-
v
7. '
I
UN
verscMte pMtisMen M Heilige ïerl£
TEN GEBRUIKE DER
's-TTertogenbosch — Amsterdam.
HENRI BOGAERTS, opvolger van P N. VERHOEVEN,
Drukker en Boekhandelaar van Z. H. Pans Piua IX.
1 8 7 5,
-ssvsr—.
Datum in Sem. Busc. dio 8ïa Jan. 1855.
i. CUIJTliN,
Praes. Sem, et Libr. eens
j (j •
DER
VOORBEREIDENDE LES.
Van den Zondag en de Feestdagen in het algemeen.
1. V. Welken feestdag heeft men altijd in de heilige Kerk gevierd?
A. Den zondag; God zelf heeft den zevenden dag der week aan zijnen dienst toegewijd, en deze dag was de zaterdag of sabbatdag, dat wil zeggen, rustdag; doch de apostelen hebben dien in den zondag veranderd.
2. V. Welke zijn de andere feestdagen, die •zoowel als de zondag moeten gevierd worden?
A. De navolgende feestdagen des Heeren: Kerstmis, Nieuwjaarsdag, Drie-Koningendag, de tweede Paaschdag, de Hemelvaart van Christus, de tweede Pinksterdag eu H. Sacramentsdag. — De feesten der heilige Moeder Gods; Onze-Lieve-Vrouw Licht-
6
mis of hare Zuivering, den 2. Tebruari ; hare Boodschap, den 28. Maart; hare Hemelvaart, den 15. Augustus; hare Geboorte, den 8. September, en hare Onbevlekte Ontvangenis, den 8. December. — De feesten der heiligen; het feest dsr HH. Apostelen Petrus en Paulus, den 29. Juni; het feest van Allerheiligen, den 1. November, en het feest van den H. Stefanus, den 26. December, en op elke plaats de feestdag van den patroon of beschermheilige.
3. V. Waarom zijn de feesiclagen ingesteld?
A.'Om op die dagen eenige bijzondere weldaden, die alsdan geschied zijn, te overwegen, en God daarvoor te bedanken; ook om het leven der heiligen beter na te volgen en hunne voorspraak te verzoeken.
4. V. Zijn er da/n twee soorten van feestdagen?
A. Ja; eenige zijn feestdagen der geheimen
van onzen godsdienst; andere maken ons indachtig de zegepralen der heiligen, die reeds de eeuwige rust bekomen hebben.
5. Y. Wat moeten wij doen op de feestdagen der geheimen?
A. Ten eerste het geheim trachten te kennen; ten tweede, de gevoelens, die met hetzelve overeenkomen, in ons opwekken; en ten derde, de vrucht van het geheim ootmoedig afsmeeken.
7
G. V. Wat moeten wij doen op de feestdagen der heiligen?
A. De voorbeelden der heiligen en hunne zalige leeringen overwegen,, en hunne krachtige hulp inroepfen.
7. V. Welke Mis moet men des zondags hooren?
A. Men voldoet aan het gebod dér heilige
Kerk, wanneer men in eene stille Mis tegenwoordig is; nochtans is het zeer loffelijk de Hoogmis bij te wonen.
8. V. Waarom is het zoo loffelijk de Hoogmis lij te tvonen?
A. Omdiit deze, in geheel het bisdom^ altijd geschiedt voor de parochianen, en ook, omdat onder dezelve eene predikatie gehouden wordt volgens de noodwendigheden der geloovigen.
9. quot;VT. Wat geschiedt er des zondags vóór de Hoogmis?
A. De priester wijdt water en besproeit de geloovigen.
]0. V. Hoe wordt dit -wafer gewijd?
A. Eerst spreekt de priester eenige gebeden over een weinig zout, om den duivel te verjagen en den hemelschen zegen te bekomen ; daarna doet hij hetzelfde over het water en vermengt eindelijk het zout met het water, in naam der heilige Drievuldigheid.
8
ïïië heeft de wijding ingesteld?
A. De apostelen zei ven hebben die ingesteld, en zij is altijd in gebruik gebleven.
12. V. Heeft dit wijivater eenige kracht?
A. Ja, het heeft groote kracht, niet door zijn natuur, maar door de gebeden der heilige Kerk.
13. V. Wlarom worden de geloovigen dus besproeid vóór de Hoogmis?
A. Om beter bereid te zijn tot de H. Offerande, en om met vuriger godsvrucht te kunnen bidden.
14. V. W%artoe dient het wijwater in het algemeen ?
A. Het wijwater dient om den duivel te verdrijven, genaden te bekomen, de ziel te bereiden tot het gebed en tot andere godvruchtige werken en ons te bewaren vau alle kwaad naar ziel en lichaam.
9
Feestdagen der Geheimen. — Plechtigheden.
1. V, Wanneer legint het geestelijk jaar P
A. Het geestelijk jaar begint met den eersten
zondag van den Advent.
2. V. Wanneer valt die eerste zondag?
A. Op den vierden zondag vóór Kerstmis.
3. V. Wat betee/cent Advent?
A. Advent is een Latijnsch woord, hetwelk be-teekent Jcomst.
4. V. Wat is dan de Advent?
A. Een tijd van verlangen naar de komst van Christus.
5. V. Wat doet de heilige Kerk gedurende dien tijd?
A. Zij handelt bijzonder ovei de verzuchtingen der heilige Oudvaders naar de komst van den Verlosser der wereld, en van de prediking van den heiligen Joannes den Dooper, den voorlooper van Christus, die
1
10
van God eertijds gezonden werd, om alle harten tot die komst voor te bereiden.
6. V. Wat moeten wij doen gedurende den Advent?
A. Wij moeten vurig verlangen naar de komst van Christus in onze harten en ons tot dezelve door boetvaardigheid voorbereiden.
7. V. Hoe komt Christus in onze harten?
A. Door zijne heiligmakende genade en door
de vermeerdering derzelve.
8. V. /5 men verplicht te vasten gedurende den Advent ?
A. Geenszins, tenzij op den woensdag en vrijdag van elke week, op de Quatertemperdagen en op de Vigilie van Kerstdag.
2. LES.
Van de önatertemper-dagen en Vigiliën.
!• V. Wat verstaat gij door de Quatertemper' dagen ? 0
A. Een vasten van drie dagen: woensdag, vrij* dag en zaterdag, die op de vier getijden van het jaar moeten onderhouden worden.
2. V. Wat heteekent het Quatertemper ?
A. Dit woord, uit twee Latijnsche woorden
samengesteld, beteekent alleen de vier jaargetijden.
3. V. Wanneer vallen die dagen ?
A. Op den woensdag, die volgt na den 13,
13
lerhoogste, en op de aarde vrede aan de menschen van goeden wil,
6. V. Wat leeft deze feestdag eigen?
A. Dat de priesters driemaal het heilig Sacrificie der Mis mogen opdragen.
7. V. Waarom geschieden die drie Missen'?
A. Tot teeken van buitengewone blijdschap,
maar nog meer tot eene geestelijke beteeke-kenis, 'te weten, tot gedachtenis der drie geboorten van Christus.
8. V. Welke zijn die drie geboorten?
A. Christus is ten eerste geboren als God, uit zijn hemelschen Vader, van eeuwigheid. Ten tweede als mensch is Hij geboren te Bethlehem uit de zuivere Maagd Maria. Ten derde wordt Hij geboren in ons hart, wanneer Hij daar komt wonen of er zijne woonplaats meer en meer vestigt.
9. V. In welke Mis viert men de geboorte van Christus te Bethlehem?
A. In de eerste of Kerstmis, die in den nacht geschiedt, omdat de Zaligmaker in den nacht geboren is.
10. V. In welke Mis viert men de geestelijke geboorte in onze harten?
In de tweede, genaamd Herdersmis, omdat wij ook tot Christus moeten komen gelijk de heilige herders, die, op de vermaning des engels, onmiddellijk tot de kribbe gingen.
14
V. En in welke Mis viert men de eeuwige geloorte?
A. In de laatste of Hoogmis, -waarin 't begin van het H. Evangelie van Joannes, over de eeuwige geboorte van Christus, gezongen wordt.
3. V. Welke gevoelens moeten ons op dit Hoogfeest bezielen?
A. Gevoelens van dankbaarheid over de komst des Zaligmakers, van blijdschap over ons overgroot geluk, en van bereidwilligheid om Christus, die voor ons is mensch geworden, na te volgen.
13. Y. Wat moeten wij vooral op dien dag doen?
A. Met een levend geloof dikwijls tot de kribbe gaan, om het kindje Jesus in zijne armoede en verlatenheid te beschouwen.
4. LES.
Van de vol gen de Kerstdagei..
1. V. Welken feestdag viert men na Kerstdag?
A. Drie bijzondere, die nooit worden uitgesteld,
te weten van deu heiligen Stephanus, van den heiligen Joannes en van de Onnoozele Kinderen.
2. V. Wie was de heilige Stephanus?
A. Hij was de eerste der zeven Diakens, die door de Apostelen werden gekozen, om hen te helpen in het uitdeelen der aalmoezen, in het doopen, in het prediken, enz.
15
3. V. Hoe stierf de heilige Stephanus ?
A. Hij werd door de hardnekkige Joden voor het geloof gesteenigd en is alzoo de eerste martelaar geweest.
4. V. Wat deed hij al stervende?
A. Hij beval zijne ziel in de handen van Jesus, en zijne knieën buigende, bad hij voor zijne vijanden, naar het voorbeeld van zijn goddelijken Meester, zeggende: O Heer, reien hun deze zonden niet toe.
5. V. Wie is de heilige Joannes, wien men op den derden Kerstdag aanroept?
A. De jongste der Apostelen, de broeder van den heiligen Jacobus, de lieveling van den Zaligmaker, die onder het kruis de verzorger van Maria geworden is.
6. V. Wat heeft hij later moeten lijden?
A. Te Eome werd hij in een ketel met kokende olie geworpen; wonderdadig van een zekeren dood bevrijd, werd hij door de vervolgers veroordeeld om te werken in de mijnen van het eiland Pathmos, doch later in vrijheid gesteld.
7. V. Koe stierf hij?
A.. Tot een zeer hoogen ouderdom gekomen, schreef hij zijn Evangelie, stichtte de ge-loovigen van Klein-Azie, wekte hen gedurig op tot broederlijke liefde, eu stierf toen gerust, vol deugden en verdiensten.
16
8. V. Wie zijn de Onnoozéle Kinderen?
A. De Onnoozele Kinderen zijn die kleine kinderen, welke op bevel van koning Herodes gedood werden, toen deze, om Christus des te zekerder om het leven te brengen, wreedaardig gebood al de kinderen van twee jaren en daaronder, te Bethlehem en in de omstreken, te dooden.
9. V. Hoe worden die Kinderen in de KerJc aangezien ?
A. Als ware martelaren, wier bloed voor Christus vergoten werd, en die dus het grootste geluk bekwamen.
10. V. Wat leeren ons die drie Kerstdagen?
A. Christus beminnen, de kracht zijner genade
hoogachten en ons voor Hem ten beste geven.
5. LES.
Feestdag der Besnijdenis.
1. V. Welk geheim viert men op Nieuwjaarsdag?
A. De Besnijdenis van den Zaligmaker, bij welke Hij den naam Jesus ontving.
2. V. Wat verstaat men door de besnijdenis?
A. Hierdoor verstaat men eene smartelijke en
bloedige ceremonie of plechtigheid, een gebod, hetwelk God eertijds aan Abraham en al zijne mannelijke nakomelingen heeft
17
opgelegd, om hen van de andere volkeren te onderscheiden.
8. V. Waarom wilde Christus dat gebod nakomen ?
A. Om reeds van den beginne af te lijden en de Oude Wet te onderhouden en ons dus onderwerping aan alle wetten in te boezemen.
4. V. Wat beteekent de naam Jesus? '
A. Hij beteekent Zaligmaker en komt volmaakt aan Christus toe, vermits Hij alle menschen wil zalig maken en zich voor allen heeft ten beste gegeven.
5. V. Was die naam gemeen hij de Joden?
A. Geenszins; dock men vindt drie uitstekende mannen, die dezen hebben gedragen, te weten; Josuö of Jesus, de geleider des volks na het overlijden van Mozes, Jesus, de opperpriester ten tijde van den profeet Aggaeüs en Jesus, zoon van Si-rach, de sclirijver van het boek Ecclesias-ticus. Eu die drie mannen, ieder in hunne waardigheid, verbeeldden een der drie ambten van Jesus, die ook koning, opperpriester en profeet is.
6. V. Wat doet men, wanneer de hsilige Naam wordt uitgesproken?
A. Men buigt eerbiedig het hoofd, om Christus te erkennen voor den oppersten Heer, aan wien allo eer toekomt.
18
7. V. Wat zegt de heilige Pauhs van dien grooten naam?
A. Deze schoone woorden: God heeft Hem eenen naam gegeven, die loven alle namen is, opdat in den naam van Jesus alle knieën gelogen worden van degenen, die in den hemel, op de aarde en onder de aarde zijn.
8. V. Zs er nog een lijzondere feestdag ter eere van dien dag?
A. Ja, de H. Kerk viert nog eens dien feest-dag op den Zondag na liet Octaaf van Drie-Koningendag.
9. V. Wat moeten wij doen op Nieuwjaarsdag?
A, Het is zeer loffelijk God te bedanken voor
de bekom ene weldaden gedurende liet ge-eindigde jaar, vergiffenis te vragen over de bedrevene zonden en genade af te smeeken voor liet ingetreden jaar.
6. LES.
Drie-Koningendag.
1. V. Wanneer viert men Drie-Koningendag?
A. Dertien dagen na Kerstdag, den 6. Januari.
2. V. Wie verstaat gij door die Koningen?
A. Het waren drie vorsten of groote lieeren,
die, uitmuntend in geleerdheid, de Wijzen genoemd worden, en die Christus te Bethlehem kwamen aanbidden.
3. V. Van tv aar lew amen zij?
19
A. Uit het Oosten, waarschijnlijk uit Arabië.
4. V. Hoe leenden zij de geboorte des Zaligmakers?
A. Door een buitengewoon licht, dat in de lucht verscheen en, om zijn vorm. Ster genoemd werd.
5. V. Koe kon die ster hm het geheim der geboorte van Christus aankondigen?
A, De koningen kenden de voorzegging van den profeet Balaam, die vijftienhonderd jaren te voren gezegd had, dat dergelijke ster over het land van Jacob zou verschijnen, en, inwendig door Gods genade verlicht, begrepen zij dat dit het teeken was der komst van den Messias.
