-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-

'

-ocr page 5-
-ocr page 6-
-ocr page 7-

'■K

OEFENINGEN

VOOR EX NA

voor eiken dag der week. in jjtt iulliinterji Itrmtrkt

DOOK

.T. VEEHEI JEN, O. C.

Na.

fèh Vuj\

ltgt;- \ ••.

v»:

Biblic heamp;k

VUNDERbiiücDb 3 WEER1-

m*umi

-ocr page 8-

© ID IE ID IS H tO IR II KT (Bt,

Haar en, den 5 Maart 1871.

J. CUYTEN,

Fras. Sem, Cens. Libr,

-ocr page 9-

INLEIDING.

De Eerherstellende Communie.

Eene der richtingen onzer eeuw, die ons liet meest troost verschaft, is die godsdienstige beweging, waardoor de zielen naar den Tabernakel gedreven en de vereenigingen vermeerderd worden, welker doel het is om onzen aanbiddelijken Verlosser in het Sacrament Zijner liefde te vereeren. Het schijnt inderdaad, dat alle zielen, in welke het geloof nog leeft, behoefte gevoelen, om zich in nauwer betrekking te stellen met dat brandpunt der goddelijke liefde, met het H. Sacrament des Altaars, en zich daar aan die brandende liefde, aan die liefelijke en levendmakende warmte, van het H. Hart van Jesus te verwarmen en te ontsteken. En terwijl het ongeloof en de goddeloosheid, die, in weerwil hunner gedurende achttien eeuwen geledene nederlagen, nog hoop voeden

-ocr page 10-

vnu liet onvergankelijke werk van den Verlosser der meusclien te verwoesten, op deze wereld nog ronddwalen, de onschuld verleiden, de harten door hunnen ijskouden en verpestenden adem dor en koud maken, zielen doodeu en op hunnen doortocht puin-hoopen en verwoesting achterlaten , ziet men al de vrienden van Jesus, al de onderworpen en toegewijde kinderen der Kerk zich naar den voet des Altaars spoeden en zich rondom den tabernakel als verdringen.

Gelijk men bij het naderen des storms de vogelen des hemels vol schrik ziet wegvluchten en in de diepte des wouds of in de holten der rotsen eene schuilplaats zoeken, evenzoo komen de getrouwe zielen, ontsteld door het doffe gerommel des onweders, door de zwarte wolken die den gezichteinder verduisteren , door de zich immer meer uitbreidende overweldigingen der goddeloosheid, zich scharen om den verborgen God, Wiens almacht de grondstoffen des kwaads in bedwang houdt en de pogingen en ijdele berekeningen der boozen verijdelt. Daar in de nabijheid van Jesus, en, om zoo te zeggen, schuilende onder Zijn Hart, vreezen zij niets meer en duchten niet meer de woede der orkanen.

-ocr page 11-

Is het ook niet tot hen, dat de liefelijke woorden van Dengenen, tot Wien zij hunne toevlucht genomen hebben, gericht worden : Vrees niet, Heine kudde! Neen, neen, de bliksem, die de wolk vaneen scheurt, welke hem voortbrengt, zal hun niet schaden. Maar het is den vrienden van Jesus niet genoeg, hem van zich zeiven te verwijderen, zij willen ook, door voortdurend de stem hunner ootmoedige smeekingen te vereenigen met die van het verheven slachtoffer van den Cal-varie-berg en des Altaars, hem van hunne broeders afwenden en de schuldigen aan de kastijdingen, die zij verdiend hebben, onttrekken.

Om dit doel te bereiken zien wij dagelijks zich nieuwe vereenigingen vormen, met het dool om den God, Wiens vermaak het is te wonen bij de kinderen der menschen, in het aanbiddelijke Sacrament des Altaars te vereeren. Hier is het de ,, Voortdurende aanbiddingquot; reeds in de meeste kerken opgericht , wier herders voor de eeredienst van het aanbiddelijk Sacrament wedijveren door hun streven om de aan hunne zorgen toevertrouwde zielen nader te brengen tot het geheiligd middelpunt van liefde en licht-

-ocr page 12-

Daar is Let de „ Nachtelijke aarAiddinrjquot; welker leden gelijk eene eerewacht uur om uur opstaan, om de wacht te houden rondom den nederigen troon van den Eeuwigen God, terwijl zij in de stilte van het nachtelijk uur voor den tabernakel waken en zich gelukkig voelen, de eenzaamheid van den God van liefde te mogen deelen en hunne harten te openen voor de weldadige en verwarmende stralen van de Zon der gerechtigheid. Elders is het de „ Broederschap van dankzegging,quot; die dagelijks dankkreten tot het H. Hart van Jesus opzendt en er behagen in schept om Hem te zegenen en dank te zeggen voor zoovele ondankbaren, die Zijne liefde miskennen en Zijne weldaden vergeten. Eindelijk is het de „ Vereeniging der Eerherstellende Communie,quot; welker leden zich door hunne liefde beijveren om Jesus voor den smaad, Hem in het Sacrament Zijner liefde aangedaan, vergoeding te schenken. Zijn met hoon en verachting verzadigd Hart troost aan te bieden en de bliksemschichten der goddelijke gerechtigheid door hunne vurige gebeden van de hoofden der ongelukkige zondaars af te wenden.

De vereeniging der Eerherstellende Com-

-ocr page 13-

munie staat in nauw verband tot de Broederschap van liet H. Hart van Jesus; zij is een tak, of liever eene bloem, ontloken op dezen boom, die door Jesus zelf geplant is, om alle uitverkoren zielen en zuivere en edelmoedige harten tot schuilplaats te dienen. Hoe toch zou men de devotie tot het H. Sacrament des Altaars kunnen scheiden van die tot hot H. Hart van Jesus ? Zijn zij niet onafscheidelijk, aangezien het H. Sacrament des Altaars het geschenk van dat aanbiddelijk Hart is, en het in dit verheven Sacrament is, dat wij dit goddelijk Hart terug vinden, steeds levende en brandende van dezelfde liefde, die Jesus den avond voor Zijn dood tot Zijne Apostelen deed zeggen: „ Ik heb vurly verlangd dit Paaschlam met u te eten.quot;

Elk lid der Eerherstellende Communie moet voor alle andere dingen deel uitmaken van de Broederschap van het H. Hart van Jesus en zich verbinden tot eene Communie in de week, ten einde de beleedigingen, Jesus in het aanbiddelijk Sacrament aangedaan , weder goed te maken. De leden worden in afdeelingen verdeeld en daar elke af-

-ocr page 14-

— 10 —

doeling dagelijks oen Communicaut moet leveren , zoo bestaat nij met inbegrip van den ijveraar of ijveraarster der afdeeling uit zeven personen.

De vereeniging neemt in zidi op niet alleen priesters, roligieusen, maar ook geloo-vingen van alle rangen en standen, die verlangen om aan den zoo beminnenden en zoo goeden God in liet H. Sacrament des Altaars verborgen, bijzondere bewijzen van liefde en toewijding te geven. Diegenen welke om Ivun-ne bezigheden of om andere oorzaken niet gewoon zijn dikwijls tot de H. ïafel te naderen en daarom onder de afdeelingen^ die wekelijks communiceeren ^ niet kunnen worden opgenomen, worden nogtans daarom niet van de vereeniging uitgesloten; zij kunnen zich ten getalle van dertig vereenigen, en, met hetzelfde doel en tot dezelfde intentie als de wekelijksche afdeelingen, maandelijk-sche vormen.

De ijver der leden bepaalt zich echter niet tot het aanbieden aan Jesus van eene wekelijksche of maandelijksche Communie tot herstelling van de onverschilligheid en ondankbaarheid, waarmede Zijn goddelijk Hart in liet Sacrament Zijner liefde als overladen

-ocr page 15-

wordt j maar zij moeten bij Imnne intrede in de vereeniging liet vaste voornemen maken om dezen ijver uit te strekken over alles wat op het H. Sacrament des Altaars betrekking lieeft, en bij alle gelegenheden die zich hun voordoen, zonder vertoonma-king, maar ook zonder zich door mensche-lijk opzicht te laten afschrikken, daarvan blijken geven. Alzoo zullen zij zich ten taak stellen, om zich aan de processiën van het H. Sacrament aan te sluiten; het te vergezellen als het naar een zieke gebracht wordt, namelijk als zulks in het openbaar geschiedt; dikwijls een bezoek aan den goddelijken Gast van den Tabernakel te brengen; hunne bezoeken gedurende het veertiguursch gebed,, in de Octaaf van het H. Sacrament en telkens als het uitgesteld is, zooveel vermenigvuldigen en verlengen als de plichten van hunnen staat het gedoogen. Zij moeten het dagelijksch Mis hooren en het dikwerf nuttigen van het Brood der Engelen onder hunne meest dierbare oefeningen van devotie rangschikken. Door een geest van ijver gedreven, moeten zij zich, ieder in zijn kring, ook bevlijtigen om de vereeniging uit te breiden, haar voort te planten en liet Hart van «Te-

-ocr page 16-

sus te vertroosten, door tot Jesus te brengen en door Zijne liefde te doen aantrekken een groot getal dier zielen, welke Hij zoozeer bemind heeft, en ]iog zoozeer bemint, en voor welke Hij niet alleen de smarten en vernederingen in het gerechtshof en op den Calvarieberg geleden heeft, maar ook de vernietiging in den tabernakel en al de verootmoedigingen in Zijn eucharistisch leven.

De vaders en de moeders, de meesters en meesteressen der huisgezinnen moeten hun ijver voor hunne kinderen en ondergeschikten aan den dag leggen, door zich te bevlijtigen om hun levendige gevoelens van geloof, eerbied en liefde tot het verheven Sacrament, dat Jesus' tegenwoordigheid onder ons bestendigt, in te boezemen. Zij moeten hun dikwijls spreken over de oneindige grootheid en beminnelijkheid van dien God, Die /ich om tot ons te komen zoo klein heeft gemaakt. Die Zich vernietigt, om zich aan ons te geven. Die Zich verbergt- en Zijne heerlijkheid voor ons bedekt om ons een gemakkelijker toegang tot Hem te verschaffen; en Die voor zooveel liefde en opofferingen niets dan het geschenk van ons hart vraagt. Zij moeten eindelijk niets verzuimen, om hun

-ocr page 17-

— 13 —

een diepon eerbied voor liet huis des Hec-ren in te boezemen.

De liefde tot den evennaaste slechts een uitvloeisel van de liefde Gods zijnde, moeten de leden der Eerherstellende Communie deze deugd in de school van het aanbiddelijk Hart van Jesus aanleeren. Zij moeten meer doen, zij moeten haar uit deze heilige bron putten, en den God van liefde door vurige gebeden smeeken , dat Hij hunne harten doe ontbranden door het goddelijk vuur, dat het Zijne verteert. Vervolgens moeten zij oene oer er uit maken, om de zoete en heilige overeenstemming der geloovigen van de eerste Kerk onder hen te doen herleven. Zij moeten zich wederkeerig alle mogelijke diensten bewijzen en vooral op den dag hunner Communie, voor elkander bidden, terwijl elk lid zich op dien dag moet beschouwen als uit naam van allo anderen tot Josus afgezonden, niet alleen om Hem vergoeding en eerherstel voor ondergane be-leedigingen aan te bieden, maar ook om Hem de behoeften zijner broeders voor te stellen en voor hen en voor zich zeiven Zijne zegeningen en genaden af te smeeken.

Aangezien men Jesus niet beminnen kan,

-ocr page 18-

_ 1-1, —

zonder de Kerk te beminnen, welker Stick- Je ter. Bruidegom en Hoofd Hij is, zoo moe- rij ten de leden in alle omstandigheden ziek ov door kun diepen eerbied en kinderlijke toe- Je wijding voor de Kerk onderscheiden, — voor S]r dic Kerk, welke keu in Christus beeft voort- va gebracht, die ken in kare armen draagt, die da hen voedt met de melk barer zuivere leer en hun met eene waarlijk moederlijke mildheid de de schatten opent, welke kaar goddelijke lie Bruidegom aan haar heeft toevertrouwd en tol tot hare beschikking gesteld. Zij moeten met er hart en ziel aan den Stoel van Petrus gehecht blijven. Op den dag hunner Commu- de: nie moeten zij voor den doorluchtigen Op- in perpriester, die er thans op zetelt en wiens ste deugden en langdurige beproevingen niet al- in leen de deelneming en bewondering in alle ' en christelijke harten moeten opwekken, maar on ook een droeven nagalm daarin ackterlaten, on met vuur en aandrang bidden. Zij moeten go( Jesus smeeken, zijne beproevingen te ver- volt; korten, hem te ondersteunen , te troosten go( en hem steeds onder de hoede van Zijn H. vui Hart te nemen. gei

Dc leden moeten zich insgelijks ten plicht

stellen om voor hun Yaderland, voor Ne- en

_L

-ocr page 19-

(Ierland, te bidden, ten einde door de vurigheid hunner gebeden Gods barmhartigheid over hetzelve te doen afdalen. Zij moeten den goddelijken Gast van den tabernakel smeeken, dat Hij het niet moge berooven van de uitstekende weldaad des waren geloofs, dat Hij dat hemelsche licht in de zielen, in welke het is uitgebluscht, weder ontsteke en degenen ^ die het nimmer bezeten of . gekend liebben^ zoodanig verlichte, dat zij weldra tot de ééne ware Kerk mogen ingaan, opdat er slechts één schaapstal en één herder zij.

De plichten der leden van de vereeniging der Eerherstellende Communie kan men dus in deze twee punten zamenvatten: 1. Herstelling geven voor de beleedigingen Jesus in het H. Sakrament des Altaars aangedaan en Zijn goddelijk Hart vertroosten over de onverschilligheid en verachting van zoovele ondankbaren. 2. Zich stellen tusschen de goddelijke rechtvaardigheid en de zondaars, voor hen door het gebed een wal tegen de goddelijke gerechtigheid opwerpen en door vurige smeekingen den wrekenden arm, die gereed staat om te straffen, tegen te houden.

He leden hebben dus eene groote, edele en heilisre zending te vervullen ; eene zen-

i

-ocr page 20-

ding onbeduidend in de oogen der wereld , verborgen voor de oogen der menschen, maar groot en verheven in de oogen van God. En wat is er aan gelegen, dat ze aan de wereld onbekend zij, en zoo zij haar kent, met minachting op haar nederziet, als God haar goedkeurt en zegent.

Als de geschiedenis de namen der mannen , die in tijden van tegenspoed aan hunne vorsten zijn getrouw gebleven, in hare jaarboeken opteekent, om ze eervol aan de nakomelingschap over te brengen; als de wereld zelve de toewijding en getrouwheid van vrienden jegens hunne ongelukkige vrienden, van dienaars jegens hunne meesters, van onderdanen jegens hunne van den troon en uit hunne Staten verdreven Torsten roemrijk vindt; en als de wereld in deze rechtvaardig in hare oordeelvellingen is, moet zij dan ook de gehechtheid, toewijding en trouw aan den Koning der Koningen insgelijks niet roemrijk, ja nog veel roemrijker vinden ? Waarom zou het niet roemrijk zijn, getrouw te blijven aan den God van liefde, aan den besten der vrienden, als allen Hem verlaten, als het eenzaam rondom Hem wordt, en als Hij, do Opperheer

-ocr page 21-

— 17 —

der zielen, Zich verdreven ziet uit de harten, waarin Hij wilde lieersclien, beroofd van hunne huldebewijzen en van de goederen, die Hij ten koste van Zijn bloed verworven had. Ja, uwe zending is schoon, zij is roemrijk, getrouwe zielen, vervul haar gelukkig en laat de wereld medelijdend glimlachen; Jesus, uw God, uw Koning, is verlaten; omringt Hem met uwe eerbewijzen, met uwe aanbidding, met uwe liefde; bemint Hem voor allen die Hem niet beminnen; bemint Hem vooral daar, waar Hij Zich zoo beminnelijk toont, in het Sacrament Zijner liefde, waar Hij ter liefde van u, tot uwen troost en voor uw geluk Zich aan zooveel verachting en beleedigingen blootstelt. Maakt Hem, als het ware, een schild uit uwe harten, opdat de schichten, die onophoudelijk tegen het Zijne geslingerd worden, Het niet dan door uwe toewijding en liefde verstompt, bereiken. Ach! gelooft mij, het Hart van Jesus zal Zich niet ondankbaar toonen; en al moge de roem dezer wereld, dien gij verre zijt van na te jagen, zich al niet aan uwe namen hechten , Jesus bewaart voor u dien des Hemels; Zijne Engelen schrijven ze op, die namen.

-ocr page 22-

-LS-

'in de registers der eeuwigheid en volgens reclit behooren de eereplaatsen aan de vrienden , die Hem in de dagen van vernedering zijn getrouw gebleven en een voortdurende troost voor Zijn aanbiddelijk Hart zijn geweest.

De wereld bewondert en overlaadt met lof den edelmoedige, die zicli tussclien een be-leedigden Vorst en deszelfs strafwaardige onderdanen tot middelaar stelt; die hunne zaak bij hem bepleit; die zijne gramschap tracht te doen bedaren, zijn hart ten hunnen gunste te verteederen en de rechtmatig verdiende kastijdingen van hen af te weren. Deze bewondering zal de wereld niet voor u over hebben, godvruchtige leden, en gij begeert ze ook niet. De lof zal u insgelijks geweigerd worden en gij zult u daarover verheugen, want gij dingt naar edeler belooning. Gij haakt naar geene andere goedkeuring dan naar die van uwen goddelijken Meester, en deze zal u niet ontbreken. Terwijl gij, aan Zijne voeten nedergeknield, het ambt van middelaar voor uwe strafschuldige broeders zult vervullen, — een ambt, dat Jesus Zelf bij Zijnen hemelscheu quot;Vader vervult, — zal Hij een blik van liefde en

-ocr page 23-

— 1!) —

medelijden op u laten vallen, en uit Zijn aanbiddelijk Hart zal een overvloedige regen van zegeningen en genaden voortkomen, waarmede uwe zielen, en die, welke gij aan Zijne barmhartigheid zult aanbevolen hebben, zullen overstroomd worden.

Deze goddelijke Verlosser, die gewild heeft, dat de broederlijke liefde het teeken en onderscheidend kenmerk Zijner leerlingen zou zijn en als de ziel der nieuwe wet, welke Hij in de plaats der oude stelde, deze God, die ten jongsten dage, wanneer Hij in al Zijne macht en heerlijkheid alle geslachten der aarde zal komen oordeelen, al de deugden zijner uitverkorenen zal schijnen te vergeten, om alleen de liefde, welke zij jegens hunne evennaasten zullen beoefend hebben, te gedenken, zal zich ook, en twijfelt daaraan niet, het ambt herinneren, dat gij ten gunste der arme zondaars bij Hem hebt waargenomen. Daar de ziel oneindig kostbaarder is dan het lichaam, is de geestelijke liefdadigheid ook oneindig aangenamer en verdienstelijker in de oogen des Heeren, dan die liefdadigheid, welke zich slechts tot het lichamelijke en tijdelijke van uwen evennaaste bepaalt; en hetzij uwe liefdadigheid

-ocr page 24-

— ao —

al dan niet met een goeden uitslag bekroond is, de reclitvaardige Eecliter zal toch uwe goede Ijedoelingen en uwen ijver in rekening brengen en u niet te min overheerlijke en eeuwige belooning schenken. Ja, Jesus houdt rekening van onze handelingen, niet van den goeden uitslag of het gelukken der werken, die wij ter Zijner eer ondernemen, maar van de zuiverheid onzer bedoeling en het verlangen, dat wij hebben, om Hem te behagen. En uw vurigst verlangen, uw dierbaarste wensch, beminde leden, is dat niet om het Hart van Jesus te troosten, Hem te verheerlijken, door de zielen, die Hij teerderlijk bemint en van welke Hij niet bemind wordt, tot Hem te doen naderen? Is dat niet het doel van al de gebeden, die gij niet ophoudt voor de zondaars te storten? Zoudt gij niet, zelfs ten koste van uw leven, hen allen willen redden en aan Jesus schenken? Zoudt gij niet de naaktheid dezer arme zielen met de verdiensten van uwen Verlosser bedekken; den honger die hen kwelt en den dorst, die hen versmacht, stillen, door hun Jesus te geven. Die het Brood is, waarnaar zij, zonder het te weten , hongeren; het Brood des levens en der

-ocr page 25-

onsterfelijkheid, dat alleen dien dorst naar liefde en geluk, welke hen verteert, kan stillen? Zoudt gij u eindelijk niet duizendwerf gelukkig achten al die gevangenen van Satan te bevrijden, die ketenen der zonden, die hen ter aarde gekromd en in eene schandelijke slavernij houden, te verbrijzelen, en hen met u te zien vallen aan de voeten van den goeden Meester, Wiens bloed ons de vrijheid en het leven heeft terug geschonken ?

Ja, dusdanig zijn uwe vurigste verlangens , dusdanig is uwe edele en heilige eerzucht. Laat aan Jesus de zorg over om die te verwezenlijken; verontrust • u niet over de onwetendheid, waarin Hij u laat omtrent de vrucht uwer gebeden; eens zal de dag komen, dat gij die vruchten zult kennen en uw zoetste troost zal zijn te zien, hoezeer zij uwe verwachting overtreffen en hoeveel zielen door uwe gebeden de genade van bekeering hebben verkregen en daardoor haar den Hemel is geopend.

-ocr page 26-

Oefeningen voor de H. Communie.

Des Zondags.

Neergeknield voor den troon Uwer barmhartigheid en liefde, aanbid ik U, o .Tesus, in dit allerheiligste Sacrament verborgen en vernederden God. Hier spreekt niets tot mijne zinnen, niets openbaart hun Uwe grootheid en heerlijkheid; maar alles spreekt tot mijn hart, alles openbaart aan hetzelve Uwe tee-derheid en Uwe oneindige liefde. Het geloof verlicht mij, het ontdekt mij dien Inister en die heerlijkheid, welke Gij onder den slnier van dit Sacrament verbergt, ten einde mij niet te verblinden en mij een gemakkelijker toegang tot U te verschaffen; dit geloof zegt mij én wat Gij zijt, o mijn aanbiddelijke Verlosser, én wat ik ben. Gij zijt de zuiverheid, de heiligheid bij nitnemend-beid, en ik ben slechts bederf en zonde. Uwe macht kent geene grenzen, ik vermag

-ocr page 27-

niets uit mij zeiven en mijne zwakheid is uiterst groot. Gij zijt eeuwig, onveranderlijk, er bestaat in U geene verandering noch wisselvalligheid. Ik ben slechts een schepsel van een dag; gisteren was ik niet en morgen zal ik niet meer zijn; ik ben gelijk aan een riet, dat bij den minsten wind zich neerbuigt; niets in mij,is bestendig, niets standvastig; heden wil ik niet meer, wat ik gisteren wilde, en morgen zal ik niet meer willen, wat ik heden wil: er is in mijn wil, in geheel mijn wezen slechts onstandvastigheid en voortdurende ongestadigheid: alles verandert, alles hernieuwt zich in mij, evenals rondom mij en ik verga met al het overige. Gij, o mijn God, zijt de Bron van alle goed; in Ü alleen wordt het leven, de' vreugde, de liefde en de volheid van alle dingen gevonden; en ik heb uit mij zeiven enkel behoefte en ellende, ik vind in en buiten mij niets dan ij delheid en droefheid des geestes; mijne ziel kan zich niet verheugen, kan geene rust vinden tenzij in U; j zijt j' zij sterft, zoo zij niet leeft door Uw leven; - izij is koud, indien Gij haar niet verwarmt aan de levendmakende warmte van Uw goddelijk Hart.

