-ocr page 1-

Si- S-fe '5%: S- 4 S-fe '?t •

^ [ENE

TER EBBE VAN DEN

rt

Sprenkeu en grondregels des Heiligen.

DOOR

R. J. PIBBIK, Soo. Jes.

„God der hemelen, Schepper der wateren, en Heer van alle geschapen dingen, verhoor mij ongelukkige, die tot U bid, en op uwe barmhartigheid vertrouw.quot; Judith. X, 17.

Ti ea

li |

ÏTl

ff

i?

•s

SNELPERSDRUK

P. ; T0KVIS EN ZOON

TK 'sHERTOGE^noSCH;,

Vak 57

-ocr page 2-
-ocr page 3-

c n i m

■Wüf

NOVENE .

TEE. EERB VAN DEN

aiiii isiATiis

DIENSTIG VOOU

tien. die het gewijd. Ig-natius-water gebruiken; of d.e X zondagen, ter eere des Heiligen, vieren..

III

Spreuken en grondregels des Heiligen.

DOOR

R, J. PIERIK, Soe. Jes.

„God der hemelen, Schepper der wateren , en Heer van alle geschapen dingen, verhoor mij ongelukkige, die tot ü bid, en op uwe barmhartigheid vertrouw.quot; Judith. IX, 17.

Kerkelijk goedgekeurd.

f 3M

-ocr page 4-

u n li

0 t. e

1 cl b a

7, i l

1

L-

-ocr page 5-

De spoedige verspreiding onzer twee eerste werkjes, over den Jl. Ignatius en liet te zij-ner eere gewijd water, strekt ten lewijze, Iwëzeer de devotie tot den genoemden Heilige onder de geloomgen heelt toegenomen. Een tal van nieuwe gunsten, in de laatste jaren en onder onze oogen aan deze devotie verleend, bewijst van den anderen kant, dat de H. Ignatius niet achterblijft met het beloonen zijner vereerders. Wat is billijker clan nog eens aan dezelfde godsvrucht een nieuvj voedsel te geven? Wij kiezen daartoe, ter afwisseling, en tevens om den Heilige steeds beter te doen kennen, eenige

-ocr page 6-

VOORWOORD

weinige zijner even talrijke als hooggeprezen kernspreuken en grondregels. De Maximes (onder den naam van Grondregels in het Nederduitich overgehragt door Br. P. Rey-nen), de Schitterende Scintillae Ignatianae de Sententiae en de Brieven des Heiligen leveren daartoe stof in overvloed. Wij willen er slechts van het onze bijvoegen, om den zin voor de gewone lezers meer verstaanbaar te maken. De lezers, die nog minder behoeven, of minder wenschen, kunnen zich met de gebeden en voorheelden vergenoegen, vooral daar we voor de echtheid dezer laat-sten kunnen instaan, altoos onder de betuiging dat wij die toch niet eigenmagtig voor toonder en verklaren, maar die geheel en al, naar de voorschriften van Z. //. Urbanus fill, aan hei oordeel van den 11. Sioel onderwerpen.

Wij meenen verder op nieuiv te mogen herinneren, dat de eenvoudige geloovigen, die het bedoelde geicijd v)ater gebruiken, daarom niet gehouden zijn eene Novene,

IV

-ocr page 7-

VOORWOORD.

veel minder juist deze Novene, te doen, maar dat zulks toch zeer raadzaam is.

Hoe meer men den Heilige, dien men aan-roept, leert leennen, hoe vaster het vertrouwen op de rnagt zijner voorspraak tvorden ' zal. En alleen aan het eenvoudig, maar vast en heilig vertrouwen worden de gunsten geschonken.

Aangaande de Devotie der tien Zondagen ter eere van den H. Ignatius te vieren, lezen wij in de Godvruchtige oefeningen ter eere van den Heiligen Ignatius {Antic. 18 4S, p. 71 J: He Eerie. P. Laurentius Ricci, IS1'6 algemeen Overste van het gezelschap van Jesus, heeft deze tien zondagen voor de eirste maal te Home doen vieren in het jaar 1767, tot gedachtenis der tien maanden, die de H. Ignatius te Manreza in eenzaamheid en in de strengste hoetple-gingen en in een overvloed van geestelijke vertroostingen heeft doorgehragt. — En verder. h Op ootmoedig verzoek van L. Ricci,, heeft Z. H. Clemens 11II goedgunstig aan

V

-ocr page 8-

VOORWOORD

alle Geloovigen, die tien naeenvulgencle zondagen vóór den feestdag van den H. Ignatius van Lo'jola, of anders (tien andere zondagen) gedurende het jaar, met waar leedwezen gebiecht en gecommuniceerd hebbende, in godvruchtige overwegingen en gebeden, of in andere tverken van Christelijke godsvrucht, tot eer van genoemden Heiligen en tot glorie Gods, godvruchtig doorbrengen en eene Kerk van de Sociëteit van Jesus met eerbied bezoeken, op iedereu van die zondagen een vollen aflaat vergund; en zijne Heiligheid heeft qeioild, dat deze gunst ten eeuivigen dage dure. Gegeven te Rome, in de Sec re-, tarie van de H. Vergadering der aflaten, op den dag en het jaar van de bovengenoemde audientie [den 27 Januarij 1707). N. Card. ' Antonelli, enz. —

Men heeft nog gevraagd, ter verkrijging van welke gunsten de H. Ignatius bijzonderlijk 'wordt aangeroepen. Wij kunnen gerust zeggen: om alle soort van gunsten, zooals de

VI

-ocr page 9-

VOORWOORD VII

voorheelden ten overvloede lewijzen \). Wel mogen toch als de voornaamste worden opgegeven : lo. he kennis van een levensstaat, 2o. De bevrijding van bekoringen en angstvalligheden, 3o. Be ware geest van Jesus' beminnelijk Hart, 4o. De Apostolische ijver, 5o. Be bijzondere zegen Gods voor de gehuwden en in de eerste plaats voor haar, die moeder wenschen te zijn, of op het punt staan het te worden, 60. Be bescherming en bewaring van kinderen: zij zijn hijzonder Ignatius aanbevolen. 7o. Be genezing van ziels- en ligchaamskwalen tot meerdere eer van God, 80. ^Eindelijk, hulp in tijdelijke aangelegenheden, vooral zoo die strekken tot zaligheid der zielen.

• Nog meenen wij te mogen opmerken, dat de H. Ignatius ook ttn onzent, naar mate hij hier meer vereerd is, de kracht zijner voorbede heeft laten gevoelen, en dat hij

1) Wie hieraan twijfelen mogt leze bij de Bollandisten de Gloria Fosthuma door tcondercn bewezen, Par. UI. bij de 50 pagina's in folio, of: Ve Mirakelen van den H. Iqnaiius, Gent.

-ocr page 10-

VOORWOORD

thans, nu zijne hinderen, vooral sinds 100 jaren, zoo wreed vervolgd toorden, op bijzondere wijze zijne vaderlijke tusschenkomst doet uitschitteren. Moesten wij eene plaats opnoemen, waar dit zigtbaar is, het zou gemakkelijk zijn. De voorheelden kunnen het overigens bewijzen. En de duizenden Medailles, de 10,000 zeer schoone afbeeldingen des Heiligen, de 7000 Exemplaren onzer eerste Novene, van Maastricht uit, en grootendeels daar alleen verspreid, spreken mede.

Zegene de goede God dit boekje, gelijk Bij de twee eersten gezegend heeft, tot veler nut en troost, en nog meer tot aller vooruitgang op den weg der deugd en zaligheid.

VIII

Maastricht 7 Januarij 1873.

De Schrijver.

-ocr page 11-

— 9 —

Xi ERST ï', #AG.

Over liet geloof.

„Wie den hemel aanziet met een zuiver en onbevooroordeeld oog, ziet beter de duisternis der aardseliö dingen; want ofschoon deze laatste een schijn vau glans van zich geven, wordt hun toch door den glaus des hemels alle licht ontnomen.11 (Sent. 1 de lide In 11. Epist. S. Ignatii.)

Ziedaar een krachtig middel ter verlevendiging van liet geloof^ door Ignatius aangegeven en door hem zeiven zoo volmaakt gebezigd. Hij hield onverpoosd zijne blikken op den hemel gevestigd. //De man, die altoos ten hemel zietquot;, — was zelfs één der namen, waarmee men hem noemde.

Uren lang bragt hij soms door met de beschouwing des hemels. En hij zag dan niet enkel, met gewonen blik, op den hemel der sterren, hij drong hooger door, tot den hemel van der sterren God. En daar, daar zag hij, wat God is, wat de mensch moet zijn, wat hij zelf, Ignatius, het Schep-sel Gods, voor dien God moest doen. Letten we dus zooveel te meer op Ignatius woorden! 1*

-ocr page 12-

Wij moeten ten l9te den hemel aanzien, dat is: ons nu en dan boven het aardsche verheffen; onze dagelijksche zorgen en beslommeringen vergeten, om aan God en het goddelijke te denken; ons afvragen, of wij dan werkelijk alleen voor dit ondermaansche slijk zijn geschapen; ons herinneren den vasten grondslag door den Heilige zoo gestadig voorgesteld:

,/üe mensch is door God geschapen, om zijnen Heer te loven, te dienen en te eeren; en zoo doende zijne ziel zalig te maken.quot;

Maar dit moeten wij doen ten 2^e met een rein oog, sincero oculo, met een onbe-neveld hart : wat wil dit zeggen? Dat wil zeggen, gelijk de Heilige het zelf verklaart, dat wij niet moeten letten op hetgeen onze driften of neigingen vragen, doch op Gods wil; verder, dat wij niet mogen blijven staren op de beperkte grenzen van ons verstand, maar op Gods eindelooze magt. Eindelijk vooral nog, dat we nooit van te voren mogen vaststellen; alleen het aardsche, het stoffelijke, het zinnelijke is schoon en voor ons hart voldoende; maar ons hart zelf moeten afvragen, of het niet iets hoogers, iets hemelsch en vooral iets eeuwigs m dus waarlijk goddelijks voor zich vordert.

-ocr page 13-

Beproef het, Christen! en tracht met zulk een zuiver oog nu en dan denhemeltebeschouwen, gij zult ondervinden, dat de H. Ignatius de waarheid spreekt: „de glans des hemels verduistert al het aardsche; en het aardsche alleen, bij dien glans vergeleken, geeft geen lichtquot;. Neem, bij voorbeeld, de aardsche vermaken; wat kunnen zij u geven ? Een schijn van genoegen veelligt voor ettelijke uren, — daarna walging, dikwijls ziekte; helaas! doorgaans den dood voor de ziel. En de hemel duurt eeuwig. Beschouw desgelijks de aardsche eer, de achting en het aanzien bij de men-schen: wat brengen ze u aan? Ach! eene dwaze voldoening, afgebedelde en meestal gelogen betuigingen eener valsche vriend-schap, altoos kortstondige, gevaarlijke en niets beduidende loftuitingen eener verraderlijke wereld; en de hemel geeft eeuwige glorie. Schijnschoon moge hier dus wezen; het waarachtige schoon is alleen Daarboven. Eenige flikkerglans moge u er zich voordoen, niet ongelijk aan dien van ziekelijke oogen in een donkeren nacht; er is geen licht.

Zonderling verschijnsel! Er zijn sterrekun-digen geweest,die tallooze nachten den prach-tigen sterrenhemel beschouwd hebben, en nog in den God niet geloofden, die dat alles

-ocr page 14-

zoo wondervol geschapen heeft. Maar nog zonderlinger! Er zijn menschen, die niet zelden naar den hemel opzien, aan den hemel denken, van een hemel Gods hooren spreken, en toch niets uitvoeren, om daar eenmaal te komen. Wat is toch de reden? Zij zien met geen zuiver oog; zij zijn als de man, die het schitterend gesternte zou willen beschouwen in een nevelachtigen nacht. Maar hunne nevels zijn: hun gebrek aan een levendig geloof, de droombeelden hunner jeugd, de overdreven zorgen bij de tijdelijke bezigheden, en ik weet niet wat al zaken of beuzelingen meer, die den geest beletten, datgene te zien, wat toch zoo duidelijk voor hunne oogen staat. Is uw oog zuiver. Christen! gij zult helderder zien.

Zoo zag de H. Ignatius. Omdat hij zoovelen tot het ware geloof zou brengen, aldus prijzen hem de Handelingen zijner heiligverklaring (Boll. p. 623), schonk hem de Heer in zoo uitmuntenden graad de gave des geloofs. En Ignatius werkte altoos met die gave mede. Hij haatte alle nieuwigheden, bestreed alle dwalingen, verdedigde de H. Kerk en bijzonder den H. Roomschen Stoel, verbreidde alom zelf en door anderen het Katholiek geloof, en was zoo overtuigd

-ocr page 15-

van de waarheden die ons geloof leert, dat hij plagt te zeggen: ^indien de H. Schrift niet bestond, zou ik den dood willen sterven voor hetgeen de Heer mij te Manreza geopenbaard heeft/' —

Is uw geloof ook zoo vaat, zoo levendig, zoo werlczaam als dat van Ignatius? — Ach! vooral dat levendig en krachtdadig geloof is zoo zeldzaam! Arme mensch! bedenk toch eens wel, wat ge zijt zonder het geloof, en laat u niet duizendmaal te vergeefs herhaald zijn ; //Die tot God wil naderen, hij moet gelooven,quot; — en: //Zalig zijt gij, omdat gij geloofd hebt.quot;

GEBED

Almagtige en oneindig liefderijke God, toen eens de heldhaftige Judith eene overgroote gunst van uwe goedheid wenschte te verkrijgen, heeft zij i ot U gebeden: „God der hemelen, Schepper der wateren, en Heer van alle geschapen dingen, verhoor mij, ongelukkige, die tot U bid, en op uwe barmhartigheid vertrouw/' De gevraagde gunst werd haar geschonken, de trotsche Holoferces door haar overwonnen, geheel Israël van den dreigenden ondergang gered. Gelijk Judith, zoo kom ik nu ook tot U, die zoo

-ocr page 16-

— 14 —

gaarne het in schijn nietige, en zoo ook dit gewoon maar ter eere van een uwer heiligen gezegend water gebruikt, om uwe groote gunsten pn genaden aan ons arme schepselen te verleenen. Ik vraag U echter te dien einde in de eerste plaats een groot en levendig geloof. Zonder geloof, ik weet het, is het onmogelijk tot u te naderen, zonder geloof behoeven wij U noch om tijdelijke noch zelfs om andere geestelijke gunsten te vragen. Maar hoe zalig maakt ons in tegendeel het levendig geloof. Wij zien er door, wie Gij zijt, wat wij zeiven zijn, en wat wij door uwe genade voor U kunnen worden. Wij leeren er door onze bestemming op aarde, onze toekomstige roeping voor den hemel, onze onbegrijpelijke gelukzaligheid, indien wij U met een opregt hart vereeren en dienen. Geef ons dan, wij smeeken het U, vooral ook door de tusschenkomst van den grooten voortplanter des geloofs, den H. Ignatius, dat wij voortaan meer getrouw, meer vast, en vooral inetr levendig geloo-ven. Ik geloof, o mijn God, al wat, Gij geopenbaard hebt, en de H. Kerk mij voorhoudt te gelooven. Ik geloof, dat gij oneindig magtig zijt, en mij helpen kunt, oneindig goed en mij helpen wilt. Help

-ocr page 17-

-IS-

me dan, en geef me vooreerst dat levendig geloof, en verder ook de bijzondere gunst, die ik nu vooral in deze Novene vraag, zoo ze mij tot mijne eeuwige zaligheid, U tot uwe meerdere eer verstrekt. —■ H. Ignatius, bid met mij, bid voor mij, opdat mijn geloof voortaan zoo levendig mogelijk moge blijven, en ik de gunst verwerve, welke ik in deze Novene door uwe voorspraak afbid.

