u M
/GUST I 18/^.
-GIO j^ERTHE
l distribuerentur in lt;
/* f /- c' Ji. « ^
rgemium obtinuU
. //
f j } SC UC
assis Reci
VAN DEN
y^POSTEL VAN JNDIE EN ƒAPAN.
NAAR HET FHANSCH
VAN
DOOR
. ' T
ISXDXT-A-ZriXD quot;V-A-XT quot;VsT'SüSS 5
Snelpers Co;:k- en iluziL-kilrukkeiij. 1877-
VAN DEN
esns Christus gelaste zijn .apostelen, aan alle natiën het Evangelie te gaan ver-VjQ kondigen. De herders der heilige Kerk l hebben die gewichtige roeping altijd getrouw vervuld, en de Voorzienigheid heeft te allen tijde predikers verwekt, die, door den heiligen Geest bezield, en hun zending van de opvolgers der apostelen ontvangende, in nieuwe oorden de fakkel des geloofs ontstaken, om het rijk van Jesus Christus uit te breiden, en het getal der uitverkorenen te doen toenemen. Maar die ijver voor de bekeering der volkeren is een voorrecht, dat de heilige Kerk toekomt, en haar door geen enkele sekte betwist kan worden. Onder diegenen, die in de zestiende eeuw met het beste gevolg aan dat groote werk arbeidden, moet een eerste plaats worden toegekend aan den heiligen Franciscus Xaverius , die wonderdoener der laatste tijden, door Paus Urbanus VII zoo terecht den apostel van Indiii genoemd.
I[ET LEVEN VAN DEN
Hij werd den 7 April 1506 op het kasteel Xaverius in Navarre, acht mijlen vanPampeluna geboren. Zijn vader, 1). Juan de Jassa, was een der voornaamste staatsraden onder Johan d'Abret 111, Koning van Navarre. Zijn moeder was een erfdochter uit de doorluchtige huizen van Azpilcueta en Xaverius. Zij hadden veel kindereu waarvan de oudste den bijnaam van Azpilcueta droegen. Aan Franciscus , het jongste van allen , gaf men dien van Xaverius.
Hij leerde de eerste beginselen van het Latijn in het ouderlijk huis, en putte in den schoot zijner deugdzame familie verheven gevoelens van godsvrucht; van zijn eerste jaren af was hij zachtaardig, vroolijk en vriendelijk van aard, en werd daarom door iedereen bemind. Men ontdekte in hem ecu zeldzamen aanleg en schrandere scherpzinnigheid. Leergierig als hij was. legde hij zich met ijver op de studie toe, en wilde niet, even als zijn broeders, de militaire loopbaan kiezen.
Toen hij zijn achttiende jaar bereikt had, zonden zijn ouders hem naar de hoogeschool te Parijs, die voor de eerste der wereld werd gehouden.
Hij trad in het college der heilige Barbara, en begon zijn cursus in de wijsbegeerte. Zijn liefde voor de studie deed hem alle moeilijkheden die zich bij de spitsvondigste en moeielijkste kwes-tiën voordeden, overwinnen. Zijn natuurlijke
4
HEILIGEN XAVERIUS 5
aanleg ontwikkelde zich meer en meer; zijn oordeel werd 'gevormd, en zijn scliranderheid kreeg meer uitbreiding en levendigheid. De toejuichingen, die hem van alle zijden ten deel vielen, vleiden zijn ijdeiheid: want hij vond f niets misdadigs in dien hartstocht, en be
schouwde hom zelfs als een loffelijken naijver, die onmisbaar is, om in de wereld vooruit te komen. Toen hij zijn cursus in de wijsbegeerte afgedaan had, werd hy toegelaten als meester in de vrije kunsten, en onderwees nu zelf die wetenschap in liet college van Beauvais, doch hield voortdurend verblijf in dat der heilige Barbara.
De heilige Ignatius kwam in 1528 naar Parijs, om zijn studiën te voltooien, en nam in hetzelfde college zijn intrek. Daar overwoog hij het plan om een geleerd gezelschap te vormen, dat zich geheel aan het heil van den naaste zou wijden. Hij leerde er Pieter Le Fèvre, een Savoyaard, en Franciscus Xave-rius kennen, en oordeelde hen geschikt om aan zijn inzichten te beantwoorden. Het was hem niet moeilijk den eerstgenoemden te winnen, daar hij niet de minste gehechtheid aan de wereld gevoelde. Maar Franciscus, wiens hoofd vol # . eerzuchtige plannen was, verwierp met veront
waardiging het voorstel van Ignatius: hij bespotte hem zelfs bij iedere gelegenheid, trok de armoede, waarin hij leefde, in het belache-
1
HET LEYJIN VAN DEN
lijko, en beschouwde die als een laagheid van ziel. Zijn verachting had op Ignatius geen invloed: hij verdroeg ze met zachtmoedigheid en een opgeruimd gemoed, eu herhaalde slechts van tijd tot tijd den grondregel van het Evangelie : ivat haat het den mensch, de geheele xoereld tc winnen, als hij zijn ziel verliest t Dat alles maakte op Xaverius geen indruk. Door ijde-len roem verblind, schiep hij zich valsche be-finselen, om liefde voor de wereld met het christendom overeen te kunnen brengen. Ignatius trof hem in zijn zwak, begon zijn kunde en aanleg te prijzen, juichte zijn lessen toe, en zag slechts naar gelegenheden uit, om hem leerlingen te bezorgen. Toen hij vernam, dat Xaverius in nood verkeerde, bood hij hem geld aan, en dit werd aangenomen.
Xaverius had een edelmoedig hart; hij was over die handelwijs zeer getroffen. Als hij voorts de afkomst van Ignatius in aanmerking nam, kou hij er niet aan twijfelen, of hij handelde, bij den levenstaat, dien hij gekozen had, naar een hooger beginsel. Hij beschouwde Ignatius derhalve met een geheel ander oog, en luisterde aandachtig naar hem. De volgelingen van Luther hadden destijds te Parijs handlangers, die in het geheim hun dwalingen onder de studenten der hoogeschool verspreidden. Die zendelingen deden hun leerstellingen zoo schijnbaar aannemelijk voorkomen, dat
6
HEILIGEX XAVEEIUS
7
Xaverius, nieuwsgierig van aard als hij was, er vermaak in schepte, ze aan te hooren. Ignatius kwam hem te hulp, en belette het uitwerksel der verleiding. Toen hij op zekeren dag Xaverius veel oplettender aantrof dan naar gewoonte, herhaalde hij met nog meer nadruk dan vroeger de woorden van Jesus Christus; wat baat het den rnensch, de geheele wereld te winnen, als hij zijn ziel verliest? Voorts hield hij hem voor oogen, dat een zoo edele ziel zich niet bij ijdele aardsche eer behoorde te bepalen; dat de hemelsche glorie het eenig voorwerp zijner eerzucht moest zijn, en dat het met de rede in strijd was, iets, dat als een droom voorbij gaat, boven het eeuwige te verkiezen. Xaverius zag nu het nietige der aardsche grootheid in, en voelde liefde voor hemelsche dingen in zich ontwaken. Doch eerst na een hevigen strijd gaf hij aan den indruk der genade gehoor, en besloot hij eindelijk, zijn leven naar de strenge grondregelen van het Evangelie te schikken. Hij stelde zich onder de leiding van Ignatius, die hem groote vorderingen deed maken op den weg der volmaaktheid; hij leerde vooreerst zijn hoofdneiging overwinning, en zich van zijn gevaarlijksten vijand, van ijdelen roem, ontdoen. Hij zocht meer de gelegenheden op van zich te vernederen, ten einde uit zijn hart de opgeblazenheid van den hoogmoed te verwijderen, en, daar het niet
HET LEVEN VAN DEN
mogelijk is, een volkomen overwinning op zijn hartstochten behalen, zonder zgn zinnen te breidelen en zijn vleesch te versterven, bedekte hij zijn lichaam met een boetkleed, en verzwakte het door vasten en andere gestrengheden.
Toen de vacantie aangebroken was, hield hij volgens de lessen van den heiligen Ignatius geestelijke oefeningen. Zijn godsvrucht was daarbij zoo groot, dat hij vier dagen achter elkander geen voedsel gebruikte. De' beschouwing der hemelsche dingen hield hem dag en nacht bezig; hij was een geheel ander mensch geworden. Hij had zijn vroegere begeerten, inzichten en genegenheden afgelegd, en herkende zich zelf niet meer; de nederigheid van het kruis kwam hem verkieslijker voor dan alle roem dezer wereld. Van levendige gevoelens van berouw doordrongen, wilde hij een generale biecht doen; hij vormde het plan, den Schepper door alle mogelijke middelen te verheerlijken , en het overige van zijn leven aan het heil der zielen te wijden. Na, zooals toen gebruikelijk was, drie en een half jaaide wijsbegeerte onderwezen te hebben, begon hij, op aanraden van zijn leidsman, met de studie der godgeleerdheid.
In het jaar 1534 begaf zich Ignatius met zijn zes makkers, waaronder ook Xaverius, op het feest van Maria-Hemelvaart naar Mont-
8
HEILIGEN XA.VEIIIUS
9
martre. Daar beloofden zij, het Heilig Land te zullen bezoeken, en aan de bekeering der ongeloovigen te zullen arbeiden, of, als die onderneming geen voortgang kon hebben, zich aan de voeten van den Paus te gaan werpen, en hem hun diensten aan te bieden voor al de goede werken, die bij goed zou vinden, hun aan te wijzen. Weldra voegden zich drie andere makkers bij hen. Allen volbrachten het volgend jaar hun godgeleerde studiën. Den 15 November 1536 vertrokken zij ten getalle van negen uit Parijs, om naar Venetie te gaan. De heilige Ignatius, die zich van uit Spanje naar die stad begeven had, wachtte hen daar. Niettegenstaande den strengen winter , die dat jaar buitengewoon kond was, doorreisden zij geheel Duitschland te voet. Om zich voor het genoegen, dat hij vroeger bij zijn vlugheid in het loopen en andere lichaamsoefeningen van dien aard, gesmaakt had, te straffen, boud Xaverins touwtjes om armen en dijen. De beweging bij het loopen deed zijn dijen zwellen, en de touwtjes drongen zoo diep in zijn vleesch, dat men ze bijna niet moer zag. Groot was de pijn, die hem zulks veroorzaakte. Aanvankelijk verdroeg hij die mei geduld, maar weldra werd hem het loopen onmogelijk, en hij kon niet langer den toestand, waarin hij zich bevond, verbergen. Zijn makkers haalden een heelmeester, die verklaarde,
HET LEVEN VAN DEN
dat het gevaarlyk zou zijn, hem te snijden, en overigens de kwaal ook ongeneeslijk was. Le Fèvre, Laynez en de ovérigen brachten den nacht in gebed door, en den volgenden morgen bevond Xaverius, dat de touwtjes afgevallen waren. Allen dankten den Heer, en vervolgden huu weg. Bij alle ontmoetingen bediende Xaverius zijn reisgenooten , en voorkwam hen altijd met de plichten der naastenliefde.
Den 8. Januari 1537 bereikten zij Venetië, en smaakten grooten troost, toen zij den heiligen Ignatius daar weer ontmoetten. Zij werden over de beide gasthuizen der stad verdeeld, om daar de armen te dienen tot op het oogeu-blik, dat zij naar Palestina zouden worden ingescheept. Xaverius was in het gasthuis der ongeneeslijken. Na overdag aan de zieken de vernederendste diensten te hebben bewezen, bracht hij den nacht in gebed door. Bij voorkeur hield hij zich met zieken bezig, die met besmettelijke ziekten behebt, of met walgelijke zweren overdekt waren. Een dier zieken had een afzichtelijken zweer met een ondraaglijken stank. Niemand durfde hem naderen, en ook Xaverius diende hem slechts met weerzin. Maaide gelegenheid om een groot offer te brengen was te kostelijk, om ze te laten voorbijgaai:, en hij omhelsde den zieke; dan zijn mond op het gezwel brengende, zoog hij er den etter uit: op hetzelfde oogenblik gevoelde hij geen
10
HEILIGEN XAVEKIUS
walging meer, en die overwinning, op zich zelf behaald, schonk hem de genade van nergens meer bezwaar in te zien; van zooveel gewicht is het, op onzen natuurlijken afkeer geen acht te slaan, en hem eens voor altijd te overwinnen.
Twee maanden gingen voorbij onder het oefenen dier werken van barmhartigheid. De heilige Ignatius meende alleen te Venetië te
o O
moeten blijven, en zond zijn gezellen naar Rome, om vóór het vertrek naar het Heilig Land den zegen van Paus Paulus II af te smeeken. De opperpriester stond aan allen, die tot het gezelschap behoorden, en de heilige orden nog niet ontvangen hadden, toe, dat zij die uit de hand van ieder katholiek bisschop konden verkrijgen. Naar Venetië teruggekeerd , werd Xaverius in het jaar 1537 op den feestdag- van den heiligen Johannes den
O O
Dooper tot priester gewijd; en allen legden in handen van den nuntius gelofte van zuiverheid armoede en gehoorzaamheid af. Xaverius begaf zich naar een dorp, dat ongeveer vier mijlen van Pad na lag, om zich tot het lezen zijner eerste mis voor te bereiden. Daar bracht hij veertig dagen in een armoedige, verlaten hut door, aan al de guurheden der lucht blootgesteld, en op den grond slapende, en leefde slechts van hetgeen hij van deur tot deur bedelde. lutusschen liet Ignatius al zijn gezellen naar Vicenza vertrekken. Ook Xaverius
11
HET LI.VEN' VAN DEN
begaf zich na zijn retraite daarheen, en deed zijn eerste mis, maar onder zulk een vloed van tranen, dat allen, die er bij tegenwoordig waren, weenden. Hij wijdde zich te Boulogne aan de werken van liefdadigheid en de nitoefe-ning zijner heilige bediening, en het zou moeilijk zijn, eeu beschrijving te geven van de goede werken, die hi] in dio stad uitoefende. Het huis, waarin hij woonde, werd later aan de Jezuïten gegeven, en in een huiskapel herschapen, die met veel godsvrucht bezocht werd.
In de vasten van het volgend jaar liet Ignatius Xaverius naar Rome komen. Alle paters der in wording zijnde societeit waren er vereenigd, om over de stichting hnnner orde te beraadslagen. Die beraadslagingen gingen met gebed, tranen, waken en strenge boet-pleging gepaard. Hun eenig verlangen was, God te behagen, en zijn grootere glorie en hot heil der zielen te betrachten. Aangezien er een jaar voorbij gegaan was, zonder dat zij gelegenheid ponden , om naar Palestina te gaan , en hun plan door den oorlog, die er tusschen de Venetianen en Turken uit was gebarsten, onuitvoerbaar werd, boden zij den Paus hun diensten aau, en smeekten hem, dat hy van hen gebruik zou maken op een wijze, die hem het nuttigst zou voorkomen tot heil van den evenmensch. Hun aanbod werd aangenomen ; zij kregen bevel, te Rome te prediken)
12
HEILIGEN XAVEKIUS
totdat zijn Heiligheid op een andere wijze over hen beschikken zon. Xaverius oefende zijn bediening in de kerk van den heiligen Laurentius in Darnaso uit. Daar bewonderde men zijn ijver en christelijke liefde.
Govea, een Portugees, die overste van het college der heilige Barbara te Parijs geweest was, bevond zich destijds te Rome. Johan III, koning van Portugal, had hem voor eenige zeer gewichtige zaken derwaarts gezonden. Hij had Ignatius, Xaverius en Le Fèvre te Parijs gekend, en herinnerde zich de groote voorbeelden van deugdzaamheid, die zij daar gegeven hadden. Getroffen over al het goede, dat zij te Rome uitwerkten, schreef hij aan den koning, zijn meester, dat mannen, die zoo verlicht, zoo nederig, zoo ijverig, zoo liefdadig, zoo onvermoeid , en zoo begeerig naar kruisen waren, en slechts Gods meerdere eer zochten, geschikt waren, om den standaard des geioofs in Oost-liidië te gaan planten. Die brief deed den vorst veel genoegen. Hij droeg aan don Pedro Mascaregnas, zijn gezant te Rome, op, hem zes van die apostelen onder die mannen uit te kiezen voor de missie, waarover Govea hem gesproken had. De heilige Jgnatius kou er slechts twee toestaan; hij wees Simon Rodriguez, een Portugees, en Nikolaas Bobadilla, een Spanjaard, aan. De eerste vertrok dadelijk naar Lissabon. Bobadilla, die niet eer dan de gezant kon
13
HET LEVEN VAN DEN
vertrekken, werd ziek. Die gebeurtenis, door de Voorzienigheid aldus geleid, had ten gevolge, dat Xaverius daags voor het vertrek van Mas-caregnas in diens plaats gesteld werd. Onze heilige was er zeer over verheugd, dat de keus op hem gevallen was. Hij ging Paus Paulus III zijn zegen vragen. Die Opperpriester voorspelde hem toen reeds de bewonderenswaardige vruchten, die men met recht van den arbeid van zulk een missionnaris kon verwachten.
Den 15. Maart 1540 vertrok Xaverius met den Portugeeschen gezant uit Rome. Onderweg greep hij iedere gelegenheid aan, die zich aanbood, om versterving en nederigheid te beoefenen, om zijn ijver en godsvrucht te doen uitkomen, om diegenen, die met hem reisden, de voor de eigen liefde meest stuitende diensten te bewijzen, en zich jegens hen te gedragen, .alsof hij aller dienaar ware. De reis ging te voet door de Alpen en Pyrineèn en duurde langer dan drie maanden. Toen de gezant te Pampeluna was, stelde hij den heilige voor, naar het kasteel Xaverius te gaan , dat niet ver van die stad lag, ten einde zijn moeder, die nog leefde, en al zyn vrienden , die hij wellicht op aarde niet meer zien zou, vaarwel te zeggen. De heilige wilde niet van den weg afwijken; hij zei, dat hij zijn bloed-. verwanten wel in den hemel zou zien, dat
14
HEILIGEN XAVEltlUS
de by eenkomst, die men hem voorstelde, zooals het bij afscheid nemen steeds het geval is, met droefheid zou gepaaid gaan, terwijl hij in den hemel voor altijd met de personen, die hem dierbaar waren, zou vereenigd zijn, en zijn blijdschap door geen aandoening zou vergiftigd worden. Over een zoo groote onthechting aan de wereld was Mascaregnas zeer gesticht ; over de lessen en voorbeelden van Xave-rius getroffen, besloot hij, zich zonder voorbehoud aan God te wijden.
Tegen het einde van Juni kwamen zij te Lissabon aan. Xaverius vervoegde zich bij Rodriguez , die in een hospitaal verblijf hield, en de zieken moest onderrichten en dienen. Ofschoon zij daar vast verblijf hadden, belette dit hen toch niet, in de verschillende wijken der stad catechismus te doen en onderrichtingen te houden. Op Zon- en Feestdagen hoorden zij biecht aan het hof; want de koning en andere personen aan het hof, die zij aangespoord hadden, naar volmaaktheid te streven, gingen alle acht dagen ter biecht en te communie. Rodriguez en Xaverius legden zooveel ijver voor het heil der zielen aan den dag, en arbeidden daaraan met zoo goed gevolg, dat de koning hen in zijn rijk wilde houden. Er werd besloten, dat eerstgenoemde zou blijven, en de andere naar Indie zou gaan. Xaverius bracht acht maanden te Lissabon door, omdat
15
HET LEVEN VAN DEN
de vloot eerst de volgende lente zou vertrekken. Hij kreeg verscheidene brieven van Martinus van Azpilcueta, meer bekend onder den naam van de geleerde van Navarre, die hem aanspoorde , naar hem toe te komen. De geleerde was zijn oom van moeders zijde, en onderwees te Coimbra de godgeleerdheid. Xaverius weigerde standvastig, zich naar die stad te begeven. De geleerde toonde zich ongerust over zijn levenswijs, doch kreeg van Xaverius ten antwoord, dat hij zich niet bekommeren moest om hetgeen men van de nieuwe instelling vertelde ; dat het van zoo weinig belang was, door de raenschen geoordeeld te worden, en vooral door hen, die oordeelen zonder kennis van zaken. Alvorens hij Rome verliet, had hij pater Laynes eon .akte ter hand gesteld, waarin hij verklaarde, dat hij zijn goedkeuring hechtte aan den regel en de reglementen, die Ignatius zou opstellen, en hij zich door de geloften van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid iu de societeit van Jesus aan God zou wijden, als zij door den heiligen Stoel tot een geestelijke orde verheven werd.
Toen de tijd voor het vertrek daar was, stelde de koning den missionnaris vier brieven van den Paus ter hand. In de twee eerste stelde de Heilige Vader Xaverius als apostolisch nuntius aan, en schonk hem daarbij een uitgebreide macht; de derde bevatte een aanbeveling
16
HEILIGEN XA.VEEIUS 17
voor hem aan David, koning van Ethiopië, en de vierde een aan de andere Oostersclie vorsten. Het war, niet mogelijk, hem eenigen voorraad van levensmiddelen te doen aannemen. Hij nam niets mede, dan eenige godvruchtige boeken, die hij voor het gebruik der nieuw bekeerden bestemde. Men stelde hem voor, een bediende mede te nemen, doch hij antwoordde, dat hij in staat was, zich zelf te bedienen. Aan hen, die hem de opmerking maakten , dat het met de welvoeglijkheid streed, als een nuntius van den heiligen Stoel zelf zijn eten gereed maakte, en op het dek zijn linnen ging staan wasschen, gaf hij ten antwoord , dat hij niet behoefde te vreezen, aanstoot te zullen geven, zoolang hij geen kwaad deed. Hij vertrok naar Indie met pater Paulus van Camerino, een Italiaan, en pater Fran-ciscus Mansilla, een Portugees. De laatste was nog geen priester. Pater Simon Rodriguez vergezelde hem tot bij de vloot. Daar zeide hem Xaverius onder de teederste omhelzing: »Om »u te troosten ga ik u een geheim openbaren, »dat ik tot dusver voor u verborgen hield. »Gij zult u herinneren, dat gij mij op zekeren »nacht, toen wij te Rome in een hospitaal »waren, hebt hooren roepen: Noy meer, Heer, ygt;nog meer! Dikwijls hebt gij mij gevraagd, »wat dat beteekende, en ik heb u steeds ge-»antwoord, dat gij n daar niet ongerust over
HET LEVEN VAN DEN
»moQgt maken. Welnu, weet thans, dat ik :gt; (hetzij wakende of droomende, God weet het,) «alles zag, wat ik ooit voor de eer van Jesus »Christus zou moeten lijden; de Heer schonk »mij toen zooveel liefde voor het lijden, dat »ik mij niet kon verzadigen aan het leed, dat »ik zag, en slechts naar meer verlangde; zie-»daar de heteekenis der woorden, die ik met »zooveel vuur sprak: Nog meer, Heer, nog »meer! Ik hoop, dat de goddelijke goedheid »mij in Indië zal toestaan, wat zij mij in »Italië liet zien, en het verlangen, dat zij »mij ingaf, weldra vervuld zal worden.quot; Den 7. April 1541, op zijn zes-en-dertigsten geboortedag , ging Xaverius onder zeil. De vloot zeilde onder geleide van don Martinus Alphonsus van Sousa, die tot onderkoning van Indië benoemd was. Deze wilde den heilige bij hem aan boord hebben.