G. V. Begaven zij zich dadelijk- naar Judea?
A. Ja, zij kwamen spoedig den nieuwén Koning bezoeken.
7. V. Wat deden zij toen de ster verdween?
A. Zij gingen naar Jeruzalem bij den Koning
Herodes en vroegen hem waar de nieuwgeboren Koning der Joden was.
8. V. Wat antwoordde Herodes?
A. Deze vreemdeling, de heilige Schriftuur niet kennende, vergaderde al de opperpriesters en schriftgeleerden, om van hen te weten, waar de Messias zou geboren worden.
9. V. Welk was het antivoord van die jood-sche priesters^
A. Dat, volgens den profeet Micheas, de Messias te Bethlehem zou ter wereld komen.
10. V. Is Herodes toen den Messias gaan aanbidden ?
A. Neen; maar hij heeft de Koningen gelast het Kind op te zoeken en hem den uitslag hunner pogingen te komen mededeelen.
11. V. TFelk was het voornemen van Uerodes ?
A. Herodes was van voornemen den Me»ssias
te dooden; maar hij zeide, dat hij Hem wilde gaan aanbidden.
12. V. Welk groot geluk is den Koningen teen wedervaren!
A. Onderweg verscheen hun de ster opnieuw, ging hen vóór naar Bethlehem en bleef daar staan boven de plaats, waar het goddelijk Kind lag.
13. V. Wat deden de Koningen binnentre-dendel-
A. Voor het Kind nedergeknield, aanbaden zij het en droegen drie giften op: goud, wierook en mirre.
14. V. Wat was de heteekenis van die gif tent
A. Door het goud erkenden zij Christus als
Koning, door den wierook als God en door de mirre als Mensch.
15. V. Wat deden de Koningen na de aanbid-
.gt; ding ?
A. Door een engel vermaand zijnde, keerden
21
zij langs eeii anderen weg naar hun land terug.
16. V. Moeten wij ook somtijds den Heer giften opdragen ?
A. Het is zeer prijzenswaardig aan Christus op te dragen het goud der ware liefde, door het uitreiken van aalmoezen, den wierook, door het storten van een vurig gebed, en de mirre, door de versterving onzer hartstochten en zinnelijkheden.
7. LES.
Onze Lieve Vrouw Lichtmis.
OPDRACHT VAN CHRISTUS IN DEN TEMPEL.
1. V. Waarom wordt de tweede dag van Februari Onze lieve Vrouw Lichtmis genoemd!
A. Omdat deze feestdag, waarin Maria zoo groot deel heeft, met veel licht gevierd wordt; ook worden op dien dag waskaarsen gewijd.
2. V. Waartoe dienen de waskaarsen!'
A. Vooreerst, om in de processie van dien dag gedragen te worden tot teeken van vreugde en tot verbeelding van het geestelijk licht, dat Christus in de wereld is komen brengen; en daarna, om gedurende de onwe-ders en bij stervenden te branden.
3. V. Welke geheimen worden op dezen fetttdag gevierd?
22
A. De zuivering van Maria en de opdracht van
Christus in den tempel.
4. Waarin bestond de zuivering van Maria'?
A. Dat zij, moeder geworden, in den tempel
opdroeg het geschenk, door de arme vrouwen verschuldigd, een paar tortelduiven of twee jonge duiven.
5. quot;V. Was Maria hiertoe verplicht?
A. Maria was hiertoe geenszins verplicht, ver- ^ mits zij altijd maagd was gebleven; doch ^ uit ootmoedigheid heeft zij de wet, voor de andere vrouwen gemaakt, willen onderhouden.
6. Y. Aan loien werd Christus opgedragen? ^ A. Aan den hemelschen Vader, volgens de
wet, die gebood eiken eerstgeboren zoon ^ in den tempel op te dragen en vrij tekoopen.
7. Was Christus aan die wet onderworpen? A. Voorzeker neen; doch uit liefde tot ons,
om ons het voorbeeld te geven in deugden, voornamelijk van gehoorzaamheid,
heeft Hij dezelve willen onderhouden.
8. V. Boor wie werd hij opgedragen?
A. Door Maria en Jozef, die ook vijf sikkelen, dat wil zeggen, vijf zilveren penningen ^ betaalden.
9. V. Werd Christus in den tempel van iemand gekend?
A. Ja, eerst van een deugdzamen ouderling.
23
Simeon genaamd, die van den heiligen Geest was vermaand geworden, dat Hij niet sterven' zou vooraleer hij den Gezalfde des Heeren zag. Die man kwam in den tempel, en het goddelijk Kind in zijne armen nemende, riep hij uit: O Heer, laat nu uw dienaar in vrede gaan, want mijne oogen hellen uwen Zaligmaker gezien.
10. V. Wat zeide Simeon aan Maria!
A. Dat haar zoon tot ongeluk en tot heil van vele menschen zou dienen en dat zij zelve in de droefheid zou deelen, vermits een zwaard hare ziel doorsteken zou.
11. V. 'Van wie werd de Zaligmaker nog gekend in den tempel!
A. Van de profetes Anna, die, tot haar vier en tachtigste jaar gekomen, uit den tempel niet ging en God dag en nacht diende met vasten en bidden.
12. V. Zijn die wonderheden van den tempel geheim kunnen lijven ?
A. Neen, zij kwamen ook ter oore van Herodes, die toen zag dat hij van de Oos-tersehe koningen bedrogen was.
13. V. Wat gebood die wreede koning0!
Om met zekerheid den nieuwgeboren Koning te dooden, gebood hij, dat de kinderen van twee jaren en daaronder, niet alleen van Bethlehem, maar van alle omlig-
24
gende plaatsen, zouden gedood worden.
14. V. Hoe is Christus dan van den doodle-vrijd geworden0!
A. Een engel des Heeren verscheen aan Jozef in den slaap, zeggende: Sta op, neem het Kind en zijne moeder en vlucht naar Egypte, en blijf daar totdat ik het u zegge.
15. V. Wat deed de heilige Jozef!
A. Hij stond dienzelfden nacht op, nam het Kind en zijne Moeder en vertrok naar Egypte.
16. V. Wat leeren ons deze geheimen!
A. 1, Ootmoedig zijn gelijk Maria; 2, ons geheel aan God opdragen gelijk Jesus, en 3. spoedig gehoorzaam zijn gelijk de heilige Jozef.
Van Septuagesima en de twee volgende Zondagen.
1. V. Wat doet de heilige KerJc, te beginnen van den derden Zondag vóór de Vasten ?
A. Op den Zondag diea wij Septuagesima noemen, laat zij al hare vreugdezangen achter en trekt hare rouwkleederen aan.
2. V. Waartoe dienen die rouwteekenen ?
A. Om alle harten op te wekken tot meerdere ingetogenheid en ware boetvaardigheid.
25
3. V. Wat is dan de plicht van eiken waren Christen?
A. Dat hij zorgvuldig do middelen gebruike door cene zoo goede Moeder voorgeschreven, om zich tol den zaligen tijd van de Vasten wel voor te bereiden.
4. V. En wat nocj meer?
A. Dat hij zich kloekmoedig verwijdere van de gevaren, welke op dat tijdstip groo-ler zijn dan ooit, vermits de wereldsche vermaken en rnstverstorende leesten dan menigvuldiger worden, bijzonder op de vastenavonddagen
5. V. Heeft de II Kerk nog een middel beraamd om de geloovigen van de gevaren te bevrijden?
A. Ja, zij heeft in vele steden en dorpen, en bijna in alle kloosters, de uitmuntende oefening van het Veertig-uurs-gebed doen instellen.
6. V. Wat verstaat men door dit gebed?
A. Een plechtig gebed, dat geschiedt vóór
het H. Sacrament des Altaars, hetwelk gedurende drie dagen ter aanbidding der geloovigen wordt uitgesteld.
7. V. Is het goed gedurende die drie dagen onzen Zaligmaker te gaan aanbidden?
A. Het is zeer dienstig, en daarom verleent de H. Kerk ook een vollen aflaat op de gewone voorwaarden. 3
26
8. V. Welke gunsten moet men dan vragen?
A. Men moet bidden voor zich zeiven, om altijd van de gevaren der booze wereld bevrijd te blijven; men moet ook bidden voor alle Christenen, opdat zij den Heer mogen dienen in rust en in volmaakte lietde.
9. LES.
Van de Veertigdaagsche Vasten,
1. V. Aan wie moet de instelling van de Veertigdaagsche Vasten toegeschreven worden?
A. De instelling van deze groote vasten, die tot voorbereiding van het Paaschfeest dient en van de eerste eeuw der H. Kerk overal onderhouden is geworden, is aan de Apostelen zeiven toe te schrijven.
2. V. is er geen verschil geweest in de wijze van vasten op de verschillende tijdstippen en in de verschillende landen?
A. Ja, men bemerkt eenig verschil in het rekenen der dagen, in het toelaten der spijzen, enz.
3. V. Waaruit komt dit verschil voort?
A. Dit verschil komt hieruit voort, dat
niet Christus zelf deze vasten instelde, maar ze overliet aan de beschikking van zijne Kerk, die, naar omstandigheden, eenige veranderingen mag maken.
V. Waarom is het getal van veertig dagen gekozen?
Om beter den Zaligmaker na te volgen, die ook veertig dagen vastte vóór hij zijne prediking begon.
V. Kent gij nog voorbeelden van eene Veertigdaagsche Vasten ?
Ja ; Mozes beeft ook veertig dagen en veertig nachten zonder spijs o( drank doorgebracht voordat hij de steenen tafels der wel ontving; en na ze verbrijzeld le hebben, moest 1'ij een tweeden keer die vasten onderhouden voordat God de Wet op de nieuwe steenen tafelen schreef. De profeet Elias vastte ook veertig dagen lang in de woestijn en bekwam toen het geluk van den Heer te zien. V. Waartoe dient onze Vasten? De H. Kerk legt er ons de voordeelen van uit in de Prefatie der Mis, zeggende: 0.Heer, door de lichamelijke vasten beteugelt Gij de kwade genegenheden, verheft Gij onze zielen en verleent Gij ons deugden en verdiensten. quot;V. Welk zijn onze plichten gedurende de Vasten?
Zoo stipt mogelijk de wet van boetple-ging le onderhouden en le leven, volgens den wensch der H. Kerk, ia meerdere ingetogenheid, in gebed en in het oefenen van goede werken.
28
8. V. Mogen clan de geloovigm, die de wet niet geheel kunnen onderhouden, alles daarlaten?
A. Voorzeker niet; indien zij uit zwakheid meermalen op den dag mogen eten, zijn zij daarom niet ontslagen van het vleesch te derven.
9. V. h hel somtijds geoorloofd vleesch te eten gedurende de Vasten?
A. Dit hangt af van do Bisschoppen, die, elk in hun bisdom, volgens de noodwendigheden, hierover oordeelen en gewoon zijn jaarlijks eenige dispensation of verzachtingen af te kondigen.
10. V. Wat moeten zij doen, die niet verplicht zijn te vasten?
A. Het betaamt dat zij ten minste volgens den geest van boetvaardigheid leven, dat zij het lijden van Christus overdenken, meer bidden dan naar gewoonte en aalmoezen geven.
11. V. Waartoe worden de geloovigm opgewekt met het begin der Vasten?
A. Tot eene rechtzinnige biecht hunner zonden, om met meer vrucht de Vasten door te brengen.
29
10. LES.
Van den Asch-woensdag.
V. Waarom wordt de eerste dag van de groote Vaslen Asch-woensdag genoemd? Omdat op dien dag ascli gestrooid wordt op de hoofden of voorhoofden der geloovigen. V. Welk is de oorsprong van deze plechtigheid ?
Deze plechtigheid is liet overblijfsel van een oud gebruik, volgens hetwelk de zondaars aan den ingang der kerk in de aseh knielden en tot vernedering en boelple-ging als met asch overdekt waren. V. Waartoe dient heden deze plechtigheid? Om ons lot ootmoedigheid en tol de overdenking van den dood, en hierdoor lot vurigheid in den dienst van God, op le wekken.
V. Wie wijdt en strooit de asch? De overste van elke kerk ; de Paus van Rome in zijn pauselijke kapel, de Bisschop in zijne hoofdkerk en de pastoor in zijne parochiekerk.
V. Welke woorden spreekt de priester hij het strooien der asch?
Gedenk, o mensch, dat gij stof zijl, en lol stof zult wederkeeren.
30
6. V. Met welke gevoelens moeten icy de asch ontvangen ?
A. Met ware ooimoedigheid, in den geest van boetvaardigheid, en met eene vurige begeerte om de Vasten wel door te brengen.
11. LES.
Tan den Passiezondag.
1. V. Wat verstaat gij door Passiezondag?
A. Den vijfden zondag van de Vasten, veertien dagen vóór Paschen.
2. V. Waaromwordt die zondag zoo genoemd?
A. Omdat de H. Kerk van dien dag af
bijzonder met het lijden van Christus bezig is.
3. V. Waarom worden alsdan de kruisbeelden gedekt?
A. Tot teeken van rouw, en ook tot aandenken, dat Christus op het einde van zijn leven zich als verborgen hield.
i. V. Maar waarom dekt men ook de beelden der IIeilgt;;;quot;n?
A. Om ons op te wekken tot ingetogenheid en boetplegingen.
5. V. h er op dezen zondag en op de volgende dagen iets bijzonders in de kerkelijke diensten ?
A. Ja; in de H. Mis wordt de psalm Judica achtergelaten, gelijk in de Mis voor de overledenen, en ook de lofzang Gloria Pairi.
31
6. V. Waarom geschiedt dit?
A. Om in ons nog meer den geest van boetvaardigheid op te wekken.
7. V. Wordt er ook iels achtergelaten in de kerkelijke Getijden?
A. Men laat er de gewone aanroeping der Heiligen in achter.
8. V. En waarom?
A. Opdat wij ons met onze gedachten en onze gevoelens enkel en alleen met Christus zouden bezighouden, Hem des te vuriger beminnen en aanroepen.
12. LES.
Van den Palmzondag.
1. V. Wat is er eigen aan denzondag vóór Paschen?
A. Dat men vóór de Hoogmis palmtakken wydt en eene plechtige processie doet, waarvan deze dag ook zijn naam van Palmzondag ontleend heelt.
2. V. Totwelkeindewordt dieprocessie gedaan?
A. Ter gedachtenis van de zegepralende intrede
van Christus in Jerusalem, vijf dagen vóór z\jn dood.
3. V. Hoe deed de Beer deze intrede?
A. Gelijk de profeten het voorzegd hadden, was hij gezeten, in alle ootmoedigheid, op een ezelin, en later op een jongen ezel.
33
4. V. Wat deed toen het volk?
A. Het volk dat vooruitging, spreidde zijne kleederen op den grond, rukte lakken van de boomen om de aarde te bedekken, en eene overgroote menigte, die hem vergezelde, riep: Hosanna, dat is: lang leve de Zoon van David; gezegend hij, die komt in den naam des JJeeren. En de kinderen herhaalden deze vreugdekreten.
