-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

231 r .?

v' j

AAN DE

HEILIGE HAKTEN VAN JESUS EN MARIA.

O Goddelijk ITait van Jesus, wijl Gij meer dan alle schepsolen Maria's Hart hoogschat en liefhebt, zoo wijd ik TJ dit boek toe, opdat Gij het zoiult zegenen en mij en allen, die hot zullen lezen, eene vurige 1' en hartelijke devotie jegens Maria cou-det mededeel en.

O Allerheiligst Hart van Maria, ik weet dat mijne zwakke hand niet in slaat is iets waardigs over U te schrijven. Doch indien Gij voor ons oiu genade bidt, dan kan ook het onvolmaakte onze harten diep trelTi-n en ons tot de deugd krachtig aansporen. \ erhoor derhalve, o Goede Moeder, deze bede: zoodra Vhr oog uit'den Hemer iemand aanschouw;, die in dit boek teest, werp U dan voor Gods troon neder en smeek voor hem dc rijkste genaden af, opdat hij U cn Uwen Zoon innig be-minne en naar uw Hart zijn hart vorme.

O Goddelijk Hart van Jesus en Gij, o allerzoetst Hart van Maria, weest mijne redding en mijne vreugde!

Vak 53

-ocr page 6-
-ocr page 7-

WOOEDEN VAN DEN GODDEL1JKEN ZALIGMAKER TOT DE H. MECHTILDIS.

quot;De H. Mechtildis (1300) wenschte dc Moeder Gods op ccne Haar zeer welgevallige wijze te begroeten. ïoeu sprak de Goddelijke Zaligmaker tol haar; s Groet het zuivere Hart mijner H. Moeder als eene zee van hemdsehe genaden en als eenen sé/iat, die alle mogelijke goederen voor de mensehen bevat. Groet het als het zuiverde Hart, dat ooit na het mijne heeft bestaan; want zij was de eerste, die belofte van zuiverheid aflegde. Groet het als het ootmoedigste Hart der gansche seliepping; want door haren ootmoed heeft zij mij uit den schoot mijns Vaders doen nederdalen, en is zij waardig bevonden mij in haren schoot door de kracht des H. Gcestes te ontvangen. Groet het als hot Hart, dat Jiet vurigst heeft verlangd naar mijne mensehwor-ding en mijne geboorte ; want het welbehagen, dat ik in hare wenschen en zuchten vond, heeft mij in haar doen nederdalen. Groet het als het Hart dat het hevigst brandt van liefde tot God en tot den naaste. Groet het als het verstandigste Hart; want

-ocr page 8-

6

in haar Hart heeft zij alles bewaard, wat in mijne kindsheid, in mijne jeugd en in mijn verderen leeftijd is voorgevallen, en zij heeft er een zeer verstandig gebruik van gemaakt. Groet het als het geduldigste Hart; want liet word niet duizend zwaarden van droefheid doorboord, zoowel ten tijde van jnijn lijden als later bij do voortdurende herinnering aan mijne smarten. Groet het als het gelrouwste Hart; want zij gaf niet slechts hare toestemming, dat Ik, haar ééngeboren Zoon, mij ten offer bracht, maar zij zelve heeft mij den eeuwigen Vader voor de verlossing der wereld opgedragen. Groet het als het zorgzaamste, het waakzaamste en het ijverigste Hart ten opzichte van het ontstaan mijner Kerk; want hare zorgvuldigheid om voortdurend voor haar te bidden, kan niet genoeg gewaardeerd noch vergolden worden. Groet het als het Hart, het hoogst verheven in een onafgebroken gehed; want onbegrijpelijk is het, hoeveel genaden en gunsten zij door de kracht harer gebeden voor de menschen verworven heeft.quot; (1)

Deze woorden van den Zoon Gods zijn de korte inhoud der volgende bladzijden.

(1) Lib. 1, c. 5.

-ocr page 9-

EERSTE DEEL

DE VEREEEING VAN HET H. HART VAN MARIA.

HOOFDSTUK I.

WAARIN DE VEUEEEIKG VAN HET HAKT VAN MARIA BESTAAT.

Deze vraag wordt gemakkelijk beantwoord , wanneer wij weten, wat door t het Hart van Mariaquot; wordt aangeduid en waarin eene ware vereering bestaat.

§ 1. Wat verslaan icij door »het Hart van Maria?quot;

Overeenkomstig liet spraakgebruik aller volkeren lieett het woord »hartquot; eene tweevoudige beteeke-nis; eene eigenlijke en eene overdrachtelijke. Indo eigenlijke beteekenis verstaan wij daardoor het lichamelijk hart, hetwelk zich Ier linkerzijde in onze borst bevindt en het hoofdorgaan is voor den omloop van het bloed. In ovcrdrachtclijken zin duiden wij daardoor de ziel aan als zetel der deugden, en in 't bijzonder der liefde, waarin alle overige

-ocr page 10-

8

deugden bunnen wortel, hunne waarde en Imnne volkomenheid hebben.

Hot Hart van Maria is derhalve, volgens de eigenlijke beteckenis van het woord, een gedeelte van Maria's heilig lichaam, hetwelk gedurende meer dan zestig jaar een innig aandeel heeft gehad in haar leven hier op aarde, en nu in den Hemel naast het H. Hart van Jesus in heerlijkheid straalt.

Ook dit lichamelijk Hart van Maria verdient onze vcroering:

I. Wijl het in de Onbevlekte Ontvangenis van Maria met en door bare ziel tevens geheiligd werd; want »de genadequot;, zegt de H. Thomas (1), «heeft niet slechts de ziel maar ook het lichaam van Maria geheiligd, opdat zij het eeuwig quot;Woord met haar vleeseh zoude kunnen bekleeden.quot; En reeds achthonderd jaar voor den H. Thomas , sprak de H. Au-gustinus de Moeder Gods aldus toe: »0 Maria, zelfs naar het lichaam zijt Gij heiliger en reiner dan de engelenquot; (2). Het Onbevlekt Hart van Maria was volkomen vrij van elke kwade begeerlijkheid.

II. Het Hart van Maria, als zijnde een der edelste en noodzakelijkste declen van haar heilig lichaam, had innig deel aan het leven der Moeder Gods en aan al hare akten van deugd. Haar Hart was de werkplaats, waarin dat heilig bloed werd

(1) Opusc. 8.

(2) Serin, de incarn. (Jhr,

-ocr page 11-

9

gevormd, hetwelk bij iederen polsslag door geheel haar licliaara stroomde en hot voor den dienst van God groei en sterKte schonk. Haar Hart was tevens, zoo niet het werktuig — wat door vele geleerden wordt ontkend — dan toeh dat gedeelte van haar heilig lichaam, waarin zich het meest openbaarden en afspiegelden alle heilige gevoelens en verlangens, elke stemming en gezindheid en in 't bijzonder de groote liefde van hare heilige ziel.

III. Uit het bloed van dit H. Hart heeft de 11. Geest, volgens de leer van het zesde algemcene Concilie (1) het H. Lichaam van Jesus gevormd, dat vereenigd met de Ziel en de Godheid van Christus , geleden heeft en gestorven is ter verlossing van den mensch. Het lichamelijk Hart van Maria is dus waarlijk een werktuig, waarvan de H. Geest zich heeft bediend tot de mensehwording van den Zoon Gods (2). Op het oogenblik dat de H. Maagd door de woorden: gt; mij geschiede naar uw woordquot; hare toestemming gaf tot de mensehwording van God, toen, zoo zeggen verscheidene heilige schrijvers, vormde de H. Geest uit het bloed van Maria, door die vurige akt van liefde uit haar Hart gestroomd, het H. Lichaam van onzen Heer en Zaligmaker Jesus Christus.

IV. Hadden wij het geluk, even als van ecnige Heiligen, zoo ook. van dc Moeder des Heeren, het

(1) Sophr. in ep. s. Damasci 1. 3, c. 3.

(2) Causa instinmentalis volgens Hesichius.

-ocr page 12-

10

Hart zelf nog hier op aarde te bezitten, het te kunnen zien en aan te raken, dan voorzeker zouden zelfs de voornaamste bedevaartplaatsen, zoo als Lo-rette en Lourdes, slechts in do schaduw staan bij het heiligdom, waar het Hart onzer goede Moeder werd bewaard. Nu echter is dit H. Hart in den Hemel, en vercenigd met de ziel van Maria, gelijk hier op aarde, deelt het voortdurend in al de heilige gevoelens en handelingen der Moeder Gods en sehit-tert het gelijk eene zon in glans en heerlijkheid; zullen wij dan nu dit H. Hart minder vereeren, dan zoo het nog op deze aarde ware?

Doch het Hart van Maria, in de eigenlijke betee-kenis van het woord, is niet het eerste noch het voortreffelijkste voorwerp, ons door de Kerk in de vereering van het H. Hart van Maria voorgesteld; want volgens de kerkelijke verklaringen (1) is dit veel meer het Hart in zijne overdrachtelijke betee-kenis genomen, namelijk als zinnebeeld der ziel, en in 't bijzonder als s3'mbool of beeld van Maria's groote liefde tot God en tot ons. De menseh immers, midden tusschen de geestelijke en de stoffelijke wereld geplaatst, kan zich een zuiver geestelijk voorwerp slechts onder een lichamelijk beeld voorstellen. Vandaar dat wij een stoffelijk voorwerp kiezen, dat door zijne werking, gelijkvormigheid of iets anders naar het zuiver geestelijke heenwijst, er ons gemakkelijker aan herinnert en het tls vanzelf

(1) Nillos; de rat. fest. Coid. Jesu et Mwiae t. ï, p. 3.

-ocr page 13-

11

voor den geest brengt. Wijl onze ziel ook een louter geestelijk wezen is, bezigen wij verschil lende beelden om ons van haar cn hare vermogens ceno voorstelling te vormen. Het verstand duiden wij dikwerf door het oog aan, bijv. wanneer wij zeggen : hij heeft een scherpen blik; den wil echter cn do neigingen der ziel stellen wij meer in 't bijgonder door een ha;'t voor, wijl de verlangens der ziel zich daarin het meest openbaren en liet getrouwst afspiegelen. Zoo zijn de uitdrukkingen; » hij heeft een goed hart, een kwaad hart,quot; van gelijke beleekenis met: shij heeft een goeden, een kwaden wilquot;.

Uit het gezegde blij'U derhalve, dat het Hart van Maria in zijne overdrachtelijke of zinnebeeldige beteekenis den wil of de ziel van Maria als zetel der deugden voorstelt, en dat het II. Hart van Maria niets anders is dan de mei genaden en deugden versierde ziel van Maria.

Eene ziel, met de heiligmakende genade en deugden versierd, is het schoonste van al wat op deze aarde bestaat; alle stoffelijke cn geestelijke volmaaktheden verdwijnen, worden zij met de schoonheid van deze ziel vergeleken. Na Jesus' ziel nu is onder alle de ziel van Maria de schoonste. Zij is, gelijk wij in 't vervolg zullen zien, door God met de grootste genaden verrijkt en door Gods genade en Maria's medewerking met allo deugden, zoo goddelijke als zedelijke, versierd; zoodat zij, .naar de leer der H, Vaders, in genade cn

-ocr page 14-

liciliglioid onmetelijk ver boven alle engelen en heiligen verheven is. Daarom verdient voorzeker het Hart van Maria, als zinnebeeld der ziel beschouwd, onze innige liefde en Looge vereering; wel is waar geen goddelijke vercering, welke slechts aan het Hart van Jesus wegens de persoonlijke vereeniging met de Godheid toekomt, doch eene vereering verre verheven boven die aan engelen en heiligen bewezen.

Wijl echter alle goede gevoelens en alle zoo natuurlijke als bovennatuurlijke deugden tot de liefde, hun aller moeder en koningin, worden teruggebracht, zoo wordt ons ook onder het zinnebeeld van het hart voornamelijk de liefde voorgesteld. Spreekt do Goddelijke Wijsheid tot ons: (l) smijn zoon, geef mij uw hartquot;, dan bcteekent dit hetzelfde als: • mijn zoon, geef mij uwe liefdequot;. Dus vereeren wij onder het Hart van Maria voornamelijk en geheel in 't bijzonder de groote liefo'e der allerheiligste Maagd Maria, zooicel jegens God en haren Goddelijken Zoon, als ook jegens ons, hare kinderen en onderdanen.

Deze liefde wordt aangeduid door de vlammen, welke in de afbeeldingen liet Hart van Maria omgeven of er uit opstijgen; terwijl door het zevenvoudig zwaard, in dit Hart gestoken, wordt te kennen gegeven, hoeveel de Moeder des Heeren

(1) Prov. XXIll, 26.

-ocr page 15-

13

uit licfdo tot God cn tot ons geleden heeft. Zoo groot was in het Hart van Maria de liefde tot God, dat volgens het gevoelen van den H. Ber-nardus (1) en den li. Alphonsus, op deze aarde alleen Maria in geheel zijne volkomenheid het gebod heeft vervuld: tGij zult den Heer uwen God beiniiinen uit geheel uw hartquot;. Albertus do Groote (3) beweert, dat Maria zoozeer in liefde tot God was ontvlamd, dat op deze aarde geen louter schepsel haar daarin had kunnen overtreffen. In een woord, gelijk de H. Alphonsus zegt: shaar Hart was geheel vuur en vlammenquot;. (3) Even volmaakt heeft Maria het tweede gebod vervuld: »Gij zult uwen naaste liefhebben gelijk u zeivenquot;. »De liefde, welke alle moeders hunne kinderen toedragen, is, volgens P. Nierenberg, slechts eene schaduw, in vergelijking met de liefde, welke Maria jegens ieder onzer koestert; want zij alleen, voegt hij er bij, bemint ons meer dan alle heiligen en engelen te zamenquot;. De H. Alphonsus (4) drukt zich op gelijke wijze uit: n indien men al de liefde, welke alle moeders koesteren jegens hunne kinderen, alle echtgenooten jegens hunne echtge-nooten, en alle heiligen en engelen jegens hunne vereerders, te zamen trachtte te vereenigen, dan

(1) Serra. 39 in Cant.

(2) Lib. de Laud. V. c. 06.

(3) Heerl. v. Maria. Overw. der deugden ^ S. (4.), Heerl. v. M, I, 13.

-ocr page 16-

11

nog zoude al deze liefde te zamen genomen niet den graad van liefde bereiken, dien Maria eene enkele ziel toedraagtquot;. Zoodanige liefde verdient voorzeker onze lioogaeliling, onze wederliefde en onze vereéring.

§ 3. JFaarin lestaat deze vereering?

Vragen wij nu, waarin de vereering van liet II. Hart van Maria bestaat, dan behoort men onder-scheid te maken tusschen het wezen eener ver-eering en hare verschillende graden. Wijl meu dit verwaarloosde, heeft menigeen het wezen der vereering van Maria in de navolging harer deugden geplaatst en. levens beweerd, dat een zondaar Maria niet vcreoren kan. Waarom echter mag men bijv. een gebed, door een zondaar Maria ter eer dagelijks verricht, geene vereering van Maria noemen? En zijn dergelijke wijzen van vereering niet ontelbare malen door God en Zijne li. Moeder met de grootste weldaden beloond?

Iemand eeren, wil zeggen, over dien persoon om de eene of andere voortreffelijke eigenschap een gunstig gevoelen koesteren, hem inwendig hoogachten of dit uitwendig doen blijken. Bestaat echter deze voortreffelijkheid in eene algeheele volmaaktheid, of in de heiligheid, dan bereikt de eer haren hoogsten graad, namelijk de verecring; vandaar dat wij bij God en de Heiligen gewoonlijk van vereering spreken. Het wezen derhalve dor verecring van liet II. Hart van Maria is daarin gelegen,

-ocr page 17-

dat wij dit H. Hart ter oorzake zijner volmaaktheden op dc eene of andere wijze onze hoogachting betuigen. Deze hoogachting nu kan bloot uitwendig zijn of tegelijk uitwendig en inwendig.

De laagste graad dus, bestaat in eene bloot uiterlijke vereering, waaraan het hart geen deel neemt, bijv. een veelvuldig uitspreken van een gebed ter eere van liet Hart van Maria of het dragen eener medaille van het Hart van Maria. Een hoogere graad in de vereering is eene innerlijke hoogschatting en liefde tot Maria's Hart, waaruit dan als van zelf ontstaan zoowel de uiterlijke eerbewijzingen, bijv. het oprichten en versieren der beelden van het Hart van Maria, als ook eeue veelvuldige en hartelijke aanroeping van dit liefdevolle Hart. Dc hoogste graad echter, die als de bloesem der vereering is, bestaat in de navolging harer deugden; want zegt de H. Augustinus: ï de hoogste vereering is de navolging van wat men eert.quot; Ook de H. Hieronymus vermaant ons: p dat wij Maria moc'.cn trachten na te volgen, indien wij haar waarlijk liefhebben; want dit is de hoogste hulde, welke wij haar kunnen aanbieden.quot; En oordeel zelf, of gij iemand eene groolere liefde en eer kunt bewijzen, dan door in alle uwe verlangens en werken u naar zijnen wil te richten, door alles op dezelfde wijze te verrichten, waarop het door hem geschiedt, en er aldus steeds naar te streven om in al uwe gedachten, woorden en werken aan hem gelijkvormig te worden. Zoodanige

-ocr page 18-

16

vcreering van liet Ifart van Maria maakt dit H. Hart als tot ons cigen hart.

HOOFDSTUK II.

DOEL DER VEREBRIXO VAN HET H. HART VAN JIAUIA.

Uit het wezen en het voorwerp blijkt tevens ten duidelijkste, welk het doel is der verccring van Maria's Hart.

I. Het Hart van Maria stelt ons de inwendige schoonheid der allerheiligste Maagd voor oogen.

O O O

Het inwendige van Maria immers, zooals wij reeds zeiden, is boven al liet gesehapene schoon en bewonderenswaardig; vandaar het woord van den koninklijken propheet; «Alle luister van des Konings dochter is van binnen.quot; (1) In Maria's Hart heeft God zoo groeten schat van genaden en deugden neergelegd, dat de engel Gabriel reeds vóór de ontvangenis van den Zoon Gods Maria begroette met de woorden: «Gij zijt vol van genade.quot; Meer dan het schoonste edelgesteente, duizende jaren lang op den bodem der zee of in het binnenste van een berg voor ieders oog verborgen, meer dan het kunststuk van een grooten meester, na honderde jaren nu eindelijk teruggevonden, verdient het H. Onbevlekt Hart van Maria, dat edel-

(1) Ps. XLIV, 14-,

-ocr page 19-

17

gesteente onder alle harten, dat kunststuk der eeuwige Wijsheid, waaraan eerst in deze tijden onder dezen vorm eenc meer bijzondere en alge-meene hulde wordt gebracht, de schatting van onze hoogachting en warme vereering. Deze schatting te betalen is een der doeleinden der vereering van het H. Hart van Maria.

II. Is het Hart van Maria in zich zelf heerlijk en schoon, het klopt ook van de teederste liefde voor ons, hare kinderen. Volgens P, Eudes, die het eerst en het uitvoerigst over Maria's Hart heeft geschreven (1), is dit H. Hart, thet Hart van de Koningin van hemel en aarde, het Hart van de Heerseheres over het gansche heelal, het Hart van de eenig geliefde Dochter van den eeuwigen Vader, het Hart var' de Moeder van Gods Zoon, het Hart der Bruid van den H. Geest,quot; en daarom verdient het onze hoogste achting; doch tevens is het ook het Hart onzer dierbare Moeder, het goederüerendst, het milddadigst, het beminnelijkst, het teederst beminnend Hart, het Hart geheel ontvlamd en brandend van de teederste liefde, zoo tot God als tot den mensch, en daarom verdient het bovendien onze innigste liefde. Ja, Maria is ónze Moeder, en haar Hart is het Hart onzer allerdierbaarste Moeder; want Maria is de nieuwe Eva, die ons in en met haren Zoon, den nieuwen Adam, het bovennatuurlijk leven heeft geschonken en ons aan den voet

(1) L'adrairable eoeur de. la mÏTO de Dieu.

-ocr page 20-

IS

des kruizes in do vreesclijkstc smarten van haar II. Hart heeft gebaard. quot;Welnu, wut zal een kind hooger eeren, wat vuriger beminnen dan het Hart zijner Moeder, zijner zoo dierbare Moeder, die het zoo teedcr bemint, dat zij voor zijn heil alles opgeofferd en de hevigste smarten verduurd heeft. Deze wederliefde te betalen is het tweede doel, dat zich de kinderen van Maria in de vereering van haar H. Hart voorstellen.

III. De liefde van Maria's Hart is geene werke-looze liefde. Immers, door hare liefde heeft Maria ons, zoowel vóór als na hare Hemelkaart, de kostbaarste goederen en genaden geschonken. Zij heeft hare toestemming gegeven tot de mensohwording van Gods Zoon en op zekere wijze medegewerkt tot onze verlossing, t Zonder hare inwilliging,quot; zegt dc abt Wilhelmus (1), s wilde God uit Maria het vleesch niet aannemen.quot; Eveneens spreekt do H. Petrus Damianus (2): »Zonder de toestemming van Maria wilde God niet mensch worden, opdat van de eene zijde onze dankbaarheid jegens haar des te grooter zoude zijn, en wij van de andere' zijde hieruit zouden begrijpen, dat dc zaligheid aller mensehen zich in de handen dezer Maagd bevondquot;. » Alle menschenquot;, zegt de H. Bernardus (3), »die ooit geleefd hebben, nu leven cn nog zullen leven, moeten Maria als Middelares hunner zalig-

(1) In cant.

(2) H. Alph. Ileerl. v. M. I, 5.

(3) Serm. 2. peut.

-ocr page 21-

19

heid beschouwenquot;. En, wie vermag die vele gena-dqji en gunsten op te tellen, ons op de voorbede van Maria geschonken? Welk eene dankbaarheid behooren wij dan wel te bewijzen aan de Moeder des Heeren en baar goedcrtierend en liefdevol Hart? Het betoonen dezer dankbaarheid is liet aerdedoel der vereering van het H. Hart van Maria.

IV. Doch helaas! deze liefde en goedertierenheid van Maria wordt door velen, ja zeer velen met ondank, spot en verachting vergolden. Aan de ruim duizend millioen mensehen, die op aarde leven, en die allen Maria als hunne Moeder en Koningin behoorden te erkennen en te beminnen, is ongeveer een vijfde deel katholiek, en van deze zal wellicht nauwelijks eer tiende gedeelte iets meer ter eere van Maria verrichten, dan een klein gebed Haar ter eer nu en dan gestort.

Hoezeer wordt bovendien de Moeder Gods evenals haar Goddelijke Zoon door ongeloovigen, ketters, schismatiekcn en zelfs door ontaarde Katholieken met wCorden, daden en geschriften miskend, gehoond en versmaad! Dit heeft hare ijverige kinderen tot medelijden bewogen en gelijk do vereerders van het Goddelijk Hart van Jesus, \olgens zijn uitdrukkelijk verlangen, aan dit Goddelijk Hart voor zoovele beleedigingen eerherstel trachten aan te bieden, eveneens beijveren zich de vereerders van het Hart van Maria aan het liefdevol Hart van de Moeder des Heeren voor zooveel miskenning en verguizing eerherstel te brengen.

-ocr page 22-

20

V, Docli Maria's ijverige vereerders zijn liier-mcde niet tevreden: hunne Moeder willen «zij niet slechts eerherstel aanbieden, maar zij trachten ook hare ondankbare kinderen, de zondaren, tot Haar terug te brengen. Dit doel: de bekeering der zondaren, door do voorbede en de vereering van het H. Hart van Maria te verwerven, heeft de Aartsbroederschap van het Hart van Maria, in het jaar 1837 te Parijs gesticht, zich tot hoofddoel gesteld. TV ijl echter het liefdevol en barmhartig Hart van Maria nevens de zonde, de grootste onder alle rampen, ook gaarne elke andere ramp van hare kinderen wil afweren, heeft deze Broederschap na eenige jaren met dat eerste cn voornaamste doel ook dit tweede vereenigd : en waar-lijk ze zijn ontelbaar geworden de bekeeringen alsmede de genezingen van ziekten en de bevrijdingen van allerlei rampen, welke door de voorbede van het H. Hart van Maria werden verkregen cn nog voortdurend verkregen worden.

HOOFDSTUK III.

VOOKDEELEN DER VEEEEEING VAN HET I£. HART VAN MAMA.

Uit het wezen en het doel blijkt het groote nut der vereering van het 11. Hart van Maria, en

-ocr page 23-

ai

gelijk in de vcveering zelve zijn ook hier ver-scliillende graden.

I. De laagste graad is een bloot uiterlijk eerbetoon. Hoeveel zoodanige vereering op liet goedertieren Hart van Gods Moeder vermag, bewijzen vele voorbeelden ons medegedeeld in de Heerlijkheden van Marirf van den H. Alphonsus de Liguori, in verschillende verzamelingen, en vooral in de annalen van de Aartsbroederschap van het H. Hart van Maria. Dikwerf was een verstokte zondaar reeds den dood nabij; bijna tegen zijn wil hing men hem eene medaille van liet Onbevlekt Hart van Maria om, en zijne onsterfelijke ziel was gered; want plotseling was zijn versteend hart getroffen, tranen van berouw welden uit zijne oogen en weldra volgde de rouwmoedige belijdenis zijner zonden. Aldus door het H. Sacrament in het bloed van Christus gereinigd, ging zijne ziel spoedig daarop met vertrouwen de eeuwigheid in. Van een ander lezen wij dat hij bij het uitbreken van den oorlog zich een scapulier had doen geven, waarop het Hart van Maria was afgebeeld. In den slag maait de dood zijne makkers rondom hem weg. Hij alleen, beschut door het schild van het Hart van Maria, blijft ongedeerd en na den slag zendt hij een hartelijk dankgebed op tot zijne liefdevolle Moeder. Een ander, zoo verhaalt men daar, had van alle heilige oefeningen en gewoonten zijner vrome jeugd slechts die overgehouden, welke hem zijne moeder op haar sterfbed of zijn biechtvader bij zijne eerste H. Cora-

-ocr page 24-

munie hadden aanbevolen, namelijk om dagelijks minstens één »Wees gegroetquot; of één »Gedenk o goedertierenste Maagdquot;, ter eere van liet II. Hart van Maria te bidden. Meent gij, dat die goede Moeder liem verlaten heeft? Lange jaren dwaalt hij verre van den rechten weg, doch die barmhartige Moeder gaat den verlorene na, en voert hem terug; en nu bewandelt hij blijmoedig aan de hand van Maria in een harer congregatiën het pad der deugd.

Aan het schietgebed: ïZoet Hart van Maria, wees mijne reddingquot;, heeft onze H. Vader Pius IX iu zijne groote liefde tot Maria een aflaat van 300 dagen verbonden, dien men verdienen kan zoo dikwijls men dit gebed godvruchtig uitspreekt, en die bovendien toepasselijk is op de zielen van het vagevuur. Bereken nu een?, hoeveel dagen en jaren, voor ii of voor die arme zielen van het vagevuur tot uitboeting der tijdelijke straffen bestemd, gij in het schuldboek der Goddelijke Eechtvaardig-lieid kunt uilwisschen, wanneer gij gedurende één maand, één jaar of wellicht 10, 20 of 30 jaren lang, dagelijks bij liet morgen- en avondgebed met dit schictgebcd het Hart van Maria godvruchtig en rouwmoedig aanroept.

II. Doch de uitwendige oefeningen vau godsvrucht ter eere van Maria's Hart verricht, verkrijgen des te hoogere waarde, naarmate het hart er inniger deel in neemt, eu ons hart het H. Hart van Maria meer hoogachting en liefde toedraagt.

Met wat welgevallen zal Maria dan niet neder-

-ocr page 25-

23

;zicn op een hart, dat Haar innig liefheeft en 'getrouw vereert! En zoo iemand bij het begin van het jaar van dc maand of wel van iederen dag in leene alete van toewijding zijn hart met al zijne neigingen aan de Moeder des Heeren opoffert, dan izal de Moeder Gods hem als het ware antwoorden; i wijl gij mij uw hart en geheel uwe liefde schenkt, izoo sehenk ook ik u mijn Hart en geheel mijne |iefdequot;. Welk eene voordeelige ruiling! Eenige hei-;ligen, wier hart geheel van liefde tot Jesus was ontvlamd, bijv. een Z. Margaretha Alaeoque mochten van den Goddelijken Zaligmaker zijn Hart ten tee-ken zijner groote liefde ontvangen. ie zou niet gaarne van Maria een dergelijk teeken en onderpand harer liefde erlangen. Doch afgezien van zoo verhevene gunst, welke wij wegens onze zinnelijke en zondige gehechtheid aan de schepselen gewoonlijk niet waardig zijn, zullen wij toch in ons zeiven ondervinden, dat met de hoogachting en liefde ook tevens het kinderlijk vertrouwen op de Moedor Gods en haar H. Hart in ons hart zal toenemen. Wie echter een vast vertrouwen heeft en niet twijfelt, hij verkrijgt alles waarom hij bidt, althans zoo dit tot zijn waar geluk strekt; want om iets dat schadelijk is, kan niemand redelijkerwijze bidden.

Wij kunnen het ons niet voorstellen, dat de Moeder Gods, die ons allen meer bemint dan de beste moeder haren eenigen zoon, niet aanstonds eu i gaarne het kind verhoort, dat haar met vertrouwen en liefde aanroept. Daarvan verzekeren ons

-ocr page 26-

24

de goedheid van haar 11. Hart, alsmede hare groote macht. De Heiligen noemen Maria almachtig, niet van nature gelijk God, maar door hare voorbede; want Jesus kan onmogelijk aan zijne Moeder iets weigeren. Docli wij mogen nog een schrede verder gaan: almachtig kunnen wij ook het kind noemen, dat zich met vurige liefde en een vast vertrouwen tot Maria en in 't bijzonder tot haar liefdevol Hart wendt; want kan Jesus zijne Moeder niets weigeren, evenmin vermag het die goede Moeder, zoo dikwijls haar kind iets vraagt, dat tot eer van God en tot heil der zielen verstrekt.

III. Aan de hoocste vereering, die in de navolging bestaat, komt ook het hoogste loon toe. Wie den mensch in het licht des geloofs beschouwt, kan hem geen grooter geluk toewensehen dan de deugd en de heiligheid. Een enkele bovennatuurlijke deugd weegt zwaarder in Gods weegschaal dan alle goud der wereld, ja meer dan de aarde zelve en de millioenen sterren met al hun sehitterenden glans. Doch niet slechts ééne enkele maar alle deugden worden tot de volmaaktheid en heiligheid gevorderd. Wie het H. Hart van Maria bij de vorming van zijn eigen hart tot voorbeeld neemt, moet gelijk een schilder trek voor trek de eene deugd na de andere, zooals hij ze in het Hart van Maria opmerkt, in zijn eigen hart weergeven. Bezwijkt zijne hand niet onder dat heilig werk — en zoolang hij de II. Maagd om hulp smeekt zal de goede Moeder zorgen, dat zij niet hezwijke — dan

-ocr page 27-

ontstAat in zijn hart een beeld van deugden, dat wij de lieilighcid noemen. Zulk een heilig liart is iets zoo verhevens, dat liet niet slechts door dc raen-schen, die de stralen der heiligheid in dc oogen, in de gelaatstrekken en in alle handelingen zien schitteren, maar ook door de engelen en de allerheiligste Drievuldigheid zelve met liefde en bewondering wordt gadegeslagen.

Wie zou derhalve na 't overwegen dezer voordee-len het Hart van Maria niet vereoren en beminnen, eu niet trachten zijn hart daaraan gelijkvormig te maken. In dit Onbevlekt Hart heeft God zijne kostbaarste schatten neergelegd. Komt dus allen eu schept mot vreugde dc wateren des heils uit die onuitputbare bron van genade, het H. Hart onzer goede Moeder.

HOOFDSTUK IV,

DE KERKELIJKE VEUEEUING VAN HET H. IIAUT VAN MARIA.

Dat reeds vóór vele eeuwen deze soliede en nuttige devotie tot hot H. Hart van Marin, even als do devotie tot het Goddelijk Hart van Jesus, door menig Christen in zijn hart werd beoefend, valt niet mot grond te betwijfelen. Was Maria de eerste vereerster van hot Hart van Jesus, ook Jesus kan dc eerste vereerder van Maria's Hart ge-

2

-ocr page 28-

26

noemd worden. Immers, met welk cenc- hoogaeh-ting en liefde moet de Goddelijke Zaligmaker van af het eerste oogenblik van zijn leven on aarde tot aan zijn dood op het kruis, op het hoog begenadigd en H. Hart zijner Moeder hebben neergezien I Maria's llavt was het sehoonstc voorwerp, dat hot oog zijvier Goddelijke Alwetendheid m geheel het heelal buiten God kou ontdekken. Doch, gelijk in de orde der natuur de Goddelijke ^ ijs-heid de plant niet aanstonds na haar ontkiemen, maar slechts na weken en maanden, in de volie pracht harer bloemen doet prijken; eveneens gaat Zij in de leiding der Kerk en harer uitwendige oefeningen van godsvrucht steeds geleidelijk voort. Eerst moest Maria in hot Concilie te Ephesus (431) tot de ware en eigenlijke Moeder van God zijn verklaard ; daarna in do Lateraansche Synode (649) hare nimmer geschondene maagdelijkheid zijn vastgesteld, cu eindelijk in het Concilie te frente hare algehoele vlekkeloosheid zijn aangeduid; toen eerst kon do Kerk Maria's onbevleüt en zuiver Hart aan ouze vereering voorstellen.

Wij behooren ook in het oog te houden, wat P. Gallifet in zijn metnoriale ter bevordering van de devotie tot het Hart van Maria uitvoerig heeft bewezen ; namelijk dat de Goddelijke Zaligmaker in alles Zijne Moeder zooveel mogelijk aau zich zeiven gelijkvormig hoeft gemaakt, en haar in zeker opzicht heeft doen dcelen iu zijne voorrechten, eigenschappen, namen, titels, deugden, volmaaktheid cu

-ocr page 29-

rijkdommen, in zijn eer, macht en heerschappij cn zoo ook in de eerbcwijzingen Hem door Zijne Kerk aangeboden. Vandaar dat aanstonds na het ontstaan der devotie tot hel Goddelijk Hart van Jesus, naast het Hart des Zoons het Hart der Moeder werd geplaatst. Nog waren er geen vijftig jaren verloopen, sedert dc Goddelijke Zaligmaker door de Z. Margare-tha Alacoquc aan dc Kerk Zijn H. Hart tot ecne bijzondere vereenng had aangeboden, en reeds meer dan vijftien Aartsbisschoppen en Bisschoppen hadden ook dc devotie tot hot H. Hart van Maria onderzocht en aanbevolen. Het zij mij vergund hier slechts de goedkeuring van den Aartsbisschop van Eouaan te laten volgen, wijl zij uicl het voorwerp ook de hoofdbeweegredenen dezer vcrecring in zich bevat.

Franciseus door Gods genade Aartsbisschop van llouaau cn Primaat van Norraandië, ran allen die dit zullen lezen, heil en zegen.

Door de priesters en geestelijken van ons aartsbisschoppelijk Seminarie werd tot ons de ootmoedige bede gericht, hun de viering van het feest van het H. Hart der allerheiligste Maagd, de Moeder des Heeren , toe te staan op dezelfde wijze, waarop zij het in andere huizen van hun Genootschap vieren , overeenkomstig de toestemming hun geschonken door onze vrome medebroeders dc suffragaanbisschoppen van ons Aartsbisdom. Wenscliende, zooveel in ons vermogen is bij te dragen tot dc vermeerdering der godsvrucht cn der vereering der

-ocr page 30-

28

allerzaligste Maagd, do roerarijko Patrones onzer Cathedraalkerk; overwegende, dat de H. Geest op meerdere plaatsen der H. Schrift uitdrukkelijk eene eervolle melding maakt van dit 1L Hart, en dat het de zetei der liefde en daarom de oorsprong der heiligheid is, waarmede deze Moeder der sehoone liefde hier op aarde versierd was, en tevens van alle glorie, waarmede Zij in den Hemel gekroond is, volgens de woorden: «alle luister van des Konings dochter is vanbinnenquot;; en verder, dat dit H. Hart vol ijver, zorg en waakzaamheid met cene waarlijk moederlijke liefde jegens ons bezield is, en ter onzer zaligheid met het zwaard dei-smarten doorboord is; eindelijk, na gezien te hebben de goedkeuringen van twaalf uitstekende Prae-laten en van vier Professoren dor Sorbonne betreffende hot officie en de Mis ter viering van dit feest vervaardigd, en meerdere getuigenissen, volgens welke dit leest in vele andere Provinciën en bisdommen van dit Koninkrijk gevierd wordt; overwegende alle deze beweegredenen, staan wij bij dezen aan do bovenvermelde priesters toe, dit feest van het li. Hart der Moeder Gods, als ook het officie met de eigene Mis op dezelfde wijze als in de andere huizen hunner Congregatie te vieren.

Tot meerdere geloofwaardigheid hebben wij dezen brief eigenhandig onderteekend en er ons zegel aan gehecht.

Gegeven te Parijs den 6en Mei IGöl.

Franciscus, Aartsbisschop van llouaan.

-ocr page 31-

20

Zcvon jaar later kwam de Carilinaal Vendome in Frankrijk, keurde de vereering van het IL Hart goed en noemde haar eone prijzenswaardige cn nuttige devotie. De Apostoliselie Stoel bekrachtigde dit oordeel, en stond nog in hetzelfde jaar (1668) openbare godsdienstoefeningen toe ter eere van het Onbevlekt Hart van Maria.

Na verloop van zes jaar vergunde de H. Stoel do opriehting van broederschappen, waaraan Hij verscheidene aflaten verleende. Bij de bul van 7 Maart 1753 richtte Paus Benedictus in de Kerk van den Verlosser bij Monte Sisto de broederschap van het H. Hart van Maria op. Plus VII bekrachtigde op nieuw deze devotie door een besluit der Con-gregatio Eituum van den 3Iea Augustus 1805, en richtte een Aartsbroederschap van het H. Hart van Maria op, waaraan Hij, behalve vele aflaten, tevens de macht verleende andere broederschappen buiten Home bij zich in te lijven.

Eindelijk schonk onze thans regeerende H. Vader Pius IX in het jaar, nadat Hij de Moeder Gods tot Onbevlekt Outvangene Maagd had verklaard, waardoor llij aan hare kroon het laatste en schoonste edelgesteente gehecht heeft, een eigen ofiicie en eene eigene Mis voor het feest van het II. Hart van Maria op Zondag na het octaaf van Maria's Hemelvaart en beval dit feest als een duplex majus te vieren. Op verzoek van den Aartsbisschop van Lyon, vergunde Hij aan de religieuzen O. S. B. dit feest als dc hoogste feesten der Kerk, name-

-ocr page 32-

30

lijk als een festum sub ritu duplicis priraac classis met een octaaf plechtig te vieren.

De Goddelijke Wijsheid heeft bij het bestuur dei-kerk en de leiding der oefeningen van godsvrucht steeds het oog gevestigd op de verscheidene noodwendigheden der verschillende tijden, en alle hare verordeningen zijn zoovele heil- en behoedmiddelen, om hare kinderen tegen den stroom der zonden te beveiligen, of wie reeds zijn medegeslcept, zoo 't mogelijk is, nog te redden. Naar de leer van den H. Alphonsus en der H. Vaders is aan de Moeder Gods niet het oordeel, dal den Zoon voorbehouden is, maar de barmhartigheid toevertrouwd, en de H. Kerk zegt herhaalde malen in hare daggetijden van de Allerheiligste Maagd: «Gij alleen hebt alle ketterijen te niet gedaan in de gansche wereld.quot; Wat middel derhalve was geschikter, om tegen den stroom der zedeloosheid en des ongeloofs als een sterke dam te worden opgeworpen, dan het Goddelijk Hart van Jesus en daarna in 't bijzonder het II. Hart van Maria, het Hart dier Moeder en Maagd, die in haren Zoon steeds den kop der oude slang vertreedt, hoewel deze ook nog immer haar hiel belaagt.

Dat dit vooral het doel dezer vereeniging is, heeft Maria's Hart zelf ons duidelijk te kennen gegeven, daar liet sedert 183(5 juist die stad tot zijn hoofdzetel heeft gekozen, vatnraar zinh tot nu toe als van een nieuw Babel alle boosheid over de wereld verspreidde, en in deze stad juist die Kerk,

-ocr page 33-

welke te midden van de paleizen der weelde gelegen is, namelijk de Kerk van Onze Lieve Vrouw der Overwinningen (Notre Diime les Victoires) te Parijs; om aldus na de overwinning der hoofdvijandin, in Frankrijk, in geheel Europa, in Amerika sn in de geheele wereld een nieuw leven in de harten dor zondaren en een nieuw licht in de harten der onge-loovigen uit te storten.

Den 3aen December 1836 (1) droeg de vrome en ijverige Pastoor dier Kerk, Dufriehe Desgenettes aan bet altaar der Moeder Gods, later aan haar il. Hart toegewijd, het H. Misoffer op. Gelijk het zoo menigwerf geschiedde, was ook op dien dag zijn hart in eene diepe droefheid gedompeld, wijl hij den betreurenswaardigen toestand der hem toevertrouwde zielen en de geringe vruchten zijner vijfjarige zorgen en inspanningen andermaal had overwogen. Plotseling kwam de gedachte bij hem op, zijne parochie aan het Allerheiligst Hart van Maria toe te wijden, om door hare voorbede de bekeering der zondaren te verwerven. Tc vergeefs trachtte hij deze gedachte als eene verstrooiing van zich te verwijderen ; steeds kwam ze terug ondanks allen wederstand, zoodat de vrome priester God bad hem daarvan te bevrijden, opdat hij ongehinderd met aandacht het II. Offer mocht voortzetten en eindigen. Na de H. Mis keerde dezelfde gedachte terug en overweldigde geheel zijn geest. Het

(1) Iloxar, die andacht zum Herzen Maria. S. 4'.

-ocr page 34-

32

is toch altijd, zeide hij eindelijk tot zich zeiven, ecne devotie ter eere der Allerheiligste Maagd, die een o-oed gevolg kan hebben, wij zullen er de proef van nemen. Dcnzclfden dag begon hij een reglement op te stellen, en nauwelijks had hij de pen gegrepen, of geheel de zaak werd hem duidelijker, cn%poedig had hij de statuten neergeschreven.

Den volgenden dag weiden de statuten door den Aartsbisschop van Parijs onderzocht en goedgekeurd, en tevens gaf hij bevel den 11- December, den derden zondag van den Advent, do oefeningen e beginnen. Dien dag kondigde de Pastoor na dc preek onder de Hoogmis aan, dat er dien avond om 7 uur eene godsdienstoefening zoude gehouden worden, ten einde van dc Goddelijke Barmhartigheid door dc voorbede van liet 11. Hart van Maria de -•enade der bekecring voor de zondaren af te smeeken. Van de uilnoodiging om die te komen bijwonen, beloofde hij zich weinig goeds, wijl slechts weinigen bij de Hoogmis tegenwoordig waren, lm toch des avonds op het bepaalde uur waren in de Kerk zoo velen en vooral mannen aanwezig, a s er zicb op dc hoogste feesten bevonden. De geheelc vergadering woonde de godsdienstoefening, waann tevens ecne onderrichting werd gehouden ever het doel en do beweegredenen dezer nieuwe broeder-scliap met oplettendheid en belangstelling bij, en allen waren zichtbaar getroffen. Toen de aanwezig-en vooral bij het zingen der Laurctaansche litanie levendig hunne gevoelens van berouw en liefde e

-ocr page 35-

33

kennen gaven, was de Pastoor er zoozeer door getroffen, dat hij voor liet Allerheiligste neergeknield zijne weenende oogeu tot het beeld vanMaria opliief en bad: «Mijne goede Moeder! Gij hoort deze smeekingen van liefde en vertrouwen; Gij zult deze arme zondaren redden, die tot U hun toevlucht nemen. O Maria! neem deze vrome ver-eeniging onder uwe bescherming, en geef mij tot een teeken hiervan de bekeering van den Heer N., morgen zal ik mij in uw naam tot hem begeven.quot;

De Heer N. was de laatste nog levende minister van Koning Lodewijk XVI. Aanhanger der zoogenaamde philosofen der 18° eeuw, had hij sedert zijne jeugd het Christelijk geloof verzaakt ca leefde hij nu als een godloochenaar. Heeds had hij zijn tachtigste jaar bereikt, was blind geworden en sedert verscheidene maanden ziek. Tienmaal had dc Pastoor zich bij hem laten aanmelden, doch even dikwijls was hij afgewezen. Maandag nu, den 12cn December, meldde hij zich andermaal aan en wederom werd hij afgewezen; wijl hij echter dringend aanhield, werd hij eindelijk toegelaten. Na eenige weinige woorden zeide de Heer N.: «Mijnheer Pastoor, heb de goedheid mij den zegen te gevenquot;. Efe na dien ontvangen te hebben, voegde hij er bij: j wat doet mij uw bezoek toch goed! Zien kan ik U wel niet, doch ik gevoel uwe tegenwoordigheid; sedert U bij mij is, smaak ik eenen vrede, ceue rust eu eeu inwendige vreugde, die ik nimmer gekend hebquot;. Het viel nu gemakkelijk

-ocr page 36-

34.

liet woord des heils ingang te doen vinden in eeno ziel, waarin de genade zoo ziditbaar werkte, en de Pastoor verliet den zieke niet dan na zijne biecht te hebben gehoord. God schonk zijne ziel ontelbare genaden, waarvan hij tot aan het einde zijns levens —• den 1051' April 1 837 — een heilig gebruik maakte. Aan wie tenzij aan de machtige voorbede van Maria kan deze buitengewone bekeering worden toegeschreven?

Don 16™ December werd de broederschap door den Aartsbisschop opgericht. Den 12on Januari werden de statuten bekend gemaakt en tevens do inschrijving op do lijst dc.i medeleden geopend. Na tien dagen hadden zich reeds 214 parochianen in de broederschap aten opnemen. Ook uit andere parochiën boden zich velen aan, zoodat in korten tijd do broederschap in geheel de hoofdstad verspreid was. Dc mare van het wondervol ontstaan dezer broederschap cn van do buitengewone bekeeringen, door tusschenkomst van het I!. Ilarl van Maria geschied, verspreidde zich over geheel Frankrijk, en noodigde alle geloovigen tot deelneming uit; weldra sloten zich ook de overige landen van Europa en de nieuwe wereld bij de aartsbroederschap aan. De regels en statuien van do broederschap werden den Pauselijken Stoei ter goedkeuring voorgelegd, met het verzoek er aflaten aan te schenken en haar tot een aartsbroederschap voor geheel Frankrijk te verheffen.

Dc plaatsbekleeder van Jesus Christus, Gregorius

-ocr page 37-

XVI, zeer verheugd over de wondervolle genaden, waarmede God de aanroeping van liet liefdevol Hart van Maria zegende, schonk meer dan liet gevraagde, daar Hij door eene breve van den 24en April 1838 t do kleine in de parochiekerk van O. L. V. der Overwinningen te Parijs opgerichte gebedsvereeni-ging ter eere van het Heilig cu Onbevlekt Hart van Maria voor de bekeering der zondaren, met vele aflaten en verscheidene voorrechten begiftigde, en haar tot een aartsbroederschap voor de geheelc katholieke wereld verhief, dat wil zeggen, tot een broederschap, waarvan alle broederschappen van gelijken naam moeten uitgaan en afhankelijk zijn, terwijl hij de pastoors van genoemde Kerk voor altijd de macht verleende, bijzondere vereenigingen en broederschappen van gelijken naam en doel bij het aartsbroederschap in te lijven, waardoor zij dan ook deelachtig worden aan alle gunsten, voordeelen n aflaten, aan het aartsbroederschap van Parijs gt;'eschonken.

Van nu af breidde zich de broederschap uit over Frankrijk, Italië, Zwitserland, Portugal, Spanje, Oostenrijk, Duitschland, Nederland, Pelgië, En-jgeland en Ierland; over Azië, Afrika, Amerika, i jin één woord over de geheele wereld en wel met Vizoo groote snelheid en zulk een gelukkig gevolg, idat men in de annalen der geheele kerkelijke ge-wschiedenis niets dergelijks aantreft. (1) Heeds in 1841'

(I) Killes, de rat. cult. C. J. et. M. cd. B, t. 1, p, 445.

-ocr page 38-

36

tclJo dc aartsbroederschap ongeveer 12000 filiaalbroc-dcrsclianpen en omtreut 16 millioen medeleden.

Aldus verovert liet IT. Hart van Maria de cene ziel na de andere, totdat dc tijd zal komen, waarop alle harten der mcnschen, om de 1111. Harten van Jesus en Maria geschaard, gelijk dc eerste christcncn, één hart en éénc ziel zullen wezen.

VEUEISCUTEN' EN VOOllDEF.LEN

van dc aartshroederschap van het II. Hart van Maria tot heleerincj der zondaren.

Dc vercisohten, ora lid te zijn van deze aartsbroederschap, zijn zoo gering en van dc andere zijde de voordcelen, aan de medeleden verzekerd, zoo groot, dat men onder de andere broederschappen bijna niets dergelijks kan aanwijzen.

De twee eenige vereischten zijn:

1. dat men zijn naam op dc lijst der medeleden late inschrijven; en

2. dat men voor dc bekeering der zondaren dagelijks één Weesgegroet bidde met het schietgebed to Maria, zonder zoude ontvangen, bid voor ons die onze toevlucht tot U nemen.

Bovendien wordt aanbevolen;

1. dagelijks des morgens aan het Hgt; en Onbevlekt

Hart van Maria alle goede werken, gebeden en lijden van den dag voor dc bekeering der zondaren op te offeren.

-ocr page 39-

niet alleen zich zclvea voor alle zonden te bewaren, maar ook door het vermijden van ergernis, door een goed voorbeeld, door vermaning en onderrichting — ieder volgens zijn stand en beroep — al wat in den geest der broederschap is, zooveel mogelijk te bevorderen ;

zich de bescherming van Maria door de beminnelijke deugd der zuiverheid te verzekeren en daarom tc trachten om deze deugd te bewaren of te verwerven door een veelvuldig ontvangen der H. Sacramenten, vooral op do feesten der broederschap, door een volhardend gebed tot God en de II. Maagd en bovenal door het vluchten der naaste gelegenheden; als onderseheidingsteeken der broederschap godvruchtig te dragen de zoogenaamde mira • kuleuze medaille der Onbevlekte Ontvangenis, of eene medaille van de UIL Harten van Jesus en Maria;

behalve het A\ ees gegroet, nu en dan voor de bekeering der zondaren te bidden het schoone gebed: «Gedenk, o goedertierenste Maagd;quot; de godsdienstoefeningen der broederschap niet te verzuimen.

l)e voordeden zijn de volgende:

de mi deleden hebben deel in het groote werk van de bekeering der zondaren. » Het goddelijkste onder alle goddelijke werken is met God mede te werken aan de zaligheid der zielen;quot;

-ocr page 40-

38

2. zij hebben een bijzonder aandeel in alle gebeden en goede werken, door meer dan 20 millioen medeleden verricht;

3. in 't bijzonder zijn zij deelachtig aan de vele II. Missen, die in alle deelen der wereld, waar broederschappen van het H. Hart van Maria gevestigd zijn, zoowel vóór als na hunnen dood worden opgedragen;

4. behalve vele kleinere aflaten, kunnen de leden onder de gewone voorwaarden van de Biecht de 11. Communie, het kerkbezoek en het gebed volgens de meeningen van den H. Vader, een vollen aflaat verdienen;

1. tweemaal in iedere maand, op twee dagen, die ieder naar eigen goeddunken kan kiezen;

3. op den dag der inschrijving en op de volgende feestdagen der H. Maagd: Maria Lichtmis, Maria Boodschap, de Zeven Weeën (Vrijdag voor Psalmzondag), do Geboorte van Maria, hare Hemelvaart, hare Onbevlekte Ontvangenis, en het feest van hel H. Hart van Maria (op Zondag voor Septuagesima). Bovendien op nienwr jaarsdag en op de feesten van de bekeering van den 11. Paulus (25 Januari), van den 11. Joseph (10 Maart), van den H. Joannes den Uooper, van de U. Maria Magdalena (22 Juli) eu van den 11. Joannes Evargelist (27 Dec.), eveneens op den dag, waarop men het 11. Doopsel ontvangen heeft, en eindelijk in

-ocr page 41-

39

het stervensuur. (Gregorius XVI rescript van den 2'lcquot; April 1S38).

Bij verplaatsing van genoemde feesten kunnen de aflaten op den dag, waarop liet feest verplaatst is, verdiend worden.

De feestdagen, welke aan liet H. Hart van Maria worden toegewijd, zijn, behalve het hoofdfeost van het II. Hart van Maria, vooral de eerste Zatur-dag of Zondag van iedere maand, en min of meer iedere Zaturdag; op deze dagen wordt ook in de Kerk van het aartsbroederschap voor de levende en afgestorvene leden het onbloedig offer van het Nieuwe Verbond plechtig opgedragen.

Zie derhalve niet op tegen de kleine moeite, om u in eene zoo zegenrijke en door de 11. Kerk zoo dikwijls aanbevolene broederschap te laten inschrijven, en dagelijks één AVees gegroet ter eere van het heilig en liefdevol' Hart uwer Moeder te bidden. Zijt gij echter reeds opgenomen onder het getal der leden, beijver u dan in uw hart de hoogachting en liefde tot bet Onbevlekt Hart van Maria steeds te doen toenemen, en gelijk de heiligen en groote dienaren van Maria, door overweging en navolging harer deugden uw hart meer en meer gelijkvormig te maken aan het H. Hart van Maria.

-ocr page 42-

HOOFDSTUK V.

DE DEVOTIE DER HEILIGEN TOT HET 11. UAET VAN MARIA.

De Heiligen aller eeuwen hebben erkend, dat liet Hart van Maria op eene bijzondere wijze deel heeft gehad in het groote werk der Verlossing. Daarom vereerden zij het zoowel door lofprijzingen in hunne geschriften, als door oefeningen van godsvrucht in hun leven.

Reeds de H. Augusiinus (t 430) zegt in zijn boek over de kuisehheid (I): t de moederlijke verwantschap zoude Maria niets gebaat hebben, indien zij Christus, wat haar tot grooter geluk verstrekte, niet veelmeer in haar Hart dan in haren schoot had gedragen.quot;

De 11. Petrus Chrysologus, Aartsbisschop van Eavenna, (quot;j*450) roept uit: (2) b Hij weetniet, hoe groot en bewonderenswaardig God is, die niet van bewondering is opgetogen bij de beschouwing der volmaaktheden en voorrechten, waarmede de ziel dezer onvergelijkbare Maagd schittert, Bij den aanblik van Gods Majesteit is de Hemel ontroerd, sidderen de Engelen en zinkt de geheele natuur machteloos in een, wijl zij den glans dier ontzagwekkende macht niet kunnen verdragen; cn eene Maagd ontvangt, herbergt en omsluit den God

(1) C. 3. 2.

(2) Serm. 140 de anmmt.

-ocr page 43-

41

van oneindige grootheid in haar eigen Hart, waarin zij Hem eene zoo heilige en waardige woning heeft bereid, dat de oneindige God tot loon, ais men het zoo zeggen mag, cn als vergoeding voor eene zoo aangename verblijfplaats, met vreugde op hare bede vrede aan de aarde schenkt, glorie aan den Hemel, rust aan de afgestorvenen en de zaligheid aan allen die verloren waren.quot;

De H. Paus Leo de Oroote (f 461) ze^t in zijne preek op de Geboorte van Christus: «eene koninklijke Maagd uit den stam van David werd uitgekozen, die de God-mensehelijke spruit eerder in haar Hart dan in haren schoot ontving.quot;

De H. Joannes Damascenus (f 780) prijst in zijne eerste rede op de Geboorte van Maria, de oogen, do ooren, de lippen en den mond der Allerheiligste Maagd; daarna tot haar Hart overgaande zegt hij : gt; Uw allerzuiverst en geheel onbevlekt Hart, o Maria, is altijd naar zijnen beminde gekeerd , en zijne eenige bezigheid is ilem te beschouwen, naar Hem te verlangen, Hem te zoeken en Hem uit alle zijne krachten te beminnen. Het ademt slechts voor God en naar Godquot;. Ook schrijft de H. Joannes Damascenns (1) aan Maria's Hart eene zoo volmaakte reinheid en een zoo helder stralend licht toe, dat het daardoor voortdurend met de zuiverste en helderste oogen van het verhevenste gebed God beschouwde, en dat het. door zijne

(1) Lib. 3, c 5.

-ocr page 44-

43

o-rootc liefde oen wondervolle vuuroven was, wiens vlarami-n brandden en tevens verkwikten.

Dc H. Bernardus (t 1153) roept Maria's barmhartig en medelijdend Hart met de volgende woorden aan (1); «Open, o Moeder van barmhartig-lieid, open de poorten van uw goedertieren Hart voor de gebeden die wij onder zuchten en weenen tot U opzenden! Gij verwerpt en versloot geen zondaar, met lioevele misdaden hij ook beladen moge zijn, indien hij slechts tot ü verzucht en met een rouwmoedig en vermorzeld hart uwe voorbede al-smeekt. O mijne Koningin, hoe bewonderenswaaidig is uw Hart wegens de vollieid zijner barmhartigheid ! Het alles overtreffend werk van barmhartigheid, door God tot onze verlossing in den tijd gewrocht, werd voltrokken in Uw H. llart, waarin God ziju verblijf wilde nemen en waar Ilij zich eene woning bereidde uit de vlekkelooze zellstan-digheid van uw maagdelijk lichaam; eene woning, die op zeven zilveren zuilen rust en waai in Hij een gouden rustbed plaatste, namelijk Uw allerheiligst Hart, waarop Hij de zoetste rust geniet.quot;

De H. Bonaventura (f 1274) zegt in zijne verklaring van het 2quot; hoofdstuk van den 11. Lucas, dat het Hart van Maria door de arke des Verbonds voorafgebeeld is; want evenals deze uit onbederfelijk hout was vervaardigd, zoo was ook het vlekkeloos Hart van Maria vrij van alle bederf; gelijk

(1) lu deprec. ad V. M.

