VOOR
, Hiülifn
JBenevenö Mlisgebeden voor Zieken Gï-ebeclen voor Stervenden en Overledenen,
^,3? 0 0 11
8. tira^RjX^Qst. Pastoor. ft - 'i'
.Met Goedkeuring.
TE VENLOO y BIJ DE WED. li. BONTAMPS.
IMPRIMI POTEST.
P. J. H. RUSSEL, Can. et Prof.
ftd hoc delegatus.
Uuremunda, 19 Februari j 1877.
Het is voor vele lijcbnden eu zieken uiet
genoeg, hun de woorden : moed , geduld____
voor te houden; maar velen hebben in hun langdurig of hevig lijden heilzame wenken, on-derrigting en middelen noodig, om moedig, geduldig en aan Gods al wijze beschikking onderworpen te lijden, zeer veel hulp en genade van daarboven, dus gebeden en andere genademiddelen.
De Geneesheer en de Priester kunnen met den besten wil niet overal en voor allen daarin alleen voorzien. En hoe verdienstelijk Broeders en Zusters van liefde in eenige hospitalen en elders ook werkzaam zijn, de meeste lijdenden en zieken kunnen hier te lande hunne medehulp nog niet genieten, maar moeten dezelve van hunne vrienden, huisgenooten, enz. verwachten. Deze echter zijn veelal te weinig daartoe voorbereid, om den lijdenden en zieken steeds de wenschelijhe verzorging behoorlijk te bewijzen , zoo als ondervindingen leeren.
IV INLEIDING.
Al lang wenschte ik, dat in onze taal een boekje mogt verschijnen, bevattelijk en geschikt voor lijdende en zieke naasten, om er zelve zoo veel doenlijk nuttig gebruik van te maken , en bijzonder voor hunne vrienden, verzorgers , om daaruit den lijders naar omstandigheden en behoeften iets voor te lezen, enz. Wel vond ik in vreemde talen eenige boekjes van dien aard; maar in onze taal bestaat, meen ik, wel behoefte aan zoodanig hoekje. Er zijn wel boeken , waarin onder andere ook heilzame lessen voor zieken gevonden worden, maar zijn ze niet te groot en te kostbaar voor vele gezinnen , welke de meeste behoefte daaraan hebben ?
Moge dit boekje dan, onder Gods bijstand en medewerking van barmhartige en liefdadige menschen, in die behoefte helpen voorzien, dus voor lijdende broeders en zusters in Jesus Christus , heilzaam wezen : en mogten wij allen naar vermogen aan onze lijdende, zieke, stervende en overledene naasten, barmhartigheid bewijzen, zoodat wij op onze beurt barmhartigheid verwerven 1
Feestdag van den H. Aartsengel Raphael 1876.
7
——
Alle menscheti zijn blootgesteld aan velerlei rampen, ziekten en lijden, en eindelijk aan den dood.
Wij ontwaren gedurig velerlei rampen , tegenspoeden en ziekten en lijden en sterfte onder de mensehen. Bovendien lijden vele mensehen nog pijn en smarten en kwellingen des geestes, welke minder bekend en voor velen verborgen blijven. Dat ondervinden niet zelden de Geestelijken en Geneeslieeren en zij, die veel met allerlei lijdende mensehen in betrekking komen in ziekenhuizen, hospitalen en elders, waar de lijdende naasten als aan 't oog der wereld onttrokken hunne smarten verduren. Zelfs te midden van weelde en vermaken, vinden niet zelden teleurstelling en kwelling des geestes hare
plaats. De rijke, magtige en wijze kouing Salomon had dat zelf ondervonden en zeide : dat alles was ijdelheid der ijdel-heden en kwelling des (jtestes. Ecoles. 1.14.
Ach, hoe velen ondervinden nog in weelde en luidruchtige vermaken bittere teleurstelling en kwelling des geestes, zonder den moed te hebben dat openlijk te verklaren !
En hoe velen gevoelen lij of spoedig na hunne ijdele vreugde en schijnvermaken, bittere wroeging des gewetens, hartzeer en verdriet, vooral dan, wanneer zij daarbij den vrede van daarboven en de rust van huu geweten verloren hebben; welk verlies door geene zinnelijke vermaken te vergoeden is, gelijk de H. Apostel Paulus ons verzekert. Pbilip. IV. 7.
Niet zelden ook worden schijngeluk, vreugde en weelde als op den voet gevolgd door rampen, droefheid en bittere smarten, zelfs door de smarten des doods, die de hoofdpersonen van vreugdefeesten, of eenige hunner deelgenooten , achtervolgens wegrukt en ten grave sleept. Is de wereld dus geen tranendal, waar ieder vroeg of laat te lijden heeft, tot dat de tijdelijke dood hem treffen zal ?
Ja , als men het weinige van 's werelds rampen, ellenden en lijden, wat hier is
aaugeduid, eeus goed overweegt, zal men gemakkelijk erkennen, dat het leven der mensclien op aarde gedurig vol ellenden en een leven van beproevingen is, zoo als de geduldige Job het beschouwde. Job. VII. 1.
Maar is het ons wel dienstig daarop veel te letten en er over na te denken ? Wel zeker : immers daardoor worden wij opgewekt, om ons tot geduldig lijden voor te bereiden, ons hetzelve ligter en verdienstelijker te maken. De H. Schrift zegt ons : „Al wie volmaakt wil leven , zal in deze wereld te lijden hebben. Houdt u ten allen tijde tot lijden bereid.quot; Timoth. III. ] 3.
Ook is het goed , om medelijden en barmhartigheid jegens onze lijdende naast-bestaanden in ons op te wekken en te beoefenen j waardoor wij op onze beurt barmhartigheid mogen verwachten. De Zoon Gods zelf heeft gezegd : „ Zalig zijn de barmhartigen, want zij zulleu barmhartigheid verwerven.quot; Matth. V. 7.
II.
Waardoor is die lijdende toestand voor ons mensclien ontstaan?
Het geloof, dit goddelijk licht, leert
ons, dat God den eersten mensch veel volmaakter en gelukkiger geschapen heeft en in het heerlijk paradijs geplaatst. In de goddelijke openbaring lezen wij, hoe God onzen stamvader Adam naar zijn beeld en gelijkenis heeft gemaakt, hem Eva onze eerste moeder tot gezellin geschonken en hun beiden een zeer gelukkig leven in het aardsche paradijs bezorgde, alwaar zij zich door gehoorzaamheid en trouwe Godsvereering de vreugde van het hemelsche paradijs konden waardig maken. Daar waren ze boven alle lagere schepselen verheven, en deze waren hun ten dienste en tot vreugde. Daar waren ze vrij van alle rampen en lijden , vrij zelfs van den dood, zoo lang zij aan God gehoorzaam waren en getrouw. God waarschuwde hen zelfs met liefderijke bedreiging van rampen, lijden en dood, bijaldien zij Hem miskennen en ongehoorzaam zouden worden.
Helaas ! onze eerste ouders lieten zich, de een na de ander verleiden tot hoogmoed, begeerlijkheid naardehun verboden vrucht, ongeloof en ongehoorzaamheid aan God.
Door hunne zonde is de dood met tallooze rampen en smarten als zijne voorboden in de wereld gekomen en tot alle menschen overgegaan,quot; Eom. V.
Hadden zij en al hunne nakomelingen daaruit toch leeren inzien, hoe verschrikkelijk de zonden zijn in hare gevolgen voor tijd en eeuwigheid! Maar ach! ontelbare Adamskinderen hebben dat alles gedurig miskend en miskennen het nog. Verblind, bedorven en misleid gingen en gaan nog naamloos velen voort met zondigen , en vermeerderen de rampen , straften en ellenden onder ons menschen! God houdt niet op ons door zijne wettige gezanten te vermanen en te waarschuwen tegen allerlei zonden, maar velen willen niet hooren, neen zij gaan vermetel voort in onboetvaardigheid tegen God en den Hemel te zondigen. Mag het ons nu wel bevreemden, dat de oneindig regtvaar-dige God, zoo vele rampen en lijden onder ons menschen laat heerschen? O, neen! God zou niet oneindig regtvaardig zijn , indien Hij zooveel ondeugd, boosheid en zonden der menschen niet regtvaardig bestrafte in allen, welke dezelve niet willen afboeten!
„Geene zonde kan ongestraft blijven, maar wordt of door de boete der menschen zelve, of door God gestraft.quot; An-selm. in 1 Cor. XI.
Men mag de maat van lijdelijke rampen en lijden niet tot reyel nemen Ier beoordeeling van 's menschen eigen straf schuld in het hijzonder.
Wij zien eene groote verscheidenheid in het tijdelijk lijden der menschen. Men ziet wel eens groote zondaren, die weinig schijnen te lijden .■ terwijl regtvaardige en brave menschen wel veel te lijden hebben. Men ziet niet zelden, dat zondaren schijnbaar straffeloos onschuldigen verdrukken , vervolgen en deerlijk mishandelen , zoodat men niet zelden hoort, hoe kan God dat gedoog en ? Wie dit vragen ; die beseffen niet goed . dat de eeuwig regtvaardige God alle tijden en zelfs de eeuwigheid ter zijner beschikking heeft, om alle kwaad te bestraffen, en dat Hij, alles wat Hij zijne trouwe dienaren laat overkomen, tot hun waar geluk en zaligheid doet strekken, zoo als wij later duidelijker zullen aautoonen.
Voorloopig vragen wij slechts : Wie acht gij gelukkig , de booswichten, welke Daniël in den leeuwenkuil wierpen, of den profeet Daniël, die door Gods be-
— 11 —
schikking er ongedeerd weer uitkwam, terwijl daarop die booswichten door de leeuwen verscheurd werden? Wie acht gij gelukkiger , de snoode joden, die den H. Ötephanus dood steenigden, of dezen H. Manelaar, die onder zijn lijden den Hemel geopend en Jesus daar in zijne glorie mogt aanschouwen, loaar hij weldra in de vreugde des Heeren deelen mogt? Ot' wie onzer zou niet liever als eon arme Lazarus hier eenigen tijd willen lijden en eenwig onder Gods uitverkorenen zich verblijden, dan hier een tijd lang met den rijken brasser in weelde leven, en hierna eindeloos gefolterd worden in de vlammen der hel? Zijn de martelaren, de belijders en allen, die voor de regtvaardigheid vervolgingen lijden, niet veel gelukkiger, dan hunne zondige vervolgers? Bovendien weten wij, dat eenigen niet om eigen, maar om de zonden van anderen geleden hebben, als; Jesus de Zoon Gods zelve; zijne H. Moeder Maria en andere Heiligen , reeds vóór hun lijden in de H. Schrift regtvaardig genoemd.
— 12 —
IV.
Vele rampen en lijden der menschen zijn noythans als straffen hunner zonden te beschouwen en als middelen ter hekeering.
I6. De gewijde en kerkelijke geschiedenis leveren ons ontelbare gebeurtenissen als straffen, waarmede God op aarde reeds de zondaren straft. Van Adams tijden af door alle eeuwen heen, zien wij gedurig Gods regtvaardige straffen over vele zondaren uitgestort, niet zelden zelfs zeer buitengewone en vreesselijke straffen.
Men denke aan den zondvloed, waardoor ontelbare, ja bijna alle toen levende uienschen zijn omgekomen; aan het verbranden van Sodoma, Gomorrha, enz. waarin ook bijna alle inwonners door het strafvuur zijn gedood; aan de verschrikkelijke verwoesting van Jerusalem, door Gods profeet Daniël en door den Zoon Gods zeiven voorzegd als eene ontzettende straf voor de hardnekkige joden ! —
Eene menigte andere straffen Gods van vroegeren en lateren tijd zijn ter onzer waarschuwing in de geschiedenis beschreven. Maar niet alle zonden worden hier
— 13 —
gestraft; o, neen, de eeuwig regtvaardige God heeft ook eene strafplaats, waar Hij alle onafgeboete zonden na den dood der schuldigen straffen zal.
2° De tijdelijke straffen der zondaren, hoe hard ze soms ook zijn, zijn toch niet zoo verschrikkelijk, als die, welke na hunnen dood te wachten zijn. Waarom niet? Omdat zij minder hard en slechts tijdelijk zijn; tevens tot hunne bekeering strekken en de eeuwige kunnen verhoeden. O, hoevelen, die in voorspoed op zondige wegen voortholden, zyn door rampen , lijden , ziekte getroffen , tot staan en inkeer gekomen, hebben toen hunne zonden erkend en verfoeid! Velen zijn daardoor tot ware bekeering gekomen, hebben later een godsdienstig leven geleid; eenigen zelfs hebben later zoo heilig geleefd , dat God hunne heiligheid heeft bekend gemaakt.
Onder diegenen, welke door tijdelijke straffen Gods, tot inkeer kwamen, ofschoon ze hunne bekeering niet voltrokken , zijn de koningen Pharao en Antiochus. De eerste weigerde aan Mozes, op Gods bevel de Israëliten vrij te laten; hij verklaarde in zijne snoode vermetelheid, dat hij geen God en Heer boven zich erkende. Maar na vele rampen en straffen, welke God over zijn rijk deed komen ,
— 14 —
liet hij Gods dienaar weer bij zich komen, stemde hem toe met de Israëliten te vertrekken en verzocht dezen om God den Heer voor hem te bidden.
Antiochus, die vele gruwelen en heiligschennissen had bedreven , ging in xijne zonden voort, tot dat hij werd gestraft met eene wreede, smartelijke en ongeneeslijke ziekte; toen erkende hij zijne zonden en boosheden te Jeruzalem bedreven, hij beleed ze openlijk en beloofde beterschap. En onder diesenen, welke, door de magt Gods getroffen, hunne zonden erkenden , zich bekeerden èn later een heilig leven leidden, willen we slechts herinneren aan den boetvaardigen koning David, Matheus den tollenaar, Petrus, Saulus- bekeerd zijnde Paulus genaamd-,
Maria Magdalena Augustinus..... Deze op-
regte bekeerlingen en hun latere levenswandel zijn algemeen bekend. En zoodanige voorbeelden levert ons de geschiedenis der eeuwen niet weinig op.
V.
Tijdelijke rampen en lijden dienen oo«- Ier hehoeding tegen zonden en tot meerdere heiliging van lijdenden.
1°. Wie de geschiedenis raadpleegt en op de toestanden der menschen let, zal
ontwaren , dat velen niet lang in voorspoed en weelde leven, zonder in godsdienst en deugden te verflaauwen, zonder in zonden te vallen, in ondeugd en boosheid tevens zeer bedorven te worden; terwijl anderen door tegenspoed, rampen, ziekte en lijden daartegen behoed, in een godsdienstig en deugdzaam leven volharden. Hoe duidelijk ziet men de waarheid daarvan reeds in de geschiedenis der Israëliten! Ook de kerkelijke geschiedenis der Christenen levert ons daarvan menig bewijs. Tn de eerste eeuwen hadden zij gedurig harde verdrukking en bloedige vervolging te lijden. Toen bleven zij schier algemeen volijverig in de godsdienst; zij muntten uit allerlei deugden en goede werken. Maar toen zij van die vervolging en verdrukking verlost, in schijnbare rust, voorspoed en weelde zich verheugden, verzwakten niet weinigen in het geloof, lieten zich door den geest der dwaling en scheuring verschalken en beheerschen ; zoodat zij in secten en scheuringen vervielen, ja de regtgeloovigen zelfs vervolgden, welke gedurig veel van hen te lijden hadden, doch daardoor in godsdienst en dengd versterking vonden. Al wie oplettend de gebeurtenissen dezer tyden gadeslaat, die zal daarvan nog dergelijke voorbeelden als zoo vele bewijzen
— 16 —
zien. Trouwens hoevelen, die thans in voorspoed, weelde en wellust leven, laten zich door hoogmoed, begeerlijkheid der oogen en kwade neigingen des vlee-sches verblinden en beheerschen! En wat wordt er vau hunne vroegere godsdienstigheid, deugd en zedelijkheid? Ach, hoe velen hebben zich daardoor al laten medeslepen in den stroom van ongodsdienstigheid, zedeloosheid en verderf, en nemen zelfs deel aan den strijd der vijanden van het Christendom en Christelijke deugden ; ja tegen allen, welke als geloovigen willen leven en sterven.
Is dat zeer te betreuren, verblijdend is het daarentegen, dat zoo velen, die thans verdrukking en vervolging lijden voor het geloof, enz. meer en meer uitblinken door standvastgheid , in moedigen strijd voor godsdienst en deugden, en aldus door lijden van velerlei wederwaardigheden tegen zonden behoed en versterkt worden in 't goede.
