of bewijzen der vurige liefde, die Jesus Clirislus ons, in hel werk onzer Verlossing bewezen heelt./
door ,
^'
DKN l'.Einv. ITeeii I). I'iXAlil).
XAAR MKT FRAXSCII
TTaec meditairc, iii liis csfo.
Overweeg «leze waauheden, en lioud er u immer mede bezig.
NEGENDE UITGAVE. [
Min (illKIIKKIIilNC
Ik acht het mijnen pligt u te zeggen, dat, liet lezen van een werkje van den H. Alplionsus de Liguori, voor titel voerende: Saette di fuaco, dat is: vurige lief de-schichten, mij het eerst heeft opgewekt om het werk te schrijven, :lat ik u thans aanbied.
Ik heb het zeer eenvoudig geschreven , omdat mij dit het beste voorkomt voor do stof, die ik behandel. En daar ik gewag moest maken van de liefde van onzen goedertieren Meester, zoo kwam het mij voor, dat ik uit do schriften van hen, die hem op deze wereld het meest bemind hebben, moest gaan putten: uit dien hoofde heb ik da werken der heiliga Vaders, en in hot bijzonder die van de heilige Augus-tinus en Bernardus, doorbladerd. Maar inzonderheid heb ik uit de heilige Schrift, als de zuiverste bron, overvloedig geput.
Dit werk in zcs-en-veertig hoofdstukken verdeeld, zal kunnen dienen om zich tot den grooten feestdag van Paschen te bereiden. Ieder hoofdstuk zou alzoo eene meditatie of geestelijke lezing voor al de dagen van de vaste zijn, en de oefeningen, die ik daar heb bijgevoegd, zouden voor eiken dag een gedragsregel worden.
Ik vertrouw, geliefde lezer, zal ik u met eenen
AAN DEN LEZER.
godvruchtigen en geleerden kloosterling zeggen, (1) door de barmhartigheid des Heeren, dat mijnwerk u nuttig zal zijn, en dat dit zaad van Gods woord hetwelk ik in eene zoo welbereide ziel, als de uwe is, zaai, niet alleen dertig- en zestig-, maar zelfs honderdvoudige vruchten voortbrengen zal.
Ik zal u niet verlaten alvorens mij in uwe gebeden, die ik hoogst noodig heb, bevolen te hebben. Gelief mij aan den oppersten Regter te bevelen, opdat hij mij genadig zij, van mijnen kant zal ik u ook eiken keer, dat ik hot heilig misoffer zal opdragen, gedachtig zijn. Laat ons met eene christelijke liefde voor elkander bidden, en alzoo zullen wij het gebod van Jesus Christus volbrengen, die daags vóór zijn lijden zeide: Mijne kinderen, ik geef » een nieuw gebod, namelijk, dat gij elkander zoudt beminnen, zoo
als ik 11 bemind heb: — Mlioli...... mandatum novum
do vobis, ut diligaiis invicem, sicut dilexi vos. Joan. XII, v. 34.
(1) Alphonsus Rodriguez, lid van de Societeit van Jesus opsteller van het werk: De christelijke volmaaktheid.
6
Wanneer men met ernst de oneindige liefde overweegt, die onze Zaligmaker in zijn leven en wel hijzonder in zijnen dood, ons bewezen heeft met zich aan zoo vele moeijelijkheden, pijnen en smarten voor onze zaligheid te onderwerpen, is het onmogelijk van nietgetrojfen te zijn en als met een vurig verlangen ontstoken te worden om Ood te beminnen, die onze ziel heeft bemind. Be iconden onzes Zaligmakers, zegt de heilige Bonaventura, hebben zulk een groot vermogen, dat zij de versteendste harten met liefde doorwonden en in de koelste, onverschilligste zielen het liefdevuur ontsteken. De dagelijksche ondervinding bewaar-heidt deze woorden ; zij toont ons aan, dat eene ziel nooit meer voortgang in Gods liefde maakt, dan wanneer zij de geheimen van het leven en het lijden van Jesus Christus gestadig overweegt. En waarlijk, zou het wel mogelijk zijn, Jesus niet te beminnen, als men hem in eenen stal ziet geboren worden, als nen hem gedurende dertig jaren, in vergetelheid en armoede ziet leven, en te midden der smarten ziet sterven, om aldus onze liefde te winnen? Neen, neen, dit kan niet zijn. Alle Heiligen hebben deze waarheid beseft, altijd hun grootst vermaak en behagen in de overweging dezer geheimen gesteld, en het is hierdoor, dat zij tot zulken hoogen trap van heiligheid en volmaaktheid zijn geraakt.
Wilt gij, zegt de godvruchtige Thomas a Kempis, Jesus uit geheel uw hart leeren beminnen ? wilt gij geheel uwe ziel van alle vlekken der zonde zuiveren, en haar mei onderscheidene deugden verrijken ? wilt gij over de vijanden uwer zaligheid roemrijke overwinningen behalen, in uw lijden en verdriet overvloedige vertroostingen ontvangen? wilt gij grooten voortgang in het gebed maken, tot het einde toe volharden, heilig sterven en voor eeuwig in
INIjBIDING.
den hemd heenehen? oefen u dan gedurig in de overweging der geheimen van het leven en den dood van onzen goddelijken Zaligmaker. Eet lijden van Jesus Christus is die verhovgeu schat, aan welken God zijne kostelijke genade vertrouwt, het is de volheid aller deugden, de volmaaktheid der heiligheid, hoe meer men hetzelve overweegt, des te meer troost en zaligheden men daarin vindt; het is de oorsprong van het berouw, en de meest brandende haardstede van Gods liefde, duizendwerf gelukkig hij, die daaruit zijn geestelijk voedsel weet te putten.
Petrus Blosius verhaalt ons, dat God aan de heilige Gertrudis eens openbaarde, dat, zoo dikwijls men op het kruisbeeld van Jesus eenen godvruehtigen blik werpt, men de oogen van Gods barmhartigheid tot zich trekt. Laat ons deze vermaning waarnemen, en denken wij dikwijls op al hetgene ome Beer ter onzer liefde heeft willen lijden.
Om, naar ons vermogen, zulke zielen, die opregt wen-sehen 'in de liefde van Jesus voortgang te maken, hierin te helpen, gaan wij in dit werk trachten aan te toonen, volgens 'dat de heilige Schrift ons daarvan getuigt, de '-quot;dere liefde, met welke onze Zaligmaker ons maar al :e veel heeft bemind, en al wat hij gedaan heeft, om ons tot wederliefde te verpligten. Daarin zullen wij stof vinden, om ons tot dankbaarheid en droefheid over onze voorgaande fouten en ondankbaarheden op te wekken.
Ban zullen wij met den heiligen Augustinus uitroepen-, O Jesus'. geliefde Jesus! gewaardig al uwe wonden in mijn hart te prenten, opdat ik daarin uw lijden en uwe liefde altijd moge lezen. Tjw lijden, o mijn Jesus! zal mij vreedzaam, en met geduld al de wederwaardigheden, die het u zal believen mij over te zenden, leeren lijden; uwe liefde zal mij gedurig zeggen, dat ik u moet beminnen, en. alle andere liefde, buiten de uwe, moet verachten.
8
MEN MOET ZICH Z EL VEN OVERWINNEN.
T^Tiet allen, die zeggen: Heer! Heer! zullen het rijk \ der hemelen binnentreden; maar zij, dio den wil ■1 'mijns Vaders volbrengen, ze^t Jesns Christus bij Mattheus VII. 21. Hes is dan niet genoeg dikwijls tot God te zeggen, dat wij hom beminnen, wij moeten hem dit door onzo werken bewijzen, gelijk do Evangelist Joannes ons loert in zijnen eersten brief. III. 18. Bedriegen wij ons hierin niet; de liefde tot God bestaat niet in betuigingen van getrouwheid in zijne dienst, in verrukkingen, in liefdetranen enz., maar zij is gelegen in het volbrengen van zijnen goddelijken wil.
• Welnu, dewijl hot zijn wil is, dat wij heilig en volmaakt worden, zoo als do Apostel ons leert in zijnen eersten brief tot die van Thessalonica. 1 , 3, zoo moeten wij ook werken om zoodanig te worden. Daarom moeten wij aan al zijne geboden, on aan dio zijner heilige Kerk, getrouw zijn en blijven; ik zeg aan allo ; omdat de Apostel Jacobus in zijn II hoofdstuk v. 10, ons leert, dat, al wie de wet in één punt overtreedt, zich pligtig maakt , alsof hij geheel de wet had overtreden. Het is dan, om aan do godvruchtige zielen gemakkelijke middeloD te verschaffon, om God waarlijk to bemianen, dat ik op hot einde van ieder hoofdstuk van dit werk een beknopt ondorrigt, onder den naam vau Oefeningen, geplaatst heb. Daarin zullen zij het geheim van alle heiligheid vindon, die onkel gelegen is in zich zeiven in alles to over winnen, niet om aan het schepsel, maar 50 1.
OEFENINGEN.
10
om aan God alleen te behagen. De heilige Ignatius de Loyola en Franciscus Xaverius hebben steeds doze twee woorden in den mond, vince te ipsum, overwin u zeiven ; en iedereen weet welk goed gebruik zij voor hunne eigene heiligmaking daarvan gemaakt hebben. Bemin, zegt de heilige Augustinus, en doe daarna wat gij wilt; ana et fac quod vis; want indien gij waarlijk bemint, zullen uwe werken met de gevoelens van uw hart niet strijden. Verzoek gedurig van God, lieve christen, de ware liefde, welke door de werken waargemaakt en bewezen wordt. Herinnert u altijd, dat de ware heiligheid eigenlijk bestaat in de ondeugd uit te roeijen, en geenszins in de geestelijke vertroostingen, gelijk de eerwaarde Blosius zegt in zijn werk; Spiegel der kloosterlingen, II, 2; lijd altijd voor God, werk voor God, volbreng in alles den wil van God , daarin is de ware liefde gelegen.
DE
Jesus Christus 1b menseh gevronlen om öu» de llafde, die hfl odb toedraagt te toonon, en om oni tot irederliefde op te wekken.
lilexit nos, et tradidit semetipsum pro nobis. Eph. 2.
Jesus Christus heeft ons bemind en zich voor ons geslagtofferd.
God had, om de harten der meuschen tot zich te trekken en hunne liefde te winnen, hen met allerlei weldaden overladen, maardieondankbaren, wel verre van aan de gunsten, die hij hun het eerst bewezen had, te beantwoorden en hem liefde voor liefde te geven, weigerden zelfs hem voor hunnen lieer en God te erkennen, zij gingen schandelijk de knieën buigen voor houten en steenen afgodsbeelden, en bewezen eer en aanbidding aan de veraehtelijkste schepselen. Naauwelijks werd die God van hemel en aarde ia een hoekje der wereld, in Judea, van een volk, dat hij verkoren had, eenigzins als zoodanig erkend; nog werd hij meer gevreesd dan bemind. Nu, aangezien hij wil, dat wij hem meer beminnen dan vreezen, zoo is hij , gelijk wij, menseh geworden, en onder ons komen wonen ; hij heeft onder ons een behoeftig en verborgen leven geleid , hij heeft zich aan eenen wreeden en schandelijken dood overgeleverd, en waarom ? om de oneindige liefde, die hij ons toedraagt,od had, om de harten der meuschen tot zich te trekken en hunne liefde te winnen, hen met allerlei weldaden overladen, maardieondankbaren, wel verre van aan de gunsten, die hij hun het eerst bewezen had, te beantwoorden en hem liefde voor liefde te geven, weigerden zelfs hem voor hunnen lieer en God te erkennen, zij gingen schandelijk de knieën buigen voor houten en steenen afgodsbeelden, en bewezen eer en aanbidding aan de veraehtelijkste schepselen. Naauwelijks werd die God van hemel en aarde ia een hoekje der wereld, in Judea, van een volk, dat hij verkoren had, eenigzins als zoodanig erkend; nog werd hij meer gevreesd dan bemind. Nu, aangezien hij wil, dat wij hem meer beminnen dan vreezen, zoo is hij , gelijk wij, menseh geworden, en onder ons komen wonen ; hij heeft onder ons een behoeftig en verborgen leven geleid , hij heeft zich aan eenen wreeden en schandelijken dood overgeleverd, en waarom ? om de oneindige liefde, die hij ons toedraagt,
T)E LIEFDEVLAMMEN
te doen uitschijnen, en onze harten te winnen. Ja, die goddelijke Zaligmaker heeft om geone andere reden in eeneu stal willen geboren worden en op het schandhout des kruises sterven, dan om to toonen hoedanig hij ons bemint, en hoezeer hij wenscht van ons bemind te worden. Dilexit nos, et tradidit semetipsum pro nobis.
Wat zou er van ons geworden zijn, na de zonde van onzen eersten vader Adam, zoo J esus Christus ons niet had komen verlossen ? Helaas, aan onze eigene zwakheid overgelaten , slaven van onze begeerlijkheid, zouden wij ons in alle soorten van misdaden en ongeregeldheden gedompeld en hier op aarde een moeijelijk en rampzalig Teven geleid hebben. Verplet onder het gewigt der vervloeking van eenen beleedigden cn verbolgen God, hadden wij ons hart nooit voelen opspringen van blijdschap op de vertroostende hoop van eens don hemel te bezitten; nooit zouden wij de beminnelijkheden van de liefde Gods gekend hebben; nooit zouden wij dien zoeten vrede , die een goed en gerust geweten ons geeft, gesmaakt hebben. Kampzaligen! altijd handgemeen met onze hartstogten, gedurig in oorlog met ons zei ven en onzen evinmensch . zonden wij hot leven slechts gekend hebben , om het to vervloeken, on zouden wij de aarde, getuige van onze zuchten en tranen, maar verlaten hebben om iu den eeuwigen afgrond der hel te vallen. O welk schrikkelijk lot!
Gelukkig voor ons, had Jesus, wiens goedheid en genade oneindig zijn, medelijden met ons ongeluk. Niettegenstaande wij hem beleedigd hadden , had hij ons nog lief, en stemde hij in onze verlossing toe. Had hij dit niet gedaan, en ons aan de helsche vlammen, die wij verdiend hadden , overgelaten, dan zou hij niet minder groot noch volmaakt geweest zijn; zijn opperste geluk ware hier geenszins door gekwetst cf benadeeld geweest. Maar, enkel door zijne vlammende liefde aangedreven , besloot hij door de lastigste werken, door do afgrijselijkste pijnen, ons de poorten des hemels te openen , alsof zijn geluk van het onze had afgehangen. Zonder lijden had hij ons kunnen verlossen, en nogtans hesft hij dit niet gedaan, integendeel, hij heeft ons door zijn eigen
12
VAN JESUK.
dood van den eeuwigen dood willen bevrijden, en hoewel hij duizende middelen in zijne niagt had om ons te verlossen, zoo heelt hi' toch het vernederendste en pijnlijkste middel willen verkiezen, om alzoo meer regt op onze erkentenis en liefde te bekomen. Een enkel gebed van Jesus, eene traan, een enkele druppel van zijn dierbaar bloed alleen , ware ioereikend geweest om ons zalig te maken. Ja, zegt de lieilige Joannes Chrysos-tomus, ééne van Jesus tranen zou tot onze verlossing ten volle genoegzaam geweest ziin, maar dit was voor onzen goddelijken Zaligmaker niet voldoende om ons al de liefde te bewijzen , die hij ons toedraagt. Zoo sprak die groote leeraar in zijn sennoon. En om ons daar nog een grooter blijk van te geven en ons e.ne grootere verbindtenis van hem te beminnen, op te leggen, heeft hij ia het verkiezen tussehen de eer en de veraehtingen, een arm leven en den pijnlijksten en sohandelijksten dood voor een vreedzaam en roemvol leven verkozen, gelijk de Apostel in zijnen brief tot de Hebreeuwen XII, 2, ons leert.
Ziedaar wat onze God voor ons gedaan, zie, hoe zeer hij ons bemind heeft. En wij, lafhartigen ! wij, ondankbarenl wat hebben wij voor hem gedaan?
Jesus kroont ons met liefde en genade, gelijk David zegt, Ps. CII; 4; hij geeft zich geheel aan ons, slagtoffert zich voor ons, wordt meuseh voor onze zaligheid, om onze harten te winnen, en wij beminnen hem niet, en wij betuigen hem geene de minste wederliefde ! Wel hoe! wij beminnen eenen mensch, omdat hij ons eenigc toe-kens van genegenheid geeft; wat zeg ik ? wij beminnen eenen hond om zijne streelingen, en zullen wij weigeren onzen God te beminnen, die ons zijne weldaden zoo ruim overzendt? Een vriendelijk woord,een hartelijke oogslag, zelfs een glimlach alleen is genoeg, om onze erkentenis tot onzen natuurgenoo'; op te wekken; en God put tor onzer liefde al de schatten zijner magt en wijsheid uit, en wij, wij zullen aan zijne liefde niet beantwoorden ! O hemel, zullen wij dan nooit over zulke verregaande ondankbaarheid beschaamd worden ? zullen wij dan die on-
13
DE LIEFDEVLAMMEN
eindige liefde van oen' zoo goedertieren Vader niet anders dan met onverschilligheden en verachtingen vergelden!
GEBED.
O mijn lieve Jesus! het zij mij toegelaten u to zeggen ; neen, ik zal tot u niet meer zoo ondankbaar zijn , als ik tot dusverre geweest ben; integendeel, ik wil u voortaan uit geheel mijn hart gaan beminnen. Mogt, o lieve Zaligmaker ! mogt deze liefde, die u bewoog, om voor mij op den Calvarie-berg den dood des kruises te onderstaan , mij van alle aardsche genegenheden doen afsterven , en gelijk uw heilige Evangelist Lucas spreekt XII 49 , met dit heilig vuur van liefde , hetwelk gij op de wereld zijt komen brengen, mij verslinden! Ik verzaak, ja duizendwerf verzaak ik die schandelijke vermaken, en daarover bon ik bedroefd uit geheel mijn hart, o welbeminde Zaligmaker! omdat ik u zoo verregaande heb vergramd. Voortaan ben ik bereid liever te sterven , dan u het minste misnoegen aan te .doen en u nog te vergrammen. Ik wil alles, wat van mij zal afhangen , gaan aanwenden, om mij aan u aangenaam te maken. Gij hebtniets ter mijner liefde gespaard, ook ik wil niets meer ter uwer liefde sparen; gij hebt mij zonder uitzondering bemind , ook ik wil u zonder uitzondering gaan beminnen. Ik bemin u, o mijn eenig goed, mijne liefde , mijn leven, mijn al; ja, ik bemin u ! Ach ! ik smeek u, o goede Jesus 1 maak, dat ik u zoo zeer moge liefhebben,als het aan een arm schepsel mogelijk is u te beminnen I maak , dat ik tot mijnen laatsten snik, ja tot in alle eeuwigheid u be-minne. O, dat het zoo geschiede, dat het zoo geschiede!
OEFENING.
I)e zaligheld Is de eenig noodzakelijke zaak.
Christen, wie gij ook zijn moogt, die dit leest, overdenk thans de groote zaak uwer zaligheid. Uwe zaligheid, ach! ziedaar de eenige zaak, waarmede gij u gedurig moet bezig houden, omdat Jesus Christus zelf bij zijnen Evangelist Lucas ons leert, dat het de eenigste zaak is, dc
14
VAN JESUS.
eenig noodzakelijke zaak, X. 42. Werk 200 veel gij wilt om rijk te worden, stapel schatten op een, dit geef ik toe, maar denk eens wel, waartoe zal dit alles dienen, indien gij uwe ziel verliest ? jaag de aardsehe vermaken na, zoek de eer, de waardigheden, volg uwe zinnen, uwe inbeeldingen, leef op uw uiterste gemak, dit sta ik toe: maar wat zult gij met dit alles te meer hebben, indien gij verdoemd wordt ? Nog een weinig tijds, en de wereld, hare rijkdommen, hare vermaken, hare eer, alles zal voor u voorbij zijn; wat zult gij dan van al die dingen denken, zoo gij het ougeluk hebt verloren te gaan ? O lieve Christen! treed in u zei ven, bid ik n, en zie, hoe ver gij gekomen zijt, aangaande de groote, deeenigste zaak uwer zaligheid. Bijaldien gij tot hier toe niets of bijna niets voor den hemel hebt gedaan, haast u ; er is nog tijd, om de hand aan het werk te slaan. Stel uw geweten in goeden staat, en indien het, door Gods genade, u geen enkelen grooten misslag te verwijten heeft, doe uw best om het met goede werken te verrijken en met wezenlijke deugden te versieren: begin hiermede van heden af. Overweeg daarom dikwijls in uwe gedachten deze woorden van uweu goddelijken Meester : Wat zal het den mensch halen geheel de wereld gewonnen te heh-hen, indien hij zijne ziel verliest? (1) En voor welke schatten zal een mensch zijne ziel kunnen herkoopen ? Herinner u steeds deze spreuk, en vraag aan God om ze wel te mogen beseffen. Indiun gij deze wel verstaat, zal zij ongetwijfeld uw hart raken, zij zal u de ijdelheid, het nietige der aardsehe goederen doen zien, en weldra zult gij een Heilige worden. En indien hij heilig wordt, of zoo gij ten minste werkt om het te wordeu, wat groote blijdschap zult gij dan aan ouzen goedertieren Meester niet geven ! wat zaligen vrede zult gij uwe ziel niet toebrengen, wat zoeten vrede zult gij in het binnenste van uw hart niet gevoelen, van eens in den hemel te zullen mogen heerschen! Aan het werk! Jesus is met u, hij verlaat geen enkel zijner kinderen, hij wakkert hunne pogingen aan, en ondersteunt hunne zwakheid, stel uw vertrouwen op hem en gij zult zalig worden.
(1) Matth. XVI. 26.
15
DE LIEr.DEVLAMMEN
Over de liefde, ilic God ons geloond heeft mei o«3 zynen eenigen Zoon te geven.
Sic Den;- dilexit mundnm, itl Filium suum nni-
genitum dar cl. JOAN. IU. 26.
Zoo zeer heeft God de wereld bemind, d.it hij ons zijnen eenigen Zoon heeft gegeven.
Ohoe diepzinnig is de zin van hot woordjehoe diepzinnig is de zin van hot woordje Sic: zoo zeer ! dit. woordje, heeft eene beteokenis, welke wij nooit zullen kunnen begrijpen: het bcteekent de grootheid der liefde, die een en God bewogen heeft, om voor ons niet eenen knecht, niet oenen engel, maar zijnen eenigen Zoon te slagtoiïeren, (1) en dien sehul-deloozen Zoon ter dood te veroordoelen, en den schuldigen mcnsch zalig te maken. Ach ! wie was er bekwaam om ons dien onwaardeerbaren schat te schonken , ten zij die God alleen wiens liefde grenzeloos is? O! hoezeer moeten wij onzen God voor deze liefde danken! Wij waren door de zonde van het leven der genade beroofd, wij waren geestelijk dood, en Jesus heelt ons door zijnen dood doen verrijzen en tot het geestelijke leven teruggeroepen; wij waren ongelukkig, leelijk en afgrijselijk, maar God heeft ons, door zijnen Zoon Jesus Christus, schoon en aangenaam in zijne ooyen geimakt. (2) Hij heeft one niet alleen vau do zonde verlost, maar ons daarenboven in Jesus Christus met alle soorten van geestelijke zegeningen voor den hemel vervuld. (3) O toonder-üare toegevendheid van de teederlartigheid van onzen God! roept de heilige Kerk met eene verrukkende verwondering uit, o onbegrijpelijke liefde! om den slaaf af te koopen, levert hij zijnen eenigen Zoon. (4)
Tracht don zin dezer woorden wel te doorgronden ; hij heeft zijnen eenigen Zoon gegeven. Het is yoor do Enge-
(1) 8. .Toan. Chrys. (2) Eph. 1, 9. (3) Eph. 1,3. (4) Exullet in Sabb. sancto.
If)
VAN JESUS.
len niet, dat Jesus Christus zicli gcslagtofFerd lieelt, het is voor hen niet, dat hij mensch geworden eu uit eene vlekkolooze Maagd geboren is: neon maar liet is aan ons, ellendige kitderen van Adam , dat die kostelijke schat gegeven is ; Nobis datus , nobis natus ex intacta Virgine (1) zoo als de hoilige Kerk zingt. Het is aan ons, dat hij toebehoort : met hem en in hem zijn wij in het bezit van oneindige goederen en schatten. Dan: helaas! hoe weinig kennen wij den schat, door God ons in zijnen eenigen Zoon gegeven ! hoe weinig kennen wij de voordeelen, welke wij uit het vleesch-geworden Woord getrokken hebben! Evenwel deze voordeelen zijn zoo groot, dat wij op zekere wijze over de zonde van Adam ons zouden moeten verblijden. Inderdaad , Jesus Christus heeft ons meer gegeven dan Adam ons ontnomen heeft, wij hebben meer door de verlossing gewonnen, dan wij door de zende verloren hebben, en de genade, zegt de heilige Pau lus, is niet afgemeten geweest volgens de misdaad. (2) Baarom roept de heiligo Kerk mot een en verrukkenden ijver en erkentenis uit: O gelukkige misdaad, die eenen zoo grooten Verlosser heeft verdiend ! o gelukkige en noodzakelijke zonde van Adam, die door den dood van Jesus Christus is uitgewischt. (3)
Ach! kendet gij de gave Gods, zeide de Zaligmaker tot do Samaritanen, kendet gij hem, die u te drinken vraagt! (4) O mijne ziel, het is tot u, dat deze woorden gesproken zijn. Zoo gij wist, wie Jesus is, dan zoudt gij de grootheid kennen van de liefde, die God bewogen heeft, om hem aan ons te geven; zoo gij kendet wie Jesus is, wat hij door zijne menschwording voor u verdiend hooft, dan zoudt gij begrijpen wat al liefde en dankbaarheid gij verschuldigd zijt aan hem die u met een zoo uitmuntend geschenk begiftigd heeft! Heer, zeide de heilige Augustinus, wie ondankbaar is voor de groote weldaad der schepping, die verdient de hel; maar er zou eeno nieuwe hel moeten zijn voor den mensch, die ondankbaar is voor de onuitsprekelijke weldaad van de ver-
(1) In officido Corp. Christ. (2; Rom. V. ID. (3) In off. Missie Sabb. Sancti. (4) Joan. 1. 2.
17
I
DE LIEFDEVLAMMEN
lossing. (1) Men verhaalt van Pater Avila, dat wanneer dezulken , die eenige bijzondere weldaad van God ontvangen hadden, hem daarvan spraken en de goddelijke goedheid bewonderden, hij hun antwoordde: het is
hierover niet, dat gij hem moet bewonderen: maar weed hierover verwonderd, dat God zoo zeer de wereld heeft bemind, dat hij zijnen eenigen Zoon heeft gegeven. (2)
GEBED.
O eeuwige Vader, ik bedank u, dat gij mij uwen Zoon tot Verlosser hebt gelieven te geven. En u, o Zoon van God ! bedank ik, omdat gij mij met zoo groote liefde en met zoo vele smarten hebt verlost. Wat zou er van mij geworden zijn, o mijn Jesus! na mij aan zoovele zonden pligtig gemaakt te hebben, indien gij voor mij niet gestorven waart!
Helaas! het getal mijner zouden overtreft verre het getal der haren van mijn hoofd! (3) Gedurende langen tijd heb ik niet geleefd dan om u te beleedigen! Ach ! waa/rom hebt gij op de aarde mijne ballingschap verlengd ! ('ij Waarom heb ik den laatsten snik niet gegeven, zoodra ik het doopsel had ontvangen; waarom ben ik niet gestorven, eer ik bekwaam was om u te vergrammen? Vergeefsche klagten, het kwaad is bedreven. O minnelijke Zaligmaker! ik smeek u , maak, dat ik een deel van uwen haat, dien gij gedurende uw sterfelijk leven tegen mijne zonden hebt opgevat, moge gevoelen , en verleen mij daarover vergiffenis. Maar het is niet genoeg mij deze te vergeven ; verleen mij daarenboven nog uwe liefde, wijl gij verdient oneindig bemind te worden ; aeh! gelief mij deze goddelijke deugd te verleenen. Gij hebt mij tot den dood toe bemind , welnu , ik wil u, op mijne beurt, tot den dood liefhebben. Ik bemin n, o oneindige goedheid, van ganseher harte, ik bemin u meer dan mijzelven, in u wil ik al de gelegenheden van mijn hart vestigen. Ach! verleen mij uwe hulp, en
(1) In Man. Cap. XV. (2) Perf, chrót. de Rodriguez, Part. 10. traité Vil, Ch. 1. (3) Ps. XXIV. 13. (4) Ps. CXIX, 5.
IS
VAN JESUS.
gedoog niet, dat ik , geiijk te voren, ondankbaar blijve! Toon mij wat gij var. mij verlangt, dewijl ik vastgesteld heb, door de hulp uwer genade, volstrekt alles te doen, wat gij van mij zult begeeren. Ja, mijn Jesus, ik bemin u, en wensch u altijd te beminnen, gij, die mijn schat, mijn leven, mijne liefde, mijn al zijt. Amen.
Men moet de kleine misslagen vreezen.
Br is in het geestelijke leven eene waarheid van de grootste aangelegenheid, en de godvruchtige zielen moeten deze ernstig overwegen. Zij is namelijk de volgende, gelijk ze de Heilige Geest ons gegeven heeft; Qui sper uit modica, pamatim decidet (1) die ligte fouten klein acht, zal allengskens vallen. Begrijp wel deze woorden; zal ellengskens mllen. Hij zal ongevoelig vallen zonder het bijna gewaar te worden , maar evenwel hij zal vallen. Heden zal hij zich eenen kleinen leugen veroorlooven onder den dekmantel van kleine zonde; morgen zal hij tot eenen grooteu leugen overgaan, en eindelijk zal hij zich in groote zonden dompelen. Vrees de verachting van kleine zaken : vrees de kleine fouten, zij zijn op zekere wijze gevaarlijker dan de groote. Ik vrees niet te zeggen, -zegt de heilige Joannes Chrysostomus, hetgeen u wonderlijk en ongehoord zal voorkomen dat het mij somtijds dunkt, dat men minder moet bezorgd zijn om de groote zonden te vlugten, dan om de ligte gebreken te vermijden. De gruwelijkheid van de eerste geeft ons natuurlijk eenen afschrik daarvan, maar wij gewennen ons ligtelijk aan deze laatste; en daar de minachting, die wij er voor hebben, ons belet van ons eenig geweld aan te doen, om er ons van te beteren, worden zij door onze onachtzaamheid zoo groot, dat wij eindelijk niet meer in staat zijn ons daarvan te ontdoen. (2) Ik herhaal het nog eens: vrees de kleine fouten, vrees en vermijd ze, (1) Eccl. XIX, 1. (2) S. Chrys, hom. 87 sup. Matth.
19
DE LIEFDEVLAMMEN
want hoe klein zij ons ook mogen toeschijnen, zij vergrammen daarom niet minder onzen goeden Meester; vrees cn vermijd do kleine fouten, omdat zij ons tot laauwheid brengen; vrees en vermijd de kleine fouten, omdat Jesus Christus ous leert, dat hij, die lt;je-trouw is. in kleine zaken, ook getrouw zal zijn in groote, en dat hij die ongetrouw zal zijn in kleine, ook ongetrouw zal zijn in groote zaken. (1) Waak van heden af wel O]) u zeiven en tracht zoo te leven, dat gij zelfs dezen avond tot Jesus zeggen moogt: Goedertieren Meester, ik heli mij heden geene volle vrijwillige fout te verwijten, ik bedank u daarvoor; immers het is uwe almogende hand, die mij ondersteund heeft, gelief mij al de gebreken te vergeven , die ik uit zwakheid zou kunnen bedreven hebben; ik zal dit morgen nog trachten te verbeteren.
Jesus Chrielns heeft door het verkloten van al z^jn blood , «Ie vergiffenl» onzer zouden verdieud.
Neque per sanguinem hircorum aui vilulorum, sed jier jiroprium sanguinem introivit semel in sancta ^aterna redemptione invent a. Heb. IX. 12.
Jesus Christus is maar eens het heiligdom ingetreden, niet door het bloed der bokken en der kalveren, maar door zijn eigen bloed, ons hebbende verkregen eene eeuwige verlossing.
Ach 1 wat kou hot bloed van al de slagtoffers waard zijn om ons de goddelijke genade te verkrijgen? Dc slagtoiferanden der oude wet hadden uit zich zeiven geeno kracht: zij waren , volgens do uitdrukking van den Apostel, gebrekkelijke plegtigheden en van alle kracht berooid, en nooit zduden zij dien scheidsmuur welke de zonde tusschen God en ons had opgebouwd, hebben kunnen afbreken. Wio zal er danmagtig genoeg zijn, om ons met God te verzoenen? zal het ch 1 wat kou hot bloed van al de slagtoffers waard zijn om ons de goddelijke genade te verkrijgen? Dc slagtoiferanden der oude wet hadden uit zich zeiven geeno kracht: zij waren , volgens do uitdrukking van den Apostel, gebrekkelijke plegtigheden en van alle kracht berooid, en nooit zduden zij dien scheidsmuur welke de zonde tusschen God en ons had opgebouwd, hebben kunnen afbreken. Wio zal er danmagtig genoeg zijn, om ons met God te verzoenen? zal het (1) Luc. XVi, 10.
20
VAN JESUS.
de meuscli zoll' zijn? Helaas! de mensch een kind van gramschap, (1) hij wordt geboren in de vijandschap van God on in do onmogelijkheid van uil zijne eigene kracht eenig werk te doen, hetwelk dien heiligen God zou kuuucu aangenaam zijn, want hij kan in do werken zijner vijanden zijn behagen niet scheppen. Zal het een engel zijn ? Maar een engel is slechts een enkel schepsel , wiens verdiensten govolgelijk een einde hebben en bepaald zijn, terwijl de smaad, door de zenden van den menseh God aangedaan, een oneindig kwaad is. Het is dan God alleen, die de vergiffenis van onze zonden en ons het eeuwige loven verdienen kan. Ja , het is slechts hij alleen die hiertoe bekwaam was, en Jesua Christus, voor ons menseh wordende, om ons te verlossen, heeft voor ons gedaan hetgeen maar door hem alleen kon gedaan worden Gelijk hij zich ge-waardigd heeft ons door zich zeiven te schoppen, zoo achtte hij het zich niet onwaardig ons door zich zclven te verlossen. Zijne liefde tot ons was te groot om aan een ander het geluk en de eer, van ons zalig te maken, over te laten. Tic hen de Heer, zegt hij ons door den mond van Isaias, en ik zal mijne heerlijkheid aan een ander niet geven; (2) en zeker had hij dit gedaan; zoo hij de zorg onzer verlossing aan een Engel had toevertrouwd. Want had hij zich vergenoegd met ons uit hot niet te trekken en ons het loven te geven, dat wij hier op de aarde bezitten , en had hij dan eenen Engel bevolen ons het andere loven te verdienen, hetwelk oneindig waardiger en beter.is, dan zou daaruit volgen, dat wij aan den Engel iets verschuldigd zouden zijn , hetwelk van grootere, en aan God , dat van mindere waarde is. Ik herhaal dan nog eens , God was al te jaloersch over zijne eer en over onze liefde, om aan een ander schepsel het werk onzer verlossing over te laten. Hij heeft ons niet alleen het eerste leven willen geven, met ons uit het niet te trekken, iraar ook heeft hij ons het tweede leven willen schonken
(!) Eph. ir, 5. (2) Iss. XLV11I, 11.
21
DE LI ETDE VLAMMEN
met ons vrij te koopen en te verlossen, opdat wij hem al onze liefde zouden seven, en opdat niemand zou meenen geregtigd te zijn, om bem het minste deeltje zelfs hiervan te ontnemen. Dit is het wat de heilige Angustinus door deze woorden zoo volmaakt uitgedrukt heeft: dewijl God reeds onze Schepper was, wilde hij ook tevens onze Verlosser wezen, opdat onze liefde tus-schen den Schepper en Verlosser niet zou verdeeld zijn.(l)
O mensch! roept de heilige Bernardus uit, erken dan de waardigheid en verhevenheid uwer ziel! Weet gij wel hoe hoog God die kostelijke ziel geschat heeft, die gij zoo door het modder sleept, die gij de slavin van uw ligchaam maakt? Weet gij wel, dat zij meer waard is, dan de geheele wereld ? indien u dit onbekend is, weet dan, dat uw God , ter harer liefde, zijn leven heeft ten beste gegeven , en dat hij dit anders voor de geheele wereld, ja voor duizend werelden zelfs, nooit zou gedaan hebben. (2) Leer nu ook verstaan, hoezeer gij ii schuldig maakt, als gij haar met zonden besmeurt.
Uit hetgeen wij daar even gezegd hebben, blijkt klaar, dat, al had een Engel aan Gods regtvaardigheid voor ons kunnen voldoen en ons verlossen, God zulks niet zou toegelaten hebben: hij zou zich zeiven hebben willen belasten, zoo als hij waarlijk gedaan heeft, met de zorg, van voor ons den hemel tó verdienen eu ons aan de hel te ontrukken, om alzoo beter de grootheid zijner liefde te bewijzen. Ach, wie zal kunnen uitdrukken hoe zeer God ons bemint, ons arme en geringe schepselen ! Die God van hemel en aarde is, ter onzer liefde , van zijnen verheven troon neergedaald, om zich met onze mensche-lijke natuur te bekleeden; hij heeft, ter onzer liefde, in eenen armen stal willen geboren worden, niets anders hebbende dan slechts een weinig stroo om zijne teedcre ledematen op te laten rusten; dertig jaren lang heeft hij in het werkhuis van eenen armen timmerman willen doorbrengen, om met zijn handwerk eea stuk brood te winnen en in het zweet zijns aanschijns ta eten; hij heeft
(1) S. Aug. Cad. Man. XXXVI. (2) S. Bern, lib, de anima, cap. III. m. 3,
22
VAN JESUS.
eindelijk voor ons tot den laatsten druppel van zijn bloed willen vergieten, stervende op een kruis, te midden der scbrikkelijkste smarten.
Ach! wat al reden hebben wij om mot den heiligen man Job'uit te roepen; Heer, wat is de mensch, dat gij hem zoo groot acht! of hoe kan hij het vooncerp moer liefde zijn? (1) Wel hoe! de magtigste monarch der geheele wereld, die God, wien niets ontbreekt, en die zich zei ven genoeg is, zoekt onze liefde en poogt ze te verdienen, met zijn leven voor ons ten beste te geven! Hoe zullen wij hem ooit voor die uitmuntende liefde genoegzaam kunnen bedanken. Laat ons hem beminnen, de liefde kan slechts door liefde vergolden worden ; geven wij hem ons hart, wanneer hij zoo jaloersch is, en laat ons hom al de bewegingen, al de genegenheden, zonder de minste uitzondering, daarvan toewijden. Bedenken wij, daJ;, indien wij hem reeds geheel toebehooren, omdat hij ons geschapen heeft, wij hem nog meer toebehooren, omdat hij ons heeft verlost. Om ons te scheppen, heeft het hem maar één woord gekost: hij sprak en alles was gemaakt. Maar wat heeft hij niet geleden om ons te verlossen.
O mijn Jesus, zie ik lig hier voor uwe voeten. Ik kom u de hulde aanbieden van mijn arm hart, gelief dezelve te aanvaarden! maar helaas, één hart is al te weinig om u te beminnen. En al had ik ook de harten aller menschen, om zo u alleen toe te wijden, dit ware nog te weinig. Hoe groot zou dan mijne ondankbaarheid wezen, zoo ik mijn hart tusschen u en de schepselen verdeelde! neen, lieve Jesus, zoo zal ik niet handelen; gij begeert geheel mijn hart, en gij verdient het voorzeker geheel en al te bezitten, zonder uitzondering wil ik het u schenken. Indien ik niet bekwaam ben het u te geven, gelijk het behoort, neem het dan zelf en maak, dat ik in waarheid moge zeggen: Gij
CO Job n. 17. (2) Bern. De diligendo Deo, Cap. V. (3) Ps. LXXII j 3G.
23
DE UEl'DEVLAMMEJJ
zij( de God van mijn hart. (3) Acli! mijn geliefde Ver- |sc^ j losser, door do verdiensten van het nederige en zeer g6quot;0quot; ellendige leven, hetwelk gij op de aarde voor mij hebt -willen leiden, geef mij de ware ootmoedigheid, opdat quot;f:quot; s ik de verachting en het leven beminne. Maak, dat ik met liefde de ziekten, den smaad, de vervolgingen, het inwendig lijden en »1 de kruisen omhelze, die gij mij zult OFcrzenden; maak, dat ik u beminne, en doe daarna met mij wat u belieft. O hart van Jesus, voor mij van liefde ontstoken, ontsteek mijn hart met eene vurige liefde voor u. (1) en geef mij de genade dat ik vóór mijn sterven geheel aan u toebehoore. Ik bemin u,
mijn Jesus, gij, die zoo zoor verdient bemint te worden,
on die zoo vurig mijne liefde verlangt; ik bemin u uit geheel mijn hart; ik bemin u uit geheel mijne ziel. Doe mijne liefde tot u nog aangroeijen; maak, dat ik, om u te behagen, mijne bedorvene neigingen, begeerten en eigenzinnigheden gedurig versterve; maak, dat ik mijne genoegens en mijne vermaken, en bovenal mijnen wil,
geheel verloochene. O zoete Jesus, ik smeek u met betraande oogen, geef mij alles wijl mij alles ontbreekt.
Ik ben arm, maar zoo gij u gowaardigt, eenen blik van barmhartigheid op mij te slaan, zal ik rijk zijn. Ach!
mijn Jésus, mijn zoete Jesus, heb medelijden met mij!
Maria, mijne teedere Moeder, beseherm mij. Amen.
De zulrere meeniug»
Jesus Christus heeft ter uwer liefde groote dingen gedaan, gelijk gij daar even hebt gezien; en zult gij uit erkentenis zijner teederste liefde, niets voor hem doen? Die goedertiereue Meester vraagt van u niets,
dat te moeijelijk of te buitengewoon is; al wat hij verzoekt, is, dat gij uwe dagelijksche werken met allo mogelijke volmaaktheid zoudt verrigten.
De dag van een christen bestaat r it eene zekere reeks van werken, waarvan de eene good, de andere onver-
(1) Eccles. Preces.
u
VAN JESUS.
e Ver- schillig zijn, enz. Het opstaan, het slapen gaan, het i zeer gebed, de heilige communie, het heilig misoffer, de : ]lei)t . bezoeken, het werk, do wandelingen, de maaltijden 'opdat h®quot; slapen gt; daar hebt gij bijna geheel des menschen dat levensverdeeling. Welnu! wilt gij heilig zijn en zeker igeu, aai1 Jesus hart behagen, zoo doe dit alles met de zui-lie quot;ii vorste meening en met het eenige inzigt, om God aan-n doe genaam te zijn. Maak dezen raad van den apostel voor Paulus werkdadig: Hetzij gij eet, hetzij gij drinkt, eene hetzij gij iets anders doet, doet alles ter eere van God, (1) lat ik en weldra zult gij eene uitstekende volmaaktheid be-in u reiken. Zoo men daartoe niet kon geraken, zegt Al-rden* phonsus llodriguez (2), dan door verhevene werken, it ge- groote edelmoedigheid en zeer verhevene gedachten, ])oc zoudt gij u eenigzins kunnen verontschuldigen, uwe om u onbekwaamheid doen gelden, en zeggen dat gij zoo ju en hoog niet kunt vliegen. Bijaldien men van u eischte nijmj dat gij u dagelijks ten bloede toe moest geeselen.dat wil, gij 0P wator en brood meest vasten, dat gij blootvoets t be- moest gaan, dat gij steeds een haren kleed moest eekt. dragen, zoudt gij kunnen antwoorden, dat dit uwe - vau kracht tc boven gaat, of gij hiertoe niet magtig zijt. \clji Maar Jesus Christus vraagt dit niet, hij wil alleen, mij! dat gij doet, hetgeen gij gewoonlijk doet. Indien gij men dan tot hiertoe hebt veronachtzaamd, al uwe werken, voornamelijk uw ontwaken, uwe maaltijden en uwe vermaken aan God op te offeren, begin dan van heden af; indien gij met weinig eerbied, aandacht en ijver uwe gebeden hebt gestort, zoo ueem u voor, u voor-igeu taan hierin te beteren. Alzoo kan een koopman in zijgij nen handel, eene moeder dos huizes in haar huishouden hem een leerling in zijne leeroefeningen; met geringe moeite iets, tot de volmaaktheid komen. Gij zoudt grootolijks pligtig hij zijn van dit eenvoudig middeL niet te gebruiken, om u alle meerenmeeraangenaamtemakenaau eeneu God,die ter uwer liefde en om uwgeluk te verzekeren, noch zijne eer, ieks noch zijne rust, noch zijn eigen leven zelfs gespaard heeft, ver-
(1) Corintij. X, 31. (2) Second traité. Ch. 11,
50 3
25
DE LIEFDEVLAMMEN
Liefde en lgt;arniliartigliol«I ran Jesus Chrlslus tol ons Lebben by zon der in z^ne menscliwonllng uitgeblonken,
jfppiiriiit lemgnitas ac humanilas Salvnioris tiosiri Dei.
Do goedheid van God, onzen Zaligmaker, en zijne lietde voor liet menschdom zijn op de wereld verschenen.
God heeft ons van alle eeuwigheid bemind, (1) en ■hij zelf verzekert ons deze vertroostende waarheid door den mond van den profeet Jeremias. Maar zijne liefde was ons op zekere wijze onbekend gebleven, to top het oogenblik, waarop hij door zijne menseh-wording zieh verwaardigde ons die te openharen.od heeft ons van alle eeuwigheid bemind, (1) en ■hij zelf verzekert ons deze vertroostende waarheid door den mond van den profeet Jeremias. Maar zijne liefde was ons op zekere wijze onbekend gebleven, to top het oogenblik, waarop hij door zijne menseh-wording zieh verwaardigde ons die te openharen.
„Eer do Zoon Gods menseli word, zogt de heilige Bernardus, had God zijne magt geopenbaard in het seheppen der wereld, en zijne wijsheid in dezelve te besturen: maar toon Jesus Christus op zich genomen had om onze natuur aan te nemen, alsdan kwam de liefde, welke de goddelijke Zaligmaker den mensehen toedraagt, te voorsehijn. (2)quot; Inderdaad, na hem zulk een arbeidzaam en pijnlijk leven te bebben zien lijden, na hem op het schandelijk kruishout onder zulke geweldige pijnon te hebben zien sterven, ware het hem niet den grootsten smaad aandoen, een enkel oogenblik aan de oneindige liefde, welke hij ons toedraagt, te twijfelen? Ja, hij bemint ons bovenmate, en omdat hij ons bemint, wil hij ook van ons bemind worden. Ware het mogelijk dat wij ondankbaar zouden zijn? Ware het mogelijk dat wij voor de liefde; van Jesus zouden ongevoelig blijven ? Laat ons oens ernstig overdenken tot welken sehrikkelijken staat van ollcnde en krachteloosheid de zonde onze ziel gobragt had, eer hij op de wereld kwam om dezelve zalig te maken. Wij
(li Jerim. XXX, V. (2.) S. Bern, Serni. I, in Nat. Dom.
26
VAN JESUS.
waren met misdaden besmet eu overladen, tot dood en hel veroordeeld, en had God ons door zijne regt-vaardigheid aan ons zei ven overgelaten, zoo als hij met do duivelen gedaan had, dan zouden wij niets te zeggen gehad hebben; want wie zal teyen de oordeelen des Eeeren durven opstaan? zoie zal er vermetel genoeg zijn om hem te beschuldigen, al had hij zelfs al de volkeren , die hij (/emaakt had, verdelgd ! (1) Niets volstrekt niets is er bekwaam om zijne blikken van goedheid en toegenegenheid op ons te trekken : wat zeg ik ? De zondo had ons leelijk en afgrijselijk voor zijne oogen gemaakt en nogtans zie, hoe Jesus, door barmhartigheid bewogen, op aarde nederdaalt, om ons zijne liefde te openbaren met op een kruis te sterven! Wij waren arm , en hij komt ons met allerlei geestelijke gaven en weldaden verrijken ; wij lagen in dikke en zwaro duisternissen bedolven , hij komt ons mot de fakkels zijner leer verlichten; wij waren tot do straffen der hel verwezen, en hij komt ons dc poorten des hemels openen en ons een eeuwig heil verdienen; wij waren zijno vijanden, en hij komt zich met ons verzoenen en ons tot zijno boezemvrienden aannemen.
O Christen ! aangezien God ons zoo voorname eu veelvuldige liefde heeft betoond, toen zelfs, toen wij zoo ondeugend waren, laat ons hem ook, dewijl hij ons eerst heeft bemind, o/) onze heuït uit geheel ons hart beminnen. (2). quot;Wat is er billijker en regtvaardiger ? Onze Heer Jesus Christus , zegt de H. Paulas, is voor ons gestorven, opdat wij voor hem zouden leven, (3) kunnen wij nu met waarheid van ous zeiven deze troostvolle waarheid geven, dat wij tot dusverre voor Josus geleefd hebben? Helaas, misschien hebben wij noguietéénen dag, niet één uur voor hem geleefd! O, wat groote schande! Wel hoe! God heeft ter onze liefde alles ge-daau, en wij hebben nog niets ter zijner liefde ver-rigt! beginnen wij dan van heden af ernstig Jesus te beminnen en voor hem te leven. Voor Jesus loven is in alles zijnen heiligen wil volbrengen, is gedurig zich
(1) Sap. XII, 12. (2) Joan IV. (3) U Corinth. V. 15.
27
DE LIEFDEVLAMMEN
zeiven Terloochenen, is alle oogenblikken zich geweld aandoen, is zijn kruis met onderwerping en liefde opnemen en dragen. Voor Jesus leven is gestadig bidden, is stiptelijk al de pligten van onzen staat vervullen zonder ophouden zich versterven, zich oefenen in ootmoed in zuiverheid, in liefde tot den evennaaste, in zachtmoedigheid, in inwendig gebed. Voor Jesus leven is de ongeregeldheden en de zonden van ons voorgaand leven beweenen, is zich van al het aardsche onthechten, is naar het heil des hemels verzuchten en verlangen. En wat hebben wij van dit alles tot nu toe gedaan?.... Niets, bijna niets misschien. Verootmoedigen wij ons dan ten minste op het zien van zoodanige lafhartigheid, en maken wij voor het toekomende goede voornemens.
O mijn Zaligmaker ! wanneer zal ik dan de liefde beginnen te erkennen, welke gij mij bewezen hebt? In plaats van u te beminnen, heb ik u tot hiertoe niets anders dan ondankbaarheid getoond en uwe genade veracht: evenwel omdat gij oneindig goed zijt, wil ik mijn vertrouwen niet verliezen. Gij hebt beloofd te vergeven aan al wie leedwezen heeft; ach! heb deernis met mij en doe mij de uitwerkselen uwer belofte gevoelen. Ik heb u oneer aangedaan, door mijn gemak en mijne vermaken hooger dan u te achten; maar heden ben ik hierover bedroefd uit geheel mijn hart, en niets smart mij zoo zeer, dan u, mijn opperste goed, zoo schandelijk vergramd te hebben. Vergeef mij, en hecht mij geheel aan n vast door een eeuwigen liefdeband , opdat ik u voortaan niet meer verlate en niet meer leve dan om u te beminnen en uwen godde-lijken wil te volbrengen. Ja, mijn Jesus , voor u alleen wil ik leven, en u ulleen verlang ik te beminnen. Ik heb u vroeger voor het schepsel verlaten, nu wil ik alles voor u verlaten en mij geheel en al aan n gevet . Ik bemin u, o God mijner ziel! ik bemin u meer dan mij zeiven. O Maria, Moeder Gods, verwerf mij de genade vau hem tot den dood getrouw te zijn. Amen.
28
VAN JESUS.
OEFENINGEN.
Den ^«leiou lof onzer werken vlngten.
Treed heden eens opregt in u zeiven, en zie met welke meening gij uwo werken verrigt. Zoo gij dio werktuigelijk zonder eenige goede of kwade meening doet, zullen zij u voor den hemel vruchteloos zijn: zoo gij dezélve verrigt met het voornomen van aan de mensohen te behagen en uit ijdeleu room , al waren de werken uit zich zeiven nog zoo goed, worden zij slecht en strafwaardig. Zoo gij, integendeel , in al uwe werken God alleen beoogt, en gij zijne eer en het volbrengen van zijnen wil alleen in dezelve betracht, dan zijtgij gelukkig, wantalzoo verzamelt gij verdiensten en schatten voordo eeuwigheid. Vlugtdan, vlugt den ijdelen lof, en. wacht u van uwe goede werken voor de mensohen te doen, om van hen gezien te worden; wart aldus zult gij er geen loon in den hemel voor ontvangen. (1) Mijn God ! wat is al de eer dezer wereld anders dan een ijdelo rook? Bevredigu, in het doen van uwe goede werken, met do troostende getuigenis van uw geweten ; vergenoeg u niet te weten, dat gij eenen God tot getuige uwer werken hebt, ea ga van de menschen geeno valsche eer afbedelen, die u de ware eer zou doen verliezen. Het oordeel der mensc hen is van geeno waarde,en gij zijt daarom niet beter, omdat zij ngeprezen hebben.Zeg en herhaal geduri? uit. liet diepste van uw hart: Her zij Ood in het hoogste des hemels in alle eeuwen der eeuwen! (2) Niet aan ons. Heer, niet aan, ons, maar geef de eer aan uwen mam. (3) Verberg uvve goede werken zoo veel in uw vermogen is, en wees immer bezorgd dat gij eene goede meening hebt, alvoiens uwe werken te beginnen, met Ignatius de Loyola zeggende: Mijn God, ik ga dit doen ter uwer liefde en ter uwer meerdere eer en verheerlijking. (4) Indien de duivel van ijdelen roem u in het midden van een Werk komt bekoren, staak het daarom niet,maarzeg hem met den heiligen Bernardus: Zt-/ici dit werk voor u niet begonnen, en daarom zal ik het voor uniet sl aken. (5) Alles voor God! (dies voor zijne eer! dit zij altijd uwe zinspreuk.
(1) Mallh. VI, 1. (2) 1 ad. Tinoth. 1, 17. (3) Ps. CVIII. (4) Ad. majorom Dei gloriam. (5j S. in vita ipsius.
50 3.
39
DE LIErDEVLAMMEN
God de Tader heeft iQnen Zoon op aardo gezonden, om ous hei leven , dat door de zonden terloren bobben, weder te geven.
hi hoc apparuU Charitas Dei in nobis qua Filium suum unigenitum misit Deus in ntundum, ut vivamus per eum. 1 Joan. IV, 9.
Hierin heeft God zijne liefde tot ons doen uitschijnen, dat hij zijnen eeni-gen Zoon in de wereld heeft gezonden, opdat wij voor hern zouden leven.
Alle menscheu waron door de zonde gestorven, en zij zouden in dezen staat des doods gebleven zijn, zoo de homelsehe Vader zijnen eenigen Zoon niet gezonden had, om hen, door het vergieten van zijn dierbaar bloed, te doen herleven. O wonder! een God geeft zijn leven voor den mensch ten beste! een God!!! en wat is dan de mensch?lle menscheu waron door de zonde gestorven, en zij zouden in dezen staat des doods gebleven zijn, zoo de homelsehe Vader zijnen eenigen Zoon niet gezonden had, om hen, door het vergieten van zijn dierbaar bloed, te doen herleven. O wonder! een God geeft zijn leven voor den mensch ten beste! een God!!! en wat is dan de mensch?
De Serafijnsche Bonaventura, dit liefdegeheim overwegende , riep uit; O goede Jesus, wat hebt gij gedaan ? Hoe verre heeft de liefde u gebragt ? Wat hebt gij gezien? wat hebt gij in mij gevonden, dat geschikt was om u zoo groote liefde in te geven? Waarom hebt gij voor mij willen sterven? Wie ben ik dat gij met zoo kostelijken prijs mijne ziel afkoopt? (1) Wat ben ik anders, o mijn God, dan een verachtelijk niet, een ondankbaar schepsel! Maar het is juist hierin, dat de oneindige liefde van God ons luisterrijk uitschijnt. Onze verworpenheid, onze ellenden hebben zijne liefde geenen afkeer van ons doen opvatten, zij hebben ze, integendeel , meer doen aangroeijen. Hoe zeer onze misdaden hem van ons hebben verwijderd en ons zijne liefde hebben onwaardig gemaakt, des te meer ijver heeft hij getoond, om ons te zoeken en ous bewijzen te geven van zijne teedere liefde voor ons. Deze heeft
(1) D. Büiiav., Stimulus divini amoris part 1, Cap. lï.
30
VAN JESUS.
hem zoo verre gebragt, dat hij zijn sohuldeloozen Zoon aan een kruis heeft genageld, om ons aan de hel te ontrukken en ons tot zijne liefde te verwekken! ü onbegrijpelijk wonder van Gods liefde tot ons! Hoe lang zullen wij u uog ondankbaar blijven? Hoe lang zullen wij nog wederliefde weigeren aan eenen God, die ons zoo vurig heeft bemind?
De liefde, die God on.3 allen bewezen heeft, is waarlijk oen geheim, zegt de heilige Pulgentius; wij hadden dien algoeden God veracht, hem versmaad, v/ij hadden zijnen haat op ons getrokken, met ons van hem te verwijderen, en hij heeft niet nagelaten ons to beminnen, ja zoodanig te beminnen, dat hij zijnen eigen Zoon op aarde heeft gezonden, ooi onze Vriend, onze Broeder, onze Zaligmaker te worden, hij heeft ons bemind als wij ziek waren, om ons te genezen; hij heeft ons bemind als wij boos en ondeugend waren, om ons braaf en deugdzaam te maken; hij heeft ons bemind als wij dood waren, om ons tot het leven terug te brengen. (1) Van af het hoogste van zijnen troon heeft hij onze ellende gezien, en hij is daardoor tot medelijden bewogen geworden; hij heeft gezien, dat wij op den weg der ondeugd omdwaalden , en hij heeft ons zijnen Zoon gegeven, om ons op den weg des hemels te stellen. Die aanbiddelijke Zoon is op aarde verschenen en gedurende drie en dertig jaren, dat hij onder ons is blijven wonen, heeft hij door alle mogelijke middelen gewerkt, om ons uit de klaauwen van den duivel en aan onze eigene driften te onttrekken. Hij heeft ons hart zoeken te winnen, als of hij zonder ons niet had kunnen gelukkig zijn, en voor onze zaligheid op een kruis willen sterven, om onze liefde te verdienen. Welk eene wonderbare goedheid van God, roept de heilige Bernardus uit alzoo don mensch opgezocht te hebben? Welke voorname eer voor den mensch, alzoo door God te zijn gezocht geworden! Ja, teregt mag de mensch zich over deze eer beroemen; hij mag daarin eenen heiligen hoogmoed scheppen, niet uit hetgeen hij in zich zeiven is, (1) S. Fulg., sorm 2, de duplice natura Christi.
3i
nE TjTBFBEVLAMMaN
vermits hij oen niet is, maar uit de hoogachting, die de Schepper hem bewezen heeft. Al de schatten, al de eer der wereld, is niet te vergelijken bij deze hoog-aehting, met welke God hem vereerd heeft. (1).
Aangezien Jesns Christus mij zoo zeer bemind heeft, aangezien hij mij, ondanks mijne nietigheid, zoo groot geacht hoeft, aangezien hij mij tot zoo grooten adel en waardigheid heeft verheven, met mijn broeder te willen worden, zal ik mij dan nog gaan verachtelijk maken door de aangokleefdheid der wercldsehe zaken en bovenal dooide zonde ?(2) Dewijl God mij op zekere wijze tot aan zijnen troon verbeven heeft, zal ik mij dan nog in don modder der zonden gaan werpen? Neen. neen, nooit meer! en met de hulp van Gods genade, zonder welke ik niets vermag, wil ik liever duizendmaal sterven. God heeft mij bemind, ik zal hem op mijne beurt beminnen: God heeft mij groot geacht, ik zal mijne waardigheid wel weton te erkennen, met zelfs de schaduw van dc zonde ie vlugten; God is uit liefde tot mij gestorven , indien bot noodig is, zal ik we! weten uit liefde tot hem te sterven; hij zal mag-tig genoeg zijn om mijne zwakheid te onderfclirageu.
GEBED.
Heer, heb medelijden mot mij, en geef mij do genade van'voortaan niet meer te loven dan voor hem alleen, die, uit liefde tot mij, zijn dierbaar bloed en leven heeft ten beste gegeven: gij, die Jesus,uwen Zoon, ons geschonken hebt opdat wij het leven, dat wij door de zoi-.den- verloren hebben, weder zouden kunnen bekomen ! O lieve Jesus, miin welbeminde Zaligmaker ! op het aauschou ven van uwe wonden en van dat kruis, waarop gij voor mij den laatsten snik hebt gegeven, draag ik miju leven en mijnen wil u geheel en al op. Ach! maak, dat ik geheel u toebe-hoore; maak, dat ik voortaan u alleen zoeke en voor u alleen leve. Ik bemin u, o oneindig goede God! God van oneindige liefde ! Verleen mij de genade, dat ik al de dagen mijns levens tot u moge zeggen: Mijn God, ik lemin u, ik bemin w, verleen mij ook deze weldaad van
(1) S.Bern, adventu serm. 1. (2) Aug. serm. 4 de Nat. Domini.
32
VAN JESUS.
met deze woorden in den mond te mogen sterven: Mijn God, ik heminu, ik bemin u. Ik bid u om deze kostelijke genade van oenen goeden en zaligen dood door de verdiensten van uw lijden; ik verzoek u dit ook in den naam van Maria, uwe en mijne Moeder. Amen.
tieiukklg zij, die weentn.
Christene ziel, die dit leest, overweeg een oogenblik deze woorden van onzen goedertieren Meester: Zalig zijn zij, die weenen, want zij zullen vertroost worden. (1) Ach! wat groote redenen hebt gij van te weenen!
1. Gij moet mee zonden heweenen. Helaas! hebt gij wel immer die zonden beweend, waaraan gij u pligtig hebt gemaakt, en die zco veelvuldig en sehrikkelijk zijn? Zij hebben nogtans den dood van Jesus veroorzaakt, en gij zijt niet zeker of zij u in do hel niet zullen dompelen. Weet gij, of gij daarvan vergiffenis bekomen hebt? weet gij, of gij haat of liefde waardig zijt ? de Apostel der volkeren, de heilige Paulus, wist het niet en hij beefde van schrik, de heilige Bernardus die godspraak zijner eeuw, wist het niet, en hij was met vrees bevangen ; (2) gij zelf weet het niet, en zoudt gij niet vreezen ? vrees dan en ween.
2. Gij moet de zonden van anderen heioeenen. Ouders gij moet do zonden uwer kinderen beweeneu, waarvan gij misschien, door uwe onachtzaamheid en kwade voorbeelden, oorzaak geweest zijt, herders der zielen, gij moet de zonden uwer schapen beweenen: Christenen, wij moeten de zonden onzer broederen beweenen, omdat de zonden onzen God vergrammen.
3. Gij moet uwe langdurige hallingschap op aarde beweenen. Ach! in welke brooze vaten draagt gij de genade Gods! hoe dikwerf zijt gij blootgesteld van deze alle oogenblikken te verliezen! hoevelen zijn er nu niet voorgegaan, die dezelve verloren hebben, en die ze nooit meer hebben wedergevonden. Daargij gedurig blootgesteld zijt
([) Mattli, V. 5, (2) Quis scit si sit diguus amoro, an odio. S.Bern.
33
DB LIEFDE-VLAMMEN
aan de bekoringen van het vleosoh, van de wereld en den duivel, zijt gij gestadig in gevaar van den hemel te verliezen en in den afgrond der hel te, vallen. Beween dan uwo ballingschap. Breng geheel den dag in eene groote ingekeerdheid door , wek u op tot leedwezen, en herinner u daarom dikwijls uwe voorgaande zonden en uwe tegenwoordige ellenden; lees in het Latijn, in het Pransch of in het Hollandsoh den vierden der zeven boetpsalmen, liet Miserere, en tracht door gevoelens van boetvaardigheid, die hij bevat, uw hart tot ontroering op te wekken. Ween, Christen ziel, ween; Jesus heeft u daarvan het voorbeeld gegeven, dewijl hij zelf uwe zonden heeft beweend; ween, en gij zult weldra ondervinden hoe zalig de tranen van leedwezen zijn.
Onze Zaliguuiker 1« uit den honiel op aurdc nedergedaald . niet uit uood-zakelijkbeid of eigenbelang, maar uit liefde tot onse
Per viscera misericordice Dei noalri, in quibus visilavit hos oriens ex allo. Luc. 1. 17.
Door de liefde en het medelijden van God, die gemaakt heeft dat deze zon van regtvaardig-iieid is opgestaan, en ons uit het hoogste des hemels is komen bezoeken.
Indien de Zoon Gods op aarde komt om ons te verlossen, is zulks' niet, dat hij op eenige wijze hiertoe verbonden is, of uit noodzakelijkheid gehoorzaamt; het is ook niet uit eigenbaat, dewijl zijn geluk en zijne heerlijkheid onafhankelijk zijn, niet alleen van den nienseh, maar ook nog van alle schepselen.ndien de Zoon Gods op aarde komt om ons te verlossen, is zulks' niet, dat hij op eenige wijze hiertoe verbonden is, of uit noodzakelijkheid gehoorzaamt; het is ook niet uit eigenbaat, dewijl zijn geluk en zijne heerlijkheid onafhankelijk zijn, niet alleen van den nienseh, maar ook nog van alle schepselen. Hij is de Heer , zegt David, en Hij heeft onze goederen nietnoodig. (1) Hij komt omdat hij aangedreven is door de overgioote liefde, door medelijden met onze ellenden en door het verlangen dat hij heeft van ons zijne liefde te bewijzen, met aan onze kwalen een krachtig geneesmiddel toe te brengen. (2) (1) Ps. XV, 2. (2) Pet, 1,3.
31
VAN JESUS.
En dit zingt de heilige Kerk dagelijks in het heilige Misoffer met deze woorden , Jesus Christus is voor ons en voor de zaligheid der menschen, uit den hemel nedergedaald (!) Zij zegt niet, dat hij van daar is redergedaald, dat hij is mensch geworden, dat hij geleden heeft en begraven is voor zijn eigen belang, maar voor onze zaligheid. Welke groote goedheid , welke oneindige barmhartigheid van den kant van onzen Schepper!
Wel hoe! Heer, dewijl gij met den verloren mensch zooveel medelijden hebt, waarom is het dan nog noodig op aarde te vorschijnen ? is liet niet genoeg eeuen Engel uit den licmol te zenden om hem te verlossen ? Neen; voorwaar, antwoordt hot eeuwige Woord, ik wil zelf op aarde verschijnen , tcu einde de mer.sch de grootheid mijner liefde tot hem moge kennen. Do heilige Augustinus leert ons, dat eene der bijzonderste redenen, die Jesus Christus opgewekt hebben, om op aarde neder te dalen, geweest is, om de menschen te doen begrijpen tot hoeverre hij hen bemind heeft. (2) Maar hoe weinig menschen ziet men, o lieve Jesus, die u waarlijk beminnen , nadat gij op aarde verschenen zijt om hen tot wederliefde op te wekken 1 Helaas ! ongelukkig mensch als ik hen ! Hoe vele redenen heb ik m het bijzonder niet, om te blozen en beschaamd te staan 1 Want gij weet, o mijn God, hoe weinig ik u voorheen heb bemind, gij weet hoe zeer ik uwe liefde versmaad heb! Ach! zeer minnelijke Zaligmaker, mogt ik van droefheid sterven! Ik ben bedroefd , omdat ik n zoo veracht heb, en ik wil voortaan door mijne boetvaardigheden alles gaan horstellen.
Wat ben ik droevig, (3) o aangenaam en verheven goddelijk licht, wat ben ik droevig, u zoo laat gekend te hebben ! Mijne schuldige driften hadden mijne oogen a!s met eene dikke, duistere wolk verblind, die mij belette het licht uwer regtvaardigheid en waarheid te zien. Ik was mot duisternissen omringd, en in deze duisternissen schiep ik mijn behagen, omdat ik de schoonheid van uw licht niet kende. Ik was blind, en beminde mijn ver-
(•)) In Symb. Credo in unum Deum. (2) S. Aug. De catechi-sandis surdibus, cap. 3. (3) Aug. Soliioq, cap- 38
35
DE LIEFDEVLAMMEN
blindheid, omdat zij mij meer vrijheid gaf om mijne ongeregelde driften, in te volgen. Wie heeft mij van deze verblindheid genezen ? Wie heeft de duistere wolk doen verdwijnen ? wie heeft mij de hand toegereikt om mij | de
uit den modder der ondeugden, waarin ik nedergezonken al
wr.s, te trekken ? Ik heb dien Verlosser niet geroepen, en ge
hij is tot mij gekomen; ik heb zijne hulp niet verzocht, vii
en eehter heeft hij mij geholpen. Wie is dan die zoo goe- ee:
dertierene barmhartige Verlosser? Aohl gij zijt het, o u Jesus, mijn lieve Jesns! gij zijt van uwen hemelsehen
troon op aarde nedergedaald, om mij uit mijne ongereg- te
tigheden te trekken en onder het getal uwer kinderen te zo(
stellen. Wat zal ik u wedergeven voor zulk eene groote en
weldaad! ik was van den weg uwer geboden afgeweken. La
ik was verre van u gevlugt, gij zijt zoo goed geweest, om mi
mij te achtervolgen, mij in mijne vlugt tegen te houden dit
en mij uit mijne doling te trekken. O mijn Jesus! ik her- we
haal het, wat zal ik voor eene zoo teedere liefde we- ma
dergeven! Ach! ik zal u uit geheel mijn hart, uit al O
mijne krachten, meer dan alle sehepselen, meer dan al,
mij zeiven beminnen, ondersteun mijne zwakheid. wie
Aangezien Jesus Christus ons zoodanig bemind heeft der
* dat hij op aarde ons is komen verlossen, en ons uit den baa
modder onzer zonden met eene zoo mededoog^nde barm- uits
hartigheid getrokken heeft, hoe is het mogelijk, dat wij dra
ons niet geheel aan zijne dienst toewijden? Waarom smelt van
ons hart niet gelijk was, in de tegenwoordigheid eener kun
zoo brandende liefde! Is het mogelijk, van niet duizend- zwij
maal te wenschen den marteldood te ondergaan voor hem de
die voor ons zoo veel heeft willen lijden1 Wel hoe, zou- hagi
den wij in staat zijn om de goedheid en de liefde van onzen geei
goddelijken Zaligmaker te vergeten? Neen, neen, het in r
zal zoo niet gaan: wij zullen eenen God weten te be- te 1:
minnen, die door zijnen dood ons hel leven gegeven lukk
heeft, die ons van de duisternissen tot het licht, van u zc
de ballingschap tot het gewenschte vaderland, van de leen
drrefheid tot de vreugde van de uiterste ellende tot digh
eene eeuwige heerlijkheid heeft doen overgaan. (1) mog
(1) Pauiin. Forojuliens. Episc. liber de salut;\ribus documentis inter opera S. Aug.
■
30
VAN ' JESUS.
GEBED.
O zoete Jcsus! ik smeek u, wond mijn hart zoodanig door uwe liefde, dat ik niemand anders meer dan u alleen beminne, gij, die u zeiven te mijner liefde niet gespaard hebt. Maak, dat ik geheel mijnen troost vinde in met u gekruisigd te worden, en dat mijn eenig geluk zij dag eu nacht op u te denken en met u bezig te zijn.
37
O Jesus, dien k nu uit geheel mijn hart verlang te beminnen, maar dien ik het ongeluk gehud heb zoo grootelijks te vergrammen, o Jesus! vergeef het mij en verleen mij de genade u waarlijk te beminnen. Laat niet toe, dat ik nog langer de zoo groote liefde miskenne, welke gij mij bewezen hebt. Ik bemin u nu, dit_troostend vertrouwen heb ik; maar ik bemin u te weinig, gij zijt immers eane oneindige liefde waardig: maak, dat ik u ten minste uit al mijne krachten beminne. ü mijn Zaligmaker, mijne vreugd, mijn leven, mijn al, indien ik u, die oneindig goed zijt, niet bemin, wie zal dan het voorwerp mijner liefde zijn? ik onderwerp mijnen wil geheel aan den uwen, en uit dank baarheid voor de pijnen, welke gij voor mij hebt willen uitstaan, beu ik bereid om alles te lijden en te ver dragen, wat gij mij zult gelieven over to zenden. Neem van mij alle gelegenheden weg, waardoor ik u zou kunnen vergrammen: laat mij niet in de bekoring bezwijken, maar verlos mij van het kwaad. Verlos mij van de zonde en handel daarna met mij naar uw welbehagen. Ik bemin u, o oneindige goedheid! en ik begeer liever aan allo rampen blootgesteld ie zijn, ja zelfs in mijn niet weder te keeren, dan te leven zonder u te beminnen ! Ach! mogt ik uit mijn leven die ongelukkige dagen wissohen, welke ik doorgebragt heb in u zoo schandelijk te vergrammen! O mijn J esus! verleen mij de genade, van door eene opregte boetvaardigheid voor zoo menigvuldig bedrevene zonden te mogen voldoen. Amen.
3
50
DE LIEFDEVLAMMEN
De ingetogenheid.
Tracht geheel dezen dag in de diepste ingetogenheid door te brengen, en stel alles in het werk, om u daarvan eeno heilige gewoonte te maken. Het ia onmogelijk van in de deugd voortgang te maken, als men niet overweegt en ingekeerd is, omdat men zonder de ingetogenheid noch met vurigheid kan bidden, noch op zich zeiven waken, noch zijne kwade gewoonten ontdekken. Men bekomt en onderhoudt de ingetogenheid door het gebed en de versterving, waarvan wij later zullen spreken: men verkrijgt dezelve ook door de stilzwijgendheid en door de krachtige verheffingen des harten tot God.
Door de stilzwijgendheid. Bedwing uwe tong en spreek weinig en met omzigtigheid: die zijne tong niet bedwingt en eclder meent godsdienstig te zijn bedriegt zich: zegt de heilige Jacobus. (1) Spreek weinig, want volgens de heilige Schrift, is de al te groote uitgestortheid in woorden het kenteeken van eendwaas. (2) Spreek weinig, omdat de onmatisjheid in het spreken niet alleen beletsel stelt aan de ingekeerdheid van den geest, maar ook oorzaak is van veelvuldige zonden: zoodanig , dat men van hem die vee! spreekt vrij mag zeggen, dat hij vele misslagen begaat, daar een voorzigtig man deze zal vermijden. (3) Spreek weinig, omdat tegen ééne zonde, die men bedrijft met te zwijgen, als het zov.nuttig zijn te spreken, men er in,alle geval honderd bedrijft met te spreken. (4) Spreek weinig omdat de stilzwijgendheid in eene ziel den kostelijken schat van Gods geest bewaart, en het veel spreken hem verdrijft en uitdooft. Een mensch, die zijne tong niet lean bedwingen is gelijk eene onbemuurde stad, zegt de heilige Geest., zij is langs alle kanten blootgesteld aan hare vijanden , en onbekwaam om zich te verdedigen. (5) Spreek dan weinig, zoo gij de ingetogenheid des geestes wilt behouden.
(1) Jac. 1,26. (3) Stultus verba multipricat Eed. X, 14. (3) Prov. X, 19. (4) S. Ambr., lib. 1, Ol'fic. Cap. 2. (5; Prov. xxv, 28.
38
VAN JESUS. 39
2. Door de krachtige verheffingen des harten tot God. Maak u eene heilige gewoonte van dikwijls, gedurende den dag, en des nachts, indien gij wakker wordt, schietgebeden te doen, gelijk men die gewoonlijk noemt. Niets zal u zoo voordeelig zijn om u in de ingekeerdheid te houden. Zie hier eenige dergelijke: GW, ik bemin u vit geheel mijn hart. — Mijn God, ik aanvaard dezen smaad, deze vernedering, deze ziekte uit liefde tot u. — Heer, wanneer zal ik u beminnen, gelijk gij verdient bemind te worden? enz. enz.
Ö*er den vurigen wensch cu Lel verlangen, dat de Heiligen van het oud Verbond naar de kornet van den Jlissia* hadden.
Rotate coeli de sup er, et nubes plnant justum, aperiatur terra et germinet Salvatorem. isaias XLV. 1,— Emit te ngnum dominatoremterra . Isaias,.XLV, 1. — Sa-hitare tuum de 7iobis. Ps. LXXX1V. 6.
Hemelen, laat uwen daauw nedervallen, wolken verspreidt de regtvaardigheid, dat de aarde haren schoot opene en den Zaligmaker bare. - Heer, zend ons het lam, dat de aarde beheerscht. — Geelquot; ons den Zaligmaker, die ons zoo lang beloofd is.
Sedert God, in zijne barmhartigheid, aan den in zonde gevallen en tot de hel verwezen mensch, eenen Zaligmaker had beloofd, hielden de Heiligen en de profeten van het oude Verbond niet op, hunne wenschen en gebeden hemelwaarts te stieren, om zijne komst te verhaasten:edert God, in zijne barmhartigheid, aan den in zonde gevallen en tot de hel verwezen mensch, eenen Zaligmaker had beloofd, hielden de Heiligen en de profeten van het oude Verbond niet op, hunne wenschen en gebeden hemelwaarts te stieren, om zijne komst te verhaasten: Heer! riepen zij uit, aanschouw •uit het hoogste des hemels! en verwaardig u eenen blik op uwe ongelukkige schepselen te werpen; waar is de teedere liefde van uw hart en van uwe barmhartigheid ! (1) Wees gedachtig wat ons is overkomen, en welke onheilen op (1) Ps. LX1II, IS.
DE LIEFDEVLAMMEN
onze hoofden zijn nedergeüort. Let op de schande waarmede wij zijn overladen; zie den schrikkelijken staat, tot welken wij gehrayt zijn. Slaven hebben ons beheersoht en ons in zware ketenen en boeijen geklonken, wij zijn de speeltuigen onzer drifter geworden, en onze vijanden hebben hun vermaak genomen in misbruik te maken van onze zwakheid. Heer, zult gij ons voor altijd vergeten, en zal de Verlosser dien gij ons zoo plegtig hebt beloof d, dan nimmer komen? (1) Ach! wij smeeken u, zend ons den-gene, dien gij moet zenden, (2) Neig uw oor en luister, open uwe oog en en beschouw onze droefheid. Heer, verhoor ons, en vertoef niet ons onzen Wetgever toe te zenden; dit verzoeken wij u in naam moer eigene eer. (3)
Dusdanig waren de wensohen der heilige Aartsvaders. O! hoe vurig waren hunne zuchten! o! hoe dringend wenschten zij naar de komst van den Messias! met wat ongeduld verwachtten zij hem! Hadden zij het geluk gehad van hem te zien, wat zouden zij dan niet gedaan hebben, om dien goddelijken Zaligmaker te behagen ? met wat drift zouden zij niet gezocht hebben hem hunne liefde'te hetoonen! met wat ijver zouden zij hem niet bedankt hebben voor al de weldaden eu gunsten, welke hij hun kwam aanbrengen.
En wij. Christenen wij, die de Zaligmaker gezien hebben, wij, die hem in onze labernakelen bezitten, wij, die door zijne liefdeblijken omringd , met zijne weldaden vervuld, met zijn bloed gelaafd worden, hoe gedragen wij ons jegens hem? 0 hemelen, weest verbaasd. (4) naau-welijks denken wij op al wat Jesus tot onze liefde gedaan heeit! Naauwelijks beminnen wij dien zoo teederen en liefdewaardigen vriend? Wat zeg ik ? het schijnt, dat wij hem reeds eene groote gunst bewezen hebben, wanneer wij voor al zijne weldaden, hem niet noodzaken, smaad
en verachting van ons te ontvangen..... Ach, laten wij
onze ondankbaarheden staken, en eindelijk Jesus beminnen, zooveel het in ons vermogen is. Indien wij hem weinig beminnen, laat ons ten minste begeerig zijn, om
(1) Thren. V. passim. (2) Exod. IV, (3) Dan. IX, 18. 19. (4) Jeiem. II 21.
40
VAN JESUS.
hem meer te beminnen: de goede begeerten, wanneer zij regtzinnig zijn, behagen den Heer, en hij laat nooit na dezelve te vervullen. (.1) Ja, laat ons verlangen Jesus zeer te beminnen; maar laat ons wel toezien, dat on zo begeerten aan die van den luiaard niet gelijken. De luiaard voedt wol in zijn hart de begeerte van Jesus te beminnen, maar ongelukkiglijk houdt hij zich met deze onvruchtbare begeerte tevreden, die hem den doodsteek geett, (2) er. hij doet niets meer. Volgen wij hem niet na, beminnen wij onzen meester , niet met den mond en met de woorden, maar met het hart en met de werken, laten wij ons getrouw van al do plig-ten van onzen wil kwijten, in welken God ons gesteld heeft, en als wij deze allen , uit liefde tot Jesus, naauw-keurig zullen vervuld hebben, vatten wij dan de begeerte op, van meer te doen, om hem meer en meer te behagen. Ziedaar de opregte begeerte , die dikwijls voor Gods oogeu de verdienste heeft van de daad zelve.
lieer, riep do profeet Isaias uit, open de poorten des hemels, en daal neder; op het zien van u zullen de bergen verdwijnen, zij zullen verteeren gelijk al wat het vuur verslindt, en de wateren zullen opborrelen... {?gt;) Ja, Heer, wanneer de menschen u op aarde, uit liefde tot hen zullen zien nederdalen, dan zullen de bergen geslecht worden, dat is te zeg;gen, de menschen zullen, om u te dienen, al de moeijelijkhedan, al de hinderpalen overwinnen , die hen te voren als zoo vele onbestijgbare bergen schenen te zijn. De wateren zullen opborrelen, dat is de koelste zielen zullen, op het gezicht van oenen mensch-geworden God, als ontstoken worden door den brand der goddelijke liefde. Deze voorzegging is bewaarheid in zoo vele heilige en gelukzalige zielen, voornamelijk in de heilige Maria Magdalena , den heiligen Ignatius, martelaar, Augustinus , ïeresia , Philippus Nerius, Francis-cus Xaverius, Aloysius de Gonzaga, en een groot aantal anderen , die op deze wereld door dit goddelijk vuur van liefde verslonden geweest zijn. Maar helaas! hoe zeldzaam
(1) Sap, VU, C. Matth. V, 9. Luc. 1, 55. Ps. CV, 6. (2) frov. XXI, 25. (3) Is. LX1V, 1, 3.
41
DE LIEFDEVLAMMEN
zijn deze zielen, in vergelijking van het bijna oneindige getal dêrgenen, die voor de teedere liefde van onzen God ongevoelig blijven, en die geenzins daaraan beantwoorden! O, hoe zeldzaam zijn zij.
GEBED.
Lieve Jesus! ik verlang ook onder het getal van deze zoo zeldzame zielen te zijn, welke van liefde tot u verslonden worden. Helaas! sedert lang zou ik reeds in de helsehe vlammen hebben moeten branden, voor altijd van u gescheiden , en in de schrikkelijke noodzakelijkheid van in alle eeuwigheid u te moeten haten en vervloeken; maar uw genadig oog heeft altijd over mij gewaakt; gij hebt mij in het midden mijner ougeregtig-heden met een wonderbaar geduld verdragen, ora mij eens te zien verslonden worden, niet door dit wraak-nemende vuur der verdoemenis, maar door dit zachte vuur, door do gelukzalige vlammen uwer heilige liefde. Het is tot dit einde, dat gij mij zoozeer verlicht hebt, mij zoovele goede ingevingen hebt ingeblazen, toen ik ver van u verwijderd leefde, het is tot dat einde, dat gij alle middelen hebt gebezigd, om uwe teedere liefde tot mij te toonen, dat gij mij door goedheden en beminnelijkheden tot u getrokken hebt, en dat gij alles gedaan hebt om mijn hart te winnen. Ach! mijn God! dit arm hart is vol wonden, het is nog geheel overdekt met de melaatsehheid mijner zonden; evenwel vraagt gij het mij. Welnu , mijn God, zie, ik geef het u, neem gij het en genees het; ik verlang dat het u altijd, ja voor altijd toebehoore... Maar helaas! ik ken mijne ongestadigheid en mijne zwakheid; gij alleen, o lieve Jesus, gij alleen kunt mij bij u houden, eu mij de sterkte geven om u gestadig getrouw to blijven, ik hoop vastelijk , dat uwe oneindige goedheid mij deze gunst zal verleenen. Wel hoe! mijn God, zal ik nog zoo lafhartig zijn van u te verlaten, en van nog een enkel oogenblik zonder uwe liefde te leven ? Ik bemin u, o mijn Jesus! meer dan alles, dat op de wereld is, maar dit is zeer weinig. Ik bemin u meer dan mij zeiven.
42
VAN JESUS.
en dit is nog te weinig. Ik bemin u uit geheel mijn hart, uit geheel mijne ziel; uit al mijne krachten; dit is helaas nog te weinig. Mijn Jesus! verhoor mij; geef mij meer liefde, ja meer liefde! meer liefde! O Maria, bid üod voor mij, en verwerf mij de genade van eindelijk eens voor goed nu waarlijk te beginnen hem te beminnen, en van hem meer en meer te beminnen, tot dat ik eens het geluk hebbe van hem met u voor eeuwig in den hemel te mogen beminnen. Amen.
Over de zuchi tot de Tolmnakthcid,
Verwek heden in mijn hart de liefde en de zucht tot de volmaaktheid en heiliglieid, want dit is de grondslag van uwen geestelijken voortgang, dewijl de H. Geest zelf ons leert, dat het begin der wijsheid is, in het hart eene ware begeerte daarnaar te hebben. (1) Zeg dikwijls gedurende den dag; Mijn Jesus, maak, dat ik honger en dorst hebbe naar uwe regtvaardigheid. O! hoe gelukkig zult gij zijn, als gij in u dien branderden ijver zult gevoelen van meer en meer in den weg der deugd te vorderen! hoe gelukkig zult gij zijn, als uwe gedachten zich als natuurlijk tot do middelen zullen wenden, om altijd volmaakter te worden! Ja, gij zult gelukkig zijn want dan zult gij een zeker onderpand hebben, dat God in uw hart tegenwoordig is. (2) Dit is het gevoelen van den heiligen Bernardus en dit toont hij ons door deze woorden van den wijzen man; üie mij eten, zullen nog honger hebben, en die mij drinken , zullen nog dorst hebben. (3) Indien gij dan dien honger en dorst hebt naar uwen geestelijken voortgang; verheug n, het is een klaar teeken, dat God in uwe ziel woont, hij is hot, die dezen honger en dor.-'t veroorzaakt. Dat al uwe zorg zij, dagelijks meer en meer dezen honger en dorst in u op tt wekken, want God verzadigt met goederen die ziel, welke er dorstig naar is. (4) Maar indien gij geen verlan-
(t) Sap. IV, 18. (2) S. Bern. Serm. de S. Andrea. (3) Ecci, XXIV. 29. (4) Ps. C1V, 3,
43
DE LIErDEVtAMMEN
gen naar de volmaakthoid gevoelt, dien ijver, om altijd heiliger te worden, vrees: gij wandelt in de duisternissen, en gij stelt u in gevaar van in eenen afgrond te vallen , dien gij geenszins zult gewaar geworden zijn. (1) Hoe liet ook moge wezen : doe heden uwe werken zoo volmaakt alsof gij dezen avond moest sterven. Dat zij allen voor grondregel hebben de liefde Gods en zijne meerdere verheerlijking; hetzij dat zij groot of klein zijn, aangenaam of verdrietig, gemakkelijk of moeije-lijk, gering of verheven. Door dit middel zult gij dorst krijgen naar de volmaaktheid, en zij zal aangroei-jen, indien gij die reeds bezit.
l)c meusehwenling van ouzen lieer Jesas Christus.
Et verbum caro factum est. Joan. 1, 14.
En het woord is vleesch geworden.
De tijd was reeds vervuld dat God geheel de uitgestrektheid zijner liefde aan do menschen ging openbaren. Do Verlosser zoo lang gewenscht, zoo vurig verzocht, met zoo veel ongeduld verwacht, die Verlosser, het voorwerp van zoovele wenschen en zuchten, ging op aarde verschijnen. Alles was tot de menschwording van het eeuwige Woord des Vaders beschikt. De Engel Gabriël wordt door den Koning der Koningen op aarde gezonden, hij doordringt de wolken met de snelheid des bliksems , wendt zich naar eene kleine stad in het Joodsche land, met name Nazareth, en biedt zich met diepen eerbied aan bij eene arme jonge dochter, onbekend aan do wereld, maar die ook in zedigheid, in ootmoed uitmuntte, ja, zuiver en onbevlekt was, en deze was Maria. (2) Hij groet haar maakt zijne goddelijke zending bekend, et. vraagt haar, of zij toestemt, om Moedor van den Zaligmaker te worden.e tijd was reeds vervuld dat God geheel de uitgestrektheid zijner liefde aan do menschen ging openbaren. Do Verlosser zoo lang gewenscht, zoo vurig verzocht, met zoo veel ongeduld verwacht, die Verlosser, het voorwerp van zoovele wenschen en zuchten, ging op aarde verschijnen. Alles was tot de menschwording van het eeuwige Woord des Vaders beschikt. De Engel Gabriël wordt door den Koning der Koningen op aarde gezonden, hij doordringt de wolken met de snelheid des bliksems , wendt zich naar eene kleine stad in het Joodsche land, met name Nazareth, en biedt zich met diepen eerbied aan bij eene arme jonge dochter, onbekend aan do wereld, maar die ook in zedigheid, in ootmoed uitmuntte, ja, zuiver en onbevlekt was, en deze was Maria. (2) Hij groet haar maakt zijne goddelijke zending bekend, et. vraagt haar, of zij toestemt, om Moedor van den Zaligmaker te worden.
(1) Prov. IV, 19. v2) Luc. 1, Sti. 27.
44
VAN JJiSUS.
Hierop wordt deze ootmoedige Maagd ontsteld en bevreesd, maar de Engel haar verzekerd hebbende, dat zij door moeder van Jesus Christus to worden, geenszins den kostelijken schat van hare zuiverheid zou verliezen, stemt zij toe; (1) en zie, op hetzelfde oogen-blik wordt het goddelijk Woord des Vaders menseh, en in haren schoot door de medewerking van den heiligen Geest gevormd ! M verbum euro factum est en het Woord is Vleesch geworden.
O wonder, dat den hemel en de gansche natuur verrukt en verbaasd maakt! Hoe, het woord is Vleesch geworden een God is mensch geworden ! Wat zouden wij zeggen, indien wij eenen aardschcn koning de gedaante vaneenea worm zagen aannemen , om, door ziin eigen dood , aan een gering wormpje het leven te behouden ? Wij zouden geene woorden genoeg kunnen vinden om onze verwondering uit te drukken. 15n zie, het is nogtans dit, wat Jesus, de Opperkoning van hemel en aarde, onze Schepper, onze God voor ons gedaan heeft. Wat zog ik? Hij is voel verder gegaan; want hoe groot het verschil moge zijn tusscheu oen wormpje en den grootsten koning der aarde er is nogtans verschil, en het is niet oneindig , terwijl tusschen God en den mensch. God en eenen koning, God en de gohoele wereld er geen te bedenken is, omdat er met God niets te vergelijken valt. En evenwel, o wonder, God is mensch geworden, iiij is mensch, en zal in alle eeuwigheid mensch blijven ! Och, wisten wij wat God is, konden wij bevatten wat zijne Oppermajesteit is , als wij van do menschwording sproken , als wij den heiligen naam van Josus noemen, die zo uitdrukt, als wij met de heilige Kerk zeggen: Het woord is vleesch geworden. Verbum caro factum est, wij zouden ons ter aarde nederwerpen, wij zouden ons tot in het binnenste der aarde willen vernederen, ons in het midden van onze nietigheid willen dompelen, om aan dat groote geheim behoorlijk eer en hulde te bewijzen. (2)
Het Woord is Vleesch geioorden. O onbesefbare liefde
(1) Luc. 1, 28, 35, 38. (2) Sermonen van Pater Lejeune, IV deel, serm. 45.
50 3.
45
de liefdevlammen
van God tot ons! O Jesus! hoe groot is uwe liefde! Als God, waart gij onsterfelijk, en zie, gij hebt willen mensch worden, u onderwerpen aan den dood, om uw leven tot onze liefde te kunnen ten beste geven! Gij waart de Zoon van God! roept de heilige Augustinus uit, en gij hebt de Zoon des menschen willen worden, om ons, arme verworpelingen, tot de verhevene waardigheid van kinderen Gods te verheffen: gij hebt willen deelnemen in onze kwalen en ellenden , om ons aan uwe hemelsche goederen deelachtig te maken. (1) O goede Jesus, goede Jesus, wees voor eeuwig gezegend en geloofd voor do oneindige liefde, welke gij ons hebt toegedragen!
Maar zegt de Apostel hetgeen de liefde Goda tot ons nog ■ceel meer doet uitschijnen, en onze erkentenis nog tot hem krachtiger moet opwekken, is, dat, toen wij zelfs nog zondaars waren, Jesus Christus niet nagelaten heeft voor ons mensch te worden en zijn leven ten beste te yeven. (2) Wij waren zijne vijanden en hij heeft voor ons gedaan wat wij nooit zouden hebben durven vragen, al waren wij zijne beste vrienden geweest. Wie zal, roept de heilige Gregorius uit, die groote barmhartigheid van onzen God niet bewonderen. Wij waren niet waardig zijne slaven te zijn, en zie, hij handelt met ons als zijne vrienden. (3) Hij komt, zegt de heilige Bisschop Maximus, hij komt uit het hoogste des hemels in dit dal van ballingschap en van tranen om ons met hem wede in de verblijfplaats van het eeuwig heil te leiden. (4) Wie zou aan zulke liefde kunnen wederstaan? Wie zou zijn hart kunnen weigeren aan eenen God die met zoo teedere liefde bemint. Wat is er geschikter, om onze zielen door de liefde Gods te ontsteken, dan te zien, dat een God uit liefde tot ons, mensch wordt; toen zelfs, wanneer wij zijne wreedste vijanden waren? (5) Ach! roept de godvruchtige Thomas a Kempis uit, indien Jesi.s Christus zoo veel goedheid heeft voor zijne vijanden, wat zal hij niet doen voor zijne vrienden, (6) voor degenen, die hem uit geheel hun hart beminnen!
(1) S, Aug. super hac verba : In ipundo erat. (2) Rom. v. 8. (3) S. Greg. papa. (4) S. Max episc. (5) Guerric de abb. de annunt. Dom. Serm. 2. (6) Th. ii Kempis, de len Dom. 22, 8.
46
VAN JESUS.
O mijn Jesus, mijn God, mijne liefde! dewijl gij zoo groote goedheid gehad hebt van u geheel aan mij te geven, maak, bid ik u , dat ik mij ook eindelijk geheel aan u geve. Verbreid in mij uwe liefde, opdat ik in den grond van mijn bart leere smaken, hoe zoet het is u te beminnen en in uwe liefde te smelten. Dat uwe liefde mij verrukke, en mij door hare hevige vervoeringen , boven mij zeiven verheffe. Och! mogt ik het gezang van liefde aanheffen! dat al de krachten mijner ziel uitgeput worden in u te loven, en dat zij van blijdschap en liefde bezwijke (1) O mijn Jesus! maak, dat ik u uit geheel mijn hart in dit tranendal beminne, opdat ik u eens voor altijd in dien schoonen hemel beminne, alwaar uwe goedheid mij roept, dat ik u beminne, o Jesus! ziedaar het gestadig geroep mijner ziel-
Het geheim der mensol. wording isuiet alleen een wonder van liefde geweest, maar ook nog eeuwouder van vernedering. Hij, dien millioenen Eageleu in den hemel aanbidden, onophoudelijk herhalendü: heilig, heilig, heilig, is de Heer, de almagtige God, de God der heirkrachten-, hemel en aarde zijn vol van zijne glorie en majesteit; (3) hij, dien de aarde, de zee en de sterreneeren en aanbidden; degene, aan wien alles gehoorzaamt en die alle dingen bestuurt, is zich komen opsluiten in den schoot eener maagd; hij heeft er noch schaamte , noch schrik voor. (3) O vernedering zoo veel te meer te bewonderen, omdat er een oneindig verschil tusschen de goddelijke en de menschelijke natuur is! Laat ous dan met Isaias uitroepen: O Jesus, gij zijt waarlijk een verborgen God.
(4) Maar dit is nog to weinig gezegd; Gij zijt een verootmoedigde, een verduisterde, een vernietigde God! {jo) Men zou nieuwe woorden moeten hebben om dit zoo zeldzaam wonder van ootmoed te kunnen uitdrukkea.
O menschen, wie wij ook mogen zijn, zullen wij ons voortaan nog verheffen, wij, dio slechts stof en asch, nietigheid en zouden zijn ? Zullen wij ons nog doen uit-
(1) De imit. Ch. Lib. Ill, can. 6. 5. (2l Apoc. IV, 8. (3) Lofzang in het officie van O. L. V. en Te Deum. (4) Is-, XLV, 15.
(5) Philipp. 11, 7, 8.
47
de liefdevlammen
schijnen, doen gelden, de hoogste plaatsen betwisten, en naar de verhevenste ambten dingen? Zullen wij nu nog morren en klagen van uit geenen enkelen stam geboren te zijn, van met niet meer magt en gezag bekleed, met niet meer natuurlijke gaven begunstigd te wezen? Zullen wij nu nog eecen afkeer hebbou van te lijden, dat andere mensehen ons als verachtelijk, onwetend, onvoorzigtig, ondeugend aanzien, wanneer Jesus Christus, uit liefde tot ons, op aarde zoo arm, mag-teloos en vernietigd heeft willen te voorschijn komen?
Jesus bleef in denschoot van Maria, zijne Moeder,negen maanden opgesloten , en het is in deze gevangenis, dat die God, de grootheid en wijsheid zelve, voor do geheele wereld verborgen en onbekend öleel. Welk eene les voor ons! Die goddelijke Zaligmaker heeft aldus willen te werk gaan, om ons die natuurlijke drift, welke wij hebben van uit te munten, te loeren matigen, en gaarne ons leven door te brengen in dit hoekje der wereld, in dit gering verachtelijk bestaan, alwaar onze begaafdheden schijnen verwaarloosd te zijn, en waar niemand op ons denkt. Hij heeft zich zoo zeer willen verootmoedigen en vernietigen, alhoewel hij God was, opdat onze hoogmoed het zich zij ner niet onwaardig ïou vinden in de voetstappen van eenen God te wandelen (2) O mijn Jesus, mijne liefde! laat niet toe, dat ik mij ooit aan den geest van hoovaardigheid overgeve! Wel hoe! zou het niet eene onverdragelijke onvoorzigtigheid zijn, dat een wormpje, gelijk ik ben, zich zou zoeken te verheffen en uit te munten, na u alzoo vernederd gezien te hebben 1(3) Neen, Heer Jesus, ik smeek u, laat dat nooit gebeuren. — Mijn Zoon, luister naar de stem van uwen God, die zich uit liefde tot u vernietigd heeft. Indien de hoogmoed in uw hart opstaat en u toeroept: Boe u kennen aan de wereld; gij zoudt meer goed kunnen doen in zulk eenen staat, in zulk eene plaats, in zulk beroep, in dit verheven ambt, gij heit daartoe de vereischte bekwaamheden, luister naar die taal niet, het is de vergiftige inblazing der helscie slang. Leer
(1) Werken van Pater Judde. 1 Deel, bladz. 380. (2) S. Aug in Ps, 43. (3) S. Dern. in Nat. Domini, Sertn. i.
48
VAN JESUS.
mij dienen gelijk ik wil dat gij mij dienen zult. Als ik wil dat gij mijne voetstappen bewandelt en de verachting, de vergetelheid der menschen, door een verborgen leven te leiden, door geringe en verachtelijke ambten te bedienen: als ik begeer, dat gij r.iij eert door het verlies en de nutteloosheid uwer bekwaamheden en talenten, veeleer dan u daarop te verhoovaardigen en een slecht gebruik daarvan te maken, zult gij dan wel durven vragen : Waarom handelt gij aldus met mij? Zegt^een aarden pot wel tot hem , die hem gevormd heeft, waarom hebt gij mij alzoo gemaakt? Is het niet in de magt van den pottenbakker om van denzelfden klomp potaarde een vat te maken, tot een heerlijk gebruik geschikt, en wederom een ander, tot een gering en verachtelijk gebruik? (1) O mijn Zoon! bemin onbekend te leven en voor niets geteld 1e worden. (2) Acht u nooit beter dan andoren, uit vrees dat gij mogelijk slechter zijt in de oogen van God, die het binnenste van den mensch kent. Gij waagt niets met u beneden anderen te plaatsen, maar het zou u zeer nadeclig zijn, u boven een ander te stellen. De ootmoedige geniet eenen onver-anderlijken vrede, maar de gramsehap en de nijd veront-resten het hart van den hoovaardige. (3) God beschermt en verlost den ootmoedige ; hij bemint en troost hem; hij is hem genegen, hij geeft hem overvloedige genaden, en na do vernedering verheft hij hem in zijne glorie. Mijn zoon, denk niet dat gij in mijne belofte voortgang gemaakt hebt, indien gij niet gelooft de|minste van allen te zijn. (4) Heer Jesus, ik smeek u, ruk uit mijn hart den hoogmoed, die daar als eene dwingelandij heerseht, en stel in zijne plaats de heilige ootmoedigheid, deze zoo schoonedeugd, waarvan gij mij in uwe menschwording een r,oo treffend voorbeeld geeft. Dat de mensch, met al de redenen, welke hij heeft om zich te verootmoedigen, zich verhoovaardige, dit is eene beklagelijke ellende ; dat God zich voor ons verootmoedigd heeft,tot zoo verre.dat hij uit liefde tot ons demensehelijke natuur heeft aangenomen.dit is eene barmhartigheid, die wij niet genoeg kunnen bewonderen. (5)
(1) Rom. IX, 20 21. (2) De Imit, Ch. lib. J, cap. VII. num. 3. (3) De Imit Gh., lib. I, cap. Vit. num. 3. (4) De Imit. Ch. lib. II, cap. 2. i5) S. Aug. de Catechisand, rudibus, cap. IV.
49
BE LIEÏDEVLAMMEN
GEBED.
O Jesus, konde ik uit deze uwe groote barmhartigheid nut trekken! Mogt ik voordeel doen met de les, welke gij mij geeft! Ach! ik bid u, maak mij ootmoedig, want zonder u kan ik zulks niet wezen; geef mij de ootmoedigheid, en daarbij uwe zuivere en vurige liefde. Ach! mijn zoete Verlosser hoe is het mogelijk, dat ik, op het aanzien der oneindige liefde, met welke gij mij bemind hebt, niet van spijt en droefheid sterf, omdat ik u zoo ondankbaar ben geweest ! Gij zijt van den hemel nedergedaald om mij, arm, verdoold schaap, te komen zoeken, en ik heb u zoo dikwijls ver van mij gejaagd! ik heb zoo menigmaal schandige vermaken meer dan u geacht! O mijn Jesus, dewijl gij mij wilt bezitten , verlaat ik alles; ik wil u toebehooren, en ik wil u alleen. Ik verkies u als het eenige voorwerp mijner begeerten en genegenheden ; dilectus meus mihi, et ego illi ; gij denkt op mij, ik wil ook op u alleen denken. Maak dat ik u steeds beminne, en het ongeluk niet meer hebbe van uwe liefde te verwerpen. Als ik u maar bemin, zal ik gaarne beroofd zijn van allengevoeligen troost, en ik ben bereid om alle soort van smarten te lijden. Ik zie het, o Heer, gij wilt dat ik u geheel toebe-hoore; welnu, ik wil u volkomen en zonder uitzondering toebehooren. Ik begrijp maar al te wel, dat al, wat in deze wereld is, niets dan leugentaal , bedrog, rook, slijk en ijdelheid is; gij alleen zijt het • ware en eenige geluk, met u alleen heb ik dan genoeg en ben ik verzadigd. Mijn God! ik begeer u alleen en niets anders. Heer! hoor mijne stem. ik wil slechts u en u alleen. Kom, kom in mijne arme ziel; als ik u bezit, vrees ik niets; als ik u bezit, beu ik rijk, met ii ben ik sterk; met u ben ik een menssli naar uwen wil en verlangen, een mensch naar uw hart ; kom dan. Heer Jesus, kom! Amen.
50
VAN JESUS.
Over «le Ootmoedigheid.
Het Woord is Vleesch ge wordeti! Ziedaar eeu voorbeeld van ootmoedigheid , geschikt om met de genade Gods onzen hoogmoed te genezen; laat ons er voordeel uit trekken. Zonder ootmoedigheid is er geene deugd, die bestendig, christelijk en den hemel waardig is; zonder ootmoedigheid, is het niet mogelijk den weg van regt-vaardigheid lang te bewandelen. Wilt gij weten, zegt de heilige Augustinus, welke de eerste deugd is van oenen christen, die tot de volmaaktheid wil geraken? De eerste deugd tot de volmaaktheid is de ootmoedigheid ; de tweede is de ootmoedigheid; de derde is de ootmoedigheid ; en zoo dikwijls gij mij dit zult vragen, zal ik niets anders antwoorden dan de ootmoedigheid. (1) Deze deugd is de vaste grondslag en de bewaarster van al de andere deugden. (2) En gelijk de hoogmoed het beginsel van alle zonden is, (3) zoo is ook de rotmoe-digheid het beginsel van alle deugden; (4) zij voedt, beschermt en ondersteunt dezelve. (5) De mensch, die zonder haar deugden wil vergaderen, werpt ..stof in de lucht, zegt de heilige Gregorius. (6) Indien de deugd van ootmoedigheid wankelt, zullen al de andere deugden weldra vergaan. (7) Door de ootmoedigheid wordt men gelijk aan de Engelen terwijl de hoovaardigheid de Engelen in duivelen heeft veranderd. (8)
Overweeg nu , lieve Christen, welk denkbeeld gij moet opvatten van de ootmoedigheid, van hare aange legenheid en noodzakelijkheid ; overweeg met wat ijver gij moot werken, om deze deugd te verkrijgen. De middelen, welke gij hiertoe moet gebruiken, zijn; 1°. Dezelve gedurig aan God vragen, vermits hij alleen ons dien kostelijken schat kan geven. 3°. Dikwijls uwe
(1) S. Aug. Epist. 56. (2) S. Bern., de consider. (3)EccI. X15. (4)- S. Ben,, de consider, (ó) S. Chrys. Hom, 30. (6) S. Greg. Hom. 7, in Joan. (7) S, Ben;, de Consider. (81 S. Aug. de Salutaribus Documentis, lib. 1, cap. '18.
51
52 DE LIEFDEVLAMMEN
voorgaande zonden en uwe tegenwoordige ellenden overwegen; daarin zult gij stof vinden, om u te verootmoedigen. 3°. Verdraag met geduld alle verachtingen, alle vernederingen, en dat men weinig achf op u geeft. Zonder vernederingen, zegt de heilige Bouavea-tura, is het onmogelijk tot de ootmoedigheid te geraken. De heilige Bernardus is van hetzelfde gevoelen, als hij zegt, dat de vernedering de weg der ootmoedigheid is. Indien gij bij gevolg ootmoedig wensoht te wezen, moet gij den weg van vernedering inslaan; want zoo gij niet wilt vernederd worden, zult gij nooit do ootmoedigheid bezitten. (1) Ontvang dan met onderwerping en met blijdschap al de vernederingen, die men in dit ellendige leven zoo dikwijls onlmoet entiek er voordeel uit. 4°. Zoek u niet te vertoonen, want de menseh , die waarlijk ooimoedig is , wil oubekenr1 blijven ; (2) heb altijd geringe gevoelens van u zeiven, vau uwe begaafdheden , van uw verstand , en beschouw u altijd als den laatsten van alle mensehen. (3)
Dit alles is ongetwijfeld zeer moeijelijk, maar lantden moed niet zinken; Jesus zal met u zijn. Doe van heden af al uwe werken met het inzigt om de ootmoedigheid te verkrijgen. Bid voor hen , die u verootmoedigd hebben, en die mogelijk deze gelegenheid nog zoeken; ju, bid voor hen, want zij bewijzen u eene groote dienst. Zie voornamelijk toe dat gij tegen hen in geene klagten uitvalt, want alzoo zoudt gij de vrucht van uwe verootmoedigingen verliezen ; lijd, vergeet, vergeef. Dat uwe ootmoedigheid ongeveinsd zij; eene geveinsde en bewimpelde ootmoedigheid is niets anders dan een dui-velsche hoogmoed. (4) Wees ootmoedig , niet om zulks te schijnen, niet om de achting der menschen te winnen, maar enkel omdat gij weet, dat de ootmoedigheid aan het hart van onzen goedertieren Meester zeer behaagt. Wees ootmoedig , maar zoek u zeiven nooit te overtuigen , dat gij deze deugd bezit; ik weet het; het zou troostend zijn met waarheid tot zich zei ven te kunnen
(1) S. Bern. Epist. 88(2) Bern, super Missus es t. (3) S. Chrys. lib. 1. de Compunct. cordis. (4;S. August, de Virg. cap, XLUI.
van J esus
zeggen : ik heb eindelijk de ootmoedigheid verkregen, ik bezit haar. Evenwel wees altijd op uwe hoede, de eigenliefde sluipt overal in, en zij zou u zelfs van uwe ootmoedigheid berooveu. Ik herhaal het u dan nog eens, wees ootmoedig, dat is, doe al wat in uw vermogen is, om ootmoedig te worden en stel daarna al uw vertrouwen op het heilige hart van Jesus. Hij, die den kostelijken schat van ootmoedigheid m zijn hart wil bewaren, moet hem zorgvuldig voor de oogen der measehen en voor zijne eigene oogen verbergen.
Geboorte Tan onzen Heer Jesns Chirstiis in den stal van Bethlehem*
Semetipsum exinanivil for mam servi accï-piens j in .i nilitudinem hominum factus. Phil. II. 7.
Hij heeft zich zei ven vernietigd door de gedaante van eenen slaaf aan te nemen en zich aan de menschen gelijk te maken.
Er is eene buiteogewone gebeurtenis aanstaande. De wereld gaat getuige zijn van een groot en nieuw vertoog, van een geheim dat zij niet zal begrijpen, van een wonder van ootmoedigheid en liefde, dat in alle eeuwigheid in den hemel de verwondering der Engelen en der Heiligen zal uitmaken. Een menschgeworden God gaat op aarde verschijnen. Heilige Engelen des hemels, en gij aardbewoners, haast u om voor dit goddelijk kind een paleis en oen wieg, die zijne Oppermajesteit waardig zijn, bereid te maken. Haast u... Maar hoe! vergis ik mij? O mijn God! o mijn God! hoe wonderbaar zijn uwe inzigten! O! hoe zeer verschillen uwe gedachten van die der menschen! Onze Zaligmakerr is eene buiteogewone gebeurtenis aanstaande. De wereld gaat getuige zijn van een groot en nieuw vertoog, van een geheim dat zij niet zal begrijpen, van een wonder van ootmoedigheid en liefde, dat in alle eeuwigheid in den hemel de verwondering der Engelen en der Heiligen zal uitmaken. Een menschgeworden God gaat op aarde verschijnen. Heilige Engelen des hemels, en gij aardbewoners, haast u om voor dit goddelijk kind een paleis en oen wieg, die zijne Oppermajesteit waardig zijn, bereid te maken. Haast u... Maar hoe! vergis ik mij? O mijn God! o mijn God! hoe wonderbaar zijn uwe inzigten! O! hoe zeer verschillen uwe gedachten van die der menschen! Onze Zaligmaker
53
DE LIEFDEVLAMMEN
is tot de zijnen gekomen, en de zijnen hebhen hem niet willen ontvangen. (1) Verre van een paleis tot zijne dienst te vinden, wordt er zelfs geene plaats gevonden, om hem te herbergen, wanneer hij gekomen is. (2) De rijken der wereld hadden al de herbergen vervuld; Jesns vindt niets anders meer dan een verlaten en onbewoonden stal; ziedaar het paleis, waarin hij zal geboren worden, eene krib zal hsm tot wieg verstrekken.
Is het mogelijk! wel hoe! de eenige Zoon van den Almogenden God, waarachtig God, gelijk zijn Vader, wordt een kind, en liggende op een weinig stroo in eene spelonk! Ach hoe waar is het niet van te zeggen, dat hij zich zelve vernietigd heeft. Semetipsum exina-nivit! Hoe! do God iu oenen stal!!! Salomo, de wijsste der koningen van Israël, was zeven jaren bozig in het opbouwen van eonen tempel tot luister van Gods Naam; zilver, goud en edelgesteenten schitterden daar langs alle kanten, en nooit zag men ergens eene zoo groote pracht of wonderbaren overvloed van riikdommen uitschijnen; en nogtans, toen die tempel voltrokken was, riep die koning uit: Is het wel geloofelijk, dat Ood dien tempel wil bewonen en met ons op aarde wil verblijven? Wanneer de hemel en de hemelen der hemelen hem niet bevatten, hoe veel te min zal dit huis, dat ik gebouwd heb, hem kunnen bevatten] (3) O Christenen, ik vraag het u, als wij onzen God in den stal van Bethelhem zien liggen, moeten wij dan ook niet met verwondering uitroepen: Wel hoe! de Opperkoning van hemel en aarde wil in eenen stal geboren worden! O! laat ons deze woorden dikwijls herhalen en met aandacht overwegen, een God in eenen stal!!! en dit uit liefde tot ons!!!
O mijn Jesus, mijn teedere vriend! zou het mogelijk zijn, dat ik mij nog zou zoeken te verheffen, ik, die slechts stof en asch ben, als ik u zoo zeer vernederd zie ? (4) Neen zeker niet; ik ga uit al mijne krachten werken, om opregt ootmoedig te worden, omdat ik weet dat gij de ootmoedigheid bemint; van heden af ga ik de hand aan
(1) Joan. I, H, (2) Luc. ÏI, 7. (3) 2 Paralip. '18, (4) Abb. Guerric. Serm. de Nat. Dom.
54
VAN JESUS.
liet werk slaan. Help mij, o goedertieren Meester! ondersteun mijne zwakheid, en stort overvloedig in mijn hart den balsem uwer zuivere liefde, hij alleen kan de diepe wonden, die de hoogmoed en andere driften aan hetzelve hebben toegebragt, genezen: ach! ik bid u, wil mij dit niet weigeren. Dat ik u beminne, dat ik u zeer moge beminnen, en mijne ziel zal genezen zijn!
Laat ons eens onderstellen, dat wij niet weten, wie het arme kind is, dat wij in den stal van Bethlehem ontlt; dokken, en laat ons het geloof ondervragen, het zal ons antwoorden: het is de Zoon Gods, en hij zelf is de ware God. Ja, dit zoo rnagteloos, zoo arm, en in schijn, zoo verachtelijk kind, is degene zelf, die de aarde gegrondvest heeft, hij, aan wien de aarde tot rustbank dient, en in ■toiens tegenwoordigheid de stervelingen als vertvorpen aardwormen zijn; het is degene, die de hemeïen als een zeil heeft uitgespannen en dezelve geschikt heeft als een tent voor den mensch ; (1) het is degene, wiens magt oneindig is, en die verschrikkelijk is hoven al wat hem omringt, het is degene wiens wonderwerken door de hemelen verkondigd worden, en wiens heerlijkheid in het gezelschap der Heiligen uitschijnt; het is degene, die aan de trotsche zee gebiedt, en die met eenen oogwenk hare onstuimige golven stilt; (2) eindelijk degene, die zijnen troon in het hoogste des hemels geplaatst heeft, en die als Meester over al de koningen der aarde heerscht. (3) Hij is geboren in oenen stal en nogtans behooren de hemelen en de geheele aarde hem toe\ (4) hij ligt in eene enge krib, waar-hij naauwelijks ruimte heelt om te liggen, en nogtans vervult hij met zijne oneindige grootheid hemel en aarde; (5) dit kind is nog maar eenen dag oud, en nogtans is het God van in alle eeuwigheid; (6) hij is bedekt met eenige slechte en gescheurde doeken, en hij is het, die de bloemen der aarde hare versierselen, aan de natuur hare schoonheid en bekoorlijkheden geeft. (7) Wilt gij weten, o menseh, wie hem tot zoo ellendigen en vernederenden
(1) Is. XI. 21. 22. (2) Ps. LXXXVIII- 6. 8. lü. (3) Ps. Cll. 19. (4) Ps. XL1X. 12. (5) Jeremias NXX1I1. 25. (6) Ps. LXXX1X, 2. (7) Vener. Buda. super illud. Et pannis eum involvit.
55
DB LIEFDEVLAMMEN
staat gebragt heett ? het is zijne oneindige liefde geweest, die hij ons toedraagt. O liefde! o liefde van eenen God vour de meusehen, hoe slecht wordt gij erkend en beloond ! O al te menschlievende God, hoe weinig Christenen worden er gevonden, die u genoegzame wederliefde betoonen!
Mijne ziel, dat het voorbeeld van uwen God, in eenen stal geboren, van alles beroofd, u de armoede lesre beminnen; dat de koude, die hij raet zooveel geduld verdraagt, u de versterving leere liefhebben; dat do tranen, die hij voor onze zonden stort, u leeran, hoe gij uwe zonden moet beweenen. Ach! met een enkel woord heeft hij u uit het niet getrokken, eu het heeft hem lijden, tranen on zuchten gekost om u uit de slavernij des duivels te trekken; weldra gaat hij tot den laatsten droppel van zijn dierbaar bloed voor uwe zaligheid uitstorten. Kondet gij eens wel verstaan, hoe diep en hoe moeijelijk de wonden waren om te genezen, die de zonde u had toegebragt door de grootheid der geneesmiddelen, die uw Zaligmaker gebruikt! (1) Kondet gij eens wel bevatten hoe vurig zijne liefde was,waarmede hij u heeft bemind! Kondet gij hem beminnen uit al uwe krachten,en zooveel het mogelijk is!
GEBED.
O mijn Jesus, het is dan waar, dat gij in eenen stal in de uiterste armoede geboren zijt! Het is dan waar, dat gij geheel uw leven in lijden hebt doorgebragt, om mij de groote liefde, die gij mij toedraagt, te doen verstaan! Het is dan ook maar al te waar, dat ik ondankbaar schepsel, geheel mijn leven heb doorgebragt met u te verachten en u door mijn leven groot verdriet aan to doen! Ach, ik smeek u, doe mij het groote kwaad, dat ik tegen u heb bedreven, en de liefde welke ik u verschuldigd ben, wel begrijpen. En dewijl gij tot hiertoe met mij geduld hebt willen nemen, zoo maak dat ik, zonder hat minste uitstel tot u wederkeere, en laat niet toe, dat ik voor het toekomende ooit nog het ongeluk hebbe u te bedroeven.
(1) S. Aug. Serm. 59, de Verbis. Dom.
56
VAN JESUS.
Ontsteek mijn hart geheel met het vuur uwer heilige liefde, en verleen mij de genade van steeds al datgene in mijne gedachten te prenten, wat gij voor mij geleden hebt, opdat ik voortaan alle schepselen vergete en nergens meer op denke dan om u te beminnen en mij aan u aangenaam te maken. Gij zijt op de aardo verschonen, om onze harten door de liefde te beheer-schen, welnu! noem weg, ruk uit mijn hart, al wat mijn wil met den uwen gelijkvormig zij, en hij de regel van al mijne wenschen worde. Óch, ja mijn God, verleen mij de genade van iu alles, overal en altijd uwen heiligen wil te volbrengen, en van u den mijnen, wat het mij kosten moge, met edelmoedigheid op te offeren. Laat niet toe, dat ik ooit deze bittere verwijtingeu verdiene, die gij eertijds aan de Joden, door den mond van den profeet toevoegdet: Waartoe dienen al uwe vasten en al moe offeranden? Ik hen daarvan verzadigd. Den roolc van uwen wierook kan ik niet ver-dragen; hij is voor mij tie oog en bezoedeld. Ik keur al uwe gewaande goede werken af, omdat zij de vrucht van uwen eigen wil zijn. (1) O mijn God, ik smeek u, leer mij rwen heiligen wil doen (2) en verleen mij de genade van tot mijnen laatston adem toe, denzelven to mogen volbrengen! Amen, amen, dat het zoo zij!
OEFENINGEN.
Ofer de verachting der rijkdommen en liefde tot de armoede.
Gelukkig zij, die rijkdommen bezitten, gelukkig degenen, die zich aau de vernederingen en armoede kunnen onttrekken! zoo spreekt de wereld. Mijn God! hoe verschillend is de taal van Jesus Christus! Wee u,gij rijken dezer wereld! roept hij uit (3) gelukkig en zalig degenen die arm van geest zijn, want het rijk der hemelen behoort hun toe. (4) Ik vraag u nu aan welken kant de waarheid, aan welke zijde het geluk is ? Ach, er valt
(1) Isa LVI1I. 3. (2)Ps. CXLU. 10, (3) Luc. V, 24. (4) Matth. V. 3.
57
DE LIEFDEVLAMMEN
niet aan te twijfelen, wanneer de eeuwige waarheid gesproken heeft.
Mijn lieve Christen, gij zijt rijk, of gij zijt arm; indien gij rijkdommen bezit, tracht uw hart daarvan te onthechten: zoo niet, het is tot u, dat Jesns deze woorden toevoegt: Wee gij rijken. Gebruik uwe goederen, alsof gij dezelve niet gebruiktet, bezit ze, alsof gij die niet bezat. Geef mildo aalmoezen aan de armen, help de weduwen en weezeu. Laat dezen dag niet voorbijgaan zondereenig goed liefdewerk te doen; er zijn zoovele armen en ellendigen! O God! indien de rijken hunne rijkdommen wel wisten te gebruiken, wat goed zouden zij niet kunnen doen !
Indien gij arm zijt wacht u wel tegen de Voorzienigheid te morren; gedenk dat Jesus Christus over de armoede eenen geheel goddelijken glans verspreid heeft. Hij was cok arm; hij was arm in zijne geboorte luj was arm in zijn leven, hij was arm in zijnen dood. Wil den rijken hunne groote goederen niet benijden, zij kunnen hen niet gelukkig maken. Vergenoeg u met het weinige, dat gij bezit, en sla uwe oogen hemelwaarts; aldaar, zoo gij wilt, zullen uwe goederen, uwe paleizen, uwe schatten zich bevinden. Daarom verdraag met geduld de beroovingen van uwen staat, en zeg niet alleen van daag maar altijd en in alle voorvallen: mijn God, het is uw wil, dat ik lijd en arm hen : uw heilige naam zij geloofd! uw wil geschiede! geef mij alleen uwe liefde, en ik zal rijk genoeg zijn.
5S
VAN JESUS. 59
Jesus Christus heeft een kind nillen worden, om ons nlzoo tot grooter vertrouwen en tot meerdere liefde jegens hem op te wekken.
Pnrvulus datus est nohis, et filius natus
est nobis, is. IX, 6.
Een kind is ons gegeven, een Zoon ia ons geboren.
De reden waarom de Zoon Gods een kind heeft willen worden, was otn met, alle staten des levens te kunnen omgaan, en om gemakkelijker onze liefde te winnen. En om welke reden,vraagt de heiligePranciscus de Sales, heeft Jesus dezen zoeten en minnelij keu kinderstaat willen aannemen, tenzij om ons op te wekken, om hem te beminnen en ons vertrouwen op hem te stellen ? De heilige Petrus Chrysologus had te voren reeds hetzelfde gezegd: e reden waarom de Zoon Gods een kind heeft willen worden, was otn met, alle staten des levens te kunnen omgaan, en om gemakkelijker onze liefde te winnen. En om welke reden,vraagt de heiligePranciscus de Sales, heeft Jesus dezen zoeten en minnelij keu kinderstaat willen aannemen, tenzij om ons op te wekken, om hem te beminnen en ons vertrouwen op hem te stellen ? De heilige Petrus Chrysologus had te voren reeds hetzelfde gezegd: God heeft, zegt hij, een kind willen worden, omdat hij wilde bemind toezen. (1)
Onze Heer Jesus Christus; schrijft de godvruehtige priester Guerrieus, wenseht vurig, dat wij hem beminnen met zoodanige overgeving, als goedaardige kinderen deu besten aller vaderen beminnen : hij kan niet verdragen dat wij hem vreezen als slaven, die eenen strengen en wreeden meester sohroomen. Het is om die reden, dat hij niet gekomen is met dien toestel van magt en heerlijkheid, gesehikt om te doen beven ; wanneer hij zich aan de menschen openbaarde, wilde hij zich liever onder de gedaante van een kind vertooneu, omdat hij kwam, niet om te oordeelen en zich te doen vreezen, maar om te verlossen en zich te doen beminnen. Laten we ons nu met vertrouwen voor zijnen troon van genade gaan nederwer-pen, wij, die eertijds op zijnen troon van glorie zelfs niet
(1) Pet. Chrys. et S. Amb.
DE LIEFDEVLAMMEN
durfden denkeu, zonder met esn heiligen schrik bevangen te worden. En or is niets in den stal van Bethlehem, dat vrees aanjaagt, alles boezemt daar liefde en barmhartigheid in. Jesus is daar vol goedaardigheid, hij kent geene gramschap; als men hem verg ramt, of zoo hij zich vertoornt, kan men gemakkelijk zijnen toorn stillen. (1) Laat ons dan tot de krib naderen, en Jesus in onze armen nemen, laat ons hem tegen ons hart drukken, en hem smeeken, dat hij de vlammen zijner zuivere en heilige liefde in onze harten gelieve te ontsteken.
Heer Jesus, zoete Zaligmaker mijner ziel, welk is mijn vertrouwen in dit leven, en mijne grootste troost in het midden van alles, dat ik onder den hemel aanschouw ? (2) Zijt gij het niet, mijn Heer, mijn God, wiens barmhartigheid oueindig is? Waar was ik zonder u gelukkig, en met u ongelukkig ? Ik wil liever met u arm zijn, dan rijk te wezen zonder u. Ik wil liever met u op de aarde reizen dan zonder u den hemel te bezitten; waar gij zijt is de hemel; waar gij niet zijt, daar is de dood en de hel. Gij zijt al mijn verlangen, en hierom, als ik van u verwijderd ben, kan ik niets anders dan zuchten, treuren en bidden. Ik kan mijn volkomen vertrouwen in niemand anders stellen, dan in u, noch mag ik van niemand, in mijne noodwendigheden, hulp verwachten dan van u alleen. O mijn God! gij alleen zijt al mijne hoop, mijn vertrouwen, mijn vaste troost in alles... Mijne oogen zijn op u geslagen ; op u, o mijn Godl stel ik al mijn vertrouwen. Maak mijne ziel heilig, geef haar uwen hemelsehen zogen, opdat zij uwe heilige woning moge worden, de troon uwer eeuwige glorie, en dat in dien tempel, in welke gij wel wilt wonen, niets gevonden worde, dat uwe oogen zou kunnen mishagen. Aanschouw mij, Heer, in uioe oneindige goedheid en volgens den overvloed uwer barmhartigheden, (3) verhoor de bede van uwen ellendigen dienaar in het land van duisternissen en van den dood, ver van u verbannen. Bescherm en behoed de ziel van uw behoeftig kind, in het midden der gevaren van dit vergankelijk leven; dat uwe
(1) Abb. Guerric. dc Nat. Serm. (2) De Imit. Ch., lib. TH. c. UX Num. 1 en 4. (3) Ps. LXlli. IB. 17.
60
VAN JÊSUS.
genade het vergczelle eu geleide op deu weg van vrede, in liet vaderland van het eeuwige licht. O Josns! kindJesus! mijn goedertierene Meester, ik verwacht deze genade van uwe barmhartigheid.
De H. i'ranoiscns van Assisië werd, wanneer hij sprak van het geheim der geboorte van den Zoon Gods, van verwondering en liefde veirukfc. (1) De heilige Bernardus was met dezelfde gevoeleus bezield; hoor wat hij zegt: een vreugdekreet, zegt hij, heeft zich op deze aarde van ballingschap heden doen hooren; (2) eene zoete en troostende stem komt in onze ooren klinken. Bergen, roemt den Heer, en doet zijne lofzangen weergalmen. Hemelen, weest verblijd; aarde, spring op van vreugde ; velden en al \vaf u bekleedt, verheugt u; boomen der wouden, springt op van vreugde; voor onzen God, over uw geluk, want hij is in het midden van ons gekomen. Hemelen, hoort, aarde, luister toe, eu gij vooral, o menseh! sta verbaasd. Jesus Christus, do Zoon Gods, is zoo even te Bethlehem Juda geboren.Welk hart zal zoo liefdeloos en ongevoelig zijn om door zulke zoete stem niet verteederd te worden i1 Konde men ons aangenamer tijding verkondigen? Heeft de wereld ooit troostendcr woorden gehoord: Jestcs Christus, de Zoon Gods, is zoo eveti te Beihlehem-Juda geboren? Met wat hemelsche zoetheid zijn die woorden niet vervuld! Ik zou wensohen u al de aangenaamheid en de kracht daarvan te kunnea doen gevoelen; maaide woorden en uitdrukkingen ontbreken mij, en ik vrees deze merkelijk te krenken met daaraan de minste verandering toe te brengen; Jesus Christus de Zoon Gods is zoo even te Bethlehem.- Juda geboren. O wonderbare geboorte I... O gij allen, dio iu het stof ligt, staat op en aanbidt den geboren Jesus; hij komt om u zalig te maken, om u te genezen, en om u met eer en glorie te overladen, ü! gij zondaars, ellendige verdwaalde schapen, begint te herleven. Jesus komt op de aarde, om te zoeken en zalig te maken, hetgeen verloren was. O! gij, die ziek en zwak
(1) Vie de S. Francois d'Assise, par le père C. Chaleppe, re-pollet t. 1 pag. 90, et t. II, pa?:. 269. Edition d'Avignon, 1824.
vol. in 12. (2) S. Bern. 1, in Vig Nat. Domin.