Op het schip van den onderkoning bevond zich wel duizend man. Franciscus Xaverius beschouwde hen als een kudde, die aan zijn zorgen toevertrouwd was. Hij deed catechismus voor de matrozen, en predikte iederen Zondag; aan den voet mn den grooten mast. Hij droeg buitengewone zorg voor de zieken, en bracht ze naar zijn kamer, waarvan hij een soort van ziekenzaal maakte. Hij sliep op het dek, en leefde gedurende de gansche reis slechts van aalmoezen. Te vergeefs noodigde hem de
18
heiligen xweiuus
onderkoning, met hem aan tafel te komen eten of ten minste aan te nemen, wat hij hem als voedsel zond. Xaverius antwoordde altijd , dat hij een arme geestelijke was, dat hij geloften van armoede gedaan had, en het zijn plicht was, die na te komen. Als hij soms gedwongen werd, de schotels, die de onderkonins:
' d
hem van zijn tafel zond, aan te nemen, verdeelde hij ze onder hen, waarvan hij wist, dat zij er behoefte aan hadden. Ten einde alle soorten van wanordelijkheden te onderdrukken of ze zoo mogelijk te voorkomen, maakte hij aan alle gemor een einde, stilde hij twist en geschillen, en belette hij, zooveel hg kon, het vloeken, de godslasteringen en de speelzucht. Was hij van de een of andere slechte daad getuige, dan berispte hij de schuldigen met zooveel gezag, dat niemand hem weerstond; en zijn ijver werd daarbij door zijn zachtaardigheid dermate getemperd, dat men zich niet beleedigd gevoelde. De ondraaglijke koude bij kaap Vert, de bovenmatige hitte bij Guinea, het bederf van het zoet water en vleesch onder den evenaar, hadden schromelijke ziekten ten gevolge, en Xaverius gaf daarbij de grootste blijken van liefderijke bezorgdheid voor de geestelijke en lichamelijke behoeften der bemannintr.
Na vijf maanden varens zeilde de vloot de kaap de Goede Hoop om, en landde tegen
19
HET li EVEN VAN DEN
20
het einde van Augustus te Mozambique op de oostkust van Afrika. Daar moest zij den winter doorbrengen. De inwoners van Mozambique , voor liet meerendeel Maliomedanen, dreven handel met de Arabieren en Ethiopiërs, maaide Portugeezen hadden bij dat volk eenige kantoren. De lucht is er ongezond, en Xaverius werd ziek. Na zijn herstel begaf hij zich weer met den onderkoning naar het schip, dat den 13. Maart 1542 onder zeil ging. Na drie dacen zeilens bereikte men Meiinde. een Afri-kaansche, door de Saracenen bewoonde, stad. Xaverius was voornemens, daar over den godsdienst te gaan spreken, ten einde de ongerijmdheden van het Mahomedanismus te doen gevoelen, toen een van de voornaamsten uit de stad hem voorkwam, en vroeg ot er in Europa niet meer godsvrucht heerschte dan te Meiinde. Hij voegde er by , dat van de zeventien moskeeën, die er waren, er veertien geheel onbezocht bleven, en het met de andere niet veel beter gesteld was. Dat gesprek had geen verdere gevolgen, en de heilige vertrok, en zuchtte over de verblindheid van dat volk. De vloot zette haar reis langs de Afrikaansche kusten voort, en wierp eenige dagen later het anker voor het eiland Socotora, tegenover de straat van Mekka. Xaverius trof er eenige sporen van christendom aan, doch van een zeer onzuiver gehalte, en niet zonder tranen
HEILIGEN XAVERIUS
gestort te hebben, nam hij afscheid van een volk, dat geneigd was, zijn lessen aan te hoo-ren. De bewoners van Socotora vergezelden hem tot aan den oever der zee, en verzochten hem, tot hen te willen terugkeeren. Men scheepte andermaal in, de reis duurde slechts weinige dagen meer. Na de Arabische, en een gedeelte der Indische zee te hebben doorgezeild, bereikte de vloot den 6. Mei 1542 ruim twaalf maanden na haar vertrek van Jas-sabon de haven van Goa.
Nauwelijks was Xaverius aan land gestajDt, of hij begaf zich naar het hospitaal, waar hij zijn intrek nam; doch hij wilde geen bediening uitoefenen, alvorens den bisschop van Goa te hebben gesproken. Deze, met name Johannes van Albuquerque, was een kloosterling van de orde van den heiligen Franciscus, en werd om zijn braafheid uitermate ge23rezen. De heilige missionaris vertoonde hem de brieven van Panlus III, en gaf hem te kennen, dat hij er zonder zijn goedkeuring geen gebruik van wilde maken. Voorts wierp hij zich aan zijn voeten, om hem zijn zegen te vragen. Getroffen 'over de zedigheid van Xaverius en het waas van heiligheid, dat over zijn uiterlijk verspreid lag, haastte zich de kerkvoogd hem weer op te doen staan. Na vervolgens de breven van den heiligen Vader eerbiedig gekust te hebben, beloofde hij hem, dat hij hem met
21
HET LEVEN VAN DEN
zijn bisschoppelijk gezag zou onclersteuuen: een belofte, die hij later ook trouw hield. Om over zijn arbeid den zegen des hemels af te smeeken , bracht Xaverius het grootste gedeelte vau den nacht in gebed door.
De toestand, waarin hij den godsdienst aantrof , in het land, waarheen hij gezonden was, ontlokte tranen aan zijn oogen, en ontvlamde zijn ijver. Aan de onrechtvaardigste en schandelijkste hartstochten overgegeven, zagen de Por-tugeezen niet het geringste bezwaar in eerzucht , wraak, woeker en losbandigheid. Het, was alsof alle gevoel van godsdienst bij het meerendeel hunner was uitgedoofd. De sakia-menten werden algemeen verwaarloosd. Ei waren geeu vier predikanten in geheel Indië, en buiten Goa niet veel meer priesters. Te vergeefs trachtte de bisschop, ben in zich zeiven te doen keeren; zij verachtten zijn vermaningen , gebeden en bedreigingen. Geeu dam kon tegen dien stroom van ongerechtigheden opgeworpen worden. De ongeloovigen geleken minder op menschen dan op dieren; als sommigen eertijds al aan het Evangelie geloofd hadden, waren zij toch thans weer in hun vorige buitensporigheden vervallen, omdat het lum aan het noodige onderricht ontbrak om staande te blijven, en zij niets dan slechte voorbeelden voor oogen hadden.
De schandelijke leefwijze dier christenen was
22
HEILIGEN XA VERIUS
een groote hinderpaal voor de bekeering der heidenen. Xaverius begon zijn zending met de eersten. Hij herinnerde hen aan de grondbeginselen van het christendom, en legde er zich vooral op toe, de jeugd tot de deugd te vormen. Hij was gewoon, de geheele voormiddagen door te brengen met het verzorgen van zieken in de hospitalen en het bezoeken van gevangenen. Vervolgens doorliep hij de straten van Goa met een bel in de hand, om ouders en meesters te verwittigen, dat zij hun kinderen en slaven naar den catechismus moesten zenden; hij vroeg hun dit uit liefde tot God. De kleine kinderen schoolden rondom hem samen, en hij bracht hen naar de kerk, om huu het Öymbolum der Apostelen, de Geboden Gods en de gebruiken van den christelijken godsdienst te leeren. Het gelukte hem, hun levendige gevoelens van godsvrucht in te boezemen. De zedigheid en godsvrucht dier kinderen wekten de bewondering der gansche
O O
stad, en brachten er een geheelen omkeer te •weeg. De grootste zondaars begonnen over huu ongeregeldheden te blozen. Eenigen tijd daarna predikte hij in het openbaar, en begon aan de huizen der ingezetenen bezoeken af te leggen. Zijn zachtaardigheid en christelijke liefde waren de wapenen, waarmede hij iedereen overwon. Door het gezicht hunner misdaden afgeschrikt, kwamen de zondaars zich
23
HET LEVEN VAN DKX
aan zijn voeten werpen om te biechten, en de vruchten van boetvaardigheid, die hun tranen vergezelden, leverden het overtuigend bewijs voor de oprechtheid hunner bekeering. Van den woekerhandel werd voortaan afgezien; onwettige winst werd teruggegeven; onrechtvaardig verkregen slaven werden in vrijheid gesteld; wie een bijzit had, zond ze weg, als hij ze niet trouwen wilde; kortom orde en welvoeglijkheid keerden in de huisgezinnen terug. De omkeer, in de stad Goa te weeg gebracht, toonde, wat men van den dienaar Gods verwachten kon.
Hij vernam, dat er ten oosten van het schiereiland op de visscherskust, die zich van kaap Comorin tot het eiland Manar uitstrekt, een volk woonde, bekend onder den naam van Pareu:as of visschers; dat die volksstammen zich, uit erkentelijkheid jegens de Portugeezen, die hen tegen de Mooren hadden bijgestaan, hadden laten doopen, doch bij gebrek aan onderricht in hun bijgeloof en ondeugden bleven volharden. Xaverius nam die missie te gretiger op zich, daar hij eenige kennis had van de Malabarsche taal, die op de visscherskust gesproken werd. Hij liet zich door twee jonge priesters uit Goa vergezellen, die tamelijk goed dezelfde taal verstonden, en ging in de maand October 1542 onder zeil. Hij landde op kaap Comorin, die tegenover het eiland Ceylon, en ongeveer
24
HEILIGEN XAVEEIUS 25
zeshonderd mijlen van Goa ligt. Hij begon zijn bediening uit te oefenen in een dorp vol afgodendienaars; hij predikte hun Jesus Christus , maar zij zeiden hem, dat zij zonder toestemming van den heer des lands niet van godsdienst mochten veranderen. Hun hardnekkigheid was nochthans niet bestand tegen de kracht der wonderen, die God door zijn dienaar wrocht.
Een vrouw lag sedert drie dagen in barens-nood, en leed vreeselijke pijn, zonder dat de gebeden der Brahminen of de natuurlijke geneesmiddelen eenige verlichting aanbrachten. Xave-rius onderwees en doopte haar, zoodra zij verklaard had, dat zij in Jesus Christus geloofde. Oogenblikkelijk was zij, zooals wij in een brief van Xaverius aan den heiligen Ignatius lezen, verlost en genezen. Dat mirakel had niet alleen de bekeering der familie van die vrouw ten gevolge, maar ook die van de voornaamste inwoners van het dorp: eu toen de vorst het belijden van het Christendom toegestaan had, kwamen allen, om onderwezen en gedoopt te worden.
Door dien aanvankelijk goeden uitslag aangemoedigd , begaf hij zich naar de visscherskust. Hij hield zich vooreerst met degenen bezig, die het doopsel ontvangen hadden, en onderrichtte hen in de Christelijke leer. Maar om met meer vrucht werkzaam te kunnen zijn, wilde
HET LEVEN VAN DEN
hij wel de Malabarsche taal kennen, en gaf zich overgroote moeite die te leeren. Door onvermoeidén arbeid gelukte het hem, de woorden van het teeken des kruises, de twaalf artikelen des geloofs, de Geboden Gods het Gebed des Heeren, het Wees gegroet, het Confiteor , het Salve Regina, kortom deu geheelen catechimus, iu die taal over te zetten.
Van die vertaling leerde hij zooveel hij kon van buiten, en begon na de dorpen at te loopen. Zooals hij zelf aan zyn broeders in Europa meedeelt, had hij steeds een bel in de hand, om al wat hij aan mannen en kinderen tegenkwam bijeen te roepen; aan de kinderen beval hij, dat zij, wat zij onthouden hadden , voor hun vaders, moeders, dienstboden en buren zouden herhalen, 's Zondags hield hij in de kapel een onderrichting, en leerde den nieuw bekeerden de bij de christenen gebruikelijke gebeden. Hij liet hen herhaaldelijk de twaalf artikelen des geloofs opzeggen, en voegde bij elk artikel een uitlegging. Zoo ook verklaarde hy de Tien Geboden, en ontwikkelde hij de voornaamste punten der zedeleer van Jesus Christus. Om beter de aandacht, vooral die der kinderen, te boeien, liet hij hen na het antwoord op iedere vraag van den catechismus een kort gebed met hem herhalen. Gewoonlijk begon hij elk onderricht met het Gebed des Heeren, en eindigde het met het
26
Weesgegroet. Hi] vormde geloofsonderwijzers, die hem van veel nut waren ter voltooiing van de bekeeringen, die door zijn predikatiën begonnen waren De godsvrucht dier ontluikende christenheid was bewonderenswaardig. Het getal dergenen die het doopsel ontvingen, was zoo groot, dat Xaverius, door het aanhoudend doopen, zijn arm bijna niet meer opheffen kon. Dit meldde hij zelf aan de Jezuïten in Europa.
De ziekten werden destijds op de visschers-kust menigvuldiger dan ooit: God stond dit
O O
zonder twijfel toe om de hardnekkigheid van hen, die de oogen voor het licht des Evangelies niet wilden openen, te overwinnen. Allen liepen naar Xaverius toe, om zelf genezen te worden of voor hun ouders en vrienden genezing te verkrijgen. De zieken, die zich lieten doopen , en met geloof den naam van Jesus Christus aanriepen, herkregen hun gezondheid. Dikwijls zond de heilige jeugdige bekeerlingen met zijn kruisbeeld, rozenkrans of relikwiekastje uit; zij lieten de zieken die onder het bidden van het Gebed des Heeren, de Geloofsartikelen of de tien Geboden aanraken; en nauwelijks hadden zij verklaard, dat zij geloofden en gedoopt wilden worden, of zij kregen op staanden voet hun gezondheid terug. De ijver en heiligheid van den missionnaris maakten hem bemind zelfs bij de Brahminen, die de wijsgeeren, godgeleerden en priesters der afgo-
HET LEVEN VAN DEN
clendienaars waren: nochtans verzefct'en zij zicli uit eigen belang tegen de vorderingen van liet Evangelie. De samenkorasten, die zij met den heilige hadden, bekeerden hen niet; zij sloegen ook geen geloof aan de schitterende wonderen, die Xaverius in hun bijzijn deed. In het proces van heiligverklaring van dien dienaar Gods lezen wij, dat hij destijds vier dooden uit het graf deed opstaan. De eerste was een geloofsonderwijzer, die gestorven was aan den doodelijken beet eener giftige slang; de tweede was een kind, dat in een put verdronken was; de derde en vierde waren een jongeling en een meisje, die een besmettelijke ziekte had weggemaaid.
De heilige vereeiiigde zijn apostolischen arbeid met de strengste boetpleging. Zijn voedsel was niet beter dan dat der armen; by at niets dan rijst, en dronk niets dan water. Eiken nacht sliep hij hoogstens drie uren, en dan nog in een visschershnt op den grond. In plaats van de matrassen of dekens te gebruiken. die de goeverneur hem uit Goa gezonden had , bezigde hij ze liever om hen, die in nood verkeerden, er mee bij te staan. Het overige gedeelte van den nacht, dat niet aan den slaap gewijd gewijd v/as, bracht hij in gebed of toewijding aan zijn naaste door. Welke ook zijn uitwendige bezigheden waren , hij hield niet op, zich met den Heer te onderhouden, en de wellust
28
HEILIGEN XAVEKIÜS
dieu hij bij die oefeningen smaakte, was somtijds zoo groot, dat liij ds goddelijke goedheid smeekte, er de overmaat vau te temperen. Hoewel hij in den derden persoon sprak, bedoelde hij nochtans zich zeiven, toen hij in algemeene termen tot den heiligen Ignatius en tot zijn broeders te Rome zei: »Dikwijls ge-»beurt het, dat ik iemand tot God hoor zeg-»gen: Heer, schenk mij zoo grooten troost »niet in dit leven; of als gij mij er in de oversmaat uwer barmhartigheid mee wilt overstelpen, »trek mij dan tot u, en laat mij uw glorie »genieten; want te leven zonder u te zien, is »een te groote pijn.quot;
Meer dan een jaar was voorbijgegaan sedert Xaverius aan de bekeering der Paravas arbeidde.
De oogst was zoo overvloedig, dat hij tegen het einde van 1543 naar Goa meende te moeten vertrekken, om medearbeiders te zoeken. Men droeg hem de zorg op voor het seminarie van het Heilig Geloof, dat voor de opvoeding dei-jonge Indianen bestemd was. Daar zijn ijver hem elders riep, stelde hij het bestuur van dat huis in handen der naar In die gezonden leden van de societeit van Jesus, vergrootte dat gesticht, en stelde regels vast, die men bij vormen der jongelieden tot wetenschap en deugd, te volgen had. Dat seminarie kreeg toen den naam van de heilige JPaulus, naar de kerk, die ouder aanroeping van dien apostel
29
30 HET LEVEN VAN DEN
irewijd was. Om dezelfile reden werden de Jezuïten paters van den heiligen Paulus of Pau-listen genoemd.
Het volgend jaar keerde Xaverius met eenige evangelische arbeiders, zoowel Indianen als Europeanen, die hij over de verschillende dorpen verdeelde, naar de Paravas terug. Eenige '' van hen nam hij mede naar het koningrijk Travancor, waar hij, zooals hij in een zijner zijner brieven verhaalt, in den tijd van een maand meer dan tienduizend afgodendienaars eigenhandig doopte; soms zag men op één dag een geheel dorp het heilig doopsel ontvangen. De heilige drong verder landwaarts door; daar hij echter de taal des lands niet kende, stelde hij zich tevreden met het doo-pen van kinderen en het verplegen van zieken,
die door teekenen genoegzaam hun toestand te kennen gaven.
Terwijl hij aldus zijn ijver in het koningrijk Travancor oefende, schonk God hem, volgens het verhaal van een jong Portugees van Coim-bra, Vaz genaamd, die hem op raenigen apostolischen tocht vergezelde, de gaaf dei-talen. Hg sprak de taal der barbaren, zonder ze ooit geleerd te hebben; hij wist zich te doen verstaan, zonder dat hij een tolk noodig had. Dikwijls predikte hij op de vlakte voor een *
vergadering van vijf- of zesduizend personen.
Zijn succes deed de brahminen in toorn tegen
HEILIGEN X.WERIUS
hem ontsteken: zij spanden hem strikken, en gebruikten verschillende middelen, om hem het leven te benemen; maar God verijdelde hun pogingen, en behoedde den dienaar, die het werktuig zijner barmhartigheid was. Hij bevond zich in het koningrijk Travancor, toen de Bagaden, een woest volk, dat van roof leefde, er een inval in deden. Hij stelde zich aan het hoofd van een kleinen troep vurige christenen, en trad met het kruisbeeld in de hand naar die barbaren toe, aan wie hij uit naam van den levenden God bevel gaf niet verder te gaan en terug te keeren. De toon van gezag, waarop hij sprak, vervulde de opperhoofden met schrik: zij stonden, even als de andere roovers, die zij aanvoerden, verlegen en beweegloos. Zij trokken in wanorde terug, en verlieten het land. Die gebeurtenis verschafte den heilige de bescherming van den koning van Travancor, en die vorst schonk hem den naam van y root en vader.
Eens preekte Xaverius te Coulan, een dorp in Travancor, niet ver van kaap Comorin, en bemerkte, dat de meeste afgodendienaars door zijn toespraak weinig getroffen waren. Alsdan bad hij God, de verstoktheid hnnner harten te willen vermurwen, en niet toe te staan, dat het bloed van Jesus Christus voor hen nutteloos was vergoten. Vervolgens liet hij een graf openen, waarin men den vorigen dag
31
HET LEVEN VAN DE^
een doode liad neergelegd. De omstanders bekenden, dat het lijk niet alleen levenloos daar neer lag, maar ook begon te rieken. De heilige wierp zich nu op de knieën, en beval na een kort gebed den doode , dat hij in naam van den levenden God in het leven zou terugkeeren. O ogenblikkelijk rijst de doode uit zijn graf op, en is in het volle bezit van zijn gezondheid en krachten. Allen, die er by tegenwoordig waren, waren over dat wonder zoo zeer getroffen, dat zij den heilige te voet vielen, en vroegen om gedoopt te worden. Op dezelfde kust deed Xaverius een jongen christen, dien men ter aarde ging bestellen, van den dood opstaan. Om de herinnering aan dat wonder levendig te honden, lieten de ouders van dien jongeling, ter plaatse waar het had plaats gehad, een groot kruis planten. Die wonderen troffen het volk zoo zeer, dat het koningrijk Travancor binnen weinige maanden tot het christendom was bekeerd. Slechts de koning en zijn hovelingen bleven in de duisternissen en het bijgeloof van het heidendom volharden.
De roem van den heiligen missionnaris verspreidde zich over gansch Jndië. Van wijd en zijd lieten de afgodendienaars hem verzoeken, hen te komen onderrichten en doopen. Hij schreef naar den heiligen Ignatius in Italië en aan pater Simon Rodriguez in Portugal om hun Evangelische arbeiders te vragen. In de
32
HEILIGEN XAVEfilUS
vervoering vau den ijver, waarvan hij brandde, had hij de geleerden der Europeeschehoogescbolen in even zooveel evangelieverkondigers willen veranderen.