VOORBEELD.

Volgens uwe begeerte. Eerwaarde Pater, — zoo schreef den 22 December 1869, de Overste eener Religieuse Congregatie te Maastricht, —neem ik de vrijheid UEerw. eenige omstandigheden mede te deelen vau een paar uitstekende gunsten door de tus-schenkomst van den H. Ignatius verkregen. Eene onzer Zusters, met name S... nog Novice zijnde, was gedwongen ons te verklaren, dat zij sedert zes jaren eene kwaal aan de knie had, en dat al de middelen door de geneesheeren aangewend zonder gevolg waren geblevi u. Dewijl zij een zoo vurig verlangen koesterde om in hare heilige roeping te volharden, raadpleegden wij onzen geneesheer, die haar beval naar Aken te

-ocr page 18-

— 16 —

gaan, om de baden te nemen. Hoewel zij dit middel reeds meermalen te vergeefs gebruikt had, verpligtten wij haar te gaan en denzelfden dag, den 8 October 1866, eene Novene ter eere van den H. Ignatius te beginnen. Zij gehoorzaamde gaarne en bezigde eiken dag het water ter eere van dien grooten Heilige gewijd, terwijl zij eenige gebede?! bad. Den derden dag verdween de kwaal geheel en al, en zij heelt mij betuigd, Eerw. Pater, dat zij tot nu toe geene pijn meer gevoeld heeft. Van dien tijd af bidt zij dagelrks 10 Ave Maria's en doet jaarlijks eene Novene, ter eere des Heiligen tot dankzegging. —

Dezelfde Zuster, Ew. P., werd ziek, gedurende dit jat.r, den 7 September. Zij werd plotseling zoozeer aangetast dcor eene pijn in de zijde, in de armen en beenen, dat zij niet meer kon gaan. De Doctor had haar iets voorgeschreven, maar de kwaal hield niet op. Dewijl onze Selraite den 13 September beginnen moest, nam onze dierbare zieke nogmaals de toevlugt tot den H. Ignatius. Zij verzocht mij om een weinig te zijner eere gewijd water en begon met het vaste vertrouwen eene Novene, 's Zaturdags ten 7 ure 's avonds, bevond

-ocr page 19-

— 17 —

ik mij aau haar bed; de zuster verhaalde mij, dat zij viermaal was opgestaan om te beproeven of zij kon gaan; maar alle pogingen waren vruchteloos. En toch, zeide zij, heb ik zulk een vast vertrouwen op het gewijd Tgnatius-water, dat het mij zeker schijnt, dat ik morgen vroeg zal genezen zijn. Tot mijne groote verwondering was zij ■'s morgens bij de H. Mis tegenwoordig, ging ter H. Tafel met ons allen, en, wat mij het meeste trof, hernam nog denzelfden dag haar werk in de keuken, zonder naar de ziekenkamer terug te keeren. Zij heeft de gansche Retraite mee gehouden, en tot nu toe niet het minste van hare kwaal meer gevoeld. Zij heeft mij gezegd dat zij hare genezing gevraagd heeft, alsmede de mogelijkheid om haar officie waar te nemen, opdat geene andere zuster hare plaats gedurende de Eetraite zou moeten innemen, en de ziekenverzorgster niet zou belet worden door de zorgen, die zij haar anders had moeten wijden.... Ontvang, enz.

Uwe ootm. dien. C.

Maastricht 23 December 1869.

-ocr page 20-

Een ander voorbeeld. Eene vrouw, die jaren lang met jicht aangemaakt was, en zelfs zoodanig dat ze haar huiselijk werk niet verrigten kon en in geen geneeskundig middel hoegenaamd baat kon vinden, gebruikte op aanraden van eenige godvruchtige personen het zoo beroemd Ignatius-water, en dit niet te vergeefs. Haar vurig gebed scheen den Heilige te behagen; want het had eene bijna volkomen genezing ten gevolge. Eén ongemak nogthans was haar overgebleven. Als zij genoodzaakt was de handen in het water te steken, gevoelde zij de onverdragelijkste piinen, zoodanig dat deze ledematen aich t'eenenmaal naar buiten keerden. Men beval haar aan, telkens als zij deze bezigheid te verrigten had vooraf hare handen en armen met het gewijd water te bestrijken. Zij volgde dezen raad met het volste vertrouwen en ook dit laatste overblijfsel van hare pijnlijke ziekte verdween van lieverlede. Zr. P. Cl.

N. B. De namen van jicht water, oogewater, kinkhoestwater, door de eenvoudige geloovigen aan het gewijd Igna-tius-water gegeven, en in hun verhaal soms voorkomend, hebben wij liever niet herhaald.

-ocr page 21-

|i| WE EB IE #AG.

V v

Over de. hoop.

I. „Meu is Christen niet alleen door het geloof en door de liefde, maar ook door de hoop. Nooit heeft men beter gelegenheid om die deugd te beoefenen, dan wanneer men aan alles gebrek heeft. Een volmaakt betrouwen is beter dan alle ander goed.quot; (Grondr. 8.)

II. „Dit zij, bij al wat ge doet, uw eerste regel, vertrouw op God op zulk eene wijze, alsof het welslagen uwer onderneming geheel van u afhing en niets van God; doch werk dan op die manier, alsof gij niets en God alleen alles moest verrigten.quot; (De Spe nquot;. 3 Eodem modo. Seint. Ignat. 2 Jan.)

III. „Het is der goddelijke goedheid eigen, die dingen krachtiger te verdedigen, welke door den duivel het hevigst worden aangevallen.quot; (Ib. nquot;. 5.)

Deze drie stelregels behelzen ten 1ste: Het nut, de liooge waarde en de noodzakelijkheid der hoop, 2de: de wijze, waarop wij met God moeten medewerken, 3de; eene der redenen, die het vertrouwen in ons moeten versterken.

I. En waarlijk, de hoop is met regt genoemd eene dochter des hemels. God wil op vele wijzen vereerd worden, doch gewis

-ocr page 22-

mede in de eerste plaats door een waar, kinderlijk en onwrikbaar vertrouwen. Of is Hij onze Vader niet? Heeft Jesus niet geleerd, dat wij dagelijks tot Hem moeten bidden; Onze Tader? — Van daar, dat zoo gedurig in de H. Schrift herhaald wordt: Beati! Zalig zij, die op den Heer vertrouwen! Vele deugden worden er geprezen ; weinige zoo krachtig eu zoo voortdurend zalig geprezen, als de zoete deugd der hoop. Geen wonder! Toen Adam en Eva uit liet Paradijs verdreven werden, hadden ze om zoo te zeggen, alles verloren ; maar de Jioop toch niet. Integendeel; die werd hun door de Barmhartigheid zelve als geleidster gegeven, die verliet hen niet te midden der distelen en doornen dezer aarde, die maakte (voor hen, gelijk nog voor ons) liet bittere zoet, het lastige lisct, het schier onmogelijke mogelijk, en bloeicle later (gelijk ook eene legende zegt) als eene kostbare bloem op Adams graf, om voor al zijne kinderen, millioenen maal millioenen, de krachtige balsem voor alle zielenwonden te zijn. Daarom zegt onze Heilige: „Een volmaakt vertrouwen is beter dan alle ander goed.quot;

Wat voegt hij er echter bij? Dat wij

-ocr page 23-

deswege zooveel te ijveriger moeten werken; met eene krachi werken, als of God niets wilde doen, en met een vertrouwen werken, als of God alles en alleen alles moest doen. Dat wij dus moeten vertrouwen zonder dwazen overmoed, en werken zonder, om het zoo uit te drukken, het minste van God te verwachten. Verheven stelregels, en wèl te behartigen voor zoovelen, die óf traag zijn in de dienst van God, bf wel werken ja, maar niet met God, voor God en om God.

Doch wat wacht dan de getrouwen? Het wordt er bijgevoegd; hoe zwaarder het werk wordt, hoe krachtiger Gods hulp; hoe meer de wereld, of de duivel, of het vleesch uw arbeid aanvalt, des te overvloediger worden u Gods genaden gegeven; kortom, hoe meer God in zeker opzigt afwezig schijnt, des te digter is Hij bij u. Want hij werkt als een verstandige en alles voorziende legeroverste; waar de aanval het hevigste is, daar werkt Hij het krachtigste; waar gij uit u zei ven het minst zoudt vermogen, daar vindt Hij het meest zijn lust om u bij te staan. En wie zou dan nog wantrouwen, of immer, om wat reden dan ook, den moed verliezen!

-ocr page 24-

Vertrouwen dus, volmaakt vertrouwen, werken met vertrouwen, daar het meest vertrouwen, waar wij te kort schieten, — ziedaar het middel ter zaligheid onzer ziel, — waarvan het tegengestelde luidt uit Jesus' mond: wankelmoedigen 1 waarom nog getwijfeld!quot; —

II. De H. Ignatius bragt ook in beoefening wat hij anderen leerde; en hij ging daarin zelfs zóó ver, dat wij sommige zijner handelingen wel bewonderen, maar niet allen, zonder bijzondere ingeving Gods, navolgen moeten. ,/Daarom verachtte hij, zeggen de Acta, alle tijdelijke goederen, en stelde hij zijne hoop op God alleen. Van daar ook die verstervingen, welke hij, voor de eere Gods, zich oplegde; van daar de innige blijdschap zijns harten bij allen last en lijden, die hij voor Christus en de regt-vaardigheid mogt verduren; van daar zijne zoo zoete en gestadige overweging van den dood, die hij als de poort en den ingang van het eeuwig zalig leven beschouwde.quot; (Boll, bl, 624.) Als één der bijzondere voorbeelden wordt verhaald, hoe hij in 1523 te Barcelona scheep ging, zonder reisgezel of levensmiddelen (behalve een weinig scheepsbeschuit) te willen medenemen. ,/Op God

-ocr page 25-

alleen hoop ikquot;, was zijne leus. Doch hij betrouwde niet op zich zeiven. Er kwamen angstvalligheden bij: ,/hoe! gij wilt op God vertrouwen, en toch nog iets medenemen!quot; Hij weet echter waar het middel te zoeken is. Wat de biechtvader beslist, dit zal hij volgen. Deze wil, dat hij ten minste niet zonder eenige scheepsbeschuit vertrekken zal. Ignatius bedelt die derhalve bij eene adellijke vrouw, zonder nogthans, uit vrees voor ijdele glorie, te durven zeggen, dat hij naar het H. Land wil reizen, verwerft daardoor eene nieuwe vernedering, legt eenige 5 of 6 stuiverstukken, die hij vroeger als aalmoes ontvangen had, op eene plank bij de haven, en vertrekt, door God geleid, onder de bescherming eener zalige hoop, die nooit iemand beschamen kan. (Boll. 652.)

Christen, zoon van den even goeden als almagtigen God, onderzoek u eens aangaande uw vertrouwen op God. „Wat zijt gij bezorgd voor den dag van morgen,quot; zegt Jesus zelf. Wat vreest gij dan ook, die slechts uw ligchaam dooden kunnen? Hef uwe oogen op en zie: Hij, die uw Yader is, woont daarboven. Gewis Hij wil dat gij werkt en zwoegt voor hetgeen noodig is om te leven; maar Hij wil

-ocr page 26-

— 24 —

vooral, dat gij in de eerste plaats het rijk Gods zoekt,

GEBED.

Oneindig magtige en eveneens oneindig goede God, wie zou op U niet vertrouwen ? Ik weet niet, wat het dienstigst is voor uwe eer, en mijne zaligheid; maar ik weet toch zeker, ik meen althans door uwe genade met zekerheid te weten, dat ik niets anders dan uwe eer en mijne zaligheid bedoel. En zoo dit waar is, waarom zoudt Ge mij dan niet verhooren? Hoe dikwijls hebt Gij zelf in de H. Schrift niet gezegd: dat zij zalig zijn, die op U vertrouwen; hoe vaak ons niet de noodzakelijkheid voorgehouden, dat wij op ü moeten vertrouwen. Welaan dan, doe uw woord gestand! Is het een wonder, dat er noodig is, wat kost het U een wonder te doen? Was het niets groots, dat ik te vragen had, hoe veel te geringer zou de eer zijn, die er U voor toekwam. Om uwe eer derhalve en om uwe eindelooze glorie, daarom vertrouw ik. zonder te wankelen of te vreezen. — En gij, o H. Ignatius, die zoovele gunsten reeds verworven hebt, voor hen, die op u, en door u op God vertrouwden, bid met

-ocr page 27-

— 25 —

mij. Verkrijg voor mij op de eerste plaats een onwankelbare koop; want die op God vertrouwt wordt niet beschaamd, en door de vaste hoop alleen zal ik de gunst kunnen verwerven, die ik in deze Novene door uwe voorspraak vraag, en waarom ik bid: „Schepper der wateren, verhoor mij arme, die tot U smeek, en op uwe barmhartigheid vertrouiv.quot;

VOOEBEELÜ.

z/Vergun mij, Eerw. Pater, UEw. nog eene gunst mede te deelen, hier onlangs door het gebruik van het gewijd Ignatins-water verkregen. In de maand October van het jaar 1869 was hier ter stede eene Dame H. die sedert lang vreeselijke pijnen in de beenen leed. Eene hare vriendinnen kwam haar eens bezoeken en raadde haar eene Novene ter eere van den H. Ignatius te houden. Zij begon denzelfden dag de Novene, en besproeide de zieke ledematen met het water ter eere van dien grooten Heilige gezegend. Toen de Novene geein-dig was, kon zij weder door het huis rondwandelen, en zelfs naar de kerk gaan, om de H. Communie te ontvangen tot groote

2.

-ocr page 28-

— 26 —

verwondering van allen, die getuigen van hare smarten waren geweest... Uwe Onderd. Dien. C. Maastricht, 14 Maart 1870. —

Eene tweede gunst. Eene Dame dezer stad leed sedert lang aan eene wonde aan het been, die, volgens bevel der genees-heeren open blijven moest, wijl het tegendeel den dood ten gevolge zou hebben. Hierbij voegde zich het koudvuur, dat haar niet slechts vreeselijke pijnen veroorzaakte, doch haar zelfs de minste beweging belette. Hare kwaal nam dagelijks zeer toe, zoodanig, dat zij weldra aan genezing twijfelde. Men sprak haar nu van het zoo heilzaam Ignatius-water, een middel, dat hare echte godsdienstigheid haar gretig deed aanvaarden. Zij begon eene Novene, en bad met een vast vertrouwen tot Hem, die alles vermag, wat zijne wijsheid goed vindt. Treffende belooning! op den dag waarop zij de Novene sluit, vindt zij des morgens tot hare groote verwondering het zwarte bedorven vleesch in de doeken, die haar been omwonden. Alle smarten zijn geweken, en van nu af bespeurt zij niet de minste moeite meer in het wandelen en gaan.

Maastricht. M. J.

-ocr page 29-

bm)e bag.

Over de lioop. (Vervolg-)

I. De hoop op God moet immer aangroeijen, naarmate de zaken, die men hoo|]t, meer hulpeloos schijnen; waar de menschelijke hulp ontbrtekt, daar is de goddelijke nabij quot; (De Spe. 7.)

II. „Het zou zeker een wonder zijn, als God de op Hem vertrouwenden niet hielp; dat Hij hen helpt, is volstrekt geen wonder. (1b. nquot;. 16.)