01
DE LIEFDEVLAMMEN
zijt,schept moed; Jesus komt uwe harten door de zalving zijner barmhartigheid genezen. O! gij allen, die in uw hart het verlangen voedt van tot voorname posten en eerambten te geraken, verheugt u; de Zoon Gods daalt noder en komt tot u, om u aan zijn rijk deelaehtig te maken. Nader tot do krib, (1) gaat onbevreesd hem vinden; wanneer hij op den troon zijner grootheid en majesteit gezeten is, dan gebiedt hij de vrees en den eerbied; maar hier vertoont hij zich onder de gedaante van een kind, en boezemt hij vertrouwen en liefde in. En zouden de oogen van Jesus, met tranen vervuld, niet bekwaam zijn om u tot deernis te verwekken ? Die goddelijke Zaligmaker weent, maar niet gelijk de andere kinderen der monschen, noch om dezelfden reden. De kinderen weenen doorgaans uit gebrek en zwakheid ; Jesus weent uit medelijden en uit liefde tot u. (5) Een kind is ons yegeien, een Zoon is ons geboren. Kaderen wij tot de krib, en hooren wij met eerbied al de lessen aan, welke hij ons gelieft te geven. Zijne tong is nog niet bekwaam om woorden te slamelen, maar al de lidmaten van zijn iceder ligchaam zijn als zoo vele monden, die ons toeroepen: (3) Bemint God uit geheel uw hart, uit geheel uwe ziel, uit al uwe krachten, (4) faalig zijn zij, die weenen, want zij zullen vertroost worden; (5) Stel u altijd op de laatste plaats; (8) die zich zal vernederen, zal verheven worden, en die zich zal verheffen, zal vernederd worden: (7) loil u op aarde geene schatten vergaderen waar de roest en de motten die verdenen, en 'waar de dieven ze ontgraven en stelen; maar vergader u schatten in den hemel, waar de roest en de motten die niet verderven, en waar de dieven ze niet ontgraven noch stelen; (S) ééne zaak alleen is noodzakelijk, (9) en deze is uwe zaligheid : Wat haat het den mensch, dat hij de geheele wereld wint, indien hij zijne ziel verliest! (10) Mijn zoete Jesus, hos sehoon, hoe wonderbaar zijn uwe lessen! O! hoe zeer wecsch ik ze, uit liefde tot u, te mogen bewerkstellingen!
(1) S.Bern. Serm.in Nat domini.(2) Idem. (3) S. tecu. (4) Malfh. XXII. 37. (5) Matth. V. 5 (6) Luc. XIV. lö. (7iLuc. XIV «. (8) Matth. VI. 19. 20, (0) Luc. X. 4. (10) Matth. XVI. 28.
62
VAN JESUS.
Maar helaas! ik ben uit mij zeiven zoo zwak, zoo mag-teloos! dat ik niets goeds kan verrigten. O mijn Jesus! okind Jesus, goedertiereae, teederhartige, medelijdende Jesus! ontferm u mijner i Gij weet het, dewijl gij mijn hart doorgrondt, ik verlang u te beminaen; verleen mij dan uwe heilige liefde. O! hoe zoet en aangenaam is het u zoo zeer te mogen beminnen ; als de H. Maagd Maria en at de heiligen u bemind hebben! O! hoe gelukkig zou ik mij achten, zoo ik u van alle menschen konde doen beminnen! Ten minste is dit, o mijn Jesus! mijn vurigste verlangen; gelief, bid ik u, deze begeerte, dit verlangen van mijn hart in dank aan te nemen.
Hen kind is ons gegeven, een Zoon is ons geboren. Het eeuwig Woord des Vaders is een kind geworden ; de Almogende heeft zich magtaloos gemaakt; hij, die oneindig en onafhankelijk is, hoeft zich aan zijne eigene schepselen onderworpen; hij heeft zich zoo verre vernederd, dat hij is willen menscli en in eenen stal geboren worden; zijne liefde tot ons heeft hem al deze wonderheden doen uitwerken! O liefde! roept de H. Thomas van Villanova uit, o magtige zegepraal der liefde! gij hebt gezegevierd over den onverwinbare; de Almogende is slaaf geworden! O ware overmaat van liefde! (1) Hoe! een God kind geworden! Een God kind geworden uit liefde tot ons! Een God kind geworden, om ons vertrouwen op te wekken ! Een God kind geboren, om ons hart te winnen! Laat ons dan dien goeden en minnelijken God beminnen, en dat het ons , om ons gedurig meer en meer tot liefde op te wekken, nooit vervele, van altijd met eene nieuwe uitstorting van blijdschap en liefde, deze zoo hartroerende woorden te herhalen. Hen kind is ons gegeven, een Zoon is ons geboren!
GEBED.
O lief kind Jesus, mijn zoete Zaligmaker! ik bemin u en stel al mijn verlrouwen op u; ja gij zijt al mijne hoop, en mijne liefde. Ach! waart gij voor mijne zaligheid uit
(1) S. Thorn, a Vilanova, Conc. 3 in Com. 1 advent.
63
04 DE LIEÏDEVLAMMEN
den homel niet gedaald, wat zou er van mij, ellendige en rampzalige geworden zijn ? Reeds lang zouden de zonden, waaraan ik mij pligtig heb gemaakt, mij aan de helsehe vlammen ten prooi gegeven hebben. Uwe barmhartigheid zij voor eeuwig geprezen omdat gij altijd bereid zijt, mij vergiffenis te verleenen, zoo dikwijls ik mime zouden opregt beween. O mijn J esus! gij kent den grond van mijn harl, en gij ziet, hoe zeer ik bedroefd ben over mijne veelvuldige zonden. Ontvang mij in genade, en maak dat ik aan mij zeiven sterve, om voor niets anders meer dan voor u te leven, gij die mijn eenig goed zijt. Verniel in mij, o verslindend vuur! al wat aan uwe oogen kan mishagen en heerseh over al de genegenheden van mijn hart. Ik bemin u, o zoet en beminnelijk kind Jesus! ik bemin u,o God van m'in hart, ik bemin u, o mijn staat, mijn leven, mijn al! Ik bemin u en wenseh mijne laatsten snik te geven met deze woorden: Mijn God, 'ik bemin ti, omdat ik alsdan moge beginnen te beminnen met eeno volmaakte ligfde, die nimmermeer eindigen zal. Am.
Licrde tot den evenmensctilt;
Zoo iemand zeyt\ ik bemin God, en niet ophoudt, zijnen broeder te haten, die is een leugenaar, want hoe kan hij, die zijnen broeder, dien hij ziet, niet bemint, God beminnen, dien hij niet ziet. tl) Niettegenstaande deze woorden van den heiligen Joannes, bedriegen zich eehter velen verregaande. Zij zijn onmeedoogend voor den arme, zij beminnen den achterklap, zij vergel,en met moeite cenen ligten smaad, zij verachten iederen; en omdat zij dikwijls herhalen : Mijn God, ik bemin u, mijn God, ik bemin u , houden zij het voer zeker waar. Yolg hen niet na , lieve christen , maar bemin alle raensehen als uwe broeders, als schepselen naar Gods beeld geschapen. Wenseh vurig de zaligheid
(1) Joan, vi, 20.
VAN JESUS.
van iedereen. Toon aan allen, en bijzonder aan uwe vijanden, aan hen die u vervolgen, een vriendelijk en gul gelaat; dat nit uwen mond niet komen dan woorden van vrede , en dat de zalving van een heilige liefde de bitterheid van uw hart verzachte. Wees altijd bereid om uwa broeders te helpen en te vertroosten en heb steeds veel medelijden met de bedrukten en zondaren. Verheug u over de deugden van anderen alsof zij de uwen waren, door, om zoo te zeggen de gedaante van iedereen aan te nemen. Wil niemand voraehten, verdrijf zorgvuldig de vermetele oordeelen en hot kwade vermoeden, welke men tegen den evenmenseh opvat, gewen u om van alle mensehon goede gevoelens te hebben. Leg altijd al de woorden en werken van anderen, met eenvoudigheid in den besten zin uit. (]) O! wat schoono deugd is de liefde tot den evon-mensoh! Maar helaas! hoe zeldzaam is deze deugd! Mijn lieve christen, ga eens iu uw hart, en zie in hoeverre gij dezelve bezit. Zijt gij waarlijk bereid, om uwen vijand te vergeven en zelfs om hom goed te doen ? Berispt gij niet gaarne het gedrag van uwen natuurgenoot in alle voorvallen ? Ik herhaal liet nog eens, onderzoek daarover uw hart. Bemin uwe broeders, gelijk gij u zelven bemint, dit is het, wat Jesus Christus van u verzoekt, en gij zoudt hem zulk eene billijke zaak willen weigeren ? Laat geen dag voorbijgaan zonder de uoodige maatregelen te nemen om 's avonds, als gij u ter rust begeeft, met baarheid te mogen zeggen: Mi}n God, ik leniin u uit geheel mijn hart en ik bemin mimen evennaaste qeliik mij zelven uil liefde tot u.
(1) Ludovicus Blosius.
65
50
DE LIEÏDEVLAMMEN
Over het verborgen leven van Jesus Christ as en zyn ootmoedige onderdanigheid aan Slarin ëu Josef.
El erat suhditus illi. Luc. 11, 51, En Jesus was hun onderdanig.
Christenen, gaan wij nu eens naar het huisje van Nazareth in de arme woonplaats van Maria en Josef. Daar zullen onze oogen door oen tooneel getroffen worden, dat al onze verwondering waardig is , daar zullen wij onzen Zaligmaker aan zijn schepsel, uit liefde tot ons, zich zien onderwerpen en tot zijne dertig jaren zien gehoorzamen :hristenen, gaan wij nu eens naar het huisje van Nazareth in de arme woonplaats van Maria en Josef. Daar zullen onze oogen door oen tooneel getroffen worden, dat al onze verwondering waardig is , daar zullen wij onzen Zaligmaker aan zijn schepsel, uit liefde tot ons, zich zien onderwerpen en tot zijne dertig jaren zien gehoorzamen : Et erat suhditus illis. Ik sta verbaasd op deze woorden, roept Bossuet uit: is dit geheel de bediening van Jesus Christus, van den Zoon Gods! Geheel zijne bezigheid, al zijne oefening is te gehoorzamen aan twee zijner schepselen. En waarin gehoorzaamt hij ? In de geringste werken, in do uitoefening van een ambacht. Waar zijn nu degenen, die zich beklagen, en morren, als zij geene bediening hebben volgens hunne bekwaamheid, of om beter te zeggen, die met hunnen hoogmoed niet overeenkomt ? l)at zij tot het huis van Josef en Maria komen, en daar Jesus Christus aanschouwen. Ü mijn God! ik sta nog eens hier verschrikt! Kom, hoogmoed, kom u op dit schouwtoonecl verbreken en vernietigen; Jesus wordt een timmerman, zelfs als dusdanig ambacht uitoefenende, gekend, zonder dat men van een ander ambt ol werk spreekt. (])
O mijn Jesus, ziedaar dan dat gij uw behagen genomen hebt in u zoo lang verborgen te houden en a.' de schatten uwer goedheid aan de oogen der menschen te onttrekken, uit liefde tot mijne ziel, en om in mij den hoogvaardigen
(1) Bossuet, elevation sur les mysteres.
66
VAN JESUS.
geest uit te roeijen! Aci, verleen mij de genade van u uit geheel mijn hurt te beminnen, tot erkentenis van eene zoo schoone en voordeelige les en onderrigting.
— Mijn zoon, ik heb u door mijn voorbeeld de ware en vaste grootheid willen leersn, welke bestaat in deugdzaam te zijn zonder vermaardhcM, zonder pracht, en in een afhankelijk en verborgen laven te leiden. Terwijl ik aldus te Nazareth onbekend leefde, waren er te Home, en door geheel het keizerrijk, vermaarde redenaars, groote krijgshelden , ervaren staatsmannen, beroemde dichters; zij deden de geheele wereld van hunnen roem weergalmen, alle monden prezen hen , en niemand werd er bijna gevonden , die hun lot niet benijdde. Meent gij, mijn zoon, dat God in het hoogste des Hemels tot de Kugelen gezegd heeft, hun de ijdele vermaarde slaven aantoonde: Ziet hoe yrooten naam zij verworven hebben; ziet hoe veel roem zij behalen! Neen, mijn kind , God toonde hun het huisje van Nazareth, en zeidehun; Aanschouw mijnen Zoon, ziet, hoe onderdanig hij is, tot hoe verre hij zich verootmoedigt, hoe groote lief de hij den mensch toedraagt en hoe zeer hij mij bemint. Het zijn noch de pracht en de luister, noch de rijkdommen en de grootheden der aarde, die de blikken en de verwondering van God mijnen Vader op zich trekken ! Men kan dan groot zijn volgens de wereld en zeer klein en verachtelijk voor hem die alles naar waarde schat! Men kan dan zoo aangenaam zijn aan God in de geringste en slechtste bedieningen, als in de verlievenste en heerlijkste ambten! Leer hieruit in den geriugen staat, waarin ik u gesteld heb, tevreden zijn en wacht u wel van eenen andoren staat te verlangen waarin gij minder onbekend, minder vergeten, minder veracht wordt. Herinner u altijd, dat het duizendmaal beter is verborgen te blijven en van mij alleen bekend te zijn, dan uitwendig u bekend te maken.
Jesus was hun onderdanig. O hemel! is het wel mogelijk , dat hij, die met zoo veel eerbied aan Maria en Josef gehoorzaamt, die groote God is, welke over do natuur de heerschappij voert? Ja! en het geloof gebiedt mij dit te gelooven.
07
DE LIEFDEVLAMMEN
„Het is aan Kern, zegt do heilige Bernardus, (I) dat al de Engelen onderworpen zijn, het is aan hem dat de overheden en magten gehoorzamen , en nogtans onderwerpt hij zich aan Maria en voert met ootmoedigheid al hare bevelen uit. Hij is niet alleen onderdanig aan Maria, maar ook aan Josef uit inzigt aan Maria. Laat ons hier twee zaken bewonderen, en oene van die twee verkiezen, welke meest onze verwondering moet opwekken, of de diepe ootmoedigheid van den Zoon, of degroote waardigheid van do Moeder;doch zij zijn beiden even bewonderingswaardig. Dat een God aan eene vrouwgehoorzaamt, is eeueootmoe-digheid zonder voorbeeld; maar dat eene vrouw aan eenen God hare bevelen geeft, is een gezag, eene verhevene waardigheid zonder weerga. Sterveling, leer dan gehoorzamen ; stof en aseh, leer u dan onderwerpen en gaarne
doen wat n:on u gebiedt..... O hoovaardig stof, word
schaa i rood! Uw God vernedert zich, en gij durft u verheffen! uw God is den menschen onderdanig, engij voedt in uw hart de dwaze begeerte van te heerschcn! Gij wilt aan het hoofd zijn van al de anderen! gij acht u hooger dan uw Schepper! Ja, weet dat eiken keer, als gij de begeerte hebt om over uwe b- oeders te lieerschen, gij u boven God stelt, en zijne regten zoekt te overweldigen.... O Christenen! indien gij, sterfelijk mensch, zoo als gij zijt het uwer onwaardig vindt uwen evenmensch na te volgen, het zal u zeker niet schandelijk voorkomen in de voetstappen van uwen Sehepper te wandelen. Indien gij hom niet volgen kunt tot zooverre hij zich vernederd heeft,volg hem dan ten minste tot zooverre gij kunt.quot;
En Jesus toas Imii onderdanig. Welk eene verhevene les voor ons, die zoo vele moeite hebben om ons aan onze oversten te onderwerpen. Gelukkig is degene, die ze wel waarnemen ! Gelukkig is hij, die den weg van gehoorzaamheid trouw bewandelt.„De weg vangehoorzaamheid, zegt Thomas a Kempis, is het, die ten hemel leidt; ook is het voel veiliger te gehoorzamen dan te gebieden. L)e mensch, die zich weet te onderwerpen en te gehoorzamen, geniet altijd eenen grooten vrede en niemand leeft ge-(1) S. Bern. super missus est hom. i.
68
VAN JESDS.
ruster, niemand sterft geruster en stoutmoediger dan hij die altijd onderdanig is geweest.quot; (1) Het is de gehoorzaamheid alleen, welke alle deugden in onze zielen doet uitschieten, die zo aankweekt en weet te behouden. J)e ootmoediqheid, zegt Salomon, is veel beter dan offeranden, want zij offert aan God onzen eigen wil, die onvergelijkelijk voor zijne oogen kostelijker is, dan het vleeseh der dieren dat hom geofferd wordt. De gehoorzaamheid is eene verwinning, die men op ziehzelven behaalt, en er is geen roemwaardiger zegepraal voor den menseh dan zijnen wil te onderwerpen aan dien van oenen menseh , welke zijns gelijke is.
Laten wij ons dan door anderen bestieren indien wij regtzinnig in do haven verlangen aan te komen; dat ons dan nooit noch gemor, noch bijtende woorden ontsnappen tegen die pertonen , onder wier onderhoo-righeid wij gesteld zijn; en zijn wij wel overtuigd dat wij de laatste plaats verdienen , omdat al de anderen meer verdiensten en deugden hebben dan wij. (2)
En Jesus was hun onderdanig. Hij is aan Maria en Josef, tot zijnen dertigjarigon ouderdom gehoorzaam geweest, tot op hot oogenblik zelfs, dat zijn hemelsche Vader hem tot de volkeren van het land der Joden zond, om hun het Evangelie te verkondigen. Welk eene schande voor zoovele ondankbare en ontaarde kinderen, die met eene misdadige drift het heilzame juk der gehoorzaamheid welken zij hunnen ouderen verschuldigd zijn, afschudden!
ïïn Jesus was hun onderdanig. Ja, en hij was hun in alles gehoorzaam. Hij weigerde zelfs niet de geringste werken van een behoeftig gezin te verrigten, zoo zeer nam hij ter harte, om door allo mogelijke middelen de grootheid van zijne liefde tot ons te bewijzen. Mijn lieve Zaligmaker I tot welke groote vernederingen hebt gij u, tot mijn onderrigt, niet veroordeeld! Gij hebt gedurende dertig jaren, uwe Godheid onder den geringsten uitwen-digen schijn willen verbergen, om mij een afgezonderd leven te leeren beminnen, en om mij onder het deksel der
(1) Thomas a Kempis, Exercit. spirit. (2) S. Bernard, ad Sororem de modo bene vivendi. Cap. XIX,
69
DE LIEFDE VLAMMEN
ootmoedigheid en stilzwijgendheid de gunsten, welke gij kunt bewijzen, te leeren verborgen houden. Gij zijt gedurende dertig jaren aan de geheele wereld onbekend gebleven om mij de liefde tot de ootmoedigheid in te boezemen. Gij zijt gedurende dertig jaren aau uwe eigene schepselen gehoorzaam geweest om mijnen hoogmoed, waardoor ik mij aan niemand wil onderwerpen, te breken en om mij te leeren eenvoudig onderdanig te zijn aan al degenen, die gij met uw gezag bekleed hebt. Vergeef mij dan o mijn God , vergeef mij! tot dusverre heb ik weinig nut uit uwe voorbeelden getrokken; doch ik wil voortaan daarmede voordeel doen, help mij! help mij!
GEBED.
O mijn .Tcsus , geef mij de genade, dat ik mijn eigen wil verloochene, om geencn anderen dan uwen wil alleen te volgen. Geef mij de genade, om uwe voetstappen te bcwaï .delen en de heilige ootmoedigheid met meer drift te zoeken, dan de hoogmoedigen dezer wereld de vergankelijke eer najagen. Gij zijt de groote God, de Opperheer van hemel en aarde, de God der goden, de Koning dor koningen, de Heer der heeren, en gij vernedert u! Ik ben slechts een aardworm, een gering en verworpen schepsel en durf mij verheffen! o mijn God ! vergeef mij mijne dwaasheid. Ik beken mijue ellende; ik belijd, dat ik een kind van gramschap ben, dat ik in de zonde hen ontvangen, en dat mijne moeder mij in zonde gehaard heeft. (1) Ik ben in de wereld gekomen, bevlekt met zonden ; en de dood, die daarvan de regtvaardige straf is, zal niet vertoeven mij daaruit te doen vertrekken. O goedertierene en barmhartige Zaligmakar, heb medelijden met mij! mijne ziel is als eene zee, welke door den wind dor driften en der ongeregelde begeerten gedurig geslingerd wordt. Mijne zonden o mijn God , overtreffen het getal mijner hoofdharen , (2) en ik hen niet waardig mijne oogen hemel-waarts te slaan . omdat mijne hoosheden zoo menigvuldig zijn (3) Ach! verlos mij, o Heer, mijn God, haast u om
(1) Ps. 1 0. (2) Ps. XXXIX. (3) 1. Esdras. IX. li.
70
VAN JESUS.
mij te helpen. Gedenk uwe barmhartigheden, die oneindig zijn. (1) en genees mijne ziel, omdat gij alleen haar kunt genezen. Ik bon arm, ik lijd gebrek aan alles, en mijne ellende is zoo groot, dat ik uit mij zeiven niets goeds kan willen, noeh eenig goed verlangen, noch uwe hulp kan volbrengen. £n vervuld niet zoo groote zwakheid en zoo veel ellenden, durf ik mij nog verhoovaardigeu! O mijn God, heb dan medelijden met mijl Laat uw hart door mijne zuchten en tranen bewogen worden, dat deze liefde, die u aangezet hooft, om u voor mij aan het kruis te slagtoiforen,u ook bewegen om mij to verhooren. Alles wat ik van u verzoek, is, dat gij mij uwe liefde! de vergeving mijner zonden, de ootmoedigheid, den geest van gehoorzaamheid gelievet te verleenen.
O mijn Jesus, kom gij zelf in mijn hart; vestig daar uwe woonplaats, oefen daar uw oppergezag uit, en dat voor altijd, voor altijd ! Kom, en gij zult mijn troost, mijne sterkte, mijn steun, mijn vriend, mijn broeder, mijn schat, mijn leven, mijn al zijn. Kom, en gij zult mij u altijd meer en moer lecrea beminnen en mij van do schepselen onthechten. Kom en gij zult in mij een wonder, dat uwer waardig is, uitwerken; van eenon hoogmoedigen en zinnelijken zondaar, zult gij oenen ootmoedigen eu verstorven boetvaardige maken Ach ! kom goede Jesus, o God mijner ziel ! kom. Amen.
OEFENINGEN.
Over het verborgeu leven en over de gehoorzaamheid.
Stel van heden alles in het werk, mijn lieve christen, om Jesus Christus in het beminnen van het verborgen leven en de gehoorzaamheid na te volgen.
1°. Het verborgen leven. Vermijd, zoo veel het de welvoegelijkheid van uwen staat toelaat, van u in het midden der woroldsche vergaderingen te laten vinden; (2) nooit is een dienaar Gods meer in veiligheid, dan als hij in de eenzaamheid is. f3) Tracht altijd wat in n goed
(1) Ps. XXIV, C. (2) Thorn, a Kemp. Exercit, spirit op X. cap. IV, N. 2. (3; Ibidem.
71
72 DE LIEFDEVLAMMEN
en deugdzaam is, te verbergen. Zoek nooit voor rijk waarh
of kundig aangezien te worden; wat zijn, helaas al de s nen. 1
schatten en al de kunde dezer wereld ? Zoek onbekend i dat gi
te leven en voor niets geacht te worden (1) O! hoe ï gij gc
gelukkig zult gij zijn als gij zonder tegenzin al de der t
anderen in oer, in groote bedieningen en waardigheid dit g
zult verheven zien, terwijl men u zal vergeten, men zamei
op u niet zal denken , en men n zal schijnen te ver- te be
achten. Huk spoedig uit uw hart alle hoogmoedig gen,
verlangen ; de hoogmoed verwijdert van Jesus Christus moet
de ziel, die hem voedt, hij vervult haar met smarten nen,
en laat niets dan onrust achter. (2) Ach! zoo de men- _ vrees
schen wisten, dat de eer en waardigheden niet dan alsof
zware lasten zijn, dan zouden zij ze zoo driftig niet niet
najagen. (3) Zoek in uwe goede werken de toejuichingen maar
der mensehen niet, maar houd n tevreden met Goden uw Ik
geweten voor getuigen te hebben. Gij zult eens op uw kost
sterfbed voor troost ontvangen van altijd in ootmoedigheid is de
in uwe eigene oogen klein geacht, vergeten en aan een wil ^
ieder onbekend geleefd te hebben; gij zult eens weten het i
van hoe veel waarde het verborgen leven in God is. wok
S0. De gehoorzaamheid. Wees gehoorzaam en 'zonder hanl
morren, aan al de personen, die over u eenig gezag verli
hebben, en gewen u hunne geboden aan te zien alsof het hem
die van Jesus Christus zeiven waren. De ware gehoorzaam- God
heid bestaat in te doen, niet dat ons behaagt, maar dat het
daarenboven aan onze inborst en aan onze neiging meest moe
tegenstrijdig is. (4) Hoor wat de heilige Bernardus des- en
wegezegt. Een mensch, die waarlijk ootmoedigis, zegt jare
hij kent Keen uitstel tot 's anderdaags; hij is vijand van de liefi
traagheid, hij voorkomt de bevelen, welke men hem wil ach
geven, en hij heeft eerder gehoorzaamd dan men het zoo
geboden heeft; hij is altijd bereid om te zien, te zeggen, het
te doen al wat men wil, en overal te gaan waar men hem (3)
zal zenden. (5) Kent gij daarin nw afbee.dsel? Neem dan mee
heden het goed en edelmoedig besluit van de heilige oot- leve
moedigheid in hare volmaaktheid, volgens den staat dan
(1) ïliom. a Kemp. De imit. (2) S, Bern. de consid. Lib. XV.
(3) S. Bern. de oflie. episc. cap. Vlf, (4) Thorn, a Kemp. Vita (1* Gerardi magni. cap. XVif. N, 20. (5) S. Bern. dcobedientia, serm.
VAN JESUS.
waarin Gods voorzienigheid u gesteld heeft, uit te oefenen. Indien gij in eeue gemeente leeft, zalik n zeggen, dat gij uwen overste most gehoorzamen in alles, waarin gij geene zonde ziet; doch gehoorzaam eenvoudig zonder tegenspreken, zonder onderzoeken waarom men u dit gebiedt; zoek geene andere reden om te gehoorzamen dan deze alleen van aan den Heer, uwen God te behagen. — Leeft gij in de wereld, ik zal u zeggen , dat gij uwen zielbestuurder, gelijk God zeiven moet gehoorzamen, Dienaren, gehoorzaamt aan diegenen, welke uwe meesters zijn volgens het vleesch, met - vrees, met eerbied en in de eenvoudigheid van utohart, alsof gij aan Jesus Christus gehoorzaamdet {\) gehoorzaamt niet alleen aan meesters, die goedertieren en zoetaardig, maar ook aan diegenen, welke moeijelijk en lastig zijn. (2) Ik weet wel, lieve christenen, hoe veel moeite het kost, om zijnen wil te breken, ik weet hoe moeijelijk het is denzelven te bedwingen, hem te boeijen, hem aan den wil van een ander te onderwerpen ; ik weet, dat men op het aanschouwen der moeijelijkheden, soms aangespoord wordt, om zijne ouderneming te verlaten en in de onafhankelijkheid te leven. Maar mijn welbeminde broeder, verlies den moed niet, sla uwe oogen naar den schoonen hemel, naar dat eeuwig, glorierijk hof; het is daar, dat God u verwacht om uwe pogingen waardig te beloonen ; het is daar, dat hij u in het midden van den strijd aanmoedigt en zegt: Mijn kind, herinner u, dat mijn Zoon en mo Zaligmaker , Jesus Christus , gedurende dertig jaren, aan twee schepselen onderdanig is geweest, uit liefde tot u en om u een schoon voorbeeld ter navolging achter te laten; vergeet nooit dat hij de gehoorzaamheid zoo volmaakt heeft uitgeoefend tot zoo verre, dat hij op het schandelijke hout des kruises heejt willen sterven ; (3) vergeet eindelijk niet, dat de leerling boven zijnen meester niet moet zijn ; indien mo Zaligmaker geheel zijn leven lang zijnen wil onderworpen heeft, (1) zoo is he dan ook billijk, dat gij den uwen onderwei pet. Welaan dan, de hemel zal uw loon zijn. '
(i; Ephes. V, 5. (2) 1 Petr.TI, 18. (3) Philipp. Ir, 8, (4) Joan. VU, 2U 50 5
73
DE LIEFDEVLAMMEN
flon zeor «le iroeilliolrt en linrmlinrtigheid , (lio Je'ius ons in -/.(jnpn werk-/.nmeu levensloop getoond heelt, ons tot wederliefde moeten opwokken-T
Perlransiit boufuciendo. Act. X. 38.
Hij is goed doende voorbijgegaan.
Ik wil hier tot stichting der godvruchtige zielen, al do menigvuldige trekken van goedheid, die Jesus Christus ons in zijn werkzaam Jeven getoond heett, niet voorstellen; om zulks te doen, zou ik geheel het Evangelie moeten uitschrijven. Ik heb alleen voorgenomen . mij tot eenige der voornaamste te bepalen, welke het onderwerp van dit Hoofdstuk zullen uitmaken.k wil hier tot stichting der godvruchtige zielen, al do menigvuldige trekken van goedheid, die Jesus Christus ons in zijn werkzaam Jeven getoond heett, niet voorstellen; om zulks te doen, zou ik geheel het Evangelie moeten uitschrijven. Ik heb alleen voorgenomen . mij tot eenige der voornaamste te bepalen, welke het onderwerp van dit Hoofdstuk zullen uitmaken.
1. Be melaatsche. — Naauwelijks was onze Zaligmaker den berg , waarop hij den volkeren zulke wonderbare lessen had gegeven, afgekomen, of eene groote menigte volgde hem, eu een melaatsche wierp zich plotseling voor zijne voeten, zeggende: Heer, indien gij wilt kunt gij mij genezen. (1) Jesus had met dezen armen zieke medelijden, hij raakte hem aan en zeide : ik wil, wees genezen-, sa. aanstonds verdween de melaatschheid. (2) Heer Jesus, hier is een grootor melaatsche. dan die vanhet Evangelie welke op dit oogenblik uwen bijstand kointafsmeeken: ik ben die melaatsche. Mijne melaatschheid, hoewel zij geheel geestelijk is, is daarom zooveel te afschuwelijker; en ik ben beschaamd u die te toonen. De melaatschheid mijner ziel zijn hare onvolmaaktheden , hare gedurige dagelijksche gebreken, hare laauwheid in uwe dienst. O Jesus! gelief mij te genezen, opdat mijne anne ziel rein en zuiver worde voor uwe oogen, opdat zij u met eenen aangroeijenden ijver gestadig diene. Wanneer gij door de
(1) Matth. Vlll. 2. (2) Ibid. Vlll, 3.
74
van jf.stjs.
heilige Communie in imjn hart zult komen, doe mij dan deze troostende woorden hoeren; Mijn kind, ik wil, wees genezen.
II. De honderdste man. —- Zeker hoofdman had eenen dienstkneeht, die ziek we.s, en dien hij zeer beminde. Daar hij van Jesns en van zijne goedheid, waarmede hij de zieken genas, had hooren spreken, kwam hij tot hem op hetzelfde oogenblik, dat hij in Caphamaum aankwam. en zeidehem; Heer, ik heb in mijn huis eenen knecht, die lam is en veel lijdt. (1) Hij zeide hem verder niets; maar dit was genoeg om onzen goedertieren meester tot medelijden op te wekken, die aanstonds voor antwoord gaf: Troost u, want ik zal den zieke komen bezoeken en hem genezen. (2) — Neen, Jieer, antwoordde de honderdste man, r/eef u zoo veel moeite niet, ik hen immers niet waardig, dat gij mijn huis binnentreedt; maar spreek alleen één woord, en mijn knecht zal gezond worden. (3) Jesns hecht'e grooten prijs aan die woorden vol geloof, welke de heilige Kerk altijd aangezien en bewaard heeft, als zijnde eene allerootmoedigste uitdrukking, en hij zeide tot den honderdsten man; Ga, en dat u geschiede volgens hetgeen gij geloofd hebt; en op hetzelfde uur was de knecht genezen. (4)
O goede Jesns! gij weet het, mijne ziel is ziek, ja zeer ziek, eene brandende koorts verteert en verzwakt haar allengskeas; zij wordt verslonden door een vuur dat niemand kan uitdooven: zij wordt door eene dringende noodzakelijkheid aangedreven van te beminnen, en zij vindt in de liefde der schepselen niets dan ellenden en smarten. Goedertieren Zaligmaker, heb medelijden met haar! zij wordt verrukt door uwe eindelooze beminnelijkheid, en dag en nacht zueht zij naar u; hoe onwaardig zij ook moge zijn uw bezoek te ontvangen, vertrouwt zij zich uogtans aaa deze troostende woorden; Ik zal tot u komen en u zegenen. Och! kom dan, Heer Jesus! kom, opdat ik uwe aangename tegenwoordigheid geniete; kom, opdat ik u, zoo veel het mij zal mogelijk
(I) Mattli. VIII, C. (2) Ibid. VII!, 7. (3) Luc. Vlll, 0. (4) Matth. VU. 33.
75
DE LIEFDEVLAMMEN
zijn bemiuno: kom, opdat ik u o nliclzo om nooit meer van u gescheiden te worden; kom, o mijn God, kom want zonder u kan ik nies meer leven.
III. De Chananeesche vrouw. — Jesm ging eens langs den kant van Ti/rus en Sidon; zekere Chananeesche vrouw, die vit dat land gekomen was, riep tot hem, zeggende: lieer. Zoon van David, heb medelijden met mij : mijne dochter wordt ellendig door den duivel geplaagd. (1) Hartroerend gebed, dat wij zeiven dikwijls moeten herhalen: „Heer, heb medelijden met mij, mijne ziel wordt zoo wreed gepijnigd. — Maar Jesus gaf haar geen antwoord: en zijne leerlingen, tot hem. komende, verzochten hem hare bede in te willigen, opdat zij zou weggaan, deicijl zij (jedurig achter hen riep. (2) Jesus schijnt voor con zoo hartroerend gebed ongevoelig te zijn; hij antwoordt daar niet op, en slaat zijne oogen zelfs niet op haar, die hem met zoo bitter geklag aanroept, hij toont in de weldaad, welke zij verzoekt, eene schijnbare onverschilligheid, meer geschikt, om haar te verstooten dan haar te weigeren. Nogtans, deze bedrukte moeder laat haren moed niet zinken; zij blijft achter hem roepen; herhaalt gedurig; Heer, Zoon van David, heb medelijden met mijne dochter en met mij. Be Apostelen, door liet geschreeuw dezer vrouw vermoeid, of door haar standvastigheid en haar ongeluk geraakt, worden hare voorsprekers, en tot Jesus naderende, verzoeken zij hem, dat hij zou gelieven hare aanhoudende smeekingen en wenschen te verhooren en ten minste voor haren overlast te wijken, omdat, zeiden zij, zij niet ophoudt achter ons te roepen. Maar zij kregen ten antwoord; Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis van Israel. (3) Ongelukkige moeder, hebt gij Jesus Christus wel verstaan? Hij verklaart zich niet meer door zijne stilzwijgendheid, zijne woorden zijn klaar en bepaald, welke hoop kunt gij nog voeden? Vertrek van hier, ga uw lot en dat uwer dochter beweenen; er blijft u geen andere troost meer
(1) Matth. XV. 21. 22. (2) Matth. XII, 23. (3) iDid.
7G
VAN JESUS.
77
over dan geweeu en wachoop!... Ach, wij zouden zoo voel niet noodig hebben om dit rampzalig besluit te nemen! Maar dusdanig is de meening niet van de Cha-uaneesehe vrouw: de vurigheid van hare wensehen en van haar geloof wordt door de beletsels op nieuw ontstoken; zij verdrijft al wat haar belet, om bij Jesus te geraken; zij werpt zicli voor zijne voeten, en zij zal niet weggaan vóór hij haar verzoek zal toegestaan hebben. Zij vernieuwt haar gesmeek met meer aandrang dan ie voren en zegt hem: Heer, gij kent mijnen nood, gij kent mijn vertrouwen, weiger mij uwe hulp niet. fl) Ach! konden wij aldus bidden, met dit geloof, met die vurigheid, met dit vertrouwen, met deze volharding, zouden wij dan niet alles kunnen verkrijgen? Jesus gaf haar voor antwoord: Laat eerst de kinderen verzadigd worden, zcant het is niet redelijk den kinderen hun brood te ontnemen, om het den honden voor te werpen. {%) Welk een antwoord in den mond van den besten aller meesters, den teedersten aller vaderen! Onze Heer, deze woorden uitsprekende, gedoogde evenwel, dat de Cha-naneesche vrouw voor zijne voeten bleef zitten: dit was voor haar eene onwaardeerbare gunst, die zij aanzag als een zeker pand van het mirakel, dat zij verzocht. Het uitstel van Jesus Christus beleedigde haar niet: do ware ootmoedigheid wordt nergens door boleedigd, hij viel haar geenzins te moeijeliik, zij bekende, dat zij zijne gunst onwaardig was en vond daar zelfs eene roden, te meer in, die zij zoude bijbrengen om verhoord te worden.... Er is in de wegen des Heeren niets zoo verblind dan de hoogmoed, en niets zoo schrander dan de ootmoedigheid. Zij verstond misschien zelfs van toen at, dat onze Heer, onder dien schijn van zulke harde woorden, haar met voordacht oenen weg opende, en zelfs haar een zeker middel ingaf, om hem te ontwapenen. En inderdaad, de genade van dien God en Zaligmaker, met de zalving aan het hart, dat hij scheen te willen kwetsen, toe te brengen, gaf haar eene gunstige ge-
(1) Matth. XV, 25. (2j Ibid. 20.
DE LIEFDEVLAMMEN
logenlieid ; de ootmoodigo Chananocsclio vrouw nam zo to baat. Heer, gij hebt gelijk, zoide zij, het is niet billijk het brood der kinderen aan de honden te geven, maar de hondjes eten wat van de tafel hunner meesters valt: eenige brokkelingen, die de kinderen laten vallen, worden hm niet misgund. (1) Wel nu. Hoor, in zulken staat ben ik, dusdanig is mijne gesteltenis; dat is geheel liet voorwerp van mijn verzoek. Stort overvloedig uwe gunsten over uwe afstammelingen van Abraham ; wat mij betreft, ik verlang naar de minste gunst van al degene, die gij over hen zult instorten.. .. Hoe aangenaam moest dit antwoord niet zijn aan het hart van Jesusl Ach, zoo wij dit hart kenden, hoe zouden wij bet beminnen! hoe zouden wij ons vertrouwen daarop stellen ! het is de ootmoedigheid, welke het ons moet doen heminnen.
Ik zal dan in zijnen tempel voor de voeten van mijnen Zaligmaker blijven zitten, en daar hem de zaligheid mijner ziel verzoeken. Hetzij dat hij mij aanhoore of niet, zal ik eehter mijne stem blijven verheffen; indien hij mij verstoot, zal ik volharden ; indien hij mij mijne misdaden en trouweloosheden verwijt, zal ik die bekennen; indien hij mij zegt, dat de hemel niet is voor zulke zondaren als ik ben, zal ik hem ten antwoord geven; gij hebt gelijk. Heer, maar gij zijt de zondaren komen opzoeken, de zieken komen genezen, de bezetenen komen verlossen; gij zijt heilig en zalig komen maken, die in u gelooven, die bekennen, dat zij u noodig hebben, die hun vertrouwen op u stellen, die uwe hulpverzoeken, en dezelve van u verhopen. Ziedaar mijnen staat, ziedaar mijne gesteltenis, ziedaar het voorwerp van mijn verzoek, Geef uwe gunsten in overvloed aan die getrouwe zielen, die ze verdienen : zulke groote weldaden verlang ik niet. Maar nadat gij de kinderen des huisgezins zult verzadigd hebben, zullen er dan voor mij niet eenige brokkelingen overblijven, welke ik van uwe goedheid zal mogen verhopen ?.... Alsdan zeide Jesus haar: O vrouw, hoe groot en levendig is mo geloof! O goddelijke Zalig-
(1) Matt. XV. 27. (2) Ibid. 28.
78
VAN JESUS.
maker, wat gröote voldoening voeldet gij in uw hart, ais gij het geloof mogt roemen van deze vrouw, die gij zoo streng beproefd hadt! Wa1; groot geluk voor u, o vrouw, geprezen te worden door hem, die het binnenste des harten kent! gij Lebt hem wel beoordeeld, wanneer hij niet bekwaam was, om u af keerig te maken, en als gij niet vroesdet hem al te lastig te vallen, noch van al te onvoor-zigtig te werk te gaan.... Ach ! het gaat met mij alzoo niet, alles maakt mij afkeerig, ik wijk voor de minste moeijelijkheid; bij de minste dorheid en tegenspoed, welke mij overkomen, laat ik den moed zinken. — Dat u geschiede naar uwen wensch, antwoordt de Zaliq-maker; en hare dochter teas op denzelfden stond genezen... Zij wenschte dat hare dochter mogt verlost worden, en op hetzelfde oogenblik werd hare dochter
verlost____ De Heer geeft gewoonlijk zijne genade naar
mate van onzen wil.... De eerste hoedanigheid van een goed gebed, en die ons meest ontbreekt, is, regt-zinnig te willen verkrijgen wat wij verzoeken. (1)
Mijn zoete Zaligmaker, mijn vriend, mijn broeder, ik smeek u, in mijnen uitersten nood, kom mij te hulp. ik verlang u vurig te beminnen, en ik word gewaar, dat ik zonder de hulp uwer genade u niet kan beminnen. Ach! Jesus, schenk mij uwe liefde. Geef mij eenen afkeer van alle aardsche zaken ; onthecht mijn hart van de rijkdommen, de vermaken, de eer dezer wereld, en van al wat u niet toebehoort. Helaas! alles gaat in deze wereld voorbij, gij alleen, o mijn God, blijft : mogt ik u dan voor altijd, voor eeuwig beminnen!
IV. De overspeelster. — De schriftgeleerden en da Pharizecrs bragten bij Jesus, terwijl hij bezig was in den tempel te ouderwijzen, cenc vrouw, die in overspel bevonden was ; en na haar in het midden van het volk geplaatst te hebben, zeiden zij tot onzen Heer : „Messter wij hebben deze vrouw in overspel bevonden. Wel nu, Mozes heeft ons in do wet geboden do overspelers te steeuigen. Wat dunkt u daarvan? Dit zeiden zij, om
79
_
Evangilc médilé.
DE LIEFDEVLAMMEN
hexn te beproeven, en liem alzoo te kunnen beschuldigen.quot; (1)
Hierdoor spanden zij als eenen dubbelen strik voor de wijsheid dos Zaligmakers, zegt de H. Augustinus, want bijaldien hij deze vrouw veroordeelde, zoo verloor hij zijnen naam van goedheid en zachtmoedigheid, dien hij bekomen had: of zoo hij haar vrij liet gaan, dan stelde hij zich aan laster bloot, en zou voor een vijand dor wet aangezien worden. Wat deed danonzegoede Meester in deze moeijelijke omstandigheid ? Hij zegt niet: dat men haar ter dood brenge; hij zegt ook niet: dat men haar vrij late gaan-, (2) maar dewijl hij de inzigten zijner vijanden kende, en hun niet wilde antwoorden, deed hij eerst wat men gewoonlijk doet als men ecne moeijelijke on lastige vraag wil verijdelen, men neemt den schijn aan, dat men daarop geen acht slaat, omdat do geest door do eene of andere gedachte verstrooid is. Het was in deze houding, dat hij zich nederbuigende, mot zijnen vinger eenige woorden op den grond schreef. Of zijne vijanden verstonden niet, of zij wilden hem een antwoord afpersen, waarin zij stof mesnden te vindon, om hem te lasteren, en waarvan zijne goedheid hun de schande zocht te sparen. Dewijl zij voortgingen met hem te ondervragen, rigtte hij zich weder op en zeide hun: Dat diegene der omstanders, die zonder zonde is, den eersten steen op haar werpe; en zich andermaal nederbuigende, schreef hij wederom op den grond. Deze woorden waren voor de schriftgeleerden en Phari-zeërs als een donderslag; het scheen him toe, dat zij al de misdaden van hun onzuiver geweten ontdekten; en daarom haastten zij zich, de een na den andere, weg te gaan, de ouderlingen eerst, zoodanig, dat Jesus en de vrouw, die daar altijd was blijven staan, eindelijk maar alleen meer overbleven. (3) Die ellendige vrouw bleef alleen over met Jesus Christus, dat is, gelijk wederom de H. Augustinus uitlegt, (4) de zieke bleef alleen met den geneesheer, de uiterste ellende met de opperste (1) Joan. Vlll, 3, 4, 5, 6. (2) S. Augustin. Enarrat. in Ps. 1. (3) Joan. Vlij, 7—1). (4) S. Augustin. Enarr., in Ps. I.
80
VAN JESUS.
barmhartigheid. Ach I hoe groot moest de schaamte en de vrees dezer ongelukkige niet zijn! zij wist immers nog niet hoe groot de meêdoogendheid was van hem, in wiens tegenwoordigheid zij zich bevond. Maar zij werd dit weldra gewaar! want Jesus zich weder oprigtende, en haar met een goedertieren oog aanschouwende, zeide haar: „Vrouw, waar zijn degenen, die u beschuldigen ! Heeft niemand u veroordeeld ? Neen, Heer, antwoordde zij hem; waarop Jesus zeide: Wel nu, ik zal u ook niet veroordeelen; ga henen, en wil voortaan niet meer zondigen....quot; (1) Ach, goede Jesus! Jesus die zoo veel medelijden hebt met al onze zwakheden ; Jesus die zoo genadig vergeeft; welk hart zou u de lietde kunnen weigeren? Wat mij betreft, o mijn Zaligmaker! ik wil aan u verkleefd zijn, u dienen en u uit al mijne krachten beminnen. Ontvang mij onder het getal dier beminde zielen, aan welke gij uwe uit-gelezene gunsten schenkt, en maak, dat ik tot den laatsten adem mijns levens u getrouw blijve.
V. Kleine kinderen door Jesus gezegend. —• Onze Zaligmaker was eens bezig met zijne Apostelen zeer ge-wigtige lessen te geven, wanneer men hem kleine kinderen kwam aanbieden, opdat hij zo geliefde te zegenen en voor hen te bidden, (2) die goede kindertjes, iets zachts en vriendelijks, bekwaam om de harten totziehtetrekken op het aanschijn van den goddelijken Zaligmaker gewaar wordende, kwamen onbevreesd tot hem, en met die vrijmoedigheid, die hunne teedere jaren kenmerkt. Maar de leerlingen weerden hen af met harde woorden (3) omdat zij vreesden, dat zij Jesus zouden verveeld hebben. Doch zij kenden nog maar slecht dien goeden Meester; hij zeide hun dan; Laat de kindertjes genist, en belet hen niet tot mij te konen; want het rijk der hemelen is voor hen en die hun gelijk zijn (éj in eenvoudigheid, onschuld en gehoorzaamheid. Voorwaar ik zeg u, dat al wie het rijk van God als een kind niet zal ontvangen, er niet zal
CD Joan. Vlll, 10, 11, (2) Matth. XIX, 13. (3) Marc. X, 13. (4) Luc. XV1U, 16, 17.
50 5.
81
82 DE LIEFDEVLAMMEN
intreden. Na doze los in hot voorbijgaan aan zijne Apos- ],
tolen, en in hunnon persoon, aan alle Christenen gege- S(
ven te hebben, deed hij do kindertjes, die daar waren, B
tot zich komen, omhelsde ze allen, en gaf hun, met o
het opleggen zijner handen, zijnen zegen. (1) Gelukkige h
kinderen ! welke eene overvloedige bron van genadon , z moest die zegen van Jesns voor hen niet geweest zijn! V h VI. De blinde van Jericho. Wanneer Jesus Jericho 1 g naderde, was er een blinde, die aan den weg zat om
aalmoezen te vragen, en eene menigte volks hoorende z
voorbijgaan, vroeg hij wat er gebeurde. Men antwoordde z
hem, dat liet Jesus van Nazaretli was, die daar voorbij- 1;
ging.... (2) Jesus was door geheel hot land bekend ; de ]
armen euziekeu wisten, welk een groot medelijden hij z
met hen had, niemand twijfelde aan zijne magt, cn die \
blinde zelf wist ongetwijfeld wol, dat Jesus in het bijzon- /,
dor verscheidene blinden genezou had. Hoe groot was t dus zijne blijdschap niet, als hij hoorde, dat Jesus van
Nazareth voorbijging! Hij wist wel, dat het voor hem c
eeuo gunstige en de eeuigste gelegenheid was, welko hij «
niet mogt laten voorbijgaan; en daarom begon hij vol 1
vertrouwen te roepen: Jesus, zoon van David, heb mede- (
lijden met mij!____(3) Daar hij juist hot oogenblik niet i
wist, waarop Jesus voorbijging, zoo hield liij niet op i
met roepen, zijn ootmoedig verzoek te herhalen, on i
met de barmhartigheid van hem, dien hij wist zoo goed i
en meGdoogend Ie zijn, af te smeeken. En de voorbijgan- -
gers berispten hem, zeggende, dat hij moest zwijgen ; j maar dan riep hij nog veel sterker; Zoon van David,
heb medelijden mei mij ! (4) Immers, zij gevoelden den nood noch hot vertrouwen van eenen ongelukkige, die een mirakel verzocht; ook bleef de blinde doof voor hunne , berispingen, en riep nog luider. Toen bleef Jesus stil ' staan, en deed hem bij zich brengen. En als hij bij hem gekomen was, vroeg hij wat hij verlangde : IVat wilt gij, dat ik u doen zal ? (5) Jesus wist maar al te wel, wat de arme blinde verlangde ; maar hij had redenen , om
(1) Marc. X. 16. (2) Luc. XV111. 32, 3«. 37. (3) Luc. XVlll. 38. (4) Luc. XVIU. 30. — Zie ook Evangile méditc. (SjLuc. VU1,4U, 41.
VAN JESUS.
liem clit, lo vragen. Eenc moeder, zegt eon godvruchtige schrijver (1) kent volkomen wat haar zoon noodig heeft; nogtans wil zij, dat hij haar dit zegge. Het is niet alleen om haar gezag te doen erkennen; maar ook nog meer, om hem zijn verlangen te hooren uitstamelen, en hem haar zijn vertrouwen te zien betoonen; het is om zijne dankbaarheid op te wekken en staande te houden door het gemak, dat zij toont in zich naar zijnen wil ^e schikken. Zij bemint hem en wil van hem bemind worden. Dit zijn hare boweegredenen, welke ook dezelfde van God zijn, wanneer hij wil, dat wij hem onze noodwendigheden vertoonen, dien lüj beter kent dan wij zeiven.....
lieer, antwoordde de blinde, maak dat ik zie! Jesus zeide hem, met dit zoo magtig gezag, dat de goedheid van zijn hart wonderlijk deed kennen : Zie, uio geloof heeft u behouden. Hij zay op denzelfden stond, en hij vohjde Jesus, de grootheden van God verkondigende. (2)
VII. Jesus toceut over Jerusalem. — Onze Heer giug op zekeren dag naar Jerusalem, eu zijne oogen op die stad geslagen hebbende, begon hij te weenen. (3) Hij begon te weenen! O, wat statige cn plegtige zaak eenen God tranen te zien storten ! de oorzaak dezer tranen was wel een hart waardig, zoo als dat van den Zaligmaker. Jerusalem moest vergaan, en tor oorzaak van deszelfs misdaden, welker maat het door het grootste der schelmstukken zou vervullen, moest het vernield worden. Na zich met het bloed van zijnen Messias bezoedeld te hebben,moest die koningin der steden voortaan niet meer worden dan een hoop asch met het bloed harer burgeren vermengd. Na weinige dagen zou de misdaad bedreven worden, do straf was maar voor eenige jaren verschoven: het eene zoo wel als het andere, was den Zaligmaker zoodanig bekend, alsof hij het voor zijne oogen dadelijk had zien gebeuren. Welk een voorwerp voor onzen goddelijken Zaligmaker, en wat diepe droefheid deed het hem deze treurige eu zielroerende woorden
(1) Pater de Ligny, loven van Jesus Christus. 12) XV1U. 41. 42, 43. (3) Luc. XIX, li.
83
DE LIEFDEVLAMMEN
aan deze rampzalige stad niet uitroepen: Ach, haddet gij ten minste op dezen uwen dag, die voor w nog een dag van genade is, die dingen gekend, welke w tot vrede zijn! maar nu zijn die dingen verbórgen voor uwe oogen; want daar zullen dagen voor u komen, dat uwe vijanden uwe muren met eenen wal zullen omringen, zij zullen n insluiten en langs alle kanten benaauwen; zij zullen u ter aarde werpen, u en moe kinderen, die gij in uwen schoot draagt, en zij zullen den eenen steen op den anderen niet laten, omdat gij den tijd uwer bezoekivg niet gekend hebt. (1) Jesus liad nog eene andere zeer krachtige beweegreden, om bittere tranen te storten. Hii dacht op ons allen iu prrsoon, en hij zag in die rampen van Jerusalem, al do zielen, welke verloren gaan. Er zal een rampspoedige tijd voor u komen, riep hij uit, waarop uwe vijanden u mot wallen zullen omringen; zij zullen u langs alle zijden insluiten en benauwen. Alzoo is het van punt tot punt aan Jerusalem overkomen. Men kent die vervaarlijke werken , die de Homeinen daarstelden, en dien muur welken zij rondom die rampzalige stad opbouwden, waardoor zij dagelijks meer en meer ingesloten werd, dat, zoo iedereen weet, dien schrikkelijken hongersnood veroorzaakte, waarin de moeders hare eigene kinderen opaten. Alzoo zal het gaan met de zondige ziel, langs alle kanten door hare kwade gewoonten benaauwd en ingesloten, zullen noch de genade, noch het brood des levens bij haar eenen ingang meer hebben; zij zal van honger sterven ! zij zal door hare zouden over rompeld worden, en de eene steen zal daar op den anderen niet meer blijven. Vreemde en ongelukkige staat dezer ziel! Geheel het iuwendige gebouw is omvergeworpen ! Geene rede noch verheven gedachte meer; alles is ligchanielijk , alles is vleeschelijk geworden, alles ligt overhoop on ter aarde geworpen. Waar is nu die schoone bouwkunst, in welke men de hand Gods zoo zag uitschijnen ? Er is niets meor van te zieu; de eene steen staat niet meer op den anderen, er is in die ziel noch aaneen-
(1) Luc. XIX. 42, 43, 44. — Pater do Ligny, leven van J. C.
84
VAN JESUS.
85
schakeling, nocli verband meer; hot eene stuk houdt aan het andere niet meer, alles is daar verwoest en in volko-mene wanorde. En waarom ? Omdat de grondslag daar is weggenomen: God, do vrees, het geweten, die de eerste beginselen zijn, welke aan alle redelijke schepsels doen zien on gevoelen, dat er eon Opperwezen is; wat kan er , dit grondwerk eei ^ nmvergeworpen zijnde, nog in zijn geheel blijven? Jesus kan op dit treurig gezigt zijne tranen niet weerhouden. Ach! dat gij wist, o ziel, ach! dat gij wist!... hij voleindigt zijne woorden niet; de zuchten broken zijne reden af; zijne toug kan de verblindheid dezer ziel niet uitdrukken: zoo gij wist, ten minste op dezen dag, die u nog gegeven is, en op welken God u door zijne genade nog komt bezoekon. Ér is oen dag van God gesteld, na wslke or voor de ziel geen reddingsmiddel meer zal overblijven, omdat gij, zegt Josus, den tijd uwer bezoeking nid gekend hebt. Wanneer een inwendig licht u uwe misdaden vertoont, wanneer gij aangezocht word, om God glorio aan to bieden, en dat alles u inwendig toeroept, dat gij u aan hem zoudt moeten geven, gelijk op den dag der bezoeking van Jerusalem, (een ieder zelfs de kinderen riepen don zoon van David toe,) indien gij niet luistert, de tijd gaat voorbij deze zoo vurige ea krachtige genade zal niet meer terug komen... Dit alles is voor mve ooyen verborgen. Uw hart is bezwaard; uwe oogen zijn gesloten en verduisterd, uwe driften verblinden u, een donker floers is voor uwe oogen gespannen; eene schrikkelijke slaperigheid verzwaart ze. O ziel! Jesus weent er over, en gij beweent u zelve niet? Ween, woon o geestelijk Jerusalem! beween uwen ondergang, ten minste op dien dag, dat de Heer u op zoo eene wonderbare wijze komt bezoeken. Zijt gij tot hiertoe voor uwen ondergang ongevoelig geweest, ween nu in tijds en gij zult leven. Laat niet één oogenblik van genade voorbijgaan,om dat gij nooit kunt weten of het niet het laatste zal zijn, dat u zal verleend worden. (Bossueï) VIII. Jesus verwekt Lazarus van den dood. — Zeker mensch met name Lazarus van Bethanie, waar zijne twee zusters Maria en Martha woonden, was ziek gowor-
DE LIErDEVLAMMEN
den... Zijne zusters lieten dan aan Jesus zeggen : Heer hij, dien gij bemint ligt ziek. (1) Voortreffelijke wijze van bidden, zegt Bossuot na de heilige Vaders; zonder iets te verzoeken; vertoont men aan hem, dien men bemint, don nood van zijnen vriend. Laat ons ook zoo bidden wij mogen verzekerd zijn, dat Jesns ons bemint; laten wij ons als zieken aan hem aanbieden zonder iets te verzoeken; laat ons alzoo voor anderen bidden.... Het is eene allervoortreffelijkste wijze van bidden... Men zegt dikwijls tot Jesus in zijn Evangelie; Kom, Heer, en genees; ley ttwe handen op; raak den zieke aan. Hier wordt slechts gezegd : Degene, dien gij bemint, ligt ziek. J esus verhoort de stem der noodzakelijkheid zoo veel te meer, omdat deze wijze van bidden niet alleen met meer eerbied en onderwerping, maar ook met meerdere liefde eu teêr-hartigheid gesehiedt. Hoe minzaam is dit gebed! laat ons dit in het werk stellen, vooral in geestelijke ziekten.— Nadat Jesus dit gehoord had, zeide hij ; deze ziekte is niet tey dood, maar zij strekt maar lol meerdere eer van God, en opdat de Zoon Gods hierdoor verheerlijkt roofde. (2) Lazarus stierf er nogtans van, doch do Zaligmaker wilde zeggen , dat de dood zou overwonnen worden , en dat do Zoon Gods door die zegepraal zou verheerlijkt zijn.— IVelnu, Jesus beminde Martha, hare zuster Maria en Lazarus. (3) Een zoo teeder en gevoelig hart, als dat van Jesus was, moest noodzakelijk vrienden hebben; wel is waar, hij had er weinig, maar zij waren vroom, deugdzaam, liefdadig. (4) Laat ons Jesus in onze vriendschap ton voorbeeld nemen.—Jesus spreekt met zijne apostelen, en wanneer hij daar aankwam, bevond hij dat Lazarus reeds vier dagen begraven was. En dewijl Uethanie maar omtrent vijftien stadiën van Jerusalem gelegen was (dit is een weinig meer dan een half uur) , zoo waren er verscheidene Joden Martha en Maria komen bezoeken, om haar over den dood haars broeders te r.roosten. Martha dus de aankomst van Jesus vernomen hebbende, ging hem te gemoot, en Maria bleef tc huis. Dan zeide Martha
(1) Joan. XI. 1.3. (2) Joan. XI. 4.(3) Joan. XI. 5. (4)Patcr de Liijny.
86
VAN JESUS.
tot Jesus: Heer, waart gij hier geweest, mijn broeder zou niet gestorven zijn. (1) Dit is liet gebed eener vriendin, die spreekt aan eenen vriend, wiens magt en'goedlioid zij kent. Neen, Heer, waart gij hier geweest, mijn broeder zou niet qestonen zijn; gij zoudt hem met een enkel woord genezen hebben. Want zoo groot is uwe goedheid dat gij hem onder uwe oogen niet zoudt hebben laten sterven, zoo groot is uwe magt, dat gij hem van den dood zoudt bewaard hebben; doch gij hebt afwezig willen zijn. Ofschoon gij afwezig waart, was het nog in uwe magt hem te genezen; gij hebt niet gewild, dat liet aldus geschiedde; gij zijt daar meester van; wij onderwerpen ons aan uwe schikkingen, en hoe hard zij ons ook mogen vallen, zullen zij echter noch onze liefde, die wij u toedragen, noch het gelooi en vertrouwen, welke wij in u hebben verminderen. Maar ik weet, dat nu nog, al wat gij God zult verzoeken, hij u vergunnen zal-, (2) gij hebt volle magt, niet alleen om den dood te voorkomen, maar om do prooi, die hij reeds vasthoudt,hem te ontrukken.— Jesus gaf ten anticoord: Uw broeder zal van den dood opstaan. Haar Martha zeide hem : Ik weet dat hij ten jongsten dage zal verrijzen. (3) Zij twijfelt geenszins, dat Jesus hem voor dien tijd kan doeu verrijzen; maar zij acht zich die gunst onwaardig. Jesns antwoordde haar nogmaals: Ik ben de verrijzenis en het leven-, die in mij gelooft, al ware hij dood, zal leven, en al ivie in mij leeft en gelooft zal nimmer sterven. (4) O troostrijke woorden! waarom zou ik, die in u geloof, den dood vrcezen? Want ik geloot in Jesus Christus, en geloof van ganseher harte, ik zal dan niet sterven. Ik zal maar dit zwak en ziek lichaam verlaten, om het onlijdelijk en heerlijk wederom eens aan te trekken; maar in afwachting van dien groo-ten dag, en als ik dit ligchaam zal afleggen , zal ik blijven leven, ik zal slechts van woonplaats veranderen, en iu stede van in het midden der boosheden, die de aarde overstroomen, te leven, zal ik met Jesus in den schoot zijner heerlijkheid in den hemel leven.
(1) Joan. XI. 17, 31. (2) Joan. XI. 22. (3) Joan. XI. 22, 24-(4) Joan. XI. 25. 2ü.
87
DE LIEFDEVLAMMEN
Deze waarheid behooren wij wel te overdenken, om on s tegen de vrees des doods te versterken, die zoo uitnemend groot is onder de menschen, dat zij alleen bekwaam is om hun het verstand te doen verliezen, als men hun aankondigt, dat zij moeten sterven, zoo als de ondervinding dit genoegzaam leert. Het is ten hoogste noodzakelijk zieh tegen deze vrees te wapecen; hetgeen voornamelijk kan geschieden met de beloften van het Evangelie tegen den dood te overwegen, en zich met een vurig geloof aan het toekomende leven vast te hechten.—Nadat Martha aldus de woorden van Jesus aanhoord had, ging zijweg, en riep hare zuster Maria, om haar eindelijk te zeggen, dat de Meester gekomen was en naar haar vroeg. Welk cene aangename tijding voor Maria! Aanstonds staat zij op, en gaat bij Jesus. (1) In ons verdriet, in onze zwarigheden roept Jesus ons inwendig in ons hart, hij vraagt naar ons, verzoekt ons bij hem te komen, en in hem alleen onzen troost te zoeken. Laat ons Maria's vlijt en naarstigheid navolgen; laten wij ons van de menschen scheiden, om ons hart en onze tranen voer de voeten van Jesus te gaan uitstorten. — Maria aan de plaats gekomen zijnde, waar Jesus was, werpt zich zoodra zij hem zag, neder voor zijne voeten, en zegt, gelijk hare zuster, met zeer veel vertrouwen en onderwerping, en met nog meer tee-derhartigheid: Heer, waart gij hier geweest, mijn broeder zou niet gestorven zijn. (21 Naauwelijks had zij deze woorden gesproken, of zij begon bitter te weenen, zoodanig, dat hare tranen en zuchten haar beletteden nog verder te spreken. Ween, teerhartige Maria, ween voor de voeten en onder de oogen van uwen goddelijken Zaligmaker. O, hoe troostend zijn deze tranen! O, hoe verschillen zij van degenen, die gij heimelijk of in de tegenwoordigheid dergenen, welke n kwamen troosten, gestort hebt! Gij weent voor de voeten van uwen meester. Het was daar, dat gij eertijds zijne stem vornaamt, en het is daar, dat hij uwe zuchten hoort. Uw hart werd alsdan docr zijne woorden geraakt, en nu wordt zijn hart door
(1) Joan. XI, 28, 29. (2) Joan. XI. 32
88
VAN JESUS.
uwe tranen getroffen. Ach! wie zal mij geven altoos voor de voeten van mijnen Zaligmaker te weenen! mogt ik daar mijne zonden beweenen en mijne ellende betreuren! Wel! waarom zou ik al mijne smarten en droefheden voor de oogen van dien goddelijken trooster niet vertoonen? Indien ik ze in mij houd, zullen zij nog meer en meer verbitteren, met mij daarmede bezig te houden; indien ik die aan de menschen kenbaar maak, zij kunnen mij niet verligten, en dikwijls zullen hunne streelende woorden mijne pligten maar bezwaren, in plaats van mij er van te outlasten. Gij alleen, o Jesus, zijt de goddelijke vertrooster, naar wien mijne ziel verlangt, Gij roept mij, gij vraagt naar mij, ik loop tor u. Gij verbiedt mij niet te weenen; maar mijne tranen in uwe tegenwoordigheid, aan den voet van uw kruis gestort, vloeijen daar zoetjes, en uwe liefde, het aanschouwen van uw lijden, genezen weldra de wonden van mijn hart, stillen mijne droefheden, verzachten mijne pijnen, en doen mij dezelve beminnen. In alle gevallen vau mijn leven zult gij dus mijne hulp, mijne hoop, mijn eenige troost zijn. — Jesus ziende, dat zij tranen stortte, en dat de Joden, die haar vergezelden ook weenden, werd in den geest geraakt en zelfs ontsteld; alsdan vroeg hij hun, waar hebt gij hem hegraven? Zij antwoordden hem: Heer, kom en zie. Dan begon Jesus te iveenen. (1) Waar zijn nu die valscho wijzen, die groote verstanden van deze wereld,die willen dat men ongevoelig zij V Dusdanig is de wijsheid niet van Jesus, die over den dood vau zijnen vriend tranen stort. Gij weent, o goddelijke Zaligmaker, o teederhartig en medelijdend hart, gij weent over eencn overledenen vriend, om ons te leeren, dat, hoewel wij ons moeten onderwerpen, het in dusdanige gelegenheid niet verbodeu is tranen to storten. Gij weent om onze tranen te verzachten, om ze te heiligen en ze af te droogen. Gij weent over ons, omdat het meerendeel zich in den eeuwigen dood gaat storten. Ach! goedertieren Jesus, gij beweent mijne zonden, en ik blijf er ongevoelig voor; Heer, laat niet toe, dat ik zoo verhard blijve; geef
(i) Joan XI, 33, 35.
89
DE LIEÏDEVLAMMEN
mij de kracht van uwe tranen, opdat die de mijne mogen verwekken. — Nu, de Joden zeiden onder elkander, zie, hoezeer hij hem beminde. (1) Wees geloofd, o Heer Jesus, dat gij do liefde hebt willen doen kennen, welke gij uwen vrienden toedraagt. Mogteu wij uw voorbeeld van liefde navolgen! De onmeodoogende en- ongevoelige harten kunnen u immers niet behagen. Doch bestuur onze vrieudsehap, heilig dezelve en wees er het voorbeeld van. Maak, dat wij nooit onze vrienden vleijen, maak, dat wij, zooals gij, hunnen ouvoorzigtigen ijver en andere gebreken, met zaehtmoedigheid en voorzig-tigheid verbeteren: maak, dat wij, even als gij, in onze vrienden al dat goed en standvastig is, beminnen.— Jesus, dan andermaal inwendig geroerd zijnde, kwam aan het graf; het was eene spelonk net eenen ztoaren steen bedekt. Jesus zeide hm: wentelt den steen af. Martha, de zuster van den overledene, sprak tot Jesus: Heer hij stinkt reeds, loant hij is al vier dagen begraven. (2) Hier vertoont zich de dood met al hare schrikkelijkheid. Lazarus dood en begraven, hij stinkt roods, hij is bedorven, men is verlegen, om den steen vau het graf te wentelen, uit vreeze van door dien onverdragelijken stank de plaats te besmetten cn den persoon van Jesus daarvan aan to doen. Ziedaar een schrikkelijk schouw-tooneel; ook was Jesus daarvan verschrikt, Jesus weende er over. Hij beweent in den dood van zijnen vriend Lazarus, de algemeens straf aller menschen; hij beschouwt den mensch als onsterfelijk geschapen, en, om zijne zonde, als ter dood veroordeeld; hij heeft geheel het menschelijk geslacht lief; hij komt hetzelve in zijne voorregten herstellen ; hij begint zijn ongeluk te beweenen en, op het aanschouwen van zijn straf, wordt hij verschrikt en ontsteld. Hetgeen hem in dien nood zoo schrikkelijk voorkomt, is voornamelijk, dat hij door de zonden veroorzaakt is, en het is veeleer de zonde dan de dood, die oorzaak van al dien schrik, van die ontsteltenis, van die tranen is. Hij wordt met
(1) Joan. XI, 3ü. (2) Ibid. 38, 39. '
90
VAN .IfSUS.
eenen nieuwen schrik bevangen, naarmate hij het graf nadert. Als men zulk eene veryaarlijke spelonk, waarin de doode lag, aanschouwt, zou men zeggen , dat er voor een zoo groot onheil geen hulpmiddel meer was, men zou geneigd worden te gelooven, dat Jesus niets anders dan tranen of eenen gruwelijken afkeer tegen zulk een ongeluk te stollen had; maar zijne vriendschap en magt gaan zich openlijk vertoonen, en weldra zal Lazarus zegepralende uit de armen des doods verrijzen. „Zij wentelden dan den steen van het graf, en Jesus zij oogen hemelwaarts slaande; sprak in dezer voege: Mijn Vader, ik bedank u, omdat gij mij verhoord hebt. Wat mij betreft, ik wist wel, dat gij mij altijd verhoort ; maar dit zeg ik voor mijne omstanders, opdat zij zouden geloovon, dat gij mij gezonden hebt. Uit gezegd hebbende , riep bij met forsche stem: Lazarus, kom uit het graf. Eu zie op hetzelfde oogen-blik stond de doode op. (1)
Ik heb do verrijzenis vau Lazarus wat wijdloopig verhaald , omdat het heilig Evangelie onzen goedertieren Meester ons hier voor oogen stelt, sprekende met de mensehen, welke hij met zijne vriendschap vereerde, deel nemende in hunne droefheden, en al zijn vermogen inspannende om ze te verzachten.. Het is zeer zoet en troostend onzen God zoo gevoelig to zien voor onze smarten , en altijd bereid om onze ellenden te genezen. Mij dunkt, dat het onmogelijk is dezen trek van het leven onzes Zaligmakers ernstig te overwegen, zoo wel als de gosehiedenis der heilige Maria Magdalena, die in het volgende Hoofdstuk te vinden is, zonder van liefde ontstoken te worden voor onzen God, die zoo teederhartig, zoo barmhartig, zoo mededoogend is. Ach! kenden wij Jesus, overwogen wij de minste omstandigheden van zijn sterfelijk leven, dan zouden wij hem met al de krachten van ons hart beminnen, en met Paulus uitroepen: „Hij, die Jesus niet bemint, zij vervloekt.quot; (3)
(1) Joan. XI. 41.42.43.44. (2) tgt;e gcdachten van dit achtste vei-liaal zijn gi'ootendeels getrokken uit Bossuet, cn liet evangile médité, i3) 1 Corinth. XVI, 33.
91
DE LIEFDEVLAMMEN
O Heer , mijn God, in uwen naam en in den naam uwer heerlijkheid, ontsteek mijn hart, bid ik u, door uwe liefdevlammen. Dat ik niet anders meer leve dan om u te beminnen! dat ik niet meer leve dan om mijn ongeluk te beweenen van u vergramd en zoo laat bemind te hebben? O mijn God! erbarm u over mij, en schenk mij uwe liefde. Ik tel de rijkdommen, de vermaken, de eer en den roem dezer wereld voor niets; het is uwe liefde, o Jesus, uwe liefde alleen, die mijn hart zoekt, begeert, verlangt. Uwe liefde en kruisen, uwe liefde en moeijelijkheden, uwe liefde en vernederingen, uwe liefde en het volbrengen van uwen heiligen wil, dit alles zal mijn hart hier vrede en voldosning kunnen verschaffen. Heb dan modelijden met mij , o Heer , en verleen mij wat mij ontbreekt. Gij kent mijnen nood; ik geef mij geheel en voor eeuwig aan u over. Amen.
Memand kan twee beeren dienen.
Hoe lang zult gij nog aan heide zijden mank gaan. (1) Niemand kan twee heeren dienen. (2) Men weet wel, zegt Fénelon, dat men God moet dienen en beminnen om zalig te worden, maar men zou van die dienst en die liefde afnemen al wat daarin lastig valt, en maar willen behouden al wat aangenaam is. Men zou hem willeij dienen onder voorwaarde van hem maar woorden en dienstple-gingen te geven, en daarenboven nog korted:enstplegin-gen, die weldra lastig en verdrietig vallen. Men zou hem willen beminnen, op voorwaarde, dat men met hem, en mogelijk meer dan hem zeiven, zou beminnen, al dat hij niet bemint en dat hij in die wereldsche eigenschappen afkeurt. Men zou hem willen beminnen, op voorwaarde van geenszins die blinde eigenliefde, die zoo bovenmatig
(1) III, Reg. XXIII, (2) Matth. VI, 24.
92
VAN JÏSUS.
93
on overtollig is, in niets te verminderen, en die maakt dat, in stede van ons zeiven aan God te onderwerpen, voor wien wij geschapen zijn, wij, integendeel. God aan ons onderwerpen, en hem maar willen zoeken als een troostmiddel, als wij van de schepselen verlaten worden. Men zou hem willen dienen en beminnen, onder beding, dat het geoorloofd zij, zich over zijne liefde te schamen , deze als eene zwakheid te verbergen, over hem schaamrood te worden, als over eenen meester, wiens dienst eene onesr is, hem maar eene zekere uitwendige godsdienst te bewijzen, om geene ergernis te geven, en te leven naar den smaak der wereld, niets aan God gevende dau met toestemming van dezelfde wereld. O welke dienst en welke liefde ! ü hemel! is het dan aldus, dat Jesus ons bemind heeft! Loer dan eindelijk , geliefde christen , God waarlijk beminnen, en gelijk hij van ons bemind wil worden. God beminnen, is een afschrik hebben van de zonde, getrouw zijne heilige wet onderhouden, onzen wil aan den zijnen gelijkvormig maken. God beminnen, is be minnen hetgeen Jesus Christus bemind heeft , dat is: de zuiverheid, de vernederingen , het is haten wat Jesus Christus gehaat heeft, namelijk: de wereld, hare ijdelheid, onze ongeregelde neigingen. Zou men kunnen gelooven, dat men eenen God bemint, aan wien meu niet zou willen gelijk zijn ? God beminnen, is gaarne met hem handelen , en m gesprek zijn , is naar hem zuchten en verlangen! ü! wat valsche liefde van niet bezorgd te zijn om het voorwerp te zien, dat men bemint. Verzoek dan aan God zonder ophouden , heden en altijd de genade van zijne heilige liefde, en zeg hem: Heer, maak dat ik beminrte, en dut ik mijne liefde door mijne werken bewijze en waar make.
-«5'-*—C1-
DE LIEFDEVLAMMEN
De vripiulcn van Josus, of de geschiedenis van de II. Maria Magdalena*
liemiltuntur ei pcccaia mul ia quoniam dilexit multum. Luc. Vli, 47.
Vele zonden worden haar vergeven omdat zij veel bemind heeft.
Het Evangelie levert ons weinig gesehiedenissen op, die ons een troostelijkor voorbeeld geven vau de barmhartigheid van Jesus onzen goeden Meester, dan die van de H. Maria Magdalena. Men kan naar mijn inzien, dezo geschiedenissen niet lozen zonder door eene vurige begeerte aangedreven te worden om eenen God te beminnen, die zoo medodoogend en steeds zoo zeer bereid is, om aan oenen armen zondaar, die hem zijn leedwezen toont, vergiffenis zijner zonden te verlee-nen. Laat ons dezelve zeer eenvoudig verhalen.et Evangelie levert ons weinig gesehiedenissen op, die ons een troostelijkor voorbeeld geven vau de barmhartigheid van Jesus onzen goeden Meester, dan die van de H. Maria Magdalena. Men kan naar mijn inzien, dezo geschiedenissen niet lozen zonder door eene vurige begeerte aangedreven te worden om eenen God te beminnen, die zoo medodoogend en steeds zoo zeer bereid is, om aan oenen armen zondaar, die hem zijn leedwezen toont, vergiffenis zijner zonden te verlee-nen. Laat ons dezelve zeer eenvoudig verhalen.
Wanneer eens een Pharizeèr Jesus ter maaltijd had genoodiffd, en hij dit goedhartic/ had ingewilligd, kwam hij in zijn huis en zette zich aan tafel. Toen kwam er ook eene zondares, die in de stad voor dusdanig bekend was, en die wist, dat hij zich bij dien Pharizeèr aan tafel bevond, met een albasten vat vol welriekeuden balsem-, en zich achter Jesus aan zijne voeten houdende, (1) besproeide zij ze met hare tranen, droogde ze af met haar haar, kuste ze en bestreek dezilve met dit welriekende vocht. (2) Arme zondares! zij zuchtte onder het zware pak harer zonden, haar hart werd verscheurd door wreede knagingen, duizenden kwade driften, welke zij lang in haar
(l) De wijze, zooals men in dien tijd aan talel gezeten was, gaf haar hiertoe een gemakkelijk middel. Men zat op kleine bedden met voordacht gemaakt, het hoofd naar de tafel en de voeten van achter bioot. (2) Luc. VI) . 39.
94
VAN JESUS.
95
hart gevoeld had, deden er een schrikkelijk on weder in ontstaan, zij wist niet meer wat te doen, wanneer zij vernam, dat Jesus bij den Pharizeër gekomen was. Jesus, hij, die den naam heeft van zoo goed te zijn, hij die de zieken geneest, hij, die do bedrukten vertroost; hij, die iedereen weldaden bewijst, Jesus! ach! ik zal mij voor zijne voeten gaan werpen, zside die ongelukkige zondares in zich zelve. Zij begaf zich bij hem, en smolt weg in tranen. O mijn üod! hoe zoet hoe troostend is het voor eenen zondaar, aan de voeten van Jesus tranen te mogen storten! Hij zegt niets, hij verzoekt niets; hij doet niets dan wcenen en door zijne tranen zijn leedwezen en zijne liefde te kennen geven. Ach , Jesus! mijn goedertieren Meester, geef mij de genade, dat ik aldus geheel mijn leven lang mijne zonden beweene.
De Pharizeër, die Jesus gezondigd had, dit bemerkende, zeide in zich zeken: Was die meiisch een profeet, hij zou ongetwijfeld weten, dat deze, die hem aanraakt, eene zondares is. (1) Da Pharizeër wist geenszins hoe goed en mededoogend onze goddelijke Zaligmaker was, die hem met deze woorden aansprak: Zeker schuldeischer had twee schuldenaren; de een was hem vijf honderd penningen schuldig en de andere vijftig. Dewijl zij hem niet konden betalen, schold hij aan beide de verschuldigde som kwijt. Wie van beide moet hem dan het meest beminnen.'' Ik geloof, antwoordde Simon, dat het die zal zijn, welke hij het, meest heeft kwijtgescholden. Gij hebt zeer wel geoordeeld, zeide Jesus tot hem. Toen zich naar de vrouw keerende zeide hij; Ziet gij deze vrouw wel ? Ik ben in uw huis gekomen, en gij helt mij geen water gegeven, om mijne voeten te wasschen; maar zij, integendeel, heeft ze met hare tranen bevochtigd en met haar haar afgedroogd. Gij hebt mij niet gekust; maar zij, sedert dat zij is binnengetreden, heeft niet opgehouden, mijne voeten te kussen. Gij hebt op mijn hoofd geen olie gestort, en zij heejt met welriekende» balsem mijne voeten bevochtigd. Om die reden verzeker ik ii, dat haar vele zonden vergeven zijn,
(1) Luc, Xlf, 3(i, 37, 33.
DE LIEFDEVLAMMEN
omdat zij veel hemind heeft; maar aan hem, die weinig bemint, wordt weinig vergeven. (1) O mijn Jesus hoezeer moet ik u niet beminnen ; ik, arme zondaar, aan wien gij zoo vele misdaden, zoo vele ondankbaarheden vergeven hebt ? Hoe zoer moet ik u niet beminnen ? Maar helaas 1 ik bemin u zoo weinig, ik dien n nog zoo slecht, dat ik er over beschaamd word. Ik smeek n , o goede Jesus, heb medelijden met mij, en geef mij uwe liefde: ja, geef mij uwe liefde. TV aarom blijft gij zoo lang ongevoelig voor mijne pijnen ? Ik wil u beminnen , ik gevoel, dat ik u bemin, maar helaas ! ik bemin u te weinig. O God mijner ziel, wees minnelijk , of vermeerder in mij uwe liefde.
Alsdan zeide Jesus tot de vrouw: Uwe zonden zijn u vergeven. Gelukkige Maria Magdalena! zij had het hart van Jesus gekend; zij had zijne groote barmhartigheid die hij voor de zondaars heeft, ontdekt, en zij verwachtte zonder twijfel dit antwoord; Uwe zonden zijn u vergeven. O! hoe zoet is het, dergelijke woorden uit den mond van Jesus te hooren. Goede Meester , teedere vriend mijner ziel , zie mij hier ook , gelijk Magdalena, voor uwe voeten nedergeworpen: gelief op mij eenen goedertieren blik te slaan, en tot mij, zoo als tot haar te zeggen; Mijn zoon, moe zonden zijn u vergeven.
96
Jesus zeide nog verder tot deze mouw: uw geloof heeft u hcliouden; ga in vrede. (2) De heilige boetvaardige zondares vol dankbaarheid, voor die groote goedertierenheid cn barmhartigheid, verbond zich aan Jesus en besloot hem, met eenige andere heilige vrouwen, overal to volgen, en om, zooveel het in haar vermogen was, deel te nemen in zijne ongemakken, vermoeidheden, en voor zijn onderhoud te zorgen. Zij verliet hem niet meer, en zoodra zij Ternomen had, dat de Joden hem hadden vast gegrepen, volgde zij hem in zijn bloedig lijden. quot;Wat groote moed ! bijna al de Apostelen hadden hunnen Meester lafhartig verlaten; Petrus had hem tot driemaal verloochend, en ziet, deze vrouw ontziet noch de scheld-
(1) Luc. VII, 4-49. (2) Luc. VII, 60..
VAN JESUS.
woorden, noch de bedreigingen der soldaten, noch de bespottingen van al het volk, om met haren Zaligmaker te verblijven; zij beklom den Calvarie-berg, bleet geknield aan den voet van Jesns kruis , en aldaar stortte zij overvloedige tranen van medelijden en liefde.... O mijn God ! wie zal mij de genade verleenen, om, gelijk zij, tranen te storten! wie zal mij do genade geven, om gestadig aan den voet van 'Jesus kruis te blijven zitten, om hem mijne liefde te betoonen ?.... Mijn zoete Zaligmaker, verhoor mijne bede en verleen mij uwe liefde, ik vraag n noch rijkdommen, noch vermaken, noch eer; al wat ik begeer, is uwe liefde, de genade van met u altijd aan uw kruis vastgehecht te blijven, en van door eene overgroote liefde tot u te mogen sterven.
Op den eersten claq der week, kiomi Maria Magdalena, in den moeyen morgen naar het graf, wanneer het nog donker was en bemerkte, dat de steen daarvan was afgewenteld (l). Zoodra Jesus gestorven was, werd zijn ligchaam in het graf gelegd , hetwelk uit eene steenrots gekapt was, hot was daar, dat de heilige Maria Magdalena, door liefde, geleid, 's morgens vroeg naar toe kwam, daags na den Sabathdag, om hem te balsemen. Zij kwam nader bij, en werd welhaast gewaar, dat haar goddelijke Meester daar niet meer in was.., Welk een lijden voor haar hart! Zij loopt zeer bedroefd tot Simon-Petrus en den leerling, dien Jesus lief had, en zeide hun; zij hebben mijnen lieer uit zijn graf weggenomen, en ik toeet niet, waar zij hem gelegd hebben. Hierop kwamen de twee Apostelen met haar tot het graf, en daar zij Jesus er niet meer vonden, keerden zij terug.
Maar Maria Magdalena was niet voornemens hen te volgen, zij bleef aan het graf in tranen smeltende. Helaas! zij was gekomen, in de hoop van haren grooten Meester daar te vinden, en zij vindt hem niet! tot wien zal zij hare toevlugt nemen? Zij wordt van iedereen verlaten , en haar blijft niets meer over, dan droefheid en tranen. Ach! hoe veel heeft zij er niet gestort! Hoe dikwijls heeft zij Jesus aangeroepen! hoe menig. (1) Joan. XX. 1. 11-10.
50 o
97
DE HEPDEVLAMMEÏJ
maal heeft zij zijnen aanbiddelijken naam herhaald!... O mijn God ! welk eene sehoone les voor onsl Zoo wij Jesus, gelijk Maria Magdalena, zochten; zoo wij na zijne genade door onze zonden, , of den troost zijner liefde door onze laauwheid verloren te hebben, gelijk zij, het groot verlies gevoelden, dat wij geleden hebben; zoo wij, even als zij, volhardden in Jesus te zoeken; zoo wij hem smeeken door ons geroep en door onze tranen, wij zonden, zoo als zij, en dit met eene overvloedige blijdschap, die onze verwachting zou te boven gaan, hem wedervinden.
Jln terwijl zij weende , zich nedergebukt hebbende, om in het graf hare blikken te loerpen, zag zij twee Tingelen in het wtt gekleed, die op de plaats zaten , xoaar het ligchaam gelegen had, de eene aan het hoofd, de andere aan het voeteneinde. Zij vroegen haar-, vrouw, waarom toeent gij? Zij gaf hun ten antwoord: omdat zij mijnen Heer hebben weggenomen, en ik weet niet waar zij hem gelegd hebben. Nadat zij dit gezegd had, keerde zij zich om, en zag Jesus staan, zonder nogtans te weten dat hij het was. Aldus zeide Jesus tot haar; vrouw, waarom weent gij. Zij, in de meening, dat het de hovenier was, zeide hem: Heer, indien gij hem hebt weggenomen, zeg mij dan vjaar gij hem gelegd hebt, en ik zal hem mededragen. Ziehier hoe groot de liefde is, welke deze vrouw haren goddelijken Meester toedraagt; zij heeft hem verloren, en zie , zij vraagt aan hemel en aarde : Hebt gij hem niet gezien, dien mijn hart bemint? (1) Zij heeft geene rust, omdat zij haren Zaligmaker niet meer ziet en zij hem , door hare zorgen en aandacht vol eerbied , geene liefdeblijken meer geven kan ; zij moet hem dan vinden, kost wat kost. O mijn welbeminde Zaligmaker, teedere vriend, geef mij, bid ik u, een hart, geschikt om a zoo veel gij het verdient, te beminnen. Wie zou ik beminnen, indien ik u niet beminde? Ach, mijn God! ik bemin u. Ja, ik gevoel het, uwe liefde verteert mij langzaam j en ik sterf van droefheid , dat ik u nog niet meer kan beminnen. Mijn God, ik bemin u en wensch u altijd te mogen beminnen! (l) Cant. II. 3.
98
VAN JESUS. 99
Jesus zeide haar: Maria, en zij keerde zich aanstonds om, en riep uit. Rahboni! dat is: Meester. Wie zal kunnen uitdrukken hoezeer Maria Magdalena van blijdschap verrukt werd, zoodra zij Jesus herkende ? Zij geeft eenen schrouiw en werpt zich voor zijne voeten neder ; dit is alles, wat zij doen kan, hare stilzwijgendheid en hare tranen zeggen meer aan het hart van haren Meester, dan al de woorden der wereld te zamen.
O goede Jesus, vergun mij u mijn hart te openen, en u te bekennen, hoezeer uwe handelwijze, wegens Maria Magdalena mij treft en vertroost. Ik bemerk in uw Evangelie, dat het aan haar is, dat gij u, na uwe verrijzenis, het eerste vertoont; gij hebt dan vergeten , dat zij eertijds eeno zondares was , die aan eene gansche stad door haar slecht gedrag ergernis gaf? — Ik weet, mijn kind, dat Maria Magdalena mij belee-digd had; maar zij wist docr hare standvastigheid en vurige liefde hare schade te herstellen. O mijn kind, hoe velen zijn er niet, die eerst groote zondaren waren, en die daarna, door hun leedwezen en de vurigheid hunner Hefde, mijne uitstekende gunstelingen geworden zijn! Ik vergeet ligtelijk de meuigvuldiglieid der zonden eener ziel, welke mij waarlijk bemint.
O mijn zoete Jesus, hoe dikwijls heb ik uniet vergramd , sedert dat ik op deze wereld ben ? Wie zal de menigte mijner zonden kunnen optellen ? Doch, mijn teedera vriend , mijn goede meester, heb deernis met mij , vergeef mijne zonden, omdat ik daarover bedroefd ben en ik u bemin. Ja, ik bemin u , o God van mijn hart, en ik verzoek u de genade, 0:11 n , tot den laatsten adem van mijn leven en gedurende de geheele eeuwigheid , te mogen beminnen. Amen,
'
dj5 liefdevlammen
OEFENINGEN
Zich tot leedwezen opirckken , met tot het heilig Sacrament van Jboetvaar* dlglield te naderen.
Traolit eiken keer, als gij tot het heilig Sacrament van boetvaardigheid zult naderen, uw hart op te weaken tot eene groote droefheid over uwe zonden, bijzonder over al de doodzonden van uw voorgaand leven. Dat deze zonden altijd voor uwe oogen zijn, lieve christen, om u gestadig daarover te verootmoedigen, en om de hoogmoedige gedachten, die in uw hart zouden kunnen ontstaan, te verbannen ; 2°. om daarover aan God vergeving te vragen. Niets is aangenamer aan het hart van onzen Heer, dan het leedwezen van een hart, dat reeds sedert lang gezuiverd is geweest ; 3°. bovenal, om u tot liefde jegens onzen goedertieren Meester op te wekken; wanneer men overweegt, dat hij zoo goed is geweest van ons zoo vele zonden te vergeven , is het onmogelijk hem niet te beminnen. Tracht, als gij de absolutie ontvangt, in uw hart een volmaakt vertrouwen in de barmhartigheid des Heeren te stellen, en zeg niet oven als zoo vele wantrouwende zielen wie weet of mijne zonden mij vergeven zijn? Eene oefening van vnirouwen in de goedheid en barmhartigheid van Jesus, wanneer men niets verwaarloosd heeft, om wel te biechten, is beter dan alle mogelijke vrees, die slechts dient om u te beletten in do liefde Gods voortgang te maken. Gewen u dan , na elke biecht, eene, oefening van vertrouwen te verwekken, en al de vrees, welke de duivel u zou kunnen inblazen, af te weren.
100
\
VAN JESUS.
De gel^kenis van den verloren zoon.
Flints mens morluus erat, el revixit; f trier at \ el inventus est. Luc. XV. 22.
Mijn zoon was dood, en hij is verrezen, bij was verloren, en hij is gevonden.
In deze gelijkenis stelt onze goede Zaligmaker ons vtor oogen de beschrijving van onze dwalingen, en de levendige afbeelding der liefde, die hij aan eenen bootvaardigen zondaar betoont, welke zich in zijne armen van barmhartigheid werpt. Overwegen wij dit met aandacht; wij znllen daarin menigvuldige redenen vinden , om onzen goddelijkei; Zaligmaker meer en meer te beminnen.n deze gelijkenis stelt onze goede Zaligmaker ons vtor oogen de beschrijving van onze dwalingen, en de levendige afbeelding der liefde, die hij aan eenen bootvaardigen zondaar betoont, welke zich in zijne armen van barmhartigheid werpt. Overwegen wij dit met aandacht; wij znllen daarin menigvuldige redenen vinden , om onzen goddelijkei; Zaligmaker meer en meer te beminnen.
Zeker man had twee zonen ; eens zeide de jongste tot zijnen Fader, Vader, geef mij mijn erfdeel van uw goed. lin de vader d.eeA onder hen de verdeeling van zijne goederen (1). Welk een vreemd gedrag! en nogtans zoodanig is het mijne, gedurende zoo vele jaren, jegens God geweest. Naauwelijks had ik het gebruik der rede, om het goed van het kwaad te onderscheiden, of ik had reeds tot mijnen God gezegd : Heer, haast u , om mij gezondheid, wetenschap, rijkdommen, schoonheid te verleenen; want dit alles wil ik doen dienen, niet te uwer eer, maar om u te vergrammen; niet tot mijne zaligheid, maar tot mijn verderf. O mijn God 1 ik beken het met schaamte, aldus heb ik tot u gesproken, welligt niet door mijne woorden , maar door mijne werken. Gelief mij mijne dwaasheid te vergeven.
101
Weinige dagen daarna, na alles, wat hij had, bijeen verzameld te hebben, vertrok de jongste zoon naar een vreemd afgelegen land, alwaar hij al zijn goed in overdaad
(l)Luc. XV. II. 50
12.
6.
DE LIEFDEVLAMMEK
en ongehondeuheden verkwistte (1). Tot lioo ver wordt eens ongelukkige ziel niet gebragt, zoodra zij haren God ecus verloren herft 'i Helaas! ik heb do droevige ondervinding hiervan gehad. Ik meende verre van hom het geluk te viuden, en ik heb hem schandelijk verlaten. Ik heb het pad der ondeugd bewandeld , en ik bon van den eenen afgrond in den anderen gevallen. Waar ging ik dan? Ach! eene inwendige stem zeide mij, dat ik mij te vergeefs van God zocht te verwijderen. Zij riep mij toe, dat ik, het ware mij lief of leed, tot hem ging ; doch dat ik , na eeuen God vol goedheid en barmhartigheid verlaten te hebben , eenen God van regtvaardigheid en gramschap zou ontmoeten. Ik hoorde deze stem, die mij verschrikte, en nogtans, o mijn God! vlugtte ik nog altijd, ik verwijderde mij nog altijd van u. Helaas! hoe vele genaden heb ik niet verkwist met aldus ver van u te leven! genaden van mijn doopsel, genaden van uwe . goede inspraken , genade van goede voorbeelden, welke ik ontving, immers allerlei genaden; ik heb alles verloren , alles verkwist, alles onder de voeten getreden! O mijn God, mijn God ! zal ik ooit zulk groot ongeluk genoeg kunnen beweenen ?
Ka alles verteerd te hebben, ontstond er een groole hongersnood in dat land, en hij begon lot armoede te geraken (2), O, wie zou kunnen uitdrukken in wat behoefte zich een zondaar bevindt, die zijnen God niet meer bemint cn die hem verlaten heeft! Hij wordt verslonden door eenen wreeden honger, cn hij heeft niets om zich te verzaden, hij gaat overal vermaken, eer, mensclielijken troost afbedelen; doch dit alles dient slechts, om zijq ongeluk te verergeren. Hii wordt gedurig door eene onrustige begeerte gedrevea, om zijne voldoening te zoeken, en niets, volstrekt niets is ic slaat om hem te geven wat hij zoek,. Hij is tot de schrikkelijkste armoede vervallen; wat zal die ongelukkige verrigten ? hoor en zie wat hij doet.
Hij ging dan, cn nam dienst bij eenen inwoner van dal (1) Luc. XV, 18. (2) Luc. XV, 14.
102
VAN JESUS.
laud; deze zond hem naar zijne hofstede, om de zwijnen te hoeden. (1) Arme zondaar , wat hebt gij nu gowonnou met uwen God en uwen goeden vader te verlaten 1 Het geluk? Maar ik zie u gedurig in geween en droefheid. i)e rust en stilte ? Maar gij leeft gestadig in onrust en schrik ; do gedachte des doods en der eeuwigheid ontstelt u, en uwe wroegingen worden dagelijks pijnlijker en onverdragelijker. Wat hebt gij dan hiermede gewonnen ? Schaamte , ja niets anders dan schaamte. Gij waart een kind van God, on gij hebt dien roemrijken eernaam laten varen, om de dienst van den duivel aan te nemen ; gij waart erfgenaam van een schoon koningrijk , en gij hebt u daar volkomen van beroofd. En wat hebt gij van dien nieuwen meester, dien gij boven uwen God gesteld hebt, outvangen'r1 Ach! hijheeftu niets anders dan zwijnen te hoeden gegeven. Hij heeft u met schanden overladen met u in vuile en soliande-lijke vermaken te dompelen; hij heeft uwe ziel door het slijk der wellusten gesleept, en, wat nog schrik-keiijker is, hij heeft u doen gcloovcn , dat dit uw laatste einde was; hij heeft u uwen hemelscheu oorsprong weten te doen vergoten en u den modder en de onreinheid doen aankleven en beminnen. O zondaar, o zondig meusoh ! wat hebt gij met uwe onsehuid, met uwe zuiverheid gedaan? Wat hebt gij met uwe ziel verrigt, deze ziel, die zoo schoon was in haren onbevlek-ten staat, zoo gelukkig toen zij haren God nog beminde?
En daar ware hij blijde cjeweest zich te mogen verzaden met de schillen die de zwijnen aten; maar niemand gaf hem dezelve (2). Kan iemand moer vernederd worden ? Schrikkolijk, doch waarachtig afbeeldsel van ecnen zondaar, die hardnekkig in zonden blijft leven. Hij staat aan zijne hartstogten toe, al wat zij willen: hij valt van den eenen afgrond in den anderen ; hij dompelt zich in alle vermaken, en wordt tot de schrikkelijkste noodzakelijkheid gebragt van, als oen verachtelijken slaaf, aan de schandelijkste ingeving dos duivels te gehoorzamen. /Jij wenschl zich te mogen verzaden met (1) Luc. XV , id. (2) Luc. XV, IB.
103
104 DE LIEFDEVLAMMEN
de schellen, die de zwijnen aten. O mijn God! mijn God 1 doe mij wel verstaan de schande, tot welke een ongelukkige zondaar, die van u verwijderd leeft, zich veroordeelt: doe dit wel verstaan aan zoo vele onge-lukkigen, die u niet beminnen.
liindelijk tot iich zeiven gekomen zijnde, zeide hij; hoe vele huurkneehten zijn er niet bij mijnen vader, die meer brood hebben dan hun noodig is, terwijl ik hier van honger en gebrek omkom (1). Een zondaar wordt somtijds in het midden zijner ongeregeldheden, het geluk indachtig, dat zijne ziel genoot toen zij zuiver was , en de overvloedige genaden, die hij alsdan ontving. Dit aandenken wekt in hem een spijt op, en dit is liet begin eener bekeering, eener wederkomst tot God. Helaas! zegt hij tot zich zeiven, ik beu hoogst ongelukkig! zulks moet ik bekennen. Langs welken kant ik mij ook wende, vind ik niets dan reden van leedwezen , droefheid en vrees. Te vergeefs zoek ik mijne gedachten daarvan af te trekken, zulks kan ik niet te weeg brengen. Altijd, altijd vervolgt en overvalt mij de gedachte van het geluk , dat ik eertijds genoot; de menigvuldige boosheden , die ik sedert verscheidene jaren over mijn hoofd getrokken heb, jagen mij schrik en angst aan; wroegingen kwellen mij dag en nacht, mijne onverzadelijke hartstochten roepeu met groot getier om voedsel; zij gebieden mijn trotschelijk, ik moet gehoorzamen, en heb geen oogenblik rust. Ach! hoe ongelukkig ben ik ! nogtans zie ik rondom mij zoo vele personen, die in vrejie en in de rust van een goed geweten leven; en deze zijn mijne bloedverwanten, mijne vrienden, mijne goede kennissen. Ach , zij zijn tevreden , niets ontbreekt hun; zij beminnen God, en wat kan ik nog meer zeggen ? Zij hebben diezelfde hartstogten, welke mij zoo geweldig beheersoheu, vastgeketend; zij ontvangen in overvloed die uitverkorene genaden, waarvan ik nu zoo lang beroofd ben: zij verwachten met een troostend vertrouwen dien schoonen hemel, wel te ik verloren en dien ik mij onwaardig gemaakt Iieb, en de - (1) Luc. XIV, 17.
VAN JESUS.
hoop , die zij hebben van hem eens te zullen bezitten , vervult hen mot het reinste genoegen.
Ik moet van hier vertrekken om tot mijnen Vader te gaan, en hem te zeggen ■. Mijn Vader, ik heb tegen den hemel en tegen u gezondigd, ik hen onwaardig nog nw zoon genoemd te worden; behandel mij als eenen moer huurknechten. (1) Dusdanig is do taal van den zondaar, dio, door Gods genade geraakt, voornamens is tot hem weder te keeren. Neon , neen, roept hij uit, het is mij onmogelijk nog langer in zulk eenen schrikkelijkon staat te blijven. Surgam, ik zal opstaan, ik zal tot mijnen hemelschen Vader gaan , en hem vergeving vragen. O Jesus, rAijn Zaligmaker, wie zal welsprekend genoeg zijn, om de verschillende gedachten uit te drukken, waardoor de zondaar ontroerd wordt, die over zijne langdurige buitensporighsid leedwezen begint te krijgen , _on zich met u wil verzoenen ! Zijne hartstogten, nog in hunne volle kracht, zeggen hom streelend; „Wel hoe ! gij gaat ous dan verlaten ? Zal er dan voortaan tusschen ons en u geene gemeenschap meer bestaan ? Zal, van nu af, zulke en zulke zaak u voor altijd verboden zijn? Meent gij dus, dat gij zulk en zulk vermaak zult kunnen derven? (2) Ach! denk wat gij gaat doenquot;... En de arme zondaar, gewoon naar al hare inblazingen te luisteren, weet bijna niet meer, wat hem te doen staat; hij aarzelt, hij wankelt. Maar uwe genade, o Jesus, verlaat hem niet; zij blijft naast hem, zij dringt, zij spoort hem aan, en zegt hem met ecne onuitsprekelijke zachtmoedigheid : „Keer weder, keer weder tot uwen God , laat u door de moeijelijk-heden ^ niet afschrikken : ik zal u bijstaan. Zult gij dan niet kunnen doen wat zoo vele anderen , die zwakker waren dan gij, vóór u gedaan hebben ? Luister naar de stem van uw zondig vleesch niet meer , zij belooft u zoetheden : maar zijn ze wel te vergelijken bij die . welke gij in liet onderhouden der wet van uwen Heer en God zult vinden.quot; (3) Ach! hoeschrik-
(1) Luc. XV, 18, 19. (2) S. Aug. Confess. Lib. XU1, cap. 11, (a) luid.
105
BE LIEFDEVLAMMEN
kelijk is die inwendige strijd eener boetvaardige ziel! maar hoe grooten troost ontvangt deze ongelukkige ziel daarentegen niet, wanneer zij edelmoedig hare boeijen verbrijzeld, en zich aan haren goddelijken Meester heeft overgegeven ! „Hij vertrok dan en ging zijnen vader zoeken. Wanneer deze hem van verre zag aankomen, werd hij door medelijden getroffen , en hem te gemoet snellende, viel hij hem om don hals en kuste hem (1)...quot; Hier doen de goedheid en barmhartigheid van onzen God zich in haren vollen luister / ontwaren. Zoodra hij eenen armen zondaar gewaar wordt, die de boeijen zijner kwade gewoonten zoekt te verbreken , komt hij hem te hulp, moedigt hij hem aan. Hij verstoot hem niet als hij zich aanbiedt, maar ontvangt hem met goedheid, en geeft hem den kus van vrede en verzoening. Hij geeft hem het kleed van onschuld weder, en noodigt den hemel uit, deel te nemen in het geluk, dat hij geniet in het wedervinden van zijnen zoon: „hij was dood en hij is verrezen.quot; (2)
GEBED.
Heer Jesus, ik zal nooit het gelukkige oogenblik vergeten, waarop uwe genade mijne oogen opende, mij de diepe ellende deed zien, waarin ik mij bevond, wanneer ik leefde zonder u te beminnen. Waar was ik dan, o mijn God, waar was ik, toen gij mij kwaamt zoeken? Helaas! ik was zoodanig van u verwijderd, dat ik dacht u nooit meer te kunnen naderen! Maar uwe barmhartigheid kwam mij bij dc hand nemen, en bragt mij voor uwe voeten. O hemel! wees verbaasd! in plaats van verwijtingen, die ik zoo billijk verdiende, werd ik van u,o mijn God, zoo minnelijk onthaald, dat ik daarover vurige tranen moet storten zoo dikwijls als ik daaraan denk. Ik lag voor uwe voeten, ik was zoo beschaamd over mijne ellende, dat ik mijne oogen niet durfde opslaan; ik ver- j wachtte alle oogenblikken veroordeeld te worden, en zie, gij rigt mij op, gij drukt mij tusschen uwe amen en tegen : uw hart, en zegt mij: mijn zoon, mijn lievs zoon, alles (1) Luc. XV, 20 (2) Luc. XV, 24.
i06
VAN JESUS.
is vergeten, alles is vergeven!... O mijn God! hoc kan het zijn, dat ik het ongeluk gehad hob van u te verlaten en u door menigvuldige zonden te bedroeven? Vergeving, vergeving, o mijn lieve vader! ik vraag u duizendmaal vergeving! ik verfoei mijne ondankbaarheden; ik vervloek mijne veelvuldige zonden, en maak een vast voornemen van, zoo veel het mij mogelijk zal zijn, den smaad te horstellen, dien ik u hierdoor heb aangedaan. O mijn God! ik bemin u, en stem toe, aide moeijelijkheden, welke men mij van uwent wege zal opleggen, om u te verdragen. ïer uwer liefde, stem ik toe, verootmoedigd, veracht, als een ondeugend, ontweiend en nutteloos sehep-sel aangezien te worden. Ter uwer liefde wil ik met in-en uitwendige kruissen overladen worden: ter uwer liefde wil ik doen al wat uw goddeLjke wil mij zal opleggen. Geef mij alleen uwe sterkte, o mijn God: want gij weet, dat ik uit mij zeiven tot niets bekwaam ben; geef mij dan uwe magtige genade, en ik zal alles vermogen. Geef mij de genade, van tot het einde mijns levens mijne zonden te mogen betreuren en boetvaardigheid te doen, opdat ik eens in den hemel uwe oneindige barmhartigheden voor alle eeuwigheid zinge. Amen.
OEFENINGEN.
De geest yan boetvaardiglield.
Eene enkele zonde, zoo als ïertullianus getuigt, verdient voor eeuwig beweend te worden. (1) Hoe zeer moet gij dan, lieve christen, al die zonden niet beweenen, die gij, sedert gij op de wereld zijt, bedreven hebt ? Breng ten minste geheel dezen dag in heilige werken van boetvaardigheid door, onttrek aan uwe zinnen die kleine voldoeningen, die gij hun zonder zondigen moogt vergunnen; verdubbel uwen ijver in uwe godvruchtige oefeningen; span uwe krachten in, om met eene groote ingekeerdheid te leven.
Wees dikwijls indachtig, van don oenen kant uwe menigvuldige zonden, om ze te verzaken en daarvoor
(1) Seniel peccasse, satis est ad lletus aeternos. (Tert uil.)
107
108 DE LIEFDEVLAMMEN
vergeving te vragen, on van den anderen kant het bijna oneindig getal van weldaden, die God u bewezen hoeft om hem daarvoor te bedanken en u tot erkentenis en liefde op te wokken. Geef, zoo gij rijk zijt, eenige aalmoezen aan de armen, bovenal aan de arme zieken; indien gij zelf arm zijt, onderwerp u dan edelmoedig aan den wil van God, uit conen geest van boetvaardigheid en versterving; spreek weinig en stiller dan naar gewoonte; toon, dat gij nog minzamer, spraakzamer, gedienstiger zijt dan te voren; leef eenzamer, en wacht u zelfs van eenig bezoek af te leggen, tot hetwelk gij uit liefde niet zoudt verbonden zijn; draag vieedzaam en zonder morren den last van uwen staat, de ziekten, den smaad, do mishandelingen, die gij zoudt kannen ondergaan. Zeg dikwijls om u aan to moedigen tot u zeiven ; „Wat is al dat lijden, in vergelijking bij de eeuwige pijnen der hel, die ik zoo menigmaal verdiend heb! ik acht mij al te gelukkig den hemel voor dezen geringon prijs nog te kunnen koopon.quot; Indien men u versmaadt of veracht, on gij gevoelt, dat uw hoovaardige geest opgehitst wordt, zoo haast u, om hem de tegenwoordigheid van God indachtig te maken: en zeg: Mijn God, ik aanvaard dien smaad in den geest van boetvaardigheid en tor uwer liefde. quot;Wees daarna geheel stil. Hierdoor zult gij aan God een offer doen, dat hij nooit versmaadt, ik wil zeggen, het offer van een boetvaardig en ootmoedig hart. (1)
(1) Ps. L. 18.
VAN JESUS.
Geheel het leven van onzen godJeljjkcm Zaligmaker was eone gedurige aanbidding.
Virum dolonm. ISAI. LTII, 3. Jesus was een man van smarten.
Ja, Jesus was waarlijk een man van smarten: zijn leven is met in- en uitwendig lijden vervuld geweest; het was eene gedurige marteling, duizendmaal wreeder dan alles wat wij ons kunnen inbeelden. Wat had hij al niet te lijden gedurende den tijd, dat hij in den zuiveren schoot zijner moeder gerust heeft! Het is zeker, dat hij alsdan volkomen het gebruik der rede bezat, en van al die pijnen een diep gevoel had. Welk eene sehrik-kelijke gesteltenis! ü, hoe zwaar was het hart van dien goeden Meester met lielde vervuld, daar hij in zoo ongemakkelijke gevangenis zich heeft willen opsluiten, om ons zijne liefde te bewijzen! Wal had hij al niet, te lijden in zijne geboorte! Hij wordt geboren in eenen stal, blootgesteld aan de guurheden van het weder, hij bibbert van koude en weent. Hij lijdt overal, waar hij zich bevindt, en is geen oogenblik zonder lijden. Komt hij uit den stal van Bethlehem; het is om door de besnijdenis zijn eerste bloed te vergieteu, en weinig later zal hij zich genoodzaakt vinden zijn vaderland te verlaten, en in een vreemd land te vlugten, om de woede van eenen goddeloozen en bloed-dorstigen koning te ontkomen. Hij zal geheel zijn leven lang de ongemakken der armoede te lijden hebben, en dit leven van lijden door eenen wreeden dood eindigen! O ' mijn Jesus! ziedaar wat gij uit liefde tot mij geleden hebt; ach! het is vrij billijk dat ik, uit liefde tot u, ook wat lijde. Geef mij de genade, bid ik u, van ten minste met geduld en onderwerping al de pijnen en ongemakken van dit vergankelijk leven te mogen verdragen.a, Jesus was waarlijk een man van smarten: zijn leven is met in- en uitwendig lijden vervuld geweest; het was eene gedurige marteling, duizendmaal wreeder dan alles wat wij ons kunnen inbeelden. Wat had hij al niet te lijden gedurende den tijd, dat hij in den zuiveren schoot zijner moeder gerust heeft! Het is zeker, dat hij alsdan volkomen het gebruik der rede bezat, en van al die pijnen een diep gevoel had. Welk eene sehrik-kelijke gesteltenis! ü, hoe zwaar was het hart van dien goeden Meester met lielde vervuld, daar hij in zoo ongemakkelijke gevangenis zich heeft willen opsluiten, om ons zijne liefde te bewijzen! Wal had hij al niet, te lijden in zijne geboorte! Hij wordt geboren in eenen stal, blootgesteld aan de guurheden van het weder, hij bibbert van koude en weent. Hij lijdt overal, waar hij zich bevindt, en is geen oogenblik zonder lijden. Komt hij uit den stal van Bethlehem; het is om door de besnijdenis zijn eerste bloed te vergieteu, en weinig later zal hij zich genoodzaakt vinden zijn vaderland te verlaten, en in een vreemd land te vlugten, om de woede van eenen goddeloozen en bloed-dorstigen koning te ontkomen. Hij zal geheel zijn leven lang de ongemakken der armoede te lijden hebben, en dit leven van lijden door eenen wreeden dood eindigen! O ' mijn Jesus! ziedaar wat gij uit liefde tot mij geleden hebt; ach! het is vrij billijk dat ik, uit liefde tot u, ook wat lijde. Geef mij de genade, bid ik u, van ten minste met geduld en onderwerping al de pijnen en ongemakken van dit vergankelijk leven te mogen verdragen.
50 • 7
109
DE LIEÏDEVLAMMEN
Het geheele loven van J esus was eene marteling ja, en de volmaakte kennis, die lüj had van de pijnen en smarten, welke hij in zijn lijden moest ondergaan, maakte deze marteling nog afgrijselijker. Van den eersten stond zijns levens, zag hij voor zijne oogen de roede, do doornen kroon, het kruis, den smaad van zijn lijden en den pijnlijken dood, die hem bereid was; zag hij een lammetje in het veld, of slagtoflers in den tempel, dan bragt dit gezigt hem in het geheugen, dat hij zelf het lam Gods was, en hij op het kruis moest geslagtolferd worden. Sloeg hij'zijne oogen op de stad Jerusalem, dan daeht hij aan de beleedigingen en den smaad, die hij in die ondankbare stad zou moeien ondergaan. Zag hij eeuen berg, dit bragt hem den Calvarie-berg in de gedachte, op welken hij al zijn dierbaar bloed moest storten. Met al wat droevige gedachten werd zijn hart niet vervuld, wanneer hij zijne oogen op zijne teedere moeder gevestigd hield. Helaas! hij verbeeldde zich reeds haar aan den voet van zijn kruis te zien staan, treurig, moedeloos en stervende van droefheid; hij dacht dat het oogenblik reeds nakende was, op hetwelk hij zich zou genoodzaakt zien, haar aan zijnen welbeminden leerling te bevelen, en ongetwijfeld keerde hij zich als dan af, om zijne ontsteltenis en zijne tranen te bedekken. Alles maakte hem dus zijn lijden en de pijnen, die hij daar zou ondergaan, indachtig, en al de oogenblikken van zijn leven werden door die wreede herinneringen als vergiftigd.
De gekruisigde Jesus verscheen eens aan zuster Magdalena Orsini, die sedert lang in lijden was, en wekte haar op, om hare pijnen met onderwerping te verdragen. „Ik wil wel. Heer, antwoordde deze heilige dochter, maar gedoog, dat ik u zeg, dat gij maar drie uren op het kruis geleden hebt, terwijl'ik verscheidene jaren deze pijn doorsta. — Wat zegt gij, onwetend schepsel, zeide Jesus, haar berispende, gij moet weten, dat ik van het eerste oogenblik van mijn leven in den schoot mijner moeder in mijn hart leed, hetgeen ik later op mijn kruis heb geleden.quot;
Doch hetgeen onzen goddelijken Zaligmaker meest be-
ilO
VAN JESUS.
drocldo, was onze zonden en ondankbaarheden te zien, door welke wij de pijnen zouden vergelden, die hij voor ons met zoo groote liefde ging onderstaan. Dit gezigt veroorzaakte hem grooter en 'leviger inwendige pijnen, dan de menschen ooit op de aarde ondergaan hebben. Diens volgens heb ik ooit door mijne zonden eenen zoo goeden Meester helpen bedroeven! Ik heb ook medegewerkt , om zijn lijden te vermeerderen! want het is zeker, had ik minder gezondigd, hij zou minder geleden hebben. Het is dan hoogst redelijk, dat ik zonder ophouden mijne voorgaande zonden beweeno, en ik gelijk de heilige Mar-gareta van Cortona spreke. Haar biechtvader had haar vermaand om gerust te zijn wegens hare zaligheid, en om hare tranen al te droogen, omdat zij van God vergiffenis harer zonden bekomen had. „Ach! mijn Vaderquot; antwoordde zij, nog overvloediger tranen stortende, hoe wilt gij, dat ik ophoude te weenen, terwijl ik weet dat mijne zonden oorzaak geweest zijn, dat mijn Zaligmaker geheel zijn leven heeft, gezucht en geweend!quot;
O hemel! hoe veel verschilt ons gedrag met de gevoelens van die groote Heilige! Wij brengen ons leven door in het midden der vreugd, zegt de heilige Ephrem (1), wij vinden dagelijks nieuwe vermaken uit, nieuw voedsel om onze eigenliefde te voldoen , en nogthans hooien wij zoo dikwijls het lijden en den smaad verhalen, die onze God uit liefde tot ons ondergaan heeft?.. Wij zijn opgeblazen van hoovaardij, wij zoeken ons gemak, wij werpen lafhartig het heilzame juk van boetvaardigheid af, hoewel wij ons onder het zware pak onzer zonden voelen bezwijken: en wij weten echter, dat onze Zaligmaker, uit liefde tot ons, heeft willen beleedigd, bespuwdquot;, gegeeseld, versmaad worden; ja, dat hij zich aan den wreedsten dood onderworpen heeft! Wel hoe, de zondaar leeft in weelde, en de regtvaardige wordt aan een kruis genageld! Welk een onderscheid! O! wat schrikkelijke rekening zullen wij over zulk een gedrag eens moeten geven!
Haast u, haast u, om die vreeselijke gevolgen door eene
(I) S. Ephrem, Sem. de Pass. Dom. Salvatoris.
Ill
112 DE LIEFDEVLAMMEN
ware boetvaardigheid te voorkomen. Ga, werp u inde armen van Jesus, dien man van smarten, en verzoek hem de genade om het voorgaande te herstellen en in het toekomende aan de liefde, die hij ons toedraagt, volkomen te beantwoorden; laat ons dan voor zijne voeten eeue openbare boete doen, en hem vurig belijden, dat wij voortaan voor altijd hem willen toebehooren; ja, voor altijd, voor altijd! Laat ons, wanneer wij onze boosheden indachtig zijn, met den profeet Jeremias onophoudelijk uitroepen: „Aeh! wie zal water aan mijn hoofd, en aan mijne oogen eene beek van tranen geven, om dag en nacht te weenen? (1) Laat ons met koning David, of veeleer met de heilige Kerk uitroepen; „Heer, behandel ons niet naar onze boosheden. Wees onze oude ongeregtigheden niet meer indachtig; haast u, om ons met uwe barmhartigheden te voorkomen, want wij zijn zeer ellendig geworden! Help ons, o God, onze Zaligmaker, ter eere van uwen naam; verlos ons, vergeef ons om uwent wille onze zonden.quot; (2)
O mijn Jesus! mogte ik van droefheid sterven op de droevige gedachten van al de bitterheden, welke ik aan uw hart door laauwheid, en bovenal door de zonden van mijn voorgaand leven, heb aangedaan! Helaas! hoe dikwijls heb ik mij aan den slaap overgegeven, terwijl ik van uwe genade beroofd was! Hoo menigmaal heb ik den uitzinnigen moed gehad van te bed te gaan, zonder te denken dat mijne ziel met doodzonden beladen was, die gelijk eene schrikkelijke slang, met hare afgrijselijke kronkels, mij het hart toegenepen hield. Hoe menigmaal heb ik de ondankbaarheid gehad van u zoo snood en lafhartig nog eens te verlaten, nadat ik van u vergiffenis mijner zonden bekomen en gij mij in uwo vriendschap hersteld hadt! Ik ben bedroefd uit geheel mijn hart over zulk eenschan-
(1) Jerem. IX, 1. (2) Ps. Cll, 10 en Ps. LXXVIll. 8,9,10. Gebeden der heilige Kerk op Aschdag.
VAN JESUS.
delijk gedrag; ja, ik ben bedroefd u zulk eenen smaad aangedaan te hebben. Gelief mij vergiffenis te verleenen! O mijn God! ondanks al mijne lat hartigheid, ondanks al mijne zwakheden, durf ik u zeggen: ik bemin u uit al mijne krachten: ik bemin u uit geheel mijn hart. Och ! ik smeek u, laat niet toe, dat ik nog ooit hot ongeluk hebbe van door de zonde van u gescheiden te worden, Jesu dulcissime, ne permittas me separari a te.... Zoete Jesus, verhoor mij; laat niet toe, dat ik ooit van u gescheiden worde ., ne permittas me separari a te... Ik zou liever sterven dan op nieuw u nog verraden. O Maria, moeder van volharding, verwerf mij de heilige volharding. Gij hebt ze voor zoo vele anderen verworven, zou ik dan de eenigste zijn, voor wien gij deze deugd niet zoudt willen verwerven? O neen! mijne goede Moeder, het zal zoo niet gaan, gij zult mij de genade bekomen, van Jesus en van u zelve in alle eeuwigheid te beminnen. Ik durf deze kostelijke genade van uwe goedheid verhopen. Ik verhoop die door de teedere liefde, welke gij mij altijd toegedragen hebt. Amen.
OEFENINGEN.
Over de versterving dos llgehaams.
Zou het wel betamen, lieve christen, in het midden der wereldsehe vermaken en vreugde te leven, terwijl Jesus Christus geheel zijn leven in het lijden doorgebragt heeft? Neen zekerlijk, en gij zoudt niet willen gedoogen zoo weinig aan hem te gelijken, die uw voorbeeld is. Dat uwe oefening van heden zij, voortgang te doen ia de deugd van versterving, uit liefde tot uwen goedertieren Zaligmaker. Dat dit woord verstening u geenszins verschrikke. Want voor eene edelmoedige ziel, die God bemint, is het zoet, is het zeer aangenaam zich te versterven. Ja, mijn lieve christen, eeue berooving, eene zelfopoffering, die men zich oplegt om Jesus te behagen, brengt de ziel meer waar geluk bij, dan al de genoegens van de wereld. Wilt gij daar de proef van nemen, dan zult gij do waarheid van hetgeen ik u hier zeg, moeten bekennen.
113
DB LIEFDEVLAMMEN
üe versterving is tweederlei: 1°. De inwendige versterving , die de moeijelijkste en noodzakelijkste is. 2°. De uitwendige verstening, die grootelijks bijdraagt, om de inwendige te verkrijgen. Vergenoeg u heden met de bijzondere oefening der uitwendige versterving; zie hiervan de voornaamste oefeningen.
1°. Verstening des ligchaams in het algemeen-. Weiger uw ligchaam die al te gemakkelijke en verwijfde houding, welke eenen geest van onzuiverheid te kennen geven; indien uwe gezondheid het toelaat, zoo doe uwe gebeden knielende en zonder ergens op te leunen; blijf in uw bed niet liggen over het uur, hetwelk tot het opstaan vastgesteld is, en zoo voorts.
2''. Versterving der oog en: Keer uwe oogen af, niet alleen van voorwerpen, die verboden zijn, maar ook nog van die, welke gij zonder gevaar niet kunt bezien. Keer zelfs uwe oogen af van die zaken , welke geoorloofd en onverschillig zijn, wanneer de nieuwsgierigheid alleen u aandrijft, om ze te beschouwen. O! hoe aangenaam zal het aan God zijn, en hoe gemakkelijk voor u, indien gij, zoo veel het in u is, hem de gelegenheden opoffert van schoone huizen, fraaije hoven, uitmuntende schilderijen te zien! Hoe zult gij u, ten kleinen koste voor den hemel verrijken 1 üe gelegenheden van dusdanige opofferingen bieden zich zoo menigvuldig aan!
3quot;. Versterving der tong: Zeg nooit een enkel woord, dat regelregt of heimelijk zou kunnen tegenstrijdig zijn aan den diepen eerbied, dien men Gode verschuldigd is, of dat de eer of faam van uwen evenmensch zou kunnen krenken; helaas! men vergeet maar al te veel; zelfs onder de godvruchtige personen, dat de kostelijkste schat, dien de evenmensen bezit, zijne faam is. Wanneer de gelegenheid zich aanbiedt om uw verstand te doen uit-scliijnen, uwe kennissen te toonen, uwe bekwaamheid te doen blijken, leer dan, ter liefde van Jesus zwijgen, indien de liefde en welvoegelijkheid u niet noodzaken te spreken. Verzwijg een onnuttig woord, dat gij reeds op uwe tong hadt, om uit te spreken, of wel een woord, waardoor gij eenigen lof zoudt bekomen.
114
115
'/e ver- 4°. Verstening der ooren: Luister naar geen gemor,
is. 2°. ; aoliterklap, beschimpingen, al te ligte of dubbelzinnige
om woorden! en in het algemeen naar geene dier gesprekken
n met waardoor het crcweten oeuigzins zou kunnen bezwaard
rving; worden. Onttrek u somtijds het vermaak van nieuwstijdingen, eeuefraaije stem, eene zoete welluidendheid te hoo-
l^eiger ren, en verdraag met geduld en onderwerping al wat eenig-
3 hou- zings voor uwe ooren onaangenaam zou kunnen wezen,
ennen 5°. Verstening van den '//tuk: Verzaak gaarne het
o doe vermaak, dat gij, zelfs zonder erg, in den aangenamen
anen; geur en reukwerken zoudt kunnen scheppen. Wanneergij
Ik tot iu eenen hof wandelt, zoo offer van tijd tot tijd onzen lieer het behagen op van eone roos of andere bloem te
, niet ruiken.
k nog 0°. Versterving van den smaak: Hetzij gij drinkt, hetzij
Keer gij eet, doe dit nimmer om hel. genoegen, dat gij daarin
fd en zoudt kunnen vinden. Zoeknooitde uitgezochtegeregten,
sen u de lekkere boten, de kostelijke spijzen, die het voedsel
n zal van de pracht en van de wulpschheid zijn. Indien men u
idien eene spijs opdischt, welke slecht toebereid is, zoo neem
)lfert deze schoone gelegenheid waar om u te versterven, en
chil- beklaag u niet, zoo gij hiertoe niet verpligtzijt. Onttrek u
voor somtijds iets, dat gij gaarne eet, en neem iets anders, dat
nige gij minder gaarne eet.
7«. Versterving van het gevoel: Verdraag met blijd-
, dat schap, of 1 en minste met geduld, de koude, de hitte en de
aan andere ongemakken der lucht en dor jaargetijden: be-
dat . klaag er u nooit over, hoe ongemakkelijk zij ook mogen
ren- wezen. Wees nooit bekommerd over de ziekten, die u
rde overkomen, noch over al hetgeen uw ligchaam welligt
lien zou moeten lijden, want gij weet, dat het middelen zijn,
ele- welke God u toezendt, om hetzelve meer en meer te zui-
uit- veren, om uwe hartstogten te verzwakken, om boetvaar-
icid digheid te doen en om God vaste teekens van uwe liefde
en, te geven.
een Ziedaar, lieve christen, eenige zeer eenvoudige midde-
ads len (1) van uitwendige versterving; bij aldien gij God
3611 (1) Verscheidene dezer oefeningen zijn getrokken uit de Onderzoekingen van Throne.-m; het zal hetzelfde zijn van bijna al de andere.
3 welke wij in hot volgende Hoofdstuk zullen geven.
116 DE LIEFDEVLAMMEN
waarlijk bemint, zult gij er meer andere vinden, zonder evenwel de palen dor voorzigtigheid en gehoorzaamheid, welke gij uwen zielbestierder verschuldigd zijt, te buiten te gaan.
Ovor bet vurig verlaugen, ilai Jesns gehad heeft om voor ons te lijden.
Baptismo haheo baptizari, en quomodo coarceor usque dum perficiatur! Luc. XJ, 50 — Desiderio desideravi hoe pascha manducare vobisctim, Lucas XXII, 15.
Ik moet met een doopsel van bloed gedoopt worden, en hoe zeer word ik gedrongen, tot dat het volbragt worde.
Ik heb vurig verlangd dit Paaschlam met u te eten.
