steeds bestrijden wat ons tegengaat; 5. niets willen dan wat God wil, en het krachtdadig willen ; 6. zijn hart aan de liefde Gods gewennen, en ons de heilige vriendschap voorstellen, welke Hij met ons in eeuwigheid hebben wil ; 7. naauwkenrig de ingevingen en bewegingen der genade volgen.

GEBED.

ö Mijn Verlosser 1 wanneer zal de genade mij iets van de standvastigheid en aanhoudende liefde ingeven, welke do heerlijkheid aan de gelukzaligen voor U geeft ? Duld niet , dat mijn hart de ongestadigheid volge, die hetzelve zoo eigen is, en dat ik mijn leven doorbrenge in eene gedurige verwisseling van goede voornemens en slechte uitwerkselen, van beloften en ongetrouwheden. Neen, Heer ! neen, het is niet Ü als God beminnen, wanneer men U altijd niet bemint; en uw gebied over onze harten, opdat het uw oppergebied zij, moet een gebied van alle tijden wezen.

Maak dan, o mijn Zaligmaker! dat mijne ziel geheel en altijd voor IJ vveze, en dat zij, door eene standvastige getrouwheid, een eeuwig geluk bekome. Amen.

309

-ocr page 317-

310 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRTSTUS.

VIER EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. Die God bemint, sniaalit hem hoven alles en in alles.

1. De Ziel.— Ziedaar mijn God en mijn al. Wat wil ik meerder, en wat kan ik zaligers verlangen?— O welsmakend en zoet woord ! maar voor die het woord bemint; niet voor den minnaar van de wereld , ot' van hetgeen in de wereld is. — Mijn God en mijn al. Dat is genoeg gezegd voor die verstaat, en het gedurig herhalen is liefelijk voor die bemint. — Waar Gij tegenwoordig zijt is alles genoegelijk ; maar in uwe afwezigheid is alles verdrietig. — Gij geeft de rust des hal ten, en cenën diepen vrede, en het volop der vreugde. — Gij maakt dat men zieh alles laat welgevallen, en in alle dingen U love; zonder U kan niets langen tijd behagen ; maar om ergens smaak en genoegen in te vinden, moet uwe genade er bij wezen , en het moet met het kruid uwer wijsheid toebereid zijn.

2. Die U smaakt, wat zal er iiem smakeloos zijn?— En voor wien Gij smakeloos zijt, wat kan hem aangenaam wezen? ■— Edoch de wijzen der wereld, en die geen smaak hebben dan in het vleeseh, vergaan in hunne wijsheid : want in de wereld i-. niet dan ijdelhcid, en in liet vleeseh niet dan de dood. — Maar degenen die Ü volgen, doorliet versmaden van de wereld en door de versterving van het vleeseh, die zijn de ware wijzen; want zij gaan van de ijdelheid tot de waarheid over, en van het vleeseh tot den geest. — Voor zulken is God smakelijk , en al wat er goed is in de schepselen, dtit doen zij

-ocr page 318-

DERDE BOEK. 311

dienen tot, lof van hunnen Schepper. — Verschil-lig nogtans, en iioogft verschillig is de smaak des Scheppers en des schepsels, der eeuwigheid en des tijds, des ongesehapenen lichts en des mee-gedeelden lichts.

3. ö Eeuwig liciit, alle geschapene lichten te boven schitterend ; schiet eene straal uit van den hooge, en doordringe zij tot het binnenste van unjn hart!— Zuiver, verblijd, vellicht en verlevendig mijne ziel eu alle bare vermogens; opdat zij U moge aankleven in vreugdevolle verrukkingen. — O, wanneer zal dat zalig, dat wen-schelijk uur komen, dat Gij mij verzadigen zult door uwe tegenwoordigheid, en mij alles zijn in alles ? — Zoo lang mij dit niet vergund wordt, kan mijne vreugd niet volkomen wezen. — De oude mensch, helaas! leeft nog in mij; hij is nog niet geheel gekruist, hij is niet ten eene-maal dood. — Kog staan zirno begeerlijkheden hevigiijk op tegen den geert, hij rigt nog inwen-digen oorlog aan, cn gedoogt niet dat het rijk der ziel in vrede zij.

4. .Maar Gij, die liet geweld der zee heheerscïït, en de woede har er heren siili, s/a op, L-oni mij ter hulp. (Ps. 88.) — Vers/rooi de ■colken die oorlotj zoeken, (Ps. 07.) en verplet ze in uwe almogendheid.— Vertoon, bid. ik U, vice wonderen, en doe de magt vies regten arms tiilschitter en : want ik heb geene andere hoop, geen andere toevlugt dan in U, mijnen Heer en mijnen God !

OEFENING.

Niet beminnen dan God, cn Hem boven alles beminnen, is : geen behagen hebben dan in hem alleen, is niets dan hem alleen zoeken; is uit

-ocr page 319-

312 DK NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, liefde tot hem verzaken aan alles, wat ons uit de natuur kan bevredigen, volgens deze woorden van den koninklijken Profeet : mijne ziel verwerpt den troost der mensclien; zij heeft zieh tot God gekeerd, en in hem alle voldoening en haar verlangen gevonden.

Om aldns niet dan God te beminnen , moet men zijne zinnen versterven, zijnen geest bedwingen, zijn hart beteugelen, zijn ligchaam in bedwang houden, en zich duizend wereldsehe voldoeningen ontzeggen, om alleen aan het hart van God te behagen. Heil de ziel, die tevreden is met den gekruisten staat, in welken het ligchaam van Jesus Christus zich op het kruis bevond, om met den Apostel te kunnen zeggen ; ik leef om Christus alleen, en het is voor mij eene winst aan alles te sterven, om alleen voor hem te leven.

GEBED.

Hoe zoet is het, o Heer! geheel in uwe liefde te leven , en uit geheel mijn hart en met eene heilige blijdschap tot ü te zeggen ; mijn God en mijn al! mijn Heer en mijn God ! Maak dat deze woorden mijne ziel doordringen; prent de gedachte, dekennis en de oefening derzelve in mijnen geest en in mijn gemoed! 6 Groote God ! Gij bestaat: en dit is voor mij genoeg, aangezien ik U meer om U, dan om mij zeiven bemin. Maar, o mijn God! Gij zijt mijn Zaligmaker ; alles wat Gij in die hoedanigheid zijt, zijt Gij voor mij, en dit verdubbelt mijn vertrouwen en mijne liefde jegens ü. ö God! hoe kp.n men leven zonder U? ó Mijn God! hoe is het mogelijk, dat men voor U niet leve? O mijn Heer! heersch

-ocr page 320-

berde boek. 313

volkomen over mij. O mijn God! dat mijn ge-bcele persoon niet meer besta of leve dau voor U. Mijn lieer en mijn God! wees dit gedurende mijn leven, om het in alle eeuwigheid te zijn. Am.

VIJF EN DEETIGSTE HOOFDSTUK.

Dat men in dit leven niet vrij is van bekoringen.

1. Jesus. — Mijn Zoon, nooit zijt gij in veiligheid gedurende dit leven; maar zoo lang gij op de wereld zijt, zullen u de seestelijke wapenen altoos noodig wezen. — Gij verkeert onder de vijanden; regts en links wordt gij bevochten. — Indien gij dan riet van alle zijden het schild der verduldigheid te weer stelt, zult gij niet lang ongewond blijven. — Daarenboven, indien gij uw hart nietvastop mij bepaalt, met den zuiveren wil van alles voor mij te lijden, zoo zult gij de hitte van den strijd niet uitstaan, noch den palm der gelukzaligen bekomen. —^ Gij moet dan kloekmoedig door alle moeijelijkheden heen dringen, en met een sterke vuist allen wederstand nfkee-ren. ■—■ Want dun overwinnaar wordt het Manna gegeven, (Apoc. 3.) en diepe ellende is liet deel des lathartigen.

3. Indien gij rust zoekt in dit leven, boe zult gij dan geraken tot de eindelooze rust? Maak u niet gereed tot vele rust, maar tot vele verduldigheid. Zoek den waren vrede, niet op aarde, maar in den hemel; niet bij de menscheu of eenige andere schepselen, maar in God alleen. —• ïer lielde Gods moet gij alles gewillig onderstaan, arbeid en smarten, bekoringen en plagen, angsten, nooden, ziekten, beleedigingcn, op-

14

-ocr page 321-

814 DE NAVOLGING VAN JRSUS CHRISTUS.

spraak, verwijten, vernederingen, schande, be-rispingen, verachtingen. — Ut'zc helpen ter dengd, deze beproeven den navolger van Jesus-Christus, deze bereiden de heraelsche kroon — Ik zal eeuwigen loon betalen voor kortstondigen arbeid, en'oneiiidige verheerlijking voor oogenblikkelijke beschaming.

3. Meent gij altoos geestelijke vertroostingen te hebben, als gij ze verlangt? — Mijne heiligen hebben die niet altijd gehad, maar integendeel veel zwarigheden en velerhande bekoringen, en groote troosteloosheid. — Maar zij zijn in alles verduldig gebleven, en hebben op God meer betrouwd dan op hen zeiven, wel wetende dat het lijden van dezen tijd buiten alle evenredigheid is met de toekomende heerlijkheid, (Hom. S.) «elke erdoor verdiend wordt.— Wilt gij in ecu oogen-blik hebben, wat velen ter naauweruood bekomen hebben na niagt van tranen en grooten arbeid ;' -— Verwacht den Heer, gedraag u mannelijk, (Ps. 26.) en word versterkt, wil niet mistrouwen, wil niet wijken ; maar offer edelmoedig lijf en leven op voor de glorie van God. — Ik zal het u overvloedig vergelden, en ik zal met u wezen in al uw lijden.

O E F E N I N G.

Bereid uwe ziel voor op dc bekorincr, zegt de Wijze Man, dat is ; 1. stel uw geluk niet in bevrijd te zijn van kwellingen, maar in die wel te verdragen; 2. stel u niet bloot aan dc beko-rinquot;', noch aan de gelegenheden van zondigen; maar indien gij u door de eene aangevallen en in do andere gewikkeld ziet, bied dan wederstand, strijd, vlugt en neem met vertrouwen uwe

-ocr page 322-

dkrtje bokk 815

toevlngt tot God ; 8. waak, bid , verneder u voor God, en wees doordronsreu van eene ootmoedige vrees in zijne tegenwoordigbeid, en dooreen heilig mistrouwen van u zeiven, om al uwe sterkte in God te stellen, die u tegen de aanvallen van de vijanden uwer zaligheid zal verdedigen.

Eene opregte ehristene ziel moet haar verblijf op Calvarië en in de wonden van Jcsus Christus vestigen, om met geduld, met sterkte en getrouwheid de wederwaardigheden te lijden, welke Hij haar overzendt. Want om een ware ehristen te zijn en de pliaten van zijnen staat te volbrengen, moet men altijd bereid zijn om voor zijnen God te lijden en te sterven, aangezien de christenen, zoo als de heilige Cyprianus zegt, de erfgenamen van den gekruiste zijn.

G E B E D.

Gij weet, o mijn Zaligmaker! dat er niets tegenstrijdiger is aan ilc natuurlijke neigingen van ons hart, dan te lijden en te sterven; maar Gij kunt en wilt cos helpen om dit wel te doen. Geef ons dan den moed om den afkeer te overwinnen, dieu wij voor de kwellingen, voor da tegenspraak en voor onze pligten gevoelen; en geef, dat noeh de lint tot vermaken, noch de schrik der kwellingen ors ooit zoo ver brenge, van te ontbreken aan de getrouwheid en aan de ondeiwerping, die wij L verschuldigd zijn. Amen.

ZES EN DEETIGSIE HOOFDSTUK.

Tegen de ijdelc ocmleelen der meuschen.

1. Jesus. — Mijn Zoon! bepaal uw hart op

-ocr page 323-

316 T)E N'AVOLGIN'G VAA' JBS03 CHKrSTUS. den Heer, en vrees geen menschelijk oordeel, wanneer uw geweten getuigenis geeft van uwe deugd cn onuoozelheid. — Het ia heilzaam en zalig alles te lijden, en zulks zal niet zwaar vallen aan een ootmoedig'hart, en dat meer op God betrouwt dan op zich zeiven. — Daar wordt veel, zeer veel gezegd; en daarom is er weinig geloof aan te geven. — En ook een ieder te voldoen, dat is niet mogelijk. — Alhoewel Pau-lus getracht heeft allen in den Heer te behagen, en alles aan allen geworden is : nogtans stelde hij er toch weinig prijs op wat de meuschen van hem oordeelden.

2. Hij heeft wel zijn best gedaan om de anderen te stichten, en aan hunne zaligheld gearbeid zoo veel in zijne maojt was : doch hij heeft niet kunnen beletten dat hij van sommige rcen-schen veroordeeld of gelasterd wierd. — Daarom heeft hij alles bevolen aan God, wien alles bekend is : en hij heeft door de verduldigheid en de ootmoedigheid zich verdedigd tegen de tongen der kwaadsprekers, en tegen de ij dele en leugenachtige vermoedens dergenen, die alles watquot; hun kwaad hart hun ingaf tegen hem uitstrooiden.— Hij heeft zich echter soms verantwoord; opdat de kranken uit zijn stilzwijgen geen verergernis nemen zouden.

3. Wat hebt yij te vreezen tan een sterfelijken uensch! (Is. 51.) Heden is hij, en morgen verschijnt hij niet meer. — Vrees God, eu gij znlt voor de menschen niet beven. — V\ at kan een mensch u uoen door woorden oi beleedigingen? Hij benadeelt zich zeiven eerder dan u; en wie hij ook zijn moge, Gods oordeel ontvlugten kan hij niet. — Houd God voor oogen, en laat

-ocr page 324-

DERDE BOEK. 817

dnar alle twisten en klagten. — Al schijnt gij voor liet oogenblik te bezwijken, en beschaamdheid te lijden die gij niet verdiend hebt; wees daarover niet verontwaardigd, en verminder uw kroon niet door onverduldigheid : — Maar wend liever uwe oogen tot mij in den hemel, ik die magtig ben u te redden uit alle schande en ongelijk, en aan een ieder te geven volgens zijne werken.

OEFENING.

Een Christen, die aan de lastertaal en aan de boosaardigheid der menschen is blootgesteld, mogen deze beproevingen eigenlijk welkom zijn, aangezien zij hem in de gelukkige noodzakelijkheid stellen van zijne toevlugt tot God, en niemand clan Hem tot getuige van zijn geweten te neiuen. Want alhoewel wij overtuigd zijn, dat de achting of versmading, de goede of kwade oordeelvellingen der menschen, ons noch gelukkiger noch ongelukkiger maken, zoeken wij nogtans niet dan hunne goedkeuring te bekomen. Ach! waarom trachten wij ons niet veeleer te stellen in den geest en in het hart van God , die Opperheer onzer eeuwigheid is!

GEBED.

gt;1 Heer! doe voor mij uw leven aan cenen wree-den en schandigen dood, en uw hart aan eene

lt gedurige droefheid en bitterheid hebt overgege-

n ven, zou ik kunnen nalaten U de gevoeligheid

? mijns harten op te olferen, hetwelk ontsteld is

e door de nadeelige gesprekken en vermetele oor-

n deel vellingen , die men wegens mij doet? Maak.

it o mijn goddelijke Jesus' dat mijn hart, op het

-ocr page 325-

318 de nav0lg1sg van jesus chkistus.

aanscliouwen der versmaatllieden, welke Gij voor mij hebt uitgestaan, aan zich verwijtingen doe van zoo weinig voor ü, en zoo kwalijk te lijden. En aangezien de wonden, dicmen aan den goeden naam van den naaste toebrengt, altijd in d t of in het andere leven, op dengene vailen, welke het ongeluk toebrengt, zod trek o Heer! ter uwer verheerlijking, en niet voor de mijne, mijne vijanden uit hunne blindheid, niet hen hunne boosheid te vergeven en hen door een straal uwer liefde te verlichten. Ameji.

ZEVEN EN DEETIGSTE HOOFDSTUK.

Dat men '/.ich zclven, geheel moet onderwerpen, om de vrijUcid des luirten le bekomen.

1. Jesüs. •— Mijn Zoon! verlaat u zclven, en gij zult mij vinden. — VVee-j onverselülhii', sta allen eigendom al, en gij zult er altijd bij winnen. — Want zoo haast n zelvon onweder-roepelijk zult afgestaan hebben, zult gij overvloediger genade bekomen.

2. dl. ziel. — Heer, hoe dikwijls moet ik mij afstaan, en waarin moet ik mij onderwerpen?

'6. jesl's. — Altijd en in allen stond, in het klein gelijk in het groot. Ik neem niets u t, maar ik wil u in alles naakt vinden. — Hue zoudt y;ij anders aan mij kunnen toebehooren en ik aan u, tenzij gij zoo in- als uitwendig allen eigen wil afgelegd ? — Hoe eerder gij dit volbrengt, des te beter zult gij hel hebben : en hoe volkomener en opregter, zoo veel te behagelijker zult gij mij wezen, en zult te meer verwerven.

4. Sommigen doen afstand vr.n hen zei ven ,

-ocr page 326-

SEBUË BOEbL. 81igt;

doch met eBiiige uitzondering ; zij hebben geen vol betrouwen op God, en daarom zijn zij nog bezorgd met biin eigen belang. — Daar zijn er ook die in liet begin alles opofferen, doch naderhand door do bekoring aangevochten, nemen zij hun eigendom weder, en daarom maken zij weinig voortgang in do deugd. — ])cze beide zullen nimmer tot de vrijheid van een zuiver hart geraken, zij zullen do gunst zijner zoete gemeenschap niet bekomen, voor dat zij zich eerst in alles onderwerpen, en zich dagelijks als slagt-offers opdragen, zonder hetwelk zij hel genot der vereeniginiï met mij nooit smaken kunnen.

6. Ik heb het u menigwerf gezegd, en zeg het u nogmaals : verlaat u zeiven, sta af, en gij zult inwendig een grooten vrede genieten. — Ge.:f alles voor alles: hond niets achter, vraag niets wêer, blijf mij alleen standvastig aangekleefd, en gij zult' mij bezitten. —Gij zult vrij van harte wezen, en de duisternis zal u niet nedeidrukken. — Betracht dit, bid daarom, verlang dit ; namelijk om van allen eigendom berooid te wezen, om naakt den naakten Jesus te mogen volgen, om voor u zeiven te sterven en voor mij eeuwiglijk te leven. — Vergaan zullen dan alle ijdele inbeeldingen, alle booze ontsteltcnissen, alle onnutte zorgen. — Alsdan zal ook verdwijnen de overdreven vrees, en de ongeregelde lielde zal sterven.

OEFENING.

Wat is zich zeiven verlaten, zich verzaken en zich geheel aan God overgeven, zonder iets te behouden? Het is 1° niet handelen dan door do ingeving zijner genade, en door een

-ocr page 327-

320 DE NAVOLGING VAN JF.SUS CHRISTUS, werkelijk verlangen van hem te behagen, welk verlangen zeer dikwijls moet gevoed en hernieuwd worden. 3° Het is zich geheel in alle gelegenheden aan God overlaten, en zijne voldoening voor de onze stellen. 3° Het is in alles van zijnen wil verzaken, om niet dan dien van God te volgen. 4° Het is vermaak scheppen in het vermaak van zijn hart, en in niets belang stellen dan in zijne verheerlijking. 5° Het is eindelijk gehoorzamen aan de ingeving van den heiligen Geest en de bewegingen van zijne liei'de volgen. Maar helaas! wie is er die alzoo leeft? Wie is er, die zich alzoo verlaat en zich geheel zonder uitzondering aan God overgeeft? Men verlaat zieli zelvcn in eenige omstandigheden, en in andere blijft men aan zich verkleefd; men verzaakt zich zeiyen voor eenen tijd, en later zoekt men zich weder. De geest des Heeren, zegt de koninklijke profeet, trekt alleen door zekere zielen; maar hij houdt zich in deze op, en als hij wederkomt, kent hij zijne plaats niet meer; dat is, dat hij eene ziel ontmoet, die meer aan zich dan aan haren God is overgegeven.

GEBED.

Heer! het smart mij ten hoogste, dat ik zoo zeer aan mij zeiven eu zoo weinig aan U vcrldecfd ben; dat ik mij zoo menigmaal, en ü zoo zeldzaam opzoek. Helaas! het is, dat ik voor alles, wat mij aangaat , zeer gevoelig ben, en ik li weinig aantrek. O mijn God! stel Ü in mijne plaats, en doe uwe liefde heerschen, waar nu mijne eigenliefde heersoht. AVanneer zal het wezen, dat ik vrij en ontlast van mij zei ven, mij op niets meer zal toeleggen dan om U te beminnen en U te behagen ?

-ocr page 328-

DEKDi BOLK. 221

Geef mij in dit punt al wat Gij mij beveelt, en beveel mij betg'ene Gij wilt. Ik wil dat Gij van nu af de God mijns harten zijt, om mijn aandeel in eeuwigheid te wezen. Amen.

ACHT EN DERTIGSTE HOOFDSTUK.

Van goeden overleg in het uitwendig, en den toevlugt tot God in de gevaren.

1. Jesds. — Mijn Zoon, daar moet gij zorgvuldig naar streven dat gij, in alle plaatsen en in alle uwe werken of uitwendige bezigheden, van binnen vrij zijt eu n zelren magtig; zoodanig dat alles aan u oiulonverpei; zij eu gij aan niets. — Daardoor zult gij meester en bestierder uwer werken zijn, en nimmer slaaf of huurknecht. — Gij zult een vrije en ware Israëliet wezen, overgaande tot het erfdeel en den vrijdom der kinderen Gods ; — Die zich verheffende boven de tegenwoordige dingen, de eeuwige dingen te ge-moet zien : — Die wat vergankelijk is met het linker oog aanschouwen, eu het rogter gevestigd honden op de hemelsche zaken ; — Die zich niet laten trekken door de tijdelijke goederen, cm zo aan te kleven; maar dezelve eerder aantrekken om zc tot het goed te doen dienen, gelijk het van God geordend is, en ingerigt door den oppersten werkmeester, die niets ongeregeld in zijn schepsel gelaten hei ft.

2 Indien gij in alle voorvallen u niet ophoudt bij den uiterlijken schijn, en wat gij ziet of hoort met geen vleesehelijk oog beschouwt; maar bij iedere aangelegenheid terstond met quot;Mozes in liet tabernakel treedt, om raad van den Heer le

U*

-ocr page 329-

322 JDE NAVOLGING VAN JESCS CHBISTÜ3. vragen : zoo zult gij bij wijlen van liet goddelijk antwoord liooren, en over vele tegenwoordige en toekomende dingen onderrigt wederkeeren. — Want om allo twijfel eu mooijelijkbeden op te lossen, nam Mozes altijd zijnen toevhmt tot liet tabernakel, zoo ook begaf hij zich tot liet middel des gebeds, om de gevaren en de listen der kwade menscben af te weren. — Alzoo moet gij ook uwen toevlugt nemen tot de binnenkamer uws harten, en daar den goddelijken bijstand met vurigheid afsmeeken. — Want waarom leest men dat Jusné, ea met hem de kinderen van Israël, zijn bediogen geworden door de Gabaöuie-ten ? Omdat zij den Heer ruornf niet Karen te rade gegaau (Jos. 9 ;) maar te ligt geloof gevende aan zoete woorden, zijn zij misleid geworden door eeu valschen schijn van godsdienstigheid.

OEFENING.

De uiterlijke bczi.'heden trekken de ziel dikwijls tot het uitwendige, eu beletten haar ingekeerd te zijn en zicli voor Gods tegenwoordigheid te houden, vooruameulijk als men zich geheel aan die uitwendige zaken overgeeft, zonder zijn hart vrij en aan den Heer gehecht te houden. Maar als men zich met die uitwendige bezigheden niet ophoudt, om hierdoor den wil van God te volbrengen, welke ze ons oplegt, dan is roen er niet in verstrooid en men duet in die onderscheidene bezigheden sleehls eéne zaak, namelijk Gods wil bevredigen. Men heeft altijd den vrede, als ineu altijd vergenoegd is; men heeft dien altijd, als men ades heeft wat men verlangt, en men heelt dien altijd, als men slechts aan God tracht te behagen. Derhalve

-ocr page 330-

DEUivE BOEK.

kunnen al die uitwen(Ihte werken eene ziel niet verstrooijen, die alles tot de eenheid brengt, dat wil zeggen, die niet zoekt dan den Heer te behagen, eu die alles in hem vindt.

GEBED.

Ik weet wel, o mijn God! dat de vrede der ziel in dit leven niet is degene, dien zij in het andere zal genieten ; want in de eeuwigheid zal men zeker zijn van U tc bevredigen, eu tevens van uwe liefde te bezitten; maar in dit leven kan men nog van liet ceae, noch van het andere zeker wezen. Ach, hoe hard en bezwaarlijk is die onzekeriifcid, o mijn God, voor eene ziel die U en niets dan L bemint! Indien Gij mij niet wilt verzekeren, dat ik U bemin, maak dan ten minste, dat ik leve alsof ik zeker ware U te beminnen, opdat Gij alle voldoening van mijne liefde genietet eu ik er de verdiensten van hebbe. Ameü.

NEGEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK.

Dat men in zijae zaken de drirtigheid vermijden zal.

1 Jesus. — Mijn Zoon, beveel uwe zaken steeds in mijne handen; ik zal alles ten beste schikken op zijnen tijd. — Wacht naar deze mijne beschikken , gij zult er voordeel uit trekken.

2. De Zibl. — Hccre, ik geef volgaarne alle mijne zaken in uwt handen over; want mijn eigen gedacht kau mij weinig baat bijbrengen. — Och of ik mij aan toekomende voorvallen weinig gelegen liet, en mij zoo maar zonder eenig voorbehoud aan uw welbehagen opdroege'

333

-ocr page 331-

824 de navolging van jesus christus.

3. Jesus. — Mijn Zoon, de mensoh jaagt dikwijls niet den rnecsten drift naar eene zaak die hij verlangt ; maar als hij ze bereikt heeft, zoo begint hij er andere gevoelens van te krijgen; want zijne genegenheden blijven niet lang bij eene en dezelfde zaak, maar drijven hern gedurig van het eene tot het andere. — Het is dan geene kleine zaak, zich zelven ook in de kleinste dingen af te gaan.

4. De ware voortgang des mensehen is de verloochening van zioli zelven; en de mensch die zich verloochent is zeer vrij en zeer genist. — Maar de aloude vijand, die al wat goed is tegenstreeft, houdt niet cp van bekoren, nacht en dag spant hij strikken in de hoop van den onachtzame in zijne hinderlagen te doen vallen. — Waakt en bidt, zegt de lieer, opdat (jij in yeene heleoring valt. (Math. 3G.)

OEFENING.

Te vergeefs is men met het toekomende bekommerd, en laat men den moed zinken op bet aanzien zijner ellende; alles bestaat; met zich in alles op God te verlaten, en op hem te rekenen, in zich aan zijnen wil over te geven . en niet te ontzien om aan hem te behagen. Het gebeurt dikwijls, dat God wil of toelaat; dat wij ons in eenen staat bevinden, waarin wij verrneenen, dat alles verloren is, om ons to verpligtcn van in hem alleen al ons vertrouwen te stellen. Immers, hoe minder onderstand wij bij de schepselen ontmoeten, des te meer vmden wij erbij God, die het zicb trit eer rekent en er vermaak in schept ons bij te staan, als men zich in alles op Hem verlaat. Laat ons dan trachten al de onge-

-ocr page 332-

derde boek. 825

rnstheclen opzigtensonze zalisrheid in het hart van onzen Zaligmaker over te storten, overtuigd zijnde, dat Hij er zorg voor draagt : en laat ons alles aanwenden, om aan zijne iuzigten te beantwoorden door onze getrouwheid in het volgen derzelve.

GEBED.

ó Mijn God , die mij kunt en wilt helpen welke reden heb ik niet om mijn vertrouwen in U te stellen, om mij in de armen uwer Voorzienigheid te werpen en om de uitwerkselen der goedheid van ceiien God af te wachten, die voor alles zorg draagt! Ik heb dan vast voorgenomen om mij geheel aan U te geven , om onder uwe oogen en tussehen uwe handen te leven, en om mij altijd in uwe vrees en liefde te behouden. Dit is de genade, welke ik L' vcïzpek, o God mijns harten en mijn aandeel in alle eeuwigheid! Geef, dat ik doordrongen worde door die woorden, welke Gij in uw Evangelie uitspreekt en ze moge smaken ; TFees niet bekommerd; want wo hemelsche Venter weet wel wat Gij noodig hebt; en het is genoea, dat Hij mc Vader is, om er in te voorzien. Amen.

VEERTIGSTE HOOFDSTUK,

Dat de mensch uit zich zelvea niuts goeda heeft, en nergens zijnen roem op mag dragen

1. De Ziel. — Heere, wat is de niensch, dat gij zijner yedenlt, of to at is de Zoon des mensehen , dat gij hew bezoekt. (Ps. 8?) — Wat iieeO de mensch verdiend, dat gij hem uwe genade gooft? •—lieer, wat reden heb ik om mij te beklagen,

-ocr page 333-

336 DE NAVOLGING TAN JESÜS CHRISTUS.

als gij mij verlaat? of wat liebt ik met regt in tc brengen; ais gij niet doet wat ik vraag? Zekerlijk , lt;lit mag ik in der waarheid denken en zeggen : Heer, ik ben niets, ik kan niets, ik ben van mij zeiven niet goeds; maar ik voel mij in alles even zwak, en ik hei altoos over naar het niet. — Eu zoo ik van n niet geholpen, en inwendig versterkt worde, val ik te eenemaal in flaanwheid en krachteloosheid.

2. Maar r/ij. Heer, zijt immer dezelfde (Ps. 101.) en büjt't het in der eeuwigheid, altijd goed, regt-vaardig eu heilig; doende alles wel regtvaar-diglijk en heiliglijk, en alles beschikkende in uwe wijsheid. Maar ik, meer geneigd tot deiazen dan tot voortgaan, ik blijf niet duurzaam in denzelfden staat : neen, ik verander zeven maal ojj den dag. — Nogtans gaat het haast beter met mij, als het u belieft mij uwe helpende hand uit te reiken ; want gij alleen kunt mij zonder eenigen menschelijkcn bijstand helpen, en zoodanig versterken , dat mijn aangezigt niet meer van trekken vcrandere , maar dat mijn hart alleen tot u gekeerd bh'jve, en ruste.

3. Daarom, indien ik allen mensehelijken troost wel wist te verwerpen, hetzij om de godvruchtigheid te bekomen, hetzij om de noodzakelijkheid die ir.'j aandringt u te zoeken, ver-verm its geen mer.soh mij troosten kan:—Dan zou ik te regt op uwe genade mogen hopeo, en op nienw mij verheugen in de vertroostinge i die ik ontvangen zon.

4. Dank zij u, van wien alles komt, zoo dikwerf mij iets goeds gebeurt.—Maar ik, ik ben ijdelheid en nietigheid voor uw aanschijn, een onstandvastig en zvvak mensch. — Waarop dan

-ocr page 334-

derde boek. 327

kan ik roemen, of waarom zoek ik geacht te worden? — Om mijnen niet misschien? Maar dnt is het ijrtclsle noa' van al.— Waarlijk, de ijdele glorie is c..-iie booze pest en de grootste aller ijdelheden, want zij trekt ons af van de ware glorie, en zij berooft oi s van de hemelsebe genade. — Want als do meusch zich ze ven behaagt, zoo mishaagt hij n : en als hij den lof der menschcn zoekt, verliest hij de ware deugden.

5. Maar het is cone ware glorie e:i eene heilige vreugd, in U zijnen roem te stellen, en niet in zich zeiven, zich te veiheugi'n in uwen naam; en niet in zijne eigene deugd, en geen vermaak te hebben in eenig schepsel. dan om ü. —Lof zij uwen naam , en niet den niijaen , gejjrezen zij uw werk, ea niet het mijne, gez'gend zij uw heilige naam, doch niets worde mij toegeschreven van de lofspraak der menschen. — fiij zijt mijn roem, (Jij de verheuging mijns harten. — Ia Li zal ik roemen en onophoudelijk mij verheugen; doch voor mij zij geen andere roem dun in mijne krankheden. (Cor. 12.)

(3. Dat de Joden den roem zoelien die van elkander hum' : (Jo. 3.) ik zal dien betrachten, van God alleen kom', (lij.) — Immers alie men-schelijk'- roem, al .• tijdelijke ccr, alle wereldsche verhevenheid , VBrgelekeü bij uwe eeuwige glorie is ijdelheid cu dwaasheid. — O jnijno waarheid, mijae barmhartigheid, o mijn God! volzalige Drieëeidieid! U alleen zij lof, en eer en magt, en glorie in der eeuwigheid der eeuwigheden.

o e F e i n o.

Ik gevoel mijne ellenden, die mij ongeschikt makeij tot eeidg bovennatuurlijk goed en be-

-ocr page 335-

328 BE NAVOLGING VAN JEStS CHRISTUS.

kwaam tot alle kwaad; maar ik offer ze op aan cenenbarmliaitigheid God,dievecl van weinig, en alles uit niet kan maken. Derhalve is Let niet genoeg te weten , dat ik niet nit mijn eigen ben, en mij niet dan in IJ moet beroemen, o mijn God! maar liet gevvigtigste is van in de gelegenheden, de heilige bewegingen van ootmoedigheid en vertrouwen in U te volgen, aan wien niets onmogelijk is. Ais ik geenen bij de men-schen vind, dan word ik tot de gelukkige noodzakelijkheid gebragt unijne toevlngt tot God te nemen en van hem af te hangen. Gelukkig ben ik. Heer! als mij alles buiten U ontbreekt, om alles iti ü te vinden. O hoewel heeft de heilige man Job gezegd : Uwe oogen zijn op mij gevestigd, en ik zul in mij niet meer bestaan. Want als ik aan U denk, o mijn God! gevoel ik in mij een vurig verlangen, om aan ü te behagen, en alles verdwijnt voor mijne oogen, zoodra Gij in mij a hart verschijnt.

GEBED.

6 Mijn God! ik stem toe, dat Gij zonder uitneming over mijne ziel heersoht, en dat in haar alles voor U wi.ikc en voor U geofferd worde. Daar geef door uwe genade, dat ik beantwoorde aan hetgene Gij van mij verlangt. Geef, dat ik mij van alle menschelijke en natuurlijke voldoening beroove, om niet dan in l den troost en de opoffering van geheel mij zeiven te vinden.

O groote God, Gij, die den staat kent waarin ik mij bevind. Gij, die mij kunt en wilt helpen, wees getroffen door dc overmaat mijner ellenden! Onttrek mij aan mij zei ven, verhef mij boven al het zigtbare, geef, als ik mij zeiven verlate en

-ocr page 336-

deiïue boek, 829

verloochenc, dat ik niets zoekc en verlange dan

U. Amen.

EEN EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK.

Van de verachting aller wereldsche.

1. Jesüs. ■—Mijn Zoon, trek het u niet aan, als gij ziet dat anderen geëerd en verheven worden, en gij versmaad en vernederd. —Hef uw hart tot mij in den hemel, en de versmading van de mensclien op aarde zal u niet bedroeven.

3. Dë Ziel. — Heer, wij leven in verblindheid, en worden ligt misleid door de ijdelheid. — Ais ik mij zeiven wel bezie, erken ik dat mij nooit ongelijk gedaan is van eenig seliepsels : derhalve heb ik geen reden om van U te klagen.— Want daar ik dikwerf en zwanrlijk tegen U gezondigd heb, verdien ik dat alle schepsel tegen mij opsta — Schande dus en smaad, ziedaar wat mij regtvaardiglijk toekomt; U behoort de lof, de eer en de glorie. — En tenzij ik mij bereid houde om van alle schepsels gaarne versmaad en verlaten en voor een louteren niet gerekend te zijn, zoo kan ik inwendig niet bevredigd en bevestigd, noch geestelijk verlicht en met U volkomen vereenigd worden.

OEFENING.

Het gezigt van God op ons moet eenen diepen eerbied voor Hem te weeg brengen, en de oogen onzer ziel ophefl'endc tot God, moet ons dit volkomen vertrouwen op Hem inboezemen. God ziet mij; hoe zon ik Hem kunnen vergrammen als ik op Hem denk ? Ik aanzie God : hoe zou

-ocr page 337-

330 DE KAVOLGIXG VAN JESliS CUUlal'DS.

ik kunnen moeilcloos worden als ik aan Hem

denk? Gud!..... ziedaar wat toereikend moet

wezen om in alle onoeuuegen eeiie o))regt christe-ne ziel tc troosti-n, aang-ezien zij Hem incer om Hem, dan om zich zelven moet beminnen; maar God is mijn Vader! is er irt-i meer noodig om al mijne ongeriisthedeM te stillen? En is het niet genoeg um tc denken, dat Hij de goedheid zelve is, om zich op Ui in tc verlaten en op zijne zorg te rekenen? Hij kent, bcstunvt, schikt alles voor mijne zaligheid : kan die zaligheid beter zijn dan in het hart van mijnen Zaligmaker?

u E li E D.

Het is in,uw heilig hart, o mijn Jesus! dat ik wil leven ; liet is in hetzelve, dat ik wil sterven; het is in dien afgrond van barraiun tigheid, dat ik al mijne ellenden werp; en hoe groot ook mijne zonden mogen wezen, weet ik ccliter, dst uw hart bereid is ze mij tquot; vergeven, zoodra ik liet vaste voornemen hebt ze te verlaten. Ja, Heer! ter oor-zake van uwen heiligen naam, van dien naam van Zaligmaker en Vader, zult Gij mijne zondeu vergeven; omdat zij groot zijn, en hoe grooter zij zijn, des te meer zult Gij de grootheid uwer barmhartigheid doen uitschijnen mtt ze n ij te vergeven. Wees dan een' zondaar, zoo als ik ben, genadig eenen zondaar, die het niet meer wil wezen, cn maakt, dal hij 1. nog meer bemin-ne dan hij U vreest, met te overwegen, dat Gij hem kondet laten verloren gaan, en hom wilt zalig maken. Amen.

-ocr page 338-

DERDE BOEK..

TWEE EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK.

Dat meu den vrede in mcnschen niet stellen mag.

1. Jesus. —Mijn Zoon, indien o'ij nwca vrede gronrltop eenigen iiiensch, opdfit Hij met u eensgezind zij en ssameu leve, zoo zult gij ongestadig en belemmerd xvezeu. — Maar indien gij mven steun zoekt in de levende en blijvende waarheid, zoo zult gij niet treuren, als een vriend u verlaat of afsterft. — Op mij moet de liefde voor uwen vriend gegrond wezen, om mijnentwil moet gij beminnen die u goed seliijnen en u dierbaar zijn in dit leven. Zonder mij is geene vriend-seliap goed of duurzaam; en het is geene ware zuivere liefde, die ik niet knoope. — Gij moet zoodanig onthecht zijn van die mensehelijke vriendsehappen; dat gij (zoo veel u aangaat) zoudt willen leven buiten allen omifan»' met men-sehen. •— De mensch nadert zoo veel te moer tot God, hoe id eer bij zich verwijdert van allen aard-schen troost. — Eu zoo veel te hooger klimt hij tot God, hoe dieper hij nederziukt in zich zelven, eu verachtelijker wordt in zijne oogen.

2. Maar die zieii zelven iets goeds toekent, belet den toegang der goddelijke genade; want de genade des heiligen Geesles zoekt altijd een ootmoedig hart. — Indien gij u volkomen wist te vernietigen, en u van alle geschapene liefde te ontmaken, dau zoude ik mij in u moeten uitstorten met groote genade. — Wanneer gij het oog vestigt op de schepselen, zoo verliest gij den Schepper uit het gezigt. — Leer in alle dingen u zelven om God tc overwinnen, dan zult

SSI

-ocr page 339-

333 DE NAVOLGING VAN JZSUS dlEISTUS.

gij tot zijne kennis kunnen geraken. — Hoe klein iets zij of niet, als het ongeregeld bemind en cczoolit wordt, besmeurt het de ziel en wederhoudt haar van het opperste goed.

OEFENING.

Hoe dieper men in den afgrond van zijn' niet nederdaalt, des Ie meer verheft men zich in liet hart van den Schepper: dat wil zeggen, dat men in de oefening. 1. zich klein, ootmoedig en afhankelijk van God moet maken, om zich in zijn hart te vestigen; 3. dat, hoe meer ellenden men in zich gevoelt; men ze des te meer in den schoot der barmhartigheid van God moet brengen en uitstorten; 'A. dat, hoe minder men in zich het goede bevestigd ziet, hoe meer men zich voor God moet verootmoedigen, met alles van zijne goedheid af te wachten; 4. dat 's menschen hart zich niet moet hechten dan aan zijnen God, zijne pligtcn en zijne zaligheid, en dat hij moet trachten niet te beminnen dan hetiene hij altijd zal beminnen, en beginnen met in zijn leven te doen wat hij in de eeuwigheid moet voortzetten. Alle vriendschap, die niet in en om God is, is berispelijk, aangezien wij God moeten beminnen, en Hem alleen van ganseher harte beminnen. Men moet dan zijn hart vrij en onthecht van alles behoeden, om het niet te houden dan met God, die alleen het middenpunt onzer harten is, en ze alleen kan bevredigen.

GEBED.

Maak, o mijn God! dat mijn hart, hetwelk slechts voor U geschapen is, zieli niet meer hechte

-ocr page 340-

DKllDE BOEK. 333

dan aan U; dat bet, vrij van alle verkleefdheid aan de schepselen, alles tot U stiere, en in alles slechts U zoeke. Ja, Heer! ik begrijp zeer goed wat de heilige Angustinus tot IJ zeide, namelijk dat Gij hot midde.ipui t onzer harten z;jt, omdat Gij cr het laatste einde en het opperste goed van zijt: en bijgevolg, dat zij altijd in onrust zijn tot dat zj in U rusten; dat wil zeggen, dat zij voor U hebben wat wij ü verzoeken, namelijk eene getrouwe, eenc opperste en volstandige verkleefdheid. Amen.

DllIE EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK.

Tegen de ijdelc wetenschap der wereld.

1. Jesds. — Mijn Zoon! laat n niet bewegen door dn schoone en spitsvinnige spreuken der menschen : want het rijk Gods is niet in de woorden , maar iu de deuyd. (1. Cor. 4.) — Let op mijne woorden, die het hart ontsteken en het verstand verlichten, die berouw verwekken en velerhande troost bijbrengen. — Als gij leest, doe het nooit om geleerder of wijzer te schijnen.'— Bevlijtig u om uwe ondeugden te versterven, dat zal u meer voordeel doen, dan de kennis van vele moeijelijke vraagstukken.

2. Als gij veel zult gelezen en geleerd hebben , zoo moet gij toch altoos tot het eerste beginsel terugkeeren. — Ik beu het die aan de mensehen de wetenschap leere, en die meer licht geve aan de kleine kinderen, dan iemand bekwaam is te geven door het onderwijs.— Tot wien ik spreke, die zal. haast wijs zijn, en zeer toenemen in het verstand. — Wee hun, die bij de menschen om

-ocr page 341-

334 DE NAVOLGING VAN .TESUS CHRISTUS: oiidemgt gaan in vele zellt;l?,'i:imhcden, en die den weg om mij te dienen niet zoeken te kennen.— Do tijd Zid komen, waar do Meester des meesters, Jesus Christus, do Heer dor Engelen verschijnen z;d, om ieders los to hooren, dat is , om de gewetens aller mensclien te onderzoeken. — En alsdan zal hij Jeruzalem doorvorschen met de lamp inde hand (Soph. 1.) : en de geheimen der duisternis zullen openbaar worden (]. Cor. 4.) , en alle mond zal verstommen.

3. Ik ben het die, op eenon oogslag, het verstand van de ootmoedigen zoodanig verhef, dat zij de gronden der eeuwige waarheid boter begrijpen, dan iemand die tien jaren lang de scholen zou bijgewoond hebben. — Ik leer zonder woord-gediuiscli, zonder verwarring van gevoelens , zonder praal van eergierigheid, zonder strijd van redetwist. — Ik leer het aardsche verachten, van het tijdelijke walgen, het eeuwige zoeken, liet eeuwige smaken, de eeretitels vlugtcn, de ergernissen verdragen, alle hoop in mij stellen, buiten mij niets bcgeereu, en boven alles mij vuriglijk beminnen.

4. Sommigen, met mij inniglijk te beminnen, hebben goddelijke dingen geleerd eu wonderheden gesproken. — Zij hebben meer gevorderd met alles te verlaten, dan met geweld van oefening. Maar aan de een en leer ik gemeene dingen, aan anderen bijzondere. Ann sommigen vertoon ik mij zachtjes in teekens en beeldteuissen ; doch aan eenigen openbaar ft verborgenheden in een helder licht. — De stem der boeken is dezelfde , maar vrij onderrigt niet allen gelijkelijk ; want ik ben van binnen de leeraar der wcarheid, de na-vorscher des harten , de doordringer der gcdacii-

-ocr page 342-

DERTiE BOF.1C. 335

ju ten , de verwekker der werken, oen ieder be-

_ deelendo volgeij? düt ik liet billijk oordcel.

:Squot; OEFENING.

r-

5 , God deelt zich weinip: mede aan de trotsche

ii. en laatdunkende gemoederen, die een ijdel zelf-

et behagen gevoelen, omdat zij hem de eer ontne-

m men, welke hem alleen toekomt. Maar hij deelt

), ziji'.e vurigste en krachtigste genaden aan de

ootmoedige zielen nit, die zich ze!ven mistrou-r- wende en in zich niet dan gebreken en ellenden

it ontmoetfiiide, alleen steunen op hem, die haar

B- zijne liefde kan doen waardig worden,

n Waartoe dient het aan eenc rhristene ziel, de

i- zaken van de godsdienst tc bestuderen en te

i- kennen, wanneer zij n ch nkt toelegt om ze in

n het werk te stillen? AVaarop komen zoo vele

n twistredenen aangaande de kracht en de werking

jt der genade uit, wanneer men niet alles aanwendt

r- om hieraan getrouw tc wezen, en naauwkeurig

i- de ingevingen van don heiligen Geest tc volgen?

Men weet genoegzaam, heigene Jesns Christus in het Evangelie voorhoudt, dat diegene, die , zegt : Heer ! lieer ! in het rijk der hemelen niet

n zal komen, indien hij in alles den wil van God

it niet tracht te volbrengen en de deugden van

r. zijnen staat tc beoefenen. Men weet dit, en

n uogtans doet men cr meer noch minder om.

k

G K n E n.

ii Heilige Geest, verlicht allen geest door uw

gt; heilig lieht, ontsteek alle hart door hot vuur uwer

Jc liefde! Leer ons wat wij moeten irelooveii; maar

wek ons ten zelfden tijde op, in het werk te stellen hetgene wij golooven. Immers, helaas !

-ocr page 343-

886 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRTSTUS.

wat zou het ons baten, te weten wat God van ons wil om ons zalijr te maken , indien wij alles niet inspannen om het te doen ?

Gedoog niet dat het geloof ons eens veroor-deele, met ons te doen zien wat wij moesten doen om den hemel te winnen , en evenwel niet gedaan hebben, maar breng zooveel voort, dat onze geest, met te gelooven, en ons hart met te doen, hetgene wij gelooven, gelijkelijk medewerken , om ons het paradijs te doen verwerven.

VIER EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK.

Van zich de uiterlijke dingen niet aan te trekken,

i. Jesüs. — Mijn Zoon! gij moet onwetend zijn in vele dingen, eu u aanzien als een doode op aarde voor wien geheel de wereld gekruist zij. — Gij moet ook al veel laten voorbijgaan zonder er naar te luisteren, en liever denken op hetgene tot uwen vrede dient. — Het is raadzamer de oogen af te keeren van hetgeen mishaagt, en ieder in zijn gevoelen te laten, dan zich op te houden met twisten.— Indien gij wel staat met God, en zijn oordeel in het oog houdt, zoo zult gij ligt ve.:dragen dat men u ongelijk geve.

S, De Ziel. — ö. Heer', waartoe zijn wij gekomen? Zie, een tijdelijk verlies wordt beweend; men loopt en men arbeidt om een klein gewin : en het geestelijk verlies wordt vergeten , ter naau-wernood denkt men er aan od het einde. Wat weinig of niet baat, daar geeft men acht op ; en wat hoogst noodzakelijk is, wordt veronachtzaamd en over het hoofd gezien ; omdat de geheele

-ocr page 344-

BERDE BOEK, 337

mcnsch zich buitenwaarts uitstort, en tenzij hij zich haast verzint, gaarne in de uitwendige dingen liggen blijft.

OEFENING.

Zich aanzien ais een persoon, die aan de wereld gestorven en gekruist is; dit is 1. zich aan niets hechteu dan aan God, aan zijne pligten en aan zijne zaligheid; 2. dit is alle dingen inliet voorbijgaan zien on tot zich zeiven zeggen ; Heden ben ik hier, morgen zal ik er niet meer ziju. Wat zullen voor mij die eer, die rijkdommen, die voldoening in het uur des doods wezen ? Het-geue ik wil, is, dat zij dit voor mij zijn gedurende mijn leven.

Gelukkig de Christen, wiens hart aldus voor het ligchaam sterft, en die dagelijks met ver-dienste aan eene der zaken tracht te sterven, welke hij in zijnen dood moot verlaten! Die gelukkige stervende , is zeker van eens wèl te sterven.

Men beweent een tijdelijk verlies, men houdt er zich gedurig mode onledig, hot kost moeite om er over getroost te Worden : en ineu vergeet, dat men zijne ziel verliest, voor welker verlies mén ongevoelig is, en hetgene alleen eenen Christen zou moeten treffen. Dat is te zeggen, o mijn God! dat alle menschen geen goed dan met spijt verliezen, en dat er niets is dan U , die het opperste got u aijt, dien zij zonder droefheid verliezen.

GEBED.

6 God! verlicht onzen geest, en beweeg ons hart aangaande de grootte van het verlies, dat

15

-ocr page 345-

338 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, zij doen, wanneer zij U verliezen; en mank, dat zij, U boven alles den voorrang gevende, liever hebben van al de goederen der wereld beroofd te worden, dan één oogenblik uwe genade en liefde te verliezen. Wanneer, o mijn God! zal ik op de aarde gelijk zijn aan de dooden , die in hunne graven rusten, hetgene , volgens den hei-lio-en Panlus , de geest, liet kenteeken en de pligt der Ghribtenen is? VVaniiter zal ik aan de wereld niet meer denken eu tevreden zijn, als de wereld aan mij niet meer deukt? Van dit oogenblik af u il ik aldus aan alles sterven , om niet meer dan voor U, o Heer ! tcicve;i, voor wien ik alleen in alle eeuwigheid leven wil.

7 IJ F EN VEEETIGSTE HOOFDSTUK.

Dat men iedereen gelooven moet, en dat men zich gemakkelijk vergist in zijne woorden.

1. De Ziel. — Heere! geef mij meen bijstand in de kwellingen, want de hulp der mensehen is ijdel. (Ps. 59.)— Hoe dikwijls heb ik geen trouw gevonden daar, waar ik ze zeker meende te ontmoeten ? — En hoe dikwerf heb ik er gevonden , waar ik ze niet zou gezocht hebben? — IJdel is dan de hoop die men op de mensehen stelt; maar het heil der regtvaardigen is in U, mijn Qod I — \Yces gezegend , o Heer ! in alles wat ons overkomt.—Krank zijn wij en ongestadig; wij worden ligt misleid en raken aan het wankelen.

3. Wie is de mensch, die zich in alles zoo behoedzaam en omzigtig weet te gedragen, dat hij niet soms in eenig bedrog of verwarring valle?

-ocr page 346-

DPRDE BOEK. 339

— Maar die op ü betrouwt, Heer ! en U zoekt in de cenvoiidigheid des harten, die zal zoo ligt niet struikelen. — En al valt hij somtijds in eenige kwelling, ja hoe zeer hij ook daarin verwikkelt, gij zult hem er weldra uit helpen, of hem vertroosten : want Gij verlaat tot i:et einde toe hem niet, die in U hoopt. — Zeldzaam is de getrouwe vriend, die zijnen vriend bijblijft in al zijne nooden. — Gij alleen, Heere, Gij zijt hoogst getrouw in alles, en Gij hebt uws gelijke niet in getrouwheid.

S. O 1 iioe vol van wijsheid zijn de woorden dier heilige zie!, die gezegd heeft: mijn hort is gestaafd en in Chritim f/ereslipd. (S. Agatha.) — Indien In t met n ij aldus tc ield ware. : de .vrees der mensehen zou mij zoo ligtelijk niet bekommeren, noeh de schichten der kwaadsprekers mij ontroeren. — Wie is bekwaam om alles te voorzien, om alle toekomstige rampen te vermijden ? -—■ Indien het kwaad dat men voorzien heeft nog veelal kwetst, hoe veel te meer moet het onvoorziene niet wouden ? Waarom , ellendige als ik ben, waarom heb ik niet beter toegezien? En waarom heb ik anderen zoo ligtvaardig geloofd? — Maar wij zijn mensehen , en wij zijn niets anders dan gebrekkelijke mensehen, alhoewel wij van velen voor Engelen aangezien en aldus genoemd worden, — Wien zal ik gelooven. Heer! wien anders dan U ? -— Gij zijt de waarheid, die niet bedriegt noch bedrogen kunt worden. — Integendeel ; alle mensc/t is leugenachtig, (Ps. 115.) is zwak, ongestadig, aan vele struikelingen onderworpen, vooral in zijne woorden; zoo dat men naauwelijks terstond moet gelooven wat hij regtzinnigst schijnt te zeggen.

-ocr page 347-

340 TIK NAVOLGING TAN JESUS CHRTSTUS-

4. Hoe dikwijls liebt Gij ons vermaand, dat wij ons zouden wachten voor de menschen; dat 's menschen Imisgenooten hem tot vijanden zijn . (Matth. 10.) en dat men niet gelooven moet , als iemand zegt; zie, Christus is hier, of hij is daar. (Ib. 34.) — Ik ben geleerd op mijne kosten , en och, of het mij strekte tot meerder behoedzaamheid. en niet tot grootere onwijsheid ! — Wees bescheiden, (zegt mij iemand) wees be-seheiden, en houdt het voor u wat ik zeg. En terwijl ik zwijg en meen dat het geheim is, kan hij zelf niet binnen houden wat hij mij vroeg te verbergen; maar op den oogenblik verraadt hij mij, verraadt zich zelven, en gaat henen. — Behoed mij, Heere! voor zulke onbezonnen en onvoorzigtige menschen; gedoog niet dat ik in hunne handen valle, of hun ooit gelijk worde. — Geef mij waarachtige en onveranderlijke woorden in den mond, en verwijder van mij de tong van arglist. — Wat ik in anderen niet lijden wil, daar moet ik mij zelven zorgvuldig voor wachten.

5. ö Hoe goed en hoe vrederijk is het van anderen te zwijgen, niet alles zonder onderscheid te gelooven , of niet ligtvaardig iets voort te zeggen; — zich zelven aan weinigen te openbaren ; U altoos te zoeken tot getuige van zijn hart ; — en zich niet te laten omdrijven met eiken wind van woorden, maar te wenscheu dat alles binnen en buiten ons geschiede volgens het welbehagen van uwen wil! — Hoe nuttig is het, voor het bewaren der hemelsche genade , allen wereldschen praal te vermijden , en niet te begeeren wat de bewondering c'.cr menschen schijnt te verwekken; maar die dii.gen mot ijver te betrachten, welke dienstig zijn tot verbetering

-ocr page 348-

DERDE BOEK.