-ocr page 28-

— 24 —

Ziedaar, o Heer, wat het geloof mij van Uwe grootheid en mijne ellende leert, en op het punt zijnde van tot Uwe tafel te naderen en mij met U, o God van alle reinheid te vereenigen, verschrikt mij het gevoelen mijner onwaardigheid; het drukt mij neer, doet mij bezwijken en dwingt mij in de bitterheid mijns harten tot U te roepen en mijne fouten en zonden ootmoedig te belijden, opdat Gij Uwe barmhartigheid overvloediger maakt daar, waar de ellende en ongerechtigheid overvloedig zijn, en Uwe genade in dit hart, dat naar het geluk reikhalst om U te ontvangen nederdale, ten einde het te zuiveren en minder onwaardig te maken om voor U een altaar en tabernakel te worden.

Ik weet het, o mijn God, en beken het nederig in Uwe tegenwoordigheid, dat er niets in mij is, wat U kan behagen; integendeel alles moet Uwen afkeer en Uwe gramschap opwekken. Alleen Uwe barmhartigheid en Uwe liefde, maar de onbegrijpelijkste, de edelmoedigste liefde kunnen U bewegen, om neer te zien op dit aarden vat, dat Uwe handen hebben gevormd. Uw adem bezielt en dat bij de smet van zijnen ongelukkige))

-ocr page 29-

oorsprong j zoo lierhaaldelijk al de vlekken zijner persoonlijke ongerechtigheden heeft gevoegd. Ja, Heer, ik beken het, niets is zuiver in mij, niets zonder vlek; Gij vindt slechts zwakheden, bederf in mijn vleesch; slechts dwalingen, verblindheid in mijn geest; slechts broosheid in mijn hart, slechts onstandvastigheid, zwakheid in mijn wil en, o mijn God, maar al te dikwijls opstand tegen Uwen aanbiddelijke!! wil en Uwe heilige wetten; en tot overmaat van ongeluk verheffen zich uit den schoot van zoovele ellenden nog de hoogmoed en de eigenliefde; zij vinden het leven daar, waar zij den dood en hun graf moesten vinden en voeden zich met hetgeen hen voor altijd moest vernietigen.

Terwijl ik voor U deze vernederende belijdenis afleg, moest ik mij, o mijn God, van U verwijderen en van Uwe heilige tafel terugtrekken, zeggende met den Prins der Apostelen: Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondaar (eene zondares). Maar zoo van den eenen kant het gevoel mijner onwaardigheid mij terughoudt en mij eene heilzame beschaming inboezemt , dwingt en drijft mij van den anderen kant de liefde

i)

-ocr page 30-

tot L', o mijn hoogste Goed. Mijne ziel dorst naarU, o .1 esus, God van goedheid, zij kwijnt weg, zij droogt nit, zij sterft verwijderd van U; en dewijl, volgens de uitdrukking der H. Schrift, de eene afgrond den andere roept, evoel ik, dat de afgrond mijner ellenden dien Uwer barmhartigheden tot zich trekt; en dewijl de liefde de vrees overwint, kom ik, op mijne borst slaande, maar met een nederig vertrouwen bij U, o hemelsche Geneesheer , het geneesmiddel voor al mijne kwalen, de genezing mijner krankheden, den steun mijner zwakheid zoeken.

Uit dien tabernakel, waar de liefde U gevangen houdt, trekt Gij mij, omijnJesus, door eene onweerstaanbare kracht tot U en richt met eene stem vol van teederheid, deze troostvolle woorden tot mij: Komt tot Mij, allen, die bedroefd zijt, en Ik zal u vertroosten ; allen die belast zijt en Ik zal uwen last verlichten. Hoe zou ik aan die goddelijke roepstem kunnen weerstaan ? Hoe zou ik kunnen aarzelen om mijn zwaren last van ongerechtigheden en ellenden aan Uwe voeten te komen nederleggen? Zijt Gij niet mijne verzekering, mijne hoop; en zie ik niet uit Uw half geopend Hart met liet bloed , dat

-ocr page 31-

27 —

tut mijn keil vergoten werd, te gelijk stroomen van barmhartiglieid en genaden vloeien? W eet ik niet, dat, zoo ik arm, ja de armoede zelf ben, dit Hart de bron is van alle schatten; dat Het geopend is, ten einde een ieder van ons er zon kunnen putten, wat hem ontbreekt; dat Het kan geven en inderdaad geeft, zon der Zijne oneindige rijkdommen te verminderen ? W eet ik eindelijk niet, dat dit Hart, meer nog door de liefde dan door de lans van den romeinschen soldaat gewond, mij niet slechts de vergeving van al mijne zonden , hoe groot, hoe talrijk zij ook zijn mogen wil geven, maar ze mij aanbiedt, en op zekere wijze meer verlangt ze mij toe te staan, dan ik begeerig ben, om ze te ontvangen ?

Vol vertrouwen dus in Uwe verdiensten, in de goedheid van Uw goddelijk Hart, o mijn Jesus, zal ik het wagen tot Uwe heilige tafel te naderen en U op te nemen in dit arm hart, wiens schat, liefde, vreugde en leven Gij zijt. Ik zal nog verder gaan, o mijn God; ik zal U de Communie, welke ik ondanks mijne onwaardigheid ga ontvangen, niet alleen opofferen tot herstelling van mijne eigene zonden , van al de nalatigheden en al de onverschilligheden, waaraan ik mij jegens

-ocr page 32-

— 28 —

U heb plichtig gemaakt, maar ook tot herstelling van al de beleedigingen, welke Gij in het Sacrament Uwer liefde ontvangt. Terwijl ik U voor mijne eigene overtredingen vergeving vraag, durf ik'U ook smeeken , dat Gij Uwe barmhartigheid moogt uitstrekken over zoovele ondankbaren, die Uw Hart verscheuren; en offer U ten einde haar voor hen te erlangen, Uwe eigene verdiensten op en het bloed dat Gij voor hen hebt vergoten.

Ik weet, o mijn Verlosser, dat men, om het recht te bezitten van als middelaar voor de strafschuldigen op te treden, zelf onschuldig en vrij van elk verwijt moet wezen; — ik weet insgelijks dat terwijl men vergeving voor anderen vraagt, men zelf geene vergiffenis behoorde noodig te hebben; maar ik zal naar het voorbeeld van Jacob de kleederen van mijn' oudsten Broeder aantrekken, alvorens ik voor mij en voor anderen de zegeningen en de barmhartigheid van onzen he-melschen Vader vraag. De welriekende geur zijner onschuld en zijne stem, die zich met mijn nederig gebed zal vereenigen, zullen den Allerhoogste noodzaken een blik van medelijden op ons te werpen en mijne vurige smeekingen te verhooren.

-ocr page 33-

— 29 —

Kom derhalve, mijn welbeminde Jcslis , keer Uwe oogen van mijne onwaardigheid af; kom mijne wenschen vervullen en stel het oo-genblik van mijn geluk niet iiit. Kom in mij leven, bidden en beminnen; kom door Uwe goddelijke tegenwoordigheid het liefdevonkje, dat Gij in mijn hart gelegd hebt, ontsteken. En Gij, o Maria, mijne goede en teedere Moeder, Gij, die de eerste en verhevenste verblijfplaats van Jesus geweest zijt. Gij die alleen Zijne liefde met eene waardige en edelmoedige liefde hebt weten te beantwoorden, heb medelijden met mijne behoefte; offer Uwe deugden aan Uwen goddelijken Zoon op, om al diegenen aan te vullen, welke mij ontbreken. Offer Hem de vurige liefde op, welke U bezielde op het oogenblik, dat Hij in Uwen zuiveren schoot de menschelijke natuur aannam, als eene vergoeding mijner onvolmaakte liefde. Bedek eindelijk de armoede mijner ziel met de rijkdommen Uwer onbevlekte ziel, opdat zij minder onwaardig moge zijn, om het heiligdom te worden van dien God, Dien Gij thans in do volheid Zijner heerlijkheid aanbidt en Die zich wil vernederen om tot mij te komen. Amen.

-ocr page 34-

— 30 —

Oefeningen na de H. Communie.

O wonder, o overmaat van barmliartigheid en liefde van mijn Verlosser! De Hemel heeft ziek niet alleen tot de aarde geneigd, maar de God des Hemels is tot liet nietigste en het onwaardigste schepsel afgedaald! . . . O oogenblilc van onuitsprekelijk geluk! Oogen-blik der zoetste vreugde! Jesus is in mij; ik bezit Hem, Hij leeft, Hij bemint in mij. Zijn aanbiddelijk Hart beantwoordt de kloppingen van mijn zwak hart; en dit zoo kleine en zwakke hart bevat in zich ondanks zijne onwaardigheid de heerlijkheid, de vreugde en al do liefde des Hemels.

Hoe zal ik, o mijn welbeminde Jesus aan de onmetelijkheid Uwer liefde beantwoorden ? Hoe mijne erkentelijkheid betoonen voor zulk eene weldaad ? Op welke wijze moet ik IJ loven en mij in aanbidding vernederen in de tegenwoordigheid dier majesteit, welke Gij omsluiert om mij door zooveel grootheid, die Gij vergeet om U aan mij te schenken en met mij te vereenigen , niet te verblinden. Waar zal ik, o mijn barmhartige Jesus, woorden vinden, die U de gevoelens van bowon-

-ocr page 35-

— 31 —

dering, van dankbaarheid en liefde te kennen geven, welke zich in mijn hart verdringen en het van vreugde en geluk doen opspringen. Helaas! Heer, zie mijn onvermogen en heb medelijden met mij. Ik zou U willen loven, en ik blijf stom; ik zou Ü mijïie dankbaarheid willen betoonen, en ik kan U slechts beminnen. Liefde, matelooze, onbegrensde en onverdeelde liefde voor mijn' Jesus, ziedaar

Ihet eenige woord, dat te gelijk van mijne lippen en uit mijn hart komt; en mijne ziel verliest en verdiept zich met al hare vermogens in het eenige en aangename gevoel der liefde.het eenige woord, dat te gelijk van mijne lippen en uit mijn hart komt; en mijne ziel verliest en verdiept zich met al hare vermogens in het eenige en aangename gevoel der liefde.

Welk ander gevoel zou op dit oogenblik tot deze ziel, welke Gij, o Jesus, God van liefde. God van oneindige liefde, met Uwe aanbiddelijke tegenwoordigheid vervult, toegang kunnen vinden? Uw Hart is in mij. Het leeft en bemint in mij; waarom zon het Zijne brandende en verteerende liefde niet aan mij mededeelen? Ach, dewijl Gij, o mijn Jesus, slechts in de nederige woning van * mijn hart zijt binnengegaan, om er het hei-| lige vuur, dat Gij op aarde gebracht hebt en dat Uw Hart verteert, te ontsteken, ontvlam geheel mijn wezen van dat goddelijk vuur. Moge niets zijne werkzaamheid in den

-ocr page 36-

— 3Z —

weg staan, niets die heilige vlammen tegenhouden en verhinderen om alle vermogens mijner ziel te doordringen, om ze te zuiveren en uit haar alles te verwijderen, wat TJ kan mishagen en de gevoeligheid Uwer goddelijke blikken kwetsen. Ja, o mijn Jesns, ik geef mij over, ik wijd mij, ik schenk geheel mijn wezen aan Uwe liefde. Ik wil dat mijn geest zich met niets bezig houde dan met haar, dat mijn hart slechts door haar leve, dat mijne ziel naar niets verzuchte dan om U steeds meer te beminnen, dat mijn geheel leven slechts eene voortdurende akte van die liefde, mijn laatste zucht liet einde dier liefde op aarde en het begin der eeuwige liefde des Hemels zij.

Het is wel zoet U te beminnen, o mijn dierbare Verlosser; en een enkel oogenblik van geluk, dat Gij der ziel schenkt, tot welke Gij zijt gekomen en die Gij teeder-lijk aan Uw aanbiddelijk Hart drukt, geeft haar voor altijd een afkeer van de vreugden en vermaken dor aarde. Maar ik gevoel het. Heer, het is niet die zoete voldoening, het zijn niet die aangename gevoelens, waarnaar do ziel, die U waarlijk liefheeft, moet verhingen. Zoo Gij haar nu en dan de vreug-

-ocr page 37-

— 3a —

de, liet genot Uwer liefde schenkt, dan geniet zij het een oogenblik, zij zegent Uwe goedheid, die daardoor hare zwakheid versterken en haren ijver bezielen wil; maar zij weet dat de wezenlijke liefde zich veel meer toont door de werken dan door de gevoelens; en een oogslag werpende op Uw gewond en met eene kroon van doornen omslingerd Hart, verlangt die door een edelmoedigen naijver aangedreven ziel slechts te lijden en zich voor en met U op te offeren.

Hoe aangenaam zou het aan die ziel wezen, o mijn welbeminde Verlosser, Uw aanbiddelijk Hart te kunnen troosten door al de zielen, welke zich op den dwaalweg bevinden , tot U terug te voeren en U de liefde te bezorgen van zoovele harten, die U niet weten te beminnen noch U willen liefhebben. Ach ! indien Gij, o mijn Jesus, naar hunne liefde dorst, zoo gij om hunne onverschilligheid, om hunne ondankbaarheid lijdt, gedoog dat ik het U in mijn naam en in den naam van al mijne medeleden verklare, dat ook wij naar Uwe liefde dorsten en wenschen dat al degenen, die U niet beminnen, U mogen liefhebben; wij zouden gaarne alle harten tot U trekken en ze allen

-ocr page 38-

— 34 —

aan üweu altaar vasthecli.ten door de zoete, ketenen Uwer liefde. Maar} helaas! in onze onmaclit kunnen wij U, o mijn God, slechts onze zwakke huldebewijzen aanbieden tot herstelling van al de bitterheden, waarmede zij Uw goddelijk Hart overladen en als eene geringe vergoeding voor de aanbidding en de liefde, welke zij U weigeren.

Doch zoo wij onvermogend zijn, o, mijn God, Gij zijt alvermogend. Gij kunt, wat wij niet vermogen, eu wij smeeken U dus ootmoedig aan Uwe voeten neergeknield, o Heer, in den naam Uwer liefde, in den naam van al wat Gij voor ons heil geleden hebt en van het bloed, dat Gij voor alle menschen hebt vergoten, medelijden te hebben met alle ongelukkige zondaars. Verwijd voor hen de ingewanden Uwer barmhartigheid; wek al deze Lazarussen, in het graf hunner ongerechtigheden begraven, uit hunnen doodslaap op; schenk hun het leven terug, het leven Uwer liefde, en wreek ü slechts op hen door hen te dwingen U te beminnen.

Dewijl Cnj, o Jesus, bij Uw Vader de V oorspreker, de Middelaar der zondaars zijt, gedoog dat ik dit ambt thans bij U waar-neme in mijn naam en in den naam van al

-ocr page 39-

mijne medeleden; dat ik U al hunne harten in vereeniging met het mijne aanbied omU eerherstelling te geven voor al de beleedi-gingen, die U in Uw goddelijk Sacrament worden aangedaan, voor de heiligschennissen, de ontheiligingen, de onverschilligheden, de verachtingen, welke Uw goddelijk Hart zoo gevoelig mishandelen; en dat ik, doordrongen van een diep smartgevoel, U in de bitterheid van mijn hart toeroepe: „Spaar, Heer, spaar Uw volk en wees niet ten allen tijde op ons verbolgen.quot;

Vergiffenis, o God van goedheid, van tee-derheicl, van liefde in het allerheiligste Sacrament, vergiffenis voor Uwe miskende en verachte liefde; vergeving voor Uwe versmade weldaden, voor Uwe genaden, welke men weigert of waarvan men misbruik maakt; vergeving niet slechts voor hen, die Uwe liefde miskennen , maar ook voor hen, die ze kennen en ze met zulk eene zwakke wederliefde vergelden , die met zoo groote lauwheid aan de genaden , waarmede Gij niet ophoudt hen te overladen, beantwoorden. Vergeving, Heer, niet alleen voor de zondaars, maar ook voor de réchtvaardigen : want al hebben ze zich geene groote misdaden te verwijten, nogtans hebben zij eene menigte onvolmaaktheden.

1

-ocr page 40-

—- ae —

kleine fouten en ongetrouwheden aan Uwe voeten te beweenen, gebreken die U te meer grieven, naarmate Gij ben meer bemint en zij zich tegen de volmaakte heerschappij Uwer liefde in hun hart verzetten.

Ja, Heer, wij bekennen het in Uwe tegenwoordigheid, wij hebben allen vergeving noodig, en terwijl wij Uwe barmhartigheid voor onze broeders inroepen, moeten wij ze insgelijks voor ons zeiven afsmeeken; want wij zijn zondaren gelijk zij, misschien zijn wij het meer dan zij geweest : en zoo de kracht Uwer genade ons niet staande hield, zoo zij ons niet onophoudelijk van den rand des afgronds terughield, zouden wij de schuldigsten op den weg der boosheid en des ver-derfs kunnen overtreffen. Zuiver ons dus allen, o beminnelijke Verlosser, in de vurige vlammen Uwer liefde. Vervul Uwe belofte, verwijd Uw goddelijk Hart en geef, dat het vuur, dat Hetzelve verteert, ook in onze harten ontstoken worde; want indien Gij, o Jesus, naar onze liefde dorst, ook wij gevoelen een groot verlangen om U te beminnen, om aan Uwe teederheid te beantwoorden, om U voor Uwe weldaden te bedanken, en U door onze getrouwheid, onze toewijding schadeloos te stellen voor de ondankbaarheid van

-ocr page 41-

— 37 —

zoovele harten, die zicli aan liet zoo zachte juk Uwer liefde weigeren te onderwerpen.

O Maria, mijne teedere Moeder, Gij, wier onbevlekt Hart alleen Jesus eene Hem waardige liefde lieeft kunnen bewijzen, gewaar-dig U ons onvermogen aan te vullen; offer voor ons aan de gezegende Vrucht uw lichaams de zuivere en goddelijke liefdevlammen, welke U voor Hem verteerden; verwarm het hart van elk onzer met de aangename hitte van Uw moederlijk Hart; en dewijl Gij onze Moeder zijt, o Maria, zoo werp op al Uwe kinderen een blik van teeder medelijden. Gedenk dat de schuldigsten ook de ongelukkigsten zijn; wees dus de toevlucht der arme zondaren. Zij zijn, Jt is waar. Uwer goedheid niet waardig, maar zij zijn de prijs van het aanbiddelijk bloed van Uw' goddelijken Zoon; wees, o heilige Maagd, hunne voorspreekster bij Hem en maak, dat al deze geestelijk gestorvenen eindelijk uit het graf hunner boosheden opstaan, om oortaan het leven der genade en liefde te ven, en met ons hier beneden den Naam an Jesus en dien van U te zegenen, verwachtende den gelukkigen dag, waarop al Uwe kinderen U gedurende alle eeuwigheid zullen loven en zegenen. Amen. 3

i

-ocr page 42-

— as —

Oefeningen voor de H. Commnnie.

Des Maandags.

Het gezicht van Uwen tabernakel^ o Je-sus, goddelijke Vriend mijner ziel, doet mijn hart van eene heilige vreugde opspringen; want weldra zal zich Uwe gevangenis der liefde openen en zult Gij er uit gaan om in de arme woning mijner ziel binnen te treden. Gij wilt tot haar komen als een vriend tot zijn' vriend, om haar te bezoeken, haar met Uwe zegeningen en genaden te overladen, haar met uwe verdiensten te verrijken en in haar het heilige vuur Uwer liefde te ontsteken.

Maar Gij wilt vooral komen, o onvergelijkelijke Vriend, om alle smarten van Uw aanbiddelijk Hart in mijn hart te storten; om door het armste en onwaardigste Uwer schepselen getroost te worden en in zijn hart eene vergoeding, eene schadeloosstelling te vinden voor Uwe liefde, die door zoovele ondankbaren wordt miskend en ver-

-ocr page 43-

— ;39

smaad. Die gedachte, o mijn Jesus, treft mijn hart, zij verteedert en ontvlamt liet van een vurig verlangen, om aan Uwe verwachting te kunnen beantwoorden en U alles te geven wat Gij van mij vragen en verwachten moogt. Maar terzelfder tijd overlaadt zij mij met schaamte en smart, dewijl zij mij mijn onvermogen, mijne uiterste ellende en mijne eigene ondankbaarheid doet inzien.

Kan mijn hart voor U, o mijn Jesus, inderdaad eene rustplaats, een aangenaam verblijf zijn? Zult Gij er niets in vinden, wat Uw goddelijk Hart bedroeft en Deszelfs oneindige reinheid kwetst? Helaas! zoo mijn geweten mij geene zware misdaden verwijt, die mij zouden verhinderen om tot Uwe heilige tafel te naderen, hoevele onvolmaaktheden en lichte fouten moet ik mij niet dagelijks verwijten ! hoevele onverschilligheid in Uwen dienst, hoeveel wederstand aan Uwe heilige genade en hoeveel ongetrouwheid aan dezelve! Hoevele kleine gehechtheden, die U mishagen en die mijn zwak hart den moed niet heeft te verbreken; hoeveel tegenstand aan Uw' heiligen wil! Maar vooral, o mijn Jesus, hoeveel verdeeldheid nog in die liefde , welke U alleen tot voorwerp moest heb-

-ocr page 44-

— 40 —

ben, iu de genegenheden van dit Iwi't, waarop Gij ijverzuclitig zijt en dat zich aan U alleen moest liechten. Ach, Heer! ik gevoel liet; alvorens U herstelling voor fouten en zonden van anderen aan te bieden, moest ik U vergoeding brengen voor mijne eigene; alvorens vergeving voor mijne broeders te vragen, moest ik haar voor mij zeiven verzoeken en U smeeken, toch die ziel, welke zich voorbereidt om IJ te ontvangen, niet volgens Uwe rechtvaardigheid, maar volgens Uwe groote. Uwe oneindige barmhartigheid te oordoelen.