-ocr page 45-

deze van binnen en van buiten geheel met goud was bedekt, eveneens was het Hart van de Moeder der sclioone liefde gclied vervuld van liefde tot God en lot, ons; gelijk verder de ark de tafelen der wet in zich bevatte, zoo ook had do H. Geest met gouden letters alle wetten, door deu Zaligmaker uit deu Hemel op aarde gebracht, iu het Hart van Maria geschreven; gelijk eindelijk de arke des Verbonds een weinig van het manna bevatte, door God tot voeding van zijn volk uit den hemel gezonden, zoo bewaarde ook Jesus' Moeder alle geheimen, door haar Goddelijken Zoon voor ons op aarde voltrokken, alsmede de woorden des levens en de Goddelijke waarheden, voor ons uit den Hemel medegebraeht, als cqu zoet en kostbaar manna ter voeding der ziel, voor ons in haar H. Hart.

De II, Laurentius Justinianus (f lia») stelt ons het Hart van Maria voor »als een spiegel, waarin het lijden des Zaligmakers zich allerduidelijkst afspiegelt, zoodat wij daarin een volmaakt beeld van zijnen dood aanschouwenquot;. (1)

De H. Richardus van Sint-Laurentius prijst in zijne twaalf boekeu, Maria ter eer geschreven, herhaaldelijk het H. Hart van Maria. Hij noemt het de bron en den oorsprong onzer zaligheid, (3) en het eerste Hart, dat waardig werd bevonden den

(1) de triumph, agcpn. Chr. c. 31.

(2) 1. 3. part. 3.

-ocr page 46-

44

cengeboren Zoon Gotls in zicli op te nemen; lij noemt het de plaats, waar de reehtvaardiglieid en de barmhartigheid zich den kus des vredes hebben gco-even; de bibliotheek der heilige Schrift, wijl het geheel het oude en nieuwe Testament als zijn schat in zich bevatte; en het boek, waarin de vinger Gods, dat is de !!. Geest, het geheele leven van Jesus met gouden letters heeft opgeteekend.

De 11. Lodewijk van Granada, een der waardigste zonen van den H. Dominieus, schrijft in zijne overweging over de Geboorte van Jesus Christus! «Het Evangelie besluit het verhaal van de liefelijke geheimen der Geboorte onzes Zaligmakers met eene ons uiterst aangename bemerking, waarin het Hart der 11. Maagd ons voor oogen wordt gesteld, met de woorden: jMaria bewaarde al deze woorden in liaar Hartquot;. I'it geheele verhaal is een koninklijke maaltijd, als een tafel van verscheidene spijzen voorzien, die God bereid heeft voor zijne uitverkorenen. Het Kind, de Moeder, de Kribbe, de Engelen, de Herders, alles is vol wonderen en vloeit ovcx van honing. Ieder kiest de spijze die hem het beste bevalt. Voor mij — ik beken liet openlijk _ is het laatste gerecht, dat ons wordt aangeboden in liet H. Hart van Maria en in hetgeen daarin voltrokken wordt, eene spijs van onbeschrijfelijke zoetheid. Wie zou zoo gelukkig zijn, door eigen ondervinding dit geheim te kunnen smaken, en ons daarover te kunnen sprekenquot;?

De zalige Canisius (t 1597), een heilige van ons

-ocr page 47-

45

vaderland, dien niet lang geleden (18(53) de eer der zaligverklaring tc beurt viel, prijst in de vele geschrifun, ter eeie der Moeder Gods door hem geschreven, dikwijls haar li. Hart. Onder anderen zegt hij: sis er spraak van het kuiseh Hart van Maria, dan beweer ik, dat het eon zeer zuiver en heilig Hart is, wijl Maria de cersto was die belofte van zuiverheid heeft afgelegd; dat het verder een zeer ootmoedig Hart is, want door de ootmoed haars Harten beeft Maria bij voorkeur de genade verdiend, den aanbicklelijken Emmanuel te ontvangen ; dat het een brandend Hart is, wijl het blaakt van het vuur eener onbegrijpelijke liefde, jegens God en den naaste; eindelijk, dat het een zeer zorgzaam en trouw Hart is, daar het do wondervolle gebeurtenissen, die in het leven van onzen liefdevollen Zaligmaker voorvielen, in zich heeft bewaardquot;, s Voorzeker, roept hij uit, een heerlijk toonbeeld van een hart volgens het Evangelie, dat zoo blijmoedig de goddelijke schatten in zich bewaardequot;. (1)

Hoewel de godvruchtige Thomas a Kcmpis niet onder de Heiligen wordt geteld, hebben zijne woorden voor menigeen geen mindere waarde. Over Maria's liefdevol Hart spreekt hij aldus: «Zouden wij een veiliger toevluchtsoord kunnen vinden, dan het barmhartig Hart van Maria? Daar vindt de arme een onderkomen, de zieke de uoodige ge-

(1) 1. 4, c. lü.

-ocr page 48-

46

neesmiddelen, de bedroeUlc verlichting, de twijk-lende raad, de verlatene hulpquot;.

Onder de Heiligen, die het H. Hart van Maria vooral vereerd hebben, verdient de 11. .loseph wel de eerste plaats. A\el deelt ons de ïl. Schrift dienaangaande niets uitdrukkelijk mede, doch in de woorden »Joseph was de Bruidegom van Mariaquot; wordt ons duidelijk te kennen gegeven, dat de II. Joseph een hart bezat, meer dan eenig ander aan Maria's Hart gelijk, en dat het zijn roem en zijn streven was, aan liet li Hart zijner verhevene Liuid in gedachten, begeerten en werken steeds welge-valliger en meer gelijkvormig te worden: voorzeker eene vereering, die elke andere verre oveitrelt.

Aan den H. Joseph sluit zich dc il. Joannes aan. Als lievelingsapostel van Jesus moest hij ook zijne allerheiligste Moeder en haie rijiv begenadigde eu heilige ziel hoog schatten en beminnen. Ook was het het II. Hart van Maria, waaruit de H. Joannes met den bijstand cies H. Geestes die schoonc cn verhevene gedachten putte, welke hij ons in zijn Evangelie en zijne Openbaring heeft nagelaten; want zegt de H. Eupertus: »het II. Hart van Maria is dc plaats waar de H. Schrift weid bewaardquot;. De H. Brigitta, de H. MeehtilJis en de H. Gertrudis werden door God zeiven aangespoord, het H. Hart van Maria op eene bijzondere wijze te vereeren. Voorzeker zullen zij daaraan ijverig beantwoord hebben.

Be H. Thomas, Aartsbisschop van Kantelberg

-ocr page 49-

(f 1170) had ccne groote devotie tot de zeven liciligo vreugden, door Maria's Hart hier op aarde gesmaakt, namelijk bij do Boodschap, het Bezoek van Elisabeth, de Geboorte van Jesns, de aanbidding der II. drie Koningen, de wedervinding van Jesns in den tempel, da Verrijzenis van Jesus en hare eigene opneming ten Hemel. De Moeder Gods verscheen aan dien Heilige, betuigde hare vreugde over die vereering en spoorde hem aan, om tegelijk met deze vreugden ook de zeven vreugden te vereeren door haar Hart in den Hemel genoten, te weten : toen zij boven alle engelen en heiligen verheven werd, toen zij mei eene onbeschrijfelijk schoone kroon gekroond wsrd, toen zij bekleed werd met een lichtglans gelijk aan dien der zon, toen zij de eerbewij zingen aller bewoners des Hemels ontving, toen haar als Koningin de heerschappij over Hemel en aarde geschonken weid, toen zij de kracht ontving hare dienaren met alle genaden te overladen, en tevens de verzekering, dat hare vreugden tot aan het einde der wereld zouden toenemen.

De zalige Herman Joseph (f 1203) van de orde van Premonstreit, die in de stad Keulen den wes:

' O

der heiligheid bewandelde, bad dagelijks een Weesgegroet ter eere van het Hart van Maria.

De H. Ignatins (f 155G), stichter .der Sociëteit van Jesus, wordt gewoonlijk met een van liefde-vlammend hart afgebeeld. Vragen wij hem, of hij om die groote zich geheel en al opofferende liefde

-ocr page 50-

48

to verwerven, ook hulp gev.cclit liccft bij het Ilait van Maria, dan zoude hij ons antwoorden: »zeer zeker; want sedert mijne bekcering, droeg ik voortdurend op mijne borst en op mijn hart eene afbeelding van hot II. Hart van Maria, vurig wenschendc, dat Maria mijne Moeder, wie ik mijne wapenen en geheel n ij zeiven had toegewijd, mijn hart eu allo zijne gedachten en verlangens zooveel mogelijk aan haar Hart gelijkvormig zoude maken. En het H. Hart van Maria, dat ik aldus vereerde, heeft voor mij vele uitstekende genaden van God afgesmeekt.

De II. Philippus Xerius (t 1595) heeft in zijn boek, waarin hij allo ehristenen doch in 't bijzonder de leden zijner Congregatie onderricht, hoe zij iederen dag door oefeningen ter eere der Allerheiligste Maagd, kunnen heiligen, acht overwegingen medegedeeld voor het feest van Maria's Hart; die voor eene achtdaagsche viering van dit feest moeten dienen. Door haren inhoud leggen zij een welsprekend getuigenis af, hoezeer de heilige, wiens hart zoo van liefde tot God gloeide, dat het zich mot geweld uitzette, het H. Hart van Gods Moeder heeft hooggeschat, bemind en vereerd.

Ho H. Franciscus van Sales (f 1622) eindelijk, heeft zija hoofdwerk, namelijk zijn boek over de

liefde tot God, aan Maria's liefdevol Hart toegewijd.

Hu Heiligen aller eeuwen derhalve, voor en aleer do vereering van het H. Hart van Maria als broederschap was ingesteld en verspreid, bewonderden eu vereerden met ijver dit verheven en liefdevol

-ocr page 51-

49

Hart. Hoeveel meer redenen hebben wij om bun voorbeeld te volgen, nadat de H. Kerk, onze Moedor en Geleidster, deze devotie heeft goedgekeurd, geprezen en met vele aflaten begunstigd, en sedert do ondervinding ons do vruchten aanwijst, welke deze devotie zoowel in enkele personen als in ge-heele parochiën en steden over geheel de wereld heeft voortgebracht en nog voortdurend voortbrengt.

-ocr page 52-

TWEEDE DEEL

DE SCHOONHEID VAN HET H. HART VAN MARIA.

ilOOT'DSTUK 1,

HET HART VAN MA KJ A IN' ZIJNE ONTVANGENIS.

Elke verecring, zal zij niet bloot uitwendig zijn, moet op inwendige hoogachting en liefde steunen. Teu einde derhalve ecne ware hoogachting voor hot Onbevlekt Hart van Maria te bekomen en cene vurige liefde tot dat beminnelijk Hart in ons te ontsteken, zullen wij op de eerste plaats de schoonheid en volheid van genade beschouwen, waarmede het Hart der Moeder Gods geschapen werd en waardoor het evenals de opkomende zon gestadig meer en racer schitterde, tot het in den Hemel het toppunt der heerlijkheid bereikte.

Bij het zien van een schoon schilderstok of van een trotseh kerkgebouw, zijn wij gewocn tc vragen : » Wie heeft dit kunststuk gemaakt?quot; en naarmate dc naam des kunstenaars goed of minder goed klinkt, stijgt of daalt onze bewondering. Eveneens kunnen

-ocr page 53-

wij bij de beschouwing van hot 11, Hart van Maria de vraag stellen: » Wie heeft dit Hart gevormd ?quot; Eu het antwoord luidt: God. Doch wie en wat is God? De II, Schrift en de geleerden antwoorden: Degene die van zieh zelvea zegt: alk ben die ben.quot; (1) of wel; het eenig en volkomen onafhankelijk wezen. Willen wij eenigszins begrijpen welk eene hooge volmaaktheid in deze uitdrukking ligt opgesloten, dan hebben wij slechts een blik op onze omgeving te werpen. Van al wat wij zien, bestaat niets uit of door zicii zeiven; alles is afhankelijk en duizendvoudig begrensd, zoowel in zijn wording als in zijn bestaan. De plant is met haar wortels aan de aarde gehecht, het dier heeft de plant noodig, de menseb zijn evenmensch en de krachten der natuur; geheel de aarde en al de planeten zijn wederom met de zon verbonden en het eene zonnestelsel moet zich met de overige om een gemeenschappelijk zwaartepunt bewegen. Doch het éene wezen, dat van geen ander afhankelijk en in zijne onmetelijkheid, in zijn bestaan, in zijne macht, in één woord in alle opzichten onbegrensd en onafhankelijk en als het middelpunt is, waarheen zich het zoo even genoemde punt der wereld te zamen met alle werelden beweegt, het is God. En God nu, de oneindige volmaaktheid zelve, is de Schepper van Maria's Hart, Misschien zal men mij tegenwerpen ; heeft God alle schepselen gemaakt,

(V) Exod. III, 1'.

-ocr page 54-

52

dan is liet geen voorrecht, aan Maria's Hart geschonken, God zelf tot Schepper te hebben. Inderdaad , al liet geschapene is door God geschapen; doch het volmaaktste onder alles wat dit oneindig Wezen schiep cn als het kunststuk van den grooten Meester, het is na Jcsus Hart het Onbevlekt Hart van Maria. Immers Maria's Hart is liet Hart eencr Moeder van God. Maria is het schepsel dat eeuwig voor den geest des Allerhoogsten zweefde, want voor dat de grondslagen der aarde waren gelegd, waart Gij bij Hem. (1) Gij zijt uit den mond des Allerhoogsten voortgekomen. Daarom mogen wij uit de grootheid van den Schepper, die door Zijne macht en liefde Maria's Hart zoodanig vormde dat liet waardig was allerinnigst met God vereenigd te worden, met het volste recht tot de onbeschrijfelijke schoonheid van dit H. Hart besluiten. Willen wij evenwel de schoonheid en volheid van genade, door God aan dat H. Hart geschonken, beter leeren kennen, dan moeten wij de verhouding van het Hart van Maria tot elk der Goddelijke personen overwogen.

§ ]. Maria's Hart is hd Hart mn de Dochter des Hemelsclten Vaders.

Aan God den Vader, het beginsel in de Godheid, schrijven wij gewoonlijk do schepping toe.

(I) Prov. VIII, 32 etc.

-ocr page 55-

Bij de schepping der wereld ontstond alles door één enkel woord; «liet wordequot; sprak de Almacht, en het was er. Slechts bij de schepping van den eersten naensch sprak God ; t laat ons den naensch maken.quot; Hier is het alsof God vooraf raad houdt met zich zeiven ; eerst vormt Hij het lichaam en daarna blaast Hij in zijn aangezicht den adem des levens, dat is, de onsterfelijke ziel. Waarom die bijzondere zorg? Omdat, zeggen de H. Vaders, de mensch, de kroon der schepping geschapen werd. En vragen wij verder: waarom is toch de mensch de kroon der schepping? dan luidt het antwoord: wijl op deze aarde de mensch het volmaaktste beeld van God is. God is de oneindige schoonheid en elk wezen is slechts in zooverre schoon als liet op Hem, den oneindig Sehoone, gelijkt.

Met het Christendom begon eene nieuwe schepping : Christus is de nieuwe Adam en Maria de nieuwe Eva. Ook bij deze tweede schepping had de H. Schrift de H. Drievuldigheid woorden van beraadslaging in den mond kunnen geven; want God wilde een nieuwen Adam en eene nieuwe Eva scheppen, die naar Zijn beeld zouden zijn gemaakt, en wel zoo volmaakte .evenbeelden, dat de eerste Adam tegenover den tweeden en de eerste Eva tegenover de tweede zoude wezen, wat de schaduw is tegenover het licht eu het beeld tegenover de werkelijkheid. Maria, zegt de II. üernardus, werd geheel afzonderlijk als eene geheel bijzondere wereld geschapen. Maria was, volgens de uitspraak van den

-ocr page 56-

54

H. Clirysostomus: (1) »tiet gvoote wonder der wereldquot;, ja volgens den li. Ephrera; (2) »liet grootste wonder der wereldquot;, cn naar liet oordeel van den II. Bernardus: (3) «liet werk aller eeuwenquot;.

De gelijkenis van den mensch met God is deels natuurlijk, in zooverre da mensoh evenals zijn Schepper verstand en vernuft bezit; deels bovennatuurlijk , in zooverre hij door heiligheid en gerechtigheid eeuigszins op God gelijkt. Maria's ziel was onder elk opzicht een hoogst volkomen evenbeeld van God. Zij bezat, gelijk de H. Vaders ons leeren, een zoo verheven verstand, dat dc eerste Eva zich nauwelijks met de tweede kan vergelijken. Doch meer dan hooge geestesgaven gelden in het oog van God heiligheid en gerechtigheid, die het ware sieraad zijn van het hart.

Eva wist die schoonheid harer ziel niet te waar deeren, en verleid door de vleitaal der slang, verbeurde zij haar voor een kortstondig zinnelijk genoegen. Nu besloot de Hemelsche Vader zich eene nieuwe dochter te scheppen: eene dochter, die zijn volmaaktst mogelijk evenbeeld moest wezen; eene dochter, die Hij als Moeder van Zijn eeniggeboren Zoon verre boven alle schepselen naast zieh zoude plaatsen; eene dochter, die bestemd werd tot eene Eva, eene moeder des levens van alle menschen;

(1) Hom. in hypap. Dom. (3) Or. de laud. V. (3) Serm. 3 de Pent.

-ocr page 57-

55

eene dochter op wier inwendige schoonheid Zijn Vaderoog geheel de eeuwigheid door met welgevallen kou neerzien; in één woord eene dochter, die Hij als de eenig beminde haars Vaders, onder alle millioonen dochters van Adam, die vóór haar, met haar en na haar zouden leven, van alle eeuwigheid had uitgekozen. Met wat genaden zal Hij dan haar Hart wel hebben versierd ?

De H. Bernardinus, de H. Thomas (1) en met hen alle godgeleerden leeren ons, dat God een ieder de genaden geeft die noodig zijn voor de bediening of het werk, waartoe Hij hem heeft uitgekozen. De waardigheid nu van Moeder Gods, waartoe de Hetnelscho Vader Maria bestemd had, is do hoogste waardigheid welke wij ons kunnen voorstellen. t Zoo verhevenquot;, zegt de H. Bernardinus, (2) » is deze waardigheid, dat God alleen ze volkomen begrijpt.quot; »Een grootere moeder, dan de Moeder Godsquot;, zegt de H. Bonaventura, «kan God niet scheppenquot;. Aan deze onbeschrijfelijk verhevene roeping beantwoorden ook onbeschrijfelijk verhevene genaden; want, zegt de H. Thomas: «gelijk er buiten God niets verhevener kan zijn dan Maria, eveneens kan ook niets volmaakter zijnquot; dan Maria en haar H. Hart.

Zoo is Maria de eenig beminde Dochter van den Hemelschen Vader. Stellen wij ons een Koning

(1) 111, q. 27. a 4.

(3) t. 2. Serra. 51, a. 3. c. 2.

-ocr page 58-

56

vooi'j die slechts een eenig kind, ecne dochter, bezit. Hoezeer zal hij deze dochter liefhebben, met wat zorg zal hij haar trachten op te voeden en te onderrichten en — zoo het een godsdienstig vader is — inet wat ijver zal hij er zich op toeleggen , haar hart met edele hoedanigheden eti deugden te versieren. Geen billijk verzoek zal hij haar weigeren, en al wat hij bezit, mocht het noodig zijn, zal hij voor haar opofferen. Welk aardseh koning evenwel kan in goedheid en rijkdom met den Koning der koningen, den Hemelschen Vader, vergeleken worden? Wat al wonderen moet de almacht des Vaders, bij de vorming van Maria's Hart, dan wel hebben gewrocht; wat al schatten en genaden moet de oneindige Goedheid wel hebben meegedeeld?

Op U, o Hart van Maria heeft de Hemelsehe Koning Zijn Goddelijk Vr,derzegel gedrukt! Uoor de schoonheid van nw Hart, o Maria, zijt Gij een hoogst volmaakt evenbeeld van uwen al machtigen oneindig Zaligen Vader ! Wegens de schoonheid van uw Hart, zijt Gij reeds bij Uwe Ontvangenis boven de grootste heiligen verheven! W egens de schoonheid van uw Hart zijt Gij waardig bevonden, als Moeder van God om zoo e zeggen met God zeiven in een verwantschap van den eersten graad te treden en als de eenig beminde Dochter van den Koning van Hemel en aE.rde aan de zijde van uwen Vader door ons en alk schepselen geëerd en geprezen le worden.

-ocr page 59-

57

§ 2. Maria's Hart is het Hart der Moeder van den Zoon Gods.

Gelijk den Vader de almacht, zoo wordt dea Zoon Gods de wijsheid toegeschreven, welke orde schenkt aan de vormelooze stof en schoonheid uitspreidt over geheel de natuur. De Wijsheid immers »bestuurt de wereld met kracht van af liet éene einde tot aan het andere, en ordent alles met zachtheid.quot; (1) Verlangt gij eene flauwe voorstelling van de harmonie en wijsheid, die in de schepping uitstralen, en kunt gij met uw verstand al de rijken der natuur noch de wereld der sterren omvatten; neem dan een eenvoudige bloem in uw hand en beschouw den wortel met zijn fijn gevormde vezels, don stengel met zijn kanalen en cellen waarlangs het sap tot do bloem opstijgt, de verschillende bladeren, hunne plaatsing, hun vorm, hunne kleur hun adereu, vervolgens den kelk , de bloemkroon, do fijne meeldraden, de vruchtbollen beschouw eindelijk hoe al die deelen, tot een geheel verbonden, van eikander afhangen en elkander behulpzaam zijn. En wanneer gij dan erkennen moet dat misschien een menschenleven niet toereikend is om de kunst en de geheimen op te sporen, door de eeuwige Wijsheid in een enkele plant neergelegd, weet dan wel dat alle wonderen en schoonheden der geheele zichtbare wereld slechts eene schaduw zijn en een niet in vergelijking van de wonderen en

(1) Say, V'llJ, 1.

-ocr page 60-

58

schoonlieden der onziclitbarc wereld, van een hart dooide Godheid met de heiligmakende genade versierd.

Ouder alle harten evenwel, door Gods Wijsheid geschapen en met gunsten overladen, is na het Goddelijk Hart van Jesus, het H. Hart van Maria het zuiverste het heiligste en het volmaaktste, want door de eeuwige Wijsheid, den eeniggeboren Zoon ■van God is het tot het Hart Zijner Moeder uitgekozen.

Eene voorafbeelding der mensehgewordene Wijsheid was de koning Salomon, wiens wijsheid , volgens het woord der H. Schrift, (1) zoo groot was, dat niemand, noch vóór noch na hem, hierin aan hem gelijk was. Het beroemdste zijner werken was de tempel van Jerusalem. Hij deed kunstig bewerkt erts, de schoonste ceders van den Libanon cn de bekwaamste werklieden van ïyrus komen, bouwde in zeven jaar den tempel, en plaatste daarin een gouden altaar een gouden tafel voor de toon-brooden en tien gouden kandelaars. Het Heilige der Heiligen bekleedde hij geheel met liet fijnste goud. Dat alles geschiedde om den Heer een huis te bouwen, waar men Hem gebeden en offers kon opdragen en de arke des Verbonds kon bewaard worden.

Ook- de Goddelijke Wijsheid bouwde voor zich zelve een tempel, namelijk de allerheiligste Maagd cn daarin ook een Heilige der Heiligen, ts weten,

(1) 3 Reg. UI, 12.

-ocr page 61-

80

het Hart van Maria. Hier zoude niet slechts de H. Maagd, de hoogepriostercs van het nieuwe Verbond, gelijk de hoogepriestei in het oude Verbond, voor zich en voor haar volk bidden, neen, Hij, van wien Salomon bij de inwijding des Tempels zeide, dat de Hemel der Hemelen Hem niet kunnen bevatten, zoude hier persoonlijk als God en mensch komen wonen. AVelk een wondervolle tempel, welk een prachtig heiligdom moet Maria's Hart dan wel wezen, bekleed als het is met het zuiverst goud der hoogste genaden en volmaaktheden. »De Allerhoogste heiligde zijne woning,quot; (1) en vroeg in den morgen za! . God haar helpen. 8Wees gegroet, o Maria,quot; roep ik U toe met den H. Cyrillus, (2) «Wees gegroet, o Tempel, waarin God wordt opgenomen.quot; Gij zijt een heilige Tempel , gelijk de propheet uitroept: b heilig is uw Tempel en wondervol schoon in zijne evenredigheden.quot; Wees gegroet, o Hart van Maria, U prijzen alle geslachten zalig, want in TJ heeft de Wijsheid zich een huis gebouwd, (8) niet slechts gelijk Sa-lomons tempel één der zeven wereldwonderen, maar na het Hart van uw Goddelijken Zoon helgrootste wonder der aarde en van geheel de schepping.

Volgens Gods raadsbesluiten moest Maria door de kracht van den II. Geest het eindig beginsel

(1) I's. XLV, 5.

(3) Cyr. alex. euc. in 5S. M.

(3) Prov, IX, 1.

-ocr page 62-

60

van Jesus' H. Menschlieid worden, en daar ecu kind op zijne ouders gelijkt, wilde ook do Zoon naar ziel en liohaam zooveel mogelijk op Zijne Moeder gelijken. Daarom vormde Hij haar Hart zoodanig, dat het voor een God in Zijne mensoh-wording eene waardige woning was. Doch wat al volmaaktheden worden daartoe gevorderd! «Indien Mariaquot;, zegt de li. Thomas van Villavova, (1) «eene waardige Moeder van God was, welke volmaaktheden zijn haar dan niet noodzakelijk geweest?quot; Ik wil hier niet spreken van de vlekkelooze reinheid, waarmede Maria's Hart behoorde ontvangen te worden; wie toch kan deu Zoon den smaad aandoen van te beweren, dat Zijne Moeder eene slavin van den Vorst der duisternis is geweest en dat haar Hart, uit wiens bloed quot;ij zelf gevormd is, ook sleehts een enkele polsslag heeft gedaan in den dienst der slang en beladen met de erfzonde? Met veel meer recht mogen wij met den H. An-selmus zeggen: # eene reinheid (en heiligheid des harten), waarboven geene grootere kan gedacht worden, tenzij Gods reinheid zelve, behoorde te recht de Maagd te versieren, aan wie niet slechts Gcd de Vader Zijnen eenigen beminden Zoon besloten had te schenken, maar die ook de Zoon zelf had uitverkoren om haar tot Zijne Moeder te verheffenquot;. »Gecn aardsche woningquot;, zet't de H.

(i) Couciu 3 de nat, V. M,

-ocr page 63-

61

Ambrosius, (1) ) maar een liemelschc woning koos Christus voor zich uit, om er op deze aarde in neder te dalen.quot;

Heeft elk kind, volgens de !i. Sclmffc, het streng gebod: «eert uwen vader en uwe moeder,quot; zou dan de Goddelijke Zaligmaker, de beste aller menschenkinderen op dit gebod geen acht geslagen hebben? Een braaf kind tracht al dalgenc te verrichten, wat zijne moeder verblijden kan, en voor haar welzijn offert het blijmoedig zijn geld, zijn arbeid, zelfs zijne gezondheid en mocht het noodig zijn, zelfs zijn leven op. Zoude Jesus Zijne Moeder minder liefhebben? Hij die bij het intreden iu het huis van Petrus aanstonds diens schoonmoeder genas, wijl Petrus kort te voren Zijn leerling was geworden? s Meer dan alle overige heiligen,quot; zegt de H. Bernardus, (2) swerd Maria door God in het oogenblik haver Ontvangenis bemind , daar Zij als de toekomstige Moeder bemind werd.quot; En de II. Bernardinus zegt: (3) de liefde waarmede de Zoon op Zijne Moeder neerziet, moet iedere andere liefde overtreffen, zoodat Hij op geheel het llemelsch hof, allen te zamen genomen, niet niet zoodanige liefde kan neerzien.quot; Daarom, moet deze kinderliefde die een zoon zijne moeder toedraagt, het eeuwig Woord als het ware genoodzaakt heb-

(1) De inst. Virg. C. d.

(2) Epist. 171'.

(3) Ser, ül, a 3, c. 7,

4

-ocr page 64-

(52

ben ora met alle genaden en gaven , clie Zijne Wijsheid kon uitvinden, en die Zijn onmetelijke rijkdom, van den Vader ontvangen. Hem aanboden, liet Hart Zijner Moeder te versieren, daar Hij wist dat Maria niets vuriger verlangde noch wenschte dan een hoog begenadigd en heilig Hart. Wel mogen wij dan, o Maria, bij de beschouwing van uw H. Hart, met den H. Hugo van Sint Victor U toeroepen: (1) »o Waardige des Waardigen, o waardige Moeder van een waardigen Zoon! o Gij Schoone des Schoonen, Gij Verhevene des Verhe-venen, o Moeder van uw God.quot;

§ 3. Maria's Hart is hel Hart der Bruid van den II. Geest.

Wat de Almacht der H. Drievuldigheid scheppen en Hare Wijsheid uitvinden kan, dat alles wilde Hare oneindige Liefde, do H. Geest, de uitdeeler der Goddelijke genaden, aan het Hart van Maria schenken.

De liefde is overeenkomstig den aard van haar voorwerp, eene zinnelijke, geestelijke of zedelijke. De zinnelijke liefde is de geringste want haar voorwerp is het stoffelijke met zijn glans en genot, llooger staat de geestelijke liefde, daar zij eene eigenschap en oen voorrecht is van den met verstand begaafden mensch; haar vooiwerp z'jn geestelijke zaken, bijv. wetenschap en beschaving. De

(I) Serm, de ass.

-ocr page 65-

63

kennis en wederzijdsche mededecling van dergelijke zaken leggen den grondslag voor eene ware vriendschap. De hoogste liefde echter is de zedelijke, wier voorwerp en beweegreden de deugden en de uitmuntende eigensch;ippeii des harten zijn. Zij vormt den grondslag van de edelste vriendschap, waarom men haar ook de vriendschap der edele harten kan noemen. Naarmate nu de beweegredenen en de eigenschappen des harten natuurlijke of wel bovennatuurlijke deugden zijn, is ook de zedelijke liefde eene natuurlijke of eene bovennatuurlijke. Deze komt op eene bijzondere wijze van God en heeft ook God zeiven tot doel; vandaar dat zij gene evenver overtreft als de Hemel boven de aarde verheven is. Deze bovennatuurlijke liefde kan overeenkomstig haar voorwerp en den persoon verschillende graden bezitten. Zoo kunnen wij een mensch boven een anderen do voorkeur geven, wijl hij dezen in deugden overtreft, en een Seraphijn kan vuriger beminnen dan wij arme menschen kinderen. Vandaar dat de liefde des II. Geestes, wijl zij de liefde van een God is, evenveel de liefde aller schepselen te bovengaat, als het ongeschapen Wezen boven alle schepselen verheven is. Met, haar vergeleken is elke liefde der schepselen geringer dan een lichtstotje vergeleken met geheel de zee van licht in de zon. Alle stralen nu dezer Goddelijke liefde vielen in het Hart van Maria, waar zij zich als in een brandpunt vereenigden. De stralen onzer zon opgevangen in een brandglas zetten vaste stoffen in vlam; welk

-ocr page 66-

64

een s;loetl van liefde eu volmaaktheid moet dan in het Hart van Maria, door al die vereenigdc stralen der Goddelijke liefde wel zijn ontstoken? » De Geest Godsquot; zegt de 11. Anselmus, (l) »de Liefde van den Vader en den Zoon kwam zelf tot Maria en verhief de Koningin van Hemel en aarde tot Zijne Bruidquot;; en gelijk de H. Basilius zegt: s de allerheiligste Maagd ontving alle genaden van den H. Geest, zoodat zij met reeht mocht uitroepen: i in de volheid der heiligen is mijn verblijf.quot; (2)

Maria is op eene geheel bijzondere wijze de Bruid van den H. Geest; aan welke waardigheid en vereeniging de hoogste genaden moesten beantwoorden; wieii toch zal de H. Geest, do bezitter en uitdeeler aller genaden eerder met Zij tic gaven verrijken dan het Hart zijner Bruid, die Hij, volgens hot gevoelen van den H. J ustinianus, Suarcz en anderen meer beminde dan alle engelen en heiligen te zamen, en dat reeds, zooals de H. Alphonsus er bijvoegt, van af het oogenblik harer ontvangenis. (3)

De H. Geest zelf beschrijft ons zijne liefde tot Maria in het Hooglied; want moet men daarin door de Bruid vooreerst de H. Kerk en verder elke rechtvaardige ziel verstaan, dan verbiedt ons toch niets, om vohrens de verklaring van den 11.

(1) de Excell. B V. c. 4.

(2) Eccles. XXIV, 16.

(3) Hcerl. v Maria 3. Orerw. over de Onb. üntv.

-ocr page 67-

65

Bernardus, den H. llupertus en vele andere li. quot;Vaders daardoor ook de H. Maa^d te verstaan, te meer daar de U. Kerk in hare daggetijden bijna het geheele lied op Maria toepast, en sommige plaatsen bijna niet verklaard kunnen worden, indien zij niet op Maria betrekking liebben. In dit Hooglied worden in sehoone beurtgezangen nu eens de uitmuntende eigensnliappen der Bruid, dan weder die van den Goddelijken Bruidegom bezongen. En al de bevalligheid en luister waarmede de Bruid getooid is, wat zijn zij anders dan een beeld van den luister en der schoonheid van de ziel of het hart, hetwelk de H. Geest, de Bruidegom van Maria, zoodanig gevormd en met zulke genaden verrijkt had? »Uwe wangenquot; zoo lezen wij daar (l) «zijn sehoon gelijk die eener duive en uw hals gelijk een halssnoer;quot; wegens de zedigheid, bescheidenheiden H. kuiaeheid gelijken de wangen van Maria op die eener duif, en wegens de gehoorzaamheid, daar zij zich blijmoedig onder het juk der geboden buigt, is haar hals met een gouden snoer omgeven. Hare oogen worden om de onschuld des Harten, die er in schittert, duivenoogen genoemd. (2) Haar hoofdhaar, het zinnebeeld der gedachten en begeerten des Harten biedt een liefelijken aanblik, gelijk eene kudde bij het bestijgen van een berg. Hare tanden zijn wegens de overweging, waardoor Maria zich

(1) C. I. 9.

(3) C. I, 14. IV, 1 etc

-ocr page 68-

66

eu haar Hart met tie spijzen van het Goddelijk quot;Woord voedt, wit gelijk de schapen die pas het badwater hebben verlaten. Hare lippen zijn als een purperen lint, en zoet is hare taal, daar zij uiteen liefdevol Hart voortvloeit. In 't kort wegens haar Onbevlekt Hart is de Bruid j geheel schoon en geen vlek is in haar.quot; Zij is waarlijk de draagbaar van Salomon j die uit onbederfelijk cederhout van den Libanon was vervaardigd, wier zuilen van zilver, wier leuningen van goud waren, van voren met purper, in 't midden met liefde bekleed om wille der dochters van Sion, wijl Maria wegens hare kuisehheid en reinheid op het goud eu zilver gelijkt, en wegens hare vurige liefde, waarmede haar midden dat is haar H. Hart is versierd, door alle dochters van Sion, dat is door alle uilverkoren zielen als de verhevenste en volmaaktste der Maagden bewonderd en geprezen wordt. (I) Uit deze wederzijdsche liefde volgt eene wederzijdsche tnededeeling van goederen, s Gouden halsketenen,' zoo spreekt de Bruidegom, (2) die met zilver besprenkeld zijn, zullen wij voor u maken;quot; en de Bruid zelve bekent, (3) dat haar Bruidegom haar in Zijnen wijnkelder heeft geleid en de liefde in haar heeft geordend,quot; wat wel niets anders aanduidt dan de gaven en genaden waarmede de li. Geest Maria's Hart heeft verrijkt.

(1) C. III. 9 etc.

(2) C. I. 10.

(3) C. li. 4.

i

-ocr page 69-

07

Indien een uitstekend schilder, zegt dell. Alphon-sus (1) zich eene echto;enoot,c kon uitkiezen, die geheel en al, in goede zoo wel als ir kwade ei genschappen, zoude overeenkomen met het portret, dat zijne meesterhand vermocht te schilderen; wat moeite zon hij zich geven om aan dat beeld alle mogelijke schoonheid te schenken! Zoude de II. Geest ten opzichte van Maria anders gehandeld hebben? Zoude Hij, die toch de macht bezat, zijne Bruid met zoodanige schoonheid te scheppen als aan hare hooge waardigheid betaamde, dit misschien niet gedaan hebben? Neen Hij heeft gedaan wat behoorde te geschieden, want God zelf openbaart het ons wanneer Hij van Maria zegt: »Gij zijt geheel schoon, mijne vriendin, ener is geen vlek in U,quot; De H. H. Ildephonsus en Thomas passen deze woorden op Maria toe en Cornelius a Lapide zegt van dezen tekst der H. Schrift, dat de H. Bernardinus van Siena en de H. Laurentius Jus-tinianns deze woorden in letterlijken zin van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria verstaan ; vandaar dat de li. Jordanus zich tot de Goddelijke Moeder wendende Haar toeroept; «geheel schoon zijt Gij, o Glorierijke Maagd !, niet slechts gedeeltelijk maar geheel en al.quot;

Onder de menschen der wereld tracht de bruidegom aan de bruid zijne liefde te betoonen, door haar kostbare oorsieraden, armbanden, zijden kleederen of iets anders te schenken, wat aan haar hart wel-

(1) Heerl. v. M. 3 Ovenv. van de Onb. Ontv.

-ocr page 70-

68

gevallig is; dikwerf biedt lüj haar niet slechts zijne beeltenis a;tn, maar door het woord «Ijartquot; geeft hij le kennen, dat hij haar geheel zijne liefde schenkt. En de H. Geest, de Hemelsche Bruidegom zoude zijne Bruid niet al wat haar welgevallig is aanbieden? Wel schonk Hij haar, gelijk een koninklijke bruidegom dezer wereld, geen sieraden uit het goud dezer aarde vervaardigd ; daar immers vond Maria geen behagen in, maar Hij gaf haar een gouden Hart, dat in het volle licht der Goddelijke genade als een edelgesteente schitterde, en elk anderen glans overtrof. Hij schonk haar ook Zijne beeltenis , door Maria s Hart tot een zoo hoogst volmaakt mogelijk evenbeeld Zijner heiligheid, Zijner goedheid en Zijner alles overtreffende Goddelijke liefde te maken. Voor deze Bruid heelt de H. Geest, gelijk de H. 11de-phonsus zich uitdrukt, (1) »al Zijne rijkdommen als het ware moeten bezigen om haar zoo groote genaden, zoo groote voorrechten, zoo groote geschenken en eene zoo groote waardigheid mede te deelen als een louter schepsel in staat is te ontvangen, en gelijk de allergelukkigste Ziel behoorde te bezitten, die na Christus bestemd was tot het eerste werktuig van denzelfden li. Geest, waardoor Hij de heiligheid wilde schenken aan het mensche-lijk geslacht. Zoo is Maria de spruit, waarvan Isa-ias in verrukking sprak: (2) »eeu Spruit zal op-

(1) Cf. Pianamonti: Cor. Mariae Cons. I, 3, (3) Is. XI, 1.

-ocr page 71-

69

schieten uit den wortel van Jesse en een Bloem verrijzen uit zijnen wortel. En op Hem zal rusten de Geest des Heeren.quot;

HOOFDSTUK 11.

mabia's haut bij zijne geboorte.

Het Hart van Maria, gelijk wij reeds gezien hebben, was het werk der hoogste Almacht, Wijsheid en Liefde; het was om zoo te zeggen het kunststuk der Godheid; want aldus sprak eens de Moeder Gods zelve tot de H. Mechtildis: (1) »Ik zie nog de vreugde die dell. Drievuldigheid om mij genoot; eene vreugde, vooral bij mijn ontstaan, zoo groot, dat van haar overvloed hemel eu aarde en allo schepselen juicliten. Want gelijk oen kunstenaar vóór hij een meesterstuk gaat maken, het zich in den geest voorstelt en zijn oog er met welgevallen op rust; eveneens verlustigde zich de H. Drievuldigheid in mij, toen Zij mij tot een beeld van Haar zelve schiep, waarin al de kunst van Hare macht, wijsheid eu goedheid uitblonk.quot;

Bij de geboorte van Maria werd dit kunststuk voor de oogen der rnetischcn, die in de blikken en en gelaatstrekken van Maria de weerkaatsing van den Groddelijken glans bespeurden, als ook voor de oogon der Engelen plechtig onthuld. Vóór de

(1) I, 53.

-ocr page 72-

70

onthulling beschouwt een kunstenaar herhaalde malen zijn werk, onderzoekt of er nog ergens een gebrek te ontdekken is en schenkt door zijne kunst aan zijne schepping alle mogelijke schoonheid. Eveneens zal ook de Goddelijke Meester getracht hebben om het Hart van Maria vóór ds geboorte door mededec-ling van grootere bevalligheid meer en meer te versieren, opdat allen die het kind zouden aanschouwen mochten erkennen, hoe volmaakt de Godheid haar beeld in het Hart van Maria heeft ingedrukt.

Ook de It. ouders 1 mchim en Anna werkten door hun godvruciitigen levenswandel en hunne vurige gebeden tot de volmaaktheid van Maria mede; want indien elk godvreezend vader en elke vrome moeder bij de geboorte van een kind den Hemel voor zijn geschenk bedankt, het den goeden God door eene opdracht als het ware terugschenkt, en Hem bidt het hart van het kind, geheel zijn leven lang, rein en onbevlekt te bewaren ; wot zullen de H. ouders Joachim en Anna dan wel gedaan hebben en welke zegeningen door hunne vurige dank-, lof-, en smeekgebeden in liet Hart van hunne eenig beminde dochter hebben doen ne derdalen.quot;

Er behoefde echter niet gebeden te worden om Gods Hart tot mildheid te stemmen ; de Hemelsche Vader immers beschouwde Maria als de uitverkoren Dochter die Hij boven alle andere teeder liefhad. De koningen dezer aarde schonken aan hunne kinderen reeds bij de geboorte hooge titelsi en waardigheden. De Koning des Hemels schonk eveneens

-ocr page 73-

71

groote gunsten aan zijne Dochter; wel niet voor de oogen der menschen, maar ten aansohouwe aller Heraelsche geesten , daar Hij haar Hart door den adel Zijner genaden in een koninklijk Hart vervormde; in een Hart, dat reeds bij zijne geboorte, gelijk de H. Yinoentius ïerrerius beweert, door z^ne heiligheid do heiligheid van alle engelen en heiligen overtrof.

Ook de Goddelijke Zoon zag op den dag van Maria's geboorte met het grootste welgevallen neder op het pasgeboren kind, waarin Hij zijne toekomstige Moeder aanschouwde. Met hoeveel vreugde zal Hij toen, voor de eerste maal, met alle engelen den geboortedag Zijner Moeder hebben gevieid, met welke geschenken van genade en liefde zal Hij op dien dag het Hart Zijner Moed. r hebben vereerd !

De H. Geest erkende in het pasgeboren kind Zijne toekomstige Bruid en vierde toen voor het eerst den geboortedag Zijner Hemelsehe Bruid. Wat zaligheid zal Zijne vindingrijke liefde op dien dag aan het Hart Zijner ecnig beminde hebben geschonken .'

Zoo trad het Hart van Maria deze wereld binnen, schitterend van de heerlijkste sieraden der Goddelijke genade. Op het zien van L', o Hart van Maria, «jubelden alle morgensterren en juichten de zonen Godsquot;, en vol bewondering riepen zij uit: (1) gt; Wie is zij die daar optreedt gelijk het opkomend morgenrood, schoon als de maan en uitgelezen als de zon.quot;

(1) Cant. VI. 9.

-ocr page 74-

72

HOOFDSTUK III.

MAMA'S HART IN DEN TEMPEL TE JERUSALEM.

Toen Maria drie jaren oud was, werd zij door hare ouders naar den tempel gebracht. Geene maagd, brandende van liefde jegens haar Verlosser, heeft zich ooit zoozeer verheugd, toen zij hare schreden richtte naar eeti klooster, het paradijs barer ziel, als Maria z'eh verheugde, toen Zij in den vroegen morgen van haar leven d; trappen van den tempel besteeg, om daar in het huis des Heeren de dagen harer jcu-gt;,d in onschuld en heiligheid door te brengen. «Ik zal ingaan,quot; zoo zal zij voorzeker met David in do blijdschap haars Harten hebben uitgeroepen , »tot het altaar des Heeren ; tot God die mijne jeugd verblijdt.quot; (1) » Hoe liefelijk, o Heer, zijn Uwe woontenten; mijne ziel verlangt en smacht naar de voorhoven des Heeren.quot; (1)

Eeeds de plaats zelve, waar de H. Maagd elf jaren verbleef, moest het welbehagen des Hemels op Haar doen nederdalen. Hoor ecne duizendjarige vereering van den waren God was dit oord boven elk ander ter wereld geheiligd. God zelf had deze plaats aan koning David voor het bouwen van den tempel aangewezen , hier op deze plaats , zooals God het te Gabaon aan Salomon openbaarde, (3) rustten

(1) Ps. XL11 4.

(2) Ps. LXXXlll, a, 3.

(3) 3 Keg. IX 3.

-ocr page 75-

73

steeds Zijne oogen en Zijn hart. Hier was Zijn troon van genaden, (1) vanwaar Hij vergeving der zonden, tijdelijke en geestelijke zegeningen, kortom alles wat men voor zijne zaligheid verlangen kon, aan een ieder verleende. Wes dit waar voor ieder Israëliet, zelfs voor den vreemdeling, hoeveel te meer moest dan de allerheiligste Maagd hier genaden en verhooring verwerven.

Een klein kind maakt door den eenvoud en de onschuld zijns harten dikwijls zelfs op een zeer bedorven menseh een diepen indruk. En Maria, het onsehuldigste en heiligste aller kinderen, — wanneer wij Haar op haar vierde jaar met vurige godsvrucht voor het altaar zien knielen — kunnen wij Haar ons anders voorstellen, dan als de vreugde en de blijdschap der H Drievuldigheid? Wat is de beste aller vaders in vergelijking van de liefde en goedheid van den Henielschen Vader? Een god-vreezend vader is het niet mogelijk het billijk verzoek van zijn braaf kind af te slaan ; wat zal dan de Hemelsche Vader aan Zijne eenig beminde Dochter, wanneer zij tot Hem bad, niet gegeven, wat aan haar H. Hart niet geschonken hebben?

Maria echter bad niet, gelijk wij het gewoonlijk doen, slechts gedurende een klein gedeelte van den dag, noch met nalatigheid en verstrooiingen, maar met de vurigste godsvrucht en de grootste aandacht, zooals nooit eene maagd op aarde gebeden had;

(1) 3 Heg, VIÜ, 3'ii etc.

-ocr page 76-

74

en niet enkel ee'n uur lang, maar gedurende vele uren, ja, geheel den dag door, in zooverre hare bezigheden dit toelieten, onderhield zij zicli voortdurend met God en ten einde in die samenspraken met haar God niet gestoord te worden, had zij, gelijk de H. Hieronymus verhaalt, de gewoonte aangenomen om allen die haar een dienst bewezen, met een; God zij gedankt, te antwoorden. Haar ■vurig verlangen naar den Messias, dat zich vooral in hare gebeden openbaarde, heeft volgens het gevoelen van vele Heiligen, meer dan het verlangen van alle Patriarchen en Propheten tot de komst van den Verlosser bijgedragen en de Verlossing verhaast. Het gebed van Maria was de sleutel van de schatkamer van God, waaruit om wille van Haar aan de wereld de grootste genaden werden medegedeeld. Doch met welke genaden zal dan dat onafgebroken vurig gebed het Hart zelf der H. Maagd hebben verrijkt?

Meer nog dan het gebed moest de opoffering van Maria den Hemel welgevallig wezen. Voorzeker heeft Maria vanaf hare aankomst in den tempel herhaalde malen zich zelve geheel cn al en in 't bijzonder haar H. Hart met al zijne verlangens cn voornemens aan de H. Drievuldigheid opgeofferd. Het offer is het middelpunt van den godsó:enst. Vandaar dat het met Abel begon en slechts bij het einde der wereld zal ophouden. Doch geen brand- of slachtoffer is Gode welgevallig als het offer van eigen wil en hart. En wanneer de waarde

-ocr page 77-

78

vau liet offer zich regelt naar de waarde van het opgeofferde, den offeraar en de wijze van opoffering, dan is er na het offer van oen Godmensch, geen enkel aan dat der allerheiligste Maagd gelijk ; want zegt de H. Bernardinus de Bustis (1) «nooit heeft God een heiliger, Hem welgevalliger schepsel aanschouwd, dat zich zeiven aan Hem heeft opgeofferd,quot; nooit heeft God een heiliger en kostbaarder offer gezien dan het H. Hart van Maria, en üooit heeft iemand met zoo groote liefde een offer gebracht als Maria. Groot en indrukwekkend was het offer door Salomon vóór duizend Jaar aldaar opgedragen , verhevener nog het offer waartoe Abraham duizend jaar vóór Salomon op dezelfde plaats bereid was, en buitengewoon waren dan ook de gaven en genaden die daarom zoowel op Salomon als op Abraham nederdaalden; doch onder alle was er geen in waarde gelijk aan het offer der allerheiligste Maagd ; want haar heilig en van liefde brandend Hart woog zwaarder in Gods weegschaal dan de honderd twee en dertig duizend offers van Salomon, dan Izaak de eenig beminde zoon van Abraham. De H. Ignatius zegt: » hoe edelmoediger wij ons jegens God gedragen, des te edelmoediger zal God ten onzen opzichte zijn; want Hij laat zich niet in edelmoedigheid overwinnen.quot; Schenken wij Hem nu ons hart, dan zal Hij ons minstens evenveel terug schenken als ons hart waard is. De goede God geeft echter, volgens de verzekering

(1) Marial, p. i, Serm. 1.

-ocr page 78-

76

van Zijn ééngeboren Zoon (1), eene goede, geschudde en overloopende maat, of gelijk Hij aan Zijne Apostelen beloofd heeft, Hij schenkt het honderdvoud terug. (3) Wat al genaden en verdiensten zal dan Maria bij den liefdevolllen Vader wel hebben verworven door die volkomene schenking en opoffering van haar Hart, reeds toen zoo welgevallig in Gods oog?

Gelijk haar Goddelijke Zoon in zijne jeugd, nam ook Maria hier in den tempel met de jaren steeds toe in wijsheid en genade bij God en de mensehen. Gelijk de zon in het oosten opgekomen, steeds helderder schittert hoe hooger zij stijgt, totdat zij den middag bereikt; eveneens vermeerderde dagelijks de schitterende glans der zielsschoonheid vau de in jaren toenemende Maagd. In veel hooger zin dan Judith, hare voorafbeelding, was Zij »de roem van Jerusalem, de vreugde van Israël, de eer van haar volk.quot; Wie zou in staat zijn den rijkdom van genaden te beschrijven, door Maria's Hart tijdens haar verblijf in den tempel door eene onaf-gebrokene oefening van deugden vergaderd! «Alle gedachten aan aardsche zakenquot; zegt de 11. Joannes Damascenus, (3) »hield de il. Maagd ver van zich verwijderd; zij omvatte alle deugden en oefende zich zoo ijverig in de volmaaktheid, dat zij in korten tijd den grootsten voortgang maakte en de

(1) Luc. VI, 38.

(3) Matth. XIX, 19.

(3) de fid. orth.l, ló.

-ocr page 79-

77

genade verdiende een waardige tempel des Hoeren te worden.quot;

Beroemde godgeleerden nemen als een zeer waar schijnlijk gevoelen aan, dat de rechtvaardige door •iedere-akte van goddelijke liefde, die hij met geheel de bovennatuurlijke kracht der deugd en der genade verwekt, de heiligmakende genade in zich verdub-delt. (1) Daarom zegt de H. Alphonsus ongeveer het volgende: (2) »wijl Maria nit alle krachten en met de grootste volmaaktheid bij de akten van liefde, die zij bijna voortdurend verwekte, met Gods genade medewerkte, zoo verdubbelde zij daardoor ook telkens den voorafgaanden graad harer heiligmakende genade en het getal harer verdiensten, zoodat indien zij duizend graden van genade bezat, zij zich door het daarop volgend werk van liefde twee duizend graden verwierf, door het derde vierduizend, door het vierde achtduizend, door het vijfde zestien duizend en door het zesde twee en dertig duizend graden. Welk eene som, welk een schat van genaden moet dan wel één dag, ééne week, één maand en één geheel jaar aan het H. Hart van Maria hebben geschonken, wijl haar leven een onafgebroken oefening van liefde tot God was!

Hier in den tempel te Jerusalem was Maria's Hart zelf door de hulp der Goddelijke genade tot een tempel geworden, dien de Heer met de heilige

(1) Suarez de ine. t. 3, d 18, s. *t.

(2) Heerl. v. M.

-ocr page 80-

78

olio Zijner genade liad gezalfd ; waar de Heei ala vanuit Zijn heiligdom zich met Maria onderhield; waar het heilig vuur der liefde voortdurend met hooger gloed brandde; waar dagelijks het reukwerk van vurige gebeden ten hemel steeg; waar nooit het licht des geloofs werd uitgedoofd; waar de altijd versche toonbrooden der reinste gedachten en begeerten, en het vlekkeloos offer der Gode welgevallige werken werden opgeottcrd; tot een tempel die zoowel den tweeden als den eersten tempel van Jerusalem, die iederen tempel in het nieuwe A erbond gesticht, en wat veel meer zegt die iederen tempel in de zielen der grootste heiligen door de genade opgericht, in heerlijkheid en pracht verre overtrof; want het Hart van Maria alleen was een der Godheid geheel waardige tempel. Daarom zag God met het grootste welgevallen op haar neer en haastte Hij zich, door aanneming der H. Menschheid uit Maiia, in dezen heerlijken tempel neder te dalen.

HOOFDSTUK IV.

MAKIa'S hart bij de menschwokding van gods zoon.

De twee grootste geheimen vau onzen heiligen Godsdienst zijn de H. Drievuldigheid en de Men'-ch-wording van den Zoon Gods. Daar het eerste buiten den tijd ligt, zoo is de Menschwording van

-ocr page 81-

79

Gods Zoon het grootste gelieim en liet verlievenste werk in den loop der een-.ven voltrokken. Zoo wondervol en verheven is dit geheim dat zelfs geen Enjrei het ten volle kan begrijpen. De plaats, waar dit wonder der wonderen plaats greep, was het inwendige van Maria, en de lijd, waarop liet voltrokken werd, was het oogenblik waarop de Aartsengel Gabriël aan de allerheiligste Maagd de boodschap der Mensehwording van den Zoon Gods bracht en Maria sprak: irnij geschiede naar uw woord.quot;

Hoe zullen de Engelen en in 't bijzonder de Bewaarengel der allerheiligste Maagd zich vóór do Mensehwording van hun God hebben beijverd om het II. Hart van Maria door heilige gedachten, verlichtingen en opwekkingen op eenc bijzondere wijze voor te bereiden en te versieren voor het feest van het huwelijk van de Godheid mot de Mensebheid !

Toen werd Gabriël, de eerste van Gods afgezanten, naar Nazareth gezonden. Vol eerbied tieedt hij het kleine vertrek binnen, waar de allerheiligste Maagd bad. »TV ces gegroet,quot; aldus luidt zijn plechtige aanhef. Waarom o H. Engel groet gij hier zoo plechtig en eerbiedig; de Engelen plegen immers op eene eenvoudige wijze den menschen Gods bevelen over te brengen? ilk zagquot; aldus zoude de Engel ons antwoorden, ide verhevene waardigheid en de onbeschrijfelijk groote genaden en de schoonheid van ziel der Maagd, die daar vóór mij knielde; vandaar dat ik er aanstonds bijvoegde, wat nooit te voren met gelijk recht tot

-ocr page 82-

-.11

80

eeu ander mensch had kunnen gezegd worden ; »Gij zijt vol van genade.quot;

Hier hebben wij het getuigenis des Engels en daarin tevens het getuigenis der eeuwige Waarheid , zelve, dat het Hart van Maria vol van genade is. Wie zoude nu nog durven beweren, dat men Maria's Hart te veel verheft, zoolang men het niet tot een Godde'ijk Hart maakt? Het is vol van genade, hetgeen zeggen wil: geene genade, geene deugd,

geene schoonheid ontbreekt er aan; een vat imnaeis is niet vol zoolang het nog meer kan bevatten. »Terwijl aan andere heiligen,quot; volgens de bemerking van den H. Sophronius op deze woorden des Engels, (1) »slechts een deel dor genade gegeven werd, ontving de allerheiligste Maagd geheel de volheid der genade,quot; dat is, in zoover een louter schepsel er ontvankelijk voor was.

.De Heer is met U,quot; zoo ging de Engel voort,

en de H. Augustinus voegde daarbij: (2) » om zoowel

in uw Hart als in uw schoot te zijn.quot;

Toen do Engel zeide: »Z:e, gij zult in uwen schoot ontvangen en eenen Zoon baren en Zijnen naam zult gij Jezus noemen. Deze zal groot zijn en de Zoon des Allcrhoogsten genoemd worden,quot; ,, had Maria eveneens kunnen vragen: «hoe zal dit geschieden? indien de Hemel der Hemelen Hem niet kan bevatten, hoeveel te minder zal mijn men-

(1) Serm. de Ass. 13. Y.

(2) de Sanctis Serm, IS.

-ocr page 83-

schelijk Hart dit vermogen.quot; En ook hierop had dc Engel kunnen antwoorden; »de H. Geest zal over U komen en de kracht des Allerhoogsten U overschaduwen.quot;

»0 mijn God.quot; roept hier de vrome Martinus van Cochen uit, (1) «hoe rein, hoe schoon, hoe rijk aan deugden moet Maria toen geworden zijn, daar de H. Geest haar eene schoonheid en heerlijkheid schonk, die ons verstand verre te boven gaan ! Toen gingen de woorden van David in vervulling; (2) »de Allerhoogste heeft Zijne woonlent geheiligd.quot; .T)e H. Geest kwam niet slechts over haar, maar ook in haar en vervulde haar zoozeer met Zijne genade, dat zij meer een Engel scheen te zijn, dan een mensch. Maria sprak: «mij geschiede naar uw woord,quot; en aanstonds na deze toestemming vormde de H. Geest uit het bloed van het Hart van Maria het lichaam van Jesus, waarmede zich de heiligste en meest begenadigde ziel, die ooit op aarde geleefd heeft eu tegelijk ook de Godheid verecnigde, die alle volmaaktheden in een oneindig hoogen graad in zich bevat.