5. V. Wat beteekende deze intrede?
A. Dat de Heer door zijn dood zou zegepralen over onze vijanden,den duivel, de werelden het vleeseh, en ons de« hemel zou openen.
6. V. Waarom blijft de processie in het terug-keeren aan den ingang van de kerk of van het koor stilstaan, en waarom klopt men driemaal met het kruis aan de deur voordat zij opengedaan 'wordt?
A. Dit ook geschiedt tot eene geestelijke be-teekenis; hierdoor wil men (e kennen geven, dat de hemel te dien tijde gesloten was en alleen door het kruis en lijden van Christus zou geopend worden.
7. V. Hoedanig moeten onze gevoelens zijn op dezen dag?
A. Wij moeten deelnemen in de zegepraal des Heeren en Hemsmeeken, dat Hij ons gelieve te helpen in al ons strijden tegen de vijanden onzer ziel, opdat wij eens met Hem mogen zegepralen in den hemel.
33
8. V. Waartoe dienen later die palmtakken? A. Men bewaart ze eerbiedig in de huizen,
om door die gewijde voorwerpen van allerlei ongeluk bevrijd te worden.
9. V. Beeft de 11. Mis op dezen dag ook iets bijzonders?,
A. Ja, men zingt er het verhaal van het lijden des Zaligmakers, gelijk het beschreven staat bij den H. Mattheus.
10. V. Wat geschiedt er omtrent het einde van dit verhaal?
A. Als men aan den dood van Christus gekomen is, buigen allen de knieën en bidden in stilte.
11. V. Welk gebed kan men alsdan doen? A. Men kan den Heer vragen, dat Hij ons
aan zijne oneindige verdiensten deelachtig make en dat wij zijne voetstappen mogen drukken.
13. LES.
Van de Goede Week.
1. V. Waarom noemt men de week vóór
Paschen de Goede Week ?
A. Omdat zij inderdaad voor ons goed is geweest, vermits Christus in den loop daarvan voor ons is gestorven.
3i
2. V. ZTbe noemt men deze week nog ?
A. De Heilige Week en de Groote Week.
3. V. Waarom is zij heilig?
A. Omdat Christus haar door zijn bitter lyden heeft geheiligd en wij ook heilig moeten leven.
4. V. In welken zin man zij qroot genoemd worden?
A, Niet, zegt de H. Chrysostomus, omdat zij uit meerdere of langere dagen bestaat, maar omdat er zulke groote zaken in verricht zijn, te weten, het vernietigen van de macht der duivelen en het afkoopen van het menschdom.
5. V. Wat geschiedde er des woensdags?
A. Op dien dag werd Christus door zijn Apostel Judas voor dertig zilverlingen aan de joodsche opperpriesters verkocht.
6. V. Boe verviel Judas tot zulk eene groote boosheid ?
A. Enkel door gierigheid, in welke ondeugd hij dagelijks meer en meer toenam.
7. V. Welken naam geeft men aan het officie, hetwelk des woensdags en de twee volgende dagen, des namiddags, gezongen wordt?
A. Den naam van Donkere Metten.
8. V. Om welke reden worden die Metten zoo genoemd ?
A, Omdat zij eertijds in den nacht gezongen werden en met weinig licht, bijzonder op het einde.
35
9. V. Wat beteekent het uitdooven der veertien kaarsen, die op den driehoekigen kandelaar in hel begin ontstoken worden?
A. Dit beteekent, dat het geloof der Apostelen, gedurende het lijden van Christus, aanhoudend verzwakte.
10. V. En wat beteekent de vijftiende kaars, die achter hel altaar verborgen en later weder op den kandelaar geplaatst wordt?
A. Zij beteekent Christus, die na zijne begrafenis glorierijk is verrezen.
dl. V. Waarom worden ook de kaarsen op het altaar uitgedoofd ?
A. Om daardoor de verblindheid der Joden aan te duiden.
12. V. Met welk inzicht klopt men, na den dienst, op de banken?
'A. Om door dit gerucht aan de aardbeving en het scheuren der rotsen bij het overlijden des Heeren te herinneren.
14. LES.
1. V. Waarom noemen wy den donderdag vóór Paschen Witten Donderdag?
A. Omdat de goddelijke dienst dan met witte altaarkleederen gedaan wordt, terwijl alles in deze week in rouwkleederen geschiedt.
36
2. V. Om welke reden worden die witte kleederen gebruikt'?
A Omdat men de instelling viert van het H. Sacrament des Altaars in het laatst Avondmaal.
3. V. Wat geschiedt er na het eindigen der H. Mis'}
A. De priester, die twee Hostiën heeft geconsacreerd, legt er eene van in den kelk en draagt die met veel plechtigheid naar een afzonderlijk en versierd altaar, hetwelk wij het Heilig Graf noemen.
4. V. Wat moeien wij doen bij het bezoeken van het Heilig Graf?
A. Vurig bidden om Jesus te bedanken voor die onschatbare gaaf van zijnH. Vleesch en Bloed, hetwelk Hij, tot onderpand zijner liefde en tot spijze onzer zielen, ons op dien dag, waarop Hij het H. Sacrament des Altaars instelde, heefl nagelaten. Ook is het zeer doelmatig zich den gestorven Zaligmaker, in het graf nedergelegd, voor le stellen en Hem te smeeken, ons;door zijn lijden en dood aan do heerlijkheid zijner verrijzenis deelachtig te maken.
5. V. Maar waarom bezoekt men de heilige
graven in verscheidene kerken?raven in verscheidene kerken?
m dit met vrucht te doen, is hert. zeer doelmatig zich voor te stellen, dat men hierdoor wil eeren de smartelijke reizen van onzen Heer, toen hij van Caïphas naar
Pilafus en later naar Herodes en nog eens naar Pilatus geleiil werd.
6. V. Wal geschiedt er op dien dag in de hoofdkerken ?
A. De Bisschop, bijgestaan door twaalf priesters, zeven diakens en zeven subdiakens, wijdt de heilige Oliën gedurende de heilige offerande, met de aliergrootste plechtigheid.
7. V. Welke zijn die heilige Olim?
A. Ten eerste, de Olie der zieken, die gebruikt wordt in het bedienen van het H. Oliesel en in het wijden der klokken ; ten tweede, het heilig Chrisma, hetwelk de priesters gebruiken na het Doopsel en de Bisschoppen in het bedienen van het Vormsel en in het wijden der kerken en heilige vaten, enz ; ten derde, de Olie der Catechumeni, waarmede de doopelingen op de borst en tusschen de schouders gezalfd worden, voordat zij. tot de vont naderen, en waarmede ook de handen der priesters in hunne wijding worden gezalfd
8. V. Waarom worden al de altaren van hunne kandelaren en andere versierselen ontbloot?
A. lo. ïot teeken van droefheid 2o. Om te verbeelden, dat de krijgsknechten de fi kleederen van Christus onder elkander verdeeld hebben.
i
38
9. V. Waarom luidt men de klokken niet gedurende drie dagen?
A. Om alle menschen op te wekken, om deel te nemen in de droefheid der H. Kerk.
10. V. Welke plechtigheid heeft er na den middag plaats?
A. De Bisschoppen in hunne hoofdkerken, en de pastoors in sommige parochiekerken, wasschen de voelen van twaalf arme menschen.
11. V. Wat beteekent die plechtigheid?
A, Zij duidt de diepe ootmoedigheid van den goddelijken Zaligmaker aan, die, op den vooravond van zijn dood, de voeten zijner Apostelen en zelfs van Judas heeft gewasschen.
15. LES.
Van den Goeden Vrijdag.
h .
1. V. Boe begint de goddelijke dienst op Goeden Vrijdag?
A. De priester en zijne medehelpers werpen zich voor het altaar plat ter aarde, om ootmoedig voor zich zeiven en voor het volk te bidden.
2. V. Wat geschiedt er daarna?
A. Men zingt dan het verhaal van het lijden van Christus, opgesteld door den H.
39
Joannes, waarna de priester bidt voor alle menschen, ook voor de ketters en de scheurmakers, de Joden en de heidenen.
V Worden dergelijke gebeden niet dagelijks gedaan in de H. Kerk?
Geenszins, het is alleen op dezen grooteu dag van barmhartigheid, dat zij piaats hebben.
V. Wat volgt achter die plechtige gebeden? De priester neemt het kruisbeeld, dat sedert Passiezondag gedekt is gebleven, en ontdekt liet gedeeltelijk, zingende: Ziehier het hout des kruises, waaraan de zaligheid der wereld heeft gehangen; waarop alle omstanders antwoorden: Komt, laat ons hel aanbidden. Dan ontdekt de priester een grooter deel en zingt hetzelfde; eindelijk ontdekt hij het geheel met dezelfde woorden. V. Aanbidden wij dan het hout? Volstrekt niet; maar wij aanbidden Christus, die daardoor afgebeeld wordt. V. Wat geschiedt er verder? De geestelijkheid gaat naar de plaats, waar het H. Sacrament sedert denvori-gen dag bewaard wordt, en brengt de H. Hostie, proces-iesgewijs, naar het. hoogaltaar. De priester zingt de Pater Nosler en een ander gebed, heft de H. Hosüe op ter aanbidding, nuttigt haar
40
en gaat daarna naar de sacristie,
7. V. Is er dan geen Mis?
A. Noen, op Goeden Vrijdag wordt de heilige OfTurande niet opgedragen, maar men noemt die Communie de Mis der reeds geconsacreerde
8. V. Wal moeten de geloovigen op dezen dag doen?
A. De smarten en den dood van hunnen goddelijken Zaligmaker overdenken, zooveel mogelijk de kerkelijke plechtigheden bijwonen, en door verstervingen en gebeden trachten deelachtig te worden aan de verdiensten van Jesus Christus.
1. V. Wat beteekent het nieuwe vuur, hei-welk op Paaschavond gewijd icordl?
A. Dit beteekent Christus die verrijst.
2. V. Welk gezang volgt daarop?
A. Het blijde gezang Exultet waarin de verrijzenis van Christus aangekondigd wordt.
3. V. Wat wordt er onder dit gezang gewijd?
A. De Paaschkaars, waardoor Christus wordt
aangeduid en welke daarom in alle diensten ontstoken wordt tot aan den feestdag der Hemelvaart.
41
4. V. Wal beteekenen de vijf nagels, die in de Paaschkaars gesloken worden?
A. De nagels, die van wierook zijn, beteekenen de balseming van het lichaam van Christus; door hun vorm echter beteekenen zij de nagels, die de handen e» voelen des Zaligmakers hebben doorboord, en de lans, die zijne zijde geopend heeft.
5. V. Welke gebeden volgen dan?
A. Twaalf profetieën of uittreksels uit bet oude Testament, die lot onderrichting der doopelingen dienen moeten.
6. V. Wal zijn die doopelingen?
A. Het zijn menschen, die, na tot de jaren van verstand gekomen te zijn, gedoopt worden. Eertijds werden deze alleen op Paaschavond en den avond vóór Pinksteren gedoopt, tenzij de nood het anders vereischte.
7. V. Wal doel de priesler na het lezen der profetieën?
A. Hij wijdt de doopvont, dal is hel water, waarmede het doopsel tot Pinksteren toegediend wordt.
8. V. Waarom wordt dit water zoo plechtig gewijd?
A. Om de wonderbare uitwerkselen van het doopsel beter aan te duiden.
t). V, Wal volgt achter de Vontwijding?
A. Men zingt de litanie van alle Heiligen,
42
vv om hunne hulp tot het zalig vieren van
het Paaschfeest af te smeeken.
10. V. Wal doet inlusschen de priester?
A. Hij werpt zich plat ter aarde tot omtrent het einde der litanie, om aldus met meer i ootmoed en vurigheid te bidden.
11. V. Welke Mis volgt dan?
A, De blijde Mis van Paschen, die eertijds laat in den avond geschiedde.
12. V. Is er iets bijzonders in die Mis?
A. In die Mis worden de Vespers gezongen, die zeer kort zijn, wijl de diensten, welke buitengewoon lang zijn, tot in het begin van den nacht duurden.
;lt;!' 17. LES.
' Van het Hoogfeest van Paschen,
1. V. Waarom is het Hoogfeest van Paschen de grootste aller Feestdagen?
A. Omdat op dien dag Christus heerlijk ver-' rezen is, waardoor Hij ons geloof versterkt en ons niet de hoop der onsterfelijkheid vervuld heeft.
2. V. Is Christus aan iemand verschenen? A* Volgens de kerkelijke overlevering ver-' iOi' scheen •Hij eerst aan zijne H. Moeder;
de H. Schriftuur spreekt bovendien van v tien verschijningen, waarvan er vijf o it: den dag der Verrijzenis plaats hadden.
43
V. Welke zijn die vijf verscnyningen? De eersle aan Maria Magdalena, die nabij liet graf bleef weenen; de tweede aan eenige godvruchtige vrouwen ; de derde aan den H. Petrus; de vierde aan twee discipelen die, het gewoel der stad vluchtende, naar het dorp Emmaus gingen; de vijfde aan tien Apostelen, die des avonds te zamen te Jeruzalem bleven. V. Wat deed de Heer in deze vijfde verschijning?
Na zijne Apostelen vertroost te hebben, stelde Hij het H. Sacrament der Biecht in. V. Wat beleekenl het woord Alleluja, hetwelk in de Paaschdagen aanhoudend wordt gezongen?
Alleluja is een Hebreeuwsch woord, be-teekenende: Looft en dankt den Heer. V. Hadden de Joden ook een Paasch feest? Ja, en het was voor hen een zeergroots dag, op Gods bevel ingesteld ter gedachtenis van de verlossing uit Egypte. V. Wat moeten wij doen op deze blijde dagen?
Dikwijls in ons hart het Alleluja herhalen en met Christus in de volmaaktste heiligheid leven.
3. A.
4.
A.
A.
6. A.
A.
44
18. LES.
Van den H. Itarcusdag.
1. V. Wat doet de H Kerk op den feestdag van den H Evangelist Marcus!
A. Zij houdt eene algemecne processie, gedurende welke zij openbare gebeden zingt, om de geesels af te weren en den zegen over de vrucaten der aarde af te smeeken.
2. V. Wanneer is deze godvruchtige oefening begonnen!
A. Ten tijde van den H. Paus Gregorius den Groote werd zij algemeen, maar zij was reeds eenigszins in do voorgaande tijden in gebruik.
3. V. Bij welke gelegenheden werd zij algemeen?
A. Ter gelegenheid van een zware pest, die toen te Rome heerschte en door welke de voorzaat van den H. Paus gestor; ven was.