Wat krachtige uitdrukkingen! O! hoe wel schilderen zij het onbegrijpelijke verlangen af, dat hij had om voor ons te lijden en zich te slagtofteren! Men ziet, dat zij uit den overvloed des harten vloeijeu van hem, die gezegd had: „Ik ben gekomen om vuur op de aarde te brengen, en wat wil ik dan dat het onstoken worden!quot; (1) O kinderen van Adam, hebt gij wel verstaan, Letgeeu uw God hier gezegd heeft; „Ik ben het vuur mijner liefde op aarde komen brengen, en mijn vurigste wensch is liet in de harten der menschen te zien ontstoken worden.at krachtige uitdrukkingen! O! hoe wel schilderen zij het onbegrijpelijke verlangen af, dat hij had om voor ons te lijden en zich te slagtofteren! Men ziet, dat zij uit den overvloed des harten vloeijeu van hem, die gezegd had: „Ik ben gekomen om vuur op de aarde te brengen, en wat wil ik dan dat het onstoken worden!quot; (1) O kinderen van Adam, hebt gij wel verstaan, Letgeeu uw God hier gezegd heeft; „Ik ben het vuur mijner liefde op aarde komen brengen, en mijn vurigste wensch is liet in de harten der menschen te zien ontstoken worden.
O zoete Jesus! moet de liefde uwer schepselei. u dan zoo groot goed bezorgen, dat gij hebt willen sterven, om hetzelve te bekomen en dat gij zoo vurig naar het oogenblik van uwen dood verlangd hebt: „ik moet met ee:a doopsel (1) Luc. Xll, 49.
VAN JESUS.
ran bloed gedoopt worden, zegt gij tot de Apostelen. O! wat hpvige angst bevangt mij, tot dat het volbragt worde!quot; Ik vraag het u nog eens, wat groot goed moest onze liefde u dan toebrengen ? Ach! wanneer alle mensohen u zullen beminnen, zult gij daarom grooter of magtiger zijn ? Neen, mijn kind, geeft Jesus Christus mij ten antwoord, ik zal daarom niet grooter, niet magtiger, niet gelukkiger zijn; mijn geluk, mijne magt, mijne grootheid hangen geenszins van de liefde mijner schepselen af; ook is het voor mij zeiven niet, dat ik menscli wordende, mij als vernietigd heb; het is voor mij zeiven niet, dat ik in eenen stal geboren ben; het is voor mij zeiven niet, dat ik dertig jaren 'lang in een arm werkhuis heb doorgebragt; het is, met één woord, voor mij niet, dat ik zoo vurig verlangd heb te lijden en aan het kruis te sterven; het is voor u, mijn kind, het is voor u geweest; ik wil u gelukkig maken met u mijne liefde te geven. Zult gij u nog durven schamen eenen God te beminnen, die alleen uw geluk kan uitmaken eenen God die u met weldaden overlaadt, eenen God die u zoo teeder bemint!... — Neen, zoete Jesus, neen, ik wil u integendeel liefde voor liefde geven, ik wil u uit geheel mijn hart beminnen! gelief mijne zwakheid to hulp te komen. O! wanneer zal ik zoo veel voor n kunnen doen, als ik voor de wereld gedaan heb? Wanneer zal ik zoo veel voor den hemel werken, als ik voor de aarde gewerkt heb ? Wanneer zal ik zoo veel aan de deugd toestaan, als ik aan mijne ondeugden vergund heb ? (1) Mijn God, verhoor het vurige verlangen mijner ziel, en geef mij uwe liefde.
Ik heh vurig verlangd dit Paaschlam met u te eten. Het was daags voor het smartelijk lijden van onzen goedertieren Meester: hij nam het laatste avondmaal met zijne leerlingen, toen hij hun deze woorden toesprak. Alsof hij hun had willen zeggen: Mijne lieve kinderen, en gij allen, die tot het einde der wereld nog op aarde zult leven, ziet, het uur mijner offerande nadert; mijne vijanden zijn heden bezig met over mij te beraad-
(1) S. Petr. Chrysol. Serm. 114.
50 7.
117
i
DE LIEFDEVLAMMEN
slagen; zij maken mij een kruis gereed. Maar eer ik sterf, wil ik u dezen nacht zelfs nieuwe blijken mijner liefde geven, en ik zal u die geven met mij aan de wreedste pijnen, aan de beleedigcndste oneer, aan de schandelijkste straf te onderwerpen. Ach! kondet gij weten, hoe vurig ik naar dezen nacht verlangd heb! kondet gij achterhalen, hoe dikwijls ik dien uit geheel mijn hart gewenscht heb! dan zoudt gij mijne vurige liefde tot u, en de uiterste begeerte welke ik heb om uw hart te bezitten en het gelukkig te maken, kunnen bevatten.
GEBED.
Ik zie het, o mijn zoete Jesus, mijn beminnelijke Zaligmaker, gij verlangt tot eiken prijs, mijn hart te bezitten. Ach! wat reden zou ik hebben het u te weigeren! Doet gij mij niet reeds te veel eer aan, met mij hetzelve te verzoeken? Ja, mijn God, ik schenk u mijn hart; neem het geheel en al, opdat het u en niemand dan u alleen moge beminnen. O! mijn goede Meester, mijn broeder, mijn vriend, mijne hoop, mijn al, wanneer zal ik waarlijk mogen zeggen, dat ik u uit geheel mijn hart en uit al mijne krachten bemin? Wanneer zal ik mijn hart door uwe zuivere liefdevlammen ten eenemale ontstoken gevoelen ? De drift om u te beminnen, verteert mij, heb medelijden met mij, heb medelijden met uw arm schepsel, en verleen mij uwe liefde; ik verzoek noch rijkdommen, noch eer, noch vermaken, noch eenige andere vergankelijke zaak; dit alles zonder u, is niets dan ijdelheid, dit alles kan mijn hart niet verzaden. Het is uwe liefde welke ik begeer; het is naar uwe liefde dat ik verlang; o mijn Jesus vergun mij uwe liefde; ja ik smeek u, vergun mij uwe liefde. Waarom wacht gij zoo lang mij deze gunst te verleenen? Waarom blijft gij zoolang getuige van de bekommeringen, die ik dag en nacht uitsta, zonder mij te hulp te komen ? Heer, hoe lang zult gij mij nog vergeten? Hoelang zult gij uwe oogen nog van mij afkeeren?(l) Mijn God, mijn
118
hjc | |
ge | |
u | |
lie | |
ge liil | |
11J do | |
ui | |
ui ve | |
ov | |
di tij | |
w | |
gc | |
ne | |
b( | |
te | |
01 | |
d | |
w | |
S( | |
J1 | |
t( | |
h | |
V |
Ps. XII, 1.
VAN JESUS.
God, ik herhaal liet nog eens, en wil dit tot mijnen laatsten adem herhalen : verleen mij uwe liefde, geef mij uwe liefde. O Maria, Moeder der heilige deugd van liefde! verwerf mij de genade, van Jesus, zoo het mogelijk is, zoo veel te beminnen, als gij zelve hem bemint. Amen.
Over de inwendige versterving.
Dewijl Jesus Christus zoo vurig verlangt naar zijn lijden om u zijne liefde te bewijzen, zoek ook eene gelegenheid, om iets uit liefde tot hem te lijden. Ik heb u laatst van de uitwendige versterving gesproken, mijn lieve Christen, nu ga ik van de inwendige versterving gewagen. Wees indachtig, dat het zonder haar onmogelijk is in den weg van volmaaktheid waren voortgang te doen, en dat men ten hoogste, indien ik mij alzoo mag uitdrukken, maar eene soort van gemaakte en uitwendige heiligheid, docli nooit de ware heiligheid, kan verkrijgen. Deze versterving bestaat in zich zelven te overwinnen, en wat strijd moet men niet leveren om tot dien gelukkigen staat te komen! Zie hier derzelver gewig-tigste oefeningen; stel ze getrouw in het werk, en gij zult weldra in den weg der zaligheid en in de liefde van onzen goedertieren Meester grooten voortgang maken.
1°, „Versterving der eigenzinnigheid en natuurlijke neigingen:quot; Doe nooit een werk, alleen omdat het u behaagt, en met uwe genegenheid overeenkomt; daarentegen, verzuim nooit eenen pligt of eenig goed werk, omdat gij daarin eenen afkeer vindt. Schik u altijd naar den zin en smaak van anderen, eiken keer als datgene, wat zij u zullen verzoeken, geene zonde is. Onthoud u somtijds van eene geoorloofde zaak te verrigten, en juist hierom, omdat uwe neiging u aandrijft om die te doen. Bid dikwijls onzen Heer, dat hij u gelieve te helpen uwe zinnen te versterven, daar deze soort van versterving zeer moeijelijk is.
1L9
DB LIEFDEVLAMMEN
2°. „Versterving van den eigen wiltracht niet uwen wil, maar dien vau uwe oversten uit te werken, verkies nooit zelf uwe bedieningen, uwe bezigheden; maar laat de keus over aan de personen, welke u besturen. Wanneer gij u met een zeker inwendig geweld, om iets te doen, getrokken gevoelt, en dat uw wil daartoe geheel genegen is, versterf u dan daarin, of met de zaak, die gij begeert, niet te doen, of met dezelve eenigentijd uit te stellen. Verdrijf gestadig ver van u allo gedachten van onafhankelijkheid, en wees wel overtuigd, dat het duizendwerf beter is te gehoorzamen dan te gebieden.
3°. „Versterving der eigenliefde : Wie zijnen eigen wil niet versterft, die is gedurig mot zich zeiven bezig, en werkt niet dan voor zich zeiven. Hij is ten eenemaal vervuld met goede meening van zich, hij vleit zich dui-zende hoedanigiieden te bezitten, hij aanschouwt zich zeiven met welbehagen, en laat zich ligt voorstaan, dat iedereen op hem denkt en met hem moet bezig zijn. Hij acht zich zeer groot en meer dan anderen, en keurt niets anders goed, dan hetgeen hij zelf doet. Hij bemoeit zich met alles, hij tracht overal in deel te nemen, hij wil van allo dingen de eerste uitvinder zijn. Hij heeft alle moeite van de wereld, om zich te onderwerpen; hij meent dat anderen maar moeten gehoorzamen, bij kan niet verdragen, dat men hem tegenspreekt, hij wil met hardnekkigheid al wat hij wil, hij beeldt zich in, dat hij eena groote bekwaamheid heeft, om te gebieden, omdat hij dit vurig verlangt. Hij wordt verrukt als men bem prijst, hij stelt alles in het werk, om geprezen te worden, ofschoon hij groote zorg draagt om dit verlangen te verbergen. Hij kan moeijelijk verdragen dat men andere;! prijst: hij prijst hen nogtans somtijds zelf, doch hei is maar uit vleijerij of eigenbaat. Vermits hij niets zoo zeer vreest als de verachting, zoo is hij ook zeer bezorgd, om zijne gebreken te bedekken. Hij betracht overal het gemakkelijkst voor zich, weinig bekommerd zijnde of hij een ander overlast aandoet of niet. Hij is zeer teederhartig en mededoogend voor zich zeiven om de minste ongemakken, die hem overkomen, maar hard en ongevoelig jegens
120
VAN JESUS.
zijne broeders. Overweeg, mijne lieve Christen, uit al deze kenteekenen, of gij eenigen voortgang in de verstorving uwer eigenliefde hebt gedaan, en maak een vast besluit, om haar voortaan eenen doodelijken oorlog aan te doen.
4°. „Versterving der hwtstogten;quot; Die welke gij eerst moet aanranden, is uwe heorscheude drift: wanneer gij deze zult onderworpen hebben, zullen al de andere driften zich als van zelve onderwerpen. (1) Let wel op van aan niets van alles, wat zij van u eischen, toe te geven, hoe klein en onderworpen zij ook schijnen mogen; mistrouw u altijd te hunnen opzigte, en geloof niet ligt, dat zij gelieel uitgeroeid zijn; want geheel ons leven lang groeijeu zij gedurig aan, enkomen wederom schielijk op als men meent, dat zij sedert lang verstorven zijn. (2)
Gij zult mij welligt zeggen: Ach! wat al zaken te ver-rigten! wat al kruisen! dit is alles waar, lieve Christen, maar gij moet denken dat hei leven kortstondig is; dat de dag van belooning nadert, en dat men de deugden niet dan met vele zorgen en met standvastige pogingen kan verkrijgen. Maar het is veel moeijelijker de ondeugden en hartstogten te bestrijden, dan de lasten des ligchaams te dragen. — Dit is ook waar. Wees nogtans indachtig, dat, bijaldien gij in uwe vurigheid en ia den strijd, die aan de natuur zoo moeijelijk is, volhardt, gij eenen grooten vrede zult, vinden, en dat gij door de genade Gods, en door de liefde tot de deugd, uwen arbeid zult voelen verligten. (3) En ook God en de hemel verdienen zeer wel, dat wij iets voor hen lijden.
(1) Cas. Collat. 11, Cap. 14. (2) S. Bern. Serra. 53 in Cant. (3) Thorn, a Kempis, Imit. Lib. 1. XXV. N. 11.
121
DE LIEFDEVLAMMEN
Ltofde door Jeans ons bewezen in de instelling van het heilige Sacrament des Altaars tot spjjs en troost onzer zielen.
Scietm Jesus quia venit hora ejus, ut iranseat ex hoc mundo od Patrem, cum dilexisset suos qui er ant in mundo, in finem delexit eos. Joan. XIII. 1. — Aeeiyite et comedile: hoe est corpus vieum. Matth. XXVI. 6.
Jesus wetende, dat zijn uur gekomen was, om van de wereld tot zijnen Vader over te gaan, gelijk hij de zijnen, die in do wereld waren bemind had, zoo heeft hij hen tot het einde toe bemind. — Neemt en eet: dit is mijn ligchaam.
Op liet oogenblik van den dood, wanneer men do personen, die men bemint, moet gaan verlaten, vermeerdert en verdubbelt de liefde der ware vrienden; het is hierom, dat zij dan, meer dan ooit, hun blijken zoeken te geven vaa hunne genegenheid, en zij ter harte nemen hun daarvan eenig bewijs na te laten. Jesus had geheel den tijd van zijn sterfelijk leven niet opgehouden ons blijken zijner liefde te geren, hii had ons op duizend verschillende wijzen getoond, hoe hij ons wist te beminnen: maar wanneer het uur om ons te verlaten, om ïot zijnen hemelschen Vader weder te keeren, gekomen was, wilde hij nog meer doen, daar hij niet tevreden was met hetgeen hij reeds ter onzer liefde gedaan had; ja, niet tevreden met tot den laatsten druppel van zijn bloed voor ons te storten, hij wilde ons nog een grooter teeken zijner brandende l?efde tot ons achterlaten. quot;Ken krachtiger teeken!... Wel hoe! kan men meer dan zijn leven ten beste geven om te toonen dat men bemint?.,. Ach! wat den mensch onmogelijk schijnt, is niet onmogelijk voor de liefde van eenen God. Luister:p liet oogenblik van den dood, wanneer men do personen, die men bemint, moet gaan verlaten, vermeerdert en verdubbelt de liefde der ware vrienden; het is hierom, dat zij dan, meer dan ooit, hun blijken zoeken te geven vaa hunne genegenheid, en zij ter harte nemen hun daarvan eenig bewijs na te laten. Jesus had geheel den tijd van zijn sterfelijk leven niet opgehouden ons blijken zijner liefde te geren, hii had ons op duizend verschillende wijzen getoond, hoe hij ons wist te beminnen: maar wanneer het uur om ons te verlaten, om ïot zijnen hemelschen Vader weder te keeren, gekomen was, wilde hij nog meer doen, daar hij niet tevreden was met hetgeen hij reeds ter onzer liefde gedaan had; ja, niet tevreden met tot den laatsten druppel van zijn bloed voor ons te storten, hij wilde ons nog een grooter teeken zijner brandende l?efde tot ons achterlaten. quot;Ken krachtiger teeken!... Wel hoe! kan men meer dan zijn leven ten beste geven om te toonen dat men bemint?.,. Ach! wat den mensch onmogelijk schijnt, is niet onmogelijk voor de liefde van eenen God. Luister:
Het was op eenen donderdag-avond; Jesus had, na het
122
VAN JESUS.
laatste Paaschlam met zijne Apostelen gegeten te hebben, hunne voeten gewasschen; deze warengeheel ontsteld,als zij dachten aan dit ongehoorde voorbeeld van ootmoedigheid van hun goedertieren meester. Zij onderhielden dan ongetwijfeld eene diepe stilzwijgendheid; zij verwachtten gewis, dat eenig groot geheim ging volbragt worden; en bijaldien zij aar.dachtig waren, zagen zij zekerlijk op hot gelaat van den Zaligmaker iets, dat verhevener, heerlijker en goddelijker was dan naar gewoonte.... „Jesus nam het brood, sloeg zijne oogen met tranen overgoten, naar den hemel, en zijnen hemel-schen Vader bedankende, zegende hij dit brood, brak het en gaf het zijnen leerlingen: zeggende; neemt en eet, dit is mijn ligchaam (i).quot; En zie, o wonder! naau-welijks waren deze woorden uitgesproken, of het brood was wezenlijk veranderd; het was geen brood meer, maar Jesus Christus zelf, Jesus Christus, het vermaakder gelukzaligen, de schrik der duivelen, de Zaligmaker dei-wereld, Jesus Christus, „liegtei- aangesteld der levenden en der dooden (2),quot; Jesus Christus in wiens naam zich alle knieën moeten buigen van hen, die in den hemel, op de aarde en in de hel zijn. (3)quot;
Mijn zoete Zaligmaker, gedoog, dat uw arm schepsel u vrage. welk doelwitgij beoogt met uwegodheid en mensch-heid onder de geringe gedaante van een stuk broods te doen schuilen? Hebt gij u nog niet genoeg vernederd in uwe mensehwordir.g, met uit het hoogste des hemels neder te dalen, om u met onze mensohelijke natuur en metal hare ellenden, uitgenoüien do zouden, waarvan ze het droevig gevolg zijn, te bekleedeu? Waartoe is het dan noodig van u nog zoodanig te vernietigen?
Mijn kind, de liefde, welke ik alle menschen toedraag, is zoo groot, dat ik mij niet heb kunnen bepalen, om u op de aarde ouderloos te laten. (4) Dewijl het u voordeelig was, dat ik naar den hemel wederkeerde, om u aldaar eene plaats bereid te maken (5), heb ik, eer ik u ging ver-
(1) In den canon der mis. (2) Act. apost.X,24. (3) Phil. 11,10. (4) Joan. XIV, 18. (5) Joan. X.VI. 2.
123
DE LIEFDEVLAMMEN
laten, mijne almagt voor uwe liefde te hulp geroepen, en dit middel uitgevonden, om altijd liier met u te verblijven en tenzelfden tijde aan de regterhand Gods mijns Vaders in de heerlijkheid gezeten te zijn. Ja, ik zal steeds gestadig met u zijn tot het einde der eeuwen, om uw steun, uw troost en de spijs uwer zielen te wezen. Zoo lang er nog een druppel bloed van Adam op de aarde zal leven, zal de liefde mij daar gevangen houden, altijd zal ik zeggen tot al wie mij wil hooren: Kom, kom, en eet het brood dal ik bereid heb; drink den zcijn, dien ik geschonken heb (1). Komt allen tot mij, gij die honger en dorst hebt naar de regtvaardigheid, gij die den vrede en het geluk zoekt, gij die de liefde noodig hebt, komt, en ik zal u verzadigen.... „Neemt en eet, dit is mijn ligchaam,quot; het ligehaam van uwen God, van uwen besten vriend....
O goede Jesus, was het niet genoeg; om ons uwe liefde te toonen, ons uit het niet getrokken, ons naar uw beeld geschapen, ons met den prijs van uw dierbaar bloed verlost te hebben ? Moest gij dan nog, na uw leven voor ons ten beste gegeven te hebben, (2) u ons nog tot spijs schenken 't Wel hoe! roept de heilige Bonaventura uit, (3) mijn God is mijne spijs geworden; het eeuwige Woord, de Wijsheid des Vaders, wil het voedsel mijner ziel zijn! Hij dien de engelen niet dan bevend aanschouwen, degene, wiens glans en heerlijkheid zij niet kunnen verdragen, zie hoe hij in mijn hart nederdaalt, om zich op de naauw-ste wijze met mij te vereenigen.quot; (4) O wonderlijke zaak! een arm en verworpen schepsel voedt zich met het ligchaam van zijnen Schepper!quot; (5) O allerzoetste Jesus gedoog, dat ik het u zegge: uwe liefde tot ons heeft u te ver gebragt; want „wat is de mensch, dat gij u zoo met hem wilt bekommeren? (6) Is ieder mensch, die op de aarde leeft, iets anders dan ijdelheid, stof en aseh?quot; (7) En noglans, o mijn God, gij verwaardigt u uweoogen
(1) Prov. IX, 5. (1) Abt Guerricus op den feestdag van Pinksteren, 1 Serm. (3) S. Bonav. in zijn Boekw. de Stimulo amoris. (4) S. Joan. Chrys. hom. 60 ad pop. Antioch. (5) S. Thom. aq. (6) Ps. Vlll, (7) Ps. XXV111, 6.
124
VAN JESUS.
van goedheid op hem te slaan, gij verwaardigt ii hem aan uwe tafel te noodigen en hem met uw aanbiddelijk lig-chaam te voeden! Ach! gedoog, dat ik met verscheidene uwer dienaren herhale: uwe liefde tot ons is bovenmate geweest (1). Waarlij k, dusdanige overmaat betaamde uwe heerlijkheid niet. —• Buiten twijfel, mijn zoon, maar wanneer de liefde iemand weldaden wil bewijzen en zich met hem, dien zij bemint, wil vereenigen, slaat zij geen acht op hetgene betaamt, zij gaat niet, waar de rede haar roept, maar alwaar zij door hare vurigheid vervoerd wordt (2). Het is hierom, datik, weinig voor mijne eigene oer bezorgd zijnde, onder de nederige gedaante van een gering stuk brood, om tot spijs uwer ziel te dienen, heb willen schuilen. Helaas! wat zou er van deze arme ziel, zoo zwak, zoo broos, zoo geneigd tot het kwaad, geworden zijn, had ik haar minder bemind, en mij niet geheel en al aan haar in het heilige Sacrament taijner liefde gegeven?— O mijn Jesus! als ik mijne ondankbaarheid aanschouw, overdekt de teedere liefde, welke gij mij toedraagt, mij met schaamte en schande. Ach ! geef mij de genade van nimmer meer ondankbaar te wezen ontsteek mijn hart door uwe zuivere liefdevlammen, doch zoo geweldig, dat ik de wereld en mij zeiven vergete, om niets meer dan u alleen te beminnen en te behagen. Ik kom mijn ligchaam, mijne ziel, mijnen wil, mijne vrijheid, geheel mij zeiven u toewijden. Heb ik voorheen gezocht mijne zinnelijkheden te voldoen, door u duizendmaal te mishagen , het is ;nij zeer leed, o mijne liefde! Voor het toekomende wil ik niets anders meer dan u alleen zoeken, O mijn God! gij zijt mijn al. Deus me us et omnia: ik wil niemand anders meer dan u alleen zoeken. Ach koude ik mij voor u vernietigen, gelijk gij u geheel voor mij vernietigd hebt! Ik bemin u, en geel mij geheel aan uwen heiligen wil over; maak dat ik u tot den laatsten adem mijns levens altijd meer en meer beminne.
„Hij, zegt onze goddelijke Zaligmaker, die mijn vleesch eet, en mijn bloed drinkt blijft in mij en ik in hem.quot; (3)
(1) S. Laui'. Just. — S. August. (2) Joan. Chrys. (3) Joan. VI. 57.
125
DE LIE-F DE VLAMMEN
Wat eengelukzulk een gast in zijn hart te bezitten! Wat een geluk voor eene ziel, die hem in de heilige communie ontvangen heeft, hem hare noodwendigheden, hare ellenden voor oogen te stellen, hem hare vrees en hoop mede te deelen, hem hare liefde te kennen te geven! Wat een geluk hem hare wonden te mogen vertoonen, en hem de genezing derzelve te mogen verzoeken? Dit geluk heb ik menigmaal genoten, wat voordeel heb ik er mede gedaan ? met welk geloof, liefde en ootmoed ben ik in dit Sacrament van liefde tot mijnen God genaderd? Met welke gesteltenis bon ik tot de heilige Tafel gegaan? Wat vrucht heb ik er uit getrokken? Eene goede heilige communie is alléén genoeg, om van eenen grooten zondaar eenen grooten Heilige te maken! Ben ik beter, ben ik volmaakter geworden, na zoo dikwijls tot de heilige communie genaderd tezijn! Welke rebreken heb ik uitgeroeid? Welke deugden heb ik bekomen of doen aangroeijen? Wat groote reden van te vreezen! Hoe! alle maanden, alle acht dagen, mogelijk alle dagen tot de heilige communie gaan, en altijd een zoo onvolmaakt, een zoo onverstorven, een zoo verstrooid leven te leiden 1 Wat roden van vrees! eenen vernederden, eenen vernietigden God uit liefde tot ons zoo dikwijls te ontvangen, en nog altiid vol hoogmoed, vol ijdelheid en eigenliefde zijn !
O Heer Jesus! ik smeek u, mij niet volgens mijne verdiensten te behandelen. Helaas! indien gij mijne boosheden, mijne ondankbaarheden, mijne oneerbiedigheden tot uw heilig Sacrament van liefde, een voor een onderzoekt, zou ik zoodanig onderzoek kunnen uitslaan? Neen, mijn God, neen: Ik belijd, dat het mij onmogelijk zou wezen u een enkel woord op duizend te antwoorden.'' (1) ik wil ook niet ondernemen mijne laauwheid, met welke ik u in do heilige communie ontvang, te regtvaardigen, want ik weet, dat zoo ik wilde betoogen, dat ik onschuldig ben, gij mij op hetzelfde oogeublik van leugentaal en dwaasheid zoudt overtuigen.quot; (2) Ik wil u dan liever mijne schuld bekennen, en vr.or uwe voeten zuchten, o
(1) Job. IX. (2) Job. XI, 29.
126
VAN JESUS.
zoete Zaligmaker mijner ziel! Ja, ik ben onverschoonbaar. Wel hoe! ik heb nu zoo menigwerf het heilig ligchaam van mijnen God genuttigd, en ik ben nog laauw en onverschillig in zijne dienst, zos weinig gevoelig voor zijne liefde ! Ik heb zoo menigma.al dien God van oneindige zuiverheid en heiligheid ontvangen, en ben nog altijd zoo afschuwelijk besmet met duizimde zonden en onvolmaaktheden ! O hemel! Wanneer ik tot de heilige Tafel zal naderen, zou ik volgens den heiligen Chrysostomus, moeten gelijk zijn aan eenen leeuw, het vuur uitademende der goddelijke liefde; ik zou voor de magten der hel een voorwerp vau schrik c i afschuw moeten wezen; (1) en nogtans gebeurt het, dat ik door eene soort van dui-velsch mirakel, na tot do heilige Tafel genaderd te zijn. zoo onverschillig, zoo onvolmaakt, zoo onverstorven, zoo onverduldig beu als te voren. ... O mijn God! wat zal ik in den laatsten dag des oordeels antwoorden ? Welke verschooning zal ik kunnen bijbrengen, wanneer gij mij voor oogen zult stellen, van den eenen kant de genaden, die ik uit eene communie alleen kan ontvangen, en van den anderen kant de menigvuldige misslagen, waaraan ik mij zonder ophouden pligtig gemaakt heb. (2) Gij zult daar tegenwoordig zijn, mijn Jesus: het zal voor u wezen, dat ik mij zal zien voorstellen, maar helaas', gij zult niet rncer de bruidegom mijnor ziel, maar haar regter zijc, gij zult geen lam meer wezen vol zachtmoedigheid, maar een met ragt en reden verbitterde leeuw. Och 1 welke harde verwijtingen zult gij mij dan niet toestieren!...
Wat zal ik dan doen? Zal ik gaan waïihopen? Zal ik de heilige Communie verlaten! O gewis neen. Maar ik zal meer bezorgd zijn, om mij daartoe te bereiden; ik zal aan mijnen God geven al wat hij mij zal vragen, en voor al het overige zal ik mij aau zijne barmhartigheid overlaten. (3) Ja, mijn zoete Jesus, het is in de armen uwer harmhartigheid, dat ik mij wil worpen; het is in uw goddelijk hart, dat ik mij wil gaan verbergen. Sedert dat ik op de wereld ben, heb ik u menigmaal vergramd, ik
(1) S. Joan. Chrysost. hom. 61 ad pop. Antioch. (2) S. Joan. Chysost. hom. 60 ad pop. Antioch (3) Hebi. IV. 16.
137
DB LIEFDEVLAMMEN
128
heb n veel verdriet aangedaan; als een andere verloren zoon, heb ik u, met u te verlaten, en om mijne buitensporigheden, vele tranen doen storten; ondankbare en ontaarde menscli, ik heb u behandeld, alsof gij mijn wreedste vijand geweest waart, en zie, niettegenstaande dit alles, wilt gij mij nog onder het getal uwer kinderen ontvangen : gij doet mij aan uwe tafel zitten. Helaas! misschien heb ik deze uitstekende weldaad misbruikt. Misschien heb ik uwe eigene weldaden gebezigd om u te vergrammen. O goede Jesus! heb ik het ongeluk gehad u zoo verre te beleedigen, gelief dan het leedwezen van mijn hart aan te nemen; gelief mij alles te vergeven. En dewijl gij, door eene overmaat van liefde, mij toelaat u zoo dikwijlsin het ellendige huis van mijn hart te ontvangen, zoo geef mij de genade u voortaan met eene brandende liefde, eene ware droefheid van u zoo slecht gediend te hebben, daarin te mogen ontvangen. Mogtik, o goedertierene Meester, mijn teederhartige broeder, mijn beste vriend, mijne hoop, mogt ik door mijne vurigheid in het toekomende al de pijnen, die ik door mijne flaauwe Communiën u heb aangedaan, herstellen! O zoete Jesus, verhoor mijnen wensch en heb medelijden met mij. Ik bemin u en wil u voor altijd beminnen. Ik bemin u om uwe goedheid, en omdat gij oneindig volmaakt zijt om n zeiven.
„En ziet, ik beu met u tot het einde der eeuwen.'' (1) Dusdanig was de belofte, die onze Heer zijnen Apostelen deed, wanneer hij ten hemel opklom, en deze belofte is niet vruchteloos geweest. Die goede herder heeft zijne lieve schapen sedert achttien honderd jaren nooit verlaten ; op de stem zijnet priesters heeft hij zich verpligt voor hen uit den hemel neder te dalen; h:j heeft zich voor hen aan de verachting, aan de oneerbiedigheden, aan den smaad der goddeloozen, aan de vergetelheid en verlatenheid der slechte christenen overgelaten. Gedurende zijn sterfelijk leven bewoonde Jesus Christus alleenlijk het Joodschc land, en weinig personan was het gegeven hem te zien en te hooren, doch heden is het zoo
(1) Matth. XXV1U, 20.
VAN JESUS.
niet meer; ik moet slechts in eene katholieke kerk, in eene eenvoudige kapel gaan, daar zal ik mijnen God vinden. Hij wordt daar in tabernakelen, helaas ! die dikwijls zeer slecht en weinig waard zijn, opgesloten. Hij bevindt zich daar alleen, verlaten, en niemand denkt er aan hem eens te gaan bezoeken, niemand denkt er aan hem voor zijne liefde eens tc bedanken. Hij is daar tegenwoordig, hij wacht mij daar af , om over mij overvloedige genade uit te storten, om mij zijne liefde te schenken.... O! gelukkig is de ziel, welke getrouw is in dikwijls eenen zoo goeden Meester in het heilig Sacrament des Altaars te gaan bezoeken! Gelukkig is de ziel, die hem dikwijls hare ellende gaat vertoonen. O! hoe zoet zijn de tranen, welke eene arme zondaar, bij het herdenken zijner voorgaande zonden, aan de voeten vanJesus stort! Ik herhaal het nog eens, en zal het zonder ophouden herhalen: gelukkig, ja duizendmaal gelukkig de ziel, die als het haar mogelijk is, geenen déig laat voorbijgaan,, zonder dien God van liefde te gaan bezoeken? 7a] zal dikwijls meer genaden verkrijgen met een kwartier uurs voor dit heilige Sacrament te bidden, dan met al hare dagelijksche oefeningen,
GEBED.
O Jesus! wanneer ik de liefde overweeg, die gij ons bewijst met in heilig Sacrament des Altaars te blijven, om ons in dit dal der tranen en ballingschap te troosten, dan ben ik als buiten mij zeiven, ik kan geene voldoende uitdrukkingen vinden, om de gevoelens van mijn hart te kennen te geven, en ik word schaamrood van u zoo weinig liefde te bewijzen, en niet geheel door uwe liefde verslonden te worden. Op welk uur van den dag of van den nacht ik mij in eene kerk aanbied, vind ik u daar altijd bereid om mijne gebeden te ontvangen en te verhooren. Gij hebt uwe woning in het midden van ons gevestigd , alsof gij ons gelijk waart, gij woont zoo liet in het kleinste dorp als in de bevolkte steden. Is er een van uwe schapen in droefheid gedompeld, dan brengt gij het weldra ver-
129
DE LIEPDEVIAMMEN
troostingen toe. Ligt het op een bed van smarten uitgestrekt gij laat het zelf bezoeken en neemt deel in zijn lijden. Is het op het punt van zijn laatsten snik te geven, gij loopt er aanstonds naar toe, gij moedigt het aan om gewillig zijn leven op te offeren, en, door uwe tegenwoordigheid, verzacht gij voor hem den schrik des doods. O Jesus! hoc onuitsprekelijk is uwe liefdevoorde menschen 1 Wanneer zullen zij u dan genoegzame wederliefde be-toonen? Wauneer zullen wij u beminnen gelijk het billijk is, dat wij u beminnen? O zoete Zaligmaker! verleen ons alleen deze genade, en aan mij in het bijzonder , die ze het meest van allen noodig heb. Fiat! Jiat! dat het zonder uitstel alzoo geschiede. Amen.
Gij moet heden, mijn lieve christen, drie zaken vangroot belang vaststellen, en er voortean zeer getrouw aan blijven.
lo. Eiken keer, dat gij het geluk zult hebben tot de heilige Tafel te naderen, bereid u tot dat goede werk, gelijk gij doen zoudt, indien gij zeker waart van terstond daarop te moeten sterven Lees van tijd tot tijd met aandacht het korte ouderrigt, dat de oefeningen voor en na de Communie voorafgaat, en welke gij op het einde van dit werk vinden zult.
2o. Neem de heilige gewoonte aan, van dikwijls, hetgeen men gewoonlijk noemt, „geestelijkquot; te communie te gaan, hetwelk bestaat in eenen vurigen wensch, om Jesus Christus in zijn hart te ontvangen, on met hem in een gemeenzaam gesprek te zijn alsof men hem werkelijk ontvangen had. Men kan overvloedige genaden trekken uit deze uitmuntende, eenvoudige en gemakkelijke oefening. Men kan deze geestelijke communie zoo dikwijls door den dag herhalen, als men zuks verlangt.
80. Ga dagelijks, voor zoo veel gij zult kunnen, onzen Heer in het heilige Sacrament van liefde bezoeken. Gij zult op het einde van dit werkje de oefening vinden van: „bezoek tot het heilig Sacrament. „Maak daar een goed
130
VAN JESUS.
en gedurig gebruik van, gij zult er onlelbarc geestelijke voordeelen uit trekken. Zijt gij rijk, ik zal unogeeue oefening, die aan het hart van onzen Heer zeer aangenaam zal zijn, voorstellen. Het is niet zeldzaam, vooral ten platte lande, behoeftige kerken te vinden, welke bijna geen lijnwaad hebben, dat geschikt is tot de dienst des altaars; hierdoor komt het, dat het ligohaam van onzen goeden Meester dikwijls op grove korporaaldoeken, somtijds gescheurd en versloten, moet rusten. Mijn lieve christen, uit liefde tot dien teederen vriend onzer zielen, leg u eenige opoffering op, en maak, dat hij ten minste op behoorlijke korporaaldooken, en dieminderonbetame-lijk voorkomen, mag rusten. Waarom zoudt gij, die rijk zijt, niet doen, hetgene zoo vele ongegoede vrouwen doen die verscheidene jaren lang zich bekommeren om eenen altaardoek, behoorlijke kandelaars, kelkdoekjes, korpo-raaldoeken, en zoo voorts, te kunnen koopen ? Welke wonderbare voorbeelden van deze soort zou ik kunuen aanhalen. Vergeef het mij, lieva christen, dat ik in deze bijzonderheden treed; niets is gering als het de dienst en do eer van onzen God aangaat.
Droefheid van Jesus in den hof vanOI^Tun, zjjn bloedig zweet^ z^jne on* derwerping aan den wil van God.
Tristis est anima mea usque ad mortem.
Matth. XXVI.
Mijne ziel is bedroefd tot den dood toe.
Het is hier, dat het bloedig tooneel van het lijden onzes goddelijken Zaligmakers gaat beginnen, en het is, dat wij dien goedertieren Meester aan duizenden pijnen en smarten, uit liefde tot ons, gaan blootgesteld zien.et is hier, dat het bloedig tooneel van het lijden onzes goddelijken Zaligmakers gaat beginnen, en het is, dat wij dien goedertieren Meester aan duizenden pijnen en smarten, uit liefde tot ons, gaan blootgesteld zien.
Na de instelling van het heilige Sacrament des Altaars,
131
DE LIEFDEVLAMMEN
na zijne laatste onderwijzingen aan zijne lieve Apostelen gegeven te hebben, trok Jesus, aan wien niets meer in deze wereld overbleef te doen, dan lijden en sterven „volgens zijne gewoonte, over de beek van. Cedron, naar den berg van Olijven, in eene plaats met name Getbsemani, alwaar hij in eene hof ging, vergezeld van zijne leerlingen.quot; (1).
Daar hot oogenblik van zijnen strijd naderde, wilde bij tot ons onderrigt, door het gebed, zich daartoe bereiden. Hij zeidedan fot zijne leerlingen: „Blijft hier, terwijl ik een weinig verder mijn gebed ga doen ; bidt gij ook , opdat gij in geene bekoring vallet. Daarna nam hij in het bijzonder mot zich Petrus, Jaeobus en Joanr.es.quot; (2) Maar naauwelijks was hij op de eenzame plaats van den hof gekomen, of „hij bégon van vrees te schudden en te beven, zijne ziel werd met eene onuitsprekelijke droefheid en verdriet overvallen,quot; en deze droefheid ging zoo ver, dat hij die nooit over iets geklaagd had, die het lijden zoo zeer beminde, tot zijne bevoorregte Apostelen genoodzaakt was te zeggen: „Mijne ziel is bedroefd tot den dood toe' ....
Na hun deze vertrouwelijke mededeeling gedaan te hebben, verliet hij hen, ging een weinig verder en hervatte zijn gebed. Maar helaas! zijne droefheid, zijne vrees, zijn angst groeiden gedurig aan, en de strijd , dien hij moest ondergaan, was zoo geweldig, dat „een bloedig zweet hem van alle kanten afliep ! Men zou gezegd hebben, dat zijne godheid hem verlaten had: ook deed de hevigheid van zijne droefheid en schrik „hem in eenen doodstrijd vallen.quot; (3)
Maar Heer, waart gij het niet, die aan uwe Martelaren in hun lijden eene zoo groote blijdschap toebragt, dat deze hun de pijnen en den dood deed verachten ? De heilige Agatha ging naar de gevangenis en ter dood als naar een bruiloftsfeest.De heiligeïiburtius wandeldeopgloeijende kolen alsof het bloemen geweest waren. Naauwelijks had de heilige Andreas het kruis, dat tot werktuig zijner lijf»
(1) Joan. XVIII, 1 - Luc. XXII, 89, (2) Matlh.XXVI; 26 - Luc. XXU. 40. - Marc. XIV, 33. (3) Luc, XJII. 44.
]32
VAN JESUS.
straf moest dienen, aanschouwd, of hij riep met eene verrukking van troost en blijdschap uit: O kostelijk kruisl o kruis door het aanbiddelijk ligehaam van mijnen Zaligmaker vereerd en geheiligd! o voortreffelijk kruis! gij, waarnaar ik zoo lang gewenscht, hetwelk ik zoo vurig bemind en gedurig betracht heb, ik vind u dan eindelijk bereid om mijne vurige wenschen te voldoen! Ik kom met blijdschap en vrijmoedigheid tot u; ach ! trek mij ellendige uit deze wereld, en geef mij aan mijnen lieven Meester Jesus Christus weder; dat hij mij uituwe armen ontvange, dewijl het door u is, dat hij mij verlost heeft.quot; Als men hem van het kruis, na twee dagen levend daaraan gehangen te hebben, wilde afnemen, riep hij uit: „Gedoog niet. Heer, dat men mij hier losmake, noch dat ik de vernedering onderga van elders dan op uw kruis te sterven.quot; (1) Be heilige Vincentius werd in zijne marteling op de pijnbank gefolterd, met ijzeren haken verscheurd, op gloei-jende metalen platen verbrand; en nogtans, zoo als de heilige Augustinus verhaalt, sprak hij zoo kloekmoedig tegen den dwingeland dat het scheen, dat er een andere Vincentius leed en een ander sprak . (3) Terwijl de heilige Laurentius op den rooster gebraden werd, was het inwendig goddelijk liefdevuur, zegt de heilige Leo, krachtiger om zijne ziel te vertroosten, dan liet uitwendig vuur om zijn ligchaam te vernielen (8). Ook riep hij tot den dwingeland: „Wilt gij mijn vleesch eten, het is nu genoeg gebraden; neem het en eet.quot; (4) Ziedaar, o mijn Jesusl hoe gij uwe Martelaren, in het midden van hunnen strijd, door uwe zoete liefde hebt weten te versterken, en gij behoudt voor u zeiven niets dan zwakheid en benaauwd-heden! Waarom, dewijl gij uwe dienaren in het midden der geweldigste pijnen met zooveel blijdschap vervuldet, waarom wordt gij in de uwe met zoo groote droefheid bevangen? — Ach, mijn zoon, heb ik gezucht, heb ik gebeefd, ben ik in den hof van Olijven met zoo geweldige droefheid overvallen geworden, dit iieb ik ter uwer liefde en tot uwen troost gedaan. Heeft dat gezigt van denschan-
(1) Acta S. Andreïc. (2) S. Aug. (3) S. Leo, in Nativ. S. Laurent, [4] Ihidem.
50 S
133
DE LIEFDEVLAMMEN
delijken dood, die mij bereid was, mij zoo geweldigen schrik aangejaagd, het was, dat ik al de zwakheden van den mensch op mij genomen had, en dat de dood zoo wel voor mij zijne afschuwelijkheden had als voor hen. . . . Maar helaas! ik had nog meer andere redenen om bedroefd te zijn tot den dood toe. Vooreerst ik zag mij met de zonden van alle menschen beladen. Ach! wie zou die zonden kunnen optellen! ik zag ze allen klaar voor mijne oogen, zonder eenige uitzondering, ik kende duidelijk al derzelver boosheid, ik wist wat smaad zij aan God doen, wat afschrik hij van dezelve heeft. En het was met dit schrikkelijk pak van al de misdaden, welke ooit bedreven zijn geweest en immer zullen bedreven worden, dat ik voor mijnen hemelschen Vader verscheen. De schaamte, die ik daardoor onderging, was zoo groot, en de droefheid, waarmede ik over zoo vele zonden bevangen werd, was zoo bovenmatig, dat er een mirakel mijner almagt noodig was, om er niet van te sterven. Mijn zoon, zoo gij de heiligheid van God en de leelijkheid der zonde, welke hem beleedigt, kendet, dan zoudt gij over mijne droefheid niet meer verwonderd zijn, en wel beseffen hoe het heeft kunnen zijn, dat er zoo een overvloedige stroom van bloed van alle kanten van mijn ligchaam is afgeloopen.
— Maar ik heb dan ook door mijne zonden in uwe droefheid deel genomen, o Heer! gij hebt dan ook het zware pak mijner zonden gedragen !
— Ja, mijn kind, het ongeregelde vermaak, dat gij in zoo vele zonden van uw voorgaand leven, zoo dikwijls verlangd, gezocht en zoo rampzalig gevonden hebt, heeft mijne ziel met eene doodelijke droefheid doordrongen; ziedaar de oorzaak van mijn bloedig zweet; ziedaar wat mij tot dien wreeden doodstrijd gebragt heeft. Wel hoe! mijn zoon, ik vraag het u, die uw God en 'iw broeder ben, zoudt gij dit vermaak nu nog kunnen beminnen ? Zoudt gij nog mijne droefheid willen vernieuwen ?
— Acii, Heer! ik val u te voet, beschaamd vernederd, verootmoedigd, ik beken mijne ondankbaarheid, mijne trouweloosheid, aelief mij vergiffenis te verleenen. Helaas! het zijn mijne vervloekte zonden, die ieder in het bij-
134
VAN JESUS.
zonder, (1) uw hart met verdriet en droef lieid overladen hebben. Is het dan alzoo, dat ik de liefde, welke gij mij bewezen hebt met voor mij uw leven ten beste te geven heb vergolden?.... O mijn God! maak mij de droefheid deelachtig, waarmede gij in den hof der Olijven over mijne zonden overvallen waart, opdat deze droefheid mij, geheel mijn leven lang, in een opregt leedwezen doe volharden. Mijn zoete Zaligmaker! mogt ik voor het toekomende, door mijne tranen en liefde, u zoo veel troost toebrengen, als ik u tot hiertoe droefheid en verdriet veroorzaakt heb! Ik ben bedroefd uit geheel mijn hart van aan mijne rampzalige vermaken boven u de voorkeur gegeven te hebben, het is mij leed, en ik bemin u boven al wat er is. Ja, ik bemin u uit geheel mijn hart, uit geheel mijne ziel, maar ik bemin u nog niet genoeg. Geef mij dan eene zoo groote liefde als gij van mij verlangt; trek mij dagelijks meer en meer tot uwe liefde, door den geur uwer welriekende reukwerken, die de zoete ingevingen uwer genade zijn, en maak, dat ik tot den laatsten adem van mijn leven in uwe dienst volharde.
„Mijne ziel is bedroefd tot den dood.quot; De grootste oorzaak van de diepe droefheid van Jesus was, te zien, dat al zijn arbeid, al zijn lijden en zijn dood, voor het meerendeel der mensehen vruchteloos zoude zijn. Een oneindig getal van hen lag reeds in den helschen afgrond te branden, niettegenstaande zij aan de vruchten van zijnen dood reeds vooraf konden deelachtig geworden zijn; en hij voorzag, dat vele andere mensehen, in het christendom zelfs, ondanks zoo vele genaden, nogtans zouden verloren gaan. Hij zag, dat het getal der uitverkorenen verre het kleinste getal zoude zijn; dat men hem als slaven zou dienen; dat, na zoo vele teekenen van liefde, men hem evenwel zou vergrammen; dat, om hem te dienen, men maar juist zoo veel zou doen als er geboden was, en enkel uit vrees van zich te verdoemen; hij zag dit alles, en, als ondanks zich zei ven, werd hij moedeloos.
(1) S. Bernard. Sonens.
135
DE LIEFDEVLAMMEN
Waar pring Jesus Christus in het midden van al die inwendige droefheden dan verlichting en troost zoeken ? Nergens elders dan in en bij zijnen Vader. Ach! wat schoon voorbeeld heeft hij ons hier ter navolging gegeven!
„Onze goddelijke Zaligmaker, zegt Pater Judde, laat het!grootste deel zijner leerlingen aan den ingang van den hof. Waartoe dienen al die getuigen en al die vertrouwelingen van onze pijnen en verdriet? Dit dient slechts om hen te vermoeijen en lastig te vallen; zij hebben hunne kruisen ge!ij k wij; is het heden niet dan is het op eenen andoren keer; dit kan ons niet vertroosten of ver-ligton. Na eenige oogenblikken opschorsing en na hun zijn hart geopend te hebben, keert men weder in zich zeiven, bedroefd zoo als te voren, en met wroegingen beladen van verscheidene nieuw bedreven zonden.
„Jesus Christus neemt drie leerlingen met zich.quot; Men mag iu de inwendige pijnen tot een uitverkoren vriend gaan en hem zeggen: „Ik bid u, geef mij uwen raad en bid voor mij; dit is slechts God in den mensch zoeken; maar tot onvolmaakte vrienden zijne toevlugt nemen, dit is de wereld zoeken.
„Jesus Christus verlaat een oogenblik daarna zelfs die drie vrienden.... De troost, dien men eerst uit inzigt van God gezocht heeft, zou kunnen natuurlijk worden, zoo hij te lang moest duren. Keeren wij dan weldra tot God weder.
„Maar hoedanig was zijn gebed? Toen hij zich ter aarde nedergebogen had, om beter zijnen eerbied te kennen te geven, of omdat hij de krachten niet meer had van zich te ondersteunen, sprak hij aldus: „Mijn vader is het mogelijk, dat dan deze kelk van mij weg ga; nogtans niet mijn maar uw wil geschiede.quot; (1)
„Wat schoon en edelmoedig gevoelen! hoe zeer is het den Zoon Gods en zijne navolgers waardig! Nsen, niets is goddelijker dan zoo veel tegenspoed met zoo veel onderwerping te ondergaan. Zoo Jesus Christus geschenen had
(1) Matth. XXVI, 39.
136
VAN JESUS.
minder moeite te hebben om zich te onderzoeken, zouden wij gezegd hebben: „Ik kan hem niet navolgen.quot; Laat ons dan voortaan, als wij in droefheid zijn, zuchten, laten wij ons hart voor God uitstorten, zulks is geoorloofd; doch laten wij ons ook aan den wil des Heeren onderwerpen.
Het gebed van Jesus was kort: „Mijn Vader, is het mogelijk; neem dan dozen kelk van mij weg; doch dat niet mijn, maar uw wil geschiede. .. .quot; Hoe bedrukt wij ook mogen zijn, al waren wij op het punt van onzen laatsten adem uit te blazen, kunnen wij echter ook zoo bidden.
„Jesus herhaalde dit gebed, zoo lang zijne droefheid duurde, en tot dat een Engel hem kwam vertroosten. (1). Volgen wij hem na. Men verkrijgt slechts door de volharding.
„Zijn gebed was teederharcig „mijn Vader!....quot; Ach! hij is onze Vader, al zendt hij ons droefheid over. Dat hij mij dan vrij naar zijnen heiligen wil behandele ; ik vrees slechts de slagen van eenen vergramden regter.
„Zijn gebed was onder voorwaarde : „Verlos mij, zoo het mogelijk is, indien gij het raadzaam vindt.quot; Had hij tot iemand anders dan tot eenen vader gesproken, dan zou hij gewis volstrekt gezegd hebben; „Verlos mij van den dood.quot; Maar hij spreekt anders. Mijn vader kent beter dan ik, wat mij dienstig is, hij vermag alles, hij bemint mij, dat hij mij dan op eene harde wijze behandele, indien het dus zijn welbehagen is. Hij is mijn Vader. Sceviat quantum vult. Pater estquot;
„Ach! hoe menigwerf zullen wij allen, wie wij ook zijn, in onzen levensloop deze gewigtige lessen moeten beoefenen?
Gaan wij tot God, daar zullen wij alles vinden; maar ik herhaal het nogmaals, gaan wij niet dan tot God alleen, of tot menschen, die met Gods geest bezield zijn.quot;
137
(1) Matth. XXVI, 44 Luc. XXII, 43.
S.
DE LIEFDEVLAMMEN
Tk maak dit vast besluit, terwijl ik mij voor uwe voeten werp, o mijn Zaligmaker! Tot u wil ik mijne toevlugt nemen, bij u wil ik mijnen troost zoeken, wanneer het u zal believen mij eenig kruis, of eenig verdriet over te zenden. Gij zijt mijn Meester, mijn beste vriend; ik mag mij dus aan u in alles overgeven. Straf, o mijn Jesns! straf dien misdadige in dit leven, welke zoo menigmaal de hel verdiend heeft, en doe met mij al wat u zal raadzaam schijnen; (1) mijn hart is bereid, om uit uwe hand den tegenspoed zoo wel als den voorspoed te ontvangen (2). Zie mij hier voor uwe voeten. Ik verlaat mij op uwe barmhartigheid; ik stel mij in uwe handen (3); immers ik weet, dat al wat gij mot mij zult doen, niet dan tot mijn welzijn en voordeel zal strekken. Wilt gij dat ik verheven worde, uw wil zij dan nog eens gezegend. Gelieft gij mij te troosten, wees geloofd, en wilt gij mij tegenspoed en verdriet overzenden, wees altijd gezegend (4). Ik zal gaarne voor u lijden al wat gij mij zult gelieven over te zenden. Ik verlang met onverschilligheid van uwe hand te ontvangen goed en kwaad, zoetheden en bitterheden, blijdschap en droefheid, en ute bedanken voor alles wat gij mij zult overzenden Bewaar mij voor eeuwig van alle zonden, en dan zal ik noch dood, noch hel vreezen. Als gij mij maar niet verwerpt, en niet uit het boek des levens sluit, kan mij geen tegenspoed hinderen (5). Als ik u maar mag beminnen, dan is mij ai het overige onverschillig. O zoete Jesus! geef mij uwe liefde en do genade van in mijn sterfuur te mogen zeggen: „Mijn Jesus! ik bemin u, en onderwerp mij aan uwen heiligen wil.quot; Amen.
(1) 1 Reg. III. 18. (2) S. Aug. in Psalm 108. (3) De Irait. Lib. Vi, cap. 9. (4) De Imit. Lib, Ui, Lib. cap. 17. (5) Ibid.
138
VAN JESUS.
Onderwerping aan den wil Gods.
In het volbrengen van den wil Gods, bestaat de heiligheid , daarin is de volmaaktheid gelegen; buiten dit is alles ijdelheid en bedrog. lieer u dan aan dien heiligen wil altijd onderwerpen:
]0. Wat de gezondheid en de ziekte aangaat: indien gij in lijden zijt, of met een pijnlijke ziekte te bed ligt, zeg: „het is de wil van God, liet is ook de mijne.quot;
2°. Voor de inwendige vertroostingen zoo wel als voor de mistroostigheden; God weet, beter dan gij, wat uwe ziel voordeelig is.
3°. Wat de armoede en rijkdommen betreft; zijt gij rijk, dan moet gij weten, dat de rijkdommen vele bekommeringen baren, dat zij dikwijls een ondrage-lijken last bijdragen, en zij u aan menigvuldige gevaren blootstellen; onderwerp u dan aan den wil van God, die raadzaam gevonden heeft, niet van u meester en bezitter, maar alleen als bewaarder te stellen over de sehatten, welke gij voor de armen, zoo wal als voor u zeiven, ontvangen hebt. Zijt gij arm, zoo moet gij u gaarne aan de ontberingen van uwen staat onderwerpen, dewijl God dit alzoo toelaat. De koude, de hitte, de honger, de dorst de arbeid, de vermoeidheid, het zweet, de verachting en de versmadingen der rijken, ziedaar het lot van den arme. Volgens de wereld, is dit een zeer ongelukkig lot, maar zoo is het niet volgens de beoordeeling van het geloof. O mijn Godl welke verdiensten kon men niet verkrijgen, wanneer men, in het midden der armoede, in het midden zijner menigvuldige gebrekkelijkheden, uit den grond zijns harten zegt: „Heer, uw wil geschiede.quot;
4°. Onderwerp u ook aan den wil van God, voor hetgeen de jaargetijden en het weder betreft; wil niet morren, omdat het te lang en te dikwijls regent, omdat de droogte uwe vruchten doet te niet gaan, en zoo voorts; al dit morren verandert den slaat van zaken niet, en beleedigt God. Eindelijk, onderwerp u, in al wat u aangaat, aan dien aanbiddelijken wil; vergenoeg u met
139
DE LIEFDEVLAMMEN
de gezondheid, de begaatdhedec, de heiligheid, die God u wei heeft willen vergunnen, en zeg steeds in deze, zoo als in alle andere zaken: „Heer, ik wil volstrekt niets anders dan dat gij wilt.quot;
Om Jesns ) zieltogend in den hof van Ol^ren, de genade te verzoeken , van ccnen zaligen dood te mogen sterven.
O Jesus! mijn Zaligmaker, ik smeek u door de bittere droefheid, waarmede uwe ziel in den hof van Olijven bevangen werd, kom mij te hulp, wanneer mijne ziel, op het punt van mijn ligehaam te verlaten, met schrik voor uwe vreeselijke oordeelen vervuld zal zijn. Gelief mij alsdan door de zoete hoop uwer genade en barmhartigheid te versterken; gewaardig mij uwen heiligen Engel,om mij togen de aanvallen en bekoringen des duivels te beschermen, alsdan toe te zenden. Dat de kracht van uw lijden mij dan de sterkte verleene, om met blijdschap, gewillig en met geduld de langdurigheid dor ziekte en de hevigheid der pijnen te verdragen. Maak , dat mijne ziel altijd aan uwen wil volkomen onderworpen blijve, en dat zij, ter uwer Helde, de gezondheid en de ziekte, den tegenspoed, den dood en het leven, met onverschilligheid aanvaarde, en dat zij gestadig in alles herhale; „Mijn God, uw wil, en niet do mijne geschiede.quot; (1)
Ik verzoek u niet, o Heer, dat gij mij eenen zachten dood, verdragelijke pijnen of ligte ziekten zoudt willen overzenden; dit alles laat ik aan uwe wijsheid over, opdat zij daarover niet volgens mijnen wensch, maar volgens mijne noodwendigheden, en volgens dat het mij voordee-ligst zal zijn, zou gelieven te beschikken. Hetgeen ik u verzoek en smeek mij te willen vergunnen, is de genade van in mijne laatste ziekte de heilige Sakrair, enten der stervenden waardig te mogen ontvangen, en stervende uit den grond mijns harten, te mogen zeggen:,,Jesus en Maria, ik geet mijne ziel in uwe handen over; Jesus en Maria, ik bemin u uit geheel mijn hart.quot; Amen.
(1) Marc. XIV 36.
140
VAN JESDS.
Jesus, door den tronweloozen Judas verraden, wordt als een dief gebonden,
Comprehenderunt Jesum et ligaverunt eum.
Joan. XVIU, 12.
Zij grepen Jesus vast en bonden Hem.
De trouweloozc Judas had besloten Jesus te verraden. Hij trok dan op naar den hot van Olijven, alwaar hij wist, dat zijn goddelijke meester gewoon was omtrent den avond te gaan bidden, vergezeld van eene bende Ro-meinsehe soldaten en een hoop dienstknechten, die van lantaarnon en stokken voorzien waren. (1) Onderweg, zeide hij tot zijne bende: dewiji gij Jesus van Nazareth niet kent, bemerk wel diegenen, welken door mij zal gekust worden ; want deze is het, dien gij moet gevangen nemen; doch leidt hem voorzigtig weg, uit vrees dat hij ontsnappe. (2) Dit teeken en deze raad waren eenen Judas waardige trouweloozc Judas had besloten Jesus te verraden. Hij trok dan op naar den hot van Olijven, alwaar hij wist, dat zijn goddelijke meester gewoon was omtrent den avond te gaan bidden, vergezeld van eene bende Ro-meinsehe soldaten en een hoop dienstknechten, die van lantaarnon en stokken voorzien waren. (1) Onderweg, zeide hij tot zijne bende: dewiji gij Jesus van Nazareth niet kent, bemerk wel diegenen, welken door mij zal gekust worden ; want deze is het, dien gij moet gevangen nemen; doch leidt hem voorzigtig weg, uit vrees dat hij ontsnappe. (2) Dit teeken en deze raad waren eenen Judas waardig
Na aldus zijne maatregelen genomen te hebben, gaat hij in den hof; hij laat zijne bende een weinig achter, herkent Jesus zijnen Zaligmaker, loopt hem tegemoet, zeggende: Wees gegroet, Meester, hij vliegt hem om den hals en kust hem (3). Het Lam Gods weigerde dien kus niet, welke hem mogelijk smartelijker viel, danaïde andere pijnen van zijn lijden, dewijl het voornemen van dien ellendeling hem bekend was; met inzigt om hem te winnen en hem in zich zeiven te doen keeren, zeide hij hem met eene zachtmoedigheid, bekwaam om eenen tijger te bedaren en een' gewonen booswicht te bekeeren: „Wel hoe! verraadt gij aldus uwen Meester met eenen kus?quot; (4)
Na deze woorden gezegd te hebben, naderde Jesus
(1) Matth. XXV, 47 Joan. XVIU, 2. (2) Mare. 14, 44. (3) Maltli. XXV, 49. (4) Luc. XVIII, 48.
141
DE LIEFDEVLAMMEN
eenige schreden tot de vijandelijke bende, die hem afwachtte en vroeg hun: Wien zoekt gij ? — Jesus van Nazareth, was het antwoord. — Ik ben het, antwoordde Jesus. Dewijl het op mij is, dat gij het gemunt hebt, moogt gij mijnen personen gevangen nemen, dit sta ik u toe, maar laat dezen gaan, zeide hij, op zijnen leerlingen wijzende (1).
O allerminnelijkste Jesus, het is alzoo dat gij op u neemt, ons in alle gelegenheden al de liefde, welke gij ons toedraagt, te bewijzen? Uwe vijanden komen u boei-jen en ter dood geleiden, en zonder eens te denken van hen te ontvlugten of u te verdedigen, denkt gij niet dan op uwe geliefde leerlingen; gij geeft uwe vijanden alle magt over u, en verbiedt eenig leed te doen aan hen, die u beminnen. O Jesus! wat groot geluk is het, eenen zoo goeden Meester als gij zijt, te mogen dienen; Wat een geluk, zich op uwe liefde gerust te mogen verlaten voor de zorg van al wat ons aangaat! Ik wil, ik wil voortaan mij volkomen op u vertrouwen, en mij zonder eenige uitzondering aan u overgeven. Gij zijt mijn beschermer, en gij waakt gestadig over mij: wie zal mij kunnen doen vreezen, of waarvoor zal ik kunnen schromen ? Wel hoe! een vorst is van zijne lijfwacht omringd, en hij vreest niet; een sterveling wordt door andere stervelingen, gelijk hij, bewaakt, en hij laat zich voorstaan, dat hij in veiligheid is! Zal ik dan vreezen, als mijn God voor mij bezorgd is! Neen, zeker neen. O Jesus! ik zal altijd mijn vertrouwen op u stellen. Al was geheel de hel tegen mij uitgelaten, dan nog zal mijn vertrouwen niet wankelen. Met u heb ik hare woede niet te vreezen, en zij kan mij niet ontrukken wat gij mij geschonken hebt (3). Ik zal dan altijd :n vrede in uwen schoot rusten, en daar zal ik eene zoete rust genieten, die niemand zal kunnen storen (3).
Middelerwijl violen de soldaten Jesus op het lijf, bonden hem sterk vast, en leidden hem met geweld weg (4).
O hemel! hoe, een God geboeid worden!!!... Heilige
(1) Joan. XV111, 4. 5. 8. (2) S. Aug. enarrat. 11. in Ps. XXVI. (3) Ps. IV. 9. (4) Joan. XVUl, 12.
142
VAN JESUS.
Engelen des hemels, welke teedere gevoelens moest gij niet hebben, wanneer gij uwen. koning zaagt gaan met de handen achter op den rug gebonden, tusschen moedwillige soldaten; en dat gij hem ia dien staat de straten van Jerusalem zaagt doortrekker! en gij, Jesus! hoe hebt gij u aldus, door de menschen, die gij zelf geschapen en met alle soort van weldaden vervuld had, laten binden. (1).
Quid tibi et vinculis? roept de heilige Bernardus, met droefheid uit. Welke overeenkomst bestaat er tusschen u en de boeijen der booswichten, gij, die met goedheid en oneindige Majesteit vervuld zijt? Wij verdienen deze boeijen, wij ondankbaren, wij zondaren, tot de hel veroordeeld, en niet gij, die de Heilige der Heiligen, de onschuld zelve zijt,.,. Maar, o goede Jesus! ik heb u verstaan; gij hebt u als een slaat willen laten binden, om ons nieuwe bewijzen uwer liefde te geven. Gij hebt deze schandelijke behandelingen willen ondergaan, om ons een wonder voorbeeld van zachtmoedigheid te geven, en om deze voorzegging van den profeet Isaïaste vervullen: „Hij is geslagtofferd geweest, omdat hij het gewild beeft.quot; (2)
O mijne ziel! aanschouw uwen God in ketenen geklonken , en door eene bende slecht volk naar Annas en Caiphas gesleurd. Men neemt zijnen gezalfden persoon gevangen, en hij biedt geen den minsten wederstand; men bindt zijne handen te zamen, zonder dat hij een woord spreekt; men doet hem Jerusalem binnentrekken, en hij is gehoorzaam; de soldaten met hunne onbeschofte ongeduldigheid, om hem sneller te doen gaan, stooton en sleuren hem wreedelijk voort, en men hoort hem nocli klagen, noch de minste bedreiging doen. Hij is altijd even bedaard en zachtmoedig; het is een onnoozel lam, dat men ter slagtbank leidt; hij zwijgt stil, en lijdt met ootmoedigheid. (3) Welk schoon voorbeeld voor mij! Zal het mij nu nog moeijelijk vallen mijnen wil te boeijen, om hem aan den wil mijner oversten te onderwerpen ? Zal het mij nu nog veel kosten, om hun stipt te gehoorzamen, om te doen niet dat mij behaagt, maar
(1) Thomas h Kempis, de Vita Ch. med. pars 11, C. s* (2) Is. 53.7. (3j Is. 53. 7.
143
DE LIEFDEVLAMMEN
hetgeen zij oordeelen mij nuttig te zijn, om te gaan, niet waar ik wil, maar waar zij het mij zullen gebieden? Za\ ik mij nu nog moeijelijk, misschien zelfs weinig onderdanig, morrend, wederspannig toonen?.... Neen, mijn God, neen, voor het toekomende wil ik u volmaakter gehoorzamen, om mij u aangenamer te maken. Gelief mijne zwakheid te hulp te komen.
GEB 15 U.
Ik omhels, o mijn welbeminde Jesus, dis koorden, welke u binden: zij zijn het, die mij van de eeuwige banden, welke ik verdiend heb, verlost hebben. Ellendige als ik ben! Hoe menigwerf heb ik uwe liefde ontzegd, uwe vriendschap geweigerd, met u door mijne zonden te onteeren! Ach! ik ben bedroeld uit geheel mijn hart, u dien grooten smaad aangedaan te hebben. O mijn God! heb ik u aldus beleedigd, het is, dat ik mijnen wil voor den uwen gesteld heb; vervloekte eigenwil ! neem, o Jesus, dien wederspannigen wil, neem hem, ik schenk hem u geheel en al. Hecht hem aan uwe voeten met uwe zoete en heilige liefdebanden, opdat hij niets anders begeere dan hetgeen gij wilt en verlangt. Maak, dat ik zoo ijverig bezorgd zij om u te behagen, als gij zorg draagt voor mijn geluk. Ik bemin u, o mijn Opperste God, ik bemin u, o eenig voorwerp mijner liefde! Ik beken, dat gij alleen mij waarlijk bemind hebt, en daarom wil ik ook u alleen liefhebben. Ik verzaak alle aardsche zaken; gij alleen zijt mij genoegzaam. Ach! waarom heb ik u zoo laat gekend en bemind? Geef mij de genade van, door mijne vurige liefde, al dien tijd, dien ik, met het schepsel te beminnen, verloren heb, te herstellen, verleen mij de genade, van u zoo zeer te beminnen als de heilige Maria Magdalena, de heilige Aloysius de Gonzagua; zoo veel, kon zulks wezen, als de heilige Maagd u bemind heeft; verleen mij eindelijk de genade van in uwe liefde, tot den laat-sten stond mijns levens te mogen volharden Amen.
144
VAN JESUS. 145
OEFENINGEN.
Over de zachtmoedigheid.
1)6 zacht moedigheid is eeiie deugd, die iedereen be-haagt, dook die niet meer aigemeeii is. Velen beelden zich in, dezelve te bezitten, maar zij bedriegen zich grootelijks; zij zijn vol zaehtmcedigheid en goedertierenheid, zoolaag hen niemand beleedigt; maar zoo zij bij ongeluk een weinig verongelijkt worden, verandert deze gewaande zachtmoedigheid weldra in gramschap en wraakzucht. Werk moedig, om van dit getal niet te zijn, mijn lieve lezer; wees altijd en in alle omstandigheden even zachtmoedig. Veracht, beleedigt men u, of wordt u eenige smaad aangedaan, wacht n dan wel van n tot gramschap te laten vervoeren, maar volgt den raad van den Apostel, „en loon het kwaad met goed.quot; (1) Vermijd zorgvuldig alle geschillen en twist, en onderwerp u gaarne aan het oordeel van anderen, en spreek hen nooit togen, offer uw oordeel, uwe genegenheden, uwe vermaken op, liever dan genoodzaakt te zijn met uwen evenmensch te twisten. Indien gij uit pligt of uit liefde, u somtijds genoodzaakt vindt anderen tegen te spreken, doe dit altijd met de grootste omzichtigheid. Wees ten allen tijde bereid om aan allen te vergeven, die u eenig verdriet aandoen, en toon hun steeds een vrolijk, regtzinnig en blijmoedig gelaat. Berisp nooit iemand, wie het ook zij, met ruwheid, en verwar nooit eene wijze standvastigheid met verbittering en norsch-heid. Wees van deze zonderlinge inborsten niet, die voor eene beuzelarij, voor eene ligte beschimping, voor eene nietigheid zich verstoren en in gramschap geraken. Maar gewen u, om de liefde van Jesus Christus, alles ten goede te nemen, en vriendelijk te zijn, zelfs als gij gevoelt,^ dat de gramschap in uw hart oprijst en woedt. Met één woord, wees altijd goedaardig, spraakzaam, gedienstig, beleefd, bereid om u te bedwingen, ten einde anderen geenen last aan te doen, ja, steeds ge-
(1). Rom. XII, -17. 14. - 1 Pet. UI, 9. 50
9
DE LIEFDEVLAMMEN
reed, om hun alle dienst toe te brengen. O! hoe gelukkig zoudt gij zijn, zoo gij die schooae deugd van zachtmoedigheid bezat! Zij was de deugd, die onze goede Zaligmaker bij voorkeur lief had. Hoe zeer hij de zachtmoedigheid beminde, heeft hij getoond, met den ondankbare weldaden te bewijzen, met goedwillig den-gene te antwoorden, die hom tegensprak, met zonder klagen, den smaad en de mishandeling te verdragen. (1) quot;Volg zijn voorbeeld na, mijn lieve lezer, en vergeet niet, dat men zich meer kwaad toebrengt met toornig te worden over het ongelijk, dat men ons aandoet, dan dit ongelijk ons kan veroorzaken. (2) Wees dan zachtmoedig jegens uwen naaste; ik zeg meer, wees zachtmoedig jegens u zeiven. Zekere meuschen, zegt de heilige Pranciacus de Sales, worden na eenen misslag begaan te hebben, boos tegen zich zei ven, verontrusten zich, en maken zich aldus pligtig aan duizenden misslagen. De duivel vindt altijd in onklaar water iets te visschen. Wanneer gij uwen val, uwe ellende, uwe onvolmaaktheden gewaar wordt, wacht n dan wel van u te ontstellen, want deze ontsteltenis is niets anders dan het uitwerksel van den hoogmoed en van het goed gevoelen, dat gij van uwe deugdzaamheid hadt opgevat; maar verootmoedig u, verzaak zonder drift uwen misslag, en neem dadelijk uwe toevlugt tot God, met van zijne goedheid alleen de noodige hulp te verwachten, om niet meer te hervallen, (3)
(i; I Petr. II 23 (2) Seneca. (3) Zie liet boekdeel van den H. Liguori getiteld Silva, 2 Deel, VII onderrigt.
146
VAN JESUS.
147
Jesus ontvangt van eenen dienaar des hoogcprlesters eenen kaakslag.
Unus a-i.lis (ens ministrorum dedit ala'pam Jesu, Joan. XV11I, 22.
aauwelijks had men Jesua voor Caïphas, die dit jaar opperpriester was, gebragt, of /tij begon hem over
Een der dienaren, die daar stond, gaf aan Jesus eenen kaakslag.
zijneuerlingen en over zijne leer te ondervragen: Jesus gaf hem tea antwoord; Ik heb voor geheel de wereld; in het openhaar gesproken, ik heb altijd in de Synagoge en in den tempel, waar al de joden zich vergaderden, geleerd, en niets in het geheim gezegd. Waarom ondervraagt gij mij ? ondervraagt degenen, die gehoord 'hebben, wat ik tot hen gezegd heb: Zij zoeten wat ik gesproken heb. (1) T)it antwoord was der wijsheid waardig van hem, die het uitsprak. Nogtans keerde een der dienaren van den hoogepriester die daar stond, zich om en zeide hem onbeschaamd : Antwoordt gij aldus den hoogepriester ? En tevens gaf hij hem eenen kaakslag. (2) Hoe. een kaakslag I O hemelse he Geesten, waar blijft gij? heilige Engelen, wat doet gij! hoe! verdraagt gij dien uwen koning aan-gedanen smaad? Wel hoe, eenen kaakslag!!!
Die dienaar verdiende, over de mishandeling, welke hij Jesus deed, streng gestraft te worden; maar de opperpriester keurde dit feit, ten minste door zijne stilzwijgendheid, goed. Helaas! het schijnt dat de aarde haren schoot had moeten openen, om dien ellendeling in haren afgrond te verzwelgen; het schijnt dat Jesus dien onbeschaamden slaaf had moeten doen zien, dat
(1) Joan. XVIU, 19-21 (2) Joann. XV1I1, 22.
148 db liefdevlammen
hij zijn God was; maar neen: Jesus, immer vurig bezorgd om ons zijne liefde te bewijzen en ons heilzame voorbeelden ter navolging na te laten, ondergaat dien smaad met geduld, en geeft dengene, die hem geslagen heeft, geen antwoord dan om eene ergernis te vermijden, hem tooneude, dat hij aan den eerbied voor den hooge-priester geenszins te kort gedaan heeft.
Daarna ging Caïphas voort m et met J esus te ondervragen of hij waarlijk de Zoon Gods was. — Ja, antwoordde hij, ik hen het (1). Toen scheurde de opperpriester zijne kleederen, zeggende: hij heeft gelasterd; en al de omstanders begonnen als uit eeneu mond te roepen: Ja, hij heeft gelasterd; hij is des doods schuldig. (2).
Zoodra de regters dit booze doodvonnis togen Jesus hadden uitgesproken, werd onze goddelijke Zaligmaker ouder de bewaring der huisbedienden en dienstknechten gesteld (3) Deze eerlooze lieden zouden gemeend hebben hunne meesters niet wel te dienen, hadden zij zich, met hem enkel te bewaren, te vreden gehouden; zij oordeelden dan, dat zij hem met smaad moesten overladen. Zij begonnen hem dus in het aangezigt te spmoen, hem te bespotten en te slaan. Zij blinddoekten hem e» vroegen hem terwijl zij hem in het aangezigt sloegen: Christus, zeg ons wie u geslagen heeft ? (4)
Uit treurtooneei duurde geheel den nacht, terwijl al dien tijd, hij, dien de Engelen aanbidden, aan dit slecht gespuis ten spot diende. In geheel de geschiedenis van zijn lijden lezen wij niet, dat hij iets op zoo veel smaad en mishandelingen gezegd heeft, want hij heeft werkelijk geen enkel woord gesproken; indien de evangelisten dit niet altijd uitdrukkelijk zeggen, verzekeren het ons do profeten, en dit wonder van geduld wordt door niemand tegengesproken. Maar hetgeen dit nog wonderlijker maakt, en dat wij hier zullen aanmerken voor al wat de Zalimaker gedurende zijn lijden verduurd heeft, is, dat hij niets te lijden gehad heeft, of hij heeft het zoo zeer
(1) Marc. XIV, C2. (2) Matth. XXVI, 65, 68. (3) De Ligny, leven van J. C. 11 deel, XXV, (4) Mare. XVI, 65.- Luc. XX11,63, 64.-Matth. XXVI, 08.
VAN JESUS.
gevoeld, als het mogelijk was. Wij spreken niet slechts van zijne ligcliamelijke pijnen, voor welkezijnevolmaakte ligchaamsgesteltenis hem zoo gevoelig maakte: hij gevoelde in liet. binnenste zijner ziel, al do vernedering der verachting, al den smaad der beschimpingen, al de beleediging van het ongelijk, al de aanstootingen der versmaadheden, die hij moest ondergaan; hij smaakte er al do bitterheid van , en werd er ten volle mede verzadigd, volgens dat er geschreven staat, dat hij met schande zou overladen worden. Hieruit kan men oor-deelen, wat hij dien schrikkelijken nacht, welks geheugen alleen in de godvruchtige zielen een zoo sterk medelijden en zoo overvloedige tranen heeft veroorzaakt, te lijden had. Daarom is de heilige Hieronymus van gevoelen, dat al de pijnen en al den smaad, welke Jesus gedurende dien nacht verdragen heeft, op den laatsten dag van het algemeen oordeel maar alleen zullen bekend gemaakt worden.
O mijn Jesus! wanneer iku termijnorliefdedegrootste mishandelingen zie ondergaan, heb ik dangeene reden, om beschaamd te worden, daar ik mij nog zoo zwak, zoo lafhartig, zoo kleinmoedig gevoel, als ik de minste oneer, den minsten smaad voor u zou moeten uitstaan ?Ik vorm groote besluiten, ik maak schoone voornemens van mij te beteren, en, op het minste smadelijk woord, wordt ik ontsteld en voel ik mij nog zwakker dan ik het mij kan inbeelden. Ach! goede Jesus! tot u neem ik mijne toe-vlugt; help mij al den smaad, al den tegenspoed, al de mishandelingen, welke men mij mag aandoen, met bedaardheid en zelfs met blijdschap aanvaarden. Leer mij, dat ik mij nooit met harde en bittere woorden verdedige, maar door mijne stilzwijgendheid, de slechte behandelingen, die mij door anderen aangedaan worden, overwinne: of wel, indien de liefde vereischt, dat ik spreek, geef mij dan de genade mijne tegenstrevers te antwoorden met eene zachtmoedigheid en goedheid, die geschikt zijn, om
140
D33 LIEFDEVLAMMEN
hen te bedaren en hunne harten te winnen. O mijn Zaligmaker ! verleen mij uw geduld, uwe ootmoedigheid en boven al uwe heilige liefde. Met uwe liefde, o Jesus ! zal ik al de andere deugden bezitten; weiger mij die dan niet, opdat ik met alle waarheid tot u zeggen kunne: Mijn God, ik bemin u. Amen.
Over de zacblmoedigheiil*
Handelen wij heden nog over do zachtmoedigheid. Deze deugd bestaat wezenlijk in geduldig de verachting en do vernedering te verdragen. Het grootste deel, zegt de heilige Eraneiscvis van Assise, doen hunne volmaaktheid bestaan in veel te bidden, in de versterving hunner zinnen, maar het minste schadelijk woord kunnen zij niet verdragen; zij kunnen niet begrijpen, dat een mensch meer verdiensten zal trekken dooreene beleediging zachtmoedig te verdragen, dan hij, met tien dagen te water en te brood te vasten, zou kunnen verkrijgen (1).
De heilige Bernarduszegt, dnt degene, die tot de volmaaktheid en zaligheid wil komen, drie zaken moet betrachten, namelijk: lo. hij mag niet zoeken te heerschen; 2o. hij moet zich gaarne aan iedereen onderwerpen; 3o. hij moet den smaad en het ongelijk geduldig verdragen (2). Dat u, bij voorbeeld, datgene geweigerd worde, wat men anderen toestaat, mijn lieve Christen; dat men hunne redevoeringen in acht neme, terwijl men de uwe belagchelijk maakt: dat men hun lof, voorname plaatsen, gewigtige bedieningen geve, en dat gij niets dan onverschilligheid, vergetelheid, ongeregtigheid en hoon ontmoet; indien gij al deze vernederingen met zachtmoedigheid en onderwerping ontvangt, enGoddaaroverbedankt, dan zult gij toonen dat gij waarlijk zachtmoedig en ootmoedig van harte zijt. Al wat u in die oogenblkken van inwendigen strijd te doen staat, is van u niet te vertoornen en deze verachtingen als eene regtvaarc'ige straf
(1) S. Franc. Assis. (2) S. Bern.
150
VAN JESUS.
uwor zonden te aanvaarden. Hij, die God vergramd heeft verdient veel meer ; ja hij verdient onder de klaauwen deo duivels vertrapt te worden. Vooral, mijn lieve christen, maak u niet liios, wanneer men u over eenen misslag of eenig gebrek berispt. De hoogmoedigen , zegt Pator B,o-driguez, doen gelijk de stekelvarkens, die zoodra men hen aanraakt, hunne scherpe stekels oprigten, dat is te zeggen, dat zij in gramschap geraken, in klagten, in verwijtingen, en in verwensciiingen uitvallen, zoodra zij berisptjworden. 1 )e ootmoedigen integendeel, verootmoedigen zich meer en meer, bekennen hunne zwakheden, bedanken dengene, die hen berispt, en vallen in geeno gramschap uit. Helaas! hij, die, zonder zich te ontstellen, geen verwijt kan verdragen, toont alzoo, dat hij nog een slaaf van den hoogmoed is (1). om deze twee deugden van zachtmoedigheid en ootmoedigheid te verkrijgen, lieve christen, zeg dikwijls tot den Heer: O Jesus, zachtmoedig en ootmoedig van hart, maak, dat mijn hart aa7i het uwe gelijk zij. (2)
De heilige Petras verloochent, tot driemaal toe, zj]nen goddeljjlten Meester... Zijn beromr»
Petrus capii anathematitare et jurare, quia non novit hominem istum. Marc. XIV, 71. — Et egressus foras, flevit amare. Matth. XXVf. 75.
Petrus begon in verwensehingen uit te vallen, en bij eede te bevestigen, dat hij dien mensch niet kende. En uitgegaan zijnde, begon hij bitter te weenen,
Ach! hoezeer moest deze verloochening van den heiligen Petrus het hart van Jesus niet doorgrieven! Petrus, de prins der Apostelen, Petrus, op wien zijn Meester zijn bijzonder vertrouwen had gesteld, ver-ch! hoezeer moest deze verloochening van den heiligen Petrus het hart van Jesus niet doorgrieven! Petrus, de prins der Apostelen, Petrus, op wien zijn Meester zijn bijzonder vertrouwen had gesteld, ver-
(1) Zie het boekw. Selva 2 deel, 7 onderw., 7 en 8 Hoofdst. (2) Preces Ecclesia), in officio. S. Cordis.
151
DE LIEfDEVLAMMEN
loochent lafhartig hem, wien hij weinig tijds te voren beloofd had tot in den dood te zullen volgen!
O Jesns, aan de lijfstraf overgegeven en eerloos verklaard, reus est mortis, Jesns door het graauw bespuwd ; Jesus door eene goddelooze en woedende bende dienstknechten beschimpt en bespot; Jesus overladen met schande, smarten, smaad en oneer; Jesus reeds door uwe eigene leerlingen verlaten (1), waarom hebt gij gewild, dat de verlooclieniiig van Petrus uwe droefheden en pijnen nog kwame vermeerderen? Ach! het is, omdat uwe liefde ons eene groote les wilde geven. Gij hebt, door den val van uwen Apostel; ons willen leeren de verwaandheid te vermijden, onze eigene krachten te mistrouwen en nooit op iemand anders ons vertrouwen te stellen, dan op u alleen. Gij hebt ons onze zwakheid willen leeren vreezen5 en eenen langen tijd, in uwe dienst doorgebragt, niet aan te zien als eene beweegreden van zekerheid.
Wanneer de geest zich verheft, zegt de Wijzeman^a/ hij niet lang wachten te vallen (2). Wij zien hier deze waarheid in Petrus bevestigd; want, toen onze Heer, daags voor zijn lijden, tot zijne Apostelen zeide, dat hij voor allen eene oorzaak van ergernis ging worden, heeft hij hem geantwoord: Al waart gij voor al de anderen eene oorzaak van ergernis, zult gij het echter nooit voor mij wezen (3). Deze woorden werden hem ongetwijfeld door de liefde, welke hij zijnen Meester toedroeg, ingegeven; maar helaas! er schuilde eenige verwaandheid onder; hij steunde te veel op zijne eigene krachten. Wat gebeurde er dan? God, die den hoogmond, zelfs in zijne vrienden niet kan verdragen, welke gedaante hij ook moge aannemen, liet hem aan zijne zwakheid over, en de ongelukkige Apostel viel.
Ach, mijn God! hoe schrikkelijk schijnt mij deze val! Hoe, een Apostel, de prins der Apostelen verloochent zijnen meester! O goede Jesus! heb medelijden met mij. Zijn de sterren des hemels (dat is de Engelen) getallen (4), wat zal er van uiij, stof en asch, geworden? Menschen;
(1) Marc. XIV, 50. (2)Prov.XVI1lS. (S)Matth.XXV],38. (4)Apoc. V)l, 13. - De Imit. Ch. Lib. Ill, cap. XIV.
152
VAN JESUS,
wier werken loffelijk schijnen te wezen, zijn zoo diep gevallen als men vallen kan, en ik heb degenen, die zich met het brood der Engelen voedden, hun behagen zien nemen in zich met het voedsel der zwijnen te spijzen! Er is dan geene zaligheid, o Heer, zoo gij er uwe hand van aftrekt; geene vaste zuiverheid, tenzij gij deze onder uwe bescherming neemt: geene waakzaamheid, die ons voor-deelig zij, zoo gij voor ons niet waakt. Aan ons zeiven overgelaten, zinken wij in do golven en vergaan; maar komt gij ons te hulp, dan staan wij op cn leven. Want wij wankelen, maar gij versterkt ons; wij zijn laauw, maar gij ontvlamt ons. Ach! wat ootmoedige en nederige gevoelens moet ik van mij zeiven opvatten! welke minachting moet ik hebben voor hetgeen in mij goed schijnt ! Ach! hoe diep moet ik mij voor uwe ondoorgrondelijke oordeelen vernederen, o Heer I het is daar, dat ik, als in ecnen afgrond, te gronde ga, en zie, dat ik niet anders dan nietigheid, ja e en louter nies ben! O oneindig gewigt! o grenzelooze zee! alwaar ik nists van mij zeiven vind, waar ik als een niet in het midden van het heelal moet verdwijnen! Waar zal de hoogmoed zich dan verbergen? waar het vertrouwen, in zijne eigene kracht? O mijn God! alle ijdelheid vergaat in uwe grondelooze oordeelen. En wanneer ik in den grond van mijn hart, al het vermogen bemerk, dat ik heb, om kwaad te doen, beef ik, ben ik met vrees en schrik bevangen, en begrijp ik, dat mijn vertrouwen, al mijne hoop op uwe barmhartigheid moet steunen (1). O Jesus! ik smeek u, heb deernis met mij, en wil mij aan mijne bedorvenheidnietoverlaten. Helaas! ik zou u nog verraden!!!...
— Gij hebt gelijk, mijn zoon, voor uwe zwakheid ce vreezen, en op uwe eigene krachten niet stoutmoedig te vertrouwen; doch ik wil niet, dat deze vrees uwe ziel ont-stelle en mistroostig make. Stel uwe hoop op mij, en gij zult nimmer beschaamd worden (2). Weet gij niet, dat ik den regtvaardige mijnen zegen geef, en hem met mijne liefde als met een schild boscherm (3) ? Kust dan in vrede
(1) S. Aug. Confess. Lib. X, cap. 27. (2j EcclLII, 11, (3j Ps. VI 14. 16.
50 9.
153
DE LIEFDEVLAMMEN
154
op mijn.hart. Ach! kendet gij dit hart, wist gij hoedanig het u bemint! was het u bewust hoe gestadig het over u waakt! met wat groot vertrouwen zoudt gij u onder mijne bescherming niet stellen? Met wat bedaardheid, met wat zalige rust zoudt gij onophoudelijk tot mij niet zeggen : Mijn God, ik stel mij in moe handen, behandel mij zoo als gij het geraden zult vinden.
— O mijn Jesus, mijn teedere vriend, mijn goede meester! uwe woorden dalen in mijn hart als een heilzame balsem, en storten in hetzelve eenen onuitsprekelijken troost. O mijn God! ik ben zoodanig overtuigd, dat gij waakt over degenen, die op u hopen, en dat ons niets ontbreekt als men alles van u verwacht, dat ik voorgenomen heb, voortaan onbezorgd te leven, en mij, in al mijne ongerustheden, op u te verlaten. (1). De menschen kunnen mij van goederen en eer berooven; do ziekten kunnen mij de krachten en middelen, om ute dienen, ontnemen; ik kan zelfs door de zonde, uwe genade verliezen, ongelukken, helaas! voor welke ik u smeek mij te willen behoeden : maar nooit zal ik mijne hoop verliezen. Ik zal ze tot het laatste oogenblik mijns levens bewaren, en al de duivelen der hel zullen te vergeefs hunne krachten inspannen, om ze mij te ontrukken. Dat anderen hun geluk in hunne rijkdommen of in hunne begaafdheden stellen : dat anderen steunen op de onschuld huns levens of op de strengheid hunner boetvaardigheid, of op de menigte hunner goede werken, of op de vurigheid hunner gebeden ; wat mij betreft, ik stel al mijn vertrouwen op u, o Heer ! nooit heeft iemand te vergeefs zijn vertrouwen op u gesteld. Ik ben dan op zekere wijze verzekerd voor eeuwig gelukkig te zullen zijn, omdat ik dit vast verhoop, en dat het van u is, o mijn God, dat ik ditgeluk verwacht. Ik weet, helaas! ik weet maar al te wel, hoe ongestadig en veranderlijk ik ben. Ik weet, wat de bekoringen op de sterkste deugden vermogen; doch dit alles kan mij niet verschrikken; zoo lang ik vertrouwen heb, ben ik vrij van alle ongelukken. Derhalve zeg ik voor heme.', en aarde
(1) Ps IV, 9. 10.
VAN JESUS.
ik stel al mijne hoop opu,o mijn God (1). Ik weet, dat ik niet te voel in u mijne hoop en mijn vertrouwen stellen kan. Ik weet, dat ik eens datgene zal bezitten, wat ik van u verwacht heb; ik hoop dan, o mijn geliefde Jesus! dat gij mij vergiffenis mijner zor.den zult geven, dat gij mij altijd zult beminnen, en ik zonder ophouden u, in den tijd en do eeuwigheid, beminnen zal (2).
Middelerwijl deed een liefderijke oogslag, welken Jesus op Petrus had geslagen, dien ontrouwen leerling in zich zeiven treden. Mot eenc diepe droef heid doordrongen, verlaat hij aanstonds het gezelschap, waar hij zijnen god-delijken Meester verloochendhad, en buitengegaan zijnde, stortte hij bittere tranen, dio uit een waar vermorzeld hart voortkwamen. Hij stelde geeue palen aan zijne droefheid, en de H. Clemens van Alexandrië verhaalt ons (3), dat zijne wangen uitgehold waren door de overvloedige tranen , welke hij, tot het einde zijns leven toe, onophoudelijk gestort heeft. Hij verhaalt ons ingelijks, dat het geheugen zijner misdaad hem alle nachten op het eerste hanengekraai deed opstaan, om zich tot het gebed te begeven, en hij daarna den geheelen nacht niet meer sliep, en hij deze oefening tot den dood toe trouw heeft onderhouden.... Laat ons dus dien grooten Apostel in zijne boetvaardigheid navolgen, indien wij hem ongelukkig in zijnen val nagevolgd hebben.
GEBED.
O! wie zal mij de genade verleenen om met den heiligen Petrus mijne zonden naar behooren te beweenen! wie zal mij de genade verleenen om ze te betreuren, tot dat ik eindelijk daarvoor vergiffenis bekomen heb ! Maar hoe verschillend is zijue droefheid, zijne boetvaardigheid van de mijne! Petrus valt, en hij staat aanstonds op: en ik val allo oogeublikken, en ik sta traag en loom op. Hij beweent zijne zonden bitter; door zijne droevige onderriuding onderrigt, vlugt hij de gelegenheid zijnor misdaad: hij
(li Ps. LXX. '1, (3; Pater de Colombière. Sermoen over het vertrouwen op God. (3) demons. Lib. 11. Recognitlonum.
155
DE LIEFDEVLAMMEN
gaat weg, en wischt met zijne tranen den misslag uit, dien hij zoo even heeft begaan; wat mij betreft, ik beween zelden mijne ontelbare zonden; ik ben slecht waakzaam over mij zeiven, en ik vlugt niet genoeg de gevaarlijke gelegenheden (1)... O gelukzalige boeteling! wees mij indachtig en verwerf mij de genade, om van het zware pak mijner zonden te mogen verlost worden; verwerf mij de genade van mijne zwakheid te mogen kennen en vreezen, van eene ware droefheid des harten te bekomen; verkrijg mij de genade van met de zwakheden van mijnen evenmensch medelijden te hebben, en hem met zachtmoedigheid te berispen en op te helpen, wanneer hij zal gevallen zijn; verwerf mij eindelijk de genade van ware, boetvaardige tranen te storten.
En gij, o mijn Jesus! gij, dien ik niet eens, maar honderd en mogelijk duizendmaal verloochend heb, wees mij genadig. Ik wil, door mijne tranen en boetvaardigheid, den smaad gaan herstellen, die zoo menigvuldige bedrevene zonden u aangedaan hebben, en waarover ik nu, uit geheel mijn hart bedroefd ben. O mijn God ! genees de wonden mijner ziel, met de olie uwer heilzame liefde in dezelve te storten. Schenk mij uwe liefde, ik vraagunietsanders:geef mij uwe liefde, o mijn Zaligmaker! opdat ik u beminne zoo veel het mij mogelijk is, dat ik u tot den laatsten adem mijns levens en in alle eeuwigheid beminne. Amen.
Over het mlBtroowen van sieh zelven.
Mistrouw u zeiven, lieve christen, als uwen ergsten vijand, en indien gij rent staat, zie dan wel toe, dat gij niet vallet (2). Velen hebben eindelijk eenen awaren val gedaan, omdat zij te veel op hunne eigene krachten steunden, en niet genoeg over zich zei ven waakten. Zie wel toe, dat gij in zulk ongeluk niet vallet, en wees om zulks to vermijden, mistrouwend van u zeiven. Vlugt de
(1) Thorn, a Kempis, Medit, pars 11, cap. S. (2) I Corint. X, 12.
156
VAN JESUS,
gelegenheden, en wil niet te veel op uwe verkregene deugden steunen. Vergeet nooit, dat hij, die zich zonder nood aan het gevaar blootstelt, eindelijk daarin vergaan zal (1). Wacht u wel van u op uwe goede werken te verheffen, gij zoudt u in hei gevaar stellen van alles te verliezen. Helaas! waarom willen wij ons verhoovaar-digen over een goed, dat ons niet toebehoort ? Het is van God alleen, dat wij onze deugden ontvangen, zegt de heilige Bernardus, (2) er behoort ons niets anders toe dan onze ondeugden en zouden. Onze liefde en onze zuiverheid komen van hem, de hoogmoed en de begeerlijkheid komen van ons. Zonder genade, zijn wij slaperig en tot alle soort van goed ongeschikt; met de genade zijn wij vol sterkte en vurigheid om de deugd te oefenen. Uit ons zelven vallen wij, waar de zonde ons henen sleept; en zouden wij, zonder Godsgenade, daaruit kunnen opstaanquot; Zijn wij magtig, rijk, wijs, dan zijn wij dit aan Gods genade verschuldigd, ja aan zijne genade alleen. De heiligheid, de regtvaardigheid, de goedheid behooren God alleen toe; en al wat de monschen daarvan kunnen bezitten, hebben zij van zijne loutere milddadigheid.
Vertrouw nooit stoutmoedig op uwe krachten, lieve christen; eigen nooit aan uwe verdiensten iets tce, en stel nimmer uw vertrouwen in uwe behendigheid, noch in uwen moed, noch in iets, wat het ook zou mogen wezen. Stel, in het midden der bekoringen, de zwarigheden en de ontelbare gevaren, waarmede gij overvallen wordt, uw vertrouwen in Jesus hart als in eene verzekerde schuilplaats. Want wie zich zelven mistrouwt, en zijn vertrouwen in God alleen stelt, die wordt beschermd en bedekt met het schild zijner barmhartigheid, en hij heeft voor geenen val te duchten, omdatzijne hand hem ondersteunt. Zeg dan dikwijls, gedurende den dag, totonzen Heer deze woorden: Mijn Jesus, ik stel mij onder uwe magt en ver-trouw u mijn ligchaam, mijne ziel en mijne eeuwige zaligheid toe: gelief mij in mijne zwakheid te ondersteunen en mij iets van uwe sterkte mede ie deelen, opdat ik nooit het ongeluk hebbe van uwe dienst te verlaten.
(1) Eccl. 111, 27. (2) S. Bern., Lib. ad Sororem de mode bene Vivendi, cap. 111. passim.
157
DE LIEFDEVLAMMEN
Jesus wordt voor llerodes gebragt, die hem versmaadt en ibem ais eenen dwaas behandelt.
Sprevii illum Herodes cum exercitu suo, et illusit indutum veste alba, el remisit ad Pilatum. Luc. XX1!1. 11.
Herodes, met zijne lijfwacht, verachtte hem, en na hem beschimpt en een wit kleed aangedaan te hebben zond hij hem naar Pilatus terug.
Onze goedertieren Meester had dien droevigen nacht in liet midden der snoode dienaren van den opperpriester doorgebragt; hij was aan alle soort van smaad, aan alle bedenkelijke mishandelingen blootgesteld geweest, hij had alles stilzwijgend, zonder eenigc klagt te laten hooren, verdragen, alles aan zijnen hemel-schen Vader, ter vergiffenis onzer zonden, opgedragen.nze goedertieren Meester had dien droevigen nacht in liet midden der snoode dienaren van den opperpriester doorgebragt; hij was aan alle soort van smaad, aan alle bedenkelijke mishandelingen blootgesteld geweest, hij had alles stilzwijgend, zonder eenigc klagt te laten hooren, verdragen, alles aan zijnen hemel-schen Vader, ter vergiffenis onzer zonden, opgedragen.
ïoen het dag werd (1), leidden de Joden Jesus voor Pilatus, om hem ter dood te doen veroordeelen;doeh Pilatus bekent, dat hij in hem geene schuld vindt (2), en om zich van de Joden te ontdoen, welke hem lastig vielen en die aanhielden, om den dood van den Zaligmaker te verzoeken, zond hij hem naar Herodes, Herodes waszaer verblijd van Jesus tot zich te zien leiden; hij hoopte laem eenige dier wonderen te zien uitwerken, waarvan hij had hooren spreken, opdat hij alzoo den dood zou ontgaan; en hierom stelde hij hem verscheidene vragen voor. Maar, omdat onze Heer van den dood niet wilde bevrijd worden, en die booze mensch geen antwoord verdiende, zweeg Jesus stil, en antwoordde hem niet. Dan deed die trotsehe koning, met zijne lijfwacht, hem den uitersten smaad en verachting onderyaan, en deed hem een zcit kleed aantrekken ,07,1 daardoor
(1) 11. Liguri, liefde van Jesus, Vil Hoofdstuk. (2) Luc. XXIII, 4,
158
VAN JESUS.
te kennen te geven, dat hij hem als een dom en dwaas mensch aanzag, en zond hem alzoo weder tot Pilatus. (1)
De heilige Bonaventura legt deze woorden aldus uit: „hij achtte hem als een magtelooze, omdat hij geen mirakel deed ; als eenen dwaas, omdat hij geen enkel woord antwoordde: als eenen lafhartige, omdat hij zich niet verdedigde.quot;
O mijn Zaligmaker! waarom hebt gij toegelaten, dat die snoode koning u zoo verachtte ? Waarom hebt gij dien hoogmoedige niet beschaamd gemaakt. Waarom hebt gij aan een legioen Engelen geen gebod gegeven van hem, met geheel zijne lijfwacht, naar verdienste te straffen?
— Mijn zoon, het is de liefde, welke ik u toedraag, die mijne regtvaardige stratfen heeft wederhouden. Wanneer ik met dit wit kleed omgeven was, en door de menigte bespot werd, heb ik op u gedacht en bij mij zei ven gezegd: dit arme schepsel zal eens verachtingen, smaad, mishandelingen moeten verduren; dan zal zijne ziel in droefheid en in angst zijn. Wel nu! het is, om u een schoon voorbeeld van onderwerping na te laten, en u de genade te verdienen, om alles met bedaardheid te verdragen, dat ik dien smaad en die schande, welke men mij aandoet, ga uitstaan, en dit zonder één woord te spreken, cn zonder eenige klagt te laten hooren.
— O goede Jesus! hoe meer ik u ken, des te meer leer ik u beminnen. Dewijl gij, uit liefde tot mij, zoo vele mishandelingen hebt willen ondergaan, zoo geef mij de genade van mij meer te onderwerpen en aan uwen heiligen wil gelijkvormig te maken, wanneer ik mij aan de verachting van anderen blootgesteld zie. Kom mijne zwakheid te hulp, want ik ben, helaas! zeer zwak, als ik iets voor u moet lijden.
159
— Schep moed, mijn kind, en dat de moeijelijkheden u niet moedeloos maken. Ik weet,dat hetdernatuurlastig valt, wanneer men als eenen schuldige aangezien en behandeld wordt: heden als een hoovaardig en ijdel mensch, morgen als een luiaard of gulzigaard, andermaal als een
(1) Lucas XXIU, 11.
DB LIEFDEVLAMMEN
eerzuchtige, terwijl ons geweien ons niets Tan dit alles te verwijten heeft; ik weet, dat het den hoovaardigen mensch lastig valt, als ondeugend en dwaas aangezien te worden; ja, zulks weet ik. Evenwel, mijn zoon, ik zeg het u nogmaals, laat uwen moed niet zinken. Gewenu, de oordeelen der menschen, welke slechts wind en rook zijn, te verachten, zoek u aan mij aangenaam te maken, en mij alleen te behagen, en treed daarna edelmoedig alle menschelijk oordeel onder de voeten, dewijl dit u voor mijne oogen noch beter noch slechter kan maken. Als ik bij Herodes mot een wit kleed bespot en voor een' dwaas aangezien werd, was ik daarom minder de onsterfelijke Koning van heerlijkheid en de Schepper van hemel en aarde? Was ik daarom minder een voorwerp van welbehagen voor mijnen hemelschen Vader? Neen, volstrekt niet. Even zoo, mijn kind, schoon de'menschen u verachten en u als een slecht mensch aanzien, zult gij hierom niettemin voor mijne oogen alle liefde waardig zijn, als gij maar bezorgd zijt, om uwe ziel zuiver en vrij van alle doodzonden te bewaren. Heil hem, die mij bemint, en, door zijne onderwerping te midden der verachtingen, in de voetstappen wandelt van zijnen God, die als een dwaas veracht en bespot werd!
GEBED.
160
O eeuwige Wijsheid! o goddelijk Woord, kondt gij grooter smaad aangedaan worden, dan aangezien te worden als een uitzinnige! Het verlangen naar onze zaligheid heeft u zoo sterk aangedrongen, dat gij, uit liefde tot ons, niet alleen aan alle oneer hebt willen blootgesteld zijn, maar ook met schande overladen wildot worden, zoo als het Jeremjas voorzegd had ; Hij zal diengenen zijne wang aanbieden, die hem geslagen hebben,en hij zal met schande overdekt worden (1). Hoe kunt gij de menschen , van welke gij niets anders dan ondankbaarheden en versmading ontvangen hebt, zoodanig beminnen? Helaas, ik bon een dier menschen, welke u meer smaad
(1) Thren. 111, 3Ü.
VAN JESUS.
hebben aangedaan dan Herodes 1 Ach I miju Jesus, straf mij niet gelijk gij Herodes gestraft hebt, met mij vanuwe item te berooven. Herodes wist niet wie gij waart, ik erken u voor mijn God. Herodes beminde u niet, ik bemin u meer, dan mij zeiven. Ach! weiger mij uwe inspraken niet, zoo als ik het om mijne zonden zou verdienen. Zeg mij, wat gij van mij begeert; want met uwe genade, beu ik bereid om alles te doen... O mijn God! heb medelijden met mij, ellendige, en sla uwe barmhartige oogen op mij.
Over de liefde der vernederingen en verachting.
Maak heden het voornemen, mijn lieve Christen, van onzen Heer in het hof van Herodes vernederd en veracht na te volgen. Neem niet kwalijk, dat men u veracht. Nu zult gij om uwe armoede verael.t worden, dan om eenig uitwendig gebrek, nu om uwe weinige kennis, dan zells om uwe deugden; doch onstel u niet. Zeg dan uit den grond uws harten tot onzen Heer: Mijn Jesus, aanvaard de hulde van de versmading, waaraan ik heden blootgesteld ben. Bedrijf den misslag niet van hen, die zeggen, wanneer zij zien dat zij veracht worden: Wisten zij wie ik hm, zij zouden aldus niet te werk gaan: gij zult best doen stil te zwijgen. Wel is waar, het valt hard voor onzen hoogmoe-digen geest belcedigd en versmaad te worden, zonder iets te zeggen en te antwoorden: maar het is juist hierin, namelijk in zich zeiven geweld aan te doen, dat de deugd bestaat. Wees niet bedroefd, omdat men u onvolmaakt en minder heilig bevindt, danmen eerst gemeend had, maar neem ras die schoone gelegenheid waar, om in de deugd van nederigheid grooten voortgang te maken. Heb dikwijls in uwen mond, en nog meer in het hart, dit gebed van den heiligen Joannes van het kruis: Heer, verleen mij de genade van, uit liefde tot u, te lijden en verachtte worden: Bomine, pati et contemni pro te.
De vernederingen, de smaad, de verachtingen, zijn dingen, waarvan de menschen eeuen schroom hebben,
161
DE LIEFDEVLAMMEN
en die zij, zoo veel het in hen is, vermijden. Verootmoedigd, versmaad, veracht te zijn, wordt van een' wereldsgezinde als het grootste ongeluk aangezien. Geloof mij, lieve Christen, uiets is zoo zoet als eene vernedering en verachting. Vraag het aan al degenen, welke Jesus waarlijk beminnen, en zij zullen bekennen, dat ik u de waarheid zeg. Ik wil niet zeggen, dat eene ziel, die Jesus bemint, voor de mishandelingen ongevoelig is,zekerneon; maar het natuurlijke verdriet, dat zij in de verachting ontmoet, verandert in eene zoo zoete blijdschap dat men dit niet kan weten voor aleer men het ondervonden heeft. Herhaal dan dikwijls onbevreesd dit schietgebed; Heer ! ik wil voor u lijden en veracht worden.
Orer de geeseling van onzen Hoer Jesus Ghristns.
Tune ergo apprehendit Pilalus Jesum el flayellavit. Joan. XIV, 1.
Alsdan heeft Pilatus Jesus doen vastgrijpen en hem doen geeselen.
Pilatus had om zich te ontslaan van het doodvonnis tegen den onschuldigen Jesus, zoo als het de Joden verzochten, uit te spreken, hom naar Herodes gezonden, en hem daarna aan het volk nevens Barabbas voorgesteld; maar ziende dat deze twee middelen mislukt waren, was hij voornemens hem eenige lijfstraf op te leggen, en daarna vrij te laten. Met deze meening roept hij de Joden tot zich en zegt Imn:ilatus had om zich te ontslaan van het doodvonnis tegen den onschuldigen Jesus, zoo als het de Joden verzochten, uit te spreken, hom naar Herodes gezonden, en hem daarna aan het volk nevens Barabbas voorgesteld; maar ziende dat deze twee middelen mislukt waren, was hij voornemens hem eenige lijfstraf op te leggen, en daarna vrij te laten. Met deze meening roept hij de Joden tot zich en zegt Imn: Oij hebt dezen mensch tot mij gebragt, als het volk tot oproer verwekkende: ik heb hem in moe tegenwoordigheid ondervraagd, en hem aan geene misdaad, van welke gij hem beschuldigd hebt, pliglig gevonden, noch ook Herodes. Evenwel, om u tevreden te stellen, ga ik hem straffen en daarna weg-
162
VAN JESUS.
zenden (1). Groote God! welk eene onregtvaardighoidl hij verklaart hem geheel onschuldig, en nogtans wil hij hem straffen! O zoete Jesus! gij zijt onschuldig, en zie, uit liefde-tot mij wilt gij u aan de straf der slaven onderwerpen! Hoe heeft uwe liefde zoo ver kunnen gaan voor een zoo gering en verachtelijk schepsel als ik ben? Middelerwijl leverde Pilatus Jesus aan zijne krijgsknechten, en gebood hun hem te gceselen. Aanschouw, o mijne ziel! hoe de wreede beulen zich, om dat onregtvaardig gebod uit te voeren, met woede op dit lam van zachtmoedigheid werpen; hoe zij het met vreugdekreten, naar het ge-regtshof leiden, en aan eene kolom vastbinden. Wat doet Jesus ondertusschen ? Altijd ootmoedig en onderdanig, aanvaardt hij voor onze zonden eene bittere en vernederende pijniging! Aanschouw d;e beulen, met roeden in de hand; zoodra het teeken gegeven is, heffen zij hunne armen op, en beginnen allen te ge lijk dat gezegend vleesch met geeselslagen te verscheuren. Slaat niet, beulen, gij vergrijpt u; op wien vallen uwe slagen? Hij, dien gij slaat, is onschuldig, ik alleen ben de schuldige.
Dit teeder ligchaam werd eerst blaauw van slagen, daarna begon het bloed van alle zijden uit te stroomen. Resds hebben de beulen het geheel verscheurd, en evenwel gaan zij voort met op zijne wonden meedoogenloos te slaan, en smarten op smarten te veroorzaken (2). O mijne ziel! zult gij ook zoo onmenschelijk zijn, van met een onverschillig oog eenen gegeeselden God te aanschouwen? Overweeg de smart van uwen Zaligmaker, en nog meer de liefde, met welke hij voor u deze schandelijke pijn onder gaat. Ach! gewis dacht Jesus op u in zijne geeseling. Had hij uit liefde tot u maar eenen geeselslag ontvangen, dan zondt gij voor hem van liefde moeten ontstoken worden, zeggende: een God wil voor mij gegeeseld worden ; maar hij heeft niet éénen slag alleen ontvangen, hij heeft voor uwe zonden geheel zijn ligchaam willen laten verscheuren, zoo als het de profeet Isaïas voorzegd had (3). Helaas! zegt dezelfde profeet, de schoonste aller men-
(1) Luc. XXIII, 14. (2) Ps. LXVIil. 27. (3) Is. LUI. 5.
163
DE LIEFDEVLAMMEN
scheii heeft zijne schoonheid verloren; de geesels hebben hem zoodanig mismaakt, dat hij niet meer kennelijk is; hij is tot zulken beweenlijken staat gebragt, dat hij voor onze oogen niets anders meer is, dan een melaatsehe die van het hoofd tot de voeten met wonden bedekt is. Aldus wordt Jesus mishandeld, aldus wordt hij vernederd; en waarom dat? Omdat hij de straffen, welke wij verdiend hadden, wil ondergaan. Geloofd zij dan, in allo eeuwigheid, uwe goedheid, o mijn zoete Jesus, die aldus hebt willen gefolterd worden, om mij van de eeuwigeen helsche pijnen te verlossen! O God van liefdel wee het hart, dat ongevoelig blijft en u niet bemint!
Wat doet onze minnelijke Zaligmaker, terwijl zijne beulen hem zoo wreed behandelen? Hij spreekt niet, hij laat geen woord, geen klagt, geen enkele zucht hooren; maar vol geduld, offert hij alles aan God op om zijne regt vaardigheid te ontwapenen en hem ons gunstig te maken. Hij doet zijnen mond niet open, gelijk een lam, dat stom blijft voor hem, die het scheert (1). Zij, die een lam scheren, vergenoegen zich met het zijne overtollige wol weg te nemen; maar wat u betreft, o Jesus! de wreedaards rukken nog het vleesch van uw ligchaam af, en het is maar ééne wonde meer. Dit is het doopsel van bloed, hetwelk gij zoo zeer verlangd lieot, wanneer gij zeidei; Ik moet met een doopsel gedoopt worden, en zoozeer word ik benaauwd tot dat het volhragt worde. Ga, mijne ziel, en wasch u in dat dierbaar bloed, waardoor deze gelukkige aarde besproeid wordt. Zou ik nog kunnen twijfelen, mijn zoete Zaligmaker, dat gij mij bemint, als ik u met wonden en bloed geheel overdekt zie ? Neen, gewis, want iedere wonde is eene al te zekere waarborg van die liefde, welke gij mij toedraagt. Uit elke wonde laat zie a eene stem hooren, die mij liefde voor liefde vraagt. Hen druppel van uw bloed alleen was genoeg, om mij zalig temaken; maar gij wilt al uw bloed uitstorten, opdat ik mij geheel en al, zonder uitzondering, aan u zou geven. Mijn besluit is dan genomen, ik geef mij volkomen aan u, aanvaard mijn offer, en help mij om u getrouw te blijven.
(1) Act. Vlll, 32.
1C4
VAN JESUS.
O Jesus, met wonden overdekt! het is dan tot dien droevigen staat, dat onze zonden u gebragt hebben! O goede Jesus ! roept de heilige Eernardus uit, wij hebben gezondigd, en gij wordt gestraft! dat uwe oneindige lietde altijd geloofd /ij. Mogt gij van alle zondaren bemind worden, en van mij, in het bijzonder, die u meer dan alle anderen veracht heb !
De gegeeselde Jesus verscheen eens aan zuster Victoria Angelini, en zeide haar, zijn verscheurd ligchaam too-nende; Al die toonden, Victoria, verzoeken u uwe liefde. Laat ons don bruidegom beminnen, zegt minnelijk de heilige Augustinus want hoe meer bij ons mismaakt schijnt, des te meer verdient hij de genegenheid en de liefde der bruid. (1) Ja, mijn zoete Zaligmaker, ik zie u geheel doorwond; ik aanschouw uw bevallig gelaat, maar helaas! het schijnt mij schrikkelijk, blaauw en geheel met bloed en vuilnis overdekt. Doch hoe meer ik u mismaakt vindt, o Heer! des te schooner en minnelijker gij mij voorkomt. En inderdaad, wat zijn al die dingen, welke u zoo ontsieren, anders dan bewijzen der teedere liefde, die gij mij toedraagt ?
GEBED.
Ik bemin u, o Jesus! gij, die voor mij met wonden hebt willen overdekt en verscheurd worden. Ik zou ook voor u even als zoo vele martelaren, welke dit geluk gehad hebben, willen verscheurd worden. Maar indien ik n heden noch wonden, noch bloed kan opofferen, offer ik u ten minste al de zwarigheden op, die mij zullen overkomen; ik offer u mijn hart op, en wil u zoo teeder, als het mij mogelijk zal zijn, beminnen. En wat moet mijne ziel voortaan met de meeste teederheid beminnen, dan wel eenen God, die voor mij gegeeseld is, en al zijn bloed voor mij heeft uitgestort? Ik bemin u dan, o God van liefdel ik bemin u, oneindige goedheid! ik bemin u, en wil in dit en in het ander leven zonder ophouden zeggen: Ik bemin u, ik bemin n. Amen.
(1) S. Aug.
165
de liefdevlammen
Over het geduld In het IQden en b^zonder In de siekte.
De liefde en de eenigste bezigheid der Heiligeu op aarde, is uit geheel hun'bart, te wenschen al de moeije-lijkheden, al de verachtingen en al de pijnen te mogen uitstaan, om God en onzen Heer ,Tesus Christus te behagen. Volg hen na, mijn lieve christen. Zoek heden en al de dagen uws levens de gelegenheid om iets te doen dat dien goeden Meester aangenaam kan wezen, al moest het u eenigc moeite kosten, eenige pijn af eenige ligte vernedering veroorzaken. Verdraag met geduld duizenden ligte pijnen, welke nooit missen van zich in liet beste ligchaamsgestel te doen gevoelen; offer alles aan den gegeeselden Jesus op, en laat geene de minste klagt u ontsnappen. Zoo het onzen Heer behaagde, u eene zware ziekte over te zenden, ontvang dan dezelve van zijne goddelijke hand met onderwerping, en geef u in alles over aan zijnen wil. Ik zeg meer, bedank onzen goeden Meester voor de ziekte, die hij u toezendt, als voor eene zeer groote gunst. Ja, lieve christen, ik zeg het u met eenen godvruchtigen schrijver, gij moet hem daarvoor bedanken, omdat de ziekten, door de voordeden, die haar vergezellen, groote redenen van vertroosting medebrengt.
Zij is voordeelig lo. voor hen. die u bijstaan; door hun liefdewerk verkrijgen zij oneindige verdiensten. O ! hoe ben ik vertroost, zeide in zijne ziekte de heiligen Eranciscus de Sales, loanneer ik de moeite zie, die deze arme lieden, romdom mij, zich geven ! voor hunne diensten en liefde verdienen zij den hemel.
2o. Zij is voordeelig tot boeting uwer zonden. Het is veel zachter en korter uwe zonden op een bed van smarten uit te wissehen, dan ze in het vuur te moeten boeten. Hoe vele jaren in het vagevuur kan men met «enige verduldige uren van ziekte en kwelling niet uitboeten! Ach! mijn lieve christen, wat zult gij u eens gelukldg achten , u van dit schrikkelijk vuur verlost te zien, waarin een enkel uur te lijden, onverdragelijker is, dan verscheidene jaren lang de hevigste ziekten uit te staan!
166
VAN JESUS.
So. Zij is voordeelig voor awe zaligheid. Er zijn weinig krachtiger middelen om eene ziel te zuiveren en ze zalig te maken, dan eene langdurige ziekte. Verscheidene groote Heiligen hebben geheel hun leven lang, in aanhoudende ziekelijkheden doorgebragt. Zij konden niet bidden , noch met verschillende andere godsdienstige werken zich bezig houden; zij waren God onderdanig; zij verdroegen dit tot zijne liefde: God verzocht niets anders om hen zalig te maken. De heilige kluizenaar Alypius is veertien jaren met het vel van zijne eene zijde geheel afgestroopt, te bed blijven liggen. In dezen pijnlijken staat bad hij aldus tot God: Ih aanbid uwen heiligen wil, o mijn God! Gij zijt regtvaardig en straft mij met regtvaardigheid. De heilige Ludwina bad den Heer, dat hij haar hare schoonheid zou afnemen; zij werd verhoord. God zond haar eene buitengewone ziekte over, die acht en dertig jaren lang duurde. Zij klom door haar geduld tot eenen hoogen trap van heiligheid. O christen! hoe velen liggen er tegenwoordig in de hel te branden, die zouden zalig zijn, zoo zij door ziekten en kwellingen langdurig bezocht waren geweest 1 Kus dan minnelijk do hand van Jesus, als zij u zal treffen; die slagen zijn blikken zijner teedere liefde tot u. (1) Wees altijd bezorgd dat gij, in uwe ziekten uit liefde tot onzen Heer Jesus Christus, u nooit aan ongeduld, aan verdriet, aan droefheid overgeeft; (2) doe integendeel u gewold aan om eenen grooten vrede en eene diepe rust in uwe ziel te bewaren, en zeg dikwijls: Mij?i God uw wil geschiede! Mijn God, ik bemin u, en ik begeer uit liefde tot u te lijden ! Heer Jesa.i, verleen mij een weinig van uw geduld. Gebruik met moed al de geneesmiddelen, welke men u zal voorschrijven; en overwin den walg, dien derzelver bitterheid u zou kunnen veroorzaken, met inzigt van Jesus Christus, die met gal en azijn gelaafd is, na te volgen, met de begeerte van in zijnen bitteren kelk deel te nemen. Wacht dan gerust yan don zegen des Heeren don goeden uitval dezer geneesmiddelen af,
(1) Apoc. 111. 19.
(2) S. Bern. Lib. ad sororem, de modo bene vivendi, cap.XLUl.
167
DE LIEFDEVLAMMEN
en ontstel u niet, indien zij zoo spoedig , als gij wel zoudt wensehen, de genezing niet uitwerken. Hij, die u de ziekten toegezonden heeft, bemint u al te zeer, om u de gezondheid niet weder te geven, indien zij tot zijne verheerlijking , en tot uwe zaligheid noodzakelijk is. Laat hem dan begaan. Wanneer gij u aldus in zijne handen, gedurende uwe ziekte , zult overgeven , zult Gij voor God eene oefening van liefde doen, die a zeer verdienstelijk zal wezen, het is daarenboven het eenigste middel, om den vrede te bewaren.
Over do brooning met doornen.
El nlectentes coronam de spinis, po.tuerunt super caput ejus. Matth. XXVU. 29.
Daarna vlochten zij eene kroon van doornen, en stelde hem die op het hoofd.
Op de lijfstraf der geeseling volgde onmiddelijk eene andere, of door den haat der Joden ingegeven, of door de wreedheid der soldaten uitgevonden. De krijgskneehten des stadhouders leiden Jesus naar het geregtshof, alwaar de geheele bende hem omringde. Zij trekken zijne kleederen uit en doen hem een scharlaken mantel voor koninklijk gewaad aan; zij geven hem voor koningsstaf een riet in zijn regterhand en zetten hem op het hoofd eene van doornen gevlochten kroon, en daar die doornen niet diep genoeg in zijn gezegend hoofd, reeds door de geeselslagen doorwond, doordrongen, namen zij het riet, dat hij in zijne hand hield , en hem in het aangezigt spuwende, drijven zij met alle geweld deze smartverwekkende kroon in zijn noofd. (1) O doornen, o ondankbare schepselen! wat doet gij , p de lijfstraf der geeseling volgde onmiddelijk eene andere, of door den haat der Joden ingegeven, of door de wreedheid der soldaten uitgevonden. De krijgskneehten des stadhouders leiden Jesus naar het geregtshof, alwaar de geheele bende hem omringde. Zij trekken zijne kleederen uit en doen hem een scharlaken mantel voor koninklijk gewaad aan; zij geven hem voor koningsstaf een riet in zijn regterhand en zetten hem op het hoofd eene van doornen gevlochten kroon, en daar die doornen niet diep genoeg in zijn gezegend hoofd, reeds door de geeselslagen doorwond, doordrongen, namen zij het riet, dat hij in zijne hand hield , en hem in het aangezigt spuwende, drijven zij met alle geweld deze smartverwekkende kroon in zijn noofd. (1) O doornen, o ondankbare schepselen! wat doet gij , (1) Matth. XXVU, 30.
168
VAN JESUS.
waarom pijnigt gij alzoo uwen Schepper ? Maar het is aan da doornen niet, dat ik deze verwijting moet doen. Gij zijt liet, zonden der mensehoa, welke het hoofd van mijnen Zaligmaker doorwond hebt; ja mijn zoets Jesus, ik ben het, die door mijne zondige gedachten en begeerten uwe doornen kroon gevlochten heb ; u verzaak en verfoei ik meer dan allo ander kwaad, meer zelfs dan den dood. O doornen, door hot bloed van den Zoon Gods geheiligd, ik keer mij met een vermorzeld en ootmoedig hart tot u; doorsteekt mijne ziel, en maakt, dat zij altijd van droefheid doordrongen zij, omdat zij cenen zoo goeden God vergramd heeft. Mijn minnelijke Zaligmaker, trek mij, dewijl gij zoo veel voor mij lijdt, van de schepselen en van mij zei ven af, omdat ik met waarheid moge zeggen, dat ik mij niet moer, maar u alleen, en u geheel en al toebehoore. O Koning der wereld! tot wat staat zie ik u gehragt! Gij hebt dan als een tooneelkoning u willea vertoonen, en tot spot van geheel de stad Jerusalem willen dienon? HelaasI het bloed stort van uw voorhoofd op uw aangezigt en op uwe borst af, en evenwel overladen do soldaten, niet tevreden met u van liet hoofd tot do voeten doorwond te hebben, u nog met nieuwe pijnen on mishandelingen. O hemel! hoe ver kan de wreedheid der menschen zich uitstrekken I Maar hetgeen in dit alles meest mijne verwondering waardig is, ia uwe liefde, uwe zachtmoedigheid, uw geduld, waarmede gij zoo vele versmaadheden voor de zaligheid der menschen ontvangt en lijdt. O Jesus! geef mij een hart bekwaam, om u naar verdiensten te beminnen.
Ondertusschen, wannser de soldaten onzen zoeten Zaligmaker aldus gepijnigd hadden, hebben zij hem gekleed gelijk een tooneelkoning, zij vallen voor hem op hunne knieën, en hespotlen hem, zeggende; wees gegroet koning der Joden. (I) Daarna opstaande, gelijk de heilige Joannes er bijroegt, beschimpen zij hem nog, en geven hem kaakslagen. (2) O God! dit gezegend hoofd
(1) Matth. XXVII, 29. (2) Joan. XIX. 3.
169
10
DB LIEFDEVLAMMEN
met doornen doorstoken, voelde bij de minste beweging zeer groote pijnen; zoodanig, dat iedere kaakslag, iedere stoot, al deszolls smarten vernieuwde. O mijno ziel! aanschouw in dien droevigen staat uwen God, erken hem ten minste als den Opperheer aller dingen, gelijk hij waarlijk is, bedank hem als een koning van smarten en liefde, en bemin hem, dewijl hij slechts lijdt, om uw hart en uwe liefde te winnen. (J)
O gij christen, die dit boek leest, is het mogelijk zijne liefde te weigeren aan eenen God, die ons genoog bemint, om zulke onwaardige behandelingen te verdragen? Is het mogelijk nog toe te stemmen in hem te vergrammen? Helaas! onze zonden zijn de pijnlijkste doornen, welke zijn gezegend hoofd konden doorsteken, en men mag in waarheid zeggen, dat elke keer dat een christen in doodzonde toestemt, hij op zekere wijze al den smaad der geeseling en doornen krooning van onzen Zaligmaker vernieuwt. Laat ons dan niet alleen de doodzonde, maar ook de dagelijksehe zonde vlugten, dewijl zij onzen goeden meester beleedigt. Ik zeg meer, laat ons do sehaduwe zelfs der zonde vermijden, en al onze krachten inspannen , om geheel aan Jesus Christus toe te behooren. Ach! zegt de heilige Bernardus, hij die niet voor Jesus Christus wil leven, verdient niet te leven, en is zelfs reeds dood; degene wiens gevoelens met de zijne niet overeenkomen, is een uitzinnige; die hier op de wereld niet leeft voor hem alleen, is onwaardig te leven. Het is enkel voor hem, dat God alles, wat in wezen is, geschapen heeft, en hij, die maar alleen voor zich zeiven en niet voor God op de wereld wil zijn, begint met niets meer te wezen, en onder de schepselen niet meer gerekend te worden (2). Laat ons dan Jesus bemmnen, laat ons zoo veel het aan arme schepselen mogelijk is, hem beminnen, laat ons hem, tot den laatster, adem van ons leven en gedurende alle eeuwigheid bcninnen.
(1) Verzuchtingen over het lijden van onzen Heer Jesus Christus. (2) S. Bern. 28, in Cant.
170
VAN JESUS.
O wonden van Jesua Christus, mijnon Zaligmaker! roept de H. Augustinus uit; (1) gij zijt vol barmhartigheid, goedheid, zachtmoedigheid en liefde! De Joden hebben u met eene ongeloofelijke woede geopend, o heilzame wonden! maar gij zijt voor mij eene toevlugt, eene schuilplaats geworden: door u is het mij toegelaten te smaken hoe zoet de Heer is, door u kan ik smaken met wat zoetigheid God degenen behandelt, die hem aanroepen, welke hem met een regtzinnig hart zoeken, en die hem bovenal beminnen. Helaas! wat zoude er van mij worden, indien ik geene overvloedige verlossing, geene bron van zoetigheid in de ellende van deze ballingschap, geene troostende verzekering van de genade mijns Zaligmakers, en geene gedurige atinmosdiging in den weg van volmaaktheid en van goddelijke liefde in u vinden moest! wat zoude er van mij worden! Geloofd zijt gij, o goede Jesus! over die toodere liefde, welke u bewogen hoeft, u te laten doorwonden; en mij toe te laten in uwe wonden oene schuilplaats te vinden om de geweldige vervolgingen dor vijanden mijner zaligheid te ontvlugten! Wees daarom eeuwig geprezen. Amen.
OEFENINGEN.
Ofor liet vermeden der dageiykschs zonden.
Gij hebt daar zoo even, mijn lieve christen, den wreed-sten van alle doornen gezien, die het hoofd van onzen goeden Zaligmaker kunnen doorsteken; het is de zonde. Indien gij dan waarlijk dien teedersten vriend onzer zielen bemint, schuw dan zorgvuldig, ik zeg niet alleen de doodzonde, ach! zij is zoo eon schromelijk wanschepsel, waarvan de gedachte alleen u grooten schrik moet inboezemen; eene doodzonde! o mijn lieve cliristen, God behoede ons van er ooit eene te bedrijven! maar vermijd ook de dage-
(1) S. Aug. Manual, cap. XXI.
171
DE LIEÏDEVIAMMEN
lijksche zonden, hoe ligt en klein zij ook mogen schijnen. Waak met oplettendheid over u zeiven, opdat gij nooit met opzet er eene bedrijft , en dat kunnen wij met Gods genade doen.