O komt en nadert nu. Engelen en menschen! aanbidt in Maria den menschgeworden God en beschouwt en bewondert Maria's Hart, dat vanaf dit oogenblik door zijne waardigheid, zijne schoonheid en zijn rijkdom boven al het geschapene uit-

(1) Leb. Jezu u. M.

(2) Ps, XLV, 5,

-ocr page 84-

82

*

sp.hittert; want «toen Maria Moeder van God werd zoo leert de II. Thomas, t ontving zij — cn derhalve ook haar H. Hart — om deze innige ver-eenigins; met het oneindig Goed eene bijna oneindige waardigheid die door Pater Suarez: »oneindig in hare soort,quot; wordt genoemd. (1) «Geen verstandquot; zegt de li. Bernardinus van Siena, (2) noch van een raenseh, noch van een Engel kan den afgrond van genaden peilen, die in het oogenbhk der goddelijke ontvangenis in Maria nederdaalde, liet goddelijk verstand alleen kan dit begrijpen.quot;

Verlangt gij een beeld van deze uitstorting van genade in het Hart van Maria, stel u dan voor, dat de zon niet grooter zij, dan zij zich aan u voordoet, doeh dat evenveel licht en warmte als nu van haar uitstroTnen, cn dat zij in dien toestand voor uwe voeten nedervalle. Hoe zoudt gij door die zee van licht worden verlicht, door dien gloed verwarmd, zoo niet verleerd worden I Wat de zon is in de wereld der lichamen, dat is Christus in de wereld der genade; want Christus is het groote Licht van Licht, het Licht dat in de duisternis schitterde, (3) de Zon aller harten. En , deze Zon van genade viel neven liet Hart van Maria neder. O Hart van Maria, hoe zijl Gij toen verlicht en verwarmd geworden! Hoe is het mogelijk dat de gloed der Zon

(1) t. 2 in 3 p. d. 18, s. 4.

(2) Serm. 5, de nat. B. V. c. 12.

(3) Matth. IV, 10.

-ocr page 85-

83

U niet heeft verteerd ? Had de kracht des Allerhoog-sten U niet versterkt, Gij hadt de volheid der Goddelijke liefde en heerlijkheid niet kunnen verdragen ! quot;Waarlijk aan U, o Maria en aan Uw Hart heeft de Heer groote dingen gedaan. (1) Met den H. Thomas moeten wij bekennen, (2) «dat de vereeni-ging, die God met ü in Zijne Mensehwording aanging, de innigste vereeniging is die tusschen een louter schepsel en God kan plaats grijpen,quot; en met Albertus den Grooten, (3) den leermeester van dien uitstekenden godgeleerde, »dat Gij, o Maria, tenzij Gij God werdt, niet inniger met God hadt kunnen vereenigd worden, dan door Zijne Moeder te worden.quot; Nu, o Maria zijt Gij niet meer eene eenvoudige dochter uit den koninklijken stam van David, niet enkel tot Koningin der wereld uitgekozen, maar als Moeder Gods zijt Gij als tusschen de Goddelijke personen geplaatst; en door Uw antwoord: »Zie, de dienstmaagd des Heeren,quot; hebt Gij, volgens den H. Bernardinus van Siena(4) en den E. Bernardinus de Bustis, (5) grootere genade ontvangen dan alle schepselen door hun goede werken ooit konden verwerven.quot; Daarom zullen van nu af alle geslachten U, o Moeder Gods en Uw zoozeer verheven en begenadigd Hart zalig prijzen.

(1) Luc. I, 49.

(2) I. q. 35. a. G.

(3) Sup. miss. c. 180.

(4) Serm. de cons. B. V. a. 3. c. 1,

(5) Mur. 13, p. 5, p. 2.

-ocr page 86-

84

HOOFDSTUK V.

maria's hart bij het bezoek aan elisabetii.

.Dc schoonste dag mijns levensquot; dit moet ook gij waarschijnlijk met een der grootste mannen onzer eeuw (1) bekennen, lt; was do. dag mijner eerste H. Communie.quot; Denk nog eens aan die heilige gedachten , die zalige vreugde en die zuivere en innige liefde, die u geschonken werden op den dag, toen gij voor de eerste maal uw God met geheel Zijne heerlijkheid en goedheid in uw hart besloten hieldt. Dat heilig uur was voorzeker van geheel uw leven een der rijkste aan genaden

Bij de Menschwording van Jesus kan men ook onder zeker opzicht van Maria zeggen, dat zij voor de eerste maal communiceerde; want hoewel niet als spijs der ziel, had zij toch voor de eerste maal den Goddelijken Verlosser, met vleeseh en bloed, met Godheid en menschheid, met ziel en lichaam werkelijk en wezenlijk in zich opgenomen. Ln niet slechts, zooals bij ons geschiedt, gedurende een klein kwartier, maar negen maanden lang bleef Hij met Godheid en menschheid iu Maria en rustte aan haar li. Hart. Wie vermag het inwendig leven van Maria gedurende dezen tijd van genade, hare gevoelens van dankbaarheid en liefde, bare oveiwegingen en samenspraken niet het Goddelijk Kiad,

(1) Napoleon I.

-ocr page 87-

85

Iiafc opoffering en overgeving des Harten aan den Goddelijken Verlosser naar waarheid te besclirijven ?

Steluvoor hoe Maria over het gebergte naar Hebron ijlt, en hoe zij een oogenblik, hetzij om een weinig te rusten, hetzij om zich des te beter met den Zoon Gods to kunnen onderhouden, stil blijft staan of wel nederknielt. Werp dan in den geest een blik in haar inwendige en zeg mij wat gij daar met de oogen des geloofs aanschouwt. Waar de Zoon Gods is, daar is ook de Vader; want de Vader is in den Zoon en de Zoon in den Vader en waar de Vader en de Zoon zijn, daar is ook de H. Geest, wijl alle drie naar hun wezen slechts één zijn ; en daar de Goddelijke Drievuldigheid met hare zaligheid en genade op veel hooger en volmaakter wijze in Maria is dan in de ziel van iederen rechtvaardige, zoo is het inwendige van Maria door de tegenwoordigheid van het mensehgewor-den Woord als een Hemel op aarde geworden. En in en aan dezen Hemel met al zijne zaligheid en genade rust het H. Hart van Maria; Jesus' Hart ontbrandt in de hoogste liefde jegens het Hart van Maria en eveneens het Hart van Maria jegens Jesus' Hart.

Toen Maria dan met zulke volheid van genade en heiligheid het huis van Zacharias binnentrad, scheen aldaar een nieuwe dag van genade aan te breken; want het Licht wierp zijne stralen in die harten, en Joannes geheiligd door de genade van den H. Geest sprong van vreugde op in den schoot zijner moeder en Elisabeth werd vervuld van den H. Geest. (1)

^ (1) Luc. 1, 41.

-ocr page 88-

86

Het huis van Zacharias, door Engelen bewoond en omgeven, werd een Paradijs op aarde. Obededom bewaarde gedureude drie maanden in zijn buis de ark des Verbonds, en daarom werd bij met geheel zijn huis rijk door God gezegend. (1) Welk een zegen zal in die maanden dan zijn neergedaald op het huis van Zacharias? En hoe zal Maria zelve, de levende ark van haar God, in die negen maanden met geestelijke zegeningen en genaden overladen zijn! «Wie toch kan betwijfelenquot; zegt de li. Augustinus (2) idat het inwendige van Maria zich geheel in een gloed van liefde heeft opgelost, wijl God, die de liefde zelve is, negen maanden lang lichamelijk in haar rusite.quot;

HOOFDSTUK VI.

mama's hart bij de geboorte van den goddelijken

ZALIGMAKER.

Is Christus volgens de H. Schriftuur de zon, dan is de geboorte van Christus de opkomst der zon. Die gelukkige dag, waarop de vierduizendjarige nacht eindigde, stortte een nieuw licht en leven uit over de geestelijke wereld. De Engelen daalden op Bethle-

(1) II Heg. VI. II.

(2) iu S. lionav. iu spec. c. 14.

-ocr page 89-

87

hems velden neder en zongen der verstomde wereld den morgeriijroet toe: (1) » Eere zij God in den Hooge, en vrede den mensehen op aarde die van goeden wille zijn.quot; Maria was liet dichtst bij deze met heerlijkheid opkomende zon; en niets werd zoozeer door het licht dezer zon verlicht en verwarmd ats haar H. Hart; Maria immers was het morgenrood uit wiens reinen schoot die hemelsche zon opsteeg en der doode wereld een nieuw leven aanbracht.

Wat is de geboorte van een machtigen Keizer tegenover de geboorte van den Zoon Gods, den Koning der eeuwen en den Heerseher over alle mil-lioenen die ooit het aanzijn ontvingen? Gering wel is waar was de uitwendige glans en luister van den pasgeboren Koning; doch sluit uwe zinnen en werp met de oogen des verstands een blik op de wereld der geesten. O welk een gejubel, welk eene vreugde aanschouwt gij daar! Hoe verblijden zich de Engelen en hoe schitteren zij in een nieuwe glorie! Hoe juichen de zielen in Abraham's schoot! Hoe verheugen zich alle rechtvaardigen van deze aarde, die de geboorte des Verlossers vernemen ! Hoe verblijdt zich de H. Drievuldigheid zelve! Met welk een welgevallen beschouwt de Vader en de H. Geest den pasgeboren Goddelijken Zoon! En de Vader en de Zoon en de H. Geest, met welke liefde en, ik mag er bijvoegen, met welke dankbaarheid zien zij neder op de Moeder, die den Hemelschen Vader

(1) Luc. II, 14.

-ocr page 90-

88

een mensclig'eworden Zoon, den Zoon Zijne H. Mensch-lieid en den H. Geest, haar hemolschen Rruidegom, het schoonste onderpand harer liefde geschonken heeft. Wie zou de gaven en genaden kunnen opnoemen, waarmede op dezen dag de Goddelijken personen de Moeder Gods en in 't bijzonder haar H. Hart hebben vereerd !

Maria is de eerste, die het pasgeboren Goddelijk Kind aanbidt. Met diepen eerbied knielt Zij voor Hem neder. Wellicht hebt gij in de Kerk vóór het uitgestelde Allerheiligste wel eens recht hartelijk en met warme godsvrucht gebeden en in uw hart akten verwekt van diepe aanbidding en vurige liefde jegens de Goddelijke Majesteit aldaar tegenwoordig'. Scheen het u alsdan niet toe, alsof van uit de Goddelijke Zon op het altaar stralen van genade in uw hart vielen en daarin eene liefde, eene vreugde en eene zaligheid ontstaken, die gij in de wereldsche vermaken nooit gevonden, noch gesmaakt hadt? — Werp nu een blik in het Hart der Moeder Gods, die bij de kribbe voor haar Goddelijken Zoon in diepen eerbied geknield neder-ligt. Welk eene godsvrucht, welk een gloed van liefde! Zoo heeft nooit een Engel aangebeden en daarom ook is geen Engel noch Heilige zoozeer bij hunne aanbidding beloond en begenadigd geworden. Vervolgens neemt de Moeder het Goddelijk Kind vol eerbied in haar armen en drukt het met liefde aan haar Hart; want » bij de geboorte van Christusquot;, zooals Maria zelve aan de II. Bri-

-ocr page 91-

80

gitta openbaardo, (1) ondervond zij een gevoel, alsof de helft van haar Hart uit haar geboren en van haar losgescheurd werd.quot; Deze beide helften trokken elkander door de magnetische kracht der innigste liefde aan en trachtten zich weder met elkander tot één geheel te vereenigen. Nu rustte het Goddelijk Hart weder aan Maria's Hart. O hoe heeft dat H. Moederhart toen geklopt, zich uitgezet en zich verheugd. Het was als waren twee vuurovens naast elkander geplaatst, zoodat de vlammen, door den adem des H. Geestes aangeblazen, uit den ee^en in den anderen oversloegen en de warmte en de vlammen in beiden steeds hooger en hóoger stegen.

Eenige Heiligen, bijv. een H. Antonius van Padua, een H.Stanislaus, een Zalige broeder Alphonsus mochten het geluk smaken, het Goddelijk Kind, zooals het bij zijne geboorte of in zijn eerste jaren geweest was, in hun armen te dragen en aan hunne borst te drukken. Welk een hemelsch geluk moeten die heiligen in die zalige oogenblikken wel gesmaakt hebben, en hoe znllcn toen hunne harten met liefde en andere goddelijke genaden zijn verrijkt geworden! Zoodanig geluk genoot de Moeder Gods niet

(1) Eev. I, 1. Het verwondere niemand hier meermalec de openbaringen der H. Brigitta te zien aangehaald; want zij zijn als geloofwaardig goedgekeurd door het algemeene Concilie vau Constana en Bazel en door de Pausen Bonifacins IX en TJr-banus VI.

-ocr page 92-

90

slechts . eenmaal, niet slechts gedurende één dag, maar al de dagen, die zij in den stal te Bethlehem doorbracht, bij de opoffering in den tempel, op de vlucht naar en gedurende het zevenjarig verblijf in Egypte en daarna te Nazareth liad zij meer dan twee en twintig jaren lang den Goddelijken Zoon steeds in hare nabijheid.

Men kon hier de vraag stellen waartoe de Zaligmaker dien langen tijd vanaf de kribbe tot aan Zijn openbaar leven heeft gebezigd? Voorzeker, zoo kunnen wij antwoorden, om ons allen een voorbeeld te geven, doch tevens ook om Zijne beminde Moeder steeds meer en meer met genade, te overladen. Hooren wij, wat Pinamonti hierover zegt: (1) s dien gcruimen tijd bezigde Hij, om liet grootste werk der genade te voltooien, namelijk de heiligheid Zijner Moeder; want deze heiligheid is op een on-metelijken afstand boven de heiligheid aller uitverkorenen verheven, en is aan de heiligheid des Goddelijken Meesters het meest gelijk.quot; «Want Jesusquot; zoo gaat hij voort, »was die ongemeen heldere en reine spiegel waarin de H. Bruid zich steeds beschouwde. Hier leerde zij zich zelve met de kostbaarste edelgesteenten versieren, terwijl zij deze in de ziel des Verlossers aanschouwde, en ze dan zoo volmaakt, als voor een bloot schepsel mogelijk is, in zieb uitdrukte Een goed voorbeeld heelt zooveel kracht, dat gelijk de li. (Jhrysostomus

(1) H. Sacro cruore die Maria Vergine IV.

-ocr page 93-

91

verhaalt — één dag' bij een kluizenaar doorgebracht dikwerf voldoende wasora een nieuwsgierig toescliou-in een geheel ander mensoh te veranderen. Besluit hieruit welk eene kracht het dagelijkseh volmaakt voorbeeld van het vleesch geworden Woord wel moet gehad hebben, en welke vruchten die menigvuldige verhevene onderrichtingen des Goddelijken Leermeesters wel moesten voortbrengen in een Hart, voorbereid zooals het Hart van Maria,

Ontwijfelbaar heeft Christus, die in Zijne Moeder met geheel den gloed Zijner liefde en met de volle kracht van Zijn arm voortdurend werkte, zonder slechts een enkelen dag over te slaan, waarop Hij niet genaden op genaden, weldaden op weldaden stapelde, waarvoor zich de H. Maagd steeds waardiger en ontvankelijker maakte, ten laatste Zijne Moeder tot een zoo volmaakt beeld van Zich Zeiven gevormd, dat men haar een Goddelijk evenbeeld (1) konde noemenquot;.

n

HOOFDSTUK VII.

MAMA'S HARÏ OP DEN CAIjVAUIEBEKG.

Het leven van Maria, in den omgang met Jesus doorgebracht, stellen wij ons lichtelijk voor als een leven van vreugde en genot. Doch hierin vergissen

(1) Deiformis.

-ocr page 94-

92

wij ons grootelljks. Wel heeft het Hart van Gods Moeder bij do omhelzing van Jesus menig genot gesmaakt; doch dit was slechts, om mij zoo uit te drukker, om haar te versterken tot het doorstaan van een nieuw lijden. Want geheel het leven van Maria van af de kribbe tot aan het kruis en nog lang daarna, was een lange smartvolle kruisweg. nHet geheele leven van Mariaquot;, zegt de vrome Taaierus (1), »was een voortdurende smart, wijl slechts kommer en smart in haar Hart woonden.quot; Maria zelve openbaarde aan de H. Theresia dat Zij, bij de voorzegging van Simeon, al de bijzondere omstandigheden kende die de uit- en inwendige smarten van haren Zoon zouden vergezellen. «Maria stierf,'1 zegt de H. Bernardus, »terwijl zij nog leefde, daar zij eene smart had te lijden, gruwzamer dan den dood.quot;

Van deze waarheid zijn wij spoedig overtuigd, wanneer wij bedenken, dat Maria zooals de H. Hieronymus beweert, uit de H. Sehrift het lijden kende, hetwelk de Verlosser tijdens zijn leven en in 't bijzonder bij zijn sterven zoude verduren. »Beter dan de prophelenquot; zeide de Engel tot de H. Brigitta, (2) thad zij alle voorspellingen begrepen, die op den Goddelijken Zaligmaker betrekking hadden; en daarom had zij reeds voor de menschwording van Jesus een groot medelijden met den Verlosser gehad.quot;

1

Vita Chr. c. 18.

-ocr page 95-

93

»Buiten liet gebedquot; zoggen de H. Augustinus, do H. Ambrosius en de H. Gregorius van Nyssa, «was do gewone bezigheid der Moeder Gods, het lezen der H. Schrift; en volkomen verslond zij deze door liet haar verleende lioht van den H. Geest.quot; (1)

Besluit nu hieruit wat Maria als moeder in haar H. Hart moest gevoelen, wanneer zij bij den Propheet Isaias (2) de woorden las, die de Kerk hare priesters op liet feest van Maria's smarten (3) laat lezen;

»Hij heeft geene sohoonheid en geen luister; wij zien Hem, maar Hij heeft geen gestalte, dat wij Hem zouden begeeron; den verachte en den minste der mensehen, den man van smarten, die de ellende kent en gelijk is aan iemand voor wien men zijn gelaat bedekt (omdat men hem niet zonder walging kan aanzien;) den verachte, dien wij dan ook niet tellen.quot;

»V\ ij hielden Hem voor oenen geraakte, door God geslagen en vernederd.quot;

»Om onze ongerechtigheid is Hij verwond, om onze misdaden is Hij verbrijzeld.quot;

# Als een lam werd Hij ter slachting geleidquot; ïliij wordt afgesneden uit het land der levendenquot; b De Heer wilde Hem verbrijzelen in zwakheidquot; »Hij is met de boosdoeners gerekend geworden en Hij zelf heeft de zonden van velen gedragen.'' Las de Moedor Gods deze en vele andere plaatsen

(1) Serm. 5 de nativ. lib. 1 de virg. (3) Is. c. 53.

(3) fer. VI, post dom. pass. lect. 1. uoct.

-ocr page 96-

94

der propheten, dan moest ieder woord als eon zwaard baar hart wonden en daarin blijven steken, totdat alles vervuld was. Wanneer de Moeder het Kind op hare armen droeg, of de beminnelijke Knaap gelijk andere kinderen in onschuld aan hare voeten speelde, of de heilige Jongeling in de werkplaats aan den arbeid was; hoe menigmaal moet zij Hem dan wel weemoedig hebben aangezien en gedacht hebben aan de woorden van l)avid: (1)

»Ik ben een worm en geen mensch; de schande der menschen, de verachting des volks.quot;

t Allen, die mij zien, bespotten mij; vertrekken hunne lippen eu schudden met hun hoofd.quot;

• Zij sperren hunnen muil tegen mij op, evenals een leeuw die verscheurt en brult.quot;

• Als water ben ik uitgestort en vaneen gerukt zijn al mijne beenderen.quot;

bAIs gesmolten was is mijn hart geworden in mijn binnenste.quot;

»Mijne kracht is opgedroogd als eene scherf; mijne tong kleeft vast aan mijne keel, en in het stof des doods voert Gij mij.quot;

En als Maria dan de teedere handen en ledematen zag en aan de woorden dacht. tZij hebben mijne handen en voeten doorboord, zij hebben al mijne beenderen geteldquot;, (i) moesten dan geen bil tere tranen hare oogen vullen ? Moet gij niet met den H. Ku-

(1) Ts. 21.

(3) Ps. 21. v. 17, 18.

-ocr page 97-

95

pertus bekennen; «dat Maria door de smartvolle gedachte aan het lijden van haar armen Zoon, eene aanhoudende geheel haar leven voortdm^nde marteling heeft doorstaan.quot; ï-

t In het leven der H. Clara van Monto-Ealoo vind ik opgeteekendquot; zoo verhaalt I'. J. Eudes: (I)»dat deze Heilige eene zeer groote godsvrucht bezat tot het lijden van onzen Verlosser. Op zekeren dag nu verscheen haar de Goddelijke Zaligmaker met zijn kruis, en zeide: sik zoek eene vaste plaats om dit kruis te planten. Ik heb uw hart gevonden, daar in zal ik het plaatsen.quot; Sedert bleven de teekenen van den Gekruisigde in haar hart ingedrukt, cn voortdurend gevoelde zij aldaar groote smarten. Toen zij gestorven en haar lichaam in liet graf was neergelegd, ging de vicaris generaal des bissohops van Spoleto met drie geneesheeren naar het graf dei-overledene, liet overeenkomstig het verlof door den Paus gegeven, de borst openen en vond in het hart, dat zeer groot was, de werktuigen van het lijden des Verlossers: namelijk aan de eene zijde een kruis met drie nagels, de lans, de spons en den hamer, aan de andere zijde de geeselroeden, de kolom en de doornenkroon. x\I deze werktuigen van het lijden van den Zoon Gods waren gelijk aan kleine zenuwen; zij hadden echter de kleur en de vastheid van het hout, het ijzer en der andere voorwerpen die zij voorstelden. JSlog heden bevinden

(1) L'admiralile cocur de la mère de Dien t. I 3,

I

-ocr page 98-

9G

zich al dezo voorwerpen alsook het hart te Monto-Falco in Umbriën, waar hot feest van deze Heilige, die in het ja^r 1303 gestorven is, deu 17 Augustus zeer plechtig wordt gevierd.quot;

AVat zich hier in het hart eener H. Clara bevond, dat alles was op eene geestelijke en veel smartvoller wijze in het Hart van Maria; want sedert Simeon's voorspelling stond het kruis in al zijn verschrikkelijkheid in haar moederlijk Hart geplant. Maria zelve openbaarde aan de H, Brigitta, (l) dat de smart, door den H. Simeon haar aangekondigd, tot aan hare hemelvaart nooit uit haar Hart is geweken. Daarom mocht de 11. Anselmus de Goddelijke Moeder toeroepen : (2) so mijne Koningin, ik zoude niet kunnen gelooven, dat Gij met zulke vree-selijke smarten slechts één oogenbük hadt kunnen leven, zoo niet dezelfde God, die U het leven had geschonken , U door een bijzonderen bovennatuurlijken bijstand liadde versterkt.quot;

Was alzoo iedere plaats, waar Maria in haar leven verwijlde, een Calvarieberg voor haar Hart, toch was de werkelijke Calvaiieberg, ten noordwesten van Jerusalem gelegen , de plaats van haar grootste lijden. Als voelde de Evangelist zich niet bij machte, de gruwzame smarten der Moeder te beschrijven, zegt hij in eenvoudige doch kernachtige woorden: (3) gt; naast het kruis stond de Moeder van Jesus.quot;

(1) Eev. 1. 6. e. 65.

(2) Pe excel. Virg. c. 3. \3) Ev. Joana. XIX, 35,

-ocr page 99-

97

Dc Moedor ziet liaav eenigen, beminden Zoon, die voor haar het Hart van haar Hart, het leven van haar leven is; Hem, den heiligsten en onschul-digsten der roenschen, ziet zij versmaad en veraeht, aan de hevigste pijnen ten prooi aan een kruis hangen , op zijne wonden rusten; zij ziet Hem bloeden en sterven. » O mijn Godquot; roept hier de H. Alphonsus uit, (1) «welk een Zoon ziet zij sterven, Een Zoon, die haar van alle eeuwigheid tot zijne Moeder heeft uitverkoren, die haar meer dan alle mensehen en Engelen te zamen heeft bemind; een Zoon, die zoo schoon, zoo heilig, zoo beminnelijk is; oen Zoon, die haar steeds zoo gehoorzaam was geweest, die het eenig voorwerp barer liefde was, wijl Hij haar Zoon en tevens haar God was.quot;

Wie den afgrond der smarten van Maria's Hart wil meten, moet eerst de liefde van Maria en de wonde barer liefde meten, tin Mariaquot; bemerkt de Zalige Amadous, n vereenigdc zieh de natuurlijke liefde, die zij haren Zoon toedroeg, met de bovennatuurlijke liefde die zij Hem als haar God verschuldigd was.quot; gt;Wees or verzekerd vanquot; sprak de allerheiligste Maagd tot de H. Brigitta, »dat ik mijn Zoon zoo' vurig heb bemind en dat mijn Zoou mij zoo teeder heeft liefgehad, dat Hij en ik slechts één Hart waren,quot; «gelijk geen schepselquot; zegt de tl. Laurentius zoozeer heeft bemind als Maria, zoo beeft ook geen schopsel oen smart geleden, die met hare smart zou

(1) Heerl. v. Maria, overw. voor het feest der 7 smarten.

6

-ocr page 100-

Ü8

kunnen vergeleken worden.quot; Eveneens zegt de H. Bonaventura: «nooit was eene smart zoo groot, wijl nooit een kind meer bemind werd; gelijk er nooit een Zoon was beminnelijker dan Jesus, nooli eene moeder beminnenswaardiger dan Maria, eveneens was er geene smart, die met de smarten van Maria kon vergeleken worden.quot; Als Gij, o Maria, op het hoofd van uwen Jesus die doornenkroon zaagt, was het ü toen niet, alsof men ook een doornenkroon op en in uw Hart hadde gedrukt? Als gij liet bloed langs de slapen en over hel gelaat van uwen Zoon zaagt vloeien, was het toea niet voor ü, alsof ook uw eigen Hart begon te bloeden. Toen de doffe hamerslagen, die de nagels door de handen en voeten van uw Zoon dreven, uw oor troffen , sclreen het U niet toe, dat ook uw Hart door die hamerslagen werd getroffen en met die nagels doorboord ? Toen gij uw Zoon aan het kruis zaagt hangen, door de pijn zich als een worm verwringend , was het niet alsof ook uw Hart aan een kruis ware gehecht? Toen gij geheel het lichaam van uw Zoon met wonden en bloed zaagt overdekt, scheen het U niet toe, als bloedde ook uw Hart uit duizend wonden?

Voorzeker was uwe marteling op Golgotha eene marteling des harten, «niet door het zwaard des beuls,quot; zegt de H. Bernardus, zijt gij, o Maria eene Martelares, maar door de vreeselijke smarten uws Harten;quot; en de 11. Bonaventura: (1) al de

(1) De plauctu Virg. in itim. am.

-ocr page 101-

yy

wonden, die in het lichaam van don Ooddelijkcn Verlosser waren, zijn in uw Hart vereenigd.quot; Hetzelfde verzekert de H. Hieronymus met deze woorden: (l) tzoo veel wonden in Jesus'lichaam waren , zoo veel wonden waren ook in Maria's Hart.quot; «Met den gekruisigden Jesus was ook de Moeder gekruisigd,quot; zegt de Fl. Augustinus; want, zegt de II. Bernar-dus, gt; de liefde veroorzaakte in het Hart van Maria , wat de nagels te weeg brachten in het lichaam van Jesus.quot; Arnoldus van Chartres zegt: {2) «dat, wie zich op den Calvarieberg had bevonden, daar twee offeraltaren zou hebben opgemerkt; het eene was in het Hart van Jesus, het andere in het Hart van Maria; want terzelfder tijd dat de Zoon zijn lichaam opofferde, bracht ook Maria hare ziel ten offer door het medelijden met het lijden van haren Zoon.quot; De Moeder Gods zelve zeide tot de H.Bri-gitta, (3) 5 mijn Zoon was waarlijk voor mij mijn Hart. Toen Hij uit mijn schoot to voorschijn trad, scheen het mij toe dat de helft van mijn Hart werd afgescheurd , en toen hij leed, voelde ik dezelfde smarten als hadde mijn Hart dezelfde pijnen verduurd en dezelfde marteling doorstaan, die Hij heeft aeleden. Toen mijn Zoon werd gegeeseld en zijn lichaam met die geeselriemen werd verscheurd, werd ook mijn Hart te zamcu met Hem gegeeseld en verscheurd.quot;

(1) in epist. ad Paul. et Eu. de ass. B. V. t

(2) tract, de 7 verbis Dom. in cruce.

(3) 1. I, c. 35.

-ocr page 102-

100

Als ik Hom aanzag, terwijl Hij vanaf het Kruis Zijn oogen tot mij wendde, dan welden in mijne oogen twee beken van tranen op ; en wanneer Hij mij zoo bittere smarten zng lijden, dan gevoelde Hij, bij 't zien mijner verlatenheid, een zoo vreese-lijke smart, dat alle overige pijnen, hierbij vergeleken, Hem als niets beduidend toeschenen. Daarom zeide ik, dat Zijne smart mijne smart was, dewijl Zijn Hart mijn Hart was; want gelijk Adam en Eva te zamen de wereld om een appel ver- v kochten , zoo wilde oofc mijn Zoon dat ik met Hem zou medewerken om de wereld weder los te | koopen.quot;

Wie zal dan in staat zijn om de hevigheid der j smarten van Maria's Hart te bepalen? Op de woorden van den propheet Isaias (1): »Hij zal n met de kroon der beproeving kronenquot;, bemerkt de H. Alphonsus (2) »dat deze kroon, waarmede de Koningin der Martelaren gekroond werd, hare smart' is geweest, die grooter was dan de smarten van , alle andere martelarenquot;; want, zegt de H. Ansel-mus (3); »de gruwzaamste mishandelingen, welke de heilige martelaren hadden te lijden, zijn gering en bijna als niets te achten in vergelijking van het lijden dat Maria doorstondquot;; «gelijk zelfs de, zwaarste steenquot; zegt P. Pinamonti (4) »wanneer

(1) Is. XXII, IS.

(3) Heerl. *. Maria.

(3) de excel. Virg. c. 5.

(4) II s. c. di Verg. M. c. 6.

-ocr page 103-

101

men dien in hot kwikzilver werpt bovendrijft, eveneens zal men bevinden, dat alle smarten der Heiligen, wanneer men ze in liet Hart van Maria neerlegt, in vergelijking met deze smarten , licht en onbeduidend zijnquot;, d Indien men alle smarten, die zich op de wereld bevinden, te zamen veree-nigde, dan waren zijquot;, gelijk de H. Bernardinus leert, (1) »nog niet zoo hevig als de smart der allerheiligste Maagdquot;, Vandaar dat do H. Bona-ventura aldus het Hart van Maria toespreekt: (2) no allerzoetst Hart van Maria! o Hart geheel en al liefde geworden! hoe zijt Gij zoo geheel in smarten gedompeld, en zoo vol van gal, mirre en alsem! o voorwerp van bewondering, o onbegrijpelijk wonder! o H Maagd met Uw gees-t en Uw Hart zijt Gij geheel in de wonden van Uwen Jesns gedompeld cn Uw gekruisigde Jesus troont en leeft in liet binnenste van Uw Hartquot;,

De zalige Osanna van Mantua, gelijk haar geestelijke leidsman ons verhaalt, (3) woonde met haar geest voortdurend onder het kruis, en in het bijzonder in de H. zijdewonde des Goddelijken Verlossers. Zij had geen zaliger verlangen dan om den Goddelijken Zaligmaker zoo volmaakt mogelijk gelijkvormig te worden. Met het vurigste verlangen vraagde zij allerdringendst den Goddelijken Ver-

(1) T. 1. Serm. 61.

(2) apud Uiexeliiim de C. p 2. o 13. § 3. '3) Boll. Jun IY p. 5S0 etc.

-ocr page 104-

103

losser, dat Hij aan li aar hart Zijne smarten en vooval die van Zijn Hart zoude mcdedeelen. Jesus verhoorde haar gebed ; en aanstonds had de Zalige Osanna in haar hart een zoodanig gevoel alsof daarin een kruis was geplant, waaraan de Zoon van God onder hevige pijnen vastgenageld, gelijk een met den voet vertreden worm, zich smartvol in doodstrijd heen en weer bewoog.

Een nagel doorstak haar Hart, eu dit werd door zoo hevige pijnen gefolteid, dat hare borst opzwol, en zij van smart meende te zullen sterven.

Dit is een flauw beeld van hetgeen Maria bij Jesus' dood in haar Hart heeft geleden. Zij zelve zeide tot de H. Brigitta (1) dat niemand de allerhevigste smarten van haar Hart kon begrijpen; «gelijk Jesusquot; zegt Pinamonti (3) s op fiolgotha een lijden doorstond, zooals slechts een God kan doorstaan, zoo zoo verduurde ook Maria een lijden, zooals slechts het verhevenste aller schepselen kan doorstaan. Wanneer wij de wereld met liet firmament en de Heiligen met de sterren vergelijken, dan is Maria de maan en Christus de zou. De propheet Joel had voorspeld: (3) » De zon zal in duisternis en de maan in bloed worden veranderdquot;. Dit schouwspel van eetie zon- en maansverduistering te zamen, hetgeen de natuur slechts bij den dood van lu-ren Sehep-

(1) !. 9. c. 11.

(2) II. s. C' di M. C, 1.

(3) Joel 11, 31.

-ocr page 105-

103

per aanschouwde, werd volgens AIbertus den Groeten, op Ciilvarie voltrokken, toen de allorlieilisste Maagd haar eenig beminden Zoon niet wonden en bloed bedekt zag; want toen werden Jesus en Maria, de twee groote lichten der menschenwereld, door de overgroote smarten als het ware verduisterd , evenals de zou en de maan aan den hemel. O Hart van Maria, hoe is het mogelijk dat Gij niet gestorven zijt, toen Gij uwen Jesus zaagt sterven?

Hoe is het mogelijk, dat Gij niet van smart zijt gebroken, toen het verscheurde lichaam op uwen schoot rustte, en Gij den laatsten kusdruktetop de bleeke lippen en op de wonden van uw gestorven Zoon? O gij allen die langs den weg voorbij gaat, komt en ziet of er eene smart is gelijk aan de smart van Christus' Moeder! Ja, o Moeder, groot en breed en diep gelijk de zee, is de smart van uw Hart en daarin is geen druppel zoetigheid.

Doch zoo groot als de smart en de marteling in het Hart van de Koningin der Martelaren was, zoo groot ook was de genade die haar Hart daardoor verdiend heeft; want gelijk de liefde en het lijden der H. Maagd die van alle schepselen te boven ging, zoo overtrof ook de belooning en de genade, daardoor verdiend, de verdiensten aller Martelaren en Heiligen. Wordt hot lijden, dal de deugd dikwerf vergezelt, met geduld en overgeving in Gods wil gedragen, dan vormt het op het gelaat van den raensch zekere zachte en edele trekken, die een elk tot weemoedige bewondering: stommen.

-ocr page 106-

104

Doch welke edele, bijna zoude ik zeggen, welke goddelijke trekken moet dan wel liet onmetelijk lijden, eu de onmetelijke daarop volgende genade in liet H. Hart van Maria hebben gevormd?

HOOFDSTUK VUL mama's hart op het pinkstebfeest.

De H Geest, die reeds over Maria was neergedaald hij hare ontvangenis en bij die van haar God-delijken Zoon, ku-am op het Pinksterfeest ten derde maal op eene a'eheel bijzondere wijze met Zijne genaden, verlichtingen en vertroostingen in haar H. Hart; want onder de leerlingen die den H. Geest ontvingen, bevond zieh ook Maria, de Koningin der Apostelen. Is Kerstmis een feest van vreugde om de geboorte des Zaligmakers, Pasehen een feest vnn glorie wegens Jesus'verrijzenis, het heilig Pinksterfeest herinnert ons meer in 't bijzonder aan de heiliging en genaden waardoor het aanschijn der aarde werd vernieuwd.

Niemand echter van allen, die met den H. Geest werden vervuld, werd zoozeer begenadigd als de allerheiligste Maagd, ilaar Hart stelde geen beletselen aan den stroom der genade. Het was geheel vrij van alle zonden, waardoor het ontvangen der genade wordt belet of bemoeilijkt. Het was geheel vrij van alle gehechtheid aan tijdelijke goederen, alsmede van

-ocr page 107-

105

alle zelfbehagen, dat in ons zoo dikwerf de komst der genade verhindert; want in een hart, dat met zich zeiven of aardsche zaken is vervuld kan Gods genade niet wonen. Doch in Maria's Hart, dat alleen voor God klopte, was in den hoogsten graad datgene aanwezig, waarop God steeds met welgevallen neder-ziet, namelijk eene onbeschrijfelijke gróöte zuiverheid en ootmoed.

Gedurende de tien dagen, door den Goddelijken Zaligmaker zelven ter voorbereiding tot de komst des H. Geestcs aangewezen, bereidde zich Maria met de grootste ingetogenheid en de vurigste gebeden voor.

Nooit heeft zich een Christen voor het ontvangen van het H. Vormsel, noch een geestelijke voor het ontvangen der H. wijdingen voorbereid, gelijk Maria zich bereidde tot de komst van den H. Geest. Maria was alle Apostelen tot opwekking en voorbeeld. Meer dan een hert, dat na hitte en vermoeienis naar de waterbron smacht, dorstte haar llart naarde genadebronnen des II. Geestes.

Vandaar dat de II. Geest in haar Hart nederdaalde met eene volheid, zooals nooit iemand — Jesus alleen uitgezonderd, — van den 11. Geest heeft ontvangen.

De H. Geest kwam in de gedaante van vuur om daardoor aan te duiden wat Hij in de harten te weeg brengt. De voornaamste eigenschappen van het vuur zijn verwarming en verlieliting: de H. Geest verwarmt de harten door in hen het vuur der Goddelijke liefde te ontsteken

-ocr page 108-

106

In het Hart van Maria brandde reeds sedert langen tijd liet vuur der Goddelijke liefde, doch juist daarom kun het, gelijk een groot vuur, een groote felheid bekomen, om zijne vlammen met nog meer kracht ten hemel te zenden. Werden de Apostelen, in wier harten, met Maria's Hart vergeleken , slechts een klein liefdevuur brandde, zoo door den H. Geest ontvlamd, dat zij vrijmoedig optraden voor dezelfde Joden, Schriftgeleerden en Pliariseën, die voor vijftig dagen hun Goddelijken Meester hadden gekruisigd, en met onverschrokken moed hun al de misdaden voorhielden jegens den Zoon van God gepleegd; welk een liefdegloed en welk een heldenmoed moest dan de H. Geest bij zijne nederdaling aan het Hart van Maria mededeelen?

Het licht vergezelt de warmte van het vuur. Voor de Apostelen was de nederdaling des H. Geestes het aanbreken van een nieuwen dag. Tot nu toe heersehte onder menig opzicht een donkere nacht in hunne harten. Nu echter stond eensklaps het geheele leven, de leer en het lijden van Jesus in zijne volle beteekenis en zijn samenhang met de voorzeggingen, de voorafbeeldingen en geheel het oud Verbond helder en klaar voor hunne oogen; want de Geest der Waarheid herinnerde hen aan alles en onderrichtte hen over alles wat Jesus iiun gezegd had. Wel deelde ilij hun niet onmiddelijk alles mede, wat op Jesus leven en de leiding Zijner H. Kerk betrekking had; Maria had Hij tot Koningin der Apostelen en Leermeesteres der

-ocr page 109-

107

Evangelisten uitgekozen, en daarom behoorde ook haar Hart, door de verlichlingen van den H. Geest en door diepere opvatting der heilige bedoelingen van Jesus, de harten dar Apostelen en leerlingen te overtreffen.

De gave der wijsheid, de eerste van de zeven gaven des H. Geestes, schonk, zooals P, Eudes zegt (1) aan het Hart van Maria eene zoo heldere kennis en drukte daarin eene zoo hooge achting en eene zoo brandende liefde jegens God, dat zij slechts rust en vreugde vond in Zijne aanbiddelijke eigenschappen te beschouwen en zich met goddelijke en eeuwige zaken bezig te houden. De beschouwing van het eeuwige en goddelijke was do eenige vreugde harer ziel en stortte haar eene groote verachting voor de wijsheid dezer wereld in, die naar het woord van den H. Paulus, dwaasheid is bij God. (2)

De gave des verstands verleende haar Hart eene kennis van alle geheimen der II. Schrift zoo van het oude als nieuwe Verbond, zooals nooit een heilig leeraar had bezeten noch ooit zoude bezitten.

De gave van raad deed haar de krachtigste en onwankelbaarste besluiten vormen om te handelen overeenkomstig de verlichtingen, haar door de gaven van wijsheid en verstand geschonken.

De gave van sterkte drukte in haar Hart een

(1) l'ailm. coour de Ia Mere de Dien t. 3. m, G, (3) 1 Cor. Ill, 19.

-ocr page 110-

108

quot;■root wantrouwen op zich zeiven en lieclitte liet geheel aan God, op Wien zij geheel haar vertrouwen stelde, en uitgerust met deze kracht kwam zij grootmoedig uit liefde tot Hem alle moeilijkheden en beletselen te boven, die zich op haar levensweg bevonden , en doorstond zij heldhaftig alle vervolgingen en wederwaardigheden, die haar troffen.

De gnve der kennis schonk haar de kennis van het geschapene cn leerde haar hoe zij dit behoorde te gebruiken. Door deze gave kende zij de onschatbare waarde der zielen, die naar Gods evenbeeld zijn geschapen ; welke kennis in haar een brandenden ijver voor onze zaligheid ontstak.

De gave der godsvrucht verleende aan haar Hart de liefde en de teederheid eener ware Moeder lot alle hare kinderen en vervulde haar bij den aanblik van hun lijden en wederwaardigheden met smart en groot medelijden. Ter verlichting van dit lijden offerde zij van ganscher harte al wat zij doen en lijden kon aau de Goddelijke Majesteit op.

De gave der kinderlijke vreeze vervulde haar Hart met eene grootc bezorgdheid om niets te doen noch te verlangen, hetgeen Gode minder aangenaam kon wezen ; daarentegen om overal en in alles Zijne eer en welbehagen te zoeken, aan Zijn wil en Zijne inzichten te beantwoorden.

Behalve de zeven gaven van den II. Geest werden ook alle andere genaden des 11. Geestes aan Maria's Hart geschonken. »In de volheid der Heiligen was haar verblijfwant wat ooit een Heilige was-gegeven,

-ocr page 111-

109

dat kon aan de Moeder Gods, de Koningin der Heiligen niet geweigerd worden. In het Hart van Maria derhalve was geheel de genade uitgestort door den H. Geest, die Haar gegeven was. (1) Haar Hart had zich geheel afgescheiden van de wereld en leefde slechts in en voor God. Op allen, die haar zagen, maakte de afstraling van haar hemelsch Hart, die op haar gelaat en in haar oogen schitterde, een wonderdadigen indruk. De H. Dionysius de Areopagiet verhaalt dat hij het geluk had door den H. Joannes tot de Moeder Gods te worden geleid. Hij aanschouwde de H. Maagd en haar aanblik had hem zoo geweldig aangegrepen dat, had het geloof het hem niet verboden, hij haar voor eene Godin zou hebben gehouden.

HOOFDSTUK IX.

mama's uarï bij zijne hemelvaart en verheerlijking in den hemel.

Volgens het plan der Goddelijke Voorzienigheid, moest de allerheiligste Maagd zoowel in haar lijden als in hare vreugde, zoowel in haar leven als in hare verheerlijking, kortom in alles , aan haar God-delijken Zoon zooveel mogelijk gelijkvormig zijn. Daarom kwam de dood ook tot haar evenals tot

(1) Kom. V, 5.

7

-ocr page 112-

110

liaren Zoon ; en sloeg Maria's Hart geilurende ecnige dagen niet meer. Hare ziel echter werd aanstonds door de i'ngelen den Hemel binnengeleid. O welke vreugde, welk genot, welke verrukkingen heeft Maria's ziel daar gesmaakt.

Groot is onze vreugde bij den aanblik van een prachtig landschap, van een schoone stad, van een trotsch gebouw. Doch wat moet de ziel dan wel genieten bij den aanblik van hot hemelsch vaderland en van de stad, (1) uit zuiver goud gebouwd, wier muren van jaspis, wier grondslagen van kostbaar edelgesteente, wier poorten elk van één juweel zijn en wier tempel God en het Lam is! Groot is onze vreugde, als ecu schoon lied door een welluidende stem gezongen of de heerlijke haimoniecn van muziekinstrumenten ons oor treffen : doch wat zijn alle tonen dezer aarde tegenover de harmonieën des Hemels ! De H. Elisabeth genoot op haar sterfbed het geluk eenige tonen der Engelen te hooren cn eene onbeschrijfelijke zoetheid vervulde haar hart. Wat zal dan Maria's Hart wel hebben gevoeld toen do Engelen bij den aanblik hunner Koningin het schoonste hunner gezangen aanhieven.

Groot is de vreugde wanneer een vrome moeder cn een brave zoon elkander na eene lange scheiding wederzien; de aartsvader Jacob weende toen hij zijn Joseph omhelsde en hij wenschte te sterven wijl hij zijn geliefde zoon wedergezien eu hem als

(1) apoc Joan, XXI, 1lt;S etc.

-ocr page 113-

Ill

koning van Egypte teruggevonden had. Wat moet dan wel in Maria's Hart zijn omgegaan toen zij, na eenc scheiding van omstreeks vijftien jaren, haren Jesus in den Hemel wederzag en wel als den Koning der Koningen in eene onbeschrijfelijk groote heerlijkheid?

Groot was de vreugde van Esther toen zij in de plaats van Yasthi tot gemalin van koning Assu-erus uitgekozen en (ot koningin van het groote Persischo rijk gekroond werd ; doch wat was deze verheffing tegenover die van Maria, toen zij als Bruid des H. Geestes en als Moeder van God den Zoon tot Koningin van hemel en aarde werd gekroond ?

Voorzeker geen oog heeft het gezien, geen ooi-het gehoord, geen pen kan het beschrijven, geen mcnschenhart het gevoelen, wat de Hemelsche Vader voor Zijne eenig beminde Dochter, dc Goddelijke Zoon voor .Zijne eenig beminde Moeder, en de H. Geest voor Zijne eenig beminde Bruid daarboven bij have Hemelvaart heeft bereid.

Volgens het verhaal der H. Meclitildis, wensehte de Moeder Gods door een zeker persoon, die in 't bijzonder hare vreugden vereerde, op de volgende wijze gegroet te worden. 1. t Zij groete mij,quot; zoo sprak Maria op het feest harer Hemelvaart tot dc H. Meehtildis, (L) » wegens de onuitsprekelijke vreugde, waarmede mijn Hart werd vervuld op dat

(1) Lit). I. c. 48.

-ocr page 114-

118

eerste oogenblik, toen ik bij mijn intreden in den Hemel het ongenaakbaar licht der ealige en heilige Drievuldigheid begon te aanschouwen. In dit licht zag en kende ik duidelijk, evenals in den heldersten spiegel, de eeuwige onvergelijkelijke liefde, waarmede God mij van eeuwigheid boven alle schepselen bemind en mij tot Moeder en Bruid uitgekozen heeft; alsook het Goddelijk welgevallen en do hooge tevredenheid welke God voor alle eeuwen had in mij en iu alles wat ik op aarde tot Zijn dienst verrichtte.

3. Zij groetc mij wegens de volheid der over-groote vreugde, waarmede mijn Hart vervuld werd, toen mijne ooren den liefelijken groet vernamen, waarmede de Vader, de Zoon en de Bruidegom mij | ontvingen, terwijl Zij mij tevens zulke bewijzen van teedere liefde schonken als slechts mogelijk is voor do oneindige Macht, de onbegrijpelijke Wijsheid en | de onmetelijke, onverklaarbare Liefde, en toen Hunne | zoo welluidende en liefelijke taal in mijne ooren : klonk gelijk het tecderste en verrukkendst gezang | der liefde, dat ooit gehoord zou kunnen worden.

3. Zij groetc mij wegens de volheid der vreugde waarvan mijne ziel overvloeide, toen. de Godheid mij den zoetsten en heiligsten kus gaf, waardoor Zij aan mijn Hart de zoetheid der Goddelijke liefde schonk, en wel in zoo groote mate, dat zij niet alleen in de luirtcn aller licmelbewoners overvloeide, maar dat ook elk mensch der aarde, hoe slecht en t liendig hij ook moge ziju, zoo hij het verlangd

-ocr page 115-

113

had, daarvan een gedeelte had kunnen ontvangen.

4. Zij groete mij wegens do vreugde door mij genoten , toen mijne ziel door liet vuur der Goddelijke liefde geheel ontvlamd werd en mijn Hart wegsmolt in de onuitsprskelijke zoetheid van het aanbiddelijk Hart van mijn God, waardoor mijn Hart als dronken werd, toen de Goddelijke Majesteit het de volheid der liefde mededeelde en wel in zulk een graad, waarvoor een louter schepsel ontvankelijk is. Door den gloed en de vlammen die van mijn Hart uitgingen voelden allo Heiligen een nieuw vuur in hunne harten branden.

5. Zij groete mij wegens de vreugde waardoor mijn Hart in verrukking vras, toen de glans der Godheid met de hemelsehe stralen, uitgegaan van het Goddelijk Licht, al de krachten mijns liehaams en mijner ziel doordrong; en dit geschiedde op zoo wondervolle wijze, dat door den glans mijner glorie de Hemel net een nieuw licht schitterde en de vreugde der Heiligen door mijne tegenwoordigheid werd vermeerderd.quot;

Met de ziel werd ook hot lichaam van Maria en in 't bijzonder haar lichamelijk Hart verheerlijkt. AVant slechts korten tijd — wellicht niet langer dan het lichaam van den Goddelijke Zaligmaker — had het heilig lichaam van Maria in het graf gerust, toen de glorievolle ziel er in wederkeerde en het glans en en heerlijkheid schonk, gelijk de zon haar licht en glans aan hot kristal mededeelt. Do Goddelijke Verlosser toonde op Thabor aan zijne apostelen

-ocr page 116-

114

ecnigc stralen Zijner heerlijkheid en zij vielen verblind en bedwelmd ter aarde neder. Hadden wij Maria in hare heerlijkheid aanschouwd en had 1geen hoogere kracht ons versterkt, voorzeker ook wij waren eveneens verblind en bedwelmd ter aarde gevallen.

Daarna steeg Maria, in ziel en lichaam verheer- ) lijkt in 't midden der scharen van Engelen ten | lierael. Dc Goddelijke Zaligmaker kwam Zijne moeder tegemoet en geheel de Hemel juichte en riep . opgetogen van bewondering uit; »Wie is Zij, die daar opstijgt uit de woestijn, overvloeiende van ge- } neugte, steunende op haren bemindeendeKonin- f gin Maria werd, volgens de verklaring door de H. | Athanasius aan den 44sten Psalm gegeven, (2) aan 1 de rechterhand van haren Zoon geplaatst, waar zij prijkt in gulden gewaad, met veelvuldig sieraad getooid; want volgens de uitspraak van den II. Jordanus «zijn in Maria alle genaden, alle gaven en alle verdiensten der Heiligen vereenigd.quot;

ïDe eene sterquot; zegt de II. Paulus (3) is van de andere in helderheid onderscheiden; eveneens S de verrijzenis der doodenquot;; doch zoo groot als de ; afstand is tusschen ons en de meest verwijderde vaste ster, zoo groot is ook de afstand tusschen Maria en den hoogsten der Heiligen en der En-

1

Cant VIII, 5.

-ocr page 117-

115

gelen; want bemerkt de H. Paulus op dezelfde plaats: i) eene andere liclderlieid is de helderheid der zon, eene andere die der maan en eene andere die der sterren; en de H. Bnsilius zent (1): i gelijk de glans der zon den glans aller sterren, zoo overtreft de glorie der Moeder Gods de heerlijkheid van alle overige Heiligen.quot; «Gelijk het licht der zon,quot; zegt de H. Petrus Damianus, (2) »zoover den glans der sterren te boven gaat, dat deze naast haar ter nauweinood eenig licht behouden, zoo overtreft op gelijke wijze de heiligheid der maagdelijke Moeder alle verdiensten van het heinelsch heer,quot; De grond hiervoor ligt niet ver ; immers volgens de leer des Apostels: (3) «zal Hij een ieder vergelden volgens zijne werken.quot; AVijl Maria derhalve meer goed heeft gedaan dan alle Heiligen, meer heeft geleden dan alle Martelaren en dat alles met een gloed van liefde, dien geen Serafijn ooit gevoelde, moest zij ook ver, ja zeer ver boven alle Heiligen en Engelen verheven worden. «Zooveel genadequot; zegt de II. Ber-nardns «Maria op aarde heeft ontvangen, zooveel glorie bezit zij in den Hemelwijl zij met alle genaden zoo getrouw mogelijk heeft medegewerkt. Vandaar dat de II. Thomas van Aquine zegt: daar do verdiensten van Maria grooter waren, dan die aller menschen en Engelen, was het ook billijk

(1) or. de Ann.

(2) Sena, tie Ass.

(3) ad Hom. 11. fi.

-ocr page 118-

116

dat zij boven geheel liet hemelscli heer werd verheven.quot;

Wordt nu een ieder daarin het meest verheerlijkt, waardoor hij liet meeste geed heeft verricht, dan moest in Maria vooral haar H. Hart verheerlijkt worden; want haar Hart was het, waarmede Maria God zoo hartelijk beminde, en uit liefde tot Hem zulke vreeselijke innerlijke smarten verduurde.

Het Goddelijk Hart van Jesus en het allerheiligste Hart van Maria, zij zijn de twee groote lichten, door God aan den Hemel der Zaligen geplaatst, die naast elkander in altijddurende pracht schitterend, aan den Hemel den eeuwig nieuwen en schoonen lentedag schenken, die alle harten der Engelen en Heiligen immer verlicht en verblijdt.

Wend derhalve uwe blikken dikwerf en met innige godsvrucht en eerbied ten Hemel en denk aan het hoog begenadigd en allerschoonst Hart uwer Moeder. Hoep het aan bij iedere bekoring en wederwaardigheid, bied hel dagelijks een gebed aan en tracht als een rechtgeaard kind do deugden van Maria's Hart, die de volgende bladzijden u zullen aantoonen, met behulp der Goddelijke genade in uw eigen hart te planten, opdat na weinige jaren ook uw hart gelijk het Hart uwer Moeder in den Hemel schittere en verheerlijkt worde en met Maria's Hart zicli eeuwig in God verblijde.

-ocr page 119-

ver-

DERDE DEEL

DE DEUGDEN VAN MARIA'S HAET,

Het lioofikloel van het voorgaande deel was, ons hart met eene groote hoogf.chting te vervullen jegens het zoozeer door God begenadigde Hart van Maria. De volgende beschouwingen over de verhevene deugden van Maria's Hart zullen die hoogachting en liefde nog vermeerderen. Hier echter is het hoofddoel, ons hart naar het H. Hart van Maria te vormen en door toeeigening der deugden, in Maria's Hart waargenomen, het daaraan zoo gelijkvormig mogelijk te maken. Dit is het hoogste doel, dat wij ons bij deze vereering voorstellen, de schoonste vrucht, die wij daarvan plukken en de grootste vreugde, die wij daardoor aan het Hart onzer Moeder verschatfen kunnen.

In Maria's Hart bevinden zielv alle deugden en wel in zoo verheven graad, als voor een louter men-schelijk hart mogelijk is; want tMariaquot; zegt de

lijkt, dan 'lijkt [aria Hem

igstc iten, , die

aan ïciag [•

'gen :

nige 1 het

der. i eid, | oen die ulp j ;en,

lart ijkt jod

-ocr page 120-

118

H. Joannes Damascènus, (1) sis do woonstede aller deugden.quot; ij In het Hart van Maria,quot; zoo spreekt de li. Alphonsus, (2) » waven de heldhaftigste deugden vereenigd, welke ooit een Heilige op aarde beoefend lieeft;quot; en de II. Thomas van Aquino zegt: (3) i) de allerheiligste Maagd is ons tot toonbeeld van alle deugden gegeven.quot;

Wijl het echter niet mogelijk is, al hare deugden hier te beschrijven, zoo zullen wij, om in ons hart een hecht gebouw van deugden op te richten, in Maria's Hart die deugden beschouwen, welke de grondslag van alle overige zijn en welke wij volgens het spreekgebruik vooral aan het hart toeschrijven: namelijk de drie goddelijke deugden, in 't bijzonder echter de liefde en van de zedelijke deugden, de ootmoed, kuischheid, zachtmoedigheid en overgeving aan Gods Wil.

HOOFDSTUK I.

IIEÏ GELOOF VAN HET HART VAN MARIA.

Het geloof is het begin der zaligheid. » Wie tot God wil komen, moet gelooven dat Hij is,quot; (4)

(1) De f. orth. 1. 4. c. 15.

(3) Ueerl. v. M, 3c ovevw. over de Hemelvaart.

(3) üpast. 8.

(4) Uebr. XI, G.

-ocr page 121-

119

en «zonder geloof is liet onmogelijk aan God te behagen.quot; (I)

Uit liet liart echter moet het ware en verdienstelijke geloof voortkomen ; »want met het hart,quot; zegt de II. Paulus, (3) t gelooft men tot rechtvaardigheid,quot; en »zoo gij van ganscher harte gelooft,quot; zeide de H. Philippus tot den kamerling der koningin Kandace, (3) »is het geoorloofd.quot;

Maria zelve werd vooral wegens haargeloof zalig geprezen, want: «Zalig Gij die geloofd hebt,quot; zoo sprak tot haar de H. Elisabeth. (4) Eens, toen Jesus predikte, zoo verhaalt de Evangelist Lucas, (5) verhief cenc vrouw luide hare stem en riep uit: «Zalig de schoot, die U gidragen heeft, en de borsten welke Gij gezogen hebt.quot; Jesus ontkende dit niet; doch om ons te leeren dat Maria om haar geloof nog meer verdient geprezen te worden, antwoordde Hij: »ja zalig zij, die Gods woord liooren en het bewaren.quot; Vandaar dat de II. Augustmus zegt: «Maria verdiende meer geprezen te worden, omdat zij door het geloof Jesus Christus in haar Hart opnam, dan wel wijl Zij haren Verlosser in haren sehoot ontving.quot; Daarom ook verdient het geloof van Maria's Hart onze eerste eti nauwgezette overweging.