III. „Als de duivel kleinmoedige gedachten in het hart aankweekt, moet de ziel zich opwekken tot grootmoedigheid, door zich de reeds ontvangen weldaden des Heeren te herinneren. (1b. n». 11.)

Treffende lessen, vooral voor hen, die onzen Heilige om eene bijzondere gunst willen bidden. Zij zien er in; 1ste: hoezeer hun vertrouwen, als het ware tegen de hoop in, moet aangroeijen, naar mate de zaak, die zij verwachten, hun hopeloozer voorkomt; 2de : om welke reden, Gods ein-delooze goedheid namelijk, zij zulk een hemelsch vertrouwen moeten koesteren, en ten 3de: één der eerste middelen, om de zalige hoop altoos vast en onwrikbaar te bewaren, het herdenken namelijk der weldaden Gods.

-ocr page 30-

— 28 —

I. En inderdaad; waar de raensch niets meer vermag, daar is God nog altoos al-magtig. En zijn lust is, zooals wij gezien hebben, wonderen te werken, zijn grootst genoegen, zoo als de H Schrift leert, het sterke en in schijn groote door het zwakste en in schijn nietigste te beschamen. Zoo betaamt het den Almagtige. God kan voorzeker ook daar reeds tusschen beide komen, waar de menschelijke hulp nog voldoende is; maar zijne groote glorie schittert dan eerst uit als Hij alleen nog kan redden.

Waar dus allen bezwijken, waar niemand meer iets vermag, waar ten hoogste, en als met een weifelend gefluister, de mensch nog zeggen kan; geduld! ach geduld! waar dus, in twee wcorden, alle menschelijk hulp ontbreekt, daar is, voor al wie vertrouwt, de goddelijke hulp nabij.

Welk een troost; en welk een nog groo-ter geluk, als we daarbij die grocte waarheid vernemen: „wel hoe! Een wonder dat God u helpt? Neen, indien gij vertrouwt, volmaakt vertrouwt, dan is het geen wonder zoo God u ter hulp komt; het zou een wonder zijn zoo Hij het niet deed.quot; Ziedaar eene gewigtige les van Ignatius.

En toch vertrouwt gij nog niet? — O

-ocr page 31-

— 29 —

denk dan, dat er een booze is, die der zaligste dochter des hemels, der zoete hoop, eene eeuwige vijandschap gezworen heeft. Bedenk, dat voor Satan alleen geene hoop meer bestaat; dat hij daarom die goddelijke deugd ook in uw hart wil vernietigen; en bedenk daarbij, wat uw vriend, uw weldoener, uw vader, wat de eeuwig zuivere, heilige en onbeschrijfelijke liefde van uwen God voor u reeds gedaan heeft; bedenk, wat Hij nog dagelijks doet; zie op uwen Jesus op het kruis, op zijn aanbiddelijk Hart in het HH. Sacrament, op dezegen-rijke wonden die Hij toont aan den eeuwig heerschenden Vader; en overweeg eens, of uw hart clan nog kleinmoedig, of het niet veeleer onbeperkt en onverdeeld grootmoedig quot;moet zijn. Te regt leert Ignatius: denk aan Gods weldaden, en de kleinmoedigheid zal u een onding toeschijnen.

TI. ,/De H. Ignatius, zegt zijn levensbeschrijver, was met den wil en met der daad allerarmst; doch door zijn moed en vertrouwen op God allerrijkst. Tot zijne gedurig herhaalde spreuken, aan de Psalmen ontleend, behooren deze; Laten wij God dienen; v/Hij zal buiten allen twijfel ons geleiden en niets zal ons ontbreken. Laten wij al

-ocr page 32-

— 80 —

onze zorg op God werpen, en Hij zal ons voeden. Laten wij op God vertrouwen, en het goede doen, en wij zullen van zijne rijkdommen gevoed wordenquot; (Pss.) Als zich sommigen verwonderden, hoe Ignatius, zonder vaste inkomsten, zooveel werken tot stand kon brengen, riep hij hun toe: u Weet gij dan niet welke de magt is van de hoop op God? Indien wij alles in de hand hadden, waar zou onze hoop zijn? Wij hopen immers niet datgene, wat wij reeds zien?quot; „Geen wonder, (zoo kunnen we hier met zijne woorden zeggen) dat God hem ter hulp kwamquot;. Op zekeren dag was er aan alles gebrek. Een eenvoudige broeder komt uit de kerk van Lateranen; daar nadert hem een vreemdeling, stopt hem 100 goudstukken in de hand, en verdwijnt. Bij eene dergelijke gelegenheid vindt P. Polancus onverwachts gansch nieuwe goudstukken in een oude kist. Bij eene andere voorspelt de Heilige, dat, na zes maanden, de Heer zelf voorzien zal in de noodwendigheden van het Romeinsch Collegie; hetgeen ook inderdaad plaats vond op wondervolle wijze. (Boll. bl. 774 volg.)

-ocr page 33-

GBBHD

Mijn God! wat zijn zij dwaas, die vertrouwen op een zwakken mensch, op aardsche magten, of eigen zorgen, of op wat dan ook, buiten U, die alleen alles kunt óf opbouwen óf nederwerpen. Hoe dikwijls heb ik zelf tot die onverstandigen behoord, en buiten U mijn heil of mijn geluk gezocht! Voortaan wil ik anders handelen. Doch geef mij hiertoe, ik smeek het U, uwe genade. Schijnt mij alles hopeloos, dan wil ik het meest op U vertrouwen. Moet ik ook een wonder van U vragen, ik wil het met moed ondernemen. quot;Word ik zelfs door een begin van kleinmoedigheid overvallen, ik wil nog zooveel te meer op uwe barmhartigheid mijn vertrouwen stellen.

Dan helaas! wat kan ik, groote God! zonder U? Help mij dan eerst en vooral tot een onbeperkt vertrouwen komen. Gij hebt gezegd; „Komt! en ik zal u verkwikken. Vraagt, en gij zult verkrijgen.quot; — Hier ben ik, ik vraag en ik wil. Geef dus wat ge beloofd hebt. — Gij ook, o roemrijke Ignatius, door het onwrikbaar vertrouwen, dat gij zelf steeds gehad hebt, ondersteun mijne bede. Gij weet welke genade en welke gunst ik afsmeek. Volgens menschelijke

-ocr page 34-

berekening is er weinig te hopen; des te meer moet gij thans de kracht uwer voorbede toonen. Met en door u wil ik tot God Bmeeken; „Schepper der wateren, verhoor mij ongelukkige, die tot ü lid, en op moe eindelooze barmhartigheid vertrouw.quot;

VOOKBEELD.

,/Eerw. Pater... Eene nieuwe gunst door de voorbede van den II. Ignatius en het gebruik van het gewijd Ignatius water verkregen spoort mij aar. UEw nogmaals te schrijven. Mevrouw N. had een lieve kleine van eene maand, die hevig leed aan tram-pen in. de ingewanden. Gedurende drie maanden bezigde men alle soort van middelen, doch te vergeefs. De geneesheeren hebben zeiven bfkend, dat alle middelen niets baatten; het kind werd dagelijks zwakker, en in de plaats van 4 maanden zou men het liever 4 weken hebben gegeven. Nu kwam de E. P. v. d. A. om de Retraite aan onze kinderen, te geven. Daar hij Mijnheer N. persoonlijk kende en het hoogste belang in zijn gelukkig huwelijk zoowel als in al zijne aangelegenheden stelde, nam hij deel aan de droefheid der familie wegens hun arm lijdend kind. Den 1 September bragt hij haar een bezoek

-ocr page 35-

— 33 —

en ziehier ru, Eenv. Pater, de eigen woorden der Moeder: ,/Ofschoon wij zeer vereerd waren met dit bezoek, was mijn man toch uiterst bedroefd en ik voor mij bijna belet hetzelve te genieten, want dien dag zei ven was het kind zóó ziek, dat men elk oogenblik dacht, dat het zou gaan sterven. Ik begaf mij evenwel voor een oogenblik bij het gezelschap, en ontving van den Eerw. Pater den raad den H. Ignatius te bidden. Ik gaf hem tot antwoord: Eerw. Pater, reeds sedert lang hebben wij eene Novene tot den H. Ignatius gedaan, en het heeft niets gebaat. Waarop de Pater antwoordde, dat het niet genoeg was eene enkele Novene te houden; want er was iemand, die 6 Novenen gedaan he^ft, en eerst bij de 7de is verhoord. En hij verhaalde ons verschillende genezingen, wat 4 ons krachtig opwekte om eene nieuwe Novene te beginnen. Ik nam dus het kleine fleschje met Ignatiuswater dat ge mij geschonken hebt, weer bij de hand, en goot eenige druppels van het gezegend water in al liet voedsel, dat de kleine kon nemen, en na 6 of 7 Novenen waren wij verhoord. De pijnen hebben geheel opye-

3*

-ocr page 36-

— 34 —

houden, liet kind begon te sroeijen en is zeer welvarend, zooals ge zipt. Ons vertrouwen werd ook bij elke Novene grooter, en gedurende 4 weken hingen wij bovendien eene Relikwie van den H. Ignatius boven de wieg van het kind. Den ganschen tijd dat de Novenen duurden heb ik volstrekt ) geene geneesmiddelen willen gebruiken, ten zij een weinig water zoo als gezegd is; ik zeide dit ook aan de geneesheeren en anderen, die mij kwamen bezoeken, er bij voegende, dat ik tot den laatsten druppel van dit gewijd water zou bezigen.quot;

Zij voegde er bij, Eerw. Pater, dat allen,

zelfs de doctors, verwonderd waren over deze genezing, vooral dien dag, waarop zij zeiven meenden, dat het kindje dood in de wieg lag...

IJwe ootmoedige dien. G. i

T

Maastricht, 16 Januarij IS70.

I-|

-ocr page 37-

JfeaeHDE #AG.

•y-

Over de liefde tot God.

I. Niels is zoeter, dan God te beminnen, doch zóó te hemiuue'J, dat gij om zijne liefde veel moogt lijden. (De Amore, no. 26.) „Mijn God! och of de miMisclien U kenden? Mijn God, och of allen U beminden!quot; (lb. no 20).

II. „Die God met zich omdraagt in het hart, draagt een Paradijs met zich omquot; (lb. no. 33.

III. „Die God kent, weet niet alleen uit de aanschouwing des hemels en der sterren, maar zelfs door de beschouwing van een enkel grasspiertje of de allergeringste zaak tot het beoefenen der liefde Gods op te stijgen,quot; (lb. no. 29)

In deze stelregels zijn drie hoofdpunten der goddelijke liefde voor ons uitgedrukt. Immers, 1ste : die God bemint moet voor God strijden en lijden, en ook wenschen dat Hij door allen bemind worde; 2de, die God bemint moet steeds leven in de tegenwoordigheid van God en daarin alleen zijne zaligheid zoeken; 3de, wie God bemint, zoekt God en vindt God in alle gaven, zelfs der schepping, hoeveel te meer in de orde der Verlossing en der genade.

I. „Indien God u groote kruisen over-

-ocr page 38-

zendt, — zegt elders onze Heilige (Max. XX), dan hebt gij een bewijs, dat Hij van u een grooten heilige wil maken; en wilt gij waarlijk tot een hoogen trap van heiligheid geraken, bid Hem, dat Hij u veel te lijden geve.quot; Hit laatste is misschien nog te hoog voor u; vraag dan ten minste een groot geduld, om die kruisen met Jesus te dragen, die zekerlijk, ook u, zoo als iederen meiisch, wel dagelijks worden opgelegd. Vergeet althans nooit, wat de Heilige elders zegt: „ Geen hout is geschikter om de liefde Gods te ontvlammen, dan het hout van het II. kruis''' (Bij Bart. 4) en wederom: „er is slechts ééne ijverzucht die goed is; God te beminnen, en tot loon zijner liefde in liefde toe te nemenquot; (Bart. 1. 4. n. 26.)

Wilt giti zoo voortgaan, en tevens den alsem des lijdens als 't ware in honig veranderen, volg Ignatius; draag God in uw hart, en gij draagt er, in 't midden der doornen, een Paradijs in rond. Die omgang met God, dat meer levendig nadenken over de tegenwoordigheid van God, o het is werkelijk zoo krachtig een middel, dat alle lijden en strijden daardoor evenzeer ligt als zoet moet worden. ,/Hoe digter iemand tot God nadert, leert de Heilige elders,

-ocr page 39-

— 37 —

lioe beter liij bekwaam wordt om de ?aven der goddelijke goedheid te out vangenquot;; — wat moet bet niet zijn, zoo gij God in uw bart draagt.

En zie hier ook een middel, om bet te kunnen. Leg er u op toe, om nu en dan uit oe beschouwing der schepselen tot God op te klimmen Alles kan daartoe dienen, van bet grasspiertje der weiden af tot aan de trotsche eiken der bosscben, van bet miertje dat aan uwe voeten kruipt tot de booge sterren die op afstanden van millioe-nen uren boven uw hoofd vonkelen; tracht dus van dat alles, wat ge ziet, en van God ontvangt, en voer God geniet, een middel en als een laddersport te maken, om tot God op te klimmen. Indien de aarde zoo schoon is, wat zal Gods hemel zijn? Indien al het geschapene zulk eene goedheid en wijsheid en alinagt des Scheppers verkondigt, wat zal de Schepper zelf zijn, van wien dat alles slechts (wederom volgens den Heiligen zeiven) als een droppel is uit de eeuwige Bron, als een straaltje van de eeuwige Zon, en u als toeroept met goddelijke stem : Ik bemin u; bemin Mij!

II. Over de gloeijende, brandende liefde van den H. Ignatius voor God kunnen wij

-ocr page 40-

in weinige woorden niet veel zeggen. Zie hier wat reeds in het begin zijner bekeering, toen hij eens in de streek waar zijn broeder woonde terugkeerde, is voorgevallen. DeHeilige was ziek, en daar de zijnen van hem niet konden verkrijgen dat hij in hun paleis zijn intrek nam, kwamen zij hem in het hospitaal verzorgen. Twee zijner nichten, Maria de Oriola en Simona de Akaga zagen daar, terwijl zij 'snachts bij hem waakten, een groot wonder. Zij wilden zich een weinig ter zijde begeven, om te rusten, en derhalve eene brandende kaars bij den zieke laten staan, ten einde des noods terstond gereed te zijn om hem te helpen. De Heilige verzocht haar echter liet licht uit te blazen, zeggende, dat God hem wel licht zou verschatten, indien het noodig was. Zoodra zij verwijderd zijn, begint de Heilige te bidden en zoo als vroeger van liefde te ontvlammen en nu en dan met luide zuchten tot God te spreken. De twee jonge bloedverwanten worden hierdoor plotseling opgewekt, snellen de kamer binnen, en staan verstomd voor den bernel-schen glans, waarmee de gansclie kamer verlicht is. Ignatius was te gelijk en verbaasd èn beschaamd in zulk een hemel-

-ocr page 41-

— 39 —

luister ontdekt te zijn, en smeekte derhalve zijne goede nichten zonder ophouden, dat zij toch eeuwig van dit wonder zouden zwijgen (Boll. p. tö7.) W at was het ook noodig de wondervolle bewijzen van den brandquot; zijns harten te zien; hij was merkbaar in al zijne handelingen, dikwijls als zigtbaar aan den gloed van zijn gelaat, altoos af te leiden uit het werk dat hij verrigte en de woorden die hij sprak. Want iets anders dan Gods meerdere Eer en het heil der naasten te beoogen, scheen voor Ignatius niet mogelijk.