341

des levens eu vermeerdering der godsvrucht.— Aan hoe vele iiK-uscfien heeft het met tot schade gestrekt, dat hunne deugd gekend «as eu te vroeg geprezen werd! — Integendeel, hoeveel voordeel hebben anderen niet gedaan met de genade stilzwijgend te bewaren in dit brooze leven, hetwelk niet is dan een gedurige strijd en eene onophoudelijke bekoring !

OEFENING.

genade en liefde stellen boven de vriendschap en achting van alle stervelingen der wereld ; want er is geen waarachtig goed . dan in vriendschap te zijn na et zijnen God; 3. het is, dikwijls met hem in onze ziel handelen, tot hem met vertrouwen in alle kwellingen onze toevlugt. nemen , en ons hart, om zoo te zeggen , vormen om hem te ■beminnen, opdat wij in het oogenblik des doods, wiitmeer wij voor hem moeten verschijnen, in hem eenen Vader van barmhartigheid ontmoeten en eenen Zaligmaker, dien wij reeds gekend en bemind hebben , en niet eenen vreeselijken Kegter en onbekenden God , tlie tot ons zou zeggen ; gij hebt u niet toegelegd om mij tijdens uw leven te kennen en te beminnen : ik ken u niet om mij toe te behooren. en gij zult niets voor mij ;n eeuwigheid wezen.

-ocr page 349-

342 DE NAVOLGIXG VAN JESÜS C1IKISTÜS.

G E U li D.

ó Jesus! doe mij kennen wat Gij zijt, en wat (iij voor mij zijt, opdat mijn hart door eerbied en liefde voor U doordrongen word -. Zou ik zoo ondankbaar en zoo omegtvaardig wezen, o mijn God ! van mij meer aan anderen dan aan U vast te hecliten, van op eenia; schepsel, bij voorkeur van U, te rekenen? Ach! indien ik alzoo een hart verdeelde, hetwelk niet dan voor U gemaakt is, zon ik verdienen nu en in alle eeuwigheid ongelukkig te wezen. Wel hoe, Heer ! ik ben voor U genoeg, en Gij zondt voor mij niet genoegzaam zijn? Neen, mijn Jesus! neen, het zal aldus niet zijn; ik wil slechts U en uwen heiligen wil voor al het geluk van tijd en eeuwigheid. Amen.

ZES EN YEEET1GSTE HOOFDSTUK.

Bal men zijn vertrouwen on (5od moet stellen , als men door lastertaal aangerand wordt.

1. Jesus. — Mijn zoon! sta vast, en hoop op mij — Wat zijn woorden anders dan woorden ? Zij vliegen door de lucht, maar brijzelen geen steenen. — Indien gij pligtig zijt, denk dal gij u gaarne beteren wilt: indien gij u niets te verwijten hebt, denk dat gij dit gaarne om God wilt lijden.— let is weinig genoe;.:, dat gij ten minste somtijds woorden verdraagt, gij die nog geene harde slagen uitstaan kunt. — Éu waarom gaan zoo kleine dingen u ter harte, tenzij omdat gij nog vleeschelijk zijt, en op de menschen meer acht geeft dan het behoort? — Want omdat gij vreest misacht te worden, daarom wilt

-ocr page 350-

DERDE BOEK. 343

gij niet dat rren u bevi?pe wegens uwe gebreken , en zoekt verschooningen om ?.e te bedekken.

2. Maar onderzoek n wat beter, cn gij zult beviiiden dut de wereld in u nog leeft, cn de ijdele begeerte om aan de menschen te behagen. — Want als gij weigert vernederd te worden , en beschaamd gemaakt om uwe gebreken, daar blijkt uit, dat gij noch opregt ootmoedig, noch waarlijk verstorven voor de wereld zijt noch de wereld gekruist voor u — Doch luister naar mijn woord, en gij zult u niet bekommeren om tien duizend woorden van menschen. — Zie indien men alles van u zei de, wat kwaadaardigst kan uitgedacht worden, wat zou u dat hinderen, indien gij zulks eenvoudig liet voorbijgaan , cn niet meer achtet dan een stroohalm ? Kan het u wel een enkele haarpij! doen verliezen ?

3. Maar die zijn hart niet van bi.men heeft, en Ood niet voor oogen houdt, die wordt ligte-lijk bewogen door een smaadwoord. Hij integendeel die op mij betrouwt, en op zijn eigen oordeel niet zoekt te steunen, die zal de menschen niet vreezen. — Want ik ben de oordeeler en kenner aller geheimen : ik weet hoe de zaak gebeurd is, ik ke:i dei boleedig-.:!' en den be-Icedigde. — Van mij is dat woord gekomen ; door mijne toe'ating is dit voorgevallen, opetal wat in vele Jwrten geheim is, openhaar wier de. (Luc. 2) —- Ik zal den schuldige en den on-noozele oordeeien; maar Ik heb beide eerst willen beproeven door een verborgen oordeel.

De getuigenis der menschen faalt niet zelden ; mijn oordeel is waarachtig : het zal stand houden cn niemand zal het omwerpen. — Hel is veelal verborgen, en aan weinigen is alles be-

-ocr page 351-

844 de navolging van jesus chiisttjs,

kend ; doch nimmer dwaalt bet of kan het dwalen , ofschoon het voor de ooijen der dwazen niet regtmatig schijne.— Tot mij derhalve moet men zijn' toevlugt nemen in alle oordeel, zonder op zijn eigeu goeddunken te steunen. — TTant de regtvaardige zal niet ontroerd trorden , xoat hem ook van Gods wegc möge overkomen. (Prov. 10.) — En als er iets ten onregte tegen hem uitgestrooid wordt, hij zal er zich rdet veel om bekreunen. — Maar ook zal hij er n'eene ijdele vreugd uit rapen, als anderen hem met rede verschoouen. Want hij is indachtig, dat ik de harten en de nieren doorgronde, en dat ik niet oordeel naar het aangezigt der menschen en den uiterlijken schijn. — Dikwijls ja wordt het strafwaardig bevonden in mijne oogen, wat loffehjk voorkomt bij de menschen.

5. J)e Ziel. — Heer cn God! regtvaardig , vermogend en langdurige Echter, die do broosheid der menschen kent en hunne helling naar het kwaad : wees mijne sterkte, vrees al mijne betrouwen; want de getuigenis mijns gewetens is mij niet genoegzaam. — Gij kent wat ik niet kenne, en daarom heb ik mij moeten verootmoedigen bij alle verwijten, en ze met zachtmoedigheid uitstaan. — Vergeef mij ook genadiglijk, zoo dikwijls ik anders gehandeld heb, en verleen mij weder Je genade van meer lijdzaamheid, — Want uwe overvloedige barmhartigheid is mij nuttiger tot vergiffenis mijner zonden, dan mijne gewaande regtvaardigheid .;ot verdediging mijns verholen gewetens. — Al bevinde ik mij nergens aan pligtig, daarmeê kaa ik mij toch niet regtvaardigen : want als Gij uwe barmhartigheid op zijde stelt, zul geen menscJi die leeft.

-ocr page 352-

DEllDE BOLK. 345

voor uw aanschijn regtvaardig wezen. (Ps. 143.)

OEFJiNING.

Hel is mueijclijk geen leedgevoel te ontwaren, ais meu ons berispt, misprijst of minaelit; maar de ware ootmoedigheid van een' Chvisten bestaat,in liet uiet onderhouden noch volgen van dat leedgevoel; dat wil zeggen ; 1° men moei zich niet ophouden met de droevige en versmadende gedachten, die in ons oprijzen jegens onze beleedigers; 3° de droefheid, welke wij er over gevoelen, in ons uitdoe ven en aan God opofferen ; 3° van die personen met goedheid te behandelen, met hen te spreken, en hun in alle gelegenheden dienst te bewijzen, met hun zoo veel goed te doen ïds wij gelooven dat zij ons schade hebben toegebragt. Maar helaas ! hoe weinig personen worden er gevonden, welke die ware ootmoedigheid uitoefenen, en een goed gebruik van de opspraak en versmading maken , alhoewel allen gelooven, dat zonder de ware ootmoedigheid het onmogelijk is zalig te worden.

G E B E D.

ó Mijn God! een Christen die U vereert en bij voorkeur boven alles bemint, hoe weinig is zulk een getroffen over alles, wat de mcnschen van hem kunnen oordeelen, en hoezeer is hij getroffen over het oordeel, dat Gij er eens over zult vellen. Mijn Jesus ! wanneer ik mij in uwe tegenwoordigheid voor het allerheiligste Sakra-ment zal bevinden, dan mag ik U vragen, welke gedachte Gij van mij hebt ? Wat ben ik in uw hart? ^ elk vonnis zult Gij wegens mijne eeuwigheid uitspreken? Maak, dat deze heilige voor-

13 *'J

-ocr page 353-

346 DE NAVOLGINU VAN JESUS CH1USTUS. neraeus uit mijn Lart den weusch naar aclitiiiu' en de vrees van versmading der nienschen uit-ivisseheu . om mij nergens meer aan te hechten dan om genade bij U ie vinden.

ZEVEN EN VEERTKiSTE HOOFDSTUK.

Dat meu alle zwarigh eden voor het eeuwig leven verdragen moot.

1. Jesus. — Mijn zoou ! dat de arbeid dien g'j om mijnentwil hebt aangenomen u niet ver-driete, en dat de kwellingen n niet neerslaan; maar dat mijne belofte in alle voorvallen n ver-sterke en vertrooste. — Ik beu magtig genoeg om vergelding te geven boven alle perk of mate. — Lang zult gij hier niet arbeiden, of niet altoos gebukt gaan onder het lijden. — Wacht een oogenblik, en gij zult haast het einde uwer smarten zien. — Een uur zal komen, waarin alle arbeid en alle vrees zullen ophomlen. —Klein is het en kort. «ües wat met den tijd voorbijgaat.

2. Doe wat gij te doen hebt ; werk getrouw in mijnen wijngaard, ik zal uw loon wezen. — Schrijf. lees, zing, zucht, zwijg, bid, verdraag kloekmoedig den tegenspoed : het eeuwig leven is al die strijden waardig, al waren zij nog veel grooter. — De vrede zal komen op eencn dag die den Heer bekend is : en daar zal geen dag, geen nacht meer zijn, gelijk in dezen tijd, maar eeuwig licht, en oneindige klaarheid, en vaste vrede, en veilige rust. — Alsdan zult gij «iet zeggen : me zal mij verlossen van dit sterfelijk ligchamu ? (Eom 7.) of gij zult met uitroepen: ei mij, dal mijne ballingschap zoo lang duurt ! (Es. 119.) Want de dood zal te niet gedaan

-ocr page 354-

D Kil DE BOEK,

zijn, en bet hei! onveranderlijk; geen angst meer, niet dan zalige vreugd en ecu zoet en eerlijk gezelschap.

3. 6 ! Hadt gij in den hemel de onverwelkbare kroonen der heiligen gezien, en hoe zij zieh nu verheugen in hunne verheerlijking, zij die weleer voor de wereld verachtelijk, en het leven zelfs als onwaardig schenen: voorwaar, gij zendt xi aanstonds tot in het stof vernederen, en liever hebben onder allen te staan, dan boven eenen gesteld te wezen ! — Gij zoudt hier ook naar geene blijde dagen verlangen, maar eerder uwe blijdschap vinden in voor God te, lijden en voor niets gehouden tc worden bij de menschen; dat zendt gij als het grootste voordeel achten.

4. ó! Indien gij deze waarheden smaaktet, indien zij u diep ter harte gingen . hoe zoudt gij een enkelen keer durven klagen ? — Moet men voor het eeuwig leven niet de grootste moeijelijkheden verdragen ? — Het is geene kleinigheid liet rijk Gods verliezen of winnen. — Bef dan uwe ooaen hemelwaarts. Zie. ik en al mijne heiligen met mijdie in deze wereld een grooten strijd gehad hebben, verheugen zich nu, worden nu vertroost , zijn nu in veiligheid, rusten nu en zullen eindeloos met mij in het rijk mijns Vaders verblijven,

OEFENING.

Hoe pijnlijk is dit woord : men moet altijd lijden, zich altijd bestrijden, altijd aan zich zelve verzaken en altijd aan zich zelve sterven; zonder dit is er geene zekerheid voor de zaligheid ! Maar hoe zeer is het geloof en de hoop van een eeuwig geluk, hetwelk wij door de wederwaar-

347

-ocr page 355-

348 DE NAVOLGING VAN JKSUS CHR'STUS. diglieden en onverwachte toevallen dezes levens moeten bekomen, geschikt om ons aan te moedigen , om de eene te verdragen en ons aan de andere te gewennen, aangezien het zeker is, dat er ons bij den dood niets meer zal vertroosten, dan datgene, wat ons gedurende het leven smart heeft veroorzaakt, indien wij alles hebben aangewend om er een goed gebruik van te maken; want alsdan zullen wij zien, dat wij voor God niets gedaan hebben, dan hetgene wij tegen ons zeiven hebben gedaan, en dat een opregt christelijk leven, een leven van kruisen en zelfverloochening is.

GEBED.

Maak, o mijn Zaligmaker ! dat wij, door het geloof en de hoop der eeuwige goederen levende, mogen lijden, en de voorbijgaande wederwaardigheden dezes levens doen dienen, om het eeuwige geluk van het andere te mogen waardig worden. Wat zouden wij niet willen gedaan, geleden en verlaten hebben in het uur des doods, om den hemel te verdienen? Heer! stel nu eenige van die vruchteiooze verlangens, welke zij alsdan zullen hebben, in onze harten, om nu ware eu krachtige verlangens van verloochening aan ons zeiven voort te brengen. Doe ons bevroeden, dat er niets groot is, dan hctgene eeuwig is, en dat alles wat met den tijd voorbijgaat, gering en verachtelijk is. O geluk, o vreugd, o eeuwige gelukzaligheid des hemels ! vertroost de Christenen in al den druk en het lijden dezer aarde. Eu aangezien men noodzakelijk een boetvaardige van den tijd of van de eeuwigheid moet wezen, en in dit leven of in

-ocr page 356-

1

dekde boek. 349

het andere moef lijden, geef ons dan moed, Heer ! om geduldig de kwellingen dezes levens te lijden, in afwachting van het eeuwige geluk in het andere te bekomen. Amen.

ACHTEN VEERTIGSTE HOOFDSTUK.

Van den dag der eeuwigheid en van de ellenden dezes levens.

1. De Ziel. — 6 Gelukzalig verblijf in de stad van hier boven ! O allerklaarste dag der eeuwigheid, die door geen nacht verduisterd, maar steeds bestraald wordt van de opperste waarheid; dag altoos blijde, altoos veilig, en aan geen veranderingen onderhevig! — Och , ware die dag reeds aangebroken, en zage ik reeds het einde aller tijdelijke dingen ! — Hij schijnt reeds voor dc heiligen in den vollen glans zijner eeuwige klaarheid: maar nog niet dan van verre en als door eenen spiegel voor de wandelaars op deze aarde.

3. De burgers des hemels weten hoe vreugdevol die dag is; maar de nog in ballingschap reizende Adams-kindoren zuchten, dat de tegenwoordige dag zoo bitter is en zoo verdrietig. — 1 De dagen van dit leven zijn kort en kwaad (Gen.47.), vol van smarten en ang.-ten ; dc mensch wordt er besmeurd met vele zonden, belemmerd door menige driften, gekiemd door duizend vreezen. bekommerd door ontelbare zorgen , verstrooid door allerlei nieuwigheden, verwikkeld in velerhande ijdelheden, omringd van vele dwalingen, geknakt door den arbeid, overvallen van de

-ocr page 357-

350 BE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

bekoringen, ontzenuwd door de weelde, gefolterd door het gebrek.

3. ó. Wanneer zullen al die kwalen een einde nemen ? Wamieer zal ik verlost worden van de slavernij der zonden?— Wauueerzalik, o Heer, U alleen indaelitig z'ju? wanneer zal ik in U mijne volle vreugde genieten ? — Wanneer zal ik in do ware vrijheid wezen , zonder eeuige hindernis, zonder bezvvaring van geest of van lig-chaam? Wanneer zal hij komen, die duurzame vrede, die onvertroostbare en veilige vrede van binnen en van buiten, bevestigd van alle zijden? — Goede Jems 1 wanneer zal ik te regt staan om U te zien ? wanneer z;il ik de heerlijkheid uws rijks aanschouwen? — wanneer zultCij mij alles in alles wezen?— O i wanneer zal ik met U zijn in uw rijk. dat Gij van alle eeuwigheid bereid hebt voor uwe vrienden ? — Arm en balling, ben ik ais verlaten ii; een vijandelijk land, waar het dagelijk oorlog is en de grootste rampen zich opvolgen.

i. Vertroost mijne ballingsehap, verzachi mijne droefheid want al mijn verlangen zucht tot U. ■— Het dient mij tot last, alles wat de wereld mij aanbiedt tot t oo.-t. •— Ik haak om U innig te genieten, maar ik kan het niet bereiken. — Ik wensch de heinelsehe dingen aan te hangen , maar de tijdelijke zaken en de onverstorven driften drukken mij neder, — Ik wil met het hart mij boven alle- verheffen, maar liet vleeseh houdt mij ondei tegen mijnen dank. — En zoo strijd ik met mij zelvcn, o.-gelukkige als ik beu, en ik word mij tol eieen last. daar de geest opwaarts w'I, en het viceseh altoos Laar beneden.

5. 6, Wat lijde ik inwendig, wanneer mijne

-ocr page 358-

DERDE BOEK. 351

ziel zich bczüc liourlt met de hemeisclic dingen, en dat straks verschillende vleeschelijke gedachten mijn gebed komen stoorcu ! Mijn God ! verwijder U niet van mij. en verlaat uwen dienaar niet in uwen toorn. (Ps. 7ü.) — Schiet uwe bliksems nit, en verstrooi üc : werp uwe scliicMan, (Ps. 143) eu verdrijf al de begoochelingen des vijauds. — Vergader mijne zinnen op L' ■ maak dat ik alle wereldsche dingen vergete; dat ik de inbeeldingen de.' zjiule aaiistc^ds yerwerpe en verfoeije.— Kom.mij ter hulp, eeuwige TVaar-lieid, opdat geene ijdelheid mij ontroere. — Daal neder, lienielsehe zoetigheid, en alles wat onrein is vlugte weg voor uw aanschijn. — Vergeef mij ook, en wees mij barmhartig, wanneer ik in het gebed aan iets anders denk dan aan U. — Want ik belijdc openhartig, dat mijn geest gedurig verstrooid is. — Dikwijls toch ben ik daar niet, waar ik ligchameiijk sta of zit : ir.aar ik ben veeleer daar waar mijne gedachten mij vervoeren. — Daar ben ik, waar mijne gedachten zijn; en mijne gedachten zijn meestal daar, waar datgene is wat ik bemin. -—- Dat komt mij weldra te binnen , wat mij natuurlijk vermaakt, of, uit gewoonte , behaagt.

6. En daaroiu hebt Gij. o Waarheid, uitdrukkelijk gezegd : «mw?-schat is, daar ook is uw hart. (Matth. 6.) — ludien ik den hemel bemin , zoo dci;k ik gaarne aan de hemelsche dingen. — Indien ik de wereld bemin, zoo verblijde ik mij in 's werelds voorspoed. — Als ik het vleesch bemin, verbeelde ik mij dikwijls wat het vleesch aangaat. — Als ik den geest bemin, is hot mij tot vreugd aan geestelijke dingen te denken.— Want al hetgeen ik bemin, lt;1 .irvan spreek en

-ocr page 359-

352 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

hoor ik guarue; en ik draag er de beeldtenis-sen van mede naar huis. — Maar zalig is de menseh, die ojn uwentwil, o Heer, aan alle schepselen vaarwel zegt: die de natuur treweld aandoet, en de begeciiijklieden des vleesches kruisigt door den ijver van den geest; opdat hij niet een helder geweten U een zuiver gebed op-drage, en iu- en uitwendig, vrij van alles wat aardseh is, waardig zij de kooren der engelen bij te wonen.

OEFENING,

Wat zou het baten de eilenden dezes levens te gevoelen en te beweenen, en naar de goede-een van het andere te haken, indien wij niet trachten door het geduld een goed gebruik van de tijdelijke kwellingen te maken, met ze van de hand Gods te aanvaarden, eu te erkennen , dat wij ze verdienen te lijden; en indien wij ons door eene aanhoudende getrouwheid niet toeleggen om die eeuwige goederen te bekomen waarnaar wij zoo vurig haken ? O zalige dag 1 o eeuwige vreugd 1 oneindig en altijddurend geluk! o vaste woning! o vollicid van God in ous, en van ons in God ! o verrukking! o gelukzaligheid ! o verandering van eene gelukzalige ziel ia haren God, die voor haar alles is ! W anneer zal ik u bezittel. ? Maar wanneer zal ik u waardig wezen ? Van mij zelveu en van de nutteloosheid mijner begeerten vermoeid, haak ik vurig naar u , o Paradijs! eu echter doe ik zoo weinig om dat eeuwig gelr.k waardig te worden, hetwelk gij mij voorstelt. Mijne ziel, laat ons de verdienste van het Paradijs met do achting van het Paradijs vereenigen. Laat ons

-ocr page 360-

DiiHDJE BOEK. 853

hetzelve aanzien als eene kroon, die men door het geweld, dat wij ouszelven moeten aandoen, moeten winnen, en als eene vergelding;, die men door een opregt, bovennatuurlijk en verdienstelijk leven moet bekomen.

B E B B D.

Wanneer, o mijn God! zal ik, vrij van alle zigtban en aardsclie dingen , mij geheel in U ophouden, o myn opperste en onzigtbaar Goed , om in U al de.) troost eu liet geluk van mijne ziel te vinden ? Wanneer zal ik in ü, o mijn Zaligmaker! datgene zien, wat ik geloof? Wanneer zal ik bezi,;ten wat ik bemin, en datgene vinden wat ik zoek? Troost mij in mijne ballingschap ; ondersteun mij in mijne kwellingen, en versterk mij in mijnea angst. Kom, o mijn Jesus! kom in mijn hart door den invloed uwer genade, van uwe tegenwoordigheid en liefde. Neem bezit van mijn har;, om er ü nooit van te verwijderen. Ik kwijn , haak en brand door het verlangen van U in den hemel te zien. O, wanneer zal het gezigt op het geloof, eu het bezit op de hoop volgen ?

Hoe lastig is het leven voor eene ziel , die niets dan U bemint, o mijn Zaligmaker ! en welke foltering is het voor har.r niet, den last des levens te torschen ? Neen, Heer ! ik kan niet n.cer leven zonder Ü te beminnen, noch U beminnen zoo als ik wensch, zonder U te zien. Eindig dan mijn lijden met het einde mijns levens. Spreek, mijne ziel, spreek tot uwen God; maar liever, o mijn God! spreek tot mijn hart, om dit aan zich zelf te doen sterven, en voor U alleen te doen leven, Amen.

-ocr page 361-

35^ d£ navolging vax jesus christus.

NEGEN EN YEEETIGSTE HOOFDSTUK.

V;in de zucht naar het eeuwige leveu, eü van de groote goederen beiooCd aan degenen die strijden.

1. Jksüs. — Mijn z'oo))! als gij u de zuclit der eeuwige zali^hsid van boven voelt ingestort, en als gij verlangt om uit de woning des ligehaams nittetreden, opdat gij mijne klaarheid zonder schaduwe en zonder wisselvalligheid zendt mogen aanschouwen; oper alsdan nw hart, en ontvang deze heilige ingeving met eene groote be-geerte. — Geef overvloedigen dank aan de opperste goedheid, die zoo barmhartig met n handelt, die u zoo vriendelijk bezoekt, u vuriglijk opwekt, en ii met eene magtige hand ondersteunt, opdat gij door eigen gewigt tot het aard-sehe niet nederzinket, — Want niets van dit alles is de vrucht uwer gedachten of pogingen , maar het is eene loutere gunst van God, die een barm-hartigen oogslag op u werpt, teneinde gij in de deugd en in de ootmoedigheid zoudt voortgang maken, u bereiden tot nieuwe worstelingen., en trachten mij aan te kleven met al dc begeerte uw» harten en mij te dienen met een ij vervollen wil.

3. Mijn Zoon! het vuur kan dikwijls gloeijend wezen, maar nooit stijgt de vlam cp zonder rook. — Zoo branden ook de begeerten van sommigen tot de hemelsehe dingen, en echter zijn zij niet vrij van de verzoeking der vleeschelijke geneigdheid. En daarom doen zij niet gausch zuiverlijk voor de eer van God, wat zij zoo dringend van hem vragen. Van dien aard is ook dikwerf uwe

-ocr page 362-

DESDE BOEK.

begeerte, die gij voorgaaft zoo zuiver en zoo vurig te geven, — Want niets is zuiver en volmaakt , als liet besmet is met eigenbaat.

3. Vraag niet datgene wat u toelacht en tc pas komt, maar wat mij aangenaam is en mij verlicerlijkt; want als gij rigtir oordeelt, moet gij mijne schikking boven uw verlangen en boven al wat vvensohelijk is stellen en involgen. — Ik ken uwe begeerte, en uw gezucht heb ik dikwijls gehoord. — Gij zoudt reeds in de glorierijke vrijheid der kinderen Gods willen wezen ; reeds bekoort u dc eeuwige woning en hot hemelsch vaderland vol van vreugde : maar dat uur is nog niet gekomen; gij zijt nog in ccn' anderen tijd, tijd van oorlog, tijd van arbeid en beproeving.

— Gij wenscht verzadigd te zijn va. het opperste goed, maar dat kunt gij thans niet bereiken.

— Ik ben het : wacht op mij (z;.'gt de Heer) tot dat het rijk Gods toeteome. (Luc. 32.)

-t. Gij moet nog beproefd worden op de aarde , en geoefend in vele dinger,. — Van tijd tot tijd zal u wat troost worden gegeven; maar de volheid der verzadiging zult gij niet bekomen. — Vat dm moed en wees manhaftig. (Jos. 1.) zoo om te doen als om te lijden wat aan dc natuur strijdig is. Gij moet den nieuwen memch aantrekken, (Eph. 4) en (.■en geheel ander man worden. — Gij moet dikwijls doen wat gij niet wilt, en wat gij wilt, daarvan afzien. — Wat anderen behaagt, dat zal gelukken : wat u behaagt, dal zal niet voorwaarts gaan. —Hetgeen de anderen zeggen, zal men aanhooren; wat gij zegt, zal voor niets geacht worden. — De anderen zullen vragen en bekomen; gij zult vragen en niet verwerven.

355

-ocr page 363-

356 D£ NAVOLGING VAN' JESUS CHRISTUS

5. Anderen zullen groot zijn in dea mond der menschen, maar van u z:il men zwijgen. — Anderen zal men dit of dat aanvertrouwen, maar gij zult gerekend worden als nergens voor bekwaam. — Daar zal de natuur soms om bedroefd zijn, maar groot is liet als gij het stilzwijgend verdraagt. — In deze en meer diergelijke dingen wordt de trouwe dienaar des Heeren gewoonlijk beproefd, hoe ver hij zich verloochenen en in alles overwinnen kan. — Daar is naauwelijks iets waarin gij zoo zeer noodig hebt u te versterven, als dingen te zien en te lijden, welke u tegenstrijden, vooral als men u beveelt te doen wat ii onredelijk seiiijnt of van weinig nut — En omdat gij ouder overheid gesteld zijt, aan wier gezag gij niet durft wederstaan; daarom schijnt het n hard op de wenken van een ander te moeten gehoorzamen , en nooit uw eigen zin te mogen volgen.

6. Maar overweeg, mijn zoon. de vrucht dier werken, hun korten duur, eu hun overgroot loon, dan zult gij er geenen last in vinden , maar een magtigen troost ter verduldigheid. — Want voor dat weinige wils, dat srij nu gaarne afstaat, zult gij voor altijd uwen wil hebben in den Hemel. — Daar zult -ij vinden alles wat gij wilt, alles wat gij verlangen kunt. — Daar zult gij in volle bezit wezen van aile goed , zonder vrees van het ooit te verliezen. — Daar zal uw wil, altoos vereenigd met den mijnen, niets zoe-ken buiten mij, niets dat u eigen zij. — Daar zal niemand u wederstaan, niemand van u klagen, niemand u verhinderen ; niets zal u in den weg staan; maar alles wat wensehelljk is zal te gelijk aanwezig ajju, eu gansch uwe begeerte ver-

-ocr page 364-

DEBDE BOEK. 357

zadigen en vervullen met overvloed. — Daar zal ik eer geven voor den geleden smaad , het feestgewaad der vreugde voor dc gestorte tranen , en voor de laatste plaats hier op aarde bekleed , den zetel des rijks in alle eeuwigheid. — Daar zal de vrueht der gehoorzaamheid zich vertoo-nen, dn arbeid der boetpleging juichen , en de ootmoedige onderwerping met eene kostbare kroon gehuld worden.

7. Daarom buig n thans ootmoediglijk onder de hand van allen , en let er niet op wie dit gezegd of gebode i hebbe. — Maar uwe gvoote zorg zij hierin gelegen, dat wanneer, hetzij uw overste, hetzij iemand die jonger is, of uws gelijke, iets van u vraagt of te kennen geeft, gij het altoos in liet goede opneemt, en met volle bereidwilligheid li 't tracht te volbrengen. — De een zoeke dit, een ander dnt; deze rocme hier-gene daarover, eu worde er duizendmaal om geprezen : gij, verheug u hier of daar niet in, maar verheug n alleen in uwe versmading , in mijn welbehagen en in mijne eer. — Dit behoort gij te wenschen, dat, hij leven en hij sterven, Go/I altoos in u verheerlijkt worde. (Philip. 1.)

OEFENING.

Men wordt moede de beproevingen van God te verdragen, en men zou gaarne onophoudelijke vertroostingen van Hem ortvangen; doeb de vertroostingen worden slechts gegeven om de beproevingen te ondersteunen , en de zoetheden der vertroostingen zijn de sterkle, welke de Hoer ons geeft, om do oogensehijnlijke strengheden zijner opregte goedheid te verdragen, welke bestaan in ons de tijdelijke kwellingen over te zenden , om

-ocr page 365-

358 DE NAVOLGING VAN JESL'S CHRISTUS.

ons van die dei' eeuwigheid te bevrijden. Beeld u dan niet in, dat gij van God verworpen zijt, wanneer gij niet dan tegenzin in zijne dienst ontmoet; maar verrigt dan , om Hem te behagen, wat gij zoudt doen, indien gij smaak in zijne dienst vondt. Verootmoedig n dan, met u onwaardig te oordeeleu van eenige vertroosting te ontvangen, en verdraag den Heer, die vermaak schept in te zien, dat gij hem zonder smaak dient, en dat gij uwen walg voor het goede, uwe genegenheid tot het kwade overwint, uit eene enkele zucht om hem te behagen, en uit eene opregte vrees van hem te vergrammen. Aeli 1 hoe zeer zullen de kv- ellingen dezes levens door eene gelukzalige eeuwigheid vergoed worden, indien men ze met. vertrouwen, met getrouwheid en met geduld lijdt. Schep dan moed, mijns ziel! er is maar één oogenblik meer te lijden , en wij zullen eeuwig gelukkig zijn.

GEBED.

Heer! maak, dat al mijn genoegen besta in U te behagen, en in te doen en te lijden wat Gij wilt. Neen, mijn Verlosser! ik vraag U geene andere vertroosting dan het geluk van U aetrouw te zijn, - zonder dat ik zelfs eenen anderen troost hebbe; want ik wil U meer voor ü, dan voor mij beminnen. Dat uwe liefde, o mijn God ! de overhand behale over de aanzoeking en den afkeer mijner ciger liefde; en wees voor mij alles in den tijd, om voor mij alles in eeuwigheid te wezen. Amen.

-ocr page 366-

DEKDE BOEK.

VIJFTIGSTE HOOFDSTUK.

Hoe de troostelooze mcnscb zich in Gods banden moet overgeven.

2. De Ziel. — Mijn Heer en God , heiJige Vader ! wees nu en in eeuwigheid gezearend ; want gelijk Gij wilt. zoo is het geseliied , en wat Gij doet is wel gedaan. — Dat uw dienaar zich verblijde in U. 10'et in zich zclvcn of in iemand anders; .vant Gij alleen zijt de ware bli. dschap. Gij zijt niijne hoop en mijne kroon , mijne vreugd en mijne eer, o God ! — Wat heeft uw dienaar, dan hefgeen hij, ook onverdiend, van U heeft, ontvangen?— Alles is het uwe wat Gij gegeven en wat Gij gedaan hebt. — Ik hen arm en in de moeite van kindsheen af. (Ps 87.) Soms is mijne ziel bedroefd tot weenens toe, en somtijds wordt zij ontroerd in haar zelve, wegens opkomende hartstogten.

2. Ik snak naar de blijdschap des vredes, ik smeek om den vrede uwer kinderen, die in het lichl der vertroosting van U tievoed worden. — Indien Gij mij dien vrede geeft : indien Gij mij uwe heilige vreugd instort, zoo zal de ziel uws dienaars vol welluidendheid wezen, en hij zal ijverig uwen lof zingen. — Doch indien gij u onttrekt, gelijk gij zeer dikwijls doet, zoo kan hij in den weg uwer geboden niet wandelen; hij kan niet dan de knieën buigen en op zijne borst kloppen; want het is met hem niet meer gelijk gisteren en eergisteren, wanneer uw licht zijn hoofd bestraalde. en hij onder dé sehaduwe uwer vleugelen veiligheid vend tegen de bekoringen.

359

-ocr page 367-

1

1

360 I)E NAVOLGING VAN JESUS CHEISTUS.

3. Eegtvaardige Vader! altoos waard geprezen te worden ! het uur is gekomen dat uw dienaar beproefd moet worden. —Beminnelijke Vader! het is billijk dat in dit uur uw dienaar iets voor Ü lijde.— Altoos aanbiddelijke Vader! het uur is gekomen, hetwelk Gij van der eeuwigheid voorzien hebt, dat uw dienaar voor een oogenblik uitwendig bezwijken moet, zonder op to houden van inwendig met Ü te leven. — Dat hij eene wijl veracht, vernederd en vertrapt worde voor de menschen; dat het lijden en de kwijningen hem verpletteren ; opdat hij bij het morgenrood eens nieuwen dags weder met U moge oprijzen , en het licht des hemels moge genieten. — Heilige Vader! Gij hebt het zoo geschikt en zoo gewild ; en Wat Gij geboden hebt, dat is geschied.

4. Want het is eene gunst, die Gij aan uwe vrienden bewijst, dat zij lijden en gekweld worden om uwentwil op aarde, en dit zoo dikmaals en door zulke menschen als Gi; het toelaat. — Zonder uwen raad en uwe voorzienigheid, en zonder oorzaak, gebeurt er niets op de wereld. — ö Heer ! het is goed voor mij, dat Gij mij verootmoedigd held, opdat ik moe geregtigheden leere hennen, (Ps. 118.) en allen hoogmoed en verwaandheid uit mijn hart verbanne. — Het is nuttig voor mij. dat dc schaamte mijn aangezist overdekt hebbe, opdat ik mijnen troost bij U zockc, liever dan bij do mensehen. — Ik heb daaruit ook geleerd uw ondoorgrondelijk oordeel te vreezen, want Gij kwelt den deugdzame met den booze : doch nimmer zónder billijkheid en geregtigheid.

5. Ik''zeg U dank, omdat Gij mij geene kwelingen bespaard hebt, maar mij integendeel hebt

-ocr page 368-

DEBDT) BOEK. 361

gekastijd met harde slagen, mij smarten overzendende en benaauwdheden van buiten en van binnen. — Dimr is niets dat mij troosten kan van alles wat onder den hemel is; Gij alleen vermoogt het, Heere, Gij, hemelsche zielenarts, die loondt en yeneest, die ter helle leidt en daar van terugbrengt. (1. Eeg. 2.) Uwe luchtende arm is over mij, en wve roede zelve zal mij onder-rigten. (Ps. 17.)

6. Zie, geliefde Vader, ik ben in uwe handen ; ik buig mij onder de roede uwer kastijding. — Kneus mij den rug, grief mij den hals, opdat ik mijne hardnekkigheid doe bukken onder uwen wil. —Maak mij tot een ootmoedigen en gehoorzamen leerling, gelijk Gij liet zoo wel doen kunt; opdat ik moge wandelen naar uwe wenken, — Ik beveel ü mij en al het mijne ter verbetering .• want ik heb liever hier gestraft te worden dan hiernamaals. — Gij weet alle dingen in het gemeen en in het bijzonder, en niets is voor U verborgen in 's menschen geweten. — Gij weet de toekomende dingen eer zij geschieden, en Gij hebt niet noodig dat iemand Ü onderrigte of ver-mane van al hetgene op aarde gebeurt. — Gij weet wat nuttig is tot mijnen voortgang, en hoe zeer de kwellingen dienen om mij te zuiveren van den roest der ondeugden. — Doe met mij uwen mij altoos aangenamen wil, en versmaad mijn zondig leven niet, dat niemand boter en klaarder dan U alleen bekend is.

7. Geef mij, Heere, dat ik moge weten wat ik weten moet, beminnen wat ik behoor te beminnen, loven wat U aangenaamst is, achten wat bij U kostbaar is, en versmaden wat leclijk is in uwe oogen. — Gedoog niet dat ik oordeele

16

-ocr page 369-

3(52 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

naar het uiterlijk gezigt der oogen, of mij ge-drage naar het hoeren zeggen van onverstandige menschen; maar dat ik met goed oordeel uitspraak doe over zigtbare en geestelijke dingen, en boven alles den wil uws welbehagens altijd getrouwelijk zoeke.

9. De menschen falen dikwijls met te oor-deelen naar de getuigenis hunner zintien ; en do minnaars dor wereld falen ook, met niet te beminnen dan de zigtbare dingen. — Wat is een menseh er beter om, als liij van een ander mensch voor groot gehouden wordt? — De eene leugenaar bedriegt den anderen, de eene hoo-vaardige vleit den anderen, de eene blinde misleidt den anderen, de eene kranke verzwakt den anderen, wanneer zij elkander verheffen : en waarlijk, het dient hun tot meerder schande, als zij zich aldus wederzijds dwaselijk prijzen. — Want wat een mensch in uwe oogen is, Heer, zoo veel is hij, en niets meer, zegt de ootmoedige Franciscus.

o E F E N i N G.

Gelijk God de opperste zuiverheid en in zijn wezen de heiligheid is, zoo is hij bezorgd, da* de zielen, om hem in den hemel te bezitten, in dit leven door' de drukkendste en ootmoedigste kwellingen, en in het vagevuur door de smartelijkste en hevigste pijnen gezuiverd worden. Het is hierdoor, dat hij ze tot dien graad van zuiverheid brengt, welke zij moeten hebben, om het eeuwige en gelukzalige bezit zijner heiligheid binnen te treden. Derhalve moet eene trouwe ziel, om aan de inzigten van God, wegens hare voldoening en hare zaligheid, te beantwoorden, het

-ocr page 370-

DERDE BOEK.

volgende doen 1. in eene zuiverheid des harten leven, die haar verwijdert van alle vrijwillige zonden, van alle menschelijke verkleefdheid, en voornamelijk van alle aanzoekingen der eigenliefde, van hare gewone gebreken en van de volbrenging van haren wil. 2. Zij moet zioh opwekken, om met onderwerping van de hand en van het hart van Jesns Cliristns de veroot-moedigendste en aan onze genegenheid tegen-strijdigste kwellingen te ontvangen. 8. Zij moet de geweldigste en lastigste bekoringen lijden en onophoudelijk strijden, met geduldig hare toevlugt tot God te nemen en een edelmoedig vertrouwen in zijne goedheid te stellen. 4. Zij moet in hare kwellingen eenen geest van leedwezen, van versterving en afschrik van de zonde hebben, eene gesteltenis, die haar belet van in dezelve te bezwijken. 5. Zij moet zonder ophouden op hare zinnen en op haar hart waken, om de te zinnelijke en te menschelijke voldoeningen er uit te sluiten. 6. Eindelijk moet zij ootmoedig, afhankelijk, gering en als vernietigd onder de hand van God worden, om niet anders te willen dan hetgene hij wil, en tevreden te zijn met hetgene hij wil, zelfs in het midden dei-grootste kwellingen.

GEBED.

6 Mijn Zaligmaker! Hoe verre is het er nog van, dat ik zoo ootmoedig, zoo getrouwen zoo onderworpen in mijne kwellingen ben! Ik ze^, urn mij te verontschuldigen, dat zulks is, omdat ik vrees U hierin te vergrammen, en dat mijne kwellingen geene zonden kunnen wezen. Maar weet Gij het niet beter dan ik, o Vader der

363

-ocr page 371-

364 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, barmhartigheden eu God van alle vertroosting? Ziet Gij dit gevaar niet, en is het voor eenen zoo goedertieren Vader als Gij niet genoeg, van het gevaar, waarin ik voor mijne zaligheid ben, en mijnen nood te kennen, om U aan te moedigen mij ter hulpe te komen? Helaas, Heer! laat mij niet aan mij zeiven over, en lever mij, zoo als ik verdien, niet over aan de begeerten van mijn hart. Wees gedachtig, o mijn Jesns! wat ik aan U gekost heb, en laat in mij de vrucht van uw bloed en van uwen dood niet verloren gaan. Ik verlang vurig den vrede, dien Gij uwen kinderen geeft, en ik vind in mij niets dan onrust. Waarom stel ik mij zoo sterk tegen alle goed, en ben ik zoo zeer tot alle kwaad geneigd? Waarom zie ik mijne ziel zoo dikwijls in de wanorde harer driften gedompeld, en als door de eerste bewegingen vervoerd in alles wat aan uwen heiligen wil strijdig is? Ik verzucht over de bedorvenheid mijns harten, en verwacht van U alleen de verlossing uit die droevige slavernij , als de verlossing van mijn ligchaam. Het is billijk, dat ik voor mijne zonden lijd, maar het is niet billijk, dat ik lijdende zondig. Ach, mijn God! gedoog niet dat ik U door mijne kwellingen vergrarnme, en dat zij tot mijn verderf zouden strekken ; maar geef dat zij mij heiligen en zalig maken. Amen.

EEN EN VEERTIGSTE FIOOFÜSTÜK.

l)»t men zich op nederige werken moet toeleggen , als men voor verhevene onbekwaam is.

1. Jesus. — Mijn zoon! gij kunt niet al-

-ocr page 372-

JJliKDE BOEK, SftTi

tijd denzelfden vurigen ijver voor du deugd gevoelen, noch volbardeu op den hoogsten traji der beschouwing : maar gij bebt noodig, uit-hoofde uwer oorspronkelijke bedtrlenis, somtijds tot nederige dingen af te komen, en den last des vergankelijkcn levens, zolfs met tegenwil eu met verdriet, te dragen. — Zoo lang gij dit sterfelijk ligcliaam draagt, zult gij onlust gevoelen en bezwaring des harten. — Gij moet derhalve, zoo lang gij in het vleesch leeft, dikwijls zuchten om den last van het vleesch , dewijl

l gij li niet onafgebroken bezig kunt houden met

5 geestelijke oefeningen eu met de goddelijke be-

i schouwing.

I 2. Alsdan is het goed uwe toevlugt te nemen

3 tot nederige en uitwendige bezigheden, en u te

s verscheppen tot goede werken : wacht maar

s met een vast betrouwen naar mijne aankomst en

t naar het bezoek van hierboven; verdraag met gc-

t duld uwe ballingschap en de dorheid van uw hart, tot dat gij weder van mij bezocht wordt,

t en verlost van alle uwe benaauwdheden. — Want

■t ik zal u den arbeid doen vergeten, en u de in-

n wendige rust doen genieten. — Ik zal de schoone

i- weiden der heilige Schrift voor u openen, opdat

rf uw hart verkwikt worde, en gij moogt beginnen

:U te loopen in den weg mijner geboden. — En dan zult gij zeggen ; Hel lijden van dezen tijd

staal in yeene evenredigheid met de glorie, die hiernamaalsin ons zalgeopenbaardworden. (Hom. 8.)

. O E F E N I N G.

lis

Hoe groot is het verschil tusschen de heiligheid der gelukzaligen in den hemel en die der ster-'l* velingen op aardel l)e eene is vrij van alle kwel-

..

-ocr page 373-

3(53 DE NAVOLGING VAN JESUS CffRISTUS.

naar bet uiterlijk gezigt der oogen, of mij ge-drage naar het hooren zeggen van onverstandige mensehen; maar dat ik met goed oordeel uitspraak doe over zigtbare en geestelijke dingen, en boven alles den wil uws welbehagens altijd getrouwelijk zoeke.

9. De mensehen falen dikwijls met te oor-deeleu naar de getuigenis hunner zinnen ; eu de minnaars der wereld falen ook, niet niet te beminnen dan de zigtbare dingen. — Wat is een mensch er beter om, als hij van een ander inenseh voor groot gehouden wordt? — De eene leugenaar bedriegt den anderen, de eene hoo-vaardige vleit den anderen, de eene blinde misleidt den anderen, de eene kranke verzwakt den anderen, wanneer zij elkander verheffen ; en waarlijk, het dient hun tot meerder schande, als zij zich aldus wederzijds dwaselijk prijzen. — Want wat een mensch iu uwe oogen is. Heer, zoo veel is hij, en niets meer, zegt de ootmoedige Franciscns.

OEFENING.

Gelijk God de opperste zuiverheid en in zijn wezen de heiligheid is, zoo is hij bezorgd, dat de zielen, om hem in den hemel te bezitten, in dit leven door de drukkendste en ootmoedigste kwellingen, en in het vagevuur door de smartelijkste en hevigste pijnen gezuiverd worden. Het is hierdoor, dat hij ze tot dien graad van zuiverheid brengt, welke zij moeten hebben, om het eeuwige en gelukzalige bezit zijner heiligheid binnen te treden. Derhalve moet eene trouwe ziel, om aan de inzigten van God, wegens hare voldoening en hare zaligheid, te bcanUvuordcn, het

-ocr page 374-

DERDE BOEK. 363

volgende doen : 1. in eene zuivei'beid des harten leven, die haar verwijdert van alle vrijwillige zonden, van alle menschelijke verkleefdheid, en voornamelijk van alle aanzoekingen der eigenliefde, van hare gewone gebreken en van de volbrenging van haren wil. 3. Zij moet zich opwekken, om met onderwerping van de hand en van het hart van Jesus Christus de veroot-moedigendste en aan onze genegenheid tegen-strijdigste kwellingen te ontvangen. 8. Zij moet de geweldigste en lastigste bekoringen lijden en onophoudelijk strijden, met geduldig liare toevlngt tot God te nemen en een edelmoedig vertrouwen in zijne goedheid te stellen. 4. Zij moet in hare kwellingen eenen geest van leedwezen, van versterving en afschrik van de zonde hebben, eene gesteltenis, die haar belet van in dezelve te bezwijken. 5. Zij moet zonder ophouden op hare zinnen en op haar hart waken, om de te zinnelijke en te menschelijke voldoeningen er uit te sluiten. 6. Eindelijk moet zij ootmoedig, afhankelijk, gering en als vernietigd onder de hand van God worden, om niet anders te willen dan hetgene hij wil, en tevreden te zijn roet hetgene hij wil, zelfs in het midden der-grootste kwellingen.

GEBED.

ó Mijn Zaligmaker! Hoe verre is het er nog van, dat ik zoo ootmoedig, zoo getrouwen zoo onderworpen in mijne kwellingen ben! Ik ze^, om mij te verontschuldigen, dat zulks is, omdat ik vrees U hierin te vergrammen, en dat mijne kwellingen geene zonden kunnen wezen. Maar weet Gij het niet beter dan ik, o Vader der

-ocr page 375-

364 DE savolgtng van jesus chuisttjs. barmhartigheden en God van alle vertroosting ? Ziet Gij dit gevaar niet, en is het voor eenen zoo goedertieren Vader als Hij niet genoeg, van het gevaar, waarin ik voor mijne zaligheid ben, en mijnen nood te kennen, om Ü aan te moedigen mij ter luüpe te komen? Helaas, Heer! laat mij niet aan mij zeiven over, en lever mij, zoo als ik verdien, niet over aan de begeerten van mijn hart. Wees gedachtig, o mijn Jesus! wat ik aan U gekost heb, en laat in mij de vrucht van uw bloed en van uwen dood niet verloren gaan. Ik verlang vurig den vrede, dien Gij uwen kinderen geeft , en ik vind in mij niets dan onrust. Waarom stel ik mij zoo sterk tegen alle goed, en ben ik zoo zeer tot alle kwaad geneigd? Waarom zie ik mijne ziel zoo dikwijls inde wanorde harer driften gedompeld, en als door de eerste bewegingen vervoerd in alles wat aan uwen heiligen wil strijdig is? Ik verzucht over de bedorvenheid mijns harten, en verwacht van Ü alleen de verlossing uit die droevige slavernij, als de verlossing van mijn ligchaam. Het is billijk, dat ik voor mijne zonden lijd, maar het is niet billijk, dat ik lijdende zondig. Ach, mijn God! gedoog niet dat ik U dooi mijne kwellingen vergramme, en dat zij tot mijn verderf zouden strekken; maar geef dat zij mij heiligen en zalig maken. Amen.

EEN EN VEEUTIGSTE HOOFDSTUK.

L)»t men zich op nederige werken moet toeleggen, als men voor verhevene onbekwaam is.

1. Jesus. — Mijn zoon! gij kunt niet al-

-ocr page 376-

ÜEKDE BOEK 365

tijd deiizelfclen vurigen ijver voor de deugd ge-voelen, noch volharden op den hoogsten traji der beschouwing : maar gij hebt noodig, uithoofde uwer oorspronkelijke bedcri'enis, somtijds tot nederige dingen af te komen, en den last des vergankelijkcn levens, zelfs met tegenwil en met verdriet, te dragen. — Zoo lang gij dit sterfelijk ligchaam draagt, zult gij onlust gevoelen en bezwaring des harten. — Gij moet derhalve, zoo lang gij in het vleesch leeft, dikwijls zuchten om den last van het vleesch , dewijl gij u niet onafgebroken bezig kunt houden met geestelijke oefeningen en met de goddelijke beschouwing.

2, Alsdan is het goed uwe toevlugt te nemen tot nederige en uitwendige bezigheden, en u te verscheppen tot goede werken : wacht maar met een vast betrouwen naar mijne aankomst en naar het bezoek van hierboven; verdraag met geduld uwe ballingschap en de dorheid van utv hart, tot dat gij weder van mij bezocht wordt, en verlost van alle uwe benaauwdheden. — Want ik zal u den arbeid doen vergeten, eu u de inwendige rust doen genieten. —Ik zal de schoone weiden der heilige Schrift voor u openen, opdat uw hart verkwikt worde, en gij moogt beginnen te loopen in den weg mijner geboden. — En dan zult gij zeggen : Het lijden van dezen tijd staat in yeene evenredigheid met de glorie, die h iernamaals in ons zal geopenbaard worden. (E o m. 8.)

O E F E N I N G.

Hoe groot is het verschil tussehen de heiligheid der gelukzaligen in den hemel en die der stervelingen op aarde! De eene is vrij van alle kwel-

-ocr page 377-

366 DE NAVOLGING VAN JESUS CHK1STUS.

lingen en vol zoetheid, de andere is met bitterheid en ellenden vervuld; de eene is eisen aan het aangename verblijf van ons vaderland, en de andere betaamt aan de droevige verblijfplaats van onze ballingschap; in de eeuwigheid zullen wij God beminnen, met hem te bezitten en het ü-eluk van zijn hart te genieten; en in den tijd beminnen wij hem , met voor hem te lijden en het kruis van Jesus Christus met geduld te dragen. Daar zullen wij met God tevreden zijn en verzekerd wezen, van altijd door hem bemind te worden; hier weten wij niet of wij hom bevredigen en of wij hem beminnen. Laat ons dus in onze dorheden en ons verdriet, ons meteenige uitwendige zaken om God bezig houden, aangezien wij in ons niets vinden wat ons gevoelen tot hem wederbrengt; maar laat ons tevens niets van onze inwendige oefeningen des gebeds,van den inwendigen geest, en van onze gedurige toe-vlugt, die wij tot God moeten nemen, veronachtzamen, om ons staande te houden.

GEBED.

ó Mijn God! hoe lang zal die droevige en strenge ballingschap nog duren, welke mij van uw aanschijn verwijdert, en mij in de onzekerheid stelt van mijn eeuwig geluk, en zelfs in gevaar van verloren te gaan? Hoe lastig valt het mij, om mij zoo zwak, zoo ellendig en met zoo vele zonden besmeurd in uwe tegenwoordigheid te dragen! Heer! wil U van mij niet afkeeren. Ik kan mij uiet troosten, dat ik als uit uw hart verbannen ben; roep mij weder, o mijn God! roep mij weder tot U, door de aandacht in uwe tegenwoordigheid, welke het gemis van uw aan-

-ocr page 378-

dekde boek, S67

1-. scliijti vervangt, en vertroost mij met dikwijls

jn aan U te denkeu , over het ongeluk waarin ik mij

en bevind, van U nog niet te kunnen zien uoch U

its te bezitten. Amen.

en

iet TWEE EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK.

jd

en Dat de menscli niet denken moet troost waardig, maar

te eerder straf schuldig te zijn.

ijn

ikJ 1. De Ziel. — Tleere! ik beu niet waardig

ie. uwen troost of eeuig geestelijk bezoek te ont-

us vangen; eu dus handelt Gij billijk met mij, als

o-e Gij mij arm en ongetroost laat. — Want al koude

je. ik eene zee van tranen storten, nog zoude ik

en uwe vertroosting niet waardig zijn. — Ik ben

ets dus onwaardig, tenzij aegeeseld eu gekastijd

ai) te worden ; want ik lieb U zwaar eu dikwerf

je. bcleedigd , en zeer misdaan in vele dingen. —

m. Als ik dan alles wel overweeg, zoo verdien ik zelfs niet den minsten troost.—Maar Gij, goedertieren eu genadige God , die niet wilt dat uwe werken verloren gaan. om de rijkdommen moer

en goedheid te vertoonen in de vaten van barnihar-

ran tiyJieid, (Kom. 9.) Gij gewaardigt uwen dienaar,

er- zonder eenige eigen verdienste, te troosten op

o-e- eene meer dan menschelijke wijze. — Want uwe

liet vertroostingen zijn niet gelijk deze, welke de

ioo menschen met woorden aan elkander geven,

eid 2. Wat heb ik gedaan. Heer, dat Gij mij

en. eenigen hemelsehen troost zoudt toezenden? —

art Het gedenkt mij niet dat ik iets goeds verrigt

}d! heb, maar wel dat ik altoos geneigd ben ge-

we weest tot het kwaad, en traag om mij te bete-

an- ren. — Zoo is het waar, en ik kan het niet

-ocr page 379-

368 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS, loochenen. Zeicle ik anders, Gij zoudt tegen mij opstaan, en niemand zon mij verdedigen. — Wat heb ik verdiend door mijne zonden, tenzij de hel en het eeuwige vuur? — Ik belijde in der waarheid, dat ik allen spot en alle verachting waardig ben, en niet verdien gerekend te worden onder uwe dienaren. Eu ofschoon het mij pijnlijk valt zulks te hooren, ik zal nogtans tegen mij voor de waarheid getuigen en mijne zonden bekennen, opdat ik te gemakkelijker van U genade moge verwerven.