(1) t. Ti, p.

(2) Hom. X, 10.

(3) Act. ap. VIII, 37. (4*) Luc. I, 45.

(5) Luc. XIj .^7, 2S.

-ocr page 122-

120

liet Goddelijk geloof is eene deugd, door God ingestort, een liclit dat de Vader des lichts uit den Hemel in de harten der menschen doet schijnen. Maria ontving dit licht des geloofs op het oogenblik zelf harer Onbevlekte Ontvangenis, en wel in zulk eene volheid, als aan geen Heilige ooit bij zijne rechtvaardiging werd verleend. Werd ons dit licht niet zoo vroegtijdig geschonken als aan de Moeder Gods, wij ontvingen het toch in de eerste dagen van ons leven, namelijk bij het H. Doopsel. Hoevcle millioenen menschen ontberen de genade van dit licht des geloofs, en geraken daarom nooit tot dc aanschouwing van God. Laat ons derhalve den goeden God bedanken — gelijk Maria dit ontwijfelbaar deed — voor deze onuitsprekelijk groote genade, welk ons God reeds zoo vroeg en zonder, onze verdiensten en buiten ons toedoen geschonken heeft.

In zooverre het geloof, om niet verloren te gaan en levendig iu ons te zijn, de medewerking van den wil vordert, kunnen wij in het leven uit het geloof verschillende trappen onderscheiden.

1. Ten eerste moet de wil of het hart — want bij het bespreken der deugd hebben hart en wil doorgaans dezelfde beteekenis — het verstand aan het geloof onderwerpen. Want iemand gelooven, wil zeggen zijn woord als waar aannemen en wel omdat hij het gezegd heeft. Wij gelooven God, wanneer wij als waar aannemen, wat Hij ons gezegd heeft eu wol omdat Hij, die dc onfeilbare Waarheid is, het

-ocr page 123-

121

gezegd of geopenbaard heeft. Hij derlialvc gelooft God zijnen Heer niet, die de waarheden der Openbaring, door bewijzen aan de rede ontleend, erkent en inziet, en ze aanneemt steunende op dit zijn eigen inzien; maar hij alleen, die op het woord, op het gezag van God de waarheden der Openbaring aanneemt en ze voor ontwijfelbaar waar houdt, wijl God de waarheid zelve ze geopenbaard heeft, om het even of het verstand het geopenbaarde begrijpe of niet.

Het moeilijkst onderwerpt zich het verstand aan de geheimen des geloofs. De onbegrijpelijkste der geheimen zijn de H. Drievuldigheid en de Menseh-wording Gods , die de H. Thomas »het wonder aller wonderenquot; noemt. Juist in het aannemen dezer beide geheimen heeft het Hart van Maria de kracht van zijn geloof geopenbaard. Voor ons is het niet zwaar deze geheimen te gelooven , daar zij ons vanaf onze jeugd zijn geleerd, met ons door duizenden worden geloofd en gedurende 18 eeuwen door vele geleerden zijn opgehelderd. Doch niets van dit alles vond plaats bij de allerheiligste Maagd Maria. Geheel het oude Verbond geeft slechts eenige flauwe aanwijzingen van de veelheid der Goddelijke personen. (1) Eveneens was de Menschwording van God vóór hare vervulling grootendeels onbekend en duister. Wel las men bij de propheten: (2) tGod

(1) Gen. I, 20; Ps. XXXII, 6, (3) Is. XXXV; 4.

-ocr page 124-

122

zeil zal komen en u reddenook wist men dat God een Messias en een Verlosser zoude zenden, doch dat deze Messias de ééngeboren Zoon Gods wezen en in Zijn persoon de Goddelijke en men-selielijke natuur vereenigen zoude, dit was vóór Maria minder gekend.

De Engel Gabriël komt tot de allerzaligste Maagd Maria cn — zonder eerst het geheim der H. Drievuldigheid te verklaren — kondigt hij Haar in de eenvoudigste woorden, de Menschwording aan van den éengeboreu Zoon Gods en spreekt Haar van den A ader, den Zoon en den H. Geest, die allen zullen medewerken in de Menschwording Gods. De geheimen in deze woorden bevat, begrijpt Maria niel, want geen geschapen verstand kan ze doorgronden. Wellicht begrijpt Maria ook niet, hoe God in Haar, wat tot nu toe nooit op aarde was geschied, eene ongerepte maagdelijkheid met het moederschap kan vereenigen. En ondanks dit alles, onderwerpt zich haar Hart geheel bereidvaardig, legt zij haar verstand het zwijgen op en zegt zij met diepen ootmoed: t zie de dienstmaagd des Heeren, mij geschiede naar uw woord.quot; Bovendien deelt haar de engel nog een nieuw wonder mede: «Elisabeth uwe bloedverwante, die onvrnclitbaar heet, heel't in haren hoogen ouderdom een zoon ontvangen,quot; Ongelooflijk moge dit schijnen, Maria ecliter twijfelt geen oogenblik aan dit woord, maar begeeft zich aanstonds op weg, niet om zich te vergewissen omtrent de waarheid van het gesprokene, doch

-ocr page 125-

123

om hare nicht hare gelukwenschen aaa te bieden.

O geloovig Hart van Maria, bid voor mij, opdat mijn hart zich steeds blijmoedig onderwerpe aan alle leeringen en geboden der H. Kerk, in wier stem ik de stemme Gods erken.

2. Doch een ijverig christen vergenoegt zich niet met deze onderwerping van het verstand aan het woord van God, geheel zijn leven vloeit voort uit het geloof. Van den rechtvaardige zegt de propheet Habakuk, (1) en nahem de H. Paulus(2) in verschillende zijner brieven, dat hij leeft uit het geloof. Maria was rechtvaardiger dun de rechtvaardigste der Heiligen, vandaar dat zij geheel en al uit het geloof leefde.

Uit leven uit het geloof heeft eene groote verscheidenheid, gelijk de waarheden, ons door het geloof voorgesteld, van elkander verschillen. Het geloof immers leert ons omtrent alle dingen, van waar zij zijn, waardoor zij zijn en waarom zij zijn Alles komt van God, want Hij is de Scliepper aller dingen. Dikwerf voorzeker vroeg Maria zich zelve af: waartoe dienen toch al die millioenen aardsoorten, steenen, planten, vissehen, vogelen en landdieren? En dan antwoordde in haar Hart het geloof: b zij allen zijn afgezanten van God, die door hunne grootte, verscheidenheid, harmonie en bevalligheid den menscli met millioenen tongen toeroepen: zie, hoe groot en schoon en goed uw Heer is, die

(1) Hul). 11, 4.

(•2) Rom. 1, 17; Gal, 111, 11: ITebr. X, 3rf

-ocr page 126-

124

voor ü ons geschapen heeft, gebruik ons tot Zijnen dienst en vervul Gods wil met vrijheid, gelijk wij dien met noodzakelijkheid uitvoeren. U heeft God verheven tot onzen Koning en lloogepriester. Olïer ons op het altaar uws harten aan uw Koning en God, doeh misbruik ons niet in den dienst der zonde. De eerste mensehen en zooveleu hunner nakomelingen hebben ons misbruikt, en vandaar de straf over de natuur en de opstand en weerbarstigheid der elementen. Dien God en wij zullen U dienen.quot;

In het leven der volkeren en der afzonderlijke personen geschiedt alles, evenalsindenatuur, volgens Gods wil of toelating; want de Goddelijke Voorzienigheid, gelijk het geloof leert, ordent en bestuurt alles, het geringste zelfs niet uitgezonderd. Die Goddelijke leiding is echter bij geen enkel volk zoo zichtbaar voor ons oog als bij het volk van Israël. Eekend met do geschiedenis harer voorvaderen, erkende Maria dan ook, dat alles wat in hare dagen in het leven der volkeren voorviel, volgens de toelating t en de plannen der eeuwige Voorzienigheid, geschiedde.

Door het geloof voorgelicht zag zij in alles wat f haar en hare omgeving betrof eene beschikking van God ; zij wist dat ieder inenseh, dien zij op haren levensweg ontmoette, haar door God was toegevoegd, en zijn karakter volgens Gods toelating was gevormd; zij wist dat elk leed, haar of haren Goddelijkcn Zoon door de boozen berokkend, hetzij in Bethlehem of in Nazareth, hetzij in Jerusalem, eene toelating

-ocr page 127-

125

was van don alwijzen God, die naar do leer van den H. Augustinus, bet kwadc en booze weet te leiden tot de onfeilbare verheerlijking van zijnen H. Naam. Mochten ook alle uitwendige omstandigheden en gobeurtenissen hiermedein strijd schijnen, toch wankelde Maria nimmer in haar geloof. Maria zag haar Zoon in een stal to Bethlehem, zag Hom vluchten voor Herodes, zag Hem vervolgd en bespot en eindelijk aan het kruis genageld; doch geen oo-genblik twijfelde zij aan Zijne Godheid. Onder het krnis stond zij, zegt de II. Antoninus, wijl zij staande werd gehouden door hot geloof aan Zijne Godheid, dat in haar Hart nooit wankelde.

Tracht ook gij uw hart er aan te gewonnen om in alles, hetzij voor- of tegenspoed u of uwe tijd-genooten ten deel valle, do hand van ^Jen alwijzen cn algoeden God te erkennen, en nimmer te wankelen in het geloof aan de Goddelijkheid der H. Kerk. Eene door het geloof geleide studie der geschiedenis en een terugblik op den gang van uw levensloop, zullen u in alle tijden de leiddraden aanwijzen van Gods rechtvaardigheid en goedheid.

Ten laatste leert ons het geloof het doel van al het geschapene en in 't bijzonder van den mensch door ons op God te wijzen als het doel en het hoogste Goed, waarnaar wij steven moeten en W lens wil wij te, vervullen hebben. Uit deze leer van ons H. Geloof vloeien twee regelen voort, namelijk: slechts datgene te verrichten wat God van ons wil — Hem derhalve niet te beleedigen — en alles zoo to doen

-ocr page 128-

12«

zooals God liet wil, dat is, uit liefde tot Hem en tot Zijne meerdere eer.

God is ons hoogste en eenigste doel, want de Alwijze kan aan Zijne werken geen ander doei geven, daar Hij zieh altijd het hoogste, wat Hij zelf is, ten doel moet stellen. God is tevens ons hoogste geluk, wijl Hij het oneindig Goed is. Vrij mag de üiensch derhalve met de edelste gaven naar lichaam en ziel zijn uitgerust, vrij mogen zijne daden in alle landen en door alle tongen geprezen worden ; heeft hij zijne werken niet verricht tot Gods eer, dan mist hij zijn doel en zijne werken hebben voor God en eeuwigheid gccne waarde. Hie ongelukkige is gelijk aan het gouden uurwerk, waarvan de raderen zich niet bewegen of wiens gang zoo ongeregeld is, dat het zijn doel, het aangeven van den tijd, volkomen mist. Zijt gij daarentegen met minder talenten begaafd, zoodat gij niets groots voortbrengt on iu uwe omgeving nauu lijks wordt opgemerkt of gekend, toch zult gij groot zijn in de oogen van God en van hooge waarde zullen uwe werken zijn voor de eeuwigheid, zoo gij al wat gij doet tot Gods eer verricht. Gij zijt gelijk aan het uurwerk, dat het uur van den dag nauwkeurig aanwijst, hoewel het slechts uit gewoon hout of koper is vervaardigd.

O Hart van Maria, dat in al uw streven en in al uwe verlangens niets dan God cn Zijne eer hebt gezocht, verwerf mij de genade, dat ook ik in al mijn pogen en werken niet naar de schijngoederen

-ocr page 129-

127

dezer aarde maar naar dc eer van God en het heil mijner arme ziel verlange.

ö. De hoogste graad echter van het leven uit het geloof is daarin gelegen, dat wij onze werken zoodanig verrichten, zooals wij meenen dat zij aan het alziend oog van God het meest welgevallig zullen zijn.

De zalige Joannes Berchraaus heeft boven anderen niet uitgemunt door zware boetwerken, streng vasten, nachtwaken en groote bekeeringen der zielen. En toch wordt hij naast den H. Aloisius en den H. Stanislaus vereerd. Waaraar., moet zijne heiligheid dan worden toegeschreven? Waarin ligt het voortreffelijke zijner werken? Heldhaftige deugden immers worden voor elke zalig- en heiligverklaring gevorderd. Zijne levensbeschrijving toont ons dat de uitstekendheid zijner deugden gelegen is in zijn leven uit het geloof, maar in een leven uit het geloof tot zoo hooge volmaaktheid opgevoerd, dat hij alles, hoe gering en hoe nietig het ook ware, zoo stipt mogelijk overeenkomstig den Goddelijken Wil volbracht.

De heiligste personen, die ooit op aarde leefden, waren Jesus, Maria en Joseph. En welke waren de voortreffelijke daden, die zij te Nazareth tot Gods eer verrichtten eu waardoor zij den Allerhoogste boven alle Apostelen en Martelaren welgevallig waren? Was het niet dat ijverig streven van hun hart om alles, hoe gering en onaanzienlijk het ook ware, zoodanig te verrichten, zooals het den

-ocr page 130-

12S

Hemelschen Vader het meest behaagde, lieseliouw Maria in haar nederig huiswerk; alle die werkzaamheden in schijn zoo nietig, volbrengt zij met de meeste zorg en volmaaktheid, wijl het geloof in haar Hart zegt: de Allerhoogste is bij U, en Zijn oog is gevestigd op al uwe handelingen.

Vraagt gij mij, hoe ook gij uw hart kunt doen leven door dat leven uit het geloof, dan antwoord ik u met deze drie woorden: «denk aan God.quot; Hebt gij echter reeds eenigen voortgang gemaakt in dit leven uit het geloof, zoodat gij in de navolging Si van Maria steeds liooger verlangt te stijgen, dan ■ antwoord ik u; »denk steeds meer en meer aan God.quot; | Denk aan God bij al wat gij ziet, bij al wat u wedervaart, bij al wat gij verricht. Denk aan God zoo dikwerf gij het schoone of schrikwekkende van de natuur aanschouwt; denk aan God wanneer gij de deugd reeds in dit leven^ ziet beloond en de zonde i reeds op deze aarde gestraft; denk aan God in j vreugde zoowel als in lijden. Eicht uwe blikken | boven deze wereld en hare woelingen naar den Hemel i en de eeuwigheid. Dan zal het geloof voor u een | stuurman zijn, die het schip uws harten met vaste hand zal leiden door alle wateren van tegenspoed en alle stormen der hartstochten, eu die al uwe verlangens en werken zal richten naar het land der belofte, uwe eenige ware bestemming.

-ocr page 131-

129

- lquot;'»»

HOOFDSTUK II.

DE HOOP VAN HET HART VAN MARIA.

Uit het geloof aan God ontspringt de hoop op God. Zij is de tweede dor goddelijke deugden en bestaat in het verlangen naar God, ons hoogste Goed, en in het vaste vertrouwen dat God ons in Zijne goedheid, getrouwheid en almacht al datgene zal schenken, wat noodzakelijk is ter bereiking van ons einde en onze zaligheid. De hoop derhalve bestaat in verlangen en veitrcuwcn.

1. Ons zondig aardsgezind hart is met vele banden aan deze aarde vastgehecht, wordt door vele gedachten, zorgen en begeerten bezwaard, waarom het zich slechts met moeite boven deze aarde kan verheffen. Hetgeen wij zien, hooren, voelen en smaken, dat en dat alleen is meestal het voorwerp onzer verlangens, en slechts zelden richten wij bij onze wenschen ons oog boven deze aarde naar den Hemel, om ons te herinneren, dat er buiten deze zichtbare wereld nog eene andere wereld boven ons bestaat, waar wij allen na eenige jaren moeten heengaan, waar ons een eeuwig leven wacht en ons, scheiden wij in staat van genade van deze aarde, eene woonplaats is bereid, oneindig schooner dan. al wat zich op deze wereld aan onze blikken vertoont.

Geen hart kende deze waarheid beter dan het Hart van Maiia; geen hart dan ook verlangde zoo vurig naar die eeuwige schoonheiden zaligheid, Maria's

i

-ocr page 132-

130

Hart was geheel vreemd aan deze wereld; het was vrij van alle gehechtheid aan bloedverwanten ; want pas diie jaar was Maria oud, toen zij reeds haren vader en hare moeder verliet; vrij van elk verlangen naar de oer der menschen, zij immers, de maagd uit den stam van David huwde met een armen timmerman , vrij van alle gehechtheid aan de goederen dezer aarde, want de kostbaarste geschenken van de koningen uit het Oosten verdeelde zij onder de armen, zoodat zij bij hare komst in den tempel geen lam, maar slechts twee duiven, de gift der armen, kon ollercn ; vrij eindelijk van elk verlangen naar de genoegens dezer wereld, want blijmoedig droeg zij het zwaard, dat sinds Simconos voorspelling haar Hart doorboorde. l)e eeni^e vreugde haars Harten was God en Jesus, haar Goddelijke Zoon. Ook zoo Maria liet aan do H. Brigitta niet hadde veropenbaard, zoude ik toch vastelijk gelooven (1): idat hare zinnen zoozeer van de wereld waren afgewend, dat zij van al wat de zinnen der menschen pleegt te streelen, niets begeerde of gebruikte, tenzij het noodige voedselquot;, en (2) »dat haar Hart zonder tusschenpoozen door hemelsehe verlangens was ontgloeid.quot; Met David verzuchtte Maria uit het diepste liaars Harten; (3) «mijne ziel dorst naar God, do levende bron. Wanneer zal ik komen en verschijnen voor het aanschijn van God.quot;

(1) Rev. VI, 21.

(2) Rev. VI, 61.

(3) Vs. XLI, 3.

-ocr page 133-

131

O Hart van Maria, dat ü altijd cn ccnig hebt verheugd in God, uw heil, ontruk mijn hart aan deze wereld cn hare vermaken. Geef, dat ik alles als niets schatte om de alles overtreffende liefde en heerlijkheid Gods. (1) Geef, dat ik het nietige, vergankelijke en onzekere van deze aardsche goederen dikwerf vergelijke met de voortreffelijkheid, duurzaamheid en zekerheid der eeuwige goederen, opdat mijn hart, gelijk het Uwe, zich boven deze aarde verheffe cn slechts zoeke wat daar boven is; de wereld immers, zij zal vergaan met al hare heerlijkheid.

2, Het vertrouwen bestaat in de vaste overtuiging, dat God in Zijne goedheid en getrouwheid, om wille van de verdiensten van Christus, ons de middelen en genaden niet zal weigeren, die ons tot onze zaligheid noodzakelijk zijn. Men zondigt tegen deze deugd, zoo dikwerf men te veel of vermotel vertrouwt en gelooft dat God voor ons, zonder onze medewerking alles zelf zal verrichten.

Doch veel meer wordt cr gezondigd, vooral onder de vrome en ijverige Christenen, door tc weinig vertrouwen. In wederwaardigheden denkt men wel aan God cn bidt men ook tot Hem, doch het hart bezit dat vast vertrouwen niet. En van waar komt dat?

Ik geloof, wijl wij te weinig er aan denken, wie Hij is, tot Wien wij bidden; Hij is God, de Almachtige, die een onbeperkte heerschappij voert

(1) IMiil. Ill, s.

-ocr page 134-

133

over do natuur, de volkeren en ieder mensch in 't bijzonder, zoodat Hij alle rampen van ons kan afwenden en allo onze vijanden door eon wenk kan beschamen. Hij is God, do Algocde, die ons meer dan de beste vader bemint en door zijn propheet tot ons spreekt; (1) gt; Kan een moeder haar kind vergeten en er zich niet over erbarmen? Poch zoo ook zij het mocht vergeten, ik zal u niet vergeten, want zie, in mijne handen heb ik u geschreven.quot; Vraagt gij uwen vader of uwe moeder of een vriend om eene zaak, die zij u kunnen geven, dan twijfelt gij niet of gij zo ontvangen zult; waarom schenkt gij den goeden God niet evenveel vertrouwen? Moet Zijn Vaderhart zich niet diep beleedigd voelen, wanneer gij meer op de menschen dan op Hem vertrouwt?

Gedeon, de geringste uit den stam van Manasses, gelijk hij van zich zeiven getuigt, werd uitgekozen om Israël van zijne vijanden te bevrijden.

Met 3 2,U00 krijgslieden trok hij te velde tegen dc Madianieten, Amalekicten en vele andere oos-tersehc volkeren. iGij hebt tc veel soldatenquot; zeide de Heer tot Hem t cn aan hen geef Ik de overwinnig niet, opdat Israël later niet zegge: raijno eigene kracht heeft mij van den druk bevrijd; kondig af ten aanhoore van allen: wie kleinmoedig of bevreesd is, keere terug.quot; Hierop keerde er 2;',000 terug. Andermaal zeide God tot den bevelhebber; nog is er te veel volk! voer hen naar de broa en laat hen

(1) Is. XL1X, 15.

-ocr page 135-

133

drinken: dan zal Ik u degenen aanwijzen, die met

u moeten gaan.quot; Allen die bij de bron nederknielden

om in nap of helm water te scheppen en op de

gewone wijze te drinken, moesten uitgesloten worden;

alleen zij die hot water uit de holle hand slorpten

mochten strijden. En van deze laatsten waren er

slechts driehonderd. Met deze 300 helden trokGedcon

den vijand te gemoet. Ieder droeg een bazuin, een

aarden kruik en een brandende fakkel. Op één oo-

genblik vliegen al hunne kruiken in stukken; met

de linkerhand zwaaien zij den brandenden lakkei

en in hunne rechterhand houden zij do schallende

bazuin, terwijl zij schreeuwen: voor Jehova en voor

Gedcon! Een radelooze schrik grijpt den vijand aan

en onderling dooden zij elkander; de overgeblevenen

vluchten in overhaasting naar de andere zijde van

den Jordaan. Gedeon had op God vertrouwd en

daarom had de Heer Israël uit de handen zijner

vijanden gered.

Op gelijke wijze werd hot vertrouw van Abra-

eide i ^am' David en vele anderen beloond. Op

| bijna iedere bladzijde des ouden Verbonds staat nms: •' J

| géschreven: «onderhoudt mijne geboden, vertrouwt

op Mij en Ik, do Almachtige, uw Koning en Heer zal u tegen alle vijanden beschermen, cn met zegeningen overladen.quot; Welk een vertrouwen op Gods macht en voorzienigheid zal het Hart van Maria wel hebben vervuld bij hot lezen en overwegen van deze wondervolle leiding Gods, en vooral bij het bidden der Psalmen, het dagelijksch gebed der Is-'

h in

kan kan meer ibeet ver-i ook want •aagt eene niet den Zijn neer iwt? sses, ozen

egen oos

gene g af eesd rug. ,g is ; hen

8

-ocr page 136-

131

raëlieten, die zulk een kinderlijk vertrouwen op God ademen.

Toont liet oude Verbond meer de macht en rechtvaardigheid van God, het nieuwe verkondigt ons meer de liefde en barmhartigheid des Hcmelschen Vaders; nwant alzoo,quot; zegt de H. Joannes, (1) »heeft God de wereld liefgehad, dat Hij Zijnen eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar het eeuwige leven liebbe.quot; Is de leer van den Zaligmaker niet in daze korte woorden vervat: ziet hoezeer u de Hemeisehe Vader en Zijn Zoon bemint. «Komt tot mij, allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u verkwikken.quot; (2) sVVcest welgemoed. Ik heb de wereld overwonnen.quot; (3)

Zonder ophouden vermaant ons de Goddelijke Zaligmaker tot vertrouwen; »al wat gij in het gebed geloovende zult bidden, dat zult gij ontvangen;quot; (4) t zoo gij een geloof hebt als een mostaardzaad, gij zult tot dezen berg zeggen: ga heen van hier derwaarts ? en hij zal heen gaan, en niets zal u onmogelijk zijn.quot; (5) Met welk een vertrouwen vervullen ons de parabels bijv. die van het verdoolde schaap en van den verloren zoon. Geduldig verdraagt de Goddelijke Verlosser de wereldsehege-

(I) Evang. Joan. Ill, 16.

(3) Matth. XI. 28.

(3) Joan. XVI, 33.

(4) Matth. XXI, 22.

(5) Matth. XVII, 19.

-ocr page 137-

135

zindheid, do ijdelheid, de eerzuclit cn zelfs dc verloochening Zijner leerlingen, hoewel Hij hen ook van deze gebreken triiehtte te genezen en tot de tegenovergestelde deugJcn aanspoorde. Verliezen zij echter het vertrouwen, en verlaat de duivel, om hun klein vertrouwen, op het gegeven bevel den bezetene niet, dan ontsteek', dc Verlosser in toorn en spreekt Hij in heilige verontwaardiging: (1) »o on-geloovig en verkeerd geslacht! hoelang- zal ik bij u zijn? hoelang zal ik u verdragen?quot; Bij den storm op zee werden dc leerlingen bevreesd, ofschoon zij den Zoon Gods bij zich hadden en zij wekten Hem op en zeiden; Heer, behoed ons, wij vergaan. He Goddelijke Verlosser berispte zijne leerlingen met deze woorden: (2) swat zijt gij vreesachtig, gij kleingeloovigen?quot; Petrus wandelt op het water, want zijn vertrouwen draagt hem. Vrees en twijfel komen in zijn hart op, hij begint te zinken en ontvangt van den Zaligmaker de berisping: (3) »gij kleingeloovige, waarom hebt gij getwijfeid.quot; Maria volgde haar Goddelijken Zoon op zijne reizen, gelijk de Evangelisten ons te kennen geven, (4) was getuige van Zijne werken en hoorde Zijne woorden. Moest haar Hart ibij die herhaalde vermaningen niet worden opgewekt tot een onwrikbaar vertrouwen?

Geheel haar leven is een leven van een vast en

(1) Matth. XVII, IC.

(2) Matth. VIII, 20.

(3) Matth. XIV, 31.

(■1) Matth. XII, 47. Marc. III, 31. Luc. VIII, 19.

-ocr page 138-

13«

onwankelbaar vertrouwen. Zij heeft de belofte van kuischheid afgelegd; God wil haar huwelijk ; Maria vertrouwt op God en zij blijft eene zuivere Maagd. Zij ontvangt van den H. Geest; Joseph hierover onUteld, besluit heimelijk van baar te scheiden; Maria echter, in plaats van hem bekend te maken met de groote eer haar ten deel gevallen, stelt geheel haar vertrouwen op den Heer en de Heer onderricht door een engel den H. Joseph van het geheim, in haar voltrokken. Keizer Augustus vaardigt een bevel uit en Maria, hoewel de geboorte des Verlossers nabij is, moet eene lange, zware reis ondernemen. Zij vertrouwen op den Heer en do Heer is haar helper. Nauwelijks is dc Verlosser geboren, of Herodes vervolgt Hem reeds en de Moeder is verplicht met het tecder kind naar het afgelegene, heidensch Egypte te vluchten; haar Hart vertrouwt en dc Heer beschermt de H. Tamilie. Toen Jesus in het graf was neergelegd, haastten zich de vrome vrouwen, om zijn H. lichaam te balsemen. Maria bevindt zich niet onder haar; zij denkt aan geen bederf en haar Hart weet en vertrouwt, dat »de Heer Zijn gezalfde niet in hot graf zal laten,quot; en dat tZijn graf glorievol zal wezen.quot; (1) Doch niet enkel bij de bescherming harer deugd en te midden der grootste gevaren, zelfs bij de bede om tijdelijke goederen , ook zoo er een wonder toe gevorderd wordt, is het vertrouwen van Maria's Hart

1) Ia. XI. 10.

-ocr page 139-

137

onwankelbaar. Zij is met Jezus en Zijne leerlingen te Cana ter bruiloft genoodigd. (1) »En als er wijn ontbrak, zeide de Moeder van Jezus tot Hem: zij hebben geenen wijn.quot; In haar vertrouwen op de macht en goedheid haars Zoons, meent zij Hem slechts de behoefte van den gastheer kenbaar te moeten maken, zonder Hem verder om iets ie verzoeken. Jesus daarentegen — waarschijnlijk om ons de macht van Maria's voorbede en tevens haar vast vertrouwen aan te toonen geeft afwijzend ten antwoord; »Vrouwe, wat heb ik metu? nog is mijn ure niet gekomen.quot; Maria wankelt niet in het minst in haar vertrouwen. Als hadde Jesus haar wenseh ingewilligd, spreekt zij tot de dienaren : » al hetgeen Hij u zeggen moge, doet hetquot; En Jesus, als gedwongen door het vertrouwen Zijner Moeder, verandert de zss kruiken met water in wijn.

O Hart van Maria, vraag voor mij aan uw God-delijken Zoon een onwankelbaar vertrouwen, opdat ik in alle gevaren naar ziel en lichaam mij in Gods armen werpen; als een kind aan de hand des He-melschen Vaders onbezorgd den weg des kruizes be-wandele, en in mijne gebeden en smeekingen voor liet heil mijner ziel nooit in het minst twijfele.

HOOFDSTUK 111.

DE LIEFDE TOT GOD VAN HET HART VAN MAMA.

Onder alle harten die ooit op aarde in een men-(1) Evang. Joan. c. 3.

-ocr page 140-

138

schelijk lichaam hebben geslagen en tot den jongsten dag op aarde zullen zijn, is er geen, na het Goddelijk Hart van Jesus, van zoo groote en heilige liefde ontgloeid als het Hart van Maria. De II. Anselmus en met hem de H, Alphonsus beschrijven aldus den omvang en den gloed harer liefde: (1) tlioe grooter de zuiverheid des harten is, des te grooter is ook de liefde tot God. Hoe zuiverder een hart is, en hoe minder hot met zieh zelven is ingenomen des te meer zal het met de liefde tot God vervuld zijn. Wijl Maria zoo ootmoedig, zoo klein in eigenschatting was, was zij zoozeer vervuld van liefde tot God, dat zij, volgens den II. Bernard us. God meer beminde dan alle mensohen en Engelen.quot; Dit wordt door Eieiiard van St. Vietor bevestigd, als hij zegt; (2) »do Moeder van onzen Emmanuel was volmaakt, wijl zij alle deugden in den hoogsten graad bezat. Wie heeft ooit het eerste gebod; gij zult den Heer u-wen God beminnen uit geheel uw hart, zoo volmaakt onderhouden als Maria? De liefde tot God gloeide zoo sterk in haar Hart, dat daarin geene plaats overbleef voor eenige onvolmaaktheid,quot; »De Goddelijke liefde had het Hart van Marie, zoo diep gewond on zoozeer doordrongen, dat er niets in was, wat niet van liefde was doortrokken, waarom zij ook de eenige is, die het eerste gebod in ge-

(1) Hccrl. y. M. I. over Maria's liefde tot God.

(2) Lib. ic £iu. e. 39.

-ocr page 141-

139

liccl zijn omvang reeds in haar loven op deze aarde volmaakt heeft onderhouden.quot; (1)

Vandaar dat Maria met het volste recht kon uitroepen: smiju beminde is de mijne en ik ben de zijne,quot; (2) van daar ook dat, volgens Hichardus, zelfs de Serafijnen van den Hemel konden nederdalen, om van het Hart van Maria te leeren, hoe men God beminnen moet. God, die de liefde zelve is, is op deze aarde gekomen, om in aller harten de vlam Zijner liefde te ontsteken, dooh geen hart deed hij zoo fel van liefde branden als het Hart Zijner zuivere Moeder. Zonder de minste gehechtheid aan aardsche goederen zijnde, was zij ook het meest geschikt, om door dit zalig vuur ontstoken te worden, waarom haar Hart dan ook, volgens de uitdrukking van liet Hooglied, geheel vuur en vlammen was. »Haar licht — de gloed barer liefde — is een licht van vuur en vlammen.quot; (3) Het is van vuur, zegt de H. Anselmus, wijl het inwendig van liefde brandt, en van vlammen, wijl het zich uiterlijk door de oefeningen barer deugden doet kennen. De II. Bonaventura beweert, dat Maria nooit door de hel bekoord werd, want zegt hij s gelijk de vliegen een groot vuur ontwijken, zoo worden ook de duivels verdreven door het Hart van Maria dat een zuivere liefdevlam is, zoodat zij niet wagen, het te naderenquot; (4)

(1) St. Bern. Serin. 29 in Caut.

(2) Cant. II, 16.

(3) Cant. VIII, ö.

('!■) t. 3. Scrm. 51. a, 3.

-ocr page 142-

140

Op gelijKc wijze spreken alle overige H. Yadcrs en zij weten woorden noch beelden Ie vinden. a;c-sohikt om de verhevenheid der liefde van Maria's Hart weer to geven. Volgens den H. Bernardus was Maria door zulk een liefdevuur ontstoken, dat er een aanhoudend wonder werd verciseht om haar leven bij zulk een liefdegloed te onderhouden.quot; De H. Joannes Damascenus vergelijkt (1) Marias liefde met het vuur van den oven van Babijlon, wiens vlammen er negen en veertig el bovenuit sloegen. » Deze vuuroven,quot; zegt hij, stelt IJ, o Maria voor, en is eene heerlijke voorafbeelding van het Goddelijk en eeuwig vuur dat uw Hart tot Zijne woonplaats heeft uitgekozen.quot; Albertus de Groote zegt; (2) dat Maria zoozeer van liefde tot God vervuld was, dat een louter schepsel haar daarin hier op aarde niet had kunnen overtreffen. «Aan welke zijde zegt lina' monti (3) »gij Maria ook beschouwt, niets vindt gij in Haar dan liefde. Zij werd meer dan alle schepselen door God bemind en zij zelve beminde God meer dan alle schepselen. Barradius zegt: (4) «terwijl de Serafijnen in den Hemel van liefde banden, brandde het Hart van Gods Moeder, ofschoon nog op aarde levende, van een veel heviger liefdevuur.

P. Suarez, door Paus Benedictus Xl\ een licht der godgeleerdheid genoemd, stelt over de liefde

(1) de dorm. B. V.

(3) Lib. do laud. V. c. 96.

(3) 11. S. Cuore di Verg.

■J-) Concord. Evang. 1. 0, c. 5. do nat. Ij. V,

-ocr page 143-

141

van Maria's Hart de drie volgende stellingen op: (1) 1. dat Maria's liefde reeds in het eersle oojrenblik van haar leven , grooter was dan de liefde, die in het hart van den eersten der Serafijnen brandt, zelfs wanneer men de liefde van dezen Engel in hare hoogste volmaaktheid beschouwt; 2. dat geheel het leven van Maria, vanaf het eerste tot het laatste oogenblik, eene bijna onafgebrokene oefening van liefde is geweest, en dat zich hare liefde bij elke handeling verdubbelde, daar zij God steeds beminde uit alle kracliten harer ziel en van haar hart, geheel overeenkomstig met de maat Zijner genade en de inspraken en opwekkingen van den H. Geest; 3. dat derhalve wegens de bijna onafgebroken liefde van haar lang leven, hare akten van liefde bijna oneindig in getal waren, en dat Maria derhalve bij het einde van haar leven in liefde en genade alle Engelen en heiligen te zamen genomen heeft overtroffen. Verder verklaart deze even godvrucluigo als geleerde godgeleerde , dat hij niet de eenige is die deze leer verdedigt, maar dat zij met de gevoelens des H. Vaders overeenstemt en door veel uitstekende godgeleerden der universiteit van Salamanka, aan wie hij ze had medegedeeld, insgelijks ten hoogste werd goedgekeurd. Daarom zal het ons niet vreemd toeschijnen, dat de 11. Maagd aan de Zuster Maria van het Kruis openbaarde, (2) dat het vuur harer liefde tot God

(I) in III p., q. 37. a. 4, d. 18, s. 4.

'3) Lig. Ucerl. v. M. I, L 3.

-ocr page 144-

142

zoo groot was, dat het in eeu oogenblik Hemel en aaide zoude kunnen verteren ; waarom zij er bijvoegde, dat tegenover hare liefde, de gloed der Serafijnen aan een frissche koelte gelijk was.

Om ons hart, met de hulp der Goddelijke genade zooveel mogelijk te vormen naar het van liefde brandend Hart van Maria, zullen wij meer in 'tbij-zonder de oorzaken en uitwerkingen dezer verhevene

liefde overwegen.

1. De eerste bron der Goddelijke liefde is de kennis van God. God is de oneindige schoonheid en de eindelooze goedheid; waarom ook ieder, die God kent. Hem moet beminnen, en hoe meer hij Hem kent, des te meer moet beminnen. Vele zijn de wegen die ons tot de kennis van God geleidenet. De eerste weg is de beschouwing Zijner werken. De H. Eraneiscus Borgias, Vorst van Gandia, was bij het beschouwen van dc natuur dikwijls geheel in God en Zijne eigenschappen verslonden. De H. ïraneiscus van Assisië werd bij het zien eener bloem dikwerf zoozeer door de liefde tot God vervoerd dat hij liefdevol schertsend mot zijn stok de bloem sloeg en uitriep: zwijg maar, zwijg maar! ik weet reeds dat gij tot mij spreken wilt over de liefde en schoonheid van mijn God.

Toen de H. Ignatius van Loyola reeds oud was en niet ver meer kon gaan, deed hij zich op het balkon van het huis brengen ; daar zat hij dan vele uren lang met de oogen onbewegelijk ten Hemel geslagen en bij de gedachte aan Gods schoonheid en

-ocr page 145-

143

goedheid vloeiden de tranen langs zijne wangen.

Vandaar dat ik ook Lier, evenals boven bij dc overweging van het geloof, tot u zeg; wilt gij God beminnen, 'denk dan aan God; wenscht gij Hem echter nog vuriger lief te hebben, donk dan steeds meer aan God. Het ligt immers in onze natuur en door dc ondervinding wordt het ieder oogenblik bevestigd, dat wij steeds datgene beminnen wat wij kennen en waaraan wij meermalen denken ; zoodat wij, willen wij onderzoeken wat wij liet meest liefhebben, ons zeiven slechts de vraag behoeven te stellen: waaraan denk ik .iet meest? »YVaar uw sehat isquot; zegt de Goddelijke Zaligmaker, »daar ook is uw hart.quot; (1) En met den propheet Jeremias (2) kunnen wij zeggen: de aarde onzer liarten, het veld der deugden is woest en dor, wijl er niemand is die nadenkt in zijn hart. En toch, zoo wij slechts een weinig geloof bezitten, dan moet niets zoo natuurlijk en zoo gemakkelijk voor ons zijn als aan God te denken. Alles, wat wij zien, hooren en smaken, alles wat ons omringt is van God, door God en voor God. Alles wat buiten God bestaat, beeft God geschapen, opdat Engelen en mensehen daardoor den oneindig Schoonen en Goeden zouden kennen en liefhebben, n Ziequot; zoo spreekt hij als het ware tot ieder onzer, »ik gaf aan het edelgesteente zijnen glans, schonk aan dc bloem hare kleuren,

(1) Matth. VI, 21. (3) Jer. XII, U.

-ocr page 146-

144

spreidde het selioonc blauw des hemels uit, plaatste aan het firmameat de schitterende zon, de zachte maan en milliocnen fonkelende sterren; opdat gij uit deze veelvuldige schoonheid zoudt erkennen, hoeveel schooner Ik zelf dan wel moet zijn, aan wien dat alles zijne schoonheid te danken heeft. »Ik schonk aan de spijs en den drank hun aange-namen geur en smaak, en aan het gezang der vogelen zijne bevalligheid en zoetheid, opdat gij daaruit erkennen en smaken zoudt, hoe liefelijk Ik ben, de lieer en Schepper van dat alles.quot;

8 Ik schiep voor n dit prachtig paleis, de wereld, met zijn bont tapijt van velden en den schoonen hemel daarboven uitgespreid; Ik deed voor u de zon schitteren en dc bronnen vloeien, de aarde kruiden voortbrengen, en de boomen hunne vruchten dragen; Ik schiep voor u al de soorten der vissehen, der vogelen en der landdieren ; Ik schiep uit zuivere liefde u zclven met alles wat gij zijt en bezit, opdat gij uit dit alles mijne goedheid en liefde erkennen en mij uwe wederliefde schenken zoudt. Ook nu ben Ik nog voortdurend voor ü werkzaam in alles wat u omringt en Ik dien u als met duizend handen in alles, waarvan gij u bedient; want aan de oogen, waarmede gij leest, geef ik de kracht om te zien, aan uw verstand, waarmede gij kent, de kracht om te begrijpen, aan de.i grond, waarop gij slaat, aan de tafel waarop gij steunt, kortom aan alles wat u omgeeft en u dient, zijn bestaan, zijne vastheid, zijne kracht en alle zijne

-ocr page 147-

145

eigenschappen; en dat alles doe ik voor n ieder oogenblik, reeds zoovele jaren lang, opdat gij daaruit Mijne goedheid en liefde erkennen en mij uwe wederliefde schenken zoudt.quot;

»0 mijn God, zoo moet ik hier met den eerbied-waardigen Ludovicus de Ponte uitroepen en antwoorden : » hoe is het mogelijk dat ik IJ niet vuriger beminne? Hoe koud moet mijn hart zijn, daar het in het midden van een zoo hevig liefdevuur dat mij overal omringt, niet ontstoken worde!quot; Met den H. Augustinus verzucht ik : o vuur, dat altijd'brandt en nooit afneemt! o iiefde, die altijd gloeit en nooit, afkoelt, ontsteek mij geheel en al, opdat ik U uit alle mijne krachten liefhebbe.quot;

Aldus heeft God in Zijne werken ons een spiegel voor oogen gesteld, waarin wij Hem met de oogen des geloofs kunnen aanschouwen en leeren kennen, ten einde ons hart tot wederliefde op te wekken. Hoe dikwerf cn hoe ijverig zal Maria zich van dezen Goddelijken spiegel bediend hebben, daar zij Gods werken zoowel door hare natuurlijke kennis als door haar levendig geloof onbeschrijfelijk volmaakter doorgrondde, dan ze ooit een geleerde of Heilige had gekend.

Maria echter bezat nog een verhevener wijze om God te kennen. De apostel Paulus zegt (1) dat hij tot in den derden Hemel is opgenomen geweest cn dat niemand beschrijven kan, wat hij aldaar heeft aan-

(1) 3 Cor. XII, 2 et.-.

-ocr page 148-

schouwd. Moyzesheeft insgelijks, volgens het gevoelen van eenige geleerden, den Heer van aanschijn aanschouwd. Volgens de grondstelling der H. \ aders: ii wat God aan een ziji;er dienaren hier op aarde heeft geschonken, dat hoeft Hij voorzeker aan zijne Moeder niet geweigerd, wijl de Moeder zeer ver boven den dienaar verhevea is,quot; beweren beroemde godgeleerden: gt; het gevoelen dat Maria somwijlen in haar leven gedurende een korten tijd tot de klare aanschouwing van het Goddelijk wezen verheven is, bijv. bij do Mensehwording van Christus, bij de Geboorte en op den dag van Jesus'Verrijzenis, kan met godsvrucht en tevens met grond aangenomen wordenquot; (1). » Wie zou in staat zijnquot; bemerkt P. Pinamonti, »de werkingen te verklaren door deze aanschouwing van God in het Hart van Maria teweeggebracht? Slechts eene kleine straal van dit ongeschapen Licht, den Heiligen soms geschonken, verhief hen boven zich zeiven, overlaadde hen met onuitsprekelijke zoetheid, vei vormde hen in geheel andere menschcn en verplaatste hen in een toestand, waarin zij, gelijk de H. Theresia volgens eigen ondervinding getuigt, zonder Gods bijzondere hulr) en ondersteuning zouden bezweken zijn. Besluit nu hieruit, wat dij Goddelijke Zon in Maria's Hart liceft uitgewerkt; daar zij het met eene veel grootere mate van licht en warmte vervulde, daar haar Hart niet

(1) Suaret, 3. Incarn d. Ifl, s. 4.

-ocr page 149-

het luinsle beletsel aanbood nocli door de geringste lauwheid, noch door de geringste zonde, noch door de geringste onopleitendheid, noch door de geringste ondankbaarheid; daar inicgeudeel haar Hart Qode met den grootsten ijver den verschiddigden dank bracht, en de hoogste ontvankelijkiieid bezat ter opname van het Goddelijke Licht, zoodat de arm des Almaehtigen hier volkomen volgens Zijn welbehagen kon werken.'quot;

Niet minder dan in de schepping openbaart God Zijne goedheid en liefde in de verlossing en heiliging. Met recht kan de Hemelsehe Vader ieder onzer toevoegen: voor u heb ik mijn Zoon naaide wereld gezonden; voor u is Hij in den stal te Bethlehem geboren en aan het kruis gestorven; \oor u heeft hij liet Sacrament der Liefde ingesteld; voor ii is de H. Geest van den Hemel gedaald, voor i- de H. Katholieke Kerk gesticht. Niet slechts had Ik in plaats van u het aanzijn te schenken een zandkorreltje meer kunnen scheppen, maar ik had u ook in een geheel heidensch volk, on !er Mahomedanen of ketters, in eene diep bedorvene eeuw, in een goddelooze stad en van slechte ouders kunnen doen geboren worden. Doch in plaats van dat alles, heb Ik u vanaf uwe jeugd door mijn plaatsvervanger in den christelijken godsdienst onderwezen, in den 11. Doop met mijne genade en do Goddelijke deugden begiftigd, in liet H. Sacrament der Boetvaardigheid herhaalde malen van alle zonden gereinigd, in het H. Vormsel den H. Geest met Zijne genaden

-ocr page 150-

148

«■eschonken on in do H. Communie kcbt gij zelfs de Godlieid cn Mcnscliheid van Jesus Christus, liet Vleescli cn liet Bloed van uw God, de Bron aller genaden ontvangen. En hoeveel genaden en weldaden zal Ik n nog schenken? Met eeuwige liefde bemin Ik u ; o wees toch niet ondankbaar cn tracht mijn liefde toch eindelijk met wederliefde te vergelden.quot;

Behalve deze gaven had Maria nog vele andere genaden en vooriechten ontvangen. Welk eene uitstekende genade was het, zonder zonde ontvangen tc worden, vrij te zijn van alle booze begeerlijkheid, reeds bij de ontvangenis met alle genaden en deugden versierd tc worden, altijd maagd tc blijven cn bovendien de hoogste aller denkbare waardigheden te ontvangen, namelijk tot Gods Moeder verheven te worden! Beter dan wij kende en waardeerde Maria alle deze genaden, noch miskende zij Gods n-oedheid, maar schreef alles aan Haar toe, want «die machtig is,quot; zeidezij, » heeft groote dingen aan mij gedaan.quot; (!) Hoezeer moest haar i:art damnet in wederliefde ontbranden! De H. Franciscus van Sales zegt over de woorden: »de liefde van Christus dringt ons.quot; (2) .daar wij weten dat Jesus Christus, dc waarachtige God, ons zoozeer heeft lictgehad, dat Hij den dood cn wel den kruisdood heeft willen verduren, zoo schijnt het ons toe, alsoi

(1) Luc. I. 'iy. (3) 2 Cor. V. 14.

-ocr page 151-

149

onze harten tusscben can pers liggen, die ze met geweld te zamen drukt om de liefde er uit te persen, en hoe grooter dit geweld is des te zoeter en aangenamer soliijnt het ons toe.quot; Yeel meer is dit toepasselijk op het beste en teederste aller harten, op het Hart van Maria, geheel verslonden in de overweging vau het lijden en de liefde van Jesus, haar Zoon en Verlo-ser, daar ook Maria om de verdiensten van Jesus Christus door God geheiligd en zoo rijk begenadigd werd.

Een tweede bron waaruit wij de liefde tot God kunnen verwerven en vermeerderen is het onderhoud en het verkeer met God. Zoo men een voortreffelijk en heilig man leert hoogsebatten door met hem om te gaan en met hem te spreken, hoe veel meer zal dit waar zijn van het verkeer en de samenspraken met God. Dat onderhoud mot God geschiedt of wel in de geestelijke lezing of wel in het gebed en de overweging.

Een goed boek is gelijk aan een trouwen vriend en een grooten schat. Het spreekt ons van God en van Zijne werken van goedheid en liefde, zoodat het ons God doet kennen en beminnen. Het is een geestelijke spijze, waardoor zich de ziel op hare pelgrims-reize verkwikken en in-den strijd tegen bare vijanden versterken kan. De H. Schrift echter is het boek der boeken, en wie dit boek in den geest en volgens de verklaring der H. Kerk leest, hij is, volgens bet woord van den Goddelijken Zaligmaker aan den vader des buisgezins gelijk, die uit. zijnen

-ocr page 152-

150

schat oude en nieuwe dingen te voorschijn brengt.

Zij is als een brief, door Ood zelven aan den mensch

o-eschreven en waarin Hij ons verhaalt, hoezeer Hij den mensch lief heeft, wat Hij voor hem gedaan heeft, en wat wij tot wederliefde voor Hem verrichten moeten.

Was Maria door hare werkzaamheden niet verhinderd, dan hield zij zich buiten het gebed, volgens de gewoonte der Israëlieten steeds met de lezing der li. Boeken bezig, overwoog elk woord in haar Hart en ontstak alzoo meer en meer het vuur

der Goddelijke liefde.

Bijna alle heiligen volgden dit voorbeeld. Zoo lezen wij van den H. Eligius, een goudsmui, dat de H. Schrift steeds opengeslagen lag naast zijn werktafel. De christenen der eerste eeuwen lazen in hunne veriiaderingcn do brieven dor Apostelen voor, en nog heden bestaat in alle kloosters de gewoonte om dagelijks iels uit de H. Schrift of een ander godvruchtig boek te lezen. Volgen ook wij dit voorbeeld door geen dag voorbij te laten gaan, zonder iets te lezen hetzij uil de H. Schrift, dio slechts met bijgevoegde verklaringen en dan nog nvt keus dient gelezen te worden, hetzij althans minstens gedurende vijf minuten uit.de Navolging van Christus of een ander leerzaam en opwekkend boek. Veel nut zult gij daaruit trekken en in de liefde tot God zult gij ongetwijfeld toenemen. De lezing van de levens' der Heiligen heeft er velen tot hooge heiligheid gebracht.

-ocr page 153-

151

Het gebed en de overweging zijn cone onmiddc-lijke samenspraak met God. Het gebed is de sleutel van a'le genaden van Gcd en derlialvc ook van de liefde tot God. God is onze Koning, onze Heer, onze Vader en onze beste Vriend, die ons van alle kwalen verlossen en ons alle goed schenken kan en liet bovendien gaarne wil mededeelen; en zoet is de samenspraak met Hem, noch heeft zijn omgang iets bitters. (1) \andaar dat ons geen onderhoud zoo aangenaam kan zijn als de samenspraak met God in het gebed en de overweging.

Hoezeer door de overweging de liefde tot God toeneemt, getuigt reeds David, als hij uitroept: (2) nin de overweging ontbrandde in mij het vuur,quot; namelijk de liefde tot God. In het boek Leviticus (3) beveelt God dat het H. vuur op het altaar van het tabernakel voortdurend moet branden. De priesters moesten het onderhouden en er iederen morgen het hout op leggen. Dit vuur, zeggen de H. Vaders, beteekent de liefde tot God, die op het altaar onzes harten onafgebroken moet branden. Nooit mag het uitgedoofd worden, en eiken morgen moeten wij er door het gebed of de overweging het noodige hout op neerleggen.

Wie zou dit voorschrift beter hebben vervuld dan de allerzaligste Maagd Maria? In den tempel, in Egypte, te Nazareth, van hare eerste jaren tot aan

(1) Sap. VIII, 1(5.

(S) Ps. XXXV1I1: 4.

(ïi) Lev, VI, 12.

-ocr page 154-

152

haren dood, lüeld zij zich niet slechts i ede ven morgen gedurende meerdere uren met de overweging bezig, maar om zoc te zeggen, geheel den dag door was zij in de overweging van Gods goedheid en schoonheid verdiept. Gods genade en Maria's getrouwe medewerking cledeu dat vuur op het altaar haars Harten steeds hooger en hooger stijgen, zoodat zijne vlammen tot aan den hemel zich verhieven en den Zoon Gods, de eeuwige liefde, in haren schoot deden nederdalen. »De liefde van het Hart van Gods Moeder,quot; zegt de godvruchtige P. Arias, (1) Mseene rivier gelijk, die ofschoon bij haar oorsprong, waar zij uit den berg opwelt, klein en gering, door het van alle zijde bijstroomend water en den gevallen regen steeds meer en meer zwelt, totdat zij zich eindelijk als een geweldige stroom in de onmetelijke zee uitstort. De maan is sedert hare schepping voortdurend in beweging, en zoo snel is haar loop dat zij, volgens de berekening der astronomen, iedcren dag velen duizende mijlen aflegt. Evenzoo is het H. Hart van de Moeder der sehoone liefde sedert het oogenblik harer onbevlekte ontvangenis in eene voortdurende beweging der liefde tot God en tot den naaste, en zoolang deze wondervolle maan hier op aarde verbleef, doorliep zij den weg der heiligheid met een snelheid welke die der stoffelijke maan verre overtreft.

He H. Stanislaus ontbrandde in de overweging

(1) de imit. Mar.

-ocr page 155-

133

zoozeer van liefde tot God, dat men zijne borst met natte doeken moest afkoelen. De H. Xaverius meende den gloed der liefde, door God hem in do overwe-ging geschonken, niet langer te kunnen verdragen, zoodat hij uitriep: «genoeg, o Meer! genoeg.quot; De H. Catharina van Get ua voelde haar hart zoozeer van Goddelijke liefde branden dat zij uitriep: »0 kon ik zeggen wat ik in mijn liart gewaar word ! ik gevoel dat het innerlijk geheel gloeit en verteerd wordt.quot;

Deze uitdrukkingen der heiligen geven ons een flauwe schets van den liefdegloed bij de overweging in Maria's Hart ontstaan. Hare overwegingen immers overtroffen in volmaaktheid verre die der heiligen. Terwijl de liefde der heiligen gelijk het vuur, zich dikwerf eensklaps hoog verheft en dan weder afneemt, bezat Maria vooitdurend eene wel is waar rustige doel; met een felle hitte brandende liefde, die steeds hooger en hooger steeg, totdat zij einde-'ijk, gelijk Maria aan de II. Brigitta openbaarde, langzamerhand alle hare lichaamskrachten had verteerd en haar den zoeten dood der liefde deed sterven.

Wenscht gij uw hart eenigszins gelijkvormig te maken aan het van liefde brandend Hart uwer Moeder, begin dan met dikwerf en hartelijk te overwegen. Dacht gij dagelijks slechts vijf minuten ernstig na over de indrukwekkende waarheden des li. Godsdienst, hieldt gij u 's morgens na het opstaan of 's avonds, vóór gij u ter ruste begeeft, gedurende

-ocr page 156-

154

vijf minuten ernstig bezig met cene overweging over de waarde uwer onsterfelijke ziel, of over de vergankelijkheid van liet aardscbe, over den dood eu de eeuwigheid, over het oordeel en de hel, over den liemel, over den kruisdood van Christus: spoedig zoude uw leven van gedaante veranderen, weldra zoudt gij een geheel ander rnenseh zijn geworden. Bid ook gaarne en dikwerf een mondgebed; want wie aandachtig bidt, is gelijk aan een Kngel.

Is het een groote gunst met God zeiven in het gebed en in de overweging te mogen verkeeren, een oneindig srooter geluk werd ons door Christus in liet laatste avondmaal geschonken, toen Hij het Sacrament Zijner Liefde instelde, waardoor wij den eeniggeboren Zoon Gods persoonlijk met Godheid en menschheid hier op aarde in ons midden bezitten, met Hem verkeeren. Hem bezoeken, ja Hem in de H. Communie zelfs in ons eigen hart kunnen ontvangen. Ware uw geloof levendig, welk eene hoogachting en liefde zoudt gij dan niet hebben voor iedere Kerk, waarin liet Allerheiligste wordt bewaard. Daar immers in het tabernakel woont uw Verlosser, uw Koning, uw Vriend, uw Broeder, uw Hechter, uw God, uw hoogste Goed. Dag eu nacht verblijft Hij in ons midden en lederen morgen, wanneer de priester de H. Mis opdraagt, geschiedt op het al-laar hetzelfde wat in het laatste avondmaal en op Golgotha is geschied. Begeef u, zoo dikwerf gij het vermoogt, naar de kerk; waarheen toch kunt gij hier op aarde beter gaan dan naar uw God, Een

-ocr page 157-

155

godvruchtig persoon verlangde met don H. Paulus onlbonden te worden en met Christus te zijn. Toen haar wensch niei spoedig vervuld werd, gaf zij den Goddelijken Verlosser op eene liefdevolle wijze hare klachten te kennen. Doch Jesus antwoordde : ben Ik in het tabernakel niet altijd bij u en hebt gij daardoor den Hemel niet op aarde? Voor elk geloovig hart is de Kerk het Paradijs op aaide. Ga dikwerf naar de Kerk, kniel er dan met godsvrucht neder, zie met de oogen des geloofs naar uw Verlosser op, en beschouw vooral Zijn Goddelijk Hart, dat met eene onmetelijke liefde voor u brandt; voorzeker in dc nabijheid van zulk een liefdevuur zal uw hart niet koud blijven.

He allerheiligste Maagd genoot liet geluk meer dan dertig jaar den Zoon Gods bij zich te hebben, met Hem onder hetzelfde Jak te wonen, en voortdurend in het innigst en teederst verkeer met Hem te leven. Hoezeer moest haar Hart van liefde tot God ontgloeien, wanneer zij dien Goddelijken Zoon aanschouwde, en de verhevene daden gadesloeg, die Hij uit liefde en gehoorzaamheid jegens Zijn Hemel-schen Vader verrichtte. En, als haar Goddelijke Zoon met haar sprak, moest dan haar Hart, volgens het w oord uer bruid in het Hooglied, (1) niet van liefde wegsmelten? De zon, zegt P. Pinamonti, (2) brengt iu die lauden, waarop hare stralen loodrecht

(1) Cant. V, (i.

(2) 11. s. cuorc tli V, cons 3,

-ocr page 158-

neervallen, zulk een lievige hitte voort, dat zij daardoor de planten verschroeit. Wie zal in staat zijn den gloed van liefde te beschrijven, dien de Heer in Maria's Hart te weeg braeht. Verbleef Jesus voortdurend bij Maria, dan ontstak Hij ook in haar Hart den hoogsten gloed der liefde.