3°. Maar ook door lijden van allerlei wederwaardigheden kunnen wij meer gezuiverd en geheiligd worden. Immers door regt geduldig lijden kunnen wij deelachtig worden aan het oneindig verdienstelijk lijden van onzen goddelijken Verlosser en Zaligmaker, en dm aanvullen, wal ons van zijn lijden nog ontbreekt ter onzer heiliging. Col. I 24.
— 17 —
Ofschoon de Heer Jesus overvloedig heeft, geleden ter onzer verlossing en heiliging, wil Hij toch, dat wij door onderscheidene middelen daaraan deelachtig worden, als door de H. Sakramenten , de H. Mis, Aflaten, gebeden, enz. als ook door geduldig lijden van rampen, ziekten en alles, wat Hij ons in zijne wijsheid te lijden laat overkomen. Hij ver-verklaart diegenen zalig, welke om zijnentwil lijden. Math, V. 11.
Hoe gelukkig en troostrijk is dat voor ons bij alle lijden, wat wij toch vroeg of later te verduren hebben ! Wij zullen dit te meer erkennen, als wij onze eigenliefde overwinnen en onze gebreken, onze zonden en strafschulden beseffen, zonder ons ijdel te verschoonen. Al zijn wij gelukkig vrij van zware zonden en straffen, zoo toch zullen wij ons gedurig aan kleine schuldig vinden. De Apostel Joannes zegt immers: „ Indien we zeggen, dat wij geene zonden hebben, dan bedriegen wij ons zeiven. Bp. V. 9.
Trachten wij derhalve al ons lijden gewillig en geduldig, in navolging van Jesus te verdragen; dan mogen wij de troostrijke hoop genieten, dat we daardoor meer gezuiverd en geheiligd worden. Al mogten wij lijden meer dan we verdiend hebben, dan kunnen wij in navolging van
2
— 18 —
vele heiligen, daardoor God vereeren, anderen stichten en ons eeuwig heil ver-grooten.
VI.
Door gewillig en geduldig lijden kunnen we God vereeren en vele verdiensten vergaderen
1°. Wie gewillig aannemen er. geduldig verdragen al wat de oneindig regtvaardige, barmhartige en goede God hun laat overkomen , die erkennen cn vereeren daardoor Gods regtvaardigheid, barmhartigheid en vaderlijke goedheid niet weinig. Immers, zij huldigen zijne regtvaardige straffen, zijne barmhartige opwekking ter bekeering; zijne weldadige behoeding tegen verdere zonden en zijne liefderijke hulp tot meerdere zuivering, regtvaar-diging en heiliging. Ja , door regt geduldig te lijden, kunnen wij Gods heilige liefde vereeren. Hem onze wederliefde toonen, wel wetende, dat Hij diegenen, welke Hem beminnen, zijnen trouwen dienaren, alles ien beste, alles tot waaj-areluk doet strekken, zoo als de Apostel Paulus verzekert. Eom. VIII. 38.
2°. Wij kunnen door geduldig lijden van al hetgeen de al wijze God ons laat
— 19 —
overkomen, ook vele verdiensten verwerven. Immers, wij kunnen daardoor deelachtig worden aan de oneindige verdiensten van het lijden des Heereu, aan de groote verdiensten van het lijden der H. Moeder Gods, en aan die van zoo vele H. Martelaren en andere Heiligen, als wij in de heilige gemeenschap der H. Kerk lijden en sterven.
„ Een ligt en kortdurend lijden kan ons de vreugde des hemels voor eeuwig veameerderen, eene vreugde , eene zaligheid, die alle lijden dezer wereld overtreft. 2. Cor. IV. 17 en elders.
De Heer Jesus zelf heeft gezegd tot diegenen, welke om zijnentwil en de regt-vaardigheid lijden : „ Verheugt en verblijdt u, want uw loon is zeer groot in den Hemel. Gij hebt nu wel droefheid, maar uwe droefheid zal in vreugde ver. anderen, eene vreugde, die u door niemand zal ontnomen worden.quot; Matth. VII. Joann. XVI.
Vele Heiligen waren van deze waarheid zoo diep doordrongen, dat zij gaarne ter eere van God en hun eeuwig heil wilden lijden, en te midden van velerlei kwellingen en lijden zich innig verheugden ; zoo als de H. Schrift en kerkelijke geschiedenis ons verzekeren.
— 20 —
VII.
Wederwaardigheden en allerlei lijden kunnen ons dienen ter beoefening van vele deugden.
Heeft men minachting, verachting en vernedering te lijden, zoo zai men gemakkelijker de deugd van ootmoedigheid beoefenen, dan wanneer men met eer en ijdelen lof van vleijers wordt gestreeld. Men zal dus gemakkelijker die schoone deugd als grondslag van vele andere deugden vestigen en zich hier reeds troosten met de beloften des Heeren : „ Al wie zich vernedert, die zal verheven worden.quot; Matth. XXIII. 13.
Wie hier veel tegenspoed, verlies van aardsche goederen, of zelfs armoede geduldig verdragen, die zullen gewapend tegen Mammons slavernij, hunne harten van aardsche dingen onttrekken, en meer naar hemelsche verlangen. „ Zalig zijn de armen vau geest.quot; Matth. V. 3.
Wie hier gebrek en ontberingen te lijden hebben , die zullen gemakkelijk de deuïd van matigheid kunnen beoefenen, veel gemakkelijker dan zij, die in overvloed en weelde leven. En verloochenen zij zich zelve daarbij, nemen zij hun krnis
— 21 —
op en volgen zij Jesus na, dan kunnen zij hem ook nakomen ten Hemel.
Wanneer wij hier naar het ligchaam veel te lijden hebben en dat alles geduldig verdragen, dan wordt het ons ligt, onze zinnelijkheid en begeerlijkheid te beteugelen, de schoone deugd van kuischheid te beoefenen en te bewaren, veel ligter, dan wanneer men lang zonder lijden de zinnelijke genoegens en vermaken der wereld geniet, waarin menigeen schipbreuk lijdt, en die edele deugd verliest.
En zoo zouden we nog vele andere deugden kunnen noemen , wier beoefening gemakkelijk wordt door het geduldig verdragen van velerlei rampen en lijden, zoo als ondervindingen gedurig leeren.
Ook in de levensgeschiedenis der Heiligen vinden wij vele voorbeelden, die ons deze waarheid leeren. Trouwens , niet weinigen dezer leidden een wereldsch leven zoolang zij in voorspoed leefden , niets of weinig te lijden hadden , maar begonnen een regt godsdienstig en heilig leven, toen zij door verschillend lijden beproefd werden; terwijl zij met anderen onder verschillende beproevingen en lijden gedurig volmaakter en heiliger werden.
David erkende dit en zeide tot God : „ Het is mij goed, dat Gij mij vernederd
— 22 —
hebtquot; Hij nam vervolgens toe in deugd en volmaking.
De H. Paulus, die zoo veel te lijden had, maakte groote vorderingen op den weg der boetvaardigheid en heiligheid , zoo zelfs, dat hij zich over zijn lijden verheugde.
De H. Franciscus verloor geheel zijn kinderlijk erfdeel; hij verheugde zich over deze beproeving en maakte groote vorderingen in deugden en heiligheid.
De H. Ignatius werd gewond on gevangen genomen, had vele beproevingen door te staan, onder welken hij gedurig volmaakter en heiliger werd.
VIII.
Door geduldig lijden worden deugden en goede werken beproefd, volmaakter en verdienstelijker.
Niet alle deugden en goede werken zijn voor het aanschijn Gods , wat zij in de oogen der meuschen schijnen, mam-zij die in het lijden van allerlei wederwaardigheden beoefend worden, dragen het kenmerk van echtheid en verdiensten of waarde bij God. „Gelijk de smeltkroes het goud zuivert, alzoo beproeft God de Heer de harten.quot; Prov. XVII. 3.
— 33 —
Wie de beproevingeu Gods in geduld verdragen en daarbij in deugden en goede werken volharden , zijn waardig en verdienstelijk bij God. De vrome Tobias volhardde in deugd en goede werken te midden van tegenspoed en lijden. Daarom zeide de Engel hem : quot; Omdat gij Gode aangenaam waart, moest gij door lijden' beproefd worden. quot; Tob. XIII. 13. De H. Schrift zegt van zoodanige dienaren Gods, die Hem getrouw waren in wederwaardigheden -. „ Hunne droefheid is niet zwaar geweest, en hunne belooning zal groot zijn , omdat God hen heeft beproefd en zijner waardig bevonden.quot; Sap. III. 5.
De H. Cyprianus zegt zeer treffend:quot; Om ons te beproeven, ontneemt God ons goederen, zendt ons gevoelige smarten, hevige koortsen en pijnigende wonden toe; en niets is geschikter om de deugd-zamen van de goddeloozen te onderscheiden , dan hunne verschillende gesteltenis in die wederwaardigheden gade te slaan. De goddelooze beklaagt zich en lastert God in tegenspoed, de regtvaardige daarentegen zegent God wanneer zijn geduld beproefd wordt, zoo als er geschreven staat; „ Laat u niet door smart ontmoedigen en wees geduldig in tegenspoeden , want het is in 't vuur, dat goud en zilver gezuiverd worden. quot; En de H. Apostel
— 34 —
Jafioltns verzekert ons: „ dnt het. geduld het werk volmaakt.quot; Jacob. I. 4.
IX.
Boor geduldig lijden worden wij meer met
God rerecnigd, ook van Hem geholpen en gered.
Van den geduldig lijdende heeft God gezegd: „Hij zal mij aanroepen, en ik zal hem verhoeren ; ik ben met hem in de verdrukking, ik zal hem er uit redden cn hem verheerlijken.quot; Ps. XC. 15.
Velen verontrusten zich in tijden van voorspoed en gezondheid. of zij wel in de vriendschap Gods en met Hem vereenigd zijn : doch hij, die geduldig lijdt, al wat God hem lijden laat, behoeft zich niet te verontrusten, omdat God zelf heeft gezegd: „ Ik ben met hem in de be-naauwdheid, in de verdrukking.quot; Ibid.
De H. Bernardus zegt daarover het volgende : „ Hoe weten wij of onze Heer met ons is? Is het door de zoetheid, welke wij gevoelen in onze oefeningen van godsvrucht? Is het door geestelijke vreugde, die doordringt tot 't diepste onzer ziel? Is het door de hoop, welke Hij ons geeft op zijne bescherming, of door de onbewegelijke standvastigheid
van ons hart in vollen wede? Deze zijn wel (jroote teeltenen van den goddelijken bijstand, maar streng genomen, kunnen zij valseh zijn. Hoe zullen we dan zeker zijn? Wanneer wij in droefheid zijn, daarin geduldig lijden en volharden.
l)e Heer Jesus zelf heeft gezegd: „ Door uw geduld, zult gij uwe zielen behouden.quot; Luc% XXI. 19.
De H. Paulus was blijde in navolging van Jesus te mogen lijden , en zeide ; „ Ik bon met Christus gekruist, lijde met Hem, en Ik ben vervuld van vertroosting , ik heb overvloedige vreugde in al mijne benaauwdheden.quot; Gal. II. 19. 2. Cor. VII. 1.
De H. Jacobus zegt, tot de geloovigen, die om het geloof te lijden hadden : „Mijne broeders! denkt, dat gij reden hebt u gvootelijks te verheugen, daar gij in vele wederwaardigheden gevallen zijt.quot; Jac. I. 2.
Alle heilige Apostelen hadden veel om 's Heeren wil te lijden , en werden daarin zoodanig door Hem getroost en gesterkt, dat zij blijde waren en God dankten, omdat zij waren waardig geworden, alzoo te mogen lijden. Act. Ap. V. 41.
Vele andere Martelaren en Heiligen toonden met woorden en daden, dai zij hij al hun lijden door God gesteund en
— 26 —
oetroost, blijde waren aldus onzen godde-lijken Verlosser op den kruisweg na te volgen.
Niet allen, die lijden, hebben het in geduld en overgeviag aan Gods heiligen wil zoover gebragt; niet allen zijn zoo met Hem vereenigd, dat zij die vertroosting, versterking en vreugde in hun lijden genieten: want velen zijn daartoe in het begin des lijdens niet zoo goed voorbereid, niet van zoo goeden wil; en velen wenden ook niet genoeg de heilzame middelen aan, om tot zoodanig gelukkig lijden te komen, zoo veel troost en hulp en vreugde van daarboven te genieten , bij hunne wederwaardigheden en lijden , welke zoo zeer tegen de natuur van ons zwakke menscheu strijden, inzonderheid die, welke onze ligehamen treffen. Wie onzer heeft geenen natuurlijken afkeer van allen tegenspoed en lijden? wie onzer gevoelt in zijne natuur geene vrees voor dezelve en wordt daarbij niet tot ongeduld bekoord? Voorzeker hebben wij allen de hulp van God noodig, om regt geduldig naar Zijn heiligen wil, datgene te lijden, wat ons in dit leven tot in onzen dood te wachten staat.
Het is derhalve van groot belang, dat wij steeds tot lijden bereid zijn en de middelen aanwenden, welke ons noodig
— 37 —
en nuttig zijn, om al ons lijden zoo geduldig te verdragen, dat we Gods bijstand daarbij genieten en gelukkige redding ten zijnen tijde ; opdat onze tijdelijke droefheid en smart in eene eeuwige vreugde moge veranderen.
---
—lt;Kgt; -
HEILZAME MIDDELEN VOOR LIJDENDEN EN ZIEKEN.
Christelijke voorzigtiyheid ten aunzien van tegenspoed en lijden.
Wie onder Gods bijstand geduldig en verdienstelijk willen lijden, moeten niet onberaden en vermetel liet lijden inloo-pen. Zij, die zich door vermetel spel, verkwisting , brasserij , dronkenseliap , enz. armoede berokkenen , hebben zich het lijden daarvan zeiven te verwijten ; en dit zal hun des te zwaarder zijn, omdat zij geen bijzonderen bijstand en troost van God mogen verwachten, zoolang zij zich niet bekeeren en beteren.
Wanneer men zich onberaden en vermetel aan ongelukken, rampen en vervolgingen blootstelt, loopt men gevaar daar-
— 39 —
in te bezwijken, door ongeduld te zondigen eu tot meer zouden te vervallen , in plaats van verdiensten te vergaderen.
Toen Petrus nog zwak was, maar meende sterk genoeg te zijn, om met Jesus den dood in te gaan, ging hij vermetel onder de vijanden des Heeren tot in het huis van den Joodsehen hoogepriester; doch daar bezweek hij reeds op de stem van eene dienstmaagd en hij verlooeheude zijnen goddelijken Heer en Meester. Later, toen hij door den H. Geest versterkt was en voorbereid ten strijde, was geen lijden, geen geweld van Joden eu Heidenen, zelfs de marteldood niet in staat ziju geduld eu standvastigheid te overwinnen.
Indien men door roekeloosheid, overdaad, ongeregeld en weelderig te leven, zijne gezondheid krenkt, zich smartelijke of langdurige ziekten berokkent, zal men in ongeduld vervallen en dos te zwaarder lijden, zoolang men zich niet bekeert en Gods genadigen bijstand verwachten mag.
Geheel anders is het gesteld met hen, die onschuldig om Gods wil armoede , vervolgingen, kwellingen en ziekten te lijden hebben; deze hebben Gods bijstand, vertroosting, redding en belooning te wachten.
_ 30 —
II.
Een werkzaam, ft er eg eld, maüy leven kan ons voor ontijdig lijden behoeden en bij onschuldig lijden voor bitter zelfverwijt bewaren.
Al wie naar zijn staat en vermogen werkzaam is en zijne pügten vervult, die zal niet door eigen schuld in armoede en ellende vervallen. Wie geregeld leeft, zijne zinnen en hartstochten beteugelt, zich voor buitensporigheid, uitspatting en schandelijken wellust behoedt, die zal daardoor vele rampen, ziekten en lijden verhoeden , welke de slaven der zinnelijkheid en kwade driften zich berokkenen. Wie matig is in eten, drinken en alle zingenot, zich dus zelve weet te versterven , zijn ligchaam bedwingt en aan den geest onderwerpt, die zal zich voor velerlei rampen, ziekten en lijden behoeden, waaraan onmatigen, brassers en dronkaards zieh zoo onbezonnen blootstellen. De H. Hieronimus zegt zeer juist ; „ De onthouding is de moeder van gezondheid, zoo als de wellust de stichter of bron van vele ziekten is. quot; In Espist. Immers de geschiedenis en ondervinding leeren ons, dat velen door onthouding en een
— 31 —
geregeld leven hunne gezondheid wisten tc bevorderen, zelfs wel in zwakke lig-ehaamsgestellen; maar, dat onmatigen , dronkaards en wellustelingen, hunne sterke ligehameii verzwakten en niet zelden hun leven verkortten.