De Heilige droeg dan ook den almagtigen Heer en Schepper altoos in zijn hart; zijn Paradijs was in hem. Hij vond in alles wat hij beschouwde zijnen God terug; zijn Paradijs omringde hem. Het kruis, dat beste hout ter ontvlamming der liefde, ontbrak hem nooit; meer en meer nam hij dus toe in liefde en werd alzoo een eerste toonbeeld van eeue ziel, die van liefde brandt voor haren God.

CEDED.

O allerhoorsU', allerlietderijkstc en allerbeminnelijkste God! hoe is het mogelijk, dat alle menschen D niet innig, niet vurig niet op de volmaakst mogelijke wijze bemin-

-ocr page 42-

— 40 —

neii! Poch wat zeg ik? quot;Waar is zelfs mijne liefde, die ik U dubbel, en meer dan dubbel, die ikü honderdvoudig verschuldigd ben? Ik verzoek u thans, in deze Novene, oin eene bijzondere «unst; ook tvensch ik die vurig te verwerven; maar is de voornaamste van alle gunsten niet het onschatbaar voorregt van Ü alleen, U geheel en ü volmaakt te beminnen? Wor alles vraag ik dan ook deze gunst. Verleen mij, door de voorbede van den H Ignatius, dien vlammenden minnaar uwer glorie, eene brandende liefde. Wat ik dan verder mag noodig hebben zal i van zelf verwerven; ot hoe zoudt Gij iets kunnen weigeren, aan liem, die U liefheeft? Heilige Beschermer, voeg hier vooral uwe bede bij de mijne. Zeg voor mij, wat gij zoo dikwijls zcidet voor u zeiven, tot God; Neem alies. Heer, en doe wat ge wilt; doch geef mij uwe liefde. God beminnen! welke gedachte! God te mogen beminnen! welk een voorregt ! God te moeten beminnen, welk een hemelsch zoet gebod! God eeuwig te beminnen, welk eene eeuwige, goddelijke gelukzaligheid! Nog eens dan, o Heer! geef mij uwe liefde en uwe genade, en ik ben rijk genoeg, en laat al iiet andere, wat ik vraag, voor zoover

-ocr page 43-

— 41 —

Gij het goedvindt, geheel aan U over. „Schepper der wateren! verhoor mij ellendige, die tot U bid, en op uwe barmhartigheid vertrouw.-' —

VOORBEELD.

Eene goede vrouw Joanna H.....had 15

jaren geleden aan de grootste benaauwdbeid en pijn bij het ademhalen. Hare kwaal was ■zoo hevige dat zij de verplaatsing van den eenen stoel op den anderen niet verdragen kon. Zij had te vergeefs bij 9 Doctoren hulp gezocht. Nu kwam eindelijk haar vader het gewijd Ignatiuswater halen aan het klooster der Eerw. Paters Jesuieten te Maastricht, en begon met en voor haar eene Novene. Den tienden dag, daags na de Novene, is zij op eens hersteld. Dit gebeurde in Augustus 1870. Sedert liet de vrouw niets meer van zich hooren, tot dat eindelijk, in Junij 1871, haarvader, uit Herderen (in België) in bedevaart naar Maastricht kwam om den H. Ignatius te bedanken. Hij had namelijk, zeide hij, gevreesd, dat de kwaal, die bij koud en guur weer steeds toenam, in den winter zou terug keeren; doch Ignatius had niet ten halve zijne gunst verleend.

Uit Maastricht meldt men nog het volgen-

-ocr page 44-

de. „Een voornaam heer dezer stad na lang te vergeefs de geneeskundige hulp ingeroepen te hebben voor eene opene zwelling aan de band, die hem veel pijn veroorzaakte, nam een ander middel te baat. Bij toeval hoorde hij, hoe verschillende genezingen door het gebruik van het gewijd Ignatius-water verkregen waren. Hierdoor aange-moedigd begint hij met een groot vertrouwen eene Novene, bezigt dagelijks een weinig van het gewijd water, en voegt er steeds een kort gebed lot den Heilige bij. Naauwelijks had hij eenige droppels van het heilzaam vocht op zijne zieke hand laten vallen, of hij voelde er iets zoo buitengewoons in, dat hij met een verdubbeld vertrouwen, zijne gebeden voortzette. Reeds vóór den negenden dag was hij geheel genezen.

Eene i'verige dienares van den Heiligen Ignatius, die reeds jaren lang haar vertrouwen heeft bewezen, en zeer veel ter eere des Heiligen gedaan heeft, mogt ook reeds daarvoor de kracht zijner voorbede vaak ondervinden, en hoopt te regt door het gestadig gebruik van het gewijd Ignatius-water hare volkomen genezing.

-ocr page 45-

•ÊpIJTBZ 'é-AG.

r

Over de liefde tot den. naaste.

I. „üe zaligheid van een menscb, wie het ook zij, moet u meer waard zijn, dan alle schatten der geheele wereld. (De Amore n°. 50.)

II. „Bemin zelfs de bedorvenste menschen; bemin in hen bet nog overig gebleven geloof van Christus; hebben zij ook dit niet, bemin de deugden, welke hun ontbreken; bemin het heilig beeld lt;;ods, dat zij dragen ; bemin het bloed van Christus, dat hen, volgens uwe geloofsbelijdenis, beeft vrijgekocht.quot; (Ib. no. 57.)

III. „Het is niet genoeg elkander als broeders te beminnen, een ieder moet zijn broeder als zich zelven beminnen. Het past niet met halsstarigheid over een of ander vraagstuk te twisten; daardoor wordt de liefde zoo niet uitgedoofd, dan toch verkoeld.quot; (Grondregels, IV. 7.)

Deze regels zijn den Christen overbekend. Zij zijn begrepen in het gebod, dat bij uitnemendheid Jesxis gebod is genoemd. De leerling, dien Jesus lief had, heeft het onverpoosd verkondigd; Jesus zelf heeft het door woorden en daden tot aan zijn dood toe herhaald, als zijn laatste testament voor allen gegeven, eindelijk nogmaals met woord

-ocr page 46-

__ 44 ■—

en daad uitgedrukt, toen Hij gedurende de kruisiging zelve tot zijn Vader bad: „ Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen''

I. Wordt het ook door allen onderhouden? Denk aan u ze]ven. Maar denk daarbij, bij voorbeeld, aan deze nieuwe grondregels van den H. Ignatius: ^Het is zelfbedrog het gezelschap van anderen te vlugten ten einde geen gelegenheid te hebben ongeduldig of gramstorig te worden; zulke ondeugden immers moeten niet door de vlugt maar door kloekmoedigen strijd overwonnen wordenquot; (Max. IX.) ^Het is gevaarlijk alle menschen langs denzelfden weg tot de volmaaktheid te leiden; het is nog erger de anderen naar zich zeiven te beoordeelenquot; (Leven.) Wat moet gij dan doen? De Heilige herinnert het u bondig en krachtig: ten le: letten op den oneindigen prijs van het bloed van Jesus Christus, ten 2de: daarom de zaligheid der menschen, zelfs die van eene enkele ziel hooger schatten dan alle goederen der wereld; ten 3de : daardoor u opwekken tot de volmaakte onderhouding van Jesus' gebod: bemin den naaste als n zeiven, ja meer, bemin hem, zoo als ik u heb lief gehad.quot; Mijn God!

-ocr page 47-

— 45 —

wat zijn er vele menschen, die dit weten, en hoe weinigen, zegt de Heilige, die dit doen ! Zie hier nog eenige middelen ;

n FT et beste middel van zielen voor God te winnen, is zich naar den staat, den inborst en de neigingen van een ieder te schikken. De meest onbuigzame karakters buigen zich onder de hand van een waarlijk apostolisch man, die zich alles voor allen maakt.quot; De evangelische werklieden bereiken hun doel beter door te wijken, dan door tegen anderen in te gaan. Een klein goed in het verborgen uitgewerkt verheerlijkt God meer, dan duizend schitterende daden, die tot ontevredenheid en ergernis aanleiding geven.quot; Gelijk niets zoozeer bij -draagt tot onze eigene heiligwording, als onze geheele toewijding aan de zaligheid van anderen, zoo is er ook niets wat ons meer geschikt maakt, om zielen zalig te maken, dan onze eigene heiligwording.quot; (Grondregels. IV. 13. 13 en 1) Bezigt gij deze middelen, uwe naastenliefde zal spoedig volmaakt zijn en wondervolle vruchten voor den hemel voortbrengen. Gij zult zelf wel begrijpen, dat de H. Ignatius niet zeggen wil, dat gij u in alles naar anderen moet schikken, doch alleen in zulke zaken waar

-ocr page 48-

— 46 —

de keuze u vrij blijft. Waar God iets anders vordert, zou de inschikkelijkheid verkeerd worden.

II. Van Ignatius liefde voor den naaste is het voldoende te herinneren, dat hij volmaakt onderhield wat hij met woorden leerde; ja, misschien nog meer met daden heeft gedaan, dan in zijne leer schijnt uitgedrukt. En vooreerst hoe hoog schatte hij niet de zaligheid van éene ziel? Hoe zeer, volgens zijne oneindige waarde, het goddelijk bloed van Jesus Christus ? Alles heeft hij daarvoor opgeofferd, alles om Gods wil verlaten, zich zeiven door verstervingen en alle lijden, op zulkeene wijze gevormd, dat zij de boetplegingen der grootste heiligen herinnert.

Voor een enkelen, ook allerbedorvensten zondaar, wierp hij zich zeiven te midden van het ijs in het water, oin door zooveel opoffering den onbc et vaardige te redden. Voor verworpen zondaressen deed hij pogingen, die de heiligste en moedigste mannen verbaasden. Ja, om ééne enkele doodzonde te beletten achtte hij alles weinig, alles niets, wat een mensch ooit zou kunnen doen, of lijden op aarde.

Wat hij gedaan heeft, en hoe waarlijk iunig hij allen, zelfs zijne vijanden heeft

-ocr page 49-

— 47 —

lief gehad, leert de geschiedenis. Ku eens offert hij zich geheel op ten dienste der zieken in de hospitalen; dan eens waagt hij zich den marteldood om zielen te winnen. Eeeds in 1523 wordt hij te Barcelona door eene adellijke vrouw, welke hij om eene aalmoes vroeg, op de beleedigendste wijze beschimpt; Ignatius juicht en overwint haar door zijn onveranderlijk geduld. Later stelde hij altijd dezelfde deugd tegenover de snoode en vaak vreeselijke mishandelingen zijner vijanden. Zijn lust was, de kinderen in de godsdienst te onderwijzen, de gevangenen te bezoeken, de twistenden te verzoenen, allen slag van diensten aan allen te bewijzen. Wat hij in het groot gedaan heeft, door de stichting zijner Sociëteit en hetgeen hij daarmede verbonden heeft, behoeft hier niet te worden herinnerd. Genoeg is het nu te vermelden, dat zijne grootmoedigheid, zijn geduld, zijne kracht altoos met liefde getemperd, zijne opofferingen, zijne ontberingen, alles waarlijk wondervol mag heeten, en altoos tot doel had: de Eere Gods en de zaligheid van allen. Onderzoek u en vergelijk uwe naastenliefde met de zijne.

GEBED.

Goddelijke Verlosser! allerbeminnelijkste

-ocr page 50-

Jesus! als ik de liefde beschouw, die Gij den mensch liebt betoond, vooral in uwe H. Menschwording, in uw lijden en door uwen dood, dan begrijp ik esrst goed, hoe zeer mijne liefde tot den evenmensch nog moet gvoeijen. O ik gevoel wel, dat uw woord: ,/bemint elkander, gelijk Ik u heb lief gehad,quot; ook voor mij nog vele lessen in zich besluit. Ik ken bovendien uwe leer: dat mij niet zal vergeven worden, als ik niet vergeef; dat mij met dezelfde maat zal worden ingemeten, waarmede ik uitmeet; dat ik U om geene gunsten behoef te vragen, als ik zelf niet barmhartig jegens mijnen evennaaste ben Ik beloof u dus vooraf, ook in dit opzigt, mijne liefde. Ik durf U zeggen ; Yergeef mij mijne schulden, gelijk ik vergeef. Wees jegens mij barmhartig, gelijk ik barmhartig wil zijn. Maar geef ook daartoe uwe genade; want zonder U vermag ik niets. En gij, H. Ignatius, voeg bij uw groot voorbeeld eene bede voor mij, vraag voor mij eene onbaatzuchtige, bovennatuurlijke, waarlijk Christelijke liefde. Zorg bovendien dat ik mij de genaden, die ik afsmeek niet onwaardig maak. Gij weet, welke bijzondere gunst ik verlang; bid met mij: „Schepper der

-ocr page 51-

— 49 —

wateren, verhoor mij ongelukkige, die tot U bid, en op moe barmhartigheid vertrouw''

VOORBEELD.

Een jong meisje van 6 jaren leed vree-selijk aan* eene kwaal, die hedendaags zoo menigeen een smartvol einde berokkent. Door de vliegende jicht aangetast, was het door alle Doctors opgegeven, en had, naar hun zeggen, nog slechts twee uren te leven. In dien uitersten nood neemt de bedroefde moeder hare toevlugt tot God, begint eene Novene ter eere van den H. Ignatius, en geeft het kind van het Jaeilzaam water te drinken. Dadelijk neemt de ziekte eeue gunstige wending, en den derden dag der Noveen was het kind in zijn gewonen goeden toestand hersteld. Op de vragen, die men de kleine doet, nopens hare ziekte, antwoordt zij immer: „Het is de Heilige, die mij genezen heeft, en niet de Doctor.quot;

Deze eerste genezing gaf aanleiding tot eene tweede, niet minder treffend. Eene bedroefde moeder, uit de omstreken van Maastricht, ging, als naar gewoonte, hare wekelijksche bestellingen doen. De droefheid, die op haar gelaat stond te lezen, trof de winkelierster, die haar naar de oor-

3

-ocr page 52-

zaak harer smart vroeg. Zij maakte nu haar leed bekend. Haar dierbaar kind lag te buis door de vliegende jicbt aan de onverdragelijkste pijnen ter prooi. De winkelierster boezemde haar moed in, verhaalde haar de bovengemelde genezing, en spoorde haar aan zich te bedienen van dat allerheilzaamst water. Hiervan voorzien keert de treurende moeder vol vertrouwen huiswaarts, waar ze haar arm wicht nog in denzelfden toestand vindt. Aanstonds wordt de negendaagsche oefening begonnen, waaronder intusschen de ziekte steeds toeneemt, als wilde God hef vertrouwen dezer familie op de proef stellen. Den 4den dag vreesde men dat het kind, door het weder aangrijpen der kwaal, zinneloos zou worden. De brave moeder geeft nogthans den moed niet op; hare smeekingen stijgen met nog meer kracht ten hemel, en naauwelijks heeft ze haar zoo innig hartegebed geëindigd, of het kind valt in een diepen slaap, 's Morgens ten 6 ure ontwaakt het met den vreugdekreet: „Moeder: ik ben genezen! ik heb honger, geef mij een boterham!quot; In 8 of 14 dagen had het kind hoegenaamd niets meer gebruikt.

-ocr page 53-

— 51 —

ÉESDE i-AG.

Over de liefde tot den naaste (vervolg.)

I. „Zij, die werken aan de zaliglieid der zielen, moeten zóó arbeiden, dat zij zich niet slechts aan God, maar ook aan de raenschen om uod welgevallig maken, en hun ijver voor Gods eer volgens den vooruitgang en het nut des eveuaasten regelen.quot; (De A. more. 56.)