4. V. Wat gebood de II. Gregorius?
A. Dat alle inwoners der slad, verdeeld volgens slaat en roep, drie dagen lang den hemel geweld zouden aandoen, om het ophouden der pest te bekomen.
5. V. Welk was de uilslag van al diegebeden?
A. Den eersten dag stierven er nog tachtig
menschen op één uur tijds; doch toen de
45
gebeden verdubbeld waren, hield de pest,' met hel eindigen van den derden dag, volkomen op.
6. V. Zijn dergeljjke boetproccssiën van overoude tijden in gebruik geweest?
A. Van de oudste tijden af'; reeds zien wij den koning David met zijn volk processie houden, om de vvraaknemende hand van den engel, die het volk vernielde, af te weren.
7. V. Welke bijzondere gebeden worden op dezen dag door de 11 Kerk den priesters opgelegd?
A. De uude gebeden, die men de Groote Litanie van alle Heiligen noemt
8. V. ]Vat beteekenl hel woord litanie?
A. Dit Grieksch woord beteekent smeekgebed.
3. V. Wie roept men in de Groote Litanie aan?
A. Eerst vraagt men barmhartigheid aan God zeiven en aan de drie goddelijke personen; vervolgens verzoekt men de H. Moeder Gods, de -heilige engelen en alle Gods lieve heiligen voor ons te bidden, en dan komt men terug lot God, om met verdubbelde pogingen den zegen af te smeeken.
d 0. V. Moet men vasten op den H. Marcvsdag?
A. Op dien dag is het vastendag tot den t iddag, doch moet men den geheelen dag vleesch derven.
46
11. V. Wal moet men op dien dag doen?
A. Bidden met de H. Kerk, len einde Gods zegen le bekomen over zich zeiven en al wal ons aangaal., maar bijzonder over den aanstaanden oogst.
19. LES.
Van de Kruisdagen.
1. V. Wat verstaat gij door de Kruisdagen?
A. De drie dagen, die de Hemelvaart van
. Christus voorafgaan.
2. V. Waarom worden zij zoo genoemd?
A. Omdat de kruisen der verschillende kerken in de boetprocessie gedragen worden.
3. V. Waarloc dient die processie?
A. Om voor onze zonden te boeten en door die vernedering barmhartigheid te bekomen, maar vooral, om zegen over den oogst te verwerven.
4. V. Waar is de processie der Kruisdagen het eerst gehouden geworden?
A. In het zuiden van Frankrijk, te Vienna.
5. V. Hoe werd zij ingesteld?
A. Zij werd ingesteld door den H. Bisschop Mamertus, die, ziende dat zijn bisdom door ontelbare rampen verwoest werd, geen ander middel van verlossing vond dan vurige en nederige gebeden tot God.
47
6. V. Maar hoe werd die processie algemeen? A. Dit gebeurde langzamerhand, nadat de
H. Mamerlus was verhoord geworden, omdat men bij ondervinding zag, dat er groote zegen kwam over alle plaatsen.
7. V. Met welke gevoelens moet men die processie bijwonen ?
A. Met ware ingetogenheid, diepe godsvrucht
en groot vertrouwen.
8 V. Waarom gaal de processie in de steden en dorpen naar verschillende bidplaatsen? A. Om door de tusschenkomsl van verscheidene heiligen hulp en troost te zoeken.
9. V. Wat zingt men in deze processie? A. De boetpsalmen en de litanie van alle
Heiligen, evenals op den H Marcusdag.
10. V. Moet men op deze drie dagen vasten? A. Men moet vasten tot den middag en
zich den geheelen dag van vleesch onthouden.
20. LES.
Tan de Hemelvaart onzes Heeren.
1. V. Welk geheim viert men veertig dagen na Paschen.
A. De glorierijke Hemelvaart van onzen Zaligmaker.
2. V. Waarom bleef Christus nog veertig dagen op aarde na zijne Verrijzenis?
A. Om dikwijls met zijne Apostelen te ver-
48
keeren, hun vele geheimen te openbaren en hen te ondeiTichleii in dies wal noo-dig was om zijne Kerk Ie besUiren.
3. V. Van waar klom Chrislus ten hemel?
A. Van den Olijfberg, diehl. bij Jeruzalem.
4. V. Wat deed de fleer onmiddellijk vóór zijne Hemelvaart?
A. Hij zond de Apostelen door de geheele wereld, om allo volkeren te onderwijzen en hen te doopen in den naam des Vaders en des Zoons en des II. Geestes; Hij beloofde allijd met hen te zijn en hun den H. Geest fe zenden.
5. V. Welk gebod gaf IJiJ aan zijne Aposteleri?
A. Om aanstonds naar Jeruzalem terug te
keeren en de stad niet te verlaten, voordat zij door de genade des hemels zouden versterkt, zijn.
6. V. Wat heeft Christus gedaan, toen Bij de aarde reeds begon te verlaten?
A. Hij heeft zijne Apostelen gezegend, waarschijnlijk met over hen het teeken des kruises te maken.
7. V. Js Christus alleen ten hemel geklommen?
A. Neen, maar Hij is ten hemel geklommen in het gezelschap dor Oudvaders en andere heiligen, die tot op dat oogen-blik in eene rustplaats gebleven waren, zonder het aanschijn Gods te zien, ver- ' mits de hemel door de zonde van Adam gesloten was. 1
49
8. V. Beeft Christus dan den hemel geopend?
A. Ja, Hij alleen kon door zijne oneindige
verdiensten ons dit geluk bekomen.
9. V. Waarom is Christus ten hemel geklommen ?
A. Om aldaar, als God en mensch, de opperste eer te genieten, en ook om ons, volgens zijne belofte, eene plaats te bereiden.
10. V. Wat geschiedde er, toen de Heer uit het gezicht der Apostelen was verdwenen?
A. De Apostelen bleven in verrukking den hemel aanschouwen. Toen verschenen er twee engelen, in rncnschengedaante, in het wit gekleed, die hen vermaanden dat die Jesus eens komen zal, gelijk zij Hem hadden zien ten hemel varen.
11. V. Wat deden de Apostelen?
A. Volgens het gebod van hunnen godde-lijken Meester gingen zij naar de stad op eene bovenzaal en bleven daar, volhardende in het gebed, met de vrouwen, met Maria en eenige discipelen.
12 V. Wordt de Hemelvaart van onzen Heer in de Kerk afgebeeld?
A. Zij wordt afgebeeld gedurende de H. Mis door het uitdooven van de Paasch-kaars, zoodra als in het zingen van het Evangelie de Hemelvaart is aangekondigd.
13 V. Wat moeten wij op dezen feestdag doen?
A. Wij moeten trachten met ons hart in
5
50
den hemel te wonen, hemelsche gedachten te voeden en te leven als burgers van den hemel.
14. V. En wat moeten wij op de volgende dagen doen?
A. Op die dagen, die genoemd worden Dagen van Verlangen, moeien wij vurig verlangen naar de komst van den H. Geest.
Van het Hoogfeest van Pinksteren.
1. V. Wanneer daalde de H. Geest over de Apostelen neder?
A. Op een zondag, tien dagen na de Hemelvaart van onzen Zaligmaker, te negen uren des morgens.
2. V. Was het dan ook feestdag bij de Joden?
A. Ja, de Joden vierden de afkondiging der
Wet van Mozes op den berg Sinaï, en eene ontelbare menigte volks, uit alle gewesten der wereld, was op dien feestdag te Jeruzalem vergaderd.
3. V. Boe heeft de H. Geest zijne tegen woordigheid bekend gemaakt?
A. Er kwam schielijk een gedruisch uit den hemel gelijk aan een sterken opkomenden wind, dat het huis vervulde, en terzelfder tijd verschenen er boven de hoof-
51
den der Apostelen vurige tongen, dat wil zeggen vlammen die de gedaante van een tong hadden.
V Wat deden de Apostelen?
Vervuld van den H. Geest, dat is van al zijne gaven, begonnen zij dadelijk in allerlei talen, die hun tot dan toe onbekend waren, de heerlijke daden Gods te verkondigen.
V. Was er dan eene groote verandering in hen ontstaan?
Eene zeer groote; want zij, die te voren nog onwetende lieden waren, konden nu alle waarheid leeren; zij, die te voren aan de wereld gehecht en beschroomd waren, spraken thans onbevreesd van niets, dan van hetgeen tot het hemelrijk behoorde.
V. Daalde de H. Geest alleen over de Apostelen?
Neen, hij kwam ook over Maria, de heilige vrouwen en de discipelen die zich tot zijne komst bereid hadden. V. Wat deed het volk?
Op het vreemde gedruisch kwamen er vele menschen tocstroomen; eenige bewonderden die genaden, anderen bespotten de Apostelen, zeggende, dat zij dronken waren.
V. Wat antwoordde de U. Petrus? De H. Petrus, die, als piius der Apostelen
52
en opperhoofd der H. Kerk, het eerste tot de Joden sprak, legde hun uit, hoe zij en hunne opperpriesters gezondigd hadden en wekte ze allen op tot boetvaardigheid.
9. V. Luisterden de Jcden?
A. Velen luisterden, geloofden in den Zaligmaker, beleden hunne zonden en werden gedoopt. Het getal beliep op den Pinksterdag tol bij de drie duizend.
10. V. Wat moeien wij doen op Pinksteren?
A. Wij moeten don H. Geest vurig bidden, opdat II ij zich gewaardige ook tot ons te komen en in ons het vuur der goddelijke liefde te ontsteken.
H. V. In welk Sacrament komt de II. Geest bijzonder in ons?
A. In het Sacrament des Vormsels.
12. V. Komt de 11 Geest ook buiten het Vormsel?
A. Zeker komt hij dikwijls, bijzonder als wij Hem aanroepen.
13. V. Wat brengt Hij in ons teweeg?
A. Hij helpt ons, om de waarheid te kennen, haar te beminnen en kloekmoedig te volbrengen.
14. V. Hoe leefden de eerste Christenen?
A- Zij hadden maar één hart en ééne ziel, zij volhardden in de onderrichting der Apostelen, in het naderen tot de H. Tafel en in de gebeden.
53
22. LES.
Van den feestdag der H. Drievuldigheid.
1. V. Welk groot geheim viert men op den zondag na Pinksteren?
A. Het geheim der H. Drievuldigheid, dat is van God den Vader, van God den Zoon en van God den H. Geest, drie goddelijke Personen, die nochtans maar één God zijn.
2. V. Tot wat einde is deze feestdag ingesteld?
A. Om aan de drie goddelijke Personen eene
bijzondere dankbaarheid te bewijzen en ons op te wekken lot de allerdiepste gevoelens van aanbidding.
3. V. Waarom wordt die feestdag dadelijk na Pinksteren gevierd?
A. Om aan te toonen, dat al de geheimen Vjin Christus, welke wij tot dan toe gevierd hebben, eigenlijk uitloopen op de epr der H. Drievuldigheül.
4. V. Wat moeten wij op dien dag doen?
A. De allerheiligste Drievuldigheid aanbidden in vereeniging met alle engelen en heiligen, die inwoners des hemels verzoekende ons hierin te helpen, vermits zij alléén, God aanschouwende, Hem waardig kunnen eeren.
5. V. Wat moeten wij nog meer doen?
A. Wij moeten door eene volmaakte liefde
54
onder elkander tracliten te verbeelden de oneindige liefde, die tusschen de drie goddelijke Personen bestaat.
23. LES,
1. V. Wat is de H. Sacramentsdag?
A. Een bijzondere feestdag, ingesteld ter eere van het H. Sacrament des Altaars.
2. V. Wanneer valt die feestdag?
A. Donderdag na het octaaf van Pinksteren.
3. V. Vieren wij dien feestdag niet op Witten Donderdag?
A. Op Witten Donderdag vieren wij in de II. Mis de instelling van het aanbiddelijk Sacrament; maar de Kerk houdt zich te dien tijde geheel bezig met het overwegen van het lijden van Christus, en daaron^ heeft zij nog een bijzonderen dag ingesteld.
4. V. Wie heeft deze plechtigheid ingesteld?
A. Paus Urbanus IV heeft haar, in het
jaar 1264, aan geheel het Christendom voorgeschreven.
5. V. Was zij reeds in gebruik?
JL. Dezelfde Paus had, toen hij nog aartsdiaken van Luik was, deze plechtigheid voor het bisdom van Luik bekomen. Tot
55
het verzoeken dezer instelling was hij opgewekt geworden door de veropenbaringen en smeekingen der H. Juliana, kloosterzuster van het hospitaal van den Cornelisberg, bij Luik.
6. V. Wat heeft deze feestdag aan zich eigen?
A. Eene plechtige processie, die op vele
plaatsen op den zondag onder het octaaf gedaan wordt.
7. V. Waartoe dient deze processie?
A. Zij dient ten eerste tot eene openbare belijdenis van ons geloof; ten tweede tol het herstellen der oneer, die Christus in zijn Sacrament van liefde wordt aangedaan; ten derde tot het bekomen van den hemelschen zegen over alle plaatsen, waar het H. Sacrament wordt gedragen en over dezer inwoners.
8. V. Hoe moet men die processie bijwonen?
A. Met een levendig geloof, denkende dat
wij den Heer vergezellen, gelijk de Apostelen en de heilige vrouwen deden toen Hij tijdens zijn sterfelijk leven in Judea verkeerde.
9. y. En hoe nog?
A. In alle zedigheid, met neergeslagen oogen, met een rouwmoedig hart over al de heiligschennissen en met een innerlijk vertrouwen op de barmhartigheid des Heeren, zijn zegen vurig af-smeekende.
56
10. V. Is het loffelijk den weg der processie te versieren?
A. Dit is zeer loffelijk; alle versierselen zijn een bewijs van geloof, van hoop en van liefde. Ook is de eerbied voor het hoogwaardig Sacrament een rijke bron van allerlei zegeningen.
11. V. Worden er somtijds mindere pro-cessiën gedaan?
A. Ja, eiken keer dat de H. Teerspijs tot de zieken gedragen wordt, is het als eene processie, en daarom moet dit ook altijd met een zeer grooten eerbied geschieden.
12. V. Moet de kamer van den zieke ook voorden versierd?
A. Die kamer moet, zoo goed mogelijk, , ten minste met eene wel bedekte tafel, een kruisbeeld, twee brandende kaarsen en wijwater versierd worden.
13. V. Welk gebed moet men doen, als men het Sacrament tot het huis van een zieke ziet dragen?
A. Dit drievoudig gebed: lo. ik aanbid mijnen p Heer uit geheel mijn hart; 2o. ik ver-zoek Hem den zieke alle geluk te ver-leenen; 3o. ik vraag voor mij zeiven de genade van niet te sterven zonder het ontvangen der HH. Sacramenten.