III.
Tijdig raadglegen van een bekwamen en brave?!, geneesheer, en behoorlijk opvolgen zijner voorschriften in leefwijze en gebruik van medicijnen.
Ofschoon wij ons in lijden en ziekten naar Gods wil moeten gedragen, is het toch niet tegen Zijn' wil goede middelen ter genezing en verligting der ziekte en smarten aan te wenden; want God zelf heeft gezegd : „ Eert den geneesheer wegens de noodzakelijkheid. Ecclesiast. XXXVIII. 1.
De geneesmiddelen en geneeskunde zijn ook gaven van God. Niet alle ligchaams-kwalen en ziekten zijn ongeneeslijk. Het behaagt aan God. dat wij behoorlijk middelen ter genezing aanwenden. Hoe vele zieken en lijdenden naar ligchaam beeft de Zoon Gods zelf genezen en door wonderbare genezing het verlangen der zieken goedgekeurd. Bovendien heeft Hij ons
— 32 —
bijzijn vreesselijk lijcleu indou hofGethse-mani geleerd, dat wij mogen wensohen van onzen lijdenskelk bevrijd te worden, indien dit met Gods wil overeenkomt, mits wij onzen wil aan den heiligen wil van onzen hemelschen Vader onderwerpen. Immers daar bad Hij bij herhaling den hemelschen Vader en zeide: „ Vader! indien het mogelijk is, laat dezen kelk van mij keeren, doch niet mijn, maar Uw wil geschiede. quot;
Hoewel zijnemenschelijke natunr naar bevrijding van dat ijsselijk lijden verlangde, onderwierp hij zijn' menschelijken wil aan den goddelijken wil. Hij werd wel niet bevrijd van zijn lijden, maar een Engel des Hemels kwam Hem versterken.
Aldus mogen wij ook bidden en andere goede middelen aanwenden, ter bevrijding van ziekten en lijden, en is ons de bevrijding of genezing daarvan niet zalig, dan mogen wij versterking daarin van God verwachten, indien wij ons ook gewillig aan Zijneheiligebesehikking onderwerpen.
2°. Dat wij naar een bekwamen geneesheer moeten uitzien en geenen onervaren of zoogenoemden kwakzalver, zal ieder verstandig mensch wel begrijpen.
En dat wij bij het verkiezen van een geneesheer ook op zijn gedrag te letten hebben, is duidelijk voor iedereen, die
— 33 —
gezond veratand gebruikt. Trouwens een echt godsdienstig geneesheer zal niet slechts uit eigen belang, maar ook uit pligtbesef en met liefde zijne zieken behandelen; hij zal daarbij telkens letten op de betrekking van ziel en ligchaam onderling en daardoor de ziekten des te btter kennen; hij zal tevens op het heil der ziel van den zieke bedacht zijn, ja, zoo noodiEr zorgen en waarschuwen , dat de zieke bij tijds de hulp eens priesters verkrijge. E«ii beroemd schrijver geeft den zieke de volgende aanbeveling : „ Gij zieke , ontbied een geneesheer, die door het geloof ieeft, een geneesheer, die God vreest en wiens luirt niet door goddeloosheid versteend is. — De aanwezigheid van een geneesheer, die door het geloof leeft, is voor den zieke, wat een warme zonnestraal is voor eene plant. Hij is de dienaar van Gods barmhartigheid voor het ligchaam des menschen : God zal zijne bediening zegenen , omdat hij leeft door het gebed en het geloof.
Eoep in uwe smarten nietdengenc, welke aan geen' Verlosser gelooft en spot met lu-t Kruis; want zijne wetenschap is ijdel , zeer gebrekkig, hij kent het geheim des lijdeus niet. quot;
— 34 —
IV.
Wij moeten met oo'moediy vertromcen tol God onze loevlw/t nemen.
Wij weten door het geloof, dat God is de Heer van Hemel en aarde, van voorspoed en rampen, van gezondheid en ziekten , van leven en dood. Derhalve moeten wij ons gaarne onder zijne magtiire hand vernederen, met ootmoedig vertrouwen tot Hem onzen toevlugt nemen, bijzonder in rampen , lijden, ziekten en gevaren des doods. Hij beproeft, kastijdt hen, welke Hij bemint en wil hunne harten alzoo tot zich trekken, als of Hij uitnoodigt, met vertrouwen tot Hem toevlucht te nemen. Het is Hem niet genoeg, ons de hulp der geneesheeren aan te wijzen. maar Hij wil ook, dat wij ons biddende tot Hem wenden. — „Ik ben de Heer, die ugeneestquot;, zoo spreekt Hij. Exod. XV.26. En elders lezen wij de volgende woorden van den wijzen man ; „ Geene plant, geen kruid heeft mijn volk genezen, maar uw woord, o Heer! die alles geneest; want Gij zijt de Heer, die magt hebt over dood en leven.quot; Sap. XVI. 12. — De Koning Asa had die waarheid niet genoeg behartigd, hij had-te veel vertrouwen op do
— 35 —
geneesmiddelen gesteld en te weinig op God. De H. Schrift zegt van liem : „ Omdat itij zich in zijne ziekte niet tot den lieer heeft gewend , maar eerder zijn vertrouwen op de kunst der geneesheeren gesteld, is hij ocstorven.quot; 2 par. XVI. 32.
W as het den zieken in het oude verbond alzoo schadelijk het ootmoedig vertrouwen op God en het gebed te verzuimen; hoe veel te meer dan voor ons Christenen : dewijl de Zoon Gods, die zoo vele zieken wonderbaar genezen heeft, tot ons allen zegt: „Komt tot mij die belast en beladen zijt, en ik zal u verkwikken. Vraagt, bidt en gij zult verkrijgen. Alles, wat gij den Vader in mijnen naam zult vragen, dat zal Hij u geven. Matth. XI. 28 Joann. XVI. 24. XIV. 17.
In welk lijden wij ook zijn mogen, welke lasten ons mogen drukken , wij zijn zeker, dat we zullen verhoord worden , als wij naar de leer en het vooebeeld van Jesus bidden; ja, dan zullen wij door Hem verkrijgen bevrijding, genezing of verligting al naar het ons zalig is en ten onzen beste sterkt. Delast, die ons nog overig blijft en het juk, wat wij hier behouden, wil Hij ons dan ligt en aangenaam maken, zoo als ontelbare heilige en godvruchtige lijders ondervonden hebben.
Maar hoe dikwijls zeggen zieken niet,
— 36 —
dat zij te zwak en te verward zijn, om geregeld hunne geboden te verrigten !
Gaarne geloof ik , dat vele zieken geene lange gebeden meer kunnen verrigten, bijzonder zij, die zware pijn en smarten lijden; edoch dan kunnen zij krachtig bidden door korte verzuchtingen en smee kingen om hulp van God te verkrijgen, en daarbij kunnen zij gedurig hun lijden ais een vermogend gebed aan God opgedragen, zich geheel aan Gods heiligen wil onderwerpen, en zoo mogen zij verwach -ten, dat de alwijze en goede God hun geven zal, wat tot hun waar geluk verstrekt. —
V.
Werken van harmhartigheid.
De Zoon Gods , Jesus Christus , heeft gezegd ; „Zalig zijn de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid verwerven.quot; Matth. V. 7.
Wie onzer heeft niet gedurig Gods hulp en barmhartigheid noodig, zoowel naar ligchaam als naar ziel? Verlangen we deze opregt, dan moeten wij ook barmhartigheid verrigten , opdat wij ii: al onze behoeften en lijden der goddelijke barmhartigheid waardig zyn.
— 37 —
De H. Geest beveelt ons aan den arme barmhartigheid te bewijzen , opdat deze voor ons bevrijding van alle kwaad af smukt. Eccles XXIX 15.
Ook leert Hij ons, dat de aalmoes een middel is, om barmhartigheid ter vergiffenis der zonden te verkrijgen, en een behoedmiddel tegen de verwerping in de uiterste duisternis. Tob. IV.
Tobias werd van zijne blindheid genezen , mogt veel gunsten en genade van God genieten wegens zijne werken van barmhartigheid ; zoo a!s de Engel hem verzikcrde, die van God gezonden was, om hem die genezing en andere weldaden te bezorgen. Tob. IX.
En wat hebben wij Christenen niet al van God te verwachten, wai neer wij naar ons vermogen ligchaicelijke en geestelijke werken van barmhartigheid beoefenen, a ingezien de Zoon Gods heeft verzekerd, dat Hij dezelve acht, als Hem zelve bewezen, zeggende : „Alles wat gij aan de iiiins-ten mijner broeders gedaan hebt, dat hditgij aan mij tredaanquot;. Matth. XXV. 40.
Vergeten wij dat nooit, maar beijveren a ij ons steeds naar ons vermogen lig-chiimeiijke en geestelijke »erken van i nastenliefde te beoefenen, in voorspoed en bij rampen, in gezondheid en in ziekten, opdat wij onzen lieven Jesus in
— 38 —
onze behoetttge naasten vereeren en ons zijne goddelijke hulp waardig maken voor tijden van beproeving, lijden en sterven , alsmede zijne belooning in eeuwigheid.
Welligt zal menig behoeftige denken, dat hij niet in staat is werken van barmhartigheid te beoefenen, hoe gaarne hij ook zou willen.
Dat deze dan eens ernstig overwegen, hoeveel zij met een' goeden wil toch wel kunnen, en dat ze dien wil in werking brengen. Hoe verdienstelijk was niet het penningske eener arme weduwe, om Gods wil gegeven, in dc oogen des Heeren ! Een dronk koud water ter zijner eer gegeven, zal Hij nog beloonen. En dc armste is nog wel in staat geestelijke werken van naastenliefde tc verrigten. Immers, ieder arms kan bidden ter bekeering der zondaren, ter volharding der regtvaardigen en voor de zielen der ge loovigen in het vagevuur, de zniverings-plaats. Ook kan hij gebreken van anderen geduldig verdragen, hunne belecdigingen van harte vergeven en /elfs zijne behoeften en lijden mede voor anderen als een vermogend gebed aan God opdragen. —
VI.
Hel beoefenen van ware hoe tv aardigheid.
Was de zonde der eerste menscheu eeiie bron van ontzettende rampen , lijden en dood; sedert hebben ontelbaren hunner nakomelingen door zonden de rampen en straffen vermeerderd; en ach! Iioc' vele zondaren hernieuwen en vermeerderen dagelijks de bronnen der rampen en ellenden als zoo vele straffen der gereg-tigheid! Wie zijne zonden en straffen niet door boeteoefening delgt, zal hier of na dit leven (iods regtvaardige straffen ondervinden. Men zegge niet : wij zijn geene groote zondaars en hebben dus weinig lijden en straf verdiend; want juist voor kleine zonden straft God ons tijdelijk, als wij ze niet afboeten; voor groote zondaren zijn de eeuwige straffen En die tijdelijke straffen moeten we niet te gering achten. Bedenken wij toch wel, wat ter onzer waarschuwing geschreven staat van straffen der zonden, die u niet groot zullen schijnen.
Wij lezen in de H. Schrift, dat iemand , die op een sabbath een weinig hout bijeengeraapt had, op Gods bevel met den dood is gestraft. Een Oza werd
_ 40 —
terstond met den dood gestraft, toen hij met fieene kwade bedoelingen , maar onbevoegd zijne hand naar de Ark des Hceren rigtte. En hoe vele Betsamieten werden met den dood gestraft, toen zij de Ark des Heeren wat oneerbiedig bejegenden. —
Hoe gelukkig is het alzoo, dat wij door boetvaardigheid en boetwerken de straffen des Heeren kunnen verwijderen ! Dat hebben velen ondervonden. Een voorbeeld uit de menigte, üe koning Ezechias werd ziek, en de profeet Isaïns vermaande hem, om zich tot den dood te bereiden. Ezechias onderzocht zijn geweten over zijne levensjaren, smeekte God om genade en weende bittere tranen. De profeet werd toen van God terug gezonden, om den koning in zijn'naam te zeggen : „ Ik heb uw gebed gehoord, ik heb uwe tranen gezien; zie ik zal nog vijftien jaren bij uwe jaren voegen; ik zal u aan de magt der Assyriers onttrekken en u beschermen quot; Is. XXXVIII. 1. enz.
Hoe te regt vermanen ons heilige Kerkleeraars en zorgvuldige Opperherders der H. Kerk zeer nadrukkelijk, om bij rampen en lijden vooral ootmoedig boetvaardigheid te beoefenen ; onze gebreken en zonden erkennende de hand Gods te
— 41 —
eerbiedigen, die ons kastijdt, om ons tot boetvaardigheid te brengen en alzoo te bevrijden van ergere rampen en lijden.
VII.
Hel H. Sakrament der Boeivaardiykeid — der Biecht. —
Van jeugd af hebben wij geleerd, waarin de ware boetvaardigheid bestaat , wat daartoe vereischt wordt; hoe wij ons daartoe moeten voorbereiden, hoe wij onze zonden behooren te biechten en af-boeten. Daarmede zullen wij ons alzoo hier niet bezighouden, maar liever herinneren aan de groote genaden Gods door het H. Sakrament der Biecht te verwerven , als : vergiffenis aller zonden, welke wij na liet H. Doopsel mogen bedreven hebben ; vergiffenis of kwijtschelding van eeuwige straffen daardoor soms verdiend; vergeving van en hulp ter voldoening van eenige tijdelijke straffen. Daardoor kunnen wij aldus ook bevrijding of vermindering van tijdelijke rampen en lijden verwerven, meer rust, verligting, troost en verkwikking in lijden en ziekten van God verwachten. Hoe deerlijk dwalen alzoo diegenen, welke in lijden en ziekten dil heilig en heilzaam middel verwaar-
_ 42 —
loozen, of onder bedriegelijke voorwendsels uitstellen, somtijds tot dat het te laat zal wezen. Eenigen wanen, dat de moeite der biecht en boetoefening hun in lijden en ziektei: zal hinderen en schadelijk zijn, maar beseffen niet, dat zij integendeel juist daardoor bevrijding of minstens verligting hunner smarten en ziekten kunnen verwerven. Anderen zeggen , dat ze wel zouden willen biecliten , maar dat hunne smarten en zwakheid niet toelaten, zioli daartoe voor te bereiden en die gevvigtige taak goed te vulbren-gen. Ook deze bedriegen zich jammerlijk. Vooreerst is het niet waar, dat hunne pijnen en zwakheid niet zouden toelaten, dat zij het H. Sakrament der Biecht waardig ontvangen. Want met de genade Gods en de hulp eens Priesters kunnen zij datgene wat in hunnen toestand vereischt wordt en God van hen verlangt. Ten anderen , wat zal hun het uitstellen baten , tot dat zij nog erger en zwakker worden, gelijk ze te vreezeu hebben, wegens hun ondankbaar verwaarloozeu van dit heilmiddel, door God zoo barmhartig hun aangebodea! Is het niet te vreezeu, dat zij alzoo verblind , zullen uitstellen tot dat het voor eeuwig te laat zal zijn! Ik herinner mij twee zieken, welke het biechten uitstelden, eindelijk zeiden monjen ,
— 43 —
laai muryeu een Friesier komen; Helaas! die morgen was het voor eeuwig te laat. —
Be H. Oommunie.
Groot, onuitsprekelijk groot zijn de vruchten der waardige Communie voor onze zielen, zoo als het goddelijk geloof ons leert. Maar ook voor onze ligchamen kunnen we daardoor hulp en genade verkrijgen. Trouwens toen onze Heer Jesus weldoende vele lauden doorreisde, genas Vlij velerlei zieke en lijdende mensehen, gewoonlijk door hen aan te raken, of toe te laten, dat ze Hem aanraakten. Eij menigte kwamen zij, of werden zij tot Hem gebragt, „want er ging eeiie kracht van Hom uit, die een ieder genas. quot; Luc. VI, li). Met regt hebben H. Kerkvaders daauiit besloten, dat de H. Communie ons zetr dienstig kan zijn ter genezing van ziekteu en verlichting van pijn en smarten. Ofschoon dit niet allen even duidelijk blijkt, wordt het door godvruchtige lijders toch dikwijls waargenomen. Ook is liet somtijds op wonderbare wijze gebleken, zoo als de seschiedenis leert.
De vader van den H. üregorius, door
laiio;e en hevige koortsen zeer verzwakt, liet zich op een en feestdag naar de kerk brengen. Nadat hij het heilig ligchaam en bloed des Heeren genuttigd en eenigen tijd gebeden had, werd bij weder te huis gebragt; daar rustte hij eene wijl in zachten slaap en stond volkomen gezond weder op.