8. Wat zal ik zeggen, misdadig als ik ben en vol van alle beschaming? — Ik heb geenen mond om te spreken, tenzij dit woord alleen ; Gezondigd heb ik, o Heerel ik heb gezondigd : ontferm U mijner: gun mij vergiffenis. — Geef mij een luttel tijets, om mijne droefheid uit te boezemen, voor dat ik ga naar het land der duis-sternis, overdekt van de schaduwe des doods. (Job, 10.) quot;Wat vergt Gij meer van den schuldigen en ellendigen zondaar, dan dat hij zich beronwe en verootmoedige wegens zijne misdaden?— In het waar berouw en de vernedering des harten wordt de hoop der vergiffenis geboren, het ontroerd geweten bevredigd, de verloren genade hersteld, de mensch beveiligd voor de toekomende grampschap; en beide, God en de boetvaardige ziel , komen elkander te gemoet, en omarmen zich in den heiligen kus van vrede.

4. Een ootmoedig berouw der zonden is U, o Heer, eene aangename offert nde, veel welrie kender voor uw aanschijn dan c.'c walm des wie-rooks. — Het is ook de kostelijke zalf die Gij over une heilige voeten hebt leten uitstorten : want een vermorzeld en rouwig hart hebt Gij

-ocr page 380-

DLUPL, BOEK.

nooit verstoeten. — Daar is de schuilplaats tegen het grimmig aanzigt van den vijand. Daar wordt verbeterd en afgewassehen al wat elders gekrenkt en bevlekt is.

OEFENING.

Alhoewel wij ons altijd zeer onwaardig moeten achten om van God eenigen troost in onze wederwaardigheden te ontvangen, en moeten oor-deelen, dat wij de grootste straffen verdienen, na zoo menigwerf de hel verdiend te hebben, is het nogtans voordeelig in onze ballingschap te zuchten, en in het gevoelen onzer ellenden onze toevlugt te nemen tot den barmhartigen Vader en God van alle vertroosting; want de bede of verzuchting van eene ziel, doordrongen van erkentenis voor Gods goedheid, en door eene groote droefheid over hare zonde, is bekwaam om zijne gramschap te ontwapenen, zijne barmhartigheid te bewegen, en hem op te wekken om haar vergiffenis te verleenen.

Eene ziel, hoe diep zij onder het gewigt barer boosheden zucht, o hoe getroost en zeker is zij van Gods goedheid, zoodra zij door eene ware droefheid over hare zonden, door een vast voornemen ze te verlaten en van leven te veranderen, tot hem wederkeert! Alsdan houdt God, die meer genegenheid heeft om ons vergiffenis toe te staan, dan wij om ze af te smeeken, op baar regter te wezen; Hij wordt haar Vader; Hij vergeet wat zij geweest is, en wordt gedachtig, hetgene zij is; Hij behandelt haar met zoo veel goedheid, alsof zij hem nooit beleedigd hadde.

869

16*

-ocr page 381-

370 ue navolgi.no van jesus christcs.

G E B E D.

Mijn God! verleéu mij die opregte droefheid over mijne zonden, eu dat berouw .dut ze uit-wischt. Ik kan wel zondigen zonder U, maar ik kan zonder U geen leedwezen hebben, noch mij van mijne zonden ontheehten. Ja, mijn Vader! ik heb gezondigd, ik heb uwe goedheid beleedigd, en dit is het, wat mij met droefheid vervult. Straf mij, maar vergeef ook, en dat mijne straf zij ü te beminnen en mij zelve te baten. Ik heb tegen den hemel en voor U gezondigd; ik ben niet waardig onder het jjetal uwer kinderen te wezen; gelukkig, indien Gij mij onder uwe dienstknechten aanneemt, indien ik, mij voedende met het brood mijner tranen, levende in den arbeid, in eene eerbiedige vrees voor U, en in eene volkomene gehoorzaamheid aan uwen wil; mijn leven door-breng met te zuchten en te smeeken, met mij te straffen en U te wreken, en indien ik aan mij zeiven nooit vergeef, hetgene Gij mij gewaardigt te vergeven. Beneem mij het leven, liefderijke Zaligmaker! of neem de zonde van mij weg; waut ik kan niet meer leven en U vergrammen. Maak, dat ik in de gelegenheid dit voornemen indachtig zij, en dat die herinnering mij weder-houde van U te mishagen. Amen.

DRIE EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK.

Dut de genade Gods aiet gedijdt lij de liefhebbers der aarcUche dingca.

1. Jbsüs. — Zoon! mijne genade is kostbaar, zij wil niet gemengd worden met uitwendige dingen of met aardsche vertroostingen. — (Jij

-ocr page 382-

f

moet dan alle beletsels der genade wegruimen, indien gij wenscM haren invloed te beproeven. — iid Begeef u iti eene afgezonderde plaats, wees

it- gaarne alleen met n zeiven, zoek niemands ver

ik keering , maar stier liever een aandachtig gebed

nij tot God , opdat gij een rouwig hart en een zuiver

ik geweten behouden moogt. — Acht de gansehe

;d, wereld voor niets, en verkies den omgang met

raf God boven alle uitwendige dingen. — Want gij

' te kunt met mij niet bezig zijn , en tevens uw

len vermaak hebben met vergankelijkheden. — Gij

3ig moet u verwijderen van uwe kennissen en vrien-

iik- den, en uw gemoet vrijwaren van allen tijde-

ten lijken troost. — Zoo vermaant de heilige apos-

)od tel Petrus, dat de Christeu-geloovigen zich ge-

3u e dragen zouden als vreemdelingen en reizigers op

ïtie deze wereld. (1 1'et. 2.)

or- 8. O, welk een vertrouwen zal de stervende

mij hebben, als geene gehechtheid aan iets hem op

mij de wereld terughoudt. — Maar een krank ge-

ligt moed begrijpt nog niet wat het is, een dusdanig

ijke afgetrokken hart te hebben; en de vleesehelijke

eg ; mensch kent de vrijheid niet van den imvendigen

len. mensch. — Nogtans, wil hij waarlijk een in

nen wendig mensch zijn, zoo moet hij verzaken aan

Ier- vreemden en aan vrienden, en voor niemand

meer op zijne hoede wezen dan voor zich zelven. — Indien gij u zelven volstrekt overwint, zult gij het overige gemakkelijk te boven komen. — der -'-)e volmaakte overwinning bestaat in te zegepra

len over zich zelven, — Want die zich zelven in de onderwerping houdt, zoodanig dat de zinne-aar, lijkheid aan de rede, en de rede in alles aan mij

dige gehoorzaamt, die is waarlijk zijn eigen overwin-

Gij naar en de meester der wereld,

-ocr page 383-

372 Dl NAVOLGING VAN JESÜS CHKISTUS.

8. Indien gij dat toppunt zoekt te bereiken, zoo moet gij met kloeken moed beginnen, en de bijl aan den wortel zetten, om alle geheime en ongeregelde neiging tot n zei ven en tot alle eigen en stoffelijk goed uit te roeijen en te verdelgen. — Van dit gebrek, dat de menseh zich zeiven te ongeregeld bemint, hangt bijna alles af wat ontworteld moet worden ; en dat kwaad, eens overwonnen en onderdrukt zijnde, zal zijn vrede groot en zijne rust duurzaam wezen. — Maar omdat weinige menschen zich volkomenlijk trachten af te sterven, en geheel en al uit te gaan, daarom blijven zij in zich zeiven verwikkeld, en kunnen zich boven de zinnen niet verheffen. — Doch wie in dc volle vrijheid met mij verkeereu wil, die moet noodzakelijk alle verkeerde en ongeregelde neigingen afsterven, en geen enkel schepsel aanhangen uit eigene liefde en begeerlijkheid.

OEFENING.

Om zijn hart van alle dingen en van zich zeiven af te scheiden, moet men : 1. het dikwijls tot God verheffen, en opwekken om niets te zoeken noch te beminnen dan Hem alleen, en dit in alles en boven alles,; 2. het vrij behouden van alle vrijwillige vcrkleefheid aan het schepsel, en van alle geneigdheid voor zich zeiven; 3 het ontbinden en verwijderen van de voorwerpen, die het natuurlijk behagen, met het te verpligten van alle zaken te aansehouweu als een reiziger en een vreemdeling op deze aarde, die zich met niets ophoudt, wat hij op zijne reis ontmoet, omdat hij slechts doortrekt.

Een Christen die door deze woorden van den

-ocr page 384-

DERDE BOEK.

Apostel wel doordrongen is ; Wij hebben hier yeene blijvende Uad, maar zoeken er eene in het toekomende; een Christen zeg ik , die dat gevoelen lieeft, lieclir zich weinig aan de goederen, aan de ijdelheden en vermaken der wereld , aangezien hij begrijpt dat alles voorbijgaat en dat de dood hein eens allen moet ontnemen. Het is gemakkelijk, zegt de heilige Hieronymus, al het aardsche te versmaden, als men denkt, dat men moet sterven en het verlaten.

Waarom dan, gelijk de heilige Paulus spreekt, maakt de schijn der wereld, die voorbij vliegt en uit onze oogen verdwijnt, zoo veel indruk op ons hart, en waarom maken do ware goederen der eeuwigheid, die alleen onvergankelijk zijn, zoo weinig indruk? Waarom hechten wij ons zoo sterk aan datgene, wat wij alleen in het voorbijgaan genieten en in bewaring hebben, en waarom hechten wij ons zoo weinig aan datgene, wat ons toebehoort, en dit voor altijd, namelijk aan het eeuwige geluk ?

GEBED.

Maak, Heer! dat mijn hart, van alle aardsche zaken afgetrokken, zich niet hechte dan aan de hemelsohe, die mij zeker zullen vergoeden al wat ik in deze wereld voor uwe liefde verlaat. Maak, o mijn God! dat ik niets beminne dan wat ik altijd zal beminnen, en dat ik niet dan eenen oppersten en eeuwigen God de genegenheid van een christen hart waardig achte.

Wat schijnt de aarde weinig té wezen, zeide dikwijls de heilige Ignatius, insteller van de Socteteit Jesus,;alsik den hemel aanschouw ! Maar hoe weinig schijnt voor mij die stoffelijke hemel

373

-ocr page 385-

374 i)t NAVOlfcilXG VAN JKSUS CHRISTUS, eu het heelal te «'ezeu, als ik aan ü deuk, o mijn God! Maak dan, dat alles zwijge en in mijn hart alles voor U wijke, van at dat mijn geest door de quot;edachte van uwe grootheid getroffen is. Amen.

VIEK EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK.

Van de verschillende bewegingen der natuur en der genade

1. Jesus. — Mijn zoon! let naarstiglijk op de bewegingen der natuur en der genade; want al zijn zij zeer strijdig met elkander, het verschil tussehen beide is somtijds zoo fijn, dat zij naau-welijks te onderscheiden zijn, tenzij van een geestelijken en inwendig verlichten mensch. — Alle menschen willen ja het goed, en vertoouen al iets goeds in hunne woorden of werken; en zoo worden er velen door dien schijn van goed bedrogen.

3. De natuur is schalk; zij trekt, zij verstrikt, zij bedriegt er velen, en heeft altoos zich zelve tot einde. — De genade integendeel, gaat met eenvoudigheid voort, en vermijdt zelfs allen schijn van kwaad; zij gebruikt geene streken, eu doet alles voor God alleen, in wien zij berust als in haar einde.

3. De natuur wil niet sterven, noch gedwongen zijn, noch overwonnen worden, noch gehoor-zamen, noch vrijwillig onder het juk gaan. — De genade, integendeel, tracht baar zelve te versterven , zij wederstaat de zinnelijkheid, zij zoekt de onderwerping, zij wenseht overwonnen te zijn , en wil hare eigene vrijheid niet gebruiken; zij wordt gaarne in tucht gehouden, en zoekt over

-ocr page 386-

UlUiUB BO£K.

niemand te heexschen, maar zij willen leven, staan en blijven onder God, en is bereid zich, om Gods wil, ootmoedig te buigen onder alle men-sclielijke schepselen.

4. De natunr werkt voor haar eigen belang, en ziet wat voordeel zij kan trekken van een ander. — De genade, integendeel, beschouwt niet wat haar nuttig is en baten kan, maar eerder wat velen tot voordeel strekt.

5. De natuur is gaarne geëerd en geacht. — De genade geeft alle eer en allen roem getrouwelijk aan God.

6. De natuur vreest de schande en de verachting. — De genade verheugt zich als zij voor den naam van Jesus versmadingeu lijden mag.

7. De natuur bemint de ledigheid en de rust des ligchaams. — De genade kan niet ledig zijn, maar vindt bare vreugd in den arbeid.

8. Do natuur tracht naar zeldzame en fraaije dingen, zij heeft afkeer voor hetgeen slecht en grof is. — De genade heeft lust in de eenvoudige en nederige dingen; zij verwerpt het ruwe en grove niet, of weigert niet oude en afgesleten kleederen te dragen.

9. De natuur ziet naar het tijdelijke, zij verblijdt zich om een aardsch gewin, bedroeft zich om een verlies, eu wordt gestoord door het geringste smaadwoord. — De genade ziet naar het eeuwige, zij is de tijdelijke goederen niet aangekleefd, en wordt door geen verlies gestoord : geene harde woorden verbitteren haar, omdat zij haren schat en hare vreugd in den hemel gesteld heeft, alwaar niets verloren gaat.

10. De natuur is hebzuchtig, en ontvangt liever dan zij geeft: zij mint bijzor deren eigendom ;

375

-ocr page 387-

37fi DE NAVOLGING VAN JJ5SUS CHRISTUS. — De genade is milddadig, en wil niets dan in het gemeen; zij vlugt alle bijzonderheden, zij is met weinig te vreden, en denkt dat het zaliger is te geven dan te krijgen. (Act, 20.)

11. De natuur is geneigd tot de schepselen, tot haar eigen vleeseli, tot ijdelheden, tot loo-perij. — De genade trekt tot God en tot de deugd, zij verzaakt de schepselen, vlugt de wereld, haat de lusten des vlecsches, houdt van geen rondloopen, is verlegen om in het openbaar te verschijnen.

12. De natuur heeft gaarne uitwendige vertroosting, waar zij haar zinnelijk vermaak in vinden mag. — De genade zoekt haren troost in God alleen, en vindt boven alle zinnelijke dingen haar vermaak in het opperste goed.

13. De natuur gaat immer te werk om gewin en eigen baat, zij kan niets voor niet doen, maar hoopt voor hare weldaden iets even zoo goed of wat beters weer te krijgen, of zij zoekt er eer en lof uit te halen, en zij wenscht dat hare daden en hare gunsten hoog geschat worden. — De genade zoekt niets tijdelijks of geen ander loon dan God alleen; zelfs de noodwendigheden des levenswil zij slechts, voor zoo veel die haar kunnen dienstig zijn tot het bekomen der eeuwige goederen.

14. De natuur verblijdt zich in de menigte van vrienden en maagden, zij draagt roem op haren verheven staat en op den adel van haar geslacht; zij lacht de magtigen toe : zij vleit de rijken, zij prijst Laars gelijken. — De genade bemint hare vijanden, en verheft zbh niet wegens het groot getal barer vrienden; zij acht noch afkomst, noch geboorte, tenzij die met meerdere

-ocr page 388-

DEEDE BOEK.

deugd gepaard zijn. — Zij is den arme gunstiger dan den rijke, zij is meêdoogender met den onschuldige dan met den magtige. zij verheugt zich met den waarheidsminnaar, niet met den bedrieger. — Zij houdt niet op de goeden te vermanen om naar betere gaven te streven, en zich door hunne deugden gelijkvormig te maken aan den Zoon van God.

15. De natuur vrlt terstond aan het klagen , als haar iets ontbreekt of bezwaart. — De genade verdraagt de armoede met standvastigheid.

16. De natuur bedoelt in alles haar zelve, zij strijdt en weert zich voor haar zelve. —De genade stiert alles weder tot God, van wien het oorspronkelijk voortkomt; zij schrijft zich zelve niets goeds toe; zij is niet vermetel of verwaand; zij houdt van geen twisten, of stelt haar mee-ning niet voor die van een ander, maar hare gedachten en gevoelens onderwerpt zij aan de leuwigc wijsheid en aan het oordeel Gods. •— De natuur is begeerig om geheimen te kennen en nieuwigheden te hooren; zij wil in het openbaar verschijnen, en veel ondervinden door de zinnen; zij zoekt bekend te zijn, en dingen te verrigten waar lof en bewondering vau komt. —

Dc genade houdt zich niet op om wat nieuws eu wat zeldzaams te weten, omdat dit alles uit de oude bedorvenheid voortspruit, dewijl niets nieuw of duurzaam is op de aarde. — Zij leert derhalve de zinnen intoomen, het ijdel zelfbehagen en de praalzucht vlieden, wat loffelijk eu bewonderenswaardig is ootmoedig verbergen, en in alle zaken, in alle wetenschappen het ware nut, den lof en de eer van God zoeken. — Zij wil uict dat men haar of hare werken prijze;

377

-ocr page 389-

37S DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

maar zij weusclit dat God, die alles verleent uit enkele mildheid en liefde, in zijne gaven geprezen worde.

17. Deze genade is een bovennatuurlijk licht, en eeue bijzondere gaaf van God, en het eigen kenteeken der uitverkoornen, en het onderpand der eeuwige zaligheid; zij verheft den menseh van de aardsche dingen tot de liefde der hemel-sehe, en maakt van den vleesehelijken een geestelijken menseli. — Hoe meer dan de natuur bedwongen en overwonnen wordt, zooveel te overvloediger wordt de genade ingestort, en de inwendige menseh wordt dagelijks door nieuwe bezoekingen naar de beeldtenis van God hervormd.

OEFENING.

Wat is dat, in God, als in zijn laatste einde rusten? Het is : niets wenseben, niets zoeken en niets beminnen dan Hem; het is, alles voor Hem doen en lijden; liet is in alles aan zijnen wensch voldoen; liet is, niets willen, dan hetgene Hij wil; het is, zich nooit verwijderen van den weg zijns welbehagens; bet is, eindelijk, zijn geluk en zijne rust stellen iu Hem te bevredigen, zonder zijne eigene voldoening te zoeken; maar deze handelwijze is strijdig aan de natuur, en de genade alleen kan dit voltrekken,

1. De natuur heeft altijd tot doeleinde hare eigene voldoening, en de genade zet ons altijd aan, om ons geweld aan te doen, dat is, om ons in niets te voldoen , en ons in alles te versterven.

3. De natuur wil noch sterver., noch zichzelve bedwingen, noeh onderworpen zijn; de genade integendeel, wil, dat de ziel zich bedwinge, zich

-ocr page 390-

DlïRÜE BOJSK. 37Ü

lit matige, eu zicli onderwerpe aau datgene, wat

'c- voor haar bet moeijelijkste en het tegeiistrijdig-

ste is; dat zij in alle gelegenheden aan hare eigene it, vrijheid verzake; dat xij hare inborst bestrijde;

en dat zij voor God wijke, eu dat zij, om zijne op-

ud perste heerschappij over haar te eeren, aanvaar-

eh de verootmoedigd, onderworpen en beteugeld te

sl- worden.

ïs- 8. De natuur wil altijd over anderen heer-

ic- seheii; de genade maakt, dat eene ziel zich onder

■r- de almogende hand Gods verootmoedigt, en dat

n- zij, om deszelfs liefde, zich aan de personen on-

ie- derwerpt, die zijne plaats bekleeden.

d. 4. De natuur werkt altijd voor haar eigen be

lang, om zich te bevredigen en zich te vestigen: maar de genade werkt niet dan voor de belangen van God, waakt gedurig op de bewegingen des de harten, om het van zonden te bevrijden, eu doet

en het geene vaste woonplaats zoeken dan in het

:m hart van Jesus Christus.

ch 5. De natuur schept haar behagen in de ach-

lij tiug en den lof der meuschen, welke zij meent

eg te verdienen; maar de genade doet zooveel, dat

en men dezelve onwaardig acht en dat men de eer

er van alle dingen aan God geeft, en zij is zoo

ze moeijelijk op die zaak, dat zij aan eene ootmoe-

;e- dige en getrouwe ziel geene de minste beweging

van ijdelheid jegens zichzelve toelaat, uit vrees, re dat zij eenig welbehagen trekke uit het goede

jd wat zij verrigt.

us 6. De natuur vreest en vliedt de verachting

n, en den slechten uitval in hare ondernemingen;

ve en het is datgene, wat de genade verdraagt en

ie aanneemt ais zaken, die ons zondaars betamen ;

oh i zij moedigt ons zelfs aan om Jesus Christus

-ocr page 391-

380 I)£ NAVOLGING VAN JESUS CltKISTL'S. te bediiiiken, dat Hij ons datgene wil overzenden wat liet vermaak zijns harten uitmaakt.

7. De natuur bemint de rust van een zacht, ledig en nutteloos leven; maar de genade zoekt slechts den arbeid; zij vreest en vermijdt de mittelooze woorden, gedachten en werken; en in eene ziel de ledigheid des harten en des gees-tes niet kunnende verdragen, moedigt zij deze aan om zich met Gods tegenwoordigheid te vervullen, en het andere om door zijne liefde te leven.

8. De natuur legt zich toe op al wat groot, schoon, voortreffelijk en gemakkelijk is; de genade versmaadt en vlugt dit alles, en oordeelt niets zoo groot dan wat goddelijk, bovennatuurlijk en eeuwig is.

Maar hoe meer de natuur bedwongen wordt, des te overvloediger wordt de genade in eene ziel gestort, welke zij door eenen inwendigen geest hernieuwt, en haai' volkomen in God vestigt.

G EB E 1).

Heer! het is tijd, dat ik mij aan uwe barmhartigheid overgeve, om de vergiffenis mijner zonden te bekomen, en aan uwe liel'de, om al de indrukselen derzelve te volgen. Ondersteun mij, o mijn Jesus! versterk mij door uwe genade tegen de aanzoeken der natuur en der eigenliefde; want het is mij uit mij zeiven onmogelijk de bewegingen te bevechten en te overwinnen eencr bcdor-vene natuur, die zich in alles zoekt te voldoen eii welke aan uwen heiligen wil zoo strijdig is. Maak, dat uwe genade de overhand in ons over de natuur bekomende, ons getrouw make aan de ingevingen van uwen heiligen Geest, eu dat

-ocr page 392-

deude boek. 381

zij, ons altijtl aanmoedigende om ons zelveu te verloochenen en te overwinnen, ons stelle en ons hernieuvve in het bezit uwer liefde. Amen.

VIJF EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK.

Van de bedorvenheU der ao.tuur en de kracht dev goddelijke genade.

1. De Ziel. — Mijn Heer en mijn God, die mij geschapen hebt naar uw beeld en gelijkenis: verleen mij die genade, welke Gij mij getoond hebt zoo groot en zoo uoodig te zijn tot mijne zaligheid, dat ik namelijk mijne booze natuur, die mij in de zoude en in het verderf trekt, overwinnen moge. — Want ik gevoel in mijn vleesch de wet der zonde, die opstaat tegen de wet van mijnen geest , en die mij gevangen leidt om aan de zinnelijkheid in vele dingen te gehoorzamen : en ik kan mijne driften niet overmeesteren, teiizij uwe allerheiligste genade mij bijsta, en haar vuur in mijn hart ingestort worde.

2. Uwe genade, ja uwe groote genade is uoodig, om meester te worden van de natuur, die altoos naar het kwaad geneigd is van kindsbeen af. — Want vervallen als zij is door den eersten menseh Adam, en gekrenkt door de zonde, zoo komt de straf dezcyr vlek over alle menschen : dusdanig dat de natuur, welke Gij goed en regt geschapen hebt, thans niet meer vertoont dan de gebrekkelijkheid en zwakheid eener bedorvene natuur, vermits hare bewegingen, als zij aan haar zelve overgelaten is, niet strekken dan tot het kwaad en tot de aardsche dingen. — De weinige kracht, die haar overblijft, is als een

-ocr page 393-

383 quot;DE NAVOLGING TAN JESUS CHHTSTÜS.

vonkje onder de asoli verborgen. — Dat is die natuurlijke rede, welke, ofschoon omringd van groote duisternis, liet goed en het kwaad nog weet te onderscheiden, en den afstand kent van het ware en het valsehe; maar die magteloos is alles te volbrengen wat zij goedkeurt, omdat zij het volle lieht der waarheid niet meer bezit, en dat alle hare genegenheden ziek zijn.

3. Daarvan 'komt het, o mijn God , dat ik welbehagen Jieb in uwe reet, volgens den inwendigen mensclt, (Kom 7.) en erken dat uw gebod goed, rectmatig en heilzaam is; dat het alle kwaad verbiedt, en de zonde doet vlugten. ■— Maar met den vleesche dien ik de wet der zonde, daar ik meer de zinnelijkheid gehoorzaam dan de rede. — Daarvan komt het, dat ik den toil heb van het goed, maar deleracht nietvindom het te volbrengen. (Eom. 7.) — Zoo geschiedt het dat ik dikmaals goede voornemens make; maar als de genade, die mijne zwakheid ondersteunen moet, komt te ontbreken, is het minste beletsel genoegzaam om mij te doen terug treden en mij den moed te benemen. — Zoo geschiedt het dat ik den weg der volmaaktheid ken, en klaar genoeg zie hoe ik handelen moet ; .— maar neergedrukt door het gcwigt mijner bedorvenheid, sta ik niet op om iets volkmaakter te doen.

4, 6 lieer! wat is uwe genade mij hoogst noodzakelijk om het goed te beginnen, om het voort te zetten, en om liet te. voleinden. — Want zonder haar kan ik niets verrigten; maar in U, als uwe genade mij versterkt, vermag ik alles. — O waarlijk hemelsche genade, zonder welke onze eigene verdiensten en al de gaven der natuur van geener waarde zijn! — Kunsten of

-ocr page 394-

DEBÜB BOÏK. 383

e rijkkommen, schoonheid ot' sterkte, verstand of

a welsprekendheid, dit alles o Heer, geldt bij U

o; niet zonder de ge.iade. — Want de gaven der

n natuur zijn gemeen voor goeden en kwaden; maar

.s de eigen gaaf der uitverkoornen is de genade of

ij de liefde, en die daarmede geteekend zijn , wor-

n den het eeuwige leven waardig geacht. — Zoo uitmuntend is die genade, dat noch de gaaf van

k voorzegging, noch de magt van wonderwerken,

•n noch de verhevenste beschouwing, zonder haar

i, voor iets te achten zijn, —Zelfs ja, noch geloof,

d noch hoop, noch eenige andere deugd zijn ü

3t aangenaam zonder do liefde en de genade,

ik 5. O allerzaligste genade, die den arme van

e. geest rijk maakt iu deugden, ca den bezitter van

et vele gaven ootmoedig van harte doet wezen. —

n. Kom, daal neder ovei mij, vervul mij al vroeg

Is met uwen troost, opdat mijne ziel niet bezwijke

e, van vermoeidheid en dorrigheid des geestes, —

te Ik smeek ü, Hecre, laat mij genade vinden voor

m uwe oogen; want uwe genade is mij genoegzaam,

te al bekwame ik niets van alles wat de natuur

eg verlangt. — Al worde ik bekoord en geplaagd

oe met vele kwellingen, geen kwaad zal ik vree-

or zen, als maar uwe genade met mij is. — Zij

op is mijne sterkte, zij is mijn raad en mijne hulp. — Zij is magtiger dan alle vijanden, en

rst wijzer dan alle wijzen.

iet 6. Zij is de meesteres der waarheid en der

— goede zeden; zij is het licht des harten en zijn

lar troost in den angst; zij is de verdrijfster der

ik treurigheid, de afneemstcr der vrees, de voed-ler | ster der godvruchtigheid, de moeder der tranen, ier | —Wat ben ik zonder haar, dan een droog hout,

of een struik, goed um uitgeworpen te worden? —

I

-ocr page 395-

384 BE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS. Bat dan, o Heere, uwe genade mij altijd voor-korae en vergezclle, en dat zij mij altijd aandachtig make op de oefening der goede werken, door Jesus Christus uwen Zoon, Amen.

OEFENING.

Wij doen ons zeiven regt, met onze eigene krachten te mistrouwen, en wij doen regt aan God, met vast vertrouwen in de hulp zijner genade te stellen. Die genade ontbreekt ons nooit; maar wij ontbreken dikwijls hieraan te beantwoorden; en het eenige middel, om zijne zaligheid te verzekeren, is aan de bewegingen der genade getrouw te zijn, aangezienquot; deze getrouwheid de oefening der deugden en van alle middelen der zaligheid in zich zelve besluit.

Daar de menschclijke natuur door de zonde van den eersten mensch werd bedorven, is de straf van die bedorvenheid, alsook de vlek van zijne zonden , in alle menschen overgegaan ; er. het is datgene, wat ons verpligt onophoudelijk de ongeregelde bewegingen der natuur te bevechten , om die der genade te volgen. Zonder dien heiligen haat van ons zeiven, die ons opwekt om ons zeiven te verzaken en ons zeiven te overwinnen, is het onmogelijk zalig te worden; want, daar in den staat van onschuld alles in den mensch geregeld was, en hij aan God door Jesus oorspronkelijke regtvaardigheid was onderworpen , .zouden de driften tegen de rede niet opgestaan zijn; maar dewijl in den »taat van zonde , waarin wij ons bevinden, onze begeerlijkheiden onze neiging tot het kwaad, onze grootste vijand is, moeten wij niet ophouden ze te bestrijden zoo lang wij leven.

-ocr page 396-

berde boek.

GEBED.

Wanneer, omijn God! zal uwe genade in mijn hart heerschen, en al zijne bewegingen aan uwe liefde onderwerpen ? Heer! wie de voortreffelijkheid cn den prijs van die genade zou kennen, welke eeiie mededeeling van uwe goddelijke natuur , en als eene heilige uitstorting van uwe goedheid in de zielen is, die zou zeker liever alles verliezen, dan die genade te verliezen, en zou alles voor haar behoud opofferen.

Als ik met aandaebt overweeg, o mijn Zaligmaker! hoeveel bloed en smarten U do' genade, wc;ke ik verstoot of verzuim, gekost heeft, om ze voor mij fe verdienen, hoe zeer moetik dan in uwe tegenwoordigheid niet beschaamd wezen, dat ik ze zoo slecht gebruik, en aan beuzelarijen boven haar den voorrang geef! Maak dat de schiiklelijke rekeuing , die ik eens moet ^even over de verwaarloosde ingevingen, als van zoo vele druppelen van uw bloed welke ik verkwist en ontheiligd heb, mij eenen behoorlijken afschrik vei l eene en mij eene volstandige getrou-lieid in boezem e om ze te volgen, om mijne zaligheid te verzekeren. Amen.

ZEVEN FA VIJFTIGSTE HOOFDSTUK.

Dat wij ons zeiven moeten verloochenen , en Christus navolgen door het kruis.

1. Jesus.— Mijn zoon! zoo veel gij u zei ven zuit uitgaan, zoo veel zuit gij iu mij kunnen overgaan. — Niets uitwendig begeeren, maakt don inwendige vrede ; en even zoo , zich zeiven

17

385

-ocr page 397-

386 DE NAVOLGING VAN JËSUS CHRlSTtlS. inwendiglijk verlaten, vereenigt met God. — Ik wil dat gij ii zei ven vol maak tclijk leert verzaken, om u over te geven aau mijnen wil, zonder tegenzeggen of klagten. — Volg mij, Ik ben de icey, de waarheid en het leven. (Jo. 14.) Zonder weg gaat men niet; zonder waarheid kent meu niet; zonder leven leeft men niet. Ik ben de weg dien gij volgen, de waarheid die gij ge-looven, het leven dat gij hopen moet. — Ik ben de onverdoolbare wég , de onfeilbare waarheid, het eindclooze leven.— Ik bon de regtste weg, de opperste waarheid, het ware leven, het zalige leven , het ongeschapen leven. — Indien gij in mijnen weg blijft wandelen, zult (jijde waarheid kennen, en de waarheid zal u verlossen, en yij zult het eeuwig leven her eiken. (Jo. 8.)

2, TFilt (jij ten leven ingaan, ouderhoud de geboden. (Matth. 19.) •— Wilt gij de waarheid kennen, geloof mij.— Wilt gij volmaakt wezen, ver-koop al icat gij hebt. (Ibid.) — Wilt gij mijn' leerling zijn, verzaak u zeiven. — Wilt gij het eeuwig leven bezitten, veracht het tegenwoordige. — Wilt gij in den hemei verheven worden, verootmoedig u op aarde. — Wilt gij met mij heersohen, draag het kruis met mij. — Want alleen de dienaars van het kruis vinden het leven der gelukzaligheid en des waren lichts,

3. ,L)e Ziel.— HeereJesusl dewijl uw leven streng was en versmaad van do wereld, geef mij dat ik U moge navolgen en ook van de wereld versmaad worden.— Be dienaar is immers niet grooier dun zijn heer, en de leerling is niet boven den meester. (Matth. 10.) — Laat uw dienaar zich oefenen iu uw leven, want daar is mijne zaligheid en de ware heiligheid. — Al wat ik leze oi'

-ocr page 398-

1)ehdk bofk. 387

wat ik hoor buiten uw leven, verkwikt mij niet, behaagt mij niet ten volle.

4. Jesds. — Mijn zoon ! dewijl gij dit alles weet en gelezen hebt, zult gij gelukkig zijn , indien gij het zoo doet. — Die mijne gehoden kent en ze onderhoudt, die is het die mij bemint... en dien zal ilc ook hsmïnnen, en ih zal mij aan hem openharen: (Jv. 14.) en ik zal hem met mij doen zitten in het rijk mijns Vaders.

5. De Ziel. — Ileere Jesus ! gelijk Gij gezegd en beloofd hebt, laat het zoo geschieden , quot;en

eef dat ik het waardig worde. — Ik heb het ruis van uwe hand ontvangen; ik zal het dragen, en dragen tót den dood toe, gelijk Gij het mij opgelegd hebt.— Voorn-nar, het leven eens goeden kloosterlings is een kruis, maar een kruis dat naar den hemel leidt. — De weg is aangevangen, ternykeereu mag ik niet, of ook niet op zijde afwijken.

6. Welaan, mijne broeders! laat ons te zomen voortgaan : Jesus zal met ons wezen. — Om Jesus wille hebben wij dit kruis opgenomen; laat ons om Jesus wille in liet kruis volharden. — Hij zal onze helper zijn, hij, die onze leidsman is en onze voorganger. — Zie, onze Koning treedt voor ons op en hij zal voor ons strijden. — Laat ons kloekmoediglijk volgen; niemand vreeze of versehrikke; zijn wij bereid grootmoedig te sterven in den strijd, en laten wij onzen roem niet bezwalken, met weg te vlugten vau het kruis.

oefening.

Datgene wat Jesus Christus in het Evangelie zegt, namelijk dat hij, die tot hem wil komen, zich moet vcrlooehenen, zijn kruis opnemen en

-ocr page 399-

38S DE NATOT.GIVG VAN JKSUS CHKTSTUS. Hem volgen, behelst in zich de oefening van een opregt christelijk leven, en eenen zekeren weg tot de zaligheid, vermits .Tc?ns Christus de weg, de waarheid en hot loven is; de weg, dien wij moeten volgen, de waarheid, welke wij moeten gelooven, en het, leven, dnt wij moeten hopen. Want om als een waar Christen te leven en zijne zaligheid te verzekeren, moet men beginnen met aan zich zelven te verzaken en te versterven; en het is die verzaking en die geest van verloochening, welke het grondbeginsel van het Evangelie, lt;le grondwet van het Christendom, de we-zentlijke pl'gt van een Christen en een volstrekt noodzakelijk middel ter zaligheid zijn. Het is die inwendige versterving, die besnijding des harten,- welke beftaat in hrt ontzeggen van alle strafpligtige, gevaarlijke of nnttelooze voldoening, die het onderscheid der uitverkorenen en der verdoemden uitmaakt; het kenteeken van onzen staat, die een staat van zoude is, moet een staat van boetvaardigheid, het einde des Christendoms en de zekerheid der zaligheid wezen.

Zijn kruis met Jesus Christus dragen, is van een ieder alles verdragen, zonder iemand te doen lijden; het is, van de hand en het hart van Jesus Christus al de kwellingen des geestes en des ligchaams aanvaarden; het is, met geduld al het kwaad verduren, dat wij van de regtvaardigheid Gods en van de onregtvaardighsid der menscheu ontvangen : het is , de versmac'ing aannemen als iets wat men verdient, en als een groot ongeluk rekenen van niets te lijden voor God , eu als het grootste geluk des levens, van altijd voor zijne liefde te lijden.

-ocr page 400-

UKKDE BO-h.K.

GEBED.

ó Mijn Zaligmaker! hue weinig Chnsteucu worden er gevonden, die U tot den Calvarieberg willen volgen , eu hoe velen , die U op den Thabor en in den hemel willen vergezellen ! Iedereen verlangt en zoekt zich van alle kwelling te bevrijden en zich een gemakkelijk en gerust leven te bezorgen, en niemand verlangt of zoekt om iets voor U te lijden; hoewel het zekerste teeken van de liefde, welke wij voor U hebben, datgene is, ais wij gaarne met U, en gelijk Gij, lijden.

ö Kruis van mijnen Zaligmaker ! met hoe weinig eerbied dragen wij ouze overblijfselen in ons ligchaam, en met welk ongeduld dragen wij uwe smarten in onze ziel! Hue zal ik U met vertrouwen in den dag des oordeels kunnen aanschouwen, indien ik U nu met schrik aanzie? Eu hoe zal ik eens in de omhelzing van het afbeeldsel van mijnen gekruisten Zaligmaker kunnen sterven, indien ik nu als vijand van het kruisbeeld leef? Laat dit niet toe, o mijn Zaligmaker! eu daar Gij mij door het kruis verlost hebt, maak ook, dat ik tevreden zij met op het kruis te leven en te sterven. Amen.

ZEVEN EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK.

Dat de mensch niet mag kleinmoedig worden, als hij in eenige gebreken valt.

1. Jesus. —- Mijn zoon! de verduldigheid en de ooimoedigheid iu den tegenspoed behagen mij meer dan groote vreugd en vurigheid in den voorspoed. — Waarom bedroeft gij u over eene

389

-ocr page 401-

390 DE NAVOLOINQ VAN JESUS CHRISTUS.

' kleine zaak die tegen u gezegd wordt? Al ware het veel grooter, zulks moest u nog niet ontstel-leli- — Maar nu laat dit voorbijgaan; het is het eerste niet, of het is niets nieuws, en het zal ook het laatste niet zijn, indien gij lang leeft.— Gij toont ii kleinmoedig genoeg, zoo lang gij niets tegenstrijdigs ontmoet. Gij geeft zelfs goeden raad, en weet anderen met uwe woorden te versterken; maar komt er eene onverwachte kwelling aan uwe deur, dan ontbreekt u raad en sterkte. — Bemerk uwe groote broosheid, die gij zoo dikwerf ondervindt in kleine moeijelijk-heden : nogtans is het voor uwe zaligheid, dat zulke dingen voorvallen.

3, Zet het uit uwe gedachten, zoo goed gij kunt; en heeft het u getroffen, dat het u toeh niet omverwerpe of lang ontstelle. — Tenminste lijd verduldig , indien gij het niet blijmoedig kunt. — Indien gij iets niet gaarne hoort, en voelt dat gij grammoedig wordt, wederhond u, en gedoog niet dat er u eeu onbehoorlijk woord uit den mond valle, waar de zwakken zouden kunnen door verergerd worden. — Welhaast zal de ontroering gestild zijn, en de wederkecrende genade zal de inwendige droefheid verzachten. — Ik leei nog, zegt de Heer, altoos bereid u te helpen, en u meer dan gewoonlijk te vertroosten, als gij op mij betrouwt en mij vuriglijk aanroept.

3. Wees gelijkmoediger, eu bsreid u tot groo-tere lijdzaamheid. — Alles is niet verloren , al wordt gij dikwijls gekweld, al voelt gij sterke bekoringen. — Gij zijt een mensch, maar geen God; vleesch zijt gij, en geen Engel. — Hoe ^oudt gij altijd in denzellden staat van deugd

-ocr page 402-

derde boek,

kunnen volharden, daar zulks aan den Engel in den Hemel en aan den eersten mensch in het paradijs ontbroken heeft?— Ik ben het die de bedrukten ongehinderd oprigt; en die hunne krankheid erkennen , verhef ik tot aan mij toe.

4. De Ziel. — Heere! dat uw woord gezegend zij, het is mij zoeter dan honigraat in den mond. — Wat zon ik doen in al mijne kwellingen en benaauwdheden, indien Gij mij niet versterktet door uwe heilige woorden ? Als ik maar ten laatste in de haven der gelukzaligheid aanlande, wat scheelt het mij dan of ik geleden heb en hoeveel ik geleden heb ? — Verleen mij een goed einde; geef mij een zalig scheiden uit deze wereld. — Wees mij gedachtig, o mijn God ! en leid mij door den regten weg naar uw koningrijk. Amen.

oefening.

Wanneer het ons verdriet altijd en veel te lijden, moet men zich herinneren, dat de ootmoedige onderwerping aan de kwellingen onvergelijkelijk aangenamer is aan God dan de zoetheid van zijne vertroostingen, en dat alzoo de grootste vertroosting voor eene ziel diegene is, van alle vertroostingen beroofd tc zijn, en evenwel niet na te laten van God getrouw te blijven.

Als men tot zoude bekoord en aangedreven wordt, moet men ze trachten af te weren, aan zijne zondige neigingen met alle kracht en alle mogelijke dapperheid tegenstand bieden, en aanstonds zijne toevlugt nemen tot den Heer en tot de allerheiligste Maagd, om door hen geholpen te worden. Nogtans moet het gevoel van het kwaad ons niet neêrslagtig maken noch den

891

-ocr page 403-

S92 DE NAVOLGING VAN JESL'S CHEISTLS.

Euoed !)eiiemea , maar liet moet, bij eenen groo-ten afschrik voor de zonde, ons met een des te vaster vertrouwen tot God verhefi'en ; men moet, zooveel mogelijk, den geest van de oneerlijke voorwerpen die hem treffen, en ons hart van het strafpligtig vermaak, dat het op wekt om aan de zouden toe te stemmen , aftrekken. Eu om in de tegenspraak getrouw te wezeu, zoo tracht uiets met een ontsteld gemoed te zeggen, en doe al het mogelijke, om aan God de droevige bemerkingen en aandoeningen van wraak tegen de personen, die u be-leedigeu, op te offeren, overtuigd zijnde, dat alles, wat gij deukt, wat gij wilt, en wat gij tegen hen zegt, dat dit alles tegen Jesus Christus ge-schiedt.

Herinner u in uwe inwendige ksvellingeu, dat alles niet verloren is, omdat gij geweldig bedrukt en bekoord wordt. Maar bied wederstand aan de bekoring, onderwerp u aan de vernedering, en stel ii voor dat gij om tot de vereeniging met God verheven te worden, alvorens tot in het diepste uwer ellenden moet vernederd worden.

GEBED.

Duld niet, o Heer! dat mijne kwellingen voor mijue zaligheid vruchteloos wezen , en wanneer ik die met geene vreugd ondersta, maak dan ten minste, dat ik ze geduldig lijde. Het is nuttig, dat ik vernederd worde, opdat ik uwe heilige wetten leere onderhouden, Hoe ongelukkig zou ik wezen, indien ik dit tweemaal was, indien ik dit in deze wereld en in de andere ware! Ik hoop , o mijn God ! dat Gij van mijne kwellingen het onderpand mijner zaligheid zult maken. Amen

-ocr page 404-

DEKDI BOEK.

ACHT EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK.

Dat men de dingen die te verlieven zijn, of de geheime oordeelen Gods, niet moet zoeken te doordringen.

1. Jesus. — Mijn zoon ! wacht u van te redetwisten over al te verhevene dingen of over de geheime oordeelen Gods; waarom deze zoo verlaten is en geene zoo groote genade ontvangt; of waarom de eene zoo veel te lijden heeft, en de andere zoo hoog verheven wordt. — Heze dingen gaan alle menschelijk verstand te boven : en geen vernuft of redenering is bekwaam het goddelijk oordeel te doorgronden, — quot;Wanneer dus de vijand u zulke gedachten ingeeft, of wanneer nieuwsgierige menschen u daarnaar vragen, antwoord gij dan met den Profeet : litere ! Gij zijt regbcaarduj, cn mo oordeel is hillljk. (Ps. 118.) Of zeg : Gods oordeelen zijn waarachtig. geregi-vaardigd door zicït zeiven. (Ib.) — Mijue oordeelen moeten gevreesd worden, niet onderzocht: want voor het menschelijk verstand zijn zij on-begrijpelijk.

2. Wil ook niet onderzoeken of twisten over de verdiensten der Heiligen,,welke heiliger is dan een andere, of wie hooger verheven is in het rijk der Hemelen. — Zulke dingen veroorzaken dikwijls geschillen en nutteloozen woordenstrijd; zij voeden ook den hoogmoed en de ijdele glo rie, waar ijverzucht en krakeelen uit voortkomen , als deze aan zulken heilige en gene aan eenen anderen met eigenzinnigheid den voorrang wil geven, — Dergelijke dingen te willen weten

17 *

893

-ocr page 405-

891 DE NAVOLGING VAN JJESUS CHRISTUS, en onderzoeken, brengt geen voordeel bij, maar het mishaagt eerder aan de Heiligen : want ik ben geen God van twist, maar van vrede; welke vrede meer gelegen is in eene ware ootmoedigheid, dan in verheffing van zich zeiven.

3. Sommigen gevoelen meer ijver, en worden getrokken door grooter genegenheid voor deze of gene Heiligen; maar hunne voorliefde komt meer van den rnenseh dan van God. — Ik ben het die al de Heiligen gemaakt heb; ik heb de genade gegeven; ik heb de glorie uitgereikt. — ïk keu ieders verdiensten; ik heb hen voorgekomen met de zoetigheid zijner zegens. — Ik heb mijne welbeminden gekend vóór alle eeuwen : ik heb ze gekozen uit de wereld; zij hebben mij niet eerst gekozen. — Ik heb ze geroepen door mijne genade, ik heb ze getrokken door mijne barmhartigheid, ik heb ze geleid door velerhande bekoringen. — Ik heb hun onschatbare vertroostingen ingestort, ik heb hun de volharding gegeven, ik heb huime verduldigheid gekroond.

4. Ik ken de eerste en den laatste; ik omhels ze allen in mijne eindelooze liefde. — Mij moet meu loven in al mijne Heiligen; mij moet men gebenedijden boven alles, en vereeren in elk van hen die ik aldus verheven heb in de glorie, en voorbeschikt zonder eenige voorafgaande verdiensten van hunnentwege. — Wie dan den minsten mijner vrienden misacht, vereert ook den meeste niet; want ik heb deu kleinen en den grooten beide gemaakt. En wie te kort doet aan een'mijner Heiligen, doet ook te kort aan mij en aan al de anderen in het rijk der hemelen, — Allen zijn één door den

-ocr page 406-

DERDE BOEK. 395

ar band der liefde : allen hebben één gevoel, écnen

ik wil, en beminnei' elkander in eensgezindheid, ke 5. Maar (wat veel verhevener is) zij bemin-

g- nen mij nog meer dan zich zeiven en hunne verdiensten. — Want boven zich zei ven opge-

en togen, en nit hunne eigene liefde ontrukt, stor-

ze ten zij zich geheel in de mijne, en berusten

nt daarin gelukzaliglijk. — Niets is er dat hen af-

en keeren kan of vermoeijen; want vol van de eeu-

de wige waarheid, blaken zij van het vuur eener

— onbluschbare liefde. — Dat dan de vleeschelijke

re- en dierlijke menschen, zij die niet weten te be-

Tk minnen dau hunne bijzondere vreugden, ophou-

n: den van te redeneren over den staat der Hei-

mj ligen. Zij doen er af uf bij, volgens hunne ge-

ior neigdheid, niet volgeus dat het behaagt aan de

ue eeuwige waarheid.

er- 6. 13ij velen is het onwetendheid, vooral bij hen ire die, weinig verlicht zijnde, zelden iemand weten ol- te beminnen met eene volkomen geestelijke liefde, jid — Zij worden veelal door eene natuurlijke genegenheid en door eene menschelijke vriendschap m- tot dezen of genen getrokken ; en gelijk zij hier Vlij beneden doen, zoo beelden zij zich in dat het aet ook in den hemel gaat. — Maar daar is een in oneindig verschil tusschen de gedachten der oude volmaakten, en hetgeen de verlichte menschen af- door hoogere ingeving denken. Vie 7. Daarom, mijn zoon, wacht u van u te er- verdiepen in die dingen, welke uw verstand te len boven gaan : maar tracht veeleer en zoek om A'ie eene plaats, al was het de minste, in het rijk )ok Gods te bekomen.— En al wist iemand, welke het heiliger is dan een andere , of grooter geacht ien wordt in het rijk der Hemelen; wat zou hem

-ocr page 407-

396 DE NAVOLGING VAN JE SUS CHRISTUS, die kennis baten, indien hij daar gecne reden uit trok om zich voor mijn aanschijn te verootmoedigen, en tot meerder lof van mijnen naam te arbeiden ? — Veel beter in de oogen van God doet hij, die op de grootheid zijner zonden deukt eu op de geringheid zijner dengden , en die overweegt hoe verre hij van de volmaaktheid der Heiligen verwijderd is, dan hij die twist over hunne meerderheid of minderheid. — Het is beter de Heiligen met vrome gebeden en tranen aan te roepen, en hunne krachtdadige voorspraak ootmoediglijk af te smeeken, damnet eene ijdele nieuwsgierigheid hunne geheimen te onderzoeken.

8. Zij zijn wel en zeer wel te vreden; wisten de menschen zich ook te vreden te houden en hunne onnutte redenen te staken. — Zij roemen op hunne eigen verdiensten niet, dewijl zij aan zich zeiven niets goeds toeschrijven, maar alles aan mij, die hun alles uit mijne oneindige liefde gegeven heb. — Zij zijn van zoo groote liefde Gods en van zoo overvloedige blijdschap vervuld, dat er aan hunne glorie niets ontbreekt en aan hun geluk niets kan ontbreken. — Al de Heiligen, hoe verhevener zij zijn in glorie, des te ootmoediger zijn zij in zich zclven, en zoo veel te digter en te liever aan mij. — Daarom vindt gij geschreven, dat zij, hunne hroonen ne-derleyymde voor Gods troon, op hunne amgezig-ten gevallen zijn voor hei Lam, en dien aangebeden heüben, die leeft in de eeuwen der eeuwen.

9. Velen onderzoeken, wie de meeste is in het rijk Gods; zij die niet wéten of zij waardig zullen zijn onder de minsten gerekend te worden, — Het is iets groots, zelfs de minste te

-ocr page 408-

DERDE BOEK. 397

uix wezen in den hemel, alwaar allen groot zijn,

0t- vermits allen kinderen Gods zullen genoemd wor-den en waarlijk zijn. — De muiste zal zijn als

an liet hoofd van een talrijk volk, terwijl een zon-

m. daar van honderd jaren de slaaf des doods zal

ii ) wezen. — Wanneer mijne leerlingen vroegen, wie

(et- de grootste zou wezen in het rijk der Hemelen ,

lie hebben zij het volgende antwoord gekregen : —

__Tenzij (jij n lelt eert en wordt als kleine Mnde-

en ren, zult rjij in het rijk der Hemelen niet komen.

ge Alwie dm zich vernedert, gelijk dit klem kind,

iet die is de yroolste in het rijk der Hemelen.

te (Mattli. 18.)

10, V.'ee hun , die zich niet gewaardigen zich

cn vrijwillig te vernederen met de kleinen, want

en de nederige deur des hemelrijks zal hen niet

en gt; binnenlaten.— Wee ook de rijken, die hier hun-

an nen troost hebhen; want als de armen in Gods

les rijk zullen ingaan, zullen zij al huilende buiten

Vle blijven. — Ootmoedigen . weest- verheugd, en gij

'de armen, springt op van blijdschap; want het rijk

3V- Gods is uw, bijaldien gij nogtans in de waar-

;kt held wandelt,

de OEFENJNG.

les

oo Om aan de Heiligen de verschuldigde eer te

iin bewijzen, moet men hen aanroepen en navolgen,

ie. \ zonder te twisten over de grootheid hunner heer-

',q. lijkheid in den hemel. Men moet trachten de goede

',e. voorbeelden na te volgen, welke zij ons op aarde

j gegeven hebben; en men eert volmaaktelijk de

in Heiligen, als men zich, even als zij, heilig maakt,

[jo- God heeft al de Heiligen naar het voorbeeld van het Mensch geworden Woord, zijnen Zoon, ge-

te vormd; en het is onmogelijk het voorwerp van

-ocr page 409-

398 DE NAVOLGING VAN JE8US CHRISTUS.

Gods liefde te zijn, zonder dat men Jesus Christus tot voorbeeld onzer navolging neme ! Hij beeft gewild, dat er heiligen uit alle standen dei-wereld zonden wezen, om aan de mensehen te doen verstaan, dat zij zich kunnen zalig maken en heiligen met heilig en christelijk, ieder in zijnen staat, te leven. (De H. Cyprianus.) Hij geeft ons de Heiligen tot beschermers en voorbeelden , om ons te helpen, en ons den hemel, dien zij bezitten, te leeren verdienen; aangezien het waar is, dat z j onze gebeden aanhooren, en dat, verzekerd van hun geluk, zooveel hun staat het toelaat, zij voor het onze bezorgd zijn.

Laat ons dan trachten te leven en te lijden gelijk zij, om eens met hen te leven en te heer-schen, en bedenken wij, dat er maar één weg is, om tot het gelukkige einde te geraken, tot hetwelk de Heiligen gekomen zijn; en die weg is , volgens de opmerking van het Evangelie, een boetvaardig afgestorven en van de wereld afgezonderd leven; elke andere weg is, volgens Jesus Christus zeiven, een weg van verderf.

GEK E.D.

Heer! Gij wilt onze heiligmaking en onze zaligheid, en geeft ons hiertoe de krachtigste middelen ; maar aangezien wij die met groote traagheid gebruiken, maak, dat wij, met de Heiligen te eeren, ons volgens hunne voorbeelden vormen, en ons waardig makeu om hot geluk te bekomen, dat zij genieten, met te doen hetgene zij gedaan hebben om het te verdienen. Gedoog niet, dat wij, als dorre bewonderaars van het geluk dei-Heiligen, ons tevreden houden met nen te loven en aan te roepen; maar maak, dat wij, terwijl

-ocr page 410-

DEilüJi BüjSK. 399

wij ons toelegger- om huune deugden tc beoefenen en te doen lietgene zij gedaan hebben, bet paradijs mogen verdienen, hetwelk zij bezitten en dat wij hopen. Amen.

NEGEN EN TUTTIGSTE HOOFDSTUK.

Dat men al zijne lioop en betrouwen op God alleen moet stellen.

1. De Ziel. — Heere! wat is mijn vertrouwen, dat ik in dit leven heb? of wat is mijn grootste troost ond:r al de dingen die zich hier beuedeu vertoonen ? — Zijt Gij het niet, mijn Heer en mijn God, 'vieus bunnhartigbeid zonder einde is? — Waar is het ir.ij wel geweest zonder U ? — Of wanneer beeft bot mij kunnen kwalijk gaan, met U ? — Liever ben ik arm om uwentwil, dan rijk zonder U.—■, Eerder verkies ik met U vreemdeling te zijn op aarde, dan zonder U den hemel te bezitten. Waar Gij zijt, is de hemel, en daar is de dood en de het, waar Gij niet zijt. — Gij zijt at mijn verlangen, en daarom kan ik niet ophouden naar L te zueliten , naar U te roepen en tc smeeken. -— Ik kan op niemand mijn vol betrouwen stellen dan op U , noch bekwame hulp i.n mijnen nood verwachten dan van U , mijn God atteen. — Gij zijt mijne hoop, mijn toeverlaat. Gij z'jt mijn vertrooster en mijn getrouuste vriend in alle omstandigheden.