O Gij, mijn Schepper en mijn God, Gij Die al de zwakheid en de ellende van Uw arm schepsel kent, en Die daarmede medelijden hebt evenals eene moeder met de zwakheid van haar kind, laat op het werk Uwer handen een blik van medelijden vallen en wend Uwe oogen af van mijne ongerechtigheden. Gedenk niet meer, o Heer, de fouten van mijn vroeger leven, noch die van het tegenwoordige; werp ze ver, zeer ver van U weg, en gedenk slechts het bloed, hetwelk Gij voor mij hebt vergoten en laat op dit oogenblik datzelfde bloed over mijne ziel vloeien. Wasch en

-ocr page 45-

zuiver kaar iu dit lieilzaam bad, opdat zij eene voor U minder onwaardige woonplaats zij; versier Zelf liet heiligdom, waarin Gij wilt nederdalen, verrijk ket met die deugden, welke Gij daarin wilt vinden; en dewijl Gij U gewaardigt tot mij, nietig schepsel, te komen, hef mij tot ü op; aanzie mijne behoefte, mijne zwakkeid en wees Zelf mijn schat en mijne krackt.

Deze fouten, o Heer, welke ik aan Uwe voeten beween, doordringen mij te gelijk met schaamte en leedwezen; de gedachte aan mijne ondankbaarheden, aan zoo groote en herhaalde beleedigingen, waarmede ik Uwe weldaden en Uwe liefde heb vergolden, drukken op mijn hart als een zware last, die het nederdrukt en mij doet bezwijken. En toch, o mijn Jesns, terwijl ik U bezweer mijne zonden te vergeten en ze mij te vergeven, zal ik zelf ze niet vergeten; hoe bitter, hoe smartelijk de herinnering daaraan voor mij ook zijn moge, zij zal mij steeds bijblijven. Moge dan mijn berouw mijne liefde vermeerderen, mogen mijne smartvolle tranen Uwe rechtvaardigheid bewegen en Uwe barmhartigheid op mij doen afdalen. )

-ocr page 46-

Ik weet, o mijn God, dat Gij een rouwmoedig en nederig tart nimmer liebt versmaad, nocli ooit zult versmaden; ik weet, dat Gij niet slechts barmhartig, maar de barmhartigheid zelve zijt, en dat Uwe armen en Uw hart steeds voor den zondaar, die tot U terugkeert , geopend zijn. Ook doet het gevoel mij ner diepe ellende en mijner zonden, waarvan ik bij het naderen tot Uwe heilige tafel zoo levendig ben doordrongen, mijn vertrouwen in U, o Heer, niet wankelen; mijn hart zucht over de U aangedane beleedigingen, maar het hoopt op Uwe goedheid; het weet dat, hoe ellendiger het is, het U tot des te grooter eer zal strekken, aan hetzelve vergiffenis te schenken; het weet, dat zijne ellende de troon Uwer barmhartigheid zal zijn, maar het weet inzonderheid, dat Gij het lief hebt, dat Gij zijn heil wilt, en dat Gij aan hetzelve nimmer de genade zult weigeren, die het behoeft, om zijn heil te bewerken.

Ik stel dus in U, o mijn Verlosser, al mijne hoop; ik vertrouw op Uwe goedheid en Uwe barmhartigheid; ik geef mij geheel aan haar over; ik leg al mijne vrees in Uw aanbiddelijk Hart neder; en vertrouwende op Uwe liefde, gevoel ik de mijne zich ver-

-ocr page 47-

— 4.3 —

dubbelen; miju liavt, dat met ongeduld verlangt om zich met U te vereenigen, geeft zicli geheel en al aan deze zoete aandoening over. Haast U dus, mijn welbeminde Jesus, om aan mijn verlangen te voldoen; verlaat zoo spoedig mogelijk de gevangenis Uwer liefde en komt tot deze ziel, die naar U dorst en wier vreugde, geluk en leven Gij zijt.

O Maria, mijne teedere Moeder, op liet punt zijnde van den God, die door Ü tot ons gekomen is, in mijne ziel te ontvangen, kom ik tot U, opdat Gij mij tot Hem moogt geleiden. Zoo Gij in de arme woning mijner ziel iets ziet, dat de reinheid der goddelijke oogen van Uwen welbeminden Zoon zou kunnen kwetsen, ik bid U, verwijder liet dan oogenblikkelijk. Moge de ijver die U bezielt voor de eer van Jesus, U nopen om dit kart, dat niet waardig is om Hem te ontvangen, te veranderen in eene aangename rustplaats, waarin Hij Zijn welbehagen en vreugde vindt. Vereenig het te dien einde met het Uwe; verberg het in dat heiligdom van alle deugden, in dien afgrond, van ootmoedigheid en van liefde, in dien aan Jesus zoo dierbaren tabernakel, opdat dit arme in het Uwe verborgen hart zich niet anders

-ocr page 48-

_ 4.4 —

aan de oogen van Uwen goddelijken Zoon vertoone dan omgeven door Uwe liefdevlammen ^ hervormd door IJ we deugden, schitterend door en bedekt met Uwe verdiensten. Amen.

Oefeningen na de H. Communie.

Mijn wensch is vervuld, Gij zijt in mij, o mijn welbeminde Jesus, en mijne ziel, dronken van geluk om Uwe tegenwoordigheid, rust in U. Ik kan nu in waarheid de woorden van Uwen Apostel herhalen: „ Ik „ leef, doch ilc niet, maar Jesus leeft in mij!quot; Ja, Heer, ik weet het; en niet enkel het geloof leert het mij op dit gelukkig uur, maar het gevoel van geluk, dat geheel mijn wezen van vreugde doet opspringen. Uwe G odheid omgeeft en doordringt mij; mijn zoo klein, zoo zwak hart is de troon van den eeuwigen God, het bezit Hem, Dien Hemel en aarde niet kunnen bevatten; en dat hart is heden, evenals het Hart dei-onbevlekte Maagd, de woonplaats van het vleeschgeworden Woord. Het kostbaar bloed der verlossing, dat bloed, hetwelk den los-

-ocr page 49-

prijs der wereld betaalde, vloeit bij stroo-inen over mijne ziel, en Uw Hart, o mijn Jesus, de brandoven der eeuwige liefde, klopt aan de zijde van liet mijne. Het stort in mijn liart de zoete wateren Zijner genade, de verterende vlammen Zijner liefde; en mijne ziel, opgetogen van bewondering, maar onvermogend om zulk eene weldaad te vergelden, kan zich slechts voor U vernederen, in zijne onmacht berusten en U stilzwijgend aanbidden.

Schenkt mij, o hemelsche Geesten, Bewaarders der heilige tabernakelen, die in de vreugde van het hemelsche vaderland aan den voet van den troon des Eeuwige u zeiven van liefde verteert, schenkt mij, zeg ik, dat verterend liefdevuur. Komt in mijne ziel aanbidden Hem, Dien gij in den luister des Hemels de hulde van aanbidding aanbiedt. Hoe arm, hoe Zijner onwaardig de arme woonplaats, waarin Hij heeft willen komen, ook zijn moge, erken Hem als uw' God; Hij is dat Woord des quot;Vaders, Wiens grootheid en heerlijkheid gij beter kent dan ik; Hij is die Jesus, Wiens goddelijke schoonheid u onophoudelijk in nieuwe vervoeringen en verrukkingen brengt. O, hoe

ï?*

-ocr page 50-

— 46 —

meer Hij Zich vernedert,, des te grootcr moet Hij u toeschijnen j des te meer is Hij uwer aanbidding, uwer liefde waardig. Gewaardigt u dus mijn onvermogen aan te vullen; looft en zegent Hem in mijne plaats en zingt te Zijner eer nieuwe lofzangen van liefde.

En Gij, o Maria, roemvolle Koningin der Engelen, zie, de hemel is in mijn hart, dewijl Jesus het bewoont en met Zijne aanbiddelijke tegenwoordigheid vervult. Ik zou gaarne zulk eene weldaad waardiglijk vergelden, o teedere Moeder, maar wat zijn de dankzeggingen van een zwak schepsel? Ik zou, om Hem te beminnen, een hart geheel ontvlamd van liefde wenschen te bezitten, en nauwelijks verwarmt de vereeniging met het H. Hart van Uwen goddelijken Zoon een weinig mijn hart. Ach! leen mij, om Hem te beminnen, Uw onbevlekt Hart; offer Hem Uwe moederlijke liefde tot vergoeding mijner onverschilligheid; bedank Hem in de plaats van Uw onwaardig en machteloos kind; en moge Uwe zoete stem, die stem steeds zoo vermogend op het Hart van Jesus, heden mijne dankzegging verrichten en Hem al de uitgestrektheid mijner dankbaarheid openbaren.

En thans, o mijn Jesus, o Gij, Die tot

-ocr page 51-

mij zijt gekomen gelijk een vriend tot zijn' vriend komt, gedoog dat ik mij geheel eu al neerleg bij liet vertrouwen, dat Uwe goedheid mij schenkt, en mij met U onderhoud met die zoete vertrouwelijkheid, welke eene wederzijdsche genegenheid billijkt. Laat mij heden mijne ellenden en smarten vergeten, om mij slechts bezig te houden met U in de Uwe te troosten. Gedoog, dat ik mij al de gevoelens van Uw aanbiddelijk Hart eigen make en laat mij in Zijne bitterheden en droefheden deelen. Gedoog eindelijk, dat ik U niet alleen voor mijne onverschilligheden , mijne oneerbiedigheden en voor alle fouten die ik jegens li in dit verheven Sacrament heb kunnen bedrijven, herstelling en vergoeding aanbiede, maar ook voor de beleedigingen, heiligschennissen en ontheiligingen, waaraan zich zoovele ondankbaren, die de gave Uwer liefde miskennen en zich van de grootste weldaad bedienen om U de grootste, voor Uw Hart meest gevoelige, versmading aan te doen, dagelijks schuldig maken.

Waarom, o mijn Jesus, moet de misdaad van den ongetrouwen apostel, zoo herhaaldelijk eene der wreedste smarten van Uw lijden voor U hernieuwen ? Hoe kan die

-ocr page 52-

ongelukkige apostel, wiens naam alleen zulk een afkeer inboezemt, dat hij een schande wordt voor hem, wien men hem geeft, nog zoovele navolgers hebben? Helaas! mijn God, de boosheid van den mensch is zeer groot, zijne zwakheid is nog grooter, maar Uwe goedheid en barmhartigheid overtreft ze oneindig. Gij hebt, o mijn Verlosser, medelijden met die uitzinnigen, welke U in het Sacrament Uwer liefde beleedigen, gelijk Gij medelijden met den goddeloozen Judas gehad hebt. Gij weerhoudt de bliksemschichten Uws A aders, gereed hen te treffen. Gij breidelt de rechtmatige verontwaardiging der Engelen, die Uwe altaren. Uwen tabernakel omgeven, en verhindert hen om tegen de ontheiligers van Uw aanbiddelijk Sacrament gewelddadig op te treden; en terwijl de ondankbaren het bloed der verlossing onder de voeten vertrappen , vloeit dat aanbiddelijk bloed opnieuw op Uwe altaren, en zijne stem verheft zich luide ten hemel, niet om wraak, maar om genade en barmhartigheid te vragen.

Gedoog dan. Heer, dat mijn zwakke stem zich met die van Uw bloed, met de stem Uwer liefde vereenige, en te gelijk U met een smartvol hart de bekeerinsr en vergifle-

-ocr page 53-

— 19 —

nis vrage van al diegenen mijner broeders, die het ongeluk gehad hebben, het allerheiligste , het verhevenste Sacrament te ontheiligen. O eeuwige Vader, heilige G od, almachtige en rechtvaardige God ^ Gij, die dooide grootheid onzer misdaden, onzer verschrikkelijke ondankbaarheid zijt vertoornd, en Uwe vreeselijke straffen en al de geesels Uwer gramschap boven onze hoofden houdt opgeheven, keer Uwe oogen van onze misdaden af en sla Uwe blikken op het verheven Slachtoffer, dat wij U ondanks onze onwaardigheid durven aanbieden. Luister niet meer, o Heer, naar de stem onzer boosheden, die Uwe wraak over ons afroepen, maar verhoor de stem van het bloed van Uwen welbeminden Zoon; dat bloed, wij bekennen het met een ootmoedig berouw, hebben wij ontheiligd, maar luister!.... Uit alle hoeken der wereld, op alle plaatsen van het heelal, van het noorden tot het zuiden, van het oosten tot het westen stijgt Zijne stem tot U op; en als oen luide liefdekreet houdt zij niet op te herhalen: Genade, barmhartigheid, o mijn Vader, barmhartigheid, vergeving voor de arme zondaren! Zal die stem, o G od , Vader der barmhartigheden, Uw hart niet be-

-ocr page 54-

— 30 —

wegen, zal zij de stem onzer booslieden niet smooreu en genaden van berouw en bekee-ring voor de ongelnkkigen, voor wie wij Uwe barmhartigheid inroepen, verkrijgen?

Yergeving, o God, Vader der barmhartigheden, oneindig'heilige, maar ook algoede God, vergeving voor de ontheiligers van het bloed Uws Zoons. Ach! laat niet toe, dat dit bloed, hetwelk voor hun heil is vergoten , hun beschuldiger worde en hun ter veroordeeling diene. Vergeef hun in naam van Uw Zoon; toon hun de grootheid hunner misdaad, en gedoog niet dat zij zich er in verharden, dat zij er in omkomen, maar raak hunne harten en stort in hen de genade van een oprecht berouw en leedwezen. En Gij, o mijn Jesus, teedere en barmhartige Verlosser, vergeef aan die zielen, welke U zooveel gekost hebben en die Gij zoozeer bemind hebt en U nogtans zoo vreeselijk hebben beleedigd. Vergroot voor haar de maat Uwer liefde en wreek U niet op haar, tenzij door haar tot wederliefde te dwingen. Ho-laas ! Heer, ik weet het, met één blik zoudt Gij U op haar kunnen wreken, haar vernietigen en in den vurigen afgrond neerstorten, alwaar Uwe rechtvaardigheid haar

-ocr page 55-

eeuwig zal straffen; maar wanneer Gij kaar vernietigt, zoudt Gij te gelijk de verdiensten Uwer verlossing verijdelen; en indien Uwe rechtvaardigkeid liare voldoening vond in hare bestraffing, zou dan Uwe barmkar-tigkeid geene grootere voldoening vinden in hare bekeering en haar berouw? O aanbiddelijk Hart van mijn Jesus, Gij, Wiens goedheid onuitputtelijk en Wiens liefde oneindig is, toon voor al die zoo strafschuldige zielen, voor welke wij U onze herstellingen en onze nederige gebeden durven aanbieden, toon diezelfde barmhartigheid, welke Gij weleer voor Uwen trouwloozen apostel getoond kebt, aan wien Gij zoo dikwijls de genade van berouw en vergeving aanboodt. Doe nog meer, o beminnelijke Jesus, maak, dat zij niet ongevoelig blijven voor die genade; schenk kaar zulk eene krachtdadige, dat zij haren wil beheersche en ontsteek in haar eene des te vuriger liefde, naarmate zij schuldiger en Gij goedgunstiger geweest zijt.

O Maria, toevlucht der arme zondaars, onschendbaar toevluchtsoord, alwaar de schuldige steeds eene schuilplaats tegen Gods gramschap en rechtvaardigheid vindt, weiger niet Uwe smeekingen met de onzen te vereeni-

-ocr page 56-

gen cn Uwe machtige tusschenkomst te sclicn-keu aan hen ^ voor wie wij bij Uwen god-delijken Zoon genade en vergeving vragen. Ach! wij weten het, hunne misdaad moet ü afschrik inboezemen, maar dat bloed, hetwelk zij hebben ontheiligd, hebt Gij op Calvarië voor hen zien vloeien. Uw Jesus heeft het gestort; en toen Zijne aderen er geen meer bevatten, heeft Hij hun nog de weinige druppelen, die in Zijn Hart overbleven , als een zeker onderpand Zijner ontfermende liefde willen geven. O Maria, o teedere Moeder, zult Gij dan gedoogen, dat zooveel toewijding en grootmoedigheid voor die arme zondaars verloren ga? Neen, neen, dat zult Gij nimmer gedoogen; de schuldigen zijn Uwe kinderen. Gij zult ze redden; want hoe onwaardig een kind ook zij voor de teeder-heid eener moeder, zij laat het nogtans niet omkomen, zoo zij het aan den dood kan ontrukken. Geef dus, o heilige Moeder, door Uwe machtige voorspraak het leven der genade aan die zielen terug; koester haar aan de verkwikkende warmte van Uw onbevlekt Hart; neem haar bij de hand, geleid haar tot Jesus en offer haar aan Hem op als een buit te meer, die door L: aan de hel ontrukt is. Amen.

-ocr page 57-

Oefeningen voor de H. Communie.

Des Dinsdags.

O.Jesus, goddelijke Verlosser, schuldeloos Slaelitoffer, dat de liefde in den tabernakel gevangen houdt en nog op dit altaar opdraagt, ik aanbid Uw goddelijk Hart, geheel ontvlamd van liet heilige vuur der liefde. Ik kom deel nemen aan de smarten, de verlatenheid van dit aanbiddelijk Hart, aan Hetzelve mijne zwakke hulde aanbieden en de Communie, welke ik ga ontvangen tot herstelling van al de beleedigingen, die Hetzelve in dit allerheiligste Sacrament worden aangedaan , en van de ondankbaarheid zooveler zielen, die de grootste, de achtendswaardig-ste van al Zijne weldaden miskennen.

Gedoog dus, o mijn beminnelijke Jesus, dat ik een uur bij en met U kom waken; dat ik in mijn hai-t overneem en draag de smart der verlatenheid, der eenzaamheid, waarin men U laat, eene verlatenheid en eenzaamheid, waarom Gij wel niet meer kunt

-ocr page 58-

— 54 —

lijden, maar die U beleedigt, die Gij hebt voorzien en waarom Gij in den hof van Geth-semani zooveel hebt geleden. Gij ziet in de diepte van mijn hart, o mijn Jesus, Gij weet hoe levend en vurig het verlangen is, dat het gevoelt, om U een offer van herstelling, dat U aangenaam is, aan te bieden; Gij weet, dat het wenscht zich in Uwe tegenwoordigheid van liefde te kunnen verteren en zich geheel en al ter Uwe glorie op te offeren, maar Gij kent ook, o Heer, zijne zwakheid en zijne ellende. Gij weet dat het niets vermag zonder U, dat het den bijstand Uwer genade onophoudelijk noodig heeft; weiger het dien dus niet, o mijn God; leg Gij zelf in dit hart de gevoelens, welke Gij er in wenscht te vinden; geef aan hetzelve de gedachten , de aandoeningen in, die U kunnen behagen; gedenk eindelijk, dnt het U geheel toebehoort, dat het zich in alles aan Uw welgevallen overgeeft, en voor zich geene andere voldoening verlangt dan die van U welgevallig te zijn. Laat dus niet toe, o Heer, dat het zich in Uwe tegenwoordigheid laat medeslepen door den slaap der onverschilligheid ; wek het op, indien liet slaapt; ondersteun zijne zwakheid, hernieuw zijne

-ocr page 59-

vurigheid en moge Uw goddelijke Geest zelf in hetzelve komen bidden en beminnen.

Er is geen geheim, o mijn Jesus, waarin Gij U zoo beminnenswaardige zoo beminnend toont dan in het allerheiligste Sacrament des Altaars.-— Daar zijt Gij enkel teeder-heid, enkel liefde, enkel goedheid en barmhartigheid, Gij zijt in ons midden om ons met Uwe genaden en weldaden te overladen; Uwe armen, Uw Hart is voor allen geopend; Gij roept en ontvangt den rijke en den arme, den rechtvaardige en den zondaar met dezelfde vurigheid. Gelijk eene tee-dere moeder zijt Gij ongeduldig om al Uwe kinderen rondom U te verzamelen, om hen in eene omhelzing aan dat Hart te drukken, hetwelk met zulk eene vurige en teedere liefde jegens hen bezield is, dat al de teederheid, al de toewijding der moederlijke liefde voor haar verbleken en verdwijnen. Als Gij aan eenigen onder hen schijnt de voorkeur te geven, dan zijn dit de zwaksten, de meest veriatenen, wat zeg ik, de schuldigsten; voor hen bewaart Gij Uwe zoetste woorden. Uwe teederste liefkozingen, en het ruimste deel Uwer barmhartigheden. Gij droogt de tranen af van den armen zondaar, die aan Uwe

-ocr page 60-

— 56 —

voeten weent, gelijk eene moeder met hare kussen de tranen van het kind afdroogt, dat liaar langen tijd heeft beleedigd, dat ongeluk en berouw tot haar doen wederkee-ren, en die de beleedigingen vergeet, welke haar door hetzelve zijn aangedaan, om slechts op het lijden van hetzelve acht te geven, dat zij in haren schoot heeft gedragen en meer dan zich zelve liefheeft. Wanneer men, o mijn Jesus, Uw gedrag jegens den zondaar, die na vele afdwalingen tot U terugkeert, gade slaat, zou men zeggen, dat Gij vreest, dat hij U opnieuw verlaten en zich weer van U verwijderen zal, en dat G ij hem door de zoetheid Uwer vertroostingen bij U tracht te houden, hem in het allerheiligste Sacrament smaak te doen vinden, door zijne ziel, met onuitsprekelijke vreugde, waarvan het de bron is, te overstelpen.

Het is vooral daar, het is vooral in het allerheiligste Sacrament, dat Gij alles voor allen wordt, om ons allen voor Uwe liefde te winnen. Indien Gij in dit aanbiddelijk Sacrament de toevlucht des zondaars zijt, dan zijt Gij daar ook de kracht, de volharding des rechtvaardigen, het vermaak der reine ziel, de schat des armen, de vertroos-

-ocr page 61-

ter des bedroefden, de gezondheid des zieken , liet licht des blinden, de rust, de vreugde, de lioop van den armen reiziger op aarde. Ja, Heer, Gij zijt in Uw allerheiligste Sacrament alles voor ons: als de bron van alle rijkdommen, offert Gij U voor onze ellende; als de vreugde en liet geluk des Hemels, vertoont Gij U aan ons naar geluk begeerig hart; als de oceaan van liefde, noo-digt Gij ons uit om ons in U te komen begraven; als het eeuwige leven, het eenige waarachtige leven, biedt Gij ons het leven aan. Gij wilt er ons de volheid van geven door U aan ons te schenken, een leven dei-genade in den tijd, een leven der glorie in de eeuwigheid.