Er kwamen afgevaardigden vau de Manaree-zen, ten einde hem met aandrang om het heilio'
O O
Doopsel te verzoeken. Daar hij het koningrijk Travancor niet kon verlaten , omdat hij er het christendom, dat hij er ingevoerd had, nog bevestigen moest, zond hij hun een missionnaris, wiens ijver hem bekend was. Een zeer groot aantal bekeerden en werden gedoopt, iïet eiland Manar, aan de noordelijkste punt van Ceylon gelegen, stond toen onder het bestuur van den koning van Jafanapatan: dien naam geeft men aan het noordelijk gedeelte van Ceylon. Deze vorst, die het christendom haatte, was nauwelijks onderricht van de vorderingen, die het onder de Manareezen maakte, of hij viel hen gewapenderhand aan. Hij vermoordde zes- a zevenhonderd christenen, die Jesus Christus edelmoediglijk beleden, en liever hun leven ten offer brachten, dan het te behouden en tot hun vroeger bijgeloof terug te keeren. De koning van Jafanapatan, die de kroon op zijn oudste broeder had overweldigd, werd later door de Portugeezeii, toen zij zich van Ceylon meester maakten, gedood. Prinsen en prinsessen van zijue familie omhelsden ook het christendom, en hadden den moed, hun vader-
33
HET LKVEN VAN DEN
land en wat zij er te verwachten hadden, vaarwel te zeggen, om den kostbaren schat des geloofs niet te verliezen.
Xaverius deed een reis naar Cochin, om met den vicaris-generaal van India een onderhoud te hebben over de middelen om in de wanordelijkheden der Portugeezen te voorzien, die een groote hinderpaal voor de bekeering der afgodendienaars waren. Zelfs haalde hij hem over, weer naar Portugal terug te keeren, om deu koning van hetgeen er omging te onderrichten , en stelde hem voor dien vorst een brief ter hand, waarin hij hora, onder het aangeven der dringendste beweegredenen, smeekte zijn macht tot meerdere eer van God te willen gebruiken, en de noodige middelen aan te wenden, om de schandalen te keer te gaan.
Hij wilde het eiland Manar bezoeken, dat zooals wij gezegd hebben, met het bloed der christenen Avas besproeid. Door zijn gebed bevrijdde hij dat laud van de verwoestingen dei-pest. Dit droeg veel bij tot vermeerdering van het getal geloovigen en tot bevestiging van hen, die het doopsel reeds ontvangen hadden. Op een reis naar Meliapor, die hij ondernam om de relikwieën van den heiligen Thomas te vereeren, en door de voorspraak van dien apostel het licht van den heiligen Geest af te smeeken, bekeerde hij vele zondaars, die in ingewortelde gewoonten leefden. Toen be-
34
HEILIGKN X VVEIUUS
35
sloot hij liet plan, dat hij overwoog, uit te voeren, en naar het eiland Macassar het Evangelie te gaan prediken. Hij ging scheep naar Malacca, een beroemde stad op het schiereiland , aan de overzijde van den Ganges. De handel lokte, behalve de Indianen, ook de Arabieren, Perzen, Chineezen en Japanneezen daarheen. De- Saracenen ontnamen ze den koning van Siara, en voerden er het mahomedanisimis in. Maar d'Alburquerque maakte er zich in 1511 meester van, en in den tijd, waarover wij spreken, hoorde het aan de Portngeezen toe. De heilige kwam er den 24. September 1645 aan. Door zijn lessen, waaraan vele mirakelen nieuwe kracht bijzett'en , trok hij de slechte christenen van de ondeugd af, en bekeerde hij een groot aantal afgodendienaars en mahome-danen. Te vergeefs wachtte hij op een gelegenheid om naar Macassar te gaan, waaruit hij meende te mogen besluiten, dat het door de Voorzienigheid vastgestelde oogenblik nog niet gekomen was. Op het eiland Amboina geland zijnde, oefende hij met goeden uitslag zijn ijver, en bewerkte er een groot aantal bekeeringen. Voorts ging hij nog op andere eilanden prediken , en hield zich tamelijk lung op de Mo-1 ukken op. De verstoktheid der bewoners schrikte hem niet af: zijn geduld en zijn predikatiën troffen er velen, en van al diegenen, die hij doopte, vormde hij samen een talrijke
HET LEVHN VAN DKN
gemeente. Na op Ternate en de Molukken het Evangelie verkondigd te hebben, ging hij, niettegenstaande alle vertogen, die men hem deed, om hem er van af te brengen, naar het eiland More. Als hij er de bewoners al van bekeerde, ging dit toch met ongelooflijke moeite, en het zou moeilijk zijn een beschrijving te geven van al wat hij op die missie te lijden had, maar door den inwendigen troost, dien tij smaakte, werd hij daarvoor ruimschoots schadeloos gesteld. Ziehier wat hij den heilgen Ignatius schreef, na hein een tafereel van het land te hebben opgehangen: »De gevaren, waar-»aan ik blootgesteld ben, en het werk, dat ik »alleen uit liefde tot God onderneem, zijn een »onuitputtelijke bron van geestelijke vreugde: »zoodat die eilanden, waar aan alles gebrek »is, zeer geschikt zijn, om mij door de overvloe-»dige tranen, die onophoudelijk uit mijn oogen »vloeien, het gezicht te doen verliezen. AVat »mij betreft, ik herinner mij niet, dat ik ooit »zooveel inwendigen wellust heb gesmaakt, en »die zieletroost is zoo zuiver, zoo heerlijk, zoo «aanhoudend, dat hij het gevoel van lichamelijke pijnen wegneemt.quot;
Om missionnarissen te krijgen, en het een en ander betreffende de societeit te gaan regelen , was de heilige genoodzaakt een reis naar Goa te doen. Onderweg bezocht hij eenige eilandjes, waar hij reeds gepredikt had. In de maand Juli van het jaar 1547 kwam hij te
36
HEILIGEN XAVERIUS
Malakka aan. In liet begin van het volgend jaar ging hij onder zeil naar het eiland Ceylon, waar hij een groot aantal ongeloovigen , en onder anderen ook twee koningen, voor Jesus Christus won.
Tijdens zijn verblijf te Malakka bracht men een Japannees, Anger genaamd, bij huin. Deze zou, volgens Kaempfer, in zijn land een man gedood hebben , en had slechts, door op een Portugeesch schip te vluchten, zijn leven kunnen redden. Alle schrijvers zijn het daarin eens, dat hij een rijk man was, van adellijke geboorte, en omstreeks vijf-en-dertig jaren oud. Door gewetenswroeging kon hij geen rust vinden. Sommige christenen, die zijn toestand kenden , raadden hem aan, Franciscus Xaverius op te zoeken, en verzekerden hem, dat hij iu dien heilige den troost, dien hij noodig had, zou vinden. De heilige ontving hem vol goedheid, en verschafte hem de zielernst, waarnaar hij verlangde, maar voegde er bij, dat men die gerustheid slechts in den waren godsdienst kon smaken. Het was den Japannees aangenaam , dat gesprek aan te hooren, en daar hij een weinig Portugeesch kon, onderwees hem Xaverius in de geheimen des geloofs, en stelde hem voor, met zijn bedienden naar Goa te reizen, waar hij binnen kort zelf heen moest.
Het schip, waarop de heilige missionuaris zich bevond, ging recht naar Cochin. Het werd in de straat Ceylon door een hevigen
37
HET LEVEN VAN DEN
storm overvallen, zoodat men genoodzaakt was, alle goederen over boord te werpen. De stuurman kon het scliip niet meer regeeren, en liet het aan de woede der golven over. Drie dagen stond hun het beeld des doods voor oogen. Na allen gebiecht te hebben, viel Xaverius voor een kruisbeeld op de knieën, en bad zoo vurig, dat hij als het ware in God verslonden was. Het schip, dat door den storm werd meegesleept, stiet reeds op de banken van Ceylon, en de matrozen waanden zich reddeloos verloren. Toen kwam de heilige uit de kamer, waarin hij opgesloten was. Hij vroeg aan den stuurman het touw en lood, waarmede men de zee peilt: hij liet dit laatste op den grond zakken, onder het uitspreken der woorden; Groote God, Vader, Zoon en Heilige Geest, ontferm 11 onzer; op hetzelfde oogen-blik houdt het schip stil, en bedaart de storm. Zij zetten hun reis verder voort, en komen den 21. Januari 1545 behouden te Cochin aan.
Uit Cochin schreef Xaverius aan de te Rome zijnde paters der societeit, en verhaalde hun het gevaar, dat hij in de straat Ceylon ge-loopen had. In het felste van den storm, zeide hij, nam ik de in leven zijnde personen der societeit en voorts alle christenen als voorsprekers bij God. Ik doorliep de kooven der engelen en heiligen, en riep allen aan. Vooral riep ik de voorspraak der allerheiligste Moeder
38
HEILIGEN X AVE It I US
Gods en Koningin des Hemels in. Nadat ik eindelijk al myn hoop op de oneindige verdiensten van onzen Heer Jesus Christus gesteld had, en aldus beschermd werd, gevoelde ik te midden van dien woedenden storm een grootere blijdschap, dan toen ik geheel buiten gevaar was. Daar ik de grootste der zondaars ben, schaam ik mij inderdaad, uit overmaat van hemelsch genoegen zooveel tranen gestort te hebben, toen ik op het punt stond te vergaan. Ook smeekte ik nederig den Heer, dat hij mij uit den schipbreuk, waarmede wij bedreigd werden, niet zou redden, tenzij hij mij tot zijn meerdere eer en glorie nog grootere gevaren had voorbehouden. »God heeft mij overigens »zeer dikwijls duidelijk doen inzien, in hoeveel !, gevaren ik door de gebeden en opoüerin-»gen van de leden der societeit gespaard bleef. »Als ik u vergeet, dierbare societeit van Jesus, »moge dan mijn rechterhand mij voortaan nut-»teloos worden, en ik er het gebruik van » vergeten!quot;
Nadat de heilige Cochin verlaten had, ging hij de dorpen op de visscherskust bezoeken. Hij was zeer gesticht over den ijver der christenen, die hij daar bekeerd had. Hij bleef eenigen tijd te Manapar, bij kaap Comorin, en keerde naar het eiland Ceylon terug, waar hij den koning van Candé bekeerde. Eindelijk vertrok hij naar Goa. Anger wilde den naam van Paulus van
39
HET LEVEN VAN DEN
het Heilig Geloof aannemen; een zijner be-dieuden nam den naam van Johannes aVn, en de andere dien van Antonius. Toen vormde de heilige het plan, naar Japan het Evangelie te gaan verkondigen.
In afwachting, dat de vaart open kwam, legde hij zich hoofdzakelijk op geestelijke oefeningen toe, als om na zijn vroegeren arbeid nieuwe krachten te verzamelen; zoo zijn alle apostelische mannen gewoon te doen, die in den omgang met God uitrusten van de vermoeienissen , die zy zich in den dienst hunner medemenschen hebben op den hals gehaald. Toen riep hij uit, terwijl hij in den tuin van het college van den heiligen Paulus wandelde of zich terugtrok in een kluis, die men daar gebouwd had: genoeg Heer genoeg! Somtijds zette hij zijn rok van boven open, omdat hij de overmaat van hemelschen troost niet kou verdragen, tevens gaf hij dan te kennen, dat hij voor den dienst van God liever groote pijnen zou lijden, dan zooveel zoetheden te smaken; hij smeekte den Heer, de genoegens voor het eeuwige leven te bewaren, en hem voor het tijdelijke geen smarten te sparen. Maar die inwendige aangelegenheden belett'en hem niet, aan het heil der zielen te arbeiden of in hospitalen en gevangenissen de ongelukkigen bij te staan: integendeel hoe levendiger en vuriger de liefde tot God bij
40
HEILIGEN XAVERIUS
hem werkte, des te meer verlangde hij die ook in anderen te ontsteken. De werken van liefdadigheid deden hem vaak de rust der eenzaamheid en den wellust van het gebed ten offer brengen.
Omstreeks denzelfden tyd kwam pater Gas-pard Berzee en vier andere Jezuïten uit Europa bij hem aan. Xaverius wees hun bediening aan, en gaf de inlichtingen, die zij noodig hadden, om ze getrouw te kunnen bekleeden. quot;Vervolgens vertrok hij naar Malakka met het doel om van daar naar Japan te gaan. Hij overwon alle hinderpalen, die men hem stelde om die reis te verhinderen. Na eenigen tijd te Malakka vertoefd te hebben, ging hij met Paulus van het Heilig Geloof en twee zijner bedienden, die te Goa waren gedoopt, op een Chineesch schip onder zeil. Den 13. Augustus 1549 kwamen zij te Cangoxima in het koningrijk Saxuma in Japan aan.
De Japansche taal schijnt een oorspronkelijke, een grondtaal te zijn: zij heeft althans geen verwantschap met de Oostersche talen, en heeft slechts eenige uitdrukkingen aan de Chi-neesche ontleend. Xaverius had er onderweg de eerste beginselen van geleerd bij Paulus van het Heilig Geloof. Die studie zette hij gedurende de veertig dagen , die hij te Cangoxima doorbracht, voort. Hij hield verblijf in het huis van Paulus van het Heilig Geloof, wiens ge.
41
HET LEVEN' VAN DEN
heele familie hij bekeerde en doopte. Er was sleclits één taal in Japan, die echter in klemtoon en uitspraak verschilde al naar den rang van de personen, tot wie men sprak. De 'neilige maakte er zoo groote vorderingen in, dat liij in staat was, de twaalt artikelen des Geloofs met den uitleg, zooals hij dien vroeger gemaakt had, in het Japansch kon overzetten. Vervolgens leerde hij die vertaling van buiten, en begon Jesus Christus te prediken.
Reeds kende hem de koning van Saxuraa, die zes mijlen van Cangoxima zijn residentie hield. Paulus van het Heilig Geloof had aan het hof over zijn ijver, deugden en mirakelen gesproken. Hij was van oordeel, dat hij in het belang van den godsdienst een onderhoud met den koning moest hebben, en zorgde, dat Xaverius audiëntie kreeg. De vorst ontving hem met evenveel beleefdheid als onderscheiding en veroorloofde hem, aan zijn onderdanen het geloof te verkondigen. De heilige missionnaris bewerkte vele bekeeringen, ^iju vreugd zou ten top gestegen zijn, als hij de bonzen had kunnen winnen; om daarin te slagen , gebruikte hij alle middelen, die de christelijke liefde slechts aan de hand gaf; maar zijn pogingen waren nutteloos. Zelfs ontmoette hij menigen hinderpaal van den kant der afgodenpriesters. Zijn kennis van de Japansche taal droeg veel by tot de uitbreiding van het christendom.
42
HEILIGEN' XAVfiKIUS
Hij deelde ouder de bekeerden afschriften uit van zijn vertaling der twaalf geloofsartikelen en van den uitleg, dien hij er vau gemaakt had. Nieuwe wonderen bevestigden do leer, die hij ouderwees. Na een kind gezegend te hebben. welks lichaam door een gezwel geheel mismaakt was, gaf hij het zoo gezond en zoo schoon aan zijn moeder terug, dat zij buiten zichzelf was van blijdschap. Door zijn gebed genas hij een melaatsche, en deed een meisje van aanzien, dat sedert vier-en-twintig uren gestorven was, weer van den dood opstaan.
Xaverius bleef een jaar te Cangoxima, en vertrok daarna naar Firando, de hoofstad vau een ander rijkje. Hij mocht onder de Cango-ximanen zijn bediening uiet meer uitoefenen ; de koning van Saxuma was verstoord, omdat de Portugeezen zijn staten verlieten, ten einde de stapelplaats vau hun handel naar Firando te verleggen, en ontnam hem de vergunning om zijn onderdanen te onderrichten, zelfs begon hij de christenen te vervolgen. Maar deze bleven getrouw aan de genade, die zij ontvangen hadden, en verklaarden, dat zij liever verbanning en den dood zouden oudergaan, quot;dan hun geloof te verzaken. Niet tevreden met hen aan Paulus van het Heilig Geloof aan te bevelen, liet de heilige hun nog een breedvoe-rigen uitleg van de twaalf artikelen des geloofs achter benevens een leveu van Jesus Christus,
43
HET LEVEN VAN DEN
dat hij uit de Evangelisten getrokken had, en in de Japansche taal en letterteekens had laten drukken. Hij nam twee Jezuïten, die hem vergezeld hadden, mede en vertrok, terwijl hij als naar gewoonte alles, wat hij het vieren van het heilig misoffer noodig is, opzijn rug droeg.
Op weg naar Firando predikte hij in een vesting, toebehoorende aan een vorst met name Ekandono, en leenheer van den koning van Saxuma. Vele afgodendienaars geloofden in Jesus Christus. Onder dat getal telde men ook den intendant van den vorst. Deze was een man op jaren, die groote voorzichtigheid paarde aan ijver voor den godsdienst, dien hij omhelsd had. Bij zijn vertrek beval Xaverius hem aan, voor de overige christenen zorg te dragen ; dagelijks liet hij hen dan ook in zijn huis bijeen komen, om gezamenlijk te bidden. Des Zondags las hij hun den uitleg van de christelijke leer voor. Het gedrag dier geloovigen was zoo stichtend, dat vele andere afgodendienaars er door bekeerden. De koning van Saxuma werd jegens het christendom weer goedgezind, en wilde er zelfs de beschermer van worden.
Eindelijk bereikte de heilige missionnaris Firando. Hij werd door den vorst goed ontvangen , en kreeg vergunning van hem, om in zijn staten de wet van Jesus Christus af te kondigen. Zijn predikatiën droegen buiten-
44
*J.'/ -
HEILIGÈN XAVEKIUS
45
gewoon goede vruchten; hij doopte te Firaudo in twintig dagen meer afgodendienaars, dan hy te Cangoxiina in een geheel jaar gedaan had. Hij liet die christenen onder de leiding van een der twee Jezuïten, die hem vergezelden, en vertrok met den andere benevens twee Japansche christenen naar Meaco. Zij gingen over zee naar Facata, waar zij onder zeil gingen naar Amanguchi, de hoofdstad van het koningrijk Naugato, vermaard om de rijkste zilvermijnen van Japan. In die stad heerschte een groote verdorvenheid van zeden. De heilige predikte er in het openbaar voor den koning en zijn hof; maar zijn predikatiën hadden weinig vrucht, of liever zij haalden hem slechts beleedigingen en verguizingen op den hals. Na een maand te Amaiujucln vertoefd te hebben,. zette hij met zijn drie gezellen de reis naar Meaco voort. Het was toen tegen het einde van December. De regens hadden de wegen onbegaanbaar gemaakt; de aarde was met sneeuw bedekt, en er heerschte een strenge koude. Overal ontmoette men ontstuimige rivieren, steile rotsen en onmetelijke wouden. Doch de dienaren Gods wilden den weg blootsvoets maken. Als zij dorpen en gehuchten doortrokken, predikte er Xaverius, en las het volk iets uit den catechismus voor. Daar de Japansche taal geen woord bezat , dat geschikt was om den Allerhoogste uit te drukken, vreesde hij, dat de afgodendie-
HET LEVEN VAN DEN
naars den waren God met hun afgoden zouden verwarren. Hij zei hun, dat, aangezien zij dien God nooit gekend hadden, het ook niet vreemd was, dat zij zijn naam niet konden uitdrukken , maar dat de Portugeezen hem Deos noemden. Hij herhaalde dat woord dikwijls, en sprak het met zooveel nadruk eu op zulk een toon uit, dat hij de heidenen zelfs eerbied voor den heiligen naam Gods inboezemde. In twee dorpjes voer hij met zooveel klem over de zoogenaamde godheden des lands uit, dat het volk samenschoolde om hem te steenigen, en hij had veel moeite om aan het gevaar, dat hem bedreigde, te ontkomen. Eindelijk kwam hij in Februari van het jaar 1551 te Meaco aan.
De dairi, de cubosama en de sa^o of hooge-priester hadden daar destijds hun hof. Vruchteloos liet de heilige bij hen audiëntie vragen; zelfs durfde men hem niet vleien, dat hij deii sa§o zou spreken, tenzij tegen betaling van honderdduizend caixen, gelijkstaande met zes-honderd Fransche kronen, een bedrag, dat hij niet geven kon. De onlusten, door burgeroorlogen veroorzaakt, belett'en , dat men naar hem luisterde; eu hij zag, dat de gemoederen nog niet geneigd waren, de oogen voor de waarheid te openen. Hij vertrok derhalve na een verblijf van veertien dagen, om weer naar Amanguchi terug te keeren. Zijn armoedige
46
HEILIGEN XAVERIUS
Meeding belette liem aan het hof te verschijnen, en hij besloot nu, zich naar de vooroordeelen des lands te schikken. Hij voorzag zich derhalve van een uitrusting en een stoet, die in staat waren indruk te maken , en gaf den koning bovendien eenige geschenken. Onder anderen schonk hij hem een klein slaand horologie. Daardoor verkreeg hij de bescherming van den vorst met vergunning het Evangelie te prediken. Hij ^doopte te Amavguchi drieduizend heidenen. Die goede uitslag vervulde hem met grooten troost. Hij schreef dienaangaande aan de Jezuïten in Europa het volgende: »Nooit »heb ik zooveel troost gesmaakt als te Aman-»guchi: men kwam van alle kanten.met 'skonings «vergunning naar mij luisteren. Ik zag den «hoogmoed der bonzen geknakt, en de felste «vijanden van den christen naam aan de nede-»righeid des Evangelies onderwerpen. Ik zag »die nieuwe christenen in vervoering van blijd-» schap, als zij, na bij het redetwisten de bonzen «overwonnen te hebben, zegepralend huiswaarts gt;keerden. Ik was niet minder verrukt, als ik de «moeite zag, die zij zich als om strijd gaven om de «heidenen te overwinnen en het pleizier, dat zij «smaakten, bij het verhaal hunner overwinningen. «Dat alles veroorzaakte mij zooveel blijdschap, «dat ik mijn eigen kwalen niet meer gevoelde.quot;
Toen de heilige te Amanguchi was, schonk God hem op nieuw de gaaf der talen. Hij
47
HET LEVEN VAN DEN
kon zich door de Cliiueezen, die door den handel naar die stad gelokt werden, doen verstaan , ofschoon zij niets dan hun eigen taal kenden, en hij zelf ze nooit geleerd had, maar zijn heiligheid, zachtaardigheid en nederigheid troffen dikwijls meer dan zyn mirakelen. De hardnekkigste heidenen waren er niet tegen bestand. Wat Fernandes, een zijner gezellen overkwam, droeg er ook veel toe hij, den christelijken godsdienst te doen eerbiedigen. Toen hij op zekeren dag in de stad predikte, trad iemand uit de heffe des volks, die den schijn aannam, alsof hij hem spreken wilde, naar hem toe, en spuwde hem in zijn aangezicht. Zonder een woord te zeggen of de minste ontroering te doen blijken, nam de pater zijn zakdoek, veegde zijn gelaat af, en zette bedaard zijn rede voort, leder stond over een zoo heldhaftige bedaardheid verbaasd.