De H. Gregorius de groote verhaalt, dat een stooime, toen hij van den H Paus Agapetus de H. Communie ontving , in tegenwoordigheid van et-ue menigte volks de spraak wederkreeg. Alzoo mogen wij door de H. Communie hulp ter genezing of minstens verligting in de ziekten verwachten.
Bovendien kunnen wij door de H. Communie genade ter heerlijke verrijzenis onzer ligchamen verwachten; ja in zekeren zin een waarborg, dat wij des te zalisrer zullen verrijzen. Want Jesus Christus heeft zelf gezegd : „ Ik ben het levend brood. Wie dit brood eet, die zal in eeuwigheid leven, en ik zal hem ten jongsten dage opwekken. quot; Joann. VI. De tijd om het H Sakrament te ontvangen , hangt niet af van een feest, maar van een zuiver geweten en het bewustzijn, dat men behoorlijke boetvaardigheid voor zijne zonden gedaan heeft. S. Joann. Chrysost. in Orat. de S. Philip. —
— 45 —
IX.
Het laatste H. Oliesel.
Dit heilmiddel is niet voor alle lijdenden, maar voor zieken, die in gevaar van sterven zijn. God biedt dezen door dit heilig Sakrament volgende genaden aan, als: versterking, verligting en vergiffenis van zonden. Er staat in de li. Schrift; „ wordt iemand onder u ziek, dat hij de Priesters der Kerk ontbiede, en dat deze over hem bidden, hem zalvende met olie in den naam des Heeren en het gebed des ge-loofs zal den zieke behouden, en de Heer zal hem veiiigten, en zoo hij in zonden is, zullen ze hem vergeven worden. Jacob. V. 14, 15.
Alzoo wie dit H. Genademiddel waardig ontvangen, verkrijgen van (iod versterking tegen de bekoringen tot ongeduld, vertwijfeling en andere zonden . waartoe de duivelen de zieken nog trachten te verleiden, om hen tot hun prooi te maken ; waartegen echter God hen door dit H. Sakrament behoeden wil. Zij verwerven daardoor ook verligting der smarten en pijnen in hunne ziekten, en hulp ter beterschap als deze hun zalig is; want de Heer zal hun hulp verleenen. Even
— 46 —
eens kunnen zij daavdoov vprgiffenis van hunne zonden krijgen , welke zij in de Biecht mogten vergeten hebben, als ook van kleine zonden daarna soms bedreven; alzoo genade ter meerdere zuivering en heiliging hunner zielen. Wie dat alles vast en levendig gelooven, die zullen er hoogen prijs op stellen en zorgen, dat zij in hunne ziekten tijdig ditheilis: Sakra-mer.t ontvangen. Zij zullen niet willen , dat hunne vrienden hen daarvan terug houden , maar te regt verlangen, dat deze bij tijds de Priesters voor hen ontbieden.
Jammer, dat sommige kleingeloovigen te weinig prijs stellen op de zuivering der ziel, te weinig erkennen de groote behoefte aan versterking tegen de bekoringen in ziekten, en dat zij met geen levendis geloof en hoop de beloofde ver-pligting der smarten en hulp ter genezing verwachten, indien dezelve den zieke zalia is. Anders toch zouden zij niet zoo onverstandig het ontvangen van het H. Oliesel tothet uiterste uitstellen; helaas, soms tot dat het te laat, is! Eenigen schijnen zoo dwaas en ongeloovig, dat ze wanen eerder te zullen sterven, als zij het H. Oliesel ontvangen, zoo duidelijk in strijd met de goddelijke leer en verzekering. Zelfs menige voorbeelden van duidelijke verligting en beterschap van zieken kun-
nen hunne ongelooviffheid beschamen. Verscheidene voorbeelden daarvan heb ik van Priesters, geneesheeren en anderen gehoord; ook zelf heb ik niet weinige zieken, na het ontvangen van het H. Oliesel veel rustiger en kalmer bevonden cn ecnigen spoedig genezen. Van de laatste zal ik hier het volgende inededeelen. Op zekeren nachtbij Mevrouw v. M. geroepen , vond ik haar door eene beroerte getroffen ; zij lag daar zonder teeketien van kennis of gebruik des verstands te geven. Weldra scheen het mij, dat de dood naderde en haar doodstrijd begon. Ik vroeg haren geneesheer en deze bevestigde dit. Daarop spoedde ik mij haar het H, Oliesel toe te dienen. En zie naauwelijks had zij hetzelve ontvangen, of zij kwam in eene rustige houding, zij beterde en genas zoodanig, dat zij nog een geruimen tijd leefde. Vele jaren later herinnerde mij een harer kinderen nog aan die verbazende genezing.
X.
De voorspraak der Heiligen, bijzonder der der 11. Moeder Gods.
De Heiligen hebben in hun leven op aarde doorgaans veel moeite, zorg, lijden
— 48 —
en smarten doorgestaan. Men (leuke aan de tallooze Martelaren, Belijders, enz., maar vooral aan de H. Moeder Gods, welke van Bethlehcms stal tot Kalvarie onder het Kruis van haren zoo heilig beminden Zoon Jesus onuitsprekelijk veel geleden heeft en dat om Zijnentwil, met Hem en uit liefde tot ons mensehen : zoodat zij met regt, als Moeder vol van smarten en Koningin der Martelaren wordt vereerd en aangeroepen.
Door de goddelijke openbaring en stellige uitspraken der H. Kerk weten wij, dat wij in heilige gemeenschap met de hemelingen zijn; dat zij door hunne gebeden, kostbaarder dan de onze, zeer veel voor ons bij God vermogen en met heilige liefde gaarne voor ons bidden, te meer, omdat zij, door Gods beschikking, onze rampen , ons lijden en ons smeeken om hunne voorspraak kunnen kennen en met heilig medelijden ons gaarne willen bijstaan , voor ons bidden. — De regtge-loovigen aller eeuwen hebben gedurig en bijzonder in nood en lijden tot de Heiligen en vooral tot de H. Moeder Gods hunnen toevlugt genomen, de hulp hunner voorspraak ingeroepen en hebben zich daarbij wel bevonden. Velen hebben aldus hulp en genade van God verworven; niet zelden op wonderbare wijzen, zelf zoo
— 49 —
;ils de Kerkelijke geschiedenis leert ; en menige herinneringsteekenen en mouu-menten zijn ons op vele plaatsen als 't ware nog sprekende bewijzen Wie zal ook de plaatsen beschrijven, welke van vroegere en latere tijden getuigen waren en nog zijn van menige wonderbare genezingen en genadeblijken, door de voorspraak van Heiligen en de Koningin aller Heiligen verworven : plaatsen met regt genade- eu-toevlnchts-oorden genoemd! Teregt stellen wij hoogen prijs op de aanroeping der voorspraak van Gods Heiligen en voornamelijk op die der H. Moeder Gods, alsmede op de plaatsen en gedenkteekenen, die ons aan zoo menige genezingen en gunsten herinneren, welke gedurig en nog in onze dagen door die voorspraak verkregen zijn. ïe meer wijl vele ougeloovigen zooveel vrees aan den dag leggen, bij het zien, dat de geloovigen in processiën, enz. zulke plaatsen bezoeken , de voorspaak der H. Moeder Gods en der Heiligen inroepen, zoodat die ougeloovigen soms geweld gebruiken om dit te beletten. Zoo zeer duchten zij de kracht dier voorspraak, dat zij ook daartegen een' vermetelen strijd voeren met de wapenen des gewelds en der vervolg-inij,
O O'
OEFENINGEN EN GEBEDEN , WAARVAN LIJDENDEN EN ZIEKEN GEBRUIK KUNNEN MAKEN ONDER DE II. MIS EN NAAR GOEDVINDEN OP ANDERE TIJDEN. (1)
Korte overweyimjen van het lijden des Ilee ren en (jebeden onder de IJ. Mis.
Da Priester aan den voet des Altaars neergebogen bidt : „ Confiteor enz.
Jesus, het Lam Gocb. onze zonden wegnemende, valt in Getsemani ter aarde neer, was bedroefd om onze zonden tot in den dood; zweette water en bloed f
Vele woorden der H. Schrift in deze over-wesringen en gebeden voorkomende zijn niet plaatselijk aangewezen , opdat zulks voor de biddenden niet hinderlijk zou zijn.
— 51 —
Hij bad zijn hemelschen Vader en werd door ren En^el versterkt
Hebben wij wel oprechte droefheid over al onze zonden ? Hebben wij een waar berouw over dezelve en zijn we bereid tot lijden ter afboetina: derzeive tot in dea dood ?
O God! verleen ons de genade, dat wij onze zonden kunnen af'boeten tot den laatsten pemiina- der strafsehuld, alvorens wij sterven .• ach, wees ons zondaren ge-iiadifi; en versterk ons, lijdende tot in den dood.
De Priester, den voet des Altaars opgetreden, kust hetzelve.
Jesus wordt van Judas door een kus verraden: Hij lijdt dit Geduldig en spreekt hem now barmhartig toe : „Mijn Vriend! waartoe zijt gij gekomen!
Hebben wij Jesus ook immer op eeniger-lei wijze verraden? Hebben wij zijne aod-deli.ike leer. geboden, Sakramenten, of Hem toegewijde zaken , plaatsen en personen ook ontrouw, onwaardig en verraderlijk, behandeld of ontheiligd om verderfelijk zingenot, vergankelijk gewin . of waarom anders ook? Heer Jesus! geef ons dan onze zonden te kennen. Keken ons dezelve niet aan, maar ontferm U onzer.
_ 52 —
Bij het herhaalde 33 Kyrie eleyson
Als onze lieve Jcsus gevangen , geboeid -naar Caiphas was iresloiiril en door hem en 't opgeruide volk ter dood verwezen was, werd al zijn lijden daar nog zeer verbitterd door den val van Petrus, die Hem daar dien nacht bij herhaling verloochende. Jesus daarover zeer bedroefd, wierp een blik van medelijden en barmhartigheid op Petrus, en deze kreeg berouw, verliet de vijanden des Heeren , beweende zijne zonden, deed velo werken van boetvaardigheid en bleef vervobens aan Jesus getrouw tot aan zijnen marteldood.
Zijn wij ook somtijds door meuschelijk opzigt, laffe vrees, of zwakheid in 't geloof, tot cenige verloochening van onzen Heer Jesus vervallen, al zij hot maar indirect door miskenning cu verloochening van een of ander zijner goddelijke leer, zijner goddelijke instellingen. ciiz? Smeeken we Hem om genade; opdat Hij ons met een blik van barmhartigheid tot boetvaardigheid brenge, en wij den boet-vaardiiren Petrus navolgen tot een' zaligen dood.
O Jesus, zie genadig op ons neer! —
— 53 —
Bij het Gloria, enz.
Eij de geboorte dos Hecren zongen Engelen des Hemels : Gloria in excelsis Deo, ter zijner verheerlijking. Maar te .lenizalem eischte eene opgeruide menigte, dat Hij ter dood veroordeeld en gedood moest worden en overlaadde Hem daarbij met vele valsehe becehuldigingen en mishandelingen. Jesus verdroeg dat alles met een heilig geduld en « el om onze zonden.
Hebben wij de beleedigiugen en mishandelingen ons aangedaan, al waren die veel minder, wel geduldig verdragen, om daardoor onze zoudenstraffen af te boeten en Jesus iiii te volgen?
Hebben wij daarentegen ook valsehe besehuldiging, veroordeeling of mishandelingen onzen naasten aangedaan en Jesus in die broeders beleedigd? Wat zullen we zeggen? God kent de zonden zijner dienaren; Hij vergeve ons onze schulden; en wende zijne gramschap van ons af, opdat wij Hem blijde mogen loven met de Engelen des Hemels!
Da Priester leest eeniye Gebeden eu de Epistel-les.
Jesus leed den geheelen lijdensnacht onbeschrijfelijk veel, maar Hij bad voor zijne vijanden; Hij zweeg als een lam en
!
|
I
— 54 —
sprak slechts waar het zijne goddelijke eer en leer betrof.
Wisten wij ook te zwijgen bij de be-leedigingen van anderen en die christelijk te verdragen, ja dezelve van harte te vergeven?
O goede Ood i verleen ons de genade, dat wij alle ongelijk geduldig verdragen, aan anderen van harte vergeven, opdat we waardig zijn, vergiftenis van al onze schulden en straffen te verwerven.
Het H. Evangelie.
De Priester gaat vav de eeue zijde des Altaars naar de andere om het Evangelie te lezen.
Jesus werd 's morgeus van Caïphas aan Pilatus overgeleverd en van valsche leering beschuldigd. Maar de heidensche Pilatus ondervroeg Hem en verklaarde geen schuld in Hem te vinden. DePha-rizeers en Schriftgeleerden, die Jesus leer niet wilden kennen, zochten Hem in zijne woorden te vatten en dichten Hem valsche leeringen toe, zóó zelfs , dat Pilatus hun bedrog ontdekte.
Lieve Jesus! geef ons de genade, d:tt wij op geenerlei wijze die ongeloovige en hardnekkige Joden navolgen, maar met liefde uwe goddelijke leer overwegen, in onze harten bewaren en in lijd-
— 55 —
zaamheid daarmede vruchten en verdiensten verzamelen.
Bij het Credo of Geloofsbelijdenis.
Jesus werd van Pilatus naar Herodes gezonden, van dezen booswicht en z:.jii volk op eene lage wijze en zeer grievend bespot, ofschoon deze , even als Pilatus , geene schuld in Hem vond. Herodes had vele wonderwerken van Jesus vernomen ; wilde echter Hem niet als den Messias-Verlosser der menscheu erkennen en ge-looven; evenwel wilde hij nos: meer mirakelen zien. Maar de Zoou Gods kende zijne onwaardige bedoeling en de boosheid des harteu, en wilde die parelen den zwijnen niet geven ; Hij weigerde, en werd daarop zoo mishandeld eu toei. naar Pilatus terug gezonden.
Dat .lesus ons voor zoodanige ouge loovigheid eu bedorvenheid des harten beware, en ous door de menigte zijner mirakelen, in de H. Schrift te lezen en door het onfeilbaar gezag zijner H. Kerk , genadig in 't heilig geloof versterke; opdat we steeds met den H. Apostel Paulus mogen zeggen ; „ Ik weet Wien ik geloot. Ik leef in het geloof van den Zoon Gods, die mij bemind heeft en zich zelven voor mij opgeofferd. quot; Heer Jesus! wij geloo-
— 56 —
ven, kom ons te hulp, versterk ons in het geloof.
Bij het Offertorium.
Dc Priester offert brood en wijn voor de H. Consecratie op.
De Hoer Jesns heeft zich gewiliio- opgeofferd , om alles te lijden voor de glorie zijns Vaders en de verlossing der menschen.
O, heiïielsche Vader! geef ons de genade, dat ook wij ons aan uwen heiligen wil overgeven, bereid om alles te lijden, wat ter uwer glorie en onze zaligheid dient, zoodat wij in waarheid mogen zeggen : wij zullen den kelk des heils — het lijden — aannemen en den naam des Hee-ren aanroepen. O God! bevestig dan, hetgeen Gij in ons bewerkt hebt.
De Priester wascht zijne vingeren.
Pilatus wieseh zijne handen, verklaarde Jesus onschuldig en ze'de : Ik ben onschuldig aan 't bloed van dezen regtvaar-digen. Vreesselijke verblindheid of huichelarij van Pilatus! Hij liet toe, dat Jesus zoo bloedig werd gegeeseld , met doornen gekroond, met een spotmantel behangen en gepijnigd werd; en evenwel trachtte hij zich te verontschuldigen !
— 57 —
O, allergeduldigste Jesns! laat toch niet toe, dat zoodanige verblindheid ons bedriege; maar verleen ons de genade, dat wij onze zonden regt erkennen, rouwmoedig belijden, vergiffenis krijgen en door uw heilig bloed en lijden meer en meer gezuiverd worden !
Dc Priester tot het volk gekeerd zegt : Orate Fratres.
Pilatns stelde der bloedig gegeeselden en met doornen gekrooisden Jesns aan het opgewondciie en woeste volk voor, en zeidc : Ecee Homo ; Ziet den menseh.
Hoe bloedig mismaakt en smartvol verscheen Jesns daar! Weinige dagen later verscheen Hij van den dood verrezen reeds verheerlijkt aan velen, soms aan vele honderden te gelijk.
Ook wij zullen Hem, na onzen dood in zijne heerlijkheid en glorie aanschouwen , wanneer wij voor zijnen rechterstoel zullen verschijnen. Bidden we Hem nu, dat Mij ons de genade schenke, om ons tot een zaligen dood voor te bereiden , opdat we Hem daarna inet vertrouwen naderen en een blijd oordeel ontvangen.