2. Alle meiisehen zoeken hun eigen voordeel; Gij zoekt niet dan mijne zaligheid en mijnen voortgang, en Gij doet mij alles ten goede kee-ren. — Dan ook wanneer Gij mij verschillende bekoringen en kwellingen laat overkomen, schikt

-ocr page 411-

400 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS. Gij dit alles tot mijn welzijn, Gij die gewoon zijt uwe uitverkoornen op duizend wijzen te beproeven. — En in die beproevingen moet ik U niet minder beminnen ea loven, dan indien Gij mij vervuldet met liemelsche vertroostingen.

3. Op U dan, mijn Heer en mijn God, stel ik al mijne hoop en mijne toevlugt; aan U laat ik al mijne droefheden en benaauwdheden over ; dewijl ik alles zwak en ongestadig vind wat ik beschouwe buiten U. — Vele vrienden zullen mij niet baten, magtiu'e voorstanders zullen mij niet helpen, voorzigtige raadgevers zullen mij niet nuttig wezen, de boeken der geleerden zullen mij niet vertroosten, geen kostelijk goed zal mij vrijkoopen, geenegeheime of verkwikkende plaats zal mij beschermen, indien Gij zelf mij niet bijstaat, mij niet helpt, versterkt, vertroost, on-derrigt en behoedt.

4. Want alles wat schijnt te dienen om den vrede en het geluk te bekomen, is niets als Gij er niet bij zijt, of kan niet het minste waar geluk verschaffen. — Gij zijt dan het einde aller goederen , Cij zijt de volheid des levens , de bron aller wijsheid; en in U boven alles te hopen, is de beste vertroosting uwer dienaren. — Op U zijn mijne oogen gevestigd; op U betrouw ik, mijn God, Vader der barmhartigheden. — Zegen en heilig mijne ziel met uwen hemelschen zegen , opdat zij uwe heilige woning vorde, de zetel uwer eeuwige glorie; en opdat er in den tempel, dien Gij U gewaardigt te bewonen, niets gevonden worde dat de oogen uwer goddelijke Heerlijkheid moge kwetsen. — Volgens de grootheid uwer goedheid. en volgens de menigte uwer barmhartigheden, werp een en oogslag op

-ocr page 412-

DERDE BOEK. 40]

mij en verhoor l;ct gebed uvvs armen dienaars, die verre van U in ballingseliap omdoolt in bet land der schadmve en des doods. — Bescherm en bewaar mijne ziel tussehen al de gevaren van dit vergankelijk leven; dat uwe genade haar vergezelle en leide langs den weg van vrede, naar het vaderland der eeuwige klaarheid. Amen.

OEFENING.

Wanneer wij bemerken, dat wij bedrukt of met inwendige kwellingen , met ligchamelijke smarten, met uiterlijke wederwaardigheden overladen worden, of met al deze ongelukken te zamen, laat ons dan met vertrouwen onze toe-vlugt tot God nemen, die alleen ons kan helpen en bijstaan, en laat ons met de Maehabeërs tot hem zeggen -. Heer ! Gij kent de voornemens, welke de vijanden onzer ziel en van onze zaligheid tegen ons opvatten; hoe zullen wij hun ooit tegenstand kunnen bieden, tenzij Gij ons te hulp komt ? Wij heffen dan onze oogen en ons hart tot U op, tot U, die ons kunt helpen, want Gij zijl onze God; die ons moet helpen, want Gij zijt onze Zaligmaker; die ons wilt helpen, want Gij zijt onzeVader; en wij verzoeken uwe hulp, om niet te bezwijken noch verloren te gaan.

GEBED.

Heer! Gij hebt gezegd, dat men, om van uwe Leerlingen en ware Christenen te wezen, zich zelven moet verloochenen en zijn kruis dragen. Gij kent den grooten afkeer, dien wij voor beiden hebben. Duld niet, dat in dit punt ons

-ocr page 413-

402 1)E NAVOLGING VAX JESUS CHRISTUS, geloof ons veroordcele, zoo als zulks zou o-e-schieileu, indien wij niet in bei, werk stelden, wat wij gelooveu ter zaligheid noodzakelijk te Mezen; maar voeg er bij, hetgeue aan ons geloof ontbreekt, dat wil zeggen, de oefening der heilige waarheden, welke wij gelooveu, quot;door ons het geloof van eencu waren Christen toe te voegen. Amen.

-ocr page 414-

x

d:e navolging

WÜÏI mmu üniiaü^if ii^

-o-ÖSamp;'ii-VIERDE BOEK.

VAN HET HEILIG SAKBAMENÏ DES ALTAARS.

Godvrucktige vermaning tot de heilige Communie.

STEMME DES HEE11EN.

Komt (dien iot 'mij, die heiast en beladen zijl, en ik zal u verJetoikJcen, (Matth. 11.) zegt de Heer. ■—Hel brood dat ik zal ƒ/lt; ;•;/, h mijn rleesch voor het leven der wereld. (Joukh. C.) — Neemt en eet, dit is mijn ligcJiaam, dat voor v zal yt-leverd worden : doel dit tot mijner gedachtenis. (Matth. 36.)-—Lie mijn rleesch eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij, en ik in hem. (Joann. 6.) — Be tcoorden , welke ik tot u gesproken heb, zijn yeest en leven. (Ib.)

EEESTE HOOFDSTUK.

Met hoeveel eerbied Christus ontvangen moet worden. STEMME DES LEERLINGS.

1. Dat zijn uwe woorden, Tieere Jesus, eeuwige waarheid! alhoewel zij op donzelfden tijd

-ocr page 415-

404 DE NAVOLGING VAN JKSUS CHU1SIÜS.

niet gesproken zijn, of op dezelfde plaats niet gesclireven staan.— Dewijl zij dan van U komen . en waarachtig zy'n, daarom moet ik zc alle met dankbaarheid en getrouwelijk aannemen. — Het zijn uwe woorden, want Gij hebt ze uitgesproken; en het zijn ook de mijne, \va)it Gij hebt ze gesproken tot mijne zaligheid. — Gaarne ontvang ik ze uit uwen mond, om ze des te dieper in mijn hart te prenten. — Ik worde opgewekt door die woorden vol van teederheid, vol van zoetigheid en van liefde; maar Kiijne eigene misdaden verschrikken mij, eu mijn besmeurd geweten houdt mij terug van tot zoo groote geheimen te naderen. — De zoetheid uwer woorden lokt mij aan, maar de menigte mijner ondeugden bezwaart mij.

3. Gij gebiedt dat ik mot betrouwen tot U kome, indien ik met U wil deel hebben; en dat ik de spijs der onsterfelijkheid nuttige, indien ik het eeuwige leven eu de eeuwige glorie wensch te verkrijgen. — Komt, zegt lt;gt;ij, cdlen tot mij, die heiast en heiaden zijt, en ik zal u verkwikléèn. (Matth. 11.) — ü zoet en vriendelijk woord in het oor van eenen zondaar, dat Gij, mijn Heer en mijn God, deu arme en ellendige uitnoodigt tot deelneming aan uw allerheiligste Ligchaam. — Doch wie ben ik, o Heere! dat ik mij zou vermeten tot ü te naderen ! -— Zie, ue hemelen der hemelen kunnen U niet omvatten , en Gij zegt ; homt allen lot mij.

8. Waarom zoo ecne genadige toegevendheid , en zoo eene vriendelijke uitnoodiging ? — Hoe zal ik mij verstouten om tot U te gaan, ik die in mij zeiven niet het minste goed vinde, daar ik zou op steunen ? Hoe zal ik U in mijne

-ocr page 416-

VIERDE BOEK. 40o

quot;Bt . ...

t.n wonmg ontvangen, die zoo menigmaal uw mm-

nej nelijk aanschijn heb beleetligd ? — De Engelen

[-jgj; en de Aartsengelen zijn van eerbied getroffen ;

iro. de heiligen en reutvaardigen zijn van vrees be-

ze vangen, en Gij zegt : leomi allen lot mij! —

int- Waart Gij het niet, o Heere, die dit ze^t, wie

[je. zon gelooven dat het waar is ? — En waart Gij

o-e- l,et nie'' d'e znllcs gebiedt, wie zou durven be-

yo1 staan van te naderen ?

3ue 4. Zie, de regtvaarciige Noë heeft honderd

ird jaren gearbeid aan het timmeren der ark, om

,e. met weinige anderen behouden te worden ; en hoe

01._ zal ik in een uur t'j Is nr'j knnncn bereiden om

)n_ den Schepper der wereld behoorlijk te ontvan-

| gen ? — Mozes, uw groote dienaar en uw zon-

U derlinge vriend, maakte eene Ark van onbeder-fulijk hout en bekleedde haar met het fijnste

en goud. om er de tafelen der Wet in te bewaren : en ik, bedorven schep.-..1, zal ik het hart hebben

Ij om ü, den inste'ki' der wet en den gever des

^ | levens, zoo ligtvaardiglijk te ontvangen ? — Salo-

I,, ïnon , dc wijsste der koningen van Israël , be-

.er steedde zeven jaren om eeueu prachtigen tem-

„t ' pel ter cere van uwen ^aani te bouwen : — Acht

ia_ dagen lang vierde hij hot fecit der inwijding ,

-m hij droeg duizend zoenofferanden op, en te tnid-

en den van het gesehai der trompet;«.•■n en vreug-

jjj dekreten plaatste hij plegtiglyk de Ark dos ver-bouds in de plaats die di.ar voorbereid was. —

1 En ik ellendige, ik de armste der menschen ,

3e hoe zal ik L binnen leiden in mijn huis, die

ie ter naauwernood eene halve uur godvruchtig-

ai. lijk weet door te brengen ? En God gave dat ik

le | eenen enkelen keer eeu half uurtje of nog minder waardiglijk besteed had !

-ocr page 417-

404 DE NAVOLGING VAN JliSUS CHU1STÜS.

niet gesproken zijn, of op dezelfde plaats niet gesclireven staan. — Dewijl zij dan van U komen . en waarachtig; zjn, daarom moet ik ze alle met dankbaarheid en getrouwelijk aannemen. — Het zijn uwe woorden, want Gij hebt ze uitgesproken; en het zijn ook de mijne, want Gij hebt ze gesproken tot mijne zaligheid. — Gaarne ontvang ik ze uit uwen mond, om ze des te dieper in mijn hart te prenten. — Ik worde opgewekt door die woorden vol van teederheid, vol van zoetigheid en van liefde; maar nnjne eigene misdaden verschrikken mij, en mijn besmeurd geweten houdt mij terug van tot zoo groote geheimen te naderen. — Dc zoetheid uwer woorden lokt, mij aan, maar de menigte mijner ondeugden bezwaart mij.

3. Gij gebiedt dat ik met betrouwen tot ü kome, indien ik mot U wil deel hebben; en dat ik de spijs der onsterfelijkheid nuttige, indien ik het eeuwige leven eu de eeuwige glorie wensch te verkrijgen. — Komt, zegt gij, allen lot mij, die belust eu beladen zijl, en ik zal u verkwikken. (Matth. 11.) — ü zoet en vriendelijk woord in het oor van eenen zondaar, dat Gij, mijn Heer en mijn God, den aime en ellendige uitnoodigt tot deelneming aan uw allerheiligste Ligehaam. — Doch wie beu ik, o Heere! dat ik mij zou vermeten tot ü te naderen ! — Zie, de hemelen der hemelen kunnen U niet omvatten, en Gij zegt : komt uilen tot mij.

3. Waarom zoo eene genadige toegevendheid , en zoo eene vriendelijke uitnoodiging ? — Hoe zal ik mij verstouten om tot U ie gaan, ik die in mij zeiven niet het minste goed vinde, daar ik zou op steunen ? Hoe zal ik ü in mijne

-ocr page 418-

TIERDE BOKK. 405

woning ontvangec, die zoo menigmaal uw minnelijk aanscliijn heb beleeiligd ? — De Engelen en de Aartsengelen zijn van eerbied getroffen ; de heiligen en rcirtvaanligen zijn van vrees bevangen, en Gij zegt : komt allen tot mij! — Waart Gij het niet, o Heere, die dit zegt, wie zou gelooven dat het waar is ? — En waart Gij het niet die zulks gebiedt, wie zou durven bestaan van te naderen ?

4. Zie, de regtvaardige Noë heeft honderd jaren gearbeid aan hot timmeren der ark, om mtt weinige anderen behoud vn te worden : en hoe zal ik in een uur t'jds mij kunnen bereiden om den Schepper der wereld behoorlijk te ontvangen ? — Mozes, uw groote dienaar en uw zonderlinge vriend, maakte eene Ark van onbederfelijk hout, en bekleedde haar met het fijnste goud. om er de tafelen der Wet in te bewaren : en ik, bedorven schepsel, zal ik het hart hebben oin ü, den instelici' der wet en den gever des levens, zoo ligtvagt; rdij^lc ie ontvangen ? — Salomon , de wijsste der koningen van Israël, besteedde zeven jaren om eeuen prachtigen tempel ter eere van uwen naam te bouwen : — Acht dagen lang vierde hij het feest der inwijding , hij droeg duizend zoenofferanden op, cn te midden van het geschal der trompetten en vreugdekreten plaatste hij plegtiglijk de Ark des ver-bonds in de plaats die daar voorbereid was. — En ik ellendige, ik de armste der rnenschen , hoe zal ik U binnen leiden in mijn huis, die ter naauwernood eene halve unr godvruohtig-lijk weet door te brengen ? En God gave dat ik eenen enkelen keer een half uurtje of nog minder waardiglijk besteed had !

-ocr page 419-

■Wfi DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

5. 6 Mijn God! wat hebben die heilige mannen niet gedaan om U te behagen! — Helaas 1 hoe weinig is het dat ik doe; hoe luttel tijds gebruik ik er voor, als ik mij tot do Communie bereide!— Zelden ben ik behoorlijk ingetogen, nog zeldzamer wij van alle verstrooijing. — En zekerlijk, in de heilzame tegenwoordigheid uwer Godheid, zou mij niet een enkele onbetamelijke gedachte moeten voorkomen, zou mij geen schepsel moeten bekommeren; want liet is geen Engel, maar de Heer der Engelen dien ik te mijnent moet ontvangen.

6. Daar is toch een oneindig verschil tussehen de Ark des verbonds met hetgeen zij insloot, en uw allerheiligste Ligchaam met zijne onuitdrukkelijke deugden; tussehen die offerande der wet, loutere beeldt nis der toekomende olferanden , en het ware offer van uw aanbiddelijk Ligchaam , vervulling van al do oude offeranden.

7. Waarom ben ik dan niet vuriger in uwe goddelijke tegenwoordigheid?— Waarom bereid ik mij met geeno meerdere zorg om deel te nemen aan uws heilige geheimen, daar die oude Patriarchen, die vrome Profeten, en die koningen en vorsten met al hun volk, zooveel ijver en godsvrucht getoond hebben in uwen heiligen dienst ?

8. De godvruchtige koning David danste van verrukking voor de Ark des Heeren, gedenkende de weldaden ann zijne voorvaders verleend; hij marktc onderscheidene speeltuigen, hij dichtte psalmen en deed ze zingen met vreugdetoonen; hij zelf zong ze dikwijls op zijne harp, bezield zijnde door de irenade des heiligen Geestes : hij leerde het volk van Israël God loven uit geheel

-ocr page 420-

VIERDE BOEK. 40?

hun hart, en met vereende stemmen hem dagelijks prijzen en verheerlijken. — Indien de gods-vrueht toen zoo groot was, indien de lof Gods zoo plegtig gezongen werd voor do Ark des ver-bonds, welken eerbied, welke godsvrucht moet ik, en moeten al de Christenen dan niet hebben in de tegenwoordigheid van het allerheiligste Sakrament, in Let nuttigen van het aanbiddelijk Ligehaam van Christus.

9. Velen loepen naar onderseheidene plaatsen, om de overblijtsels der Heiligen te bezoeken; zij luisteren met verwondering naar' het verhaal hunner werken; zy bezigtigen de kostelijke tempels hun ter eer gebouwd, zij kussen hun heilig gebeente in zijde gewonden en beslagen met goud. — En zie, Gij zijt ^hier bij mij tegenwoordig op het altaar. Gij, mijn God, Gij, de Heilige der heiligen, de Schepper der mensehen, de Heer der Engelen!— Dikwijls is er in dlo bedevaarten veel meiischelijke nieuwsgierigheid, lust om wat vreemds tc zien, en daarom brengt men er weinig vrucht oi' beternis van naar huis, vooral wanneer men die reizen ligtvaardiglijk en zonder waar berouw onderneemt. —Maar hier, in het heilig Sakrament des altaars, /.ijt (tij geheel tegenwoordig, o Jesus, ware God en ware mensch : cn zoo dikwijls men L waardiglijk en godvruch-tiglijk ontvangt, trekt men er overvloedige vruchten uit ter eeuwige zaligheid. — En daartoe wordt men uitgelokt niet door ligtvaardigheid, nieuwsgierigheid ol zinnelijkheid, maar door een vast geloot^ eene vurige hoop en cere opregte liefde. •

10. o God, onzigtbare Schepper des aardrijks , hoe wonderbaar handelt Gij met ons ! hoe teedcr cn hoe minnelijk gaat Gij' om met uwe uitvcr-

-ocr page 421-

408 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHUtSTUS. koornen, aan wien Gij ü zeiven te nuttigen geeft in het heilig Sakvament! Dit ja gaat alle verstand te boven; dit trekt voornamelijk de god-vruehtige harten en ontsteekt hunne liefde — Deze uwe ware geloovigen, die geheel hun leven tot hunne verbetering besteden, verkrijgen uit het dikwijls ontvangen van dit allerwaardigste Sakrament, eene bijzondere genade van godsvrucht en eene groote liefde voor de deugd.

11. o Wonderbare en verborgen genade van dit waardig Sakrament! U kennen alleen dc trouwe dienaars van Christus; maar de ongetrouwen die nog aan de zonde verslaafd zijn, kunnen U niet beproeven! —lu dit Sakrament wordt de genade des heiligen Geestes verleend, de sterkte die de ziel verloren had wordt haar weergegeven , en hare schoonheid, door de zonde mismaakt, wordt hersteld. — Die g'enade is somtijds zoo groot, dat uit de volheid der verworven godsvrucht de ziel niet alleen, maar ook het zwakke ligchaam zijne krachten voelt vermeerderen.

12. Maar het is zeer te beklagen eu bitterlijk te betreuren, dat wij zoo flaauw en zoo onachtzaam zijn, en dat wij door geene meerdere liefde getrokken worden om Christus te ontvangen, in wien al de hoop der uitverkoornen, en al hunne verdienste gelegen is. — Want hij is onze heiligmaking en onze verlossing; .bij is de troost der reizigers op aarde, en het eenwig genot der heilige». — Is het dus niet te bejammeren, dat velen zoo weinig achting toonen voor dit zalig geheim, dat de vreugd is des hemels en de behoudenis der gansche wereld?— O verblindheid, o versteendheid van het menschelijk hart, dat zoo onuitsprekelijk eene gave niet hooger schat.

i

-ocr page 422-

VIERDE BOEK. 406

en dat uit haar dagelijksch gebruik tot onverschilligheid overgaat!

18. Indien dit aanbiddelijk Sakrament niet gepleegd wierd dan in eene enkele plaats, en maar van eenen enkelen priester in de wereld wierd voorgediend, met welken ijver zonden de mensohen zich naai' die plaats, naar dien priester begeven, om de goddelijke geheimen bij te wonen! — Eu nu ziju er vele priesters, en Christus wordt opgedragen in vele plaatsen, opdat de goedheid Gods in zijne Helde voor den mensch zoo veel tc meer uitschijne, hoe wijder de heilige communie verspreid is over den aardbodem. — Dank zij U, goede Jesus, eeuwige Herder die ons arme bannelingen gewaardigt te spijzen met uw kostbaar Ligchaam en dierbaar Bloed, en die ons door de stem van uwen eigen mond tot het deelnemen aan die heilige geheimen uitnoodigt, zeggende : Komt allen toi mij, die belast en heiaden zijt, en ik zal u verlcwiklcen, (Matth. 11.)

OEFENING.

Wie zal ooit kunnen begrijpen of uitleggen, de uitmuntendheid van de goddelijke gave, die de Zoou Gods ons schenkt, met ons zijn Ligchaam eu zijn Bloed in het allerheiligste Sakrament des Altaars tc geven, aangezien het zeker is, dat wij hierin geheel de grootheid en de Majesteit van eenen God, al de volmaaktheden en de volheid zijner Godheid, al de deugden eu genaden zijner menschheid, en al de verdiensten van eenen God-mensch ontvangen? Zoo dat men met den heiligen Augustinus mag zeggen, dat God, hoe almogend Hij ook zij, ons niets

is

-ocr page 423-

410 Tgt;E NAVOLGING VAN JESTJS CHEISTÜS.

meer kan geven , dan met zich aldvis aan ons te geven; dat hoe rijk en milddadig Hij ook moge wezen, die gave alleen, welke Hij ons doet van zijn Ligchaam, van zijn Bloed, en van geheel zijnen persoon, al de schatten van zijne milddadigheid uitput, en dat Hij, alhoewel Hij de ongeschapene en vleesohgewordene V\ ijsheid des Vaders is, geen krachtiger middel heeft kunnen vinden om onze harten te winnen, dan ze door de heilige Communie binnen te treden, om ons met zijn hart te vereenigen en ons in Hem te veranderen.

Maar wat onze geest en ons hart moet verrukken, is, dat Hij in de iieilige Hostie, welke wij ontvangen, en zelfs in het kleinste gedeelte der hostie, al de schatten zijner goedheid, wijsheid en liefde heeft besloten, om ze ons mede te deelen, om ons in het medeueelen derzelve . te doen leven door een bovennatuurlijk en God- | delijk leven, met te leven en ons met eeneu God te voeden; want het is met dit inzigt, dat Hij op onze altaren een uieuw leven aanneemt, om het ons door de heilige Communie in te drukken, door welke Hij, volgens hetgene de Kerkvergadering van ïrente zegt, al de schatten zijner liefde in onze ziel uitstort. Ja, mijn Zaligmaker! na ons al de goederen der natuur en der genade gegeven te hebben, voegt » Gij U zeiven nog bij uwe gaven en geeft U geheel aan ons in het allerheiligste Sakrament des Altaars; dat wil zeggen, dat Gij, na milddadig geweest te zijn in uwe goederen ten onzen op-zigte, welke, hoe kostelijk zij ook mogen wezen, altijd veel minder zijn dan Gij zijt, in dit aan- j biddelijk Sakrament ü zeiven ten beste geeft. 1

-ocr page 424-

VIERDE BOEK. 411

Wie zou na dit alles aan zijtien God kunnen vvederstaan, en Hem niet dat hart geven, waarvan 1 [ij- zelf bezit .'iomt nemen, als van een goed , dat Hem regtmatig toebehoort?

GEBED.

Wat zal ik ü wedergeven. Heer! voor al de goederen, welke ik van U ontvangen heb?Maar wat moet ik U wedergeven voor U zeiven, Gij , die U geheel aan mijne ziel geeft, om in haar het begin van een opregt christelijk leven en het onderpand harer zaligheid tc wezen ? Zoo menigwerf ik de eer heb U te ontvangen, o mijn minnelijke Zaligmaker! mag ik zeggen, dat Gij geheel aan mij toebehoort; en ia Ü zoo dikwijls ontvangen te hebben , helaas, kan ik nog niet zeggen, dat ik geheel aan Ü ben. Kom, mijn Jesus! kom bezit nemen van dit ondankbaar en ontrouw hart, hetwelk zoo weinig aan ü, te veel aan de wereld , en geheel aan zich zelf toebehoort. Wreek U, Heer! wreek U met het te verpligten, U te beminnen, zich te haten, en naar U te luisteren in alle gelegenheden dat het van U afwijkt. Het behoort U toe, o mijn God! niet alleen als het werk uwer handen, en als de prijs van uw bloed , maar nog als een erfdeel, dat Gij gekregen hebt, en van hetwelk Gij- zelf komt bezit nemen. Laat niet toe dat het U ontsnappe, om zich aan zijne driften over te geven, aangezien Gij tot mij komt , om in mij, over geheel mij zeiven te heerschen.

Gedoog niet, Heer! wanneer ik tot de heilige Tafel nader en eenen God als Gij ontvang, die waarlijk geheel en voor altijd aan mij zijt, dat ik het ongeluk hebbe, dat aan zoo vele Christenen overkomt, van aan ü niet toe te bëhooren dan

-ocr page 425-

412 DE NAVOLGING VAN JESTJS OTIKTSTÜS.

in den schijn en voor liet uitwendige, alleen door begeerte en door eenen zwakken wil, of van aan U maar ten halve toe te behooren, met in mijn hart God en de wereld, do ijdelheid en de godsvrucht te willen vercenigen : eene vereeniging, welke Gij in het Evangelie zegt : onmogelijk en strijdig aan de zaligheid te wezen; of eindelijk van aan U maar voor ecnigen tijd toe te behooren, met spoedig na de Communie in vrijwillige en gewone zonden te hervallen, welke uwe tegenwoordigheid in mij moet verbeteren, of ten minste verminderen, aangezien de vrucht eener goede Communie de sterkte, de kloekmoedigheid en de getrouwheid is, om zich te wederhouden en zich in de gelegenheid te overwinnen.

Gedoog dan, o mijn Jesns! dat ik U hier den ootmoedigsten dank bewijze voor de instelling van dit aanbiddelijk Sakrament, waarin uwe liefde overU zeiven zegepraalt, om mij met uw Ligchaam en Bloed te voeden; en tot erkentenis aan eene zoo groote, zoo wonderbare, en zoo goddelijke weldaad, smeek ik U, van de opregte, volmaakte en onwederroepelijke gaven te aanvaarden, welke ik U van geheel mij zeiven, voor den tijd en voor de eeuwigheid doe. Amen.

TWEEDE HOOFDSTUK.

Uat God in het lieilig Sakrament den menscli blijken geeft van zijne groote goedheid en liefde.

STEMME DES LEERUNGS.

1. Op uwe goedheid, Heere, en op uwe groote barmhartigheid betrouwende, nader ik tot U,als een kranke tot zijnen redder, als die honger en

-ocr page 426-

VIÜKDE BOEK.

dorst heeft tot de bron des levens, als een behoeftige tot den Koning des Hemels, als een dienstknecht tot zijneii Heer, als een sehepsel tot zijnen Schepper, als een verlatene tot zijnen teêrhartigen trooster. — Doch hoe is het mogelijk dat Gij tot mij komt? Wie beu ik, dat Gij U zei ven aan mij geeft? Hoe vermeet zich een zondaar voor U te verschijnen? en hoe ge-waardigt Gij ü tot eenen zondaar te komen? — Gij kent uwen dienaar, en weet dat er in hem niets goeds is, om hem zulks te vergunnen.— Ik belijde dan mijne onwaardigheid, ik erken uwe goedheid, ik loof uwe barmhartigheid en ik dank ü voor uwe cvergroote liefde. — Gij doet dit immers om uwentwil, niet om mijne verdiensten : opdat uwe goedheid mij klaarder blijke, dat uwe liefde mij dieper doordringe en uwe ootmoedigheid mij beter geleerd worde. — Dewijl het U dan zoo behaagt, en dat Gij het zoo bevolen hebt, behaagt mij ook awe toegevendheid , en ik wensch dat mijne ongeregtig-heid geen beletsel stelle!

2. O allerzoetste en meèdoogende Jesus! welken eerbied , welke dankzegging, wat eeuwigen lof is men ü niet verschuldigd voor het ontvangen vau uw heiligLigchaam, wiens waardigheid geen mensch bekwaam is uit te spreken! — Doch wat zal ik denken bij deze Communie, bij h'et naderen tot mijnen Heer, dien ik niet in staat ben behoorlijk te vereeren, en dien ik nogtans godvruchtiglijk wensch te ontvangen? Wat-zal ik beter en heilzamer uitdenken, dan mij in uwe tegenwoordigheid tot in het stof te vernederen, en uwe oneindige goedheid hemelhoog te verheffen ?— Ik loof Uj mijn God, en ik prijs U in

413

-ocr page 427-

414 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS, der eeuwigheid. Ik véiaclit mij en onderwerp mij aan U, tot in den afgrond mijner onwaardigheid.

8. Gij zijt de Heilige der heiligen, en ik ben het uitschot der zondaars. — Gij buigt Ü tot mij, die niet waardig ben mijne oogen tot D te verheffen. — Gij komt tot mij, Gij wilt met mij wezen. Gij noodigt mij tot uwen maaltijd. — Gij wilt mij eeue hemelsche spijs geven, en het brood der Engelen doen nuttigen, namelijk IJ zelven, brood des levens, daL uit den hemel cjedaald zijl en hel leven tjeefl aan de loereld. (Joan. 6.)

4. Ziedaar, waar de liefde uit voortkomt, zie hoe uwe goedheid uitschittert! Welke dankzeggingen en welken lof is men LT voor die weldaad niet verschuldigd! O wat heilzaam en voordeelig raadsbesluit, waardoor Gij uw Sakrament hebt ingesteld! Wat kostelijk engenoegelijk feestmaal, wanneer Gij ü zelven tot spijs hebt gegeven! — Hoe wonderbaar, Heere, zijn uwe werken! Hoe oneindig is uwe magt, hoe onfeilbaar uwe waarheid! — Gij hebt gesproken, en alles is geworden, (Ps. 148,) en het is geworden wat Gij geboden hebt. »

5. Wonderbare en geloofwaardige zaak, doch die het mensohelijk begrip te boven gaat, dat Gij, Heere, waarachtig God en mensch, onder de geringe gedaanten van brood en wijn geheel tegenwoordig zijt, en zonder verteerd te worden, gegeten wordt van die U nuttigt. — Gij, Hoer aller dingen', die nergens behoefte aan hebt. Gij hebt door uw Sakrament in ons willen wonen. Bewaar mijn hart en ligchaam vlekkeloos, opdat ik meermaals met een blijmoedig en zuiver geweten aan uwe heilige geheimen moge deelnemen, en dat

ik tot mijne eeuwige zaligheid moge ontvangen, (

-ocr page 428-

VIBRIXE BOEK.

wat Gij voornamelijk tot uwe eer en toteeue altijddurende gedachtenis uwer liefde hebt ingesteld.

6. Verblijd u, mijne ziel, en wees God dankbaar voor eene zoo edele gift en een zoo bijzonderen troost, dien hij u in dit dal van tranen heeft nagelaten. — Want zoo dikwijls gij dit geheim viert, en Christus Ligchaam nuttigt, zoo menigmaal vernieuwt gij het werk uwer verlossing, en wordt gij deelachtig aan de verdiensten van Christus. — Immers, de liefde van Jesus Christus vermindert nimmer, en de schat zijner verzoening wordt nooit uitgeput. — Daarom moet gij u er altoo» toe bereiden door eene vernieuwing des geestes, en dat groot geheim van zaligheid met aandacht overv egen. — Het moet u zoo groot, zoo nieuw, zoo genoegelijk schijnen, wanneer gij de Mis offert of bijwoont, alsof op denzelfden dag Christus, voor de eerste maal in den maagdelijkeu schoot van Maria nederdalende, mensch wierd, of hangende aan het kruis, voor de zaligheid der meiischen leed en stierf.

OEFENING.

1. Overweeg, wanneer gij tot de heilige Tafel nadert, welke de grootheid en de majesteit is van Hem, dien gij gaat ontvangen; en welke de verworpenheid en onwaardigheid van een gering schepsel is, hetwelk zijnen God ontvangt. Verootmoedig u in zijne tegenwoordigheid en zeg Hem : Wie ben ik, Heer! om tot U te durven naderen? En wie zijt Gij zelf, om U zoo zeer te vernederen van tot mij te komen? Indien ik van den eenen kant de uitmuntendheid uwer heiligheid en zuiverheid, en van den anderen de bedorvenheid en ongeregtigheid mijner ziel overweeg, dan erken

415

-ocr page 429-

416 DE NAVOLGING VAN JESUS CHKISTUS.

ik in uwe tegenwoordigheid, dat ik geheel onwaardig ben U te ontvangen, eu zonder vermetelheid U in mijn hart niet kan doen binnenkomen. Maar vermits ik de overmaat uwer goedheid aanzie, alsook de noodwendigheid, welke ik gevoel van TJ tot mijne voldoening en tot mijne zaligheid te bezitten, zal ik tot U, o mijn Zaligmaker! met een heilig vertrouwen naderen, wel wetende wat Gij in het Evangelie gezegd hebt, dat de zieken, meer dan de gezonden, den geneesheer noodig hebben, eu dat Gij tot ons komt om degenen op te zoeken en zalig te maken, welke zich van U verwijderd hebben, en die in gevaar waren van verloren te gaan; tot CJ, Gij die alles, wat Gij zijt, niet zijt dan om ons te beminnen en zalig te maken; totü, eindelijk, wiens grootste genegenheid is vooreen geraakt, veranderd en waarlijk boetvaardig hart. Wel is waar, ik ben zondaar, maar ik wil het niet meer wezen. Ik vind noch troost, noch smaak in uwe tegenwoordigheid; maar ik gevoel mijne ellenden en breng die voor eenen barm-hartigen God, e^a dit is voor mij genoeg.

2. A'an waar komt mij de eer en dit geluk, dat de opperste Majesteit van eenen God zieh zoo zeer wil vernederen, om het voedsel en het leven mijner ziel te wezen? O! dit komt uit de groote ootmoedigheid van eenen God-Mensch, die zijne vernietiging zoo verre heeft voortgezet van niet meer te schijnen, ik zeg niet een God, maar zelts niet een mensch, en van den luister zijner grootheid te verduisteren, om in div, aanbiddelijk Sa-krament niet dan overmaat zijner goedheid en de bekoorlijkheid zijner liefde te ;loen uitsehijnen. O mijn Zaligmaker! Gij verbergt ii we goddelijk vol-

-ocr page 430-

VIEliDE BOEK.

maakthedeii voor onze oogeti, om ze niet te verblinden, maar Gij doet aan onze harten de grootte uwer ootiuoedigtcid gevoelen, om ons op te wekken van die na te volgen! O mijn hart, kunt gij verlangen uit te munten, ziende eenen God, die voor onze oogen in het allerheiligste Sakrament als verdwijnt? En hoe zou een aardworm als ik zich willen verheffen, als ik overweeg, dat een God zich vernietigt iu dit geheim, om hem het kentecken zijner ootmoedigheid in te drukken?

3. Christene zielen! zegt niet dat gij zoo dikwijlstot eenen zoo grooten en geduchten God niet durft naderen. Gij zijt hiertoe onwaardig, zulks is waar, en zult bij voorduring onwaardig wezen, tenzij gij alles werkstellig maakt om het niet te zijn , door eene gedurige waakzaamheid op u zeiven. Maar dit brood der Engelen is geen vergift, zegt de heilige Augustiuus, het is een voedsel tot uw gebruik, en noodzakelijk tot zaligheid van uwe zielen. Ontvangt het dikwijls, voedt er uwe harten mede; maar dat dit hemelsche vleesch bij u hetzelfde uitwerksel niet liebbe van het lekkere vleesch dezer aarde, waaraan men zich gewent, en waarvan men door de gewoonte den smaak verliest. De heilige gesteltenis, waarin gij moet wezen, als gij dezen heiligen God ontvangt, moet aangroeijen naarmate gij tot zijne Tafel nadert. Het komt ons niet toe dien voortgang te kennen; maar het is altijd voortgang, als wij altijd meer en meer ons best doen, om door de waakzaamheid en ootmoedigheid heiliger te worden.

Gebed als men zich bereidt om de heilige Communie te ontvangen.

Heer! ik geloof dat Gij mijn God en de opperste

18*

417

-ocr page 431-

418 DE NAVOLOING VAN JJSSÜS CH1USTÜS. Eegter mijner eeuwigheid zijt. Met weikeu eerbied moet ik tot ü niet naderen ! Helaas! wie ben ik, om ook slechts mijne oogen tot U te durven opheften? En hoe kan ik besluiten van U te doen binnen komen in een hart als het mijne, dat zoo ellendig, zoo bedorven en U zoo onwaardig is. Vergoed, Heer, de gebreken mijner voorbereiding, door de overmaat uwer goedheid, die de verdienste niet vooronderstelt, maar die de verdienste zijner schepselen uitmaakt.

O eindelooze goedheid! o opperste majesteit! o oneindigheid van eenen God, die besloten, verborgen en als vernietigd is in de hostie, welke ik ga ontvangen! ik bewijs U al de eer, die U verschuldigd is, en aan mij zeiven al de versmading, welke ik verdien. Kom, mijn Jesus! kom, vervul met de volheid uwer liefde mijn hart, dat daarvan zoo ijdel en zoo ontbloot is! kom den arme uit het stol en niet oprigten, om hem tot het bezit van uw hart en van uwe liefde te verheffen. Ik ben niets, ik ben een zondaar, ik verdien niets^ dan de hel. Ach! indien ik durfde, zou iK tot U met den heiligen Petrus zeggen : ga van mij. Maar daar ik vrees te hooreu 'het-gene Gij hem autwoorddet, namelijk, dat hij geen deel zou hebben iu uwe heerlijkheid, tenzij hij uwe verootmoediging eerde, die zich tot 'hem vernederde, stem ik toe, dat Gij in mijn hart duizendmaal armer dan in de krib geboren wordt, om niet meer dan uit Ü en voor U te leven. Amen.

-ocr page 432-

VIERDE BOEK.

DERDE HOOFDSTUK.

Dat liet voordeelig is dikwijls te commuaioeren, STEMME DES LEEKLINGS.

1. Zie, ik kom tot U. Heere, opdat ik welvare door uwe gave, en verblijd worde aan het heilig gastmaal, dat Gij, o God, in uwe goedertierenheid voor den arme bereid hebt. — Zie, alles wat ik verlangen kan en moet, bevindt zich in U; Gij zijt mijn heil en mijne verlossing, mijue hoop en mijne sterkte, mijne eer en mijn roem. — Verheuy dus van daag de ziel-mos dienaars, want tot U, Heere Jesua, heb ik mijne ziel opgeheven. (Ps. 85.) — Ik wenseh U in ditoogenblik waardiglijk en eerbiediglijk te ontvangen; ik wenseh U in mijn huis te verwelkomen, opdat ik met Zacheus moge verdienen van ü gezegend en onder de kinderen van Abraham geteld te worden.— Mijne ziel verlangt naar uw Ligehaam, mijn hart snakt om met Ü vereenigd te zijn.

2. Geef U aan mij, en ik heb genoeg; want buiten TJ kan niets mij troosten. — Zonder TJ kan ik niet wezen, en ik kan niet leven zonder uwe bezoeking. — Daarom heb ik noodig dikwijls tot L te naderen, en U te ontvangen tot verzekering mijner zaligheid, uit vrees dat ik op den Vireg mogt bezwijken, indien ik beroofd ware van dat hemelsch voedsel. — Zoo hebt Gij, o genadigste Jesus, predikende tot het volk en vele ziekten genezende, eertijds gezegd: Ik toil hen niet omjespijsd naar huis laten yaan, opdat zij onder wege niet bezicijken.— Handel dan ook zoo met mij , Gij die U zei ven in het Sakrament tot troost der geloovigen hebt

4.19

-ocr page 433-

430 de NAVOLGING VAN jesus christus,

nagelaten. — Want Gij zijt de zoele spijs der ziel; (

en die U waardiglijk z.il gegeten hebben, zal doel- I

aebtig en erfgenaam der eeuwige glorie'.vezen.— i

Het is mij voorwaar zeer noodig, mij, die zoo dik- o

wijls struikel en zondig, die zoo gemakkelijk in o

laauwheid en traagheid vervalle, dat ik, door her- 9

haalde gebeden en biechten en door het dikwijls 1

ontvangen van uw heilig- Ligchaam, mij vernieuwe, l

mij zuivere en ontsteke, opdat ik met langer te 1

wachten niet van mijne goede voornemens afwijke. (

3. Want 'smenschen zinnen zijn van jongs af a tot het kwaad geneigd ; en tenzij hij door dat 1 goddelijk middel ondersteund worde, valt hij al 1 haast in grooter zonden. — De heilige Communie 1 trekt van het kwaad af, en geeft krachten voor 1 het goed. — Indien ik dan uu zoo dikwijls on- 1 achtzaam ben en zoo laauw, wanneer ik ter hei- g lige tafel ga of het misoffer opdrage; wat zou

het zijn indien ik die hulp niet gebruikte, en mijnen steun niet zocht in dat krachtige middel ?

— En al ben ik alle dagen niet bekwaam of niet goed bereid om de heilige offerande op te

dragen; ik zal toch zorg hebben om de godde- (

lijke geheimen op behoorlijke tijden te ontvangen, t

en deel te nemen aan eene zoo groote genade. — (

Want daar is de voornaamste troost der geloo- c

vige ziel in gelegen, zoo lang zij verre van U in (

het sterfelijk ligchaam vertoeft, dat zij dikmaals t haren God indachtig zij, en h.iren welbeminde

met een vroom gemoed ontvange. 1

4. O, hoe wonderbaar is uwe goedheid ten 1 onzen opzigte, dat Gij, Heer cl God, Schepper j en levensbron aller geesten, U gewaardigt tot eene i arme ziel te komen, en met geheel uwe godheid

en menschheid haren honger te verzadigen! — 1

-ocr page 434-

-—

I

VIERDE BOEK. 431

1; O gelukkig gemoed en zalige ziel die U, haren

1- Heer en God, waardiglijk mag ontvangen, en

— in de nuttiging van uw heilig Ligchaam met lt;■- geestelijke vreugd vervuld wordt! — O wat in grooten Heer ontvangt zij, wat beminnclijken r- gast leidt zij binnen, wat genoegelijken deelge-ls noot onthaalt zij, wat trouwen vriend verwel-3, komt zij, wat uitgekozen en edelen bruidegom, te liefelijk bovenmate, en boven alle wensehelijke e. dingen schatbaar, omhelst zij! — O mijn onaf vergelijke Welbeminde! dat hemel en aarde at met al hunne schoonheden stilzwijgen voor uw al aanschijn; want al hetgeen zij prijsbaars en sier-ie lijks hebben, zijn zij uwer goedheid, uwer 3i' mildheid verschuldigd, en nimmer zullen zij de i- heerlijkheid uws naams bereiken, wiens wijsheid i- geeue palen heeft.

u

n OEFENING.

p Vurijr verlangen te communiceren, ol' ten minste de nood/.ake-lijkheid gevoelen, om dit te doen of van dit dikwijls te doen.

:e Wij hebben een groote reden om ons te ver-

3- ootmoedigen en ons voor onzen Heer Jesus Chris-

i, tus te schamen, als wij in ons niet dan koelheid

— en onverschilligheid gevoelen, om tot hem te na-)- deren, en als het dc gehoorzaamheid alleen is, n en niet de vurigheid onzer verlangens, die ons Is tot de heilige Tafel doet naderen; immers, mijn le Jesus! hoe kan men U kennen zonder U te beminnen, en ü beminnen zonder te verlangen met uw

'ii hart vereenigd te worden, en zich in U door eene ;r goede en dikwijls herhaalde communie te verte anderen? Eu nogtans. o mijn God! hoe menig-d werf heb ik voor U niet dan eene ongevoelligheid,

— die mij bedroeft en mij moedeloos zon maken,

-ocr page 435-

423 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, indien ik niet wist, dat Gij, bij gebreke van deze liefde, welke ik zou willen bezitten, die ik mij uiet kan geven, en welke ik verzoek, tevreden zijt, als ik ü ontvange uit inzigt van eene ge-lioorzaamlieid met ootmoedigheid gepaard! Wat zou er van mij geworden, o mijn God! in de dorheid, waarin ik mij bevind, indien ik niet wist, dat de groote ellenden mijner ziel awe barmhartigheden over haar trekken, en dat Gij vermaak schept met in een hart te verblijven, hetwelk zich onwaardig kent om U te ontvangen, en hetwelk doet wat in zijn vermogen is om het uiet te wezen? Inderdaad, de ootmoedige belijdenis van onze onwaardigheid, na de volledigste biecht, waartoe een Christen bekwaam is, vergoedt het gebrek der vurige begeerten tot de heilige Communie; en wij kunnen het hart van onzen God niet beter eeren, noch beter bevredigen, dan met ons voor Hem en in zijne tegenwoordigheid te vernederen. Wij moeten ons dan van de heilige Communie niet verwijderen, omdat wij geene godsvrucht of vurige begeerte gevoelen om tot haar te naderen; maar wij moeten zoo meuig-werf te communie gaan als onze biechtvader het gebiedt, dien wij voorzigtig en wijs hebben moeten verkiezen; en Jesus Christus ontvangen uit gehoorzaamheid aan den priester , gelijk Hij zelf op het altaar tegenwoordig komt uit gehoorzaamheid , welke Hij aan de stem des priesters toont.

Is er iets gemakkelijker en vertroostende!' voor ons, wanneer wij ons op ons beste tot de heilige Communie bereiden, dan te denken op datgene, wat Jesus Christus in het Evangelie gezegd heeft, namelijk dat dc zieken en niet de gezonden den geneesheer noodig hebben?

-ocr page 436-

VIBBÜE BOEK.

liebed om zich te bereitieu tot eene waardige Coiumume.

ó Mijn Jesus! liet is met een volkomen vertrouwen in de woorden, welke Gij tot mij spreekt en die ik daar even heb gelezen, dat ik mij bereid om ü te ontvangen; niet omdat ik dit verdien , maar omdat ik U noodig heb en zonderU niet kan leven. Mijne ziel is met verscheidene ziekten en kwijningen besmet, welke Gij alleen, als haar opperste en liefderijkste geneesheer, bekwaam zijt te genezen. Kom dan, mijn Zaligmaker! kom het geneesmiddel aan mijne wonden toebrengen; kom uwe ootmoedigheid op den hoogmoed van mijnen geest drukken. om dien te genezen , en uwe liefde op mijne eigenliefde, om ze te vernietigen. Kom mij door uwe sterkte omgeven, om mijne driften te overwinnen, mij met uwen geest bezielen, om niet meer te handelen dan met het inzijjt van U te behagen, en mij te doen leven, door dit bovennatuurlijk en goddelijk leven , hetwelk het konteeken is van het leven , waardoor Gij leeft, en dat Gij mij in het allerheiligste Sakramentdes Altaars toebrengt.

VIERDE HOOFDSTUK.

Dat vele weldaden uitgedeeld worden aan die godvruch-tiglijk communiceren.

STEMME DES L BERLIN GS.

I. Heere God! voorkom uwen dienaar met de zegeningen uwer zoetigheid, opdat ik waardiglijk en godvruehtiglijk uw aanbiddelijk Sakrament moge ontvangen. — Wek mijn hart op tot U, en verlos mij van ■mijne groote slaperigheid. Bezoek mij met uwe heilrijke genade, opdat ik uwe zoet-

42a

-ocr page 437-

424 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

heid die iu dit Sakrament, gelijk in eeue bron, met overvloed schuilt, inwendiglijk smake.—■Verlicht mijne oogen, om zoo groot een geheim te beschouwen, en versterk mij om het vastelijk zonder eenigen twijfel te gelooven.-—Want het is uw werk, niet het werk der menschelijke magt; het is uwe heilige instelling, en geene uitvinding van den mensch. — Want niemand wordt er gevonden die uit zijn eigen bekwaam is dit te begrijpen of uit te leggen , hetwelk zelfs het verstand der Engelen te boven gaat. — Wat zou ik dan, onwaardige zondaar, ik stof en assche, van zulk een verheven en heilig geheim kunnen achterhalen en bevatten?

2. Heere! in de eenvoudigheid mijns harten, met een vast en regtzinnig geloof, en op uw bevel, nader ik tot U vol van betrouwen en van eerbied; en ik geloof waarachtiglijk dat Gij hier in het Sakrament tegenwoordig zijt, als God en als mensch. — Gij wilt dan dat ik U ontvange, en dat ik mij zeiven door de liefde niet ü ver-eenige. — Daarom wend ik mij tot uwe barmhartigheid, en bidU, dat Gij mij daartoe eene bijzondere genade wilt verleenen , opdat ik geheel in U versmelte en door de liefde overvloeije, en dat ik mij om geenen anderen troost ooit meer bekommere. — Want dit allerhoogste en allerwaardigste Sakrament is het teil van ziel en lig-chaam, het geneesmiddel aller geestelijke kwijning, in hetwelk mijne gebreken verholpen, mijne driften beteugeld, mijne bekoringen overwonnen of verzwakt worden door hetwelk de genade vermeerderd, de beginnende deugd voortgezet, het geloof versterkt, de hoop gestaafd, en de liefde ontstoken wordt en uitgebreid.

-ocr page 438-

VIERDE BOEK. 425

3. Gij hebt ja veel goed gedaan, en Gij doet het nog dagelijks in liet Sakrament, aan die U beminnen en godvruehtiglijk ontvangen, o mijn God , heiland mijner ziel, hersteller der menaehe-lijke krankheid en gever van allen inwendigen troost. — Want Gij vertroost hen overvloediglijk tegen velerlei kwellingen; Gij heft hen op uit de diepte hunner eigene neêrslagtigheid tot de hoop uwer bescherming; Gij verkwikt en verlicht hen inwendig door eene nieuwe genade, waardoor zij, die te voren angstig waren en geene vurigheid gevoelden voor de Communie, daarna gevoed zijnde met die hemelsche spijs en drank, zich in betere mensohen veranderd voelen. — Zoo handelt Gij wijsselijk met uwe uitverkoornen, opdat ■/.i] klaar zouden erkennen en duidelijk ondervinden, hoe zwak zij van zich zeiven zijn, en wat goed en genade zij van U ontvangen. — Want koud en ongevoelig, en zonder godsvrucht uit zich zeiven, verdienen zij door U vurig te worden, en opgewekt en godvruchtig. — Wie toch die tot dc bron van zoetheid ootmoediglijk nadert, brengt daar niet een luttel zoetigheid van mede? — Of wie staat naast een blakend vuur, en gevoelt daar niet eenige warmte van? — En Gij zijt die bron , altijd vol en overvloeijend, dat vuur altijd blakend en nimmer verflaanwend.

4. Daarom, indien het mij niet toegelaten is uit de volheid der bron te putten en mijnen dorst gansch te verzadigen, zal ik toch mijne lippen brengen aan de opening der hemelsche ader, opdat ik er ten minste een klein druppeltje van bekome om mijnen dorst te laven, en niet ten eenen-malete verdroogeu.—En indien ik noguietgeheel hcmelsch en glocijend als de Cherubijnen en

-ocr page 439-

436 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS. Seraphijnen wezen kan, s«il ik toch trachten mij op te wekken en mijn hart te bereiden, om uit de ootmoedige mittiging van dit levendmakend Sa-krament, al ware het maar eene kleine vonk van dat goddelijk vuur te verwerven. — Wat mij intus-sehen ontbreekt, goede Jesus, allerheiligste Zaligmaker, wil dat genadiglijk voor mij vervullen. Gij die U gewaardigd hebt alle menschen tot U te roepen, zega'ende: Komt allen tot mij, die belast en he-laden zijl, en ik zal u verkwikken. (Matth. 11.)

5. Ik arbeide in het zweet mijns aanschijns, mijn hart bezwijkt onder zijn wee, ik ben overladen van zonden; ik worde ontrust door bekoringen, vele kwade driften verwikkelen en bevangen mij ; en daar is niemand die mij helpt, die mij verlost, die mij redt; niemand dan Gij, mijn Heer, mijn God, mijn Zaligmaker, in wiens handen ik mij overgeve, mij en alles wat mij toebehoort, opdat Gij mij moogt behouden en geleiden tot het eeuwig leven. — Ontvang mij tot lof en glorie van uwen heiligen naam , Gij die mij uw Ligchaam en Bloed tot spijs en drank bereid heb. — Geef, o Heere, God en Zaligmaker, dat mijue liefde en godsvrucht, door het dikwijls ontvangen uwer heilige geheimen, onophoudelijk mogen vermeerderen.

OEFENING

Om van onzen Zaligmaker een levend geloof aan /.ijne wezenlijke tegenwoordigheid in liet allerheiligste Sakrament

des Altaars, en eene vurige liefde tot hem to verzoeken.

Ik geloof. Heer! dat Gij in het aanbiddelijke Sakrament, hetwelk ik ga ontvangen, met ziel en ligchaam tegenwoordig zijt, dat Gij mij in de heilige Communie deelachtig maakt aan de verdien-

-ocr page 440-

TIERDE BOEK. 437

sten van uwe heilige Menschheid, en dat wy hierin verzadigd worden door de volheid uwer Godheid. Verander dan. Heer! verander de oiiversebillig-lieid van mijn hart voor U, in eene vurige begeerte van U te beminnen, van U te behagen en Ü te bezitten. Laa-niet toe, dat ik TI met koelheid aansehouwe eu ontvange; Gij die in mij komt om mijne ziel door uwe liefde te ontsteken. Vervul wat aan mijn gelooi' voor dit geheim ontbreekt, wat voor het menschelijk verstand onbegrijpelijk is; beziel mijn geloof met eenen levenden indruk voor uwe tegenwoordigheid , en maak dat mijn hart Ü met eerbied ontvange als zijnen God, ms;t vertrouwen als zijnen Zaligmaker, met liefde als zijnen Vader.

Is liet mogelijk, o mijne ziel! dat gij, die als omringd eu vervuld zijt met al de vurigheid van liefde tot eenen God voorn, dat gij nog ijskoud zijt in het midden van zoo veel vuur 'J Helaas ! mijn Jesus , hoe ongelukkig ben ik van zoo veel vurigheid te hebben om mij zei ven te bevredigen, en zoo veel traagheid om U te behagen! Heer , indien Gij wilt, kunt Gij mij genezen; zeg dan tot mij zoo als aan den melaatsche, die U. dit geheel toestierde : ik wil het, wees van uwe laauwheid en ongevoeligheid jegens mij genezen.

GEBED.

Ik neem mijne toevlugt tot IJ, minnelijke Zaligmaker ! om U de vurigheid eu getrouwheid van uwe liefde te verzoeken. Gij weet het, dat ik, vol van mij zelven en van mijne eigenliefde , zeer onwaardig en ongeschikt ben om ü te beminnen; maar ik bid U, o God van mijn hart, ( want ik heb het geluk, met tot de heilige Gom-

-ocr page 441-

428 DE NAVOLGING VAN JESUb CHKISTÜ3.

muoie te naderen, dat uw hart op het mijne rust en dat het mijne met het uwe vereenigd is) ik bid U van in mij uwe deugden , gbuegenheden en verdiensten te prenten, en al de zoetaardigheid , de ootmoedigheid, het geduld, die de deugden van uwe heilige ziel zijn, van uw hart in het mijne te doen overgaan, opdat ik door uwen geest bezield zij , en door uw leven leve. Amen.

VIJFDE HOOFDSTUK.

Van de uitmuntendheid des heiligen Sakraments en vau de waardigheid des Priesteraehaps.

STEMME DBS WELBEMINDEN.