1°. Waak over moe tong : houd u nooit op met kleine leugens , nooit met dien ligtea achterklap, welke in den omgang des levens zoo gewoon is; veroorloof u nooit onvoorzigtige redeneringen, nooit woorden van eigen lof, nooit bespottingen van onzen evenmensch, zelfs geene nuttelooze woorden, dewijl gij eens rekenschap daarvan zult moeten geven. (1)
2°. TFua/c over uwe oogen : zie nooit nieuwsgierig op de voorwerpen, welke ons omringen , voornamelijk als zij voor u gevaarlijk kunnen worden (2)
So. Waak over meen geest: oordeel nooit iemand, tenzij uw pligt u dit oplegt; heb niet ligtelijk kwaad vermoeden van iemand, voed nooit in uw hart eenige hoogachting van u zeiven, noch van al wat gij doet enz.
4U. Waak over uw hart: heb geene te driftige en te natuurlijke genegenheden voor de schepselen, hoedanig zij ook mogen wezen, geene jaloerschheden, hoe klein zij ook zijn, enz., met één woord, waak onophoudelijk, waak op alles, veroorloof u geene ligte verstrooidheden, noch kleine ongeduldigheden , noch tijdverlies, noch onmatig lagchen, noodelooze bezoeken, noch kleine overdaad in eten cn drinken, in het slapen, enz. Vooral zeg nooit in uw hart, het zijn maar geringe gebreken; ik bekommer mij niet om mij daarvan te beieren (3) helaas, dit ware onzen goeden Meester zeer groot,a pijn veroorzaken, het ware slechts de liefde miskennen, welke hij voor u heeft. Welaan dan mijne lieve christen, maak van heden af dit vast voornemen; geene vrijwillige dagelijksche zonden meer. Bid den Heer, dat hij u gelieve te helpen, en hij zal dit voorzeker doen.
(1) Math. XII. 30. (2) Matth. Vil, 1. (3) Bern. serm. 1. in Convers. S. Pauli.
172
VAN JESUS.
Het Is ter onzer liefdo eu voor onze zondea, dat Jesus Cbristns met ironden is overdekt geworden.
Ipse aulem vulneraius est propler iniquitates nostras, attriius est propter scelera nostra Is. LUI, 5.
Hij is voor onze zonden met wonden overdekt, hij is verbrijzeld om onze misdaden.
Het minste lijden, dat onze Zaligmaker zou ondergaan' hebben, was zeker meer dan genoeg, om aan de regt-vaardigheid Gods te voldoen, en de zonden der wereld weg te nemen; maar de liefde, welke die goedertie-rene Jesus ons toedroeg, heeft zich daarmede niet kunnen tevreden houden. Om voor onze misdaden te voldoen, en ons tevens de grootheid van zijne liefde te toonen, heeft onze Verlosser volgens de uitdrukking van Isaïas, van het hoofd tot de voeten willen doorwond worden, hetwelk deze woorden beteekenen^aamp;wateet minste lijden, dat onze Zaligmaker zou ondergaan' hebben, was zeker meer dan genoeg, om aan de regt-vaardigheid Gods te voldoen, en de zonden der wereld weg te nemen; maar de liefde, welke die goedertie-rene Jesus ons toedroeg, heeft zich daarmede niet kunnen tevreden houden. Om voor onze misdaden te voldoen, en ons tevens de grootheid van zijne liefde te toonen, heeft onze Verlosser volgens de uitdrukking van Isaïas, van het hoofd tot de voeten willen doorwond worden, hetwelk deze woorden beteekenen^aamp;wate et «fóWte, zoodanig, dat geheel zijn aanbiddelijk ligchaain maar ééne wonde meer was. (1) Ook vergelijkt dezelfde profeet hem bij eenen melaatsohe ; et nos putammus eum quasi leprcsum, et percussum a Deo et htmiliatum. Isa. LUI, 4. Wij hebben hem aangezien als eenen melaatsche, en van God geslagen en vernederd.
Wanneer men met de oogen des geloofs Jesus aanschouwt, met wonden overdekt, als men zijn ligohaam zoo schrikkelijk verscheurd en geheel bebloed in stukken ziet vallen, kan men gemakkelijk hegrijpen hoe groot de lieMe van dien goddelijken Zaligmaker tot ons is geweest. O menseh, roept de heilige Augustinus uit, (2) leer uwe waarde kennen; leer wat groote dankbaarheid gij God
(1) Isa I, (2) S. Aug. de Pass. Domini, serm. 1.
50 10.
173
DE LIEFDEVLAMMEN
schuldig zijt, leer beseffen, uit den prijs, dien Let hem gekost heeft, om u vrij te koopen, welke uwe waardigheid is; leer eindelijk, hoe schandelijk het vooru zou zijn, hem door uwe zenden te beleedigen, en weet uwe driften te beteugelen en aan uwe ongeregeldheden een einde te stellen.
Jesus is ter boeting onzer zonden vermorzeld geworden. Jesus, die schuldelooze Jesus, bad maar den uiterlij-ken schijn der zonden, niettemin de regtvaardigheid van zijnen hemelseben Vader liet al haar gewicht op hem drukken en hij wordt met geeselslagen verscheurd, met doornen gekroond , aan eenen schandelijken galgenboom genageld! O hemel! indien men zoo met hel cjroene hout handelt, wat zal dan het lot van het dorre 'zijn ? (1) Wat zal er van mij armen zondaar, gewortlon; van mij wiens ontelbare zonden dagelijks op mijn hoofd gestapeld worden , van mij, die tot hiertoe maar geleefd heb, om mijuen God te vergrammen! O Jesus! barmhartige Jesus! heb medelijden met mij!
Jesus is om onze zonden vermorzeld geworden. Die goede Heester heeft mij eene voortreffelijke les gegeven, met zich aan zulke afgrijselijke pijnigingen te onderwerpen, heeft hij mij geleerd, dat de zonde niet ongestraft blijven mag; zij moet door den zondaar, of door God zeiven gestraft worden. Beween ik mijne bedrevene zonden, doe ik voor dezelve boetvaardigheid, werk ik tegen mij zelvcn eene heilige gramschap uit, dan straf ik ze naar verdiensten ; wil ik ze zelf aldus niet straffen, dan zal God, die mijn Eegter is, ze straffen. Doch wee mij alsdan! (2) het is schrikkelijk in de handen van den levenden God te vallen. (i5)
Om het ongeluk te ontgaan van voor dien vreeselijken regter, met eene ziel, met zonden besmeurd, te moeten verschijnen, moet ik dan, van heden af, beginnen to werken, om ze door eene ware boetvaardigheid uit te wisschen, en de voetstappan van mijnen Zaligmaker na
(1) Luc.XXU, 31. (2) Aug. in hacc. verba psalm: Qjoniamini-quitatem ego cognosco , serm. 19 Peccatum tuum judicem te habeat, non patronum. Idem in luec verba; Oor mundum etc. Serm. 20. (3) Hebr. X, 31.
174
VAN JESUS.
te volgen. Maar, o schande! het laven van Jesus Christus is een gedurig lijden geweest, en het mijne gaat voorbij in do vergenoegingen eu in de zoetigheden der rust! Had ik dan, tot hier toe, de noodzakelijkheid niet gekend, waarin ik ben van boetvaardigheid te doen in dit leven, of iu het andere in het middrr. der helsehe vlammen (1). Wist ik dan niet, dat oen zondaar langs geenen anderen weg dan dien van lijden en tegenspoed tot den hemel kan komen (2) ? Wel hoe! Jesus heelt mijne zonden beweend, en ik zelf zal ze niet beweenen I Ach I zoo zal het niet gaan! ik zal over zoo veel zonden, van mijne teedere kindsehheid af bedreven, zuchten; ik zal mijn ligchaam kastijden, ik zal mij zonder ophouden versterven, en mij tot boetvaardigheid aanmoedigen, door het aandachtig overdenken van de boetvaardigheid van Jesus en van al de Heiligen. Ik zal David navolgen, die hoewel hij verzekerd was, dat zijne zonden hem vergeven waren, evenwel onophoudelijk daarover gezucht heeft; het overdenken van de genade van mijnen God verloren te hebben, zal mij, even als hem, dag en nacht beken van tranen doen storten ; ik zal, altijd, gelijk hij, mijne voorgaande zonden voor oogen hebben (o); gelijk hij, met één woord, zal ik ieder oogenblik zeggen: Heer, ge ■ lief de zonden mijner jeugd te vergeten (4).
Mijn God! wat verschil vind ik niet tusschen mijne handelwijze en het gedrag der Heiligen: Petrus heeft maar eenmaal gezondigd, en hij heeft geheel zijn leven geweend; ik zondig menigwerf, en ik ween nooit, (5) Een heilige kluizenaar zeide: Op wat plaats ik mij oo/c bevinde ik zie niets anders dan mijne zonden-, ik beschouw mij als een slagtoffer der hel, alwaar ik een oneindig getal zielen gewxar wordt, die minderpligtig zijn dan ik; alsdan werp ik mij met het aangeziqt ter aarde, ik zucht en ween voor mijnen Regter... En wat mij betreft, naauwelijks denk ik op deze hel, welke ik verdiend heb. en doe bijna niets, om daar niet in te vullen. Al de Heiligen hebben, door alle mogelijke strengheden van boetvaardigheid, getracht
(1) Aut pcEnitendum aut urendum. (2) Act. XIV, 21. (3) Ps. L. (4) Ps. XXIV. 7. t5) S. Aug.
175
DE LIEFDEVLAMMEN
17G
huuiie zonden to boeten : sommigen hebben zich onderworpen aan de bespotting, aan de geeselslagen, aan de gevangenissen: andere zijn in stukken gezaagd en ge-steenigd, onthoofd, verbrand, ter dood gebragt; weder anderen hebben zich in schrikkelijke wildernissen begeven (1) en ik doe niets, ik lijd niets. Arme en ellendige als ik ben! welk is dan het doel, dat ik mij voorstel te bereiken? Is het ook naar dien sehoonen hemel, welken zij zoo duur betaald hebben, dat ik mijne schreden wend? Ja gewis... Wolnu! ik moet dan, gelijk zij, den waren weg volgen; hij is smal. Mijn goddelijke Meester heeft het mij gewaarschuwd: y/rcte via est, quae ducit ad vitam. Ik moet, gelijk zij, mijne voorgaande zonden beweenen, ik moet om vergiffenis smeeken, niet gedurende eenige weken of eenige maanden, maar geheel mijn leven lang. Helaas! hoe kau ik weten, of mijn God mij vergiffenis verleend heeft? Hoe kan ik weten, of mijn hemelsohe Vader mij liet kleed van onschuld heefc wedergegeven ? Dit hoop ik van zijne barmhartigheid, doch ik ben daar niet ten eenenmale van verzekerd, ik moet dan steeds boetvaardigheid doen, steeds weonen; en al kwam een engel van Gods woge, uit den hemel mij aankondigen, dat mijne zonden mij vergeven zijn, zou ik nog moeten wcenen, als ik de wonden, waarmede mijn goddelijke Zaligmaker overdekt is geweest, aanschouw.
Maar deze wonden van mijnen Zaligmaker zullen mij niet alleen bewegen om boetvaardigheid te doen en mijne zonden te beweenen; zij zullen mij ook tot vertrouwen en liefde opwekken. Het is tot deze wonden, dat ik mijne toevlugt zal nemen, om daarin eenen zoeten vrede te genieten. Ik zal daar zoo veel te meer van alle gevaar bevrijd zijn, hoe meer Josus magtiger is, om mij zalig te maken. Woelt de wereld rondom mij, doet mijn ligehaam mij eenen doodel ijken oorlog aan, omringt de duivel mij met zijne strikken, ik zal niet vallen, want ik steun op Jesus Christus. Heb ik het ongoluk gehad eenige groote zonden te bedrijven, en is mijn geweten ontsteld, ik zal
(1) Ad Hcbr. XI. 36, 37 , 38.
VAN JESUS.
mij daarom aan geeno wanhoop overgeven, omdat ik do wonden van mijnen Heer Jesus zal gedenken. Welk kwaad zal zoo ongeneeslijk «ijn, dat het door den dood van cenen God niet zal kunnen weggenomen worden (1)? Ik zal in het midden van al mijne ellenden, op de wonden van Jesus eenen blik werpen, en het gezigt van zulk een krachtig geneesmiddel zal mij rust en vertrouwen wedergeven,
O mijne ziel! gij, die zwak, zoo arm zoo krachteloos en van alles zoo ontbloot zijt, ga, werp u in de armen van uwen goeden Meester, want hij is alles voor u en in hem bezit gij alles. Wilt gij de diepe wonde genezen, die de zonden u heeft toegebragt, hij is uw geneesmeester. Zijt gij overladen door het zwaarwigtige pak uwer zonden, hij is de regtvaardigheid en de heiligheid zelf: hebt gij versterking noodig tegen uwe vijanden, hij is de sterkte en de magt: vreest gij den dood, hij is het leven; wilt gij naar den hemel gaan, l:ij is de weg; vlugt gij de duisternissen, hij is het licht; zoekt gij voedsel, hij alleen kan u het leven behouden (2). Ja, mijne ziel, in Jesus Christus zult gij alles vinden; hij zal uw steun en uwe sterkte wezen, en indien gij getrouw zijt om u in zijne wonden te verbergen, wanneer de helsche wolf u zal komen aanvallen, zal hij u voorzeker tegen hem besehermen, en zegepralende zult gij uit den strijd komen'(3),
GEBED.
O mijn welbeminde Jesus! waarom zijt gij dus met loodverwige en bloedige wonden bedekt ? Wie heeft u dan tot eenen zoo medelijdenswaardigen staat kunnen brengen?... Ach, ik versta het, het zijn mijne zonden, welke uw aanbiddelijk ligchaam verscheurd hebben; zij zijn het, die deze doornen kroon op uw hoofd hebben gedrukt. O goede Jesus, hoe ver heeft de liefde, welke gij mij toedraagt, u gebragt! ik ben het, die om mijne zonden verdiend hebt gestraft te worden en gij draagt de straf (4)
(1) S. Bern., in Cant., Serm. LX1 (2! S. Amb. de Virg. Lib. III. (3) S. Amb. Exam. lib. V, Cap. IV. (4) S. Bern, in Cant.
177
DE LIEFDEVLAMMEN
Verleen mij dan de genade van iets op deze wereld te mogen lijden, om u voor uwe bovenmatige liefde te danken; geef mij de genade van mij te versterven, mij te verachten, mij in alle voorvallen te verootmoedigen, en niets te verwaarloozen om u te toonen dat ik niet ondankbaar ben. Ik kan niet leven zonder lijden, sedert dat arij zoo veel uit liefde voor mij geleden hebt (1). Straf, Heer, straf mij hier in den tijd, opdat gij mij in eeuwigheid sparet (2). Wond mijn arm hart, wond het met uwe liefdeschichten; dat het lijde, maar dat het u beminue. Ja mijn God, dat het u beminne, dal het uwe liefde immer doe aangroeijen; immer! immer! Amen.
OEFENINGEN.
Liefde tot de eenzaamheid.
Lieve Christen, neem heden de heilige gewoonte aan, van dikwijls in den geest tot de bloedige wonden van onzen Heer Jesua Christus en voornamelijk tot ziju heilig hart te gaan en bewaar die geheel uw leven. Maak u daar een eenzame plaats bereid om u ten tijde van bekoringen daarin te verschuilen. Begin daarom met u van het gewoel der wereld af te scheiden, voor zoo veel uwe pligten u dit zullen toelaten, en bemin het verborgen en stil leven. O mijn God! hoe vele zielen zijn er niet, die geen den minsten voortgang in de liefde van Jesus doen, omdat zij die zoete rust der eenzaamheid niet kennen! Deze zielen zeggen wel, dat zij in de bespiegeling, in de vereeniging van onzen Heer wel zouden willen leven, en zij doen juist datgene, wat hen van dit oogwit moet verwijderen: zij zoeken de talrijke gezelschappen, de werelds-che vermaken, de al te groote uitstortingen van het monschelijk hart, en zij vlugtcn de eenzaamheid. Men zou zeggen, dat zij bevreesd zijn, van zich met God alleen te bevinden. Mijn lieve Christen, volg hun voorbeeld niet: wilt gij God vinden, zoek hem dan in de eenzaam-
(1) S. Bonav. de stimulis amoris, pars. 1. Cap. II passim. (2) Aug,
178
VAN JESUS.
heid, ik ben nooit minder alleen, zoide de heilige Bcrnardus, dan als ik alleen ben (1).
O, hoe waar is dit! in do eenzaamheid vindt men God, in de eenzaamheid denkt men op zijne pligten, men is zijne zonden indachtig, men beweent, men verzaakt ze; in de eenzaamheid overweegt en begrijpt men de kortheid van den tijd, de langdurigheid dor oenwiglioid, de ijdelheid van do aardsoho zaien, van de eer, do vermaken, do rijkdommen; in do eenzaamheid spreekt mon tot God, en God spreekt tot ons (2). Men spreekt mot hom aan het hart, men verheft zijne grootheden, men looft zijne barmhartigheden, men smaakt do zoetheden zijnor liefde; in do eenzaamheid denkt mon op don hemel (3), mon scheidt zich af van al het geschapene. O eenzaamheid! o zoete eenzaamheid! gelukkig is hij, die u kent en bemint! vooral gelukkig hij, welke het middel gevonden heeft, van, zelfs in het midden dor talrijke gezelschappen, altijd met God alleen to zijn! Bid den Hoor, mijn lieve Christen! dat hij u deze eonzaanihcid des harten goliovo to vorloenen, waardoor mon, zelfs in het midden van het gerucht der wereld en der mooielijk-heden, alt.ijd ingetogen is, altijd voreenigd met God altijd aandachtig op zijne tegenwoordigheid : bid hem, dat hij u deze gelieve te geven; maar vergoot niet, dat om die te bekomen, gij zoo voel het u doenlijk is, afgezonderd en in eono uitwendige eenzaamheid moet leven, zonder nogtans aan do welvoegolijkheden, welke uw staat vereischt, daarom te kort te blijven. Het is onmogelijk van zonder noodzakelijkheid on voordeel van don ovenmensch, zich gaarne uitwendig te vertoonen, en tevens ingetogen en met God voreenigd te zijn.
(1) S. Bern. — sed non erat solus, cum quoerat Deus:dat is; maar liij was niet alleen, met welken God gedurig was. In vita S. Bern, scripta a Guilielmo. Lib. 1 Cap. Vil. (2) Oseoj II, 14 — S. Ilieron. (3) S. Bern.
179'
DE LIEFDEVLAMMEN
Jesns Ier «lood Toroordecld, draagt zyn krnis tot op den Calvarie-berg.
Et bajulans sibi crncem, exivit in eum, qui dieitur Calvaria locum. Joan. XIX, 17.
En zijn kruis dragende, is hij gekomen tot de plaats, die Calvarie genoemd wordt.
Nadat onze Heer -Josus Christus gegeeseld was, meende Pilatns, hem in eenen zoo mededoogenswaardigen staat ziende, dat liet genoeg zou geweest zijn, om zijne vijanden te bedaren, met hom aan liet volk te vertoonen. Hij leidde hem dan op eene soort van balkom en hem aan de Joden vortoonende, zeide hij hun;adat onze Heer -Josus Christus gegeeseld was, meende Pilatns, hem in eenen zoo mededoogenswaardigen staat ziende, dat liet genoeg zou geweest zijn, om zijne vijanden te bedaren, met hom aan liet volk te vertoonen. Hij leidde hem dan op eene soort van balkom en hem aan de Joden vortoonende, zeide hij hun; ziet den mensch ! (1) Het volk zweeg stil, en mogelijk begon het tot medelijden bewogen te worden: maar zoodra do opperpriesters en hunne dienaren hem aa.isohouwden, riepen zij uit: kruis hem, kruis hem (2)! Pilatus in zijne hoop te leur gestold, zeide hun met misnoegen: Wel nu! neemt gij hem zeiven en kruist hem; leant ik vind in hem niets veroordeelensicaardig. De Joden antwoordden hem : toij hebben eene wet, en volgens deze wet is hij des doods schuldig, omdat hij gezegd heeft, dat hij de Zoon Gods is (3). Ten andere, veroordeelt gij hem niet ter dood, dan zult gij de vriend des keizers niet meer zijn. (4.) De laatste woorden verschrikten Pilatus, hij had de schandelijke laf hartigheid van te wijken, en liet hun Jesus over om gekruisigd te worden. (5).
Welk onregt! hoe heeft men u dan, o mijn goddelijke Zaligmaker, tot eenen zoo schandelijken en wreeden dood kunnen veroordeelen! welke mogt de oorzaak van zoodanig vonnis wezen? Ach! het zijn mijne zonden, o
(1) Joan, XIX, 4, 5. (2) Joan XIX, G. (3) Joan, 6, 7. (4) Joan. XIX, 12. Matth. XXV11, 26.
ISO
VAN JESUS.
181
zoete Jesus! welke u aldus hsbben doen lijden; het zijn mijne eigene misdaden, die u hebben doen sterven. Ik ben het eonigste werktuig uwer pijnen en wreedste straffen! Wat een ongohoord wonder! de regtvaardigheid wordt met den dood, dien de zondaar verdiend heeft, gestraft! Een God sterft om het leven aan zijn schepsel, aan een' geringen slaaf weer te schenken... Wat vergelding kan ik u geven, o Jesns! Voor zulk eene groote liefde r1 Kan er wol iets in het menscheüjke hart gevonden worden, dat waardig zijn zou., om u voor zoo bovenmatige liefde aangeboden te worden ? Helaas! ik vind in het mijne niets dan een vurig verlangen, om u te beminnen; neem dit verlangen in dank, o mijn God, en maak, dat het vervuld worde. Maak, dat ik in u niet dan aantrekkelijkheden en aangenaamheden vinde; dat er buiten u mij niets moge behagen, noch schoon schijnen; dat mij, integendeel, alles gering en verachtelijk voorkome; dat ik bate hetgeen gij haat, en dat niets mij behage dan wat u behaagt; dat, ver van genoegen te vinden in al wat gij niet zijt, ik daarin niets anders vinde dan ongenoegen; dat ik er zelfs mijn vermaak in seheppe, om uwentwil te lijden; dat de glorie alleen van uwen naam mij ondersteune eu aanmoedige; dat- het aandenken aan u, mijn eenigste troost zij, dat ik mij moge spijzen met brood door mijne tranen doorweekt; dat al mijn vermaak zij onophoudelijk uwe heilige en regtvaardige wet te overwegen (1). Eindelijk, maak, dat ik u altijd meer en meer beminne, o Jesus! ik weet, dat ik zeer onwaardig ben van u bemind te worden, maar gij zijt mijno liefde waardig. Ik smeek u, maak mij voortaan u zoo waardig, als ik tot hiertoe onwaardig geweest ben. O Jesus! maak, dat ik u beminne.
Zoodra de Joden door hun geseheeuw en hunne bedreigingen hot doodvonnis van hunnen zwakken stadhouder hadden afgeperst, waren zij op niets anders meer bedacht dan om het spoedig ten uitvoer te brengen, ten einde aan Pilatus den tijd niet te laten van het te over-
11
S. Aug. Moclitationes, cap. VII. 50
DE LIEÏDEVLAMMEN
wegen en te herroepen. Het kruis was reeds te voren bereid geworden; zij doen liet aanstonds naar liet ge-regtshof brengen, om onzen Hoer Jesus Christus de smart en de schande aan te doen van het zelf op zijne schouderen naar de strafplaats tc dragen. Maar opdat men hem voor geen anderen zoude aanzien, cn hij van een ieder zou gekend worden, rukten zij hem den ouden purperen mantel af, waarmede zij hem bekleed hadden, en doen hem wederom zijn oud kleed aan. Dewijl het zonder naad en van voren niet open was, moe'sten zij het hem over het hoofd trekken; het kon maar moeijelijk aangedaan worden, om dat het iu dc doornen verwarde; de doornen kroon werd hierdoor hard geschokt; de pijnlijke wonden werden hierdoor vernieuwd en begonnen op nieuw te bloeden (1). Alsdan nam Jesus liet werktuig zijner doodstraf op, en liet op zijne doorwonde schouders leggende, ging hij naar don Calvarieberg, voorgegaan door twee moordenaren, die met bem tenzelfden tijde moesten gekruist worden.
Ondertusschen moest onze goede Zaligmaker, door de pijnen van den voorgaanden nacht reeds uitgeput, de krachten, welke hem nog overbleven, verzamelen, om den zwaren last, waarmede hij beladen was, te kunnen dragen. Het zweet liep langs zijn ligchaam af, hij kon geen adem moer halen, en zijne wonden werden vernieuwd, door het geweld dat hij moest doen, om het kruis op zijne schouders te houden en voort te gaan. Eindelijk, in het uitgaan der stad niet meer kunnende, bezweek hij onder het zwaar gewigt, en viel met zijn aanschijn plat ter aarde!... L)e soldaten, die hem geleidden, overlaadden hem toen met slagen, en braakten duizenden smaadwoorden tegen hem uit, om hem tot opstaan te dwingen; maar de Joden, die zagen, dat de krachten hem ontbraken, cn vreezende dal; hij zou sterven, eer hij kon gekruist worden, dwongen eenen man van Cyrenen met name Simon, die van zijne landerijen terugkwam, om het kruis te helpen dragen en Jesus te
(l) Matth. XXVII, 21,
182
VAN JESUS.
volgen (1). Het is to donken, dat Simon dit maar uit dwang en met grooten tegenzin gedaan heeft. Maar wanneer hij daarna door het geloof verlicht zijnde, zag, dat hij de eer gehad had zijnen Zaligmaker te verlichten, aan de zaligheid der wereld medo te werkon, cn het voorbeeld te zijn dorgoncn, welke na Jesus Christus het kruis moeten dragen en hem volgen, dat is der uitverkorenen van al'e eeuwoa, da,a begrijpt men, dat zijn lot hem benijdenswaardig scheen, zooals het altijd heeft geschenen aan de godvruchtige zielen, die we! zouden gewild hebben met hem deelachtig te mogen zijn geweest aan eene zoo roemwaardige behulpzaamheid (2). O gelukkige mensch, welke het kruis draagt, dat God hem overzendt! die Tnonsch is waarlijk de leerling van Jesus Christus, maar wat zog ik, h j kan het maar op deze voorwaarde wezen (3). Ja ieder onzer moet zijn kruis dragon, hoe zwaar het ook moge wezen, ik zelf moot het mijno dragen, en achter mijn moester gaan. O mijn Josus ! gelief mij hot, uit liefde tot u, met blijdschaj) of tenminste met bedaardheid on onderwerping te leeren dragon.
— Mijn zoon, weet vooreerst dat eeu christen, welke dien schoonen naam wil verdienen, zich op deze wereld moet bereiden tot oen leven van ontberingen en opofferingen (4). Hij moet noodzakelijk dagelijks zijn kruis dragen, en door zijne eigene ondervinding leeren, dat er geen andere weg is, die ons tot hot leven en tot don waren vrede des harten kan brengen, dan de weg van het kruis en de gedurige versterving. Zoo dan mijn kind, uw kruis is altijd bereid; het verwacht u overal; gij kunt het niet ontvlugten, waar gij u ook mogt begeven.
— Hoer, het schijnt mij toe, dat ik bergid ben al de kruisen te dragon, die gij mij zult gelieven over te zenden; ik zal geen enkel kruis weigeren; integendeel, bedank ik u vooraf voor al degenen, welke uwe hand mij zal opleggen.
(1) Luc. XXII], 26. — Zie ook liet lijden van Jesus IVdeel (S!)Zie het leven van Josus Christus, door Fatorde Ligny, 11 deel, cap. XX Vlll. (3) Luc. IX, 23 (4) S. Maxim. Serm. ultira. de Sanctis — S. Leo. serm. IX, de Quadrag.
ISS
DE LIEFDEVLAMMEN
— Deze gesteltenissen van uw hart zijn voortreffelijk, deze gevoelens zijn edelmoedig, maar wees altijd bevreesd, mijn zoon, voor uwe eigene zwakheid. Heden hebt gij maar een ligt en gewoon kruis te dragen, en niets schijnt u onmogelijk; maar helaas! hoevele zijn er, die, even als gij, over mij roemden, zoo lang zij mijnen troost ontvingen, hoe velen zij er niet gevonden, dio mij dankten en duizenden beloften deden van getrouw te zijn in mijne dienst; en die mij nogtans verlaten hebben, of ten minste mij maar van verre meer gevolgd zijn, over mijn gedrag ten hunnen opzigte gemord hebben, uiterst moedeloos geworden zijn, omdat ik raadzaam gevonden had hun eenigen tegenspoed, eenige vernedering, eenigen smaad of ziekte over te zenden; gelijk zij gehandeld hebben, zoo kunt gij ook zelf Ie werk gaan; vrees dan uwe zwakheid en reken nooit dan op mijnen onderstand.
— Wees geloofd, o mijn God! omdat gij mij met zoo vele toegevendheid mijne zwakheid, welke ik zoo ligt vergeet, indachtig hebt gemaakt, en leer mij, bid ik u, wat ik moet doen om mijn kruis te dragen.
— Al de kruisen, al de kwellingen komen van God zij zijn eene gaaf van zijne hand; zij zijn een teeken van voorbeschikking. Ja, mijn kind, hoe meer kwellingen ik eene ziel toezend, des te meer lietdebewijzen ik haar geef. Het zijn juist mijne grootste Heiligen, die op aarde het meest geleden hebben. Tracht u dan van deze waarheid wel te overtuigen, en dan zult gij het middel kennen, om wel te lijden. Ik lijd;, het is Ood, die het zoo wil, zijn heilige naam zij geloofd! ziedaar
do volmaaktheid____ O mijn zoon! kendet gij den prijs
der kwellingen, dan zoudt gij gedurig tot mij zeggen: Heer, of lijden of sterven. Gij zoudt dag en nacht met Joannes van het kruis herhalen: mijn God, ik hegeer uit liefde tot u te mogen lijden en veracht te worden (l)y gij zoudt met den heiligen Augustinus uitroepen Ach! wat een kruis, geene kruisen te hebben! Nulla crux,
(1) Paü et contemni pro te! Pati et contemni pro te.
184
VAN JESUS.
quanta crux! Gij zoudtalle oogenblikkentot mij roepon: Mijn Jesus, verleen mij een weinig sterkte en zend mij alsdan kruisen over.
— Leer mij ook, o goede meester, wat mij ten tijde der bekoringen te doen staat. De booze geesten brengen m'jne ziel geweldige schokken toe, en bestormen haar schrikkelijk; alsdan meen ik alle oogenbükken, dat ik eene ongelukkige schipbreuk ga lijden. Ik werd somtijds met zulke afgrijselijke gedachten overvallen, die mij dunken maar geschikt ie zijn om in het hart van eenen verdoemde te komen. Ik span al mijne krachten in, om ze te verwerpen, en desniettegenstaande blijven zij als aan mijne ziel gekleefd. Hoe moet ik mij dan in die stonden van inwendigen strijd gedragen.
— Gij moet trachten gerust en onveranderlijk te ziju, en dit kruis zonder morren dragen. Laat u nooit den moed benemen door ceiiige bekoring, hoe geweldig zij ook moge wezen, stel altijd uw vertrouwen op mij. Denk, dat al deze moeijelijkheden, in de inzigtcn mijner barmhartigheid, beproevingen zijn, om uwe liefde tot mij iu al haren luister te doen uitschijnen, dat het lessen zijn, om u medelijden te leeren hebben niet hen, die gelijk gij, aan de schichtcn des duivels blootgesteld werden, middelen, om uwe zonden te boeten, enute bevrijden van in nieuwe te vallen; gesteltenissen, om overvloedige genaden te bekomen; eindelijk behoedmiddelen tegen den hoogmoed, die u doen zien, dat gij zonder mijne genade niets vermoogt. Het is dan door een uitwerksel mijner liefde, dat ik toelaat, dat gij bekoord wordet; het is uit goedheid, dat ik op zekere wijze voor eenigen tijd uwe ziel schijn te verlaten, hoewel ik, meer dan ooit alsdan nabij haar ben. Vrees niet, ik ben met u; bestrijd moedig al de inblazingen des duivels, en wees nimmer verlegen. Hij maakt veel gedruisch doch hij kan hem , die op mij vertrouwt, geen leed doen. Hoe meer hij u kwelt, hoe meer hij u mishandelt, des te meer gelegenheid geeft hij u, om uwe verdiensten en uwe heerlijkheid in den hemel te vermeerderen. Wees dus moedig, en beveel u altijd aan mij. Ik heb
185
DE LIEFDEVLAMMEN
hem door mijn vermogen verplet, gij zult bem op uwe beurt door de hulp mijner genade, welke ik u nooit zal weigeren, verpletten.
— Mijn (iodl er is nog een kruis, dat ik met veel moeite draag, en hetwelk mij zeer zwaar schijnt te zijn.
Welk is dat kruis, mijn kind?
— Wanneer ik de zoetheden en den geestelijken troost ovendenk, wolken ik eertijds genoot, en ik ze vergelijk met mijne hedendaagsehe dorheden, dan beu ik zeer bedroefd, omdat het mij voorkomt, dat, in plaats van in uwe liefde voortgang te doen, ik achteruit ga. Eertijds scheen alles mij licht in uwe dienst, en heden schijnt alles mij moeijelijk. O mijn Jesus, heb ik dan geece redeu van te gelooven, dat gij mij verlaat en uwe hulp onttrekt, omdat mijne ondankbaarheden en mijne laauw-heid u vervelen ?
— Mijn kind, wacht u wel van zoo te denken, want daarmede zoudt gij mijne liefde verongelijken. Ziet gij daarin het gewone gedrag niet, dat ik doorgans volg met eene ziel, die ik bemin? In den aanvang als deze door eene ware bekeering zich nog maar aan mij hoeft gegeven, bezoek ik ze, eu met haar niet dan vreugd in mijne dienst te doen vinden, win ik haar hart; ik wek haar hiertoe op door de zoetheid mijner bevalligheden; ik vertoon mij gedurig aan haar, om ze door do aantrekkelijkheden mijner tegenwoordigheid op te houden; met één woord, om hare zwakheid met inschikkelijkheid te behandelen, laat ik haar niet dan vermaken genieten. Maar later ontneem ik haar de melk, en spijs haar met het sterke voedsel der kwellingen. Ik spreek, en zie, do hemel, de aarde, de hel staan tegen haar op; uitwendig ontmoet zij slechts vijanden, inwendig niet dan bekoringen. Uitwendig, ellenden eu duisternissen; inwendig, dorheden en Kiistroostighedeu. Nu laat ik haar eens in schaduwen en akeligheden des doods, dan doe ik haar wederom eens het licht zien en herleven. Doch ik behandel haar altoos om haar te beproeven, om ze te zuiveren, om ze te verootmoedigen, om zo te onderrigten, om ze aan mijnen wil buigzaam te maken, om haar de kleine
180
VAN JESUS.
fouten, de ligt.e onverstorvealiedon te verwijten, en zoo voorts (1). Gij ziet dan wel, mijn kind, dat ik er verre at ben u te verlaten, wanneer ik n dus behandel.
— En zult gij mij niets zoggen van mijne gedurige veK■trooidhodeni, O mijn Godl welk een zwaar kruis is liet mijne ziel te willen tegenhouden, als zij mij ontsnapt, en haar niet tot rede te kunnen brengen. Die omzwervende dochter dwaalt altijd af, en ik heb de grootste moeite vau de wereld, om ze in zich zeiven te doen wederkeeren en haar oenige oogenblikken voor uwe voeten te vestigen.
■—• Mijn zoon, ik wil niet, dat dc verstrooidheden u eeuotwijfelmoedige rust baren, welk u zoude kunnen ongerust en moedeloos maken. Indien uw hart u uws ondanks ontsnapt, ontstel u dan niet; tracht het. zaeht-j,cs weder tot zijnen pligt te brengen, en doe, zender u te ontstellen en verlegen te zyn, wat in uw vermogen is, en laat het overige aan mijnen wil over. Bemin mij uit ganseh uw hart, en de gebreken, wasrvan gij u niet hebt kunnen ontdoen, zullen voor u eene beweegreden tot de deugd, eene gelegenheid van verdiensten, eene bron van vertroosting worden. Een welgeschikte grond vindt, tot in den mest toe, eene overmaat van vruchtbaarheid, en de mensch, die met goeden wil is, geniet op tijd de vrucht van zijne onvolmaaktheid en ellenden, in het midden zelfs van zijne ellende. Bid met eerbied en heb een opregt verlangen van met aandacht te bidden ; er wordt niet anders gevorderd. Ondanks al de verstrooidheden, welke u beletten al de aandacht ta gebruiken, zoo als gij dit wel zoudt wen-schen, ben ik over u tevreden. Ik zal u nooit de dwalingen eener zwakke natuur tot zonde aanrekenen, als gij maar niet vrijwillig daarin blijft, wanneer zij u overkomen, en gij daartoe te voren geene oorzaak gesteld hebt, met over uwe zinnen niet te waken (2). Doch, verberg niet vertrouwen al uwe ellenden in den afgrond mijner barmhartigheid, daar zullen zij verdwijnen, geil) Blosus, speculum religios cap. VI. (2) Ibid. cap. 11.
187
DE LIEÏDEVLAMMEN
lijk men een glimster, die in het midden der zoe valt, verdwijnen ziet.
GEBED.
Hoer Jesus! ik bedank u voor de lessen , die uwe goedheid mij hier heeft gelieven te geven, mogt ik zo nakomenl Ik verzoek u de genade, om zonder klagen cn met onderwerping al de kruisen, welk gij mij zult overzenden, te mogen dragen; ik verzoek u ook , om altijd , overal en in alles uwen heiligen wil te mogen volbrengen ; eindelijk al mijn verzoek is u te mogen beminnen. Wat kan ik nog meer vragen? Indien iku bemin, zal ik ootmoedig, verduldig, zachtmoedig, liefdadig ea onderworpen zijn; indien ik u lief heb, zal ik naar uwen wil, een heilige zijn. Ach! ik smeek u, mijn God, geef mij uwe liefdewonden, cene wonde die mij pijn veroorzaakt, opdat ik voor u en met u moge lijden. Ö mijne liefde I verlaat mij niet, want zonder u kan ik geen oogenblik leven. Ach ! mogt ik uit liefde tot u sterven, o mijn God! gij weet, dat ik, om uwen wil al do moeijelijkhcdon en wederwaardigheden der wereld, ja zelfs de pijn der hel zou wenschon te lijden. Hoe ben ik, uit erkentenis voor al uwe weldaden, van liefde niet gestorven! waar zal ik zulk eene oneindige liefde vinden gelijk gij verdient? O mijn God! kom mij te hulp; ik wil leven en sterven met deze woorden in mijnen mond: ik bemin u, ik bemin v. Amen.
OEFENINGEN.
Men moet z^jn kruis met geduld dragen.
Indien iemand mij icil navolgen, zegt Jesasi Christus, dat hij zich verloochene, dagelijks zijn kruis opneme, en mij volye. Beminde christen, geef wel acht op dis woorden van onzen goddelijken Moester: Men moet zijn kruis dragen. Zij schijnen hard te zijn cn tegen de natuur te strijden; nogtans, wat hot ook kosten moge, gij moet uw kruis met geduld dragen, gelijk Jesus Christus het zijne
1S8
VAN .TJSSUS.
gedragen heeft; want aan he!; kruis is gehecht onza zaligheid, onze sterkte tegen de bukoringen en de ware liefde tot God. Ja, gij moet het dragen, niet uit dwang zoo als het al de zondaars dragen, waarom zij ook daarvan geene verdiensten hebben; maar gij moet het met onderwerping dragen en uit liefde tot Jesus Christus. Eonigen wanneer zij geestelijke vertroostingen ontvangen, bieden zich aan, om alles te lijden wat de Martelaars geleden hebben: de pijnbanken, de boeijen, de gloeijende tangen: doch na die sohoone en edelmoedige beloften aan God gedaan te hebben, kunnen zij zonder klagen, en somtijds zonder ' morren eene hoofdpijn, een klein ongemak,de onverschilligheid van eenen vriend, een woord, dat een weinig hard ijs, niet verdragen. Beminde christen. God wil niet, dat gij de pijnen van eene bloedige marteling zoudt lijden; hij vraagt onkel, dat gij dit kwaad, die onverschilligheid,dit harde woord met geduld zoudt verdragen. Draag dagelijks uw kruis, en wees niet gelijk aan hen, welke het wel willen dragen gedurende eenigen tijd , maar die het weldra afschudden, wanneer het hen blijft drukken. TJit-ziunigen, die het weten, dat zij, niet het kruis te verwerpen, hetwelk Jesus hen oplegt, een ander opnemen, dat nog zwaarder en moeijelijkertedragenis! Wat u aangaat, wanneer het gewigt van dit kruis u te zwaar zal schijnen, en gij u daaronder zult voelen bezwijken, neem dan aanstonds uwe toevlugt tot Jesus in hot gebed, en vraag hem de sterkte, om het met onderwerping en verdiensten te dragen. Herinner u dan, wat de heilige Paulus zegt, dat al het lijden van deze aarde, hoe pijnlijk het ook zij, in yeenc evenredigheid is, met de heerlijkheid, welke God ons bereidt in den hemel (]), en gij zult u vol moed gevoelen.
Velo zielen beminnen Jesus Christus, zegt de heilige Alphonsus do Liguori, zoo lang als de wind der geestelijke zoetheden blijft waaijen; maar wanneer hij ophoudt, wanneer er eeuige tegenspoed of mistroostigheid overkomt, gedurende welke de Heer zich verborgt, om hen te beproeven; eindelijk, wanneer Jesus Christus de zielen be-
(1) Rom. VIII, II.
50
189
11.
DE LIEl'DEVLAMMEN
190
rooft van hunne gewone vertroostingen, dan verlaten zij liet gebed, de communiën, de verstervingen, geven zich over aan droefheid en laauwheid, en zoeken de vermaken der aarde. Maar die zielen beminnen meer zich zeiven dan Jesus Christus; integendeel, zij, die God beminnen, niet met eene baatzuchtige liefde en voor do vertroostingen, welke hij geeft, maar met eene zuivere liefde, en alleen, omdat hij waardig is benind te worden, laten nooit hunne gewone oefeningen van godvrucht achter, welke dorheid en verveling zij daarin ook gevoelen; het is hun genoeg te weten, dat God zijnen roem vindtiu hen op dergelijke wijze te beproeven: ook bieden zij zich aan om dio mistroostigheid, dien afkeer en die verveling tot den dood toe te lijden, indieu zulks de wil van den oppersten Meester is. Zij weten, dat Jesus even zoo beminnelijk ilt;, wanneer het hem behaagt hen in de mistroos^gheidte laten, als wanneer hij gewaardigt eenige vertroostingen te verloeuen, en zij vinden hun geluk en vermaak in het lijnen, wanneer zij denken, dat zij zulks ter liefde van Jesus verdrageu; dan roepen zij uit; Hoe zoet is het, mijn beminuelijke Zaligmaker! aan hem , die u bemint, voor n te lijden! Jesus! die voor mij gestorven zijt, waarom kan ik voor uwe liefde niet stenen! En wat is het toch, eenige pijnen in het ligchaam of in den geest, eenige inwendige smarten te lijden? Zijn wij niet verpligt een weinig te lijden voor Jesus Christus, die, uit liefde tot ons, het smartelijkste leven en den wreedsten dood verkozen heeft zonder zich de minste verzachting te verschaffen, om ons te toonen, dat wij, indien wij zijne liefde betrachten, hem moeten beminnen, gelijk hij zelf ons bemind heeft! O christen, hoo aangenaam is aan Jesus de ziel, die lijdt en hem bemind! O goddelijke gaaf, gaaf, die alle andere overtreft, te weten de gaaf van te beraiunen, terwijl men lijdt, en te lijden terwijl men bemint! Bid onzen goeden Meester , dat hij ze u verleene.
VAK JESUS.
Jesus wordt nan hot kruis gehecht,
Crucijlxerunt eum, et aim eo alios dtios hinc tt hinc, medium aulen Je sum. Joan. XIX, 18.
Zij hebben Ilem gekruisigd, en twee anderen met Hem, van weerskanten eenen, en Jesus in het midden.
Wanneer de Zaligmaker op den Calvarie-berg gekomen was, waar hij zijn offer moest voltrekken, om ons het klaarblijkendste teekeu zijner liefde te goven, liet men hem zelfs den tijd niet, oin adem te scheppen ot een weinig te rusten. Men rukte hem zijn kleed af,datiu zijne wonden geplakt was, en men vernieuwde nog eens al zijne smarten. Daarna gebood men hem, zich op het kruis neder te leggen, om hem or aan te hechten. Die goede Jesus gehoorzaamde dadelijk en zonder den minsten tegenstand; bij strekte zich uit op dit bod van smarten, hebbende tot hoofdkussen niets anders dan de doornen, met welke hij gekroond was. Zijne beulen wierpen zich dan op hem met eene zekere woede; zij namen eerst zijne linkerhand zoo als men algemeen gelooft, en doorboorden ze met eenen grooten nagel in het midden der zenuwen. Daar dezenuwen door de hevigheid derpijn zamengetrok-ken waren, en deregterhandzichnietmeerkonuitrekken tot aan het gat, dat men bereid had in den anderen arm van het kruis, moe-it men die hand met koorden trekken (1); men moest hetzelfde doen met de voeten, zoodat het ge-heele ligchaam van den Heer daardoor ontwricht werd welke schrikkelijke pijnon !!!anneer de Zaligmaker op den Calvarie-berg gekomen was, waar hij zijn offer moest voltrekken, om ons het klaarblijkendste teekeu zijner liefde te goven, liet men hem zelfs den tijd niet, oin adem te scheppen ot een weinig te rusten. Men rukte hem zijn kleed af,datiu zijne wonden geplakt was, en men vernieuwde nog eens al zijne smarten. Daarna gebood men hem, zich op het kruis neder te leggen, om hem or aan te hechten. Die goede Jesus gehoorzaamde dadelijk en zonder den minsten tegenstand; bij strekte zich uit op dit bod van smarten, hebbende tot hoofdkussen niets anders dan de doornen, met welke hij gekroond was. Zijne beulen wierpen zich dan op hem met eene zekere woede; zij namen eerst zijne linkerhand zoo als men algemeen gelooft, en doorboorden ze met eenen grooten nagel in het midden der zenuwen. Daar dezenuwen door de hevigheid derpijn zamengetrok-ken waren, en deregterhandzichnietmeerkonuitrekken tot aan het gat, dat men bereid had in den anderen arm van het kruis, moe-it men die hand met koorden trekken (1); men moest hetzelfde doen met de voeten, zoodat het ge-heele ligchaam van den Heer daardoor ontwricht werd welke schrikkelijke pijnon !!!
Ondertusschen zweeg dit onschuldige Lam, en liet do
(1) Revelat. S. Drigitt. Zie iiet lijden van Jesus, IV Doel.
191
BE LIEFDEVLAMMEN
minste klagt niet hooren: hij hield de oogcn hemelwaarts gevestigd en offerde aan. God voor onze zaligheid zijn lijden en leven op... Wanneer hij op het kruis genageld was, begon men het voort te sleuren, tot aan den put, waarin hot moest geplant worden. Uaarrigttomenhetop met koorden, en men liet hot meteenengeweldigen schok in den put nedervallcn. ü God! wie zou kunnen begrijpen, wie zou kunnen zeggen hoe vele smarten en pijnen die schok van hot kruis aan onzen goeden Meester veroorzaakte! Ach! welke bittere smarten en hartgrievende pijnen in al de deelen dos iigchaams moeten daarvan het gevolg zijn I Jiu hot is voor mij, die hem zoo weinig bemin en zoo slecht dien! voor mij, die hom zoo dikwijls vergramd en beleedigd heb in mijn voorgaand leven! voor mij, die hom nog alle dagen bedroef door mijne laauwheid en gebrek aan ijver in zijne dienst. O mijnGod! mijn God, mijn Jcsus! ik werp mij neder aan den voet van uw kruis, en roep tot u: Barmhartigheid! harm-hartiyheid voor eenen ondankbare!
Mijne zie), aanschouw nu uwen Heer, aanschouw uw leven hangende aan dit hout (1): zie hoe hij genageld aan die schandelijke galg, noch plaats noch rust vindt. .Nu steunt hij op zijne handen, dan op zijne voeten: maar de pijn wordt overal ondragelijk. Hij keert zijn hoofd nu langs den eenen dan langs den anderen kant; laat hij het op zijne borst vallen, dan scheuren de handen nog meer door het gewigt; legt hij hot op zijne schoudercn, dan worden zij doorstoken door de doornen ; laat hij het op het kruis rusien, dan gaan de doornen dieper in zijn gezegend hoofd (2).
Ach! mijn Jesus! hoe wreed is de dood, wolken g'j lijdt! verwaardig u mij te zeggen, wat u ;ieoft kunnen aansporen om u aan dio ijsselijke pijnigingen fo onderwerpen.
Het is mijne liefde tot u, mijn kind, welke mij aan het kruis genageld heeft. Ik lijd, ach! ik lijd onbegrijpelijke smarten; doch indien hot noodig was voor uwo
,1) Dcut. XXVlll. (2' Homelie van het lijden.
192
VAN JESUS.
zaligheid, zo tot het einde der wereld te lijden, zou ik zulks zeer gaarne doen, zoo zeer bemin ik uwe ziel! zoo dierbaar is de ziel in mijne oogen!
— O mijn God! uwe woorden overladen mij met schande en schaamte! uw hart is geheel liefde voor mij, en het mijne!!!... Mijn Jesus, leer mij, wat ik moet doen, om dankbaar te zijn voor een dergelijke teoderheid vau uwen kant?
-—Bemin mij, enikzal te vredenzija; bemin mij, en ik zal genoeg vooral mijn lijden beloond wezen. Onthecht uw hart van alle geschapene voorwerpen, en verwek in uwe ziel hot verlangen, om mijne tegenwoordigheid in den hemel te genieten.
GEBBD. .
Heer, gij ziet den grond van mijn hart; gij ziet hoezeer ik verlang u te beminnen. Ja, dit verlangen verteerten verslindt mij; hot volgt mij gedurig op, en laat mij noch dag noch nacht rusten. Ik heb uwe liefde noodig, mijn hart heeft eenen brandenden dorst daarnaar, en het komt mij voor, dat mij niemand te hulp komt. Ik bezwijk, en mij dunkt, dat mij niemand komt ondersteunen. Ik wil u beminnen, en mij dunkt, dat het mij als onmogelijk is, zoo zeer ontbreekt mij de moed. Mijn God! ik weet niet of ik u wel de gevoelens mijner ziel uitdruk, maar dewijl gij ze kent, ach! ik bid u heb medelijden met mij I Geef mij uwe liefde, zonder haar kan ik niet leven, zonder haar vrees ik te sterven; ik herhaal het, geef mij uwe liefde. Goede Jesus, tecdere Herder, mijn geliefde Meester, wanneer zal ik zonder vlek en waarlijk ootmoedig voor u verschijnen ? wanneer zal ik, ter uwer liefde, waarlijk al de zinnelijke zaken verachten, wanneer zal ik u volmaakt beminnen? Wanneer zal ik mij door tee-dere en vurige verlangens tot u verheffen ? Wanneer zal mijne laauwheid en onvolmaaktheid in de onmeetbaarheid uwer liefde verslonden worden? O mijn God! o zoetheid mijner ziel! o mijn vertroosting, mijn leven, mijne liefde, mijn verlangen! o mijn schat, o al mijn
103
DE LIEFDEVLAMMEN
good! mijno ziel vemiclit naar uwe liefelijke omholzin-geu; zij kwijnt, zij bezwijkt in het vurige verlangen van zich met u te voreenigen, van innerlijk door deu zoeten hand eener onbreekbare liefde aan u gehecht te zijn. 01 wanneer zal het gewoel der wereld voor mij geheel ophouden? Wanneer zal ik geheel ontslagen zijn van do bekommeringen en de wisselvalligheden dezer wereld! Wanneer zal mijne pelgrimschap en de droevige gevangenis dezer plaats van ballingschap eindigen? Wanneer zal ik de schaduw der ontsterfelijkheid zien dalen en den morgenstond van den eeuwigen dag zien schijnen! Wanneer zal ik uw aanschijn genieten, en u eeuwig en zonder beletsel met uwe Heiligen loven! O mijn God!o mijno liefde, o geheel mijn verlangen! o al mijn goed ())! Ik Smeek u, voldoe aan mijne verlangens en geef mij uwe liefde; geef mij uwen hemel, opdat ik u nog meer moge beminnen. Maria, verkrijg mij de genade, om eindelijk mijnen God te beminnen, gelijk hij hot verdient, en gelijk ik het verlang. Amen.
OEFENINGEN.
Liefde tot God alleen.
Beminde christen, Jesus vraagt u heden tot dankbaarheid voor de liefde, die hij u bewezen heeft, met zich aan het kruis te laten hechten, dat gij hom zoudt beminnen uit geheel uw hart, en daarin geene andere liefde dan de zijne zoudt gedoogen. Doorgrond dit hart en zie of het waarlijk geheel aan God toebehoort. Helaas! het bemint de schepselen nog, het is er als aan vastgenageld en misschien wil het er zich niet van onthechten. En evenwel staat het vast, dat niets zoo een groot beletsel stelt aan onze vereeniging met God dan de verideeldheid aan het aardsche. Ach! beminde christen, mijn God, bemin God alleen, of zoo gij eenig schepsel bemint, bemin het in God; verkleef er u niet aan, en wees altijd
(1) Blosius, speculum, religios. cap. IV, N. 2.
194
VAN JKSXJS.
195
boreid om het te verlaten, wanneer het den Heer zal behagen. De liefde tot het schepsel, die op zekere wijze niet vermengd is met do liefde tot God, is gevaarlijk, Bid, bid den Heer, dat hij u een zuiver hart geve, een hart, dat ledig is van alles, wat niet voor hem is. Werk opregt, om uit uw hart alle ongeregelde geneigdheid, hoe klein zij ook wezen moge, te rukken. — Gij zult mij misschien vragen, mag ik dan mijne vrienden niet beminnen? — Hierop antwoord ik u: Heb vrienden, bemin hen zoo veel gij wilt, maar dat het altijd in God en voor God zij (1); bemin beu, maar dat het zij, om hou tot de dienst van Jesus Christus op te wekken, en den hemel te winnen, en niet om het vermaak, dat gij zou dt kunnen vindon in hen te beminnen; bemin hen, maar vraag gedurig van onzen goeden Meester do genade, om hen op eeno christelijke wijze te beminen. Gewon u nisthen aan te zien als personen, die noodzakelijk zijn voor uw aardsche geluk; want beminde christen. God, en God alleen moet u genoeg zijn: buiten hem is er niet dan ellende. Zeg dan dikwerf uit den grond van uw hart: Mijn zoete Jesus, geef mij de genade, van u altijd boven ui de schepselen te beminnen, en van mijne vrienden te beminnen, gelijk gij wilt dat He ze bemin. Onthecht mijn hart van alles, zoat gij niet zijt.
(1) S. Aug. Enarrat, in Ps. XX. No. 5.
DE LIEFDEVLAMMEN
Oter do stilzwijgendheid van Jesus, io midden fan de veracbling, smaad en lijden.
Sicut ovis ad occisionem ducetur, et quasi ag-nus coram tondente se ohmutescet, et non aperiet os suum. Js. LUI, 7.
Hij zal gelijk een lam ter slagtbank geleid worden, en den mond niet openen, even als een schaap dat stom blijft voor hem die scheert.
Wij hebben reeds gesproken van de stilzwijgendheid van Jesus in het midden van zijn lijden; doch hot is zoo zielroerend dit onschuldige Lam aan de woede zijner beulen te zien beantwoorden, door eene onvergelijkelijke zoetaardigheid en geduld, dat wij ons nog eenige oogenblikken zullen bezig houden met dit onderwerp te overwegen.ij hebben reeds gesproken van de stilzwijgendheid van Jesus in het midden van zijn lijden; doch hot is zoo zielroerend dit onschuldige Lam aan de woede zijner beulen te zien beantwoorden, door eene onvergelijkelijke zoetaardigheid en geduld, dat wij ons nog eenige oogenblikken zullen bezig houden met dit onderwerp te overwegen.
Laat ons hem eerst bij Caïphas zien; men beschuldigt hem, in do tegenwoordigheid van dien opperpriester, van verscheidene misdaden, en hij bewaart een diep stilzwijgen : Jesus autem iacebat. Men beschimpt en veracht hem in den hof van Hcrodes; hii verdraagt alles zonder een enkel woord te spreken. Men geeselt hem op eene wreede en onmensehelijke wijze; hij brengt nifets in tegen do onrejrtvaardigheid dier kastijding. De beulen in hunne woede geven hem veel meer slagen dan de wet voorschrijft en hij klaagt er niet over. De soldaten, waarschijnlijk zonder het bevel van Pilatus, en alleen om de aanhitsing van hunne onbeschofte onredelijldieid in te volgen, vlechten eene kroon van lange scherpe doornen, drukken die in zijn hoofd, overladen hem met slagen en overdekken zijn aangezigt met speeksel; en hij bewaartaltijd hetzelfde stilzwijgen. Men gebiedt hem op zijne schouders te nemen een zwaar en ruw kruis, en welks lengte, volgens het
196
VAN JESUS.
verhaal van den H. Uonavcutura en Anselmus, meer dan vijftien voeten was; on hij gehoorzaamde dadelijk en zonder het miuste tegenspreken. Hij klaagt noch over zijne zwakheid, noch over zijne wonden, noch over de zwaarte van zijne last, noch over de langdurigheid van den weg: neen, hij belaadt ziek mot zijn kruis, en gaat naar don Calvirioberg. Menigmaal bezwijkt hij op den weg onder den last, evenwel rigt hij zich, zoo goed mogelijk, op, belaadt zich weder stilzwijgend met zijn kruis, en gaat voort.
Welke wonderbare lessen voor mij! Helaas! wanneer ik eenige ziekte, een enkel oogenblik te lijden heb, dan klaag ik daarover bij iedereen. Heb ik eenige ongunst ondervonden, eeno kleine belcediging ontvangen, dan moet ik uitvallen en misschien in gemor tegen den hemel! Helaas! hoe zeer is mijn gedrag van dat van mijnen goddelijken Meester verwijderd ... O Lam Gods! schenk mij de genade, om uwe voorbeelden na te volgen, en geef mij de sterkte, om tor uwer liefde, de stilzwijgendheid tc behouden in het midden der verachtingen, verongelijkingen en slechte behandelingen; geef mij do genade, om alles te lijden en mst een geduld gelijk het uwe.
— Mijn zoon, het beste, dat u te doen staat, wanneer u eone van die ontelbare wederwaardigheden overkomt, waarvan hot sterfelijk loven geheel vervuld is, dat is; uwe ziel bezitten in de verduldigheid (]). De ziel ontsnapt aan zich zelve, wanneer zij ongeduldig wordt; en integendeel, wanneer zij zich zonder morren onderwerpt aan alles wat ik toelaat, dan bezit zij zich zelve in vrede en zij bezit mij zeisen. Ongeduldig worden,is willen hetgeen men niet heeft, of niet willen hetgeen men heeft. Eene ongeduldige ziel is eene ziel overgegeven aan haren harts-togt, welke de rede of het geloof niet wederhoudt. Welke zwakheid! welke dwaling! zoo lang als men het kwaad wil, dat men lijdt, is het geen kwaad; waarom er dan oen waar kwaad van gemaakt met het niet te willen (2) ?
(1) Luc. XXI. (2) Funélon,
197
DE LIEFDEVLAMMEN
quot;Vergeet de volgende woorden niet, wolko ik eertijds tot 1 liefde
mijne apostelen heb gezegd, en die ik u in dit oogenblik I dit hlt;
berhaal; Voorwaar, voorwaar, ik zeg het u, gij zult weenen I altijd
en zuchten., maar uwe droefheidzalinblijdschapveranieren I smad
1). Ja, mijn zoon, hot verdriet is het lot mijner uitver- I genej
korenen op aarde, maar hunne vergelding is heerlijk. I ^ al
— Heer, ik heb het u reeds gezegd, het schijnt mij toe, B zijt. ' dat ik bereid ben om alles, uit liefde tot u te lijden: hoe ■ op hlt; komt het dan, dat ik evenwel daarin zoo veel afkeer E opm gevoel? ■ gij
— Mijn kind, zoo gij met onderwerping en zonder B gijn klagen al de verdrukkingen aanvaardt die ik u overzend, E ik, d dan maakt de afkeer u uiet minder onderworpen, maar ■ mij ( integendeel, hij vermeerdert uwe verdiensten; hij is eon E volg uitwerksel van de zwakheid uwer nainur, en gij moet u ■ Uefi daarover verootmoedigen, maar geenzins u verontrusten, E allei en er een voorwerp van droefheid van maken. Verdraag I sme met geduld en kalmte de verachtingen, de vernederingen, E stei do ziekte en zelfs den dood, hierdoor zult gij mij nwe 1 zon dankbaarheid en liefde beloonon. I gut
GEBED. I zon
198
O Jesus! barmhartige Jesus! ik heb u tot nu toe zeer weiaig bemind; Ja, mijn God, ik heb u zeer weinigen kwalijk bemind! maar nn wil ik u beminnen uit geheel 1 m mijn.hart, ik wil u altijd beminnen. Helaas! ik was eertijds verblind door mijne hartstogten; maar uwe barmhartigheid hoeft heden mijne oogeu geopend en mij ver- i Je licht. Gij hebt mij de grootheid doen kennen van het 1 lij! kwaad, dat ik gedaau heb met u lafhartig te verlaten; gij E tej hebt mij doen begrijpen, dat gij eene oneindige liefde p de waardig zijt, tor oorzake uwer goedheid en liefde, welke Ij /,( gij mij bewezen hebt. Het berouwt mij dus uit geheel H in mijn hart, dat ik u vergramd heb, en ik bemin u meer E d( dan alles, wat er in de wereld is. O wonden, •) bloed van I di mijnen Verlosser, gij die zoo vele heilige zielen door ■ b:
(1) Joan XVI, 20.
VAN JESUS.
liefde ontstoken hebt, ontsteek ook mijne arme ziel door dit heilige vuur. Ach! mijn Jesus! geef mij de genade om altijd te denken aan uw lijden, aan de smarten en ver-smadingen, die gij voor mij geleden hebt, opdat ik mijne genegenheden onthechte van de aardsche goederen, en ze alleen in u stelle, die mijn eenig en oneindig goed zijt. Ik bemin u, Lam Gods, tot mijne liefde geslagtoliferd op hel kruis. Gij hebt niet geweigerd voor mij te lijden; op mijne beurt weiger ik ook niet voor u te lijdon al wat gij wilt. Ik wil niet meer klagen over de kruisen, die gij mij toezendt; helaas! hoe kan ik klagen over hot lijden, ik, die sedert zoo vele jareu de hel verdiend heb; vergun mij de geuado om u te beminnen, en iiandel dan met mij volgens uw welbehagen. Ach!'wie zal mij ooit tan de liefde van Jesus Christus scheiden? O mijn Jesus' de zoude alleen kan mij van uwe liefde berooven; gedoog niet, smeek ik u, dat mij zulk ecu ongeluk overkome. Liever sterven liever duizendmaal sterven, dan door eene doodzonde van u gescheiden te worden! Ik verzoek u die gunst uit naam van uw lijden; o Maria, ik bid u, uit naam van al uwe smarten, verlos mij van den dood der zonde. Amen.
Dien moet zyn hart in alle gelegenheden in rn^t en vrede belionden.
Beminde Christen, leer heden, door het voorbeeld vau Jesus Christus, eenen diepen vrede en eene onveranderlijke rust behouden, in het midden der verachtingen, der tegenstrijdigheden en slechte behandelingen, want waar de vrede is, daar komt God zijn verblijfplaats vestigen (1). Zoo gij dan wilt, dat hij met u blijvo, laat dan de onrust in uwe ziel niet komen (2). Wanneer gij aaugerand wordt door eene vrijwillge bekoring, wanneer gij in u zelveu den strijd der hartstogten gevoelt, wanneer gij uwe gebroken, uwe hervallingen, uwe ongetrouwhedeu en ellen-
(1) Ps. LXXX, (2) S. Corn,, Epist. 385.
199
DE LIEFDEVLAMMEN
200
den ziet, waclit u wel u over te geven aan de moedeloosheid en de onrust, maar werp alleen een liefdevolien blik op den gekruisigden Jesus, en bid hem om dien vrede, welken hij alleen kan geven. Word niet gram, wanneer men u te lang laat wachten, wanneer men u tegenspreekt, u verpligt dezelfde znak meermalen te herhalen of kwalijk uwe bevelen volbrengt, maar behoud altijd dezelfde kalmte en vrede des harten. Dat die groote rust n niet verlate, wanneer u eenige ziekïe, eenige vernedering, eenig verlies van goederen of eenige onverwacht» ongunst overkomt; denk dan, dat God, die gedurig over u waakt, al die dingen tot uw grootste voordeel toegelaten heeft; behoud vooral zorgvuldig dien zoeten vrede, die de eigenschap van Gods kinderen is (1); in het midden der verdrukkingen en inwendige smarten, der smakeloosheid, der dorheid, der bekoringen van droefheid, van zwaarmoedigheid, van mistrouwen op de barmhartigheid Gods; behoud hem in liet midden der pijnlijkste kruisen en drukkendste kwellingen. O! welk een heerlijk schouwspel is een dienaar Gods, die, in al de gebeurtenissen des levens, altijd dezelfde schijnt, zoetaardig, bedaard, vreedzaam, geheel onderworpen aan den aanbiddelijken wil van hem, die alles bestuurt! zijn hart wordt niet opgeblazen door hoogmoed, wanneer men hem prijst; hij belooft beterschap, wanneer men hem berispt; hij lijdt stilzwijgend, en vergeeft, wanneer men hem veracht, vernedert en beschimpt. De vrede is altijd in zijn hart, hij blinkt op zijn gelaat en in geheel zijn ligehaam uit, en dikwijls is zijne tegenwoordigheid alleen, een enkel woord uit zijnen mond genoeg om eene bedrukte ziel te troosten sn haar den vrede, dien zij sedert lang verloren had, weder te geven. Arbeid dan, beminde Christen, om zelf dien zoo wensehe-lijken vrede te bekomen; vraag hem aan den Heer, cn neem de heilige gewoonte aan van u te onderwerpen aan alles, wat u overkomt, zeggende: O od wil dit of laat het tye, hij weet waarom: zijn heilige naam zij geloofd.
(1) Malth.V.*.
VAN JESUS.
Klnagwoordon, wolke Josus van zijn kruis tot alle mcnsclien rlgt.
O vor onines qui transitis per viam, atlendite, et videte, si est dolor sicut dolor metis. Tren. 1. 15.
• i alien, die langs dezen weg gaat, aanschouwt en ziet, of er quot; eene smart is gelijk de mijne.
Deze zijn de woorden, welke Jems Cliristus tot ons rigt, tot ons, arme ballingen op deze aarde van zonde. O gij allen, roept hij ons too van at zijn kruis ogij allen, die langs den weg des levous gaat, blijft eenige oogenblikken staan, werpt eenen blik op dat kruis, waaraan ik gehecht ben, en ziet, of er eeue smart is, die met de mijne kan vergeleken worden. Mijn hoofd is gekroond met scherpe doornen, die mij geene rust laten; mijne handen en voeten zijn doorboord mot overgroote nagelen: mijn ligchaam is slechts ééne wonde, en mijn bloed vloeit uit al mijne ledematen.eze zijn de woorden, welke Jems Cliristus tot ons rigt, tot ons, arme ballingen op deze aarde van zonde. O gij allen, roept hij ons too van at zijn kruis ogij allen, die langs den weg des levous gaat, blijft eenige oogenblikken staan, werpt eenen blik op dat kruis, waaraan ik gehecht ben, en ziet, of er eeue smart is, die met de mijne kan vergeleken worden. Mijn hoofd is gekroond met scherpe doornen, die mij geene rust laten; mijne handen en voeten zijn doorboord mot overgroote nagelen: mijn ligchaam is slechts ééne wonde, en mijn bloed vloeit uit al mijne ledematen. Se smarten des doods hebben mij van alle kanten omringd (i), en mijne ziel is in de af-grijsselijkste droef lioid gedompeld.
Ongelukkige kinderen van Adam, diode straf der zondo van uwen eersten vader draagt, en die zucht onder hot gewigt der smarten, wolke uwe misdaden verdiend hebben, ziet mijne smarten on vergelijkt ze met de uwe. Gij klaagt over uw lijden, maar hebt gij dan vergeten, dat gij schuldig zijt en de hel verdiend hebt ? hebt gij dan vergeten, dat ik, die uw God bon, liet eerst geleden heb ter uwe liefde en om u do onderwerping te loeren ?
201
Gij mort omdat gij de ongemakken moetlijden van den honger, van den dorst, van de armoede, van den arbeid,
(l)Ps. CXIV, 3.
DE LIEFDEVIiAMME^^,
van de koude en van de hitte; maar heb ik die niet vóór u en meer dan gij gevoeld ? 15en iknietgeborenin eeneu stal in het midden van den winter ? heb ik niet altijd in armoede geleefd ? hob ik mijn brood in het zweet mijns aanschijns niet gewonnen ?
Gij wilt mijne dienst verlaten, omdat gij daarin eenige doornen ontmoet, omdat gij daarin eonig verdriet gevoelt, omdat gij gekweld wordt, door eenige inwendige smarten, omdat gij eenige opofferingen moet doen, die voor de natuur pijnlijk zijn. Maar heb ik in het midden der vermaken geleefd? heeft het mij niets gekost om, nietmijne, maar uwe zaligheid te verzekeren ? Gij gevoelt verdriet: maar kan het vergeleken worden bij dat, hetwelk ik ter uwer liefde in den hof der Olijven geleden heb ? zijt gij wel ooit, zoo als ik, droevig geweest tot den dood toe ? hebben uwe inwendige smarten u ooit eenen grooten overvloed van bloed doen zweeten ? wanneer hebben zij u in doodstrijd gebragt?
Gij verwondert u, dat uwe vrienden u verraden en verlaten; gij bedroeft u, wanneer men uwe weldaden met ondankbaarheid beloont. Maar ben ik niet verlaten geworden door mijne eigene leerlingen, zelfs in het oogen-blik, wanneer ik hun liet grootste bewijs mijner liefde gegeven had, door hen met mijn eigen ligchaam te spijzen ? ben ik niet onwaardig behandeld geweest door die zelfde Joden, wier zieken ik genezen, wier dooden ik verwekt en die ik met weldaden overladen had ?
Gij wordt boos, wanneer men weinig acht op u geeft, wanneer men u vernedert of veracht, wanneer men uwe gewaande verdiensten ontkent, en diegenen, welke minder begaafdheden en deugden bezitten dan gij, boven u stelt! Maar ben ik zelf, alhoewel God, niet veracht geweest ? Werd ik inde straten van Jerusalem niet uitgejouwd door het slechtste volk? heeft Herodes mij niet ais een dwaas behandeld ? Heeft men mij niet vergeleken bij eenen moordenaar ? heeft men Uarabbas niet voor mij gesteld?
Gij geeft u over aan de gramschap, wanneer men uwe faam benadeelt, wanneer menu beschimpt of mishandelt. Maar heeft men vau mij niet gezegd, dat ik van den duivel
202
VAN JESUS.
bezeten was, dat ik een gulzigaard, een lasteraar en een oproermaker was ? Heeft me:a mij niet in het aangezigt gespuwd ? heeft men mij geene kaak- en andere slagen gegeven ? heeftimen mij niet eencn ganschen nacht aan de bespottingen en de onredelijkheid van losbandige soldaten overgelaten ?
Gij klaagt wanneeru cenokleine ziekte overkomt; wordt zij erger en duurt zij lang, dan verliest gij het geduld. Maar ben ik niet wreed'elijk gegeeseld geworden ? Werd ik niet met doornen gekroond? en ziet gij mij nu niet aan een kruis genageld? In uw lijden, in uwe ziekte, ontvangt gij ten minste eeaige verlichting door de tegenwoordigheid van uwo vrienden, door de geneesmiddelen , welke men u geeft, en de zorg, die men voor u draagt. Gaat het ook zoo met mij, die uw God ben ? Waar ziju mijne vertroostingen (i) ? Waar zijn de vrienden, die mijn lijden verligten en er deel in nemen? waar zijn desreneesmidde-len, om mijne pijnen te verzachten? Ik ben alleen en verlaten; in stede van troostende woorden, hoor ik lasteringen (2); men overlaadt m j met schimp- en smaadwoorden; men bespot mij; men geeft mij gal en aziji;... Hebt gij wol reden om to klagen en te morren , omdat gij eenige druppelen van den bitteren kelk moet drinken, welke ik tot den bodem uitgedronken heb ? is liet tegendeel niet zeer regtvaardig, dat gij, ter mijner liefde, een klein deel van het kruis draagt, dat ik, ter uwer liefde, niet geweigerd heb geheel en alleen te dragen? Antwoord...
O Christenen ! zoo gij wist wat al smarten, lijden en inwendige pijnen liet mij kost, om u aan de hel te onttrekken, dan zoudt gij geheel do uitgestrektheid mijner liefde tot u beselfen; gij zoudt begrijpen, welk ijsselijk ongeluk het is voor eene eeuwigheid in de hel te vallen; gij zoudt eindelijk begrijpen, dat de eenige zaak, welke gij op de aarde te verrigten hebt, is mij te dienen en te beminnen. Ach! mijne kinderen, in den naam van uw eigen geluk, geeft mij uw hart en bemint mij.
(1) Ps. LXUI. 21. Tlircn. 1, 2 (2) Ps. XXXIV, lö.
203
DE LIEFDEVLAMMEN
„Ik bemin u, o mijn Jesus (1)! ja, ik bemin u, en ik wil u altijd meer eu meer beminnen. O mijn goddelijke Meester! geef mij ten uwen opzigte al de teederheid, welke ik wenscli quot;te hebboa , en zoo mijne verlangens nog niet al do kracht eu de uitgestrektheid hebben, welke zij moeten bezitten, geel aan mij, dit arm schepsel, dat gij mefc uwe gunsten overladen, dat gij zoo overvloedig bemind, dat gij door zoo vele pijnen en smarten gered hebt, geef dan toch aan hetzelve al do liefde, met welke gij weuseht, dat het u zou beminnen.
„O liefde, die altijd ontstoken en altijd vurig zijt! o goddelijk vuur, dat nooit uitgedoofd wordt I o mijn lieve Jesus ! o liefdcl o mijn God, ontsteek al mijne zielsvermogens door het heilig vuur uwer liefde. Maak dat zij al de vlammen, al de zoetheid, al de genoogons, al de vreugden, al de verrukkingen en al de teederheid van hetzelve gevoelo ; maak dat zij u be-minne met al de kracht en de vurigheid van haren wil, dat zij n omhelzo met al de vermogens van haar verstand, dat zij u beminnen met eene liefde verge' zeld van hevige droefheid over hare voorgaande ongetrouwheden; dat zij u beminne, en niets meer beminne dan u, niets dan in u, niets dan voor uquot;. O mijn God! konde ik u tot mijn laatste oogeubiik, en gedurende geheel de eeuwigheid beminnen! dit verhoop ik van uwe barmhartigheid. Amen.
Over dc drift.
Tn het voorgaande Hoofdstuk heb ik u van den vrede des harten gesproken, nu ga ik gewagen van een zeer algemeen gebrek , zelfs bij menschen, die godvruchtig willen zijn ; van een gebrek, dat alleen bekwaam is om
(1) S. Aug. Manual., Cap. X.
204
VAN JESUS.
0(;u onoverwinnelijk beletsel aan liet rijk van dien in-wendigen vrede te stellen; dit is de drift. Dus, zoo gij den inwendigen vrede bekomen en behouden wilt, dan moet gij do drift vlugten:
lo. Tn uwe bezie/heden. Tracht niet alles te doen en te zelfder tijd alles te ondernemen; besteed aan iedere zaak den tijd, dien zij vereischt, en wensch niet haar reeds geëindigd te zien, wanneer zij uaauwelijks begonnen is; want niets ontstelt cnverstrooit zoo zeer eene ziel, als wel de hevige en diiftige verlangens. Belaad u niet met te menigvuldige bezigheden, welke gij niet zoudt kunnen volbrengen.
2o. In uwa fjoede werken. Doe het goede, maar doe het met gewigt en maat, en het zal des te beter zijn. Wanneer gij besloten hebt eene zaak te ondernemen, die gij voordeelig gelooft voor Gods verheerlijking en de zaligheid des naasten, beweeg dan hemel en aarde niet, indien ik mij zoo mag uitdrukken, om in eens uw doel te bereiken; maar handel altijd bedaard. Volg hierin het voorbeeld van Jesus Christus zelf, die dertig jaren gewacht heeft, eer hij zijn Evangelie aan de wereld verkondigde en onmiddelijk aan de zaligheid der zielen begon to werken. Wanneer gij iemand goede vermaningen geeft, en oordeelt, dat hij er geen nut uit trekt, verlies daarom den vrede niet, maar ga voort, met hem altijd liefdadig dezelfde dienst te bewijzen; God zal het overige doen. De ijver voor onzen voortgang in de godvrucht, voor de bekeering des naasten, is eene deugd zoo lang zij bedaard en aan Gods wil onderworpen is; maar het is een driftige ijver, zonder omzigtigheid, zonder geduld, de ijver, die op eenen dag van eenen grooten zondaar eenen volmaakten Heilige wil maken, die ijver die het door de wijsheid van den Allerhoogste bestemd oogenblik niet wil afwachten; helaas! zulke ijver is een valsoha ijver, en gij moet daar mistrouwen in hebben, omdat hij de ontsteltenis in de ziel veroorzaakt. Wees ook niet driftig in uwe godvruchtige oefeningen, verlangende dezelve te zeer te vermenigvuldigen; volg daarin, zoo als in het overige, den raad van uwen zielbestierder, 50 12
205
DE LIEFDEVLAMMEN
en prent wel in uw geheugen de woorden van den H. Franciscus de Sales: Het is niet door de menigm' dige zaken welke wij venigien, dat wij voortgang in de volmaaktheden doen, maar door den ijver en het zuivere inzijt, met welke wij ze verrigten.
Jesus bidt voor zjjne T^jandon.
Pater dimilte illis; non enim sciunl quid faciunt. Luc. XXlIJ. 24.
Mijn Vader, vergeef het hun: want zij weten niet wat zij doen.
Jesus was nu aan het kruis geheelit; rondom zich zag hij die menschen zwerven, die de oorzaak van zijne marteling en zijne beulen waren. Hij werpt eoneu oogslag op hen, verheft zijne oogen ten hemel en roept uit:esus was nu aan het kruis geheelit; rondom zich zag hij die menschen zwerven, die de oorzaak van zijne marteling en zijne beulen waren. Hij werpt eoneu oogslag op hen, verheft zijne oogen ten hemel en roept uit: Mijn Vader! Hij had gezwegen, terwijl men hem kruisigde: nu breekt hij zijn stilzwijgen af en roeptzijncn Vader aan; laat ons hooren wat hij hom gaat vragen. Zal hij hem zeggen: Vader, gij zijt getuige van mijn lijden, gij zijt getuige van de schandelijke beleedigingen, met welke men mij overlaadt; doe dan op dit goddeloos volk al het gewigt moer wraaknemingen- nederdalen. Neon, neen; zulk een gebed zal dat van mijnen goeden Jesus niet zijn. Christen ziel, die d.'t overweegt, wees aandachtig, on leer hier de oneindige barmhartigheid van onzen Zaligmaker kennen: Fader, roept hij uit, Vader , vergeef het hun-, want z'j weten niet -vat zij doen.
O hoe groot was de vlam van liefde, die het hart van dien geliefden Zaligmaker verslond, wijl in het bitterste ïijner pijnen, en wanneer de hevigheid zijner smarten hem, om zoo te zeggen, zelfs belette voor zich te bidden.
206
VAN JfSÜS.
de kracht zijner liefde tot de mensohen maakt, dat hij voor zijne vijanden bidt, en met eene sterke stem uitroept: Pater, dinntte illis; Vader vergeef het hun ! Hij heeft aldus gehandeld, om ons te leeren, dat zijne liefde tot ons zoo vurig was, dat z,j door geene hoegenaamde pijn of smart kon verminderd worden, en om ons ook te leeren, hoe wij moeten bereid zijn, om aan onzen evenmensch te vergeven (1).
O mijn zoete Jesus! hoe rijk zijt gij in barmhartigheid! en wie is de zondaar, die na een zoo sehoon voorbeeld! van goedheid en barmhartigheid nog zal wanhopen, vergiffenis van zijne zonden te bekomen ? O mijne ziel heb vertrouwen en laat u niet ontmoedigen door de menigvuldigheid uwer ongeregtigheden. Gij wordt geslingerd door duizenden en duizenden verschillende harts-togten, gij wordt gekweld door duizenden bekoringen; daar is niets aan gelegen: schep moed en heb vertrouwen. Gij hebt nog oene verzekerde schuilplaats in de wonden van Jesus ; ga u daarin verborgen , want zij zijn het onderpand zijner liefde tot u. Wat moogt gij met regt niet verhopen van uwen Zaligmaker, gij die nu uwe zonden beweent, daar gij weet, dat hij vergeven heeft aan hen, die hem kruisigden ; en met zoo veel goedheid voor hen gebeden heeft ? (2)
Doch, zoo gij dss te eerder wilt verhoord worden, (3) zoo gij des te zekerder de gunst van Jesus wilt bekomen, zoo gij zijne liefde wüt genieten, vergeet gelijk hij, en zoo opregt als hij, aan uwen broeder, wanneer hij u beleodigd heeft. Vergeef hem kleine fouten, opdat God u groote vergeve. Bid voor zijne zaligheid, zoo als gij voor de vwe bidt, en gij zult de liefde waardig worden van Jesus, die u geboden heeft uwe vijanden te beminnen en voor hen te bidden. O! hoe groot zal uw vertrouwen zijn bij uw afsterven, zoo gij de troostende overtuiging hebt, dat gij altijd verduldig het ongelijk, den smaad en de verachting verdragen en altijd vergeven hebt.
(1) H. Franciscus de Sales, sermoen van den goeden Vrijdag.
(2)Thomas a Kempis, de vita Cbristi, medit., Part. 11. cap. XX.
(3) Ibid passim.
207
DE LIEÏ-DEVLAMMEN
Heer Jesus, gij dieous gezegd bebt; Vergeef, en u zal vergeven worden ■. (1) gewaardig mij al de beleedigingon te vergeven, aan welke ik mij ten uwen opzigte heb schuldig gemaakt, omdat ik uit geheel mijn hart vergeef aan hen, die mij beleedigd hebben. Ja, ik vergeef hun gelijk ik u smeek hun ook te vergeven! en ik ben bereid hun alle mogelijk goed te doen, wanneer ik daartoe gelegenheid heb. O mijn Zaligmaker, geef mij tot vergelding uwe liefde. O ! met uwe liefde zal mij niets meer ontbreken dan liet aanschouwen uwer heerlijkheid in den hemel, met uwe liefde zal ik noch het ongelijk, noch don smaad, noch de verachting, noch do tegenspraak hier op aarde vreezen: met uwe liefde zal de arbeid, de kruisen, de vernederingen, alles mij zoet en aangenaam worden: met uwe liefde, o mijn Jesus! zal de armoede in rijkdommen veranderen, do tranen in blijdschap, de verdrukkingen in geluk, en de beproevingen in genietingen; met uwe liefde zal het pijnlijke leven voor mij niets meer hebben dan aangenaamheden, en do dood zelfs zal geheel zijnen afschrik verloren hebben. O goddelijke Jesus! gelukkig, duizendmaal gelukkig is de mensch, die u bemint! Mogt ik zelf u altijd, altijd, altijd beminnen. O Maria! verkrijg mij die genade. Amen.
Hel Tcrgeven van het ongel^b*
Dat de zon niet onderga over moe gramschap, (2) zegt de Apostel, maar vergeef zonder uitstel aan uwen v ijand die u beleedigd heeft, zoo gij verlaagt dat God u vcrgevc. Beminde Christen, voed geenen haat tegen uwen naaste, welk kwaad hij u ook gedaan hebbe; integendeel, vergeel hem, naar het voorbeeld van Jesus Christus, uit den grond van uw hart, en bid voor hem. Verdool bij het
(1) Luc. VJ, 37, Matin. VI. 14 (2) Ephes. IV, 25.
208
VAN JESUS.
opkomen allo wraakzucht, anders stelt gij u bloot aan vele feilen — Doch, zult gij mij misschien zeggen, ik kan zoo aanstonds aan mijnen vijand niet vergeven; hij heeft mij verraden, hij heeft mij beschimpt en smaad aangedaan ; hij heeft mij alle mogelijk kwaad gedaan, ik moet mij wreken. — Gij wilt u dan wraken? Welaan? kom met mij aan den voet van het kruis, aanschouw den gekruisigden Jesus, luister naar de woorden, die hij spreekt: Mijn Vader, vergeef het hun; en durft gij nog eens zeggen: I/c zal niet vergeven, ik zal mijne wraakzucht voldoen? (1) — Was het een ander, ik zou hem gaarne vergeven: maar het is een ellendige, die mijne vriend-seliap niet verdient. — En gij, beminde Christen, gedoog, dat ik het u vraag, verdient gij die van Jesus Christus, na zoo vele zonden bedreven te hebben? Wil ten minste eene kleine fout vergeven, opdat (-iodu groote vergeve.— Ben ik dan verpligt eenen menseli te beminnen, die mij niet bemint en die mij vervolgt? — Ja, gij zijt daartoe verpligt. bemint moe vijanden zegt onze goede Meester, doet goed aan hen, die u haten, en bidt voor hen, die ii vervolgen en lasteren, want zoo gij niet bemint clan degenen die u beminnen, welke belooning zult gij daarvoor ontvangen? Boen de tollenaren dit ook niet? (2) — Welnu! ik vergeef aan mijnen vijand voor dezen keer, doch dat hij het voortaan niet meer doe. — Beminde Christen; gij moet niet eenmaal vergeven, maat zeventig maal zevenviaal, (3) zejjt Jesus Christus, dat is altijd. Gij hebt altijd de barmhartigheid Gods noodig; gij moet dan altijd do uwe oefenen, en gij moet zulks doen ten aanzien van iedereen. — Ik vergeef het hem, maar ik heb een goed geheugen, ik zal nooit vergeten wat hij mij gedaan heeft. — Gij wilt dan niet, dat God uwe zonden zal vergeten, want hij zal met u handelen, gelijk gij met uwen naasten zult gehandeld hebben.— Tk vergeef hem, maar hij mag onder mijne oogen niet meer komen,ik wil hem niet meer zien. — Aeh! wat zegt gij, beminde Christen? Gij wilt uwen vijand niet zien, gij wendt uwe
(1) S. August, (2) Jlatth. V, 44. 46. (3) Matth. XVIir, 32.
50 12.
209
DB LIEFDEVLAMMEN
oogon van hem wauueer gij hem ontmoet! Zult gij dan nog den Heer durven bidden, dat hij ecnen blik van barmhartigheid 'op u werpe! Antwoord. — Ik wensek hem geen kwaad.—Dit is niet genoeg, gij moet hem goed wensehen, hem beminnen als u zeiven, bedroefd zijn, wanneer men hem eenig leed doet, hem wederhouden in de gelegenheid, enz. (1) link zonder mededoogen uit uw hart do minste verbittering tegen den naaste, en bid met meer vurigiieid voor dengene, die u eenig verdriet zou kunnen veroorzaken ; vergeef hun naar het voorbeeld van onzen Heer Jesus Christus en verontsehul-dig hen, want zij handelen meestal zonder voornemon te hebben van u te beleedigen. Zoo gij altijd vergeeft, dan zult gij met verzekering tot God kunnen zeggen, en zonder eene weigering te moeten vreezen: Mijn Vader vergeef mij mijne schulden (lelijk ik vergeef mijnen schuldenaren.
De goede moordenaar.
Domine memento mei, cum veneris in regnum tuum. Luc. XXXUl, 42.
Heer, wees mij gedachtig wanneer gij in uw rijk zult gekomen zijn.
Dusdanig was het korte gebed van den goeden moordenaar, die, door zijn geloof en zijn vertrouwen, verdiende, dat Jesus hem in dezer voege antwoordde: usdanig was het korte gebed van den goeden moordenaar, die, door zijn geloof en zijn vertrouwen, verdiende, dat Jesus hem in dezer voege antwoordde: Heden zult gij met mij in het paradijs zijn. (2) Hij had maar eene gedachtenis gevraagd, en Jesus belooft hem zijn rijk; zoo milddadig is die goede Meester, zoo zeer is hij genegen, om altijd veel meer goed te geven dan men hem vraagt!
Cl) Zie gedachten van Paler Humbertus (2) Luc. XX11I, 42.
210
VAN JESUS.
Doch wie zal niet verwonderd zijn, denkende aan do verborgenheden van Gods oordeelen? Op het oogenblik, wanneer de goede moordenaar tot Jesus zeide; Heer, wees mij gedachtig , wanneer gij in uw rijk zult zijn , was die goddelijke Zaligmaker in eenen onvergelijkelijken staat van verdrukking en vernedering. Zijne leerlingen hadden hem verlaten, een van hen had hem verraden en verkocht, een ander had hem tot driemaal verloochend, de Joden braakten lasteringen tegen hem uit, de Heidenen bespotteden hem, ou er was bijna niemand meer, die hem geloofde. Het is dan in dat oogenblik, wanneer Jcsus al zijn gezag verloor bij het grootste deel dergenen, dia hem gekend hadden, dat die goede moordenaar, inwendig verlicht door do goddelijke genade , hem voor zijnon koning en God erkende.... üe leerlingen van Jesus hadden sedert lang met hom verkeerd, zij hadden zijne wonderbare leer gehoord , zij hadden eene volmaakte kennis van zijn leven en van zijne mirakelen, evenwel werd hun geloof zeer wankelbaar, wanneer zij hunnen Meester aau het kruis genageld zagen; de goede moordenaar, integendeel, had nooit de stem van Jesus gehoord, dan wanneer hij voor zijne beulen bad; hij kende noch zijne leer, noch zijne mirakelen en hij overtreft nogtans do Apostelen in kloekmoedigheid en doet eene openbare belijdenis van ziju geloof... Welk voorwerp van ernstige overweging. Ü! hoe zeer doet dit voorbeeld ons leeren, datdeminstedermenschen veel vermag met de genade, en dat do grootste vau hen zonder dezelve zwak is.
O goede Jcsus, gedoog, dat ik u met den goeden moordenaar zegge: Wees mij gedachtig, wanneer gij in uw rijk zult zijn. Wees mij gedachtig, dat ik een van die arme dolende schapen ben , voor welke gij gevast, gebeden, gezweet, geheel uw leven in arbeid doorgebragt hebt, voor welke gij op ditoogenblik sterft (1). Gedenk, dat ik het werk uwer handen ben (2), en dat gij het licht van ziw aanschijn op mijn voorhoofd geprent
(■1) Preces Eccles (2) Ps. CXVIU.
31L
DE LIEFDEVLAMMEN
hebt. (1) Wees mij gcdaclitig.o goede Jtssus. verwerp mijn gebed niet, en verleen mij uwe liefde met de vergiffenis mijner zonden.
— Mijn zoon, ik zal uw gebed verhooren, zoo wel als dat van den goeden moordenaar, zoo gij u, gelijk hij op liet kruis plaatst. Door het kruis alleen kan men tot den hemel gaan; men kan die groote belooning der uitverkorenen niet bekomen, zonder te voren grooten arbeid cd moeite ondergaan te hebben. (3). Ja, ik herhaal het, door het kruis alleen kan men tot den hemel gaan. Neem dan dit kruis op, en draag het kloekmoedig, ootmoedig en met liefde.
Voorwaar, ik zeg het u, heden zult gij met mij in het paradijs zijn. O ! hoe zoet zijn die woorden van Jesus! Gelukkige moordenaar, uw hart moest eene onuitsprekelijke vertroosting gevoelen; gij moest den djod met eene zeer groote gerustheid zien naderen! Mogt ik ook eens die woorden hooren, wanneer ik op mijn doodsbed uitgestrekt zal liggen! Men sterft in vrede, wanneer Jesus eene dergelijke belofte doet.
212
Mijn God! hoeveel vertrouwen op uwe barmhartigheid boezemt mij de gelukzalige dood van den goeden moordenaar in! ik wil daarom niet met meer gerustheid zondigen, of hetoogenblik mijneropiegte bekeering uitstellen; neen, zeker neen, verre van mij eene dergelijke laatkun kendheid. (3) Maar die gedachte doet mij tot mij zalven zeggen: daar God met zoo veel goedheid aan dien moordenaar op het kruis vergeven, en hem het paradijs beloofd heeft, waarom ',ou ik, arme zondaar, vreezen verstoeten te worden? O mijn Jesus, het overwegen mijner zonden bedroeft mij, en ik beken dat derzelver menigvuldigheid mij tot wanhoopzoude vervoeren, zoo ik de grootheid uwer barmhartigheid niet kende, en ik niet zoo vele voorbeelden van berouwhebbende zondaars voor mij had , (1) Ps. IV, 7. (2) S. Greg., Hom. 37 in Evang. (3; S. Aug.
VAN JÜSUS.
welke gij met goedheid ontvangen hebt. Want Magdalena werpt zich neder voor uwe voeten, welke zij met hare tranen bevochtigt, en gij vergeeft haar dadelijk al hare zonden. Petrus verloochent u driemaal, maar hij beweent zijne zonden, en op het oogenblik geeft gij hem uwe genade weder. Men biedt u eene vrouw aan, die in overspel bevonden was, en gij wilt haar niet veroordeelen, maar gij zendt haar weg met zoetaardigheid, haar vermanende niet meer te zondigen. O mijn allerzoetste Jesus mijne barmhartigheid, mijne toevlugt, mijn beschermer, mijne liefde, mijn leven, mijn al, ontferm u ook over mij, want ik ben een groot zondaar. Wees mij gedachtig, nu gij in uw rijk zijt, en verlaat mij niet in het uur van mijnen dood. Wanneer mijne krachtcn zullen beginnen te verzwakken en mijne stem te verdooven, wanneer mijne oogen zullen verduisteren, en mijne ooren niets meer zullen kunnen hooren, o barmhartige Jesus! kom mij dan te hulp in dit schrikkelijk oogenblik, van hetwelk mijne gelukkige of ongelukkige eeuwigheid afhangt. O Jesus! ik laat aan u de zorg van mijne laatste oogenblikken over. Amen.
Eiu loos vertrouwen op Golt;l9 barmhartigheid.
Gelukkig, en duizendwerf gelukkig is de getrouwe ziel, die onophoudelijk de liefde van God tot ons en de grootheid zijner barmhartigheden overweegt! O beminde Christen, welk verheven denkbeeld zou ik u wensehen te geven van de teederheid, goedheid en zachtmoedigheid van onzen God! welk vertrouwen zou ik u willen inboezemen op de barmhartigheid van Jesus, onzen zoeten Zaligmaker! Helaas! het is zesr zeker, dat vele zielen belet worden grooten voortgang te doen in de liefde van Jesus, door eene slaafsehe vreesachtigheid, welke zij inwendig voeden, en waardoor zij in hunnen besten vriend eenen strengen meester zien, die altijd bereid is, om hen hard te behandelen. Neen , neen , Jesus is geen
213
DE LIEFDEVLA.MMEN
strenge meester ; hij is een teedere en mededoogende Vader; hij is vol zachtmoedighuid en medelijden-, hij is I langzaam om zich ie vergrammen en milddadig in barn-1 hartigheid-, hij is goed voor allen : en zijn medelijden schijnt uit al zijne werken. (1) Beminde Christen, tracht in uwe ziel op te wekken en te voeden een eindeloos vertrouwen op de barmhartigheid des Heeren, en wees ver- I zekerd, dat pij eenegevoelige blijdschap zult veroorzaken aan dien goeden en teederen vriend, met u geheel en al aan zijne liefde over te geven. — Gij zult misschien zeggen, dat. gij vreest ter oorzake van uwe voorgaande zonden. — Het is waar, dat gij dezelve gedurig moet beweenen: maar aangezien gij ze beleden hebt en ze verioeit, waarom doet gij aan Jesus het ongelijk van te gclooven, dat hij ze niet vergeven heeft? Doe nog beter, werp u in zijne armen gelijk een kind zich in de de armen werpt van zijne moeder, en zeg hem; Mijn goede Heester, ik bemin u, en ik stel mijn vertrouwen op uwe barmhartigheid... Mijn God! hoe vele getrouwe zielen zijn er, die zich kwellen door vruciitelooze twijfelmoedigheden ten opzigte van hare biechten, van hare communiën, van hare godvruchtige oefeningen, die hartzeer veroorzaken aan onzen Heer, door haar gedurig mistrouwen, en die veel eerder en met meer zekerheid zouden vordere door eene enkele daad van vertrouwen op God. O mijn goede Jesus!. ik teil altijd vertrouwen op u hebben, zelfs in het midden der grootste inwendige vertroostingen, omdat ik weet, dat gij mij bemint en gij mijn eeuwig geluk meer verlangt dan ik zelf. Ja, goede Jesus! ik wil vertrouwen op u hebben, wat mij ook overkome; ik begeef mij in uw hart, en wil daarin verblijven tot mijn laatste oogenblik! daar heb ik niets te vreezen. Dusdanig moet in alle omstandigheden uw gebed zijn. Bijzonder ten tijde der walgingen, dorheden en bekoringen.
(1) Ps. CXLIV. 8. 9,
214
VAN JESUS.
GEBED TOï MARIA,
om haar te vragen, dat 2Q ons de genade Tan eenen goeden dood bekome (t^*
O mijne allerzoetste Moeder! hoedanig zal mijn dood zijn, van. mij, die een ollend:ge zondaar ben! Wanneer ik denk aan het schrikkelijk oogenblik, op hetwelk ik voor den regterstoel van God zal moeten verschijnen ; wanneer ik mij herinner, dat ik zalf zoo dikwijls door mijne ongeregtigheden, het vonnis van veroordeeling geschreven heb, dan vrees ik, dan vernietig ik mij, dan wanhoop ik aan mijne eeuwige zaligheid. O Maria! het is in het bloed van Jesus Christus en in uwe voorspraak dat ik mijne hoop stel. Gij zijt de koningin des hemels, de oppervorstin van het heelal, en om alles te zeggen , de Moeder van God , gij zijt zeer groot, maar die grootheid, in plaats van u te verwijderen van onze ellendon, brengt u no^ nader bij dezelve, en beweegt n tot medelijden. Wanneer de wereldsehe vrienden tot ecaige waardigheid verheven worden, vlugten en verachten zij hunne oude vrienden, die tot het ongeluk vervallen zijn; uw edel en teeder hart handelt zoo niet; hoe grooter onze ellenden zijn, des te meer gij dezelve tracht te verligtcn. Zoodra men u aanroept, komt gij spoedig ; gij voorkomt zelfs onze gebeden door uwe gunsten ; gij vertroost ons in onze kwellingen, gij verdrijft de stormen, gij werpt onze vijanden omver; met één woord, gij verwaarloost geene gelegenheid, om ons geluk te bezorgen. Gezegend zij voor altijd de hand Gods, die in u zoo veel majesteit en teederheid, zoo veel goedheid en liefde vereenigd heeft! Ik zal den Heer daarvoor in eeuwigheid danken; ik verheug mij daarover in mij zeiven, omdat ik mijn geluk in liet uwe vind en mijn lot met het uwe vereenig. O troosteres der bedrukten, vertroost den bedrukte, die u aanroept I Ik gevoel,
(1) H. Liguori, Glorie van Maria.
215
DE LI EPDEVLAMMEN
dat do wroegingen van mijn geweten, met zoo vele zonden beladen, mij bezwaren; ik weet niet of ik ze naar beliooren beween; al mijne werken schijnen- mij bevlekt en onvolmaakt; de hel verwacht mijnen dood om mijn beschuldiger te worden; de vergramde goddelijke regtvaardigheid wil gewroken zijn. O mijne Moeder ! wat zal er van mij geworden? zeg mij eens: zult gij u gewaardigen mij te hulp te komen? O medelijdende Maagd! vertroost mij ; verkrijg mij de sterkte om mij to beteren , en aan God gedurende het overige mijns levens getrouw te zijn. En wanneer ik mij in de laatste- benaauwdheden dos doods zal bevinden, o Maria! mijne hoop ! verlaat mij dan niet; sta mij dan bij, versterk mij, opdat ik, op het aanschouwen mijner fouten, welke de duivel mij zal voor oogen stellen, niet in wanhoop valle. O mijne vorstin, vergeef mij deze vraag, maar kom zelve mij door uwe tegenwoordigheid vertroosten. Dezo genade, welke gij .aan zoo vele anderen bewezen hebt, vraag ik voor mij. Al is mijne vermetelheid groot, zij is evenwel zoo groot niet als uwe goedheid, die de ellendigsten gaat opzoeken om hen te vertroosten ; dit is de beweegreden van mijn vertrouwen. Uwe eeuwige heerlijkheid zal bestaan in eenen ongelukkigen verworpeling gered en in uw rijk geleid te hebben , waar ik hoop mij quot;eens voor uwe voeten te bevinden, om u daar te danken, u te zegenen en eeuwig te beminnen. O Maria! ik verwacht; Iaat mij niet zonder vertroosting. Fiat, fiat. Uat het zoo zij.
VAN JESUS.
Jesus geeft ons, eer Iiy sterft, Maria to! Moeder
Cum vidisset Jems matrem et discipucum siantem quern diligehas, dicit ma tri a toe. JlhiUer ecce filiu.s tniis; deinde dicit disci-pu to-. Ecce mater tua. Joan, XIX, S6,27.
AIs Jesus zijne Moeder, en bij haar den leerling, dien hij beminde,zag, zeide hij tot zijne Moeder:«Vrouwzeidaar uwen zoon,quot; daarnazeide hij tot den leerling: «Ziedaar uwe Moeder.quot;
Het oogeublik, waarop Jesus besloten had zijnen goest te geven, naderde: die goddelijke Zaligmaker ging zijn leven voor ons teu boste geven. Hij had ons reeds zijne onderrigtingen, zijne voorbeelden en verdiensten achtergelaten; hij had zich zeiven reeds aauonsa;ege.-en, om hot voedsel onzer zielen tezijn: het scheen, dat er ons niets meer ontbrak, eu Jesus kou zijnen geest geven met de overtuiging, dat hij voor ons al de schatten zijner teederheid uitgeput had. Maar het minnelijke hart van dien goeden Meester wist, dat hij ons nog geene Moeder gegeven had. O zoete Jesus, gij, die zoo teeder en gevoelig zijt, gij wist wat eene Moeder is! gij wist, hoe zoet het is, de zorg van al wat ons aangaat, op haar te laten rusten! gij wist, welke kostbare schat, eene tecdere moeder is; en gij wild et er ons eene geven.et oogeublik, waarop Jesus besloten had zijnen goest te geven, naderde: die goddelijke Zaligmaker ging zijn leven voor ons teu boste geven. Hij had ons reeds zijne onderrigtingen, zijne voorbeelden en verdiensten achtergelaten; hij had zich zeiven reeds aauonsa;ege.-en, om hot voedsel onzer zielen tezijn: het scheen, dat er ons niets meer ontbrak, eu Jesus kou zijnen geest geven met de overtuiging, dat hij voor ons al de schatten zijner teederheid uitgeput had. Maar het minnelijke hart van dien goeden Meester wist, dat hij ons nog geene Moeder gegeven had. O zoete Jesus, gij, die zoo teeder en gevoelig zijt, gij wist wat eene Moeder is! gij wist, hoe zoet het is, de zorg van al wat ons aangaat, op haar te laten rusten! gij wist, welke kostbare schat, eene tecdere moeder is; en gij wild et er ons eene geven.
Ziehier op welke wijze zulks geschiedde: do heilige Maagd en de heilige Joannes stonden onder hetkruis, Jesus liet zijne oogen op hen iallen, eu zeide tot zijue heilige Moeder:,,/'' rouw ziedaar uwen Zoonquot;. daarna zeide hij to, Joannes: „Ziedaar uwe Moederquot; .Hij sprak deze woorden niet alleen tot Joannes, maar ook tot al de Christenen, tot u, die dit leest, tot mij die dit geschreven heb, ons 50 13
217
2] 8 DE LIEPDEVLiMMEN
Maria aantoonende, zegt hij ons: „Zie daar uwe Moedern\ Welk geluk voor ons, zulk eeue Moeder te hebben,
Maria is Gods Moeder. Maria is teveus mijne Moeder, de Moeder van mij, armen zondaar. O hoe groot moet mijn vertrouwen op haar zijn! zij is almogend bij haren Zoon; een enkel gebed van haar, is op zekere wijze een bevel voor haren Je us, die haar niets weigert. Zij is mijne Moeder! zij bemint mij, zij verlangt mijne zaligheid! O! ik herhaal hst, hoe groot moet mijn vertrouwen
op haar zijn 1 , , , x i
Maria is ome Moeder! Maria is onze Moeder! i-izvX ons gedurig die zoete en troostende woorden herhalen: Maria is onze Moeder! Welk geluk voor degenen, die onder do boscherming van eene zoo tcedere en magtige Moeder leven! Wie zou van den schoot van Maria de kinderen durven komen trekken, die daar eene schuilplaats gezocht hebben tegen de woede hunner vijanden; welke hartstogt, welke bekoring is zoo hevig, dat zij hen zal kunnen overwinnen, zoo zij hun vertrouwen op do bescherming van zulk eene Moeder stellen? (l)
O allerbeminnelijkste Moeder I medelijdende Moeder, wees altoos gezegend, en gezegend zij ook de bod, die u ons tot Moeder gegeven heeft! Ue heiligeMaagd heelt aan deheilige Brigittaveropeubaard dat, evenals eene moeder, indien zij haren zoon op het, punt zaï om het slagtoller
van een viiaudel ijk zwaard te worden, haar leven zou in
gevaar stellen, om hem te redden: insgelijks zegt. zij, handel ik, en zal ik altijd handelen met mijne kinderen, alhoewel zij zondaars zijn, zuo dikwijls zij liunnotoevlugt tot mijne barmhartigheid zul en nemen. Laat er ons dus niet aan twijfelen, in al onze strijden met de hel, zullen wij altijd de overwinning behalen, zoo wij onze toevlugt tot Maria, onze Moeder, nemen, zeggende met de H. Kerk uit den grond des harten: Sub tuum presidium confugimus, sanctu Dei Genitrix. O! hoe vele overwinningen zijn er op de hel door middel van dit kort, doch krachtig gebed, behaald? Eene groote dienares Gods,
(1) Dellarm, in Sept, Verbis.
VAN JESUS.
zuster Maria van het kruis, van de Benedictijner-orde, bediende zich van geen ander, om den duivel op te vlugt
ie jagen,.
Verheugt u dan, o gij, die kinderen van Maria zijt! wet-t, itatzij voor hare k inderen al diegenen aanneemt, die het willen worden. Verheugt u, en weestvol vertrouwen, wie die zoete Maria bemint, en zich op hare bescherming verlaar, die moet weder moed scheppen en zeggen: O mijne ziel, wat vreest gij? De zaak uwer eeuwige zaligheid moet noodzakelijk eenen goeden uitslag hebben, aangezien de uitspraak tusschen de handen van Jesus uwen broedery en van Maria uwe Moeder is. (1) Wanneer deze gedachte iu den geest kwam van den heiligen Anselmus sprong hij van blijdschap op. O gelukkig vertrouwen! riep hij uit; o verzekerde toevlujt! De Moeder Gods is ook mijne Moeder! Met welke zekerheid moeten wij niet hopen, aangezien de zaligheid van den beslen der broeders en van de teederste aller moeiers afhangt. (2) Ziedaar onze Moeder die ous roept en zegt: '/'00 er een kind is, dat het tot mij kome. (b) De kinderen hebben altijd den naam van hunne moeder in den mond, en bij het minste gevaar, bij dea minsten schrik, verheffen zij eensklaps de stem, om te roepen: Moeder! Moeder! O zoeteen teedere Maria! dit is htt, wat gij van ons vraagt; gij wilt dat wij als kinderen u altij l aanroepen in de gevaren, en dat wij altijd onze toevlugt tot u nemen. Ik maak het besluit dit voonaan te doen; kom mij te hulp.
Maria is ous licht, onze fakkel, ouzo si er, onze geleidster op de onstuimige zee dezer wereld. O mensch! roept de heilige Bernardus uit, (4) wilt gij eene droevige schipbreuk ontkomen, wend uweoogeu lot Maria, vestig uwe blikken op die weldadisre ster; aanschouw in de bekoringen, in de gevaren die ster, aanroep Maria. In al de gevaren , in al den tegenspoed , in do uiterste noodwendigheden des levens, denk aan Maria, roep Maria aan; dat haar heilige naam altijd in uwen mond en in uw hart zij. Als gij haar volgt, zult gij niet
(t) S. Bonav. (2) Anselmus: in depr. ai Pirg. '3; S. Sapient. IV. (3; S. Bern., hom. (, super Missus est, sub fin.
219
DE LIEFDEVLAMMEN
dwalon, als gij haar bidt, zult gij u aan de wanhoop niet overgeven. Zoo zij u ondersteunt, zult gij niet vallen; zoo zij a beschermt, zult gij niets te vreezen hebben: zoo zij u gunstig is, zult gij tot de havenderzaügheid komen.
O zoete Maria, mijue teedere Moeder, ik wil altijd mijne toovlugt tot u nemen; ik wil u altijd beminnen; ik wil altijd uwen heiligen Naam aanroepen. O mijns goedo Moeder, mijne beminnelijke meesteres! kom, tot verheerlijking van uwen naam mijne ziel tegemoet,wanneer zij uit deze wereld zal scheiden, en gewaardig haar, in uwe armen te ontvangen. Kom haar dan vertroosten door uwe zoete tegenwoordigheid; wees voor haar de ladder en de weg tot hel paradijs. Verkrijg mij degenadc der vergiffenis en van het eeuwig geluk. (1)_
Maria is onze Moeder! Mijn God! hoe liefelijk is die naam van Moeder! hoe zoet, hoe hartroerend is hij 1 Het is genoeg dien uit te sprekon, om het hart te doen zwellen. O ja! Maria is önze Moeder; zij heeft ons allen op den Calvarieberg, aan den voet van het kruis voortgebragt, wanneer zij, in de bitterheid van haar hart, het leven van haren welbeminden zoon tot onze zaligheid aan den hemelschen Vader opofferde: ja , zij is onze Moeder, niet door het vleesch, maar door de lief le die zij ons toedraagt. Eu waar of welke is toch de moeder, die hare kindereu zoo zeer bemint als Maria ons bemint? Wie kou bekwaam zijn, om de vurigheid van hare teederheid tot ons, arme elleudigen, te verklaren? De liefde, die al de moeders voor hare kinden-n hebben, is slechts eenc schaduw in vergelijking met degene, welke Maria voor eecen van ons heeft. Zij alleen bemiut ons meer dan al de Engelen en Heiligen te zamen ons beminnen, en zij bemint ons aldus niettegeustaande onze zonden en lafhartigheden i» hare dienst. De grootste zondaars worden zelis niet buiten hare liefde gesloten, en zij is altild bereid om hen te helpen.
Daar Maria ons met eene vurige teederheid bemiut, zullen wij dan ongevoelig blijven voor hare liefde ?
(1) S. Bern. hom I, super Missus est, snli lin.
220
VAN JESUS.
Zekerlijk neen: verre, zeer verre zij van ons deze ondankbaarheid
„Liefde dan voor Maria, liefde voor onze Moeder , maar onsterfelijke liefde!
„Liefde voor altijd! omdaó wij altijd ellendig zijn en Maria altijd medelijdend is.
„Liefde voor altijd, omdat wij altijd zwak zullen zijn, altijd blootgesteld aan de aanvallen der hel en der wereld, en Maria altijd sterk door hem, die de hel en de wereld overwonnen heeft; altijd onze bescherming.
„Liefde voor altijd! omdat Maria altijd bominnelijk zal zijn, en omdat zij, ondanks onzeonwaardiglioid, nooit zal ophouden, ons met hare moederlijke zorg te omringen.
„Laat ons nog beter doen, oodat Maria ons allen door eone ware en vurige liefde tot Jesus ontsteke, laat ons de bewaring onzer harten aan hare ieederheid toevertrouwen, en hopende, dat die onvergc ijkelijke Moedor dezelve zal versieren, gelijk het betaamt voor de liefde van don hemclscheu bruidegom, moet ieder vanonszich gelukkig achten iu leven en dood te kunnen zeigeu:
„Mijn hart behoort mij niet toe, maar aan Maria,quot;
GEBED.
O .lesus, de beste van al mijne vrienden, wat kan ik doen om u waardig voor de goedheid te danken, met welke gij mij Maria (otMoedfr hebt willen geven? Engij,oMaria, hoe zal ik ooit dankbaar genoeg zijn voor zoovele teekens van tcederheid, welke gij mij bewezen hebt! Ach1 ik zal u beide uit geheel mijn hart beminnen Maar helaas! wat is toch de liefde van eon arm cn gering schepsel als ik beu? is zij waardig u aangeboden to worden? Ongetwijfeld neen; evenwel,o Jesus en Maria, vol vertrouwen op uwe medelijdende barmhartigheid, die niemand verstoot, zal ik n uit geheel mijn hart beminnen. Ja, ja, ik zal u beminnen o Jesus! Doe uwe liefde in mijne ziel dalen; maak haar dronken van de zuivere liefde; vergun mij de genade van het leven niet te verlaten, dan nadat ik van u alleen mijn verlangen zal gemaakt hebben: en het mij onmogelijk zal
321
222 DE LIEÏDEVLAMMEN
geworden zijn, iets anders te beminnen danu alleen. Maar zelfs, o mijn God, dat mijn mond dit woord nooit
uitspreke dan voor u alleen, aangezien buiten u alles valt, alles vergaat, alles een niet is. O allerzuiverste Maria, maak dat uw naam voortaan als de ziel mijns levens zij. Haast u om mij te helpen zoo dikwijls ik u zal aanroepen. O Jesus, o Maria! mijne welbeminde! dat uw zoete naam altijd in mijn en in al de harten leve. Ach! ik smeek u, wanneer het uur desdoodszal aanbreken op het oogenblik, wanneer mijne ziel uit dit leveu zal moeten scheiden, verleen mij dan de genade, door uw e verdiensten, om met mijne laa ste woorden te herhalen: Jesus en Maria! ik bemin u! Jesus en Maria! ik geef umijn hart en mijne ziel! Ameu.
Godvrucht tot Maria.
Beminde Christen, de godvrucht tot Maria is de godvrucht der Heiligen. Daar er geene boeken zijn of ze handelen van dezelve, zal ik mij hier tevreden houden met u de eenvoudigste en voordeeligste oefeningen, ter eere van die goede Moeder, aan te wijzen.
lo. Het Rozenhoedje. Onderhoud het getrouw, en laat nooit eeneu dag voorbijgaan zonder ten minstetvie,c, tient jes te lezen. Hang, wanneer gij te bed gaat, eon rozenhoedje aan uwen hals, en bid Maria, u onder hare bescherming te nemen.
2o. Het Wees gegroet. Lees alle dagen 's morgens en 'savonds, nederknielende,driemaal Weesgegroet, voegende bij elk het volgende: 0 Maria; zuiver mijn ligchaam. etgt; heilig mijne ziel door moe zuiveie en onbevlekte ontvangenis. Vraag daarna aan Maria haren moederlijken zegen, en stel u voorden begmnenden daj of nacht onder hare bijzondere bescherming. Wanneergij hetuurhoort slaan, wanneer gij uit of in huis gaat, voor en na ieder werk, bid een Wees gegroet. Warneer gij des morgens wakker wordt, of des avonds uwe oogen sluit, om te slapen; bid bij iedere bekoring, in alle gevaar, bij elke beweging van ongeduld, enz., altijd een Weesgegroet.
VAN JESUS.
Beminde Christen, oefen die godvrucht, en gij zult ondervinden hoe voordeelig dit is.
3o. De Angelus. Tracht nooit na te laten den Engel des Heeren te bidden des morgens, des namiddags en des avonds , wanneer de hedehluk klept, en verzuim zulk, niet uit menschelijk opzigt. Daarenboven is het genoeg dit gebed allo dagen eens te bidHen, om op het einde dor maand flen vollen aflaat te winnen.
4o. Be negendaagsche oefeningen of novenen. ])o godvrucht, die het aaugcnaamsle is aan de heiligeMaagd is de navolging harer deugden. Beamp;luit dan, bij iedere negendaagscheoeiening, eene bijzondere deugd van Maria te verkrijgen, die liet brst met het mysterie overeen komt. Dus, op deu feestdag der onbevlekte Ontvangenis, cfo zuioerheid van meening; op dien der Geboorte, de ver-nieuicvzg des geestes; op dc Presentatie, de onthechting van de zaak. ami zcelke gij het meest gehecht zijt; As Boodschap, de ooimoedigheid en de liefde der verachting; op dc W%\\aX\e,deliefdetotdentven'iiie7isch, met aalmoezen te geven, of ten minste voor de zondaars te bidden; op Lichtmis, de gehoorzaamheid aan zijne oversten-, eindelijk op hare Hemelvaart de onthechting en de bereiding tot den dood, trachtende te leven even alsot iedere dag de laatste uws levens ware. Op dergelijke wijze zullen de negendaagsche oefeningen in u goede gevolgen en zalige vruchten van heiligheid voort brengen.
5o. Het vasten. Vast a lit- zat urdagenter eere van Maria, indien uw biechtvader het u toelaat; zooniet, oefen eenige versterving.
Go. Draag met eerbied het heilig schapulier, of do medalje der onbevUkte ontvangenis bü n.
7o. Gewon udikwijlsuwe toevlugt, lot de heilige Maagd te nemen, en met liefde haren heilig» n naam uitte spreken: Jesus en Maria! Jesus en Maria! I 'eze twee heilige namer. hehhen zoo veel kracht, dal zij de hel op de vlugt jagen, zoodra men ze met geloof en vertrouwen uitspreekt. (1)
(1) Zie het werk van den H. Alphonsusdn Lijrnori. getiteld: Dtf glorie van il/rtm; gij zult daarin een groot getal andere godvruchtige oefeningen ter eere van de heilige Maagd Maria vinden.
223
DE LIEFDEVLAMMEN
Bemerk wel, beminde Christen , dat de oefeningen, welke ik u hier voorstel, geene voorsohriftenzijn, dieuop straf van zonde verbinden; het zijn enkele raadgevingen, opdat gij des Ic treinakkelijker Maria zoudt k imnen eeren, en door dit middel hare krachtdadige bescherming verdienen. Ik zeg uookniet, datgij umetaldiegodvruchtige oefeningen moet belasten; ik vergenoeg mij metzeuvoor te stellen, en het is uwe zaak met bescheidenheid dezulke te kiezen, die u het voordeeligste kunnen zijn. Doch ev is ééne zaak, welke ik u grootelijks aanprijs, namelijk u te laten inschrijven in eene vergadering of broederschap van de heilige Maagd, en er naauwkeurig de oefeningen van te volbrengeu. Daardoor zult gij vele kostbare genaden bekomen en vele zonden vermijden, want. volgens het gevoelen van den H. Alphonsus de Liguori, zijn cr, in het algemeen gesproken, meer zonden in eeneu mensch, die de oefeningen van eene vergadering niet volgt, dan in twintig, die ze bijwonen. Ik beveel u ook de godvrucht van den levenden rozenkrans, omdat die overal, waar men zo ingevoerd heeft, overvloedige vruchten van zaligheid voortbrengt. Beminde Christen, bemin Maria, bemin haar altijd, gelijk een kind zijne moeder bemint, verzuim niets, om haar aangenaam te zijn, vertrouw altijd op hare goedheid en barmhartigheid en zij zal u de vergeving uwer zonden verwerven. Bemin Maria , en zij zal u beschermen tegen al do gevaren, welke gij op deze aarde van ballingschap ontmoet. Bemin Maria, en zij zal van haren zoon voor u al de genaden vragen, welke gij noodig hebt. Bemin Maria, in het oogenbiik van uwen dood, zij zal u in uwe pijnon komen troosten, en u tegen de aanvallen der vijanden van uwe zaligheid beschermen. Bemin Maria, en zij zal u eens de deur des hemels openen.
GEBED TOT MARIA , ONZE MOEDER. (1)
224
O Maria! allerheiligste Moeder! hoe is het mogelijk, dat ik, zulk eene heilige Moeder hebbende, zoo boos
(1) De Glorie van Mnric, door den H. Alphonsus de Liguori.
VAN JESUS.
ben; dat ik, oene Moeder hebbende, die altijd ontvlamd is door de liefde Gods, niets bemin danhet schepsel? Dat ik, hebbende eene iu deugden zoo rijke Moedor, zoo ontbloot van deugden hen! O mijne allerminnelijkste Moeder! liet is waar, dat ik uiet verdien uw zoon te zijn, mijne slechte levenswijze heeft mij daartoe al ts onwaardig gemaakt. Ik vraag u alleenlijk mij voor uwen dienaar te aanvaarden: en om aangenomen to worden onder het getal der slechtste, welke gij hebt, ben ik bereid afstand te doen van de koningrijken dor aarde. Ik ben tevreden met uw dienaar te zijn, doch verbied mij niet u mijne Moeder te noemen. Die naam vertroost, beweegt mij, eu herinnert mij do verpligting, welko ik heb, om u te beminnen: die naam wekt mij op, om vertrouwen op u te hebben. Wanneer mijne zonden en do goddelijke regtvaardigheid mij hot meest verschrikken, word ik versterkt, denkende, dat gij mijne Moeder zijt. Laat mij dan toe te zeggen: O mijne Moeder! o mijne allerminnelijkste Moeder! aldus noem ik u, aldus zal ik u altijd noemen. Na God, zult gij altijd mijne hoop, mijne toevlugt, mijne liefde in dit tranendal zijn. Ik hoop dan te sterven, terwijl, ik in dat allergewig-tigste oogenblik mijne ziel in uwe handen beveel, en zeggende: Mijne Moeder! o Maria, mijne goede Moedor! kom ngt;ij te hulp; heb deernis met mij. Ik bemin u, o mijne Moeder, ik wenschte een hart te hebben, dat u kon beminnen voor al do ongelukkigen, die u uiet beminnen. Zoo ik rijkdommen bezat; zou ik ze alleen gebruiken, om u te eoren : zoo ik onderdanen had, zou ik hen allen dienaars van Maria maken, eindelijk, voor u, voor uwe glorie zou ik mijn leven slagtofïeren, indien het noodig was. Ik bemin u dan , o mijue Moeder ! maar tevens vrees ik u uiot te beminnen, omdat men zegt dat do liefde degenen , die beminnen, gelijkvormig maakt aan den persoon, dien zii beminnen. Zie , dat ik u zoo weinig gelijk, is dan een teeken dat ik u uiet bemin; gij, zoo zuiver, en ik zoo bevlekt; gij zoo ootmoedig, en ik zoo hoovaardig; gij zoo heilig, en ik zoo boos! Doch gij moet daarin voorzien, o Maria!
235
DB LIEFDEVLAMMEN
aangezien gij mij bemint, maak mij gelijkvormig aan u. Gij hebt de magt, om de harten te veranderen, neem dan het mijne en bewaar het. Toon aan de wereld, wat gij vermoogt ten vooideele van degenen, welke gij bemint; mank mij heilig, maak mij aan uwen Zoon bohagelijk. Zulks hoop ik. Amen.
Jesns wordt xan God zijnen Tader verlaten»
Deus mem. Deus metis, ut quid dercliquisti me? Marc. XV, 34.
Mijn God. mijn God, waarom hebt gij mij verialen ?
Dikke duisternissen overdekteni op eene wonderbare wijze de oppervlakte der aarde ; geheel de natuur was ontsteld en verschrikt op het gezigt van haren stervenden Gcd. Ondertussehen had Jeaus sedert drie uren eene diepe stilzwijgendheid bewaard. Eensklaps roept hij met eene sterke stem uit:ikke duisternissen overdekteni op eene wonderbare wijze de oppervlakte der aarde ; geheel de natuur was ontsteld en verschrikt op het gezigt van haren stervenden Gcd. Ondertussehen had Jeaus sedert drie uren eene diepe stilzwijgendheid bewaard. Eensklaps roept hij met eene sterke stem uit: Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten...? U mijn Jesus , boe hevig moesten toch uwe pijnen zijn, aangezien zij u, die zoo zoetaardig, zoo onderworpen , zoo geduldig waart, op zekere wijze gedwongen hebben, om bij God , uwen Vader, te klagen 1
— Mijn kind deze woorden zijn geeue klagten, maar eene les,welkeik u gegeven heb (1). Ik heb u willendoen verstaan, hoeveel het mij gekoot heeft, om uwe iiclde te bekomen, en voor u de genade Ie verdienen van eens met mij iu deu hemel te komen heersehen. I )e pijnen, welke ik in mijn hart leed, waren bovenmatig, en ik kon mij in het minsteniet bewegen op mijn kruis, zonder dezelve zeer te vermeerderen; doch wat waren die pijnen in ver-
(1) Vox ista non querela, sed doctrina est. S. Leo.
226
VAN JESUS.
golijking met die, waarmede mijne ziel vervuld was! Helaas! ik zag mij verlaten van mijue leerlingen, overladen met lasteringen door n ijne eigene schepselen, verzadigd van versmaad heden door diegenen zelfs, welke ik met weldaden overladen had; ik voorzag in het verloop der eeuwen zoo vele Christenen, die de verdiensten van mijn lijden met voeten zoud n vertreden; gij zelf, mijn kind, gij zelf waart tegenwoordig voor mijnen geest. Ach! Wist gij eens, hoe vele tranen gijaltdau uit mijne oogen hebt doen vloeijen! wist gij ems, hoe vele verzuchtingen gij uit mijn hart gerukt hebt! Ik zag u op het oogenblik, wanneer gij deze en die zonde bedreett: ik heb u zien wederstaan aan mijne inspraken, door mijue teederheid te verstooten, die ik u eerst bewezen had, door aan de liefde tot het schepsel dat hart te geven, dat ik u voor mij alleen gegeven had, dat hart welks bezitting ik zoo duur kocht; ik heb u verre van mij zien leven zonder op mij te denken, en blijgeestig hebt gij u inde eeuwige afgronden geworpen; ik heb u gezien en ik heb geweend; ik heb u gezien, en mijn lijden is daardoor verdubbeld.
— O mijn Jesu:! konikuit hetgetal mijner levensdagen die uitwissclien, welke ik doorgebragt heb met u op eene zoo onwaardige wijze te vergrammen! Helaas! mijn God dit is onmogelijk; en het zal altijd waar zijn te zeggen, dat ik vermetel tegen u beu opgestaan; het zal altijd waar zijn te zeggen, dat ik de pijnen van uw lijden veel vermeerderd en de iiel verdiend heb! Nogtans, o mijn Zaligmaker! vertrouw ik op uwe barmhartigheid, aan welke ik mij sedert lang overgegeven heb. Ik hoop dat gij mij die zonden vergeven hebt, welke ik uit geheel mijn hart verfoei; ik hoop, dat al die pijnigingen, welke gij verdragen hebt, voor mij niet, vruchteloos zullen zijn.
— Mijn kind, gij hebt. nog niet alles gehoord, wat ik uit liefde tot u heb moeten lijden Aangezien ik besloten had den kelk van bitterheid tot den laatsten druppel te ledigen, wilde ik mij aan eene foltering, die al de andere overtrof, onderw erpen. Mijn hemelsche Vader verliet mij. Ach! mijn zoon, de afgrijselijkste pijnigingen verdragen.
227
DE LIEFDEVLAMMEN
is op zekere wijze niefs, wanneer de hemel de zwakheid door inwendige vertroostingen ondersteunt; maar lijden, en lijden zonder vertroosting, in eene gansohe verlatenheid dat is eene naamlooze marteling. Het is om u die marteling, aan welke ik mij onderworpen heb, te doen kennen, dat ik uitriep: Mijn God! mijn God! waarom heht gij mij verlaten? Ik zal u nu en dan, om goede redenen, wel eens een zeer klein deel van de smarten mijner verlatenheid geven; in die oogenblikken zult gij in mijne dienst niet gevoelen dan walging en dorheden: gij zult u verbeelden, dat alles voor u verloren is, dat gij een verdoemde ziji, dat God u verlaten en zijne handen van u afgetrokken heeft. Dan is het, mijn zoon, dat gij mijn voorbeeld moet navolgen; en met gerustheid en liefde tot den Heer zeggen: JSIijn God! mijn God! waarom helt gij mij verlaten? Dan is het, dat gij u ootmoedig aan alles moet onderwerpen, wat God over u zal beschikken. Weet, dat gij nooit niet meer zekerheid noehspoediger voortgaat op den weg der volmaaktheid, dan wanneer gij gelooft dat alles verloren is (1); weet, dat ik nooit digter bij u ben, dan wanneer gij mij zeer verre van u waant (2): weet ook, dat gij mij nooit eene aangenamere offerande zult doen, dan met u in die omstandigheden geheel aan mijne voorzienigheid over te geven , door afstand te doen van alle gevoelige vertroosting in mijne dienst, en door niets te willen dan hetgeen ik zelf wil. Laat de zorg van do vertroostingen en de kruisen uit te doelen, aanmijne liefde over, en bewaar altijd in uw hart de gedaehtenis van de inwendige mistroostigheid in welke ik, nit Helde tot u, heb willen sterven. Gijzultdaardooreenegrootesterkte bekomen, om uwo smarten te verdragen, en gij zult mij met eene meer volmaakte onderwerping kunnen zeggen: Mi/'n God, uw wil, niet de mijne geschiede.