57
1. V. Wanneer viert men den feestdag van hel H. Hart van Je sus?
A. Des vrijdags na het octaaf van het H. Sacrament, omdat dit feest ais een bijvoegsel is van het octaaf.
2. V. Wat vereert men op dezen dag?
A. Men vereert het natuurlijk Hart van den Zaligmaker, vereenigd met de Godheid.
3. V. Zou men gelijktijdig de handen en voeten van Christus mogen eer en?
A. Zeker; men mag al de ledematen van Christus eeren, vermits zij allen met de Godheid vereenigd zijn.
4. V. Maar waarom eert de B. Kerk bijzonder het Hart.
A. De H. Kerk eert bijzonder het Hart van Jesus, omdat het beschouwd wordt als de zetel der liefde, zoodat zij hier vooral beoogt de onmeetbare liefde van Jesus.
5. V. Waarom is deze feestdag ingesteld?
A. Om de godvruchtige Christenen tot nog
meerdere vurigheid in het beminnen van Jesus op te wekken, volgens hetgeen de Heer zelf vroeg aan de zalige Maria Margaretha, kloosterzuster der Visitatie,
58
6. V. Wat moeten wij op dezen dag doen?
A. Wij moeten den goddelijken Meester bedanken voor al zijne liefde jegens ons en Hem ons hart geheel en ai opofferen.
7. V. Wordt het U. Ilart van Jesus maar eens 'sjaars geëerd?
A. Het wordt alle eerste vrijdagen van de maand bijzonder gevierd.
25. LES.
Van de zondagen na Pinksteren;
1. V. Hoeveel zondagen zijn er tusschen Pinksteren en den Advent?
A. Ten minste 23 en ten hoogste 28, naar gelang het hoogfeest van Paschen vroeger of later is gevierd geworden.
2. V. Hoe mag men dien lijd beschouwen?
A. Als een tijd van rust en van heilig leven,
voortvloeiende uit de verdiensten van Christus en de overvloedige genaden van den H. Geest.
3. V. Wat doet de H. Kerk gedurende dien tijd?
A. In het Evangelie van eiken zondag stelt zij ons het openbaar leven van Christus, zijne leering en zijne mirakelen voor oogen.
59
4. V. Waarom handell de H. Kerk aldus?
A. Om ons allen meer en meer Christus te
doen kennen en ons lot dankbaarheid en navolging op le wekken.
5. V. Wal moeien wij op die zondagen doen?
A. Wij moeten trachten het Evangelie, dat voorgelezen wordt, wel te verstaan en ons leven naar zulke zalige lessen te schikken.
26. LES.
DE VINDING; DE VERHEFFING.
1. V. Eert men ook in de Kerk het hout des kruises, waarop onze Zaligmaker is gestorven?
A. Ja, men bewijst groote hulde aan dit hout, omdat het door het dierbaar bloed van Christus is besproeid geweest.
2. ! V. Aan wie wordt eigenlijk die hulde , bewezen?
A. Die hulde wordt aan Christus bewezen, vermits wij het hout slechts eeren in .. zoover het door den Zaligmaker is ge-geheiligd.
3.' * V. Vieren wij een feestdag ter eere
van het H. Kruis?
Ai Niet één,-maar {wee feestdagen, te we-
60
ten: de Vinding en de Verheffing van het H. Kruis.
4. V. Waar werd het Kruis gevonden?
A. Dicht bij het graf van Christus, op den Calvarieberg, waar het met de kruisen der twee moordenaars was begraven geworden.
5. V. Hoe vond men het Kruis?
A. De H. Helena, moeder van keizer Constantinus, gedreven door gevoelens van eerbied voor al de reliquieën des lijdens, deed het Kruis opzoeken, en het gelukte haar het te ontdekken, in het jaar 326.
6. V. Boe kon men het Kruis van Christus van de twee andere kruisen onderscheiden?
A. Dit kon enkel door de verklaring van God zeiven geschieden; ook bad men vurig om een teeken van onderscheid te bekomen.
7. V. Reeft men het bekomen?
A. Ja, de H. Macarius, bisschop van Jeruzalem, bekwam het. Eene vrouw was gevaarlijk ziek en reeds op het punt van te sterven; de bisschop deed een der kruisen ter genezing op haar leggen, doch niets veranderde in haren staat; hij deed zulks met het tweede, ook dit bleef zonder uitwerksel; maar nauwelijks had het derde kruis de zieke geraakt, of eensklaps kreeg zij hare vorige gezondheid weder/
61
8. V. Wat deed toen de II. Ilelena?
A. Zij deelde het onwaardeerbare kruis in drie deelen, zond eon deel aan haren zoon naar Constanlinopel, een tweede naar Rome en het derde deed zij bewaren in eene prachtige kerk te Jeruzalem.
9. V. Worden er nu andere gedeelten in de kerken vereerd?
A. Reeds van de vijfde eeuw waren er in ontelbare plaatsen.
10. V. Wanneer viert men den feestdag van de 11 Kruisvinding?
A. Deze wordt alle jaren den 3 Mei gevierd.
11. V. En wanneer valt de H. Kruisverheffing?
A. Den 14. September.
12. V. Waarom, noemt men dezen tweeden feestdag de Verheffing?
A. Omdat alsdan gevierd wordt de gedachtenis van den blijden dag, waarop het derde deel van het H. Kruis, hetwelk te Jeruzalem was gebleven, plechtig in de stad werd teruggebracht.
13. V. Was dit deel daar niet altijd gebleven!
A. Neen, de koning van Perzië had, na
Jeruzalem vermeesterd te hebben, die kostbare reliquie naar zijn land medegevoerd; doch daarna overwonnen en door vele wederwaardigheden gedwongen zijnde, maakte hij in 't jaar 628 vrede, en gaf de allerheiligste reliquie
6
62
terug, veertien jaren nadat hij haar genomen had.
14. V. Boe werd die reliquie toen ontvangen? A. Met diepen eerbied en groote vreugde.
Keizer Heraclius legde zijne keizerlijke kleederen af en droeg de'reliquiekas met de diepste ootmoedigheid.
15. V. Met welke gevoelens moet men deze feestdagen vieren?
A. Met eene levendige dankbaarheid jegens den Heer, die door zijn Kruis de wereld verlost heeft.
63
FEESTDAGEN DER HEILIGEN.
O. L. Vrouw Onbevlekte Ontvangenis.
1. V. Welken feestdag viert de H. Kerk den 8. December?
A. De Onbevlekle Ontvangenis van Maria, dat wil zeggen, hare schepping en bevrijding van de erfzonde.
2. V. Heeft Maria de erfzonde niet gehad?
A. Neen, zij is altijd in de genade gebleven
en immer het kind van God geweest.
3. V. Welke heiligen hebben ditzelfde voorrecht genoten?
A. Niemand; want wij zijn allen, gelijk de Apostel zegt, kinderen van gramschap.
i. V. /s die bevrijding een groot geluk geweest voor Maria.
A. Een allergrootst geluk, vermits zij, bevrijd zijnde van de eHzonde, ook is bevrijd gebleven van de wonden der ziel, welke de gevolgen van die zonde zijn.
5. V. Wdke zijn die wonden?
A. De vier volgende: de verblindheid in het verstand, de boosheid in den wil, dc zwakheid in liet wederstaan aan de
moeiclijklieden en He begeerlijkheid tot hetgeen ongeoorloofd is.
6. V. Zijn die toonden ook niet genezen in het Doopsel?
A. In het doopsel wordt vergeven al wat zonde is, doch die wonden blijven ons bij.
7. V. Worden dan die wonden lot zonde aangerekend?
A. Geenszins, maar zij zijn toch groote beletselen op den weg der deugd.
8. V. Js Maria in hare schepping alleen bevrijd gebleven van het kwaad?
A. Zij is niet alleen bevrijd gebleven van alle kwaad, maar God heeft haar oolc versierd met alle deugden en genaden, die baar zouden bereiden tot de uitmuntende waardigheid van Moeder Gods.
9. V. Wat moeien wij op dien dag ter eere van Maria doen ?
A,: Haar gelukwenschen, ons verheugen over hare voorrechten en trachten, gelijk zij, voortaan onbevlekt te leven.
2. LKS.
Feestdag van den H, Jozef.
PATflOON VAN NEDER!,AMD.
1. V, Hoeveel feestdagen viert men ter eere van den U. Jozef (
A. Twee, te weten: den 19. Maart, den
f
V ♦
65
feestdag zijner deugden en verhevenheden, en den derden zondag na Paschen, den feestdag zijner goedheid jegens ons en zijner weldaden: dezen dag noemt men de bescherming.
2. V. Wie was de H. Jozef?
A. De Bruidegom van Maria en de Voedstervader van Jesus.
3. V. Hoe leefde hij op aarde?
A. In de grootste eenvoudigheid en ootmoedigheid, als onbekend aan de menschen, maar vol deugden en verdiensten in Gods oogen.
4. V. Welke was zijn levensstaat?
A. Hij was een ambachtsman, gelijk wij in het Evangelie lezen, en volgens de oude schrijvers, een timmerman.
5. V. Weten wij vele omstandigheden van het leven van den H. Jozef?
A. Wij weten niet veel van dit heilig leven. Wij lezen, dat een engel hem waarschuwde, dat Maria Moeder zou zijn van den Messias en dat hij hel kind Jesus zou noemen. Wij lezen verder, dat een engel hem gebood naar Kgypte te vluchten en dat hij hem later gebood terug te keeren. Eindelijk lezen wij, dat de H. Jozef, met den twaalfjarigen Zaligmaker en Maria, het Paaschfeest ging vieren te Jeruzalem, aldaar het kind verloor, het naarstig en vol droefheid
I
G6
zodr cn eindelijk den derden dag in den lom pel wedervond. 6. V Wannrer stierf de tl. Jozef f A De lijd is onbekend; doch volgens de godvnielilige overlevering, is hij gestorven, loen Christus zijne prediking zou beginnen.
7. V. Hoe stierf hij? ' A. Dit is ^ok onbekend, maar volgens dezelfde overlevering, stiet I hij in het bijzijn van Jesus en Maria, en hierom wordt
hij aangeroepen als patroon van een goeden dood,
8. V. Is de II. Jozel ook de patroon van hel yodvruchtig leven?
A. Ja, de H. Jozef wordt, sedert lang door ^
godvrtichlige mcnschen als bijzondere patroon geëer.l.
9. \. Welk is hel vermogen van den II Jozef in den hemel?
A. Eene lange ondervinding leert, dat de 11. Jozef alles in den hemel bekomt.
10. V. li moeten wij aan den 11. Jozef belijden 'l
A. Eene groolc eer, vennils hij zoo verheven is; een groot vertrouwen, dewijl hij zoo machtig en zoo goed is; eindelijk eene kinlerliki navolging, vermits hij onze ware vuder is.
C7
O. L. V. Boodschap.
l; V. Welken /ecsldag viert mm den 25. Maart'!
A. Da Boodschap van den Engel aan Maria en de Mens( Invording van God den Zoon. 2. V. Waar geschiedde de, Menschwording f A. Te Nazareth, een stadje van Gulilea, in
3 V. Hoe geschiedde deze?
A. De engel Gabriël werd van God tot Maria ^e'.onden, en in hare kamer tredende, zeide hij: Wees gegroet, gij, vol van genade, de Heer is mei u, gezegend zijl gij onder de vrouwen. En toen hij zag dal Maria ontstelde, zeide hij haar, dal zij de Moeder van den Messias zoude zijn.
4. V. Wal antwoordde Maria 'l A. Zij zeide aan den Ensrel, dat zij in vol-
komene zuiverheid leefde en daarin zou volharden.
5. V. Wal zeide de B. Gahriël op deze * woorden?
A. Dal zij inderdaad Maagd zou blijven en terzelfder lijd Moeder zijn.
6. V. Hoe sprak Maria nu?
il
A. Vol verrukking en ooi moedigheid zeide zij: Zie de dienstmaagd des Heer en, mij geschiede naar uw woord.
dj*
68
7 V. Welke gevoelens moeten ons op dien feestdag bezielen.
A. Gevoelens van dankbaarheid jegens God voor het groote geheim der Menschwor-ding, hetwelk op dien dag is gewrocht, toen het Woord is Vleesch geworden en onder ons is komen wonen; gevoelens van eerbied voor Maria, die op dat oogen-blik wezenlijk en waarachtig Moeder van God geworden is; gevoelens van vernedering van ons zeiven bij het zien der vernedering van den Zoon Gods met de menschelijke natuur aan te nemen, en van Maria met zich, in weerwil van hare verhevene waardigheid van Moeder Gods, de dienstmaagd des Heeren te noemen.
4. LES.
Feestdag van den H. Joannes den Dooper.
1. V. Welke feestdagen viert men ter eere van den H. Joannes den Dooper?
A. Den 24, Juni viert men den alouden feestdag zijner geboorte, en later, 29. Augustus, viert men zijne onthoofding.
2. V. Wie zijn de ouders van den H. Joannes geweest?
A. Zacharias en Elisabeth, twee Israëlieten, die onberispelijk wandelden in al de geboden en bevelen des Heeren.
3. V. Boe werd aan Zacharias aangekondigd dat hij een zoon zou hebben?
A. Die heilige man, een joodsche priester, spreidde op zekeren dag, volgens zijne beurt, den wierook op het gouden altaar; en zie, de engel Gabriël verschijnt aan den rechterkant des altaars en zegt hem: u zal een zoon geboren worden, en gij zult. hem Joannes noemen.
4. V. Hoe ontving Zacharias deze boodschap?
A. Zijne hooge jaren en die van zijne vrouw inziende, twijfelde hij een oogenblik.
5. V. Welke straf werd hem voor die twijfeling opgelegd?
A. De ouderling werd stom en doof, zoodanig dat hij, tot het volk wederkee-rende, hetwelk wachtte om den gewonen zegen te ontvangen, niet één woord spreken kon.
6. V. Werd de voorzegging van den engel Ga')riël volbracht?
A, Die voorzegging werd nauwkeurig volbracht: de H. Elisabeth bekwam een 4 zoon, en toen hij op den achtsten dag
besneden werd, ontving hij den naam i van Joannes.
7. V. Wat geschiedde er op het zelfd; oogenblik ?
A. Zacharias werd eensklaps genezen, en hij loofde grootelijks den Heer,
69
70
8. V. Waarom wordt hij bijgenaamd de
Dooper?
A. Deze bijnaam werd later aan den H. Joannes gegeven, omdat hij van God gezonden was, om hel doopsel van boetvaardigheid te bedienen.