II. „God zei ven, om Gods wil, verlaten, is geen verlies, maar een groot geestelijk gewin (1b. nquot;. 21.)

III. „Vele goede dingen kunnen worden achtergelaten, en vele andere (behalve de zonde) die men anders moest laten, kunnen gedaan worden, om wille van de meening dergenen, die men tot het goede wil brengen.quot; (lb. no. 76.)

Ziedaar het leven en de handelwijze van den goddelijken Leeraar zeiyen duidelijk voorgesteld... „Leert van mij, zeide Hij, omdat ik zachtmoedig en nederig van harte ben.quot; Hij kwam uit den Hemel, om den mensch in ons tranendal op te zoeken. Hij liet eindelijk vele dingen, die goed zijn, bij voorbeeld, de groote verstervingen van den H. Joannes den Dooper, om te toonen, dat de weg ten hemel, altoos de weg des kruises, toch niet altoos met de scherpste doornen bezet moet wezen.

-ocr page 54-

I. De eerstgenoemde grondregel leert u dus de deugd voor allen aangenaam en beminnelijk te maken. Die te veel van den naaste vorderen, doen doorgaans zeiven het minste. Bedenk eens, of gij wel de helft verrigt van hetgeen gij aan anderen voorschrijft ?

De tweede regel herinnert, dat niet alles bestaat in een lang en eeuwig gebed. „Men moet niet vaarwel zeggen aan iets wat men voor Gods glorie onderneemt, onder voorwendsel van iets anders te ondernemen, dat ons beter schijnt.quot; (Grondr. 23.) ;/Er is niets grootmoediger, ja goddelijker, dan zijne rust en belangens voor de zaligheid der zielen op te offerenquot; (Gr. £,) /.Men moet somtijds God voor God verlaten en vaarwel zeggen aan de zoetheden van het gebed om voor de bekeering van den naaste te werken. Behalve de verdienste van de verovering eener ziel deelt God ons daarna in het gebed zijne gunsten met meer overvloed medequot; (Gr. 14.)

De derde spreuk eindelijk leert u „alles voor allen te worden/' //Hij, die groote zaken voor God wil doen, zegt de Heilige nog, moet zich wel wachten van al te wijs te zijn. De Apostelen zouden de bekeering

-ocr page 55-

der wereld nooit ondernomen hebben, in dien zij het licht der menscheiijke voor-zigtigheid hadden geraadpleegd.quot; (Gr. 23.) Al te wijs nu is hij, die in alles volgens onverzettelijken eigenzin wil voortwerken, die allen meer met bitterheid dan met honig wil lokken, die, kortom, Jesus en zijn heiligen niet navolgt in eene onverpoosde, onuitputtelijke zachtmoedigheid .. Ten aanzien van de boozen, ze^t b. v. onze Heilige, moet gij u gedragen gelijk eene teedere moeder jegens een gevallpn kind; zij troost en vleit het eenigzins met nog meer genegenheid en liefde, dan zij aan een gezond en krachtig kind betoenen zou (Bij Bart.) Volgt gij deze grondbeginselen, dan zult gij ligt, met Gods hulp, vele zielen voor den hemel kunnen winnen.

II. In het vervullen van al deze punten mag Ignatius zelf een waar toonbeeld genoemd worden. Voor het eerste diene dit voorbeeld, onder honderd, ten bewijze. Een nieuweling had veel moeite, om de wereld en vooral zijne familiebetrekkingen te verlaten, en, zooveel noodig voor de dienst Gods, te vergeten. Alle middelen waren vruchteloos. De Heilige roept nu den jongeling tot zich, verhaalt hem eenvoudig, hoe hij ook zelf

-ocr page 56-

— 54 —

aan zoodanige zaken had geleden, vooral door vele verstrooijingen, welke hem eene afbeelding van eene heilige, welker gelaat naar iemand zijner familie geleek, had veroorzaakt. Ik bezigde eenvoudig het middel, zeide hij, dit beeld te bedekken en.niet meer aan te zien. God deed het verdere. De jongeling was zóó getroffen, dat hij met een vloed van tranen zijne dwaasheid beweende. En het ware moederhart van Ignatius had, door de beminnelijkheid zijner deugd, een nieuwen Apostel voor Jesus gewonnen.

Hoe dikwijls de Heilige de zoetheid des gebeds voor het werk des zielenijvers heeft verlaten, is bekend. Hij reist van Manre-za naar de verschillende Hoogescholen, eindelijk naar Parijs, van Parijs naar Italië om ten tweeden male over te steken naar het H. Land, ten laatste naar Rome; en overal, waar hij zich bevindt, is hij veree-nigd met God ja, doch gereed, om bf aalmoezen in te zamelen, bf de gevaarlijkste ziekten te trotseren, bf op welke wijze dan ook eene ziel uit de klaauwen van den aartsvijand der menschelijke natuur te rukken.

Zoo is hij werkelijk alles voor allen ge-

!

-ocr page 57-

vorden. Zijne Litanie zelve herinnert het ons: een bevorderaar der aanroeping van Jesus Naam onder de Christenen, een verbreider van de kennis van dien H. Naam onder de Heidenen; doch daarbij: een getrouw leidsman voor het geestelijke leven, een ijverig onderwijzer der jeugd, een voorbeeld der zielzorgers; en dit alles zóó volmaakt, dat hij voor de zwakken een steun, voor de sterken een licht, voor de zieken vooral een vader, ja eene moeder werd, die geen grooteren lust vond, dan zich zeiven op te offeren, om allen voor God te winnen. — Denk eens over u zeiven na, of gij ten minste iets doet, om allen tot God te brengen.

GEBED.

Eindeloos goede God, en allerbarmhar-tigste Vader! ik weet, dat gij niets meer verlangt, dan alle menschen tot de eeuwige zaligheid te brengen. En helaas! hoe velen zijn er toch, die dit ééne noodzakelijke vrijwillig verwaarloozen! Is het niet billijk, dat ik medewerk, om uwe begeerte te voldoen ? Doch wat zal ik beginnen? Ik smeek U op de eerste plaats, dat Gij mij zeiven de ware naastenliefde moogt geven. De gunst, die ik gedurende deze Novene van U afsmeek,

-ocr page 58-

— 56 —

wensch ik ook te dien einde te ontvangen. En er zijn nog duizenden, nog millioenen die IJ niet kennen, of zelfs U kennende TJ niet liefhebben. Voor hen wil ik met U werken. Geef me daartoe den lust, den moed, de genade, opdat ook ik, gelijk de II. Ignatius, alles voor allen moge worden. Gij, groote Heilige! vraag gij insgelijks voor mij deze genade. Want hoe zou ik God liefhebben, als ik niet bm God mijnen broeder bemin; of hoe mijne broeders beminnen, als ik niet wil werken, of ten minste niet wil bidden om hen dienaars van Jesus te maken? De andere gunst, die ik in deze Novene door uwe voorspraak wensch te verwerven, is u bekend. Gewaar-dig u, o Heilige Ignatius, uwe bede met de mijne te vereenigen, en zeg slechts een enkel maal voor Jesus' troon met mij; „Schepper der wateren, verhoor mij lehoëf-tige, die tot u lid, en op uwe harmhartig-heid vertrouw.quot;

VOOEBEELD.

Eene vrouw had reeds jaren aan de roos geleden. De kwaal had den neus aangetast en viel op bepaalde tijdstippen de lijdende aan. Haar man, een braaf en geloovig Christen, zag duidelijk, dat de geneeskun-

-ocr page 59-

— 57 —

dige hulp niets baatte; hij liet dus het gewijd Ignatius-water halen en spoorde zelf zi jne echtgenoote dringend aan, zich nu tot dezen geneesheer te wenden. Zij begonnen te zamen de Novene. Bij het wasschen met het water zwol echter niet alleen het lijdend gedeelte, maar zelfs het gansche gelaat zoodanig op, dat de vrouw een monster geleek. Haar vertrouwen wankelde toch niet. Zij volhardden in het gebed; en die volhamp;rdt wordt beloond. Bij het eindigen der oefening kwam de man vreugdevol aankondigen, dat de genezing zijner vrouw volkomen was. Sedert dien tijd heeft zich geen spoor van de vorige kwaal meer vertoond.

Een jeugdig kind leed verscheidene jaren aan eene oogkwaal, zoodanig, dat het eindelijk geheel blind werd. De vrome moeder hoort eindelijk, na lang bidden, in de buurt met grooten lof het gewijd Ignatius-water aanprijzen. Zij aarzelt geen oogeublik dat wonder geneesmiddel haar kind toe te dienen, Meermalen daags wascht zij er de zieke oogen mede en zie! haar vertrouwen was zóó groot, dat God het reeds den 2den dag met den gelukkigsten uitslag bekroonde.

3*

-ocr page 60-

— 58 _

Het kind had het gezigt weder bekomen, en van dien dag af heeft de ziekte zich niet meer vertoond.

Maastricht. P. Cl.

Van Maastricht uit is de devotie tot den H. Ignatius ook naar buiten, en vooral naar Bilsen (in België) verspreid. Mejufr. D. kloosterzuster aldaar, leed sedert jaren aan Ir aak zucht, veroorzaakt door verkeerde werking der spijzen, haar zij op geenerlei wijze eenige verligting kon vinden, nam zij eindelijk haar toevlugt tot den H Ignatius, en gebruikte het water ter zijner eere gewijd, met dat gevolg, dat zij plotseling genezen werd. Hare moeder, die vele jaren door duizelingen en hoofdpijn gekweld werd, is insgelijks terstond genezen, door dit zelfde gezegend middel, wat de goede God in onze dagen bijzonder schijnt goed te keuren. — Een jongeling der stad Maastricht, Jacobus H. die van zijn 8ste jaar af aan de vallende ziekte geleden had, is insgelijks door den H. Ignatius eu zijn gezegend middel volkomen genezen, —

-ocr page 61-

Éevende -Bag.

Over den ijver ia de godsdienst.

I. „Gelijk een ruwe en oubehonwen balk niet vermoedt, dat hij gevormd kan worden tot een standbeeld hetwelk als een wonder der kunst zal beschouwd worden, terwijl toch de beeldhouwer ziet, wat hij er van maken kan; even zoo begrijpen velen, die bijna niets van een Christen schijnen te hebben, maar volstrekt niet, dat zij door de hand Gods tot heiligen kunnen gevormd worden, indien zij slechts aan de hand van dien kunstenaar geen tegenstand bieden.quot; (Sent. 304.)

II. „Overwin u zeiven; want zoo gij u zeiven overwint, zult gij in den hemel een schitterender kroon verwerven, dan anderen, die van een zachter gemoedsaard zijn.quot; (Sent. 33!.)

III. „Niets is gevaarlijker in de dienst van God, dan de traagheid.quot; (Sent. 345.)

Troostrijke waarheid! Wie gij ook wezen moogt, gij kunt en gij moet heilig worden ; en de voorname middelen zijn: ten le de vaste overtuiging dat gij, met God, alles kunt; ten 2de de vaste wil, om u moedig te overwinnen; ten 8de de haat der verderfelijke traagheid, die zoovele men-schen, in deze korte aardsche jaren, zooveel

-ocr page 62-

glorie en zaligheid voor de geheele eeuwigheid doet veiliezen.

I. Om werkelijk te worden, wat God van u maken wil, laat u vormen. Daarin is alles begrepen. Maar wees dan niet zoo vervelend eigenzinnig. Yerzet u nooit tegen den wil uwer geestelijke leidslieden. Mor en klaag niet eeuwig: „ik kan niet, en ik durf niet;quot; maar vertrouw op God, die alles kan. „Ach! hoe velen, zegt de H. rranciscus van Sales, zuchten voortdurend: o was ik een Engel, was ik Seraphijn! en zij doen niet eens hun best om goede menschen te zijn.quot; —

De tweede spreuk leert u, de schuld niet op uw karakter te werpen. „Eet rijk der hemelen lijdt geweld,quot; zegt Jesus; maar Hij voegt er bij: „en de geweldigen nemen het in.quot; God „heeft alle harten en elk in htt bijzonderquot; gemaakt. Hij heeft ze ook goed gemaakt; uw hart is dus goed. Maar gij hebt veelligt den moed niet, u geweld aan te doen? Zoo dit waar is, zult gij het gewis niet ver brengen, en is er maar één middel, namelijk, u te oefenen, om allengs dien moed te verkrijgen. Anders zijn alle regelen overbodig. „Zooveel juist zal een ieder vooruitgaan, zegt de H. Ig-

-ocr page 63-

— 61 —

natius, als hij zich zeiven geweld aandoetquot; (Bart. IV, 32.)

i Wat overigens de traagheid in de dienst a van God aanbelangt, één woord des Heeren o is overvoldoende: ,/Ach! dat gij kond of a warm waart! Maar dewijl gij laauw zijt, r zal ik u uit mijnen mond spuwen.quot; (Ap.) k Die traag is staat stil, en die stil staat e gaat achteruit, en die achteruit gaat met

vrijen wil, is gelijk aan den boozen knecht des Evangelies, die zijne talenten in den grond n verbergt, en eenmaal met ledige handen

e voor zijnen eeuwigen Eegter zal staan.

Groote God! wat zullen er veel zulken d gevonden worden, indien wij mogen oor-

h deelen naar de dagelijks te aanschouwen

; traagheid van zoo velen, die toch Christe-

ii nen heeten!

n L II. Wie had gedacht, dat Ignatius zelf

't ' zoo hoog in de volmaaktheid zou opklimmen? Een vurig soldaat, een dapper kapi-,i tein, een door allen geëerd en ook aller

t eer verdienend aanvoerder en legerhoofd,

r en nog wel zulk een, die in den wapen-

, handel was grootgebragt, die den roem

s dezer wereld volstrekt niet versmaadde, die

t slechts bedacht scheen op en bestemd tot het

hoogste krijgsgeluk, — ziedaar wat Ignatius

-ocr page 64-

was, eer hij den handschoen opnam, dien de liefdevolle God hem als bij toeval van den hemel toewierp. En toch; wat is hij niet geworden!

Doch waardoor? en hoe? — Door zich zeiven, ja door te gelijk, den duivel, de wereld en het vleesch, geheel te overwinnen. liet kostte hein moed en strijd, meer zelfs dan de verdediging van het hem toevertrouwde Pampeluna; maar eens verlicht, sloot hij de oogen niet vrijwillig; eens voortgerukt, deinsde hij niet meer terug. De wereld mogt hem bespotten, Ignatius zag hooger op naar het kruis van Jesus; zijne adellijke verwanten mogten zich vertoornd en verborgen toonen, de hemelsche kampvechter streefde naar God vooruit.. Satan kon het gansche paleis des Heiligen tot in de grondvesten doen schudden, de eens beslotene beefde niet meer, of mogt hij soms, voor een oogenblik, nog door schrik bevangen worden, kwamen angsten en zorgen hein aanvallen, als of op eens al zijne plannen van een hooger heiligheid onmogelijk konden ten uitvoer komen, dan vernederde hij zich voor den Heer, dan werd hij door den strijd zelf tot den strijd gehard, en werd zoo allengs, gelijk hij zelf het

-ocr page 65-

heeft uitgedrukt, tot een wondervol toonbeeld gevormd door de hand van den eeuwigen kunstenaar.