— O mijn Jesus, er is eene kwelling, aan welke ik mij dikwijls met veel moeite kan onderwerpen, wreede, afgrijselijke, sehrikkelijke kwelling en voldoende, om mij te doen sterven. Alhoewel gij alles weet, wat in mijn hart
(1) S, Bern. Serm. de 4 o rei in. (2) Do imil. Christ, lib. 111.cap.
V Y ' ^
328
VAN JESUS.
omgaat, zal ik u uogtans zeggen wat het voorwerp vau die kwellig is: ik weet niet of ik uwe genade bezit, en ben niet verzekerd, of mijne zonden mij vergeven zijn, en of ik aangenaam hen in uwe ocgon. De gedachte, dat. ik wel eens verdoemd zou kunnen zijn, dat ik gedurende de gansohe eeuwigheid u zou moeten verfoeijen en haten, u. mijn God en mijn al; de gedachte van mijn een wig verderf is voor mij zoo afgrijselijk, dat ik mij voel bezwijken, wanneer zij mij voor den geest komt en ik dezelve ernstig overweeg. O mijn goede Meester, mijn teedere Vader! vergeef mijne stoutmoedigheid, indien ik u een dergelijk gebed toezend; doch zoudt gij mij niet kunnen verlossen van die zoo pijnlijke bcnaauwdheid? het zou mij zoo aangenaam en vertroostend zijn, verzekerd te wezeu dat ik u bemin , en dat gij mij bemint!
— Uwe vraag is onvoorzigtig; gij zult daarvan welligt overtuigd zijn. Wees aandachtig. Eenellomeinschedame schreef eens aan eenen mijner bedienaars (1), om hem te bidden van haar door verepen baring te bekomen dezelfde gunst, welke gij mij daar oven vraagt; zij zou, gelijk gij, liebben willen quot;verzekerd zijn van de vergiffenis harer zouden. Wel nu, zie hier het antwoord, hetwelk haar de Paus gaf, aan wien zij dit vroeg: Gij vraagt mij eene zaak, die tevens moeijelijk en nadeelig is (i). mojeijelijk omdat ik onwaardig ben veropenbaringen te hebben: on-voordeelig, omdat gij niet zonder onrust raoogt zijn ten opzigte van mee zonden, tot het einde vws levens toe, dat is tot op den tijd, wanneer gij niet meer zult kunnen ■weenen. Gij moet allijd-vreezen voor dezelve, en ze onophoudelijk uitwisschen door moe tranen. Paulus was opgenomen geweest tot in den derden hemel; hij had daar geheimen vernomen, welke de mond des menschen niet moet openbaren , en nogtans zeide hij bevende■. Ik behandel mijn lichaam streng, breng het tot slavernij, uit vrees, dat ik, na aan anderen gepredikt te hebben, zelf verworpen worde. Paulus vreesde en gij zoudt niet willen vreezen? Vergeet niet dat de zekerheid de moeder
(1) De Paus GrogoriusdeGroote, De dame welke hem schreef, was Gregoria,staatsdame, der keizerin. (2) St. Greg. Epist. 80.
239
DE LIEFDEVLAMMEN
der onachtzaamheid is. Het zou u dan nadeelig zijn in dit leven eene zekerheid te heihen, die de zorg van over v, zehen te waken, zou doen vertvaarloozen ; icant er staal geschreven: Gelukkig is de mensrh, die altijd in vrees is, en op eene andere plaats: Dient. God met eeue heil ge vrees. Das is het noodzakelijk, dat mve ziel, gedurende den weinigen tijd, dien gij op de aarde moet doorbrengen, niet vrij van vreeze zij... Gij ziet, miju lief kind, door dit antwoord, hoe voordeelig hot voor u is in de twij-felins en onzekerheid te blijven, ten opzigte van de vergiffenis uwer zonden. Zoo gij eene volkomene verzekering hadt, dat, ik door mijne genade met u ben, zoudt gij u veel minder bevlijtigen om mij te zoeken; gij zoudt veel minder verlangen om mij te behagen; gij zoudt minder de gelegenheid vlugten van mij te vergrammen , en misschien zoudt gij eindelijk geheel mijne dienst verlaten.... Wees dan voortaan geduldig en aan mijnen wil onderwerper; doe het goede, wees getrouw aan uwe pligten en hoop; uwe belooning is in mijne handen, ik zal u dezelve niet ontnemen.
O mijn God! men moet dan lijden, en gelijk gij, in de kruisen en den tegenspoed leven Wel nul ik wil zulks ter uwer liefde, want het is billijk dat ik lijde voor u die voor m:j zoo veel geleden hebt. Ik verdien niet van u vertroost en bezocht te worden, dus handelt gij regtvaardig met mij, wanneer gij mij arm en troosteloos laat. Er komt mij niets toe, dan de roede en de kastijding; want ik heb u dikwijls en zeer vergrand (1) Sla, sla, mijn God! zie, ik ben in uwe handen, eu ik buig mij onder de roede, die mij kastijdt; want het is beter gekastijd te worden in deze wereld, dan in de andere. Gij weet, wat voordeelig is tot mijnen voortgang, en hoe zeer de tegenspoed nuttig is, om den roest der ondeugden te vernietigen (Ü). Sla dan, mijn God, indien
(1) Dc Imit. lib. Ill, c. Lil. (2) De Imit. Christi. lib. UI, c. 1.
2S0
VAN JESTTS.
zulks uw welbehagen is, beroof mij van alle vertroosting in deze wereld, maar gedoog niet, dat ik ooit het ongeluk hebbe, van u gesoheiden te worden. Ik wii niet, meer trachten op mijn gemak te levc,n;ik anuvaardintegendeel al de kwellingen eu rampeu, welke het u zal behagen mij toe te zenden, ik verdien geene vertroosting, daar ik zoo dikwijls, met u te vergrammer, de pijnen der hel verdiend hob; het is mij genoeg u te beminnen en in uwe genade te leven. Dat alle menschen mij verlaten, o dit stem ik toe, als gij, o mijn God! mij maar niet verlaat. Helaas! hoe zou ik kunnen leven, verve van u verwijderd, en zonder u te beminnen! Ik bemin u, o mijn Jesus ! u, die voor mij in de verlatenheid gestorven zijt; ik bemin n, o mijn eenig goed, mijn eenige hoop, mijn eenige üefde; ik bemin u, en wil n bennnucn zoo veel het aan een arm schepel mogelijk is u te beminnen. Aanvaard, o goede Jesus! dit verlangen van mijn hart, en verhoor hetzelve. Amen.
OEFENINGEN.
Over den moed In de inwendige mistroostigheid.
Beminde Christen! onderzoek hoe gij u in uwe inwendige kwellingen gedraagt, en vergelijk uwe handelwijze met de lessen, welke Jesus, zoo wel door zijn voorbeeld als door zijne woorden, u gegeven heeft. Spreekt eens ronduit; is het niet waar, dat gij, wantieer u de goddelijke vertroostingtn onthouden worden, uwegodsdienstige oefeningen achterlaat, of dezelve maar flaauw en als gedwongen volbrengt? En inderdaad, hoe menigmaal is het niet gebeurd, dat gij Jesus niet meer gevolgd hebt, dan van verre en als tegen dank, omdat gij de gevoelige vertroostingen niet meer ontvingt, welke hij geeft, bijzonder aan hen, die hem beginnen te dienen, om hen te helpen en aan te moedigen? Veroounoedig u dan over uwe lafhartigheid en maak het voornomen van Jesus voortaan op eene onvetanderlijke wijze te dienen. In het midden uwer inwendige mistroostigheden, moet gij aan
231
DB LIEFDEVLAMMEN
232
dien goeden Zaligmaker denken, stervende op het kruis in de sohrikkolijkste verlatenheid; en de gedachte zal u verkwikken en vertroosten; en gij zult u zelfs c-elukkig achten uw jijden met dat van Jesus temogen vereenigen. Schep dan moed, beminde Christen ! dien God in de droefheden, in do walgingen, de verlatenheden, de verachtingen, het lijden en de vernederingen; schep moed en verhef de oogen hemelwaarts; daar verwacht u eene zeer glorierijke kroon. Schep moed! want al de pijnen en kwellingen zullen weldra voorbijgaan, terwijl de he-melsche geneugten eeuwig zijn. Schep moed, Jesus telt al uwe zuchten, ennieteenezal zonder belooning blijven. Schep moed, schep moed! O hoe gelukkig zult gij eens zijn, wanneer gij zult zien, dat de tijd voor u gaat, eindigen, en gij deze aarde van ballingschap gaat verlaten! hoe gelukkig zult gij zijn, denkende, dai gij gedurende tien, twintig dertig jaren steeds getrouw geweest zijt in dedienst van Jesus.niettegenstaande het lijden, de kwellingen, de dorheden en walgingen, welke gij ondergaan hebt! Hoe gelukkig zult gij zijn te gevoelen, dat het uur der wedervergelding eindelijk gekomen is! O! hoe gelukkig zult gij zijn! De dood, welke zoo verschrikkelijk is voor den wereldminnaar en den zondaar, zal voor u vol zoetheid zijn; gij zult dien zonder schrik, zonder ontsteltenis, met onderwerping, met bedaardheid, mot blijdschap zien naderen; hij zal u zijnen slig toebrengen met eenen zekeren eerbied, en u aan Jesus Christus aanbieden. Dan zal die goede Meester u welwillend ontvangen, en zeggen: Mijn kind, gij hebt op de aarde ter mijner liefde veel gearbeid, gij zijt nogtans altijd onderworpen, altijd getrouw in mijne dienst geweest'■ welnu! nader, kom, opdat ik n omhelze en eene kroon van heerlijkheid op uw hoofd plaatse, kom, mijn paradijs en al deszelfs geneugten zijn voor alle eeuwigheid de mee O beminde Christen, welk aangenaam en zalig onthaal! dit zal eens het uwe, het zal eens het mijne zijn, ja, ja, hopen v/ij dit van de liefderijke en oneindige barmhartigheid van onzen God. Schep dan moed, en altijd moed!
VAN JESUS.
De dorst van Jesns aan üet bruis.
Sitio. Joan. XIX, 28.
Ik heb dorst.
Het laatsio oogenblik van onzen goddelijken Zaligmaker naderde ; bij moest eerlang bet werk onzer verlossing gebeel voltrekken, met voor ons aan bet kruis te sterven, toen bij inwendig eenen bevigen en brandenden dorst gevoeleado, veroorzaakt door de ijsse-lijko smarten, welke hij sedert omtrent twintig uren leed, uitriep:et laatsio oogenblik van onzen goddelijken Zaligmaker naderde ; bij moest eerlang bet werk onzer verlossing gebeel voltrekken, met voor ons aan bet kruis te sterven, toen bij inwendig eenen bevigen en brandenden dorst gevoeleado, veroorzaakt door de ijsse-lijko smarten, welke hij sedert omtrent twintig uren leed, uitriep: Ik heb dorst.
Wel boe, Heer, veroorzaakte de dorst u meer smarten en pijnen dan uw kruis? Gij klaagt over liet eene en gij spreekt van bet andere niet. Wat is toch de dorst, die u zoo geweldig pijnigt':' Ach! ik versta u; bet is uw vurig verlangen naar mijne zaligheid; naar mijnen geestelijken voortgang (1). Gij zegt mij goedhartig: Mijn, kind, ik heb dorst naar uio liefde; kom, kom mij verligt en... O mijn Jesus! boe heb ik tot nu toe aan dieteedere uit-noodiging, aan die vaderlijke smeeking beantwoord ? Helaas! ik volg de Joden na, die om 11 te laven, zoo wrt cd waren, dat zij u gal en azijn aanboden. lu plaats van u uit, gebeel mijn hart te beminnen, geef ik u misschien onwaardige vermaken te drinken. Ten minste, o mijn God, verdeel ik t ussehen u en het schepsel een hart, dat gij geheel wilt bezitten; ik weiger u het geringe offer, hetwelk gij mij vrangt, ik leid een gemakkelijk en onverstorven leien O mijn God! ik vraag u vergiffenis over het voorgaande, en smeek u mij te helpen, om voortaan beter te handelen.
(1) S. Bern. intract.de vitamystica,cap. XIII, (2) Joan.XIX; 2U.
233
DE LIEFDEVLAMMEN
delijk een dorstig hert naar bronwater verlangt, aldus verlangt mijne ziel naar u, o mijn God! Mijne ziel dorst naar God; ach! wanneer zal zij voor hem verschijnen? (]) O miju Jesus! o bron des lerens! wanneer zal het oogenhlik komen, waarop de dorst die haar verslindt, zal kunnen gelescht worden? wanneer zhI zij zich kunnen ve' versc^on in de genooïelijke wateren uwer wijsheid ? Mijn God, mijn God , ik zoek u van den morgenstond af (2) ; mijne ziel dorst naar u, mijn vleesc.h verteert voor u, in deze onbebouwde , dorre en woeste aarde; ach! wanneer zal ik in deii hemel uwe magt en heerlijkheid aanschouwen! Uwe barmhartigheid is zoeter dan het leven: mijne lippen zullen daarom onophoudelijk uwen lof verkondigen. Zoo lang ik zal leven, zal ik u lo')en, en mijne handen in uwen naam opheffen; mijne ziel zal, op zekere wijze, vet gemaakt worden door uwe zegeningen, en mijn mond zal zich openen, om vreuqdegezan-gen uit te galmen. O mijn God! op mij}ie legerstede denk ik aan u, en in het midden van den nacht overweeg ik vjoe zoonderhedeu. O! dit is, omdat mijne ziel zich aan u gehecht heeft, en dat zij znuder u niet kan leven. Heer Jesus , ik heb dorst; gewaardig- u mij le laven, aangezien gij de bron des lemens zijt; ik heb dorst naar uwe liefde; ik heb een overgroot verlangen, om u te zien en te bczitten; wanneer zult gij mij de gcimle verkenen, om mijne wenschen te volbrengen!' Ach! wanneer zal die heerlijko dag komen, op welken gij mij met eene stem vol trederlicd zult zeggt-n: Mijn kind, treed in de blijdschap des Heer en, (8) en neem bezit van mijn eeuwig rijk , geuiet nu een onverderfelijk geluk! Hieris geene drotfheid, geen lijden, geen arbeid meer; hier worden de tranen afgedroogd ea de wenschen geheel voldaan !...
GEBED.
Helaas! mijn zoete Jesus. gij wilt, dat ik nog op deze aarde van ballingschap verbüjve; gij wilc, dat ik de
(1) Ps. XL!, I, (2) Ps. XLir, Passim. (3) Matth. XXV. S3.
234
VAN JESUS.
eeuwige rust door verstervingen, door kruisen en gedu-rigen arbeid verdiene. Ik stem daarin toe; maar gewaar-dig mijn gebed te verhooren, o mijn God. Mijne ziel verzacht, dorst naar u, en zij kwijnt; gewnardig u harer te erbarmen. Gij alleen kunt haar verzadigen, ja, mijn God, gij kunt dit. Sehamp;tten, eer, vermaken, we-raldsche voldoeningen, dit alles is niet geschikt om dm dorst te leisel'en, die haar verslindt; gij alleen vermoogt dit. Ach! geef mij uwe liefde, en ik zal vergenoegd zijn. Uat ik u uit geheel mijn hart, uit al mijne krachten meer dan mij zeiven beminne, en ik zal niets meer te verlangen hebben. Geef mij uwe liefde, o mijn Jesuï! ik smeek er u om; maar geef mij ei-ne zoo zuivere, zoo levendige, zoo vurige liefde, dat mijn grootste geluk, mijne zoetste vertroosting op aarde zij, voor u te arbeiden en mij geheel voor u te best cdtn Ja, mijn God, dit is het regtzinnigste verlangen mijns harten. Leven, lijden en sterven voor u. Amen.
Over het genetonsenderzoek.
Beminde christen gij hebt gezien dat Jesus vurig uwe zaligheid en uwen geestelijken voortgang verlangt. Het schijnt mij toe, het zeer billijk is, dat gij zoudt trachten in u ook een dusdanig verlangen op te wekken en te arbeiden om hetzelve te volduen. Welnu, zegt een geleerde religieus, (1) een der vooruaamste en krachtdadigste middel en, welke wij tot onzen geesteh ken voortganp; hebben, is het gewetei sonderzoek. Ik ben gegaan, zegt de Wijze-man , langs den akker van den luijaard en door den wijngaard van den uitzinnige; de distels en doornen hadden alles gevuld, alles was overdekt met doornen en de nmur was omver gevallen (2). Zoodanig is het geweten van hen, die zich niet onderzoeken; het is een wijngaard, die braak ligt en vervuld
(1) Pater Rodriguez, van de Societeit van Jesus.
(2; Prov. XXIV, 30, 31,
235
DE LIEFDEVLAMMEN
is met distels en doornen, omdat hij niet bewerkt wordt. Helaas! onze bedorven natuur is eene slechte aarde, die uit zich zelve niets dan onkruiden voortbrengt, wij moeien altijd bet snoeimes in de hand hebben, om te snijden ol' uit te rukken, en wij doen zulks, door middel van het onderzoek. Het is het onderzoek, dat de ondeugd aan den wortel afsnijdt, dat de slechte neigingen uitrukt, zoodra zij beginne-n uit te schieten, en dat de kwade gewoonten belet wortel te schieten. Er zijn twee soorten van ouderzoeK , het bijzonder en het algemeen onderzoek. Ik zal u de oefening vau beide aantoonen.
lo. Het bijsonder onderzoek-, dit bestaat in zich alle dagen te onderzoeken over eene deugd, welke men voorgeuomen heeft te bekomen, of wol over een gebrek, van hetwelk men zich wil beteren, om te weten of men voortgang doet of niet. Ik onderstel, bij voorbeeld, dat ik met mijnen biechtvader bcsloton heb te arbeiden, om de ootmoedigheid te bekomen, ziehier wat ik zal moeten doen. Des morgens zal ik een vast besluit maken niets te zeggen of te doen, dat, hoo weinig het ook zij, mijnen hoogmoed kan voeden, en ik zal den Hoer bidden mijn voornemen te zegenen, omtrent den middag zal ik mijn geweten onderzoeken om te welen, hoe dikwijls ik aan mijn voornemen te kort gebleven ben: dau zal ik hot getal mijner feilen opschrijven, ik zal mij daarover verootmoedigen , ik zal een nieuw besluit maken om gedurende hot overige vau den dag botar te doeu, en mij den Hecre aanbevelen. Hes avonds zal ik hetzelfde onderzoek verrigten en het getal mijner misslagen sedert het laatste onderzoek opschrijven. Aldus door dagelijks het getal mijner hervallingen, op te teekonen, zal ik, na cenigen tijd, den eenen dag met don anderen, do eene wefk met de andere , de eene maand met de andere kunnen vergelijken, en op eene stellige wijze weten, of ik voortgaug doe of achteruit ga in het bekomen der ootmoedigheid. Ik zal in het onderzoek van die deugd volharden, zoo lang ik zal gevoelen, dat net mij nog moeijelijk is eene vernedering, eene berisping, eene
336
VAN JESÜfi.
verachting, of eene dergelijke zaak te verdragen, eu ik zal niet ophouden, ofschoon ik gedurende verscheidene jaren moest arbeiden, zoo lang ik mijn oogwit niet zal bereikt hobben. Gij zult mij misschien zeggen, dat gij, terwijl gij ter bekoming der ootmoedigheid al uwe krachten inspant, die der andere deugden zult veronaclitzamen. Noen, beminde christen, het zal zoo niet zijn, want al de deugden hangen van elkander af, en zicli ernstig en O]) eene bijzondere wijs toeleggen om éene alleen te bekomen, is werken ter verkrijging van alle. Verwaarloos dan de oefening niet. van dit bijzonder onderzoek, en gij zult weldra zijne kostbare voordeden erkennen.
ïio. Eet alyemeen onderzoek•. lift bestaat in zich alle avonden te onderzoeken, eer men zich ter ruste begeeft, over de fouten, welke men gedurende den dag heeft kunnen bedrijven, en bijzonder in zich opwekken liet leedwezen eu het goede voornemen. Laat nooit dit algemeen onderzoek, zoo min als hot bijzonder achter, maar hetgeen ik u aanbeveel, is, in het gebrek niet te vallen van dezulken, die gelooven alles gedaan te hebben, wanneer zij naauwkeurig hunne zonden hebben onderzocht, en die weinig belang stellen daarover aan God vergiffenis te vragen, en zich te bevlijtigen om er niet meer in te hervallen. Dit is nogtans het wezenlijke doel van het oriderzoek, dit is het waarop gij u het meest moet toeleggen.
Laat. mij toe, geliefde christen , u hier een voorbeeld van gewetensonderzoek te geven. Gij zult gemakkelijk ontwaren, dat ik niet getreden ben iu al de omstandigheden der zonden , van gedachten, van woorden, van daden, van verzuim, welke men in gevaar is allo dagen te bedrijven; mijn doel is, u eenvoudig den weg aan te toonen, dien gij volgen moet: gij zult het overige doen.
VOORBEELD VAN GEWETENS-ONDERZOEK.
Onze Vader... Wees gegroet, Maria... — Welke is heden mijne eerste gedachte geweest?... Helaas zij is voor God niet geweest, ik heb mij bezig gehouden met het
237
DE LIEFDEVLAMMEN
vermaak, dat ik zou vinden in dit of dat te doen, in I kinds-' dezen of geenen persoon te zien... Daaruit is gesproten I uwer 1 dat ik met verstrooid heden en af keer gebeden heb... Van I en on daar dat ik het gebed uitgesteld en kwalijk heb gedaan I bcvoov Hieruit zijn gevo gd verstruoidheden van gedachtengedu-1 aan sc rende den geheelen dag en allerhande fouten. O mijn 1 Hier God! zoo is het dan, dat ik u dien, ik stel de wereld, I spotte de schepselen en mij zelveu altijd voor u Vergiffenis, o I jaloen Heer, vergiftenis, ik beloof u, dat het morgen zoo niet 1 bitter moer zal zijn; met de hulp uwer genade zal ik meer 1 nood? over mij waken, en mijne eerste gedachte zal voor u i zelvei wezen... — Heb ik heden mijn gebed gedaan Ja... 1 te zc mijn God, ik dank u voor de genade... Neen... Ach! 1 bons ziedaar hoe ik ben, ik beloof altijd en volbreng mijne 1 diens belofte niet ; mijn God, heb medelijden met mijne I dergi zwakheid en vergeef mijne gedurige ongetrouwheden. Ik 1 beda heb waarlijk berouw over deze m het bijzonder, en om 1 niet ze to horstellen, beloof ik u, morgoti mijne overweging te I leed' doen, eer ik mijne kamer verlaat.. — Welke voornemens t ijquot;'1 heh ik di zen morgengetnaakt?... Heb ik daaraan gedurende I dien deudaggedacht;ben ikdaaraangetrouw gebleven?,.. Ja... i omr (hier behooren dankzeggingen)... Neen... (vernedering, 1 zoo berouw en goed voornemen)... Onderzoek u op dezelfde | de wijze aangaande het bijwonen der H. Mis, aangaande I mij' de H Communie en uwe biechten.—Hebik in mijne t (üv maaltijden niet getracht mijne zinnelijkheden tevoldoen? t en Heb ik mij verstorven? enz... Miin God mijn God, I zon hoezeer schaam ik mij u vergramd te hebbrn , zelfs i een dan , wanneer gij mij met weldaden overlaadt... Hoe I dp vele behoeftige menschen zijn er, die u met meer ijver I nie dienen dan ik, en aan welke gij maar een stuk droog |
brood geeft, om hunnen verslindenlen honger te verzaden? Zij loven en zegenen u nogtans, en zij eten dit brood nu t dankbaarheid.. Mijne tafel is alle dagen met vele voedzamespijzenopgedischt; misschien ontbreekt t er niets aan mijne wenschen, en ik denk. naauwelijks, | om u voor al uwe gaven te danken !... en ik doe het met zoo veel onverschilligheid!... O mijn God, o mijn Vader, heb nog eens deernis met de ellende uws
238
VAN JES1JS.
239
kinds... Morgen, bij dergelijken maaltijd, zal ik mij, ter uwer liefde indipn ik zulks zonder ijdellieid kan doen, en om mij zeiven te straffen, van deze of die spijs bwooven , welke ik gaarne eet. Heb ik mij nergens aan schuldig gemaakt in mijne gesprekken met andereu? Hier een kleine lousten, een weinig achterklap, eeae spotternij, eene bedilzucht, misschien een weinig uit jaloerschheid.. daar een ijdel woord, een woord, vol bitterheid, vol ongeduld, vol eigenliefde... ik heb zonder noodzakelijkheid in deze of die omstandigheid van mij zeiven gesproken... Ik heb in deze of die omstandigheid te zeer opeuhartig gewec.gt;-t; God heeft mij daarover berispt... ik heb een weinig te bits gesprokeu tot dien dienstboden; wat heb ik daarbij gewonnen? Had ik in dergelijke omstandigheid gezwegen, of had ik met bedaardheiden zachtmoedigheid gesproken, dan zou God niet vergramd geweest zijn..., enz , enz. (Oefening van leedwezen en goed voornemen). — Hoe vele ongeduldigheid, kleine oploopendheid, gramschap met mijne dienstboden, mijne kinderen en de personen, die mij omringen! ü mijn 'Jod, o mijn God... en ik communiceer zoo dikwijls! ach! ik wil mij waarlijk beteren... — Kn de pligten van mijnen staat?.. En die getrouwheid aan mijne levenswijzt?... Eu mijne godvrucht oefeningen?... (Overloop dit alles snel, oordeel u zolven zeer streng, en maak h t voornemen deze of die zaak in het bijzonder beter te verngten)... enz. — Verwek eindelijk eene algemeene oefening van leedwezen, en begeef u tot de rust in den vrede des Hoeren. — Dit onderzoek moet niet meer dan vijf of zes minuten duren.
DE LIEFDEVLAMMEN
Over het zesde «oord, dat Jesns, aan het krais hangende , gesproken heeft.
Crtin accepisset Je sus ace turn dixit-.
Consummaium est. Joan. XIX, 3U.
Nadat Jesus azijn genomen had, zeide hij: Alles is volbragt.
Toen ouze Jesus liet, oogenblik naderde, waarin hij zijnen laatsten snik zoude geven, zeide hij met, eeue stervende stem:oen ouze Jesus liet, oogenblik naderde, waarin hij zijnen laatsten snik zoude geven, zeide hij met, eeue stervende stem: Het is volbragt. Onder het uitsproken van dit woord, overdacht hij geheel zijn leven, zag hij al de moeijelijkheden , die hij ondergaan, de armoede, de smarten, den smaad, dien hij geleden had, en offerde dit alles wederom aan zijnen Vader tot zaligheid der wereld. Terwijl hij zich daarna tot ons wendde, herhaalde hij; Consummaium es#, alsof hij gezegd had: Menseheu, alles is volbragt, alles is uitsevoerd; hot werk uwer verlossing is voltooid, degoddelijkeregtvaardigheid voldaan, het paradijs geopend, en nu is uw tijd gekomen, de tijd van hen, die beminnen. (1) O menschen, het is eindelijk tijd , dat gij denkt om mij te beminnen. Be-i int mij, want ik moet niets meer doen. om van u bemind te worden. Ziet, wat ik gedaïin heb om uwe liefde te verwerven: voor u heb ik een leven geleid, dat vol van allerlei kwellingen was; op het einde mijner dagen, eer ik stierf, heb ik toegelaten mijn bloed uit te putten, in mijn aangezigt te spuwen, mijn ligehaam te verscheuren, mijn hoofd met doornen to kroonen, eindelijk de smarten van den doodsangst te lijden aan dit hout, waarop gij mij genageld ziet. Er blijft mij nog slechts ééne zaak meer te doen: dat ik voor u sterve;
(1) Ex. XIV,
240
VAN JESUS.
weluu! ik wil sterven! Kom, o dood! ik laat het u toe, ontneem mij het leven voor de zaligheid mijner schapen. En gij, mijne schapen, bemint mij, bemint mij , want het is mij onmogelijk verder te gaan , om mij te doen bemiiiüen. Alles is volbragt, zegt de godvruchtige Taulerus, alles, wat de regtvaardigheid vereischte, alles wat de liefde vroeg , alias wat de liefde kan doen uitschijnen. (1)
Mijn welbeminde Jesus! ach! kon ik bij mijn afsterven ook eens zeggen : Heer, alles is volbragt; ik heb alles gedaan, wat gij mij geboden hebt, ik heb mijn kruis met geduld gedragen, ik heb mijn uiterste best gedaan, om u in dit alles te behagen!... Ach mijn God! zoo ik nu moest sterven , dan zou ik zeer ontevreden met mij zelven sterven, dewijl ik niets van dit, alles met waarheid zou kunnen zeggen. Maar zal ik dan altijd zoo ondankbaar jegens u leven. Ik smeek u , geef mij de genade , om u gedurende de nog overige jaren mijns levens te beminnen, opdat ik, bij het naderen des doods kunne zeggen, dat ik ten minste van heden af uwen heiligen wil volbragt heb. Ofschoon ik u voorheen vergramd heb, stelt echter uw aood mij gerust, in het vervolg wil ik u niet meer verraden. Uocli het is van ü, dat ik mijne volharding verwacht; o mijn Jesus, ik vraag u die, en ik hoop zo door uwe verdiensten te bekomen. Amen.
31 eu moet de volharding tot het einde toe verzoeken.
De volharding, lieve christen , is de genade der genaden , en het is aan haar alleen, dat de kroon van heerlijkheid gegeven wordt (2). Het is eene genade, die gij niet verdienen kunt, maar welke God bereid is u te
(1) De H. Liguori, Horlogie van het lijden. 5. S- Bonavent. — Matth. XXIV, 3'3 — 8 Bern. Liber ad sororem de modo bene Vivendi, cap. VI.
50 14
241
DE LIEFDEVLAMMEN
geven , zoo gij ze hem vraagt. Neem dan van heden af de gewoonte aan, van ze dikwijls te vragen aan onzen goeden Zaligmaker door Maria's voorspraak. Het gaat vast, dat zij u zal gegeven worden, zoo gij ze onophoudelijk vraagt (l); do belofte van Jesus Christus ia uitdrukkelijk: Petite et aceipietis. Doch houd u niet tevreden met enkele gebeden , voeg daarbij heilige werken eu een vroom leven, anders zoudt gij God tergen. Verdient een lafhartig christen , die ij verloos leeft, die geen acht geeft op kleine genreken of zonden, verboord te worden, wanneer bij de volharding vraagt? Ik herhaal het, beminde christen, leef heilig, en verwacht dan meteen ootmoedig vertrouwen de genade van volharding tot bet einde toe; Jesus zal u die zeker niet weigeren. Vlugt do gelegenheden van zonde, nader dikwijls tot de heilige Sacramenten van boetvaardigheid en des Altaars, bezoek onzen Zaligmaker, verborgen in onze tabernakelen, wees getrouw om naauwkeurig al de pligten van uwen staat te volbrengen , draag uw kruis met geduld , eu God zal het overige doen. Houd u nooit op met de treurige gedachten , dal gij misschien eens zult verdoemd zijn, dat gij vroeg oi laat wel de dienst des Heoren zoudt kunnen verlaten, enz.; die gedachten beangstigen het hart en brengen niets voort. Heb vertrouwen op God; ik zal het steeds herhalen , omdat bet dit is , wat die goede Vader ons vraagt. Hij bemint ons meer dan wij ons zeiven kunnen beminnen; laten wij dan in vrede op zijne liefde rusten. Heb een groot vertrouwen op Maria, en vraag haar dikwijls de gaaf van volharding; zij zal u die gewis door hare magtige voorspraak bezorgen.
(1) Quotidie petenda est, ut quotidie obtineater. (Kardinaal Bellarra; Gij moet ze dagelijks vragen , om ze dagelijks te verkrijgen.
242
VAN JESUS.
De Heer beveelt z^jne ziel aan zijnen Tader.
Pater in manus tuas commende spiriium meum.
Luc. Xlll, 56.
Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest.
Al wat onze Heer, gedurende zijn sterfelijk leven gezegd en gedaan heeft, was niet alleen, om ons zijne liefde te hewijzen, maar ook om ons te ondorrigten. Dus heeft hij niet één woord gesproken, dat, wel overwogen , niet kan dienen, om ons tot eene grootere volmaaktheid te geleiden. Laat ons dan de bede eens overwogen, die hij thans tot zijnen hemelsohen Vader opzendt:l wat onze Heer, gedurende zijn sterfelijk leven gezegd en gedaan heeft, was niet alleen, om ons zijne liefde te hewijzen, maar ook om ons te ondorrigten. Dus heeft hij niet één woord gesproken, dat, wel overwogen , niet kan dienen, om ons tot eene grootere volmaaktheid te geleiden. Laat ons dan de bede eens overwogen, die hij thans tot zijnen hemelsohen Vader opzendt: Vader, zegt hij, in moe handen beveel ik mijnen geest. Het is alsof hij zeide: Vader! ik geef mij geheel en ganscii aan u over. Ik heb op aarde al datgene volbragl;, wat gij van mij gevraagd hebt, en er blijit niets moer over dan te sterven; nogtans zoo gij wilt, dat mijne ziel nog in mijn ligchaam blijve om nog to lijden, ik geef mij aan uw welbehagen over; zoo gij wilt, dat ik dit leven met het andere verwissele; om in de eeuwige heerlijkheid b nnen te gaan, en de vergelding mijner werken te ontvangen, geef ik mij insgelijks aan uwen heiligen wil over; zie ik ben bereid, alles te doen , wat gij over mij zult beschikken.
O ! welk een treffend voorbeeld van verlatenheid op God , en van volkomene onderwerping aan zijnon wil! o! welke wonderbare bereiding tot den dood ! Mijn God\ ik wil leven, zoo het uw wil is: en ik wil ook sterven, zoo gij dit liever hebt; Heer Jesus , geef mij de genade , om uit den grond des harten deze schoone woorden uit te spreken, eer ik mijnen laatsten snik geef, geef mij de genade om, gelijk gij, te zeggen ! Vader, in mee handen beveel ik mijnen geest; geef mij de genade, om wanneer
243
DB LIEFDEVLAMMEN
ik sterf, met de grootste vurigheid te zeggen : Jesus en Maria, ik bemin u ! Jesus en Maria, ik bemin u.
„Hoe gelukkig zouden wij zijn, roept de H Frauciscus de Sales uit, indien wij, ons aan de dienst van God toewijdende, begonnen met cnzen geest op eene volmaakte wijze in de handen zijner goddelijke goedheid te beTelen! want al de vertraging van onze volmaaktheid komt sleehts voort uit gebrek aan overgeving. Nogthans is het waar, dat wij, zoo wij in de volmaaktheid voortgang willen doen, het geestelijk leven moeten beginnen, voortzetten en eindigen door de beoefening dezer deugd en hierin den Heer navolgen, die ze altijd op eene zoo wonderbare en volmaakte wijze beoefend heeft.
Men treft somtijds Christenen aan, die, als zij in de dienst van God treden, hem wel zeggen: lieer , in moe handen beveel ik mijnen geest, maar op voorwaarde, dat gij mij altijd vertroostingen en geen lijden zult geven, en mij ook oversten zult verkenen, die volgens mijne neiging zullen zijn, en dat niets tegenstrijdig aan mijnen •wil zal wezen. Helaas! wat doet gij ? Ziet gij niet dat zulks zijnen geest niet bevelenis in de handen van God, gelijk de Heer deed? Weet gij niet dat uit die uitzonderingen, welke wij maken, gemeenlijk al onze ontstel-tenisson, al onze ongerustheden en andere dergelijke onvolmaaktheden voortspruiten. Want zoo de dingen niet uitvallen, gelijk wij zo verwachten, dan komt aanstonds de mistroostigheid onzen armen geest aanranden. En van waar komt dit, tenzij, omdat wij ons met geene onverschilligheid in de handen van God bevolm hebben ? O ! hoe gelukkig zouden wij zijn, zoo wij getrouw die deugd beoefenden ! Zonder twijfel zouden wij door haar tot de hoogste volmaaktheid geraken van eene heilige Catharina van iSenen, van een heiligen Franciseus, van eene heilige Angela deFoliguy, en vaa verscheidene andere heilige zielen, welke door die onversoliillishe d eii de volmaakte overgeving van zich zeiven, gelijk wassen bollen zijn in de handen des Heeren en van hare oversten, door al de indrnkkingen te ontvangen, welke men haarwilde geven!
„Laat ons dan zoo zijn, en zeggen wij met onzen goe-
244
VAN JESUS.
den Meester, in alles en iu alle voorvallen: Mijn Godwin uwe handen beveel ik geheel en al mijnen geest; in manus tuas Domine eommendo spiritum meum. Wilt gij dat ik ia de mistroostigheid of in de vertroostiusr zij; dat ik tegengesproken worde of afkeer en moeijelijkheden ontmoete ; dat ik bemind worde of niet; dat ik gehoorzame ia groote of kleine, in gemakkelijke ot moeijolijke dingen ; ik beveel mijnen geest in uwe handen. Wilt gij dat ik het werkende of beschouwende leven aanvaarde? Ik beveel mijnen geest in uwe handen.
„Dat dan zij, die het werkende leven aangenomen hebben, het niet wenschen te verlaten, om het beschouwende leven te aanvaarden , en dat zij , die in beschouwing leven, die niet verlaten , zoo lang God zulks niet gebiedt. Dat men zwijge, wanneer het noodig is, en spreke, wanneer het tijd is.
„Indien wij zoo handelen, dan zullen wij in het uur des doods, naar het voorbeeld van don Heer, kunnen zeggen; Mijn God, alles is volhragl. Consumnmtum est. Ik heb altijd uwen goddulijken wil vervuld in de voorvallen, die mij door uwe Voorzienigheid overkomen zijn. Wat blijft er mij nu nog te doen, tenzij mijnen geest in uwe handen te bevelen, op het einde mijns levens, gelijk ik hem u van het begin af bevolen heb (1)?''
Ja, mijn God , in uwe handen beveel ik mijnen geest, mijn hart, mijne ziel, al wat ik ben, en al wat ik bezit, opdat gij daarover volgens uw welbehagen zoudt beschikken. Dat men mij vernedere of verheffe, dat men mij verachte of acbte , dat men mij vergete of aan mij denke , dat ik in droefheid of blijdschap zij; dit alles . o Heer ! is mij onverschillig, als ik maar uwen wil volbreng eu u bemin. O Jesus! ik bemin u, en geef mij aan uwe barmhartigheid voor den tijd en de eeuwigheid over. Ja, ja, ik geef mij over, arme zondaar, als ik ben, ik geef mij over aan uwe barmhartigheid voor tijd en voor eeuwigheid. Amen.
H. Franciscus de Sales, Sermoon op het lijden van Christus.
245
DE LIEFDEVLAMMEN
OEFENINGEN
Overweging van ons zelven aan de liefde van onzen God,
Beminde christenen , gij hebt dikwijls een klein kind gezien in de armen zijner moeder: ongetwijfeld hebt gij de overgeving bewonderd , met welke het daar eene aangename rust geniet. In welk gevaar hot zich ook bevindt, altijd is het gerust en zijn slaap wordt daardoor niet gestoord; maakt men het wakker en dreigt men het, het slaat zijne armpjes rondom don hals zijner moeder, verbergt zijn hoofdje in haren schoot; enhetisin veiligheid. Ach! dit is, omdat het gevoelt dat het bij zijne moeder is, en dat zij het te zeer bemint,om het niet legen alle gevaren te beschermen. Wel nul beminde christen, ziedaar het afbeeldsel van hetgeen gij ten opzigte van Jesus moet wezen. Nooit is er een moeder geweest, die zoo veel teederheid gehad heeft voor haren eenigen zoon, als die goede Zaligmaker voor n heeft. Ga u dan met vertrouwen in zijne armen werpen, leg in zijn mede lijdend hart neder al uwe zonden , ellenden en onvolmaaktheden, nader nog digter bij hem, wanneer de duivel al zijne krachten inspant, om u van hem af te trekken; zeg hem in het midden der bekoringen : Mijn got Meester, heb medelijden met mij , want ik lijd geweld. (1) Gewen u in al de voorvallen des levens, de hand van den almogenden God te zien, die dezelve bestuurt, en zeg altijd tot u zeiven : Zoo er zonder Gods toelating geen haar van mijn hoofd valt (2), met hoe veel te meer reden is mij deze en die zaak niet overkomen, zonder dat hij het gewild heeft. Webm, ik ben zijn kind, hij bemint mij, hij is de ahcijze Vader, dat hij dan volgens zijn welbehagen handele , ik geef mij ten eenemale op nieuw en zonder uitzondering aan hem over, omdat ik verzekerd ben niets te moeten vreezen zoo lang ik onder de schaduw zijner vleugelen zal blijven. O! hoe vele chrisienenzijn er, die vele smarten en kwellingen zouden ontvlugten, en zich uiet zouden pligtig maken aan zoo vele zonden,
(1) Isa. XXXVin (2) Luc. XX. 10.
246
VAN JESUS.
247
indien zij in alle voorvallen zoo wilden spreken ? Wat n betreft, geliefde christen , zeg met Jesus Christus, gedurende uw leven en in het uur van uwen dood: God, in moe handen beveel ik mijnen geest Zeg niet meer gelijk voormaals ten tijde der bekoringen en der inwendige smarten; De Beer heeft mij verlaten, mijn God heeft mij verlaten; maar herinner u deze woorden van onzen goeden en barmliartigen Zaligmaker; Kan eene moeder haar kind veryeten ? Zou zij niet bewogen worden door den zoon harer ingewanden! En ofschoon zij hem vergat, ik zal echter u nooit vergeten, ik draag u in mijne handen geprent, mijne oogen waken gedurig over moe ziel. (1) Wat er u dan ook moge overkomen, beminde christen, heb steeds vertrouwen op Jesus. Zijt gij in dorheden en inwendige duisternissen, heb vertrouwen op Jesus, nader tot hem en hij zal u den troost en het licht zijner genade heigeven. (2) Wordt gij over-vallen met duizende bekoringen , vertrouw op Jesus, en hij zal niet toelaten, dat gr boven uwe krachten zoudt bekoord worden ; hij zal u ondersteunen, en gij zult de vruchten van de zegepraal genieten. (3) Vallen de duivels , de wereld, het vleesch u van alle kariten aan, vertrouw op Jesus, en welhaast zullen er duizend vanuwe vijanden aan uwe linkerzijde vallen en tien duizend aan mee regter. (4) Ik heb liet u gezegd , en zal het steeds tot u zeggen: heb vertrouwen op Jesus. Plaats al uwe angstvalligheden in zijn goddelijk hart, want hij zorgt voor u. (5) en bemint u. Nooit, nooit is iemand beschaamd gemaakt na op hem gehoopt te hebben. (6) O beminde ehristcn, herhaal gedurig met hart en mond deze en andere dergelijke woorden; Leve Jesus, hij is mijn fader en mijn beste vriend: alhoetoel hij al mijne elleuden kent , bemint hij mij echter en teil mijn eeuwig geluk. Wel nu, leve Jesus\ ik wil hem ook altijd beminnen en op zijne barmhartigheid vertrouwen,
(3) Is. XLTX . 14, 15,16. (2) Ps. XXXIII, 6(3) Corinth. X, 13. (4) Ps. XC, 7. (5) Omnem sollicitudinem vestram projicienles in eum, quouiam ipsi cura est de vobis. 1 Petr. V, 7. (6) Eccl. 11,12.
DE LIEFDEVLAMMEN
Jesus sterft»
Et inclinato canite tradicdit spiritum. Joan. XIX , 37.
En zijn hoofd buigende gat hij zijnen geest.
Reeds had de Heer bijna al zijn bloed verloren; hij was afgemat door de folteringen, welke hij ondergaan had. Zijne borst kromp ineen, zijne ademhaling werd moeijelijk ; en daar hij op geen bed lag, maar tusschen hemel en aarde hing, op nagelen, die hem handen en voeten doorscheurden, en geen oogenblik rust had, waren zijne smarten veel grooter dan alles, wat de menschen gewoonlijk iu den doodstrijd lijden. Want daar de hevigheid der pijn in ons allenskens bij het naderen des doods vermindert, zoo vermindert ook ons gevoel naarmate dat onze kennis vermindert; maar de Zaligmaker behield altoos zijn verstand tot zijnen laatsten zucht toe, en hij hield niet op te lijden, dan na het lozen van zijnen laatsten zucht. (1) Eenige oogenblikken voor dat hij zijnen geest gaf, viel zijn hoofd neder, zijne oogen begonnen zich te sluiten, en zijne lippen, werden koud en loodverwig. Weinig tijd daarna hief hij weder het hoofd en de oogen hemelwaarts, riep met luider stemme, en voor de tweedemaal zijn hoofd op zijne borst hangende,eeds had de Heer bijna al zijn bloed verloren; hij was afgemat door de folteringen, welke hij ondergaan had. Zijne borst kromp ineen, zijne ademhaling werd moeijelijk ; en daar hij op geen bed lag, maar tusschen hemel en aarde hing, op nagelen, die hem handen en voeten doorscheurden, en geen oogenblik rust had, waren zijne smarten veel grooter dan alles, wat de menschen gewoonlijk iu den doodstrijd lijden. Want daar de hevigheid der pijn in ons allenskens bij het naderen des doods vermindert, zoo vermindert ook ons gevoel naarmate dat onze kennis vermindert; maar de Zaligmaker behield altoos zijn verstand tot zijnen laatsten zucht toe, en hij hield niet op te lijden, dan na het lozen van zijnen laatsten zucht. (1) Eenige oogenblikken voor dat hij zijnen geest gaf, viel zijn hoofd neder, zijne oogen begonnen zich te sluiten, en zijne lippen, werden koud en loodverwig. Weinig tijd daarna hief hij weder het hoofd en de oogen hemelwaarts, riep met luider stemme, en voor de tweedemaal zijn hoofd op zijne borst hangende, sterft hij !! !
Mijne ziel, nader tot het kruis; aanschouw uwen Jesus en uwen God; hij is gestorven uit liefde tot u!-.. Wees dan aandachtig en overweeg ; wees aandachtig en ween.
Heer Jesus! nadat, ik u, uit liefde tot mij, op het- kruis heb zien sterven , dunkt het mij van u ai de genade, die tot mijne zaligheid noodig zijn, te mogen verhopen; het
(1) Het lijden van Jesus. V deel.
248
VAN JESUS.
schijnt mij, dat ik ma» verwachten die vrees van eeuwige verdoemenis, welke do duivel mij somtijds voor den geest brengt, O Jesus ! hoe schrikkelijk is het, te denken, dat ik voor altijd van u zou kunnen gescheiden worden ! Hoe afgrijselijk is het lot van eenen armen zondaar , die u vergramd heeft, en die niet weet of gij hem barmhartigheid bewezen hebt! Hij ziet de hel half open voor zich , en weet niet, of hij op uwe goedheid moet hopen of voor uwe regtvaardigheid vreezen!...
— Mijn zoon, mijn beminde zoon , waarom spreekt gij aldus ? waarin heb ik verdii nel door u aangezien te worden als een strenge en wreede Meestei ? Zie, ik sterf uit liefde tot u, en gij durft uw vertrouwen niet op mijne teederheid stellen ! Ik weel , dat gij mij vergramd hebt, maar kent gij dan mijn hart ni-at ? weet gij dan nog niet hoe gemakkelijk het aan den berouwhebbenden zondaar vergeeft ? Ach ! mijn kind, ik smeek u, werp u met meer overgeving in de armen mijner barmhartigheid.
— Ja, Heer, ik begrijp, dat ik nooit meer in vrede zal zijn, dan wanneer ik de zorg mijner eeuwige zaligheid geheel aan uwe barmhartigheid zal toevertrouwen ; verleen mij dan de genade , om altijd verre van mij die slaafsche vrees te verdrijven , die u aan mijnen geest voorstelt als eenen God, bereid om de minste beleedigin-gen te stiaffen, alhoewel gij een Vader vol teederheid voor uwe kindereu en vol medelijden voor hunne zwakheden zijt... Maar, o mijn God! goede Jesus ! dat het mij toegelaten zij geheel mijn hart in het uwe uit te storten. Dikwijls gevoel ik in uwe dienst zeer pijnlijke; inwendige duisternissen, dan wordt mijne ziel ontsteld; het schijnt mij, dat ik u niet meer bemin , dat ik u niet getrouw geweest ben, dat ik eenige doodelijke zonde Bedreven heb , en ik word als bekoord , om mij aan de droefgeestigheid over te geven, om mij verworpen te gelooven en uwe dienst te veilaten. Wat moet ik dan in die omstandigheden doen ?
— Mijn kind, laat uweoogenop mijn kruis vallen, en begin met eeue goede oefening van onderwerping aan mijnen wil te verwekken; tracht daarna u tot het
249
250 DE LIEFDEVLAMMEN
vertrouwen op mijue liefde op te wekken. Wol hoe! mijn kind, gelooft gij dan, dat ik op een kruis zou gestorven zijn in het midden van zoo vele pijnen, zoo ik u had willen verdoemen? Vrees niet, mijn lief kind, vrees niet, ik bemin u zoo zeer als het eenen God mogelijk is u te beminnen. Wanneer ik die ontsteltenissen, die duisternissen uwer ziel toelaat, dan is zulks tot uw welzijn; vrees niet, want ik waak over u, gelijk over mijnen oogappel. O ! wist gij eens, met welke teederheid ik eene getrouwe ziel bemin , die ondanks hare ellenden en onvolmaaktheden, zich niet aan de ontsteltenis overgeeft en mij onophoudelijk zegt: Blijn goede Meester, ik vertrouw op u, en iïc zal niet beschaamd gemaakt zoorden ! Wist gij eens , met hoe vele kostbare genaden ik haar verrijk ; welke pogingen zoudt gij niet aanwenden , om u grondig in dit minnelijk vertrouwen op mijne goedheid te vestigen ?
— O goede Jesusl gij kent den grond van mijn hart, gij weet, hoe zeer ik u bemin, en hoe vurig ik wensch u in den hemel te aanschouwen ; hoe komt het dan, dat ik den dood en uw oordeel vrees ?
— Mijn oordeel is ongetwijfeld vreeselijk voor do versteende en onboetvaardige zondaars, maar het is zoet en vol barmhariigheid voor hen, die mij beminnen. Ik wil dan , dat gij, zoo dikwijls als de gedaclite van het oordeel u in don geest zal komen , aanstonds eene oefening van overgeviag van uw eeuwig lot aan mijne vaderlijke goedheid verwekt; dit teeken van uw vertrouwen zal mij zeer aangenaam en aan u zeer voordeelig zijn , omdat nooit iemand op mij gehoopt heeften zijne hoop bedrogen is geweest. (1) Wat de vrees voor den dood aangaat, dit is eene natuurlijke vrees; ik ztlf lieb die gevoeld, omdat ik mensch was, eu daarenboven , omdat ik voor u de genade van onderwerping veilde verdienen. Zij komt in u ook voort uit de verkleefdheid , welke gij nog aan de schepselen hebt; tracht, u i an alles te onthechten , en de dood zal u eene wonscheiijke zaak schij-
(1) Eed. 11, II.
VAN JESUS,
nen. Ontheclit u van uwe schatten, van uwe kleine ge-aietingen , van uwe vrienden , van uwe familie, van uwe kinderen; vertrouw aan mijn liart de zorg toe uwer belangen, de zorg van al de personen die u dierbaar zijn, en dan zult gij mij kunuen zeggen : Heer nu zal uw dienaar in vrede sterven, zoo het u behaagt hem to.' u te roepen.
— Heer Jesus, ziehier uw arm kind aan den voet van uw kruis ; werp op mij eenen liefderijken oogslag en zegen mij. Ik offer u mijn leven op , en ben bereid te sterven, zoo haast als het uwen heiligen wil zal behagen. Wilt gij mij nog ecnigen tijd in het leven laten, wees daarvoor geloofd, verleen mij alleen de genade van hem te besteden om u te behagen. Wilt gij, dat ik weldra sterve, wees insgelijks geloofd- Ik onderwerp mij aan den dood, omdat het uw wil ia dat ik sterve.
Ik wil sterven om door de benaauwdhedeu en de smarten des doods aan uwe goddelijke regtvaardigheid voor de zonden te voldoen, waardoor ik de hel verdiend heb.
Ik wil sterven , om u in dit leven niet meer te vergrammen en te mishagen.
Ik wil sterven, om u mijne dankbaarheid te betoonen voor al de weldaden en goedheden, waarmede gij mij, niettegenstaande mijne onwaardigheid overladen hebt.
Ik wil sterven , om u te bewijzen, dat ik meer uwen wil dan den mijnen bemin.
Ik wil voornamelijk sterven, om u in den hemel eeuwig en uit al mijne krachten te gaan beminnen; want ik hoop in die verblijfplaats van geluk te komen , waar ik zal verzekerd zijn , gedurende geheel de eeuwigheid niet op te houden van u te beminnen.
GEBED.
Ik smeek u dan, o mijn Zaligmaker, mijne liefde en mijn eenig goed ; ik smeek u, door uwe heilige wonden , door de smarten van uwen dood, laat mij in uwe genade en in uwe liefde sterven. Gij hebt mij afgekocht ten prijze van uw bloed, Iaat niet toe, dat ik zou verloren gaan ,
251
DE LIEFDEVLAMMEN
allerzoetste Jesus, gedoog niet, dat ik van u gescheiden worde. Wanneer mijne ziel mijn ligchaara zal verlaten, ontvang haar dan zelf uit de handen vnn Maria, uwe en mijne Moeder , en gewaard«g haar met goedheid te ontvangen , zeggende : Mijn kind, al uwe zonden zijn vergeven en vergeten: kom met mij in het paradijs; waar ik u zal beminnen, waar gij mij gedurende geheel de eeuwigheid zult beminnen.
Mijn welbeminde Zaligmaker gt; o gij, die voor mij hebt willen sterven en die mij, ondanks mijne zonden, nog in uwe genade ontvangt, ik omarm uw kruis en omhels uwe met nagelen doorboorde voeten. Ach. ik smeek u , om de liefde, welke gij mij bewezen hebt, vereenig mij zoo naauw met u , dat mij niets meer van u kan verwijderen. Maak, dat ik voortaan gedurig met u wandele ; maak dat al mijne gedachten voor u zijn; met één woord, maak dat ik al de genegenheden mijns harten tot u stiere, en dat ik in alios niets zoeke dan u. O! verleen mij de genade , om altijd bedroefd te zijn, dat ik u zoo zeer vergramd heb, verleen mij de genade om altijd ontstoken te zijn door liefde tot u, die uw leven uit liefde tot mij gegeven hebt. O Jesus! ik bemin u ; ik bemin u , o gij die oneindig bemint; ik bemin u, Maria, bid Jesus voor mij, en verkrijg mij de genade, om in zijne heilige genade te sterven. Amen.
Bereiding tot den dood.
Lieve Christen, wij moeten sterven; Jesus is gestorven, de heilige Maagd is gestorven, al de Heiligen zijn gestorven, gij ook zult eens sterven. Ik zeg dit niet om u schrik aan te jagen, want ik weet, dat de regtvaardige met geduld leeft en met vermaak sterft; (1) ik spreek tot u op die wijze, om u met Jesus Christus te kinnen zeggen ; Wees bereid, omdat gij noch den dag noch het uur van uwen dood weet. (2) Voor htt algemeen der Christenen
(1) S. Aug. Expos, in Epist. 1 Joan. XI, 9. — S. Aug. inEpis. Uoan. Tract. 7. (2 Matth. XXIV, 54.
252
VAN JESUS.
is bereid zijn : vrii wezen van doodzonden. Maar voor eene getrouwe ziel, is bereid zijn geene verkleefdheid hebben aan de dagelijksche zonden, aan niets, wat er op aarde is, gehecht zijn op eene mensehelijke en ongeregelde wijze, of ten minste arbeiden om daartoe te komen; bereid zijn is voor zulk eene ziel onderworpen zijn aan Gods wil, in gezondheid en in ziekte , in leven of in dood. Antwoord nu, beminde Christen, dunkt het u, dat gij bereid zijt ? zoo uw geweten u antwoordt: Ja, loof daarvoor den Heer, hij heelt u eene groote en kostbare genade bewezen ; zoo het integendeel antwoordt: Neen, sla dan spoedig de hand aan het werk, want, helaas ! de Meester kau komen, en hij zal inderdaad komen op het oogenblik, wanneer gij er het minste aan zuil denken (1). Ziehier eeuige oogenblikken, welke u veel zullen helpen, om uw oogmerk te bereiken.
1°. Onderzoek uw geweten tot in deszelfs verborgenste hoeken, en zie, of het u met regt niets te verwijten heeft, zoo het u eenige smart veroorzaakt, spreek des-aangaande eenvoudig met uwen biechtvader, verberg hem niets; doe eene goede biecht, en wees daarna gerust, laat al het overige aan Gods barmhartigheid over.
2°. Maak uw lestament of uitersten wil, indien gij er een te maken hebt, behoudens alle jaren weder te beginnen , zoo het noodzakelijk is Beschik zoodanig uwe tijdelijke zaken, dat gij altijd bereid zijt eene naauwkeurige rekening te doen aan al degenen , die regt hebben u dezelve af te eischen. Door dit middel zult gij vele bekommeringen vermijden , zoo de dood u plotseling kwame overvallen, gelijk hij er zoo vele anderen, die zich daarop niet in het minste verwachtten, getroffen heeft.
3°. Betaal al uwe schulden, zoo gij er hebt, en herstel de schade, welke gij uwen evenmensch in zijne goederen zoudt kunnen toegebragt hebben , en zoo voorts.
4°. Onderzoek aan welke zaken gij nog verkleefd zijt, en trek edelmoedig uw hart daarvan af; gij zult toch al die rijkdommen, die schoone landerijen, die kostelijke huizen, die kinderen, die vrienden eens moeten verlaten ;
(1) Luc. XII, 40.
50 15
25:i
DE LIEFDEVLAMMEN
leer ze van nu af verlaten, en gij zult groote verdiensten verkrijgen.
So, Merk op, wat gij in het uur van uwen dood zoudt willen gedaan hebben, en doe dit zonder uitstel; die ter zelfder tijd, wat gij 2oudt wenschen niet gedaan te hebben, en onthoud u daarvan.
60. Denk dikwijls op den dood : deze gedachte schijnt u in het eerst solirikkelijk; maar weldra wordt zij zoet en troostend, behalve dat het wonderlijk bijdraagt, om ons van al het aardsche af te trekken.
7°. Verwek dikwijls oefeningen van onderwerping aan don dood, zoo als die, welke gij in het 37s'e hoofdstuk van dit werk gelezen hebt; deze oefeningen zijn aangenaam aan God, zij bezorgen ons groote gunsten en genaden , en maken ons met het overdenken van ons laatste oogenblik gemeenzaam.
Onze goede Zaligmaker doet z^jae klagt over de ondankbaarheid der zondaren , en noodigt hen nii, om zich In zfjne barmhartige armen te komen werpen.
Nunc ergo, hahitatores Jerusalem et viri Judoe, judicate inter me et vi-nenm meam. Quid est quod debui ultra facere vinice meae, et non feci ei? Is. V, 4.
Inwoners van Jeruzalem en gij, mannen an Juda, weest gij nu regters tusschen mijnen wijngaard en mij. Wat heb ik meer voor hem kunnen doen dan ik gedaan heb?
Tot wien spreekt Jesus hier, wien zendt hij deze woorden toe? Het is tot mij armen zondaar, het is tot mij , dat hij spreekt; het is tot mij, dat hij met de teederste liefde zegt:ot wien spreekt Jesus hier, wien zendt hij deze woorden toe? Het is tot mij armen zondaar, het is tot mij , dat hij spreekt; het is tot mij, dat hij met de teederste liefde zegt: Mijn kind, zcat wil ik nog meer voor u doen! Zult gij mij nu uit geheel uw hart beminnen? Zult gij nu ophouden van mij door uwe zonden op nieuw
254
VAN JESUS.
te kruisigen ? Ach ! mijn zoon, mijn lieve zoon, waarom hebtquot; gij zoo lang van mij verwijderd geleefd , nadat ik ii zoo vele blijken van liefde gegeven heb ? W'at kicaad heb ik u qedaan ? Waarin he'o ik u bedroefd ? Antwoord mij (1).
— Mijn God, mijn God! ik kan niet antwoorden. Ik ben pligtig, en zucht over de menigte mijner zonden; zij maken mij beschaamd, o mijn Jesus! verleen eenen smeekenden zondaar vergeving (2). Ik ben schuldig, ik liob geene ontschuldiging bij te brengen ; maar ik ben bedroefd....
— Mijn zoon , wat onregt hebt gij in mij gevonden, om mij aldus te verlaten en de ijdelheid na te jagen (3) ? Met hoo vele weldaden heb ik u niet overladen? Ik heb mij immers aan eenen pijnlijken dood ter uwer liefde overgeleverd: het is om uwentwille, dat ik allen smaad heb verdragen, en dat mijn aanschijn met schande overdekt werd (4). Om u aan de helsche vlammen te ontrukken, heb ik mij arm gemaakt en van alles ontbloot: ik heb willen aangezien worden als de verachtelijkste der mem-schen, ik heb mij op zekere wijze vernietigd (6). Van i'.et hoofd tot de voeten ben ik doorwond geworden: ik ben met smarien, met vernederingen met smaad overladeu geweest, en dit alles heb ik voor u ondergaan, mijn kind! omdat uwe ziel kostbaar voor mijne oogen was (6); voor n, omdat ik u wilde zalig maken, voor u, omdat ik n bemin. O mijn zoon! hebt gij tot hiertoe aan eene zoo groote liefde beantwoord ? Spreek.
— Heer, ik herhaal het nog eens, ik heb geene veronfschuldiging bij te brengen, er blijft mij niets over dan te zuchten en mij met vertrouwen in de armen uwer barmhartigheid te werpen.
— Sedert dat ik u uit het niet getrokken heb om u het aanzijn te geven, hebt gij mij zonder ophouden vergramd, gij hebt mij duizendmaal door uwe zonden schandelijk onteerd, ik had het teeken mijrer goedheid in uwe ziel geprent, gij hebt gepoogd hetzelve uit te wisschen:
(1) Mich. V , 8. (2) Preces Ecclesiie (3). Jerem. II. ö, (4). Ps. LXXHI X' 4 Ibid, passum. ^5) 1, Heg. XXVI. 21.
255
DE LIEPDEVLAMMEN
ik had ze met mijne heiligheid bekleed, eu gij hebt ze besmeurd ; ik had u met genaden vervuld, en gij hebt ze veracht! Is het dan alzoo dat gij uwe erkentenis aan uwen Heer betoont ? Wel hoe ! ben ik uw Vader, mo Schepper, uw Zaligmaker niet ? Heb ik niet altijd voor u gezorgd als voor den appel van mijn oog ? En zie, gij verlaat en vergeet mij (1)! Gij verlaat mij voor een ellendig vermaak, om de ijdsle eer na te jagen!.,. O mijn zoon, ik vraag hetu, zijt gij gelukkig geweest, zoo lang gij aan mijne liefde ontrouw zijt gebleven? Hebt gij dien zoeten vrede genoten, die het hart overstroomt van hen, die mij mot ijver dienen ? Ach ! begrijp dan eindelijk, hoe rampzalig en bitter het u heeft gevallen , den Heer uwen Bod verlaten te hebben (2) , en keer tot mij weder ; kom, ik rijk u de handen toe; ik zal uw Vader zijn, en gij zult nog mijn welbemind kind wezen.
Mijn Jesas, gij behaalt de overwinning, ja, gij behaalt de overwinning ; ik leg voor u de wapens af. Ik beloof het u, ik zal niet meer ondankbaar zijn; maar ik smeek u, o mijn God, houd op, van mij mijne voorgaande zonden te verwijten , en gewaardig u ze mij te vergeven. Ik zal al de dagen mijns levens er boetvaardigheid voor doen : ik begeer u uit geheel mijn hart meer dan alle schepselen , meer dan mijn leven, meer dan mij zei ven te beminnen. Mogt ik duizend harten bezitten , om ze allen tot uwe liefde te besteden ? Maar wat zeg ik ? God gave, dat ik uit geheel de uitgestrektheid van het hart, dat gij mij gegeven hebt, u mogt beminnen ! Het is helaas! zeer koud, zeer hard, zeer ongevoelig! Nogtans, o mijn Jesus! hoe gering ik ben, schijnt bet mij echter toe, dat ik u bemin; ja, mijn God! ik bemin n. Ik bemin u; niet opdat gij mij in den hemel zoudt gelukkig maken, nie'; opdat gij mij van de hel zoudt verlossen, niet omdat ik van u eene vergelding verwacht, maar ik bemin n, omdat gij mijn
(1) Deuter. XXXII, G. 10. (2) Jerem. 11, 19.
VAN JESUS.
koning, mijn God zijt; ik bemin u, en zal u altijd beminnen , omdat gij mijne liefde oneindig waardig zijt. (1) Amen.
Men moet dikw^ls op Gods barmhartigheid Jegens ons denken.
Ik zal de barmhartigheid des Heeren indachtig zijn, ik zal zijnen lof zingen over alles wat hij over mij gedaan heeft, over al de weldaden, waarmede hij mijne ziel volgens de uitgestrektheid zijner goedertierenheid en de grootheid zijner barmhartigheden heeft willen overladen (2). Dank den Heer , o mijne ziel, en dat al wat in u is, zijnen naam love, iank den Heer, en vergeet nimmer zijne weldaden. (3) Zoodanig moeten de gevoelens zijn van eenen christen , voor wien de erkentenis niet lastig valt. Maar helaas, waar zijn die opregt dankbare zielen, welke God voor al de genaden, met welke hij hen overladen heeft, weten te bedanken ? Waar zijn zij ? O hemel! wij zouden ons schamen ondankbaar te zijn jegens de menschen, en ten aanzien van God, denken wij daar niet op? Wij verzoeken hem met luider stemme, gunsten en genaden, wij ontvangen ze dagelijks in overvloed , en wij denken zelfs niet tot hem te zeggen : Mijn God ! ik bedank u daarvoor! Wat schandelijk gedrag! o lieve christen! wacht u wel van ooit in die zoude van ondankbaarheid jegens onzen goeden Meester te vallen, want deze ondeugd is alleen genoeg, om alle bronnen der goddelijke genade uit te putten, gelijk de heilige Bernar-dus op twintig verschillende plaatsen zijner schriften ons vermaant. (4). Integendeel, herinner u dikwijls de alge-meene en bijzondere weldaden, welke gij van God ontvangen hebt. Behalve de gunsten van de schepping, verlossing en behoudenis, welke uitstekende weldaden heeft hij u niet bewezen ? Gij hadt hem beleedigd, en die goede
(1) H. Franciscus Xaverius. (2) Isaias LX1, 3 Psalm. CU. 1. 3. (4) S. Bern: Serra de sept misericordus. il. ia Domin. VI, post Pentec — Idem in Cantic. serra, Li. — Et alisi; in plurimu iocis a S. Bernardo proferuntur de ingratitubine sententiae.
257
DE LIErDEVLAMMEN
Vader lieeft u volgens uwe misdaden niet behandeld. Hij heeft uw ongeluk gezien, hij is er door bewogen geworden, en heeft medelijden met u gehad. Hij heeft n al uwe zonden vergeven, al uwe wonden genezen, u van de hel verlost, en omdat hij vol liefde en goedfrtierenheid is, heeft hij u het kleed der onschuld wedergegeven (1). Gij hadt uwe arme ziel veracht, onteerd en met schandvlekken overladen; de duivel trad haar onder de voeten en deed ze dagelijks meer en meer in het vuilste slijk zinken; en zie, uw God heeft zich gewaardigd haar daaruit te trekken, hij heeft ze met zijn dierbaar bloed gezuiverd, met duizende kostelijke genaden verrijkt, en met zijne liefdeblijken vervuld. Ach! wat groot e reden hebt gij, om met David uit te roepen: Wie is er gelijk aan God onzen Heer:' Hij trekt den arme uit het stof, en den hehoeftige uit de vuiligheid, om hem onder de vorsten van zijn volk te doen zitten (2), dat is in het midden dei-Engelen en Heiligen. Vergelijk nu uwen vorigen staat, wanneer gij in de zonde leefdet, met dien, in welken God u door zijne barmhartigheid nu gesteld heeft, en zeg ieder oogenblik, in do gevoelens uwer erkentenis; Wat zal ik den Heer. wedergeven voor al de weldaden, die hij mij bewezen heeft (quot;ó). Ach! ik zal hem immer loven, zijnen lof zal altijd in mijnen mond zijn (4), en de eeuwigheid zal niet te lang roezen, om mijne barmhartigheden te zingen (5). O geliefde Jesus! gedoog niet, dat ik ondankbaar zij; laat niet toe, dat ik ooit het verwijt verdiene, hetwelk gij eertijds aan het joodsehe volk deedt; gij hebt mijne weldaden vergeten, en gij zijt de menigvuldigheid mijner barmhartigheden niet indachtig gebleven (6).
(1) Ps. CU passim (2) Ps. CXIT, 5, 6, 7, (3) Ps. GXV, 3, (4) Ps. XSVIli, Ps. LXXV1I, 1. (6; Ps, CV, 7.
258
VAN JESUS.
Jesns Christus heeft zich TrQwillig, u:t liefde voor ons ten beste geselen.
Oblatus est, quia ipse voluit. Is. Ill,
Hij is geslagtofferd, omdat hij zulks gewild heeft.
Het mensch geworden Woord zag zich van Let eerste oogenblik zijner ortvansjcnis, al de zielen der kinderen van Adam aanbieden; hij zag tevens voor zijne oogen het schrikkelijk e schouwspel van het lijden, dat de prijs hunner vei lossing wezen moest. Aldus kende en zag Jems Christus, van zijnon eersten levensstond af, volmaakt de zielen van alle menschen, die reeds van het begin der wereld de aarde bevolkt hadden, zoo wel als die van alle mei schen, welke tot het einde der eeuwen moesten geboren worden. Gewoonlijk zag en kende hij ook mijne ziel, en hij zag zo met zonden overladen, in akelige duisternissen gedompeld en van alles ontbloot. Dit gezigt verre van hem te bewesen, om mij als een voorwerp van afschrik te verstooten, bewoog zijne vaderliefde, en hij nam van toen af uit liefde tot mij, al de pijnen op zich, welke hij later in zijn leven en voornamelijk in zijnen dood ondergaan hoeft. Hij had geen het minste eigenbelang, dat hem kon aanzetten, om aldus te haudelen en om zoo vele smarten en pijnen op zich te nemen; de liefde, ja de liefdo, die hij mijne arme ziel toedroeg, was alleen zijne beweegreden, de liefde deed hem in eenen stal geboren worden, en de liefde deed hem op een kruis sterven. Ik was tot de hel veroordeeld, en hij heeft, zich aangeboden om mijn losgeld te wezen; ik was in den haat van (iod geboren, en hij heeft zich aangeboden om dien haat weg te nemen ; ik dacht aan zijne liefde niet; in mijne rampzalige verblindheid leefde ik slechts om hem te beleedigen, en hij heeft mij eerst bemindet mensch geworden Woord zag zich van Let eerste oogenblik zijner ortvansjcnis, al de zielen der kinderen van Adam aanbieden; hij zag tevens voor zijne oogen het schrikkelijk e schouwspel van het lijden, dat de prijs hunner vei lossing wezen moest. Aldus kende en zag Jems Christus, van zijnon eersten levensstond af, volmaakt de zielen van alle menschen, die reeds van het begin der wereld de aarde bevolkt hadden, zoo wel als die van alle mei schen, welke tot het einde der eeuwen moesten geboren worden. Gewoonlijk zag en kende hij ook mijne ziel, en hij zag zo met zonden overladen, in akelige duisternissen gedompeld en van alles ontbloot. Dit gezigt verre van hem te bewesen, om mij als een voorwerp van afschrik te verstooten, bewoog zijne vaderliefde, en hij nam van toen af uit liefde tot mij, al de pijnen op zich, welke hij later in zijn leven en voornamelijk in zijnen dood ondergaan hoeft. Hij had geen het minste eigenbelang, dat hem kon aanzetten, om aldus te haudelen en om zoo vele smarten en pijnen op zich te nemen; de liefde, ja de liefdo, die hij mijne arme ziel toedroeg, was alleen zijne beweegreden, de liefde deed hem in eenen stal geboren worden, en de liefde deed hem op een kruis sterven. Ik was tot de hel veroordeeld, en hij heeft, zich aangeboden om mijn losgeld te wezen; ik was in den haat van (iod geboren, en hij heeft zich aangeboden om dien haat weg te nemen ; ik dacht aan zijne liefde niet; in mijne rampzalige verblindheid leefde ik slechts om hem te beleedigen, en hij heeft mij eerst bemind
259
DE LIEFDEVLAMMEN
en zicli geslagtofferd om mij een uitstekend blijk zijner liefde te geven (J), en mij uit te noodigeu, orn hem te beminnen. Zou ik voor zoo bovenmatige liefde van mijnen God ongevoelig zijn? Zou ik, daar Jesus mij zoo vurig bemint, hem eene opregte wederliefde kunnen weigeren (2)?
Volstrekt niet.
Wat zal ik dan dien goeden Jesus wedergeven, wat zal ik hem voor alles, wat ik van hem ontvangen heb, aanbieden ? Hij heeft voor mij het kostbaarste slagtoffer, dat hij bezat, opgeofferd, ja, hij heeft zich zeiven geslagtofferd ; het is dan billijk, dat ik hem op mijne beurt het beste, wat ik heb, al wat ik bezit, aan hem opoffer. Wel hoe! wanneer God zich geheel en al aan mij geeft, zou ik dan durven aarzelen mij geheel aan hem te geven? Ach! Heer! verwaardig u de offerande, welke ik u van mij zeiven doe, goedgunstig te aanvaarden. Ik heb u maar twee penningen, mijn ligchaam en mijne ziel, op te offeren; vergun mij de genade, van ze met edelmoedigheid aan te bieden (3). De offerande van mijn ligchaam door de verstervingen, het lijden, de moeite en de beroovingen; de offerande mijner ziel, met voor uwe voeten neder te leggen mijnen eigen wil, mijn zucht c;m boven anderen uit te munten, mijnen hoogmoed en al wat u kan mishagen. Ik weet het o mijn God! deze offerande valt lastig, moeilijk en hard aan de bedorvene natuur; doch kom mij te hulp, ik zal u die volkomen en voor geheel mijn leven zonder eenige uitzondering opdragen.
O Jesus! die u aan het lijden en den dood, uitliefde tct mij hebt overgegeven, ik kom mij voor iwe voeten ne-derwerpen, en u verzoeken mij als eene brandofferande, om voor u geslagtofferd te worden, te willen ontvangen. Ontvang mijne vrijheid, mijn geheugen, mijn verstand, mijnen wil, met al wat ik ben. Indien ik iets bezit, zoo is het van u, dat ik het ontvangen heb; ik geef het u dan
(1) S. Aug., de Catechisandis rudibus N. S. C2)^S. Aug. ibid N. 7. (3) S. Bern. in Purilic. B. Mariae, serm. III.
260
VAN JESUS.
weder, opdat gij daarover bescliikken zoudt naar uw welbehagen. Geef mij alleen uwe liefde en uwe genade; en ik zal rijk genoeg zijn (]). O mijn God! welke groote reden heb ik niet, om u van ganseher harte te bemienon. arme zondaar als ik beu ? Gij hebt mijne ziel verlost en ze belet verlo'-en te gaan: gij hebt al mijne zonden achter meen rug geworpen (i) en ze vergeten. En aldus in plaats van mij voor den meuigvuldigen smaad, dien ik u heb aangedaan; te straffen, hebt gij uwe weldaden en genaden voor mij vermenigvuldigd, om mij eens tot uwe liefde te kunnen winnen.
Ach! die dag, welke gij zoo vurig gewenscht hebt. is eindelijk aangebroken; Ja, hij is gekomen, want, mij dunkt, dat ik u uit gel eel mijn hart en ziel bemin. O! beminde ik u niet, wien zou ik dan moeten beminnen! O mijn Jesus! de voornaamste zonden, die ik zou moeten beweenen, is deze van zoo lange jaren geleeid te hebben, zonder u te dienen en te beminnen, doch voortaan wil ik doen al wat mogelijk is, om u te behagen. Ik gevoel, dat uwe genade een groot verlangen, om voor u alleen te leven, en mij van al het aardsche af te trekken, in mijn hart gestort heeft; ik gevoel tevens cene groote droefheid over al de smarten, welke ik u aangedaan heb: dezs gunsten, o mijn God! waarvoor ik u bedank, komen van uwe goedheid. Voltooi uw werk en wil mij getrouw in uwe liefde bewaren. Helaas! gij kent mijne zwakheid; maak dan, dat ik voortaan geheel voor u, gelijk gij geheel voor mij zijt geweest. Ik bemin u mijn eenig goed! ik bemin u, o mijne eenige liefde! ik bemin u, o mijn schat en mijn al! Mijn zoete Jesus! versta mij wel, ik bemin u! O liefderijke Maria! kom uw kind te hulp, en leer mij Jesus meer en meer beminnen. Amen.
OEFENINGEN.
Ore deu geest van zelf-opcffering, uit liefde tot God,
Mijn lieve Christen, gisteren heb ik u vanondankbaar-
(1) S. Ignat. Lov. (2) Is. XX11I, 17.
261
15.
DE LIEFDEVLAMMEN
263
heid gesproken en u opgewekt, om deze afschuwelijke ondeugd te vlugten, waarvan God en de nienselien eenen afschrik hebben. Gij kunt heden den Heer blijken geven, dat gij zijne weldaden naar waarde weet te schatten en te erkennen, met toe te stemmen van tot zijne verheerlijking te doen, wat hij tot uwe liefde gedaau heeft. Die goede Meester heeft zich tot een slagtoffer aan God, zijnen he-melschen Vader opgedragen, om u aan de hel te ontrukken en u den hemel te verdienen; doe ook zoo. Beschouw u voortaan als een slagtoffer, dat bestemd is, om naar Gods welbehagen geslagtoffer quot;i te worden. Wees wel overtuigd dat gij u zeiven niet moer, maar geheel aan God alleen toebehoort Dus moet gij, wanneer het hem zal believen, u een kruis, eenige vernedering, eenige ziekte toe te zenden, u onderwerpen en zeggen ; Ik heb mij zijn slagtoffer gemaakt, hij mag mij dagtojferen. Wanneer uwe oversten u iets van hunneiitwege zullen gebieden, waaraan gij u met moeite zult kunnen onderwerpen, als gij uit eigen wil zult opstaan tegen don wil van hen, die u besturen, haast u dan, om u deze gedachte te binnen te roepen: Ik hehoor mij zeiven niet toe, ik ben het slagtoffer van mijnen God, ik moet mij dan laten slagtofferen. Indien er gemor in uw hart ontstaat, indien gij eenen grooten afkeer, om u aldusop te offeren, gevoelt,indienuwboogmoedzich er tegen verzet en eenigen wederstand biedt, zoo denk op Jesus, die zich zei ven ter uwer liefde geslagtofferd heeft, en, als een onnoozel )am zonder eens te klagen, zich heeft laten slagtofferen. Eindelijk, wanneer gij den dood zult bereid zien, om u te treffen, sla dan uwe oogen hemelwaarts, en zeg; Mijn God, ik ben uw slagtoffer, een offer van liefde: sla, geeft den laatsten slag, en voltrek mijne offerande. Ik verlang gedurende de geheeie eeuwigheid u toe te behooren, om u te beminnen, te loven, u voor al uwe aan mij bewezene weldaden te bedanken en uwe aangename tegenwoordigheid te genieten.
VAN JESUS.
Jesus Chriefns heeft zich ter ouzer liefde laten vervloeksn, om ons aan de eeuwige vervloeking, die wlt;j verdiend hadden te onttiekken.
Deus F ilium suum mittens in similitudinem carnis peccati et de peccalo damnavitpec-catum in came. Rom Vlll, 4.
God heeft zijnen Zoon gezonden, omgeven met een vleesch, gelijk aan een vleesch der zonde, en om de zonde heeft hij in het vleesch de zonde veroordeeld.
263
God haat volkomen de zonde, lüj straft ze meedoogen-loos overal, waar hij ze ijewaar wordt; zulks ver-eischt zijne regtvaardigheid en heiligheid. Jesua Christus werd door zijnen hemelschen Vader gelast, ons -vrij te koopen, hij bekleedde zich met een vleesch gelijk aan het zondige vleesch, dat wij diagen; en al had hij maar den schijn der zonde op zich genomen, werd hij evenwel de vloek van God:od haat volkomen de zonde, lüj straft ze meedoogen-loos overal, waar hij ze ijewaar wordt; zulks ver-eischt zijne regtvaardigheid en heiligheid. Jesua Christus werd door zijnen hemelschen Vader gelast, ons -vrij te koopen, hij bekleedde zich met een vleesch gelijk aan het zondige vleesch, dat wij diagen; en al had hij maar den schijn der zonde op zich genomen, werd hij evenwel de vloek van God: Faciux pro nobis muledictum. (1) Ja, dewijl onze goddelijke Zaligmaker ons aan de eeuwige vervloeking, die wij verdiend hadden, wilde onttrekken, stemde hij toe, dat hij zelf vervloekt werd, met toe te laten dat hij, als een misdadiger en boosdoener, dien iedereen verfoeit, aan een kruis gehangen werd. Welke liefde, o mijn Jesus! mijn zoete Zaligmakerl gij, die mij door uwen dood, van de slavernij der erfzonde en van alle zonden, welke ik sedert mijn doopsel heb bedreven, verlost hebt, verander, bid ik u, verander die rampzalige kluisters, die mij zoo lang onder de magt en slavernij des duivels geboeid gehouden hebben, in gouden ketenen, die mij met uwe heilige liefde naauw vereenigen. Ik smeek u, doe mij het vermogen van uwe
Cl) Gal. UI, 13.
264 DE LIEFDEVLAMMEN
genade en de kracht uwer verdiensten gevoelen, met van mij, die een ellendig zondaar ben, een heilige te maken.
tl et is een geloofspunt, da' Jesus om mijne zonden vervloekt is geworden. Welk eene gedachte moet ik dan hebben van een kwaad, dat God maar te dien koste heeft kunnen uitroeijen? Dit kwaad is het grootste en schrikke-lijkste aller ongelukken. O! hoe zeer moet ik het vreezen en waken, opdat het in mijn hart niet zou heerschen (1)! Helaas 1 deze vervloekte zonde heeft mij eenigen tijd de wet gegeven; maar door de genade des doopsel ben ik van hare schandelijke slavernij verlost; mijne ziel is door het bloed van Jesus afgewasschen, en die goedertieren Meester heeft zich gewaardigd haar schoon en rein voor zijne oogen te maken.
GEBED.
ü mijn God! duld niet, dat ik het ongeluk hebbe van haar nog ooit met nieuwe zonden te bezoedelen; ik smeek u, gedoog dit nimmer meer. Gij hebt mij in uwe genade hersteld, laat niet toe, dat ik zoo ongelukkig zij van ze nog op nieuw te verliezen. Wat zou er zonder haar van mij geworden? Helaas! ik kan niet toestemmen eene gansche eeuwigheid in de hel te verblijven zonder u te beminnen; neen, mijn God, hierin kan ik niet bewilligen; ik moet u beminnen en in de hel kan men u niet be
minnen
In de hel!... verwijderd van mijnen God!... verwijderd van Jesus Christus en van Maria!... verwijderd van die heilige zielen, welke ik op aarde gekend en bemind heb!.. Ach! wat groot ongeluk! Heer, Heer, trek mij daarvan af. Het is echter waar, o Jesus! dat ik sedert lang in de hel zou moeten branden! bet is echter waar, dat ik sedert lang onder het gewigt uwer eeuwige vervloeking zou verdienen verplet te liggen! Maar ik hoop door uwe barmhartigheid en ter eere van uwen smartelijken dood, voor
(l) Rom. Vl, 12.
VAN JESUS.
eeuwig door uwe heilige liefde te zullen branden en u altijd toe te behooren. Ik verlang, dat mijn hart van heden af, niemand anders beminne dan u alleen; ik zal u, o mijn Godl om u zeiven beminnen; mijne vrienden in u, mijne vijanden , om u. (1) Ach ! beheersch , be-heerseli geheel mijne ziel ; maak , dat zij maar aan u alleen gehoorzame, dat zij u maar alleen zoeke, en dat zij maar naar u allieen verzuchte. Verlaat mijn hart, gij aardsche neigingen, die niet uit God en voor God zijt, en gij, goddelijke liefdevlam, kom in mij. Kom en neem bezit van mijn hart; kom en ontsteek het.
Ik bemin u, omijn Jesus! ik bemin u, o gij die oneindig beminnelijk zijt! o gij, die mij alleen waarlijk bemint. Ik keu niemand, die mij meer bemind heeft dan gij; het is uit erkentenis, dat ik mij geheel ea al aan u, die mijn schat en mijn al zijt, geef en toewijd. Amen,
Over de kaiscbheld.
Laat mij toe, geliefde Christeu, dat ik heden van de heerlijkste en kostbaarste der deugden spreke van eene deugd, die den mensch aan God zeiven gelijk maakt(2) van die deugd, bij welker kostbaarheid al de rijkdommen, al de schatten, al de waardigheden niet te vergelijken zijn (3), ik wil zeggen van de zuiverheid. Zij is eene zoo schoone deugd dat hare vijanden zelfs niet kunnen nalaten haar te bewonderen. Onze Heer heeft ze altijd groot geacht, en hoe zuiverder en kuiseher eene ziel is, des te meer hij behagen neemt om haar met zijne uitstekende gunsten te overladen. Maar hoe kostbaar deze deugd is, des te moeijelijker is het, om haar te bewaren. Het vleesch en de duivel spannen al hunne krachten in, om ons die te doen verliezen, en het is niet gemakkelijk, om in die schrikkelijke worsteling de zegepraal te behalen (4). Nogthans, mijn lieve
(1) S. Aug. Confess, lib. IV, Cap,9. (2) S. Ras., lib de Virgin lt;3) Eccli. XXV11, 20. (4) S. Aug.. Tract de honor, mulier.
265
DE LIEFDEVLAMMEN
Christen, stel uw vertrouwen op God, hij kent ouzo zwakheid en het slijk waaruit wij gemaakt zijn (1) en bijwacht zich wel van zijne kinderen in liet midden van het gevaar te verlaten. Verzoek dikwijls van Jesus en Maria de deugd van zuiverheid, want God alleen is bekwaam om u zulke kostbare gaven te schenken (2); en wees daarna getrouw aan al wat ik n ga voorhouden, om in de handen van uwen vijand niet te vallen.
Ie. Vermijd de gelegenheden. (3): want in den strijd van het vleesoh blijft de overhand aan de lalhartigsten dat is, aan hen, die de gelegenheden vlugten. Stelt gij u daaraan bloot,,dan valt ge gewis (4). Hoe vele rampzaligen, zeidede Heilige Hieronymus opzijnsterfbed.zijn er in den modderpoel van onkuischheid gevallen om de verwaandheid, waarmede ze meenden zeker te zijn de overhand te behalen (5)! Welke langdurige ondervinding gij van uwe voorgaande getrouwheid ook moogt hebben wees immer op uwe hoede, en geloof u nooit in veiligheid voor het toekomende. (6).
2o. Waak over uwe zinnen. Vestig nooit uwe oogen op gevaarlijke voorwerpen; spreek nooit een enkel woord dat eenigzins de zuiverheid zou kunnen kwetsen, en zoo voorts.
3°. Vlugt de ledigheid. De heilige Geest leert ons dat zij tot menigvuldige zonden aanleiding geeft (6) zij is de oorzaak geweest van al de gruweldaden der inwoners van Sodoma en Gomorrha (8), - ■ - i doodt er dagelijks eene groote hoeveelheid. Vlugt dan de luiheid; en dat de duivel u altijd bezig vinde(9). Wees indachtig, dat vele men-schen nadat zij zich in den arbeid geheiligd hadden, zich ongelukkig in de luiheid verdoemd hebber (10), en dat, in stede daar maar één duivel eenen persoon, die arbeidt, bekoort er honderd zijn, die een, werkeloos persoon kwellen (11). Ik herhaal het u nog eens: vlugt, vlugt de ledigheid.
1)Ps. IJ, 14. (2)Sap, VIII,21. (3) S. Hieronym. S. Aug. serm.358 de tempore. Hetr. Bes. in Ps. 40.(4) Eccli. Hl, 27. (5) S. Hieron.apud Eus eb. (6) S.Hieron. ad Nepotianum.)7) Eccli. XXV11J, 26. (8)Ezech XVI 49. (9) S. Hieron.ad Rustic. (10; S. Aug.,ad fratres inerem serm. 5. (11) Cas. lib. X, iustt. 7, cap. 32.
266
VAN JESUS.
4o. Versterf u. De versterving is het zout, dat alle deugden bewaart, magt;ir bijzonder de zuiverheid, die zonder haar niet lang kan staande blijven (1). Vermijd alle overdaad in eten en drinken ; want do goede sier , de overvloed van vleesch on de kostelijke wijn, zijn de grootste vijanden der zuiverheid (2). Of drink nooit wijn, of drin'; er zeer weinig of zeiden van, want die boven matig wijn drinkt, zal gewis aan do onstuimige driiten der zinnen blootgesteld worden, en slechts met de grootste moeite do zuiverheid kunnen bewaren (3).
5o. Wees ootmoedig. Y)e oolnioe,A\^\\6\A. is de bewaarster der zuiverheid, terwijl de hoovaardigheid oen toeken is, dat men spoedig in zonde zal vallen. 3a, mijn lieve Christen, God straft dikwijls de hoovaardigen, met toe te laten, dat zij in de schande van oenige zonden van onzuiverheid vallen. Heb dan nooit oen al te goed gevoelen van u zeiven, van uwe kunde, van uwe verdiensten, uit vrees van Gods gramschap op u to trekken, en wees deze les van don heiligen Bernardus altijd indachtig (4): Men kan de zuiverheid niet bekomen, noch bewaren, dan door de ootmoedigheid.
6°. Hegeef u dikwerf tot het gebed. Het is slechts God alleen, die onze zwakheid kan ondersteunen, on ons in het midden van don strijd des vleesches tegen den geest, de overwinning kan doen behalen. Wanneer gij dus de eerste aanvallen van uwen vijand gevoelt, neem dan spoedig uwen toevlugt tot Jesus, en zeg hem: Mijn goedertieren Meester, kom mij spoedig te hulp , of ik verga. Maak het toeken des heiligen kruises over uw hart, zeggende: Mijn God, liever sterven, dan aan deze oneerbare gedachte, aan deze slechte begeerte toe te stemmen; heb medelijden met mij. Neem bijzonder uwen toevlugt tot Maria, spreek haren heiligen naam eerbiedig uit, bid een Wees gegroet-, druk tegen uw hart een haror beelden, of uw schapulier, indien gij er een hebt, en herhaal gedurig zoo lang de bekoring zal duren : Mijn lieve en teedere Moeder, ik smeek u, verlaat uw arm kind niet. O Maria!
(li S. Hieron. lib. I contra Jovin. — (2) S. Ephraim deGastitate (3) S. Hieron. Epist. 83, ab Occit. (4) S. Kern. Epist. 42.
267
DE LIEFDEVLAMMEN
268
O Maria! kom mij te hulp! Zeg na de bekoring: 0 Jesus en Maria! geliefde voonoerpen mijner liefde, wees vonr eeuwig geloofd, omdat gij u gewaardigd hebt mij uit deze bekoring te verlossen, en mij niet aan mijne zwakheid over te laten. Gedoog niet, dat ik ooit zoo ongelukkig zij mij door de zonden van u gescheiden te zien. 0 Jesus en Maria! ik bemin u en verlang w altijd te beminnen.
De liefde welke Jesus Christus ons toegedragen heeft, verplicht ons ten hoogste hem te beminnen.
Charitas Christi vrget nus 11 Corinth. V,14. De liefde van Jesus Christus noodzaakt ons.
iets zet meer hot hart van den mensoh aan, zegt de
H. Franciscus de Sales dan de liefde. Zoo een mensch
weet, dat hij van eenen anderen, wie hij ook zij, bemind wordt, gevoelt hij zich aanstonds aangedreven, om liefde voor lieide tc geven; is het een eenvoudig landbouwer, die van eenen voornamen heer bemind wordt, dan gevoelt hij zich zeker veel meer aangedreven, maar wordt hij gewaar dat een groot monarch hem bemint, o hoe zeer en met nog hoe veel meer kracht gevoelt hij zich dan niet aangedrongen? Derhalve weten, dat Jesus Christus, onze God, ons zoodanig bemind heeft,, dat hij voor ons aan het kiuis heeft willlen sterven, is dit niot onze harten onder eene pers hebben, die de liefde daar hevig uitperst, met een des te grooter geweld, omdat het minzamer is (1).
Jesus Christus bemint ons; o wie zou daaraan kunnen twijfelen, nadat hij ons al die liefdeblijken gegeven heeft?
(1) Verhandeling over de liefde Gods, Vil boek., 8 hoofdstuk.
VAN JESUS.
Ja, hij bemint ons, en hij wil dat wij hem wederliefde betoonen. Het is daarom , dat hij mensch geworden is, dat hij aan het kruis gestorven is, en het heilig Sacrament des Altaars heeft ingesteld. Hij heelt zioh geheel en al, en zonder uitzondering aan ons gegeven. Wordt hij mensch, zegt een godvruchtige schrijver, komt hij ter wereld, het is voor ons: wordt hij geboren in eenen stal, wordt hij in eene krib op stroo gelegd, het is voor ons; wordt hij aan de guurheid der lucht blootgesteld, lijdt hij koude, verdraagt hij de ongemakken der armoede liet is voor ons; vreest en weent hij, het is voor ons; heeft hij zich met een ligchaam omgeven, het is om voor ons te kunnen lijden, en zioh te kunnen slagtofferen; heeft hij een hart, het is om ons te beminnen: met één woord, al de bewegingen van zijne ziel, al de gedachten van zijnen geest zijn op en vcor ons. Zijn leven is voor ons; zijne heilige menschheid, met al hare deugden en verdiensten, is voor ons. Wat zeg ik ? Zijne godheid ïelve, met al hare volmaaktheden is voo; ons. Hij heeft voor ons in het heilig öacrament zijner liefde alles gegeven, zoodanig, dat het hem onmogelijk is , om nog meer te geven: want kan hij ons iets grooter en kostelijker geven dan zich zeiven ? (1) Ja, Jesus heeft, door de oneindige liefde, welke hij ons toedraagt, aangedreven, zich geheel aan ons gegeven ; hij heeft zijne liefde voor ons uitgeput; hij heeft zich geheel aan onze dienst toegewijd (2), en men mag met regt zeggen , dat niets ter wereld ons zoo volmaakt, zoo algemesn, zoo eenig toebehoort, als Jesus Christus
O God! zou mijn hart voor zulke groote liefde ongevoelig kunnen blijven! zou het mogelijk zijn hem niet te beminnen, die mij zoo zeer bemind heeft ? Neen, neen, ik wil niet ondankbaar zijn, Jesus heeft mij bemind, wel nu! ik zal hem op mijne beurt beminnen. Wat is er zoeter, billijker en loifelijker, dan Jesus te beminnen? Zoo die goedertieren Meester mij verbood hem te beminnen, dan zou zoodanig verbod mij on-
(1) S. Bern. '2) Ibid.
269
DE LIEFDEVLAMMEN
dragelijk schijnen, eu ik zou mij daaraan niet kvmneu onderwerpen. O Jesus ! u niet beminnen! deze gedachte alleen verschrikt mij meer dan al de pijnen der hel. O mijn God, mogt ik liever sterven , dan ooit opliou-den u te beminnen ! Ach ! dat het vuur uwer liefde mijn behoeftig hart geheel verteere; dat er niets meer van mij zelve aan mij blijve, maar dat al wat ik ben al wat ik heb, u vooi- eeuwig moge toebehooren (1). Helaas! ik heb u zoo laat bemind! het is hoogst redelijk, dat ik zoo veel mogelijk den tijd herstelle, dieu ik, van u verwijderd, verloren heb; het is wel redelijk, dat ik u nu uit geheel mijn hart beminne, gij, die mijn God zijt, en die zoo vurig wenscht van mij bemind te worden.
Zoete Jesus! Zaligmaker mijner ziel ! eenigst voorwerp mijner verlangens en liefde , kom uwen dienaar ts hulp. Ik roeo tot u, en roep u aan uit het diepste mijns harten. Kom in dit arm hart, dat ik u geheel verlang op te offeren, kom uw verblijf daarin vestigen en uwe heilige liefde in hetzelve storten. Onuitputbare bron van zachtmoedigheid, liefde en goedheid, minzaam en dierbaar voorwerp van al mijne verlangens, kan er wel iets bij uwe goddelijke schoonheid vergeleken worden? Heeft de zoete honig, de kostelijke nectar wel eenige gelijkenis met uwe zoetheid ? Mag de sneeuw en de zuivere melk, bij uwe zuiverheid vergeleken worden? Al de schatten der wereld, het goud, het zilver, de kostelijke gesleenten, de eerambten aelfs en de vermaken, zou dat alles mij kunnen hekoren nadat ik uwe aantrekkelijkheden gesmaakt heb (2), Neen ik verlang u alleeu. Ik wil u voor altijd toebehooren; ik wil. gedurende de geheelc eeuwigheid uw kind zijn! O Jesus! blijf altijd mijn Jesus!
Dewijl Jesus Chriftus zich geheel tin al aan ons gegeven heeft zoo is het ook billijk, dat wij ons op onze beurt, zonder uitzondering aan hem geven. Moest het ons zwaren arbeid, zware moeijelijkheden
(1) S. Aua. Sermon. 305. (2) S. Aug. Meditut. Cap. XXXV.,
270
VAN 3ESUS. 271
kosten, er is niets aau gelegen, laat ons geheel aan God toebehooren, zulks is billijk. Moest het ons het verlies van al onze goederen, van onze rust, van onze eer kosten, wat is er aan gelegen! Laat ons geheel en al aan God toebehooren zulks is redelijk. Moest het ons, met één woord, het verlies van het liefste, dat wij op de wereld bezitten, van ons leven zelfs kosten, er is weinig, zeer weinig aan gelegen ! Laat ons geheel aan God toebehooren, het is regtvaardig. Wel hoe! moet men zich dan zoo Irng beraden, om vast te stellen God liefde voor liefde te geven ? Zou het dan geen groot ongeluk zijn niet geheel aan Jesus too te behooren? Helaas! hem niet toe te behooren is het grootste, het sehrikkelijkste aller onheilen.
I)it is nogtans al te lang mijn ongeluk geweest, o goede Jesus ! Ach I hoe vela jaren heb ik van u verwijderd geleefd, toen was ik verblind , en wist niet, wat gij tot mijne liefde gedaan hadt. Mijn Zaligmaker, herinner mij steeds uw bitter lijden, dat gij, om mij, uwe teedere liefde te betoonen, hebt willen ondergaan : maak, dat ik dit aandenken nooit uit mijne gedachten verlieze, opdat ik moge begrijpen, hoe zeer gij mij bemind hebt. Heb ik eertijds een ongeregeld en zondig leven geleid , zulks is, omdat ik , o Jesus , de liefde niet overwogen heb , die gij mij hebt toegedragen. Ik wist nogtans, hoe zeer mijne zonden n mishaagden; maar helaas I al was mij dit bekend, ik liet daarom toeh niet na menigvuldige zonden te bedrijven. Mogt ik nu van droefheid sterven, omdat ik ze bedreven heb ! Ach ! ik zou den moed niet hebben om mijne vergeving af te smeeken, indien ik niet wist, dat gij tot vergeving mijner zonden gestorven zijt. Ja, gij hebt uw leven aan het kruis ten beste gegeven, omdat gij mijne li fde verlangdet. En ik, o Jesus! haak zoo weinig naar de uwe ! Vergun mij de genade, van zo nu meer dan al de we-reldsche goederen te begeeren.... O mijn opperste en eenigste schatlik bemin u en bemin u meer dan alles; ik bemin u meer dan mij zeiven; ik bemin n uit ge-
DE LIEFDEVLAMMEN
heel mijn hart en wensch niets anders dan u te beminnen eu van u bemind te worden. Verbeet, o mijn Jesus! vergeet de zonden, waaraan ik mij jegens u pligtig heb gemaakt, en bemin mij nog, ondanks mijne ondankbaarheden; betoon mij groote liefde, opdat ik u zoo zeer moge beminnen : Gij zijt mijne liefde, gij zijt mijne hoop ; gij weet hoe zwak ik ben ; kom mij dan te hulp. o Jesus, mijne liefde, kom mij te hulp. Maak dat ik, in dit leven, in den dood, en gedurende de geheele eeuwigheid zonder ophouden tot n roepe: MijiL God! mijn God.' gij zijt mijne liefde en mijn al! gij zijt mijne liejde en mijn al!
Wij moeten ons zonder voorbehoud aan God geven, wij geven hem echter altijd zeer weinig, zoo 'weinig zelfs dat men het voor niets moet rekenen. Ik arbeid, ik versterf mij, ik draag mijn kruis, ik geef mijn leven ter liefde Gods ten beste ; doeh wat is dat alles, wanneer ik de grootheid van God met mijne geringheid vergelijk? Kan het stof zoo groote dienstbewijzen aan het Wezen bij uitnemendheid ? Ik ben een niet, en vermag niets uit mij zeiven; al wat ik bezit, komt van God. Och! met wat regt zou ik hem willen ontnemen, hetgeen hem toebehoort! Als hij geheel mijn hart vraagt, vraagt hij mij tnaar wat het zijne is: wat groote verdiensten dan trek ik van mijnen kant daaruit, indien ik het hem geef! Daarenboven , al wat ik ter liefde GoJs kan doen, is zoo gering, dat het eene schande zou zijn daar het minste deeltje van af te houden, vooral wanneer ik denk op al wa: hij zelf gedaan heeft en nu voor mij doet. Hoe, Jesus bemint mij zoo veel hij kan, en ik zou hem op mijne beurt, zoo veel in mijne magt is, niet beminnen ! Groote God ! verwijder van mij zulke ondankbaarheid! Ach! kan ik niet veel wedergeven voor al uwe weldaden, maak dan toch , dat ik ten minste zonder uitzondering u het weinige geve dat ik bezit.
272
VAN JESUS.
Heer Jesus , die alles, wat ia hemel eu aarde is, hoe verholen het moge wezen, volmaakt kent, gij weet dat gij mij oneindig dierbaarder zijt , dan hemel en anrde, en duizendmaal minnelijkerzijt dan alles wat zij in zich besluiten (1). üij weet dat ik verlang mij aan u te geven, dat ik mij aan u gegeven heb , eu niets voor mij heb behouden. Mijn hart is het mijne niet meer; ik heb het u opgeofferd, het behoort u toe; maak het uwer waardig. Genees al deszelfs onvolmaaktheden , en gedoog niet dat het nog daarin her-valle. O Jesus ! vergun mij de genade , dat ik mijne opoffering al de dagen mijns levens vernieuwe, en gedurende de geheeie eeuwigheid moge zeggen: Ik behoor Jesus toe! ik behoor Jesus toe! ik ben de slaaf zijner liefde ! Ja, ik roep hier hemel, aarde eu hel tot getuigen ik behoor Jesus toe , en met zijne genade, welke ik verhoop en die mij niet zal ontbreken , zal ik altijd Jesus blijven toebehooren, ik zal altijd de dienaar, de vriend, het kind van Jesus zijn. Amen.
Over de volmaakte verbetering vao zich zelTen.
Treed heden ernstig in u zei ven, mijnlievo Christen, eu vra-ig of gij waarlijk van u zoudt mogen zeggen, dat gij geheel aan God toebehoort. Onderzoek, wat gij doet, orn hem te behagen, en hoe gij hierin te werk gaat. Overzie al uwe werken, en zie, of gij reden hebt om te gelooven, dat Jesus daarover tevreden is. Met wat eerbied met wat aandacht doet gij uwe gebeden? zijt gij dagelijks getrouw aan het gebed ? Zijn uwe meeningen altijd opregt. zuiver en heilig ? Volbrengt gij naauwkeurig de pligten van uwen staat (2)? Hoe ver zijt gij gevorderd in de ootmoedigiieid en ge-
(1) S. Aug. Medit., cap. XX XV. No. 2,(2) Thomas a Kempisnjia exercit. spiritual, opusc. X. Cap. VIII. No. 2.
273
DE LIEFDEVLAMMEN.
274
hoorzaamheid, die gij uwen overste, of uwen ziels-bestuurder verschuldigd zijt ? Hoe bestrijdt gij uweii hartstogt? Blijft gij het ouderzoek van uw geweten uitoefenen ? Vlugt gij zeer zorgvuldig de wereld en hare ijdelo vermaken? Verwaarloost gij niets, om u te bereiden tot do heilige Sacramenten van boetvaardigheid en des altaars ? Gaat uwe ongetrouwheid zelfs zoo verre niet, dat gij het dikwijls communniceren verwaarloost uit vrees van naauwkeurig over u zeiven te moeten waken? O mijn lieve Christen! hier vindt gij stof om te overwegen, en mogelijk zult gij er menigvuldige reden in vinden, om u te verootmoedigen. Wat zal het zijn, zoo ik u spreek van zoo vele kleine leugens beschirapingen, ijdele woorden , en vooral achterklap, waaraan gij u elk oogenblik pligtig maakt? Ach, maak heden het edelmoedigste voornemen, om u te beteren; begin het een of ander gebrek te verbeteren, bij voorbeeld dit, van uwen naaste gedurig te berispen, achterklap te spreken, en zoo voorts. Bid God, dat hij u gelieve te helpen, en verzoek hem vurig de genade van eindelijk geheel aan hem toe te behooren, wat het u ook moge kosten.
Verheffing lt;1es harten tot JesuR Chrtntna, om hem te verzoeben, dat hty gelieve ons door z|{ne liefde tot zich to irekken.
Ego si exaltatus fuero a terra, omnia traham ad meijtsum Joan. XII, 32.
Wanneer ik van de aarde zal verheven zijn, zalik alles tot mij trekken.
Dit zijn uwe woorden, o mijn goddelijke Zaligmaker gij hebt ze uitgesproken, toen gij nog op aarde m dit sterfelijk leven wandeldet. Gij hebt gezegd, dat wanneer gij op het kruis zoudt verheven zijn, gij de har-it zijn uwe woorden, o mijn goddelijke Zaligmaker gij hebt ze uitgesproken, toen gij nog op aarde m dit sterfelijk leven wandeldet. Gij hebt gezegd, dat wanneer gij op het kruis zoudt verheven zijn, gij de har-
VAN JESUS.
ten aller mensohen tot u zoadt trekken; gij zijt de onfeilbare waarheid, eu ik kan aan het volbrengen van uw woord geenszins twijfelen: vergun mij dan te vragen, waarom mijn arm hart zoo vele jaren van u verwijderd geleefd heeft Ach! het is niet aan u, dat ik dit te wijten heb! hoe menigmaal hrbt gij mij niet in den schoot uwer liefde teruggeroepen, en heb ik niet geweigerd naar uwe stem te luisteren! hoe dikwijls hebt gij mij mijne zonden niet vergeven! hoe menigwerf hebt gij mij door do wroegingen van mijn geweten niet minnelijk vermaand, om u uiet meer te vergrammen! en niettegenstaande zoo vele genaden, hoe menigwerf ben ik in mijne zonden niet hervallenl O mijn Jesus! doe mij in den helschen afgrond niot zinken, zoo als ik liet zou verdienen, want ik zou in ie hel genoodzaakt zijn al die genaden, die gij mij in overvloed vergund hebt, voor eeuwig te vervloeken. Ja, al die gunsten, al die inwendige verlichtingen, welke gij mij verleend hebt, al die teedere uitnoodigingea, die gij mij gedaan hebt ten einde ik mij aan u zou geven , dat geduld , met hetwelk gij mij verdragen hebt, dat bloed dat gij voor mijne zaligheid hebt vergoten, dat alles zou mij eene meer schrikkelijke en wreede pijn veroorznken, dan al de andere folteringen der hel.
Ik weet het, o mijn God! gij roept mij nog heden met eene zoo teedere en vurige liefde tot u, alsof ik u nooit vergramd had, en gij zegt tot mij: //ij zult den Heer, uwen God uit geheel uio hart liefhebben. Ik bemin u, o Heer, uit geheel mijn hart, dewijl gij het mij gebiedt,: ja, ik bemin u, omdat gij eene oneindige liefde waardig zijt; ik bemin u, en mijne vurigste wenschen zijn u te mogen beminnen, gelijk mijne grootste vrees is, vaa ugeseheiden te worden en zonder uwe liefde televen. Ik verzoek u deze gunst, o mijn gekruiste Zaligmaker! gedoog niet, dat ik ooit een enkel oogeublik ophoude u te beminnen. Doe mij steeds den dood herinneren, dien gij voor mij uitgestaan hebt, maak mij indachtig al die liefdebewijzen, welke gij mij gegeven hebt, en dat dit aandenken mij meer en meermet de vurigheid uwer liefde
275
27fi DE LIEFDEVLAMMEN
ontsteke, om daardoor voor u verteerd te worden, voov u, die zich voor mij geslagtofferd hoeft.
Wanneer ik van de aarde zal verheven zijn , zal ik alles tot mij trekken. Ik smeek u, o Heer Jesus ! volbreng heden uwe belofte, en trek mij geheel tot u. Teedere bruidegom mijner ziel (1), zuiver voorwerp mijner liefde, o mijn Jesus! koning aller schepselen! wie zal mij van mijne banden verlossen, wie zal mij vleugelen geven , om tot u te vliegen en in u te rusten? Och! wanneer zal ik van de aarde genoeg afgetrokken worden, om u, mijn Heer en God te aanschouwen, en om te smaken, hoe zoet en aangenaam gij zyVi'Wanneer zal ik zoodanig in u verslonden worden, zoodanig van uwe liefde doordrongen zijn, dat ik mij zelve niet meer gevoele, en ik niet meer leve dan in u, in die onuitsprekelijke en onbegrijpelijke vereeniging, die van iedereen niet gekend is. Nu kan ik slechts zuchten, en verdraag met droefheid mijne ellende: want in dit tranendal ontmoet ik vele rampen, die mij ontstellen, mij bedroeven en mijne ziel als met eene duistere wolk bedekken. Zij ver-moeijen mij dikwijls en doen mij vertragen, zij ma,ken zich meesier van mijn hart, zij houden mij tegen en berooven mij van de liefderijke omhelzingen, welke de hemelsche geesten altijd onverhinderd genieten, met mij te beletten tot u eenen vrijen toegang te hebben. Wees dan bewogen door mijne zuchten en tranen op aarde.
GEBED.
U Jesus! glans der eeuwige zaligheid! (roost der ver-bannen ziel! ik sta verstomd voor u, en mijne stilzwijgendheid spreekt totu. Hoelang zal mijn Heernog vertoeven tot mij te komen? Dat hij kome tot dien behoeftige die hem toebehoort, en hem de blijdschap wedergeve; dat hij zijne handen uitsteke, om eenen ongelukkige die in angst en droefheid gedompeld ligt op te rigten. Kom, kom, want alle dagen en uren breng ik in droefheid door omdat gij alleen mijne vreugde uitmaakt, en alleen in
(1) De Imatatione Christi lib. Ill cap. XXI No. 3, 4. 5.
VAN JESUS.
staat zijt, om mijn hart met blijdschap te vervullen. Ik ben met ellenden overvallen en als een gevangene in ketenen geklonken, tot gij mij, door het licht uwer tegenwoordigheid verlevendigt, de vrijheid wedergeeft en eenen liefdeblik op mij werpt.
Dat anderen zoeken wat zij willen, in plaats vanu; wat mij betreft, niets kan. niets zal mij ooit anders behagen dan gij alleen, o mijn God! o mijne hoop! mijn eeuwig, heil! O! trek mij altijd meer en meer tot u. Mijne ziel zucht naar u: helaas! die arme ziel heeft de vermaken dezer wereld geproefd, en zij heeft er niets dan bitterheid in gevonden: de roem en de eer vermoei-jen haar, zonder haar tevreden te stellen; dc rijkdommen maken haar arm en immer ongerust; de geheele wereld kan haar niet vergenoegen zij verlangt altijd iets, dat grooter en beter is. Gij alleen, o Heer, mijn God, kunt al hare verlangens bevredigen, trek haar dan voor altijd tot n. Amen.
Over tl? Sehietgebetlen.
Er zijn twee oefeningen, die van al de godvruchtige zielen wel gekend zijn, en ik verzoek u dringend, lieve christen, om u aan dezelve te gewennen. Vooreerst de geestelijke Communie, waarvan ik u in het volgende hoofdstuk zal spreken, en daarna de gewoonte van dikwijls zijn hart tot God te verheffen, door hetgeen men gemeenlijk schietgebedjes noemt. Het is zeker, dat er weinige oefeningen bestaan, die zoo nuttig zijn, om eene ziel met God vereenigd te honden en baar gedurig op hem te doen denken, als deze twee.
Begin met n te gewennen. God altijd voor uwe oogen te hebben, en met hem gemeenzaam in gesprek te zijn. Open hem uw hart, spreek hem over al uwe kleine moeijelijkheden, van uwe blijdschap en vrees. Gij moet hem daarom niet ver gaan zoeken; dewijl hij altijd bij u tegenwoordig is, als gij gaat, als gij zit, hij verlaat u geen oogenblik :_als gij werkt, als gij slaapt, zet hij 50 Jö
277
DE 1IEÏDE VLAMMEN
278
zich neven u, hij is op zekere wijze aan uw hoofdeinde nedergezeten, om u beter te kunnen bewaken (1). Zeg dan dikwijls tot hem: o mijn God! iic bemin u uit geheel mijn hart! Neem alle gelegenheden waar, om uw hart tot dien goeden Vader te verheffeu, en u tot zijne liefde op te wekken. Wanneer gij, bij voorbeeld, een heerlijk veld, eene aangename ligging ziet, zeg; Mijn God hoe schoon en prachtig zijn uwe werken! of wel: Heer! zijn uwe icerken zoo schoo?i, hoe schoon moet gij zelfs dan niet zijn! Als gij een kasteel, een prachtig paleis ontwaart, zeg tot u zeiven: Helaas! het is doorgaans in deze paleizen niet, dat het ware geluk heerscht; het is slechts in de harten van hen, die u beminnen, o mijn God! dat het te vinden is. üf wel: wat zijn die paleizen, schitterend van goud en edelgesteenten, in vergelijking bij den hemel! 0 mijn God! schenk mij uwen hemel, dien gij voor ons hebt beleid. — Wanneer men in uwe tegenwoordigheid van schatten, van roem, van eer spreekt, zog: O mijn God! gij alleen zijt mij genoeg, gij zijt al mijn goed en al mijn roem. - Ziet gij eenen armen zondaar, die God vergi amt, spreek aldus: O Jesus heb medelijden met dien mensch! daarna, tot u zeiven wederkeerende: Helaas! mogelijk zou ik nog erger dan hij te werk gaan, zoo gij mij aan mijne zwakheid overliet. Dank zij in alle eeuwigheid aan uwe genade. — Wanneer u eenig ongeluk oi verdriet overkomt, zeg; Mijn lieve Jesus, gelief in mijne pijn deel te nemen en mij te verligt en, gij ziet wat ik verdraag. Even zo-gt; ook als gij in blijdschap zijt, verzoek onzm tieer van daarin mei u deel te uemeu. — Mijn lieve christen, ik zou nog ontelbare voorbeelden kunnen bijbrengen; doch iudien gij Jesus berainl , zal hel niet noodig zi^n u in te geven, wat gij hem moet zeggen: uw hart zal het u weten in te boezemen. Maar gij moet voornamelijk uw hart tot God verheffan, als gij eenige zonden bedreven hebt, om aldus de ontsteltenis en bekommering te vermijden, die nooit anders dan van den duivel voortkomen: val Jesus dan slechts te voet, beken hem uwe schuld met dezelfde een-(1) Prov. in, 24, 26.
VAN JESUS
279
voudigheid als een kind voor zijne moeder die bekent, cn spreek tot hem : Ziedaar, o teederhartige Meester, o mijn beste vriend, ziedaar, waartoe ik gekomen ben; ik beloof u getrouw te blijven, en alle oogenblikken beleedig ik u. Ach ! vergeef mij nog deze zonden, icant daarover ben ik bedroefd, en ik bernin u; sta mij bij, opdat ik in het toekomende u geene smart meer veroorzake. Stel u na dit kort gehed gerust, alsof gij niet gezondigd hadt. Herhaal honderdmaal hetzelfde gebed, al mogt gij daarna honderd malen nog in dezelfde zonde hervallen. Verootmoedig u, sta op en spreek gedurig dezelfde woorden. Mijn Jesus, ik wil niet ophouden, u te beminnen en mijn verhouwen op u te stellen, niettegenstaande ik gedurig herval; ja, mijn O ad, ik bemin u!
Jesus, de goede lierder.
Ego sum jmstor bonus; bonus fas tor animam suam dat pro ovibus suis, Joan. X, 14.
Ik ben de goede herder; de goede herder geeft zijn leven voor zijne schapen ten beste.
Ja, roept de heilige Auguslinus uit, ja, Jesus is waar lijk een goede herder, want hij bemint zijne schapen meer dan zich zelven (i), meer dan zijne rust, meer dan zijn leven. Hij is voor hen van zijnen glansrijken troon ne iergedaald, hij heelt zich voor hen niet onze zwakke, menschelijke natuur bekleed; hij heelt zich tot een streng, moeijelijk en zeer lijdend en pijnlijk leven veroordeeld; hij heeft voor hen al de schatten zijner liefde uitgeput; hij is ten laatste voor hen aan een kruis gestorven.a, roept de heilige Auguslinus uit, ja, Jesus is waar lijk een goede herder, want hij bemint zijne schapen meer dan zich zelven (i), meer dan zijne rust, meer dan zijn leven. Hij is voor hen van zijnen glansrijken troon ne iergedaald, hij heelt zich voor hen niet onze zwakke, menschelijke natuur bekleed; hij heelt zich tot een streng, moeijelijk en zeer lijdend en pijnlijk leven veroordeeld; hij heeft voor hen al de schatten zijner liefde uitgeput; hij is ten laatste voor hen aan een kruis gestorven.
(1) S. August. Serin. U7.
DE LIEl'DEVLAMHEN
Jesus is de goede herder;^al zijne oogenblikken, al zijne zuchten, al zijn arbeid, geheel zijn leven, geheel zijn persoon, dit alles werd aan het geluk zijner seha-quot;' quot;quot; was God, en al was hij almagtia;,
meer kunnen doen, om hun zijne
liefde te bewijzen.
Jesus is de goede herder: beschouw, hoe zijn hart tot medelijden bewogen wordt over al die arme, dolende en verstrooide schapen van het huis van Israël. Uit liefde tot hen, hoeft hij noch dag noch nacht eenige rust; hij doorloopt de dorpen, de gehuchten, de steden, de woestijnen, om daar eenige zijner chapen weder te vinden; hij bidt, hij zucht; hij vraagt met gejammer hunne zaligheid, en om zulks te bekomen, geeft hij eindelijk zijn leven ten beste. Aanschouw hem op het kruis, zijne liefde ontrukt den duivel een zijner schapen, den goeden moordenaar namelijk, welke van dien helse lien leeuw ging verslonden worden, op het oogenblik zelf, dat hij onder de schrikkelijkste pijnen gaat sterven. Beschouw hem nog eens, hoe hij uit den hemel nederdaalt, om een ander verloren schaap, den heiligen Paulus, tot zijnen schaapstal over te brengen. Wat zeg ik ? Zie dien goeden Heer, aanschouw hem nevens ieder onzer, terwijl hij ons zonder ophouden zegt; Mijn kind, ontvlugt mij niet: kom, steek mee armen uit- kom en ik zal u in veilige weide brengen; kom, en ik zal u mijne genade en, liefde wedergeven.
280
Jesus is de goede herder, hij kent zijne schapen, en zij kennen hem. (1) O! hoe aangenaam is het met den goeden herder, die zijne schapen zulke groote liefde toedraagt, te leven, ü! hoe gelukkig is de ziel, welke hem geen oogenblik verlaat, zij ontvangt van zijne eigene hand de teederste liefkozingen en de allerkostbaarste genaden. Doch eene ziel blijft gestadig bij Jesus, haren goeden herder, wanneer zij in de diepste ingekeerdheid, ootmoedigheid en leedwezen tracht te leven. Men verkrijgt de ingekeerdheid door het gebed en door eene
(1) Joan. XII. 14.
VAN JESUS.
stipte eu naauwkeurige getrouwheid aan al zijue pligten; men komt tot de ootmoedigheid door het gedenken zijner ellenden en magtelooslieid, om het goede lt;e verrigten. eu vooral door de vrijwillige vernederingen; eindelijk het leedwezen wordt in het hart gevoed door het overwegen van de liefde Gods tot ons, en van de zonden, die vrij tegen hem bedreven hebben.
Jesus is de goede herder; hij heeft altijd een wakend oog over zijne schapen. Zoo een hunner verdoolt, gaat hij het overal zoeken, hij achtervolgt het met do grootste bekommering, en hij is niet geru-jt, voor hij hot gevonden en tot den schaapstal wedtrgebragt heeft. O goede Jesns! hoe vrijmoedig mag ik tot alle schepselen niet roepen, dat gij de goede herder zijt, ik, die op eene zoo uitstekende wijze uwe genadige liefde gevoeld heb! Helaas! ik heb gedoold gelijk een arm schaap, dat in zijn verderf loopt (1), ik ben van doling tot doling gevallen, ik heb mij tot de ongeregelde neigingen van mijn hart laten vervoeren; ik lieb den weg der onsciiuld verlaten; om dien der ondeugd te bewandelen, ik heb mij vermoeid in de icegen des verderfs (2).
Gij nogtans, mijn Jesus, hebt mij niet verlaten; ik verwijdende mij meer cu meer van u, en gij hebt uwe wakende oogen op mij gevestigd gehouden; al mijne voetstappen en geheel mijue handelwijze waren zoo vele nederstortingen in nieuwe afgronden: ik gaf mij onmatig over aan mijne booze driften, en gij bewaardet eene diepe stilzwijgendheid (3)! O lortuosas vias! o kronkelende wegen! wee mij, dio mij beb kunnen laten voorstaan, dat met mijnen üod te verlaten, ik iets beters dan hij is, zou ontmoet hebben. Helaas! o mijn zoete Jesus! hoe ongelukkig heb ik maar al te lang ondervonden, hoe een ondankbaar hart, dat elders, dan in u, de rust wil zoeken, gepijnigd en beangstigd wordt (4). Ach! hoe vele jaren heb ik geleefd, zonder u te beminnen! hoeveel tijd heb ik verloren in de dienst van den duivel, van de wereld en mijne liartstogien in te volgen! hoe vele jaren
(1) Ps. XXVIII, 176. (3) Isa. LIH, 6. - Sap. V, 7. (3) S. Aug. confess. lib. (4) Aug. confess, lib. VI, cap. 16.
281
DE LIEFDEVLAMMEN
heb ik doorgebragt om uwe liefdeblijken te versmaden en aan uwe inspraken wederspannig te zijn! Wat u betreft, o mijn God, gij hadt geduld met mij! mijne ellenden groeiden aan, en ongevoelig kwaamt gij mij nader; gij reiktet mij uwe vaderhand toe, zonder dat, ik zulks gewaar werd, om mij uit den modderpoel te trekken, en mij te zuiveren (ï). Hoe zal ik u, o Jesus! goede herder, genoeg voor eene zoo groote liefde kunnen bedanken I
Jesus is de goede herder; en hij bemint zijne schapen dermate, dat hij hen met zijn eigen vleeseh en bloed spijst. Ach! welke herder heeft zich ooit aldus voor zijne kudde geslagtofferd ? Het is Jesus alleen, die tot zoo eene over-groote liefde in staat was. Vele moeders weigeren hare kinderen zelve op te voeden, en geven ze aan vreemde vrouwen te voedsteren: docb aldus handelt onze goede Zaligmaker niet; hij is niet tevreden met voor ons zijn leven ten beste te geven en om zijne verdiensten toe te voegen, maar wil nog daarenboven ons voedsel worden (2).
GEBED.
Heer Jesus! hoe is het mogelijk, dat ik eenen zoo teederhartigen en liefdevollen Meester heb kunnen verlaten? Ach! hoe gelukkig zou ik niet geweest zijn, zoo ik altijd, ais een trouwe dienaar, bij u gebleven ware!.. Maar helaas! de misslag i- begaan; ik bon ondankbaar geweest, en heb mij van mijnen besten vriend verwijderd. Goedertieren Jesus! heb medelijden mest mij; zie ik keer tot u weder, nog geheel met wonden, die ik ontvangen heb, overdekt, en geheel beschaamd, omdat ik van u ben weggevlugt; ik smeek u, verstoot mij niet; gedenk, o mijn welbeminde Zaligmaker! dat ik van die ellendige schapen ben, waarvoor gij uw leven ten boste gegeven hebt. Aanschouw mij nog eens met die goedheid en barmhartigheid, waarmede gij eertijds van af uw kruis op de
(1) S. Aug, Confess, lib. V, cap. 16. (2) S. Chryst, hom. DO ad pop. Antioch.
282
VAN JESTJS.
zondaars nederzaagt, toen gij voor mijne zaligheid den laatsten adem uitbliest! Ja, mijn Jesus! aanzie mij nog eens zoo teederlijk, verander mij in eenen deugdzamen nienseh en maak mij zalig. We! hoe! Zijt gij dan niet de liefdevolle herder, die 71a een zijner schaapjes verloren te hehben (V), de negen en negentig andere in de woestijn laat, om date/ene, hetwelk hij verloren had, te gaan zoeken, totdat hij het vindt!' Zijt gij het niet, die het met blijdschap op moe schouderen neemt, wanneer gij het gevonden hebt, en daarna uwe vrienden en gehuren hijeen roept, dat is do Engelen en Heiligen, en tot hen zegt-. Verblijd u met mij, want ik heb mijn schaapje, dat ik verloren had, rcedergevonden! Ja, mijn Jesus I gij zijt de zelfde, en ik ben dat ellendig schaapje. Zie mij hier voor uwe voeten nedergeworpen cn ik verwacht, dat gij mij in uwe armen zult opnemen, om mij tot den schaapstal weder te brengen. O Jesus! o goede Jesus I onttrek den hemelbewoners do blijdschap niet, die zij zouden gevoelen , wanneer zij u zuilen zien wederkomen niet eenen zondaar, van wien ge een' heilige gemaakt hebt. Ontvang mij nog eenmaal onder uwe geliefde schapen.
Ach! indien gij mij, door mijne schuld, sedert gij mij niet zoo groote liefde zoekt, nog niet hadt kunnen vinden, neem mij op uwe schouderen, nu ik mij voor uwe voeten kom nederwerpen, en verbind mij naauw aan u, opdat ik niet meer in mijn verderf wedc.rkeere Uwe liefde moet de band zijn , die mij aan u vastgehecht houdt, want indien gij mij met dien zoeten keten niet vastgebonden houdt, zal ik u op nieuw ontsnappen. Ach! Heer, het heeft \an u niet afgehangen, dat ik niet altijd door den band uwer heilige liefde met u vereenigd bleef; maar, ondanbkarc a!s ik was, ik ben altijd van u wegge-vlugt. Nu smeek ik u, doorde oneindige barmhartigheid, welke u op aarde heeft doen nederdalen, om mij te komen opzoeken; hecht mij vast aan u, maar bind mij met eenen dubbelen liefdeband, ten einde wij elkander niet meer mogen verliezen. Mijn welbeminde Zaligmaker! ik
(1) Luc. 15, 4. 7.
283
DE LIErDEVLAMMEN
wii nooit meer van n gescheiden worden; ik verzaak aan al de aaidsclie goederen en vermaken, en bied mij aan, om allen aard van pijnen en dooden 1e ondergaan, als ik maar in leven en dood aan u verbonden blijve. Ik bemin u, liefdewaardige Jesus, ik bemin u, o goede herder, die voor nw verloren schaap gestorven zijt. 01 moge hot n welbekend zijn; dit schaapje bemint n meer dan zich welven, en heeft, geen ander verlangen dan n te beminnen en voor uwe liefde te sterven. Heb medelijden met hetzelve, o Jesus ! bemin het en laat niet toe , dat het in het toekomende nog ooit van n geseheiden worde. Amen.
OEFENINGEN.
Over de geestelijke Communie.