9. V. Boe bereidde zich de H. Joannes lot dit ambt voor?
A. Door boetplegingen en een allerstrengste levenswijze in de woestijn: hij at sprinkhanen en wilden honing, dronk niets dan water en droeg een ruw kleed.
10. V. Welk was zijne prediking?
A. Hij herhaalde onophoudelijk: Doet boelvaardigheid, want het rijk der hemelen is aanstaande; dat wil zeggen: de komst van den Messias is ophanden. En alzoo is de H. Joannes de ware voorlooper van Christus geweest.
11. V. Wal deed de H. Joannes toen vele Joden lot hem kwamen?
A. Hij doopte ze in den Jordaan.
12. V. Werden de zonden door dit doopsel vergeven?
A. Neen; dit was slechts eene beteekenis van boetvaardigheid.
13. V. Wat znde de B. Joannes, toen Christus ook tot hem naderde om gedoopt te worden?
A. Hij zeide: Ik moet van U gedoopt worden, en Gij komt lol mij! en zoo weigerde
71
hij den Heer te doopen; nochtans, op de tweede vermaning van Christus volbracht hij zijn wil.
14. V. Wat gebeurde er toen hij Christus doopte?
A. De hemel ging open: de H. Geest daalde neder in de gedaante van eene duif, en eene stem riep: Deze is mijn welbeminde Zoon, in wien ik mijn welbehagen genomen heb.
15. V. Welke vorst werd door den H. Joannes vermaand en waarover?
A. Herodes werd vermaand over zijne wulpschheden en andere misdaden.
16. V. Boe ontving hij die vermaning?
A. Zeer slecht; hij liet den H. Joannes opsluiten, en later deed hij hem onthoofden.
17. V. Hoe kwam hij tot een zoo groot misdrijf?
A. Door de arglistigheid van eene booze vrouw. Herodus had aan de dochter van Herodias, die hem door haar dansen behaagd had, beloofd, dat hij haar geven zou al wat zij vroeg. Deze, op den raad der wraakzuchtige Herodias, vroeg het hoofd van den H. Joannes, en het werd haar dadelijk op een schotel gebracht.
18. V. Wat leert ons deze feestdag der Onthoofding?
A. Hij leert ons kennen de gevaren van de
72
wereldsche bijeenkomsten, van het dansen en van de luidruchtige vermakelijkheden.
5. LES.
Feestdag van den H. Petrus.
1. V. Wie was de II. Petrus, toen hij door Christus geroepen werd?
A. Simon, zoon van Joannes, geboren te Bethsaïde, op den oever van de zee van Galilea, was visscher en vond zijn bestaan door het werk zijner handen.
2. V. Hoe kwam hij tot die kennis van Christus?
A. Hij werd door zijn broeder Andreas tot Christus geleid en hoorde van Hem deze woorden, die zijne aanstaande verhevenheid als voorspelden: Simon, zoon van Jonas, gij zult Cephas genoemd worden, dat is Petrus.
3. V. Wanneer werd hij geroepen om den Zaligmaker steeds te vergezellen?
A,' Na de eerste wonderbare vischvangst, toen de Heer hem zeide: Van nu af zult gij geene visschen meer vangen, maar menschen; volg mij.
i. \. Wist de H. Petrus, dat hij bestemd was het opperhoofd der H. Kerk te worden?
A. Hij wist het door de belofte van Christus.
73
Eens vroeg de Heer ann zijne Apostelen: Wat zeggen rle mcnsclien van Mij ? En zij antwoordden: I',enigen zeggen, dat Gij Joannes, anderen Llias, anderen dat Gij Jeremias of eeu der profeten zijt. Hierop zeide de Heer: En gij, wal zegt gij? Petrus antwoordde: Gij zijt de Christus, de Zoon van den levenden God. Eu Christus zeide hee: En ilc zeg u: Gij zijl Petrus (dat is steenrots), en op die steenrots zal ik mijne Kerk bouwen, en de poorten der helle zullen te^en haar niets vermoeien. En ik z'd u de sleutels van hel rijk der hemelen geven.
V. Was Petras van dat oogenblik reeds Paus of Opperhoofd der 11. Kerk? Neen; liij werd het eerst na de Verrijzenis van Christus.
V. Kent gij die geschiedenis?
Petrus was met zes andere discipelen gaan visschen en had, geheel den nacht werkende, niels gevangen. Christus, des morgens op den oever slaande, riep hun toe: Werpt uwe netten langs den rechterkant. Petrus deed het, en dadelijk was het net vol met 153 groote visschen. Weldra herkende Joannes den Heer en maakte zulks bekend aan Petrus. Deze sprong in zee, om spoedig bij zijn Meester te zijn. Zij aten allen met Christus, en na gegeten te hebben, zeide de
n |
i 5. |
s |
A. |
n | |
- |
6. |
n |
A. |
n | |
t | |
r | |
k | |
• |
7
74
Heer: Simon, zoon van Joannes, bemint gij Mij meer dan deze? Petrus antwoordde: Ja, Heer, Gij weet, dat ik V bemin. Christus zeide hem; Weid mijne lammeren; en onmiddellijk voegde hij er bij: Simon, zoon van Joannes, bemint gij Mij? Petrus antwoordde nog eens: Ja, Heer, Gij weet, dat ik ü bemin. En de Heer zeide: Weid mijne lammeren en vroeg voor de derde maal: Simon, zoon van Joannes, bemint gij Mij? Petrus werd bedroefd over de derde vraag en zeide: Heer, Gij weet alles, Gij weet, dat ik U bemin. En de Heer zeide toen: Weid mijne schapen.
1. V. Wat beteekenen die lammeren en die schapen?
A. De lamineren zijn de geloovigen en de schapen zijn de oversten der H. Kerk, die hier allen, zonder uitzondering, onder de waakzaamheid en gehoorzaamheid van dén H. Petrus gesteld worden.
8. V. Waar vestigde de H. Petrus zijn Stoel?
A. Eerst te Antoehiê voor eenige jaren en later te Rome.
9. V. Hoe stierf hij?
A.. Hij werd op bevel van keizer Nero aangehouden, veroordeeld en gekruisigd te Rome, den 29. Juni.
10. V. Wat vroeg hij aan zijne beulen?
75
A. Uit den geest van ootmoedigheid vroeg hij om te mogen gekruisigd worden met het hoofd naar beneden, zich onwaardig achtende te sterven gelijk zijn goddelijke Meester.
H. V. Wal moet gij op dezen feestdag doen ?
A. Ik moet trachten in mij te vernieuwen
de gevoelens, die ik moet voeden jegens den opvolger van den H. Petrus, den Paus van Rome.
d2. V. Welke zijn die gevoelens?
A. Ten eerste eene diepe eerbiedigheid; ten tweede eene kinderlijke gehoorzaamheid aan al zijne hevelen, en ten derde eene groote behulpzaamheid met voor hem veel te bidden.
6. LES.
Feestdag van den H. Paulus.
I. V. Wanneer viert men den feestdag van den 11. Paulus?
A. Den 29. Juni, te zamen mot den feestdag van den II. Petrus, omdat zij beide op dezen dag de kroon der martelaren hebben ontvangen; nochtans viert men in het bijzonder de gedachtenis van den II. Paulus, den 30. Juni.
2. V. Wat weet gij van de jeugd van den E. Paulus?
»
7G
Hij werd geboren to Tarsus, eene Ro-mcinsche slad, kwam vroegtijdig naar Jeruzalem, om er do wet volmaakt tc leeren, en vatle een grooten haat op legen do Christenen V. Hoe vervolgde hij de Kerk? Hij juichte over den marteldood van den H. Stephanus en bewaarde de kleederen van degenen, die hein steenigden; later wierp hij vele geloovigen in de boeien, en bekwam zelfs van de opperpriesters volle macht, om in hunnen naam de Christenon in de stad Damascus te gaan vervolgen.
V. Wat geschiedde er op den weg naar Damascus?
Den zesden dag zijner reis, op den middag, weid hij plotseling omringd van een zeer helder licht eri viel ter aarde. Eene stem riep hem ■ Saulus, Saulus, waarom vervolgt gij Mij? Saulus, geheel met blindheid geslagen, maar inwendig verlicht door de genade, zeide: Heer, wie sijt Gij? De stem antwoordde: Ik ben Jesus, dien gij vervolgt- En Saulus zeide: Heer, wal wilt Gij, dat ik doe? De Heer antwoordde : Sta op en ga naar de stad; daar zal u gezegd worden, wat gij doen moet.
V. Wat deed Saulus te Damascus? Hij bracht er drie dagen door in een vol-
77
komen vasten, en toen zag hij tol zich naderen een man, genaamd Ananias, van God gezonden om hem te helpen. Hij werd door hem gedoopt, en zijne oogen gingen open.
V. Wordt deze bekeering ook in de H. Kerk gevierd?
Ja, zij wordt gevierd den 25. Januari, omdat zij een zoo uitstekend bewijs is van de goddelijke barmhartigheid. V. Hoe werd Saulus, later Paulus genaamd, Apostel?
Hij werd door Jesus zeiven tot Apostel gekozen, waarschijnlijk op hetoogenblik zijner bekeering, toen hij ook onmiddellijk van den Heer alle kennis der geheimen ontving.
V. Waar predikte de II. Paulus? In verscheidene landen, in Judea, in Syrië, in Griekenland en in de ver-maardste steden, in het wijze Athene, in het wulpsche Corinthe, in het groot-sche Rome, enz.
V. Was hij tevreden met die mondelijke prediking ?
Neen, hij gaf heilige onderrichtingen in veertien Brieven, die hij schreef aan de geloovigen van Rome, van Corinthe, van Thessalonica en van andere steden, aan twee bisschoppen en aan een deugdza-men man, genaamd Philemon.
A.
A.
8. A.
9.
78
10. V. Had hij ook te lijden?
A. Meer clan alle andere Apostelen. Niet alleen leed hij honger, dorst en koude, maar hij werd vervolgd, dikwijls in de gevangenissen opgesloten en lot achtmaal toe gegeeseld voor Jesus, dien hij zoo vurig beminde.
11. V. Hoe stierf hij?
A. Op bevel van Nero werd hij onthoofd; hij mocht als Uomeinsch burger niet gekruisigd worden.
12. V. Wat leer en wij van den B. Paulus ? A. Dadelijk aan de genade beantwoorden
en veel werken voor Gods glorie en uit zuivere liefde tot Jesus.
7. LES.
1. V. Wat is de Visitatie van Maria?
A. Het is een feestdag, ingesteld ter gedachtenis van het liefdadig bezoek van Maria bij hare nicht Elisabeth.
2. V. Waar woonde de H. Elisabeth?
A. In de gebergten van Judea, te Hebron.
3. V. Was dit dan een grootereis voor Maria? A. Die reis was groot voor Maria, die te
Nazareth verbleef, in Galilea, vier dagen reizens van Hebron.
4. V, Waarom ging zij bij hare nicht? A. Om haar te verkwikken en te dienen.
79
5. V. Hoe werd zij ontvangen?
A. Met den allerdiepslen eerbied; nauwelijks had zij Elisabetli gegroet, of deze zeide haar: Gezegend zijt gij onder de vrouwen en gezegend is de vrucht uws lichaams. Vanwaar komt mij het geluk, dat de moeder van mijnen Heer tot mij komt?
6. V. Wat antwoordde Maria op dien lof?
A. In diepe ootmoedigheid sprak zij haren
lofzang Magnificat uit.
7. V. Wat leer en wij hieruit?
A. Al onze bezoeken heiligen, met ze te doen tot Gods eer en tot troost en ondersteuning van den evennaaste.
8. LES.
Feestdag van den H. Bonifacius.
1. V. Wten viert de Kerk van Nederland den 5. Juni?
A. Den H. Bonifacius, bisschop en martelaar.
2. V. Wie was de IJ. Bonifacius?
A. Een kloosterling uit Engeland, die, brandende van ijver voor de zaligheid der zielen, naar Nederland overstak, om er het geloof bij de afgodendienaars te verkondigen.
3. V. Waar kwam hij aan?
A. Te Utrecht, waar hij eenigen tijd het Evangelie predikte, doch zonder vrucht, ten gevolge der herhaalde oorlogen; wes-
80
halve hij naar zijne abdij in Engeland terugkeerde, waar hij zich in de eenzaamheid, door de oefeningen van het nederig kloosterleven, tot het Apostelambt opnieuw voorbereidde.
4. V. Waar ging hij prediken?
A. Hij begaf zich eerst naar den H. Paus Gregorius II, van wien hij met eene apostolische volmacht naar Duitschland werd gezonden, waar hij in verschillende streken veel nut stichtte tot heil der Kerk; maar gehoord hebbende, dat Rad-bodus, de koning der Friezen, dood was, ging hij dat tot nog toe afgodisch volk het Evangelie prediken.
5. V. Js hij daar lang verbleven?
A. Slechts drie jaren; want hij ondernam tot driemaal toe de reis naar Rome, hetzij op last van het opperhoofd der Kerk, hetzij om zich over zijne zending te verantwoorden, hetzij om zijne onderwerping aan den H. Stoel te doen blijken, hetzij om, uit gehoorzaamheid, met kerkelijke waardigheden bekleed te worden.
6. V. Welke waardigheden heeft hij dan bekleed?
A, Paus Gregorius II wijdde hem tot bisschop, veranderde zijn naam van Wen-fridus in dien van Ronifacius, dat is: goeiioener, en zond hem om hel Evan-
81
gelie in verschillende streken van Duitschf land te prediken, bij welke gelegenheid hÜ meer dan 100.000 menschen doopte. Later werd hij aartsbisschop van Metz en eindelijk opvolger van den H. Willi-brordus, den eersten bisschop van Utrecht, welke Kerk hij met vrucht bestierde, totdat hij eindelijk opnieuw den afvalligen Friezen het Evangelie ging prediken.
7. V. Hoe werd zijne prediking aldaar aangenomen?
A. Vele duizenden bekeerden zich, een zeer groot getal werd gedoopt, doch anderen sloten hunne ooren en beraamden om den heiligen zendeling te dooden.
8. V. IIoe bekwam hij de kroon van martelaar?
A. Eens toen hij te Dokknm, eene stad in Friesland, zich bereidde om aan verscheidene duizenden nieuwbekeerden het H. Voimsel toe te dienen, vielen bar-baarsche en goddelooze menschen op hem en zijne medegezellen aan en doodden hem zeer wreedaardig op den 5. Juni 755.
9. V. Bleef deze misdaad ongestraft?
A. Neen, want zijne moordenaars werden het onderling oneens, en dooiquot; goddelijke wraakneming vermoordden zij elkander.
■10. V. Waar werd zijn lichaam begraven?