Dat hij daarna geen achteruitgang, geen stilstaan, geene traagheid in de dienst Gods meer kende, verwondert ons bijna niet. De hemel stond altijd voor zijne oogen; het woord van Jesus; wat baat het ? klonk altoos in zijne ooren; de onschatbare waarde van het bloed van den Godmensch overwoog hij onverpoosd in zijn hart; wat kon hij anders, die moedige held, dan nu den strijd strijden, waarvan de Geest Gods gezegd heeft: //Mijn zoon! strijd den doodstrijd voor uwe ziel!quot; en Jesus; ,/Ik ben gekomen om het zwaard te brengen, en die overwinnen zal, dien zal ik van den boom des levens geven/' —

GEBED.

Beminnelijke Jesus! indien ik, na deze overweging, op mij zeiven zie, dan kan ik mij, helaas; niet altijd vrij spreken van ecne soort van traagheid. En toch verdient Gij zoo zeer ons geheele hart, al onze liefde. Ik wil dan ten minste van nu af nog meer op mij zeiven letten. Ik smeek U des te in eer om eene geheel bijzondere genade. Geef mij, door de voorspraak van den ijve-

-ocr page 66-

— 64 —

rigen Ignatius, een onvermoeiden ijver. Ik gevoel het zelf: als ik eene bijzondere genade van U af te smeeken heb, dan wordt van zelf mijne aandacht grooter, mijn ijver vuriger, mijn gebed dringender; maar is dan de deugd, de heiligheid en de gelukzaligheid niet de grootste van alle genaden? Om die genade bid ik dan ook nu vóór al het anderen, en om dit andere alleen in zóó verre als het mij dienen kan, om U alleen te zoeken. Heilige Beschermer, Ignatius! vereeuig uw gebed met het mijne. Verwerf mij, niet alleen voor deze Novene, maar voor geheel mijn leven, den waarach-tigen Christelijken ijver, om aan mijne zaligheid te werken. De gunst, die ik nu in het bijzonder door uwe voorbede afsmeek, moet ook alleen daartoe dienen. Zeg dus met mij; Schepper der wateren, verhoor mij ongelukkige, die tot U bid en op uwe barmhartigheid vertromv.quot;

VOORBEELD.

Yoor eenigen tijd, — schrijft ons eene ijverige dienares van den H. Ignatius, — rigtte de kinkhoest vele verwoestingen in onze stad (Maastricht) aan. Ondanks alle zorgen der geneesheeren, zouden er ligt meer slagtoffers gevallen zijn, zoo niet

-ocr page 67-

— 65 —

het vertrouwen der inwoners op de voorspraak van den H. Ignatius vele gunsten verdiend had. quot;Dat vertrouwen is zóó groot dat zij, om zoo te zeggen, geene vrees voor de kwaal ontwaren, als ze maar gewapend 2,ijn met hetgeen ze noemen: het water tegen den kinkhoest. Ziellier een voorbeeld, onder honderden, dat eene bijzondere vermelding verdient. — Een jeugdig kindje van 4 maanden was door de lastige kwaal aangetast. Ieder oogenblik vreesde men, dat liet in het hoesten stikken zou. De moeder begint eene Novene, vol betrouwen op den H. Ignatius, belooft in den loop der 9 dagen tweemaal ter H. Communie te gaan, en geeft haar kind in de handen van den magtigen beschermer over. Tot op den negenden dag toe bespeurde men niet de minste verandering; maar nog wankelt de vrome moeder in haar vertrouwen niet. Volgens gewoonte begeeft zij zich ter kerke, haar stervend kind haren man overlatende. Zulk geloof kon niet onverhoord blijven. Te huis teruggekeerd vind ze haar kind in den staat der volste gezondheid. —

'Wij hebben elders gezegd, dat de H. Ignatius op bijzondere wrijze de moeders

-ocr page 68-

— 66 —

ter hulp komt, die met vertrouwen zijne heilige voorspraak inroepen. Zie hier een nieuw bewijs. — Eene vrouw had drie kinderen dood ter wereld gebragt. Toen de geboorte van het vierde kind verwacht werd, riep zij met alle vertrouwen de voorbede van den Heiligen Ignatius in, en gebruikte gedurende 9 dagen het te zijner eere gewijd water. Het kind kwam voorspoedig ter wereld en geniet tot nu toe de beste gezondheid (Maastricht, 1871.)

Eene andere (de vrouw van den Heer B ) is den 3den dag der eerste Novene volkomen genezen van eene zweerende borst, na verscheidene weken te vergeefs de deskundigen te hebben geraadpleegd. Dit jaar (1872) toen de vrouw haar tweede kind ter wereld bragt, kwam de kwaal terug. Terstond spoed-, de zich de brave man naar de EE. Paters, om het gezegend water te halen, zeker als hij was van de overwinning. Zoo spoedig hij gekomen was, zoo spoedig was de genezing. Toen het water de zieke plaats had aangeraakt, verdween het gezwel. —

—MSSS»—

-ocr page 69-

llcHTSTE '-©-AG.

Over de middelen, ter volmaaktheid..

I. „Onze groote vijand dooft de liefde doorgeene zaak eerder uit, dan door een overspannen en onvoor-zigtig voornitstreven in de deugd.'' „De ziekten der ziel komen gelijkerwijs uit traagheid als uit al te grooten ijver voort' (Sent. 339 en 333.)

II. „Niemand werkt meer, dan hij die aan ééne zaak werkt.quot; (Sent. '133). „Als wij onze belangen aan de dienst van God opofferen, doet God onze zaken meer vooruitgaan, dan wij zeiven dit zouden kunnen, indien wij onze belangen boven die van zijne dienst zouden stellen quot; (Max. XX.)

III. Over God en het goddelijke kunnen wij zelfs met de slechtste menschen geene gesprekken voeren, zonder dat er zeer veel nwt door gesticht wordt.quot; (Sent. 373.) „quot;Wilt gij in de liefde vooruitgaan, spreek over de liefde; want, gelijk de vlam door den wind, zoo wordt de liefde door godvruchtige gesprekken opgewekt.quot; (Sent. 379.)

Deze drie stelregels kunnen in een paar woorden ook zóó worden zaamgevat: 1ste wacht u voor onberaden ijver; 2de Doe wat ge doet, voor God. 3de Wek u zeiven op, door anderen op te wekken. Nog anders: het groote middel tot de volmaaktheid is de

-ocr page 70-

— 68 —

ijver, maar hij moet verstandig, werkdadig en altoos groeijend zijn. Hierin ligt verder opgesloten de even noodige als zalige en zoo hoogstnuttige kalmte van ziel, de ware en voor God alles opofferende grootmoedigheid, de begeerte eindelijk, waarvan reeds vroeger is gesproken, om niet te rusten, voor aleer wij onzen pligt hebben vervuld en zoo vele zielen, als ons mogelijk is, voor God hebben gewonnen. ,/Hij verliest echte geld en buidel, zegt de H Ignatius, die een ander wil verbeteren, zonder met zich zeiven te beginnenquot; (Bart. IV. 36.) Willen wij een toonbeeld kiezen, wij behoeven geen ander dan Ignatius zeiven.

Wie was ijveriger dan hij voor de bekeering der jeugd, der. ongelukkige zondaars, der afvallige landen, der verflaauwde katholieken, der ongeloovige Heidenen, der oude en der nieuwe en der geheele aan hem bekende wereld?. En toch hoe wijs was hij, hoe gematigd (behalve in de inwendige liefde), en hoe voorzigtig! Yurig en moedig van inborst^ wist hij zich zeiven zóó meester te blijven, dat men hem een juist tegenovergesteld karakter zou hebben toegeschreven. Allerge-strengst, waar het er op aan kwam de regels of noodzakelijke dingen te doen onderhou-

-ocr page 71-

den, was hij zoo liefdevol, dat zijn kinderen hem genoemd hebben „een man met een moederlijk hart,quot; en die, als hij een moederlijken overste voor een gesticht gevonden had, dien lange jaren als overste wenschte te laten in zijn bestuur (Bolland, vita, de virt.) Ja, lezen wij het verhaal zijner deugden en werken, dan vinden wii, zoo goed als overal, ijver en voorzigtigheid, moed en verstand, onbezweken vooruitgang en nimmer stootend of overdreven beleid op alle en op dezelfde bladzijden vermeld.

Maar, dan deed hij ook meer dan ééne zaak, zegt gij ? Geenszins, in den zin welken wij hier bedoelen. Wat hij deed, verrigtte hij zoo, alsof in die zaak juist al de glorie van God gelegen lag. Daarom leerde hij: ,/t is onuitstaanbaar, als iemand nalatig werkt voor een mensch; doch voor God nalatig te zijn, dit is verschrikkelijk.quot; Van daar zijn hemelsch middel, dat alleen genoeg is om spoedig ter volmaaktheid te komen, het lijzonder onderzoek, hetwelk daarin bestaat dat men zich bijzonder op ééne deugd toelegt, of ééne ondeugd met bijzonderen ijveren aandacht bestrijdt Elk uur onderzocht hij zijn hart, om te zien, wat en hoe het voor God gewerkt had; en onverdroten,

-ocr page 72-

— 70 —

tot op zijn sterfbed toe, bleef hij getrouw aan deze oefening. Het eigenbelang kende hij dan ook niet meer. Gods belangen waren hem alles. En wat hij anderen leerde: God is zooveel te milddadiger als iemand zich te meer milddadig jegens God betoont,quot; dit toonde hij in al zijne werken te begrijpen en te gelooven.

Moeten wij er bijvoegen, dat hij een der grootste leermeesters geweest is, in de kunst, om over God en het goddelijke te leeten spreken; om bij een ieder, gelijk hij zeide, door diens eigen deur binnen te gaan; om de vlam, die in hem zeiven brandde, aan allen mede te deelen, zoo als hij, b. v. tot zijne kinderen, gelijk Jesus tot de Apostelen zeide: ngaat en ontvlamt de wereld!quot;

Wat zijne voorzigtigheid, edelmoedigheid wijsheid, en andere deugden of hoedanigheden aangaat, waardoor Ignatius zoo bijzonder heeft uitgemunt, zijne levensgeschiedenis is vol van bewijzen. — Tracht dus, zoo gij de kracht zijner voorbede ondervinden wilt, hem eerst en vooral in zijne deugden en vooral in zijne studie op de volmaaktheid na te volgen. Zeg niet; de hoogere deugd is voor anderen, klaag niet: dat

-ocr page 73-

— 71 —

waren heiligen, hoe kunnen wij ben volgen? Met en in God kunt gij alles, zoo u maai twee zaken niet ontbreken, ootmoedigheid en grootmoedigheid, of in één woord, wat op hetzelfde neerkomt, een vaste en op God vertrouwende wil. Wat de uitvoering betreft; doe wel, wat ge doet, zegt de Heilige; volbreng de pligten van uwen staat, en alles is wèl gedaan. Wilt ge meer doen? vermijd niet alleen de tegenwoordig zoo algemeen geworden duivelsche gesprekken, maar kom er moedig tegen op; spreek zelfs over God, maak daardoor de boosheid beschaamd, en ontvlam uw eigen hart met hemelsche vlammen.

GEBED»

Allerdierbaarste Zaligmaker! hoeveel hemelsche en onschatbare middelen ter deugd en ter heiligheid hebt Gij ons niet ten overvloede gegeven! Wat moet niet op ons de overweging van uw heilig leven en uw smart-vollen dood uitwerken? Wat niet uwe altoosdurende tegenwoordigheid in het Allerheiligst Sacrament? Hoeveel goddelijke inspraken laat Gij bovendien niet vernemen in ons hart. Hoe dikwijls en op hoevele wijzen spoort Gij ons niet aan tot alle deugden. En toch, waar is nog mijn ijver, om

-ocr page 74-

— n —

al die middelen te gebruiken? Ik vraag TJ derhalve weer in de eerste plaats, en om ook die gunst, die ik verzoek, des te zekerder te verkrijgen, dat Ge mij helpt om U te beminnen, dat Gij te dien einde mij de waarde doet kennen der heilmiddelen, die Ge mij schenkt, en mij den moed verleent, om die onvermoeid te gebruiken. Yolijve-rige Ignatius! vraag met mij deze genade. Ik wil wel; maar ik gevoel mij zoo zwak. Verwerf me dus een krachtigen wil, om nooit meer te wankelen in geloof of hoop of liefde, opdat mij daardoor de genade gegeven worde en de gunst waarom ik bid in deze Novene: „Schepper der toa-teren, verhoor mij ongeluklcïge, die tot V hid en op mve harrnhartigheid vertrouw.quot;

VOOEBEELD.

Een zesjarig kind uit den behoeftigen stand had tot hiertoe den bloeijendsten staat van gezondheid genoten. Eenklaps verviel het in eene soort van kwijnende, ziekte, weigerde alle voedsel, en werd van opgeruimd als het was gedompeld in de somberste neêrslagtigheid. De hulp des geneesheers werd ingeroepen. Hij spoorde de moeder aan tot geduld, zeggende: dat beweging en lucht in het aanstaande zomer-

-ocr page 75-

— 73 —

saizoen alleen zouden vermogen het arme kind te herstellen. Ook werd haar het schoolgaan strikt verboden. De moeder gaf hiervan kennis aan de Zuster der bewaarschool. Deze beval haar oogenblikke-lijk het zoo wonderbaar water aaUj mei de volste verzekering, dat het kind ontwijfelbaar genezen zou. Hierdoor ten sterkste aangevuurd begint men te bidden, en reeds na een paar dagen kwamen de naburen dei-vrouw hunne verwondering te kennen geven over den zigtbaar verbeterden toestand van de kleine zieke, haar in hunne eenvoudigheid vragende: wat zij toch met het kind gedaan had. ,/De Doktors konden mij niet helpen, was haar antwoord, daarom heb ik mijne toevlugt genomen tot een bovennatuurlijk middel. Het Ignatiuswater heeft mijn kind genezen.quot; Den negenden dag kwam de lieve kleine ter school in vollen bloei van gezondheid en had bovendien hare kinderlijke opgeruimdheid herkregen.

Eenigen tijd daarna werd een tweede kind dezer vrouw door de zenuwkoorts aangetast. De moeder wilde ditmaal van geen geneesheer hooren, zeggende, dat zij er een te huis had. Het gewijd water werd

4.

-ocr page 76-

gebezigd, en liet gebed der betrouwvolle moeder werd met den schoonsten uitslag bekroond. Maastricht. P. Cl.

Maria Anna B. genas in de 2de Novene van epne bloedvloeijing, waaraan zij gedurende 8 maanden had geleden en waarvoor zij vruchteloos verschillende geneesheeren had geraadpleegd (1870.)

-ocr page 77-

Regende vB-AG.

Over de middelen, tot de vol-maak.th.eid. (vervolg.)

I. „Zonder God geraadpleegd te hebben moet men niets beginnen.quot; (Sent. 22S )

II. „Geen hout is geschikter om de vlam der God-delijke liefde aan te wakkeren dan het hout des krni-ses, hetwelk Christus gebruikt heeft voor het offer zijner eindelooze liefde.quot; (Sent, 242.) „De vervolging ia het middel waardoor onze deugd wordt geoefendquot;. (S. 847.) „Zorgt God, dat ge veel moet Ijjden, neem het aan als een teeken, dat hij van u een groot heilige wil maken.quot; (Bart. 1, 4.)

III. „Diep tot het laagste moet hg nederdalen, die tot het verhevene wil komen.quot; (Bibad. c. 3.)

IV. „Ik laat het uwer voorzigtigheid ter beoordeeling over, wat beter is, nu ten aanzien van alle aard-sche goederen te zeggen: Weit baat het denmensctö dan wel kort hierna vruchteloos te jammeren: wat heeft iet ons gehaat?quot; (Vita II. n. 2.)