De PrsDfatie.
Jesns werd door een vervaarlijk ge-
— 58 —
schreeuw der misleide menigte ten kruisdood geeischt in hetzelfde Jeruzalem, waar Hij weinige dagen te voren door het volk zeer feestelijk werd vereerd en begroet met de woorden :
„ Gezegend Hij, die daar komt in den naam des Heeren. Hosanna in den aller-hoogsten quot; Hebben wij ons ook aan dergelijke onstandvastigheid en verandering ten kwade schuldig gemaakt? Hebben wij, na plegtige godsdienstige feesten en openbare godsvereeringeu, ons ook laten verleiden tot zondige vermaken, overdaad, dronkenschap, ontuchtigheden enz. alzoo met woorden of daden als uitgeroepen : Laat ons Barrabas los, laat den zondaar vrij gaan; maar weg met Jesus 1 kruisig Hem ! O, barmhartige Jesus ! vergeef ons al wat wij op eenigerlei wijze
tegen U motrrn misdaan hebben: ontferm
1 •
U onzer en wees ons genadig.
De Canon of stille Gebeden.
Onder de stille gebeden des Priesters mogen wij overwegen, hoe onze goddelijke Verlosser met het kruis beladen in stilte leed en bad : als een geduldig lam onze zonden wegnemende, zijn heiligen mond niet opende tot eenig verwijt of klacht. ... I
— 59 —
Zijn wij wel bereid ons kruis aan te nemen , gewillig, geduldig te dragen en Jesus na te volgen? En maken wij, als het niet anders kan, van den nood wel eene deugd , om Jesus lijden deelachtig te worden ? O zoete, goedertieren Jesus! schenk ons de genade, dat wij onze zinnen verloochenen, U navolgen en met den H. Apostel Paulus mo.;en zeggen : op niets anders te w-illen roemen. dan op uw heilig kruis en lijden.
Bij de Opheffing der H. Hostie.
Als de lijdende Jesus den bloedigen kruisweg afgelegd , op den berg Kalvarie , onder de ijsselijkste pijnen , met handen en voeten aan zijn kruis genageld was , werd Hij met hetzelve opgeheven en dus met vreessehjke pijnen en smarten overladen.
Op onze Altaren offert Hij zich dooide Priesters voor ons aan den hemelschen Vader , en biedt zich bovendien als spijs onzer zielen aan ! O , wonder van goddelijke liefde ! Wat is onze liefde en wederliefde daarbij vergeleken 1 Mogten wij llcm minstens zoo beminnen en eerc.n, dat wij met zijn' Apostel in waarheid zeggen kunnen; „Noch dood, noch leven, noch ceuig schepsel zal ons kunnen schei-
-GO-
den van de liefde Gods in Jesus Christus onzen Heer. quot;
Bij de Opheffing van den Kelk.
Overwegen wij , hoe smartelijk Jesus zijn heilig bloed tot den laatsten droppol bloed uit talloozc wonden voor ons vergoten heeft, ja, al zijn bloed tot den laatsten droppel uit zijn heilig llart.
O, barmhartige Heer Jesus! sta ons bij in onze zwakheid , opdat wij in uwe liefde leven, lijden en sterven; laat Uw heilig kostbaar bloed voor ons toch nimmer als verloren zijn, maar steeds Ier onzer heiliging strekken, tot dat wij U in den Hemel volmaakt danken , loven en eeren in alle eeuwigheid.
Wanneer de Friester verder in stilte bidt.
Mogen wij overdenken, hoe ijsselijk en smartelijk Jesus aan het kruis drie uren in stilte voor ons leed, terwijl de zon verduisterde en de aarde als iu zwarten rouw gehuld was , wegens het lijden van haren Schepper. Bedenken wij hierbij wel, dat onze lieve Jesus dat alles geleden heeft, om ons van de eeuwige duisternissen der hel te verlossen. Smce-ken we Hem gedurig om genade ter
— 01 —
verlicliting en versterking in liet goede, in ons lijden en strijden, opdat wij voor de duisternissen en pijnen der hel behoed worden
Bij het Pater noster — Onze Vader.
A.igt;s de Priester 't Pater noster bidt, ' etwelk zeven beden behelst, kuimeii wij dezeven kruiswoorden of spreuken overwegen, welke Jesns aan 't kruis heeft uitgesproken.
1quot; „Vilder? vergeef het hun : want zij weten niet wat zij doen.quot; Bidden wij ook zoo voor onze vermeende of wezenlijke vijanden!
3° „ Nog heden zult gij met mij zijn in liet Paradijs.quot; Hoe gelnkkiü: is de op-regte bekeering voor don zondaar !
3°. „ Zie daar uwen Zoon : Ziedaar uwe Moeder.quot; Betrachten wij die genadige woorden wel genoeg! Gedragen wij ons waardig jegens onze H Moeder in den Hemel! — O, heilige Moeder Gods, ook onze Moedor! bid voor ons zondaren , nu en in het uur onzes doods!
4°. „ Mijn flod waarom hebt Gij mij verlaten Jesus leert ons daarmede , dat Hij de volheid der smarten in zijn lig-chaam en ziel voor ons leed.
Wanneer wij soms in droefheid en smart
— 62 —
als verlaten lijden , nemen wij dan ook biddende onzen toevlucht tot Hem!
5°. „ Ik heb dorst quot; Jesus leed dorst in zijn lijdend ligchaam , ook dorst in zijne ziel, dorst naar de bekeering en zaligheid der znndige menschen. Doelen wij in zoodanigen dorst en zeggen wij met David : „ Mijne ziel dorst naar L', o Heer! quot;
6°. „ Het is volbragt.quot; Jesus had het groot en smartelijkst verlossingswerk vol bragt. Welk een geluk voor ons! Mogten wij dit steeds regt beseffen en ons leven steeds zoo naar zijne leer en voorbeeld inrigten, dat wij aan het einde met den H. Paulus mogen zeggen ; Wij hebben een' goeden strijd gestreden, onzen loop volbragt, het geloof bewaard; wijders wacht ons de kroon der geregtigheid.
7quot;. „Vader! in Uwe handen beveel ik mijnen geest.quot; O . barmhartige liefdevolle Verlosser! wees ons genadig, help ons in lijden en strijden, in getrouwe bewaring des geloofs tot aan den laatsten adem vnn ons leven . zoodat wij dan gerust onzen eeest in uwe handen mogen aanbevelen.
Als dn Priester driemaal luide zegt: Agnus Dei. slaat hij telkens op zijne horst en de yeloo-vigen volgen zijn voorbeeld.
Daarbij kunnen wij ons herinneren ' dat de hoofdman en velen van het volk gt; toen zij de ontzaggelijke wonderen bij den dood van Jesus zagen, zeer ontroerd op hunne borst klopten en bedroefd naar Jeruzalem terug keerden.
Bidden wij gaarne bij herhaling opregt rouwmoedig : Lam Gods , dat wegneemt de zonden der wereld: spaar ons, verhoor ons, ontferm U onzer, ontferm U onzer! Geef ons uwen vrede!
Wanneer de Priester het 11. ligchaam en bloed des Heer en nuttigt.
Kunnen wij overwegen, hoe zorgvuldig het heilig Ligchaam des Heeren in een nieuw graf werd gelegd. Alsmede, hoezeer wij mogen verlangen Hem in de H. Communie te ontvangen : hoe zorgvuldig wij ons ter H Communie moeten voorbereiden. — O lieve Jesus! verleen daartoe uwe genade.
Bij de Gebeden na de H. Communie.
Mogen wij ons herinneren de blijde en heerlijke verrijzenis des Heeren , en daarbij zi'ne goddelijke verzekering van onze verrijzenis ten jongsten dage, waarvoor ook de waardige Communie ons een
— 64 —
waarborg is. „Wij venvaciiteii derhalve den Zaligmaker, onzen Heer Jesus Christus, die ons nederig ligcli.iam zal h: r vormen gelijkvormig aan zijn verheerlijkt ligchaam.quot; Mogen wij dan naar lig-ciiaam en ziel ols steeds tot eene heerlijke verrijzenis voorbereiden!
Eindelijk zegent de Prieeter de geloovigen en leest het laatste Evangelie.
Herinneren wij ons , lioe gelukkig do Zoon Gods vóór zijne Hemelvaart aan zijiu' Apostelen en hunne opvolgers gebood, om door de aeheele wereld aan alle volken zijn heilig Evangelie te verkondigen, eti te leeren onderhouden alles, wat Hij hun geboden had, waarbij Hij hun zijn goddelijken bijstand beloofde, alle dagen tot het einde der wereld; hen daarna zegende en heerlijk ten Hemel voer.
O liefdevolle en genaderijke Jesus ! verleen ook ons uwen bijstand tot het einde van ons leven, opdat wij steeds in alles uwe goddelijke leer en geboden onderhonden, zóó, dat wij stervende uwen zegen genieten en daarna in den Hemel opgenomen, U met blijdschap mogen loven en danken in alle eeuwigheid ! Ameu,
— 65 —
Emige woorden der heilige Schrift, eer overweging.
„ Waakten bidt, want Gij weet noch dag, noch uur, waarop de Heer zal komen.quot;
Ik dank U , lieve Jesus! voor deze liefderijke waarschuwing en smeek ü om de genade, dat ik dezelve nooit vergeten maar steeds onderhouden mag, om tegen alle beproevingen op mijne hoede te zijn en gesterkt te worden.
„ Gij zijt het, die met mij hebt volgehouden in mijne beproevingen; en ik bereid voor u het rijk, geüjk mijn Vader het mij bereid heeft. quot; Hoe troostrijk en bemoedigend is deze verzekering des Hoeren voor allen, die flem getrouw zijn en blijven, ook tijdens de beproevingen , welke zij om zijnentwil te lijden hebben.
O, lieve Jesus! geel' mij de genade, dat ik U steeds getrouw mag zijn en blijven, in alle beproevingen en lijden tot den laatsten adem van mijn leven.
„Christus heeft voor ons geleden, u een voorbeeld nalatende, opdat gij zijne voetstappen zoudet volgen.quot;
Allerheiligste voorbeeld in lijden; U'ogt ik het steeds gedachtig zijn in alle tijden
6
— R6 —
en benaauwclheid, en getrouw in alles de voetstappen van mijn lieven Jesus volgen. O, goedertiertierenste Jesus! geef mij steeds daartoe uwe genade.
„ Mijn kind verwerp de tuchtiging dos Heeren niet, en laat den moed niet zinken, als gij van Hem gekastijd wordt, want Hij bemint wien Hij kastijdt, en Hij heeft welbehagen in hen, gelijk een vader in zijn kind.quot;
Wanr.cer een kind de tuchtiging zijns vaders erkent, als een middel om zich van gebreken tc zuiveren eu beter te worden , zal het dan niet gewillig dezelve aannemen en zich zelve alzoo zijne vaderliefde meer waardig maken?
Hoe veel te meer moet ik dus de heilzame tuchtiging van God. mijnhemelschen Vader, als heilmiddel erkennen, aannemen en ter mijner verbetering, ter heiliging aanwenden, om aan zijne liefderijke bedoeling te beantwoorden, en zijne eeuwige liefde, zijn heilig welbehagen waardiger te worden! O ja, dat wil ik gaarne; mijn hardis bereid, o liefdevolle Vader! maar gij kent mijne zwakheid; versterk mij in mijn lijden en strijden, ter Uwer eere en mijne zaligheid. Amen!
111.
Overweging lol geduldig lijden, en verlangen naar den Hemel.
Dc H. Apostel Paulus herinnert de Hebreërs aan velerlei lijden vroeger door dc aeloovigen om het geloof geleden; hij beriep zich op zoo groote menigte van geloofshelden als getuigen ; hij waarschuwde tegen don last der zonde en voegde er bij : „Laten wij alzoo met geduld den strijd aanvaarden , ons opgelegd: laten wij zien op den stichter en voltrekker van ons geloof, Jesus, die voor de vreugde, welke Hij genieten kon, het kruis gedragen heeft en nu ter regter zijde Gods is, in de eeuwige heerlijkheid.
„ Denkt aan Hem , die zooveel tegenstreving van zondaren heeft geleden. quot;
O ja, laten wij ons gedurig den god-delijken Stichter en voltrekker van ons geloof voor den geest stellen , ons gaarne het lijden herinneren, hetwelk Hij ook ter onzer zaligheid heeft verduurd . opdat wij Hem steeds in alles getrouw zijn en ook in ons lijden Hem navolgen. Immers, Hij zelf heeft gezegd : „Voorwaar, voorwaar , ik zeg u; wie mijn woord hoort en in Hem gelooft, die mij gezonden
— 68 —
heeft, die zal het eeuwige leven hebben.quot; Wanneer we zijn woord en voorbeeld volgen, kunnen we met zekerheid het eeuwige leven verwachten. — O,Ja,deH. Leo zegt : „Wezenlijk zeker is de verwachting der beloofde zaligheid , wanneer men deelt in het lijden des Heeren. quot;
En de H. Paulus leert : „ Onze tegenwoordige rampen, die tijdelijk zijn en ligt, verschaffen ons eene eeuwige bovenmate groote heerlijkheid. quot; Eene onme telijke groote heerlijkheid, vreugde en zaligheid kunnen wij verwerven, als wij ook in lijden aan Jesua trouw blijven. „ Zalig de mensch, die de beproeving doorstaat; naardien hij, als hij beproefd zal zijn, de kroon des levens zal ontvangen, welke God beloofd heeft, aan diegenen welke Hem beminnen. quot; Er staat ook geschreven : „ al wie volhardt tot het einde, die zal zalig worden. „ En de regt-vaardigen zullen ingaan in heteeuwige leven.quot;
Zij zullen geene droefheid, geen lijden, geen honger, geeu dorst, geen koude, noch hitte meer te verduren hebben; zij zullen geen ziekte, noch dood, geen duivel, nuch hel meer behoeven te vreezim. — Maar bevrijd van alle jammer en geween , zullen zij zich in de hemelsche heerlijkheid ongestoord verheugen met alle uitver-
— 69 —
korenen en vrienden, met alle Heiligen, met alle H. Engelen en de H. Moeder Gods; ja, God zeiven aanschouwen tot eene onuitsprekelijke zaliglijid. Dan zullen zij niets meer te wenschen hebben , maar volkomen voldaan , bevredigd zijn. „ Dit alles wordt ons in de goddelijke openbaring verzekerd ; zoodat iedereen , goed voorbereid zijnde, wel met deu li. Pau-lus zeggen mag ; „ ik verlang ontbonden te worden en bij Christus te zijn quot;
IV.
Overweging ter voorhereidiny tot een zaligen duod, die ons zoo wenschtlijk is.
Wanneer wij de ellenden van ons leven o]) aarde beseffen, en daarmede de vreugde en zaligheid van het eeuwige leven des Hemels vergelijken , dan vinden wij overvloedige reden , om naar den Hemel te verlangen en ons niet aan het aardsehe te hechten ; tegelijk ook krachtige beweegreden , om ons ijverigtoteen'zaligen dood te bereiden. De zalige dood toch bevrijdt ons van alle aardsehe rampen en ellenden ; is de overgang tot het eeuwige leven. Waarom zouden wij den dood nog onmatig vreezen ? Wanneer wij een goed geweten hebben ,
— 70 —
behoeven wij denzelven niet te vreezen, maar mogen wij met den H. Paulus het sterven als een groote winst beschouwen. Welligt zult gij zeggen : ik ben nog niet goed voorbereid. Welnu , haast u dan met uwe voorbereiding !
„Als gij heden niet bereid zijtquot; zoo staat er in de Navolging van Christus , — „hoe zult gij het dan morgen zijn — als gij u niet beijvert ? Morgen is nog een onzekere dag voor u , en wat weet gij er van, of gij morgen bereiken zult ? Is u dezen avond verzekerd ? Wat baat het ons lang te leven , als we niet beter worden ? Ach het lang leven verbetert niet altijd, maar dikwijls vermeerdert het de schuld. Is het voor velen vreessclijk te sterven , zoo is het welügt nog erger langer te leven. Doch gelukkig hij, die zijn doodsuur steeds gedachtig, zicli dagelijks tot een zalig sterven voorbereidt. Wil u 's morgens niet vermetel den avond verzekeren , en beloof u 's avonds den volgenden morgen niet. Wees derhalve altijd bereid. en leef zoo, dat de dood n nooit onbereid overvalle. Hoe verstandig en gelukkig is hij, die in zijn leven tracht zoodanig te zijn, als hij wenseht bij zijn dood bevonden te worden ! quot;
Een regtmatige verachting der wereld, zoo ver zij hinderlijk is voor uwe zalig-
heid, een brandende ijver om vordering in deugden temake-n, liefde totdetucb-tiging des Heeren, getrouwe gehooraaam-heid, verloocbening vau u zelve en een geduldig verdragen van elk lijden en tegenspoed uit liefde voor Jesus Christus, geven een groot vertrouwen op eenen zaligen dood.