1. Al hadt gij de zuiverheid der Engelen en de heiligheid van Joannes Baptista, nog zoudl gij niet waardig zijn om dit Sakrament te ontvangen of aan te raken. — Want het zijn geenc menschelijke verdiensten. die den mensch het regt kunnen geven om het Sakrament van Christus te consacreren en aan te raken, eu zich met het brood der Engelen te voeden Groote geheimenis, en groote waardigheid der Priesters, wien het gegeven is wat aan de Engelen niet is vergund.— Inderdaad, de Priesters alleen, wettig-lijk gewijd in de Kerk, hebben de magt van de heilige offerande op te dragen en het Ligchaam van Christus te consacreren. — De priester is de dienaar Gods; hij gebruikt het woord van God, volgens het bevel en de instelling Gods; maar God, aan wiens wil alles onderworpenis, wien alles gehoorzaamt als hij beveelt. God is daalde bijzonderste dader en de onzigtbare werker.

3. Gij moet derhalve , in dit uitmuntend Sakrament meer geloof geven aan de almogendheid

-ocr page 442-

VIF.BUE BOF.K. 439

Gods, dan aan uwe eigene zinnen of aan eenig zigtbaar teeken. — En daarom moet, gij met vrees en eerbied lot liet altaar optreden. — Geef acht op u zalven, en zie wiens bediening n opgedragen is door de oplegging vau de handen des Bisschops.— Zie, gij zijt Priester geworden en gewijd om de heilige geheimenissen te plegen ; geef acht mi dat gij op zijnen tijd de offerande aan God getrouwelijk en waardiglijk opdraagt, en dat uw gedrag onberispelijk zij. — Gij hebt uwen last niet verminderd, maar gij zijt door eene naau-were verpiigting verbonden, en gehouden tot eene grootere volmaaktheid. — Een priester moet versierd zijn met alle deugden en aan de anderen het voorbeeld geven van een heilig leven. —Zijne zeden moeten niet gelijk zijn aan die des volks; hij moet de gemeene wegen niet bewandelen ; maaibij moet leven als de Engelen in den hemel of als de volmaaktste mensehen op do aarde.

3. Dc Priester, met de heilige gewaden omkleed, houdt de plaats van Christus, om bij God voor zieh zeiven en voor al het volk ootmoedig-lijk te bidden. — Hij heeft voor hem en achter hem het teeken van het kruis dos Heeren, opdat hij het lijden van Christus gedurig indachtig zij. — Hij draagt van voren het kruis in zijn altaargewaad, opdat hij de voetstappen van Christus uaarstiglijk opmerke, en getrouwelijk trachte te volgen! — Hij is van achteren met het kruis ge-teekend, opdat hij alle ongelijk, hem van anderen aangedaan, zachtmoediglijk om Gods wil ver-drage. — Hij draagt het kruis voor zich, opdat hij zijne eigene zonden beweene, achter zich, opdat hij ook die van andereu uit medelijden beweene, eu indachtig zij dat hij als middelaar tus-

-ocr page 443-

480 DE NAVOLGING VAN JESUS CHTiTSTTIS.

sclien God en den zondaar gesteld is. — Daarom mag hij niet ophouden te bidden en de heilige offerande op te dragen, tot dat hij genade en barmhartigheid hebbe verworven.— Wanneer dePries-ter Mis leest, vereert hij God, hij verheugt de Engelen, hij sticht de Kerk, hij helpt de levenden, hij geeft rust aan de afgestorvenen, en hij maakt zich zeiven deelachtig aan alle goederen.

OEFENING.

Over de heilige voorbereiding, welke een Priester moet in het werk stellen, om waardig liet heilige Misoffer op te dragen, en van die, welke een Christen moet hebben , om het godvruchtig te hooren en er voordeel nit te trekken.

De Priester heeft door het merkteeken zijner wijding de magt ontvangen van eenen God op het altaar te consacreren, zoo dat, volgens den H. Augustinus, die God eenigerwijze mensch wordt en een nieuw leven aanneemt in de handen van den Priester, door de kracht van zijn woord. Het is deze magt, die hem in zekeren zin boven de Engelen stelt, en die de uitmuntendheid zijner waardigheid boven allo schepselen plaatst, die hem deelachtig maakt aan het opperste geluk van den eeuwigen Vader , die van in alle eeuwigheid hetzelfde Woord voortbrengt, hetwelk de Priester in den tijd voortbrengt, en die hem deel doet nemen inde maagdelijke vruchtbaarheid vau Maria, om een nieuw wezen aan eenen God te geven. Dit zijn daar de twee groote voorbeelden, welke een Priester in zijn gedrag-moet volgen, en do twee verbindtenissen, die zijn merkteeken hem geeft om heilig te zijn, te weten : de heiligheid van den eeuwigen Vader, en de zuiverheid van Maria; aangezien hij dc eer

-ocr page 444-

VIEKDE BOEK.

heeft op het altaar denzelfden Zoon Gods voort te brengen, welken zij, de eene in eeuwigheid, en de andere in den tijd voortbrengen.

Begrijpt hieruit. Priesters des Heeren, de uitmuntendheid van uwe waardigheid en de grootheid uwer verbiudtcnissen. Zijt gedurende den ge-heelen dag, hetgeen gij aan het altaar tracht te wezen, dat wil zeggen, vereenigd met God, bezig met zijne tegenwoordigheid, getrouw aan zijne genade, ijverig tot uwe pligten, en hebbende voor Jesus Christus, gedurende den loop van den dag , eene voorbereiding, en als eenen staat van slagtoffer geheel aau zijne verheerlijking en de zaligheid der zielen overgegeven, gelijk gij hetzelve moet doen gedurende het heilig misoffer.

Wanneer gij dit aanbiddelijk offer opdraagt, tracht 1° in uw hart te doen wat Jesus Christus op het altaar doet, u te vernederen, u op te offeren en te bidden. 2° Vereenigt het offer van uwe ziel met dat van het Ligchaam van Jesus Christus; neemt zijne gevoelens en zijne gesteltenis aan; en bedienaars van het offer, hetwelk hij aan zijnen Vader door en in u opoffert tot zaligheid der menschen, maakt u slagtoffers van de liefde van eenen God, die zich zeiven slagtoffer van uwe liefde maakt. Houdt op aan u zei ven toe te behooren, om geheel voor Hem te wezen, gelijk Hij ophoudt op het altaar te wezen, en dat Hij zijn sacramenteel leven in uw hart aanneemt, om in hetzelve het groote werk uwer zaligheid te voltrekken.

Een Priester, die van eenen God leeft, en zich dagelijks met zijn ligehaam en bloed voedt, moet niet dan voor God leven, zegt de H. Augustiaus ; en indien de priesters van de oude wet verpligt

431

-ocr page 445-

J,32 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

waren heilig te leven, omdat zij brood en wierook aandeuHeer opdroegen, hoeveel volmaakter moet de heiligheid der priesters van de nieuwe Wet niet wezen, zij, die dagelijks op het altaar ecnenGod aan God zeiven opofferen ! Hoe zuiver, zegt de H. Chrysostomus, moet de hand van den Priester niet wezen, en hoe onbevlekt zijne tong, aangezien de eene het Ligchaam van het Vleesehgewor-den Woord slagtoffert, en dat de andere met zijn Bloed geverwdis, en dat deszelfs hart al datgene ontvangt wat een God-Mensch is !

Gedenk dan, Priester des Heeren, dat Jesus Christus, de opperste Priester, het heilig misoffer door u opdraagi, en dat, daar hij met zijne magt bekleed heeft om hem op het altaar te consacreren , gij door zijnen geest moet bezield wezen en door zijn leven, leven. Overweeg, wanneer gij de woorden der consecratie uitspreekt, dat gij u geheel aan Hem moet overgeven, en Hem uw hart schenken, gelijk gij hem uwe tong leent.

Als gij uw priesterlijk gewaad aantrekt, denk aan de geheimen van het Lijden van Jesus Christus , hetwelk dit verbeeldt ; en vraag hem vergiffenis over uwe zonden, die er de oorzaak van weest zijn.

Als gij naar het altaar gaat, denk dat gij Jesus Christus naar den Calvarieberg vergezelt, en dat gij hem door de oogen van uw geloof en door uwe handen gaat zien sterven.

Vraag, als gij aan c'en voet van het altaar staat, vergiffenis over uwe zonden en over die van al de geloovigen, wier plaats gij bekleedt, en wier zaakbezorger en middelaar gij zijt.

Bid Hem onder het Gloria in excelsis, van u en aan degenen, die iu het heilig offer tegenwoordig

-ocr page 446-

VIERDE BOEK. 433

)k zijn, eenen krachtigen wil voor de zaligheid te

et verleenen.

et Wekt, aan den Epistel, in u de heilige begeerte

od op , otn Jesns Christus op het altaar en in al de

de harten te doen geboren worden; eene begeerte,

ter welke de Profeten hadden naar de komst van den

;e- Messias , en die de Apostelen hadden, om Jesus

or- Christus in de harten voort te brengen,

iju Verlevendig, aan het Evangelie, uw geloof en

jne uwen ijver : uw geloof om het Evangelie te geloo-

ven en in het werk te stellen, en uwen ijver om sus er u de grondstellingen van in te boezemen.

ffer Bid, aan het Credo, den Heer , dat uw leven

agt met uw geloof overeenkomstig moge zijn.

31'e- Offer, aan de Offerande, het heilige misoffer op,

i en om God te eeren, om hem te bedanken, om de gij vergiffenis van uwe zonden en de noodzakelijke gij deugden ter zaligheid te bekomen, en tot lafenis uw der zielen in het vagevuur.

ient. Begeef 11, aan den Canon, met uwen geest in

lenk den hemel; tracht de gesteltenis van de heilige

iris- Maagd en van de Apostelen in u op te wekken,

rgif- om hem op het altaar en in al de harten te doen

van geboren worden.

Aan de Consecratie, dat alles in u wijke voor fesus eenen God, die op uwe stem op het altaar komt,

ii dat en door uwe woorden op hetzelve een nieuw door leven aanneemt. Vereenig u met zijne inzigten; bid

door Hem : geef u geheel aan Hem over, en offer iltaar Hem, door zijne liefde doordrongen, aan zijnen r die Vader voor do levenden en voor de dooden op. eedt, Aan het worftf?-, wek iu u al de gevoelens

van een volkomen vertrouwen in Jesus Christus op. i u eu Als gij de H. Hostie verdeelt en als eenen gees-

icrdig telijken dood aan Jesus Christus toebrengt, bid

15

-ocr page 447-

434 DE NAVOLGING VAN JESUS CHBISTÜS. Hem van iu u den dood aan u zeiven, een heilig leven en eenen goeden dood voort te brengen, en van niet te drilden, dat gij voor Hem niet dan een verdeeld hart en eerre uitgezonderde liefde hebt.

Aan de Communie, hernieuw uw gelooi' jegens eenen God, dien gij ontvangt; uw vertrouwen jegens uwen Zaligmaker, en uwe liefde voor eenen Vader die bezit van uw hart gaat nemen, met u het zijne te geven als een erfdeel hetwelk hij aan u verschuldigd is, en zeg Hem : Wees de God mijns harten en mijn aandeel in eeuwigheid.

Na de Communie, bedank Jesus Christus, dat Hij zich geheel aanuheeft overgegeven, en bid Hem, dat niets u vau zijne genade en liefde verwijdere.

Eindelijk, bedien aars des Heeren, naliet heilige Misoffer opgedragen te hebben, en gij Christenen, na daarbij tegenwoordig geweest te zijn ; tracht door een leven, afgescheiden van de ijdelheden en vermaken der wereld, verstorven aan uwe driften en geheel aan uwe pligten besteed, tracht u, ge-Hik de H, Ambrosius zegt, Priesters des Heeren te maken volgens den geest, en zijne siagtollers volgens het vleesoh; tracht u, gij die de heilige Mis hoort, Priester te maken, niet door merktee-keneu en magt, maar met de meening van u te vereenigen aan de inzigten van Jesus Christus op het altaar. Wees indachtig, indien de Heidenen

zelvcu van Calvarië henen gingen , doordrongen

van een levend geloof aan Jesus Christus , van droefheid over hunne zonden , en waarlijk bekeerd, dat gij na liet heilig misoffer, dat hetzelfde otter van Calvarië is, opgedragen of na hetzelve gehoord te hebben, dat gij waarlijk ge-slagtotferd, bekeerd en vol geloof, liefde en ijver voor Jesus Christus moet wezen.

-ocr page 448-

VIKRDF BOF.K

GEBED.

Om van God de genade te bekomen, om waardig het heilige misoffer op te dragen en hetzelve wel te hoeren.

Heer! Gij die de Priester en het offer zijt gedurende het aanbiddelijk heilig- Misoffer, Gij, die Ü zeiven, door de tusschenkomst des Priesters, aan de regtvaardigheid van uwen Vader, voor de zaligheid der menschen slagtoffert; neem in dank aan, dat wij het offer onzer harten met dat van uw Ligchaam vereenigen, en dat wij, trachtende in onze zielen te doen wat Gij op onze altaren ver-rigt, ons gedurende de heilige mis bezig houden met ons te vernederen, met te bidden en ons door U en in U voor uw volk te slagtofferen.

Wij offeren U dit aanbiddelijk offer op, hetwelk hetzelfde is ais dat van Calvarie; wij offeren U dit op om U te eeren, om U te bedanken , en om de noodige deugden ter zaligheid en de vergiffenis van onze zonden te bekomen. Maak, o mijn Jesus ! dat het sacramentele leven , dat Gij op onze altaren aanneemt, dat dit, door eene wezenlijke of geestelijke communie , in ons het begin van een nieuw leven zij, en dat, gelijk Gij U in de plaats stelt van het brood en den wijn met dezelve te vernietigen, Gij u ook in onze plaats in onze harten zoudt stellen, en dat Gij, met te vernietigen al wat daarin niet aan LT toebehoort, uwe liefde stelt in de plaats van onze eigenliefde, en dat alles voor ü in ons wijke.

o Aanbiddelijk Slagtoffer van onze zaligheid en van onze liefde, met ons hart te verkiezen gelijk Gij doel, om in hetzelve het offer van uw sakra-menteel leven te voltrekken ; voltrek in ons het offer van o«s eigen zeken, hetwelk als een scheids-

435

-ocr page 449-

436 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

muur is tusschen U en ons; en gedoog niet, dat wij, van eeueu God levende, als meuschen. leven , maar dat wij ons toeleggen om de heilige deugden na te volgen, welke Gij ons door de heilige Communie hebt ingeprent. Amen.

ZESDE HOOFDSTUK.

Gebed van den Christen voor de Communie, STEMME BES LEEKLINGS.

1. Wanneer ik, o Heer! uwe waardigheid en mijne verworpenheid overdenk, dan worde ik verschrikt en schaamrood in mij zei ven. — Want indien ik tot U niet nader, vlugt ik het leven ; en als ik onwaardig nader , vertoorn ik U. — Wat zal ik dan doen, mijn God, mijn helper , mijn raadgever in alle mijne noodwendigheden ? _

2. Toon Gij mij den regten weg; _ stel Gij eenige korte oefening voor, die dienstig vX] tot de heilige Communie. — Want het is mij zeer nuttig te weten, op welke wijze ik _ mijn hart godvruchtiglijk en eerbiediglijk bereiden moet, om uw heilig Sakrament zaliglijk te ontvangen, of ook om zoo groot en zoo goddelijk eene offerande op te dragen.

OEFENING.

Eene der beste gesteltenissen , welke gij kunt hebben om eene goede eommnnie te doen, is van bij u vast te stellen, van Jesus Christus in uw hart te doen heerscheu, zoodat Hij er volstrekt als God in heerseht; dat wil zeggen , van Hem in alles te gehoorzamen en Hem niets te weigeren van alles wat Hij van u vraagt: want het is in hoedanigheid

-ocr page 450-

VIERDE BOEK. 437

vau kotiiug, en van eenen koning vol van goed-lieid . dat Hij tot u komt, gelijk er in de heilige Schrift geschreven staat, dat is, dat Hij in uw hart komt, en eene nieuwe geboorte aanneemt, om er over uwe driften en geneigdheden te heerschen.

GEBET).

Het is waar, mijn Zaligmaker! dat, wanneer ik te Communie ga, ik U gaarne den Meester, den Koning en den God van mijn hart maak, en ik alsdan opregt beloof dat het 'li geheel toebehoort; maar na de Communie maak ik mij slaaf van mijne inborst, en terwijl ik het juk van iiw rijk afschud, onderwerp ik mij aan de slavernij mijner begeerlijkheden. Ik behocr geheel aan Ü in het naderen tot de heilige laiel, en geheel aan mij zeiven na de Communie. elk onregt doe ik niet aan uwe opperheerschappij. en welken smaad aan uwe goedheid, met ü een hart te onttrekken, hetwelk door zoo vele titels aan U toebehoort ! Neen, ik wil mij niet meer aan het gezag uwei-liefde onttrekken; maar verzeker Gij juin U zeiven uwe verovering, en duld niet dat ik U ontvlugte, en mij ooit van U verwijdere. Amen.

ZEVENDE HOOFDSTUK.

Van het onderzoek des gewetens, en van het voornemen zich te beteren.

STEMME DES WELBEMINDEN.

^ 1. Eerst en vooral moet de Priester Gods, die dit heilig Sakrameut wil opofferen, behandelen en ontvangen . tot het altaar naderen met eene diepe

-ocr page 451-

438 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, ootmoediglieicl des harten en met eene ajroote eer-biediglieid, met een volkomen geloof en met de heilige meening van God te vereeren. — Onderzoek zorgvuldig uw geweten, en zuiver dat, zoo veel in uwe magt is, door een waar berouw en eene ootmoedige biecht; dusdanig dat gij niets zwaars hebt of bewust zijt, betgeen u wroegen mogt, en den vrijen toegang verhinderen. — Heb leedwezen over al uwe zonden in het gemeen , en wat uwedagelijksehe overtredingen raakt, beween die, en zucht daarover meer in het bijzonder. — En indien gij tijd hebt, belijd aan God in het binnenste van uw hart al de ellenden uwer driften.

3. Zucht en ween dat gij nog zoo vleesehelijk en wereldsch z''jt, zoo onverstorven in uwe hartstogten, zoo vol van de bewegingen der begeerlijkheid; — zoo onachtzaam in het bewaken uwer uitwendige zinnen, zoo dikwijls ontroerd door vele ijdele verbeeldingen; — zoo zeer geneigd tot uiterlijke dingen, zoo weinig bezorgd voor de innerlijke; — zoo ligt gereed tot lagchen en scherts, zoo moeijelijk tot weenen en rouwen; — zoo vaardig tot verslapping en ligcha-melijke gemakken, zoo traag tot strengheid en vurigheid;—zoo driftig om nieuwigheden tehoo-ren en schoone dingen te zien, zoo flaauw tot nederige en verworpene zaken;—-zoo begeerig om veel te hebben, zoo spaarzaam in het geven en zoo taai in het houden; — zoo onbedacht in het spreken, zoo onwillig in het zwijgen; — zoo ongeschikt in uwe zeden, zoo onbescheiden in uwe werken; — zoo uitgestort ia het eten, zoo hard-hoorig voor het woord Gods; — zoo vlijtig tot de rust, zoo langzaam tot den arbeid; — zoo wakker voor ijdelspraak , zoo slaperig voor heilige

-ocr page 452-

VIERDE BOEK. 439

nachtwaak; zoo gejaagd om daar het einde van 3 te zien, zoo onachtzaam in ze te besteden; —

i zoo nalatig in, het lezen der getijden, zoo laanw 1 in de Mis, zoo dor in het communiceren; — » zoo ligt verstrooid , zoo zelden volkomen ingeto-s gen; — zoo schielijk opgewekt tot gramschap,

ii zoo gemakkelijk om anderen te misnoegen ; — zoo gereed om te oordeelen, zoo streng in het

t berispen; — zoo uitgelaten in den voorspoed ,

gt;( zoo neêrslagtig in den tegenspoed; — zoo dik-

i wijls goede voornemens makende, en zoo wei

nig ten uitvoer brengende.

8. Deze en andere gebreken, met droefheid en t met een groot misnoegen wegens uwe eigene

e krankheid gebiecht en beweend hebbende, zoo

maak een vast voornemen van uw leven gedu-n rig te beteren en altoos voortgang in het goede

d te doen. — Ga voort, en met eene volle overge-

gt;- ving, zonder eenige achterhouding, draag u zel-

d ven op als een gedurig brandoffer ter eere van

n mijnen naam, op het altaar uws harten, namelijk

i- met mij uw ligchaam en uwe ziel getrouwelijk

a- over te geven. — Opdat gij aldus de genade

sn moogt bekomen , om waardiglijk het heilig Mis-

3- offer aan God op te dragen, en het Sakrament

at mijns ligchaams zaliglijk te ontvangen,

ig 4, AA ant daar is geen waardiger offerande, noch

;n grootere voldoening tot uitwissehing der zon

et den, dan zich zelven geheel en al, met het offer

n- van Christus Ligchaam, in de Mis en in de Com-

ve munie aan God op te dragen. — Als de mensch

:1- doet wat hij kan, en dat hij zieli opregt berouwt,

ot 200 dikwijls hij om vergiffenis en genade tot mij

do komt: Ik ziceer het hij mij zelven, zegt de Heer,

ge ik wiï den dood van den zondaar niet, maar dal hij

-ocr page 453-

440 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS. zichbekeere en leve; zoo dan zal iic zijne misdaden niet indachtig wezen. (Ezech. 23 en 33), maar alles zal hem vergeven zijn.

OEFENING.

1. De gesteltenis, waarin men moet wezen om waardig de heilige Communie te ontvangen , is de zuiverheid des harten, welke het onthecht van alle vrijwillige zonden en van alle genegenheid tot zonden.Hetisin dezen zin, dat de heilige Angustinus, sprekende tot de Priesters en tot de Geloovigen , die het Ligchaamdes Heeren ontvangen, zegt, dat men de onschuld tot het altaar moet brengen. Onderzoek derhalve omstandig uw geweten nopens uwe gewone gebreken. Onderzoek, in de tegenwoordigheid Gods, of uwe ziel met geene groote zonden beladen is, en zoo ja, belijd ze met eene opregte droefheid; want in dit geval, zegt de Kerkvergadering van Trente, is het niet genoeg eene oefening van berouw te verwekken, maar men moet zijnezonden biechten vooraleer men ter Communie gaat; het is aldus, dat zij deze woorden van den Apostel uitlegt: dat de mensch zich beproeve, en zich bereide om waardig dit hemelsche Brood te ontvangen en het niet onwaardig te nuttigen.

3. Ms ar stel u niet tevreden met voor de Communie te zien of uw geweten u geene groote zonde verwijt : onderzoek voor God , en verfoei de ligte gebreken, die gij zoo gemakkelijk bedrijft, en bijzonder die, welke gij met opzet en tegen uw voornemen doet; verfoei de zonden van gewoonte, van verkleefdheid, en dezulke die het meest met uwe natuurlijke gesteltenis overeenkomen; verfoei de vreemde zonden, tot welke gij aanleiding geeft en waarin gij deel neemt; verfoei de geheime zon-

-ocr page 454-

VIEBDE BOEK. 441

s f'engt; enz., vraag hierover vergiffenis aan Jesus

Christus voor aleer gij Hem ontvangt, en bid Hem, dat Hij u de genade veiieene, om u hiervan te beteren en er u over te straffen.

11 GEBED.

^ Ot oelening van berouw vóór de Communie.

Q

i- . ^0111 tot U, mijn Jesus! als een zieke, die i, J1,. 1 tot zijnen geneesheer wendt, van wieu hij hoojit genezen te worden. Gij hebt gezegd, dat jt de dranken moeten naderen tot hem, die hen i- kan en wil genezen : liet is deze overweging, dat is P de^ Geneesheer en Zaligmaker mijner ziel zijt, i- m!J opwekt om U te ontvangen, en U dikte wjjls te ontvangen, dewijl ik U noodig heb om ie 'le zwakheden mijner ziel te voorzien. Ik ze^ c- n wanneer ik tot L nader, hetgene de melaat-le !?..e Tan het Evangelie zeide : Ileere ! indien ,n Gij wilt, kimt Gij mij genezen.

, Gcef mij een vertrouwen gelijk aaa dat der

m zieken, die tot ü kwamen; gedoog, dat ik, gelijk

e) zijgt; tot L zegge : van zoodra ik den boord van uw

)tj kleed zal aanraken, dat wil zeggen den schijn van

q het brood, onder hetwelk Gij sclunlt, zeil ik f/eiiezep

le Het is met dit vertrouwen dat ik tot ü nader,

te miJ v?or uwe voeten nederwerp, en uwe barmhar-

le tigheid afsmeek voor al de zonden van geheel mijn

l leven, aan welke ik voor ü en door Ü verzaak.

w Vergiffenis, mijn Jesus! vergiffenis van al wat

e t in mij mishaagd heeft. Gedoog niet dat ik

et , j00^ onwaardig ontvange. Ik heb een opregt

ei leedwezen, dat ik uw hart gewond, uwe goedheid

;ft beleedigd, uwe gramschap opgehitst, aan uwe ge-

jj. na|ie en opzoekingen wederstaan, en uwe goddelijke volmaaktheden verongelijkt heb : verleen

19 ♦

-ocr page 455-

442 DE NAVOLGING VAN JESDS CHRISTUS.

mij vergiffenis, en straf mij, en dat mijne straf zij veroordeeld te wezen om U te beminnen en mij te haten, om mij zeiven te straffen en ü te wreken. Het is tot U alleen, dat mijne droefheid zal gestiord worden. Ik heb IT vergramd, en dit is voor mij genoeg om in droefheid te leven en te sterven. Beneem mij het leven , of neem de zonde van mij weg; want ik kan niet alles vermijden wat U mishaagt, en wat mij van U kan verwijderen of scheiden. Amen.

ACHTSTE HOOFDSTUK.

Van de opoffering van Christus op liet Kruis, en van

de overgeving van zk-li zclven,

STEMME DES WELBEMINDEN.

1. G elijk ik mij zei ven met uitgerekte armen en naakte leden voor uwe zonden vrijwilliglijk aan den hemelsohen Vader heb opgedragen, zoodanig dat er iu mij niets meer bleef of het ging geheel en al over tot eene zoenofferande voor God; — zoo moet gij ook alle dagen u zeiven in de Mis aan mij vrijwilliglijk opdragen tot eene zuivere en heilige offerande, met alle uwe kraehten en genegenheden, zoo hartelijk als gij kunt. — Wat eisch ik meer van u, dan dat gij u geheel aan mij tracht over te geven ? — Alles^ wat gij geeft buiten n zclven, acht ik voor niets; want ik zoek uwe giften niet, maar u.

2, Gelijk het voor n niet zou genoeg zijn alles te hebben zonder mij; zoo zal het mij ook niet behagen, wat gij ook geven moogt, indien gij er u zeiven niet bij geeft. — Offer u aan mij, en geef u geheel om Gods wil, en uwe offerande zal mij aan-

-ocr page 456-

VIERDE BOEK. 443

geuaam wezen. — Zie, ik lieb mij om uwentwil geheel aan den liemelschen Vader opgedragen ; ik heb u daarenboven gelicel mijn Ligchaam en mijn Bloed tot voedsel gegeven, opdat ik geheel de uwe zou wezen, en g'ij de mijne blijven zoudt. — Maar indien gij in u zelveu blijft, en u niet vrijwilhglijk aan mijnen wil overgeeft, zoo is uwe offerande niet volkomen, eu wij zullen niet opregt vereenigd zijn. — De vrijwillige opdragt van u zelven in Gods handen moet dus alle uwe werken voorafgaan, indien gij de vrijheid wilt verwerven en de genade. — Want daarom vindt men er zoo weinigen die verlicht en inwendig vrij worden, omdat zij zich niet geheel kunnen uitgaan. — Mijne woorden blijven waar : mdim iemand niet alles verzaakt, die kan mijn leerling niet wezen. (Luo. 14.) Gij dan, wilt gij mijn leerling zijn, offer mij u zelven met alle uwe begeerten.

OEFENING.

^ Wil niet van die Christenen wezen, die in de Communie geheel voor God, en na dezelve geheel voor zich zelven zijn, en die, hun leven in goede begeerten en in slechte uitwerkselen doorbrengende, nooit vaststaan in de vrees of inde liefde Gods. Het is van die zielen, gierig jegens eenen God die zich zelven geheel voor haar ten beste geeft, dat de Profeet spreekt als hij zegt; om de boosheid hamer gierigheid, waardoor zij mij een hart ontnemen, hetwelk zij mij gegeven hebben, heb ik hen met blindheid en ongevoeligheid geslagen, en geheel haar leven wordt in de onachtzaamheid en in ijdele verlangens naar hare zaligheid doorgebragt.

-ocr page 457-

444 NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

G E B E !gt;•

.la Heer! Gij zijt nu de God van mijn hart, want'Gij hebt ei- bezit van genomen, en doet uw hart op het mijne rusten. Wees het maalles en voor altijd; wees de eenige God van mijne ziel, om mijn aandeel in eeuwigheid te wezen. A ercemg de o-cvoelens van mijn hart met de genegenheden van het uwe: maak het ootmoedig, zoctaardig , geduldig , liefdadig, gelijk Gij zijt, en laat met toe, dat de vereeniging, welke ik met L heb aangedaan . vruchteloos zij als die van eenen doornen tak met den wijngaardstam , of kwijnend als cue van eenen lammen arm met het ligehaam ; maar o-eef dat hot eene levende, versterkende cm altijddurende vereeniging zij, als die van de spijs, welke een ligehaam voedt, dat ze gebruikt. Amen.

NEGENDE HOOFDSTUK.

Dat wij ons en al het onze aan God moeten opdragen , en voor allen bidden.

STEMME DES LEEKLINGS.

1 Heere! het is al het uwe, wat in den hemel is en wat op aarde is. - Ik wensche mij zelven tot eene vrijwillige offerande aan U op te dragen, en voor altijd de uwe te blijven. — Heere ! in de eenvoudigheid van mijn hart draag ik mij heden op aan U, tot eenen eeuwig gehoorzamen dienaar, en tot eene offerande van gedungen lot. — Unt-van«- mij met deze heilige Offerande van uw dierbaar Ligehaam . welke ik U, in de onzigtbare te-o-enwoordigheid der engelen, heden opdraag, opdat zij mij en al uw volk tot zaligheid strekke.

2. Heere! al mijne zonden en ongeregtigheden ,

-ocr page 458-

VIERDE BOEK.

welke ik voor uw nanseliijn en in de tegenwoordigheid uwer heilige Engelen heb bedreven, sedert den dag dat ik voor de eerste maal heb kunnen zondigen tot op deze uur, die offer ik U , op uw altaar van verzoening, opdat Gij ze allen gelijkelijk zoudt ontsteken en verbranden door het vuur uwer liefde; opdatGij al de vlekken mijner zonden zoudt uitwisschen, mijn geweten zuiveren van alle misdaad, en uwe genade, die ik door mijn zondigen verloren heb, zoudt wedergeven, met mij alles volkomen kwijt te schelden, en mij barm-hartiglijk tot den vredekus te ontvangen.

3. Wat kan ik doen voor mijne zonden, tenzij ze oofmocdiglijk biechten en beweenen, en uwe barmhartigheid onophoudelijk afsmeeken ? — Ik bid U, verhoor rnij genadiglijk, terwijl ik voor U sta, mijn God. — Al mijne zonden mishagen mij ten zeerste, ik wil ze nimmermeer bedrijven. Ik betreur ze, en zal ze betreuren zoo lang ik leven mag, bereid om boetvaardigheid te plegen en ü naar mijn vermogen te voldoen. Vergeef mij, o God, vergeef mij mijne zonden in uwen heiligen naam; behoud mijne ziel, die Gij door uw dierbaar Bloed hebt afgekocht. — Zie, ik beveel mij aan uwe barmhartigheid, ik geef mij over in uwe handen. — Doe met mij volgens uwe goedheid, niet volgens mijne boosheid en ongeregtigheid.

4. Ik offer U ook al mijne goede werken , hoe weinig dau ook en hoe onvolmaakt, opdat Gij ze zoudt zuiveren en heiligen, ze gunstiglijk ontvangen en U aangenaam maken , en ze gedurig beter doen worden, en tevens opdat Gij mij, tragen en onnutten knecht, tot een zalig en loffelijk einde moogt brengen.

445

-ocr page 459-

446 BE NAVOLGING \TAN JESUS CHRISTUS.

5. Ik offer U ook al de heilige begeerten der godvruchtige zielen , do noodwendigheden mijner ouders, mijner vrienden, broeders en zusters, en van allen die mij dierbaar zijn, of die mij of anderen om uwe liefde goed gedaan hebben. — Ook dergenen die van mij verlangd en gevraagd hebben dat ik zoude bidden en het heilig sacrificie opdragen, voor hen en voor al de hunnen, hetzij die nog op aarde leven, of reeds uit de wereld gescheiden zijn. — Opdat zij allen de hulp uwer genade, den bijstand uwer vertroosting, de bescherming in de gevaren, de verlossing hunner pijnen mogen verwerven, en opdat zij, bevrijd van alle kwaden, U met blijdschap eeuwigen lof en dankzeggingen mogen geven.

6. Ik draag TJ ook mijne gebeden en zoenoffers op voor hen inzonderheid, die mij ergens in be-leedigd, mij bedroefd of versmaad hebben, of die mij eenige schade of ongelijk hebben toege-bragt. — Alsmede voor die allen, welke ik ooit bedroefd, gestoord, geërgerd heb, hetzij met woorden of met werken, wetend of onwetend, opdat Gij ons allen gelijkelijk onze zonden en wederzijdsche schulden zoudt vergeven. — Neem weg, o H eer! uit onze harten allen argwaan, alle verbittering, alle gramschap, alle tweedragt, en alles wat de liefde kwetsen en het broederlijk vertrouwen verminderen kan. Ontferm U , Heere, ontferm U over degenen die uwe barmhartigheid afsmeeken; geef genade aan ons be-hoeftigen, en doe ons zoodanig volharden, dat wij waardig mogen zijn uwe gunsten te genieten, en tot het eeuwisc leven mogen geraken. Amen,

-ocr page 460-

VIERDE BOEK.

OEFENING.

Vermoeid van de slavernij onzer driften, en afgemat van de vruchteloosheid onzer verlangens, waardoor wij aau God beloven wat wij niet vol-brengen , eu w aardoor wij aan Hem verlangen toe te behooreu, zonder iia te laten van aan ons, aan de wereld eu aan de ijdelheden verkleefd te blijven. laat ons dan eindelijk een vast voornemen maken van ons aan God over te geven , na Hem ontvangen te hebben, en van ons voor altijd aan zijne liefde vast te hechten. Het is tijd, o mijn Zaligmaker! dat mijn hart, hetwelk Gij geschapen hebtomü te bemumen, eu door uw dierbaar bloed is vrijgekocht, op li oude voor altijd aan zich zei ven toe te behooreu en zich geheel aan U door een onherroepelijk geschenk overgeve. Ik beloof hieraan uwe voeten, dat het mijn wil is, dat ditalzoo geschiede. Dit hart heeft Ü ontvangen, o mijn Jesus, en Gij wilt er het nieuwe leven in voltrekken, wat Gij op het altaar hebt aangenomen, om er een slagtoffer uwer liefde van te maken. Offer dan aan uwen Vader uw heilig en mijn misdadig leven, en gedoog niet, dat ik ooit dit hart terug-neme, hetwelk zich heden aau b: overgeeft.

G E li E D.

Ik aanbid L', mijn Jesus, met eerbied als mijnen God,met vertrouwen als mijnen Zaligmaker, met liefde als mijnen Vader, en met schrik als mijnen Eegter. Wanneer gij zult komen om mij te oor-deeleu , wil mij dan niet veroordeelen, Gij die nu in mijne ziel zijt getreden om haar te heiligen en zalig te maken. Ik offer U het Misoffer op, hetwelk ik hoor, en de Communie, welke ik doe, om ver-

447

-ocr page 461-

448 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS, giffenis mijner zonden te bekomen , tot bekeering aller zondaars en tot volharding aller regtvaar-digen. Verlicht mijnen geest, verander mijn hart, regel mijn leven, beteugel mijne driften, en heersch over mij als mijn volkomen Meester. Ach! dat het mij toegelaten wierde U van alle menschen te doen kennen en beminnen! Ik zou gaarne mijn leven ten beste geven, om U te kunnen verheerlijken en het vermaak te bezorgen van zielen aan uw gebied onderworpen te zien. Maak, o mijn Jesus! dat ik in alles niets anders zoeke dan ü te behagen, en dat ik, van alles onthecht, mij niet verkleve dan aan U en dit om TJ te beminnen, om in den tijd te beginnen, wat ik door uwe groote barmhartigheid hoop in de eeuwigheid te voltrekken. Amen.

TIENDE HOOFDSTUK.

Dat men de heilige Communie niet ligtvaardiglijk moet nalaten.

STEMME DES WELBEMINDEN.

1 Gij moet dikwijls uwe toevlugt nemen tot de bron der genade en der goddelijke barmhartigheid, tot de bron van goedheid on van alle zuiverheid, opdat gij van uwe driften en ondengden genezen en tegen alle bekoringen en listen des duivels sterker en waakzamer worden moogt. — De vijand, wetende wat de vrucht en hoe groot behoedmiddel in de II. Communie gelegen is, zoekt ten alle tijde en op alle wijzen de geloovigcn en godvruchtige zielen, zoo veel in zijne magtis, daar af te trekken en te verwijderen.

2. Ook is het, wanneer zij zich tot de heilige

-ocr page 462-

VIERDE BOKK.

Communie willen bereid maken, dat sommigen de sleolitste ingevingen des duivels te lijden hebben. — Want die booze geest (gelijk bij Job ge-sebreven staat) komt onder de kinderen Gods, om met zijne gewone kwaadaardigheid ben te storen, of benaauwd en twijfelmoedig te maken, ten einde hunne liefde te verflaauwen of hun geloof aan het wankelen te brengen, in de hoop dat zij van de Communie geheel zullen afzien of er toe naderen met laauwhartigheid. — Men moet zich om deze listen en zinsbegoochelingen echter niet bekommeren, hoe onzuiver eu verschrikkelijk zij ook zijn mogen, maar ze allen o,p hem terugwerpen. — Hij is een ongelukkige, dien men moet verachten, en, welke zijne aanvallen of ontroeringen ook zijn, evenwel de Communie niet nalaten.

8. Dikwijls ook wordt men wederhouden door eene overdrevene bezorgdheid om devotie te hebben, en door eene zekere benaauwdheid om te biechten. — Doe volgens den raad van wijze mannen, en leg alle angstvalligheid neder, want zij belet de genade Gods , en beneemt den geestelijken ijver. — Laat om eenige kleine stoornis of zwarigheid de heilige communie niet na; maar ga des te eerder te biechte, en vergeef gaarne al wat anderen misdaan hebben. — En indien gij zelf niemand misdaan hebt, vraag ootmoe-diglijk vergiffenis, en God zal bet u gaarne kwijtscholden.

4. Waartoe dient het uitstellen om te biechten, of ter Communie te gaan? — Zuiver 11 hoe eer hoe liever, haast u om bet venijn uit te spuwen, en om het geneesmiddel te gebruiken, en gij zult u beter bevinden dan met lang

44a

-ocr page 463-

450 DE NAVOLGING VAX JESÜS CHRISTUS.

uit te stellen. — Indien gij van daag achterblijft om cenige reden, morgen zal er misschien iets grooters voorvallen, en zoo zoudt gij al lang van de Communie kunnen afgehouden, en allengs-kens minder bekwaam worden. — Ontmaak u zoo haast gij kunt van de tegenwoordige zwarigheid, en schud die traagheid af, want daar is niets bij te winuen met in de benaauwdheid te blijven, met den tijd in ontsteltenis te laten voorbijgaan , en om dagelijksche beletselen zich van de heilige tafel te verwijderen. — Integendeel is het hoogst schadelijk de Communie lang uit te stellen, want daar komt gewoonlijk groote traagheid van voort.— Helaas! daar zijn laauwe en vadsige Christenen, die gaarne de biecht van dag tot dag verschuiven, en die de heilige Communie daarom zoeken uit te stellen, opdat zij niet zouden verpligt zijn tot meerder waakzaamheid op zich zeiven.

5. Ach ! wat kleine liefde en llaauwe gods-vrucht hebben zij, die de heilige Communie zoo gemakkelijk achterlaten ! — Hoe gelukkig integendeel is hij , en hoe aangenaam aan God , die dusdanig leeft, en zijn geweten zoo zuiver bewaart, dat hij alle dagen bereid zij om te communiceren , en daartoe genegen zou wezen, indien het hem geoorloofd ware eu hij bet doen kon zonderde aandacht op zich te trekken. — Indien iemand zich somtijds onthoudt uit ootmoedigheid of uithoofde van een wettig beletsel, dan is zijne eerbiedigheid prijsbaar. Maar indien er traagheid bij komt, zoo moet hij zich opwekken, en doen wat in hem is : en de Heer, die voornamelijk e en goeden wil aanziet, zal daarom zijn verlangen ondersteunen.

6. En wanneer hij wettiglijk belet is , zal hij

-ocr page 464-

VIERDE BO EK. 451

toch altijd dei! goeden wil hebben, in de godvruchtige meening van te communiceren, eu zoo zal hij van de vrucht des Sakrameuts niet geheel beroofd zijn. — Want ieder godvruchtig mensch kan alle dagen en alle uren de geestelijke Communie van Christus zaliglijk en zonder beletsel genieten : — maar nogtans moet hij op zekere dagen en op gestelde tijden het Ligehaam zijns Zaligmakers in het Sakrament met liefde en eerbied ontvangen, en daarin meer den lof en de eer van God, dan zijne eigene vertroosting zoeken. — Want hij communiceert zoo dikwijls geestelijker-wijze en wordt onzigtbaar gevoed, zoo dikwijls hij het geheim der menschwording van Christus en zijn bitter lijden godvruchtislijk overdenkt, en in zijne liefde ontstoken wordt.

7. Die zich anders niet bereid maakt, dan wanneer de feestdag aanstaande is, of wanneer de gewoonte het vereischt, die zal meestal onbereid wezen. — Gelukkig hij, die zich aan God tot een brandoffer opdraagt, zoo dikwijls hij Mis leest of ter heilige tafel nadert. — Wees , in het heilig Sacrificie op te dragen, niet te langzaam of niet te haastig; maar volg het goed en gemeen gebruik dergenen met wie gij leeft. — Gij moet de anderen niet tot last zijn, of verveling baren , maar den gewonen weg inslaan, volgens dat uwe voorzaten gedaan hebben, en eerder het voordeel der anderen betrachten, dan uwe eigene godsvrucht of genegenheid voldoen.

OEFENING.

1. Het vurige verlangen, hetwelk Jcsus Christus ons toont om in onze harten te komen, er bezit van te nemen eu als God in te heersohen,

-ocr page 465-

453 DE NAVOLGING VAN JESUS CHltlSTüS.

nioet ons overtuigen, dat men Hem een groot ge- Z1 noegen verschaft, als men zicli dikwijls waardig H maakt om de heilige Communie te ontvangen; en ni als men zich door oenen oogensohijnlijken eer- V( bied en uit eene ware traagheid van de heilige k ïafel verwijdert, gelijk zoo vele Christenen doen , ^ dat men alsdan Jestis Christus van de voldoening 111 berooft, welke Hij neemt van in ons te verblij- V1 ven en Hij ons door deze woorden betuigt: mijn v' vermaak is te zijn met de kinderen der menschen. ^ Het is zich stellen tegen de iuzigten zijner wijs- 113 heid, liet is de keten verbreken van onze voor- zc beschikking, omdat men zich berooft van een g' der krachtigste middelen om onze zaligheid te verzekeren, welke is in eene goede en dikwijls herhaalde Communie; (immers men mag nooit deze twee zaken van elkander scheiden), en het u is zich blootstellen aan het verlies van de beslis af sende genaden der eeuwigheid, als men door di zijne schuld de heilige Communie verzuimt. glt; 3. Nu, de wezenlijkste gesteltenissen voor eene m goede en dikwijls herhaalde Communie zijn ; 1. ei van tot de heilige Tafel te naderen zonder wil di van te zondigen; 3. van na de biecht een vast te voornemen gemaakt te hebben om zich van zijne ti gebreken te beteren, en een opregt christelijk leven te leiden; 3. van te hopen, dat de wezen- zi lijke tegenwoordigheid van Christus in onze zie- ik len, en de kracht zijner genade in ons dit dub- vl bel voornemen zal behouden; derhalve moeten ti: de zondaars , die uit gewoonte de zonde bedrij- bf ven en ter oorzake hunner onwaardigheid slechts m zeldzaam tot de heilige Tafel naderen , hunne di slechte gewoonte verzaken, en zich in staat stellen van waardig te communiceren. De wereldsehe T '

-ocr page 466-

viEEms Bo-K 453

ire. zielen, die, om niet dikwijls het Ligchaam des

üo- Heeren te ontvangen, tot voroiitschuldigiog hun-

en ae verkleefdheid aan de wereld voorgeven , zijn

er- verpligt de ijdelheden, de tooneelen en aange-

ige kleefdheid aan het wereldsche te verlaten, om

m , te bereiden van waardig en dikwijls te com-

ug- municereu; en de godvruchtige personen, die

lij. vreezen van dikwijls slecht de Communie te ont-

ijn vangen, moeten zich, uit eene verkeerde ootmoe-

3n. digheid, niet van de heilige Tafel verwijderen,

js- maar zich vernederen en te communie gaan ,

3J-. zoo als het de schrijver van het boek der Navol-

len ging zegt.

tc

l'jg Gebed tot Jesus Christus.

oit neer! het is waar, dat ik niet verdien aan iet uwe heilige Tafel te komen , zoo als de kinderen is aan de talc] van hunnen vader ontvangen wor-ior den, aangezien ik mij door mijne zonden en on-getrouvvheden die eer onwaardig heb gemaakt; ue maar vermits Gij al degenen noodigt, die belast i ■ ön beladen ziju onder het gewigt hunner ellen-vil j niet belofte van hen te verligten en tetroos-vst ten, wil ik meer acht nemen op uwe barmhar-ne tiglieid dan op mijne onwaardigheid, ijk , ^jj zegt in uw Evangelie, o mijn Jesus i dat de li- zieken den geneesheer noodig hebben. Alzoo wil ie- ik dikwijls tot Tj naderen , aangezien ik denover-b- vloed uwer genade cu de menigte uwer barmhar-en tigheden noodig heb, om mij in uwe liefde te ij- behouden, om mij van de zoude te bewaren, ea its mij tegen de vijanden mijner zaligheid te verdane digen.

Jl- r Ik gevoel weinig godsvrucht als ik tot de heilige

lie Tafel nader; maar het is niet noodig uwe ver-

-ocr page 467-

454 DE NAVOLGING VAN JTSSVS CIHKISTUS. troostingen en uwe genade te gevoelen, het is genoeg hieraan getrouw te wezen; en het dikwijls ontvangen der heilige Communie is zeer bekwaam om mij die getrouwheid te geven , aangezien de vrucht eener goede Communie altijd niet de smaak der Communie is , maar wel de sterkte om zich zeiven te overwinnen, en de getrouwheid in het volbrengen zijner pligten.

Ik ben aan vele gebreken onderworpen, ik ben zwak, traag en ontstand vastig in uwe dienst; maar wie kan mijne zwakheid beter genezen , mijne ellenden beter te hulp komen, dan Gij , o mijn Jesus, die een barmhartige God zijt, en het Brood hetwelk dc sterkte voortbrengt.

Ik bid ü dan, o beminnelijke Zaligmaker! van mij de noodige gesteltenissen te verleenen, om dikwijls en waardig de heilige Communie temogen ontvangen. Kom, mijn Josus! kom dikwijls in mijn hart, hetwelk zonder U niet kan leven en niet dan voor U en door U kan bestaan. Amen.

ELFDE HOOFDSTUK.

Dat het Ligchaam van Christus en de heilige Schriftuur hoogst noodzakelijk zijn voor de geloovige ziel.

STEMME DES LEEHLINGS.

]. 6 Allerzoetste tleer Jesus ! hoe groot is het heil eener godvruchtige ziel, die zich vergast aan uwen maaltijd, alwaar haar geene andere spijze wordt voorgesteld dan Gij-zelf', haar eenig-ste minnaar, wenschelijk boven alle de verlangens van haar hart, — En voor mij zou het al zeer zoet wezen, in uwe tegenwoordigheid tranen van innige liefde te storten; en gelijk Mag-

-ocr page 468-

VIET!-DE BOKK. 455

is dalena uwe voeten daarmede te besproeijen. —

■k- Maar waar is die godsvrucht, waar is die over-

)e- vloed van heilige tranen? — Zekerlijk voor uw

m- aanschijn, en in het gezigt uwer heilige Euge-

ijd len, zou geheel mijn hartmoeten ontvlammen,

de en weenen van vreugd. — Want in het Sakra-

re- ment heb ik U waarlijk tegenwoordig, alhoewel

onder eene andere gedaante verborgen, ien 2. Want om Ü in uwe eigene en goddelijke

lar klaarheid teaansehouwen, dat zouden mijne oogen

el- niet kunnen uitstaan: neen , geheel de wereld zou

ijn voor den glans uwer glorie cu majesteit niet be-

ict stand zijn. —Daarin dan voegt Gij li naar mijne

zwakheid, dat Gij L verbergt onder het Sakra-■an ment. — Ik bezit waarlijk en aanbid, dien de

Dm Engelen aanbidden in den hemel;.ik echter nog 10- altoos in het geloof, zij integoudeel in volle bc-in schouwing en zonder sluijer. — Ik moet tevre-en den zijn in dat licht van het waar geloof, en en. daarin wandelen, tot dat de dag der eeuwige

klaarheid aanbreke, eu de schaduwen der beeld-tenisseu verdwijnen. En tcaminr wat volmaakt is zal gekoniemijn, (l.Cor. 13.) dan zal het gebruik ' der Sakramenten ophouden; want de gelukzaligen

in de kemelsche glorie hebben die geestelijke hulpmiddelen niet meer noodig. — W ant zij verblijden zich zonder einde in Gods tegenwoordig-het heid, aanschouwende zijne heerlijkheid van aanzet schijn tot aanschijn; en van de klaarheid des ere geloofs overgevoerd tot de oneindige klaarheid iig- der Godheid zelve, smaken zij het mensch ge-an- worden Woord Gods, gelijk het was van deu t al beginne en in alle eeuwigheid blijft, tra- 3. W anneer ik al die wonderheden indachtig

ag- word, dan vindikoverai verdrietin, zelfs iniedere

-ocr page 469-

456 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS, geestelijke vertroosting; want zoo lang ik mijnen God niet openlijk in zijne glorie aanschouw, acht ik voor niets alles wat ik in de wereld zie of hoore. — Gij zijt mij tot getuige, Heer, dat niets mij vertroosten , dat geen schepsel mij bevredigen kan; Gij alleen kunt dat, o mijn God! dien ik verlang eeuwiglijk te aanschouwen. — Maar dat is niet mogelijk, zoo lang ik voortleef in deze sterfelijkheid. — Daarom is het noodig dat ik mij op eene groote verduldigheid toelegge, en mij zeiven in al mijne wenschen aan U onderwerpe. — Want ook uwe Heiligen, Heer, die thans met U juichen in het rijk der hemelen, hebben gedurende hun leven, met geloof en taai geduld de toekomst uwer glorie afgewacht. Wat zij geloofden , geloof ik; wat zij hoopten, hoop ik ook; en waar zij toe gekomen zijn, daar betrouw ik door uwe genade te zullen geraken, — Intusschen zal ik wandelen in het geloof, versterkt door de voorbeelden der Heiligen. Ik zal ook de heilige boekeu hebben tot mijnen troost en tot spiegel mijns levens, en boven dat alles uw allerheiligste Ligchaam tot mijn voornaamste heilmiddel en toevlugt

4. Want ik gevoel dat mij in dit leven twee dingen allermeest noodzakelijk zijn , zonder welke dit ellendig leven mij onverdragelijk zou wezen. — Opgesloten in den kerker van dit ligchaam, heb ik behoefte aan twee dingen, te weten voedsel en licht. — Daarom hebt Gij mij kranke uw heilig Vleesch gegeven tot verzadiging mijner ziel en mijns ligchaams, en Gij hebt me woord gesteld iot een licht voor mijne voeten. — Zonder die twee zon ik niet wel kunnen leven; want het woord Gods is het licht mijner ziel, en uw Sa-

-ocr page 470-

viEEDi: BOEK. 457

kmraent is het brood des levens. — Het zijn ook als twee tafels, links en regts g'esteld in de schatkamer der heilige Kerk. — De eene is de tafel des gewijden altaars , waar liet heilig brood op ligt, namelijk het dierbaar Ligchaam van Jesus Christus : de andere is de tafel der goddelijke wet, die do heilige leer behelst, welke ons in het waarachtig geloof onderwijst, en die ons leidt met vaste schreden tot binnen het voorhangsel, waar het Heilig der Heiligen is._Dank zij

U, Heere Jesns, licht ties eeuwigen lichts, voor de tafel der heilige leering, welke Gij ons door uwe dienaars de Profeten, de Apostelen en andere Leeraars hebt ^c even.

5. Dank zij U , Schepper en Verlosser der men-schen , die om uwe liefde aan geheel de wereld te verkondigen, eene groote maaltijd hebt bereid, in welke Gij niet het zinnebeeldig paaschlam' maar uw allerheiligste Ligchaam en Bloed tot spijs hebt voorgesteld, al'c uwe geloovigen verblijdende door dit heilig feestmaal, en dronken makende door de kelk van zaligheid, waar al de wellusten des Paradijzes in gevonden worden, en waar de heilige Engelen met ons zich vergasten, doch met hemelscher zoetigheid.

6. O! hoe verheven en waardig is het ambt der Priesters, aan wien het gegeven is den God van glorie met heilige woorden daar te stellen met hunne lippen te gebenedijden, met hunne handen aan te raken, met eigen mond te nuttigen , en aan de anderen uit te reiken! — O hoe rein moeten die handen zijn, hoe zuiver die mond, hoe heilig dat ligchaam, hoe oubesmeurd dat hart van den Priester, waar de zuiverheid zelve zoo dikwijls in nederdaalt! ~ Uit den mond

30

-ocr page 471-

458 DE NAVOLGING VAN JESUS CHKISTTJS. des Priesters moeten uiet voorkomen dan heilige, eerbare, en nuttige woorden, hij die zoo dikwijls het Sakrament van Christus ontvangt.

7. Zijne oogen moeten eenvoudig cn kuisch wezen, die het Ligchaam van Christus gewoon zijn te beschouwen; zijne handen rein en hemelwaarts opgeheven , die gewoon zijn den Schepper van hemel en aarde aan te raken. — Het is vooral aan de Priesters , dat in de Wet gezegd wordt: TVeest heilig, dewijl ik heiliy ben, uw Keer en uio God. (Lev. 1!) en ÜO.)

8. Helpe ons uwe genade, almogende God, opdat wij, die het priesterlijk ambt aanvaard hebben, ü in alle zuiverheid en met een goed geweten waardiglijk en godvruchtiglijk mogen dienen. — Eu kunnen wij in eene zoo volmaakte onnoozelheid niet leven als het betamen zou, vergun ons toch dat wij onze misslagen waardiglijk mogen beweenen, en in den geest van ootmoedigheid met het voornemen des goeden wils U voortaan vuriglijker dienen.

O E F E N I N G.

Over het lezen der heilige boeken, hetwelk moet dienen om ons tot de heilige Communie te bereiden en er de vrucht van te behouden.