Waarom miskennen dan, o mijn God, de menschen zoovele weldaden ? waarom weige-geren zij die met minachting; en waarom hebben zij slechts verachting, afkeer en onverschilligheid voor hetgeen in hen dankbaarheid en erkentenis moest opwekken en hen ontsteken van de teederste liefde jegens U ? Ach! ziedaar een wonder van ondankbaarheid en ongevoeligheid, dat ons al de ellende van het menschelijk hart en de diepte des afgronds openbaart, waarin de zonde het heeft

-ocr page 62-

— 58 •—

neergestort. Helaas! verblind door de liarts-tochten kent de menscli niet meer de wezenlijke goederen; zijne in duisternis gehulde oogen verheffen zich niet meer ten hemel , maar richten zich voortdurend naar de aarde. Voor hem is het tijdelijke alles, het eeuwige niets. Er is niets geestelijks meer in hem; geheel aardsch, geheel stoffelijk geworden, zoekt hij zijne vreugde slechts in het zinnelijke, in het stof; tracht enkel naar de vergankelijke goederen, die hij morgen zal moeten verlaten; hij is vol van de liefde tot de schepselen en hij zoekt eindelijk zijn geluk slechts daar, waar hij het nimmer zal vinden.

Yerdoofd, maar nooit voldaan, verzadigd van wellust, uitgeput door genot en vermaken , dikwerf ook in zijne zoetste verwachtingen te leur gesteld en vol bedrog, vol verdriet, dat niemand verlicht en waarin niemand hem komt troosten, laat de zondaar meer en meer begeerig naar geluk een blik van droefheid en verontwaardiging op al de voorwerpen zijner genegenheden vallen; hij hoopt in hen niet meer de verzadiging van den honger, die hem verslindt, te vinden; en verschrikt over het ledige zijns harten, over dat ledige.

-ocr page 63-

— 59 —

dat bij eiken dag dieper indringt en grooter wordt, zoekt liij tevergeefs naar iets om liet aan te vullen en put zicli uit in ijdele, macli-telooze pogingen. Gij alleen, o mijn Jesus, kunt aan dat arme liart geven wat liet buiten IJ te vergeefs zoekt. Gij zijt dat brood des geluks en des levens, waarnaar de zondaar hongert, maar hij weet liet niet; en indien hij bij geval zijne oogen langs dien kant keert, dan wendt hij ze terstond weer af, want hij wil slechts genieten; hij vreest Ü, hij vreest inzonderheid Uw kruis. Helaas! hij weet niet, dat de doornen, die het bedekken, dikwerf de eenigste wezenlijke vreugden verbergen, en dat het, door een hart binnen te gaan, te gelijk het geluk en den vrede daar doet binnengaan.

Verlicht, o mijn Jesus, al die arme verblinden; doet hen beseften, dat er buiten U slechts een niet_. ijdelheid, droefheid des geestes en des harten gevonden wordt. Laat hen vooral de noodzakelijkheid inzien om U, terwijl het nog tijd is, te zoeken, om het overige van hun leven, van zulk een kort leven en dat met zulke verbazende snelheid voorbijgaat, aan U te wijden. Spreek tot hunne harten, o mijn .Tesns, en zeg

-ocr page 64-

— (30 —

liun dat de tijd heil voortdrijft en medevoert naar die eeuwigheid, waaraan zij niet denken; dat hun leven aan een lichte damp gelijk is, die zich slechts een oogenblik vertoont om weer spoedig te verdwijnen; dat deze wereld, welke zij beminnen en waaraan zij hun hart hechten, niet hun vaderland is; dat zij haar slechts doorgaan en dat die doorgang er niet meer sporen zal achterlaten, dan een schip, dat de baren dei-zee doorklieft, achterlaat. Maar zeg hun inzonderheid, dat Gij het voedsel zijt, waaraan hunne ziel behoefte heeft; dat in U alleen de rust, de vrede, het geluk en het leven is.

Ja, Jesus, Gij zijt rust, leven en geluk voor mijne ziel, en omdat zij alles in U vindt, o Schat, die U zei ven geheel en al aan allen geeft, zonder dat Uwe rijkdommen ooit verminderen, zou zij al de ellendigen tot U willen voeren en ze allen verrijkt zien met de volheid Uwer goederen. Inzonderheid zou ik Uw goddelijk Hart, o mijn aanbiddelijke Verlosser, willen troosten, door aan Uw altaar te verbinden en aan Uwe voeten te brengen al die ondankbare kinderen, wier verwijdering U grieft en bedroeft; ik zou het willen ten koste van de zwaarste opof-

-ocr page 65-

— 61 —

feringen, ton koste zelfs van mijn bloed en mijn leven; maar mijne wenschen zijn macli-teloos en Uwe genade alleen kan ze verwezenlijken.

Ik zou U, o mijn Jesus, te gelijk met mijn arm hart, dat van al mijne broeders willen schenken, maar Gij geeft mij liet Uwe. De tabernakel opent zich en mijn God

komt tot mij!____ Ik aanbid U, goddelijk

Lam, slachtoffer der liefde! Ach, zuiver het altaar, waarop Gij gaat afdalen, den tabernakel, waarin Gij U wilt opsluiten; spreek slechts een woord, o Jesus, en mijne ziel zal gezond worden en de likteekenen, die de zonde er in heeft achtergelaten en die haar misvormen, znllen uitgewischt worden. O Maria, mijne beminnelijke en teedere Moeder, kom Uw kind te hulp; beschouw deszelfs behoefte, dorheid, onvermogen; offer Uw Hart aan Jesus op om alles aan te vullen wat aan het mijne ontbreekt om Hem waardig te ontvangen. Gewaardig U mijne verstrooidheden, mijne onverschilligheid, mijne lauwheid te genezen; neem mijn hart en offer het aan Uwen goddelijken Zoon, maar bied het Hem niet aan tenzij verborgen en begraven in liet Uwe. Amen. 1

-ocr page 66-

62

Oefeningen na de H. Communie.

O goedheid, o overmaat, o wonder der goddelijke liefde. Jesus is in mij; Hij heeft Zich aan het armste, aan het onwaardigste van al Zijne schepselen geschonken. Hij leeft in mij, Hij stelt mij in het bezit Zijner Godheid ; Hij bedekt mij met Zijn bloed als met een luisterijk purper, dat voor de oogen Zijns Yaders de onwaardigheid mijner ziel verbergt; Hij verrijkt mij met Zijne verdiensten en ik vind in het binnenste van mijn hart niet slechts het aanbiddelijke Slachtoffer, dat zooeven op dit Altaar is opgedragen, maar dat Woord des Vaders, heilig, almachtig, eeuwig gelijk Hij, hetwelk de liefde bewogen heeft om zich met onze menschelijke natuur te bekleeden, ten einde de voldoening, het slachtoffer voor onze misdaden te worden.

Mijne ziel, o mijn Verlosser, verliest zich in het gevoel van bewondering, van dankbaarheid en liefde. In hare aanbidding verslonden en met eene heilige ontsteltenis bij de gedachte aan Uwe grootheden en oneindige Majesteit, trekt zij zich, beschaamd over hare onwaardigheid in zich zelve terug en

-ocr page 67-

— 63 —

vlucht naar het middelpunt van hare nietigheid. Maar, o mijn Jesus, Gij vervolgt haar, te vergeefs wil zij U ontvluchten en zich aan eene liefde onttrekken, welke zij zich onwaardig oordeelt; Gij vernedert U slechts tot haar, om haar tot U te verheffen. Zij is zwak, Gij wilt hare kracht zijn; arm en ontbloot van alles door de zonde, komt Gij haar alle goederen terugschenken, die zij verloren heeft en wilt Zelf haar Hersteller en haar schat wezen.

Gedoog derhalve niet, Heer, dat mijne ziel aan Uwe barmhartige plannen met haar een hinderpaal stelle. Doe met haar al wat Gij wilt; vestig in haar Uw rijk en Uwe heerschappij; vernietig, snijd af, werp omver alles wat U mishaagt, alles wat met de volmaakte heerschappij Uwer liefde in strijd is; en dewijl Gij in de overmaat Uwer barmhartigheid voor die arme ziel alles wilt zijn, geeft zij zich in de overmaat harer erkentelijkheid geheel en al aan U, opdat Gij met, in en door haar alles doet, wat U zal goeddunken.

O liefdadig Geneesheer, genees al mijne krantheden; goddelijk Hersteller, Hersteller bij uitnemendheid van al onze kwalen, zie al de verwoestingen welke de zonde in

-ocr page 68-

— 6Ji —

mijne ziel heeft aangericht en herstel ze. Helaas! de zonde heeft de wanorde en onrust in hare vermogens veroorzaakt, breng er de orde en den vrede in terug. Zij heeft haar verstand met eene dikke duisternis overdekt, verdrijf ze door Üw goddelijk licht; zij heeft hare neigingen verontreinigd, zuiver ze, haren wil bedorven door hem van Uwe wet afkeerig te maken en tot het kwaad te neigen , breng hem weer te recht en bevestig hem in het goede door hem voor altijd met den Uwe te vereenigen.

Maar het is niet genoeg, o mijn Jesus, al de rampen, welke de zonde over mij heeft gebracht, te herstellen, geef mij ook al het goede, alle verdiensten terug, die door haar zijn verloren gegaan; schenk mij alle deugden , die Gij in mijne ziel, wanneer Gij er in neerdaalt, wenscht te vinden en die alleen U het verblijf daarin aangenaam kunnen maken. Moge Uwe goddelijke tegenwoordigheid ze in haar voortbrengen, o mijn Je-sus, moge Uwe genade de goede begeerten, welke zij mij ingeeft, doen aangroeien en vruchtbaar maken; mijnen wil versterken, opdat ik niet enkel de volmaaktheid wensche, maar er ook ondanks de tegenwerking der

-ocr page 69-

— 65 —

*

natuur, in weerwil van al liare klacliteu en liaar gemor, werkelijk toe gerake. Schenk mij deugden, o mijn God; een lovend, vast, onwrikbaar geloof; een geloof, dat niet slechts in gevoelens bestaat, maar dat zich openbaart in mijne gedachten, mijne begeerten, mijne woorden en werken; dat werkzame geloof eindelijk, ''twelk alles in den mensch doet leven, alles in hem vruchtbaar maakt, en vruchten voortbrengt voor het eeuwige leven. Schenk mij daarenboven, o mijn Jesus, eene hoop, welke niets kan doen wankelen, een grenzeloos vertrouwen op de goedheid van Uw goddelijk Hart. Ontdek mij steeds meer en meer de teederheid en oneindige barmhartigheid van dat aanbiddelijk Hart, opdat ik slechts in hetzelve sterkte in mijne zwakheid , een toevluchtsoord in het gevaar, vertroosting in mijne moeielijkheden, een steun in droefheid en verlatenheid zoeke. Maak, dat ik tegen alle hoop in hetzelve hoop en dat noch de grootheid mijner fouten, noch de menigte mijner ellenden, noch Satan met al zijne bekoringen ooit in staat is, om die hoop te verminderen en aan mijn hart te ontrukken. Schenk mij eindelijk, o mijn

4*

-ocr page 70-

— 66 —

G od, die vurige liefde, zonder welke al de overige deugden niets voor TJ zijn. Ontsteek in mij, o mijn Jesus, dat goddelijk vuur, waarvan Uw heilig Hart liet brandpunt en de bron is, opdat Het tlians, nu Het tegen liet mijne klopt, mijn hart verwarme, ontvlamme en vertere door dien heiligen liefdebrand, waardoor Het Zelf verteerd wordt.

Maar Gij weet het. Heer, het zijn niet de vertroostingen, de verrukkingen Uwer liefde, die ik verlang en waarom ik vraag; het is die liefde zelf in al hare zuiverheid, belangeloosheid en edelmoedigheid ; het is die sterke, moedige liefde, welke naar opoffering haakt, die niets voor zich zelve, maar alles voor hem wil, dien zij liefheeft; die liefde, welke zich door lijden en kruisen voedt, die ze zoekt en er behagen in heeft, en hier beneden slechts naar één geluk streeft, namelijk om met U en voor U te lijden en zich voor Uwe eer op te offeren.

Gedoog, o mijn Jesus, dat ik L7, na de talrijke ellenden en behoeften mijner ziel aan U blootgelegd te hebben , ook die mijner ouders, weldoeners en vrienden te kennen geef; stort over allen Uwe genaden enden overvloed Uwer barmhartigheid uit. Schenk

-ocr page 71-

— 07 —

aan allen, die mij dierbaar zijn, al de geestelijke en tijdelijke hulpmiddelen, welke zij noodig hebben, maar vermeerder vooral, o mijn God, in hen Uwe goddelijke liefde; zij is het hoogste goed, dat ik hun wenschen en aan U voor hen vragen kan.

Sta mij daarenboven toe, o Heer, dat ik U smeek, op al de leden van het groote christelijke gezin, op al die van U zoo zeer verwijderde zielen en die in weerwil harer ondankbaarheid niet hebben opgehouden U dierbaar te zijn, een blik van medelijden te werpen. Gedenk al hetgeen Gij, o mijn Jesus, voor haar gedaan hebt; keer Uwe oo-gen van hare boosheden af, en beschouw enkel de wonden, waarmede Gij om harent wille zijt overdekt en het bloed, dat Gij ter harer verlossing hebt gestort. Als ondankbare schapen hebben die ongetrouwe zielen U verlaten ; zij zijn verre van den schaapstal, alwaar Gij met zoovele zorg en liefde over haar waak-tet, gevlucht. Helaas! zal Uw Hart U niets meer ten haren gunste zeggen ? Is dat Hart niet steeds het hart van den goeden Herder, die de negen en negentig getrouwe schapen in den schaapstal achterliet, om het ongetrouwe schaap, dat zich verwijderd had, in

-ocr page 72-

— 68 —

de woestijn te gaan zoeken? Heb medelijden, o mededoogend en teeder Hart van mijn Verlosser , met de ellende dier arme zielen, die vermoeid en steeds vluchtende verre van U ronddwalen op de dorre wegen der ondeugd, waar liet water Uwer genade liaren dorst niet lesclit, waar het goddelijk brood van Uw H. Sacrament haren honger niet stilt, waar zij zelfs do zoo zoete rust, welke zij weleer in de schaduw van Uwen tabernakel en van Uw kruis genoten, derven.

Sta dus in Uwe barmhartigheid op, o goddelijke Herder der zielen, ga haar te ge-moet , dewijl zij de kracht missen om tot U te komen. Luister niet naar de stem Uwer rechtvaardigheid, maar leen het oor aan de stem Uwer liefde en der nederige smeekingen , welke wij U in weerwil onzer persoonlijke ondankbaarheid voor haar durven aanbieden. Haast U, o mijn Jesus, loop naar die arme zielen, verbind hare wonden, genees de melaatscliheid, waarmede zij overdekt zijn, en breng ze spoedig tot den schaapstal terug, waar zij U in het vervolg, uit dankbaarheid en getrouwheid, door liefde zullen vergelden, wat Gij haar uit medelijden hebt geschonken.

-ocr page 73-

— 69 —

O Maria, onbevlekte Maagd, zoete toe-vlucht der arme zondaren, aan Uw moederlijk Hart vertrouwen wij al die zielen, welke Uwen goddelijken Zoon hebben verlaten en miskend. Gij alleen kunt de uitgestrektheid en de grootheid van haar ongeluk beseffen, en slechts Uwe stem is machtig genoeg om het Hart van Uwen Jesus ten haren gunste te stemmen, liepleit hare zaak, o teedere Moeder; ook de arme zondaren zijn Uwe kinderen; gedenk hetgeen zij U op Calvarië hebben gekost, bied aan de goddelijke rechtvaardigheid het bloed aan dat voor hare verlossing gevloeid heeft, en laat die zielen, welke de stervende Jesus aan de zorg en de teederheid van Uw moederlijk Hart heeft toevertrouwd, niet voor eeuwig verloren gaaiu Amen.

-ocr page 74-

Oefeningen voor de H. Commnnie.

Des quot;Woensdags.

Aan Uwe voeten neergeknield, o Jesus, Koning der eeuwen, kom ik U in mijn naam en in dien van mijne medeleden vergoeding aanbieden voor al den smaad en de beleedi-gingen, die U in het Sacrament Uwer liefde worden aangedaan en inzonderheid voor die, welke Gij van die ondankbare zielen ontvangt, die, onder den invloed van een laag men-schelijk opzicht, U verlaten, U verloochenen, zich van U, van Uwe heilige Tafel verwijderen en alzoo het getal Uwer vijanden vermeerderen. Kon ik U, den meest bemin-nenswaardigén en versmaden van alle meesters, den besten en teedersten van alle vaders , zulk eene vurige herstelling aanbieden dat zij voldoende was om zooveel ondank, zooveel smaad te vergoeden. Had ik toch zulk een van liefde brandend hart, om door de vurigheid en edelmoedigheid dezer liefde een verzachtende balsem op de heilige wonde

-ocr page 75-

— ri

val! Uw goddelijk Hart uit te storten. Waarom kan ik, o beminnelijke Verlosser, niet in mij al de aanbidding, al de huldebewij-zen, vereenigen, die Gij van alle Engelen en Heiligen hebt ontvangen, en U zoozeer beminnen, als zij U gezamenlijk bemind hebben. Eindelijk, waarom kan ik die ziel, in welke Gij weldra wilt nederdalen, niet met al die genegenheden, met al die deugden versieren, die haar in Uwe oogen aangenaam en van haar eene heilige rustplaats voor U zouden maken ?

O, beminnelijke Jesus, hoe gaarne zou ik deze arme ziel, die zoo gebrekkig, zoovol onvolmaaktheden en ellenden is, in eene woonplaats veranderen, die Uwer oneindige heiligheid waardig is, in eene woonplaats, die schittert van onschuld en zuiverheid en van het goud der zuiverste en vurigste liefde. Ja, kon ik er een anderen hemel van maken, waar Gij zulk eene nederige aanbidding, zulke levendige dankbetuigingen en vurige liefdebewijzen terugvondt, als die der gelukzaligen , welke U zonder sluier aanschouwen en Uwe glorie en Uw eigen geluk genieten. Billijker wijze zou het aldus moeten zijn; want indien de Heiligen U in den Hemel

-ocr page 76-

— 72 —

bezitten; indien zij door de gelukkige deelneming in Uwe glorie, in Uwe goederen, in Uw eeuwig geluk door U leven, bezit dan de ziel, die U in de H. Communie ontvangt, U niet evenzoo werkelijk als de gelukzalige bewoners des Hemels ? Komt zij ook niet in het bezit van al Uwe goederen, en leeft zij niet van U door dat goddelijk Brood gelijk Uwe uitverkorenen in bet verblijf Uwer beerlijkbeid van U leven ? Maar, helaas! mijn God, onze ziel, nog bezwaard door de banden, die haar met het lichaam vereenigen; in het zinnelijke, in de dingen dezer aarde, in de beslommeringen van het tegenwoordige leven als verslonden, wordt Uwe grootheid. Uwe oneindige volmaaktheden en de goederen van het toekomstig leven niet gewaar, tenzij door de schaduw des geloofs en kan U dus slechts huldebewij-zen aanbieden, die Uwer onwaardig zijn, en slechts eene liefde, die zich nimmer tot zulk een graad van vurigheid kan verheffen, als zij U beminnen, die ons in het eeuwige vaderland zijn voorgegaan.

Doch, Heer, Gij verlangt van arme bannelingen niet hetgeen Gij van de bewoners des hemels verlangt. Zij hebben Twen strijd

-ocr page 77-

— 73 —

gestreden, o mijn God ; Uwe hand lieeft hunne voorhoofden met de kroon der heerlijkheid en onsterfelijkheid versierd; zij ver-keeren in een staat van rust, van licht, van eeuwig geluk. Zij drinken niet slechts uit de levende bron van licht, maar zij dompelen en wentelen zich daarin en hoe dieper zij in den grondloozen afgrond Uwer oneindige volmaaktheden indringen en er zich in verliezen, des te grooter wordt hunne vreugde, hunne verrukking, de vervoering eener liefde, die hun enkel genot kan veroorzaken, dewijl zij het loon voor hunne deugden en de prijs hunner opofferingen is.

De staat, waarin wij ons bevinden, is een staat van strijd, van geweld, van beproeving, van offer. Voor ons is het oogenblik van rust, van genot nog idet gekomen; en als Gij U, o mijn Jesus, door de H. Communie aan ons geeft, het is nog niet tot loon voor onze verdiensten, maar om ze ons te doen verkrijgen; het is om ons in den strijd te bemoedigen, in de worsteling staande te houden, in de beproevingen te versterken, in de verloochening van ons zei-ven , in het offer moed te seven en om ons

-ocr page 78-

door Uwe tegenwoordiglieid in liet midden van onze ziel eene roemrijke overwinning-op de hel , de wereld en op ons zeiven te verzekeren. Delmlde, welke Gij thans van ons vordert, is de getrouwheid in Uwen dienst, de onderwerping aan geheel Uwen wil; en het is niet de hevige liefdegloed, dien Gij van Uwe arme dienaren verlangt, maar die heldhaftige liefde, die ons ons zeiven doet overwinnen, versterven en met en voor U opofferen.

O mijn God, zult Gij dien moed, die heldhaftige liefde in de ziel .vin den, in welke Gij wilt nederdalen? Weet die ziel zich te versterven, zich met het kruis te beladen en U op dien weg van vernederingen, van lijden en opoffering, waarvoor de natuur zoozeer terugdeinst, te volgen ? Helaas! tot mijne schande beken ik het, o mijn God, dat ik , zoo van den eenen kant Uwe genade mij noopt om dien weg moedig te betreden en hem met een volhardenden ijver te volgen, om zelfs geene rust te zoeken aan den voet van Uw kruis, maar te gedoogen, dat Uwe goddelijke liefde mij aan dat kruis hechte, ten einde daaraan met U in lijden en verlatenheid te leven en te sterven, dat ik van

-ocr page 79-

den anderen kant door de eigenliefde en mijne natuurlijke lafhartigheid wordt weerhouden. Ik vrees niet alleen het lijden, maar ik weer het af, ik vlucht het, ik heb een afschrik van de geringste vernederingen. Zelfs de verachting en de haat der wereld schijnen mij een ongeluk; en zoo ik mij in de bespiegeling in staat gevoel om voor U alles op te offeren, bereid om alles te verduren, alles te trotseeren ter Uwer eer, ja zelfs mijn leven uit liefde tot U te verliezen, dan gevoel ik, als zich de gelegenheid tot kleine opofferingen en verstervingen, die Gij van mij eischt, voordoet, maar al te zeer, tot hoeverre mijne zwakheid gaat. Dan begrijp ik dat die moed, welken ik meende te bezitten, alleen in mijne verbeelding bestond, en dat er slechts een niet, eene lichte beproeving noodig is, om mij te ontmoedigen, mij te overwinnen, en mij ten laatste aan Uwe genade en liefde ontrouw te doen worden.