Op eene andere plaats zegt hij: (1) nliet Goddelijk Woord is op de aarde gekomen, ora door de liefde alle menschen aan God gelijkvormig te maken. «Ik beu gekomen om vuur op de aarde te brengen,quot; (2) Doch wegens de zonde, het groote beletsel voor het vuur der liefde, konde Hij Zijn doel niet volkomen bereiken, tenzij in het Hart van Maria, waarin nimmer de zonde of hare gevolgen woonden; hier kon Christus volgens Zijn welbehagen geheel onbelemmerd werkenaizoo was Maria's Hart een zuiver, schoon geslepen edelgesteente, waarop de Goddelijke Zon van liefde en genade voortdurend alle hare stralen deed nedervallen, en dat wederkee-rig diezelfde stralen als zoo vele schichten van liefde naar God terugkaatste.

3. Kan men de verhevenheid van Maria's liefde uit hare oorzaken afleiden, met niet minder juistheid kan men haar uit hare uitwerkingen leeren kennen; sprak de eeuwige Wijsheid niet: »aan de vruchten kent men den boom?quot; De vruchten der ware liefde tot God zijn de getrouwe onderhouding

(1) 1quot;. cquot;. Cons. 4, 3.

(2) Luc. XII, 4'J.

-ocr page 159-

der geboden en de blijmoedige offervaardigheid. »Wie mijne geboden heeft en ze onderhoudt, hij is het die mij liefheeft.quot; (!) «Indien gij mij lief hebt,quot; sprak Jesus, «onderhoudt dan mijne geboden.quot; (2) De Zoon Gods zelf geeft ons derhalve dezen maatstaf der liefde. En oordeel zelf; wanneer een sleeht persoon u tot zonde aanzet of zich aan uwe oogen, iets wat verboden is, vertoont, en gij dan uwe oogen uiet afwendt of den verleider niet weerstaat, kunt gij dan nog zeggen dat gij God bemint. Evenmin als .ielit en schaduw, al» dag en nacht, als vuur en water, kunnen de liefde en de zonde te zamcn in e!;n hart wonen. De zware zonde bluscht het vuur der Goddelijke liefde geheel uit; de dagelijksche zonde belet liet zijne vlammen hoog te verheffen.

« U armeer wij echter van zonde spreken,quot; zegt de H. Augustinus, d dan mogen wij aan Maria niet denken. ' » Het Hart van Maria, de troon van Christus,quot; zegt Origenes, »is vrij van elk stofje; want de troon des Konings behoort van goud te schitteren.quot; Bij Marii derhalve mogen wij slechts vragen: hoe volmaakt Zij in alles den wil van God heeft vervuld? En wij moeten antwoorden: zoo volmaakt ais voor een louter schepsel mogelijk is.

Oer wegen wij in de Evangeliën de woorden en werk ju van den Goddelijken Zaligmaker, dan erkennen wij spoedig dat het eenig streven van Zijn

(1) Joan. XIV, 21.

(2) .loan. XIV, 15.

-ocr page 160-

13G

iiecrvallen, zulk een hevige hitte voort, dat zij daardoor de planten verschroeit. Wie zal in staat zijn den gloed van liefde te beschrijven, dien de Heer in Maria's Hart te weeg bracht. Verbleef Jesns voortdurend bij Maria, dan ontstak Hij ook in haar Hart den hoogsten gloed der liefde.

Op eene andere plaats zegt hij: (1) nhet Goddelijk Woord is op de aarde gekomen, om door de liefde alle menschen aan God gelijkvormig te maken. «Ik ben gekomen om vuur op de aarde te brengen,quot; (2) Doch wegens de zonde, het groote beletsel voor het vuur der liefde, konde Hij Zijn doel niet volkomen bereiken, tenzij in het Hart van Maria, waarin nimmer de zonde of hare gevolgen woonden; hier kon Christus volgens Zijn welbehagen geheel onbelemmerd werkenaizoo was Maria's

O O

Hart een zuiver, schoon geslepen edelgesteente, waarop de Goddelijke Zon van liefde en genade voortdurend alle hare stralen deed nedervallen, en dat wederkee-rig diezelfde stralen als zoo vele schichten van liefde naar God terugkaatste.

2. Kan men de verhevenheid van Maria's liefde uit hare oorzaken afleiden, met niet minder juistheid kan men haar uit hare uitwerkingen leeren kennen; sprak de eeuwige Wijsheid niet: »aan de vruchten kent men den boom?quot; De vruchten der ware liefde tot God zijn de getrouwe onderhouding

(1) 1quot;. cn. Cons. 4, 3.

(2) Luc. XII, 49.

-ocr page 161-

der geboden en de blijmoedige offervaardigheid. »Wie mijne geboden heeft en ze onderhoudt, hij is het die mij liefheeft.quot; (1) d Indien gij mij lief hebt,quot; sprak Jesus, «onderhoudt dan mijne geboden.quot; (3) De Zoon Gods zelf geeft ons derhalve dezen maatstaf der liefde. En oordeel zelf; wanneer een slceht persoon u tot zonde aanzet of zieh aan uwe oogen, iets wat verboden is, vertoont, en gij dan uwe oogen niet afwendt of den verleider niet weerstaat, kunt gij dan nog zeggen dat gij God bemint. Evenmin als icht en schaduw, als, dag en nacht, als vuur en water, kunnen de liefde en de zonde te zameu in eon hart wonen. De zware zonde bluscht het vuur der Goddelijke liefde geheel uit; de dagelijkselie zonde belet het zijne vlammen hoog te verheffen.

«Wanneer wij echter van zonde spreken,quot; zegt de ïï. Augustinus, « dan mogen wij aan Maria niet denken. ' «Het Hart van Maria, de troon van Christus,quot; zegt Origenes, »is vrij van elk stofje; want de troon des Konings behoort van goud te schitteren.quot; Bij Marii derhalve mogen wij slechts vragen; hoe vol-maalt Zij in alles den wil van God heeft vervuld? En wij moeten antwoorden: zoo volmaakt als voor een .outer schepsel mogelijk is.

O erwegen wij in de Evangeliën de woorden en werk 311 van deu Goddelijken Zaligmaker, dan erkennen wij spoedig dat het eenig streven van Ziju

(1) Joan. XIV, 21.

(2) Joan. XlVj lö.

-ocr page 162-

IBS

Goddelijk Hart was, den wil van den Hemelschen Vadci- te volbrengen. Dit was Zijne spijs. Zijn verlangen, Zijn welbehagen; Jesus immers sprak: »mijne spijs is liet den wil van Hem te doen, die mij gezonden heeft;quot; (1) »Ik zoek niet mijnen wil, maar den wil van Hem, die mij gezonden heeft;quot; (2) i Vader, ik dank ü, wijl dit üw welbehagen is.quot; (3) Moeten wij hetzelfde niet zeggen van het H. Hart van Maria dat in alles aan Jesus Hart zoo gelijkvormig mogelijk was?

Begeert gij soms de gedachten en verlangens van Maria's Hart te kennen, om ze onk aan nw eigen hart mede te doelen? Hare gedachten en verlangens waren geen andere dan: hoe zal ik in dit uur, op dezen dag, in dit werk den wil van God op de vol-maakste wijze volbrengen? Maria zelve sprak tot de H. Brigitta: (4) sik verlang niets dan dat in alles do H. Wil van God mocht vervuld worden en niet de mijne. Want, daar ik vastelijk geloofde, dat Hem niets onmogelijk was en Hij in Zijne goedheid niets koude willen, wat niet tot mijn voordeel was, legde ik met volkomen zelfverloochening al mijne neigingen en wenschen aan Zijne voeten neder cn liet ik aan God over, datgene te verlangen en te kiezen wat Hem behaagde.quot; Op eene andere plaats sprak Maria: t nooit bedreef ik eene zonde, noch

(1) Joaa. IV. 34.

3) Joan. V, 30

3) Matth. XX, 3(1 H Rev. 1. 1 c. 10.

-ocr page 163-

159

groote nocli kleine, maar zoozeer was ik van liefde tot God ontvlamd, dat ik in niets op deze wereld genoegen vond, dan alleen in de vervulling van den Goddelijken Wil; want mijn God die mij door Zijne macht geschapen en door Zijn li. Geest met genaden verrijkt heeft, was geheel vuur en vlammen in Zijne liefde jegens mij, en mijn Hart was eveneens geheel ontstoken door de vlammen en den gloed van de liefde jegens Hem.quot;

Hierin bezit gij tevens het geheim om in eiken stand, op elk uur, en op elke plaats niet slechts deugdzaam maar als een heilige te leven. Niets anders wordt daartoe gevorderd, dan u zeiven (of uw zielbestierder) af te vragen: igt;hoe kan ik in mijne betrekkingen het vrlmaaktst Gods wil vervullen, en naar het gegeven antwoord uw doen en laten te regelen.

Dan zal het zeker niet uitblijven dat de goede God menig ofter van u verlangt; en naar de grootheid van dit olier en naar de bereidvaardigheid, waarmede gij liet brengt, kunt gij de volmaaktheid uwer liefde afmeten.

Niemand heeft naast Gods Zoon zoo vele en zoo zware offers gebracht als Maria. Haar geheel leven, in den tempel, te Nazareth, te Bethlehem, in Egypte, te Jerusalem was een voortdurend offer. Doch wij zullen hier slechts gewagen van het offer hetwelk Maria in haren Zoon bracht. Om de zwaarte van dit offer beter te kennen, moeten wij eerst overdenken wat de H. Erancisciis van Sales van Maria's

-ocr page 164-

1(50

liefde tot Jesus zegt: (1) gt;als de eerste christenen één hart en één ziel waren, wijl zij elkander volmaakt beminden; als de H. Paulus zelf niet meer leefde, maar Jesus Christus in hein, wegens de innigste vereeniging van zijn hart met het Hart zijns Meesters, waardoor zijne eigene ziel als dood was iu zijn hart, en slechts leefde in het Hart haars Verlossers, dien zij beminde; hoeveel meer, o mijn God, is het dan waar, dat de allerheiligste Maagd sleehts eén ziel, slechts één Hart, slechts een leven met haren Zoon had, zoodat die H. Moeder niet zelve leefde maar veelmeer haar Zoon in haar leeide. Gij zijt die Moeder, o Maria, die, gelijk geen ander schepsel, bemint en bemind wordt; want op eeue onvergelijkbaar verhevener wijze dan alle Engelen en menschen hebt gij bemind en zijt gij bemind geworden ; gelijk uw titel van Moeder van den eengeboren Zoon alle andere titels te boven gaat, zoo overtreft uwe liefde die van alle anderen. «Zij is eene Moeder,quot; zegt V. J. Eudes, (2) .die zoozeei haren Zoon liefheeft, dat, indien men ook de liefde van alle vaders en moeder die ooit geweest zijn, die nu zijn en nog zullen zijn, in één hart zoude ver-eeuigen, deze liefde nauwelijks een vonk zoude zijn in vergelijking van dat groote lietdevuui, waarvan het Hart van de Moeder des Verlossers jegens haar beliefden Zoon brandde.quot; En dezen eenigen, geliefden

(1) Theot. 1, 5. c, 13.

(2) 1/iidm. coeur de la mtre de Dieu t. 1, c, vi s, '!•.

-ocr page 165-

161

Zoon. het Hart van haar Hart, de Ziel harer Ziel bracht Maria op het altaar des kruizes en herhaalde malen op het altaar haars Harten den Hemelsehen Vader ten offer. Welk een offer, welk eetie liefde! «Een grootere liefde,quot; zegt Jesus, (1) »heeft niemand dan die zijn leven ten offer brengt voor zijne vrienden.quot; Het leven van Maria was itaar Jesus, dien zij opofferde. Duizendmaal liever ware zij zelve gestorven en aan het kruis vastgehecht geweest dan haren Jesus zoo te zien lijden en sterven. Vandaar dat Gerson met recht zegt: »na het Goddelijk offer, door onzen Verlosser zeiven op het altaar des kruizes gebracht, is ei geen Gode aangenamer en den mensch voor-deeligt;-er, dan het offer door de allerzaligste Maagd op l et altaar haars Harten voltrokken, terwijl Zij daar herhaalde malen en met de grootste liefde harei eenigen, geliefden Zoon opofferde.quot; s De liefde zegt de H. Seliiil't is sterk als de dood.quot; (-3)

H erop bemerkt de geleerde Cornelius aLapide; I deze wondervolle kraeht der Goddelijke liefde moet bijzo ider worden toegeschreven aan de liefde, welke het M. Hart der Moeder Gods bezit, daar de liefde die haar Hart vervult, bijna oneindig grooter is dan lie, welke de harten der mensehen en Engelen bezielt.

O Hart van Maria, brandend van liefde tot God, och schenk mijn koud hart eenige vonken van uw

(1) Joan. XV, 13. 3) Cant. Vlll, 0.

-ocr page 166-

162

liefdegloed, opdat ik voortaan gelijk Gij, altijd en overal niet anders verlange dan de vervulling van Gods heiligen Wil, en uit liefde lot den oneindig Beminnenswaardige blijmoedig ieder offer brenge, ten minste het offer, dat noodzakelijk is om de zonde te vermijden. Neem mijn liart, verwijder daaruit alle zinnelijke en aardsehe liefde; vervul het dan met de Hemelsche liefde, waarvan uw Hart gloeit, en geleid het zoo mei uw Hart tot het Goddelijk Hart van Jesus opdat het daar met U in liefde ruste en zalig zij.

HOOFDSTUK IV.

HET IIAUT VAK MARIA WAS EEN OOTMOEDIG HART.

Iedere deugd, zal zij geen schijndeugd wezen, moet in hel hart geworteld zijn, want komt het booze, volgens Christus' woord, (1) uit het hart voort, dan ontkiemt ook liet goede in het hart. »De mensehquot; sprak God tot Samuel (2) n ziet het uitwendige, de Heer echter doorschouwt het hart. Uit geldt vooral van de ootmoedigheid. Want niet hij, die een slecht kleed draagt ol met minachting van zich zeiven spreekt, is daardoor reeds ootmoedig. Diogenes was verre van ootmoedig te zijn, hoe-

(1) Matth. XV. (8) J Reg. XVI, 7.

-ocr page 167-

1G3

wel hij zich met het kleed der armen vertoonde en als een bedelaar leefde, want in zijn hart schatte hij zich zeiven, gelijk uit eene uitdrukking van Plato blijkt, boven alle anderen. De ware ootmoedigheid bestaat daarin dat wij in ons hart een gering gevoelen over ons zeiven hebben en ook daarnaar ons leven inrichten.

De deugd van ootmoedigheid is de eerste en nuttigste van alle zedelijke deugden. » De ootmoedquot; zegt de H. liasilius, «is de veiligste schatkamer voor alle deugden.quot; De H. Prosper leert: (1) dat er geen zonde kan bedreven worden zonder hoogmoed, wijl iedere zoude een verachting van God is. Gregorius de Groote zegt: (2) »als de hoogmoed bezit heeft genomen van een hart, dan levert hij het aanstonds over aan de woede der zeven hoofdzonden, die de bevelhebbers van zijn leger zijn.quot; Zelfs beweert Caesarius van Arles:(3) 5 ieder hoogmoedige is door den duivel bezeten. De kinderen Gods en de kinderen des duivels onderscheiden zich slechts door ootmoed en hoogmoed.quot; In eene andere homilie zegt hij: (4) »ziet gij een hoovaardige, twijfelt dan niet of hij een zoon des duivels is, ziet gij echter een ootmoedige, dan moet gij hem voor een kind van God houden.quot; De H. Schrift zelve zegt: t de hoovaardigen weerstaat God, de ootmoedigen geeft

Cl) de vit cout. 1. 3. c. 4.

(2) 34. Mor c. 18,

(3) hom. 23.

(4) hom. 18.

-ocr page 168-

160

liefde tot Jesus zegt: (1) »als de eerste christenen één hart en één ziel waren, wijl zij elkander volmaakt beminden; als do H. Paulus zelf niet meer leefde, maar Jesus Christus in hem, wegens de innigste vereeniging van zijn hart met het Hart zijns Meesters, waardoor zijne eigene ziel als dood was in zijn hart, en slechts leefde in het Hart haars Verlossers, dien zij beminde; hoeveel meer, o mijn God, is het dan waar, dat de allerheiligste Maagd slechts één ziel, slechts één Hart, slechts één leven met haren Zoon had, zoodat die H. Moeder niet zelve leefde maar veelmeer haar Zoon in haar leefde. Gij zijt die Moeder, o Maria, die, gelijk geen ander schepsel, bemint en bemind wordt; want op eene onvergelijkbaar verhevener wijze dan alle Engelen en menschen hebt gij bemind en zijt gij bemind geworden; gelijk uw titel van Moeder van den eengeboren Zoon alle andere titels te boven gaat, zoo overtreft uwe liefde die van alle anderen. «Zij is eene Moeder,quot; zegt P. J. Eudes, (2) «die zoozeet haren Zoon liefheeft, dat, indien men ook de liefde van alle vaders en moeder die ooit geweest zijn, die nu zijn en nog zullen zijn, in één hart zoude ver-eeiiigen, deze liefde nauwelijks een vonk zoude zijn in vergelijking van dat groote lietdevuur, waarvan het Hart van de Moeder des Verlossers jegens haar geliefden Zoon brandde.quot; En dezen eenigen, geliefden

(1) Theot. 1, 5. c, 13.

(2) L'adm. coeur de la mere de Dieu t. 1, c, VI, s, 4.

-ocr page 169-

161

Zoon. het Hart van haar Hart, dc Ziel barer Ziel bracht Maria op het altaar des kruizes cu herhaalde malen op bet altaar haars Harten den Hemelscbeu Vader ten offer. Welk een offer, welk eene liefde! »Een grootere liefde,quot; zegt Jesus, (1) » heeft niemand dan die zijn leven ten offer brengt voor zijne vrienden.quot; Het leven van Maria was baar Jesus, dien zij opofferde. Duizendmaal liever ware zij zelve gestorven en aan het kruis vastgehecht geweest dan haren Jesus zoo te zien lijden en sterven. Vandaar dat Gerson met recht zegt; gt; na het Goddelijk offer, door onzen Verlosser zeiven op het altaar des kruizes gebracht, is ei geen Gode aangenamer en den menscb voordeel!'er, dan bet offer door de allerzaligste Maagd op l et altaar baars Harten voltrokken, terwijl Zij daar herbaalde malen en met do grootste liefde barer, eenigen, geliefden Zoon opofferde.quot; »Dc liefde zegt de H. Schrift is sterk als de dood.quot; ('2)

H erop bemerkt de geleerde Cornelius a Lapide; j deze wondervolle kracht der Goddelijke liefde moet bijzo ider worden toegeschreven aan de liefde, welke het H. Hart der Moeder Gods bezit, daar de liefde die haar Hart vervult, bijna oneindig grooter is dan lie, welke de harten der menschen en Engelen bezielt.

O Hart van Maria, brandend van liefde tot God, och schenk mijn koud hart eenige vonken van uw

(1) Joan. XV, 13. (.3) Cant. Vïll, fi.

-ocr page 170-

162

liefdegloed, opdat ik voortaan gelijk Gij, altijd en overal niet anders verlange dan de vervulling van Gods heiligen Wil, en uit liefde lot den oneindig Beminnenswaardige blijmoedig ieder offer brenge, ten minste het offer, dat noodzakelijk is om de zonde te vermijden. Neem mijn hart, verwijder daaruit alle zinnelijke en aardsche liefde; vervul het dan met de Hemelsche liefde, waarvan uw Hart gloeit, en geleid het zoo met uw Hart tot het Goddelijk Hart van Jesus opdat het daar met U in liefde ruste en zalig zij.

HOOFDSTUK IV.

HET HART VAN MAMA WAS EEN OOT1IOEDIG HART.

Iedere deugd, zal zij geen schijndeugd wezen, moet in hel hart geworteld zijn, want komt het booze, volgens Christus' woord, (1) uit het hait voort, dan ontkiemt ook het goede in het hart. »De mensehquot; sprak God tot Samuel (3J »ziet het uitwendige, de Heer eehter doorschouwt het hart. Dit geldt vooral van de ootmoedigheid. Want niet hij, die een slecht kleed drasgt ot met minachting van zich zeiven spreekt, is daardoor reeds ootmoe-dio. Dioüenes was verre van ootmoedig te zijn, hoe-

O O

(1) Matth. XV.

(2) 1 Heg. XVI, 7.

-ocr page 171-

163

wel liij zich met liet kleed der armen vertoonde en als een bedelaar leefde, want in zijn hart schatte hij zicii zelven, gelijk uit cene uitdrukking van Plato blijkt, boven alle anderen. De ware ootmoedigheid bestaat daarin dat wij in ons hart een gering gevoelen over ons zeiven hebben en ook daarnaar ons leven inrichten.

De deugd van ootmoedigheid is de eerste en nuttigste van alle zedelijke deugden. »De ootmoedquot; zegt de H. Basilius, • is de veiligste schatkamer voor alle deugden.quot; De H. Prosper leert: (1) dat er geen zonde kan bedreven worden zonder hoogmoed, wijl iedere zoude een verachting van God is. Gregorius de Groote zegt: (2) »als de hoogmoed bezit heeft genomen van een hart, dan levert hij het aanstonds over aan de woede der zeven hoofdzonden, die de bevelhebbers van zijn leger zijn.quot; Zelfs beweert Caesarius van Arles: (3) «ieder hoogmoedige is door den duivel bezeten. De kinderen Gods en de kinderen des duivels onderscheiden zich slechts door ootmoed en hoogmoed.quot; In eene andere homilie zegt hij: (4) »ziet gij een hoovaardige, twijfelt dan met of hij een zoon des duivels is, ziet gij echter een ootmoedige, dan moet gij hem voor een kind van God houden.quot; De H. Schrift zelve zegt: »dc hoovaardigen weerstaat God, de ootmoedigen geeft

(1) de vit cout. 1. 3. c. 4.

(2) 34 Mor c. 18,

(3) hom. 23.

(■1) hom. 18.

-ocr page 172-

104

Hij Zijne genade.quot; (1) Zonder de genade echter kun-nen wij het pad der deugd niet inslaan, noch er op voortgaan. Erkent echter iemand in ootmoed zijne zonden en gebreken, dan is zijne bekeering nabij; en legt hij, die geheel voor God leeft, zich vooral op de ootmoedigheid toe, dat is, op de Kennis zijner nietigheid en zijner onwaardigheid, dan legt hij gewoonlijk op den weg der heiligheid in korten tijd reuzenschreden af.

De ootmoed van Maria wordt door de H. Vaders in hunne preeken en geschriften ten hoogste verheven. »De ootmoed van Maria,quot; zegt de H. Artgus-tinus (3) «was gelijk aan een ladder, waarlangs de Heer op aarde nederdaalde en in Maria's schoot niensch wilde worden.quot; Op de woorden van het Hooglied: (3) »gij hebt mijn hart gewond, mijne zuster, mijne bruid, met een haar van uw hals,quot; bemerkt do abt llupertns, (4) dat dit haar van den hals der bruid het gering gevoelen was, dat Maria van zich zelve had en waardoor zij Gods Hart had getroffen. Evenzoo verklaart de H. Antoninus (5) de woorden, (6) «terwijl de koning aanzat aan tafel, gaf mijn nardus zijnen geur.quot; «Deze nardusquot; zegt de Heilige, t is de ootmoedigheid van Maria, van-

(1) ep. Jac. IV, 6. I Petr. V, 5.

(2) Scrra. 2 de Assumpt.

(3) Cant. IV, 9.

(4?) in d. 1. Cant.

(5) P. 4. t. 15. c. 21. f 2.

(0) Cant. I, 11.

-ocr page 173-

waar een zoo welriekende geur ten hemel steeg, dat zij het Goddelijk Woord bewoog om uit het Hart van den eeuwigen Vader in den maagdelijken schoot van Maria neer te dalen.quot; E'e H. Hieronymus leert, dat God Maria meer om haar ootmoed dan om al hare andere verhevene deugden tot Zijne Moeder heeft uitgekozen. Op gelijke wijze spreekt Richard van St. Laurentius: (1) »de ootmoedigheid van Maria trok den Koning des Hemels op aarde.quot; »Maria,quot; zegt de eerbiedwaardige Beda, nis groot wijl zij maagd is; groot, wijl zij moeder is; grooter, wijl zij beiden is; zeer groot, wijl zij Gods Moeder is; doch nog grooter, daar zij bij zoo verhevene waardigheid zich zelve als een niet erkende.quot; nO mijne Koningin,quot; roept de H. Bernard us uit, »lioe is het mogelijk geweest, dat Gij in uw Hart een zoo gering gevoelen van u zelve hadt, daar Gij toch terzelfder tijd eene zoo groote reinheid, zoo groote onschuld, zoo groote volheid van genade bezat? Hoe kon zoo diepe ootmoed bij ü wortels schieten, daar het U toch bekend was, hoezeer God a wilde eeren en verheffen?quot; » Te rechtquot; zegt hij, (3) »is de laatste de eerste geworden, wijl Zij, die onder allen de eerste was, zich de laatste maakte.quot; »De Heer is met U, o Maria,quot; zegt de H. Alphonsus, b wijl gij ootmoedig zijt.quot; «Toen Lucifer zag, hoe schoon hij was, wilde hij zijn troon boven de sterren verheffen

(1) i. 1. de B. Y. c. 5.

(2) in Ass. Serm ö. de Verbo; Signum magnum,

-ocr page 174-

1(50

en gelijk zijn aan den Allerhoogste. Maar wat zoude deze hoovaiirdige geest wel gezegd hebben, wat zoude hij wel verlangd hebben, indien hij met de voorrechten van Maria ware verrijkt geweest? De ootmoedige Maagd gedroeg zien geheel anders; hoe hooger Zii verheven werd, des te dieper vernederde Zij zich.quot; (1)

Met deze uitspraken der H. Vaders stemmen de openbaringen overeen, die God of de Moeder Gods zelve aan hare dienaressen aangaande hare groote ootmoedigheid heeft medegedeeld, en die niets anders zijn dan eene omschrijving en verklaring van de woorden: s De Heer heeft neergezien op de geringheid Zijner dienstmaagd.quot; De Zalige Paula van Foligno mocht eens in een geestvervoering Maria's ootmoedigheid leeren kennen. Toen zij daarna haar biechtvader mededeelde, wat zij vernomen had, riep zij opgetogen van bewondering uit: »O mijn vader, hoe groot, hoe verheven is de ootmoed van Maria! Mij dunkt dat niemand ter wereld den minsten graad van ootmoedigheid beiut, wanneer men dezen vergelijkt met Maria's ootmoed.quot; (2) Aan de H. Elisabeth (3) van de orde der Benedikteinen openbaarde Maria, dat zij gedurende haar verblijf in den tempel, in 't midden van den nacht voor het altaar God had gebeden, dat Hij haar het vrije gebruik

(1) Heerl, v. M. overw. over de boodschap v. M. (3) Heerl. v, M. over de deugdeu v. M. f 1. (3) S, J3onav. de vita. Chr. c. 3.

-ocr page 175-

167

haver oogen zou laten, om eens de Moeder des Verlossers te kunnen aanschouwen, van hare tong om haar te loven, van hare handen en voeten om haar er mede te dienen, en van hare knieën om haar Goddelijk kind te aanbidden. Toen Elisabeth dit hoorde, zeide zij: o mijne beminde Koningin! waart gij dan niet vol van genaden en deugden? daarop Maria antwoordde; »Weet mijne dochter, dat ik mij zelve voor verachtelijker hield en onwaardiger om de Goddelijke genaden te ontvangen dan alle andere menschen.quot; Aan de li. Mechtildis werd geopenbaard dat de ootmoed de eerste deugd was waarin Maria zich vanaf hare kiudscliheid op eene geheel bijzondere wijze oefende. (1)

Tot de H. Brigitta zeide de allerzaligste Maagd: (2) «waarom heb ik mij zoo diep vernederd?...... omdat ik wist en erkende, dat ik uit mij zelve niets ben en niets bezit.quot; i Komquot; sprak zij een andermaal tot dezelfde Heilige, (3) » Kom, mijne beminde dochter, en verborg u onder den mantel mijner ootmoedigheid.quot; Deze deugd schijnt den wereldbeminnaars verachtelijk toe en liare beoefening vol bitterheid ; want wat is laffer in hun oog dan als een dwaze te worden behandeld, zonder zich daarover te vertoornen en die beleedigingen met gelijke maat te vergelden? Wat is volgens hen onnoozeler, dan

(1) Heerl. v. M. deugdeu. 1. (3) Key. 1. 2. c. 35.

(3) ?5. c, S3.

-ocr page 176-

! 08

alles te verlaten, en de uiterste armoede te omliel-nei;. Wat is volgens hun begrip dwazer, dan onrecht te verduren zonder het te wreken, dan zich zeiven te beschouwen als het onwaardigste en veraohtelijkste aller sehejjselen? Zoodanig was mijne ootmoedigheid, beminde dochter, dat maakte mijne vreugde uit, hetgeen voortsproot uit mijn vurig verlangen om aan niemand tenzij aan mijn Goddclijken Zoon te behagen. Ik zeg u, dat mijn ootmoed in waarheid een goede mantel is, welke diegenen verwarmt die hem dragen en die de ootmoedigheid niet slechts in hunne gedachten maar ook in hunne werken bezitten ; dat is die zich niet vergenoegen met er aan te denken en er naar te verlangen, maar zich ook beijveren, mijn ootmoed zooveel mogelijk na te volgen. Tracht derhalve, mijne dochter, zooveel in uw vermogen is, u zelve met doze ootmoedigheid te bekleedcn, want de wereldsgezinde vrouwen dragen ijdele en sierlijke mantels, die slechts dienm om hun hart met hoogmoed te vervullen. Deze pralerij der wereld moet gij verzaken ; want veracht gij de liefde der wereld niet, en maakt gij uw gee.-1 niet gewoon om Gods barmhartigheid jegens u te overwegen, en dikwerf na te denken over uwe ondankbaarheid jegens Hem, over de beleedigingen welke gij Hem aangedaan hebt en nog dagelijks aandoet en over de straffen, welke gij hiervoor verdiend hebt, dan kunt gij u met den mantel der ootmoedigheid niet bekleeden. Want waarom heb ik mij zoo (liep vernederd en waardoor zoovele genaden.

-ocr page 177-

169

verdiend, tenzij door do veelvuldige overweging en de vaste overtuiging dat ik uit mij zelve niets bezit eti niets ben Daarom verlangde en zocht ik geen andere eer, dan die van mijn Schepper en Weldoener. Vlucht derhalve, mijne dochter, onder den mantel mijner ootmoedigheid, en denk dat gij een grootere zondares zijl dan de anderen; ziet gij iemand die heden den schijn heeft van slecht te zijn of die waarlijk iets zondigs heeft bedreven, dan weet gij toch niet wat hij morgen zal doen, noch met welke bedoeling hij datgene wat gij gezien hebt, heeft verricht, of het uit zwakheid is geschied of wel met overleg en vrijen wil. Daarom moet gij u zelve boven niemand stellen noch in uw hart iemand veroordeelen.

In deze woorden leert ons de Moeder Gods zelve welke de middelen zijn om de ootmoedigheid te verwerven. Vraagt gij mij, hoe gij uwe ziel dat noodzakelijk en kostbaar kleed der ootmoedigheid verschaffen kunt, dan antwoord ik: doe wat Maria gedaan heeft. En vraagt gij mij verder; wat heeft Maria dan gedaan; dan zeg ik in overeenstemming met de boven aangehaalde openbaring : Maria schreef niets aan zich zelve, maar alles aan God toe. Zij sprak; tmijne ziel maakt groot den Heer, en mijn geestquot; dat is mijn Hart sheefc zich verheugd in God, mijnen Zaligmaker, want groote dingen heeft Hij aan mij gedaan.quot; Tc recht erkende Maria dat de lieer groote dingen aan haar gedaan had, zoodat alle volkeren in de toekomst haar zalig zouden prijzen;

10

-ocr page 178-

ootmoed immers is waarheid; doch zij zeide niet: ik heb groote dingen gedaan, en haar Hart verblijdde zich niet in zijne uitstekende gaven en genaden, maar in God, die haar Verlosser was geworden, in God, die in Zijne goedheid op hare geringheid neergezien en Zijn volk verlost had.

Laat ons, om Maria beter te kunnen navolgen, alle de voortreffelijke eigenschappen nagaan, waarop ons hart zich pleegt te verheffen.

1. Velen verheffen zich op hun adel en aanzienlijke afkomst. Maria stamde van het geslacht van David af, het aanzienlijkste huis en den hoogsten adel in Israël. Dooh wanneer heeft Maria van hare afkomst melding gemaakt, wanneer heeft haar Hart met welgevallen daaraan gedacht of daarom anderen gering geacht? Zij wist, dat dit eene loutere gunst des Hemels was. — een ongeloovige zoude zeggen: een gunst van het toeval — waardoor Zij in Gods oog zelfs niet dc minste verdienste had verworven. Of hebt gij er ook iets toe bijgedragen, al ware het slechts door uwe gedachte, dat gij uit aanzienlijke ouders zijt gesproten? Was het niet in Gods macht U als het kind van een bedelaar te doen geboren worden.

2. Aan een aanzienlijke geboorte is dikwerf een groote rijkdom verbonden. De geschenken, welke de drie H. Koningen uit liet Oosten aanboden, waren zeker niet onbeduidend, doch door liefde tot armoede gedreven, hadden Maria en Joseph alles weggeschonken, en voor zich slechts het hoogst

-ocr page 179-

171

noodige behouden, zoodat zij bij de opdraeht van Jesus in den tempel slechts een paar duiven, het offer der armen, konden aanbieden. Uw hart daarentegen verheugt en verheit zicii misschien om uwe uitgestrekte goederen, uwe bloeiende handelszaak, uwe prachtige woning, uwe rijke inkomsten en hoe men die schitterende en toch nietige zaken al mag noemen. Waarom gaat gij groot op dat alles? Kunnen schatten gouds u in Gods oog een enkelen «■raad in waarde of verdienste doen stijgen? en gij

O

gelooft toch ook met mij, dat niemand u volgens uw verdiensten beter en juister kan schatten dan Gods alziend oog, Is het verder Gods goedheid die ii door erfenis of voorspoed in uwe ondernemingen deze goederen geschonken heeft, en door u te beschermen tegen brand, diefstal, oorlog en onweder ze voor u behouden heeft, waarom verheft gij u dan boven den arme, tegen wien God in de andere wereld misschien veel milddadiger zal wezen dan jegens u, daar gij hier door uw trotschlieid Zijne gaven misbruikt?

3, Eijkdom en aanzienlijke stand vorderen een deftige en rijke kleeding, waardoor menig llart tot ij del beid wordt vervoerd. Maria droeg een eenvoudig kleed, dat nog als reliqnie wordt bewaard, en haar hart verlustigde zich nimmer in de praeht der kleederen, zelfs niet op den dag van haar huwelijk met den H. Josi ph, toen zij met het bruidsgewaad was getooid; gij daarentegen hecht misschien uw hart aan een lap zijde of wat blinkend metaal.

-ocr page 180-

173

Niet naar het kleed maar naar het hart ziet God en gelukkig gij, zoo uw hart versierd is met de paarlen der deugden. Uoch dikwerf schuilt onder een schitterend uiterlijk een bezoedelde ziel, terwijl onder een eenvoudig gewaad menigwerf een gouden hart klopt.

4. Niet weinigen zijn ijdel om de schoonheid huns lichaams. Volgens het gevoelen des H. Alber-tus, (1) bezat de Moeder Gods de hoogste schoonheid, welke de natuur aan een lichaam kan schenken. Deze schoonheid echter sproot vooral uit hare deugden voort; want wie haar aanschouwde zegt de H. Ambrosius, (3) werd in zijn hart tot heiligheid aangespoord, en aan hen die haar bezochten, deelde Maria een innige liefde tot de zuiverheid mede. Voorzeker heeft haar Hart zich nimmer verlustigd in do schoonheid haars lichaams, en wij mogen vrij gelooven dat zij er nauwelijks ooit aan gedacht heeft. Waarom ziet gij dan met zooveel welgevallen neer op eenc schoonheid, die in zich zoo nietig, voor anderen misschien een lokaas tot zonde is en door een ziekle u in eenige oogenblik-ken kan ontnomen worden. Zeker is het, dat na eenige jaren de ouderdom en de dood uw gelaat geheel zullen misvormen en het vleesch uwer wangen door de wormen zal verteerd women. Wanneer gij n dus in een spiegel beschouwt en in uw hart

(1) S. Alb. apud Bern. Bust. Serm. 4 de Nat, (3) de imit. ïirg. c. 7.

-ocr page 181-

173

ijdele gedachten oprijzen^ denk er dan aan hoedanig uw gelaat veertien dagen na den dood zal wezen.

5, Velen ook verheffen zich op hunne geestesgaven, hunne geleerdheid en hun kunsttalent. Maria bezat eene grootere wijsheid dan Salomon, de wijste der wijzen, een scherper verstand dan Adam voor zijn val, cn een verhevener kennis dan de hoogste der Engelen. Hare kunst was niet, gelijk bij andere kunstenaren, binnen de grenzen der natuur beperkt, maar overschreed de wetten en krachten der natuur, wijl Maria de gave van wonderen bezat; want de H. Thomas leert; (I) » het valt niet te betwijfelen dat de allerzaligste Maagd op een uitstekende wijze de gave van wijsheid, de gave van woud eren en de gaaf der voorzegging heeft gehad.quot; En toch lezen wij nergens in de H. Schrift, dat Maria een wonder heeft verricht, oi' dat Zij zich ooit beroemd heeft op hare veel omvattende kennis en hare groote wijsheid. Xa den Verlosser is Zij de eerste persoon in de Evangeliën en toch lezen wij er slechts zeven maal, dat zij eenige en nog wel zeer eenvoudige woorden heeft gesproken. Gij tracht er misschien naar, om bijna in elke redevoering en in elk geschrift of in ieder kunstwerk uwe geleerdheid en uw talent nu rechtstreeks dan zijdelings aan den dag te brengen. Ook daarvan afgezien, dat gij juist daardoor bij elk verstandig en deugdzaam mensch

(1) III, q. 37. a 5. ad 3.

-ocr page 182-

174

in achting daalt, bedenk, wat de II. Paulus zegt: (1) indien ik de talen aller Engelen en mensclien sprak, de gave van voorzegging had en alle wetenscliap bezat, wat zoude liet mij baten zonder de liefde, en ik voeg er bij zonder de ootmoedigbeid. W ee u, indien gij met uw vijf talenten niet voor God maar voor uw eigen eer hebt gewoekerd. »Niet wat gij gelezen hebt,quot; zegt de wijze schrijver der Navolging van Christus, (2) »noch hoe schoon gij gesproken hebt, maar wat gij gedaan hebt en hoe godvruchtig gij geleefd hebt, zal u de Heer op den dag des oordeels afvragen.quot;

6. Anderen wederom verheffen zich op hunne waardigheden, hun ambt en hun stand. Wie is in staat de waardigheid van de Moeder Gods te beschrijven? »Gij vraagtquot; zegt de li. Eucherius, (3) »hoe groot de Moeder is, vraagt eersj hoe groot de Zoon is.quot; Want gelijk de waardigheid des Zoons, zoo gaat ook die der Moeder, waarin God een waardige woonplaats voor Zijn Goddelijken Zoon heeft bereid, al onze begrippen te boven. »De waardigheid der H. Maagdquot; zegt de H. Bernardinus (4) sis zoo groot, dat slechts God ze ka:.i begrijpen.quot; Toen de Engel lot Maria sprak: (5) sZie gij zult ontvangen en eenen Zoon baren en Zmi naam Jesus

(1) I Cor. XIII, 1. etc.

(2) 1. 1. c. 3. 5.

(3) 1. 3. lieg. IV, 20.

(4) t. 3. Scrm. 5. c. 1.

(5) Luc. I.

-ocr page 183-

noemen. Deze zal groot zijn en de Zoon des Aller-hoogsten genoemd worden,quot; werd haar de waardigheid eener Koningin opgedragen, maar eener Koningin, die heersehen zoude over allo Koninginnen. Hierop bemerkt de Bisschop Laurent: (1) «De beproeving van Maria was dezelfde beproeving welke Lucifer en Adam hadden te doorstaan : op de onmetelijke hoogte waarop de Schepper haar geplaatst had staan te blijven, zonder zich zelve te verhellen en daardoor neer te storten, ziedaar waarin hare beproeving bestond, een beproeving zoo veel zwaarder dan die van Lucifer en Adam, als de waardigheid van Moeder Gods ver verheven is boven die van deu hoogsten Engel en van den eersten mensch. Lucifer stortte nêer en Adam viel, wijl beide zich zeiven verhieven en Gode gelijk wilden zijn; Maria bleef staan en steeg hooger, wijl zij zieli vernederde cn God alleen verheerlijkte.quot; Bedenk daarbij, hoezeer de waardigheid, van de Moeder te worden van den door alle Patriarchen, Propheten en vrome zielen zoozeer verlangden Messias, het hart van elke andere vrouw in Israël tot trotschheid zoude hebben bekoord? Doch Maria's Hart verhief zich geen oogen-blik. Niet Moeder van God noch Koningin, maar dienstmaagd noemt Zij zich zelve. »Zie de dienstmaagd des Heeren.quot; Hierop bemerkt de H. Alphon-sus: (3) «hadden alle inenscheu en Engelen met

(l) Geheim. M. 1. ui.

.2) Hcerl. v. M. Oterw. M. boodschap.

-ocr page 184-

176

hunne wijsheid nok milliocnen jaren lans; er over nasjedaelit, toch hadden zij nooit een schooner, ootmoediger en wijzer antwoord kunnen uitdenken.quot; Vereenig de waardigheden van alle menschen en Engelen in één persoon, de waardigheid van dezen persoon hoe verheven zij ook zij, is niets tegenover de waardigheid eener Moeder (iods: en toch gaf Maria de voorkeur aan den titel van dienstmaagd.

Deze woorden waren niet, gelijk bij ons dikwerf geschiedt, slechts ijdelejdanken ; neen Maria's woorden vloeiden voort uit dc volheid haavs Harten en daarom beantwoordden hare werken steeds aan hare woorden. Aanstonds vertrekt zij, ijlt over het ge-bei'üte en verricht in het huis van Zaeharias de werkzaamheden eener dienstmaagd. Slel u voor hoe Maria, die den Zoon Gods in haren schoot draagt en dooi de Kngelen als Moeder des Allerhoogsten wordt geprezen, het nederigst huiswerk verricht, de spijzen bereidt, het linnengoed wascht, — en zeg mij dan of gij, indien gij een kind van Maria wilt wezen, u nog durft schamen om iemand een nederigen dienst te bewijzen, wijl gij dit strijdig oordeelt met uwe waardigheid en uwe betrekking. Hoe dieper gij u uit lieide tot God voor de menschea vernedert, des te hooger stijgt gij in de oogeu van God.

7. Eindelijk betreedt ook de trotschheid het h. srebied der deugd ; want niet weinigen, het moge dan ook zijn dat geheel hun leven, gelijk in een religieuze orde, aan de bijzondere oefeningen van godsvrucht is gewijd, of wel dat zij uit vrijen wil

-ocr page 185-

177

dikwerf dergelijke oefeningen verriehten, verheffen zich in hun hart op hunne godsvrucht en deugd. Hierdoor tracht hun de duivel, zoo niet alles, althans een groot deel hunner verdiensten te ontnemen. Voorzeker zoo men ooit op eene zaak rnoeht roemen, het zoude zijn op de deugden, daar zij gedeeltelijk ook ons werk zijn. Om ons hierin niet te vergissen, zullen wij volgens de grondstellingen der godgeleerdheid onderzoeken, welke de ware deugden zijn tn welk aandeei wij daarin hebben.

Vele deugden, waarom wij ons zeiven hoogschatten of door anderen geprezen worden, geven ons geen verdiensten bij God, wijl zij louter natuurlijke deugden, dat is goede eigenschappen van ons karakter zijn. Zoo bestaat er eene natuurlijke zachtmoedigheid, eene natuurlijke milddadigheid, eene natuurlijke grootmoedigheid, een natuurlijke geestdrift voor hel goede en schoone enz. De ware deug-„ den waarop wij bij de beoordeeling van ons zeiven alleen te letten hebben, moeten bovennatuurlijk zijn en bestaan in het ernstig en standvastig streven om niet onze zinnelijkheid, noch de natuur, maar den wil en het gebod van God op te volgen. Deze bovennatuurlijke deugden zijn allerminst uitsluitend de vrucht onzer pogingen ; want God is het, die in ons het goede begint, die ons bij het stellen der goede handeling voortdurend ondersteunt en eindelijk het goede voleindigt; slechts de medewerking van onzen, ons door God geschonken vrijen wil, kunnen wij als ons eigendom beschouwen. Doch hoe

-ocr page 186-

178

zwak en gerins; is dikwerf onze medewerking. x)e meesti; mensclien blijven slechts godvruchtig zoolang zij door uitwendige omstandigheden als tot de deugd genoodzaakt worden eu zoolang God hen door Zijne overvloedige genaden en vertroostingen als mot geweld tot zich trekt. Hoe zelden vindt men eeue ware zelfbeheersching, eeue verloochening en versterving van liet eigen ik.

Bij Maria waren alle deugden bovennatuurlijk en heldhaftig, daar Zij in alles niets dan God zocht en uit liefde tot Hem zieli zelve met volkomen zelfopoffering Hem toewijdde. Overweeg, hoe zij als driejarig kind hare ouders uit liefde tot God verliet, hoe zij tegen haar wensch in, volgens Gods wil, een huwelijk aanging, hoe zij uit gehoorzaamheid onder de moeilijkste omstandigheden zich blijmoedig naar üelhlchem begaf en niet lang na ae geboorte des Zaligmakers naar het verre Egypte moest vluchten. Overweeg, wat zij geleden heeft op den kruisweg, op Golgotha, bij de vervolging der Apostelen, en later door haar vurig verlangen naar de aanschouwing van haar Godielijken Zoon. Niet slechts heeft de Heer groote dingen aan Maria gedaan, maar ook Maria zelve heeft groote dingen verricht. En toch heeft Zij nimmer op hare deugden en daden geroemd, noch met een ijdel welbehagen er ooit aan gedacht. W ij daarentegen denken eu spreken zoo dikwerf over onze deugden eu verminderen daardoor nog hare geringe waarde.

Helaas, het weinige goede wordt niet slechts door

-ocr page 187-

179

vele nalatigheden verkleind, maar door zonden dikwerf geheel weggenomen, ja onye schulden wesren meestal veel zwaarder dan onze deugden. Wat is en wat bewerkt niet in ons een enkele zonde, zij, die zoo geheel en al ons eigendom is? P. Le Jeune, een bekend franseh kanselredenaar der 17° eeuw, verhaalt, (1) dat hij op vertrouwelijken voet lieei't geleefd met een heiligen man die op zijn twintigste jaar door eene bijzondere Goddelijke verlichting eene zoo duidelijk en volkomen kennis van al zijne zonden ontving, als hij ze anders slechts in het bijzonder oordeel zoude hebben ontvangen ; aan zware zonden had hij zich nooit schuldig gemaakt, slechts eenige lichtzinnigheden had hij in zijne jeugd bedreven, en toch veroorzaakte de aanschouwing van deze fouten een zoodanigen schrik en afschuw in zijne ziel, dat hij drie maanden lang als in doodstrijd verkeerde. Een koud doodzweet vloeide zoo overvloedig van al zijne ledematen, dat zijn bed er geheel van doortrekken was. Zijn zielesmait was zoo hevig, dat hij de hand op gloeiende koh n kon leggen zonder de hitte van liet vuur te gevoelen (8) Wat moet gij nu van u zeiven denken, wanneer gij niet eenige dagelijksche zouden, maar eene doodzonde, en niet slechts e'éne doodzonde maar er misschien tien of honderd bedreven hebt? Geef u niet over aan wanhoop, want belijdt gij rouwmoedig

(1) Preek 29 liet bijz. oordeel. (3) Drharbc. Verklaring III.

-ocr page 188-

180

mv zonden, dan vergeeft God in Zijne barmliartig-lieid u alles; doch trek er ten minste dit voordeel uit, dat gij ii diep onder allen vernedert en dikwerf tot n zeiven zegt: voor ééne doodzonde heb ik ééne hel en voor tien, tien hellen verdiend. Welke schande en smaad komt mij toe, daar ik de hel verdiend heb! Hoe kan ik nog trotsch zijn?

O Maria, uw Hart was ylekkeloos, entoohstondt Gij bij de zuivering tusschen de zondige joodsche vrouwen. Gij en Uw Jesus waart de onschuldigste aller menschen en toch hing Hij aan het hout der vervloeking op Golgotha, en stondt Gij naast Hem, als de moeder van een boosdoener en vervloekte. En ik, dio in waarheid een groot zondaar ben, wil als onschuldig en deugdzaam geacht worden I

O Jesus en Maria, Gij die zoo ootmoedig van Harte waart, maakt ook mij ootmoedig van harte. Yerleent mij de genade, dat ik mij voortaan op niets meer verheffen, wijl ik alles, wat ik heb, van God en door God bezit, maar dat ik mij, in het bewustzijn mijner vele zonden, blijmoedig aan elke vernedering onderwerpe, hetzij ik die ontvang van mijne medemensehen of onmiddelijk van God ; want slechts door vernederingen zal ik ootmoedig worden.

HOOFDSTUK V.

mama's haut was een zuiver hakt. Ootmoed en zuiverheid zijn onder de zedelijke

-ocr page 189-

181

deugden de twee schoonste paarlen, waarmede wij ons hart kunnen versieren. Zij schenken ons hart eene schoonheid en bevalligheid, welke ons tot een, welgevallig schouwspel maken voor de menschen, voor de engelen en voor God zeiven. «Waar gij u ook bevindtquot;, zegt de II. Bernardus 1), »zijt gij ootmoedig en kuisch, dan zijt gij altijd groot.quot;

Deze beide zoo zeldzame deugden werden daarom ook met do grootste zorg door de allerzaligste Maagd beoefend en maakten haar boven alle dochters van Adam welgevallig in de oogen des Aller-hoogsten. »Zeg mij,quot; aldus spreekt de II. Augus-tinus Maria toe 2), zeg mij, ik bid U, o allerheiligste Moeder, hoe hebt gij in den schoot der Kerk deze schoone bloem voortgebracht, deze lelie der dalen, witter dan de sneeuw? Zeg mij, ik bid U, o eenige Moeder, door welke kracht der Godheid heeft de eengeboreu Zoon, die zich beroemt geen vader te hebben dan God den Vader, de monschelijke natuur in uwen allerreinsten schoot aangenomen ? Zequot;-

o O

mij, ik smeek het u bij Dengenen die U zoodanig heeft geschapen, dat Hij uit u geboren kon worden, welke verhevene daad hebt gij verricht, welk geschenk hebt gij aangeboden, welke kracht aangewend, van welken middelaar hebt gij u bediend, welke voorbidding is voor u geschiedt? Welke gedachten en plannen heeft uw verstand u ingegeven om dcel-

elijke

1) Serm. 1. sup. Mis. 3^ Serm. 3 de nativ. B. V,

ii

-ocr page 190-

182

achlig te worden aan het groot geluk, dat Hij, die de kracht en de wijsheid des Vaders is, die de wereld van het eene einde tot het andere met macht bestuurt en alles met goedheid ordent en die met geheel Zijn Wezen op alle plaatsen tegenwoordig is: dat Deze in uwen maagdelijken schoot nederdaalde, dat Hij daar verbleef en cr uit te voorschijn trad zonder eenige verandering in zichzelven en zonder het minste letsel uwer maagdelijkheid? Gij antwoordt mij, dat de zuiverheid uws lichaams en de ootmoed uws Harten dit bewerkt hebben.quot;

Hoe beminnelijk en verheven wordt de mensch door deze deugd van zuiverheid! Welk een heerlijke parel der zeden, zegt de II. Bcrnardus, is de kuischheid. Hoe liefelijk vertoont zij zich in den wandel en op het gelaat van den jongeling. Zij is het zeker kenmerk van edele zeden. Niets schandelijks noch onbetamelijks laat zij den geest binnentreden zonder het aanstonds te verraden. Zij is de getuige der onschuld, des levens schoonste sieraad.

De H. Geest zelf roept door den mond van den wijzen man vol bewondering uit 1), 10 hoe schoon is een kuisch geslacht! onsterfelijk is zijn aandenken, want bij God en de mensclien staat het in eer. Is het tegenwoordig, men volgt het na; is het afwezig, men verlangt er naar. Eeuwig bezit het de kroon en den prijs voor den strijd der onbevlekte reinheid.quot;

!) Sar. J.V, 1, 3.

-ocr page 191-

183

Hoc hoog Maria de kuischheid scliatlc kunneu wij daaruit afleiden, dat zij voor God de gelofte van zuiverheid aflegde, en om daaraan getrouw te blijven bereid was af tc zien van de waardigheid van Moeder Gods.

De ongehuwde staat en de onvruchtbaarheid gold bij de Joden als een sehande en onder zeker opzicht als een vloek dos Hemels, wijl God in het oude verbond als belooning voor de getrouwe onderhouding zijner geboden eene groote nakomelingschap beloofd had 1). Men heeft slechts dc geschiedenis van Jacob te lezen of die van Anna, de moeder van Samuel, om duidelijk in te zien dat alle Israëlieten met afschuw neerzagen op de kinderloosheid. Maria was te midden der Israëlieten opgegroeid en volgens de begrippen van dat volk opgevoed ; en toch deed zij de gelofte van eeuwige zuiverheid. Dit blijkt uit de woorden door haar tot den Engel gesproken en is de leer aller H. Vaders. De il. Ambrosius noemt Maria de vaandeldraagster der zuiverheid, de H. Cyrillus 2) en dc H. Ephrcm 3) prijzen haar als de kroon der zuiverheid, de H. Joannes Damas-cenus 4) begroet haar als dc beminnares en de beschermster der maagden, H. Bonaventura 5) looft haar als dc eerste Maatrd, cn dc ]\Iaa!rd van cenc;

1) ExocJ. XXIII: 20. 3) Do laud M.

3) Or. 1 de dorm. Virg.

4) Lib. dc Virg. c. 10.

5) In psall, min.

-ocr page 192-

184

nieuwe gelofte. Deze Maagd, zegt Albertus de Groote 1) «heeft den maagdelijken staat van den vloek en de slavernij der mozaïsehe wet verlost, hem de vrijheid geschonken en dien evenzoo hoog in achting doen rijzen als de mozaïsche wet dien tot cene schande had gemaakt. Met recht wordt Maria de maagd der Maagden, genoemd, wijl zij de eerste was, die zonder raad of voorbeeld Gode hare zuiverheid opofferde.quot; Hoewel Elias en Eli-sacus ongehuwd leefden, kan men toch nergens uit besluiten dat zij door eene belofte zich tot dien staat hadden verplicht. Onder de vrouwen vindt men geen enkele, die vrijwillig dien staat omhelsde, Maria derhalve is de Maagd, die alleen onder alle maagden van de volkeren dier dagen zich boven haren tijd verhief en het eerst het gouden vaandel der God gewijde zuiverheid plantte. »Gelijk eene lelie onder de doornen, zoo is de vriendinquot; des Hemelschen Bruidegoms «onder Israels doch terenquot; 2). Maria is de koningin der maagden; zij gaat voor en duizenden zijn haar gevolgd, en na haar den tempel des konings binnen geleid 3). Welk cene vreugde voor den koninklijken Bruidegom !

Wilt gij weten hoe hoog Maria de waarde van de parel der zuiverheid schatte, herinner u dan slechts, wat eens te Nazareth voorviel. Een der

1) Sup Missus c. '1IS. 3) Cant II. 2. 3) Ps. 44, 10.

-ocr page 193-

185

hoogste afgezanten van het heraclsch hof komt te Nazareth, begeeft zich tot de maagd Maria, en biedt haar de waardigheid van Moeder Gods aan. Voor ieder Israëliet was er geen grooter geluk en geen grooter roem, dan evenals Abraham en David den Messias onder zijne nakomelingen te tellen. Nu is de tijd der vervulling daar en aan de Maagd to Nazareth wordt het aangekondigd dat haar zoon, de Messias, de Emmanuel, ja God zelf zal zijn. Welke waardigheid, welk voorrecht, welk geluk! De Maagd echter denkt aan hare gelofte en spreekt: «hoe zal dat geschieden daar ik geen man bekenquot;. Zij is dus bereid de waardigheid van Moeder Gods te weigeren, zoo daarmede hare zuiverheid niet vereenigbaar is. Dat is derhalve de prijs of de waarde, die de zuiverheid in hare schatting heeft. En Maria, de wijste onder alle kinderen dezer aarde, heeft voorzeker in deze beoordeoling niet gedwaald.

De belofte van zuiverheid is de hoogste graad dezer deugd. Op den laatsten graad staat de zuiverheid der gehuwden, hooger die der maagden. Eenigen zijn slechts maagd naar het lichaam, daar zij slechts hun lichaam ongeschonden en zuiver bewaren, anderen ook naar den geest, daar zij niet slechts hun lichaam maar ook hun hart voor alle smet behoeden, en er iedere slechte gedachte en ongeregelde begeerte uit verbannen. Den hoogsten graad neemt de zuiverheid in, welke zich vrijwillig met lichaam en ziel door een belofte den Hemelschen

-ocr page 194-

18B

Bruidegom toewijdt, en tot den laatsten adem des levens aan deze voor God afgelegde gelofte getrouw blijft.

O, hoe getrouw is Maria aan hare gelofte geweest, hoe vlekkeloos en rein is haar Hart 1 Met den H. Ephrera 1) roep ik U o allerzoetste Maagd toe: igt;o Mijne Meesteres, allerzoetste Moeder van God,

Gij zijt geheel rein, geheel zuiver, geheel vlekkeloos geheel ongeschonden, geheel onbevlekt, geheel onberispelijk, geheel prijzenswaardig, geheel ongerept geheel zalig; Maagd naar de. ziel, hot liehaam en den geest; een vlekkeloos gewaad voor Hem die liet licht zelf tot kleed heeft; de stad Gods; de schoone natuur voor alle smet ongenaakbaar; eene ! zij' onverwelkbare bloem ; eeu purperkleed door God zelf geweven, gij de alleen onbevlekte.quot; Twee vrouwen schitterden door onschuld en heiligheid:

Maria en Eva ; deze werd de oorspong van onzen dood. Gij, o Maria de oorsprong onzer zaligheidquot; 2)

Gij, o Maria zijt het Paradijs der onschuld, de maagdelijke door geen vloek getroffen aarde, de kuische en onschuldige Eva, de alleen geredde en reddende arke, de duive van Noe, de regenboog in de wolken ten teeken van vrede verschenen, het brandend en niet verbrandend braambosch, het vlies van Gedeon, de arke des verbonds, de toren van David, het heilige der heiligen van den tempel.