In het voorgaande hoofdstuk heb ik beloofd over de geestelijke communie te handelen, ik wil heden hieraan voldoen. Het is voordeelig te weten, mijn lieve christen dat volgens de leering der heilige kerkvergadering van Treute, men op drie verschillende wijzen kan communiceren; de eerste, waardoor men op eene sacramentele of wezenlijke wijze alleen communiceert; de tweedood eene geestelijke wijze alleen, en de derde, op eene sacrameri' tele en geestelijke wijze te zamen. Hier wordt geen gewag gemaakt van de eerste, welke dezulken doen, die in staat van doodzonde, zooals de verrader Judas, te communie gaan, noch van de derde, die gemeen is aan al degenen, die Jesus Christus in staat van genade ontvangen, maar enkel van de twoede, die, naar de woorden van dezelfde heilige kerkvergadering, bestaat in een vurig verlangen om dit hemelsch brood te nuttigen, met een levend geloof, dat door de liefde werkt en welk ons aan de vruchten en yenaden van dit heilig Sacrament deelachtig maakt (1) Het is dan volgens deze leering, dat zij, die met de daad of wezenlijk het heilige Sacrament des Altaars niet kunnen ontvangen, hetzelve ontvangen op (1) Sess. XIII, cap. VIII.
284
VAN JESUS,
eene geestelijke -wijze, mei zich tot de oefeningen van een levend geloof, eene brandende liefde en een vurig verlangen om zich met het opperste Goed te vereenigen, op te wekken; hot is aldus, dat ze zich in staat stellen om aan de vruchten van dit goddelijk Sacrament deelachtig te zijn
Overweeg wel, mijn lieve christen, om zulke voordee-lige oefening voor u gemakkelijk te maken, wat ik u ga voorstellen Wanneer gij de heilige Mis bijwoont, en de priester de Communnic gaat nutten, en gij zelf met ecu zedig gelaat en de diepste aandacht daar tegenwoordig zijt, verwek dan uit geheel uw hart een waar berouw, en, terwijl gij met ootmoedigheid op uwe borst shat, om te bekennen, dat gij zoo groote genade onwaardig zijt al de oefeningen van liefde van opoffering, van ootmoedigheid en andere, die gij gsw-oon zijt te verwekken, als gij tot de heilige Tafel nadert. Voeg daarbij hot vurigste verlangen van Jesns Christus, die onder de sacramentele gedaante wil schuilen, in uw hart te ontvangen; en beeld u in, om uwe godsvrucht op te wekken, dat da heilige Maagd of iemand van uwe heilige bescliermers, u de heilige hostie komt aanbieden, verbeeld u, dat gij die wezenlijk ontvangt; en herhaal, terwijl gij Jesus naauw in uw hart vereenigd houdt, dikwijls en meermaals, met uitdrukkingen door de liefde voorgeschreven, als volgt: Kom, mijn Jesus, liefde en leven mijner ziel, treed binnen in dit behoeftig en ellendig hart; kom en heilig mijne ziel, kom, o allerzoetste Jesus, kom! Houdt u daarna stil en aanschouw uwen God inwendig; en alsof gij de communie wezenlijk genut hadt, aanbid hem, en verwek al de oefeningen welke gewoonlijk na de communie geschieden
Nu, mijn lieve christen! wees wel overtuigd, dat deze geestelijke communie , welke van onze hedendaagsche christenen zoo verwaarloosd wordt, evenwel een ware schat is, die de ziel met oneindige geestelijke goederen vervult; en volgens verscheidene schrijvers, onder anderen pater Rodriguez (1) is zij zoo nuttig, dat zij dezelfde
(1) Oefening der Christelijke Volmaaktheid, Vil verhandeling, 15 hoofdstuk.
2S5
DE LIEFDEVLAMMEN
genaden als de sacramentele communie, en zelfs grootero kan voortbrengen;want al is de sacramentele communie uit hare natuur zeer vruchtbaar, omdat zij een sacrament zijnde, door hare eigene kracht werkt, zoo kan nogthans eene ziel die, naar hare volmaaktheid verlangt, met zoo veel ootmoedigheid, liefde en godsvrucht geestelijk communiceren, dat zij eene grootere genade verdient, dan die, welke zich eene ziel verschaft, die op eene sacramentele wijze communiceert, maar die dil met minder vurigheid en bereiding doel. Zou het nu wel mogelijk zijn dat zoo groote voordeden op u geenen indruk zouden maken? Indien gij nu nog een zoo heilige eu nuttige oefening verwaarloost, welke verschooning zult gij dan kunnen bijbiengen? Maak een vast voornemen van deze communie, dikwijls te gebruiken, en bedenk wel, dat de geestelijke communie dit voordeel boven de sacramentele heeft; dat deze laatste maar eens daags mag gebeuren in plaats dat de eerste niet alleen onder al de missen, welke gij bijwoont, maar ook ten allen tijde van de^dag mag geschieden: 'smorgens, 'savonds, op den dag, in den nacht, inde kerk, in uwe kamer zonder zelfs daartoe van uwen bichivader de toelating te moeten hebben. Met één woord, zoo dikwijls gij al datgene zult oefenen, wat ik u hier heb voorgeschreven, zoo dikwijls zult gij geestelijk communiceren, en aldus zult gij uwe ziel met genaden, mei verdiensten en allerlei geeslelijke goederen verrijken. Hoe veel zielen zijn er, door deze vrijwillige oefening, dikwijls door den dag herhaald, tot eeno verhevene heiligheid gekomen (1)!
(1) Getrokken uit het godvruchtige handboek ten gebruike der seminariën.
286
VAN JESUS,
Over de liefde Gods en de roorunamstt middelen om ze te Terkr^jgen.
Nos ergo diligamus Beum, quoniam ipse prior dilexit nos. 1 Joan. VJ. 19.
Laat ons dan onzen God beminnen, dewijl hij ons eerst bemind heeft.
God bemint ons; wij kunnen er niet meer aan twijfelen, na gezien te hebben al wat hij voor ons gedaan heeft. Hij bemint ons met de vurigste teederhartig-heid, en alsof wij noodzakelijk zijn geluk uitmaakt en. Hij bemint ons, in weerwil van onze gedurige wederspan-nigheden, van onze ondankbaarheden, van onze ellenden; hij bemint ons en wil van ous bemind worden. „Mijn zoon,quot; zegt hij tot eiken nienschin het bijzonder : „Mijn zoon, geef uw hart aan mij, die u geschapen, verlost en met weldaden overladen hebt; ik verzoek n maar ééne zaak, namelijk , dat gij mij zoudt beminnen (1). Doch niet tevreden met ous door zijne menigvuldige weldaden tot zijne liefde op te wekktm, niet tevreden met ons door opbeurende woorden hiertoe aan te sporen, geeft hij ons hiervan nog een uitdrukkelijk gebod'J „Gij zult dm Heer uwen God beminnen uit geheel nw hart, uit geheel uwe zhl en uit uwe krachtenquot; (2), O mi n God! wat ben ik dan in uwe oogen , en hoe vindt gij mij waardig, om mij een gebod te geven van u te beminnen? Evenwel gebiedt gij het mij; blijf ik daaraan nalatig, dan wordt gij op mij vergramd, en bedreigt mij met schrikkelijke rampen, alsof het, helaas! niet ellendig genoeg ware u niet te beminnen. (3)od bemint ons; wij kunnen er niet meer aan twijfelen, na gezien te hebben al wat hij voor ons gedaan heeft. Hij bemint ons met de vurigste teederhartig-heid, en alsof wij noodzakelijk zijn geluk uitmaakt en. Hij bemint ons, in weerwil van onze gedurige wederspan-nigheden, van onze ondankbaarheden, van onze ellenden; hij bemint ons en wil van ous bemind worden. „Mijn zoon,quot; zegt hij tot eiken nienschin het bijzonder : „Mijn zoon, geef uw hart aan mij, die u geschapen, verlost en met weldaden overladen hebt; ik verzoek n maar ééne zaak, namelijk , dat gij mij zoudt beminnen (1). Doch niet tevreden met ous door zijne menigvuldige weldaden tot zijne liefde op te wekktm, niet tevreden met ons door opbeurende woorden hiertoe aan te sporen, geeft hij ons hiervan nog een uitdrukkelijk gebod'J „Gij zult dm Heer uwen God beminnen uit geheel nw hart, uit geheel uwe zhl en uit uwe krachtenquot; (2), O mi n God! wat ben ik dan in uwe oogen , en hoe vindt gij mij waardig, om mij een gebod te geven van u te beminnen? Evenwel gebiedt gij het mij; blijf ik daaraan nalatig, dan wordt gij op mij vergramd, en bedreigt mij met schrikkelijke rampen, alsof het, helaas! niet ellendig genoeg ware u niet te beminnen. (3)
Gelukkig, ja duizendmaal gelukkig is die ziel, welke met waarheid zeggen mag: „Ik bemin God; hij behoort
(I) Deut. X, 12. (2)Deut. Vl.D. (3)S. Aug.confess, lib. 1. Cap 5.
287
DE LIEFDEVLAMMEN
genaden als de sacramentele communie, en zelfs groot,ere kan voortbrengen;want al is de sacramentele communie uit hare natuur zeer vruchtbaar, omdat zij een sacrament zijnde, door hare eigene kracht werkt, zoo kan nogthans eene ziel die, naar hare volmaaktheid verlangt, met zoo veel ootmoedigheid, liefde en godsvrucht geestelijk communiceren, dat zij eene groot ere genade verdient, dan die, welke zich eene ziel verschaft, die op eene sacramentele wijze communiceert, maar die dii met minder vurigheid en bereiding doel. Zou het nu wel mogelijk zijn dat zoo groote voordeden op u geenen indruk zouden maken? Indien gij nu nog oen zoo heilige en nuttige oefeuing verwaarloost, welke verschooning zult gij dan kunneu bijbiengen? Maak een vast voornemen van deze communie, dikwijls te gebruiken, en bedenk wel, dat de geestelijke communie dit voordeel boven de sacramentele heeft; dat deze laatste maar eens daags mag gebeuren in plaats dat de eerste niet alleen onder al de missen, welke gij bijwoont, maar ook ten alleu tijde van dendag mag geschieden: 's morgens, 's avonds, op den dag, in den nacht, in do kerk, in uwe kamer zonder zelfs daartoe van uwen bicht vader de toelating te moeten hebben. Met één woord, zoodikwijls gij al datgene zult oefenen, wat ik u hier heb voorgeschreven, zoo dikwijls zult gij geestelijk communiceren, en aldus zult gij uwe ziel met genaden, mei verdiensten en allerlei geestelijke goederen verrijken. Hoe veel zielen zijn er, door deze vrijwillige oefening, dikwijls door den dag herhaald, tot eene verhevene heiligheid gekomen (1)!
(1) Getrokken uit het godvruchtige handboek^en gebruike der scminariën.
286
VAN JESUS.
Over de liefde Gods en de Toornaamste middelen om ze te Terlcrjjgen.
Nos ergo diligamus Deum, quoniam ipse prior dilexit nos. 1 Joan. VI. 19.
Laat ons dan onzen God beminnen, dewijl hij ons eerst bemind heeft.
God bemint ons; wij kunnen er niet meer aan twijfelen, na gezien te hebben al wat hij voor ons gedaan heeft. Hij bemint ons met de vurigste teederhartig-heid, en alsof wij noodzakelijk zijn geluk uitmaakten. Hij bemint ons, in weerwil van onze gedurige wederspan-nigheden, van onze ondankbaarheden, van onze ellenden; hij bemint ons en wil van ons bemind worden. „Mijn zoon,quot; zegt hij tot eiken menschin het bijzonder : „Mijn zoon, geef uw hart aan mij, die u geschapen, verlost en met weldaden overladen hebt; ik verzoek u maar ééne zaak, namelijk , dat gij mij zoudt beminnen (1). Doch niet tevreden met ons door zijne menigvuldige weldaden tot zijne litfde op te wekken, niet tevreden met ons door opbeurende woorden hiertoe aan te sporen, geeft hij ons hiervan nog een uitdrukkelijk gebodgt; „Gij zult dm Heer uwen God beminiien uit geheel uw hart, uit geheel u»e zii 1 en uit uwe kraobtenquot; (2). O mi_n God! wat ben ik dan in uwe oogen , en hoe vindt gij mij waardig, om mij een gebod te geven tan u te beminnen? Evenwel gebiedt gij bet mij; blijf ik daaraan nalatig, dan wordt, gij op mij vergramd, en bedreigt mij met schrikkelijke rampen, alsof het, helaas! niet ellendig genoeg ware u niet te beminnen. (3)od bemint ons; wij kunnen er niet meer aan twijfelen, na gezien te hebben al wat hij voor ons gedaan heeft. Hij bemint ons met de vurigste teederhartig-heid, en alsof wij noodzakelijk zijn geluk uitmaakten. Hij bemint ons, in weerwil van onze gedurige wederspan-nigheden, van onze ondankbaarheden, van onze ellenden; hij bemint ons en wil van ons bemind worden. „Mijn zoon,quot; zegt hij tot eiken menschin het bijzonder : „Mijn zoon, geef uw hart aan mij, die u geschapen, verlost en met weldaden overladen hebt; ik verzoek u maar ééne zaak, namelijk , dat gij mij zoudt beminnen (1). Doch niet tevreden met ons door zijne menigvuldige weldaden tot zijne litfde op te wekken, niet tevreden met ons door opbeurende woorden hiertoe aan te sporen, geeft hij ons hiervan nog een uitdrukkelijk gebodgt; „Gij zult dm Heer uwen God beminiien uit geheel uw hart, uit geheel u»e zii 1 en uit uwe kraobtenquot; (2). O mi_n God! wat ben ik dan in uwe oogen , en hoe vindt gij mij waardig, om mij een gebod te geven tan u te beminnen? Evenwel gebiedt gij bet mij; blijf ik daaraan nalatig, dan wordt, gij op mij vergramd, en bedreigt mij met schrikkelijke rampen, alsof het, helaas! niet ellendig genoeg ware u niet te beminnen. (3)
287
Gelukkig, ja duizendmaal gelukkig is die ziel, welke met waarheid zeggen mag: „Ik bemin God; hij behoort
(1) Deut. X, 12. (3)Deut. VI.5. (3)S. Aug.confess, lib. 1, Cap 5.
DE LIEFDEVLAMMEN
aau mij, en ik aau hemquot; (1)! 'Gelukkig, duizendmaal gelukkig is hij, die den schat der goddelijke liefde bezit! O! wat kostbare schat! met welke waarde al de schatten van honderd millioenen werelden niet te vergelijken zijn. Dat hij, die hem nog niet bezit, al zijne krachten in-spanne, om dien te verkrijgen, en dat dezulke, die hem bekomen heeft, al zijne zorg aanwende om hem te bewaren en te doen aangroeijen. Ziehier nu de nuttigste en geschikste middelen, om deze twee zoo wenschelijke doeleinden te bereiken.
I. Het eerste middel bestaat in, zich aan de aardsche genegenheden te onttrekken; want de liefde Gods kan geene plaats vinden in een hart dat vol van het aardsche is. Willen wij dan, dat ons hart mee de goddelijke liefde vervuld worde, dan moeten wij ons best doen, om al het aardsche er uit te bannen, omdat, hoe meer wij de schepselen beminnen, des te minder wij den Schepper liefhebben. Laat ons het schoone voorbeeld van den heiligen Apostel Paulus navolgen, die, om de liefde van Jesus Christus te winnen, al de goederen van deze wereld als slijk veracht (2). Bidden wij den heiligen Geest, opdat hij in ons hart zijne zuivere liefde ontsteke, omdat wij alsdan de rijkdommen, de eer, de waardigheden van deze aarde, waarin het grootste deel der menschen zoo rampzalig zijn verderf vindt, als ijdelheid, als onreinheid en slijk zullen aanzien en verachten.
Zoodra een Christen dit kostbaar pand der goddelijke liefde in zijn hart ontvangen heeft, acht hij datgene niet meer, wat de wereld hoogacht. Voor hem is de liefde Gods alles, en volgens de heilige Schrift, al had hij al de rijkdommen van zijn huis besteed, om dezelve te verkrijgen, zou hij die echter aanzien, alsof hij niets gegeven had; de waarde der liefde van zijnen God schijnt hem oneindig al het geschapene te overtreffen ('i) ! O Jesus, mijn Zaligmaker! ik smeek u prent in mijn behoeftig hart eene zoo zuivere, zoo teedere liefde tot u, dat niets ter wereld mij behage buiten u aileen. Doe mij
(1) Cant. II. ie. ;2) Philipp. VI. (3) Cant. VII. 7.
288
VAN JESUS.
beseffen, dat ik op aarde slechts ben , om u te beminnen en dat niet een schepsel het minste gedeelte van dit hart, dat gij maar voor u alleen geschapen hebt, mag bezitten. Doe mij begrijpen, hoe lisfdewaardig gij zijt, o zoete Jesus! dan zal ik u uit geheel mijn hart, meer dan mij zei ven, meer dan geheel de wereld beminnen; ik zal u alleen en zonder verdeeling beminnen; ik zal u beminnen en met ijver werken, om u te doen beminnen; ik zal u van nu af en altijd beminnen.
Een Christen, die God waarlijk bemint, spant al zijne krachten in, om niets anders, dan hem alleen te beminnen (1). Hij weet, volgens de uitdrukking der heilige Schrift, dat hij een jaloersche God is (2); dat hij in een hart, hetwelk hem bemint, geen mededinger kan dulden; dat hij dit hart geheel en al wil bezitten en hij legt zich toe, om uit zijne ziel zelfs tot de minste wortels van eene genegenheid, die in of om God niet zijn zou, uit te rukken. Maar iemand zal mogelijk tegenwerpen: verzoekt God niet te veel, met te willen, dat een mensch niet anders bemint dan hem alleen? Volstrekt niet, antwoordt de heilige Bonaventura (3); want eene goedheid, eene oneindige beminnelijklieid, een God, die waardig is om oneindig bemind te worden, mag met alle regt eischen alleen en heteenige voorwerp van liefde te zijn van een hart, dat hij slechts voor zijne liefde geschapen heeft; hij mag vorderen van dit hart eeniglijk bemind te worden, dewijl hij alles voor hetzelve gedaan heeft om deze liefde te verkrijgen, en omdat, volgens den heiligen Bernardus, hij zich geheel voor hetzelve heeft geslagt-offerd (4).
Neen, mijn God! gij vergt niet te veel met geheel mijn hart te vragen. Ik geef het u zonder uitzondering en voor altijd: verwaardig u hetzelve goedgunstig te aanvaarden.
Helaas! waarom kan ik u maar een zoo versteend, een zoo ongevoelig, een zoo van alles ontbloot en zoo
(1) Gillibert. serm. II in Cant. (2) Exod. XX. 5. Exod. XXXI 14. (3) Summa diligibililas unice amari debet. S. Bonav. (4) Totus in meos usus expensus, S, Hern.
50 17
289
UK LIEFDEVLAMMEN.
290
ellendig hart opofferen? Maak hetzelve u waardig, dewijl het u heden toebehoort; stort daarin eenige uwer uitgo-lezene genaden, of beter, kom daar zelf uw verblijf iu vestigen. Ja, mijn zoete Josus I kom, kom; dit behoeftig hart verwacht u; hot wenseht vurig u en u maar alleen te beminnen; het haakt naar uwe tegenwoordigheid, het wenseht niets anders dan uwe liefdo, want de liefde der schepselen heeft dit hart nooit kunnen tevreden stellen, O! ik bid u, kom, kom!
Gelukkig is de ziel, die tot zulk eenen trap van liefde tot God geklommen is, dat zij geeno rust kan vinden in al wat God niet aangaat! willen wij tot die volmaaktheid geraken, dan moeten wij ons wachten van onze genegenheid in de schepselen te stellen, uit vreezo van God een deel van de liefde te onttrekken, welke hij geheel en al verlangt: welnu, hoewel dezo genegenheden deugdzaam zijn, zoo als die, welke men voor zijne ouders en vrienden heeft, moet men echter acht geven op hetgeen de heilige Philippus Nerius zagt: Wij ontlrekkeu Ood zoo veel liefde, als wij er aan de schepselen schenken. Wanneer dan oen schepsel in ons hart wil treden, om zich daar meester van te maken, moeten wij het den ingang daartoe volkomen beletten en daarom moeten wij ons tot Jesus Christus wenden en hem zeggen: Mijn Jesus! gij alleen zuil mij genoeg zijn, ik verlang u maar alleen te beminnen (1); o mijn God, gij alleen zult de eenige meester van mijn harl wezen, gij die mijne eenigste liefde zijt. Och! hoe gelukkig is de measeh, die zoo ver gekomen is van zich van alle schepselen te kunnen aftrekken! Laat ons van den Heer do gave van zijne reine liefde afsmeeken, omdat, volgens de uitdrukking van den heiligen Praneiscus de ISales, de zuivere liefde van God in ons al datgene vernietigt, taal God niet aangaat, en alles in hem verandert. Laat ons hem bidden van ons hart van alle ongeregelde neigingen tot het schepsel te willen zuiveren, opdat wij tot zijnen schoot mogen vliegen en daarin rusten. O! hoe vele zielen zijn er, hoewel rijk in deug-
(1) I's. LXX11, 21).
VAN JESUS.
den en genaden, die, omdat zij de sterkte en den moed niet hebben om aan deze of gene kleine ongeregelde neiging te verzaken, tot de goddelijke veieeniging niet geraken kunnen, terwijl eene edelmoedige beweging alleen genoeg zou zijn, om den draad, welke ben wederhoudt en aan de aarde liecbt, te verbreken! Door dit. middel /.ouden zij oneindige schatten ^an kostbare genaden verkrijgen, omdat God alsdan geheel met haar gemeenzaam worden zou. Helaas! ik ben welligt van het getal dier ongelukkige zielen! O mijn God! wie zal mij vleugelen geven gelijk eene duif; wie zal mij een zuiver hart ver-leenen, dat van alle aardselie genegenheden vrij is: en ik zal tot -uwen schoot vliegen, en daar eene gewenschte en stille rust genieten! Mijn Jesus! help mij, om mij van ai het vergankelijke te onthechten; dit verlang en wensch ik. O! kom mij te hulp; ja, ik stel u vóór al wat er is, vóót de gezondheid, de rijkdommen, de eerambten, den lof de kundigheden, de vertroostingen, en zelfs voor al de genaden en weldaden, die ik van u zou kunnen ontvangen. Ik stel u vóór al wat gij niet zijt, o mijn God 1 Al wat gij mij buiten u zeiven zoudt kunnen geven, kan mij niet vergenoegen, o God van mijn hart! u alleen wil ik en niets anders. Verlicht mij, opdat ik zou mogen weten, wat gij verlangt, dat ik mijn hart onttrekke, en geef mij de sterkte, om uw verlangen uit to werken; want ik wil u in alles gehoorzamen. Kom, o mijn Jesus I kom in mijn behoeltig hart; kom en neem van hetzelve volkomen bezit, voor den tijd en voor de eeuwigheid.
II. Het tweede middel, om tot de volmaakte liefde Gods te komen, is van zich in alles naar den heiligen wil van God te schikken. De volmaakte liefde kan niet anders willen, dan wat God wil (1). Velen zeggen met den mond, dat zij zich aan den wil des Heeren overgeven; maar wanneer hun eenige zwarigheid, eene ernstige ziekte overkomt, kunnen zij zich niet meer in vrede houden. Zoo gaat het niet met die zielen, welke waarlijk aan den goddelij-ken wil onderworpen zijn: zij zeggen immers: Bit heil) Non potest veile, nisi quod vult Deus. (S. Bonav. Ad fratr.)
291
DE LIEPDEVLAMMEN.
haagt aldus, of dit heeft aldus behaagt aan het voorwerp mijner liefde, en aanstonds zijn ze in rust. Het is, dat deze zielen weten, dat al, wat op de wereld gebeurt, door God geboden of toegelaten wordt; zoodat zij, ootmoedig het hoofd buigen, en altijd tevreden zijn met alles, wat de Heer belieft te beschikken, wat er ook moge voorvallen.
Bad God mij in het diepste der hel gedompeld, riep eertijds de heilige Catharina van Genua uit, zoo zou ik toch niet laten te zeggen: Ik hen hier wel (J): het is mij genoeg, dat ik mij hier door den wil van God bevind, die mij meer dan alle menschen lief heeft, en die weet, wat voor mij het nuttigste is. Men is zeer in veiligheid, wanneer men tussehen de armen van zijnen goddelijken wil rust.
De heilige ïheresia leert ons, dut hij, die zich in het gebed oefent, niets anders moet doen dan zich naar den wil Gods schikken, waarin de grootste volmaaktheid bestaat. Daarom moet men altijd het gebed van David tot God stieren. Detoijl gij wilt. Heer, dat ik zalig worde, zoo leer mi] steeds uwen heiligen toil uitwerken (2). De volmaaktste oefening van liefde welke eene zielkan doen, is deze, die do heilige Paulus op het oogenblik zijner bekeering deed, wanueer hij zeide; lieer,wat wilt gij van mij? want ik ben bereid om het te doen (8). Deze oefening van liefde is verdienstelijker dau duizendmaal te vasten en duizende gestrengheden te oefenen. Den wil van God uit te werken, dit moeten wij begeeren, daarom moeten wij bidden. Laat ons dan onz ; goddelijke Moeder, onze heilige patronen, onze heilige beschermengelen smeeken, opdat zij ons de genade verv/erven van altijd Gods wil te mogen volbrengen en, als 3r iets voorvalt, dat met onze neigingen of eigenliefde strijdig is, zoo laat ons eene zoo schoone gelegenheid waarnemen, om, door eene oefening van onderwerping, schatten van verdiensten te verzamelen en laat ons de heilige gewoonte aannemen, de woorden te herhalen, die Jesus zelf ons door zijn voorbeeld heeft geleerd: Heer, dewijl het alzoo uw
(1) rBonum est nos hie esse. Matth. XV, 4. (£) Ps. CXL1, 20. (3) Act. IX. 5.
292
VAN JESUS.
wil is, zoo zal het ook de mijne zijn (J). Zeggen wij met den heiligen man Job: God heeft het zoo gewild: zijnheili-ge toil zij geloof '1 (2)! De eerwaardige Pater Avüa verzekert, dat in den tegenspoed, de uitdrukking: God zij geloofd meer waard is, dan duizend dankzeggingen in den tijd van voorspoed. Hier mogen wij herhalen, wat wij hierboven gezegd hebben, namelijk dót men in veiligheid is, als men in de handen van Gods goedheid rust, omdat alsdan deze spreuk van den heiligen Geest wordt bewaarheid: KieU kan den regtvaardigen ontrusten of bedroeven, wat hem ook moge wedervaren: hij is altijd in vrede (3).
III. Het derde middel, om de liefde Gods te verkrijgen is het inwendig gebed (4). Men kan de eeuwige waarheden met de oogen des vleesches niet bespeuren, gelijk men de zigtbare dingen dezer wereld iiet; men wordt dezelve slechts door de gedachten er. door de overweging gewaar; zoodanig dat, indien wij ons niet eenigen tijd ophouden om ze allen Ie overwegen en voornamelijk die, welke den pligt betreffen, dien wij hebben van God te beminnen, omdat hij ',ulks verdient voor al de weldaden, waarmede hij onsoverladen heeft, en om zijne liefde, welke hij voor ons gehad heeft, het alsdan zeer moeijelijk valt aan onze ziel, om zich van de schepselen af te scheiden, en hareliefde in God te stellen. i)e Heer doet ons, in het gebed, de ijdel-heid van het aardsche en de waarde van het hemelsche kennen; het is in het gebed, dat hij de harten, die aan zijne inspraken niet wederstaan, ontsteekt, en hun kostbare en overvloedige genaden mededeelt. Velen beklagen zich, dat zij, wanneer zij bidden, God daar niet vinden; zulks is, omdat zij dit doen met een hart, dat met al wat wereldsch is, is vervuld. Trekt uwe harten van de schepselen af, zegt de heilige Theresia, zoekt God en gij zult hem vinden. Ja, gij zult hem vinden, want God is vol goedheid ten opzigte van hen, die hem zoeken (5). Om
(1) Joan. XVIII. tl. - Matth. XI. 26. (2) Job I. 21. (3) Prov. XII, 21. f4) Zie de oefening van het innig gebed, in een werkje getiteld: Godvruchtige gedachten van eene tiel, die geheel-. aan Jesus Christus wil toebehoor en, door den Eerw. Heer D. Pinat, in 80 tweede druk, bladzijde 37. (5) Thren. III. 25.
293
DE LIEFDEVLAMMEN,
God in liet gebed te vinden, moet de ziel zich daar ontdoen van alle aardsche genegenheden, en alsdan zal God tot haar spreken. Ik zal ze in de eenzaamheid leiden , zegt de Heer, en daar zal ik tot haar hart spreken (1). Het is van de uitwendige eenzaamheid niet, dat hier gehandeld wordt; zij is wel zeer nuttig, doch niet toereikend, de eenzaamheid dos harten moet er nog wezen, welke beslaat in zich van de schepselen te onthechten en in zijne driften to beteugelen. Ue Heer zeide eens aan de heilige Theresia: Ik zou gaarne tot verscheidene zielen spreken, maar de wereld maaict zooveel gedruisch in hare harten, dat zij mijne stem niet hooren. Ach! wanneer eene ziel, die van d e wereld onthecht is, zich tot het gebed begeeft, hoe klaar spreekt God haar dan toe en hoezeer doet hij haar do liefde, welke hij haar toedraagt, kennen! en alsdan zegt een schrijver: „met eenen heiligen liefdebrand ontstoken, spreekt de ziel niet meer, doch hare „stilzwijgendheid is zeer krachtig! I3e stilzwijgendheid „der liefde zegt meer tot God, dan al de welsprekendheid; „de zuchten geven te kennen al wat er in deze ziel omgaat.quot; dan kan zij niet genoeg deze woorden herhalen: „Mijn „welbeminde hoort aan mij, en ik aan hem (2).quot;
Het is waar, dat de heilige zielen en die meest van de wereld afgescheiden zijn, dikwijls maar dorheid in het gebed gevoelen; maar het is God, die ze wil beproeven. Ik zeg dan aan deze zielen: wil niet moedeloos worden om de dorheden, die gij in uw gebed moogt gevoelen, en beeldt u niet in, dat het nutteloos geweest is,omdat het vol verstrooidheden was. Wanneer n deze verstrooidheden overkomen, verdrijft dan dezelve zonder u er mede op te houden; stelt u daarna zachtjes zonder ontsteltenis weder in Gods tegenwoordigheid, en zegt zonder ophouden : Mijn God, heb medelijden met mij! mijn God, heb medelijden met mij! Heer ik verdien geen troost van u te ontvangen. Helaas! ik heb zoo menigmaal de hel en uwen eeuwigen vloek verdiend!.... Mijn Jesus! geef mij vwe liefde.
„De heilige gave van het gebed, zegt de heilige IVan-
(1) Oseic X 14, (2) Cant, U. 1().
294
VAN JESUS.
ciscus de Sales, is in de regterhand van den Zaligmaker geheel gereed en vaardig; hij zal, zoodra gij van u zeiven, dat is van dc liefde van uw ligchaam en van uwen eigenwil, zult geledigd zijn, als gij bclioorlijk ootmoedig zult wezen, dezelve in uw hart storten. Heb het geduld om, voetje voor voetje voort te gaan, tot dat uwe beenen de noodige kracht hebben om te loopen, of liever vleugelen, om te vliegen. God zal uw schip met zijnen balsem vervullen , als hij zal zien, dat het van het reukwerk dezer wereld ledig is (1)... — Gij doet niets in het gebed, zegt gij mij. Maar wat zoudt gij daar willen doen, tenzij hetgeen gij daar doet, te weten: uwe ellenden aan God vertoonen en voor oogen stellen; de aandoenlijkste woorden, welke de bedelaars ons toespreken, zijn, hunne diepe noodwendigheid ons voor oogen stellen. Doch somwijlen doet gij nog niets van dat alles, gelijk gij mij zegt; maar gij zit daar als eene schim en als een standbeeld. Wol nu! dit is niet weinig. In do hoven der vorsten on koningen immers, stelt men standbeelden, die tot niets anders dienen, dan om de oogen van don vorst to verlustigen. Bevredig u, om daarvoor in Gods tegenwoordigheid te dienen, en hij zal dit standbeeld levend maken, wanneer het hem zal believen (2)... „Men is somtijds, inderdaad, gelijk een waar standbeeld in het gebed; het schijnt, dat men noch denken, noch spreken, noch overwegen, noch bidden kan. Wat staat er dan to doen ? moet men deze heilige oefening verlaten ? zekerncen. Moeten wij mcenen dat ons gebed aan God niet aangenaam is? nog veel minder. Wij moeten onkel blijven daar, waar God ons gesteld heeft: wil hij, dat wij voor hem standbeelden zijn, dan is zulks, dat hij daarin zijnen room schept. Waarom zouden wij het tegenstrijdige willen? „Indien een standbeeld, dat men in eene nis, in het midden eener zaal zou geplaatst hebben, spreken kon, en dat men aan hetzelve vroeg: Waarom staat gij daar? — het zou antwoorden, omdat dc beeldhouwer, mijn meester, mij hier gestold heeft. — Waarom verroert gij u niet,
(1) Brieven van den heiligen Franciscus dc Sales. (2) Idem.
295
DE LIEFDEVLAMMEN,
— Omdat hij wil dat ik onbewegelijk blijve. — Waartoe dient gij daar? wat nut trekt gij daaruit met in dien stand te blijven? — Ik ben daar niet ten mijnen dienste, maar ten dienste van mijnen meester en om aan zijnen wil te gehoorzamen. — Maar gij ziet hem niet! — Zulks is waar zal het mij zeggen, doch hij ziet mij en hij neemt zijn vermaak in mij daar te zien staan, waar hij mij gesteld heeft. — Maar zoudt gij niet willen, dat gij u kondet bewegen, om nader bij hem te komen ? — In het geheel niet, ten ware hij mij zulks gebood ? — Verlangt gij dan niets? — Neen, want ik sta op de plaats, waar mijn meester mij gezet heelt en zijn wil is het eenige genoegen van mijn aanzijn. Mijn God! wat is dit een schoon een nuttig gebed en wat is dit eene goede wijze van bidden, zich in Gods tegenwoordigheid (o houden, zich te houden in zijnen wil on in zijn welbehagen? Het dunkt mij, dat de heilige MariaMagdalena een standbeeld in eene nis was, wanneer zij zonder spreken, zonder zich te roeren en mogelijk zonder hem te zien, aan zijne voeten gezeten was, aanhoorende wat onze Heer zeide; als hij ophield met spreken, hield zij op met luisteren; en evenwel was zij daar altijd tegenwoordig. Een wichtje, dat op den schoot zijner moeder ligt te slapen, is waarlijk op zijne goede en gewenschte plaats, hoewel zij tot hetzelve, noch het kind tot haar een woord spreekt. (1).quot;
Laat ons nooit de heilige oefening van het in- en uitwendige gebed verwaarloozen. Helaas! alles ontbreekt ons; doch, zoo wij bidden, worden wij rijk, omdat God beloofd heeft, dat al wie hem bidt, zal verhoord worden. Hij heeft het ons verzekerd: Vraagt en gij zult verkrijgen (2). quot;Welk grooter liefdebewijs kan een vriend aan zijnen vriend betoonen, dan te zeggen.: Vraag mij al wat gij verlangt en ik zal het u geven? Welnu! aldus spreekt de Heer tot ieder onzer; God is de meester van al wat in wezen is en hij belooft alles te geven, wat men hem verzoekt. Zijn wij dan arm, bet is onze schuld; het is, omdat wij hem de genade niet vragen, wat wij noodig
(1) Brieven van den heiligen Franciscus de Sales ('2) Joan. X VJ. 24.
296
VAN JESUS.
hebben. Ook raag men waarlijk zeggen, dat het inwendig gebed, zedelijker wijze, voor alle menschen Boodzakeiijk is, omdat wij, zonder dit gebed, teveel mot de wereldsche zorg belemmerd zijnde, weinig op onze ziel denken, in stede dat wij, wanneer wij ons tot het gebed begeven, onze noodwendigheden ontdekken, genaden vragen en die verkrijgen.
Het leven der Heiligen is een leven van in- en uitwendig gobeu geweest; al de genaden, die hen tot de zaligheid geholpen hebben, hebben zij door het gebed bekomen. Willen wij dan onze zaligheid verzekeren en heilig worden, dan moeten wij altijd voor de deur der goddelijke barmhartigheid blijven staan, om te bidden en af te smeeken, al wat wij noodig hebben. Wij behoeven de ootmoedigheid; laat ons die vragen en wij zullen ootmoedig worden; in den tegenspoed iiebben wij geduld noodig; laat ons deze deugd verzoeken en wij zullen verduldig zijn; verlangen wij Gods lielde; laat ons dezelve van den hemel afsmeeken en wij zullen ze verkrijgen: Petite et dabiiur vobis; vraagt en u zal gegemi worden; het ia eene uitdrukkelijke belofte van onzen Zaligmaker en hij zal zijn woord gestand doen. Die goedertierene Meester heeft, om ons een grooter vertrouwen in het gebed in te boezemen, ona verzekerd, dat, welke genaden eu gunsten wij in zijnen naam ook mogen verzoeken, hetzij door zijne liefde, hetzij door zijne verdiensten, zijn Vader ons dezelve zal vergunnen (1); eu op eene andere plaats zegt hij: Al wat gij aan mij in mijnen naam en door mijne verdiensten zult verzoeken, zal ik ugeven (2). Wat moet hij nog meer doen dan zulke belofte? Laten wij het ons dan tot eene gewoonte maken, om zonder ophouden te bidden; gewennen wij ons, van zelfs in het midden onzer bezigheden alle oogenblikken onze harten door vurige schietgebeden tot God te verheffen (3); laat ons dikwijls da vergiffenis onzer zonden de genaden van tot het einde te mogen volharden eu bovenal, zijne heilige
(1) Joan, xvr. (2) Joan. XIV, 14. (3) Discamus jaculari corda in Deum. S. Beruard.
50 17.
297
DE LIEFDEVLAMMEN
liefde afsmeeken. Laat ons op alle uren van den das»
en van don nacht zeggen : Deus meus et omnia! Mijn God, ik wil u maar alleen en niets anders; Heer, ilc geef mij geheel aan u en ik kan mij aan u niet geven gelijk het behoort, neemt gij dan zelf mij.
O! wie zou ik dan beminnen, o mijn Jesus, indien ik u niet bemin, die voor mij mo leven ten beste gegeven hebt?
Trahe me post te. Mijn Zaligmaker! trek mij uit den modderpoel mijner zonden, en trek mij tot u. Bind mii Heer, zeer naauio met de banden moer lief de, opdat ik u niet meer verlate.
Ik wil u geheel toebehooren; Heer, he '-'t gij mij verstaan? Ik verlang geheel en al u toe te üehooren-, vergun mij deze genade, smeek ik u ? Wat wil ik anders dan u? Deicijlgij mij tot uwe liefde geroepen hebt, zoo vei leen mij de sterkte, om mij aan u aangenaam te maken, gelijk gij het verlangt.
ILn icie wil ik anders dan u, beminnen, o mijn God! die, oneindig goed, oneindige liefde waardig zijt? Gij hebt mij het verlangen, van nw te belworen ingeboezemd, voltooi dan uw werk. Wat kan ik anders dan u. die mijn grootste goed zijt, op deze tcereld wensehen (1).
IV. Het vierde middel om do goddelijke liefde te verkrijgen, is het, lijden van onzen Heer Jesus Christus te overwegen. Het is zeker, dat de oorzaak, dat Jesus Christus zoo weinig op de wereld bemind wordt, de zorgeloosheid en de ondankbaarheid der mensehen is, die, ten minste van tijd tot tijd niet willen overwogen, wat hij al voor ons geleden heeft en de groote liefde, waarmede hij voor ons al dat lijden heeft willen verduren. Het schijnt eene dwaasheid te wezen, schrijft de heilige Gregorius, dat een God voor onze zaligheid heeft wilien sterven, voor ons, ellsndige slaven (2); maar nogtans is het een geloofspunt, dat hij zulks heeft gedaan en dat hij, tot den laatsten druppel bloed vergoten heeft, om ons van onze zonden te zuiveren (3).
O mijn God! roept de heilige Bonaventura uit (4), gij
(1) Zie het werkje getiteld- Godvruchtige gebeden, bladz. 78 en volgende. (2) Stultum visum est hominibus üeum pro nobis mori S. Greg. (3; Ephes V. 2.— Apoc. I, (4) Bonav.,in «Wmw/o amor is.
298
V,\N JESUS,
hebt mij zoo zeer bemind, dat men zou zeggen, dat gij u zeiven gehaat hebt! Gij hebt niet alleen in het midden dor grievendste pijnen, op een kruis willen sterven, maar uwe liefde tot mij is zoo verre gegaan, dat gij mij u zelvea in de heilige communie tot voedsel hebt willen geven; met dit liefdebewijs nog niet tevreden, wilt gij nog met ons in het heilig Sacrament des Altaars tot het einde der eeuwen verblijven, om onze toevlugt en troost te zijn in de ellenden dezes levens. O Jesus! ja, ik herhaal het, gij hobt ons zoodanig bemind, dat gij u zeiven schijnt gehaat te hebben. Jk zeg nog meer, met den heiligen Thomas, gij hebt u vernederd met ons, alsof gij onze-slaaf geweest waart en alsof ieder onzer uw God zon geweest zijn (1). O Jcsus! hoe groot is uwe liefde!
Laat ons gestadig de geheimen van het lijden onzes goeden Meesters overwegen en weldra zullen wij onze zie! door liefde tot hem ontstoken gevoelen. O hemel! wat doen de monsehen niet uit Helde tot een gering schepsel, wanneer zij er voor genegen zijn? En wij zouden .eenen God, wiens goedheid en schoonheid oneindig zijn, eenen God, die voor ieder onzer gestorven is, eenen God, die voor ons geluk alles gedaan heeft, niet beminnen? Laat ons dan onze oogen op het kruisbeeld werpen, laat ons daar onzen Jesus aanschouwen, die ons zijne armen toereikt; en zouden wij hem dan nog onze liefde durven weigeren! O mijn gekruiste Jesus! heb medelijden met mij, wees mij genadig, verzacht mijn verhard gemoed en verander mijne oogen in twee bronnen van tranen, opdat ik uwe bovenmatige pijnen en mijne zonden, welke dezelve veroorzaakt hebben, zonder ophouden beweene. Jesus! Jesus! heb medelijden met mij en maak mij door uwe zuivere liefde dronken.
De heilige Bonaventura zegt, dat er niets geschikter is, om eene ziel zalig te maken, dan het overwegen van het lijden onzes Zaligmakers; ook raadt hij ons aan van het alle dagen te overwegen, indien wij in de liefde Gods voortgang willen doen. De heilige Augustinus ver-
(I) S. Thom., Opus. de sacra Etichar.
299
DE LIEFDEVLiMMEN
300
zekert ons, van zijnen kant, dat een traan alleen, dien men in het overdenken van het lijden van Jesus stort, aangenamer aan God en verdienstelijker voor eeno ziel is, dan gedurig vasten en lijfkastijdingen. Het is om deze reden, dat de Heiligen met het overdenken van het lijden des Zaligmakers zich altijd bezig hielden. Het is' door het gedurig overwegen van het lijden van Jesus, dat de H. franoiscus van Assisie een serafijn geworden is. Op zekeren dag, dat hij overvloedige tranen stortte, vroeg hem iemand, waarom hij zoo weende: Helaas! mijn Iroeder, antwoordde hij, ik beween het lijden en den smaad van mijnen Zaligmaker en-wat mij nog het meest van alles bedroeft, is, van te zien, dat demen-schen, voor welke hij zooveel geleden heejt, weinig of niet daaraan denken. En onder het uitspreken dezer woorden, weende hij zoo sterk, dat degene, die hem ondervraagd had, zich niet kon wederhouden van zelf tranen te storten. Het geblaat van een lammetje of elk ander voorwerp, dat hem het lijden des Zaligmakers in de gedachten bracht, was voor dien Heiligen genoeg, om overvloedige tranen te storten. Eens, dat hij ziek was en dat degene, die hem oppaste, hem aanraadde zich iets uit eenig godvruchtig boek te doen voorlezen, antwoordde hij. Mijn boek is de gekruiste Jesus. Dat het ook het onze zij en weldra zullen wij daaruit leeren. God uit al onze krachten te beminnen. O mijne zie), bemin uwen God, voor uwe zaligheid bespot, beschimpt, gegeeseld en aan een kruis genageld. Ja, mijn zoete Zaligmaker! ik bemin u, en ik verlang u voor altijd te beminnen. Maak mij alle oogenblikken indachtig, wat gij voor mij geleden hebt, opdat ik nooit vergete u te beminnen. Heilige banden, waarmede mijne goddelijke Meester geboeid is geweest, doornen, die dat aanbiddelijk hootd gekroond hebt, doorwondt mij met d^ liefde tot Jesus; eerbiedwaardige nagelen, welke de handen en voeten van mijnen Zaligmaker doorboord heht, nagel mij vast, opdat ik met Jesus moge leven eu sterven; dierbaar bloed, maak mij dronken van Jesus' liefde; Jesus, om mijne liefde gestorven, maak, dat ik alle aardsche genegenheden af ster ve, opdat ik niet meer dan voor u alleen leve. Amen.
VAN JESUS.
OEFENINGEN.
Hen moet in Hlles met onzen Gcd In alle eenvoudigheid en vertronwen handelen, gelijk een kind met den besten aller vaderen handelt.
Mijn lieve Christen, geeft uw geweten n de getuigenis, dat gij God uit geheel uwe ziel en meer dan al wat er in de wereld is, bemint?
Helaas! mijn vader, ik gevoel, dat ik hem nog zoo zeer niet bemin, als hij wel verdient; maar het schijnt mij toe, dat mijn vurigst verlangen is, van hem altijd moer en meer te beminnen; hoe meer ik hem bemin, des te meer ik hem wil beminnen; hoe meer ik hem leer kennen, dos te meer ik zie, dat hij al mijne liefde waardig is.
— Gij zijt gelukkig en uw lot is voorzeker benijdenswaardig; want hij is aangenaam aan God, aan wien God behaagt; (1) en het is een teeken van liefde, wanneer men hem verlangt te beminnen.
— Mijn Vader, gij zoudt niet kunnen gelooven, hoe zeer uw antwoord mij vertroost; het is zoo aangenaam te mogen denken, dat men aan God behaagt! Doch, gelief mij te zeggen, bid ik u, wat mij te doen staat, om dien goeden Vader al de lietde te bewijzen, waarmede mijn hart tot hem ontstoken is. lleeds ben ik door zijne barmhartigheid, getrouw aan al zijne geboden en aan die van zijne heilige Kerk ; ik nader dikwijls tot de heilige Sacramenten van boetvaardigheid en des. Altaars; ik volbreng naauwkeurig al de pligten vaa mijnen staat, ik zou voor alles, wat ter wereld is, met volle toestemming, geeue enkeledagelijkschezonde willen bedrijven en ik werk om mijn hart van het aardsehe af te trekken. Dunkt het u, mijn Vader, dat ik nog meer moet doen, om hem te beiiagen ?
— Eene zaak blijft u nog over te doen, mijn lievechris-ten, namelijk van een kinderlijk en onbepaald vertrouwen
(l)lJIeplacetDeo.cuiplacetDeus.S. Aug,Enarrat. InPs. XXX11.
301
DE LISPDEVLAMMEJJ
op zijne goedheid ea barmhartigheid te stellen on u geheel ea al aan zijneu goddelijken wil over te geven. Jesus, onze Meester, wil, dat wij in de ziekten, inde inwendige droefheid, in de vertroostingen en goede uitkomsten, in de twijfelmoedigheden, met hem als met onzen besten vriend zouden handelen; hij wil, dat wij hem alles aanbevolen, wat ons aangaat, zoo wel als alles wat onze vrienden raakt; hij wil, dat wij hem kennis geven van onze vrees en nood, en dit alles mot de volmaaktste eenvoudigheid. Wees dan voortaan naauwkou-rig oplettend in u met vertrouwen op do liefde en barmhartigheid van onzen goeriertieren Meester te verlaten.
1°. In de ziekten. Wanneer gij ziek zijt, zoo gij ter oorzaak van eenige zwakheid pijn lijdt, nader tot Jesus en zeg hem: Teedcre boezemvriend, zie, hoeveel ik lijd (!), haast u om mij te helpen. Ik onderwerp mij aan uw welbehagen, wilt rjij, dai deze ziekte langdurig zij, dan is zulks ook mijn wil; zeilt gij, dat ik daarvan geneze, dan toil ik zulks ook. Doe uwen wil, o mijn God, ik ben to! alles bereid. Ik offer u mijn lijden op en ik verzoek u geduld en ondenoerpivg. Verbeeld u, dat gij onzen Heer in persoon ziet, dat hij u komt bezoeken, dat hij bij uw bed zit en dat hij aldus tot u spreekt: foW, zie, ik kom u gezelschap houden en u genade brengen; gij lijdt veel niet waar? Och! ja, mijn God, ik verdraag veel. — Zoudt gij gaarne van deze ziekte hersteld worden? — Ja, ongetwijfeld. Heer; doch ik wil maar hetgeen gij zelf wilt — Gij eert mij en verschaft mij glorie door deze ziekte, die ik heb toegezonden: gij voldoet voor deze en die zonden van tiw voorgaand leven; gij verkrijgt hierdoor zulke en zulke verdiensten; evenwel, indien gij verlangt daarvan genezen te zijn, moet gij maar spreken en ik zal n genezen. — O neen, voorwaar, mijn lie^e Jesus! dat v.w wil en niet de mijne volbragt worde (2)/ Ik geef mij geheel van u over, gij weel beter dan ik, wat mij dienstig is.
302
2°. In de inwendige mistroostigheden. Er zijn zekere
(1) Thren. 1, '20. Luc. XXII, 42.
VAN JESUS. 303
dagen, waarop zelfs de heiligste zielen in zoodanigen staat van dorheid, verdriet, duisternissen en mistroostigheid vallen, dat zij bijna zouden gelooven, dat God hen verlaten had; dikwijls zelfs is dien toestand zeer langdurig voor de ziel, welke hij wil zuiveren. Alsdan wordt men met duizonde bekoringen van hoogmoed, van gramschap, van onzuiverheid, van wanhoop gekweld; hot schijnt, dat men God geene liefde meer toedraagt, dat men noch hoop, noch geloof meer heeft; alles schijnt verloren te zijn. Wat zult gij doen, mijn lieve christen, wanneer gij aan dusdanige mistroostigheid zult blootgesteld zijn? INeem spoedig uwe toevlugt tot Jesus Mijn God, mijn God zult gij zeggen ; waar zijt gij dan? Waarom hebt gij mij ver-latia? Waarom verbergt gij u voor mij (1) ? Gij weet, dat ik u bemin en dat mijn grootute verlangen is v, altijd meer en meer te beminnen; Ach! ik bid u, heb medelijden met mij. Ik ben met vertrouwen in. uwe armen gevlugt, verlaat mij niet, bid ik zi, o mijn Gtd! Na alzoo uw hart in dat van Jesus uitgestort te hebben, stel u gerust, en zeg gedurig, ondanks uw verdriet en uwe dorheden: Mijn goede meester en beste vriend, dat uw toil geschiede; ik bemin u en zal u altijd beminnen. Verder moet gij met geduld het oogeublik afwachten, op hetwelk het God zal believen u den troost zijner genade weder te geven. Zoo die gelukkige stond lang vertoeft te komen, wees dan daardoor niet ontsteld, en verliet nooit uwe hoop; want God laat de regtvaardige aan geene altijddurende mistroostigheid over (2). Verbergt hij zich bij wijlen, dan is zulks tot ons grooter voordeel. Eene goede moeder ging eens met haar kind, dat nog zeer jong was, wandelen; zij hield het bij de hand, uit vrees dat het zou gevallen hebben en droeg het in hare armen als zij eenen moeijelijken doortogt ontmoette. Onderiussclieu zag dit kind eene bloem; ijlings laat het de hand los, die zijnen wegverzekerde, loopt naar de bloem, plukt ze af en komt weder terug om zijne moeder weêr te vinden. Maar helaas! het ziet niemand meer: te vergeefs werpt het langs alle kanten zijne oogen,
(1) Ps. XXI, 2. — Ps. X, Secundum Hebraeos. Ps. XII, 1. (2) Ps. L1V, 25 Is. LV11. 16.
DE LIEFDEVLAMMEN
hel wordt niemand meer gewaar, het roept met luider stemme en het krijgt geen antwoord. Het arm kindje begint te weenen en te kermen. Alsdan komt zijne moeder te voorschijn; zij had zich verborgen om te zien, wat haar kind zou gedaan hebben, als het zich alleen zou bevinden. Zij neemt het in hare handen, drukt het tegen haar hart, omhelst het herhaalde malen, en vertroost het, zeggende: Nu zie, ilc, mijn lieveling hoezeer gij mij bemint. Het is aldus, lieve christen, dat God handelt met de zielen, welke hij lief heeft. Hij verbergt zich eenigen tijd voor hen, om hunne liefde te beproeven en om gelegenheid te vinden, van haar met kostbare genaden te overladen. Wees dan nooit bevreesd voor deze inwendige verlatingen, het is een teekeo, dat God u bemint, dewijl hij met Jesus Christus en met al zijne uitverkorenen aldus te werk heeft gegaan. Stel u, om u aan te moedigen, dikwijls voor oogen hoe de heilige Catharina van Genua, in het midden harer kwellingen, zich gedroeg. Zij waren soms zoo groot en geweldig, dat het haar scheen dat zij niets meer te verhopen had en dat zij geheel van God verlaten was. Welnu! niettegenstaande dit alles, was zij meer dan ooit getrouwaan hare godvruchtige oefeningen; zij verzuimde geene enkele en verkortte dezelve in liet minste niet. In hare uiterste mistroostigheden riep zij uit: Hoe gelukkig ben ik, van mij in zulken beweenlijken staat te bevinden! dat mijn hart in volle benaauwdheid zij, ik ben tevreden, als Jesus maar verheerlijkt zoordt. O Jesus mijne liefde! indien mijn inwendig lijaen u den minsten trap van verheerlijking bezorgen kun, dat dan deze smarten mij gedurende de gansche eeuwigheid bijblijven (1). En op deze wijze sprekende, had zij zulk een levendig gevoel van hare pijnen, dat zij bitter begon te weenen. Het is door aldus, met onderwerping en lielde te lijden, dat zii tot eenen zeer verheven trap van heiligheid en volmaaktheid gekomen is. — Er is nog iets, mijn lieve christen, dat gij niet moogt nalaten, wanneer gij u in inwendige mistroostigheid be-
( J) Leven van de H. Catharina van Genua, in het Italiaansch beschreven.
304
VAN JESTJS.
vindt, to weten; van dikwijls de volgende woorden te herhalen, die in zich eene volmaakte oefening van liefde besluiten; Mijn zoete Jesus! hoe grooten af heer ik heden in meen dienst ook ontmoet, hoe qroote zwarigheid ik ook gewei, ik bemin u daarom niettemin van ganscher harte-, ik ben verblijd te weten, dat gij in den hemel een zuiver en onveranderlijk geluk geniet; u komt de blijdschap, aan mij de droefheid toe.
3o. In de vertroostingen en goede uitkomsten. Wanneer uwe zaken wol uitvallen en dat dit u blijdschap veroorzaakt; wanneer gij geestelijke vertroostingen geniet, en uwe ziel vergenoegd is, verzuim dan nooit uw geluk met Jesus te deelen. Dewijl gij hem verzoekt in uw verdriet, als gij dat hebt, doel te nemen en hem om troost smeekt is het dan niet allerredelijkst, dat gij hem uitnoodigt om deel te nemen in al wat u eenige blijdschap zou kunnen veroorzaken ? Zeg dan tot hem : O Jesus het is aan u, dat ik deze gelukkige tijding, den goeden uitslag dezer zaak verschuldigd ben; wees voor altijd geloofd voor moe barmhartigheid. Ik kom u de blijdschap opofferen, die ik hierdoor gevoel, om u daarvoor eer te bewijzen. Neem mijn offer goedgunstig aan en zegen mij. Ik ben uw kind en bemin u uit geheel mijne ziel.
4quot;. In de tioijfehnoedigheden. Indien het gebeurt, dat gij twijfelmoedig zijt over uwe biechten, over uwe communiën; gij zijt in verlegenheid, om te weten, ol gij in deze of gene bekoringen toegestemd hebt of niet; vreest gij, door eenige heimelijke zouden, welke gij bedreven hebt, zonder het bijna gewaar te worden, of door eenige merkelijkenalatigheid van uwe staatspligten,Godsgenade verloren ti hebben, wacht u dan wel wanhopig te worden. Onze Heer verzoekt alleen, tot bewijs van uwe liefde, die gij hem toedraagt, dat gij uwe twijfelachtigheden, uwe vrees, uwe schroomvalligheid aaa uwen geestelijken bestuurder vertoont en hem gehoorzaamt gelijk aan hem zei ven (1); want in zijnen biechtvader geen vertrouwen stellen, is zich aan God niet
(1) Matth. X, 40. - Luc, X. 15. - Joan. XIII, 21).
305
DE LIEFDEVLAM MEN
vertrouwen; cn hem niet willen gehoorzaam ziju, is weigeren den Heer te gehoorzamen (1).
— Maar, mijn vader, zult gij mij mogelijk zeggen, ik vrees van hem mijne zouden niet behoorlijk uitgelegd te hebben en dat hij mij niet wel verstaan hebbe.
— Mijn lieve christen, stel uw betrouwen op Jesus en wees uwen biechtvader onderdanig. Nooit, zegide heilige 1'ranciscus de Sales, is een mensch, die waarlijkgehoor-zaam icas, verloren gegaan. Overweeg met aandacht deze woorden van den heiligen Philippus Nerius: Wilt gij voortgang in de deugden in de liefde van Jesus maken,geef u over aan het bes/uur van eenen godvruehtigen en ervaren biechtvader, en mees hem onderdanig gel ijk aan God zeiven. Diet aldus te werk te gaan, kunt gij verzekerd zijn dat gij over uwe werken aan God geene rekening zult moeten (/even. (2)
— Maar indien mijn bieelitvader zich misgreep?
— Gij zendt u gcenzins misgrijpen met hem te gehoorzamen, antwoordt Pater Alvarez en de heilige Philippus Kerius voegt er bij; Stel uw vertrouwen op ziwen biechtvader, want de Heer zal niet toelaten, dat hij zich misgrijpe. (3) 'Zekere persoon, mot twijfelmoedigheden gekweld, kwam eens bij den heiligen Bernardus ca bekende hem, dat hij tot de heilige tafel niet durfde naderen.— Ga mijn kind, ga tot de heilige Communie, zeide do heilige, ik blijf voor alles verantwoordelijk. Hij gehoorzaamde eenvoudig en zonder de minste tegenspraak en werd goed beloond voor zijne gehoorzaamheid, want al zijne twijfelmoedigheden waren weldra verdwenen.
— Ó mijn vader! zult gij mij zeggen, indien ik den heiligen Bernardus voor zielbestuurder had, het dunkt mij, dat ik veel gemakkelijker zou gehoorzamen: want hij was zeker de ervarenste en geleerdste man zijner eeuw.
— Gij bedriegt tl, gij, die aldus spreekt, antwoordt de godvruchtige Gerson, gij dwaalt; want gij hebt uw ver-trouwen aan zucen biechtvader niet gegeven, omdat hij een
(1) Rom. XIII, 2. (2) Leven van den H. Pliilip. Ner. 1 boek. 10 Hoofdstuk, in liet italiaansch geschreven. (3) Leven van den heiligen Philip. Nor. in het italiaansch.
306
VAN JESUS.
geleerd man is, maar omdat hij de plants van God le-klcedt. Diensvolgens, icees hem gehoorzaam, niet ah eenen mensch, maar als aan God zeloen. (1)
— Moet ik hom dan altijd onderdanig zijn ?
— Ja, ten ware hij iets gebood, dat wezenlijk slecht zou wezen ; dusdanig is de leer van den heiligen Bernardus, Ignatius, Bonaventura en van andere leeraren (2).
— Maar mijn vader, ik beu bevreesd over mijne voorgaande biechten eu communiën, ik heb verscheidene malen mijnen biechtvader daarover gesproken eu hij wil daar niet meer van liooren.
— Gehoorzaam eenvoudig en geef u aan de barmhartigheid van Jesus over.
— Wegens deze twee punten stem ik toe; maar hij wil zelfs niet, dat ik zoo vele slechte gedachten, die mij in den geest opkomen, biecht, tenzij dat ik aanstonds met eed ea zekerheid kan verklaren, dat ik daaraan heb toegestemd. Moet ik hem daarin ook gehoorzaam zijn?
— Gewis ja; en de heilige Joannes van het Kruis zegt, dat gij zeer hoogmoedig zoudt handelen met het niet te doen (3).
—■ Is het zoo, dan zal ik gehoorzamen, welken inwen-digen afkeer ik hierin ook moge gevoelen. Maar meent gij, mijn Vader, dat Jesus daar niet over zal vergramd zijn?
— Verre van daar, hij zal integendeel over uwe eenvoudigheid en onderdanigheid verheerlijkt zijn en udank wijten over die blijken van liefde tot hem en over het betrouwen, dat gij in zijnen dienaar stelt.
— Vergun mij, mijn Vader, dat ik nu nog eens geheel mijn hart opene. JUet gebeurt dikwijls, dat ik in doodsbe-naauwdheid ben, omdat ik vrees in eenige zware zonden toegestemd te hebben, al kan ik niet zeggen, wanneer en hoe dit geschied is. Alsdan word ik droefgeestig, omdat
(1) Joannes Gerson, tractatus de pricp. ad m;ssam.(2)S. Ber, de pracept. et rfi.vce.Cap. Xïj. — S. Jgnat. de Loyola, in Gonet. Soc. Jesu, in declarat, — Humbert Generaal P.P. Praedicat,in Lib de erud relig. Gap. i. — Ifigundi. — S. Bonav. Specttlidisciplinoc ad. novit. Pari. 1. Cap. IV. — Dionys Gant. in 2 dist. queest 3 (3) Verhandeling over de doornen kroon , ill deel,4 zamenspraak §2. No.4.
307
DE LIEFDEVLAMMEN
het mij dunkt, dat ik hierdoor verdiend heb van God verlaten te worden, en dat ik voor hem een voorwerp van haat geworden ben.
— Wat zegt gij daar, mijn lieve Christen ? gij, een voorwerp van Gods haat! Antwoord mij: zoudt gij willen toestemmen op dit oogenhlik eene zonde te bedrijven, die zeker doodelijk zijn zou en die u alzoo de genade Gods zou doen verliezen?
■— Och! nooit, mijn Vader! liever sterven! ik zou zelfs aan eene geheel vrijwillige en voorbedachte dage-lijksche zonde mij niet willen pligtig maken.
— Gij bemint dan zeer onzen goddelijken Zaligmaker ?
— Ja, zeer: mijn grootste geluk op deze wereld is, van te werken, om hem mijne liefde te betoonen.
— Wel nu, mijn lieve Christen, stel u gerust, want God heeft gezegd; Ik bemin, die mij beminntn { Wat de vrees aangaat, die gij somtijds gevoelt, van in eenige zware zonden toegestemd te hebben, sla daar geen acht op en let op hetgeen ik u ga zeggen: L)c doodzonde is een zoo schrikkelijk wangedrogt, dat het haar onmogelijk is in eene ziel te treden en te verblijven, zonder dat deze ziel die gewaar wordt. Hot is hierom, dat al de godgeleerden eenparig leeren, dat wanneer eene goclvreezende twijfelt of zij de goddelijke genade heeft verloren, het zeker is, dat zij dezelve geenszins verloren heeft, omdat niemand die genade verliest zonder daarvan volle kennis te hebben (2). Zoo dan, mijn lieve Christen, zoo lang uw geweten u piet zeker kan overtuigen, dat gij eene doodelijke zonde bedreven hebt, zoo lang gij maar in eene losse en ongegronde vrees zult zijn van God verloren te hebben, moogt gij verzekerd zijn, dat gij hem nog bezit en dat zijne genade in uw hart woont (3).
— Waarom dan, heb ik geen betro uwen op God en geene liefde tot hem, in dien tijd van twijfelmoedigheid en van vrees? Waarom blijft mijn hart dor en onverschillig?
(1) Prov. VUI, 17. (2) Zie den heiligen Aiphnnsus de Liguori in zijne verhandeling over de zedelijke Godgeleerdheid. (3) H. Liguori In een italiaansch werkje: Consigli di rcUieto e die onfiden saper nu anima deso'ata.
308
VAN JESUS.
Het betrouwen en de liefde bestaan niet in het gevoel, maar zij zijn in den wil gelegen. Zoodra gij op-regt betrouwen op God wilt hebben en hem beminnen, dan is het zeker, dat gij hem bemint en op hem vertrouwt (1). Herhaal dan gestadig: Mijn God! ik bemin u mijn God, ik verlang gedurig mijn betrcuwen op uwe barmhartigheid te stellen. — O Jesus, ik hoop in u, zelfs tegen alle hoop. — Al zag ik zelfs dat ik half in de hel was, dan zou ik r.og op u hopen (ü) O Jeans.' mijn goe-dertierene meester, maak dat ik mij ten volle aan uwen heiligen wil onderwerpe, en op uwe barmhartigheden een onbepaald betrouwen hebbe.
5o. Jesus wil, dat wij hem met eene liefderijke overge-ving aanspreken over al wat ons aangaat, zoo als over al wat onze vrienden betreft. — Gij hebt ongetwijfeld, mijn lieve Christen, eenen vriend, dien gij in en voor God bemint, eenen vriend, die waarlijk dien naam verdient; hoe zeldzaam ook dusdanige vrienden zijn, hebt gij toch zulk eenen niet waar? Welnu! zie, hoe gij u jegens hem gedraagt, en gij zult weten, hoe gij u omtrent Jesus moet gedragen , die u toch meer dan iemand ter wereld bemint.
— Maar, mijn vader, het dunkt mij, dat ik zou te kort blijven aan de hoogachting, die hem toekomt, indien ik, in mijne betrekkingen met hem, dezelfde eenvoudigheid en gelatenheid moest gebruiken, die ik jegens mijnen besten vriend bezig. Voor dezen houd ik niets bedekt, spreek hem van alles opeuhartig; ik verhaal hem dikwijls de minste omstandigheden van mijne blijdschap, van mijne vrees, van mijne hoop. Er zijn duizende kleinigheden, waarvan ik aan anderen niet zou mogen spreken, en waarvan ik hem met voordeel spreek: want het schijnt mij toe, dat ik hem niet beter mijne vriendschap kan bewijzen, dan dat ik met hem met een kinderlijk betrouwen spreek. Dikwerf zelfs, al heb ik niets meer te zeggen verblijf ik gaarne met hem, omdat ik gevoel, dat zijne tegenwoordigheid mij aangenaam en nuttig is, mij vertroost, en dat ik daaruit altijd tot mijnen voortgang in de
(1) S. Liguori, ibidem. (2) Job. XUl, 15.
3ÜU
DE LIEFDEVLAMMEN
deugd eenig voordeel trek. Meent gij dan, mijn Vader, dat ik met mijnen goddelijken Meester aldus moet handelen ?
— Ja, voorzeker, mijne lieve Christen, vrees niet, spreek hem van alles wat u aangaat, zoo dikwijls dit noodig is, want gij zult hem niet vermoeijen. O! indien gij hem bemint, zult gij hem altijd iets te zeggen hebben. Hij is zoo goed, dat hij zijn vermaak neemt met ons, als met zijne gelijken te handelen, en hij is zeer tevreden, wanneer hij ziet, dat wij hem van onze geringste en nietigste zaken kennis geven (l). Besef dit wel, beminde Christen, Jesus bemint u, ea draagt zorg voor u, alsof, hij waarlijk op u maar alleen te denken had. Hij neemt zoo veel aandacht op uwe belangen, dat men zou zeggen, dat zijne Voorzienigheid zich met niets anders bezig houdt, dan met u te helpen; zijne almagt, metu te beschermen, zijne barmhartigheid en goedheid met medelijden met u te hebben, u wel te doen, en door allerlei middelen, uw vertrouwen en uwe liefde te winnen. Ontdek hem dan vrij geheel uw inwendige; verzoek hem, u tot leidsman te willen dienen, om zijnen heiligen wil volkomen te volbrengen, en spreek tot hem; Mijn Jesus, heb medelijden met mij; ik qeef mij geheel aan u over voor den tijd en voor de eeuwigheid.
liid hom voor do volharding der regtvaardigen: Heer Jesus, verlaat uwe dienaren niet in het midden der gevaren , waarin zij zich bevinden; stort over hen de over-vloedigste genaden, en verleen hun het eeuwige leven.
Smeek hem voor de bekeering der zondaren. Mijn God, hoeveel ongelukkigen zijn er niet, die zich dagelijks verdoemen? hoeveel zijn er niet, die aan de inspraken dor genaden, aan de tranen, aa i den raad, aan het smeeken hunner biechtvaders wederstaau en die in staat van zonde leven! hoeveel zijn er, die op dit oogeublik op hun sterfbed liggen, aan welke mogelijk maar een uur meer overblijft, om zich te bereiden, om voor den oppersten Kegter te gaan verschijnen, die hardnekkig blijven
(1) H. Liguori, in zijn italiaansch werkje; Wtjte, om met God gedurig gemeenzaam le handelen. No. 13.
310
VAN JESUS.
en liet niet willen waarnemen! Bid en smeek voor hen Christen, en gij zult de genade hunner bekeering verwerven; bid voor hen, want een ootmoedig, vertrouwend en standvastig gebed is dikwijls voordeeliger voor de bekeering eener ziel, dan menigvuldige onderrigtingen. Bid d an!
Bid God voor de Kerk — Smeek hem, van haar altijd heilige priesters te verleensn, priesters volgens zijn hart, priesters vol ijver voor zijne verheerlijking: mijn lieve Christen, dat .uwe liefde mij somwijlen ook in uwe gebeden indachtig zij: ik zal van mijnen kant niet ondankbaar wezen.
Smeek hem voor do bekeering der ongeloovigen eu der ketters. — Welk ecne reden van droefheid en van bittere tranen voor eamp;ne ziel, die Jesus bemint, wanneer zij zoo veel millioenen menschen bemerkt, die hem niet, of maar slecht kennen! Mijn God ! mijn God! zult gij dan nooit met uwg arme schepselen medelijden hebben! O mijn lieve Christen! laat ons Jesus, onzen Zaligmaker smeeken, van genadig te willen ncderzien op zoo vele zielen, die hem zoo veel gekost hebben. Laat ons voor die ijverige priesters, die hun leven ton offer stellen, om het licht des geloofs tot de uiterste palen der aarde te gaan brengen, aanhoudende gebeden storten. Laat ons bidden, en hun arbeid door onze gebeden verlevendigd, zal overvloedige vruchten van zaligheid voortbrengen; laat ons bidden, eu alzoo zullen wij aan de hel eene grooto menigte zielen ontrukken, in gevaar van daarin gedompeld te worden. Laat ons bijzonder voor onze broeders bidden, die het ongeluk gehad hebben zich van de Katholieke Kerk af te scheiden. O! laat ons dikwijls en vurig voor hen bidden, en onze gebeden zullen hun de genade verwerven, van aan de stem des Heeren, die hen gedurig toeroept, van in den schoot der ware Kerk weder te keeren, niet meer te wederstaan; laat ons voor hen bidden, en onze gebeden zullen den dag van hunne volmaakte terugkomst tot de eenheid verhaasten; laat ons voor hen bidden, en wij zullen het hart van onzen goeden meester, die wil, dat alle menschen zalig worden, grootelijks verheugen.
311
DE LIEFDEVLAMMEN
Bid Jesus voor al de personen, die gij lief liebt; gij kunt hua geen beter bewijs uwer genegenheid geveu.
Bid hem eindelijk voor do zielen des vagevuurs. — Het zijn zijne welbeminde bruiden, en hij zal met innige voldoening bemerken, dat gij werkt, om hare pijnen te verligten.
Laat ons onophoudelijk bidden, en voor zinspreuk nemen: Gebed, vertrouwen en liefde.
Hoe zoet en minnelijk liet juk dct lleeren is , irjj kannen zonder het te dragen, niet gelukkig zyu.
Venite ad me omnes, qui laloratis et onerati est is, ei ego reficiamvos. Tollie jugemmeum super vos, et invenitis requiem animabus vestris? jugem enim meum suave esti et onus meum leve. Matth. XI, 28, 29, 30.
Komt allen tot mij, die belast en beladen zijt en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op, en gij zult de rust uwer zielen vinden; want mijn juk is zoet en mijn last is ligt.
De menschen zoeken natuurlijk hun geluk; zij offeren dikwijls hunne rust en gezondheid op, om het te vinden; om bet na te jagen, stellen zij hun leven zelfs in het grootste gevaar; maar hoeveel zijn er, die het vinden're menschen zoeken natuurlijk hun geluk; zij offeren dikwijls hunne rust en gezondheid op, om het te vinden; om bet na te jagen, stellen zij hun leven zelfs in het grootste gevaar; maar hoeveel zijn er, die het vinden'r1 Helaas! naauwelijks zijn er eeni-gen, die, ondanks hunne pogingen, tot hetzelve geraken. En waardoor komt dit ? het is, dat zij het zoeken waar bet niet te vinden is (1); men wil gelukkig zijn, maar men wil het geluk niet gaan zoeken waar het gelegen is. Men wil het in de rijkdommen, in de zinnelijke vermaken, in de eer, in de wetenschap aantreffen, maar vroeg of laat is men overtuigd, dat dit alles het hart niet kan bevredigen.
Clquot;) Beala geus Ps. 52 — S, Aug. Enarrat. U, in Ps.XXXIII. — Ejusd. Enarrat, I in Ps. CXV1II.
312
van jesus, 313
Aauschouw dien nienseli ; liij heeft geheel zijn leven gezwoegd , om schatten te vergaderen : het geluk dat zij hem moesten bijbrengen, hoeft hem in het midden van zijn zorgen en zwoegen, van zijne vermoeidheden en waken ondersteund. Nu zwemt hij in den schoot van don overvloed, hij leeft in hot midden zijner schatten, alles schijnt hem toe te lagchon. Hij is zonder twijfel gelukkig en tevreden? Helaas! hij bemerkt, dat de rijkdommen beneden hem zijn, en dat hij voor dezelve niet geschapen is (1) ; hij ziet dat verre van hem gelukkig te maken , zij hem niet anders dan onrust en bekommering bijbrengen! niets ontbreekt hem en hij wordt immer met, nieuwe begeerten gekweld (2), hij zou wenschon te rusten , en gestadig is hij in beweging ter zake vpu diezelfde rijkdommen. Arm en rampzalig schopsol! hij heeftgroote moeijelijkhoden, zorg en angst ondergaan om zij'ne schatten to vorkrijgen, en nu ziet hij dat men ze met vroes bezit en met droefheid verliest. (3)
De wulpschemensch dompelt zicli in zijne schandelijke driften; hij weigert niets aan zijne slempzucht, hij zoekt in de zinnelijke vermaken een geluk , waarnaar hij haakt. Pijnlijk bodrog! hij vindt niets dansehorpstekende doornen daar, waar hij rozen meende tr plukken (4)-Zijn hartstogt vraagt zonder ophouden voedsel; de rampzalige geeft hom dit! en hij gevoelt dat niets in staat is om dien te verzaden (5); hij gevoelt dat hij hem gedurig toeroept: Geef, geef mij nog meer. Het geluk is dan in de zinnelijke vermaken niet gelegen... Ik hoor den wulpschen mensch mij antwoorden: neen, neen, ik heb gemeend het daar te vinden, ik heb het daar gezocht onik heb het onderyonden, dat die schijnvermaken maar één oogenblik duren, terwijl de wroegingen, die het gevolg daarvan zijn, van oenen eeuwigen duur zijn (6).
De hoogmoedige mensch heeft hemelen aarde bewogen
(1) S. Bern., Serm. —4 in adv. Dom. — S. Aug. Ennarat. II. in Ps. XXXV111. (2) S. Aug. Ennarat. II, in Pe. XXIX No. 17. . (3) S. Bern. serm. 42 de diversis. (4) S. Aug. in Ps. XXXV. (4) S. Bern. J)e contempti vmndi, car. 11 — Ejusdem tract. De vila elmorihus cleri-conmcap. X. (0) Ejusdem. De conversione ad clericos, cap. V. — De amore Dei, lib. Ill, cap. II.
50 18
r
DE LIEFDEVLAMMEN
om tot eereambten te geraken, hij heeft ze gevonden, ea is daarvan verzadigd geworden. Iedereen roerat zijn geluk en benijdt zijn lot: maar hij, hij is ongelukkig, hij v.-enschte iets, dat door zijnen hoogmoed te stree-len , zijn hart kon vervullen en hij wordt gewaar , maar helaas, te laat, dat hij zich bedrogen heeft, en dat hij maar eenen ijdelen rook heeft opgevangen.
Een geleerde voegt dagelijks nieuwe kennis bij die, welke hij reeds bezit: hij leert alle dagen, hij ontdekt dagelijks nieuwe waarheden. Is hij met dit alles gelukkig? Aeh! zijn hart blijft dikwijls zeer onverzadigd en hij wordt eindelijk gewaar, dat al de wetenschappen nietig en ijdel zijn en onbekwaam om hem waarlijk gelukkig te maken.
314
O mijn God! waar is dan liet geluk! waar zal ik het op deze aarde gaan zoeken? Is het in de paleizen der koningen en der grooten dezer wereld? Doch deze zijn de verblijfplaats der knagende zorgen en verdriet, die des te bitterder vallen, omdat men ze dikwijls onder den uitwendigen schijn van vergenoegen vermomt. Is het in de woning der rijken? Maar ik ontdek daar niets dan tranen en droefheid. Is het in het verblijf der zondaren? ik vind daar niets dan grievende knagingen. O mij a God! waar zal ik dan dit geluk , dat ik niet kan missen, vinden, waar zal ik dit zwaarwigtig pak van ellenden, waarmede ik overladen ben, kunnen afleggen?.. Aeh! ik hoor u antwoorden, o zoamp;iv Jos\is, \ komt tot mij, zegt gij en ik zal u verkwikken. Ja, mijn Jesus! adj alleen kunt mij do rust, den vrede, het gewenschte geluk geven, zonder welk ik niet meer kan loven. Te vergeefs zal ik het in do rijkdommen, in de eer, in de vermaken of In eenig hoegenaamd schepsel gaan zooken nooit zal ik tot mijn oogmerk geraken. Mijn hart zal immer ziek, immer ongerust, immer misnoegd zijn. Gij zijt het, o mijn God I die dit alzoo toelaat, omdat dit hart voor u alleen geschapen zijnde, nooit cenige rust heeft, zoo lang hot u niet geheel en al toebehoort (1); alle andere voorwerpen bui-
(
VI
(1) S. Aug. Con/ess. lib. 1, cap I.
VAN JESUS. HIS
ten u , kan liet wel bezitteu, doch niet vervullen eu gelukkig maken (1)
JVem mijn juk op. O rampzalige Adamskinderen ! daar is het eenige middel , df.t gij hebt om tot het ware geluk te komen. Laat uwe hartstogten daar , veracht het menscheüjk opzigt , dit gebrek der flaauwe en kraehtelooze harten, versmaad de oordeelen eener ver-| achtelijke wereld en neemt het juk vaa Jesus Christus op... Dat dit woord: juk, u niet versclirikke; het juk toch, dat de Heer ons oplegt, gelijkt geenszins naar het juk van den duivel en van de wereld , hot is een juk, dat uitermate ligt is. O gelukkig is hij, duizend en duizendmaal gelukkig, die dit heilig juk draagt! gelukkig is hij , die Jesus bemint! hij begrijpt, hoe zoet zijne dienst en hoe onuitsprekelijk zijne liefde is.
Naauwelijks heeft de groote Apostel ondervonden hoe zoet het juk van Jesr.s Christus is, of hij roept uit; Ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch angsten, noch de overheden noch maglen, noch het tegenwoordige, noch het toekomende, noch de menschelijke magt noch eenig ander schepsel mij van de liefde van God en Jesus Christus, onzen lieer, zullen kunnen afscheiden (2). In het midden van de mooijelijkheden , den arbeid, de gedurige beproevingen en gevaren van zijn apostelschap , was hij zoo gelukkig , dat hij den ge-loovigen van Corinthe deze merkwaardige woorden schreef: In het midden van al mijn lijden , ben ik met troost vervuld en met blijdschap overladen (3).
quot;Wanneer heeft men ooit een' mensch van da wereld-sche vermaken dronken, aldus hooren spreken ? wanneer I heeft men hem , in het midden zijner grootste vreugde | zei ve ooit hooren zeggen: Ik ben gelukkig ? Nooit! nooit! I Zijne dagelijksche droevige ondervinding heeft hem integendeel dikwijls doen getuigen, hetgeen in zijnen mond van groot guwigt is en met Salomo doen zeggen: dat hij overal daarin niets anders dan nietigheid en droefheid vond; en dat alles hier op aarde, ijdelheid en bedrog is (4)
(1) S. Bern. Tract, de vila et 'morib. Clerijorum. cap. (2) Rom. Vlll 37—30, (3) 11. Cor. .VII, (4) Eccli. 1, 2.
DE LIEFDEVLAMMEN
Men spoorde den heiligen Polycarpus aan , om de dienst van Jesus Christus te verlaten en men bedreigde hem met den dood , zoo hij niet gehoorzaamde. Wel hoe! antwoordde hij ganseh verontwaardigd, het is nu zes en tachtig jaren, dat ik hem dien , hij heeft mij gelukkig gemaakt, door mij met alle soort van genaden te vervullen , en gij zoudt mij hem willen doen verlaten ! Neen, neen, liever stenen (1).
De heilige Augustinus had voor zijne bekeering een zeer zinnelijk leven geleid, hij had vele jaren in de vergetelheid van God en in de ongeregtigheid der driften doorgebragt. Eindelijk tot de deugd wedergekeerd zijnde en van eene heilige blijdschap verrukt, omdat hij uitzijne boeijen verlost was, maakte hij zijne dankbaarheid: ruchtbaar iu dezer voege: O mijn God! gij hebtmijne banden verbroken (3). Dat mijn hart en mijne tong u eeuwig loven, omdat gij mij uw zoo minnelijk juk en het zoo ligte pak van uwe wet hebt doen ontvangen ! Wat groot vermaak vond ik eensklaps niet in mij te berooven van dezulke die slechts ijdele vermaken waren, en welker berooving, die eerst mijno vrees veroorzaakt had, in vermaak veranderd werd ! Gij zelf verdreeft ze uit mijn hart, gij, op-regte en opperste zoetheid , gij verjoegt ze, en naamt hunne plaats in; gij liefelijkheid, die alle genoegens overtreft, maar die den vleeschelijken en wulpschen mensch onbekend is!... Alsdan was de geest bevrijd van de pijnlijke zorgen, die het hart verscheuren van hen, die de eerde vergankelijke goederen en de zinnelijke vermaken dezer we-eld najagen, en ik schiep mijn genoegen met tot u, mijnetoevlugt te nemen, gij, die mijn roem, mijn Zaligmaker, mijn Heer en mijn God zijt... Ach ! te laat beu ik begonnen u te beminnen, herhaaide hij dikwerf (3); o onvergankelijke schoonheid! te laat ben ik begonnen! Doch gij hebt mij eindelijk uwen hemelschen geur laten toekomen; ik heb dien ingeademd, en van dat oogenbilk af,haak ik naar u. Gij hebt mij uwe onuitsprekelijke zoetheden doen smaken, en zij hebben mij eenen honger en
(1) Ex. Epist. Eccles. Smyrmensis ad Ecclesiae Ponti, (2) S. Aug. Confess, lib. X, cap. 1. (3) S. Aug. ibid. lib. X cap. 23.
316
VAN JESUS,
dorst, die mij verslinden, naar u doeu bobben.... O mijn Jesus! (I), het is u niet genoeg beminnen, iets hoege-uaamd te beminnen, dat men om nwent wil niet bemint. O liefde, welker vuur altijd brandt en nooit uitgedoofd wordt, o liefde, die mijn God zijt, ontsteek mij.
Do heilige iVanoisous Xaverius bevond zich in de dienst van Jesus zoo gelukkig , dat hij dikwijls, den uitwendigen stroom van blijdschap niot meer kunnende verdragen, uitriep: Heer, Heer, het is genoeg, ik kan het niet meer verdragen.
Ik zou deswege nog talloozo voorbeelden kunnen aanhalen; maar ik bepaal mij bi; deze vier, die ik als bij toeval uit de jaarboeken d?r Heiligen heb genomen. Zij, die God beminnen , hebben mij genoeg verstaan en zij weten, hoe zoet en aangenaam zijne dienst is. O ja, ik zeg en herhaal het en moglen alle monsehen mijne stem hooron; gelukkig, duizendwerf gelukkig is hij, die Jesus, onzon goeden Meester, beni:.nt en dient! oen diepe vrede zal hem toekomen : Pax mv.Ua diligentibus legem iuam. Hij zal op deze wereld een geluk genieten, dat Jesus hem alleen kau geven, hij zal die zoo zalige rust van een goed geweten smaken; zijn hart zal van reine vermaken, van onuitsprekelijke vertroostingen overgoten worden; hij zal met eene heilige onderwerping de ongemakken dezes levens verdragen en den dood zal hij zonder ontsteltenis en vrees zien nadereu, omdat zijne ziel zonder vlek en wroegingen zal zijn. Fax mulla diligentibus legem tuam. Ja, mijn lieve Jesus, Pax multa diligentibus legem tuam. Do vrees is het erfdeel van hen, die u beminnen! buiten u is deze vrede niet te vinden ! Dat anderen de vermaken, de eerambten, do rijkdommen tot hun erfdeel verkiezen, voor mij o Jesus! ik verkies u voor den God van mijn hart. Gij zijt mijn erfdeel, mijn geluk, mijn schat, mijn al, gij alleen zijt mij genoeg (2j.
Ik gevoel, dat ik niet loven kan zonderde rust eu don vrede, die uit eon goed geweten voortkomen, dat ik zonder Jesus niet kan leven. Ik moet dan, wat hetmij
(1) S. Aug.Cu/i/esj, Lib. X^capXXXIX. (2)S. Aug. Enarat.in Po.XV
317
DE LIEPDEVLAMMEN
ook moge kosten, dien goeden Meester toebehooren. Wat een geluk voor mij, ■wanneer ik mij niets meer zal te verwijten hebben! wat een geluk wanneer ik , mijne oogen hemelwaarts slaande, zal mogen zeggen: Die schoone hemel, in welken met glans honderd milli-oen sterren glinsteren, is het huis van mijnen vader, van mijnen besten vriend, van mijnen God; hij bemint mij, en ik bemin hem ook !
Wat groot geluk! wereldsehe en vleesehelijke men-schen, gij beseft dit geluk niet, maar zuivert uwe harten, en weldra zult ge begrijpen, hoe groot het is.
318
Mijn zoete Zaligmaker , gelief mij onder uwe trouwe dienaren en onder uwe lievelingen aan te nemen! ik weet. dat ik, op verre na, dusdanige gunst niet verdien ; de ontelbare zonden van mijn voorgaand leven maken mij die onwaardig , ik weet maar al te wel, dat ik uwe gramschap verdiend heb. Helaas! ik ondankbare en ontaarde zoon, ik heb u schandelijk verlaten, om uwen wreedsten vijand na te jagen: O mijn Vader, ik ben niet meer waardig uw zoon genoemd te worden ;{\) maar evenwel wil ik altijd mijne hoop op uwe goedheid stellen. Zie,)k bevind mij i hans geheel bedrukt op het aanschouwen uwer barmhartigheid, en geheel beschaamd van , door u zoo schandelijk te verlaten, te kort te zijn gebleven aan den eerbied, dien ik u verschuldigd was; verwaardig u, mij in uwe genegenheid te herstellen, en ontsteek mij door uwe heilige liefde , opdat ik u nooit meer verlate. O Jesus! waarom kan ik u zoo zeer niet beminnen, gelijk gij hei verdient! Ach! ik bemin u ten minste uit geheel mijn hart meer dan fmderc zaken, meer dan mij welven en ik verlanguwen hemel, ten einde ualdaar voor eeuwig te mogen beminnen , zonder te moeten vreezen , van u ooit te kunnen verliezen . Wat kan ik voor mij in den hemel en op de aarde anders wenschen, dan u alleen , o God van mijn hart. en mijn erfdeel voor de eeuwigheid ? (2) O Jesus! gij zijt mim eenige schat, mijne eeni-ge liefde; gij alleen zijt mij genoeg O Maria ! al
(1) Luc. XV, 21. (2) Ps. LXX11, 24 25.
VAN JESUS.
mijne hoop na Jesus! trek mij geheel en al tot God door uwe gebeden, en verwerf mij dat ik tot het einde toe volharde. Aiïieu.
OEFENINGEN.
Men mag niet uitstellen van zich geheel aan God te geven.
Mijn lieve Christen, hier zijn wij bijna op het einde van ous werk gekomen; ik heb zoo vpel het in mijn vermogen was, u trachten te doen verstaan al de uitgestrektheid van Jesus liefde tot u; ik heb mijne knehten ingespannen om u tot dankbaarheid jegens hem op te wekken, en ik heb gewerkt om u te bewegen tot alle gevoelen van een kinderlijk betrouwen, welke die goddelijke moester in al de harten van hen, die hen dienen, wenscht te vinden. Heb ik nu mijn doel bereikt ? Kunt gij mij antwoorden: Ik bemin mijnen God met geheel mijn hart, en ik heb een vast betrouwen op zijne barmhartigheid , welk niets be-hoaam is mij te ontrooven? Ach! ik hoop datjesus mijne pogingen zal gezoend hebben, en dat uwe ziel door de aantrekkelijkheden der goddelijke liefde, zich zal hebben laten onderwerpen. Leef dan gelukkig e:i in vrede, en verbind u meer en meer aan onzen goeden en teederhar-tigen Meester, tot de dood u kome vinden en u voor zijne voeten brengen, om do onsterfelijke kroon van heerlijkheid, en de belooning, die hij zijnen getrouwen dienaren beloold heeft, te gaan ontvangen.
Maar van waar komt deze schielijke droefheid, waar mede mijne ziel overvallen wordt! Helaas! mijn lieve christen, ik zal u met eenvoudigheid bekend maken wat er in mij omgaat Het iunkt mij dat ik onder hen, die zich de moeite zullen geven van dit werkje te lezen, een ellendieen christen bemerk, die er geen nut uit zal willen trekken, en die, alhoewel hij misschien wel overtuigd is van d'1 noodzakelijkheid om aan zijne zaligheid te werken en Jesus lit-fde voor liefde te geven , nog-thans in zijn hart zal zegeen : Morgen, morgen, morgen zal ik mij bekeeren ; morgen zal ik mijne ondankbaarheid staken en Jesus beginnen te beminnen.
319
DE LIEFDEVLAMMEN
Ik smeek u, wie gij ook zijn moogt, die aldus redeneert, wil uw gemoed niet verharden, (1) en keer weder tot God die u roept; uw geluk in deze en in de andere wereld hangt er van at. Zeg het regtuit, is het niet waar, dat gii een ongelukkig leven leidt, niet u alzoo van God te verwijderen? Gelijkt uwe ziel niet waarlijk aan eene zee, welker baren gedurig onstuimig zijn? (2) Is het nietwaar, dat uwe hartstogten uwe wreedste beulen worden? (3) Moet gij niet bekenen, dat de wroegingen zonder ophouden uwe schijnvermaken komen storen? Antwoord mij, antwooid. Te vergeefs tracht gij u te verblinden; te ver-geeis werkt gij om u le overtuigen, dat gij gelukkig zijt, gij draagt in uw hart twee getuigen, wier gczigt noch verwijtingen gij kunt ontvlugten; ik wil zes-geu. God en uw geweten. Ga waar gij wilt, hetzij in den hemel, hetzij in den hel, hetzij in liet hart der aarde; verberg u inde dikste duisternissen, altijd zult gij deze twee getuigen bij u hebben, zij zullen u altijd herhalen: (4) Het leven is kort, de dood nadert en de eeuwiye afgronden ontsluiten zich onder uwe voeten; in het midden uwer vreugdefeesten en vermaken, zuilen zij u gedurig toeroepen ; Rampzalige, zijt gij hierom op de wereld? Werkt gij zoo aan uwe zaligheid?
— Het is waar zult gij mij zeggen, dat deze twee getuigen mij overal volgen, maar ik word hunne verwijtingen gewoon , die maar weinig indruk op mijn hart meer maken; ik leef gerust.
— Hoe! gij leeft gerust en intusschen voedt gij do zonrte in uw hart! gij bemint God niet! ach ! wee ! wee uwe rust! zij is duizendmaal schrikkelijker dan de storm.
— Doch met dat, alles bemerk ik niet, dat er mij, na mijne zonde en na den Heer niet gediend te hebben, een groot ongeluk is overkomen; (5) mijne zaken zijn voorspoedig en vallen wel uit. mijne rijkdommen nemen toe, ik zwem in de eer en hoogachting hij de menschen ; (6) ■wat zou er mij bster overkomen, zoo ik God moest die non
(1) Ps. XCIV, S. III Isa. LVlf. 30, 31, (3) Aug. Confess, lib. Leap XII 4) S, Au£t. Ennarr. II. in Ps. XXX, No. 8. 15) Eccl. V. 4 (b) Job. XVl. 7, 9, 13.
320
VAN JESTJb.
O dwaze! weet gij niet, dat dit geluk, waarover gij u zoo beroemt, eene diepe kolk is, waarin gij weldra zult vallen (1) ? Weet ge niet dat God , op zekere wijze , de boozen laat geworden, om hen daarna te zwaarder te strafien? Ach! uwe blijdschap is gelijk, aan die van cenen visch, die gretig den haak vastgrijpt, waarmede hij gaat gevangen worden (2); uw geluk zal slechts kortston-I dig zijn en weldra zult gij anderen uwe schatten en waar-I digheden overlaten. (3) Weet gij niet, dat God nooit meer vergramd is tegen den zondaar, dan wanneer hij hem in liet midden zijner boosheden voorspoed laat overkomen (4) ? Ach, mijn broeder ! ik smeek u, begrijp beter uwe ware belangen en zoek voor aües het rijk Gods en zijne regtvaardigheid (5). Helaas, indien gij in de ondeugd zaait zult gij spoedig onheilen maaijen. (G) hi den dood zal uice hoop verijdeld en vernietigd worden, (7) zij zal als kaf zijn, dat door den wind weggevoerd wordt; zij zal gelijk zijn aan het schuim der zee , dat in het midden der woeste Laren verdwijnt, of aan den rook, die zich in de lucht verliest, of eindelijk aan de indrukken, welke de voorwerpen in het geheugen eens reizigers laten , die ze maar in het voorbijgaan, gewaar wordt. (SJ Gij zult eensklaps , als gij helminste daaraan denkt, door den adem des Ileeren nedergeveld en door den stroom zijner gramschap tceggenomen worden. (9)
— Maar deze zijn maar ijdele bedreigingen ?
— Wel hoe! ijdele bedreigingen! hoor wat de heilige Geest in het boek Job antwoordt: Sedert dat de mensch op aarde gesteld is, zegt hij, heejt men altijd opgemerkt, dat de zegepraal van den hooze niet lang duurt, en dat zijne blijdschap kortstondig is. Te vergeefs verheft hij zijn trotseh hoofd tot de wolken, hij zal als drek vergaan en die hem in zijnen luister zullen gezien gebben, zullen vragen, waar is hij nu ? Als een ijdele droom zal hij verdwijnen, hij zal verdwijnen gelijk eene schim. Zijne
321
DE LIEFDEVLAMMAN
kindereri zullen vergaan van armoede en zijne eigene handen zullen hem het hwaad toebrengen, dat hij gedaan heeft. (1)
— Ik zou mij gaarne bekeeren ; doch ik vrees liet gepraat der menschen.
— Laat de menschen praten en betracht uwen pligt. Wel hoe ! als het er op aan komt, om eene geringe som geld te winnen, of tot eene verhevene plaats te geraken, of eene winstaanbrengende bediening te bekomen, werkt gij openlijk en stoutelijk, zonder u veel te bekommeren met hetgeen anderen mogen denken of zeggen ; en wanneer gij God moet dienen en den hemel winnen , o, dan durfr ge niets doen uit vrees van aan dezen of dien persoon te mishagen! Ach, gij moet toonen dat gij een ware Christen zijt ; maakt gij u een' slaaf van anderen 1 O lafhartigheid! wordt rood van schaamte, onwaardige Christen 1 gij hebt moed en kracht voor alles, uitgenomen om God te dienen. Spreek ! zeg mij eens, als gij u zult verdoemd hebben, om de menschen te believen, zullen zij u dan uit den afgroad der hel kunnen verlossen ? Zij zullen met uwe lafhartigheid den spot drijven en u verachten.
— Wat moet ik dan doen?
— Hetgeen gij doen moet, is alle menschelijk op-zigt versmaden, is voor hemel en aarde belijden en toonen wie gij zijt, namelijk een Christen, die dezen glorierijken eernaam waarlijk verdient en naanwkeu-rig al de pligten volbrengen, die hij u oplegt.
— Maar men zal van mij spreken !....
— Ja gewis; en men zal zeggen, dat gij manhaftig, dat gij grootmoedig zijt en tegen één mensch, die uw gedrag zal afkeuren, zullen er honderd zijn , aan wie het ten voorbeelde zal kunnen strekken. l)och dat de wereld zegge wat ze wil, het is niet minderwaar, dat gij Jesus toebehoort en u geheel aan he:n moet geven. Is Jesus dan een meester van wien men zich moet schamen de dienaar te zijn ? Is het eene schande te bekennen, dat men zijn leerling is ?
(1) Job. XX. 4, 5, 6, 7, 8.
322
1
VAN JESUS 323
— De biecht maakt mij bevreesd.
-— Ach ! liet is omdat gij ze niet kent. Gij weet niet welken onuitsprckelijken troost zij bezorgt aaneene ziel, die door wroegingen verteerd wordt; gij weet niet, welken vrede zij in een lifjt stort, dat hare aantrekkelijkheden niet gevoeld hoeft ; gij kent de gelukkige veranderirg niet, welke zij in al do arme zondaren, die tot haar hunne toovlugt nemen, uitwerkt. Mijn lieve broeder, geloof wat ik er u van zeg: Ik ben de bedienaar van den God der waarheid, ik heb geen het minste lielang om u te bedriegen , ik wensoh integendeel uw geluk, zoo als ik het mijne verlang. Welnu, ik mag u verzekeren, dat niets ter wereld kan vergeleken worden , met het geluk, dat een waarlijk tot God bekeerde ziel geniet, wanneer zij, na al haar wonden aan den piies-tes ontdekt te hebben , uit zijnen mond deze troostvolle woorden hoort; Ga in vrede, ik verklaar hetu mn wege God, nioe zonden zijn u vergeven, alles is vergeten. Ga en zondig voortaan niet meer. Ik weet dat het somtijds veel kost, om al zijne gebreken aan eeuen andoren mensch te openbaren. Maar kan eene oogenblikke-lijke schaamte vorgelekcn worden bij de zalige vruchten, die zij voortbrengt? Is het niet béterzich eenige stonden voor de voeten van zijnen evenmensch te verootmoedigen en alzoo de vergiffenis zijner zonden te bekomen, dan te wachten tot dat God liet op zich neemt ons te verootmoedigen? Ach indien gij u niet wilt vernederen door eene ootmoedige belijdenis uwer zonden, dan zal u God zelf door de kracht zijner hand, welke u verpletten zal, verlagen. Zuit gij zijne schrikkelijke slagen kunnen ontvlugten ? besef dit wel: zoo zacht en zoo ligt die hand is, om den ootmoedige op te rigten, zoo sterk en zwaar is zij, om den hoovaar-dige te vernederen (1). Ga, mijn lieve broeder, ga n voor de voeten van eenen priester van Jesus Christus werpen, vertoon hem al de wonden uwer ziel en God zal ze genezen; geef hem al uwe ongeregtiglieden te kennen,
(1) S. Aug. Enarra. HinPs. XXXII.
i
DE LIEFDEVLAMMAN
kinderen zullen vergaan van armoede en zijne eigene handen zullen hem het kwaad toebrengen, dat hij gedaan heeft. (1)
— Ik zou mij gaarne bekeeren ; doch ik vrees liet gepraat der menschen.
— Laat de menschen praten en betracht uwen pligt. Wel hoe! als het er op aan komt, om eene geringe som geld te winnen, of tot eene verhevene plaats te geraken, of eene winstaanbrengende bediening te bekomen, werkt gij openlijk en stoutelijk, zonder u veel te bekommeren met hetgeen anderen mogen denken of zeggen ; en wanneer gij God moet dienen en den hemel winnen , o, dan durft ge niets doen uit vrees van aan dezen of dien persoon te mishagen! Ach, gij moet toonen dat gij een ware Christen zijt ; maakt gij u een' slaaf van andereu 1 O lafhartigheid! wordt rood van schaamte, onwaardige Christen ! gij hebt moed en kracht voor alles, uitgenomen om God te dienen. Spreek ! zeg mij eens, als gij u zult verdoemd hebben, om de menschen te believen, zullen zij u dan uit den afgrond der hel kunnen verlossen ? Zij zullen met uwe lafhartigheid den spot drijven en u verachten.
— Wat moet ik dan doen?
— Hetgeen gij doen moet, is alle mensohelijk op-zigt versmaden, is voor hemel en aarde belijden en toonen wie gij zijt, namelijk een Christen , die dezen glorierijken eernaam waarlijk verdient en naauwkeu-rig al de pligten volbrengen, die hij u oplegt.
— Maar men zal van mij spreken !....
— Ja gewis; en men zal zeggen, dat gij manhaftig, dat gij grootmoedig zijt en tegen één mensch, die uw gedrag zal afkeuren, zullen er honderd zijn , aan wie het ten voorbeelde zal kunnen strekken. Doch dat de wereld zegge wat ze wil, het is niet minder waar, dat gij Jesus toebehoort en u geheel aan hem moet geven. Is Jesus dan een meester van wien men zich moet schamen de dienaar te zijn? Is het eene schande te bekennen, dat men zijn leerling is ?
(1) Job. XX, 4, 5, 6, 7, S.
322
VAN JESUS
— De biecht maakt mij bevreesd.
— Ach ! het is omdat gij ze niet kent. Gij weet niet welken onuitsprckelijken troost zij bezorgt aan eene ziel, die door wroegingen verteerd wordt; gij weet niet, welken vrede zij in een luirt stort, dat hare aantrekkelijkheden niet gevoeld heeft ; gij kent de gelukkige verandering niet, welke zij in al do arme zondaren, die tot haar hunne toevlugt nemen, uitwerkt. Mijn lieve broeder, geloof wat ik er u van zog; Ik ben de bedienaar van den God der waarheid, ik heb geen het minste
''belang om u te bedriegen , ik wensch integendeel uw geluk, zoo als ik het mijne verlang. Welnu, ik mag u verzekeren, dat niets ter wereld kan vergeleken worden , met het geluk, dat een waarlijk tot God bekeerde ziel geniet, wanneer zij, na al haar wonden aan den pries-tes ontdekt te hebben , uit zijnen mond deze troostvolle woorden hoort: Ga in vrede, ik verklaar hetu van wege God, VAoe zonden zijn u vergeven, alles is vergeten. Ga en zondig voortaan niet meer. Ik weet dat het somtijds veel kost, om al zijne gebreken aan eenen anderen mensoh te openbaren. Maar kan eene oogenblikke-lijke schaamte vergeleken worden bij de zalige vruchten, die zij voortbrengt? Is het niet béterzieh eenigestonden voor de voeten van zijnen evenmensch te verootmoedigen en alzoo do vergiffenis zijner zonden te bekomen, dan te wachten tot dat God het op zich neemt ons te verootmoedigen? Acli indien gij u niet wilt vernederen door eene ootmoedige belijdenis uwer zonden, dan zal u God zelf door de kracht zijner hand, welke u verpletten zal, verlagen. Zuit gij zijne schrikkelijke slagen kunnen ontvlugten ? besef dit wel; zoo zacht en zoo ligt die hand is, om den ootmoedige op te rigten, zoo sterk en zwaar is zij, om den hoovaar-dige te vernederen (1). Ga, mijn lieve broeder, ga u voor de voeten van eenen priester van Jesus Christus werpen, vertoon hem al de wonden uwer ziel en God zal ze genezen; geef hem al uwe ongeregtigheden te kennen,
(Ij S. Aug. Enarra. HinPs. XXXII.
323
324 HE LIEFDEVLAMMEN
eu God zal zo uitwissclien (1). Schep mood! doe n een ig geweld aau, God zal het overige doen. Ga tot Jesus en Maria; smeek hen u te willen te hulp komen , en leer door u zeiven ondervinden, hoe troostend en aangenaam het is don Heer te dienon. Kloek aan ! hot loven is kortstondig, het vervliegt als een droom en weldra zal de dood u komen treilen. Och ! hoe troostend zal het u in die laatste oogenblikken zijn, eene goede biecht gesproken te hebben, toen gij nog in vollo gezondheid waart! hoe gelukkig zult g'j zijn, uw geweten in goeden staat gesteld te hebben! Wijd u dan aan* den Heer toe, niet morgen, van heden af, aanstonds , kost wat het kost! wees aan hem, gelijk zijn kind , zoo gij hem niet later als slaaf wilt toebehooren. Wijd u aau hom toe , dien hem ongodwougon , bemin hem tot uwen laatsten snik, en do hemel zal uw loon zijn.
Ach! mijn God! hoevele rampzalige zondaars zijn er niet, aan welke men honderdo malen in hun leven gezegd heeft: Bekeer u, en spreek eene goede biecht, eu die, met altijd tot 's anderen daags uit te stellen, door den dood zijn verrast geworden! Waar zijn ze nu? Helaas zij liggen in do hel om hun ongelukkig lot te beweonon. hunne lafhartigheid te vervloeken, en zij zijn daar vooralle eeuwigheid ! O mijn broeder! dat hun voorbeeld loore wijs te zijn om uwe bekeering niet meer uit te stellen. Indien het u lieden pijnlijk valt, om dien gevaarlij-keu omgang af te breken, om deze slechte gewoonte uit te roeijon, om hot menschelijk opzigt te overwinnen, om eene zalige biecht te sproken, dan zal het u morgen nog lastiger en pijnlijker vallen. Keer dan tot God weder zonder langer uit te stellen. Werp u in do armen van Jesus; hij is de goedheid en barmhartigheid zelve, en nooit heeft hij eenon boetvaardigen zondaar vorstoo-ten. Gelukkig is de mousoh die hem zoekt! gelukkiger degene, die hem gevonden heeft I en duizendmaal gelukkiger hij, die hem bemint! hij geniet een geluk, dat geone menschelijke tong kan uitspreken (2).
(1) S. Aug. L'narrtil. 11, in Ps. XXX, NT0. 12. 15. passim.
(2) S. Bernard.
VAN JESUS.
quot;De Hemel,
Oculw non vidit nee auris audivit nee in cor hominns ascendit qnce praepa-ravit iïem its qxd dilligun ilium 1. Corinlh. 11. 9.
Noch oog heeft ooit gezien, noch oor gehoord,noch 's menschen hart heeft ooit kunnen bevatten, wat God bereid heeft voor hen, die hem beminnen.
De hemel ! de hemel ! o mijn God! mijne ziel stroomt over van vertroosting, mijn hart bezwijkt van blijdschap en liefde, en niijne oogen veranderen als in een' tranenvloed, wanneer ik alleen op dit heerlijk verblijf denk.e hemel ! de hemel ! o mijn God! mijne ziel stroomt over van vertroosting, mijn hart bezwijkt van blijdschap en liefde, en niijne oogen veranderen als in een' tranenvloed, wanneer ik alleen op dit heerlijk verblijf denk.
Ik begrijp , hoe zalig het is, den Heer te dienen, als ik op den hemel denk; ik besef, dat er geene evenredigheid is tussehen de wederwaardigheden van dit leven, en het loon, dat ons in het toekomende bereid is.
Al mijn druk, al mijn lijden verandert in vermaken, bij de gedachte aan den hemel; de vernederingen en verachtingen verrukken mij, en het schijnt mij toe, dat de zwaarste kruisen voor mij zeer ligt worden (1).
O hemelsch paradijs ! wie zal ons leeren, wat gij zijt?,.. David roept uit: Slad Gotls, men verhaalt van u roem-ruchticje dingen? (2) O, hoe wonderbaar zijn uwe tabernakelen. (3) en hij zegt er niets meer van. De heilige Paulus wordt tot in den hemel opgenomen; hij zal ons ongetwijfeld eene verhevene beschrijving geven van alles, wat hij gezien heeft ? volstrekt niet. „Het is onmogelijk te beschrijven wat ik gezien heb, zegt hij in een' zijner brieven; geen mensehelijke tong kan de
(1) S. Hieronym., Emslola ad Demitrium. (2) Ps. LXXXVl, 4.
(3) Ps. LXXXIU, 2.
50 19
325
de liefdevlammen
schoonheid des hemels, noch dc genoegens, die men er geniet uitleggen (1). Al wat ik daarvan kan zeggen, is dat rjeen oog ooit gezien heeft, noch oor ooit gehoord, noch dat 's meuschen hart ooit begrepen heeft, wat God bereid heeft voor hen, die hem beminnen.
Aldus spreekt de gTCoto Apostel. Wel hoe! ben ik dan niet zeer vermetel van do beschrijving van de heerlijkheden en wellusteu des hemels te durven ondernemen ? Is dit niet gelijk zijn aan een kind, hetwelk in het midden der woeste bosscheu is opgevoed, en dat, een denkbeeld willende geven van de pracht onzer koninklijke hoven dezelve met de arme hut, waarin het geboren is, zou vergelijken ? . ..
Ja, mijn God, ik beken rnijue vermetelheid en al mijn onvermogen; dosniettegenstaaude zal ik Spreken. Een ongelukkige balling spreekt altijd gaarne van zijn vaderland, alhoewel hij zeer wel weet, dat alles, wat hij daarvan zegt, op verre na inderdaad zoo niet is. Ik zal dan spreken.
Och! wat een verrukkend verblijf is het hemelsche Jerusalem! deszelfs muren zijn van de kostelijkste gesteenten gemaakt; hare poorten blinken van den glans der fijnste paarlen; hare straten en markten zijn niet het zuiverste goud gevloerd ; hare hoven met bloemen versierd,vortoonen het heerlijkste gezicht (2). Daar hoort men gedurig het aangenaamste vreugdegejuich, daar zingt men zonder opLouden vreugde- en lofliederen, daar hoort men niets anders dan een hartverrukkend gejuich en het eenstemmig zoete geluid der gelukzalige geesten (3). iJaar verspreiden de balsem en de reukwerken den aangenaamsten geur; daar heerseht eene vrede, eene rust, die allo gedachten te boven gaat, eene stilte boven alles wat men zich kan inbeelden, een eeuwige dag, eene eendragt door een' en denzelfden geest gevormd, die alles levend maakt, eene ongestoorde veiligheid, eene verzekerde eeuwigheid , eene altijddurende gerustheid, een behagelijk geluk, eene onuitsprekelijke
(1) 11 Corinth. XII, 4. (2) Aroc. XXI 18, 19, 21. - Tob, XIII, 22. (3) Tob. XIII, 22.
326
VAN JESUS.
liemelzalighcid, een wellustige aantrekkelijkheid : liet is daar, dat de regtvaardigen in liet koningrijk van hunnen liernelsohen Vader gelijk de zon zullen blinken (1). O! wat voorregt bij de kooren der Engelen te mogen wezen en voor eeuwig in dat gezelschap der patriarchen en piufeten, der apostelen, en der martelaren, der belijders en der maagdente zijn, en bovenal van de glorierijke Maagd Maria, de Moeder van God! wat groot geluk voor allen, vrij te zijn van vrees, dioefheid, verdriet, smart, ongenoegen, arbeid, zwarigheden, ongerustheden, met één woord, van alle gebrek en noodwendigheid (2)! Maar welke overvloed van vertroostingen ! wat menigte wellusten! wat overmaat van blijdschap ! watgroote uitgestrektheid en wat atgrond van vermaak, de onuitsprekelijke schoonheid en luister der heilige Drievuldigheid te aanschouwen , dit oneindig wezen, dat men niet kan begrijpen, dit minzaam en bekoorlijk licht , dat men niet genoeg zou kunnen beminnen ; van het hcmelsche Sion den (iod der goden, den Heer der heeren I e aanschouwen; van hem te zien, niet in eenen spiegel rn als een raadsel, maar van aanschijn tot aanschijn (o),met één woord, van de heilige nienschheid te zien van Jesus Christus in den staat zijner heerlijkheid.
Indien men zoo veel genoegen vindt op de aarde, in de grootheid, de versehcidenlieid, den loop, den luister der sterren, den glans en de stralen der zon, de seiiitte-rende witheid der maan, de klaarheid, die door de lucht verspreid is, te aanschouwen; in de verschillende vogelen, bloemen, landschappen, kleuren te bewonderen; in de verrukkende stemmen en het sireelccd geluid der speeltuigen te hooren; in den aangenamen geur der bloemen en de reukwerken te rieken, in zich met lekkere spijzen te voeden ; indien dit alles het hart verrukt en met blijdschap doordringt, hoe groot zal dan die stroom van vermaken niet zijn , waarmede de ziel verzadigd wordt, wanneer zij hem zal mogen zien, hooren, voelen, smaken, ten volle bezitten, die de schoonheid en de
(1) Matth. XUl. 42. (3) Apoc. XXI (3) 11 Corintli. Xil, 12,
327
DE LIEFDEVLAMMEN
goedheid zelve is, de oorsprong, waaruit alles voortkomt wat op deze wereld schoon en goed is , de vruchtbare bron van al do volmaaktheden, van welke al het overige maar een klein uitvloeisel is ? Ach ! nu besef ik, welk de staat is van don verrezen mcnsch , wanneer hij zijne gelukzalige eeuwigheid binnentreedt. Het is , even als de leute, op eeneu strengen winter volgende, de natuur komt vernieuwen, hemel en aarde komt versieren, en aller harten verblijden. Maar wat zeg ik ? er is meer verschil tusschen deze twee zaken, dantusschen de dikke duisternissen van den akeligsten nacht en den glans der middagzon. Hoe liefelijk is dan het verblijf van dit hemelseho Jerusalem, dewijl men aldaar in overvloed vindt al wat kan behagen, en dat al wat zou kunnen mishagen daaruit verbannen is! (1) O! hoo verrukkend is het, het geluk te hebben den Almogende in alle eeuwen der eeuwen daar te mogen loven (2)!
G gelukzalig verblijf, geheel en al blinkende van luister ! hoo zeer bemin ik uwe schoonheid ! hoo liet heb ik u, gelukkigeen heerlijke verblijfplaats van mijnen Heer en mijnen God (3). Mijn hart wenscht vurigu te bezitten het haakt zonder ophouden naar u. Heilig Jerusalem, schitterende woning, ik vind mijn hoogste geluk er in, op u te deuken; ik ben verliefd op u , omdat gij alleen bekwaam zijt, om mij mijnen God van aanschijn tot aanschijn, en zoo als hij is, te laten aanschouwen. Waarom mag ik heden binnen uwe muren niet komen, om aldaar mijnen zaligmaker, zooveel het in mijne magt is, te beminnen (4):' Wanneer zal ik deze droevige pelgrimsreis, die maar al te lang geduurd heeft, zien eindigen ? Wanneer zal ik uit dezo ballingschap, welke mij zoo lang van mijnen Heer en God gescheiden iioudt, verlost worden? O Jesus! ik heb lang ais een verloren schaap zeer ver van u gedwaald ; maar gij hebt medelijden met mij gehad, en mij tot den schaapstal wedergebragt, Ur smeek u, in den naam uwer barmhartigheid, heb mede-doogen met mijne ellenden en met mijne tranen, en
(1) S. Berb. (2) Blosius, Speculum reliyios cap V, No. 2. (3) S. Aug., Soliloqiiia. (4) 8. Greg. mag. hom. 37 in Evang.
328
VAN JESUS.
vergun mij uwoii hemel, opdat ik u daar moge beminnen zoo als gij het verdient. Helaas! ik verlang u grootelijks te beminnen, en ik verga van spijt dat ik u nog zoo weinig bemin.
Mijne ziel, heb geduld. De stem van onzen Zaligmaker heeft zich laten hooren, hij heeft ons gezegd, dat onzo ballingschap niet langdurig zal zijn, dat onze pelgrimi schap eens zal eindigen Laat ons dan de ellenden dezes levens moedig vordragon; Iaat ons altijd aan al onze pligten getrouw zijn; laat ons gestadig de deugden oefenen, en laat ons, tot aau het einde van ons leven, met kloekmoedigheid ons kruis dragen: daar is ons loon. En wolk loon ? Daar staat onze goede Zaligmaker met eene glansrijke kroon in do hand gereed; wat hartver-heugend en aangenaam onthaal zal hij ons niet doen!
Poorten des hemels, opent u! laat mij voor eenige oogenblikken zien, wa* er in den schoot van Sion omgaat. Ik verlang do zegepralende intrede van eene geloovige ziel te aanschouwen, ik wenseh hare krooning bij te wonen. Poorten des hemels, opent nl
Zie hier eene reine ziel en met hot kleed van onschuld omgeven, aankomen; zij draagt glorierijke lid-tcekenen, die getuigen zijn van hare kloekmoedigheid in het strijden, zij is versierd met edelgesteenten, die de verdiensten zijn, welke zij op de aarde door haar lijden, door hare onderwerping aan Gods wil en door hare getrouwheid aan al hare pligten verdiend heeft. De zonden, die zij bedreven; doch die zij door boetvaardigheid zoo moedig hersteld heelt, dragen zelfs nog bij, om den luister harer schoonheid te verheffen. Zij wordt geleid door haren engelbewaarder, die tot haar zegt: Ga Tjinnen, gelieftde ziel, van den opper sten Heester bemind; hier is uwe eeuwir/e rustplaats.
O mijn God! hoe wordt deze ziel niet verrukt, wanneer zij dit gelukzalige vaderland, naar hetwelk zij zoo lang verzucht heeft, aanschouwt, en hare oogen slaat op al die verrukkende voorwerpen, waarmede het is versierd! Wat rijkdom! wat luister! wat grootheid en pracht!
329
DE LIEÏDBVLAMMEN
De Engelen en Heiligen komen haar te gemoet, en zeggen liaar: Wees welkom. Weldra ziet zij zich omringrl van hare ouders vrienden en kennissen, die haar geluk wensclien: zij erkent eenen vader, eene zuster, eenen echtgenoot, oenen vriend, welke haar in deze gelukkige stad zijn voorgegaan; zij erkent de patronen, die haar op deze wereld beschermd hebben; zij erkent de Heiligen tot welke zij eenige bijzondeie godvrucht gehad heeft; zij erkent ze, en geniet eene vreugd, die geenc menschelijke tong kan uitspreken.
Middelerwijl dringt zij door de ontelbare menigte gelukzaligen, altijd vergezeld van haren engelbewaarder, die haar tot de heilige Maagd geleidt! O! wie zoukunneu uitdrukken de verwondering, de blijdschap, de tceder-hartigheid, die deze arme ziel gevoelt,- wanneer zij de verhevene Moeder Gods, die zoete Maagd Maria, die zij op aarde zoo zeer bemind heeft, en die zij zoo dikwijls hare Moeder, hare beschermster, hare minnelijke meesteres genoemd heeft, voor de eerste maal aanschouwt? ■wie zou kunnen uitspreken, hoezeer zij door erkentenis vervoerd -wordt, als zij Maria al de gunsten en gaven hoort verhalen, welke zij voor haar verkregen heeft ? Zij valt neder aan hare voeten, en kust ze met verrukking. Maar de heilige Maagd rigt haar op, drukt ze teederlijk aan haar hart, en biedt ze Jesus aan.
Jesus is op oenen glansrijken troon gezeten. Naauwelijks heeft hij de nieuw aangekomen heilige gezien, of hij spreekt haar met eene verrukkende vriendelijkheid deze woorden toe: Mijne welheminde, wier schoonheid mij behaagt, sta spoedig o/j, kom, spoed u. De winter is voorbij; de verdrietige regen heelt plaats gemaakt voor den verkwikkenden dauw, de bloemen beginnen zich te vertoonen; de snoeitijd is aangekomen, de tortelduif laat zicli reeds in onze velden hooron, de vijgeboom heeft nu zijne botten en bladeren uitgeschoten, de wijngaard bloeit en begint zijnen aangenamen geur te verspreiden, haast u dan, kom nader, mijne welbeminde! uwe bevalligheden verrukken mij. O mijne lieve duifl gij zijt eindelijk uit dat oud vervallen huis gekomen, waarin gij
330
VAN JESUS.
331
et, en I u eertijds opliieldt. Vertoon u voor mijne oogen, en laat ringrt 1 mij uwe stem liooren: uwe stem behaagt mij, zoo wel als geluk I uwe schoonheid. Kom dan, nog eens gezegd, kom mijne xnen I onbevlekte duif, gij, die ik voor mijne welbeminde bruid ^kige 1 verkoren heb ; kom, dat ik mijnen troon in uw hart op-haar I rigte; kom, bezit hot opperste geluk, dat ik u beloofd Hei- I heb; kom, na zoo vele gevaren, moeijelijkheden en quot;had i arbeid, kom in de genoegens van den Heer, uwen God eene i met mijne Engelen deel nemen; kom met één woord, | kom hem onbewolkt van aanschijn tot aanschijn aan-i ge- I schouwen, en hem in alle eeuwigheid beminnen (1).quot; der, 1 Alsdan omhelst Jesus haar, zegent en stelt haar eone ueu i kroon op het hoofd, en leidt haar op den troon, dien dor- I hij voor haar bereid heeft. Ds Engelen en de Heiligen i do i juichen bij hare zegepraal, en roepon uit: Aldus zal • zij j ieder mensch, die Jesus tot den dood toe getrouw is qe-ijls i weest, cjelcroond worden (2)/ Zegen, heerlijkheid, wijs-!es- I heid, dankzeggingen, eer, magt en sterkte zijn aan vt? | onzen God: in alle eeuwen der eeuwen. Amen (3). uis i Verdwijnt, ijdele zegepraal van deze wereld, valsche en I eer, bedriegelijke lof van deze ballingschap, verdwijnt, t? | Nimmermeer zult gij het voorwerp mijner wenschen en k- f verlangens zijn; alzoo verhoop ik het van de barmhar-ze i tigheid mijns Zaligmakers, nimmermeer zult gij in mijn hart de minste plaats vinden. Verdwijnt; sedert dat ik lt;s j de vaste, ware en eeuwige eer, die mij in den hemel lij 1 wacht, ontdekt hob, zijt gij mij een last geworden. ;e E Verdwijnt; uwe aantrekkelijkheden zijn bedriegelijk, ij I uwe vermaken zijn met bitterheid vermengd. Ik ver-s I lang niets anders dan den hemel, omdat ik daar met r t mijnen Jesus zal zijn, omdat ik mijnen Jesus daar zal i I beminnen, en daar van mijnen Jesus zal gekroond f B worden.
t | O hoo aangenaam en zalig is het in den hemel mot i Jesus en Maria te zijn ! daar is het hart teu volle ver-H zadigd: al deszelfs wenschen zijn vervuld. Daar treft || men geen geween, geono droefheid, geen verdriet meer
(1) S. Aug. Medit. Cap. XX11I, No. 2. (2) Apoc. II. 10. (3) Apoc. VU, 32.
DE LIEFDEVLAMMEN
aan; daar zijn geene ziekten, geen dood meer te vreezen. God zelf zal de traaenzijner uitverkorenen afdroogen (]).
Daar zal ik in het gezelschap der Engelen en dei-Heiligen leven. O hemel! indien het zoo aangenaam is hier op aarde met eenige ware vrienden van God te spreken, indien het zoo aangenaam is te handelen van de hoop van hem eens voor eeuwig in den hemel te beminnen, indien het zoo hartverheugend is elkander de vreugd, die men in de dienst van Jesus gevoelt, kenbaar te makea en elkander op to wekken om hem steeds meer en moer te beminnen; wat zal het dan zijn, zich in het midden van dit glorierijk gezelschap der Heiligen te bevinden, met elkeen gemeenzaam te handelen, te spreken met God zei ven, zich te herinneren de voorgaande gevaren, de gunsten en genaden, die men ontvangen heeft, en tot elkander te mogen zeggen: Wij zijn voor eemoig gelukkig! Indien het zoo aangenaam is, na een jaar afwezigheid oene moeder weder te zien, wat zal het dan zijn van ze dan terug te zien, zonder te moeten vreezen er nog ooit van gescheiden te worden? Is het zoo zalig op aarde, deel te nemen in de pijnen van eenen vriend, wat zal het dan zijn deel te mogen nemen in zijne vermaken in den hemel? O luisterrijk gezelschap der Heiligen, wanneer zal ik in het midden van u opgenomen worden!!!
Daar zal ik mijnen God zien zoo als hij is (2). Is er wel iets, dat bij dit geluk kan vergeleken worden? O mijn God! doe mij begrijpen wat gij zijt, en dan zal ik bevatten wat gelukzaligheid men smaakt met uwe schoonheid te aanschouwen.
Ik heb do heerlijkste bloemen gezien:, ik heb ze in haren luister en sieraad beschouwd; ik heb de fijnheid van derzelver zamenstel on do versclieidenheid haror kleuren bewonderd; vol verrukking heb ik tot mij zelvon gezegd: De dochters van de lente zijn schoon!!! maar o mijn God! is dit uioe schoonheid?
332
De aarde, die ons tot woonplaats is gegeven, is schoon.
(1) Apoc. XSI, (2) 1 Joan. 111. 2.
VAN JESUS.
is heerlijk. Hare weiden zijn met bloemen versierd, hare bergen zijn met heerlijk groen overdekt, hetwelk met lange bloemranken afhangt, hare heuveltjes zijn met wijngaarden beladen, en hare wegen zijn aan beide kanten met welriekende planten omzoomd. Boomen van alle soort versieren en verrijken haar met hunne vruchten; groote rivieren en watorstrooraen, uit haren schoot gesproten, verspreiden overal de vruchtbaarheid en den overvloed. Ja, schoon is de aax-do, welke wij bewonen!!! maar, o mijn God is dit uwe schoonheid?
Schoon is oen wond met zijne bladrijke boomen en zijn verkwikkend lommer. Alles is daar stil, alles is daar vreedzaam; daar hoort men niets dan het gezang der vogelen, of het gemurmel van een' waterstroom, die van den top etyis bergs valt. of een ligt geritsel der bladeren; welke door eenen zachten en aangenameu wind bewogen worden. Schoon is een woud met deszelfseenzaamheid!... maar, o mijn God! is dit uwe schoonheid?
Schoon is een vruchtbaar veld , hetzij dat de lente het met een groen tapijt, met duizende ontluikende bloemen bedekt,, hetzij dat de zomer de korenaren doet rijpen, die de streelende hoop des landbouwers zijn, hetzij dat de herfst daar de druiven met purper kleurt, hetzij, in één woord, dat de winter hetzelve met een, door zijne witheid schitterend kleed overdekt, en dat de rijp, aan de boomen klevende, hen in zoo vele vederbossen verandert, die zich statig tot aan de wolken verheffen!... maar, o mijn God! is dit uwe schoonheid?
Schoon is de ruime zee, onder welk oogpunt zij zich ook aan ons vertoont. Nu zijn hare baren stil en rollen zachtjes over elkander, dan is zij gelijk een spiegel, die den weerschijn van een oogbekorend hemelschblaauw oplevert. Nu zwellen zij op en worden met woede tot aan de wolken gedreven; do zonnestralen doordringen en spelen dartelend in die opeengestapelde golven en men zou zoggen, dat het vuurbergen zijn, die zich tegen de rotsen van den zeeoever komen verbrijzelen. O! hoe majestueus is de ruime zeel... maar, o mijn God ! is dit uwe schoonheid?
333
DE LIEFDEVLAMMEN
Schoon is de dageraad, wanneer hij verschijnt om do rijzende zou aan Ie koudige.n; wanneer hij het oosten met de vurigste en schoonste kleuren versiert, en zich als geheel in vuur vertoont. Schoon is de opkomende dageraad!... Maar, o mijn God! is dat uwe schoonheid!1
Schoon is het zonnelicht, hetwelk als een reus alle dagen in zijnen loop te voorschijn komt, en den lof van zijnen Meester, door hot geheele wereldrond, gaat verkondigen'r1... Maar is dat uwe schoonheid, o mijn God?
Bekoorlijk en aangenaam is de zomeravond; van den eenen kant ziet men de zon hare laatste stralen achter goudgele en hemelsblauwe wolken verbergen; van den anderen kant de maan, die statig aan den gezigteindcr oprijst; door geheel de uitgestrektheid van het hemelgewelf ziet men duizende sterren flikkeren Welk too-neel! hoe menigmaal heeft het mijne ziel getroffen en mij overvloedig tranen doen storten! hoe menigmaal heeft het mijn hart, met den profeet, niet doen uitroepen; 'Heer hoe 'prachtvol zijn uwe werken (1)! Maar nog eens, o mijn God! is dat uwe schoonheid?