En, o mijn Jesus, indien die zwakheid, die lafhartigheid, welke ik aan Uwe voeten beween, wel niet zoover gegaan is, dat ik mij over U schaamde en mijn geloof verzaakte , is zij dan niet meermalen oorzaak geweest, dat ik mij onthield.van iets, dat Gij van mij

-ocr page 80-

— 76 —

verlangdet en van mijne liefde verwachttet ? Hoe menigmaal heeft mij de vrees van aan de wereld te mishagen, van liare afkeuring te verdienen, de zorg om aan U te behagen 'doen verwaarloozen en het oor sluiten voor de zoete inspraken Uwer genade, die mij aanzetten om elke vrees, elk menschelijk opzicht met voeten te treden, en mij slechts te bekommeren om Uwen wil te volbrengen en aan Uwe barmhartige plannen omtrent mij te beantwoorden! En toch, o mijn Yer-losser, zijn zoovele ondankbaarheden en ongetrouwheden niet in staat geweest om U het geduld en de liefde te doen verliezen; verre van Uw ondankbaar schepsel te verlaten, te verstooten, hebt Gij integendeel medelijden met deszelfs zwakheid gehad; en terwijl Gij op deszelfs ellende een medelijdenden blik wierpt, deed Uwe stem zich aan hetzelve overtuigender en teederder hooren. Gij vergat het verledene en gewaardigdet U het aan Uwe tafel te noodigen en het te behandelen als of Gij in het vervolg niets meer van deszelfs zwakheid en ongetrouwheid te vreezen hadt.

Ach, mijn aanbiddelijke Verlosser, als Uwe goedheid en liefde mij tot dankbaar-

hei( ken ziel ovei

U,

lans heid recli dan denl ze i I laats i baar Ik i les op i de t ik T nen; mijn en h trom de, i sterk zem de oJ delijk

-ocr page 81-

— 77 —

heid en bewondering aanzetten, dan bedekken zij mij insgelijks met schaamte en bezielen mij met een diep en oprecht berouw over al mijne fouten, die Gij mij, ik smeek U, gelievet te vergeven. Maar als ik verlang, o mijn Jesus, dat Üwe barmhartigheid ze vergete en zij uit het boek Uwer rechtvaardigheid mogen gewischt worden, dan zal mijn hart niettemin harer steeds gedenken, mijne oogen zullen niet ophouden ze te beweenen, ja zij zullen tot aan den laatsten dag mijns levens mij mijne ondankbaarheid en Uwe barmhartigheid herinneren. Ik moest, o mijn Jesus, in het vervolg alles van mijne zwakheid vreezen, indien ik op mijne eigene krachten, om de hernieuwde beloften van getrouwheid en liefde, die ik U thans doe, te vervullen, wilde steunen ; maar ik stel voortaan op U alleen, o mijn beminnelijke Verlosser, op de kracht en het vermogen Uwer genade, al mijn vertrouwen. Kom dan tot mij, o mijn Welbeminde, stel mijn geluk niet meer uit. Zij mijne sterkte, mijn steun in mijne zwakheid; boezem mij den moed, de edelmoedigheid, en de offervaardigheid der ware liefde in. Eindelijk, kom Uwe wetten voorschrijven en als

-ocr page 82-

— 78 —

Heer eu Meester in die ziel heersclien, welke gelieel de Uwe zijn wil en niets verlangt noch wenscht dan U alleen.

O Maria, mijne teedere Moeder, onvergelijkelijk voorbeeld van getronwlieid en liefde tot Jesus, werp een medelijdenden blik op de ellende van Uw kind; lieb medelijden met deszelfs behoefte en stort in deszelfs ziel, die van alles wat aan J esns kan behagen , zoozeer ontbloot is, een weinig van die, gesteltenis, welke van de Uwe voortdurend eene plaats van Zijn welbehagen en van Zijne rust hebben gemaakt. Bied Hem, o heilige Maagd, ten einde alles wat mij ontbreekt te verkrijgen, Uwe diepe ootmoedigheid, Uwen vurigen ijver. Uwe zuivere en heldhaftige liefde aan. Wees eindelijk mijne middelares, mijne voorspreekster bij Uwen goddelijken l Zoon, evenals Hij zelf mijn Middelaar, mijn Yoorspreker is bij Zijnen Vader; geleid mij tot Hem, bereid Hem den weg tot mijne ziel, opdat de Communie, welk ik ga ontvangen , tot Zijne oer en mijne zaligheid ver-strekke. Amen.

-ocr page 83-

— 79 —

Oefeningen na de H. Communie.

Leent mij uwe stemmen en uwe harten, Heiligen des Hemels, rechtvaardigen der aarde, om God, Die Zich in Zijne goedheid tot mij heeft vernederd, te zegenen en te aanbidden. O overmaat der liefde van mijnen Verlosser, wonder Zijner wijsheid. Zijner macht en vrijgevigheid! Jesus is in mij; Hij heeft Zich geheel aan mij gegeven ! Het Wezen bij uitnemendheid heeft Zich met het niet veree-nigd, het leven met den dood, de opperste grootheid met de kleinste nietigheid, de bron van alle goederen met de uiterste armoede, de oneindige heiligheid met de ziel eens zondaars, die met de afzichtelijke wonden der zonde nog geheel bedekt is. Om mijn' God te vinden, om Zijne aanbiddelijke tegenwoordigheid te genieten, behoef ik Hem niet meer in den Hemel te zoeken noch op het Altaar, waar Hij Zich uit liefde voor mij opdraagt. Hij is in mij, ik vind Hem in mijn eigen hart, dat Hij met Zijne heerlijkheid overstelpt, met Zijne verdiensten verrijkt, met Zijn bloed besproeit en wascht, kortom, met al Zijne goederen overlaadt. O mijn Jesus,

-ocr page 84-

— SO-

liet is vooral, wanneer mijne- ziel U moet loven en danken voor zooveel vrijgeviglieid en liefde, dat zij al liare onmaclit, al hare zwaklieid gevoelt; want de dankbaarheid, de aanbidding, de liefde der Engelen en Heiligen vereenigd zou nog eene ongenoegzame dankzegging wezen voor het grootste, het kostbaarste van alle geschenken, dewijl het eene gift van U zeiven is, die aan de ziel in ballingschap onder de schaduwen van dat geheim des geloofs geschonken wordt, totdat Gij U opnieuw en voor altijd aan haar geeft in de stralen Uwer glorie en het schitterend licht van den schoonen dag der eeuwigheid.

Maar indien ik niet bij machte ben, om U te zegenen, om U te bedanken voor zulk eene weldaad, o mijn Jesus, indien alle schepselen zoowel als ik het niet zijn, ik bezit U en Gij kunt, wat ik niet vermag. Is Uw aanbiddelijk Hart niet die kelk des heils, geheel vervuld van liefde en van dankbaarheid en ijver voor de eer Uws Vaders? Gedoog derhalve, dat mijne bevende handen dien kelk des heils ten hemel heffen , of liever, dat mijn arm hart als verloren en verzonken in het Uwe met U den naam des Heeren aan-roepe, Hem door Uwe lofgezangen prijze,

-ocr page 85-

Hem door Uw eigen Hart, door Deszelfs dankbaarheid en liefde dankzegge.

Doch hoe kan ik U, o mijn Jesus, al mijne dankbaarheid betuigen ? Welk geschenk kan ik U aanbieden voor hetgeen Gij mij hebt gebracht? Ach, aanzie mijne behoefte, o mijn Verlosser, ik kan U slechts mijn hart aanbieden ; het is duizendwerf onwaardig om U te worden aangeboden, maar zonder voorbehoud en verdeeldheid behoort het U toe, het is geheel en al Uw eigendom; en dewijl Gij slechts in mij zijt gekomen, om mij barmhartigheid te bewijzen, doe derhalve in mijne ziel alles wat Gij er begeert te verrichten. Werk in haar volgens Uw welbehagen en Uwen wil gt; neem bezit van al hare krachten; zij schenkt zich geheel aan U ; zij levert zich zonder voorbehoud aan Uwe dankzegging, aan den invloed Uwer liefde over, en smeekt U, dat Gij haar niet meer door haar zelve laat werken , maar dat Gij Zelf in en door haar werkt. Wees hare kracht, haar leven, haar licht, haar geleider langs de klippen, die haar van alle kanten omgeven; ja moge Uw geest haar steeds bezielen en besturen.

Druk in mijn hart, o mijn Zaligmaker, al

-ocr page 86-

— 83 —

de wensclien van Uw goddelijk Hart; maak dat het niets beminne, noeli achte, dan hetgeen het Uwe heeft bemind en geacht; dat het verachte en versmade alles wat Gij veracht en versmaad hebt. Wat Uw Hart, o mijn Jesus, bemind en gezocht heeft, is niet hetgeen de wereld liefheeft en zoekt, maar verafschuwt; de armoede, de vernedering, het lijden, ziedaar wat Gij bemind, gewild en aanhoudend gezocht hebt. Om al die zaken, welke uit haar zelve niet beminnelijk zijn, en die het slechts worden, wanneer men ze in U beschouwt, die geene schoonheid bezitten, tenzij wanneer zij door Uwe heilige menschheid veredeld en van gedaante veranderd worden, te beminnen, te kiezen en te willen, moet eene ziel, dit begrijp ik, o Heer, door Uwe genade geholpen, door de almachtige sterkte van Uwen goddelijken arm gedragen en ondersteund worden. Dan kan zij zich boven eiken natuurlijken afkeer en we-reldsche vooroordeelen verheffen; want, zoo ik niets uit mij zeiven kan, vermag ik alles in Hem, Die mij versterkt; en wat mij zonder U, o mijn Jesus, onmogelijk zou zijn, wordt mij met U niet slechts mogelijk, maar zelfs zoet en gemakkelijk.

-ocr page 87-

— 8:i —

Versterk das mijn wil, o Jesus, Gij Die de kracht Gods zijt. Deze zoo zwakke, zoo onstandvastige wil bekoort U; ik stel liem in Uwe handen, opdat Gij zijne onstandvastigheid versterkt en hem moed geeft om zich steeds op de beoefening der armoede, der nederigheid, der liefde tot het kruis toe te leggen, waarvan hij door het licht Uwer genade en in de beschouwing van Uw aanbiddelijk leven de wonderlijke schoonheid heeft ontdekt.

Is dan de armoede, o mijn Verlosser, zulk eene moeielijke deugd voor eene ziel, die U bezit , die door U leeft in de H. Communie ? Wat zou haar nog kunnen voldoen, nadat Gij U zei ven aan haar hebt geschonken? Wat kan zij in den Hemel en op aarde verlangen ? Yindt zij niet alles in U en zijt Gij niet de bron van alle goederen eu Gij zelf het ee-nige waarachtige goed, dat alleen onze harten kan bevredigen ? Ach! voor de ziel, die begrepen heeft wat Gij zijt, is alles, wat Gij niet zijt of op U geene betrekking heeft, niets. Als Gij haar aardsche goederen hebt geschonken , zal zij, in plaats van haar hart er aan te hechten , er gebruik van maken als of zij ze niet gebruikte; en terwijl zij zich slechts

-ocr page 88-

— Si —

als bewaarster daarvan beschouwt, zal zij ze heiligen doordien zij ze U in den persoon Uwer lijdende ledematen teruggeeft. Indien Gij haar echter deelgenoote Uwer armoede hebt gemaakt, zal zij U zegenen voor de gunst, die Gij haar bewijst, en zonder klagen of morren het lijden en de ontbering eener armoede ondergaan, wier gestrengheid Gij het eerst gekend en vergoddelijkt hebt.

De verachting der menschelijke eer wordt insgelijks gemakkelijk aan eene ziel, die Gij tot U verheft, omijn Jesus, wanneer Gij U door de H. Communie met haar vereenigt. O hoe juist kent zij dan de ijdele eer der wereld, de ijdelheid der achting en loftuitingen der menschen! Hoe gemakkelijk verheft zij zich dan boven derzelver veroordee-lingeu en afkeuring; en hoe gemakkelijk wordt het haar dan, om zich luide als Uw' leerling te verklaren, dewijl zij, verlicht door Uw goddelijk licht, beseft, dat de waarachtige glorie bestaat in U te dienen en te beminnen, voor U verachting en vernedering te ondergaau.

De smarten, de kruisen verliezen alzoo in zekeren zin hunne bitterheid en gestrengheid voor eene ziel. wier Vertrooster en steun Gij

-ocr page 89-

wilt zijn. Hetzij Gij liaar de vreugde, dia eene H. Communie veroorzaakt, schenkt, hetzij Gij haar in navolging van U den bitteren kelk van Uwen doodstrijd en Uwer verlatenheid toereikt, steeds zult Gij haar ondersteunen ; en steunende op Uw Hart beseft die ziel den oneiudigen prijs des lijdens; zij weet dat die dagen van beproeving en smarten, die voorbijgaan, niet voorbijgaan zonder haar te zuiveren en te verrijken met nieuwe verdiensten voor de eeuwigheid. Zelfs zal zij U zegenen wegens de kruisen, die Gij haar toezendt, als de kostbaarste Uwer genaden en de zekerste teekenen Uwer liefde.

Moge Uwe almacht en goedheid, o mijn Verlosser, al deze gelukkige uitwerkselen in mij voortbrengen! Moge ik mij voortaan in niets meer beroemen tenzij in Uwe armoede. Uwe vernederingen. Uw kruis. Zij warende voorwerpen Uwer keuze, de onafscheidbare gezellen van (Jw leven op aarde; mogen zij ook steeds mijn schat, mijn roem en mijne vreugde wezen !

O Maria, spiegel der rechtvaardigheid, waarin ik het zoete cn heerlijke beeld van mijn Jesus in al zijne schoonheid zie schit-

-ocr page 90-

— 86 —

teren, o Gij, Die de volmaakte navolgster van al de deugden van Zijn aanbiddelijk Hart zijt geweest, de getrouwe weerklank van Zijne gevoelens en verlangens, li eb medelijden met Uw kind; ondersteun do zwakheid van des-zelfs wil; gedoog dat het aan Uwe moederlijke hand den weg bewandele, waarvoor de natuur terugdeinst, maar waartoe de genade van Uwen goddelijken Zoon het uitnoodigt. En, o teedere Moeder, verzekerde toevlucht der zondaren, werp bovendien een blik van medelijden en barmhartigheid op zoovele arme zielen , die, door het menschelijk opzicht be-heerscht en verblind door den geest der wereld , de speelbal van satan en der schandelijkste hartstochten zijn geworden, die haar in snelle vaart naar den afgrond voortdrijven, waarin zij zullen neerstorten, zooniet eene liefdadige hand zich haast, om haar te helpen en tegen te houden. Helaas! die zielen zijn te meer te beklagen, daar zij verre van de bronnen des levens verwijderd, mee-nen te leven; in dikke duisternissen gedompeld meenen te zien ; arm zijnde zich rijk wanen; hongerig zijnde meenen verzadigd te zijn. Ach ! heb medelijden met haar lot, o

-ocr page 91-

— 87 —

goedertiercnste Maagd, bepleit hare zaak bij Jesusj Uwen Zoon, open ten haren gunste de schatten Zijner barmhartigheid; moge een lichtstraal hare oogen komen openen, een sprankje van het heilige vuur hare harten ontsteken, en mogen die verd waalde schapen, door U aan den voet van Jesus' altaar teruggeleid, door eene oprechte bekeering Zijn goddelijk Hart weldra komen vertroosten, het getal der ware aanbidders van Zijn H. Sacrament vermeerderen en te gelijk met den aanbiddelijken naam van Jesus den zoo zoeten naam van Maria komen zegenen. Amen.

Oefeningen voor de H. Communie.

Des Donderdags.

Hoe groot, hoe edelmoedig is de liefde, o mijn Jesus, die TJ onder ons doet verblijven ondanks de beleedigingen en den smaad,

-ocr page 92-

— SS —

waarmede men U zonder ophouden overlaadt, in weerwil van de ondankbaarheid , de verachting en den haat, waaraan Gij in het aanbiddelijk Sacrament des Altaars nog altijd zijt blootgesteld. Ja, o mijn Verlosser, hoe groot ook onze ondankbaarheid en boosheid zijn mogen, Uwe goedheid is steeds grooter; en hoe bitter voor Uw goddelijk Hart de wateren onzer misdaden ook zijn mogen, zij kunnen evenwel de liefdevlammen, waarmede Uw Hart voor ons brandt, niet uitblusschen.

Hoelang nog zullen de menschen de overmaat Uwer liefde en goedheid miskennen, o mijn Jesus ? Hoelang zullen zij Uwe barmhartigheid misbruiken, en het bloed, dat Gij voor hen hebt vergoten, met voeten treden ? Wanneer toch zullen die arme verblinden beseffen , dat er in den Hemel en op aarde slechts een eenig goed , eene eenige liefde, eene eenige wensehelijke schoonheid is, namelijk Gij, o mijn Jesus. Open dus hunne oogen, o beminnelijke ATerlosser; vertoon U aan hen ; laat een enkelen straal dier goddelijke schoonheid, welke de harten bekoort en in verrukking brengt, een oogenblik in hunne oogen schitteren ; en alles, wat hunne

-ocr page 93-

— 89 —

zinnen streelt en betoovert, alles, wat liunne ziel verleidt, zal liun gering en verachtelijk toeschijnen. Zij zullen alsdan verbaasd staan U zoo traag gezocht en zoo laat ontdekt en begrepen te hebben. Verrukt en opgetogen door Uwe goddelijke bekoorlijkheden, zullen zij door 't aanschouwen dier aanbiddelijke schoonheid, wier zuivere aanlokselen al de bekoorlijkheden dezer wereld voor altijd in hunne oogen zullen verachtelijk maken, volkomen verzadigd worden.

Ja, Gij zijt schoon en van eene bekoorlijke schoonheid, o mijn welbeminde Jesus, niet alleen in den schoot Uws Vaders en in den eeuwigen glans Uwer glorie, maar Gij zijt het insgelijks in den schoot der nederige Maagd, waarin Gij Uwe eerste woonplaats opsloegt, waarin Gij, het Woord des Vaders , in de overmaat van heilige liefde, die ons tot U trekt, nederdaaldet om mensch te worden, door Uwe goddelijke natuur door een onverbreekbaren band met onze arme mensch elijke natuur te vereenigen. Gij zijt schoon, o verborgen en vernederde God, op den schoot en in de armen Uwer Moeder, schoon zoo wel in Uw verborgen als in Uw openbaar

-ocr page 94-

— 90 —

leven, zoowel wanneer Gij stilzwijgend aan Maria gehoorzaamdet, als wanneer Gij met het gezag van een oppersten Meester de ontketende elementen tot bedaring bracht, den dood zijne prooi deed teruggeven. Gij zijt vooral schoon, ja van eene goddelijke schoonheid, in den loop van Uw smartelijk leven; schoon in den hof van Gethsemani, toen Gij over onze zonden weendet en Gij sidderende onder do hand Uws Vaders, die zwaar op U drukte, de aarde met een bloedig zweet be-vochtigdet; schoon onder de slagen der beulen en het wreede diadeem, waarmede zij Uw aanbiddelijk hoofd kroonden; schoon, toen Gij den ruwen weg naar Calvarië, gebukt onder den zwaren last des kruises, bewan-deldet. Gij zijt schoon, o mijn Jesus, gehecht op het altaar Uwer opoffering en zelfs in de angsten des doods, dien de liefde U voor ons deed ondergaan; schoon in het graf en op den dag Uwer verrijzenis. Maar gedoog dat ik het U zeg, o goddelijke en aanbiddelijke Vriend, nergens schijnt Gij mij zoo schoon, nergens heeft Uwe schoonheid groo-tere bekoorlijkheden voor mij, dan in Uwe vernietiging van den tabernakel en op het altaar. Daar vooral schittert al de luister

-ocr page 95-

— 91 —

Uwer liefde j al de teederlieid en oneindige vrijgevigheid van Uw goddelijk Hart. Daar vooral schenkt zich het alles aan het niet, het leven aan den dood, God aan Zijn schepsel. Komt dan, dochters van Jerusalem, komt; uw Welbeminde is geheel wenschelijk , geheel schoon, geheel beminnenswaardig. Hij is de liefde, het leven bij uitnemendheid. Komt; omgeven wij om strijd de tafel, die Zijne hand heeft aangericht en waartoe Zijne goedheid ons uitnoodigt ; eten en drinken wij met eene heilige gretigheid het brood en den wijn, dien Hij ons heeft bereid; bij de breking van dit goddelijk brood zullen zich onze oogen openen en zal Jesus schitterend van die goddelijke schoonheid, waarvan Hij ons hier en daar enkele stralen laat waarnemen , maar die Hij zich gewaardigt ten eenenmale in Zijn H. Sacrament te tooneri, Zich aan onze opgetogen ziel openbaren.

Maar mijn hart breekt, o mijn Jesus, bij de gedachte aan het geringe getal zielen, die Uwe goddelijke schoonheden, in de schaduw van het aanbiddelijk Sacrament verborgen , weten te ontdekken, die én de overmaat Uwer liefde én de grootheid der gave, die Gij aan de aarde geschonken hebt, weten te beseffen.