1. Zegenrijke stelregels, volgens welke de H. Ignatius niet alleen zich zeiven, maar ontelbaren met hem tot de deugd, tot de hoogere volmaaktheid, tot de heiligheid gebragt heeft. I. Het begin van alles mpet zyn: het gebed. Misschien vetwaar-

-ocr page 78-

loost gij zelfs het morgen- en avondgebed, het gebed voor en na het eten, of ook de H. Mis bij te wonen, als ge het goed kunt; och, dan begrijpt ge dezen regel van Ignatius niet. Hij zelf deed meer; hij bad altijd, en eischt van u niet te veel, als hij wil, dat gij altijd bidt. Schijnt het nogthans te veel; bedenk dan, dat de H. Geest zelf het u leert door den Apostel: „men moet altoos lidden.quot; Gij kunt dit op gemakkelijke wijze door de goede meening; want daardoor wordt al uw werk aan God opgedragen als een aangenaam gebed; doch voor elke zaak van eenig belang moet gij aandachtiger, aanhoudender, vuriger bidden, zoo als onze Heer Jesus in Geth-semane deed, prolixius orabat.

II, Zonder lijden is zelfs Christus niet tot de glorie gekomen. Beproeft gij een anderen weg, hij loopt met u ten verderve. Alzoo: geduld, tevredenheid, blijdschap in het lijden, ziedaar de trappen, die u, misschien alle drie, nog te beklimmen staan eer gij zijt bij uwen Jesus.

TTT. De grondslag aller deugden en aller heiligheid is u bekend: veel bidden, veel lijden, gij kunt er uit het vorige nog bijvoegen, veel werken, 'tis niet genoeg.

-ocr page 79-

Het slot van alles moet blijven: ,/wij zijn nuttelooze knechten/' ,/ De Heer heeft het gedaan.quot; De grondslag der deugd ligt in de . diepte, en hij, die het hoogst wenscht te stijgen, moet beginnen met zich het diepst te veruefleren.

IV. Eindelijk, onder de krachtigste middelen ter opwekking, vindt gij het woord van Jesus: wat laat het? Ignatius zelf is daardoor geheel voor Jesus gewonnen. Ignatius heeft er, onder velen, Xaverius door veroverd; Xaverius millioenen; en nog voortdurend werkt datzelfde woord dubbel krachtig, als wij het met Ignatius zóó overwegen, dat we tevens met aandacht denken aan de kortheid des tijds: dat we namelijk nu zeggen: Wat laat het den mensch? maar weldra zeggen zullen: wat heeft het gehaat? Waarlijk, wie zulk een woord, ' uit zulk eenen mond, aandachtig overweegt, hij zal er zich op toeleggen om heilig te worden, of hij moet een dwaas zijn.

2. Ignatius is wederom in dit alles een toonbeeld. Bij het bidden van een enkel Ome Vader zag men hem vaak geheel ontvlamd. Altoos bad hij, als zijne bezigheden dat veroorloofden. Aan het altaar scheen hij een Seraphijn. Beken van tra-

-ocr page 80-

— 78 —

nen vergoot hij uit liefde. Daarbij is hij een der grootste meesters in het gebed geworden. Wie de wijze van overwegen van Ignatius leeren, en zijne zoogenoemde drie wijzen van bidden volgen wil, hij kan het; want niets is eenvoudiger, noch ligter met Gods genade. En tocb, welk een gebed, dat alzoo wordt beoefend.

3. Wat Ignatius voor Jesus heeft doorgestaan is in 't kort niet op te tellen. Nu eens wordt hij op de snoodste wijze gelasterd, dan eens onregtvaardig gestraft en zelfs in boeijen geworpen. Hier door balddadige jongelingen wreed geslagen, ginds door geleerde regters beoordeeld en lastig gevallen. Kortom, is de vervolging, gelijk dé Heilige zegt, het middel, dat de deugd doet groeijen, hoe groot moet de deugd van Ignatius niet geworden zijn, die zóó hevig vervolgd is, en zelfs nu nog in zijne kinderen dat bewijs van wasdom zoo overvloedig ziet,

4. Bij al de gunsten, welke de H. Ignatius van den hemel verwierf, bleef hij uiterst ootmoedig. Zijne hooge geboorte verborg hij zooveel mogelijk, vooral door zijn intrek in de hospitalen te nemen. Van zijne heiftelsche verlichtingen sprak hij

-ocr page 81-

nooit. Sléchts gedrongen door zijn biechtvader kon hij besluiten den last van algemeen overste zijner Sociëteit op zich te nemen. Gedurig mengde hij in zijné gesprekkén een of ander, dat aan zijne ellende zou laten denken, zoo als: ^ach, mij ellendige! mijne arme ziel!quot; enz. zelfs schreef hij in een zijner brieven, dat hij nooit met iemand, al was het de slechtste mensch, over geestelijke zaken handelde, zonder daar eenig nut uit te trekken. Kortom, hoe groot-en edelmoediger de Heilige was door en om God, des te ootmoediger erkende hij, dat alles van God komt, en de mensch uit zich zeiven //slijk is, gelijk hij van zich zeiven zeide, dat slechts verdient in het slijk begraven te worden.quot; —

GEBED.

Oneindig magtige en eveneens oneindig góéde, liefderijke en barmhartige God! het is bijna wonder, dat ik U nog eerst en vooral om de ootmoedigheid moét vragen. Hoe is het mogèlijk! Ik bid er IJ des te vuriger oms dewijl ik weet dat deze grondslag noodzakelijk is, en toch helaas zelfs bij een aardworm ontbreken kan. En heb ik dan reeds geene reden genoeg om mij te verootmoedigen, als ik dit alleèn

-ocr page 82-

maar beschouw, dat ik naauwelijks denken durf aan de gunst om voor U te lijden? Ach! wat begrijp ik nog weinig van de ware verhouding, die er tusschen den tijd en de eeuwigheid bestaat! Hoe weinig van uwe overgroote goedheid en liefde, van den heldenmoed der heiligen, van het zoet en hemelscli genot, dat er zelfs in het lijden kan gevonden worden. Des te vuriger bid ik u om de groote gave des gebeds. Daardoor zal ik verlicht worden, daardoor al de andere en zoo noodige deugden kunnen verwerven. Bid met mij, H. Ignatius, opdat ik leere bidden. Yraag voor mij dat levendig geloof, die vaste hoop, die vurige liefde, welke daartoe noodigziin. Vraag ook dat ik van mijnen kant getrouw blijve in het verrig-ten mijner dagelijksche gebeden, en toch altoos den omgang met God, de zamenspraak met God, boven allen omgang en zamenspraak met de menschen stelle. Daardoor zal ik mij ten minste minder onwaardig maken, om zulk eene groote gunst te verwerven, als die, welke ik vraag in deze JVovene, waarom ik met u bid:

nSchepper der wateren, verhoor mij arme, die tot V hid, en op uwe barmhartigheid vertrouw.quot; —

-ocr page 83-

— 81 —

VOORBEELD.

De Heer S. beambte van den Spoorweg had het ongeluk zijne eene hand op de hoogte van den pols tusschen de buffels der waggons zoodanig te kwetsen, dat het bloed naar de vingeren drong en de hand afzig-telijk opzwol. De pijn was onuitstaanbaar. Te kleingeloovig om den raad zijner brave vrouw op te volgen, verpligtte hij haar aanstonds den Doctor te halen. Deze wilde terstond tot eene operatie overgaan, betuigende, dat hij er toch niet voor instond te zullen slagen, en dat de patient op zijn minst eene stijve hand zou houden. Gelukkig hadden beiden het hier niet mee op, zoodat de vrouw het pleit won, en de geneesheer onverrigter zake vertrok. Nu begon ze tot haar man te zeggen: ,/Ons kind hebt gij onder uw oogen zien genezen; 't is waar, ik heb 6 Novenen gehouden, maar nu zijn toch de schellen van haar oogen afgevallen. En wij hadden toch, zoo als ge weet, zoo lang gedokterd, veel geld vermorst en nog geen baat gevonden. Ik ga dus maar terstond weer naar de Ton-gersche straat, om Ignatius- water te halen.quot; Zij ging, keerde weer, en vervolgde tot

4*

-ocr page 84-

haar man: #Nu maar dadelijk een warm handbad van het gewijd Ignatius- water, en dan te bed.quot; Hij gehoorzaamde (zoo verhaalde de vrouw zelve) met klein geloof j maar ik, met een groot geloof, hielp hem in het gezegend bad; na 7 of 8 minuten verminderde de pijn. 't Was avond; mijn man ging ter ruste; maar 's nachts reeds maakte hij me wakkerr met de woorden: de pijn is verdwenen. En inderdaad 's morgens waren op al de vingers der gekwetste hand bleinen gekomen, die zich openden en zich ontlastten van het verdrongen bloed en den 5den dag was de hand geheel hersteld. Maastricht, 1871,

-ocr page 85-

illENDE »AG.

Versclii 1 lende kernspreuken.

N.B. Deze tiende dag wordt hier bijgevoegd zoowel voor hen, die deze Novene voor het feest van den Heiligen Ignatius wenschen te houden, als voor diegenen, die de X Zondagen ter eere des Heiligen gevierd plegen te volgen. Lees die aandachtig, met eenige overweging. —

I. „Alles lot meerdere eere Gods.quot; (Deze of eveneens luidende woorden herhaalt de H. Ignatius, alleen in de Constituties zijner orde, 376 maal. Huarez.) Zorg voor zulk eene goede meening bij al uwe werken.

II. „De ver.mdering van lucht verandert de zeden niet; zoo de onvolmaakte zich zeiven niet verlaat, zal hij elders niet beter zijn dan hier.quot; (Bart IV. 30.) Verbeeld u niet, dat uwe onvolmaaktheid is toe te schrijven aan de plaats waar gij u bevindt.

III. „Ér kan niets gedaan worden,Godewaardig, zonder dat lt; f de wereld aan 't woelen, óf de hel aan het tooeden geraakt.'' (Bij Nolarc. Seint. 8 Jan.) De tegenstand der boozen moet u aansporen om te werken.

IV. „God is milddadig; ik ontvang uit zijne handen wat ik in der menscheu handen niet vind; zoo dezen mij niets geven, ontvang ik alles van God.quot; (Vita, li. 4 s 23.) — Werk voor tiod alleen.

V. „Te ondeugd der ijdelheid en ijdele roemzucht komt uit onwetendheid en blinde eigenliefde.quot; (Vit. IV. 4.) Alle goed komt van God; wees dus ootmoedig en geef Hem alleen de eer.

VI. „De naantige vliegt in korten tijd op wou-

-ocr page 86-

— 84 —

dervolle -wijze tot eene hoogte in de deugd, waartoe de trage in vele jaren niet kan geraken.quot; (Brief over de volmaaktheid.)

VII. „Er ligt soms meer gevaar in het niet tellen der kleinste dan in dat der grootste zonden,quot; (Bij Eibad. V. 7.) De Heilige wil zeggen, dat men door het kleine niet te tellen, langzaam tot het groo-♦ tere komt, en dan moeijelijker tot het goede terugkeert; terwijl men één ofandermaal in eene zwaardere fout vallen kan, welke juist door hare grootheid de oogen doet opengaan en tot inkeer brengt.

Vlll „Zeer verkeerd is de toeleg op lange gebeden waar die gerigt moest zijn op het overwinnen der driften. ' (Lev. 111. 12 ) Met andere woorden : het is ni^t genoeg veel te bidden, gij moet ook in de eerste plaats werken, om uwe fouten te verbeteren.

IX. „Gij stelt uwe zorg uit voor de toekomende maand, of het toekomende jaar. Maar mijn hemel! wie geeft u dat vertrouwen, dat gij zoo lang zult leven?'' (Lev. IV. 81) ) Van daag dus aan 'twerk.

X. „Die groote dingen voor God wenseht uit te voeren, zij eerst en vooral op zijne hoede tegen allen hoogmoed.quot; (Lev. IV. 22.) God wederstaat den hoovaardigen.

XI. „I e voorzigtigheid isjuist niet een vereischte in hem die gehoorzaamt, maar in hem die ge'biedt.quot; (Seint. II Febr.); dat is; hij, die gehoorzaamt moet in den regel vooronderstellen, dat zijn overste hem sleehts goede zaken oplegt.

XII. „Eene uitstekende voorzigtigheid met middelmatige heiligheid doet meer, dan eene grootere heiligheid met minder voorzigtigheid.quot; (Lev. V, 10.)Dehei-. ligheid doet werken; de voorzigtigheid wijst den weg.

XIII. God bezit, bezit alles, al heeft hij nders niets.quot; (Bij üart. iV. 35.)

XIV. „Zeg al wat gij in het geheim zegt op zulk eene wijze, alsof gij het voor alle menschen te gelijk zeidet. ' (Bij Nolarc.) Zoo zal het loon der wijzen uw loon zijn, en uwe tong n niet in het verderf storten.

-ocr page 87-

XV. „Door al het werk en al de zorgen van ons geheele leven ook maar èéne enkele zonde b let te hebben, is een loon groot genoeg voor al wat wij hebben kunnen doen.' (Bij Rib. I 17). IJver dus met moed vonr uwen God.

XVI. „De verloochening van den eigen wil verdient hooger geschat te worden dan du opwekking van doodenquot; (Bij Nolarc.)

XVII. „Een persoon, die minder geschiktheid voor de deugd heeft, maar zich zeiven kloekmoedig overwint, heeft het dubbele van verdiensten boven hen, wier zachte en gemakkelijke inborst weinig moeite berokkent.quot; (Bij Bart. IV 13.)

XVIII. „Al de honig, die uit de bloemen dezer wereld kan verzameld worden is niet zoo zoet als de gal en de azijn van onzen Heer Jesus.quot; (Bij Bart.)

XI,\. „Wordt gij ooit door de boozen of door hen, die u niet kennen gelasterd, bid God, dat Hij zorge, dat het kwaad, wat van u gezegd wordt, niet met waarheid gezegd worde.quot; (Bij Bart.) Doe wel en zie niet om.

XX. „Die de wereld veracht moet gelijk zijn aan een beeld, dat zich even goed met lompen laat kleeden als van het purper berooven.'1 (Bij Lancit.) Heilige onverschilligheid voor hem, die God zoekt.

XXI. „Om onze traagheid in geestelijke zaken worden wy teregt van de goddelijke vertroostingen beroofd.quot; vEeg de discr.)

XXII. „Geen storm is gevaarlijker dan de rust zelve, en geene soort van vijanden meer te duchten dan het geval zelfs van zonder vijanden te zijnquot; (Bij Bart. II. 18.) Dit geeft te kennen, dat geen hart in volkomen rust zijp kan, dat het altijd moet waken en strijden.

XX]Jl. „Elke zaak is slechts zooveel waard, als God haar waarde geeft.quot; Bart. IV. § 35 )

XXIV. „Indien bod u een hondje tot overste gaf, weiger niet, op Gods verordening, het tot gids en meester ten eeuwigen leven te nemenquot; (Bij Nigron. de nee Spir. 5. 15.) Gehoorzaam aan eiken overste u door God gegeven.

-ocr page 88-

— 86 —

XXV. „Het is het nuttigst, niets tot morgen uit te stellen, wat gij heden kunt doen.quot; (Bij iiart L. 4.

XXVI. .Die de menschen zeer vreest, zal nooit iets groots voor God uitvoeren.quot; Leven. 4)

Xies uit deze kernspreuken diegenen uit, welke u het nuttigst voor uwen staat en toestand voorkomen, overweeg die vervolgens met eenige aandacht, en gij zult overtuigd worden, dat de H. Ignatius een bijzonder goede gids op den weg van het geestelijke leven is. Weinige leermeesters hebben hem iu de keunis van het mensehe-lijke hart overtroffen. Wie doet, wat hij voorhoudt, zal spoedig tot een hoogeren trap van volmaaktheid opklimmen.