Neen, gewis; uwe schoonheid is volkomen geestelijk en niets ter wereld kan er mij een behoorlijk denkbeeld van geven. O mijn God! zijn uwe werken zoo schoon, zoo wonderbaar, zoo verrukkend; hoe schoon moet gij zelf dan niet zijn! Indien men zulke reine vreugd gevoelt, door de wonderen der natuur, in welke gij maaide schaduw uwer grootheid en volmaaktheden getoond hebt, te aanschouwen, wat zal het dan zijn u aanschijn aan aanschijn te zien?... Hier wederhoud ik mij; mijne pen kan het geluk van u te aanschouwen en te beminnen niet beschrijven.
O gelukzalige woning van het he nelsche Jerusalem ! heldere d; g der eeuwigheid, die door den nacht met kan verduisterd worden, en dien de opperste Waarheid met hare stralen altijd verlicht; dag van onveranderlijke vreugde en rust, welke door geen de minste wisselvalligheden kan gestoord worden, wanneer zult gij voor mij
S34
Ps. CU1. 24.
VAN JESUS.
schijnen? wanneer zal ik mijne ellende, mijne rampen zien eindigen? wanneer zal ik uit dit ellendig leven verlost worden? O goede Jesus! wanneer zal ik liet geluk hebben van u te zien en de heerlijkheid van uw rijk te aanschouwen? wanneer zal ik met u zijn in het rijk, dat gij van alle eeuwigheid voor uwe uitverkorenen bereid hebt (1)? Ik ben verlaten, behoeftig, in een vijandig land verbannen, alwaar het een gedurige oorlog is, en waar slechts groote rampspoeden te vinden zijn. Vertroost mij in mijne ellendige balüngscliap; verzacht den druk van mijn hart, want het smacht naar u mot het vurigste verlangen; al wat de wereld mij hier tot mijnen troost, kan geven, bezwaart mij (2). O Jesus! ik verlang niets buiten u; schenk mij uwen hemel, opdat ik u daar volmaakt en gedurende ce geheole eeuwigheid beminne. Scheuk hem aan mijne ouders en vrienden; schenk hem aan zoo vele oneindige zielen, welke op het punt zijn van in de hel neder te storten, en wij zullen u allen loven, danken, en u in alle eeuwen der eeuwen beminnen. Am.
Hen moet elkander , door de gedachts van den hemel; tot de dienst van God aanmoedigen,
Wat zal ik nu zeggen, mijn lieve christen, dan dat gij moedig mort werken, om don hemel te verdienen? Onze Heer heeft ons verklaard, dat de hemel voor de lafhar-tigen niet is, en dat men zich geweld moet aandoen, om denzelven te verkrijgen. (3) Benuttig de^e waarschuwing. Daal tot iu het diepste van uw geweten en zie, of gij daar geen do minste doodzonde vindt. — Neen, door de barmhartigheid Gods. — Welnu? gij zijt op den weg des hemels; blijf dien bewandelen en wees indachtig dat diegene alleen zal gekroond worden, welke tot het einde toe zal gestreden hebben (4).
Lijd met geduld en onderwerping de smart, de verliezen, het verdriet, den tegenspoed van dit vergankelijke
(1) De iminat. Christi. lib. HI. cap. XLVIU. (2) Ibidem. Matth., XI. 12. (4) H Timoth., II, 5.
335
336 DE UEEDEVLAMMEN VAN .TESTIS.
leven; wedersta aan de gevaarlijke inblazingen van den vijand uwer zaligheid; werk ora ootmoedig, geduldig, verstorven te worden; al uw lijden zal weldra voorbijgaan, maar de gelukzaligheid, die er het loon van zal zijn, zal eeuwig duren. (i).
Ach, mijn lieve christen, in wat moeijelijke omstandigheid gij u ook bevindt, sla uwe oogen hemelwaarts en gij zult versterkt worden. Indien de duivel u kwelt en strikkou legt, aanschouw den hemel, en gij zult over hem zegepralen. Indien de wereld, door hare aanlokkelijkheden en schijnvermaken, u zoekt te winnen, sla uwe oogen hemelwaarts, en zij zal u niet kunnen hinderen. Houd moed! gij zult hier niet lang in moeijeUjkhcid, noch altijd in droefheid zijn. Wacht nog een weinig, en gij zult eerlans het einde van uwen druk en uw lijden zien; want al wat met den tijd voorbijgaat, is zeer gering en heeft geenen duur. Schrijf, lees, zing de lofzangen des Heeren; onderhoud de stilzwijgendheid, bid, lijd met kloekmoedigheid; het eeuwige is al die strijden en nog geweldigere waard (2). Onthecht u van al het wereldsche, scheid u van u zeiven, en herhaal zonder ophouden: Mijn Jesus dat uw rijk ons toekome.
Vaarwel, mijn lieve christen, vaarwel; docli niet voor altijd. Al zucht ik sedert lang onder het zware juk mijner veelvuldige zonden, ik stel echter mijn vertrouwen op de barmhartigheid van mijn Zaligmaker en ik hoop van zijne goedheid den hemel, dien hij voor ons heeft verdiend, te bekomen. Daar zal onze bijeenkomst zijn; daar zullen wij elkander zien. Ondertusschen, bid voor mij, beveel mij van tijd tot tijd, door de liefde aan onzen goddelij' en Meester, opdat hij mij gelieve te zegenen, en mij gewaardige het eeuwige loon, dat ik zoo weinig verdien, te geven.
Vaarwel! tot wij in den hemel, voorde voeten van Jeaus en Maria, ons gezamenlijk onledig houden, met gestadig hunne barmhartigheid en liefde te ziugen; vaarwel!
(1) IICorinth. IV, 17. (2) Dei mitat. Christ, lit. cap, XLVlll. No. 1,2.
Vóör du 311».
Ik vertoon mij, o mijn aanbiddelijke Zaligmaker, voor uwe heilige altaren, om tegenwoordig te zijn in uw goddelij k saorifleie! Maak, dat ik er door mijne aandachtigheid en mijnen ijver al de vrucht uit trekke.diegii verlangt. Gewaardig u, door uwe genade do gesteltenissen te vergoeden, die mij ontbreken. Wiseh door de verdiensten van uw lijden, dat op dit altaar gaat vernieuwd worden, al de zonden en derzelver vlekken uit, die gij in mij ziet.k vertoon mij, o mijn aanbiddelijke Zaligmaker, voor uwe heilige altaren, om tegenwoordig te zijn in uw goddelij k saorifleie! Maak, dat ik er door mijne aandachtigheid en mijnen ijver al de vrucht uit trekke.diegii verlangt. Gewaardig u, door uwe genade do gesteltenissen te vergoeden, die mij ontbreken. Wiseh door de verdiensten van uw lijden, dat op dit altaar gaat vernieuwd worden, al de zonden en derzelver vlekken uit, die gij in mij ziet.
Gedoog, o goddelijke Jcsus, dat ik mijne meeningen met de uwe vereenig. Geef mij de gevoelens, waarmede ik zoude moeten bezield geweest zijn, indien ik getuige geweest ware van uwe slagtoffering op het kruis. ^ Heilige Dricëenheid, Vader, Zoon en heilige Geest één God in drie personen, ik offer u dit heilig sacrificie, 1° om aan uwe opperste Majesteit de eer te bewijzen, die haar toekomt; 2°, om u vooral uwe weldaden te danken 3o, tot boeting mijner zonden en van al de zonden der wereld 4°, om al de voor mij noodzakelijke genaden te bekomen.
Ia hot dcr H. Mis,
wanneer de priester het altaar beklimt.
Mijn God, ik verdien niet in uwe heilige tegenwour-diglieid te verschijnen; wat ik zoude verdienen, is, van voor altoos vanugescheiden le worden uit hoofde mijner
GEBEDEN
tallooze ongeregtighedon.Dat ik in uwen heiligen tempel durf komen, is alleeu om dezelve te beweenen, en om u gelijk do tollenaar van het Evangelie, te smeek en, mij vergeving te schenken.
Confiteor.
Het is niet noodig, o mijn God, dat ik u mijne zonden veropenbaar, om zo te kennen; gij kent ze veel beter dan ik dezelve ooit zal kennen; gij leest in mijn hart al mijne ongeregtigheden. Desniettegenstaande, om mij meer te verootmoedigen, belijd ik u dezelve allen in de tegenwoordigheid van hemel eu aarde. Ik beken, dat ik u zwaar vergramd heb door gedachten, door woorden en door werken en dat ik uwe verontwaardiging verdiend heb door mijne schuld, door mijne schuld, door mijne allergrootste schuld. Heb medelijden met mijne ellende, volgens uwe groote barmhartigheid. Gedenk, dat ik het werk uwer handen en de prijs van uw bloed ben.
Liefdadige Maria, toevlugt der zondaars,bid voor mij; Engelen en Heiligen des Hemels en van het paradijs vraagt genade voor mij en bekomt voor mij vergeving cn barmhartigheid.
Introltas en Kyrie eleison.
Ik gevoel in mij, o mijn God, eene zoete hoop mijner zaligheid ontstaan, ziendo uwen dienaar met betrouwen het heilig altaar naderen en met eerbied de plaats kussen waar de roliquiën uwer Heiligen rusten. Geef mij, door hunne voorspraak eene kinderlijke vrees, van u te mishagen , en een opregt verlangen, om in alles uwen wil te volbrengen.
Gloria iu oxcelsis.
Goddelijke Jesus, gezegend zij voor altijd het gelukkige oogenblik, op hetwelk gij u gewaa.rdigd hebt in de wereld te verschijnen. Dat geheel het hemelsch hof u eeuwig love en verheerlijke, omdat gij wel een lig-
338
ONDER Dii H. MIS.
cliaam en eone ziel, gelijk aan de onze, liebt willen aannemen in den onbovlekten schoot uwer gelukzalige Moeder. Helaas! zonder tlio overmaat van liefde zouden wij voot altoos verloren geweest zijn. Maak, o goddelijke Zaligmaker der zielen, dat wij op do aarde den vrede genieten, dien gij cr gebragt hebt, en dat wij verdienen u in den hemel te zieu, u te loven, u te beminnen zonder ein lo, gij, die de eenige heilige zijt, do eenige Heer, de eenige Allerhoogste, met den Vader en den heiligen Geest, in al de eeuwen der eeuiven. Amen.
De cuIIccIlmi.
Geef ons. Heer, door de voorspraak der heilige Maagd eu der Heiligen, die wij.eeren, al de genaden, welke uw dienaar u voor zich en voor ons vraagt. Mij met hem vereenigende, doe ik u hetzelfde gebed voor hen en haar, voor welke ik verpligt ben te bidden; en ik vraag u. Heer voor hen en voor mij, al do hulpmiddelen, die gij weet ons noodig te zijn, om hot eeuwige leven te bekomen, iu den naam van Jesus Christus, onzen Hoer. Ara.
Eplntel,
Mijn God, gij hebt mij boven zoo vele volkeren, die in de onwetendheid uwer geheimen ieven, tot do kennis vau uwe heilige wet geroepen. Ik ontvang uit geheel mijn hart die goddelijke wet, e:i ik hoor met eerbied de heilige goclspraken aan, welke gij door don mond uwer profeten verkondigd hebt. Ik eerbiedig dezelve met al de onderwerping, die men aan hc' woord van eeaen God schuldig is, ik zie er de voltrokking van met al de blijdschap mijner ziel. O mijn God, waarom heb ik voor u geen hart gelijk dat der heiligen uwer oude wet ? Waarom kan ik naar u niet verlangen met de vurigheid dei-patriarchen , u kennen en oeren gelijk de profeten , u beminnen eu mij alleen aan u hechten gelijk de apostelen ?
339
GEBEDEN
Terwijl do priester zicli bereidt om hot Evangelie te lezen.
Bereidt mijn hart, o miju God, om voordeel uit de waarheden te trekkea, dio uw heilig Evangelie bevat. Gij hebt de woorden van hot eeuwige loven. Wee mij, indien het menseholijk opzigt ooit bekwaam ware, mij uwe heilige wetten te doen overtreden. Gij hebt gedreigd vanu voor uwen Vader te schamen over hem. die zich over u geschaamd heeft voor de menschen. Plaats dus, o Heer, uw heilig Evangelie op mijn voorhoofd, opdat ik mijnon room slclle in het tc beoefenen; plaats het op mijne lippen, opdat ik er hot voorwerp mijner zoetste onderhandelingen van make; plaats het in mijn hart, opdat ik het uit liefde beocfenc.
ETangelic.
Zie mij hior opgestaan, o mijn opperste Moester, om u te bewijzen, dat ik bereid benu te gehoorzamen in al wat gij mij zult gebieden. Spreek, Heer, uw dienaar luistert. Wat wilt gij van mij? Dat ik zachtmoedig en ootmoedig van harte zij,... dat ik mij zeiven verlooehene,... dat ik het rijk van God en zijne rogtvaardigheid zoeke, en gij verzekert mij, dat het overige mij tot overmaat zal gegeven worden,., dat ik uit goeder harte vergove, uit Helde tot u mij geweld zou aandoen, om in het rijk der hemelen te komen.. Ziedaar hetgenegij mij leert; ziedaar hetgeen ik geloof. Doch hoe ver is mijne levenswijze van mijn. geloof verwijderd! Ik geloof, en loef alsof ik niet geloofde, en alsof ik een Evangelie geloofde, dat tegenstrijdig is aan hot uwe. Boezem mij in, mijn God! de kloekmoedigheid, om te beoefenen hetgeen ik geloof; Gij, Heor, zult er al de eer van ontvangen.
Credo,
Ja mijn God , ik geloof al de waarheden, die gij aan onze moeder de lieilige. Katholieke Apostolisclie en Room-
340
ONDEK DE II. MIS.
sclie Kerk geopenbaard hebt. Er is geeue waarvoor ikuiet bereid beu mijn loven te geven. Het is met deze ganscbe onderwerping van hart r-n geest, dat ik voor u dezelfde geloofsbelijdenis doe, welke uw dienaar in don naam aller geloovigon uitspreekt Ik dank u voor de onwaardeerbare gonarie, die gij mij bewezen hebt, met mij tot hot wonderbare licht van uw heilig Evangelie te roepen. Ik vernieuw het plegtig verbond, dat ik met u gemaakt heb in hot heilig doopsel, eji ik verzaak op nieuw aan den duivel aan zijne ijdelheden en werken.
Offerande.
Oneindige, heilige Vader, alvermogende en eeuwige üod, hoe onwaardig ik ook ben voor u te verschijnen, ik durf u door de handen van dcu priester dit brood en dezen wijn aanbieden, welke in hot ligchaam en bloed van Jesus Christuszullon veranderd worden,met demeening, welke die goddelijke Zaligniakei gehad heeft, wanneer hij die offerande instelde en die hij nog gehad hoeft op het oogenblik, wanneer hij zich voor ons heeft geslagtof-ferd aan het kruis.
Ik offor het u tot erkentenis uwer opperste heerschappij voor mij en voor al doschepselen, ik otter het ntot boeting mijner zonden, tot dankzeg-ging voor al do weldaden, waarmede gij mij overladen hebt.
Ik offor u eindelijk op, o mijn God, dit verheven sacrificie , om van uwo oneindige goedheid voor mij , voor mijne ouders, voor mijne weldoeners, mijne vrienden en uiijne vijanden, die kostbare genaden dor zaligheid te bekomen, welke ons niet kunnen gegeven worden dan door de verdienste van hem, die do regtvaardige bij uitnemendheid is en die zich voor ons het slagtoffer van verzoening gemaakt heeft.
!Ie( wasschen «Ier hniulen
Wasch mij Hoer, in het bloed van het goddelijk Lam, dat men u gaat opofferen , en zuiver mijne ziel zelfs van de minste smetten, opdat ik, uw heilig altaar naderende,
341
GEBEDEN
zuivere en scliuldelooze handeu tot u moge opheffen, gelijk gij het gebiedt.
De Prefatie.
Ziet, het gelukkige oogenblik uadort, waarop de koning dor Engelen en menschsn gaat verschijnen. Heer, verrui mij met uwen geest, dat mijn hart, onthecht van de aarde, niet deuko dan op u. Welke verpligting heb ik niet, om u ten allen tijde en in alle plaatsen te prijzen en te loven, o God van hemel en aarde, oneindig grooto meester, almogende en eeuwige Vader!
Kiets is er regtvaardiger, niets voordeeliger dan ons met JosusChristus te vereenigen.om u gedurig te aanbidden. Het is door hem, dat al de gelukzalige geesten hunnen eerbied aan uwe majesteit bewijzen; het is door hem, dat al de hemolsche krachten, bevangen met eene eerbiedige vrees, zich vereenigen om u te verheerlijken. Gedoog Heer, dat wij onze zwakke stemmen bij die der heilige geesten voegen, en dat wij eenparig met hen zeggen , in eene verrukking van blijdschap en verwondering:
Heilig, heilig, heilig, is de Heer, de God der heerkrachten, Geheel de wereld is vervuld van zijnen luister. Dat do gelukzaligen hom loven in den hemel! Gezegend zij hij die op de aarde tot ons komt, God de Heer, gelijk degene, die hem zendt!
Gednremle den Canon.
Ik smeek u, in den naam van uwen Zoon en onzen Heer JesusChristus, o oneindige barmhartige Vader! van goedgunstig aan te nemen en doofl'crande tezegenen, die ik u opdraag, opdat het behage, uwe heilige Katholieke Kerk te behouden, te besehermen en te bestieren, als ook hare lidmaten, den paus, onzen bisschop, en in hot algemeen al degenen, die uw heilig geloof belijden.
Ik beveel u in liet bijzonder, o Heer, hen voor welke
342
ONDER DE H. MIS.
de rcgtvaardiglieid, do dankbaarheid cu de liefde, mij verpligten te bidden, al degene, welke in die aanbiddelijk sacrificie tegenwoordig zijn en voornamelijk NN. Enopdat, groote God, mijne eerbewijzingen uaangenamer zouden ziju, veroenig ik mij met do glorierijke Maria, altijd maagd , moeder ran onzen God en Heer Jesus Christus, met al uwe apostelen, al de gelukzalige martelaars en al de heiligen van het paradijs.
Och, dat ik, o mijn God, in dit oogenblik maar do vurige verlangens had, met welke de heilige patriarchen de komst van den Messias verlangden ! och, dat ik maar hun geloof en hunne liefde had! Kom , Heer Jesus, kom, beminnelijke Zaligmaker der wereld, kom een geheim voltrekken, dat een kort begrip is van al uwo wonderwerken. Het kom', dit Lam Gods, zie hier het aanbiddelijke slagtoffer , door hetwelk al do zonden der wereld vergeven worden.
])c cphcSin; der H. Mostic,
Vlceschgeworden Woord, goddelijke Jesus,waarachtig God en waarachtig menseh, ik geloof dat gij hier tegenwoordig zijt; ik aanbid u met ootmoedigheid, ik bemin u uit geheel mijn hart, en , dewijl gij hier komt uit liefde tot mij offer ik mij, geheel aan u op.
Ik aanbid dit kostbaar bloed, dat gij voor alle menschen gestort hebt en ik hoop, o mijn God, dat gij het voor mij niet vruchteloos zult vergoten hebben. Dcc mij do genade, van er mij de verdiensten van toe te eigenen. Ik offer u mijn leven, beminnelijke Jesus , tot erkentenis van die oneindige liefde, welke gij gehad hebt van het uwe uit liefde voor mij te geven.
Vervolg van den Canon*
Beschouw eerbiedig uwen Zaligmaker op het altaar; overweeg do geheimen, die hij daar vernieuwt; vereenig het sacrificie van uw hart met dat van zijn lichaam, offer het aan God zijnen Vader; smeek hem van do
343
344 GEBEDEN
gebeden aan te nemen, welke die beminde Zoon voor ons doet en bidt gij zelf voor do andere.
Hoedanig zouden voortaan mijne boosheid en ondankbaarheid zijn, indien ik, na gezien te hebben, hetgeen ik aanschouw, u wederom vergramde! Neen, mijn God, ik zal nooit vergeten, wat gij mij voor oogen stelt in die hoogwaardige ceremonie: de smarten van uw lijden, den luister uwer verrijzenis, uw lichaam geheel verscheurd, uw bloed voor ons uitgestort, waarlijk tegenwoordig voor mijne oogen op dit altaar.
Het is nu, eeuwige majesteit, dat ik u waarlijk en eigenlijk kan offeren, het zuiver, heilig en onbevlekt slagtoffer, hetwelk gij zelf ons hebt willen geven eu waarvan al de anderen maar een afbeeldsel waren! Ja grooie God, ik durf het u zeggen, er is hier moer dan al do offeranden van Abel, vau Abraham en Melohisedech, het eeuige slagtoffer uw altaar waardig, onze Heer Jesus Christus uw Zoon, het eenige voorwerp van uw eeuwig welbehagen.
Dat al degenen, die hot geluk hebben dool te nemen in dit heilige slagtoffer, vervuld worden met zijnen zegen.
Dat deze zogen zich uitstorte, o mijn God, over do zielen dor geloovigen, die in den vrede dor Kerk ge storveu zijn en bijzonder over de ziel van N. en N. Geef haar. Heer, ten aanzien van dit sacrilloie, do volle verlossing harer pijnen.
Gewaardig u, oneindig goede Vader, mij ook eens die genade toe te staan ou doe mij het gezelschap genieten dor heilige apostelen, dor martelaars en van al do Heiligen, opdat wij eens te zamen mot hen u mogen beminnen en eeuwig vorhoerlijkon.
Tater nostcr.
Hoe gelukkig bon ik, o mijn God, u tot Vader te hobben; lioe verblijd ben ik, denkende, dat do hemel, waar gij zijt, eens mijn verblijf zal wezen! Dat uw heilige naam verheerlijkt zij door geheel do aarde. Heersoh volkomen over al de harten en al do w:llon. Geef aan uwe kinderen hot geestelijke en tijdelijke voedsel. Wij ver-
ONDER DE H. MIS.
gevou van ganscher harte, vergeef ons ook. Ondersteun ons in de bekoringen en in de onheilen van dit ellendig leven, maar bewaar ons van de zonde, het grootste van allo kwaad, innen.
Agnus Dei.
Lam Gods, dat zich wol hoeft willen beladen mot da zouden der wereld, heb modelijdon met mij. Aanbiddelijk slagtoffer mijner zaligheid, bohoud mij. Goddelijke on alvermogende beminnaar, verkrijg voor mij den vrede mot uwen Vader, mot mij zelveu en mot mijne naasten.
('nmmnnie.
üm op oonegeestelijkewijzete eommuniceren, moot gij door eene oefening van goloof, het gevoelen vernieuwen, dat gij gehad hebt van Je tegenwoordigheid van Jesus Christus, eene oefening ve.ii berouw doen, in uw hart een vurig verlangen verwokken, om Hem met den priester te ontvangen ; hem bidden dat hij dit verlangen zou willen nannemen en zich mot u vereenigon, door i aan zijne genaden deelachtig te maken.
Hoe aangenaam zou het mij zijn , o mijn beminnelijke Zaligmaker, van het getal dier gelukkige Christenen te wezen, aan wie do zuiverheid van geweten en eene teedere godsvrucht toelaten, alle dagen uwe heilige tafel te naderen!
Welk een voordeel voor mij, indien ik u op dit oogen-blik in dit hart mogt bezitten, u mijnen eerbied bewijzen, u mijne noodwendigheden voorstellen en deel hebben aan de genade, die gij bewijst aan hen, die u wezenlijk ontvangen! Doch gowaardig u, o mijn God, wijl ik daartoe zoor onwaardig ben, de onwaardigheid mijner ziel te ontvangen;vergeef mij al mijne zonden: ik verfoei dezelve uit geheel mijn hart, omdat zij u mishagen. Ontvang de opregte meening, die ik heb, om mij met u te vereenigen. Zuiver mij door éénen uwer oogslagen en stel mij in staat, u ten spoedigste te ontvangen.
345
GEBEDEN
In afwachting van dien gelukkigen dag , bid ik u , o Heer, mij deelachtig te maken aan de vruchten, welke de communie des priesters moot uitwerken in het geloovig volk, dat er tegenwoordig is. Vermeerder mijn geloof door de kracht van dit goddelijk Sacrament; versterk mijne hoop; zuiver mijne liefde; vervul mijn hart met uwe liefde, opdat het niets meer dieuo dan u en dat het niet moer leve dan voor u.
Dc laatste Collecten,
Gij komt omu te slagtofleren voor mijne zaligheid, o mijn God, ik wil mij slagtofferen ter eero van u. Ik ben uw slagtoffer, spaar mij niet. Ik noem uit geheel mijn hart al do kruisen aan, die het u zal behagen mij toe te zendou on ik zegen dezelve; ik ontvang ze uit uwe hand en ik voeg ze bij hot uwe.
O mijn Zaligmaker, ik ben tegenwoordig geweest bij uw goddelijk sacrificie: gij hebt er mij mot uwe weldaden overladen. Ik zai met afschrik dc minste vlek der zonde vlugten, vooral die, waartoe mijne neiging mij het geweldigste trekt; ik zal aan uwe wet getrouw zijn en ik heb vastgesteld liever alles fe verliezen on te lijden dan dezelve te overtreden.
De zegen.
Zegen, o mijn God, deze heilige voornemens ! Zogen ons allen door de hand van uwen dienaar en dat de uitwerksels van uwen zegen ecuwig over ons blijven. In den naam des Vaders en des Zoons en des heiligen Geestes. Amen.
Laatste Evangelie.
Goddelijk Woord, ecnigen Zoon des Vaders, licht dei-wereld, uit den hemel gekomen, om er ons den weg van te toonen, gedoog niet, dat ik zou gelijken aan dat ongeloovig volk, dat u niet voor den Messias heeft willen erkennen; laat niet toe, dat ik in dezelfde verblinding
Mr,
ONDER DE n. MIS.
van die ongelnkkigen zou vallen , die liever gehad hebben slaven van den duivel te worden, dan deel te hebben in de glorierijke aanneming van kinderen Gods, welke gij hun kwaaml; bezorgen.
Vleesch geworden v/oord, ik aanbid u met den diep-sten eerbied, ik stel al mijn vertrouwen op u alleen, vastelijk hopende, dat gij, aangezien gij mijn God zijt, en een God, die mensch geworden is, om de mensehen zalig te maken, mij de genaden zult geven, welke mij noodig zijn om mij te heiligen en u eeuwiglijk in den hemel te bezitten.
(iebed na de Mis,
Heer, ik bedank u voor de genade, die gij mij be-wezen hebt, met heden te gedoogen, dat ik tegenwoordig ben geweest k. het sacrificie der heilige mis, bij voorkeur van zoo vele anderen, die hetzelfde geluk niet gehad hebben en ik vraag u vergiffonis voor al de misslagen, welke ik bedreven heb door de verstrooidheid van gedachten en de iaauwheid, waarmede ik in uwe tegenwoordigheid geweest ben. O mijn God! dat dit Sacriiicie- mij zuivere van het verledene en mij versterke voor hot toekoinendo. Amen.
347
yau droefheid eu schaamte doordrongen, beladen mot het gewigt mijner ellenden en zonden, kom ik, o mijn God! in uw aanbiddelijk hart het geneesmiddel zoeken voor do wonden mijner ziel. Gewaardig u mij do heilige gestoltonisson en gevoelens to vorleenen, mot welke ik tot dit Sacrameut moot naderen, om er de heilzame uitwerkselen van to genieten.au droefheid eu schaamte doordrongen, beladen mot het gewigt mijner ellenden en zonden, kom ik, o mijn God! in uw aanbiddelijk hart het geneesmiddel zoeken voor do wonden mijner ziel. Gewaardig u mij do heilige gestoltonisson en gevoelens to vorleenen, mot welke ik tot dit Sacrameut moot naderen, om er de heilzame uitwerkselen van to genieten.
Helaas! ik kan u slechts een misdadig hart aanbieden. Zoo monigwerf heb ik n in mijne biechten beloofd te veranderen en mij te beteren en steeds ben ik schior dezelfde in uwe oogen ; telken reizo breng ik aan de voeten van uwen bedienaar dezelfde beschuldigingen , dezelfde fouten.
Vorm eindelijk, o mijn God, in mijn hart, die ware en inwendige, droefheid, die uit hot hart komt en er de dwalingen van betreurt; die bovennatuurlijke droefheid, die slechts u en uwe liefde voor beweegreden en doel heeft, diealgemeene droefheid, die zich over al de zonden uitstrekt, omdat olko zonde u mishaagt; die droefheid bovenal, die alle droefheid overtreft, omdat het kwaad der zonde boven alle kwaad is. Ik smeek u om dicopregte droefheid, die hot hart verandert, hervormt en vermurwt, en het bereidt om liever duizendmaal te sterven dan ute mishagen. In deze heilige gesteltenissen zal Ik tot de heilige vierschaar naderen, ik zal do ootmoedige belijdenis mijner misdaden doen, over mijne on-gottpuwheden zuchten en u or vergiifenis van vragen; ik verhoop dio van uwe eindeloozo barmhartigheid; ik zal de uitstorting van uw aanbiddelijk blood over mijno ziel ontvangen en mijn hart, van al zijne vlokken gereinigd, zal beter in staat zijn om u vurig te bemiunen, getrouw te dienen en zieh innig met u tc vereonigen.
OEFENINGEN VOOB DE BIECHT.
GEBED VOOB HET ONDEEZOEK.
Ik kom voor u, o mijn God! dc wondon beschouwen welke de zonde aan mijne ziel heeft toegebragt. Kom mij te hulp. Heer, zonder u zou ik die niet kunnen ontdekken. O eeuwig licht, doe mijne duisternissen verdwijnen 1 Hart van Jesus, verlicht mij omtrent al mijne zwakheden, toon mij al mijne ougetrouwhedon aan, maak dat ik al mijne zonden zie, gelijk gij die zelf ziet. Heilige Maagd, mijn heilige Beschermengel, mijne heilige Patronen, helpt mij door uwe gebeden iu dit onderzoek, hetwelk ik ga doen, om mijn hart te zuiveren, en hetzelve het Hart van Jesus, uw eeuwig genoegen en geluk, minder onwaardig te maken.
Doe met aandacht en opregtheid het onderzoek van uw (jedrag en vraag aan u zeiven, zonder te vleijen, wat gij tegen God, tegen uwe naasten en tegen u zeiven misdaan helt.
Wanneer gij die menigte van gehreken, van onachtzaamheden, van onvolmaaktheden, van zonden, en misschien van gruweldaden, die uwe ziel ontsieren en mis-maken zult ontdekt hebben. ween dan bitterlijk voor den Heer, en lees om u tot een tcaar berouw op te wekken, de volgende overdenkingen met eene ernstige aandacht.
OVERDENKINGEN OM ZICH TOT HET BEBOUW 01' TE WEKKEN.
Gevoelens van afgrijzen van de zonde om hare afschuwelijkheid.
Wat heb ik gedaan, o mijn God! door de zonde ie bedrijven? Helaas! ik heb mij aan den duivel overgeleverd, ik heb mijne ziel bezoedeld, ik heb, o God! aan een ellendig schepsel de voorkeur gegeven boven u. Ach! ik gevoel oenen gruwel van hetgeen ik gedaan heb; ik vraag u daarvoor vergiffenis. Help mij, mijn God! uit ecnen zoo jammerlijken en schandelijkon staat onataan.
349
OEFENINGEN
VERFOEIJING DER ZONDE 01' HET ZIEN DER RAMPEN, WELKE ZIJ ONS DOEI ONDERGAAN.
O God! wat is mij wedervaren, wanneer ik door liet grootste der ongelukken, de zonde begaan heb! Helaas! ik weet liet nu: in mijn hart dat wangedrogt doende geboren worden, heeft het mij den dood toegebragt, en mij den on waardeerbaren schat der genade, dien ik bezat, ontroofd. A,ch! ik verfoei dien vijand mijner zaligheid; ik heb vast besloten, hem voortaan to vlugten als eone slang, dio door hare venijnige steken do zielen dood;.
GEVOELEN OP lïbT ZIEN v'AN JESUS , STERVENDE AAN HET KRUIS,
Ziedaar, o mijn Zaligmaker! ziedaar, waartoe de liefde, welke gij mij toedraagt, u hoeft gebragt, ziedaar trouwelooze, die ik ben, ondankbaar hart, wat ik heb durven hernieuwen door mijne zonden, door mijnen Verlosser te beleedigen, en door hom op nieuw in mij te kruisigen! ü droeiheid! o bittere tranen! Heer, zie die uit mijn hart vloeijen, en dat uw bloed, tot mijne zaligmaking vergoten, nog strekke om mijne laatsto ondauk-baarheden uit te wissehen.
OEFENING VAN BEROUW OP HET ZIEN VAN GODS GOEDHEID.
Gij zijt mijn Vader, o mijn God, en gij zijt voor mij steeds oen Vader van goedheid geweest. Hoe heb ik ondankbaar genoeg kunnen zijn om u te beleedigen ? Hoe hebben zoo meriigvuldige wekladea de versteendheid van mijn hart niet vermorzeld. Ik heb tegen u gezondigd, o mijn God! ik heb het kwaad voor uw aanschijn bedreven: hot is onder uwe oogen, dat ik mij tegen u heb durven verzetten, na alvorens met uwe weldaden en gunsteu overladen te zijn geweest. Ontferm u mijner. Heer! volgons uwe groote barmhartigheid on wiscli mijne zonden
350
VOOR DB BIECHT.
uit, volgons do menigte uwer goodliedon. Reinig mij van mijno zonden; ik ken die, o mijn God! door het licht uwer genade. Miju hart bukt onder derzelver drukkend gewigt, uwe goedheid zelve beschaamt het, en maakt zijn leedwezen bitterder. Hoe beminnenswaardiger gij zijt, des te misdadiger is mijn gevoel. i)e beleediging, de smaad, dien ik u heb aangedaan, treffen mij moer dan al de rampen, welke mijne ongeregligheden over mij zouden kunnen halen. Mijn bedroefd hart zegt mij, dat het u niet meer wil beletdigen; maar helaas! o mijn God! gij kent hetzelve, o mijn eenige Geneesheer! verlos het van zijne hoosheid, zwakheid en onstandvastigheid.
GEVOELENS VAN HOOP,
O mijn God! ondanks liet diepe gevoel mijner ellende, kan ik, op het zien van het kruis, mijn hart geen zoete hoop weigeren. Jcsus heeft zich voor mij geslagtofferd, hij heeft voor mijno ongoregtighoden geboet, het kruis verwerft mijno barmhartigheid. Ik bedrieg mij niet, ik laat mij door geeno dwaze hoop vervoeren, neen, mijn God! ik vraag en verbeid uwe genade; ik verwacht haar, reeds is zij mij vooraf vergund. Mijn hart is vervuld met teeder vertrouwen; neen, het is niet vermetel. Helaas! zoo de ondankbare alleen u aanriep, zoo hij u niets op te dragen haddo, dan de zuchten van zijn uitgeput hart, dan de snikken van oenen mond, zoo lang door do zonde bezoedeld, dan de tranen zijner oogen, zoo lang misdadig, helaas! dan zou de ongelukkige kunnen mismoedig worden en mot roden in wanhoop vervallen. Maar neen, mijn goede Moesier, dc verloren zoon, geplaatst tussehen de krib van Eethlohem en hot kruis des Calvarie-bergs, bidt niet, smeekt niet alleen. Zijne verzuchtingen, zijn gejammer, zijne tranen, alles is met dien goddelijken balsem overgoten.
OEFENING VAN EEN GOED VOORNEMEN.
Maar, ik weet ook, dat ik om mijne hoop niet ijdel
351
OEFENINGEN
te zieu, mijne wegen moet hervormen ; mijne getrouwheid aan uwe heilige wet moet voortaan de plaats innemen van die tegenstrijdigheid, welke ik zoo lang tusschen mij en uw gebod gesteld heb, en het is ook daarheen, dat ik, met de hulp uwer heilige genade, die ik dringend afsmeek, o -mijn God, van heden af, al mijne pogingen zal aanwenden. Neen, Heer, ik wil u niet meer beleedigen ; van dezen stond af, begin ik u te beminnen. Ja, gij zijt de God van mijn hart, heerseh in hetzelve als Opperheer. Ik bemin u uit geheel mijne ziel. Ik verzaak voor altoos aan de zonde, omdat zij u beleedigt. Ik verfoei al degenen, welk eik bedreven heb, en ik verfoei die uit liefde tot u, omdat zij u mishagen, en gij eindeloos heilig, eindeloos goed eindeloos beminnelijk zijt. Ik heb het onwrikbare voornemen van die niet meer te bedrijven: ach, mijn God! gewaardig u, mij nu tegen al de aanvallen mijner hartstogten te versterken, O mijn lieve Jesus! die mij eenen goeden wil inboezemt, zegen dien, versterk hem zoodanig, dat ik mij, welke gelegenheden er zich mogten opdoen, welke bekoringen mij ook mogten overvallen, nimmer van u, nimmer van uwe liefde seheide.
GEBED TOT DE ALLEIIHEILIGSTE MAAGD, ZIJNEN BE-SCflEKMENGEL EN ZIJNE PATHONEN.
Moeder vau mijnen Zaligmaker, Moedor der genade en barmhartigheid, veilige toevlugt der zondaren, bid voor mij inzonderheid in dit oogenblk; ik smeek u van mij te verwerven, dat de biecht, welke ik ga spreken, mij niet misdadiger make, maar dat ik in dezelve, integendeel, de vergiffenis vinde van het ver-ledene, eu de noodige genade om voortaan niet meer te zondigen.
Mijn goede Engel, trouwe en ijverige bewaarder mijner ziel, gij, die getuige zijt geweest van mijnen val, die daarover zoo diep bedrukt waart. Leb modelijden met mijne uiterste ellende, help mij om op te staan, en maak. bid ik u. door uwe voelvernosrendo voor-
352
VOOll J)E BIECHT.
spraak, dut ik uit die heilige bron geheel gezuiverd kome, en dat ik voortaan het kleed der onsehuid niet meer verlieze, door de hulp der genade, aan uwe inspraken getrouw biijvende.
Én ook gij groote Heiligen, wier uaam ik het geluk heb te dragen, ik beveel mij dringend in uwe beseher-ming, zijt. mijne voorsprekers, opdat ik, doordrongen van het groote gewigt der zaak, welke ik ga verrigten , die gesteltenis hebbe, waarmede gij bezield waart, toen gij ons tot voorbeeld op aarde verstrektet. Verwerf mij do onuitsprekelijke weldaad, dat ik iu het diepste van mijn hart, zoo als weleer de melaatsehe, deze troostvolle woorden van Jesus Christus mogo hoeren: Ga, moe zonden worden u vergeven: ik bekraehtig het vonnis van ontslag mijns dienaars: de vrede zij met u.
GEBED VOOR DAT MEN DEN BIECIITSTOEI, INGAAT.
Ik aanbid u, o mijn Zaligmaker! versclüjnoade voor uwen Vader, gebukt ouder het gewigt mijner zonden, en de schaamte derzeive dragende, alsof gij zelf die bedreven haddet. Ik beu het, mijn God, ik ben het, die de misdaad begaan heb; is het niet billijk, dat ik de schande er van drage, de bitterheid er van ondervinde ? Maar onderschraag mij, stol in mijn harr, zoodanige inwendige gevoelens van vernietiging, van hartzeer en ijver, om de verheerlijking van uwen Vader te handhaven, als gij die zelf aan hem in den hof der Olijven, hebt opgedragen. Geef mij den moed van al mijne zonden, zonder versehooning noch bewimpeling, te belijden, opdat ik aan do goddelijke regtvaardigheid voldoen en do eeuwige verwerping ontgaan moge.
Helaas! mijn God! gij ziet mijne ziel, door do leelijk-heid dor zonde, geheel misvormd. Herschep uw beeld in mij door do kracht van het Sacrament van boetvaardigheid; maak dat ik in hetzelve vinde de vergiffenis van al mijne zonden, en de kracht om daarin niet meer to hervallen. Amen.
853
OBrENINGEN
Voor dc biecht, voor dio personen, welke hun geweten aan gcene doodelijke zonden schuldig kennen, maar slechts aan dagelijksche zonden, die geheel vrijwillig en herhaalde malen bedreven zijn.
GEVOELEKS VAN BEROUW; GOED VOOP.NEMEN; AANEOE-PING VAN DE GODDELIJKE HULP ; VEMKOUWÜN OP GOD.
Ach! welke schaamte en welk ongeluk voor mij, o mijn God ! van u nog zoo menigwerf en met cene zoo volkomene toestemming en vasto bepalins van mijnen wil, te vergrammen, na u zoo menigmaal beloofd te hebben van alles te vermijden, wat u kan mishagen. Ik verdien, dat gij mij uwe genade, uwen bijstand onttrekt, en mij aan al het geweld van de vijanden mijner zaligheid overlaat. Ja, indien gij mij steeds laauw en kwijnend ziende in uwe dienst, alleen gehoor moest geven aan uwe verontwaardiging, zoudt gij u van mij verwijderen, en reeds lang zou ik ongelukkig de waarheid bewezen hebben van de godspraak, door u eens uitgesproken: Dut hij, die ontrouw is in kleine zaken, dat ook in groote wordt; maar neen, gij hebt nog medelijden met mij. Gij hebt u bevredigd met mij te bedreigen, om mij de oogen te openen voor de gevaren, en gij hebt u gewaardigd mij te behoeden voor het ongeluk van uwe vriendschap te verliezen en op nieuw in de slavernij des duivels te vallen, waaruit gij mij, door uwe groote barmhartigheid, getrokken hebt; ik dank u daarvoor met al de dankbaarheid, eener gunst waardig, die grooter is, naar mate zij minder verdiend wordt. Nogtans, o mijn God! bedriegt mij misschien de eigenliefde niet, altoos zoo behendig om ons te misleiden, terwijl ik aldus mijne fouten beoordeel, en hoop, dat zij zoodanig nooit zijn, dat zij uwe eeuwige wraaknemingen vsrdiend hebben? Zoodanige daad schijnt ons slechts eene dagelijksehe zonde, die maar al te dikwijls doodelijk is in de oogen uwer eindelooze heiligheid.
354
VOOR DE BIECHT.
Maar eindelijk, wanneer ik zeker zou zijn vau mij niet te vergissen, ben ik nogtans ook zeker, van een kwaad bedreven te hebben, dat gij boven alles haat, hetwelk gij stratt met folteringen, welker strengheid mijn begrip overtreft, en welker duurzaamheid geheele eeuwen in het vagevuur kan bevatten, zoo ik daarvoor niet in deze wereld boet. Dwaze, die ik ben, van mij aan zoodanige kastijdingen hloot te sfellen, voor eon ijdel vermaak, voor eene geringe voldoening, waardoor ik den overvloed uwer genaden verminder, en mij ahoo aan die zonden blootstel, die de eeuwige afgronden openen.
Maar ik heb niet slechts eene dwaasheid begaan, ik heb mij nog aan de uiterste ondankbaarheid jegens u schuldig gemaakt, jegens u, die mij met weldaden overlaadt, iu dien tijd zelfs, dat ik uwen toorn zou verdienen. Ik heb niet gevreesd u te mishagen en uwe heiligheid te belcedigeu, met de voorkeur aan het schepsel boven u te geven. Hoe! het is mij onverschillig geweest u to bedroeven, u mijnen teedoren Vader, u, die mij met zoo veel edelmoedigheid be nint. Ik heb niet gevreesd mijne beleodigiugen tesen u zelfs tc vermenigvuldigen, die nogtans al onze liefde zoo waardig zijt, door uwe eindeloos beminnelijke hoedanigheden, die u het genoegen uwer Engelen en Heiligen maken.
O God aller goedheid! o mijn Vader! o de beste, de verduldigste aller vaderen, laat u bewogen door de gevoelens van een opregt rouwig hart, van een hart, dat meer getroffen is over zijne misdrijven, door liet ongenoegen , hetwelk zij u hebben aangedaan, dan door do straffen, welko zij vordieud, en liet vagevuur, waaraan ^ij mij blootgesteld hebben.
Vergeving, o mijn God! voor al bet kwaad, dat ik bedreven heb en heb doen bedrijven; vergeving voor het 'goede, dat gij van mij verwachtet cn hetwelk ik niet gedaan heb; vergeving voor al do zouden, die mij bekend, voor alle, die onbekend zijn; vergeving voor al do fouten, waarover ik slechts als eon blinde geoordeeld heb, maar waarvan gij al de grootheid ziet: ik verfoei, ik verzaak die en er zijn geene pogingen, welko ik voort-
355
OEFENINGEN
aan niet zal aanwenden, om u mijn leedwezen, mijne onderwerping en mijne liefde to betuigen, door eehe naauwkenrige getrouwheid aan uwe wet, door het vlugten van al wat u het minste zon kunnen mishagen door de opoffering van al mijne begeerlijkhfdou, eindelijk door eene ware en aanhoudende boetvaardigheid, want gij zijt waardig, zonder verdeeldueirt en mot aide vurigl!eid,waar-voor eene ziel vatbaar is, gediend en bemind le worden.
Maar helaas! hoezeer vrees ik, ondanks al deze heilige voornemens, welke gij mij inboezemt, van u nog ontrouw te worden ! Ach! wanneer zal dan mijn hervallen eens een ekde nemen ? Wanneer zal ik dan gestadig het goed openen, hetwelk ik in mijn hart goedkeur, en wanneer zal ik het kwaad, dat ik verfoei, geheel vermijden ?
O mijn goede Vader! gij, die mijne zwakheid kent, ontferm u mijner, ondersteun mij, maak mij sterk tegen de noodlottige neigingen mijner hedorveno natuur, gij kunt mij al hare aanvallen doen overwinnen, en gij wilt het: ach! ik smeek u, maak, dat ik door mijn laauw en kwijnend leven in uwe dienst geene hinderpalen meer stelle aan do volbrenging van uwen wil, die altoos zoo opregt en vaderlijk voor mij is.
O gij, die de zware boeijen verbrijzeld liabt, welke mij weleer den slaaf mij ner hartstogten maakten, voltrek in mij hetgene gij begonnen hebt! wek mijne verdoofde ziel op, verlevendig mijn geloof, doe mijne liefde ontvlam men; gij hebtaandedenr van mijn hart geklopt, om het te bekeeren: be|)aal uwe bannhartigheid daarbij niet, klop nogmaals, tot
dat het getroffen door uwe goedheid en zijne ellende, u in niets meer wedersta, maar zich zonder voorbchouding aan u geve, om u dagelijks meer en meer te beminnen
Ik verwacht deze genade en de vergeving mijner zonden van u, met oen vast vertrouwen; niet, omdat ik steun op mijne gebeden, die niet waardig zijn verhoord te worden , daar ik een groot zondaar beu; maar omdat ik uwe barmhartigheid aanroep, door u do eindelooze verdiensten van Jesus Christus, uwen goddelijken Zoon, aan te bieden, en omdat gij beloofd hebt niets te weigeren van hetgene men u in zijnen naam zal vragen.
VOOR DE BIECHT.
OEFENING TOT EEN VOLMAAKT BEROUW.
Heer, heb medelijdan met mij, ontferm u mijner; God hemelsehe Vader, God Zoon Verlosser der wereld. God Heilige Geest, Heiligmaker der zielen, ontferm u mijaer volgens uwe groote barmhartigheid. Wees mij genadig, o God, gij, die den dood dos zondaars niet wilt maar dat hij zich bekeere en leve. Ziehier een armen zondaar, dien gij met zoo veel langmoedigheid heb gewacht, en met zoo veel liefde uitgenoodigd om tot u wederte keeren. Met vertrouwen werp ik mij voor uwe voeten, hoewel ik u dikwijls vergramd heb, want gij zijt een goede Vader, die uw verloren, uw ondankbaar kind met vaderlijke tee-derheid ontvangt; gij zijt de goede herder,die het verloren schaap met blijdschap op zijne schouderen neemt en tot uwen schaapstal terug brengt; gij zijt de medelijdende Samaritaan, die do oüo uwer barmhartigheid stort in de wonden onzer ziel. O, ontferm u mijner, mijn God, ontferm u mijner!
het is mij uit geheel mijn hart leed.
Bat ik gezondigd heb;
Dat ik zoo langen tijd, zoo dikwijls, zoo zwaar gezondigd heb;
Dat ik gezoudigd heb door gedachten woorden en werken; Dat ik gezondigd heb door al de zintuigen van mijn ligchaam;
Dat ik gezondigd heb door al mijne geestvermogens; Dat ik gezondigd heb met zoo groote stoutmoedigheid
van mijnen wil en keunis mijner boosaardigheid; Dat ik do voorkeur aan het schepsel bovenu gegeven heb; Dat ik u verzaakt heb, om de ijdelheid aan te kleven; Dat ik uwe eiudclooze vermaken veracht heb;
Dat ik de smarten en het lijden van Jesus hernieuwd heb; Dat ik uwe gunsten en uwe vriendschap versmaad heb; O mijn God! hot is mij leed uit geheel mijn liart, en louter om u.
357
OEFENINGEN VOOR DE BIECHT.
Omdat ik u misliaagd liob;
Omdat ik u 'joleedigd heb;
Nist uit vrees der straffen,
Niet uit hoop der beloouing,
Niet uit noodzakelijkheid,
Maar uit liefde tot u.
Uit eerbied voor uwe oppermajesteit;
Omdat gij eindeloos heilig, eindeloos beminnenswaardig
zijt en de zonde u boven alles mishaagt;
Het is mij leed, lieer! en ik gevoel dezelfde droefheid,
welke uwe Heiligen hadden over hunne zonden; Omdat ik u bemin, o mijn God! wil ik mij met uwe
genade beteren;
U, van nu af uiet meer beleedigen;
Alle gelogenheden van zonde vlugteu;
Mijne kwade gewoonten eenen aanhoudenden oorlog
aandoen;
Aan alle bekoringen wederstaan;
Alle slechte geda ditcn in mij uitdooven;
Verkiezen liever te verliezen al wat ik bezit, eerder
dan u nog te beleedigen;
Verkiezen alles te lijden, den dood zelfs te ondergaan, liever dan voortaan uog to zondigen. Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Onze Vader, enz.
GEBED.
O mijn God! bron der goede voornemens en dor goede werken, verleen mij de kracht om een levendig berouw over mijno zonden te gevoelen, om mij krachtdadig te beteren, opdat het mij moge gelukken van uwe eindelooze barmhartigheid, door de verdiensten van Jesus Christus; vergeving mijner zonden te mogen verwerven. Amen.
35 S
Gevoelens van vreugde, danklinarheid en vernieuwing van het goede voornemen.
Ohoe goed is de Heer, hoe onbegrijpelijk is hij in zijne barmhartigheden! Mijne ziei dompel u nu in de troostvolls overdenking der gunsten, die uw God u heeft bewezen.hoe goed is de Heer, hoe onbegrijpelijk is hij in zijne barmhartigheden! Mijne ziei dompel u nu in de troostvolls overdenking der gunsten, die uw God u heeft bewezen.
Gij hebt mij dan vergeving geschonken, o mijn God! Ja, ik durf het hopen, ik durf het gelooven, ik ben in uwe gunst hersteld... Ihv bedienaar heeft mij in uwen naam gezegd: Ga in vrede. O mijn hart! smaak de zoetheid van dit troostvolle woord en geniet de aangeuaamhoden van dezen kostbaren vrede.
Verwijdert u van mij, ar.rdselie voorworpen! dat niets mij in dit zoete gevoelen kome verstoren.
O mijn Godl uwe barmhar'igheid is grenzeloos: gij hebt ten mijnen voordeele wonderen uitgewerkt. Al de dagen mijns levens zal iic u loven; ik zal niet meer leven dan voor u; ik zal u mijn geheel leven toewijden; ik zal de zonden vlugten; ik zal alius opofferon om u te behagen, ik zal u uit geheel mijn hart, uit geheel mijne ziel, boven al beminnen. Gij alleen zult mijn hart bezitten, ja zonder veideeling, zonder wederhouding bezitten... Maar gewaardig u, door uwe genade, het voornemen te versterken, dat ik maak, van u dit hart niet meer te ontrukken, dat ik zoo even aan u heb toegewijd. Maak het besluit krachtdadig, hetwelk ik neem, van alle gelegenheden der zonden te vlugten, vooral van die zonde, die u in mij sedert zoo lang mishaagt; ach! gewaardig u, o Jesus! uw werk in mij te voltrekken, door mij de heilige volharding te schenken: er is voor uwe verheerlijking aan gelogen; toon in mijnen persoon aan de zondaars de magt uwer genade, die niet slechts eene ziel uit het graf, waarin zij gedompeld was, kan doen opstaan, maar ook kan doen beletten, dat zij daarin nog immer
OEPENINGEN
uederdale; het is alzoo, o goede Jesus! dat ik, na u op aarde gediend en bemind te hebben, even als zoo vele andere boetvaardige zondaars, het geluk zal smaken van uwe eindelooze barmhartigheden in de gelukzalige eeuwigheid te bezingen.
AANNEMING DER OrGELEGDE BOETEN.
O geregtigheid van mijnen God, ik ben niet in staat voor mijne beleedigingen te voldoen; maar ik bied u de eindelooze verdiensten aan van eenen God. Ik bied uaan, Heer, het heilige Hart van uwen goddolijken Zoon: zoo ik al de droefheid niet gevoel, welke mijne zonden vorderen, zie dan op degenen, die dit aanbiddelijk hart overstelpt hebben. Die diepo wonden, al dat bloed spreken voor mij; zij getuigen, dat deze goddelijke Zaligmaker voor al mijne beleedigiogoa voldaan heeft.
O mijn God! vergeef mij dan al mijne ijdelheden en mijnen hoogmoed, uit hoofde der ootmoedigheid van uwen Zoon; vergeef mij mijne vijandschappen en mijnen haat, om zijne overgroote liefde; vergeef mijne oploo-pendheden en gramschap, uit aanmerking zijner zaoht-ji oedigheid; vergeef mij mijne onzedelijkheden en de ongeregelheid mijner zinnen, uit hoofde van zijn voor mij verscheurd maagdelijk vleesch; vergeef mijne onver-storvenhedon, uit aanmerking van don honger en dorst, die uw Zoon, stervende aan het kruis, geleden heelt. O Hart van Jesus! aanzie uwe voldoening, want gij zijt mijn Verlosser.
quot;Maar, mijn God ! gij wilt ook, dat ik boetvaardigheid doe, om te verwerven, dat ik mij de voldoening van uwen Goddelijkeu Zoon zie toevoegen: ik neem danzonder uitzondering de geheele boete aan, waartoe gij mij hebt veroordeeld. Ja, Hoer! tot kastijding mijner ongeregtig-heden, aanvaard ik, van heden af, en maak ik het voornemen, om met geduld te verdragen, al de beproevingen, smarten en pijnlijkheden, al de ziekten en vervolgingen, on eindelijk al de rampen, die mij ia dit leven kunnen wedervaren. Dat zij van uwentwege komen, om mij door
360
NA DE BIECHT.
de schepsolon wordon aangedaan, dit zij voor mij om het evon, ik neem allea aan volgens do beschikkingen uwer Voorzienigheid. Ik verdien zekerlijk wel, dat de
schepselen samenspannen om mij to straffen, omdat ik den Schepper zoo onwaardig beloedigd heb.
Ik aanvaard, o mijn God! mot denzolfdengeest van boetvaardigheid de voldoening, mij door uwen bedienaar opgelegd, ik aanvaard die met het opregte verlangen van uwe eer, welke ik beloedigd heb, to wreken; ik vereenig die, o mijn Zaligmaker ! met de smarten van uw lijden en van uwen dood. Dat de overvloed uwer verdiensten en ds eindolooze liefde van uw hart voorzien in do onvolmaaktheid en de ongenoegzaamheid mijner werken. Amen.
GEBED NA DE BIECIIT, WANNEER DE BIECIIIVADEB DE ABSOLUTIE HEEFT UITGESTELD.
Hoe droevig, Heer, hoe smartvol is het mij, van eene gegronde vrees te moeten hebben, dat ik nog uw vijand ben ! Ik laat echter niet na uit goeder harte toe te stemmen in het vonnis van uwen bedienaar. Eene overhaaste vrijspraak zou mij waarschijnlijk in het verderf hebben gestort, oen wijs uitstel zal mij versterken. Maar tot hoelang zal die smartvolle afscheiding van u, die noodlottige banvloek duren ? Men zegt mij, dat mijn lot in mijne handen is en men den boom niet kan be-oordeelon dan volgens zijne vruchten. Ach, Heer I plant gij zelf, besproei en geef den wasdom: ik ga mij met u vereonigen. Eene eerste, eeno tweedo 'beproeving zullen mij niet afschrikken Dag en nacht zal ik hem zoeken, welken mijne ziel begint te beminnen. Ik zal ontstelden in eene doodelijke ongerustheid zijn, tot dat ik hem zal hebben gevonden. Daar hot zijne liefdo is, die hem voor eenigen tijd aan mij onttrekt, zal ik hem afwachten in het volle vertrouwen, dat hij zieh eindelijk zal gewaardigen zich aan mij to geven.
O mijn God! o mijn Vader! spaar mij; bohood mij ten minste tot den dag, op welko gij mij, als don 50 ' oq
361
OEFENINGEN NA DE BIECHT.
verloren doch rouwmoedigen zoon, in do armen uwer barmhartiglioid ontvangen, en do vriendschap wedergeven zuil, naar welke ik verzucht. Ik ga, ten einde dio te verdienen , met de hulp uwer genade , de wijze raadgevingen volgen, welke uw dienaar mij gegeven heeft, om mij van do naasto gelegenheden der zonde te oiitma-ken, om eindelijk al de hinderpalen uil den weg te ruimen, die mij berooven van de mededceling in het geluk van zoo veel godvreozendo geloovigen, die tot uwe H. Tafel toegelaten worden. Ik ben zeker deze gunst zeer onwaardig , welke gij alle regt hebt mij voor altoos te weigeren; maar, zoo als de Chananeescho vrouw u zulks met ootmoed vroeg, smeek ik u, geef mij de brokkelingen , die van moe tafel vallen. Ik verdien uwe bevoor-regte gunsten niet, ik durf die niet vragen; behandel mij slechts zoo als men een huurling bejegent, geef mij het versterkende brood uwer genade, opdat ik, zegevierendo over de zonde, uit mijno boeijen verlost, van mijne vlekken gezuiverd, u zelf moge ontvangen, u in mijn hart plaatsen , om mij nimmermeer van u te scheiden. O mijn Vader, help mij! o mijn Vader, scheuk mij vergiffenis!
En gij , o liefderijke Maria! zekere toevlugt van den berouwhebbeuden zondaar , wees mijne beschermster en mijne voorspraak, verwerf mij barmhartigheid.
Ook gij, o heilige engel, mijn trouwe bewaarder, bid voor mij; mijne heilige patronen, bid voor mij , o gij alle hemelingenl woest mijne voorsprekers bij Jesus Christus, mijnen Zaligmaker. Amen.
302
Er zijn drie zaken noodiff om eene vurige communie te doen , te weten-, l.ÜK VERRE riEREIDING. 2. DE NAASTE BEREIDING 3. DE DANKZEGGING.
Doo verre bereiding. Zij bestaat: 10. in zuiver te zijn van doodzonde, zonder hetwelk de communie eeuo soliroinelijke heiligschennis zou ziju. Beproef u dan alvorens gij lot de iiciüge tafel nadert (1), doch dat dit zonder ontsteltenis en twijfelmoedigheid zij. Herinner u, dat, indien uw geweten met ssne doodzonde besmet ware , zonder dat gij dit weet, heigeen bijna onmogelijk is, gij geene heiligschennis zoudt bedrijven met liet heilige Sacrament des Altaars teontvangen'(2), maar dut het Sacrament in uwe ziel de heiligmakende genade zou voortbrengen. Echter, mijn Vader, ben ik beduelit elkeu keer, dat ik tot de heilige communie ga, omdat ik vrees, van niet in staat van genade te-zijn en do vergiffenis mijner zonden niet verkregen te hebben. —• Luister, mijn lieve Christen, naar hetgeen do godvruchtige en geleerde Gerson zegt en volg den wijzen raad, dien hij u geeft: „Wanneer oen christen, zogt hij, voorgenomen lieeft het heiliquot; Sacrament des Altaars te ontvangen en dat hij ontsteld on bevreesd w.ordt, omdat hij zich inbeeldt van geeno goede biecht gesproken te hebben, dan moet hij deze vrees aanzien als oene bekoring van den duivel, die hem alzoo zou willen beroovon van liet grooto geestelijke good der heilige communie en zich op de volgende wijzo godragen: Hij denke. dat, al was hij honderd jaren bezig met zich waardig te ma-
(1) 1 Corinth, XI, 28. (2) Zie liet Concilie van ïrente en alle godgeleerden.
ONDEBRIGTING
ken, om Jesns Christus te ontvangen, hij, onder eene bijzondere hulp van God, daarin nooit zal slagen, doch hij zij indaoTitig, dat God zoo wel heden als na honderd jaren hem deze genade kan vergunnen. Verder merko hij op, dat niemand in dit leven met volle zekerheid weten kan, of hij in staat van genade is, zonder eene bijzondere openbaring; maar dat er eene mensehelijke en zedelijke zekerheid noodig is, en die toereikend is voor do stofle, die wij verhandelen. Om deze te bekomen, moot men in zich zeiven keeren, zijn geweten onderzoeken en doen wat de voorzigtigheid en onzo bestuurders ons bevelen. Wanneer men, na dit onderzoek niet weet aan eene doodelijke zonde pligtig te zijn , mag men tot dc communie naderen, zonder te vrcczen een nieuwe zonde te bedrijven. Indien er onsnog kleine twijfelingen overkomen, moet men die verachten en voortgaan.
2o. De verre bereiding bestaat in zuiver te zijn, niet van allo dagelijksehc zonden, aangezien onze groote zwakheid, maar van de genegenheid tot de dagelijksche zonden, hetwelk zonder do gewone beoefening des ge-beds, en zonder de wereld te vlugten voor zoo veel het de welvoegelijklieid van onzen staat toelaat, niet kan geschieden. Wel is waar, de dagelijksche zonden dooven in ons het vuur der liofdo niet uit, zij berooven ons niet van de genaden en van do liefde Gods ; maar zij verkoelen do vurigheid van do godsvrucht, en berooven ons van dien overvloed van genaden, welke zij, die met eene groote zuiverheid des harten te communie gaan, genieten.
3o. Deze verre bereiding bestaat ook in een vurig verlangen om Jesus Christus te ontvangen, daar deze geestelijke spijs maar voordeolig is voor riiogencn, welke er hongerig naar zijn; God wil begeerd worden (1), doch bijzonder van diegenen, welke tot do heiligcTafel naderen.
Eindelijk 4o. zij bestaat in eene zuivere mcening. Wacht u wel, christen, van ooit uit eigenliefde, uit verwaandheid, uit meHsehelijk opzigt de communie to ontvangen: helaas! do hoogmoed s'uipt overal binnen
(I) Deus situ siliri. S. Greg. Nyss.
304
OVER DE H. COMMUNIE.
God behoedu u, dat gij ooit gelijk zijt aan die personeu, welke dikwijls willen commuuiceren, niet zoo zeer om beter, ingekeerder, zachtmoediger, ootmoediger en meer verstorven te worden, als om godvruchtiger te schijnen Jan zij inderdaad zijn! Dat uwe meening altijd zuiver en opregt zij; dat zij bcooge de eer van God, uwe eigene zaligheid, de uitroe.jing van eenige ondeugd, uwe versterking in de oefening van de eene of andere deugd, de bevrijding van deze of gene bekoring , indien het onzen Heer aldus behaagt, of eindelijk om eenige andere gunst of genade voor u zelveu, uwe bloedverwanten, uwe kinderen, kenaissen, en zoo voorts, te verzoeken, of om de zielen des vagevuurs te verlossen.
Er is eene andere soort van verre bereiding, die bestaat in de volgende oefeningen: Eenigo dagen voor de eommunie cu ten laatste daags te voren, doe uwe werken en gebeden met het inzigt, van do noodige genaden om wel te communiceren te verkrijgen; voeg daarbij eenige aalmoes , eenk-e kleine versterving, enz. Tracht u in eene grootc ingekeerdheid te houden, dikwijls deukende op het geluk , dat gij gaat genieten, van uwen God tc ontvangen. Tracht met deze gedachten, die ook uwe eerste moeten zijn, wanneer gij zult ontwaken, in to slapen. Zeg alsdan tot u zelvcn: Welke gelukkige dag voor rnijj Jesus gaat aanstonds in mijn hart komen! o mijn goedertieren Meester! kom, kom bezit nemen van het hart van uw arm schepsel, enz.
II. I)c naaste bereiding. — Zij bestaat in , uit den grond zijns harten, (io vcrschiikiido oefetilnfjea voor de communie te verwekken. Achter dit onderrigt zult gij deswege voorbeelden aantreffen ; maar dewijl het te vreezen is, dat, met dezelve dikwijls te herhalen, gij eindelijk er do gewoonte van zoudt aannemen, ga ik, volgens Lodcwijk van Grenada en pator Alphonsus de liodriguez (1), u de wijze aautoonen, om deze oefeningen uit eigen beweging te verwekken. De Heiligen en
(I) Rodriguez, Christelijke. Volmaaktheid 2e deel, 8e verhandeling geheel — Lodewijk van Grenada, Gedenkschrift van het christelijke leven, le deel. 3e boek en verder.
ONDEltBIGTING
de meesters van hot gecsfelijko leven zeggen, dat, om overvloedige vruchten uit de heilige communie te trokken, men tot dezelve moet naderen: 1°. met veel ootmoedigheid en eerbied; 2°. met veel liefde en betrouwen ; 3°. met groote vurigheid en verlangen, om dit hemelsohe brood te nutten.
1°. Men moet tot dit aanbiddelijk Sacrament met grooten eerbied en ootmoedigheid naderen. Om dit gevoelen in uw hart op te wekken, kunt gij u vooreerst de opperste grootheid en oneindige majesteit van God, die waarlijk in het heilige Sacrament des Altaars tegenwoordig is, voor oogon stellen; overwegen, dat het diegene is, welke door zijnen enkelen wil alleen hemel en aarde geschapen heeft, die hen door zijnen enkelen wil in staod houdt en ze door zijnen wil kan vernietigen; cu eindelijk overdenken, dat deengelen, uit eerbied voor hem beven en dat, op het minste teelcen dat hij geeft, de kolommen des hemels uit vrees geschokt worden en daveren (1).
Daarna moet gij uwe oogen op u zeiven slaan, om uwe ellende en uwe nietigheid aan te zien. Nu eens zult gij, in gedachten, voor den tollenaar van het Evangelie treden, die het altaar niet durfde naderen, noch zelfs de oogen ten hemel slaan ; maar terwijl hij zich in ecnen hoek van don tempel hield, op zijne borst sloeg, zeggende ; Heer, heb medelijden met mij, die een zondaar ben (2). Dan zult gij eens met den verloren zoon zeggen: Heer, ik heb tegen den hemel en tegen u gezondigd, ik ben niet waardig ziw zoon genoemd te worden ; aanvaard mij alleenlijk als eenen der dienstknechten van uw huis (3). Eu daarna zult gij verscheidene malen met hart en mond herhalen, wat de hoilige Elisabeth tot de heiligo Maagd zeide: Hn van waar komt mij deze genade (4V Vau waar komt mij dat uitnemene'. geluk, dat de Heer der Engelen en geheel de heerlijkheid des hemels tot mij gewaardigt te komen !. ... ü mijn \ ader ! o mijn Herder! mijn Heer, mijn God, mijn Al! Gij hebt u niet
(1) Job. XXVI. U. (2) Luc. XVUI, 13. (3) Luc. XV, 18,19. (4) Luc. 1, 43.
366
OVER DE H. COMMUNIE. 3G7.
I bevredigd met mij naar uw eigen beeld geschapen en i mij door uw dierbaar bloed verlost te hebben , maar i gij wilt nog, door oen weergaloos liefdewonder in mij l: komen wonen, mij in u hervormen eu een en dezelfde | gedaante met mij aannemen , alsof gij van mij afhingt en ik niet van u !. . . Van waar komt mij dit geluk, o mijn God? Is het om mijne verdiensten, of wel, omdat gij, door met mij te zijn, eenig voordeel geniet ? Ween, volstrekt niet, het is een louter uitwerksel uwergoedheid en barmhartigheid, hetwelk maakt, dat gij meer met mij tevreden zijt, dan ik met u. Ik wenseh slechts naar u , omdat ik een ellendeling ben en uwe hulp noodig heb: en gij verlangt met mij te wezen u^t loutere barmhartigheid, enz. Het zou u zeer nuttig zijn, mijn lieve christen, de woorden, die de H. Kerk 1on tijde der Communie gebruikt, en die uit het Evangelie getrokken zijn, wol te overwegen : I/eer ik ben niet waardig, dat gij komt onder mijn dak; maar spreek slechts één looord en mijne ziel zal yezoni worde.i (1). Heer, ik ben niet waardig u te ontvangen; maar k kom tot u, opdat gij mij waardig zoudt maken. Heer ik ben zwak en ziek en ik nadertot u,om doorn genezen en versterkt te worden,enz.
29. Gij moet met groote liefde en betrouwen tot dit heil'ge Sacrament naderen, Ach! mijn God! wien zullen wij dan beminnen, indien wij Jesus op hot oogenblik, dat hij zich geheel aan ons geeft, niet beminnen? Overweeg, om in u deze zoo geweuschte gevoelens van liefde eu betrouwen op te wekken, dikwijls wat die goedo Herder onzer zielen van den stal van Bethlehem af tot op den calvarie-berg voor u gedaan heeft, volg hem dan stap voor stap in al de bijzonderheden van zijn leven en verbeeld u, dat hij, bij elke schrede, die hij doet, eencn liefdeblik op u werpt en tot u zegt: Mijn kind het is tot uwe liefde, dat ik dit doe! het is om uw hart te winnen; dat ik zoo veel smaad onderga , dat ik mij heb opgesloten in het heilige Sacrament des Altaars... . zoudt gij mij wel uw hart kunnen weigeren ?. Wat zult gij hem antwoorden?
(1) Ecc. Preces.
OIJDEBKIGTIKG
3G8
3o. Het derde, wat God iu dit hoogwaardige Sacrament van ii verzoekt, is, dat gij met een vurig verlangen tot hetzelve nadert. Bit brood, zegt de H. Augnstinus , wil van den innigen menseh met oenen gretigen honger gegeten worden (1); en even als datgene, wat men met smaak eet, gewoonlijk aan het ligebaam goed doet alzoo zal ook dit hemelsebe brood een wonderlijk goed bewerken aan eeue ziel, zoo zij met grooten honger, met een uitnemend ongeduld, om zich met God te vereenigen en met een vurig verlangen, om eenige bijzondere genaden van hem te verkrijgen, hetzeve nuttigt. Tracht dan christen, dien zoo noodzakelijken honger , om uit dit Sacrament voordeel te trekken, in u te doen ontstaan en overweeg hierom van den eenen kant, uwcuiteisto ellende en behoefte en de uiterste noodwendigheid , waarin gij zijt, dat Jesus u met zijne genaden kome verrijken; overdenk, van eer.en anderen kant de wonderbare uitwerksels, welke dit heilige Sacrament in elke welbereide ziel voortbrengt, en die het zeker in u za! voortbrengen zoo gij geene beletselen daaraan stelt. Zijt gij zwak, het zal u versterken en moed geven. Dient ge God met eene zekere laauwheid, hot zal u oenen vurigen ijver instorten. Wordt uwe ziel door drukkende kruisen overladen, het zal u dit pak ligt en gemakkelijk maken, enz. Hoe veel redenen, om dit vurig verlangen tot de heilige communie in n pp te wekken! Uid onzen lieer, dat hij u dit'verlangen gelieve te verleenen en nooit meer gedoogo, dat daaronder iets menschelijks en hem onwaardigs gozegd worde.
De maat dor genaden en gunsten , welke gij in do heilige communie zult ontvangen, zal afgemeten worden volgens het vurige verlangen, dat gij zult hebben, om te communiceren: open wc har', zegt Jesus Christus, en ik zal het vervullen (2), breidt het uit, want gij zult ontvangen naarmate gij het zult openen. Wilt gij dus, ehrislen, Josus Christus met don overvloed zijner genade ontvangen, heb dan daartoe con vurig vorlangeu.
1!.
(1) S. Aug. Serm. 2. de verbis, apost. (2) LXXX.
OVER DB H. COUMÜNIE.
Do maat dor gouadon, die gij in het hoilige Sacrament zult ontvangou, hangt van u af (1). Wanneer men geen den minsten ijvor lieeft, om tot de lieiligo communie to naderen, is zulks een toeken dat men in oeno zware slaapziekte ligt, zegt do heilige Bonaventura (2). Mot wat ijver, met wat volharding moot gij tot de heilige communie, dien geestelijken dorst, welke alle getrouwe zielen goliad hebben, van God dan niet verzoeken! Ach! wees niet van het getal dier laauwe en onwaardige Christenen, welke het voor eene beuzeling houden, beroofd te zijn van hot geluk van Jesus Christus in het Sacrament van liefde te ontvangen, of die hem slechts ontvangen met zekeren walg en afkeer. Helaas! zij hebben dien geestelijken honger tot da heilige communie niet, zij naderen tot dezelve met onverschilligheid en uit gewoonte, ook trekken zij daaruit bijna hoegenaamd geen nut. Mijn lieve Christen, dat uw verlangen om Jesus Christus te ontvangen vurig zij, dat uwe aangenaamste voldoening zij dit verlangen te mogen vervullen, niet dikwijls tot dien heiliger; maaltijd te naderen en dat uwe grootste droefheid zij, n beroofd te zien van het geluk van Jesus Christus in de heilige Communie te ontvangen (3).
Wanneer gij do vurige godvrucht en de verlangens , welke gij zoudt moeten hebben, in u niet zult gevoelen on dat het billijk zou zijn, dat gij die hebt, om zulk oenen verheven moester te ontvangen, donk echter niet, dat alles verloren is; ziehier eene oefening, welke u alsdan zeer nuttig zal zijn. Oefen n in deze godvrucht en in dozo verlangens te wensehen, en daardoor zult gij voorzien in hetgene u ontbreekt, want God, die het hart aanziet, zal uwen goeden wil aannemen, volgons deze woorden van den profeet: J)e Heer heeft de wensehen der armen verhoord; gij. Heer, hebt de bereiding van hun hart aanhoord (4). Ludovicus JLUosius verhaalt (o), dat onze Heer zelf die soort van godvrucht en bereiding aan de heilige Mechtildis geleerd hoeft, en dat
(1) S. 1 licronym. in Ps. LXXX , 11. (2) Bon praenarat ad missam. (3) Unus sit nobis dolor hac osca privari S. Chrys. ad pop. Antich. hom.CO. (4) Ps. XI,19.(5)Blosius, Domitspiril.cap. VI.
309
ON DEMISTING
hij haar eens zeido: Wanneer gij mijn ligchaam en mijn bloed zult moeten ontvangen, wenseli voor de heerlijkheid van mijnen naam al do vurigheid en ijver te hebben, dio het vurigst hart ooit voor mij gehad heeft, en dan zult gij vol betrouwen, met bereiding, tot mij kunnen naderen; want ik zal de vurigheid, welke gij zoudt wen-schen te hebben, aanzien en u die aanrekenen, alsof gij dezelve inderdaad bezat. Hij verhaalt iets dergelijks van de heilige Gertrudis. Op zekeren dag, dat zij tot da heilige tafel ging naderen en dat zij hoogst bedroefd was, omdat zij niet genoegzaam daartoe was bereid, zoo smeekte zij de heilige Maagd en alle Heiligen voor haar aan God te willen opofferen, wat zij ooit het verdienstelijkste gedaan hadden, ten einde zich te bereiden, om hem te ontvangen; waarop de Heer, haar alsdan verschijnende, haar zeide: Nu schijnt gij voor de oogen der hemelbewoners waarlijk bereid, zoo als gij het ge-wenschd helt. Zoodat hel eene zeer nuttige wijze van bereiden is tot do heilige Communie, te verlangen tot dezelve te naderen met dezelfde vurigheid, die de grootste Heiligen gehad hebben, v/anneer zij dit heilige Sacrament ontvingen en God te verzoeken, dat hij de gesteltenissen, welke ons ontbreken, door do verdiensten van zijnen Zoon zou willen vergoeden.
III. De dankzegging. — Er is niets van grooter aanbelang, dan de dankzegging na de Communie. Het is het geschiktste oogenblik, om van onze Heer al wat wij noodig hebben te verkrijgen. Span dan al uwe krachten in, mijn lieve Christen, om dezelve naar eisch te doen; om hierin te gelukken, nadat gij de heilige Hostie ontvangen hebt, ga naar uwe plaats; toon, door uwe uitwendige houding, dat gij van den grootsten eerbied doordrongen zijt; houd uwe oogen nederwaarts geslagen en vergeet al de schepselen, om op niets anders moer tu denken, dan op hem alleen, dien gij in uw hart bezit. Verwek dan dikwijls oefeningen van liefde, van berouw, van dankzegging, met een vast voornemen van geheel en al aan God te behooren; offer hom honderd en honderdmaal uw hart op, smeek hem hetzelve goedgunstig
370
OVER DE H. COMMUNIE.
aau te nomen, liet to verbeteren en daar alles uit te bannen wat liem mishaagt. Verbeeld u, dat gij, gelijk Maria Magdalena, voor de voeten van Jesus zijt neder-geknield, dat hij u aanspreekt, dat hij dergelijke opoffering van u verzoekt: spreek hem, op uwe beurt met betrouwen aan, vertaon hem uwe noodwendigheden, uwe ellende, toon hem do wonden uwer ziel, zeg hem met kinderlijke eenvoudigheid al wat in nw hart oragast, hetzij goed, hetzij kwaad en verzoek hem zijne hulp, zijne genade, zijne liefde, de vurigheid, de volharding tot het einde toe, de vergiffeüs uwer zonden, enz. enz. Verzoek ook de bekeering der zondaren, de verlossing dor arme zielen uit het vagevuur, bid voor uwen echtgenoot, voor uwe kinderen, enz.
Eeue andere uitmuntende wijze om zijne dankzegging te doen, is na elke Communie aan God de opoffering aan te bieden van een gebrek of van oeae onvolmaaktheid. Ik ga u hiertoe eene beSnopte oefening aanwijzen. Wanneer gij al de oefeningen van liefde, van verzoek, enz., waarvan ik aanstonds zal spreken, zult gedaan hebben, keer dan in n zelven en zie, welke do fouten zijn, die gij het meest bedrijft, de onvohnaaktheden waaraan gij vooral onderworpen zijt, tracht daarvan eenige aan God op te offeren telken male, dat gij communiceert en offer hem die tot dankzegging op. Ik zal mij opzigtens deze stoffe geenzins uitbreiden, want het zal n zeer gemakkelijk vallen, aan te vullen al wat ik u hier niet zeg, om niet te langdradig te zijn. ïec andere, gij zelf ziet gemakkelijk, hoe nuttig die soort van dankzegging is, en welke vruchten gij in weinig tijds uit uwe Communiën zult kunnen trekken, indien gij eiken keer, als gij het geluk hebt van te Communie te gaan, bezorgd zijt, om u in iets te versterven, en u nu van hot eeno en dan van oen ander gebrek te beteren.
Over het dikwijls communiceren. — Hier biedt zich natuurlijk eene vraag nan. Van waar komt het, zult gij mij vragen, dat ik, daar ik het geluk heb van zoo dikwijls te communie te gaan, niet ondervind, dat ik beter word? Van waar komt hot, dat ik, zoo als het mij toe-
371
OHBEKRIGTIKG
schijnt, gceneu voortgang doe ia do deugd eu altijd dezelfde blijf? Ik vrees van laauwe communiën te doen, ik vrees van tc dikwijls te communiceren, enz.
Vooreerst antwoord ik u, dat, als gij met verlof van uwen biechtvader en uit gehoorzaamheid communiceert, gij over het gel al uwer communiën moet gerust zijn; als liet getal derzclve moet verminderd worden, dan zou hot aan hem toekomen, als regter zijnde van uwen voortgang in de deugd, dit te doen. Wijder zeg ik u mot pater llodriguez, dat, indien het menigvuldige gebruik dei-heilige communie in ons niet altijd de vruchten uitwerkt, die het zou schijnen te moeten uitwerken, dit dikwijls uit onze eigene schuld voortkomt. Het is somtijds, omdat wij ons er niet toe bereiden zoo als het behoort, en wij tot het altaar naderen bijna uit gewoonte en met eene soort van onachtzaamheid. Men gaat te communie, omdat anderen zulks doen en omdat men gewoon is te communiceren: men denkt tc voren niet wat men gaat doen, of men neemt er geene genoegzame aoht op; en daaruit komt hot dat men er zoo weinig vrucht uit trekt.
2°. Het kwaad komt ook somtijds hieruit voort, dat men zich vrijwillig tot dc dagelijksche zonden laat overhalen: immers er zijn twee soorten van dagelijksche zonden: de eene, waarin men door onbedachtzaamheid valt, hoewel nogtans daar altijd onachtzaamheid eu verzuim onder vermengd is, eu de andere, die men vrijwillig en met voordacht bedrijft. l)o zonden door onbedachtheid gedaan, stellen geen beletsel aan de genade van het Sacrament; maar de dagelijksche zonden, die men vrijwillig bedrijft, stellen daar een zeergroot beletsel aan. Dat godvreezonde zielen hier wol acht op nemen.
3°. Ik zeg, dat het dikwijls kan gebeuren, dat wij de wonderbare uitwerkselen der heilige Communie in ons niet gevoelen, zonder dat dit onze schuld is en wij daarom in onze ziel toch wel dc vrucht daarvan ontvangen, hoewel wij op eeue gevoelige wijze dit niet gewaar worden. Het is hier hetzelfde, gelijk in hot gebed, waarover vorseheideue personen dezelfde vraag voorstellen. Want al gevoelt mon do zootheden en vertroostingen er
373
OVER DE H. COMMTJOTE.
goenzinH in, die men zou wensolien, en die men er mogelijk eertijds in govoeld lieeit,zoo belet dit toch niet, dat men or altijd eeue groote vrucht uit trekt. Ecu zieke vindt gcon smaak in de spijs, welke hij nut, en nogtans versterkt zij hem en doet zij hom goed. Ue gevoelige zoetheden en vertroostingen ziju gunsten en genaden , die God verleent gelijk het hem belieft, en wanneer hij ziine dienaren daarvan berooft, is zulks om hen te beproeven, te verootmoedigen en daaruit nadere voordoelen en ander goed te trekken, dat aan hem alleen bekend is. Voeg daarbij, dat dit goddelijk Sacrament somtijds op zulk eene heimelijke wijze zijne uitwerkselen heeft, dat men het naauwelijks gewaar wordt, want de genade werkt doorgaansongevoeliglijk, zoo alsdenatuur: men ziet eene plant niet groeijen, 'doch men bemerkt wel, dat zij gegroeid is....
4°. Eindelijk, antwoord ik, dat men het als een voordeel moet rekenen, niet alleen van voortgang te doen, maar ook van niet te vallen en van niet achteruit te gaan. De geneesmiddelen, welke de ziekte beletten, zijn niet minder to achten dan die, welke de gezondheid versterken : men merke dit wel op, want het is eene groote roden van vertroosting voor hen, die zoo gevoelig de vrucht, die dit H. Sacrament in hen voortbrengt, niet gewaar worden. Wij zien gewoonlijk dat zij, die zoo dikwijls tot hetzelve naderen, in de vreeze Gods leven, en geheele jaren doorbrengen; ja sommigen geheel hun leven, zonder eene doodzonde te bedrijven. Het is een van do heilzame uitwerkselen van dit Sacrament, te beletten, dat wij in eeue doodelijke zonde hervallen.... zoodat, ofschoon, met hetzelve te ontvangen, men die vurige godvrucht niet gevoelt, noch de onuitsprekelijke zoetheden smaakt, die men misschien eertijds gewaar werd, en vervolgens, dat men in plaats van deze vurigheid en van deze drilt, welke eenigen alsdan voor het goede hebben, men er niets in ontmoet dan dorheden en laauwheid, men nogtans daarom niet laat van er vrucht uit te trekken. Indien men, met dikwijls tot de heilige Communie to gaan, nog in oonige ligte zoude valt, zal
373
ONDEHEIGTING
men niet missen, van zich in grootcro to storten, met zich van do Communie te onthouden, enz.
Gij zult mij mogelijk vragen; maar mogen do onvolmaakte zielen dikwijls tot de heilige ïafe! naderen!
Hoor, christen, hot antwoord, dat een godvruchtig on geleerd schrijver n hierop geeft (1). Men onderscheidt tweederlei soort van onvolmaRkte christenen. Deze willen in hunne onvolmaaktheden blijven steken, do genen willen dezelve verbeteren. Ik durf vrij zoggen, dat de eerste zich blootstellen, om voor hutme traagheid gestraft te worden; want volgens ïaulerus, moet liet verlangen, om God te behagen en volgens den heiligen Franciscus de Sales, de zucht om hem te beminnen, deugdzamer te worden, krachtdadig do volmaaktheid te betrachten, de voornaamste beweegredenen van al onze communiën zijn. En waarom zich tot don geneesheer wenden, als men niet wil genezen worden? Doch zij, die opregt uit hunne onvolmaaktheden willen geraken, en die daartoe alles doen, wat zij vermogen, zouden niet te veel te communie kunnen gaan; als zij eiken keer de dadelijke gesteltenissen hebben, waartoe zij bekwaam zijn, en welke dit Sacrament vereischt. De reden hiervan is klaar; want, eindelijk, men mag volgens de heilige Vaders, communiceren, eiken koer, dat de communie ons nuttig kan zijn. Gebruik alle dagen, zeggen zij, datgene, wat u alle dagen kan nuttig zijn (2). Nu, een christen, die in staat van genade is en welke naar zijn vermogen zich bereidt, zonder dat dit menigvuldig gebruik van het heilig Sacrament dos Altaars iu iets den eerbied en de godvrucht, waarmede hij tot hetzelve moet naderen, vermindert; een christen, zeg ik, die alzoo gesteld is, doet voordeel met de communie en het onfeilbaarste van alle middelen, om de volmaaktheid, welke wij veronderstellen, dat die christen betracht, te bereiken. Hij moet dan dikwijls communiceren, en zelfs dagelijks, zoo zlin biechtvader hem zulks toelaat (3).
Hoor wat de heilige Eranciscus de Sales hierover zegt;
(1) Pater Vaubert, van de Societeit van Jesus. (2) S. Ambros* lib. IV, de Sacram., cap. C. — S. Aug. lib. F. de Sacram. $) Thorn. 4 Sent, dist. 12.
374
OVER BE 11, COMMUNIE.
„Indien de weroldsgezinden u vragen, waarom gij zoo dikwijls te communie gnat, antwoordt hun, dat er twee soorten van personen zijn, die raoormalen moeten cotn-iriuniceren; de volmaakten, omdat zij welgesteld zijnde, groot ongelijk zouden hebben, van tot de bron van volmaaktheid niet te naderen; en do onvolmaakten, om met regt naar do volmaaktheid te mogen dingen; de sterken, opdat zij niet zouden verzwakken, de zwakken, opdat zij zouden versterkt worden; de zieken, om genezen te worden, en de gezonden, omdat zij niet zouden ziek worden: en dat gij, als onvolmaakt, zwak on ziek, noodig hebt, voel om te gaan met uwe volmaaktheid , uwe sterkte en uwen geneesheer. Zeg hun, dat zij, die niet veel wereldsche zaken te verrigten hebben, dikwijls tot de heilige communie moeten naderen, omdat zij dit gemakkelijk kunnen doen, en degenen, welke met vele wereldsche dingen belast zijn, omdat zij de communio hoogst noodig hebben; dewijl hij, die veel arbeidt, ook voedzaam vleesch moet eten, en dikwijls. Zeg hun, dat gij het heilige Sacrament ontvangt, om het wel te leeren ontvangen, omdat men een werk , waarin men zich niet meermaals oefent, zelden wel doet. Ga dikwijls te communie, godminnende ziel, eu zoo menigmaal gij van uwen zielbestuurder hiertoe verlof zult hebben; eu even gelijk do hazen in den winter op onze gebergten wit worden, omdat zij niets anders zien en eten dan sueeuw; zoo ook, door meermaals de schoonheid eu zuiverheid zelve in dit goddelijk Sacrament te aanbidden en te nuttigen, zult gij geheel schoon, goed en zuiver worden, (1 ),:gt; Kan men wel iets vertroostender zeggen voor de zielen, welke nog onvolmaakt zijn, maar die eene groote begeerte hebben, om tot de volmaaktheid te komen? Kan men wel iets dringender aanhalen, om hen op te wekken , om met. een ootmoediger vertrouwen meermaals tot de heilige Tafel te naderen ? Echter moeten zij in dit punt den raad van eenen wijzen zielbestuurder volgen, gelijk liet die groote Heilige uitdrukkelijk zegt: eu zoo als de Paus lunocentius XI geboden heeft.
(1) Inleiding Ut het godvruchtige leven 2 deel., 1. 2.
37£
t=^;N0=
I. OEPENING VAN GELOOI'.
Gij zijt liet, miju Jesus! ja gij zijt liet, dien ik op dit altaar ontdekquot; Mijne zinnen bedriegen mij en yer-toonen mij sleehts de gedaanten van brood en wijn; doeh hierom gelooi' ik niet minder vastelijk, dat gij liier wezenlijk en waarlijk tegenwoordig zijt. O Jesus, waarachtig God en menseh, Jesus, Koning van hemel en aarde, Jesus, Zoon van don levenden God, Jesus, Zoon van de heilige Maagd Maria, ik werp mij voor uwo voeten neder en aanbid u uit het diepste mijns harten. Gij zijt mijn Heer en mijn God en ik ben uw schepsel, gij zijt mijn Zaligmaker, mijnij zijt liet, miju Jesus! ja gij zijt liet, dien ik op dit altaar ontdekquot; Mijne zinnen bedriegen mij en yer-toonen mij sleehts de gedaanten van brood en wijn; doeh hierom gelooi' ik niet minder vastelijk, dat gij liier wezenlijk en waarlijk tegenwoordig zijt. O Jesus, waarachtig God en menseh, Jesus, Koning van hemel en aarde, Jesus, Zoon van don levenden God, Jesus, Zoon van de heilige Maagd Maria, ik werp mij voor uwo voeten neder en aanbid u uit het diepste mijns harten. Gij zijt mijn Heer en mijn God en ik ben uw schepsel, gij zijt mijn Zaligmaker, mijn Vader, mijn bests vriend en ik beu uw kind. Aanvaard mijnen eerbied goedgunstig en vermeerder mijn geloof.
II. OEFENING VAN VEJJTROÜWEN.
Hot is dan waar, o mijn Hoer en mijn God! dat gij mij zult komen bezoeken? het is dan waar, dat gij bereid zijt, om in mijn hart te komen? Ja, nog eenigo oogen-blikken en gij zult zoo waarlijk in mijn hart zijn, als dat gij in den hemel zijt. Moet ik uw bezoek vreezen, o mijn Jesus! Moot ik voor uwo komst beducht zijn? Moot
ik uwo tegenwoordigheid duchten?----Neen, neen, ik
verlang, integendeel, mij met vertrouwen op uwo liefde te verlaten, ik wil mij in uwe armen werpen, gelijk eeu kindje zich in de anneu werpt van zijne moeder. Goedertieren Jesus! komt gij in mijn zondig hart, dan ii zulks niet om mij mijne voorgaande ondankbaarheden ts verwijten, het is niet om mij te veroordeelen, noch to verdoemen; gij komt daar, o mijn teedere vriend, om
OEPEMNGEN VOOE DE H. COMMUNNIE.
mij in mijne droefheden en in mijnen druk te vertroosten, om mijne zwakheid te ondersteunen, om mij met uwe genaden te verrijken, en om mij heilig' te maken. Wat zou ik dan te vreezen hebben ? Ach! kom, kom, o Heer, kom. Ik ben zeer arm , ik beu uwer niet waardig. Ik heb u voorheen door mijne zonden beleedigd; lieden heb ik mij nog vele gebreken en ellenden to verwijten; niettemin kan niets vau dit alles mij beletten in uwe oneindige barmhartigheid een onbepaald vertrouwen te stellen; kom dan. Heer, en genees mij.
III. GEÏENINS VAN OOIMOEDIGIIEID.
Maar wat zog ik , van waar komt mij deza onbeschaamdheid, van alzoo don magtigsten monarch der gansche wereld te durven verzoeken , om van zijnen verhoven troon neder te dalen , en. in mijn hart te komen? Heb ik dan vergeten, dat hij mijn God is, en dat ik zijn ondankbaar schepsel bon? Heb ik vergeten dat hij de Heilige der Heiligen is, en ik een verworpen, zondaar ? Ik ben iu zonde ontvangen, mijne boosheden zijn tot boven mijn hoofd gestegen, zij ziju mij totoverlast geworden, en ik durf tot mijnen God naderen ! o Jesus! de hemelen zijn niet rein voor uwe oogen en ik durf op uwe zuivere omhelzingen aanspraak maken! Ach! ik smeek u, vergeef mij mijne onbeschaamdheid; want ik durf het zeggen, hoe groot en hoe vermetel zij ook wezen moge, verdien ik echter, dat men die ver» geve, dewijl gij zelf mij die ingeeft. Komt, komt allen tot mij, arme zondaren, roept gij tot ons, en ik zal u verkwikken, u genezen: u met mijn eiyen vleesch voeden. O mijn geliefde Zaligmaker! dewijl gij u gewaardigt mij tot u te roepen, zie, hier beu ik, ik kom tot u, niettegenstaande mijne nietigheid cu mijne menigvuldige ellende. Ik ben ziek, ik kom tot den geneesheer; ik ben hongerig en dorstig, ik kom tot de bron cfes levens; ik ben arm, ik kom tot den Koning des hemels; ik ben slaaf, ik kom tot mijnen Meester; ik ben een schepsel ik kom tot mijnen Schepper, ik ben mistroostig, ik kom
377
OEFENINGEN
tot mijnen teederen vertrooster. Ik ben slechts een arme zondaar, die verdient van n weggejaagd^ te worden; doch ik kom, o mijn God, niet om n te heiligen, maar om van u geheiligd te worden. O! gelief mij met uwe gewone goedheid en met medelijden te ontvangen.
IV, OEFENING VAN LIEFDE.
O mijn liefderijke Jesus! wanneer ik al de blijken van liefde, welke gij mij gegeven hebt, overdenk, bloos ik van schaamte, dat ik u zoo weinig bemin. Gij zijt voor mij mensch geworden, gij hebt voor mij in ecnen stal willen geboren worden, in armoede, in beroovingen, in alle soort van moeijelijkheden, druk en lijden leven. Alzoo zijt gij, uit liefde tot mij in den hof der Olijven overgoten geweest van droefheid en gij hebt aldaar eenen doodstrijd ondergaan; gij zijt gebonden en met smaad overladen; men heeft in uw minnelijk gelaat gespuwd en u kaakslagen toegebragt, gij zijt gegeeseld en met doornen gekroond geweest. Het is uit liefde voor mij, dat gii met den zwarou last vau uw kruis zijt beladen geworden en met groote nagelen daaraan gehoclit zijt geweest, en dat gij na drie uren lang onuitsprekelijke pijnen geleden te hebben, daaraan gestorven zijt. Eindelijk, het is omdat gij mij zoo zeer bemindet, dat gij dit aanbiddelijk Sacrament hebt ingesteld, om u alzoo geheel en al aan mij te geven, en de steun, de troost, de spijs mijner ziel te worden, eiken keer als ik tot u zal willen naderen. Ach mijn God! waartoe was het noodig zoo vele wonderen uit te werken, om mij tot uwe liefde op te wekken. Zijt gij niet de wezenlijke goedheid zelve ? Ik bemin, ik bemin u. ü goedertieren en teederhartige Jesus! gelief het gezucht mijns harten te verhooron : ik bemin u moer dan mij zeiven, meer dan al wat ter wereld is: ja, ik bemin u. Maar helaas! gij weet het, ik bemin u niet genoeg, vermeerder dau mijne liefde tot u en zuiver dezelve. Mogt ik u beminnen, o Jesus, zoo voel hot mijn hart mogelijk is u to beminnen !
378
vodn DE n. COMMUNIE.
V. OEFENINS VAN BEROUW.
Mijn God ! mijn God! ik ben met schaamte en schande overdekt: ik durf mijne oogen niet naar uwen troon opslaan, omdat ik tegen u gozoudigd heb. Gij hadt mij hot leven gegeven, om u te kunnen dienen en beminnen, en ik heb slechts geleefd om ute beleedigen! Naauwelijks was ik tot de jaren van verstand gekomen, of ik was reeds een grootezondaar! Ik heb mij overgegeven aan mijne hartstogten; ik heb mijne hartstogten, ik heb mijne ongeregeldheden vermenigvuldigd, zij hebben hot getal van de zandkorrels der zee overtroffen en ik heb honderd- en. honderdmaal de hol ca het eeuwige vuur verdiend.O Jesus ! wat zal ik zeggen, beladen als ik bon met zoo vele ongeregtigheden? Ach! ik zal inde bitterheid mijns harten zoggen: Jesus! Jesus! ontferm umijner volgens de grootheid uwer barmhartigheid! Jesus! Jesus! ondersteun, help, vergeef mij! Zie, ik bezwijk onder hot ge-wigt mijner zouden, hel mij weder op, zie, ik zal in den afgrond vallen, reik mij do hand toe; ik bon bevlekt met duizende misdaden, zuiver mij; ik beu vol wonden, genees mij; ik kwijn en ik ben zwak, versterk mij ; ik bon op het punt van door mijne zonden in de hel te zinken, maak mij zalig. Hot is waar, ik verdien, dat de aarde zich onder mijne voetenontsluito, om mij in hare afgronden te begraven; doch ik vraag u genade en barmhartigheid. Heb medelijden met mij. Heer! en wisch uit mijne ziel al de zonden, welke haar bevlekken. Ik verfoei ze uit geheel mijn hart, niet omdat ik daardoor de hel verdiend heb, maar omdat zij u beleedigd hebben. Vergiffenis, o mijn God, vergiffenis! ik offer mij, tot herstelling van zoo veel smaad, waarmede ik u beleedigd heb, om allo pijnen te lijden , welke gij mij zult willen toezonden en zelfs don dood, indien zulks uw welbehagen is. Zuiver mijn hart van do minste vlekken, van al wat uwe heiligheid zou kunnen beleedigen en maak het waardiger om u te ontvangen. Bijzonderlijk, o mijn minnelijke Meester, laat niet toe, dat de doodzonde er ooit ingang iu vinde: liever duizendmaal sterven!
379
380 OEFENINGEN VÓÓR DB H. COMMÜNIE.
VI. OEl'ENING VAN LIEMK.
Mijn hart, spring op van blijdschap; het gelukkige oogenblik is genaderd, waarop uw (iod in u zal komen. Nog eenige oogenblikken, en gij zult hem bezitten! O Jesus, mijn Zaligmaker, mijne hoop, mijn troost, mijne liefde, mijn al! kom spoedig. Mijn hart kwijnt van liefde tot u, liet verzucht naar u, het wil, het vraagt niets anders dan n: kom dan en vertoef niet langer. Kom dien dorst lessehen, welke mij versliudt en mij geene rust laat: kom dien honger verzadigen, die mij kwelt; kom mij uwe liefde geven. Mijn lieve Jesus! het is mij niet meer mogelijk zonder u te loven; ach! kom, ik smeek u, kom, opdat ik van u leere u nog meer te beminnen; kom_, opdat ik door uwe tegenwoordigheid gezuiverd en geheiligd worde: kom, opdat ikstceds één met u zij. Ik zou u willen ontvangen met de brandende liefde waarmede do vurigste zielen u ontvangen hebben; maar ik ben zoo koud, zoo laauw, dat al wat ik doen kan is, mijne gevoelens to vereenigen met die, waardoor zij ontstoken waren. Gewaardig u, o Jesus, dit offer van mijnen goeden wil te aanvaarden.
Heilige Maagd, Moeder van mijnen God, hoe gelukkig zou ik zijn, in dit oogenblik een hart zoo zuiver als het uwe te hebben! hoe gelukkig zou ik zijn, Jesus te kunnen beminnen gelijk gij hem bemint! O! dit is toch het vurigste verlangen mijner ziel. Ja, o Maria! mijne zoete en goede Meesteres! ja, mijn vurigste verlangen is, Jesus zoo zeer te beminnen als ik hem kan bemimu n: verkrijg mij de genade van geheel aan Jesus toe te beboeren , en nooit van hem gescheiden te worden..,. O Jesus! miju welbeminde Jesus, kom, kom, en ontsteek mijn hart met hot vuur uwer liefde! kom, blijf altijd, altijd met mij.
■=na«SE=
I. OEFENING TAN GELOOF EN AANBIDDING,
Mijn Hoor en mijn God! het is dan waar, dat gij nu werkolijk in mijn hart zijt! hot is dan waar, dat gij mij zijt komon bezoekon! Ja, o mijn geliefde Josusl ik bozit unn in mij; gij zijt aan mij!is het mogelijk, dat gij eone zoo groote eer hebt willen bewijzen aan eenonzondaar zoo als ik! O! ik werp mij voor u neder eu aanbid u mijn Meester; gij zijt mijn God on mijn al.ijn Hoor en mijn God! het is dan waar, dat gij nu werkolijk in mijn hart zijt! hot is dan waar, dat gij mij zijt komon bezoekon! Ja, o mijn geliefde Josusl ik bozit unn in mij; gij zijt aan mij!is het mogelijk, dat gij eone zoo groote eer hebt willen bewijzen aan eenonzondaar zoo als ik! O! ik werp mij voor u neder eu aanbid u mijn Meester; gij zijt mijn God on mijn al. Beus 7neus et omnia. Ik beken, dat ik maar eon weinig stof en aseh en zelfs nog minder ben.... Ü mijn Josns, mijn goeds Meester, mijn teedere vriend I doe mij do nitwerkselon uwer tegenwoordigheid gevoelen. Daar gij in de schamele woning mijus harten hebt willen treden, zogen ze, vervul haar met de kostbaarste gaven uwer genade.
II. OEFENING VAN DANKZEGGING.
Hoe zal ik u waardig bedanken, o mijn God! voor uw bezoek eu de genade eu gunsten, die gij mij toebrengt? Wat kan ik doeu, om mijne dankbaarheid te bewijzen voor zoo vele gunsten, waarmede gij mij overladen hebt sedert dat ik op do aarde bon? niets, o mijn Josus, tenzij ik mij voor uwe heilige voeten werpe, dezelve met mijne tranen besproeije eu zo onophoudelijk omholze. Mijn lieve Zaligmaker! wat was ik over oonigo jaren? Helaas! gij weet het, ik was uw vijand, ik overlaadde u met smaad, ik poogde het uil druksel van uw beeld uit mijne ziel te wissehen, ik vlugtte verre van u en zie, uiet tevreden met uwe liefderijke hand tot mij uit te reiken, om mij uit den afgrond te trokken, waarin ik mij gawor-i en had, niet tevreden met mijne ziel te zuiveren van al hare vlokken, niet tevreden mot mij nog ouder het getal uwer dienaars to aanvaarden, drijft gij uwe barmhar-
OEFEN INGEST
tiglieid en uwe liefde zoo ver, dat gij zelf mij komt bezoeken ! Gij zijt zoo even in mijne ziel gekomen en bij uw intrede zegt gij mij met eene onuitsprekelijke tee-derheid; Mijn kind, ik kom om u te vertroosten, om u ie helpen, om u aan mij gelijkte maken! Eindelijk, gij laat mij toe met u openhartig te spreken , zoo als de eene vriend met den anderen spreekt!... Mijn God! wat zal ik u voor zoo veel goedheid wedergeven I Gij zijt de Koning van Hemel cn aarde, liet heelal en al deszelfs rijkdommen behooren u toe; millioenen Engelen haasten zich om uwe minste verlangens te volbrengen: wat kan ik doen, ik, arm en gering schepsel? Ach! ik zal u beminnen, ja, ik zal u al de dagen mijns levens beminnen. Ik zal mij bevlijtigen, om u te doen kennen, om u van al de mensehen te doen beminnen. In alle plaatsen, ten allen tijde, in gezondheid, in ziekte, in leven, in dood, gedurende geheel de eeuwigheid, zal ik zeggen; Lieve Jesus! wees altijd gedankt en geloofd! zoete Jesus! ik bemin u! ik bemin u!
III. OEFENING VAN VEKZOEÏ.
O mijn God, hoe vurig heb ik gewonscht naar dat gelukkige oogenblik, waarop ik u in mijn hart zou kunnen ontvangen, met u alleen zijn, u geheel mijn hart openen en uwe aangenam e tegenwoordigheid genieten! Hoezeer heb ik dit oogenblik verlangt! het is eindelijk gekomen en nu kan ik met u spreken ; ik kan u al mijne ellenden voorstellen, ü mijn Jesus! de ellenden mijner ziel zijn menigvuldig! Zie, hoe zij van allo kanton overdekt is met kwalijk geheelde wonden; zie, hoe krank en zwak zij nog is; zie, welke verwoesting er de hoogmoed, de eigenliefde en duizend andere hartstogten nog in veroorzaken; zie en wil mij genezen. Ik gevoel, dat ik u geheel moet toebehooren; ik wil het, ik verlang het; en evenwel dien ik u met eene onachtzaamheid, die mij schaamrood doet worden; o Jesus, geef mij de geuade, om u voortaan met meer getrouwjieid te dienen. Ik beloof u alle dagen te arbeiden om dien hoogmoed uit mijn hart te rukken, welke or zoo diepe wortelen in
382
NA BB H. COMMTJUIE.
goschotcn heeft, on alle dagen gevoel ik, dat ik hem vlei, dat ik hem streel en ia mij voed; o Jesus, geef mij de heilige ootmoedigheid. Duizendmaal heb ik gezegd: Mijn God, ik zal mijne tong, mijne oogen en al mijne zinnen versterven, ik./.al mijne hartstogten en voornamelijk mijnen oigeu wil versterven, en zie; ik weiger bijna niets aan mijne zinnen, ik beteugel naanwelijks de driften, welke n hot bezit van mijn hart betwisten en ik volbreng bijna altijd mijnen wil, in weerwil van den uwen. O Jesus, ontferm u mijner en geef mij den waren geest van versterving. Uoeh, o mijn God, is het noodig u mijne ellenden voor te steller.? Gij kentze beter dan ik; gij weet hoe arm ik ben; gij weet, dat mij alles ontbreekt. Geef mij dan uwe genade en uwe lieido, geef mij de deugden van mijnen staat, en de heilige volharding; geef mij eenen goeden dood on uw paradijs. Ik vraag u noch vermaken, noeh eer, noch rijkdommen; ik wil uwe liefde alleen; ach! weiger zo ;nij nietl Vergun mij de genade om volkomen ontstoken te worden door die zuivere en heilige liefde, van u do zielen mijner ouders, mijner vrienden, kennissen, van al do menschen te winnen, en te sterven onder liet uitspreken van deze woorden: /«sas en Maria! Jesus en Maria, ik bemin U! Jesus en Maria, gij zijt de eenige voorwerpen mijner lief del
IV. OEFENING VAN OPOPPESINQ.
Heer Jesus! o gij, dio u geheel en al aan mij in de heilige Communie gegeven hebt, gedoog, dat ik mij ook geheel aan u geve. Ik offer mij heden aan u, in do eenvoudigheid mijns harten, om u altijd te dienen, om u te gehoorzamen, om mij onophoudelijk voor uwe verheerlijking te slagtofferen. Ik offer u mijn verstand, ten einde het niet meer te gebruiken, dan om uwe'oneindige groot-hodeii en volmaaktheden te overwegen. Ik offer u mijn geheugen, om mij alle oogenblikken uwe weldaden te herinneren. Ik offor u mijnen wil, opdat hij voortaan zich altijd uaar den uwen zou schikken. Ik offer u mijn hart opdat het n zou beminnen, en niets beminnen, dan u of om u. Ik offer u mijn ligchaam en mijne zinnen, om
383
OEFESINGEN
er zoo velo slagtofiers van tc maken, verkleefd aan uwe dienst en uw welbeliagen. Ik offer u al do zouden, wolke ik heb kunnen bedrijven, sedert den eersten dag, waarop ik begonnen heb u to beleedigon, tot nu toe, opdat gij, door uwe vaderliefde, die mij volkomen zoudet vergeven en verslinden door het vuur uwer liefde. Ik offer u al de clleuden mijns ligehaams en mijner ziel, opdat gij ze zoudt doen strekken tot uwe meerdere verheerlijking en mijne zaligheid. Ik offer u ook het weinige goed, dat-ik gedaan heb, hoe onvolmaakt het ook zij, opdatgij, het zuiverende en gedurig volmakende, uwer zoudt waardig maken. Ik offer u ook uog al do godvruehtige verlangens der getrouwe zieien, de noodwendigheden van mijne ouders, van mijne broeders en zusters , van mijne bloedverwanten, var. mijne vrienden, van al degenen, die ik bemin, bijzonderlijk van dezen en dien; van degenen, die mij of anderen uit liefde tot u eenig goed gedaan hebben; van hen, welke gevraagd of gewensoht hebben, dat ik voor hen en de hunnen zou bidden, hetzij die nog leven of reeas overleden zijn. Dat zij al do hulp uwer genade en het vermogen uwer vertroostingen gevoelen! O mijn God! dat wij allen eens vereenigd worden in uwen schoot, om u gedurende de eeuwigheid te beminnen en te loven! Eindelijk, ik offer u gebeden voor al degenen, welko mij in hot oene of andere beleedigd hebben, en voor al dogenen , welke ik zelf beleedigd heb, bij mijn weten, of buiten mijn weten, ten einde gij ons allen onze zonden en onze wederzijdsche belce-digingen zoudet vergeven. O Jesus! ik offer u zonder uitzondering, al wat ik ben, al wat ik bezit; verwaardig n mij daarvoor uwe liefde en genade te verleenen.
Y. VOORNEMENS.
Ik ga heen, o mijn God! ora mijne beroepsbezigheden te verrigten en mijn werk te hervatten; doch ik zal dit niet doen voor ik eenigo voornemens, welko geschikt zijn, om mij in de deugd en in uwe heilige l.ofde voortgang te doen maken, genomen heb. Vooreerst beloof ik u, van altijd al do pügten van den staat, waarin uwe
384
NA DE H. COMMUNIE.
Voorzienigheid mij gesteld heeft, zeer getrouw te volbrengen. Hoe moeijelijk, hoe menigvuldig zij ook mogen wezen, ik zal echter altijd zoodanig tfi werk gaan, om nooit eeuo enkele vrijwillig te verzuimen; kom mijne zwakheid te hulp. 2°. Ik zal, zoo veel het mij mogelijk is, op uwo heilige tegenwoordigheid denken, en zal door vurige schietgebeden meermaals mijn hart tot u verheffen. 3°. Ik zal ijverig allo gelegenheden van u te vergrammen, vlugten en ik zal niets zoo zeer vreezen dan u, waarin het ook zou mogen wezen, te mishagen. O Jesus! geef mij de genade van nooit op mijne voorgaande overwinningen te steunen, van gestadig mijne zwakheid te vreezen en van mijne hoop in u alleen te stellen. 4°. Met uwe genade wil ik gerust met onderwerping en zonder klagen, de ziekten, de ongemakken der jaargetijden, de verachting, de vernederingen al het lijden, dat u zal believen mij toe te zenden, verdragen. Ik zal in alle geval zeggen: Mijn God, uw wil geschiede. Eindelijk, maak ik een vast besluit gestadig ts werken, om u in alles te behagen. Jesus, mijn goede Meester, ga van mij niet weg, alvorens gij deze voornemons,welkeikhier voor u maak, gezegend hebt en zonder mij uwen zegen gegeven te hebben. O Maria, allerl .efste Moeder! neem mij onder uwe bescherming en trek mij tot u in den hemel. Am.
Bemerking. Ik beveel der gouvruehtige zielen aan, om nooit to verwaarloozen van in elke communie, die zij zullen doen, het voornemen te maken, van zich voornamelijk op de oefening van dezo of geue deugd, dis hun ontbreekt, toe te leggen, of dit of dat gebrek at te breken. Zij zullen hot groote nut dezer voornemens, zoo zij daaraan getrouw zijn, weldra gewaar worden. — üat zij voor de volharding der regtvaardigen, voor de bekeering der zondaren, dor ketters, der heidenen vurige en menigvuldige gebeden storten en dat zij de arme zielen des vago-vuurs niet vergeten, ü gij allen, die Jesus bemint, wilt gij weten, waardoor gij eene groote blijdschap aan het hart van Jesus zult veroorzaken ? Bid veel voor anderen. — Ik verzoek u ook eonig doel in uwe gebeden te mogen hebben; wil mij deze liefdedaad niet weigeren.
50 22
385
Wanneer gij leest, wat het Evangelie van onzen goeden Meester verhaalt, en ziet dat hij de volkeren, die hem in menigte volgen, onderrigt, do zieken geneest, do doodon verwekt, met de zondaren verkeert, om ze tot hem te trekken, vergiffenis verleent aan Maria Magdalena, aan de overspeelster, aan don goeden moordenaar, en zoo voorts, is het u dan niet gebeurd, mijn lieve Christen, van inwendig tot u zei ven te zeggen: Gelukkig zijn dezulken, welke het geluk gehad hebben den lieldewaardigen Zaligmaker te zien en Ie hoeren!.,. Ja, gewis, mijn lieve Christen, zij waren gelukkig. Maar, luister naar mij: gelukkiger, duizendmaal gelukkiger zijn zij, dio hem thaus in het Sacrament zijner liefde bezitten.anneer gij leest, wat het Evangelie van onzen goeden Meester verhaalt, en ziet dat hij de volkeren, die hem in menigte volgen, onderrigt, do zieken geneest, do doodon verwekt, met de zondaren verkeert, om ze tot hem te trekken, vergiffenis verleent aan Maria Magdalena, aan de overspeelster, aan don goeden moordenaar, en zoo voorts, is het u dan niet gebeurd, mijn lieve Christen, van inwendig tot u zei ven te zeggen: Gelukkig zijn dezulken, welke het geluk gehad hebben den lieldewaardigen Zaligmaker te zien en Ie hoeren!.,. Ja, gewis, mijn lieve Christen, zij waren gelukkig. Maar, luister naar mij: gelukkiger, duizendmaal gelukkiger zijn zij, dio hem thaus in het Sacrament zijner liefde bezitten.
Toen Jesus Christus het Joodsohe land doorliep en hij de gaven zijner barmhartigheid en liefde overal uitstortte, meent gij. Christen, dat het zoo gemakkelijk was,om hem aan te spreken? Meent gij, dat iedereen, in het bijzonder met hem, hart aan hart, mogt spreken? Voorzeker neen. De«ijl hij bijna altijd van eeno menigte mensohon omringd was, kon men hem dikwijls maar vau verre zien, en het waren slechts zijne Apostelen en oen klein getal uitverkorene vrienden, welks het geluk hadden, van tijd tot tijd alleen tot hem te spreken.
Hoe veel gelukkiger zijn wij, o mijn God! dienzelfden Jesus Christus, welke eertijds het Joodsohe land met zijne tranen, met zijn zweet en zijn bloed besproeide, bezitten wij in onze kerkon. Hot is daar, dat hij ons verwacht; daar kunnen wij hom, zoo dikwijls wij dit verlangen.
OEFENINGEN
OEFENINGEN VOOR DE ENZ.
bezoeken, en, zoo lang wij willen, aanspreken, en dit met het grootste vertrouwen. Daar zegt hij tot een ieder;
Mijn hind, kom mij genaden en gunsten verzoeken.
De Christenen begeven zich ongetwijfeld, op zijne minnelijke uitnoodiging bij hem : men ziet ze zonder twijfel rond de tabernakelen van hunnen Meester dringen. Buiten twijfel stellen zij hun grootste geluk in hunnen Zaligmaker gezelschap te gaan houden ?... O mijn God wat een schande voor ons! wij vindon altoos tijd genoeg, om diliwijls nuttoloozo bezoeken te gaan afleggen en wij vindon geenen tijd omoenige oogenblikkenbij onzen Heer te verblijven! OlieveJcsus! wie zal niet zuchten, wanneer wij zien dat de oppervorsten der aarde van zoo veel volk omringd zijn , dat hunne paleizen zoo bezocht worden, dat hun hof zoo talrijk is, terwijl uwe kerken en uwe altaren verlaten zijn en dat uw geheiligde persoon alleen, ja, gansch alleen is!
O hemel! waar is dan ons geloof? Josus is met ons, en wij donken op hem niet! wij gewaardigen ons zelfs niet eeuige oogenblikkenbij hom te gaan doorbrengen ! Jesus is met ons, hij is daar uit liel'de tot ons, en wij laten hom in taberDakclen vol stof en onrein en gescheurd linnen, dat men op oenf voortreffelijke tafel niet zou durven gebruiken, dikwijls rusten! Kijken en magtigen dezer aarde! hot is tot u, dat ik spreek, niet om u te verwijten, maar om u, in naam van mij non goddelijken Moester, iets te verzoeken. Hebt modelijden met onzen goedertieren Zaligmaker, en onttrekt u iets van uwe pracht, om heilige vaten aan behoeitige kerken te bezorgen, on linnon, waarmede men het heilige Misoffer behoorlijk zou kuunen doen. Moeder des huisgezins, dat uwe dochters van u leeren, dat het grootste en edelste gebruik, dat zij van hare begaafdheden kunnen maken , is, van zo tot hot maken van kleederon voor de armen en linnen voor do altaren te gebruiken! Dat zij van u ter oere van Jesus Christus, en voor do verzachting zijner lijdende lidmaten leeron work on ! Ik z-d u , uk naam van mijnon God zeggen; Geluhkige dochters! gelukkige moeders ! dat de zegen des Eeeren over u ruste!
387
388 OEFENINGEN VOOB DE BEZOEKEN
Jesus is met onsl Laat ons hem dikwijls gaan bezoeken, en daarin de voorbeelden der heiligen navolgen. Hoe meer wij hom zullen bezoeken, des te meer genaden wij uit deze heilige oefeningen zullen trekken. Mijn lieve Christen! wees van het getal dergonen niet, die den tijd als verloren aanzien, welken zij voor het heilige Sacrament doorbrengen, en wees verzekerd dat gij mot een kwartier uurs voor de voeten van Jesus in het heilige Sacrament zijner liefde verborgen , in het gebed door to brengen, moer genaden zult verkrijgen, dan met al uwe dagelijksche geestelijke oefeningen, behalve de heilige Communie. Neem ten tijde van kwellingen, van inwendige mistroostigheden, van ongenoegen en moedeloosheden , van kruisen en tegenspoed, aan» stonds uwe toevlugt totjesus, die u hiertoe door doze woorden aanzoekt: Komt allen tot mij, die in druk en lijden zijt en ik zal u verkwikken.
Ziehier inhetkortde wijzcom ditbezoekafte leggen; vooreerst verkies in de kerk eene plaats, waar gij, door het in- en uitgaan, aan verstrooidheden het minst blootgesteld zijt. Houd u dan in eene eerbiedige gesteltenis en begin met eene oefening van geloof en aanbidding. Houd u, na deze verrigting, diep ingekeerd, en vergeet alles wat u omringt en wat op de geheele wereld is en treed in een gemeenzaam gesprek met onzen Heer, verzoek hem vergiffenis uwer zonden; vertoon hem al uwe noodwondighedon, spreek hem van uwe wederwaardigheden, van uw verdriet, van uwe vermaken. Smeek hem u die en deze, genaden te vcrleenen, u zijne hulp te bieden, u van zulk een gebrek te beteren, enz. Bovenal verwek zoo veel gij kunt, de oefeningen van liefde, butrouwon, leedwezen, enz. Doe dit of ten naastenbij op deze wijze: Jesus, mij Znaligmalcer, het is nogtans waar, dat ik eertijds deze en die zonde bedreven heb! het is naglans waar, dat ik zoo vele jaren uw vijand ben geweest ! ... O mijn Ood ! mijn God ! ik verzoek vergiffenis, enz. Mijn Jesus ! het dunkt mij, dal ik u uit geheel mijn hart verlang te beminnen, eu lean dit niet ten ■uitvoer brengen. Ach ! gelief mij te hulp te komen ...
BIJ HEI ir. SiCKAMENT
Welke groote bekoring hel ik daar aanstonds niet gehad! waar waart gij dan, o Heer! terwijl ik mijnen vijand bestreed ? O ! (jij waart bij mij en het is aan u, dat ik de overwinning verschuldigd ben; wees daarvoor gedankt!
Deze gevoelens, welke ik u hier slechts aanwijs, moet gij ia uw hart doorloopen en overwegen, tot dat zij eeaen diepen iudruk in hetzelve gemaakt hebben. Het is dikwijls beter maar op één alleen te blijven staan, om dit dieper in zijn hart te prenten en daar beter van doordrongen te worden. Sommige mensohen, wanneer zij hunne voorgaande zonden indachtig worden en hunne tegenwoordige gebreken inzien, zullen een kwartier uurs en meer het heilige Sacrament blijven aanbidden, zonder iets te zeggen dan deze woorden: Mijn Jesus! mijn Jesus! . .. Jesus mijne liefde !... mijn welbeminde Jesus, zult gij geen medelijden hebben met eene arme zondares, doch die een opregl leedicezen heeft ?... Jesus! Jesus! heb medelijden met mij! erbarm u over mijne ouders en mijne vrienden! over de regtvaardigen en de zondaren ! over zoo vele zielen, die u niet beminnen.
Somtijds zult gij u ais oubakwaam gevoelen, om eene oefening van liefde en leedwezen te verwekken, om den naam van Jesus uit te spreken: gij zult bij diengodde-lijken Zaligmaker somtijds niets dan verveling en ongenoegen vinden; gij zult uw bezoek willen verkorten, wacht u dan wel van u door de kwelling te laten overwinnen. Val integendeel uwea goeden Moester te voet en zeg: Mijn Jesus, gij weet, mie en iaat ik hen; ik weet wat mij ontbreekt-, mijne ellenden zijn zoo groot; ik ben zoodanig ontbloot, dat ik onbekwaam ben , om u dit te vertoonen. Ik zal dan bij u blijven , en uwe hulp afviach-ten, gelijk een bedelaar voor de deur van eenen rijken blijft zuchten, tot dat men hem een stuk brood geeft om zijnen honger, die hem k •oelt, te stillen. O Chisten, hoo.zeer neemt Jesus Christus zijn behagen niet, om uitmuntende genade aan die getrouwe ziel te verleenen, welke, niettegenstaande den afkeer, dien zij daarin vindt evenwel bij hem verblijft, om hem gezelschap te houden!
Tracht alle dagen ontrent hetzelfde uur, in den namid-50 22
389
Wanneer gij leest, wat het Evangelie van onzen goeden Meester verhaalt, en ziet dat liij de volkeren, die hem in menigte volgen, ondcrrigt, do zieken geneest, de dooden verwekt, met de zondaren verkeert, om ze tot hem te trokken, vergiffenis verleent aan Maria Magdalona, aan do overspeelster, aan don goeden moordenaar, on zoo voorts, is het u dan niet gebeurd, mijn lieve Christen, van inwendig tot n zei ven te zeggen; Gelukkig zijn dezulken, wolko het geluk gehad hebben den liefdewaardigen Zaligmaker te zien en te hooren!... Ja, gewis, mijn lieve Christen, zij waren gelukkig. Maar, luister naar mij: gelukkiger, duizendmaal gelukkiger zijn zij, die hem thans in hot Saerament zijner liefde bezitten.anneer gij leest, wat het Evangelie van onzen goeden Meester verhaalt, en ziet dat liij de volkeren, die hem in menigte volgen, ondcrrigt, do zieken geneest, de dooden verwekt, met de zondaren verkeert, om ze tot hem te trokken, vergiffenis verleent aan Maria Magdalona, aan do overspeelster, aan don goeden moordenaar, on zoo voorts, is het u dan niet gebeurd, mijn lieve Christen, van inwendig tot n zei ven te zeggen; Gelukkig zijn dezulken, wolko het geluk gehad hebben den liefdewaardigen Zaligmaker te zien en te hooren!... Ja, gewis, mijn lieve Christen, zij waren gelukkig. Maar, luister naar mij: gelukkiger, duizendmaal gelukkiger zijn zij, die hem thans in hot Saerament zijner liefde bezitten.
Toen Jesus Christus het Joodseho land doorliep ea hij de gaven zijner barmhartigheid en liefde overal uitstortte, meent gij. Christen, dat het zoo gemakkelijk was, om hom aan te spreken? Meent gij, dat iedereen, in hot bijzonder met hem, hart aan hart, mogt spreken ? Voorzeker neon. l)ev\ijl hij bijna altijd van eono menigte mensehen omringd was, kou men hem dikwijls maar van verre zien, en het waren slechts zijne Apostelen en oen klein getal uitverkorene vrienden, welke het geluk hadden, van tijd tot tijd alleen tot hem te spreken.
Hoe veel gelukkiger zijn wij, o mijn God! dienzelfden Jesus Christus, welke eertijds het Joodseho land met zijne tranen, met zijn zweet en zijn bloed besproeide, bezitten wij in onze kerken. Het is diiar, dat hij ons verwacht; daar kunnen wij hom, zoo dikwijls wij dit verlangen.
OEFENINGEN
OEFENINGEN VOOR DE ENZ.
bezoeken, en, zoo lang wij willen, aanspreken, en dit met het grootste vertrouwen. Daar zogt hij tot een ieder:
Mijn kind, kom mij genaden en (/unsten verzoeken.
De Christenen begeven zich ongetwijfeld, op zijne minnelijke uitnoodiging bij hem : men ziet ze zonder twijfel rond de tabernakelen van hunnen Meester dringen. Buiten twijfel stellen zij hun grootste geluk in hunnen Zaligmaker gczclsehap te gaan houden ?.-. O mijn God wat esn schande voor ons! wij vinden altoos tijd genoeg, om dikwijls nuttelooze bezoeken te gaan afleggen en wij vindongeenen tijd omoenige oogenblikkenbij onzen Heer te verblijven! OlievoJesus! wie zal niet zuchten, wanneer wij zien dat de oppervorsten der aarde van zoo veel volk omringd zijn , dat hunne paleizen zoo bezocht worden, dat hun hof zoo talrijk is, terwijl uwe kerken cn uwo altaren verlaten zijn en dat uw geheiligde persoon alleen, ja, gansch alleen is!
O hemel! waar is dan ons geloof? Jesus is met ons, on wij deuken op hem niet! wij gewaardigen ons zelfs niet eenige oogonblikken bij hem te gaan doorbrengen ! Jesus is met ons. hij is daar uit liefde tot ons, en wij laten hom in tabernakelen vol stof eu onrein en gescheurd linnen, dat men op eenp voortreffelijke tafel niet zou durven gebruiken, dikwijls rusten! Kijken en magtigen dozer aarde! het is tot u, dat ik spreek, niet om u te verwijten, maar om u, in naam van mijnen goidelijken Meester, iets te verzoeken. Hebt modelijden met onzen goedertieren Zaligmaker, en outtrekt u iets van uwe pracht, om heilige vaten aan behoeftige kerken te bezorgen, en linnen, waarmede men het heilige Misoffer behoorlijk zou kunnen doen. Moeder des huisgezins, dat uwe dochters van u leeren, dat het grootste en edelste gebruik, dat zij van hare begaafdheden kunnen maken , is, van ze tot hot maken van kleederon voor de armen en linnen voor de altaren te gebruiken! Dat zij van u ter eerc van Jesus Christus, en voor de verzachting zijner lijdende lidmaten loeren werken ! Ik zal u , uit naam van mijnen God zeggen; Gelukkige dochters! gelukkige moeders ! dat de zegen des Ueeren over u ruste!
387
388 OEFENINGEN VOOE DE BEZOEKEN
Jesus is met oiisl Laat ons hem dikwijls gaan bezoeken, en daarin de voorbeelden der heiligen navolgen. Hoe meer wij hem zullen bezoeken, des te meer genaden wij uit deze heilige oefeningen zullen trekken. Mijn lieve Chriaten! wees van het getal dergenen niet, die den tijd als verloren aanzien, welken zij voor hot heilige Sacrament doorbrengen, en wees verzekerd dat gij mot een kwartier uurs voor de voeten van Jesus in het heilige Sacrament zijner liefde verborgen , in het gebed door te brengen, moer genaden zult verkrijgen, dan met al uwe dagelijksche geestelijke oefeningen, behalve de heilige Communie. Neem ton tijde van kwellingen, van inwendige mistroostigheden, van ongenoegen en moedeloosheden, van kruisen en tegenspoed, aanstonds uwe toevlugt tot Jesus, die u hiertoe door deze woorden aanzoekt: Komt allen tot mij, die in druk en lijden zijt en ik zal u verkwikken.