A. Gelijk hij in zijn leven bepaald had, werd
82
zijn lichaam begraven nabij Metz in de abdij van Fulda, welke hij zelf gesticht had en waar het door tallooze mirakels werd opgeluisterd.
V. Wat keren wij van den B. Bonifacius?
A. Zorg dragen voor de zaligheid van den evennaaste, zelfs van die verafgelegene volken, die nog zuchten in do duisternissen des ongeloofs.
12. V. Hoe kunnen wij die helpen?
A. Door onze gebeden, en ook door de aalmoezen welke wij geven tot voortplanting van het geloof.
9. LES.
De Hemelvaart van Maria.
1. V. Welken feestdag van Maria viert men den 15. Augustus 1
A. Den grootsten harer feestdagen, ter eere van hare glorierijke hemelvaart, en daarom wordt ook op dien dag gewoonlijk eene plechtige processie gehouden.
2. V. Is Maria nog lang na haren god-delijken Zoon op de aarde gebleven?
A. Het schijnt dat zij nog vele jaren geleefd heeft te Ephese, onder de teedere zorg van den H. Joannes.
3. V. Waarom moest Maria nog blijven leven ?
A. Om de geloovigen door hare woorden en voorbeelden te stichten en om hare
83
eigene verdiensten te vermeerderen door de gedulfligheid.
4. V. Is zij' gestorven?
A. Ja, Maria is gestorven, gelijk de godvruchtige overlevering leert.
5. V. Hoelang is haar lichaam nog op de aarde gebleven?
A. Weinig tijds, volgens dezelfde godvruchtige overlevering, welke leert, dat de ziel weldra tot het lichaam is teruggekeerd, en dat Maria, dus verrijzende, ten hemel is opgenomen.
6. V. Welke eer geniet nu Maria?
A. Maria geniet in den hemel de allergrootste eer, en op de wereld wordt zij door geheel de H. Kerk aangeroepen als de Koningin van hemel en aarde, als de Moeder Gods, die ons alles door haar smeekend alvermogen bij God bekomt.
7. V. Wat moeten wij op dezen feestdag betrachten ?
A. Wij moeten den weg des hemels trachten te leeren kennen, dat is, de ootmoedigheid, de getrouwheid in het volbrengen van Gods wil, de verduldigheid, om eens met onze Moeder Maria in den hemel te komen.
8. V. Wat moet men doen op dit hoog feest?
A. Men moet godvruchtig de processie bijwonen en met groot vertrouwen Maria's hulp afsmeeken.
84
Feestdag der HH. Engelbewaarders.
1. V. Welken feestdag viert men op den zondag, die na den eersten dag van September valt?
A. Den feestdag der HH. Engelbewaarders.
2. V. Wie verstaat gij door die Engelbewaarders?
A. De Engelen, die van God gezonden worden om de rijken, de gewesten en de steden te bewaren, en die in het bijzonder voor eiken menscb zorgen.
3. V. Boe weten wij dat de gewesten en vol
keren zulk een hemelschen bewaarder hebben?
A. Dit weten wij uit de H. Schriftuur.
4. V. Heeft ook ieder mensch een bij zonderen Engel?
A. Ja, tot de kleine kinderen toe, gelijk wij leeren uit de woorden van Christus: Ziet toe, dat gij niemand van deze kleinen versmaadt; want ik zeg het u, hunne Engelen in den hemel zien altijd het aanschijn van mijnen Vader.
5. V. Waarom is d'c feestdag ingesteld? A. Om onze Engelen te bedanken voor
hunne zorg en om hunne hulp vurig af te smeeken.
85
6. V. Wat zijn wij onzen Engelbewaarder verschuldigd?
A. Drie zaken, te weten: eerbied voor zijne tegenwoordigheid, dankbaarheid voor zijne weldaden, vertrouwen voor zijne goedgunstigheid.
7. V. Welke weldaden ontvangen wij van onzen Engelbewaarder?
A. Onze Engel doet voor onze ziel wat de aartsengel Raphael eertijds deed voor Tobias.
8. V. Bne legt gij dit verder uit?
A. Raphael leidde den jongen Tobias naar een ver afgelegen land; op den weg verloste hij hem van een verslindenden visch, hij bezorgde hem vele rijkdommen, en ging zelf naar Rages bij Gabe-lus, om het geld van Tobias te halen. Zoo geleidt ons de Engelbewaarder naar den hemel, hij bevrijdt ons van den duivel, door zijne gebeden bekomt hij ons vele genaden, en hij offert onze gebeden aan God op, om ons velerlei hulp uit den hemel te brengen.
9. V. Hoeveel Engelen kennen wij bij hunnen naam?
A. Drie, te weten: de aartsengelen Michael, Gabriel en Raphael.
10. V. Hoe worden de Engelen afgebeeld?
A. De Engelen zijn zuivere geesten, zij kim-
8
86
nen dus niet afgebeeld worden gelijk zij inderdaad zijn, maar men schildert ze als jongelingen, met witte kleederen en vleugels.
H. V. Wat beteelcent die afbeelding 1
A. De jongelingschap bel eekent dat die engelen in geluk en vrede zijn; de witte kleederen beteekcnen hunne heiligheid, en de vleugels hunne bereidwilligheid in het volbrengen van Gods wil ten onzen opzichte.
12. V. Welk gebed kunt gij doen tot uwen H. Engelbewaarder?
A. Het volgende, hetwelk met vele aflaten verrijkt is: Engel Gods, die mijn bewaarder zijt, en aan wien ik door de hemel-sche barmhartigheid bon toevertrouwd, verlicht mij, bewaar mij, geleid en bestier mij. Amen.
11. LES.
I
I. V. Wanneer viert men de Geboorte van Maria?
A. Den 8. September.
2. V. Waarom viert men dien feestdag t
A. Omdat Maria bij hare geboorte reeds met allen glans van heiligheid en met allerlei voorrechten versierd was,, en als een
87
schoone dageraad de zon van rechtvaardigheid aankondigde.
3. V. Waar werd Maria geboren?
A. Dit is Iwijleiachtig: men weet niet of zij te Jeruzalem of te Nazareth geboren is.
4. V. Wie waren hare ouders?
A. De H. Joachim was haar vader, en de H. Anna hare moeder.
5. V. Wat behoor en wij op dezen blijden dag te doen'?
A. Maria te loven en aan te roepen, opdat zij ons krachtdadig helpe tot een deugdzaam leven.
12. LES.
Feestdag van de Zeven quot;Weeën of Smarten van Maria.
1. V. Heeft Maria ook geleden?
A. Maria heeft zeer veel geleden, zoodat zij genoemd wordt de Moeder van Smarten.
2. V. Waarom liet de Heer al die smarten over Maria komen?
A. Om haar meer gelijk te maken aan haren goddelijken Zoon cn haar aan alle ge-loovigen tot voorbeeld te stellen; ook om hare eigene deugden en verdiensten te vermeerderen.
3. V. Viert men de gedachtenis der droefheden van Maria?
88
Ja, sedert langen tijd viert rmen den feestdag der Zeven Weeën van Maria op den vrijdag na Passiezondag, en nu viert men hem nog eens op den derden zondag van September.
V. Wat noe'.nt gij de Zeven Weeën van Maria ?
Het zijn zeven omstandigheden, in welke zij veel heeft geleden.
quot;V. Welke zijn die zeven omstandigheden ? De eerste, de opdracht van Christus in den tempel, toen Simeon aan Maria zeide: een zwaard zal uwe ziel doorsteken; de tweede, de vlucht naar Egypte; de derde, het verliezen van Christus te Jeruzalem; de vierde, de ontmoeting van Christus op den kruisweg; de vijfde, de kruisiging en dood van Jesus; de zesde, de doorsteking der zijde en afdoening van het kruis; de zevende, de balseming en begrafenis.
V, Hoe schetst men de Zeven Weeën? Door een zwaard, of een zevenvoudig zwaard, het hart van Maria doorborende. V. Hoe is deze godvruchtige oefening begonnen ?
Door het prediken van zeven heilige man-men, die, in de dertiende eeuw, de orde der Dienaars van Maria instelden, met het doel om Maria's droefheden te over; wegen.
89
8. V. is deze oefening lofwaardig ?
A. Zeker is zij lofwaardig; de H. Kerk heeft er vele allaten aan verbonden, en vele Heiligen hebben ze hoog geschat, voornamelijk de H. Alphonsus de Liguorio.
9. V. Wat leer en wij op dezen feestdag?
A. Geduldig zijn in ons lijden, vermits dc
kinderen niet beter zijn dan hunne moeder; ten tweede, in het lijden kloekmoedig onze plichten blijven vervullen; ten derde, de lijdenden troosten en helpen, ter eere van Maria.
13. LES.
1. V. Wat is de Rozenkrans?
A. De Rozenkrans is eene godvruchtige oefening, ingesteld door den H. Dominicus, om Maria huldö te bewijzen en haren bijstand te bekomen.
2. V. Waarin bestaat die oefening?
A. Dat men vijftienmaal het Gebed des Hee-ren leze, en achter ieder dezer gebeden tienmaal de groetenis des Engels, ter eere der vijftien geheimen.
V. Hoe worden die geheimen verdeeld?
A. In vijf blijde, vijf droevige en vijf verheerlijkte geheimen.
4. V. Welke zijn dc vijf blijde geheimen?
A. t. De boodschap van den Engel Gabriëi aan Maria; '2. de bezoeking van Maria
90
aan hare nicht Elizabeth; 3. de geboorte van Christus; 4. de opdracht van Ghris-tiis in den tempel; 5. de vinding van het kind Jesus in den tempel.
5. V. Welke zijn de vijf droevige geheimen?
A. 1. De droefheid van Christus in den hof
van Olijven; 2. de geeseling van Christus; 3. de kroning van Christus met doornen; 4. de kruisdraging van Christus; 5. de kruisiging van Christus.
6. V. Welke zijn de vijf verheerlijkte geheimenf
A. 1. De verrijzenis van Christus; 2. de hemelvaart van Christus; 3. de zending van den H. Geest; 4. de hemelvaart van Maria; 5. de kroning van Maria in den Hemel.
7. V. Is de oefening van den Rozenkrans aan Maria aangenaam?
A. Ja, zij is haar hoogst aangenaam, bijzonder als zij door velen te zamen luidop geschiedt; uitstekende 'weldaden zijn er door bekomen.
8. V. Is de feestdag van den Rozenkrans ook door den H. Dorninicus ingesteld?
A. Geenszins; deze feestdag is veel later ingesteld door den Paus van Rome.
9. V. Bij welke gelegenheid?
A. Deze feestdag werd ingesteld voor al de kerken, waar een altaar bestond van den H. Rozenkrans, ter gelegenheid eener groote zegepraal door de Christen vorst
91
ten op de Turksche vloot behaald, in den zeeboezem van Lepante, ten jare 1571, op het oogenblik dat de geloovigen te Rome en elders, door het bidden van den Rozenkrans, Maria's hulp afsmeekten.
10. V. Is het dan een feestdag van dankbaarheid?
A. Ja, van do allergrootste dankbaarheid over de bescherming van Maria.
11. V. Hoe is deze feestdag algemeen gewordend
A. Dit is geschied uit erkentenis voor nieuwe zegepralen door de voorspraak van Maria, ten jare 1716, op de Turken behaald.
12. V. Wat moeten wij op dezen zondag doen?
A. In ons vernieuwen de godvruchtigheid in het bidden van den Rozenkrans en het vertrouwen op Maria's goedheid.
14. LES.
Hoogfeest van alle Heiligen.
J. V. Welk hoogfeest valt op den 1. November?
A. Het hoogfeest van alle Heiligen of Allerheiligen.
2. V. Waarom is die feestdag ingesteld?
A. i. Om God te bedanken voor de genaden, door Hem aan de Heiligen verleend; 2. om ons door het aanschouwen
van zoovele Heiligen tot heiligheid op-te wekken; 3. om onze voorsprekers te vermenigvuldigen.
V. Wie worden op dit hooge feest aangeroepen?
Al de inwoners des hemels, vermits niemand in den hemel komen kan, die niet heilig is.
V. Hoe beeldt men de Heiligen des hemels af?
Door de eene of andere bijzonderheid van hun leven, door een zinnebeeld, hetwelk hunne hoofddeugd en zekere heldhaftige daad van heiligheid aanduidt. V. Kunt gij dit met eenige voorbeelden uitleggen?
Ziet hier, hoe men de vier groote leeraars van de Latijnsche Kerk afbeeldt. De H. Ambrosius wordt afgebeeld met een bijenkorf, om zijne zoete welsprekendheid; de H. Augustinus met een vlammend hart, om zijne brandende liefde tot God; de H. Hieronymus met leeuwen, omdat hij langen tijd in de woestijn woonde, in den geest van boetvaardigheid; de H. Gregorius met eenige koorkinderen, omdat hij bijzondere zorg droeg voor den koorzang en dezen aan de kinderen leerde, of wel met den H. Geest, afgebeeld door eene duif aan zijn oor. omdat hij eens in dezen staat
93
gezien werd, loen hij zijne werken schreef.
V. Zijn er ook algemeene teekenen, die hij vele Heiligen beschouwd worden? Ja, er zijn sommige zinnebeelden, als: de palmtak, do lelio, de staf en de mijter, eene kerk of klooster op de hand, enz. V. Wat beteekent de palmtak? Den marteldood, waardoor men zegepraalt over alle vijanden en onmiddellijk den hemel bekomt; de palmtak wordt immers aan den overwinnaar gegeven. V. Wie worden door den lelietak aangeduid?
De maagden; de lelie is het zinnebeeld der volkomene zuiverheid.
V. Welke Heiligen beeldt men met mijter en sta^ af?
De Bischoppen; als de Heilige bovendien met een monnikskap of koormantel wordt afgebeeld, wordt hierdoor een abt aangeduid.
V. Wat beteekent de kerk, die eenige Heiligen op de linkerhand dragen? Dat zij de instellers of stichters eener kerk geweest zijn.
V. En wat beteekent het groote huis., dat bij eenigen wordt afgeschilderd? Dat zij een klooster ol' een gasthuis hebben gesticht, gelijk wij zien op de afbeeldsels van de H. Elizabeth.
op ' | |
te |
6. |
n- |
A. |
ie- | |
iet |
7. |
le |
A. |
id | |
ui re |
8. |
It. | |
en |
A. |
r-«• |
9. |
b. et |
A. |
B- | |
n | |
e 3t |
10 |
e | |
t- |
A. |
e | |
nr ö |
11 |
n | |
n |
A. |
n | |
t |
94
V. Wat verstaat gij door Allerzielendag ? De dag die door de H. Kerk gevierd wordt, om alle overledenen, welke nog in het vagevuur gezuiverd worden, ter hulp te komen.