V.
Klfine oefeningen en verzuchtinyen, volgens de li. Schrift.
„ Heer! wat wilt gij dat ik doe? zal ik genezen en U weder m gezondheid dienen, of geduldig lijden tot in den dood?
„Mijn hart is bereid, o God! mijn hart is bereid.quot; Ja, lieve Heer Jesus ! Gij weet, hoe gewillig mijn geest is, maar hoe zwak mijn vleescïi, mijn ligehaam en wat het te dragen heeft.
Ik smeek U ootmoedigst om verligting en versterking, opdat ik bereid moge zijn met U te lijden en te sterven. Gij weet immers , Heer Jesus, dat ik U bemin.
„Wanneer zal ik tot U komen en voor nw goddelijk aanschijn verschijnen ? Mijne ziel heeft een wsdg van 't aardsch leven , en verlangt naar U, gelijk een dorstig
— 72 —
hert naar eeue bron. Fleer! al mijn verlangen is U bekend en naijn zuchten U niet verborgen; Gij zijt mijn helper en mijn Verlosser. quot;
„ Ik heb droefheid en smart ondervonden, maar den naam des Heeren aangeroepen. Niet vergeefs, neen. De Heer is mijn helper en ik zal op Hem vertrouwen : zelfs te midden van de schaduwe des doods. quot;
„ Zalig zijn de dooden, die in den Heer sterven; van nu af zullen zij rusten van hunnen arbeid. Hun leven is met Christus in God verborgen.quot;
„Hoe liefelijk zijn uwe woningen, o God der heerscharen, mijne ziel verzucht en bezwijkt van verlangen naar de voorzalen des Heeren.quot;
„ Ik heb mij verblijd in hetgeen mij gezegd is : wij zullen ingaan in hot huis des Heeren. Een ieder zal zijn woning der eeuwigheid insraan. quot;
„ In het huis des Heeren zijn vele woningen. En Jesus, onze Zaligmaker is ons voorgegaan om ons plaats te bereiden , opdat wij mogen komen, waar Hij is. Ik verlang wel te sterven, om bij Hem te zijn in den schoonen Hemel. Echter wil ik geduldig in lijden volharden, tot dat de ure mijner bevrijding kome! quot;
_ 73 —
Korte overweging en geleden, volgens den II. Gregorius.
1°. O Heer Jesus Christus! ik aanbid U , die voor mij met doornen gekroond, aan liet kruis gehangen heht, en ik smeek ü om de genade, dat mijn kruis mij voor den geest des verderfs moge behoeden. Amen! Onze Vader, enz.
3°. O Heer Jesus Christus! ik aanbid U , die aan het kruis vol wonden, nog met gal en azijn zijt gelaafd. Ik bid U, dat uwe wonden en smarten genees- en heilmiddelen voor inijue ziel mogen zijn. Amen ! Onze Vader, enz.
3°. O Heer Jesus Christus! ik aanbid U , die voor mij, ellendig mensch, zooveel en het bitterste lijden hebt willen verduren, bijzonder in de ure van scheiding uwer allerheiligste ziel van uw gezegend ligchaam. Ik smeek U ootmoedigst, ontferm U over mijne ziel , als zij van mijn ligchaam scheiden zal, en neem haar ter eeuwige zaligheid in den Hemel op. Amen! Onze Vader, enz.
4°, O Heer Jesus Christus! ik aanbid U , die naar 't voorborg der hel zijt nedergedaald, oin de zielen der rcgtvaardigen
_ 74 —
hare verlossing mede te deeleu. Ik bid en smeek U , laat toch niet toe, dat mijne ziel verloren sa. Behoed haar zelf voor het vagevuur. Laat haar hier met het ligchaam liever lijden, om haar daarvan tc bevrijden. Amen! Ouze Vader, enz.
5. O Heer Jesus Christus! ik aanbid U, die van den dood verrezen en ten Hemel gevaren zijt, en daar met den Vader en den H. Geest vereerd en aangebeden wordt. Ik bid ü om de genade, dat ik waardig worde U ten Hemel te volgen, om Ü, met den Vader en den H. Geest te aanbidden in uwe glorie, ter mijner eeuwige zaligheid. Amen! Onze Vader, enz.
(i. O Heer Jesus Christus! goede Herder , die uw leven voor uwe schapen hebt ten olïer gebragt ; ik bid U , dat Gij U gewaardigt de regtvaardigen tc bewaren, de zondaren in de bekecring te helpen en ter regtvaardigheid te brengen, en mij zondig mensch genadig tc zijn tot in een' zaligen dood. Amen ! Onze Vader , enz.
7. O lieer Jesus Christus! ik aanbid U, die in een steencn gralquot; gelegd en daaruit heerlijk zijt verrezen. Ik smeek U om de genade, dat uw bittere dood, mij voor deti eeuwigen dood beware en uwe heerlijke verrijzenis , mij strekke tot
— 75 —
eene zalige verrijzenis in 't eeuwige leven. Amen! Onze Vader, enz.
VIL
Gebed tot den drie ëeniyen God.
O hemelsche Veder! indien liet U behaagt , mij uit dit tranendal weg te nemen en vau den gedurigen strijd dezes levens te verlossen, verleen mij dan de genade, dat ik in den naam van Jesus uwen Zoon den laatsten stfijd ter uwer eer en glorie voltrekken moge, opdat ik als uw kind en uw waardig evenbeeld de aarde verlaten en behouden voor uw aanschijn moge verschijnen, om U eeuwig te danken en te loven. O Jesus ! goddelijke Verlosser en Zaligmaker, die ook voor mij uw dierbaar heilig bloed vergoten en den bitteren dood des kruiscs hebt geleden ; geef toch, dat ik deze voor mij niet late verloren gaan, maar dat ik U getrouw blijve, U met mijn kruis navolge tot in een zaligen dood , en daarna als uw dienaar uit uwen goddelijken mond mag hooren ; welaan , gij goede en getrouwe knecht,—ga binnen in de vreugdeuws Heeren !
O heilige Geest! Gij hebt mij genadig in het H. Doopsel geheiligd en daarna gedurig in andere heilige Öakramenten
— 76 —
gezuiverd eu versterkt; Gij hebt mij tot eeu uwer tempels verheven, mij gedurig door uwe ingeving verlicht, opgewekt en versterkt ten goede ; ik bid U, wil mij in mijnen laatsten strijd met uw goddelijk licht verlichten, met uwe gave der sterkte versterken, opdat ik een goeden strijd ter zaligheid voleindige en met alle uwe ge-heiligden voor uw aanschijn moge verschijnen eu in den hemelschen lofzang deelen :
Heilig, heilig , heilig zijtGij, o Heer , God der heerscharen : de wereld is vol van uwe heerlijkheid. Glorie zij den Vader, en den Zoon, en den H. Geest: gelijk 't was in den beginne, en nu, en altijd eu in alle eeuwigheid. Amen !
Gebed om de voorspraak der H. Moeder Gods.
O, heilige Maria, Moeder Gods, heil der zieken ! zie genadig op mij in mijne zwakheid neder, en bid voor mij om de genade van geduld en sterkte tot eene zalige voleinding mijner ziekteen smarten. O, heilige Moeder van barmhartigheid ! u smeek ik, tot u neem ik mijne toevlucht in mijn lijden en strijden; versmaad mijne bede niet in dezen nood , maar kom mij te hulp, opdat ik bevrijd worde van alle gevaren iu den laatsten strijd.
— 77 —
Wees gegroet, Maria, Koningin des hemels, Moeder van genade ! mijne hoop en zoete troosteres, wees gegroet! tot u roep ik , Adamskind, in mijne ballingschap. Tot u verzucht ik weemoedig in dit dit tranendal. Welaan, genadige Voorspreekster, zie medelijdand op mij neder , sta mij bij in mijne smarten, bid voor mij, nu en in de ure mijns doods, en toon mij daarna Jesus uwen lieven Zoon als mijn genadigen regter. O goedertie-rene, o vrome, o zoete maagd Maria! Bid voor ons, heilige Moeder Gods; opdat wij waardig worden der beloften van Christus ter eeuwige zaligheid. Amen !
IX.
Gebed om bescherming der H. Engelen-Bewaarders.
O, lieve heilige Engel-bewaarder! mij van God gezonden, om mij naar zielen ligchaam te beechermen, om mij tot het goede op te wekken en tot volharding daarin bij te staan : ik bid u, bij de liefde Gods, wil steeds over mij waken en meer bijzonder in mijne ziekte mij behoeden naar het ligchaatn en vooral naar de ziel, opdat de booze geesten mij niet kwellen , noch schaden , maar ik ónder
_ 78 —
uwe besctierining in het goetle volharde tot het einde van mijn laatsten strijd, zoodat ik , van hier scheidende onder uwe bescherming, veilig de haven der eeuwige zaligheid moge bereiken en daarna, vol dankbaarheid, eeuwig met U veree-nigd, de vreugde des Heeren genieten moge. Amen !
Gebed om de voorspraak aller Heiligen te verwerven.
!
Alle lieve Heiligen Gods! ik geloof op goddelijk gezag, dat gij zeer veel voor mij van God kunt verkrijgen , dat uwe voorbeden als kostbare geuren op gouden schalen voor den troon der genaden opstijgen; ik geloof even zoo. dat idj , met ons mensehen bekend in heilige gemeenschap en liefde, gaarne voor mij zwakke sterveling wilt bidden; daarom bid ik u niet ootmoedig vertrouwen, dat gij medelijden en barmhartigheid aan mij wilt bewijzen, mij in mijne smarten en lijden helpen en God nu voor mij bidden wilt, opdat Hij mij verligte en versterke in mijn lijden, tot eene zalige voleinding, zoodat ik u daarvoor danken moge en met u den algoeden God in den hemel loven en prijzen, in alle eeuwigheid. Amen.
ft ' 1 ?
EUNIGE WENKEN VOOK HEN, T)TE AAN LIJDENDE EN ZIEKE NAASTEN HUNNE LIEFDE WIL-,
LEN BEWIJZEN.
Alyemeene verfdigtinr/.
Schier dagelijks kunnen wij cenige naasten in lijden en droefheid ontwaren. Een ieder kan zich daarvan zelf overtuigen, als hij wil.
Wij kunnen alzoo gedurig gelegenheid vinden , om aan deze ons medelijden te toonen en hen te troosten. Wij kunnen daardoor een heilzaam en verdienstelijk werk van barmhartigheid verrigten. Immers , Jesus Christus heeft gezegd : „ Zalig zijn de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid verwerven. Zalig zijn de bedroefden, want zij zullen vertroost worden.quot; Wanneer wij nu onze barmhartige liefde
— 80 —
en deelneming aan lijdende naasten too-nen, hen daarbij naar vermogen trachten te troosten, dan mogen wij ook verwachten, dat wij op onze beurt barmhartigheid zullen vinden en vertroost worden, wanneer rampen, lijden en droefheid ons zullen rijpen, welke ons nu bloeijen: wanneer deze ons zullen treffen , welke ons nu nog min of meer verwijderd te wachten staan, ja welligt treffen zullen, alvorens wij ze verwachten. Bedriegen wij ons niet ; want zonder lijden en droefheid zullen wij ons leven niet eindigen en de vreugde des Heeren niet ingaan. „ Broeders! zegt de H. Apostel Paulus, bedries;t u niet; Ood de Heer laat zich niet bespotten. Want hetgeen de mensch zaait, dat zal hij ook inoogsten. Wie in zijn vleeseh verderf zaait — zondigt, die zal van zijn vleeseh ook het verderf inoogsten : maar wie in den geest zaait — goede werken verrigt — die zal van den geest het eeuwige leven oogsten. Gal. VI. 75.
Bedriegt u dan niet met ijdele uitvluchten en verschooningen, zoo als maar al te dikwijls geschiedt. De een secft voor , dat hij geen tijd heeft, zulke werken van barmhartigheid te verrigten; een ander acht zich daartoe niet in staat; een derde wil de schuld zijner liefdeloosheid op de lijdende en bedroefde naasten wer-
pen, zeggeiide : quot; die mensehen verdienen geen medelijden; want a ij zijn zelve oorzaak van hunne armoede, ongelukken , lijden en ziekte, door hunne luiheid , verkwisting, zorgeloosheid, brasserij, dronkenschap, enz.
IJdele verschooningen. Wie toch kan ücen tijd vinden, om zulke werken van barmhartigheid in zijne buurt en omgeving te verrigien , wanneer hij zijn tijd niet aan ijdelheid , lediggang, zinnelijke en soms zondige vermaken zeer verkwist! En wie zou niet in staat zijn . door eenig liefdewerk zijn' lijdenden naasten te helpen , hem zijn medelijden te toonen en door liefderijke woorden te troosten! Ook kan de voorgewende schuld der lijdenden niet als regel ter verschooning dienen. Want al is menig lijder zelve schuld van zijn treurigen, toestand, daarom houdt hij niet op onze naasten tc wezen, en daarom vordt onze pligt van naastenliefde jegens hem niet opgeheven. Integendeel, wanneer een lijder op zondige wijze oorzaak van zijn ongeluk is, dan heeft hij des te meer hnlp noodig, dewijl hij ook ziek is naar de ziel. Ja , het is niet zelden pligt van liefde, zoodanigen te vermanen en t,e trachten hem tot beterschap te brengen, hetwelk een der voornaamste werken van barmhartigheid is.
b
11.
Iels voor dt bezoekers van zieken.
Wij weten van onze jengd af wel, dat tot de werken van barmhartigheid ook behoort het bezoeken der zieken. Dit schijnt geen moeijclijk liefdewerk; doch zal het doelmatig geschieden, dan moet men wel letten op de verscheidene toestanden der zieken , opdat men dezelve niet hinderlijk zij door woorden, houding, enz , maar ons bezoek hun aangenaam, stichtend en vertroostend zijn moge. Trouwens , zeer verschillende zijn de ziekten der lijders vaak . en ook hunne jaren, hunne karakters en geestestaat zijn zeer verschillende. Men vindt geduldige zieken; eenige hebben een rustig geweten, anderen worden tot onrust en angst bekoord; eenige zieken geven zich gewillig aan Gods beschikking over; anderen willen van geen lang lijden of sterven hooren. —
Het spreekt van zelf, dat men niet alle zieken met dezelfde houding en toespraken bejegenen mag, maar op ieders toestand letten moet, zal ons bezoek niet doelloos of zelfs schadelijk zijn. Eeuo voor lederen toestand afzonderlijke onder-rigting zou hier te wijdloopig zijn; daar-
omtrent mogen dan volgende wenken dienen.
Men toone den zieken geen te droevig noch te vrolijk gelaat, maar veel eer een ernstige en vriendelijke houding, die deelneming te kennen geeft en niet hinderlijk wordt voor tevredene, noch voor droefgeestige lijders. Ons bezoek behoort niet lang te duren , vooral niet bij smartelijk lijdende en zwakke zieken, dewijl het dezen dan te lastig en zelfs schadelijk kan wor den. Alen moet de zieken ook niet te veel vragen of spreken over hun lijden , opdat men hen niet vermoeije of gevoelig make. Ook is het niet raadzaam hen veel over andere ziekten en smarten te spreken , omdat daardoor alligt smartelijke herinneringen verbeelding ontstaan, welke Imnne rust kan verstooren. Overluid i n te hard spreken kan den zwakke lijder ai-ligt lastig worden. In de ziekenkamer niet anderen zacht spreken en fluisleren , brengt de zieken ligt op de gedachte, dat men over hen spreekt, oi over iets dat men voor hen verbergen wil. Erger nog is het, wanneer liet zoo geschiedt, dat de zieken daaruit kunnen opmerken, dut men liet gevaar van zijn toestand voor hem verbergen wil, terwijl men het soms door zuchten en schreijen verraadt.
Wanneer ecu lijder klaagt of kermt.
— 84 —
zoo houde men dit niet onvoorzigtig voor een teeken va» ongeduld, dewijl hevige pijtien ook geduldige lijders daartoe kunnen brengen; voor deze zou het smartelijk zijn als ongeduldigen behandeld te worden.
Gewiyliij is de taak der ziekenverplegers en verpleegters.