Ziehier in het kort de wijze om dit bezoek af te leggen; vooreerst verkies in de kerk eene plaats, waar gij, door het in- en uitgaan, aan verstrooidheden het minst blootgesteld zijt. Houd u dan in eene eerbiedige gesteltenis en begin met eene oefening van geloof en aanbidding. Houd u, na deze verrigting, diep ingekeerd, en vergeet alles wat u omringt en wat op de geheele wereld is en treed in oen gemeenzaam gesprek met onzen Hoer, verzoek hem vergiffenis uwer zonden; vertoon hom al uwe noodwendigheden, spreek hom van uwe wederwaardigheden, van uw verdriet, van uwe vermaken. Smeek hem u die en dozo genaden te vorleenen, u zijne hulp te bieden, u van zulk oen gebrek te beteren, enz. Bovenal verwek zoo veel gij kunt, de oofeningsn van liefde, betrouwen, leedwezen, enz. Doe dit of ten naastenbij op deze wijze: Jesus, mij Znaligmaker, het is nogtans waar, dat ik eertijds deze en die zonde bedreven heb! het is nogtans waar, dat ik zoo vele jaren uw vijand ben geweest !... O mijn God ! mijn God ! ik verzoek vergiffenis, enz. Mijn Jesus ! het dunkt mij, dat ik u uit geheel mijn hart verlang te beminnen, en kan dit niet ten uitvoer brengen. Ach ! gelief mij te hulp te komen ...
BIJ HET IT. SACRAMENT
Welke r/roole behoring heh ik daar aanstonds niet gehad! ■wuaT waart gij dan, o Heer! terwijl ih mijnen vijand bestreed ? O ! (jij waart bij mij en het is aan u, dat ik de overwinning verschuldigd hen; wees daarvoor gedankt!
Uezo gevoelens, welke ik u hier slechts aanwijs, moet gij iu uw hart doorloopeu on ovorwegeii, tot dat zij eenen diepen indruk in hetzelve gemaakt hebben. Het is dikwijls beter maar op één alleen te blijven staan, om dit dieper in zijn hars te prenten en daar beter van doordrongen te worden. Sommige mensehen, wanneer zij hunne voorgaande zonden indachtig worden en hunne tegenwoordige gebreken inzien, zullen een kwartier uurs en meer het heilige Sacrament blijven aanbidden, zonder iets te zeggen dan deze woorden; Mijn Jesus! mijn Jesus! ... Jesus mijne liefde !... mijn welbeminde Jesus, zult gij geen medelijden hebben met eene arme zondares, doch die een opregt leedwezen heeft?... Jesus.' Jesus! heh medelijden met mij! erbarm u over mijne ouders en mijne vrienden! over de regtvaardigen en de zondaren ! over zoo veie zielen, die u niet beminnen.
Somtijds zult gij u a!s onbekwaam gevoelen, om eene oefening van liefde en leedwezen te verwekken, om den naam vau Jesus uit te spreken: gij zult bij diengodde-lijken Zaligmaker somtijds niets dan verveling en ongenoegen vinden; gij zult uw bezoek willen verkorten, wacht u dan wel van u door de kwelling te laten overwinnen. Val integendeel uwen goeden Meester te voet en zeg; Mijn Jesus, gij vieet, icie en wat ik ben ; ik weet wat mij ontbreekt-, mijne ellenden zijn zoo groot; ik ben zoodanig ontbloot, dat ik onhekioaam ben , om u dit te verloonen. Ik zal dan hij u blijven , en uwe hulp afwachten, gelijk een bedelaar voor de deur van eenen rijken blijft zuchten, tot dat men hem een stuk brood geeft om zijnen honger, die hem kwelt, te stillen. O Chisten, hoo-zeer noemt Jesus Christus zijn behagen niet, om uitmuntende genade aan die getrouwe ziel te verleenen, welke, niettegenstaaudo den afkeer, dien zij daarin vindt evenwel bij hom verblijft, om hem gezelschap te houden!
Tracht allo dagen ontrent hetzelfde uur, in den namid-50 22
389
OEFENINGEN VOOR DE BEZOEKEN
dag uw bezoek aan Jesus, in het H. Sacrament af to loggen en daar ten minste oen kwartier uurs door to brengen.
Zekere Jonkvrouw, die van eenen zeor verheven stand was geweest in de wereld en welke daarna in eene strenge geest elijko orde non was geworden, bleef zeer lang het H. Sacrament aanbidden; en wanneer men haar eous vroeg w at zij bijna gehoele dagen, die zij aan deu voet des altaars doorbragt, deed en zoide, antwoordde zij; Ik zou daar eene geheele eeuwigheid verblijven ; vindt mou daar immers hot goddelijk wezeu niet, welk het voedsel on de bezigheid der gelukzaligen in liet hemelrijk is? O hemel! men vraagt, wat men in Gods tegenwoordigheid doet. Wat mou daar doet ? men looft men bemint , men bidt, men verzoekt hem. En wat doet eeue arme bedelaar bij eenen rijke? wat doet een zieke bij eeu geneesheer? wat doet een dorstige bij eene heldere waterbron ?
Mijn God! wat verhevene gedachten! mogten het ook de mijno on die van allo monschen zijn.
die men gedurende de bezoeken tot liet heilig Sacrament kan doen; wanneer meu zich in dorheid hevindt en als men onbekwaam is om te bidden. (1)
Aanbiddelijke Jesus! aangezien gij hier dag en nacht in uwe heilige tabernakelen verblijft, om daar de gebeden to ontvangen en de wensclien te verhoeren van al de oliendigeu en bedrukten, die u gehoor komen vragen , verwaardig u heden gunstig aan te hooren
(1) Getrokken uit de Uttotkm tol hei E. SacnmenL
390
BIJ HET II. SACEAMENT.
het ootmoedig gebed, dat u de ondankbaarste mensch der wereld doet. Ik kom voor uwe voeten, doordrongen van droefheiden de grootheid erkennende van het kwaad, dat ik gedaan heb, met toe te stemmen in u te beleedigeu. Hetgeen ik u eerst vuriglijk vraag, is , dat gij u zoudt gewaardigen, mij mijne zonden te vergeven. O mijn God! hoe bon ik zoo ongelukkig geweest, van u te mishagen? Ik durf u nog ecne zaak vragen, namelijk: ik heb uwe oneindige beminnelijkheden erkend, mijn hart is er van ingenomen en verrukt geweest en ik gevoel in mij het vurigste verlangen, om u te beminnen en te behagen. Maar, helaas! ik kan dit niet, zoo gij mij niet te hulp komt: verkondig dan, o oneindig magtige God! verkondig dau geheel deaarde uwe oneindige magt en goedheid. Maak, dat ik van wederspannigen slaaf, die ik zoo lang geweest bon een getrouwe en standvastige minnaar uwer aanbiddelijke volmaaktheden worde. Gij kunt dit doen, voorzie dan in al wat mij ontbreekt, opdat ik voortaan het geluk hebbe, van u zoo zeer te beminnen, als ik u vergramd heb. Kon ik u beminnen gelijk de Heiligen u beminnen in den hemel! O Jesus, ik bemin n, ik bemin u boven alles, o mijn God ! mijne liefde en mijn al.
II.
O vlekkeloos Lam, voor ons op het kruis geslagtoilerd, gedenk, dat ik een van die zielen ben, welke gij vrijge-koeht hebt met den prijs van uw bloed en van uwen dood; maak, dat gij mij altijd toebchooret en dat ik u nooit verlieze! Aangezien gij u geheel aan mij gegeven hebt , en u nog alle dagen geeft met u uit liefde tot mij, op onze altaren op te offeren, maak, dat ik u geheel toebehoore.
Ja, mijn beminnelijke Zaligmaker, ik geel mij geheel en al in uwe handen over; ik offer u mi:ueu wil; bind hem met de minnelijke banden uwer liefde, opdat hij voor altijd de gelukkige slaaf zij van uwen heiligen wil. Ik wil niet moer loven om mijne verlangens te voldoen,
391
OFFENINGEN VOOK DE BEZOEKEN
maar alleenlijk om te doen hetgeen gij verlangt en wat u kan behagen. Vernietig in mij al w?t u mishaagt; verleen mij de genade van geeno andere gedaehte meer te hebben, dan die van u te behagen, geen ander verlangen dan dat van u te dienen.
Ik bemin u, o mijn goddelijke Zaligmaker, uit geheel mijn hart, om do litldo van u zelve:.'; ik bemin u omdat gij verlangt van mij bemind te worden; ik bemin u, omdat gij oneindig verdient bemind te worden, al mijn leedwezen is, dat ik u niet altijd bemind heb en n nog niet zoo zeer bemin als ik dit verschuldigd ben en gij het verdient Ik zou willen sterven uit liefdo tot u, o mijn God! aanvaard mijn verlangen, geef mij uwe liefde en dan heb ik niets meer te betraehten op de aarde.
III
O opperste Majesteit! o oneindige goedheid! gij bemint de mensehen zoo teederlijk, gij hebt zoo veel gedaan om van alle mensehen bemind te worden! En hoe komt het dan, dat er zoo weinigen zijn, van welke gij waarlijk bemind wordt ? Neen, neen, ik wil van het getal dier ondankbaren niet rneer zijn. Ik heb besloten uit geheel mijn hart u te beminnen , en voortaan u alleen te beminnen. Gij verdient het, en gij gebiedt hot mij uitdrukkelijk! O! het is dan gedaan, ik wil u gehoorzamen en u vergenoegen; maak, o God mijner ziel, dat ik u volkomen vergenoege. Ik smeek het u door de verdiensten van uw lijden, ik hoop het te bekomen, van uwe goedheid. Ik smeek het n, door uwe liefdo zelve, maak düt ik u beminne, en dat ik nooit ophoudo u te beminnen. Geef, mijn God, geef de goederen der aarde aan degenen , die zo beminnen en verlangen ; wat mij aangaat, ik verlang en vraag u alleen don on-uitsprekeiijken sehat uwer liefde. Ja, ik bemin u, o aanbiddelijke Jesus! ik bemin u, o oppersie goedheid! ik bemin u, o oneindige liefde! en tot belooning voor mijne liefde, vraag ik do genade om u altijd moer en
392
BIJ HET H. SACRAMENT.
meer te beminnen. Gij zijt geheel mijn rijkdom, geheel mijne vreugd, geheel mijne vertroosting, geheel mijne liefde; mijn hart wil geene gevoelens hebben dan voor u; mijne ziel wil niet leven nog ademen dan voor u; leef gij zelf in mij, en geef mij een geheel leven van liefde en vurigheid voor u. Indien gij u verwaardigt mij die genade te verleenen , acht ik mij gelukkiger, dan als ik al de schatten der wereld bezat; deze zullen voorbijgaan, doch uwe liefde zal, zoo ik hoop, altijd in mij blijven.
IV.
O mijn goddelijke en altijd minnelijke Zaligmaker! dewijl gij gezegd hebt; dat hij, dicu bemint, van u zal bemind worden en dat gij in hem zult komen wonen, om hem nooit meer te verlaten, ad eum venie-mus, et mansionem apud eum faciemus; ik bemin u boven alles: gewaardig u , mij ook uw hart en uwe liefde te geven; ik acht bet geluk, van door u bemind te worden, meer dan het bezit van al do se'aattcn dor aarde. Kom en vestig uwo woning in mijne arme ziel op zulk eeue wijze , dat gij ze nooit meer verlaat, of, om beter te zeggen , dat ;k u nooit dwing u er uit te verwijderen. Neen, gij zult er u nooit uit verwijderen, tenzij men u vrijwillig verwijdere door de zonde. Helaas ! aangezien ik u eertijds gedwongen heb mij te verlaten, kan ik in het vervolg nog hetzelfde doen; ach, laat nooit toe , dat ik aan de wereld eeue zoo groote ondankbaarheid en zoo verfoeijclijke misdaad vertoone; laat nooit toe, dat mij, na zoo vele genaden van u ontvangen te hebben, nog liet ongeluk overkome van mij door mijne ongetrouw'hedcu van u te verwijderen. Ik weet, dat dit ongeluk mij nog kan overkomen; daarom smeek ik u vurig mij do genade te verleenen van te sterven, liever dan u te vergrammen, opdat ik stervende met u vcreenigd, met u nog zou kunnen leven gedurende de eeuwigheid. Ja, mijn goddelijke Jesus, ik hoop het aldus^ ik veroenig mij met u voor altijd;
393
394 OEFENINGEN VOOK DE BEZOEKEN
mijue atmo ziel omhelst uwe heilige voeten; o! maak, dat ik u altijd beminne, en dat ik altijd van u bemind worde. Ja, ik hoop vaa uwe goedheid , dat de liefde mij altijd met u zal vereenigen en u met mij zal vereenigen, om nooit meer van elkander te scheiden;
O oneindige liefde van mijnen God, eeue oneindigeliefde waardig! hoe hebt gij u zoo zeer kunnen vernederen, dat gij, om met de mensohen te handelen, om hun hart te winnen, u als onder het deksel van het H. Sacrament vernietigd hebt? O God en Zaligmaker! uwe vernederingen hebben geene palen gehad, omdat uwe liefde er geene heeft. Hoe! zal ik u niet beminnen uit al mijne krachten, wetende al wat gij gedaan hebt, om mijne liefde te winnen ! Moot ik niet, gelijk do bruid in het boek der Gezangen; eenen heiligen ijver toonen, om met u te zijn? Ja, mijn goddelijke Zaligmaker! ik bemin u; om u die liefde te bewijzen, stel ik uw welbehagen voor al mijne belangen, voor al mijne voldoeningen, voor allo andere vertroosting. Mijn vermaak zal zijn, in alles nw welbehagen te zoeken. Verwek in mij een vurig verlangen om mij gedurig, zoo veel hot mij mogelijk zal zijn, voor uwe heilige altaren te houden, u daar te aanbidden, en nog meer, u daar te ontvangen, om mij naauwer met ute verecnigen, gij, die zelf mij daartoe gewaardigt uit te noodigen. Zou ik niet ondankbaar zijn, indien ik weigerde mij aan cone zoo zoete uitnoodiging ovor te geven? Gij wilt alleen het voorwerp en het doel van al mijne verlangens en van al mijne genegenheden zijn. Ik wil het ook, uit geheel mijn hart, o mijn God! Neen, ik wil goeno voldoening dan de uwe, geene andere zoetheid, dan die van met n to zijn, geen ander geluk dan dat van u te beminnen. Maar helaas! wat kan ik zonder u ? En indien uwe genade mij niot helpt en ondersteunt, zullen do wereld, de duivel, mijne eigene hartstogten mij dan niet medeslepen, om mij voor altijd van u te verwijderen ? O liefde van mijn hart! duizendmaal sterven, ja, duizend-
BIJ IIET II. SACRAMENT.
maal sterven, liever dan u te verlaten, liever dan u niet meer te beminnen'. Dit is de genade, welke ik u vraag, weiger zo niet aan eene ziel, die niets verlangt dan uwe liefde, en die niets vreest dan ze te verliezen.
VI.
O liefdevolle Herder! die, om do vurige liefde, welke gij uwe schapeu toedraagt, niet tevreden mot u eens ge-slagtofTerd to hebben op het kruis, u nog op de altaren hebt willen opsluiten in uw Saerament, om des te gemakkelijker aan do deur onzer harten te kunnen kloppen en er u den ingang van te openen. TVelko goedheid, welke teedorheid! Was or wel ooit een dergelijke in do wereld? Aeh! mogt ik uwe goddelijke tegenwoordigheid genieten gelijk de bruid van het boek c/er Gezangen die genoot, wanneer zij zeido: ik heb gerust in dosehaduw van den-gene, die het voorworp van al mijn verlangen is. Welnu, indien ik u regtzinnig bemin, o ïiefdowaardige Zaligmaker! zal ik nacht en dag niet ophouden te verlangen voor uwe voeten te zijn, en daar, bij uwe opperste Majesteit, verborgen onder de schaduw der saeramentele gedaante, zal ik dio goddelijke wellusten en die onuitsprekelijke vergenoeging vinden, welke uwe getrouwe minnaars er smaken.
Trek rnij tot u, o mijn lieve Jcus! door den aangenamen geur uwer gcddelijke aanlokkingen, en door do bekoorlijkheden van die oneindige liefde, welke gij ons bewijst in dit Sacrament. Trahe tue post te, curremus in odorem unguentorum tuorum. Dan, aanbiddelijke Zaligmaker! dan zal ik al de schepselen verlaten om tot u te komen. O! welke vruchten van deugden geven zij aan God niet gelijk nieuwe planten, die gelukkige zielen, welke delief-de geleidt en rondom uwe heilige tabernakels brengt! Wat mij aangaat, o mijn God, ik ben met schaamte overdekt, wanneer ik voor u verschijn, ontbloot van allo deugden. Gij liebt geboden aan het altaar niet te komen zonder u eene gilt to offeren; wat zal ik dan doen? Zal ik besluiten u niet meer te komen bezoeken ? Noen, mijn God, dit zou
395
306 OEPENINGEN VOOR DE BEZOEKEN
u nog meer mishagen; ik zal dan komen, hoe arm ik ook ben; maar gij Heer! gij zult u verwaardigen mij de deugden te verleenen, waarmede gij mij wilt versierd zien. Verleen ze mij dan, aangezien gij wilt, dat ik tot u koinc.
Van dit oogenblik af en in uwe tegenwoordigheid zijnde, aanbid ik u, o koning van mijn hart, o herder, die uwe schapen zooteeder bemint. Ik nader tot den troon uwer liefde en daar ik u niets kan aanbieden dan mijn ellendig-hart, zoo offer ik n hetzelve, opdat het geheel aan uwe liefde zou toegeheiligd zijn. Met dit hart, hoe ellendig hot ook is, kan ik u beminnen, o mijn God, en ik wil u beminnen; trek het tot u, vereonig het zoo naauw aan uwen heiligen wil, dat ik u met uwen Apostel kan zeggen Ego vindus in Domino. Vereenig mij geheel en al aan u en maak, dat ik mij zelve vergete , om niets meer te vinden dan u, wien ik alleen ca standvastig wensch te beminnen.
Ach, mijn Jesus! wie is zwakker en zieker dan ik ? Gij weet, hoe dikwijls ik mij overgegeven heb aan mijne vijanden; hoe dikwijls zij zich meester gemaakt hebben van de deuren mijner ziel, dat is van mijnen wil, langs welken zij binnen gekomen zijn om mij te verderven en mij den kostbaren schat uwer vriendschap te ontnemen. Ach! versterk mij, Iteer, door uw licht en uwe sterkte, opdat ik zoo ongelukkig uiet meer zij van u te verliezen en uit mijn hart te bannen. Zoo ik u nog ooit moest vergrammen, o mijn Heer en Zaligmaker! laat mij dan liever stervea in dit oogenblik, omdat ik hoop op uwe heilige genade, eu met u vereenigd te zijn door uwe heilige liefde. Ik wil niet meer leven zonder u, o mijn welbeminde ! Maar ik kan op mij zeiven niet rekenen; helaas ! zoo lang ik zal leven, kan ik nog van wil verandorei en u weder verraden, gelijk ik voorheen gedaan heb. Heer! gij, die niet verandert, help mij dan om ook niet moer te veranderen! Allerheiligste Maagd heb medelijden met mij, gij, die do
BIJ HET H. SAERAMENT. 397
*
moeder der volharding zijt, verkrijg mij die kostbare gave van uwen zoon Jesus. Ik vraag ze door u, on het is door uwe voorspraak, dat ik ze durf verhopen en verwachten.
VIII.
Pront mij als een zogol op uw hart. Ja, goddelijke Jesus! eenig voorwerp mijner liefde, aangezien ik u mijn hart toegeheiligd heb, zoo is liet ook billijk, dat ik u op hetzelve plaats, gelijk het zegel der liefde, om er den ingang van te sluiten voor alle andere neiging en dat ik daardoor aan alien doe kennen, dat mijn hart het uwe is en gij alleer. er het bezit van hebt. Maar mijn Zaligmaker wat is er van mij te verwachten, indien gij het zelf niet doet? Ik kan niet anders geven dan mijn hart opdat gij er over beschikket volgens uw goeddunken. Ik geef het u dan, ik heilig het u toe, ik offer het u. Neem er voor altijd bezit van, ik wil er niets van terugnemen of achterhouden, indien gij het bemint, behoud het. Ach, Iaat het aan mij niet meer over, want ik zou hetu op nieuw ontnomen. O oneindig beminnelijke God! o. oneindigo liefde! aangezieu gij mij door zoo vele beweegredenen verpligt hebt u te beminnen, ik smeek u doe u beminnen, ja doc u van mij beminnen. Ik wil al-loon loven om u te bominuen en ik wil u alleen beminnen, om u en om uw welbehagen. Gij, die zoo veel mirakelen doet, om door dit Sacrament in mijn hart te kunnen komen, doe nog het volgende : maak, dat mijn hart u geheel toebehoort, maar zonder verdee-ling, zoudor uitzondering, zonder verandering, zoodat ik in dit en in hot andere leveu moge zeggon , dat gij de oonige Hoer zijt van mijn hart, en mijn eenige rijkdom. Deus cordis mei et pars meu. Deus in aeternum.
Allerheiligste Maagd, mijne Moeder en mijne hoop, kom mij te hulp en ik zal zokor verhoord worden. Dit is dus mijne hoop. Amen.
50
23
398 OEFENINGEN VOOF. DE BEZOEK EN .ENK.
IX.
O mijn Verlosser 1 thans tegenwoordig op dit altaar! zie mij hier bij n; ik vraag u geane andere genidfs, dan don ijver in uwo dienst, en de volharding in nwe heilige liefde.
O heilig geloof, goddelijk geloof, hoe voel ben ik u niet verschuldigd! Gij leert mij, dat in dit goddelijk Sacrament des altaars, in dit hemelsche brood , niets meer van het gewone brood gevonden wordt dan do schijn, het is Jesus Christus zelf, het waarachtige brood des levens, die er uit liefde tot mij geheel en al is en er verblijft. Mijn Hoer en mijn God ! ik geloof vastelijk , dat gij hier in dit Sacrament tegen woordig zijt; en alhoewel gij onbekend zijt aan do oogeu dos vleesches, erken ik u echter hier door hot licht des geloofs, voor mijn Zaligmaker en mijn God, en voor den oppersten Meester van hemel en aaide. O liefste Jesus ! aangezien gij do behoudenis , de sterkte, de vertroosting van mijn leven zijt, wil ik ook dat gij het eenige voorwerp van mijne gedachten, van mijne verlangens en van de neigingen mijns harten zijt. Ik heb meer behagen in het hoogste geluk, dat gij geniet en altijd zult genieten, dan in al de goederen, welke ik zou kunnen genieten in den tijd en in de eeuwigheid; mijne grootste vreugde is, dat gij, o welbeminde mijns harten! volkomen tevreden zijt, en dat uw geluk oneindig is.
Heersch, heerseh mijn goddelijke Zaligmaker! over al mijne zielsvermogens ; ik geef ze u geheel en al, neem or voor altijd bezit van; dat mijn wil, mijne vrijheid, mijn hart, mijn geest do slaven uwer liefde zijn, en in deze wereld niet zijn , dan om u te behagen en om u te loven. Zoodanig waren uwe gevoelens gedurende geheel uw loven, o Moeder van mijnen God! Help mij, bid ik u, om diezelfde gevoelens te behouden, om door de liefde te leven gelijk gij geleefd hebt en om al mijn geluk to vinden in dat van mijnen God. Is er een ander geluk , dat onzer waardig is ?
Voor de kzocken tot de !I, Maagd Maria (I)
O Moeder van mijnen God , o Maria ! gelijk een arme bedelaar zich vertoont aan eene groote vorstin, zoo vertoon ik mij aan u, die Koningin van hemel en aarde zijt. Verwaardig u , smeek ik u, van uwen verheven troon neder te zien op eenen el lendigen zondaar. God heeft u zoo rijk getmakt, om de armen te helpen; hij heeft u als Koningin van barmhartigheid aangesteld , om de lijdenden te vertroosten. Zie mij dan aan en heb medelijden mot mij. Zie mij aan en verlaat mij niet, zonder dat gij van eenen zondaar eenen heilige gemaakt hebt. Ik weet, dat ik, ter oorzake mijner ondankbaarheid, niets verdien, tenzij beroofd te worden van al do genaden, welke ik door uwo voorspraak van den Hoer ontvangen heb. Maar gij, die do Koningin van barmhartigheid zijt, zoekt meer de ellenden dau dc verdiensten, om de nood-drnftigen te helpen. Wel nu , wie is er armer en nooddruftiger dan ik ?
O verhevene Maagd! ik weet dat gij, Koningin van het heelal zijnde, bij gevolg mijne Koningin zijt; maar ik wil mij meer bijzonder aan uwe dienst toeheiligen, opdat gij over mij zoudt beschikken volgens uw welbehagen. Ik herhaal u dan, met den H. Bonaventura; bestuur mij, o mijne Koningin ! en laat mij niet aan mij zeiven over. Gebied mij, beschik over mij, volgens uwen wil; kastijd mij ook, wanneer ik u niet gehoorzaam ; de kastijdingen, die van uwe hand komen.
(1) Getrokken uit do Gloria van Maria.
GEBEDEN TOT MARIA.
zullen mij heilzaam zijn. Ik wil liever uw dienaar zijn, dan do meester der wereld. Ileus sum ego, sal-vum me fac. Aanvaard mij voor den uwen , o Maria ! en gelijk den uwen, donk op mijne zaligheid. Ik wil aan mij zolvon niet toebehooren , ik geef mij aan u. Indien ik n voorheen niet behoorlijk gediend heb, verwaarloozende zoo vele schoone gelegenheden, om u te eeren, zoo zal ik voortaan met uwe ijverigste en getronwste dienaars mij vereenigen. Neen, ik wil, dat in het toekomende u niemand meer eere en meer beminne dan ik, o mijne minnelijkste Koningin ! Hetgeen ik beloof, hoop ik door uwe hulp te volbrengen. Amen,
II.
O mijne Meesteres, mijne Koningin, waardige Moedor van mijnen God, allerheiligste Maagd ! zou ik mij bij u moeten aanbieden, en u mijne Moeder noemen, zoo ellendig en met zoo velo zonden beladen? Doch ik wil niet dat mijne ellenden mij berooven van de vertroosting en het vertrouwen, dat ik gevoel, wanneer ik u dien zoeten naam geef. Ik weet, dat ik verdiend heb van u verstoeten ie worden; maar ik smeek n te overwegen, wat uw Zoon Jesus Christus voor mij gedaan en geleden heeft; verwerp mij daansa, indien het mogelijk is. Ik ben een arme zondaar, die meer dan een ander de goddelijke Majesteit vergramd heb; Helaas! het kwaad ia bedreven, ik neem mijne toovlugt tot u, kom mij te hulp, o mijne Moeder! kom mij te hulp. Zeg niet, dat gij mij niet kunt helpen; want ik weet, dat gij alles vermoogt en dat gij van God verkrijgt al wat gij verlangt. Indien gij mij antwoordt, dat gij mij niet wilt helpen, zeg mij dan ton minste tot wien ik moet gaan , om in mijn ongeluk ondersteund te worden. Ontferm n mijner, gij, mijn Verlosser! met .^iiüj mijne zonden te vergeven, en gij, mijne Moeder, met voor mij te spreken, of wijst nij iemand aan, dio barmhartiger is dan gij en op wien ik meer betrou-
400
GEBEDEN TOI MARIA
wen mag stollen. Neen, men zal noch op de aarde , noch in den hemel iemand vinden , die barmhartiger is en die mij beter kan helpen. Gij , Jesas , wees mijn Vader en gij, Maria, wees mijne Moeder! Gij bemint de ellendigston, gij gaat hen opzoeken, om hen zalig te maken. Ik heb de hel verdiend, ik ben de onwaardigste dor menschen; maar gij hebt niet noodig mij op te zoeken, ik verlang niet, dat gij mij zoekt, ik kom van zelf tot u , met do hoop , dat gij mij niet zult verlaten. Ik lig thans aan uwe voeten, o Josus, vergeef mij! o Maria, help mijl
III.
O Moeder van mijnon God, o Maria! mijne eenigste hoop, zie hier voor uwo voeten nedergeworpen ecneu ollondigen zondaar, dio u om genade smeekt. Geheel de Kerk, al do goloovigen roepen u aan en eoron u als de toevlugt dor zondaars; woos dan mijne toevlugt, maak mij zalig. Gij weet, hoezeer uw Zoon onze zaligheid behartigt. Gij weet aan welke pijnon en smarten Jesus Christus zich tot ouzo zaligheid heeft willen onderwerpen. Ik offer u, o mijne Moodor! de smarten van Jesus Christus, do koude, welke hij verdroeg in zijne krib, de ougomakken van zijne vlugt naar Egypte, zijnon arbeid , zijn zweet, zijn vergoten bloed , den pijnlijken dood , welken hij voor uwo oogen op hot kruis stierf. Toon dat gij uwen Zoon bemint.
Ik smeek u door zijne liefde mij te hulp te komen. Steek do hand uit tot eonen zwakken zondaar , die uw modelijden afsmeekt. Indien ik een heilige ware. zou ik goone barmhartigheid vragen; maar omdat ik een zondaar ben, neem ik mijn toevlugt tot u , die de Moeder van barmhartigheid zijt. Ik weet, dat uw modelijdend hart vreugde vindt in de oilondigen te helpen, wanneer gij hun kunt helpen en zij niet hardnekkig in het kwaad volharden. ^Bezorg nu die vreugde aan uw barmhartig hart, met aan mij vertroostingen te bezorgen ; de gelegenheid biedt zich voor u aan, om mij
401
GEBEDEN TOT MAEIA.
zalig te maken , mij , die een ongelukkige en tot de hel veroordeelde hen en gij kunt mij helpen, dewijl ik er geen beletsel aan stel door mijne hardnekkigheid ik stel mij onder uwe handen; zeg mij wat ik moet doen en verkrijg mij de genade, om het uit te voeren, want ik neem voor, alles te doen , wat in mijn vermogen is, om de goddelijke genade weder te bekomen. Ik begeef mij onder uwen mantel. Jesus wil dat ik tot u mijne toevlngt neem, opdat tot uwe verheerlijking en tot de zijne (want gij zijt zijne Moeder), niet alleen zijn bloed, maar uwe voorspraak mij helpe, om de zaligheid te bekomen Hij zendt mij tot u, opdat gij mij zoudt helpen. O Maria, ik roep u aan , ik stel op u miju betrouwen. Gij bidt voor zoo vele anderen, bid, spreek nog een woord voor mij, en zeg aan God , dat gij mijne zaligheid verlangt , en God zal mij zonder twijtel zalig maken. Zeg hem , dat ik u toebehoor; meer vraag ik niet.
IV.
Ziehier voor uwe voeten, o Maria, mijne hoopleenen armen zondaar, die door zijne zonden zich zoo dikwijls de slaaf der hel heeft gemaakt. Ik heb mi] door de duivels niet laten overwinnen , dan omdat ik mij tot u, mijne toevlugt, niet begeven heb. Zoo ik het altijd gedaan, zoo ik u aangeroepen had , neen , dan zou ik niet bezweken zijn. Ik hoop, o mijne beminnelijke Meesteres! dat ik, door uwe tussehenkomst, reeds uit de handen des duivels ontsnapt beu, en dat God mij vergeven heeft. Maar ik vrees in het toekomende in hunne boeijen te hervallen. Ik weet, dat die vijanden de hoop niet verloren hebben van mij to overwinnen, zij bereiden mij nieuwe aanvallen, nieuwe bekoringen. O, mijne Koningin en mijne loevlugt, kom mij te hulp ; dek mij met uwen mantel, laat niet toe, dat ik nog hun slaaf worde. Ik weet, dat gij mij zult helpen, dat gij mij do overwinning zult verleonen, indien ik n aanroep; maar ik vrees op u niet te denken in de beko-
402
GEBEDEN TOT KAMA
ringen, en u niet te hulp te roepen. De genade, welke ik u vraag en van u verlang, o allerheiligste Maagd! is, dat gij altijd zult tegenwoordig zijn in mijn geheugen, bijzonder in de bekoringen. Verleen mij u dikwijls aan te roepen en deze woorden te herhalen: o Maria, help mij! En wanneer eindelijk de dag van mijnen laatsten strijd met de hel zal aanbreken, in het uur des doods, ach! mijne Koningin, sta mij dan krachtdadig bij , maak gij zelve mij indachtig, u gedurig aan te roepen met den mond en met hel hart, opdat ik, den geest gevende, met uwen liefderijken naam eu dien van uwen Zoon, Jesus Christus op mijne lippen , mij voor uwe voeten in het paradijs vinde, om u daar eeuwig te loven en te zegenen.
V.
O Maria, mijne welbeminde Maria! in welken afgrond van rampen en ellenden zou ik mij niet bevinden, indien uwe barmhartige hand mij zoo dikwijls daar niet van bevrijd had. Sedert hoe vele jaren zou ik reeds in de liel gedompeld zijn, indien gij mij door uwe magtige gebeden daarvan niet verlost hadt? ])e grootheid mijner zonden stortte mij daarin neder ; de goddelijke regtvaardigheid veroordeelde mij daartoe, de duivels waren reeds verblijd van dit vonnis te kunnuu uitvoeren. Gij zijt spoedig gekomen, o mijne Moedor 1 zonder dat ik daartoe gebeden , zonder dat ik u tot mijne hulp geroepen had, en gij hebt mij gered. O mijne beminde Verlosseres ! welken dank zal ik u voor zoo groote liefde betuigen? gij hebt de versteendheid van mijn hart overwonnen, gij trekt mij tot u, opdat ik u zou beminnen en mijn betrouwen in u stellen. Helaas! in welken afgrond van onheilen zou ik nog gevallen zijn, zoo uwe barmhartige hand mij zoo dikwijls niet ondersteund had in de gevaren, waaraan ik mij blootgesteld heb! Volhard, o mijne hoop! volhard in mij te bevrijden van de hel , en vooreerst van de zonde, waarin ik zoo gemakkelijk kan vallen. Gedoog
403
GEBEDEN TOT MARIA.
■53^3
404
niet, dat ik u mot de duivels zou vervloeken. Mijne geliefde Koningin! ik bemin u. Zou uwe goedheid kunnen overeenkomen met het eeuwige verlies van eenen dienaar, die u bemint ? Maak, dat ik niet meer ondankbaar zij jegens u en jegens God, die mij ten aanzien van n zoo vele genaden verleend heeft. O Maria, wat zegt gij ? zal ik verdoemd zijn? Ja, indien ik u verlaat. Maar zal ik de vermetelheid hebben u te verlaten ? Zal ik de teederheid kunnen vergeten , waarvan gij mij bewijzen gegeven hebt? Gij zijt, na God, het voorwerp mijner liefde. Ik zou niet Jcnnnen leven zonder u te beminnen. Ik bemin u dan , en ik hoop u altijd te beminnen, in den tijd en in de eeuwigheid, o het schoonste, het heiligste , het liefdewaardigste schepsel dat in het heelal is! Amen.
]
4s
VOOR DEN ZONDAG.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u ouzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer. God Zoon, Verlosser der wereld.
God H. Geest,
Heilige Drievuldigheid één God,
Heer, die een geest zijt, en in geost en waarheid
wilt aangebeden worden, ■gt;
Heer, wiens godheid noch goud, uooh zilver, noch
steen , of iets anders gelijk is ,
Heer aan wien niemand gelijk is, en buiten wien
er geen God is.
Koning der eeuwen, die alleen van natuurswege da
onsterfelijkheid hebt,
Groote God, uit wien alles voortkomt en door wien
alles behouden wordt,
Heer, in wien wij leven, ons bewegen en zijn, Heer, die overal zijt, en wiens voorzienigheid boven alles is,
Heer , die zoo groot zijt, dat u geene gedachten
kunnen begrijpen ,
Heer, wien geheel het aardrijk , noeh de hemelen
kunnen bevatten,
Heer, wien geen meiisoh gezien heeft, noch zien kan. Heer, wiens oordoelen ondoorgrondelijk en wiens
wegen onnaspeurlijk zijn.
Heer. voor wiens majesteit wij maar stof en aseh zijn, 50 23.
LITANIE TOT DE
Heer, die doet al wat u belieft in den hemel, op
de aarde, ia de zee en in de afgronden,
Heer, die de harten der mensehen in uwe hand
hebt, en die neigt daar ge wilt,
Heer, die een verteerend vuur zijt, wiens gramschap niemand kan wederstaau ,
Heer die een ieder naar zijne werken vergeldt. Heer, die alles in getal, gewigt en maat schikt, Heer, die onze harten onderzoekt en onze nieren doorgrondt,
Heer, die bemint al wat er is en niets haat van
al wat gij geschapen hebt,
Heer, die de zonde der mensehen om hunne boetvaardigheid kwijtscheldt,
Heer , die in uwe woorden waarachtig en in uwe
beloften getrouw zijt.
Heer, die niet wilt, dat wij zullen vreezen, omdat
gij, onze God en helper , met ons zijt. Allerheiligste God, door wiens glorie geheel de
aarde vervuld is,
Heer, wicu alle eer en heerlijkheid toekomt,
Heer, die zelf het loon zijt uwer dienaars.
Wees genadig, spaar ons Heer.
Wees genadig, verhoor ons Heer.
Van alle hoovaardigheid en opgeblazenheid des
geestes, verlos ons, Heer!
Van alle onmatigheid en onzuiverheid.
Van alle gramschap , nijd en kwaden wil tegen
onzen evennaaste,
Van traagheid en van aardsche en ongeregelde droefheid,
Van gierigheid, die de wortel van allo kwaad is, Hoor uwe onbepaalde almogendheid,
Door uwe oneindige wijsheid,
Door uwe overvloedige goedheic'.,
Door uwe ondoorgrondelijke alwetendheid en voorzienigheid ,
Door den diepen afgrond van de oordeelen uwer regtvaardigheid ,
400
A.LLEKHEILIGSTE DRIEVULDIGHEID. l-OÏ
quot;Door uwe volmaakte, onveranderlijke gelukzaligheid , verlos ons, Heer!
In den dag des oordeels, verlos ons, Heer! Wij zondaars, wij bidden u, verhoor ons.
])at gij ons de genade wilt verleenen, oniuuit geheel ons verstand en uit al onze krachten te beminnen, Dat wij uwen H. Naam nooit ligtvaardig gebruiken. Dat wij de Zondagen en Heiligdagen, die u zijn toegewijd, in godsdienstige en andere goede werken mogen doorbrengen en heiligen.
Dat wij aan onze ouders en alle overheid, eer eu
gehoorzaamheid om uweut wil bewijzen , S
Dal wij nooit het leven of de eer van onzen even- p mensoh krenken , c
Dat ouzo zielen nimmermeer door onzuivere werken, ^ woorden, begeerten of gednehten besmet frorden, £? Dat wij nooit iemand door onregtvaardigheid be- gquot; schadigen, °
Dat wij onze zonden van valsehe getuigenis en alle o leugentaal zorgvuldig bewaren, S
Dat wij do goederen der wereld niet ongeregeld
begeeren of beminnen,
Dat gij onze harten tot het ouderhoudea uwer geboden wilt neigen ,
Lam Gods , dat wegneemt, enz.
Allerheiligste Drievuldigheid , hoor ons.
Allerheiligste Drievuldigheid, verhoor ons.
Heer , ontferm u onzar.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
O/ue Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
Almagtige en eeuwige God! die uwe dienaren dooide belijdenis van het ware geloof, do heerlijkheid der eeuwige Drievuldigheid hebt doan kennen en in de oppermagtige Majesteit geleerd hebt, één wezen te aanbidden; wij bidden u, dat wij door de standvastigheid van hetzelfde geloof, bevrijd mogen worden van allen tegenspoed. Door Jesus Christus , onzen Heer. A.men.
amp;
VOOR DEN MAANDAS
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelseho Vader, ontferm u onzer.
God Zoon , Verlosser der wereld ,
God , H. Geest,
H. Drievuldigheid , één God,
H. Geest, die van den Vader en den Zoon voortkomt, Geest der eeuwige waarheid,
Geest van wijsheid en verstand,
Geest van raad en sterkte ,
Geest van de vreoze des Heeren,
Geest van kracht, liefde en matigheid, E
Grcst, door wiens ingeving de profeten gesproken lt;5 hebben, B
H. Geest, wiens zalving ons alle dingen leert, c H. Geest, die de dolende zondaren bekeert, o H. Geest, die uwe ware geloovigen, maakt van één g hart en ééne ziel, ^
H. Geest, die aan uwe kinderen den waren vrijdom verleent,
H. Geest., die de dubbelhartigen en de geveinsden ontvlugt,
H. Geest, die dc ziel zijt van het ligehaam derH. Kerk, H. Geest, die ons de duisternissen van de H. Schriftuur door uwe H. Kerk verklaart,
H. Geest, die de Apostelen vervuld en in hunneu mond uwe woorden gesteld hebt,
LITANIE TOT DEN H. GEEST.
H .Geest, die alleen ons Gods wet kunt doen volbrengen, H. Geest, die zelf de gever van liet bidden zijt, H. Geest, die zelf in ons en vooi ons bidt, door
onuitsprekelijke verzuchtingen ,
H. Geest , die onze harten van droefheid verlost,
en met liefde, blijdschap en vrede ^ervult, H. Geest, die ons verduldigheid , goedertierenheid
en goedheid geeft,
H. Geest, die onze zielen met zachtmoedigheid en
zedigheid versiert, o
H. Geest,die ons de. onthouding en kuischheid verleent, S-11. Geest, die de liefde Gods in onze harten uitstort, ® H. Geest, die in uwe goloovigen, als in uwe tempels 3 woont, p
H. Geest, die uit uwe geloovigen stroomen van le- g vonde wateren doet voortvloeijen, g
H. Geest, door vien wij nu niet meer slaven zijn , •'
maar kinderen en erfgenamen Gods,
H. Geest, door wien de slafelijke vreesachtigheid is weggenomen, cn Gods kinderen met liefde en betrouwen roepen tot hunnen Vader,
H. Geest, die ons naar do voltrekking onzer aanneming en verlossing doet zuchten en verlangen, H. Geest die in ons wonende, onze sterfelijke lig-
chamen zult levend maken.
Wees genadig, spaar ons, Heerl Wees genadig, verhoer ons, Heerl Van alle zonden, verlos ons. Heer!
Van vermetelheid en wanhoop,
Van ougeloovigheid en hardnekkigheid tegen de lt; bekende waarheid, §.
Van alle bekoringen en lagen des duivels, S
Van algekeerdheid, tv. eedragt, gramschap en nijd o tegen enze naasten, S
Van alle onzuiverheid naar ziel en ligchaam, ^ Van onboetvaardigheid, en verhardheid des gemoeds ro Van allen geest die aan u tegenstrijdig is,
Door uwe altijddurende voortkomst van den Vader ~ en den Zoon ,
409
LITANIE
Door de wonderbare werking, door welke Christus in het ligchaam van de zuivere Maagd ontvangen is. Door uwe nederdaling over Christus ten tijde zijns doopsels,
Door uwe komst over de Discipelen van Christus , In den dag des oordeels,
Wij zondaars, wij bidden u, verhoor ons.
Dat wij nooit de begeerten des vleesches volbrengen. Dat gij den geest der regtvaardigheid in onze harten wilt vernieuwen,
Dat gij van ons nooit weggaat.
Dat gij ons wilt versterken, om vromelijk het goede
uit te werken,
Dat wij u nooit bedroeven,
Dat wij u nooit wederstaan,
Dat gij onze harten zoo wilt vervullen, dat de vermakelijkheden der wereld in ons geene plaats vinden, Dat wij alle geesten niet gelooven, maar wijsselijk
onderscheiden of zij van God zijn,
Dat wij door uwe genade in den geest der zachtmoedigheid de zondaren onderrigten en vermanen. Dat wij altijd mogen arm van geest zijn,
Dat gij ons de christelijke en heilige droefheid wilt leeren ,
Dat gij ons hongerig en dorstig naar de regtvaardigheid wilt maken ,
Dat gij ons de zachtmoedigheid en barmhartigheid
omtrent alle menschen wilt instorten,
Dat wij den vrede met onzen naaste zoo onderhouden dat wij kinderen Gods mogen geaoemd worden. Dat gij ons zuiver van harte wilt maken , opdat wij
God mogen zien ,
Dat wij de vervolging om de regtvaardigheid als
een bijzonder geluk achten,
Dat gij ons tot het einde toe in hot goede leven
wil bevestigen ,
Lam Gods, dat wegneemt , enz.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
410
TOT DEN H. GEEST.
lieer, ontferm u on?er.
Christus ontferm u onzer.
Heer , ontferm u onzer.
Onze Vader, enz.
v. De genade des H. Geestes.
K. Verlichte onze zinnon en harten.
LAAT ONS BIDDKN.
O God! die de harten der geloovigen door de verlichting van den H. Geest hebt onderwezen, geef ons, dat wij in denzellden Geest de ware wijsheid bezitten, en ons altijd over zijne vertroosting mogen verblijden. Door onzen Heer Jesus Christus, uwen Zoon. Amen.
411
VAN DEN
VOOR DEN DINGSDAG.
Heer, ontferm u onzer.
Christus , ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Jesus, hoor ous.
Jesus, verhoor ons.
God homelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer.
God, H. Geest, ontferm u onzer.
H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer.
Jesus, Zoon van den levenden God,
Jesus, glans des Vaders ,
Jesus, klaarheid van het eeuwige licht,
Jesus, koning der heerlijkheid,
Jesus, zon van regtvaardigheid ,
Jesus, Zoon van de Maagd Maria ,
Beminnelijke Jesus,
quot;Wonderlijke Jesus,
Jesus, sterke God,
Jesus, Vader der toekomende eeuwen,
Jesus, engel van den grooten raad,
Allermagtigste Jesus,
Allerverduldigste Jesus,
Allergehoorzaamste Jesus,
Jesus, zachtmoedig en nederig van harte,
Jesus, minnaar der zuiverheid,
Jesus, onze minnaar, k
Jesus, God des vredes ,
Jesus, oorsprong des levens,
Jesus, voorbeeld der deugden ,
Jesus, ijveraar dor zielen ,
LITANIE TOT DEN ALLERH, NAAM JESUS.
Jesus, onzo God ,
Jesus, onze toevlugt ,
Jesus, Vader der armen ,
Jesus, schat der geloovigen,
Jesus, eoede herder,
• Jesus, waarachtig licln,
Jesus, eeuwige wijsheid,
Jesus, oneindige goedheid,
Jesus, onze weg en ons leven,
Jesus, blijdschap der engelen,
Jesus, koning der oudvaders,
Jesus, meester der apostelen,
Jesus, leeraar der evangelisten ,
Jesus, sterkte der martelaren,
Jesus, licht der belijders,
Jesus, reinheid der maagden,
Jesus, kroon van alle Heiligen ,
Wees genadig, spaar ons, Jesus.
Wees genadig , verhoor ons, Jesus.
Van alle kwaad, verlos ons , Jesus!
Van alle zonde ,
Van uwe gramschap.
Van de lagen des duivels ,
Van den geest der onkuischhcid ,
Van den eeuwigen dood ,
Van het veronachtzamen uwer inspraken,
Door het geheim uwer heilige menschwording, Door uwe geboorte,
Door uwe kindschheid ,
Door uw geheel goddelijk leven,
Door uwen arbeid ,
Door uwen doodsangst en uw lijden.
Door uw kruis en uwe verlatenheid ,
Door uwe smarten ,
Door uwen dood en uwe begrafenis.
Door uwe verrijzenis.
Door uwe hemelvaart,
Door uwe vreugden ,
Door uwe heerlijkheid,
LITAUIE, ENZ.
Lam Gods, dat do zonden der wereld wegneemt,
spaar ons, Jesus!
Lam Gods, dat do zonden der wereld wegneemt,
verhoor ons, Jesus!
Lam Gods, dat do zonden der wereld wegneemt,
ontferm u onzer, Jesus!
Jesus, hoor ons.
Jesus, verhoor ons.
LAAT ONS BIDDEN.
Heer Jesus Christus, die gezegd hebt: vraagt en gij zult verkrijgen, zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal worden opengedaan; geef ons, bidden wij u , het gevoel uwer goddelijke liefde, opdat wij uit geheel ons hart, mot woorden en werken beminnen en nooit ophouden u te loven.
Geef ons, o Heer, dat wij altijd uwen H. Naam te gelijk vreezen en beminnen , omdat gij nooit van uwe besturing berooft degenen, die gij hecht in uwe liefde vestigt. Door onzen Heer, enz. (1)
(l) Deze Litanie is goedgekeurd door de Congregatie der Ritussen, den 21 Augustus 1802.
414
]
TER EERfi
VOOR DEN WOENSDAG.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer. God H. Geest, ontferm u onzer.
Hquot;. Maria, bid voor ons.
H. Michael, bid voor ons.
H. Gabriël,
H. Engelbewaarder ,
Allo HH. Engelen en Aartsengelen ,
Die uwen Schepper altijd met eene uitnemende
liefde bemind hebt,
Die nooit in eenige de minste zonde zijt gevallen. Goddelijke dienaars , die altijd bereid cijt tot de
dienst van Gods opperste Majesteit,
Die u met allen eerbied in zijne tegenwooidigheid houdt,
Die in alles zijnen H. Wil volbrengt,
Zuivere geesten, aan wie God de bewaring der
menschen heeft aanbevolen,
Die gesteld zijt, om de magt des duivels van ons
af te weren ,
Die, door het ingeven van goede gedachten , van
ons de kwade invallen verdrijft ,
Die ons door goede bewegingen de kwade driften doet overwinnen,
LITANIE
H. Bestierders , die ons van de gelegenheden tot
de zonde verwijdert.
Die ons gedurig door goede ingevingen tot de deugd
vermaant,
Die niets dan onze zaligheid zoekt,
Die n in ons goed leven verheugt,
Die te zamen met ons om Gods genade bidt en
ons tot bidden opwekt.
Die onze gebeden en goede werken aan God opdraagt. Wees genadig, spaar ons. Heer!
Wees genadig, verhoor ons. Heer !
Yan alle gelegenheden tot de zonde , door uwe
H. Engelen, verlos ons. Heer !
Van hot misbruik uwer genade , door uwe heilige Engelen ,
Yan alle gevaar naar ziel en ligehaam, door uwe
heilige Engelen ,
Yan alle kwade gezelschappen, door uwe heilige Engelen ,
Van alle onzuiverheid , door uwe heilige Engelen, Yan alle kwade bekoringen, door uwe H. Engelen, Yan alle kwaadwilligheid ten opzigte van onze
oversten, door uwe heilige engelen ,
Van alle onachtzaamheid ten opzigte van onze onderzaten, door uwe heilige Engelen,
Van alle traagheid in u te dienen, door uwe heilige Engelen,
Wii zondaren , wij bidden u, verhoor ons.
Dat wii in alles aau de bestiering uwer heilige
Engelen onderdanig zijn ,
Dat wij de goede gadachten, welke zij ons ingeven , waarnemen,
Dat wij altijd hunne bewegingen totdedeugden volgen. Dat wij door onze traagheid ca onachtzaamheid hen niet bedroeven en van ons niet vervreemden. Dat wij hen mogen navolgen in u te beminnen en
onderdanig te zijn ,
Dat wij naar hun voorbeeld onzen evenaaste, ook die minder is dan wij, gaarne dienen ,
416
TEE EERE VAN DE H. ENGELEN.
Dat wij geduldig mogen verdragen de gebreken van andere meuschen, gelijk zij de onzo verdragen , Dat wij onzen evennaaste door gene kwado voor- quot;
beelden ergeren,
Dat wij hem , zoo veel liet in ons is , van alle g-kwaad bevrijden , 3
Dat wij door woorden en werken zijne zaligheid 3 trachten te bevorderen, ' g
Dat uwe H. Engelen ons in ons sterfuur willen g-bijstaau, g
Dat wij in eeuwigheid met hen u mogen loven
Lam Gods, dat wegneemt do zonden der wereld, quot;
spaar ons, Heer !
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
verhoor ons , Heer !
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld ,
ontferm u onzer!
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer Onze Vader, enz.
LAAT OÜS BIDDEN.
O God, die door eene onuitsprekelijke voorzienigheid uwe H. Engelen tot onzo bewaring gewaardigt te zenden verleen ons, die u smeeken, dat wij door hunne hulp altijd beschermd worden, en hun gezelschap eeuwig mogen gcuietou, door Christus, onzen Heer. Amen.
417
TOT JESUS IN BET AUERHEILIGSTE SACMMEE
VOOR DEN DONDERDAG.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm n onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer. God Zoon, Verlosser der wereld.
God H. Geest,
H. Drievuldigheid , één God,
Levend Brood, dat uit den hemel gedaald is, Verborgen God en Zaligmaker,
Wijn , die maagden voortbrengt,
Voedzaam brood en vermaak der koningen , Altijddurende offerande,
Zuivere opdragt.
Lam zonder vlek,
Allerzuiverste maaltijd ,
Spijs dor engelen,
Verborgen homelseh brood ,
Gedaehtenis van Gods wonderen ,
Bovennatuurlijk Brood ,
quot;Woord, dat vleesch geworden zijt en onder ons woont, H. Hostie,
Gezegende drinkbeker,
Geheim des geloois,
Hoogwaardig en uitmuntend Sacrament , Allerheiligste offerande ,
Offerande van verzoening voor levenden en dooden, Hemelseh behoedmiddel tegen de zonden.
Wonder mirakel boven alle andoren,
LITANIE TOT JESUS, ENZ.
Allerheiligste gedachtenis van het lijden des Heeren, Gave, die alle volheid te boven gaat, Voortreffelijk gedenkteeken der goddelijke liefde , Overvloeijonde bron van Gods milddadigheid , Overheilig en wonderbaar geheim ,
Krachtige spijs der onsterfelijkheid ,
Aanbiddelijk en levendmakend Sacrament,
Brood , dat door de almogendheid des Woords zijt
vleesch geworden,
Onbloedige olferande,
Spijs en medegast.
Allerzoetste maaltijd, bij welken de Engelen tegenwoordig zijn en dienen ,
Teeken van genade,
l?and van liefde ,
Offeraar en offerande ,
Geestelijke zoetheid . die in haren eigen oorsprong
gesmaakt wordt,
Verkwikking der H. Zi?len ,
Versterking dergenen , die in den lieer sterven , Hand der toekomende glorie ,
Wees genadig, spaar ons, Heer!
Wees genadig, verhoor ons. Heer!
Van hot onwaardig nutlen nws ligchaams en bloeds,
verlos ons, Heer !
Van de begeerlijkheid des vlcesohes,
Van do begeerlijkheid der oogen ,
Van de hoovaardij des levens ,
Van alle gevaren der zonde ,
Door de groote begeerte, die gij gehad hebt, om
dit Paasehlam met uwe discipelen te eten , Door de diepe ootmoedigheid, waarmede gij de
voeten der apostelen gewasschen hebt,
Door de vurigste liefde, waarmede gij dit heilig
Sacrament hebt ingesteld ,
Door uw dierbaar bloed, dat gij ons op het altaar
hebt nagelaten ,
Door de vijf H. wonden, die gij in uw allerheiligst ligehaam voor ons ontvangen hebt,
419
420 LITANIE TOT JESUS , ENZ.
Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons.
Dat gij ons van alle ketterij, ongeloovigheid en -
verblindheid des harten wilt bevrijden ,
Dat het u believe, ons in het uur des doods met S deze hemelsehe spijs te versterken en te beschermen ,
Zoon Gods,
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld
spaar ons , Heer !
Lam Gods , dat wegneemt de zonden der wereld
verhoor ons , Heer!
Lam Gods , dat wegneemt de zouden der wereld
ontferm u onzer!
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Onze Yuder, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
O God! die ons onder dit wonderbaar Sacrament de gedachtenis van uw lijden hebt nagelaten, wij bidden u, geef dat wij de hei.'.ige geheimen van uw ligchaam en bloed zoo eerbiedig ceren, dat wij de vrucht uwer verlossing gedurig in ons mogen gevoelen. Die met den Vader in de eenheid des H. Geestes leeft en heerscht. God in allo eeuwen der eeuwen. Amen.
Je
OP HET LIJDEN VAN
VOOR DEN VRIJDAG.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onze;:.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer. God H. Geest, ontferm u onzer.
H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer.
Jesus, om onze zonden in den hof van Olijven benaauwd
en bedroefd tot den dood toe, ontferm u onzer. Jesus, door eenen Engel versterkt, opdat wij onze hulp in allen nood van den hemel zouden leeren verwachten,
Jesus, die uwen verrader met minzaamheid hebt ontvangen om ons de zachtmoedigheid te leeren, Jesus, van uwe discipelen verlaten, opdat; wij op g God zouden leeren betrouwen, S;
Jesus, van de Joden gebonden, om ons van de g
zonden te ontbinden,
Jesus, voor AnnasenCaïphas valsohelijk beschuldigd, c opdat wij alle ongelijk zouden leeren verdragen, ê Jesus, door Petrus verloochend, opdat wij onze krank- § beid zouden leeren kennen enonszelven mistrouwen, * Jesus, door Herodea meteen wit kleed bespot, omdat
wij het kleed der onschuld verloren hadden,
Jesus, achter Barabbas gesteld, opdat wij ons nooit
boven anderen zouden verheffen,
Jesus, wreedelijk gegeeseld en met doornen gekroond, opdat wij de gemakken en alle eerzucht zouden verfoeijen, 50 24
LITANIE OP HET LIJDEN
Jesus, gelasterd, bespogen en geslagen, opdat wij
onze zinnen zouden versterven,
Jesus, aan het volk ten toon gesteld, opdat wij uw voorbeeld zouden voor oogen hebben en naar hetzelve leven,
Jesus , door Pilatus aan uwe vijanden geleverd, om
ons van onze vijanden te verlossen,
Jesus, met het kruis beladen , om ons te leeron ons
kruis met vlijt te dragen,
Jesus, aan het kruis genageld, opdat wij het vleesch met zijne driiteu en begeerlijkheden zouden kruisigen,
Jesus, tussehen twee moordenaars gekruist, om ons
de vernedering te leeren beminnen,
Jesus, die den goeden moordenaar in genade hebt, ontvangen, opdat wij nooit zouden mistrouwen, Jesus, die aan het kruis hangende, voor uwe vijanden hebt gebeden, om ons te leeren onze vijanden te beminnen,
Jesus, met gal en mirre gelaafd, opdat wij onze
tong van alle zonden zouden bewaren,
Jesus, die stervende uwen geest iu de handen uwa Vaders bevolen hebt, opdat wij stervende onzeu geest ook in uwe en zijne handen zouden bevelen, Jesus, die voor ons den bitteren dood gestorven zijt, om ons de boosheid onzer zonden te doen kennen, Jesus, die door uwen dood ons het leven gegeven hebt, opdat wij niet voor ons maar voor u zouden leven, Jesus, wiens zijde na uwen dood geopend is, om in dezelve onze zonden en krankheden te verbergen, Jesus, begraven en den derden dag verrezen, opdat wij gestorven en begraven aan de zonden, tot een deugdzaam leven zouden verrijzen. Wees genadig, spaar ons. Heer!
Wees genadig, verhoor ons, lieer!
Van alle kwaad, verlos ons, Heer!
Van alle zonden, verlos ons, Heer!
Door uw bloedig zweet, verlos ons, Heerl Door uwe geescling, verlos ons, Heer,
422
VAN ONZEN HEER JESUS CHRISTUS.
Door uwe doornen kroon,
Door uw kruis en lijden.
Door uwe allerheiligste vijf wonden ,
Door uwen dood en uwe begrafenis,
Door uwe H. verrijzenis.
Door uwe wonderbare hemelvaart,
In den dag des oordeels,
V.rij zondaren, wij bidden u, verhoor ons.
Dat uw H. Lijden ons lecre, hoe zwaar en schrikkelijk de zonde is, om welke gij zoo veel geleden hebt.
Dat wij door het overdenken van uwe pijnen en smarten, alia ziekten en tegenspoed geduldig mogen verdragen,
Dat wij in allen angst, droefheid en nood ons tot
u keeren, en uwo hulp afsmeeken,
Dat wij alle schade, verachting en tegenspoed met
overgeving aan Gods wil mogen ontvangen!. Dat wij de valsche besch uldigingen en onregtvaardige oordeelen, naar uw voorbeeld mogen verdragen, Dat gij de vruchten van uw kruis ons wilt mede-deelen,
Dat wij door de kracht van uw kruis, den duivel,
de wereld en hot vleesch mogen overwinnen. Dat wij in uw bloed van allo zonden mogen gereinigd worden.
Dat gij ons wilt verleenen, ons kruis dagelijks op
te nomen , en u gaarne na te volgen,
Dat wij eeue genegenheid mogen verkrijgen , om uw H. Lijden, met liefde en dankbaarheid dikwijls to overdenken.
Dat wij dagelijks bomerkende , dat gij uit liefde voor ons gestorven zijt, door wederliefde ontstoken worden, om niet voor ons zelvcn, maar tot uwe dienst to leven.
Dat wij onzen troost in uwe H. wonden mogen vinden.
Dat gij ons door uw kruis on uwen bitteren dood in het uur onzes doods wilt versterken,
423
W
LITANIE OP HET LUDEJS EKZ.
Dat gij ous door uw kruis in uwe glorie wilt brengen,
wij bidden u, verhoor ons.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
spaar ous, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
verhoor ons , Heer. f
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm u onzer.
Onze Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
Almagtige, eeuwige God, die onzen Zaligmaker het vleesch hebt doen aannemen en den dood des kruises doen lijden, opdat de mensch het voorbeeld van zijne ootmoedigheid zou navolgen; geef genadiglijk, dat wij leven naar de lessen zijner lijdzaamheid en deel verkrijgen in zijne verrijzenis. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. Amen.
*124
TER EERE
cr
El
O 0
VOOR DEN ZATUKDAG.
Hoer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u ónzer.
Heer, ontferm n onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader , ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer. God H. Geest, ontferm u onzer.
H. Drievuldigheid, écu God, ontferm u onzer. H. Maria, bid voor ons.
H. Moeder Gods,
H. Maagd dor Maagden,
Moeder van Christus,
Moeder der goddelijke gonado.
Allerreinste Moeder,
Allerzuiverste Moeder,
Ongeschondene Moeder,
Onbevlekte Moeder,
Minnelijke Moeder,
Wonderlijke Moeder,
Moeder des Scheppers,
Moeder des Zaligmakers,
Allervoorzigtigste Maagd,
Eerwaardige Maagd,
Lofwaardige Maagd,
Magtige Maagd,
Goedertierene Maagd,
Getrouwe Maagd,
Spiegel der regtvaardighcid,
Zetel der wijsheid,
50 24.
litanie tuk keke
Oorzaak onzor blijdschap,
Geestelijk vat,
Eerwaardig vat.
Schoon vat van devotie.
Geestelijke roos.
Toren van David,
Ivoren toren,
Gulden huis.
Ark des Vcrbonds,
Morgenster,
Koningin der Engelen,
Koningin der Patriarchen,
Koningin der Profeten,
Koningiu der Apostelen,
Koningin der Martelaren,
Koningin der Belijders,
Koningin der Maagden,
Koningin van alle Heiligen,
Koningin zonder vlek ontvangen.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
spaar ons. Heer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der -wereld,
verhoor ons Heer!
Lam Gods, dal wegneemt de zonden der wereld,
ontferm u onzer!
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Onze Vader, enz.
Antiph. Ouder uwe bescherming nemen wij onze toevlugt, o H. Moeder Gods! verstoot onze gebeden
426
DEB, ALLEIUl. MAAGD MABIA.
niet in onzen nood, maar verlos ons altijd van alle gevaren, o glorierijke en gezegende Maagd, onze Meesteres, onze Middelares, onze Voorspreekster, verzoen ons met uwen Zoon, vertoon ons aan uwen Zoon, beveel 'ons aan uwen Zoon.
v. Bid voor ons, H. Moeder Gods.
K. Opdat wij waardig worden der beloften van Christus.
LAAT OKS BIDDEN.
O Heer God., wij bidden u, stort uwe genade in onze harten, opdat wij, die door de boodschap des Engels, do Monsehwordiug van Christus, uwen Zoon, gekend hebben, door zijn lijden en kruis gebragt worden tot de glorie der verrijzenis. 'Door denzelfden Jesus Christus, onzen Heer. Amen.
427
VAN DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS
DER ALLEBHK1LIGSTE
(Deze Litanie is getrokken uit de Bulle der dogmaverklaring van de Onbevlekte Ontvangenis der H. Maagd Maria, gegeven door Z. 11. Paus Pius IX.)
Heer , ontferm u onzer.
Jesus Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Jesus Christus, koor ons.
Jesns Christus, verhoor ons.
Eeuwige Vader, dio in de Hemelen zijt, ontferm u onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer. H. Geest, waaraehtig God, ontferm u onzer. H. Drievuldigheid één God, ontferm u onzer. H. Maria, bid voor ons.
Maria, van af hot begin en van alle eeuwen uitverkoren en toebereid, om de Moeder van Gods eenigen Zoon te worden,
Maria, meer dan alle schepselen door God bemind, Maria, in wie God door eene geheel buitengewone
voorliefde zijn grootste welbehagen vond, ££
Maria , onvergelijkelijk boven alle Engelen en Hei- ^ ligen verheven, o
Maria, gansch schoon en volmaakt, verrijkt met
do volheid van onschuld en heiligheid,
Maria , wier heiligheid de grootste is , die men zich beneden God kan voorstellen, en weike niemand, behalve God, kan begrijpen.
LITANiE van DE onbbvl. ontvangenis.
Maria, zonder erfsmet ontvangen,
Maria, die de volslagene overwinning op het oud
serpent hebt behaald,
Maria , aan wie God de Vader zijnen eenigen Zoon, aan Hem gelijk en uit Hem zei ven voortgekomen , geschonken heeft,
Maria, door Gods Zoom zelf uitgelezen om wezenlijk
zijne Moeder te zijn,
Maria, van wien de H. Geest gewild heeft, dat door zijne medewerking ontvangen en geboren werd diegene van wien Hij zelf voortkomt,
Maria, van af den eersten stond uwer Ontvangenis onbevlekt,
Maria, door genade en een bijzonder voorregt, om den willa van de verdiensten van Jesus Christus, vrijbewaard van de smet der erfzonde,
Maria, van het eerste oogenblik uwer schepping af
met de genade van den H. Geest toegerust, Maria, op eene meer wonderbare wijze vrijgekocht,
dan alle andere menschen,
Maria, die met uwen goddelijken Zoon in die onverzoenbare vijandschap tegen den duivel hebt gedeeld ,
Maria, die met uwen besmeurden voet den kop
der helleslang verplet,
Gij, de arke van Noë, die zonder letsel aan het
algemeen bederf der wereld ontkomen zijt, Gij, het braambosch , dat Mozes geheel vlammend zag, en tegelijk met groen en bloesem bedekt, Gij, die gesloten tuin, waarin geen bederf kan
binnensluipen,
Gij het huis, wat zich de eeuwige wijsheid bouwde, versierd met zeven pilaren, het zinnebeeld der zeven gaven van den H. Geest,
Gij, dat onbederfelijke hout, waar de worm der
zonde nooit aan knaagde.
Gij, die altijd heldere bron, door de kracht van
den H. Geest verzegeld,
Gij, die volmaakter dan Judith of Esther, uw
LITANIE VAN DE
geslacht hersteld hebt en eene levensbron voor geheel het mensehdom zijt,
Gij, die nooit duisternis gekend hebt,
Gij , het eigen kunstgewrocht der heilige Drievuldigheid ,
Gij, de onbevlekte onder alle opzigte, de onschuld zelve, de volkomene gaafheid, het beeld zelve van oorspronkelijke zuiverheid, de eenig Heilige, de woonstede van alle genade dos heiligen Geestes , S Gij, die God alleen boven u en alle schepselen ~ beneden u hebt, g
Gij, wier lof door geene tong op aarde noch in den
hemel naar waarde kan verkondigd worden, g Gij, de lofspraak der Profeten en Apostelen, quot; Gij, de eer der Martelaren, de vreugde en kroon
van alle Heiligen,
Gij, de zekere schuilplaats en onverwonnen hulp
van allen die in nood zijn,
O alvermogende middelares, die de aarde met uwen
Zoon verzoent,
O roem, luister, bolwerk der H. Kerk,
O uitdelgster van alle ketterijen.
Gij, die het geloovig volk, die alle nation aan do grootste ellendon, aan rampen van allen aard hebt onttrokken.
O Maria, ruim door uwe magtige bescherming alle hinderpalen uit den weg, zegevier over alle dwalingen , maak dat onze Moeder de H. Kerk onder alle volkeren en op alle plaatsen dagelijks in kracht en bloei toeneme.
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons
een groot berouw over onze zonden.
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons
eene ware bekeering.
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons
de genade om altijd goede biechten te spreken. Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons het geluk om in dit leven aan de goddelijke goreg-tigheid voor alle zonden te voldoen.
430
ONBEVLEKTE ONTVANGEH IS.
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons de uitstekende gunst van onze ziel zuiver en zonder smet te wasschon in het bloed van uwen Zoon Jesus Christus en in de werken eener heilige boetdoening. Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons cone heldhaftige lie/'de voor de zuiverheid , en eenen grooten afschrik voor de tegenovergestelde ondeugd. Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons eene steeds toenemende liefde tot God en eenen onverzoenbaren haat tegen do zonde.
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, help ons, troost
ons in allo noodwendigheden en smarten Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg ons de
genade in Gods liefde te sterven.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm u onzer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm u onzer !
Lam Gods, dat wegneemt do zonden der wereld, verhoor
ons !
Jesus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
vu. Het is (heden) do Onbevlekte Ontvangenis der Allerheiligste Maagd Maria
Am. Van kaar, wier glorievol leven allo kerken opluistert.
LATEI* WIJ BIDDEN.
O God, die door de Onbevlekte Ontvangenis der Allerheiligste Maagd Maria, voor uwen Zoon een Hem waardige woonplaats hebt bereid, geef ons door hare voorspraak, dat wij met zorg ons hart en ons ligehaam vlekkeloos in uwe oogen bewaren, die haar van allo smet gevrijwaard hebt. Door deuzelfdcn Jesus Christus onzen Heer. Amen.
'131
432 LlTAKlE VAN DE ONBBVI. ONTVANGENIS.
SCHIETGEBEDEN.
Gezegend zij de Heilige en onbevlekte Ontvangenis der H. Maagd Maria.
O Maria, zonder smet ontvangen, bid voor ons, die tot u onze toevlugt nemen.
Videmus el approbavimus.has litanias, easquerecitantibus con-cedimus quadraginta dies indulgentiarum in jforma ecclesiae consueta.
Datum Harlemi die 8 Junii 1855.
f Frangiscus Epüs Harlemens,
Heor , ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Hoer, ontferm u onzor.
Cliristus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon , Verlosser der wereld, ontferm u onzor. God H. Geest, ontferm u onzer.
H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer. H. Maria bid voor ons.
H. Moeder Gods,
H. Maagd dor Maagden ,
H. Michael, t
H. Gabriël ,
Alle II. Engelen en Aartsengelen,
Alle H. kooren der zalige Geesten ,
H. Joannes de Dooper ,
Alle H. Patriarchn ou Profeten , «s
H. Jacobus,
H. Joannes,
II. Thomas,
H. Philippus,
H. Bartholomeus ,
H. Mattheus,
H. Simon,
H. Thadens,
II. Matthias ,
H. Parnabas,
50 25
43é LITANIE | |||
H. 'Lucas, |
We( | ||
H. Marcus , |
Van | ||
Alle H. Apostelen en Evangelisten |
Van | ||
Alle H. Lhcipelen des Heeren, |
Van | ||
Alle H. Onnoozele Kinderen , |
Van | ||
H. Stephanus, |
Van | ||
H. Laurentius, |
Van | ||
11. Vincentius, |
Var | ||
H. Eabianus on Sebastianus , |
Vai | ||
H. Joannus en Paulus , |
Vai | ||
H. Cosnias en Damianus, |
Dot | ||
H. Gervasius en Protasius, |
Do | ||
Alle H. Martelaren , |
Do | ||
H. Sylvester , |
Do | ||
H. Gregorius, |
Do | ||
H. Ambrosius , |
cr |
Do | |
H. Augustinus , |
p-i |
Do | |
H. Hieronymus, |
lt; O |
Do | |
H. Martinus, |
O hj |
Do | |
H. Nicolaus , |
o |
In | |
Alle H. Bisschoppen en Belijders, |
0 co |
W | |
Alle H. Leeraars, |
Da | ||
H. Antonius, |
Da | ||
H. Benodictus , |
Da | ||
H. Barnabas , | |||
H. Dominicus, |
Da | ||
H. Prauciscns , | |||
Alle H. Priesters en Levieten, |
Ds | ||
Alle H. Monniken en kluizenaars , | |||
H. Maria Magdalena , |
De | ||
H. Agatha , | |||
H. Lucia, |
De | ||
H. Agnos, | |||
H. Cecilia , |
D | ||
H. Catharina, | |||
H. Anastatia , |
D | ||
Alle H. Maagden en Weduwen , bidt voor ons. | |||
Alle Gods lieve Heiligen, bidt voor ons. |
D | ||
Wees genadig , spaar ons , Heer ! |
VAN ALLE HEtIJGEN.
Wees genadig , verhoor ons, Heer !
Van alle kwaad, verlos ons, Heer.
Van allo zonden,
Van uwe gramschap,
Van eenen haastigen en onverzienen dood , Van de listen des duivels ,
Van gramschap haat en allen kwaden wil , quot;V an den geest der onkuischheid ,
Van bliksem en onweder ,
Van den eeuwigen dood.
Hoor het geheim uwar menschwording,
Door uwe komst,
Door uwe geboorte ,
Door uw doopsel en H. vasten ,
Door uw kruis en lijden ,
Door uwen dood en uwe begrafenis,
Door uwe H. Verrijzenis ,
Door uwe wonderbare Hemelvaart,
Door de genade van den H. Geest den vertrooster, In den dag des oordeels,
Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons.
Dat gij ons wilt sparen,
Dat gij onze zonden kwijtscheldt ,
Dat gij u gewaardigt ons tot eene ware boetvaardigheid te geleiden ,
Dat gij u gewaardigt den Roomschen Paus en alle geestelijkheid in de heilige godsdienst te bewaren , Dat gij u gewaardigt de vijanden der H. Kerk te vernederen,
Dat gij u gewaardigt aan de christen koningen en
vorsten vrede en ware eendragt te geven. Dat gij u gewaardigt aan alle christen volkeren
vrede en eendragt ze verleenen,
Dat gij u gewaardigt ons in uwe H. Dienst te
versterken en te bewaren,
Dat gij onze gemoedoren tot hemelsche begeerten
wilt opwekken ,
Dat gij u gewaardigt al onze weldoeners met de eeuwige goederen te vergelden ,
LITANIE
Dat gij u gewaardigt onze zielen en de zielen van onze broeders , vrienden en weldoeners van de eeuwige verdoemenis te bewaren, wij bidden n, verhoor ons. Dat gij u gewaardigt de vruohten der aarde te geven
en te bewaren , wij bidden u, verhoor ons.
Dat gij u gewaardigt aan alle geloovige overledenen de eeuwige rust te geven, wij bidden u , verhoor ons. Dat gij u gewaardigt ons gebed te verhooren, wij bidden u, verhoor ons.
Zoou Gods, wij bidden u, verhoor ons.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, spaar ons Hoer !
Lam Gods, dat do zonden dor wereld wegneemt, verhoor ons. Heer!
Lam Gods, dat de zonden der worold wegneemt, ontferm
u onzer,
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Ouze Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
O God, wien liet eigen is, altijd barmhartig te zijn en te sparen, ontvang ons gebed, opdat uwe goeder-tierene barmhartigheid ons en al uwe dienaren, die met de ketenen dor zonden geboeid zijn , genadig ontbinde.
Wij bidden u, o Heer! verhoor do gebeden dor oot-moodigen en spaar degenen, die hunne zonden belijden, opdat wij te zamon vergiffenis en vrede van uwe goedertierenheid verwerven.
ïoonons genadig,o Heer! uwe onuitsprekelijke barmhartigheid, en verlos ons van de zonden en tevens van de straffen, die wij daardoor verdiend hebben.
O God! die door do zonden vergramd en door de boetvaardigheid verzoend wordt, zie genadig neder op de gebeden uws volks, hetwelk zich nederwerpt voor uwe grootheid , en wond de geosels uwer gramschap van ons af, welke wij door onze zonden verdienen.
430
van alle heiligen.
Almagtige, eeuwige God! ontferm u over uweu die-uaar, onzen Paus jN., en bestier hem volgens uwe goe-dertiercnlieid op den weg des eeuwigen levens, opdat hij door uwe gunst begeere, hetgeen u behaagt, en hetzelve met alle kracht volbrenge.
O God, van wien de heilige begeerten, de goede voor-nemems en de regtvaardige werken voortkomen, geef aan uwe dienaren dien vrede , welke de wereld niet geven kan, opdat onze harten genegen zijn tot het volbrengen uwer geboden en wij van de vrees der vijanden ontslagen, door uwe bescherming in rust mogen leven, üntvonk, o Heer! onze nieren en harten door het vuur van den H. Geest, opdat wij u met een zuiver ligchaam dienen en met een rein hart behagen.
O God, Schepper eu Verlosser van alle geloovigen! verleen aan de zielen van uwe dienaren en dienaressen vergiffenis van alle zonden, opdat zij de kwijtschelding naar welke zij altijd verlangd hebben, door godvruchtige smeekingen mogen verwerven.
Wij bidden u, o Heer, voorkom onze smeekingen door den invloed uwer genade, en voltrek die door uwe medewerking, opdat al onze gebeden en werken altijd met n beginnen, en alzoo begonnen, door u voltrokken worden.
Almagtige, eeuwige God! die over levenden en dooden heerscht, en u ontfermt over allen, die gij te voren weet, dat door het geloof en de werken de uwen zullen zijn, wij bidden u ootmoedig, dat zij, voor welke wij ons voorgenomen hebben onze gebeden te storten, hetzij die nog in de wereld loven of reeds overleden zijn, op de voorspraak van al uwe Heiligen , door uwe genade , vergiffenis van al hunne zouden mogen verkrijgen, door onzen Heer Jesus Christus , enz.
v. Heer, verhoor mijn gebed,'
a. En mijn geroep kome tot u.
v. De almagtige en barmhartige Heer verhoore ons. li. Amen.
v. Dat de geloovige zielen door Gods barmhartigheid rusten in vrede.
a. Amen.
43?
I. VOOKBEKEIMNG.
Denk bij u zeiven, dat Jesus waarlijk en wezenlijk in dit H. Sacrament des Altaars tegenwoordig is. Verbeeld u, dat Jesus, in het takernakel, even als in den hemel op eenen verheven troon gezeten en van Engelen omgeven is, die zich uit eerbied voor hem neder-werpen en hem aanbidden. Verneder u voor God , u zeiven onwaardig kennende voor hem te verschijnen.
II. ZELFVEENEDEKINS EN AANROEl'ING VAN GOD.
O mijne ziel! werp u voor Jesus neder, en verbeeld u, dat gij hem tc zamen met do Engelen aanbidt... Dierbare Jesus ! ik sta voor uw aanschijn beschaamd. .. Zal ik, stof en asch, mij onder do Engelen durven stellen, om u, mijn Jesus, te aanbidden? Helaas! ik bon niet waardig mijne oogen tot u te verheffen.. . Neen , lieve Jesus! de Engelen zolven erkennen zich niet waardig u fe aanschouwen, en bedekken uit eerbied hun aangezigt met hunne vleugelen , veel meer ben ik onwaardig voor u te verschijnen. Ik, helaas! ben een zondige aardworm, en toch goddelijke Zaligmaker! wilt gij, dat ik tot u kome , en u aan-bidde, en de nood, waarin ik beu, dwingt mij tot u te komen ; daarom nader ik met vertrouwen tot u , om u met den grootsten eerbied te aanbidden.
O Jesus! ach, of ik u opregt aanbidden en loven konde! Gij verdient allen lof, en nooit kan men u genoeg loven, want gij gaat allen lof oneindig te boven... daarom vereenig ik mij met do Engelen en Heiligen en zelfs met u, lieve Jesus ! toen gij nog op aarde leefdet en nu gij in den hemel zijt.
GEBEDEN ONDER HEI LOF,
iii. lol' aan jesus, rustende in het h. sacrament.
O mijne ziel 1 laat ons alle schepselen uitnoodigen God te loven: laat ons hun zeggen: looft den Heer met mij (Psalm 53),.. Al hadden wij zoo vele tongen, als er schepselen op aarde zijn, om God dag en nacht te loven, dan zouden wij hem nog te weinig loven, want, hij gaat allen lof te boven, quia major omni laude.
Lieve Jesus! ik werp mij vol eerbied voor u neder, en aanbid u rustende in het H. Sacrament. Heer Jesus, onze God en al! Gij zijt waardig te ontvangen den lof, de glorie, de eer, de magt en do zegening: want gij hebt alles geschapen; en alles in uwen wil geschapen. (Apoc. 5.) Ja, lieve Jesus! gij zijt allen lof waardig : gij blijft uit liefde tot mij op het altaar, opdat ik u aanbidden en loven zoude. — O zoete Jesus! hoe hebt gij mij zoo bemind? en hoe blijft gij zoo, uit liefde voor mij, boos mensch, in liet heilige tabernakel dag en nacht tegenwoordig?... Goddelijke Zaligmaker! ik geloof , dat gij hier waarlijk en wezenlijk tegenwoordig zijt, en ben bereid , ter bevestiging van deze waarheid, mijn bloed te vergieten en uit liefde voor u te sterven. O Jesus, versterk mijn geloof, opdat hetzelve op mijn gedrag werke en uit de eerbiedige houding van mijn ligchaam zigtbaar worde. Amen.
iv. liefde verzuchtingen,
Pius VII, 10 Augustus IMS, verleent aan hen. die ze met een rouwmoedig hart bidden, 300 dagen atlaat.
1. O mijn God, mijn opperste good! Ach, of ik u altijd bemind hadde!
2. Mijn God! ik verfoei den tijd, waarop ik u niet beminde.
3. lloe heb ik zoo lang zonder uwe liefde kuimen leven?
4. En gij, o mijn God! hoe hebt gij mij zoo lang kunnen verdragen?
5. Mijn God! ik bedank u voor zulke lijdzaamheid.
439
GEBEDEN
6. Nu wil ik u altijd beminnen.
7. Ik wil liever sterven, dan u niet te beminneu.
8. Mijn God, ruk mij liever uit het levcu , dan toe te laten, dat ik zou ophouden, u te beminnen.
9. De genade, die ik vraag, is, u altijd te beminnen.
10. Met uwe liefde zal ik gelukkig zijn.
Glorie zij den Vader, enz.
1. Ik wenseh, o mijn God! u van alle mensehen bemind te zien.
_ 2. Ik zou mij gelukkig achten mijn bloed te vergieten , opdat alle mensehen u beminnen.
3. Zij, die u niet beminnen zijn blind.
4. Verlicht hen, o mijn God!
5. U niet te beminnen, o opperste goed, is het eenige onheil, dat wij vreezen moeten.
6. O mijn God ! ik wil niet onder het getal dier blinden zijn, welke u niet beminnen.
7. Gij, o mijn God! zijt mijne blijdschap en al mijn goed.
8. Ik wil geheel en altijd aan u zijn.
9. Wie zou mij van uwe H. liefde kunnen scheiden ?
10. Komt gij, schepselen! komt gij allen mijnen God beminnen.
Glorie zij den. Vader, enz.
1. Mijn God, ik zou duizend harten wenschen te hebben, om u te beminnen.
2. Ik zou de harten van alle mensehen willen hebben, om u te beminneu.
3. Ik zou mij verheugen, dat er vele werelden waren die u alleen beminden.
4. Ik zou gelukkig zijn, indien iku met de harten van alle mogelijke schepselen beminnen konde.
1 5. Gij verdient het, o mijn God.
C. Mijn hart is al te schuldig en al te koud om u te beminnen.
7. O rampzalige ongevoelighe.d der mensehen ten opzigte van het opperste goed!
;8. O verblindheid der wereldlingen, welke de ware liefde niet kennen!
440
ONDER HET LOF.
9. Gelukkige hemelbewoners, welke hem kennen en beminnen!
10. O gelukkige noodzakelijkheid , van God te beminnen.
Glorie zij den Vader, enz.
1. Wanneer zal het zijn , o mijn God ! dat ik van liefde voor u branden zal ?
2. O hoe gelukkis; zou dit voor mij zijn.
3. Maar hoewel ik u niet beminnen kan, gelijk gij verdient van mij bemind te worden , zal ik ten minste mij verblijden, dat zoo vele anderen u van ganscher harte beminnen,
4. Ik zal mij bijzonder verblijden, omdat do Engelen en do Heiligen n in den hemel beminnen.
5. Ik zal mijn laauw hart mot hunne vlammende harten vereenigen.
ü. Ik zou u op dezeilde wijze wensohen te beminnen, gelijk de Heiligen , die het meest in uwe liefde ontstoken waren, u bemind hebben.
7. Ik zou eene liefle voor u wensohen te hebben, gelijk aan die, welke de H. Maria Magdalena, dell. Catharina en do H. ïheresia voor u gehad hebben.
8. Of gelijk aan de liefde, waarmede de heilige Angustinus, de H. Uominicus, de H. Franeiseus, de H. Ignatius, de H. jPraneiscus Xaverius, de H. Philippus Nerius.endell. Adoysius van Gonzagua, u bemind hebben.
'J. Of gelijk aau die liefde, woikede HH. Apostelen bijzonder de H. Petrus, do H. Paulus en de beminde leerling voor u gehad hebben.
10. Of eindelijk gelijk aan die liefde, waarmede de groote Patriarch, de H. Josef, u beminde.
Glorie zij den Vader, enz.
1. Daarenboven zou ik wensohen u te beminnen, gelijk de allerheiligste Maagd u op aarde bemind hoeft.
2. Gelijk zij u beminde, toon zij uwen goddelijken Zoon in haren heiligen schoot ontving , toen aij hem met de moedermelk voedde , toen zij hem zag sterven.
3._ Gelijk zij u thans bemint, en gelijk zij u eeuwig beminnen zal.
50 35.
GEBEDEN ENZ.
4. Maar dit zou nog niet genoeg zijn, om u, o oneindig goede Godl waardig te beminnen.
5. Ik zou u daarenboven willen beminnen, gelijk het goddelijk Woord, Mensoh geworden, u bemind heeft.
6. Gelijk hij u in zijne geboorte beminde.
7. Gelijk hij u, aan het kruis stervende, beminde.
8. Gelijk hij u onophoudelijk bemint in de Tabernakelen, waar hij verborgen blijft.
9. Gelijk hij u in den hemel bemint, en eeuwig beminnen zal.
10. Eindelijk, o mijn God, ik zou er u zoo zeer wensohen te beminnen, als gij u zeiven bemint; maar dewijl dit onmogelijk is , maak door uwe goedheid , dat ik u zoo zeer beminne, als ik u beminnen kan en gij het verlangt. Amen.
Glorie zij den Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
O God! die onzigtbare goederen bereid hebt voor hen, die u beminnen, stort de uitwerkselen uwer liefde in onze harten, opdat wij, u in alles beminnende, do vervulling uwer beloften, die alle verlangens te boven gaan, bekomen, door Jesus Christus, onzen Heer. Amen.
V. SLUITGEBED.
Hartelijk dank, lieve Jesus! dat gij mij zoo lang in uwe tegenwoordigheid toegelaten hebt. Vergeef mij mijne oneerbiedigheid, laauwheid en onachtzaamheid, waarmede ik ia uwe tegenwoordigheid versehenen ben. O minnelijke Jesus! ik heilig mij geheel aan u toe, dat ik nooit van u gescheiden worde. O Jesus! geef mij uwen H. zegen. Blijf bij mij, en vereenig u geheel met mij, opdat ik met uwen Apostel zoggen moge, ik leef niet, maar Jesus leeft in mij.
O Maria! toon, dat gij mijne noeder zijt, en draag altijd zorg voor mij, ik stel mij geheel in uwe moederlijke bescherming. Amen.
442
Deze oefening heeft ten doel 1°. aan Jesus in het H. Sacrament eene onophoudelijke eer te bewijzen; om op de aarde eenigzins, hoewel onvolmaakt na te volgen hetgeen in den Hemel op de volmaaktste wijs wordt geoefend, waar de Engelen en heiligen denzelfden Jesus onophoudelijk eeren en aanbidden; 2°. de onteerin-gen en heiligsohendingen te herstellen, welke kotters en booze christenen zich niet ontzien te begaan tegen den aanbiddelijken Zaligmaker in zijn H. Sacrament , en om Hem, ware het mogelijk, te vergoeden en op zekere wijze te troosten over de goddeloosheid der boozeu, die de onwaardeerbare wsldaad, waarmede deze mensch-geworden, God ons heeft bejegend, instellende dit onuitsprekelijke geheim, ontkennen of verachten.
Zijne Hoogw. Carolus Prins-Bisschop van Luik, stelde den 4 Augustus 17G3 de broederschap in, onder den titel van gedurige aanbidding: welke Z. H. Clemens XIII, den 4 December van hetzelfde jaar goedkeurde , en tot alle christenen uitstrekte
AAN BE LEDEN VAN BE BROËDEKSCHAP DER GEDURIGE
AANBIDDING VERGUND, DOOR Z. H CLEMENS XIII.
sZij, die zich zullen laten inschrijven in hunne parochie- of andere kerk, en daar op een verkozen uur op don gestelden dag voor het allerheiligste Sacrament zullen bidden, of door vergetenheid, ziekte of bezigheden op het verkozen uur belet zijnde, op een ander uur, zelfs te huis of op hun werk een geheel uur, zullen bidden, kunnen de volgende volle aflaten verdienen:
1. Op des dag dat zij zich laten inschrijven. 2, In het uur des doods. 3. Eens 'sjaars op den dag van hun ver-
GEDURIGE AANBIDDING.
kozen uur of op eenen anderen dag van dezelfde week.
4. Eens in elke maand op 4ien dag dat men een geheel uur voor het allerheiligste Sacrament zal bidden.
5. Op den eersten zondag van den Advent, H. drie Koningen, eersten zondag van den Vasten, Witten donderdag, eersten zondag van Mei, O. H. Hemelvaart , den zondag onder het octaaf van het allerheiligste Sacrament en op den feestdag van den H. Lambertus. den 17 September.
Bemerk dat de IBiecht en II. Communie niet worden vereischt om den vollen aflaat maandelijks te verdienen ; 't is genoeg dat men in staat van genade zij.
Het voornaamste oogwit der instelling en oprigting van deze broederschap bestaat wezenlijk hierin, dat de aangewezene biduren, zoo bij dagen als bij nachten, getrouw van een ieder onderhouden worden, hoewel dit niet verbindt op zonde ; doeh de heilige ijver, die de ware aanbidders bezielt en gestadig opwekken moet om Jesus in hot allerheiligste Sacrament schuilonde, met goddelijke eerbewijziug te verheerlijken, zal hen buiten twijfel ook bovendien aanmoedigen , om verscheidene andere middelen tot hetzelfde heilig einde ter hand te nemen, als: dikwijls het allerheiligste Sacrament met godvruchtigheid bezoeken , hetzelve in proeessien of tot zieken gedragen wordende, met stichting vergezellen; dikwijls en bijzonder op de dagen, op welke aflaat aan do leden van de broederschap vergund is, met ecne heilige voorbereiding tot de Tafel des Hoeren naderen: dikwijls, ja dagelijks zich in den geest vervoegen bij de medebroeders en zusters, die in de gedurige aanbidding op hunne gestelde uren bezig zijn; de altaren, op welke Jesus als op een troon zijner liefde tot ons rust, behoorlijk helpen versieren; dikwijls bij dag en nacht, of voorbij eene kerk gaande , of 's morgens of 's avonds zijn gebed eindigende, met een levend geloof, met eene diepe eerbiedigheid en vlammende liefde zeggen : Geloofd e:i gedankt zij ten allen tijde het allerheiligste en goddelijke Sacrament!
GEDURIGE AANBIDDING.
Eindelijk moet ieder lidmaat van deze heilige broederschap zijnen ehristelijken ijver in ootmoedige gebeden en stichtende voorbeelden zoo doen uitschijnen, dat hij anderen verlichte en aanmoedige , om insgelijks aan dien verborgen God don diepen eerbied en de hoogachting, die hem zoo regtvaardig toekomen, Ie bewijzen.
GEBED OP DEN DAG DER INSCHRIJVING IN DE BBOE-. DEKSCIIAP DER GEDURIGE AANBIDDING.
Mijn lieer en mijn God! mijn lieve Zaligmaker Jesus Christus, die in het allerheiligste Sacrament des Altaars wezenlijk tegenwoordig zijt ! zie ik N. N. ben heden in liet gezelschap uwer gedurige aanbidders aangenomen, mijne ziel is door uwe genade geraakt, en mijn hart door vurige begeerte ontstoken, om U in het toekomende mijnen diepsten eerbied te betoonen, en, zoo veel in mij is, do oneer en den smaad te herstellen, die U in uw Sacrament van liefde, zoo door de ketters, joden en ongeloovigen, als door booze christenen wordt aangedaan. Daarom, o Jesus Christus! stel ik vast, in uwe tegenwoordigheid en die van al de hemelsche Geesten, die uwe labernakelen hier omringen, U met alle mogelijke eerbiedigheid in het allerheiligste Sacrament een vol uur, jaarlijks op heden... van... ure tot... ure, te aanbidden. O opperste Majesteit, oorsprong mijns levens, fontein mijner zaligheid en raijn opperste goed! gewaardig uwe genadige oogen op mij te slaan; en daar gij mij de genade gegeven hebt dit goed voornemen te maken, geef mij ook do hulp om dit tot het einde mijns levens ten uitvoer te brengen , opdat, ik, na U hier onder de gedaante van brood aanbeden te hebben, U eens van aangezigt tot aangezigt aanschouwen en met allo zalige Geesten U aanbidden , loven en danken moge in eeuwigheid. Amen.
445
OEPENINGEN GEDURENDE HET UUR VAN AANBIDDING.
1. Tracht een weinig voor uw gesteld uur in de
446 - GEDURIGE AANBIDDING.
kerk of in uwe bidplaats te zijn; onderzoek uw geweten en zoo gij bevindt dat het met doodzonde besmet is, belijd ze met ootmoedigheid aan Jesus Christus, alsmede uwe bijzondere dagelijksche gebreken , en verwek een grondhartig berouw, omdat gij daardoor aan de oneindige goedheid Gods een zoo groot ongelijk hebt gedaan; vraag Hem vergiffenis en maak een vast voornemen van Hem nooit meer te vergrammen... Is het eenigzins mogelijk , verzoen u met God door eene waardige biecht.
2. Begin uw uurgebed met het lezen van den lofzang Ve-ni Creator Spiritus, en vraag God ootmoedig genade om dit uur naar zijn welbehagen door te brengen; neem hiertoe uwe toevlugt tot de allerheiligste Maagd, lezende het gebed van den H. Eer-nardus.
3. Verwek een levend geloof over do wezenlijke tegenwoordigheid van Jesus Christus in het allerheiligste Sacrament; hiertoe kan de oefening van geloof , dienen.
4. Beween al de oneer en den smaad , welke gij of anderen ooit Jesus in her, aanbiddelijke Sacrament hebt aangedaan ; vraag Hem hierover vergiffenis, hiertoe kan men gebruiken: Gebed tot het H. Sacrament des Altaars, bladz. 3S6, en oefening van eerboet, waarna men kan lezen de litanie van den allerheiligsten naam Jesus, bladz. 412, litanie tot Jesus in het allerheiligste Sacrament, bladz. 418, litanie tot het H. Hart van Jesus, de gebeden tot de heilige vijf wonden.
5. Bid voor de verheffing van onze Moeder de H. Kerk , voor de uitroeing der ketterijen, voor den vrede en eendragt der christone vorsten. Bid voor Z. H. den Paus van Home en alle geestelijke overheid, voor vrienden en vijanden , voor levenden en dooden lees hiertoe de litanie van alle Heiligen en ]cle volgende gebeden van bladz. 433 tot 437 , gebed voor geheel hetchristendom; de litanie tot lafenis dergeloovige zielen, voorts kunt gij de gebeden lezen , die'op den staat eu omstandigheden, in welke gij u bevindt , passen.
gedukige aanbidding
6. Eindig uw uurgebed met den lofzang Te Deum laudamus, en met de volgende
dankzegging.
Goedertieren Jesns! die uit liefde tot den menseh dit allerheiligste Sacrament hebt ingesteld , ik dank U, dat gij mij versterkt hebt om dit uurgebed te voleindigen , door hetwelk ik u volgens mijnen pligt wederliefde tracht te betoonen; geef mij en allen, die deze godvruchtigheid aanvaard hebben, gezondheid naar ziel en ligchaam , opdat wij hetzelve dikwijls mogen oefenen; en hiernamaals U aanschouwende aan de regterhaud des Vaders , U met de gelukzaligen in eeuwigheid mogen aanbidden, die leeft en heerseht met den Vader in de eenheid des H. Geestes, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
44T
I. STATIE.
Jesus wordt tot den dood des kruises verwezen.
Wij aaubidrleu en loven U, Christus 1
Omdat Gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.
O Jesus! mijne misdaden hebben het onregtvaardige doodvonnis tegen u uitgeroepen... Ik zou van droefheid over mijne zonden moeten sterven.... Goef derhalve, liefderijke Zaligmaker! mij de genade, opdat ik niet ophoude van dezelve te beweenen.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
Ontferm u onzer. Heer! ontferm uonzer.
God, wees ons, zondaren, genadig.
II. STATIE.
Jesus neemt het kruis op zijne schouders.
Wij aanbidden en loven U, Christus, enz.
O Jesus, die u gewaardigd hebt den zwareu boom dos kruises op uwe' verscheurde schouders te nemen, verleen mij do genade, om met verduldigheid de kruisen, welke uwe Voorzienigheid mij overzendt, te dragen.
Onze Fader, Wees gegroet, enz.
III. STATIE.
De eerste val van Jesus onder het kruis.
Wij aanbidden en loven U, Christus, enz.
O Jesus ! die beladen met den zwaren last mijner zondeiï*, vermoeid onder uw kruis ter aarde zijt neêfgevallen! ach! laat niet toe;l bid ik U, dat ik in, dezf^ye nog hervalle 1
^— Vader, Wees gegroet, enz.
II. KRUISWEG.
Jesus ontmoet zijne Moeder.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O allerbedruktste Moeder, verkrijg mij van uwon lieven Zoon tranen vat eene ware boetvaardigheid over mijne zonden, die de oorzaak zijn geweest van zijn en uw lijden... Sta mij bij in de ellenden van dit leven... Verlaat mij niet in het uur van mijnen dood.
Onze Vader, IFees gegroet, enz.
Simon van Cyrene helpt Jesus het kruis dragen.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O Jesus! geef mij sterkte, om met liefde het kruis mijns lijdeus op to nemen en met kloekmoedigheid U na te volgen.,. Ik zal mij gelukkig achten , u in iets tc gelijken en uwe smarten door de mijne te eeren.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
VI. STATIE.
Veronica droogt het aangezigt van Jesus af.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O Jesus! druk de gedachtenis van uw smartelijk lijden zoo levendig in mijn hart, dat ik hetzelve gedurig overwege eu aangemoedigd worde om uwe bloedige voetstappen op te volgen.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
Tioeede val van Jesus onder het kruis.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O Jeaus! mijne hoovaardigheid heeft U noderge-worpen onder den last des kruises,.. Ach, leer mij
H. KRUISWEG.
zoetaardig cn ootmoedig van hart zijn... Ik wil alle vernederingen en versmadingen geduldig lijden, opdat ik, U navolgende in uwe vernederingen, met u deel moge hebben in de glorie.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
Jesus troost de weenenie vrouwen.
Wij aanbidden cn loven U, Christus enz.
O Jesus! geef eene bron van tranen aan mijne oogen, opdat ik dag en nacht mijne zonden beweene... Ach, gewaardig u mij meer en meer van mijne on-geregtigheden af te wasschen, en mij van mijne zonden te reinigen.
Onze Vader, fVees gegroet, enz.
IX. STATIE.
Berde val van Jesus onder het kruis.
Wij aanbidden on loven U, Christus! enz.
O Jesus! reik mij eene helpende hand toe in het midden der gevaren aan welke ik blootgesteld ben, opdat ik ia de zonde niet valle. Verdedig mij tegen de vijanden mijner zaligheid, opdat ik onder het gC' weid hunner bekoringen niet bezwijkc.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
X. STATIE.
Jesus wordt van zijne kleederen ontbloot en met edik en gal gelaafd.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O Jesus! geef dat ik mijne booze gewoonten aflegge, mijn hart onthechte van al wat aardsch en vergankelijk is; mijn vleesch kastijde, mijne zinnen versteive, en gaarne met U uit den bitteren kelk des lijdens drinke.
Onze Vader, Wees gegroet enz.
450
il. KRUISWEG.
XI. STATIE.
Jesus wordt aan het kruis gehecht.
Wij aanbidden en ioven U, Christus! enz.
O Jesus! hecht mij met ü aan het kruis, ik wil met U, gelijk Gij en om U lijden, opdat ik levende, lijdende en stervende in uwe liefde, eeuwig met U en door U moge gelukkig zijn.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
XII. STATIE.
Jesus sterft aan het kruis.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O Jesus! door de bittere smarten, welke gij voor mij aan het kruis geleden hebt, vooral toen uwe ziel uit uw gezegend ligehaam is gescheiden, ontferm u over mijne ziel als zij van deze wereld zal scheiden.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
Jesus icordt van het kruis afgenomen.
Wij aanbidden en loven U , Christus! enz.
O Maria! laat mij toe, dat ik tussohen uwe armen mijnen gekruisten Zaligmaker uwen lieven Zoon aan-bidde, en mijne tranen met de uwe menge... Door uwe magtige voorspraak, bewaar mij van het ongeluk, uwen Jesus door mijne zonden wederom te kruisigen, en dus met een nieuw zwaard uw moederlijk hart te doorsteken.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
Jesus wordt in het graf gelegd.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
Ik zal eens sterven en begraven worden, gelijk
451
453 H. KRUISWEG
gij! o mijn Zaligmaker, gewaardig U, in mijn sterfuur , mij door uwen kruisdood te vertroosten, en miju ligchaam, wanneer gij het weder zult opwekken, met uwe glorie te verheerlijken.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
Hierna zal men bidden vijfmaal hel Onze Vader, vijfmaal het Wees gegroet en zoo veel maal Glorie zij don Vader, ter eere van de vijf wonden van Jesus, en één Onze Vader en Wees gegroet met Glorie zij den Vader, ter intentie van Z. H. den Faus van Home.
De
VI 1. 1
w
2. 1 S. ]
4. ]
5.:
c
6.
7.
8.' I
9. 10
G1
D
MANIER 01 DEN RÖZEKM1 TE BIDDEN.
OfdSVL.
rafj Ia den naam dos Vaders, enz.
Glorie ^ geloof in God den Vader, enz.
Jesus Glorie zij den Vader, enz. Onzo Vader, enz.
rie zii groetDochter var God den Vader! wees gegroet,enz. Home ^ groet u' Moeder van God den Zoon! weesgegroet, enz. Ik groet u, Bruid van God den H. Geest! wees gegroet, enz. Glorie zij den Vader, enz.
DE V. BLIJDE GEHEIMEN.
I. DE nOODSCIIAP DES ENGELS,
De namen van Jesns en Maria moeten zijn gezegend, van nu af tot in eeuwigheid. Onze Vader, enz.
1. De H. Drievuldigheid heeft toegestemd in de mensch-wording van Christus, wees gegroet, enz.
2. Maria is tot Moeder van Christus verkoren,
S. De Engel Gabriel brengt Maria de blijde boodschap,
4. Maria was in de eenzaamheid in haar gebed,
5. De Engel zeide: Weesgegroet, vol van genade, 5 de Heer is met u, cn
6. Maria was verbaasd, als zij den Engel hoorde, aq
7. De Engel zeide: Maria, wil niet vreezen, want gij o zult ontvangen door den H. Geest,
8. Maria zeide: Zie de dienstmaagd des Heeren: mij o geschiede naar uw woord, n
9. Maria is van den H. Geest overlommerd geworden,
10. En het Woord is vleeseh geworden en het heeft onder ons gewoond,
Glorie zij den Vader, enz.
i sterf-a mijn u, met
I!. HET BEZOEK VAN MARIA AAX HARE NICHT ELISABETH.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
H. eozekrans.
1. Maria gaat uit ootmoedigheid hare nicht Elisabeth bezoeken ,
2. Maria bestuurd door den H. Geest,
3. Maria met haast opstaande, gaat over het gebergte,
4. Maria werd met veel liefde door hare nicht Elizabeth ontvangen, ^
5. J oannes is gezuiverd en van blijdschap opgespron- g gen in zijns Moeders ligchaam, era
6. Elisabeth zeide: gezegend is de vrucht uws cf? ligchaams, o
7. Maria heeft uitgeroepen; Mijne ziel maakt groot ^ den Heer! g
8. Elisabeth zeide: Welk geluk geschiedt mij, dat -N de Moeder des Heeren tot mij komt,
9. Het huis van Zacbarias is docr de komst van Jesus en Maria gezegend,
10. Maria heeft hare nicht drie maanden met veel liefde gediend,
Glorie zij den Vader, enz.
m. DE GEBOORTE VAN CHRISTUS.
Denamen van Jesus en Maria, enz. OnzeVader, enz.
1. Maria heeft gebaard en zij is Maagd gebleven,
2. Maria heeft Jesus in eenen stal gebaard en in doeken gewonden,
3. Maria heeft Jesus met veel liefde en verwondering g aanschouwd, g
4. MariaheeftJesusomhelsd en aan haar hart gedrukt, o,
5. Maria heeft Jesus methareH. borsten gevoed, aquot;
6. Maria heeft Jesus in eene krib gelegd, o
7. Jesus lag op hooi en stroo , tusschen os en ezel,
8. De Engelen hebben gezongen: Glorie zij God § in het hoogste, en vrede op de aarde aan de • menschen, die van goeden wil zijn,
9. De herders zijn het Kind konen bezoeken,
10. De drie Koningen zijn het Kind komen aanbidden en hebben het hunne giften geofferd,
Glorie zij den Vader, enz.
454
IT. KOZEKKANS.
IV. DE OPDRAGT VAN CHMSTUS IN DEN TEMPEL.
De namen van Jesas en Maria. enz.Onze Vader enz.
1. Maria gaat om haar H. Kind te offeren ,
2. Jesns en Maria onderwerpen zich aan de wet van Mozes
3. Maria gaat doormoejelijke wegen naar Jerusalem , ^
4. Maria heeft Jesns op hare armen gedragen, g
5. Maria vervolgt al biddende haren weg, cr G. Maria heeft Jesus in den Tempel geofferd, ^ 7. Maria heeft aan de wet voldaan, met de offer- g
gift der arme menschen, «T1quot;
8. Anna de Profetes loofde God voor de verlossing o van Israël, §
9. De oude Simeon heeft Jesus omhelsd en op zijne armen genomen,
10. Simeon zeide; Heer. laat nu uwen dienaar gaan
in vrede naar uw woord.
Glorie zij den Vader, enz.
V. DE VINDING VAN HET VERLOREN KIND JESUS.
])e namen van Jesns en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Maria heeft haar lief Kind verloren,
2. Maria heeft haren schat gemist,
3. Maria heeft hem al weenende gezocht, |
4. Maria heeft Jesus langs alle wegen en straten g gaan zoeken, a,
5. Maria heeft Jesus na drie dagen gevonden, er? G. Maria vindt Jesus in den Tempel, o
7. Jesus, twaalfjaren oud zijnde, leerde de Leeraren, .f-
8. Maria zeide: Zoon, waarom hebt gij ons bedroefd , «
9. Jesus is met hen afgegaan en was hun onderdanig, n
10. Maria bewaarde al de woorden in haar hart, die Jesus tot haar sprak.
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
O Maria, allergoedertierenste Moeder! verkrijg voor
455
It. KOZEKBANS.
mijn hart eene ware droefheid en voor mijne oogen tranen van berouw , om te beweenen, dat ik Jesns door de zonden zoo dikwijls heb verloren, vergun mij Hem weder te vinden en altijd te behouden Amen.
DE V. DROEVIGE GEHEIMEN.
I. DE BENAAUWDHEID VAN CniUSTDS IN HET IIÜFJE.
De namen van Jesus en Maria enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus gaat naar het hofje van Olijven,
2. Jesus valt plat ter aarde neder,
3. Jesus volhardt in het gebed,
4. Jesus is bedroefd tot den dood toe,
5. Jesus zweet water en bloed, lt;
6. Jesus stelt zijnen wil in den wil van zijnen g hemelschen Vader, cg
7. Jesus vermaant zijne Leerlingen om te waken en 'n te bidden, g
8. Jesus wordt door zijnen Apostel met eenen kus verraden, c
9. Jesus wordt door zijn bemind volk gevangen, ;:s
10. Jesus wordt vreeselijk gebonden en gesleurd van don eenon regter tot den anderen.
Hoe lief heeft God den mensch gehad, dat hij zijnen eenigen Zoon niet gespaard, maar hem geleverd heeft tot den dood, ja, tot den dood des kruises.
II. DE GEESEtlMG VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus wordt door de Joden aan de Heidenen ^
2- Jesus wordt bij Pilatus valsehelijk beschuldigd, cg
3. Jesus wordtdoor zijn volk achter Barabbas gesteld,
4. Jesus, alhoewel onschuldig verklaard, wordt ge- g leverd om gegeeseld te worden, ^
5. Jesus kleederen worden uitgerukt, g
6. Jesus stond daar naakt en bloot, »
7. Jesus aan eene kolom gebonden.
450
H. ROZEKKANS.
8. Jesus wordt wreedaardig gegeeseld , wees gegr., enz.
9. Jesus bloed vloeit langs de aarde, wees gegr,, enz.
10. Jesus is gewond om onze zonden, wees gegr., enz. Hoe lief heeft God den mensch, enz.
III. DE KHOONING VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. De soldaten hebben Jesus eene doornen kroon bereid,
2. Zij hebben de doornen kroon in Jesus lioo fd gedrukt,
3. Jesus hoofd langs alle kanten doorwond, ^
4. Jesus hoofd druipende van het bloed, g
5. Jesus met een' purperen mantel bespot, c,
0. Zij hebben Jesus een riet voor sehepter in de JZ hand gegeven, 3
7. Zij hebben met het riet op het gekroonde hoofd S-van Jesus geslagen, cd
8. Zij hebben in Jesus geheiligd aangezigt gespuwd, S
9. Jesus overladen met versmaadheden ,
10. Pilatus heeft Jesui- aan het volk vertoond, zeggende: Zie/! den met. sch!
Hoe lief heeft God den mensch, enz.
IV. DE KRUISDRAGING VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader enz.
1. Jesus wordt veroordeeld om gekruisigd te worden,
2. Jesus heeft zijn kruis met liefde omhelsd,
3. Jesus heeft zijn kruis op zijne doorwond? schouderen gedragen,
4. Jesus wordt tussehen twee moordenaars opgeleid, §
5. Jesus bezwijkt onder het kruis om onze zonden, ci5
6. Jesus beladen met zijn kruis, ontmoet zijne be- o® droefde Moeder, o
7. Jesus wordt beweend door de godvruchtige vrou-wen van Jerusalem, a,
8. Jesus zeide haar: handelt men zoo met het groene S hout, wat zal dan met het dorre geschieden?
9. Niemand wilde Jesus zijn kruis helpen dragen,
10. Jesus klimt voor ons op den berg van Calvarië, Hoe lief heeft God den mensch, enz.
50 20
457
n. HOZEKRANS.
V. DE KRUISIGING VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus werd onmenselielijk op het kruis uitgerekt,
2. Jesus handen en voeten doornageld,
3. Jesuswerdaan het kruisopgerigt, enzijne wonden ^ vloeiden van het bloed, S
4. Jesus bidt voor zijne vijanden, 09
5. Jesus belooft den moordenaar het Paradijs, m G. Jesus beveelt den H. Joannes aan zijne Moeder, 3
7. Jesus, dorst hebbende ,is met gal en edik gelaafd, •f1-
8. Jesus iieeft uitgeroepen: „Mijn God, waarom hebt g gij mij verlaten?quot; ^
9. Jesus zeide: „Het is volbragt,quot;
10. Jesus heeft zijnen geest gegeven, en zijn hart voor ons laten openen.
Hoe lief heeft God den mensch, enz.
O Jesus! ik bid u door uwe smarten en uwen bitteren dood, door uwe doornagelde handen, doorboorde voeten, doorstokene zijde en al uwe gezegende wonden, ontferm u mijner en druk uw heilig lijden zóó in mijn hart, dat mij niets anders behage dan gij, mijn Jesus, die voor mij gekruist zijt. Amen.'
DE V. GLORIBIUJKE GEHEIMEN.
1. DE VERRIJZENIS VAN CHRISTUS
De namen van Jesus en Maria enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus is den derden dag heerlijk verrezen,
2. Jesus heeft dood en hel overwonnen, ?
3. Jesus heeft de oudvaders getroost en verlost, m
4. Jesus verblijdt zijne H. Moeder, 03
5. Jesus verschijnt als een hovenier aan Maria ^ Magdalena, g
0. Jesus vertoont zich aan Petrus,
458
U. KOZEKllANS.
7. l)e Leerlingen van Emauszeiden: waren onze har- =3 ten niet brandende van liefde als hij tot ons sprak ? n
8. Jesus staat in het midden van zijne Leerlingen £ en wenseht hun allen den vrede, 3
9. Jesus toont zijne heerlijke wonden aan den H, g Thomas, ?
10. Thomas roept uit: O mijn Heer en mijn God! Geloofd en gedankt zij ten allen tijde het allerheiligste
Sacrament des altaars, de voorstander van hetzelve de H. Vader Dominicus, mot zooveel eer en lofzangen als hij waardig is.
II. DE HEMELVAART VAN CUKISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus 'vaart heerlijk ten hemel,
2. Jesus klimt op door zijne eigene magt,
3. Jesus scheidt van zijne lieve vrienden ,
4. Jesus belooft met hen te blijven tot het einde der wereld, ^
5. Jesus belooft hun den H. Geest, g C. De Leerlingen hebben Jesus aanschouwd, en hij otj
7. Jesus heeft voor ons den Hemel geopend, o
8. Jesus zit aan dc regterhand van zijnen hemel- S-schen Vader, a
9. Jesus toont zijne heilige wonden voor ons aan S zijnen hemelschen Vader,
Ü0. Jesus is onze middelaar in den hemel,
Geloofd en gedankt, enz.
III. DE ZENDING VAN DEN 11. GEEST.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader. enz.
1. Jesus heeft den H. Geest gezonden , s
2. Jesus heeft den Trooster gezonden,
3. Jesus heeft het vuur op de wereld gezonden,
4. De H. Geost heeft de harten mot liefde ontstoken, p
5. De H. Geest heeft de verstanden verlicht, ^
450
II. KOZEKKANS.
6. De H. Geest heeft de harten versterkt,
7. De H. Geest heeft verschillende talen doen spreken r3
8. De H. Geest heeft zijne gaven uitgedeeld, m
9. Kom, H. Geest, bezoek de harten uwer geloovigen, cq
10. Kom, H.Geest, ontsteek in ons het vuur uwer liefde, ' Geloofd en gedankt, enz.
IV. DE HEMELVAART VAN MARIA.
De namen van Jesus en Maria, enz. OnzeVader , enz.
1. Maria is opgenomen ten hemel,
2. De hemelsche Vader ontvangt zijne beminde g Dochter, g
3. Jesus omhelst zijne lieve Moeder, a,
4. De H. Geest verwelkomt zijne lieve Bruid, aquot;
5. De Serafijnen groeten Maria, o
6. De Engelen dienen Maria, S-
7. Geheel de hemel is verblijd door Maria, o
8. Maria zit het naast bij Jesus , n
9. Maria is onze Moeder en Middelares in den hemel,
10. Maria is onze voorspreekster bij haren lieven Zoon, Geloofd en gedankt, enz.
V. DE KROONING VAN MARIA.
Denamen van Jesus en Maria, enz Onze Vader, enz.
1. Maria is heerlijk gekroond in den hemel,
2. Maria, gekroond om hare serafijnsohe liefde,
3. Maria, gekroond om hare engelachtige zuiverheid, ^
4. Maria, gekroond om hare groote ootmoedigheid, g
5. Maria, gekroond om hare volmaakte gehoor- era zaamheid, era
6. Maria, gekroond om hare heilige voorzigtigheid, o
7. Maria , gekroond om hare groote verduldigheid,
8. Maria, gekroond om hare ijverige dankbaarheid , g
9. Maria, gekroond om hare volharding in alle n deugden,
10. Maria, boven alle Engelen en Heiligen inden Hemel gekroond, gelijk der Moeder vanGod toekomt.
Geloofd en gedankt, enz.
460
U. EOZEKRAIIS.
CEDED.
In de vereeniging van al uwe deugden, verdiensten en volmaaktheden, draag ik u, zuivere Maagd en verheerlijkte Moeder Gods Maria! deze geestelijke kroon van gebeden en groetenissen op; gewaardig ze met al de lofzangen , die op de ciarde en in den Hemel gezongen worden, aan te nemen, en vraag voor mij en allen, voor welke ik verpligt ben te bidden, van uwen beminden Zoon de genade om wel te leven en de eeuwige zaligheid te verworven. Amen.
Een Ome Vader, tot dankbaarheid, dat God ons de genade verleend heeft den Kozekrans te bidden.
Onze Vader, enz.
Een Wees gegroet, dat Maria ons verstand opdrage aan den hemelsciien Vader en wij in eeu wigheid zijner barmhartigheid mogen gedenken. Wees gegroet, enz.
Een Wees gegroet, opdat Maria ons geheugen op-offere aan haren Zoon en wij gedurig zijn leven en bitter lijden indachtig mogen wezen. Wees gegroet, enz.
Een Wees gegroet , opdat Maria onzen wil moge toeëigenen aan den H. Geest en hij gedurig in ons van liefde moge branden. Wees gegroet, enz.
Het Geloof zullen wij bidden , opdat ocs gebed aan God moge aangenaam zijn , dat het moge strekken tot zijne meerdere eer en glorie, tot welzijn der H. Kerk tot bekeering der zondaren en afgevallen Christenen, en tot welzijn der gemeenten. Ik Geloof in God den Vader, enz.
De almogendheid des Vaders beware ons.
De wijsheid des Zoons onderwijze ons.
De liefde des H. Geestes ontsteke ons.
461
In den naam dos Vaders, euz.
50
BLADZ.
Een ■woord aan den lezer.........5
Inleiding...............7
Oefeningen. Men moet, zicli zeiven overwinnen. . 7
1. Hoofdstuk. Jesus Christus is menseli geworden, om ons de liefde, die hij ons toedraagt, te doen verstaan, om ons tot wederliefde op te wekken. 11
Oefeningen. De zaligheid is de eenigste noodzakelijke zaak........- .... 14
2. Hoofdstuk. Over de liefde, die God ons getoond heeft met ons zijnen eenigen Zoon te geven. . lö
Oefeningen. Men moet de kleine misslagen vreezen. 19
3. Hoofdstuk. Jesus Christus heeft, door het vergieten van al zijn bloed , de vergiffenis onzer zonden verdiend...........20
Oefeningen. Da zuivere meening......24
4. Hoofdstuk. De liefde en barmhartigheid van Jesus Christus tot ons, hebben bijzonder in zijne mensehwording uitgeschenen.......20
Oefeningen. Den ijdelen lof onzer werken vlugten. 28
5. Hoofdstuk. God de Vader heeft zijnen Zoon op aarde gezonden, om ons het leven, dat wij door
de zonde verloren hadden, weder te geven. . 30
Oefeningen. Gelukkig zij, die weenen.....23
6. Hoofdstuk. Onze Zaligmaker is uit den hemel op de aarde nedergedaald, niet uit noodzakelijkheid of eigenbelang, maar uit liefde tot ons . 34
Oefeningen. De ingetogenheid.......38
7. Hoofdstuk. Over den vurigen wensch en het verlangen, dat de Heiligen dor oude wet naar
de komst van den Messias hadden.....39
Oefeningen. Over de zucht tot de volmaaktheid . 42
INHOUDS-IAPEI.
8. Hoofdstuk. De menschwordiEg van onzea Heer Jesus Christus............44
Oefeningen. Over de ootmoedigheid.....51
9. Hoofdstuk. Geboorte van onzen Heer Jesus Christus in den stal van Bethlehem .... 53
Oefeningen. Over de verachting der rijkdommen liefde tot de armoede.........57
10 Hoofdstuk. Jesus Christus heeft een kind willen worden, om ons alzoo tot grooter vertrouwen en tot meerdere liefde jegens hem op te wekken. 59
Oefeningen. Liefde tot den evenmensch .... 64
11. Hoofdstuk. Over het verborgen loven van Jesus Christus en zijne ootmoedige onderdanigheid aan Maria en Josef..........60
Oefeningen. Over het verborgen leven en over de gehoorzaamheid............71
12. Hoofdstuk. Hoezeer de goedheid en barmhartigheid, die Jesusousi'izijueu werkzamen levensloop getoond heeft ons tot wederliefde moeten opwekken. 74
Oefeningen. Niemand kan twee hoeren dienen. . 92
13. Hoofdstuk. De minnaars van Jesus, of geschiedenis van de H. Maria Magdalena.....94
Oefeningen. Zich tot leedwezen opwekken, met tot ,hetH Sacrament van boetvaardigheid te naderen. 100
14. Hoofdstuk. De gelijkenis van den verloren zoon. 101
Oefeningen. De geest van boetvaardigheid. . . 107
15. Hoofdstuk. Geheel het leven van onzen god-delijken Zaligmaker was eene gedurige marteling. 109
Oefeningen. Over de versterving des ligchaams. 11S
16. Hoofdstuk. Over het vurige vei-langen, dat Jesus gehad heeft, om voor ons te lijden.....116
Oefeningen. Over do inwendige versterving. . . 119
17. Hoofdstuk. Liefde door Jesus ons bewezen in de instelling van het heilige Sacrament des altaars tot spijs en troost onzer zielen. . . . 122
Oefeningen......7.......130
18. Hoofdstuk. Droefheid van Jesus in den hof van Ulijven, zijn bloedig zweet , zijne onderwerping aan den wil van God.......131
463
INHOUDSTAPBL
Oefeningen. Onderwerping aan den wil Gods . . ] 39 Gebed, om Jesus, zieltogend in den hof van Olijven de genade te verzoeken , van een zaligen dood te mogen sterven...........140
19. Hoofdstuk. Jesus door den fcrouweloozen Judas verraden, wordt als een dief gebonden . . .141
Oefeningen. Over de zachtmoedigheid .... 145
20. Hoofdstuk. Jesus ontvangt van een der dienaars des Hoogepriesters eenen kaakslag. . . 147
Oefeningen. Over de zachtmoedigheid.....150
li. Hoofdstuk. De H. Petrus verloochent tot driemaal
toe, zijnen goddelijken Meester. — Zijn berouw. 151 Oefeningen. Over liet mistrouwen van zieh zelveu. 156
22. Hoofdstuk. Jesus wordt voor Herodus gebragt, die hem versmaadt en hem als eenen dwaas behandelt. . . ...........158
Oefeningen. Over de liefde der vernederingen en verachting.............161
23. Hoofdstuk. Over de gceseling van Onzen Hoer Jesus Christus............1G2
Oefeningen. Over het geduld in het lijden en bijzonder in do ziekten.........• 166
24. Hoofdstuk. Over de krooning met doornen 168 Oefeningen. Over het vermijden der dagelij ksche
zonden............. . • 171
25. Hoofdstuk. Het is ter onzer liefde, en voor onze zonden , dat Jesus Christus met wonden overdekt is geworden.........173
Oefeningen. Liefde tot de eenzaamheid . . . .178 20. Hoofdstuk. Jesus, ter dood veroordeeld, draagt
zijn kruis tot op den Calvarie-berg.....180
Oefening. Men moet zijn kruis met geduld dragon. 188
27. Hoofdstuk. Jesus wordt aan het kruis gehecht. 191 Oefeningen. Liefde tot God- alleei......194
28. Hoofdstuk. Over de stilzwijgendheid van Jesus
te midden van verachtingen, smaad en lijden. 196 Oefeningen. Men moet zijn hart in alle gelegenheden in rust en vrede behouden.....• 199
29. Hoofdstuk. Klaagwoorden, welke Jesus van zijn kruis tot alle menschen rigt.....201
464
INHOTTDS-TA-PEL
Oefeningen. Over da drift.........204
30. Hoofdstuk. Jesus bidt voor zijne beulen . . 206 Oefeningen. Het vergeven van liet ongelijk. . . 208
31. Hoofdstuk. De goede moordenaar. . . . .210 Oefeningen. Eindeloos vertrouwen op Gods barmhartigheid .............213
Gebed tot Maria. Ora haar te vragen, dat zij ons do genade van eenen goeden dood bekome. . 215
32. Hoofdstuk. Jesus geeft ons, eer hij sterft
Maria tot Moeder...........217
Oefeningen. Godsvrucht tot Maria......222
Gebed tot Maria , onze Moeder......224
33. Hoofdstuk. Jesus wordt van God, zijnen Vader verlaten. •............226
Oefeningen. Over den moed in de inwendige mistroostigheid.............231
34. Hoofdstuk. De dorst van Jesus aan het kruis. 2 53
Oefeningen. Over het gewetens-onderzoek . . . 235
Voorbeeld van het gewetens-onderzoek .... 237
35. Hoofdstuk. Over aet zesde woord, datJesus, aan het kruis hangende, gesproken heeft . . 240
Oefeningen. Men moet de volharding tot het einde toe verzoeken............241
36. Hoofdstuk. Do Heer bevoelt zijne ziel aan zijnen Vader.............243
Oefeningen. Ovorgeving van ons zeiven aan de liefde van onzen God.........246
37. Hoofdstuk. Jesus sterft........248
Oefeningen. Bereiding tot don dood ..... 252
38. Hoofdstuk. Onze goede Zaligmaker doet zijne klagtcn over de ondankbaarheid der zondaren, en noodigt hen uit, om zich in zijne barmhartige armen te komen werpen.......254
Oefeningen. Men moet dikwijls op Gods barmhartigheid jegens ons denken........257
39. Hoofdstuk. Jesus Christus heeft zich vrijwillig, uit liefde voor ons ten beste gegeven . , 259
Oefeningen. Over den geest van zelfopoffering uit liefde tot God............261
465
INIIOUDS-TAl'EL
40. Iloojdsluk. Jesus Christus heeft zich ter onzer liefde, lateu vervloeken om ons aan de eeuwige vervloeking , die wij verdiend hadden, te onttrekken ..............
Oefeningen. Over de kuisehheid.......
41. Hoofdstuk. De liefde, welke Jesus Christus ons toegedragen li eeft, verpligt ons ten hoogste hem te beminnen............
Oefeningen. Over de volmaakte verbetering van zich zeiven...............
42. Hoofdstuk. Verheffing des harten tot Jesus Christus, om hem te verzoeken, dat hij ons door zijne liefde zou gelieven tot zich te trekken. .
Oefeningen. Over de schietgebeden.....
43. Hoofdstuk, Jesus, de goede Herder. . . .
Oefeningen. Over de geestelijke Communie. .
44. Hoofdstuk. Over de liefde Gods en de voornaamste middelen om ze te verkrijgen . . .
Oefeningen. Men moet in alles met onzen God in allo eenvoudigheid en vertrouwen handelen , gelijk een kind met den besten aller vaderen handelt.
45. Hoofdstuk. Hoe zoet en minnelijk het juk des Heeren is; wij kunnen, zonder het te dragen, niet gelukkig zijn............
Oefeningen. Men mag niet uitstellen van zich geheel aan God te geven...........
46. Hoofdstuk. De hemel.........
Oefeningen. Men moetelkanderdoorde gedachte van
den hemel tot den dienst van God aanmoedigen.
BIJVOEGSEL.
Gebeden onder de H. Mis . . .....
Oefeningen voor de biecht........
Oefeningen na de biecht....... • •
Onderrigting wegens do H. Communie ....
Oefeningen voor de H. Communie......
Oefeningen na de H. Communie......
Oefeningen voor de bezoeken van het H. Sacrament.
466
INiroUDSTArEL.
Ecnige gebeden , die men gedurende de bezoeken van liet H. Sacrament kan doen, wanneer men zich in dorheid bevindt en als onbekwaam is,
om te bidden............390
Gebeden voor de bezoeken tot de EI. Maagd Maria. 399 Litanie tot de Allerheiligste Drievuldigheid . . 405
Litanie tot den H. Geest.........408
Litanie tot den Allerheiligsten Naam Jesns. . .412 litanie ter eere van de Heilige Engelen . . . 415 Litanie tot Jesus in het AllerhciligsteSacrament. . 418 Litanie op het lijden van onzen Hoer Josus Christus. 421 Litanie ter eere der Allerheiligste Maagd Maria . 425 Litanie van de Onbevlekte Untvangenis. . . .428
Litanie van alle Heiligen.........433
Gebeden onder het Lof..........438
Gedurige aanbidding...........443
Oefening van den H. Kruisweg.......448
Manier om den llozelrans te bidden.....453
4G7