-ocr page 96-

Helaas! hoe gering is het getal dier zielen, als men het vergelijkt bij de menigte, bij den talloozen hoop van blinden en ondankbaren , die U verachten, U verlaten, U vergeten en nimmer eenige gedachte of gevoel van liefde voor U hebben. Ach! wie zal aan mijne oogen eene bron van tranen geven om zulk eene verbazende ongevoeligheid, zulk eene monsterachtige ondankbaarheid te be-weenen? Wat! terwijl de groote gebeurtenissen ons bewegen, ons vervoeren; terwijl het enkel verhaal eener schoone, aan het ongeluk prijs gegeven ziel, of dat der toewijding van een soldaat, die zich voor het vaderland opoffert, dat eener moeder, die zich aan den dood blootstelt door alle gevaren te trotseren , ten einde haar kind te redden, ons treft en roert; terwijl wij voor al deze toewijding door tranen onze deelneming weten aan den dag te leggen, (door tranen, die enkel voor U, o mijn God, moesten vloeien, dewijl zij de ware, treffende uitdrukking onzer inwendige gevoelens en te gelijker tijd alles zijn wat het teederste, zuiverste in onze zielen is) waarom treft ons dan zoo weinig de gedachte aan alles, wat Gij voor ons gedaan hebt, aan al de smarten, die Gij ter onzer verlos-

-ocr page 97-

— 93 —

sing hebt geleden? Waarom laat de toewijding , die U naar Calvarië geleid en aan liet kruis geslachtofferd heeft, die U in ons midden doet verwijlen en U dagelijks het bloedige offer van Calvarië op eene onbloedige wijze op onze altaren doet hernieuwen, waarom, zeg ik, laat die goddelijke toewijding ons koud, ongevoelig en doet zij ons nimmer tranen storten? Het is omdat wij niet begrijpen, dat er eene oneindige goedheid, eene oneindige barmhartigheid in de toewijding van een God voor Zijn schepsel gelegen is; het is omdat wij Hem, dien God van liefde, niet weten lief te hebben; het is, eindelijk, omdat wij niet in staat zijn, om Gods grootheid en onzen eigen niet te be-grijpen.

O Jesus, teedere en toegenegen Vriend, Gij beklaagt U, dat Gij te vergeefs op iemand gewacht hebt, die in Uwe droefheid wilde deelen en U in Uwe smarten troosten. Die klacht, goddelijke Verlosser, doordringt mijne ziel met bitteren smart en diep medelijden. Gedoog derhalve, o Heer, dat het onwaardigste, ellendigste schepsel in de droefheid van Uw goddelijk Hart kome deelen en aan Uwe voeten zijne eigene en de

-ocr page 98-

_ 94 —

zonden zijner broeders beweeneu. Gedoog dat bet door den gelieimvollen sluier des geloofs U, beladen met bet nieuwe kruis, waarmede de boosheid en ondankbaarheid der menschen Uw Hart bezwaren, in de schaduw van Uw allerheiligste Sacrament be-schonwe en beproeve om het door zijn medelijden, zijne getrouwheid en liefde te verlichten.

quot;Waarom kan ik U, o mijn Jesus, niet ten eenenmale van dat verschrikkelijk kruis ontlasten ? Waarom kan ik het niet voor altijd verbrijzelen en in de plaats van zooveel smaad en beleedigingen, die men U aandoet, de U verschuldigde aanbidding, hulde en glorie stellen? quot;Waarom kan ik, zelfs ten koste van mijn leven, al de verblinden, die U miskennen, niet verlichten, al do zielen, die U hebben verlaten niet tot den voet van Uw altaar terugvoeren, en al de harten, die U niet beminnen, niet van het heilig vuur Uwer liefde ontsteken ? Maar Gij weet het, Heer, ik ben daartoe niet in staat en kan U slechts mijn verlangen daartoe aanbieden; en dewijl een vurig verlangen, de kreet des harten, het beste, welsprekendste gebed is, verhoor dus den kreet

-ocr page 99-

— 9 5 —

van mijn hart en het gebed, dat liet naar Uwen troon van barmhartigheid doet opstijgen. Doet Gij voor die zondaars, die Gij voor znlk een duren prijs hebt vrijgekocht en nog met zulk eene teedere en edelmoedige liefde bemint, wat ik niet doen kan, en laat niet toe, dat die zielen, voor welke Gij al Uw bloed gestort hebt, eeuwig verloren gaan.

Maar, o mijn Jesus, kom Zelf in mij bidden , liefhebben en aan mijn hart de gevoelens en woorden ingeven, die het Uwe kunnen raken; kom vooral den ijver voor Uwe eer en het vuur Uwer liefde in mijne ziel ontsteken; werp op die ziel, welke zoo onwaardig is om U te ontvangen, een blik van medelijden en barmhartigheid; en dewijl Gij U gewaardigt om in haar Uwe woonplaats te komen vestigen, zoo zuiver haar, wisch zelfs hare geringste fouten uit, opdat niets aan de genaden, welke Gij haar wilt schenken, in den weg sta, en zij niet slechts aan Uw aanbiddelijk Vleesch, maar ook aan Uwe deugden en aan al den ijver, de liefde en toewijding Uwer heilige ziel deelachtig worde.

O Maria, mijne teedere Moeder, ontvang deze zoo arme, behoeftige ziel, die de woonplaats van Uwen gorldelijken Zoon zal wor-

-ocr page 100-

~ 96 —

den; ik offer ze U op alvorens ze aan Hem aan te bieden, opdat Gij Zelf ze aan Hem moogt aanbieden; zeg Hem, dat zij de Uwe is, dat zij U toebehoort; bedek bare be-boefte met den rijken mantel Uwer deugden; maar laat inzonderheid een sprankje der liefde , die U verteert, in bet bart van Uw kind afdalen, opdat Jesus, wanneer Hij dat arme bart van Uwe liefde als doordrongen ziet, er Zijn welbehagen in vinde en bet nimmer meer verlate. Amen.

Oefeningen na de ïï. Communie.

Ik aanbid U, o Jesus, mijn Yerlosser en God, beilige bostie, goddelijk Lam, voor het heil der wereld en voor het mijne in 't bijzonder opgeofferd, thans verborgen in mijn bart, om mij op dit oogenblik aan al de vruchten van Uw verlossingswerk deelachtig te maken. O genade! o onschatbare gunst! Jesus, het verheven offer van Calvarië en van het altaar, past Zijne verdiensten op mijne ziel toe; Hij reinigt haar in Zijn bloed, ver-rijkt haar met Zijne deugden, ontsteekt baar

-ocr page 101-

— 97 —

met liet vuur Zijner liefde, overstelpt haar met Zijne genaden, verandert haar in zich en vereenigt haar met Zich zoo nauw, dat zij slechts eene en dezelfde zaak met Hem is.

Ja, ik gevoel het, o mijn Jesus, ik kan op dit oogenhlik met den grooten Apostel uitroepen: „Ik leef, doch ik niet, maar Jesus leeft in mij.quot; Laat mij het leven verliezen en voor altijd in U verliezen, ten einde' slechts door U te leven. Bemin, werk, bid, leef in mij; neem ten eenenmale bezit van mijn wezen; neem geheel mijne ziel, geheel mijn hart in en maak, dat ik mij verlies in dien oceaan van liefde en het brooze scheepje mijner ziel, hetwelk ik gaarne daaraan toevertrouw, onder de brandende golven dier goddelijke liefde bedolven en begraven worde.

Hoe kan ik U beminnen, o mijn Jesus, en het kruis weigeren, dat Gij met zooveel vreugde en liefde aangenomen en gedragen hebt? Hoe kan ik mij zoo innig, zoo herhaaldelijk door de Communie met U vereenigen en slechts naar vreugde verlangen; alles vluchten wat het lichaam kwelt, de zinnen versterft, den geest en het hart bedroeft, terwijl Uw leven slechts een voortdurend lij-

0

-ocr page 102-

— 98 —

den, eene aaneenschakeling van ontberingen, van smarten, van allerlei opofferingen was. Met welke gestrengheid hebt Gij Uw aanbiddelijk lichaam niet behandeld, door het van Uwe jeugd af tot ontberingen, tot zwa-ren arbeid, tot de verstervingen van een behoeftig en werkzaam leven te veroordeelen ? Werd Uw vleesch niet door de geesels der beulen verscheurd en vaneengereten; werd Uw geest niet bedroefd door het aanhoudend gezicht onzer zonden, door het vooruitzien der folteringen, welke Gij moest ondergaan om ze uit te wisschen; eindelijk, werd Uw Hart niet gebroken door onze onverschilligheid , onze ondankbaarheid, gebroken vooral door de smart, welke de misdaden, waarover wij zoo weinig droefheid gevoelen en die wij met zulk eene beweenenswaardige lichtzinnigheid bedrijven, aan Hetzelve veroorzaakten? Hoe kan ik mij na dit alles, o mijn Jesus, nog Uw' leerling noemen en van U in de H. Communie willen leven, terwijl ik alles, wat Gij hebt omhelsd, verwerp en haat al wat Gij hebt bemind ? Ach! ik begrijp het. Heer, dit zou eeniger wijze zijn den spot drijven met Uwe smarten. De ledematen moeten met hun hoofd lijden ; en als

-ocr page 103-

— 99 —

de onschuldige door overmaat van liefde de straf van den scliuldigen heeft willen ondergaan, moet deze dan weigeren om er zich aan te onderwerpen, zich daartegen verzetten als of hij ze niet verdiende? Neen, neen, o mijn Jesus, aldus zal het niet geschieden. Ik heb gezondigd en moet gestraft worden om voor de zonden van mijn leven te. boeten ; ik bemin U en wil gaarne lijden om U mijne liefde te betoonen en in Uwe smarten te deelen. Gij hebt geweend, ik zal mijne tranen met de Uwe vermengen, over mij zeiven weenen, over mijne eigene fouten en misdaden, maar ook over die mijner broeders, over hunne verblindheid, over hunne ondankbaarheid. Maak dus, o Heer, dat eene bron van tranen , die tot aan den laatsten dag van mijn leven niet meer opdroogt, uit mijn hart opwelle en uit mijne oogen vloeie. Gij hebt dorst, o Jesus, naar de tranen van den mensch, naar de tranen van berouw, van ijver, van liefde; en indien onze ziel in dit levend water der tranen hare onschuld en vroegere reinheid terugvindt, dan is dat water ook een balsem voor Uw Hart en een verkoelende drank, wiens zoete smaak Het de bitterheid der gal, waarmede zoovele on-

-ocr page 104-

— 100 —

dankbaren Hen dagelijks drenken, doet vergeten.

Helaas! o mijn God, wij ontheiligen menigmaal die lieilige bron der tranen, wier wateren enkel voor U moesten vloeien. Hoe-vele nuttelooze tranen! Hoevele schuldige tranen!----Wij ween en over onze verijdelde verwachtingen; over ons door de hand Uwer barmhartigheid vernietigd aardsch geluk ; over het verlies van een vader of eene moeder, van een vriend; over het verlies van ons fortuin; en wij weenen niet over het verlies van God, van onze ziel, van ons eeuwig geluk. Wij hebben tranen voor de verijdeling onzer begeerlijkheden, voor onze gekwetste eigenliefde, voor de smarten dergenen die ons dierbaar zijn; wij hebben er dikwijls zelfs voor voorwerpen die nog schuldiger zijn; en wij vinden er geene om te weenen over de vernedering onzer ziel, over de goederen der genade, die wij door onze schuld hebben verloren, over de onzen God aangedane beleedigingen, over de verblindheid en domme dwaasheid zooveler zielen die al lachende den weg des verderfs bewandelen en zich met den glimlach op de lippen en met een vrolijk hart, in den eeuwigen af-

-ocr page 105-

— 101 -

grond neerstorten, die zich voor hunne voeten opent. Wij beweenen iets wat ons moest verblijden; wij zijn overmatig gevoelig over hetgeen wij ongeluk en rampen noemen, en wij zijn ongevoelig en hebben geen tranen voor ons werkelijk ongeluk.

Evenwel is, Gode zij dank, de bron dei-heilige tranen nog niet opgedroogd; er zijn nog getrouwe zielen, o mijn Jesus, die voor U alleen dat bloed des harten bewaren en het gaarne met het Uwe vermengen door het Ü als offer aan te bieden. Zij weenen, die zielen, o mijn Jesus, en in de schaduw van Uwen tabernakel en aan Uwe voeten in het gebed en met U vereenigd in de H. Communie. Zij beweenen hare fouten, hare onvolmaaktheden; maar zij weenen inzonderheid over Uwe smarten, over den smaad Uwer goddelijke Majesteit aangedaan, over Uwe versmade liefde, over Uwe vergetene weldaden ; zij weenen over de rampen welke Uwe Kerk treffen, over de verergenissen, die haar bedroeven, eindelijk over al wat de volmaakte heerschappij Uwer genade en Uwer liefdein de zielen kan verhinderen. En die tranen, o mijn Jesus, die wel is waar bitter en smartelijk

(i*

-ocr page 106-

zijn, zijn toch ook vermengd met onuitsprekelijke vreugde, met eene geheimvolle zoetigheid, die de ziel, welke ze smaakt, tegen alle vreugden der wereld en alle vermaken der aarde niet zou willen ruilen. Ja, Heer, liet is zoeter, met IJ te lijden en te weenen, dan zich met Uwe vijanden te verheugen en blijde te zijn. Hebt Gij niet gezegd, o eeuwige Waarheid: Zalig zijn de weenenden; want zij zullen getroost worden; en zijn de tranen, welke Gij Zelf met Uwe goddelijke handen wilt afdrogen, niet die, welke het berouw, de vurigheid en de liefde doen storten?

Beweeg dan mijn hart, o Heer, dat hart harder, ongevoeliger dan de rotsen van Ho-reb; tref het met een straal Uwer genade en Uwer liefde en doe het die tranen storten, welke Gij ons zoo gaarne ziet plengen. Helaas ! Gij weet het, o mijn Jesus, mijne oogen zijn vermoeid van het weenen; ik heb geleefd, en de smarten, de beproevingen des levens hebben verscheidene bronnen van tranen in mijne ziel gedolven. Maar al heeft Uwe medelijdende goedheid de tranen, welke de angst en de droefheid mij afperste, niet versmaad, zij vloeiden evenwel niet

-ocr page 107-

— 103 —

enkel uit liefde tot ü, o mijn Jesus; eu ik verlang vurig dat offer aan Uw goddelijk Hart aan te bieden, ik verlang niet zoozeer om in de zaligheid te deelen, welke G ij aan lien, die weenen beloofd kebt, als in de smarten, die U zoo menigmaal over mijne en over de beleedigingen van gelieel ket mensckelijk geslackt deden weenen.

O Maria, onbevlekte Maagd , die zoo dikwijls de tranen van het aanbiddelijk Slachtoffer onzes heils hebt afgedroogd, en de Uwe met de Zijnen welke Hem de liefde tot ons deed storten, vermengdet, gewaardig U, de eerste tranen, die Gij Jesus zaagt plengen op het stroo Zijner nederige kribbe, die waarmede Hij den hof van Gethsemani en Jen weg vaar Calvarië drenkte, als ook de laatste tranen, die aan den boom des kruises uit Zijne oogen vloeiden ter mijner en aller zondaren zaligheid den Heere aan te bieden; vereenig ze met de tranen welke het medelijden, de smart en de liefde U zoo overvloedig deed storten j en moge dit onschatbaar offer een vloed van barmhartigheden, die onze zielen tot berouw en bekeering zullen strekken, over onze schuldige hoofden uitstorten. Amen.

-ocr page 108-

— iO-l —

Oefeningen voor de H. Communie.

Des quot;Vrijdags.

Ik aanbid U, goddelijk Lam, voor liet heil der wereld geofferd, onschuldig Slachtoffer , dat de straf voor onze misdaden op U hebt genomen, dat de smarten, welke een ieder van ons moest lijden, hebt geleden, dat de tranen, welke wij moesten storten, hebt gestort, dat de diepste vernederingen hebt ondergaan, om ons voor den eeuwigen afgrond, dien wij verdiend hadden, te bewaren ; dat van Hemel en aarde hebt willen verlaten worden en Uw Hart aan al de angsten , aan al de afgrijsselijkheden eener schrikkelijke hulpeloosheid hebt overgegeven, opdat niemand onzer, hoe groot en menigvuldig zijne misdaden ook zijn mochten, nimmer van God verlaten worde, maar in de barmhartigheid van Uw goddelijk Hart, aan het kruis voor ons geopend, steeds een zeker toevluchtsoord mocht vinden.

Ik kom, beminnelijke Verlosser, U niet

-ocr page 109-

— 105 —

alleen loven, zegenen, bedanken en de hulde mijner vurigste erktenlijkheid voor zoo groote weldaden, voor zooveel edelmoediglieid, opoffering en liefde aanbieden ; maar ik kom bovendien in de droefheden van Uw goddelijk Hart deelen, over de verlatenheid, waarin men U laat, zuchten, van de angsten en smarten van dezen nieuwen doodstrijd, die voor U sedert zoovele eeuwen blijft voortduren , deelnemen, en dien door de hulde mijner aanbidding en liefde zooveel mogelijk verzachten.

Ach! mijn Jesus, kon ik een einde maken aan al die ondankbaarheden der men-schen! Ware het toch in mijn vermogen om alle harten door het vuur Uwer liefde te ontsteken, ze allen door de zoete banden dier liefde aan den tabernakel en het altaar vast te hechten, ja hun doen te begrijpen, wat Gij in het H. Sacrament zijt voor diegenen, welke U beminnen j welk een' schat zij in U bezitten , welk een zoeten vrede, welk onuitsprekelijk geluk Gij hun verschaft! O Gij, goddelijke Verlosser, Die niet slechts de bron der liefde maar ook het brandpunt van het ware licht zijt, help mijn onvermogen, vervul de wenschen van mijn hart of liever de vurig-

-ocr page 110-

— 106 —

ste weusclien van Uw aanbiddelijk Hart. Zend Uw goddelijk licht, o scliitterende Zon, over zoovele arme zielen, die in de duisternis dei-zonde zijn begraven; verlicht hun verstand; openbaar ü aan haar ; ontsteek haar door Uwen verwarmenden gloed; toon haar Uwe oneindige schoonheid en beminnelijkheid ; ontdek haar Uwe vindingrijke liefde; doet haar inzonderheid de teederheid, de edelmoedigheid , de opoffering dier liefde beseffen, opdat zij met een vermorseld en rouwmoedig hart oprecht tot U terugkeeren en zich door hare vurigheid en getrouwheid beijveren, om U den langen tijd, waarin zij zonder U te kennen en te beminnen geleefd hebben, te doen vergeten.

Hoe kan men, o mijn Jesus, leven zonder U te beminnen? Het leven zonder Uwe liefde is de dood, is een dag zonder licht, eene bloem zonder geur; het is eene woestijn zonder water, een hemel zonder zon, eene smart zonder vertroosting. Hoe kan men een hart hebben en het U niet ten eenenmale schenken, niet al deszelfs aandoeningen , al deszelfs bewegingen U toewijden, U, o Jesus, Die slechts liefde zijt en die liefde tot aan dwaasheid, tot aan de verach-

-ocr page 111-

— 107 —

ting, tot aan de vernietiging van U zeiven liebt opgevoerd? Wat is tocli de menscli, o mijn God ! en wat moet Gij nog doen om zijn hart te raken en te winnen, indien het kruis, de tabernakel en het altaar hem niets zeggen, hem niet bewegen ? Hoe kan dat menschelijk hart, hetwelk zich zoozeer aan het schepsel hecht, dat menigmaal hartstochtelijk bemint wat het niet moest beminnen, dat die liefde somwijlen tot onredelijkheid, tot dwaasheid opvoert, voor U koud als marmer blijft, zonder dat de menigte Uwer weldaden en de tot in het oneindige vermenigvuldigde bewijzen Uwer teederste barmhartigheid in staat zijn om over deszelfs koudheid en onverschilligheid te zegevieren.

Ach! ik begrijp dat geheim van boosheid, o mijn God : het is omdat de mensch zich zeiven met eene ongeregelde liefde bemint; hij zoekt zich zeiven, zijne persoonlijke voldoening in al de voorwerpen zijner genegenheid. Hij zelf is het, zijne vermaken of zijn persoonlijk belang, dat het beginsel, de geheime drijfveer zijner handelingen en dei-liefde is, die hij buiten zich zeiven aan anderen bewijst; hij zelf is het eenige middelpunt, waarin zijne gedachten, zijne begeerten, zijne

-ocr page 112-

— 108 —

werken en zijne genegenheden zamenloopen. Hij bemint zich zeiven tot verachtens toe van U, o God, dewijl het altijd die ongeregelde liefde is, welke hem aanzet, om Uwe wetten te overtreden, zoo dikwijls zij met zijne neigingen, zijnen smaak of zijne genoegens in strijd zijn; om Uw heilzaam juk van zich af te werpen, omdat dit juk de hartstochten, waarin hij zijn vermaak vindt, breidelde , die hartstochten, welke hij vleit en liefkoost en waaraan hij zijn hart blindelings overgeeft, daar hij in derzelver voldoening en in de bevrediging zijner begeerlijkheden het geluk, waarnaar hij dorst, meent te vinden, terwijl het menschelijk hart alzoo afgedwaald, door eene rechtvaardige straf buiten U, omijn God, slechts het ledige, slechts walging, misleiding en droefheid vindt; het geluk ontvlucht hem op het oogenblik, dat hij het meent te bezitten; hij verliest het door zich zeiven te beminnen, hij zou het vinden door zich zeiven te haten; hij zou het vooral vinden door U te beminnen.

De mensch moest U, o mijn beminnelijke Verlosser zoodanig liefhebben , dat hij zich zeiven verachtte, en alle neigingen en voldoeningen der natuur voor U ten offer bracht.

-ocr page 113-

— 109 —

Aldus hebben de Heiligen gedaan; aldus hebben de Heiligen bemind; voor Ü, ter Uwer liefde, o inijn Jesus, hebben zij alles opgeofferd , alles verlaten; zij hebben zich zeiven veracht, gehaat, zich zei ven vaarwel gezegd, en volgens Uw voorbeeld den weg der vernedering en des lijdens bewandeld, terwijl zij niet naar de zoetigheden en vertroostingen Uwer liefde, maar enkel naar het geluk verlangden om én met én voor U te lijden. Hoe weinige zielen worden er gevonden , o Heer! die hen weten na te volgen; hoe weinige die U uit edelmoedigheid en belangeloosheid dienen ! Helaas! men bemint zich zeiven, men zoekt zich zelfs in de liefde , die men U toedraagt. Hoevele zielen zijn er inderdaad, die in de godsvrucht enkel het zoete, het vertroostende zoeken; wier liefde tot U enkel bestaat in teedere gevoelens en gevoelige vertroostingen •, die meenen U zeer te beminnen, als zij eenige tranen van tee-derheid gestort, in het gebed of in de H. Communie eenige gevoelige opwekkingen ondervonden hebben, en die den moed verliezen , zich bedroeven, het gebed en de H. Tafel verzuimen, zoodra zij er geen voedsel voor hare eigenliefde, meer in vinden. 7

-ocr page 114-

— 110 —

Ach! Heer, verlicht die arme zielen, ver-licht ook mij, opdat wij allen begrijpen dat de ware liefde noch in de teederheid ^ noch in de gevoelige vertroostingen, maar in den wil, in de werken, in de edelmoedigheid, in de toewijding, in den geest van ojioffe-ring bestaat. Mochten wij in Uwe school onderwezen en door LTwe voorbeelden aangemoedigd , slechts vreugde vinden in ons aan U toe te wijden, in ter Uwer liefde te lijden , in ons volgens Uw welbehagen en voor Uwe eer op te offeren. Gij hebt in droefheid en tranen Uw leven doorgebracht, o mijn Verlosser, Gij zijt aan het kruis hangende, door allen verlaten, gestorven; hoe kan nu de ziel, die U bemint, naar iets anders streven dan naar de gelijkvormigheid met U, en bij gevolg om met en voor U te lijden? Kom derhalve, o mijn Jesus, kom, door U aan mij te schenken, in mijn hart de liefde tot het kruis drukken; kom mij leeren om mij te versterven, om mij niet enkel van al het menschelijke, van alles wat de wereld voldoening en genoegens noemt, maar ook van al het gevoelige, van al het zinnelijke, van al de vertroostingen, welke men in Uwen dienst kan vinden , te onthechten. Leer mij U enkel om U

-ocr page 115-

— Ill —

zeiven beminnen, U naar den Calvarie-berg volgen ; IJ met armoede van geest , met die grootmoedigheid, die ontliecbiing van alles wat de eigenliefde zoelct, welke slechts van U kan komen en eene Uwer kostbaarste en zeldzaamste genaden is, aan het altaar zoeken.