Zij, die in den beginne om die beleediging lachten , stonden even verwonderd als de anderen. Een van de geleerdsten der stad, die er bij stond, zei bij zich zeiven, dat een wet, die zulk een moed, zooveel grootheid van ziel inboezemde , en sen zoo volslagen overwinning op zich zeiven deed behalen, niet anders dan van den hemel kon komen. ïoen de preek geëindigd was, verklaarde hij, dat de deugd van den predikant hem getroffen had. Hij vroeg later om het heilig doopsel, dat hem
48
HEILIGEN XAVERlUS
met veel plechtigheid werd toegediend. Die roemwaardige bekeering werd door een groot aantal andere gevolgd.
O O
Na de nieuwe chiistenen aan de twee Jezuïten, die hij te Amanguchi achterliet, te hebben aanbevolen , vertrok Xaverius omstreeks half September van het jaar 1551. In gezelschap van twee Japansche christenen, die alles verlaten hadden om het christendom te omhelzen, begaf hij zich te voet naar Fucheo; daar hield de koning van Bungo zij u residentie. Deze had van pater Franciscus Xaverius hooren spreken, en wenschte vurig hem te zien. Hij ontving hem dan ook op de meest eervolle wijze. In de openbare bijeenkomsten maakte de heilige de bonzen beschaamd, die hem uit eigenbelang overal trachtten te dwarsboomen. Nogtans bekeerde hij er eenige. Zijn predikatiën en bijzondere gesprekken troffen het volk, en men kwam in massa naar hem toe, om gedoopt te worden. De koning zelf was overtuigd van de waarheid van het christendom , en zag voortaan af van de onzuiverheden tegen de natuur, waaraan hij zich schuldig maakte; maar een misdadige gehechtheid aan sommige zinnelijke vermaken stond zijne bekeering in den weg. Later herinnerde hij zich echter de onderrichtingen , die de heilige hem gegeven had; hij legde zijn verkeerdheden af, en ontving'het doopsel. Xaverius nam afscheid van den konina-
4
49
50 HET LEVEN VAN DEN
en scheepte zich den 20. November 1551 in, om naar Indië terng ie kunnen keeren. Hij was twee jaar en vier maanden in Japan gebleven. Daar hij voor het behoud dier ontluikende christenheid moest waken, zond hij er drie Jezuïten heen, die weldra door anderen gevolgd werden.
Dikwijls had men hem er op gewezen, dat de wijzen en geleerden van China het geloof niet hadden omhelsd. Hij vatte derhalve het voornemen op, Jesus Christus in dat uitgestrekt rijk te gaan verkondigen, en hield zich onledig met het beramen van middelen om dat plan ten uitvoer te brengen, toen hij Japan verliet. De onheilen, die hem op zijn reis overkwamen, deden zijn ijver geenszins verflauwen. Het schip, waarop hij was, werd door een geweldigen storm overvallen,maar door zijn gebeden bleef het behouden. Ook had men hem het behoud der sloep te danken, die door een windvlaag van het schip was afgeslagen, en waarin zich vijftien personen bevonden. Toen hij te Malakka aankwam ontving hem de bevolking met de grootste vreugdeblijken. Hij dacht nogtans steeds aan de missie naar China, maar wist niet, hoe hij naar dat rijk zou komen. Afgescheiden van de moeilijkheid der onderneming, hielden de Chineezen ook niet van de Portugeezen, en het was aan de vreemdelingen op straffe des doods of levenslange gevangenis verboden,
HEILIGEN XAVKRIUS
51
in het land te komen. Eenige Portugeesclie kooplieden waren er ter sluiks in gekomen, om handel te drijven; dit werd ontdekt, en dit kostte sommigen van hen huu hoofd; zij, die men het leven liet, werden in boeien geklonken, en bestemd om in de gevangenis te sterven. Xaverius sprak over die dingen met don Pedro de Sylva, oud-gouverneur van Malakka, en met don Alvarez d'Atajda, zijti opvolger. Er werd bepaald, dat men uit naam van den koning van PorLugal een gezantschap naar China zou zenden, ten einde vergunning te vragen om in dat rijk handel te drijven. Werd die vergunning verkregen , dan zouden de mis-sionnarissen niet meer met dezelfde moeilijkheden te kampen hebben. Zoo stonden voor het oogenblik de zaken. De heilige nogtans scheepte zich in, om naar Goa te reizen. Den 24sten Januari 1552 bereikte hij Cochin. Daar ontmoette hij den koning der Maldiven, die voor zijn opgestane onderdanen had moeten vluchten, eu bij de Portugeezen de wijk moeten nemen. Hjj doopte den vorst, nadat hij van pater Heredia het noodige onderricht ontvangen had. De koning der Maldiven wanhopende, zijn staten nog ooit terug te zullen krijgen, trad met eene Portugeesche in het huwelijk, en leidde tot aan zijn dood een afgezonderd leven, doch voelde zich gelukkig, de gave des geloofs en de genade van het doopsel met zijn kroon te hebben verwisseld.
het leven van des
Xaverius kwam in het begin van Februari te Goa aan. Na de hospitalen bezocht te hebben, begaf hij zich naar het college van den heiligen Paulus, waar hg een stervenden zieke genas. Hij vond daar het meerendeel der ruis-sionnarissen, die hij voor zijn vertrek naar Japan naar Indië had gezonden, en die bij verschillende volkeren de fakkel des geloofs ontstoken hadden. Pater Kasper Barzee had het eiland en de stad Ormuz bekeerd. Het christendom bloeide op de Visscherskust en had te Cochin, Coulan, Bazaïn, Meliapour, op de Molukken en de Moraeilanden enz. groote vorderingen gemaakt.
De koning van Tancor, wiens staten op de kust van Malabar lagen, had het doopsel ontvangen evenals de koning van Trincomale, een der vorsten van Ceylon.
Maar mocht Xaverius zich over de vorderingen, die het Evangelie maakte, verheugen, hij bedroefde zich daarentegen over het gedrag van pater Antonius Gomez, rector van het college te Goa. Deze was een geleerd man en bekwaam predikant: maar hij had een bijzondere gehechtheid aan zijn eigen denkbeelden. Hij bestuurde naar willekeur, en had zulke nieuwigheden ingevoerd, dat de heilige genoodzaakt was, hem uit de societeit weg te jagen. Hij gaf hem pater Kasper Barzee tot opvolger, dien hij mede als vice-provinciaal aanstelde. Tege-
52
HKILIGEN XAVJsRIUS
lijkertijd zond hij nieuwe predikers naar de missiën van het schiereiland aan deze zijde van den Ganges, en bewerkte bij den onderkoming don Alphonso dc Norogna, dat een commissie benoemd werd, die Jacobus Pereyra voor het gezantschap in China aanwees. Toen hij op alles orde gesteld had, nam hij allerhartelijkst afscheid van zijn broeders, en gaf hun de instructiën, die hij het meest noodig oordeelde.
Den 15. April 1552 vertrok hij van Goa, en toen hij te Malakka aangeland was, vond hij voor zijn christelijke liefde stof in overvloed. In die stad heerschte een besmettelijke ziekte, die veel menschen wegmaaide, en die hij voor zijn aankomst voorspeld had.
Zoodra hij voet aan wal gezet had, ging hij de zieken opzoeken. Hij doorliep straat voor straat met zijn gezellen om de armen op te rapen, die hulpeloos langs den weg verspreid lagen; hij bracht ze naar de hospitalen en colleges der societeit. Langs de zee liet hij hutten bouwen, om voor de overige ongelukkigen tot verblijf te strekken: voorts verschafte hij hun de spijzen en geneesmiddelen, waaraan zij behoefte hadden. Omstreeks dienzelfden tijd deed hij een jongeling, Frans Ciavos genaamd, van den dood opstaan. Later trad die jongeling toe tot de orde der Jezuïten. Toen de besmetting bijna geheel opgehouden had, onderhandelde hij over het gezantschap naar China
HET LEVEN VAN DEN
met den goeverueur van Malakka, op wien zich don Alplionso de Norogna voor die zaak beroepen had.
Don Alvarez d'Atayda Gama was toen met het bestuur dier stad belast. Hy was don Pedro de Sylva Gama opgevolgd. Die officier was over Pereyra ontevreden, en dwarsboomde het plan voor het gezantschap. Te vergeefs wees hem Xaverius op het bevel van den onderkoning. Alvarez ontstak in toorn, en behandelde hem op de grofste wijze. Een maand lang hield de heilige met stneeken aan, zonder iets te kunnen verkrijgen. Eindelijk bedreigde hij het bestuur met den ban, als het voortging, zich tegen de voortplanting des geloofs te verzetten. Hij legde de breven van Paulus III over, waarbij hij als apostolisch nuntius was aangesteld, en waarover hij sedert zijn aankomst in Indiè uit nederigheid niets gezegd had. De goeverneur spotte met die bedreigingen, zoodat de groot-vicaris een banvonnis tegen hem uitsprak. Xaverius ziende, dat het plan van een gezantschap geen voortgang kon hebben, besloot, met een Portugeesch schip, dat naar het eiland Sancian, bij Macao, op de kust van China, voer, mede te reizen. De goeverneur werd later om zijn knevelarijen en andere misdaden afgezet, en op bevel des konings, met boeien beladen, naar Goa gebracht.
Onderweg deed Xaverius verschillende mira-
54
HEILIGEN XAVERIUS
kelen, en bekeerde eenige inaliomedaausche passagiers. Den drie-en-twintigsten dag na zijn vertrek van Malakka, kwam het schip te Sancian aan. De Portugeezen hadden vergunning gegeven, om op dat eiland aan te leggen, ten einde zich van alles, wat men noodig had, te kunnen voorzien.
Nu het plan van een gezantschap naar China niet doorging, had de heilige de drie Jezuïten, die hij meegenomen had, om hem te vergezellen, naar Japan gezonden. Hij hield niemand bij zich dan een jong Indiaan en een broeder der societeit, die Chinees was van geboorte, en te Goa in de orde getreden was. Hij hoopte het middel te vinden, om met hen in het geheim in China te komen. De Portugeesche kooplieden van Sancian trachtten hem van dat voornemen af te brengen. Zij wezen hem op de strengheid der wetten in het Chineesche rijk op de waakzaamheid der officieren, met de wacht aan de havens belast, welke laatste hij dus onmogelijk bereiken kon; zij voegden er bij, dat hem wreede kastijdingen en levenslange gevangenis te wachten stonden. Niets kon echter zijn besluit aan het wankelen brengen. Alle opwerpingen, die men deed, beantwoordde hij, en verklaarde, dat de grootste moeilijkheden hem ondraaglijker toeschenen dan alle ongelukken, waarmee men hem bedreigde. Hij nam dus maatregelen voor zijn
55
HET LEVEN VAN DEN
reis naar China, en begon met hun een goeden tolk te verschaffen. De Chinees, dien hij van Goa meegenomen had, verstond de hoftaal niet. Zelfs was hij gedeeltelijk de volkstaal vergeten. Een Chineesch koopman bood aan, den heilige gedurende den nacht naar een plnats op de kust te brengen, die van de woningen aan zee verwijderd lag, en vroeg daarvoor tweehonderd pardos belooning. Hij eischte bovendien , dat Xaverius beloven zou, ingeval hij gevangen genomen werd, nooit den naam of het huis van dengenen, die hem ontscheept had, te zullen noemen.
Maar de Portugeezen van Sancian, vreezende, dat zij zelf het slachtoffer der Chineezen zouden worden, stelden alles in het werk om de reis, die de heilige voor had, te verijdelen. Intusschen werd de dienaar Gods ziek. Alle Portugeesche schepen op een na waren vertrokken , en het ontbrak hem zelfs aan de eerste levensbehoeften. Van den anderen kant trok de Chineesche tolk zijn gegeven woord in. Xaverius verloor nogtans den moed niet en herstelde van zijn ziekte. Hoorende, dat de koning van Siam toebereiselen maakte, om een schitterend gezantschap naar den keizer van China te zenden, besloot hij alles in het werk te stellen, om vergunning te krijgen, den Siameeschen gezant te mogen vergezellen; maar God was met zijn goeden wil tevreden, en riep hem tot zich.
56
HEILIGEN XAVERIÜS
57
Den 20. November kreeg hij andermaal de koorts, en werd, zooals hij zelf aan een vriend verhaalde, die dit later met een plech-tigen eed bevestigde, volledig met den dag en het unr van zijn dood bekend gemaakt. Van dat oogenblik af gevoelde hij een zonderlinge walging voor alle aardsche goederen, en dacht slechts aan het hemelsch vaderland, waarheen God hem riep. Dcor de koorts afgemat, begaf hij zich naar het schip, dat voor alle zieken tot gasthuis diende, ten einde in armoede te kunnen sterven. Daar het schommelen van het schip hem echter vreeselijke hoofdpijn deed krijgen, en hem belette, zoozeer met God bezig te zijn als hij wel wenschte , verzocht hij den volgenden dag, weer aan land gebracht te worden : dit werd hem toegestaan. Op het strand lag hij aan de guurheid der lucht en vooral aan een zeer scherpen noordewind, die toen blies, blootgesteld. Door medelijden met zijn toestand getroffen, liet Georg Alvarez hem naar zijn hut brengen, waar het niet veel beter was dan op het strand, omdat zij aan alle zijden open was. De ziekte, door benauwdheid en stekende pijn in de zijde vergezeld, maakte dagelijks nieuwe vorderingen. Tweemaal werd hij gelaten; maar de geneesheer, die weinig ervaren was in de kunst, stak daarbij een pees door, en hij viel stuiptrekkend in bezwijming. Hij kreeg grooten tegenzin in voedsel,
HET LEVEN VAN DLN
zoodat hij niets gebruiken kon. Zijn gelaat was altijd opgeruimd, zijn geest zeer kalm. Nu eens hief hij de oogen ten hemel, dan weer liet hij ze op zijn kruisbeeld vallen. Onophoudelijk onderhield hij zich, onder het storten van overvloedige tranen, met God. Eindelijk sprak hij den 2. December 1552, zijnde een Vrijdag, met de oogen vol tranen, en blikken vol teederheid op het kruisbeeld werpende, deze woorden: Heer, op u heb ik mijn hoop gesteld, in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden; en tevens gaf hij in vervoering eener hemelsche vreugde, die van zijn gelaat straalde, kalm den geest. Hij werd zes-en-veertig jaren oud, en had er tien en een half in Indië doorgebracht. Zijn aanhoudende arbeid deed hem vroegtijdig grijs worden, en in het laatste jaar zijns levens was hij bijna geheel grijs.
Den volgenden Zondag werd hij begraven. Zijn lichaam werd, op de wijze der Chineezen, in een tamelijk groote kist gelegd, en deze kist met ongebluschte kalk gevuld, opdat het vleesch sneller verteereu zou, en men de beenderen naar Goa zou kunnen overzenden. Den 17. Februari 1553 werd de kist weer geopend, om te zien of het vleesch vergaan was, maar toen men de kalk van zijn aangezicht verwijderd had, zag het er frisch en roodkleurig uit als van iemand, die vreedzaam slaapt. Ook het lichaam was geheel gaaf, en droeg geen
58
HEILIGEN XAVERIÜS
spoor van bederf. Om zich nog beter te vergewissen , sneed men bij de knie een weinig vleesch weg, en er vloeide bloed uit. De kalk had ook het priesterlijk gewaad, waarmede men hem begraven had, niet beschadigd. Het lijk verspreidde een zoeteren en aangenameren geur dan de welriskendste reukwerken. Het werd op het schip gebracht en naar Malakka vervoerd, waar het den 22. Maart aankwam. De inwoners dier stad ontvingen het met den grootsten eerbied. De pest, die er sedert eenige weken groote verwoestingen aanrichtte, hield plotseling op. Het lijk van den heiligen missionnaris werd op de algemeene begraafplaats ter aarde besteld. Toen het in de maand Augustus daaraanvolgende nog frisch en gaaf bevonden werd, bracht men het naar Goa over, waar het den 15. Maart 1554 in de kerk van den heiligen Paulus werd bijgezet. Bij die gelegenheid hadden verschillende wonderbare genezingen plaats.
Op bevel van Johan III, koning van Portugal werden niet alleen te Goa maar ook in andere oorden van Indië processen-verbaal betrekkelijk het leven en de mirakelen van den dienaar Gods opgemaakt; die processen-verbaal werden opgemaakt door verlichte, bekwame en vooral geloofwaardige mannen. De wonderen, die door tusschenkomst van Xaverius in India en Europa plaats hadden, waren zoo treffend,
50
60 HET LEVEN VAN DEN
dat menig protestant er de waarheid van kon getuigen. Waar Tavernier over den heilige spreekt,
vergelijkt hij hem bij den heiligen Paulus, en geeft hem den titel van waren Apostel van Indië.
De heilige Pranciscus Xaverius werd in 1619 ,
door Paulus V gelukzalig- en in 1621 door Gregorius XV heilig verklaard.
In 1744 bracht de aartsbisschop van Goa,
door den markies van Gastel-Nuovo, onderkoning van Indië, vergezeld, op last van Johan V,
koning van Portugal, een bezoek aan het stoffelijk overschot van den heiligen Pranciscus Xaverius. Hij vond zijn lichaam volkomen goed bewaard; het verspreidde geen slechten reuk,
en scheen integendeel met een buitengewonen lichtglans omstraald. Aangezicht, handen, borst en voeten vertoonden niet de minste sporen van bederf. In 1747 kreeg dezelfde vorst van Be-nedictus XIY een breve, inhoudende, dat de dienaar Gods in alle oorden van Oost-lndië als beschermheilige zou worden vereerd.
De ijver was als de kenmerkende karaktertrek van den heiligen Pranciscus Xaverius.
Hij werd, als men zoo spreken mag, door een vurigen dorst naar het heil der zielen en de uitbreiding van het Godsrijk op aarde version- 4
den. Steeds bad hij met tranen in de oogen den hemelschen Vader, dat hij de schepselen ,
die hij naar zijn beeld geschapen , en met het
5*,^
HEILIGEN XAVEEIUS
61
aanbiddelijk bloed vau zijn zoon vrijgekocht had, niet zou laten verloren gaan. Als een andere Paulus gewende hij zich aan alles; vermoeienissen, lijden en gevaren beschouwde hij als winst. In de vervoering van zijn ijver noodigde hij anderen uit, en drong hij er met klem op aan, dat zij aan de bekeering van zondaars en ongeloovigen zouden arbeiden. Ziehier wat hij zegt in een brief, dien hij naar Europa zond: »Dikwijls komt de gedachte »bij mij op, alle hoogescholen van Europa, »vooral die van Parijs, eens af te loopen, en »allen, die meer kennis dan christelijke liefde »bezitten, uit alle macht toe te roepen: Ach! »hoe menige ziel verliest door uw schuld den »hemel, en gaat naar de hel!.... Ongetwijfeld » zouden velen , door die gedachte getroffen, zich »in geestelijke afzondering begeven, en over-»gaan tot het overwegen der hemelsche dingen , »om de stem des Heeren te hooren. Zij zonden »hun hartstochten breidelen, de ijdelheden dezer »wereld met voeten treden, en trachten, de »ingevingen van den goddelijken wil te volgen. »Zelfs zonden zij uit den grond huns harten «zeggen: Hier ben ik. Heer, zend mij wer-»waarts Gij wilt. Mijn God, wat zouden die »geleerden veel beter tevreden zijn dan thans! »Hoeveel geruster zouden zij het oogenblik van »hun dood niet zien aanbreken! . ... Millioe-»neu afgodendienaars waren zonder moeite te
HET LEVEN VAN DEN
»bekeeren, als er meer menschen waren, die, »uiet hnn eigen belang, maar dat van Jesus »Christus zochten.quot;
Maar de heilige vorderde van de mission-narissen, dat zij voorzichtig, liefdadig, zachtmoedig, volkomen belangeloos en zoo rein van zeden zouden zijn, dat geen gelegenheid tot zonde hun deugd aan het wankelen kon brengen. »Te vergeefs, zegt hij, zou men dat gewichtig »ambt aan een bekwaam en werkzaam man van »uitstekende hoedanigheden opdragen, als hij »niet ijverig, geduldig en verstorven is, en »geen aanleg bezit om vrijwillig, en zelfs met »vreugde, honger, dorst en de wreedste ver-»volgingen te lijden.quot; Hij zelf was een toonbeeld van alle deugden, die hij in anderen eischte. Hij was zijn driften zoo meester, dat hij nooit den minsten toorn of ongeduld gewaar werd, en onder alle omstandigheden volkomen onderworpen was aan Gods heiligen wil: van daar die gelijkheid vaa ziel, die aanhoudende opgeruimdheid, die gemoedsrust, die hem nimmer begaven. Hij verheugde zich in lijden en wederwaardigheden, en zeide, dat men, als men geproefd had, hoe zoet het is, voor Jesus Christus te lijden, liever sterven zou dan zonder kruisen te leven. Niet minder bewonderenswaardig was zijn nederigheid; bij luisterde met lijdzaamheid naar de raadgevingen van anderen, en schreef den goeden
62
HEILIGEN XAVERIUS
63
uitslag zijner bemoeiingen aan hun gebeden toe, die hij altijd inriep. Hij sprak over zich zeiven, als over den geringsten der meuschen, en aan den eenvoud, waarmede hij zich uitdrukte , was duidelijk te zien, dat dit ook zijn overtuiging was. De aanhoudende vereeniging zijner ziel met God verhief hem boven deze aarde. Zijn gebeci was zoo verheven, dat men hem soms, zooals meerdere ooggetuigen bevestigen , met een van glorie stralend gelaat in de lucht zag hangen.