God gaf eertijds in de woestijn aan de Israëliten eene vurige en heldere wolkkolom, om hen te verlichten, en het manna, om hen gedurende de reis naar het land van belofte te spijzen. Al-zoo heeft onze Heer aan de Christenen de heilige boeken gegeven om hen te verlichten, en het aanbiddelijke Ligchaam en Bloed, om hen in hunnen doortogt tot den hemel te versterken. Zij moeten die beide menigwerf gebruiken om er toe

-ocr page 472-

VIERDE BOEK. 459

ii- geraken ; de lezing der heilige boeken, om niet

do dolen, en het allerheiligste Sakrament des

rt. Altaars, ter versterking op den engen weg, die

ch tot llet Paradijs geleidt.

Dn 's ''i61'0111 gt; dat iietzeer nuttig is 's avonds

il- voor dat men te Communie gaat en op den dag

er dat men tot de heilige Tafel is genaderd, een

•al godvruchtig boek te lezen, dat van het allerhei-

it; l'gste Sakrament des Altaars handelt, om in zijne

\m ziel dien geesf van vurigheid, getrouwheid en

liefde tot God te onderhouden, alsook dat heilige d, vuur, hetwelk Jesus Christus er is komen of zal

rd komen ontsteken. Men kan het gesprek lezen, dat e(j Jesus Christus met zijne Apostelen, tia de instel-en li.ng van l'ct allerheiligste Sakrament des Altaars q1. hieid; maar men moet de heilige boeken lezen in

en den geest met welken de heilige Geest ze gesehre-en vel1 heelt, ze met geloof, met eerbeid en met die est onderwerping lezen, welke zij waardig zijn en ook De- degenen inboezemen, welke ze dikwijls lezen ; men moet ze lezen met die aandacht, welke men aan de tegenwoordigheid vau God verschuldigd is, met een vurig verlangen om er nut uit te trekken om en er zich mede te voeden, en met eene toevlugt icht vol vertrouwen in den heiligen Geest, die ze heeft voorgeschreven.

len gebed.

id6 O mijn Zaligmaker! die ons zoo overvloedig-

Al- lijk heilige boeken hebt verleend, om ze te ge-

ige bruiken als brandende en verlichtende fakkels,

het om ons uit de voor fle zaligheid onzer zielen ge-

un- vaarlijke afdwalingen te trekken of er voor te

Zij behoeden; verlicht onzen geest door de waarhe-

toe den, welke daarin besloten zijn, en raak ons hart

-ocr page 473-

460 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

door een krachtig verlangen om ze in het werk

te stellen. Maak dat zij or.s tot troost dienen in i

onze kwellingen, tot steun in onze verdrukking i

en tot regel in geheel ons gedrag. _ ]

Maak tevens o, mensehgeworden Woord, dat i

wij naar uwe stem luisteren, die tot het hart 1

spreekt als men uw Evangelie leest, en dat wij i

door den eerbied, dien wij aan uw heilig woord (

verschuldigd zijn, doen, wat mogelijk is om het- f

zelve iu het werk te stellen in de gelegenheden, i

waarin wij dit zullen noodig hebben, aangezien j

het niet minder noodzakelijk is de heilige grond- c

stellingen van liet Evangelie uit te oefenen dan \

het te gplooven. Amen. t

1

TWAALFDE HOOFDSTUK. i

Dat men zich tot de heilige Commimie met groote ^

naarstigheid moet bereiden. 1

(1

STEMME DES WELBEMINDEN. t

0

1. Ik ben de minnaar der zuiverheid en de gever e

aller heiligheid. — Ik zoek een hart dat zuiver is, o en daar is de plaats van mijne rust. — Bereid mij

eene welversierde eetzaal, en ik zal bij u het paasch- G

la7,t houdenmet mijneleerlinyen.(Marc. 14 ;Luc 23.) e

— Indien gij wilt dat ik tot u kome en bij u biijve, e

dan zuiver u van den ouden cleesem, en reinig de n

woonplaats van uw hart. — Sluit heel de wereld n

uit en al het gewoel der ondeugden; zit in de een- z

zaamheid gelijk de musch op liet dak, en overdenk h uwe misdaden in de bitterheid uwer ziel. — \\ant

al die bemint, bereidt voor zij ren geliefde de beste n

en schoonste plaats, en daarin erkent men de ge- ej

negenheid van die zijnen beminde onthaalt. h

1

-ocr page 474-

VIERDE BOEK. 4G1

2. Weet echter, dat g'ij door eigen verdiensten en eigen werken die bereiding niet volvoeren kunt, al hieldt gij er u een geheei jaar uieê bezig, en al hadt gij niets anders in liet iiooid. —Maar door mijne enkele goedheid en genade wordt gij toegelaten tot mijne tafel, even als een bedelaar'tot een rijk mans feest zongenoodigd worden, en die voor de ontvangen weldaad niets anders heeft weêr te geven dan ootmoedige dankzeggingen.— Doe wat in ii is, en doe het met vlijt: ontvang niet uit gewoonte, niet uit dwang, maar met ontzag, met eerbied en met liefde, het Ligchaam van uwen welbeminden Heer en God, die zich gewaardigt tot u te komen. — Ik ben het die u geroepen heb, ik die liet u gebied; ik zal aanvullen wat u ontbreekt ; kom en ontvang mij.

3. Wanneer ik u de genade der godsvrucht verleen, wees er uwen God dankbaar voor, niet omdat g'.j ze waardig zijt, maar omdat ik u barmhar-tigheiddoe. — Mist gij haar, en gevoeltgij eerder doirigheid, volhard in het gebed, zucht en klop, en laat niet af, tot dat gij verdient een kruimeltje of een droppel der heilzame genade te ontvangen. — Gij hebt mij, — maar ik heb u niet noodig. — Gij komt mij nietheiiigen, maar ik kom u heiligen en beter maken. Gij komt om uit mij geheiligd en met mij vereenigd te worden, om nieuwe genade te verwerven, en opgewekt te worden tot nieuwe beternis. ■— Uil deze genade niet verzuimen; maar bereid uw hart met alle naarstigheid, en onthaal in u uwen welbeminde.

4. Doch het is noodig, dat gij u niet alleen bereidt tot godsvrucht vóór de Communie; gij moet er u zorgvuldig in bewaren na het ontvangen van het heilig Sakrament. — Geen mindere waakzaam-

-ocr page 475-

462 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

hcid wordt daarna vereischt dan goede bereiding te voren; want eenc strenge bewaking naderhand, is weêr de beste bereiding om grooter genade te verwerven. — Want daardoor wordt iemand zeer onbereid, wanneer hij aanstonds zich te veel uil-stort tot uitwendige genoegelijkheden. Wacht u van veelsprekerij, blijf in de eenigheid, en geniet uwen God; want gij bezit Dengenen, dien geheel de wereld u niet ontnemen kan. — Ik ben het, wien gij u geheel moet geven, zoodanig dat gij in u niet meer, maar in mij, zonder eenige bekommering leven moogt.

OEFENING.

Op welke wijze men het Ligeliaam eu Bloed vau Jesus Christus moet nuttigen.

Gelijk het allerheiligste Sakrament dos Altaars een Sakrament is, dat ons den hemel op aarde en God zeiven in ons doet vinden, en dit het groote wonderteeken van de liefde Gods jegens de sterveliniren is, zoo ook moot men, om er voordeel uit te trekken, daartoe naderen met een levend geloof, met eene vaste hoop en met eene vurige liefde voor Jesus Christus. Maar tevens moet men hopen, dat hij in ons zal aanvullen het srebrek ran het gevoel dezer drie deugden, met ze in ons te drukken als wij dikwijls tot de heilige Communie zullen gaan, en als wij zullen doen wat moo-elijk is om er waardig toe te naderen. Derhalve , degenen, die zich van :1e heilige Commuuie verwijderen, omdat zij niet den heiligen indruk der deuo-den, noch de vurigheid tot Jesus Christus voelen, moeten hierom de Communie'niet'nalaten, welke hun noodig is, om hen op te wek-keu ten einde de christelijke deugden en de

-ocr page 476-

VIERDE BOEK. 468

pligten van hunnen staat uit te oefenen; maar zij moeten Jesus Christus ontvangen , omdat zij hem gedurig noodig hebben.

De heilige Martelaren der eerste Kerk waren gewoon, vooral eer zij voor hunne regters verschenen om de geloofswaarheden voor hen te verdedigen, eerst het Ligehaam des Heeren te ontvangen; volgens den heiligen Cyprianus vermeenden zij zonder dit niet in staat te zijn of de sterkte niet te hebben om den marteldood te onderstaan. Zoo ook moeten de Christenen, om hunne harts-togten te bestrijden en aan de bekoringen des duivels te wederstaan zich bekleeden en zich als voeden met de kracht van het Ligehaam en Bloed van Jesus Christus, zonder welke zij in gevaar zijn van te bezwijken en zich in hun verderf storten.

GEBED.

6 Mijn Jesus! o brood der Engelen, o goddelijk en onmisbaar voedsel mijner ziel! Helaas! wat zou die ziel zonder U zijn? Zij zou met reden met den Profeet mogen uitroepen : Mijn hart is verslapt, is kwijnend geworden en uitgedroogd voor de zaken mijner zaligheid, omdat ik vergeten of verzuimd heb hst brood te eten, hetwelk tot mijn leven noodzakelijk is. Gij hebt in het Evangelie gezegd, dat, indien gij het volk, dat U volgde, liet henen gaan, zonder het cenig eten te geven, dat het dan onder weg zou bezwijken. Dit is het ongeluk, hetwelk mijne ziel zou overkomen, o mijn Zaligmaker! indien wij uw Ligehaam en Bloed niet nuttigden. Zwak uit zich zelve, en krachteloos door de verwijdering van het allerheiligste Sakrament des Altaars, hetwelk hare sterkte en haar leven is, zou zij welhaast in eenen

-ocr page 477-

464 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

staat van laauwlieid vervallen, en overgegeven zijn aan nare driften met gevaar harer zaligheid.

ö Mijn Jesus! hoe zoudt Gij de God mijns harten en mijn aandeel in eeuwigheid kunnen wezen, indien Gij er in de Communie geen bezit van naamt, om daarin op de aarde de heilige vereeniging af te schetsen, welke het in den hemel met U moet hebben! Kom dan, mijn Zaligmaker! kom dikwijls in mij, om ü nooit van mij te verwijderen. Amen.

DERTIENDE HOOFDSTUK.

Dat de godvruchtige ziel uit ganscher harte de vereeniging met Christus in het heilig Sakrament bulrachten moet.

STEMME DES LEEBLINGS. ,

1. Wie zal mij geven. Heer, dat ik U alleen vinde, U geheel mijn hart opene, en U geniete gelijk het mijne ziel verlangt; zuo dat mij niemand meer versmade, noch dat eenig schepsel mij ont-roere of aantrekke, maar dat Gij alleen tot mij spreekt en ik tot U, gelijk de geliefde tot zijnen geliefde gewoon is te spreken, en de vriend aan tafel te zitten met zijnen vriend? — Dat bid, dat vvensch ik, dat ik geheel met U vereenigd worde, en mijn hart van alle geschapene dingen aftrekke, en dat ik door de heilige Communie en het dage-lijksch Sacrificie meer en meer de hemelsche, de eeuwige dingen leere smaken. — Ach, mijn Heer en mijn God! wanneer zal ik geheel met U ver-eenigd wezen, en in U verslonden, en mij zeiven gansch vergeten? — Gij in mij en ik in U ! Geef dat wij zamen aldus mogen vereenigd blijven.

-ocr page 478-

VIKRDE BOEK. 465

3. Gij zijt waarlijk mijne welbeminde volkeren iins ,^zen^en- (Cant. 5,) in wien mijne ziel haar

neu behagen heeft en wonen wil al de dagen haars le-

be- veilS- — Gij zijt waarlijk mijn vreedzame, in wien

bei- de hoogste vrede en de ware rustgevonden wordt;

dyj! buiten wien niets is dan moeite en pijn en ellende

aiin zonder eind. — Gij zijt waarlijk de verhor gen God;

joit (Is- 45 ) en Gij houdt géenen raad met de godde-Joozen, maar met de ooimoedigen en de eenvoudig en inuro verkeer. (Prov. 3.) — 6 Heer! hoe zoet is uw geest, die om uwe liefde aau uwe kinderen te betuigen, hen gewaardigt te verzadigen met het er- kostelijk brood dat van den hemel komt.1— Waar-

lijk, geen ander volk is zoo groot, dal zijne goden tothemnaderen, gelijk Gij, lieere, nadert (üeut. 4.) tot alle uwe geloovigen, aan wie Gij U dagelijks te eten en te genieten geeft, tot hunnen troost een en om 'il1quot; tequot; hemel te heffen.

iete 3. En welke andere natie toch is zoo bevoorregt

and a^s Christen volk? — Of welk schepsel onder snt- ^611 tepel is zoo geliefd als de vrome ziel, bij wie mij intrek neeint, om haar te spijzen met

neu ziin glw'ierijk Vleeseh?— O onuitsprekelijke ge-aan uade! o wondervolie gunst! o ongemeten liefde, dat aan den inensch bijzonderlijk besteed! — Maar •de, wat zal ik den Heer vergelden voor zulke genade, kg' V001' zoo uitstekend eene liefde? — Ik kan niets ^e- geven dat aangenamer zij, dan dat ik mijn hart ae-de 611 aa.quot; wjuen God geve, en het naauw met

teer hem vereenige.—Alsdan zullen alle mijne inge-ver- wanden opspringen van vreugd, wanneer mijne ven volmaakt vercenigd zal wezen met God. —

ïeef Dan zal hij mij zeggen ; wilt gij met mij zijn; ik en. quot; mf;t11 wezen. En ik zal hem antwoorden : mijn Heer en mijn God' gewaardig U bij mij te blijven;

20*

-ocr page 479-

466 DE NAVOLGING VAN JESUS CIIEISTUS. gaarne wil ik bij U zijn. —Dat is al mijn verlangen , dat mijn hart met U vereenigd zij.

OEFENING.

Over de inzigten van Jesus.Christus in het verblijven op onze altaren, en over de godvruchtige gevoelens waarmede wij in de Mis en in het Lof ot' bij andere bezoeken moeten tegenwoordig zijn.

1. De Zoon Gods wil op onze altaren verblijven buiten den tijd van het heilig Misoffer en van de heilige Communie ; 1. om aldaar onze gebeden te aanhooren cn ze te verhooren, en om het ambt van middelaar tusschen God cn de mensehen voort te zetten, hetwelk Hij op het kruis heeft uitgeoefend; 3. om onze bezoeken, onze eerbewijzin-gen en onze aanbiddingen te ontvangen, waarin de Christenen, die Hem zeldzaam, koel, uit gewoonte en als onverschillig bezoeken , zeer te berispen zijn, van voor hunnen God, hunnen Zaligmaker en hunnen Eegter te verschijnen, zonder hem te eerbiedigen, te vreezen en te beminnen; 3. om ons in onze verdrukkingen te troosten en in onze kwellingen te helpen, en om onzen twijfel te beslissen cn weg te nemen, volgens hetgene er geschreven staat ; JLuat ons tot den Zoon van Jozef (1) gaan, en Hij zal ons vertroosten, en volgens hetwelk een Profeet zeide aan eenen vorst, die iemand gezonden had om eenen val-schen god te rade te gaan ; Is er dan geen God in Israël? 4. om ons tot spijs te dienen gedurende het leven, en tot reisgeld in den dood.

2. Eau Christen, die met vlijt, eerbied en erkentenis in het allerheiligste Sakramont zijnenko-

(1) Jozef werd voor den Vader van Jesus Christus gehouden, wiens voedstervader hij slechts was.

-ocr page 480-

VIERDE BOEK. 467

Iliug, zijuen God en zijnen Zaligmaker aanbidt, die nooit, als het hem mogelijk was, het heilige Misoffer heeft verzuimd, maar die in de Mis en in het Lof getracht heeft met eenen geest van godsvrucht tegenwoordig te wezen, en die altijd getroffen , bekeerd en beter daaruit is wedergekeerd : zulk een Christen, zeg ik , die getrouw is aan zijne godvruchtige pligten jegens Jesus Christus, welke voor hem op onze altaren geslagtofferd wordt, moet zijne hoop in de goedheid er. barmhartigheid van dien God stellen, in zijn leven en in het uur van zijuen dood. Integendeel, zal de Zoon Gods eens geene reden Lebben aan eene menigte Christenen te verwijten . welke Hem iu het allerheiligste Sakrament yenvaarloozen te bezoeken, of welke dit met zoo weinige godsvrucht doen, hnn te verwijten , zeg ik, hunne oneerbiedigheden en weinig geloof, en tot hun te zeggen ; reeds zoo lany hen ik met n , en (jij helt mij niet yekencJ! Gij verzuimt te kennen en eenen God te bezoeken, die in het midden van u is. H et is te vergeefs, dat ik in het allerheiligste Sakrament des Altaars wonderen van al-magt, wijsheiden goedheid uitwerk, om uwe harten te winnen; ik heb u nog niet kunnen bewegen om uwe huisselijke zaken en uwe vermaken te verlaten, om mij uwe eerbevvijziug te komen betooneu.

Om dan te beantwoorden aan de inzigten , welke Jesus Christus jegens ons heeftin het allerheiligste SaLrament, moet men Hem bezoeken, in de Mis tegenwoordig zijn en het Lof bijwonen, en dit ver-rigten met de onderwerping en den eerbied van eeuen hoveling voor zijnen koning, ingetogenheid en vurigheid der Engelen voor hunnen God in het Allerheiligste rustende, met de ootmoedige vrees van eeuen misdadige voor zijnen regter, met het ver-

-ocr page 481-

468 DE NAVOLGING VAN JESUS CHUISTUS. trouwen op deliefde van ocu kind voor zijnen vader, o E B E u.

Hetwelk men ondev de Mis, onder liet Lof en in de bezoeken

van het allerheiligste Sakrament des Altaars kan lezen.

1. Ik aanbid U, o opperste Majesteit van mijnen Zaligmaker! die op onze altaren verblijft om er onze eerbcwijzingen te ontvangen; die U aldaar vernietigt en U slagtoffert, om de grootlieid van uwen Vader te eereu eu om in onze harten te kunnen hecrsclien. Ik bewijs U al den eerbied, ver-selmldigd aan cenen God welke de Opperheer mijner eeuwigheid is. Ik werp mij voor U ter aarde neder, ik vcreenig mij met do ootmoedigste aanbiddingen, welke U de Serafs bewijzen, die het altaar omringen, en ik smeek U van hunne toewijdirg en liefde te willen aanvaarden, om de verstrooidheden van mijnen geest en de onverschilligheid van mijn hart te vergoeden.

2. Door droefheid en sehaamte getroffen over de oneerbiedigheden en onzedigheden, welke ik in uwe tegenwoordigheid heb durven bedrijven, eu over degene, welke aldaar zoo vele Christenen bedrijven, vraag ik U hiervoor Z€;er ootmoedig vergiffenis, en heb ik vastgesteld deze door alle mogelijke zedigheid, ingetogenheid, eerbied en met al den geest van godsdienstigheid, met welke ik voor U moet verschijnen, te herstellen. Ik zou aan uwe regtvaardigheicl góurne voldoen voor al de be-leedigingen, welke G ij in het allerheiligste|Sakra-ment van de vrijgeesten , goddeloozen en ketters ontvangt. Vergeef bet hun. Heer! want zij kennen L1 niet, en doe mij liever de tijdelijke pijnen lijden, welke zij verdienen, dan hen te verlaten en hen in het eeuwige verderf te storten.

-ocr page 482-

VIERDE BOEK. 469

Maak, o aanbiddelijk Slagtoffer van uwe liefde en van onze zrligheid ! maak. dat het geloof U mijueu geest slagtoffere, dat de liefde U mijn hart tocwijde, en dat de godsdienst mijnen geheelen persoon aan U opdrage ; en dat ik, terwijl ik iu de,kerk zal wezen, geene oogen hebbe dan om U te aanschouwen, geen hart dan om U te be-miunen , en geene tong dan om U te bidden.

3. Wel hoe! de Engelen voor U nedergebogen, o mijn groote God! zijn door eene ootmoedige vrees geslagen, en haasten zich om aan U eenen diepen eerbied en eene vurige liefde te bewijzen! Enster-ve'ingen als wij ::ijn, en hot werk uwer handen en de prijs uws bloeds, durven wij in uwe tegenwoordigheid met verwilderde oogen, met eenen verstrooider, geest, met een koel en onverschillig hart verschijnen, zonder U te bidden of zonder bijna op U te denken ! O mijn Zaligmaker ! laat niet toe , dat ik alzoo ontbrekeCaau den eerbied en aan do liefde, die ik U verschuldigd ben, en die Gij zooveel te meer verdient, als gij U voor ons te meer vernedert.

4. Boezem mij de gevoelens van den Publikaan in, die zijne oogen voor zijnen God niet durft opheficn, omdat hij door droefheid en schaamte over zijne zonden doordrongen is; en van den verloren zoon, die tot zijnen vader, na zijne be-drevene buitensporigheden, wederkeert; en maak, dat ik, zoo als zij, door uwe goedheid en door mijne droefheid in uwe genade hersteld worde.

5. 6 Mijne ziel! ziedaar uwen God, die voor u gestorven is, en dien gij ter dood gebragt hebt.— Hoe is liet mogelijk, datgij Hem uwe liefdeen uwe erkentenis onthoudt? Omijnhart! wees voor Jesus Christus gelijk de lamp, welke voor Hem brandt.

-ocr page 483-

470 DE NAVOLGING VAiN JESUS CHRISTUS, en wordt, zoo als zij, in zijne tegeuwoordiglieid verteerd. ïveeu, ik wil van U, mijn' Zaligmaker , niet vertrekken, zonder waarlijk bekeerd te wezen en geheel aan U toe te behooren. Amen.

VEEET1ENDE HOOFDSTUK.

Van het vurig verlangen sommiger godvruchtigen tot liet Ligchaam van Christus.

STEMME DES LEEHL1NGS.

1. O hoe yroot is de menigvuldigJieid moer zaligheid, Heer, die Gij bespaard hebt voor die TJ vreezen! (Ps. 30.) Wanneer ik overdenk, Heer, met welke godsvrucht eu liefde sommige vrome zielen tot uw Sakrament naderen, alsdan schaam ik mij dikwerf over mij zei ven, en word ik rood, dat ik tot uw altaar eu tot de tafel dor heilige Communie zoo laauw en zoo koud durf naderen : dat ik zoo dor blijf, eu zonder genegenheid des harten; dat ik niet geheel ontvlamme voor uw aanschijn, mijn God, eu dat ik niet sterk getrokken en geroerd worde, gelijk vele minnende zielen, die door de hevigheid van haar verlangen tot de Communie, en door de gevoelige liefde des harten, hare tranen niet konden wederhouden ; — maar die met den mond des harten en des ligchaams gelijkelijk snakten naar U, o bron der levende waters; en die haren honger niet konden stillen of verzadigen, voor dat zij uw heilig Ligchaam met alle verheuging en geestelijke gretigheid hadden ontvangen.

3. O dat waar, dat blakend geloof der zielen t wat is dat een treffend bewijs van uwe heilige tegenwoordigheid! — Zij toch erkennen roaarachtig-lijk hunnen Beer in het breken des broods, roier

-ocr page 484-

VIERDE BOEK. 471

hart zoo brandend is als Jeszts met hen wandelt. (Luc.34.) — Maar ik, hoe ver verwijderd ben ik dikwerf van zulke genegenheideu godsvrucht, van die hevige liefde eu vurigheid! Wees mij barmhartig, goede Jesus, vol van zoetigheid en mededoo-gen; eu vergun aan mij, uwen armen bedelaar, dat ik ten minste nu en dan een weinig van de hartelijkheid uwer liefde iu de heilige Communiemoge smaken, opdat miju geloof zich meer versterke , mijne hoop iu uwe goedheid aangroeije, eu mijue liefde, tens wel ontstoken eu met het hemelsch manna gevoed, nimmer worde uitgedoofd.

3. L we barmhartigheid toch is nmgtig, om mij de gewenschte guast te bclooneu, en om, als de dag uws welbehageus zal gekomen zijn, mij in den geest van vurigheid genadiglijk te bezoeken. — Want alhoewel ik niet blaak vau verlangen, gelijk uwe zoo bijzonder uitverkorene zielen, nogtans is het van uwe genade dat ik den wenscli koester tot dat vurig verlangen, eu ik b:d en smeek om deelgenoot te worden van al deze uwe ijverige minnaars, en in hun heilig gezelschap te mogen treden.

OEFENING.

Om waardig de geestelijke Counnume te doen.

De geestelijke Communie, welke de heilige Kerkvergadering van Trente goedkeurt, aanraadt en den Christenen aanbeveelt, als eeue vervanging van het sakrameuteele en ligchamelijke ontvangen van Jesus Christus, kan ten allen tijdeen op alle plaatsen geschieden, hetzij men zich iu de tegenwoordigheid van het allerheiligste Sakramenf des Altaars bevindt of van dit geluk beroofd is. Men kan ze op ieder uur van den dag doen, of na een' Wees yeyroet, hetwelk men ter ecre van de heilige

-ocr page 485-

473 DE NAVOLGING VAN JESUS CHHISTÜS. Maagd en Moeder Gods znl lenen , in vereeniging met de heilige gesteltenissen, in welke zij was, om Jesus Christus in haren kuischen sehoot te ontvangen. Men vormt in zijnen geest een eerbiedig aandenken aan onzen Heer in het allerheiligste Sakrament; men aanbidt hem in hetzelve, en keert zijn hart tot hern, gelijk Daniël het zijne tot den tempel keerde; men geeft zich geheel aan hem over, en geeft hem het vurige verlangen te kennen, wat men heeft van hem in het heilige Sakrament te ontvangen; en vermits meii dit niet kan doen of hiertoe niet gesteld is, verzoekt men hem hierin te voorzien, door de mededeeling van zijnen geest, in plaats van die zijns ligchaams.

Maar de geschiktste tijd-om wel de geestelijke Communie te doei., is, als men in het heilige Misoffer tegenwoordig is , onder de Communie des priesters; want een Christen, alsdan met een levendig en dadelijk geloof in de tegenwoordigheid van Jesus Christus in het allerheiligste Sakrament bezield, alsook met een vurig verlangen om zich innig met hem te vereenigen, toont het eene en andere, met zich nederig in zijne tegenwoordigheid te verootmoedigen, en terwijl hij zich onwaardig kent om hem wezenlijk te ontvangen, bidt hij hem van in zijnen geest, doorliet geloof, te komen en te blijven, en in zijn hart, door de liefde en erkentenis zijner goedheid, en van zooveel in hem te weeg te brengen, dat zijne ziel niet meer leve dan door en om God.

GEBED.

6 Mijn liefderijke Zaligmaker! die het gedurige en innigste voorwerp van het verlangen der Patriarchen , der Profeten en van alle Heiligen des

-ocr page 486-

VIERDE BOEK. 473

ouden Testaments waart, die onophoudelijk naar

uwe mcnschwording zuchtten: kom in mijne ziel, die brandt door een heilig verlangen om U te ontvangen en zich met U te vereenigen , als niet den hersteller barer zaligheid en met den oorsprong van al hare goederen. Kom in mij de dwingelandij der zondeen eigenliefde vernietigen, om het rijk uwer genade en liefde in mij te vestigen. Ik doe mij zeiven regtvaardigheid, met mij onwaardig te oordeclen om wezenlijk uw ligehaam en bloed te ontvangen; maar bewijs mij barmhartigheid, met mij deelachtig te maken aan uwen geest en aan uwe deugden, door het verlangen, wat ik heb om U te ontvangen.

Neen, mijn Jestis! ik kan U niet ontberen, noch zonder U lever ; Gij alleen kunt mijn hart bevredigen en mij gelukkig maken. O Serafs, die zoo vurig verlangt U niet Jesus Christus te vereenigen, en die het door het Sakrament niet kunt ten uitvoer brengen : ik vereenig mij aan de vurigheid en zuiverheid uwer verlangens, om mij te vereenigen met denzelfden God, dien Gij met mij op het altaar aanbidt. Maar, Heer! kom Gij zelf mijn hart zuiveren van alle verkleefdheid aan de schepselen en aan mij zeiven, heigeen al wat het is, slechts is om U te beminnen en U te bezitten. Gij alleen zijt voor dat hart genoeg, en al wat Gij niet zijt, is voor hetzelve ontoereikend. O beminnelijke God! O minnende God! O God van liefde! kan men U kennen zonder U te beminnen, en U beminnen, zonder door het verlangen te branden van ü op aarde te ontvangen, en U in den hemel te aanschouwen en te bezitten! Amen.

-ocr page 487-

474 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS,

VIJFTIENDE HOOFDSTUK.

Dat de geuade der god7nicliti£;lieid door den ootmoed en de zelfverloocliening verworven wordt.

SïiiMME DES WELBEMINDEN.

1. Gij moet de genade der o'odsvrueht ijverig zoeken, vuriglijk vragen, vorduldiglijk en met betrouwen afwachten, met dankbaarheid aannemen, ootmoediglijk bewaren, zorgvuldiglijk met haar medewerken, aan God tijd en wijze overlatende , op welke het hem zal believen u van boven te komen bezoeken. — Gij moet vooral ii verootmoedigen, wanneer gij inwendig weinig of geen devotie gevoelt, doch daarom den moed niet laten zinken of u al te zeer bedroeven. — God geeft dikwijls op eenen korten oogenblik, hetgeen hij langen tijd geweigerd heeft: —Hij geeft somtijds op het einde des gebeds , hetgeen hij in het begin heeft uitgesteld van te geven.

2. Indien de genade altijd aanstonds wierde gegeven, en men ze kreeg zoo haast men haar verlangt, zulks zou voor den zwakken menseh niet goed te verdragen zijn. — Daarom moet men de genade der godsvrucht afwachten, met eene vaste hoop en met eene ootmoedige verduldigheid. En intusschen, zoolang zij u niet gegeven, of als het ware onttrokken wordt, wijt het u zeiven en uwe zonden.—Het is somtijds eene geringe zaak die de genade belet en verhindert; indien men althans gering mag noemen, en niet eerder groot moet heeten, wat ons berooft van een zoo verheven goed. — En indien gij dit beletsel, noem het nu groot of klein, uit

-ocr page 488-

VIRRDE BOEK. 475

den weg ruimt en volkomen overwint, zoo zal wat gij vraagt u geworden.

3. Want zoohaast gij u uit ganseher harte aan God zult gegeven hebben, en dit of dat niet meer zoeken naar uwen zin of gelegenheid, maar geheel en al in hem berusten zult, alsdan zult gij ii vereenigd en bevredigd vinden; want niets zal u zoo goed smaken en zoo lief zijn als het welbehagen des Goddelijkeu wils. — Al wie dan zijne meening met een eenvoudig hart tot God verheft, en zich ontmaakt van alle ongeregelde liefde of afkeer voor de geschapene dingen, die zal vatbaar wezen om de genade te ontvangen, en de gaaf der godsvrucht waardig zijn. — Wa it God geeft daar zijnen zegen, waar hij ontledigde vaten vindt. — En hoe volkomener iemand de aardsche dingen verzaakt, en hoe meer hij zich afsterft door zelfverachting, zoo veel te spoediger komt de genade, en daalt te overvloediger in hem . en verheft te hooger zijn vrijgemaakt hart.

4. Alsdan zal hij zien, en overvloed hebben, en hij zal verwonderd zijn, en zijn hart zal zich uitbreiden in zijnen boezem; want de hand des Heeren is met hem, en hij heeft zich geheel cn voor eeuwig gesteld in zijne handen. Zie, zoo zal de meiisch gezegend worden die God zoekt uit gansch zijn hart, en die zijne ziel niet te verf/eefs ontvanyen heeft. (Pi. 23.) — En wanneer hij tot de heilige tafel, nadert, verdient hij de groote genade der goddelijke vereeniging, omdat hij niet ziet naar zijne eigene godvruchtigheid of vertroosting, maar boven alle godsvrucht en troost, naar do glorie en de eer van God,

-ocr page 489-

476 DE NAVOLGING VAN JESU3 CHRISTUS.

OEFENING.

Hoe men zich moet bereiden om de eigene genade der heilige Communie te outvangeu en daaruit uut te trekken.

Het doeleinde van het goddelijke Sakrament is, ons niet Jcsus Christus innip; te vereenigen, en in onze zielen als eene zedelijke menscluvor-ding van zijnen geest en van zijne deugden te vormen , hetwelk de heilige Vaders dwingt dit aanbiddelijk Sakrament eene uitbreiding der menschwording te noemen; het is, om in ons het rijk zijner genade en zijner liefde te doen voortduren. en ons altijd te doen leven door een bovennatuurlijk en goddelijk leven in en door Jesus Christus. Dns is degenade, welkede heilige Communie in ons voortbrengt, overeenkomstig met het doeleinde van dit Sakrament, dat wil zeagen, volgens hetgene Jestis Christus in het Evangelie er van zegt: 1. dat Hij ons in Hem doet blijven, met in onze zielen het karakter zijner deugden te vormen en te prenten, zooals een ze^el de trekken van zijne inëtsing op het was teekent; 2. dat Hij ons voor Hem en door Hem doet leven, dat is te zeggen, dat Hij ons alleen doet handelen om aan Hem te behagen en door den indruk zijner lieide; 3. dat Hij ons altijd doet leven door het leven der genade; zoodat de genade , die Jesus Christus ons door de heilige Communie mededeelt, is van zieh in ons te vestigen, van ons in alles door Hem en voor Hem te doen handelen en tc leven, eu van ons eenwig te doen leven. Men moet zich bereiden om die genade en de drie uitwerkselen eener goede Communie te bekomen ; 1. met zich af te scheiden van allen wil tot zonde; 2. met onophoudelijk aau zich zeiven te verzaken

-ocr page 490-

VIERDE B015K. 477

en te sterven; 3. met zieli altijd in de getrouwheid zijner genade en in liet bezit zijner lietde te honden.

G E B E D.

1. O mijn Jesus! hoe zeer ben ik beschaamd, van zoo mcnigwerf tot de heilige Tafel genaderd te zijn en zoo weinig nut nit mijne Communiën getrokken te hebben, van mij zoo dikwijls met oenen God gevoed eu niet te min altijd als een meoseh, en als een loom en vleesoholijk menseli geleefd te hebben! Vergiffenis, mijn Zaligmaker! vergiffenis voor de slechte voorbereidingen, met welke ik tot de heilige Communiën genaderd ben, van ze zoo dikwijls met oenen verstrooiden geest, met een aan de wereld en aan mij zelveu verkleefd hart ontvangen te hebben, van mij zoo weinig toegelegd te hebben om mij te bereiden om ze waardig te ontvangen , om Ü mijne dankzegging na dezelve te bewijzen en om er de vrucht uit te trekken, welke bestaat van mij in de getrouwheid en de vurigheid te hernieuwen.

2. O mijn Verlosser! hoe zeer moet ik niet vreezen, dat G:j mij eens de vruchteloosheid mijner Communie zult verwijten! Maar moet ik minderde regtvaardige verwijting vreezen, welke Gij mij zult doen aangaande de verzuimenis van mij in staat te stellen om dikwijls en waardig te communiceren? Ik vrees grootelijks veroordeeld te worden voor de vruchteloosheid mijner Communiën en voor mijne traagheid, waardoor ik mij er van heb verwijderd, en die mij zoo vele Communiën heeft doen verwaarloozen, waaraan Gij de beslissende genade mijner bekeering hechttet.

3. Ik wil mij dan voor de toekomst bereiden

-ocr page 491-

478 DE NAVOLGING VAN JKSXJS CHRISTUS, om wel te communiceren, door de afscheiding der zonde, en der gelegenheid van ze te bedrijven, alsook door dc inwendige oefeningen van deugden, welke ik vóór, onder en na de heilige Communie zal verwekken; maar ik wil ook niets ver-waarloozen om nut uit mijne Communie te trekken, met te doen wat mogelijk is om op mij zelveu te waken , met de vrijwillige gebreken te vermijden, met in alles vooit te gaan om aan U te behagen, met getrouw te zijn aan mijne oefeningen, en kloekmoedig om mij zeiven te overwinnen en mij in te riemen; want dit zijn de ware vruchten eener goede Communie. Vergun mij de genade van in dit punt te volbrengen, wat Gij mij gewaardigt in te geven. Amen.

ZESTIENDE HOOFDSTUK.

Dat wij onze noodwendigheden aan Christus openbaren, en

zijne genade alsrneeken moeten.

STEMME DES LEKRLINGS.

1. O allerzoetste en allenninnelijkste Heer, dien ik thans godvruchtiglijk wensch te ontvangen : Gij kent mijne zwakheid en den nood dien ik lijde; Gij weet in hoe vele ellenden en gebreken ik gedompeld ben , hoe dikwijls ik bezwaard, bekoord, ontroerd en besmeurd word. — Ik kom tot U om hulp te vragen; ik smeek U om troost en verligting. — Ik spreek tot U die alles weet, die geheel mijn inwendig doorziet, en die alleen bekwaam zijt mij volkomenlijk te troosten en te helpen. — Gij weet welke goederen mij vooral ontbreken en hoe arm ik ben aan deugden.

2. Zie, arm en naakt sta ik voor uw aanschijn,

-ocr page 492-

VIIRDE BOEK. 479

om genade biddend en barmhartigheid afsmee-kend. — Verzadig mij hongerigen bedelaar, verwarm mijne koudheid door het vuur uwer liefde, verlicht mijne blindheid door hot vuur uwer te-gemvocrdigheid. — Maak dat alle aardsche genoegens mij bitter worden, dat ik alle lastig-en strijdigheden mcf, geduld verdrago, dat ik alle nederige en geschapene dingen verachte en vergete. — Verhef mijn hart tot U in den hemel. en laat mij niet zwerven op de aarde. Wees Gij van dezen strnd en voor ecuwig mijne innigste zoetigheid; want Gij alleen zijt mijne spijs en drank, mijne liefde en vreugd, mijne wellust en al mijn goed,

3. Och, of Gij mij door uwe tegenwoordigheid geheel ontvlamdct, vcrteerdet en in U verander-det, opdat ik met l één geest wierde door de genade der inwendigs vereeniging, en door de versmelting eener brandende liefde! — Gedoog niet dat ik hongerig en dorstig van U scheide; maar handel met mij barmhartiglijk, gelijk Gij zoo dikwijls wonderlijk hebt gehandeld met uwe heiligen.'—Zou het wonder zijn, indien ik door U geheel ontvlamde en in mij zelveu te niet ging, dewijl Gij een vuur zijt dat altijd brandt en nimmer dooft, eene liefde die de harten zuivert en het verstand verlicht.

OEFENING.

Van dit eu liet volgende hoofdstuk.

DeHeiland. na met zijne woorden onderwezen, met zijne voorbeelden geleerd eu door zijne genaden de wezenlijke en noodzakelijke deugden ter zaligheid van eenen Christen verdiend te quot;hebben , heeft het allerheiligste Sakrament des Altaars

-ocr page 493-

480 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

willen instellen, om ze zelf in onze barten te drukken. Onder deze christelijke deugden is eene der eerste de ootmoedigheid, waarvan Josus Christus ons een allerschoonst voorbeeld geeft in het allerheiligste Sakrament : want Hij blijft hierin verborgen, vernietigd en onbekend. Gedurende zijn leven waren al de volmaaktheden zijner Godheid verborgen en als in zijne menschlioid vernietigd; maar in het allerheiligste Sakrament is zijne menschheid zelve nog voor onze oogen bedekt, en niets vertoont er zich van ^enen God-mensch, dan aan de oogen van ons geloof. Ziedaar hetgene wij op do wereld moeten wezen, en waarin wij die ootmoedigheid en vernietiging van Jesus Christus in het allerheiligste Sakrament moeten navolgen :

1. het verborgen en verworpen leven beminnen;

2. den lof, de achting en de eer vlugten en versmaden, en de versmading gaarne ontvangen ais eene zaak, die aan zondaars, als wij, verschuldigd is; 3. trachten wel te leven, zonder het te willen schijnen, en onze werken doen, niet om van de menschen gezien en geacht te worden, maar alleen om aan God te behagen; 4. overtuigd zijn, dat de mensch God niet voortreffelijker kan eerendan met zich voor Hem te vernederen en te verootmoedigen ; 5. wijken voor oploopende menschen, om den vrede te behouden; 6. nooit uit nienschelijk opzigt voortgaan, maar dooiden indruk van eene eerbiedige vrees, die men voor God moet hebben; 7. noch goed van zich zei ven, noch kwaad van anderen .zeggen.

2. De Zoon Gods geeft ons nog, in liet allerheiligste Sakrament des Altaars, het voorbeeld eener volmaakte gehoorzaamheid en verduldigheid, die wederstaat aan al de beleediglngen , welke Hij in

-ocr page 494-

VIKRDE BOEK. 481

hetzelve ontvangt, door eene naauwkeurige, vol-stanclige en wonderdoende gehoorzaamheid, die Hij aan den priester bewijst, met op het altaar tegenwoordig te komen, zoodra de woorden der Consecratie gesproken zijn, en aldaar te verblijven tot dat de menseii verlangt Hem in zijn hart te ontvangen. O groote God, wiens kenteeken en aandeelde onafhankelijkheid en opperheerschappij zijn: welke schaamte voor ons, te zien, hoe groote God Gij ook zijt, dat Gij zonder uitstel aaneenen mensch gehoorzaamt, terwijl de mensch weigert of uitstelt zijnen God te gehoorzamen!

O mijn Zaligmaker! ik wil dan voortaan, om uwe volmaakte gehoorzaamheid in het allerheiligste Sakrament te eeren en na te volgen, spoedig, edelmoedig en volstandig aan alles gehoorzamen, wat Gij mij door uwe ingevingen, door mijne oversten en door mijne pligten zult gebieden.

3. Eindelijk, Jesus Christus leert en boezemt ons het geduld in, met hetzelve in het allerheilig-ste Sakrament des Altaars uit te oefenen, alwaar Hij het voorwerp is van de versmading en de onzedigheden der stervelingen, van de vergetenheid der Christenen, van de onverschilligheid eener menigte harten, die weinig aan Hem, veel aan de wereld, en geheel aan zich zelven toebehooren; alwaar Hij zich blootgesteld ziet aan slechte of vruchtelooze communiën van zoo vele zielen, die een leven leiden, of wel gansch strafbaar door de gewoonte en gelegenheid der doodzonde, of geheel vruchteloos voor den hemel. Hij verdraagt nogtans deze beleedigingen met een onverwinne-lijk geduld , en verdraagt ze alzoo , om ons te lee-ren en ons aan te moedigen, gelaten de tegenspraak en de beleedigingen te verdragen.

21

-ocr page 495-

4.82 DÊ NAVOLGING VAN JESTJS CHUISTUS.

4. ó Mijn Jesus ! slagtoffer onzer zaligheid en onzer zonden ; moeten wij dan dagelijks door onze onzedigheden, onze verstrooijingen en ongodsdienstigheden de beleedigingen hernieuwen, welke Gij op het kruis hebt ontvangen, en dat wij die hernieuwen op het aanzien van dien staat, in welken Gij zelf voor ons het sacrificie van uw kruis hernieuwt? Vergiffenis, mijn Jesus! vergiffenis voor al de ongevoeligheden, onverschilligheden en ongodsdienstigheden, waarmede wij tot de heilige Communie zijn genaderd, wij, die niet altijd het gebod des Evangelies hebben gevolgd van ons te verzoenen voor de heilige Communie; vergiffenis nog voor onze onverduldigheden en oploopendheden, die door onze communiën in ons niet veranderd zijn, omdat wij er geen nut uit trekken. Gedoog niet, dat onze tong, die als het rnstaltaar van uw heilig Ligchaam is, en die zoo dikwijls met uw bloed is geverwd geweest, het werktuig onzer gramschap en laster-tertaal zij. Wel hoe, Heer! Gij, die gedurende uw leven de ongeneeslijkste ziekten hebt genezen, zult Ge den vloed onzer tong niet tegenhouden , met haar aan te raken om in ons hart over te gaan ? Ja, mijn Zaligmaker! om nut uit mijne communiën te trekken, wil ik niets meer zeggen als mijn hart ontsteld is, en in de gelegenheid een woord voor eenen God slagtofferen, die voor mij al zijn bloed heeft ten beste gegeven.

Gebed om de vrucht eener goede Communie te hekomen,

Mijn Jesus ! geef aan al de zielen, die tot de heilige Tafel naderen, eenc volstandige kloekmoedigheid om zich te overwinnen, eene naauw-keurige getrouwheid cm aan uwe genade te

-ocr page 496-

VIERDE BOER. 4.83

beantwoorden, de voorzigtigheid in de tong, de ingetogenheid des geestes, en de volheid uwer liefde in het hart Uw belang en uwe verheerlijking is er in gelegen, ons aan uwe heerschappij te onderwerpen en aan uwe grootheid op te offeren. Gedoog niet, dat onze harten , de overwinning uwer genaden zijnde, ü ontsnappen, en zich oo't van U verwijderen.

Maak ü meester van onze hartstogten en wees de God van onze zielen; geef, dat wij, in en na de Communie, in ons het rijk uwer opperheerschappij door onze onderwerping, van uwe goedheid door ons vertrouwen, en van uwe genade door onze getrouwheid vestigen. Amen.

ZEVENTIENDE HOOFDSTUK.

Van de Ijrandende liefde en de vurige begeerte om Christus te ontvangen.

STEMME BES LEBEIiINGS.

1. Met de meeste godsvrucht en met eene blakende liefde, met al de teederheid en vurigheid des harten, wensch ik ü, Heer, te ontvangen , gelijk zoo vele heiligen en vrome zielen in de Communie naar U hebben verlangd, die U door de heiligheid des levens ten hoogste behaagd , en in de brandendste godsvrucht volhard hebben. — O mijn God! eeuwige liefde, mijn opperste goed en eindelooze zaligheid : ik wensch U te ontvangen met het vurigste verlangen en den waardigsten eerbied, dien ooit een uwer heiligen heeft gehad of kunnen beproeven.

2. En alhoewel ik onwaardig ben al die gevoelens van godsvrucht te hebben, nogtans offer ik U geheel de geregtigheid van mijn hart, eveu

-ocr page 497-

484 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

alsof ik alleen al die vurige verlangens had die ü aangenaamst zijn. — Ja, en alles wat eene heilige ziel bevatten en wenschen kan, dat breng en offer ik U met den diepsten eerbied en de innigste liefde. — Ik wenseh niets voor mij te behouden, maar mij en al het mijne vrijwillig-lijk cn hoogst gaarne U tot een slagtoffer op te dragen.— Mijn Heer en God! mijn Schepper en Verlosser! met zulke genegenheid, met zulken eerbied, lof en ontzag; met zulke dankbaarheid , waardigheid en liefde; met zulk geloof, zulke hoop en zuiverheid wenseh ik U heden te ontvangen, gelijk U ontvangen en verlangd heeft uwe allerheiligste Moeder, de glorieuze Maagd Maria, wanneer zij aan den Engel die haar het geheim uwer menschwording boodschapte, oot-moediglijk en godvruehtiglijk antwoordde ; zie de dienstmaagd des Heer en, dat mij geschiede naar ■uw icoord. ( Luc. 1.)

3. En gelijk uw zalige voorlooper Joannes Baptista, de uitmuntendste der heiligen, in uwe tegenwoordigheid van vreugde opsprong, ouder invloed des heiligen Geestes, toen hij nog besloten was in den moederlijken schoot : en daarna ziende Jesus wandelen onder de menschen, met eene teedere liefde en de diepste ootmoedigheid zeide : des bruidegoms vriend, die hij hem staat en hem hoort spreken, is verrukt, van blijdschap om de stem des bruidegoms : (Joan 3.) zoo wenseh ik ook met groote en heilige verlangens ontstoken te worden, cn mij zei ven uit geheel mijn hart Ü aan te bieden. — Daarom breng ik en offer ik U al de vreugdegalmen, de vurige verzuchtingen, de geestverrukkingen, de bovennatuurlijke verlichtingen en hemelschevizioenenvan

-ocr page 498-

VIliKUE BOKK.

alle heilige harten , te zanien met al de deugden en lofzangen door al de schepselen in den hemel cu op dc aarde gepleegd cn nog te plegen, voor mij cn voor allen die mij in het gebed aanbevolen zijn, opdat Gij van allen waardiglijk geloofd en iu der eeuwigheid geprezen mogt worden.

4 Ontvang mijne wenschen. Heer en God, en de begeerten die ik vorm, om U oneindig-lijk tc loven en onophoudelijk te zegenen , gelijk U volgens de menigvuldigheid uwer onuitdrukkelijke grootheid van regtswege toekomt. — Dat bied ik U aan, en wensch ik U aan te bieden allo dagen en alle stonden ; en om met mij U te loven en tc danken, noodig en smeek ik met hart en mond al de hemelsche geesten cn al uwe getrouwe dienaars.

5. Dat alle volken, alle geslachten en tongen U prijzen , cu uwen heiligen en lionigzoeten naam met de hoogste vrcugdetoonen en de vurigste godsvrucht verheerlijken ! — En al wie cerbie-diglijk en godvruehtiglijk uw hoogwaardig Sa-krament opdragen, en met een levendig geloof ontvangen, dat zij bij U genade en barmhartigheid vinden, en ootmoedigiijk bidden voor mij armen zondaar. — En wanneer zij de gewenschte godsvrucht en genoegelijke vereeniging verworven hebben, en wei getroost cn wonderbaar verzadigd van de heilige hemelsche tafel terug-keeren, dat zij zich gewaardigeu mij, behoeftige, indachtig te wezen.

485

OEFENING.

Dezelfde als van het voorgaande hootdstuk, bladz, 479.

-ocr page 499-

486 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

AOHTT1 ENÜE HOOFDSTU K.

Dat de mensch geen nieuwsgierige vorseher van het Sa-krament moet zijn, maar een ootmoedige navolger vaa

Christus, met zijne zinnen te onderwerpen aan het heilig geloof.

STEMME BES WELBEMINDEN.

1. Gij moet u wachten voor eeue nieuwsgierige en niittelooze navorschiug van dit oiRloorgroude-lijk Sakrament, indien gij in geenen afgrond van twijfeling wilt verzinken.— Bie de majesteit onderzoeken wil, zal door de heerlijkheid overstelpt ivor-den. (Prov. 25.) God kan meer uitwerken, dan de mensch in staat is te begrijpen. — Een vroom en ootmoedig onderzoek der waarheid is toegelaten, mits het altijd leerzaam zij, en niet zoeke voort te gaan dan volgens de wijze gevoelens der Vaders.

3. Gelukkig de eenvoudigheid, die zich van het moeijelijk pad der strijdvragen afhoudt, en de effen en vaste wegen van Gods geboden bewandelt. — Velen hebben de godsvrucht verloren, met geheimnissen to willen doorgronden. — Men vraagt van u een goed geloof en een zuiver leven, maar geeu verheven verstand of diepzinnigheid in de verborgenheden Gods. — Indien gij niet verstaat noch bevroeden kunt wat onder u is, hoe zult gij begrijpen wat boven u is? — Verneder u voor God en onderwerp nw verstand aan hel geloof, en het licht der wetenschap zal u gegeven worden, volgens dat het u nuttig of noodig wezen zal.

3. Sommigen lijden zware bekoringen wegens het geloof in het heilig Sakrament: doch zulks is hun niet te wijten, maar eerder den vijand. ---Bekommer u niet. eu wil niei twisten met uwe

-ocr page 500-

VIERDE BOEK. 487

gedachten, nocli anlwoorden op de twijfelingen die de duivel n inblaast; maar geef gelooi aan do woorden van God, geloof zijne Heiligen en Profeten, en de booze vijand zal van u wegvlugten. — Het is dikwijls zeer voordeelig, dat een dienaar Gods aldus gekweld wordt. —Want de ongeloovigen en de zondaars bekoort hij niet, omdat hij daaralmees-ter van is; maar de getrouwen en godvruchtigen beproeft en kwelt hij op verschillende wijzen.

4. Ga maar voort met een eenvoudig en onwankelbaar geloof, en nader tot het Sakrament met eenvoudigen eerbied. — En al wat gij niet beseffen kunt, laat dat gerust over aan God al-magtig. — God bedriegt u niet; maar die te veel op zich zeiven betrouwt, wordt bedrogen. —God wandelt met de eenvoudigen; hij openbaart zich aan de ootmoedigen; hij geeft begrip aan de kleinen; hij opeut het verstand der zuivere zielen , en hij verbergt zijne genade voor de nieuwsgierigen en de hoovaardigen. — De menschelijke rede is zwak en kan falen : maar het waar geloof kan niet falen.

5. Alle verstand en natuurlijke schranderheid moet het geloof volgen, niet voorafgaan of tegenkanten.— Want het geloof en de liefde munten hier bijzonder uit, en werken op verborgene wijzen in dit allerheiligste en allerhoogst verheven Sakrament. — God, die eeuwig, en onafme-telijk, en oneindig magtig is, doet groote en ondoorgrondelijke dingen in den hemel en op de aarde, en zijne wonderwerken zijn niet na te gaan. — Indien de werken Gods zoodanig waren , dat zij door de menschelijke rede ligt bevroed konden worden, dan moest men ze niet wonderbaar en onuitsprekelijk heetcn.

-ocr page 501-

488 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

OEFENING.

Het geloof doen ïegepralen over de zinnen en over de rede, ui fit vastelijk te gelooven, en ootmoedig het Lichaam en Bloed van Jesus Christus in het allerheiligste Sakraraent te ontvangen.

1. Dit zeker grondbeginsel aangenomen zijnde, dat-God meerdere dingen kan doen dan de mensch kan begrijpen; dat het verstand van den mensch kan bedrogen worden, maar dat het geloof ons niet kan bedriegen; en dat wij eindelijk Jesns Christus en zijn woord moeten gelooven, als Hij aan zijne Apostelen zegf ; Dit is mijn ligchaam, hetwelk voor u zal geleverd, worden; dit is mijn hloed, dat voor u zal vergoten worden, moeten wij zonder twijfel de wezenlijke tegenwoordigheid van het ligchaam en bloed van Jesus Christus in het allerheiligste Sakrament des Altaars gelooven, en ons geloof, zonder de verborgenheid van dit geheim te willen doorgronden, dat voor het verstand onbegrijpelijk en voor den geest van den mensch ondoorgrondelijk is. moot de gebreken onzer zinnen vervangen, en wij, ons bevredigende met te denken, dat God dit heeft kunnen doen, en dat Hij ons verklaard heeft het gedaan te hebben , moeten ons alleen bezig houden met Jesus Christus in het aanbiddelijk Sakrament des Altaars te vereeren en te ontvangen.

2. Welk geluk alzoo, van in de geheimenis van ons geloof, even als in al do andere van onze godsdienst, al het licht van het menschelijke verstand te mogen offeren voor dc waarheid van het Woord Gods, als ook al de verkleefdheid van s' menschen hart, voorde oneindige liefde welke de Zaligmaker ons toont in de instelling en het gebruik van het

-ocr page 502-

VIEIIDE BOEK. 489

allerheiligste Sakrameut; in hetwelk Hij, volgens den H. Bernardus, geheel liefde voor ons is; in hetwelk Hij, volgens de heilige kerkvergadering van ïrente, al de schatten zijner liefde in onze harten uitstort, maar van eene milddadige, gren-zelooze liefde, die Hem opwekt om zich geheel in hetzelve ten beste te geven; want het is, zegt de heilige tekst, iu dit Sakrament, hetwelk Hij op het einde zijns levens heei't ingesteld, dat Hij ons de aandoenlijkste en wezenlijkste teekens zijner liefde heeft gegeven, door zich innig met ons te vereenigen , om van nu af bezit te nemen van onze harten , en ons hierdoor een onderpand te geven van het bezit, hetwelk Hij in eeuwigheid er van zal nemen.