V. Waarom houdt zij die plechtige gedachtenis der overledenen op den 2. November onmiddellijk na Allerheiligen? Om beter te toonen den nauwen band, die bestaal tusschen de zegepralende en de lijdende Kerk.
V. Zijn het dan ook Heiligen, die in het vagevuur nog lijden?
Zeker zijn het Heiligen, te weten men-schen, die verzekerd zijn van Gods aanschijn in den heme! te zullen aanschouwen. V. Is het goed te bidden voor de zielen in het vagevuur?
Het is zeer goed en ook voordeelig voor ons zeiven, vermits.de zielen, door ons geholpen, hare dankbaarheid zullen betuigen met ook voor ons veel te bidden. V. Heeft men ook in het Oude Testament gebeden voor de zielen, die nog iets te zuiveren hebben?
Ja, de vrome Judas de Macchabeeër zond twaalf duizend dragmen zilver naar Jeruzalem, tot het koopen van dieren, die
95
men zou opdragen voor eenige zijner soldaten, die gezondigd hadden en gesneuveld waren; hij geloofde immers, dat zij vóór hunnen dood boetvaardigheid hadden gedaan.
6. V. Waardoor worden de zielen in het vagevuur het meest geholpen?
A. Door de H. Offerande der Mis, welk voor hen opgedragen wordt.
7. V. Is men dan verplicht voor sommige zielen eene H. Mis te doen lezen?
A. Ja, het is een plicht van liefde die voor zijn ouders en weldoeners te laten opdragen.
8. V. Kan het ook een ware plicht van rechtvaardigheid zijn?
A. Het is een plicht van rechtvaardigheid, wanneer de overledene, wiens goed men bezit, dit bij het testament of anderszins geboden heeft, zoodanig dat men hiertoe gehouden is op zware zonde.
9. V. iVel/ce Mis wordt op Allerzielendag gecelebreerdquot;/
A. De Mis der overledenen, in het zwart, waarin de blijde gezangen worden achtergelaten, omdat wij, ons voor den Heer vernederende, om barmhartigheid bidden.
10. V. Wat beteekenen de talrijke kaarsen, die rondom de lijkbaar branden?
A. Zij verbeelden de hoop der onsterfelijkheid.
96
11. V. Wat beteekent de offerande, die in de Mis voor de overledenen geschiedt ?
A. Do oflcrandc is een overblijfsel der oude gebruiken, volgens welke de geloovigen het brood en den wijn, die tot het H. Sacrificie moesten dienen, offerden. In plaats der stoffe van het Sacrificie, offert men heden op vele plaatsen eenig geld.
16. LES.
Feestdag van den H. Hubertns.
1. V. Welke vermaarde feestdag wordt ® op den 3. November gevierd?
A. De feestdag van den H. Hubertus, patroon tegen de razernij en tegen de woedende dieren.
2. V. Boe bekeerde zich de II. Hubertus?
A. De overlevering onzer voorvaderen ver-
verhaalt dit op de volgende wijze: Hubertus eens op de jacht zijnde, terwijl . de geloovigen in de kerk vergaderd waren en de goddelijke diensten bijwoonden, zag een hert, en in het midden van zijn hoornen een kruis . Inwendig vermaand, besloot hij aanstonds den Heer te dienen. | *
3. V. Wat deed hij toen?
A. Hij ging raad vragen bij den H. Lam- . bertus, bisschop van Maastricht, en ver-trok naar Rome.
♦. V. Wanneer keerde hij weder naar België?
A. Toen de H. Lambertus door kwaaddoe- lquot;
A-
A.
97
ners gedood was, werd de H. Hubertus door den Paus tot bisschop benoemd en naar België gezonden, om er de plaats van don H. Martelaar te vervullen. V. Hoe eerde hij den H. Lambertus ? Hij vervoerde zijn heilig lichaam van Maastricht naar de plaats, waar hij den palm van den marteldood had ontvangen, in het dorp Leodium of Luik, en vestigde aldaar zijn bisschoppelijken zetel. V. Hoe slierf de H. Iluberlm? Vermaand zijnde nopens zijn aanstaand einde, verdubbelde hij zijne goede werken en predikte met onvermoeiden ijver. Na eene kerk te hebben gewijd, werd hij door eene koorts aangetast en bezweek, den zevenden dag, in het jaar 727. V. Waar werd de ü. Hubertus bijzonder geëerd ?
In de kerk te zijner eer gebouwd, in het dorp dat zijn naam draagt, in het bisdom van Namen, waar er een groote toeloop van pelgrims is.
V. Welke bijzonderheden geschieden er op den feestdag van den II. Hubertus in al onze kerken?
Overal wordt er brood gewijd ter eere van den Heilige en onder zijne aanroeping.
V. Waartoe dient dit brood?
Dit brood heeft door de gebeden der H.
98
Kerk kracht ontvangen, om allen die er van eten, te bevrijden van ziekten, en vooral van de razernij.
17. LES.
Feestdag van den H. Willibrordus.
1. V. Wanneer vieren wij den feestdag van den H. Willibrordus, den Apostel van Nederland?
A. Op zijn sterfdag, den 7. November.
2. V. Waar werd de H. Willibrordus geboren ?
A. In het rijk van Northumbrië, hetwelk thans eene provincie van Engeland is.
3. V. Hoe bracht hij zijne jeugd door?
A. Van zijn zevende jaar werd hij in het klooster van Ilippon opgevoed, hetwelk door den H. Wilfridus gesticht was en bestierd werd; daar gewende hij zich vroegtijdig om het juk der Heeren te dragen en vond het sinds dien tijd steeds zoel en licht. Om beier de vruchlen zijner opvoeding te bewaren, nam hij er nog zeer jong het kloosterkleed aan, maakte groote vorderingen in de volmaaktheid en in de godgeleerde wetenschappen, kreeg op zijn 20. jaar, tot meerdere volmaking van zich-zelven, verlof om zich naar Ierland te begeven in
99
het gezelschap van eenige heilige priesters, bracht 12 jaren met hen door en overtrof hen in ijver, in getrouwe vervulling zijner plichten en in de beoefening van allerlei deugden, vooral in de ootmoedigheid, in de nederigheid en in zachtheid, lieftalligheid en gelijkheid van karakter.
V. Wat deed de H. Willibrordus toen hij 30 jaren oud ivas?
Priester gewijd zijnde en vernemende welken zielenoogst hij in Friesland kon doen, verzocht hij derwaarts over te ste ken, begaf zich, na bekomen verlof, met tien andere kloosterlingen op reis, en landde te Katwijk aan, een dorp aan de Noordzee, waar de Rijn inloopt, van waar zij zich naar Utrecht begaven. V. Bleef de ü. Willibror dus daar niet werkeloos ?
Geenszins, hij ondernam de reis naar Rome, om de noodige volmacht en dén apostolischen zegen te erlangen voor zijne geloofsprediking, en teruggekeerd zijnde, werd zijn arbeid zoo rijk gezegend, dat hij na zes jaren, op last van Pepijn van Herstal, weder naar Rome vertrok, waar hij, ondanks zijn wederstand, aartsbisschop werd gewijd door Paus Sergius, met bevel om zijn zetel daar te vestigen, waar hij het goed zou vinden. Nu keerde hij
100
terug, stichtte kerken en kloosters en bevestigde overal het werk van God, de bekeering der ongeloovigen. V. Bepaalde zijn ijver zich alleen tot dat gedeelte van Friesland, hetwelk door Pepijn van Herstal aan de Franken onderworpen was?
Neen, hij ging ook prediken in dat gedeelte, hetwelk aan Radbodus, koning der Friezen, gehoorzaamde, en dat nog tegenwoordig Kriesland heet, maar zonder veel vrucht; van daar stak hij over naar Denemarken, waar een wrcede en slechte vorst hem belette het Evangelie te prediken; daarna begaf hij zich naar Zeeland, op hét eiland Walcheren, waar hij vele bekeeringen deed en kerken stichtte, en ging, na den dood van Radbodus, andermaal naar Friesland, dat langzamerhand beschaafd en bekeerd werd door zijne deugden en wetenschappen.
V. Hoe eindigde hij zijn apostolische loophaan ?
Reeds zeer gevorderd in jaren, koos en wijdde hij zich een opvolger om hem met het bestuur van zijn bisdom te belasten en bereidde hij zich in de eenzaamheid voor tot de reis naar de eeuwigheid, welke hij intrad in den ouderdom van bijna 81 jaren. Hij werd begraven in het door hem gestichte klooster
101
te Epternach, waar zijne reliquieën bewaard worden,terwijl het draagbaar altaar waarvan hij zich bediende om op zijne missie in Friesland, Zeeland en Holland de H. Mis te lezen, te Trier, in de abdij van Onze Lieve Vrouw, gezien wordt.
8. V. Wat zult gij op dezen feestdag doen?
A. Ik zal God bedanken voor de gaaf van het ware geloof en Hem bidden, om een nog levendiger geloof te mogen bekomen door de voorspraak en verdiensten van den H. Apostel van Nederland.
18, LES.
1. V. Wanneer viert men de Presentatie van Maria?
A. Den 21. November.
2. V. Wat is de Presentatie?
A. Het is de opdracht, door welke Maria in den tempel werd opgedragen, om aldaar in de gebouwen des tempels opgevoed te worden.
3. V. Door wie werd Maria opgedragen?
A. Door hare godvreezende ouders; ja, zooals vele Heiligen meenen, droeg zij zich zelve op, alhoewel zij nog maar drie jaren oud was, reeds genoegzaam kennis hebbende van hetgeen zij deed.
102
4. V. Welke waren Maria's bezigheden!
A. Volgens de heilige overlevering bad zij veel,
en overigens leefde zij, gelijk andere kinderen, in alle gehoorzaamheid en heiligheid.
5. V. Verbond zij zich aan den Heer door belofte van zuiverheid?
A. Ja, Maria verbond zich aan haren God door de eeuwige belofte van zuiverheid; doch men weet niet in welken ouderdom.
6. V. Wat leert ons deze feestdag?
A. Hij leert ons vroegtijdig den Heer zoeken en ons van de eerste jaren af aan Hem verbinden.
7. V. Moeten wij ons aan God opdragen?
A. Ja, wij moeten ons als ware Christenen geheel aan God opofferen, ons verstand door het geloof, onzen wil door het beminnen der goddelijke geboden, al onze krachten door hel volbrengen onzer plichten.
8. V. Moeten alle Christenen zich tot de zuiverheid verbinden, gelijk Maria?
A. Niemand is gehouden die belofte te doen; zij is immers een enkele raad van het Evangelie, en zelfs mag men ze niet doen tenzij met rijpen raad.
19. LES,
1 V. Wanneer viert men den feestdag der kerkwijding t
A. Op den verjaardag der inwijding, op wel-
103
ken dag een plechtige Mis aan God wordt opgedragen.
2. V. Welken naam droeg eertijds deze feestdag?
A. Den naam van kerkmis, waaruit voortvloeit het woord kermis, hetwelk gegeven wordt aan de feesten, die in de parochiën te dezer gelegenheid plaats hadden.
3. V. Wat is eigenlijk de kerkmis of kerkwijding?
A. Een feestdag ingesteld om God te bedanken voor liet geluk van eene gewijde kerk te hebben, waar wij Hem kunnen eeren, danken en allerlei weldaden bekomen.
4. V. Met ivelke plechtigheid worden de kerken gewijd ?
A. Deze plechtigheden, die door den bisschop alleen mogen verricht worden, zijn groot, menigvuldig, van verschillenden aard en hebben allen een geestelijken zin; doch bijna allen strekken, om den zegen Gods over die plaatsen te bekomen.
5. V. h het lofwaardig de kerken en altaren te versieren?
A. Dit is zeer lofwaardig, vermits de kerken het huis van God zijn, en de altaren bestemd worden, om aldaar de allerheiligste offeranden der Mis op te dragen.
6. V. Wat moet men in de kerk vluchten ?
A. Alle ontstichting, als: lachen, praten, we-
104
reldschenhandelcnonbetamelijke houding.
7. V. Boe leert ons Christus alle onteering vluchten?
A. Door de strengheid die hij gebruikte ten opzichte der onteerdere van den tempel der Joden. Inderdaad, hij die zoo zachtmoedig was, joeg in het begin van zijn openbaar leven alle heiligschenders uit den tempel, en vijf dagen vóór zijn dood herhaalde hij die bestraffing. Daar de oude tempel maar het atbeeldsel was van onze kerken, kan men gemakkelijk besluiten welke eerbied de Heer eischt voor zijn huis.
8. V. Wal verstaat gij door den Patroon van eene kerk?
A. Ik versta den Heilige onder wiens bescherming de kerk gesteld werd, toen de Bisschop haar inwijdde.
9. V. Wat moeten wij doen op den Patroonsdag ?
A. Den heiligen Patroon vurig aanroepen, zijn leven trachten te kennen en zijne deugden navolgen.
10. V. Wat moeten wij bijzonder schuwen op de Kermis- en Patroonsdagen?
A. De zonde en alle gelegenheid van zonde, namelijk de gevaarlijke bijeenkomsten van ongelijke personen, en alle overdaad.
EINDE.
Voorbereidende Les. Van den Zondag en de Feestdagen in het algemeen..........5
feestdagen der geheimen. — plechtigheden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
22 Les. Van den feestdag der H. Drievuldig
heid ............53
23 /. Van den H. Sacramentsdag .... 54
24 » Feestdag van het H. Hart.....57
25 ,/ Van de Zondagen na Pinksteren . . 5S
26 » Feestdagen van het H. Kruis .... 59
Xweede Deel.
feestdagen der heiligen.
1 Les. O. L. Vrouw Onbevlekte Ontvangenis , 63
2 u Feestdag van den H. Jozef, Patroon
van Nederland........64
3 u O. L. Vrouw Boodschap......67
4 ■ „ Feestdag van den II. Joannes den
5 u Feestdag van den H. Petrus .... 72
6 „ Feestdag van den H. Paulus .... 75
7 „ O. L. Vrouw Visitatie......78
8 // Feestdag van den H. Bonifacius. . . 79
9 u Hemelvaart van Maria......82
10 „■ Feestdag der HH. Engelbewaarders. . 84
11 „ O. L. Vrouw Geboorte...... . 86
12 » Feestdag van de Zeven Weeën of Smar
ten van Maria........87
13 » Zondag van den H. Rozenkrans. . . 89
14 „ Hoogfeest van alle Heiligen .... 91
15 „ Van den Allerzielendag......94
16 n Feestdag van den H. Hubertus ... 96
17 r Feestdag van den H. Willibrordus , . 98
18 , O. L. Vrouw Presentatie.....101
\j
19 r Kerkwijding en Patroonsdag .... 102
EINDE VAN DEN INHOUD,