OP DEN
door den Eerw. pater BOUHOURS.
Flemts gratia et fortitudine, faciebai pro dig ia et signa magna.
Vol genade en kracht zijnde, deed hij groote dingen en groote wonderen.
{Handelinge7i der Apostelen, hoofdst. G, vers. 8.)
jniflj oen het gold, den christelijken gods-'V/'W'l, dienst óp de wereld in te voeren, «bzpT ondanks de redeneeringen der wijs-v£) geeren, ondanks de welsprekendheid der redenaars, ondanks de macht der keizers, ondanks de samenspanning van het gansehe heelal, koos God mannen vol genade, vol kracht en wonderwerken, ora ze tegen al die vijanden over te stellen; en die mannen waren zelf een onwederlegbaar bewijs ten gunste van den godsdienst, dien zij wenschten te vestigen. Dezelfde voorzienigheid Gods, altijd onveranderlijk in haar raadsbesluiten, en altijd aan haar aanbiddelijke grondregels getrouw, die na vijftien eeuwen van Franciscus Xaverius een apostel der nieuwe wereld wilde maken,
HEILIGEN XAVERIUS
vervulde liem tot dat einde met genade en kracht, en wapende hem met zijn macht om wonderen te verrichten, en zoo werd Xaverius tevens een sjjrekend bewijs ten gunste van den godsdienst, wiens bedienaar hij was: Ple-nus gratia et fortUudine, faciebat prodigia et signa magna. Ziedaar het doel mijner toespraak. De genade Gods in Xaverius is de heiligheid van het Evangelie van Jesus Christus; plenus gratia: ziedaar het eerste deel. De overwinnende kracht zijner prediking bewijst de kracht en de werking van het Evangelie van Jesus Christus, fortitudine-. ziedaar het
tweede deel. De groote wonderen, die hij verrichtte, bewijzen de goddelijkheid van het Evangelie van Jesus Christus ; faciebat prodigia magna : ziedaar het derde deel. Het leven van Xaverius getuigt van de heiligheid van ons geloof; de de prediking van Xaverius getuigt van de kracht van ons geloof. Het leven, de predi-king, de wonderen van Xaverius getuigen van de heiligheid, de werking, de goddelijkheid vai; liet christendom.
Heilige Geest, die de groote zielen vormt, en de grootste dingen daarin bewerkt, schenk mij uw hulp bij den lof, dien ik van de;i apostel van Indië ga verkondigen. Ik bid u daarom door tusschenkomst van de allerheiligste Maagd. Ave Maria.
e ware godsdienst is heilig: hi} alleen kan heiligen , niets dan heiligen maken. De valsche godsdiensten kunnen eeni-germate den waren nabootsen, en mannen voortbrengen, die een schijn van heiligheid hebben; maar die schijn verdwijnt voor de oogen van hem, die de wezenlijkheid van den logen weet te onderscheiden, en het masker van het bedrog te doorzien; daarom wilde Tertulianus, dat men de waarheid van den godsdienst beoordeelde naar zijn heiligheid, en de heiligheid van den godsdienst naar het leven dergenen, die aan zijn wetten gehoorzamen en naar .zijn geest leven: De yenere conversationis qualitas fidci astimari potest: doctrinw judex disciplwa. Maar als dat waar is van alle christenen in het algemeen, is het dit te meer van een bedienaar, een apostel van den godsdienst, omdat de godsdienst hem met bijzonderen ijver gevormd, hem met zijn licht en geest vervuld, en hem tot bewaarder, bewaker en verdediger zijner wetten aangesteld heeft.
Van dat zoo onbetwistbaar beginsel uitgaande, zeg ik, dat Xaverius een zeker bewijs is voor
HEILIGEN' XAVER1US
67
de heiligheid van den godsdienst, dien hij predikte, en ziehier hoe Xaverius al wat de godsdienst hem beval voor anderen te prediken, zelf in beoefening bracht, maar altijd volgens den geest en de bedoeling van den godsdienst dien hij predikte: het leven nu van Franciscus Xaverius is het leven van eeu heilige; gevol-gelijk is de godsdienst, dien hij predikte, een heilige godsdienst: De genera conversationis qua-litas jidei wstimari potest: doctrince judex disci-'phna. Het leven van den heiligen Franciscus Xaverius is het leven van een heilige, en van een heiligen bedienaar van het Evangelie; van een heiligen apostel van Jesus Christus. Ach! had ik den tijd eens, om u dit goed te doen begrijpen? Had ik eens kleuren, levendig ge-noeg, om u het beeld van dien grooten man te malen! Gij zoudt daarin het volmaakte evenbeeld van een heiligen Paulus vinden; gij zoudt van Xaverius zeggen, wat men van een grooten Spaanschen bisschop gezegd heeft, dat hij de stem en de rechterhand van Paulus is. Vox et manus altera Pauli. Gij zoudt een man zien, die door de volslagenste, de vol-strektste onthechting van alle aardsche genoegens, van alle zinnelijke vermaken, van alle vergankelijk en voorbijgaand genot heeft afgezien; een man, die bij en in zich, dat wil zeggen op zijn lichaam en in het binnenste zijner ziel, de versterving van den God droeg,
HET LEVEN VAN DEN
68
dien hij aanbad, dien hij verkondigde: een man, die een lerend slachtoffer werd, en altijd werkzaam was voor den dienst en de eer van zijn God; een man, die zich onophoudelijk voor het heil en welzijn van zijn evenmensch opofferde, die, volgens de woorden der Heilige Schrift, voor hen geslachtofferd wilde worden, een soort van balling wilde zijn, steeds gereed om te lijden en te sterven, ten einde hem te behoeden, hem aan de pijnen en den eeuwigen dood te ontrukken. Zoo was. als wij getuigenis der gewijde brieven nagaan, de groote Paulus; zoo is ook, na Paulus, Franciscus Xaverius geweest: Vox et manus altera Pauli. De zieken bezoeken in hospitalen en in de stulp, die hun ellende bedekt, zich bij voorkeur hechten aan hen, die het meest verlaten zijn; met de armen verkeeren, in hun midden leven, hun klachten aanhooren, hun kwalen genezen; door schoons en treffende lessen, de onkunde, die moeder der ondeugden en die geesel der zeden, bestrijden; hun harten tot de deugd vormen; de zielen, die onder armoede gebukt gaan, tot het verblijf der gelukzaligen verheffen; de troostrijke hoop op de onsterfelijkheid in plaats van het gevoel der aardsche wederwaardigheden stellen; ziedaar de aanhoudende, de geliefkoosde bezigheid van dien nieuwen apostel. Wijsgeeren dezer eeuw, als gij, zooals gij steeds herhaalt, de heilig-
HEILIGEN XAVEIUüS
heicl naar de weldadigheid afmeet, als gij de eene tot maatstaf voor de andere neemt, zult gij mij van daag niet veroordeelen, maarquot; met mi] de heiligheid van Xaverius erkennen.
Zal ik u dien grooten dienaar van Jesus Christus voorstellen, beminde hoorders, te midden van de eiudelooze smarten en gevaren, waarin de geest Gods hem onophoudelijk liet verkeeren ? Zal ik hem schetsen op zeeën vol klippen en stormen, op woeste eilanden, in barbaarsche streken, overal worstelende met honger, dorst en naaktheid, met onafgebroken arbeid, bloedige vervolgingen en klaarblijkelijk doodsgevaar! Dat alles hadt gij voorzien, groote heilige; en in een geheimzinnig visioen, dat uw apostolaat voorafging, het God u daarvan een trouw tafereel aanschouwen. Op dat gezicht ontvlamde uw ijver slechts te vuriger: Nog meer. Heer! riept gij uit; nog meer tegenspraak en tegenwerking, opdat uw macht beter erkend, uw naam meer verheerlijkt worde: Amplms, Dornine. arnpiius! Ziedaar het ware karakter der christelijke heiligheid, die vermaak schept in tegenspoed, in het ongeluk volmaakter wordt, in lijden welig tiert, om God steeds meer wil lijden, en nooit zooveel lijdt, of zij verlangt altijd nog naar meer. liet is een vuur, aangewakkerd door de hand, die het roert, die het bestrijdt, een plant, die voortwoekert ondanks de hinderpalen, die men
69
HET LEVEN VAN DEN
aan haar groei in den weg legt: Ampliiïs, Domine, ampliiïs!
Maar te midden van zijn arbeid en gevaren smaakte Xaverius in het binnenste zijns harten niet alleen dien kostbaren vrede, die alle zinnelijke genoegens overtreft, dien Jesus Christus bij zijn geboorte op aarde bracht, om het erfdeel der heiligen te worden, maar ook al dien hemelschen troost, die niet altijd de heiligheid vergezelt, maar steeds door de heiligheid vergezeld wordt. Dikwijls wordt de indruk van dien troost door den grooten overvloed te levendig, en noodzaakt den heilige om vermindering te vragen, even gelijk hij om vermeerdering van lijden bad; Satis est Domine, satis est! In die oogenblikken ging hij geheel en al in God op, en scheen bij als verzwolgen in die zee van goedheid, wijsheid, macht en heiligheid, kortom van alle mogelijke volmaaktheden. Hoeveel dagen bracht hij soms niet door, zonder eenig voedsel te gebruiken, slechts levende van het gebed en de gedachte aan God? Altijd wijdde hij het grootste gedeelte van den nacht aan de vereering van dien grooten Meester. Als alle schepselen rustten en de stille majesteit der duisternis en het verrukkelijk schouwspel der sterren hem als het ware het ondoordringbaar wezen lieten gevoelen , dat het onderwerp zijner diepe overwegingen uitmaakte, dan vlogen de uren met
70
HEILIGEN XAVERIUS
de snelheid van oogenblikkeu voorbij, en kregen ©ogenblikken dezeltde waarde als gelieele uren; dan hoorde men hein, ondanks zich zeiven , en als buiten zich zelf van vreugde, uitroepen: 0 sanctissinia Tri nit as! Allerheiligste Drieëenheid! woorden, die hij zoo dikwijls sprak, dat zelfs de heidenen, door die onophoudelijk te hooren, ze in de gevaren, waarin zij zich bevonden, herhaalden, zonder er de beteekenis van te begrijpen. In hun mond was dat een dood woord, maar in dien van Xaverius een levendige begeerte naaide goddelijke liefde, een uitstorting des ge-moeds, de oprechtste, vurigste hulde, die hij zijn God bracht : 0 sanctissinia Irinitas!
Ongetwijfeld verlangt gij, dat ik al zijn deugden voor u in den breede ontvouw, en voor uw verwonderde oogen alle vruchten van zijn heiligheid bloot leg; dat ik u spreek over de onvergelijkelijke reinheid van zeden, die den glans zijner maagdelijkheid tot aan het graf vergezelde; over zijn diepe nederigheid, die hem op zijn knieën liggend, aan den heiligen Ignatius, zijn overste, deed schrijven; die hem voor den bisschop deed knielen, hoewel hij zelf met de waardigheid van den apostolischen staat bekleed was; over zijn bereidwillige gehoorzaamheid , die hem op het eerste bevel van zijn generaal het veld van roem en eer zou hebben doen verlaten, om naar Europa te
71
HET LEVEN VAN DEN
72
snellen; over zijn onverwinlijk geduld, zijn buitengewone zachtaardigheid; in één woord over alle deugden, die den inensch tot een heilige maken; maar die bijzonderheden zouden veel meer tijd vorderen dan voor deze rede is toegestaan, en d.3 keur der dingen zou slechts de zwakheid mijner indrukken verraden. Hij is een tuin , met alle bloemen der lente getooid, een boom, met alle vruchten van den herfst beladen, een akker, met al de rijkdommen van den oogst overdekt. Genoeg zij het, te zeggen, dat de uitstekende hoedanigheden van Xaverius hem reeds bij zijn leven den naam van Thilicjc verwierven. Hij werd niet anders genoemd dan de Heilige; en toen het eiland Saucian door een vroegtijdigen dood aan zijn apostolische reizen een einde maakte, hoorde men in gansch Inclië slechts herhalen: De Heilige is dood. Te Malakka, aan kaap Comorin, te Goa werd zijn lijk, als dat van een Heilige zegevierend weggevoerd. De volkeren, die gewoon waren van Xavei'ius den zoelssten troost te ontvangen, komen nog die ontzielde overblijfselen aanroepen. De kettersche heidenen zijn het op dat punt met de katholieken eens: zij beschouwen Xaverius als een heilige; zij noemen hem een Heilige, een tvaren Heilige. Een zoo eenparige, zoo algemeene lofspraak, die tegelijkertijd uit den mond van zoo veel volkeren en verschillende sekten opgaat, is alleen genoeg, om
HEILIGEN XAVERIUS
ons te overtuigen, dat Xaverius werkelijk een heilige was, een man naar Gods hart, een man, met Gods geest bezield, en vol van zijn genade: Plenus gratia. Zeg mij nu, beminde hoorders, moet een godsdienst, die de heiligen vormt, die slechts bedienaren, apostelen en heiligen wil, niet noodwendig een heilige godsdienst zijn? en als ik, door zoo te rede-neeren, goed redeneer, is dan de heiligheid van Xaverius niet een klaarblijkelijk bewijs der heiligheid van het Evangelie van Jesus Christus ? De genere conversatioms qualitas Jidei cestimari potest: doctrinae judex disciplina.
Ach! christenen, wat zou er van het geloof worden, als men het naar ons leven beoordeelde ? zou men het dan niet van ongerechtigheid beschuldigen, en met een zeker soort van recht tot het besluit komen, dat het geloof der christenen niet heilig zijn kan, omdat zij, die het belijden, niets minder dan heilig zijn, omdat hun leven met die heiligheid lijnrecht in strijd is? Ik weet, dat die redeneering niet juist is. Een godsdienst is heilig, zoodra hij heiligen vormt, en houdt niet op het te zijn, al vormt hij die niet altijd, en al ontmoet hij in het hart zijner kinderen een ongelukkigen tegenstand. Maar onze vijanden laten niet na, onze ongodsdienstigheid als voorwendsel te gebruiken , wanneer zij den godsdienst zelf aanranden , en hem de schoonste hoedanigheid
73
HET LEVEN VAN DEN
74
trachten te ontnemen, die door liet leven zijner ware leerlingen in het helderste licht gesteld
is: Doctrince judex disciplina. Wij hebben gezien, dat het leven van Xa^erius een bewijs is voor de heiligheid van het Evangelie, in het tweede deel zullen wij zien, dat de prediking van Xaverius een bewijs is van de kracht des Evangelies.
en ongewijd redenaar, over een van de grootste veldheeren der oudheid spre-kende, doet het schitterende van den yS roem zijner overwinningen uitkomen , door te wijzen op de woestheid der volkeren, dié hij onder het juk bracht, op hun aantal en hun groote verspreidheid. Domuisti genten immanitate harbaras, multitudine innuinerahiles loris infinitas (Cic. pro M. Mare.) Dat nu, kenmerkt ook letterlijk de apostolische heldendaden van den heiligen Franciscus Xaverius; en wij kunnen van hem zeggen, wat de schrijver
HEILIGEN XAVERIÜS
van het eerste boek der Macliabeeën over Alexander den Groote gezegd heeft, wel met andere woorden, doch die in den grond dezelfde beteekenia hebben : dat hij vele veldslagen bijgewoond en geleverd heeft, dat hij zich met den buit van menige natie verrijkt, en ziju overwinningen tot aan het einde der aarde voorgezet heeft: Gonstituit prcelia inulta et pcrtransiit usque ad fines lerrae, et acce'pit spolia multitudinis gentium. (1. Mare. 1.) Door de kracht vau zijn prediking en van het kruis des verlossers, waarmede hij gewapend was, behaalde Xaverius overwinningen op menschen, die door hun barbaarsch-heid, onbuigzaamheid en ongebondenheid van zeden onhandelbaar waren, en waartegen hij de moeilijkste, de vreesselijkste veldslagen moest leveren: Gonstituit prcdia inulta! menschen, wier bijna tallooze menigvuldigheid de overwinning te roemrijker, te bewonderenswaardiger maakten; Et accepit spolia multitudinis gentium; menschen, in een overgroot aantal provinciën en rijken verspreid, en die allen in den tijd van tien jaran doorloopen en onderworpen werden : Pcrtransiit usque ad fines terra:.
Menschen te onderwijzen en te bekeeren, die gedwee, beschaafd, geregeld van zeden en goed opgevoegd zijn, al zijn ze overigens ook met dwalingen behebt, zou ons kunnen toeschijnen als een gevolg van menschelijke welsprekendheid en een kunstvaardige bewerking der
75
HET LEVEN VAN DEN
76
gemoederen ; maar den godsdienst, do gewoonten, de neigingen en zelfs den aard van een wild, verdierlijkt en ontzenuwd volk te veranderen, is het wonder van liet Evangelie en de zegenrijke kracht van de prediking van Xaverius. Want, zonder nog van het eiland Mora en zooveel anderen te spreken, wier bewoners niets van den mensch hadden dan den vorm, welke door Xaverius bekeerde natie bevatte in zich zelven eu in haar constitutie, haar wetten eu gebruiken niet de grootste hinderpalen voor het christendom! ïvlijn God! welk een onderneming is het niet, om zoo te zeggen nieuwe karakters te vormen, de natuurlijke gesteldheden te dwingen, plotseling de hevigste , de meest inge wortelde, de meest gevierde hartstochten te beteugelen; een misdadige verwijfdheid door een vlekkelooze reinheid, een bloeddorstigen toorn door de vergiffenis der vijanden, mee-doogenlooze gierigheid door christelijke liefdadigheid te vervangen; heilige wetten te geven aan menschen, die in bijgeloof en onafhankelijkheid leven, reine zeden wortel te doen schieten in zielen, die door de wonderlijkste goddeloosheden ontaard zijn ; de hoop op onvergankelijke goederen op te wekken in harten, die nooit iets anders dan aardsche goederen hebben aangekleefd. Welk een onderneming! Kan een sterfelijk wezen daarvan wel eeng succes verwachten ? En hoe dikwijls zal hij
HEILIGEN' XAVEEIUS
geen strijd moeteu voeren om daarin te slagen: strijd tegen de domlieid en onkunde der bar-baaischheid, strijd tegeu de heerschappij der hartstochten, tegen de kracht der gewoonte, tegeu de aanstekelijkheid van het voorbeeld. Xaverius onderneemt het, zich tegen al die vijanden te verzetten, en hij overwint ze: Con-stiluit proeha malta. Hij plant en roeit uit, hij bouwt op en breekt af gelijk de profeet; even als hij wordt Xaverius een ijzeren muur, een stalen kolom. Als een andere Ismaël valt hij alleen de tegenstrevers zijner plannen aan . en weert al hun pogingen, al hun vereenigde woede: Manus ejus contra ornnes, et manus omnium contra eum (Gen. 1(3.) Als een tweede Josue zuivert hij de koningrijken van het oosten van een snood en ongeloovig volk: gelukkiger dan Josue vernietigt hij dat volk niet om er eeu ander voor in de plaats te stellen, maar hij werkt het om , en stelt het, om zoo te zeggen, voor zich zeiven in de plaats.
Als een andere Elias verteert hij al de vijanden van zijn God door het vuur van zijn ijvei. Als een tweede Judas Machabeus verwoest hij do tempels der heidenen, ontrukt hij aan de afgoden de eerbewijzingen', die zij aan tie godheid ontweldigden, en vestigde overal den dienst van den eeuwigen God. In een wooid, de bloeddorst der ongeloovige volke-ien , en alle monsters, die er mee samenspan-
77
HET LEVEN VAN DEN
den in den strijd tegen het cliristendotn verdwijnen voor de zegevierende wapenen van den heiligen apostel, dat wil zeggen voor het geduld, de zachtmoedigheid, het gebed, de versterving en het lijden, die zijn schild en zijn zwaard zijn, en hem bij alle krachten der aarde en der hel gevreesd maken.
Wat zal ik n zeggen van het ontzaglijk getal ongeloovigen, die Xaverius aan de dwaling ontrukte, van de zondaars, die hij van de misdaad aftrok! Wilt gij u daarvan een denkbeeld maken, en inzien met hoeveel recht die edelmoedige kampvechter van Jesus Christus er zich op beroemen kan, tallooze overwinningen en rijken buit behaald te hebben: Spolia multitudinis gentium'? Ach, mijne broeders, oordeelt dan daarover niet naar hetgeen gij ziet? Beoordeelt de uitwerksels der prediking van Xaverius te midden van het ongeloof niet naar het klein getal bekeeriugeu, die door mijn stem en die der andere predikers te midden van het christendom werden verkregen! Hetzij de harten onzer toehoorders dezelfde volgzaamheid niet hebben, het/.ij onze woorden niet met hetzelfde vuur bezield zijn, hetzij, o mijn God, om redenen, die Gij in den schoot uwer ondoordringbare wijsheid verbergt, hun niet dezelfde kracht verleent, welk een kontrast tusschen de leerredenen van Xaverius en de onze! Xaverius alleen doet op honderd
78
HEILIGEN XAVEIIIUS
verschillende plaatsen meer, dan honderd predikers in dezelfde plaats. Xaverius bekeerde met één preek duizend zondaars: wij bekee-ren niet één zondaar op honderd preeken. Niets weerstond zijn stem : kleinen en grooten , rijken en armen, onwetenden en geleerden , de christen , die in de misdaad verstrikt, de heiden, die door bijgeloof verblind was, allen luisteren naar hem als naar hun vader; zijn lessen overtuigen, zijne raadgevingen zijn wetten. Hij komt te Socatora, en binnen weinige dagen is geheel het eiland veranderd. Hij verschijnt aan kaap Comorin, en twintigduizend afgodendienaars komen hem als den gezant van den waren God erkennen. De bewoners van Manar hooren hem, worden christenen, en sterven allen voor het geloof.