3. Ziedaar de wonderbare inzigten van Jesus Christus in het ailerh. Sakrament! Het is aan ons, te trachten hieraan te beantwoorden, door een waardig en dikwijls herhaald gebruik van hetzelve. Een opregt en eerbiedig geloof, een christelijk en van de wereld afgescheiden leven, eene groote ootmoedigheid, eene eenvoudigebnigzaam-heid om te gelooven . eene werkende gehoorzaamheid om niet aan Jesus Christus te weigeren het-gene Hij van ons verzoekt , als Hij door het heilige Sakrament in onze zielen komt; eene opoffering van geheel ons zeiven, om zijne vernietigde grootheid te eeren en de vurigheid zijner liefde te erkennen ; ziedaar al wat Hij van ons verzoekt, en al wat wij moeten doen om ons in dit Sakrament wel te bereiden en er nut uit te trekken. Maar laat ons altijd indachtig wezen, dat Hij tot voorbereiding tot de Communie niet datgene verzoekt, wat er het uitwerksel van is, en dat, voor zoo veel wij tot hetzelve naderen met een opregt voornemen van ons te bekecren, hetwelk te kennen

21*

-ocr page 503-

430 UE NAVOLGING VAN JESUS CHIUSTBS. gegeven wordt doorcene goedo biecht endoor eene vaste hoc]), dat Icsus Christuaons door zijne tegenwoordigheid in zijue genadeenliefdezal behouden, wij ons moeten opwekken om dikwijls met vertrouwen de H. Communie te ontvangen , om in ons den moed te doen ontstaan en te behouden ons zeiven te overwinnen, de getrouwheid in onze godvruchtige oefeningen , de volharding in de genade en in de liefde van God. die het ware uitwerksel eener goede en dikwijls herhaalde Communie zijn.

GliiSED TOT OHSUS CHRISTUS.

Om van zijne goedheid te bekomen van de in dit boek vervatte oefeningen in liet werk te mogen stellen.

Mijn Zaligmaker! aanvaard in dank, dat ik ü met eerbied opdrage do heilige oefeningen van het Boek uwer Navolging, die Gij mij hebt inge-gegeven om bij dezelve gevoegd te worden, om al de Christenen te leeren en op te wekken, van zich toe te leggen om U te kennen, U te beminnen en U te volgen; om zich te verecnigen met al de heilige geneigdheden uws harten en in al deze geheimen, om de leeringen van het Evangelie in het werk te stellen, en om uwe deugden te mogen navolgen; want het is hierin, zoo als Gij zegt, dat geheel het geluk van den Christen en al de verdiensten van het christelijk leven bestaan.

Ik bid u, o allerheiligste Maagd! Moeder van mijnen God en van mijnen Zaligmaker, die genade voor mij te bekomen, alsook voor hen, welke de oefeningen van het Boek der Navolging uws Zoons zullen lezen, en van aan ons allen door uwe voorspraak een vroom leven , eenen zaligen dood en eene gelukkige eeuwigheid te bezorgen. Amen,

-ocr page 504-

VOLGORDE OF INDEELING DcR LEERING VAN HET BOEK OER NAVOLGING.

Men bemerkt eeue algemeeue en natuurlijke indeeling in geheel dit boek; want het begint van den eersten trap of de onvolmaakte navolging van Christus, en klimt allengs op tot den hoogste.

Het handelt eerst . en wel in do eerste twee boeken s van den zuiverenden weg, die het beginsel en het fondament is van de volmaaktheid; en stelt hier den Meester van het geestelijk leven als sprekende en leerende; want dit leven gaat niet zoo hoog, dat het deu goddelijken Meester zoude noodig hebben, en de leerling is nog zoo onwetend in de geestelijke zaken, dat het hem meer betaamt te liooren en te luisteren, dan te vragen en te spreken.

Daarna handelt dit boek van den verlichtenden weg, welke een geheel geestelijk ouderwijs behelst; en daarom wordt bier. namelijk in het derde boek, Christus met regt gesteld , als sprekende tot den menseh, omdat daar leeringen gegeven worden, die God waardig zijn; en deieerliug.nu gevorderd zijnde, hoort niet alleen deze goddelijke leeringen, maar hij volbrengt die ook met werken. Doeh terwijl hij in dezelve groote bekoringen en moeijelijk-heden te verdragen heeft, neemt hij zijne toevlugt tot God, Hem nu gratie en hulp, dan weer raad vragende, of Hem om vergiffenis biddende.

Ten derde handelt dit boek van den vereenigen-den weg, en dit in het vierde boek, in hetwelk de ziel met God vereenigd wordt, hetgeen het allermeest geschiedt door de heilige Communie.

-ocr page 505-

INDEKLING UUK LEERING

VAN DEN ZUIVERENDEN WEG.

Om nu tot elk dezer drie wegen in het bijzonder te komen t verdeelt het hoek den zuiverenden weg in twee deelen. Het eerste deel is van de beginselen van den zuiverenden weg, en. hierover handelt geheel het eerste hoek, en wordt begrepen in de vijf trappen of hoofdstukken.

1°. VA at hot is : Christus navolgen. In de hoofdstukken 1 , 3, 3 , 4.

2°. Dat men, om niet te dolen in de navolging, eenen meester of leidsman moet hebben. Hoofdst. 5, 6, 7, 8, 9, 10.

3°. Terwijl de meester niet baat, wanneer de leerling de begeerte niet heeft om te leeren, zoo wordtin hem opgewekt de begeerteom zijne kwade driften te overwinnen. Hoofdst. 11, 12, 13, 14.

4°. Uit deze begeerte en overwinning volgt een krachtig voornemen van niet te zondigen. Hoofdst. 15, 16, 17, 18, 19, 20.

5°. Dit voornemen wordt versterkt door de vreeze Gods in de vermorzeling des harten. Hoofdstuk 21, 22, 23, 24, 25.

Het tweede deel van den zuiverenden weg, is van den voortgang of voor de gevorderden, in dit leven, en hierover handelt geheel het tweede boek. liet wordt begrepen in vier andere trappen of hoofdstukken.

1°. Uit de vreeze Gods komt voort de haat der wereld, die tegen God strijdt. Hoofdst. 1, 3.

2°. De wereld veracht zijnde, vervolgt zij den dienaar Gods, welke om zich te behouden , het geduld in den tegenspoed en de vervolgingen noodig heeft. Hoofdst. 3, 4, 5, 6.

3°. Diegene, welke deze tegenspoeden en ver-

492

-ocr page 506-

VAN UIT BOEK. 493

clrukkiiigen kloekmoedig lijdt, baret uit in liefde tot Christus en in de zoetigheid des gemoeds. Hoofdst. 7, 8, 9, 10, 11.

4°. Doch hij moet zich in dit leven eerder tot den weg van het kruis en van Christus begeven, dan tot de vertroostingen ; en daarom wordt hier geleerd, den weg van het kruis en van de versterving te verkiezen, welke het einde en de voltrekking is van het zuiverende leven. Hoofdstuk. 12.

VAN DEN VEllLICHTENDEN WEG.

Be verlichtende weg, waarover geheel het derde toek handelt, heataat gansch in de navolging van Christus, welke om volmaakt en volkomen zuiver te zijn, noodig heeft.

1°. De zamensprakeu met God, en de inwendige verkecring in het gebed. Hoofdst. 1 , 2.

2°. Uit deze verkeering volgt eene vurige liefde van ootmoedigheid. Hoofdst. 3.

3°. De ootmoedigheid verfoeit alle geveinsdheid , en brengt de zuiverheid des harten, en de opregtheid mede. Hoofdst. 4.

4°. De opregtheid barst uit in de liefde Gods en des naasten. Hoofdst, 5, 6.

5°. Uit deze liefde volgt de haat van zich zeiven , en de oefening van boetvaardigheid. Hoofdstuk 7, 8, 9, 10.

6°. Opdat cleze oefening niet hiudere, moet zij gematigd worden door de begeerte van den wil Gods te volbrengen. Hoofdst. 11, 12.

7°. Opdat iemand dien wil volbrenge , omhelst hij de gehoorzaamheid met grooten vlijt. Hoofdstuk 13 , 14,

8°. Deze gehoorzaamheid kan niet volmaakt

-ocr page 507-

494 INDEELING DER LEERING

ziju, teuzij lueu onverschillig is in alle diiijjen Hoofdst. 15 tot 22. '

9quot;. Uit deze onverschilligheid volgt een gedurige vrede der ziel. Hoofdst. 33 tot 31.

10°. Uit dezen vrede volgt de vrijheid des geestes. Hoofdst. 38 tot 47.

11°. Uit deze vrijheid des geestes volgt het verlangen om naar Christus te vliegen, en om het juk des ligehaams af te leggen en tot de gelukzaligheid te komen. Hoofdst. 48 tot 53.

1~°. niet kunnende geschieden, zoo verlangt de zie! de eenzaamheid en is beo-eerio-, om alleen zijnde, met God te verkeeren; zij vraagt ook de verachting van alle geschapene dingen. Hoofdst. 53, 54, 55.

13°. In deze eenzaamheid zoekt zij niet uu gelukzalig te zijn, maar wel den medegezel van het lijden en kruis van Christus, die door het kruis tot zijnen Vader is opgeklommen. Hoofdstuk 56, 57 , 58.

14°. Met dezen hoopt zij vereenigd te zijn, niet door hare verdiensten, maar door de genade en barmhartigheid van God; want hoe heilig ook iemand zij, hij moet al zijne hoop stellen op de genade en barmhartigheid Gods ; en dat is het einde van alle volmaaktheid. Hoofdst. 59.

VAN DEN VEKBESIGENDEN TVEG.

Da vereeniyende weg bestaat in de volmaakte vereeni-(jiiuj met God, welke het allermeest bekomen wordt door het ontvangen van. het heilig Sakrament, waartoe verzocht wordt eene drievuldige voorhereidinq :

1. De verder afgelegen bereiding. 2. De nabij gelegene. 3. En die, welke gepaard is met de

-ocr page 508-

VAN DIT BOEK. 495

heilige Communie. Elke derzelve behelst drie deelen, te weten :

De verder afgelegene bereiding heit'Adi teu 1° in de kennis van zijue eigene verworpenheid en de allergrootste eerbiedigheid tot dit heilig Sakra-inenU Ten 3quot; in de kennis van zijne eigene onvolmaaktheid en de dankzegging voor zulke groote weldaad. Ten 3' iu het verlangen om Christus te ontvangen iu het huis zijns harten. Van Hfd. 1 tot 6.

De nabij gelegen bereiding bestaat ten le in het onderzoek des gewetens, de biecht en het goed voornemen. Ten ü5 in de opdragt van zieh zeiven , en de overgeving in den wil Gnds, gelijk Cliris-tus gedaan iieeit ;ian hot kruis. Ten 3e in de begeerte niet alleen van te communiceren, maar om dikwijls te communiceren. Hoofdst. 7 tot 11.

De derde bereiding bestaat ten 1° in het zuiveren van alle onze gedachten en aangelegenheden; waartoe helpt, zich in zichzelven vergaderd te houden niet alleen vóór, maar ook na de communie, hetgeen de mensch niet doen kan dan door de genade. Deze genade vraagt hij vuriglijk; namelijk om met God vereenigd en in hem verslonden te zijn, zoo als vele heilige mannen, die met groote godsvrucht hebben gecommuniceerd, terwijl zij hunne groote begeerte en geestelijken honger niet konden verzadigen, dan door Christus te ontvangen. Hoofdst. 13, 13, 14.

Ten 2e bestaat deze derde voorbereiding , in de genade van godvruchtigheid te verzoeken, geduldig te verwachten, met dankbaarheid te ontvangen, ootmoedig te bewaren en naarstig met dezelve mede te werken; aan God den tijd en de

-ocr page 509-

496 INDEELING DEE LEERING VAN DIT BOEK.

wijze zijner bezoeking aanbevelende, die dezelve dan eens lang uitstelt of op eenmaal geeft. Hfd 15.

Deze voorbereiding kan de menseli uit zicbzelven niet hebben. Hij moet God vragen, dat Hij liem , bongerigen bedelaar, wil spijzen en met het goddelijk vuur wil ontsteken, hem met zijne klaarheid verlichten, en voor hem alle lijdelijke zaken in bitterheid en allen tegenspoed in verduldigheid wil veranderen. Hoofdst. 16.

Ten 3e bestaat zij, in uit te barsten in liefde, waardoor de ziel ontstoken zijnde, wenscht te eominunieeren met die voorbereiding, waarmede de heiligen hebben gecommuniceerd; ja met die begeerte, dien eerbied, lof, eer, dankbaarheid, geloof, hoop, liefde, ootmoedigheid en zuiverheid, met welke deheilige Maagd bet eeuwig Woord in haren schoot hoeft ontvangen. Hoofdst. 17.

Na deze zoo groote liefde volgt eene zware bekoring, om Gods geheimen nieuwsgierig te willen onderzoeken, waardoor velen de godvruchtigheid hebben verloren; doch bij diegenen, welke door het geloof en de ootmoedigheid overwonnen zijn, daalt God zoetelijk in de ziel en wordt met haar vereenigd. Het ware te vergeefs, te willen zeggen, hoe en wat God uitwerkt in zulk eene ziel; het is genoeg aan te tooneu, op welke wijze de mensch tot deze vereeniging komt. Hoofdst. 17 en 18.

Gij ziet hierdoor de schoone orde , die Thomas aKempis in zijne leering houdt, en de manier en de wegen, op welke en door welke God eene ziel geleidt tot het geestelijke leven, tot de volmaaktheid en tot hem.

-ocr page 510-

BIJVOEOSEL,

behelzende vekscheidene zoo algemeene als

bijzondere geondkegels en zedelessen.

Getrokken uit de werken van den H. Francisous de Sales.

§• 1.

Christelijke zedelessen jegens God.

I. Men mag nooit van God noch van de goddelijke zaken zonder achting en oplettendheid spreken, maar altijd met groote achting en nederig gevoelen.

II. Men vraagt ons geheime en krachtige middelen om voortgang te doen in de volmaaktheid. Doch ik ken geene andere, dan God te beminnen, dan God lief te hebben uit ganscher harte en den naaste als zich zeiven.

III. Aan wien Goc alles is, aan zulk eenen is de wereld een niet.

IV. Men moet Gods oordeelen «vreezen zonder den moed te verliezen , en bemoedigd zijn zonder op zich te steunen.

V. Het beste middel om eenvoudig te worden, is, zijn hart met God, die een allereenvoudigst wezen is, te vereenigen.

VI. Keer uw gelaat gestadig tot God, en tot u zeiven , en gij zult God nooit zonder goedheid , noch u zeiven zonder ellende vinden.

VII. Men moet in al zijne werken niets anders betrachten dan wat God wil, en als men hetzelve kent, met blijdschap, of ten minste met mannenmoed trachten uit te werken, ja zelfs dien wil van God beminnen.

VIII. Men moet in het gebed volharden, hetzij met God aan te zien, of eenige andere zaak om God, hetzij met Hem aan te spreken zonder bemerkingen , eenvou-diglijk blijvende waar hij ons gesteld heeft, gelijk een ongevoelig beeld op zijne plaats.

-ocr page 511-

498 BIJVOEGSEL.

IX. Aclit nooit eenige zaak, dan volgens de wijze, waarop zij aan God behaagt.

X. Laat ons zijn lietgene God wil, als wij maar aan Hem behagen : maar laat ons nooit tegen zijnen dank zijn hetgene wij willen.

XI. Ik ben, zal zijn, en wil immer aan de goddelijke besturing onderdanig wezen, zonder dat mijn eigene wil daar eenig ander deel in neme dan dien te volgen.

XII. God heeft geen behagen dan in de harten , die vernederd zijn door ootmoed en uitgebreid door liefde.

XIII. Ik kan niet dulden, dat men zegt : men moet liever dit dan dat doen, wijl dit grootere verdienste in zich besluit : men moet alles ter eere van God verrigten.

XIV. Men mag zich in de beproevingen niet ontstellen, maar vastblijven in de welgeplaatste en zoete overgeving aan Gods wil.

XV. Het groote voordeel der zielen in het oefenen der deugd, is niet gelegen in veel op God te denken, maar in Hem veel te beminnen.

XVI. Overdenk dikwijls, dat God in het midden van uw lijden u met een minnelijk oog aanschouwt, om te zien, hoe gij u in zijnen wil gedragen zult : oefen u dan ten tijde der beproevingen met genoegen in zijne liefde.

i 2.

Christelijke zedelessen jegens onze naasten.

I. De ziel van onzen naaste is als de boom der kennis van goed en kwaad ; het ;.s in ons op groote straf verboden de hand daaraan te slaan , om die te ver-oordeelen, dewijl God dat oordeel aan zich gehouden heeft.

II. Het is eene geestelijke oiregtvaardigheid het onze te verbeteren.

III. Als men den naaste vermaant, om datgene te doen, wat men zelf niet doet, moet men spreken als

-ocr page 512-

BIJVOEGSEL. 499

afgezanten van God, die in zijnen, en niet in hunnen eigen naam bevelen.

IV, Aanzien wij onzen naaste met een eenvoudig oog, zonder te willen onderzoeken wat hij doet, of wat er van hem zal geworden.

V, Handelen wij gelijk de bijen, die honig uit alle bloemen zuigen; dat is : laten wij onze oogen slaan op de goede begaafdheden van onzen naaste , ea ons bevlijtigen om die na te volgen.

VI, Indien wij eenige gebreken in hem bemerken , laat ons die aanzien met medelijden, en trachten wij ze te verbeteren.

Vil. Dc vriendschap tot den naaste moet op de liefde gegrond zijn , en alsdan zal zij veel vaster staan dan alles, wat op vleesch en bloed of menschelijk ontzag gebouwd is.

VIII. Wij moeten elkander beminnen op deze wereld , gelijk wij elkander in den hemel zullen beminnen.

IX. De Heidenen beminnen degenen , die hen be-beminnen : maar de Christenen moeten ook diegenen liefde bewijzen, die hen niet beminnen.

X. Wij kunnen nooit onzen naaste te zeer beminnen , noch de rede hierin te buiten gaan; maar wij kunnen hem wel uitwendig eene al te groote liefde bewijzen.

XI. quot;Wij moeten onzen naaste niet beminnen uit genegenheid, noch omdat hij goed is, of hoop geeft van goed te worden ; maar voornamelijk omdat zulks Gods wil is.

XII. Het verdragen der gebreken van onzen naaste is een der voornaamste deelen van de liefde, die wij hem schuldig zijn

XIII. Onze Zaligmaker heeft van zijn dierbaar bloed, hetwelk Hij aan het kruis vergoten heeft, eenen heiligen en krachtigen mortel gemaakt, om de steenen zijner heilige Kerk, dat is, de geloovigen, onder elkander te vereenigen, in een te smelten, en als één te maken.

XIV. Wij moeten onzen naaste zoo verre beminnen.

-ocr page 513-

500 BIJVOEGSEL.

dat wij hem in alle zaken boven ons stellen in de liefdehewijzing , zonder hem iets te weigeren, hetwelk tot zijn voordeel kan strekken, behalve onze eigene verdoemenis.

XV. Wij moeten onzen naaste uiterlijk ook betuigen, dat wij hem lief hebben; maar met heilige en onberispelijke betuigingen.

XVI. Wie zijnen naaste voorkomt met allen zoeten zegen, die is een opregt navolger van onzen Zaligmaker.

§, 3.

Christelijke zedelessen jegens ons zeiven.

I. Wie zijne menschelijke neigingen meest bedwingt, die zal allermeest de bovennatuurlijke inspraken tot zich trekken.

II. Wij moeten alle werken in Gods tegenwoordigheid doen, opdat onze ziel wel geschikt zij.

III. Wij moeten op deze wereld leven , alsof onze zielen in den hemel, en onze ligchamen in het graf waren.

IV. Wie vergenoegd wil zijn met het weinige dat hij bezit, die moet niet letten op degenen, die meer, maar op hen, die minder hebben dan hij.

V. Als men iets misdaan heeft, moet men zich voor God vernederen en aanstonds opstaan, en daar niet verder op denken, dan om telkens aan God zijne schuld te belijden.

VI. Wie opregt ootmoedig is, die denkt nimmer dat men hem ongelijk doet.

VII. Wij moeten ons niet ontblooten van ons zeiven, om naakt te blijven; maar om ons met den gekruisigden Christus te bekleeden.

VIII. Wij moeten onze nietigheid wel bekennen , maar in onzen niet niet blijven; want wij moeten ons zeiven slechts vernietigen om ons met ons al, dat is met God, te vereenigen.

-ocr page 514-

BIJVOEGSEL. 301

IX. Wij mogen vaa ons zeiven niet oordeelen volgens bet goede gevoelen, hetwelk een ander van ons heeft; want die gevoelens gaan doorgaans buiten de waarheid

X Bezie uwe kruisen nooit, dan te midden door het kruis van Christus, en gij zult die zoo vertroostend, of ten minste zoo aangenaam vinden, dat gij die meer zult beminnen, dan al de ^vertroosting der wereld.

XI. In het huis van den regtvaardige is alles bezig : niets is er onnuttig of ledig.

XII. De bekoringen ontstellen ons slechts, omdat wij er te zeer aan denken, en wij die te zeer vreezen. De bekoringen kunnen geenszins hem, die bemint, ontstellen.

XIII. Verblijd u, lat de wereld op u geen aeht slaat; doch indien zij u in achting houdt, lach haar dan blijmoedig uit, terwijl gij hare oordeelen en uwe ellende aanziet.

XIV. Men moet zijne gebreken haten; doch met eenen bevredigden en bedaarden, maar niet met eenen grammoedigen en onstuimigen geest.

XV. Overweeg dikwerf de langdurige eeuwigheid, en geene voorvallen van dit sterfelijk leven zullen u ooit ontrusten.

S. 4.

Algemeeue lessen om wel te leven.

I. De mensch, die om God geschapen is, moet in Rod leven; en hoe meer hij in God leeft, des te meer hij aan de wereld en aan zich zelven zal sterven.

II. Het baat weinig aan den mensch, dat hij leeft; maar wel te leven , daarin is alles gelegen. Derhalve is het hem meer noodig wel en heilig te leven, dan te leven.

III. Om wel te leven, moet men zijne natuur bevechten en zijne geneigdheden verloochenen. Hoe meer men die wederstaat, des te meer men door de bewe-giag dar genade ieeft.

-ocr page 515-

502 BIJVOEGSEL.

IV. Leven en sterven moet hetzelfde zijn aan een godminaend hart; maar het is veel beter eens wel te sterven, dan altijd kwalijk te leven.

V. Om wel te leven, moet men op sterven denken : en om wel te sterven, moet men zoo leven, alsof men alle oogenblikken den dood verbeidde.

VI. Wie het laatste oordeel niet wil vreezen, die moet zich zelvun veroordeelen; hoe strenger hij zich veroordeelt, des te zachter hem Christus oordeelen zal.

VIL Om nooit ia de hel te komen, moet men dikwijls aan de hel denken, en ernstig overwegen, dat men, om ecne eenige doodzonde, daar eeuwig zal branden.

Vlfl. Om in den hemel te komen, moet men nederdalen en zich vernederen; want hoe meei* men zich zeiven veracht heeft, des te grooter de eer zal wezen.

IX. Wie de versmading niet bemint, die kan niet zeggen dat hij volmaakt God bemint. Het begin der liefde is de haat van zich zeiven.

X. Wie zich zei ven te zeer bemint, die zal zich zeiven in het verderf storten; en wie zich zeiven om Jesus wil verliest of haat, die zal zich zeiven behouden.

XL Duizend werelden zijn niet te schatten bij eene ziel, die in de genade leeft; maar voor die, welke in de zonde verkeert, begint van nu af hare hel.

XII. De straf der zonde is veel grooter dan de genoegens, die de zoude vergezellen.

XIII. De ware moed van eenen Christen is gelegen in de zonden te wederstaan : het is eene allergrootste lafhartigheid die te bedrijven.

XIV. Wie God bemint zoo het behoort, die kan zelfs aan eene enkele dagelijksche zonde geene toestemming geven. De doodzonde en do liefde vinden zich nooit te zamen in hetzelfde hart.

XV. Zijne onvolmaaktheden jeminnen, is zich zeiven verraden; die te vcrschoonen, is zich pligtig maken;

-ocr page 516-

BIJVOEGSEL. 503

en die in iets te voeden, is voedsel geven aan de hel-sche vlammen.

XVI. De zonden zoeken, is zijne eigene ziel willen verderven; en zich in gevaar stellen van te zondigen, is zich zeiven in eenen afgrond werpen, uit welken men zonder veel moeite niet kan geraken.

XVII. Het is eigen aan eene vrome ziel, weinig werk te maken van alles, wat tot God niet leidt, en vervreemd te zijn van al lietgene ons van God aftrekt.

XVIII. Een dag alleen, ja zelfs een uur, door-gebragt in Gods tegenwoordigheid, is meer te schatten dan duizend jaren nutteloos in de tegenwoordigheid der schepselen doorgebragt.

XIX. Hoe meer de mensch zich zeiven mistrouwt, des te bekwamer is jij om wonderheden uit te werken; en hoe meer hij op de menschen vertrouwt , des te meer wankelt hij.

XX. Duizenden schatten zijn niet te waardeeren bij een goed gewetenj wie dit bezit, die mag zich op zijnen rijkdom beroemen, al ware het dat hem alles ontbrak.

XXL Niemand weet, hoe zoet het is, wel te leven, dan hij, die, aan de wereld gestorven zijnde, heilig leeft in God.

XXII. Het is veel lastiger kwalijk, dan wel te leven; want om wel te leven, moet men slechts willen.

XXIII. Het goede leven is nimmer zonder eenig lijden. Hij heeft altijd zijnen vervolger, die slechts dient om het goede leven te voltrekken.

XXIV. quot;Wie begonnen is wel te leven, die zal geenszins verflauwen, zoo hij denkt, dat hij eeuwig moet leven.

XXV. Men kan de zoetheid van het heilige leven niet smaken, indien men in zonde blijft; en men kan niet heilig leven, zoo men de zinnelijkheid bemint.

XXVI. Voor God en voor de wereld leven is eene onmogelijke zaak; men moet aan het eene sterven, zoo men voor het andere wil leven.

-ocr page 517-

504 BIJVOEGSEL.

XXVII. Alles doen om God, en in tegenwoordigheid van God, is het eenigste middel om wel te leven.

XXVIII. Die eeuwig wil' leven, moet wel leven, en niets doen, wat hij in zijn sterven zoude wenschen niet gedaan te hebben.

XXIX. Aan het kwade leven zijn meer doornen dan rozen gehecht : indien zij nu niet steken, zal echter de tijd komen, dat zij hare scherpe punten wel zullen doen gevoelen.

XXX. Hem, die wel leeft, zal het nooit berouwen; maar wie kwalijk leeft, moet gewis eenen altijd kna-genden worm verwachten.

§. 5.

Bijzondere lessen era in de goddelijke genade getrouw te blijven volharden.

I. Het is veel gemakkelijker in Gods genade dan in het vermaak der zonde te leven. De zonde brengt altijd hare straf, en de genade hare genoegens mede.

II. Om in Gods genade te leven, moet men slechts willen, en niets is er zoo ligt aan hem, die zulks waarlijk wil.

III. De genade en de zonde kunnen geenszins in de ziel te zamen heerschen. Daar, waar de genade de overhand heeft, kan de zonde niet bestaan.

IV. De minste genade is meer waard dan al de goederen der wereld.

V. Die in de genade leeft, mag zich beroemen, dat hij het kenteeken van Gods kinderen en van zijne uitverkorenen bezit.

VI. Die lang in de genade wil blijven volharden, moet zijne natuur bestrijden en zijne neigingen bedwingen.

VII. Om in de genade te moeten leven, moet men eene driederlei vrees hebben. De vrees van haar te verliezen, als men die heeft; de vrees over haar verlies, als men haar niet heeft; en de vrees van haar wederuui te verliezen, als men ze herkregen heeft.

-ocr page 518-

BIJVOEGSEL. 505

VTTT. Een enkel oo^enblik van genade kan het begin eener gelukkige eeuwigheid wezen.

IX. Het gebed te beminnen en het dikwijls te oefenen, is het middel om in de genade te leven.

X. De genade is zoo dierbaar, dat men ze niet kan versmaden, of men moet te gelijk het Bloed van Christus versmaden.

XI. De doodzonde alleen kan de genade vernietigen. Versmaadheden, ziekten en smarten dienen meer om die te vermeerderen, dan om ze weg te nemen.

XII. Men kan Gods genade op één oogenblik verliezen, en men kan haar ook op één oogenblik herkrijgen.

XIII. Wie op zijne hoede is, om de genade van God niet te verliezen, die verliest haar zelden; maar wie niet waakt, die verliest haar zeer ligtelijk.

XIV. De genade van God te verliezen om het vermaak van de zonde, is eene uiterste dwaasheid; maar zich niet bevlijtigen om haar weder te krijgen door de boetvaardigheid, is verstoktheid.

XV. Op wat tijd dat de zondaar zich zal bekeeren en Gods genade verzoeken, zal God hem met opene armen ontvangen en hem genade bewijzen.

XVI. De genade van God wordt in her, leven door deze vier elementen behouden: door het vuur dei-liefde, door de lucht der godsvrucht, door het water der boetvaardigheid en door de aarde der nederigheid.

XVII. Te vertrouwen dat men in Gods genade zonder zijne hulp zal volharden, is laatdunkendheid ; maar die hulp niet te verhopen, is een al te groot mistrouwen.

XVIII. Hoe meer eene ziel in de genade leeft, des te meer zij de zonde vreest; en hoe meer zij die vreest des te meer is zij verzekerd van in de genade testerven.

XIX. In de genade te sterven, is beginnen te le ven: maar buiten de genade Gods te sterven , is voor eeuwig sterven.

XX. Het kan den menseh niet baten lang geleefd te hebben, indien hij in de genade niet sterft; en

23

-ocr page 519-

506 BIJVOEGSEL.

bijaldien hij daarin sterft, is bij verzekerd, dat hij de

God eeuwig zal gemeten. ger

f 6. Verscheidene christelijke grondregels van den heiligen zuj Franciscus de Sales.

dig

I. Vier dingen weinig, en twee veel maken Go eenen mensch heilig; 1. Weinig weten; 2. weinig

denken; 3. weinig verlangen; 4. weinig spreken. set

Veel beminnen en veel doen. aai

II. Van twee zaken, die men doen mag, diegene lig verkiezen, welke meest aan God behaagt.

III. Niets doen om lof en eer, zelfs niet de heiligste dn werken, maar alles om aan God te behagen. do

IV. In alle gelegenheden onderzoeken wat Christus

in zulk een geval gedaan zou hebben. in

V. Wij zullen nooit vrede met ons zeiven hebben, ar: tenzij wij in vrede met God zijn. nii

VI. Alle godsvrucht, die strijdig is aan onzen roep ,

is eene valsche godsvrucht. ge

VII. Het treffelijkste sieraad van een goed hart is de be onverschilligheid, niet alleen om dit of dat te doen, zo maar ook wegens den uitval aller zaken. God aanbiddende in alles, wat er geschiedt, zelfs in de toe- la lating van onze gebreken; want zulks dient om ons

te vernederen zonder moedeloos te worden. oi

VIII. De godsvrucht, die eigenzinnig is, is geene

ware godsvrucht maar eigenliefde. df

IX. De godsvrucht moet niet alleen plaats hebben ni in de kerk, in het gebed en in de overdenking; maar zi men moet haar bewerkstelligen en leven gelijk men in hi zijnen ijver beloofd heeft. Als er dan een smaad-, een bi hard woord of iets kwaads voorvalt, moet men dat d; omhelzen met een bevredigd gemoed en God aan- glt; bidden in de stilte van zijn hart,

X. Daarom is er op de wereld geene andere ver- h makelijke, opregte, duurzame en smartelijke zoet- d heid te vinden, dan degene, d e van de godsvrucht

komt. De aardsche genoegens gaan niet verder dan /lt;

-ocr page 520-

BIJVOEGSEL.

de huid; maar die van den inwendigen vrede dringen tot in het binnenste der ziel.

XI. Een hart, noet, om waarlijk goed te wezen, zuiver, trouw, kloekmoedig, standvastig, zoetaar-dig, eenvoudig, gelijkvormig, onwrikbaar, naar Gods hart, en volkomen ootmoedig zijn.

XII. Niets verlangen en niets weigeren, is onverschillig en waardig zijn ten opzigte van alles, zonder aangekleefdheid aan zijne eigene gedachten, hoe heilig zij aan onze eigenliefde ook mogten schijnen.

XIII. Niemand verachten ; een werkman kan niet dulden, dat men in zijn bijwezen zijn werk veracht; doch God is overal en de mensch is zijn maaksel.

XIV. Wel overtuigd zijn , dat er geen ander kwaad in de wereld is, dar. de zonde; ja dat alle oneer, armoede, ziekte en de hel zelfs zoo groot kwaad niet is als eene eenige doodzonde.

XV. De rijkdommen, de eerambten en de genoegens zijn geene groote zaken; want indien zij te bekomen waren voor eene enkele dagelijksche zonde, zou men ze zoo duur niet mogen betalen.

XVI. Daarom ware het beter de geheele wereld te laten vergaan, dan eene enkele leugen te spreken.

XVII. Niets ondernemen zonder raad, is het middel om niet te falen , en altijd gerust te zijn.

XVIII. Als iets wel uitvalt, moet men al de eer daarvan ann God toeschrijven en de menschen daarvan niet spreken; zoo iets slecht uitvalt, moet men regt-zinnig onderzoeken, of men daar eenige schuld in heeft, om God vergiftenis te vragen en zich te beteren ; bijaldien men geene st-huld bevindt, evenwel denken, dat het om onze zonden geschiedt, en zich voor de goddelijke goedheid vernederen.

XIX. Men moet voor eene kloekmoedige verachting het gepraat der menschen versmaden, voornamelijk die rampzalige woorden : TFat zal men zeggen ? Wat zal men devken ? Men zal dit doen. Men zal mij uit-lagchen. Men moet zich gewennen op Cod en op zijne

507

-ocr page 521-

508 BIJVOEGSEL

Engelen te denken, denkende: wat zal Hij zeggen? enz. en verder niet.

XX. Men moet gestadig leven in eene teedere kinderlijke vrees, zonder zich veel op zijne goede meening te vertrouwen; want er is niets zoo gevaarlijk als het goed gevoelen van zich zeiven, en de glans eener goede meening : die schitterende zonnestralen hebben de oogen van vele menschen bedwelmd, die, niets anders meenende te zoeken dan God alleen, zich zeiven gevonden hebben, en door de ijdelheid zijn verloren gegaan.

XXT. Dewijl de geest menigmaal verflaauwt, moet men zich gewennen zijne goede meening dikwijls te vernieuwen, zijne gedachten te zuiveren, zijn hart regt tot God te stieren, en voor Hem alleen te leven , Hem al onze werken op te dragen, en zich wachten van die uit enkele gewoonte te doen.

7. Bijzondere grondregels tot het bewaren van den inweu-digen vrede.

i. Niet wenschen naar eenen grooten naam, noch naar de eer der wereld.

TT. Niet verkleefd zijn aan de vertroostingen ol de vriendschap der menschen.

TTT. Het leven niet beminnen, en al hetgene wat aan de natuurlijke geneigdheden pijnlijk valt, verachten.

TV. Manmoedig de ligchamelijke pijnen en ziekten verdragen, door zich aan Gods wil te onderwerpen.

V. Op het oordeel der menschen geen acht nemen.

VI. De ongenadige oordeelvellingen der menschen zwijgend verdragen.

VTI. ü niet verontrusten wegens hetgene men van u zal zeggen; maar Gods oordeel afwachten en uwe veroordeelaars verwijzen.

VITI. Overdenken voor wie gij uwe werken doet; en zij, die u wenschen te stooren, zullen daartoe geen vermogen hebben.

TX. Waar eenig geestelijk gewin te doen is, moet men geene schande ontzien.

-ocr page 522-

MANIER

OIVI DEN ROZENKRANS TE BIDDEN.

In den naam des Vaders, enz.

Ik geloof in God een Vader, enz.

Glorie zij den Vader, enz. Onze Vader, enz.

Ik groet u, Dochter van God den Vader. Wees gegroet, enz.

Ik groet u, Moeder van God den Zoon. Wees ge groet, enz.

Ik groet u. Bruid van God den heiligen Geest. Wees gegroet, enz.

Glorie zij den Vader, enz.

DE VIJF BLIJDE GEHEIMEN.

1. DE BOODSCHAP DES ENGELS.

De namen van Jesus en Maria moeten zijn gezegend, van nu af tot in eeuwigheid. Onze Vader, enz.

1. De heilige Drievuldigheid heeft toegestemd in de menschwording van Christus, wees gegroet, enz.

2. Maria is tot Moeder van Christus verkoren,

3. De Engel Galmei brengt Maria de blijde boodschap,

4. Maria was in de eenzaamheid in haar gebed, ^

5. De Engel zeide : Wees gegroet, vol van genade, «

6. Maria was verbaasd, als zij den Engel hoorde, ^

7. De Engel zeide ; Maria, wil niet vrcezen, want os gij zult ontvangen van den heiligen Geest. ®

8. Maria zeide : Zie de dienstmaagd des Heeren, «Tquot; mij geschiede naar uw woord, g

9. Maria is van den heiligen Geest overlommerd .N geworden,

lü. En het Woord is Vleesch geworden, en het heeft onder ons gewoond,

Glorie zij den Vader, enz;

-ocr page 523-

510 H. ROZENKRANS.

II. DE BEZOEKING VAN MARIA AAN HARE NICHT ELISABETH.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Maria ging uit ootmoedigheid hare nicht Elisabeth bezoeken, wees gegroet, enz.

2. Maria bestuurd door den heiligen Geest,

3. Maria, met haast opstaande, ging over het gebergte ,

4. Maria werd met veel liefde door hare nicht ^ Elisabeth ontvangen, «

5. Joannes is gezuiverd en van blijdschap opge- ^ sprongen in zijns Moeders ligchaam, cr

6. Elisabeth zeide : gezegend is de vrucht uws lig- ® chaams,

7. Maria heeft uitgeroepen : mijne ziel maakt g groot den Heer ! .N

8. Elisabeth zeide : wat geluk geschiedt mij, dat de Moeder des Heeren tot mij komt,

9. Het huis van Zacharias is door de komst van Jesus en Maria gezegend,

10. Maria heeft hare nicht drie maanden met veel liefde gediend,

Glorie zij den Vader, enz.

III. DE GEBOORTE VAN CHRISTUS.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Maria heeft gebaard en zij is Maagd gebleven, wees gegroet, enz.

2. Maria heeft Jesus in eenen stal gebaard en in ^ doeken gewonden, |

3. Maria heeft Jesus met liefde en verwondering aanschouwd, cw

4. Maria heeft Jesus omhelsd en aan haar hart g gedrukt, J*quot;

5. Maria heeft Jesus met bare heilige borsten gevoed, g

6. Maria heeft Jesus in eene krib gelegd,

-ocr page 524-

H. ROZENKRANS. 611

7. Jesus lag op hooi en stroo, tusschen os en ezel, wees gegroet, enz.

8. De Engelen hebben gezongen ; Glorie zij aan God in het allerhocgste, en vrede op de aarde aan de menschen, die van goeden wil zijn, wees gegroet , enz.

9. De herders zijn het Kind komen bezoeken, wees gegroet, enz.

10. De drie Koningen hebben het Kind komen aan bidden en hunne giften geofferd, wees gegroet, enz.

Glorie zij den Vader, enz.

IV. DE Ol'DRAGT VAN CHRISTUS IN DEN TEMPEL.

De namen van Jesus en Maria, enz. OnzeVader, enz.

1. Maria ging om haar heilig Kind te offeren , wees gegroet, enz.

2. Jesus en Maria onderwierpen zich aan de wet van Mozes,

3. Maria ging door moeijelijke wegen naar Jc-ruzelem.

4. Maria heel't Jesus op hare armen gedragen, ^

5. Maria vervolgde al biddende haren weg. g

6. Maria heeft Jesus ia den tempel geofferd, c

7. Maria heeft aan de wet voldaan, met de of- eg fergift der arme menschen, g

8. Anna, de profetes, loofde God voor de ver-lossing van Israël, g

9. De oude Simeon heeft Jesus omhelsd en op f5 zijne armen gedragen,

10. Simeon zeide : Heer, Iaat uwen dienaar volgens uw woord, in vrede gaan.

Glorie zij den Vader, enz.

V. DE VINDING VAN HET VERLOKEN KIND JESUS.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze ^ ader, enz.

1. Maria heeft haar lief Kind verloren, wees gegr. enz.

2. Maria heeft haren schat gemist, wees gegr. enz,

-ocr page 525-

512 H ROZENKRANS.

3. Maria heeft hem al weenende gezocht, wees gegroet, enz.

4. Maria heeft Jesus langs alle wegen en straten gaan zoeken,

5. Maria heeft Jesus na drie dagen gevonden, 5;

6. Maria vond Jesus in den tempel, S

7. Jesus, twaalf jaren oud zijnde, leerde de m Leeraren, a's

8. Maria zeide ; Zoon, waarom hebt Gij ons be- ° droefd, f*

9. Jesus is met hen afgegaan en was hun on- g derdanig, «

10. Maria bewaarde in haar hart al de woorden, die Jesus tot haar sprak,

Glorie zij den Vader, enz.

GEBED.

O Maria, allergoedertierenste Moeder! verkrijg voor mijn hart eene ware droefheid, en voor mijne oogen tranen van berouw, om te beweenen, dat ik Jesus door de zonden zoo dikwijls heb verloren; vergun mij hem weder te vinden en altijd te behouden. Amen.

DE VIJF DKOEVIGE GEHEIMEN.

1. DE BENAAWDHEID VAN CHRISTUS IN HET HOFJE. De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Jesus ging naar het hofje van Olijven, wees gegr. enz.

2. Jesus viel plat ter aarde neder,

3. Jesus volhardde in het gebed, ^

4. Jesus was bedroefd tot den dood toe, S

5. Jesus zweette water en bloed, ^ (i. Jesus stelde zijnen wil in c!en wil van zijnen lt;k

hemelsclien Vader, 3

7. Jesus vermaande zijne Leerlingen om te wa- quot;

ken en te bidden. tc

8 Jesus werd door zijnen Apostel met eenen f kus verraden,

-ocr page 526-

II. EOZENKHANS. 513

9. Jesus werd door zijn bemind volk gevangen genomen, wees gegroet, enz.

10. Jesns werd vreeselijk gebonden en gesleurd van den eenen regter tot den anderen, wees gegr. enz,

Zoo lief heeft God den mensch gehad, dat Hij zijnen eenigen Zoon niet gespaard heeft, maar hem overgeleverd heeft tot den dood, ja tot den dood des kruises.

II. DE GEÜSELIXG VAN CHKISTÜS.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Jesus werd door de Joden aan de Heidenen overgeleverd, wees gegroet, enz.

2. Jesns werd bij Pilatus valschelijk beschuldigd,

3. Jesus werd van zijn volk achter Barrabas gesteld, ^

4. Jesus, alhoewel onschuldig verklaard, werd S geleverd om gegeeseld te worden, ^

5. Jesus kleederen werden uitgerukt,

6. Jesus stond daar naakt en bloot, o

7. Jesus aan eene kolom gebonden, _quot;*■

8. Jesus werd wreedaardig gegeeseld , „

9. Jesus bloed vloeide langs de aarde, S

10. Jesus is gewond om onze zouden ,

Zoo lief heeft God den mensch, enz.

III. DE KKOONING VAN CHKISTÜS.

He namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. De soldaten hebben Jesus eene doornen kroon bereid, wees gegroet, enz.

2. Zij hebben de doornen kroon in Jesus hoofd ^ gedrukt, g

3. Jesus hoofd langs alle kanten doorwond, o?

4. Jesus hoofd druipende van het bloed,

5. Jesus met een' purperen mantel bespot, ^

6. Zij hebben Jesus een riet tot schepter in de § hand gegeven,

Ui*

-ocr page 527-

11 ROZENKRANS.

7. Zij hebben met bet riet oj) het gekroonde hoofd van Jesus geslagen , wees gegroet, enz.

8. Zij hebben in Jesus geheiligd aangezigt ge- ^ sjniwd. |

9. Jesus overladen met versmaadheden , cr

10. Pilatus heeft Jesus aan hel volk vertoond, ^ zeggende : Ziet den mensch, 'n

Zoo lief heeft God den mensch, enz.

IV. DE KRUISDRAGING VAN CHRISTUS.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, en/.

1. Jesus werd veroordeeld om gekruisigd te worden, wees gegroet, enz,

2. Jesus heeft zijn kruis met liefde omhelsd,

8. Jesus heeft zijn kruis, op zijne doorwonde schouderen gedragen,

4. Jesus werd tusschen twee moordenaars op- lt; geleid, |

5. Jesus bezweek onder het kruis om onze zonden, oc;

fi. Jesus, heiaden met het kruis, ontmoette zijne oq

bedroefde Moeder. g

7. Jesus werd beweend door de godvruchtige vrouwen van Jeruzalem, «

8. Jesus zcide haar : handelt men zoo met het groene « bout, wat zal er dan met het dorre geschieden?

9. Niemand wilde Jesus zijn kruis helpen dragen,

10 Jesus klom voor ons op den berg van Calvarië.

Zoo lief heeft God den mensch, enz.

V. DE KRUISIGING VAN CHRISTUS.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz,

1. Jesus werd onmenschelijk op het kruis uitgerekt, wees gegroet, enz.

2. Jesus handen en voeten doornageld, wees gegroet, enz.

8. Jesus werd aan het kruis opgerigt, en zijne wonden vloeiden van het bloed, wees gegioet. enz

514

-ocr page 528-

H. ROZENKRANS. 513

4. Jcbus bad voor zijne vijanden, wees gegroet, euz.

5. Oesua beloofde den moordenaar het Paradijs,

6. Jesus beval dsn H. Joannes aan zijne Moedor, ^

7. Jesus, dorst heóbende, is met gal en azijn gelaafd, ré

8. Jesus heeft uitgeroepen : Mijn God, waarom 35 hebt Gij mij verlaten? -k

0. Jesus zeide ; Het is volbragt, c 10. Jesus heeft zijnen geest gegeven, en zijn hart quot;

voor ons laten openen, g

Zoo lief heeft God den mensch, enz.

GEBED.

O Jesus! ik bid U, door uwe smarten en uwen bitteren dood, door uwe doornagelde handen, doorboorde voeten, doorstokene zijde, en al uwe gezegende won den, ontferm U mijner, en druk uw heilig lijden zóó in mijn hart, dat mij niets anders behage dan Gij, mijn Jesus I die voor mij gekruist zijt. Amen.

DE YIJF GLOEIEEIJKE GEHEIMEN,

I. DE VERRIJZENIS VAN CHRISTUS. ]Je namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Jesus is ten derden dage heerlijk verrezen, woes gegroet, enz.

3. Jesus heeft dood en hel overwonnen,

3. Jesus heeft de oudvaders getroost en verlost,

4. Jesus verblijdde zijne heilige Moeder, ^

5. Jesus verscheen als een hovenier aan Maria | Magdalena, • ^

ft. Jesus vertoonde zich aan Petrus, cr

7. De Leerlingen van Emails zeiden : waren onze = harten niet van liefde brandende, als hij tot ons -f sprak? g

8. Jesus stond in liet midden zijner Ijeerlingen P1 en wenschtc hun allen den vrede,

9. Jesus toonde zijne heerlijke wonden aan den H. Thomas,

-ocr page 529-

516 H. ROZENKRANS.

10. Thomas riep uit ; O mijn Heer en mijn God! wees gegroet, enz.

Geloofd en gedankt zij Christus in het allerheiligste Sakrament des Altaars.

II. UE HEMELVAART VAN CHRISTUS.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Jesus voer heerlijk ten hemel, wees gegroet, enz.

2. Jesus klom op door zijne eigene magt,

3. Jesus seheidde van zijne lieve vrienden,

4. Jesus beloofde met hen te blijven, tot het einde ^ der wereld, n

5. Jesus beloofde hun den heiligen Geest, ^

6. De Leerlingen hebben Jesus aanschouwd, en hij heeft hen allen gezegend , o

7. Jesus heeft voor ons den hemel geopend,

8. Jesus zit aan de regterhand van zijnen hemel- « sehen Vader, n

9. Jesus toont zijne heilige wonden voor ons aan zijuen hemelsehen Vader,

10. Jesus is onze middelaar in den hemel,

Geloofd en gedankt, enz.

III. DE ZENDING VAN DEN H. GEEST.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz,

1. Jesus heeft den heiligen Geest gezonden, wees gegroet, enz.

2. Jesus heeft den Trooster gezonden, ^

3. Jesus heeft het vuur op de wereld gezonden, «

4. De heilige Geest heeft de harten met liefde ont- ^ stoken, o?

5. De heilige Geest heeft de verstanden verlicht, g

6. De heilige Geest heeft de htrten versterkt,

7. De heilige Geest heeft verschillende talen doen g doen spreken, ^

8. De heilige Geest heeft zijne gaven uitgedeeld,

9. Kom heilige Geest, bezoek de harten uwer ge-loovigen,

-ocr page 530-

H. ROZENKRANS.

10. Kom heilige Geest, ontsteek in ons het vuur

uwer liefde, wees gegroet, enz.

Geloofd en gedankt, enz.

IV. DE HEMELVAART VAN MARIA. De namen van Jesus en Maria, enz. OnzeVader, enz.

1. Maria is opgenomen ten hemel, wees gegroet, enz.

2. De hemelsche Vader ontving zijne geliefde Dochter,

3. Jesus omhelsde zijne lieve Moeder, ^

4. De heilige Geest verwelkomde zijne lieve Bruid, g

5. De Serafijnen groeten Maria, cr;

6. De Engelen dienen Maria, os

7. Geheel de hemel is verblijd door Maria, ®

8. Maria zit het naast bij Jesus,

9. Maria is onze Moeder en middelares in den hemel, g

10. Maria is onze voorspreekster bij haren lieven r5 Zoon,

Geloofd en gedankt, enz.

V. DE KROONING VAN MARIA.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Maria is heerlijk gekroond in den hemel, wees gegroet, enz.

2. Maria gekroond om hare serafijnsehe liefde,

3. Maria gekroond om hare engelachtige zuiverheid,

4. Maria gekroond om hare groote ootmoedigheid,

5. Maria gekroond om hare volmaakte gehoorzaam-heid, ^

6. Maria gekroond om hare heilige voorzigtigheid, «

7. Maria gekroond om hare groote verduldigheid, ^

8. Maria gekroond om hare ijverige dankbaarheid, era

9. Maria gekroond om hare volharding in alle o deugden, ^

10. Maria boven alle Engelen en Heiligen in den g hemel gekroond, gelijk de Moeder van God toe-komt.

Geloofd en gedankt, enz.

517

-ocr page 531-

H. KOZENKHANS.

GEBED.

In de vcrccuigiug van al uwe deugden, verdiensten en volmaaktheden, draag ik u, zuivere Maagd en verheerlijkte Moeder Gods Maria! deze geestelijke kroon van gebeden en groetenissen op; gewaardig ze met al de lofzangen, die op aarde en in den hemel gezongen worden, aan te nemen, en vraag voor mij en allen, voor welke ik verpligt ben te bidden, van uwen beminden Zoon de genade om wel te leven en de eeuwige zaligheid te verwerven. Amen.

Een Onze Vader, tot dankbaarheid, dat God ons de genade verleend heeft van den Rozenkrans te bidden,

Onze Vader, enz.

Een Wees gegroet , opdat Maria ons verstand opdrage aan den hemelsehen Vader, en wij in eeuwigheid zijner barmhartigheid mogen gedenKen. Wees gegroet, enz.

Een Wees gegroet, opdat Maria ons verstand opdrage aan den hemelsehen Vader, en wij in eeuwigheid zijner barmhartigheid mogen gedenken. Wees gegroet, enz.

Een Wees gegroet, opdat Maria onzen wil moge toeeigenen aan den heiligen Geest, en deze gedurig in ons van liefde moge branden. Wees gegroet, enz.

liet Geloof zullen wij bidden, opdat ons gebed aan God moge aangenaam zijn, dat het moge strekken tol zijne meerdere eer en glorie, tot welzijn der heilige Kerk, tot bekeering der zondaren, en afgevallene Chris tenen, en tot welzijn der gemeenten. Ik geloof in God den Vader, enz.

De almogendheid des Vaders beware ons. De wijsheid des Zoons onderwijze oua. De liefde des heiligen Geestes ontsteke ons. In den naam des Vaders, enz,

518

-ocr page 532-

OEFENING VAN DEN H. KRUISWEG:

Voorbereiding.

6 Mijn God! het is mij van harte leed, dal ik U, mijn opperste goed, ooit vergramd heb... Tot uwe meerdere eer en tot mijne zaligheid, offer ik IJ deze heilige oefening op, met inzigt van de Aflaten, die er aan gehecht zijn te verdienen, zoo voor mij als voor de zielen in het vagevuur, bijzonderlijk voor de zielen van. N. N.

I. STATIE.

Jesns wordt tot den dood des kruises verwezen.

v. Wij aanbidden en loven U Christus,

R. Omdat Gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.

ó Jesus 1 mijne misdaden hebben het onreglvaardig doodvonnis over IJ uitgesproken. Ik zou van droefheid

over mijne zonden moeten sterven..... Geef mij genade

opdat ik niet ophoude dezelven te beweenen.

Onze Vader, Wees gegroet, enz.

Ontferm U onzer, Heer, ontferm IJ onzer.

God, wees ons zondaren genadig.

II. STATIE.

Jems neemt het kruis op zijne schouderen.

v. Wij aanbidden, enz. gelijk hier voren.

6 Jesus! die ü gewaardigd hebt den zwaren boom des kruises op uwe verscheurde schouders te nemen. verleen mij de genade, om met verduldigheid de kruisen tc dragen, welke uwe Voorzienigheid mij overzendt.

Onze Vader, enz. gelijk hier voren.

-ocr page 533-

DE H. KRUISWEG.

III. STATIE.

De eerste val van Jesus onder hei kruis.

v. Wij aanbidden, enz.

ó Jesus! die beladen met den zwaren last mijner zonden, vermoeid onder uw kruis ter aarde zijt neder-gevallen : ach ! laat niet toe, bid ik ü , dat ik in dezelve nog hervalle.

Onze Vader, enz.

IV. STATIE.

Jesus ontmoet zijne Moeder.

v. Wij aanbidden, enz.

O allerbedruktste Moeder! verkrijg mij van uwen lieven Zoon tranen van eene ware boetvaardigheid over mijne zonden, die de oorzaak zijn geweest van zijn en uw lijden... Sta mij bij in al de ellenden van dit leven,.. Verlaat mij niet in de ure des doods.

Onze Vadert enz.

V. STATIE.

Simon van Oyrenen helpt Jesus het kruis dragen.

v. Wij aanbidden, enz.

ó Jesus! geef mij sterkte, om met liefde het kruis mijns lijdens op te nemen en om met kloekmoedigheid U na te volgen... Ik zal mij gelukkig achten U in iets te gelijken en uwe smnrten door de mijne te eeren.

Onze Vader, enz.

VI. STATIE.

Veronica droogt het aangezigt van Jesus af.

v. Wij aanbidden, enz.

ó Jesus! druk de gedachtenis van uw smartelijk lijden zoo levendig in mijn hart; dat ik hetzelve gedurig

520

-ocr page 534-

DE H. KRUISWEG. 521

overwege, en aangemoedigd worde, om uwe bloedige voetstappen op te volgen.

Onze Vader} enz.