I

O

1) Orat ad Deiyar. Ojer t. lli p 52Ö. 3) üper t. V. p. 337.

-ocr page 195-

187

een leger tegen den vijand in slagorde geschaard, het gouden morgenrootl, de lelie onder de doornen, een Judith tegen den booze vijand, een sehoone onbevlekte Esther aan de zijde des Hemelschen ■■ Konings. Gij zijt de Maagd der Maagden, de reinste i Moeder, de zuiverste Moeder, de onbevlekte Moeder de ongeschonden Moeder, de beminnelijke Moeder 5 de wonderbare Moeder, do eerbiedwaardige Moeder,

Ide machtige en wijze Maagd, een geestelijk vat, een eerbiedwaardig vat, de geheimzinnige roos, de ivoren toorn, het gulden huis, de morgenster, de I Koningin der Engelen, de Koningin der maagden, de machtige en wijze Maagd, een geestelijk vat, een eerbiedwaardig vat, de geheimzinnige roos, de ivoren toorn, het gulden huis, de morgenster, de I Koningin der Engelen, de Koningin der maagden, ï deKoningin zonder erfzonde ontvangen! u o hoe schoon zijt Gij, mijne Vriendin, hoe schoon zijt Gij! Uwe oogen zijn als die eener duive, uwe wangen als I eene snede van den ganaatappel; uwe lippen zijn i als een purperlint. Honig druipt van uwe lippen, J honing en melk zijn onder uwe tong, en de geur ^ uwer kleederen is als de genr des wierooks. Gij * zijt een gesloten tuin, een verzegelde bron. Geheel ;j schoon zijt Gij en geen vlek is in U.quot; 1)

Aldus prijzen de li. Vaders, de 11. Kerk in hare geberlen en de H. Schrift zelf de verhevene kuischheid en reinheid der allerzalilt;rste Maagd, »Allo luister der Koningsdochter is van binnenquot; 2) in het Hart. O welk een kuiseh en rein Hart is het II. Hart van Maria ! Welk edelgesteente zou

1) Cant IV. 3) Vs. XLIV, W.

-ocr page 196-

188

zuiver genoeg zijn, welke bloem schoon genoog, welke zonnestraal rein genoeg, om uwe zuiverheid, o Hart van Maria, uwe sclioonlieid en reinheid daarmede te kunnen vergelijken. Gij zijt als uit louter licht geschapen.

gt; De allerheiligste reinheid en de allerreinste heiligheid van uw allerzuiverst Hart, o Maria, overtreffenquot; zooals de H. Ansclmus ons verzekert 1) op onvergelijkbare wijze alle reinheid en heiligheid aller schepselenen uwe zuiverheid alleen heeft U, volgens het gevoelen van de li. Thomas van Kantelberg in den Hemel eene kroon geschonken, rijker en glorievoller dan alle kronen der heiligen.

Wilt gij een kind van Maria, een navolger van hare engelreine zuiverheid zijn, dan moet gij vooreerst deze deugd hoogschatten, ijverig de middelen aanwenden om ze in nw hart te planten, en met alle zorg ze geheel ongeschonden trachten te bewaren.

De zuiverheid en maagdelijkheid verhellen den menseh ver boven zijne medemenschen, boven deze wereld en hare begeerlijkheid, doen hem het leven der Engelen leiden, en schenken hem eene groote gelijkvormigheid met Gcd, den oneindige Heilige, den allerzuiverste Geest; want «de zuiverheidquot; zegt de H. Ambrosius 2) «maakt zwakke menschen tot Engelen.quot; De menseh, uit lichaam en ziel samengesteld, is om zoo te zeggen half dier en half engel.

1) De excel B. V. c. 9. 3) De Virg 1. 1.

-ocr page 197-

189

De onkuische volgt de lusten van het lager gedeelte en wordt geheel dier, de kuisehe volgt de inspraken van het hooger gedeelte en wordt geheel Engel. De onkuische daalt nog beneden het dier, wijl hij niet gelijk liet redelooze dier binnen de perken door de natuur gesteld, maar meestal tegen de natuur zelve zondigt; de kuisehe daarentegen verheft zich gelijk de H. Cluysostomus zegt, in zekeren zin boven de Engelen, wijl hij ondanks zijn strijd tegen wereld en vleesch, zoo leeft als een Engel die geen strijd heeft te voeren. Zoo dikwerf derhalve eeue bekoring u tracht te verleiden, denk dan aan het woord van den li. Ambrosius: «wie de zuiverheid bewaart, is een Engel, maar wie ze verliest, een duivel.quot; Deze waarheid: «des te dieper daalt gij, hoe meer gij uwe zinnen volgt en des te hooger stijgt gij, hoe meer gij u door versterving der zinnelijkheid aan God den oneindig zuiveren en sehoonen Geest gelijkvormig maakt,quot; — welke Maria in hare hooge wijsheid veel beter dan wij begreep — was wel de hoofdreden, welke Maria aanzette de belofte van eeuwige zuiverheid af te leggen.

Ue middelen om deze kostbare parel te verwerven en te bewaren zijn veelvuldig.* Eenigen bevelen bijzonder aan, de gedachte aan God en de vrees voor de hel. Niet licht voorzeker zal hij zondigen, die in het oogenblik der bekoring-denkt: de almachtige God, de koning des hemels en der aarde heeft Zijn oog op mij gevestigd, aan-

-ocr page 198-

190

schouwt mij hier op deze eenzame plaats, nu in den duisteren nacht even goed als op den helderen dag. Zondig ik nu in tegenwoordigheid Zijner Majesteit, dan stort Hij mij misschien na eenige minuten in de vlammen der hel, en voor vijf minuten in schandelijk genot doorgebracht, moet ik eeuwig eeuwig, eeuwig in een poel van zwavel en vuur branden. — «Twee jongelingenquot; zoo verhaalt de H. Alphonsus 1) »hadden te zamen gezondigd. Zij verlieten elkander en keerden huiswaarts, ter nauwernood had de eenc zich ter ruste begeven of de andere verscheen hem in schrikwekkende gedaante. Waarom ziet gij er zoo vreesdij k uit, vraagde de eerste. Ik ben verdoemd, was het antwoord, op weg ben ik gestorven. Een gelijk lot ware u overkomen, indien gij voor den slaap niet een Wees gegroet ter eere van Maria hadt gebeden.quot; — Iets dergelijks kan ook met u na iedere doodzonde geschieden. En spaart u ook nu Gods lankmoedigheid, toch moet gij zeker na eenige jaren over uw leven voor Gods Eechterstoel eene strenge rekenschap afleggen. Vergeet dit niet in het uur der bekoring. Anderen bevelen het veelvuldig ontvancen der II. Communie aan. Dit is voor-zeker in zich zelf liet krachtigste middel, wijl er in geheel de wereld niets heiliger en krachtiger is dan het H. Lichaam en Bloed, de Menschheid en Godheid van Jesus Christus. De Eucharistie is een

1) Heerl. van Maria.

-ocr page 199-

191

heilig vuur dat in ons elk zinnelijk vuur steeds meer en meer uitdooft. Het bloed van Jesus Christus is de wijn die maagden voortbrengt. Spijzig derhalve dikwerf uwe ziel met dit brood der Engelen en gij zult ondervinden wat doll. Bernardus zegt: 1) «mocht iemand onder u niet meer zoo menigvuldige aanvallen van toorn, nijd, onzuivere begeerten en andere hartstochten ondervinden, hij schrijve het toe aan het Lichaam en Bloed des Heeren, daar de kracht van dit Sacrament dat in hem heeft uito-e-

O

werkt en hij verheuge zich voor zijne gevaarlijke kwaal hier een geneesmiddel gevonden te hebbenquot;.

Doch meer in 't bijzonder wil ik u twee middelen aanbevelen, waarvan ik het eerste als het noodzakelijkste en het tweede als het gemakkelijkste aller middelen acht.

Het eerste is; »vlucht de naaste gelegenheidquot; hetzij deze een persoon zij, eene plaats, een boek. een beeld, een schouwspel, een vermaak of eenk

I • • •

ander zinnelijk genoegen en gevaarlijk voorwerp.

Zoo ergens dan geldt hier de grondstelling : 9 die. liet gevaar bemint, komt er in omquot; 2) of kunt gij een gloeiend ijzer aanvatten zonder u te branden? Alle vrome zielsbestuurders roepen u eenparig toe : hier overwint, wie vlucht. Nadert u derhalve een verleider, denkt dan: hij is een helsche slang, gelijk aan die, welke Eva verleidde. Zijn vleierij

1) Serm. de cuena D. 3) Eccli. Ill, 37.

-ocr page 200-

192

is het gesis eeuer slang, zijn woorden zijn vergift, zijn blik de blik van een basiliscus eu zijne aanrakingen slangebeten. Is derhalve uwe onsterfelijke ziel u dierbaar, ontvlucht hem dan gelijk een vergiftige slang. En tracht men u naar eene plaats van onoorgeloofden genoegen te leiden, denk dan : daar is de duivel; ga ik er heen, hij vermoordt mijne ziel. Wil de duivel eene onschuldige ziel verleiden dan nadert hij gewoonlijk niet in zijne afzichtelijke gedaante, maar bedient zich van een bedorven mensch, wiens hart hij reeds veroverd heeft. Hem blaast hij slechte gedachten in en door zijn mond spreekt hij. Denk hieraan, o dierbare onschuldige jeugd, zoo dikwerf iemand u verleiden en zoo uw onsterfelijke ziel dooden wil. — Doch boven alles bewaar uwe oogen. Het ligt in onze natuur te denken aan hetgeen wij zien en het is onmogelijk te verlangen wat men niet kent. Door de oogen vooral neemt de verbeelding hare beelden in zich op. Begeef u dus nooit naar een plaats, waar iets onzedigs te zien is, want dat oord is een moordkuil voor uwe ziel. Vertoont zich bij toeval iets aan uw oog of aan uwe verbeelding, wend dan aanstonds uwe oogen ol' uwe gedachten tot iets anders. Denk aan het woord der 11. Schrift 1) »do ar de venstersquot; dat is door de oogen «komt de doodquot; in de ziel. Sluit gelijk Job een verbond met uwe oogen om naar geene maagd te zien, Herinner u de gesehie-.

1) Jcr, IX, 31.

-ocr page 201-

193

nis van David, dio toch een man was naar Gods Hart. Toen hij op een namiddag zich door eciie wandeling ontspande, bewaarde hij zijne oogcn niet en aanstonds werd hij een overspeler en een moordenaar. Hoe bitter heeft hij in zijne boetpsalmen zijne zonden beleden en beweend? En toch zond de [leer hem hot bitterst lijden over. De vrouw van Lot wendde zich om en zag naar Sodoma en oogenblikkelijk — tot straf voor haar en tot waarschuwing voor u — werd zij in een zoutzuil veranderd. Bewaar derhalve uwe oogen en gij bewaart uwe ziel.

De H. Aloisius moest in zijne jeugd gedurende twee jaar dagelijks als edelknaap voor de koningin van Spanje verschijnen; toch kende hij haar niet van aanschijn; daar hij nooit zijn oog op haar gelaat had gevestigd. Van Maria zelve berichten ons de H. Epiphanius en de II. Joannes Darnas-cenus, dat zij hare oogen altijd neergeslagen hield, nieman'd scherp aanzag, slechts in het gebed naaiden hemel zag en daarbuiten slechts uit noodzakelijkheid hare oogen ophief, zoodat zij sedert hare vroegste jeugd door hare zedigheid aller bewondering verwekte en door hare schoonheid, zooals de H. Thomas zegt, allen dio haar aanzagen, tot zuiverheid aanspoorde. Eveneens zegt do H. Yincentius Eerrerius, dat de Moeder Gods nooit het huis verliet, tenzij wanneer zij zich naar den tempel begaf, en dat zij dan zeer ingetogen en met neergeslagen oogen er heen ging.

-ocr page 202-

194

Het tweede zeer gemakkelijk, nuttig en zeker middel, hetwelk ik u ter bewaring der H. zuiverheid op het hart wilde drukken, is de vereeriug der allerheiligste Maagd en van haar Onbevlekt Hart. Wat is gemakkelijker en zoeter dan de Moeder Gods eu haar H. Hart met een kort gebed te begroeten ? Indien gij echter in het oogenblik der bekoring eenvoudig zegt: «Maria sta mij bijquot; of; »Jcsus, Maria!quot; of: d Zoet Hart van Maria, wees mijne redding!quot; of: »Jesus, Maria en Joseph, U schonk ik mijn hart en mijne ziel,quot; dan verzeker ik u met de H. Vaders, dat gij in geene bekoring zult bezwijken. De duivel neemt de vlucht, zoodra hij slechts den naam van Maria hoort, eu wanneer hij terug keert, behoeft gij slechts andermaal don naam uit te spreken van de Maagd die hem vooral door haar ootmoed en onbevlekte reinheid den kop heeft vertreden. Neem eveneens de gewoonte aan om eiken morgen na uw opstaan, eiken avond voor de nachtrust, geknield de Moeder Gods te begroeten en u aan hare bescherming aan te bevelen. Bid des morgens dat sehoone en vertrouw volle gebed des li. Bernardus: Gedenk o goedertierendste Maagd Maria dat men nooit gehoord heeft enz, en des avonds: Onder uwe bescherming nemen wij onzen toevluejt enz. Dan zal de allerheiligste Maagd u voorzeker bij dagen bij nacht beschermen. Ook kunt gij des morgens en des avonds bij den Engel des Ilceren liet gebed voegen : o mijne Koningin enz. Daaraan heeft de II. Kerk een

-ocr page 203-

195

aflaat verbonden, wijl dit gebod zoo krachtig is om do zuiverheid te bewaren. De godvruchtige P. Zucchi had een jongeling, die de gewoonte van ecne schandelijke zoude had, den raad gegeven zich 's morgens en 's avonds door het volgend gebed aan de Moeder Gods aan te bevelen: «o mijne Koningin, o mijne Moeder! Ik draag mij geheel en al aan ü op en om u te toonen dat ik U toebehoor, wijd Ik U heden mijne oogen, mijne ooren mijnen mond, mijn hart, geheel mij zeiven. Daar ik dan de uwe ben, o goede Moeder, zoo bewaar mij, bescherm mij als uw eigendom en uwe bezitting. Wees gegroet enz.

De jongeling ging op reis. Na eenige jaren keerde hij terug en verhaalde met blijdschap, dat hij, sedert hij zich iederen morgen en avond op die wijze aan de Moeder Gods had aanbevolen, nooit meer in die zonde hervallen was.

Leest gij uitvoerige levensbeschrijvingen der Heiligen, dan zult gij opmerken, niet slechts dat alle heiligen de allerheiligste Maagd hebben vereerd, maar ook dat de grootste heiligen, vooral zij die door cene groote liefde tot de zuiverheid hebben uitgemunt, zeer vurige vereerders der allerheiligste Maagd waren. Ik behoef u slechts te wijzen op liet schoone drietal dat aan de jeugd door de H. Kerk ten voorbeeld wordt gesteld, namelijk den H. Aloisius, den Zal. Joannes Berehmans en den H. Stanislaus. Hoe vurig beminden en vereerden zij Maria I Zij waren in alle hunne gedachten, verlangens.

-ocr page 204-

196

woorden en werken ware kinderen van Maria; daarom zorgde ook Maria voor hen in alle omstandigheden als een goede Moeder, cn plaatste hen, die lelien onder de doornen — uit de woestijn der wereld in het paradijs van den religieuzen staat, waar de bloem der zuiverheid, beschermd tegen zoovele gevaren, ongehinderd hare geurea ten hemel zendt.

O mocht ook gij de allerheiligste Maagd hierop aarde door een engelrein leven navolgen, dan zult gij ook in den Hemel met die beminnelijke Heiligen do Koningin dor Maagden volgen en met hen dat schoone, nieuwe lied zingen, dat buiten de Maagden niemand zingen kan.

Onbevlekt ontvangen, zuiver Hart van Maria, verwerf mij de genade dat mijn hart gelijk het uwe alle zinnelijk genot verafschuwe, dat het aan deze aarde niet kleve, het gezegde van den H. Stanislaus steeds indachtig: «ik ben tot iets grooters geboren.quot; Stort in mijn hart, o goede Moeder, in de plaats der zinnelijke liefde, eene groote en vurige liefde totGod den oneindig Schoone, tot Jcsus den allerbemin-nelijksten.koninklijken.Goddelijken Bruidegom der ziel, alsook tot U zelve, o Maria, tot U de allerschoonste en allerzuiverste Maagd! alsmede tct den H. Joseph uw kuischen Bruidegom, tot den H. Aloisiu?, den Zal. Joannes Berchmans, den H. Stanislaus en tot alle uwe heilige kinderen en veresrders. O lieve Moeder en allerzuiverste Maagd, schenk mij de genade dat ik iu iedere bekoring cn eiken morgen

-ocr page 205-

197

cn eiken iivoiRl Uwe hulp inroepc, dal ik eik gevaar tot zonde als eene post ontvluchte en in mijne gedachten, verlangens, oogslagen en werken ü navolgende, als uw kind in onsehuid en zuiverheid inosie leven en sterven.

HOOFDSTUK VJ.

UET HAKT VAN MARIA WAS EEN ZACHTMOEDIG HAKT.

Een ootmoedig en zuiver hart is gewoonlijk ook ,een zaehtmoedig hart. Gelijk Jesus de zaehtmoe-digste was onder alle zonen dezer aarde, zoo was ook Maria de zachtmoedigste van alle dochters dezer wereld. De IT. Bernard us zegt 1), waarom zoude de zwakke mensch vreezen tot Maria te naderen? Tn haar is niets strengs, niets vreeselijks, zij is enkel goedheid en biedt allen melk en wol aan. Doorzoek zorgvuldig geheel de H. Schrift en indien gij ergens een woord van berisping, een hard woord of slechts een teeke.n van de geringste verontwaardiging van Maria vindt opgeleekend, clan moogt gij vreezen tot haar le naderen. Indien gij echter — wat werkelijk zoo is — in haar slechts medelijden en goedheid, sleehls zachtmoedigheid en barmhartigheid kunt ontdekken, vrees dan niet uw toevlucht tot haar te nemen.quot; Gelijk haar God-

1) Serm. de praerog. B V, Ilurter p, 151.

-ocr page 206-

198

Jelijke Zoon, kan ook Maria ons toeroepen: leert van mij, want ik ben zachtmoedig van harte.

Met recht wordt gezegd: zachtmoedig van harte, want gelijk de ootmoed bestaat ook de zachtmoedigheid niet enkel in uitwendige teekenen en woorden, maar in de beheersching des harten, in de onderdrukking der opwellingen van gramschap die bij het ontvangen eener beleediging gewoonlijk in ons hart ontstaan. Hoe grooter derhalve de i beleediging is, hoe dieper zij wordt gevoeld, en hoe kalmer, en gelatener zij word verduurd, des te grooter is de zachtmoedigheid.

Beschouwen wij het leven van Maria gelijk de H. Schriftuur het ons voorstelt, dan vinden wij vooral vier plaatsen waar zich de zachtmoedigheid I van Maria's Hart in hare volle schoonheid heeft vertoond.

De eerste is Bethlehem. Eenige H. Vaders houden deze stad voor de geboorteplaats van Maria of van den II. Joseph. Toen Augustus het bevel tot eene algemeene volkstelling had gegeven, begaven zich Maria en Joseph naar Bethlehem, waar de stamregisters hunner familie werden bewaard.

quot;

Maria en Joseph begaven zich voorzeker op de eerste plaats tot hunne bloedverwanten, doch door hen werden zij afgewezen. Vervolgens wendden zij zich tot hunne bekenden en tot hen, die zij voor godsdienstig en medelijdend hielden; doch andermaal werden zij afgewezen. Wellicht gingen zij ook van deur tot deur rond, smeekende om

-ocr page 207-

19'J

onderkomen voor den naclit; ook dit was te vergeefs ; voor armen ea onaanzienlijke lieden was nergens plaats. Zelfs in de herberg, gelijk ons de Evangelist verhaalt, 1) vonden zij geene plaats. Stel u nu Maria voor, hoe zij, misschien op eeu muilezel gezeten, daar op de straat of ergens in een hoek bleef wachten, terwijl de II. Joseph de huizen binnen ging en overal, wellicht met bittere woorden, werd afgewezen. Hoezeer moest Maria dit grieven, daar zij iedere beleediging, welke den H. Joseph om wille van haar werd aangedaan, in haar edel Hart dubbel zwaar gevoelde. En toch, werpen wij een blik in haar Hart, wij ontwaren daar geen opwelling, geen beweging van toorn. Gelijk haar gelaat, zoo is ook haar Hart geheel rustig en in een heilige kalmte. Zelfs op het oogenblik, toen zij, de Koningin des hemels en der aarde, den armoedigen stal buiten de poorten van Bethlehem moest binnentreden, om na eenige uren den Verlosser der geheele wereld te baren, welde geen toorn noch verontwaardiging over zulk een smaad in haar Hart op. Vraagden wij haar: o Maria, hoe kon Uw Hart bij zulke bcleedigingen noch kalm en gelaten blijven? haar antwoord zoude luiden: Ik dacht steeds aan het Goddelijk kind dat onder mijn Hart rustte.

Hierin vinden wij het eerste middel, om bij groote versmadingsn en beleedigingen nooit de gemoeds-

1) Luc II. 7.

-ocr page 208-

200

kalmte te verliezen. Dit middel is daarin gelesjen,

dat wij onze gedachten van den persoon of het

voorwerp, welke onze verontwaardiging gaande

maken, aanstonds afwenden en ze tot iels anders

keeren. Want evenmin als wij iets, waaraan wij

niet denken, kunnen verlangen, evenmin kunnen wij

iets haten eu verafschuwen, wannneer wij daaraan

niet denken. ^Vie derhalve zijne gedachten afwendt

van hetgeen zijne gramschap opwekt, om ze te quot;a

vestigen op iets waarin hij zijn welbehagen vindt, ^

zal spoedig de kalmte weder in zijn hart zien

terugkeeren. 1 eU

B 7n

z'J

du

we die do' on: me siu

De tweede plaats, waar Maria ons een schoon voorbeeld van zachtmoedigheid geeft, is de tempel | te Jerusalem. Toen Jesus twaalf jaren oud was, I zoo verhaalt ons de H. Lucas 1), ging Hij met Zijne ouders naar Jerusalem. Na het feest keerden Maria en Joseph naar Nazareth terug, Jesus ecliter bleef in den tempel. Zijne ouders wisten dit niet en zij zochten Hem drie dagen lang met groote droefheid. Yan de eene schaar leizigers begaven zij zich tot de andere, zij ondervraagden hunne bloedverwanten en bekenden naar hunnen Jesus, ; keerden naar Jerusalem weder, zochten Hem daar overal, totdat zij Hem eindelijk n.i drie dagen in den tempel vonden, waar Jesus in 't midden der leeraren was gezeten, met zoo groote kalmte vragende en antwoordende als ware Hi; hier op bevel

gri

zei Zo da

sle zlj

of

de on mi nii

scl

J

1) Lnc. 11. 41.

-ocr page 209-

301

zijner ouders. Welke moeder zou hier niet ongeduldig en toornig zijn geworden? Maria evenwel werd niet toornig. Op een toon waarin wel hare diepe smart, doch geen de minste verontwaardiging doorstraalde, sprak zij: «Zoon, waarom hebt Gij ons zóu gedaan? Zie, uw vader en ik zochten U met smart.quot; nGeen verwijt,quot; zegt de H. Diony-sius de Karthuizer, »slechts een liefdevolle klacht was in die woorden bevat.quot;

Vraagden wij andermaal: waarom, o liefdevolle Moeder, was bij dat zoeken gedurende drie dagen, en bij het intreden in den tempel, waar Gij uwen Zoon wedervondt, niet de geringste opwelling van gramschap in uw Hart? dan zoudt Gij ons voorzeker antwoorden ; ik dacht dat mijn Goddelijke Zoon hierbij de beste bedoeling zoude hebben; daarom verweet ik hem ook niets, doch vraagde slechts bescheiden naar het doel en de reden van zijn achterblijven. Zoodra had ik dit niet vernomen, of ik was tevreden en overwoog alle woorden in mijn Hart 1).

Dit wijst ons op het tweede middel ter bewaring der zachtmoedigheid. Dit middel bestaat daarin, om alles waardoor anderen ons beleedigen, zooveel mogelijk aan goede bedoelingen toe te schrijven. Dit is niet tegen de waarheid, want onze natuur gelijk de schrijver der Navolging van Christus zegt 2), is meer

1) Luc. II 51.

2) Imit, Chri. 1. 1. c. 4.1,

-ocr page 210-

202

geneigd om liet kwade van anderen te gelooven dan liet goede, en veronderstelt gaarne in de woorden en werken van anderen eene slechte bedoeling, hoe-wel deze in de meeste gevallen niet bedoelden ons te beleedigen. Vandaar het gewone verschijnsel, dat de meeste beleedigingen en vijandschappen verdwijnen, zoodra men dc zaak met zijn vijand of belecdiger eens vriendschappelijk bespreekt. Andere werkelijke beleedigingen zijn dikwerf slechts de vrucht van een ongunstig oogenblik, van een grammoedig karakter, van een verkeerde opvoeding, en komen niet zoozeer uit een slechten wil voort. En toch behoorden wij ons nergens over te vertoornen, tenzij over de boosheid van den wil of de eigenlijke zonde.

noe

De derde plaats waar Maria hare zachtmoedigheid toonde, is Nazareth. Volgens het verhaal dei-Evangelisten begeleidde Maria dikwerf baar Godde-lijken Zoon op zijne reizen, gedurende zijn driejarig openbaar leven. Zij boorde dus ook de smaadwoorden en beleedigingen, welke baar Jesus van de verstokte pharizeën en schrift geleerden te verduren had; zij hoorde, boe zij Hem, den Heiligsten aller menschen, met de grootste schimpwoorden toespraken, Hem de scheldnamen gaven van Samaritaan 1), van brasser en wijndrinker 2), en Hem een door

1) Joan Vlü, 'I'S. 3) MalUi. 1. 10.

-ocr page 211-

208

den duivel bezetene 1), ja het hoofd 2) der duivelen

I noemden. — Ook te Nazareth kwam Josus. Op den sabbath ging Hij volgens Zijne gewoonte naar i do synagoge en verklaarde hun eeno plaats uit ; den propheet Isaïas. Allen stonden verbaasd over de wijsheid en bevalligheid Zijner taal. Doch toen j Hij zeide, dat Hij aan hun verlangen om te Naza-ndere reth, evenals te Capharnaeum, wonderen te verrichten, niet voldoen wilde, ontbrandde de toorn in hun hart, zij sleurden Hem mede den berg op, aan welks helling Nazareth gebouwd is en sleepten Hem voort' tot aan den rand eener vervaarlijke steilte, om Hem in de diepte neer te werpen. Maria was voorzeker getuige van dit alles, daar Nazareth moer dan twintig jaren lang hare woonplaats is geweest, en zeker hoorde zij ook, hoe men daar zeide 3); Is deze niet de zoon eens timmermans? en woont Zijne Moeder niet bij ons? Alle deze beleedigingen griefden Maria veel meer dan dat men ze haar hadde aangedaan; want haar Zoon en God beminde zij meer dan zichzelve. Ook kon zij de verstokte farizeën cn schriftgeleerden, en de boosaardige Nazarethancn niet verontschuldigen door eene goede onbekende bedoeling te veronderstellen, want hun haat trad te openlijk te voorschijn. Op wat wijze, o lieve Moeder, hebt Gij bij al dien hoon en smaad die ongestoorde kalmte in uw Hart bewaard? noemden. — Ook te Nazareth kwam Josus. Op den sabbath ging Hij volgens Zijne gewoonte naar i do synagoge en verklaarde hun eeno plaats uit ; den propheet Isaïas. Allen stonden verbaasd over de wijsheid en bevalligheid Zijner taal. Doch toen j Hij zeide, dat Hij aan hun verlangen om te Naza-ndere reth, evenals te Capharnaeum, wonderen te verrichten, niet voldoen wilde, ontbrandde de toorn in hun hart, zij sleurden Hem mede den berg op, aan welks helling Nazareth gebouwd is en sleepten Hem voort' tot aan den rand eener vervaarlijke steilte, om Hem in de diepte neer te werpen. Maria was voorzeker getuige van dit alles, daar Nazareth moer dan twintig jaren lang hare woonplaats is geweest, en zeker hoorde zij ook, hoe men daar zeide 3); Is deze niet de zoon eens timmermans? en woont Zijne Moeder niet bij ons? Alle deze beleedigingen griefden Maria veel meer dan dat men ze haar hadde aangedaan; want haar Zoon en God beminde zij meer dan zichzelve. Ook kon zij de verstokte farizeën cn schriftgeleerden, en de boosaardige Nazarethancn niet verontschuldigen door eene goede onbekende bedoeling te veronderstellen, want hun haat trad te openlijk te voorschijn. Op wat wijze, o lieve Moeder, hebt Gij bij al dien hoon en smaad die ongestoorde kalmte in uw Hart bewaard?

1) Luc. XI, 15, is, lij.

2) Matth. XIII, 56.

-ocr page 212-

204

Ik dacht, zno zouclt Gij ons waarschijnlijk ant- hoe woorden, aan den Wil van den alwijzen Hemelschen | en Vader, die zoodanige verguizing van Zijn Zoon zeker i;: nen niet zoude toelaten, indien zij niet vroeg of laatvlo( moest strekken tot grootere eer van Hem en van Zijn Zoon. Ook wij kunnen hetzelfde denken, zoo dikwerf de boosheid van hen, die ons beleedigen,

geheel duidelijk voor den dag treedt. Door dat geduldig en zachtmoedig te verdragen, verwerven wij voor ons zeiven grootc verdiensten, daar biervoor gewoonlijk groote zelfverloochening gevorderd wordt, en tevens geven wij onzen evennaaste door ons geduld en zachtmoedigheid eenekrachtige vermaning; strekte liet niet tot Gods grootere eer, | dan had God gemakkelijk kunnen beletten, dat wij met zoodanige lieden te zamen leefden, of hun zooveel genaden kunnen schenken dat zij in geheel andere mensehen waren veranderd geworden.

De vierde plaats waar de zachtmoedigheid en de heldhaftige zelfbeheersching van Maria het meest schitterden, was de lijdensberg Kalvarië. Maria stond onder het kruis, gelijk ons de Evangelisten verbalen. Maria ontmoette Jesus, toen Hij het kruis naar Golgotha droeg, zooals de overlevering ons verzekert; en niets belet ons aan te nemen dal Maria ook getuige was van de bespotting van Jesus, alsmede van zijne geeseling en kroning. Stel u derhalve levendig voor den geest, hoe Jesus langs de drukke straten van Jerusalem naar Ilerodes geleid cn van daar in een wit kleed teruggevoerd werd;

-ocr page 213-

305

hoe Hij gelijk de geringste slaaf vreesclijk gegeesseld, en ter bespotting van Zijn Koningschap met tloor-nen gekroond werd; hoe Hij met het hout der vervloeking beladen, door Jerusalem onder de bespot-iing der Pharizeên naar Golgotha gevoerd, daar aan het kruis genageld en. tusschon twee boosdoeners opgeheven werd; hoe de voorbijgaanden het hoofd sehudden en zeiden: (1) »Gij, die den tempel Gods afbreekt en in drie dagen weder opbouwt, red U zeiven! Zoo Gij de Zoon Gods zijt, kom af van het kruis; anderen heeft Hij gered, zich zeiven kan Hij niet reddenquot;; eu denk er dan aan dat Maria getuige was van alle deze mishandelingen en verguizingen, wat meent gij, moet er toen in haar Hart wel zijn omgegaan, wat moet haar Moederhart wel doorgestaan hebben V

Een dichter verhaalt ons in een gezang vol geestdrift, dat een moeder, terwijl een tijger voor haar oogen haar kind vvegroofde, zich aanstonds op den tijger wierp en met gevaar van haar eigen leveu, het kind uit zijn muil rukte. Deze daad getuigde van moed. Het was echter een natuurlijke handeling, voortgesproten uit het medelijdend gevoel eencr moeder. Maria zag ook haar kind, haar beminden, eenigen Zoon in de handen van mensehen, die niet minder dan woeste tijgers, den Verlosser het vleeseh van 't lichaam scheurden ; ook haar Hart moest natuurlijkerwijze bij 'tzien Zijner smarten en 't hooren

1) Matth. XXV11, 40, 43.

12

-ocr page 214-

20«

Zijuer verguizingen, in verontwaardiging en toorn opbruisen, en toch, uit haar blik straalt geen toorn, haar mond spreekt geen woord van verontwaardiging, zelfs haar Hart behecrscht zij eu geen oogenblik verliest zij hare zachtmoedigheid. O bewonderenswaardig Hart van Maria, verklaar ons hoe het U mogelijk was, zelfs op Golgotha uwe zachtmoedigheid te bewaren ?

Hierop zoude Maria, om ons het vierde en krachtigste middel ter bewaring der zachtmoedigheid te leeren, voorzeker antwoorden: gelijk mijn Goddelijke Zoon heb ook ik gebeden voor allen die Hem kruisigden en bespotten, liid ook gij derhalve, wanneer gij beleedigd wordt, en bid voor hem die u belee-digd heeft des te meer en dos te hartelijker, naarmate de beleediging voor U smartelijker was. Bid zoolang tot dat elke opwelling tot drift in uw hart is bedaard en uw hart door zijne kalmte gelijk is geworden aan den spiegel der zee, die door geen wind wordt bewogen. Denk aan den gekruisigden Jesus, aan Maria staande naast het kruis, en bid totdat gij van harte vergeeft en de vroegere liefde jegens uw beleediger in uw hart is teruggekeerd.

O ootmoedig en zachtmoedig Hart van Maria, verwerf voor mij van het alllerzachtmoedigst Hart uw Zoons, de genade, ook zachtmoedig en ootmoedig van harte te zijn. Schenk mij een diepe ootmoedigheid, opdat ik elke geringschatting en verachting steeds aannemc als iets, dat mij rechtens toekomt, üeef mij de genade van mij nergens

-ocr page 215-

207

over te vertoornen, tenzij over de zonde eu bovenal over mijn eigene zontien. Geef, dat ik bij iedere beleediging mijn hart door het gebed tot God ver-heffe, totdat ik van harte alles hebbe vergeven.

Verwerf mij ten minste de genade, niemand door een bitter woord te beleedigen en daarom in mijn toorn niemand toe te spreken.

HOOFDSTUK VU.

HET HAKT VAN MARIA WAS EEN HOOGST GEDULDIG HAKT.

Met de zachtmoedigheid is het geduld en de overgeving aan Gods H. Wil nauw vereenigd. Immers is de zachtmoedigheid gelegen in het gelaten verdragen van alle onrecht en beleediging, ons hoe dan ook aangedaan, het geduld en de overgeving aan Gods heiligen Wil bestaat in het gelaten verdragen van alle lijden, dat ons van welke zijde dan ook, ten deel valt.

Overwegen wij, 't oog steeds op Maria's Hart gevestigd, hebbende, alle lijden dat ons kan treffen, alsook de middelen waardoor wij in elk dier bijzondere gevallen de deugd van geduld kunnen verwerven, De eerb. P. de Ponte, brengt al het lijden tot zes klassen terug.quot; (1)

(1) in Medit.

-ocr page 216-

308

1. Veel lijden hebben wij van de zijde onzes li-chaams te verduren, zooals ziekte, zwakheid en de gebreken der zintuigen. Dit lijden ontspruit grooten-deels uit de zondon, die wij zelve of onze ouders un voorouders bedreven hebben. Niets ondermijnt meer de gezondheid en veroorzaakt meer lijden dan een hartstocht, en omgekeerd is het deugdzaamst leven gewoonlijk het meest gezonde leven. Vandaar dat de H. Kerk op Woensdag in de Goede Week dit zeer treffend gebed stort: «door het bloed van ï uw ééngeboren Zoon, o almachtige God, bevrijd | ons, die wegens onze overtredingen voortdurend gestraft worden.quot;

Maria was geheel vrij van elke zonde, zoowel van de erfzonde als van dadelijke zonden, zelfs van alle begeerlijkheid der zonde. Haar heilig lichaam was evenals hare. heilige ziel zeer krachtig en vlekkeloos, Vandaar dat wij van Maria niet lezen — evenmin als van Jesus — dat zij ooit eene ziekte heeft gehad. Hare smarten waren meer zielesrnar-tcn. Toch was Maria, evenmin als haar Goddelijke p Zoon, met wien zij ons een voorbeeld van geduld | wilde geven, niet bevrijd van de vermoeienissen des liehaams. De werkzaamheden, welks zij in den tempel, in Egypte, te Nazareth en in het huis der H. Elisabeth met groote vlijt verrichtte, alsook de lange en lastige reizen naar Jerusalem, naar Bethlehem, naar Nazareth en door geheel Palestina, hebben haar gewis vermoeid en afgemat, zoodat zij, gelijk Jesus aan de bron van Jacob, dikwijls genoodzaakt

-ocr page 217-

209

was een weinig uit te rusten. En toch, nooit beklaagde zich Maria, hoezeer zij ook op reis of bij den arbeid van vermoeienis ware uitgeput.

Volg uwe Moeder na en beklaag u ook nimmer over uw lichaamslijden. Beschouw het verledene en denk aan uwe zonden, wier verdiend loon liet lijden is; beschouw de toekomst en denk aan de kroon, welke gij door het geduldig verdragen van uw lijden verdient. Ons leven is een strijd, niet de rust van do zegepraal. Verdrijf dus verre van ii den ijdelen waan van hier niets te willen lijden en u op deze aarde een jiaradijs te kunnen scheppen.

II. Een ander lijden ontspruit voor ons uit de onvolmaaktheden eu gebreken onzes geestes. Den eenen heeft God een klein verstand, een tweeden een kort geheugen, een derden een zwakken wil geschonken. Velen kunnen hunne talenten niet ontwikkelen, maar moeten ze in hunne nederige werkzaamheden als 't ware begraven. Ook de zeer verstandige en goed onderrichte vergist zich dikwerf en menigmaal ontdekt hij slechts na veel studie en vele dwalingen, de zoolang gezochte waarheid. Met veel moeite verrijkt menigeen zijn geheugen met nuttige kennissen, en toch heeft hij weldra weer de helft van het geleerde vergeten. Overal op elk gebied zijn aan onze kennis, overeenkomstig de scherpte van ieders verstand, meer of min verwijderde grenzen gesteld, welke het menschelijk verstand niet kan overschrijden en waarachter ons oog slechts een donkeren nacht ontdekt.

-ocr page 218-

210

Wel bezat Maria een verhevener vvijslieid dan cenig ander menscli, doch ook vooi' haar verstand was in Gods raadbesluiten, in het geheimvol leven van haar Goddelijken Zoon, in de plannen, volgens welke God zijne Kerk tot het einde der wereld zal besturen, alsook in 't bijzonder in de kennis van het onbegrijpelijk Wezen van God, menig punt duister en geheel verborgen. Dit blijkt uit de vraag, door haar aan den Engel gesteld: ]) dioe zal dat geschiedenquot;; alsmede uit het woord tot haar Zoon gesproken 2) ; «Waarom hebt gij ons zóó gedaan?quot; Doch nooit heeft Maria zich hierover beklaagd, noch door nieuwsgierigheid gedreven : met ongeduld getracht het te onderzoeken, «Zij bewaardequot; zegt de Evangelist, 3) «alle woorden cn overwoog ze in haar Hartquot;.

Waarom klaagt gij toch over den aanleg van uw verstand en uwe kennis? Heeft hij, die twee talenten ontvangen en er twee mede gewonnen heeft niet evengroot loon gekregen als hij, die met vijf talenten vijf andere gewonnen heeft? en zult gij, bijaldien gij met een talent er twee anderen wint, : geen grooter loon ontvangen dan hij die er met ! vijf slechts twee wint?

VOC var Go

Hij

hoi ma dn bei

lec wc de gei

be:

en on

ee: D(

ge vo stl

II lt;1 hi V8 w

ze w st E

Wij zijn gewoon slechts acht te slaan op wat wij bezitten, de allerrechtvaardigste God echter ziet

1) Lnc. J, 34. 2j Luc. IJ, 18# 3) Luc. 11, 19,

-ocr page 219-

!11

vooral op do vcrliouding, welke lusschen het out-vangene en het gewonnene bestaat. Bovendien schat God de natuurlijke kennis zeer weinig, zelfs heeft Hij ze in hoogen graad de gevallene engelen laten behouden ; God meet de grootheid der kennis niet, maar de grootheid der liefde welke men Hem toedraagt. IIoo vele onwetendeen onbeschaafde mensehen beminnen God veel vuriger dan menige groole geleerde en fijn beschaafde man der wereld. Daarom wordt aan genen in den Hemel een veel grootere, de gcheele eeuwigheid voortdurende eer en kennis geschonken, dan aan dezen, die wel meer kennis bezaten, doch God minder bemind hebben.

III. Een dorde bron van lijden is onze omgeving en wel vooreerst de levenslooze natuur. Nu hindert ons de hitte, dan weder de koude, nu waait er een gure wind, dan weder .valt er een hevige regen. Dezen is de weergesteltenis ongunstig voor het gezaaide, genen het tegenovergestelde weer nadeelig voor zijn oogst. Daarbij komen vorst, hagel, over-strooming, aardbeving, brand, pest en hongersnood.

Maria had voorzeker op hare reizen en bedevaarten naar Jerusalem dikwerf veel te lijden van de groote hitte van Palestina. Eveneens had zij veel hinder van de koude, die in verhouding van de groote warmte van den dug in Palestina bij nacht dikwerf zeer groot is. Ook kwam het klimaat van Egypte waar zij zeven jaar in ballingschap dooibracht, waarschijnlijk weinig overeen met dat van haar vaderland. En wie zal het lijden optellen, hetwelk koude, wind

-ocr page 220-

212

en regen der Moeder Gods in den stal van Bethlehem veroorzaakt hebben ? Doch in al die omstandigheden welde nooit het ongeduld op in het Hart der allerheiligste Maagd, noch kwam ooit eene klacht op hare lippen, noch een teeken van misnoegen op haar gelaat.

Maak ook uw hart gewoon om nimmer over het ongnnstige weder of dergelijke zaken te klagen. Denk en zeg veeleer: «alles komt van boven, en is een zegen van God. Zoo zal het wel het beste zijn, want anders zoude God dit weer, deze vorst enz. niet geven. Is het niet liet beste voor mijn tijdelijk voordeel, het is het voorzeker voor het eeuwig welzijn van mij of van anderen. Hoe licht zoude ik God vergeten, hadde mijne zinnelijkheid niets te lijden !quot;

IV. Meer lijden veroorzaken ons onze evenmen-schen, die vrijwillig of onvrijwillig ons zeiven of hen die ons dierbaar zijn eenig leed aan doen. Menigeen van hen die ons omgeven, heeft een karakter dat met het onze niet overeenstemt; velen hebben gewoonten aangenomen die ons mishagen ; dikwijls spreken of doen anderen iets wat ons bitter grieft; slechte menschen doen ons uit hebzucht, nijd of afgunst om wille van onze welvaart, ons aanzien of onze deugd menig onrecht aan, zoodat er wel geen mensch zijn zal die nu en dan niet het een of het ander van zijn mede-menschen te lijden heeft.

Maria was van dit lijden geenszins gevrijwaard, hoewel zij zelve niemand beieedigdu en alles voor

-ocr page 221-

313

anderen trachten te worden. Augustus vaardigt op een tijd, hoogst ongelegen voor Maria, het bevel uit dat ieder zijner onderdanen zich in do stad zijner familie moet laten opschrijven, en Maria gehoorzaamt met de grootste vreugde en met volkomen overgeving aan Gods heiligen wil. Herodus gaf het wreed bevel alle kinderen van twee jaren en daar beneden in Bethlehem en omstreken te vermoorden, en Maria was verplicht naar het heidensch Egypte te vluchten. Zonder ooit een klacht te uiten leefde zij daar zeven jaren in ballingschap. De eerste christenen spottender wijze Galileëers genaamd, werden om hun geloof aan den gekruisigde op allerlei wijze gehoond cn vervolgd. Voorzeker was de Moeder des Gekruisigden hiervan niet uitgezonderd. Daarbij voegden zieh noch hare inwendige snaait over de verblindheid van zoovele Joden cn heidenen die hun hart voor het licht des waren geloofs hardnekkig sloten. En wie is in staat de smarten te beschrijven welke Maria's Hart om hare brandende liefde lot Jesus van af Simeon's voorzegging tot aan Jesus kruisdood te verduren had? En toch, in haar is geen teeken van toorn of ongeduld te bespeuren, zelfs niet op Golgotha. Wel toonen mij, o Maria, wanneer ik U onder het krniszie staan. Uw betraande oogen, Uw bleeke wangen. Uw half geopende mond en het wringen uwer handen de vreeselijke smart die in Uw Hart woedt, doch geen teeken van ongeduld kan ik ontdekken. Geheel uw uiterlijk is de uitdrukking van een Hart, dat zich in de hevigste

-ocr page 222-

214

smarten uit liefde opoffert. Uw oog is ten hemel gericht en met Uw zoon bidt gij : «Vader in uwe handen beveel ik mijn geest.quot;

Streef er derhalve naar, beminde christen, gelijk Maria nimmer uw geduld te verliezen, wanneer gij ook veel van uwen evenmensch te lijden hebt. Verontschuldig den naaste zooveel gij knnt. Herinner u het gezegde des H. Augustinus, dat alle vervolgingen en al het lijden dat den godvreezende overkomt, ten laatste altijd tot Gods eer verstrekt. Denk aan het woord van den Apostel Jacobus 1) thet geduld maakt het werk volmaaktquot; en het woord van den Goddclijken Zaligmaker: 2) t in geduld zult gij uwe zielen bezitten.quot;

V. Veel lijden veroorzaken ons ook de helsche geesten, die volgens het gezegde van den H. Petrus als brieschende leeuwen rondloopen, zoekende wien zij verslinden zullen. Zij zijn wellicht de oorzaak van menige verwoesting in de natuur, en van menig ongeluk, dat ons treft; Job immers had al zijn rampen den boozen vijand toe te schrijven. Eveneens vinden wij in de levens van vele Heiligen dat de helsche vijand hun dikwerf groots kwellingen berokkende. De gewone wijze echter waarop zij ons aanvallen, is de bekoring, terwijl zij of door andere menschen, wier hart zij reeds gewonnen hebben, ons trachten le verleiden, of wol wat dik-

1) Jac. ep. I. 4. 3) Luc. XXI, Ut.

-ocr page 223-

215

wijls het geval is, ons slechte gedaclitcn inblazen en aan onze verbeeldig allerlei verleidende beelden voorstellen.

Maria had met haar voet den kop der slang vermorzeld, zoodat deze haar op geene wijze schade kou toebrengen. En toch liet de H. Maagd nimmer na om iedere gelegenheid tot zonde zorgvuldig te vermijden; zelfs woonde de heilige vreeze des Heeren steeds in haar Hart, want zij verschrikte toen de Engel Gabriel in de gestalte van een jongeling hare kamer binnen trad. Naast 'die kinderlijke vrees bevond zich in Maria's Hart een vast vertrouwen op Gods bijstand en gent.de die ons nimmer verlaat, indien wij Hem niet eers: verlaten.

Welaan, mijne ziel, strijd derhalve ook met onwrikbaar geduld tegen den boozen vijand. De helsche geest is een hond, aan een ketting vast gelegd, die u slechts dan kan schaden als God zijn ketting langer maakt en gij hem vrijwillig nadert. Daarom moet gij in iedere bekoring God te hulp roepen, doch van den anderen kant met een kinderlijke vrees ieder gevaar tot zoude, ieder verleider en iedere verleidster als ecne slang vluchten. Bedient zich de helsche vijand niet van andere menschen, zijne medehelpers, maar valt hij u zelf onmiddelijk aan bijv. door het influisteren eener slechte gedachte, dan kunt gij het voornemen maken om bij iedere bekoring een akte van liefde of van ootmoed te verwekken. Zijt gij getrouw aan dit voornemen, weldra zal hij niet meer wederkeeren, want de bc-

-ocr page 224-

216

koorder wil dc liefde tot God noch de ootmoed in u bevorderen.

VI. Eindelijk zendt ons de goede God zelf onmiddelijk menig lijden over, opdat Hij ons daarvoor in den hemel een grooter belooning zoude kunnen schenken; ik bedoel vooral het inwendig lijden: de troosteloosheid, verlatenheid en dorheid in de beoefening van het goede. Uit kruis voor hen die naar de volmaaktheid streven dikwijls zoo zwaar, kent gij wellicht ter nauwernood bijnaam, wijl gij een al te zinnelijk leven leidt of tot nu toe weinig acht hebt geslagen op het inwendig leven, of niet getracht hebt daarover eenig onderricht te ontvangen. Herinner u derhalve in welke gesteltenis gij u bevondt, toen een uwer dierbaarste betrekkingen, misschien uw vader of uwe moeder, uw kind of uw vriend uit hot leven scheidden of zich voor geruimen tijd van u verwijderden; of wel toen gij eene zaak, welke u hoogst dierbaar was, afstaan of gedurende langen tijd ontberen moest. Eene dergelijke, hoewel diepere smart ondervinden godvruchtige zielen, wanneer God, die hun Vader, hunne Moeder, hun Broeder, hun Al is, zich met Zijne genade voor een tijd lang van hen verwijdert en dc ziel, gelijk de bruid in het hooglied, Hem overal te vergeefs zoekt. Deze troosteloosheid en dorheid is tweevoudig: nu eens onttrekt God aan de ziel zijne verlichtende genade, zoodat zij, in duisternis gehuld, niet -.vcet of zij op den goeden weg is, waarheen zij zich wenden moot,

-ocr page 225-

217

noch wat nuttig, wat schadelijk voor haar is; dan weder onttrekt Hij aan den wil Zijne verwarmende, Zijne tot het goede aansporende genade. Zoo bekent de li. Teresia, dat zij dikwerf niet de minste neiging tot het gebed gevoelde, zelfs niet om uit liefde tot God een stroohalm van den grond op 1c rapen, terwijl zij zich op andere tijden bereid gevoelde om uit liefde tot God over gloeiende kolen te wandelen.

De H. Maagd Maria die een inwendig en geheel in God en zijne liefde verslonden leven leidde, verduurde het bitterste lijden van deze soort. Wie zou in staat zijn te beschrijven, hoe vurig haar verlangen was naar de komst van den Messias, gedurende het eerste gedeelte van haar leven, alsook haar verlangen naar de aanschouwing van haar verheerlijkten Zoon, gedurende het laatste gedeelte, toen Zij zonder Hem hier op deze aarde verbleef? Met welke smart heeft Zij den Beminds haars Harten drie dagen lang gezocht, toen Hij in den tempel te Jerusalem was achtergebleven.' Hoe moet zij wel te moede zijn geweest, toen Jesus zich naar de woestijn begaf om te vasten, en Hij zich veertig dagen van haar verwijderde! Doch al deze mistroostigheid is niets, vergeleken met hetgeen zij op den Calvarieberg doorstond. Tegen den middag spreidde zich gedurende drie uren eene duisternis over de aarde, zoodat alle schepselen een gc-heimnisvol sidderen aangreep, daar hun God en Schepper ging sterven. Zich opofferende aan het

13

-ocr page 226-

318

kruis, bad Jesus tot den Ilemclsclicii Vader; in die duisternis stond Maria geheel verlaten, onder het kruis. Toon riep de Zoon in de grootste troosteloosheid uit, wat ook Maria had kunnen uitroepen: «mijn God! mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten!quot; Jesus sterft; de Moeder aiet het; o welke droefheid, welke mistroostigheid vervulde toen haar Hart! — Men neemt het H. Lichaam van het kruis en legt het op den schoot. Zijner Moeder: Zij beschouwt Zijne gestorvene oogen, de bleeke wangen, de doorboorde handen en voeten en een bittere zee van smarten vervulde haar Hart. Men legt haren Jesus in het graf; Maria ziet het; en die duisternis van drie uren blijft in haar Hart drie dagen voortduren. En toeh kwam er geen enkele klacht uit den mond van de meest verlatene van alle Moeders-

O beproefd hart, heerscht ook in u een donkere nacht, wijl de verlichtende en verwarmende Zon der goddelijke genade zich achter de wolken heeft verborgen, volg dan Jesus en Maria na, door nimmer het gebed achter te laten. Verneder u zooveel gij kunt en beschouw u als onwaardig om de Goddelijke vertroostingen te ontvangen. Spoedig zal de Heer u weder bezoeken, u weder Zijn aangezicht toonen en gij zult van vreugde wegsmelten, als Hij wederom met u zal spreken. Op den nacht volgt de dag, op den winter de lente en op den Goeden Vrijdag de blijde Paasehmorgen.

Bij het doorloopen van alle soorten van lijden hebben wij dus gezien, dat Maria's Hart door alles

-ocr page 227-

31'J

is beproefd geworden on dat zij overal en altijd volraaa'st geduldig is geweest en geheel overgegeven aan Gods heiligen Wil. Tracht derhalve, zoo gij door eenig lijden wordt bezocht, nimmer de volgende waarheden te vergeten ;

1. Ik heb dit lijden voor mijne zonden verdiend, oo Heer, snijd hier, en brand hier, doch spaar mij in de eeuwigheid.quot; (1)

2. Er is voor mij geen grootere eer dan aan mijn Koning Jesus en aan mijne Moeder Maria door het lijden gelijkvormig te worden. «Zij die God heeft voorbeschikt,quot; zegt de li. Paulus, (i) s heeft Hij ook uitverkoren om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te worden.quot;

3. De hand die mij slaat, is de liefdevolle hand van mijn Hemelsehen Vader. «Wijl God in u Zijn welbehagen had,quot; sprak do engel Eaphaël tot Tobias, (3) »was het noodzakelijk dat gij door lijden beproefd weidt.quot;

4. »Het lijden van dezen lijd is niet te vergelijken met de toekomstige heerlijkheid, die in ons zal veropenbaard worden.quot; (4) Want, «een kortstondig en licht lijden, zal een eeuwige onuitsprekelijk groote glorie bewerken.quot; (5)

Dit toont ons door zijne daden, om slechts een

(1) St. An?.

(2) Bom. VIli, 29.

(3) Tob. XII. 13.

(4) Kom. VI11, 18.

(5) 2 Cur. IV, 17.

-ocr page 228-

220

voorbeeld aan te halen, de II. Petrus van Alcantara. De H. Theresia schrijft van hem: «veertig jaten lang sliep hij over dag en bij nacht niet meer dan anderhalf uur. Nooit bedekte hij zijn hoofd, hoe hevig ook de regen, de hitte of de vorst waren. Eveneens ging hij altijd blootsvoets, droeg een zeer eng kleed en at gewoonlijk alle drie dagen slechts éénmaal. Hij woonde in het klooster onder een trap op eene plaats, die niet zoo breed noch zoo hoog als zijn eigen lichaam was, zoodat hij genoodzaakt was steeds te knielen, te zitten of eene gebukte houding aan te nemen. Daarbij werd de Heilige nog veel gelasterd en vervolgd. Desniettegenstaande was hij altijd vroolijk ; na zijn dood verscheen hij in een schitterend licht aan de H, Teresia en zeide: • gelukkige boetvaardigheid die mij zoo groote heerlijkheid verdiend heeft.quot;

O geduldige Harten van Jesus en Maria 1 maak dat mijn hart met U blijmoedig en veel lijde, opdat ik mij ook met U en alle Heiligen in den Hemel eeuwig moge verblijden.

-ocr page 229-

VIERDE DEEL

DE LIEFDE VAN MARIA'S HART TOT DEN MENSCH.

HOOFDSTUK I,

DE LIEFDE VAN MAUIA's HART TOT ALLE MENSCHEN.

Het Hart van Maria is vol van genaden en deugden. Zijne schoonheid en waardigheid is zoo groot, dat heiligen noeli engelen ze volkomen kunnen begrijpen, veel minder ze vermogen te evenaren. Bezit men groote rijkdommen, hooge waardigheden, veel kennissen en andere gaven, dan ziet men lichtelijk met minachting op zijne omgeving neder. Niet zoo het allerheiligst en allerbeminlijkst Hart van Maria. Zoo groot als Zijne heerlijkheid is, zoo groot ook is zijne minzaamheid jegens ons. Is het met alle deugden versierd, dan bezit het ook de naaamp;tenliefde. Zoo groot is Zijne liefde jegens ons, dat niemand ze begrijpen noch naar waarde beschrijven kan. Eenige beschouwingen zullen derhalve voldoende zijn om onze harten in wederliefde te ontvlammen.

-ocr page 230-

222

Gedurende gelicel baar leven, van hare vroegste Jeugd tot hare hemelvaart, bezat Maria eene innige liefde tot allo mensclicn. Denk eons aan een of ander waarlijk godvruchtig kind, dat ongeveer tien jaren of wat minder oud is. De onsehuid en eenvoud stralen uit zijne oogen. Het kent geen haat, denkt geen kwaad van den naaste, is jegens allen vriendelijk en deelt allen van het weinige dat het heeft, gaarne iets mede. Dit is een flauw beeld van Maria. Beschouw haar gedurende haar tienjarig verblijf in den tempel, in haar omgang met de andere kinderen. Sla een blik op haar steeds kalm en vriendelijk gelaat, luister naar hare liefderijke woorden, sla acht op hare werken waardoor zij steeds anderen tracht wel te doen, en gij zult bekennen dat geen jeugdig hart zoo liefdevol jegens zijn me-demenschen was, als het 11. Hart van Maïia.