Te midden van ongeloof en barbaarschheid stichtten Xaverius woorden iederen dag nieuwe kerken: en welke kerken , laat ons het zeggen, beminde hoorders, tot eer van het Evangelie, tot beschaming van de hervormers en eenige slechte kunstrechters, die altijd over de eerste kerk spreken om de kerk van latere tijden te verguizen; kerken, wier aanzien alleen een klaarblijkelijk, een ontegenzeggelijk bewijs werd van de heiligheid van den eeredienst, dien Xaverius onderwees; kerken, waarin men alle zuiverheid van zeden, alle heiligheid des levens , al den luister der deugden, die de eerste
79
HET LEVEN VAN DEN
eeuwen van liet christendom versierden, zag herboren worden; kerken, die evenveel heiligen als bekeerlingen telden, evenveel zielen, die voor altijd aan de hel werden ontrukt, als barbaren, die aan het christendom onderwor-p6ii werden i Spolici multitudinis cjGuiium.
Maar, behalve die menigte nieuwe christenen , die Xaverins zelf tot Jesus Christus voert, zie ik nog anderen, die tegelijkertijd aankomen, en weer anderen, die, ofschoon zij nog ver af zijn, eindelijk ook zullen aanlanden, en altijd onder de bescherming en door de werken van Xaverius: Filii tui de longe vinieht, et jilict tum de latere surrjent. (Isaias. GO.) Want hoeveel geloovigen zijn er niet, die zonder door Xaverius in persoon bekeerd te zijn, toch bekeerd werden door denijver, de lessen en het heilig voorbeeld van hen, die door Xaverius waren bekeerd, omdat zij kinderen werden van de door Xaverius opgerichte kerken, terwijl de heilige apostel elders andere stichtte? Filico tuw de latere sur gent. En hoeveel ongeloovigen, die niet ten tijde van Xaverius leefden, hebben hem niettemin hun geloof tm heil te danken , en maken een deel van zijn roemrijke overwinningen uit! De kerken, die Xaverius in hun land vestigde, de zoig, dit hij aanwendde, om er het geloof te bestendigen, zijn apostolische geest, die op zijn opvolgers overging, die hen vormde, troostte, leerde en stérkte, ziedaar wat Xaverius tot den apostel
80
HEILIGEN XAVERIUS
der verste geslachten maakte in de uitgestrekte provinciën van Indië, van Japan, zelfs van China, dat hij niet bereiken kon, en toch zoo vurig verlangde te betreden. In de duisternissen der toekomstige eeuwen verborgen , brengen die kinderen des geloofs reeds hulde aan de zegepraal huns bevrijders, gelijk de kinderen van Levi, naar de meeuiug van den heiligen Paulus, reeds het priesterschap van Melchisedech vereerden, voordat zij nog geboren waren. Fil'n tui de longè venient. Reeds verklaren zij, dat zij Xaverius toebehooren; zij rekenen zich als tot zijn overwinningen behoorende, en voegen zich by den buit, waarmede hij beladen is; Et accepit spolia multitudinis gentium.
Tallooze vijanden bestrijden en overwinnen, en hen aan het gezag eener onbekende heerschappij onderwerpen, is niet altijd en onder alle omstandigheden een reden voor hooge eer-bewijzingen , maar wanneer die vijanden over een groot gedeelte der aarde wijd en zijd verspreid zijn, wanneer het ontzaglijk veel tijd kost niet alleen om hen ten onder te brengen, maar ook om ze te ontdekken en bijeen te brengen, is het een heldendaad, waarvan de ongewijde geschiedenis geen voorbeeld kan aanwijzen , ze allen te bestrijden en in zeer weiuig tijds onder het juk te brengen, zonder andere wapenen dan die van Xaverius, en die heldendaad heeft Xaverius volbracht. In tien jaren
81
HET LEVEN VAN DEN
is het land van af Goa tot het uitsterste punt van Azië doorloopen, onderwezen en bekeerd:
Pertransiit usque ad fines terrve. Hetzij ik mijn oogen naar het oosten wend of naar het westen, hetzij ik naar het noorden of naar het zuiden zie, overal ontwaar ik het aanbiddelijk kruis des Verlossers, door Xaverius geplant. Ik zie volkeren door uitgestrekte eenzaamheden, door onmetelijke zeeën , door een groep eilanden en koningrijken van elkander gescheiden, en overal en bijna te gelijkertijd zie ik Xaverius. Al die volkeren beijveren zich, naar hem te luisteren en hem te gehoorzamen. Gy hebt hem in uw midden gezien, Malabareezen, Pa-taven, Socotoranen; bewoners van Ceylon, Ter-nate en de Molukken; inwoners van Macassar, het vreesselijk eiland Mora, gij hebt dien grooten dienaar van Jesns Christus, dien onverwinlijken apostel van zijn Evangelie gezien te midden van uw dorre, brandende woestijnen, van uw sombere wouden, op uw zwervende wagens, op uw drijvende vaartuigen. En gij Japannee-zen , aan het uiteinde van ons halfrond, zaagt gij hem niet doordringen tot bij u, waar nooit een prediker van het Evangelie te voren geweest was? Quibis non est annuntiantum de eo. (Rom. 15.); En stichtte hij bij u niet een kerk, die al de woede der vervolgers niet kon verleiden , waar nog christenen zijn als zooveel kostbare zaden, die gereed liggen om te ont-
82
HEILIGEN XAVKEIUS
83
lciemen als het den meester der tijden behagen zal, dien verlaten akker te bezoeken! Pertran-siit usque ad fines ter ree. Ik zou geen einde vinden, als ik u het dagboek zijner lange reizen en overwinningen in zooveel landen dei-aarde ging openleggen. Wij zouden van Goa naar Japan, van Japan naar Malakka, van Malakka naar de Molukken moeten oversteken, weer naar Japan moeten terugkeeren, van Japan naar Macassar, naar Ceylon, naar de eilanden van China; ik zou u den geografischen toestand dier uitgestrekte oorden in het oosten moeten uitleggen. en u over tallooze barbaarsche kusten en landen moeten spreken, die de groote arbeider van het Evangelie doorliep met een snelheid, die ik te vergeefs aan mijn rede zou trachten te geven. Wat ik gezegd heb, is genoeg om u te overtuigen, dat Xaverius vol was van de kracht Gods; en is de glorie van de prediking van Xaverius niet de glorie van het Evangelie, dat hij verkondigde , en waarvan de goddelijke maker alleen zoo groote dingen kan bewerken ? Hebben onze zoogenaamde hervormers gelijke kracht aan den dag gelegd, toen zij op de puinhoopen der katholieke kerk eenige christenen verzamelden, die zij door de verwijfdheid hunner zede-leer en hun lasterlijke aanvallen tegen onze leerstellingen hebben verleid, om op zich zelf staande, onvruchtbare kerken te vormen, die
KET LKVEN VAN DlOX
84
tot een of twee landstreken van Europa zijn beperkt? Heeft de profeet van Arabic zulke kracht ten toon gespreid, toen hij aan plundering godsdienstige denkbeelden verbond, en te vuur en te zwaard liet rijk des bijgeloofs en der driften stichtte? Is de zwakheid van die meesters der dwaling tegenover de sterkte vau Xaverius niet geschikt om de kracht van den heiligen apostel van Jndië in al haar uitgebreidheid te doen uitkomen ? Plcnns fortitudine. Nog een weinig aandacht, en ik eindig.
JDISie/DIS TDIEIZBL.
Is de heilige apostel Paulus voor de eerste geloovigeu vau Corinthe de bewijzen zijner apostolische zending bloot legt, om hen geheel eu al te overtuigen , dat hij door God gezonden was om hen te onderrichten, eu dat de godsdienst dien hij predikte, een heilige godsdienst was, die van den hemel kwam, en door God zelf was ingesteld, doet hij een beroep op de schitterende wonderen , die zijn leer vergezeld en bevestigd hadden: Signa apostolatus mei facta sunt in tut-nis et prodigiis, et virtutibus. (II. Oor. 12.) Dï.t nu, kenmerkt ook juist de zending van Xaverius,
HEILIGEN XAVEUIUS
!S5
waaruit blijkt, dat zij van God komt, en de door Xaverius verkondigde godsdienst God zelf tot maker had. Want wat is het leven van Xaverius anders dan een aaneenschakeling, een onafgebroken reeks van wonderen? Als men zijn wonderen verhaalt, verhaalt men ook zijn leven. Nu eens geneest hij plotseling zieken , dan weer roept hij dooden iu het leven terug; nu eens stilt hij den storm, door met zijn kruisbeeld de zee aan te raken, dan weer redt hij het schip van een onvermij delijken schipbreuk , door den naam Gods aan te roepen. Hij ziet de voorbij zijnde dingen, hij leest in de toekomst en in het binnenste der harten. Zijn aangezicht straalt van glorie, zijn lichaam rijst van den grond, hij is op hetzelfde oogen-blik in twee ver van elkander verwijderde oorden. Door een enkel antwoord weerlegt hij de menigvuldigste, de uiteenloop en dste opwerpingen; en zijn taal vermenigvuldigt zich in de ooren zijner toehoorders, zijn tongval wordt die van alle natiën, en die van alle natiën wordt de zijne. Hier doet hij de pest ophouden, daar stoot hij de vijandelijke legers omver, of brengt ze plotseling tot staan, door ze het kruisbeeld voor te houden. En dat alles herhaalt zich zoo dikwijls , dat men er bijna niet meer over verwonderd staat, en het een soort van wonder is , als hij geen wonderen doet. Xaverius heeft zich geheel aan God overgelaten, en God
HET LEVBN VAN DEN
86
schijnt zijn macht aan Xaverins overgelaten te hebben. Alle elementen hebben zijn stem gehoord, zijn bevelen ten uitvoer gebracht, een beweging en stand aangenomen, zooals hij het Tvilde, alsof' hij de meester was, en God hem als onbeperkt gebieder der wereld had aangesteld; Faciebat prodigia et signa magna. Zegt mij nu eens , beminde hoorders, doet God wonderen ten gunste der dwaling, en bevestigt hij valsche godsdiensten door mirakelen ? Is dat denkbeeld met zijn waarachtigheid en oneindige heiligheid overeen te brengen? En als dat niet overeen te brengen is, zegt dan met mij, dat de godsdienst, dieu Xaverins predikte, een goddelijke dienst is, en die goddelijkheid door de mirakelen van Xaverins is bewezen. Nemo potest hue signa faeere, nisi fuerit Deus cum eo (Joan. 3.) Dat alles geeft gy dadelijk toe, gij denkt en zegt gelijk ik: Als die mirakelen waar zijn, heeft de christelijke godsdienst een goddelijken oorsprong. Wat zeg ik! als ooit een enkel, waarachtig, doch eenig mirakel ten bewijze van het christendom heeit plaats gehad, is het christendom de ware godsdienst; en alleen de twijfel aan de waarheid van een enkel mirakel moet den goddelooze doen sidderen en de zoogenaamde kracht van zijn geest vernietigen. Maar kortom, hebben de wonderen waarover ik u spreek, werkelijk plaats gehad? Hier staat uw ongeloovigheid
HEILIGEN X.VVERIÜS
stil. Er zijn zooveel ^alsche mirakelen, die door gemoedelijke en verlichte mannen als zoodanig erkend zijn: zouden die van Xaverius daar niet ouder gerekend moeten worden ? Waarom zouden zij er van uitgezonderd zijn? zien wij niet dagelijks wat een vooringenomenheid des volks, een godsdienstig vooroordeel, een blind en dom bijgeloof in staat zijn bij het volk voor waar te doen doorgaan ? Maar redeneert men wel juist, als men zegt: Er zijn valsche mirakelen, dus zijn er geen echte. Ik vraag u, of die gevolgtrekking juist is, en of men niet beter redeneert, zeggende: Er zijn valsche mirakelen, dus zijn er ook echte, omdat valscli-heid slechts het namaaksel der waarheid is, eu de valsche mirakelen slechts onder begunstigino;
O O O
der ware worden uitgedacht en geloofd. Er zijn er niet alleen geweest, maar er zijn er nog, en de kerk Gods zal er altijd hebben. Maar zijn de mirakelen van Xaverius wel waar? is hun waarheid wel gebleken, wel bewezen ? Waar vinden wij daarvoor getuigen en bewijzen? Oordeelt zelf, beminde hoorders , ik zal mij zonder moeite bij uw uitspraak aansluiten, als gij de dingen gewogen hebt. Als er mirakelen gedaan worden voor een geheel volk, als een storm in tegenwoordigheid van zeshonderd personen plotseling bedaart; als een prediker, te midden van talrijke hoorders groote gebeurtenissen bekend maakt, waarvan men geen be-
87
HET LEVEN VAN DEN
richt kan hebben; als hij bidt, en openlijk laat bidden voor personen, die op hetzelfde oogen-blik op driehonderd mijlen van daar den geest geven; als hij duidelijk en met zekerheid, buitengewone dingen voorspelt, waarvan een groole menigte toehoorders met eigen oogen de voltrekking zien, als vierhonderd man zeewater drinkt, dat hij met een enkel woord in zoet water veranderde; als iemand, die reeds twee dagen dood en begraven is, weer in het leven geroepen wordt, en zulks in tegenwoordigheid eener onafzienbare menigte, die toegeschoten is om dat nieuw soort van bewijs ten gunste van het geloof, dat men verkondigt, te komen aanschouwen, moeten wij dan nog getuigen zoeken? En als deze en zooveel andere openbare, bekende en schitterende feiten waardoor de volkeren bekeerden, op bevel van een groot vorst met de grootste nauwgezetheid onderzocht zijn; als zij door onderkoningen en gouverneurs van provinciën , door bisschoppen en vicarissen-generaal op de plaats zelf voor waar zijn erkend, en op een lijd, dat zij nog versch in het geheuscen liffsen, door duizende
O O oo '
wijze, geleerde, deugdzame en onbevooroordeelde ooggetuigen met plechtige eeden worden bevestigd; als de katholieke Kerk, die bij de processen van heiligverklaring zoo verstandig en voorzichtig te werk gaat, er haar goedkeuring aan hecht, en een man op haar altaren
88
HEILIGEN XAVEIUUS
plaatst, waarvan zij zender de zekerste, on-betwistbnarste, ou echtste mirakelen de heiligheid niet erkend zou hebben, moeten wij dan nog naar bewijzen zoeken, en is dan het oogen-blik niet daar om te erkennen, dat er ware mirakelen zijn. dat die van Xaverius waar zijn, en van dat oogenblik af de godsdienst van Xaverius een goddelijke eeredienst is? Faciebat signa e' prodigia magna.
Doch alsof dut alles nog niet genoeg was, heeft God het stoffelijk overschot van dien grooten man tot op onze dagen zonder bederf willen bewaren, en zijn lichaam tot een voortdurend en tastbaar wonder willen maken, terwijl hij aldus de overblijfselen van dien heiligen apostel, wiens leven, prediking en wonderen het christendom zooveel eer hebben aangedaan, nog tot zijn meerdere eer laat strekken. Hij is een zon, die nog schijnt nadat zij in den schoot van den Oceaan is ondergegaan, een boom, die twee eeuwen nadat hij geveld is, nog met al zijn groen prijkt, een mond, die even als do mond van Abel nog uit de stilte des grafs spreekt. Eerbiedwaardig lichaam! roept de heilige Johannes Chrysostomus uit, als hij over het lichaam van den heiligen Paulus spreekt, en ik zeg vandaag hetzelfde, nu ik spreek over het lichaam van Xaverius; lichaam, dat zelfs in den nacht des doods met het goddelijk licht schittert, ach mocht ik het
89
HET LKVEN VAN DEN
90
voorrecht hebben, u te zieu, u te omhelzen en bij die beschouwing van de groote gevoelens, die u bezield hebben, doordrongen te zijn? Qin mihi nunc dahit circumvoloi corpori rauli? Ik zca mij gelukkig achten, als ik altijd aan uw grafstede gekluisterd mocht zijn, en nimmer van den kostbaren schat, dien zij omsluit, gescheiden werd: AjJigi sepidchro, videre pulverum corporis illius; maar groote heilige, nu ik dien troost niet kan smaken, verhef ik mij in den geest tot het verblijf uwer heerlijkheid; ik vraag u voor mij en mijn hoorders een van die vaderlijke gevoelens, die uw hart doordrongen bij het zien van de ongelukken der Indianen en Japanneezen. Neem ons als uw kinderen aan; bemiu ons gelijk gij de barbaren bemind hebt; wij zijn schuldiger dan zij, en derhalve ook ongelukkiger, want wij hebben zooveel hulp , ous door den hemel geschonken, misbruikt, maar wij zijn daarom te meer uw medelijden en weldadigheid waardig. Gij zijt vol genade en heiligheid: delg onze zouden uit, door van God ware gevoelens van boetvaardigheid voor ons te verkrijgen. Gij zijt vol van de evangelische kracht: laat ons er den indruk van gewaar worden in den strijd, dien wij voereu tegen de vijanden onzer zaligheid. Gij zijt machtig in uw wonderen en werken; sta ons met uw macht bij in de benauwdheden en rampen, die ons bedreigen; versterk ous geloof door de
HEILIGEN XAVEBIUS
91
gedachte aan de wonderen, die gij wrocht, om er de goddelijkheid van te bewijzen; hecht ons in deze ongeloovige en verdorven eeuw meer dan ooit aan het geloof, totdat het voorhangsel scbeurt, de duisternissen verdwij-nen, en het geloof voor een eeuwige en onvergankelijke liefde plaats maakt.
EN
TJittreksols nit cle g-escliriften
VAN DEN
fi c i (i q c u i* r a u c i s c u 5 X a v c r i u s. Instructiën voor pater BERZÉE , rector te Goa.
eb steeds vóór alles uwe eigen nietigheid voor oogen, en tracht uw geest er zoozeer van te doordringen, dat gij onophoudelijk u zelden veracht.
»Behandel de paters der societeit, zoowel die by u, als die elders zijn, met zachtaardigheid en beleefdheid, zonder ooit barschheid of hoogmoed te toonen, tenzij men van uw gematigdheid en nederigheid misbruik make; want, dan moet gij, alleen het welzijn uwer minderen, beoogende, en zonder er aan te denken, u over het verachten van uw gezag te wreken, de schuldigen eenigszins laten gevoelen , wat gij vermoogt. Maar gij moet slechts zooveel straffen als voor hun beterschap en tot stichting onzer broeders, die bij de fout tegenwoordig waren, noodig is.
HEILIGEN XA.VLRIUS
»A1 de fouten, die de paters of broeders tegen de gehoorzaamheid begaan, moeten eeni-germate gestraft worden, en daarbij moet quot;het karakter van priester volstrekt geen voorrecht geven. Als er ouder uw ondergeschikten zijn, die u trotsch behandelen, met zich zelf ingenomen zijn, en u hardnekkig weerstaan, verhef u dan op uw beurt tegen hen, spreek hen dan als hun meester toe, en laat uw houding te hunnen opzichte meer tot strengheid dan tot zachtmoedigheid overhellen. Leg hun dan openbare straffen op; laat hen vooral geen zwakheid in u bespeuren, opdat zij niet denken, dat men hen vreest; want niets is zoo verderfelijk en werkt de weerspannigheid van hardnekkige en onbuigzame gemoederen meer in de hand, dan wanneer zij zwakheid bemerken in hem, die hen bestuurt, en Let is ongelooflijk, welke vlucht hun hoogmoed en onbeschaamdheid nemen , als zij zien dat een meerdere hen ontziet, en hen voor hun oneerbiedigheid jegens hem niet durft straffen.
» Straffeloosheid sterkt die soort van menschen in hun vermetelheid, of liever maakt hen van dag tot dag stoutmoediger, waardoor de huis-selijke vrede verstoord wordt. Voer dan mijn bevelen uit, zouder de praatjes of oordeelvellingen der menschen te vreezen, en doe uw plicht zonder aanzien des persoons.
»Gij zult er ouder uw ondergeschikten aan-
93
HET LEVEN VAN DEM
treffen, die niet koppig of ongehoorzaam, maar zwak zijn , die vergeten wat hun bevolen is, die de bevelen van den overste niet minachten, maar ze nu en dan uit lauwheid en onvoor-zichtiglieid verwaarloozen. Berisp die op een zachtere manier, en temper uw berisping door een vriendelijk gezicht; als gij hen straffen moet, leg hun dan slechts een geringe boete op.
»Neem nooit menschen onder de societeit op , die weinig verstand en bekwaamheid hebben , die zwak van gezondheid zijn, en nergens voor deugen, of waarvan men vermoeden kan , dat zij meer met den godsdienst op hebben uit eigen belang, dan door een oprechte begeerte om aan God te behagen.
»Ik wensch, dat gij voor allen, die aangenomen worden, een maand lang zelf de geestelijke oefeningen leidt, en u daarbij van nie-mands hulp bedient. Gedurende al dien tijd moet gij hen met alle mogelijke oplettendheid gadeslaan, totdat gij hen door en door kent.
»Als zij die oefeningen volbracht hebben, laat hen dan in de openbare hospitalen bij de zieken dienst doen, gebruik hen voor het vernederendste huiswerk Laat hen rekenschap geven van de pogingen, die zij hebben aangewend, om zich in den voorgeschreven vorm van hun gewone overwegingen naar behooren te kwijten. Als u duidelijk blijkt, dat zij onder het gebed koud of lauw zijn, zend ze dan weg
94
HEILIGS XAVERIUS
en ontdoe er de societeit tijdig van; of, als er hoop is, dat zij zich zullen beteren, moet gij hen eenige dagen van die inwendige oefeningen terughouden, en hen tot straf van een geluk berooven, dat zij zich door hun onachtzaamheid onwaardig gemaakt hebben; zij zullen zich dan schamen, dat zij van dien hemelschen omgang worden uitgesloten, en des te vuriger verlangen, daaraan weer deel te mogen nemen.