O Maria, volmaakt voorbeeld van grootmoedigheid en moed, schitterende spiegel der zuivere liefde, U, Die de geheele Kerk begroet als de Koningin der Martelaren en de bedroefdste der moeders, ü, zeg ik, smeek ik door de liefde, die U naar het voorbeeld van het verheven OfTer onzes heils tot aan den voet des altaars voerde, waarop Jesus Zijn bloedig Offer volbracht; door de bovenmen-schelijke kracht, die TJ aan den voet van liet kruis staande hield op het oogenblik, dat Uw Zoon en Uw God voor ons met den dood worstelde; door de onuitsprekelijke smarten eindelijk, die Uwe ziel verscheurden , toen Gij Hem verlaten van Hemel en aarde zaagt sterven, — verwerf voor mij en voor al mijne medeleden, de genade van Jesus vurig te beminnen, om Hem alléén en zoo te beminnen als Hij wil bemind worden, om Hem om Zich zelden en niet om Zijne gaven en vertroostingen lief to hebben, om

-ocr page 116-

— 112 —

niets te willen en te zoeken dan Hem alleen' ja des noods bereid te zijn, om alles voor Hem op te offeren , met Hem aan liet kruis te worden gehecht, om er aan te leven, en van alles verlaten, met en voor Hem er aan te sterven, terwijl wij geene andere vertroosting hebben dan met Hem op aarde inniger ver-eenigd te worden, en de zekere hoop van in den Hemel eenwig met Hem vereenigd te zijn. Amen.

Oefeningen na de H. Communie.

Het is niet buiten mij, dat ik U ;moet zoeken, o mijn welbeminde Verlosser, maar in mij; het is in mijn hart, dat Gij U ge-waardigt te verblijven. Dat hart is in weerwil zijner behoefte en ellende op dit oogen-blik Uw tabernakel en Uw altaar. O genade, o wonder van liefde, waarvoor mijn verstand stilstaat! Ik bezit, ik aanbid in mij Hem, Die is het Wezen bij uitnemendheid, de onmetelijkheid, de eeuwigheid, het leven. Ik bevat in de enge ruimte van mijn hart den G od, Dien Hemel en aarde niet kunnen bevatten en Die alles in Zich bevat. Ik, Zijn

arm zwat zelf, bron mac] hem u ze deri: heili heef de 1; sidd rubi tem deli i mij drir oce; der peil deli en in beg en hei'

-ocr page 117-

— LIS —

arm en behoeftig schepsel, ik, het niet, de zwakheid, de behoefte en de machteloosheid zelf, ben vereenigd met het leven, met de bron van alle goed, met Hem, Wiens almacht de wereld geschapen en den loop der hemellichamen heeft geregeld. Ach! keer in li zelve, mijne ziel, en aanbid in stille vernedering, dankbaarheid en liefde den driewerf heiligen God, Die Zich tot mij vernederd heeft; dien God voor Wiens grootheid zich al de krachten des Hemels in eene godsdienstige siddering nederbuigen en voor Wien de Che-rubinen zich met hunne vleugelen bedekken, terwijl zij liet schitterend vuur van zijn goddelijk aangezicht niet kunnen verdragen.

Maar het is niet alleen de Godheid, die mij omgeeft en mij van alle kanten doordringt ; het is niet slechts die goddelijke oceaan zonder grenzen, zonder boorden, zonder grond, waarin mijne arme ziel zich dompelt en zich verliest, terwijl zij er onophoudelijk nieuwe wonderen van barmhartigheid en van liefde, afgronden van volmaaktheid in ontdekt, die haar zwak verstand niet kan begrijpen, doch die haar verbaasd doen staan en die zij gaarne aanbidt; het is ook Uwe heilige menschheid, o mijn aanbiddelijke Ver-

-ocr page 118-

— 114 —

losser j die ik liet geluk lieb op het oogen-blik te bezitten. Ja, o mijn Jesus, Gij zijt werkelijk in mij, het geloof leert het mij, en mij aan Uw woord nederig onderwerpende, geloof ik in weerwil van de getuigenis mijner zinnen, ondanks de schaduwen waaronder Gij U in dit verheven geheim verbergt, dat ik Uw aanbiddelijk lichaam bezit: dat lichaam, hetwelk door den H. Geest uit het zuivere bloed van Maria is gevormd; dat lichaam, hetwelk zij in de dagen Uwer kindsheid zoo menigmaal in hare armen gedragen en met hare zuivere kussen bedekt heeft. Ja, ik bezit die heilige handen, welke zoovele wonderen gewrocht, zoovele weldaden verspreid hebben; die voeten, welke zich hebben vermoeid door het verloren schaap te zoeken; dien aanbiddelijken mond, welke zoovele goddelijke waarheden en woorden des levens heeft verkondigd; die goddelijke oogen, welker teedere en zoete blikken de harten van berouw en liefde doordrongen; dat lichaam eindelijk, hetwelk door geeselslagen verscheurd en aan het kruis gehecht werd om voor mijne zonden te voldoen en mijne ziel te redden.

Uw aanbiddelijk bloed, o mijn Jesus, dat kostbaar bloed, hetwelk in li we aderen vloei-

-ocr page 119-

— 115 —

de, dat liet beginsel van Uw sterfelijk leven was; dat bloed, waarmede Gij zoo verkwistend zijt omgegaan, behoort mij insgelijks. Ja, dat goddelijk vocht, hetwelk de aarde in den hof van Gethsemani doorweekte, dat de geeselroeden der beulen en de kolom van het voorhuis van Pilatus rood verwde, dat de straten van Jerusalem, het kruishout en de rotsen van Calvarië besproeide, is in mij, behoort mij geheel en al; het is mij niet bij mate en druppel voor druppel, maar geheel en al geschonken. Dat goddelijk vocht, waarvan een enkele druppel kostbaarder is dan al de schatten der wereld, en dat op zich zelve voldoende was om het losgeld voor duizend werelden te betalen, waren zij ook nog zoo strafschuldig, ja nog strafschuldiger dan die welke wij bewonen: dat aanbiddelijke bloed vloeit over mijne ziel, het overstelpt, doordringt, zuivert, vermorselt haar en ontsteekt in haar het heilige vuur der goddelijke liefde. Met Uw bloed, o mijn Jesus, ben ik rijk, ben ik sterk, ben ik alvermogend ; de vreeze vindt geene plaats meer in mijn hart; want indien ik strafschuldig ben, dan offer ik het aan Uwen Yader op, en die gift voldoet al mijne schulden en be-

-ocr page 120-

— 116 —

vredigt ten volle zijne rechtvaardigheid. Indien ik uit mij zeiven slechts zwakheid ben, die goddelijke drank is mijne kracht; liij vervult mij met eene hemelsche sterkte en maakt mij bekwaam om de wereld en de hel te overwinnen. Eindelijk indien ik niets kan, met Uw bloed, o mijn Verlosser, vermag ik alles. Is er eene genade, die Uw Yader mij kan weigeren, indien ik haar vraag in den naam van Uw bloed; indien vooral de stem van dat aanbiddelijk bloed uit den grond mijner ziel ten hemel opstijgt en mijn zwak gebed daarheen voert? Yerschaft het mij op dit oogenblik niet eene soort van smeekend alvermogen; en vermag ik den Hemel niet te openen, de hel te sluiten, de zielen te redden , en de banden te verbreken, die de heilige zielen in het vagevuur gevangen houden ?

Eindelijk, o mijn welbeminde Yerlosser, ik bezit Uw aanbiddelijk Hart. Dat heilig Hart, dat brandpunt van licht en eeuwige liefde, behoort mij; Het klopt aan de zijde van mijn arm hart. Het stort Zijn leven in het mijne. Het verwarmt liet mijne door Zijn goddelijk vuur. Dat maakt al mijne vreugde uit, o Heer; dat vervult mijne ziel met eene dankbaarheid, die zij niet vermag uit te druk-

■É

-ocr page 121-

ken. Hoe kan ik U3 o mijn Jesus, genoegzaam zegenen en loven voor zulk eene kostbare gift, voor liet gesclienk van Uw eigen Hart, van dat Hart, hetwelk niet slechts het heiligdom van alle deugden en van alle genaden , maar ook de bron er van is; van dat Hart, hetwelk al de schatten des Hemels bevat; van dat Hart eindelijk, hetwelk het brandpunt der goddelijke liefde is? In de dagen van Uw sterfelijk leven, o mijn beminnelijke Verlosser, toen dat aanbiddelijk Hart, lijdelijk en sterfelijk, in Uwe heilige borst klopte, was de aarde rijker door liefde dan de hemel. Uw quot;Vader werd er meer bemind dan in het Eijk Zijner glorie; en het vuur der negen koren der Engelen, die zich als gloeiende lichten voor den troon Zijner eeuwigheid van liefde verteeren, was slechts koude, vergeleken bij een enkele akt van liefde, die, uit de diepte van Uw goddelijk Hart, als eene onmetelijke kolom van vuur van de aarde ten hemel opsteeg, en in den schoot des Allerhoogste verdween, en Hem eene eer bracht, welke Zijn welbeminde Zoon alleen Hem kon geven.

Hoe arm en behoeftig zou de aarde geweest zijn, o mijn Jesus, wanneer Gij, toen Gij

-ocr page 122-

haar verliet om naar den hemel terug te kee-J'en, ons Uw allerheiligste Sacrament niet hadt achtergelaten. Wie zon ons wegens den schat, dien wij verloren hadden, hebben kunnen troosten? Doch Gij hebt in Uwe oneindige vrijgevigheid, in de grootheid Uwer barmhartigheid het middel gevonden om den Hemel te verrijken, zonder de aarde te verarmen; en terwijl Uw goddelijk Hart in de zuivere vreugde van Uw verheerlijkt leven van liefde tot Uwen Vader klopt, wordt Plet bovendien van diezelfde liefde in de eenzaamheid van Uwen tabernakel verteerd. Onze arme aarde schenkt God even zooveel liefde als de Hemel; zij is zoo rijk als hij en heeft in zekeren zin hem niets te benijden, dewijl zij Uw Hart bezit, en door het aan God op te offeren, kan zij Hem eene oneindige liefde aanbieden.

O genade ! o geluk! dat heilig Hart is in mij; ik verlies mij in Hetzelve als een druppel water in de onmetelijkheid van den oceaan verloren gaat. Uit mij zeiven kan ik, o mijn Jesus, het groote gebod der liefde niet volbrengen; de uitgestrektheid van mijn hart is zoo gering, deszelfs onvermogen en zwakheid zijn zoo groot! Maar ik bezit Uw Hart, ik bemin door Hetzelve, ik offer Het aan

-ocr page 123-

— 119 —

Uwen Vader op en bemin Hem, U zij dank, door Uw goddelijk Hart zoozeer als Hij verdient bemind te worden, dewijl het niet meer de liefde van een zwak, machteloos en onwaardig schepsel is, die ik Hem aanbied, maar de liefde van Zijn' welbeminden Zoon; de liefde van Zijn Woord, met onze arme mensch-heid vereenigd, om ons onvermogen te helpen, vernederd en vernietigd onder de sacramen-teele gedaanten om Hem meer te verheerlijken en Hem door elke ziel, in welke Hij door de heilige Communie nederdaalt, lief te hebben.

Moge alles in mij U onophoudelijk loven en zegenen, o mijn Jesus, voor de grootste Uwer weldaden, voor de heerlijkste van al Uwe gaven. Alle Sacramenten zijn voor ons bronnen van genade en van onschatbare weldaden, alle moeten ons tot dankbaarheid opwekken, omdat in alle Uwe barmhartigheid en Uwe liefde tot ons uitschijnen; maar het allerheiligste Sacrament des Altaars ovèrtreft ze allen in heerlijkheid; het is bet meesterstuk Uwer wijsheid en bij uitnemendheid het geschenk van Uw Hart. In het H. Doopsel, o mijn God, nadert Gij tot den mensch als tot een doode, aan wien Uwe almagt het leven heeft geschonken; als tot een wees,

-ocr page 124-

— 130 —

dieu Gij iu Uwe goedlieid voor Uwen zoon aanneemt; als tot een balling en een uit den Hemel gedrevene, aan wien Gij zijne rectiten op het licmelscli vaderland terugschenkt. In het Sacrament der Biecht komt Gij tot hem als een liefderijke geneesheer om al de wonden zijner ziel te verbinden en te genezen. In het H. quot;Vormsel hebt Gij medelijden met zijne zwakheid. Gij wapent hem voor den tijd van zijn jongelingschap tot den strijd des levens en bedekt hem met de wapenrusting des geloofs. In het H. Oliesel zalft Gij hem met de olie der sterkte, die hem de overwinning in den strijd, welke over het lot zijner eeuwigheid gaat beslissen, moet verzekeren; en als een liefderijke vriend komt Gij hem in de benauwdheden van den doodstrijd troosten en door de genade aan dat Sacrament verbonden de schrik voor den dood verzachten. Maar in Uw allerheiligste Sacrament des Altaars behandelt Gij den mensch gelijk eene teedere moeder haar klein kind behandelt, dat zij met hare melk voedt, tee-derlijk aan haar hart drukt en wier oogen zich van liefde ophelderen, wier hart van vreugde klopt, als zij dat kleine wezen, hetwelk aij meer dan zich zelve liefheeft, zich

-ocr page 125-

— m —

ziet voeden met liare zelfstandigheid eu, als het ware, leven van haar leven.

O Maria, mijne teedere Moeder, die alleen Uwen goddelijken Zoon voor het geschenk van het allerheiligste Sacrament des Altaars naar waarde kunt bedanken, kom mij te hulp en gewaardig U mijn onvermogen te helpen door te gedoogen dat ik mijnen lof en mijne zwakke dankzegging vereenige met de vurige dankbetuigingen, met de brandende liefde, die de enkele gedachte aan die onschatbare weldaad j aan die heerlijke gave, waarin onze God Zijne vrijgevigheid. Zijn alvermogen eu Zijne barmhartigheid om zoo te zeggen heeft uitgeput, in Uw onbevlekt Hart deed ontstaan. En, o mijne teedere Moeder, vermeerder bovendien in mijne ziel steeds het verlangen naar de liefde tot het allerheiligste Sacrament des Altaars. G ij alleen weet, wat Uw Jesus voor mij in dit aanbiddelijk Sacrament is j Gij weet, dat Hij mijne eenigste vreugde, mijn licht, mijn schat, mijne eenigste hoop is. Hij is meer dan mijn leven. Hij is de ziel van mijne ziel, en mijn hemel hierbeneden; gedoog derhalve niet, dat iets mij van Hem kunne scheiden en mij beroo-ven van dat hoogste geluk. Maak, o teedere

-ocr page 126-

Moeder, dat die goddelijke Zon der Eucharistie mij steeds voorlichte, dat al mijne verzuchtingen op haar doelen en elke ademhaling een akte van liefde tot haar zij; dat ik in mijn laatste uur door dien God van goedheid in het H. Sacrament verborgen, vertroost worde j dat mijn laatste zucht op het Hart van Uwen .1 esus wegsterve en Hij, luisterende naar de laatste liefdekreten van mijn hart, deszelfs laatste klopping in Zijne barmhartigheid ontvange. Amen.

Oefeningen voor de H. Commnnie.

Des Zaterdags.

O aanbiddelijk Hart van mijn5 Jesus, dat aan het kruis alleen geopend zijt om ons door deze wonde die te toonen, welke de liefde, die Gij voor ons hadt, U reeds had toegebracht; Heilig Hart, dat in het allerheiligste Sacrament des Altaars nog van dezelfde liefde brandt, die U gedurende Uw sterfelijk leven verteerde, gedoog, dat ik,

-ocr page 127-

— 133 —

voor U in ootmoed neergebogen, door mijne aanbidding en nederige huldebewijzen de week kom sluiten, welke wij aan U hebben toegewijd, en met haar te sluiten, al de herstellingen , al de akten van liefde en ijver, die U door elk onzer medeleden in den loop der week zijn aangeboden, aan den voet van Uw altaar als eene nederige kroon, aan Uw goddelijk Hart aangeboden, kom neerleggen.

Door hen tot U afgezonden, o aanbiddelijk Hart van mijn' Verlosser, ten einde U op mijne beurt den tol van herstelling, van aanbidding en van liefde te betalen, gevoel ik meer dan ooit mijn onvermogen en mijne ellende; en in de overmaat mijner behoefte kan ik mij slechts tot U, die de bron van alle goed zijt, wenden door U te smeek en, dat Gij al de gevoelens, die ik U gaarne zou aanbieden en die U aangenaam kunnen zijn, in mijn arm hart moogt opwekken. V er warm met een vonk Uwer liefde dit voor U zoo koude, zoo gevoellooze hart; verlicht het met een straal van Uw licht, opquot;!at het zie en beseffe, wat Gij zijt, wat Gij voor hetzelve gedaan hebt, welke dankbaarheid en toewijding het aan U verschuldigd is; en dat liet met U te leeren kennen, ook

-ocr page 128-

zich zelveu leere kennen, leere inzien zijne /.wakheid, zijne macliteloosheid, zijne groote ellende en ondankbaarheid, waaraan het zich zoo menigmaal, lietzij door Uwe weldaden te miskennen, hetzij door aan de zoete en dringende uitnoodigingen Uwer genade te weerstaan, jegens U heeft schuldig gemaakt.

Werp, o beminnelijke Verlosser, uit de diepte van Uwen tabernakel een blik van medelijden en barmhartigheid op de ziel, die hare ondankbaarheid, ongetrouwheid en zonden aan Uwe voeten beweent. Helaas! o mijn God, die ziel is naar Uw beeld geschapen , zij is door U vrijgekocht en steeds het voorwerp Uwer teedere bezorgdheid; maar Uw blik ontdekt in haar, ik weet het, slechts een bevlekt, een door de zonde mismaakt beeld; die Gij hadt vrijgekocht is opnieuw door Uwen vijand geroofd en in slavernij weggevoerd; en het voorwerp van Uw welbehagen kan slechts het voorwerp Uwer verontwaardiging wezen. Ja, o mijn Jesus, ik heb Uwe groote. Uwe grootste barmhartigheid noodig; al de grootheid Uwer goedheid wordt vereischt, opdat Gij mij nog voor Uw aanschijn duldt en mij nog liefhebt.

Slechts in Uwe tegenwoordigheid zucht ik

-ocr page 129-

over die bovenmatige behoefte, slechts in Uw goddelijk Hart zoek ik een middel daartegen. Helaas! tot wien zou ik gaan, tenzij tot TJ ? Wie zou mij kunnen helpen en de goederen teruggeven, die ik door mijn eigen schuld verkwist en verloren heb ? G ij alleen kunt het, o Heer, Gij alleen zijt rijk en machtig genoeg om mijne ellende te verbetereu; Gij alleen bemint mij genoegzaam om het te willen doen; Gij alleen kent mij genoegzaam om medelijden te hebben met eene behoefte te meer beweenenswaardig, omdat zij enkel door U gekend wordt. De menschen, o mijn God, dringen niet in de diepte der harten door; zij oordeelen slechts volgens den schijn, en hunne oordeelvellingen zijn, hetzij zij iets goed- of afkeuren, daarom niet rechtvaardiger. Hetgeen zij in mij prijzen of gofcdkeuren wordt misschien door U, o Heer, gelaakt en afgekeurd. Wat zij als eene deugd beschouwen , kan er enkel den bedriegelijken schijn van hebben, en de handelingen, die zij voor heilig houden, kunnen voor U berispens-waardig of ten minste zond(- eenige wezenlijke verdienste zijn, indien zij met verkeerde inzichten gedaan of eerder de vrucht der eigenliefde dan eener ware liefde tot U zijn.

-ocr page 130-

— 126 —

Ben ik in de oogen der wereld, o mijn God, niet gelijk aan die verarmde rijken, welke Let ongeluk, dat zij geleden hebben, onder de overblijfselen van hunquot; vroegeren overvloed verbergen; en beschaamd over hunne behoefte, te meer te beklagen zijn, omdat die behoefte niei gekend zijnde, er niemand is, die hen te hulp komt. Zij lijden, zij wee-nen in stilte, totdat de liefde in het geheim van hun ongeluk doordringt en hun eene behulpzame hand komt toereiken en den balsem harer goddelijke vertroostingen aanbieden. Zijt Gij niet, o mijn Jesus, de vleesch-geworden barmhartigheid en liefde? Is het niet Uwe zoete stem, die zich aan mij doet hooren en mij heeft uitgenoodigd om aan den voet van Uwen tabernakel vertroostingen en in het geschenk, dat Gij mij in de heilige Communie van U zeiven doet, het bezit van alle goederen, die mij ontbreken en waarvan ik de volheid in U vind, te komen zoeken? — Derhalve, o Heer, geef ik, vol van een zoet vertrouwen in de oneindige goedheid van Uw H. Hart, ijverig en liefdevol aan Uwe goddelijke uitnoodi-ging gehoor; arm en van alles ontbloot kom ik het middel tegen alle kwalen, waarover

-ocr page 131-

— 137 —

ik zucht en klaag, in Uw Hart zoeken, mij in deze keilige scliuilplaats, welke de liefde voor mijne zwakheid heeft bereid en geopend, verbergen en daarin al de genaden putten, die ik noodig heb om in het vervolg aan de plannen Uwer barmhartigheid, die Gij met mij hebt, beter te beantwoorden.