Wijl gij echter in deze Novene eene bijzondere gunst door zijne tusschenkomst wenscht te verkrijgen, overtuig u vooral van de groote inagt, die hij bij God bezit. Herinner u derhalve de duizenden wouderen door zijne voorspraak uitgewerkt, den he-melschen zegen door middel van het te zijner eer gewijd water verleend, en vooral de bereidwilligheid, als we quot;t zoo noemen mogen, van den Heilige, om in onzen tijd zij'ne overal vervolgde kinderen te vertroosten, en door hen, terwijl hij het lot van Jesus Christus voor hen verwerft, den zegen des kruises over de wereld uit te .storten.

-ocr page 89-

— 87 —

GEBED. _

„God der hemeleu, Schepper der wateren en Heer van alle geschapen dingen,quot; tot U bid ik, op IJ vertrouw ik, gelijk eenmaal de moedige Judith, terwijl ik thans het ter uwer eere eu ter verheerlijking van uwen dienaar Ignatius gewijd water, gebruik. Schenk mij, ik smeek het U, de gunst waarvoor ik bid. Magtig zijt Gij, en er is niets wat aan uwe magt wederstaat. Barmhartig zijt Gij, en Gij laat U nooit in edelmoedigheid of milddadigheid overwinnen. Welnu, ik offer U geheel mij zeiven, gelijk Ignatius zulks gewoon was te doen, en onder zijne bescherming, en met zijne woorden: •— ik offer U geheel mij zeiven met al wat ik bezit. „Neem, o Heer, en ontvang geheel mijne vrijheid. Neem en ontvang geheel mijn geheugen, mijn wil en mijn verstand; al wat ik heb en bezit, hebt Gij mij gegeven; ik geefU dat alles terug. Beschik er over geheel en al volgens uwen H. wil. Geef mij uwe liefde en uwe genade; dit is mij genoeg.quot; Maar zorg dan ook verder voor mijne

belangen. Eti.e gunst, te weten......vraag

ik nu inzonderheid van U. Gij weet wat voor mij het beste is; maar Gij weet ook.

-ocr page 90-

dat wij TJ kunnen, U moeten bidden om hetgeen wij begeeren. Uw dierbare Zoon, Onze Heer Jesus Christus, heeft het ons geleerd, aangeraden, geboden. Verhoor ons dan, o Schepper aller dingen, zegen het gewijd middel dat wij bezigen, tereere van uw grooten dienaar Ignatius, en help ons behoef-tigen, die tot U bidden en op uwe barmhartigheid vertrouwen. Want „die op ü vertrouwt, 't is uw eigen woord, may in der eeuwigheid niet beschaamd worden. Amen.

VOOEBEELÜ

Frans N. had in zijn 8ste jaar met zijne makkertjes met kruit gespeeld, waardoor hij het ongeluk had zijne een oog te verliezen, ten minste zóó, dat hij, in zijn 12de jaar, het niet alleen niet kon gebruiken, maar ook al dien tijd klaagde van pijn in de hersenen, en bijna altoos met zijn hoofd in de handjes voorover op tafel leunde. Intusschen naderde de tijd, waarop de kleine zijne eerste heilige Communie moest doen. De moeder hoort spreken van het gewijd Ignatiuswater, zij begeeft zich onverwijld naar het klooster der EE. Paters Jesuieten in de Tongersche straat, verhaalt het bovenstaande, en voegt er treurig bij, dat haar kind niet zal kunnen toegelaten worden

-ocr page 91-

tot de eerste H. Communie, als het voor dien tijd niet beter is, zoo als de Pastoor gezegd heeft. De Portier van het klooster raadt haar aan, met geheel haar gezin eene Novene te beginnen, daar het gebed van Ouders voor hunne kinderen gewis aangenaam aan God moet wezen, vooral als zij vragen, dat een hunner kleinen den goeden God voor de eerste maal in zijn onschuldig hart moge ontvangen. Denzelfden avond lag het kind naar gewoonte, voorover op tafel. De moeder zeide: „Pransje, nu heb ik gewijd water, om uwe oogjes te wasschen.quot; Naauwelijks heeft ze zijn hoofdje gewasschen, of het kind roept uit: „o moeder! nu heb ik geen pijn meer.quot; — Vader, — zoo verhaalde de goede vrouw verder, — had te gelijkertijd het gebed, dat bij het gebruik des waters gebeden wordt, luidop begonnen, maar op eens barstten wij allen los in tranen en weenden allen luidop van vreugde, aandoening en verwondering. quot;Nu konden wij den grooten dag zijner aanneming met blijdschap zien aanbreken, welke 5 of 6 weken later volgde. Zijne oogen waren geheel hersteld met uitzondering van het likteeken. Ik moet er nog bijvoegen, dat de mannen der kunst, gedurende 4 jaren waren geraad-

-ocr page 92-

pleegd, zonder eeaig merkbaar gevolg. Maastricht, 1871.

Laat ons hier nog eenige andere genezingen in het kort bij voegen. Elisabeth P. te M. is in 1871, tijdens de le Novene, van de waterzucht genezen; Mej. B. in dezelfde stad en even spoedig van eene verzwering in de ingewanden; eene derde vrouw, van 80 jaren, van het borstwater. Michaël N. was van zijn 6de tot zijn 11de jaar iiiek, en in de 3 laatste maanden geheel uitgeteerd en buiten kennis, zoodat men slechts zijne lippen met een weinig Ignati-uswater kon bevochtigen. Door twee Doctoren geheel opgegeven, werd hij gedurende de eerste Novene ter eere van den H. Ignatius genezen (1870). Een ander jongeling J. H. 15 jaren oud, is bij het eerste gebruik van dit heilzaam Water genezen van een waterhoofd, waardoor de zieke werkelijk naar een monster geleek.

AANMERKING.

Zij, die geen tijd vinden, om al het bovenstaande te lezen, kunnen natuurlijk ook met een deel daarvan volstaan, of anders ook dagelijks b. v de Litanie van den H. Ignatius, of 10 maal het Ome Vaderen Wees yeqroet bidden. Dit tiental is vooral gekozen wagens de tien maanden, welke de Heilige in de grot van Mitnreza heeft doorgebragt.

-ocr page 93-

— 91 —

LITANXB van den

H. IGNATIUS VAN LOYOLA.

Feestdag 31 Jolij.

NB. Dien «lag volie aflaat, mils men eene kerk der Sociëteit van Jtsus bezoeke en de gewone voor-waarden vervulle. Greg. XV. 8 Jun. 1622.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, hoor ons, Christus, verhoor ons. God, Hemelsche Vader, ontferm U onzer.

God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer. God, H, Geest, ontferm U onzer.

H. Drievuldigheid, één God, ontferm U ouzer.

Heilige Maiua, Moeder Gods, bid voor ons. H. Ignatius van Loyola, bid voor ons.

'Stichter der Sociëteit van JESXJS.

Vurig beschouwer der H. Dievuldigheid, Uitmuntend ij veraar voor de meerdere eere Gods, [Getrouw navolger van JESUS,

1 Ontstoken door het vunr des H. Geestes. 1 Kloekmoedig verdediger van de e0r van Maria, y IGodvruchtig vereerder van den H. Naam | Jesus,

Verheerlijker van dien H. Naam in de Sociëteit door u gesticht,

Bevorderaar der aanroeping van dien H. Naam

onder alle christenen.

Verbreider der kennis van dien H. Naam

onder de Heidenen,

Bestrijder der kettersche dwalingen,

^Steun der 11. Kerk,

-ocr page 94-

— 92 —

Dorstig naar de zaligheid de zielen, \

Getrouw leidsman voor het geestelijke leven, Schrander onderscheider der geesten,

IJverig onderwijzer der jeugd,

Uitstekend bevordernar der christelijke leering. Uitmuntend ij veraar voor den luister van het.

huis Gods, i amp;

Bewonderenswaardig hersteller van het veelvuldig gebruik dtr H. Sacramenten, | Voorbeeld der zielzorgers,

JStandvastig versmader der wereldlijke en J geestelijke waardigheden,

t Meester en toonbeeld der goede zeden,

' Minnaar der vrijwillige armoede,

Leeraar der Engelachtige zuiverheid.

Spiegel vaa volmaakte gehoorzaamheid,

lt;Volmaakt voorbeeld der geestelijken, S

H Ignatius, Roemrijk overwinnaar der helsche mag-

ten, bid voor ons.

H. Ignatius, Godvruchtig offeraar der H. Mis, bid

voor ons.

Wees ons genadig, hoor ons, Heer.

Wees ons genadig, verhoor ons Heer Wij zondaren.

Door de voorspraak van den H. Ignatius,

Dat wij al onze werken tot uwe meerdere eer

mogen rigten,

Biit wij uweu aanbiddelijken Naam eerbiedig vereeren. Dat wij de devotie tot de Allerheiligste Maagd

Maria bevorderen.

Dat wij onzen naasten gestadig tot stichting dienen. Dat wij de onderwijzing der jeugd helpen bevorderen. Dat wij voor den luister van uw huis ijveren. Dat het gebruik der H. Sacramenten in ons en

in anderen moge toenemen.

Dat wij naar de eeuwige goederen verlangen.

Zoon Gods,

r I :

-ocr page 95-

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, spaar

ons Heer.

Lam Gods, — verhoor ons Heer.

Lam Gods, — ontferm U onzer.

V. Christus, hoor ons.

R. Christus, verhoor ons.

V. Heer, ontferm U onzer.

R. Christus, ontferm U onzer.

quot;V. Heer, ontferm U onzer. Onze Vader enz.

V. Bid voor ons, H. Ignatius.

R. Opdat wij waardig worden der beloften van Christus. Ojpdragt aan God van den H. Ignatius.

Neem, Heer! en ontvang mijne gansehe vrijheid, mijn geheugen, mijn verstand en geheel mijnen wil. Wat ik heh en bezit. Gij hebt mij dit alles gegeven; aan ü, o Heer, geef ik het weder; alles is het uwe, beschik er over geheel en al volgens uwen wil. Geef mij uwe liefde en genade; want deze is mij genoeg. Amen.

GEBEDEN,

die gevoegelijk kunnen verrigi worden door hen, die gebruik maken van het water, gewijd ter eere van den H. Ignatius.

V, Onze hulp is in den naam des Heeren;

R. Die hemel en aarde gemaakt heeft;

V. De naam des Heeren zij gezegend ;

R. Van nu af tot in eeuwigheid;

V. Heer, verhoor mijn gebed;

R. En mijn geroep kome tot U;

LATEN WIJ BIDDEN.

Heer, Gij hebt dit water, dat Gij geschapen hebt' gezegend tot geneesmiddel voor het menschdom; geef» door uwe oneindige barmhartigheid, door het Bloed van Jesus Christus, door de voorspraak van den H. Iona-

-ocr page 96-

— 94 —•

tuis en van alle Heiligen, dat al wie van dit water gebruikt, de bevrijding bekome van alle kwalen, de gezondheid des ligchaams en de zaligheid der ziel. Duor Christus onzen Heer. Amen.

V. God heeft den regtvaardige langs regte wegen geleid. R. En hij heeft hem het rijk Gods getoond.

LATEN WIJ BIDDEN.

Heer, verhoor de smeekingen, die wij tot U rigten, ter gedachtenis van uw gelukzaligen belijder Ignatius, en maak dat wij, die geen vertrouwen hebben op onze verdiensten, geholpen worden door de gebeden van hem, die het voorwerp is van uw welbehagen.

O God! die hen verheerlijkt die U verheerlijken, en geëerd wordt door de eer aan nwe heiligen bewezen, wees ons genadig, en geef dat wij, die de verdiensten van den H. Ignatius vereeren, zijne bescherming mogen ondervinden.

Almagtig God, die tot meerdere glorie van uw naam, door den H. Ignatius, aan nwe strijdende Kerk eene nienwe hulp geschonken hebt, geef dat wij, door zijne voorbede geholpen en door zijn voorbeeld geleid, zoo mogen strijden op aarde, dat wij verdienen met hem gekroond te worden in den hemel. Door J, C., die leeft en heerseht in alle eeuwen der eenwen Amen.

NB. Men bidt deze gebeden gednreude negen achtereenvolgende dagen, terwijl men eiken dag een weinig van het gewijd water gebruike. — Ook wordt aanbevolen op een der negen dagen tot de H. Sacramenten te naderen.

Liefdezucht van den H. Ignatius.

Mijn God! ik min U als uw kind,

U, die mij nog het eerst bemint.

O mogt ik allen voor U winnen,

Mogt aller hart met mij U minnen 1

-ocr page 97-

Ojtdragt van den Heilige,

Neem en ontvang, mijn God en Heer! Mijn gonsche vrijheid, U ter eer! Neem en ontvang geheel mijn leven, Mi|n wil, geheugen, en verstand; Al wat ik heb hebt Gij gegeven, Ik leg het weêr in uwe hand.

Aan II is alles. Doe er mee Na^r nwen wil, op mijne beê. Uw liefde en uw genade, o Heer, Is mij genoeg. Ik vraag niets meer.

-ocr page 98-

INHOUD.

blailz.

Voorwoord.........3

Dag I Over het geloof . . . , 9

// II 0?er de hoop.....19

u III ])e hoop (vervolg) ... 27

// IV Over de liefde tot God . 35

// V Over de liefde tot deu naaste. 43

// // // // // // n

(vervolg.)......51

// VII Over den ijver in de godsdienst .......59

u VIII Over de middelen tot de

volmaaktheid . . . . 67 u IX Over de middelen tot de volmaaktheid (vervolg.) . . 75 // X Verschillende Kernspreuken

van den Heilige ... 83

Litanie van den H. Ignatius. . . 91 Verschillende gebeden, die bijzonder dienstig zijn voor hen die het gewijd

water gebruiken.......93

IMPRIMATUR. • Datum in Raar en, 14 Maii 1873.

J. Cüijten. Libr. Cens.

-ocr page 99-
-ocr page 100-

II

bij de Uitgevers dezes gedrukt en te bekomen.

Lijdens-Hymneli der KatliolijTte. Kerk ui Hollanrlsche versmaat overgebragt door T.

Stokvis Pr...........f O»

Lofzangen der Kerk ter eere van Jeaqs, Maria

ƒ 0,180.

en Joseph door denzelfden.

Lofliederen der Kerk ter eere vat Gods lieve Heiligen door denzélïdên . ' , *. , . .ƒ0, 80.

De Lelie van Qnito, uit het Italiaansch vertaald door T. Stokvis, Pr....../ 0, 60.

De lijdende Jesus, beschouwmg«u voor den H. Vastetijd door R. J. Pierik, Pr. 3 dl. / 5, 00.

Ken h zeiven, of 's menschen haft geschetst door den Geest Gods in het boek der Spreuken. Lezingen voor de maand Junij en de eerste vrijdagen der maand door K. J. Pierik. / 0, 30.

Catechismus der devotie tot hef H. H.

Hart yan Jesus...... , . . ƒ 0, 10.

Novene ter eere van den H. I'ranciseas Xaveris van de Sogieteit Jesus. ^. . . .'/0, 10.

Godvruchtige onderrigtingen In gebedeff voor de broeders en Zusters van den levendenrozenkrans . . . . . . . . . . / 0,

Verzameling van Novenen, of negendaagsche oefeningen ter eere der heilige Maaf door den H. Stoel goedgekeurd......ƒ 0, 10 j 1*