VIL STATIE.

De tweede val van Jems onder het kruis.

v. Wij aanbidden, enz.

6 Jesus! mijne hoovaardighcid heeft D nedergewor-pen onder den last des kruises... Ach ! leer mij zachtmoedig en ootmoedig van harte zijn... Ik wil alle verootmoedigingen en versmadingen verduldig lijden, opdat ik, U navolgende in uwe vernederingen, met U deel moge hebben in de glorie.

Onze Vader, enz.

VIJL STATIE.

Jesus troost de weenende vrouwen.

v. Wij aanbidden, enz.

ó Jesus! geef ecne bron van tranen aan mijne oogen, opdat ik dag en nacht mijne zonden bewcene. Ach! gewaardig U mij meer en meer van mijne onge-rcgtigheden af te wasschen en mij van mijne zonden te reinigen.

Onze Vader, enz.

IX. STATIE.

Berde val van Jesus onder het kruis.

v. Wij aanbidden, enz.

ó Jesus! reik mij eene helpende hand toe, in het midden der gevaren aan welke ik blootgesteld ben, opdat ik in de zonde niet valle.... Verdedig mij tegen de vijanden mijner zaligheid, opdat ik onder het geweld hunner bekoringen niet bezwijkc.

Onze Vader, enz.

-ocr page 535-

DE II. KRUISWEG.

X. STATIE.

Je sus wordt van zijne kleederen onthloot en met edik en gal yelaafd.

v. Wij aanbidden, enz,

d Jesus! dat ik al mijne booze gewoonten afiegge, mijn hart onthechte van al wat aardseh en vergankelijk is, mijn dartel vleesch kastijde, mijne zinnen versterve, pn gaarne met U uit den bitteren kelk des lijdens drinke.

Ouze Vader, enz,

XL* STATIE.

Jesus wordt aan het kruis gehecht.

V. Wij aanbidden, enz.

ó Jesus! hecht mij met U aan het kruis; ik wil met TJ, gelijk Gij, en om U lijden, opdat ik levende, lijdende en stervende in uwe liefde, eeuwig met U en door U moge gelukkig zijn.

Onze Vader) enz.

XII. STATIE.

Jesus sterft aan het kruis.

v. Wij aanbidden, enz.

ó Jesus! door de bittere smarten, welke Gij voor mij aan het kruis geleden hebt, bijzonder als uwe ziel uit uw gezegend ligchaam is gescheiden, ontferm U over mijne ziel, als zij van deze wereld zal scheiden.

Onze Vader, enz.

XIII. STATIE.

Jesus wordt van het kruis afgenomen en in den schoot van zijne Moeder gelegd.

v. Wij aanbidden, enz.

6 Maria! laat mij toe dat ik, tusschen uwe armen ,

522

-ocr page 536-

DE H. KRUISWEG. 528

mijn gekruiste Zaligmaker, uw lieve Zoon, aanbidde en mijne tranen met de uwe menge.... Door uwe mag-tige voorspraak, bewaar mij van het ongeluk van Jesus door mijne zonden wederom te kruisigen, en dus uw mo jderlijk hart met een nieuw zwaard te doorsteken.

Onze Vader y enz.

XIV. STATIE.

Jems wordt in het graf gelegd.

v. Wij aanbidden, enz.

Ik zal eens sterven en eens begraven worden gelijk Gij, o mijn Zaligmaker! Gewaardig U, in mijn sterfuur, mij door uwen kruisdood te vertroosten en mijn ligehaam, wanneer Gij het weder zult opwekken, met uwe glorie te verheerlijken.

Onze Vader, enz.

Hierna zal men bidden : vijfmaal het Onze Vader, vijfmaal het Wees gegroet, en ook vijfmaal Glorie zij den Yader, ter eere van de vijf wonden van Jesus, en een Onze Vader en Wees gegroet, met Glorie zij den Vader, enz., ter intentie van Z. H. den Paus van Rome.

-ocr page 537-

DE VESPER-PSALMEN VOOR DEN ZONDAG.

6 God 1 kom mij tc hulp. — Heer i haast U mij te helpen.

Eere zij den Vader, en den Zoon, en den heiligen Geest; gelijk in den beginne, zoo nu, en altijd, en in eeuwigheid. Amen.

Lof zij U, Heer, Koning der eeuwige heerlijkheid!

PSALM 109.

De Heer heeft gesproken tot mijnen Heer ; zit aan mijne regterhand, tot dat ik uwe vijanden stelle tot een voetbank uwer voeten.

De sehepter uwer magt zal de lieer uit Sion doen komen; heerseh in het midden uwer vijanden.

Bij U is het vorstendom ten dage uwer kracht, met rollen luister van heiligheid; vóór de morgens!erre, heb ik U uit den schoot geteeld.

De Heer heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen : « Gij zijt priester in eeuwigheid, naar de orde van Melchisedech. quot;

De Heer is aan uwe regterhand, en zal kouingen vernielen, ten dage zijner gramschap.

Hij zal geregt houden over de volken; Hij zal de verwoesting vermeerderen, en de hoofden van vele landen verdelgen.

Uit de beek aan den weg zal Hij drinken; en daarom zal Hij zijn hoofd verheffen.

Eere zij den Vader, enz.

PSALM 110.

Ik zal D loven. Heer, met geheel mijn hart; in rlen raad der regtvaardigen en in de vergadering

-ocr page 538-

DE VESPER-PSALMEN VOOR DEN ZONDAG. 525

Groot zijn de werken des Heeren; uitgelezen naar zijnen volmaakter wil.

Lofwaardig en heerlijk ia zijn werk; en zijne re^t-vaardiglieid duurt eeuwiglijk.

Een gedenkteeken zijner wonderen —- heeft de genadige en barmhartige Heer gesteld; Hij heeft spijze gegeven aan degenen, die hem vreezen.

Hij gedenkt in eeuwigheid zijn verbond; de kracht zijn werken heeft Hij zijner volk bekend gemaakt.

Terwijl Hij hun het erfdeel der Heidenen gegeven heeft; de werken zijner handen zijn waarheid en regtvaardig.

Al zijne bevelen zijn getrouw, voor alle eeuwen bevestigd, gemaakt volgens waarheid en billijkheid.

Hij heeft verlossing aan zijn volk gezonden : Hij heeft voor eeuwig zijn verbond vastgesteld.

Heilig en ontzaggelijk is zijn naam; de vreeze des Heeren is het begin der wijsheid.

Het verstand is goed voor allen, die er naar doen ; zijn lof blijft in alle eeuwigheid.

Eere zij den Vader, enz.

PSALM 111.

Gelukzalig de man, die den Heer vreest; die groot genoegen vindt in zijne geboden.

Zijn zaad zal magtig zijn op aarde; het geslacht der opregten wordt gezegend.

Eer en rijkdom zullen in zijn huis zijn ; en zijne regtvaardigheid duurt in eeuwigheid.

Voor de opregten is een licht opgegaan in de duisternis ; want dc Heer is genadig en barmhartig en regtvaardig.

Gelukzalig de man, die medelijden heeft en uitleent; die zijne woorden met oordeel schikt; want hij wankelt niet.

De regtvaardige zal in eeuwig aandenken zijn ; hij zal voor geen kwaad gerucht vreezen.

-ocr page 539-

526 DE VESPEH-PSALMEN

Zijn hart is bereid en hoopt op den Heere; zijn hart is versterkt, hij vreest niets, tot Hij op zijne vijanden kan nederzien.

Hij deelt uit en geeft den armen; zijne regtvaar-digheid duurt eeuwiglijk ; zijn hoofd wordt in heerlijkheid verhoogd,

De hoosdoener zal het zien en toornig worden; hij zal op zijne tanden knarsen en uitteren; de begeerten der zondaren zijn verloren.

Eere zij den Vader, enz.

PSALM 112.

Looft den Heer, gij zijne dienaars ; looft den naam des He eren.

De naam des Heeren zij gebenedijd; van nu af tot in eeuwigheid.

Van den opgang der zon tot haren ondergang zij de nanm des Heeren geloofd.

Verheven boven alle volken is de Heer; en zijne heerlijkheid boven de hemelen.

Wie is gelijk de Heer onze God, die in de hoogte woont, en het nederige in den hemel en op aarde gadeslaat ?

Die den geringen oprigt uit het stof, en uit den drek den armen verhoogt;

Om hem te plaatsen nevens de vorsten , nevens de vorsten zijns volks.

Die de onvruchtbare doet wonen in een huisgezin, en haar maakt tot eene blijde moeder van kinderen. Alleluja.

Eere zij den Vader , enz.

PSALM 113.

Als Israël uit Egypte toog; Jacobs geslacht uit een vreemd volk :

Toen werd Juda zijn heiligdom; Israël zijne heerschappij.

De zee zag het en vlood; de Jordaaa keerde terug.

r

L

-ocr page 540-

VOOR T)ENT ZONDAG. 527

De bergen sprongen op als rammen; en de heuvels als jonge lammeren.

Wat is u, o zee, dat gij vliedt, en u, Jordaan, dat gij terugkeert ?

Dat gij, bergen, opspringt als rammen, en gij, heuvels, als jonge lammeren ?

Voor het aanschijn des Heeren beefde de aarde ; voor het aanschijn van Jacobs God, die de rots in eene water bron verandert en de steenen in waterwellen.

Niet ons, o Heer, niet ons, maar geef de eer aan uwen naam, om uwer barmhartigheid en waarheid wil; opdat de Heidenen niet zeggen : waar is hun God ? Want onze God is in den hemel; Hij doet al wat Hem hehaagt.

De afgoden der Heidenen .ïijn zilver en goud ; werken van menschen handen.

Zij hebben eenen mond, maar spreken niet; oogen hebben zij, maar zien niet.

Zij hebben ooren, doch hooren niet; eenen neus hebben zij, doch ruiken niet.

Zij hebben handen, doch tasten niet; voeten hebben zij, doch kunnen niet gaan; zij geven met hunne keel geen geluid.

Die dezelven maken worden hun gelijk, en allen , die op hen vertrouwen.

Het huis van Israël hoopt op den Heer; Hij is hun helper en beschermer.

Het huis van Aaron hoopt op den Heer; Hij is hun helper en beschermer.

Die den Heer vreezen, hopen op den Heer; Hij is hun helper en beschermer.

De Heer is onzer gedachtig en zegent ons; Hij zegent het huis van Israël, Hij zegent het huis van Jacob.

Hij zegent allen, die den Heer vreezen; kleinen en grooten.

Zijt gezegend van den Peer, die hemel en aarde gemaakt heeft.

De hemel der hemelen is voor den Heer; maar

-ocr page 541-

528 DE VESPER-PSALMEN

den menscben kinderen heeft hij de aarde gegeven.

De dooden zullen TJ niet loven, o Heer, noch die in den kuil nederdalen.

Maar wij, die leven, zullen U loven, o Heer, van nu af tot in eeuwigheid.

Eere zij den Vader, enz.

Gebenedijd zij God, de Vader onzes Heeren Jesus Christus, de Vader der ontfermingen en de God van alle vertroosting, die ons troost in alle droefenissen.

Bemint elkander , gelijk Ik u bemind heb. Daaraan zult gij erkennen, dat gij mijne volgelingen zijt, indien gij u wederkeerig lief hebt. — Weest daarom weldadig, barmhartig, toegevend jegens elkander, gelijk God in Christus zich goedertieren en genadig jegens ons bewezen heeft... Volgt God na, als zijne geliefde kinderen en wandelt in de liefde; gelijk ook Christus ons heeft lief gehad en zich voor ons heeft overgege-geven tot eene offerande, die aan God welgevallig was.

MAGNIFICAT.

Mijne ziel lofprijst den Heer, en mijn geest juicht tot God, mijnen Heiland.

Dat Hij de nederigheid zijner dienstmaagd gadesloeg; zie, van nu af zullen alle geslachten mij zalig noemen.

Want Hij, die magtig is, heeft groote dingen aan mij gedaan ; en heilig is zijn naam.

En zijne barmhartigheid is van geslachte tot geslachte over degenen, die Hem vreezen.

Hij liet zijnen arm magtig werker ; Hij verstrooide degene, wier hart vol hoogmoed is.

Hij stiet magtigen van den troon en verhoogde de nederigen.

De behoeftigen vervulde Hij met goederen , en de rijken zond Hij ledig henen.

Hij heeft Israël zijnen Zoon opgenomen, indach-

-ocr page 542-

VOOR DEN ZONDAG.

tig (gelijk Hij beloofd heeft) zijner barmhartigheid over Abraham en zijn zaad, tot in eeuwigheid !

Eere zij don Vader, ecz. Alleluja !

Hoe zal ik U loven , o mijn God ! Daar Gij zonder mijn toedoen mij geschapen hebt naar uw welbehagen, zoo bestaat ook uw lof zonder mijn toedoen. VoorU, o Heer, zijt Gij zelf uw lof! Volgens uwe onmetelijke grootheid, moeten ü uwe werken loven ! Uw lof is onuitsprekelijk, wijl uwe grootheid onuitsprekelijk is. Uw lof laat zich niet bevatten in het hart, niet meten met den mond, niet vernemen door het oor; want dit alles gaat voorbij, maar uw lof blijft eeuwiglijk. Onze menschelijke gedachten beginnen en eindigen; het woord wordt gehoord en de klank vervliegt; maar uw lof staat eeuwig vast.

Wie zoude nu uwen lof waardiglijk kunnen verkondigen ? Diegene looit ü, die gelooft, dat Gij zijn lof zijt. Diegene looft IJ, die van zich zeiven overtuigd is, dat hij niet in staat is uw lof te vermelden. Niet wij loven U, o Heer ! Gij looit door TJ en looft U zeiven. Wij zeiven bezitten slechts dan waren lof, wanneer wij door U geloofd worden. Zoo dikwijls wij van eeuen anderen dan van ü lof zoeken, verliezen wij den uwe. Verlangen wij de onvergankelijke eer, dan kunnen wij de vergankelijke niet beminnen. O Heer! laat mij ü bezitten, dan kan ik Ü loven. Want, wat ben ik uit mij zelven , dat ik U zoude loven ? Stof en assche ben ik, een worm en verrotting ! Hoe kan het vleesch den geeat loven, die aan alle vleesch leven geeft ? Kan de duisternis het licht loven of de dood het leven ? Kan een ijdel niets de loutere waarheid loven? Zal mijne bouwvalligheid ü waardig loven, of mijn sterfelijk wezen, dat heden is en morgen verdwijnt ? Heer! hoe zoude de mensch, die in zonden ontvangen en geboren is, U betamelijk kunnen loven ? Zekerlijk klinkt het woord lof niet schoon in den mond des zondaars! Daarom love U, o Heer, mijn God! uwe onnaspeurlijke magt, uwe onbegrensde wijsheid en

23

529

-ocr page 543-

530 DE VESPER-PSALMÈN OP ZONDAG, goedertierenheid; U love uwe, alle gedachten te boven gaande barmhartigheid, uwe eeuwige kracht en godheid. Op uwe goedertierenheid vertrouw ik, want door haar hebt Gij mij geschapen. Laat uw schepsel, dat door uwe liel'de gevormd is, niet te gronde gaan in de ellende der zonde. Bewaar, o Heer, wat Gij geschapen hebt; onderhoudt Gij mij niet, dan keer ik in het niet terug. Het was niet mijne verdienste, dat Gij mij het aanwezen gaaft, maar uwe liefde. O mogte deze zelfde liefde U doen besluiten, mij te leideu en te regeeren I Red mij. Heer! uwe hand is niet verkort, dat ze mij niet zoude kunnen helpen, en uw oor is niet hard, dat het niet zoude hooren. Heer! verhoor mij; Heer! om uws naams wille. Amen.

GEBEDEN GEDURENDE MET LOF.

fVanneer de zegen met het Hoogwaardig gegeven wordt.

Geloofd en gedankt zij ten allen tijde het allerheiligste Sakrament I Zegen mij, o Heer Jesus ! met den Vader en den heiligen Geest; versterk mij door uwe genade, om zoo te leven volgens uwen heiligen wil, dat geheel mijn leven tot uwe meerdere eer en glorie strekke; geef aan alle regtvaardigen volharding, aan alle zondaars vergiffenis, en aan alle geloovige zielen verlossing; help ons allen, nu en in het uur onzes doods.

In den naam des Vaders, en des Zoons , en des heiligen Geestes. Amen.

Akte van geloof en aanbidding.

O liefderijkste Jesus I Gij zijt hier waarachtig tegenwoordig onder de gedaante des broods, met vleesch en

-ocr page 544-

GEBEDEN ONDEU HET LOF. 531

bloed , mbt godheid en irenschheid Tk geloof dit vaa-telijk, omdat Gij zelf het gezegd hebt Het is waar, mijne ligchamolijke oogen zien U niet, of mijn verstand kan deze waarheid niet begrijpen : maar uw onfeilbaar woord laat mij niet twijfelen. Daarom val ik met den diepsten ootmoed voor U ter aarde neder, en bid U met alle mogelijke eerbiedigheid aan.

Oij zijt mijn Heer cn mijn God : Gij zijt dezelfde welke de herders voorheen in de krib aangebeden hebben , cn ontelbare Engelen nu werkelijk aanbidden in den hemel. De eerste heb •' n U aangebeden onder de gedaante van een Kind; deze aanbidden ü zittende op den troon der heerlijkheid , aan de regterhand van uwen hemelschen Vader. Met hen beiden aanbid ik U hier als den waren, onder de gedaante des broods verborgen God. O , dat ü alle mensehen met mij erkenden ! O dat zij allen U met een levendig geloof en heiligen schrik in dit allerheiligste Saicrament aanbaden! Ik, o Jesus! verlang, na en altijd, eene bijzondere god-vrnchtigheid tot dit» allerheiligste geheim te hebben.

Akte van liefde en dankzegging.

Hoe onbegrijpelijk is uwe liefde, o Jesus! jegens ons, ellendige mensehen! Gij hebt niet alleen lt;lrie en dertig jaren lang bij ons op de aarde willen blijven , en voor ons willen lijden en sterven ; maar Gij hebt nog, voor uw bitter lijden, dit allerheiligste Sakrament ingesteld, opdat wij U altijd bij ons zouden mogen hebben, tot onzen troost en toeverlaat, tot onze geestelijke spijs en voèdscl. Gij hebt te voren geweten al de oneer en smaad, die niet alleen de ketters, joden en heidenen, maar ook uwe geloovigen U in dit allerheiligste Sakrament zouden aandoen; nogtans is uwe liefde hierdoor niet verschrikt geweest.

Gij blijft in hetzelve bij ons tot het einde der we-

-ocr page 545-

532 GÊBEDEN ONDEH HET LOF.

reld. O wonderbare liefhebber onzer zielen! wat dank , wat liefde ben ik ü schuldig! Ik dank U, o Jesus! en wensch U zoo te kunnen danken, gelijk de verhevenheid van de weldaad, welke Gij ons hierin bewijst, het verdient. Ik bemin Uquot;, o Jesus ! en wensch U zoo vurig te kunnen beminnen, gelijk Gij om deze overmaat uwer liefde jegens ons verdient bemind te worden. Om de flaauwheid mijner liefde en dankzegging eenigzins te vergoeden, offer ik U op al de eer en liefde, welke U in uw allerheiligste Sakrament ooit uwe getrouwe dienaars door de gansche wereld bewezen hebben, of zullen bewijzen. O , dat ik die duizend en duizendmaal konde vermeerderen !

Akte van lof en zegening.

Geloofd en gezegend zij het allerheiligste Sakrament des Altaars ! Geloofd en gezegend zij het allerheiligste vleesch en bloed, het allerheiligste ligchaam en de allerheiligste ziel, de godheid en menschheid van Jesus Christus, onzen Verlosser en Zaligmaker, die in het allerheiligste Sakrament waarachtig en wezenlijk tegenwoordig zijn ! Zoo veel Engelen en Heiligen in den hemel, zoo veel menschen op de aarde , zoo veel gras op het veld, zoo veel stof in de lucht, zoo veel druppelen er in de zee zijn, zoo veel du.zend en duizendmaal xij gelooid en gezegend het allerheiligste Sakrament 1 Dit is mijn vurige en hartelijke wensch; dit verlang ik zoo dikwijls te vernieuwen, als ik adem schep. Neem dit aan , o in dit allerheiligste Sakrament waarachtiglijk tegenwoordige Jesus 1 en laat dit allerheiligste Sakrament in mijn leven zijn mijn troost en mijne sterkte , en in mijnen dood mijn toeverlaat, mijne teerspijs, en een zeker onderpand der eeuwige zaligheid, opdat ik IJ, na mijnen dood, zonder einde loven en danken moge in den hemel. Amen.

-ocr page 546-

GEBEDEN ONDER HET LOF.

Vier en twintig aanbiddingen tot Christus , onzen Zaligmaker, rustend?, in het heilig Sakrameiït.

1. Ik aanbid U, o verborgene Godheid ! en beken , dal. Gij alle eer en eerbied waardig zijt; ik offer U op, tot herstelling van al de goddeloosheden, die in uwe tegenwoordigheid bedreven zijn , al de aanbiddingen van de allerheiligste Maagd Maria, uwe Moeder, die zij van liet eerste oogenblik harer heilige ontvangenis U geotterd heeft tot het einde van haar leven , met welke ik hoop altijd met groote eerbiedigheid te zeggen : Geloofd zij het allerheiligste SaJcrament!

2 Ik aanbid U, o allerwaardigste Menschheid ! en beken, dat Gij oneindig minzaam zijt; ik offer U, tot herstelling van alle ongeschiktheden , voor uwe oogen begaan, de eerbiedigheid van al de Engelen en Aartsengelen, en hoojj met hun altijd met groole dankbaarheid te zeggen : Geloofd zij het allerheiligste Sakra-ment !

3. tk aanbid U, o Jesus, mijn zoete Zaligmaker! en beken, dat Gij de Zoon van den hemelsehen Vader zijt; ik offer U op, tot herstelling van al de godslasteringen, welke tegen ü uitgesproken zijn, de lofzangen van het geheele koor der Prinsdommen, met welke ik hoop altijd met brandende liefde te zeggen : Geloofd zij het allerheiligste Sakrament!

4. Ik aanbid U, o souvereine Vorst, Heer van de geheele wereld! en beken, dat Gij onder niemand staat, maar magt hebt boven allen ; ik offer V op, tot herstelling van de ondeugendheden, gedaan voor uwe allerhoogste Majesteit, de godminnende genegenheden van de Heerschappijen, hopende met hen altijd met wederliefde te zeggen : Geloofd zij het allerheiligste Sakrament J

5. Ik aanbid U, o waarachtige Koning van mijn hart! en beken, dat Gij alleen zijt de Koning, wiens rijk nooit einde zal nemen ; ik offer U. tot herstelling van alle grammoedigheidquot; tegen U uitgewerkt, dien

533

-ocr page 547-

534 GEBEDEN* ONDEE HET LOF.

ijver van de Troouen , met welken üc toop altijd met groote genegenheid te zeggen : Geloofd zij het allerheiligste SalcTament !

6. Ik aanbid U, o zeer vriendelijke Herder mijner ziel! en ik beken, dat Gij eene goedheid hebt, welke onbegrijpelijk is 5 ik oller ü op, tot heistelling van al de wraakgierigheid in uwe tegenwoordigheid opgenomen, de vurigheid der Mogendheden, met welke ik hoop altijd met brandenden ijver te zeggen: Geloofd zij het allerheiligste Salcrament!

7. Ik aanbid U, 0 Heer der Heirkrachten i en beken uwe sterkte, teijen welke niemand kan opstaan; ik offer U op, tot herstelling van alle onaehtzaamhedon in uwe dienst begaan, de vaardigheid der krachten, en hoop met deze altijd met groote vurigheid te zeggen : Geloofd zij het alltrheiligste Sakrament!

8. Ik aanbid U, o schat der eeuwige voorzigtig-heid ! en beken, dat Gij oneindig wijs en voorzigtig zijt : ik offer U op, tot herstelling van alle ongeloo-vigheden tetren het heilig Sakrament, de veibevene kennis der Cherubijnen, en hoop met deze altijd met uitnemende godsvrucht te zeggen ; Geloofd zij het allerheiligste Sakrament!

9. Ik aanbid U,o mijn getrouwe en eenige Bruidegom 1 en beken , dat Gij de schoonste ouder de kinderen der menschen zijt; ik offer i. tot herstelling van al onze flaanwheld in U te beminnen, ue brandende liefde der Seraphijoeu, hopende met dezelve altijd met groote genegenheid te zeggen ; Geloofd zij het allerheiligste Salcrament 1

10. Ik aanbid U, 0 mijn getrouwe en allerbeste vriend! en beken, dat Gij alleen onsterfelijk en onveranderlijk zijt; ik otter U op, tot herstelling van alle wanhopigheid tegen ü bedreven, de hoop en het betrouwen van alle Patriarchen, met welke ik altijd met uitstekende liefde hoop te zeggen: Geloofd zij het allerheiligste Sakrament t

11. Ik aanbid U, 0 roija allerliefste Vader! en beken.

-ocr page 548-

GEBEDEN ON'DER HET LOF, 535

iet dal Gij het begin zijt en den eersten oorsprong van

er- mijn wezen ; ik offer 1 op, tot beratellmg van al de

dwalingen tegen U opgerezen, Let geloof der Aposte-ler len , en hoop met hen altijd met groote dankbaarheid

[ke te zeggen ; Geloofd zij het allerheillgsfe Sakrament!

al 12. Ik aanbid ü, o mijn regtvaardige Regter ! en

ao- beken. dat Gij ook barmhartig on genadig zijl j ik

ik offer ü op, tot herstelling van alle twijfeling tegen de

'fd ware tegenwoordigheid van uw allerheiligste ligchaam,

de heilige leering der Evangelisten , hopende met hen en altijd met groote genegenheid te zeggen : Geloofd zij

ik hel allerheiligste Sakrament!

en 13. Ik aanbid U, o mijn Leidsman en Beschermer!

n , en beken dat zij gelukkig zijn, die onder uwe bescher-

5g- ming staan ; ik offer D op, tot herstelling van alle

flaauwheid, waarmede Gij van ons gediend zijt, de ig- vroomheid en kloekmoedigheid van alle Martelaren,

tig hopende met hen altijd met groote vurigheid te zeg-

10- gen : Geloofd zij het allerheiligste Sakrament !

ne 14. Ik aanbid U, o mijn Meester en Leeraar 1 en

iet beken, dat Gij den regten weg des levens aanwijst

11- aan degenen die U volgen; ik offer TJ op, tot herstelling van al de lasteringen tegen het hoogwaardig heilig

le- Sakrament, de godsvrucht van al de Leeraars en Be-

n- lijders, hopende met hen met groote aandachtigheid te

ng zeggen : Geloofd zij het allerheiligste Sakrament!

,n- 15. Ik aanbid quot;0,0 allerzuiverste Lam! en beken,

il- dat iu ü nooit vlek of smet is gevonden; ik offer quot;O

Hj op, tot herstelling van alle onbehoorlijkheden, welke

voor uwe oogen geschied zijn, de heilige en zuivere te genegenheden van al de heilige Maagden, hopende

it- met deze altijd met uitnemende godsvrucht te zeggen ;

!e Geloofd zij het allerheiligste Sakrament /

e- 16. Ik aanbid U, o mijn God en Verlosser! en.

et beken, dat Gij zijt de Zaligmaker van geheel het men-

il- schelijk geslacht; ik offer U op, tot herstelling van

hetgeen ooit mensehen tegen U gezegd, gepeinsd of i, gedaan hebben, al de gedachten, woorden en werken

-ocr page 549-

536 GEBEDEN ONDER HET LOF.

van al degenen, welke uwe majesteit ooit gekend, of bemind hebben, en lioop met hen altijd met uitstekende liefde te zeggen : Geloofd zij het allerheiligste Sahrament !

17. Ik aanbid U, o waarachtig Brood des Hemels ! en beken , dat Gij zoeter zijt, als de zoetheid van deze wereld; ik offer U op, tot herstelling der onwaardige nuttigingen van dit zeilde Brood, al het verlangen en de bereiding der godminnende zielen, die hetzelve ooit hebben genoten ; verwachtende, dat ik met hen altijd met groote eerbiedigheid zal zeggen : Geloofd zij het allerheiligste Sahrament!

18. Ik aanbid U, o Gloed van Liefde! en beken, dat Gij zijt het goddelijk vuur dat altijd brandt, en nooit zal gebluscht worden; ik offer U op, tot herstelling van alle flaauwe en koude harten, de vurigheid van alle schepselen, die hier ooit gebrand hebben in uwe liefde ; hopende met hen altijd met groote dankbaarheid te zeggen : Geloofd zij het allerheiligste Sahrament !

19. Ik aanbid ü, mijn grootdadige Weldoener! en beken, dat Gij quot;altijd ecnen overvloed van gratiën met ü medebrengt; ik offer U, tot herstelling van alle ondankbaarheid, de dankzeggingen van al degenen, die het geluk gehad hebben door U bezocht te worden , hopende met hen altijd met groote vurigheid te zeggen : Geloofd zij het allerheiligste Sahrament!

20. Ik aanbid ü, o heilige Hostie, waardige offerande ! en beken, dat de zoete geur. die uit U vloeit , den hemel en de aarde vervult ; ik offer U op, tot herstelling van dc ergernissen en kwade voorbeelden ten tijde van het heilig Sacriücie gsgevea, de stichtelijkheid en godvruchtigheid van al degenen, «lie hetzelve opgeofferd hebben, of daaraan deelachtig zijn geweest; en ik hoop met hen met groote devotie tc zeggen : Geloofd zij het allerheiligste Sahrament!

21. Ik aanbid U, o opperste» Priester, die leeft en offert in der eeuwigheid naar de orde van Melchise-

-ocr page 550-

GEBEDEV ONDER HET LOr. 537

dech ! en beken, dat Gij zijt de gezalfde des Heeren , de middelaar tusschen God en de menschen; ik offer ü op, tot herstelling van alle onwaardigheid van degenen die aan uw altaar hebben gestaan, de geschiktheid, heiligheiden onnoozelheid , met welke ooit eenige Priesters of Levieten hun heilig ambt hebben bediend ; en ik hoop met hen altijd met groote genegenheid te te zeggen : Geloofd zij het allerheiligste Sakrament!

22. Ik aanbid U, o krachtig Geneesmiddel! en beken, dat Gij magtig zijt, om al de kwalen onzer zonden te zuiveren en te genezen; ik offer U op, tot herstelling van het venijn, dat de helsche slangen met haar gebroedscl tegen U uitgespuwd hebben, het zalig en heilig leven van al degenen, die door Ü geholpen zijn geweest; en hoop met hen altijd met groote aandachtigheid te zeggen : Geloofd zij het aller heiligste Sakrament !

23. Ik aanbid U, o zeker Pand des eeuwigen levens ! en beken, dat Gij de waarheid en het leven zijt, en dat, die U vindt, ook het eeuwig leven zal vinden ; ik offer U op, tot herstelling van al de doodelijke zonden , welke tegen U geschied zijn, al de werken der deugden, die ooit gedaan zijn, en tot op den uitersten dag des oordeels nog zullen gedaan worden, hopende met al degenen, die daarmede bezig zijn geweest, altijd met grooten eerbied te zeggen ; Geloofd zij het allerheiligste Sakrament !

24. Ik aanbid ü, o sterkmakende Teerspijs, om te reizen naar het hemelseh Paradijs! en beken, dat Gij veel krachtiger zijt. als het brood van Elias, daar hij veertig dagen en veertig nachten bij geleefd heeft, en tot den berg Horeb is geraakt; ik oiler U op, tot herstelling van al de verzuimenissen en fouten, zoo door de levende, als door de stervende menschen voor het heilig Sakrament begaan, al de eer en eerbiedigheid , vurigheid en liefde , door al degenen bewezen , die in hun leven en dood dit groot geheim altijd in waarde gehouden hebben, betrouwende, dut ik met hen met

23 »

-ocr page 551-

538 GEBEDEN ONDER HET LOF.

teedere genegenheid altijd zeggen zal : Geloofd zij het 1

allerheiligste SaJcrament! Amen! Dat het zoo geschiede ! k

d

ZOETE VERZUCHTINGEN TOT JESUS . i

rustende in het allerheiligste Sakrament, als op den a

troon zijner liefde tot de menschen. ];

O allerwaardigste Jesus ! ik aanbid U; want ik be- ^

lijde dat Gij mijn Heer en mijn God zijt. ^

O allervriendelijkste Jesus ! ik bemin U ; want Gij ^ zijt de allerschoonste onder de kinderen der menschen.

O allerzachtmoedigste Jesus ! ik kom tot ü ; want z Gij zijt de toevlugt der zondaren en de troost der bedrukten. ^

O allermildste Jesus! ik danken loofII: want door

U en van U komt ons alle geluk en zaligheid. 11

O alleredelste Jesus! ik eer en gebenedijd U; Gij s

zijt mijn Schepper en Verlosser. ^

O allerrijkste Jesus I ik verfoei de wereld en al wat

zij geven kan; want zoo ik U heb, bezit ik meer dan ^

ik kan begeeren. ^

O allerwaardigste Jesus 1 ik geloof in U; want Gij 2 zijt waarachtig, en leert ons den weg der waarheid-

O allermagtigste Jesus ! al mijne hoop en betrouwen 3

staat op U; want Gij kunt en wilt mij eeuwig zalig 2

maken. s

O allerootmoedigste Jesus ! ik gun U alle eer en glorie ; want Gij hebt U vernederd tot den dood des krui- 1 ses, om ons tot het eeuwig leven te verheffen.

O allervolmaaktste Jesus ! ik kies U tot mijnen herder en leidsman; mijne begeerte is, U altijd getrou- ( welijk na te volgen. 1 O allergoedertierenste Jesus I het is mij leed , dat 1 ik U ooit in mijn leven vergramd iieb; want Gij zijt het opperste goed, dat ik bovenal moest beminnen. ( O allerverduldigste Jesus ! ik heb medelijden met uw 5

-ocr page 552-

GEBEDEN ONDER HET LOF. 539

lijden; want daar is geen lijden, dut met uw lijden kan vergeleken worden.

O allerzoetste Jesus ! laat mij nimmer van U gescheiden worden; want waar zal ik gaan, indien ik door U verlaten worde ?

O allergelioorzaamste Jesus ! ik zal onderdanig zijn aan al uwe geboden; want uw juk is zeer zoet. en de last zeer ligt, die Gij mij zult opleggen.

O allerbeste Jesus ! ik stel mij tot uwe dienst, en tot de dienst van uwe allerzuiverste Moeder; ach, Jesus! laat mij een dienaar, ja laat mij een kind van ü en van Maria leven en sterven !

O allerminnelijkste Jesus i ik wil mij Kwijten van zoo groote gunsten, waarmede ik aan I). verbonden ben ; en alzoo ik niets beter vind, zoo geef ik TJ uw hart terug, dat Gij mij zoo dikwijls hebt gegeven.

O allerkrachtigste Jesus 1 ik aanroep U en uwen allerheiligsten naam Jesus; want deze Naam is mij een schild tegen alle kwellin gen en iinnvechtingen des duivels, der wereld en des vleesches.

O allervolmaaktste Jesus! mijne ziel snakt naar U gelijk een hert naar de fontein des waters; want uw bloed is mijn drank, en uw vleesch is mijn voedsel, zonder welk ik niet kan leven.

O allerzuiverste Jesus ! wil toch in mij te niet doen al hetgeen U in mij mishaagt; want uwe oogen zijn zoo zuiver, dat zij zelfs niet de minste vlek kunnen aanschouwen.

O allerregtvaardigste Jesus ! ik vrees en beef, als ik op U denk ; want ik weet wel, dat Gij mijn regter eens zult wezen.

O allerbarmhartigste Jesus! ik wensch integendeel, en verlang om U te zien; want U te zien is mijn geluk, en het einde van mijne wensehen in dit land mijner ballingschap.

O allerzoetste Jesus ! laat mij geheel in U verslonden , en geLyk versmoord worden ; want Gij zijt eeno zee van alle vermaak en wellusten.

-ocr page 553-

gebeden onder het lof.

Eerbiedige opdragt van ons hart aan het heilig Hart van Jesus in het allerh. Sahranient des Altaars.

Sta mij toe, dat ik mij tot ü kcere, o goddelijk en aanbiddelijk Hart van Jesus! mijnen Zaligmaker, afgrond van liefde en barmliartiglieid ! en dat ik ü vraag, van verwondering bevangen zijnde over uwe goedheden en mijne ondankbaarheden ; waarom is het, o mijn God 1 dat Gij eene zoo wonderbare manier hebt uitgevonden , om ü voor mij op te offeren in het heilig Sakrament des Altaars ? Acht Gij het dan zoo weinig , o Heer ! U zeiven eens te hebben geofferd aan de banden, geeseling, pijnen, versmaadheden, en aan den zoo pijnlijken dood des kruises ? Moet ik U, uu Gij glorierijk en onsterfelijk zijt, nog zonder ophouden aan alle versmading blootgesteld zien in bet heilig Sakrament van liefde, waar Gij zoo dikwijls veraeht, bespot, en als met voeten getreden wordt van diegenen zelfs , die U met meerdere vurigheid behoorden te beminnen ? Moet ik ook mijn hart ouder het getal van die ondankbare harten zien , zonder van pijn en schaamte te sterven ? Ach, mijn God ! doorsteek dat hart met den schicht van uwe liefde, en stel een einde aan mijne ondankbaarheden; wees gedachtig, dat uw aanbiddelijk Hart, dragende den last van mijne zonden, in den liof van Óliveten, en op het kruis, zich daarover heeft bedroefd, alsook mede droevig is geweest over mijne ellenden; laat niet toe, dat uwe bcr.aanwdheden en pijnen, uw dierbaar bloed, uwe tranen en uw zweet, mij onvruchtbaar zijn; raak mijn hart krachtiglijk, o medelijdend en zachtmoedig Hart van mijnen Jesus I geef, dat dit oogenblik het begin zij van mijne opregte bekeering, en dat ik beginne U te beminnen, om zonder ophouden aan uwe liefde toegeheiligd te zijn als uw eeuwige slaaf; dat ik aan mij zelveu sterve , om geen leven of bewegingen te hebben , daa voor U en door U, tot uwe eer, lof eu eeuwige glorie. Amen.

540

-ocr page 554-

GEBEDEN ONDER HET LOF.

LOFZANG

P an g e l in g u a.

Zing, zing, mijn tong! het groot geheim Van 't allerheiligst vleesch des Heeren,

En van het overdierbaar bloed,

Dat Hij, die eeuwig zal regeren .

Tot losprijs van de wereld gaf.

Na uit een' Maagd te zijn geboren.

Wier vruchtbaarheid het heil hergaf, Dat voor onz' aarde was verloren.

Voor ons, voor onze zaligheid,

Is Hij in 't zwakke vleesch gekomen,

En uit een' onbevlekte Maagd ,

Heeft Hij de menschheid aangenomen.

Hij bragt het zaad van 't god'lijk woord* Op aard', en tot ons heil steeds vaardig,

Besloot Hij zijnen levensloop Met wond'ren zijner liefde waardig.

Want voor het laatst aan 't avondmaal Met zijn' Apostelen gezeten,

(Die Hij den rang van broeders gaf) Om, volgens wet, het Paaschlam te eten;

Nadat Hij alles had volbragt.

Wat d' oude Paaschwet had voorschreven ,

Heeft Hij aan hen, met eigen hand,

Zich zeiven tot een' spijs gegeven.

Het woord van 't vleeschgeworden Woord Verandert 't brood in 't Vleesch des Heeren,

Den wijn in zijn aanbid'Iijk Bloed, Dat wij als onzen losprijs eeren.

541

-ocr page 555-

542 GEBEDEN onder het lof.

De zinnen zal 'l nooit moog'lijk zijn,

Dit heilig wonder te bevatten;

't Geloof alleen doet 't leerzaam hart Hier Jesus liefd' naar waarde schatten.

Dat elk dit waardig Sakrament Dan met aanbidding dankbaar huldig'!

O sterv'ling ! aan dit groot geheim Zijt g' al uw liefd' en eerbied schuldig: :

Het kwam de plaats der oude wet En al haar plegtigheên vervangen;

Hier moet der zinnen zwakheid , kracht En sterkte van 't geloof erlangen.

Roem, zegen, heerlijkheid en eer. Met dankbaarheid en magt te gader.

En al wat schepsels kunnen meer.

Zij eeuwig toegebragt den Vader,

Gelijk den Zoon, en heil3gen Geest, Die troostend uitgaat van hun beiden —

Den Geest die Jesus heeft beloofd ,

Dat nimmer van zijn' Kerk zal scheiden.

Onder het Ave Maiiia.

v. De Engel des Heeren heeft Maria geboodschapt. k. En zij heeft ontvangen van den heiligen Geest. IFees gegroet, enz.

v. Zie de dienstmaagd des Heeren,

r. Mij geschiede naar uw wcord. Wees gegroet , enz.

v. En het Woord is vleesch geworden,

r. En het heeft onder ons gewoond. Wees gegroet,

-ocr page 556-

GEBtDEN ONDER HET LOF.

LAAT ONS J51DÜEN.

Wij bidden U, o Heer ! stort uwe genade in onze harten, opdat wij, die door de boodschap des Engels de menschwording van Christus, uwen Zoon, gekend hebben, door zijn lijden en truis tot de glorie der verrijzenis mogen komen. Door denzelfden Jesus Christus, onzen Heer. Amen.

Onder den laatsien zeyen.

Lees hetzelfde als onder den eersten.

543

-ocr page 557-

A PPEOBATI 0.

Impriraatnr.

Mechlinse, 14 Januarii 1846,

J. B. PiUWEi.s, Vic. Gen.

-ocr page 558-

TAFEL DER HOOFDSTUKKEN.

Voorrede..............5

Onderrigting betrekkelijk het heilig Misoffer . . 11 Gebeden voor eu onder het heilige Misoffer, met

uitlegging van deszelfs plegtigheden . . . 31

EEESTE BOEK.

VERMANINGEN , WELKE VOOH HET GEESTELIJK LEVEN NUTTIG ZIJN.

I. Hoofdstuk. Men moet Christus navolgen, en

alle IJdelheden der wereld versmaden. . . . 77

II. Dat men een klein gedacht moet hebben van zich zeiven............80

III. Over de leering der waarheid.....83

IV. Dat men behoedzaam moet zijn in zijne werken...............87

V. Over het lezen der heilige Schriftuur ... 88

VI. Over de ongeregelde begeerten ..... 90 Vil. Dat men de ijdele hoop en de hoovaardig-

heid vlugten moet..........92

VIII. Dat men al te grootc gemeenzaamheid vermijden moet............94

IX. Over de gehoorzaamheid en onderworpenheid. 96

X. Van het vermijden der onnoodige woorden . 98

XI. Van de middelen om den vrede te bekomen,

en van den ijver om voortgang te doen. . .100

XII. Van het nut des tegenspoeds.....104

XIII. Van het wederstaan aan de bekoringen. . 10G

XIV. Dat men het vermetel oordeel vermijden moet,

en zich zei ven niet zoeken.......110

XV. Van de werken die uit liefde gedaan worden. 112

XVI. Dat men eens anders gebreken verdragen moet..............115

-ocr page 559-

546 TAFEL DER HOOFDSTDKKEN.

XVII. Van liet kloosterlijk leven......117 I)

XVIII. Vau de Voorbeelden der lieilige Vaders . 119

XIX. Van de oefeninjen eens goeden kloosterlings. 123 n

XX. Van de liefde der eenzaamheid en der stilzwijgendheid ............127

XXI. Van het berouw des harten,.....133 G

XXII. Van de betrachting der menschclijke ellende. 136 I1 XXIII Van de betrachting des doods . . . .141

XXIV. Van het oordeel en van de straffe der V zondaars.............145

XXV. Van de ijverige verbetering onzes levens . 150 V

V

TWEEDE BOEK.

VEHMANINGEN LEIDENDE TOT HET INWENDIG LKVEN. !

I. Hooidstuk. Van de inwendige verkeering . . 157 v

II. Van de ootmoedige onderworpenheid . . .162

III. Van den goeden vreedzamen mensch . . . 165 ^

IV. Van het rein gemoed en van de goede mee-

ning..............168 \

V. Van de zelfbetrachting des doods.....170

VI. Van de blijdschap van een goed geweten . 173 gt;

VII. Van de liefde tot Jesas boven al . . . . 176 VIII Van de gemeenzame vriendschap met Jesus. 179

IX. Van het derven aller vertroosting . . . .183

X. Over de dankbaarheid voor de genade Gods . 188

XI. Van het klein getal der minnaars van Jesus i kruis..............191

XII. Van den koninklijken weg des heiligen Kruises. 195 |

DEEDE BOEK.

VAN HET INWENDIG LEVEN.

I. Hooidstuk. Van de inwendige stem van Christus tot de getrouwe ziel........204

-ocr page 560-

TAFEL DER HOOFDSTUKKEN 547

1^7 JI Dat de waarheid van binnen spreekt zonder

119 geruisch van wcorden.........20?

1^3 ni. Dat men de woorden van God met ootmoe

digheid moet aanhooren, en dat velen ze niet

127 overwegen.............209

133 Gebeden om de genade der godsvrucht te vragen. 211

136 IV. Dat men in Gods tegenwoordigheid wandelen

141 moet, in waarheid en ootmoedigheid. . . . 214

V. Van de wonderbare uitwerkselen der goddelijke

145 liefde..............217

150 VI. Van de beproeving des waren minnaars . . 223

VIL Dat men de genade der godsvracht moet verbergen onder de Loede der ootmoedigheid . . 227

VIII. Van de kleinachting zijns zeiven in de oogen Gods....... ......232

IX. Dat men alle dingen tot God, als tot het laatste einde stieren moet.......235

ö' X. Dat het zoet is God te dienen en de wereld 2 te verachten ............238

XI. Dat men de begeerte zijns harten onderzoeken moet en matigen..........2-il

XII. Van de oefening der verduldigheid en het

bestrijden der kwade lusten.......244

70 j

'0 XIII. Dat men ootmoedig gehoorzamen moet, naar ƒ het voorbeeld van Jesus Christus.....247

XIV. Van de betrachting der verborgene oor-^3 deeleu Gods, om niet verwaand te worden in

88 het goed.............249

XV. Wat men moet zeggen en doen in alle wen-schelijke zaken...........252

^ Gebed om Gods welbehagen te volbrengen . . 253

XVI. Dat de ware troost in God alleen te zoeken is..............255

XVII Dat men aan God alle zorg moet overlaten ..............258

XVIII. Dat mende tijdelijke ellenden, naar het voorbeeld van Christus, met standvastigheid )4 verdragen moet................260

-ocr page 561-

548 TAFEL DER HOOFDSTUKKEN.

XIX. Van het verdragen van ongelijken, en wie ^ voor opregt verduldig te houden zij . . . .263

XX. Van de bekentenis van eigene zwakheid, tn X] van de ellenden dezes levens......266

XXT. Dat men boven alle goederen en alle gaven ^

in God moet berusten.........269

XXir. Van de herinnering der menigvuldige weldaden Gods . , . . . ...... 274 X.

XXIII. Van vier dingen die grooten vrede meebrengen ............. 278 X.

Gebed tegen kwade gedachten.......278

Gebed om verlichting des gemoeds..... 279

XXIV. Dat men zich wachten moet van eens

anders gedrag nieuwsgieriglijk na te vorschen . 281 ^

XXV. Waarin de echte vrede des harten en de ^ ware voortgang bestaat........288

XXVI. Van de vrijheid des harten, eerder te ^ bekomen door veel te bidden, dan door veel

te lezen.............286

XXVII. Dat de eigenliefde den mensch meest af- ^ trekt van het opperste goed.......289

Gebed om de zuiverheid des harten en de hemel-sche wijsheid te bekomen . ...... 290

XXVIII. Tegen de kwaadsprekers......292

XXIX. Hoe men in de uur van kwelling God

aanroepen moet en prijzen.......29-1: ^

XXX. Dat men Gods hulp moet afsmeeken, en verwachten met vertrouwen naar de wederkomst

der genade............296

XXXI. Dat men alle schepselen moet op zijde stellen, om den Schepper te vinden .... 301

XXXtl. Van de zelfverloochening en de verzaking

der begeerlijkheid.......... 304 ^

XXXIII. Van de ongestadigheid des harten, en

dat men zijne meening tot God moet rigten als ^

tot het laatste einde.........307

XXXIV. Die God bemint, smaakt hem boven alles ' en in alles............310

-ocr page 562-

TAFEL DER HOOFDSTUKKEN. 549

XXXV. Dat men in dit leven niet vrij is van 263 bekoringen...................313

XXXVI. Tegen de ijdele oordeelen der men-266 schen..............315

XXXVII. Dut men zich zeiven geheel moet on-269 derwerpen, om de vrijheid des harten te bekomen..............318

274 XXXVIII. Van goeden overleg in het uitwendig,

en den toevlugt tot God in de gevaren . . .321 278 XXXIX. Dat men in zijne zaken de driftigheid

278 vermijden zal...........323

279 XL. Dat de mensch uit zich zeiven niets goeds

heeft, en nergens zijnen roem mag op dragen. 325 281 XLI. Van de verach ing aller wereldsche eer . . 329

XL1I. Dat men den vrede in de menschen niet

283 stellen mag............331

XLI1I. Tegen de ijdele wetenschap der wereld. 333 XL1V. Van zich de uiterlijke dingen niet aan te

286 trekken . . . ..........3 36

XLV. Dat men niet iedereen gelooven moet, J89 en dat men zich gemakkelijk vergist in zijne

woorden.............338

J90 XLVI. Dat men zijn vertrouwen op God moet

»92 stellen, als men door lastertaal aangerand

wordt..............342

194 XLVII. Dat men alle zwarigheden voor het eeu

wig leven verdragen moet . . • .... 346 XLV1I1. Van den dag der eeuwigheid en van de

196 ellenden dezes levens.........349

XLIX. Van de zucht naar het eeuwige leven en 01 van de groote goederen, beloofd aan degenen

die strijden............354

04 L. Hoe de troostelooze mensch zich in Gods handen moet overgeven.........359

LI. Dat men zich op nederige werken moet toeleg-07 gen, als men voor verhevene onbekwaam is. 364

LIL Dat de mensch niet denken moet troost 10 waardig, maar eerder straf schuldig te zijn. . 367

-ocr page 563-

550 TAFEL DER HOOFDSTUKKEN.

LTIÏ. Dat de genade Gods niet gedijdt bij de VI

liefhebbers der aardsche dingen......370

LIV. Van de verschillende bewegingen der natuur VI

en der genade...........374

LV. Van de bedorvenheid der natuur en de IX

kracht der goddelijke genade......381

LVI. Dat wij ons zeiven moeten verloochenen , X.

en Christus navolgen door het kruis .... 385 LVII. Dat de mcnsch niet mag kleinmoedig wor- Ge

den , als hij in eenige gebreken valt .... 389 XI

LVni. Dat men dc dingen die te verheven zijn,

of de geheime oordeelen Gods , niet moet zoeken te doordringen......... 393 XI

LIX. Dat men al zijne hoop en betrouwen op

God alleen moet stellen ........ 399 XI

VIEEDE BOEK.

xi

VAN HET II. SAK HALTENT DBJ ALTAARS.

Godvruchtige vermaning tot de heilige Com- ^

mnnie..............403

I. Hoofdstuk. Met hoeveel eerbied Christus ontvangen moet worden......... 403 ^

II. Dat God in het heilig Sakrament den mensch blijken geeft van zijne groote goedheid en

liefde..............412 ^

Gebed als men zich bereidt om de heilige Communie te ontvangen..........417 ^

ÏII. Dat het voordeelig is dikwerf te communiceren .......... .... 419 ^

Gebed om zich te bereiden tot eene waardige Communie............423

IV. Dat vele weldaden uitgedeeld worden aan die godvruchtiglijk communiceren......423

V. Van de uitmuntendheid des heiligen Sakra- ^ ments , en van de waardighoid des Priester-

schaps........-.....428

VI. Gebed van den Christen voor de Communie. 436

-ocr page 564-

TAFEL DEH HOOFDSTUKKEN. 551

VII. Van het onderzoek des gewetens, en van

het voornemen aich te beteren......437

VIII. Van de opoffering van Christus op het Kruis, eu van de overgeving van zich zeiven.

IX. Dat wij ons en al het onze aan God moeten opdragen, en voor allen bidden.....444

X. Dat men de heilige Communie niet ligtvaar-diglijk moet nalaten.........448

Gebed tot Jesus Christus.........453

XI. Dat het Ligehaam van Christus en de heilige Schriftuur hoogst noodzakelijk zijn voor de geloovige ziel. ...........454

XII. Dat men zich tot de heilige Communie met groote naarstigheid moet bereiden. . . . 460

XIII. Dat de godvruchtige ziel uit ganscher harte de vereeniging met Christus in het heilig Sakrament betrachten moet.....464

XIV. Van het vurig verlangen sommiger god-vruchtigen tot het Ligehaam van Christus . 470

XV. Dat de genade der godvruchtigheid door den ootmoed en de zelfverloochening verworven wordt ...........474

XVI. Dat wij onze noodwendigheden aan Christus openbaren, en zijne genade afsmeeken moeten..............478

Gebed om de vrucht eener goede communie te bekomen...........482

XVII. Van de brandende Helde en de vurige begeerte om Christus te ontvangen .... 483

XVIII. Dat de mensch geen nieuwsgierige vor-scher van het Sakrament moet zijn, maar een ootmoedige navolger van Christus, met zijne zinnen te onderwerpen aan het heilig geloof..............486

Volgorde of indeeling der leering van het boek der Navolging........ . . 491

-ocr page 565-

BIJ VOEGSEL,

behelzende verscheidene zoo ahremeene als bijzondere grondregels en zedelessen. Getrokken uit de schriften van den H. Franciscus de Sales.

§. 1. Christelijke zedelessen jegens God .... 497 S. 2. Christelijke zedelessen jegens onze naasten . 498 3. Christelijke zedelessen jegens ons zeiven. . 500 §. 4. Algemeene lessen om wel te leven . . . 501 §. 5, Bijzondere lessen om in de goddelijke genade getrouw te blijven volharden.....504

§. 6. Verscheidene christelijke grondregels van

den H. Franciscus de Sales.......506

§. 7. Bijzondere grondregels tot het bewaren van

den inwendigen vrede.....• . . .508

Manier om den Rozenkrans te bidden • . . . 509

Oefening van den H. Kruisweg......519

De Vesper-psalmen voor den Zondag.....524

Magnificat.............528

Gebeden gedurende het Lof........530

-ocr page 566-
-ocr page 567-

B IJ VOEGSEL,

behelzende verscheidene zoo alcremeene als bijzondere grondregels en zedelessen. Getrokken uit de schriften van den II. Franciscus de Sales.

§. 1. Christelijke zedelessen jegens God .... 497 §. 2. Christelijke zedelessen jegens onze naasten . 498 §. 3. Christelijke zedelessen jegens ons zeiven. . 500 §. 4. Algemeene lessen om wel te leven . . 501 §. 5. Bijzondere lessen om in de goddelijke genade getrouw te blijven volharden.....504

§. 6. Verscheidene christelijke grondregels van

den H. Franciscus de Sales.......506

§. 7. Bijzondere grondregels tot het bewaren van

den inwendigen vrede.....• . . .508

Manier om den Rozenkrans te bidden • . . . 509

Oefening van den H. Kruisweg......519

De Vesper-psalmen voor den Zondag.....524

Magnificat.............528

Gebeden gedurende het Lof........5 30

-ocr page 568-
-ocr page 569-
-ocr page 570-
-ocr page 571-