Het verplegen der zieke» is zeker eene belangrijke zaak voor hunne ligchanien niet alleen , maar ook voor hunne zielen.
Eene goede verpleging kan veel ter ieeniging van pijn en smarten, soms ook ter genezing van zieken bijdragen ; terwijl verwaarloozing of verkeerde behandeling der zieken hun lijden en pijn verzwaren kan , huinie genezing verhinderen en hunnen dood verhaasten. Zelfs Geestelijken en (ieneesheeren kunnen dikwijls het onderscheid der ziekenverzorging opmerken , en de mustige of treurige gevolgen daarvmi tevens.
Vóór meer dan dertig jaren werd ik bij eene «ieke geroepen, welke groote bcnaauwdheid toonde, zoodat ik hare verpleeg Ier vroeu: hoe ze haar de me-dccijnen gegeven had. Da.irop vernam ik, dat deze haar had doen innemen,
— 85 —
wat voor uitwendio; gebruik moest dienen, en met de voor iuiiemen bestemde, lgt;ad men hare wonden verzorgd. Gelukkig had de zieke noj; niet veel ingenomen.
Een' anderen langdurig lijdenden vond ik op zekeren dag ook buitengewoon benaauwd; bij onderzoek naar de oorzaak daarvan vernam ik , dat iiij de rnedecijn met een eetlepel vol had gebruikt in plaats van een eijerlepeltje vol, zooals de Geneesheer voorgeschreven had. Ook dit had gelukkig niet lang geduurd en kon nog worden hersteld; door eenige uren er niet meer van te gebruiken , werd de benaauivdheid verminderd en verwijderd.
Hieruit kan reeds blijken hoe zeer de verkeerde verzorging den zieken naar het ligehaam schaden kan.
Dan, hoe groeten invioed de ziekenverzorging op de zielen der zieken kan hebben, is niet te berekenen Eene steeds liefderijke , geduldige en zorgvuldige verpleging der zieken, kan hen veelal voor bekoringen tot ongeduld, ontevredenheid , gramschap , enz. behoeden; daarentegen de zieken zelfs stichten,en bijdragen ter bekeering van zondaren. Ik herinner mij voor vele jaren eene dienstbode gekend te hebben, die harca huisheer in zijne laatste ziekte verpleegd en daarbij ware Christelijke liefde en geduld heeft
— 80 —
getoond. Die zieke had jaren lang zijne godsdienstpliglen verzuimd; zijne trouwe verpleegster trachtte hem liefderijk ter bekeering op ta wekken , maar vond geen gehoor; zij echter hield vol, tot dat de beer haar zeide : indien gij niet ophoudt daarover te spreken, dan zult ïij niet erven hetgeen ik na mijnen dood voor u bestemd heb ; ik zal het testament veranderen. Wat zoude zij nu doen? Zwijgen, omdat legwat niet te verliezen? O neen, hare liefde voor de onsterfelijke ziel van haren ongelukkigen huisheer was srronter, dan die tot het vergankelijk erfdeel; dit verzekerde zij hem en zij hield vol, tot dat de zieke een Priester verlangde en zich bekeerde.
Daarentegen kan een' slechte verzorging en verwaarloozing van zieken hun gedurig aanleiding geven totdatmigeduld, gramschap en andere zonden ook oorzaak worden , dat de zieken niet bij tijds de heilige Sacramenten ontvangen , soms zonder dezelve sterven. Ook daarvan zoude ik droevige voorbeelden kunnen aanhalen. Edoch dit wel overwogen, zal ons reeds kunnen overtuigen, dat de verpleging der zieken eene belangrijke taak is , welke veel invloed kar. hebben op het welzijn of ongeluk derzelve naar ligchaam en naar ziel.
IV.
Zorgen voor de liychamen der zieken.
Wie zieken moeten verplegen en dit behoorlijk willen verrigten, hebben te zorgen :
Bat de zieken bij tijds geneeskuudigc hulp verkrijgen; dour dit te lang uit te stelleu, kan hunne ziekte moeijelijker te gene/sen of xelfs ongeneeslijk worden.
Dai de voorschriften van den Genees-lieer naauwkeurig worden opgevolgd , opzigtens de geneesmiddelen, spijs en drank, behandeling en levenswijze dei-zieken.
Bat de Geneesheer daaromtrent goed worde ingelicht, opdat hij de uitwerking daarvan regt kan bevorderen en diensvolgens handelen.
Bat den zieken alle mogelijke verlig-ting gegeven, en wat hun hinderlijk is, verwijderd worde , als : te veel gedruisch , benaauwende damp, onaangename bezoeken , enz.
Bat de behoeften der zieken zooveel en zoo spoedig mogelijk bevredigd worden. De zieken hebben dikwijls behoeften, waaraan zij in gezonde dagen naauwelijks denken: nu eens verlangen zij te eten ofte drin-
— 88 —
ken, cu als zij het verlangde hebben, ge-brniken zij er soms weinig of bijna niets van ; dan weder verlangen ze anders te liggen, of uit het bed, en naanwelijks is het geschied, of zij wcnschen het weêr andeis, enz.
Ja , menige zieke schijnt zeer lastig ; maar men bedenke daarbij , dat het dikwijls .vooral minder aan hunne ziekte is loetc schrijven , en bjijve daarbij geduldig werkzaam, om hun het lijden tc helpen dragen eu te verligten. Edoch, wanneer zij iets verlangen, wat hun schadelijk is, of iets weigeren wat hun noodig is, dan moet men daarom niet toegeven , maar met Helde en voorzigtigheid hen tot betere gedachten cn verlangens trachten te brengen.
Wijders bchooren zij die zieken verplegen, zorg te dragen; dat in de vertrekken en legersteden der zieken reinheid en gezonde lucht onderhouden worden. Onreinheid , bedorven en bcnaauwende lucht kunnen den zieken zeer hinderlijk en schadelijk zijn. Men moet daarbij echter niet tot uitersten overslaan , als : te veel wasschen, schrobben; deuren en ramen tegenover elkander openzetten , enz. Ook daardoor kan men don zieken last en schade berokkenen , en door overdrijving kan men de zieken ongeduldig maken.
— 89 —
zoodfit ze latei- tot het iioodige moeije-lijker hunue tocstomuiing sjeven.
V.
Zortj voor de, zielen tier zieken.
Alwic niet blindelings de sliiven des Mntnmons volgt, noch de onzinnige stof-vergaders; maar l)ij liet licht der goddelijke openbaring, bij 't goddelijk lieht des geloots, de schepselen Gods aanschouwt en de mensehen als de voornaamste schepselen op aarde , die zal wel begrijpen , dat hunne onsterfelijke zielen veel waardiger zijn dan hunne stoffelijke sn sterfelijke ligehamen; bijgevolg ook wel erkennen , dat we meer moeten zorgen voor onze zielen, dan voor onze ligehamen. Daarop moet dan ook vooral gelet worden bij het verplegen van zieken.
„ Geene ziekenverpleging — zegt Monseigneur Clemens August, Aartsbisschop van Keulen — kan goed of doelmatig zijn, waar het eigenlijk doel of de hoofdzaak , namelijk het eeuwige, de heeordering van het heil der zielen slecht? als hulpmiddel of bijzaak wordt beschouwd. Ik bedoel hier niet die verzorging, welke de Geestelijken aangaat, maar ik bedoel hier de ziekenverpleging zelve, als zijnde eene
— 90 —
gelegenheid om het heil der zielen te bevorderen; opdat de zieken hun lijden op eene christelijke wijze verdragen, de zondaren zich bekeeren; de ligtzinuigeu tot betere gedachten komen, de zwaar-moedigen getroost worden; wie ongeneeslijk zijn , zicb tot den grooten stap ter eeuwigheid voorbereiden , en zij die genezen, vervolgens een echt christelijk leven leiden. De ziekenverpleging biedt de beste gelegenheid aan, om voor het zielenheil van anderen te werken. quot; Hoe heilzaam en verdienstelijk kan de ziekenverpleging dus wezen ! De H. Apostel Jacobus schreef aan de geloovigen : „ Broeders! indien er een onder ulieden van de waarheid is afgedwaald en iemand hem bekeert, die moet weten, dat hij , die een' zondaar van den dwaalweg terug brengt, zijne ziel van den dood zal bevrijden.quot; Jacob. V. 19. 20.
VI.
Hoe kunnen ziekenverplegers en verpleegsters het zielenheil der zieken bevorderen ?
Zij behooren den toestand der zieken naar ligehaam en ziel goed te Iccren kennen, om hen doelmatiff en heil-
— 91 —
zaam te kunnen verzorgen. Wat we daarover voor ziekenbezoekers reecis hebben aangewezen en aanbevolen, is voor hen die zieken verzorgen, van nog grooter belang. En daarvan doordrongen zullen zij wel begrijpen, dat zij met opregte liefde. Inai geduld, en het gebed moeten gewapend zijn, om in alle gevallen de» zieken naar ziel en ligchaam heilzaam te verzorgen.
Brave, godsdienstige zieken te verplegen, is doorgaans minder lastig, dan anderen. Evenwel kunnen langdurende en hevige pijn, felle smart, groote benaauwdheid, hen wel ontstemmen en lastiger maken dan zij willen, ja, met den besten wil kunnen zij voor hunne verzorgers soms niet alle onaangenaamheden vermijden, zoodat deze ook daarbij liefde en geduld moeten oefenen , en door bidden Gods bijstand zullen trachten te verwerven.
Maar bij de verpleging van ongeduldige, onwillige en ongodsdienstige lijders hebben zij grootere liefde , geduld en hulp van boven noodig.
Zij behooren dus de zieken, hoe zij ook gesteld zijn, steeds met Christelijke liefde, om Gods heiligen wil, als zich zelve trachten te beminnen en als zoodanig behandden, gedachtig der woorden des Heeren : „Wat gij wilt dat anderen n
— 92 —
doen, doe gij dit ook anderen. Mntth. VII. 12. Zoo als zij in limine plaats ziek zijnde , rcgtmatigd willen behandeld worden, be-hooren zy hen ook liefderijk te behandelen
Zij zullen veel geduld moeten oefenen, ja, in vele gevallen zeer groot geduld, gelijk de ondervinding leert. Niet zelden worden ze van onvvilligeen sleehtgestemde zieken, voor al hunne zorgen nog met grievende woorden en ondank beloond. Om hen in alle dergelijke gevallen toch liefderijk en geduldig te verzorgen, daartoe hebben zij bijzonder hulp en genade van God noodig.
Zij behooren derhalve geduriyr te hidden, opdat God de noodige liefde, geduld en sterkte verleene, om die zieken met vrucht te verzorgen. Ook voor zulke zieken behooren ze veel te bidden, opdat de barmhartige God hun genade ter bekeering schenke.
VIL
H al, kunnen zij tot het zielenheil van hunne zieken aanwenden ?
Zij behooren zelve naar vermogen , door stichtende woorden en voorbeeld, de zieken tot geduldig lijden en overgeving aan Gods heiligen wil op te wekken ; de
— 93 —
zondaren met liefde en geduld ter bekee-niiu; te vermanen en bij tijds de hulp der Priesters daartoe te verzoeken ; ook dan zelfs, als die zieken er niet in toestem-men; en zulks dan den Priester bekend maken, alvorens hij bij zulke ongelukkige zieken komt. Onder vele voorbeelden, welke goede gevolgen daarvan opleverden, zal ik liet volgende liier vermelden.
Vóór bijna veertig jaren was een behoeftig man V. zoo aan sterken drank verslaafd , dat hij tot diepe armoede verviel, In dien toestand werd hem eene som gelds aangeboden, wanneer hij protestant wilde worden; hij nam die verderfelijke aanbieding — en het verradings-geld aan, en verzaakte zijn geloof. Maar onrust en kwelling folterden hem zoodanig , dat hij ziek en bedlegerig werd, en wel ten huize van protestanten. Een katholiek nabuur kreeg medelijden met hem, en niet wetende dat hij zijn geloof verzaakt had, riep deze, tegen zijnen wil, een Priester bij hem. in de eerste bezoeken kon de Priester sjeen antwoord van den ongelukkige krijgen; hij seheen verhard of wanhopig te zijn en te blijven, tot dat zijn afval bekend werd. Na ont dokking van deze diepe wonde zijner ziel , aaf hij gehoor aan heilzame vermaningen, hij werd eindelijk tot bekeering ge-
— 94 —
bragt, en nadat hij rouwmoedig had ge biecht, werd hij rustig; zijne ziekte verdween , en hij was naar ziel en ligchaam genezen.
Niet lang daarna werd een ander zou daar, die vele jnren zijne godsdienstplig ten verwaarloosd had ernstig ziek. Alle pogingen van Priesters en van zijne brave vrouw ter zijner bekeering waren vruchteloos voor hem gebleven. Ook toen wilde hij geenen Priester bij zich hebben, maar dreigde geweld daartegen te zullen ge bruiken. Edoch zijne brave vrouw liet een Priester roepen en dezen 's mans onwil bekend maken. De Priester vond dien zondaar eerst zeer verhard cn vermetel , maar door medelijden en liefderijke woorden mogt hij zijne wanhoop ontdekken, welke hij onder ruwe en vermetele woorden verborgen had. Toen kostte het veel moeite hem weder tot hoop en vertrouwen op Gods oneindige barmhartigheid te stemmen. Gelukkig leefde hij nog ecnige dagen. Herhaalde bezoeken, vermaningen en gebeden ter zijner bekeering bragten den groeten zondaar met Gods genade tot eene ware be-kecriiïg Daarna was hij rustig, scheen als een ander mensch , en stierf rustig den dood der boet vaardigen en bekeerden. Daaruit blijkt genoeg, dat het eene be-
langrijke taak der ziekenverzorgers is , den lijders bij tijds een Priester te bezorgen , al verlangen of willen sommige zieken dit niet.
Dan als hunne zieken met de heilige Sakranaenten voorzien zijn, zich in eene goede stemming en gelukkigen toestand naar de ziel bevinden, behooren zij to zorgen om hen daarin te houden , zoolang ze hen te vet plegen hebben. Eij hevige en kortdurende ziekten hebben zij daartoe veel geduld, liefde en oplettende zorg te bpoefenen , dewijl de lijders onder grocte smarten en gedurige verzwakking alligt tot ongeduld, ontevredenheid en andere zonden kunnen bekoord worden. Daarentegen moet men hen niet plagen met lange en lastige vermaningen, noch door harde berisping, of verwijting van ongeduld; maar door korte, liefdevolle toespraken, herinnering aan voorbeel-digst geduld van Jesus tot in zijn' bitteren dood, en aan het zoo stichtend lijden der H. Apostelen, Martelaren , enz. om hen alzoo tot volharding in geduld, tot volle overgeving aan Gods heiligen wil en beschikking te stemmen en te bewegen. Bij minder ernstige ziekten, is wel zoo teedere zorg niet uoodig ; maar deze zieken hebben gewoonlijk veel langer te lijden en zijn daardoor ook langdurig aan
— 90 —
bekoring tot ongeduld enz. blootgesteld : deze hebben derhalve behoefte aan gedurige hulp en oplettende zorg van hunne verplegers of verpleegsters. — Zijn de langdurig lijdenden in staat om goede boeken te lezen, dan kunnen hunne verzorgers eene doelmatige lezing aanbevelen, zoo als : eenige hoofdstukken uit dit boekje , al naar de behoefte der verschillende lijders; alsook uit de Navol-mm/vrn Christus, door Thomas van Kempen , vooral uit het 3du boek, 31 en volgende hoofdstukken, of wel andere boeken, die voor zoodanige lijders nuttig zijn. .Bovendien behooren zij die zieken verplegen, gedurig eenige nuttige gesprekken met hen te houden , hen op te wekken, of wel te helpen somtijds heilzame oefeningen en gebeden te ver-rigten. Daardoor kunnen vele bekoringen verhoed en van de lijders verwijderd worden ; daardoor kunnen zij veel goeds en heilzaams voor de, zielen der lijders bewerken hen in etne goede en godsdienstige stemming houden; daardoor kunnen zij zich zelve zeer verdienstelijk maken voor tijd en eeuwigheid. Trouwens , al wie echt Christelijke liefde en barmhartiii'heid aan lijdende zieke en stervende naasten bewijzen, mogen hopen, dat zij van God genade en barmhartig-
beid zullen verwerven, om op hunne beurt door heilzaam lijden, tot een zaligen dood te worden voorbereid. -
Welligt zal menigeen denken, dat hij zoodanige hulp en zorg aan de zieken wel zou willen verleenen, maar dat hij daartoe niet in staat is. Welnu, moge de lezing en overweging van dit boekje hen dan helpen daartoe in staat te komen; inzonderheid ook de overweging van hetgeen hier nog volgt, als zeer te behartigen bij den naderenden dood der zieken.