Gij ziet den grond van mijn hart, o mijn Jesus, en de oprechtheid van mijn berouw; Gij ziet, dat, zoo ik leedwezen over mijne zonden gevoel, dit minder is ter oorzake van het nadeel, dat zij aan mijne ziel hebben berokkend, en der straffen, welke Uwe onveranderlijke rechtvaardigheid haar rechtens kan doen ondergaan, dan wel ter oorzake der beleediging, welke die zouden U aangedaan , en der smart, die zij aan Uw goddelijk Hart veroorzaakt hebben. Ja, mijn Jesus, ik beween die fouten in de bitterheid mijner ziel, omdat ik U liefheb, omdat mijne ondankbaarheid en boosheid U te meer hebben moeten bedroeven naar mate Gij mij meer bemind en met genaden verrijkt hebt. Ach! Heer, ik gevoel het, ik heb door mijne ongetrouwheden, door mijne ondankbaarheid de wonde van Uw goddelijk Hart opnieuw geopend en zelfs vergroot;

-ocr page 132-

mijne boosheden hebben als zoovele scherpe doornen dat heilig Hart gevrond en verscheurd, zij hebben Het met droefheid en bitterheid verzadigd; hoe zouden zij thans mijn hart niet daarvan vervullen en uit mijne oogen een vloed van tranen doen vloeien? Ik weet, o mijn beminnelijke Verlosser, dat het berouw en de liefde in Uwe oogen alles uit-wisschen; dat Gij de zonden, waarover men berouw heeft, niet meer gedenkt, en aan de ziel, die U bemint, eerder en gemakkelijker vergeeft, dan de teederste moeder vergiffenis schenkt aan het kind, dat haar zijn ongelijk bekent en aan hanr hart de smarten beweent, die het haar gedurende langen tijd had veroorzaakt. Maar indien mijn berouw vol vertrouwen en liefde is, indien het mij de vergeving zeker doet liopen, nogtans wil ik mij zeiven geene vergiffenis schenken, o mijn Jesus, van die fouten, welke Gij mij hebt willen vergeven; ik wil ze niet vergeten , maar ze mij aanhoudend in het geheugen terugroepen, er tot aan het einde mijner dagen leedwezen over hebben, opdat de herinnering daaraan mij steeds een prikkel moge wezen, die mij zonder ophouden aanspoort om met verdubbelden ijver en liefde mijne

-ocr page 133-

— 129 —

ongetrouwlieden en mijne al te langdurige ondankbaarlieid te herstellen.

O Maria, Moeder der barmliartigheid, goe-dertierene Maagd, toevlucht der arme zondaren , wees ook de mijne; luister naar mijne stem en verleen mij Uwen bijstand. En, dewijl Jesus door U tot ons gekomen is, maak, dat ik ook door U tot Jesus ga. Op het punt staande den God, die in Uw zuiveren schoot is menschgeworden, in mijne ziel te ontvangen, gevoel ik meer dan ooit, hoe onwaardig ik zulk eener gunst ben. Met een heiligen schrik bevangen bij de gedachte aan de grootheid G ods en de nietigheid van Zijn arm schepsel, gevoel ik mij van den eenen kant door eene heilige vreeze aangegrepen en op het punt om met den Prins der Apos-te^en uit te roepen : Ga weg van mij, Heer, omdat Gij heilig en ik een zondaar (eene zondares) ben; en van den anderen kant bezield met het verlangen om aan de liefde van Uwen goddelijken Zoon te beantwoorden en mij met Hem te vereenigen; en terwijl ik Uwen Jesus bereid zie den afstand, die Zijne oneindige grootheid van mijne oneindige nietigheid scheidt, te overschrijden, kom ik met vertrouwen tot TJ, o Maria,

-ocr page 134-

— 130 —

gelijk een kind tot zijne moeder, en U zeggen: Gij zijt rijk, machtig, goed en barmhartig j zie neer op mijne behoefte, mijn onvermogen, mijne ellende; put uit de schatten van Uw onbevlekt Hart, o heilige Maagd, om alles aan te vullen, wat aan Uw kind ontbreekt. Bedek het met Uwe verdiensten; bescherm het onder den mantel Uwer deugden, vertoon het aan Jesus en kom, op dit gezegend oogenblik mij te hulp, om Hem te ontvangen, te zegenen en te beminnen. Amen.

Oefeningen na de H. Commnnie.

Ik aanbid U, H. Hart van mijn Verlosser en mijn God, op dit oogenblik van onuitsprekelijk geluk, waarop Gij naast het mijne klopt. Ik zou wenschen U te zegenen en U de vurige dankbaarheid, welke mijne ziel vervult, en de verschillende gevoelens, die zich daarin verdringen, te kennen te geven; maar mijne tong is stom en deze ziel, als in U weggezonken en verloren, kan U slechts herhalen : ,, Ik geloof, ik hoop, ik bemin.... Iquot; Ja, mijn Jesus, ik geloof in U, ik geloof aan Uwe liefde , aan Uwe barmhartigheid,

-ocr page 135-

-- 131 —

aan de overmaat Uwer teederheid. En hoe zou ik er aan kunnen twijfelen ? Ondervind ik thans daarvan in mij zeiven niet de zoetste , de wondervolste uitwerkingen ? Ik hoop in Uj o mijn Verlosser; en thans vooral is de hoop mij zoet, en gemakkelijk; want wat zoudt Gij mij kunnen weigeren, nadat Gij U zei ven aan mij geschonken hebt ? Uwe genade ? bezit ik niet de bron er van, daar ik Uw Hart bezit ? De vergiffenis mijner zonden ? heb ik om ze uit te wisschen niet het bloed, dat Gij voor mij hebt vergoten en Uwe oneindige verdiensten om ze voor de oogen van Uwen Vader te bedekken? Eindelijk, zoudt Gij mij den Hemel kunnen weigeren ? Maar Gij zijt de Hemel, Gij schenkt hem mij; 't is waar, verborgen onder de schaduwen van dit aanbiddelijk geheim; maar weldra zal de sluier vallen en de God, Die mijn bezit en mijn geluk in den tijd wil wezen, zal niet weigeren het in de eeuwigheid te zijn.

Maar zoo de hoop mij op dit oogenblik gemakkelijk valt, valt mij de liefde dan nog niet lichter? Hoe zou ik U niet kunnen beminnen, o geheel beminnenswaardige Verlosser, wanneer Uw heilig Hart het mijne verwarmt, zich geheel aan hetzelve scheukten

-ocr page 136-

— 1:32 —

sleclits Zijne barmhartiglieid en oneindige liei-den aan hetzelve openbaart ? Hoe zou, zonder een wonder van ongevoeligheid, mijne koude door aanraking met dien vuuroven van liefde en teederheid aan deszelfs hitte kunnen wederstaal!? Hoe zou zij zich kunnen houden in tegenwoordigheid van dat goddelijk Hart, dat niets verlangt dan het vuur, dat Het verteert , aan allen mede te deelen, en alle zielen met deszelfs hemelsche warmte te ontsteken. Het schijnt mij, o mijn Jesus, dat Uwe stem zich op den bodem van mijn hart, dat Gij op dit oogenblik met Uwe aanbiddelijke tegenwoordigheid vervult, doet hoo-ren en Gij mij vraagt, gelijk weleer den Prins Uwer Apostelen; „Bemint gij Mij?' bemint gij Mij meer dan zoovele anderen, die Ik minder dan u bemind heb, die Ik niet met al de genaden, met al de liefdebewijzen, die Ik zonder ophouden u getoond, voor u dagelijks en op elk oogenblik van uw leven vermenigvuldigd heb, heb verrijkt. Bij die vraag wordt mijn hart bewogen en aarzelt niet U te antwoorden: „Ja, Heer, Gij weet dat ik U bemin quot; doch het wordt tevens bedroefd en haast zich er bij te voegen: Maar, helaas! ik gevoel het, mijne liefde beteekent

-ocr page 137-

133 —

zoo weinig, zij is zóó weinig geëvenredigd met, zoo weinig gelijk aan die, welke Gij mij toedraagt, dat zij den naam van liefde niet verdient en dat ik niets anders vermag dan U te smeeken, dat Gij ze moogt doen aangroeien, vermeerderen en zoo diep mogelijk in mijne ziel prenten, ten einde die liefde in het vervolg haar schat, haar leven, haar alles zij.

Ja, Heer, ik begrijp het, men kan zich licht vergissen, zich licht laten misleiden, wanneer het Uwe liefde geldt. De ziel meent te beminnen , als zij de zoetheid van Uwen dienst in vrede smaakt; zij meent te beminnen en veel te beminnen, wanneer zij geholpen, ondersteund door Uwe genade, door gevoelige vertroostingen overstelpt, met blijdschap op den met bloemen bestrooiden weg en waarvan Uwe voorzienigheid haar voor een weinig tijds de ruwheid en de doornen verbergt, voortwandelt. Yrolijk als de jeugd, die in het volle genot harer gezondheid en kracht het leven, dat zich voor haar opent, gaat genieten, zonder acht te geven op de beproevingen, die haar wachten, zonder te gelooven, dat de tijd en de jaren, die voorbijvliegen, hare krachten zullen verlammen en hare levensgeesten uit-dooven,meent die ziel te beminnen, omdat

8

-ocr page 138-

— 134 —

zij zich verheugt; zij kent de liefde niet en meent haar te bezitten en vermaakt zich vruchteloos met die zoete en verleidende begoocheling. Die gevoeligheid, die teederheid des harten, welke men U toedraagt, o mijnYer-losser; die vreugde, dat geluk, hetwelk men somwijlen in Uwen dienst smaakt, dat alles is zonder twijfel eene genade, die men met dankbaarheid moet aannemen, als Gij U ge-waardigt ze ons mede te deelen, doch zonder er zijn behagen in te nemen noch zijn hart er aan te hechten. Het zijn aanmoedigingen voor onze zwakheid en die volgens de inzichten Uwer voorzienigheid ons voor de beproevingen, opofferingen moeten voorbereiden en versterken voor den tijd, waarop Gij ze ons oplegt. Doch ik herhaal het, o mijn Jesus, al die gevoelens, al die aangename aandoeningen zijn slechts de bloemen der goddelijke liefde, bekoorlijke bloemen, welker liefelijke en zoete geur onze ziel verrukt en die men somwijlen aan den voet van Uwen tabernakel plukt; maar die bloemen moeten verwelken, opdat zij vruchten voortbrengen en de vruchten der goddelijke liefde worden alleen rijp aan den boom van Uw kruis.

De in Uwe school gevormde ziel, inzonderheid de ziel die Uw aanbiddelijk Hart,

-ocr page 139-

— 135 —

o mijn Jesus, tot onderwerp liarer overweging heeft gemaakt, die, verliclit door een straal van Uw lictt, in de geheimen van Uwe oneindige liefde is doorgedrongen; die dooide bloedende wonde van Uw Hart heen in dat goddelijk boek de merkteekenen der ware liefde heeft gelezen, zal zich aangaande des-zelfs natuur niet vergissen; zij begrijpt spoedig, dat men U niet moet beminnen, om zich te vermaken, maar om te lijden, om met en door U te lijden; die ziel gevoelt, dat zij, door zich aan Uwe liefde toe te wijden, zich aan het kruis, aan de vernederingen, aan de opofferingen, aan eene geheele en voortdurende offervaardigheid toewijdt.

Naar die grootmoedige liefde, welke voor U lijdt, welke zich met U en voor U opoffert, verzucht ik, o mijn Jesus. Ik verlang niet in de genoegens, in de verrukkingen van den Thabor te deelen, maar met U den bitteren kelk van Uw lijden en Uwe smarten te drinken. Dat is mijn eenigst verlangen, mijn eenigsfce wensch, o mijn Verlosser; en evenwel gevoel ik geheel mijne zwakheid, ik weet, dat in mij enkel kleinmoedigheid gevonden wordt, en ik, aan mij zei ven overgelaten , slechts de kwade neigingen der natuur kan involgen, vermaken najagen, het

-ocr page 140-

— 136 —

kruis vluchten en mij zeiven zoeken daar, waar ik enkel U en Uw welbehagen moest zoeken. Ik reken dan ook niet op mij zeiven, maar alleen op Uwe genade, o mijn God; om haar verzoek ik U, ten einde moed en kracht te erlange?i om mij zeiven te overwinnen; en het is aan Uw goddelijk Hart, dat ik de genade vraag om U zoo te beminnen, als Gij mij doet begrijpen, dat ik doen moet.

Gewaardig U dus, o aanbiddelijk Hart, heilig Hart, dat mij met zooveel toewijding en grootmoedigheid hebt bemind, dat alles gedaan en opgeofferd hebt uit liefde tot mij, gewaardig U mij die goddelijke wetenschap der liefde te leeren, versterk mijne zwakheid, ondersteun mijn moed, wees zelf mijn geleider op den weg van versterving, van opoffering , van toewijding, dien G ij zelf het eerst hebt bewandeld en waarop ik U, koste wat het wil, tot aan mijn laatsten snik zal volgen.

Kon ik toch, o mijn goddelijke Verlosser, door het overige van mijn leven aan Uwe liefde te wijden, door geheel mijn wezen aan deszelfs heilige ijverzucht, aan des-zelfs hemelsche vorderingen, aan deszelfs goddelijke gestrengheden op te offeren; eindelijk door mij als een slachtoffer, dat bereid is om al de slagen te ontvangen, aan Het-

-ocr page 141-

— 137 —

zelve op te dragen, kon ik toch, zeg ik. Uw heilig Hart vertroosten en eenigerwijze schadeloos stellen voor de onverschilligheid van zoovele ondankbare harten, die steeds voor Üwe liefde gesloten büjven ! Kon ik toch, o mijn Jesus, in de plaats van allen, die U niet beminnen, U liefhebben! of liever kon ik in al die koude en onverschillige harten het heilige vuur der liefde ontsteken! Ja, kon ik hen allen aan Uwen vijand ontrukken en hen als een zegeteeken Uwer liefde, als eene roemrijke en vreedzame overwinning van Uw goddelijk Hart, aan den voet Uwer altaren vereenigen. Ach! Gij weet het, Heer, de zwaarste offers zouden mij licht schijnen om dat geluk te verkrijgen; ja zelfs het offer mijns levens zou ik met een vreugdevol hart brengen, als ik slechts eene ziel voor U kon winnen en hare zaligheid verzekeren. Maar, helaas! ik vermag niets, o mijn God, niets dan U te vragen, dat Gij een medelijdenden en ontfermenden blik op de arme zondaren moogt werpen en zoovele nieuwe Lazarussen, die, in het graf hunner ongerechtigheden bedolven, zich sedert zoovele jaren aan dien diepen en noodlottigen doodslaap overgeven , dien Uw kruis alleen kan doen ophouden, van den dood tot het leven moogt opwekken. 8*

-ocr page 142-

— 138 —

0 Maria, onze Middelares en onze Moeder , zoete hoop van al degenen, die Uwen bijstand vragen, zekere toevlucht der arme zondaars, verhoor mijn nederig gebed; neig Uw onbevlekt Hart naar mij toe en verstoot mijne smeekingen en mijne wenschen niet. Werp, o Maria, een medelijdenden blik op die menigte zondaren, welke zoozeer verwijderd van Uwen goddelijken Zoon op de wegen der dwaling, der ondeugd en der zonde ronddwalen. Herdenk, o teedere Moeder, alles wat die zielen aan Uwen Jesus gekost hebben, alles wat Hij voor haar gedaan, al het bloed dat Hij vergoten heeft om haar te redden; herinner U insgelijks Uwe eigene smarten aan den voet des kruises en moge hare ondankbaarheid U niet doen vergeten, dat Gij hare Moeder zijt en dat Uwe liefde alleen haar uit den afgrond trekken en redden kan. Hoe strafschuldiger die zielen zijn, des te ellendiger zijn zij en des te meer medelijden moeten zij U, o Maria, inboezemen. Laat vervolgens Uwe oogen vallen op het Hart van Uwen goddelijken Zoon; let op de wonde, die zij dat aanbiddelijk Hart hebben toegebracht en op de vurige liefde, waarvan het nog voor haar ontstoken is. Wees dus hare middelares bij Hem; zeg tot

-ocr page 143-

— 139 —

Jesus gelijk weleer de zusters van Lazarus: Heer, degenen, die Gij lief li ebt, zijn ziek; zij zijn dood. Bied aan dat goddelijk Hart de tranen aan, welke Gij voor alle arme zondaars hebt gestort; en meer geraakt, meer verteederd door die moederlijke tranen dan Hij weleer was door de tranen, die de zusters van Lazarus aan Zijne voeten stortten, zal Hij ten gunste Uwer afgedwaalde kinderen al de schatten Zijner barmhartigheid openen; en weldra zullen hunne dankbare harten, o Maria, den zoeten Naam der Moeder te gelijk met dien van den Zoon aanroepen. Amen.

LITANIE

om aan Jesns vergoeding to geven vooi- de beleedigingen Hem in het H. Sacrament des _A-ltaars aangedaan.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, onferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Jesus Christus, hoor ons.

Jesus Christus, verhoor ons. God, Hemelsche Vader, ontferm U onzer.

-ocr page 144-

— 140 —

Godj Zoon j Verlosser der wereld, ontf. U onzer. God, Heilige Geest, ontferm U onzer. Heilige Drievuldigheid, één God,

Heilige Hostie, voor de zaligheid der zondaars opgeofferd.

Heilige Hostie, op het altaar voor en

door ons vernederd.

Heilige Hostie, door de slechte Christenen veracht.

Heilige Hostie, blootgesteld aan tegen- O spraak, g;

Heilige Hostie, aan de joden en ketters 5 overgeleverd, ^

Heilige Hostie, door de godslasteraars gehoond, »

T • • T •

Heilige Hostie, Brood der Engelen, den S

dieren voorgeworpen,

Heilige Hostie, in het slijk geworpen en

met voeten getreden.

Heilige Hostie, door ontrouwe dienaren onteerd,

Heilige Hostie, vergeten en verlaten in

de tempels,

O God, zij ons genadig, spaar ons Heere. Zij ons genadig, verhoor ons Heere.

Voor de diepe verachting van zulk een bewonderenswaardig Sacrament, bieden wij TT vergoeding aan, o Heer.

-ocr page 145-

— 11.1 —

Voor de onwaardige Communiën,

Voor de oneerbiedigheid der Christenen, Yoor ie ontheiliging Uwer heiligdommen , quot;Voor de ge weldadig weggenomen ciboriën, Voor de voortdurende godslasteringen der

goddeloozen,

Voor de hardnekkigheid en snoodheid der ketters,

Voor de schandelijke gesprekken, die in Uwe heilige tempels gevoerd worden. Voor de ontheiligers Uwer kerken, van welke zij de plaats hunner heiligschennis gemaakt hebben ,

quot;Wij bidden U, verhoor ons. Heer. Wij bidden U, dat het U behage den eerbied voor dit aanbiddelijk geheim in alle christenen te vermeerderen. Wij bidden U, dat Gij het Sacrament Uwei-liefde aan de ketters wilt openbaren, Wij bidden U, dat Gij ons de genade wilt verleenen, dat wij U meer beminnen dan zij U haten.

Wij bidden U, dat de smaadwoorden van hen, die U beleedigen , ons mogen treffen,

Wij bidden U, dat Gij onze eerherstelling , als in den geest van nederigheid gedaan, wilt aanvaarden.

=5

cü:

d)

CfQ O CD

5*

CfQ

Pquot;

O O

-ocr page 146-

— 142 —

Wij bidden U, dat onze aanbidding U moge

behagen, verhoor ons, Heer.

Zuivere Hostie, verhoor ons.

Heilige Hostie, verhoor ons.

Onbevlekte Hostie, verhoor ons.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, spaar ons Heere.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, verhoor ons Heere.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm U onzer, Heere.

Heer, ontferm U onzer.

Jesus Christus, ontferm U onzer.

j. Zie, Heer, onze droefheid,

ly. En geef eer aan Uwen heiligen Naam.

GEBED.

Heer Jesus Christus, die met ons tot aan de voleindiging der eeuwen in het Sacrament Uwer liefde hebt willen verblijven, ten einde Uwen Vader door de gedachtenis aan Uw lijden eene eeuwige eer en ons het voedsel der onsterfelijkheid te geven, verleen ons de genade van die tallooze beleedigingen, welke Gij in dat aanbiddelijk Geheim ontvangt, en de heiligschennissen, die door de goddeloo-zen, de ketters en de slechte christenen bedreven worden, met een van droefheid ver-

-ocr page 147-

— 143 —

vuld hart te beweenen; ontsteek in ons een vurigen ijver, om U voor dezen smaad en hoon, waaraan Gij U liever wilt blootstellen , dan U van Uwe getrouwen te scheiden, zooveel in ons is, vergoeding te geven; Gij die met den Vader en den Heiligen Geest leeft en heerseht in alle eeuwen. Amen.

SCHIETGEBED,

in gebruik bij de leden van de vereeniging

dek, Eerherstellende Communie.

Goddelijke barmhartigheid, vleesch geworden in het Heilig Hart van Jesus, bescherm de wereld, stort U voor ons uit.

GEBED,

om zich door de tusschenkomst van maria tot het h. hart van jesus te wenden.

Bezield met een vurig verlangen om Uw aanbiddelijk Hart, o mijn welbeminde Jesus, te troosten en mijne onmacht gevoelende om dit op eene waardige wijze te doen, zoo is het door het onbevlekt Hart van Uwe heilige Moeder, dat ik U mijne hulde en ge-rinse vergoeding kom aanbieden. Met haar

-ocr page 148-

_ 144 —

en in naam van Uw kostbaar Biped, smeek ik TJ, dat Gij Uwen almachtigen arm over Uwe Kerk wilt uitstrekken ^ haar verdedigen , haar de overwinning over al hare vijanden verschaffen en een einde maken aan de langdurige beproevingen van haar verheven en eerbiedwaardig Opperhoofd. Ge-waardig U ook mijn vaderland te zegenen en# te beschermen; zie het met een genadig oog aan en maak het vruchtbaar in vrome en moedige verdedigers des geloofs. Eindelijk, o mijn Jesus, breng alle zondaars tot U terug , overlaad met Uwe overvloedige genaden en zegeningen elk lid der vereeniging en stort in de harten van allen de uitvloeisels Uwer liefde en dat gloeiend ijvervuur, dat Gij op aarde zijt komen ontsteken. Amen.

Nota. Dit gebed bevat den korten, zakelij-ken inhoud der bijzondere intentiën, welke de leden der Eerherstellende Communie moeten hebben.

O. A. M. C. J. G.

-ocr page 149-
-ocr page 150-
-ocr page 151-
-ocr page 152-