Meen echter niet dat deze liefde van Maria, gelijk bij zoovele jeugdige gemoederen, bloot natuurlijk, eene om zoo te zeggen onbewuste onbeschroomdheid en goedhartigheid is geweest; want hare naastenliefde, die vergezeld was van het diepste doorzicht, berustte op de krachtigste bovennatuurlijke beweegredenen. In ieder persoon, dien Zij zag en met wien Zij omging, erkende Zij steeds het evenbeeld Gods. «God schiepquot; zoo las Zij op de eerste bladzijde der H. Schrift, »den mensch naar zijn beeld.quot; Deze waardigheid: een evenbeeld des Al-lerhoogsten tc zijn, verheft hem tot koning der zichtbare schepping; deze waardigheid overtreft

-ocr page 231-

223

alle andere uitmuntende natuurlijke eigenschappen, en deze waardigheid bezit ieder raensch: de arme zoowel als de rijke, de onbeschaafde zoowel als de besehaafde, de misvormde zoowel als de goed gevormde. Dit natuurlijk evenbeeld, door verstand en vrijen wil den Allerhoogste gelijkvormig te zijn, draagt zelfs de grootste booswicht in zich rond en daarom kan men ook zijn persoon hoogachten en onder zeker opzicht beminnen.

Met welke achting en liefde echter zag Maria op diegene van hare omgeving neder, die zich waarschijnlijk in staat van iieiligmakende genade bevonden en daardoor bovennatuurlijke evenbeelden van God waren! Eene ziel, met de heiligmakende genade bekleed, is zoo heerlijk en schoon, dat een mensch, die haar aanschouwen en hare schoonheid volkomen kennen mocht, van vreugde en verrukking zoude sterven. Maria, de wijste en slechts in God levende Maagd, kende en aanschouwde deze zielesehoon-heid veel volmaakter dan ooit eenig ander sterveling, en daarom beminde Zij meer dan eenig ander vóór of na haar, alle de rechtvaardige zielen.

Deze verhevene naastenliefde steeg in Maria ten tijde der Verlossing tot eene wondervolle hoogte; want in de menschwording aanschouwde zij do groote liefde van God tot ons, cu tevens trad zij als Moeder des Verlossers in eene nieuwe innige betrekking tot alle verlosten.

De Menschwording Gods is het werk der liefde, en wel een werk van zoodanige liefde, dat geen

-ocr page 232-

324

engel, maar sleelits God, de oneindige liefde, het opvatten en voltrekken kon; »want Jesus Christus,quot; zegt de H. Augustinus, (1)»is daarom hoofdzakelijk op de aarde neergedaald om den mensch te kennen te geven, hoezeer Hij hem bemint.quot; Wanneer Richar-dus van St. Laurentius de mensciiwording overwoog, dan riep hij dikwerf uit: »0 liefde, 0 liefde, 0 liefde.quot;

Dit werk der Goddelijke liefde,, hetwelk de Heiligen slechts in de overweging en meer uit de verte beschouwden, werd voor Maria's oogen, ja in Maria zelve voltrokken. Als die gezegende Maagd zag, hoezeer God ons bemint, hoe teeder moet dan haar Hart ons allen hebben liefgehad; als zij het Goddelijk Kind om ons op een weinig hooi in de kribbe zag liggen en om ons tranen storten, zou dan Maria om ons niet mede hebben geweend? «Nadat de Allerzaligste Maagd,quot; zegt de H. Bernardinus, t bij de boodschap des Engels hare toestemming had gegeven, waarop het eeuwig Woord wachtte, bad zij van af dien tijd met eene onmetelijke begeerte tot God voor onze zaligheid, en daarvoor getroostte zij zich zooveel moeite, wijl zij als een liefdevolle moeder ons altijd in haar Hart droeg.quot;

Zoo was dan ook de eerste daad van Maria, welke de Evangelisten ons na do Mensciiwording mededeelen, een werk van naastenliefde ; aanstonds immers na de goddelijke ontvangenis ijlde. Maria,

(]) de Catcch. C. 4.

-ocr page 233-

22S

over het gebergte langs een langen weg naar Hebron, naar hare nicht Elisabeth, bij wie zij drie maanden lang de werken van geestelijke en liehamelijke barmhartigheid verrichte. Wilt gij die groote werk-dadige naastenliefde der Moeder Gods meer in het bijzonder ieeren kennen, stel u dan voor dat gij op dienzelfden tijd in het huis van Zacharias waart, ea beschouw in den geest Maria te midden harer werkzaamheden. Zij zorgt voor de orde, de reinheid, de goede toebereiding der spijzen, en voor alles wat anders het werk was der H. Elisabeth; alles, het aanzienlijke zoowel als het geringe, het groote zoowel als het kleine, het onaangename zoowel als het aangename, verrichtte zij met gelijken ijver, met de grootste zorg, met onwrikbaar geduld en met de grootste liefde en vriendelijkheid. Waarschijnlijk had zij des morgens en des avonds eenige vastgestelde uren voor het gebed en de overweging ; doch al de overige tijd was aan de naastenliefde gewijd. Drie maanden diende zoo de Moeder Gods hare nicht als de beste dienstmaagd, die ooit niet slechts in Hebron, maar op geheel de aarde heeft geleefd.

Op gelijke wijze, als jegens Elisabeth en Zacharias, was Maria zonder twijfel jegens allen met wie zij te Nazareth, te Bethlehem, in l'.'gypte, te Jerusalem, op hare reizen en bedevaarten of waar dan ook verkeerde, allervriendelijkst, voorkomend en dienstvaardig, voor zoo ver het de bescheidenheid, welvoeglijkheid en zedigheid gedoogden. Vóór ecu

-ocr page 234-

226

Apostel ons daartoe vermaand had (t), weende deze liefdevolle Maagd cn Moeder met de weenenden, verheugde /-ij zich met de blijden en trachtte zij gelijk op de bruiloft te Canaiin bleek, alle droefheid te stillen en in alle behoeften te voorzien. sToen Maria nog op aarde leefdequot; zegt de II. Hieronyraus (2) »was haar Hart zoo vol barmhartigheid en liefde tot de mensehen, dat nooit een mensoli zooveel smarten door zijn eigen lijden heeft geleden, als Maria om het lijden van anderen heeft doorgestaan.quot; jZij was alles voor allen, om allen voor God te winnen.quot; (3) «Om wille van haar medelijden en liare liefdequot; zeide de Goddelijke Zaligmaker zelf tot de H. Brigitta, (4) »is mijne Moeder Maria, de Moeder geworden van allen die zich in den hemel en op de aarde bevinden.quot;

Gelijk door de Mensehwording, moest ook in het bijzonder door den omgang, de leer en het voorbeeld van den Goddelijke Verlosser de naastenliefde in Maria's Hart meer en meer toenemen. Jesus stichtte een nieuw verbond en wel het verbond van liefde. Alle Zijne woorden en werken ademde de grootste naastenliefde. Hij deed de blinden zien, de lammen gaan, de dooven liooren, de stommen spreken, genas de melaatschen en alle zieken, dreef de duivelen

(1) Hom. XII, 15.

(2) ep. ad Eustoch.

(3) 1 Cor. IX. 22. (40 llev. 1 1. c 33.

-ocr page 235-

327

uit cn verwekte de doodcu ten leven, Hoe hoo0-

' D

Hij onder alle deugden de naastenliefde schatte, bewijzen zijne woorden: seen nieuw gebod geef ik u: dat gij elkander lief hebtquot; 1) en » hieraan zullen alien kennen, dat gij mijne leerlingen zijt, indien gij liefde hebt tot elkander.quot; 2) «Gij hebt gehoord, dat cr gezegd is: gij zult uwen naasten liefhebben eu uwen vijand haten. Maar Ik zeg u: hebt uwe vijanden lief, doet wal degenen die u haten en bidt voor hen die u vervolgen en lasteren.quot; Want indien gij degenen liefhebt, die u liefhebben, welk loon zult gij hebben? doen dit ook de tollenaars niet?quot; Zoo schitteit dan de naastenliefde met haar schoonsten glans en ia hare hoogste volmaaktheid in het leven en de leer van Jesus, zoodat, hoewel de goddelijke Verlosser alle deugden in den hoog-sten graad bezat, men toch zoude mogen zeggen, dat de naastenliefde of de liefde tot den mensch do schoonste trek van zijn karakter was. Vanaf de kribbe tot aan het kruis bevond zich Maria steeds bij Jesus, hoorde Zijne woorden, was getuige Zijner werken en haar eenigst streven was de deugden van het Goddelijk Hart van Jesus in haar eigen Hart weer te geven. Daarom moest haar Hart steeds branden van eene allen omvattende, werkdadige naastenliefde, en gelijk het eerste, zoo ook liet tweede hoofdgebod in geheel zijne volmaakt-

(1) Joh. Xlir, 31.

(2) Matth. V, 43, 44, 4(5.

-ocr page 236-

228

heid vervullen: gij zult uwen naasten liefhebben gelijk u zeiven.quot; (1)

De grootste liefde heeft de Goddelijke Verlosser zijne leerlingen cn in hen alle mcnschen op den avond voor Zijn lijden bewezen, toen hij het Allerheiligste Sacrament des Altaars, het geheim der liefde, instelde; want een grooter liefde tot den monsch kan God Zich niet voorstellen, dan door zich zeiven met al zijne goederen en genaden aan ons te schenken. — Waarschijnlijk hebben de nog aardsgezinde Apostelen bij het laatste avondmaal geheel de beteekenis niet begrepen van hetgeen voor hunne oogen plaats greep, en zijn zij ook omtrent dit leerstuk eerst later door den H. Geest volkomen onderwezen. Doch wat moeten wij van Maria zeggen, die reeds sedert hare ontvangenis door het licht van den H. Geest was bestraald, wier Hart door geen aardsche neigingen was bezwaard ; zal zij niet meer dan eenig ander schepsel en dat vanaf de instelling, de alles overtreffende liefde van God tot den mensch, gelijk die zich in do Eucharistie openbaart, gekend en bewonderd hebben, en daardoor zijn opgewekt om evenals haar Zoon ons met de grootste liefde te beminnen?

De H. Communie is, gelijk reeds de naam gemeenschap (communio) aanduidt, het Sacrament, hetwelk vooral de christenen, als ledematen ééns lichaams, met Christus hun hoofd en onderling met

(1) Luc. X, 27.

-ocr page 237-

elkander door eenc innige gemeenschap vcreenigt. Daarom was do H. Communie, wat zij nog voortdurend is, steeds de bron, waaruit alle christenen hunne onderlinge liefde en de kracht tot groote liefdewerken putten. Maria ontving volgens de overlevering dagelijks de H. Communie. Hoe moet bij dit Goddelijk liefdevuur haar Hart van liefde tot alle menschen zijn ontstoken! De eerste christenen volhardden, gelijk wij in de Handelingen der Apostelen lezen, (1) in de gemeenschap van het breken des broods, en daarom waren zij «één hart en ééne zielquot;. De Apostelen hielden niet op herhaalde malen, in bijna alle hunne brieven de ge-loovigen tot naastenliefde te vermanen. Als de H. Joannes, zoo verhaalt ons de II. Hieronymus, op zijn hoogen ouderdom geene lange onderrichtingen meer kon houden, en hij zich door zijne leerlingen naar de kerk liet dragen, dan herhaalde hij voortdurend de woorden: «mijne kinderen, bemint elkanderquot;, en als de christenen hem ten laatste verzochten om hun ook iets anders te leeren, dan antwoordde hij: dit is voldoende. Doch waar putten de Apostelen en de eerste christeuen zulk eene naastenliefde tenzij uit het Hart om Jesus in de Eucharistie, uit de verlichting des H. Geestes, en vooral uit de woorden en het Hart der Aioeder Gods, om wie zich de Apostelen en leerlingen na Christus Hemelvaart hadden vereenigd.

(1) Act. ap. II, 12,

-ocr page 238-

230

Sedert hare opname in den Hemel is de liefde tot ons in Maria's Kart voorzeker niet verminderd. In het licht der Goddelijke Glorie, dat haar meer dan een der heiligen bestraalt, kent nu haar Hart volmaakter, dan toen het nog op aarde verwijlde, de waarde der onsterfelijke zielen, naar God's evenbeeld geschapen. Daar bemint haar Hart den oneindig sohoonen God, dien zij op Zijn troon van aangezicht tot aangezicht van nabij aanschouwt, veel vuriger dan zij Hem op aarde kon beminnen, en daarom moet zij ook do menselicn, als Gods evenbeelden, meer liefhebben en niets meer wensehon dan dat Zijne eer door alle menschen gezocht en

vermeerderd worde.

Maria's liefde stijgt nog tot een hoogeven graad, omdat Maria volgens de eenparige leer aller li. Vaders en Godgeleerden de Moeder en Koningin aller menschen is, en dus onder zeker opzicht de verplichting heef;,, de menschen als bare kinderen lief te hebben en voor hen naar haar vermogen te zorgen. O hoe getrouw vervult Maria dezen plicht bij den troon van God! Ilerinner u uwe godvruchtige moeder die gij op aarde bezit. ; hoe is zij voor uw welzijn bezorgd, hoe werkt en leeft zij om zoo te zeggen voor u alleen, boe verheugt zij zich wanneer gij u verheugt, hoe treurt zij, wanneer gij treurt. Denk aan een godvreezende koningin die hare onderdanen waarlijk bemint en voor hun welzijn innig bezorgd is, die de armer en gebrckki-o'en door ondersteuning tc hulp snelt, en zich niet

-ocr page 239-

231

schaamt baar troon te verlaten en de hutten dei-noodlijdenden binnen te treden om te troosten, geschenken uit te deelen en anderen gélukkig te maken: kortom eene moeder en koningin, die slechts een hart schijnt te hebben voor hare kinderen en onderdanen. Vergroot en. vermeerder dan deze liefde zoo dikwerf en zooveel gij vermoogt, dan bereikt zij de liefde nog niet waarmede Maria, onze dierbare Moeder en Koningin, alle menschen omvat; want meer dan alle moeders en vaders, meer dan alle koninginnen en koningen te zamca hunne kinderen en onderdanen liefhebben, bemint ons Maria alleen. En deze liefde is niet werkeloos; want als Moeder en voorsprekeres is Maria bereid alle genaden, waarvoor wij ontvankelijk zijn, voor ons van haar Goddelijken Zoon af te smeeken. God sprak tot Mozes: (1) maak een genadentroon van het fijnste goud; van daaruit zal ik u bevelen geven en met u spreken. Een beroemd schriftuurverklaarder zegt (2) dat Maria die genadentroon is, vanwaar de Heer met den mensch spreekt en hem vergeving, genaden en alle goederen schenkt. De H. Eulgentius beweert, »dat de wereld reeds lang ten gronde ware gegaan, indien Maria ze niet door haar gebed hadde behouden.quot; «Uwe gebedenquot; zegt de II. Joannes E'amascenus tot de Moeder Gods, «bewerken het heil der menschen.quot; En de

(1) Exod. XXV, 17, 22.

(2) Tacciucli Exo. 30, in Sal. Aug. 11.

-ocr page 240-

333

H. Petrus Damianus roept uit: (1) »het is onmogelijk dat een zoo medelijdend Hart als het Hart van Maria is, geen medelijden met onze groote ellende zoude hebben.quot; Do il. Anselmus zegt: »er is niemand, die niet deel heeft aan de volheid der genaden van Maria.quot; »Zoo groot is Maria's liefdequot; zegt de H. Bonaventura,quot; (2) dat zij zich beleedigd acht, wanneer iemand haar niet om genade smeekt. «Wat zouden wij beginnen,quot; roept dezelfde Heilige op eene andere plaats uit, »te midden der duisternis, welke ons op* deze aarde omgeeft, indien ^vij de lichtende zuil, namelijk Maria niet bezaten.quot; »Vnc mij vindt, vindt het leven en zal de zaligheid van den Heer erlangen! Gij allen, die het rijk Gods verlangt, verneemt wat u beloofd wordt: eert Maria en gij zult het leven en uw heil vinden,quot; nJa, zoo ^groot is do liefde van onze goede Moeder tot onsquot; zegt Kichardus, «dat zij wanneer zij onze behoeften ontdekt, ons aanstonds te hulp snelt. Zij komt ons te gemoet, eer wij haar aanroepen. Herhaaldelijk prijst de H. Bernardus de goedheid en milddadigheid vau Maria. » Mariaquot; zegt hij (3) » is voor allen toegangelijk, voor allen hoogst milddadig, voor allen in hunne kwellingen medelijdend van harte; gelijk de zon beschijnt hare goedheid de kwaden zoowel als de goeden.quot; »Allen is zij alles

(1) Serm. I. de nat. Virg.

(3) Siicc. Virg.

(3) .Serm. dc 12 iiracrog.

-ocr page 241-

333

geworden ; allen opent zij den selioot der barmhartigheid, opdat allen van hare volheid zouden ontvangen, de gevangene verlossing, de zieke genezing, de bedroefde troost, de zondaar vergeving, de rechtvaardige genade.quot; (I) »Wie, o gezegende Maagd, zou de lengte, de breedte, de hoogte, de diepte uwer barmhartigheid kunnen meten, want hare lengte reikt tot aan den jongsten dag en zij snelt allen die haar aanroepen te hulp ; hare breedte strekt zich uit over geheel de aarde; hare hoogte bewerkt do wederopbouwing dor bovenaardsehe stad, en hare diepte verschaft verlossing aan hen die in de duisternis en in de schaduwen des doods zijn gezeten.quot; (3) » O mijne Koningin, hoe is de aarde geheel vervuld van uwe barmhartigheid !quot; (3)

Liefdevol Hart van Maria, U bedank ik voor de liefde die Gij mij en alle menschen ooit beivezen hebt en nog voortdurend bewijst. Helaas! dat ik tot nu toe zoo weinig aan uwe liefde heb gedacht! Menig voorwerp op aarde heb ik lief gehad, wij! het mij beminnelijk toescheen ; en U o Maria en nw Hart, dat mij meer dan het hart mijner aardsche moeder beminde, U heb ik helaas, zoo dikwerf vergeten! Geef, dat ik nu eindelijk beginne, TJ met een inniger en teederder liefde te beminnen, en (J daardoor vooral mijne liefde bewijze, dat ik

(1) Serm. de Sign. mag. (1) Serm. 4. de ass. 13. V. (1) Serm. 'i. Super Mis.

-ocr page 242-

zzrz ;

«•

334

als uw kind leve en niets meer verrichte wat aan uw oog, o Moeder, zou misliagen.

Geef dat ook mijn hart, gelijk het Uwe, alle meuschen met eeno opreehte en werkdadige liefde omvatte, wijl zij allen door 11, onze Moeder, zoozeer worden bemind, wijl zij allen Gods evenbeelden zijn, wijl voor allen Christus, uw Goddelijke Zoon, Zijn kostbaar bloed heeft vergoten en wijl zij allen bestemd zijn, met mij in den hemel uw Goddelijken Zoon eeuwig te loven en daardoor gelukkig te zijn.

HOOFDSTUK II.

DE LTEFDE VAN MAMi's 1IA11T TOT DE ZONDAREN.

Geheel het mensehelijk geslacht is ceue familie, die God tot Vader en Maria tot Moeder heeft. Voor welke kinderen echter zorgt eene moeder het incest? Zijn het niet juist de zieke., de kwijnende en de gebrekkige? Eveneens is ook Maria in haie groote barmhartigheid vooral voor den zondaar bezorgd, daar deze het ongelukkigste harer kinderen is.

Vrij moogt gij u alle ongelukken en ellenden voor den geest roepen, die gij ooit gezien of waarvan gij ooit gehoord hebt of die uwe verbeelding u kan voorstellen ; geen enkele is zoo groot als het ongeluk en de ellende eener ziel die door eene doodzonde is bezoedeld. Dan is de ziel naakt en

-ocr page 243-

235

arm, want de zonüc heeft haar van al hare goederen en verdiensten beroofd ; dan is de ziel doodelijk gewond eu met do afzichtelijkste melaatschheid geslagen — of liever zij is niet slechts ziek en gewond, maar dood ten opzichte van het bovennatuurlijke leven en hare bestemming den hemel; want gelijk de naam reeds aanduidt, de doodzonde heeft haar gedood. Dan ligt de ziel in een kerker met ketenen beladen, zuchtende onder het geweld der wreedste tirannen ; want de duivel is haar heer en de driften zijn haar beul. Dan is de ziel eenzaam en verlaten van alle vrienden, want haar heiiig'e Bewaarengel, alle goede Engelen cn de Heiligen wenden hun oogen vol afschuw van een zoo ontzettend schouwspel af. Toen de drie vrienden Eliphas, Baldad en Sophar bij Job kwamen en dezen vroeger zoo aanzienlijken, wijzen en heiligen man met melaatschheid zagen bedekt, door allen verlaten, in de vreesselijkste smarten op een vuilnishoop zittende; toen weenden zij, scheurden hunne kleederen, bestrooiden hunne hoofden met asch en zaten daar zeven dagen en zeven nachten met droefheid in het hart; want zij zagen, voegt de li. schrift er bij, dat zijne smart hevig was. O, aanschouw-det ook gij gedurende een enkele minuut eene met de doodzonde beladene ziel: wat schrik, zou u aangrijpen, en voorzeker gij zoudt nooit meer zondigen. Misschien houdt gij de zonde voor niet zoo zwaar, daar gij ze zoo licht, zonder groote, uitwendig zichtbare gevolgen bedrijft. Onder zeker opzicht is do

-ocr page 244-

23ü

zware zonde licht, namelijk in liet bedrijven zelf: een vrijwillige onkuisclie blik, eene onzui\eie begeerte met bewustzijn één oogenblik geheel vrijwillig gekoesterd, en dc doodzonde is reeds bedreven. Docli hoe licht is het niet een giftdrank te nemen, hoe licht een weinig vuur in brandbare stoffen te werpen, zijn naam onder een voorgelegd stuk te plaatsen; en toch, hoe verschrikkelijk zijn dikwerf de gevolgen. De boosheid en afschuwelijkheid der zonde is zoo groot, dat geen schepsel maar slechts dc oneindige God ze volkomen begrijpt; want de zonde is een opstand tegen Gods oneindige Majesteit eu daardoor een oneindig kwaad.

Naast God en Zijn Goddelijken Zoon kent niemand dc ellende van den zondaar beter dan Maria; en daar zij tevens de Moeder allen menschen is, moet haar liefdevol Moederhart bij het zien van den zondaar niet naamlooze smarten vervuld worden.

Een andere reden waarom Maria's Hart vooral den zondaar bemint en voor God tracht te winnen, is haar overeenstemming met Jesus' Goddelijk Hart. Jesns beminde en zocht boven allen de zondaren. »Do gezondenquot; zegt hij (1) »hebben den geneesheer niet noodig maar de zieken.quot; sik ben niet gekomen om het gekrookte riet te verbreken en het rookend vlas uit te blussehen.quot; (2) gt;Ik ben gekomen om te zoeken en zalig te maken, wat verleren was.quot; Hoe

(1) Luc. V, 31. Mali li. IX. IJ. (3) Mattli. -MI, 30.

-ocr page 245-

237

treffend zijn zijne parabels van den verloren zoon, van het verdoolde schaap, van het koninklijk gastmaal waartoe hij allen uitnoodigt. Hoe liefdevol nam Hij niet een Maria Magdelena, een Matthaeus, een Zachaeus, een Petrus en zelfs de overspelige vrouw op ! Hij at met de Pharizeên en werd openlijk een vriend der tollenaren en zondaren genoemd, fl) Geheel het verlossingswerk, vanaf de kribbe tot tot aan het kruis, is niets anders dan een werk lot redding der zondaren, want s zoozeer heeft God de wereld lief gehad, dat Hij Zijnen eenigge-boren Zoon heeft gegeven, opdat allen die in Hem gelooven, niet zouden verloren gaan, maar het eeuwig leven bezitten,quot; (2) De Goddelijke Verlosser zegt van zich zei ven; '8) »Ik geef mijn leven weg voor mijne schapen.quot; Maria kende zonder twijfel dit streven van het Goddelijk Hart van Jesus en daarom trachtte zij meer dan eenige heilige diezelfde gevoelens in haar eigen Hart te koesteren. Als Moeder des Verlossers had zij bovendien van God de taak ontvangen, om meer dan eenig ander schepsel met den Verlosser aan onze verlossing te arbeiden. Zij was de vrouw, welke in en met haar zaad den kop der slang zoude vertreden. Zij schonk den Verlosser het heilig Lichaam dat voor ons heeft geleden, eu het kostbaar Bloed hetwelk Hij voor

(1) Matth. XII, 19.

(2) Joan. HI, ]G,

(3) .loan X, 15.

-ocr page 246-

238

ons heeft vergoten. Veertig dagen na Zijne gebcorte begaf zij zich naar Jerusalem om gezuiverd te worden, niet wijl zij zuivering noodig had — want deze bewering ware eene godslastering — docli om met haren Zoon voor onze onreinheid en onzen hoogmoed te voldoen. Zij voedde den Verlosser, zij beschermde Hem voor Ilerodes, zij schonk Hem te Nazareth alles wat Hij noodig had, zij leed met Hem en bracht Hem eindelijk bij zijn sterven ten offer om daardoor de zondaren te verlossen.

Arnoldus van Chartres zegt, (1) dat Maria bij den dood van Christus eene allervurigste begeerte had niet haren Zoon uit liefde tot ons te sterven. sJa,quot; voegt de ' H. Ambrosius er bij (2) «terwijl haar Zoon vol smarten aan het kruis hing, bood Maria uit liefde tot ons de beulen haar leven aan.quot; De allerzaligste Maagd openbaarde aan een harer meestberainde dochters, de H. Elisabeth, dat de groote liefde welke zij de zondaren toedroeg, haar, toen zij nog op aarde leefde, een hevig verlangen had in-o-estort, om voor hen te sterven en alle mogelijke

O ' ...

pijnen te verduren, om hen van de eeuwige pijnen te bevrijden. P. Eudes zegt: «het is een onom-stootelijke waarheid, gelijk de H. Ansel mus verklaart, dat Maria een zoo brandend verlangen naar de verlossing der menschen heeft gehad:, dat zij, ware er geen beul aanwezig geweest, en God het haar

(I) Tract, tie Verl). Dom. (■2) Dc Just. Virg. c. 7- .

-ocr page 247-

239

luidde opgelegd, met eigen hand haar eigen Znon aan het kruis zoade hebben gehecht, om den Hemelsehen Vader hare volkoraene onderwerping en han onuitsprekelijke liefde tot de zondaren te bewijzen.quot; Herinner u, welke liefde Maria Jesus, haar God en Zoon, toedroeg, en gij zult begrijpen welk eene liefde zij voor ons arme zondige menschen koesterde, daar zij zulk een offer bracht. In grootcr smarten dan een Abraham met zijn zoon Izaiik, besteeg Maria met haren Jesus den Calvarieberg en offerde zij als hoogepriesteres haren Jesus voor de zondaren op het altaar des kruises cp. O zondaar ! wilt gij weten hoezeer Maria u liefheeft, beschouw haar dan onder het kruis. Zie, hoe zij daar staat met bleeke wangen, aan de vreeselijkste smarten ten prooi, bittere tranen stortende, en vraag haar dan: do Maria, onschuldige Maagd, lieve Moeder waarom weent gij en olïcrt gij zoo geduldig uwen Jesus, de ziel uwer ziel op?quot; Zij zal u antwoorden: jomdat Ik u bemin en u redden wil. Zondig derhalve niet meer. Ik zelve wil liever sterven en voor u gekruisigd worden dan dat gij verloren zoudt gaan; zondig dan toch niet meer.

Hadden wij het geluk gehad, de Moeder Gods na den dood van Jesus in haar leven te kunnen gadeslaan, wij hadden gewis bevonden, dat zij den meesten tijd aan het gebed wijdde. En hadt gij Maria in het gebed aangetroffen, haar hooren bidden en in hn.ir TInrt !:nnncn lezen, wat zoudt gij meenen dan gciiutml eu wzien te hebben? Zou de bckecrinfr

1

-ocr page 248-

240

der wereld niet het voornaamste onderwerp liarer gebeden, en de redding der onsterfelijke zielen niet haar vurigste hartewensch zijn geweest? Indien dc H. Cathariua van Siena zulk een brandend verlangen had naar de zaligheid der mensehen, dat zij wensehte aan den ingang der hel te staan om dien te versperren, opdat er niemand meer in zoude nederdalen, en indien vele heiligen voor het heil der zondaren tot aan het einde der wereld in de hel weusehten te lijden, wat moet de Moeder Gods tot redding der zondaren wel gewenseht, gebeden en gedaan hebben? Ik meen niet ten onrechte te kunnen beweren dat de verspreiding van Jesus' leer in alle landen, en de bekeering van zoovele duizenden onder de Joden en de Heidenen meer aan het gebed van Maria, dan aan de prediking en de wouderen der apostelen is toe te schrijven.

De geheele Christelijke wereld is ten deele door Maria bekeerd, want wat doet Maria sedert hare hemelvaart bij Gods troon? Keeds gedurende achttien honderd jaren bidt zij voor de bekeering der wereld en de zaligheid harer kinderen: en haar gebed is krachtiger dan dat aller Engelen en Heiligen te zamen, want zij bidt als Moeder, terwijl de anderen als dienaren bidden. Bovendien is haaide barmhartigheid toevertrouwd; want, zegt de geleerde Gerson (1) «God heeft zijn rijk, dat uit barmhartigheid en rechtvaardigheid bestaat, verdeeld ;

1 P. 3. tr. 4. s. Magu.

-ocr page 249-

341

de reotitvaardiglieid voor zicli behouden en het rijk der genade in zekeren /in aan Maria geschonken Hooren wij hoe de heiligen cn dienaren van Maria door allen eeuwen eenstemmig de barmhartigheid en de groote liefde van Maria tot den zondaar prijzen.

De O, Chrysostomus noemt Maria de zee der barmhartigheid. (1)

De IT. Cyrillns van Jerusalem wijst haar aan als den onvergelijkelijken schat der barmhartigheid.

De II. Methodius verzekert ons dat zieh voordurend ontelbare zondaren op de voorbede van Maria bekeeren.

De H. Germanus, Patriarch van Constantinopel, zegt: wie, o Moeder der barmhartigheid, droeg na uwen Zoon grooter zorg voor or.s welzijn dan Gij ? TV ie verdedigt ons in de wederwaardigheden dezes levens, gelijk Gij? ie beschermt de zondaren, wie strijdt om zoo te zeggen voor hen gelijk Gij? Uw bijstand is machtiger en liefdevoller dan wij kunnen begrijpen?

Dezelfde heilige, alsmede de H. Ildefonsus (2) de IJL Andreas van Candia (3), Kiehardus van Sint Laurentius (4), de II. Antoninus (5) en meerdere

(1) iu hort An.

(2) Serra 1 de Ass

(3) de dorm. 15. V.

(4) Lib. 13 de Laud. B. V • (a) '1'. p. tit. ö. c. 14' § !■.

14

-ocr page 250-

242

andere heiligen beweren, dat de genadentroon boven de verbondsarke eene voorafbeelding van Maria is geweest, wijl door baar de toorn des Allerhoogsten jegens de zondaren wordt gestild.

De H. Laurentius Justiniamis zegt: »Maria is de hoop der zondaren.quot;

lliehardus van Sint Laurentius » wanneer een zondaar zich Maria aanbeveelt, dan bidt zij God voor hem gelijk de Cananeesche vrouw; » Heer, ontferm u onzer.quot;

De II. Wilhelmus van Parijs: (1) «o Maria, gij zijt verplicht de zondaren te helpen ; want alle gaven, alle genaden, alle heerlijkheid die gij bezit en die allen in de waardigheid van Moeder Gods begrepen zijn, hebt gij, als ik zoo spreken mag, aan den zondaar als het ware te danken, daar gij ten wille van hem waardig werd gekeurd een God tot Zoon te hebben.quot;

De H. Bernard us looft bijna in al zijne geschriften, preeken en gebeden de barmhartigheid van onze Moeder en koningin. «Dcor Mariaquot;, zegt hij, (2) «is de hemel gevuld, de hel geledigd, de bres van het hemelscli Jerusalem weer hersteld en de ongelukkige gevallenen het verloren leven terug geschonkenquot;. »0 mijne lieve kinderen! de Goddelijke Moeder is een ladder voor de zondaren, waarlangs zij opnieuw de hoogte der Goddelijke ge-

(1) de Beth. dis. c. 18. (ü) s. 1. iu Ass B. V. n. !gt;■

-ocr page 251-

243

nade bestijgen.quot; (I) Ouzo Koningin is zoo barm-liartig en liefdevol, dat zij, wanneer een zondaar zich aan baar aanbeveelt, geen onderzoek doet naar zijne verdiensten, noch of hij waardig of onwaardig is om door haar verhoord te worden, maar dat zij allen, zonder uitzondering verhoort en allen helpt.quot; (2) «Open, o Moeder der barmhartigheid, open de pootten van uw goedertieren Hart voor de gebeden en zuchten der kinderen van Adam! want gij verafschuwt en veraebt geen zondaar, in welken toestand bij zich ook moge bevinden, indien hij tot ii verzucht en met een rouwmoedig hart uwen bijstand afsmeekt.quot; (3)

De H. Bonaventura roept vol verwondering uit: (4) ao Maria, gij neemt den zondaar, dien de gansche wereld veracht, niet moederlijke teederheid op en verlaat hem niet, totdat gij den ongelukkige met zijnen Hechter verzoend hebt.quot; aGij zijt schoon als de maan.quot; «Gelijk de maan zich tusschen hemel en aarde bevindt, zoo staat Maria voortdurend tusschen God en do zondaren om den hemel te bedaren en de zondaren te verlichten en tot God terug te voeren.quot; (5)

De vrome Blosius zegt: «wie kan de goedheid.

(1) de Aquaed.

(2) Serin, in Sig. m.

(3) Ex. depreo. B. V,

(4) ia spec. c. 6.

(5) Serm. 14. de nat. Dom.

-ocr page 252-

344

dc barmhartigheid, de getrouwheid en do liefde begrijpen waarmede onze Moeder zich beijvert ons te redden, wanneer wij haren bijstand inroepen?quot; De 11. Bernardinos de Bustis bemoedigt den zondaar met de volgende woorden; (1) »wordt niet moedeloos o zondaar! al hebt gij ook de grootste zonden bedreven; wanneer gij ook oprecht tot deze machtige Koningin terug keert, dan zult gij haar zonder twijfel vol erbarming en hare handen vol genaden vinden : want haar verlangen u genaden mede te deelen, is grooter dan uw verlangen om ze te ontvangen.quot;

De Moeder Gods zelve heeft niet nagelaten dc groote liefde van haar Hart jegens de zondaren hare vereerders te openbaren. Zoo sprak zij tot de godvruchtige zuster Villani; üde grootste eeretitel voor mij is, na den titel van Moeder Gods, de naam van voorsprekeres der zondaren.quot;

De I!. Gertrudis hoorde dat onze Verlosser tot Zijne Moeder zeide, dat zijne almacht haar de genade verleend had van barmhartigheid te kunnen uitoefenen jegens dc zondaren, die haar om hulp zouden smeeken en wel op wat wijze het haar ook mocht behagen.quot; Op een anderen dag zag Gertrudis de allerheiligste Maagd, dragende een wijden mantel, waaronder zich vele wilde dieren, leeuwen, beren en tijgers verborgen. Zij zag hoe Maria ze niet alleen niet van zich afstootte, maar ze liefderijk

(1) Scrm. 5. de Nat. M

-ocr page 253-

24S

opnam en hen streelde. Daaruit erkende do Heilige dat de ongelukkigste zondaren, wanneer zij tot Maria hun toevlucht nemen, niet verstooten, maar liefdevol opgenomen en van den eeuwigen dood bevrijd worden.

Tot do 11. Caihf.rina van Siena sprak God; «het is een voorreeht, door mijne Goddelijke goedheid aan Maria, de Moeder mijns Zoons, geschonken, wijl Hij in haar een lichaam heeft aangenomen, dat namelijk niemand zelfs de grootste zondaar niet, wanneer hij godvruchtig tot haar zijn toevlucht noemt, in de eeuwige siavernij dos duivels zal vallen, want ik heb haar uitverkoren, haar toegerust en haar aan :1e wereld gegeven, om de zondaren door haar tot mij te geleiden.quot;

it it

11 I

s

|

1 li

I'

Eveneens openbaarde Maria aan do II. Erigitta, dat er in de wereld geen zoo verachte zondaar is, die niet tot God terug keeren en zijne genade weder erlangen zal, wanneer hij tot haar zijn toevlucht neemt en bij haar hulp zoekt; b gelijk de magneet,quot; zeido zij, (1) «het ijzer tot zich trekt, zoo trek ik de versteende harten tot mij om ze met God te verzoenen.quot; «Slechts hij is ellendig en zal het helaas, gedurende de geheele eeuwigheid in de andere wereld blijven, dio, terwijl hij in zijn leven tot mij zijn toevlucht kon nemen, het niet gedaan heeft,quot; (2) Een andere keer hoorde de Heilige hoe

(1) Rev. 1 1.2. 3) I, 0.

-ocr page 254-

240

Jesus tot Zijne Moedor sprak: (1) «Vraag mij o we Moeder, wat gij verlangt.quot; Maria antwoordde: «ik on smeek om barmhartigheid voor de ongehikkigen.quot; ■ re( «Daar echter,quot; bemerkt de ecrbiediv. Beda, (2) : jie de zondaren de ongelukkigste van allen zijn, zoo wa bidt Maria voortdurend haren Goddclijken Zoon c|u voor de zondaren.quot; »Ik ben de Moeder aller ' zondaren, die zich willen bekeeren,quot; zeide de allerzaligste Maagd tot de H. Erigitta.

Wie zoude een zoodanige liefde en barmhartigheid van Maria's Hart naar waaide kunnen schatten 1 ]0( Hierdoor laten zich de ontelbare bekeeringen der ve grootste zondaren verklaren, die ten allen tijde en i Rj_. op alle plaatsen op de voorbede van Maria zijn ^ gesohied. De H. Kerk zelve zegt in hare dagge- | pri tijden ter eere van Maria: «Gij alleen hebt alle | (]a ketterijen te niet gedaan in de gansche wereld.quot; Het ontstaan van deze loftuiting, verhaalt de Kardinaal Ijaronius aldus : «de geestdrift der ('hriste- 1 nen bij de inwijding van het Pantheon, een hciden-sche tempel vroeger aan alle Goden toegewijd, die veranderd was in een kerk ter eere van alle • Heilige Martelaren en van Maria hunne Koningin, ; verwekte spot cn laster onder EomeV joodsche bevolking. Dit kwam ter oore van een edelen ]!o-

.. . | mein, die hoewel blind sedert zijne geboorte, m aa

de waarheden des geloofs toch uitmuntend onder-

(1)1, 4(i. (3) iu c. 1 Lub.

-ocr page 255-

•247

wezen was. Weldra bood zich eenc gclcgenlieid ran om Israels verstokte kinderen in een openbaren redetwist te beseliainon. Terwijl de strijd allerhevigst werd, riep de blinde eensklaps uit, als ware hij door eene ingeving verlicht: «Daar dc duidelijkste bewijzen u niet kunnen overtuigen, vraag ik u of gij u aan de waarheid zult overgeven, indien ik door bemiddeling van Maria, voor den afloop van het feest van Lichtmis, liet licht mijner 002:011 zal erlangen.quot; Onder het gelach der ongo-loovigen werd het voorstel aangenomen. Intusschen verspreidde zich het gerucht van deze zaak in de stad, zoodat op den dag van het feest eene ontelbare menigte van Christenen en Joden naar het Pantheon stroomde, vol venvachting van hetgeen daar geschieden zoude. Nauwelijks was de blinde met groote moeite op de heilige plaats gekomen of hij hief de door hem zeiven uitgedachte loftuiging aan : »Verblijd u, o Maagd Maria, Gij alleen hebt alle ketterijen te niet gedaan in de gansche wereld.quot; Noch zong hij en reeds opende zich zijne oogen voor het daglicht: duizende getuigen, vijanden en vrienden bevestigden het wonder. Verbazing en vreugde greep de vergaderde menigte aan ; vijfhonderd Joden gaven zich om dit onloochenbaar feit aan de waarheid over; de Paus doopte ze eigenhandig en wijdde daarna dat nieuwe heiligdom van de Moeder der barmhartigheid in.

Sedert 1837 schijnt Maria meer in st bijxor.der de aartsbroederschap van haar Heilig en Onbevlekt

-ocr page 256-

348

Hart tc Parijs voor de bekeering der zondaren te hebben uitgekomen. Met duizenden kan men reeds de wonderbare bckeeringen tellen, die op het ge- ! ^ bed van deze bloederschap zijn geschied en die men | openlijk kan mededeelen. Niet slechts Ie Parijs, pjv, maar ook in Italië verschijnen tijdschriften, die zich alleen ten doel hebben gesteld, om de wondervolle vruehten dezer vereeniging tot bekeering der zondaren aan de wereld mede te deelen. In de kerk «onze lieve Vrouw der Overwinningenquot; waar deze broederschap ontstond en zieh het mirakuleuze beeld der Moeder der barmhartigheid bevindt, zijn nu minstens reeds ongeveer 4 000 votiefsteenen geplaatst tot herinnering en tot dankzegging voor wonderbare bekeeringen. Dagelijks komen priesters en de hoogste Praelaten uit de verschillende landen der wereld, om aan het altaar der Moeder Gods zich zeiven en de hun toevertrouwden bij het opdragen ven bet heilig Offer aan het allerheiligst Hart van Maria aan te bevelen. Een zielzorger dier kerk beweerde, dat er geen dag voorbij ging,

waarop in deze kerk niet een opvallend wonder van genade geschiedde of wel door het gebed verkregen werd; en de Pastoor Desgenettes, van wien God zieh bediende tot oprichting van deze broederschap zegt, dat geen zondaar aan O. L. V. dei-Overwinningen te vergeefs wordt aanbevolen. Paus GregoriusXVl zeide in eene audientie tot bovenge-noemden Pastoor; ik wenschte deze gebedsvereeniging in alle parochiekerken der gansche christenheid op-

-ocr page 257-

3'in

gericlit to zien. Ik zegen de Aarisbrocdcrscliap, ik zegen ze ; dankbaar ben ik, zeer dankbaar voor ! al het goede, dat zij in de gcheele Kerk uitwerkt; | ik zegen ze; zeg haar dit!quot; De II. Vader, Paus j Pius IX, gaf dien Pastoor, den bestuurder der Aartsbroederschap, herhaaldelijk zijne vaderlijke belangstelling te kennen in die vereeniging, en in zijne nederigheid droeg Hij hem den last op: ; «de leden, die hij van ganscher harte zegende, voortdurend en met klem aan te bevelen, om de ! hujp der genade en den hemelschen zegen voor ■ zijn herdersambt en de H. Kerk af le smeeken.quot; j Aan een Missionaris, Bisschop van Madagaskar, , vraagde de II. Vader: «hebt gij gezorgd om in uwe missie de vereeniging van het H. Hart van | Maria op te richten ?quot; En toen de bisschop dit I niet slechts bevestigde maar ook van do zegenrijke ; vruchten en wonderbare bekeeringen verhaalde, \ die de invoering dezer vereeniging in het gebied ' zijner missie ton gevolgen hadden gehad ; toen ver-• hief de H. Vader, die vol belangstelling had toe-| geluisterd, zijne met tranen gevulde oogen ton hemel en zich tot den Secretaris der Propaganda 1 wendende zeide hij: ndcze Aartsbroederschap van het H. Hart van Maria is Gods werk; hot is eene gedachte van den hemel, deze vereeniging zal een bron van hulp voor de kerk zijn.quot; En zich wederom tot bovengenoemden Bisschop koerende, voegde Zijne Heiligheid er bij: «richt overal, waar gij ooit zult komen deze gobedsvereoniging op cn zegt het-

-ocr page 258-

250

zelfde aan uwe medebroeders opdat ook zij ze overal invoelen; bet is een werk van God. (1)

Om het vertrouwen op Maria als «de toevlucht der zondarenquot; in uw hart te vermeerderen, mogen hier meerdere dier wonderbare werkingen der genade volden, zooals zij in de laatste jaren op verschillende plaatsen en op versehillende wijzen zijn geschied 1 Des^enettes, de pastoor der kerk van U. h. der 'overwinningen, zcide, dat de Vereeniging nooit het feest van Paulus' bekeering, noch vooral dat van het II. Hart van Maria heeft gevierd zonder dat de II Maagd een opvallend wonder van genade heeft verricht. In het jaar 18G3 vielen beide feesten op denzelfden dag (25 Januari) en daarom kon die dag veel minder voorbij gaan zonder een rüke vangst te leveren in het viscl.net des Hoeren.

Een man uit de hoogere standen, die door zijne kennissen ver boven anderen uitmuntte, had na eene in godsvrucht doorgebrachte jeugd het gebed en alle andere oefeningen des godsdienst zoozeer verwaarloosd, dat hij reeds sedert twintig jaren o-ceti voet meer in een kerk geplaatst en in t algemeen nooit meer gebeden had. Ook was zijne leefwijze zoodanig, als geloofde hij aan dood noch hel. Het eenig christelijk teeken, dat hij nog over

gehouden had, was de medaille der Onbevlekte Ont-

m Der grosze Gelietsveieiu vom Hi. una unbeflecUen Herzen Maria... Padeobon Sclioniugh 1868. s. 53, etc. n ei

vluJt men er belialve de volgende, vele. andere voorbeelden.

-ocr page 259-

251

vangenis — tleze is ook het onderscheidingsteelceii der medeleden van de Broederseliap van het H. Hart van Maria en wordt daarom aan allen, die zich laten inschrijven, gegeven. — Zijne moeder had ze hem gegeven en hij bewaarde ze als eene herinnering aan zijne jeugd. Hij droeg ze in zijne portemonnaie en menigmaal gebeurde het, dat hij zelfs de woorden las die zich daarop bevinden: «o Maria, zonder zonden ontvangen, bid voor ons.quot; Nog onlangs had hem het bezoek van een Trappist — dien hij echter niet aan het woord liet komen — in eene dikwerf wederkeerende, ongewoon ernstige stemming gebracht; doch hij was daar over heen gegaan. Den SS5'6'1 Januari des avonds ora half tien, juist op het oogenbük dat de godsdienstoefening der broederschap van het H. Hart van Maria geëindigd was, verliet bij de woning van ecu vriend. In die godsdienstoefening was ook voor hem gebeden, want door zijne zuster, eene religieuze en door andere vrome personen was hij dikwijls in de gebeden der Aartsbroederschap aanbevolen. Op den drempel van dat huis hoorde hij eensklaps eene stem welke hem toeseheeti die zijner zuster te zijn, en welke hem duidelijk in het oor fluisterde: August, August! nu is voor u de tijd van Gods barmhartigheid gekomen.quot; Op dat oogenblik kwam het hem voor alsof zijne tailooze misdaden de weegschaal dei-Goddelijke Kechtvaardigheid vulden, en er nog slechts een zandkorrel noodig ware, om de schaal te laten neerslaan en de wraak des hemels op hem te doen

-ocr page 260-

252

neerdalen. Met spoed naar huis teruggekeerd,

wierp liij zich op de knieën en besloot hij ziju ongeregeld leven te veranderen. Doch om zich geheel aan God te schenken en eon waarlijk godsdienstig leven te beginnen, daartoe was hij nog niet besloten. Acht dagen lang streed hij met zich zelveu. Toen hij den volgenden zondag 's avonds langs eene kerk ging, trad hij ze binnen. Daar bestond eene filiaalvereeniging van O. L. V. dei-Overwinningen, welke de navolginswaardige gewoonte had van in iedere bijeenkomst der Broedeischap met de andere gebeden voor de bekeering der zon-daien ook een gedeelte van den rozenkrans te bidden, en bij ieder Wees gegroet een bijzondere soort van zondaren te noemen. Het Onze Vader namelijk,

werd gebeden voor de zondaren, die in t bijzonder aan de vereeniging waren aanbevolen; het le Wees gegroet voor de zondaren, die zich in doodsgevaar bevinden; het 2= voor de meest verstokte zondaren, leve die het verst van hunne bekeering verwijderd zijn ; kloc het 3e voor die zondaren, die aan de medeleden te s het dierbaarst cn het meest bekend zijn; het 4e i- 2 voor den meest verlatene; het öa voor hen, die 186 door de schuld van ecu der leden zouden verlo- ik \ ren kunnen gaan; het öe voor de zondaren wier van ergeuissen zielen in het verderf storten; bet 7 zorg voor hen, die aan hunne bekeering wanhopen; het dooi 8 e voor de zondaren die het dichtst bij hunne be- ken keering zijn; het 9C voor hen die Gods genade nu in deze kerk heeft geleid, cn liet lO0 voor

alle nu, juis de »la dan na; nu dac zijn hij had een. Tra , zoel daa gee: in

hooi waa:

-ocr page 261-

253

alle zondaren in liet algemeen. Op het oogenblik nu, waarop deze heer de kerk binnentrad, werd juist dit tientje gebeden, en kondigde du priester de intentie aan voor het 8« en Wees gegroet: »laat ons dit Wees gegroet bidden voor den zondaar die het diehtst bij zijne bekeeiing is,quot; en daarna : 9 dit Wees gegroet voor hem dien Gods genade nu in onze kerk heeft geleid.quot; n Deze zondaarquot; dacht hij tben ik,quot; en oogenblikkelijk lag hij op zijne knieën en met tranen in de oogen beloofde hij aan God, wiens genade hem nu overwonnen had, eene oprechte en volkomene bekeering. Na eenige dagen ging hij naar het klooster van dien Trappist, die hem voor drie maanden op het verzoek zijner zuster, de religeuze, had bezocht, en daar verrichtte hij gedurende geruimen tijd de geestelijke oefeningen, die het werk dea Heeren in hem voltooiden. Bevreesd van in zijne vorige levenswijze te hervallen, keerde hij weldra naar dat klooster terug om daar als Trappist te leven en te sterven.

2. Sedert 9 jaren, zoo schreef in September 18(53 eene vrouw uit Bordeaux, weende en bad ik voor mijn echtgenoot, in wien geen enkel teeken van godsdienst meer te bespeuren was. Wat al zorgen en kwellingen stond ik die negen jaren door! en toch durfde ik er geen woord over spreken, uit vrees voor de noodlottigste gevolgen. Eens hoorde ik spreken over eene nabij gelegene kapel, waar in zich een schoon beeld van O. L. V. der

15

-ocr page 262-

254

Overwinningen bevond. Ik wenschte daarheen te gaan. Hoewel men mij om het slechte weer wiide tegenhouden, toog ik er toch heen, want een geheime drang, alsof het een ingeving van boven ware, dreef mij naar die kapel. Toen ik mij daar aan de voeten van het beeld van O. L. V. bevond, konde ik, hoewel ik er niet alleen was, mijne tranen niet langer bedwingen en sprak ik tot de H. Maagd; o goede Moeder troost mij toch! bekeer hem! breng hem terug op het goede pad ! ik beloof u een heilige Mis ter eere van uw Onbevlekt Hart en een zilveren votief hart!quot; Na dit gebed en deze belofte, keerde ik vervuld van een zoet vertrouwen, naar huis terug. Ik vond mijn man somber en onrustig, nauwelijks kon ik hem een woord doen spreken. Het kwam mij voor dat hij geweend had; zijne oogen waren gezwollen en vochtig. Den geheelen nacht was bij onrustig, en ik hoorde hem voortdurend zuchten. Daar ik er niet aan twijfelde of dit het werk der genade was, verdubbelde ik mijn ijver in het gebed. Den volgenden dag in de vroegte kwam hij bleek en afgemat mij tegen ; hij trok mij als het ware naar zijne kamer, wierp zich in «en stoel en zeide mij met eene door snikken onderbrokene stem: gt; Ach, mijne dierbare vrouw, ik lijd vreesielijk !quot; Op mijne vraag, wat hem dan kwelde, begon hij te schreien en zeide hij mij, «gisteren bij de kerk der Carme-lietcn door den regen overvallen, ben ik uit nieuwsgierigheid daar binnen gegaan, en eensklaps drong

-ocr page 263-

255

zich de gedachte aan de eeuwigheid aan mij op, waardoor mij zulk eene angst en rilling overviel dat ik meende te gaan sterven. Eerst toen bedaarde die rilling een weinig, toen mij de gedachte aan de H. Maagd inviel; ook deze gedachte kwam ongezocht en plotselings in mij op en ik heb ze sedert niet meer van mij kunnen verwijderen.quot; Na het hooren dezer woorden kon ik mij niet langer bedwingen; midden in de kamer viel ik op de knieën en ik riep uit; to goede Moeder, voltooi uw werk! ach red. hem!quot; Ik behoef hier) wel niets meer bij te voegen van den laat?ten strijd, dien hij nog te doorworstelen had. Eindelijk zegevierde hij. ïivee dagen daarna verzoende hij zich met God en bereidde hij zich aanstonds tot de H. Communie voor. Eer en lof aan de allerheiligste Maagd ! Mocht zijne ziekte ook doodelijk zijn en ik de smart hebben, hem te verliezen, dan is toch zijne ziel gered en kunnen wij eeu blij wederzien in den hemel hopen, om te zamen de allerzaligste Maagd te loven en te danken.quot;

3. Eene innig godsdienstige vrouw, die eene bijzondere devotie bezat jegens O. L. V. der Overwinningen en den H. Joseph, had voor eene jeugdige dienstmaagd, die niet haar in hetzelfde huis woonde, doch die zij niet kende, eene levendige belangstelling opgevat. Na eenigen tijd wordt zij gewaar dat deze zich door slechte vriendinnen van den goeden weg, waarop zij haar toescheen te zijn, had laten afbrengen en ten gevolge van haar

-ocr page 264-

250

niet zeer aanbevelenswaardig gedrag uit den dienst, waarin zij zich tot nu toe bevond, ontslagen was. Veel voor dit arme kind te bidden, en dikwijls naar O. L. V. der Overwinningen Ie gaan, om baar nu aan bet altaar van de broederschap van het Hart van Maria, dan weder in de kapel van den II. Joseph allerdringendst den Hemel aan te bevelen, werd van nu af voor die goede vrouw eene behoefte des harten, waarvan zij zich geen rekenschap wist te geven. Het scheen haar als hadde God haar deze ziel toevertrouwd, en haar voor hare eeuwige zaligheid aansprakelijk gesteld. Dit duurde zoo twee volle jaren. Gedurende dezen, tijd was die jeugdige persoon al spoedig zoo diep gevallen, dat zij God en zich zelve bijna geheel had vergeten ; ellende en schande werden de gezelliiiDen haar levens, en toen die godvreezende vrouw haar eens ontmoette en haar uit medelijden een goed woord toesprak, wierp zij haar lot dank eenige verwijtingen toe. Maart, de maand van den II. Joseph, brak aan ; de godvruclitige vrouw verdubbelde haar gebed voor die arme afgedwaalde, voor wie zij zich zelve als verantwoordelijk had gesteld. Gedurende geheel de maand liet zij haar dagelijks des avonds in het Lof in O. L. V. der Overwinningen in de gebeden aanbevelen, en op het feest van deu H. Joseph, den 19 Maart, naderde zij om hare bekeering tc verwerven tot de Tafel des lieereu, want zij had ooit gehoord dat deze groote

-ocr page 265-

357

Heilige op zijn feest geene met vertrouwen tot hem gerichte bede onverhoord Iaat.

Drie weken waren er reeds verloopen en nog niets had zij opgemerkt of gehoord van eenig goed gevolg. Woensdag na Paschen kwam zij toevalliger wijze en op een ongewoon uur in O. L. V. der Overwinningen, Hoe groot was hare verbazing en hare blijdschap, de jeugdige dienstmaagd daar aan het altaar van den H. Joseph de H, Mis te zien bijwonen en de H. Communie te zien ontvangen. Zij kon zich niet weerhouden zoo spoedig mogelijk te onderzoeken, wat er met haar was voorgevallen; hoewel huiverig, waagde zij het toch de gelukkige zelve om opheldering ie vragen. Deze beleed haar: «dat zij sedert de eerste weken van Maart voortdurend gefolterd werd door schrikkelijke wroegingen en hevige verwijten over baar zondig lever;, dat zij eindelijk door angst en verdriet gedreven, om rust aan hare ziel te schenken, den IE)611 den eersten biechtstoel, waarin zij een priester bemerkt had, was ingegaan ; dit nu, zeide zij, was de eerste schrede (ot mijne bekeering. totdat mij eindelijk de biechtvader na eene ernstige beproeving en oprechte voornemens waardig heeft gekeurd om tot de Tafel des Heeren te naderen,quot; De godvruchtige vrouw gaf met geen enkel woord te kennen hoeveel ge. beden en zuchten zij haar gekost had; doch na haar ecu woord van gelukwensching en bemoediging te hebben toegesproken, ijlde zij onmiddelijk naar de Sacristie, om voor deze bekeering in de eerst

-ocr page 266-

258

volgende bijeenkomst de Broederschap te laten bedanken. Ue jeugdige dienstmaagd beterde zich standvastig en bekwam een goeden dienst, waar zij door hare zaohtmoediglieid en ootmoed anderen tot voorbeeld kon strekken. Voelt gij u inwendig aangezet voor een bepaalden zondaar te bidden, weersta dan aan de genade niet en wees standvas-slig, want God wil zijne ziel door u redden.

4. Den l'a April 1864 schreef een priester-• Mijnheer Directeur! vóór een maand heb ik u met veel vertrouwen gesmeekt, om mijne arme parochie in de gebeden der Aaitsbroederschap aan te bevelen. De H. Maagd heeft hare gebeden verhoord. Sedert drie weken heb ik in mijne kleine parochie, die niet meer dan 500 zielen telt, meer dan GO personen aan de Tafel des Heeren gezien, die sinds geruiraen tijd hun paaschplicht niet hadden vervuld; 40 van hen hadden het verwaarloosd 1 sedert 7, 15, 20, 30 jaren en nog meer. Onmo- 5 gelijk is het, hierin de alvermogende tusschenkomst oroc der H. Maagd niet te erkennen ; het grootste ge- waai deelte der parochie zegt het dan ook luide en een- 'erd stemmig. Nog nimmer heeft men hier iets dergelijks tij'le gezien ; verscheidene zondaren, die aan de genade Jaier eener missie hadden weerstand geboden, zijn nu 'la(l tot God terug gekeerd, nadat men het allerheiligst van en Onbevlekt Hart van Maria te hulp heelt

I was

der

roepen.