»Ik beveel u vooral aan, eerbied voor monseigneur den bisschop te hebben, eu hem gehoorzaam te zijn; draag zorg, nooit iets te doen, dat hem mishaagt. Tracht hem in tegendeel in alles, zooveel gij kunt, te dienen, en erken door alle mogelijke diensten de oneindige verplichting, die wij aan een zoo liefderijken en weldadigen vader hebben.
» Leg de paters, die buiten Goa zijn, op, hem van tijd tot tijd doch altijd kort te schrijven, om hem rekenschap van de vruchten van hun arbeid te geven; laat hen in hun brieven alles mee-deelen, wat zijn vicarrissen waarlijk lofwaardigs en de overige geestelijken goeds gesticht hebben. Als er niets goeds van te zeggen is, laat hen er dan geen woord van reppen, en men verbeelde zich niet, dat het onze plicht is, bij den bisschop over het slecht gedrag van zijn vicarissen of van de overige arbeiders van het Evanccelie te klagen: er ziin menschen
o o
genoeg, die daarvoor wel zullen zorgen.
95
96 HET LEVEN VAN DEN )
iWacht u vooral, in wereldsche zaken ver- I
wikkeld te geraken. Zorg ook, dat uw onder-hoorigen dit onder geen voorwendsel doen. Als wereldsche lieden n in ambten van het burgerlijk leven willen betrekken , antwoord Imn dan,
dat de tijd, die u buiten liet prediken en toedienen der heilige sakramenten nog overblijft , niet toereikend is voor gebed en studie,
waaraan gij nochtans zoo groote behoefte hebt,
eer gij den kansel bestijgt, of u in den biechtstoel neerzet; dat gij de zorg voor ongewijde dingen niet boven die voor het heil der zielen kunt stellen, zonder de orde der christelijke liefdadigheid om te keeren. Daardoor zult gij n van al die soort van beslommeringen ontdoen,
die slechts schadelijk kunnen zijn voor de so-cieteit, want weet, dat de wereld vaak tot nadeel voor kloostelingen en godsdienst door die deur de geestelijke inrichtingen binnensluipt.
»Tracht bij de bezoeken, die u gebracht worden, te ontdekken, wat de bezoekers voor hebben; want er zijn er, die alles behalve hun geestelijken vooruitgang beoogen: alleen tijdelijk belang brengt hen tot u, en er zijn er zelf«,
die alleen komen biechten om gelegenheid te hebben u over familieaangelegenheden te spreken. De beste raad, dien ik u geven kan,
is, u voor hen te wachten, en, om u van hen af te maken, maar dadelijk te verklaren, da1;
HEILIGEN XAVEEIUS
97
gij hun geen geld uocli eenige gunst van de zijde der mensclien kunt verschaffen: want het zijn in den regel groote praters, en als gij er behagen in schept, naar hen te luisteren, zullen zij u veel tijd doen verliezen.
»Bekommer er u overigens niet om, wat zij van u zullen denken of zeggen; laat hen morren, en tracht u daarin zoo te harden, dat zij geen natuurlijke gevoeligheid in u bespeuren ; want dit zou toonen, dat gij niet genoegzaam aan de wereld onthecht zijt, en u den schijn geven, alsof gij niet wist, wat u te doen staat: do wereld te behagen of wel Jesus Christus. Bedenk, dat gij de goedkeuring der mensclien niet kunt verwerven, zonder uw bediening te verraden of u van de evangelische volmaaktheid, waarnaar gy gehouden zijt met onverdroten ijver te streven, niet kunt verwijderen, zonder een overlooper uit de heilige legerschare te worden.quot;
Zijn denkbeelden betreffende den moed, dien een missionnaris behoeft.
Is wij voor een zoo sclioone zaak sterven , zegt Xaverius bij een andere gelegenheid, zullen wij dit onder de grootste weldaden rangschikken, die wij van God ontvangen hebben, en wij zullen zelfs diegenen dank weten, die ons een gelukzalige eeuwigheid bezorgen, door ons van een aanhoudenden dood, zoo als het aardsche leven is, te verlossen. Zoo zijn wij besloten, niettegenstaande al hun bedreigingen, hun de waarheid te verkondigen, en met den goddelijken bijstand het voorschrift van Jesus Christus op te volgen, dat ons oplegt het heil van anderen boven ons eigen leven te stellen.
»Wij zijn vol vertrouwen op God, en met Hem tot gids hopen wij op al onze vijanden te zegepralen. Overigens vreezen wij niet met de Japansche geleerden in het strijdperk te treden; want wat kan hij voor goeds weten, die den waren God of zijn eenigen Zoon Jesus Christus niet kent? en ook, wat heeft men te vreezen, als men slechts de eer van God en van Jesus Christus, het prediken van het heil der zielen beoogt? Al zouden wij niet alleen in het land
HEILIGE XAVEKIUS
der barbareu, maar in liet rijk tier duivelen staan; al zouden wij daar staan , zeg ik , weerloos en naakt, zou de wreedste barbaarschlieid of alle woede der liel ons zonder Gods toelating niet kunnen schaden.
»Wij vreezen niets, dan den almachtigen God te beleedigen; en als vrij liem niet belee-iligeu, kunneu wij ons met zijn goddelijke hulp een zekere overwinning op onze vijanden beloven. Daar hij iedereen kracht genoeg geeft, om hem te dienen en de zonde te vermijden , hopen wij, dat zijn barmhartigheid ons niet ontbreken zal; maar ook, daar alles afhangt van het goede of slechte gebruik, dat wij van zijn weldaden maken, hopen wij, dat we de genade zullen verkrijgen, ons te zijner eer er van te bedienen door de gebeden van ouze moeder de heilige Kerk, de bruid van Jesus Christus, en vooral door die van ouze societeit on van hen, die daaraan verbonden zijn.
»Wat ons uitermate troost, is de gedachte, dat God ziet, met welk doel wij onze reis ondernemen, en wij alleen booogen , den Schepper des heelals te doen kennen aan hen, die naar zijn beeld geschapen zijn, die zielen aan te sporen, Hom de verschuldigde eer te bewijzen, en allerwege den christelijken godsdienst uit te breiden.
»Met dat doel voor oogen vreezen wij niet of onze reis zal goed afloopen, en twee dingen
99
HET LEVEN VAN DEN
doen ons hopen, dat wij allen tegenstand der liel zullen overwinnen, namelijk de grootheid der onderneming en de zorg der Voorzienigheid, die niet minder heerschappij heeft over den duivel dan over de menschen.
»Ik zie wel is waar in die reis niet alleen groote vermoeienissen, maar ook klaarblijkelijk doodsgevaar, en dikwijls komt het in mijn gedachten op, te vreezen, dat, als diegenen van onze societeit, die de meeste kennis hebben, naar Indiê kwamen, zij ons van roekeloosheid zouden beschuldigen, en het er voor zouden houden, dat wij God eenigermate op de proef stellen, door ons blijkbaar in het gevaar te begeven. Maar bij een weinig nadenken houdt die vrees op, en ik hoop, dat de geest des Heereu, die de geleerden van onze societeit bezielt, hun oordeel daarnaar zal regelen. Wat mij betreft, ik denk altijd aan hetgeen ik onzen goeden pater Ignatius zoo dikwijls hoorde herhalen , namelijk dat de leden der societeit al hun krachten moeten aanwenden om zich zeiven te overwinnen, en alle vrees te verbannen, die gewoonlijk belet, dat men al zijn hoop op God stelt.
»Want, ofschoon die goddelijke hoop niets dan een genade des hemels is, en de Heer ze schenkt aan wien het hem behaagt, wordt zij toch meestal gegeven aan hen, die trachten zich zeiven te overwinnen. Even gelijk er groot
100
HEILIGEN X.VVKUIUS
onderscheid is tussclien hen, die van alles overvloedig voorzien zijn en op God vertrouwen, en diegenen, die, daarop vertrouwende , zich,, om Jesus Christus na te volgen, van de noodwen-digste dingen ontdoen, is er ook een groot verschil tusschen hen, die buiten dc gevaren des doods op de goddelijke Voorzienigheid hopen, en diegenen, die zich, met behulp dier genade, volgaarne aan gevaren bloot stellen, die zij vermijden konden, als zij slechts wilden.quot;
In dien geest van vertrouwen schrijft de heilige aan pater Simon Rodriguez, en spreekt dan aldus: God heeft de stormen der Chinee-sche en Japansche zeeën in handen; de rotsen, de afgronden en de door zooveel schipbreuken vermaarde klippen staan onder zijn heerschappij: Hij is de meester van alle zeeroovers, die de zeeën onveilig maken, en op de Portugeezen zooveel wreedheden uitoefenen; daarom vrees ik van dat alles niet het minste; ik vrees alleen, dat God mij straffen zal, omdat ik lauw ben in zijn dienst, en door mijn eigen schuld zoo weinig geschikt, om onder de volkeren, die hem niet kennen , het rijk van zijn Zoon Jesus Christus te verbreiden.quot;
In denzelfden geest spreekt hij tot de paters te Goa, als hij hun verslag geeft van zijn aankomst in Japan: »Wij zijn den goeden God waarlijk dank verschuldigd, omdat hij ons die barbaarsche oorden liet bereiken, waar wij
101
HET LEVEN VAN DEN
ons zelveu geheel en al moeten vergeten; want als de vijanden van den waren godsdienst overal meester zijn, op wien moeten wij dan onze hoop stellen, tenzij op God, en tot wien anders onzen toevlucht nemen ? In ons vaderland, waar het christelijk geloof bloeit, gebeurt het, ik weet niet hoe, dat de liefde onzer ouders, de banden der vriendschap, de gemakken des levens en de geneesmiddelen, die wij gebruiken als wij ziek zijn, ons beletten, op God te vertrouwen , maar hier, ver van onzen geboortegrond en onder de barbaarsche volkeren, waar het ons aan alle menschelijke hulp ontbreekt, is het volstrekt onmisbaar, dat alleen ons vertrouwen op God ons staande houdt.
Maar de heilige heeft over dit onderwefp wellicht nooit beter gesproken, dan in een brief, dien hij schreef, toen hij na een stormachtige reis van de Molukken terug kwam. Ziehier wat hij schrijft: God heeft ons door de gevaren zeiven niet willen leeren, en bi] ondervinding-doen zien, hoe zwak wij zijn, zoo dikwijls wij op eigen krachten of op menschelijke hul}' steunen: want zoodra gij weet, dat uw hoop bedriegelijk is, en gij u, bij volslagen gemis aan den bijstand der menschen, geheel aan God overlaat, die ons alleen kan redden uit de gevaren, waarin wij ons te zijner liefde begeven hebben, ondervindt gij oogenblikkelijk, dat hij alle dingen bestiert, en de hemelsche
102
HEILIGEN X A VER I US
wellust, waarmede hij bij dergelijke outmoetiu-geu zijn dienaren overlaadt, de grootste gevaren moet doen verachten.
De dood zelfs is niet in staat diegenen, die deze goddelijke zoetheden smaken, af te schrikken; en ofschoon het ons aan woorden ontbreekt om de gevaren, waaraan wij ontkomen zijn, in al hun afgrijsselijkhedon te schetsen, blijft ons in den geest een aangename herinnering achter van de genade, die Gods ons bewees, en die herinnering spoort ons dag en nacht aau, om voor een zoo goeden Meester te arbeiden. Ook zijn wij daardoor opgewekt, hem geheel ons leven te eeren, in de hoop, dat hij ons in zijn oneindige barmhartigheid niemvsa moed en nieuwe krachten zal scheuken om hem tot aan onzen dood trouw en edelmoedig te dienen.
»Gave de goddelijke goedheid, zegt hij elders, dat de braven t die de duivel in den dienst Gods schrik tracht aan te jagen, niets zoozeer vreesden, als hem te mishagen, door af te zien van hetgeen zij te zijner eer ondernomen hebben! Als zij zoo handelden, wat zouden zij dan een gelukkig leven leiden en op den weg der deugd voortschrijden, bij eigen ondervinding wetende, dat zij niets uit zich zelveu kunnen, en alles met den bijstand der genade.
»In gevaren en bekoringen, zeide hij , was onze hechtste steun, een grooten moed te be-
103
HET LEVEN VAN DEN
104
zitten tegen den vijand onzer zaligheid, door ons zeiven te wantrouwen, en alle vertrouwen op God te stellen; zoodat wij, onder zulken beschermer, niet alleen niets schenen te vreezen, maar ook niet aan de overwiuning twijfelden. Ook zeide hij, dat gebrek aan vertrouwen op God in oogenblikken van gevaar meer te vreezen , dan iedere poging van den vijand, en dat men, door te midden der grootste gevaren geen genoegzaam vertrouwen op den goddelijken bijstand te stellen, meer gevaar loopt, dan door zich aan de gevaren zelf bloot te stellen. Eindelijk voegde hij er bij, dat dat gevaar te verschrikkelijker is, omdat het verborgen is en wij het niet bemerken.quot;
Hoe de lieilige FIUjCISCI'S de nederigheid b,schouwde.
ij vlucbtte elk ambt vau de societeit, omdat Lij zich daarvoor onwaardig achtte. »Ik kan u niet zeggen, schreef hij uit Cochin aan pater Ignatius, hoeveel ik aan de Japauneezen verschuldigd ben, om wier wil de goede God mij duidelijk het onnoemelijk getal mijner zonden liet kennen; want tot toen toe was ik zoo afgetrokken, zoo verstrooid, dat ik op den bodem mijner ziel den afgrond van gebreken en onvolmaaktheden niet bemerkt had. Eerst bij mijn werken en lijden in Japan, en nadat eindelijk mijn oogen open gegaan waren, heb ik met Gods genade door eigen ondervinding leeren inzien, dat ik iemand noodig héb, die mij bestuurt en over mij waakt. Uw heilige liefde gelieve dus wel toe te zien, wat zij doet, door zooveel heilige zielen van paters en broeders der societeit ouder mijn leiding te stellen. Ik heb zoo weiniquot;- de voor dat ambt onmisbare hoedanio--
0 o
heden, en weet dit door de goddelijke barmhartigheid zoo goed, dat ik gehoopt had, anderen met de zorg voor mij te zien belasten, in plaats yan met de zorg voor anderen belast te worden.quot;
het leven van den
Hij koesterde groote achting voor de missi-onnarissen, die hem ter zijde stonden, eu telde ■/ijn arbeid, bij den hunnen vergeleken, voor niets. Na verhaald te hebben, wat pater Fran-ciscus Perez op Malakka deed, zeide hij tot Paul lts de Caiuerio en Antonius Gomez; »Ik beken het, broeders, ik schaamde mij, toen ik dat alles zag, en mijn eigen lauwheid heeft mij doen blozen bij het zien van een missionnaris, die, hoe ziekelijk hij ook is, onvermoeid aan liet heil der zielen arbeidt.quot; Uit diep gevoelde hoogachting voor Perez en uit verachting voor zich zeiven herhaalt Xaverius dezelfde zaak meer dan eens in zijn brief.
Niets beval hij aan de arbeiders van het Evangelie met zooveel aandrang aan, dan de kennis van zich zeiven en het vluchten van den hoogmoed; en men behoeft slechts zijn brieven open te slaan, om te zien, welke daaromtrent ziju gevoelens zijn.
»Beoefen zorgvuldig de nederigheid in al de dingen, waarvan de bedorven natuur een af keer heeft, en draag zorg, dat gij met behulp van Gods genade u zeiven leert kennen; want do kennis van zich zelven is de moeder der christelijke nederigheid
»Zorg vooral, dat gij u over den goeden dunk, dien de menschen van u opvatten, niet al te zeer verblijdt, tenzij gij u wellicht des te meer schaamt, want die ijdele vreugd heeft
106
HEILIGEN XAVERIUS
ten gevolge, dat men zich uiet genoeg in acht neemt, en dit verzuim verwoest bij sommigen door een soort van begoocheling de nederigheid des harten, en stelt daarvoor hoogmoed in de plaats.
»Wantrouw uw krachten, en steun op geen menschelijke wijsheid of achting van anderen. Daardoor zult gij in staat zijn, al wat n mocht overkomen te doorstaan; want God sterkt en bemoedigt de nederigen: zij zijn tegen den zwaarsten arbeid bestand, en niets kan hen ooit van de liefde van Jesus Christus scheiden, noch de hel met haar duivels, noch de zee met haar stormen, noch de woestste natiën met al haar barbaarschheid. Bovendien, als God ooit toelaat, dat de duivel hen belaagt, en de men-schen of de elementen hun den oorlog aandoen, zijn zij overtuigd, dat dit slechts geschiedt om hun zonden uit te wisschen, hun verdiensten te vermeerderen en hen nederiger te maken.
»Zy, die vurig wenschen, de glorie van God te bevorderen , moeten zich iii.de kleinste dingen vernederen en daarin te niet worden, door zich zeiven geheel te wantrouwen, opdat zij, door zich in groote dingen uit een beginsel van christelijke nederigheid nog meer wantrouwen, zich geheel en al op God verlaten , en daarin hun kracht zoeken, want hy , die weet, dat de goddelijke bijstand zijn steun is, kan niet zwak zijn.
107
HET LEVEN VAN DEN
»A1 wat gij onderneemt, zal den hemel aangenaam zijn, als gij in uw gedrag een diepe nederigheid laat doorstralen , en aan God alleen de zorg voor uw goeden naam overlaat; want hii zelf zal u het gezag en den goeden naam geven , die gij onder de menschen noodig hebt; of als hij het niet doet, is het uit vreeze, dat gij, wat van hem komt, aan u zeiven toeschrijft. Ik troost mij met de gedachte, dat de fouten, waaraan gij u plichtig gevoelt, en die gij u dagelijks verwijt, u grooten afschrik voor den hoogmoed en groote liefde voor de volmaaktheid zullen inboezemen; zoodat de loftuigingen voor u een soort van kruis worden, en slechts dienen om u uw gebreken indachtig te doen zijn.
»Let er wel op, allerliefste broeders: verscheidene bedienaren van het Evangelie, die door hun prediken voor een groot getal zielen den hemel hebben geopend, worden in de hel gefolterd, omdat het hun aan de ware nederigheid ontbrak, en zij zich door een ijdele achting voor zich zeiven lieten medeslepen : daarentegen is er geen een in de hel van al diegenen, die waarlijk nederig geweest zijn.quot;
Ziedaar de wenken, die de heilige aan zijn broeders in het algemeen over de nederigheid gaf; thans laten wij er eenige volgen, die hij aan sommigen van hen gaf:
»Ik bezweer u, jegens iedereen nederig en
108
HEILIGEN XAVEKIUS
geduldig te zijn, zegt hij tot pater Cyprianus, die te Meliaport arbeidde; waut, geloof mij, wat men niet door ingetogeulieid eu zachtmoe-diglieid kan erlangen, is nog veel minder door trotschlieid eu toorn te verkrijgen. Wij bedreigen ons zeiven, voegt liij er bij, ais wij vau de volkeren eerbied eu onderwerping vorderen, zonder eenigeu andereu titel, dan dien, dat wij tot de societeit beliooren, en zonder er ons om te bekommeren, boe zij zooveel invloed onder de mcuschen heeft verkregen, alsof wij liever op haar goeden naam en crediet teerden, dan de nederigheid, het geduld en alle deugden te beoefenen, waarmede zij haar waardigheid in de wereld ophoudt.
»Wees indachtig, schreef hij aan pater Berzee, rector van hot college te Goa, dat gij dikwijls de instructie leest, die ik u heb achtergelaten, vooral die betrekkelijk de nederigheid, en zorg vooral, dat gij , bij het zien van alles wat God door u en de overige arbeiders der societeit gedaan heeft, u zelveu niet vergeet. Wat mij betreft, ik zal blijde zijn, als gij ernstig overweegt, hoeveel dingen God niet doet, omdat het u aan getrouwheid jegens hem ontbreekt, en ik had liever, dat gy daarmee uw geest bezigheid , dan met de groote dingen, die het God behaagt, door uw tusschenkomst tot staud te brengen; want de eerste gedachte zal u verlegen makeu eu u uw zwakheid herinneren, ter-
109
irET LKVEN VAN Dl'.N
wijl de tweede daarentegen u aan ydelheid prijs zon geven, eu u in gevaar brengen, gevoelens van hoogmoed te krijgen.quot;
Een zoo bestendige nederigheid was bij Xave-lins de oorzaak eener volkomen onderwerping aan de bevelen van God. In ooit ondernam hij iets, zonder hem geraadpleegd te hebben, en de goddelijke wil was steeds zijn eenig richtsnoer. »Ik heb aanhoudend gebeden, zegt hij, waar hij over zijn reis naar Macassar spreekt, om te weten, wat de hemel van mij verlangde; want ik was vast besloten, den wil des Heeren te volbrengen, zoodra ik hein slechts kende.quot;
»Geve God, zegt hij over hetzelfde onderwerp , dat wij door zijn goedheid kennen mogen, welke plannen hij met ons heeft, opdat wij ons geheel daarnaar schikken, zoodra het goddelijk licht ons die geopenbaard zal hebben, want bij beval ons, altijd gereed te zijn. hem op het ecrïite teeken te gehoorzamen; en wij moeten, als vreemdelingen op deze wereld, steeds bereid zijn de roepstem des heeren ia te volgen.quot;
»Ik hoop, zegt hij opeen andere plaats, dat God ons zijn allerheiligsten wil zal te kennen geven betrekkelijk de bedieningen en plaatsen, waarmede hij wil, dat ik mij te zijner eer het meest bezig houd; wij zijn door zijn genade bereid. alles, wat het ook zij , ten uitvoer te brengen, wat hem zal blijken aangenaam te zijn.