NOG IETS VOOR ZIEKEN BIJ DEN NADERENDEN DOOD, EN VOOR HUNNE VERZORGERS.
Korte oefeningen en gebeden bij de aanschouwing van een Kruisbeeld.
Wanneer de zieke het verlangt, geve men hem een kruis in handen, anders plaatse men hetzelve zóó, dat hij het gemakkelijk zien kan.
Indien hij zelve niet meer kan,
spreke men in zijnen naam het volgende ;
Wees gegroet, beminnelijk Kruis, waaraan mijn goddelijke Verlosser met handen en voeten zoo pijnlijk vastgenageld, drie uren smartelijk geleden heeft en den bitteren dood gestorven is. Hoe troostvol en verkwikkend is mij uw aanblik! O zalige herinnering aan het groote lijden van mijn' lieven Jesus! Hij, die geen
zonden had, heeft veel meer geleden, ook om mijne zouden, veel meer dan ik, zondig mensch, hier lijd. Hij was door de bloedige geesseling van het hoofd tot de voeten verwond , met scherpe doornen gekroond, met grove nagelen aan het kruis gehecht : Hij werd in zijn ijsselijk lijden nog door zijne vijanden bitter bespot tot aan zijn dood. Maar Hij leed dat alles gewillig en geduldig voor ons zondaren ; Hij bad voor ons zondaren; Hij stierf voor ons zondaren, om ons van den eeuwigen dood te verlossen, en om ons na onzen tijdelijken dood ten eeuwigen leven op te nemen 1 O, lieve Jesus! Gij ziet mijn kruis, mijn Jijden, en kent mijne zwakheid; ik smeek U ootmoedig om versterking en verkwikking; ik stel mijn vol vertrouwen op tl; immers Gij hebt gezegd : „ Komt allen tot mij, gij die belast en beladen zijt, en ik zal U verkwikken.quot; Matth. X. 28.
II.
Vervolg.
Gekruiste Jesus! ik zie uwe heilige armen gewillig uitgestrekt, uw heilig hoofd gebogen; ik herinner mij uwe oneindige liefde, waarmede Gij ons bemind
— 100 —
hebt tot in den bitteren dood, den dood des kruises; uwe uitgestrekte armen maken mij uwe eindelooze ontferming indachtig , en uw gebogen hoofd herinnert mij uw heilig verlangen naar de bekeering der zondaren, opdat ze met U leven en niet verloren gaan. O , hoe velen hebt Gij door het Kruis van de aarde verheven, door uwe ontferming en genade tot U getrokken , die U met hun kruis zijn nagevolgd tot in een zaligen dood, zoodat zij stervende met vertrouwen hunnen geest in uwe handen bevelen konden! Ontelbaar velen hebben U alzoo met hun kruis nagevolgd en zijn gelukkig tot U gekomen in den Hemel.
In uwe oneindige liefde hebt Gij ook mij in gelegenheid gesteld met mijn kruis, mijn lijden , U na te volgen tot in een zaligen dood! O genadige Jesus! help mij, versterk mij in mijne smarten en benaauwdheden, opdat ik volharde in geduld en getrouwe overgeving aan uwen heiligen wil, opdat ik gerust mijne ziel in uwe handen mag aanbevelen.
Wees gegroet, heilige wonde in Jesus zijde met eene lans geopend. Wees ge-
— 101 —
groet, allerheiligst en liefderijk Hart van Jesus, om onzentwil met eene lans doorboord, waaruit zijn heilig bloed tot den laatsten droppel vloeide ter onzer verlossing en heiligmaking. Met welk e?ne brandende liefde hebt Gij , beminnelijkste Jesus! ons arme zondaren in uw allerheiligst Hart bemind, zoo dat Gij uw heilig bloed tot den laatsten druppel uit hetzelve voor ons vergoten, uw leven en U zeiven geheel hebt opgeofferd, ja met onuitsprekelijke liefde hebt gezorgd, dat uw heilig Kruisoffer , dagelijks op eene onbloedigewijze'in de H. Mis hernieuwd, als een zuiver spijsoffer waaraan ik gelukkig deel mogt nemen voor ons wordt opgedragen. — O heilig en beminnelijkst Hart van Jesus I wat zal ik U toch wedergeven voor alle liefde , goedheid en genade mij door U bewezen ! Ter uwer eere wil ik mijn lijdenskelk tot den laatsten druppel drinken, daarbij mijn hart met al zijne neigingen aan uwen heiligen wil onderwerpen en mijn leven gewillig ter uwer beschikking stellen.
Gelief nu, o beminnelijkste Jesus ! met mijne ziel en mijn ligchaam naar uw goddelijk welbehagen te handelen, en deze mijne gewillige opoffering als een blijk van dankbaarheid en wederliefds voor de oneindige liefde van uw heilig
— 103 —
Hart aan te nemen, en mij genadig in deze liefde te bewaren, opdat ik daarin lijde en starve, en dfiarna eindeloos dezelve mag loven en prijzen, met alle heilige Engelen en gelukzaligen in den Hemel!
IV.
Korte oefeningen en gebeden lij 't branden van eene gewijde kaars. Het is een godvruchtig gebruik, bij het sterven der ge-loovigen eene gewijde waskaars te ontsteken. Men plaatse deze zóó, dat de stervende er geen last, geene benaauwd-heid, noch hinder voor de zwakke oogen van krijge. In naam van den stervende kan men liet volgende zeggen :
O allerbarmhartigste Jesus! Gij waarachtig goddelijk licht der wereld : verlicht mijn verstand, leid mijnen wil en ontsteek het vuur uwer liefde in mijn hart; opdat ik in het ware geloof, in eene vaste hoop en in eene vurige liefde tot U volharden moge, tot den laatsten adem van mijn leven !
O Jesus, goddelijk licht! glans des hemelschen Vaders! verdrijf alle aanvallen van de vorsten der duisternis en al hunne listen en helsche inblazingen ver van mij; opdat ik in mijn laptsten strijd op gee-
— 103 —
nerlei wijze door die helsche vijanden bedrogen, tot geen de minste zonde verleid worde !
OJesus! zon der heilige geregtigheid en bron der genade; wees mij arm zondig mensch genadig; geleid mij zoo in mijii uiterste, dat na miju dood uw regt-vaardig oordeel mij moge verblijden en het eeuwige leven schenken. O lieve Jesus ! in uwe genadige handen beveel ik mijne ziel.
Gebedtn voor ttn' stervende tot Jesus gerigt.
Goedertierenste Jesus 1 zie genadig neder op de smarten en benaauwdheden van uwen dienaar, (dienares) die daar in droefheid en doodsangst, van de schepselen der aarde verlaten, uwe genadige hulp zoo zeer behoeft 1 Gij hebt in overgroote liefde voor ons, droefheid en smart tot in den bitteren dood geleden ! Gij zult hem in zijne smarten niet verlaten. Neen, lieve Jesus! Gij wilt niet, dat al uw lijden en uwe smarten voor hem verloren gaan; daarom smeeken wij U met ootmoedig vertrouwen, kom hem te hulp, verlicht en sterk hem indezen
— 104 —
strijd, en wil zijne kostbare ziel, door nw heilig bloed gezuiverd, uit hare kwelling en uiterste gevaar verlossen , en behouden in de woning der zalige eeuwigheid opnemen ! Onze Vader, enz.
O , allerbeminnelijkste Jesus! met kinderlijk vertrouwen bevelen wij U de ziel van dezen stervende aan. Gij hebt in uwen bitteren doodstrijd aan het kruis uwen geest in de handen van uwen hemel-schen Vader aanbevolen: neem, bidden wij U, de ziel van dezen lijder in uwe goddelijke ontferming en bescherming aan; zie genadig neer op hare angsten en smarten bij hare scheiding van het lijdend ligchaam, en help haar ter zalige volharding, tot dat zij met haar kruis de laatste overwinning behale ten eeuwigen leven, en ü daarvoor eindeloos moge danken, loven en verheerlijken met alle Hemelingen. Onze Vader, enz.
VI.
Een ander gebed.
O God van goedheid en barmhartigheid ! ontferm U over dezen lijder in zijn laatsten strijd. Gij weet, hoe hij getracht heeft steeds in U te gelooven, op U te hopen en U boven alles te bemin-
— 105 —
neu; tevens hoezeer hij, wanneer hij U door zvvrkheid te midden van zoo vele verleidingen, soms beleedigd had, door boetvaardigheid daarvan vergiffenis heeft afgesmeekt : wees hem dan genadig in uwe grenzelooze barmhartigheid en neem zijne kostbare ziel, door het heilig bloed van Jesus uwen Zoon gezuiverd en geheiligd , genadig onder het getal uwer uitverkorenen op, opdat zij U met deze in den Hemel eindeloos in uwe goddelijke glorie mag aanschouwen en eeuwig zalig zijn. Onze Vader, enz.
VII.
Gebed om voorspraak der Hemelingen voor den stervenden.
O, heilige Moeder Gods! alle H. Engelen, Aartsengelen en hemelsche Geesten, alle H. Patriarchen en Profeten, alle H. Apostelen, Evangelisten, Martelaren, Belijders, Maagden, Weduwen en alle uitverkoren zalige Geesten! wij smeeken U ootmoedig, bij uwe liefde tot God en tot ons menschen, hebt medelijden met dezen smartelijk lijdende, en bidt voor hem den barmhartigen God om de groote genade van een' zaligen dood. Gij kunt, voor den troon der god-
— 106 —
delijke genade toegelaten, zooveel van God verkrijgen; Gij wilt in uwe zuivere liefde zeker gaarne, dat de ziel van dezen lijder, uit haren kerker des stervenden ligchaams verlost, bij U in den Hemel kome; welaan, staat haar dan te hulp, opdat zij spoedig uit haren smartelijken toestand verlost, tot u kome en met oneindige dankbaarheid en wederliefde zich daarover met u in de eeuwige vreugde des Hemels moge verblijden. Ouze Vader....
VIII.
Aanheveling der ziel van den overledene.
Wij bidden U , lieve Jesus! wil de ziel van uwen dienaar in genade ontvangen en haar een blijd oordeel ter zaligheid verleenen. Mogen alle heilige en en zalige geesten zich daarover verblijden en haar met vreugde ontvangen. O Heer! behoed haar voor de poorten der helle en geef haar de eeuwige rust; het eeuwige licht verlichte haar. Moge zij uu in vrede rusten. Amen. Onze Vader, enz.
Heer! verhoor ons gebed, en laat ouze smeeking tot U komen! O barmhartige God ! wij bevelen U nogmaals met kinderlijk vertrouwen aan, de ziel van dezen overleden dienaar, die U zoo dikwijls om
— 107 —
genade en barmhartigheid gebeden heeft; wil haar in uwe grondelooze barmhartigheid van alle schuld en vlekken, welke haar mogelijk nos aankleven, genadig zuiveren en bevrijden, en haar geheiligd onder uwe uitverkoren en zalige geesten opnemen in de eeuwige woning des Hemels; door Jesus Christus uwen Zoon, die met U en den H. Geest leeft en heerscht in alle eeuwigheid. Amen. Onze Vader, enz.
IX.
Korte opwekking tol liefdewerken voor overledene vrienden.
Zeker is het goed, het is zelfs eeu werk van barmhartigheid , de liuchamen der overlledenen behoorlijk te begraven. De Heilige Katholieke Kerk heeft daarvoor ten allen tijde zorg gedragen, met woorden en daden de geloovigen daartoe opgewekt en wijze voorschriften gegeven ter regeling van het btgvaven onzer dooden in gewijde aarde op daartoe afgezonderde gewijde plaatsen, zoo als de kerkelijke geschiedenis leert. Evenwel behoort de zorg voor de ligchamen onzer overledene vrienden en naastbestaanden niet de eerste en voornaamste te zijn:
— 108 —
neen, onze eerste en voornaamste zorg zij het geestelijk werk van barmhartigheid, voor de zielen dier overledenen te bidden, enz. Wel bedachtig, aan hetgenede goddelijke openbarring ons zegt: „ Het is voor alle mensehen vastgesteld eens te sterven, en daarna het oordeel.quot;
In dat bijzonder oordeel, onmiddelijk na de scheiding van het ligchaam, ontvangt iedere ziel het beslissend vonnis van den heiligen regtvaardigen regter, den Zoon Gods zeiven. En alleen die zielen, welke geheel zuiver en zonder vlek van zondenschuld bevonden worden, kunnen terstond in het rijk der Heiligen worden opgenomen; maar alle, welke nog kleine zonden en straffen hebben af te boeten, moeten deze in den kerker — het vagevuur, tot de laatste voldoen , alvorens zij verlost en in den Hemel worden toegelaten, gelijk wij weten uit de H. Schrift, en de onfeilbare leer der H. Kerk. (Over het schrikkelijk vonnis, wat de zielen der onboetvaardige zondaren alsdan treft, hebben we hier niet te spreken.)
Mogen wij, met het oog op het gewoon metuchenleven, tot aan het einde toe zoo vol van gebreken, niet met reden vreezen, dat vele zielen in het bijzonder oordeel naar het vagevuur, die zuiveringsplaats
— 109 —
der nog bevlekte zielen verwezen worden, alwaar zij onze spoedige hulp en lafenis vurig wenschen ? Zouden wij deze dan kunnen vergeten en hare vergankelijke ligchamen meer dan haar, beminnen en verzorgen9 O, neen! Bidden wij dan veel voor de zielen der overledenen, bijzonder in den eersten tijd na haar verscheiden!
X.
Noy iets in hel belaag ven stervenden en overledenen.
Mag men nimmer ligtvaardig en liefdeloos over zijnen naasten oordeelen; dit geldt bijzonder ons oordeel over stervenden en overledenen ; deze immers kunnen zich niet meer verdedigen. Wanneer soms een of ander in zijn uiterste, ijlende en bewusteloos eenige woorden uit, of tee-kens geeft, welke ongeduld of iets anders afkeurenswaardigs verraden, dan moet men hun deze niet ten kwade duiden , dewijl zij niet zelden geheel onvrijwillig en voor hen dus onschuldig kunnen zijn.
Van den anderen kant moet men ook niet blindelingp en ligtzinnig denken, dat hunne zielen regtstreeks zullen ingaan in de vreugde des Heeren, en alzoo niet verwaarloozen voor haar te bidden en an-
dere goede werken te verrigten, maar wel bedenken, dat zij van een ahvetenden, regtvaardigen regter geoordeeld en naar hare werken vergolden worden.
Wij behooren medelijden, dus ook regt-matige droefheid te hebben bij overlijden onzer vrienden, doch deze moeten niet slechts zinnelijk, noch heidensch zijn, maar echtChristelijken zich meer tot hunne zielen dan tot hunne ligchamen uitstrekken. Overdrevene, te zinnelijke droefheid, luid klagen en jammeren bij het sterven en den dood onz^r naasten, kan hun in hun uiterste zeer hinderlijk zijn en bovendien de godvruchtige gebeden voor hunne zielen verhinderen.
Ook zijn overdreven zoryen voor te kostbare begrafenis en begrafenisfeesten, die , zooals bij somm-ige onchristenen, wel naar bruiloftsfeesten gelijken, zeer afkeurenswaardig voor regtgeloovigen, te meer, omdat zij de liefde en liefdewerken voor de zielen der overledenen verminderen en beletten. Wanneer de overledenen hunne naastbestaanden en kinderen , bij zoodanige misbruiken, konden toespreken, wat al roerende klachten en berispingen zouden ze dan moeten hooren. „ Ach! vergeet gij ons nu reeds ! Vergeldt gij ons met zulke ligtzinnige ondankbaarheid voor alles, wat wij u be-
— Ill —
zorgd en nagelaten gebben! Wilt gij op uwe beurt ook zoo behandeld worden? Zal God u dan vergelden naar de maat, waarmede gij ons vergeldt.... ? quot;
Zorgen wij en smeeken wij God om genade, dat wij ons daaraan niet schuldig maken, maar Jesus woorden onderhouden : „ Weest derhalve barmhartig, gelijk uw Hemelsche Vader barmhartig-is. quot; Luc. quot;VI. 86. —
Laten wij nu goed doen, terwijl we nog tijd hebben, en gaarne werken van barmhartigheid beoefenenen, onze lijdende, zieke en stervende naasten bijstand en hulp verleenen, in de troostrijke hoop, dat wij dan op onze beurt ook barmhartigheid znllen verwerven door de hulp van vrienden op aarde en van gelukzaligen in den Hemel, barmhartigheid van Hem, die gezegd heeft: „ Zalig zijn de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid verwerven.quot; Matth. V.