• Sedert de vereeniging van het Hart van Mariaquot; vruel zoo schrijft een ander zielzorger in Juni 18(34, quot;m

-ocr page 267-

239

aten »in mijne parochie is opgericht, heb ik aan hare zich gebeden zes personen aanbevolen, aan wier bewaar keering ik Wi,nhoop;e; want alles deed mij met eren recht vreezen, dat zij sterven zouden gelijk zij ndig geleefd hadden, zonder eenig tceken van godsdienst den, te geven. Doch tot. onze groote verwondering Ivas- en niet minder groote vreugde hebben alle zes dc heilige Sacramenten met vol bewustzijn eenige da-ster- gen voor hun sterven ontvangen.quot; Is in eene pa-ik u rochie de broederschap van het H. Hart van Maria arme opgericht en ziet men geene opvallende gebeurte-) aan nissen, dan komt dit gewoonlijk daaruit voort, dat ver- de bestuurder bij de godsdienstoefeningen geen be-;leine paalden zondaar, geen bepaalde aangelegenheid aanmeer beveelt, en vooral wijl hij de opvallende bekcerin-ezien, gen en andere gunsten, door het gebed verkregen, had- welke Maria overal bewerkt of heeft bewerkt, in rloosd c'c bijeenkomsten aan de medeleden niet mededeelt. )Dmo- 5- Een persoon had bij testament van hare komst grootmoeder een klein Mariabeeldje ontvangen, te ge- waaitoe deze altijd eene groote devotie had gekoes-n een- teril en waal' zij) volgens hare getuigenis, ten allen gelijks tijde bescherming en hulp had gevonden. Vele jenade jaien daarna werd hare moeder ernstig ziek. Deze ,ijn nu lla(i reeds jaren geleefd zonder een enkelen plicht leiligst van llaren godsdienst le vervullen. Nauwelijks eft ge- wa3 zij vrij en zelfstandig, of zij wierp het juk der haar lastig gewordene oefeningen van gods-Mariaquot; vrucht van zich af. Zij bezat alle hoedanigheden 1864, «m bij de wereld in aanzien te zijn en gevierd

-ocr page 268-

360

te worden; slechts het eene — wat voorzeker voor God en de eeuwigheid boven alle», ja alleen geldt ■— ontbrak haar, namelijk de godsdienst.

Hare goede dochter wenschte niets vuriger, dan hare arme moeder tot God terug te brengen ; doch hare zeer groote ziekelijke prikkelbaarheid en hare bovenmatige vrees voor den dood stonden haar als onoverkomelijke hinderpalen in den weg. De zieke toch, gelijk zoo vele duizenden verkeerde in den dwazen waan, dat er des te minder gevaar is voor den dood en hetgeen daarop volgt, naarmate men inet meer zorg elke gedachte daaraan vermijdt; in plaats van er zich op voor te bereiden, om op deze wijze beiden niet meer te vreezen te hebben. Daar zij hare gebeden als ontoereikend erkende, beval zij haar dierbare zieke in de gebeden van de Aartsbroederschap van het li. Hart van Maria in O. L. V. der Overwinningen aan. De tusschen-komst der allerzaligste Maagd deed zich zeer spoedig waarnemen. Doch, hoe zonderling! de Goddelijke voorzienigheid bediende zich van eene vrouw, die zelve zonder godsdienst was, om de dochter behulpzaam te zijn in het beproeven harer eerste pogingen. Deze kwam de zieke bezoeken. Zij hoorde eerst hare klachten over haar lijden en hare ongerustheid aan, vervolgens trachtte zij haar te troosten en sprak zij haar over Gods goedheid en den zoeten troost des godsdienst met zooveel gevoel, dat de beste Christin het niet beter had kunnen doen, — zij, die zelve, zooals gezegd is, den

-ocr page 269-

201

godsdienst geheel verwaarloosde, ja nauwelijks aan iets geloofde. Daarna, als ware^ zij bevreesd de zieke te vermoeien, zette zij het' gesprek met dc dochter voort en sprak haar lang over liet sohoone boek der Navolging van Christus, waarin tijen op iedere bladzijde een troost of ceo raad vindt.

Na haar vertrek zeide de zieke, die naar het gesprok niet scheen geluisterd te hebben, tot hare dochter: smijn kind, geef mij nu eens dat boekje, dat mij wat geduld zal schenken.quot; Het lezen was nimmer hare bezigheid geweest, en de dochter konde zieii niet herinneren hare moeder ooit een christelijk boek te hebben zien lezen. Het goede kind was ten hoogste verbaasd en buiten ziehzelve van geluk over dit verlangen harer moeder. Zij snelde naar hare kamer om het kostbare boekje te halen. Daar viel het haar in, ooit gehoord te hebben van de wonderbare kracht van het gebedje: «Gedenk o goeder-tierenste Maagd;quot; in de overtuiging dat deze aanroeping van Maria hare moeder bekeeren zoude schreef zij dat gebedje in haast met een potlood op een stukje papier, dat zij gevouwen alseenaanwijzings-teeken in het boek stak. De moeder las er in en gaf het aan de dochter terug, terwijl zij zeide: nik ben vermoeid, doch deze lezing bevalt mij. Morgen zal ik er weer in lezen, neem er echter dat klem schoon gebedje niet uit, dat ik er in gevonden heb.quot; Haar loeatantl verergerde; gedurende de lange slapelooze nachten zoowel als bij dag las hare dochter haar dikwerf iets voor uit de Navolging van Christus,

-ocr page 270-

262

en sprak zij haar menigmaal over de Sacramenten als zijnde de beste middelen om geduld en sterkte te erlangen; de moeder hoorde haar aan, gaf haar ook eenige vage beloften, doch nam geen besluit. Den laatsten slag der genade zou de H. Maagd zelve geven. Op zekeren dag wensr.hte de zieke met hare dochter van kamer te verwisselen. Het Mariabeeld der grootmoeder, waarvoor de dochter zoo menigmaal gebeden had en waarvoor het haar ingevallen was, om dat gebedje in de Navolging van Christus ie leggen, hing daar aon den wand van het bed. De moeder had het sedert lang vergeten, doch nauwelijks viel haar oog op dat beeld of eensklaps op 't zelfde oogenblik was zij diep geroerd ; zij knielde neder, vouwde hare handen en zwom in tranen. «Dat klein lief beeld,quot; zcide zij tot hare dochter, »hing daar toen gij geboren werdt.quot; Vervolgens bad zij geruimen tijd. Toen zij opstond was haar besluit genomen, hetgeen den volgenden dag werd uitgevoerd; zij liet een priester roepen en keerde lot den vrede der kinderen Gods terug. Na eenige jaren werd door den ijver dezer brave dochter ook den zieken vader, dien zij eveneens dikwerf en sinds langen tijd aan de gebeden van de Aartsbroederschap van het Hart van Maria had aanbevolen, tot God teruggevoerd, en zijn stichtend afsterven bracht een aanverwant a smede een ouden huisvriend eveneens tot een beter Jeven.

(5. »Op den vooravond van het feest van Maria's geboorte 1804quot; zoo schrijft een ordensgeestelijke

-ocr page 271-

263

» begaf ik mij naar een kasteel om den volgenden dag te preeken. De vrouw des huizes gaf mij aanstonds hare smart te kennen over een ouden man, die iederen dag kon sterven en van bieclit noch Communie iets wilde hooren; nu reeds sedert 6 maanden, had hij op alle vermaningen barer bravo kamenier, die hem alle mogelijke zorgen bewees, niets geantwoord dan: «ik ben te ongelukkig, daar ik sedert mijne eerste Communie geen enkele Communie meer ontvangen heb; ik smeek u, spreek mij daar niet meer over.quot; Den laatsten Zondag, sprak verder dc vrome vrouw, liet ik de bekeering van dezen ouden man aan de vereeniging in O. L. V. der Overwinningen te Parijs, in het bijzonder aanbevelen ; veel is er voor hem gebeden, doch het wil niets baten. Mevrouw, antwoordde ik haar, gij hebt voor hem in O. L. V. der Overwinningen laten bidden, wees dus vol vertrouwen, de H. Maagd heeft het ter redding dezer ziel beschikt, dat ik hier ben gekomen, laat ons aanstonds den zieken opzoeken.

Toen wij bij hem kwamen, werden wij zeer vriendelijk ontvangen; hij zat bij den haard om zich te warmen; spoedig bemerkte ik, dat hij van koude beefde, want het vuur was bijna uitgegaan. Ik haalde wat brandstof cn weldra steeg een helle vlam verkwikkend voor hem op. Door dit klein bewijs van vriendschap, mij door God ingegeven, was dc oude man tot tranen bewogen. Seeds zeker van de overwinning, wenkte ik de vrouw des

-ocr page 272-

964

liuizes om ons alleen to laten. «Maar Pater, blijft die

gij dan bij mijlquot; zeide hij. «Wel ja, mijn goede i ge\

vriend! weet gij mij ook te zeggen hoe oud gij : Coi

waart toen gij uw eerste li. Communie hebt ge- fan

daan.quot; gt; Dertien jaarquot; was zijn antwoord. Zon- : var

der zijne toestemming te vragen maakte ik toen Pri

een'groot kruis op zijn voorhoofd. Daarna ging ik oog

voort met mij op de hoogte te brengen van zijn de

in- en uitwendig leven, en hem langzamerhand de liec

volledige belijdenis zijner zonden te laten doen. ges

Toen zijne bieeht ten einde was, weende de goede . tinj

oude van zuivere vreugde en zaligheid, omdat hij lt; wa;

met God weder verzoend was. Eensklaps schoof blij

hij zijn mouw naar boven en toonde mij een groot | oui

kruis dat hij in den ouderdom van 13 jaren in hei

zijn arm had laten steken. »Achquot; zeide hij, ter- ont

wijl hij daarop wees s hoeveel bloed is toen voor woi

mijn Jesus uit dezen arm gevloeid ! ach, toen op , en

dertien jaren had ik hem zoo lief! Het was mij eeu

zoo zoet, eenige druppels te vergieten voor Hem, liel die al zijn bloed voor mij aan het kruis vergoten

heeft. Hoe komt het toch, dat ik Hem niet al- in

tijd heb bemind?quot; «Maar nu'', zeide ik, s zult de

gij hem beminnen en hem getrouw blijven tot den ste

laatsten ademtocht.quot; »O ja. Pater,quot; antwoordde hij, wei

»liever sterven, duizendmaal sterven dan Hem mijn aan

Verlosser en mijn God te verlaten.quot;j j sch

gt; Ik stond verbaasd van verwonderingquot; zoo schrijft, wa

de priester verder, »over deze gelukkige eu plotse- dei

linge bekeering; eene hemelsohe vreugde eu eene op

-ocr page 273-

2fi5

diepe bewondering hadden mijne oogen met tranen gevuld. Den volgenden morgen ontving liij de 11. Communie; op zijn wensch was geheel de adelijke familie daarbij tegenwoordig, om getuige te zijn van zija oprechten terugkeer tot God. Toen de Priester hem de H. Hostie toonde, zong hij, met oogen stralende van vreugde, en de handen op de borst gekruist, tot ons allen verrassing een klein liedje, gedurende den verloopen nacht door hem opgesteld, als eene liefdevolle en ootmoedige begroeting van zijn Verlosser. Eij de H. Communie waren de omstanders niet minder geroerd en verblijd dan hij zelf. Van nu af leefde de goede oude als een engel en verlangde slechts naar het hemelsch. vaderland. Toen zijn uur gekomen was, ontving hij de H. Teerspijs en stierf met de woorden: «Leve Jesus ! leve Maria! die ik bemin en beminnen zal in eeuwigheid!quot; Ter bekeering eens zondaars is dikwerf slechts een werk van liefde noodig.

7. Den 14ea Maart 1 865 kwam onder het Lof in O. L. V. der Overwinningen een telegram aan, met de bede om eene bijzondere aanbeveling voor een stervenden grooten zondaar, die de H. Sacramenten weigerde te ontvangen. De Directeur schonk hem aanstonds de gebeden van geheel de Aartsbroederschap. Na het Lof werden meerdere personen, die wat langer in de Kerk verbleven, om een bijzonder gebed voor hem verzocht, en eeu persoon, die op het oogenblik dat men de deuren sloot, de

-ocr page 274-

266

Kerk binnentrad, om zich in de vereeniging te laten opnemen, werd uitgenoodigd om zijn eerste Wees gegroet van de broederschap bij het altaar van liet Hart van Maria voor dezen armen zondaar te bidden.

Den volgenden morgen werd bij de H. Slissen aan Maria's altaar aan hem gedacht, en dien dag werden wederom nl de gebeden der sreheele vereeniging op hem toegepast. Des avonds kwam wederom juist onder het Lof een nieuw telegrafisch beticht: «Wij bedanken u, de stervende is in zich zeiven gekeerd.quot; Dit bericht werd aan de vet gaderde menigte voorgelezen, en deze daardoor opgewekt om met nog grooter vertrouwen te bidden. Spoedig volgde een schrijven, dat nadere opheldering bevatte: «waarlijkquot;, zoo schreef men, tin die duizend maal gezegende plaats van genade, in O. L. V. der Overwinningen roept men Maria toch nooit te vergeefs aan; of oogenblikkelijke hulp, of terughouding van den straifenden arm Gods ; dus verlenging van het leven en dan hulp te Zijner tijde! Den 14lt;len Maart, toen ik u voor de eerste maal telegrafeerde, was de bedoelde persoon, die hoewel reeds ziek, zich met der.', spoortrein naar Parijs begaf, om den raad eens geneesheers in te winnen, gedurende de reis zoo ernstig ziek gewoïden, dat men voor zijn leven vreesde. Doch het bleef bij eenc bezwijming. Toen hij weder bij zich zeiven kwam, verzamelde hij al zijne krachten, om den geestelijken, die zich in denzelfden waggon bevond

-ocr page 275-

207

en met de anderen ingelijks bij hem stond, van zich af te duwen en tot de medereizigers te zeggen: «verwijdert dien priester van mij, verwijdert hem; ik wil er geen bij mij hebbenquot;. Men moet weten, dat deze man in de stad, waar hij woonde, als een goddelooze, ja zelfs als een godloochenaar bekend stond.

Toen de trein in onze plaats aankwam, was dc ongelukkige man buiten staat verder te reizen en moest hij bij een zijnet aanverwanten achterblijven. De ontbodene geneesheer was van oordeel, dat hij dien nacht wel zoude sterven. Herhaalde malen werd het beproefd een priester bij hem te brengen; doch steeds weigerde hij het met een bijna satanisch geweld. Daarna begon men zelfs openlijk voor hem te bidden ; toen viel het mij in, tot u te telegra-feeren ; wel is waar kende ik den zieke noch zijne familie, doch het gold hier een zondaar die op den rand des afgronds stond. Den volgenden dag bleef hij in dezelfde stemming; noemde men slechts het woord priester, dan geraakte hij in toorn en zeide hij: 9 geen zwartrok, ik wil niet dat er één deze kamer binnen trede; gij zult zien wat geschieden zal, zoodra er zich één hier vertoont.quot; Men waagde het zelts niet een liefdezuster ter oppassing te laten komen, bevreesd dat het zien van een geestelijk kleed, zijn toorn zoude opwekken. Vier priesters waren gedurende den dag gekomen, om naar den toestand te vragen;quot; één zelfs had een gedeelte des nachts in do nabijheid gewaakt, doch «men had

-ocr page 276-

308

hem niet noodigquot;. Tegen den avond eebter werd de zieke een weinig bedaarder; als men liem met vriendelijkheid ten goede aanspoorde, antwoordde hij, gelijk zoovelen van zijne soort; MKbidGodom vergiffenis; bij Hem biecht ikquot;. Dat was reeds vooruitgang. De goede God had de volkomene bekeering van dezen grooten zondaar voor den volgenden dag voorbehouden. In het verloop van dezen dag verlangde hij zelf geheel vrijwillig en eensklaps naar een priester. De pastoor was juist daar aanwezig; de zieke verriehtte zijne biecht en het was hoog tijd; cenige oogenblikken daarna gaf hij den laatsten snik. Nog moet aangemerkt worden, dat een godvruchtig persoon hem eene medaille had bezorgd.

8, Het beeld van O. L V. der Overwinningen te Parijs heeft niet slechts het hoofd met eene kroon gesierd, ook andere merkt men er op, die aan de voeten van het bf;eld zijn neergelegd; deze zijn wel is waar niet zoo kostbaar en schitterend als gene, doch der goedentierene Maagd zijn zij ook aangenaam en welgevallig, zelfs dan, als de bloemen waaruit zij gevlochten zijn, niet onmiddelijk voor Haar zijn geplukt, maar vroeger, gelijk de H. Paulus zich uitdrukt i onvrijwillig de ijdelheid hebben moeten dienen.quot; Ter bevestiging strekke het volgende voorbeeld. In het voorjaar van 18(16 kwam eene vrouw bij een ijverigen, beroemden religieus en sprak tot hem: »Pater, er valt een goed werk te verrichten ; ik keu een jeugdig persoon,

-ocr page 277-

369

die om wille van haren stand in de groote wereld moet leven. Hoe het innerlijk met haar gesteld is, weet ik niet juist ; volgens mijn meening echter zoude een goed, opwekkend woord hier ter rechte plaatse zijn, en haar wellicht bewegen zich geheel j tot God te bekeeren. 't Is mij reeds dikwerf in ? de gedachte gekomen, u die persoon aan te wij-j zen; ik heb het echter telkens verzuimd.quot; «Welnuquot; hernam de Pater, »ga er aanstonds heen, waarom draalt gij, waarom wacht gij nog? 't Is eene gedachte, uit den Hemel tot u gekomen, 't Is gewetenszaak voor u, dit uit te voeren. Spreek onbevreesd tot die ongelukkige en tracht haar bij mij te brengen.quot; Na eenige dagen kwam die persoon. 't Was een tooneelspcelster van een der groote theaters te Parijs. Zij verlangde een onderhoud met mij. s Volgaarnequot;, zeide ik, s't is hier echter — het was in de spreekkamer van het klooster — niet de gesehikste plaats voor ons onderhoud. Indien gij niet bevreesd zijt, wees dan zoo goed mij te volgen,quot; «O ik ben niet vreesachtigquot;, zeide zij, »zonder schroom volg ik u.quot; Na eenige minuten knielde zij in een biechtstoel. Voorzeker, dit was niet de plaats, die zij verwacht had, want sinds lang had men er haar niet meer gezien. Intussehen liet zij het zich welgevallen, en daar de genade Gods haar hier geleid had, en de goedheid des Paters haar vertrouwen inboezemde, gaf zij zich weldra vrijwillig over aan de barmhartige uitnoodiging des Heeren, om tot Hem terug

-ocr page 278-

270

te kceron, die zij in de diepte haars harten gewaar le b:

werd. De volgende dagen keerde zij tot den Pa- »Ne(

ter terug, totdat men weldra in den Hemel liet jmissi

feest van het terug gevonden schaap vierde en zij, die

de gelukkige, aan de Tafel des Heeren weder hare ieven

eereplaats kon innemen in do schare der uitverko- i wijd

rene kinderen Gods. dan,

Zij keerde echter niet alleen tot den Heer we- daan

der. Hoogst tevreden en gelukkig door hare be- zij :

keering, deelde zij deze blijde boodschap aan hare 't v

moeder mede, die sedert 38 jaren, evenals de lamme wat

van het Evangelie, in het lichaam, doch meer op 1

nog in de ziel ziek was, en er evenals gene op dan

wachtte, dat een Engel des Hemels zoude komen, 1 u v

om haar ter genezing behulpzaam te zijn. Deze Dcz(

engel was nu voor haar hare dierbare gelukkige 'l'611

dochter. Hoewel de Pater reeds sedert langen leoo

tijd getuige was van de wonderen van genade der jj van Goddelijke barmhartigheid jegens de zondaren en

hij er ook nu niet aan twijfelde, of deze, gelijk , ge^r alle andere bekeeringen, was loofdzakelijk toe te

schrijven aan Haar, die de Kerk als de Toevlucht ^

der zondaren, de Deur des Hemels en de Morgen- See! ster begroet; wenschle hij toch te vernemen, wat

goed werk meer in 't bijzonder de Koningin des v'0(

Hemels bewogen had, om een blik van barmhar- het

tiglieid te werpen op dit nu zoo gelukkig schaapje. 200

Hij ondervraagde derhalve de nieuw bekeerde, ze^

of zij een scapulier droeg? uNeenquot;! 01'zij ook drit

gewoon was iets ter eere der Allerheiligste Maagd dez

-ocr page 279-

271

Ie bidden bijv.: igedenk o goederiiorene Maagdquot;? iNeen, dat heb ik nonit gebedenquot;. Dan zult gij missehien eene godvruchtige moeder hebben gehad, die voor u gebeden heeft? 5Mijne moeder was, evenals ik, sinds geruimen tijd ver van God verwijderd en bad even weinig als ik.quot; Hebt gij dan, vroeg eindelijk de Pater, volstrekt niets gedaan om de li. Maagd te eeren ? Toen antwoordde zij met bewogen stem : verontschuldig mij. Pater, 't valt mij nu juist bij toeval in ; ziehier alles wat ik Maria ter eere heb verricht. Wanneer ik op het theater mijn rol zeer gelukkig had gespeeld, dan wierp men mij — volgens het gebruik, zooals u weet — kransen en ruikers van bloemen toe. Deze liet ik bijeen verzamelen en gaf ik aan mijne dienstmaagd, die van mij in last had ze neer te leggen aan de voeten van het wondervolle beeld van O. L. V. der Overwinningen. Dit is al wat ik ter eere van Maria heb gedaan.quot; Maria, de getrouwe Maagd, laat geen eeibewijzing, hoe klein dan ook, onbeloond.

9. In hetzelfde jaar 1866 berichtte een ordens-geestelijke, die de zielzorger eener gevangenis was, dat bij die misdadigers de vreeselijke gewoonte van vloeken, na de invoering der Broederschap van het Hart van Maria, in minder dan drie maanden zoo zichtbaar was verminderd, dat de gevangenen zeiven er over verbaasd stonden. »Ja, in deze drie maandenquot; zoo schrijft hij »heb ik meer met deze devotie uitgewerkt dan vroeger gedurende vele

-ocr page 280-

372

jareu met precken en missies. De gevangenen houden het beeld van het Allerheiligste ILirt vnn Maria zoozeer in eer, dat zij er zelfs twee lampen voor laten branden.quot; Het gaat met het goede gelijk met het kwade: men heeft slechts met ijver te beginnen en men gaat als van zelfs ongemerkt verder.

10. De filiaalvereeniging van het II. Hart van Maria ie Brescia (Italië) berichtte; in het gebied van Castiglione in Lombardije gaf sinds langen tijd een heer de grootste ergenis, daar hij in zijn huis met verschillende bedorvene personen een schandelijk leven leidde. Hij was nu zeer ziek, zoodat de geneesheer, die gelukkig een geloovig Christen was, den pastoor aanstonds bekend maakte dat do zieke niet slechts zonder redding was, maar dat zelfs binnen korten tijd zijn laatste uur zoude slaan. De pastoor ijlde naar het huis des zondaars ; de bedienden echter wilden hem geen toegang ver-leenen, ja drongen hem zelfs terug, wijl zij vau hun doodïielicn heer in last hadden, geen geestelijke onder zijn oogen te laten komen. De pastoor verschafte zich echter als het ware met geweld toegang tot de kamer des zieken. Toen de zieke hem aanschouwde, ontving hij hem met woorden, zooals die een man van stand en beschaving slechts de laagste driften of de diepste haat kunnen ingeven. Bondweg verklaarde hij den priester, dat hij zijne diensten niet in het minst noodig had. Dc pastoor antwoordde hem; »ik ben niet

-ocr page 281-

373

gekomen om u lastig te vallen, maar alleen om mijn plicht te vervullen ; wilt gij mijne hulp niet, dan ga ik heen; dooli bedenk bet wel. dat gij zwaar ziek zijt en slechts éene ziel hebt, die gered moet worden.quot; Hierop vertrok hij en sloeg bij aanstonds den weg naar de kerk in, waar iiij eenige vrome lieden bijeen vergaderde en met hen, geknield voor het beeld van het li. Hart van Maria, vurig smeekte om de redding en de be-kecring van dien armen verstokten zondaar Ter verkrijging van deze buitengewone genade voor den stervende, droeg hij voor hem aan Maria op alle gebeden en verdiensten der medeleden van de broederschap van het Hart van Maria van geheel die streek. En zie! terwijl zij daar nog bidden, komt een bediende des stervenden, bijna ademloos de keik binnenloopen met bet bericht: zijn meester zelf heeft hem gezonden met de bede, dat de pas-stoor toch spoedig zoude komen, daar hij als Christen en als een waar katholiek wenschte te sterven. Nu was de priester den zieke hoogst welkom. Deze bad hem eerst om vergiffenis voor zijne ruwheid en terugwijzing en verzocht hem vervolgens zijne biecht te hooien, terwijl hij hem met tranen smeekte medelijden te hebben met zijne arme ziel. God zij geloofd. Het was hoog tijd. Met alle teekenen van groot berouw en godsvrucht ontving hij de heilige Sacramenten en nog den-zelfden avond ging hij het kuis der eeuwigheid Linnen.

-ocr page 282-

274

11. Een godvreezend man zendt reeds sinds jaren maandelijks eene lijst van aanbevelingen voor de gebeden in O. L. V. der Overwinningen en vermeldt tevens de bekeeringen der verloopen maand. Eceds menige ziel is op die wijze gered. Onder anderen berichtte hij: »in den ouderdom van 60 jaren ging een man (1866) die sedert 40 jaar in zonden had geleefd, zijn laatste uur te gemoet. Op zekeren avond nu vertoonde zich alle voorboden van den doodstrijd, en het werd ontwij-; nu felbaar, dat hij den volgenden dag niet meer zoude: en beleven. De ziekenzuster, die een onvermoeide liefde Pc^ en een vertrouwen zonder weerga, vooral op de: ^ kracht van het gebed, bezat, en die den ongeluk- ^al kige reeds dikwerf te vergeefs had toegesproken,; een waagde nu nog eene laatste poging. Andermaal ontving zij slechts eén afwijzend antwoord. Bedroefd verliet zij de zaal, in de vaste overtuiging den volgenden dag den ongelukkige niet meer levend te zullen zien, 't Was reeds laat; eene doodsche stilte heerschte langs die lange rijen van bedden; slechts hot reutelen eens stervenden bracht in die groote zaal nog eenig leven of kondigde veeleer een spoedigen dood aan. Het sloeg twaalf uur middernacht. De zuster, die dien nacht moest waken, ging zaal in znal uit, en verrichtte alzoo, terwijl zij die ongelukkigen verzorgde, die nu de weldaad van een verkwikkenden slaap genoten, een der edelste werken der christelijke naastenliefde. Eensklaps meent zij een diepen zucht te hooren

var nal

de

een

waf

wer

von

de

ven

zelf het ik

Mat van onb( nad( de sloo: O zag telijl wild deze

-ocr page 283-

.w nmmt

275

\an dien ouden man, die zijn laafste uur reeds nabij was. Zij ijlt ntar hem toe. »Zusterquot; zeide de stervende met hoeselio stam, sroep voor mq een priester.quot; Dit hooren en naar de klok ijlen waarmede de kapelaan geroepen werd, was het werk van e'én oogenbiik. ïoen de priester kwam, vond hij een rouwmoetiig hart, waarover hij weldra de verdiensten en de kracht van Jesus' bloed ter vergeving der zonden kon uitstorten; en deze ziel, nu tot God teruggekeerd, was blijmoedig en gelukkig en zonder vrees voor de eeuwigheid, op wier drempel zij zich reeds bevend. Kort daarop lag in dat bed slechts een lijk. De vereeniging van het Hart van Maria heeft alzoo aan dc hel wederom een nieuwe prooi ontrukt.

De nacht was echter nog niet voorbij en in dezelfde zaal lag een tweede, wien insgelijks reeds het koude zweet op het voorhoofd stond en dien ik ook aan de broederschap van liet Hart van Maria had aanbevolen. Het was een hart eveneens van steen gelijk het vorige, dat zich nog met eene onbegrijpelijke dwaasheid tegen de stem der genade verzette, terwijl eene onraeedoogende tering de laatste krachten van zijn nog jeugdig lichaam sloopte.

O wondervolle erbarming Gods! dezelfde nacht zag den doodstrijd van beiden en tevens den geestelijken strijd voor hun eeuwig leven. De kapelaan wilde juist de zaal weder verlaten, toen hem ook deze andere ongelukkige riep, die nu op het ge-

sinds i voor en en oopen gered. 3rdoin 3rt 40 lur te ih alle ntwij-zoude liefde op do geluk-roken, irmaal, droefd ig den levend odsehe ;dden ; in die veeleer if uur moest alzoo, nu de in, een iliefde. liooren

-ocr page 284-

276

zicht clcr eeuwigheid insgelijks begon te sidderen. Wat vreugde voor den priester, in één nacht en wel in een klein gedeelte er van, twee zielen aan i de de eeuwige duisternis te ontrukken en voor hen ; toe den dag der eeuwigheid, die voor hunne brekende | ged oogen reeds schemerde, te doen aanbreken als eenen lieh nooit meer eindigenden dag van jubel en zaligheid.

12. Door do gebeden der vereeniging van het Hart van Maria werden ie St. Domenico Soriano te Napels gedurende de Meimaand 1867 aldaar vijf bekeeringen verworven, iien der bekeerlingen berichtte lt;ic zijne met de volgende woorden: «Tot verheerlijking van God en de allerheiligste Maagd Maria, de toevlucht der zondaren, moge de ge-lieele wereld de barmhartigheden kennen, die mij ten deel zijn geworden. Toen ik de voorlaatste maal biechtte, telde ik 13 of 14 jaren. Sedert dien dag zijn 43 jaren verloopen, zonder dat mij ooit een biechtvader zag. Door het slechte voorbeeld en de verleiding werd mijn hart bedorven en ten gronde gericht, en door het voortdurend lezen van slechte boeken ook mijn hoofd op het dwaalspoor gebracht. Zoo leefde ik, zooals ik zeide, 43 jaren lang zonder godsdienst, zonder geloof en zonder God. Alleen aan Maria dacht ik iederen dag en ter harer eer bad ik een Wees gegroet. Heeds sinds drie jaren ondervond ik eene voortdurende inwendige onrust, die zich verzette tegen mijne onverschilligheid en ongevoeligheid,

zoodat ik dikwerf zeide: is er een God, dan is er

-ocr page 285-

277

een hel. Ik beproefde deze inwendige stem te doen zwijgen, doch liet gelukte mij niet. In de Meimaand van liet vorige jaar kwam ik bij toeval menigmaal in deze kerk en hoorde ik eenige gedeelten der preeken. Deze schenen mij eerst liehtgeloovig en al tc eenvoudig toe; weldra echter bewogen zij mijn hart. In dit jaar, terwijl ik voortdurend zoo gejaagd en onrustig was, verlangde ik sterk naar de maand Mei met hare bemoedigende vereering van Maria. Ja ik verlangde er even vurig naar als een zieke naar den dag van zijn : herstel, en eigenlijk wist ik zelf niet, waarom ik zoozeer wenschte naar die gezegende maand. Het was mij bijna ondragelijk nog lang er op te wachten. Eindelijk brak zij dan aan. Den eersten dag reeds kwam ik in deze kerk, hoorde de preek aan, en was toen geheel verslagen, 's Avonds keerde ik weder terug, was andermaal bij de preek tegenwoordig en mijn onrust begon te bedaren. Zoo ging ik drie dagen voort en nu begon ik een weinig vrede te vinden. Na de preek van den Mei, toen ik weder hoorde aankondigen, dat men nu eenige V\ ees gcgroeten voor de meening van hen, die er om verzocht hadden, zoude bidden, ijlde ik met spoed naar de sacristie om te verzoeken, dat men bij de oefeningen een Wees gegroet voor een zeker persoon zoude bidden. Zoo geschiedde het ook, en ik bad het mede en weende toen voor do eerste maal. Het was juist de kerkelijke feestdag der H. moedei' Monica. Na de

IG

ook

-ocr page 286-

78

preek ging ik weg als buiten mij zei ven. De nacht bracht ik slapeloos door, met duizende gedachten aan het verledene en de toekomst, en ik zag de hel geopend voor mij. Nauwelijks was liet dag geworden, of ik ijlde als geheel verbijsterd en als door een onzichtbare hand geleid naar deze kerk, en ik plaatste mij nabij den troon van genade, het altaar der vereeniging van het H. Hart van Maria. Daar bleef ik geruimen tijd staan als gedachteloos en zonder gevoel, mijn oog sloeg ik zelfs geen enkele maal tot Haar op. Eindelijk waagde ik dit een oogenblik; en, o gelukkige vrijmoedigheid! terwijl ik mijne oogen tot Maria wendde, hoorde ik gelijktijdig iti mij zeiven eene stem: ilk verwacht u nulquot; Ik wierp mij voor het beeld van Maria op do knieën en weende. Duizende gedachten van blijde hoop en vertrouwen rezen op in mijne ziel; zelfs mijne slechte gewoonten en de ontelbare menigte mijner zonden beangstigden en weerhielden mij niet meer. Ik dacht slechts aan Maria's barmhartigheid.

Gedurende de geheele preek bleef ik in deze gedachten verdiept; daarna knielde ik opnieuw voor het beeld der zalige Maagd neder, en zcide ik weenende tot Haar: gt;o Maria, gij hebt mij geroepen, lielp mij!quot; Vast besloten en vel moed op-gettiian zijnde, zocht ik een priester. Weldra ontmoet ik er eenen, dien ik verzocht mij een tijd te bepalen, waarop ik hem zoude kunnen spreken. Deze begreep aanstonds dc reden van mijn verzoek

-ocr page 287-

279

en gaf het mij ook duidelijk te verslaan. Ik antwoordde slenhts door een zucht en tranen. Na mij met aandacht te hebben beschouwd, zeide hij op vadeilijken toon tot mij: omijn broeder, wanneer God u roept, is er geen tijd te verliezen. Ik ontsloot hem mijn hart en begon de belijdenis mijner zonden. Ik ben temcrgekeerd tot God, dien ik gedurende zoo groot gedeelte mijns levens niet erkend had, terug gekeerd tot den godsdienst, dien ik verachtte, teruggekeerd in de armen eens priesters, wiens stand en metgezellen ik insgelijks verafschuwde. Nu bevind ik mij onder de bescherm-mandel der Aioeder Gods, Neen, er is geen zoeter oogeiiblik in het leven, dan wanneer men zijne zonden beweent en ze rouwmoedig belijdt; noch is er een liefelijker oogenblik, dan wanneer men zich bevindt aan de voeten van Maria.quot;

O Maria, Moeder der barmhartigheid, daar Gij geen zondaar verstoot, zelfs den grootsten niet; ik smeek u, wil ook mij niet verstooten o Zoet Hart van Maria, wees mijne redding 1

HOOFDSTUK III.

DE LIEFDE VAN HET HAKT VAN MARIA TOT ZIJNE VEBEERDEllS.

Hoewel het H. Hart van Maria alle menschen en in het bijzonder de zondaren om hunne diepe ellende liefheeft, toch behoort het boven allen zijne vereerders te beminnen en met genaden te overladen.

Ons hart immers is zoodanig door God gevormd,

-ocr page 288-

280

dat het niet kan nalaten hen, die ons beminnen, lief te hebben, en hen, die ons eer en weldaden bewijzen, wederkeerig van het onze mede te dee-]en. Op deze wet, waaraan God zelf zieh niet onttrekt, zal voorzeker het beste en liefderijkste aller moederharten, namelijk het Hart van Maria geene uitzondering maken, tik beminquot;, zoo spreekt Maria door den mond van den wijzen man, (1) »die mij beminnen.quot;

Hoeveel waarheid dit woord bevat, begrijpen wij het duidelijkst uit het leven en de leer der Heiligen.

De Z. Aiphonsus, leekebroeder der Sociëteit van Jesus, bezat, eene zeer groote liefde tot Maria en vereerde Haar op alle mogelijke wijzen. Eens knielde hij voor een beeld der allerzaligste Maagd, en door eene vurige liefde vervoerd, riep hij uit: »0 mijne beminnelijke Moeder! Ik weet dat gij mij bemint, doch Gij bemint mij toch niet zoozeer, als ik u bemin.quot; Deze woorden schenen Maria beleedigd te hebben, want zij antwoordde door het beeld: «Wat zegt gij daar, Aiphonsus! Ach hoeveel meer bemin ik u als gij mij. Weet, dat d.e afstand tusschen hemel en aarde niet zoo groot is, als het onderscheid tussehen uwe en mijne liefde.quot;

De li. Brigitta had eene bijna ongelooflijk groote liefde tot de allerheiligste Maagd. Eens sprak zij de Moeder Gods aldus toe: • Ik roep mijn lieven Jesus, die alles kent wat in mijn hart omgaat, tol

(1)

(1) 1'rov. XIII, 17.

-ocr page 289-

381

getuige, of het niet waar is, dat ik Maria, de dochter van Joachim, veel meer bemin dan mijne eigene kinderen, en dat ik liever niet geboren wilde zijn, dan dat Maria, Joachims dochter, niet datgene ware, wat zij is, namelijk do Moeder van God en de Koningin der wereld.quot; Hierop antwoordde haar de Moeder der schoone liefde: imijne dochter wees overtuigd, dat deze Maria, Joachims dochter, die gij zoo zeer liefheb, het duizendmaal beter meent met Brigitta, de dochter van Birger, dan Brigitta met zich zelve, en dat dezelfde Maria millioenmaal goedertierener zijn zal jegens de kinderen van Brigitta, dan Brigitta zelve, ofschoon deze hun eene goede moeder is.quot;

De Heiligen voelden zich niet in staat om alle gunsten en genaden op te sommen, waarmede Maria hare vereerders beloont. Zij verwerft voor hen bij God alle mogelijke genaden in het leven, in den dood en na den dood.

1. Hoe Maria iederen zondaar van den zondenlast bevrijdt, zoodra hij tot Haar opziet en Haar aanroept, hebben wij in hel voorgaande hoofdstuk gezien. Eveneens redt zij ons in iedere bekoring, wanneer wij hare hulp inroepen. »Gelijk de menschquot; zegt de godvruchtige Thomas van Kempen, (1) van schrik ter aarde valt, wanneer de bliksem in zijne nabijheid inslaat, evenzoo storten de duivelen van angst ter neder, wanneer zij den naam van

(1) L. 4, ad Nov.

-ocr page 290-

282

Maria hooren;quot; want zegt do 11. Bruno, i Maria heeft den duivel overwonnen, en heeft onzen vijand op zoodanige wijze i» boeien geslagen, dat hij ; zich niet meer kan verroeren, ora hare vereerdersI schade toe te brengen.quot; (I) Ieder, die in de bekoring uitroept: «o Maria help mij,quot; zal de waarheid ondervinden der woorden van den H. Alanus;; • wanneer de duivels don H. naam van Maria vernemen, dan vluchten zij, dan siddert de gansche hel.quot; De H. Antonius van Padua, de Z. Suso en velen anderen zijn alleen door de aanroeping! van den naam van Maria van hunne bekoringen bevrijd geworden.

2. Ook iu iedere andere noodwendigheid staat; Maria hare vereerders bereidwaardig ter zijde. » Eer zullen hemel en aarde vergaan,quot; bemerkt de vrome| Blosius, (2) »dan dat Maria hare hulp zou vveige-f ren aan hem, die met eene zuivere bedoeling omj haren bijstand smeekt of op Haar zijn vertrouwen stelt.quot; »Wat wonderquot; zegt de H. Bernardus (3) t dat Gij te hulp snelt, zoodra wij IJ aanroepen, daar Gij er zelfs toe beraid zijt, zonder dat wij u aanroepen, wie uw naam van harte aanroept, hij verkrijgt zonder twijfel, alles wat hij verlangt.quot; (4)| Toon Maria nog hier op aarde verkeerde, toondui. zij reeds door haar bezoek bij de H. Elisabeth enj

(1) Ap. Seal. ïr. p 'i. o. 10.

(2) iu Spec, c. 13.

(3) Serm. 5, de Ass.

('!•) s Beru. oitatns a Pelljardo 1. 4. p 1. u 1.

-ocr page 291-

283

jp de bruiloft van Cana, hoe haar Hart zich boij-perde overal te hulp te snellen en in alle noodwendigheid bijstand te vsrleenen.

3. Doch Maria bevrijdt ons niet slechts van zonden, bekoringen en lijden, zij vervuldt ook do harten harer dienaren met inwendige vreugde en zaligheid. Uwe vereerdersquot; zegt de H. Bonaven-tura (1) t genieten reeds hier op aarde een grooten vredequot;. De II. Alphonsus zegt: (2) gt; uwe vereerders behoeven slechts aan uwen naarn te denken, om met liefde en troost vervuld te wordenquot;. En inderdaad, verblijden wij ons zoo dikwerf wij ons, eene ons aangename gebeurtenis of een beminnenswaardig persoon herinneren, hebben wij dan niet meer redenen ons te verblijden, zoo dikwerf wij denken aan Maria, de schoonste en beminnelijkste allen dochleren dezer aarde en aan haar onuispre-kelijk schoon Hart, en wij ons dat oogenblik voorstellen, waarop wij deze liefdevolle Maagd en Koningin in den hemel in eene eeuwige vreugde zullen aanschouwen?

Maria vijand ^ it hij; orders j beko-' waar-lanus:; .a vcr-[msclie

I

, Suso

I

oepitii; ringen

L slaat j I Ker vroinu vveige-1 ng om ouwen us (3) oepen, wij u t, hij •quot; (4)

toonde Blh en

Zoo menigmaal de EI. Aloisius den naam van Maria hoorde, ontvlamde zijn hart zoozeer in liefde, dat de gloed, die hem verteerde, van zijn aangezicht afstraalde. «Allenquot; zegt do H. Gregorius van Neocaesarea «die eene tecdere godsvrucht tot de II. Maagd bezitten, en hare onvergetclijko zni-

(1) iu Ps. lis. (3) ilecrt. v M. I. 1,

-ocr page 292-

284

verheid en heiligheid beminnen, verheugen zich in eene engelaehtige genade.quot;

4. Maria overlaadt hare dienaren met alle genaden. «Bij mijquot; zoo spreekt INJiiria «is alle genade des wegs en der waarheid, in mij alle hoop des levens en der deugdquot; (1) lEij mij is rijkdom en eer, bij mij zijn onvergankelijke goederen, waarmede ik begiftig die mij liefhebben.quot; (2) Zij wordt gemakkelijk gevonden door hen, die haar bemin- j nenquot;. (3) «O hoe gemakkelijkquot; roept Albertus de Groote uit • vindt hij Maria die haar bemindt, en ) hoe rijk in liefde en barmhartigheid zal deze zijne Goddelijke Moeder vinden!quot; »0 allerzaligste Maagdquot; zegt de H. Anselmus (4) tot Maria, »de Heer heeft U zoo hoog verheven, opdat gij alle mogelijke genaden voor uwe dienaren zoudt kunnen j verwerven; want uw bijstand is almachtig volgens 1 de uitspraak van Cosmas van Jerusalem.quot; De H, Alphonsns zegt, (5) Maria vergeldt hem, die haar bemint, zijne liefde dubbel door genaden en weldadenquot;. Terecht zoude men mogen zeggen,

niet sleehts dubbel maar honderdvoudig. Eeeds in de negende eeuw roept de geleerde en heilige Idiota uit: (6J t Wie Maria gevonden heeft, heeft

(1) Ecclesi. XXiV, 25.

(2) Sap. VIII, 31.

(3) Sap. Vi. 13.

(4-) Lib, de Conc. Virg.

5) lleeri. v. M. I, 1, 3.

(6) In prol. rout, de Virg.

-ocr page 293-

i?

385

alle goed gevonden.quot; Dit wordt ons duidelijk zoo wij bedenken dat Maria, wijl zij zich het dichtst bij den troon van haar Goddelijken Zoon bevindt, de grootste genaden voor hare vereerders gemakkelijk kan afsmeeken, en ook gaarne afsmeekt.

5. De H. Jordanus zegt (1) dat Maria hare dienaren zelfs dient: »de gelukkige zielenquot; zoo luiden zijne woorden, tdie meer dan anderen Maria liefhebben, bemint zij niet slechts, neen, zij dient hen zelfsquot;.

in

ge-oop om mr-gt;rdt

nn-de en eze cste gt; de ille nen ens

6. Een der grootste, genaden, welke God ons mededeelt, zonder welke alle andere genaden niet baten, en welke God ons, volgens de leer des H. Augus-linus niet zonder bet gebed verleent, is de genade der volharding. Deze genade nu, smeekt Maria af voor alle liare vereerders. De Z. Joannes Bercli-mans was gewoon te zeggen: t indien ik Maria A|e 1 bemin, dan ben ik zeker van mijne volhardingquot;. gt;Het is onmogelijkquot; zegt Blosius, (2) dat hij ver-fi loren gaat, die door getrouwheid en ootmoed de gt;eI1' | godsvrucht tot Maria in zijn hart tracht te be-j waren.quot; «Bedank Godquot; zoo vermaant de H. 'S6 [ Alphonsus (3) ieder vereerder van Maria, tbe-'e' dank God, wanneer gij gevoelt, dat God u de liefde 'j en het vertrouwen tot de Koningin des Hemels heeft ingestort; want zegt de H. Joannes Damas-

(1) De coni. Virg iu prol. (3) In cant. vit. sp. c. 18. (3) Ileerl. v. M. 1, VIII, 1.

-ocr page 294-

286

cenus ncle Heer selienkt deze genade slechts aan hen, die Hij wil zalig maken.quot; Een ieder echter kan zich deze genade door gebed en goede werken verwerven.

7. Daarom verlaat Maria hare vereerders in dien strijd niet, welke de beslissendste en soms de hevigste des levens is, namelijk in liet doodsuur. Zij, die Maria bij het leven dikwerf aanroepen en vereeren, laat Maria of niet bekoord worden, of wel zoodra zij in den strijd roepen: »0 Mariaquot;

snelt zij hen te hulp en verdrijft zij alle helsche vijanden. Ue 11 Alphonsus verhaalt, dat men soms de helsche geesten in verschillende gedaanten bij do legerstede eens stervenden heeft gezien; doch zoodra dize den naam van Maria uitsprak, namen zij de vlucht en kwam in hunne plaats de H. Maagd.

Toen de H. Joannes de Deo het einde zijns levens naderde en volgens zijne gewoonte Maria ter hulpe riep, zag hij de II. Maagd tot zich komen en met eigen hand het doodszweet van zijn voorhoofd vegen. Tevens sprak zij tot hem die troostvolle woorden, s Joannes, ik pleeg mijne dienaren in dit uur niet vesj te verlatenquot;. ; Vag

8. Aldus gaan de kinderen van Maria aan de y hand harer Moeder blijmoedig en gerust door het : leven en over de brug des doods naar het land der eeuwigheid. Gering echter is het getal van hen, die aanstonds na den dood, gelij'i de H. Aloisius, in den hemel worden opgenomen; want de meeste mcnschcn hebben bij den dood nog menige dagelijk-

ne; ovei

-ocr page 295-

287

sche zonde of tijdelijke straffen uit te boeten, nadat

hun de eeuwige straf door de absolutie des pries-lers in het Sacrament der boetvaardigheid is kwijt gescholden. Daarom moeien zij nog ecnigen tijd in de zuiveringsplaats boeten, wijl niets onreins Jen hemel kan binnengaan. Doch ook in het vagevuur, dat volgens de beweering van verscheidene godgeleerden, niet minder brandt en pijnigt dan het lielsche vuur, verlaat Maria hare kinderen niet. Want de II. Bernardinus van Siena (1) en met hem vele andere heiligen leeren, dat Maria van God de macht he quot; ontvangen, door haar gebed en de mededeeling harer verdiensten de arme zielen uit het vagevuur te verlossen, vooral diegene die haar het meest vereerd hebben. Zij die het scapulier van den berg Carmel gedragen, en om den aflaat van den Zaterdag te winnen, de voor-geschrevene vasten of de daarvoor in de plaats gestelde gebeden verricht hebben, worden door Maria, gelijk zij het aan den vromen Simon Stock openbaarde en door den Apostolisehen Stoel werd bevestigd, op den Zaterdag na hunnen dood uil het Vagevuur verlost.

3 aan ;cbtcr erken

rs in ns de Isuur. ;n en in, of ariaquot; ïlsche soms n bij doch amen aagd. evens : hulpe | , met egen. : rden, ■ niet

in de i r het land | 1 van isius, leeste ;elijk-

9. Eindelijk genieten de dienaren van Maria ook in den hemel eene bijzondere vreugde eu glorie; want, zoo leert P. Nierenherg in zijn werk over de liefde tot Maria, (2) «niet slechts hier op

(1) Serra. 3. de Nora. Mar. a- 25 (3) C. 10.

-ocr page 296-

r

388

aarde ontvangen de dienaren der Moeder God bijzondere voorrechten en gunsten, maar ook i den Hemel zal God hun eene geheel bijzondei eer sehenken. Hij voegt er bij, dat zij in d( Hemel een merkteeken zullen hebben, waarar men hen zal erkennen als dienaren der Koningi des Hemels en als leden van haren hofstoet. Ei. wat vreugde voor hen. Haar die zij hier zoo vurig hebben liefgehad, in hare onuitsprekelijk groot» glorie en sehoonheid voortdurend te aanschouwen, altijd in hare nabijheid te verblijven, met Haa^ te kunnen verkeeren en het. bewustzijn te hebben, door deze Koningin des Hemels op eene bijzondere wijze bemind te worden.quot;

Verlangt gij derhalve een heilige, ja een groote heilige te worden, vereer dan dc Moeder Gods op eene buitengewone wijze; want men kan geen heilige aanwijzen, van wien men met recht kan beweren, dat hij Maria op geene wijze heeft vereerd. Daarentegen leert men uit d'i akten der ISollandisten en uit de uitvoerige levensbeschrijvingen der heiligen, dat bijna ieder heilige de allerlielligste Maagd op eene buitengewone wijze heeft bemind en vereerd, en daardoor middelijk of onmiddelijk door Maria de hoogste gunsten vooral in het doodsuur heeft verkregen; en juist de beroemdste heiligen, zooals een IT. Joseph, een H Joannes, een H. Anselmus, eeu 11. iïernardus, een H. Aloisus, en een 11. Alphonsus waren ook de vurigste vereerders van Maria.

J

-ocr page 297-

289

Onder alle vcrecringen echter zal, vooral in ouztn tijd, seenc welgevatliger zijn aan de Allerheiligste Maagd, dan die van haar heilig, onbevlekt ontvangen Hart. Dit blijkt ten duidelijkste uit het voorwerp, het doel en de vrachten der devotie tot Maria's Hart.

Het voorwerp is het Hart van Matia, dat is het inwendige, do zie! van Maria, versierd met alle mogelijke deugden, vooral echter met de hoogste liefde tot God en tot ons menschen. Maria zelve kan aan en in zich niets meer hoogschatten noch beminnen dan haar heilig, rijk begenadigd Hart; daarom moet zij ook meer dan anderen hen beminnen, die juist haar Hart vurig liefhebben en vereeren.

Het doel dezer devotie is, evenals bij de devotie tot het Goddelijk Hart van Jesus, door hoogschatting en vereering der verhevene deugden van Maria's Hart, in 't bijzonder van hare vurige liefde. Haar eenige vergoeding te schenken voor alle oneer cn verachting, Haar, ondanks hare liefde, door on-geloovigen, ketters en flauwe Christenen zoo menigmaal aangedaan; en tevens door vurige gebeden alle harten der zondaren voor Haar en haren Zoon, den goeden Herder, te winnen. Hoe welgevallig moet zoodanig eerherstel en dat streven, om de ontaarde kinderen tot haar terug te voeren, aan het liefdevol Moederhart van Maria zijn, vooral in onzen tijd, waarin de oude slang, machtiger dan ooit, haren kop verheft, leugen, ongeloof en ze-

i

L

God.

ook i

t

ondei

1

in dc

i

aarar

8

ningi

i-

t. El

(

vurig

grootu

luwen.

Haar

ebben,

oudere

groote

ods op

n hei-

bewe-

ereerd.

idisten

er hei-

Maagd

n ver-

c door

odsuur

liligen.

;cn H.

us, en

(

rereer-

-ocr page 298-

1

dclooshcid verspreidt, en alom de vereering der H. Maagd en van haren Goddelijken Zoon tracht |e vernietigen.

10. Aan deze koude wereld vertoonen zid in deze lijden op eene bijzondere wijze Jesus f Maria. Jesus en Maria, zij beiden wijzen ons té genwoordig op den rijken sehat van genaden ei de alles overtreffende liefde hunner Harten, terwij zij ons toeroepen: nKomt allen, die ziek en kout zijt! Hier is genezing, hier brandt de vurigste liefde, Vuur zijn wij op de aarde komen brengen, o laat u allen verwarmen; aan de genaden zullen wij geenc grenzen stellen.quot;

Hoe waar deze woorden zijn, blijkt ons uit de tallooze wonderdadige uitwerkingen, welke de dct votie's tot het Hart van Jesus en het Hart van Maria overal in de gansehe wereld en in elke parochie, waar zij met ijver beoefend worden, reeds [ j hebben voortgebracht en tot op heden nog onafge- j | broken voortbrengen.

Laat derhalve geen dag voorbijgaan, zonder doof ji eenig gebed, zij het dan slechts één Wees gegroetl J het Hart van Maria te vereeren. Daar echter ond^ ■ alle vereerders van dit H. Hart, zij der Moeder Gods het meest welgevallig zijn, die hun eigen hart door toeeigening harer deugden aan het zuiver en heilig Hart van Maria gelijkvormig maken, tracht daarom met de hulp van Maria uw eigen hart te maken tot:

Een yeloovig hart, door in gedachten, begeerten

I

l b

I sc

I di

-ocr page 299-

en werken uit het gelooi' en volgens de voorschriften des geloofs te leven.

Een hopend en vertrouwend hart, door de aard-selie goederen en genoegens te verachten, uw hart te verheffen, op God te steunen en naar hetgeen daar boven en eeuwig is te verlangen.

Een beminnend hart, door in al het schoone, dat gij ziet en in al het aangename, dat gij geniet, den oneindig schoonen en goeden God te erkennen, en nit liefde tot Hem ook uwen medemenseh als Gods evenbeeld innig lief te hebben.

Een ootmoedig hart, coor dikwerf aan uw onvermogen en zonden te denken en rouwmoedig te bidden: Heer, wees mij zondaar genadig. O God, schep in mij een nieuw hart. (1)

Een zachtmoedig hart, door alle oneer en belee-diging gelaten te verdragen en met David uit te roepen (2) «laat hem, laat hem vloeken; 't is Gods toelating, dat hij David vloekt; en wie zou daarvan rekenschap durven vragen.quot;

Een geduldig hart, door gelaten en zoo mogelijk blijmoedig ziekte cn lijden van Gods liefderijke Vaderhand aan te nemen en met Job te bidden; gt;de Heer heeft het gegeven, de Heer heeft het genomen. De naam des Heeren zij gezegendquot;. (3) Een zuiver hart bovenal, door alle onreine ge-

(1) Ps. L.

(2) II Keg. XVI, 10.

(3) Job, I, 31.

-ocr page 300-

292

ilaclitcn en begeerten ver van uw hart te verwijderen, wetende dat, niets zoo welgevallia; is aan den Heiligen God, liet Goddelijk Hart van Jesus cn bet onbevlekt Hart van Maria, als een zuiver en ootmoedig hart, want de kuischen zullen den Koning tot vriend hebben, en zij alleen zullen met de Koningin der Maagden liet lied zingen, dat buiten hen niemand vermag aan te heften.

Vormt gij alzoo uw hart naar het Hart uwer Moeder, en hebt gij alzoo in het li. Hart van Maria uwe woonplaats gevestigd, clan woont gij in veiligheid, dan hebt gij een paradijs gevonden cn geniet gij een eeuwigen vrede Dan kunt gij op uw sterfdag onder 't uitspreken der woorden: Jesus, Maria, Joseph, ik schenk U mijn hart c: mijne ziel! »o zoet Hart van Maria, wees mijn-reddingquot; met vertrouwen de eeuwigheid ingaan. Maria zal u ie gemoet komen en uw hart zal zieli eeuwig verblijden in de II. Harten van Jesus ea Maria, wijl gij een waar vereerder van het Onbevlekt Hart van Maria, zijt geweest. j

-ocr page 301-

IN HO UI).

Bhid/.

Opdracht ............... 3

Woorden van den Goddelijken Zaligmaker tot de H. Mechtildis..............5

EERSTE DEEL.

De vereering van het H. Hart van Maria.

Hoofdstuk I. Waarin de vereering van het Hart

van Maria bestaat.......7

Aut. I. Wat verstaan wij door »het Hart van Maria?quot; 7 » II. Waarin bestaat deze vereering? .... 14 Hoofdstuk H. Doel der vereering van het H. Hart

van Maria....... . . 16

» » Hl. Voordeelen der vereering van het H.

Hart van Maria....... 20

» » IV. De Kerkelijke vereering van het H.

Hart van Maria ........25

Vereischten en voordeelen van de Aartsbroederschap van het H. Hart van Maria tot bekeering der zondaren ................36

Hoofdstuk V. De devotie der Heiligen tot het H.

Hart van Maria........40

TWEEDE DEEL.

De schoonheid van het H. Hart van Maria.

Hoofdstuk I. Het H. Hart van Maria in zijne Ontvangenis ..........50

-ocr page 302-

Blmi

Art. I. Maria's Hart is het Hart van de Doch •

ter des Hemelschen Vaders. ... 52 » H. Maria's Hart is het Hart van de Moeder van den Zoon Gods.....57

i) III. Maria's Hart is het Hart der Bruid

van den H. Geest.......62

Hoofdstuk H. Maria's Hart bij zijne Geboorte . . 69 » » IR. Maria'; Hart in don tempel te Jeru-

salen...........72

» » IV. Maria's Hart bij de Menschwording

van Gods Zoon........78

» » V. Maria's Hart bij het Bezoek aan Elisabeth ...........j 84

» » VI. Maria's Hart bij de Geboorte van den;

Goddelijken Zaligmaker.....| 86.

» » VII. Maria's Hart op den Calvarieberg . j 91 » » VIII. Maria's Hart op het Pinksterfeest . •104 » » IX. Maria's Hart bij zijne Hemelvaart en

Verheerlijking in den Hemel . . . 109

ï I

DERDE DEEL.

De deugden van Maria's Hart.

Hoofdstuk I. Het geloof van het Hart van Maria 118 » » II. De hoop van bot Hart van Maria 129 y » III. De liefde tot God van hot Hart vai

Maria..........137

» » IV. Het Hart van Maria was een ootmoe

dig Hart.........162

» » V. Het Hart van Maria was een zuivei

Hart............180

u » VI. Het Hart van Maria was een zachtmoedig Hart.........197

-ocr page 303-
-ocr page 304-

_

_

-ocr page 305-
-ocr page 306-