»Overigens staan hem bewonderenswaardige
110
HEILIGEN XAVEEIUS
wegen ten dienste, om ons zijn wi! te openbaren, zooals daar zijn : inwendige gevoelens en hemel-sclie ingevingen, die maken, dat een ziel er niet aan behoeft te twijfelen, waar God wil, dat zij heen zal gaan, of wat zij ondernemen moet om hem te behagen. Op liet voorbeeld dei-reizigers , die geen verkleefdheid hebben voor liet land, dat zij doortrekken, moeten wij ons gereed honden, om van het eene oord naar het andere te snellen, of liever naar tegenovergestelde streken, waar de stem des hemels ons zal roepen. Het oosten het westen, het zuiden of het noorden, alles is mij om het even, mits ik slechts gelegenheid heb , de glorie van CTod meer en meer te bevorderen.quot;
Elders zegt hij: »Ik wenschte, dat gij altijd voor oogeii hieldt, dat een boetvaardige, nederige wil, waardoor men zich geheel en al aan den dienst van God wijdt , voor de goddelijke majesteit een veel aangenamer offer is, dan alles wat wij zonder die inwendige gesteldheid grootsch tot stand zouden kunnen brengen.quot;
Daar hij overtuigd was, dat de volmaaktheid van het schepsel alleen bestaat in te willen, wat de schepper wil, sprak hij onophoudelijk over den wil Gods, en eindigde bijna al zijn brieven met den wensch , dat hij hem mocht kennen en volbrengen. Daaraan offerde hij alles op, zelfs de vorige begeerte, die hij had, om door de hand der barbaren voor Jesns
111
HEÏ LEVEN VAN DEN
112
Christus te sterven; want ofschoon hij naaiden marteldood haakte, wist hij wel, dat het offer van ons leven den hemel niet aangenaam is, als de Voorzienigheid het niet vraagt; en zijn vrees van God te mishagen was grooter dan zyn begeerte naar den marteldood. Ook stieif hij tevreden, toen hij, op het punt staande, in China het geloof te gaan verkondigen, in een hut zijn natuurlijken dood vond, zoodat men zeggen kan, dat hij niet alleen zijn eigen rrlorie, maar ook die van Jesus Christus aan den wil Gods opofferde.
Zijn grondregels liclrellende de gehoorzaamheid.
ijn grondregels betreffende de gelioor-zaanüieid toonen alweer duidelijk, hoe groot, de zijne was.
»Er is niets zoo veilig, niets dat minder aan dwaling onderhevig is, dau altijd te willen gehoorzamen. Daarentegen is het hoogst gevaarlijk, volgens zijn eigen wil te leven, en geen acht te slaan op den wil zijner meerderen : want, als gij iets goeds zoudt doen, doch daarbij van den voorgeschreven weg af zoudt wijken, wees er zeker van , dat dan uw daad meer slecht dan goed is.
»De duivel bekoort door boosaardige ingevingen het meer en deel van hen, die zich aan den dienst van God gewijd hebben. »Wat doet gij daar?quot; vraagt hij hun inwendig; ziet gij niet, dat gij vergeefsche moeite doet?quot; Weersta die gedachte met kracht; zij is in staat, u niet alleen op den weg der volmaaktheid terug te houden, maar ook u geheel en al er van af te doen dwalen; en laat ieder uwer er wel van overtuigd zijn, dat hij deu Heer niet beter kan dienen dan ter plaatse, waar zijn overste hem gesteld heeft. Wees ook overtuigd, dat God, zoodra daartoe de tijd gekomen zal
s
114 HKT LEVEN VAN DEN
zijn, aan hen, die u besturen, de gedachte zal ingeven, u naar plaatsen te zenden, waar gij veel vrucht zult doen. Intusschen moet uw gemoed rustig en tevreden zijn. Gebruik goed den tijd, die zoo kostbaar is, ofschoon er velen de waarde niet genoeg van kennen, en gij zult in de deugd voortschrijden, geheel anders dan die onrustige zielen, die niets hebben aan de plaatsen, waar zij gaarne zijn zouden, omdat zij er niet zijn, en die op de plaats, waar zij zich bevinden, nutteloos ziju voor zich zeiven en anderen, omdat zij aan andere plaatsen denken.
»Voer met groote bereidwilligheid uit, wat uw meerderen u opleggen, voor zooveel de huisselijke tucht betreft, en laat u niet dooide ingevingen van den boozen geest verschalken, die u tracht te overtuigen, dat gij u bij een andere bediening beter zult bevinden, want zijn doel is, u het ambt, waarmede gij bekleed zijt, slecht te doen waarnemen. Ik bid u dus, door onzen Heere Jesus Christus, dat gij er veel meer om denkt, de bekoringen, d:,e u een tegenzin in uw bediening kunnen geven, te overwinnen, dan u op te houden met beslom-merende bezigheden, die u niet bevolen zijn. Laat niemand zich vleien: men kan in groote dingen niet uitmunten, alvorens het in kleine te doen, en het is een dwaling, onder voorwendsel het heil der zielen te zoeken, het juk
HEILIGE XAVEKIUS
der gehoorzaamheid, dat zoet en licht is, af te schudden, om zich met een kruiste belasten, dat onvergelijkelijk veel drukkender en zwaarder is.
»Gij moet uw oordeel en wil aan uw meerderen onderwerpen, in de meening, dat God hun te ii v/en opzichte in zal geven, wat u het nuttigst zijn zal. Zorg overigens, dat gij hun nooit iets met te veel aandrang vraagt, zooals sommigen doen, die hun oversten lastig vallen, totdat zij hun het verlangde hebben afgeperst, ofschoon de zaak, die zij vragen, verderfelijk is, of die zich bij een vergunning openlijk beklagen en zeggen, dat het leven ondraaglijk is. Zij zieu niet in, dat zij hun ongeluk bewerken, door hun gelofte te ver • waarloozen, en trachten zich zeiven hun wil toe te eigenen, al is hij ook aan God gewijd; inderdaad, hoe meer die lieden volgens hun grillen leven, des te meer kommer en onrust ontmoeten zij in het leven.quot;
De heilige man was zoo overtuigd, dat de volmaaktheid der societeit van Jesus in de gehoorzaamheid bestond, dat hij zijn broeders vaak uit kracht der heilige gehoorzaamheid bevelen gaf, om hun verdienste te vermeerderen.
»Ik verzoek u naar het eiland Mora te gaan, zei hij tot twee missionnarissen uit Comorin, en opdat gij door gehoorzaamheid meer verdienste zoudt vergaderen, gebied ik het u volstrekt.
115
Houding van den heiligen Franciscus hij de hekcering der afgodendienaars.
k liep rond met eeu bel in de hand, zoo verhaalt hij zelf, en riep bijeen al wat ik aan kinderen eu mannen ^ ontmoette; ik onderwees hun de christelijke leer: de kinderen leerden ze in een maand tijds van buiten, en als zij ze goed kenden, beval ik hun, hun vaders en moeders, dienstboden eu buren te onderrichten.
»'s Zondags verzamelde ik de mannen en vrouwen, jongens en meisjes in de kapel; allen kwamen er met ongelooflijke blijdschap naar toe, en met de vurige begeerte, om het woord Gods te hooren. Ik begon met te belijden, dat God één van natuur en drievoudig van personen is; ik bad hardop en duidelijk het Gebed des Heeren, de Engelsche Groetenis, de twaalf Artikelen des Geloofs, die zij mij allen nazegden, en men kan zich niet voorstellen, hoeveel vermaak zij daarin vonden: daarna bad ik de twaalf Artikelen alleen, en terwijl ik op ieder artikel drukte, vroeg ik hun of zij zonder twijfel geloofden: dat verklaarden zij luide en met de armen kruiselings over de borst geslagen. Ook laat ik hun dikwijlder de twaalf
HEILIGEN XAVERIUS
Artikelen herhalen dan de andere gebeden, en zeg hnn tegelijkertijd, dat zij, die gelooven wat daarin vervat is, christenen heeten.
»Van het Geloof ging ik over tot de Tien Geboden, en leerde hun, dat de wet des Christendoms in die beide voorschriften vorvar, is; dat hij, die ze allen naar behooren naleeft, een goed christen is, en het eeuwig leven voor hem is weggelegd; dat hij daarentegen, die een dezer voorschriften overtreedt, een slecht christen is„ en eeuwig verdoemd zal zijn, als hij over zijn zonde geen berouw heeft. De bekeerlingen en heidenen bewonderen, hoezeer zij in overeenstemming is met zich zelf.
»Als ik gedaan heb, wat ik zoo even zei, ben ik gewoon het Gebed des Heeren en het Wees Gegroet met hen te bidden; wij herhalen allen opnieuw het Geloof, en tusschen elk artikel , behalve het Onze Vader en Wees Ger/roet, voegen wij een kort gebed; want als ik hardop het eerste Artikel des Geloofs heb uitgesproken, begin ik als volgt, en dan zeggen zij mij na: »Jesus, Zoon van den levenden God, schenk »ons de genade, dat wij dit eerste artikel zonder »te twijfelen gelooven; wij dragen u tot die »intentie het gebed op, waarvan gij zelf de »maker zijt.quot;
Wij voegen erbij: »0 Maria, heilige Moeder »van Onzen Heer Jesus Christus, verkrijg voor »ons van uw welbeminden Zoon de genade,
117
HET LEVEN VAN DEN
»dat wij dit artikel vast gclooven.'' Dezelfde leerwijze wordt gevolgd bij de elf andere artikelen. Op bijna dezelfde wijze doorloopt men de Tien Geboden. Zoodra wij samen het eerste gebod, dat inhoudt God te beminnen, hebben opgezegd, bidden wij als volgt; »Jesus Christus »Zoon van den levenden God, schenk ons de »genade, dat wij u bovenal beminnen;'' en dadelijk daarna bidden wij het Gebed des Heeren. Onmiddelijk laten wij volgen: »0 »Maria, heilige Moeder van Jesus, verkrijg »voor ons van uw welbeminden Zoon de ge-»nade, dat wij dit eerste gebod getrouw naleven,' en dan bidden wij het Wees Gegroet. Dezelfde formule behouden wij bij de negen andere geboden , doch wijzigen ze eenigszins naarmate de stof zulks vordert.
»Die dingen leer ik hen gewoonlijk bij het gemeenschappelyk gebed vragen. Ik laat niet na, hun nu en dan te zeggen, dat, als zij verkrijgen waarom zij vragen, het overige hun ruimer zal gegeven worden, dan zij het zouden kunnen vragen.
»Ik laat allen het Confiteor bidden, en voornamelijk hen, die het doopsel moeten ontvangen; deze laat ik tevens het Credo bidden. Bij elk artikel vraag ik hun af, of zij zonder den minsten twijfel gelooven, en als zij mij dat verzekerd hebben, geef ik hun gewoonlijk een vermaning in hun eigen taal: dat is dan
118
HEILIGEN XAVERIUS
een overzicht van de leerstukken des christen-doms en de plichten, die den christen voor zijn zaligheid noodig zijn; eindelijk doop ik hen, en men eindigt onder het zingen vaa het Salve Regina, om den bijstand der heilige Maagd in te roepen.quot;
»Draag in de eerste plaats zorg, zeide hij tot de missionuarissen, dat gij op de plaats, waar gij werkzaam zijt, de pas geboren kinderen doopt, en dit zelf doet, zonder het aan iemand toe te vertrouwen: er is voor het oogenblik niets van meer belang dan dat. Wacht niet, totdat de vaders en moeders n komen roepen; zij kunnen op dat punt zeer licht nalatig zijn, en daarom moet gij de dorpen rondloopen, de huizen binnengaan, en doopen al wat gy aan kleine kinderen ontmoet.
»Na de dingen, die met het doopsel in verband staan, moet gij niets meer ter harte nemen , dan den kleinen, die daarvoor vatbaar zijn, de grondbeginselen des geloofs te leeren. Daar gij niet overal kunt zijn, moet gij zor gen, dat de godsdienstonderwijzers hun plicht doen, en de aangenomen gebruiken op godsdienstige wijze in acht nemen; daarom moet gij, als gij naar de dorpen gaat om te zien, wat er om gaat, de onderwijzers met hun leerlingen bijeen laten komen, en van de kinderen in tegenwoordigheid van hen , die hun gewoonlijk onderricht geven, booron wat zij sedert
119
HET LEVEN VAN DEN
uw laatste bezoek geleerd of vergeten hebben: dat zal den ijver der leerlingen en de nauwgezetheid der onderwijzers verdubbelen.
»Roep op de Zondagen de menschen in de kerk bijeen om te bidden, en zie goed toe, of' de pantagatijnou of opperhoofden des volks er bij tegenwoordig zijn. Leg hun de gebeden uit; berisp de ondeugden, die er zijn binnengeslopen: laat hen er door tastbare voorbeelden het groot kwaad van inzien; bedreig eindelijk de verstokte zondaars met den toorn des hemels, en zeg hun, dat hun dagen, zoo zij niet van zeden veranderen, door alle soorten van ziekten zullen verkort worden; dat de heiden-sche koningen hen tot slavernij zullen brengen, en hun zielen het voedsel van het eeuwig vuur der hel zullen worden.
»Zoodra gij op een plaats zijt aangekomen, moet gij onderzoeken, wie er twist met elkander hebben, en trachten, hen weer te verzoenen. Overigens moet gij de verzoeningen in de kerk bewerkstelligen; het zal goed zijn, dat daar de vrouwen 's Zaterdags bijeen komen zooals de mannen 's Zondags doen.
» Als de Malabarsche priester den uitleg van het Geloof vertaald heeft, moet gij er afschriften van maken ; deze moeten 's Zondags den mannen, en 's Zaterdags de vrouwen voorgelezen worden; en als gij er bij zijt, leest gij het zelf voor, en voegt er de noodige ophelderingen aan toe.
120
HEILIGEN XAVERIÜS
»Laat alles aan de armen uitdeelen, wat de mannen en vrouwen uit godsvrucht in de kerk geven, en wacht n wel, daarvan op de een of andere wijze voordeel te trekken.
»Laat niet na, eiken Zaterdag en eiken Zondag de geloovigen te herinneren, dat zij u moeten waarschuwen. zoodra iemand ziek wordt, opdat gij hem kunt bezoeken; en geef hun te verstaan, dat gy, als zij niet waarschuwen en de zieke sterft, hen tot straf voor hun slordigheid niet bij de christenen zult begraven.
»Al3 gy de zieken bezoekt, laat hen dan liet Geloof in hun moedertaal biddeu. Ondervraag hen bij elk artikel, en vraag hun af, of zij oprecht gelooven; laat hen voorts het Confiteor en de overige katholieke gebeden bidden; lees daarna het Evangelie over hen.
»Om de dooden te begraven moet gij de kinderen bijeen roepen, en als gij met hen de kerk uit zijt, moet gy , heen en weer gaande, met het kruis aan het hoofd van den omgang de christelijke leering zingen. Bid aan het sterfhuis de kerkelijke gebeden, en richt vóór de begrafenis in tegenwoordigheid van het lijk een kleine opwekking tot de menigte over de noodzakelijkheid van het sterven, over verandering van zeden , en de beoefening der deugden.
«Waarschuw 's Zondags de mannen, en 's Zaterdags de vrouwen, dat zij hun zieke kindertjes mee naar de kerk moeten brengen i
121
HET LEVEN VAN DEN
om tot hun genezing het Evangelie over hen te lezen, en met den eerbied voor de tempels des Heeren, ook het geloof der vaders en moeders te doen toenemen.
»Beslecht zelf alle processen; als gij het niet dadelijk kunt, stel dan de uitspraak uit tot 's Zondags, en laat na den goddelijken dienst de voornaamsten van de plaats kort recht doen. Ik wil nochtans niet, dat gij u met die soort van zaken te veel bezig houdt, of de zorg voor de tijdelijke belangen van den naaste boven de werken van liefdadigheid verkiest, die het heil der zielen betreffen; en als er zich iets gewichtigs van dien aard voordoet, ben ik van oordeel, dat gij naar den Portugeeschen kommandant moet verwijzen.
jgt;Doe al wat gij kunt, om u bij die volkeren bemind te maken; want door u te doen beminnen zult gij meer goed doen, dan door gevreesd te worden. Leg niemand straf op , dan op raad van pater Antonias; en als hij, die aan het hoofd der Portugeezen staat, tegenwoordig is, doe dan niets zonder zijn lastgeving. Ingeval een man of een vrouw afgodsbeelden maakt, verban hen dan uit het dorp, als de pater-rechter dit noodig oordeelt. Betuig veel genegenheid voor de kinderen, die de christelijke scholen bezoeken; vergeef hun, en verberg nu en dan hun fouten, uit vrees, dat een te strenge behandeling hen van u zou verwijderen.
122
HEILIGEN XAVEEIUS
»Wacht u, in tegenwoordigheid van een Portugees de christenen des lauds te berispen of te veroordeelen; integendeel prijs hen en gewaag van hen met lof; waut als men in aanmerking neemt, dat zij nog zoo kort geleden het geloof omhelsden, en het hun aan hulpmiddelen ontbreekt, om christelijk te leven, zal men er over verwonderd staan, dat zij nog niet slechter zijn.
»Be wijs den Malarbarschen priesters alle mogelijke diensten in hetgeen hun geestelijken vooruitgang aangaat. Zorg, dat zij te biechten gaau, mis lezen en een goed voorbeeld geven, en schrijf aan niemand, wie het ook zij, iets tegen hen.
»Leef met tie Portugeesche opperbevelhebbers op zoodanigen voet, dat men nooit be-speure, dat er tusschen u en hen het minste misverstand besta. Wat de andere Prtugeezen betreft, tracht hen door alle soorten van mid-dellen tot vrienden te krijgen, en heb nooit iets met een van hen uitstaan , zelfs al zouden zij u met voorbedachten rade een proces of vervolging op den hals jagen. Als zij de christenen slecht behandelen, verzet u daartegen, maar met zachtmoedigheid; en als gij ziet, dat uw verzet niets helpt, klaag dan bij den komman-dant, met wien ik u nogmaals bid nooit eenig verschil te hebben.
»Uw gesprek met de Portugeezen loope
123
HET LEVEN VAN DEN
slechts over geestelijke zaken, over den dood, liet oordeel, het vagevuur, de hel, het ontvangen der heilige sacramenten en het nauwgezet nakomen der geboden Gods; want als gij hun slechts over die dingen spreekt, zullen zij n niet den voor uw bediening bestemden tijd ontrooven.
»Gij moogt niet nalaten, aan de paters en broeders onzer societeit te Goa te schrijven, om hun rekenschap te geven van de vruchten van uw arbeid, en hun voor te stellen, wat gij in het belang van de uitbreiding der godsvrucht nuttig zult oordeelen. Gij moet ook, doch met veel eerbied en onderwerping, aau den bisschop schrijven, als den gemeenschap-pelijken vader en algemeenen herder der nieuwe wereld.
»Wat ik u vooral op het hart druk, en niet genoeg herhalen kan, is, dat gij u, welke reis gij ook maakt, en waar gij u ook bevindt, door goede diensten en fatsoenlijke manieren bij iedereen bemind tracht te maken , zoodoende zult gij geschikter worden om zielen te winnen. De Heer schenke u tot dat einde de genade, en zij eeuwig met u.quot;
124
Zijn godsvruclil jegens de heilige Maagd.
en zoo liuisch lichaam en een zoo zuiver hart kunnen slechts het eigendom zgn van een getrouwen dienaar dei-heilige Maagd. Xaverius vereerde en beminde haar geheel zijn leven met gevoelens van eerbied en teederheid. In de kerk van Montmartre, die aan de Moeder Gods toegewijd is, deed hij zijn eerste gelofte. In die van Lorette ontving hij de eerste ingeving, en vatte hij voor het eerst de begeerte op, om naar Indië t3 gaan. Hij vroeg den Heer niets, dan door tusscheukomst zijner Moeder; en bij den uitleg, dien hij van de christelijke leer gaf, wendde hij zich, na zich tot Jesus Christus gekeerd te hebben, om de genade van een levendig en standvastig geloof te verkrijgen, om dezelfde reden ook tot Maria. Altijd eindigde hij met het Salve Regina. Hij ondernam nooit iets, dan onder de bescherming der heilige Maagd; en in de gevaren nam hij steeds tot haar zijn toevlucht als tot zijn patrones.
Om voorts te toonen, dat hij haar dienaar was, en er zijn roem in stelde, het te zijn, droeg hij een rozenkrans om zijn hals: en opdat de christenen zich beijveren zouden, den
HET LEVEN VAN DEN
rozenkrans te bidden, maakte hij er meestal gebruik van, om er wonderen mede te doen.
Als hij geheele nachten in de kerken zat te bidden, was het bijna altijd voor een beeld der heilige Maagd. Hij droeg haar vooral wenschen op voor de bekeering der zondaren en ook, zoo als hij in een zijner brieven zegt, tot vergiffenis zijner zonden, waaruit niet minder zijn nederigheid blijkt dan zijn vertrouwen op de tus-schenkomst der heilige Maagd. »Ik heb de
o o
«Koningin des hemels tot schutsvrouw gekozen »om vergiffenis voor mijn tallooze zonden to »verkrijgen.quot; Vooral droeg hij haar Onbevlekte Ontvangenis een bijzondere godsvrucht toe; hij had beloofd, die, zooveel in zijn vermogen was, te zullen verdedigen.
In den omgang sprak hij gewoonlijk over de grootheden der goddelijke Maagd , en spoorde hij iedereen aan, haar te dienen. Eindelijk, toen hij op het punt stond, den geest te geven, riep hij haar vol teederheid aan, en smeekte haar, te willen toonen, dat zij zijn moeder was.
iJVreiRIIVE^TXJiR..
HOEVEN', hac 13 Octobris 1877.
C. VAN DER VEEKBET,
lihr. Censor,
126
Biadz.
Het leven van den Heiligen Xaverius. . 3 Lofrede op den Heiligen Franciscua
Brieven en uittreksels uit de geschriften van den Heiligen Franciscns Xaverius. . 92 Zijn denkbeelden betreffende den moed,
dien een missionnaris behoeft.....98
Hoe de heilige Franciscus de nederigheid
Zijn grondregels betreffende de gehoorzaamheid............113
Houding van den heiligen Franciscus bij de bekeering der afgodendienaars. . . . 116 Zijn godsvrucht jegens de heilige Maagd. 125